download - Vereniging Hendrick de Keyser
download - Vereniging Hendrick de Keyser
download - Vereniging Hendrick de Keyser
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Vereniging Hendrick de Keyser
Jaarverslag 2011
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
D R I E E¨ N N E G E N T I G S T E J A A R V E R S L A G
Voorzijde omslag:
Foto: Interieur Huis Slegers, Den Bruijl 35 te Velp (foto Arjan Bronkhorst)
Achterzijde omslag:
Ontwerptekening Huis Slegers, Gerrit Rietveld (Collectie Centraal Museum, Utrecht)
J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Vereniging Hendrick de Keyser
De Vereniging heeft tot doel het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen in Nederland
Vereniging Hendrick de Keyser is opgericht op 3 januari 1918 en
erkend bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1918 no. 62. Haar
laatstelijk gewijzigde statuten zijn vastgelegd in een notariële akte
d.d. 7 september 2007. De Vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Amsterdam onder no. 40530264.
Iedereen kan lid worden van de Vereniging, zowel particulieren als
bedrijven.
De minimum contributies zijn:
• voor een lid € 25 per jaar;
• voor een lid ‘voor het leven’ (30 jaar) € 450 ineens.
Bedrijven kunnen alleen lid worden op jaarbasis. Bedrijven en
andere lichamen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen
kunnen giften aan de Vereniging aftrekken voorzover zij
tezamen met andere giften maximaal 50% van de winst betreffen
(met een maximum van € 100.000). Een gift aan Vereniging
Hendrick de Keyser mag tot een maximum van € 5.000 met 50%
meer aftrek worden verwerkt (Culturele ANBI).
Behalve leden kent de Vereniging donateurs. Deze betalen tenminste
€ 100 per jaar. Zij ontvangen de reguliere publicaties van
de Vereniging, doch kunnen verder geen aanspraak maken op de
rechten die leden hebben.
Vereniging Hendrick de Keyser wordt structureel gesteund
door BankGiro Loterij en SNS REAAL Fonds.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Voor de inkomstenbelasting kunnen giften aan de Vereniging
worden afgetrokken, voorzover deze giften, tezamen met andere
aftrekbare giften, zowel € 60 als 1 % van het drempelinkomen te
boven gaan. De aftrek bedraagt ten hoogste 10 % van het drempelinkomen.
Giften in de vorm van termijnen van lijfrenten, welke
berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane verplichting
om termijnen van (nagenoeg) gelijke omvang gedurende
vijf of meer jaren ten minste jaarlijks uit te keren, zijn steeds aftrekbaar.
Omdat Vereniging Hendrick de Keyser een ‘Culturele ANBI’
is, kunnen aldus gedane giften tot maximaal € 5.000 voor 125% in
aftrek worden genomen.
Vereniging Hendrick de Keyser is een instelling die de bevordering
van kunst en wetenschap ten doel heeft als bedoeld in de Successiewet
en de Wet op de inkomsten-, resp. vennootschapbelasting.
De Vereniging is sinds 1 januari 2006 vrijgesteld van het betalen
van zowel schenkbelasting over ontvangen schenkingen als erfbelasting
over ontvangen erfstellingen en legaten. Met ingang van
1 januari 2008 is de Vereniging opnieuw door het Ministerie van
Financiën aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling
(ANBI) en per 1 januari 2012 als ANBI met een Cultureel doel.
Voorts is de Vereniging door het Centraal Bureau Fondsenwerving
gecertificeerd.
Het kantoor van de Vereniging is gevestigd te:
Herengracht 172
1016 BP Amsterdam
Telefoon 020 521 06 30
Website www.hendrickdekeyser.nl
E-mail info@hendrickdekeyser.nl
Bankrelaties
ABN-AMRO 41.18.40.207
ING 48718
Samenstelling Bestuur
en Raad van Commissarissen
per 31 december 2011
Bestuur Jaar van aftreden
P.B. de Bruijn voorzitter 2012
H.B. van Wijk penningmeester 2012
A.A. Schulting secretaris 2012
H.J. Brouwer 2012
mw. C.W. Fock 2012
K.A. Ottenheym 2014
Raad van Commissarissen
A.L.L.M. Asselbergs 2012
A.F.W. Bosman 2012
W.F. Dutilh 2012
J. Franssen 2012
L. van Grunsven 2012
F.Q. Hoebens 2012
mw. P. Kruseman 2012
mw. M.C. Kuipers 2012
mw. E. Swaab 2012
T. de Swaan* 2012
H.M.J. Tromp 2012
M.C. van Veen 2012
mw. A.C. de Bruijn 2013
A.J.C. van Leeuwen 2013
R.J.G. Bandell 2014
B. Bleker 2014
mw. F.G. van Diepen-Oost* 2014
J.G.P.M. Helderman 2014
J.H.M. Lindenbergh 2014
A.J.A.M. Lisman 2014
K.J. Storm* 2014
E. Veen 2014
E. ten Cate 2015
M. Schimmelpenninck 2015
mw. W. Sorgdrager 2015
* audit commissie
Directeur
C.S.T.J. Huijts
Adjunct directeur
mw. J.L.P.B. Finaly
J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Pagina
6
8
18
33
36
38
43
44
45
46
48
50
51
54
56
80
87
Inhoud
Inleiding
Verwervingen
Instandhouding
Voorlichting
Financiële baten
Verenigingszaken
Verslag Raad van Commissarissen
Plannen voor de korte termijn
Verantwoordingsverklaring
Begroting 2012
Jaarcijfers 2011
Balans
Staat van Baten en Lasten
Toelichting op de Balans en de Staat van
Baten en Lasten
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Artikel
Continuüm of nieuw beleid?
door Carlo Huijts
Alfabetische lijst van huizen
Verspreidingskaart
Velp, Huis Slegers, detail kastenwand (foto Arjan Bronkhorst)
6
Verslag van de Vereniging
Inleiding
Ondanks de huidige tijden van crisis gaat het goed met Vereniging
Hendrick de Keyser. De onrust bij eigenaren over de toekomst van
hun monument levert de Vereniging veel werk op. Daartegenover
zijn wij zelf in staat om vrij snel te reageren op de negatieve kanten
die de crisis met zich meebrengt. Gelukkig kwam in 2011 een einde
aan de neergang in de huursector. De leegstand nam wat af omdat
woningen en bedrijven weer iets beter te verhuren waren dan in de
achterliggende twee jaar het geval was. Voor de grotere eenheden
en de panden buiten de Randstad bleef de markt wel moeilijk, waardoor
de huurderving nog altijd ongewoon hoog is. Bovendien is
duidelijk merkbaar dat er meer moeite gedaan moet worden om de
huurinkomsten op peil te houden. Dat resulteert in extra inspanningen
voor de vaste verhuur van onze panden, maar ook in een ronduit
moeilijke markt voor de ‘incidentele verhuur’; de verhuur van
locaties voor vergaderingen, huwelijken, recepties en andere bijeenkomsten.
In die markt neemt de Verenging door de aard van haar
panden een exclusieve positie in. De omzet op dat gebied moet komen
van kwaliteitzoekers en die zijn in het huidige klimaat lastig te
vinden. Daarnaast dienen wij zelf vindingrijker te zijn in het ‘product’
dat wij aanbieden in deze markt. Het resultaat van de recente
inspanningen op dat gebied geven echter aanleiding om ons hierop
sterker te richten, zij het dat slechts een beperkt aantal panden binnen
ons bezit zich hiervoor leent. Deze extra aandacht voor versteviging
van de inkomstenkant zal zich in de naaste toekomst onver-
Derde van rechts Marieke van Schaik, managing director van de BankGiro Loterij,
met v.l.n.r. Carlo Huijts, Cunera Vergeer, Pi de Bruijn, Niek Smit en Isja Finaly
(foto Roy Beusker)
mijdelijk vertalen in een verschuiving van personele inzet binnen
onze organisatie.
Op het gebied van onze andere inkomstenbron ‘Subsidies van
Overheden’ moesten echter forse verminderingen worden geïncasseerd.
Helaas is de situatie op dat gebied buitengewoon zorgelijk te
noemen. In de regel ontvangt onze Vereniging steun uit twee subsidiebronnen
van het Rijk: de BRIM-regeling (Besluit Rijkssubsidiëring
Instandhouding Monumenten) voor ons reguliere onderhoud
en restauratiesubsidie voor incidentele projecten. De restauratiesubsidie
is sedert enige jaren al afhankelijk van tijdelijke regelingen.
Immers, de vaste regeling op dit gebied (BRRM) was afgeschaft
met de instelling van het BRIM. Onder het BRIM was Vereniging
Hendrick de Keyser meteen gerangschikt als Aangewezen Organisatie
voor Monumentenbehoud (AOM), waardoor de verkrijging en
de verwerking van verschillende subsidies gemakkelijk zou moeten
gaan verlopen. In 2010 werd een experiment uitgevoerd, waarin de
Aangewezen Organisaties (inmiddels 22 stuks) onderling € 8 mln
voor het lopende jaar en € 8 mln voor 2011 mochten verdelen (ter
compensatie van de afschaffing vrijstelling overdrachtsbelasting van
monumenten). Deze verdeling verliep uiterst snel en soepel en leidde
tot de restauratie van een groot aantal projecten bij de verschillende
AOM’s. Onze Vereniging kon daardoor maar liefst 16 projecten
ter hand nemen. Ondanks het succesvolle verloop krijgt deze
regeling geen vervolg, zo bleek gedurende het afgelopen jaar. Ten
tijde van het vervaardigen van dit jaarverslag is het budget inmiddels
samengevoegd met andere budgetten en verdeeld over de
provincies die de prioritering van restauratieprojecten
zelf moeten bepalen. Deze nieuwe methodiek noodzaakt
ons om voor ieder project in een afzonderlijke
provincie een aanvraagprocedure te doorlopen, waarbij
wij met verschillende regelingen en verschillende
(lokale) afwegingen te maken krijgen. De ervaring
leert dat wij als landelijke organisatie slechts bij uitzondering
voor provinciaal geld in aanmerking
komen. Een andere landelijke regeling is niet meer
voorhanden, zodat de situatie op restauratiegebied
voor de komende jaren beslist zorgelijk genoemd
mag worden. In elk geval zal er alleen nog sprake
kunnen zijn van overname van een pand met restauratieopgave,
indien de subsidie in voldoende mate
wordt bijgeleverd.
Echter ook op het gebied van de reguliere
instandhouding (BRIM) spelen weinig rooskleurige
ontwikkelingen. Deze regeling was aanvankelijk bedoeld
als (kleine) steun in de rug voor de eigenaar
van een monument bij het in goede staat houden van
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Benificiënten van de BankGiro Loterij op het GoedGeldGala (foto Roy Beusker)
zijn pand. Drie jaar geleden werd de regeling echter ook opengesteld
voor groot onderhoud en middelgrote restauraties. Daarvoor
waren de budgetten echter volledig ontoereikend, waardoor de regeling
begin 2011 door een infarct getroffen werd: een enorme
hoeveelheid aanvragen werd ingediend, waarvan slechts een zeer
klein deel via loting gehonoreerd kon worden. Bij die loting viel
onze Vereniging met twee pakketten aanvragen helaas buiten de
toekenning. Een breder gevolg was, dat de regeling thans geheel
moet worden herzien. Daarbij is het zeer de vraag of het budget
onaangetast blijft en of de nieuwe regeling voor de Vereniging mogelijkheden
biedt. Bij het ter perse gaan van dit verslag was hierover
nog geen duidelijkheid.
Aankopen In het vorige jaarverslag is reeds gewezen op het
verschijnsel van het toegenomen aantal verzoeken aan onze Vereniging
om ons over een pand te ontfermen. In 2011 heeft deze trend
zich sterk doorgezet. In toenemende mate is dat beroep ingegeven
door een combinatie van bezorgdheid over de toekomst van het
gekoesterde monument en teleurstelling over de ontwikkeling van
de onroerendgoedmarkt. Voor dat laatste kan onze Verenging geen
oplossing bieden, zodat verreweg de meeste van de aanvragen tot
bemoeienis op niets uitdraaien. Geen van de contacten die langs
deze weg tot stand kwamen hebben in het verslagjaar tot een
verwerving geleid.
Toch is het bezit van de Vereniging in 2011 met drie panden
verrijkt, die ieder voor zich zeer de moeite waard zijn. In architectonisch
opzicht was de realisatie van de verwerving van een (inmiddels
derde) huis van architect Gerrit Rietveld (1888-1964), het huis
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
van de beeldhouwer Piet Slegers te Velp, de belangrijkste aanwinst.
In 2010 was de koopsom voor deze verwerving al geschonken door
de BankGiro Loterij, doch toen kon de overdracht niet worden afgerond.
Al bij de verwerving van ons eerste Rietveld-huis, Huis Hildebrand
te Blaricum, in 2000, was ons oog gevallen op het huis in Velp.
Van Rietvelds huizen zijn er nog maar weinig volledig gaaf bewaard:
dat wil zeggen met hun oorspronkelijke indeling en inrichting
(zoals keuken en badkamer), zonder vervanging van kozijnen
en zonder latere aanbouwen. Die zijn op de vingers van één hand te
tellen en zowel Blaricum als Velp behoren daartoe. Bovendien lijkt
het wel alsof Rietveld zich in zijn opdracht voor (andere) kunstenaar-opdrachtgevers
meer liet uitdagen tot een bijzonder ontwerp
dan bij zijn reguliere opdrachtgevers. De werkkamer of het atelier
werd niet simpelweg toegevoegd, maar vormen een essentieel
onderdeel in het ontwerp. Ook in Velp is het hoge atelier aan de
voorzijde gezichtsbepalend voor het ontwerp. Verder is de vormgeving
verbluffend eenvoudig en uiterst minimalistisch: er kan niets
meer af, zonder dat het huis onbruikbaar wordt. Daar waar Blaricum
in materiaalgebruik en vormgeving duidelijk vooroorlogs is, is
Velp een prachtig voorbeeld van moderne naoorlogse bouwkunst.
Wij prijzen ons zeer gelukkig dat de familie Slegers besloten heeft
om dit huis aan Vereniging Hendrick de Keyser over te dragen en
dat de BankGiro Loterij dit financieel mogelijk heeft gemaakt.
De tweede verwerving is verrassend van herkomst. De heer ir.
G.M.L. van Loon kende de Vereniging goed omdat hij er van 1994
tot 2002 als commissaris aan verbonden was. In 1980 had de heer
Van Loon zich ontfermd over het ‘Nonnetjeshuis’, aan de Voor-
7
8
straat 38 te Sint-
Annaland (Tholen).
Dit markante monument
verkeerde
in uiterst slechte
staat en zou zonder
een grondige restauratie
verloren
zijn gegaan. De
heer Van Loon
bracht het huis onder
in een stichting
en begeleidde
eigenhandig deze grote restauratie. Thans, na jaren van particulier
gebruik en verhuur, kwam de zekerstelling voor de toekomst aan de
orde. De heer Van Loon heeft in 2011 besloten om door “overdracht”
van de Stichting Oud Sint-Annaland aan Vereniging
Hendrick de Keyser het pand voor de verre toekomst veilig te
stellen. Wij verwerven daarmee een schitterend 17de-eeuws huis,
met een voor Zuidwest-Nederland karakteristieke gevel. Bovendien
is dit het enige huis in Sint-Annaland dat de grote brand van 1692,
die deze plaats geheel in de as legde, heeft overleefd.
Met de derde verwerving van 2011 doet onze Vereniging precies
waar zij in 1918 voor werd opgericht: het redden van een bedreigd
historisch monument. Ondanks dat in Nederland het totale bestand
aan monumenten gemiddeld in goede staat verkeert, komt er om de
paar jaar een verzoek bij ons binnen om een huis in ruïneuze staat
te redden van de ondergang. Ditmaal werden wij door de gemeente
Venlo gevraagd om ons te ontfermen over het ‘Kranenbreukershuis’,
een voormalige brouwerij/pottenbakkerij in Tegelen. Door
oorlogsgeweld, sloop, brand, verkrotting en weinig doordachte sanerings-
en bestemmingsplannen in de jaren zestig en zeventig van
de 20ste eeuw, zijn veel oude panden in de kern van Tegelen verloren
gegaan. Het Kranenbreukershuis is het enig bewaard gebleven
pottenbakkershuis in de regio; een zeldzaam restant van het vroegindustriële
verleden van Tegelen. Toch kende ook dit industriële
monument decennia (!) van leegstand en verwaarlozing. Daardoor
was al jaren geleden de kap lek geraakt en een deel van het gebouw
zelfs ingestort. Door uitspoeling waren de muren bouwvallig geworden
en de balklagen verrot. De keerzijde van het kapotte dak
was dat de prachtige houten kapconstructie zelf goed ventileerde
en daardoor goed bewaard bleef. Omdat het fabriekscomplexje
bouwhistorisch interessant was en de functionele geschiedenis goed
bewaard is, was er voldoende reden om dit monument te willen
behouden. Bovendien zorgde de slechte staat van dit hoekhuis
Sint-Annaland, 'Nonnetjeshuis' omstreeks 1919
voor een negatieve uitstraling op de omgeving. Door herstel op deze
plek moet er een revitalisatie van het hele buurtje volgen. Het
huis is met zware subsidie van Rijk, Provincie en Gemeente overgegaan
naar onze Vereniging onder de verplichting van een spoedige
restauratie. Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag zijn de werkzaamheden
hiervoor reeds gestart.
Verwervingen
Sint-Annaland, Voorstraat 38, ‘Nonnetjeshuis’
Op 23 mei 1692 werd Sint-Annaland, op het Zeeuwse Tholen,
getroffen door een hevige brand. Binnen enkele uren gingen 56
huizen, de nieuwe meestoof (een droogtoren voor het gewas meekrap
waaruit rode verfstof werd gewonnen), de brouwerij en 34
schuren in vlammen op. De schade was enorm. Slechts de kerk en
Sint-Annaland, 'Nonnetjeshuis', detail metselwerk
Sint-Annaland,
Voorstraat 38, 'Nonnetjeshuis'.
enkele huizen bleven gespaard, waaronder
dit voorname vroeg 17de- eeuwse woonhuis
dat sindsdien het oudste huis van het
dorp is.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Sint-Annaland ontleent zijn naam aan
Anna van Bourgondië die in 1476 het
gebied in leen kreeg van haar broer Karel
de Stoute en de hier droogvallende schorren
liet bedijken. Bij de bedijking werd
rekening gehouden met de aanleg van een
dorp, een ring-voorstraatdorp, waarbij de
Voorstraat, dwars gelegen op de dijk, aan
de ene zijde werd afgesloten door de
haven en aan de andere zijde door een
ring met kerk en kerkhof. De kerk werd
aan Sint Anna gewijd, de moeder van
Maria. De oudste woonhuizen stonden
aan de Voorstraat, de Ring, de Molendijk
en de Kaay. Ook op de plaats van Voorstraat
38 zal meteen al bebouwing zijn
geweest. Aan het begin van de 17de eeuw
werd echter een nieuwe, voorname woning gebouwd. Dit gebeurde
hoogst waarschijnlijk in opdracht van Jacob Cornelisse, die in 1600
benoemd werd tot baljuw van Sint-Annaland. Cornelisse verkocht
zijn huis met erf en een schuurtje, een schuur aan de andere zijde
van de achterweg en 218 roeden boomgaard in 1637 aan zijn
schoonzoon Cornelis Dierckxssen van Noorden. In de 17de en
18de eeuw werd het huis steeds bewoond door vooraanstaande
burgers, waaronder de baljuw, de rentmeester en de burgemeester
van Sint-Annaland. De rijk gedetailleerde trapgevel van het huis,
een pronkstuk van een inmiddels anonieme 17de-eeuwse meester
metselaar, is uitzonderlijk goed bewaard gebleven. De gevel is gemetseld
in gele baksteen met rode accenten. Boven de deur is een
gevelsteen met spreuk bewaard. De ontlastingsbogen van de vensters
beneden worden gedragen door kleine gebeeldhouwde kopjes
en de boogvelden zijn gevuld met fraai metselwerk. De gevel van de
benedenverdieping wordt afgesloten door een waterlijst en een
cordonband met metselmozaïek. Opmerkelijk zijn de veertien
gesmede sierankers en wel zeer uitzonderlijk is het grote sieranker
in het midden. In de 18de eeuw kregen de kruiskozijnen van het
huis nieuwe ramen. Achter de gevel staat een traditioneel ingedeeld
eenlaags huis. Het omvat een voorhuis, een brede onderkelderde
opkamer met bedstedenwand, een achterkamer, keuken, later aangebouwde
tuinkamer en twee zolderverdiepingen. Bijzonder is het
dubbele tongewelf in de kelder, mogelijk nog een restant van het
oudere huis. Het is een van de weinige oude kelders op Tholen die
gespaard zijn gebleven.
Hoewel het huis de verwoestende dorpsbrand van 1692 overleefde,
werden de bewoners na de brand belaagd. De verdenking was dat
op het achtererf van het huis de brand was ontstaan. Het huis werd
geplunderd en 150 zakken tarwe werden gestolen. De eigenaar,
landman en schepen Dirck Corneliszn. van Noorden, moest met
vrouw en kinderen een goed heenkomen zoeken. Hij verscheen
later voor de schepenbank waar hem ten laste werd gelegd dat hij
jarenlang zijn vrouw, dochter en dienstboden as had laten storten
achter zijn schuren of op de mestput, terwijl hij wist van het brandgevaar.
Zijn dochter was gezien op de dag van de brand met een
volle asketel. Dirk van Noorden ontkende de tenlastelegging, maar
verhuisde naar Sint-Maartensdijk. Een jaar na de brand verkocht hij
het huis. Ruim honderd jaar later, in 1797 kocht burgemeester
Jacob Elenbaas het pand. Zijn vermogende zoon Hubrecht Elenbaas
bezat het tot 1853. Het werd bij diens boedelscheiding toegewezen
aan de ongehuwde dochters Jacoba, Johanna en Kaatje
Elenbaas, die veel betekenden voor de lokale armenzorg. Het kreeg
door hun opvallende karakters, godsvruchtigheid en mensenschuwheid
(ze leefden achter gesloten vensterluiken) de naam ‘Nonnekeshuus’.
Na het overlijden van de laatste van de drie zusters werd het
huis in 1909 gekocht door de slager en veekoopman Jan Johanneszn.
Slager. Deze liet in 1927 een aangebouwd achterhuis tot
9
10
slachthuis verbouwen en richtte de ruimte links van de voordeur in
tot winkel. Een halve eeuw was er een slagerswinkel en slachterij
gevestigd. Het oude huis was in desolate staat toen het in 1980
zorgvuldig gerestaureerd werd in opdracht van de nieuwe eigenaar,
de heer ir G.M.L. van Loon. De restauratie omvatte naast herbouw
van de achtergevel diverse moderniseringen binnen het historische
casco. Zo maakte de slagerswinkel plaats voor een hal met spiltrap
en werd het slachthuis verbouwd tot tuinkamer. De heer Van Loon,
oud-commissaris van Hendrick de Keyser, heeft het door hem gerestaureerde
‘Nonnetjeshuis’ nu aan onze Vereniging overgedragen
om het een veilige toekomst te geven.
Tegelen, Hoekstraat 6-8, ‘Kranenbreukershuis’
Tegelen heeft een zeer lange traditie in het bakken van kleiwaren:
de naam van het dorp is zelfs afgeleid van het Latijnse woord
'tegula' (dakpan). Reeds in de Romeinse tijd werd de hoogwaardige
Tegelse klei in veldovens gebakken tot potten, plavuizen, bakstenen
en dakpannen. In de tweede helft van de 18de eeuw kende de kleiwarenindustrie
een hernieuwde bloei. Omstreeks 1830 had Tegelen
27 potten- en pannenfabrieken. In de 19de eeuw groeiden deze
kleine ambachtelijke werkplaatsen uit tot fabriekscomplexen. Het
dorp produceerde op grote schaal gebruiksaardewerk, dakpannen en
bakstenen die afgezet werden in heel Nederland. De kleiputten en
groeven bevonden zich vooral aan de oostkant van het dorp, op het
Tegelse hoogterras, waar de sporen van deze industrie nog zichtbaar
zijn in het landschap. Het vervoer van de producten van de
keramische industrie vond plaats over de Maas, via de haven van
Steyl, waardoor een groot afzetgebied werd bestreken. Naast de
kleiwarenindustrie had Tegelen in de 18de eeuw verschillende bierbrouwerijen
en stokerijen. In de 19de eeuw was er een bloeiende
sigarenindustrie en waren er ijzergieterijen.
Venlo, Hoekstraat 6-8, ‘Kranenbreukershuis’ gezien
vanaf de toren van de Martinuskerk (foto Roy Denessen)
Het Kranenbreukershuis werd gebouwd als brouwerij en vervolgens
gebruikt als pottenbakkerswerkplaats en tabaksfabriek. In de voorgevel
staat een gesmeed jaartalanker met het bouwjaar 1767. Het
pand werd in dat jaar opgetrokken in opdracht van het echtpaar
Houba-Cruysbergh. Zij vestigden er een bierbrouwerij. Mogelijk
werd deze functie gecombineerd met die van herberg. De locatie
van de brouwerij was gunstig: vlakbij de doorgaande weg van Venlo
naar Roermond. In eerste instantie was er sprake van een groot
rechthoekig gebouw met een zadeldak tussen twee puntgevels:
een bedrijfsgebouw met opslagcapaciteit. Het was eenvoudig van
constructie, met bakstenen muren, dragende balken, trekbalken,
houten vloeren en een pannendak zonder goten. De gevels waren
opgetrokken in ongepleisterde baksteen en hadden een gesloten
karakter met een deur op de begane grond en kleine zolder- en
vlieringvensters met luiken. In de top van de voorgevel prijkt nog
steeds een sieranker in de vorm van een roerspaan, een karakteristiek
brouwersattribuut. Het gebouw had een middengang, met
kamers aan beide zijden. In de rechtervoorkamer, waarschijnlijk de
keuken, zijn een grote schouw en een hardstenen vloer bewaard
gebleven uit de bouwtijd. De moer- en kinderbalken waren in de
kamers onbeschilderd in zicht. Alleen het plafond van de middengang
was voorzien van leemstucwerk. De hoge kap was in gebruik
als opslagruimte. De constructie van de sporenkap bestaat uit twee
dragende eikenhouten stapelspanten, muurplaten, wurmten of flieringen
en een nokbalk. De spanten zijn voorzien van telmerken.
Opmerkelijk is de detaillering van de dakvoet, met ‘aanlopers’ die
voor een open overstek zorgen, waardoor goede ventilatie van de
zolder mogelijk was. In het laatste kwart van de 18de eeuw werd
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
het gebouw uitgebreid met een klein voorgebouw of woonhuis en
een onderkelderde uitstek aan de achterzijde. Het voorgebouwtje
had slechts één woonkamer en een kleine zolderverdieping.
In 1829 wijzigden eigendom en gebruik van het complex. De pottenbakker-herbergier
Godefridus Krambrucher en zijn echtgenote
Margareta Heutgens kochten toen het huis met de brouwerij, een
moestuin en akkerland. Zij dienden een verzoek in om er een pottenbakkerij
te mogen vestigen. In twee openbare zittingen konden
bezwaren tegen deze industriële herbestemming kenbaar worden
gemaakt. Niemand kwam opdagen en een grondige verbouwing
volgde. Het voorgebouw werd verhoogd met een verdieping en
voorzien van nieuwe vensters. Het hoofdgebouw werd gemoderniseerd
en aan de achterzijde verrees een bedrijfsaanbouw. Deze grote
tweebeukige aanbouw, die het complex bijna in omvang verdubbelde,
was bestemd voor de pottenbakkerswerkplaats. De aanbouw was
verdeeld in enkele grote werk- en opslagruimten. De balklagen
waren hier van naaldhout in plaats van eikenhout en de plafonds
werden tussen de balken afgesmeerd (‘gespelderd’) met eenvoudig
stucwerk. Boven de deur van het achterhuis was lange tijd een
gekalkte ‘calvarieberg’ te zien, een afweerteken tegen onheil in de
vorm van een kruis op een driehoekige berg. In het hoofdgebouw
vernieuwde men vensters en deuren en ook de interieurafwerking
werd gemoderniseerd. De gevels kregen een dunne kalklaag. Van
1829 tot 1877 dreven de families Krambrucher en vervolgens Gitmans
hun brouwerij, herberg en pottenbakkerij in dit complex, dat
nog werd uitgebreid met een brouwhuis en een fabrieksgebouwtje
aan de overzijde van de straat waar gresbuizen werden geprodu-
Venlo,'Kranenbreukershuis', sieranker in vorm van een roerspaan Venlo, ‘Kranenbreukershuis’ anno 2011
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Venlo, 'Kranenbreukershuis', reconstructie
oorspronkelijke situatie (tekening Bart Klück)
Venlo, ‘Kranenbreukershuis’
(reconstructietekeningen Bart Klück)
1767
Vierde kwart 18de eeuw
1830
11
12
ceerd. De naam van het complex herinnert aan deze periode: tot op
de dag van vandaag blijven de inwoners van Tegelen het pand vernoemen
naar de 19de-eeuwse brouwers- en pottenbakkersfamilie,
waarbij ‘Krambruchershuis’ verbasterde tot ‘Kranenbreukershuis’.
In 1873 volgde een verbouwing waarbij het voorhuis een pleisterlaag
kreeg met schijnvoegen, de suggestie oproepend van natuursteenblokken.
Het bedrijf bleef bestaan tot 1877. In 1876 worden
in de krant nog ‘twee bekwame Pottedraijers’ gevraagd.
In 1877 kochten de tabaksfabrikant Joachim Hubert Beurskens en
zijn echtgenote Helena Frenken het Kranenbreukershuis. Tot de
overdracht behoorde ‘Eene in vollen gang zijnde Pottenbakkerij
met alle daarbij behoorende gereedschappen en Tuin en Een steenen
Pottenbakkerij’. De nieuwe eigenaren hadden andere plannen.
Zij vestigden er de ‘Stoom-Tabak en Sigarenfabriek De Jager’ die
vervolgens gedreven werd door verschillende generaties Beurskens.
Waarschijnlijk werd er niet meer gewoond. Omstreeks 1900 kreeg
een deel van de begane grond van het hoofdgebouw een nieuwe indeling.
Dit was de laatste verbouwing. Het gebouw bleef tot 1949
tabaksfabriek en sigarenmakerij, waarna verschillende bestemmingen
elkaar snel opvolgden. Van 1969 tot de dag van vandaag stond het
Velp, Den Bruijl 35, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)
gebouw leeg. Gebrek aan onderhoud betekende een steeds verdere
verkrotting. Weer en wind kregen vat op het gebouw. In 2002
stortte de achterbouw in. Eind 2009 kocht de gemeente Venlo het
ernstig verwaarloosde monument. Noodherstel werd uitgevoerd om
verder instorten te voorkomen. De gemeente Venlo heeft een beroep
gedaan op onze Vereniging en het gebouw aan ons overgedragen
waardoor restauratie mogelijk werd. Het complex zal nu hersteld
worden met ruimte voor wonen en een publieke functie die
verwijst naar het verleden van het pand
Velp, Den Bruijl 35, Huis Slegers Architectuur was
voor Gerrit Rietveld het inperken en zichtbaar maken van een deel
van de oneindige ruimte. Door te werken met abstracte vlakken, lijnen
en kleuren trok hij grenzen binnen de ruimte en gaf hij vorm
aan een ontwerpopdracht, zoals de bouw van een huis of het maken
van een stoel. Open en dicht, licht en massief, binnen en buiten
werden door hem gerangschikt tot een geheel. In een ontwerp legde
hij continu verband tussen de beperkte binnenruimte en de onbeperkte
ruimte daarbuiten. Door steeds te reduceren tot het essentiële
bereikte hij doelmatigheid, eenvoud en soberheid. Rietveld
hield zijn hele loopbaan vast aan deze ontwerpbenadering, maar het
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Velp, Huis Slegers, eerste schets voor een huis in Waalre
(collectie NAi, Rotterdam)
waren zijn vroegste werken, zoals de rood-blauwe stoel, de zigzag
stoel en het Rietveld-Schröderhuis (1924) die in grote tentoonstellingen
over De Stijl tot iconen van moderne vormgeving en architectuur
werden uitgeroepen. In de jaren dertig van de 20ste eeuw
experimenteerde Rietveld vooral met prototypes voor de volkswoningbouw
en bouwde hij abstracte wit-gesausde villa’s die passen
in wat wel de ‘International Style’ van de moderne architectuur van
die tijd wordt genoemd. Onze huizen Erasmuslaan 9 in Utrecht
(1933) en Hildebrand in Blaricum (1935) zijn prachtige voorbeelden
hiervan. Met de verwerving van Huis Slegers in Velp heeft onze
Vereniging nu ook de verantwoordelijkheid gekregen voor het
behoud van een tot in alle details bewaard gebleven Rietveld-huis
uit de jaren vijftig.
Begin jaren vijftig maakten beeldend kunstenaar Piet Slegers en zijn
vrouw Gerda plannen voor de bouw van een atelierwoning op een
perceel in Waalre. Ze vroegen Rietveld om een ontwerp. Hun nieuwe
huis moest licht en zonnig zijn en er was een beperkt budget.
Een lijstje van mevrouw Slegers uit omstreeks 1951
geeft enkele wensen, waaronder: ‘hoe meer zon en
lucht hoe liever, ruimte voor 6 personen, huiskamer
liefst met langste zijde en open deuren naar de tuin,
keukentje zo klein en practisch mogelijk, alle kamers
liefst zo veel mogelijk zon, brengen liefst geen kasten
of dressoir mee, geen behang’. Rietveld tekende twee
ontwerpen voor de atelierwoning. De welstandscommissie
had echter bezwaren en wees het ontwerp af
met de opmerkelijke redenering: ‘Alhoewel de Commissie
persoonlijk de architectuurrichting, welke de
ontwerper aanhangt, niet kan bewonderen, zijn de
aesthetische consequenties van deze overtuiging zo
logisch getrokken, dat zy het ontwerp op zich zelf
bezien niet kan afkeuren. Zy heeft echter ernstige be-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Velp, Huis Slegers, het eerste ontwerp voor een huis
in Velp (collectie NAi, Rotterdam)
zwaren tegen de plaatsing van dit woonhuis op het op de tekening
aangegeven terrein, daar het hier geprojecteerde bouwwerk detoneert
in deze omgeving.’
Omdat Waalre moeilijk bleek, verschoof de aandacht naar Velp,
waar de familie Slegers woonde. Hier had Rietveld al een huis gebouwd
voor de familie Stoop (1951). Het was door zijn eenvoud
de inspiratie voor Piet en Gerda Slegers geweest om Rietveld te
benaderen. Een eerste schetsmatig ontwerp voor een atelierwoning
op een perceel naast huis Stoop maakte Rietveld in juli 1952. ‘Alles
zeer eenvoudig’ schreef hij erbij. Rietveld schetste drie van elkaar
onderscheiden maar met elkaar verbonden bouwvolumes, alles gelijkvloers,
geplaatst als vleugels rondom een patio of open binnenruimte
op het zuiden (aangeduid als ‘zomer-/speelruimte’). Elk
bouwvolume, geaccentueerd in kleur en vorm, had een andere functie:
wonen, slapen en atelier. Veel elementen van het ruim twee jaar
later gebouwde huis zijn al herkenbaar in dit eerste ontwerp. Het
uiteindelijk gebouwde huis werd een stuk compacter. Zo draaide
Velp, Huis Slegers, schets van het eerste ontwerp voor Velp (collectie NAi, Rotterdam)
13
14
Velp, Huis Slegers, schets van het tweede ontwerp voor een huis in Velp (collectie NAi, Rotterdam)
Rietveld de slaapvleugel een kwart slag en schoof de woonvleugel
tegen het atelier. Het huis werd hierdoor teruggebracht tot twee in
plaats van drie visueel gescheiden vleugels, haaks op elkaar, die een
beschutte buitenruimte omvatten op het zuiden. Door te woekeren
met ruimte, won het ontwerp aan kracht.
Uit de bewaard gebleven bouwtekeningen blijkt de werkwijze van
Rietveld. Hij tekende eenvoudige, maar heldere schetsen van plattegronden
en gevelaanzichten. In de kantlijnen maakte hij berekeningen
van maten. Het concept, dat al bij de eerste schetsen behoorlijk
trefzeker vast lag, werd schetsmatig uitgewerkt op papier waarop
rasters met gelijke maten waren getekend. De modulemaat, 1m² bij
Huis Slegers, kon eventueel afgestemd worden op de opdrachtsituatie.
Het rastersysteem (via zijn leermeester Piet Klaarhamer afgeleid
van Berlage) werd door Rietveld niet gebruikt uit een behoefte
tot standaardisatie, maar als hulpmiddel bij het visualiseren van een
evenwichtige ruimtelijke compositie. De vaste maatverhoudingen
zijn bij Huis Slegers zeer tastbaar in de grote ateliervensters met gelijkvormige
ramen. In de loop van 1954 werd het plan voor het huis
uitgewerkt in bouwtekeningen en een werkomschrijving. Rietveld’s
medewerker J.B. van Grunsven maakte de detailtekeningen, die een
paraaf kregen van de architect. Aannemer Boks uit Velp stuurde op
29 oktober 1954 een prijsopgave voor de bouw van het huis voor
een bedrag f. 24.950,-. Het werd opgeleverd in 1955.
De atelierwoning voor Piet en Gerda Slegers is gebouwd
op een iets naar beneden aflopend perceel, onregelmatig
van vorm, op de hoek van twee rustige lanen in Velp.
Het glooiende perceel vindt zijn voortzetting in het
schuine lessenaarsdak van de atelier- en woonvleugel. De
indeling van de bescheiden villa vormt een prachtig
voorbeeld van het ontwerptalent van Rietveld, waarbij
uiterst doelmatig is omgegaan met ruimte. Een nagenoeg
vierkant volume onder een lessenaarsdak bevat het
atelier (op het noorden), een kleine keuken en de woonkamer
(op het zuiden). Entree, hal en keldertrap zijn in
een lager tussendeel ondergebracht. Aan de westzijde
ligt de slaapvleugel onder een plat dak met daarin drie
bescheiden slaapkamers en een badkamer. Het huis is
vrij gesloten aan de straatzijden en zeer open aan de
zuidzijde. Het plaatsen van een woon- en slaapvleugel
dwars op elkaar, georiënteerd op de zon, deed Rietveld
vaker in zijn huizen van de jaren vijftig en zestig. Zo
creëerde hij een beschutte buitenruimte met veel privacy.
De tuin rondom het huis, met sculpturen van Piet
Slegers, is eenvoudig.
Rietveld maakte in de vormgeving van Huis Slegers gebruik van een
subtiel spel met open en gesloten vlakken, contrasterende kleuren
en rechte en schuine vormen. Zo heeft het atelier open glasvensters,
maar ook gesloten gevels die zijn opgetrokken als zwartgeschilderde
bakstenen muren. Dit veroorzaakt krachtige visuele contrasten met
de rest van de woning, die zich aan de beschutte zuidzijde met een
glaswand opent naar de tuin. Het lessenaarsdak van het atelier ligt
als een schuin vlak in de oneindige ruimte, de zwartgeschilderde
muur vormt een contrasterend verticaal vlak. Beide zijn als het ware
doorgetrokken in de oneindige dimensies van de ruimte en maken
deze zichtbaar, net zoals de beroemde hoekramen van het Rietveld-
Schröderhuis dat doen. Een terugliggende zwarte plint tilt de witgeschilderde
slaapvleugel visueel op waardoor deze lijkt te ontsnappen
aan de zwaartekracht. Het teruggrijpen op ruimtelijke middelen
die vooral geassocieerd worden met het vroege werk van Rietveld
en De Stijl zijn niet toevallig. In de jaren vijftig vestigden internationale
tentoonstellingen in Amsterdam, Venetië, New York,
Sao Paolo en Rome voor het eerst op grote schaal de aandacht op
De Stijl. De naam van Rietveld werd onlosmakelijk verbonden
met De Stijl, veel meer dan met zijn werk uit de jaren dertig.
Rietveld reageerde op deze hernieuwde aandacht door in zijn werk
volumes, lijnen en massa aan te zetten met accenten in de beroemde
Stijl-kleuren. Huis Slegers is het beste voorbeeld van deze
‘comeback’ van De Stijl.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Velp, Huis Slegers, gevel (foto Arjan Bronkhorst) Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)
Het ontwerp werd uitgewerkt met allerlei geraffineerde details
waarin de hand van de ambachtsman-architect goed is aan te voelen.
Alles is op de cm ontworpen en gedetailleerd. Zo zijn de dakgoten
opgenomen in de randen van het dak en daardoor weggewerkt
uit het zicht. Architectonische vlakken moesten immers vrij
doorlopen in de ruimte. De dakranden zijn minimaal geaccentueerd
door een klein zinken afdekrandje, waarbij de strips in elkaar zijn
geschoven zonder te solderen. De regenafvoer verloopt binnenshuis,
omdat regenpijpen anders als verticale lijnen de compositie
zouden storen. Een ander opvallend detail is de wijze waarop de
grote ateliervensters in de hoek bij de ingang van het huis elkaar
koud aanraken. Hierdoor ontstaat een suggestief ‘W-profiel’ dat
Rietveld vaker toepaste waar twee vlakken elkaar raken maar visueel
moesten doorlopen. De vensters van de slaapkamers en het zijvenster
van de woonkamer zijn als abstracte vlakken in de muur ‘gesneden’.
Het glas van alle vaste vensters is direct in de sponningen gezet
zonder enige rand.
Velp, Huis Slegers, het uitgevoerde ontwerp van Rietveld (collectie Centraal Museum Utrecht)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Rietveld gebruikte kleur als ruimtelijk middel. Kleur was voor hem
ondersteunend aan het zichtbaar maken van een ruimtelijk concept,
het meer of minder benadrukken van bouwmassa’s. De kleuren van
Huis Slegers zijn grotendeels origineel: de bakstenen gevels zijn
zwart of wit geschilderd, de kozijnen wit zoals bij het naastgelegen
huis Stoop. Het wit van de kozijnen versterkt met name het open
karakter van de zuidgevel, het zwart de geslotenheid van de bakstenen
noord- en oostgevel. Deuren en draaiende vensters werden geaccentueerd
door het gebruik van een primaire kleur: blauw, geel,
rood, zwart, wit of een grijstint. In de grote venstervlakken van atelier,
woonkamer en keuken liggen de vaste glasvensters meer naar
binnen en zijn de draaiende ramen en deuren vóór in de raamstijlen
gezet. Het is zowel functioneel als visueel subtiel. Rietveld was vaak
aanwezig bij het mengen van verf maar kon kleur ook relativeren.
In Huis Slegers schreef hij de kleuren voor het interieur in potlood
op de muren. Materiaal en bouwtechniek waren voor Rietveld van
ondergeschikt belang. Materialen werden door hem vooral gekozen
15
16
Huis Hildebrand en Huis Slegers: een vergelijking
Een vergelijking tussen ons enige jaren geleden verworven en gerestaureerde
Huis Hildebrand (1935) en Huis Slegers (1955) laat
goed de constanten en ontwikkeling zien in de ontwerpbenadering
van Rietveld. Beide ‘atelierwoningen’ werden ontworpen op een
beperkt budget voor een kunstenaar (in Blaricum een schrijver, in
Velp een beeldend kunstenaar) en hun jonge gezinnen. In beide
ontwerpen werd door Rietveld zeer doordacht omgegaan met
ruimte. Huis Hildebrand is avant-gardistisch, spannend en experimenteel.
Het heeft een compact volume over twee bouwlagen,
zoals bij de andere voor-oorlogse Rietveld-huizen. Strak, glad en
witgesausd past het in de modernistische woonhuizen van de
‘International Style’ van de jaren dertig. De kleuren zijn wit, aluminium
en blauw en in het interieur paste Rietveld pasteltinten
toe. De indeling van het huis is maar ten dele afleesbaar aan de
gevels, die het huis omsluiten. Het heeft een open plan, maar met
schuifwanden kunnen ruimtes nog wel ingedeeld en afgesloten
worden. Met zijn asymmetrische plattegrond, transparante gevels,
nadruk op ruimtelijkheid en de afwezigheid van ornament brak het
huis met de gebruikelijke architectuur van zijn tijd. Huis Hildebrand
was een controversieel ontwerp. Huis Slegers was dat
twintig jaar later ook, zoals blijkt uit de reactie van de Welstandscommissie
in Waalre. De problemen met toezichthoudende instanties
zijn een constante in de loopbaan van Rietveld. Toch was het
moderne wonen in een zonnig huis, op een open, functionele
plattegrond, in de jaren vijftig minder avant-gardistisch en afwijkend
van de norm dan in de jaren dertig. Wonen over twee
Blaricum, Huis Hildebrand (foto Arjan Bronkhorst)
lagen wordt in het naoorlogse werk van Rietveld verlaten voor
geheel gelijkvloers wonen op een open plattegrond. In sommige
aspecten is Huis Slegers verder uitgedacht dan Huis Hildebrand.
Zo is het scheiden van functies (slapen, wonen en werken) hier
verder doorgevoerd. Dit is ook duidelijker afleesbaar in de gevels.
De compositie is rustig en zelfverzekerd, met losse, sprekende
bouwvolumes. Het atelier van Slegers is met zijn grote ‘ateliervensters’
een opvallend element, net zoals de werkkamer van Hildebrand
dat is. Binnen en buiten lopen in Velp meer in elkaar over,
waarbij de vlakken en lijnen in het ontwerp een verband leggen
met de oneindige ruimte van de leefomgeving. De vorm van het
huis is gebruikt om een beschutte buitenruimte in de tuin te creëeren.
Huis Hildebrand is meer een losstaand object in zijn omgeving.
Het materiaal waarin het huis in Blaricum is opgetrokken is
anoniem: de bakstenen muren zijn wit gepleisterd alsof het om
beton gaat. Stalen raamprofielen zijn openlijk toegepast ‘om aan
te tonen dat constructie en schoonheid geen tegenstellingen
behoeven te zijn’ aldus Rietveld. In Velp is baksteen, weliswaar
geverfd in een kleur, herkenbaar als het bouwmateriaal. Het koude
staal heeft hier plaatsgemaakt voor hout. Bij Huis Slegers grijpt
Rietveld terug op de primaire kleuren van De Stijl om ruimtelijke
vormen te accenturen. Hij plaatst hiermee nadrukkelijker zijn
eigen signatuur. Wat bij een vergelijking tussen de twee huizen
echter vooral opvalt zijn drie constanten: het ‘woekeren’ met
ruimte, het terug willen keren tot de essentie en de ambachtelijkheid
van de uitwerking. (N. Smit) ■
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)
voor visuele, ruimtelijke effecten. Betaalbaarheid, of het voorradig
was, eenvoud en soberheid bepaalden mede de keuze. Huis Slegers
werd gebouwd met een eenvoudige constructie in baksteen, glas en
hout. Het heeft een fundering met toepassing van betonplaten, gedeeltelijk
stampbeton en gedeeltelijk gewapend (voor de kelder).
De buitenmuren hebben een spouw. De binnenmuren zijn halfsteenswerk,
tussen atelier en woonkamer eensteens. Dak en vloeren
zijn geconstrueerd met houten balken en platen. Het dak kreeg een
rubberoïd bedekking.
In het huis zijn op diverse plaatsen bovenlichten en doorkijkjes toegepast
met groot ruimtelijk effect. Zo heeft het licht vrij spel in de
woonkamer en de keuken. In de woonkamer heeft het aflopende
lessenaarsdak een ruimtelijk effect. Tegen de lange binnenmuur is
een eenvoudige open haard geplaatst. Er zijn geen radiatoren in het
zicht: het huis heeft heteluchtverwarming met roosters in de vloeren.
Het open keukentje is ‘zo klein en practisch mogelijk’, zoals
gevraagd door mevrouw Slegers. Het heeft gele tegels voor aanrecht
en wanden, een zwart granito aanrechtblad en blauwe tegels
op de vloer, die ook in de hal liggen. Een betegelde rand is een
handig element boven het aanrecht. Tussen keuken en woonkamer
is een doorgeefkast gemaakt, met werk- en serviesgedeelte. Een
schuifdeur opent de keuken naar de woonkamer. In de hal bevindt
zich de trap naar de kelder en de stookkelder. Het halfronde trapgat
is het enige ronde element in het huis. De afwerking van het interieur
is sober, functioneel en licht. Wanden zijn gestuukt en ruw geschuurd
en hebben een klein plintje, de plafonds vlak gestuukt op
steengaas. Ook in het interieur ondersteunt de kleurstelling de
ruimtelijke werking. Zo kreeg de binnenmuur van de woonkamer
gedeeltelijk een lichtblauwe tint, passend bij het blauw van de tegelvloer
in keuken en hal, en zijn de openslaande deuren naar de tuin
van binnen lichtgeel geschilderd (buiten zijn dezelfde deuren blauw
en zwart geschilderd). De ongeschilderde binnendeuren van het
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
huis zijn behandeld als vlakken en hebben een oppervlak van limba
fineer. Ze volgende de modulemaat van 1 meter breedte, bij de
slaapkamers zijn ze iets smaller in maat. Nergens in het huis is er
overbodige ruimte. De efficiënte plattegrond, de ruimtelijkheid van
het ontwerp en de uitwerking van details als ingebouwde kasten,
maakten het mogelijk dat op een woonoppervlak van ongeveer 80
m² zes mensen goed konden wonen. Opmerkelijk is dat er slechts
één toilet aanwezig is, in de badkamer. De ruimte voor een aparte
wc is wegbezuinigd.
Huis Slegers is in 2007 opgenomen in de lijst van 100 topmonumenten
uit de wederopbouwperiode (de “lijst Plasterk”) die tot
rijksmonument zouden worden aangewezen, hetgeen in 2010
gebeurde. Het was één van 15 woningen en wooncomplexen op
die lijst. Het huis wordt nog steeds bewoond door de bevlogen
opdrachtgevers van de architect, die het ruim vijftig jaar in oorspronkelijke
staat hebben gehouden.
Velp, Huis Slegers (foto Arjan Bronkhorst)
17
18
Instandhouding
In 2011 bedroegen de uitsluitend aan instandhouding bestede
kosten (dus zonder verrekeningen) € 10.225.656. De basis voor de
duurzame instandhouding van onze panden wordt gevormd door
de huuropbrengst. Deze bedroeg in 2011 € 7.282.463 en werd
aangevuld met € 22.657 tot € 7.305.120 door incidentele opbrengsten,
waaronder de verhuur van enkele van onze bijzondere
locaties voor vergaderingen en bijeenkomsten, of als filmlocatie.
Net als in voorgaande jaren is dus meer geld aan instandhouding
besteed dan er aan huurinkomsten binnen kwam. Het verschil (40%
extra) is echter beduidend minder dan in 2010 (80% extra), omdat
minder bijdragen uit overheidssubsidies of van fondsen in 2011 ons
dwong tot minder uitgaven voor restauraties. Gelukkig kon bijtijds
een aantal werken worden versoberd, uitgesteld of getemporiseerd.
Deze situatie zal zich de komende jaren voortzetten, waardoor het
in mindere mate mogelijk zal zijn om onze panden na restauratie af
te werken op het zeer hoge niveau dat wij de laatste jaren gewend
waren.
Aan 55 panden is in 2011 voor meer dan € 25.000 aan instandhoudingkosten
besteed (in 2010 aan 68).
In 14 gevallen (2010: 8) daarvan lag de besteding tussen de €
50.000 en de € 100.000, te weten bij:
Amsterdam
Henri Polaklaan 9
Herengracht 172
Herengracht 284
Arnhem
Bovenbeekstraat 21
Bolsward
Kleine Dijlakker 17
Driebergen-Rijsenburg
Hoofdstraat 89-91
Dronrijp
Tsjerkebuorren 12
Franeker
Eise Eisingastraat 2
Hardegarijp
Rijksstraatweg 24
Hoorn
Korenmarkt 8
Makkum
Vallaat 22
Makkum, Vallaat 22, gevel in de steigers
Monnickendam
Noordeinde 5
Utrecht
Janskerkhof 16
Vollenhove
Kerkplein 1-3
Bij de panden in Amsterdam, Arnhem, Driebergen en Monnickendam
betrof het in feite niets anders dan regulier onderhoud aan een
groot of bewerkelijk pand. In Dronrijp en Hardegarijp werd in de
panden geïnvesteerd om ze gereed te maken voor de verhuur, terwijl
in Vollenhove en Franeker de partiële renovatie in verhuurde
staat werd afgemaakt. Bij het pand in Hoorn was sprake van groot
onderhoud. In Bolsward en Makkum betrof het deelwerkzaamheden
in de aanloop naar een omvangrijke renovatie. Het laatste pand
lichten we hieronder nader toe.
Makkum, Vallaat 22 In Makkum wordt in fasen gewerkt
aan de restauratie van het ‘Kingma-Huis’ aan het Vallaat. Dit huis
uit 1748, dat in 2009 verworven werd door de Vereniging, heeft
een getrapte halsgevel met sierlijk bewerkte natuurstenen ornamenten
in late Lodewijk XIV-stijl. In 2011 zijn werkzaamheden uitgevoerd
aan de gevels waarbij het slechte voeg- en metselwerk van de
voor- en zijgevel werd hersteld. Er was sprake van zeer harde cementvoegen
waardoor water alleen door de steen kon worden afgevoerd,
met het gevolg dat die sterk erodeerde. Voorzichtig is het
voegwerk verwijderd en vervangen door voegen op kalkbasis. Spectaculair
was de demontage van natuurstenen onderdelen van de geveltop,
die met een enorme takel en kraanwagen van de gevel werden
getild. Demontage was nodig om slecht metselwerk, enkele ankers
en gescheurde natuursteen onderdelen in de topgevel te kunnen
herstellen. Deze pronkstukken van 18de-eeuws Fries beeldhouwwerk,
toegeschreven aan beeldhouwer G.J. Nauta, zijn inmiddels
weer teruggeplaatst. Tot slot werd aan de achtergevel het houten
schotwerk hersteld. Het verwijderen van de rotte delen gunde
ons een blik op de bakstenen achtergevel. Deze bleek vroeger in de
lijnolie te hebben gestaan. Ook kwam een vlechting tevoorschijn
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Drie kleurprojecten: Franeker, Bolsward en Maastricht
Toch kan soms ook met weinig extra geld de kleurrijke
historie van een pand worden teruggebracht.
Zo werd in 2011 bij drie panden schilderwerk uitgevoerd,
waarbij de voorgevels op basis van onderzoek
weer in hun historische kleurstelling konden worden
geschilderd. In de loop van de 20ste eeuw zijn namelijk
talloze gevels in wit en ‘monumenten’-groen
geschilderd, conform de mode vanaf de jaren 1920
én de voorkeur van vele welstandscommissies.
Zo was ook de voorgevel van het winkelpand aan de
Eise Eisengastraat in Franeker in wit en groen geschilderd.
De fraaie tegeltableaus in de etalage en het
Art Nouveau-achtige houtwerk deden echter vermoeden
dat de kleurstelling van de gevel anders
moest zijn geweest. Bij nauwkeurig onderzoek werden
de kleuren bruin, oker en crème aangetroffen,
die vervolgens ook zijn teruggebracht. Een opmerkelijk
detail is dat de hervonden okerkleur van de gevel
exact overeen blijkt te komen met de okerkleuren
van de exotische tegeltableaus in de etalages.
In Bolsward wijzigde het gevelbeeld van het woonwinkelpand
van de firma Albada Jelgersma van
baksteen met spierwit naar de vroeg 19de-eeuwse
kleurstelling van baksteen met oker en zwart.
Als laatste werd kleuronderzoek gedaan aan een van
oorsprong 16de-eeuws pand in Maastricht. Het pand
was helemaal wit geschilderd, wat in de 19de eeuw
zelfs door de gemeente werd voorgeschreven omdat
het aantal straatlantaarns moest worden gehalveerd
en omdat het ‘zo proper stond’. Omdat bij dit pand
de gevelindeling echter grotendeels 18de-eeuws is,
werd nu bij het schilderwerk gezocht naar de kleurstelling
uit deze tijd. Dit bleek onmiskenbaar
een mergelkleur te zijn. De
hardstenen raamkozijnen waren daarbij
nog eens grijs overschilderd (maar nu
met kaarsrechte randen) en de houten
deurkozijnen werden grijs geschilderd
om ze op natuursteen te laten lijken.
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat
ze in het verleden niet bang waren om
kleur toe te passen aan het exterieur en
dat door een kleurrijke toonzetting de
plasticiteit en zeggingskracht van een
gevel enorm kan toenemen. (I. Finaly) ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Franeker, Eise Eisingastraat 2, voor en na restauratie
Bolsward, Kleine Dijlakker 17, voor en na restauratie
Maastricht, Achter de Molens 26-30, voor en na restauratie
19
20
Amsterdam, Herengracht 59, ‘de Hond’
Amsterdam, ‘de Hond’, behangpakket
die op een laag achterhuis (van slechts één bouwlaag) wijst. Toekomstig
onderzoek zal meer licht werpen op de bouwgeschiedenis
van dit intrigerende pand.
Aan 19 (2010: 22) van de hiervoor genoemde 55 panden is in 2011
meer dan € 100.000 besteed (waaronder aan 5 panden zelfs meer
dan € 500.000), omdat het instandhouding van (grotere) complexen
betrof of het werk betrekking had op volledige restauraties
of delen daarvan.
Het ging daarbij om:
Amsterdam, Diemerzeedijk 27
Renovatie van het tweede bijgebouw (vml. koetshuis).
Amsterdam, Herengracht 476
Bijdrage in verbouwing en herinrichting zolderverdieping.
Dordrecht, Bolwerk 4
Volledige restauratie.
Haarlem, Spaarne 15-17
Restant aularestauratie en restauratie benedenverdieping in
verband met huurmutatie.
Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4
Restant restauratie.
Middelburg, Vlasmarkt 51
Splitsing en restauratie restanten voorgaande huizen
Naaldwijk, Heilige Geest Hofje 1-12
Renovatie enkele woningen.
Scheveningen, Zwaardstraat 16
Restant gevelrenovatie.
Schiedam, Aleidastraat/Hofje van Belois 1-37
Renovatie woning.
Velsen-Zuid, Rijksweg 134
Restant restauratie hoofdhuis Beeckestijn en volledige
restauratie noordelijk koetshuis.
Verder verdient binnen deze categorie nog het restauratiewerk aan
de volgende panden aparte aandacht:
Amsterdam, Herengracht 59, ‘de Hond’ Dit
smalle doch voorname grachtenhuis, genaamd ‘de Hond’, werd in
1659 gebouwd in opdracht van de doopsgezinde koopman Isacq
van Halmael. Het kreeg een verhoogde halsgevel in classicistische
stijl en hoge gemetselde Ionische pilasters die over twee verdiepingen
reikten. Het is een vroeg voorbeeld van een woonhuis met een
dwars geplaatst achterhuis, dat door een (inmiddels 19de-eeuws)
trappenhuis langs een binnenplaats met elkaar is verbonden. De originele
indeling van het pand is in grote lijnen bewaard gebleven.
Rond 1840 kreeg het huis nieuwe stucplafonds, schoorsteenmantels
en betengelde wanden. In 1963 werd dit pand – dat al in het
oprichtingsjaar (1918) van onze Vereniging in haar bezit kwam –
technisch opgeknapt en geschikt gemaakt als kantoor op de beletage
met een bovenwoning. Pas nu in 2011 kon dit pand, na een
huurmutatie, eindelijk grondig worden gerestaureerd. Daarbij werd
de historische indeling versterkt door latere wandjes weg te halen.
Waar mogelijk werd de afwerking met marmer-imitaties en houtingen
teruggebracht. De intensiteit van het gebruik werd verkleind
door het pand weer als één geheel, woning met kantoor aan huis,
te verhuren.
Besloten werd om de keuken en bijkeuken terug te brengen in het
achterhuis. In het souterrain werd het oorspronkelijke raam naar de
binnenplaats gereconstrueerd, oude marmeren vloertegels werden
teruggebracht en een hangschouw werd hersteld. Op de eerste
verdieping van het achterhuis werd de badkamer ondergebracht,
zodat alle ‘natte’ voorzieningen zich net als vroeger in het achterhuis
bevinden.
Tijdens de restauratie kwamen een paar nare verrassingen aan het
licht: zo was er meer asbest aanwezig dan aanvankelijk geïnventariseerd
en waren verschillende balken van het achterhuis zo rot dat ze
geheel vervangen moesten worden. Bij de overige balken konden
ingerotte balkkoppen traditioneel in hout worden aangelast.
Daarnaast waren er ook mooie vondsten. Zo werd tussen de woonkamer
en de gang een houten zogenoemde ‘Brabantse wand’ aangetroffen
(vooral in de 19de eeuw toegepaste scheidingswand bestaande
uit houten stijl- en regelwerk, betimmerd met latten waartegen
glad stucwerk was aangebracht) en werden in de keuken kraaldeeltjes
en oude ‘witjes’ gevonden, die uiteraard gehandhaafd werden.
De meest bijzondere vondst was echter een dik pakket behang
dat boven een later plafond op de bel-etage tevoorschijn kwam: het
pakket bleek twaalf lagen behangsels uit de periode 1770 tot ca
1875 te bevatten, die door archiefonderzoek gekoppeld konden
worden aan alle opeenvolgende bewoners. Ook de bijpassende
geschilderde afwerklagen waren terug te voeren op de bewonersgeschiedenis.
Bij de restauratie is de periode 1842, de periode waarin
de stucplafonds werden aangebracht, als uitgangspunt genomen
voor de restauratie van de stijlkamers op de bel-etage.
Het werk stond geheel onder eigen directie en kon eind 2011
worden opgeleverd.
Amsterdam, ‘de Hond’, tussenverdieping achterhuis Cruquius, Cruquiusdijk 27, de Cruquius (foto Arjan Bronkhorst)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Amsterdam, ‘de Hond’, achterkamer bel-etage
Cruquius, Cruquiusdijk 27, vml. stoomgemaal
De Cruquius is één van de drie gemalen waarmee het Haarlemmermeer
werd droog gepompt en de enige die zijn originele machinerie
heeft behouden. Eind 2009 kwam de Cruquius in bezit van de
Vereniging met de verplichting om een hoognodige cascorestauratie
uit te voeren.
De Cruquius is geen traditioneel gebouw, maar eigenlijk alleen een
machine waarvan de buitenste schil – het metselwerk – noodzakelijk
is om de krachten van de machine op te vangen. Dat is ook niet
21
22
vreemd als je bedenkt dat er destijds met elke pompslag een kracht
van 400 pk gemoeid was en er een massa van 86 ton in beweging
kwam. De grote stoommachine dreef, door op- en neergaande
bewegingen, acht balansarmen aan die op hun beurt acht pompzuigers
(met een doorsnee van 1,80 m) water lieten oppompen.
Per uur werd bijna 14.500 m 3 opgepompt; dat zijn 29.000 badkuipen
vol!
Het gemaal is in 1846-’49 opgetrokken in neogotische bouwtrant,
de populairste bouwstijl in de 19de eeuw waarin niet alleen veel
landhuizen en talloze katholieke kerken werden gebouwd, maar ook
gebouwen van techniek en industrie zoals bruggen, stationsgebouwen
en dus ook stoomgemalen.
Zoals wij in het vorig jaarverslag reeds meldden werden in 2010 al
veel bouwkundige problemen aangepakt: het harde cementvoeg- en
pleisterwerk werd vervangen door kalkhoudende mortels, de eiken
stortvloer werd vervangen door een vloer van Azobéhout en verrotte
balkkoppen werden aangegoten.
In 2011 lag de nadruk op het herstel van de gietijzeren onderdelen,
op schilderwerk en op de dakwerkzaamheden. De gietijzeren gebouwdelen
en ornamenten waren vrijwel allemaal gecorrodeerd,
waardoor ze het omliggende werk (baksteen, natuursteen of ander
gietijzer) kapot drukten. Daarom werden alle gietijzeren onderdelen
gedemonteerd en in de smederij schoongestraald, geschoppeerd
(d.w.z. onder grote druk en hitte voorzien van een aluminiumzinklaag).
Na terugplaatsing zijn zij vervolgens in hun oorspronkelijke
kleurstelling afgeschilderd. De restauratie van de gietijzeren
deuren van het Ketelhuis bracht een verrassende structuurverbete-
Cruquius, stoomgemaal de Cruquius, restauratie schoorsteen
Cruquius, de Cruquius, ketelhuis met
verborgen deuren achter voorzetwand
Cruquius, de Cruquius, ketelhuis
met open gietijzeren deuren
ring met zich mee. Voor de demontage van de deuren moest namelijk
een lange voorzetwand, aldaar geplaatst om tocht te weren en
om museum-objecten tegenaan te plaatsen, worden verwijderd.
Door de deuren na restauratie van degelijke tochtwering te voorzien,
konden de deuren in het zicht blijven en twee deurstellen
kunnen nu, door de plaatsing van hardglazen achterzetpuien, zelfs
permanent open staan. Daardoor is de oorspronkelijke relatie tussen
binnen (stookketels) en buiten (ringvaart waarover de kolen per
schip werden aangevoerd) weer hersteld.
Ook werd het dakbeschot van het Ketelhuis, conform de oorspronkelijke
19de eeuwse situatie weer zwart (!) geschilderd en de balustrade
van de buitenomloop wit en grijs. Bij de restauratie is de periode
1860-1888 als uitgangspunt gekozen, omdat in die periode
het gemaal tot zijn huidige omvang, met twee zijbeuken aan het
Ketelhuis, uitgroeide. Bij die fase hoorde echter ook een hogere
schoorsteen met een ‘kantelen’ bekroning. Met een extra vergunning
en een bijdrage van het Fonds Den Daas is het gelukt dit
kroontje terug te plaatsen, wat tevens gezien kan worden als kroon
op het werk van alle uitvoerende partijen: van hoofdaannemer
Konst & Van Polen en zijn 20 onderaannemers tot schoorsteenbouwbedrijf
Harm Meijer en begeleidend architectenbureau Tak.
De feestelijke opening vond plaats op 15 september door mr Pieter
van Vollenhoven in aanwezigheid van bestuurders van de vijf instanties
die deze restauratie financieel mogelijk maakten: de BankGiro
Loterij, het Hoogheemraadschap van Rijnland, de gemeente Haarlemmermeer,
de provincie Noord-Holland en de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Dordrecht, Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ Al drie
jaar is de Vereniging bezig met de restauratie van huis ‘Rodenburch’:
in 2009 werd het casco van het voorhuis onder handen genomen,
in 2010 dat van het achterhuis. In 2011 is het werk grotendeels
stil komen te liggen omdat de vergunningprocedure voor de
herbestemming stagneerde. Wel kon worden doorgewerkt aan de
Dordrecht, ‘Rodenburch’,
schoonmaken stucwerk
Dordrecht, ‘Rodenburch’, hal tijdens
restauratie (foto Arjan Bronkhorst)
Dordrecht, Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ (foto Arjan Bronkhorst)
afwerking van het interieur op de verdieping, het trappenhuis en de
bel-etage. Het 18de-eeuwse stucwerk van de linker voor- en achterkamer
is schoongemaakt. Ook in de 18de-eeuwse hal werd het stucwerk
hersteld waarna de lambriseringen weer voorzien werden van
hun marmer-imitatie. Op de deuren in deze gang zal in 2012 door
decoratieschilder Jeroen Wilbrink de 18de-eeuwse notenhout-imitatie
weer worden aangebracht.
In de rechter kamer-en-suite op de bel-etage waren interieurschilderingen
aanwezig op plafonds en delen van de wandafwerking. In de
achterkamer is sprake van een volledig vlak, doch zwaar gescheurd,
stucplafond met ronde overgangen naar de wanden. Het vlakke plafond
was voorzien van een plafondschildering in neo-renaissancestijl;
deze is voorzichtig schoongemaakt en vastgezet. Daarbij bleek
dat het schilderwerk al uitgevoerd is in jugendstil kleuren, waarbij
een aantal ornamenten zelfs al het zwierige in zich hebben van de
jugendstil periode. Op de suite-deuren was een schildering aanwezig
in overeenstemming met deze plafondschildering; ook deze is
schoongemaakt en hersteld.
Het plafond in de voorkamer is door zwaar lijstwerk verdeeld in velden
die zijn opgevuld met panelen (spanramen met linnenbespanning).
Alle 17 panelen zijn verwijderd en schoongemaakt in het atelier
van schilder-restaurator Bert Jonker te Zwolle. Een bijzondere
vondst werd gedaan achter het paneel voor de schouw. Hier staan
in houtskool het jaartal 1889 en namen van schilders geschreven en
Dordrecht, ‘Rodenburch’, terugplaatsen
spanramen in voorkamer
23
24
Heiloo, ‘Nijenburg’, Grote Zaal (foto Célene Admiraal)
werd een aantal portretschetsjes aangetroffen. Tussen deze namen
staat die van Willem Adrianus Fabri (1853-1925). Dat Fabri werkzaam
was in Rodenburch werd al vermoed: de penseelvoering van
de deurschilderingen vormde een sterke aanwijzing die werd bevestigd
door de vondst van de signatuur ‘WF’ op het schouwstuk in de
achterkamer. Maar de vondst van zijn handtekening en één sterk op
hem gelijkend portretschetsje, plus het jaartal van uitvoering en de
namen van verschillende medewerkers, dat is historisch wel heel
interessant.
In de suitedoorgang zelf zijn op hout geschilderde imitatietegels
aanwezig, waarvan de afwijkende penseelvoering deed vermoeden
dat zij door een andere decorateur zijn aangebracht. Bij het schoonmaken
van één van de tegelschilderingen kwam echter ook hier de
signatuur van Fabri aan het licht.
Het werk stond in 2011 geheel onder eigen directie. In 2012 zal de
vergunningprocedure hopelijk afgerond zijn en kan worden gewerkt
aan het aanbrengen van alle installaties. Tevens begint dan de zoektocht
naar een bestemming voor dit bijzondere object.
Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’
In 2010 is reeds verslag gedaan van de restauratie van het hoofdhuis
van de buitenplaats ‘Nijenburg’ in Heiloo. Deze uit omstreeks
1710 daterende buitenplaats is bijzonder, omdat zij bijna 300 jaar
gebruikt werd door telgen uit de families Van Egmond van de
Nijenburg en Van Foreest. In 2007 kwam aan deze situatie een
einde en rustte op de Vereniging de taak om een nieuwe toekomst
voor het hoofdhuis te realiseren, conform de afspraken die nog met
de laatste bewoners gemaakt zijn. Dit nieuwe gebruik ligt uiteraard
in lijn met de historie: de woonfunctie blijft gehandhaafd en de stijlkamers
op de bel-etage behouden een representatieve functie.
Uit het onderzoek voor en tijdens de restauratie kwam de periode
1831-1850 voor het huidige huis steeds meer als cruciaal naar voren;
het markeert de omvorming van Nijenburg van buitenverblijf
naar permanente bewoning. De verbouwingen en moderniseringen
die hiermee gepaard gingen, hebben een onuitwisbare stempel op
de huidige verschijningsvorm gedrukt: de grote Empire vensters en
stijlkamers met papierbehang op bespanning. Na de huidige restauratie
is deze 19de-eeuwse periode dan ook de rode draad die overal
te herkennen is.
Met relatief kleine ingrepen kon zowel op de begane grond als in de
kapverdieping een riant appartement worden gerealiseerd, ieder met
een eigen sfeer en uitstraling. De begane grond, die van oorsprong
dienstvertrekken, een kelder met opkamer en een benedenzaal met
comptoir herbergde, heeft een klassieke sfeer met houten vloeren,
schouwpartijen en balklagen in het zicht. In de opkamer, het oudste
bouwdeel van het huis uit de 16de eeuw, is een moderne keuken
kend mooi geworden: hier is de situatie van 1860 in ere hersteld
met geraffineerd ‘gehouten’ boekenkasten en een okerkleurig
behang met ruitmotief.
De kapverdieping heeft een ware metamorfose ondergaan van zolder
tot appartement, met twee slaapkamers in de meidenkamers,
een badkamer in het vroegere ‘appelkot’, zeeën van bergruimtes
Heiloo, ‘Nijenburg’, overloop (foto Célene Admiraal) ingebracht. De aangebouwde bibliotheek uit 1860 is verbazingwek-
Heiloo, ‘Nijenburg’, kap voor en na restauratie
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’ (foto Arjan Bronkhorst)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Heiloo, ‘Nijenburg’, bibliotheek voor en na restauratie
in de kap en op de voormalige overloop een enorme woonkeuken
met lichtinval via de dakvlakken aan de binnenzijde van de kap.
De stijlkamers op de bel-etage zijn weer voorzien van linnen wandbespanning
met papierbehang, met motieven en kleuren die teruggaan
op de periode 1850. De stucplafonds met ragfijn stucwerk zijn
hersteld en de vloeren zijn in de was gezet. Het zo onopvallend
25
26
’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’,
16de-eeuwse kap tijdens restauratie
mogelijk aanbrengen van moderne voorzieningen, zoals centrale
verwarming, gelaagd glas en 60 minuten brandwerende pakketten
op deuren en vloeren, is altijd weer een zware klus. Dat is ook op
Nijenburg weer gelukt dankzij de onvermoeibare inzet van aannemer
Jonker & Meijerhof.
Als sluitstuk konden in de stijlkamers een twintigtal schilderijen uit
de Van Foreest-collectie en enkele verworven meubelstukken wor-
's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138, ‘De Drie Halve Manen’, voor en na restauratie
den teruggeplaatst, waardoor de bel-etage nu weer de voorname,
maar ook huiselijke sfeer van de 19de eeuw ademt. Voor de instandhouding
van dit gebouw is overigens niet alleen bouwkundige
zorg nodig, maar wordt ook dankbaar gebruik gemaakt van de grote
betrokkenheid van de Historische Vereniging Oud Heiloo die
rondleidingen op Nijenburg verzorgt en van het Stedelijk Museum
Alkmaar op wiens deskundigheid we terug kunnen vallen aangaande
het beheer van de schilderijen. Dat de omgeving de nieuwe functie
waardeert, blijkt uit het feit dat alle rondleidingen tot nu toe volgeboekt
zijn en dat Nijenburg vanaf 2012 ook trouwlocatie wordt.
De restauratie stond onder eigen directie en werd mede begeleid
door Bureau Delfgou uit Scherpenzeel.
’s-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138,
‘De Drie Halve Manen’ Het in 2009 verworven Bossche
pand aan de Hinthamerstraat, ‘De Drie Halve Manen’, heeft het
grootste deel van zijn volledige restauratie in 2011 ondergaan. Het
pand is uniek vanwege de 16de-eeuwse laatgotische en renaissance
schilderingen in de opkamer, waarover wij u eerder berichtten in
het Jaarverslag 2009.
De functie van het pand is bij de restauratie
niet gewijzigd: op de begane grond een winkel
en op de verdieping een woning. De bovenwoning
heeft echter vanaf de steegzijde
zijn eigen opgang gekregen.
Eind 2010 werd gestart met het verwijderen
van asbest uit de kap. In het voorjaar van
2011 begon de daadwerkelijke restauratie met
het herstel van het casco. De kelder, de balklagen,
het muurwerk en de kapconstructie stammen
nog uit de bouwtijd (circa 1545) en verkeerden
in erbarmelijke staat. Het dak lekte
op verschillende plaatsen waardoor vloerbalken
waren aangetast door houtrot en zwam.
Door de enorme scheefstand van het pand -
het pand staat tot 50 cm (!) uit het lood -
drukten bouwdelen op onderdelen die daarvoor
niet bestemd waren. Zo leunde de linker
zijmuur tegen de balken van de verdiepingen
in plaats van dat zij deze balken droeg. Ook
de historische brandmuur, die het voorhuis
van de opkamer scheidde, was op een aantal
plekken verzwakt door het aanbrengen van
doorgangen en op de zolder ontbrak deze
muur in zijn geheel. Daardoor was het dwars-
verband in de kap op deze plaats verdwenen.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Door deze kwetsbare situatie diende aannemersbedrijf Van Dinther
uiterst voorzichtig en fasegewijs te werken. Daarbij moest zo veel
mogelijk historisch bouwmateriaal behouden blijven: balken werden
waar mogelijk aangelast in hout of anders met epoxy. Een huzarenstukje
vormde het rechtzetten van de achtergevel. Ook deze was in
de loop der jaren scheefgezakt, omdat delen van het metselwerk
hun verband geheel kwijt waren. In plaats van het opnieuw opmetselen
van deze gevel is gekozen voor het plaatselijk nieuw inboeten
en vervolgens weer rechtzetten van de gehele muur. Ook de zijmuur
is ingeboet, doch deze scheefstand, die waarschijnlijk al snel
na de bouw plaatsvond, is gehandhaafd en gestabiliseerd. Het
dwarsverband in de kap is hersteld door het aanbrengen van een
nieuw spant op de plek van de oude brandmuur. Op de zolder zijn
twee moderne ‘meidenkamers’ ingebouwd, waarvan één werd voorzien
van een dakkapel met uitzicht op de Sint Jan. De 16de-eeuwse
kap bleef daarbij overigens geheel onbeschoten, wat beschenen
door zonlicht een feeëriek beeld oplevert.
Ook de voorgevel heeft naast het nodige bouwkundige herstel een
gedaanteverwisseling ondergaan: de indeling van de 19de-eeuwse
winkelpui met centrale entree werd teruggebracht, net als de kleurstelling
in oker- en olijftinten.
’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’, overzicht 16de-eeuwse muurschildering
met renaissance cartouche en laat-gotisch hertje
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
’s-Hertogenbosch, ‘De Drie Halve Manen’,
16de-eeuwse kap voor en na restauratie
Het herstel van de
interieurafwerkingen
maakte van het
voorhuis een
juweeltje voor de
late 19de eeuw: de
interieurzaak van
weleer had in de
winkelruimte gemarmerde
wanden,
een houten tussenpui
met eikenhoutimitaties
en een
plafond met schelpmotieven, plantenborders en een damastschildering
in het midden. Al met al: een staalkaart van laat 19de-eeuwse
decoratiekunst, die bij deze restauratie zeer vakkundig is hersteld en
aangeheeld.
In de opkamer zijn de 16de-eeuwse schilderingen de grote blikvangers.
De muurschilderingen zijn natuurlijk minutieus gerestaureerd,
maar ook werden nog onbekende muurschilderingen ontdekt
en blootgelegd, onder andere van een hert met een St. Hubertuskruis
tussen het gewei.
Met nader onderzoek wordt
de bewoners- en bouwgeschiedenis
van dit pand
vervolledigd. Ook zal in
samenwerking met de
gemeente ‘s-Hertogenbosch,
zonder wier steun deze
restauratie onmogelijk was
geweest, een publicatie
verschijnen over dit inspirerende
en uitzonderlijke pand.
Het werk wordt begeleid
door architect Harriën van
Dijk en zal in 2012 worden
opgeleverd.
27
28
Midelburg, Vlasmarkt 51, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’
Middelburg, Vlasmarkt 51,
‘Huis ’s-Hertogenbosch’ Direct na de verwerving van
dit monumentale huis in 1999 werd uit bouwtechnisch onderzoek
al duidelijk dat het pand een lange geschiedenis van funderingsproblemen
had. Het door Pieter Post ontworpen huis werd in 1665
namelijk gedeeltelijk gebouwd op fundamenten van drie laat-middeleeuwse
huizen. Definitief herstel van de problemen, door het
aanbrengen van een nieuwe fundering, zou niet alleen enorm kostbaar
zijn, maar vooral de resten van de oudere huizen vernietigen.
Bij de restauratie in 2000 werd dan ook gekozen voor plaatselijk
herstel, in de wetenschap dat dit ongetwijfeld niet de laatste herstellingen
zouden zijn. Onder andere in de achtergevel werden in het
metselwerk enkele grote scheuren hersteld en werd een deel van de
oude fundering opnieuw opgemetseld. De laatste tijd vond op diverse
plaatsen zodanige scheurvorming plaats, dat bij een recente
huurmutatie uitgebreid funderingsonderzoek is uitgevoerd. Hieruit
bleek dat de bodemopbouw aan de achterzijde van het huis niet geschikt
was voor een fundering ‘op staal’. Bovendien lag het grondwaterpeil
ruim onder de gemetselde fundering waardoor bodemlagen
van fijn zand en veen tot ongelijkmatige zettingen, scheurvorming
en scheefstand leidden. Opnieuw is besloten tot plaatselijk
herstel en verbetering van de fundering. Aan de linkerzijde van het
pand zijn hiertoe grote stalen buizen in de grond gebracht om de
instabiliteit van de bovenste anderhalve meter grond op te heffen.
Aan de rechterzijde van het huis was de achterzijde nu in orde,
doch de zijmuur bleek op die plaats over een afstand van tweeënhalve
meter geheel geen grond onder de fundering meer te hebben.
Middelburg, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’,
linker achterkamer met gemetseld 17de-eeuws riool
Een ruimte van bijna een halve meter hoog is hier met beton opgevuld.
Ten behoeve van deze werkzaamheden moesten de vloeren uit
de beide achterkamers gedeeltelijk worden weggenomen om graafwerkzaamheden
van binnenuit mogelijk te maken.
Bij dit graafwerk kwamen indrukwekkende ondergrondse verrassingen
aan het licht: zo kwamen op ongeveer 80 cm onder het vloerniveau
muren, vloeren en een stookplaats tevoorschijn: de restanten
van de laat-middeleeuwse huizen. Al snel viel het besluit om deze
restanten geheel vrij te leggen en zichtbaar te maken. Daarbij is on-
‘Huis ’s-Hertogenbosch’, linkerachterkamer
met onder de vloer laat-middeleeuwse haardplaats
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
der de vloer van de linker achterkamer een 17de-eeuws rioolsysteem
aangetroffen, aangebracht op de vloer van het voorgaande huis. Het
betrof een gemetseld afvoerkanaal dat nog volledig intact was en
van de 17de-eeuwse binnenplaats naar de achtertuin liep. Onder de
rechter achterkamer bevonden zich eveneens plavuizen vloeren, een
gemetselde keldertrap met gewelf, een gangetje en een waterput: de
restanten van het andere voorgaande huisje. Alle onderdelen zijn
Schiedam, Proveniershuis, achtergevel
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Middelburg, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’, rechter achterkamer
met gemetselde laat-middeleeuwse keldertrap
waar nodig hersteld en zichtbaar gemaakt. Alleen ten aanzien van
de reeds volgestorte waterput is, in overleg met de Walcherse Archeologische
Dienst, besloten deze zo te laten en verder af te vullen
met zand. Alle verdere vondsten zijn geconserveerd en gedocumenteerd
voordat de vloeren weer zijn dichtgelegd. De bouwkundige
resten van deze twee oude huisjes blijven echter via een kelder in
het midden van het huis, de trapkast bij de voormalige binnenplaats
en een speciaal gemaakt vloerluik, zichtbaar. Hiertoe is verlichting
in de kruipruimten aangebracht.
De werkzaamheden zijn onder eigen directie uitgevoerd.
Schiedam, Proveniershuis 1-3 Het Proveniershuis in
Schiedam werd tussen 1756 en 1761 gebouwd door de stadsarchitect
Ary van Bol’Es en voorzien van stucwerk door Joseph
Bollina. Het complex bestaat uit een poortgebouw, een hof met
33 woninkjes en een hoofdgebouw aan het einde van het hof.
In 2005 kwam het Proveniershuis in bezit van ‘Hendrick de Keyser’
en sindsdien is, naast het reguliere onderhoud, groot onderhoud
uitgevoerd aan de voorgevel en zijgevels. Bovendien worden ieder
jaar één of twee hofwoninkjes gerestaureerd, waarvoor in 2006 een
standaard restauratieplan is opgesteld. Telkens wanneer een woning
vrijkomt door huurmutatie, wordt met kleine aanpassingen zo’n
plan uitgevoerd. Eind 2011 zijn 12 van de 33 woningen op deze
wijze hersteld.De restauratie van het achtergelegen hoofdgebouw
29
30
Schiedam, Proveniershuis 1-3, voorgevel
werd jarenlang geblokkeerd door de huursituatie. Daaraan is in
2010 een einde
gemaakt, zodat ook voor dit deel een restauratieplan kon worden
voorbereid. Oorspronkelijk bevatte dit bouwdeel de gemeenschappelijke
eetzaal voor de proveniers, een regentenkamer, de woning
van het beheerdersechtpaar en een aantal één-kamerwoningen op de
verdiepingen. Bij een verbouwing in de jaren ’80 werd de structuur
van het pand drastisch veranderd. De eetzaal werd vergroot door
het uitbreken van twee hoge gangen langszij, bij welke gelegenheid
meteen een deel van de zijmuur en het interieur van de regentenkamer
werd gesloopt. Op de verdieping verdwenen – op de beheerderswoning
na – alle woninkjes.
Bij het vaststellen van de restauratieplannen stond dan ook voorop
dat de oorspronkelijke structuur moest worden teruggebracht.
Voorts werd het plan gebaseerd op de historische indeling: op de
plaats van de voormalige eetzaal en de keuken komt nu een restaurant
en op de verdiepingen worden de woningen teruggebracht.
Daarbij worden de vroegere één-kamerwoningen samengevoegd tot
grotere appartementen.
In 2011 is de eerste fase uitgevoerd, bestaande uit het bouwkundig
herstel van het grote dak met de dubbele zakgoot en sloop van alle
toevoegingen uit de jaren ’80, zodat de bouwsporen van de oorspronkelijke
structuur leesbaar werden. Eind 2011 kon worden begonnen
met het inbouwen van de nieuwe wanden en vloeren. Het
is daarbij verrassend om te ervaren dat alleen al het terugbrengen
van de oorspronkelijke structuur – zelfs zonder aanwezigheid van
historische details of wandafwerkingen – het gebouw zo veel mooier
en prettiger maakt!
De restauratie, die in eigen beheer wordt uitgevoerd, duurt voort in
2012.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. Raadhuis Het
voormalige raadhuis in het Groningse Usquert, is een van de best
bewaarde gebouwen van architect Hendrik Petrus Berlage (1856-
1934). Het pand werd gebouwd tussen 1928 en 1930 en is tot
1990 in gebruik geweest als raadhuis. Als gevolg van een gemeentelijke
herindeling in dat jaar verloor het zijn functie en werd het gebouw
overgedragen aan Verenging Hendrick de Keyser. In 2010
kwam het vrij van verhuur waarop werd besloten om, naast het
normale mutatie-onderhoud, de interieurafwerking van het gehele
gebouw te restaureren. Het eens zo kleurrijke raadhuis was namelijk
in de loop der jaren erg ´wit en flets´ geworden met grijze vloerbedekkingen,
witte wanden en vaal verkleurde stofferingen, vloeren
en betimmeringen. De recente restauratie van de Burcht in Amsterdam
had ons geleerd, dat het toepassen van de juiste (wand)kleuren
bij Berlage een grote invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtes.
De witte wanden en het aangetroffen grachtengroen op de stalen
ramen zijn dan ook, na gedegen kleuronderzoek, archiefonderzoek
en de vondst van de KEIM-muurverf kleurenwaaier uit 1928 (!),
gewijzigd in de oorspronkelijke gevarieerde kleurstellingen van
azuurblauw, paars en verschillende geel tinten. Ook bleken de
stoelen bekleed met de kleuren azuurblauw, paars, groen en rood.
Uit het onderzoek bleek overduidelijk dat ook in dit gebouw de
kleur ‘wit’ niet voorkwam.
Na het verwijderen van de vloerbedekking kwamen de beschadigde
maar zeer zeldzame Dermasvloer (een soort marmoleum welke
veelvuldig werd toegepast in de jaren ’20-’30) met een gele en rode
invulling tevoorschijn. Deze kon worden behouden en is zorgvuldig
gerestaureerd.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. Raadhuis
De originele kapstokrekken
van
de spreekkamer
zijn teruggevonden,gerestaureerd
en teruggeplaatst.
Dit
levert in combinatie met de heldere lichtblauwe wandkleur, de gele
Dermasvloer en de gele plafondkleur uit de KEIM-waaier een spectaculair
resultaat.
De representatieve vertrekken
in het raadhuis
– de burgemeesterskamer,
de raadzaal en
de commissiekamer –
zijn als enige voorzien
van eikenhouten deuren
met lijstwerk en bespanning.
In de twee eerstgenoemde
vertrekken is
het door zonlicht sterk
Schiedam, Proveniershuis, achterhuis middenzaal na verbouwing 1984 (links) en tijdens herstel oude situatie (rechts) Usquert, vml. Raadhuis, veldwachterskamer voor en na restauratie
Usquert, vml. Raadhuis,
KEIM-kleurenwaaier uit 1928
verkleurde houtwerk behandeld en op kleur gebracht met was. Op
de ramen zijn vervolgens UV-filters aangebracht om het houtwerk
in de toekomst te beschermen. In het archief werden stalen gevonden
van de bespanning de gordijnen en de meubelen. Hierdoor is
het mogelijk het pand ooit geheel terug te brengen in de originele
kleurzetting, maar daarvoor zal eerst naar aanvullende financiële
middelen worden gezocht. Het werk is geheel onder eigen directie
uitgevoerd en in 2011 afgerond.
31
32
Zwolle, Sassenstraat 31A-33,
Hof van Ittersum In 2011 is een
start gemaakt met de grootschalige
restauratie van onze twee panden aan de
Sassenstraat te Zwolle. Het Karel V-huis
maakt samen met het buurpand Sassenstraat
31A deel uit van het voormalige
middeleeuwse ‘Hof Van Ittersum’. Ook
dit werk wordt in een aantal fasen uitgevoerd.
In 2010 is onderhoud aan de voorgevels
gedaan en historisch onderzoek
naar en in beide panden uitgevoerd.
In 2011 werd het grote zaalgebouw van
Sassenstraat 31A onder handen genomen.
In 2012 worden de achtergevels en het
interieur van het Karel V-huis aangepakt.
De reden voor de verwerving door
onze Vereniging van het Karel V-huis
(nr. 33) in 1943 was de fraaie gevel uit
1571, die van verfijnd beeldhouwwerk
voorzien is en één van de best bewaarde
vroege renaissance gevels van ons
land is. Maar in het jaarverslag van
1943-1944 staat ook: “Inwendig heeft
het huis niet zoo veel belangrijks
meer”. Dat bleek gelukkig al tijdens
ons onderzoek in 2010 niet te kloppen.
In de voorkamer van het Karel V-huis
troffen we onder afbrokkelende
stuclagen
Zwolle, Karel V-huis, muur- muurschilderingen
schildering wapenschild
met acht familiewapens
aan, voorzien van
dekkleden, helmtekens en familienamen. Ze bleken
bijna 450 jaar oud te zijn! De adellijke familienamen
Van Ittersum, Van Huchtenbroek, Van Munster
en Van Co(e)verden zijn goed te lezen. De
schilderingen zullen zorgvuldig geconserveerd
worden.
Bij de aankoop van het naastgelegen grote middeleeuwse
zaalgebouw (nr 31A) in 1979 deed de gelegenheid
zich voor om de twee delen van het
voormalige Hof van Ittersum weer met elkaar te
verenigen, maar om praktische redenen (gescheiden
verhuur) werd dat destijds niet gedaan.
Zwolle, gevel Karel V-huis
Tijdens de huidige restauratie gaat de
hereniging van de panden alsnog uitgevoerd
worden.
Het uitgangspunt van de restauratie in
2011 en 2012 is dan ook, naast het behoud
van de historische gelaagdheid van
vijf eeuwen, de splitsing van de twee panden
ongedaan te maken door bijvoorbeeld
teruggevonden doorgangen te heropenen.
De nieuwe functie van beide gebouwen
is een combinatie van werken op
de begane grond en wonen op de bovenverdiepingen.
In nr 31A zijn in het verslagjaar
twee appartementen op de verdiepingen
gerealiseerd. Zij kregen een zo
open mogelijk karakter, waarbij de middeleeuwse
structuur van het pand, met
een robuuste eiken gebint- en kapconstructie, overal dominant aanwezig
is.
Tijdens de restauratie van de grote zaal op de begane grond zijn
verlaagde plafonds en voorzetwanden verwijderd, waarbij een middeleeuws
plafond van moerbalken en kinderbinten tevoorschijn
kwam, dat oorspronkelijk voorzien was van eiken spreidsel tussen de
kinderbinten. Ook kwamen de contouren van een schouwnis, daterend
uit de periode rond 1435, in zicht. Deze contouren laten goed
zien dat de schouw die hier heeft gestaan zelfs groter was dan die in
de Schepenzaal van het stadhuis! Dit is zeer ongebruikelijk, maar
niet ondenkbaar als we ons realiseren dat de opdrachtgever van het
grote zaalgebouw Johan van Ittersum was, destijds burgemeester
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Zwolle, zaalgebouw, grote zaal met schouwnis
van Zwolle en bisschoppelijk rentmeester van Salland. Om het middeleeuwse
volume van de grote zaal voelbaar te houden is de
schouwnis met teruggevonden gedecoreerde haardstenen gehandhaafd
en is er naast het trappenhuis een glazen pui geplaatst, zodat
men opnieuw de hele breedte van de vroegere ruimte kan ervaren.
Een bijzondere vondst was een klein loden sterretje dat op een
moerbalk van het plafond was bevestigd. In de 18de eeuw werden
plafonds wel vaker blauw geschilderd en van gouden sterretjes voorzien
om een sterrenhemel na te bootsen. Ook in dit geval bleek na
onderzoek dat de moerbalken met smalt-pigment blauw geschilderd
waren en de loden sterretjes verguld waren. In combinatie met een
aangetroffen inscriptie op de kleurlaag, dateren we de blauwe afwerklaaglaag
op 1700 - 1763. Het enige aangetroffen sterretje is
weer verguld en teruggeplaatst.
Midden in de hoge middeleeuwse zaal is tijdens een verbouwing in
de 19de eeuw een stijlkamer met schouw en stucplafond gebouwd,
die als een soort tijdscapsule is gehandhaafd.
Tijdens de volgende restauratiefase van het interieur van het naastgelegen
Karel V-huis verwachten we nog meer bijzondere vondsten
en hopen we de bouwgeschiedenis van het Hof van Ittersum compleet
te maken. De restauratie, die hopelijk in 2012 wordt afgerond,
staat onder eigen directie.
Zwolle, zaalgebouw, zolderappartement met gebint- en kapconstructie Zwolle, Karel V-huis, serrekamer achterbouw
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Voorlichting
De voorlichting wordt bij de Vereniging geheel verzorgd door de
afdeling Ledenservice. Het programma in 2011 was met meer activiteiten
gevuld dan ooit tevoren: Open Dagen, Toegankelijke Panden,
excursies, rondleidingen en diverse landelijke activiteiten. Dit
was alleen te realiseren door de steun van de vrijwilligers die bij de
verschillende evenementen zorgden dat
panden open waren of dat deskundige
toelichtingen werden gegeven. Hun
enthousiasme, dat van de medewerkers,
maar ook de reacties van de leden en
de bezoekers, maakten deze activiteiten
tot een succes. Zoals ieder jaar is de
‘Open Monumentendag’ het evenement
met het hoogste aantal bezoekers.
Sommige panden konden de
enorme bezoekersstroom maar net aan.
Juist voor mensen die normaal niet met
ons in aanraking komen, leidt het onverwachts
zien van een restauratie en
het krijgen van uitleg daarover, tot een
verrassende kennismaking met onze
Vereniging. Afgezien van de goede
voorlichting, blijken dit soort evenementen
een kweekvijver voor nieuwe
leden.
De Vereniging verstuurde dit jaar vier
persberichten; drie over de opening van
de Burcht en die van het voormalig
stoomgemaal de Cruquius en één over
de verwerving van het Kranenbreukershuis.
De lokale pers heeft aan de restauraties,
verwervingen en openingen van het afgelopen
jaar uitgebreid aandacht besteed.
In de dag- en weekbladen verschenen
maar liefst 39 artikelen. De
Vereniging haalde 12 keer de landelijke
pers met artikelen die direct of indirect
over de Verenging gingen, zoals de res-
Zwolle, zaalgebouw,
sterretje
Open Monumentendag Zwolle,
Karel V-huis
Catalogus
‘Berlage in het Noorden’
tauratie van Nijenburg en het poppenhuis van Nijenburg, de tentoonstelling
in het voormalig raadhuis van Berlage in Usquert, de
opening van de Burcht in Amsterdam door burgemeester Eberhard
van der Laan en die van het stoomgemaal de Cruquius in de Haarlemmermeer
door professor mr Pieter van Vollenhoven.
33
34
Opening de Cruquius door prof. mr P. van Vollenhoven
(foto Arjan Bronkhorst)
In verschillende tijdschriften verschenen daarenboven 17 artikelen
over het werk van de Vereniging of over onze huizen, al dan niet in
restauratie. Bijvoorbeeld een artikel in Vitruvius over het woonhuis
van Abe Bonnema, verworven in 2010, en in Bouwen aan
Monumenten over de restauratie van Rodenburch in Dordrecht.
Een aantal malen werden bewoners van onze huizen geïnterviewd
en gefotografeerd, zoals in het artikel over onze boerderij in Wanneperveen
in het tijdschrift Landleven.
Boek ‘Zo’n huis ademt verleden’ In 2000 verwierf
Verenging Hendrick de Keyser huis ‘Hildebrand’ in Blaricum van
architect Gerrit Rietveld, dankzij grote financiële steun van de
BankGiro Loterij. Het zou de eerste van een lange rij spectaculaire
verwervingen worden, die alle nooit tot stand zouden zijn gekomen
als de Loterij ons daarin niet had gesteund. Toen de BankGiro Loterij
in 2011 haar 50-jarig jubileum vierde, realiseerden wij ons, dat
onze relatie met de Loterij inmiddels haar 10de verjaardag kon vieren.
Tegelijkertijd speelde de mogelijke verwerving van het Rietveld
huis in Velp en de gedachte aan een publicatie over de panden die
zo’n markante plek in ons bezit innemen was snel geboren. Toen
de verwerving in Velp gerealiseerd was, kon het boekje worden af-
Boek ‘Zo’n huis ademt verleden’
gerond. Het resultaat is het boek ‘Zo’n huis ademt verleden’ met
fraaie foto’s van alle panden die met steun van de BankGiro Loterij
werden verworven en/of gerestaureerd. De foto’s gaan vergezeld
van tekst van Cunera Vergeer over het gebouw en een interview
met een betrokkene, zoals de huurder, de schilder of de architect.
Het resultaat is indrukwekkend; eigenlijk behoeft geen enkel pand
enige uitleg waarom het voor onze Vereniging behoudenswaardig
was. Het grootste deel van de oplage is cadeau gedaan aan de medewerkers
van de BankGiro Loterij, die op hun beurt dermate content
waren met het boek, dat zij iedere beneficiënt van de Loterij
een exemplaar cadeau deden.
Wanneperveen, Veneweg 56, in tijdschrift Landleven
(foto Arjan Brinkhorst)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Landelijke activiteiten In het najaar van 2011 heeft de
Vereniging deelgenomen aan de ‘Open Monumentendag’ en de
Amsterdamse ‘Uitmarkt’. Beide evenementen brengen grote
hoeveelheden bezoekers op de been. Het motief om aan deze
activiteiten deel te nemen is het creëren van draagvlak bij een groot
publiek. Het publiek maakt zo, laagdrempelig, kennis met de
Vereniging. Tijdens ‘Open Monumentendag’ werd voor het eerst
een groot aantal panden, verspreid over Nederland (onder andere
Haarlem, Dordrecht, Delft, Amsterdam), voor het publiek opengesteld.
In totaal ontving de Vereniging ruim 6.000 bezoekers in
deze panden. Tijdens de ‘Uitmarkt’ in Amsterdam had de Vereniging
een stand op het museumeiland en werden zo’n 1.000 boekjes
met een architectuurwandeling uitgedeeld.
Uitmarkt 2011. Museumeiland
(foto Cris Toala Olivares)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
In de maanden augustus, september en oktober 2011 werd het
Raadhuis van Usquert opengesteld met de tentoonstelling ‘Berlage
in het Noorden’. De tentoonstelling werd georganiseerd door het
Haags Gemeentemuseum en bezocht door meer dan 7.000 geïnteresseerden.
In 2011 werden voorts door verschillende van onze medewerkers
zeven lezingen gehouden over het werk van de Vereniging. Soms
gebeurde dat in combinatie met een restauratie van een pand.
Website De website van de Vereniging heeft in 2011 47.000
unieke bezoekers getrokken (in 2010 waren dit er 34.000). Het
aantal bezoeken bedroeg 84.000 met 445.000 zogenaamde ‘pageviews’.
Verder is in het verslagjaar een speciale versie van de website ontwikkeld
voor weergave op mobiele telefoons (smartphones). Afgezien
van een aanpassing aan het kleine smartphone scherm, speelt
deze versie vooral in op de omstandigheid dat de gebruiker waarschijnlijk
onderweg is als hij of zij onze website raadpleegt. Dat
leidt tot aangepaste oplossingen, waaronder routeaanduidingen.
Bij het ter perse gaan van dit Jaarverslag is de mobiele website
inmiddels te gebruiken.
35
36
Financiële baten
Nadat hiervoor ruim aandacht is besteed aan de wijze waarop in
2011 de gelden zijn uitgegeven, volgt thans een toelichting op de
inkomsten.
In 2011 verkreeg de Vereniging in totaal € 11.476.272 aan baten
uit vier bronnen die hieronder worden gespecificeerd. Helaas was
dat een teruggang ten opzichte van het voorgaande jaar met 18% en
14% minder dan begroot. Toch is aan de in dit verslag toegelichte
doelen (verwerven, instandhouden en geven van voorlichting) in
totaal een bedrag van € 11.706.545 besteed. Opnieuw werd dus
meer (102%) dan alle baten direct aan onze doelstelling besteed
(in 2010 102%).
Baten eigen fondsenwerving
In 2011 is uit hoofde van donaties, giften, legaten en erfstellingen
een bedrag van € 906.624 verantwoord. Dit bedrag is als volgt te
specificeren:
29 mei 2011, oud-president Clinton bezoekt onverwacht
Café Het Papeneiland, Prinsengracht 2 in Amsterdam
€
Contributies 112.405
De contributie-inkomsten groeiden met 14%
voornamelijk als gevolg van de aanpassing van
€ 20 naar € 25 per 2011.
Schenkingen
Sticht. Oud St.-Annaland 210.000
S.F. Winkel 18.000
M.A.M. Kortenbout van der Sluijs 3.000
Anoniem 2.500
Spark Holding 2.000
J.J.M. Verhoef 2.000
Sticht. Thurkow Fonds 1.500
Sticht. De Leeuwenberg 1.000
J.J. van Rijn en M.A.T. Kerkhoff 1.000
S. Stigter en R. Aerden 1.000
Overige donaties en giften 5.214
Nalatenschappen/legaten
Mw. B.J. van Rijgersma-Langenberg 10.000
Mw. A.C.A. Bakker-Boelen 2.266
Mw. W.A.C. Koedijk 20.500
Mw. S. Ras-Blok 200.000
Bijdragen van fondsen
Sticht. Museum De Cruquius 150.000
Sticht. Vijhonderdtien 50.000
SNS REAAL Fonds 45.000
Prins Bernhard Cultuurfonds 10.000
VSB-Fonds 14.239
Ridderschap Overijssel 15.000
Sticht. Bouwcultuurfonds
Zuid Nederland 7.500
Sticht. Monumentenbehoud Haarlem 5.000
Sticht. Anoniem 5.000
Sticht. Boerboom Den Daas 5.000
M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting 3.500
Dinamo Fonds 2.000
Anoniem Fonds 2.000
247.214
232.766
314.239
Totaal 906.624
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Velsen-Zuid, Beeckestijn,
hoofdhuis en koetshuis
(foto Arjan Bronkhorst)
De bijdrage van de Stichting
Museum De Cruquius is bestemd
voor de restauratie van
het voormalig stoomgemaal.
Het Fonds Vijhonderdtien
droeg bij aan de restauratie van
het poppenhuis van de buitenplaats
Nijenburg te Heiloo.
Het SNS REAAL Fonds, het Bouwfonds Cultuurfonds Zuid-
Nederland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Dinamofonds
droeg bij aan de restauratie van (de schilderingen) van Hinthamerstraat
138 te ’s-Hertogenbosch. De Gravin van Bylandt Stichting,
de Stichting Monumentenbehoud Haarlem en een stichting en een
fonds die anoniem wensen te blijven, droegen bij aan de kronen van
de aula van het Hodshon Huis te Haarlem. De meerjarige bijdrage
van het VSB-Fonds is bestemd voor het maalvaardig maken van de
Oude Molen te Valkenburg.
De bijdrage van de Ridderschap te Overijssel bedroeg € 25.000,
bestemd voor de restauratie van het ‘Karel V-huis’ te Zwolle.
Hiervan werd € 10.000 in 2010 verantwoord.
Ter verkrijging van al deze baten heeft de Vereniging tijd besteed
en kosten gemaakt: voor het realiseren van de aanvragen bij fondsen,
voor gesprekken met particulieren en het onderhouden van
contacten. Deze kosten bedroegen in 2011 € 52.428, waardoor
5,8% van de hiervoor gespecificeerde baten aan kosten is besteed.
Baten acties van derden
De baten uit acties van derden hebben betrekking op de BankGiro
Loterij voor een bedrag van € 1.200.000,-. Deze bijdrage is in
2011 door het Bestuur in zijn geheel gereserveerd voor de verwerving
van een zeer bijzonder huis te Amsterdam, waarvan de onderhandelingen
niet in het verslagjaar konden worden afgerond. De
volledige bijdrage is in de balans gereserveerd. De reservering van
€ 700.000 die vorig jaar werd gedaan is in 2011 besteed aan de
verwerving van het woonhuis van Piet Slegers te Velp, ontworpen
door Gerrit Rietveld.
Ook voor de verkrijging van deze baten was inspanning nodig,
waardoor kosten werden gemaakt. In 2011 bedroegen die
€ 85.225, waardoor 7% (2010 5%) van deze baten aan kosten werd
besteed. De meerkosten ten opzichte van 2010 bestaan uit een
boekwerk, ‘Zo’n huis ademt verleden’, van de hand van Cunera
Vergeer, dat in het verslagjaar vervaardigd is met een, ronduit
spectaculair overzicht van de panden die sedert 2000 dankzij de
bijdragen van de BankGiro Loterij konden worden verworven.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Subsidies van overheden
Onder deze post kon in 2011 € 2.058.449 worden ingeboekt. Dat
bedrag is samengesteld uit ontvangen bijdragen van rijkswege in de
instandhoudingskosten van onze panden, de zogenaamde BRIMregeling,
ter hoogte van € 94.741 en ingeboekte subsidie voor uitgevoerde
restauraties (€ 1.963.708) uit verschillende regelingen. Bij
deze laatste categorie wordt alleen subsidie ingeboekt ten aanzien
waarvan conform de uitgaven een redelijke verwachting bestaat dat
deze zal worden ontvangen. Voor 2011 hebben de werkzaamheden
aan de volgende panden zo’n subsidieverwachting opgeleverd: Amsterdam,
Herengracht 59; Bolsward, Kleine Dijlakker 17; Cruquius,
Cruquiusdijk 27; Dordrecht, Bolwerk 4; Dordrecht, Wijnstraat
153; ’s-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 138; Heiloo, Kennemerstraatweg
278; Middelburg, Vlasmarkt 51; Schiedam, Proveniershuis
1-30; Velsen-Zuid, Rijksweg 130-136; Zwolle, Sassenstraat
31A-33 en kleinere bedragen aan een drietal andere panden.
Het bedrag aan subsidies van overheden betreft slechts de helft van
wat voor 2011 begroot was. Dat is op twee manieren opgevangen
in de jaarrekening: bij Herengracht 59 te Amsterdam en Kennemerstraatweg
278 te Heiloo zijn, tegenover minder subsidie, de kosten
beperkt en bij Wijnstraat 153 te Dordrecht is een deel van de werkzaamheden
uitgesteld. Datzelfde is gebeurd bij een viertal andere
projecten (Bolsward, Makkum, Schiedam en Zwolle). De uitvoering
van deze uitgestelde projecten is thans, met aangepaste subsidie opbrengsten,
verwerkt in de begroting 2012.
Voor de verkrijging van deze overheidssubsidies moeten verschillende
aanvraagprocedures worden doorlopen. Alhoewel meestal met
een vereenvoudigde procedure wordt volstaan, is daarmee toch tijd
(en dus kosten) gemoeid. In 2011 bedroegen die kosten in totaal
€ 96.215. Aangezien er geen direct verband is tussen de kosten
voor de verkrijging van overheidssubsidies en de baten die aan dat
jaar kunnen worden toegerekend, is een procentuele vergelijking op
dit onderdeel niet zinvol.
Overige baten
Deze laatste, maar tevens grootste categorie baten bedroeg in
2011€ 7.311.370. Omdat de rentebaten in 2011 slechts € 6.250
bedroegen, hebben de overige baten vrijwel geheel betrekking op
37
38
de huurinkomsten (€ 7.305.120). De huurinkomsten zijn in 2011
opnieuw bij de begroting achtergebleven, zij het minder dan de
laatste jaren (begroot was € 7.460.000). Voor het derde achtereenvolgende
jaar was sprake van aanzienlijk huurverlies door drie oorzaken.
De frictieleegstand bij huurmutaties was even hoog als in
2010 het geval was (€ 128.484 tegenover € 128.000 in 2010). De
panden in restauratie gaven een huurderving van € 407.603 (in
2010 was dat € 363.000). De langdurige leegstand gaf in aantallen
panden een verbeterd beeld. Waren eind 2010 nog 9 panden al
geruime tijd onverhuurd, eind 2011 betrof het nog slechts 4
panden. Deze panden gaven in 2011 toch nog een huurverlies van
€ 115.445 (2010: € 152.770).
Tenslotte is in 2011 de gemiddelde huurverhoging opnieuw laag
geweest. De huurverhogingen varieerden tussen de 1,3% (prijsindex
per 1-1-2011) en 3,2%. Over het gehele bezit bedroeg de gemiddelde
huurverhoging 1,5% (in 2010 1,4%). Daarmee kwam de
gemiddelde huurprijsaanpassing maar 0,2% boven de prijsindex
van 2011 uit.
Het huurbestand van onze Vereniging bevatte eind 2011 688
(2010 685) huureenheden. Daarvan is ongeveer een kwart verhuurd
als bedrijfsruimte. Deze contracten kennen alleen een indexering
van de huurprijs per 1 januari. De overige contracten zijn
woningcontracten. Daarvan bevindt 40% zich in de vrije sector, hetgeen
wil zeggen dat de huurwaarde is geliberaliseerd. Voor 60% van
ons woningbestand bepaalt het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (voorheen VROM) de maximaal redelijke
huur en de daaraan gekoppelde huuraanpassingspercentages.
Tuin Huis Bartolotti gefotgrafeerd door Wijnanda Deroo
Verenigingszaken
Leden
Per 31 december 2011 telt onze Vereniging 3.759 leden (ultimo
2010: 3.529 leden). Met een netto aanwas van 230 leden blijft de
groei van 6 à 7% in stand. In werkelijkheid meldden zich in 2011
407 nieuwe leden aan, doch daartegenover vielen er 178 leden af,
door opzegging of overlijden. Dat waren er overigens, ondanks de
verhoging van de contributie, minder dan in het voorgaande jaar
(190).
De contributieopbrengst groeide in 2011 fors naar een totale
bijdrage van € 112.405,- (in 2010: € 98.412). Dat was mede een
gevolg van de verhoging van jaarlijkse ledenbijdrage naar € 25,-.
Bericht aan de leden
De leden van de Vereniging worden op de hoogte gehouden van de
werkzaamheden van de Vereniging via het Bericht aan de Leden.
In januari verscheen de eerste nieuwe editie van het Bericht aan de
Leden. Door de toename van het aantal berichten over restauraties,
verwervingen en vondsten, was eind 2010 besloten om het Bericht
te vernieuwen. Het resultaat is een twee keer zo’n grote uitgave met
een geheel nieuwe opmaak in kleur. Vanaf nu ontvangen de leden
minimaal drie keer per jaar een (dubbeldik) Bericht.
Lid werft lid
Een succesvolle actie is de ‘lid werft lid’-campagne. Het cadeau
geven van een lidmaatschap, in combinatie met het prachtige boek
van Wijnanda Deroo, blijkt goed aan te slaan. Daaruit blijkt eens te
meer, dat de leden onze belangrijkste ambassadeurs zijn. In totaal
konden we in 2011 maar liefst 50 nieuwe leden via deze actie verwelkomen.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Toegankelijke Panden
In 2011 werd de zesde editie van het boekje ‘Toegankelijke
Panden’ uitgegeven. Het hele jaar door zijn 100 panden van de
Vereniging opengesteld voor haar leden. In dit jaar brachten 600
leden en geïnteresseerden een bezoek aan de panden.
Openingen
In 2011 werd de afronding van twee restauraties gemarkeerd met
een grote opening; één na restauratie van voormalig stoomgemaal
de Cruquius en één na restauratie van de Burcht in Amsterdam. De
Cruquius werd geopend door professor mr Pieter van Vollenhoven
en de Burcht door burgemeester Van der Laan. Afgezien van veel
aanwezigen, genereerden beide openingen royale aandacht in de
pers.
Excursies en Rondleidingen
Inmiddels al weer enige jaren geeft de Vereniging haar excursie- en
rondleidingprogramma steeds een inhoudelijk thema mee. Het doel
daarachter is vooral om de bezoeker vanuit een wisselende invalshoek
naar onze monumenten te laten kijken. Het thema van 2011
luidde ‘lokale bouwtradities, internationale invloeden’. Het programma
bestond uit een bezoek aan drie provincies die alle drie beschikken
over een eigen specifieke bouwtraditie: Friesland, Limburg
en Overijssel. In Friesland werden de plaatsen Makkum en Bolsward
aangedaan om daar voorbeelden van het Friese woonhuis te bekijken.
De lezing voorafgaand aan de excursie, werd verzorgd door
Johan de Haan, expert op het gebied van historische interieurs.
In Limburg werd gekozen voor de stad Maastricht. Hier stond de
Opening van de Burcht door burgemeester Van der Laan
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Excursie Maastricht
Maaslandse bouwstijl centraal. De lezing werd verzorgd door
restauratie-architect Rob Brouwers en hij ging in op de specifieke
bouwhistorische kenmerken van het Maastrichtse woonhuis. De
derde excursie vond plaats in de kop van Overijssel waar een bezoek
werd gebracht aan de historische raadhuizen van Vollenhoven,
Kuinre en Hasselt, alle drie prachtige voorbeelden van streekgebonden,
openbare gebouwen. De heer drs ing Dirk Baalman, directeur
van Het Oversticht en Mascha van Dam, architectuurhistorica bij
Het Oversticht hielden een lezing over de architectuurgeschiedenis
van Overijssel.
De rondleidingen van dit jaar waren in onze panden in Amsterdam,
Blaricum, Delft, Den Bosch, Dordrecht en Leiden. Aan de excursies
namen 550 leden deel, aan de rondleidingen 600.
Open Dagen
Voor de leden werden, verspreid door het jaar, Open Dagen georganiseerd
welke over het algemeen goed werden bezocht. Eén
Open Dag werd georganiseerd n.a.v. een verwerving: het Gemeenlandshuis
in Maasluis. De andere Open Dagen waren n.a.v. een restauratie:
Utrecht, Janskerkhof; Velsen-Zuid, Beeckestijn; Heiloo,
Nijenburg; Amsterdam, Herengracht 59; Cruquius, voormalig
stoomgemaal de Cruquius en Amsterdam, de Burcht. Opvallend is
dat voor de Open Dagen tijdens een restauratie veel animo is. Blijkbaar
wordt een pand in onttakelde toestand soms nog interessanter
gevonden dan een pand dat net geheel gerestaureerd is. En natuurlijk
komt de interesse ook voort uit het feit dat het aardig is om de
verschillende fasen waarin een pand zich bevindt tijdens en na een
restauratie te zien. In totaal kwamen 750 geïnteresseerden op de
Open Dagen af.
Nieuwe Ledendag
In navolging van vorig jaar werden twee ‘nieuwe ledendagen’
gehouden, een in het voorjaar en een in het najaar. Beide dagen
werden door 40 leden en introducés bezocht. Uit de enthousiaste
reacties concluderen wij dat nieuwe leden deze middag zeer op prijs
stellen.
39
40
Rondleidingen Heiloo
In samenwerking met de Historische Vereniging Oud Heiloo is een
rondleidingprogramma opgezet voor landgoed Nijenburg. Twee
zondagen per maand worden rondleidingen gegeven in het huis. Na
een goed eerste half jaar, waarbij de rondleidingen telkens vol zitten,
is besloten deze formule in 2012 te continueren.
Algemene Ledenvergadering
Op donderdag 23 juni ’s avonds werd onze drieënnegentigste Algemene
Ledenvergadering gehouden in de aula van het Hodshon
Huis te Haarlem. De vergadering werd dermate druk bezocht (ruim
100 leden), dat het aantal zitplaatsen maar net toereikend was. De
gelegenheid om de aula nu te bewonderen met de uiterst nauwgezet
gereconstrueerde kroonluchters, plus de aangeboden rondleidingen,
moeten voor veel leden extra redenen zijn geweest om deze
vergadering bij te willen wonen.
Om exact 19.30 uur opende de voorzitter, de heer De Bruijn, de
vergadering. Na de notulen ging de voorzitter kort in op de gevolgen
van de heersende kredietcrisis voor onze Vereniging.
Hierna werd aan de hand van beeldmateriaal door de directeur getoond
welke verwervingen in 2010 waren gerealiseerd en de consequenties
die dat had voor de jaarrekening. Vervolgens presenteerde
het hoofd van de afdeling Instandhouding bijzondere details en
vondsten bij de zes belangrijkste restauraties van 2010. Na het beantwoorden
van een aantal inhoudelijke vragen over dit verslag,
werd met grafieken een toelichting gegeven op de jaarcijfers en beantwoordde
de penningmeester vragen hierover. Nadat het jaarverslag
en de jaarcijfers voldoende waren toegelicht werd het Jaarverslag
2010 aangenomen en de jaarrekening vastgesteld. De aanwezigen
verleenden het bestuur en de commissarissen décharge terzake
van het in 2010 gevoerde bestuur en toezicht.
Rondleiding op Nijenburg, Heiloo
Na de hierna toe te lichten benoemingen en herbenoemingen
schetsten het hoofd Instandhouding
en de directeur ieder een kort beeld van de
voorgenomen restauraties en de actuele verwervingen
in combinatie met de begroting van het
lopende jaar (2011).
Aan het slot van de vergadering werden verschillende
vragen van aanwezigen beantwoord en
volgde een genoeglijke afsluiting met een drankje
en een hapje.
Benoemingen en herbenoemingen
De voordrachten voor de benoeming en de herbenoeming
van de leden van het Bestuur geschieden conform een
opgemaakt profiel. Het doel hiervan is een evenwichtige samenstelling
van dit college, in aanmerking nemend de aard van de beslissingen
die het Bestuur pleegt te nemen. Daartoe wordt gestreefd naar
een samenstelling voor de helft uit personen met een financieel-juridische
of maatschappelijke achtergrond en voor de helft met een
vakinhoudelijke achtergrond. Bij elke vacature evalueert het Bestuur
dit profiel.
In 2011 waren bij het Bestuur de herbenoemingen van mevrouw
C.W. Fock en de heer P.B. de Bruijn aan de orde. Beiden waren beschikbaar
voor een nieuwe termijn, zij het voor slechts één jaar omdat
zij in 2012 wegens het bereiken van de statutaire leeftijdgrens
aftreden. Mevrouw Fock en de heer De Bruijn werden onder applaus
herbenoemd.
Ook voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt
een profiel gehanteerd. De Raad kent allereerst een regionale spreiding
over het hele land. Daarnaast wordt getracht in de Raad tenminste
alle bestuurslagen van de Overheid vertegenwoordigd te
hebben. Tenslotte wordt geprobeerd een vergelijkbare verdeling te
hebben als in het Bestuur. Bij benoemingen en herbenoemingen
wordt geëvalueerd aan de hand van het profiel van de Raad.
Bij de Raad van Commissarissen traden volgens rooster af: de heren
A.L.L.M. Asselbergs (Vml. Rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed),
W.H. van Ittersum (Oost Nederland), A.M. van der Meij (Noord
Nederland) en M. Schimmelpenninck (Landgoederen). De heren
Van Ittersum en Van der Mey konden niet worden herbenoemd.
Zij werden door de voorzitter toegesproken en bedankt voor hun
jarenlange inzet. De heren Asselbergs (tot 2012) en Schimmelpenninck
(tot 2015) waren herkiesbaar voor een nieuwe periode en
werden door de aanwezigen herbenoemd.
Als nieuwe kandidaten voor de Raad van Commissarissen werden
voorgedragen: mevrouw W. Sorgdrager (lid van de Raad van State,
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
oud voorzitter van de Raad voor Cultuur) en de heer E. ten Cate
(directeur Ten Cate Private Banking, voorzitter Stichting Huis
Bergh en bestuurslid Kasteel Regteren). Beide kandidaten werden
door de aanwezigen met applaus benoemd.
Organisatie
De bureau-organisatie bestond eind 2010 uit 26 personen in vaste
dienst en 4 personen met een contract voor bepaalde tijd. Uitgedrukt
in voltijdbanen kwam dit neer op 26,6 personen (2010: 27).
De lichte teruggang hangt samen met mutaties binnen Huurzaken
en verschuiving van personeel tussen de afdeling Instandhouding
en Huurzaken. Dit wordt geheel opgevangen met mutaties in de
tijdelijke aanstellingen.
Het ziekteverzuim onder de medewerkers van Vereniging Hendrick
de Keyser was in 2011 met 2,6% aanzienlijk lager dan in het voorgaande
jaar (2011 6,5%).
De bureau-organisatie van Vereniging Hendrick de Keyser kent, als
afspiegeling van haar doelstelling, drie specifieke afdelingen: Huurzaken,
Instandhouding en Ledenservice. Met uitzondering van de
directie en twee medewerkers van de boekhouding, zijn alle medewerkers
bij de drie doelgerichte afdelingen ondergebracht.
Huurzaken
De afdeling Huurzaken is verantwoordelijk voor de verhuur, de
huurinkomsten en het mutatieonderhoud. Daarmee
wordt, vooral bij een tanende subsidiestroom, deze
afdeling meer en meer de financiële kurk waarop de
Vereniging drijft, hetgeen zich enerzijds vertaalt in
huurinning, maar anderzijds in woonkwaliteit. Het
laatste betekent primair zorgen voor goede voorzieningen
als keukens, badkamers en installaties, maar
kan zich ook uitstrekken tot de woonomgeving of
het milieu.
Net als in 2010 werd de afdeling eind 2011 door
negen medewerkers bemenst. Onder leiding van het
hoofd Huurzaken houden drie medewerkers zich
dagelijks bezig met de reguliere verhuur van onze
panden en twee met de financiële en administratieve
kant daarvan. Per september is een medewerker aangetrokken
om het incidenteel verhuren van enkele
bijzondere locaties een nieuwe impuls te geven.
Door het organiseren van of gelegenheid bieden aan
vergaderarrangementen, borrels, diners, huiskamerconcerten,
huwelijksvoltrekkingen en dergelijke
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
kunnen meer mensen ervaren hoe prachtig deze panden zijn.
Daarnaast is een medewerker speciaal belast met het beheer van onze
(inmiddels ruim 1000) roerende goederen. Het betreft meubels,
kunstvoorwerpen, bijzondere lampen, maar ook andere interieuronderdelen
zoals wandbespanningen, schouwstukken en haardplaten,
meestal in eigendom, maar soms in langdurige bruikleen.
Eén medewerker Huurzaken is werkzaam als conciërge in ons pand
de Derde Ambachtsschool van architect Jan Duiker in Scheveningen.
Zoals eerder opgemerkt wordt het voor de afdeling Huurzaken
steeds belangrijker om de woonkwaliteit van onze panden te verbeteren.
Dat uit zich niet in de eerste plaats in mooiere badkamers en
keukens of toepassing van dubbel glas. Het begint ermee dat de
bestaande uitrusting van de huureenheden in kaart gebracht wordt
en daardoor inzicht ontstaat in de vervangingstermijn van installaties
en voorzieningen. Vervolgens zal in de toekomst uiteraard een
bijtijds vervangen keuken leiden tot grotere woonkwaliteit voor de
huurder.
De Vereniging heeft ultimo 2011 in haar panden 688 verhuureenheden,
waaronder woningen, kantoren, winkels, horecagelegenheden
en zelfs parkeerplaatsen. In deze verhuureenheden zijn het afgelopen
jaar 80 (12%) huurwisselingen geweest (in 2010: 76).
Zoals hiervoor vermeld onder Overige baten, zijn per 1 januari de
bedrijfshuurovereenkomsten geïndexeerd en per 1 juli de woningen
in huurprijs aangepast, zulks met uitzondering van de contracten
die recent waren afgesloten.
Algemene Ledenvergadering in de aula van het Hodshon Huis
41
42
Instandhouding
De afdeling Instandhouding is verantwoordelijk voor het duurzame
behoud van onze panden (restauratie en onderhoud). De nadruk
van het werk ligt op regulier (planmatig) onderhoud, waardoor de
noodzaak van restauraties wordt vertraagd en authentiek historisch
materiaal zo lang mogelijk behouden kan blijven. In 2011 is aan
ongeveer 180 panden onderhoud uitgevoerd (bijna de helft van ons
totale bezit), bij 15 panden was sprake van ‘groot onderhoud’ en
circa 10 panden werden gerestaureerd. De restauraties worden, op
een enkele uitzondering na, in eigen beheer voorbereid (inmeten en
planvorming t/m vergunningaanvraag) en uitgevoerd onder eigen
directie. Op die manier wordt onze kenmerkende zorgvuldige afweging
in iedere fase van de restauratie geborgd en komt de kennis
over het pand optimaal bij de eigen medewerkers terecht.
Alhoewel duurzaam onderhoud de beste manier is om een monument
goed te behouden, dienen panden die recent zijn verworven
meestal eerst een grondige restauratie te ondergaan. Omdat dit
soort restauraties kostbaar is, zetten we het resultaat graag in de
schijnwerpers. In 2011 konden drie topmonumenten na een intensieve
restauratie feestelijk worden geopend: de Burcht van Berlage
in Amsterdam, het hoofdhuis van de buitenplaats Beeckestijn in
Velsen-Zuid en het voormalig stoomgemaal de Cruquius in de
Haarlemmermeer.
In 2011 werd het werk op de afdeling Instandhouding gedaan door
dertien medewerkers: onder leiding van het hoofd Instandhouding
bestaat de afdeling uit een (tijdelijke) projectmedewerker, een coördinator
Planning en Controle en twee teams (Team Noord Nederland
en Team Zuid Nederland). Beide teams beschikken over een
architect, een tekenaar, twee inspectieopzichters en een technisch
opzichter. De inspectieopzichters inspecteren jaarlijks de panden en
laten het planmatige onderhoud uitvoeren. De technisch opzichters
fungeren meer als ‘vliegende keep’ bij onverwachte schade en begeleiden
grotere instandhoudingsprojecten.
Daarnaast hebben in 2011 wederom vier stagiaires succesvol een
stage afgerond. De inzet van stagiair(e)s, veelal masterstudenten Architectuurgeschiedenis
of Bouwkunde, is inmiddels structureel te
noemen. Het uitgangspunt daarbij is dat de stage voor de stagiair
leerzaam moet zijn en dat het stageresultaat een meerwaarde voor
de Vereniging moet hebben. De meeste stagiairs worden ingezet
om een restauratieverslag te schrijven over een monumentaal pand
dat gerestaureerd wordt. De stagiair kan bij zo’n lopend project
praktijkervaring opdoen bij een ‘werk in uitvoering’, doel- en praktijkgericht
onderzoek doen bij vondsten en inzicht krijgen in het
totaal, door het maken van een verslag over het gehele project. De
restauratieverslagen hebben een standaard opzet, maar de inhoud
verschilt per restauratieopgave en dus per project. In alle gevallen
geeft het verslag een verantwoording over wat er is gerestaureerd,
waarom en hoe. Door deze verantwoording maken we als Vereniging
onze afwegingen bij een restauratie inzichtelijker. Met de inzet
van kritische studenten vergroten we daardoor ook de professionaliteit
van onze eigen organisatie en snijdt het mes dus aan twee kanten.
In 2011 zijn er door stagiaires en eigen medewerkers verslagen
geschreven over de recente restauraties van Nijenburg, de Cruquius
en de Burcht van Berlage.
Het resultaat van het overige werk op het gebied van instandhouding
is hiervoor in het verslag weergegeven.
Ledenservice
De afdeling Ledenservice werd ultimo 2011, net als in 2012, bemand
door zes medewerkers. Onder leiding van het hoofd Ledenservice
verzorgt één medewerker de publiciteit van de Vereniging,
zorgt één voor de contacten met leden en kandidaat-leden en één
voor de contacten met vrijwilligers. Een freelance medewerker verzorgt
de excursies en rondleidingen en één medewerker verzorgt de
receptie en wikkelt het telefoonverkeer af. De werkzaamheden die
worden uitgevoerd door de afdeling Ledenservice zijn apart toegelicht
onder Voorlichting en Verenigingszaken. De al eerder genoemde
vrijwilligers helpen als ontvanger, als toezichthouder of als
rondleider bij Open Dagen, bij Toegankelijke Panden of bij vergaderingen
of andere gebeurtenissen in onze meest bijzondere panden.
Daarnaast verricht een groep vrijwilligers ondersteunende taken
voor het kantoor van de Vereniging.
Directie en Bestuur
Het Bestuur heeft een beleidsbepalende taak en is mede-executief.
Het Bestuur bestaat uit zes leden, die iedere vier jaar worden herbenoemd.
Het aantal herbenoemingen is niet beperkt. Wel geldt voor
de leden van het Bestuur een leeftijdgrens van 70 jaar. De
(her)benoeming in 2011 van twee leden van het Bestuur is hiervoor
al toegelicht.
De Directie bestond in 2011 uit één persoon, die het beleid voorbereidt,
uitvoerend is en ondersteuning geeft aan het Bestuur. De
directeur heeft tevens de leiding over de bureau-organisatie. Het
Bestuur is op de hoogte van alle nevenfuncties van de directeur die
relevant zijn of kunnen zijn voor het werkveld van de Vereniging en
heeft deze goedgekeurd (zie voor een specificatie
www.hendrickdekeyser.nl). Bij afwezigheid van de directeur wordt
diens plaats ingenomen door de adjunct-directeur.
De vergoeding voor de Directie is in lijn met de richtlijnen die de
Commissie Wijffels (Code Goed Bestuur) heeft opgesteld. De leden
van het Bestuur ontvangen geen vergoeding. Voor een weergave
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
van de relevante nevenfuncties van de leden van het Bestuur verwijzen
wij naar de website van de Vereniging.
De leden van het Bestuur kwamen in 2011 tien maal bijeen op het
kantoor van de Vereniging aan de Herengracht 172 te Amsterdam.
Aan de hand van kwartaaloverzichten werden de financiële ontwikkelingen
gevolgd. Uiteraard werd de jaarrekening van het voorgaande
jaar opgesteld en de begroting voor het nieuwe jaar. In de loop
van het jaar besprak het Bestuur 20 voorstellen voor mogelijke verwervingen,
waarvan er uiteindelijk 3 werden gerealiseerd. Van 4
panden kwamen voorstellen ter tafel voor uit te voeren restauraties,
dan wel afwijkingen in het verloop ervan. Afgezien van de gevolgen
van de financiële crisis voor ‘Hendrick de Keyser’, vormden twee
bijzondere agendapunten onderwerp van bestuurlijk overleg: de status
als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) en de voorwaarden
die het CBF stelt aan het mogen voeren van haar keurmerk.
Het eerste punt kwam aan de orde omdat de belastingdienst de
Vereniging in de loop van het jaar op de hoogte stelde van het
voornemen om de ANBI-status ter discussie te stellen. Na een uitvoerige
toelichting onzerzijds besloot de belastingdienst dat juist in
ons geval de ANBI-status terecht was toegekend.
Ten aanzien van het CBF-keur ontvingen wij een rapportage van
een periodieke (her)toetsing van onze werkwijze in relatie tot de eisen
van het Centraal Bureau Fondsenwerving. Die toetsingen (iedere
4 jaar) zijn altijd al lastig omdat onze Vereniging binnen de verzameling
‘goede doelen’ en ‘fondsenwervende instellingen’ van het
CBF een wat vreemde eend in de bijt is. Voor een deel veroorzaakt
door onze combinatie van ideële doelstelling en voor de instandhouding
noodzakelijke verhuuractiviteiten. Anderzijds past het feit
dat wij een vereniging-structuur hebben slecht in het standaard
organisatiemodel van het CBF. Steeds opnieuw tracht het CBF
onze organisatie binnen hun model te krijgen hetgeen onder andere
resulteert in iedere vier jaar andere eisen ten aanzien van onze statuten.
Inmiddels zijn wij aan de grens gekomen van wat voor onze
Vereniging nog aanpasbaar is, zonder dat wij de identiteit van
‘Hendrick de Keyser’ aantasten. Aan het einde van het verslagjaar
heeft het Bestuur besloten tot een beroepsprocedure bij het keurmerk
teneinde binnen het CBF-keur ruimte te houden voor een
afwijkende organisatie als ‘Hendrick de Keyser’. Ten tijde van het
realiseren van dit Jaarverslag heeft het CBF laten weten ons beroep
geheel te honoreren.
Naast voornoemde bijzondere onderwerpen werden door het Bestuur
de voorstellen tot huuraanpassing goedgekeurd.
Het Bestuur kent een adviescommissie inzake geschillen tussen de
Vereniging en derden, niet zijnde huurgeschillen. De commissie be-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
staat uit twee leden van het Bestuur en een lid van de Raad van
Commissarissen. De commissie beoordeelt de geschillen die door
derden schriftelijk en met redenen omkleed aan het Bestuur worden
voorgelegd en brengt een advies daarover uit aan het Bestuur. Het
Bestuur reageert vervolgens op het hem voorgelegde geschil naar de
klager.
In het verslagjaar is geen beroep gedaan op de geschillencommissie.
Verslag van de Raad van
Commissarissen
Aan de Raad van Commissarissen is de rol toebedeeld van adviseur,
van controleur op afstand en van toezichthouder. De leden worden
benoemd door de Algemene Ledenvergadering op voorstel van de
Raad voor een termijn van vier jaar. Zij kunnen tweemaal worden
herbenoemd. De benoeming van twee nieuwe leden en de herbenoeming
van twee leden van de Raad van Commissarissen is hiervoor
onder Algemene Ledenvergadering al aan de orde geweest.
Leden van de Raad van Commissarissen zijn lid van de Vereniging;
aan hen worden geen vergoedingen verstrekt. Voor een weergave
van de relevante nevenfuncties van de leden van de Raad van Commissarissen
verwijzen wij naar de website van de Vereniging.
De leden van de Raad van Commissarissen komen tenminste tweemaal
per jaar bij elkaar. Op 21 april 2011 vond – zoals gebruikelijk
in Huis Van Brienen aan de Herengracht 284 te Amsterdam – de
eerste vergadering van de Raad van Commissarissen met het Bestuur
plaats, inzake het verslag van de Vereniging over 2010 en de
jaarrekening. Daarnaast werden de ontwikkelingen ten aanzien van
verwervingen en restauraties uiteengezet en toegelicht. Tijdens deze
vergadering kregen de commissarissen een toelichting op het zogenaamde
GCI-systeem, dat binnen de organisatie van de Vereniging
wordt gehanteerd om panden in ons bezit op inhoudelijke waarde
te classificeren. Het systeem is louter een handige signalering of een
pand in ons bezit grotendeels bestaat uit oorspronkelijke of historische
onderdelen of slechts gedeeltelijk. Die aanwezigheid willen wij
kennen ten aanzien van de gevel (G), het casco (C) en het interieur
(I), vandaar GCI. Het is evident dat met een pand waarvan zowel
gevel, als casco, als interieur geheel van historische aard zijn veel
voorzichtiger moet worden omgesprongen dan met een pand waarvan
na een zeer grondige restauratie eigenlijk alleen de gevel nog
oorspronkelijk materiaal bevat. De commissarissen waren enthousiast
over de mogelijkheden van het GCI-systeem. In een later jaarverslag
zal een artikel aan dit onderwerp worden gewijd.
43
44
Na de bespreking van het verslag van de audit commissie werden de
jaarstukken goedgekeurd ter vaststelling door de Algemene Ledenvergadering.
Tenslotte stelde de Raad het aftreedschema vast.
De najaarsvergadering van de Raad van Commissarissen met het
Bestuur vond plaats op zaterdag 19 november te Haarlem in onze
gerestaureerde aula van het Hodshon Huis. Tijdens deze vergadering
werd van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen rond de
ANBI-status en werd vervolgens de begroting voor 2012 vastgesteld,
met een toelichting op de recente verwervingen en de voornemens
dienaangaande.
Jaarstukken 2011
De leden van de audit commissie van de Vereniging kwamen op 3
april 2012 ten kantore van de Vereniging bijeen, ter bespreking van
de Jaarrekening 2011. Bij die gelegenheid heeft de commissie zich
op de hoogte gesteld van de Jaarrekening 2011 en de achtergronden
daarvan. Op grond hiervan heeft de audit commissie aan de
Raad van Commissarissen geadviseerd om de jaarstukken over het
jaar 2011 goed te keuren. De Raad van Commissarissen heeft vervolgens
op 26 april 2012 besloten om het jaarverslag en de jaarrekening
voor te leggen ter bespreking en kennisneming respectievelijk
vaststelling door de Algemene Ledenvergadering, met het verzoek
aan de Algemene Ledenvergadering om décharge te verlenen aan de
leden van het Bestuur en de leden van de Raad van Commissarissen.
Plannen voor de korte termijn
De begroting 2012 is opmerkelijk vanwege het forse verliescijfer dat
onderaan het Saldo vormt. De oorzaak van dit grote verlies ligt in
de beoogde aankoop van een van de meest bijzondere huizen van
Amsterdam. Het historisch belang van dit monument is dermate
groot, dat onze Vereniging de kans te baat wil nemen om dit huis
in maatschappelijke handen te krijgen, ondanks dat daaraan een
flinke prijskaart hangt. Het verlies is dan ook geheel terug te voeren
op de post Verwerving panden. Deze aankoop kan alleen worden
gerealiseerd, dankzij de bereidheid van de BankGiro Loterij om
onze Vereniging zwaar te steunen. Van de investering ad ca.
€ 4 miljoen is € 2,4 mln gedekt door de twee jaarsubsidies van 2011
en 2012 van de BankGiro Loterij. Financieel gezien achten wij deze
verwerving lastig, maar verantwoord.
De Baten uit eigen fondsenwerving zullen in 2012 vergelijkbaar zijn
met het voorgaande jaar en in de Overige Baten is een groei voorzien
omdat de huurmarkt enig herstel vertoont. De post Subsidies
van overheden is weer terug op het niveau van 2009 omdat de extra
subsidie inkomsten uit de stimuleringsmaatregelen van de overheid
beperkt zijn tot 2010 en 2011 en geen nieuwe regelingen in het
vooruitzicht zijn gesteld. Integendeel, ook de reguliere BRIM-aanvraag
voor 2012 is vorig jaar niet gehonoreerd.
Aan de uitgavenkant is de post Instandhouding drastisch terug gebracht.
Deze ingreep heeft vooral gevolgen voor de grote restauratieplannen;
onder de negen in 2012 voorgenomen restauratieprojecten
bevinden zich slechts drie grote: het Kranebreukershuis in
Tegelen, een ruïneus monument dat zeer grondig wordt gerestaureerd
en herbestemd; de achterbouw van het Proveniershuis in
Schiedam, dat met de restauratie grotendeels zijn oorspronkelijke
bestemming (horeca en wonen) weer terugkrijgt en het Karel Vhuis
te Zwolle, dat door zijn restauratie kan worden samengevoegd
met het naastgelegen gebouw dat ook behoort tot de ‘Hof Van
Ittersum’. Door deze beperking op restauratiegebied kunnen vrijwel
alle reguliere onderhoudsprojecten in 2012 doorgang vinden,
hetgeen voor de kwaliteit van ons bezit zeer wenselijk is.
De uitgaven aan Voorlichting zullen in 2012 gelijk zijn aan voorgaande
jaren. Binnen dat budget is beoogd dat er naast het reguliere
boekje Toegankelijke Panden voor de leden een vergelijkbare uitgave
komt voor niet-leden. Bovendien zullen de gebruiksmogelijkheden
van de mobiele website verbreed worden. De overige activiteiten,
zoals de excursies en de Open Dagen zullen geen wijzigingen
ondergaan.
Mede als gevolg van de lagere uitgaven zal het aantal medewerkers
in 2012 niet groeien en mogelijk zelfs iets krimpen. De organisatiekosten
zijn toegerekend aan de drie onderdelen van onze doelstellingen
en aan de drie kostenplaatsen van Werving Baten en de
algemene administratiekosten onder Beheer en Administratie. Het
totaal van de organisatiekosten bedraagt gewoonlijk ca. 20% van de
Huurinkomsten, doch is thans net als het voorgaande jaar op 24%
begroot. Er wordt naar gestreefd om dit percentage op termijn
weer in evenwicht met de huurinkomsten te brengen. Daartoe
worden de kosten zo beperkt mogelijk gehouden en is herstel van
de huurmarkt nodig.
Continuïteit
De grote sympathie die de Vereniging maatschappelijk ervaart, gepaard
aan het voorzichtige financiële beleid, geven alle vertrouwen
dat het werk van de Vereniging tot in lengte van jaren kan worden
voortgezet.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Begroting 2012 (bedragen x € 1.000)
Baten
Baten uit eigen fondsenwerving 590
Baten uit acties van derden 1.200
Subsidies van overheden 1.624
Overige baten 8.060
Som der baten 11.474)
Lasten
Besteed aan doelstellingen
Verwerving panden (3.024)
Instandhouding panden (9.490)
Voorlichting (349)
Totaal besteed aan doelstellingen (12.863)
% besteed aan doelstelling tov baten: 112%
Werving baten
Kosten eigen fondsenwerving (52)
Kosten acties derden (85)
Kosten verkrijging subsidies overheden (95)
Totaal besteed aan werving baten
% eigen fondsenwerving tov baten: 9%
(232)
Beheer en administratie
Rente en bankkosten (430)
Kosten beheer en administratie (52)
Totaal besteed aan beheer
en administratie (482)
Som der lasten (13.577)
Saldo Baten en Lasten (2.103)
Hiervan uit de Bijzondere
Bestemmingsreserve 1.200
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Dankwoord
Het bestuur dankt de directie en de staf voor de grote
inspanningen die ook in 2011 weer nodig waren om ons
groeiende bezit goed te beheren. Directie en staf zijn daar
alleszins in geslaagd. Een bijzonder woord van dank willen
wij richten tot de velen die ons werk een warm hart toedragen
en tot hen die ons bedenken met giften, schenkingen,
legaten en erfstellingen. Zoals uit het voorgaande is op te
maken, is hun steun meer en meer noodzakelijk, in het
bijzonder voor de groei van de Vereniging.
Bestuur, Directeur
26 april 2012
45
46
Verantwoordingsverklaring
Op verzoek van het Centraal Bureau Fondsenwerving wordt hieronder de ‘verantwoordingsverklaring’ van Vereniging
Hendrick de Keyser integraal afgedrukt. Deze verklaring is ondertekend door ieder Bestuurslid en Commissaris.
“Vereniging Hendrick de Keyser onderschrijft de drie
algemene principes van de Code Goed Bestuur voor Goede
Doelen (zoals opgenomen in het Reglement CBF-keur).
De drie principes zijn:
1.Onderscheid de functies toezicht houden, besturen
en uitvoeren;
2.Optimaliseer de effectiviteit en efficiency van
bestedingen;
3.Optimaliseer de omgang met belanghebbenden.
Deze drie principes zijn doorgevoerd in de wijze waarop de
Vereniging is georganiseerd en haar werk uitvoert. Zij zijn
waar relevant weergegeven in het jaarverslag. De leden van
het bestuur en de raad van commissarissen hebben ieder een
verklaring ondertekend waarbij zij deze principes formeel onderschrijven.
1. Onderscheid de functies toezicht
houden, besturen en uitvoeren.
De verdeling van rollen en taken is vastgelegd in de Statuten
d.d. 7 september 2007, die via de website van de Vereniging
zijn in te zien.
De Algemene Vergadering van leden controleert
Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar
brengt het bestuur in een algemene vergadering verslag uit
aan de leden en legt aan hen verantwoording af voor het gevoerde
bestuur. Het jaarverslag wordt tevoren aan de leden
toegezonden, met daarin een samenvatting van de jaarrekening.
Van de volledige jaarrekening kan via de website kennis
worden genomen. De algemene vergadering stelt de jaarstukken
vast en verleent decharge aan de leden van het bestuur
en de raad van commissarissen voor het gevoerde bestuur
respectievelijk het gehouden toezicht.
Het bestuur bestuurt
Het bestuur bepaalt het beleid en is (naast de directie) mede
uitvoerend. Het bestuur stelt de begroting vast. In iedere bestuursvergadering
rapporteert de directie aan het bestuur
over de voortgang van het beleid (de verwervingen en de restauraties).
Ten minste eens per kwartaal krijgt het bestuur
van de directie verslag van de financiële ontwikkelingen, zodat
het bestuur desgewenst op basis hiervan kan bijsturen.
Na afloop van het jaar maakt het bestuur de jaarrekening en
het jaarverslag op en stelt het bestuur deze na goedkeuring
door de raad van commissarissen in concept vast.
De raad van commissarissen houdt toezicht
De raad van commissarissen houdt toezicht op het beleid van
het bestuur en op de algemene gang van zaken bij de Vereniging.
De raad van commissarissen keurt de jaarstukken goed
voordat zij door de algemene vergadering van leden worden
vastgesteld. Voor een goede oordeelsvorming wordt de jaarrekening
in opdracht van de raad van commissarissen door
een register-accountant onderzocht. Daarnaast benoemt de
raad uit zijn midden een audit commissie die de jaarrekening
en het jaarverslag onderzoekt en daarover aan de raad en het
bestuur verslag uitbrengt.
De organisatie (onder leiding van de directeur) voert uit
De Vereniging beschikt voor de verwezenlijking van haar
doelstelling over een eigen organisatie. De directeur heeft de
dagelijkse leiding over de organisatie en wordt daarbij bijgestaan
door een adjunct-directeur. De directeur bereidt de
(beleids)besluiten van het bestuur voor, levert bij het nemen
daarvan ondersteuning aan het bestuur en voert de genomen
besluiten uit. In iedere bestuursvergadering legt de directeur
verantwoording af over de bereikte resultaten en ten minste
eens per kwartaal over het verloop van de inkomsten en de
uitgaven.
2. Optimaliseer de effectiviteit en
efficiency van bestedingen
De Vereniging besteedt haar middelen voor het overgrote
deel aan haar doelstelling: het verwerven, restaureren en in
stand houden van architectonisch of historisch belangrijke
gebouwen (en hun interieur) in Nederland en het geven van
voorlichting daarover. Het resterende deel van haar middelen
wordt besteed aan kosten voor de Vereniging en haar organisatie.
Een meerjaren beleidsplan (5 jaar) geeft de richting aan voor
de besteding van de middelen en de prioriteiten daarin. Ieder
jaar wordt in een jaarplan vastgelegd aan welke onderdelen
uitvoering wordt gegeven. Over de voortgang vindt regelmatig
afstemming plaats tussen de medewerkers en de afdelingshoofden.
Vervolgens rapporteren de afdelingshoofden daarover
maandelijks aan de directie, als ook over het verloop van
de inkomsten en de uitgaven. Bij de besteding van de middelen
wordt erop toegezien dat zo veel mogelijk wordt gewerkt
op basis van een offerte en daar waar dat effectief en nuttig is
op basis van tenminste twee offertes.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
3. Optimaliseer de omgang met
belanghebbenden
De Vereniging onderscheidt verschillende groepen belanghebbenden
voor wie en met wie het werk wordt gedaan.
• De leden: de leden worden geïnformeerd over de belangrijkste
restauraties en verwervingen, zowel via de website als
via het Bericht aan de Leden. Zij kunnen de resultaten van
het werk op de Open Dagen of via het programma Toegankelijke
Panden met eigen ogen zien. De leden kunnen hun
kennis verdiepen door kennisneming van de toelichting en
de artikelen in het jaarverslag en door deelneming aan de excursies
van de Vereniging.
• Eigenaren van kwetsbare panden: de doelstelling van de
Vereniging wordt bereikt door architectonisch of historisch
waardevolle panden die worden bedreigd in eigendom over
te nemen. Het is daarvoor van belang dat die eigenaren deze
mogelijkheid kennen. De Vereniging tracht zoveel mogelijk
haar werk via publiciteit onder de aandacht te brengen van
gemeentes, branchegenoten en particulieren. Daarvoor
wordt, met succes, ook een beroep op de leden en de commissarissen
gedaan.
• Vrijwilligers: de Vereniging wordt in de uitvoering van
haar taak ondersteund door vrijwilligers, zowel op kantoor
als in verschillende panden in het land. Vrijwilligers geven
rondleidingen, regelen de opening van panden en houden
toezicht of helpen met het archiveren of digitaliseren van documenten
en foto’s. Voor de vrijwilligers worden ter verdieping
en onderlinge uitwisseling van kennis bijeenkomsten
georganiseerd. De contacten met vrijwilligers lopen via de
verantwoordelijke projectmedewerker.
• Fondsen en subsidiegevers: voor de verwerving van panden
is in veel gevallen specifieke steun van derden noodzakelijk.
Vooral van de BankGiro Loterij ontvangt de Vereniging
hiervoor regelmatig steun. Hierover wordt in jaarlijkse rapportages
verantwoording afgelegd. Ten behoeve van de restauraties
is subsidie van overheden of steun van particuliere
fondsen onontbeerlijk. Aan hen wordt per project verantwoording
afgelegd over de bestedingen. Zowel de fondsen
als de subsidiegevers krijgen het jaarverslag, met uitgebreide
inhoudelijke verantwoording over het gedane werk en een
samenvatting van de jaarrekening.
• Branchegenoten: vooral op het gebied van monumentenbehoud
kent de Vereniging nogal wat andere organisaties
met een vergelijkbare doelstelling. Doordat de afbakening
van ieders doelstelling, dan wel ieders werkgebied duidelijk
is, bestaat er een goede samenwerking. Via de Federatie In-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
standhouding Monumenten wordt met al deze organisaties
regelmatig overleg gevoerd en vind afstemming van belangenbehartiging
plaats.
• De samenleving: in wezen is het grote publiek de uiteindelijke
belanghebbende. De Vereniging doet haar werk, opdat
goede voorbeelden van architectuur en monumenten voor
het nageslacht behouden blijven. Zij doet dit in het bijzonder
met het doel om toekomstige generaties van de geschiedenis
van het wonen in Nederland in zijn ontwikkeling en
variaties door de eeuwen heen te laten kennisnemen en zo
mogelijk te laten beleven. Daartoe doet de Vereniging onderzoek
naar de huizen in haar bezit en brengt zij met regelmaat
de resultaten daarvan naar buiten in eigen publicaties,
boeken en artikelen, of door lezingen. Iedere dag kan het
publiek het resultaat van het werk van de Vereniging van
buiten bekijken en – bij sommige panden altijd en bij andere
op speciale dagen – ook van binnen.”
47
48
Balans per 31 december 2011
na bestemming saldo baten en lasten
(x € 1.000)
Activa 2011 2010
Materiële vaste activa
Panden 41.920 38.342
Bedrijfsmiddelen 141 141
Totaal materiële vaste activa 42.061 38.483
Financiële vaste activa
Langlopende vorderingen 359 683
Vorderingen 2.756 4.202
Liquide middelen 948 1.184
Totaal activa 46.124 44.552
B A L A N S J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Passiva 2011 2010
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Reserves en fondsen
Reserves
• Bestemmingsreserves 26.200 23.964
• Bijzondere bestemmingsreserve 1.200 700
• Overige reserves 5.491 6.157
Fondsen
• Bestemmingsfonds – –
32.891 30.821
Langlopende schulden 8.736 7.633
Kortlopende schulden 4.497 6.098
Totaal passiva 46.124 44.552
49
50
Staat van baten en lasten over 2011
(x € 1.000)
Baten 2011 2011 2010
werkelijk begroot werkelijk
Lasten
Baten uit eigen fondsenwerving 907 530 1.928
Baten uit acties derden 1.200 1.200 1.220
Subsidies van overheden 2.058 4.113 3.697
Overige baten 7.311 7.460 7.133
Besteed aan doelstellingen
Som der baten 11.476 13.303 13.978
Verwerving panden (676 ) (166 ) (574)
Instandhouding panden (10.649 ) (12.260 ) (13.435)
Voorlichting (382 ) (361 ) (339)
Werving baten
(11.707 ) (12.787 ) (14.348)
Kosten eigen fondsenwerving (52 ) (48 ) (47)
Kosten acties derden (85 ) (79 ) (67 )
Kosten verkrijging subsidies overheden (96 ) (85 ) (95)
Totaal besteed aan werving baten (233 ) (212 ) (209)
Beheer en administratie
Rente en bankkosten (253 ) (175 ) (166)
Kosten beheer en administratie (48 ) (47 ) (53)
Totaal besteed aan beheer en administratie (301 ) (222 ) (219)
Som der lasten (12.241 ) (13.221 ) (14.776 )
Saldo baten en lasten (765) 82 (798)
Dit resultaat is als volgt in
het eigen vermogen verwerkt:
Bestemmingsfonds (394)
Overige reserves (765 ) (404)
(765 ) (798)
S T A A T V A N B A T E N E N L A S T E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Toelichting op de balans per 31 december 2011
en de staat van baten en lasten over 2011
1 Grondslagen van waardering
en van bepaling
van het resultaat
Voor zover niet anders is vermeld, zijn de posten in de balans
opgenomen voor de nominale waarde.
Materiële vaste activa
Panden
De hieronder begrepen panden zijn als volgt te onderscheiden:
• panden in vol eigendom, danwel panden die in eeuwigdurende
erfpacht zijn verkregen tegen een canon van € 0,-. Deze worden
gewaardeerd tegen vijfmaal de bruto huur per jaar per het einde
van het boekjaar;
• panden in eigendom belast met vruchtgebruik of het recht van
bewoning. Deze worden gewaardeerd tegen vijfmaal de door een
deskundige vastgestelde huur per jaar bij de aanvang van het
vruchtgebruik, resp. het recht van bewoning. Deze waarde wordt
in het jaar van verwerving onder de langlopende schulden opgenomen.
Jaarlijks wordt een deel van dit bedrag onder de huur
opbrengsten verantwoord.
• panden in eigendom belast met erfpacht. Deze worden gewaardeerd
tegen vijfmaal de jaarlijkse canon.
De jaarlijkse waardeaanpassing tot vijfmaal de bruto huur wordt
rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, onder de Overige
reserves.
Teneinde in de staat van baten en lasten inzicht te verschaffen in de
exploitatie van de panden wordt 2,5% van de balanswaarde aan het
begin van het boekjaar als afschrijvingslast in aanmerking genomen.
Door de jaarlijkse waardeaanpassing van de panden tot vijfmaal de
bruto huur op 31 december, heeft de afschrijving geen invloed op
de waardering van de panden in de balans. Bij tenminste gelijkblijvende
huur wordt de afschrijving in de waardering geheel
gecompenseerd.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Bedrijfsmiddelen
De bedrijfsmiddelen bij de Vereniging bestaan uitsluitend uit de inventaris
van het kantoor.
De kantoorinventaris, waaronder de communicatie- en computerapparatuur,
wordt gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde, verminderd
met lineaire afschrijvingen op basis van de geschatte economische
levensduur. De afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar voor kantoorinventaris
en 4 jaar voor communicatie- en computerapparatuur.
Het aan de Vereniging toebehorende antieke meubilair en de inventaris
in de verschillende panden worden p.m. gewaardeerd, omdat
deze goederen geen afzonderlijke opbrengst genereren en tevens
duurzaam worden aangehouden.
2 Materiële vaste activa
Het verloop van de post panden is als volgt:
Panden Totaal
Boekwaarde per 1 januari 38.342
Mutaties
Investeringen 158
Geactiveerde restauratiekosten 1.444
Waardeaanpassing 2.935
Afschrijvingen (959)
3.578
Boekwaarde per 31 december 41.920
51
52
3 Reserves en fondsen
De Reserves van de Vereniging zijn beschikbaar voor panden direct
in gebruik voor de doelstelling.
De Reserves worden onderscheiden in Bestemmingsreserves en
Overige reserves. De Bestemmingsreserves worden aangewend voor
de financiering van activa, met een omvang gelijk aan 5/8 deel van
de boekwaarde van de panden. De Overige reserves dienen voor
verwervingen, restauraties en voorlichting, conform de doelstellingen
van de Vereniging. Er zijn voor de gelden in de Overige
reserves nog geen concrete projecten vastgesteld. Ten laste van de
Overige reserves wordt in 2011 een Bijzondere Bestemmingsreserve
gevormd voor de verwerving van een bijzonder pand, waarvan de
koopsom wordt betaald uit de toekenning 2011 van de BankGiro
Loterij, doch waarvan de onderhandelingen in 2011 niet konden
worden voltooid. De Bijzondere Bestemmingsreserve ad 700 die in
2010 was gevormd is in 2011 aangewend voor de verwerving van
het beoogde pand.
Het totaal aan reserves en fondsen bedraagt eind 2011 32.899.
De Vereniging maakt inzichtelijk dat tenminste 5/8 van de boekwaarde
van onze panden met eigen middelen moet worden
gefinancierd, vastgelegd in de Bestemmingsreserves.
Het resterende 3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden
mag met vreemd vermogen worden gefinancierd.
Door dit beleid van de Vereniging kunnen de schulden altijd
binnen 8 jaar worden afgelost.
Mutaties in de Bestemmingsreserves vinden plaats vanuit de
Overige reserves.
Het verloop van deze reserve is als volgt:
2011 2010
Stand per 1 januari 23.964 22.997
Toevoeging vanuit Overige reserves 2.236 967
Stand per 31 december 26.200 23.964
Het verloop van de Bijzondere
Bestemmingsreserve is als volgt:
2011 2010
Stand per 1 januari 700 0
Onttrekking naar Overige reserves (600)
Onttrekking naar Kortlopende schulden (100)
Toevoeging vanuit Overige reserves 1.200 700
Stand per 31 december 1.200 700
Het verloop van de Overige reserves
gedurende het boekjaar is als volgt:
2011 2010
Stand per 1 januari 6.157 7.090
Waardeaanpassingen panden 2.935 1.138
Resultaatbestemming
Dotatie aan Bijzondere
(765 ) (404)
Bestemmingsreserve
Ontvangst uit Bijzondere
(1.200 ) (700)
Bestemmingsreserve 600
Mutatie Bestemmingsreserves (2.236 ) (967 )
Stand per 31 december 5.491 6.157
T O E L I C H T I N G J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
3 Kosten eigen organisatie
In de Staat van Baten en Lasten zijn de kosten van de eigen organisatie
verdeeld naar hun bestemming. De specificatie is als volgt:
Bestemming Doelstelling Werving baten Beheer Totaal
Admin.
Bovenstaande verdeling van de kosten komt tot stand door middel
van een procentuele toedeling van kosten naar rato van de tijdsbesteding
van medewerkers binnen de organisatie aan de verschillende
doelstellingen van de Vereniging en de inspanningen die verricht
worden om de verschillende baten voor de Verenging te realiseren.
Deze procentuele verdeling is door de jaren heen consistent.
Voorgaande financiële overzichten zijn ontleend aan de volledige
Jaarrekening 2011 d.d. 3 april 2012, die ten kantore van de
Vereniging beschikbaar is, of op www.hendrickdekeyser.nl is
op te vragen.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Verwer- Instand- Voor- Eigen Acties Subsidies Werkelijk
vingen houding lichting fondsen- derden overheden 2011
werving
Bestuurskosten 4 2 1 0 0 0 0 7
Salarissen 92 792 178 24 45 56 11 1.198
Sociale lasten 17 150 34 5 9 10 2 227
Pensioenkosten 14 119 27 4 7 8 2 181
Overige personeelskosten 4 32 7 1 2 2 0 48
Reis-/verblijfkosten 9 74 2 2 2 4 0 93
Huisvestingskosten 8 76 2 2 2 4 10 104
Kantoorkosten/afschrijv. 7 70 2 2 2 4 10 97
Verenigingskosten 2 4 1 1 1 1 1 11
Overige algemene kosten 9 93 2 2 2 2 12 122
166 1.412 256 43 72 91 48 2.088
Bestuur, directeur
26 april 2012
53
54
Controleverklaring van
de onafhankelijke accountant
Aan: Bestuur van Vereniging Hendrick de Keyser
Bijgesloten op pagina 48 tot en met 53 opgenomen samengevatte
jaarrekening, bestaande uit de samengevatte balans per 31 december
2011, de samengevatte rekening van baten en lasten, zijn ontleend
aan de gecontroleerde jaarrekening van Vereniging Hendrick
de Keyser per 31 december 2011. Wij hebben een goedkeurend
oordeel verstrekt bij die jaarrekening in onze controleverklaring van
17 april 2012. Desbetreffende jaarrekening en deze samenvatting
daarvan, bevatten geen weergave van gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden sinds de datum van onze controleverklaring van
17 april 2012.
De samengevatte jaarrekening bevat niet alle toelichtingen die zijn
vereist op basis van de RJ 650 Organisaties zonder Winststreven en
de daaruit voortvloeiende regelgeving. Het kennisnemen van de
samengevatte jaarrekening kan derhalve niet in de plaatstreden
van het kennisnemen van de gecontroleerde jaarrekening van
Vereniging Hendrick de Keyser.
Verantwoordelijkheid
van het bestuur
Het bestuur van Vereniging Hendrick de Keyser is verantwoordelijk
voor het opstellen van een samenvatting van de gecontroleerde jaarrekening
in overeenstemming met de grondslagen zoals omschreven
in paragraaf 1 tot en met 4 van de toelichting.
Verantwoordelijkheid
van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de
samengevatte jaarrekening op basis van onze werkzaamheden,
uitgevoerd in overeenstemming met Nederlands Recht, waaronder
de Nederlandse Standaard 810. “Opdrachten om te rapporteren
betreffende samengevatte financiële overzichten”.
Oordeel
Naar ons oordeel is de samengevatte jaarrekening in alle van
materieel belang zijnde aspecten consistent met de gecontroleerde
jaarrekening van Vereniging Hendrick de Keyser per 31 december
2011 en in overeenstemming met de grondslagen zoals omschreven
in paragraaf 1 van de toelichting.
Den Haag, 17 april 2012
Deloitte Accountants B.V.
Was getekend
drs. V.W.J.A. van Stijn RA MGA
C O N T R O L E V E R K L A R I N G V A N D E O N A F H A N K E L I J K E A C C O U N T A N T J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Electrische lichtkronen in de aula van het Hodshon Huis
Lampen aula Hodshon Huis, huidige toestand (foto Arjan Bronkhorst)
Als sluitstuk van de restauratie van de aula van het Hodshon Huis
is een reconstructie gemaakt van de verdwenen electrische lichtkronen.
De oorspronkelijke kronen en wandarmaturen werden in
1904 gemaakt door de ‘Nederlandsche Fabriek van Bronswerken
v.h. Becht & Dyserinck’ uit Amsterdam. De architect van het aulagebouw
B.J. Ouëndag maakte het ontwerp. In de jaren zeventig
werden de lichtkronen uit de aula verwijderd. Nadat een zoektocht
naar de originelen op niets uitliep, werd besloten om de lampen te
reconstrueren. Voor de replica’s van de kronen en wandarmaturen
moest gewerkt worden op basis van een zwart-wit foto van de aula
uit 1904. Dit was de enige foto waarop de lichtkronen in detail te
zien zijn. Kunstsmid Ben Demmers uit Uitgeest reconstrueerde
op basis van deze foto de twee kronen zo nauwkeurig mogelijk.
(N. Smit) ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Aula Hodshon Huis ca 1904
Kunstsmid dhr. Demmers werkt aan de recontstructie van een lamp
55
56
Continuüm of
nieuw beleid?
Tien jaar aanwinsten
onder de loupe.
In 2003 trad architect Pi de Bruijn aan als
voorzitter van Vereniging Hendrick de Keyser.
In de ogen van velen veroorzaakte dat een
vernieuwing van het beleid, die zich gemakkelijk
laat illustreren aan de hand van de enorme groei
van vooral 20ste-eeuwse panden.
In dit artikel wordt, naar aanleiding van het
aftreden van De Bruijn, onderzocht of dat
verband met rede gelegd wordt en hoe groot
de vermeende beleidswijziging dan wel was.
1. De aantallen die in dit artikel worden genoemd in relatie tot
verworven panden kunnen niet als absoluut worden gezien.
Het betreft aantallen panden zoals die in de Jaarverslagen als
verwerving zijn genoemd. Eén verwerving kan bij nadere
afweging best als twee of drie afzonderlijke panden tellen of
bijvoorbeeld een heel hofje beslaan. Zo zijn er door de jaren
heen 367 verwervingen geweest, terwijl de collectie van de
Vereniging inmiddels uit 394 panden bestaat.
door Carlo Huijts
Tijdens het eerste decennium van de 21ste eeuw verwierf de Vereniging
maar liefst 63 panden. 1 Daarmee rangschikt deze periode zich net boven
het record van de jaren ’60 van de vorige eeuw waarin het bezit van de
Vereniging groeide met 61 panden. Afgezien van de oprichtingsjaren
(1918, ’19 en ’20) waarin de kersverse Vereniging Hendrick de Keyser
meteen een collectie van 25 panden vergaarde, is er geen decennium
waarin de toename van het aantal panden zo hoog lag. Integendeel,
een groei van ca. 40 panden in één decennium kwam in de 90-jarige
geschiedenis het meeste voor. Vandaar dat het jaarlijks gemiddelde al
sinds jaar en dag op 4 uitkomt.
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Afb. 1: Haarlem,
Spaarnwouderstraat 15
Periode 1961 – 1970
Het hoge aantal verwervingen in de jaren ’60 van de vorige eeuw is
goed verklaarbaar door de instelling van de monumentenwet in 1961
en het bijbehorende subsidiestelsel. Het automatisme dat dit nieuwe
instrumentarium bood, waarbij een eenmaal verworven pand met subsidie
van het Rijk kon worden gerestaureerd, gaf de Verenging de
mogelijkheid om veel panden onder haar hoede te nemen. Het Rijk
had omgekeerd de zekerheid dat, wanneer een monument eenmaal
ondergebracht was bij Vereniging Hendrick de Keyser, een grondig
herstel vroeg of laat zou volgen.
De 61 panden uit de periode 1961 – 1970 betrof voor het overgrote
deel (59%) 17de-eeuwse woonhuizen, bij voorkeur voorzien van een
trapgevel of de restanten daarvan. 2 Ook de vijf 16de-eeuwse panden
(8%) waren meestal van het type Hollandse renaissance of hadden een
19de-eeuwse lijstgevel. Slechts 28% betrof 18de-eeuwse huizen, waarbij
verschillende hun fraaie 18de-eeuwse gevel in één van de ‘Lodewijk stijlen’
hadden behouden. Panden uit recentere periodes werden in die tijd
niet bewust verworven. Toch zijn twee van de 19de of 20ste-eeuwse
huizen die zich thans in het bezit van de Vereniging bevinden terug te
voeren op verwervingen uit de periode 1961 – 1970. De eerste is een
garagewoning (Spaarnwouderstraat 15) uit 1935, die ‘meekwam’ met
de verwerving in 1961 van het 17de-eeuwse pand Korte Spaarne
23/25/27 te Haarlem. De tweede is een woonhuisje uit 1870, Oenselsestraat
15 te Zaltbommel, dat in 1970 in ons bezit kwam, omdat het
nu mogelijk werd om het naastgelegen Oenselsestraat 17, dat al in 1964
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 2: Haarlem, Spaarne 23, 25, 27
Afb. 3: Zaltbommel, Oenselsestraat 15
2. De verwijzingen naar de periode van herkomst van een pand
hoeft in dit artikel niet te betekenen dat het huis uit betreffend
bouwjaar is. De verwijzing heeft betrekking op de
periode waaruit de meest in het oog lopende verschijningsvorm
van het huis op terug te voeren is. Dus een huis dat
verworven is om zijn bouwtijd 1495, staat als 15de-eeuws te
boek, maar een 17de-eeuws huis, dat verworven is omdat het
in de 19de eeuw geheel van een nieuwe gevel en interieur is
voorzien, geldt hier als 19de-eeuws.
57
58
Afb. 4: Zaltbommel, Oenselsestraat 15 en 17
3. Deze vergelijking betreft alleen het aantal panden;
wanneer de grootte van de panden erbij betrokken
wordt, blijkt dat de groei van 5l% in de jaren ’60
vooral kleinere panden betreft (gemiddeld ca 700 m 3 ),
terwijl de groei van 21% in de periode 2001-2010
aanzienlijk grotere panden of complexen betreft
(gemiddeld ca 1.400 m 3 ).
eigendom van ‘Hendrick’ geworden was, op een goede manier te
restaureren. Dat werk werd dan ook meteen ter hand genomen
en in 1972 uitgevoerd. Deze twee verwervingen uit recentere tijden
stonden dus niet op zichzelf, maar zij stonden in dienst van een ander
waardevol pand uit een veel oudere periode.
Periode 2001 – 2010
De 63 aanwinsten uit de periode 2001 – 2010 geven een totaal ander
beeld, zoals verder in dit artikel zal blijken. Eerst dringt de vraag zich
op waar die opleving in het aantal verwervingen vandaan komt. Er zijn
verschillende factoren aanwijsbaar die het mogelijk maakten dat de Vereniging
in deze periode zo’n groei doormaakte. Meest voor de hand liggend
is de grotere omvang van de Vereniging zelf; de toename van 63
panden in het begin van de 21ste eeuw betekende een groei van de Vereniging
met 21%. De toename van 61 panden in de jaren ’60 betekende
destijds echter een groei van 51% (!), omdat de Vereniging zelf kleiner
was. 3
Afb. 5: Blaricum, Bloemlandseweg 3, Huis Hildebrand (foto Roos Aldershoff)
Er is echter een veel duidelijker oorzaak aanwijsbaar: net als in de jaren
’60 van de vorige eeuw maakte een externe financiële bron mogelijk dat
een belangrijk aantal panden extra kon worden verworven. Ditmaal was
die bron echter niet het Rijk, doch een particuliere partij. De BankGiro
Loterij financierde in 2000 de aankoop van ‘Huis Hildebrand’ in Blaricum
van Gerrit Rietveld en ging vervolgens een langjarige relatie aan
met Vereniging Hendrick de Keyser. Die steun leverde in de periode
2001 – 2010 veertien extra aankopen op, zonder welke dit decennium
zich nauwelijks van de voorgaande drie decennia had onderscheiden!
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Een derde verklaring ligt in het veel bredere interessegebied dat binnen
het blikveld van het bestuur was komen te liggen. In de jaren ’60 had
het bestuur de handen vol aan het redden van historische panden, waarvan
vaak de gevel en het casco nog te redden waren. Bij hun restauratie
werden eventuele 17de- of 18de-eeuwse betimmeringen en schouwpartijen
natuurlijk bewaard en waar nodig hersteld, maar verder reikten
de mogelijkheden niet. In de jaren 2001 –2010 was er meer interesse
voor de recente bouwkunst, maar ook meer aandacht voor de interieurs.
Soms zelfs werden panden verworven, omdat met name het interieur
bedreigd werd. 4
Wanneer de 63 aanwinsten uit de periode 2001 – 2010 worden verdeeld
naar hun periode van herkomst, geeft dat een ingrijpend ander beeld
dan in de jaren ’60. De 17de eeuw is in deze groep slechts met 22%
(14 panden) vertegenwoordigd, hetgeen nog niet half zoveel is als in de
jaren ‘60. Ook de 18de eeuw komt er bekaaider af: slechts vier panden
uit deze groep zijn vanwege hun 18de-eeuwse herkomst verworven,
daarmee maken zij 6% van het totaal uit, bijna even veel als de categorie
zéér oude panden, die met drie exemplaren uit de 15de of 16de eeuw
het bezit van de Vereniging hebben aangevuld. Het belangrijkste verschil
zit echter in de jongere periode. De collectie (overwegend) 19deeeuwse
panden besloeg in 2000 slechts 13 panden en verdubbelde in
het opvolgende decennium tot 26, daarmee 20% uitmakend van de
groep nieuwe aanwinsten. Nog sterker was de toename van het aantal
20ste-eeuwse panden. Zelfs wanneer de eerder genoemde verwerving
van het Rietveldhuis in Blaricum wordt meegeteld bezat ‘Hendrick de
Keyser’ in 2000 nog maar vier panden uit de 20ste eeuw. Daar kwamen
er daarna maar liefst 13 bij (evenveel als de 19de-eeuwse groep). Het
veel zwaardere aandeel van recentere monumenten is derhalve evident.
Geen waardering en geen gelegenheid
Iedereen die de Vereniging een beetje heeft gevolgd zal dit beeld herkennen.
De vraag die hier gesteld wordt is: hoe heeft dat zo kunnen komen?
De Vereniging Hendrick de Keyser is een vangnet-organisatie en
treedt om die reden zelden actief op ‘in de markt’. De Vereniging heeft
geen vermogen om panden aan te kopen; het beschikbare vermogen is
beperkt en noodzakelijk om het reeds aanwezige bezit aan panden ook
voor de verre toekomst in stand te kunnen houden. De Vereniging
voegt alleen nieuwe panden aan haar bezit toe als die haar worden aangeboden
en dan nog alleen indien er sprake is van een bedreiging voor
4. De ontwikkeling in de bescherming van interieurs valt
buiten het kader van dit artikel. Aan dit onderwerp zal in
de toekomst een apart artikel worden gewijd.
59
60
5. Ruud Meischke, 35 jaar nuchter bestuur, C. Huijts,
Jaarverslag 2010, pg. 54-67.
6. Het Nederlandse woonhuis, van 1300 tot 1800, R. Meischke
en H.J. Zantkuijl, Haarlem, 1969 (pg. 15-19).
het pand of voor waardevolle onderdelen ervan. Vanuit die passieve positie
is het opmerkelijk dat het verwervingsbeeld tussen de twee genoemde
periodes toch zo verschillend is.
De makkelijkste verklaring is de verandering in de maatschappelijke appreciatie
van de 19de en de 20ste eeuw als voortbrengers van panden
die de moeite van het behouden waard zijn. In de jaren ’60 werd de gedachte
dat goede voorbeelden van ‘oorspronkelijke’ architectuur na
1800 niet meer waren gebouwd, onder kunst- en architectuurhistorici,
maar ook onder de geïnteresseerde leek, breed gedragen. In het eerste
decennium van de 21ste eeuw is er onder de vakgenoten nauwelijks verschil
in waardering meer, terwijl de gemiddelde leek geen verschil meer
lijkt te zien tussen de 19de-eeuwse architectuur en de oudere, laat staan
een waardeoordeel. Het is dus heel goed mogelijk dat de ‘recentere’
panden die in de jaren ’60 aan de Vereniging voor verwerving werden
voorgelegd, waarschijnlijk een serieuze afweging aan de bestuurstafel
niet eens haalden. In het artikel over Ruud Meischke in het Jaarverslag
2010 5 staan verschillende voorbeelden van bestuurlijke afwegingen met
betrekking tot 19de-eeuwse panden, die in de jaren ’70 en ’80 nog
moeizaam verliepen. In de maatschappij was inmiddels een duidelijke
waardering op gang gekomen voor de kwaliteit van kunst en architectuurproducten
uit de 19de eeuw, definitief gemarkeerd en prachtig geïllustreerd
door de tentoonstelling De lelijke tijd (1835-1895) in het
Rijksmuseum te Amsterdam (1995).
Een andere verklaring is eveneens eenvoudig: de Vereniging kon zich in
de jaren ‘60 helemaal niet veroorloven om haar tijd, aandacht en geld
aan iets anders te besteden dan aan het redden en restaureren van 17deof
18de-eeuwse ‘krotten’. De op dat gebied geleverde inspanning was
dan ook immens. In die 10 jaar zijn door de Vereniging maar liefst 69
restauraties uitgevoerd. Omdat de meeste projecten langer dan een jaar
duurden, liepen er 10 tot 15 restauraties in één jaar, met 1967 en 1968
als topjaren. In ’68 werd aan 17 panden gewerkt en daarboven bij 7
panden het werk dat in eerdere jaren begonnen was, afgerond. In dat
jaar werd ruim vijfmaal (!) zoveel aan restauratie en onderhoud besteed
dan er aan huur binnen kwam (ruim 1,8 mln versus 3,5 ton). Dat verschil
werd in die tijd uiteindelijk geheel gedekt door subsidies, doch de
risico’s waren enorm groot. In Het Nederlandse Woonhuis vat
Meischke de drijfveer hierachter kernachtig samen, dat de oude filosofie
van ‘Hendrick’ na de oorlog definitief onhoudbaar bleek 6 . Bij de oprichting
dachten de bestuurders dat huizen verwerven, verhuren en onderhouden
een rendabele wijze was om monumenten in stand te houden.
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Afb. 6: Veere, Kaai 89
Langzamerhand bleek dat echter
geen houdbaar principe.
Na WO-II kwam het inzicht
dat rendabel verhuren alleen
mogelijk kon worden, nadat
een monument een grondige
restauratie had ondergaan. Die
restauratie mocht niet alleen
cascoherstel omvatten, maar
diende tevens het monument weer geschikt te maken voor een nieuwe
gebruiker (aanpassen aan de eisen van de tijd). Bovendien liepen de
gerestaureerde panden mee in de huurharmonisatie van 1960, waardoor
de huurinkomsten na dit decennium substantieel verbeterden.
Verandering van beleid
In de jaren ’90 bestond ook bij de Vereniging weinig twijfel meer, dat
19de-eeuwse bouwkunst evenzo de moeite van het behouden waard
was, als de monumenten uit de oudere eeuwen. In de bestuursnotulen is
af en toe spijt waar te nemen over de afwijzing van 19de-eeuwse panden
in de tijd dat ‘niemand ze nog wilde hebben’. Inmiddels was immers,
mede door de toegenomen waardering bij het grote publiek, de prijs
van juist 19de-eeuwse huizen aanzienlijk gestegen. Deze panden waren
over het algemeen bouwtechnisch in veel betere staat dan de oudere
monumenten, zodat een eigenaar wel grandeur, doch niet al te veel risico
verwierf. De bestuurlijke discussies leidden echter lange tijd niet tot
een doorbraak; jonge verwervingen bleven lange tijd achterwege en met
name de bestuursleden R. Meischke en C.A. van Swigchem getroostten
zich veel moeite om dat te veranderen. De aanvaarding bijvoorbeeld van
de nalatenschap van de heer D.H.G. Bolten in 1987 leverde nauwelijks
discussie over het vroeg 17de-eeuwse huis Kaai 89 in Veere, maar wel
over het uit 1900 stammende huis aan de Statenlaan 4 te Den Haag.
In het opvolgende jaar besloot het bestuur tot het laten opstellen van
een onderzoek naar het verwervingsbeleid. 7 Het rapport kwam in
februari 1989 tot stand en eindigde met de aanbeveling om meer 19deen
20ste-eeuwse panden binnen het bezit van ‘Hendrick de Keyser’ te
brengen. Meer dan de status van extern advies kreeg het rapport echter
niet, ondanks dat het bestuur wel unaniem de conclusies onderschreef.
De reden zat in de argumentatie die tot de aanbevelingen leidde, waarbij
(onvermijdelijk) de architectuurgeschiedenis in ‘hokjes’ werd ingedeeld
en de monumenten in typen. De twijfel over de legitimiteit van
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 7: ’s-Gravenhage, Statenlaan 4 (foto Wijnanda Deroo)
7. Studieopdracht VU-Amsterdam door mw. B. Laan.
61
62
Afb. 8: Usquert. Raadhuisstraat 3, vml. raadhuis
(foto Erik en Petra Hesmerg)
8. Het feitelijke besluit werd genomen in de bestuursvergadering
van 12 dec. 1989, waarbij het bestuur meende
dat “door de verwerving van dit object de Vereniging een
goede zet gedaan heeft in de belangstelling voor de jongere
bouwkunst”.
9. Jaarverslag 1994, pg. 6-7.
Afb. 9: Dordrecht, Wijnstraat 123-125
zo’n classificatie zorgde er gedurende langere tijd voor dat er geen
heldere beleidsformulering volgde. Bovendien was het bestuur van
mening dat een actieve keuze voor verwervingsbeleid nauwelijks zin
had, omdat de Vereniging uitsluitend reageerde op de ‘aanbiedingen’
en dus niet tot actief zoeken in staat was.
Wel vormde het rapport de opmaat voor het besluit in 1990 voor de
verwerving van het raadhuis van Usquert uit 1928 van H.P. Berlage.
Daarmee kwam voor het eerst in de geschiedenis van Vereniging
Hendrick de Keyser een jong monument als onderdeel van een bewuste
beslissing door het bestuur in het bezit van de Vereniging (de andere
jonge bezittingen kwamen vanwege andere panden of kwamen als nalatenschap
‘vanzelf’), zij het dat de koopsom slechts fl. 1,- bedroeg. 8
In 1994 volgde er opnieuw een ‘jonge’ aanwinst, echter dimaal weer
in de context van een andere, historische verwerving (een ‘neven-aanwinst’):
het huis ‘De Onbeschaamde’ aan de Wijnstraat 125-127 te
Dordrecht werd verworven omdat het in 1650-1653 was gebouwd, naar
ontwerp van Pieter Post en omdat het interieur in de 18de eeuw schitterend
verbouwd was. Bij de verwerving werd wel melding gemaakt van
het feit dat in 1910 de zaal van de Onbeschaamde in verband met een
herbestemming vernieuwd was door een kundig architect B. van
Bilderbeek. 9 Bij de zorgvuldige restauratie van de Onbeschaamde in
1996 – 1998 werd nog kort overwogen of de ingreep van Van Bilderbeek
ongedaan kon worden gemaakt, doch dat werd meteen als onrealistisch
van de hand gewezen. Pas aan het einde van dit project, bij de
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Afb. 10: Dordrecht, Wijnstraat 123-125,
trappenhuis met glas-in-loodraam uit 1910
even zorgvuldige restauratie van de zaal zelf, ontstond grote waardering
voor de kwaliteit van het oorspronkelijke ontwerp van Van Bilderbeek.
Beslissend voor die ommekeer was het resultaat van het kleuronderzoek,
waaruit bleek dat de oorspronkelijke wandafwerking van het stucwerk
uit deze periode niet wit was, maar – in dit geval – okergeel. Bovendien
bleek, dat de architectuur van de zaal ernstig in kwaliteit achteruit ging
wanneer werd afgeweken van de originele kleurstelling: de kleuren en de
materialen waren onmiskenbaar in onderlinge samenhang gekozen.
In 1995 volgde opnieuw een ‘neven-aanwinst’: het Raadhuis van
Hasselt, gebouwd in 1480 en uitgebreid in 1550, kwam in bezit van de
Vereniging vanwege zijn historische kwaliteit. Doch bij de verwervingsafweging
gold in dit geval meteen als extra kwaliteit dat het gebouw in
1907 – 1909 gerestaureerd was door Jos Th. Cuypers op basis van een
plan van zijn vader Pierre Cuypers. 10 Belangrijker echter in dit opzicht,
was in hetzelfde jaar de verwerving van de ‘De Gruyter’-winkel aan de
Beeklaan 303 te Den Haag. De winkel was in 1917 gerealiseerd in Art-
Decostijl door architect W.G. Welsing, die net als Van Bilderbeek duidelijk
in de school van Berlage te rangschikken was. Deze verwerving was
het eerste jonge monument dat voor een forse koopsom moest worden
aangeschaft. Daarenboven moest het pand nog een restauratie ondergaan,
hetgeen betekende dat de totale investering aanzienlijk was.
Toch meende het bestuur dat dit jonge monument, zowel qua architectuur
als qua interieur(!), uiterst waardevol was en de forse investering
rechtvaardigde.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 11: Hasselt, Markt 1, vml. raadhuis (foto Roos Aldershoff)
10.Jaarverslag 1995, pg. 4-5.
Afb. 12: ’s-Gravenhage, Beeklaan 303,
winkel van de Gruyter
63
64
Afb. 13: ’s-Gravenhage, Beeklaan 303, tegeltableau
11.Bij de restauratie in 1998 van dit jonge monument werd
meteen duidelijk dat interieurbescherming onwrikbaar is
verbonden met jonge monumenten. Veel sterker dan bij
oudere panden, ontlenen jonge monumenten een deel van
hun kwaliteit aan de ontwerpsamenhang tussen interieur en
exterieur, mede omdat de oorspronkelijke interieurs veelal
nog aanwezig zijn.
12.Hendrick de Keyser en de moderne bouwkunst,
P.T.E.E. Rosenberg, febr. 1998, pg, 22-23.
Afb. 14: Utrecht, Prins Hendriklaan 112 (foto Roos Aldershoff)
Meteen een jaar later, in 1996, werd weer een stapje gezet op
het terrein van de jonge bouwkunst: het eerste voorbeeld van
het Nieuwe Bouwen kwam in het bezit van ‘Hendrick de
Keyser’ met de verwerving van het zelfontworpen woonhuis van
architect Sybolt van Ravesteyn uit de periode 1932 – 1934. Ook dit
moest worden gekocht, zij het tegen een gereduceerd bedrag uit de nalatenschap
van de ontwerper. Opnieuw leidde zo’n verwerving binnen
het bestuur en binnen de Raad van Commissarissen tot enige discussie
over de wenselijkheid dat de Vereniging geld en mankracht
besteedde aan dit soort architectuur. Voor een ruime meerderheid stond
echter inmiddels wel vast dat het behoud van architectuur, zoals dat in
onze doelstelling is opgenomen, ook betrekking had op dit type monument;
de critici waren gereduceerd tot een handvol. Bovendien speelde
ook hier de bescherming van het volkomen originele interieur een
belangrijke rol in de beslissing. 11
Het begin
Ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Verenging in 1998
werd de balans opgemaakt met betrekking tot het verwerven van 19deen
20ste-eeuwse bouwkunst. De 19de eeuw was eigenlijk, zo blijkt al
uit het relaas hierboven, nauwelijks aanwezig. Doch op het gebied van
de 20ste-eeuwse bouwkunst waren enkele vorderingen gemaakt die
steeds kleine stapjes in de richting van ‘nieuw beleid’ markeerden.
Een overzichtsartikel over recent bezit in het themanummer van het
blad Monumenten bleef dan ook vooral beperkt tot de 20ste-eeuwse
panden. 12 Het opmaken van deze balans leidde echter tot een nieuwe
beleidsnotitie, gemaakt door de Vereniging zelf en gebaseerd op een
overzicht van de opbouw van het bezit van de Vereniging gedurende 85
jaar, primair verdeeld in bouwperioden en vervolgens daarbinnen – waar
nodig – in architectuurstijlen. Dit overzicht had als enige pretentie om
zichtbaar te maken waar in het bezit van ‘Hendrick’ de grote hiaten
zaten. Voor het eerst werd binnen het bestuur vastgesteld dat de
Vereniging eigenlijk – grotendeels door toeval – een buitengewoon
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
uitgebreide en gevarieerde collectie huizen bezat. Bovendien werd vastgesteld
dat op landelijke niveau Vereniging Hendrick de Keyser eigenlijk
de enige organisatie is die vanwege hun inhoudelijke (historische of architectonische)
waarden huizen verwerft die voor onze woongeschiedenis
van belang zijn. Zowel in het bestuur als in de Raad van Commissarissen
werd vervolgens als beleid vastgesteld, dat de Vereniging mede
tot haar taak kon rekenen dat het beeld van onze woongeschiedenis
door de tijd heen compleet zou moeten zijn. Uit dat inzicht vloeide
voort dat er een overzicht werd gemaakt van ‘witte vlekken’: er werden
perioden onderscheiden waarvan binnen het bezit nauwelijks of geen
voorbeelden te vinden waren en er werden architectuurvormen benoemd
die zwaar ondervertegenwoordigd of zelfs geheel afwezig waren.
De tijdsspanne van het overzicht liep van de 15de eeuw tot ca. 1930;
vroeger dan de 15de eeuw was niet realistisch en later dan 1930 leek
ongewenst, omdat nog nauwelijks uit te maken was welke naoorlogse
architectuur kenmerkend voor onze geschiedenis zou blijken te zijn. Dit
overzicht werd overigens gemaakt met de nadrukkelijke kanttekening
dat het tijdgebonden was, regelmatig diende te worden gewogen en indien
nodig herzien.
Door het concreet formuleren van de ‘witte vlekken’ kreeg iedere betrokkene
(directie, bestuur en commissaris) goed op het netvlies welke
soort panden een aanvulling op de collectie van de Vereniging waren.
In de verwervingsafweging kreeg dat vervolgens een rol toebedeeld.
‘Hendrick de Keyser’ bleef zoals altijd afhankelijk van de stroom verzoeken
die aan de Vereniging werd gericht. Maar binnen de selectie uit die
stroom, die moest leiden tot de afweging of een pand wel of niet in het
bezit kon worden opgenomen, veranderde wel iets. Cruciaal in het in
1999 geformuleerde beleid was het begrip ‘collectie’. De Vereniging
was en bleef een vangnet voor bedreigde panden, of omdat zij buiten
ons bezit geheel verloren zouden gaan, of omdat buiten ons bezit waardevolle
onderdelen van de architectuur, de bouwgeschiedenis of het
interieur verloren zouden gaan. Omdat het aantal aanvragen nog altijd
de financiële mogelijkheden verre overtrof, moest er geselecteerd
worden. Daarbij speelden altijd al drie afwegingen: kwaliteit van de
waarden, mate van bedreiging en financiële haalbaarheid. Hieraan werd
nu een vierde toegevoegd, zij het als laatste in de rij: aanvulling op de
collectie of duplicaat. Wanneer het betreffende pand een aanvulling
vormde op de collectie was het bestuur bereid iets meer financieel risico
te nemen, dan wanneer het ging om het zoveelste 17de-eeuwse huis
met trapgevel. Dus naast de voortdurende functie van vangnet ging
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
65
66
Afb. 15: Utrecht, Erasmuslaan 9
Afb. 16: Blaricum, Bloemlandseweg 3, ‘Huis Hildebrand’ (foto Arjan Bronkhorst)
Vereniging Hendrick de Keyser aan collectievorming doen, zij het
passief.
In 1999 was het overigens meteen raak. Het pand Erasmuslaan 9 te
Utrecht uit 1930 van de hand van Gerrit Rietveld was een goed voorbeeld
van het Nieuwe Bouwen, waarvan onze collectie toen slechts één
ander voorbeeld bevatte. Daarbij was dit een onderdeel van een in serie
gebouwd blokje, een aspect dat cruciaal was voor het Nieuwe Bouwen
en in ons bezit ontbrak. Bij deze verwerving diende zich in volle hevigheid
het probleem aan, dat een logisch gevolg was van de wens om de
collectie aan te vullen: de kostprijs. De grootste hiaten in de collectie
zaten uiteraard in de 19de en 20ste eeuw en al snel werd duidelijk dat
het aanvullen van het bezit met panden uit deze perioden nooit zou
lukken zonder de bereidheid om bij tijd en wijle stevige koopsommen te
betalen. De meeste van deze panden hebben immers een relatief goede
bouwkundige staat en vertegenwoordigen op de commerciële markt een
aardig vermogen. Daartegenover was al bij de restauratie van de recent
verworven jonge monumenten gebleken, dat de kwaliteit van het ontwerp
pas goed tot zijn recht kwam, als het oorspronkelijke ontwerp (van
binnen èn van buiten) zeer nauwgezet gevolgd werd. Dat leidde in sommige
gevallen tot keuzes die het hedendaagse gebruiksgemak niet ten
goede kwamen. Zo werd eens te meer duidelijk waarom zo’n jong huis
op onderdelen toch al aangepast was en vergde het restaureren ervan
veel aandacht en toewijding, zelfs meer dan bij de oudere monumenten.
Die nieuwe restauratiepraktijk leverde wel een schat aan kennis en inzicht
op over de, vaak inmiddels onzichtbaar geworden, kwaliteit van
dit soort panden.
Een vliegwiel
De publiciteit rondom de verwerving van deze jonge monumenten door
Vereniging Hendrick de Keyser genereerde juist op het gebied van jonge
bouwkunst weer nieuwe ‘aanmeldingen’. Maar het probleem van de
hoge verwervingskosten vroeg om een doorslaggevende oplossing. Die
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Afb. 17: Blaricum, Bloemlandseweg 3, ‘Huis Hildebrand’,
originele keuken (foto Arjan Bronkhorst)
kwam er in 2000 toen de vraag rees, of de Vereniging een ander huis
van Gerrit Rietveld, gebouwd in 1935 aan de Bloemlandseweg 3 te
Blaricum, uit de markt wilde kopen. Omdat uit een onderzoek bleek dat
het één van de zeer weinige huizen van Rietveld betrof dat nog werkelijk
volkomen origineel was (inclusief de keuken en de badkamer!) was
ook het historische belang hier erg hoog. Bovendien was de bedreiging
aanzienlijk, omdat er inmiddels een vergunning voor een verbouwing
was afgegeven. Het werd echter eens te meer duidelijk dat de Vereniging
dit soort verwervingen onmogelijk kon realiseren zonder omvangrijke
financiële steun van een sponsor. De zoektocht voor steun bij de
verwerving van dit fantastische huis leidde naar de BankGiro Loterij
(toen nog de Nederlandse Sponsor Loterij). Zij maakte deze verwerving
mogelijk door meer dan de helft van de koopsom bij te dragen. Het
zou het begin zijn van een langdurige relatie, die essentieel was voor de
realisatie van de collectie-gedachte. Zonder de structurele en stabiele
steun van de BankGiro Loterij sinds 2000 was er in het eerste decennium
van de 21ste eeuw waarschijnlijk even weinig terecht gekomen van
de collectieaanvulling als in de voorgaande decennia. Dat geldt niet
alleen in directe zin voor de veertien extra aankopen waar hierboven al
naar is verwezen. Het geldt ook voor veel panden die nadien door
derden aan de Vereniging zijn geschonken of voor haalbare bedragen
zijn overgedragen. Immers veel van die contacten vloeiden voort uit de
publiciteit die ‘Hendrick de Keyser’ genereerde met de bijzondere
verwervingen als gevolg van de steun van de BankGiro Loterij. Al
meteen in het jaar na de aankoop van het Rietveld-huis in Blaricum
kreeg de Vereniging een huis van architect W. van Tijen uit 1961 aan
de Glazoenowlaan 3 te Rotterdam geschonken. Het huis was te jong (!)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 18: Rotterdam, Glazoenowlaan 3
67
68
Afb. 19: Warnsveld, Molenstraat 8-10
Afb. 20: Vlieland, Duinkersoord 33,
vml. reddingbootloods (foto Petra Voots)
om monument te worden en werd door de eigenaar ter bescherming bij
‘Hendrick’ ondergebracht. Deze aanwinst (want zo werd het unaniem
door het bestuur beoordeeld) markeerde en illustreerde de snelle ontwikkelingen.
Zo’n verwerving was immers 10 jaar eerder nog ondenkbaar
geweest en werd nu eervol aanvaard. Opmerkelijk genoeg waren
het nu de leden die achter liepen bij deze inhoudelijke aanpassing van
het verwervingsbeleid. Alhoewel de ontwikkelingen – zoals hiervoor
aangetoond – zeer geleidelijk waren gegaan, verspreid over de hele jaren
’90, was de invulling van de hiaten in het bezit met jonge monumenten
voor verschillende leden op de Algemene Ledenvergadering een punt
van discussie. Het beeld ontstond dat er een selectievoorkeur bestond
voor juist de jonge bouwkunst. Dat beeld was gevoed doordat tot ieders
verrassing juist de 20ste-eeuwse panden grote behoefte aan de bescherming
van de Vereniging hadden, met name omdat er onder deze groep
exemplaren zijn die door hun bouwer, of diens nazaten, bewoond worden
en daardoor een hoge mate van originaliteit bezitten. De aanbiedingen
van 19de-eeuwse architectuur – die even gewenst was – bleef helaas
tot 2001 uit.
De 19de-eeuw
Afb. 21: Vlieland, Dorpsstraat 148, vml. raadhuis
Zoals gezegd krijgt de Vereniging (veel) meer panden aangeboden dan
financieel en organisatorisch verwerkt kunnen worden. Omdat daarmee
de werkruimte volledig bezet is, bestaat er (ondanks de Loterijgelden!)
voor de invulling van het ‘wensenlijstje’ altijd afhankelijkheid van dat
aanbod. De 19de-eeuwse bouwkunst was duidelijk een hiaat, dat zich
om eerder genoemde redenen minder snel liet invullen dan de 20steeeuwse.
In het eerste decennium van de 21ste eeuw veranderde dat
beeld drastisch. De aanwas van 20ste-eeuwse panden zou, mede door alle
publiciteit rondom dat soort verwervingen, doorzetten. Tegelijk
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
kwam er echter, zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak, een stroom
19de-eeuwse aanwinsten op gang. Het begon in 2001 meteen met drie
exemplaren: de schenking van het huis Molenstraat 8-10 te Warnsveld
uit 1878, de Reddingbootloods op Vlieland uit 1894 en het voormalig
Raadhuis van Vlieland uit 1855. Vooral het laatste was historisch interessant
omdat het door een foutieve restauratie ‘in 18de-eeuwse trant’
verminkt was en bij de Vereniging de opgave lag om het weer in zijn
19de-eeuwse staat terug te brengen. In architectonisch opzicht was de
Reddingbootloods belangwekkend, omdat het door zijn metselwerkdetaillering
een goed tijdsbeeld gaf. Een ware topper diende zich echter
meteen in het volgende jaar aan, met de verwerving van Huis Barnaart,
Nieuwe Gracht 7 te Haarlem. Dit stadspaleisje uit 1804, was historisch
nog vrijwel ongeschonden en architectonisch een perfect voorbeeld van
de late neoclassicistische bouwstijl die de overgang van de 18de naar de
19de eeuw markeerde. Afgezien daarvan is bij dit huis de, door architect
Abraham van der Hart ontworpen, interieurafwerking ook nog grotendeels
in oorspronkelijke staat bewaard gebleven en zelfs onderdelen
van de originele inboedel. Een mooier voorbeeld uit deze periode was
nauwelijks denkbaar. In hetzelfde jaar kwam ook een laat 19de-eeuws
huis in ons bezit (meer verwant aan de Reddingbootloods): de kuiperij,
Ankerstraat 18 te Maassluis. Met deze 5 panden verdubbelde Vereniging
Hendrick de Keyser in twee jaar tijd zijn 19de-eeuwse pandenbezit!
Maar daar bleef het in dit decennium niet bij. In 2004 kwam de Buitenplaats
Nijenburg te Heiloo in ons bezit, waarvan het hoofdhuis welis-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 23: Maassluis,
Ankerstraat 16, vml. kuiperij
Afb. 22: Haarlem, Nieuwe Gracht,
‘Huis Barnaart’ (foto Arjan Bronkhorst)
Afb. 24: Heiloo, Kennemerstraatweg 278, ‘Nijenburg’
(foto Céline Admiraal)
69
70
Afb. 25: Heiloo, Kennemerstraatweg 278,
‘Nijenburg’ (foto Céline Admiraal)
Afb. 26 en 27: Alblasserdam, Cortgene 9,
vml. ambachtsherenhuis (foto’s Arjan Bronkhorst)
Afb. 28: Bolsward, Kleine Dijlakker 17
waar in 1707 gebouwd was, maar waarvan de hedendaagse verschijning
van zowel het exterieur, als grote delen van het interieur terug te voeren
was op een grondige renovatie in 1830. Juist huizen en interieurs uit de
eerste helft van de 19de eeuw hebben hun aparte belang, omdat er in
die periode door de economische schaarste na de Franse bezetting betrekkelijk
weinig bouwactiviteit was. De mogelijkheid om een volledig
origineel huis uit 1841 te verwerven werd dan ook met beide handen
aangegrepen. Alleen de omstandigheid dat het onderhavige pand,
Cortgene 9 te Alblasserdam, inmiddels een volledige bouwval was,
deed de Vereniging ernstig aarzelen. In feite was dit huis door de zware
scheurvorming in technische zin reeds verloren gegaan, doch het was
dermate bijzonder dat een huis uit deze periode nog zo compleet
bewaard was, dat de Vereniging toch tot verwerving over ging. Er volgden
in dit decennium nog twee verwervingen uit de latere 19de eeuw:
Kleine Dijlakker 17 te Bolsward met een voorhuis in eclectische bouwtrant
en de boerderij in Rouveen, die in zijn huidige verschijning vrijwel
geheel uit 1880 stamt. Vanuit collectieoogpunt werd in 2008 een
droomscenario bewaarheid. De tegenhanger van Huis Barnaart, het
Hodshon Huis aan het Spaarne nr 15 te Haarlem, gebouwd in 1800,
eveneens van de hand van Abraham van der Hart, kon aan het bezit van
de Vereniging worden toegevoegd. Aldus werden in één decennium de
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Afb. 31: Haarlem, Spaarne 15-17,
‘Hodshon Huis’ en gehoorzaal (linker zijde)
(foto Arjan Bronkhorst)
Afb. 29 en 30: Rouveen, Oude Rijksweg 264
(foto C. Ooms)
twee meest begerenswaardige huizen uit de vroege 19de eeuw binnen
de collectie veilig gesteld en kreeg de vroeg 19de-eeuwse architectuurstroming
van het neo-classicisme binnen de collectie van ‘Hendrick’ een
brede basis. Tegelijk met het Hodshon Huis kwam als ‘neven-aanwinst’
de naastgelegen gehoorzaal uit 1904 van architecten Klinkhamer en
Ouëndag in ons bezit, aan de buitenzijde neo-renaissance, doch al nijgend
naar het 20ste-eeuwse Traditionalisme, maar van binnen nog helemaal
aansluitend bij de 19de-eeuwse neo-gotiek, waarvan de Vereniging
tot op dat moment geen enkel voorbeeld bezat.
Meteen in het volgende jaar echter kwam het icoon van de industriële
monumenten in Verenigingsbezit met de verwerving van het voormalige
stoomgemaal de Cruquius uit 1845: geheel een neo-gotisch gebouw.
Voor deze architectuurstroming was in het opvolgende jaar de verwerving
van de 18de-eeuwse ‘kapelwoning’ te Driehuis uiterst interessant.
Het is het eerste neo-gotische gebouw van Nederland, gebouwd in
1769 (!) als folly op het terrein van de buitenplaats Beeckestijn te
Velsen-Zuid.
Het uitbreiden van het 19de-eeuwse bezit kan niet zonder industriële
monumenten. De beginfase van de industriële bouw in Nederland kenmerkt
zich door een vermenging van werken en wonen. Daar ligt voor
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 32: Haarlem, Spaarne 15-19, gehoorzaal
‘Hodshon Huis’ (foto Arjan Bronkhorst)
Afb. 33: Cruquius, Cruquiusdijk 27, vml. stoomgemaal
‘de Cruquius’ (foto Arjan Bronkhorst)
71
72
Afb. 34: Cruquius, Cruquiusdijk
27, vml. stoomgemaal
‘de Cruquius’
(foto Arjan Bronkhorst)
Afb. 35: Driehuis, P.C. Hooftlaan 93,
kapelwoning (foto Arjan Bronkhorst)
Afb. 36: Schoonhoven, Bij de watertoren 25,
vml. watertoren (foto Roos Aldershoff)
Vereniging Hendrick
de Keyser van oudsher
de primaire
collectietaak. Als
de woonfunctie ontbreekt moet een monument van het kaliber
‘Cruquius’ zijn, wil het voor verwerving in aanmerking komen. In dit
opzicht deed zich in 2003 al een prachtig voorbeeld voor. Bij de in
1860 nieuw gebouwde industriële watermolen aan de St. Pieterstraat
te Valkenburg aan de Geul, waren zowel de molenaarswoning als de
dubbele knechtenwoning bewaard gebleven. Vanwege die samenhang
kon, ondanks mindere architectonische kwaliteit, dit complex in 2003
als industrieel monument aan de collectie worden toegevoegd.
De enige nog niet genoemde 19de-eeuwse stroming, de neo-renaissance,
werd in 2007 voorzien van een fantastisch voorbeeld met de
verwerving van de Watertoren uit 1900 in Schoonhoven. Ook bij deze
watertoren speelde de omstandigheid, dat de basis van het gebouw voor
het grootste deel wordt gevormd door de machinistenwoning.
Met deze aanwinsten is anno 2011 de 19de eeuw nog lang niet representatief
vertegenwoordigd en heeft met name de grote variatie aan
eclectische gebouwen uit deze eeuw nog slechts één voorbeeld (Bolsward)
dat in het bezit van de Vereniging is veiliggesteld. Maar vergeleken
met de voorgaande decennia stemt de groei met elf panden beslist
tot tevredenheid.
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
De nieuwe voorzitter
Wanneer de ontwikkelingen, zoals hiervoor beschreven, chronologisch
bezien worden, valt op dat er wel momenten van ‘vernieuwd beleid’ zijn
te markeren, doch dat daar in de praktijk nimmer een grote ommezwaai
aan toe te schrijven is. Wel kleine stapjes, doch die vinden ook plaats
tussen de beleidsaanpassingen door. Dat is een gevolg van de continuïteit
in het orgaan dat de beslissing tot een verwerving neemt: het bestuur.
Omdat er vrijwel iedere maand afwegingen zijn, evolueert dat afwegingskader
langzaam, maar gestaag, mits de deelnemers open staan
voor elkaars inzichten. Het begeleiden van dat proces is bij uitstek een
taak van de voorzitter en de wisseling van de voorzitterspositie in 2003
zou door de buitenstaander dan ook aangewezen kunnen worden als
markering van nieuwe beleidsontwikkelingen. Zeker in dit geval, waar
de oud voorzitter, mr P.M. van der Laan, deze positie al 20 jaar innam
en de nieuwe voorzitter, ir P.B de Bruijn, ook nog eens praktiserend architect
was. Nu moest de focus wel verschuiven van oud naar nieuw!
In werkelijkheid was dat proces al veel eerder ingezet. De hiervoor beschreven
gedachte in 1989 om meer aandacht te besteden aan 19de- en
20ste-eeuwse bouwkunst had niet alleen tot een rapport over dit onderwerp
geleid, maar in 1990 ook – op voorspraak van de penningmeester(!)
H. Muller – tot de benoeming van Pi de Bruijn als lid van het
bestuur. De benoeming van een architect in het bestuur was niet nieuw,
er was al vaker iemand uit deze beroepsgroep bestuurlijk verbonden aan
de Vereniging. De heer De Bruijn volgde architect F.W. de Vlaming op,
die sinds 1978 deel van het (toen nog Dagelijks) bestuur had uitgemaakt.
Bij diens vertrek ontstond de vraag of de Vereniging, nu eind
jaren ’90 vooral bouwhistorici het resultaat van restauraties leken te
bepalen, niet beter een bestuurslid uit die hoek kon worden gezocht.
Vooral directeur W. Raue bepleitte de aanwezigheid van een architect in
het bestuur en aldus geschiedde. De Bruijn bracht voor het eerst als
architect op deze positie de ervaring mee van het realiseren van nieuwe
toevoegingen aan historische gebouwen. Dat vereist tenminste een
zoektocht naar de specifieke kwaliteiten in zowel het historische gebouw
als de nieuwe toevoeging. De Bruijn stapte in terwijl het proces
van overgang naar verwervingen uit de 19de en 20ste eeuw reeds in
gang gezet was. Het bestuur met De Bruijn omarmde in 1999 het
nieuwe ‘collectieplan’. De opvolging in 2003 van de notaris Van der
Laan door de architect De Bruijn zou in dat opzicht geen rigoureuze
beleidswijziging betekenen. Het was ook geenszins het geval dat de
speciale aandacht in de verwervingsafweging voor de jongere gebouwen
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
73
74
Afb. 37: Veere, Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’
(foto Roos Aldershoff)
Afb. 38: Usquert, Raadhuisstraat 3, vml. raadhuis
(foto Erik en Petra Hesmerg)
ook maar enigszins ten koste
ging van de oudere. In de periode
2001 – 2010 werd Vereniging
Hendrick de Keyser, naast
de in dit artikel genoemde 19de
en 20ste-eeuwse gebouwen, verrijkt met maar liefst zestien 18de-eeuwse
panden, negen 17de-eeuwse, zes 16de-eeuwse en als oudste één 15deeeuwse
(de Campveerse Toren in Veere). Vergeleken met de verwervingen
in andere decennia wijkt deze groep niet veel af, al was in de meeste
gevallen de 17de eeuw de grotere groep.
Met ingang van het voorzitterschap van De Bruijn in 2003 werd het beleidskader
voor het verwerven van panden wel duidelijker geformuleerd
dan bij de laatste gelegenheid in 1999. In een interview ter gelegenheid
van het 90-jarig bestaan van de Vereniging in 2008 gaf De Bruijn aan
dat het onderscheid tussen ‘monumentenzorg’ aan de ene kant en
‘nieuwbouw’ aan de andere kant een kunstmatige tegenstelling was.
Deze was veroorzaakt door ideologische emoties enerzijds, tegenover
bureaucratische en theoretische stellingen anderzijds. Een gebouw heeft
kwaliteit of heeft dat niet. ‘Hendrick de Keyser’ onderscheidt in zijn
hoofddoelstelling twee kwaliteiten; historische en architectonische. Als
één van beide kwaliteiten groot is, kan de andere klein of zelfs afwezig
zijn, terwijl het gebouw toch de moeite van het verwerven waard is.
Door deze benadering bleef de prioriteit liggen bij het invullen van de
hiaten in de collectie, zoals dat in 1999 was gedefinieerd, doch de vraag
werd veeleer: ‘is er sprake van architectuur, historisch of recent?’ Voor
de leek mag deze nuance academisch lijken, maar voor de ingewijden is
de kwestie van groot belang. Immers wanneer het traditionele onderscheid
van ‘monumenten’ versus ‘architectuur’ in stand blijft – waarbij
het eerste begrip meteen als ‘oud’ wordt gezien en het tweede begrip
als ‘modern’ – ontstaan er gescheiden werelden, waar sommige 19de en
vooral de 20ste-eeuwse panden tussenuit vallen (namelijk vaak niet
evident behorend tot de ene of de andere groep). Door ieder gebouw
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
dat kwaliteit heeft te beschouwen
als onderdeel van onze architectuur
smelten oud en nieuw samen tot
een nieuw afwegingskader. De aanvulling
die dan wenselijk is (gezien
de doelstelling van de Vereniging)
betreft de panden die wel een
(hoge) ouderdom hebben, maar
geen noemenswaardige architectonische kwaliteit. Als die bedreigd zijn,
blijft Vereniging Hendrick de Keyser een veilige thuishaven. Bovendien
leidde de nieuwe formulering impliciet meteen tot het slechten van
WO-II als beleidsmatige tijdsgrens. Het nieuwe beleid was immers niet
meer aan tijd gebonden, alleen aan kwaliteit.
Zoals bij ‘Hendrick’ gebruikelijk volgde de herformulering van 2003 in
feite op een ontwikkeling uit de praktijk: de schenking in 2001 van het
Rotterdamse huis uit 1963. Voor de buitenwereld bleek de nieuwe
formulering een heldere boodschap, die op bescheiden wijze geleidelijk
steeds duidelijker werd uitgedragen. Aan de hierboven beschreven
19de-eeuwse verwervingen is dat niet duidelijk afleesbaar, die waren
onder het beleid 1999 ook wel binnen het blikveld van de Vereniging
gekomen. Voor de 20ste-eeuwse verwervingen lag dat volstrekt anders.
De communicatie dat Vereniging Hendrick de Keyser ‘architectuur’
verwierf (naast monumenten) leverde contacten op die voor 2003 nooit
aan de mogelijkheid hadden gedacht voor een toekomst van hun pand
onder de hoede van de Vereniging.
De 20ste eeuw
De hiervoor genoemde verwerving van Glazoenowlaan 3 te Rotterdam
kan worden aangemerkt als een veiligstelling, waarbij de schenker al
heel vroeg de ontwikkeling bij ‘Hendrick de Keyser’ had opgemerkt en
omarmde, daarbij onbedoeld ons uitdagend om het beleid te herformuleren.
Na 2003 kwam de instroom van 20ste-eeuwse gebouwen pas
goed op gang. In het collectiebeleid van 1999 onderscheidde de Verenging
vijf 20ste-eeuwse architectuurstromingen: Art Nouveau, Rationalisme,
Art Deco, Traditionalisme en het Nieuwe Bouwen. In de periode
2001 – 2010 zou ieder jaar tenminste één aanvulling opleveren, doch
helaas geen enkele voor de stromingen Art Nouveau en Art Deco.
De andere drie stromingen kwamen daarentegen royaal aan bod. Het
Rationalistische raadhuis van Berlage in Usquert kreeg context met de
verwerving in 2007 van de Burcht in Amsterdam, door dezelfde archi-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 39: Amsterdam, Henri Polaklaan 9, ‘de Burcht’
(foto Arjan Bronkhorst).
75
Afb. 40: Opening van ‘de Burcht’ in Amsterdam, v.l.n.r. Peter Gortzak, Carlo Huijts, Eberhard van der Laan en Pi de Bruijn
(foto Joost van den Broek)
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
tect gerealiseerd in 1900. De
twee panden vormen een fantastisch
duo en geven ons de
gelegenheid om de ontwikkeling
in deze architectuurstroming
over een periode van bijna 30 jaar aan de bron te onderzoeken.
Des te aardiger zijn hierdoor de verwerving in 2006 en ’07 van het in
1908 gebouwde woonhuis met kantoor aan het Bolwerk 2 in Dordrecht
en het naastgelegen woon/winkelpand Bolwerk 4 uit 1916, beide
onmiskenbaar te karakteriseren als trendvolgers van het Rationalisme,
waarbij het woonhuis van nr. 2 nog sterke neo-renaissance trekjes vertoont.
De zaal van het eveneens in 2007 verworven 18de-eeuwse huis
Rodenburch, ook in Dordrecht, had in 1920 een zware renovatie ondergaan
en bracht daardoor als ‘neven-aanwinst’ een prachtig rationalistisch
interieur in het bezit van de Vereniging. 13
Afb. 43: Middelburg,
Laan van Nieuwenhove 2
Afb. 42: Dordrecht, Bolwerk 4
Het Traditionalisme verkreeg eveneens een mooie basis in de collectie
met de verwerving in 2004 van de helft van een karakteristieke tweeonder-een-kapwoning
uit 1928 aan de Laan van Nieuwenhove 2 te
Middelburg en van een ‘rijtjeshuis’ huis aan de Lorentzkade 5 te Leiden
uit 1938 van architect A.J. Kropholler. Een jaar later was het meteen
weer raak met het traditionalistische hofje, het Hofje van Belois te
Schiedam uit 1925, tevens het laatste hofje dat in Nederland nog op
de klassieke gesloten wijze gebouwd is.
De ‘tegenhangende’ stroming in de 20ste eeuw, het Nieuwe Bouwen,
was eerder al met huizen van Rietveld uit 1930 en 1935, van Van
Ravesteyn uit 1932 in het bezit van ‘Hendrick de Keyser’ vertegenwoordigd.
Deze collectie kon in 2004 worden aangevuld met de Derde
Ambachtsschool, Zwaardstraat 16 te Scheveningen uit 1930 van architect
J. Duiker. Het eerder genoemde Rotterdamse huis van Van Tijen
uit 1961 gold enige jaren als jongste pand in de collectie, tot in 2010
het super functionalistische woonhuis van architect Abe Bonnema in
13.Destijds in het jaarverslag nog gekarakteriseerd als ‘een
Hardegarijp uit 1963 binnen het bezit van de Vereniging kwam. Deze ernstige aantasting’. (Jvsl 2003, pg. 13).
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 41: Dordrecht, Bolwerk 2
77
78
Afb. 44: Leiden, Lorentzkade 5
Afb. 45: Schiedam,
Hofje van Belois, Aleidastraat
14.In 1985 verwierf de Vereniging het pand Eise Eisingastraat 2
te Franeker, uit 1745, doch met een zeer fraai Art Nouveauwinkelinterieur
uit 1911.
Afb. 46: Scheveningen, Zwaardstraat 16, ‘Derde Ambachtsschool’ (foto Arjan Bronkhorst) Afb. 47: Hardegarijp, Rijksstraatweg 24
moest echter al in hetzelfde jaar zijn positie als jongste huis afstaan aan
het woonhuis van architect Huub de Bruijn te Venlo uit 1967.
Alhoewel 2011 eigenlijk buiten het kader van dit artikel valt, kan niet
onvermeld blijven dat in dat jaar het Huis Slegers te Velp, dat Rietveld
daar in 1954 realiseerde, het bezit van de Vereniging verrijkt heeft. Dat
illustreert meteen de aanknopingspunten die de 20ste-eeuwse voorbeelden
in de collectie van de Vereniging inmiddels al bieden. Net als bij
Berlage, bezit de Vereniging van Rietveld thans een vroeg werk (Blaricum)
en een laat werk (Velp), aangevuld met vergelijkingsobjecten van
Van Ravesteyn, Duiker en uiteindelijk Van Tijen. Daarbij valt op dat de
meest recente groep huizen in ons bezit, Rietveld te Velp, Van Tijen te
Rotterdam, Bonnema te Hardegarijp en De Bruyn te Venlo alle vier tot
het Nieuwe Bouwen zijn te rekenen, doch dat binnen deze stroming de
zeer functionalistische Bonnema zich duidelijk onderscheidt van de
meer traditionalistische De Bruyn. Ook Van Tijen is qua ontwerp nog
vrij traditioneel, doch blijkt tijdens de uitvoering enkele wijzigingsvoorstellen
van de opdrachtgever te hebben omarmd (hardglas i.p.v. stalen
buizen en travertin i.p.v. gebakken tegels) die het huis meteen moderner
maakten. Bovendien was hij in technisch opzicht zeer vooruitstrevend,
door een hele vroege toepassing van dubbelglas en door het toepassen
van electrische verwarming in enkele muurvlakken ter verhoging
van het comfort! Rietveld daarentegen, die bij de Erasmuslaan nog wel
in was voor experimenten met technische snufjes (ook hij paste muurverwarming
toe in één van de panden aldaar) heeft in Velp dat pad geheel
verlaten, doch bevindt zich qua functionaliteit van zijn ontwerp anno
1954 nog steeds in de frontlinie.
Conclusie
Uit het voorgaande is in omgekeerde volgorde een drietal conclusies te
trekken. Allereerst is in het laatste decennium de collectie op cruciale
onderdelen aangevuld met prachtige voorbeelden. Toch blijken enkele
al lang bestaande hiaten nog altijd lastig te vullen. Met name de vele
19de-eeuwse voorbeelden van eclectische architectuur willen maar
mondjesmaat doordringen in de collectie. Maar ook voorbeelden uit de
20ste-eeuwse Art Deco-stroming of met Art Nouveau interieurs blijven
vooralsnog geheel achterwege of beperkt tot een enkeling. De oorzaak
lijkt opnieuw voor de hand te liggen: juist deze stromingen kennen een
C O N T I N U Ü M O F N I E U W B E L E I D ? T I E N J A A R A A N W I N S T E N O N D E R D E L O U P E J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
erg hoge waardering door het publiek, dus ze vinden gemakkelijk nieuwe
eigenaren. Daarmee is de bedreiging voor hun voortbestaan gelukkig
niet groot en dientengevolge een beroep op de Vereniging minder
opportuun. De grote belangstelling voor deze architectuur breng echter
wel met zich mee, dat er steeds minder werkelijk originele exemplaren
bewaard blijven; nieuwe eigenaren hebben immers vaak hoge prijzen
betaald en verlangen veel hedendaags comfort.
Een tweede conclusie wordt uit het voorgaande duidelijk, maar is
minder voor de hand liggend: het passieve karakter van de verwervingspraktijk
zoals de Vereniging die (noodgedwongen) hanteert, blijkt wel
degelijk door beleid goed beïnvloedbaar. De jarenlange aanname dat het
nauwelijks zin had om beleid te formuleren, omdat het toch niet in een
aankoopstrategie om te zetten was, blijkt geen grond te hebben.
Natuurlijk was de realisatie afhankelijk van een geldstroom, maar ook
de categorie schenkingen en symbolische verkrijgingen veranderde van
samenstelling, meer passend bij het vernieuwde beleid.
Tot slot levert de derde conclusie het antwoord op de openingsvraag
van dit artikel. Het verwervingsbeleid van de Vereniging heeft zich wel
degelijk ontwikkeld en de benoeming van de architect Pi de Bruijn heeft
daar invloed op gehad. Die invloed was echter onderdeel van een zeer
gestage verandering die zich al sedert de jaren ’80 van de vorige eeuw
aftekende. Dat komt doordat het bestuur uitsluitend in volledige consensus
besluiten neemt. Dus in 1990 past de komst van Pi de Bruijn als
bestuurder in een breed gedragen strategie om in het verwervingsbeleid
meer aandacht te besteden aan de jongere architectuur. De benoeming
komt voort uit de zoektocht naar het juiste kompas, naar de juiste formulering.
De beleidsformulering in 1999 om de ‘collectievorming’
bewust ter hand te nemen, draagt derhalve de signatuur van ieder
bestuurslid. De beslissing zelf om in 2003 een architect tot voorzitter
te benoemen, is eveneens volledig onderdeel van de beschreven beleidsontwikkeling.
In die zin is onmiskenbaar sprake van een continuüm.
Voor de buitenwereld hebben dergelijke momenten echter een signaalfunctie
en ze worden ook als zodanig gehanteerd. Dat de benoeming
van architect Pi de Bruijn de sleutel zou leveren om de gedachten over
collectievorming van ‘historische hokjes’ om te zetten naar ‘architectonische
kwaliteit’ kon niemand tevoren bevroeden. Het levert voor de
komende jaren voldoende leidraad om verwervingsafwegingen te maken
en schept een helder beeld naar buiten. Op zijn beurt genereert dat
weer meer dan voldoende vraag vanuit de maatschappij om steun door
de Vereniging, dat wijst de recente geschiedenis al uit. ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 48: Venlo,
Henry Dunantstraat 4
Afb. 49: Velp, Den Bruijl 35 (foto Arjan Bronkhorst)
79
80
Alfabetische lijst van plaatsen in
Nederland met panden van de Vereniging
Jaar van verwerving
Alblasserdam
1 Cortgene 9, vml. ambachtsherenhuis
(overdracht gemeente Alblasserdam; met steun 2006
BankGiro Loterij)
Alkmaar
1 Mient 31 1925
2 Mient 33
Amersfoort
1925
1 Havik 33-35
Amsterdam
1941
1 Beulingstraat 25 1928
2 Blauwburgwal 22 1976
(legaat mw C.M. Alderding-Krull)
3 Bloemgracht 9 1962
4 Bloemgracht 87 1929
5 Bloemgracht 89 1929
6 Bloemgracht 91 1927
7 Bloemgracht 108 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
8 Brouwersgracht 48 1918
9 Brouwersgracht 50 1918
10 Brouwersgracht 54 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Brouwersgracht 56 1949
12 Brouwersgracht 218
13 Diemerzeedijk 27,
1946
vml. gemeenlandshuis 2008
(met steun BankGiro Loterij)
14 Egelantiersgracht 73 1962
15 Enge Kerksteeg 2 1918
16 Enge Kerksteeg 4 1918
17 Frederiksplein 10 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
18 Henri Polaklaan 9, ‘de Burcht’ 2007
(met steun BankGiro Loterij en het SNS REAAL Fonds)
19 Herengracht 39 1963
20 Herengracht 59
21/22 Herengracht 77 /
1918
Korsjespoortsteeg 24 1958
23 Herengracht 170,
‘Huis Bartolotti’ 1924
24 Herengracht 172,
‘Huis Bartolotti’ 1971
(schenking koopsom Merrem & La Porte N.V.)
25 Herengracht 241 2006
(schenking dhr J.J.M. Bordens en mw E.H. Heesen)
26 Herengracht 284,
‘Huis Van Brienen’ 1933
(schenking Comte d'Alsace, Prince d'Henin)
27 Herengracht 394 1918
28 Herengracht 476 1953
(schenking mw G.L.C.A. Mirandolle)
29 Herengracht 524 1995
(met steun van NOG Verzekeringen)
30 Huidenstraat 19 1977
31 Kattengat 4 1926
32 Kattengat 6 1926
33 Keizersgracht 387 1955
(nalatenschap mw J.M. Worst-Kalff)
34 Keizersgracht 743 1978
(nalatenschap mw J.A.W. Westerman Holstijn-
van Hettinga Tromp)
35 Kerkstraat 19 1969
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
36 Kerkstraat 288 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
37 Kerkstraat 290 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
38 Kerkstraat 292 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
39 Kerkstraat 294 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
40 Kerkstraat 324
41 Koestraat 10/12,
1957
vml. wijnkopersgildehuis 1947
42 Lange Leidsedwarsstraat 144 1964
43 Lange Leidsedwarsstraat 146 1964
44 Lange Leidsedwarsstraat 148 1964
45 Lange Leidsedwarsstraat 150 1964
46 Lange Leidsedwarsstraat 152 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
47 Lijnbaansgracht 334 1966
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
48 Nieuwebrugsteeg 13
49 Nieuwebrugsteeg 15 /
1918
St. Olofspoort 9 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
50 Nieuwendammerdijk 283-285
51 Nieuwezijds Voorburgwal 75,
1959
vml. makelaers comptoir 2002
(overdracht Commissarissen van het Makelaars-
gilde / gemeente Amsterdam)
52/53 Nieuwezijds Voorburgwal
264 / Wijdesteeg 1 1929
54 Nieuwmarkt 20-22 1918
55 Noordermarkt 17 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
56 Noordermarkt 20 1962
57 St. Olofspoort 1 / Zeedijk 2 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
58 St. Olofspoort 2 1918
59 St. Olofspoort 3 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
60 St. Olofspoort 4 1918
61 St. Olofspoort 5 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
62 St. Olofspoort 7 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
63 St. Olofssteeg 8, ‘het Jopenvat’ 1924
64 Oudekerksplein 50 1955
65 Oudezijds Achterburgwal 151 1956
(schenking koopsom N.N.)
66 Oudezijds Achterburgwal 153 1956
(schenking koopsom N.N.)
67 Oudezijds Achterburgwal 155
68 Oudezijds Achterburgwal 187 /
1984
Spinhuissteeg 2 1980
69 Oudezijds Voorburgwal 14 1929
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
70/71 Oudezijds Voorburgwal 57 /
Oudezijds Achterburgwal 46A 1946
72 Oudezijds Voorburgwal 73 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
73 Oudezijds Voorburgwal 100
74 Palmgracht 20-26,
1918
‘Bossche Hofje’ 1997
(schenking Stichting Arent Dirksz Bosch Hofje)
75 Prinsengracht 2 1918
76 Prinsengracht 4 1918
77 Prinsengracht 36 1918
78 Prinsengracht 997 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
79 Prinsengracht 999 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
80 Prinsengracht 1001 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
81 Rapenburg 13
82 Sloterkade 21,
1918
‘Aalsmeerder Veerhuis’ 1925
83 Spuistraat 233 1961
(nalatenschap mw H.H. Fruyt-Martens)
84 Warmoesstraat 83 1918
85 Zandhoek 4 1949
86 Zeedijk 1
Appingedam
1920
1 Dijkstraat 30 1998
2 Solwerderstraat 14
Arnhem
1987
1 Bovenbeekstraat 21 1991
(overdracht gemeente Arnhem)
Balk
(gem. Gaasterland – Sloten)
1 Raadhuisstraat 11 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 van Swinderenstraat 7 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Bergen op Zoom
St. Catharinaplein 1 1993
2 St. Catharinaplein 2 1993
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Blaricum
1 Bloemlandseweg 3,
‘Huis Hildebrand’ 2000
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
Blokker (gem. Hoorn)
1 Westerblokker 39,
‘Barmhartige Samaritaan’
Blokzijl
(gem. Steenwijkerland)
1990
1 Bierkade 6 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Bierkade 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Bierkade 8 1960
(overdracht Coöperatieve Zuivelindustrie NOVAC)
4 Kerkstraat 2 1926
5 Kerkstraat 16 1961
6 Kerkstraat 20-22 1926
7 Kerkstraat 24 1926
8 Kerkstraat 26 1926
9 Kerkstraat 28
Bolsward
1926
(gem. Zuidwest Friesland)
1 Kleine Dijlakker 17 2008
(nalatenschap J.P. Albada Jelgersma)
1
Breda
Moerenpad 10, kapel van
Gageldonk
Brielle
1918
1 Maarland NZ 10 1948
2 Maarland NZ 24 1925
3 Maarland NZ 29/30 1949
4 Voorstraat 27
Broek in Waterland
(gem. Waterland)
1928
1 Havenrak 1 2007
(schenking mw W.A.A. Bruigom-Six)
2 Leeteinde 4/6 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Leeteinde 12 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Cruquius
(gem. Haarlemmermeer)
1 Cruquiusdijk 27,
vml. stoomgemaal ‘de Cruquius’ 2009
(met steun BankGiro Loterij)
1
Culemborg
Slotstraat 8 1989
2 Slotstraat 10/Lange Meent 1-7 1977
(schenking koopsom N.N.)
Delft
1 Markt 2 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 4 1962
3 Van der Mastenstraat 24 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
4 Van der Mastenstraat 26 t/m 40,
complex ‘Hofje van Gratie’ 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
5 Oude Delft 49 1936
6/7 Wijnhaven 16 / Boterbrug 17
Den Helder
1925
1 Molenstraat 63 2006
(schenking mw J. Hillerström en erfgenamen A.A. Zon)
1
Deventer
Boterstraat 3 1977
(schenking Stichting N.N.)
2 Brink 47 1977
(schenking Stichting N.N.)
3 Noordenbergstraat 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Doesburg
Koepoortstraat 26 /
Hogestraat 1 1980
2 Meipoortstraat 57 1958
3 Meipoortstraat 59 1958
81
82
1
Dokkum
(gem. Dongeradeel)
Keppelstraat 40 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Dordrecht
Bolwerk 2 / Merwekade 102 2006
(schenking dhr M.C.M. Schless en
dhr L.H.M. Stroekxs van den Broek)
2 Bolwerk 4 2007
(schenking koopsom dhr M.C.M. Schless en
dhr L.H.M. Stroekxs van den Broek)
3 Engelenburgerbrug 1-3,
vml. het rondeel 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 Grotekerksbuurt 50 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 Grotekerksbuurt 54 1959
6 Grotekerksbuurt 56 1959
7 Kuipershaven 41/42 1955
8 Voorstraat 170 1919
9/10 Voorstraat 173 /
Nieuwbrug 1/3 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Wijnstraat 71/73 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
12 Wijnstraat 113, ‘het Zeepaert’ 1996
(met steun nalatenschap mw C.M. van der Meulen-
Jensma)
13 Wijnstraat 123/125,
‘de Onbeschaamde’ 1994
(overdracht gemeente Dordrecht)
14 Wijnstraat 124, 126 en 128 1997
(dankzij nalatenschap mw C.M. van der
Meulen-Jensma)
15 Wijnstraat 127, ‘In Beverenburch’ 2006
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
16 Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ 2007
(overdracht gemeente Dordrecht)
Driebergen-Rijsenburg
(gem. Utrechtse Heuvelrug)
1 Hoofdstraat 87-91, ‘Sparrendaal’ 2000
(overdracht gemeente Driebergen-Rijsenburg en
dankzij nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
Driehuis (gem. Velsen)
1 P.C. Hooftlaan 93, kapelwoning
‘Beeckestijn’ 2010
(met steun Bank GiroLoterij)
1
Dronrijp
(gem. Menaldumadeel)
Tsjerkebuorren 12 2005
(schenking mevrouw A.Dijkstra-Ossewaarde)
1
Edam
(gem. Edam-Volendam)
Achterhaven 105 1920
2 Doelland 3 1946
3 Doelland 5 1940
4 Spui 6
Elburg
1927
1 Krommesteeg 11 1925
2/3 Smedestraat 22 /
Rozemarijnsteeg 14, smederij 1987
4 Smeesteeg 4
Enkhuizen
1980
1 Bagijnestraat 3 1957
2 Breedstraat 32 1919
3 Breedstraat 102 1956
4 Breedstraat 121 1928
5 Torenstraat 11 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Vissersdijk 44 1928
7 Westerstraat 76 1919
8 Zuiderspui 3 1925
9 Zuiderspui 4
Franeker
(gem. Franekeradeel)
1918
1 Eise Eisingastraat 2 1985
(met steun ‘P.W. Janssens Friesche Stichting’)
2 Raadhuisplein 13 1966
(schenking erven L. van der Woude en G. Donia)
1
Frederiksoord
(gem. Westerveld)
M.E. van der Meulenweg 5 1992
(legaat mw M. Helbers-Molt)
1
Goes
Turfkade 11, ‘Karel V-huis’
Gorinchem
1928
1 Burgstraat 30/Vismarkt 20-21 1919
2 Molenstraat 109, vml. tolhuis 1977
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Gouda
Naaierstraat 6
’s-Gravenhage
1929
1 Beeklaan 303 1995
2 Statenlaan 4 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
1
Groningen
Ossenmarkt 5
Haarlem
1930
1 Donkere Spaarne 56 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
2 Goudsmidspleintje 1 /
Donkere Begijnhof 8 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
3 Goudsmidspleintje 2/3 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
4 Groot Heiligland 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
5 Groot Heiligland 22 /
Omvalspoort 11 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
6 Groot Heiligland 46 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
7 Groot Heiligland 48 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
8 Groot Heiligland 63 t/m 85,
complex ‘Gasthuishuisjes’ 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
9 Houtmarkt 17 1934
10 Korte Spaarne 15 /
Spaarnwouderstraat 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
11 Korte Spaarne 23/25/27
12 Korte Spaarne 29/31 /
1929/1961
Wijdesteeg 3 1929
13 Korte Wijngaardstraat 14 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
14 Nassaulaan 14 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
15 Nassaulaan 16 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
16 Nieuwe Gracht 7,
‘Huis Barnaart’ 2002
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap dhr C.W. Zeeman)
17 Spaarne 15-17, ‘Hodshon Huis’ 2008
(met steun BankGiro Loterij)
18 Spaarne 69 1963
19 Spaarne 108 1924
20 Spaarnwouderstraat 15
Hardegarijp
(gem. Tietjerksteradeel)
1961
1 Rijkstraatweg 24 2010
(met steun Bank GiroLoterij)
1
Harlingen
Havenplein 14 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Havenplein 28 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Noorderhaven 106 1930
4 Voorstraat 61 1955
5 Zuiderhaven 2
Hasselt
(gem. Zwartewaterland)
1955
1 Hoogstraat 33 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 1, vml. raadhuis 1995
(overdracht gemeente Hasselt)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
3 Rosmolenstraat 1 1977
(schenking koopsom N.N.)
4 Rosmolenstraat 3 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Heiloo
1 Kennemerstraatweg 278,
‘Nijenburg’ 2004
(overdracht Vereniging Natuurmonumenten)
’s-Hertogenbosch
1 Hinthamerstraat 138 2009
(met steun BankGiro Loterij)
2 2e Korenstraatje 18 /
Dode Nieuwstraat 43
Honselersdijk
(gem. Westland)
1927
1 Hofstraat 27-29, vml. Nederhof 2006
(overdracht gemeente Westland)
Hoorn
1 Achter de Vest 1,
‘Maria- of Kruittoren’ 1993
(overdracht gemeente Hoorn)
2 Achterstraat 2 / Onder de Boompjes
1 t/m 1c, vml. doelen 1987
3 Binnenluiendijk 3 en 4 1998
(schenking dhr J.E. de Visser)
4 Grote Oost 82 1987
5 Grote Oost 84 1987
6 Grote Oost 132 1987
7 Hoofd 2, ‘Hoofdtoren’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
8 Italiaanse Zeedijk 106 1987
9 Kerkplein 39,
‘St. Jans Gasthuis’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
10 Korenmarkt 8 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Kuil 32 1965
(overdracht gemeente Hoorn)
12 Munnickenveld 2 1921
13 Munnickenveld 21a t/m 21g,
complex ‘Claes Stapelshofje’ 1987
14 Muntstraat 6 2001
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
15 Oosterplantsoen 1 en 1a,
‘Oosterpoort’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
16 Rode Steen 8, vml. waag 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
17 Slapershaven 1 1987
18 Slapershaven 2 1987
19 West 50 1987
20 Wisselstraat 8 / Kloosterpoort 1 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
Kampen
1 Buiten Nieuwstraat 62,
‘Bethlehemsvergadering’ 1975
2 Burgwalstraat 6 1925
3 Burgwalstraat 8 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Kuinre
(gem. Steenwijkerland)
1 Henric de Cranestraat 38,
vml. raadhuis en waag 1977
(schenking gemeente IJsselham)
1
Leeuwarden
Auckamastraatje 4 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Auckamastraatje 6 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Grote Hoogstraat 14 1957
4 St. Jacobsstraat 13
Leiden
1928
1 Herengracht 82 1929
2 Lorentzkade 5 2004
(nalatenschap dhr H.M.J.W.J. Kortmann)
3 Rapenburg 25,
‘Bibliotheca Thysiana’ 1997
(overdracht Stichting Bibliotheca Thysiana)
4 Vliet 9 1983
83
84
Lexmond (gem. Zederik)
1 Kom Lekdijk 1 1965
(overdracht gemeente Lexmond)
1
Linschoten
(gem. Montfoort)
Dorpsstraat 28 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
2 Dorpsstraat 30 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
3 Dorpsstraat 32/34 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
Maassluis
1 Ankerstraat 16, vml. kuiperij 2002
(overdracht gemeente Maassluis)
2 Hoogstraat 11,
vml. gemeenlandshuis 2010
(met steun Bank GiroLoterij)
3 Markt 18 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Maastricht
Achter de Molens 26 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
2 Achter de Molens 28 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
3 Achter de Molens 30 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
4 Cellebroedersstraat 4,
vml. cellebroederskapel 2006
(overdracht Stichting Cellebroederskapel)
5 Ridderstraat 2A /
Bisschopsmolengang 2B 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Stenenbrug 2
Makkum
1954
(gem. Zuidwest Friesland)
1 Turfmarkt 5 1999
(schenking dhr ir P.J. Tichelaar)
2 Turfmarkt 7 1999
3 Vallaat 22 2009
(overdracht Stichting Monumenten Makkum/Kingma-
stichting)
1
Medemblik
Vooreiland 11 1968
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Vooreiland 12 1968
(overdracht door N.V. Aannemersbedrijf Woudenberg)
3 Vooreiland 22 1968
(gekocht met Monumentenprijs 1988 van Prins Berhard
Cultuurfonds)
Middelburg
1 Gortstraat 30 1930
2 Laan van Nieuwenhove 2,
‘de Geuzenhoek’ 2004
(schenking E.P.D. van Ooijen)
3 Londensekaai 9 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 Londensekaai 11 1960
5 Rotterdamsekaai 1 /
Schuitvlotstraat 4 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Schuiffelstraat 18, ‘de Rosmolen’ 2004
(schenking dhr Th. Laurentius)
7 Vlasmarkt 49 1999
8 Vlasmarkt 51,
‘Huis ’s-Hertogenbosch’ 1999
(met steun nalatenschap dhr J. Acquoy en
mw E.A.A. Nairac
9 Wagenaarstraat 1 1973
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Moddergat
(gem. Dongeradeel)
Séwei 49
Monnickendam
(gem. Waterland)
1995
1 Noordeinde 5, vml. raadhuis 1996
(overdracht gemeente Waterland)
2 Noordeinde 10 1929
3 Weezenland 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Naaldwijk (gem. Westland)
1 Heilige Geest Hofje 1-12,
‘Heilige Geest Hofje’ 2006
(overdracht gemeente Westland)
1
Naarden
Kloosterstraat 9 1957
2 Kloosterstraat 11 1926
3 Kloosterstraat 13
Nieuwkoop
1926
1 Reghthuysplein 1, vml. raadhuis
Noordwijk
1949
1 Voorstraat 19 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Nijmegen
1 St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15,
vml. cellenbroederenhuis 2002
(Stichting Restauratiefonds Cellenbroederenhuis)
1
Oldeboorn
(gem. Boornsterhem)
Weaze 30
Oostvoorne
(gem. Westvoorne)
1989
1 Burg. Letteweg 5,
‘Schoenmakershuisje’ 1969
(schenking n.v. Mij tot Expl. van O.G. ‘Voorne’s Duin’)
2 Hoflaan 17, ‘Overburgh’ 1934
(schenking ‘bloot eigendom’ n.v. Mij tot Expl. van
O.G. ‘Voorne’s Duin’)
1
Oudewater
Kapellestraat 5
Purmerend
1918
1 Bierkade 9/ Whereplantsoen 7
Rotterdam
1929
1 Glazoenowlaan 3 2001
(schenking dhr D.E. van Raalte)
Rouveen (gem. Staphorst)
1 Oude Rijksweg 264 2006
(schenking koopsom SNS REAAL Fonds)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Scheveningen
(gem. ’s-Gravenhage)
1 Zwaardstraat 16,
‘Derde Ambachtsschool’ 2004
(met steun BankGiro Loterij)
Schiedam
1 Aleidastraat / Hofje van Belois 1-37,
‘Hofje van Belois’ 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
2 Lange Achterweg 36-82, vml.
‘Weeshuis der Hervormden’ 2009
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
3 Overschiesestraat 1, 7-15 / Proveniershuis
1-30, vml. proveniershuis 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
4 Oude Kerkhof 5-7-9 /
Bagijnhof 7 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
1
Schoonhoven
Lange Weistraat 87 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
2 Bij de Watertoren 25,
vml. watertoren 2006
(overdracht Stichting Behoud Watertoren
Schoonhoven)
3 Lopikerstraat 37 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
4 Voorhaven 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Schoorl (gem. Bergen)
Duinweg 3, vml. rechthuis 1931
(overdracht gemeente Schoorl)
1
Sint-Annaland
(gem. Tholen)
Voorstraat 68, ‘Nonnetjeshuis’ 2011
(schenking dhr ir G.M.L. van Loon)
Tegelen (gem. Venlo)
1 Hoekstraat 6-8,
‘Kranenbreukershuis’ 2011
(overdracht gemeente Venlo)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Usquert (gem. Eemsmond)
1 Raadhuisstraat 3,
vml. raadhuis 1990
(overdracht Stichting tot behoud van het Berlagehuis)
1
Utrecht
Boothstraat 2A 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
2 Erasmuslaan 9 1999
(nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek / met
steun van het Van Enter-Westerman Holstijn Fonds)
3 Janskerkhof 16 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
4 Prins Hendriklaan 112 1996
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Valkenburg (gem.
Valkenburg aan de Geul)
St. Pieterstraat 2a,
vml. watermolen
Veere
2003
1 Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’ 2005
(overdracht gemeente Veere)
2 Kaai 21 1989
3 Kaai 89 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
4 Markt 2 1921
5 Markt 3 1981
(legaat mw W. Abbeleven-Labberton)
6 Markt 4 1947
7 Markt 6 1947
8 Markt 10 2000
(schenking familie Oosterhoff)
1
Velp (gem. Rheden)
Den Bruijl 35, ‘Huis Slegers’ 2012
(met steun Bank Giro Loterij)
Velsen-Zuid (gem. Velsen)
1 Rijksweg 130-136, ‘Beeckestijn’ 2007
(met steun Louisa van der Velden Stichting)
1
Venlo
Grote Kerkstraat 19-21 1987
2 Henry Dunantstraat 4 2010
(met schenking van E.A.C. de Bruyn – Haenen)
3 Kwartelenmarkt 1 1925
Vianen
1 Achterstraat 88 1968
(overdracht gemeente Vianen)
Vierpolders (gem. Brielle)
1 Middelweg 5, ‘Esterenburg’ 2002
(met steun Louisa van der Velden Stichting)
Vlaardingen
1 Westhavenkade 45,
vml. redershuis 1998
(overdracht gemeente Vlaardingen
2 Westhavenplaats 37, vml. visbank 1998
Vlieland
1 Dorpsstraat 99,
‘Tromp’s Huys’ 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
2 Dorpsstraat 148, vml. raadhuis 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
3 Duinkersoord 33,
vml. reddingbootloods 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
1
Vlissingen
Beursplein 11, vml. beurs 1928
(overdracht gemeente Vlissingen)
1
Vollenhove
(gem. Steenwijkerland)
Kerkplein 1/3, vml. raadhuis 1991
2 Kerkplein 2,
toren Hervormde Kerk 1991
3 Kerkplein 15,
vml. Franse school
Voorschoten
1992
1 Woelwijklaan 11,
‘Jachthuis Woelwijk’ 1975
(schenking dhr en mw J.G. van Manen-Fabius)
85
86
1
Wanneperveen
(gem. Steenwijkerland)
Veneweg 56 1991
2 Veneweg 83, vml. schultehuis 1990
Warnsveld (gem. Zutphen)
1 Molenstraat 8-10 2001
(schenking Jhr ir. J.Ph. Laman Trip)
Workum
(gem. Zuidwest Friesland)
1 Noard 5
Woudrichem
1932
1 Hoogstraat 5 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Hoogstraat 9 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
IJlst
(gem. Zuidwest Friesland)
1 Eegracht 31/32,
‘de Messingklopper’ 1919
Zaandam (gem. Zaanstad)
1 Dam 1 en 1b, vml. accijnshuisjes 1997
Zaltbommel
1 Kerkstraat 26 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Oenselsestraat 15 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Oenselsestraat 17 1964
(met steun van dhr C. Philips)
4 Oenselsestraat 50 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 Ruiterstraat 18 1948
Zierikzee
(gem. Schouwen-Duiveland)
1 Nieuwe Bogerdstraat 16 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Zutphen
Groenmarkt 7
Zwolle
1988
1 Sassenstraat 31A 1943
2 Sassenstraat 33, ‘Karel V-huis’ 1943
(‘overdracht’ staat voor een verwerving voor een symbolische
waarde, over het algemeen met de verplichting tot restauratie)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1
Verspreidingskaart
Vereniging Hendrick de Keyser heeft haar bezittingen in onderstaande plaatsen in Nederland.
N
Veere
Middelburg
Vlissingen
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Delft
Maassluis
Oostvoorne
Brielle
Gorinchem
Dordrecht
Zaltbommel
Gouda
Schoorl
Medemblik
Enkhuizen
Blokker Vollenhove
Blokzijl
Wanneperveen
Alkmaar
Heiloo
Purmerend
Hoorn
Edam
Rouveen
Hasselt
Kampen
Velsen-Zuid
Driehuis
Zaandam
Monnickendam
Broek in Waterland
Elburg
Zwolle
Haarlem
Cruquius
Amsterdam
Naarden
Noordwijk
Blaricum
Deventer
Nieuwkoop
Warnsveld
Leiden
Amersfoort
Voorschoten
Linschoten Utrecht
Scheveningen
Driebergen
’s-Gravenhage
Oudewater
Honselersdijk
Vianen
Naaldwijk
Vlaardingen
Schiedam
Lexmond Culemborg
Schoonhoven
Rotterdam Alblasserdam
Vierpolders
Woudrichem
Zutphen
Velp Doesburg
Arnhem
Nijmegen
Zierikzee
Goes
Sint-Annaland
Den Helder
Bergen op Zoom
Vlieland
Breda
Harlingen
Makkum
Franeker
Workum
Balk
’s-Hertogenbosch
Maastricht
Dronrijp
IJlst
Kuinre
Moddergat
Dokkum
Hardegarijp
Leeuwarden
Bolsward Oldeboorn
Tegelen
Valkenburg
Frederiksoord
Venlo
Usquert
Groningen
Appingedam
VERENIGING
Hendrick de Keyser
87
88
Colofon
Ontwerp Studio Bauman BNO, Rotterdam
Fotografie HdK, tenzij anders vermeld
Druk Koninklijke Joh. Enschedé, Haarlem
© 2012
C O L O F O N J A A R V E R S L A G 2 0 1 1