download pdf
download pdf download pdf
Gedurfd Verzamelen Van Chagall tot Mondriaan
- Page 2 and 3: Gedurfd Verzamelen 2 Waanders Gedur
- Page 4 and 5: De omdroomde wereld van juwelier, k
- Page 6 and 7: 78 Gedurfd Verzamelen Eduard Karsen
- Page 8 and 9: Sarphatistraat gezien vanaf het Fre
- Page 10 and 11: 98 Gedurfd Verzamelen Menno Kamerli
- Page 12 and 13: Willem Wolff Beffie (1880-1950), on
- Page 14 and 15: 126 Gedurfd Verzamelen Leo Gestel (
- Page 16 and 17: Correspondentiekaart van Willem Bef
- Page 18 and 19: 142 Gedurfd Verzamelen Henri Le Fau
- Page 20 and 21: Salomon B. Slijper (1884-1971), vri
- Page 22 and 23: 152 Gedurfd Verzamelen Piet Mondria
- Page 24 and 25: 160 Gedurfd Verzamelen Piet Mondria
- Page 26 and 27: Wassily Kandinsky, Das bunte Leben,
Gedurfd Verzamelen<br />
Van Chagall tot Mondriaan
Gedurfd<br />
Verzamelen<br />
2 Waanders Gedurfd Verzamelen uitgevers / Joods Historisch Museum, 2010
Van Chagall tot<br />
Mondriaan<br />
Huibert Schijf en Edward van Voolen redactie<br />
Gedurfd Verzamelen 3
De omdroomde wereld van<br />
juwelier, kunstverzamelaar en mecenas<br />
Andries S. van Wezel (1856-1921) Rein van der Wiel<br />
68 Gedurfd Verzamelen<br />
Andries van Wezel werd op 25 maart 1856 in de Rapen-<br />
burgerstraat geboren als tweede zoon in een traditioneel<br />
Nederlands Israëlitisch gezin. 1 Toen Andries een kleine<br />
jongen was, waren in deze armoedige straat behalve een<br />
sjoel twee diamantslijperijen gevestigd: Metz & Citroen<br />
en de firma Hart, een vroegere werkgever van zijn vader.<br />
Dat er ook nog eens vier slijperijen in de Valkenburger-<br />
straat te vinden waren, twee in de Zwanenburgerstraat<br />
en een in de Uilenburgerstraat, maakt duidelijk wat het<br />
diamantvak voor de jodenbuurt betekende. 2<br />
Andries’ vader, Salomon Levie van Wezel (1823-1906),<br />
had zoals veel joden in de 19de eeuw twee beroepen:<br />
eigenlijk was hij diamantslijper, maar in het Amster-<br />
damse Adresboek noemde hij zich tot 1878 schoen-<br />
maker. Het diamantvak was kwetsbaar: als een juwelier<br />
geen ruwe diamant had kunnen bemachtigen doordat<br />
de prijs hoog was en de vraag gering, dan werden de<br />
arbeiders naar huis gestuurd. Maar zodra de vraag steeg<br />
en de juwelier kon inkopen, ging de fabriek weer open.<br />
Salomon begon zijn werkende leven op 13-jarige leeftijd<br />
bij genoemde firma Hart waar hij − zoals dat heette −<br />
‘enkele paarden had’: hij hield toezicht op molenpaarden<br />
die de slijpmachines in beweging hielden. Toen hij 17<br />
was, kwam Harts fabriek met een primeur voor Neder-<br />
land: een stoommachine verving de paarden, wat inhield<br />
dat Salomon en met hem vele anderen werkloos wer-<br />
den. Salomon zocht zijn heil in de schoenenbranche.<br />
Maar zo gauw het kon, keerde hij terug in ‘het vak’.
Andries’ moeder heette Judic Ansel. Haar vader was<br />
koster van de Portugese synagoge. Judics trouwakte ver-<br />
meldt als beroep borduurster. Zij zal net zoals Salomon<br />
niet veel geld hebben ingebracht. Met hun huwelijk waren<br />
ze een verdiepinkje in de Rapenburgerstraat gaan bewo-<br />
nen en hun oudste kinderen gingen naar de armenschool.<br />
Toch waren vader en moeder Van Wezel niet straatarm:<br />
Salomons bijdrage aan de Nederlands-Israelitische<br />
Gemeente bewijst dat. Hij was in de periode dat zijn oud-<br />
ste kinderen geboren werden weliswaar ingedeeld in de<br />
laagste klasse, klasse 5, maar zijn rang maakte dat hij toch<br />
nog f 7,- per jaar betaalde terwijl de straatarmen niet<br />
ingeschreven waren omdat zij geen belasting betaalden. 3<br />
Salomon en Judic van Wezel kregen vijf zonen: na Juda<br />
(1853-?) en Andries volgden Hartog (1858-?), Marcus<br />
(1861-1933) en Joachim (1863-1932). Vlak voor Joachims<br />
geboorte verhuisde het gezin naar de iets minder armoe-<br />
dige Lazarussteeg nummer 4, een straatje naast de<br />
Mozes en Aäron-kerk met aan één kant huizen en<br />
aan de andere kant het net voor hun komst gesloten<br />
leprozenhuis. 4<br />
De wet op het lager onderwijs van 1857 had geregeld<br />
dat ook op joodse scholen zowel lezen als schrijven<br />
onderwezen moest worden én dat de Nederlandse taal<br />
in plaats van het Jiddisch als voertaal moest worden<br />
gebruikt. 5 Van deze veranderingen kon Andries als één<br />
van de eersten profiteren: hij deed zijn godsdienst-<br />
examen aan de armenschool al op 11-jarige leeftijd,<br />
zo vertelt het Nieuw Israëlietisch Weekblad in mei 1867,<br />
en wilde − aldus zijn latere werknemers A.S. de Levita 6 en<br />
Henri Polak 7 − graag violist worden. Niettemin begon<br />
Andries’ arbeidzame leven ‘gewoon’ op 13-jarige leeftijd<br />
in 1869 in diamantfabriek Hart als knechtje van zijn<br />
vader, die daar als werknemer was teruggekeerd.<br />
Omstreeks 1871 kwam het diamantvak in een stroomver-<br />
snelling terecht: de Kaapse Tijd brak aan. Deze zorgde<br />
ervoor dat de Kamer van Koophandel in 1889 70 slijpe-<br />
rijen en 7500 molens kon registreren en zelfs aan het<br />
einde van het slechte jaar 1890 waren er nog 6500<br />
Amsterdamse joden betrokken bij de diamanthandel<br />
en -nijverheid.<br />
Andries van Wezel werkte pas twee jaar toen de Kaapse<br />
tijd in 1871 begon en dat was het moment waarop hij<br />
zijn financiële triomftocht in gang zette: hij kocht dia-<br />
manten en zo belegde hij zijn geld. 8 Na vier jaar werk<br />
in de diamantindustrie ging de 17-jarige Andries in 1875<br />
er een jaar tussenuit en in Kampen bij tapijtenhande-<br />
laar Abraham Kalff een kamer. Wat hij in Kampen zocht,<br />
is een raadsel. Was het de muziek? Was hij op de vlucht<br />
voor de dreiging van een gearrangeerd huwelijk? Na het<br />
jaar in Kampen werd Andries namelijk − als diamant-<br />
bewerker − op het nieuwe adres van zijn ouders inge-<br />
schreven, nadat hij zich al enkele maanden eerder had<br />
verloofd met de Amsterdamse Judith Kuijt. Andries’<br />
vader zal vader Kuijt uit de Nederlands-Israëlitische<br />
gemeente gekend hebben, maar Andries en Judith<br />
kenden elkaar misschien niet eens. Andries zal door<br />
de afspraken van de respectievelijke ouders gedwongen<br />
zijn geweest terug te keren, maar tot een huwelijk tus-<br />
sen hen is het niet gekomen.<br />
Dat nieuwe adres van Sal en Judic van Wezel, Oude Zijds<br />
Achterburgwal 70, was het eerste huis dat zij kochten.<br />
De meeste diamantbewerkers frequenteerden in de<br />
Kaapse tijd de vele theaters in de Plantage, ze besteed-<br />
den hun geld aan de Engelse meisjes in de café-chan-<br />
tants in Nes en Warmoesstraat en ze vertoonden zich<br />
in opzichtige smokings, rokkostuums met hoge zijdes,<br />
waarbij de dikgouden kettinghorloges niet konden ont-<br />
breken. Vader Van Wezel pakte het vanaf 1875 anders<br />
aan: hij kocht zo gauw hij genoeg geld had een nieuw<br />
huis op een betere locatie, terwijl hij elk huis dat hij<br />
verliet niet verkocht, maar verhuurde. 9<br />
In juni 1877 overleed Andries’ moeder plotseling:<br />
‘Heden ontsliep, zacht en kalm, na een kortstondig<br />
lijden van 3 dagen, mijne onvergetelijke Echtgenoote<br />
JUDIC LEVIE ANSEL, in den ouderdom van ruim 55 jaren,<br />
diep betreurd door mij, mijne kinderen en behuwd-<br />
dochter. Amsterdam 24 Juni 1877. Salomon Levie<br />
van Wezel.’ 10<br />
Salomon probeerde dit grote verdriet misschien wel te<br />
verwerken door nog harder te werken. Hoe dan ook, nog<br />
geen jaar later woonde hij niet alleen aan de oude, niet-<br />
joodse kant van de Amstel, maar werd ook aan de loca-<br />
Andries van Wezel (1856-1921)<br />
begon in 1888 moderne kunst<br />
te verzamelen van tijdgenoten<br />
als Karsen, Witsen, Breitner<br />
en Isaac Israels, maar ook van<br />
Haagse Schoolschilders als<br />
Jozef Israëls en Bosboom.<br />
Franse schilders als Corot,<br />
Daubigny en Fantin-Latour<br />
gaven zijn collectie internationale<br />
allure. Hij legateerde<br />
zijn verzameling aan het<br />
Rijksmuseum in Amsterdam.<br />
Willem Witsen (1860-1923),<br />
1912, olieverf op doek,<br />
91 x 80 cm. Rijks museum,<br />
Amsterdam (SK-A-2948,<br />
legaat A.S. van Wezel)<br />
Andries S. van Wezel 69
78 Gedurfd Verzamelen<br />
Eduard Karsen, Vaart met<br />
zeilende scheepjes, olieverf op<br />
doek, 45 x 32 cm. Rijksmuseum,<br />
Amsterdam (SK-A-2900,<br />
legaat A. S. van Wezel)
Eduard Karsen, Boerenhofstede,<br />
1890, olieverf op doek,<br />
52 x 71 cm. Rijksmuseum,<br />
Amsterdam (SK-A-2903,<br />
legaat A.S. van Wezel)<br />
Andries S. van Wezel 79
Sarphatistraat gezien vanaf<br />
het Frederiksplein richting<br />
Amstel. Links het dubbele<br />
pand van de bankier Frederik<br />
van Nierop, daarnaast het<br />
pand van de weduwe Abigael<br />
Teixeira de Mattos-Mendes<br />
(1840-1905). Andries van<br />
Wezel woonde op 9 (het<br />
vierde huis van links, achter<br />
de lantaarn). Foto 1890.<br />
Stadsarchief Amsterdam<br />
(Beeldbank 010003001300)<br />
80 Gedurfd Verzamelen<br />
Looy (1855), Eduard Karsen (1860), Willem Witsen (1860),<br />
George Breitner (1857) en Isaac Israels (1865). Ook Bata-<br />
vier en Loopuit kochten wel eens wat van hen 33 , maar<br />
waren volgens Van der Goes van een ander financieel<br />
kaliber: ‘Het lijkt mij (...) zeer onwaarschijnlijk dat Jakob<br />
Batavier iets zou hebben vermaakt hetzij aan Karsen<br />
hetzij aan Witsen. Daarentegen weet ik wel dat een<br />
andere juwelier, nl. Andries van Wezel, een zeer rijk man,<br />
wat Batavier volstrekt niet was (...)’. 34<br />
De eerste bron uit 1888 die spreekt over Van Wezel als<br />
mecenas is het egodocument van de schilder Eduard<br />
Karsen Een droom en een scheidsgericht: ‘Dat was de man<br />
die mij een kleine, driejarige toelage had willen geven.<br />
Ik had die echter geweigerd. Mag ik je die dan leenen?<br />
had hij gevraagd. Dat vind ik goed, zeide ik’. 35 In februari<br />
1889 schrijft Karsen aan Witsen: ‘In den laatsten tijd heb<br />
ik nog al eens wat verkocht.’ Van der Goes vervolgt in<br />
bovengenoemde brief aan zijn vroegere Nieuwe Gids-<br />
compaan Albert Verwey uit 1931: ‘ (...) weet ik wel dat (...)<br />
Andries van Wezel, een zeer rijk man, (...) Karsen gere-<br />
geld, tenminste gedurende eenige tijd, protegeerde en<br />
misschien zelfs direct ondersteunde’. 36 In de nalaten-<br />
schap van Van Wezel bevonden zich tien olieverfschilde-<br />
rijen van Eduard Karsen; zowel aan de Sarphatistraat<br />
als in zijn villa in Baarn had hij een aparte kamer voor<br />
de schilderijen van Eduard Karsen ingericht. In 1899<br />
bezocht Caroline Beeloo, kunsthistorica en publiciste<br />
voor Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift het huis aan<br />
de Sarphatistraat: ‘Ik herinner mij o.a. met bizonder<br />
genoegen een klein schilderijtje, speciaal eigendom van<br />
Mevrouw A.S. van Wezel. Twee ranke scheepjes, spook-<br />
achtig voortglijdend achter elkaar over een somber water<br />
met een mooie, dreigende stormlucht daarboven, een
Hendrik George Breitner<br />
(1857-1923), Het Damrak<br />
te Amsterdam, ca. 1903.<br />
Een pronkstuk in de collectie.<br />
De compositie − het Damrak<br />
gezien naar de Warmoesstraat,<br />
de Oude Kerk en de Beurs van<br />
Berlage − is, zoals vaker<br />
bij Breitner, gebaseerd op<br />
een foto. Olieverf op doek,<br />
100 x 150 cm. Rijksmuseum,<br />
Amsterdam (SK-A-2879,<br />
legaat A.S. van Wezel)<br />
Andries S. van Wezel 81
98 Gedurfd Verzamelen<br />
Menno Kamerlingh Onnes<br />
(1860- 1925), Gele rozen in een<br />
karaf, 1896. Deze stillevens,<br />
door tijdgenoten ‘bloemverbeeldingen’<br />
genoemd,<br />
kenmerken zich door<br />
gedurfde kleurcombinaties<br />
en een losse manier van<br />
schilderen. Olieverf op doek,<br />
46 x 34 cm. Rijksmuseum,<br />
Amsterdam (SK-A-2896,<br />
legaat A.S. van Wezel)
Camille Corot (1796-1875),<br />
Landschap met knotwilgen,<br />
1840. Corot gold als de grootste<br />
landschapschilder van zijn<br />
tijd en was een voorbeeld<br />
voor de latere impressionis-<br />
ten. Van Wezel, maar ook<br />
andere Amsterdamse verzamelaars<br />
zoals de familie<br />
Drucker-Fraser en C.P. van<br />
Eeghen, streefden ernaar<br />
een werk van hem in bezit<br />
te krijgen. Olieverf op paneel,<br />
40 x 30,5 cm. Rijksmuseum,<br />
Amsterdam (SK-A-2882,<br />
legaat A.S. van Wezel)<br />
Andries S. van Wezel 99
Willem Wolff Beffie (1880-1950),<br />
onthechte verzamelaar,<br />
stille mecenas Ester l. Wouthuysen<br />
106 Gedurfd Verzamelen<br />
InlEIdInG Wie was Willem Wolff Beffie? De naam<br />
van deze Amsterdamse verzamelaar zal weinigen iets<br />
zeggen. Toch bracht deze succesvolle joodse diamantair<br />
een opzienbarende collectie kunstwerken van de interna-<br />
tionale avant-garde bijeen. Dat deed hij tussen 1912 en<br />
1918, een periode waarin de modernistische kunst nau-<br />
welijks geapprecieerd werd. Hij verzamelde ongeveer<br />
500 werken van eigentijdse kunstenaars als Franz Marc,<br />
Wassily Kandinsky, Alexei von Jawlensky, Marianne von<br />
Werefkin, Paul Klee, Marc Chagall, Jan Sluijters, Leo<br />
Gestel en Kees van Dongen. De kern van de collectie<br />
werd, zeker in kwantitatief opzicht, gevormd door de<br />
schilderijen en tekeningen van de Franse kubist Henri<br />
Le Fauconnier, voor wie Beffie in de Eerste Wereldoorlog<br />
de rol van mecenas op zich nam. Hoe heeft Beffie in die<br />
korte tijd zo’n aanzienlijke collectie kunnen samenbren-<br />
gen? Waarom is die collectie zo goed als onbekend geble-<br />
ven en wat is er mee gebeurd? Het zal geen verbazing<br />
wekken dat iemand die zo’n belangrijke en omvangrijke<br />
kunstcollectie voor de buitenwereld goeddeels verborgen<br />
heeft weten te houden, de schijnwerpers niet graag op<br />
zichzelf gericht zag. Noch in zijn persoonlijke, noch in zijn<br />
professionele leven trad Beffie op de voorgrond. 1<br />
Willem Wolff Beffie kwam op 12 februari 1880 ter wereld<br />
aan de Zwanenburgwal 48, als tiende en laatste kind<br />
van diamantslijper Isaac Wolff Beffie en Sofia Eliazer<br />
Suikerman. 2<br />
Zijn geboortehuis keek uit op het Waterlooplein en het<br />
overbevolkte eiland Vlooienburg, waar Willems vader was<br />
geboren en opgegroeid. Vader Isaac had aan de familie-
naam Wolff in 1877 Beffie laten toegevoegen. 3 Tenslotte<br />
werd alleen de naam Beffie gebruikt. Isaacs ouders,<br />
diamantslijper Moses Wolff en Schoontje Drukker, waren<br />
beiden analfabeet. 4 Voor de familie Beffie zal de woning<br />
aan de Zwanenburgwal een grote maatschappelijke voor-<br />
uitgang betekend hebben.<br />
Willem groeide op in een joods milieu: zijn familie was<br />
joods, de buurt was overwegend joods en zijn vrienden-<br />
netwerk bestond voor een belangrijk deel uit joden. 5<br />
Zijn vader, zijn grootvaders, ooms, sommige broers en<br />
ook hijzelf, zaten in het ‘vak’, zoals de bij uitstek joodse<br />
diamantindustrie werd genoemd. Ook al waren ze niet<br />
orthodox, er werd wel aan de tradities vastgehouden. 6<br />
Evenals zijn vader en zijn broers contribueerde Willem<br />
jaarlijks aan de joodse gemeente. 7<br />
dIamant Willems vader Isaac Wolff Beffie had als<br />
zo velen goed verdiend in de ‘Kaapse tijd’, een periode<br />
van enorme opbloei van de diamantindustrie in de jaren<br />
zeventig. 8 Zo kon hij in 1884 twee grote fabrieken laten<br />
bouwen in de Verversstraat, tegenover elkaar. Aan<br />
Willem viel de eer te beurt om, precies op zijn vierde<br />
verjaardag, de eerste steen te leggen van de fabriek op<br />
nr. 57. Op nr. 16 verrichtte een paar maanden later zijn<br />
oudste zusje Schoontje eenzelfde plechtigheid.<br />
Uiteindelijk bezat vader Isaac maar liefst twaalf percelen<br />
in de straat, waaronder zijn woonhuis aan de Zwanen-<br />
burgwal, dat tot aan de Verversstraat doorliep. 9<br />
Hoewel omstreeks 1890 het diamantvak in een crisis ver-<br />
keerde moet Willems vader genoeg reserves hebben gehad,<br />
want juist toen kocht hij Groenburgwal 27. Het gezin ver-<br />
huisde naar deze overwegend joodse buurt, iets verder ver-<br />
wijderd van het verpauperde Vlooienburg. Ook het gegeven<br />
dat er twee inwonende dienstbodes waren geeft aan dat de<br />
Beffies in welstand waren toegenomen. 10 De zoons Philip<br />
en Bernard werden arts, de andere vier volgden hun vader<br />
in het vak. 11 In 1908 droeg vader Isaac officieel, maar in de<br />
praktijk al eerder, de zaken over aan zijn oudste zoon, de<br />
diamantklover Eliazer (Elie). 12 Na de dood van hun moeder<br />
in 1912 en de verhuizing van Elie naar Brussel in datzelfde<br />
jaar, woonden alleen Salomon en Willem nog met hun<br />
vader op de Groenburgwal. Isaac overleed in 1919 waarna<br />
zij als enige bewoners overbleven.<br />
dIamantzaGERIj GRoEn & Co,<br />
1909-1930 Over Beffies schooljaren en verdere educa-<br />
tie is weinig bekend. Een deel van zijn opleiding kreeg hij<br />
in Londen, waar hij vanaf augustus 1901 acht maanden-<br />
woonde. Na terugkomst woonde hij weer thuis, nu als<br />
‘kantoorbediende’, waarschijnlijk in de zaak van zijn<br />
vader. 13 In 1921 duikt zijn naam weer op, nu in het Han-<br />
delsregister van de Kamer van Koophandel & Fabrieken<br />
van Amsterdam bij de inschrijving van de loondiamant-<br />
zagerij Groen & Co die hij in 1909 was begonnen samen<br />
met Hartog Polak, zich noemende Van Overveen, (1888-<br />
1961). 14 De zaak was tot ongeveer 1920 gevestigd aan de<br />
Sint Willibrordusstraat 41-43, daarna aan de Ruyschstraat<br />
85 en vanaf juni 1925 aan de Valckeniersstraat 85. 15<br />
Bij de oprichting waren de omstandigheden zeer gun-<br />
stig, niet alleen vanwege de ontdekking van de Premier-<br />
mijn bij Pretoria in 1902, maar ook door de technische<br />
verbeteringen van de zaag- en snijmachine en een groei-<br />
end afzetgebied van bewerkte diamant in de Verenigde<br />
Staten. In de jaren tussen 1904 en 1919 is door werk-<br />
gevers in deze branche miljoenen verdiend, al waren<br />
er ook slechte jaren bij. 16<br />
Beffie heeft in deze betrekkelijk korte tijd van voorspoed<br />
zijn fortuin gemaakt, en is vervolgens gaan rentenie-<br />
ren. 17 Ook de forse verhoging van zijn jaarlijkse bijdrage<br />
aan de joodse gemeente bevestigt dit beeld. Deze liep<br />
van f 21,25 in 1909 op tot f 297 in 1921. Beffie besteedde<br />
zijn geld aan de opbouw van een collectie moderne<br />
Jan Sluijters (1881-1957),<br />
Willem Wolff Beffie, 1912,<br />
olieverf op doek, 60 x 49cm.<br />
Privé collectie<br />
Willem Isaac Wolff Beffie legde<br />
de eerste steen in de onderpui<br />
van Verversstraat 57. Voor<br />
deze gelegenheid werd, naar<br />
joods gebruik, zijn vaders<br />
naam Isaac toegevoegd.<br />
Door ophoging van het straatniveau<br />
is de onderste regel<br />
tegenwoordig nauwelijks meer<br />
leesbaar: 12 februari 1884.<br />
Foto Peter Lange<br />
Willem Wolff Beffie 107
126 Gedurfd Verzamelen<br />
Leo Gestel (1881-1941),<br />
Danse Orientale, 1912,<br />
olieverfschets op doek,<br />
53 x 37,5 cm. Privé collectie
Franz Marc (1880-1916),<br />
Die Weltenkuh, 1913, olieverf<br />
op doek, 70,7 x 141,3 cm.<br />
Museum of Modern Art, New<br />
York. © 2009 The Museum of<br />
Modern Art/Scala, Florence<br />
Willem Wolff Beffie 127
Correspondentiekaart van<br />
Willem Beffie aan Wassily<br />
Kandinsky, 6 oktober 1913.<br />
Gabriele Münter und Hans<br />
Eichner Stiftung, München<br />
Brief van Willem Beffie aan<br />
Gabriele Münter, 7 april 1916,<br />
waarin hij onder meer meldt<br />
dat hij een aquarel van<br />
Kandinsky heeft gehouden<br />
en de ‘2 nicht gewünschten’<br />
heeft teruggezonden.<br />
Gabriele Münter und Hans<br />
Eichner Stiftung, München<br />
‘Piknik’ uit de serie van<br />
Kandinsky’s Bagatellen uit<br />
1916, reproductie afgebeeld<br />
in Huebner, Modern Kunst<br />
in den Privatsammlugen<br />
Europas, 1921<br />
130 Gedurfd Verzamelen<br />
Gummeson in Stockholm voor. Het kostte Münter<br />
grote moeite voldoende werk bijeen te krijgen, omdat<br />
het meeste nog in Duitsland was en zij slechts kon<br />
beschikken over enkele schilderijen die na een<br />
tentoonstelling in 1914 in Malmö waren achtergebleven.<br />
Kandinsky zelf kon alleen kleine aquarellen inbrengen,<br />
de serie Bagatellen die hij recentelijk in Rusland had<br />
gemaakt. Bij Beffie in Amsterdam hadden zij vier schil-<br />
derijen ondergebracht, waarover Beffie zich vanwege<br />
de oorlogssituatie ontfermde. Nu bood hij uitkomst<br />
door ze naar de tentoonstelling in Stockholm te sturen<br />
en na afloop daarvan te laten transporteren naar de<br />
verzamelaar Edwin R. Campbell, die deze schilderijen<br />
had besteld als decoratie van zijn woning in New York. 92<br />
Als dank voor deze diensten liet Kandinsky Beffie<br />
een keuze maken uit enkele aquarellen van de serie<br />
Bagatellen : hij koos Piknik. 93<br />
Na het bezoek aan het atelier van Kandinsky, werd Beffie<br />
door Marc geïntroduceerd bij het schildersechtpaar<br />
Alexei von Jawlensky en Marianne von Werefkin. Daar<br />
kocht hij van Jawlensky twee schilderijen Kop en Berg-<br />
landschap en twee tekeningen van naakten. 94 De Kop uit<br />
1913 is één van de vele vrouwenportretten die Jawlensky<br />
in deze periode produceerde. Aangezien het in verschei-<br />
dene tentoonstellingscatalogi als eigendom van Beffie<br />
staat afgebeeld, kon het werk worden geïdentificeerd als<br />
Die blaue Mantilla dat zich thans in het Israel Museum
Alexej von Jawlensky<br />
(1864-1941), Die blaue Mantilla,<br />
1913, olieverf op doek op<br />
karton, 49,5 x 68 cm.<br />
The Israel Museum, Jerusalem<br />
Sam and Ayala Zacks Collection<br />
(inv. nr. L-B83.005)<br />
Willem Wolff Beffie 131
142 Gedurfd Verzamelen<br />
Henri Le Fauconnier, Crucifix,<br />
1914, olieverf op doek, 105,5<br />
x 39,5 cm. Instituut Collectie<br />
Nederland (ICN), Rijkswijk/<br />
Amsterdam (inv. nr. AA3063)<br />
blijkt uit zijn testamentair vastgelegde beslissing dat de<br />
bewaarders van de kunstwerken deze bij zijn overlijden<br />
mochten behouden. Als mecenas heeft hij Le Fauconnier<br />
en zijn vrouw door de moeilijke tijden van hun balling-<br />
schap heen geloodst. Of hij verwachtte dat de honder-<br />
den kunstwerken die hij daaraan had overgehouden in<br />
de toekomst meer geld zouden opbrengen, valt te<br />
betwijfelen. Hij dacht vermoedelijk niet in de eerste<br />
plaats aan kapitaals vermeerdering.<br />
Steunend op zijn zakeninstinct durfde Beffie risico’s te<br />
nemen om zich met de nieuwste onbekende kunststro-<br />
mingen in te laten. In zijn, door Kickert en Le Fauconnier<br />
aangemoedigde, keuze voor avant-gardekunst, toonde<br />
hij lef en brutaliteit. Behalve zakeninstinct bezat Beffie<br />
sociale vaardigheid, waarmee hij gemakkelijk de sympa-<br />
thie van kunstenaars veroverde. Die sympathie werd<br />
zeker versterkt door zijn prompte betalingen.<br />
Samenvattend zou Willem Beffie als verzamelaar psy-<br />
chologisch geduid kunnen worden als een jager met een<br />
obsessieve passie, die geen nazorg wenste. Iemand die<br />
controle wilde, maar geen bindingen. Macht, maar geen<br />
verantwoordelijkheden. Een jager die na zijn vangst zijn<br />
buit laat ‘slingeren’ en er even gemakkelijk weer afstand<br />
van doet, omdat hij zich niet hecht. Zijn omgang met<br />
geld, en vermoedelijk ook met relaties, was net zo. Het<br />
stipt nakomen van betalingen past in het beeld: hij wilde<br />
geen verplichtingen aangaan. Zijn voorbehoud bij het<br />
uitlenen van werk is daar eveneens op terug te voeren.<br />
Ook al zal het idee van winst bij zijn aankopen niet<br />
voorop hebben gestaan, de collectie heeft Beffie ten-<br />
slotte financieel geen windeieren gelegd. Met verkopen<br />
heeft Beffie er tot aan het eind van zijn leven profijt van<br />
gehad. Stukken van Kandinsky, Marc en Mondriaan zijn<br />
tenslotte, via de kunsthandel, in het Guggenheim en het<br />
MoMa in New York terecht gekomen. Twee schilderijen<br />
van Kandinsky waren op diens grote retrospectief, van<br />
2008 tot 2010 respectievelijk in München, Parijs en<br />
New York, te zien. De drie schilderijen van Chagall zijn,<br />
dankzij de aankoop van Regnault, de enige topstukken<br />
uit de collectie Beffie die in Amsterdam in het Stedelijk<br />
Museum te bewonderen zijn.
Conrad Kickert (1882-1965),<br />
Le rocher gris, 1913, olieverf<br />
op doek, 58,5 x 72 cm.<br />
Museum De Wieger,<br />
Deurne<br />
Willem Wolff Beffie 143
Salomon B. Slijper (1884-1971),<br />
vriend, verzamelaar en mecenas<br />
van Piet Mondriaan mandy Prins<br />
144 Gedurfd Verzamelen<br />
InlEIdInG Toen Salomon Bernard Slijper in 1971 over-<br />
leed, keek de Nederlandse museumwereld, en de direc-<br />
tie van het Haags Gemeentemuseum in het bijzonder,<br />
vol verwachting uit naar de bekendmaking van zijn tes-<br />
tament. Slijper bezat bij zijn dood de grootste collectie<br />
schilderijen en tekeningen van Piet Mondriaan ter<br />
wereld. Het grootste deel van deze waardevolle verza-<br />
meling bevond zich toen als bruikleen in het Haags<br />
Gemeentemuseum. Vanaf het eind van de jaren vijftig<br />
had museumdirecteur Louis J.F. Wijsenbeek (1912-1986)<br />
gedongen naar de gunst van Slijper, om diens Mondri-<br />
aancollectie in bezit te krijgen. Of dat de, naar verluidt,<br />
wispelturige verzamelaar de collectie alsnog zou laten<br />
verkopen of aan een ander museum zou schenken, bleef<br />
een tijd onduidelijk. Pas een jaar na het overlijden van<br />
de collectioneur was de definitieve bestemming van<br />
de kunstwerken bekend. Slijper liet zijn gehele collectie<br />
werken van Mondriaan − één prent, 74 tekeningen en<br />
122 schilderijen − na aan het Haags Gemeentemuseum. 1<br />
Hij had dit, zo bleek, al in 1957 in zijn testament laten<br />
vastleggen, maar had nooit iets laten doorschemeren<br />
aan de museumstaf, door wie hij zich regelmatig liet<br />
fêteren. Nog steeds kleeft het imago van ‘vileine’ verza-<br />
melaar aan de man die één van de belangrijkste collec-<br />
ties van moderne kunst bijeenbracht. Opmerkelijk<br />
genoeg is deze verzamelaar nog nooit onderwerp van<br />
wetenschappelijk onderzoek geweest.<br />
Slijper was niet alleen een verzamelaar van het werk,<br />
maar ook een persoonlijke vriend van Mondriaan. Is deze<br />
relatie ook te kenmerken als de verhouding tussen een
kunstenaar en zijn mecenas? In dit artikel wordt uitge-<br />
gaan van een mecenas als iemand die directe financiële<br />
steun verleent aan een kunstenaar gedurende een<br />
bepaalde periode. Algemeen geldt dat de begunstiger<br />
hierdoor extra sociaal aanzien geniet. Het kopen van al<br />
dan niet gereed zijnde kunstwerken of opdracht geven<br />
tot de productie ervan kan overigens wel als onderdeel<br />
van mecenaat gelden, afhankelijk van de omvang van<br />
de opdracht of aantal kunstwerken en de hoogte van<br />
de prijs in verhouding tot de geldende marktwaarde.<br />
Met deze studie naar Slijpers (joodse) achtergrond, zijn<br />
relatie met Mondriaan, het verzamelen van Mondriaans<br />
werken en de omgang met die verzameling, kan een<br />
completer beeld van de verzamelaar en mecenas<br />
Salomon Slijper gegeven worden. Slijper was een<br />
sleutel figuur in de carrière van Mondriaan en in het<br />
beschikbaar maken van diens oeuvre voor toekomstige<br />
generaties kunstliefhebbers.<br />
Van dIamantInduStRIE<br />
naaR HandEl Salomon Bernard Slijper werd op<br />
20 januari 1884 te Amsterdam geboren in een joods,<br />
Nederlands-Israëlitisch gezin. Zijn familie werkte in de<br />
diamantindustrie. 2 Vader Bernard Ezechiël, opgegroeid<br />
in de Kerkstraat en de Weesperstraat, zou zich opwerken<br />
tot ‘makelaar in diamant’. 3 Hij trouwde op dertigjarige<br />
leeftijd met de tweeëntwintigjarige wees, Elisabeth<br />
Benedictus (1851-1888). Haar voogden, Eliaser Salomon<br />
Benedictus en Bernardus Benedictus, waren respectie-<br />
velijk makelaar en koopman en woonden in de joodse<br />
buurt, in de Nieuwe Kerkstraat en aan de Nieuwe Ach-<br />
tergracht. 4 Het echtpaar Slijper woonde de eerste jaren<br />
in de joodse buurt, in een bovenhuis aan de Binnen<br />
Amstel nummer 97. Hier werden hun eerste kinderen<br />
geboren. 5 In mei 1879 verhuisde het gezin naar een gro-<br />
tere woning aan de overzijde van de Amstel, aan de Bin-<br />
nen Amstel nummer 296 tegenover het in datzelfde jaar<br />
nieuw geopende theater Carré. Vier kinderen, waaronder<br />
Salomon Bernard (1884-1971) kwamen hier ter wereld. 6<br />
Toen Salomon Bernard vier jaar oud was overleed zijn<br />
moeder. De uit Neustadtgödens bij Hamburg afkom-<br />
stige, Mathilda Cohen (1869-1943), die een maand daar-<br />
voor als dienstmeid bij de familie Slijper in huis was<br />
gekomen, nam de moederrol op zich. Op 28 februari<br />
1889 trouwde ze met Salomons vader. Uit dit tweede<br />
huwelijk werden twee dochters geboren, Merie (1889-?)<br />
en Elizabeth (1900-1943).<br />
In de diamanthandel verdiende vader Slijper een zeer<br />
goed inkomen tussen de 6.100 en 10.000 gulden per<br />
jaar. 7 In tegenwoordige koopkracht is dat 72.000 tot<br />
115.000 euro. 8 De bemiddelde familie Slijper bewoonde<br />
weliswaar geen huis binnen de grachtengordel, maar<br />
wel een kostbaar pand aan de niet-joodse zijde van de<br />
Amstel. Zij maakten desalniettemin actief deel uit van<br />
de joodse gemeenschap. Vader Slijper liet zich door<br />
joodse familieleden of collega’s uit de diamantbranche<br />
vergezellen bij de geboorteaangiften van zijn kinderen. 9<br />
Het gezin leefde naar strikte, joodse regels. Zo werd de<br />
geboorteakte van één van de dochters wegens Sabbath<br />
door de vader en de getuigen niet ondertekend. 10<br />
Belangrijke mijlpalen in de opvoeding en scholing van de<br />
kinderen werden, zoals gebruikelijk, geadverteerd in het<br />
Nieuw Israëlietisch Weekblad. 11 Net als zijn ouders voor-<br />
dien gedaan hadden, betaalde Slijper tot zijn vertrek uit<br />
Amsterdam, in 1917, de lidmaatschapsbijdragen voor de<br />
Amsterdamse Nederlands-Israëlitische hoofdsynagoge. 12<br />
Na de openbare lagere school, volgde Slijper de drie-<br />
jarige HBS en aansluitend, van 1898 tot 1900, de Open-<br />
bare Handelsschool. 13 Sinds de opkomst van de joodse<br />
arbeidersbeweging aan het eind van de negentiende<br />
eeuw was het niet langer ongebruikelijk dat joodse<br />
kinderen naar een openbare school werden gestuurd. 14<br />
Slijper blonk vooral uit in talen, rekenen en boekhouden.<br />
Zijn examen werd als ‘goed’ beoordeeld. 15 Uit de school-<br />
keuze blijkt dat Slijpers vader grotere ambities had voor<br />
zijn zoon dan de inmiddels minder florerende diamant-<br />
branche. De Handelsschool leidde namelijk de zonen<br />
van de Amsterdamse handelselite op voor een algemene<br />
carrière in de zakenwereld.<br />
De Amsterdamsche Bank was Slijpers eerste werkgever.<br />
Hij begon daar in 1900 als eenvoudige assistent met een<br />
salaris van 100 gulden per maand. Na zes jaar verdiende<br />
hij al ruim het zesvoudige per maand, maar verliet de<br />
bank toch. 16 Als tachtigjarige verklaarde hij dit vertrek<br />
aan de journaliste Betty van Garrel: ‘De ramen op kan-<br />
toor moesten altijd dicht blijven, al vielen de mussen<br />
dood uit de boom, dat beviel me niet langer. Ik wilde ook<br />
Henri van de Velde<br />
(1896-1969), Salomon Slijper,<br />
1930. Henri van de Velde<br />
schilderde dit portret toen<br />
hij in de boerderij De Zeven<br />
Linden in Blaricum verbleef.<br />
Olieverf op paneel, 32,5 x<br />
27 cm. Gemeentemusea<br />
Arnhem (inv. nr. GMX 00016,<br />
voorheen collectie Slijper)<br />
Salomon B. Slijper 145
152 Gedurfd Verzamelen<br />
Piet Mondriaan, Compositie:<br />
dambord, donkere kleuren, 1919.<br />
Slijper kocht dit schilderij en het<br />
volgende vlak nadat Mondriaan<br />
ze voltooid had − kort daarop<br />
keerde de schilder terug naar zijn<br />
woonplaats Parijs. Olieverf op<br />
doek, 84 x 102 cm. Gemeentemuseum<br />
Den Haag (inv. nr. 0334326,<br />
legaat Slijper)
Piet Mondriaan, Compositie:<br />
dambord, lichte kleuren, 1919,<br />
olieverf op doek, 86 x 106 cm.<br />
Gemeentemuseum Den Haag<br />
(inv. nr. 0334325, legaat Slijper)<br />
Salomon B. Slijper 153
160 Gedurfd Verzamelen<br />
Piet Mondriaan, Tableau III,<br />
Ovale Compositie, 1914.<br />
Het Rijksmuseum sloeg<br />
Slijpers aanbod om dit schilderij<br />
in bruikleen te nemen af.<br />
Daardoor kwam het na een<br />
jarenlang bruikleen aan het<br />
Stedelijk, in 1966 uiteindelijk<br />
in het bezit van dit museum.<br />
Olieverf op doek, 140 x 101 cm.<br />
Stedelijk Museum Amsterdam<br />
(inv. nr. A 2459)
Piet Mondriaan, Compositie<br />
met gele lijnen, 1933, olieverf<br />
op doek, 80,2 x 79,9 cm.<br />
Gemeente museum Den Haag<br />
(inv. nr. 0332044)<br />
Salomon B. Slijper 161
Wassily Kandinsky, Das bunte<br />
Leben, 1907. Slijper kocht dit<br />
schilderij begin oktober 1940<br />
op de veiling bij Frederik<br />
Muller & Co. en gaf het in<br />
bruikleen aan het Amsterdamse<br />
Stedelijk, en na de<br />
oorlog aan het Haagse<br />
Gemeentemuseum. Mevrouw<br />
Slijper-Hamdorff verkocht<br />
het kort na Slijpers dood naar<br />
München. Olieverf op doek,<br />
130 x 162,5 cm. Städtische<br />
Galerie im Lenbachhaus.<br />
München (inv. nr. FH 255,<br />
voorheen collectie Slijper)<br />
Piet Mondriaan, Compositie<br />
in ovaal met kleurvlakken,<br />
1914. Het eerste schilderij dat<br />
Slijper aan Sidney Janis<br />
verkocht. Olieverf op doek,<br />
107,6 x 78,8 cm. Museum<br />
of Modern Art, New York.<br />
© 2009 The Museum of<br />
Modern Art/Scala, Florence<br />
(inv. nr. 14.50, voorheen<br />
collectie Slijper)<br />
164 Gedurfd Verzamelen<br />
Na de oorlog schreef Slijper aan de kunstschilder Gerard<br />
Hordijk (1899-1958), die naar de Verenigde Staten was<br />
gevlucht: ‘Ja we hebben zeer angstige tyden mede<br />
gemaakt. Ik zat byna 3 jaar ondergedoken. Kwam nooit<br />
buiten en werd duizelig van het licht, toen ik voor het<br />
eerst in de buitenlucht kwam. Ik heb myn leven te<br />
danken aan Juffr. Hamdorff, die reeds ruim 25 jaar myn<br />
huishouding verzorgde. Zy heeft my toen het zoo drei-<br />
gend werd te Adam dat ik ieder oogenblik weggehaald<br />
kon worden, daarvan daan gehaald. Ik dook toen eerst<br />
by vrienden te Laren onder en heb het er toen maar op<br />
gewaagd in myn eigen huis onder te duiken, waar Juffr.<br />
H. nog zat. Het heele dorp lachte toen ik daaruit by de<br />
vrede te voorschijn trad!’ 85 Slijper werd door zijn kennis<br />
Gerard Jan Bernard Knipscheer (1911-1976) met de trein<br />
uit Amsterdam opgehaald. Omdat de eigenwijze Slijper<br />
steeds in het raam ging staan, kon hij niet bij de familie<br />
Knipscheer in Laren blijven. 86 Zijn eigen huis aan de<br />
Dorpsstraat in Blaricum was een beter onderduikadres<br />
doordat de totaal verwilderde en dichtgegroeide tuin<br />
het huis goed afschermde van de straat. Als er gevaar<br />
dreigde kon hij zich in een kleine ruimte onder het punt-<br />
dak van de zolderkamer verstoppen. Juffrouw Hamdorff<br />
verzorgde hem. Erg ruimhartig lijkt Slijper niet geweest<br />
te zijn in het bedanken van zijn levensredders. Knipscheer<br />
kreeg een schilderijtje van het kerkje van Eemnes van de<br />
vrijwel onbekende Willem Noordijk. 87 Het duurde nog tot<br />
16 augustus 1947 voor de drieënzestigjarige Slijper zijn<br />
twee jaar jongere, trouwe huishoudster en levensredster<br />
huwde.<br />
Na de bevrijding werd Slijper geconfronteerd met het<br />
feit dat het merendeel van zijn familie door de Duitse<br />
bezetters was gedeporteerd. Zijn ‘vriend voor het leven’<br />
Piet Mondriaan was op 1 februari 1944 overleden aan<br />
een longontsteking. Het publiek en de kunstwereld in<br />
Amerika hadden al afscheid genomen van de kunste-<br />
naar. Slijper eerde Mondriaan in 1946 met een herden-<br />
kingtentoonstelling in het Stedelijk Museum Amster-<br />
dam. Deze tentoonstelling was het eerste overzicht van<br />
Mondriaans oeuvre in eigen land. De tentoonstellings-<br />
commissie bestond, behalve uit Slijper en museum-<br />
directeur Willem Sandberg (1897-1984), uit de kunst-<br />
schilder Peter Alma, de architect Cornelis van Eesteren<br />
(1897-1988), de architect en beeldhouwer Charles
Karsten (1904-1979), de meubelontwerper en architect<br />
Mart Stam (1899-1986), de kunstschilder Charley Toorop<br />
en de kunstschilder en grafisch ontwerper Friedrich<br />
Vordemberge-Gildewart (1899-1962).<br />
Onder invloed van de toenemende belangstelling voor<br />
Mondriaans oeuvre, bracht Slijper tijdens de tentoon-<br />
stellingsvoorbereidingen en daarna zoveel mogelijk<br />
bronnenmateriaal over Mondriaan bijeen. Hij benaderde<br />
Mondriaans jeugdvriend Albert van den Briel (1881-1971),<br />
Gerard Hordijk, broer Carel Mondriaan en Jo Steijling met<br />
vragen over Mondriaans leven en werk. 88 Hij verzamelde<br />
tijdschriftartikelen, foto’s van Mondriaans omgeving,<br />
ateliers en werken, gaf opdracht tot genealogisch onder-<br />
zoek, verwierf ‘eindelijk’ het portret van Mondriaan door<br />
Gerard Hordijk uit de Boendermakercollectie en stelde<br />
voor het eerst een collectie-inventaris op. 89 Slijper zou<br />
zich als dé Mondriaanverzamelaar gaan wijden aan de<br />
promotie van het oeuvre van zijn vriend. De overzichts-<br />
tentoonstelling was de eerste stap. De volgende stap zou<br />
een vaste presentatie van schilderijen van Mondriaan op<br />
zaal zijn. Maar zo groot was de interesse van de Neder-<br />
landse musea nog niet. Dat Slijper een aantal schilde-<br />
rijen na afloop van de tentoonstelling in het Stedelijk<br />
beschadigd terugkreeg was op zijn zachtst gezegd verve-<br />
lend. 90 Maar dat de in het museum achtergebleven wer-<br />
ken (weer) naar het depot verbannen werden, was een<br />
nog veel groter ongenoegen.<br />
Goedbetalende Amerikaanse kunsthandelaren, verzame-<br />
laars en museumdirecteuren toonden wel steeds meer<br />
belangstelling voor het oeuvre van de overleden kunste-<br />
naar en voor de collectie van Slijper. Eén van hen, de<br />
galeriehouder, Sidney Janis (1896-1989) die Mondriaan<br />
in New York gekend had, bezocht Slijper in 1949 en<br />
schonk hem bij die gelegenheid waarschijnlijk het gas-<br />
tenboek. 91 Janis kocht een eerste schilderij uit Slijpers<br />
collectie en kreeg twee werken in bruikleen. 92 Doordat<br />
de galeriehouder en zijn vrouw Slijper jaarlijks bezochten<br />
en gedeelde interesses hadden in dansen en eigentijdse<br />
jazzmuziek, maar ook in oudere ragtime waar Slijper<br />
samen met Mondriaan naar had geluisterd, ontstond<br />
een vriendschappelijk relatie waarin de appreciatie voor<br />
Mondriaans kunst en zakelijke belangen de boventoon<br />
voerden. 93 Slijper bleef werken uit zijn collectie aan Janis<br />
verkopen of bemiddelde, tegen een commissie van vijf<br />
en later tien procent, bij aankopen uit collecties van<br />
anderen, al dan niet via veilinghuizen. 94<br />
Gelukkig diende zich dat jaar een geïnteresseerde mede-<br />
werker van een Nederlands museum aan. Harry Verburg<br />
(1914-1986), wetenschappelijk assistent en later conser-<br />
vator van het Haags Gemeentemuseum, vroeg Slijper<br />
een aantal Mondriaanschilderijen te leen voor een kleine<br />
tentoonstelling. 95 Verburg had, als beeldend kunstenaar<br />
en lid van de Liga Nieuw Beelden, persoonlijke interesse<br />
Piet Mondriaan, Tableau I,<br />
met rood, zwart, blauw en geel,<br />
1921, olieverf op doek, 103 x<br />
100 cm. Gemeentemuseum<br />
Den Haag (inv. nr. 0334327,<br />
legaat Slijper)<br />
Slijper voorzag alle Mondriaan<br />
schilderijen van zijn etiket<br />
Salomon B. Slijper 165