Praktijkvademecum - KHLim
Praktijkvademecum - KHLim
Praktijkvademecum - KHLim
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
<strong>Praktijkvademecum</strong><br />
Bachelor leraar lager onderwijs<br />
2013-2014
Beste lezer,<br />
Met dit vademecum proberen we u een beeld te geven van onze opleiding BaLO, en meer<br />
bepaald over de praktijk binnen de opleiding. Inzake die praktijk bent u onze gewaardeerde<br />
partner. Samen met u kunnen we onze studenten een degelijke voorbereiding geven op het<br />
beroep van leraar lager onderwijs.<br />
Een aantal factoren heeft ervoor gezorgd dat de opleiding de laatste jaren heel wat<br />
wijzigingen heeft doorgevoerd. De flexibilisering is hier één voorbeeld van. We proberen<br />
u door middel van deze brochure een algemeen beeld te geven: we lichten de praktijklijn<br />
doorheen de opleiding toe en we geven u de algemene principes die we inzake praktijk<br />
hanteren. Als een student zich bij u aandient voor een stageplaats, dan zou deze brochure u<br />
moeten helpen om zicht te krijgen op de vraag van deze student.<br />
Naast dit algemeen vademecum hebben we voor elke praktijkperiode een specifiek<br />
vademecum ontwikkeld. Hierin vindt u concrete informatie over stagedata, stageopdrachten<br />
vanuit de opleiding, de kijkwijzer en de checklist. De informatie zoals opgenomen<br />
in de vademecums per praktijkperiode is eveneens beschikbaar via de <strong>KHLim</strong>-site:<br />
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.<br />
Met dit vademecum beogen we een goede communicatie tussen de drie betrokken partijen:<br />
student, stageschool en opleiding. Naast deze schriftelijke informatie blijven we onze<br />
persoonlijke contacten met u als medebegeleider van de student natuurlijk erg waarderen.<br />
De docenten <strong>KHLim</strong>-BaLO<br />
Hasselt, mei 2013<br />
3
4<br />
1. De keuzes van <strong>KHLim</strong>-BaLO<br />
Vanaf 2004-2005 werkt de opleiding <strong>KHLim</strong>-BaLO met een nieuw opleidingsprogramma. Bij het<br />
vormgeven van dat programma waren de pijlers competentiegericht werken, geïntegreerd werken<br />
en meer praktijkgericht werken. Studenten moeten door de opleiding in staat gesteld worden<br />
om taken uit het praktijkveld met succes aan te pakken en uit te voeren. Daartoe moeten ze<br />
competenties verworven hebben. Wij beschouwen als competentie het geïntegreerde geheel van<br />
kennis, vaardigheden en attituden. Door realistische praktijksituaties als uitgangspunt te nemen<br />
om competenties te verwerven, is geïntegreerd en praktijkgericht werken een logisch gevolg.<br />
In 2010-2011 werd gewerkt aan het formuleren van een departementale visie op leraarschap.<br />
Hiervoor gingen de opleidingen BaKO, BaLO en BaSO samen aan tafel zitten. Deze<br />
departementale visie geeft aan wat gemeenschappelijk en van waarde is voor elke leraar die de<br />
<strong>KHLim</strong> aflevert: de kleuteronderwijzer, de onderwijzer en de leraar secundair onderwijs. Centraal<br />
staat de gedachte dat leraars meesters zijn. Ze erkennen de complexiteit van hun opdracht in<br />
deze tijd. Ze zijn geen uitvoerders, maar zijn in staat om weloverwogen beslissingen te nemen<br />
om leren op gang te brengen. Daarnaast zijn ze steeds onderzoekend bezig om hun eigen<br />
deskundigheid, opvattingen en waarden in dialoog met anderen te bevragen en te verdiepen.<br />
Dit meesterschap veronderstelt authenticiteit, fundamenteel leren, inhoudelijke expertise en<br />
engagement.<br />
Vanaf september 2011 startten we met een nieuwe invulling van praktijk instroomfase in<br />
BaLO. De daarop volgende praktijkperiode, m.n. praktijk I, kreeg eveneens een andere<br />
invulling. De keuzes die gemaakt werden bij het vernieuwde praktijkconcept en de bijhorende<br />
concretiseringen werden mede bepaald door de departementale visie op leraarschap. Voor<br />
praktijk instroomfase ligt de klemtoon op het ‘ik’ van de student als toekomstige leraar. We<br />
verwachten in deze fase dat de student gericht is op kinderen, op anderen en op eigen leren,<br />
en dit alles binnen de context van het onderwijs. Deze competenties blijven het fundament voor<br />
alle praktijkperiodes uit het vervolg van de opleiding. Vanaf praktijk I, het eerste stukje van de<br />
hoofdfase, verschuift de klemtoon naar de voortdurende en professionele groei als toekomstige<br />
leraar. We beogen bij alle studenten de ontwikkeling van een eigen identiteit als leraar.<br />
Momenteel wordt er op het niveau van het departement voorbereidend werk gedaan in functie<br />
van een nieuw curriculum.<br />
2. <strong>KHLim</strong>-BaLO: een opleiding met drie fasen<br />
De opleiding BaLO bestaat uit drie fasen die de student achtereenvolgens doorloopt.<br />
• De instroomfase (1 semester): de student gaat na of hij past in de opleiding en of hij<br />
geschikt is voor het beroep. De klemtoon ligt op het IK van de student;<br />
• De hoofdfase (4 semesters): de student leert het beroep, hij wordt meester of juffrouw. De<br />
klemtoon ligt op LESGEVEN AAN KINDEREN.<br />
• De uitgroeifase (1 semester): de student maakt kennis met alle andere aspecten die te<br />
maken hebben met het beroep van leerkracht zijn. De klemtoon ligt op HET WERKEN IN<br />
EEN SCHOOL.<br />
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase<br />
IK GEEF LES AAN KINDEREN<br />
IN EEN<br />
SCHOOL<br />
Semester 1 Semester 2 Semester 3 Semester 4 Semester 5 Semester 6
3. Samenhang tussen de praktijkcomponent<br />
en de theoretische component in de opleiding<br />
3.1. Vier soorten opleidingsonderdelen<br />
In de opleiding maken we een onderscheid tussen 4 soorten opleidingsonderdelen: basiskennis,<br />
basisvaardigheden, modules en praktijk.<br />
Basiskennis is hetgeen de leerkracht moet kennen als hij voor de klas staat. We maken een<br />
onderscheid tussen basiskennis leerling en basiskennis leerkracht. We verwachten dus dat de<br />
student de leerstof van de lagere school goed beheerst en dat hij als leerkracht over de nodige<br />
achtergrondkennis beschikt om met de inhouden van de lagere school op een verantwoorde<br />
wijze te kunnen omgaan.<br />
Basisvaardigheden zijn specifieke vaardigheden waarover de leerkracht moet beschikken als<br />
hij voor de klas staat (ICT-vaardigheden, communicatieve vaardigheden, schrift, muziek….).<br />
Modules zijn inhoudelijke gehelen waarvoor in de opleiding een welbepaalde periode wordt<br />
uitgetrokken. Deze modules weerspiegelen een bepaalde realiteit uit de praktijk. Er wordt<br />
vanuit verschillende vakken op een geïntegreerde manier gewerkt waardoor de student de<br />
competenties kan verwerven die deel uitmaken van dat inhoudelijk geheel. Om aan te geven<br />
dat de verschillende competenties samen een inhoudelijk geheel vormen, wordt de module<br />
benoemd door een themazin.<br />
Onder praktijk verstaan we het geheel van alle activiteiten in het praktijkveld en van de<br />
activiteiten in de opleiding die rechtstreeks verband houden met deze praktijk. In het praktijkveld<br />
doet de student stage. Dit zijn observatie- en participatieactiviteiten, oefenactiviteiten en de<br />
eigenlijke stageweken. In de opleiding komen didactisch atelier en leergroep aan bod. Tijdens<br />
de didactische ateliers worden oefeningen en begeleiding geboden bij het voorbereiden op de<br />
concrete klaspraktijk. In de leergroep reflecteert de student op allerlei onderwerpen die vanuit de<br />
opleiding op hem afkomen, dus ook over de praktijk.<br />
3.2. Relatief aandeel van de 4 soorten van opleidingsonderdelen<br />
doorheen de opleiding<br />
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase<br />
IK GEEF LES AAN KINDEREN<br />
Pr instroom<br />
Mod A<br />
Praktijk I Praktijk II<br />
Mod 1 en 2<br />
Mod 3 en 4<br />
Praktijk III en IV<br />
Basisk en basisv Mod 5 en 6<br />
Praktijk V en VI<br />
Basisk en basisv Mod 7 en 8<br />
Basisk en basisv<br />
Basisk en basisv<br />
IN EEN<br />
SCHOOL<br />
Pr uitgroei<br />
Mod Z<br />
5
6<br />
Door dit overzicht wordt duidelijk dat de opleiding ervoor kiest om de student vanaf de start<br />
van de opleiding in contact te laten komen met de praktijk. Het aandeel van de praktijk neemt<br />
geleidelijk aan toe. De uitgroeifase bestaat zelfs hoofdzakelijk uit praktijk.<br />
Aanvankelijk wordt nog veel tijd besteed aan basiskennis en basisvaardigheden zodat de<br />
student voldoende sterk naar de praktijk kan gaan.<br />
De tijd die besteed wordt aan het verwerven van competenties ter voorbereiding van de praktijk<br />
neemt toe naarmate de praktijkverwachtingen complexer worden.<br />
3.3. Modules en praktijk: inhoudelijke samenhang<br />
In de modules worden competenties nagestreefd die de student daarna kan inzetten in<br />
de bijhorende en volgende praktijkperiodes. De student moet dus steeds eerst de module<br />
doorlopen voordat hij kan deelnemen aan de praktijkperiode die aan de module gekoppeld is.<br />
Hieronder vindt u een overzicht van de modules met bijhorende praktijkperiode.<br />
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase<br />
Praktijk<br />
instroomfase<br />
IK GEEF LES AAN KINDEREN<br />
Verkennen van<br />
een school<br />
door actieve<br />
participatie<br />
Module A<br />
Ik maak kennis<br />
met het kind en<br />
de leerkracht<br />
van de lagere<br />
school<br />
Praktijk I<br />
Lessen geven<br />
in tweede,<br />
derde of vierde<br />
leerjaar<br />
Module 1<br />
Voor het eerst<br />
voor de klas<br />
Module 2<br />
Een week voor<br />
de klas<br />
Praktijk II<br />
Doelgericht en<br />
geïntegreerd<br />
werken met<br />
kinderen in de<br />
tweede graad<br />
Module 3<br />
Doelgericht en<br />
geïntegreerd<br />
werken<br />
Module 4<br />
Kinderen leren<br />
Praktijk III<br />
Leerproces<br />
van kinderen<br />
als richtsnoer<br />
nemen bij<br />
lesgeven in de<br />
derde graad<br />
Praktijk IV<br />
Ruime leer- en<br />
ervaringskansen<br />
buiten de<br />
schoolmuren<br />
zien en bieden<br />
Module 5<br />
Ik geef les in de<br />
derde graad<br />
Module 6<br />
Het kind en de<br />
grote wereld<br />
Praktijk V<br />
Zorgbreed<br />
werken bij de<br />
overgang van<br />
kleuter- naar<br />
lager onderwijs<br />
Praktijk VI<br />
Ontwikkeling<br />
van kinderen<br />
met zorgen stimuleren<br />
vanuit<br />
een grondige<br />
beginsituatieanalyse<br />
Module 7<br />
Zorgbreed<br />
werken in het<br />
eerste leerjaar<br />
Module 8<br />
Brede zorg<br />
in de lagere<br />
school<br />
IN EEN<br />
SCHOOL<br />
Praktijk uitgroeistage<br />
Startbekwaamheid<br />
tonen door<br />
zich zo breed<br />
mogelijk in te<br />
schakelen in de<br />
school<br />
Module Z<br />
Een eigen visie<br />
op hedendaags<br />
onderwijs
4. Praktijkperiodes in de drie opleidingsfasen<br />
In hetgeen volgt vindt u een korte beschrijving per praktijkperiode. We geven steeds het doel<br />
aan en de tijd die de student in de lagere school aanwezig is. De belangrijkste stageopdrachten<br />
worden reeds vermeld omdat de student deze opdrachten moet kunnen realiseren tijdens zijn<br />
stage. Het volledige overzicht met stageopdrachten wordt opgenomen in het speficiek deel.<br />
4.1. Praktijk in de instroomfase: ‘IK’<br />
Praktijk instroomfase (tijdens semester 1): verkennen van een school door actieve participatie<br />
Elke student krijgt aan het begin van de opleiding een stageschool toegewezen. In de<br />
planning wordt tijd voorzien voor een eerste contact met de stageschool vóór de eigenlijke<br />
praktijkperiode.<br />
Doel van de ‘praktijk instroomfase’ is dat de student de school als leef- en leergemeenschap<br />
leert kennen en daarin leert functioneren. Van daaruit moet de student tot het bevragen van zijn<br />
beroepskeuze komen en mogelijkheden ontdekken om zijn eigen leerproces aan te sturen.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 1 van de opleiding vijf participatiedagen<br />
doet. Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.<br />
4.2. Praktijk in de hoofdfase: ‘LESGEVEN AAN KINDEREN’<br />
Praktijk I (tijdens semester 2): lessen geven in het tweede leerjaar of de tweede graad<br />
De student krijgt voor praktijk I een praktijkklas toegewezen. Hij wordt voor deze praktijkperiode<br />
gekoppeld aan een medestudent. Beide studenten verdelen de stageopdrachten in onderling<br />
overleg en volgens de afspraken die vanuit de opleiding hieromtrent gemaakt worden. Een<br />
graadklas komt in aanmerking voor deze praktijkperiode.<br />
Doel van praktijk I is dat de student gangbare lessen in het tweede, derde of vierde leerjaar kan<br />
geven.<br />
Concreet betekent dit dat twee studenten samen gedurende semester 2 van de opleiding drie<br />
oefendagen en één stageweek verzorgen. Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.<br />
Praktijk II (tijdens semester 3): doelgericht en geïntegreerd werken<br />
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk II. Dit is een klas van de tweede graad.<br />
Doel van praktijk II is dat de student bewust rekening houdt met de beginsituatie van zijn eigen<br />
praktijkklas en verschillende leerinhouden op elkaar afstemt. Hiertoe werkt de student een WOthema<br />
en een geïntegreerd muzisch project rond een kinderboek uit.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 3 van de opleiding twee<br />
observatiedagen, drie oefenactiviteiten en één stageweek doet. Voor de observatiedagen en<br />
oefenactiviteiten 1 en 2 worden twee studenten aan elkaar gekoppeld. We opteren ervoor om<br />
studenten te laten kennismaken met twee verschillende scholen. De studenten gaan samen<br />
observeren in beide scholen. De ene week gaat de oefenactiviteit door in de stageschool van<br />
student 1, de andere week in de stageschool van student 2.<br />
Dit betekent voor de stageschool dat er slechts om de 14 dagen studenten aanwezig zullen zijn.<br />
Iedere student geeft op elke oefendag twee lessen, observeert twee lessen gegeven door de<br />
medestudent en observeert de overige lessen gegeven door de klasmentor.<br />
Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.<br />
7
8<br />
Praktijk III (tijdens semester 4): het leerproces van kinderen als richtsnoer nemen bij het<br />
lesgeven<br />
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk III. Dit is een klas van de derde graad.<br />
Doel van praktijk III is dat de student het leerproces van de kinderen als uitgangspunt neemt<br />
bij het lesgeven. Dit houdt meteen in dat een eerste aanzet genomen wordt tot differentiatie<br />
(op vlak van tempo en interesse) en het geven van mogelijkheden tot zelfstandig leren. Voor<br />
de stage krijgt de student de opdracht om hoekenwerk of contractwerk te realiseren. Andere<br />
stageopdrachten worden vermeld in het specifiek deel.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 4 van de opleiding twee<br />
observatiedagen, drie oefenactiviteiten en één stageweek doet. Voor praktijk III wordt de<br />
student gekoppeld aan een medestudent. Hierbij geldt hetzelfde systeem als bij praktijk II (zie<br />
hierboven). Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.<br />
Praktijk IV (tijdens semester 4): ruime leer- en ervaringskansen buiten de schoolmuren zien en<br />
bieden<br />
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk IV; dit is bij voorkeur dezelfde klas als voor<br />
praktijk III.<br />
Doel van praktijk IV is dat de student leerkansen en ruime ervaringskansen ziet en aanbiedt aan<br />
kinderen door met hen op ontdekkingstocht te gaan buiten de klasmuren in de directe omgeving<br />
van de school. Hierbij houdt de student expliciet rekening met de wijze waarop leerprocessen<br />
zich bij leerlingen van de lagere school voltrekken.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 4 van de opleiding een driedaagse<br />
stage loopt. Tijdens dag 1 en dag 3 verzorgt de student de inhoudelijke voorbereiding,<br />
respectievelijk de verwerking van de openluchtklasdag. Tijdens dag 2 realiseert de student de<br />
openluchtklasdag. Tijdens deze driedaagse stage geeft de student enkel de lessen die verband<br />
houden met de openluchtklasdag. De normaal geroosterde lessen worden door de mentor zelf<br />
gegeven.<br />
Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.<br />
Praktijk V (tijdens semester 5): zorgbreed werken bij de overgang van kleuter- naar lager<br />
onderwijs<br />
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk V. Dit is een eerste leerjaar (geen graadklas).<br />
Doel van praktijk V is dat de student de overgang van kleuterschool naar lagere school<br />
begeleidt, de typische methodieken van het eerste leerjaar beheerst en aandacht heeft<br />
voor zorgbreed werken. Van de student wordt verwacht dat hij de leeromgeving verrijkt en<br />
gedifferentieerd werkt door de aangereikte werkwijzen inzake differentiatie van de handleidingen<br />
toe te passen, door spelmaterialen die differentiatie mogelijk maken gericht in te zetten en door<br />
allerlei kleine initiatieven te nemen waaruit werken op maat van het kind blijkt.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 5 van de opleiding een<br />
observatiestage in de derde kleuterklas en twee observatiedagen in het eerste leerjaar doet,<br />
twee keer oefenactiviteiten verzorgt en gedurende twee keer één week stage loopt. Tussen<br />
beide stageweken gaat de student enkele weken terug naar de opleiding. Voor de gedetailleerde<br />
informatie: zie specifiek deel.
Praktijk VI (tijdens semester 5): ontwikkeling van kinderen met zorgen stimuleren vanuit een<br />
grondige beginsituatieanalyse<br />
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk VI. We stellen als voorwaarde aan de<br />
stageplaats dat de student zich doelgericht kan voorbereiden op de activiteiten met de<br />
zorgkinderen en dit vanuit observatiegegevens en dat hij bijgevolg de activiteiten doelgericht<br />
kan begeleiden en evalueren.<br />
Meestal kiezen de studenten een klas in het buitengewoon onderwijs (BO of BuSO). Maar ook<br />
een klas met specifieke zorgbehoeften of een inclusieve klas is mogelijk. Indien de student<br />
echter een klas wenst te kiezen buiten het buitengewoon onderwijs, moet hij eerst toestemming<br />
hiervoor krijgen vanuit de opleiding (aanvraag te doen bij de praktijkverantwoordelijke BaLO).<br />
Doel van praktijk VI is dat de student de ontwikkeling van een kind / kinderen kan stimuleren<br />
vanuit een grondige beginsituatienanalyse, nl. door met een heel open blik naar een kind /<br />
kinderen te kijken.<br />
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 5 van de opleiding één observatiedag<br />
en minstens twee participatie- en oefendagen doet en gedurende 8 werkdagen stage loopt (van<br />
dinsdag tot en met donderdag van de volgende week). Voor de gedetailleerde informatie: zie<br />
specifiek deel.<br />
4.3. Praktijk in de uitgroeifase: ‘IN EEN SCHOOL’<br />
De ‘uitgroeistage’ (tijdens semester 6): Startbekwaamheid tonen door zich zo breed mogelijk<br />
in te schakelen in de school<br />
De student zoekt zelf een school voor de praktijk van de uitgroeistage. Tijdens de uitgroeistage<br />
doet de student een effectieve stage van minstens 5 weken, waarbij hij minimaal 3<br />
opeenvolgende weken lesgeeft in een klas van de derde graad. De resterende 2 weken kan hij<br />
stage doen in een klas naar keuze, bij voorkeur ook aaneensluitend. Naast de effectieve stage<br />
werkt de student aan zelf geformuleerde opdrachten. De student zal ook vragen om ruimte te<br />
krijgen om te werken aan zijn actieonderzoek / eindwerk.<br />
Doel van de uitgroeistage is dat de student startbekwaamheid toont. Dit kan door zich in de<br />
school zo breed mogelijk in te schakelen.<br />
Concreet betekent dit dat de student één stagecontactdag vóór aanvang van de uitgroeistage<br />
doet. Voor de uitgroeistage zelf voorzien we 10 lesweken. Sommige studenten zullen gedurende<br />
een bepaalde periode afwezig zijn in hun uitgroeistage, m.n. studenten die het keuzevak<br />
sneeuwklassen volgen of studenten die deelnemen aan ‘over de grenzen’.<br />
‘Over de grenzen’ is een begeleide buitenlandse reis met praktijkervaringen. Studenten die<br />
hieraan deelnemen bereiden zich gedurende een week voor en doen gedurende twee weken<br />
effectieve stage in het buitenland. Ze zullen dus gedurende drie weken niet actief zijn in hun<br />
uitgroeistageschool.<br />
Tijdens de uitgroeistage komen de studenten 3 dagen, gepland op maandag, terug naar de<br />
hogeschool met de bedoeling ‘begeleiding op afstand’.<br />
Niet alle studenten doen een uitgroeistage. Sommigen verkiezen een internationale module als<br />
invulling van de uitgroeifase.<br />
9
10<br />
5. Afspraken vanuit de opleiding m.b.t. lessen godsdienst<br />
in de praktijk<br />
Overkoepelend voor alle praktijkperiodes zijn de afspraken i.v.m. het geven van lessen<br />
godsdienst.<br />
• Van alle studenten die katholiek gedoopt zijn, verwachten wij dat zij zich vormen in het<br />
geven van godsdienst en tijdens hun stage godsdienst geven. Ook indien zij nu al zeker<br />
weten dat zij dat vak later niet zullen geven, vragen wij de studenten om tijdens hun stageoefeningen<br />
minstens twee lessen godsdienst te geven.<br />
• Wie niet katholiek gedoopt is,<br />
kan geen katholieke godsdienst geven. Dit is de lijn die de<br />
inspectie godsdienst aanhoudt voor godsdienstleerkrachten, en die zij ook aangeeft voor<br />
de studenten in opleiding.<br />
Daarom krijgen deze studenten tijdens hun stages één of meer van volgende opdrachten:<br />
• tijdens de stage de godsdienstlessen observeren en daarvan een beknopt verslag<br />
maken;<br />
• zo mogelijk de godsdienstleerkracht ondersteunen;<br />
• in scholen met bijvoorbeeld een godsdienstleerkracht van hun geloofsovertuiging,<br />
bij deze leerkracht een aantal stage-oefeningen doen (eventueel observeren en<br />
ondersteunen, eventueel lesgeven); dit geldt bijvoorbeeld voor moslimstudenten die<br />
stage doen in een school met een islamleerkracht, of voor evangelische christenen die<br />
stage doen in een ‘School met de Bijbel’;<br />
• in klassen met bijvoorbeeld leerlingen van hun levensovertuiging, de katholieke<br />
godsdienstleerkracht ondersteunen om de relatie te leggen tussen de christelijke en de<br />
andere levensovertuiging;<br />
• in samenspraak met de mentor, rond een bepaald thema een deel van de lessen geven,<br />
die door de mentor worden aangevuld m.b.t. de Bijbelse of kerkelijke invalshoek.<br />
Het concrete aangepaste stageprogramma wordt in deze gevallen opgesteld in samenspraak<br />
met de student, de stageschool en de docent godsdienst in de hogeschool.<br />
Het is de verantwoordelijkheid van de student om bij de aanvraag van een stageplaats de<br />
nodige informatie te geven. De lagere school beslist of de stageplaats onder de gestelde<br />
voorwaarden wordt toegewezen.<br />
6. Keuze van stageplaatsen door de student<br />
Voor heel wat praktijkperiodes mag de student zelf zijn praktijkklas kiezen. Dit is toch niet geheel<br />
vrijblijvend; de opleiding stelt volgende voorwaarden aan de student bij deze keuze:<br />
• er is een raamovereenkomst tussen de lagere school en de opleiding <strong>KHLim</strong>-BaLO;<br />
• de lagere school is een vrije school of een gemeentelijke of stedelijke school;<br />
• in de lagere school zijn geen (familie)relaties waardoor de evaluatie van de student<br />
bemoeilijkt kan worden. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor de uitgroeistage;<br />
• de student kiest voor de verschillende praktijkperiodes telkens een andere lagere school.<br />
Hierop zijn enkele uitzonderingen:<br />
• de praktijkklas voor praktijk III en praktijk IV is bij voorkeur dezelfde;<br />
• de praktijkklas voor praktijk VI kan een klas van dezelfde school zijn als praktijk V. De<br />
student heeft hier dan de uitdrukkelijke goedkeuring van de opleiding voor nodig (zie<br />
hoger);<br />
• de uitgroeistage mag plaatsvinden in een school waar de student reeds stage liep, bij<br />
voorkeur de school waar praktijk V plaatsvond.<br />
• De student die een praktijkperiode moet herdoen kiest hiervoor een andere stageschool.
7. Flexibiliteit in de opleiding en volgtijdelijkheid<br />
7.1. Flexibiliteit<br />
Modeltraject I<br />
Indien de student modeltraject I volgt, dan doorloopt hij de opleiding zoals het in de<br />
schema’s hierboven wordt weergegeven. Daarnaast werd flexibiliteit ingebouwd door andere<br />
modeltrajecten te ontwikkelen.<br />
Modeltraject III<br />
Modeltraject III werd ontwikkeld voor studenten die de opleiding aanvangen in februari, en dus<br />
ook, drie jaren later, afstuderen in februari. De praktijklijn kan voor deze groep studenten als<br />
volgt weergegeven worden:<br />
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase<br />
Praktijk<br />
instroomfase<br />
IK GEEF LES AAN KINDEREN<br />
Verkennen van<br />
een school<br />
door actieve<br />
participatie<br />
Praktijk I<br />
Lessen geven in<br />
tweede, derde<br />
of vierde leerjaar<br />
Praktijk II<br />
Doelgericht en<br />
geïntegreerd<br />
werken met<br />
kinderen in de<br />
tweede graad<br />
Praktijk V<br />
Zorgbreed<br />
werken bij de<br />
overgang van<br />
kleuter- naar<br />
lager onderwijs<br />
Praktijk VI<br />
Ontwikkeling<br />
van kinderen<br />
met zorgen stimuleren<br />
vanuit<br />
een grondige<br />
beginsituatieanalyse<br />
Praktijk III<br />
Leerproces<br />
van kinderen<br />
als richtsnoer<br />
nemen bij<br />
lesgeven in de<br />
derde graad<br />
Praktijk IV<br />
Ruime leer- en<br />
ervaringskansen<br />
buiten de<br />
schoolmuren<br />
zien en bieden<br />
Semester 4 en semester 5 van de opleiding worden dus omgewisseld. De eigenheid van<br />
praktijk V en praktijk IV dwingt hiertoe. De bijbehorende modules worden slechts eenmaal per<br />
jaar aangeboden in de opleiding. Alle overige semesters worden twee keer per academiejaar<br />
ingericht.<br />
De heropstart van de opleiding wordt vanaf februari 2014 afgeschaft. Dit modeltraject is<br />
bijgevolg uitdovend.<br />
IN EEN<br />
SCHOOL<br />
Praktijk uitgroeistage<br />
Startbekwaamheid<br />
tonen door<br />
zich zo breed<br />
mogelijk in te<br />
schakelen in de<br />
school<br />
Februari-juni September-januari Februari-juni September-januari Februari-juni September-januari<br />
Modeltraject II<br />
Modeltraject II werd ontwikkeld voor studenten die reeds een bachelordiploma behaalden. Zij<br />
kunnen de opleiding BaLO afwerken in twee academiejaren. Deze studenten sluiten aan bij<br />
de opleiding vanaf module 3. De vorige modules maken zij versneld door door zelfstudie, met<br />
beperkte begeleiding, van een heroriënteringsmodule. Hierdoor verwerven zij de verschillende<br />
vakdidactieken. Deze moeten ze vervolgens toepassen tijdens 4 oefenactiviteiten en een<br />
afsluitende stagetweedaagse.<br />
11
12<br />
7.2. Trajectstudenten en volgtijdelijkheid<br />
Studenten doorlopen de opleiding zoals voorzien in een modeltraject. Studenten die voor<br />
bepaalde opleidingsonderdelen niet slagen, kunnen goedkeuring krijgen voor een individueel<br />
traject. Deze individuele trajecten worden zorgvuldig samengesteld, rekening houdend met de<br />
noodzakelijke volgorde waarin opleidingsonderdelen aan bod moeten komen. We spreken dan<br />
van volgtijdelijkheid.<br />
Het komt voor dat een student niet kan deelnemen aan een bepaalde praktijkperiode omdat dit<br />
niet aan de voorwaarden van volgtijdelijkheid voldoet. De lagere scholen kunnen dit merken in<br />
volgende gevallen:<br />
• een student sluit een stageovereenkomst af voordat hij de resultaten van de<br />
septemberzittijd heeft waaruit blijkt dat er geen studievoortgang mogelijk is;<br />
• een student heeft een stageovereenkomst afgesloten voor praktijk III, maar mag deze stage<br />
niet lopen omdat de student nog niet bewezen heeft dat hij voldoende basiskennis heeft.<br />
In dit geval mag de student op vrijwillige basis wel al aan de praktijkperiode deelnemen,<br />
om ervaring op te doen. Hij houdt zich dan aan alle afspraken zoals van toepassing voor<br />
de andere studenten. Hij kan in geen geval een credit voor deze praktijkperiode verwerven,<br />
voor deze student vindt geen evaluatie plaats. Er is dus ook geen bezoek van een docent.<br />
Sommige studenten met een individueel traject krijgen toelating om een praktijkperiode op<br />
zelfstandige basis af te leggen. Dit kan alleen indien de student de praktijkperiode al eens<br />
doorlopen heeft in een gewoon traject. De student kiest zelf voor deze zelfstandige stage<br />
en ziet hierdoor af van elke vorm van begeleiding door de opleiding. De stageopdrachten<br />
blijven dezelfde als voor de andere studenten. Daarnaast krijgt de student vanuit de opleiding<br />
opdrachten ter vervanging van didactisch atelier en leergroep. Voor het praktijkveld betekent dit<br />
dat deze student op een ander moment dan voorzien in het academisch kalender stage loopt<br />
voor een welbepaalde praktijkperiode. De data worden in onderling overleg tussen de student,<br />
de lagere school en de opleiding vastgelegd in de stageovereenkomst.<br />
7.3. Voorwaarde voor deelname aan praktijk van de hoofdfase<br />
Aan het einde van de instroomfase moet de student bewijzen dat hij voldoet voor een<br />
assessment. Met dit assessment wordt nagegaan of de student geschikt is voor het beroep en<br />
inhoudelijk sterk genoeg is. De student die niet slaagt voor het assessment, kan op dat moment<br />
niet deelnemen aan de praktijkperiodes van de hoofdfase.<br />
8. Principes inzake praktijkbegeleiding<br />
8.1. Inspelen op en stimuleren van zelfsturing vanaf het begin van de opleiding<br />
Vanaf de eerste praktijkperiode, m.n. praktijk instroomfase, verwacht de opleiding van de<br />
student dat hij gericht is op het kind in zijn leren en leven op school, op anderen in de<br />
opleidingscontext en op zijn eigen leren en functioneren als toekomstige leerkracht. Dit laatste<br />
aspect uit zich in zelfgestuurd engagement van de student.<br />
Vanaf praktijk instroomfase wordt de zelfsturing van de student aangesproken: de student<br />
overlegt met de stageschool over de invulling van de participatiedagen. Deze invulling moet<br />
ervoor zorgen dat de student zicht krijgt op de lagere school in zijn totaliteit, op het beroep van<br />
onderwijzer(es), op het kind van de lagere school.<br />
In praktijkperiode I zijn twee studenten samen verantwoordelijk voor de stage: oefenactiviteiten<br />
en de eigenlijke stage. Elke student staat er zelf voor in dat hij voldoende oefenkansen vraagt en<br />
benut om de vereiste competenties te kunnen bewijzen tijdens de stageweek.
8.2. Praktijkbegeleiding en –ondersteuning<br />
Naarmate de opleiding vordert wordt steeds meer zelfstandigheid van de student verondersteld.<br />
Inzake praktijk wordt dit duidelijk door de mate waarin de voorbereiding van een praktijkperiode<br />
vanuit de opleiding wordt ondersteund. De klassikaal aangeboden begeleiding vermindert<br />
geleidelijk. Een student kan evenwel steeds beroep doen op begeleiding van vakdocenten<br />
of pedagoog maar dient hiertoe zelf initiatief te nemen. We geven enkele voorbeelden uit<br />
verschillende praktijkperiodes:<br />
• voor de eerste oefenactiviteiten van praktijk I worden didactische ateliers voorzien<br />
waarin zowel algemeen didactische principes worden aangereikt als vakdidactische<br />
en -inhoudelijke ondersteuning. De algemeen didactische principes worden door de<br />
student in de concrete lesvoorbereiding geïntegreerd. De vakdidactische en –inhoudelijke<br />
ondersteuning verloopt vraaggestuurd;<br />
• tijdens praktijk II is er ondersteuning bij de uitwerking van het WO-thema. De lessen worden<br />
niet samen tot in detail voorbereid, maar studenten werken meermaals onder begeleiding<br />
van pedagogen en vakdocenten aan hun eigen thema. Er wordt veel aandacht besteed aan<br />
informatie-uitwisseling tussen studenten over keuzes die ze maken bij het uitwerken van<br />
hun thema;<br />
• tijdens praktijk V gaan we ervan uit dat studenten zelfstandig hun lesvoorbereidingen<br />
kunnen uitwerken. Indien ze vastlopen, nemen de studenten zelf initiatief om hulp van een<br />
docent in te roepen.<br />
8.3. De lagere school als belangrijke partner inzake begeleiding<br />
De klasmentor vervult een bijzonder belangrijke rol in het leerproces dat een student kan<br />
doormaken tijdens een praktijkperiode. Zowel bij het voorbereiden van stageactiviteiten als<br />
bij het realiseren ervan kan de mentor een student sturen. De mentor begeleidt de student: hij<br />
ondersteunt bij het zoeken naar geschikte activiteiten voor de student, hij geeft lesopdrachten,<br />
geeft informatie over de klassituatie, maakt afspraken met de student over de stage, kijkt de<br />
lesvoorbereidingen na, geeft eventueel tips ter verbetering, geeft feedback op gegeven lessen,<br />
springt bij waar nodig …<br />
Lesvoorbereidingen<br />
We verwachten van de student dat hij zijn lesvoorbereidingen uitvoerig uitschrijft. Dit wil zeggen<br />
dat hij de voorgestructureerde formulieren van het departement lerarenopleiding, opleiding<br />
BaLO, gebruikt. Vanaf de uitgroeistage mag de student zijn lesvoorbereidingen verkorten.<br />
Hij mag hiervoor een eigen systeem hanteren. In elk geval maakt hij nog een schriftelijke<br />
voorbereiding voor elke les. Een lesvoorbereiding moet volledig zijn, d.w.z. op de juiste wijze<br />
en volledig ingevuld. Naast de correcte opmaak van het lesvoorbereidingsformulier moeten alle<br />
bijlagen bijgevoegd zijn, zoals ingevulde opdrachtenblaadjes, teksten, bordplannen …Er wordt<br />
ook steeds een correcte verwijzing naar eindtermen en leerplannen verwacht.<br />
De student mag samenwerken maar hij blijft wel de eindverantwoordelijke voor de<br />
lesvoorbereiding die hij aanmaakt. Kopieën van lesvoorbereidingen zijn niet toegestaan - elke<br />
les moet nl. opgemaakt worden in functie van de eigen stageklas - en kunnen zeker niet als<br />
argument aangehaald worden voor eventuele inhoudelijke of methodische fouten.<br />
Van de student wordt steeds verwacht dat hij alle lesvoorbereidingen op voorhand voorlegt aan<br />
de mentor. Het is niet noodzakelijk dat de student alle voorbereidingen samen afgeeft. Hierover<br />
dienen duidelijke afspraken gemaakt tussen de student en de mentor, evenals over het terug<br />
ophalen van de lesvoorbereidingen. De mentor kan bepalen of hij lesvoorbereidingen via mail<br />
dan wel op papier wenst te ontvangen.<br />
De mentor kijkt de voorbereidingen na en geeft feedback. De student moet een lesvoorbereiding<br />
met suggesties ter verbetering steeds bijwerken of herwerken. Aantekeningen van de<br />
mentor mogen niet verwijderd worden. Een les waar zwaar aan gesleuteld moet worden,<br />
wordt herschreven. De oorspronkelijke voorbereiding moet de aangepaste vergezellen in de<br />
stagemap.<br />
13
14<br />
Vanaf september 2011 startte de opleiding met een nieuw concept voor praktijk instroomfase.<br />
De student overlegt met de stageschool over de invulling van de participatiedagen en bereidt<br />
deze dagen voor. Deze schriftelijke voorbereiding wordt vooraf aan de mentor / stagebegeleider<br />
doorgegeven zodat er duidelijk gecommuniceerd wordt tussen student en stageschool.<br />
Feedback bij lesrealisaties<br />
We verwachten van de mentor dat hij participatie in de klas/school en gegeven les(sen)<br />
mondeling becommentarieert en bespreekt met de student. De notities in het praktijkgroeischrift<br />
(zie verder) van de student kunnen hierbij ondersteunend werken. In de bespreking kan de<br />
mentor ruimte geven aan zelfreflectie door de student.<br />
8.4. Begeleiders in de opleiding<br />
Groepsbegeleider in de opleiding<br />
In de opleiding wordt de student begeleid door een vaste groepsbegeleider. De<br />
groepsbegeleider is ook de contactpersoon tussen de lagere school waarin de student oefent en<br />
de opleiding. De groepsbegeleider is het directe aanspreekpunt voor de mentor en de student.<br />
Begeleider didactisch atelier<br />
In de uitwerking van het nieuwe concept voor praktijk Instroomfase worden geen didactische<br />
ateliers meer voorzien. Dat gebeurt wel vanaf de hoofdfase, waarin de klemtoon op lesgeven ligt.<br />
Vanaf dat moment in de opleiding worden de praktijkoefeningen in de lagere school afgewisseld<br />
met didactische ateliers in de opleiding: het oefenen van deelvaardigheden en voorbereiden<br />
van aspecten van de stage staat hierbij centraal. De didactische ateliers zijn gericht op het<br />
onmiddellijk functioneren van de student in de praktijk.<br />
Doorheen de opleiding neemt de begeleiding van de studenten door middel van de didactische<br />
ateliers af; we veronderstellen van de studenten een toenemende zelfstandigheid.<br />
Deelname aan de sessies didactisch atelier is verplicht.<br />
Leergroepbegeleider<br />
In de leergroep wordt gereflecteerd op allerlei praktijkgebonden thema’s vanuit zelfsturing in de<br />
groei naar leraar zijn: praktijkervaringen van verschillende aard, leren omgaan met feedback,<br />
samenwerken in groep, …<br />
Deelnemen aan de leergroepsessies is verplicht.<br />
Pedagogen en vakdocenten<br />
De modules bereiden de student voor op de bijhorende praktijkperiode(s). In de modules<br />
worden competenties nagestreefd die in de praktijkperiode ingezet moeten worden. In die zin<br />
bereiden alle docenten, betrokken bij een module, de student voor op de praktijk. In sommige<br />
gevallen worden de competenties van een module geëvalueerd vóór de praktijkperiode, in<br />
andere gevallen na de praktijkperiode. In dit laatste geval worden uitgewerkte stageopdrachten<br />
soms als uitgangspunt voor de evaluatie genomen.<br />
Mediatheek Hemelrijk<br />
De student kan gebruik maken van het materiaal en van de werkruimte van de mediatheek om<br />
zich voor te bereiden op de praktijk. Voor het aanbod en de uitleenfaciliteiten verwijzen we naar:<br />
www.mediatheekhemelrijk.be<br />
8.5. Instrumenten ontwikkeld in functie van begeleiding<br />
Het praktijkgroeischrift als instrument om communicatie en zelfreflectie te stimuleren<br />
Het praktijkgroeischrift is een heen-en-weerschriftje voor de stagementor en de student. Ook<br />
begeleidende docenten kunnen iets noteren in het praktijkgroeischrift. In die zin geeft dit schrift de<br />
mogelijkheid aan alle partijen om de groei van de student naar een goede leerkracht te stimuleren.<br />
De stagementor heeft een begeleidende en ondersteunende rol. Daarom vragen we dat hij<br />
na elke praktijkdag (participatiedag, oefenactiviteit of stagedag) in het praktijkgroeischrift<br />
feedback noteert voor de student. Hij kan hiervoor gebruik maken van de kijkwijzer voor
de praktijkperiode. Dit is enkel informatie voor de student en heeft als doel de student te<br />
ondersteunen in zijn leerproces.<br />
Van de student verwachten we dat hij<br />
• dit schrift steeds bij zich heeft in de stageschool, in het didactisch atelier en in de leergroep;<br />
• de mentor de kans geeft om dit te gebruiken, eventueel te vragen om dit in te vullen en / of<br />
een synthese te maken van de mondelinge feedback van de mentor;<br />
• per participatiedag, oefenactiviteit of stagedag zelf een reflectie neerschrijft. De reflectie<br />
bestaat uit:<br />
• een reflectie op het eigen functioneren in de school of het eigen lesgeven;<br />
• eventueel een reactie op de mondelinge en/of schriftelijke feedback van de mentor of van<br />
de begeleidende docent.<br />
De student van de uitgroeistage gebruikt eveneens het praktijkgroeischrift. De student bepaalt<br />
zelf hoe vaak hij nood heeft aan schriftelijk neerschrijven van zijn reflecties. De opleiding eist wel<br />
minstens wekelijks een schriftelijke reflectie gedurende de periode van de uitgroeistage.<br />
De begeleidende docent kan ook iets noteren in het praktijkgroeischrift, maar leest niet<br />
noodzakelijk alles na wat de student en de mentor neerschrijven. Het praktijkgroeischrift wordt<br />
niet gebruikt als element in de evaluatie.<br />
De kijkwijzers om het leerproces van de student te richten<br />
Voor praktijk Instroomfase werd beschreven wat van de student verwacht wordt. In het specifiek<br />
vademecum wordt aangegeven waarin de gerichtheid op het kind, de anderen en het eigen<br />
leerproces zich uit.<br />
Voor elke praktijkperiode vanaf de hoofdfase werd een kijkwijzer uitgewerkt. Hierin wordt<br />
aangegeven wat van de student verwacht mag worden. De mentor kan deze gebruiken bij het geven<br />
van feedback. De bezoekende docent hanteert de kijkwijzer als uitgangspunt voor zijn verslag.<br />
Het formuleren van persoonlijke werkpunten in de stagemap<br />
De student formuleert voor aanvang van een praktijkperiode in de hoofdfase zijn persoonlijke<br />
werkpunten en onderzoekt hoe hij hier concreet aan kan werken. Door dit te noteren verplichten<br />
we de student na te denken over de aanpak van zijn stage. We sturen de student opdat hij<br />
doelgericht aan zijn leerproces werkt. Hij kan hierbij de hulp van de mentor inroepen door aan<br />
te geven bij welke aspecten hij tijdens de stage begeleiding nodig heeft. De leergroepbegeleider<br />
kan werkpunten van studenten bespreekbaar maken tijdens de leergroepsessies. De link met<br />
visie op goed onderwijs en de persoonlijke groei daarin kan gelegd worden.<br />
Het begeleidingsdocument om de student en de opleiding te informeren<br />
Na een praktijkperiode vult de mentor het begeleidingsdocument in waarin hij de evolutie van<br />
de student m.b.t. de basiscompetenties voor de hele praktijkperiode aangeeft. Hij kan hierbij<br />
gebruik maken van de kijkwijzer voor de desbetreffende praktijkperiode.<br />
De opleiding ontvangt de verslagen van de mentor bij voorkeur digitaal. De<br />
begeleidingsdocumenten zijn beschikbaar op www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding:<br />
stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.<br />
Coachingsbezoeken door docenten van de opleiding<br />
Tijdens de participatiedagen van praktijk instroomfase bezoekt de groepbegeleider de lagere<br />
school waarin een groepje studenten stage loopt. Verkregen gegevens worden met de student<br />
besproken. Ze kunnen ook opgenomen worden als thema in de leergroepsessies.<br />
Tijdens de oefendagen van de praktijkperiodes I, II en III brengen docenten coachingsbezoeken<br />
aan studenten. De bezoekende docent geeft feedback aan de student. Er wordt geen<br />
beoordeling gekoppeld aan deze bezoeken. De oefendagen geven bijgevolg echte oefenkansen<br />
aan de student.<br />
15
16<br />
9. Praktijkevaluatie<br />
Voorwaarden om een uitspraak voor het opleidingsonderdeel praktijk te krijgen:<br />
Na een praktijkperiode wordt de student door de opleiding beoordeeld; hij krijgt een cijfer op 20.<br />
Wij stellen als voorwaarde om een uitspraak over het opleidingsonderdeel praktijk te kunnen<br />
krijgen dat de student:<br />
• deelneemt aan de sessies didactisch atelier en leergroep;<br />
• de observatieopdrachten uitvoert;<br />
• voorbereid is: lesvoorbereidingen heeft voor alle lessen van de oefenactiviteiten en de<br />
stagedagen;<br />
• deze lessen effectief geeft;<br />
• achteraf hierover reflecteert.<br />
Dit impliceert dat afwezigheid van een student tijdens een stage ingehaald moet worden.<br />
Bezoekende docent<br />
De bezoekende docent probeert zicht te krijgen op het functioneren van de student in de<br />
praktijk. Niet alleen de bijgewoonde lessen worden in het oordeel betrokken. De bezoekende<br />
docent overlegt met de mentor, kijkt de stagemap in, vraagt eventueel bijkomende informatie<br />
aan de student, kan de directie contacteren. Voor sommige stageperiodes gebruikt de<br />
bezoekende docent een checklist waarmee nagegaan wordt of de student voor alle opdrachten<br />
voor de stageperiode in orde is. De bezoekende docent maakt een evaluatieverslag.<br />
De student ontvangt dit verslag; het wordt opgenomen in zijn digitaal dossier.<br />
Praktijkrapport<br />
De student ontvangt na een praktijkperiode een praktijkrapport. Voor de beoordeling van de<br />
praktijkperiode baseren we ons op het evaluatiedocument van de bezoekende docent, het<br />
begeleidingsdocument van de mentor en de beoordeling door de begeleider didactisch atelier<br />
en de leergroepbegeleider.<br />
Op bepaalde scharniermomenten in de opleiding geeft de student een presentatie over zijn<br />
eigen groei als leraar. Deze presentatie vormt een onderdeel van de beoordeling.<br />
In de beslissing zoals weergegeven op het praktijkrapport wordt rekening gehouden met de<br />
verworven basiscompetenties en met de attitudes.<br />
Algemene en specifieke competenties<br />
Voor elke praktijkperiode werd bepaald aan welke verwachtingen de student moet voldoen.<br />
Vanaf de hoofdfase maken we hierbij een onderscheid tussen algemene en specifieke<br />
competenties.<br />
Algemene competenties zijn competenties die in meerdere oefenactiviteiten en stages aan<br />
bod komen en waarbij we groeimogelijkheden voorzien. Een negatieve score (onvoldoende<br />
of volstrekt onvoldoende) voor één algemene competentie leidt niet automatisch tot een<br />
onvoldoende voor de hele praktijkperiode. Het kan wel het oordeel voor deze praktijkperiode<br />
beïnvloeden. De student moet een evolutie, een groei doormaken in zijn volgende<br />
praktijkperiode wat betreft deze algemene competentie.<br />
Meerdere onvoldoendes voor de algemene competenties kunnen wel leiden tot een<br />
onvoldoende.<br />
Specifieke competenties zijn competenties die essentieel zijn voor een bepaalde praktijkperiode<br />
en die door de student moeten verworven zijn. Een negatieve score (onvoldoende of volstrekt<br />
onvoldoende) voor één van de specifieke competenties voor deze praktijkperiode betekent een<br />
onvoldoende voor deze praktijkperiode.<br />
Beoordelingscategorieën<br />
Bij de praktijkevaluatie maken we gebruik van onderstaand overzicht.
Volstrekt onvoldoende: problematische en overduidelijke tekorten voor het geheel van<br />
specifieke competenties en algemene competenties<br />
Onvoldoende: de student beheerst de specifieke competenties van die praktijkperiode<br />
niet. Dit uit zich in één zwaar tekort of verschillende lichtere tekorten waaraan onvoldoende<br />
werd gewerkt.<br />
Voldoet net niet: er is veel twijfel of deze student de nodige praktijkcompetenties voor<br />
deze praktijkperiode heeft verworven of er is aantoonbare uitval op een belangrijke algemene<br />
competentie zoals vb. organisatie.<br />
Voldoet nipt: de student moet nog groeien maar het geloof in ontwikkeling is er. Er zijn<br />
een aantal lichte tekortkomingen of er was een zware tekortkoming maar er is aan gewerkt<br />
met resultaat en er is het vertrouwen dat deze evolutie zich kan verder zetten.<br />
In orde: de student voldoet. Er zijn geen ernstige tekorten maar ook geen opvallende<br />
uitschieters. Werkpunten werden met resultaat opgevolgd .<br />
Dat overtuigt: de student heeft het prima gedaan, er zijn geen belangrijke bedenkingen<br />
en als die er waren worden ze gecompenseerd door eigenschappen die zich boven het<br />
gemiddelde situeren.<br />
Deze student onderscheidt zich wegens ..............................................................................<br />
en er werden geen tekorten vastgesteld<br />
Deze student onderscheidt zich op meerdere vlakken<br />
overduidelijk ...........................................................................................................................<br />
en er werden geen tekorten vastgesteld<br />
10. Communicatie met studenten<br />
en de praktijkscholen over praktijk<br />
10.1 Communicatie met studenten<br />
In de periode mei – juni worden informatiemomenten voor studenten gepland. Op dat moment<br />
krijgt de student alle informatie over de praktijkperiodes die het volgende academiejaar in zijn<br />
traject kunnen voorkomen. Sommige lagere scholen bezorgen de opleiding informatie over<br />
de wijze waarop studenten een stageplaats kunnen aanvragen, bijvoorbeeld alleen via de<br />
coördinerend directeur. Deze informatie wordt aan de studenten bezorgd.<br />
Alle documenten die de student nodig heeft worden in dezelfde periode beschikbaar gesteld op<br />
Toledo.<br />
10.2. Communicatie met de praktijkscholen<br />
Cijfer/20<br />
Infovergaderingen voor mentoren<br />
Voor elke praktijkperiode organiseert de opleiding een informatievergadering voor mentoren.<br />
Indien gewenst vervangt de student-stagiair de mentor tijdens dit moment.<br />
<strong>KHLim</strong>-site<br />
Mentoren hebben toegang tot heel wat informatie over praktijk via de website<br />
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.<br />
Resonantiegroep BaLO<br />
De resonantiegroep BaLO bestaat uit een 15-tal mensen uit het werkveld en komt op regelmatige<br />
basis samen met de opleiding in functie van kwaliteitsbewaking. De resonantiegroep is de<br />
kritische vriend van de opleiding.<br />
Vanaf het academiejaar 2012-2013 werd de resonantiegroep BaLO opgenomen in een<br />
departementale resonantiegroep en wordt het overleg doorgaans op dit niveau gevoerd.<br />
< 7<br />
7-8<br />
9<br />
10-11<br />
12<br />
13<br />
14-15<br />
16-17<br />
17
18<br />
11. Praktijkdata 2013-2014<br />
11.1. Academisch kalender inzake praktijk<br />
Zie hiernaast (planning en organisatie) ><br />
De volledige praktijkkalender 2013-2014 is beschikbaar op<br />
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO<br />
11.2. Inhaaldagen<br />
Een student moet een gemiste stagedag inhalen. We voorzien hiervoor data in de<br />
praktijkkalender.<br />
Voor elke praktijkperiode wordt het minimum te geven lessen bepaald. Dit wordt vermeld in het<br />
specifiek vademecum. Een student kan een halve dag inhalen of een hele dag.<br />
12. Contactpersonen van de opleiding<br />
Heel wat mensen in de opleiding begeleiden de studenten. Indien u vanuit het praktijkveld<br />
problemen ondervindt of bedenkingen wilt formuleren, kunt u hiervoor steeds terecht in de<br />
opleiding.<br />
Alle docenten geven lessen en gaan op stagebezoek. In de mate van het mogelijke gaan de<br />
docenten op stagebezoek bij studenten van hun eigen groepen.<br />
De groepsbegeleider is de eerste contactpersoon voor de student en voor de begeleiders<br />
van de praktijkklas/-school. Hij beheert het dossier van de student. De naam van de<br />
groepsbegeleider wordt door de student genoteerd op het specifiek vademecum voor de<br />
klasmentor. Indien u vanuit de praktijk opmerkingen en bedenkingen heeft bij het functioneren<br />
van een student, wordt dit altijd doorgegeven aan de groepsbegeleider. Hij volgt dit verder op.<br />
De semesterverantwoordelijke organiseert het semester. Indien u vragen of problemen<br />
ondervindt bij de organisatie of de invulling van een praktijkperiode, wordt dit altijd doorgegeven<br />
aan de semesterverantwoordelijke.<br />
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase<br />
IK GEEF LES AAN KINDEREN<br />
Semester 1<br />
Hilde Wuytens<br />
Semester 2<br />
Christel Hoevelinck<br />
Semester 3<br />
Bart Bunkens<br />
Semester 4<br />
Bert Massa<br />
De praktijkverantwoordelijke BaLO is Hilde Kuijpers.<br />
De opleidingscoördinator BaLO is Bruno Gevaert.<br />
Het departementshoofd Lerarenopleiding Hemelrijk is Veerle Schuyten.<br />
Semester 5<br />
Joke Claesen<br />
IN EEN<br />
SCHOOL<br />
Semester 6<br />
Elvire Broux
Bachelor Leraar Lager Onderwijs<br />
Planning en organisatie praktijk 2013 - 2014<br />
Algemeen<br />
Voor alle praktijkperiodes met uitzondering van praktijk instroomfase, vinden voorafgaand aan de stage<br />
observatie- en oefendagen plaats.<br />
De volledige praktijkkalender 2013-2014 is beschikbaar op www.khlim.be > werkveld > lerarenopleiding:<br />
stages > praktijk BaLO<br />
Praktijk instroomfase: participatiedagen 1 BALO<br />
Praktijk I: 2de lj en 2de graad (starters<br />
febr. 2013)<br />
1 BALO U<br />
Praktijk II: 2de graad 2 BALO<br />
Praktijk V: 1ste leerjaar 3 BALO<br />
Praktijk VI: zorgstage 3 BALO<br />
Praktijk uitgroeistage (starters febr. 2011) 3 BALO S<br />
SEMESTER 1<br />
Periode: oktober - december<br />
om de 2 weken, op donderdag<br />
Periode: oktober - januari<br />
Stage: 7/01/14 t.e.m. 13/01/14<br />
Periode: september - november<br />
Stage: 12/11/13 t.e.m. 18/11/13<br />
Periode: september - november<br />
Stageweek 1: 14/10/13 t.e.m. 18/10/13<br />
Stageweek 2: 12/11/13 t.e.m. 18/11/13<br />
Periode: november - januari<br />
Stage: 7/01/14 t.e.m. 16/01/14<br />
Periode: oktober tot januari<br />
Stage: 14/10/13 t.e.m. 10/01/14<br />
InfORMATIEMOMEnT MEnTOREn<br />
Alle praktijkperiodes Alle jaren Vrijdag 4 oktober 2013<br />
Praktijk I: 2de lj en 2de graad 1 BALO<br />
Praktijk II: 2de graad 2 BALO U<br />
Praktijk III: 3de graad 2 BALO<br />
Praktijk IV: 3de graad openluchtklasdag 2 BALO<br />
Praktijk uitgroeistage 3 BALO<br />
SEMESTER 2<br />
Periode februari - mei<br />
Stage: 19/05/14 t.e.m. 23/05/14<br />
Periode februari - april<br />
Stage: 22/04/14 t.e.m. 28/04/14<br />
Periode februari - april<br />
Stage: 22/04/14 t.e.m. 28/04/14<br />
Periode juni<br />
Stage: 2/06/14 t.e.m. 06/06/14<br />
Periode: maart tot juni<br />
Stage: 17/03/14 t.e.m. 6/06/14<br />
InfORMATIEMOMEnT MEnTOREn<br />
Stagecontactdag 27/09/2013<br />
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding<br />
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Stagestudent vervangt de mentor in de klas,<br />
uitgezonderd voor mentoren praktijk instroomfase.<br />
(De mentoren die studenten praktijk instroomfase<br />
begeleiden worden niet vervangen.)<br />
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool,<br />
bij voorkeur stageschool praktijk III<br />
Studenten zoeken zelf een stageschool,<br />
bij voorkeur stageschool semester 1<br />
Alle praktijkperiodes Alle jaren Vrijdag 21 februari 2014 Stagestudent vervangt de mentor in de klas.
informatie<br />
Katholieke Hogeschool Limburg<br />
- departement lerarenopleiding<br />
Campus Hemelrijk, Hemelrijk 25, 3500 Hasselt<br />
Tel. 011 30 04 90 - fax 011 30 04 99 - www.khlim.be