03.09.2013 Views

download - Vereniging Hendrick de Keyser

download - Vereniging Hendrick de Keyser

download - Vereniging Hendrick de Keyser

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Vereniging Hendrick de Keyser

Jaarverslag 2011


V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

D R I E E¨ N N E G E N T I G S T E J A A R V E R S L A G


Voorzijde omslag:

Foto: Interieur Huis Slegers, Den Bruijl 35 te Velp (foto Arjan Bronkhorst)

Achterzijde omslag:

Ontwerptekening Huis Slegers, Gerrit Rietveld (Collectie Centraal Museum, Utrecht)

J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Vereniging Hendrick de Keyser

De Vereniging heeft tot doel het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen in Nederland

Vereniging Hendrick de Keyser is opgericht op 3 januari 1918 en

erkend bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1918 no. 62. Haar

laatstelijk gewijzigde statuten zijn vastgelegd in een notariële akte

d.d. 7 september 2007. De Vereniging is ingeschreven in het

verenigingsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te

Amsterdam onder no. 40530264.

Iedereen kan lid worden van de Vereniging, zowel particulieren als

bedrijven.

De minimum contributies zijn:

• voor een lid € 25 per jaar;

• voor een lid ‘voor het leven’ (30 jaar) € 450 ineens.

Bedrijven kunnen alleen lid worden op jaarbasis. Bedrijven en

andere lichamen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen

kunnen giften aan de Vereniging aftrekken voorzover zij

tezamen met andere giften maximaal 50% van de winst betreffen

(met een maximum van € 100.000). Een gift aan Vereniging

Hendrick de Keyser mag tot een maximum van € 5.000 met 50%

meer aftrek worden verwerkt (Culturele ANBI).

Behalve leden kent de Vereniging donateurs. Deze betalen tenminste

€ 100 per jaar. Zij ontvangen de reguliere publicaties van

de Vereniging, doch kunnen verder geen aanspraak maken op de

rechten die leden hebben.

Vereniging Hendrick de Keyser wordt structureel gesteund

door BankGiro Loterij en SNS REAAL Fonds.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Voor de inkomstenbelasting kunnen giften aan de Vereniging

worden afgetrokken, voorzover deze giften, tezamen met andere

aftrekbare giften, zowel € 60 als 1 % van het drempelinkomen te

boven gaan. De aftrek bedraagt ten hoogste 10 % van het drempelinkomen.

Giften in de vorm van termijnen van lijfrenten, welke

berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane verplichting

om termijnen van (nagenoeg) gelijke omvang gedurende

vijf of meer jaren ten minste jaarlijks uit te keren, zijn steeds aftrekbaar.

Omdat Vereniging Hendrick de Keyser een ‘Culturele ANBI’

is, kunnen aldus gedane giften tot maximaal € 5.000 voor 125% in

aftrek worden genomen.

Vereniging Hendrick de Keyser is een instelling die de bevordering

van kunst en wetenschap ten doel heeft als bedoeld in de Successiewet

en de Wet op de inkomsten-, resp. vennootschapbelasting.

De Vereniging is sinds 1 januari 2006 vrijgesteld van het betalen

van zowel schenkbelasting over ontvangen schenkingen als erfbelasting

over ontvangen erfstellingen en legaten. Met ingang van

1 januari 2008 is de Vereniging opnieuw door het Ministerie van

Financiën aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling

(ANBI) en per 1 januari 2012 als ANBI met een Cultureel doel.

Voorts is de Vereniging door het Centraal Bureau Fondsenwerving

gecertificeerd.

Het kantoor van de Vereniging is gevestigd te:

Herengracht 172

1016 BP Amsterdam

Telefoon 020 521 06 30

Website www.hendrickdekeyser.nl

E-mail info@hendrickdekeyser.nl

Bankrelaties

ABN-AMRO 41.18.40.207

ING 48718


Samenstelling Bestuur

en Raad van Commissarissen

per 31 december 2011

Bestuur Jaar van aftreden

P.B. de Bruijn voorzitter 2012

H.B. van Wijk penningmeester 2012

A.A. Schulting secretaris 2012

H.J. Brouwer 2012

mw. C.W. Fock 2012

K.A. Ottenheym 2014

Raad van Commissarissen

A.L.L.M. Asselbergs 2012

A.F.W. Bosman 2012

W.F. Dutilh 2012

J. Franssen 2012

L. van Grunsven 2012

F.Q. Hoebens 2012

mw. P. Kruseman 2012

mw. M.C. Kuipers 2012

mw. E. Swaab 2012

T. de Swaan* 2012

H.M.J. Tromp 2012

M.C. van Veen 2012

mw. A.C. de Bruijn 2013

A.J.C. van Leeuwen 2013

R.J.G. Bandell 2014

B. Bleker 2014

mw. F.G. van Diepen-Oost* 2014

J.G.P.M. Helderman 2014

J.H.M. Lindenbergh 2014

A.J.A.M. Lisman 2014

K.J. Storm* 2014

E. Veen 2014

E. ten Cate 2015

M. Schimmelpenninck 2015

mw. W. Sorgdrager 2015

* audit commissie

Directeur

C.S.T.J. Huijts

Adjunct directeur

mw. J.L.P.B. Finaly

J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Pagina

6

8

18

33

36

38

43

44

45

46

48

50

51

54

56

80

87

Inhoud

Inleiding

Verwervingen

Instandhouding

Voorlichting

Financiële baten

Verenigingszaken

Verslag Raad van Commissarissen

Plannen voor de korte termijn

Verantwoordingsverklaring

Begroting 2012

Jaarcijfers 2011

Balans

Staat van Baten en Lasten

Toelichting op de Balans en de Staat van

Baten en Lasten

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Artikel

Continuüm of nieuw beleid?

door Carlo Huijts

Alfabetische lijst van huizen

Verspreidingskaart

Velp, Huis Slegers, detail kastenwand (foto Arjan Bronkhorst)


6

Verslag van de Vereniging

Inleiding

Ondanks de huidige tijden van crisis gaat het goed met Vereniging

Hendrick de Keyser. De onrust bij eigenaren over de toekomst van

hun monument levert de Vereniging veel werk op. Daartegenover

zijn wij zelf in staat om vrij snel te reageren op de negatieve kanten

die de crisis met zich meebrengt. Gelukkig kwam in 2011 een einde

aan de neergang in de huursector. De leegstand nam wat af omdat

woningen en bedrijven weer iets beter te verhuren waren dan in de

achterliggende twee jaar het geval was. Voor de grotere eenheden

en de panden buiten de Randstad bleef de markt wel moeilijk, waardoor

de huurderving nog altijd ongewoon hoog is. Bovendien is

duidelijk merkbaar dat er meer moeite gedaan moet worden om de

huurinkomsten op peil te houden. Dat resulteert in extra inspanningen

voor de vaste verhuur van onze panden, maar ook in een ronduit

moeilijke markt voor de ‘incidentele verhuur’; de verhuur van

locaties voor vergaderingen, huwelijken, recepties en andere bijeenkomsten.

In die markt neemt de Verenging door de aard van haar

panden een exclusieve positie in. De omzet op dat gebied moet komen

van kwaliteitzoekers en die zijn in het huidige klimaat lastig te

vinden. Daarnaast dienen wij zelf vindingrijker te zijn in het ‘product’

dat wij aanbieden in deze markt. Het resultaat van de recente

inspanningen op dat gebied geven echter aanleiding om ons hierop

sterker te richten, zij het dat slechts een beperkt aantal panden binnen

ons bezit zich hiervoor leent. Deze extra aandacht voor versteviging

van de inkomstenkant zal zich in de naaste toekomst onver-

Derde van rechts Marieke van Schaik, managing director van de BankGiro Loterij,

met v.l.n.r. Carlo Huijts, Cunera Vergeer, Pi de Bruijn, Niek Smit en Isja Finaly

(foto Roy Beusker)

mijdelijk vertalen in een verschuiving van personele inzet binnen

onze organisatie.

Op het gebied van onze andere inkomstenbron ‘Subsidies van

Overheden’ moesten echter forse verminderingen worden geïncasseerd.

Helaas is de situatie op dat gebied buitengewoon zorgelijk te

noemen. In de regel ontvangt onze Vereniging steun uit twee subsidiebronnen

van het Rijk: de BRIM-regeling (Besluit Rijkssubsidiëring

Instandhouding Monumenten) voor ons reguliere onderhoud

en restauratiesubsidie voor incidentele projecten. De restauratiesubsidie

is sedert enige jaren al afhankelijk van tijdelijke regelingen.

Immers, de vaste regeling op dit gebied (BRRM) was afgeschaft

met de instelling van het BRIM. Onder het BRIM was Vereniging

Hendrick de Keyser meteen gerangschikt als Aangewezen Organisatie

voor Monumentenbehoud (AOM), waardoor de verkrijging en

de verwerking van verschillende subsidies gemakkelijk zou moeten

gaan verlopen. In 2010 werd een experiment uitgevoerd, waarin de

Aangewezen Organisaties (inmiddels 22 stuks) onderling € 8 mln

voor het lopende jaar en € 8 mln voor 2011 mochten verdelen (ter

compensatie van de afschaffing vrijstelling overdrachtsbelasting van

monumenten). Deze verdeling verliep uiterst snel en soepel en leidde

tot de restauratie van een groot aantal projecten bij de verschillende

AOM’s. Onze Vereniging kon daardoor maar liefst 16 projecten

ter hand nemen. Ondanks het succesvolle verloop krijgt deze

regeling geen vervolg, zo bleek gedurende het afgelopen jaar. Ten

tijde van het vervaardigen van dit jaarverslag is het budget inmiddels

samengevoegd met andere budgetten en verdeeld over de

provincies die de prioritering van restauratieprojecten

zelf moeten bepalen. Deze nieuwe methodiek noodzaakt

ons om voor ieder project in een afzonderlijke

provincie een aanvraagprocedure te doorlopen, waarbij

wij met verschillende regelingen en verschillende

(lokale) afwegingen te maken krijgen. De ervaring

leert dat wij als landelijke organisatie slechts bij uitzondering

voor provinciaal geld in aanmerking

komen. Een andere landelijke regeling is niet meer

voorhanden, zodat de situatie op restauratiegebied

voor de komende jaren beslist zorgelijk genoemd

mag worden. In elk geval zal er alleen nog sprake

kunnen zijn van overname van een pand met restauratieopgave,

indien de subsidie in voldoende mate

wordt bijgeleverd.

Echter ook op het gebied van de reguliere

instandhouding (BRIM) spelen weinig rooskleurige

ontwikkelingen. Deze regeling was aanvankelijk bedoeld

als (kleine) steun in de rug voor de eigenaar

van een monument bij het in goede staat houden van

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Benificiënten van de BankGiro Loterij op het GoedGeldGala (foto Roy Beusker)

zijn pand. Drie jaar geleden werd de regeling echter ook opengesteld

voor groot onderhoud en middelgrote restauraties. Daarvoor

waren de budgetten echter volledig ontoereikend, waardoor de regeling

begin 2011 door een infarct getroffen werd: een enorme

hoeveelheid aanvragen werd ingediend, waarvan slechts een zeer

klein deel via loting gehonoreerd kon worden. Bij die loting viel

onze Vereniging met twee pakketten aanvragen helaas buiten de

toekenning. Een breder gevolg was, dat de regeling thans geheel

moet worden herzien. Daarbij is het zeer de vraag of het budget

onaangetast blijft en of de nieuwe regeling voor de Vereniging mogelijkheden

biedt. Bij het ter perse gaan van dit verslag was hierover

nog geen duidelijkheid.

Aankopen In het vorige jaarverslag is reeds gewezen op het

verschijnsel van het toegenomen aantal verzoeken aan onze Vereniging

om ons over een pand te ontfermen. In 2011 heeft deze trend

zich sterk doorgezet. In toenemende mate is dat beroep ingegeven

door een combinatie van bezorgdheid over de toekomst van het

gekoesterde monument en teleurstelling over de ontwikkeling van

de onroerendgoedmarkt. Voor dat laatste kan onze Verenging geen

oplossing bieden, zodat verreweg de meeste van de aanvragen tot

bemoeienis op niets uitdraaien. Geen van de contacten die langs

deze weg tot stand kwamen hebben in het verslagjaar tot een

verwerving geleid.

Toch is het bezit van de Vereniging in 2011 met drie panden

verrijkt, die ieder voor zich zeer de moeite waard zijn. In architectonisch

opzicht was de realisatie van de verwerving van een (inmiddels

derde) huis van architect Gerrit Rietveld (1888-1964), het huis

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

van de beeldhouwer Piet Slegers te Velp, de belangrijkste aanwinst.

In 2010 was de koopsom voor deze verwerving al geschonken door

de BankGiro Loterij, doch toen kon de overdracht niet worden afgerond.

Al bij de verwerving van ons eerste Rietveld-huis, Huis Hildebrand

te Blaricum, in 2000, was ons oog gevallen op het huis in Velp.

Van Rietvelds huizen zijn er nog maar weinig volledig gaaf bewaard:

dat wil zeggen met hun oorspronkelijke indeling en inrichting

(zoals keuken en badkamer), zonder vervanging van kozijnen

en zonder latere aanbouwen. Die zijn op de vingers van één hand te

tellen en zowel Blaricum als Velp behoren daartoe. Bovendien lijkt

het wel alsof Rietveld zich in zijn opdracht voor (andere) kunstenaar-opdrachtgevers

meer liet uitdagen tot een bijzonder ontwerp

dan bij zijn reguliere opdrachtgevers. De werkkamer of het atelier

werd niet simpelweg toegevoegd, maar vormen een essentieel

onderdeel in het ontwerp. Ook in Velp is het hoge atelier aan de

voorzijde gezichtsbepalend voor het ontwerp. Verder is de vormgeving

verbluffend eenvoudig en uiterst minimalistisch: er kan niets

meer af, zonder dat het huis onbruikbaar wordt. Daar waar Blaricum

in materiaalgebruik en vormgeving duidelijk vooroorlogs is, is

Velp een prachtig voorbeeld van moderne naoorlogse bouwkunst.

Wij prijzen ons zeer gelukkig dat de familie Slegers besloten heeft

om dit huis aan Vereniging Hendrick de Keyser over te dragen en

dat de BankGiro Loterij dit financieel mogelijk heeft gemaakt.

De tweede verwerving is verrassend van herkomst. De heer ir.

G.M.L. van Loon kende de Vereniging goed omdat hij er van 1994

tot 2002 als commissaris aan verbonden was. In 1980 had de heer

Van Loon zich ontfermd over het ‘Nonnetjeshuis’, aan de Voor-

7


8

straat 38 te Sint-

Annaland (Tholen).

Dit markante monument

verkeerde

in uiterst slechte

staat en zou zonder

een grondige restauratie

verloren

zijn gegaan. De

heer Van Loon

bracht het huis onder

in een stichting

en begeleidde

eigenhandig deze grote restauratie. Thans, na jaren van particulier

gebruik en verhuur, kwam de zekerstelling voor de toekomst aan de

orde. De heer Van Loon heeft in 2011 besloten om door “overdracht”

van de Stichting Oud Sint-Annaland aan Vereniging

Hendrick de Keyser het pand voor de verre toekomst veilig te

stellen. Wij verwerven daarmee een schitterend 17de-eeuws huis,

met een voor Zuidwest-Nederland karakteristieke gevel. Bovendien

is dit het enige huis in Sint-Annaland dat de grote brand van 1692,

die deze plaats geheel in de as legde, heeft overleefd.

Met de derde verwerving van 2011 doet onze Vereniging precies

waar zij in 1918 voor werd opgericht: het redden van een bedreigd

historisch monument. Ondanks dat in Nederland het totale bestand

aan monumenten gemiddeld in goede staat verkeert, komt er om de

paar jaar een verzoek bij ons binnen om een huis in ruïneuze staat

te redden van de ondergang. Ditmaal werden wij door de gemeente

Venlo gevraagd om ons te ontfermen over het ‘Kranenbreukershuis’,

een voormalige brouwerij/pottenbakkerij in Tegelen. Door

oorlogsgeweld, sloop, brand, verkrotting en weinig doordachte sanerings-

en bestemmingsplannen in de jaren zestig en zeventig van

de 20ste eeuw, zijn veel oude panden in de kern van Tegelen verloren

gegaan. Het Kranenbreukershuis is het enig bewaard gebleven

pottenbakkershuis in de regio; een zeldzaam restant van het vroegindustriële

verleden van Tegelen. Toch kende ook dit industriële

monument decennia (!) van leegstand en verwaarlozing. Daardoor

was al jaren geleden de kap lek geraakt en een deel van het gebouw

zelfs ingestort. Door uitspoeling waren de muren bouwvallig geworden

en de balklagen verrot. De keerzijde van het kapotte dak

was dat de prachtige houten kapconstructie zelf goed ventileerde

en daardoor goed bewaard bleef. Omdat het fabriekscomplexje

bouwhistorisch interessant was en de functionele geschiedenis goed

bewaard is, was er voldoende reden om dit monument te willen

behouden. Bovendien zorgde de slechte staat van dit hoekhuis

Sint-Annaland, 'Nonnetjeshuis' omstreeks 1919

voor een negatieve uitstraling op de omgeving. Door herstel op deze

plek moet er een revitalisatie van het hele buurtje volgen. Het

huis is met zware subsidie van Rijk, Provincie en Gemeente overgegaan

naar onze Vereniging onder de verplichting van een spoedige

restauratie. Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag zijn de werkzaamheden

hiervoor reeds gestart.

Verwervingen

Sint-Annaland, Voorstraat 38, ‘Nonnetjeshuis’

Op 23 mei 1692 werd Sint-Annaland, op het Zeeuwse Tholen,

getroffen door een hevige brand. Binnen enkele uren gingen 56

huizen, de nieuwe meestoof (een droogtoren voor het gewas meekrap

waaruit rode verfstof werd gewonnen), de brouwerij en 34

schuren in vlammen op. De schade was enorm. Slechts de kerk en

Sint-Annaland, 'Nonnetjeshuis', detail metselwerk

Sint-Annaland,

Voorstraat 38, 'Nonnetjeshuis'.

enkele huizen bleven gespaard, waaronder

dit voorname vroeg 17de- eeuwse woonhuis

dat sindsdien het oudste huis van het

dorp is.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Sint-Annaland ontleent zijn naam aan

Anna van Bourgondië die in 1476 het

gebied in leen kreeg van haar broer Karel

de Stoute en de hier droogvallende schorren

liet bedijken. Bij de bedijking werd

rekening gehouden met de aanleg van een

dorp, een ring-voorstraatdorp, waarbij de

Voorstraat, dwars gelegen op de dijk, aan

de ene zijde werd afgesloten door de

haven en aan de andere zijde door een

ring met kerk en kerkhof. De kerk werd

aan Sint Anna gewijd, de moeder van

Maria. De oudste woonhuizen stonden

aan de Voorstraat, de Ring, de Molendijk

en de Kaay. Ook op de plaats van Voorstraat

38 zal meteen al bebouwing zijn

geweest. Aan het begin van de 17de eeuw

werd echter een nieuwe, voorname woning gebouwd. Dit gebeurde

hoogst waarschijnlijk in opdracht van Jacob Cornelisse, die in 1600

benoemd werd tot baljuw van Sint-Annaland. Cornelisse verkocht

zijn huis met erf en een schuurtje, een schuur aan de andere zijde

van de achterweg en 218 roeden boomgaard in 1637 aan zijn

schoonzoon Cornelis Dierckxssen van Noorden. In de 17de en

18de eeuw werd het huis steeds bewoond door vooraanstaande

burgers, waaronder de baljuw, de rentmeester en de burgemeester

van Sint-Annaland. De rijk gedetailleerde trapgevel van het huis,

een pronkstuk van een inmiddels anonieme 17de-eeuwse meester

metselaar, is uitzonderlijk goed bewaard gebleven. De gevel is gemetseld

in gele baksteen met rode accenten. Boven de deur is een

gevelsteen met spreuk bewaard. De ontlastingsbogen van de vensters

beneden worden gedragen door kleine gebeeldhouwde kopjes

en de boogvelden zijn gevuld met fraai metselwerk. De gevel van de

benedenverdieping wordt afgesloten door een waterlijst en een

cordonband met metselmozaïek. Opmerkelijk zijn de veertien

gesmede sierankers en wel zeer uitzonderlijk is het grote sieranker

in het midden. In de 18de eeuw kregen de kruiskozijnen van het

huis nieuwe ramen. Achter de gevel staat een traditioneel ingedeeld

eenlaags huis. Het omvat een voorhuis, een brede onderkelderde

opkamer met bedstedenwand, een achterkamer, keuken, later aangebouwde

tuinkamer en twee zolderverdiepingen. Bijzonder is het

dubbele tongewelf in de kelder, mogelijk nog een restant van het

oudere huis. Het is een van de weinige oude kelders op Tholen die

gespaard zijn gebleven.

Hoewel het huis de verwoestende dorpsbrand van 1692 overleefde,

werden de bewoners na de brand belaagd. De verdenking was dat

op het achtererf van het huis de brand was ontstaan. Het huis werd

geplunderd en 150 zakken tarwe werden gestolen. De eigenaar,

landman en schepen Dirck Corneliszn. van Noorden, moest met

vrouw en kinderen een goed heenkomen zoeken. Hij verscheen

later voor de schepenbank waar hem ten laste werd gelegd dat hij

jarenlang zijn vrouw, dochter en dienstboden as had laten storten

achter zijn schuren of op de mestput, terwijl hij wist van het brandgevaar.

Zijn dochter was gezien op de dag van de brand met een

volle asketel. Dirk van Noorden ontkende de tenlastelegging, maar

verhuisde naar Sint-Maartensdijk. Een jaar na de brand verkocht hij

het huis. Ruim honderd jaar later, in 1797 kocht burgemeester

Jacob Elenbaas het pand. Zijn vermogende zoon Hubrecht Elenbaas

bezat het tot 1853. Het werd bij diens boedelscheiding toegewezen

aan de ongehuwde dochters Jacoba, Johanna en Kaatje

Elenbaas, die veel betekenden voor de lokale armenzorg. Het kreeg

door hun opvallende karakters, godsvruchtigheid en mensenschuwheid

(ze leefden achter gesloten vensterluiken) de naam ‘Nonnekeshuus’.

Na het overlijden van de laatste van de drie zusters werd het

huis in 1909 gekocht door de slager en veekoopman Jan Johanneszn.

Slager. Deze liet in 1927 een aangebouwd achterhuis tot

9


10

slachthuis verbouwen en richtte de ruimte links van de voordeur in

tot winkel. Een halve eeuw was er een slagerswinkel en slachterij

gevestigd. Het oude huis was in desolate staat toen het in 1980

zorgvuldig gerestaureerd werd in opdracht van de nieuwe eigenaar,

de heer ir G.M.L. van Loon. De restauratie omvatte naast herbouw

van de achtergevel diverse moderniseringen binnen het historische

casco. Zo maakte de slagerswinkel plaats voor een hal met spiltrap

en werd het slachthuis verbouwd tot tuinkamer. De heer Van Loon,

oud-commissaris van Hendrick de Keyser, heeft het door hem gerestaureerde

‘Nonnetjeshuis’ nu aan onze Vereniging overgedragen

om het een veilige toekomst te geven.

Tegelen, Hoekstraat 6-8, ‘Kranenbreukershuis’

Tegelen heeft een zeer lange traditie in het bakken van kleiwaren:

de naam van het dorp is zelfs afgeleid van het Latijnse woord

'tegula' (dakpan). Reeds in de Romeinse tijd werd de hoogwaardige

Tegelse klei in veldovens gebakken tot potten, plavuizen, bakstenen

en dakpannen. In de tweede helft van de 18de eeuw kende de kleiwarenindustrie

een hernieuwde bloei. Omstreeks 1830 had Tegelen

27 potten- en pannenfabrieken. In de 19de eeuw groeiden deze

kleine ambachtelijke werkplaatsen uit tot fabriekscomplexen. Het

dorp produceerde op grote schaal gebruiksaardewerk, dakpannen en

bakstenen die afgezet werden in heel Nederland. De kleiputten en

groeven bevonden zich vooral aan de oostkant van het dorp, op het

Tegelse hoogterras, waar de sporen van deze industrie nog zichtbaar

zijn in het landschap. Het vervoer van de producten van de

keramische industrie vond plaats over de Maas, via de haven van

Steyl, waardoor een groot afzetgebied werd bestreken. Naast de

kleiwarenindustrie had Tegelen in de 18de eeuw verschillende bierbrouwerijen

en stokerijen. In de 19de eeuw was er een bloeiende

sigarenindustrie en waren er ijzergieterijen.

Venlo, Hoekstraat 6-8, ‘Kranenbreukershuis’ gezien

vanaf de toren van de Martinuskerk (foto Roy Denessen)

Het Kranenbreukershuis werd gebouwd als brouwerij en vervolgens

gebruikt als pottenbakkerswerkplaats en tabaksfabriek. In de voorgevel

staat een gesmeed jaartalanker met het bouwjaar 1767. Het

pand werd in dat jaar opgetrokken in opdracht van het echtpaar

Houba-Cruysbergh. Zij vestigden er een bierbrouwerij. Mogelijk

werd deze functie gecombineerd met die van herberg. De locatie

van de brouwerij was gunstig: vlakbij de doorgaande weg van Venlo

naar Roermond. In eerste instantie was er sprake van een groot

rechthoekig gebouw met een zadeldak tussen twee puntgevels:

een bedrijfsgebouw met opslagcapaciteit. Het was eenvoudig van

constructie, met bakstenen muren, dragende balken, trekbalken,

houten vloeren en een pannendak zonder goten. De gevels waren

opgetrokken in ongepleisterde baksteen en hadden een gesloten

karakter met een deur op de begane grond en kleine zolder- en

vlieringvensters met luiken. In de top van de voorgevel prijkt nog

steeds een sieranker in de vorm van een roerspaan, een karakteristiek

brouwersattribuut. Het gebouw had een middengang, met

kamers aan beide zijden. In de rechtervoorkamer, waarschijnlijk de

keuken, zijn een grote schouw en een hardstenen vloer bewaard

gebleven uit de bouwtijd. De moer- en kinderbalken waren in de

kamers onbeschilderd in zicht. Alleen het plafond van de middengang

was voorzien van leemstucwerk. De hoge kap was in gebruik

als opslagruimte. De constructie van de sporenkap bestaat uit twee

dragende eikenhouten stapelspanten, muurplaten, wurmten of flieringen

en een nokbalk. De spanten zijn voorzien van telmerken.

Opmerkelijk is de detaillering van de dakvoet, met ‘aanlopers’ die

voor een open overstek zorgen, waardoor goede ventilatie van de

zolder mogelijk was. In het laatste kwart van de 18de eeuw werd

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

het gebouw uitgebreid met een klein voorgebouw of woonhuis en

een onderkelderde uitstek aan de achterzijde. Het voorgebouwtje

had slechts één woonkamer en een kleine zolderverdieping.

In 1829 wijzigden eigendom en gebruik van het complex. De pottenbakker-herbergier

Godefridus Krambrucher en zijn echtgenote

Margareta Heutgens kochten toen het huis met de brouwerij, een

moestuin en akkerland. Zij dienden een verzoek in om er een pottenbakkerij

te mogen vestigen. In twee openbare zittingen konden

bezwaren tegen deze industriële herbestemming kenbaar worden

gemaakt. Niemand kwam opdagen en een grondige verbouwing

volgde. Het voorgebouw werd verhoogd met een verdieping en

voorzien van nieuwe vensters. Het hoofdgebouw werd gemoderniseerd

en aan de achterzijde verrees een bedrijfsaanbouw. Deze grote

tweebeukige aanbouw, die het complex bijna in omvang verdubbelde,

was bestemd voor de pottenbakkerswerkplaats. De aanbouw was

verdeeld in enkele grote werk- en opslagruimten. De balklagen

waren hier van naaldhout in plaats van eikenhout en de plafonds

werden tussen de balken afgesmeerd (‘gespelderd’) met eenvoudig

stucwerk. Boven de deur van het achterhuis was lange tijd een

gekalkte ‘calvarieberg’ te zien, een afweerteken tegen onheil in de

vorm van een kruis op een driehoekige berg. In het hoofdgebouw

vernieuwde men vensters en deuren en ook de interieurafwerking

werd gemoderniseerd. De gevels kregen een dunne kalklaag. Van

1829 tot 1877 dreven de families Krambrucher en vervolgens Gitmans

hun brouwerij, herberg en pottenbakkerij in dit complex, dat

nog werd uitgebreid met een brouwhuis en een fabrieksgebouwtje

aan de overzijde van de straat waar gresbuizen werden geprodu-

Venlo,'Kranenbreukershuis', sieranker in vorm van een roerspaan Venlo, ‘Kranenbreukershuis’ anno 2011

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Venlo, 'Kranenbreukershuis', reconstructie

oorspronkelijke situatie (tekening Bart Klück)

Venlo, ‘Kranenbreukershuis’

(reconstructietekeningen Bart Klück)

1767

Vierde kwart 18de eeuw

1830

11


12

ceerd. De naam van het complex herinnert aan deze periode: tot op

de dag van vandaag blijven de inwoners van Tegelen het pand vernoemen

naar de 19de-eeuwse brouwers- en pottenbakkersfamilie,

waarbij ‘Krambruchershuis’ verbasterde tot ‘Kranenbreukershuis’.

In 1873 volgde een verbouwing waarbij het voorhuis een pleisterlaag

kreeg met schijnvoegen, de suggestie oproepend van natuursteenblokken.

Het bedrijf bleef bestaan tot 1877. In 1876 worden

in de krant nog ‘twee bekwame Pottedraijers’ gevraagd.

In 1877 kochten de tabaksfabrikant Joachim Hubert Beurskens en

zijn echtgenote Helena Frenken het Kranenbreukershuis. Tot de

overdracht behoorde ‘Eene in vollen gang zijnde Pottenbakkerij

met alle daarbij behoorende gereedschappen en Tuin en Een steenen

Pottenbakkerij’. De nieuwe eigenaren hadden andere plannen.

Zij vestigden er de ‘Stoom-Tabak en Sigarenfabriek De Jager’ die

vervolgens gedreven werd door verschillende generaties Beurskens.

Waarschijnlijk werd er niet meer gewoond. Omstreeks 1900 kreeg

een deel van de begane grond van het hoofdgebouw een nieuwe indeling.

Dit was de laatste verbouwing. Het gebouw bleef tot 1949

tabaksfabriek en sigarenmakerij, waarna verschillende bestemmingen

elkaar snel opvolgden. Van 1969 tot de dag van vandaag stond het

Velp, Den Bruijl 35, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)

gebouw leeg. Gebrek aan onderhoud betekende een steeds verdere

verkrotting. Weer en wind kregen vat op het gebouw. In 2002

stortte de achterbouw in. Eind 2009 kocht de gemeente Venlo het

ernstig verwaarloosde monument. Noodherstel werd uitgevoerd om

verder instorten te voorkomen. De gemeente Venlo heeft een beroep

gedaan op onze Vereniging en het gebouw aan ons overgedragen

waardoor restauratie mogelijk werd. Het complex zal nu hersteld

worden met ruimte voor wonen en een publieke functie die

verwijst naar het verleden van het pand

Velp, Den Bruijl 35, Huis Slegers Architectuur was

voor Gerrit Rietveld het inperken en zichtbaar maken van een deel

van de oneindige ruimte. Door te werken met abstracte vlakken, lijnen

en kleuren trok hij grenzen binnen de ruimte en gaf hij vorm

aan een ontwerpopdracht, zoals de bouw van een huis of het maken

van een stoel. Open en dicht, licht en massief, binnen en buiten

werden door hem gerangschikt tot een geheel. In een ontwerp legde

hij continu verband tussen de beperkte binnenruimte en de onbeperkte

ruimte daarbuiten. Door steeds te reduceren tot het essentiële

bereikte hij doelmatigheid, eenvoud en soberheid. Rietveld

hield zijn hele loopbaan vast aan deze ontwerpbenadering, maar het

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Velp, Huis Slegers, eerste schets voor een huis in Waalre

(collectie NAi, Rotterdam)

waren zijn vroegste werken, zoals de rood-blauwe stoel, de zigzag

stoel en het Rietveld-Schröderhuis (1924) die in grote tentoonstellingen

over De Stijl tot iconen van moderne vormgeving en architectuur

werden uitgeroepen. In de jaren dertig van de 20ste eeuw

experimenteerde Rietveld vooral met prototypes voor de volkswoningbouw

en bouwde hij abstracte wit-gesausde villa’s die passen

in wat wel de ‘International Style’ van de moderne architectuur van

die tijd wordt genoemd. Onze huizen Erasmuslaan 9 in Utrecht

(1933) en Hildebrand in Blaricum (1935) zijn prachtige voorbeelden

hiervan. Met de verwerving van Huis Slegers in Velp heeft onze

Vereniging nu ook de verantwoordelijkheid gekregen voor het

behoud van een tot in alle details bewaard gebleven Rietveld-huis

uit de jaren vijftig.

Begin jaren vijftig maakten beeldend kunstenaar Piet Slegers en zijn

vrouw Gerda plannen voor de bouw van een atelierwoning op een

perceel in Waalre. Ze vroegen Rietveld om een ontwerp. Hun nieuwe

huis moest licht en zonnig zijn en er was een beperkt budget.

Een lijstje van mevrouw Slegers uit omstreeks 1951

geeft enkele wensen, waaronder: ‘hoe meer zon en

lucht hoe liever, ruimte voor 6 personen, huiskamer

liefst met langste zijde en open deuren naar de tuin,

keukentje zo klein en practisch mogelijk, alle kamers

liefst zo veel mogelijk zon, brengen liefst geen kasten

of dressoir mee, geen behang’. Rietveld tekende twee

ontwerpen voor de atelierwoning. De welstandscommissie

had echter bezwaren en wees het ontwerp af

met de opmerkelijke redenering: ‘Alhoewel de Commissie

persoonlijk de architectuurrichting, welke de

ontwerper aanhangt, niet kan bewonderen, zijn de

aesthetische consequenties van deze overtuiging zo

logisch getrokken, dat zy het ontwerp op zich zelf

bezien niet kan afkeuren. Zy heeft echter ernstige be-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Velp, Huis Slegers, het eerste ontwerp voor een huis

in Velp (collectie NAi, Rotterdam)

zwaren tegen de plaatsing van dit woonhuis op het op de tekening

aangegeven terrein, daar het hier geprojecteerde bouwwerk detoneert

in deze omgeving.’

Omdat Waalre moeilijk bleek, verschoof de aandacht naar Velp,

waar de familie Slegers woonde. Hier had Rietveld al een huis gebouwd

voor de familie Stoop (1951). Het was door zijn eenvoud

de inspiratie voor Piet en Gerda Slegers geweest om Rietveld te

benaderen. Een eerste schetsmatig ontwerp voor een atelierwoning

op een perceel naast huis Stoop maakte Rietveld in juli 1952. ‘Alles

zeer eenvoudig’ schreef hij erbij. Rietveld schetste drie van elkaar

onderscheiden maar met elkaar verbonden bouwvolumes, alles gelijkvloers,

geplaatst als vleugels rondom een patio of open binnenruimte

op het zuiden (aangeduid als ‘zomer-/speelruimte’). Elk

bouwvolume, geaccentueerd in kleur en vorm, had een andere functie:

wonen, slapen en atelier. Veel elementen van het ruim twee jaar

later gebouwde huis zijn al herkenbaar in dit eerste ontwerp. Het

uiteindelijk gebouwde huis werd een stuk compacter. Zo draaide

Velp, Huis Slegers, schets van het eerste ontwerp voor Velp (collectie NAi, Rotterdam)

13


14

Velp, Huis Slegers, schets van het tweede ontwerp voor een huis in Velp (collectie NAi, Rotterdam)

Rietveld de slaapvleugel een kwart slag en schoof de woonvleugel

tegen het atelier. Het huis werd hierdoor teruggebracht tot twee in

plaats van drie visueel gescheiden vleugels, haaks op elkaar, die een

beschutte buitenruimte omvatten op het zuiden. Door te woekeren

met ruimte, won het ontwerp aan kracht.

Uit de bewaard gebleven bouwtekeningen blijkt de werkwijze van

Rietveld. Hij tekende eenvoudige, maar heldere schetsen van plattegronden

en gevelaanzichten. In de kantlijnen maakte hij berekeningen

van maten. Het concept, dat al bij de eerste schetsen behoorlijk

trefzeker vast lag, werd schetsmatig uitgewerkt op papier waarop

rasters met gelijke maten waren getekend. De modulemaat, 1m² bij

Huis Slegers, kon eventueel afgestemd worden op de opdrachtsituatie.

Het rastersysteem (via zijn leermeester Piet Klaarhamer afgeleid

van Berlage) werd door Rietveld niet gebruikt uit een behoefte

tot standaardisatie, maar als hulpmiddel bij het visualiseren van een

evenwichtige ruimtelijke compositie. De vaste maatverhoudingen

zijn bij Huis Slegers zeer tastbaar in de grote ateliervensters met gelijkvormige

ramen. In de loop van 1954 werd het plan voor het huis

uitgewerkt in bouwtekeningen en een werkomschrijving. Rietveld’s

medewerker J.B. van Grunsven maakte de detailtekeningen, die een

paraaf kregen van de architect. Aannemer Boks uit Velp stuurde op

29 oktober 1954 een prijsopgave voor de bouw van het huis voor

een bedrag f. 24.950,-. Het werd opgeleverd in 1955.

De atelierwoning voor Piet en Gerda Slegers is gebouwd

op een iets naar beneden aflopend perceel, onregelmatig

van vorm, op de hoek van twee rustige lanen in Velp.

Het glooiende perceel vindt zijn voortzetting in het

schuine lessenaarsdak van de atelier- en woonvleugel. De

indeling van de bescheiden villa vormt een prachtig

voorbeeld van het ontwerptalent van Rietveld, waarbij

uiterst doelmatig is omgegaan met ruimte. Een nagenoeg

vierkant volume onder een lessenaarsdak bevat het

atelier (op het noorden), een kleine keuken en de woonkamer

(op het zuiden). Entree, hal en keldertrap zijn in

een lager tussendeel ondergebracht. Aan de westzijde

ligt de slaapvleugel onder een plat dak met daarin drie

bescheiden slaapkamers en een badkamer. Het huis is

vrij gesloten aan de straatzijden en zeer open aan de

zuidzijde. Het plaatsen van een woon- en slaapvleugel

dwars op elkaar, georiënteerd op de zon, deed Rietveld

vaker in zijn huizen van de jaren vijftig en zestig. Zo

creëerde hij een beschutte buitenruimte met veel privacy.

De tuin rondom het huis, met sculpturen van Piet

Slegers, is eenvoudig.

Rietveld maakte in de vormgeving van Huis Slegers gebruik van een

subtiel spel met open en gesloten vlakken, contrasterende kleuren

en rechte en schuine vormen. Zo heeft het atelier open glasvensters,

maar ook gesloten gevels die zijn opgetrokken als zwartgeschilderde

bakstenen muren. Dit veroorzaakt krachtige visuele contrasten met

de rest van de woning, die zich aan de beschutte zuidzijde met een

glaswand opent naar de tuin. Het lessenaarsdak van het atelier ligt

als een schuin vlak in de oneindige ruimte, de zwartgeschilderde

muur vormt een contrasterend verticaal vlak. Beide zijn als het ware

doorgetrokken in de oneindige dimensies van de ruimte en maken

deze zichtbaar, net zoals de beroemde hoekramen van het Rietveld-

Schröderhuis dat doen. Een terugliggende zwarte plint tilt de witgeschilderde

slaapvleugel visueel op waardoor deze lijkt te ontsnappen

aan de zwaartekracht. Het teruggrijpen op ruimtelijke middelen

die vooral geassocieerd worden met het vroege werk van Rietveld

en De Stijl zijn niet toevallig. In de jaren vijftig vestigden internationale

tentoonstellingen in Amsterdam, Venetië, New York,

Sao Paolo en Rome voor het eerst op grote schaal de aandacht op

De Stijl. De naam van Rietveld werd onlosmakelijk verbonden

met De Stijl, veel meer dan met zijn werk uit de jaren dertig.

Rietveld reageerde op deze hernieuwde aandacht door in zijn werk

volumes, lijnen en massa aan te zetten met accenten in de beroemde

Stijl-kleuren. Huis Slegers is het beste voorbeeld van deze

‘comeback’ van De Stijl.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Velp, Huis Slegers, gevel (foto Arjan Bronkhorst) Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)

Het ontwerp werd uitgewerkt met allerlei geraffineerde details

waarin de hand van de ambachtsman-architect goed is aan te voelen.

Alles is op de cm ontworpen en gedetailleerd. Zo zijn de dakgoten

opgenomen in de randen van het dak en daardoor weggewerkt

uit het zicht. Architectonische vlakken moesten immers vrij

doorlopen in de ruimte. De dakranden zijn minimaal geaccentueerd

door een klein zinken afdekrandje, waarbij de strips in elkaar zijn

geschoven zonder te solderen. De regenafvoer verloopt binnenshuis,

omdat regenpijpen anders als verticale lijnen de compositie

zouden storen. Een ander opvallend detail is de wijze waarop de

grote ateliervensters in de hoek bij de ingang van het huis elkaar

koud aanraken. Hierdoor ontstaat een suggestief ‘W-profiel’ dat

Rietveld vaker toepaste waar twee vlakken elkaar raken maar visueel

moesten doorlopen. De vensters van de slaapkamers en het zijvenster

van de woonkamer zijn als abstracte vlakken in de muur ‘gesneden’.

Het glas van alle vaste vensters is direct in de sponningen gezet

zonder enige rand.

Velp, Huis Slegers, het uitgevoerde ontwerp van Rietveld (collectie Centraal Museum Utrecht)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Rietveld gebruikte kleur als ruimtelijk middel. Kleur was voor hem

ondersteunend aan het zichtbaar maken van een ruimtelijk concept,

het meer of minder benadrukken van bouwmassa’s. De kleuren van

Huis Slegers zijn grotendeels origineel: de bakstenen gevels zijn

zwart of wit geschilderd, de kozijnen wit zoals bij het naastgelegen

huis Stoop. Het wit van de kozijnen versterkt met name het open

karakter van de zuidgevel, het zwart de geslotenheid van de bakstenen

noord- en oostgevel. Deuren en draaiende vensters werden geaccentueerd

door het gebruik van een primaire kleur: blauw, geel,

rood, zwart, wit of een grijstint. In de grote venstervlakken van atelier,

woonkamer en keuken liggen de vaste glasvensters meer naar

binnen en zijn de draaiende ramen en deuren vóór in de raamstijlen

gezet. Het is zowel functioneel als visueel subtiel. Rietveld was vaak

aanwezig bij het mengen van verf maar kon kleur ook relativeren.

In Huis Slegers schreef hij de kleuren voor het interieur in potlood

op de muren. Materiaal en bouwtechniek waren voor Rietveld van

ondergeschikt belang. Materialen werden door hem vooral gekozen

15


16

Huis Hildebrand en Huis Slegers: een vergelijking

Een vergelijking tussen ons enige jaren geleden verworven en gerestaureerde

Huis Hildebrand (1935) en Huis Slegers (1955) laat

goed de constanten en ontwikkeling zien in de ontwerpbenadering

van Rietveld. Beide ‘atelierwoningen’ werden ontworpen op een

beperkt budget voor een kunstenaar (in Blaricum een schrijver, in

Velp een beeldend kunstenaar) en hun jonge gezinnen. In beide

ontwerpen werd door Rietveld zeer doordacht omgegaan met

ruimte. Huis Hildebrand is avant-gardistisch, spannend en experimenteel.

Het heeft een compact volume over twee bouwlagen,

zoals bij de andere voor-oorlogse Rietveld-huizen. Strak, glad en

witgesausd past het in de modernistische woonhuizen van de

‘International Style’ van de jaren dertig. De kleuren zijn wit, aluminium

en blauw en in het interieur paste Rietveld pasteltinten

toe. De indeling van het huis is maar ten dele afleesbaar aan de

gevels, die het huis omsluiten. Het heeft een open plan, maar met

schuifwanden kunnen ruimtes nog wel ingedeeld en afgesloten

worden. Met zijn asymmetrische plattegrond, transparante gevels,

nadruk op ruimtelijkheid en de afwezigheid van ornament brak het

huis met de gebruikelijke architectuur van zijn tijd. Huis Hildebrand

was een controversieel ontwerp. Huis Slegers was dat

twintig jaar later ook, zoals blijkt uit de reactie van de Welstandscommissie

in Waalre. De problemen met toezichthoudende instanties

zijn een constante in de loopbaan van Rietveld. Toch was het

moderne wonen in een zonnig huis, op een open, functionele

plattegrond, in de jaren vijftig minder avant-gardistisch en afwijkend

van de norm dan in de jaren dertig. Wonen over twee

Blaricum, Huis Hildebrand (foto Arjan Bronkhorst)

lagen wordt in het naoorlogse werk van Rietveld verlaten voor

geheel gelijkvloers wonen op een open plattegrond. In sommige

aspecten is Huis Slegers verder uitgedacht dan Huis Hildebrand.

Zo is het scheiden van functies (slapen, wonen en werken) hier

verder doorgevoerd. Dit is ook duidelijker afleesbaar in de gevels.

De compositie is rustig en zelfverzekerd, met losse, sprekende

bouwvolumes. Het atelier van Slegers is met zijn grote ‘ateliervensters’

een opvallend element, net zoals de werkkamer van Hildebrand

dat is. Binnen en buiten lopen in Velp meer in elkaar over,

waarbij de vlakken en lijnen in het ontwerp een verband leggen

met de oneindige ruimte van de leefomgeving. De vorm van het

huis is gebruikt om een beschutte buitenruimte in de tuin te creëeren.

Huis Hildebrand is meer een losstaand object in zijn omgeving.

Het materiaal waarin het huis in Blaricum is opgetrokken is

anoniem: de bakstenen muren zijn wit gepleisterd alsof het om

beton gaat. Stalen raamprofielen zijn openlijk toegepast ‘om aan

te tonen dat constructie en schoonheid geen tegenstellingen

behoeven te zijn’ aldus Rietveld. In Velp is baksteen, weliswaar

geverfd in een kleur, herkenbaar als het bouwmateriaal. Het koude

staal heeft hier plaatsgemaakt voor hout. Bij Huis Slegers grijpt

Rietveld terug op de primaire kleuren van De Stijl om ruimtelijke

vormen te accenturen. Hij plaatst hiermee nadrukkelijker zijn

eigen signatuur. Wat bij een vergelijking tussen de twee huizen

echter vooral opvalt zijn drie constanten: het ‘woekeren’ met

ruimte, het terug willen keren tot de essentie en de ambachtelijkheid

van de uitwerking. (N. Smit) ■

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)

voor visuele, ruimtelijke effecten. Betaalbaarheid, of het voorradig

was, eenvoud en soberheid bepaalden mede de keuze. Huis Slegers

werd gebouwd met een eenvoudige constructie in baksteen, glas en

hout. Het heeft een fundering met toepassing van betonplaten, gedeeltelijk

stampbeton en gedeeltelijk gewapend (voor de kelder).

De buitenmuren hebben een spouw. De binnenmuren zijn halfsteenswerk,

tussen atelier en woonkamer eensteens. Dak en vloeren

zijn geconstrueerd met houten balken en platen. Het dak kreeg een

rubberoïd bedekking.

In het huis zijn op diverse plaatsen bovenlichten en doorkijkjes toegepast

met groot ruimtelijk effect. Zo heeft het licht vrij spel in de

woonkamer en de keuken. In de woonkamer heeft het aflopende

lessenaarsdak een ruimtelijk effect. Tegen de lange binnenmuur is

een eenvoudige open haard geplaatst. Er zijn geen radiatoren in het

zicht: het huis heeft heteluchtverwarming met roosters in de vloeren.

Het open keukentje is ‘zo klein en practisch mogelijk’, zoals

gevraagd door mevrouw Slegers. Het heeft gele tegels voor aanrecht

en wanden, een zwart granito aanrechtblad en blauwe tegels

op de vloer, die ook in de hal liggen. Een betegelde rand is een

handig element boven het aanrecht. Tussen keuken en woonkamer

is een doorgeefkast gemaakt, met werk- en serviesgedeelte. Een

schuifdeur opent de keuken naar de woonkamer. In de hal bevindt

zich de trap naar de kelder en de stookkelder. Het halfronde trapgat

is het enige ronde element in het huis. De afwerking van het interieur

is sober, functioneel en licht. Wanden zijn gestuukt en ruw geschuurd

en hebben een klein plintje, de plafonds vlak gestuukt op

steengaas. Ook in het interieur ondersteunt de kleurstelling de

ruimtelijke werking. Zo kreeg de binnenmuur van de woonkamer

gedeeltelijk een lichtblauwe tint, passend bij het blauw van de tegelvloer

in keuken en hal, en zijn de openslaande deuren naar de tuin

van binnen lichtgeel geschilderd (buiten zijn dezelfde deuren blauw

en zwart geschilderd). De ongeschilderde binnendeuren van het

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

huis zijn behandeld als vlakken en hebben een oppervlak van limba

fineer. Ze volgende de modulemaat van 1 meter breedte, bij de

slaapkamers zijn ze iets smaller in maat. Nergens in het huis is er

overbodige ruimte. De efficiënte plattegrond, de ruimtelijkheid van

het ontwerp en de uitwerking van details als ingebouwde kasten,

maakten het mogelijk dat op een woonoppervlak van ongeveer 80

m² zes mensen goed konden wonen. Opmerkelijk is dat er slechts

één toilet aanwezig is, in de badkamer. De ruimte voor een aparte

wc is wegbezuinigd.

Huis Slegers is in 2007 opgenomen in de lijst van 100 topmonumenten

uit de wederopbouwperiode (de “lijst Plasterk”) die tot

rijksmonument zouden worden aangewezen, hetgeen in 2010

gebeurde. Het was één van 15 woningen en wooncomplexen op

die lijst. Het huis wordt nog steeds bewoond door de bevlogen

opdrachtgevers van de architect, die het ruim vijftig jaar in oorspronkelijke

staat hebben gehouden.

Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)

17


18

Instandhouding

In 2011 bedroegen de uitsluitend aan instandhouding bestede

kosten (dus zonder verrekeningen) € 10.225.656. De basis voor de

duurzame instandhouding van onze panden wordt gevormd door

de huuropbrengst. Deze bedroeg in 2011 € 7.282.463 en werd

aangevuld met € 22.657 tot € 7.305.120 door incidentele opbrengsten,

waaronder de verhuur van enkele van onze bijzondere

locaties voor vergaderingen en bijeenkomsten, of als filmlocatie.

Net als in voorgaande jaren is dus meer geld aan instandhouding

besteed dan er aan huurinkomsten binnen kwam. Het verschil (40%

extra) is echter beduidend minder dan in 2010 (80% extra), omdat

minder bijdragen uit overheidssubsidies of van fondsen in 2011 ons

dwong tot minder uitgaven voor restauraties. Gelukkig kon bijtijds

een aantal werken worden versoberd, uitgesteld of getemporiseerd.

Deze situatie zal zich de komende jaren voortzetten, waardoor het

in mindere mate mogelijk zal zijn om onze panden na restauratie af

te werken op het zeer hoge niveau dat wij de laatste jaren gewend

waren.

Aan 55 panden is in 2011 voor meer dan € 25.000 aan instandhoudingkosten

besteed (in 2010 aan 68).

In 14 gevallen (2010: 8) daarvan lag de besteding tussen de

50.000 en de € 100.000, te weten bij:

Amsterdam

Henri Polaklaan 9

Herengracht 172

Herengracht 284

Arnhem

Bovenbeekstraat 21

Bolsward

Kleine Dijlakker 17

Driebergen-Rijsenburg

Hoofdstraat 89-91

Dronrijp

Tsjerkebuorren 12

Franeker

Eise Eisingastraat 2

Hardegarijp

Rijksstraatweg 24

Hoorn

Korenmarkt 8

Makkum

Vallaat 22

Makkum, Vallaat 22, gevel in de steigers

Monnickendam

Noordeinde 5

Utrecht

Janskerkhof 16

Vollenhove

Kerkplein 1-3

Bij de panden in Amsterdam, Arnhem, Driebergen en Monnickendam

betrof het in feite niets anders dan regulier onderhoud aan een

groot of bewerkelijk pand. In Dronrijp en Hardegarijp werd in de

panden geïnvesteerd om ze gereed te maken voor de verhuur, terwijl

in Vollenhove en Franeker de partiële renovatie in verhuurde

staat werd afgemaakt. Bij het pand in Hoorn was sprake van groot

onderhoud. In Bolsward en Makkum betrof het deelwerkzaamheden

in de aanloop naar een omvangrijke renovatie. Het laatste pand

lichten we hieronder nader toe.

Makkum, Vallaat 22 In Makkum wordt in fasen gewerkt

aan de restauratie van het ‘Kingma-Huis’ aan het Vallaat. Dit huis

uit 1748, dat in 2009 verworven werd door de Vereniging, heeft

een getrapte halsgevel met sierlijk bewerkte natuurstenen ornamenten

in late Lodewijk XIV-stijl. In 2011 zijn werkzaamheden uitgevoerd

aan de gevels waarbij het slechte voeg- en metselwerk van de

voor- en zijgevel werd hersteld. Er was sprake van zeer harde cementvoegen

waardoor water alleen door de steen kon worden afgevoerd,

met het gevolg dat die sterk erodeerde. Voorzichtig is het

voegwerk verwijderd en vervangen door voegen op kalkbasis. Spectaculair

was de demontage van natuurstenen onderdelen van de geveltop,

die met een enorme takel en kraanwagen van de gevel werden

getild. Demontage was nodig om slecht metselwerk, enkele ankers

en gescheurde natuursteen onderdelen in de topgevel te kunnen

herstellen. Deze pronkstukken van 18de-eeuws Fries beeldhouwwerk,

toegeschreven aan beeldhouwer G.J. Nauta, zijn inmiddels

weer teruggeplaatst. Tot slot werd aan de achtergevel het houten

schotwerk hersteld. Het verwijderen van de rotte delen gunde

ons een blik op de bakstenen achtergevel. Deze bleek vroeger in de

lijnolie te hebben gestaan. Ook kwam een vlechting tevoorschijn

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Drie kleurprojecten: Franeker, Bolsward en Maastricht

Toch kan soms ook met weinig extra geld de kleurrijke

historie van een pand worden teruggebracht.

Zo werd in 2011 bij drie panden schilderwerk uitgevoerd,

waarbij de voorgevels op basis van onderzoek

weer in hun historische kleurstelling konden worden

geschilderd. In de loop van de 20ste eeuw zijn namelijk

talloze gevels in wit en ‘monumenten’-groen

geschilderd, conform de mode vanaf de jaren 1920

én de voorkeur van vele welstandscommissies.

Zo was ook de voorgevel van het winkelpand aan de

Eise Eisengastraat in Franeker in wit en groen geschilderd.

De fraaie tegeltableaus in de etalage en het

Art Nouveau-achtige houtwerk deden echter vermoeden

dat de kleurstelling van de gevel anders

moest zijn geweest. Bij nauwkeurig onderzoek werden

de kleuren bruin, oker en crème aangetroffen,

die vervolgens ook zijn teruggebracht. Een opmerkelijk

detail is dat de hervonden okerkleur van de gevel

exact overeen blijkt te komen met de okerkleuren

van de exotische tegeltableaus in de etalages.

In Bolsward wijzigde het gevelbeeld van het woonwinkelpand

van de firma Albada Jelgersma van

baksteen met spierwit naar de vroeg 19de-eeuwse

kleurstelling van baksteen met oker en zwart.

Als laatste werd kleuronderzoek gedaan aan een van

oorsprong 16de-eeuws pand in Maastricht. Het pand

was helemaal wit geschilderd, wat in de 19de eeuw

zelfs door de gemeente werd voorgeschreven omdat

het aantal straatlantaarns moest worden gehalveerd

en omdat het ‘zo proper stond’. Omdat bij dit pand

de gevelindeling echter grotendeels 18de-eeuws is,

werd nu bij het schilderwerk gezocht naar de kleurstelling

uit deze tijd. Dit bleek onmiskenbaar

een mergelkleur te zijn. De

hardstenen raamkozijnen waren daarbij

nog eens grijs overschilderd (maar nu

met kaarsrechte randen) en de houten

deurkozijnen werden grijs geschilderd

om ze op natuursteen te laten lijken.

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat

ze in het verleden niet bang waren om

kleur toe te passen aan het exterieur en

dat door een kleurrijke toonzetting de

plasticiteit en zeggingskracht van een

gevel enorm kan toenemen. (I. Finaly) ■

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Franeker, Eise Eisingastraat 2, voor en na restauratie

Bolsward, Kleine Dijlakker 17, voor en na restauratie

Maastricht, Achter de Molens 26-30, voor en na restauratie

19


20

Amsterdam, Herengracht 59, ‘de Hond’

Amsterdam, ‘de Hond’, behangpakket

die op een laag achterhuis (van slechts één bouwlaag) wijst. Toekomstig

onderzoek zal meer licht werpen op de bouwgeschiedenis

van dit intrigerende pand.

Aan 19 (2010: 22) van de hiervoor genoemde 55 panden is in 2011

meer dan € 100.000 besteed (waaronder aan 5 panden zelfs meer

dan € 500.000), omdat het instandhouding van (grotere) complexen

betrof of het werk betrekking had op volledige restauraties

of delen daarvan.

Het ging daarbij om:

Amsterdam, Diemerzeedijk 27

Renovatie van het tweede bijgebouw (vml. koetshuis).

Amsterdam, Herengracht 476

Bijdrage in verbouwing en herinrichting zolderverdieping.

Dordrecht, Bolwerk 4

Volledige restauratie.

Haarlem, Spaarne 15-17

Restant aularestauratie en restauratie benedenverdieping in

verband met huurmutatie.

Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4

Restant restauratie.

Middelburg, Vlasmarkt 51

Splitsing en restauratie restanten voorgaande huizen

Naaldwijk, Heilige Geest Hofje 1-12

Renovatie enkele woningen.

Scheveningen, Zwaardstraat 16

Restant gevelrenovatie.

Schiedam, Aleidastraat/Hofje van Belois 1-37

Renovatie woning.

Velsen-Zuid, Rijksweg 134

Restant restauratie hoofdhuis Beeckestijn en volledige

restauratie noordelijk koetshuis.

Verder verdient binnen deze categorie nog het restauratiewerk aan

de volgende panden aparte aandacht:

Amsterdam, Herengracht 59, ‘de Hond’ Dit

smalle doch voorname grachtenhuis, genaamd ‘de Hond’, werd in

1659 gebouwd in opdracht van de doopsgezinde koopman Isacq

van Halmael. Het kreeg een verhoogde halsgevel in classicistische

stijl en hoge gemetselde Ionische pilasters die over twee verdiepingen

reikten. Het is een vroeg voorbeeld van een woonhuis met een

dwars geplaatst achterhuis, dat door een (inmiddels 19de-eeuws)

trappenhuis langs een binnenplaats met elkaar is verbonden. De originele

indeling van het pand is in grote lijnen bewaard gebleven.

Rond 1840 kreeg het huis nieuwe stucplafonds, schoorsteenmantels

en betengelde wanden. In 1963 werd dit pand – dat al in het

oprichtingsjaar (1918) van onze Vereniging in haar bezit kwam –

technisch opgeknapt en geschikt gemaakt als kantoor op de beletage

met een bovenwoning. Pas nu in 2011 kon dit pand, na een

huurmutatie, eindelijk grondig worden gerestaureerd. Daarbij werd

de historische indeling versterkt door latere wandjes weg te halen.

Waar mogelijk werd de afwerking met marmer-imitaties en houtingen

teruggebracht. De intensiteit van het gebruik werd verkleind

door het pand weer als één geheel, woning met kantoor aan huis,

te verhuren.

Besloten werd om de keuken en bijkeuken terug te brengen in het

achterhuis. In het souterrain werd het oorspronkelijke raam naar de

binnenplaats gereconstrueerd, oude marmeren vloertegels werden

teruggebracht en een hangschouw werd hersteld. Op de eerste

verdieping van het achterhuis werd de badkamer ondergebracht,

zodat alle ‘natte’ voorzieningen zich net als vroeger in het achterhuis

bevinden.

Tijdens de restauratie kwamen een paar nare verrassingen aan het

licht: zo was er meer asbest aanwezig dan aanvankelijk geïnventariseerd

en waren verschillende balken van het achterhuis zo rot dat ze

geheel vervangen moesten worden. Bij de overige balken konden

ingerotte balkkoppen traditioneel in hout worden aangelast.

Daarnaast waren er ook mooie vondsten. Zo werd tussen de woonkamer

en de gang een houten zogenoemde ‘Brabantse wand’ aangetroffen

(vooral in de 19de eeuw toegepaste scheidingswand bestaande

uit houten stijl- en regelwerk, betimmerd met latten waartegen

glad stucwerk was aangebracht) en werden in de keuken kraaldeeltjes

en oude ‘witjes’ gevonden, die uiteraard gehandhaafd werden.

De meest bijzondere vondst was echter een dik pakket behang

dat boven een later plafond op de bel-etage tevoorschijn kwam: het

pakket bleek twaalf lagen behangsels uit de periode 1770 tot ca

1875 te bevatten, die door archiefonderzoek gekoppeld konden

worden aan alle opeenvolgende bewoners. Ook de bijpassende

geschilderde afwerklagen waren terug te voeren op de bewonersgeschiedenis.

Bij de restauratie is de periode 1842, de periode waarin

de stucplafonds werden aangebracht, als uitgangspunt genomen

voor de restauratie van de stijlkamers op de bel-etage.

Het werk stond geheel onder eigen directie en kon eind 2011

worden opgeleverd.

Amsterdam, ‘de Hond’, tussenverdieping achterhuis Cruquius, Cruquiusdijk 27, de Cruquius (foto Arjan Bronkhorst)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Amsterdam, ‘de Hond’, achterkamer bel-etage

Cruquius, Cruquiusdijk 27, vml. stoomgemaal

De Cruquius is één van de drie gemalen waarmee het Haarlemmermeer

werd droog gepompt en de enige die zijn originele machinerie

heeft behouden. Eind 2009 kwam de Cruquius in bezit van de

Vereniging met de verplichting om een hoognodige cascorestauratie

uit te voeren.

De Cruquius is geen traditioneel gebouw, maar eigenlijk alleen een

machine waarvan de buitenste schil – het metselwerk – noodzakelijk

is om de krachten van de machine op te vangen. Dat is ook niet

21


22

vreemd als je bedenkt dat er destijds met elke pompslag een kracht

van 400 pk gemoeid was en er een massa van 86 ton in beweging

kwam. De grote stoommachine dreef, door op- en neergaande

bewegingen, acht balansarmen aan die op hun beurt acht pompzuigers

(met een doorsnee van 1,80 m) water lieten oppompen.

Per uur werd bijna 14.500 m 3 opgepompt; dat zijn 29.000 badkuipen

vol!

Het gemaal is in 1846-’49 opgetrokken in neogotische bouwtrant,

de populairste bouwstijl in de 19de eeuw waarin niet alleen veel

landhuizen en talloze katholieke kerken werden gebouwd, maar ook

gebouwen van techniek en industrie zoals bruggen, stationsgebouwen

en dus ook stoomgemalen.

Zoals wij in het vorig jaarverslag reeds meldden werden in 2010 al

veel bouwkundige problemen aangepakt: het harde cementvoeg- en

pleisterwerk werd vervangen door kalkhoudende mortels, de eiken

stortvloer werd vervangen door een vloer van Azobéhout en verrotte

balkkoppen werden aangegoten.

In 2011 lag de nadruk op het herstel van de gietijzeren onderdelen,

op schilderwerk en op de dakwerkzaamheden. De gietijzeren gebouwdelen

en ornamenten waren vrijwel allemaal gecorrodeerd,

waardoor ze het omliggende werk (baksteen, natuursteen of ander

gietijzer) kapot drukten. Daarom werden alle gietijzeren onderdelen

gedemonteerd en in de smederij schoongestraald, geschoppeerd

(d.w.z. onder grote druk en hitte voorzien van een aluminiumzinklaag).

Na terugplaatsing zijn zij vervolgens in hun oorspronkelijke

kleurstelling afgeschilderd. De restauratie van de gietijzeren

deuren van het Ketelhuis bracht een verrassende structuurverbete-

Cruquius, stoomgemaal de Cruquius, restauratie schoorsteen

Cruquius, de Cruquius, ketelhuis met

verborgen deuren achter voorzetwand

Cruquius, de Cruquius, ketelhuis

met open gietijzeren deuren

ring met zich mee. Voor de demontage van de deuren moest namelijk

een lange voorzetwand, aldaar geplaatst om tocht te weren en

om museum-objecten tegenaan te plaatsen, worden verwijderd.

Door de deuren na restauratie van degelijke tochtwering te voorzien,

konden de deuren in het zicht blijven en twee deurstellen

kunnen nu, door de plaatsing van hardglazen achterzetpuien, zelfs

permanent open staan. Daardoor is de oorspronkelijke relatie tussen

binnen (stookketels) en buiten (ringvaart waarover de kolen per

schip werden aangevoerd) weer hersteld.

Ook werd het dakbeschot van het Ketelhuis, conform de oorspronkelijke

19de eeuwse situatie weer zwart (!) geschilderd en de balustrade

van de buitenomloop wit en grijs. Bij de restauratie is de periode

1860-1888 als uitgangspunt gekozen, omdat in die periode

het gemaal tot zijn huidige omvang, met twee zijbeuken aan het

Ketelhuis, uitgroeide. Bij die fase hoorde echter ook een hogere

schoorsteen met een ‘kantelen’ bekroning. Met een extra vergunning

en een bijdrage van het Fonds Den Daas is het gelukt dit

kroontje terug te plaatsen, wat tevens gezien kan worden als kroon

op het werk van alle uitvoerende partijen: van hoofdaannemer

Konst & Van Polen en zijn 20 onderaannemers tot schoorsteenbouwbedrijf

Harm Meijer en begeleidend architectenbureau Tak.

De feestelijke opening vond plaats op 15 september door mr Pieter

van Vollenhoven in aanwezigheid van bestuurders van de vijf instanties

die deze restauratie financieel mogelijk maakten: de BankGiro

Loterij, het Hoogheemraadschap van Rijnland, de gemeente Haarlemmermeer,

de provincie Noord-Holland en de Rijksdienst voor

het Cultureel Erfgoed.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Dordrecht, Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ Al drie

jaar is de Vereniging bezig met de restauratie van huis ‘Rodenburch’:

in 2009 werd het casco van het voorhuis onder handen genomen,

in 2010 dat van het achterhuis. In 2011 is het werk grotendeels

stil komen te liggen omdat de vergunningprocedure voor de

herbestemming stagneerde. Wel kon worden doorgewerkt aan de

Dordrecht, ‘Rodenburch’,

schoonmaken stucwerk

Dordrecht, ‘Rodenburch’, hal tijdens

restauratie (foto Arjan Bronkhorst)

Dordrecht, Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ (foto Arjan Bronkhorst)

afwerking van het interieur op de verdieping, het trappenhuis en de

bel-etage. Het 18de-eeuwse stucwerk van de linker voor- en achterkamer

is schoongemaakt. Ook in de 18de-eeuwse hal werd het stucwerk

hersteld waarna de lambriseringen weer voorzien werden van

hun marmer-imitatie. Op de deuren in deze gang zal in 2012 door

decoratieschilder Jeroen Wilbrink de 18de-eeuwse notenhout-imitatie

weer worden aangebracht.

In de rechter kamer-en-suite op de bel-etage waren interieurschilderingen

aanwezig op plafonds en delen van de wandafwerking. In de

achterkamer is sprake van een volledig vlak, doch zwaar gescheurd,

stucplafond met ronde overgangen naar de wanden. Het vlakke plafond

was voorzien van een plafondschildering in neo-renaissancestijl;

deze is voorzichtig schoongemaakt en vastgezet. Daarbij bleek

dat het schilderwerk al uitgevoerd is in jugendstil kleuren, waarbij

een aantal ornamenten zelfs al het zwierige in zich hebben van de

jugendstil periode. Op de suite-deuren was een schildering aanwezig

in overeenstemming met deze plafondschildering; ook deze is

schoongemaakt en hersteld.

Het plafond in de voorkamer is door zwaar lijstwerk verdeeld in velden

die zijn opgevuld met panelen (spanramen met linnenbespanning).

Alle 17 panelen zijn verwijderd en schoongemaakt in het atelier

van schilder-restaurator Bert Jonker te Zwolle. Een bijzondere

vondst werd gedaan achter het paneel voor de schouw. Hier staan

in houtskool het jaartal 1889 en namen van schilders geschreven en

Dordrecht, ‘Rodenburch’, terugplaatsen

spanramen in voorkamer

23


24

Heiloo, ‘Nijenburg’, Grote Zaal (foto Célene Admiraal)

werd een aantal portretschetsjes aangetroffen. Tussen deze namen

staat die van Willem Adrianus Fabri (1853-1925). Dat Fabri werkzaam

was in Rodenburch werd al vermoed: de penseelvoering van

de deurschilderingen vormde een sterke aanwijzing die werd bevestigd

door de vondst van de signatuur ‘WF’ op het schouwstuk in de

achterkamer. Maar de vondst van zijn handtekening en één sterk op

hem gelijkend portretschetsje, plus het jaartal van uitvoering en de

namen van verschillende medewerkers, dat is historisch wel heel

interessant.

In de suitedoorgang zelf zijn op hout geschilderde imitatietegels

aanwezig, waarvan de afwijkende penseelvoering deed vermoeden

dat zij door een andere decorateur zijn aangebracht. Bij het schoonmaken

van één van de tegelschilderingen kwam echter ook hier de

signatuur van Fabri aan het licht.

Het werk stond in 2011 geheel onder eigen directie. In 2012 zal de

vergunningprocedure hopelijk afgerond zijn en kan worden gewerkt

aan het aanbrengen van alle installaties. Tevens begint dan de zoektocht

naar een bestemming voor dit bijzondere object.

Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’

In 2010 is reeds verslag gedaan van de restauratie van het hoofdhuis

van de buitenplaats ‘Nijenburg’ in Heiloo. Deze uit omstreeks

1710 daterende buitenplaats is bijzonder, omdat zij bijna 300 jaar

gebruikt werd door telgen uit de families Van Egmond van de

Nijenburg en Van Foreest. In 2007 kwam aan deze situatie een

einde en rustte op de Vereniging de taak om een nieuwe toekomst

voor het hoofdhuis te realiseren, conform de afspraken die nog met

de laatste bewoners gemaakt zijn. Dit nieuwe gebruik ligt uiteraard

in lijn met de historie: de woonfunctie blijft gehandhaafd en de stijlkamers

op de bel-etage behouden een representatieve functie.

Uit het onderzoek voor en tijdens de restauratie kwam de periode

1831-1850 voor het huidige huis steeds meer als cruciaal naar voren;

het markeert de omvorming van Nijenburg van buitenverblijf

naar permanente bewoning. De verbouwingen en moderniseringen

die hiermee gepaard gingen, hebben een onuitwisbare stempel op

de huidige verschijningsvorm gedrukt: de grote Empire vensters en

stijlkamers met papierbehang op bespanning. Na de huidige restauratie

is deze 19de-eeuwse periode dan ook de rode draad die overal

te herkennen is.

Met relatief kleine ingrepen kon zowel op de begane grond als in de

kapverdieping een riant appartement worden gerealiseerd, ieder met

een eigen sfeer en uitstraling. De begane grond, die van oorsprong

dienstvertrekken, een kelder met opkamer en een benedenzaal met

comptoir herbergde, heeft een klassieke sfeer met houten vloeren,

schouwpartijen en balklagen in het zicht. In de opkamer, het oudste

bouwdeel van het huis uit de 16de eeuw, is een moderne keuken

kend mooi geworden: hier is de situatie van 1860 in ere hersteld

met geraffineerd ‘gehouten’ boekenkasten en een okerkleurig

behang met ruitmotief.

De kapverdieping heeft een ware metamorfose ondergaan van zolder

tot appartement, met twee slaapkamers in de meidenkamers,

een badkamer in het vroegere ‘appelkot’, zeeën van bergruimtes

Heiloo, ‘Nijenburg’, overloop (foto Célene Admiraal) ingebracht. De aangebouwde bibliotheek uit 1860 is verbazingwek-

Heiloo, ‘Nijenburg’, kap voor en na restauratie

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’ (foto Arjan Bronkhorst)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Heiloo, ‘Nijenburg’, bibliotheek voor en na restauratie

in de kap en op de voormalige overloop een enorme woonkeuken

met lichtinval via de dakvlakken aan de binnenzijde van de kap.

De stijlkamers op de bel-etage zijn weer voorzien van linnen wandbespanning

met papierbehang, met motieven en kleuren die teruggaan

op de periode 1850. De stucplafonds met ragfijn stucwerk zijn

hersteld en de vloeren zijn in de was gezet. Het zo onopvallend

25


26

’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’,

16de-eeuwse kap tijdens restauratie

mogelijk aanbrengen van moderne voorzieningen, zoals centrale

verwarming, gelaagd glas en 60 minuten brandwerende pakketten

op deuren en vloeren, is altijd weer een zware klus. Dat is ook op

Nijenburg weer gelukt dankzij de onvermoeibare inzet van aannemer

Jonker & Meijerhof.

Als sluitstuk konden in de stijlkamers een twintigtal schilderijen uit

de Van Foreest-collectie en enkele verworven meubelstukken wor-

's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138, ‘De Drie Halve Manen’, voor en na restauratie

den teruggeplaatst, waardoor de bel-etage nu weer de voorname,

maar ook huiselijke sfeer van de 19de eeuw ademt. Voor de instandhouding

van dit gebouw is overigens niet alleen bouwkundige

zorg nodig, maar wordt ook dankbaar gebruik gemaakt van de grote

betrokkenheid van de Historische Vereniging Oud Heiloo die

rondleidingen op Nijenburg verzorgt en van het Stedelijk Museum

Alkmaar op wiens deskundigheid we terug kunnen vallen aangaande

het beheer van de schilderijen. Dat de omgeving de nieuwe functie

waardeert, blijkt uit het feit dat alle rondleidingen tot nu toe volgeboekt

zijn en dat Nijenburg vanaf 2012 ook trouwlocatie wordt.

De restauratie stond onder eigen directie en werd mede begeleid

door Bureau Delfgou uit Scherpenzeel.

’s-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138,

‘De Drie Halve Manen’ Het in 2009 verworven Bossche

pand aan de Hinthamerstraat, ‘De Drie Halve Manen’, heeft het

grootste deel van zijn volledige restauratie in 2011 ondergaan. Het

pand is uniek vanwege de 16de-eeuwse laatgotische en renaissance

schilderingen in de opkamer, waarover wij u eerder berichtten in

het Jaarverslag 2009.

De functie van het pand is bij de restauratie

niet gewijzigd: op de begane grond een winkel

en op de verdieping een woning. De bovenwoning

heeft echter vanaf de steegzijde

zijn eigen opgang gekregen.

Eind 2010 werd gestart met het verwijderen

van asbest uit de kap. In het voorjaar van

2011 begon de daadwerkelijke restauratie met

het herstel van het casco. De kelder, de balklagen,

het muurwerk en de kapconstructie stammen

nog uit de bouwtijd (circa 1545) en verkeerden

in erbarmelijke staat. Het dak lekte

op verschillende plaatsen waardoor vloerbalken

waren aangetast door houtrot en zwam.

Door de enorme scheefstand van het pand -

het pand staat tot 50 cm (!) uit het lood -

drukten bouwdelen op onderdelen die daarvoor

niet bestemd waren. Zo leunde de linker

zijmuur tegen de balken van de verdiepingen

in plaats van dat zij deze balken droeg. Ook

de historische brandmuur, die het voorhuis

van de opkamer scheidde, was op een aantal

plekken verzwakt door het aanbrengen van

doorgangen en op de zolder ontbrak deze

muur in zijn geheel. Daardoor was het dwars-

verband in de kap op deze plaats verdwenen.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Door deze kwetsbare situatie diende aannemersbedrijf Van Dinther

uiterst voorzichtig en fasegewijs te werken. Daarbij moest zo veel

mogelijk historisch bouwmateriaal behouden blijven: balken werden

waar mogelijk aangelast in hout of anders met epoxy. Een huzarenstukje

vormde het rechtzetten van de achtergevel. Ook deze was in

de loop der jaren scheefgezakt, omdat delen van het metselwerk

hun verband geheel kwijt waren. In plaats van het opnieuw opmetselen

van deze gevel is gekozen voor het plaatselijk nieuw inboeten

en vervolgens weer rechtzetten van de gehele muur. Ook de zijmuur

is ingeboet, doch deze scheefstand, die waarschijnlijk al snel

na de bouw plaatsvond, is gehandhaafd en gestabiliseerd. Het

dwarsverband in de kap is hersteld door het aanbrengen van een

nieuw spant op de plek van de oude brandmuur. Op de zolder zijn

twee moderne ‘meidenkamers’ ingebouwd, waarvan één werd voorzien

van een dakkapel met uitzicht op de Sint Jan. De 16de-eeuwse

kap bleef daarbij overigens geheel onbeschoten, wat beschenen

door zonlicht een feeëriek beeld oplevert.

Ook de voorgevel heeft naast het nodige bouwkundige herstel een

gedaanteverwisseling ondergaan: de indeling van de 19de-eeuwse

winkelpui met centrale entree werd teruggebracht, net als de kleurstelling

in oker- en olijftinten.

’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’, overzicht 16de-eeuwse muurschildering

met renaissance cartouche en laat-gotisch hertje

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’,

16de-eeuwse kap voor en na restauratie

Het herstel van de

interieurafwerkingen

maakte van het

voorhuis een

juweeltje voor de

late 19de eeuw: de

interieurzaak van

weleer had in de

winkelruimte gemarmerde

wanden,

een houten tussenpui

met eikenhoutimitaties

en een

plafond met schelpmotieven, plantenborders en een damastschildering

in het midden. Al met al: een staalkaart van laat 19de-eeuwse

decoratiekunst, die bij deze restauratie zeer vakkundig is hersteld en

aangeheeld.

In de opkamer zijn de 16de-eeuwse schilderingen de grote blikvangers.

De muurschilderingen zijn natuurlijk minutieus gerestaureerd,

maar ook werden nog onbekende muurschilderingen ontdekt

en blootgelegd, onder andere van een hert met een St. Hubertuskruis

tussen het gewei.

Met nader onderzoek wordt

de bewoners- en bouwgeschiedenis

van dit pand

vervolledigd. Ook zal in

samenwerking met de

gemeente ‘s-Hertogenbosch,

zonder wier steun deze

restauratie onmogelijk was

geweest, een publicatie

verschijnen over dit inspirerende

en uitzonderlijke pand.

Het werk wordt begeleid

door architect Harriën van

Dijk en zal in 2012 worden

opgeleverd.

27


28

Midelburg, Vlasmarkt 51, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’

Middelburg, Vlasmarkt 51,

‘Huis ’s-Hertogenbosch’ Direct na de verwerving van

dit monumentale huis in 1999 werd uit bouwtechnisch onderzoek

al duidelijk dat het pand een lange geschiedenis van funderingsproblemen

had. Het door Pieter Post ontworpen huis werd in 1665

namelijk gedeeltelijk gebouwd op fundamenten van drie laat-middeleeuwse

huizen. Definitief herstel van de problemen, door het

aanbrengen van een nieuwe fundering, zou niet alleen enorm kostbaar

zijn, maar vooral de resten van de oudere huizen vernietigen.

Bij de restauratie in 2000 werd dan ook gekozen voor plaatselijk

herstel, in de wetenschap dat dit ongetwijfeld niet de laatste herstellingen

zouden zijn. Onder andere in de achtergevel werden in het

metselwerk enkele grote scheuren hersteld en werd een deel van de

oude fundering opnieuw opgemetseld. De laatste tijd vond op diverse

plaatsen zodanige scheurvorming plaats, dat bij een recente

huurmutatie uitgebreid funderingsonderzoek is uitgevoerd. Hieruit

bleek dat de bodemopbouw aan de achterzijde van het huis niet geschikt

was voor een fundering ‘op staal’. Bovendien lag het grondwaterpeil

ruim onder de gemetselde fundering waardoor bodemlagen

van fijn zand en veen tot ongelijkmatige zettingen, scheurvorming

en scheefstand leidden. Opnieuw is besloten tot plaatselijk

herstel en verbetering van de fundering. Aan de linkerzijde van het

pand zijn hiertoe grote stalen buizen in de grond gebracht om de

instabiliteit van de bovenste anderhalve meter grond op te heffen.

Aan de rechterzijde van het huis was de achterzijde nu in orde,

doch de zijmuur bleek op die plaats over een afstand van tweeënhalve

meter geheel geen grond onder de fundering meer te hebben.

Middelburg, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’,

linker achterkamer met gemetseld 17de-eeuws riool

Een ruimte van bijna een halve meter hoog is hier met beton opgevuld.

Ten behoeve van deze werkzaamheden moesten de vloeren uit

de beide achterkamers gedeeltelijk worden weggenomen om graafwerkzaamheden

van binnenuit mogelijk te maken.

Bij dit graafwerk kwamen indrukwekkende ondergrondse verrassingen

aan het licht: zo kwamen op ongeveer 80 cm onder het vloerniveau

muren, vloeren en een stookplaats tevoorschijn: de restanten

van de laat-middeleeuwse huizen. Al snel viel het besluit om deze

restanten geheel vrij te leggen en zichtbaar te maken. Daarbij is on-

‘Huis ’s-Hertogenbosch’, linkerachterkamer

met onder de vloer laat-middeleeuwse haardplaats

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

der de vloer van de linker achterkamer een 17de-eeuws rioolsysteem

aangetroffen, aangebracht op de vloer van het voorgaande huis. Het

betrof een gemetseld afvoerkanaal dat nog volledig intact was en

van de 17de-eeuwse binnenplaats naar de achtertuin liep. Onder de

rechter achterkamer bevonden zich eveneens plavuizen vloeren, een

gemetselde keldertrap met gewelf, een gangetje en een waterput: de

restanten van het andere voorgaande huisje. Alle onderdelen zijn

Schiedam, Proveniershuis, achtergevel

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Middelburg, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’, rechter achterkamer

met gemetselde laat-middeleeuwse keldertrap

waar nodig hersteld en zichtbaar gemaakt. Alleen ten aanzien van

de reeds volgestorte waterput is, in overleg met de Walcherse Archeologische

Dienst, besloten deze zo te laten en verder af te vullen

met zand. Alle verdere vondsten zijn geconserveerd en gedocumenteerd

voordat de vloeren weer zijn dichtgelegd. De bouwkundige

resten van deze twee oude huisjes blijven echter via een kelder in

het midden van het huis, de trapkast bij de voormalige binnenplaats

en een speciaal gemaakt vloerluik, zichtbaar. Hiertoe is verlichting

in de kruipruimten aangebracht.

De werkzaamheden zijn onder eigen directie uitgevoerd.

Schiedam, Proveniershuis 1-3 Het Proveniershuis in

Schiedam werd tussen 1756 en 1761 gebouwd door de stadsarchitect

Ary van Bol’Es en voorzien van stucwerk door Joseph

Bollina. Het complex bestaat uit een poortgebouw, een hof met

33 woninkjes en een hoofdgebouw aan het einde van het hof.

In 2005 kwam het Proveniershuis in bezit van ‘Hendrick de Keyser

en sindsdien is, naast het reguliere onderhoud, groot onderhoud

uitgevoerd aan de voorgevel en zijgevels. Bovendien worden ieder

jaar één of twee hofwoninkjes gerestaureerd, waarvoor in 2006 een

standaard restauratieplan is opgesteld. Telkens wanneer een woning

vrijkomt door huurmutatie, wordt met kleine aanpassingen zo’n

plan uitgevoerd. Eind 2011 zijn 12 van de 33 woningen op deze

wijze hersteld.De restauratie van het achtergelegen hoofdgebouw

29


30

Schiedam, Proveniershuis 1-3, voorgevel

werd jarenlang geblokkeerd door de huursituatie. Daaraan is in

2010 een einde

gemaakt, zodat ook voor dit deel een restauratieplan kon worden

voorbereid. Oorspronkelijk bevatte dit bouwdeel de gemeenschappelijke

eetzaal voor de proveniers, een regentenkamer, de woning

van het beheerdersechtpaar en een aantal één-kamerwoningen op de

verdiepingen. Bij een verbouwing in de jaren ’80 werd de structuur

van het pand drastisch veranderd. De eetzaal werd vergroot door

het uitbreken van twee hoge gangen langszij, bij welke gelegenheid

meteen een deel van de zijmuur en het interieur van de regentenkamer

werd gesloopt. Op de verdieping verdwenen – op de beheerderswoning

na – alle woninkjes.

Bij het vaststellen van de restauratieplannen stond dan ook voorop

dat de oorspronkelijke structuur moest worden teruggebracht.

Voorts werd het plan gebaseerd op de historische indeling: op de

plaats van de voormalige eetzaal en de keuken komt nu een restaurant

en op de verdiepingen worden de woningen teruggebracht.

Daarbij worden de vroegere één-kamerwoningen samengevoegd tot

grotere appartementen.

In 2011 is de eerste fase uitgevoerd, bestaande uit het bouwkundig

herstel van het grote dak met de dubbele zakgoot en sloop van alle

toevoegingen uit de jaren ’80, zodat de bouwsporen van de oorspronkelijke

structuur leesbaar werden. Eind 2011 kon worden begonnen

met het inbouwen van de nieuwe wanden en vloeren. Het

is daarbij verrassend om te ervaren dat alleen al het terugbrengen

van de oorspronkelijke structuur – zelfs zonder aanwezigheid van

historische details of wandafwerkingen – het gebouw zo veel mooier

en prettiger maakt!

De restauratie, die in eigen beheer wordt uitgevoerd, duurt voort in

2012.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. Raadhuis Het

voormalige raadhuis in het Groningse Usquert, is een van de best

bewaarde gebouwen van architect Hendrik Petrus Berlage (1856-

1934). Het pand werd gebouwd tussen 1928 en 1930 en is tot

1990 in gebruik geweest als raadhuis. Als gevolg van een gemeentelijke

herindeling in dat jaar verloor het zijn functie en werd het gebouw

overgedragen aan Verenging Hendrick de Keyser. In 2010

kwam het vrij van verhuur waarop werd besloten om, naast het

normale mutatie-onderhoud, de interieurafwerking van het gehele

gebouw te restaureren. Het eens zo kleurrijke raadhuis was namelijk

in de loop der jaren erg ´wit en flets´ geworden met grijze vloerbedekkingen,

witte wanden en vaal verkleurde stofferingen, vloeren

en betimmeringen. De recente restauratie van de Burcht in Amsterdam

had ons geleerd, dat het toepassen van de juiste (wand)kleuren

bij Berlage een grote invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtes.

De witte wanden en het aangetroffen grachtengroen op de stalen

ramen zijn dan ook, na gedegen kleuronderzoek, archiefonderzoek

en de vondst van de KEIM-muurverf kleurenwaaier uit 1928 (!),

gewijzigd in de oorspronkelijke gevarieerde kleurstellingen van

azuurblauw, paars en verschillende geel tinten. Ook bleken de

stoelen bekleed met de kleuren azuurblauw, paars, groen en rood.

Uit het onderzoek bleek overduidelijk dat ook in dit gebouw de

kleur ‘wit’ niet voorkwam.

Na het verwijderen van de vloerbedekking kwamen de beschadigde

maar zeer zeldzame Dermasvloer (een soort marmoleum welke

veelvuldig werd toegepast in de jaren ’20-’30) met een gele en rode

invulling tevoorschijn. Deze kon worden behouden en is zorgvuldig

gerestaureerd.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. Raadhuis

De originele kapstokrekken

van

de spreekkamer

zijn teruggevonden,gerestaureerd

en teruggeplaatst.

Dit

levert in combinatie met de heldere lichtblauwe wandkleur, de gele

Dermasvloer en de gele plafondkleur uit de KEIM-waaier een spectaculair

resultaat.

De representatieve vertrekken

in het raadhuis

de burgemeesterskamer,

de raadzaal en

de commissiekamer –

zijn als enige voorzien

van eikenhouten deuren

met lijstwerk en bespanning.

In de twee eerstgenoemde

vertrekken is

het door zonlicht sterk

Schiedam, Proveniershuis, achterhuis middenzaal na verbouwing 1984 (links) en tijdens herstel oude situatie (rechts) Usquert, vml. Raadhuis, veldwachterskamer voor en na restauratie

Usquert, vml. Raadhuis,

KEIM-kleurenwaaier uit 1928

verkleurde houtwerk behandeld en op kleur gebracht met was. Op

de ramen zijn vervolgens UV-filters aangebracht om het houtwerk

in de toekomst te beschermen. In het archief werden stalen gevonden

van de bespanning de gordijnen en de meubelen. Hierdoor is

het mogelijk het pand ooit geheel terug te brengen in de originele

kleurzetting, maar daarvoor zal eerst naar aanvullende financiële

middelen worden gezocht. Het werk is geheel onder eigen directie

uitgevoerd en in 2011 afgerond.

31


32

Zwolle, Sassenstraat 31A-33,

Hof van Ittersum In 2011 is een

start gemaakt met de grootschalige

restauratie van onze twee panden aan de

Sassenstraat te Zwolle. Het Karel V-huis

maakt samen met het buurpand Sassenstraat

31A deel uit van het voormalige

middeleeuwse ‘Hof Van Ittersum’. Ook

dit werk wordt in een aantal fasen uitgevoerd.

In 2010 is onderhoud aan de voorgevels

gedaan en historisch onderzoek

naar en in beide panden uitgevoerd.

In 2011 werd het grote zaalgebouw van

Sassenstraat 31A onder handen genomen.

In 2012 worden de achtergevels en het

interieur van het Karel V-huis aangepakt.

De reden voor de verwerving door

onze Vereniging van het Karel V-huis

(nr. 33) in 1943 was de fraaie gevel uit

1571, die van verfijnd beeldhouwwerk

voorzien is en één van de best bewaarde

vroege renaissance gevels van ons

land is. Maar in het jaarverslag van

1943-1944 staat ook: “Inwendig heeft

het huis niet zoo veel belangrijks

meer”. Dat bleek gelukkig al tijdens

ons onderzoek in 2010 niet te kloppen.

In de voorkamer van het Karel V-huis

troffen we onder afbrokkelende

stuclagen

Zwolle, Karel V-huis, muur- muurschilderingen

schildering wapenschild

met acht familiewapens

aan, voorzien van

dekkleden, helmtekens en familienamen. Ze bleken

bijna 450 jaar oud te zijn! De adellijke familienamen

Van Ittersum, Van Huchtenbroek, Van Munster

en Van Co(e)verden zijn goed te lezen. De

schilderingen zullen zorgvuldig geconserveerd

worden.

Bij de aankoop van het naastgelegen grote middeleeuwse

zaalgebouw (nr 31A) in 1979 deed de gelegenheid

zich voor om de twee delen van het

voormalige Hof van Ittersum weer met elkaar te

verenigen, maar om praktische redenen (gescheiden

verhuur) werd dat destijds niet gedaan.

Zwolle, gevel Karel V-huis

Tijdens de huidige restauratie gaat de

hereniging van de panden alsnog uitgevoerd

worden.

Het uitgangspunt van de restauratie in

2011 en 2012 is dan ook, naast het behoud

van de historische gelaagdheid van

vijf eeuwen, de splitsing van de twee panden

ongedaan te maken door bijvoorbeeld

teruggevonden doorgangen te heropenen.

De nieuwe functie van beide gebouwen

is een combinatie van werken op

de begane grond en wonen op de bovenverdiepingen.

In nr 31A zijn in het verslagjaar

twee appartementen op de verdiepingen

gerealiseerd. Zij kregen een zo

open mogelijk karakter, waarbij de middeleeuwse

structuur van het pand, met

een robuuste eiken gebint- en kapconstructie, overal dominant aanwezig

is.

Tijdens de restauratie van de grote zaal op de begane grond zijn

verlaagde plafonds en voorzetwanden verwijderd, waarbij een middeleeuws

plafond van moerbalken en kinderbinten tevoorschijn

kwam, dat oorspronkelijk voorzien was van eiken spreidsel tussen de

kinderbinten. Ook kwamen de contouren van een schouwnis, daterend

uit de periode rond 1435, in zicht. Deze contouren laten goed

zien dat de schouw die hier heeft gestaan zelfs groter was dan die in

de Schepenzaal van het stadhuis! Dit is zeer ongebruikelijk, maar

niet ondenkbaar als we ons realiseren dat de opdrachtgever van het

grote zaalgebouw Johan van Ittersum was, destijds burgemeester

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Zwolle, zaalgebouw, grote zaal met schouwnis

van Zwolle en bisschoppelijk rentmeester van Salland. Om het middeleeuwse

volume van de grote zaal voelbaar te houden is de

schouwnis met teruggevonden gedecoreerde haardstenen gehandhaafd

en is er naast het trappenhuis een glazen pui geplaatst, zodat

men opnieuw de hele breedte van de vroegere ruimte kan ervaren.

Een bijzondere vondst was een klein loden sterretje dat op een

moerbalk van het plafond was bevestigd. In de 18de eeuw werden

plafonds wel vaker blauw geschilderd en van gouden sterretjes voorzien

om een sterrenhemel na te bootsen. Ook in dit geval bleek na

onderzoek dat de moerbalken met smalt-pigment blauw geschilderd

waren en de loden sterretjes verguld waren. In combinatie met een

aangetroffen inscriptie op de kleurlaag, dateren we de blauwe afwerklaaglaag

op 1700 - 1763. Het enige aangetroffen sterretje is

weer verguld en teruggeplaatst.

Midden in de hoge middeleeuwse zaal is tijdens een verbouwing in

de 19de eeuw een stijlkamer met schouw en stucplafond gebouwd,

die als een soort tijdscapsule is gehandhaafd.

Tijdens de volgende restauratiefase van het interieur van het naastgelegen

Karel V-huis verwachten we nog meer bijzondere vondsten

en hopen we de bouwgeschiedenis van het Hof van Ittersum compleet

te maken. De restauratie, die hopelijk in 2012 wordt afgerond,

staat onder eigen directie.

Zwolle, zaalgebouw, zolderappartement met gebint- en kapconstructie Zwolle, Karel V-huis, serrekamer achterbouw

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Voorlichting

De voorlichting wordt bij de Vereniging geheel verzorgd door de

afdeling Ledenservice. Het programma in 2011 was met meer activiteiten

gevuld dan ooit tevoren: Open Dagen, Toegankelijke Panden,

excursies, rondleidingen en diverse landelijke activiteiten. Dit

was alleen te realiseren door de steun van de vrijwilligers die bij de

verschillende evenementen zorgden dat

panden open waren of dat deskundige

toelichtingen werden gegeven. Hun

enthousiasme, dat van de medewerkers,

maar ook de reacties van de leden en

de bezoekers, maakten deze activiteiten

tot een succes. Zoals ieder jaar is de

‘Open Monumentendag’ het evenement

met het hoogste aantal bezoekers.

Sommige panden konden de

enorme bezoekersstroom maar net aan.

Juist voor mensen die normaal niet met

ons in aanraking komen, leidt het onverwachts

zien van een restauratie en

het krijgen van uitleg daarover, tot een

verrassende kennismaking met onze

Vereniging. Afgezien van de goede

voorlichting, blijken dit soort evenementen

een kweekvijver voor nieuwe

leden.

De Vereniging verstuurde dit jaar vier

persberichten; drie over de opening van

de Burcht en die van het voormalig

stoomgemaal de Cruquius en één over

de verwerving van het Kranenbreukershuis.

De lokale pers heeft aan de restauraties,

verwervingen en openingen van het afgelopen

jaar uitgebreid aandacht besteed.

In de dag- en weekbladen verschenen

maar liefst 39 artikelen. De

Vereniging haalde 12 keer de landelijke

pers met artikelen die direct of indirect

over de Verenging gingen, zoals de res-

Zwolle, zaalgebouw,

sterretje

Open Monumentendag Zwolle,

Karel V-huis

Catalogus

‘Berlage in het Noorden’

tauratie van Nijenburg en het poppenhuis van Nijenburg, de tentoonstelling

in het voormalig raadhuis van Berlage in Usquert, de

opening van de Burcht in Amsterdam door burgemeester Eberhard

van der Laan en die van het stoomgemaal de Cruquius in de Haarlemmermeer

door professor mr Pieter van Vollenhoven.

33


34

Opening de Cruquius door prof. mr P. van Vollenhoven

(foto Arjan Bronkhorst)

In verschillende tijdschriften verschenen daarenboven 17 artikelen

over het werk van de Vereniging of over onze huizen, al dan niet in

restauratie. Bijvoorbeeld een artikel in Vitruvius over het woonhuis

van Abe Bonnema, verworven in 2010, en in Bouwen aan

Monumenten over de restauratie van Rodenburch in Dordrecht.

Een aantal malen werden bewoners van onze huizen geïnterviewd

en gefotografeerd, zoals in het artikel over onze boerderij in Wanneperveen

in het tijdschrift Landleven.

Boek ‘Zo’n huis ademt verleden’ In 2000 verwierf

Verenging Hendrick de Keyser huis ‘Hildebrand’ in Blaricum van

architect Gerrit Rietveld, dankzij grote financiële steun van de

BankGiro Loterij. Het zou de eerste van een lange rij spectaculaire

verwervingen worden, die alle nooit tot stand zouden zijn gekomen

als de Loterij ons daarin niet had gesteund. Toen de BankGiro Loterij

in 2011 haar 50-jarig jubileum vierde, realiseerden wij ons, dat

onze relatie met de Loterij inmiddels haar 10de verjaardag kon vieren.

Tegelijkertijd speelde de mogelijke verwerving van het Rietveld

huis in Velp en de gedachte aan een publicatie over de panden die

zo’n markante plek in ons bezit innemen was snel geboren. Toen

de verwerving in Velp gerealiseerd was, kon het boekje worden af-

Boek ‘Zo’n huis ademt verleden’

gerond. Het resultaat is het boek ‘Zo’n huis ademt verleden’ met

fraaie foto’s van alle panden die met steun van de BankGiro Loterij

werden verworven en/of gerestaureerd. De foto’s gaan vergezeld

van tekst van Cunera Vergeer over het gebouw en een interview

met een betrokkene, zoals de huurder, de schilder of de architect.

Het resultaat is indrukwekkend; eigenlijk behoeft geen enkel pand

enige uitleg waarom het voor onze Vereniging behoudenswaardig

was. Het grootste deel van de oplage is cadeau gedaan aan de medewerkers

van de BankGiro Loterij, die op hun beurt dermate content

waren met het boek, dat zij iedere beneficiënt van de Loterij

een exemplaar cadeau deden.

Wanneperveen, Veneweg 56, in tijdschrift Landleven

(foto Arjan Brinkhorst)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Landelijke activiteiten In het najaar van 2011 heeft de

Vereniging deelgenomen aan de ‘Open Monumentendag’ en de

Amsterdamse ‘Uitmarkt’. Beide evenementen brengen grote

hoeveelheden bezoekers op de been. Het motief om aan deze

activiteiten deel te nemen is het creëren van draagvlak bij een groot

publiek. Het publiek maakt zo, laagdrempelig, kennis met de

Vereniging. Tijdens ‘Open Monumentendag’ werd voor het eerst

een groot aantal panden, verspreid over Nederland (onder andere

Haarlem, Dordrecht, Delft, Amsterdam), voor het publiek opengesteld.

In totaal ontving de Vereniging ruim 6.000 bezoekers in

deze panden. Tijdens de ‘Uitmarkt’ in Amsterdam had de Vereniging

een stand op het museumeiland en werden zo’n 1.000 boekjes

met een architectuurwandeling uitgedeeld.

Uitmarkt 2011. Museumeiland

(foto Cris Toala Olivares)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

In de maanden augustus, september en oktober 2011 werd het

Raadhuis van Usquert opengesteld met de tentoonstelling ‘Berlage

in het Noorden’. De tentoonstelling werd georganiseerd door het

Haags Gemeentemuseum en bezocht door meer dan 7.000 geïnteresseerden.

In 2011 werden voorts door verschillende van onze medewerkers

zeven lezingen gehouden over het werk van de Vereniging. Soms

gebeurde dat in combinatie met een restauratie van een pand.

Website De website van de Vereniging heeft in 2011 47.000

unieke bezoekers getrokken (in 2010 waren dit er 34.000). Het

aantal bezoeken bedroeg 84.000 met 445.000 zogenaamde ‘pageviews’.

Verder is in het verslagjaar een speciale versie van de website ontwikkeld

voor weergave op mobiele telefoons (smartphones). Afgezien

van een aanpassing aan het kleine smartphone scherm, speelt

deze versie vooral in op de omstandigheid dat de gebruiker waarschijnlijk

onderweg is als hij of zij onze website raadpleegt. Dat

leidt tot aangepaste oplossingen, waaronder routeaanduidingen.

Bij het ter perse gaan van dit Jaarverslag is de mobiele website

inmiddels te gebruiken.

35


36

Financiële baten

Nadat hiervoor ruim aandacht is besteed aan de wijze waarop in

2011 de gelden zijn uitgegeven, volgt thans een toelichting op de

inkomsten.

In 2011 verkreeg de Vereniging in totaal € 11.476.272 aan baten

uit vier bronnen die hieronder worden gespecificeerd. Helaas was

dat een teruggang ten opzichte van het voorgaande jaar met 18% en

14% minder dan begroot. Toch is aan de in dit verslag toegelichte

doelen (verwerven, instandhouden en geven van voorlichting) in

totaal een bedrag van € 11.706.545 besteed. Opnieuw werd dus

meer (102%) dan alle baten direct aan onze doelstelling besteed

(in 2010 102%).

Baten eigen fondsenwerving

In 2011 is uit hoofde van donaties, giften, legaten en erfstellingen

een bedrag van € 906.624 verantwoord. Dit bedrag is als volgt te

specificeren:

29 mei 2011, oud-president Clinton bezoekt onverwacht

Café Het Papeneiland, Prinsengracht 2 in Amsterdam


Contributies 112.405

De contributie-inkomsten groeiden met 14%

voornamelijk als gevolg van de aanpassing van

€ 20 naar € 25 per 2011.

Schenkingen

Sticht. Oud St.-Annaland 210.000

S.F. Winkel 18.000

M.A.M. Kortenbout van der Sluijs 3.000

Anoniem 2.500

Spark Holding 2.000

J.J.M. Verhoef 2.000

Sticht. Thurkow Fonds 1.500

Sticht. De Leeuwenberg 1.000

J.J. van Rijn en M.A.T. Kerkhoff 1.000

S. Stigter en R. Aerden 1.000

Overige donaties en giften 5.214

Nalatenschappen/legaten

Mw. B.J. van Rijgersma-Langenberg 10.000

Mw. A.C.A. Bakker-Boelen 2.266

Mw. W.A.C. Koedijk 20.500

Mw. S. Ras-Blok 200.000

Bijdragen van fondsen

Sticht. Museum De Cruquius 150.000

Sticht. Vijhonderdtien 50.000

SNS REAAL Fonds 45.000

Prins Bernhard Cultuurfonds 10.000

VSB-Fonds 14.239

Ridderschap Overijssel 15.000

Sticht. Bouwcultuurfonds

Zuid Nederland 7.500

Sticht. Monumentenbehoud Haarlem 5.000

Sticht. Anoniem 5.000

Sticht. Boerboom Den Daas 5.000

M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting 3.500

Dinamo Fonds 2.000

Anoniem Fonds 2.000

247.214

232.766

314.239

Totaal 906.624

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Velsen-Zuid, Beeckestijn,

hoofdhuis en koetshuis

(foto Arjan Bronkhorst)

De bijdrage van de Stichting

Museum De Cruquius is bestemd

voor de restauratie van

het voormalig stoomgemaal.

Het Fonds Vijhonderdtien

droeg bij aan de restauratie van

het poppenhuis van de buitenplaats

Nijenburg te Heiloo.

Het SNS REAAL Fonds, het Bouwfonds Cultuurfonds Zuid-

Nederland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Dinamofonds

droeg bij aan de restauratie van (de schilderingen) van Hinthamerstraat

138 te ’s-Hertogenbosch. De Gravin van Bylandt Stichting,

de Stichting Monumentenbehoud Haarlem en een stichting en een

fonds die anoniem wensen te blijven, droegen bij aan de kronen van

de aula van het Hodshon Huis te Haarlem. De meerjarige bijdrage

van het VSB-Fonds is bestemd voor het maalvaardig maken van de

Oude Molen te Valkenburg.

De bijdrage van de Ridderschap te Overijssel bedroeg € 25.000,

bestemd voor de restauratie van het ‘Karel V-huis’ te Zwolle.

Hiervan werd € 10.000 in 2010 verantwoord.

Ter verkrijging van al deze baten heeft de Vereniging tijd besteed

en kosten gemaakt: voor het realiseren van de aanvragen bij fondsen,

voor gesprekken met particulieren en het onderhouden van

contacten. Deze kosten bedroegen in 2011 € 52.428, waardoor

5,8% van de hiervoor gespecificeerde baten aan kosten is besteed.

Baten acties van derden

De baten uit acties van derden hebben betrekking op de BankGiro

Loterij voor een bedrag van € 1.200.000,-. Deze bijdrage is in

2011 door het Bestuur in zijn geheel gereserveerd voor de verwerving

van een zeer bijzonder huis te Amsterdam, waarvan de onderhandelingen

niet in het verslagjaar konden worden afgerond. De

volledige bijdrage is in de balans gereserveerd. De reservering van

€ 700.000 die vorig jaar werd gedaan is in 2011 besteed aan de

verwerving van het woonhuis van Piet Slegers te Velp, ontworpen

door Gerrit Rietveld.

Ook voor de verkrijging van deze baten was inspanning nodig,

waardoor kosten werden gemaakt. In 2011 bedroegen die

€ 85.225, waardoor 7% (2010 5%) van deze baten aan kosten werd

besteed. De meerkosten ten opzichte van 2010 bestaan uit een

boekwerk, ‘Zo’n huis ademt verleden’, van de hand van Cunera

Vergeer, dat in het verslagjaar vervaardigd is met een, ronduit

spectaculair overzicht van de panden die sedert 2000 dankzij de

bijdragen van de BankGiro Loterij konden worden verworven.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Subsidies van overheden

Onder deze post kon in 2011 € 2.058.449 worden ingeboekt. Dat

bedrag is samengesteld uit ontvangen bijdragen van rijkswege in de

instandhoudingskosten van onze panden, de zogenaamde BRIMregeling,

ter hoogte van € 94.741 en ingeboekte subsidie voor uitgevoerde

restauraties (€ 1.963.708) uit verschillende regelingen. Bij

deze laatste categorie wordt alleen subsidie ingeboekt ten aanzien

waarvan conform de uitgaven een redelijke verwachting bestaat dat

deze zal worden ontvangen. Voor 2011 hebben de werkzaamheden

aan de volgende panden zo’n subsidieverwachting opgeleverd: Amsterdam,

Herengracht 59; Bolsward, Kleine Dijlakker 17; Cruquius,

Cruquiusdijk 27; Dordrecht, Bolwerk 4; Dordrecht, Wijnstraat

153; ’s-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138; Heiloo, Kennemerstraatweg

278; Middelburg, Vlasmarkt 51; Schiedam, Proveniershuis

1-30; Velsen-Zuid, Rijksweg 130-136; Zwolle, Sassenstraat

31A-33 en kleinere bedragen aan een drietal andere panden.

Het bedrag aan subsidies van overheden betreft slechts de helft van

wat voor 2011 begroot was. Dat is op twee manieren opgevangen

in de jaarrekening: bij Herengracht 59 te Amsterdam en Kennemerstraatweg

278 te Heiloo zijn, tegenover minder subsidie, de kosten

beperkt en bij Wijnstraat 153 te Dordrecht is een deel van de werkzaamheden

uitgesteld. Datzelfde is gebeurd bij een viertal andere

projecten (Bolsward, Makkum, Schiedam en Zwolle). De uitvoering

van deze uitgestelde projecten is thans, met aangepaste subsidie opbrengsten,

verwerkt in de begroting 2012.

Voor de verkrijging van deze overheidssubsidies moeten verschillende

aanvraagprocedures worden doorlopen. Alhoewel meestal met

een vereenvoudigde procedure wordt volstaan, is daarmee toch tijd

(en dus kosten) gemoeid. In 2011 bedroegen die kosten in totaal

€ 96.215. Aangezien er geen direct verband is tussen de kosten

voor de verkrijging van overheidssubsidies en de baten die aan dat

jaar kunnen worden toegerekend, is een procentuele vergelijking op

dit onderdeel niet zinvol.

Overige baten

Deze laatste, maar tevens grootste categorie baten bedroeg in

2011€ 7.311.370. Omdat de rentebaten in 2011 slechts € 6.250

bedroegen, hebben de overige baten vrijwel geheel betrekking op

37


38

de huurinkomsten (€ 7.305.120). De huurinkomsten zijn in 2011

opnieuw bij de begroting achtergebleven, zij het minder dan de

laatste jaren (begroot was € 7.460.000). Voor het derde achtereenvolgende

jaar was sprake van aanzienlijk huurverlies door drie oorzaken.

De frictieleegstand bij huurmutaties was even hoog als in

2010 het geval was (€ 128.484 tegenover € 128.000 in 2010). De

panden in restauratie gaven een huurderving van € 407.603 (in

2010 was dat € 363.000). De langdurige leegstand gaf in aantallen

panden een verbeterd beeld. Waren eind 2010 nog 9 panden al

geruime tijd onverhuurd, eind 2011 betrof het nog slechts 4

panden. Deze panden gaven in 2011 toch nog een huurverlies van

€ 115.445 (2010: € 152.770).

Tenslotte is in 2011 de gemiddelde huurverhoging opnieuw laag

geweest. De huurverhogingen varieerden tussen de 1,3% (prijsindex

per 1-1-2011) en 3,2%. Over het gehele bezit bedroeg de gemiddelde

huurverhoging 1,5% (in 2010 1,4%). Daarmee kwam de

gemiddelde huurprijsaanpassing maar 0,2% boven de prijsindex

van 2011 uit.

Het huurbestand van onze Vereniging bevatte eind 2011 688

(2010 685) huureenheden. Daarvan is ongeveer een kwart verhuurd

als bedrijfsruimte. Deze contracten kennen alleen een indexering

van de huurprijs per 1 januari. De overige contracten zijn

woningcontracten. Daarvan bevindt 40% zich in de vrije sector, hetgeen

wil zeggen dat de huurwaarde is geliberaliseerd. Voor 60% van

ons woningbestand bepaalt het Ministerie van Binnenlandse Zaken

en Koninkrijksrelaties (voorheen VROM) de maximaal redelijke

huur en de daaraan gekoppelde huuraanpassingspercentages.

Tuin Huis Bartolotti gefotgrafeerd door Wijnanda Deroo

Verenigingszaken

Leden

Per 31 december 2011 telt onze Vereniging 3.759 leden (ultimo

2010: 3.529 leden). Met een netto aanwas van 230 leden blijft de

groei van 6 à 7% in stand. In werkelijkheid meldden zich in 2011

407 nieuwe leden aan, doch daartegenover vielen er 178 leden af,

door opzegging of overlijden. Dat waren er overigens, ondanks de

verhoging van de contributie, minder dan in het voorgaande jaar

(190).

De contributieopbrengst groeide in 2011 fors naar een totale

bijdrage van € 112.405,- (in 2010: € 98.412). Dat was mede een

gevolg van de verhoging van jaarlijkse ledenbijdrage naar € 25,-.

Bericht aan de leden

De leden van de Vereniging worden op de hoogte gehouden van de

werkzaamheden van de Vereniging via het Bericht aan de Leden.

In januari verscheen de eerste nieuwe editie van het Bericht aan de

Leden. Door de toename van het aantal berichten over restauraties,

verwervingen en vondsten, was eind 2010 besloten om het Bericht

te vernieuwen. Het resultaat is een twee keer zo’n grote uitgave met

een geheel nieuwe opmaak in kleur. Vanaf nu ontvangen de leden

minimaal drie keer per jaar een (dubbeldik) Bericht.

Lid werft lid

Een succesvolle actie is de ‘lid werft lid’-campagne. Het cadeau

geven van een lidmaatschap, in combinatie met het prachtige boek

van Wijnanda Deroo, blijkt goed aan te slaan. Daaruit blijkt eens te

meer, dat de leden onze belangrijkste ambassadeurs zijn. In totaal

konden we in 2011 maar liefst 50 nieuwe leden via deze actie verwelkomen.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Toegankelijke Panden

In 2011 werd de zesde editie van het boekje ‘Toegankelijke

Panden’ uitgegeven. Het hele jaar door zijn 100 panden van de

Vereniging opengesteld voor haar leden. In dit jaar brachten 600

leden en geïnteresseerden een bezoek aan de panden.

Openingen

In 2011 werd de afronding van twee restauraties gemarkeerd met

een grote opening; één na restauratie van voormalig stoomgemaal

de Cruquius en één na restauratie van de Burcht in Amsterdam. De

Cruquius werd geopend door professor mr Pieter van Vollenhoven

en de Burcht door burgemeester Van der Laan. Afgezien van veel

aanwezigen, genereerden beide openingen royale aandacht in de

pers.

Excursies en Rondleidingen

Inmiddels al weer enige jaren geeft de Vereniging haar excursie- en

rondleidingprogramma steeds een inhoudelijk thema mee. Het doel

daarachter is vooral om de bezoeker vanuit een wisselende invalshoek

naar onze monumenten te laten kijken. Het thema van 2011

luidde ‘lokale bouwtradities, internationale invloeden’. Het programma

bestond uit een bezoek aan drie provincies die alle drie beschikken

over een eigen specifieke bouwtraditie: Friesland, Limburg

en Overijssel. In Friesland werden de plaatsen Makkum en Bolsward

aangedaan om daar voorbeelden van het Friese woonhuis te bekijken.

De lezing voorafgaand aan de excursie, werd verzorgd door

Johan de Haan, expert op het gebied van historische interieurs.

In Limburg werd gekozen voor de stad Maastricht. Hier stond de

Opening van de Burcht door burgemeester Van der Laan

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Excursie Maastricht

Maaslandse bouwstijl centraal. De lezing werd verzorgd door

restauratie-architect Rob Brouwers en hij ging in op de specifieke

bouwhistorische kenmerken van het Maastrichtse woonhuis. De

derde excursie vond plaats in de kop van Overijssel waar een bezoek

werd gebracht aan de historische raadhuizen van Vollenhoven,

Kuinre en Hasselt, alle drie prachtige voorbeelden van streekgebonden,

openbare gebouwen. De heer drs ing Dirk Baalman, directeur

van Het Oversticht en Mascha van Dam, architectuurhistorica bij

Het Oversticht hielden een lezing over de architectuurgeschiedenis

van Overijssel.

De rondleidingen van dit jaar waren in onze panden in Amsterdam,

Blaricum, Delft, Den Bosch, Dordrecht en Leiden. Aan de excursies

namen 550 leden deel, aan de rondleidingen 600.

Open Dagen

Voor de leden werden, verspreid door het jaar, Open Dagen georganiseerd

welke over het algemeen goed werden bezocht. Eén

Open Dag werd georganiseerd n.a.v. een verwerving: het Gemeenlandshuis

in Maasluis. De andere Open Dagen waren n.a.v. een restauratie:

Utrecht, Janskerkhof; Velsen-Zuid, Beeckestijn; Heiloo,

Nijenburg; Amsterdam, Herengracht 59; Cruquius, voormalig

stoomgemaal de Cruquius en Amsterdam, de Burcht. Opvallend is

dat voor de Open Dagen tijdens een restauratie veel animo is. Blijkbaar

wordt een pand in onttakelde toestand soms nog interessanter

gevonden dan een pand dat net geheel gerestaureerd is. En natuurlijk

komt de interesse ook voort uit het feit dat het aardig is om de

verschillende fasen waarin een pand zich bevindt tijdens en na een

restauratie te zien. In totaal kwamen 750 geïnteresseerden op de

Open Dagen af.

Nieuwe Ledendag

In navolging van vorig jaar werden twee ‘nieuwe ledendagen’

gehouden, een in het voorjaar en een in het najaar. Beide dagen

werden door 40 leden en introducés bezocht. Uit de enthousiaste

reacties concluderen wij dat nieuwe leden deze middag zeer op prijs

stellen.

39


40

Rondleidingen Heiloo

In samenwerking met de Historische Vereniging Oud Heiloo is een

rondleidingprogramma opgezet voor landgoed Nijenburg. Twee

zondagen per maand worden rondleidingen gegeven in het huis. Na

een goed eerste half jaar, waarbij de rondleidingen telkens vol zitten,

is besloten deze formule in 2012 te continueren.

Algemene Ledenvergadering

Op donderdag 23 juni ’s avonds werd onze drieënnegentigste Algemene

Ledenvergadering gehouden in de aula van het Hodshon

Huis te Haarlem. De vergadering werd dermate druk bezocht (ruim

100 leden), dat het aantal zitplaatsen maar net toereikend was. De

gelegenheid om de aula nu te bewonderen met de uiterst nauwgezet

gereconstrueerde kroonluchters, plus de aangeboden rondleidingen,

moeten voor veel leden extra redenen zijn geweest om deze

vergadering bij te willen wonen.

Om exact 19.30 uur opende de voorzitter, de heer De Bruijn, de

vergadering. Na de notulen ging de voorzitter kort in op de gevolgen

van de heersende kredietcrisis voor onze Vereniging.

Hierna werd aan de hand van beeldmateriaal door de directeur getoond

welke verwervingen in 2010 waren gerealiseerd en de consequenties

die dat had voor de jaarrekening. Vervolgens presenteerde

het hoofd van de afdeling Instandhouding bijzondere details en

vondsten bij de zes belangrijkste restauraties van 2010. Na het beantwoorden

van een aantal inhoudelijke vragen over dit verslag,

werd met grafieken een toelichting gegeven op de jaarcijfers en beantwoordde

de penningmeester vragen hierover. Nadat het jaarverslag

en de jaarcijfers voldoende waren toegelicht werd het Jaarverslag

2010 aangenomen en de jaarrekening vastgesteld. De aanwezigen

verleenden het bestuur en de commissarissen décharge terzake

van het in 2010 gevoerde bestuur en toezicht.

Rondleiding op Nijenburg, Heiloo

Na de hierna toe te lichten benoemingen en herbenoemingen

schetsten het hoofd Instandhouding

en de directeur ieder een kort beeld van de

voorgenomen restauraties en de actuele verwervingen

in combinatie met de begroting van het

lopende jaar (2011).

Aan het slot van de vergadering werden verschillende

vragen van aanwezigen beantwoord en

volgde een genoeglijke afsluiting met een drankje

en een hapje.

Benoemingen en herbenoemingen

De voordrachten voor de benoeming en de herbenoeming

van de leden van het Bestuur geschieden conform een

opgemaakt profiel. Het doel hiervan is een evenwichtige samenstelling

van dit college, in aanmerking nemend de aard van de beslissingen

die het Bestuur pleegt te nemen. Daartoe wordt gestreefd naar

een samenstelling voor de helft uit personen met een financieel-juridische

of maatschappelijke achtergrond en voor de helft met een

vakinhoudelijke achtergrond. Bij elke vacature evalueert het Bestuur

dit profiel.

In 2011 waren bij het Bestuur de herbenoemingen van mevrouw

C.W. Fock en de heer P.B. de Bruijn aan de orde. Beiden waren beschikbaar

voor een nieuwe termijn, zij het voor slechts één jaar omdat

zij in 2012 wegens het bereiken van de statutaire leeftijdgrens

aftreden. Mevrouw Fock en de heer De Bruijn werden onder applaus

herbenoemd.

Ook voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt

een profiel gehanteerd. De Raad kent allereerst een regionale spreiding

over het hele land. Daarnaast wordt getracht in de Raad tenminste

alle bestuurslagen van de Overheid vertegenwoordigd te

hebben. Tenslotte wordt geprobeerd een vergelijkbare verdeling te

hebben als in het Bestuur. Bij benoemingen en herbenoemingen

wordt geëvalueerd aan de hand van het profiel van de Raad.

Bij de Raad van Commissarissen traden volgens rooster af: de heren

A.L.L.M. Asselbergs (Vml. Rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed),

W.H. van Ittersum (Oost Nederland), A.M. van der Meij (Noord

Nederland) en M. Schimmelpenninck (Landgoederen). De heren

Van Ittersum en Van der Mey konden niet worden herbenoemd.

Zij werden door de voorzitter toegesproken en bedankt voor hun

jarenlange inzet. De heren Asselbergs (tot 2012) en Schimmelpenninck

(tot 2015) waren herkiesbaar voor een nieuwe periode en

werden door de aanwezigen herbenoemd.

Als nieuwe kandidaten voor de Raad van Commissarissen werden

voorgedragen: mevrouw W. Sorgdrager (lid van de Raad van State,

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

oud voorzitter van de Raad voor Cultuur) en de heer E. ten Cate

(directeur Ten Cate Private Banking, voorzitter Stichting Huis

Bergh en bestuurslid Kasteel Regteren). Beide kandidaten werden

door de aanwezigen met applaus benoemd.

Organisatie

De bureau-organisatie bestond eind 2010 uit 26 personen in vaste

dienst en 4 personen met een contract voor bepaalde tijd. Uitgedrukt

in voltijdbanen kwam dit neer op 26,6 personen (2010: 27).

De lichte teruggang hangt samen met mutaties binnen Huurzaken

en verschuiving van personeel tussen de afdeling Instandhouding

en Huurzaken. Dit wordt geheel opgevangen met mutaties in de

tijdelijke aanstellingen.

Het ziekteverzuim onder de medewerkers van Vereniging Hendrick

de Keyser was in 2011 met 2,6% aanzienlijk lager dan in het voorgaande

jaar (2011 6,5%).

De bureau-organisatie van Vereniging Hendrick de Keyser kent, als

afspiegeling van haar doelstelling, drie specifieke afdelingen: Huurzaken,

Instandhouding en Ledenservice. Met uitzondering van de

directie en twee medewerkers van de boekhouding, zijn alle medewerkers

bij de drie doelgerichte afdelingen ondergebracht.

Huurzaken

De afdeling Huurzaken is verantwoordelijk voor de verhuur, de

huurinkomsten en het mutatieonderhoud. Daarmee

wordt, vooral bij een tanende subsidiestroom, deze

afdeling meer en meer de financiële kurk waarop de

Vereniging drijft, hetgeen zich enerzijds vertaalt in

huurinning, maar anderzijds in woonkwaliteit. Het

laatste betekent primair zorgen voor goede voorzieningen

als keukens, badkamers en installaties, maar

kan zich ook uitstrekken tot de woonomgeving of

het milieu.

Net als in 2010 werd de afdeling eind 2011 door

negen medewerkers bemenst. Onder leiding van het

hoofd Huurzaken houden drie medewerkers zich

dagelijks bezig met de reguliere verhuur van onze

panden en twee met de financiële en administratieve

kant daarvan. Per september is een medewerker aangetrokken

om het incidenteel verhuren van enkele

bijzondere locaties een nieuwe impuls te geven.

Door het organiseren van of gelegenheid bieden aan

vergaderarrangementen, borrels, diners, huiskamerconcerten,

huwelijksvoltrekkingen en dergelijke

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

kunnen meer mensen ervaren hoe prachtig deze panden zijn.

Daarnaast is een medewerker speciaal belast met het beheer van onze

(inmiddels ruim 1000) roerende goederen. Het betreft meubels,

kunstvoorwerpen, bijzondere lampen, maar ook andere interieuronderdelen

zoals wandbespanningen, schouwstukken en haardplaten,

meestal in eigendom, maar soms in langdurige bruikleen.

Eén medewerker Huurzaken is werkzaam als conciërge in ons pand

de Derde Ambachtsschool van architect Jan Duiker in Scheveningen.

Zoals eerder opgemerkt wordt het voor de afdeling Huurzaken

steeds belangrijker om de woonkwaliteit van onze panden te verbeteren.

Dat uit zich niet in de eerste plaats in mooiere badkamers en

keukens of toepassing van dubbel glas. Het begint ermee dat de

bestaande uitrusting van de huureenheden in kaart gebracht wordt

en daardoor inzicht ontstaat in de vervangingstermijn van installaties

en voorzieningen. Vervolgens zal in de toekomst uiteraard een

bijtijds vervangen keuken leiden tot grotere woonkwaliteit voor de

huurder.

De Vereniging heeft ultimo 2011 in haar panden 688 verhuureenheden,

waaronder woningen, kantoren, winkels, horecagelegenheden

en zelfs parkeerplaatsen. In deze verhuureenheden zijn het afgelopen

jaar 80 (12%) huurwisselingen geweest (in 2010: 76).

Zoals hiervoor vermeld onder Overige baten, zijn per 1 januari de

bedrijfshuurovereenkomsten geïndexeerd en per 1 juli de woningen

in huurprijs aangepast, zulks met uitzondering van de contracten

die recent waren afgesloten.

Algemene Ledenvergadering in de aula van het Hodshon Huis

41


42

Instandhouding

De afdeling Instandhouding is verantwoordelijk voor het duurzame

behoud van onze panden (restauratie en onderhoud). De nadruk

van het werk ligt op regulier (planmatig) onderhoud, waardoor de

noodzaak van restauraties wordt vertraagd en authentiek historisch

materiaal zo lang mogelijk behouden kan blijven. In 2011 is aan

ongeveer 180 panden onderhoud uitgevoerd (bijna de helft van ons

totale bezit), bij 15 panden was sprake van ‘groot onderhoud’ en

circa 10 panden werden gerestaureerd. De restauraties worden, op

een enkele uitzondering na, in eigen beheer voorbereid (inmeten en

planvorming t/m vergunningaanvraag) en uitgevoerd onder eigen

directie. Op die manier wordt onze kenmerkende zorgvuldige afweging

in iedere fase van de restauratie geborgd en komt de kennis

over het pand optimaal bij de eigen medewerkers terecht.

Alhoewel duurzaam onderhoud de beste manier is om een monument

goed te behouden, dienen panden die recent zijn verworven

meestal eerst een grondige restauratie te ondergaan. Omdat dit

soort restauraties kostbaar is, zetten we het resultaat graag in de

schijnwerpers. In 2011 konden drie topmonumenten na een intensieve

restauratie feestelijk worden geopend: de Burcht van Berlage

in Amsterdam, het hoofdhuis van de buitenplaats Beeckestijn in

Velsen-Zuid en het voormalig stoomgemaal de Cruquius in de

Haarlemmermeer.

In 2011 werd het werk op de afdeling Instandhouding gedaan door

dertien medewerkers: onder leiding van het hoofd Instandhouding

bestaat de afdeling uit een (tijdelijke) projectmedewerker, een coördinator

Planning en Controle en twee teams (Team Noord Nederland

en Team Zuid Nederland). Beide teams beschikken over een

architect, een tekenaar, twee inspectieopzichters en een technisch

opzichter. De inspectieopzichters inspecteren jaarlijks de panden en

laten het planmatige onderhoud uitvoeren. De technisch opzichters

fungeren meer als ‘vliegende keep’ bij onverwachte schade en begeleiden

grotere instandhoudingsprojecten.

Daarnaast hebben in 2011 wederom vier stagiaires succesvol een

stage afgerond. De inzet van stagiair(e)s, veelal masterstudenten Architectuurgeschiedenis

of Bouwkunde, is inmiddels structureel te

noemen. Het uitgangspunt daarbij is dat de stage voor de stagiair

leerzaam moet zijn en dat het stageresultaat een meerwaarde voor

de Vereniging moet hebben. De meeste stagiairs worden ingezet

om een restauratieverslag te schrijven over een monumentaal pand

dat gerestaureerd wordt. De stagiair kan bij zo’n lopend project

praktijkervaring opdoen bij een ‘werk in uitvoering’, doel- en praktijkgericht

onderzoek doen bij vondsten en inzicht krijgen in het

totaal, door het maken van een verslag over het gehele project. De

restauratieverslagen hebben een standaard opzet, maar de inhoud

verschilt per restauratieopgave en dus per project. In alle gevallen

geeft het verslag een verantwoording over wat er is gerestaureerd,

waarom en hoe. Door deze verantwoording maken we als Vereniging

onze afwegingen bij een restauratie inzichtelijker. Met de inzet

van kritische studenten vergroten we daardoor ook de professionaliteit

van onze eigen organisatie en snijdt het mes dus aan twee kanten.

In 2011 zijn er door stagiaires en eigen medewerkers verslagen

geschreven over de recente restauraties van Nijenburg, de Cruquius

en de Burcht van Berlage.

Het resultaat van het overige werk op het gebied van instandhouding

is hiervoor in het verslag weergegeven.

Ledenservice

De afdeling Ledenservice werd ultimo 2011, net als in 2012, bemand

door zes medewerkers. Onder leiding van het hoofd Ledenservice

verzorgt één medewerker de publiciteit van de Vereniging,

zorgt één voor de contacten met leden en kandidaat-leden en één

voor de contacten met vrijwilligers. Een freelance medewerker verzorgt

de excursies en rondleidingen en één medewerker verzorgt de

receptie en wikkelt het telefoonverkeer af. De werkzaamheden die

worden uitgevoerd door de afdeling Ledenservice zijn apart toegelicht

onder Voorlichting en Verenigingszaken. De al eerder genoemde

vrijwilligers helpen als ontvanger, als toezichthouder of als

rondleider bij Open Dagen, bij Toegankelijke Panden of bij vergaderingen

of andere gebeurtenissen in onze meest bijzondere panden.

Daarnaast verricht een groep vrijwilligers ondersteunende taken

voor het kantoor van de Vereniging.

Directie en Bestuur

Het Bestuur heeft een beleidsbepalende taak en is mede-executief.

Het Bestuur bestaat uit zes leden, die iedere vier jaar worden herbenoemd.

Het aantal herbenoemingen is niet beperkt. Wel geldt voor

de leden van het Bestuur een leeftijdgrens van 70 jaar. De

(her)benoeming in 2011 van twee leden van het Bestuur is hiervoor

al toegelicht.

De Directie bestond in 2011 uit één persoon, die het beleid voorbereidt,

uitvoerend is en ondersteuning geeft aan het Bestuur. De

directeur heeft tevens de leiding over de bureau-organisatie. Het

Bestuur is op de hoogte van alle nevenfuncties van de directeur die

relevant zijn of kunnen zijn voor het werkveld van de Vereniging en

heeft deze goedgekeurd (zie voor een specificatie

www.hendrickdekeyser.nl). Bij afwezigheid van de directeur wordt

diens plaats ingenomen door de adjunct-directeur.

De vergoeding voor de Directie is in lijn met de richtlijnen die de

Commissie Wijffels (Code Goed Bestuur) heeft opgesteld. De leden

van het Bestuur ontvangen geen vergoeding. Voor een weergave

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

van de relevante nevenfuncties van de leden van het Bestuur verwijzen

wij naar de website van de Vereniging.

De leden van het Bestuur kwamen in 2011 tien maal bijeen op het

kantoor van de Vereniging aan de Herengracht 172 te Amsterdam.

Aan de hand van kwartaaloverzichten werden de financiële ontwikkelingen

gevolgd. Uiteraard werd de jaarrekening van het voorgaande

jaar opgesteld en de begroting voor het nieuwe jaar. In de loop

van het jaar besprak het Bestuur 20 voorstellen voor mogelijke verwervingen,

waarvan er uiteindelijk 3 werden gerealiseerd. Van 4

panden kwamen voorstellen ter tafel voor uit te voeren restauraties,

dan wel afwijkingen in het verloop ervan. Afgezien van de gevolgen

van de financiële crisis voor ‘Hendrick de Keyser’, vormden twee

bijzondere agendapunten onderwerp van bestuurlijk overleg: de status

als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) en de voorwaarden

die het CBF stelt aan het mogen voeren van haar keurmerk.

Het eerste punt kwam aan de orde omdat de belastingdienst de

Vereniging in de loop van het jaar op de hoogte stelde van het

voornemen om de ANBI-status ter discussie te stellen. Na een uitvoerige

toelichting onzerzijds besloot de belastingdienst dat juist in

ons geval de ANBI-status terecht was toegekend.

Ten aanzien van het CBF-keur ontvingen wij een rapportage van

een periodieke (her)toetsing van onze werkwijze in relatie tot de eisen

van het Centraal Bureau Fondsenwerving. Die toetsingen (iedere

4 jaar) zijn altijd al lastig omdat onze Vereniging binnen de verzameling

‘goede doelen’ en ‘fondsenwervende instellingen’ van het

CBF een wat vreemde eend in de bijt is. Voor een deel veroorzaakt

door onze combinatie van ideële doelstelling en voor de instandhouding

noodzakelijke verhuuractiviteiten. Anderzijds past het feit

dat wij een vereniging-structuur hebben slecht in het standaard

organisatiemodel van het CBF. Steeds opnieuw tracht het CBF

onze organisatie binnen hun model te krijgen hetgeen onder andere

resulteert in iedere vier jaar andere eisen ten aanzien van onze statuten.

Inmiddels zijn wij aan de grens gekomen van wat voor onze

Vereniging nog aanpasbaar is, zonder dat wij de identiteit van

Hendrick de Keyser’ aantasten. Aan het einde van het verslagjaar

heeft het Bestuur besloten tot een beroepsprocedure bij het keurmerk

teneinde binnen het CBF-keur ruimte te houden voor een

afwijkende organisatie als ‘Hendrick de Keyser’. Ten tijde van het

realiseren van dit Jaarverslag heeft het CBF laten weten ons beroep

geheel te honoreren.

Naast voornoemde bijzondere onderwerpen werden door het Bestuur

de voorstellen tot huuraanpassing goedgekeurd.

Het Bestuur kent een adviescommissie inzake geschillen tussen de

Vereniging en derden, niet zijnde huurgeschillen. De commissie be-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

staat uit twee leden van het Bestuur en een lid van de Raad van

Commissarissen. De commissie beoordeelt de geschillen die door

derden schriftelijk en met redenen omkleed aan het Bestuur worden

voorgelegd en brengt een advies daarover uit aan het Bestuur. Het

Bestuur reageert vervolgens op het hem voorgelegde geschil naar de

klager.

In het verslagjaar is geen beroep gedaan op de geschillencommissie.

Verslag van de Raad van

Commissarissen

Aan de Raad van Commissarissen is de rol toebedeeld van adviseur,

van controleur op afstand en van toezichthouder. De leden worden

benoemd door de Algemene Ledenvergadering op voorstel van de

Raad voor een termijn van vier jaar. Zij kunnen tweemaal worden

herbenoemd. De benoeming van twee nieuwe leden en de herbenoeming

van twee leden van de Raad van Commissarissen is hiervoor

onder Algemene Ledenvergadering al aan de orde geweest.

Leden van de Raad van Commissarissen zijn lid van de Vereniging;

aan hen worden geen vergoedingen verstrekt. Voor een weergave

van de relevante nevenfuncties van de leden van de Raad van Commissarissen

verwijzen wij naar de website van de Vereniging.

De leden van de Raad van Commissarissen komen tenminste tweemaal

per jaar bij elkaar. Op 21 april 2011 vond – zoals gebruikelijk

in Huis Van Brienen aan de Herengracht 284 te Amsterdam – de

eerste vergadering van de Raad van Commissarissen met het Bestuur

plaats, inzake het verslag van de Vereniging over 2010 en de

jaarrekening. Daarnaast werden de ontwikkelingen ten aanzien van

verwervingen en restauraties uiteengezet en toegelicht. Tijdens deze

vergadering kregen de commissarissen een toelichting op het zogenaamde

GCI-systeem, dat binnen de organisatie van de Vereniging

wordt gehanteerd om panden in ons bezit op inhoudelijke waarde

te classificeren. Het systeem is louter een handige signalering of een

pand in ons bezit grotendeels bestaat uit oorspronkelijke of historische

onderdelen of slechts gedeeltelijk. Die aanwezigheid willen wij

kennen ten aanzien van de gevel (G), het casco (C) en het interieur

(I), vandaar GCI. Het is evident dat met een pand waarvan zowel

gevel, als casco, als interieur geheel van historische aard zijn veel

voorzichtiger moet worden omgesprongen dan met een pand waarvan

na een zeer grondige restauratie eigenlijk alleen de gevel nog

oorspronkelijk materiaal bevat. De commissarissen waren enthousiast

over de mogelijkheden van het GCI-systeem. In een later jaarverslag

zal een artikel aan dit onderwerp worden gewijd.

43


44

Na de bespreking van het verslag van de audit commissie werden de

jaarstukken goedgekeurd ter vaststelling door de Algemene Ledenvergadering.

Tenslotte stelde de Raad het aftreedschema vast.

De najaarsvergadering van de Raad van Commissarissen met het

Bestuur vond plaats op zaterdag 19 november te Haarlem in onze

gerestaureerde aula van het Hodshon Huis. Tijdens deze vergadering

werd van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen rond de

ANBI-status en werd vervolgens de begroting voor 2012 vastgesteld,

met een toelichting op de recente verwervingen en de voornemens

dienaangaande.

Jaarstukken 2011

De leden van de audit commissie van de Vereniging kwamen op 3

april 2012 ten kantore van de Vereniging bijeen, ter bespreking van

de Jaarrekening 2011. Bij die gelegenheid heeft de commissie zich

op de hoogte gesteld van de Jaarrekening 2011 en de achtergronden

daarvan. Op grond hiervan heeft de audit commissie aan de

Raad van Commissarissen geadviseerd om de jaarstukken over het

jaar 2011 goed te keuren. De Raad van Commissarissen heeft vervolgens

op 26 april 2012 besloten om het jaarverslag en de jaarrekening

voor te leggen ter bespreking en kennisneming respectievelijk

vaststelling door de Algemene Ledenvergadering, met het verzoek

aan de Algemene Ledenvergadering om décharge te verlenen aan de

leden van het Bestuur en de leden van de Raad van Commissarissen.

Plannen voor de korte termijn

De begroting 2012 is opmerkelijk vanwege het forse verliescijfer dat

onderaan het Saldo vormt. De oorzaak van dit grote verlies ligt in

de beoogde aankoop van een van de meest bijzondere huizen van

Amsterdam. Het historisch belang van dit monument is dermate

groot, dat onze Vereniging de kans te baat wil nemen om dit huis

in maatschappelijke handen te krijgen, ondanks dat daaraan een

flinke prijskaart hangt. Het verlies is dan ook geheel terug te voeren

op de post Verwerving panden. Deze aankoop kan alleen worden

gerealiseerd, dankzij de bereidheid van de BankGiro Loterij om

onze Vereniging zwaar te steunen. Van de investering ad ca.

€ 4 miljoen is € 2,4 mln gedekt door de twee jaarsubsidies van 2011

en 2012 van de BankGiro Loterij. Financieel gezien achten wij deze

verwerving lastig, maar verantwoord.

De Baten uit eigen fondsenwerving zullen in 2012 vergelijkbaar zijn

met het voorgaande jaar en in de Overige Baten is een groei voorzien

omdat de huurmarkt enig herstel vertoont. De post Subsidies

van overheden is weer terug op het niveau van 2009 omdat de extra

subsidie inkomsten uit de stimuleringsmaatregelen van de overheid

beperkt zijn tot 2010 en 2011 en geen nieuwe regelingen in het

vooruitzicht zijn gesteld. Integendeel, ook de reguliere BRIM-aanvraag

voor 2012 is vorig jaar niet gehonoreerd.

Aan de uitgavenkant is de post Instandhouding drastisch terug gebracht.

Deze ingreep heeft vooral gevolgen voor de grote restauratieplannen;

onder de negen in 2012 voorgenomen restauratieprojecten

bevinden zich slechts drie grote: het Kranebreukershuis in

Tegelen, een ruïneus monument dat zeer grondig wordt gerestaureerd

en herbestemd; de achterbouw van het Proveniershuis in

Schiedam, dat met de restauratie grotendeels zijn oorspronkelijke

bestemming (horeca en wonen) weer terugkrijgt en het Karel Vhuis

te Zwolle, dat door zijn restauratie kan worden samengevoegd

met het naastgelegen gebouw dat ook behoort tot de ‘Hof Van

Ittersum’. Door deze beperking op restauratiegebied kunnen vrijwel

alle reguliere onderhoudsprojecten in 2012 doorgang vinden,

hetgeen voor de kwaliteit van ons bezit zeer wenselijk is.

De uitgaven aan Voorlichting zullen in 2012 gelijk zijn aan voorgaande

jaren. Binnen dat budget is beoogd dat er naast het reguliere

boekje Toegankelijke Panden voor de leden een vergelijkbare uitgave

komt voor niet-leden. Bovendien zullen de gebruiksmogelijkheden

van de mobiele website verbreed worden. De overige activiteiten,

zoals de excursies en de Open Dagen zullen geen wijzigingen

ondergaan.

Mede als gevolg van de lagere uitgaven zal het aantal medewerkers

in 2012 niet groeien en mogelijk zelfs iets krimpen. De organisatiekosten

zijn toegerekend aan de drie onderdelen van onze doelstellingen

en aan de drie kostenplaatsen van Werving Baten en de

algemene administratiekosten onder Beheer en Administratie. Het

totaal van de organisatiekosten bedraagt gewoonlijk ca. 20% van de

Huurinkomsten, doch is thans net als het voorgaande jaar op 24%

begroot. Er wordt naar gestreefd om dit percentage op termijn

weer in evenwicht met de huurinkomsten te brengen. Daartoe

worden de kosten zo beperkt mogelijk gehouden en is herstel van

de huurmarkt nodig.

Continuïteit

De grote sympathie die de Vereniging maatschappelijk ervaart, gepaard

aan het voorzichtige financiële beleid, geven alle vertrouwen

dat het werk van de Vereniging tot in lengte van jaren kan worden

voortgezet.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Begroting 2012 (bedragen x € 1.000)

Baten

Baten uit eigen fondsenwerving 590

Baten uit acties van derden 1.200

Subsidies van overheden 1.624

Overige baten 8.060

Som der baten 11.474)

Lasten

Besteed aan doelstellingen

Verwerving panden (3.024)

Instandhouding panden (9.490)

Voorlichting (349)

Totaal besteed aan doelstellingen (12.863)

% besteed aan doelstelling tov baten: 112%

Werving baten

Kosten eigen fondsenwerving (52)

Kosten acties derden (85)

Kosten verkrijging subsidies overheden (95)

Totaal besteed aan werving baten

% eigen fondsenwerving tov baten: 9%

(232)

Beheer en administratie

Rente en bankkosten (430)

Kosten beheer en administratie (52)

Totaal besteed aan beheer

en administratie (482)

Som der lasten (13.577)

Saldo Baten en Lasten (2.103)

Hiervan uit de Bijzondere

Bestemmingsreserve 1.200

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Dankwoord

Het bestuur dankt de directie en de staf voor de grote

inspanningen die ook in 2011 weer nodig waren om ons

groeiende bezit goed te beheren. Directie en staf zijn daar

alleszins in geslaagd. Een bijzonder woord van dank willen

wij richten tot de velen die ons werk een warm hart toedragen

en tot hen die ons bedenken met giften, schenkingen,

legaten en erfstellingen. Zoals uit het voorgaande is op te

maken, is hun steun meer en meer noodzakelijk, in het

bijzonder voor de groei van de Vereniging.

Bestuur, Directeur

26 april 2012

45


46

Verantwoordingsverklaring

Op verzoek van het Centraal Bureau Fondsenwerving wordt hieronder de ‘verantwoordingsverklaring’ van Vereniging

Hendrick de Keyser integraal afgedrukt. Deze verklaring is ondertekend door ieder Bestuurslid en Commissaris.

Vereniging Hendrick de Keyser onderschrijft de drie

algemene principes van de Code Goed Bestuur voor Goede

Doelen (zoals opgenomen in het Reglement CBF-keur).

De drie principes zijn:

1.Onderscheid de functies toezicht houden, besturen

en uitvoeren;

2.Optimaliseer de effectiviteit en efficiency van

bestedingen;

3.Optimaliseer de omgang met belanghebbenden.

Deze drie principes zijn doorgevoerd in de wijze waarop de

Vereniging is georganiseerd en haar werk uitvoert. Zij zijn

waar relevant weergegeven in het jaarverslag. De leden van

het bestuur en de raad van commissarissen hebben ieder een

verklaring ondertekend waarbij zij deze principes formeel onderschrijven.

1. Onderscheid de functies toezicht

houden, besturen en uitvoeren.

De verdeling van rollen en taken is vastgelegd in de Statuten

d.d. 7 september 2007, die via de website van de Vereniging

zijn in te zien.

De Algemene Vergadering van leden controleert

Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar

brengt het bestuur in een algemene vergadering verslag uit

aan de leden en legt aan hen verantwoording af voor het gevoerde

bestuur. Het jaarverslag wordt tevoren aan de leden

toegezonden, met daarin een samenvatting van de jaarrekening.

Van de volledige jaarrekening kan via de website kennis

worden genomen. De algemene vergadering stelt de jaarstukken

vast en verleent decharge aan de leden van het bestuur

en de raad van commissarissen voor het gevoerde bestuur

respectievelijk het gehouden toezicht.

Het bestuur bestuurt

Het bestuur bepaalt het beleid en is (naast de directie) mede

uitvoerend. Het bestuur stelt de begroting vast. In iedere bestuursvergadering

rapporteert de directie aan het bestuur

over de voortgang van het beleid (de verwervingen en de restauraties).

Ten minste eens per kwartaal krijgt het bestuur

van de directie verslag van de financiële ontwikkelingen, zodat

het bestuur desgewenst op basis hiervan kan bijsturen.

Na afloop van het jaar maakt het bestuur de jaarrekening en

het jaarverslag op en stelt het bestuur deze na goedkeuring

door de raad van commissarissen in concept vast.

De raad van commissarissen houdt toezicht

De raad van commissarissen houdt toezicht op het beleid van

het bestuur en op de algemene gang van zaken bij de Vereniging.

De raad van commissarissen keurt de jaarstukken goed

voordat zij door de algemene vergadering van leden worden

vastgesteld. Voor een goede oordeelsvorming wordt de jaarrekening

in opdracht van de raad van commissarissen door

een register-accountant onderzocht. Daarnaast benoemt de

raad uit zijn midden een audit commissie die de jaarrekening

en het jaarverslag onderzoekt en daarover aan de raad en het

bestuur verslag uitbrengt.

De organisatie (onder leiding van de directeur) voert uit

De Vereniging beschikt voor de verwezenlijking van haar

doelstelling over een eigen organisatie. De directeur heeft de

dagelijkse leiding over de organisatie en wordt daarbij bijgestaan

door een adjunct-directeur. De directeur bereidt de

(beleids)besluiten van het bestuur voor, levert bij het nemen

daarvan ondersteuning aan het bestuur en voert de genomen

besluiten uit. In iedere bestuursvergadering legt de directeur

verantwoording af over de bereikte resultaten en ten minste

eens per kwartaal over het verloop van de inkomsten en de

uitgaven.

2. Optimaliseer de effectiviteit en

efficiency van bestedingen

De Vereniging besteedt haar middelen voor het overgrote

deel aan haar doelstelling: het verwerven, restaureren en in

stand houden van architectonisch of historisch belangrijke

gebouwen (en hun interieur) in Nederland en het geven van

voorlichting daarover. Het resterende deel van haar middelen

wordt besteed aan kosten voor de Vereniging en haar organisatie.

Een meerjaren beleidsplan (5 jaar) geeft de richting aan voor

de besteding van de middelen en de prioriteiten daarin. Ieder

jaar wordt in een jaarplan vastgelegd aan welke onderdelen

uitvoering wordt gegeven. Over de voortgang vindt regelmatig

afstemming plaats tussen de medewerkers en de afdelingshoofden.

Vervolgens rapporteren de afdelingshoofden daarover

maandelijks aan de directie, als ook over het verloop van

de inkomsten en de uitgaven. Bij de besteding van de middelen

wordt erop toegezien dat zo veel mogelijk wordt gewerkt

op basis van een offerte en daar waar dat effectief en nuttig is

op basis van tenminste twee offertes.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

3. Optimaliseer de omgang met

belanghebbenden

De Vereniging onderscheidt verschillende groepen belanghebbenden

voor wie en met wie het werk wordt gedaan.

• De leden: de leden worden geïnformeerd over de belangrijkste

restauraties en verwervingen, zowel via de website als

via het Bericht aan de Leden. Zij kunnen de resultaten van

het werk op de Open Dagen of via het programma Toegankelijke

Panden met eigen ogen zien. De leden kunnen hun

kennis verdiepen door kennisneming van de toelichting en

de artikelen in het jaarverslag en door deelneming aan de excursies

van de Vereniging.

• Eigenaren van kwetsbare panden: de doelstelling van de

Vereniging wordt bereikt door architectonisch of historisch

waardevolle panden die worden bedreigd in eigendom over

te nemen. Het is daarvoor van belang dat die eigenaren deze

mogelijkheid kennen. De Vereniging tracht zoveel mogelijk

haar werk via publiciteit onder de aandacht te brengen van

gemeentes, branchegenoten en particulieren. Daarvoor

wordt, met succes, ook een beroep op de leden en de commissarissen

gedaan.

• Vrijwilligers: de Vereniging wordt in de uitvoering van

haar taak ondersteund door vrijwilligers, zowel op kantoor

als in verschillende panden in het land. Vrijwilligers geven

rondleidingen, regelen de opening van panden en houden

toezicht of helpen met het archiveren of digitaliseren van documenten

en foto’s. Voor de vrijwilligers worden ter verdieping

en onderlinge uitwisseling van kennis bijeenkomsten

georganiseerd. De contacten met vrijwilligers lopen via de

verantwoordelijke projectmedewerker.

• Fondsen en subsidiegevers: voor de verwerving van panden

is in veel gevallen specifieke steun van derden noodzakelijk.

Vooral van de BankGiro Loterij ontvangt de Vereniging

hiervoor regelmatig steun. Hierover wordt in jaarlijkse rapportages

verantwoording afgelegd. Ten behoeve van de restauraties

is subsidie van overheden of steun van particuliere

fondsen onontbeerlijk. Aan hen wordt per project verantwoording

afgelegd over de bestedingen. Zowel de fondsen

als de subsidiegevers krijgen het jaarverslag, met uitgebreide

inhoudelijke verantwoording over het gedane werk en een

samenvatting van de jaarrekening.

• Branchegenoten: vooral op het gebied van monumentenbehoud

kent de Vereniging nogal wat andere organisaties

met een vergelijkbare doelstelling. Doordat de afbakening

van ieders doelstelling, dan wel ieders werkgebied duidelijk

is, bestaat er een goede samenwerking. Via de Federatie In-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

standhouding Monumenten wordt met al deze organisaties

regelmatig overleg gevoerd en vind afstemming van belangenbehartiging

plaats.

• De samenleving: in wezen is het grote publiek de uiteindelijke

belanghebbende. De Vereniging doet haar werk, opdat

goede voorbeelden van architectuur en monumenten voor

het nageslacht behouden blijven. Zij doet dit in het bijzonder

met het doel om toekomstige generaties van de geschiedenis

van het wonen in Nederland in zijn ontwikkeling en

variaties door de eeuwen heen te laten kennisnemen en zo

mogelijk te laten beleven. Daartoe doet de Vereniging onderzoek

naar de huizen in haar bezit en brengt zij met regelmaat

de resultaten daarvan naar buiten in eigen publicaties,

boeken en artikelen, of door lezingen. Iedere dag kan het

publiek het resultaat van het werk van de Vereniging van

buiten bekijken en – bij sommige panden altijd en bij andere

op speciale dagen – ook van binnen.”

47


48

Balans per 31 december 2011

na bestemming saldo baten en lasten

(x € 1.000)

Activa 2011 2010

Materiële vaste activa

Panden 41.920 38.342

Bedrijfsmiddelen 141 141

Totaal materiële vaste activa 42.061 38.483

Financiële vaste activa

Langlopende vorderingen 359 683

Vorderingen 2.756 4.202

Liquide middelen 948 1.184

Totaal activa 46.124 44.552

B A L A N S J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Passiva 2011 2010

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Reserves en fondsen

Reserves

• Bestemmingsreserves 26.200 23.964

• Bijzondere bestemmingsreserve 1.200 700

• Overige reserves 5.491 6.157

Fondsen

• Bestemmingsfonds – –

32.891 30.821

Langlopende schulden 8.736 7.633

Kortlopende schulden 4.497 6.098

Totaal passiva 46.124 44.552

49


50

Staat van baten en lasten over 2011

(x € 1.000)

Baten 2011 2011 2010

werkelijk begroot werkelijk

Lasten

Baten uit eigen fondsenwerving 907 530 1.928

Baten uit acties derden 1.200 1.200 1.220

Subsidies van overheden 2.058 4.113 3.697

Overige baten 7.311 7.460 7.133

Besteed aan doelstellingen

Som der baten 11.476 13.303 13.978

Verwerving panden (676 ) (166 ) (574)

Instandhouding panden (10.649 ) (12.260 ) (13.435)

Voorlichting (382 ) (361 ) (339)

Werving baten

(11.707 ) (12.787 ) (14.348)

Kosten eigen fondsenwerving (52 ) (48 ) (47)

Kosten acties derden (85 ) (79 ) (67 )

Kosten verkrijging subsidies overheden (96 ) (85 ) (95)

Totaal besteed aan werving baten (233 ) (212 ) (209)

Beheer en administratie

Rente en bankkosten (253 ) (175 ) (166)

Kosten beheer en administratie (48 ) (47 ) (53)

Totaal besteed aan beheer en administratie (301 ) (222 ) (219)

Som der lasten (12.241 ) (13.221 ) (14.776 )

Saldo baten en lasten (765) 82 (798)

Dit resultaat is als volgt in

het eigen vermogen verwerkt:

Bestemmingsfonds (394)

Overige reserves (765 ) (404)

(765 ) (798)

S T A A T V A N B A T E N E N L A S T E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Toelichting op de balans per 31 december 2011

en de staat van baten en lasten over 2011

1 Grondslagen van waardering

en van bepaling

van het resultaat

Voor zover niet anders is vermeld, zijn de posten in de balans

opgenomen voor de nominale waarde.

Materiële vaste activa

Panden

De hieronder begrepen panden zijn als volgt te onderscheiden:

• panden in vol eigendom, danwel panden die in eeuwigdurende

erfpacht zijn verkregen tegen een canon van € 0,-. Deze worden

gewaardeerd tegen vijfmaal de bruto huur per jaar per het einde

van het boekjaar;

• panden in eigendom belast met vruchtgebruik of het recht van

bewoning. Deze worden gewaardeerd tegen vijfmaal de door een

deskundige vastgestelde huur per jaar bij de aanvang van het

vruchtgebruik, resp. het recht van bewoning. Deze waarde wordt

in het jaar van verwerving onder de langlopende schulden opgenomen.

Jaarlijks wordt een deel van dit bedrag onder de huur

opbrengsten verantwoord.

• panden in eigendom belast met erfpacht. Deze worden gewaardeerd

tegen vijfmaal de jaarlijkse canon.

De jaarlijkse waardeaanpassing tot vijfmaal de bruto huur wordt

rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, onder de Overige

reserves.

Teneinde in de staat van baten en lasten inzicht te verschaffen in de

exploitatie van de panden wordt 2,5% van de balanswaarde aan het

begin van het boekjaar als afschrijvingslast in aanmerking genomen.

Door de jaarlijkse waardeaanpassing van de panden tot vijfmaal de

bruto huur op 31 december, heeft de afschrijving geen invloed op

de waardering van de panden in de balans. Bij tenminste gelijkblijvende

huur wordt de afschrijving in de waardering geheel

gecompenseerd.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Bedrijfsmiddelen

De bedrijfsmiddelen bij de Vereniging bestaan uitsluitend uit de inventaris

van het kantoor.

De kantoorinventaris, waaronder de communicatie- en computerapparatuur,

wordt gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde, verminderd

met lineaire afschrijvingen op basis van de geschatte economische

levensduur. De afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar voor kantoorinventaris

en 4 jaar voor communicatie- en computerapparatuur.

Het aan de Vereniging toebehorende antieke meubilair en de inventaris

in de verschillende panden worden p.m. gewaardeerd, omdat

deze goederen geen afzonderlijke opbrengst genereren en tevens

duurzaam worden aangehouden.

2 Materiële vaste activa

Het verloop van de post panden is als volgt:

Panden Totaal

Boekwaarde per 1 januari 38.342

Mutaties

Investeringen 158

Geactiveerde restauratiekosten 1.444

Waardeaanpassing 2.935

Afschrijvingen (959)

3.578

Boekwaarde per 31 december 41.920

51


52

3 Reserves en fondsen

De Reserves van de Vereniging zijn beschikbaar voor panden direct

in gebruik voor de doelstelling.

De Reserves worden onderscheiden in Bestemmingsreserves en

Overige reserves. De Bestemmingsreserves worden aangewend voor

de financiering van activa, met een omvang gelijk aan 5/8 deel van

de boekwaarde van de panden. De Overige reserves dienen voor

verwervingen, restauraties en voorlichting, conform de doelstellingen

van de Vereniging. Er zijn voor de gelden in de Overige

reserves nog geen concrete projecten vastgesteld. Ten laste van de

Overige reserves wordt in 2011 een Bijzondere Bestemmingsreserve

gevormd voor de verwerving van een bijzonder pand, waarvan de

koopsom wordt betaald uit de toekenning 2011 van de BankGiro

Loterij, doch waarvan de onderhandelingen in 2011 niet konden

worden voltooid. De Bijzondere Bestemmingsreserve ad 700 die in

2010 was gevormd is in 2011 aangewend voor de verwerving van

het beoogde pand.

Het totaal aan reserves en fondsen bedraagt eind 2011 32.899.

De Vereniging maakt inzichtelijk dat tenminste 5/8 van de boekwaarde

van onze panden met eigen middelen moet worden

gefinancierd, vastgelegd in de Bestemmingsreserves.

Het resterende 3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden

mag met vreemd vermogen worden gefinancierd.

Door dit beleid van de Vereniging kunnen de schulden altijd

binnen 8 jaar worden afgelost.

Mutaties in de Bestemmingsreserves vinden plaats vanuit de

Overige reserves.

Het verloop van deze reserve is als volgt:

2011 2010

Stand per 1 januari 23.964 22.997

Toevoeging vanuit Overige reserves 2.236 967

Stand per 31 december 26.200 23.964

Het verloop van de Bijzondere

Bestemmingsreserve is als volgt:

2011 2010

Stand per 1 januari 700 0

Onttrekking naar Overige reserves (600)

Onttrekking naar Kortlopende schulden (100)

Toevoeging vanuit Overige reserves 1.200 700

Stand per 31 december 1.200 700

Het verloop van de Overige reserves

gedurende het boekjaar is als volgt:

2011 2010

Stand per 1 januari 6.157 7.090

Waardeaanpassingen panden 2.935 1.138

Resultaatbestemming

Dotatie aan Bijzondere

(765 ) (404)

Bestemmingsreserve

Ontvangst uit Bijzondere

(1.200 ) (700)

Bestemmingsreserve 600

Mutatie Bestemmingsreserves (2.236 ) (967 )

Stand per 31 december 5.491 6.157

T O E L I C H T I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

3 Kosten eigen organisatie

In de Staat van Baten en Lasten zijn de kosten van de eigen organisatie

verdeeld naar hun bestemming. De specificatie is als volgt:

Bestemming Doelstelling Werving baten Beheer Totaal

Admin.

Bovenstaande verdeling van de kosten komt tot stand door middel

van een procentuele toedeling van kosten naar rato van de tijdsbesteding

van medewerkers binnen de organisatie aan de verschillende

doelstellingen van de Vereniging en de inspanningen die verricht

worden om de verschillende baten voor de Verenging te realiseren.

Deze procentuele verdeling is door de jaren heen consistent.

Voorgaande financiële overzichten zijn ontleend aan de volledige

Jaarrekening 2011 d.d. 3 april 2012, die ten kantore van de

Vereniging beschikbaar is, of op www.hendrickdekeyser.nl is

op te vragen.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Verwer- Instand- Voor- Eigen Acties Subsidies Werkelijk

vingen houding lichting fondsen- derden overheden 2011

werving

Bestuurskosten 4 2 1 0 0 0 0 7

Salarissen 92 792 178 24 45 56 11 1.198

Sociale lasten 17 150 34 5 9 10 2 227

Pensioenkosten 14 119 27 4 7 8 2 181

Overige personeelskosten 4 32 7 1 2 2 0 48

Reis-/verblijfkosten 9 74 2 2 2 4 0 93

Huisvestingskosten 8 76 2 2 2 4 10 104

Kantoorkosten/afschrijv. 7 70 2 2 2 4 10 97

Verenigingskosten 2 4 1 1 1 1 1 11

Overige algemene kosten 9 93 2 2 2 2 12 122

166 1.412 256 43 72 91 48 2.088

Bestuur, directeur

26 april 2012

53


54

Controleverklaring van

de onafhankelijke accountant

Aan: Bestuur van Vereniging Hendrick de Keyser

Bijgesloten op pagina 48 tot en met 53 opgenomen samengevatte

jaarrekening, bestaande uit de samengevatte balans per 31 december

2011, de samengevatte rekening van baten en lasten, zijn ontleend

aan de gecontroleerde jaarrekening van Vereniging Hendrick

de Keyser per 31 december 2011. Wij hebben een goedkeurend

oordeel verstrekt bij die jaarrekening in onze controleverklaring van

17 april 2012. Desbetreffende jaarrekening en deze samenvatting

daarvan, bevatten geen weergave van gebeurtenissen die hebben

plaatsgevonden sinds de datum van onze controleverklaring van

17 april 2012.

De samengevatte jaarrekening bevat niet alle toelichtingen die zijn

vereist op basis van de RJ 650 Organisaties zonder Winststreven en

de daaruit voortvloeiende regelgeving. Het kennisnemen van de

samengevatte jaarrekening kan derhalve niet in de plaatstreden

van het kennisnemen van de gecontroleerde jaarrekening van

Vereniging Hendrick de Keyser.

Verantwoordelijkheid

van het bestuur

Het bestuur van Vereniging Hendrick de Keyser is verantwoordelijk

voor het opstellen van een samenvatting van de gecontroleerde jaarrekening

in overeenstemming met de grondslagen zoals omschreven

in paragraaf 1 tot en met 4 van de toelichting.

Verantwoordelijkheid

van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de

samengevatte jaarrekening op basis van onze werkzaamheden,

uitgevoerd in overeenstemming met Nederlands Recht, waaronder

de Nederlandse Standaard 810. “Opdrachten om te rapporteren

betreffende samengevatte financiële overzichten”.

Oordeel

Naar ons oordeel is de samengevatte jaarrekening in alle van

materieel belang zijnde aspecten consistent met de gecontroleerde

jaarrekening van Vereniging Hendrick de Keyser per 31 december

2011 en in overeenstemming met de grondslagen zoals omschreven

in paragraaf 1 van de toelichting.

Den Haag, 17 april 2012

Deloitte Accountants B.V.

Was getekend

drs. V.W.J.A. van Stijn RA MGA

C O N T R O L E V E R K L A R I N G V A N D E O N A F H A N K E L I J K E A C C O U N T A N T J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Electrische lichtkronen in de aula van het Hodshon Huis

Lampen aula Hodshon Huis, huidige toestand (foto Arjan Bronkhorst)

Als sluitstuk van de restauratie van de aula van het Hodshon Huis

is een reconstructie gemaakt van de verdwenen electrische lichtkronen.

De oorspronkelijke kronen en wandarmaturen werden in

1904 gemaakt door de ‘Nederlandsche Fabriek van Bronswerken

v.h. Becht & Dyserinck’ uit Amsterdam. De architect van het aulagebouw

B.J. Ouëndag maakte het ontwerp. In de jaren zeventig

werden de lichtkronen uit de aula verwijderd. Nadat een zoektocht

naar de originelen op niets uitliep, werd besloten om de lampen te

reconstrueren. Voor de replica’s van de kronen en wandarmaturen

moest gewerkt worden op basis van een zwart-wit foto van de aula

uit 1904. Dit was de enige foto waarop de lichtkronen in detail te

zien zijn. Kunstsmid Ben Demmers uit Uitgeest reconstrueerde

op basis van deze foto de twee kronen zo nauwkeurig mogelijk.

(N. Smit) ■

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Aula Hodshon Huis ca 1904

Kunstsmid dhr. Demmers werkt aan de recontstructie van een lamp

55


56

Continuüm of

nieuw beleid?

Tien jaar aanwinsten

onder de loupe.

In 2003 trad architect Pi de Bruijn aan als

voorzitter van Vereniging Hendrick de Keyser.

In de ogen van velen veroorzaakte dat een

vernieuwing van het beleid, die zich gemakkelijk

laat illustreren aan de hand van de enorme groei

van vooral 20ste-eeuwse panden.

In dit artikel wordt, naar aanleiding van het

aftreden van De Bruijn, onderzocht of dat

verband met rede gelegd wordt en hoe groot

de vermeende beleidswijziging dan wel was.

1. De aantallen die in dit artikel worden genoemd in relatie tot

verworven panden kunnen niet als absoluut worden gezien.

Het betreft aantallen panden zoals die in de Jaarverslagen als

verwerving zijn genoemd. Eén verwerving kan bij nadere

afweging best als twee of drie afzonderlijke panden tellen of

bijvoorbeeld een heel hofje beslaan. Zo zijn er door de jaren

heen 367 verwervingen geweest, terwijl de collectie van de

Vereniging inmiddels uit 394 panden bestaat.

door Carlo Huijts

Tijdens het eerste decennium van de 21ste eeuw verwierf de Vereniging

maar liefst 63 panden. 1 Daarmee rangschikt deze periode zich net boven

het record van de jaren ’60 van de vorige eeuw waarin het bezit van de

Vereniging groeide met 61 panden. Afgezien van de oprichtingsjaren

(1918, ’19 en ’20) waarin de kersverse Vereniging Hendrick de Keyser

meteen een collectie van 25 panden vergaarde, is er geen decennium

waarin de toename van het aantal panden zo hoog lag. Integendeel,

een groei van ca. 40 panden in één decennium kwam in de 90-jarige

geschiedenis het meeste voor. Vandaar dat het jaarlijks gemiddelde al

sinds jaar en dag op 4 uitkomt.

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Afb. 1: Haarlem,

Spaarnwouderstraat 15

Periode 1961 – 1970

Het hoge aantal verwervingen in de jaren ’60 van de vorige eeuw is

goed verklaarbaar door de instelling van de monumentenwet in 1961

en het bijbehorende subsidiestelsel. Het automatisme dat dit nieuwe

instrumentarium bood, waarbij een eenmaal verworven pand met subsidie

van het Rijk kon worden gerestaureerd, gaf de Verenging de

mogelijkheid om veel panden onder haar hoede te nemen. Het Rijk

had omgekeerd de zekerheid dat, wanneer een monument eenmaal

ondergebracht was bij Vereniging Hendrick de Keyser, een grondig

herstel vroeg of laat zou volgen.

De 61 panden uit de periode 1961 – 1970 betrof voor het overgrote

deel (59%) 17de-eeuwse woonhuizen, bij voorkeur voorzien van een

trapgevel of de restanten daarvan. 2 Ook de vijf 16de-eeuwse panden

(8%) waren meestal van het type Hollandse renaissance of hadden een

19de-eeuwse lijstgevel. Slechts 28% betrof 18de-eeuwse huizen, waarbij

verschillende hun fraaie 18de-eeuwse gevel in één van de ‘Lodewijk stijlen’

hadden behouden. Panden uit recentere periodes werden in die tijd

niet bewust verworven. Toch zijn twee van de 19de of 20ste-eeuwse

huizen die zich thans in het bezit van de Vereniging bevinden terug te

voeren op verwervingen uit de periode 1961 – 1970. De eerste is een

garagewoning (Spaarnwouderstraat 15) uit 1935, die ‘meekwam’ met

de verwerving in 1961 van het 17de-eeuwse pand Korte Spaarne

23/25/27 te Haarlem. De tweede is een woonhuisje uit 1870, Oenselsestraat

15 te Zaltbommel, dat in 1970 in ons bezit kwam, omdat het

nu mogelijk werd om het naastgelegen Oenselsestraat 17, dat al in 1964

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 2: Haarlem, Spaarne 23, 25, 27

Afb. 3: Zaltbommel, Oenselsestraat 15

2. De verwijzingen naar de periode van herkomst van een pand

hoeft in dit artikel niet te betekenen dat het huis uit betreffend

bouwjaar is. De verwijzing heeft betrekking op de

periode waaruit de meest in het oog lopende verschijningsvorm

van het huis op terug te voeren is. Dus een huis dat

verworven is om zijn bouwtijd 1495, staat als 15de-eeuws te

boek, maar een 17de-eeuws huis, dat verworven is omdat het

in de 19de eeuw geheel van een nieuwe gevel en interieur is

voorzien, geldt hier als 19de-eeuws.

57


58

Afb. 4: Zaltbommel, Oenselsestraat 15 en 17

3. Deze vergelijking betreft alleen het aantal panden;

wanneer de grootte van de panden erbij betrokken

wordt, blijkt dat de groei van 5l% in de jaren ’60

vooral kleinere panden betreft (gemiddeld ca 700 m 3 ),

terwijl de groei van 21% in de periode 2001-2010

aanzienlijk grotere panden of complexen betreft

(gemiddeld ca 1.400 m 3 ).

eigendom van ‘Hendrick’ geworden was, op een goede manier te

restaureren. Dat werk werd dan ook meteen ter hand genomen

en in 1972 uitgevoerd. Deze twee verwervingen uit recentere tijden

stonden dus niet op zichzelf, maar zij stonden in dienst van een ander

waardevol pand uit een veel oudere periode.

Periode 2001 – 2010

De 63 aanwinsten uit de periode 2001 – 2010 geven een totaal ander

beeld, zoals verder in dit artikel zal blijken. Eerst dringt de vraag zich

op waar die opleving in het aantal verwervingen vandaan komt. Er zijn

verschillende factoren aanwijsbaar die het mogelijk maakten dat de Vereniging

in deze periode zo’n groei doormaakte. Meest voor de hand liggend

is de grotere omvang van de Vereniging zelf; de toename van 63

panden in het begin van de 21ste eeuw betekende een groei van de Vereniging

met 21%. De toename van 61 panden in de jaren ’60 betekende

destijds echter een groei van 51% (!), omdat de Vereniging zelf kleiner

was. 3

Afb. 5: Blaricum, Bloemlandseweg 3, Huis Hildebrand (foto Roos Aldershoff)

Er is echter een veel duidelijker oorzaak aanwijsbaar: net als in de jaren

’60 van de vorige eeuw maakte een externe financiële bron mogelijk dat

een belangrijk aantal panden extra kon worden verworven. Ditmaal was

die bron echter niet het Rijk, doch een particuliere partij. De BankGiro

Loterij financierde in 2000 de aankoop van ‘Huis Hildebrand’ in Blaricum

van Gerrit Rietveld en ging vervolgens een langjarige relatie aan

met Vereniging Hendrick de Keyser. Die steun leverde in de periode

2001 – 2010 veertien extra aankopen op, zonder welke dit decennium

zich nauwelijks van de voorgaande drie decennia had onderscheiden!

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Een derde verklaring ligt in het veel bredere interessegebied dat binnen

het blikveld van het bestuur was komen te liggen. In de jaren ’60 had

het bestuur de handen vol aan het redden van historische panden, waarvan

vaak de gevel en het casco nog te redden waren. Bij hun restauratie

werden eventuele 17de- of 18de-eeuwse betimmeringen en schouwpartijen

natuurlijk bewaard en waar nodig hersteld, maar verder reikten

de mogelijkheden niet. In de jaren 2001 –2010 was er meer interesse

voor de recente bouwkunst, maar ook meer aandacht voor de interieurs.

Soms zelfs werden panden verworven, omdat met name het interieur

bedreigd werd. 4

Wanneer de 63 aanwinsten uit de periode 2001 – 2010 worden verdeeld

naar hun periode van herkomst, geeft dat een ingrijpend ander beeld

dan in de jaren ’60. De 17de eeuw is in deze groep slechts met 22%

(14 panden) vertegenwoordigd, hetgeen nog niet half zoveel is als in de

jaren ‘60. Ook de 18de eeuw komt er bekaaider af: slechts vier panden

uit deze groep zijn vanwege hun 18de-eeuwse herkomst verworven,

daarmee maken zij 6% van het totaal uit, bijna even veel als de categorie

zéér oude panden, die met drie exemplaren uit de 15de of 16de eeuw

het bezit van de Vereniging hebben aangevuld. Het belangrijkste verschil

zit echter in de jongere periode. De collectie (overwegend) 19deeeuwse

panden besloeg in 2000 slechts 13 panden en verdubbelde in

het opvolgende decennium tot 26, daarmee 20% uitmakend van de

groep nieuwe aanwinsten. Nog sterker was de toename van het aantal

20ste-eeuwse panden. Zelfs wanneer de eerder genoemde verwerving

van het Rietveldhuis in Blaricum wordt meegeteld bezat ‘Hendrick de

Keyser’ in 2000 nog maar vier panden uit de 20ste eeuw. Daar kwamen

er daarna maar liefst 13 bij (evenveel als de 19de-eeuwse groep). Het

veel zwaardere aandeel van recentere monumenten is derhalve evident.

Geen waardering en geen gelegenheid

Iedereen die de Vereniging een beetje heeft gevolgd zal dit beeld herkennen.

De vraag die hier gesteld wordt is: hoe heeft dat zo kunnen komen?

De Vereniging Hendrick de Keyser is een vangnet-organisatie en

treedt om die reden zelden actief op ‘in de markt’. De Vereniging heeft

geen vermogen om panden aan te kopen; het beschikbare vermogen is

beperkt en noodzakelijk om het reeds aanwezige bezit aan panden ook

voor de verre toekomst in stand te kunnen houden. De Vereniging

voegt alleen nieuwe panden aan haar bezit toe als die haar worden aangeboden

en dan nog alleen indien er sprake is van een bedreiging voor

4. De ontwikkeling in de bescherming van interieurs valt

buiten het kader van dit artikel. Aan dit onderwerp zal in

de toekomst een apart artikel worden gewijd.

59


60

5. Ruud Meischke, 35 jaar nuchter bestuur, C. Huijts,

Jaarverslag 2010, pg. 54-67.

6. Het Nederlandse woonhuis, van 1300 tot 1800, R. Meischke

en H.J. Zantkuijl, Haarlem, 1969 (pg. 15-19).

het pand of voor waardevolle onderdelen ervan. Vanuit die passieve positie

is het opmerkelijk dat het verwervingsbeeld tussen de twee genoemde

periodes toch zo verschillend is.

De makkelijkste verklaring is de verandering in de maatschappelijke appreciatie

van de 19de en de 20ste eeuw als voortbrengers van panden

die de moeite van het behouden waard zijn. In de jaren ’60 werd de gedachte

dat goede voorbeelden van ‘oorspronkelijke’ architectuur na

1800 niet meer waren gebouwd, onder kunst- en architectuurhistorici,

maar ook onder de geïnteresseerde leek, breed gedragen. In het eerste

decennium van de 21ste eeuw is er onder de vakgenoten nauwelijks verschil

in waardering meer, terwijl de gemiddelde leek geen verschil meer

lijkt te zien tussen de 19de-eeuwse architectuur en de oudere, laat staan

een waardeoordeel. Het is dus heel goed mogelijk dat de ‘recentere’

panden die in de jaren ’60 aan de Vereniging voor verwerving werden

voorgelegd, waarschijnlijk een serieuze afweging aan de bestuurstafel

niet eens haalden. In het artikel over Ruud Meischke in het Jaarverslag

2010 5 staan verschillende voorbeelden van bestuurlijke afwegingen met

betrekking tot 19de-eeuwse panden, die in de jaren ’70 en ’80 nog

moeizaam verliepen. In de maatschappij was inmiddels een duidelijke

waardering op gang gekomen voor de kwaliteit van kunst en architectuurproducten

uit de 19de eeuw, definitief gemarkeerd en prachtig geïllustreerd

door de tentoonstelling De lelijke tijd (1835-1895) in het

Rijksmuseum te Amsterdam (1995).

Een andere verklaring is eveneens eenvoudig: de Vereniging kon zich in

de jaren ‘60 helemaal niet veroorloven om haar tijd, aandacht en geld

aan iets anders te besteden dan aan het redden en restaureren van 17deof

18de-eeuwse ‘krotten’. De op dat gebied geleverde inspanning was

dan ook immens. In die 10 jaar zijn door de Vereniging maar liefst 69

restauraties uitgevoerd. Omdat de meeste projecten langer dan een jaar

duurden, liepen er 10 tot 15 restauraties in één jaar, met 1967 en 1968

als topjaren. In ’68 werd aan 17 panden gewerkt en daarboven bij 7

panden het werk dat in eerdere jaren begonnen was, afgerond. In dat

jaar werd ruim vijfmaal (!) zoveel aan restauratie en onderhoud besteed

dan er aan huur binnen kwam (ruim 1,8 mln versus 3,5 ton). Dat verschil

werd in die tijd uiteindelijk geheel gedekt door subsidies, doch de

risico’s waren enorm groot. In Het Nederlandse Woonhuis vat

Meischke de drijfveer hierachter kernachtig samen, dat de oude filosofie

van ‘Hendrick’ na de oorlog definitief onhoudbaar bleek 6 . Bij de oprichting

dachten de bestuurders dat huizen verwerven, verhuren en onderhouden

een rendabele wijze was om monumenten in stand te houden.

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Afb. 6: Veere, Kaai 89

Langzamerhand bleek dat echter

geen houdbaar principe.

Na WO-II kwam het inzicht

dat rendabel verhuren alleen

mogelijk kon worden, nadat

een monument een grondige

restauratie had ondergaan. Die

restauratie mocht niet alleen

cascoherstel omvatten, maar

diende tevens het monument weer geschikt te maken voor een nieuwe

gebruiker (aanpassen aan de eisen van de tijd). Bovendien liepen de

gerestaureerde panden mee in de huurharmonisatie van 1960, waardoor

de huurinkomsten na dit decennium substantieel verbeterden.

Verandering van beleid

In de jaren ’90 bestond ook bij de Vereniging weinig twijfel meer, dat

19de-eeuwse bouwkunst evenzo de moeite van het behouden waard

was, als de monumenten uit de oudere eeuwen. In de bestuursnotulen is

af en toe spijt waar te nemen over de afwijzing van 19de-eeuwse panden

in de tijd dat ‘niemand ze nog wilde hebben’. Inmiddels was immers,

mede door de toegenomen waardering bij het grote publiek, de prijs

van juist 19de-eeuwse huizen aanzienlijk gestegen. Deze panden waren

over het algemeen bouwtechnisch in veel betere staat dan de oudere

monumenten, zodat een eigenaar wel grandeur, doch niet al te veel risico

verwierf. De bestuurlijke discussies leidden echter lange tijd niet tot

een doorbraak; jonge verwervingen bleven lange tijd achterwege en met

name de bestuursleden R. Meischke en C.A. van Swigchem getroostten

zich veel moeite om dat te veranderen. De aanvaarding bijvoorbeeld van

de nalatenschap van de heer D.H.G. Bolten in 1987 leverde nauwelijks

discussie over het vroeg 17de-eeuwse huis Kaai 89 in Veere, maar wel

over het uit 1900 stammende huis aan de Statenlaan 4 te Den Haag.

In het opvolgende jaar besloot het bestuur tot het laten opstellen van

een onderzoek naar het verwervingsbeleid. 7 Het rapport kwam in

februari 1989 tot stand en eindigde met de aanbeveling om meer 19deen

20ste-eeuwse panden binnen het bezit van ‘Hendrick de Keyser’ te

brengen. Meer dan de status van extern advies kreeg het rapport echter

niet, ondanks dat het bestuur wel unaniem de conclusies onderschreef.

De reden zat in de argumentatie die tot de aanbevelingen leidde, waarbij

(onvermijdelijk) de architectuurgeschiedenis in ‘hokjes’ werd ingedeeld

en de monumenten in typen. De twijfel over de legitimiteit van

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 7: ’s-Gravenhage, Statenlaan 4 (foto Wijnanda Deroo)

7. Studieopdracht VU-Amsterdam door mw. B. Laan.

61


62

Afb. 8: Usquert. Raadhuisstraat 3, vml. raadhuis

(foto Erik en Petra Hesmerg)

8. Het feitelijke besluit werd genomen in de bestuursvergadering

van 12 dec. 1989, waarbij het bestuur meende

dat “door de verwerving van dit object de Vereniging een

goede zet gedaan heeft in de belangstelling voor de jongere

bouwkunst”.

9. Jaarverslag 1994, pg. 6-7.

Afb. 9: Dordrecht, Wijnstraat 123-125

zo’n classificatie zorgde er gedurende langere tijd voor dat er geen

heldere beleidsformulering volgde. Bovendien was het bestuur van

mening dat een actieve keuze voor verwervingsbeleid nauwelijks zin

had, omdat de Vereniging uitsluitend reageerde op de ‘aanbiedingen’

en dus niet tot actief zoeken in staat was.

Wel vormde het rapport de opmaat voor het besluit in 1990 voor de

verwerving van het raadhuis van Usquert uit 1928 van H.P. Berlage.

Daarmee kwam voor het eerst in de geschiedenis van Vereniging

Hendrick de Keyser een jong monument als onderdeel van een bewuste

beslissing door het bestuur in het bezit van de Vereniging (de andere

jonge bezittingen kwamen vanwege andere panden of kwamen als nalatenschap

‘vanzelf’), zij het dat de koopsom slechts fl. 1,- bedroeg. 8

In 1994 volgde er opnieuw een ‘jonge’ aanwinst, echter dimaal weer

in de context van een andere, historische verwerving (een ‘neven-aanwinst’):

het huis ‘De Onbeschaamde’ aan de Wijnstraat 125-127 te

Dordrecht werd verworven omdat het in 1650-1653 was gebouwd, naar

ontwerp van Pieter Post en omdat het interieur in de 18de eeuw schitterend

verbouwd was. Bij de verwerving werd wel melding gemaakt van

het feit dat in 1910 de zaal van de Onbeschaamde in verband met een

herbestemming vernieuwd was door een kundig architect B. van

Bilderbeek. 9 Bij de zorgvuldige restauratie van de Onbeschaamde in

1996 – 1998 werd nog kort overwogen of de ingreep van Van Bilderbeek

ongedaan kon worden gemaakt, doch dat werd meteen als onrealistisch

van de hand gewezen. Pas aan het einde van dit project, bij de

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Afb. 10: Dordrecht, Wijnstraat 123-125,

trappenhuis met glas-in-loodraam uit 1910

even zorgvuldige restauratie van de zaal zelf, ontstond grote waardering

voor de kwaliteit van het oorspronkelijke ontwerp van Van Bilderbeek.

Beslissend voor die ommekeer was het resultaat van het kleuronderzoek,

waaruit bleek dat de oorspronkelijke wandafwerking van het stucwerk

uit deze periode niet wit was, maar – in dit geval – okergeel. Bovendien

bleek, dat de architectuur van de zaal ernstig in kwaliteit achteruit ging

wanneer werd afgeweken van de originele kleurstelling: de kleuren en de

materialen waren onmiskenbaar in onderlinge samenhang gekozen.

In 1995 volgde opnieuw een ‘neven-aanwinst’: het Raadhuis van

Hasselt, gebouwd in 1480 en uitgebreid in 1550, kwam in bezit van de

Vereniging vanwege zijn historische kwaliteit. Doch bij de verwervingsafweging

gold in dit geval meteen als extra kwaliteit dat het gebouw in

1907 – 1909 gerestaureerd was door Jos Th. Cuypers op basis van een

plan van zijn vader Pierre Cuypers. 10 Belangrijker echter in dit opzicht,

was in hetzelfde jaar de verwerving van de ‘De Gruyter’-winkel aan de

Beeklaan 303 te Den Haag. De winkel was in 1917 gerealiseerd in Art-

Decostijl door architect W.G. Welsing, die net als Van Bilderbeek duidelijk

in de school van Berlage te rangschikken was. Deze verwerving was

het eerste jonge monument dat voor een forse koopsom moest worden

aangeschaft. Daarenboven moest het pand nog een restauratie ondergaan,

hetgeen betekende dat de totale investering aanzienlijk was.

Toch meende het bestuur dat dit jonge monument, zowel qua architectuur

als qua interieur(!), uiterst waardevol was en de forse investering

rechtvaardigde.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 11: Hasselt, Markt 1, vml. raadhuis (foto Roos Aldershoff)

10.Jaarverslag 1995, pg. 4-5.

Afb. 12: ’s-Gravenhage, Beeklaan 303,

winkel van de Gruyter

63


64

Afb. 13: ’s-Gravenhage, Beeklaan 303, tegeltableau

11.Bij de restauratie in 1998 van dit jonge monument werd

meteen duidelijk dat interieurbescherming onwrikbaar is

verbonden met jonge monumenten. Veel sterker dan bij

oudere panden, ontlenen jonge monumenten een deel van

hun kwaliteit aan de ontwerpsamenhang tussen interieur en

exterieur, mede omdat de oorspronkelijke interieurs veelal

nog aanwezig zijn.

12.Hendrick de Keyser en de moderne bouwkunst,

P.T.E.E. Rosenberg, febr. 1998, pg, 22-23.

Afb. 14: Utrecht, Prins Hendriklaan 112 (foto Roos Aldershoff)

Meteen een jaar later, in 1996, werd weer een stapje gezet op

het terrein van de jonge bouwkunst: het eerste voorbeeld van

het Nieuwe Bouwen kwam in het bezit van ‘Hendrick de

Keyser’ met de verwerving van het zelfontworpen woonhuis van

architect Sybolt van Ravesteyn uit de periode 1932 – 1934. Ook dit

moest worden gekocht, zij het tegen een gereduceerd bedrag uit de nalatenschap

van de ontwerper. Opnieuw leidde zo’n verwerving binnen

het bestuur en binnen de Raad van Commissarissen tot enige discussie

over de wenselijkheid dat de Vereniging geld en mankracht

besteedde aan dit soort architectuur. Voor een ruime meerderheid stond

echter inmiddels wel vast dat het behoud van architectuur, zoals dat in

onze doelstelling is opgenomen, ook betrekking had op dit type monument;

de critici waren gereduceerd tot een handvol. Bovendien speelde

ook hier de bescherming van het volkomen originele interieur een

belangrijke rol in de beslissing. 11

Het begin

Ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Verenging in 1998

werd de balans opgemaakt met betrekking tot het verwerven van 19deen

20ste-eeuwse bouwkunst. De 19de eeuw was eigenlijk, zo blijkt al

uit het relaas hierboven, nauwelijks aanwezig. Doch op het gebied van

de 20ste-eeuwse bouwkunst waren enkele vorderingen gemaakt die

steeds kleine stapjes in de richting van ‘nieuw beleid’ markeerden.

Een overzichtsartikel over recent bezit in het themanummer van het

blad Monumenten bleef dan ook vooral beperkt tot de 20ste-eeuwse

panden. 12 Het opmaken van deze balans leidde echter tot een nieuwe

beleidsnotitie, gemaakt door de Vereniging zelf en gebaseerd op een

overzicht van de opbouw van het bezit van de Vereniging gedurende 85

jaar, primair verdeeld in bouwperioden en vervolgens daarbinnen – waar

nodig – in architectuurstijlen. Dit overzicht had als enige pretentie om

zichtbaar te maken waar in het bezit van ‘Hendrickde grote hiaten

zaten. Voor het eerst werd binnen het bestuur vastgesteld dat de

Vereniging eigenlijk – grotendeels door toeval – een buitengewoon

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

uitgebreide en gevarieerde collectie huizen bezat. Bovendien werd vastgesteld

dat op landelijke niveau Vereniging Hendrick de Keyser eigenlijk

de enige organisatie is die vanwege hun inhoudelijke (historische of architectonische)

waarden huizen verwerft die voor onze woongeschiedenis

van belang zijn. Zowel in het bestuur als in de Raad van Commissarissen

werd vervolgens als beleid vastgesteld, dat de Vereniging mede

tot haar taak kon rekenen dat het beeld van onze woongeschiedenis

door de tijd heen compleet zou moeten zijn. Uit dat inzicht vloeide

voort dat er een overzicht werd gemaakt van ‘witte vlekken’: er werden

perioden onderscheiden waarvan binnen het bezit nauwelijks of geen

voorbeelden te vinden waren en er werden architectuurvormen benoemd

die zwaar ondervertegenwoordigd of zelfs geheel afwezig waren.

De tijdsspanne van het overzicht liep van de 15de eeuw tot ca. 1930;

vroeger dan de 15de eeuw was niet realistisch en later dan 1930 leek

ongewenst, omdat nog nauwelijks uit te maken was welke naoorlogse

architectuur kenmerkend voor onze geschiedenis zou blijken te zijn. Dit

overzicht werd overigens gemaakt met de nadrukkelijke kanttekening

dat het tijdgebonden was, regelmatig diende te worden gewogen en indien

nodig herzien.

Door het concreet formuleren van de ‘witte vlekken’ kreeg iedere betrokkene

(directie, bestuur en commissaris) goed op het netvlies welke

soort panden een aanvulling op de collectie van de Vereniging waren.

In de verwervingsafweging kreeg dat vervolgens een rol toebedeeld.

Hendrick de Keyser’ bleef zoals altijd afhankelijk van de stroom verzoeken

die aan de Vereniging werd gericht. Maar binnen de selectie uit die

stroom, die moest leiden tot de afweging of een pand wel of niet in het

bezit kon worden opgenomen, veranderde wel iets. Cruciaal in het in

1999 geformuleerde beleid was het begrip ‘collectie’. De Vereniging

was en bleef een vangnet voor bedreigde panden, of omdat zij buiten

ons bezit geheel verloren zouden gaan, of omdat buiten ons bezit waardevolle

onderdelen van de architectuur, de bouwgeschiedenis of het

interieur verloren zouden gaan. Omdat het aantal aanvragen nog altijd

de financiële mogelijkheden verre overtrof, moest er geselecteerd

worden. Daarbij speelden altijd al drie afwegingen: kwaliteit van de

waarden, mate van bedreiging en financiële haalbaarheid. Hieraan werd

nu een vierde toegevoegd, zij het als laatste in de rij: aanvulling op de

collectie of duplicaat. Wanneer het betreffende pand een aanvulling

vormde op de collectie was het bestuur bereid iets meer financieel risico

te nemen, dan wanneer het ging om het zoveelste 17de-eeuwse huis

met trapgevel. Dus naast de voortdurende functie van vangnet ging

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

65


66

Afb. 15: Utrecht, Erasmuslaan 9

Afb. 16: Blaricum, Bloemlandseweg 3, ‘Huis Hildebrand’ (foto Arjan Bronkhorst)

Vereniging Hendrick de Keyser aan collectievorming doen, zij het

passief.

In 1999 was het overigens meteen raak. Het pand Erasmuslaan 9 te

Utrecht uit 1930 van de hand van Gerrit Rietveld was een goed voorbeeld

van het Nieuwe Bouwen, waarvan onze collectie toen slechts één

ander voorbeeld bevatte. Daarbij was dit een onderdeel van een in serie

gebouwd blokje, een aspect dat cruciaal was voor het Nieuwe Bouwen

en in ons bezit ontbrak. Bij deze verwerving diende zich in volle hevigheid

het probleem aan, dat een logisch gevolg was van de wens om de

collectie aan te vullen: de kostprijs. De grootste hiaten in de collectie

zaten uiteraard in de 19de en 20ste eeuw en al snel werd duidelijk dat

het aanvullen van het bezit met panden uit deze perioden nooit zou

lukken zonder de bereidheid om bij tijd en wijle stevige koopsommen te

betalen. De meeste van deze panden hebben immers een relatief goede

bouwkundige staat en vertegenwoordigen op de commerciële markt een

aardig vermogen. Daartegenover was al bij de restauratie van de recent

verworven jonge monumenten gebleken, dat de kwaliteit van het ontwerp

pas goed tot zijn recht kwam, als het oorspronkelijke ontwerp (van

binnen èn van buiten) zeer nauwgezet gevolgd werd. Dat leidde in sommige

gevallen tot keuzes die het hedendaagse gebruiksgemak niet ten

goede kwamen. Zo werd eens te meer duidelijk waarom zo’n jong huis

op onderdelen toch al aangepast was en vergde het restaureren ervan

veel aandacht en toewijding, zelfs meer dan bij de oudere monumenten.

Die nieuwe restauratiepraktijk leverde wel een schat aan kennis en inzicht

op over de, vaak inmiddels onzichtbaar geworden, kwaliteit van

dit soort panden.

Een vliegwiel

De publiciteit rondom de verwerving van deze jonge monumenten door

Vereniging Hendrick de Keyser genereerde juist op het gebied van jonge

bouwkunst weer nieuwe ‘aanmeldingen’. Maar het probleem van de

hoge verwervingskosten vroeg om een doorslaggevende oplossing. Die

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Afb. 17: Blaricum, Bloemlandseweg 3, ‘Huis Hildebrand’,

originele keuken (foto Arjan Bronkhorst)

kwam er in 2000 toen de vraag rees, of de Vereniging een ander huis

van Gerrit Rietveld, gebouwd in 1935 aan de Bloemlandseweg 3 te

Blaricum, uit de markt wilde kopen. Omdat uit een onderzoek bleek dat

het één van de zeer weinige huizen van Rietveld betrof dat nog werkelijk

volkomen origineel was (inclusief de keuken en de badkamer!) was

ook het historische belang hier erg hoog. Bovendien was de bedreiging

aanzienlijk, omdat er inmiddels een vergunning voor een verbouwing

was afgegeven. Het werd echter eens te meer duidelijk dat de Vereniging

dit soort verwervingen onmogelijk kon realiseren zonder omvangrijke

financiële steun van een sponsor. De zoektocht voor steun bij de

verwerving van dit fantastische huis leidde naar de BankGiro Loterij

(toen nog de Nederlandse Sponsor Loterij). Zij maakte deze verwerving

mogelijk door meer dan de helft van de koopsom bij te dragen. Het

zou het begin zijn van een langdurige relatie, die essentieel was voor de

realisatie van de collectie-gedachte. Zonder de structurele en stabiele

steun van de BankGiro Loterij sinds 2000 was er in het eerste decennium

van de 21ste eeuw waarschijnlijk even weinig terecht gekomen van

de collectieaanvulling als in de voorgaande decennia. Dat geldt niet

alleen in directe zin voor de veertien extra aankopen waar hierboven al

naar is verwezen. Het geldt ook voor veel panden die nadien door

derden aan de Vereniging zijn geschonken of voor haalbare bedragen

zijn overgedragen. Immers veel van die contacten vloeiden voort uit de

publiciteit die ‘Hendrick de Keyser’ genereerde met de bijzondere

verwervingen als gevolg van de steun van de BankGiro Loterij. Al

meteen in het jaar na de aankoop van het Rietveld-huis in Blaricum

kreeg de Vereniging een huis van architect W. van Tijen uit 1961 aan

de Glazoenowlaan 3 te Rotterdam geschonken. Het huis was te jong (!)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 18: Rotterdam, Glazoenowlaan 3

67


68

Afb. 19: Warnsveld, Molenstraat 8-10

Afb. 20: Vlieland, Duinkersoord 33,

vml. reddingbootloods (foto Petra Voots)

om monument te worden en werd door de eigenaar ter bescherming bij

Hendrick’ ondergebracht. Deze aanwinst (want zo werd het unaniem

door het bestuur beoordeeld) markeerde en illustreerde de snelle ontwikkelingen.

Zo’n verwerving was immers 10 jaar eerder nog ondenkbaar

geweest en werd nu eervol aanvaard. Opmerkelijk genoeg waren

het nu de leden die achter liepen bij deze inhoudelijke aanpassing van

het verwervingsbeleid. Alhoewel de ontwikkelingen – zoals hiervoor

aangetoond – zeer geleidelijk waren gegaan, verspreid over de hele jaren

’90, was de invulling van de hiaten in het bezit met jonge monumenten

voor verschillende leden op de Algemene Ledenvergadering een punt

van discussie. Het beeld ontstond dat er een selectievoorkeur bestond

voor juist de jonge bouwkunst. Dat beeld was gevoed doordat tot ieders

verrassing juist de 20ste-eeuwse panden grote behoefte aan de bescherming

van de Vereniging hadden, met name omdat er onder deze groep

exemplaren zijn die door hun bouwer, of diens nazaten, bewoond worden

en daardoor een hoge mate van originaliteit bezitten. De aanbiedingen

van 19de-eeuwse architectuur – die even gewenst was – bleef helaas

tot 2001 uit.

De 19de-eeuw

Afb. 21: Vlieland, Dorpsstraat 148, vml. raadhuis

Zoals gezegd krijgt de Vereniging (veel) meer panden aangeboden dan

financieel en organisatorisch verwerkt kunnen worden. Omdat daarmee

de werkruimte volledig bezet is, bestaat er (ondanks de Loterijgelden!)

voor de invulling van het ‘wensenlijstje’ altijd afhankelijkheid van dat

aanbod. De 19de-eeuwse bouwkunst was duidelijk een hiaat, dat zich

om eerder genoemde redenen minder snel liet invullen dan de 20steeeuwse.

In het eerste decennium van de 21ste eeuw veranderde dat

beeld drastisch. De aanwas van 20ste-eeuwse panden zou, mede door alle

publiciteit rondom dat soort verwervingen, doorzetten. Tegelijk

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

kwam er echter, zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak, een stroom

19de-eeuwse aanwinsten op gang. Het begon in 2001 meteen met drie

exemplaren: de schenking van het huis Molenstraat 8-10 te Warnsveld

uit 1878, de Reddingbootloods op Vlieland uit 1894 en het voormalig

Raadhuis van Vlieland uit 1855. Vooral het laatste was historisch interessant

omdat het door een foutieve restauratie ‘in 18de-eeuwse trant’

verminkt was en bij de Vereniging de opgave lag om het weer in zijn

19de-eeuwse staat terug te brengen. In architectonisch opzicht was de

Reddingbootloods belangwekkend, omdat het door zijn metselwerkdetaillering

een goed tijdsbeeld gaf. Een ware topper diende zich echter

meteen in het volgende jaar aan, met de verwerving van Huis Barnaart,

Nieuwe Gracht 7 te Haarlem. Dit stadspaleisje uit 1804, was historisch

nog vrijwel ongeschonden en architectonisch een perfect voorbeeld van

de late neoclassicistische bouwstijl die de overgang van de 18de naar de

19de eeuw markeerde. Afgezien daarvan is bij dit huis de, door architect

Abraham van der Hart ontworpen, interieurafwerking ook nog grotendeels

in oorspronkelijke staat bewaard gebleven en zelfs onderdelen

van de originele inboedel. Een mooier voorbeeld uit deze periode was

nauwelijks denkbaar. In hetzelfde jaar kwam ook een laat 19de-eeuws

huis in ons bezit (meer verwant aan de Reddingbootloods): de kuiperij,

Ankerstraat 18 te Maassluis. Met deze 5 panden verdubbelde Vereniging

Hendrick de Keyser in twee jaar tijd zijn 19de-eeuwse pandenbezit!

Maar daar bleef het in dit decennium niet bij. In 2004 kwam de Buitenplaats

Nijenburg te Heiloo in ons bezit, waarvan het hoofdhuis welis-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 23: Maassluis,

Ankerstraat 16, vml. kuiperij

Afb. 22: Haarlem, Nieuwe Gracht,

‘Huis Barnaart’ (foto Arjan Bronkhorst)

Afb. 24: Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’

(foto Céline Admiraal)

69


70

Afb. 25: Heiloo, Kennemerstraatweg 278,

‘Nijenburg’ (foto Céline Admiraal)

Afb. 26 en 27: Alblasserdam, Cortgene 9,

vml. ambachtsherenhuis (foto’s Arjan Bronkhorst)

Afb. 28: Bolsward, Kleine Dijlakker 17

waar in 1707 gebouwd was, maar waarvan de hedendaagse verschijning

van zowel het exterieur, als grote delen van het interieur terug te voeren

was op een grondige renovatie in 1830. Juist huizen en interieurs uit de

eerste helft van de 19de eeuw hebben hun aparte belang, omdat er in

die periode door de economische schaarste na de Franse bezetting betrekkelijk

weinig bouwactiviteit was. De mogelijkheid om een volledig

origineel huis uit 1841 te verwerven werd dan ook met beide handen

aangegrepen. Alleen de omstandigheid dat het onderhavige pand,

Cortgene 9 te Alblasserdam, inmiddels een volledige bouwval was,

deed de Vereniging ernstig aarzelen. In feite was dit huis door de zware

scheurvorming in technische zin reeds verloren gegaan, doch het was

dermate bijzonder dat een huis uit deze periode nog zo compleet

bewaard was, dat de Vereniging toch tot verwerving over ging. Er volgden

in dit decennium nog twee verwervingen uit de latere 19de eeuw:

Kleine Dijlakker 17 te Bolsward met een voorhuis in eclectische bouwtrant

en de boerderij in Rouveen, die in zijn huidige verschijning vrijwel

geheel uit 1880 stamt. Vanuit collectieoogpunt werd in 2008 een

droomscenario bewaarheid. De tegenhanger van Huis Barnaart, het

Hodshon Huis aan het Spaarne nr 15 te Haarlem, gebouwd in 1800,

eveneens van de hand van Abraham van der Hart, kon aan het bezit van

de Vereniging worden toegevoegd. Aldus werden in één decennium de

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Afb. 31: Haarlem, Spaarne 15-17,

‘Hodshon Huis’ en gehoorzaal (linker zijde)

(foto Arjan Bronkhorst)

Afb. 29 en 30: Rouveen, Oude Rijksweg 264

(foto C. Ooms)

twee meest begerenswaardige huizen uit de vroege 19de eeuw binnen

de collectie veilig gesteld en kreeg de vroeg 19de-eeuwse architectuurstroming

van het neo-classicisme binnen de collectie van ‘Hendrick’ een

brede basis. Tegelijk met het Hodshon Huis kwam als ‘neven-aanwinst’

de naastgelegen gehoorzaal uit 1904 van architecten Klinkhamer en

Ouëndag in ons bezit, aan de buitenzijde neo-renaissance, doch al nijgend

naar het 20ste-eeuwse Traditionalisme, maar van binnen nog helemaal

aansluitend bij de 19de-eeuwse neo-gotiek, waarvan de Vereniging

tot op dat moment geen enkel voorbeeld bezat.

Meteen in het volgende jaar echter kwam het icoon van de industriële

monumenten in Verenigingsbezit met de verwerving van het voormalige

stoomgemaal de Cruquius uit 1845: geheel een neo-gotisch gebouw.

Voor deze architectuurstroming was in het opvolgende jaar de verwerving

van de 18de-eeuwse ‘kapelwoning’ te Driehuis uiterst interessant.

Het is het eerste neo-gotische gebouw van Nederland, gebouwd in

1769 (!) als folly op het terrein van de buitenplaats Beeckestijn te

Velsen-Zuid.

Het uitbreiden van het 19de-eeuwse bezit kan niet zonder industriële

monumenten. De beginfase van de industriële bouw in Nederland kenmerkt

zich door een vermenging van werken en wonen. Daar ligt voor

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 32: Haarlem, Spaarne 15-19, gehoorzaal

‘Hodshon Huis’ (foto Arjan Bronkhorst)

Afb. 33: Cruquius, Cruquiusdijk 27, vml. stoomgemaal

de Cruquius’ (foto Arjan Bronkhorst)

71


72

Afb. 34: Cruquius, Cruquiusdijk

27, vml. stoomgemaal

de Cruquius’

(foto Arjan Bronkhorst)

Afb. 35: Driehuis, P.C. Hooftlaan 93,

kapelwoning (foto Arjan Bronkhorst)

Afb. 36: Schoonhoven, Bij de watertoren 25,

vml. watertoren (foto Roos Aldershoff)

Vereniging Hendrick

de Keyser van oudsher

de primaire

collectietaak. Als

de woonfunctie ontbreekt moet een monument van het kaliber

‘Cruquius’ zijn, wil het voor verwerving in aanmerking komen. In dit

opzicht deed zich in 2003 al een prachtig voorbeeld voor. Bij de in

1860 nieuw gebouwde industriële watermolen aan de St. Pieterstraat

te Valkenburg aan de Geul, waren zowel de molenaarswoning als de

dubbele knechtenwoning bewaard gebleven. Vanwege die samenhang

kon, ondanks mindere architectonische kwaliteit, dit complex in 2003

als industrieel monument aan de collectie worden toegevoegd.

De enige nog niet genoemde 19de-eeuwse stroming, de neo-renaissance,

werd in 2007 voorzien van een fantastisch voorbeeld met de

verwerving van de Watertoren uit 1900 in Schoonhoven. Ook bij deze

watertoren speelde de omstandigheid, dat de basis van het gebouw voor

het grootste deel wordt gevormd door de machinistenwoning.

Met deze aanwinsten is anno 2011 de 19de eeuw nog lang niet representatief

vertegenwoordigd en heeft met name de grote variatie aan

eclectische gebouwen uit deze eeuw nog slechts één voorbeeld (Bolsward)

dat in het bezit van de Vereniging is veiliggesteld. Maar vergeleken

met de voorgaande decennia stemt de groei met elf panden beslist

tot tevredenheid.

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

De nieuwe voorzitter

Wanneer de ontwikkelingen, zoals hiervoor beschreven, chronologisch

bezien worden, valt op dat er wel momenten van ‘vernieuwd beleid’ zijn

te markeren, doch dat daar in de praktijk nimmer een grote ommezwaai

aan toe te schrijven is. Wel kleine stapjes, doch die vinden ook plaats

tussen de beleidsaanpassingen door. Dat is een gevolg van de continuïteit

in het orgaan dat de beslissing tot een verwerving neemt: het bestuur.

Omdat er vrijwel iedere maand afwegingen zijn, evolueert dat afwegingskader

langzaam, maar gestaag, mits de deelnemers open staan

voor elkaars inzichten. Het begeleiden van dat proces is bij uitstek een

taak van de voorzitter en de wisseling van de voorzitterspositie in 2003

zou door de buitenstaander dan ook aangewezen kunnen worden als

markering van nieuwe beleidsontwikkelingen. Zeker in dit geval, waar

de oud voorzitter, mr P.M. van der Laan, deze positie al 20 jaar innam

en de nieuwe voorzitter, ir P.B de Bruijn, ook nog eens praktiserend architect

was. Nu moest de focus wel verschuiven van oud naar nieuw!

In werkelijkheid was dat proces al veel eerder ingezet. De hiervoor beschreven

gedachte in 1989 om meer aandacht te besteden aan 19de- en

20ste-eeuwse bouwkunst had niet alleen tot een rapport over dit onderwerp

geleid, maar in 1990 ook – op voorspraak van de penningmeester(!)

H. Muller – tot de benoeming van Pi de Bruijn als lid van het

bestuur. De benoeming van een architect in het bestuur was niet nieuw,

er was al vaker iemand uit deze beroepsgroep bestuurlijk verbonden aan

de Vereniging. De heer De Bruijn volgde architect F.W. de Vlaming op,

die sinds 1978 deel van het (toen nog Dagelijks) bestuur had uitgemaakt.

Bij diens vertrek ontstond de vraag of de Vereniging, nu eind

jaren ’90 vooral bouwhistorici het resultaat van restauraties leken te

bepalen, niet beter een bestuurslid uit die hoek kon worden gezocht.

Vooral directeur W. Raue bepleitte de aanwezigheid van een architect in

het bestuur en aldus geschiedde. De Bruijn bracht voor het eerst als

architect op deze positie de ervaring mee van het realiseren van nieuwe

toevoegingen aan historische gebouwen. Dat vereist tenminste een

zoektocht naar de specifieke kwaliteiten in zowel het historische gebouw

als de nieuwe toevoeging. De Bruijn stapte in terwijl het proces

van overgang naar verwervingen uit de 19de en 20ste eeuw reeds in

gang gezet was. Het bestuur met De Bruijn omarmde in 1999 het

nieuwe ‘collectieplan’. De opvolging in 2003 van de notaris Van der

Laan door de architect De Bruijn zou in dat opzicht geen rigoureuze

beleidswijziging betekenen. Het was ook geenszins het geval dat de

speciale aandacht in de verwervingsafweging voor de jongere gebouwen

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

73


74

Afb. 37: Veere, Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’

(foto Roos Aldershoff)

Afb. 38: Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. raadhuis

(foto Erik en Petra Hesmerg)

ook maar enigszins ten koste

ging van de oudere. In de periode

2001 – 2010 werd Vereniging

Hendrick de Keyser, naast

de in dit artikel genoemde 19de

en 20ste-eeuwse gebouwen, verrijkt met maar liefst zestien 18de-eeuwse

panden, negen 17de-eeuwse, zes 16de-eeuwse en als oudste één 15deeeuwse

(de Campveerse Toren in Veere). Vergeleken met de verwervingen

in andere decennia wijkt deze groep niet veel af, al was in de meeste

gevallen de 17de eeuw de grotere groep.

Met ingang van het voorzitterschap van De Bruijn in 2003 werd het beleidskader

voor het verwerven van panden wel duidelijker geformuleerd

dan bij de laatste gelegenheid in 1999. In een interview ter gelegenheid

van het 90-jarig bestaan van de Vereniging in 2008 gaf De Bruijn aan

dat het onderscheid tussen ‘monumentenzorg’ aan de ene kant en

‘nieuwbouw’ aan de andere kant een kunstmatige tegenstelling was.

Deze was veroorzaakt door ideologische emoties enerzijds, tegenover

bureaucratische en theoretische stellingen anderzijds. Een gebouw heeft

kwaliteit of heeft dat niet. ‘Hendrick de Keyser’ onderscheidt in zijn

hoofddoelstelling twee kwaliteiten; historische en architectonische. Als

één van beide kwaliteiten groot is, kan de andere klein of zelfs afwezig

zijn, terwijl het gebouw toch de moeite van het verwerven waard is.

Door deze benadering bleef de prioriteit liggen bij het invullen van de

hiaten in de collectie, zoals dat in 1999 was gedefinieerd, doch de vraag

werd veeleer: ‘is er sprake van architectuur, historisch of recent?’ Voor

de leek mag deze nuance academisch lijken, maar voor de ingewijden is

de kwestie van groot belang. Immers wanneer het traditionele onderscheid

van ‘monumenten’ versus ‘architectuur’ in stand blijft – waarbij

het eerste begrip meteen als ‘oud’ wordt gezien en het tweede begrip

als ‘modern’ – ontstaan er gescheiden werelden, waar sommige 19de en

vooral de 20ste-eeuwse panden tussenuit vallen (namelijk vaak niet

evident behorend tot de ene of de andere groep). Door ieder gebouw

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

dat kwaliteit heeft te beschouwen

als onderdeel van onze architectuur

smelten oud en nieuw samen tot

een nieuw afwegingskader. De aanvulling

die dan wenselijk is (gezien

de doelstelling van de Vereniging)

betreft de panden die wel een

(hoge) ouderdom hebben, maar

geen noemenswaardige architectonische kwaliteit. Als die bedreigd zijn,

blijft Vereniging Hendrick de Keyser een veilige thuishaven. Bovendien

leidde de nieuwe formulering impliciet meteen tot het slechten van

WO-II als beleidsmatige tijdsgrens. Het nieuwe beleid was immers niet

meer aan tijd gebonden, alleen aan kwaliteit.

Zoals bij ‘Hendrick’ gebruikelijk volgde de herformulering van 2003 in

feite op een ontwikkeling uit de praktijk: de schenking in 2001 van het

Rotterdamse huis uit 1963. Voor de buitenwereld bleek de nieuwe

formulering een heldere boodschap, die op bescheiden wijze geleidelijk

steeds duidelijker werd uitgedragen. Aan de hierboven beschreven

19de-eeuwse verwervingen is dat niet duidelijk afleesbaar, die waren

onder het beleid 1999 ook wel binnen het blikveld van de Vereniging

gekomen. Voor de 20ste-eeuwse verwervingen lag dat volstrekt anders.

De communicatie dat Vereniging Hendrick de Keyser ‘architectuur’

verwierf (naast monumenten) leverde contacten op die voor 2003 nooit

aan de mogelijkheid hadden gedacht voor een toekomst van hun pand

onder de hoede van de Vereniging.

De 20ste eeuw

De hiervoor genoemde verwerving van Glazoenowlaan 3 te Rotterdam

kan worden aangemerkt als een veiligstelling, waarbij de schenker al

heel vroeg de ontwikkeling bij ‘Hendrick de Keyser’ had opgemerkt en

omarmde, daarbij onbedoeld ons uitdagend om het beleid te herformuleren.

Na 2003 kwam de instroom van 20ste-eeuwse gebouwen pas

goed op gang. In het collectiebeleid van 1999 onderscheidde de Verenging

vijf 20ste-eeuwse architectuurstromingen: Art Nouveau, Rationalisme,

Art Deco, Traditionalisme en het Nieuwe Bouwen. In de periode

2001 – 2010 zou ieder jaar tenminste één aanvulling opleveren, doch

helaas geen enkele voor de stromingen Art Nouveau en Art Deco.

De andere drie stromingen kwamen daarentegen royaal aan bod. Het

Rationalistische raadhuis van Berlage in Usquert kreeg context met de

verwerving in 2007 van de Burcht in Amsterdam, door dezelfde archi-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 39: Amsterdam, Henri Polaklaan 9, ‘de Burcht’

(foto Arjan Bronkhorst).

75


Afb. 40: Opening van ‘de Burcht’ in Amsterdam, v.l.n.r. Peter Gortzak, Carlo Huijts, Eberhard van der Laan en Pi de Bruijn

(foto Joost van den Broek)

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

tect gerealiseerd in 1900. De

twee panden vormen een fantastisch

duo en geven ons de

gelegenheid om de ontwikkeling

in deze architectuurstroming

over een periode van bijna 30 jaar aan de bron te onderzoeken.

Des te aardiger zijn hierdoor de verwerving in 2006 en ’07 van het in

1908 gebouwde woonhuis met kantoor aan het Bolwerk 2 in Dordrecht

en het naastgelegen woon/winkelpand Bolwerk 4 uit 1916, beide

onmiskenbaar te karakteriseren als trendvolgers van het Rationalisme,

waarbij het woonhuis van nr. 2 nog sterke neo-renaissance trekjes vertoont.

De zaal van het eveneens in 2007 verworven 18de-eeuwse huis

Rodenburch, ook in Dordrecht, had in 1920 een zware renovatie ondergaan

en bracht daardoor als ‘neven-aanwinst’ een prachtig rationalistisch

interieur in het bezit van de Vereniging. 13

Afb. 43: Middelburg,

Laan van Nieuwenhove 2

Afb. 42: Dordrecht, Bolwerk 4

Het Traditionalisme verkreeg eveneens een mooie basis in de collectie

met de verwerving in 2004 van de helft van een karakteristieke tweeonder-een-kapwoning

uit 1928 aan de Laan van Nieuwenhove 2 te

Middelburg en van een ‘rijtjeshuis’ huis aan de Lorentzkade 5 te Leiden

uit 1938 van architect A.J. Kropholler. Een jaar later was het meteen

weer raak met het traditionalistische hofje, het Hofje van Belois te

Schiedam uit 1925, tevens het laatste hofje dat in Nederland nog op

de klassieke gesloten wijze gebouwd is.

De ‘tegenhangende’ stroming in de 20ste eeuw, het Nieuwe Bouwen,

was eerder al met huizen van Rietveld uit 1930 en 1935, van Van

Ravesteyn uit 1932 in het bezit van ‘Hendrick de Keyser’ vertegenwoordigd.

Deze collectie kon in 2004 worden aangevuld met de Derde

Ambachtsschool, Zwaardstraat 16 te Scheveningen uit 1930 van architect

J. Duiker. Het eerder genoemde Rotterdamse huis van Van Tijen

uit 1961 gold enige jaren als jongste pand in de collectie, tot in 2010

het super functionalistische woonhuis van architect Abe Bonnema in

13.Destijds in het jaarverslag nog gekarakteriseerd als ‘een

Hardegarijp uit 1963 binnen het bezit van de Vereniging kwam. Deze ernstige aantasting’. (Jvsl 2003, pg. 13).

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 41: Dordrecht, Bolwerk 2

77


78

Afb. 44: Leiden, Lorentzkade 5

Afb. 45: Schiedam,

Hofje van Belois, Aleidastraat

14.In 1985 verwierf de Vereniging het pand Eise Eisingastraat 2

te Franeker, uit 1745, doch met een zeer fraai Art Nouveauwinkelinterieur

uit 1911.

Afb. 46: Scheveningen, Zwaardstraat 16, ‘Derde Ambachtsschool’ (foto Arjan Bronkhorst) Afb. 47: Hardegarijp, Rijksstraatweg 24

moest echter al in hetzelfde jaar zijn positie als jongste huis afstaan aan

het woonhuis van architect Huub de Bruijn te Venlo uit 1967.

Alhoewel 2011 eigenlijk buiten het kader van dit artikel valt, kan niet

onvermeld blijven dat in dat jaar het Huis Slegers te Velp, dat Rietveld

daar in 1954 realiseerde, het bezit van de Vereniging verrijkt heeft. Dat

illustreert meteen de aanknopingspunten die de 20ste-eeuwse voorbeelden

in de collectie van de Vereniging inmiddels al bieden. Net als bij

Berlage, bezit de Vereniging van Rietveld thans een vroeg werk (Blaricum)

en een laat werk (Velp), aangevuld met vergelijkingsobjecten van

Van Ravesteyn, Duiker en uiteindelijk Van Tijen. Daarbij valt op dat de

meest recente groep huizen in ons bezit, Rietveld te Velp, Van Tijen te

Rotterdam, Bonnema te Hardegarijp en De Bruyn te Venlo alle vier tot

het Nieuwe Bouwen zijn te rekenen, doch dat binnen deze stroming de

zeer functionalistische Bonnema zich duidelijk onderscheidt van de

meer traditionalistische De Bruyn. Ook Van Tijen is qua ontwerp nog

vrij traditioneel, doch blijkt tijdens de uitvoering enkele wijzigingsvoorstellen

van de opdrachtgever te hebben omarmd (hardglas i.p.v. stalen

buizen en travertin i.p.v. gebakken tegels) die het huis meteen moderner

maakten. Bovendien was hij in technisch opzicht zeer vooruitstrevend,

door een hele vroege toepassing van dubbelglas en door het toepassen

van electrische verwarming in enkele muurvlakken ter verhoging

van het comfort! Rietveld daarentegen, die bij de Erasmuslaan nog wel

in was voor experimenten met technische snufjes (ook hij paste muurverwarming

toe in één van de panden aldaar) heeft in Velp dat pad geheel

verlaten, doch bevindt zich qua functionaliteit van zijn ontwerp anno

1954 nog steeds in de frontlinie.

Conclusie

Uit het voorgaande is in omgekeerde volgorde een drietal conclusies te

trekken. Allereerst is in het laatste decennium de collectie op cruciale

onderdelen aangevuld met prachtige voorbeelden. Toch blijken enkele

al lang bestaande hiaten nog altijd lastig te vullen. Met name de vele

19de-eeuwse voorbeelden van eclectische architectuur willen maar

mondjesmaat doordringen in de collectie. Maar ook voorbeelden uit de

20ste-eeuwse Art Deco-stroming of met Art Nouveau interieurs blijven

vooralsnog geheel achterwege of beperkt tot een enkeling. De oorzaak

lijkt opnieuw voor de hand te liggen: juist deze stromingen kennen een

C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

erg hoge waardering door het publiek, dus ze vinden gemakkelijk nieuwe

eigenaren. Daarmee is de bedreiging voor hun voortbestaan gelukkig

niet groot en dientengevolge een beroep op de Vereniging minder

opportuun. De grote belangstelling voor deze architectuur breng echter

wel met zich mee, dat er steeds minder werkelijk originele exemplaren

bewaard blijven; nieuwe eigenaren hebben immers vaak hoge prijzen

betaald en verlangen veel hedendaags comfort.

Een tweede conclusie wordt uit het voorgaande duidelijk, maar is

minder voor de hand liggend: het passieve karakter van de verwervingspraktijk

zoals de Vereniging die (noodgedwongen) hanteert, blijkt wel

degelijk door beleid goed beïnvloedbaar. De jarenlange aanname dat het

nauwelijks zin had om beleid te formuleren, omdat het toch niet in een

aankoopstrategie om te zetten was, blijkt geen grond te hebben.

Natuurlijk was de realisatie afhankelijk van een geldstroom, maar ook

de categorie schenkingen en symbolische verkrijgingen veranderde van

samenstelling, meer passend bij het vernieuwde beleid.

Tot slot levert de derde conclusie het antwoord op de openingsvraag

van dit artikel. Het verwervingsbeleid van de Vereniging heeft zich wel

degelijk ontwikkeld en de benoeming van de architect Pi de Bruijn heeft

daar invloed op gehad. Die invloed was echter onderdeel van een zeer

gestage verandering die zich al sedert de jaren ’80 van de vorige eeuw

aftekende. Dat komt doordat het bestuur uitsluitend in volledige consensus

besluiten neemt. Dus in 1990 past de komst van Pi de Bruijn als

bestuurder in een breed gedragen strategie om in het verwervingsbeleid

meer aandacht te besteden aan de jongere architectuur. De benoeming

komt voort uit de zoektocht naar het juiste kompas, naar de juiste formulering.

De beleidsformulering in 1999 om de ‘collectievorming’

bewust ter hand te nemen, draagt derhalve de signatuur van ieder

bestuurslid. De beslissing zelf om in 2003 een architect tot voorzitter

te benoemen, is eveneens volledig onderdeel van de beschreven beleidsontwikkeling.

In die zin is onmiskenbaar sprake van een continuüm.

Voor de buitenwereld hebben dergelijke momenten echter een signaalfunctie

en ze worden ook als zodanig gehanteerd. Dat de benoeming

van architect Pi de Bruijn de sleutel zou leveren om de gedachten over

collectievorming van ‘historische hokjes’ om te zetten naar ‘architectonische

kwaliteit’ kon niemand tevoren bevroeden. Het levert voor de

komende jaren voldoende leidraad om verwervingsafwegingen te maken

en schept een helder beeld naar buiten. Op zijn beurt genereert dat

weer meer dan voldoende vraag vanuit de maatschappij om steun door

de Vereniging, dat wijst de recente geschiedenis al uit. ■

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 48: Venlo,

Henry Dunantstraat 4

Afb. 49: Velp, Den Bruijl 35 (foto Arjan Bronkhorst)

79


80

Alfabetische lijst van plaatsen in

Nederland met panden van de Vereniging

Jaar van verwerving

Alblasserdam

1 Cortgene 9, vml. ambachtsherenhuis

(overdracht gemeente Alblasserdam; met steun 2006

BankGiro Loterij)

Alkmaar

1 Mient 31 1925

2 Mient 33

Amersfoort

1925

1 Havik 33-35

Amsterdam

1941

1 Beulingstraat 25 1928

2 Blauwburgwal 22 1976

(legaat mw C.M. Alderding-Krull)

3 Bloemgracht 9 1962

4 Bloemgracht 87 1929

5 Bloemgracht 89 1929

6 Bloemgracht 91 1927

7 Bloemgracht 108 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

8 Brouwersgracht 48 1918

9 Brouwersgracht 50 1918

10 Brouwersgracht 54 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Brouwersgracht 56 1949

12 Brouwersgracht 218

13 Diemerzeedijk 27,

1946

vml. gemeenlandshuis 2008

(met steun BankGiro Loterij)

14 Egelantiersgracht 73 1962

15 Enge Kerksteeg 2 1918

16 Enge Kerksteeg 4 1918

17 Frederiksplein 10 1975

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

18 Henri Polaklaan 9, ‘de Burcht’ 2007

(met steun BankGiro Loterij en het SNS REAAL Fonds)

19 Herengracht 39 1963

20 Herengracht 59

21/22 Herengracht 77 /

1918

Korsjespoortsteeg 24 1958

23 Herengracht 170,

‘Huis Bartolotti’ 1924

24 Herengracht 172,

‘Huis Bartolotti’ 1971

(schenking koopsom Merrem & La Porte N.V.)

25 Herengracht 241 2006

(schenking dhr J.J.M. Bordens en mw E.H. Heesen)

26 Herengracht 284,

‘Huis Van Brienen’ 1933

(schenking Comte d'Alsace, Prince d'Henin)

27 Herengracht 394 1918

28 Herengracht 476 1953

(schenking mw G.L.C.A. Mirandolle)

29 Herengracht 524 1995

(met steun van NOG Verzekeringen)

30 Huidenstraat 19 1977

31 Kattengat 4 1926

32 Kattengat 6 1926

33 Keizersgracht 387 1955

(nalatenschap mw J.M. Worst-Kalff)

34 Keizersgracht 743 1978

(nalatenschap mw J.A.W. Westerman Holstijn-

van Hettinga Tromp)

35 Kerkstraat 19 1969

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

36 Kerkstraat 288 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

37 Kerkstraat 290 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

38 Kerkstraat 292 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

39 Kerkstraat 294 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

40 Kerkstraat 324

41 Koestraat 10/12,

1957

vml. wijnkopersgildehuis 1947

42 Lange Leidsedwarsstraat 144 1964

43 Lange Leidsedwarsstraat 146 1964

44 Lange Leidsedwarsstraat 148 1964

45 Lange Leidsedwarsstraat 150 1964

46 Lange Leidsedwarsstraat 152 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

47 Lijnbaansgracht 334 1966

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

48 Nieuwebrugsteeg 13

49 Nieuwebrugsteeg 15 /

1918

St. Olofspoort 9 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

50 Nieuwendammerdijk 283-285

51 Nieuwezijds Voorburgwal 75,

1959

vml. makelaers comptoir 2002

(overdracht Commissarissen van het Makelaars-

gilde / gemeente Amsterdam)

52/53 Nieuwezijds Voorburgwal

264 / Wijdesteeg 1 1929

54 Nieuwmarkt 20-22 1918

55 Noordermarkt 17 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

56 Noordermarkt 20 1962

57 St. Olofspoort 1 / Zeedijk 2 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

58 St. Olofspoort 2 1918

59 St. Olofspoort 3 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

60 St. Olofspoort 4 1918

61 St. Olofspoort 5 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

62 St. Olofspoort 7 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

63 St. Olofssteeg 8, ‘het Jopenvat’ 1924

64 Oudekerksplein 50 1955

65 Oudezijds Achterburgwal 151 1956

(schenking koopsom N.N.)

66 Oudezijds Achterburgwal 153 1956

(schenking koopsom N.N.)

67 Oudezijds Achterburgwal 155

68 Oudezijds Achterburgwal 187 /

1984

Spinhuissteeg 2 1980

69 Oudezijds Voorburgwal 14 1929

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

70/71 Oudezijds Voorburgwal 57 /

Oudezijds Achterburgwal 46A 1946

72 Oudezijds Voorburgwal 73 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

73 Oudezijds Voorburgwal 100

74 Palmgracht 20-26,

1918

‘Bossche Hofje’ 1997

(schenking Stichting Arent Dirksz Bosch Hofje)

75 Prinsengracht 2 1918

76 Prinsengracht 4 1918

77 Prinsengracht 36 1918

78 Prinsengracht 997 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

79 Prinsengracht 999 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

80 Prinsengracht 1001 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

81 Rapenburg 13

82 Sloterkade 21,

1918

‘Aalsmeerder Veerhuis’ 1925

83 Spuistraat 233 1961

(nalatenschap mw H.H. Fruyt-Martens)

84 Warmoesstraat 83 1918

85 Zandhoek 4 1949

86 Zeedijk 1

Appingedam

1920

1 Dijkstraat 30 1998

2 Solwerderstraat 14

Arnhem

1987

1 Bovenbeekstraat 21 1991

(overdracht gemeente Arnhem)

Balk

(gem. Gaasterland – Sloten)

1 Raadhuisstraat 11 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 van Swinderenstraat 7 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Bergen op Zoom

St. Catharinaplein 1 1993

2 St. Catharinaplein 2 1993

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Blaricum

1 Bloemlandseweg 3,

‘Huis Hildebrand’ 2000

(met steun BankGiro Loterij en dankzij

nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)

Blokker (gem. Hoorn)

1 Westerblokker 39,

‘Barmhartige Samaritaan’

Blokzijl

(gem. Steenwijkerland)

1990

1 Bierkade 6 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Bierkade 7 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Bierkade 8 1960

(overdracht Coöperatieve Zuivelindustrie NOVAC)

4 Kerkstraat 2 1926

5 Kerkstraat 16 1961

6 Kerkstraat 20-22 1926

7 Kerkstraat 24 1926

8 Kerkstraat 26 1926

9 Kerkstraat 28

Bolsward

1926

(gem. Zuidwest Friesland)

1 Kleine Dijlakker 17 2008

(nalatenschap J.P. Albada Jelgersma)

1

Breda

Moerenpad 10, kapel van

Gageldonk

Brielle

1918

1 Maarland NZ 10 1948

2 Maarland NZ 24 1925

3 Maarland NZ 29/30 1949

4 Voorstraat 27

Broek in Waterland

(gem. Waterland)

1928

1 Havenrak 1 2007

(schenking mw W.A.A. Bruigom-Six)

2 Leeteinde 4/6 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Leeteinde 12 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Cruquius

(gem. Haarlemmermeer)

1 Cruquiusdijk 27,

vml. stoomgemaal ‘de Cruquius’ 2009

(met steun BankGiro Loterij)

1

Culemborg

Slotstraat 8 1989

2 Slotstraat 10/Lange Meent 1-7 1977

(schenking koopsom N.N.)

Delft

1 Markt 2 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Markt 4 1962

3 Van der Mastenstraat 24 1979

(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)

4 Van der Mastenstraat 26 t/m 40,

complex ‘Hofje van Gratie’ 1979

(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)

5 Oude Delft 49 1936

6/7 Wijnhaven 16 / Boterbrug 17

Den Helder

1925

1 Molenstraat 63 2006

(schenking mw J. Hillerström en erfgenamen A.A. Zon)

1

Deventer

Boterstraat 3 1977

(schenking Stichting N.N.)

2 Brink 47 1977

(schenking Stichting N.N.)

3 Noordenbergstraat 6 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Doesburg

Koepoortstraat 26 /

Hogestraat 1 1980

2 Meipoortstraat 57 1958

3 Meipoortstraat 59 1958

81


82

1

Dokkum

(gem. Dongeradeel)

Keppelstraat 40 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Dordrecht

Bolwerk 2 / Merwekade 102 2006

(schenking dhr M.C.M. Schless en

dhr L.H.M. Stroekxs van den Broek)

2 Bolwerk 4 2007

(schenking koopsom dhr M.C.M. Schless en

dhr L.H.M. Stroekxs van den Broek)

3 Engelenburgerbrug 1-3,

vml. het rondeel 1975

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

4 Grotekerksbuurt 50 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

5 Grotekerksbuurt 54 1959

6 Grotekerksbuurt 56 1959

7 Kuipershaven 41/42 1955

8 Voorstraat 170 1919

9/10 Voorstraat 173 /

Nieuwbrug 1/3 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Wijnstraat 71/73 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

12 Wijnstraat 113, ‘het Zeepaert’ 1996

(met steun nalatenschap mw C.M. van der Meulen-

Jensma)

13 Wijnstraat 123/125,

de Onbeschaamde’ 1994

(overdracht gemeente Dordrecht)

14 Wijnstraat 124, 126 en 128 1997

(dankzij nalatenschap mw C.M. van der

Meulen-Jensma)

15 Wijnstraat 127, ‘In Beverenburch’ 2006

(schenking koopsom BankGiro Loterij)

16 Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ 2007

(overdracht gemeente Dordrecht)

Driebergen-Rijsenburg

(gem. Utrechtse Heuvelrug)

1 Hoofdstraat 87-91, ‘Sparrendaal’ 2000

(overdracht gemeente Driebergen-Rijsenburg en

dankzij nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)

Driehuis (gem. Velsen)

1 P.C. Hooftlaan 93, kapelwoning

‘Beeckestijn’ 2010

(met steun Bank GiroLoterij)

1

Dronrijp

(gem. Menaldumadeel)

Tsjerkebuorren 12 2005

(schenking mevrouw A.Dijkstra-Ossewaarde)

1

Edam

(gem. Edam-Volendam)

Achterhaven 105 1920

2 Doelland 3 1946

3 Doelland 5 1940

4 Spui 6

Elburg

1927

1 Krommesteeg 11 1925

2/3 Smedestraat 22 /

Rozemarijnsteeg 14, smederij 1987

4 Smeesteeg 4

Enkhuizen

1980

1 Bagijnestraat 3 1957

2 Breedstraat 32 1919

3 Breedstraat 102 1956

4 Breedstraat 121 1928

5 Torenstraat 11 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Vissersdijk 44 1928

7 Westerstraat 76 1919

8 Zuiderspui 3 1925

9 Zuiderspui 4

Franeker

(gem. Franekeradeel)

1918

1 Eise Eisingastraat 2 1985

(met steun ‘P.W. Janssens Friesche Stichting’)

2 Raadhuisplein 13 1966

(schenking erven L. van der Woude en G. Donia)

1

Frederiksoord

(gem. Westerveld)

M.E. van der Meulenweg 5 1992

(legaat mw M. Helbers-Molt)

1

Goes

Turfkade 11, ‘Karel V-huis’

Gorinchem

1928

1 Burgstraat 30/Vismarkt 20-21 1919

2 Molenstraat 109, vml. tolhuis 1977

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Gouda

Naaierstraat 6

’s-Gravenhage

1929

1 Beeklaan 303 1995

2 Statenlaan 4 1987

(nalatenschap dhr D. Bolten)

1

Groningen

Ossenmarkt 5

Haarlem

1930

1 Donkere Spaarne 56 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

2 Goudsmidspleintje 1 /

Donkere Begijnhof 8 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

3 Goudsmidspleintje 2/3 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

4 Groot Heiligland 19 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

5 Groot Heiligland 22 /

Omvalspoort 11 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

6 Groot Heiligland 46 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

7 Groot Heiligland 48 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

8 Groot Heiligland 63 t/m 85,

complex ‘Gasthuishuisjes’ 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

9 Houtmarkt 17 1934

10 Korte Spaarne 15 /

Spaarnwouderstraat 19 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

11 Korte Spaarne 23/25/27

12 Korte Spaarne 29/31 /

1929/1961

Wijdesteeg 3 1929

13 Korte Wijngaardstraat 14 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

14 Nassaulaan 14 1979

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

15 Nassaulaan 16 1979

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

16 Nieuwe Gracht 7,

‘Huis Barnaart’ 2002

(met steun BankGiro Loterij en dankzij

nalatenschap dhr C.W. Zeeman)

17 Spaarne 15-17, ‘Hodshon Huis’ 2008

(met steun BankGiro Loterij)

18 Spaarne 69 1963

19 Spaarne 108 1924

20 Spaarnwouderstraat 15

Hardegarijp

(gem. Tietjerksteradeel)

1961

1 Rijkstraatweg 24 2010

(met steun Bank GiroLoterij)

1

Harlingen

Havenplein 14 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Havenplein 28 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Noorderhaven 106 1930

4 Voorstraat 61 1955

5 Zuiderhaven 2

Hasselt

(gem. Zwartewaterland)

1955

1 Hoogstraat 33 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Markt 1, vml. raadhuis 1995

(overdracht gemeente Hasselt)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

3 Rosmolenstraat 1 1977

(schenking koopsom N.N.)

4 Rosmolenstraat 3 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Heiloo

1 Kennemerstraatweg 278,

‘Nijenburg’ 2004

(overdracht Vereniging Natuurmonumenten)

’s-Hertogenbosch

1 Hinthamerstraat 138 2009

(met steun BankGiro Loterij)

2 2e Korenstraatje 18 /

Dode Nieuwstraat 43

Honselersdijk

(gem. Westland)

1927

1 Hofstraat 27-29, vml. Nederhof 2006

(overdracht gemeente Westland)

Hoorn

1 Achter de Vest 1,

‘Maria- of Kruittoren’ 1993

(overdracht gemeente Hoorn)

2 Achterstraat 2 / Onder de Boompjes

1 t/m 1c, vml. doelen 1987

3 Binnenluiendijk 3 en 4 1998

(schenking dhr J.E. de Visser)

4 Grote Oost 82 1987

5 Grote Oost 84 1987

6 Grote Oost 132 1987

7 Hoofd 2, ‘Hoofdtoren’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

8 Italiaanse Zeedijk 106 1987

9 Kerkplein 39,

‘St. Jans Gasthuis’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

10 Korenmarkt 8 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Kuil 32 1965

(overdracht gemeente Hoorn)

12 Munnickenveld 2 1921

13 Munnickenveld 21a t/m 21g,

complex ‘Claes Stapelshofje’ 1987

14 Muntstraat 6 2001

(schenking koopsom BankGiro Loterij)

15 Oosterplantsoen 1 en 1a,

‘Oosterpoort’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

16 Rode Steen 8, vml. waag 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

17 Slapershaven 1 1987

18 Slapershaven 2 1987

19 West 50 1987

20 Wisselstraat 8 / Kloosterpoort 1 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

Kampen

1 Buiten Nieuwstraat 62,

‘Bethlehemsvergadering’ 1975

2 Burgwalstraat 6 1925

3 Burgwalstraat 8 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Kuinre

(gem. Steenwijkerland)

1 Henric de Cranestraat 38,

vml. raadhuis en waag 1977

(schenking gemeente IJsselham)

1

Leeuwarden

Auckamastraatje 4 1976

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Auckamastraatje 6 1976

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Grote Hoogstraat 14 1957

4 St. Jacobsstraat 13

Leiden

1928

1 Herengracht 82 1929

2 Lorentzkade 5 2004

(nalatenschap dhr H.M.J.W.J. Kortmann)

3 Rapenburg 25,

‘Bibliotheca Thysiana’ 1997

(overdracht Stichting Bibliotheca Thysiana)

4 Vliet 9 1983

83


84

Lexmond (gem. Zederik)

1 Kom Lekdijk 1 1965

(overdracht gemeente Lexmond)

1

Linschoten

(gem. Montfoort)

Dorpsstraat 28 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

2 Dorpsstraat 30 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

3 Dorpsstraat 32/34 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

Maassluis

1 Ankerstraat 16, vml. kuiperij 2002

(overdracht gemeente Maassluis)

2 Hoogstraat 11,

vml. gemeenlandshuis 2010

(met steun Bank GiroLoterij)

3 Markt 18 1978

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Maastricht

Achter de Molens 26 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

2 Achter de Molens 28 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

3 Achter de Molens 30 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

4 Cellebroedersstraat 4,

vml. cellebroederskapel 2006

(overdracht Stichting Cellebroederskapel)

5 Ridderstraat 2A /

Bisschopsmolengang 2B 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Stenenbrug 2

Makkum

1954

(gem. Zuidwest Friesland)

1 Turfmarkt 5 1999

(schenking dhr ir P.J. Tichelaar)

2 Turfmarkt 7 1999

3 Vallaat 22 2009

(overdracht Stichting Monumenten Makkum/Kingma-

stichting)

1

Medemblik

Vooreiland 11 1968

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Vooreiland 12 1968

(overdracht door N.V. Aannemersbedrijf Woudenberg)

3 Vooreiland 22 1968

(gekocht met Monumentenprijs 1988 van Prins Berhard

Cultuurfonds)

Middelburg

1 Gortstraat 30 1930

2 Laan van Nieuwenhove 2,

de Geuzenhoek’ 2004

(schenking E.P.D. van Ooijen)

3 Londensekaai 9 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

4 Londensekaai 11 1960

5 Rotterdamsekaai 1 /

Schuitvlotstraat 4 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Schuiffelstraat 18, ‘de Rosmolen’ 2004

(schenking dhr Th. Laurentius)

7 Vlasmarkt 49 1999

8 Vlasmarkt 51,

‘Huis ’s-Hertogenbosch’ 1999

(met steun nalatenschap dhr J. Acquoy en

mw E.A.A. Nairac

9 Wagenaarstraat 1 1973

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Moddergat

(gem. Dongeradeel)

Séwei 49

Monnickendam

(gem. Waterland)

1995

1 Noordeinde 5, vml. raadhuis 1996

(overdracht gemeente Waterland)

2 Noordeinde 10 1929

3 Weezenland 7 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Naaldwijk (gem. Westland)

1 Heilige Geest Hofje 1-12,

‘Heilige Geest Hofje’ 2006

(overdracht gemeente Westland)

1

Naarden

Kloosterstraat 9 1957

2 Kloosterstraat 11 1926

3 Kloosterstraat 13

Nieuwkoop

1926

1 Reghthuysplein 1, vml. raadhuis

Noordwijk

1949

1 Voorstraat 19 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Nijmegen

1 St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15,

vml. cellenbroederenhuis 2002

(Stichting Restauratiefonds Cellenbroederenhuis)

1

Oldeboorn

(gem. Boornsterhem)

Weaze 30

Oostvoorne

(gem. Westvoorne)

1989

1 Burg. Letteweg 5,

‘Schoenmakershuisje’ 1969

(schenking n.v. Mij tot Expl. van O.G. ‘Voorne’s Duin’)

2 Hoflaan 17, ‘Overburgh’ 1934

(schenking ‘bloot eigendom’ n.v. Mij tot Expl. van

O.G. ‘Voorne’s Duin’)

1

Oudewater

Kapellestraat 5

Purmerend

1918

1 Bierkade 9/ Whereplantsoen 7

Rotterdam

1929

1 Glazoenowlaan 3 2001

(schenking dhr D.E. van Raalte)

Rouveen (gem. Staphorst)

1 Oude Rijksweg 264 2006

(schenking koopsom SNS REAAL Fonds)

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Scheveningen

(gem. ’s-Gravenhage)

1 Zwaardstraat 16,

‘Derde Ambachtsschool’ 2004

(met steun BankGiro Loterij)

Schiedam

1 Aleidastraat / Hofje van Belois 1-37,

‘Hofje van Belois’ 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

2 Lange Achterweg 36-82, vml.

‘Weeshuis der Hervormden’ 2009

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

3 Overschiesestraat 1, 7-15 / Proveniershuis

1-30, vml. proveniershuis 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

4 Oude Kerkhof 5-7-9 /

Bagijnhof 7 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

1

Schoonhoven

Lange Weistraat 87 1961

(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)

2 Bij de Watertoren 25,

vml. watertoren 2006

(overdracht Stichting Behoud Watertoren

Schoonhoven)

3 Lopikerstraat 37 1961

(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)

4 Voorhaven 6 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Schoorl (gem. Bergen)

Duinweg 3, vml. rechthuis 1931

(overdracht gemeente Schoorl)

1

Sint-Annaland

(gem. Tholen)

Voorstraat 68, ‘Nonnetjeshuis’ 2011

(schenking dhr ir G.M.L. van Loon)

Tegelen (gem. Venlo)

1 Hoekstraat 6-8,

‘Kranenbreukershuis’ 2011

(overdracht gemeente Venlo)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Usquert (gem. Eemsmond)

1 Raadhuisstraat 3,

vml. raadhuis 1990

(overdracht Stichting tot behoud van het Berlagehuis)

1

Utrecht

Boothstraat 2A 1973

(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)

2 Erasmuslaan 9 1999

(nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek / met

steun van het Van Enter-Westerman Holstijn Fonds)

3 Janskerkhof 16 1973

(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)

4 Prins Hendriklaan 112 1996

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Valkenburg (gem.

Valkenburg aan de Geul)

St. Pieterstraat 2a,

vml. watermolen

Veere

2003

1 Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’ 2005

(overdracht gemeente Veere)

2 Kaai 21 1989

3 Kaai 89 1987

(nalatenschap dhr D. Bolten)

4 Markt 2 1921

5 Markt 3 1981

(legaat mw W. Abbeleven-Labberton)

6 Markt 4 1947

7 Markt 6 1947

8 Markt 10 2000

(schenking familie Oosterhoff)

1

Velp (gem. Rheden)

Den Bruijl 35, ‘Huis Slegers’ 2012

(met steun Bank Giro Loterij)

Velsen-Zuid (gem. Velsen)

1 Rijksweg 130-136, ‘Beeckestijn’ 2007

(met steun Louisa van der Velden Stichting)

1

Venlo

Grote Kerkstraat 19-21 1987

2 Henry Dunantstraat 4 2010

(met schenking van E.A.C. de Bruyn – Haenen)

3 Kwartelenmarkt 1 1925

Vianen

1 Achterstraat 88 1968

(overdracht gemeente Vianen)

Vierpolders (gem. Brielle)

1 Middelweg 5, ‘Esterenburg’ 2002

(met steun Louisa van der Velden Stichting)

Vlaardingen

1 Westhavenkade 45,

vml. redershuis 1998

(overdracht gemeente Vlaardingen

2 Westhavenplaats 37, vml. visbank 1998

Vlieland

1 Dorpsstraat 99,

‘Tromp’s Huys’ 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

2 Dorpsstraat 148, vml. raadhuis 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

3 Duinkersoord 33,

vml. reddingbootloods 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

1

Vlissingen

Beursplein 11, vml. beurs 1928

(overdracht gemeente Vlissingen)

1

Vollenhove

(gem. Steenwijkerland)

Kerkplein 1/3, vml. raadhuis 1991

2 Kerkplein 2,

toren Hervormde Kerk 1991

3 Kerkplein 15,

vml. Franse school

Voorschoten

1992

1 Woelwijklaan 11,

‘Jachthuis Woelwijk’ 1975

(schenking dhr en mw J.G. van Manen-Fabius)

85


86

1

Wanneperveen

(gem. Steenwijkerland)

Veneweg 56 1991

2 Veneweg 83, vml. schultehuis 1990

Warnsveld (gem. Zutphen)

1 Molenstraat 8-10 2001

(schenking Jhr ir. J.Ph. Laman Trip)

Workum

(gem. Zuidwest Friesland)

1 Noard 5

Woudrichem

1932

1 Hoogstraat 5 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Hoogstraat 9 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

IJlst

(gem. Zuidwest Friesland)

1 Eegracht 31/32,

de Messingklopper’ 1919

Zaandam (gem. Zaanstad)

1 Dam 1 en 1b, vml. accijnshuisjes 1997

Zaltbommel

1 Kerkstraat 26 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Oenselsestraat 15 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Oenselsestraat 17 1964

(met steun van dhr C. Philips)

4 Oenselsestraat 50 1978

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

5 Ruiterstraat 18 1948

Zierikzee

(gem. Schouwen-Duiveland)

1 Nieuwe Bogerdstraat 16 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Zutphen

Groenmarkt 7

Zwolle

1988

1 Sassenstraat 31A 1943

2 Sassenstraat 33, ‘Karel V-huis’ 1943

(‘overdracht’ staat voor een verwerving voor een symbolische

waarde, over het algemeen met de verplichting tot restauratie)

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Verspreidingskaart

Vereniging Hendrick de Keyser heeft haar bezittingen in onderstaande plaatsen in Nederland.

N

Veere

Middelburg

Vlissingen

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Delft

Maassluis

Oostvoorne

Brielle

Gorinchem

Dordrecht

Zaltbommel

Gouda

Schoorl

Medemblik

Enkhuizen

Blokker Vollenhove

Blokzijl

Wanneperveen

Alkmaar

Heiloo

Purmerend

Hoorn

Edam

Rouveen

Hasselt

Kampen

Velsen-Zuid

Driehuis

Zaandam

Monnickendam

Broek in Waterland

Elburg

Zwolle

Haarlem

Cruquius

Amsterdam

Naarden

Noordwijk

Blaricum

Deventer

Nieuwkoop

Warnsveld

Leiden

Amersfoort

Voorschoten

Linschoten Utrecht

Scheveningen

Driebergen

’s-Gravenhage

Oudewater

Honselersdijk

Vianen

Naaldwijk

Vlaardingen

Schiedam

Lexmond Culemborg

Schoonhoven

Rotterdam Alblasserdam

Vierpolders

Woudrichem

Zutphen

Velp Doesburg

Arnhem

Nijmegen

Zierikzee

Goes

Sint-Annaland

Den Helder

Bergen op Zoom

Vlieland

Breda

Harlingen

Makkum

Franeker

Workum

Balk

’s-Hertogenbosch

Maastricht

Dronrijp

IJlst

Kuinre

Moddergat

Dokkum

Hardegarijp

Leeuwarden

Bolsward Oldeboorn

Tegelen

Valkenburg

Frederiksoord

Venlo

Usquert

Groningen

Appingedam

VERENIGING

Hendrick de Keyser

87


88

Colofon

Ontwerp Studio Bauman BNO, Rotterdam

Fotografie HdK, tenzij anders vermeld

Druk Koninklijke Joh. Enschedé, Haarlem

© 2012

C O L O F O N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!