download pdf

download pdf download pdf

levievandermeer.nl
from levievandermeer.nl More from this publisher

Gedurfd Verzamelen<br />

Van Chagall tot Mondriaan


Gedurfd<br />

Verzamelen<br />

2 Waanders Gedurfd Verzamelen uitgevers / Joods Historisch Museum, 2010


Van Chagall tot<br />

Mondriaan<br />

Huibert Schijf en Edward van Voolen redactie<br />

Gedurfd Verzamelen 3


De omdroomde wereld van<br />

juwelier, kunstverzamelaar en mecenas<br />

Andries S. van Wezel (1856-1921) Rein van der Wiel<br />

68 Gedurfd Verzamelen<br />

Andries van Wezel werd op 25 maart 1856 in de Rapen-<br />

burgerstraat geboren als tweede zoon in een traditioneel<br />

Nederlands Israëlitisch gezin. 1 Toen Andries een kleine<br />

jongen was, waren in deze armoedige straat behalve een<br />

sjoel twee diamantslijperijen gevestigd: Metz & Citroen<br />

en de firma Hart, een vroegere werkgever van zijn vader.<br />

Dat er ook nog eens vier slijperijen in de Valkenburger-<br />

straat te vinden waren, twee in de Zwanenburgerstraat<br />

en een in de Uilenburgerstraat, maakt duidelijk wat het<br />

diamantvak voor de jodenbuurt betekende. 2<br />

Andries’ vader, Salomon Levie van Wezel (1823-1906),<br />

had zoals veel joden in de 19de eeuw twee beroepen:<br />

eigenlijk was hij diamantslijper, maar in het Amster-<br />

damse Adresboek noemde hij zich tot 1878 schoen-<br />

maker. Het diamantvak was kwetsbaar: als een juwelier<br />

geen ruwe diamant had kunnen bemachtigen doordat<br />

de prijs hoog was en de vraag gering, dan werden de<br />

arbeiders naar huis gestuurd. Maar zodra de vraag steeg<br />

en de juwelier kon inkopen, ging de fabriek weer open.<br />

Salomon begon zijn werkende leven op 13-jarige leeftijd<br />

bij genoemde firma Hart waar hij − zoals dat heette −<br />

‘enkele paarden had’: hij hield toezicht op molenpaarden<br />

die de slijpmachines in beweging hielden. Toen hij 17<br />

was, kwam Harts fabriek met een primeur voor Neder-<br />

land: een stoommachine verving de paarden, wat inhield<br />

dat Salomon en met hem vele anderen werkloos wer-<br />

den. Salomon zocht zijn heil in de schoenenbranche.<br />

Maar zo gauw het kon, keerde hij terug in ‘het vak’.


Andries’ moeder heette Judic Ansel. Haar vader was<br />

koster van de Portugese synagoge. Judics trouwakte ver-<br />

meldt als beroep borduurster. Zij zal net zoals Salomon<br />

niet veel geld hebben ingebracht. Met hun huwelijk waren<br />

ze een verdiepinkje in de Rapenburgerstraat gaan bewo-<br />

nen en hun oudste kinderen gingen naar de armenschool.<br />

Toch waren vader en moeder Van Wezel niet straatarm:<br />

Salomons bijdrage aan de Nederlands-Israelitische<br />

Gemeente bewijst dat. Hij was in de periode dat zijn oud-<br />

ste kinderen geboren werden weliswaar ingedeeld in de<br />

laagste klasse, klasse 5, maar zijn rang maakte dat hij toch<br />

nog f 7,- per jaar betaalde terwijl de straatarmen niet<br />

ingeschreven waren omdat zij geen belasting betaalden. 3<br />

Salomon en Judic van Wezel kregen vijf zonen: na Juda<br />

(1853-?) en Andries volgden Hartog (1858-?), Marcus<br />

(1861-1933) en Joachim (1863-1932). Vlak voor Joachims<br />

geboorte verhuisde het gezin naar de iets minder armoe-<br />

dige Lazarussteeg nummer 4, een straatje naast de<br />

Mozes en Aäron-kerk met aan één kant huizen en<br />

aan de andere kant het net voor hun komst gesloten<br />

leprozenhuis. 4<br />

De wet op het lager onderwijs van 1857 had geregeld<br />

dat ook op joodse scholen zowel lezen als schrijven<br />

onderwezen moest worden én dat de Nederlandse taal<br />

in plaats van het Jiddisch als voertaal moest worden<br />

gebruikt. 5 Van deze veranderingen kon Andries als één<br />

van de eersten profiteren: hij deed zijn godsdienst-<br />

examen aan de armenschool al op 11-jarige leeftijd,<br />

zo vertelt het Nieuw Israëlietisch Weekblad in mei 1867,<br />

en wilde − aldus zijn latere werknemers A.S. de Levita 6 en<br />

Henri Polak 7 − graag violist worden. Niettemin begon<br />

Andries’ arbeidzame leven ‘gewoon’ op 13-jarige leeftijd<br />

in 1869 in diamantfabriek Hart als knechtje van zijn<br />

vader, die daar als werknemer was teruggekeerd.<br />

Omstreeks 1871 kwam het diamantvak in een stroomver-<br />

snelling terecht: de Kaapse Tijd brak aan. Deze zorgde<br />

ervoor dat de Kamer van Koophandel in 1889 70 slijpe-<br />

rijen en 7500 molens kon registreren en zelfs aan het<br />

einde van het slechte jaar 1890 waren er nog 6500<br />

Amsterdamse joden betrokken bij de diamanthandel<br />

en -nijverheid.<br />

Andries van Wezel werkte pas twee jaar toen de Kaapse<br />

tijd in 1871 begon en dat was het moment waarop hij<br />

zijn financiële triomftocht in gang zette: hij kocht dia-<br />

manten en zo belegde hij zijn geld. 8 Na vier jaar werk<br />

in de diamantindustrie ging de 17-jarige Andries in 1875<br />

er een jaar tussenuit en in Kampen bij tapijtenhande-<br />

laar Abraham Kalff een kamer. Wat hij in Kampen zocht,<br />

is een raadsel. Was het de muziek? Was hij op de vlucht<br />

voor de dreiging van een gearrangeerd huwelijk? Na het<br />

jaar in Kampen werd Andries namelijk − als diamant-<br />

bewerker − op het nieuwe adres van zijn ouders inge-<br />

schreven, nadat hij zich al enkele maanden eerder had<br />

verloofd met de Amsterdamse Judith Kuijt. Andries’<br />

vader zal vader Kuijt uit de Nederlands-Israëlitische<br />

gemeente gekend hebben, maar Andries en Judith<br />

kenden elkaar misschien niet eens. Andries zal door<br />

de afspraken van de respectievelijke ouders gedwongen<br />

zijn geweest terug te keren, maar tot een huwelijk tus-<br />

sen hen is het niet gekomen.<br />

Dat nieuwe adres van Sal en Judic van Wezel, Oude Zijds<br />

Achterburgwal 70, was het eerste huis dat zij kochten.<br />

De meeste diamantbewerkers frequenteerden in de<br />

Kaapse tijd de vele theaters in de Plantage, ze besteed-<br />

den hun geld aan de Engelse meisjes in de café-chan-<br />

tants in Nes en Warmoesstraat en ze vertoonden zich<br />

in opzichtige smokings, rokkostuums met hoge zijdes,<br />

waarbij de dikgouden kettinghorloges niet konden ont-<br />

breken. Vader Van Wezel pakte het vanaf 1875 anders<br />

aan: hij kocht zo gauw hij genoeg geld had een nieuw<br />

huis op een betere locatie, terwijl hij elk huis dat hij<br />

verliet niet verkocht, maar verhuurde. 9<br />

In juni 1877 overleed Andries’ moeder plotseling:<br />

‘Heden ontsliep, zacht en kalm, na een kortstondig<br />

lijden van 3 dagen, mijne onvergetelijke Echtgenoote<br />

JUDIC LEVIE ANSEL, in den ouderdom van ruim 55 jaren,<br />

diep betreurd door mij, mijne kinderen en behuwd-<br />

dochter. Amsterdam 24 Juni 1877. Salomon Levie<br />

van Wezel.’ 10<br />

Salomon probeerde dit grote verdriet misschien wel te<br />

verwerken door nog harder te werken. Hoe dan ook, nog<br />

geen jaar later woonde hij niet alleen aan de oude, niet-<br />

joodse kant van de Amstel, maar werd ook aan de loca-<br />

Andries van Wezel (1856-1921)<br />

begon in 1888 moderne kunst<br />

te verzamelen van tijdgenoten<br />

als Karsen, Witsen, Breitner<br />

en Isaac Israels, maar ook van<br />

Haagse Schoolschilders als<br />

Jozef Israëls en Bosboom.<br />

Franse schilders als Corot,<br />

Daubigny en Fantin-Latour<br />

gaven zijn collectie internationale<br />

allure. Hij legateerde<br />

zijn verzameling aan het<br />

Rijksmuseum in Amsterdam.<br />

Willem Witsen (1860-1923),<br />

1912, olieverf op doek,<br />

91 x 80 cm. Rijks museum,<br />

Amsterdam (SK-A-2948,<br />

legaat A.S. van Wezel)<br />

Andries S. van Wezel 69


78 Gedurfd Verzamelen<br />

Eduard Karsen, Vaart met<br />

zeilende scheepjes, olieverf op<br />

doek, 45 x 32 cm. Rijksmuseum,<br />

Amsterdam (SK-A-2900,<br />

legaat A. S. van Wezel)


Eduard Karsen, Boerenhofstede,<br />

1890, olieverf op doek,<br />

52 x 71 cm. Rijksmuseum,<br />

Amsterdam (SK-A-2903,<br />

legaat A.S. van Wezel)<br />

Andries S. van Wezel 79


Sarphatistraat gezien vanaf<br />

het Frederiksplein richting<br />

Amstel. Links het dubbele<br />

pand van de bankier Frederik<br />

van Nierop, daarnaast het<br />

pand van de weduwe Abigael<br />

Teixeira de Mattos-Mendes<br />

(1840-1905). Andries van<br />

Wezel woonde op 9 (het<br />

vierde huis van links, achter<br />

de lantaarn). Foto 1890.<br />

Stadsarchief Amsterdam<br />

(Beeldbank 010003001300)<br />

80 Gedurfd Verzamelen<br />

Looy (1855), Eduard Karsen (1860), Willem Witsen (1860),<br />

George Breitner (1857) en Isaac Israels (1865). Ook Bata-<br />

vier en Loopuit kochten wel eens wat van hen 33 , maar<br />

waren volgens Van der Goes van een ander financieel<br />

kaliber: ‘Het lijkt mij (...) zeer onwaarschijnlijk dat Jakob<br />

Batavier iets zou hebben vermaakt hetzij aan Karsen<br />

hetzij aan Witsen. Daarentegen weet ik wel dat een<br />

andere juwelier, nl. Andries van Wezel, een zeer rijk man,<br />

wat Batavier volstrekt niet was (...)’. 34<br />

De eerste bron uit 1888 die spreekt over Van Wezel als<br />

mecenas is het egodocument van de schilder Eduard<br />

Karsen Een droom en een scheidsgericht: ‘Dat was de man<br />

die mij een kleine, driejarige toelage had willen geven.<br />

Ik had die echter geweigerd. Mag ik je die dan leenen?<br />

had hij gevraagd. Dat vind ik goed, zeide ik’. 35 In februari<br />

1889 schrijft Karsen aan Witsen: ‘In den laatsten tijd heb<br />

ik nog al eens wat verkocht.’ Van der Goes vervolgt in<br />

bovengenoemde brief aan zijn vroegere Nieuwe Gids-<br />

compaan Albert Verwey uit 1931: ‘ (...) weet ik wel dat (...)<br />

Andries van Wezel, een zeer rijk man, (...) Karsen gere-<br />

geld, tenminste gedurende eenige tijd, protegeerde en<br />

misschien zelfs direct ondersteunde’. 36 In de nalaten-<br />

schap van Van Wezel bevonden zich tien olieverfschilde-<br />

rijen van Eduard Karsen; zowel aan de Sarphatistraat<br />

als in zijn villa in Baarn had hij een aparte kamer voor<br />

de schilderijen van Eduard Karsen ingericht. In 1899<br />

bezocht Caroline Beeloo, kunsthistorica en publiciste<br />

voor Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift het huis aan<br />

de Sarphatistraat: ‘Ik herinner mij o.a. met bizonder<br />

genoegen een klein schilderijtje, speciaal eigendom van<br />

Mevrouw A.S. van Wezel. Twee ranke scheepjes, spook-<br />

achtig voortglijdend achter elkaar over een somber water<br />

met een mooie, dreigende stormlucht daarboven, een


Hendrik George Breitner<br />

(1857-1923), Het Damrak<br />

te Amsterdam, ca. 1903.<br />

Een pronkstuk in de collectie.<br />

De compositie − het Damrak<br />

gezien naar de Warmoesstraat,<br />

de Oude Kerk en de Beurs van<br />

Berlage − is, zoals vaker<br />

bij Breitner, gebaseerd op<br />

een foto. Olieverf op doek,<br />

100 x 150 cm. Rijksmuseum,<br />

Amsterdam (SK-A-2879,<br />

legaat A.S. van Wezel)<br />

Andries S. van Wezel 81


98 Gedurfd Verzamelen<br />

Menno Kamerlingh Onnes<br />

(1860- 1925), Gele rozen in een<br />

karaf, 1896. Deze stillevens,<br />

door tijdgenoten ‘bloemverbeeldingen’<br />

genoemd,<br />

kenmerken zich door<br />

gedurfde kleurcombinaties<br />

en een losse manier van<br />

schilderen. Olieverf op doek,<br />

46 x 34 cm. Rijksmuseum,<br />

Amsterdam (SK-A-2896,<br />

legaat A.S. van Wezel)


Camille Corot (1796-1875),<br />

Landschap met knotwilgen,<br />

1840. Corot gold als de grootste<br />

landschapschilder van zijn<br />

tijd en was een voorbeeld<br />

voor de latere impressionis-<br />

ten. Van Wezel, maar ook<br />

andere Amsterdamse verzamelaars<br />

zoals de familie<br />

Drucker-Fraser en C.P. van<br />

Eeghen, streefden ernaar<br />

een werk van hem in bezit<br />

te krijgen. Olieverf op paneel,<br />

40 x 30,5 cm. Rijksmuseum,<br />

Amsterdam (SK-A-2882,<br />

legaat A.S. van Wezel)<br />

Andries S. van Wezel 99


Willem Wolff Beffie (1880-1950),<br />

onthechte verzamelaar,<br />

stille mecenas Ester l. Wouthuysen<br />

106 Gedurfd Verzamelen<br />

InlEIdInG Wie was Willem Wolff Beffie? De naam<br />

van deze Amsterdamse verzamelaar zal weinigen iets<br />

zeggen. Toch bracht deze succesvolle joodse diamantair<br />

een opzienbarende collectie kunstwerken van de interna-<br />

tionale avant-garde bijeen. Dat deed hij tussen 1912 en<br />

1918, een periode waarin de modernistische kunst nau-<br />

welijks geapprecieerd werd. Hij verzamelde ongeveer<br />

500 werken van eigentijdse kunstenaars als Franz Marc,<br />

Wassily Kandinsky, Alexei von Jawlensky, Marianne von<br />

Werefkin, Paul Klee, Marc Chagall, Jan Sluijters, Leo<br />

Gestel en Kees van Dongen. De kern van de collectie<br />

werd, zeker in kwantitatief opzicht, gevormd door de<br />

schilderijen en tekeningen van de Franse kubist Henri<br />

Le Fauconnier, voor wie Beffie in de Eerste Wereldoorlog<br />

de rol van mecenas op zich nam. Hoe heeft Beffie in die<br />

korte tijd zo’n aanzienlijke collectie kunnen samenbren-<br />

gen? Waarom is die collectie zo goed als onbekend geble-<br />

ven en wat is er mee gebeurd? Het zal geen verbazing<br />

wekken dat iemand die zo’n belangrijke en omvangrijke<br />

kunstcollectie voor de buitenwereld goeddeels verborgen<br />

heeft weten te houden, de schijnwerpers niet graag op<br />

zichzelf gericht zag. Noch in zijn persoonlijke, noch in zijn<br />

professionele leven trad Beffie op de voorgrond. 1<br />

Willem Wolff Beffie kwam op 12 februari 1880 ter wereld<br />

aan de Zwanenburgwal 48, als tiende en laatste kind<br />

van diamantslijper Isaac Wolff Beffie en Sofia Eliazer<br />

Suikerman. 2<br />

Zijn geboortehuis keek uit op het Waterlooplein en het<br />

overbevolkte eiland Vlooienburg, waar Willems vader was<br />

geboren en opgegroeid. Vader Isaac had aan de familie-


naam Wolff in 1877 Beffie laten toegevoegen. 3 Tenslotte<br />

werd alleen de naam Beffie gebruikt. Isaacs ouders,<br />

diamantslijper Moses Wolff en Schoontje Drukker, waren<br />

beiden analfabeet. 4 Voor de familie Beffie zal de woning<br />

aan de Zwanenburgwal een grote maatschappelijke voor-<br />

uitgang betekend hebben.<br />

Willem groeide op in een joods milieu: zijn familie was<br />

joods, de buurt was overwegend joods en zijn vrienden-<br />

netwerk bestond voor een belangrijk deel uit joden. 5<br />

Zijn vader, zijn grootvaders, ooms, sommige broers en<br />

ook hijzelf, zaten in het ‘vak’, zoals de bij uitstek joodse<br />

diamantindustrie werd genoemd. Ook al waren ze niet<br />

orthodox, er werd wel aan de tradities vastgehouden. 6<br />

Evenals zijn vader en zijn broers contribueerde Willem<br />

jaarlijks aan de joodse gemeente. 7<br />

dIamant Willems vader Isaac Wolff Beffie had als<br />

zo velen goed verdiend in de ‘Kaapse tijd’, een periode<br />

van enorme opbloei van de diamantindustrie in de jaren<br />

zeventig. 8 Zo kon hij in 1884 twee grote fabrieken laten<br />

bouwen in de Verversstraat, tegenover elkaar. Aan<br />

Willem viel de eer te beurt om, precies op zijn vierde<br />

verjaardag, de eerste steen te leggen van de fabriek op<br />

nr. 57. Op nr. 16 verrichtte een paar maanden later zijn<br />

oudste zusje Schoontje eenzelfde plechtigheid.<br />

Uiteindelijk bezat vader Isaac maar liefst twaalf percelen<br />

in de straat, waaronder zijn woonhuis aan de Zwanen-<br />

burgwal, dat tot aan de Verversstraat doorliep. 9<br />

Hoewel omstreeks 1890 het diamantvak in een crisis ver-<br />

keerde moet Willems vader genoeg reserves hebben gehad,<br />

want juist toen kocht hij Groenburgwal 27. Het gezin ver-<br />

huisde naar deze overwegend joodse buurt, iets verder ver-<br />

wijderd van het verpauperde Vlooienburg. Ook het gegeven<br />

dat er twee inwonende dienstbodes waren geeft aan dat de<br />

Beffies in welstand waren toegenomen. 10 De zoons Philip<br />

en Bernard werden arts, de andere vier volgden hun vader<br />

in het vak. 11 In 1908 droeg vader Isaac officieel, maar in de<br />

praktijk al eerder, de zaken over aan zijn oudste zoon, de<br />

diamantklover Eliazer (Elie). 12 Na de dood van hun moeder<br />

in 1912 en de verhuizing van Elie naar Brussel in datzelfde<br />

jaar, woonden alleen Salomon en Willem nog met hun<br />

vader op de Groenburgwal. Isaac overleed in 1919 waarna<br />

zij als enige bewoners overbleven.<br />

dIamantzaGERIj GRoEn & Co,<br />

1909-1930 Over Beffies schooljaren en verdere educa-<br />

tie is weinig bekend. Een deel van zijn opleiding kreeg hij<br />

in Londen, waar hij vanaf augustus 1901 acht maanden-<br />

woonde. Na terugkomst woonde hij weer thuis, nu als<br />

‘kantoorbediende’, waarschijnlijk in de zaak van zijn<br />

vader. 13 In 1921 duikt zijn naam weer op, nu in het Han-<br />

delsregister van de Kamer van Koophandel & Fabrieken<br />

van Amsterdam bij de inschrijving van de loondiamant-<br />

zagerij Groen & Co die hij in 1909 was begonnen samen<br />

met Hartog Polak, zich noemende Van Overveen, (1888-<br />

1961). 14 De zaak was tot ongeveer 1920 gevestigd aan de<br />

Sint Willibrordusstraat 41-43, daarna aan de Ruyschstraat<br />

85 en vanaf juni 1925 aan de Valckeniersstraat 85. 15<br />

Bij de oprichting waren de omstandigheden zeer gun-<br />

stig, niet alleen vanwege de ontdekking van de Premier-<br />

mijn bij Pretoria in 1902, maar ook door de technische<br />

verbeteringen van de zaag- en snijmachine en een groei-<br />

end afzetgebied van bewerkte diamant in de Verenigde<br />

Staten. In de jaren tussen 1904 en 1919 is door werk-<br />

gevers in deze branche miljoenen verdiend, al waren<br />

er ook slechte jaren bij. 16<br />

Beffie heeft in deze betrekkelijk korte tijd van voorspoed<br />

zijn fortuin gemaakt, en is vervolgens gaan rentenie-<br />

ren. 17 Ook de forse verhoging van zijn jaarlijkse bijdrage<br />

aan de joodse gemeente bevestigt dit beeld. Deze liep<br />

van f 21,25 in 1909 op tot f 297 in 1921. Beffie besteedde<br />

zijn geld aan de opbouw van een collectie moderne<br />

Jan Sluijters (1881-1957),<br />

Willem Wolff Beffie, 1912,<br />

olieverf op doek, 60 x 49cm.<br />

Privé collectie<br />

Willem Isaac Wolff Beffie legde<br />

de eerste steen in de onderpui<br />

van Verversstraat 57. Voor<br />

deze gelegenheid werd, naar<br />

joods gebruik, zijn vaders<br />

naam Isaac toegevoegd.<br />

Door ophoging van het straatniveau<br />

is de onderste regel<br />

tegenwoordig nauwelijks meer<br />

leesbaar: 12 februari 1884.<br />

Foto Peter Lange<br />

Willem Wolff Beffie 107


126 Gedurfd Verzamelen<br />

Leo Gestel (1881-1941),<br />

Danse Orientale, 1912,<br />

olieverfschets op doek,<br />

53 x 37,5 cm. Privé collectie


Franz Marc (1880-1916),<br />

Die Weltenkuh, 1913, olieverf<br />

op doek, 70,7 x 141,3 cm.<br />

Museum of Modern Art, New<br />

York. © 2009 The Museum of<br />

Modern Art/Scala, Florence<br />

Willem Wolff Beffie 127


Correspondentiekaart van<br />

Willem Beffie aan Wassily<br />

Kandinsky, 6 oktober 1913.<br />

Gabriele Münter und Hans<br />

Eichner Stiftung, München<br />

Brief van Willem Beffie aan<br />

Gabriele Münter, 7 april 1916,<br />

waarin hij onder meer meldt<br />

dat hij een aquarel van<br />

Kandinsky heeft gehouden<br />

en de ‘2 nicht gewünschten’<br />

heeft teruggezonden.<br />

Gabriele Münter und Hans<br />

Eichner Stiftung, München<br />

‘Piknik’ uit de serie van<br />

Kandinsky’s Bagatellen uit<br />

1916, reproductie afgebeeld<br />

in Huebner, Modern Kunst<br />

in den Privatsammlugen<br />

Europas, 1921<br />

130 Gedurfd Verzamelen<br />

Gummeson in Stockholm voor. Het kostte Münter<br />

grote moeite voldoende werk bijeen te krijgen, omdat<br />

het meeste nog in Duitsland was en zij slechts kon<br />

beschikken over enkele schilderijen die na een<br />

tentoonstelling in 1914 in Malmö waren achtergebleven.<br />

Kandinsky zelf kon alleen kleine aquarellen inbrengen,<br />

de serie Bagatellen die hij recentelijk in Rusland had<br />

gemaakt. Bij Beffie in Amsterdam hadden zij vier schil-<br />

derijen ondergebracht, waarover Beffie zich vanwege<br />

de oorlogssituatie ontfermde. Nu bood hij uitkomst<br />

door ze naar de tentoonstelling in Stockholm te sturen<br />

en na afloop daarvan te laten transporteren naar de<br />

verzamelaar Edwin R. Campbell, die deze schilderijen<br />

had besteld als decoratie van zijn woning in New York. 92<br />

Als dank voor deze diensten liet Kandinsky Beffie<br />

een keuze maken uit enkele aquarellen van de serie<br />

Bagatellen : hij koos Piknik. 93<br />

Na het bezoek aan het atelier van Kandinsky, werd Beffie<br />

door Marc geïntroduceerd bij het schildersechtpaar<br />

Alexei von Jawlensky en Marianne von Werefkin. Daar<br />

kocht hij van Jawlensky twee schilderijen Kop en Berg-<br />

landschap en twee tekeningen van naakten. 94 De Kop uit<br />

1913 is één van de vele vrouwenportretten die Jawlensky<br />

in deze periode produceerde. Aangezien het in verschei-<br />

dene tentoonstellingscatalogi als eigendom van Beffie<br />

staat afgebeeld, kon het werk worden geïdentificeerd als<br />

Die blaue Mantilla dat zich thans in het Israel Museum


Alexej von Jawlensky<br />

(1864-1941), Die blaue Mantilla,<br />

1913, olieverf op doek op<br />

karton, 49,5 x 68 cm.<br />

The Israel Museum, Jerusalem<br />

Sam and Ayala Zacks Collection<br />

(inv. nr. L-B83.005)<br />

Willem Wolff Beffie 131


142 Gedurfd Verzamelen<br />

Henri Le Fauconnier, Crucifix,<br />

1914, olieverf op doek, 105,5<br />

x 39,5 cm. Instituut Collectie<br />

Nederland (ICN), Rijkswijk/<br />

Amsterdam (inv. nr. AA3063)<br />

blijkt uit zijn testamentair vastgelegde beslissing dat de<br />

bewaarders van de kunstwerken deze bij zijn overlijden<br />

mochten behouden. Als mecenas heeft hij Le Fauconnier<br />

en zijn vrouw door de moeilijke tijden van hun balling-<br />

schap heen geloodst. Of hij verwachtte dat de honder-<br />

den kunstwerken die hij daaraan had overgehouden in<br />

de toekomst meer geld zouden opbrengen, valt te<br />

betwijfelen. Hij dacht vermoedelijk niet in de eerste<br />

plaats aan kapitaals vermeerdering.<br />

Steunend op zijn zakeninstinct durfde Beffie risico’s te<br />

nemen om zich met de nieuwste onbekende kunststro-<br />

mingen in te laten. In zijn, door Kickert en Le Fauconnier<br />

aangemoedigde, keuze voor avant-gardekunst, toonde<br />

hij lef en brutaliteit. Behalve zakeninstinct bezat Beffie<br />

sociale vaardigheid, waarmee hij gemakkelijk de sympa-<br />

thie van kunstenaars veroverde. Die sympathie werd<br />

zeker versterkt door zijn prompte betalingen.<br />

Samenvattend zou Willem Beffie als verzamelaar psy-<br />

chologisch geduid kunnen worden als een jager met een<br />

obsessieve passie, die geen nazorg wenste. Iemand die<br />

controle wilde, maar geen bindingen. Macht, maar geen<br />

verantwoordelijkheden. Een jager die na zijn vangst zijn<br />

buit laat ‘slingeren’ en er even gemakkelijk weer afstand<br />

van doet, omdat hij zich niet hecht. Zijn omgang met<br />

geld, en vermoedelijk ook met relaties, was net zo. Het<br />

stipt nakomen van betalingen past in het beeld: hij wilde<br />

geen verplichtingen aangaan. Zijn voorbehoud bij het<br />

uitlenen van werk is daar eveneens op terug te voeren.<br />

Ook al zal het idee van winst bij zijn aankopen niet<br />

voorop hebben gestaan, de collectie heeft Beffie ten-<br />

slotte financieel geen windeieren gelegd. Met verkopen<br />

heeft Beffie er tot aan het eind van zijn leven profijt van<br />

gehad. Stukken van Kandinsky, Marc en Mondriaan zijn<br />

tenslotte, via de kunsthandel, in het Guggenheim en het<br />

MoMa in New York terecht gekomen. Twee schilderijen<br />

van Kandinsky waren op diens grote retrospectief, van<br />

2008 tot 2010 respectievelijk in München, Parijs en<br />

New York, te zien. De drie schilderijen van Chagall zijn,<br />

dankzij de aankoop van Regnault, de enige topstukken<br />

uit de collectie Beffie die in Amsterdam in het Stedelijk<br />

Museum te bewonderen zijn.


Conrad Kickert (1882-1965),<br />

Le rocher gris, 1913, olieverf<br />

op doek, 58,5 x 72 cm.<br />

Museum De Wieger,<br />

Deurne<br />

Willem Wolff Beffie 143


Salomon B. Slijper (1884-1971),<br />

vriend, verzamelaar en mecenas<br />

van Piet Mondriaan mandy Prins<br />

144 Gedurfd Verzamelen<br />

InlEIdInG Toen Salomon Bernard Slijper in 1971 over-<br />

leed, keek de Nederlandse museumwereld, en de direc-<br />

tie van het Haags Gemeentemuseum in het bijzonder,<br />

vol verwachting uit naar de bekendmaking van zijn tes-<br />

tament. Slijper bezat bij zijn dood de grootste collectie<br />

schilderijen en tekeningen van Piet Mondriaan ter<br />

wereld. Het grootste deel van deze waardevolle verza-<br />

meling bevond zich toen als bruikleen in het Haags<br />

Gemeentemuseum. Vanaf het eind van de jaren vijftig<br />

had museumdirecteur Louis J.F. Wijsenbeek (1912-1986)<br />

gedongen naar de gunst van Slijper, om diens Mondri-<br />

aancollectie in bezit te krijgen. Of dat de, naar verluidt,<br />

wispelturige verzamelaar de collectie alsnog zou laten<br />

verkopen of aan een ander museum zou schenken, bleef<br />

een tijd onduidelijk. Pas een jaar na het overlijden van<br />

de collectioneur was de definitieve bestemming van<br />

de kunstwerken bekend. Slijper liet zijn gehele collectie<br />

werken van Mondriaan − één prent, 74 tekeningen en<br />

122 schilderijen − na aan het Haags Gemeentemuseum. 1<br />

Hij had dit, zo bleek, al in 1957 in zijn testament laten<br />

vastleggen, maar had nooit iets laten doorschemeren<br />

aan de museumstaf, door wie hij zich regelmatig liet<br />

fêteren. Nog steeds kleeft het imago van ‘vileine’ verza-<br />

melaar aan de man die één van de belangrijkste collec-<br />

ties van moderne kunst bijeenbracht. Opmerkelijk<br />

genoeg is deze verzamelaar nog nooit onderwerp van<br />

wetenschappelijk onderzoek geweest.<br />

Slijper was niet alleen een verzamelaar van het werk,<br />

maar ook een persoonlijke vriend van Mondriaan. Is deze<br />

relatie ook te kenmerken als de verhouding tussen een


kunstenaar en zijn mecenas? In dit artikel wordt uitge-<br />

gaan van een mecenas als iemand die directe financiële<br />

steun verleent aan een kunstenaar gedurende een<br />

bepaalde periode. Algemeen geldt dat de begunstiger<br />

hierdoor extra sociaal aanzien geniet. Het kopen van al<br />

dan niet gereed zijnde kunstwerken of opdracht geven<br />

tot de productie ervan kan overigens wel als onderdeel<br />

van mecenaat gelden, afhankelijk van de omvang van<br />

de opdracht of aantal kunstwerken en de hoogte van<br />

de prijs in verhouding tot de geldende marktwaarde.<br />

Met deze studie naar Slijpers (joodse) achtergrond, zijn<br />

relatie met Mondriaan, het verzamelen van Mondriaans<br />

werken en de omgang met die verzameling, kan een<br />

completer beeld van de verzamelaar en mecenas<br />

Salomon Slijper gegeven worden. Slijper was een<br />

sleutel figuur in de carrière van Mondriaan en in het<br />

beschikbaar maken van diens oeuvre voor toekomstige<br />

generaties kunstliefhebbers.<br />

Van dIamantInduStRIE<br />

naaR HandEl Salomon Bernard Slijper werd op<br />

20 januari 1884 te Amsterdam geboren in een joods,<br />

Nederlands-Israëlitisch gezin. Zijn familie werkte in de<br />

diamantindustrie. 2 Vader Bernard Ezechiël, opgegroeid<br />

in de Kerkstraat en de Weesperstraat, zou zich opwerken<br />

tot ‘makelaar in diamant’. 3 Hij trouwde op dertigjarige<br />

leeftijd met de tweeëntwintigjarige wees, Elisabeth<br />

Benedictus (1851-1888). Haar voogden, Eliaser Salomon<br />

Benedictus en Bernardus Benedictus, waren respectie-<br />

velijk makelaar en koopman en woonden in de joodse<br />

buurt, in de Nieuwe Kerkstraat en aan de Nieuwe Ach-<br />

tergracht. 4 Het echtpaar Slijper woonde de eerste jaren<br />

in de joodse buurt, in een bovenhuis aan de Binnen<br />

Amstel nummer 97. Hier werden hun eerste kinderen<br />

geboren. 5 In mei 1879 verhuisde het gezin naar een gro-<br />

tere woning aan de overzijde van de Amstel, aan de Bin-<br />

nen Amstel nummer 296 tegenover het in datzelfde jaar<br />

nieuw geopende theater Carré. Vier kinderen, waaronder<br />

Salomon Bernard (1884-1971) kwamen hier ter wereld. 6<br />

Toen Salomon Bernard vier jaar oud was overleed zijn<br />

moeder. De uit Neustadtgödens bij Hamburg afkom-<br />

stige, Mathilda Cohen (1869-1943), die een maand daar-<br />

voor als dienstmeid bij de familie Slijper in huis was<br />

gekomen, nam de moederrol op zich. Op 28 februari<br />

1889 trouwde ze met Salomons vader. Uit dit tweede<br />

huwelijk werden twee dochters geboren, Merie (1889-?)<br />

en Elizabeth (1900-1943).<br />

In de diamanthandel verdiende vader Slijper een zeer<br />

goed inkomen tussen de 6.100 en 10.000 gulden per<br />

jaar. 7 In tegenwoordige koopkracht is dat 72.000 tot<br />

115.000 euro. 8 De bemiddelde familie Slijper bewoonde<br />

weliswaar geen huis binnen de grachtengordel, maar<br />

wel een kostbaar pand aan de niet-joodse zijde van de<br />

Amstel. Zij maakten desalniettemin actief deel uit van<br />

de joodse gemeenschap. Vader Slijper liet zich door<br />

joodse familieleden of collega’s uit de diamantbranche<br />

vergezellen bij de geboorteaangiften van zijn kinderen. 9<br />

Het gezin leefde naar strikte, joodse regels. Zo werd de<br />

geboorteakte van één van de dochters wegens Sabbath<br />

door de vader en de getuigen niet ondertekend. 10<br />

Belangrijke mijlpalen in de opvoeding en scholing van de<br />

kinderen werden, zoals gebruikelijk, geadverteerd in het<br />

Nieuw Israëlietisch Weekblad. 11 Net als zijn ouders voor-<br />

dien gedaan hadden, betaalde Slijper tot zijn vertrek uit<br />

Amsterdam, in 1917, de lidmaatschapsbijdragen voor de<br />

Amsterdamse Nederlands-Israëlitische hoofdsynagoge. 12<br />

Na de openbare lagere school, volgde Slijper de drie-<br />

jarige HBS en aansluitend, van 1898 tot 1900, de Open-<br />

bare Handelsschool. 13 Sinds de opkomst van de joodse<br />

arbeidersbeweging aan het eind van de negentiende<br />

eeuw was het niet langer ongebruikelijk dat joodse<br />

kinderen naar een openbare school werden gestuurd. 14<br />

Slijper blonk vooral uit in talen, rekenen en boekhouden.<br />

Zijn examen werd als ‘goed’ beoordeeld. 15 Uit de school-<br />

keuze blijkt dat Slijpers vader grotere ambities had voor<br />

zijn zoon dan de inmiddels minder florerende diamant-<br />

branche. De Handelsschool leidde namelijk de zonen<br />

van de Amsterdamse handelselite op voor een algemene<br />

carrière in de zakenwereld.<br />

De Amsterdamsche Bank was Slijpers eerste werkgever.<br />

Hij begon daar in 1900 als eenvoudige assistent met een<br />

salaris van 100 gulden per maand. Na zes jaar verdiende<br />

hij al ruim het zesvoudige per maand, maar verliet de<br />

bank toch. 16 Als tachtigjarige verklaarde hij dit vertrek<br />

aan de journaliste Betty van Garrel: ‘De ramen op kan-<br />

toor moesten altijd dicht blijven, al vielen de mussen<br />

dood uit de boom, dat beviel me niet langer. Ik wilde ook<br />

Henri van de Velde<br />

(1896-1969), Salomon Slijper,<br />

1930. Henri van de Velde<br />

schilderde dit portret toen<br />

hij in de boerderij De Zeven<br />

Linden in Blaricum verbleef.<br />

Olieverf op paneel, 32,5 x<br />

27 cm. Gemeentemusea<br />

Arnhem (inv. nr. GMX 00016,<br />

voorheen collectie Slijper)<br />

Salomon B. Slijper 145


152 Gedurfd Verzamelen<br />

Piet Mondriaan, Compositie:<br />

dambord, donkere kleuren, 1919.<br />

Slijper kocht dit schilderij en het<br />

volgende vlak nadat Mondriaan<br />

ze voltooid had − kort daarop<br />

keerde de schilder terug naar zijn<br />

woonplaats Parijs. Olieverf op<br />

doek, 84 x 102 cm. Gemeentemuseum<br />

Den Haag (inv. nr. 0334326,<br />

legaat Slijper)


Piet Mondriaan, Compositie:<br />

dambord, lichte kleuren, 1919,<br />

olieverf op doek, 86 x 106 cm.<br />

Gemeentemuseum Den Haag<br />

(inv. nr. 0334325, legaat Slijper)<br />

Salomon B. Slijper 153


160 Gedurfd Verzamelen<br />

Piet Mondriaan, Tableau III,<br />

Ovale Compositie, 1914.<br />

Het Rijksmuseum sloeg<br />

Slijpers aanbod om dit schilderij<br />

in bruikleen te nemen af.<br />

Daardoor kwam het na een<br />

jarenlang bruikleen aan het<br />

Stedelijk, in 1966 uiteindelijk<br />

in het bezit van dit museum.<br />

Olieverf op doek, 140 x 101 cm.<br />

Stedelijk Museum Amsterdam<br />

(inv. nr. A 2459)


Piet Mondriaan, Compositie<br />

met gele lijnen, 1933, olieverf<br />

op doek, 80,2 x 79,9 cm.<br />

Gemeente museum Den Haag<br />

(inv. nr. 0332044)<br />

Salomon B. Slijper 161


Wassily Kandinsky, Das bunte<br />

Leben, 1907. Slijper kocht dit<br />

schilderij begin oktober 1940<br />

op de veiling bij Frederik<br />

Muller & Co. en gaf het in<br />

bruikleen aan het Amsterdamse<br />

Stedelijk, en na de<br />

oorlog aan het Haagse<br />

Gemeentemuseum. Mevrouw<br />

Slijper-Hamdorff verkocht<br />

het kort na Slijpers dood naar<br />

München. Olieverf op doek,<br />

130 x 162,5 cm. Städtische<br />

Galerie im Lenbachhaus.<br />

München (inv. nr. FH 255,<br />

voorheen collectie Slijper)<br />

Piet Mondriaan, Compositie<br />

in ovaal met kleurvlakken,<br />

1914. Het eerste schilderij dat<br />

Slijper aan Sidney Janis<br />

verkocht. Olieverf op doek,<br />

107,6 x 78,8 cm. Museum<br />

of Modern Art, New York.<br />

© 2009 The Museum of<br />

Modern Art/Scala, Florence<br />

(inv. nr. 14.50, voorheen<br />

collectie Slijper)<br />

164 Gedurfd Verzamelen<br />

Na de oorlog schreef Slijper aan de kunstschilder Gerard<br />

Hordijk (1899-1958), die naar de Verenigde Staten was<br />

gevlucht: ‘Ja we hebben zeer angstige tyden mede<br />

gemaakt. Ik zat byna 3 jaar ondergedoken. Kwam nooit<br />

buiten en werd duizelig van het licht, toen ik voor het<br />

eerst in de buitenlucht kwam. Ik heb myn leven te<br />

danken aan Juffr. Hamdorff, die reeds ruim 25 jaar myn<br />

huishouding verzorgde. Zy heeft my toen het zoo drei-<br />

gend werd te Adam dat ik ieder oogenblik weggehaald<br />

kon worden, daarvan daan gehaald. Ik dook toen eerst<br />

by vrienden te Laren onder en heb het er toen maar op<br />

gewaagd in myn eigen huis onder te duiken, waar Juffr.<br />

H. nog zat. Het heele dorp lachte toen ik daaruit by de<br />

vrede te voorschijn trad!’ 85 Slijper werd door zijn kennis<br />

Gerard Jan Bernard Knipscheer (1911-1976) met de trein<br />

uit Amsterdam opgehaald. Omdat de eigenwijze Slijper<br />

steeds in het raam ging staan, kon hij niet bij de familie<br />

Knipscheer in Laren blijven. 86 Zijn eigen huis aan de<br />

Dorpsstraat in Blaricum was een beter onderduikadres<br />

doordat de totaal verwilderde en dichtgegroeide tuin<br />

het huis goed afschermde van de straat. Als er gevaar<br />

dreigde kon hij zich in een kleine ruimte onder het punt-<br />

dak van de zolderkamer verstoppen. Juffrouw Hamdorff<br />

verzorgde hem. Erg ruimhartig lijkt Slijper niet geweest<br />

te zijn in het bedanken van zijn levensredders. Knipscheer<br />

kreeg een schilderijtje van het kerkje van Eemnes van de<br />

vrijwel onbekende Willem Noordijk. 87 Het duurde nog tot<br />

16 augustus 1947 voor de drieënzestigjarige Slijper zijn<br />

twee jaar jongere, trouwe huishoudster en levensredster<br />

huwde.<br />

Na de bevrijding werd Slijper geconfronteerd met het<br />

feit dat het merendeel van zijn familie door de Duitse<br />

bezetters was gedeporteerd. Zijn ‘vriend voor het leven’<br />

Piet Mondriaan was op 1 februari 1944 overleden aan<br />

een longontsteking. Het publiek en de kunstwereld in<br />

Amerika hadden al afscheid genomen van de kunste-<br />

naar. Slijper eerde Mondriaan in 1946 met een herden-<br />

kingtentoonstelling in het Stedelijk Museum Amster-<br />

dam. Deze tentoonstelling was het eerste overzicht van<br />

Mondriaans oeuvre in eigen land. De tentoonstellings-<br />

commissie bestond, behalve uit Slijper en museum-<br />

directeur Willem Sandberg (1897-1984), uit de kunst-<br />

schilder Peter Alma, de architect Cornelis van Eesteren<br />

(1897-1988), de architect en beeldhouwer Charles


Karsten (1904-1979), de meubelontwerper en architect<br />

Mart Stam (1899-1986), de kunstschilder Charley Toorop<br />

en de kunstschilder en grafisch ontwerper Friedrich<br />

Vordemberge-Gildewart (1899-1962).<br />

Onder invloed van de toenemende belangstelling voor<br />

Mondriaans oeuvre, bracht Slijper tijdens de tentoon-<br />

stellingsvoorbereidingen en daarna zoveel mogelijk<br />

bronnenmateriaal over Mondriaan bijeen. Hij benaderde<br />

Mondriaans jeugdvriend Albert van den Briel (1881-1971),<br />

Gerard Hordijk, broer Carel Mondriaan en Jo Steijling met<br />

vragen over Mondriaans leven en werk. 88 Hij verzamelde<br />

tijdschriftartikelen, foto’s van Mondriaans omgeving,<br />

ateliers en werken, gaf opdracht tot genealogisch onder-<br />

zoek, verwierf ‘eindelijk’ het portret van Mondriaan door<br />

Gerard Hordijk uit de Boendermakercollectie en stelde<br />

voor het eerst een collectie-inventaris op. 89 Slijper zou<br />

zich als dé Mondriaanverzamelaar gaan wijden aan de<br />

promotie van het oeuvre van zijn vriend. De overzichts-<br />

tentoonstelling was de eerste stap. De volgende stap zou<br />

een vaste presentatie van schilderijen van Mondriaan op<br />

zaal zijn. Maar zo groot was de interesse van de Neder-<br />

landse musea nog niet. Dat Slijper een aantal schilde-<br />

rijen na afloop van de tentoonstelling in het Stedelijk<br />

beschadigd terugkreeg was op zijn zachtst gezegd verve-<br />

lend. 90 Maar dat de in het museum achtergebleven wer-<br />

ken (weer) naar het depot verbannen werden, was een<br />

nog veel groter ongenoegen.<br />

Goedbetalende Amerikaanse kunsthandelaren, verzame-<br />

laars en museumdirecteuren toonden wel steeds meer<br />

belangstelling voor het oeuvre van de overleden kunste-<br />

naar en voor de collectie van Slijper. Eén van hen, de<br />

galeriehouder, Sidney Janis (1896-1989) die Mondriaan<br />

in New York gekend had, bezocht Slijper in 1949 en<br />

schonk hem bij die gelegenheid waarschijnlijk het gas-<br />

tenboek. 91 Janis kocht een eerste schilderij uit Slijpers<br />

collectie en kreeg twee werken in bruikleen. 92 Doordat<br />

de galeriehouder en zijn vrouw Slijper jaarlijks bezochten<br />

en gedeelde interesses hadden in dansen en eigentijdse<br />

jazzmuziek, maar ook in oudere ragtime waar Slijper<br />

samen met Mondriaan naar had geluisterd, ontstond<br />

een vriendschappelijk relatie waarin de appreciatie voor<br />

Mondriaans kunst en zakelijke belangen de boventoon<br />

voerden. 93 Slijper bleef werken uit zijn collectie aan Janis<br />

verkopen of bemiddelde, tegen een commissie van vijf<br />

en later tien procent, bij aankopen uit collecties van<br />

anderen, al dan niet via veilinghuizen. 94<br />

Gelukkig diende zich dat jaar een geïnteresseerde mede-<br />

werker van een Nederlands museum aan. Harry Verburg<br />

(1914-1986), wetenschappelijk assistent en later conser-<br />

vator van het Haags Gemeentemuseum, vroeg Slijper<br />

een aantal Mondriaanschilderijen te leen voor een kleine<br />

tentoonstelling. 95 Verburg had, als beeldend kunstenaar<br />

en lid van de Liga Nieuw Beelden, persoonlijke interesse<br />

Piet Mondriaan, Tableau I,<br />

met rood, zwart, blauw en geel,<br />

1921, olieverf op doek, 103 x<br />

100 cm. Gemeentemuseum<br />

Den Haag (inv. nr. 0334327,<br />

legaat Slijper)<br />

Slijper voorzag alle Mondriaan<br />

schilderijen van zijn etiket<br />

Salomon B. Slijper 165

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!