Mortuarium Schiphol erkend luchtvrachtagent - Zorg Diensten Groep
Mortuarium Schiphol erkend luchtvrachtagent - Zorg Diensten Groep
Mortuarium Schiphol erkend luchtvrachtagent - Zorg Diensten Groep
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
uitgave van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> te Geldermalsen<br />
RESPECT<br />
magazine<br />
Innovatie<br />
in<br />
postmortale zorg<br />
8 18 22 24<br />
DIE TREIN MÓET<br />
WEER RIJDEN<br />
NIEUWE FORENSISCH<br />
TECHNISCHE NORMEN<br />
SLUITEND VEILIGHEIDS-<br />
PROTOCOL IN<br />
MC HAAGLANDEN<br />
VOORKOM BURNOUT:<br />
GEWOON INTERESSE<br />
IN MENSEN
Innovatie<br />
in postmortale zorg<br />
wordt gerealiseerd door:<br />
Cura Mortu Orum mortuariabeheer<br />
Bezoekadres Koppelsedijk 10,<br />
4191 LC Geldermalsen<br />
Postadres Postbus 335, 4190 CH Geldermalsen<br />
Telefoon (0345) 58 07 70 Fax (0345) 58 06 59<br />
E-mail info.cmo@zdg.nl<br />
Website www.zdg.nl/cmo<br />
Post-Mortem Facilities<br />
Bezoekadres Koppelsedijk 10,<br />
4191 LC Geldermalsen<br />
Postadres Postbus 335, 4190 CH Geldermalsen<br />
Telefoon (015) 219 8888<br />
E-mail info.cmo@zdg.nl<br />
Website www.postmortemfacilities.nl<br />
Multiline Meldkamerdiensten<br />
Meldkamer Postmortale <strong>Zorg</strong><br />
Uitvaart Contact Center<br />
Bezoekadres Wallerstraat 14b,<br />
2613 ZS Delft<br />
Postadres Postbus 335, 4190 CH Geldermalsen<br />
Telefoon (015) 215 44 00 Fax (015) 213 09 38<br />
E-mail info.multiline@zdg.nl<br />
Website www.zdg.nl/multiline<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong><br />
Bezoekadres Transview Building, Havenmeesterweg 307,<br />
1118 CE <strong>Schiphol</strong> Airport<br />
Postadres Postbus 335, 4190 CH Geldermalsen<br />
Telefoon (020) 316 42 60 Fax (020) 316 42 62<br />
E-mail info.mortuariumschiphol@zdg.nl<br />
Website www.zdg.nl/mortuariumschiphol<br />
Docendo<br />
Academie voor Uitvaartzorg<br />
Academie voor Postmortale <strong>Zorg</strong><br />
Bezoekadres Koppelsedijk 10,<br />
4191 LC Geldermalsen<br />
Postadres Postbus 335, 4190 CH Geldermalsen<br />
Telefoon (0345) 58 23 40 Fax (0345) 58 06 59<br />
E-mail info.docendo@zdg.nl<br />
Website www.docendo.nl
Innovatie in<br />
postmortale<br />
zorg<br />
Voor u ligt een bijzonder magazine dat de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong> speciaal ter gelegenheid van de Uitvaart-<br />
Vakbeurs 2008 heeft samengesteld. Over de pagina’s<br />
verspreid treft u verhalen aan van bedrijven, professionals<br />
en instellingen die op enige wijze betrokken<br />
zijn bij zorg en hulpverlening bij het levenseinde. Een<br />
bundeling van inzichten, feiten en innovaties uit de<br />
wereld van de uitvaartzorg, hulpverlening, overheid<br />
en gezondheidszorg.<br />
In de dagelijkse praktijk probeert de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong> met haar bedrijfsonderdelen deze verschillende<br />
partijen bijeen te brengen in vernieuwende concepten,<br />
die de postmortale zorg op een kwalitatief hoogwaardig<br />
niveau brengt. Bijvoorbeeld door het bieden<br />
van innovatieve opleidingen in het toepassen van<br />
kennis en middelen voor een waardig afscheid van<br />
overledenen (lees pagina 4), het opstellen van waakvlamovereenkomsten<br />
voor het deelplan Uitvaartzorg<br />
met gemeenten en veiligheidsregio’s (lees pagina 10).<br />
Of het inrichten van een Meldkamer Postmortale<br />
<strong>Zorg</strong> voor het coördineren van de afhandeling van<br />
meldingen van een overlijden door de politie en de<br />
hulpdiensten (lees pagina 20). Maar ook de ontwikkeling<br />
van landelijk uniforme legitimatiebewijzen<br />
‘Postmortale <strong>Zorg</strong>’ voor medewerkers van door de<br />
politie geselecteerde rouwvervoerders en mortuariumbeheerders<br />
(lees pagina 18). De <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
Inhoud<br />
Make-up voor overledenen in ontwikkeling 4<br />
Cargoregister voor veilig luchtvrachttraject 7<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> <strong>erkend</strong> <strong>luchtvrachtagent</strong><br />
‘Die trein móet weer rijden’ 8<br />
Gé van Olst van ProRail Calamiteitenorganisatie<br />
Post Mortem Facilities 9<br />
Postmortale dienstverlening bij incidenten<br />
Waakvlamovereenkomst Uitvaartverzorging 10<br />
Kennis en expertise voor gemeenten en<br />
veiligheidsregio’s<br />
Thanatopraxie 12<br />
Een persoonlijk én waardig afscheid<br />
Toewijzing donorweefsel 14<br />
Bio Implant Services<br />
<strong>Groep</strong> draagt andere innovatieve initiatieven die ons<br />
werkgebied raken, een warm hart toe en biedt ze dan<br />
ook graag een platform in dit magazine .<br />
Gelet op de titel van het magazine en ons eigen credo<br />
‘Respect voor mensen‘ treft u onderwerpen aan, die<br />
laten zien dat de organisaties waar wij nauwe contacten<br />
mee onderhouden, net als wij doordrongen zijn<br />
van het feit dat aandacht, kwaliteit, innovatie,<br />
piëteit en respect de echte drijfveren zijn bij het<br />
professionele denken en doen.<br />
Hans Heikoop<br />
Algemeen Directeur<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Vechten tegen onzichtbare beestjes 16<br />
Ziekenhuishygiëniste Annette Greven<br />
Nieuwe Forensisch Technische Normen 18<br />
Stoffelijk overschot en plaats delict<br />
Meldkamer KLPD 20<br />
Techniek, professie en emotie<br />
Overledenenzorg en radioactiviteit 22<br />
Veiligheidsprotocol MC Haaglanden<br />
Voorkomen burnout in uitvaartbranche 24<br />
Keurmerk Uitvaartzorg 28<br />
Professionaliteit en transparantie<br />
Stichting Opsporings Apparatuur<br />
Drenkelingen 32<br />
RESPECT magazine 3
Make-up voor overledenen<br />
in ontwikkeling<br />
Door een veranderde kijk op het uiterlijk, mondigere nabestaanden en innovatieve technieken is het<br />
opmaken van overledenen in ontwikkeling. Make-up specialist en docente Karin Melissant vertelt over het specialisme,<br />
de mogelijkheden, emotie en de ‘aanraking’.<br />
4 RESPECT magazine<br />
Via het studententoneel kwam Karin Melissant in<br />
aanraking met grimeren: “Daarvoor had ik eigenlijk<br />
niet zoveel met make-up, was er zelfs een tijdje<br />
‘tegen’, het voelde aan alsof men een masker droeg.<br />
Maar op toneel ontdekte ik dat make-up niet alleen<br />
een verhullende kant heeft, maar ook een onthullende<br />
kant. Het kan aspecten van jezelf naar boven<br />
halen. Dat was voor mij een omslag. Ik heb grimeren<br />
met een beroepsopleiding Visagie verfijnd naar het<br />
aanbrengen van make-up/camouflage en ben een allround<br />
make-up specialist geworden ‘van de wieg tot<br />
het graf’. Ik werk voor particulieren, voor foto, film<br />
en televisie, maar bijvoorbeeld ook via Brandwonden<br />
Centrum Beverwijk. Inmiddels werk ik al weer jaren<br />
met overledenen.”<br />
De stap naar de uitvaartwereld kwam voort uit haar<br />
dagelijkse werkzaamheden. Melissant: “Als vaste visagiste<br />
van een bekende tv-persoonlijkheid heb ik<br />
ooit de laatste make-up verzorgd na haar overlijden.<br />
Wanneer je altijd bezig bent met hoe iemand er uit<br />
ziet bij leven, is het toch logisch om ervoor te zorgen<br />
dat diegene daar voor het laatste afscheid zoveel mogelijk<br />
op lijkt, als dat na overlijden niet meer het geval<br />
is? Ik bleek er gevoel voor te hebben. Het aanbrengen<br />
van make-up op een gekoelde, overleden huid<br />
brengt de nodige technische problemen met zich<br />
mee, waar ik een goede oplossing voor heb gevonden.”<br />
Karin Melissant is zelfstandig make-up specialist. Ze voltooide de<br />
beroepsopleiding Visagie in Amsterdam. Ze doceert in de verschillende<br />
disciplines van haar vakgebied en is uitermate ervaren in het<br />
aanbrengen van make-up bij overledenen.<br />
Karin Melissant verzorgt met diverse collega’s voor Docendo<br />
Opleidingen de cursussen:<br />
• Piëteitsvolle verzorging van overledenen en eenvoudige<br />
restauratieve technieken<br />
• Make-up en camouflage<br />
• Complexe restauraties<br />
• Airbrush Make-up<br />
• Gastvrouw: veelzijdige functie in de uitvaartzorg<br />
Meer informatie: www.docendo.nl.<br />
Zoveel meer mogelijk<br />
Melissant: “Het komt regelmatig voor dat ik iemand<br />
heb opgemaakt en voor het afscheid nemen nog een<br />
keer de make-up bijwerk om een goed en waardig<br />
moment te garanderen. Je mag namelijk nooit vergeten,<br />
dat familieleden de laatste dagen dat de overledene<br />
opgebaard is, meegroeien in het proces. Ze zien<br />
de overledene soms dagelijks en merken daardoor de<br />
geleidelijke veranderingen niet. De mensen die op de<br />
dag van de uitvaart afscheid komen nemen, kunnen<br />
erg worden geconfronteerd met hoe een overledene<br />
eruit ziet. Een uitvaartondernemer adviseert nog al<br />
eens de kist voortijdig te sluiten. Dat vind ik jammer,<br />
want er is veel mogelijk om dat te voorkomen en iemand<br />
weer toonbaar te maken. Daarnaast is er vanuit<br />
nabestaanden steeds meer de roep om een<br />
waardig afscheid met bijzondere wensen voor wat<br />
betreft make-up en kapsel van de overledene. Je ziet<br />
in de maatschappij ook een duidelijke nadruk op het<br />
uiterlijk. De generaties die nu in de volle bloei van<br />
hun leven zijn, doen veel meer aan hun uiterlijk. Kijk<br />
maar om je heen, op tv en in de bladen. Zij willen er<br />
later – na hun overlijden – ook mooi bij komen te liggen.<br />
Make-up voor overledenen is iets dat erg in ontwikkeling<br />
is.”<br />
Airbrushtechniek<br />
“Daarom ben ik door Docendo Opleidingen benaderd<br />
om cursussen te ontwikkelen op het gebied van
make-up voor overledenen”, licht Melissant toe. “Er<br />
zijn immers wel visagisten, maar zij hebben geen kennis<br />
over wat werken met een dode huid inhoudt. Uitvaartondernemers/verzorgers<br />
hebben dat weer wel,<br />
maar zijn niet up-to-date en missen vaak de technische<br />
kennis van het aanbrengen van make-up. Die<br />
twee componenten hebben wij binnen Docendo Opleidingen<br />
samengebracht. Daarbij hebben we een<br />
kruisbestuiving laten plaatsvinden tussen make-up/camouflage,<br />
grime/special fx, airbrush en uitvaartzorg.<br />
Er zijn tegenwoordig zoveel technieken en materialen<br />
om een dode huid de juiste behandeling te<br />
geven. Neem bijvoorbeeld airbrush make-up. Sinds<br />
de verfilming van ‘Ja zuster, nee zuster’ in 2000, is<br />
deze manier van gezichten opmaken onderdeel geworden<br />
van het technische assortiment van professionals<br />
in Nederland. Dit is een bijzonder geschikte<br />
manier van make-up aanbrengen bij overledenen, als<br />
je de huid niet meer kunt aanraken omdat deze heel<br />
dun is of er veel vocht onder zit, wat vaak het geval is<br />
bij heel oude mensen of mensen die ziek zijn geweest.<br />
Ook uit oogpunt van hygiëne is het natuurlijk<br />
een goede methode. En bij ongevallen of misdrijven<br />
biedt het eveneens mogelijkheden voor een mooi<br />
‘laatste beeld op het netvlies van de nabestaanden’.<br />
Het is bij deze techniek wel erg belangrijk dat je eerst<br />
ambachtelijk leert opmaken, dus echt de grondbeginselen<br />
begrijpt en onder de knie hebt. We leren mensen<br />
in de basiscursus Airbrush Make-up niet zomaar<br />
een overledene ‘af te spuiten’, maar met airbrushtechnieken<br />
zo dun mogelijk op te maken.”<br />
Memorial touch<br />
“Gelukkig kan ik ‘naturel’ omgaan met overledenen”,<br />
vertelt Melissant. “Emotioneel geef ik dat op<br />
mijn manier een goede plek. Uiteraard hoort dat ook<br />
bij het werk. Ik maak namelijk iemand op als ware hij<br />
nog in leven. Dat noem ik memorial touch: de manier<br />
waarop je een overledene ‘gedenkwaardig’ aanraakt.<br />
Met respect en gevoel. En dat is zo enorm belangrijk<br />
voor de familie en naasten. Ook daar moeten mensen<br />
die dit vak willen leren, zich bewust van worden. Dat<br />
is voor mannelijke cursisten nog wel eens een eye<br />
opener. Zij zijn zich vaak niet bewust van hun soms<br />
grove motoriek en het effect daarvan op de familie<br />
van een overledene. Ik leer ze hun aanraking verfijnen.<br />
Want met jouw aanraking van de overledene,<br />
raak je vooral de nabestaanden.”<br />
RESPECT magazine<br />
5
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> <strong>erkend</strong> <strong>luchtvrachtagent</strong><br />
Cargoregister voor veilig<br />
luchtvrachttraject<br />
Alle vracht die aan boord van een luchtvaartuig wordt toegelaten, moet vooraf zijn onderworpen aan strenge<br />
voorgeschreven veiligheidscontroles. Om dat te kunnen garanderen, is in 2003 onder toeziend oog van de Koninklijke<br />
Marechaussee een register in het leven geroepen van <strong>erkend</strong>e <strong>luchtvrachtagent</strong>en.<br />
6 RESPECT magazine<br />
De regelgeving rond de veiligheid van burgerluchtvaart<br />
en zo ook luchtvracht is weggeschreven in de<br />
Nederlandse Luchtvaartwet. Op alle Nederlandse<br />
luchthavens wordt deze wet gehandhaafd door de<br />
Koninklijke Marechaussee (Kmar); een politieorganisatie<br />
met militaire status. Kapitein Martin Steenbergen<br />
en eerste luitenant Anton Geurtsen werken<br />
beiden op de afdeling Handhaving & Toezicht Beveiliging<br />
Burgerluchtvaart. Daaronder valt ook het Bureau<br />
Registratie en Toezicht op Vracht en Post van de Koninklijke<br />
Marechaussee District <strong>Schiphol</strong>: de beheerder<br />
van het online Register Erkend Luchtvrachtagent.<br />
Veilige schakel<br />
Steenbergen: “De controles op alles wat aan boord<br />
van een vliegtuig wordt vervoerd, zijn altijd scherp<br />
geweest. Maar mede naar aanleiding van de terroristische<br />
aanslagen in Amerika op 11 september 2001,<br />
zijn de regels aangescherpt. Dat heeft ertoe geleid<br />
dat er nieuwe Europese regelgeving is geschreven<br />
voor de beveiliging van luchtvaart. Op grond van die<br />
Europese regelgeving en de Nederlandse Luchtvaartwet<br />
heeft de overheid regelgeving opgesteld om zogenaamde<br />
<strong>luchtvrachtagent</strong>en te kunnen<br />
kwalificeren als veilige schakel in de keten van het<br />
luchtvrachtvervoer. Deze dienen zich te houden aan<br />
veiligheidsmaatregelen en te beschikken over voorgeschreven<br />
veiligheidsvoorzieningen. Het gaat daarbij<br />
om onder andere expediteurs, vervoerders en afhandelaren<br />
van luchtvracht. Als <strong>erkend</strong> <strong>luchtvrachtagent</strong><br />
(ELA) wordt een bedrijf opgenomen in het Register<br />
Erkend Luchtvrachtagent, zodat voor iedereen in de<br />
luchtvrachtketen duidelijk is, dat de agent in kwestie<br />
aan alle veiligheidsvoorzorgsmaatregelen heeft voldaan<br />
wanneer hij vracht de lucht in stuurt. Of het nu<br />
gaat om een pakketje, om post of catering. Bovendien<br />
verhoogt deze werkwijze niet alleen de veiligheid,<br />
maar het vrachttraject kan er ook vele malen<br />
sneller door worden afgehandeld, omdat er niet achteraf<br />
nog moet worden gecontroleerd.”<br />
Periodieke audits<br />
Het Register Erkend Luchtvrachtagent, ook wel het<br />
KMarcargoregister genoemd, is raadpleegbaar via de<br />
speciale internetsite www.kmarcargoregister.nl. Er is<br />
ook een speciaal door de KMar ontwikkelde toolkit te<br />
downloaden, waarmee een beveiligingsprogramma<br />
kan worden opgezet en registratie kan worden aangevraagd.<br />
Geurtsen: “Uiteraard is de kous niet af met<br />
een registratie. We blijven periodiek audits uitvoeren,<br />
om vast te stellen of de Erkend Luchtvrachtagenten<br />
nog steeds aan alle beveiligingseisen voldoen. Als dat<br />
niet het geval blijkt, dan kunnen wij ze doorhalen in<br />
het register.”<br />
Veilig en respectvol<br />
“Het klinkt misschien oneerbiedig,” verontschuldigt<br />
Steenbergen zich “maar ook een overledene die per<br />
vliegtuig vervoerd moet worden, is vracht. En gelden<br />
daarom strenge veiligheidseisen. <strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong><br />
heeft zich dan ook geregistreerd als <strong>erkend</strong> <strong>luchtvrachtagent</strong>.<br />
Samen hebben we een speciaal<br />
veiligheidstraject beschreven in een protocol, waarbij
we de Europese regelgeving en Luchtvaartwet hebben<br />
doorvertaald naar het respectvol vervoeren van overledenen<br />
per vliegtuig.”<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong><br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> werd in 1997 geopend en was,<br />
tot de opening van het mortuarium te Zaventem in<br />
België in 2005, het enige luchthavenmortuarium in<br />
de wereld. Jaarlijks passeren zo’n 2.000 overledenen<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> na aankomst in Nederland of om<br />
te worden gerepatrieerd naar hun land van herkomst.<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> biedt een waardige plaats waar<br />
24 uur per dag, 7 dagen per week de verzorging en<br />
afscheid van overledenen kan plaatsvinden, evenals<br />
de administratieve afwikkeling rond een overlijden en<br />
repatriëring. En altijd met respect voor mensen. <strong>Mortuarium</strong><br />
<strong>Schiphol</strong> ondersteunt nabestaanden, professionele<br />
organisaties die betrokken zijn bij internationaal<br />
transport en controlerende instanties zoals de douane<br />
en Koninklijke Marechaussee.<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> is een onderdeel van de <strong>Zorg</strong><br />
<strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong>.<br />
Meer informatie:<br />
www.zdg.nl/mortuariumschiphol<br />
Respect voor mensen<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong><br />
specialisten in repatriëring<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> is een onderdeel van<br />
de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong>. Hiertoe behoren<br />
ook Cura Mortu Orum mortuariabeheer,<br />
Multiline Meldkamerdiensten en Docendo<br />
opleidingen.<br />
Voor meer informatie over <strong>Mortuarium</strong><br />
<strong>Schiphol</strong> kunt u ook terecht op onze website<br />
www.zdg.nl/mortuariumschiphol<br />
De diensten van <strong>Mortuarium</strong><br />
<strong>Schiphol</strong> in het kort:<br />
• Repatriëring<br />
• <strong>Mortuarium</strong>diensten ten<br />
behoeve van luchttransport<br />
• Postmortale <strong>Zorg</strong> voor en<br />
na repatriëring<br />
• <strong>Mortuarium</strong>diensten bij overlijden<br />
op de luchthaven of tijdens de vliegreis<br />
• Balseming<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> is lid van:<br />
RESPECT magazine 7
Gé van Olst van ProRail Calamiteitenorganisatie:<br />
‘Die trein móet weer rijden’<br />
Elke dag rijden 5400 reizigerstreinen en ruim 300 goederentreinen over het Nederlandse spoorwegnet. Ze vervoeren<br />
dagelijks 1,2 miljoen reizigers en 100.000 ton goederen. Die mobiliteit is van economisch én maatschappelijk belang.<br />
Spoorwegbeheerder ProRail zorgt daarbij voor capaciteit, betrouwbaarheid en veiligheid op het spoor. En doet er zich<br />
een incident voor, dan wordt er alles aan gedaan om de trein weer aan het rijden te krijgen.<br />
8 RESPECT magazine<br />
Hoewel het Nederlandse spoorsysteem tot de veiligste<br />
van Europa behoort, kan het gebeuren dat er iets<br />
op het spoor gebeurt waardoor het treinverkeer stil<br />
komt te liggen. Gé van Olst is werkzaam bij de Calamiteitenorganisatie<br />
Rail vanuit de regio Verkeersleiding<br />
Randstad Noord en legt uit dat ‘calamiteit’ een<br />
breed begrip is op het spoor: “Het klinkt heel zwaar<br />
en ernstig, maar we spreken van een calamiteit als de<br />
treindienst op een bepaald traject langer dan een half<br />
uur verstoord is, en treinen daarbij 5 minuten of meer<br />
vertraging oplopen. Een omgewaaide boom<br />
op de rails zonder aanrijding of persoonlijk<br />
letsel, is dus ook een calamiteit.”<br />
Calamiteitenorganisatie<br />
De Calamiteitenorganisatie is 24 uur per dag bezig<br />
met het voorkomen en verhelpen van calamiteiten op<br />
en langs het spoor. Van Olst: “De doorstroming op<br />
het spoor is van groot belang, vandaar dat we een<br />
professionele organisatie hebben ingericht om dat te<br />
kunnen garanderen. De Calamiteitenorganisatie bestaat<br />
uit vertegenwoordigers van alle railbedrijven,<br />
zoals vervoerders of stationsbeheerders. ProRail heeft<br />
de coördinatie en stemt bij storingen en incidenten<br />
de werkzaamheden van alle betrokken partijen op en<br />
langs het spoor op elkaar af. In alle gevallen, zoals<br />
bij een aanrijding of zelfdoding, zorgt de Algemeen<br />
Leider bovendien voor de afstemming met<br />
de brandweer, politie en hulpdiensten.”
Planmatige aanpak<br />
Hoewel elk incident uniek is, zijn de gevolgen vaak vergelijkbaar:<br />
tijdelijke vertraging of zelfs versperring van het<br />
treinverkeer. Daardoor is het mogelijk te werken met vaste<br />
afhandelingsscenario’s. Van Olst: “Door een planmatige<br />
aanpak en voorbereiding kunnen de gevolgen van een incident<br />
zo beperkt mogelijk blijven, zowel qua tijd als omvang.<br />
ProRail werkt volgens het principe ‘minimale<br />
improvisatie door maximale voorbereiding’. Alleen als het<br />
echt niet anders kan, wordt geïmproviseerd.”<br />
Professioneel netwerk<br />
Bij die maximale voorbereiding hoort een netwerk van professionele<br />
hulp- en dienstverleners. Mensen die hun vak<br />
verstaan en weten wat er moet gebeuren – en dat ook efficiënt<br />
afhandelen. Zo is er samen met de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong> een uniek traject opgezet om slachtoffers van dodelijke<br />
treinongevallen op piëteitvolle wijze te bergen, terwijl<br />
het spoorwegverkeer hiervan toch zo min mogelijk hinder<br />
of vertraging ondervindt. De Meldkamer Postmortale <strong>Zorg</strong><br />
(MPZ) vervult hierin een centrale en coördinerende rol. Via<br />
een centraal meldnummer kan de spoorwegpolitie zowel<br />
vervoerder als mortuarium laten waarschuwen. Momenteel<br />
werken we ook op proef met Post-Mortem Facilities:<br />
een initiatief van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> voor het respectvol<br />
bergen van overledenen en stoffelijke resten, het assisteren<br />
van schouwartsen en de hulpdiensten en het<br />
reinigen van de plaats van overlijden. Wij hopen dat dit<br />
ons – buiten de verzekering van een respectvolle werkwijze<br />
– een tijdswinst gaat opleveren. Want, voor ons staat<br />
één ding voorop: die trein móet weer rijden!”<br />
EMOTIONELE IMPACT<br />
Het werken op een overlijdenslocatie heeft grote emotio-<br />
nele impact en kan belastend zijn voor hulpverleners. De<br />
medewerkers van Post-Mortem Facilities zijn zich daar ter-<br />
dege van bewust. Werken met overledenen in de meest<br />
uiteenlopende situaties is hun vak en zij kunnen de verschil-<br />
lende hulpdienstverleners daarbij ontlasten. Ook weten zij<br />
dat het voor nabestaanden enorm aangrijpend is om terug<br />
te keren naar de plaats waar een dierbare is overleden. PMF<br />
is gespecialiseerd in het reinigen, toonbaar, bewoonbaar en<br />
werkbaar maken van de plaats van overlijden. Of het nu<br />
gaat om een woning, werkplek of openbare locatie.<br />
PMF: nieuw initiatief<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
‘Postmortale hulpverlening<br />
bij incidenten’<br />
De <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> signaleert vanuit haar werkzaamheden<br />
voor zorginstellingen, uitvaartondernemers,<br />
de hulpdiensten en de overheid, steeds vaker dat er een<br />
grote behoefte bestaat aan gespecialiseerde en respectvolle<br />
postmortale dienstverlening en assistentie op een<br />
overlijdenslocatie. Als innovatieve dienstverlener rond<br />
het levenseinde heeft de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> daarom<br />
Post-Mortem Facilities (PMF) ontwikkeld.<br />
Post-Mortem Facilities (PMF) is een gespecialiseerde<br />
dienstverlener voor het bergen van overledenen en stoffelijke<br />
resten, het assisteren van schouwartsen en de<br />
hulpdiensten en het reinigen en desinfecteren van de<br />
plaats van overlijden. De medewerkers van PMF zijn professionals,<br />
die vanuit hun ervaring binnen de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong> bekend zijn met de meest uiteenlopende<br />
facetten rond een natuurlijk of niet-natuurlijk overlijden.<br />
Of het nu gaat om een vinding, suïcide, ongeval of misdrijf,<br />
respect voor mensen staat altijd voorop. Voor de<br />
betrokken instanties, de nabestaanden én de overledene.<br />
Vanuit dat oogpunt assisteert PMF uitvaartverzorgers,<br />
schouwartsen, de politie en andere<br />
hulpdienstverleners bij het verrichten van bijzondere<br />
handelingen op alle mogelijke overlijdenslocaties in heel<br />
Nederland.<br />
De jarenlange ervaring in postmortale zorg en assisentie<br />
bij obductie geeft de medewerkers van PMF kennis van<br />
anatomie en omgang met overledenen. Dit is vooral<br />
goed inzetbaar in het geval van bijzondere incidenten en<br />
ongevallen waarbij het stoffelijk overschot is vermengd<br />
met andere materialen, en het lichaam toch op piëteitvolle<br />
wijze geborgen moet worden. Daarnaast zijn de<br />
medewerkers gecertificeerd en opgeleid om te werken<br />
op een plaats delict, en zijn zij bekend met sporenonderzoek<br />
en politie-protocollen.<br />
De professionals van PMF werken door heel Nederland<br />
en zijn bereikbaar via één centraal meldnummer.<br />
Meer informatie:<br />
www.postmortemfacilities.nl<br />
RESPECT magazine<br />
9
Waakvlamovereenkomst<br />
10 RESPECT magazine<br />
Kennis en expertise in Draaiboek Uitvaartverzorging gemeenten<br />
In mei gingen de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) en Cura Mortu Orum (CMO) een zogenaamde waakvlamover-<br />
eenkomst met elkaar aan. Door het zetten van hun handtekening bekrachtigen beide organisaties hun samen-<br />
werking op het gebied van uitvaartverzorging / postmortale zorg tijdens crises.<br />
De veiligheidsregio’s zijn ontstaan naar aanleiding van<br />
een aantal incidenten en rampen, dat Nederland de<br />
afgelopen decennia getroffen heeft. Zoals de brand<br />
in Volendam, de vuurwerkramp in Enschede en de<br />
Bijlmerramp. Maar natuurlijk ook naar aanleiding van<br />
kleinere incidenten die niet de nationale persaandacht<br />
kregen, maar wel degelijk een impact hebben<br />
gehad op de inwoners van een gemeente. Er zijn in<br />
alle gevallen nadien onderzoeksteams actief geweest<br />
om te evalueren in hoeverre een gemeente correct<br />
gehandeld heeft en welke zaken beter of anders kunnen.<br />
Daaruit is o.a. naar voren gekomen dat de verschillende<br />
hulpdiensten binnen een gemeente vaak te<br />
weinig samenwerken.<br />
Veiligheidsregio<br />
Rozemarijn Hartkamp, senior beleidsmedewerker van<br />
het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing bij de Veiligheidsregio<br />
Utrecht: “In onze regio wordt al in de<br />
voorbereiding op het bestrijden van crises nauw samengewerkt.<br />
We noemen dat de pro-actieve en preparatieve<br />
fase”. Dat heeft geresulteerd in een fusie<br />
tussen de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen<br />
en Rampen (GHOR), Brandweer Utrechts Land<br />
(BRUL) en een centraal bureau voor gemeenten<br />
Ondertekening waakvlamovereenkomst door:<br />
J.M.P. Wink (links), directeur VRU en<br />
J. Heikoop, directeur CMO.<br />
(BGC). Ook de regiopolitie is hier nauw bij betrokken<br />
via een convenant. Met elkaar vormen zij de drijvende<br />
en bindende kracht achter een goede hulpverlening,<br />
rampenbestrijding en crisisbeheersing in de<br />
regio Utrecht.”<br />
Goed voorbereid<br />
Rampenbestrijding en crisisbeheersing staan hoog op<br />
de politieke agenda. Door dreigende overstromingen<br />
en terroristische dreiging is er veel aandacht in de<br />
media. Hartkamp: “Er zijn ook kleinere incidenten<br />
zoals plotselinge stroomuitval, of dreigende stroomuitval<br />
in verband met aanhoudend warm weer. Daar<br />
moet een gemeente zichzelf op voorbereiden en haar<br />
inwoners tijdig over informeren. Maar ook wanneer<br />
er sprake is van zinloos geweld en er een stille tocht<br />
wordt georganiseerd of als een in het buitenland<br />
overleden soldaat wordt gerepatrieerd. Al dat soort<br />
incidenten brengen processen op gang, waar de gemeente<br />
op moet zijn voorbereid en waarbij hulpdiensten<br />
elkaar naadloos aan moeten vullen. Bijvoorbeeld<br />
voorlichten en informeren van inwoners, opvangen<br />
en verzorgen van slachtoffers of gedupeerden en uitvaartverzorging.<br />
Een draaiboek of plan uit de kast<br />
kunnen trekken bespaart een hele hoop tijd en<br />
moeite tijdens een inzet.”<br />
Trainingen en draaiboeken<br />
De VRU traint de verantwoordelijke medewerkers van<br />
gemeenten door middel van kennisoverdracht, maar<br />
ook met oefeningen, waarbij incidenten worden gesimuleerd.<br />
Om alle gemeentelijke processen te ondersteunen<br />
heeft de VRU model-draaiboeken<br />
samengesteld, die samengevoegd worden in het crisisbeheersingsplan<br />
van de gemeente. De lokale uitvoering<br />
vult de gemeente zelf in.<br />
Proces Uitvaartverzorging / Postmortale zorg<br />
Eén van de aspecten waar een gemeente zich mee<br />
bezig houdt in geval van een crisis, is de zorg voor de
dodelijke slachtoffers en de nabestaanden, het zogenaamde<br />
proces Uitvaartverzorging. Hartkamp: “Speciaal<br />
daarvoor heeft de VRU het draaiboek<br />
Uitvaartverzorging opgesteld. De naam Uitvaartverzorging<br />
dekt niet helemaal de lading. Dat wordt in de<br />
toekomst dan ook aangepast naar Postmortale zorg.<br />
Gemeenten krijgen namelijk vaker te maken met het<br />
organiseren van een herdenkingsdienst of stille tocht,<br />
dan met het daadwerkelijk cremeren of begraven van<br />
grote aantallen slachtoffers op noodbegraafplaatsen.<br />
Onze partner in dit proces is Cura Mortu Orum (onderdeel<br />
van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong>). CMO is géén<br />
uitvaartverzorger, maar een landelijk w<strong>erkend</strong>e orga-<br />
Cura Mortu Orum (CMO) is een onafhankelijke specialist<br />
in overledenenzorg en mortuariabeheer.<br />
CMO staat voor Cura Mortu Orum, dat vrij vertaald<br />
‘zorg voor de doden’ betekent. CMO verleent al<br />
meer dan 15 jaar piëteitsvolle en kwalitatief hoogwaardige<br />
zorg aan overledenen in zorginstellingen<br />
en thuissituaties. En voor de uitvaartbranche, politie,<br />
gemeenten en veiligheidsregio’s .<br />
De laatste zorg aan overleden is een specialisme. Het<br />
vereist kennis, ervaring en deskundigheid. En bovenal<br />
respect voor zowel de overledene als de nabestaanden.<br />
De medewerkers van CMO zijn opgeleid in postmortale<br />
zorg en in de omgang met nabestaanden.<br />
De overledene zal worden verzorgd naar de wensen van<br />
de nabestaanden, terwijl het natuurlijk altijd mogelijk is<br />
dat de nabestaanden en/of verpleegkundigen aanwezig<br />
zijn of daadwerkelijk assisteren bij de zorg aan de overledene.<br />
Onze medewerkers zullen nabestaanden en verpleegkundigen<br />
hierin op deskundige wijze begeleiden.<br />
Opdrachtgevers zijn ziekenhuizen, zorginstellingen en<br />
uitvaartverzorgers. Maar ook de overheid en de politie<br />
maken gebruik van de diensten van CMO. CMO verleent<br />
nisatie, gespecialiseerd in postmortale zorg, overledenenzorg<br />
en mortuariabeheer. In geval van een ramp<br />
of crisis staat CMO de gemeenten bij in de respectvolle<br />
zorg voor de dodelijke slachtoffers en de nabestaanden.<br />
Door het ondertekenen van de<br />
waakvlamovereenkomst verplicht zij zich met voorrang<br />
goederen en diensten te leveren aan de VRU. De<br />
Veiligheidsregio Utrecht heeft op die manier met<br />
meer partners waakvlamovereenkomsten gesloten.<br />
Zo verzekert de VRU zich van de juiste kennis en expertise<br />
in de woelige en onzekere periode die een<br />
ramp nu eenmaal met zich meebrengt.”<br />
Cura Mortu Orum: respect voor mensen<br />
postmortale zorg in de breedste zin van het woord. Dat<br />
kan variëren van de laatste verzorging tot complexe restauraties<br />
en van obductie-assistentie tot balseming.<br />
Neutraal en gecertificeerd<br />
Cura Mortu Orum is een neutrale, landelijk w<strong>erkend</strong>e<br />
organisatie. CMO is geen uitvaartbedrijf en heeft daar<br />
ook geen belangen in. CMO beschikt bovendien over<br />
een kwaliteitssysteem op basis van ISO 9001:2000.<br />
De postmortale zorgdiensten van CMO in het kort:<br />
• Postmortale zorg<br />
• Assistentie bij een niet-natuurlijk overlijden<br />
• Verwijderen pacemaker of ICD<br />
• Assistentie bij rituele bewassing<br />
• Camouflage, make-up, complexe restauraties<br />
en reconstructies<br />
• <strong>Mortuarium</strong>beheer<br />
• Advies in mortuariumbeheer en –inrichting<br />
• Obductie-assistentie<br />
• Balseming en thanatopraxie<br />
Meer informatie over CMO of de waakvlamovereenkomst:<br />
www.zdg.nl/cmo<br />
RESPECT magazine 11
Een persoonlijk en waardig afscheid<br />
Thanatopraxie<br />
Thanatopraxie is een nieuwe discipline binnen de uitvaartzorg. Deze vorm van tijdelijke conservering van het menselijk<br />
lichaam kort na het overlijden, wordt in alle Nederland omringende landen toegepast. In ons land is de laatste jaren<br />
opnieuw onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van thanatopraxie. Daarbij zijn alle aspecten – van juridische en<br />
pathologische tot milieutechnische en ethische – onder de loep genomen. Dat leidde in 2007 tot een voorstel om<br />
Artikel 71 van de Wet op de Lijkbezorging aan te passen en thanatopraxie te legaliseren.<br />
12 RESPECT magazine<br />
Het waren de verre voorvaderen die al nadachten<br />
over de conservering van hun overledenen. Egyptenaren,<br />
Romeinen, Grieken, Hebreeën, Perzen, Syriërs en<br />
Indianen: in de prehistorie ontwikkelden zij hun eigen<br />
balsemtechnieken. De bekende mummificering en<br />
balsembaden hebben echter niets te maken met de<br />
hedendaagse balseming. Balseming is volgens de Nederlandse<br />
Wet op de Lijkbezorging niet toegestaan<br />
en voorbehouden aan leden van het Koninklijk huis.<br />
Thanatopraxie verschilt echter van balseming: de laatste<br />
is een zwaardere behandeling, waarbij een vloeistof<br />
wordt gebruikt met een hoge concentratie aan<br />
formaline. Thanatopraxie is een tijdelijke conservering,<br />
waarbij de lichaamsontbinding hooguit enkele<br />
weken wordt vertraagd.<br />
Natuurlijk en toonbaar<br />
Afscheid nemen van een geliefde overledene is een<br />
proces. Een rouwproces. Een proces dat elke nabestaande<br />
anders ervaart, maar dat bijna altijd als moeilijk<br />
en pijnlijk wordt ervaren. Het contact met een<br />
geliefde is definitief verbroken. Een persoon die<br />
dichtbij stond, is verworden tot een herinnering. De<br />
periode tussen het overlijden en de uitvaart is heel<br />
belangrijk voor de verwerking van dit verlies. Sterker<br />
nog: de laatste blik op de overledene kan bepalend<br />
zijn voor de herinnering. Het is een beeld dat beklijft.<br />
Juist daarom is het goed dat alle verantwoorde mogelijkheden<br />
worden benut om een waardig afscheid<br />
te bevorderen.<br />
Thanatopraxie biedt die mogelijkheid. Doordat het lichaam<br />
kort na het overlijden een speciale vloeistof<br />
krijgt toegediend en het bloed wordt afgevoerd, worden<br />
lijkontbinding en bacteriegroei afgeremd. Daardoor<br />
blijft de overledene toonbaar. De typische<br />
donkere vlekken verdwijnen, de huid krijgt een natuurlijke<br />
kleur en het lichaam een natuurlijke vorm.<br />
Op die manier kan het lichaam bovendien zonder<br />
koeling bewaard blijven tot het moment van de uitvaart.<br />
Uiterlijk tien dagen na de behandeling zal het<br />
natuurlijke ontbindingsproces op gang komen.<br />
Conserveren en herstellen<br />
Bij thanatopraxie wordt een kleine opening in de lies<br />
of de hals gemaakt. Via de slagader wordt een vloeistof<br />
in de bloedbaan gebracht, terwijl het bloed via<br />
een ader wordt afgevoerd. Ondertussen masseert de<br />
thanatopracteur de ledematen om een goede verdeling<br />
in het vaatstelsel te bevorderen. Ook worden<br />
bloed en vocht verwijderd uit organen, lichaamholtes,<br />
het spijsverteringskanaal en de blaas. De ingebrachte<br />
vloeistof heeft een conserverende werking dankzij<br />
het hoofdbestanddeel formaline. De exacte hoeveelheid<br />
en samenstelling van de vloeistof verschillen per<br />
overledene. Onder meer de medische situatie speelt<br />
daarbij een rol. De gemiddelde hoeveelheid is tussen<br />
de 5 en 10 liter.
Ook het uiterlijk verzorgen en herstellen – in vaktaal<br />
het ‘restaureren’ – van de overledene behoort tot de<br />
behandeling. De thanatopracteur geeft de overledene<br />
weer zoveel mogelijk het uiterlijk zoals de familie zich<br />
dat herinnert. Dankzij de combinatie van conservering<br />
en restauratie levert deze behandeling optimale<br />
toonbaarheid op zolang het lichaam is opgebaard.<br />
Ethisch kader<br />
Het onderzoek naar de voors en tegens van thanatopraxie,<br />
heeft ook een ethische kant. Niet alles wat<br />
kan, mag. En niet alles wat mag, kan. Wat zijn nu de<br />
principes van verantwoorde thanatopraxie? Ten eerste:<br />
piëteit en respect voor de overledenen. Dat moet<br />
vanzelfsprekend zijn voor iedereen die zich met (de<br />
verzorging van) overledenen bezighoudt. Ten tweede:<br />
het recht op onaantastbaarheid. Artikel 11 van de<br />
Grondwet luidt: ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens<br />
de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid<br />
van zijn lichaam.’Dat geldt ook na het<br />
overlijden. En zeker met betrekking tot thanatopraxie.<br />
Het is een invasieve behandeling, waarbij een<br />
kleine opening in het lichaam wordt gemaakt. Uitdrukkelijke<br />
toestemming is hiervoor nodig. Ten derde:<br />
het recht op zelfbeschikking. In artikel 18 van de Wet<br />
op de Lijkbezorging staat: ‘De lijkbezorging geschiedt<br />
overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens<br />
van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd<br />
kan worden.’ Dat betekent niet dat er een expliciete<br />
wilsuiting nodig is voor thanatopraxie, maar<br />
wél dat deze behandeling nooit standaard mag worden.<br />
De nabestaanden beslissen hierover in de geest<br />
van de overledene.<br />
Kwaliteit gewaarborgd met NIT<br />
Thanatopraxie is zonder meer een behandeling die om<br />
kennis, expertise én zorgvuldigheid vraagt. De invulling<br />
van specifieke normen voor deze discipline is door de<br />
wetgever bij de beroepsgroep zelf gelegd. Daarom initieerde<br />
de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> in 2006 de oprichting van<br />
het Nederlands Instituut voor Thanatopraxie (NIT).<br />
Het NIT wil de professionaliteit waarborgen en<br />
tegelijkertijd faciliterend optreden. Belangrijke taken van<br />
het NIT zijn:<br />
• Formuleren en bewaken van de kwaliteitseisen<br />
die gesteld worden aan de conserverende behandeling.<br />
• Bevorderen van onderzoek en ontwikkeling op het<br />
gebied van thanatopraxie.<br />
• Fungeren als kenniscentrum voor de sector.<br />
• Fungeren als administratief centrum voor de<br />
beroepsvereniging van thanatopracteurs.<br />
• Voorlichting geven aan het publiek.<br />
Het Nederlands Instituut voor Thanatopraxie (NIT) wil<br />
zorgvuldig informatie verstrekken. Het is voor alle betrokkenen,<br />
nabestaanden, uitvaartverzorgers, overheden en<br />
andere partijen van belang dat zij een helder beeld hebben<br />
en zich niet laten leiden door vooroordelen of verkeerde<br />
informatie. Want bij elk verlies opnieuw zullen<br />
mensen voor de keuze staan: thanatopraxie, wel of niet<br />
doen? Het NIT wil eraan bijdragen dat zij een keuze<br />
maken waarop zij altijd met voldoening blijven terugzien.<br />
Een keuze die past in een persoonlijk en waardig afscheid.<br />
Meer informatie:<br />
www.thanatopraxie.nl<br />
RESPECT magazine 13
Bio Implant Services:<br />
Toewijzing donorweefsel<br />
zorgvuldig proces<br />
Theo de By, directeur van BIS Foundation, had altijd al interesse in de gezondheidszorg. Vanuit die interesse en zijn ach-<br />
tergrond als bedrijfskundige zette hij de BIS Foundation op: dienstverlener op het gebied van de optimalisatie van de do-<br />
natie, toewijzing en transplantatie van menselijke weefsels.<br />
14 RESPECT magazine<br />
BIS (Bio Implant Services) is een non-profit organisatie<br />
die samenwerkt met donorziekenhuizen, transplantatiecentra,<br />
weefselbanken en laboratoria in Europa en<br />
de Verenigde Staten. Samen met twee andere organisaties,<br />
de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS)<br />
en Eurotransplant International (ETI), speelt BIS een<br />
belangrijke rol in de bemiddeling van donororganen<br />
en donorweefsel in Nederland. De NTS is verantwoordelijk<br />
voor donorwerving in Nederland, coördineert<br />
de donorselectie, screening en bemiddeling, en verdeelt<br />
de gedoneerde organen en weefsels onder de<br />
geschikte ontvangers. De taak van orgaanbemiddeling<br />
is toegewezen aan Eurotransplant International<br />
en de taak van donorcoördinatie, donoraanname en<br />
allocatie van weefsels in Nederland aan BIS.<br />
Weefsel<br />
Sinds 1989 is BIS actief als bemiddelende instantie<br />
voor het aannemen van huiddonoren en de donatie<br />
en allocatie van menselijke hoornvliezen, hartkleppen<br />
en botweefsel voor transplantatiedoeleinden. De By:<br />
“De vraag naar deze weefsels werd steeds groter.<br />
Weefsels kunnen, anders dan organen, ook nog na<br />
het stoppen van de bloedsomloop worden verwijderd<br />
bij de donor. Ze kunnen worden bewerkt in het laboratorium<br />
en voor langere tijd worden bewaard, zelfs<br />
enkele jaren. Dat betekent dat we in het lab van de<br />
weefselbank tijd hebben om te beoordelen of de<br />
weefsels aan bepaalde kwaliteits- en gezondheidseisen<br />
voldoen. De weefselbanken kunnen bijvoorbeeld<br />
botweefsel in kleinere stukken verdelen of hoornvliezen<br />
‘op maat’ maken voor transplantatie.”<br />
De kernactiviteiten van BIS Foundation bestaan uit de<br />
kwaliteitscontrole van geëxplanteerd weefsel, het<br />
matchen van donorweefsels en ontvanger, en de allocatie<br />
– dus toewijzing – van weefsel aan patiënten<br />
volgens vastgestelde criteria. De stichting beschikt<br />
over haar eigen explantatieteam dat nu integraal samenwerkt<br />
met het huidafnameteam van de huidbank<br />
(de Euroskinbank in Beverwijk) .<br />
Strenge kwaliteitscontrole weefsel<br />
Weefseltransplantatie van donor naar ontvanger<br />
brengt een risico van overdracht van ziektes op de<br />
ontvanger of andere nadelige bijwerkingen met zich<br />
mee. Dat risico kan verminderd worden door een zeer<br />
zorgvuldige donorselectie en door uitgebreide serologische<br />
testen. Maar ook door de uitnameprocedures<br />
uit te voeren volgens regels en procedures op basis<br />
van de meest recente wetenschappelijke inzichten.<br />
De By: “Om die reden moeten alle donoren en hun<br />
weefsels voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidseisen<br />
van BIS Foundation. Om tot een nauwkeurige donorscreening<br />
te komen, voert de medische staf van<br />
BIS verschillende kruisreferenties uit van de ziektegeschiedenis<br />
van de donor en explantatiegegevens, van<br />
laboratoriumuitslagen en pathologisch onderzoek.<br />
Onze medische staf raadpleegt regelmatig huisartsen<br />
en andere deskundigen om informatie te verzamelen<br />
over de medische voorgeschiedenis van de patiënt.<br />
Als alle gegevens verzameld zijn, besluit de verantwoordelijke<br />
arts om een specifieke donor al dan niet<br />
vrij te geven voor transplantatie.”
Allocatiecriteria<br />
“Ook aan de ontvangende kant zijn er de nodige criteria<br />
voor toewijzing van goedgekeurd weefsel”, legt<br />
De By uit. “Dokters kunnen hun patiënten aanmelden<br />
in ons systeem. De medische staf beoordeelt vervolgens<br />
welke patiënten de hoogste prioriteit<br />
hebben. Daarbij wordt gekeken naar medische urgentie<br />
en wachttijd, maar ook of het weefsel ‘past’.<br />
Dat ‘passen’ is tweeledig: allereerst moet het weefsel<br />
letterlijk de juiste maat hebben en ten tweede moeten<br />
in een aantal gevallen de genetische kenmerken<br />
van weefsel en ontvanger overeenkomen om eventuele<br />
afstotingsrisico’s te verkleinen. De patiënt met de<br />
beste ‘match’, krijgt dan het weefsel toegewezen.”<br />
Innovaties<br />
De opkomst van de internettechnologie heeft wel<br />
een aantal zaken vereenvoudigd. “Door allocatiecriteria<br />
en medische informatie op onze website toegankelijk<br />
te maken, kunnen artsen in ziekenhuizen veel<br />
sneller bepalen of hun patiënt in aanmerking komt<br />
voor bepaald weefsel”, aldus De By. En contacten<br />
met andere organisaties, zoals weefselbanken en laboratoria,<br />
verlopen veel vlotter dan vroeger. Maar<br />
ook in de mogelijkheden van het weefsel zelf zijn vernieuwingen<br />
en ontwikkelingen aan de orde van de<br />
dag. Zo wordt er tegenwoordig van bot een zogenaamde<br />
gedemineraliseerde botpasta gemaakt, dat<br />
gebruikt kan worden bij implantaten in de kaakchirurgie<br />
of om bij bottransplantaties de groei van verbindingen<br />
tussen donor- en ontvangerbot te<br />
versnellen. Ook transplantatietechnieken worden<br />
steeds verbeterd. Hoornvliestransplantaties worden<br />
bijvoorbeeld op steeds minder invasieve wijze uitgevoerd.<br />
BIS Foundation ondersteunt dan ook wetenschappelijk<br />
onderzoek dat gericht is op het<br />
verbeteren van de resultaten van weefseltransplantatie.”<br />
Omdat weefsels langere tijd na overlijden<br />
nog kunnen worden geëxplanteerd, zijn er<br />
meer weefseldonoren in Nederland dan<br />
orgaandonoren. Jaarlijks worden er bijvoorbeeld<br />
zo’n 1500 hoornvliezen gedoneerd,<br />
tegenover slechts 300 organen.<br />
Wijzer bij<br />
Overlijden<br />
Directies, zorgmanagers en medewerkers van zorginstellin-<br />
gen komen bij het overlijden van een bewoner voor prakti-<br />
sche vragen te staan. Soms zelfs vragen die niet elke dag<br />
een rol spelen. Bijvoorbeeld vragen over gewoonten en ri-<br />
tuelen, over protocollen, of over wettelijke verplichtingen.<br />
Cura Mortu Orum (CMO, onderdeel van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong>) ontwikkelde samen met Vredehof Uitvaartverzor-<br />
ging een naslagwerk waarin heldere antwoorden op dit<br />
soort vragen zijn gebundeld. De Wijzer bij Overlijden: een<br />
handige ringband, met toegankelijke informatie over regel-<br />
geving, voorschriften en technieken.<br />
CMO stelt de Wijzer bij Overlijden kosteloos ter beschikking<br />
aan zorginstellingen als onderdeel van haar missie om de<br />
kennis op het gebied van postmortale zorg te vergroten.<br />
De Wijzer bij overlijden kunt u aanvragen bij CMO:<br />
(0345) 58 07 70 of via info.cmo@zdg.nl<br />
RESPECT magazine 15
Voorkomen, signaleren en bestrijden van infecties<br />
Vechten tegen onzichtbare<br />
beestjes<br />
Annette Greven is ziekenhuishygiënist in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis in Spijkenisse. Dagelijks ondersteunt zij<br />
alle geledingen binnen de gezondheidszorginstelling bij het voorkomen, signaleren en bestrijden van infecties.<br />
Daarin speelt bewustwording een belangrijke rol. “Want”, zo stelt Greven, “we vechten immers tegen beestjes die<br />
we niet met het blote oog kunnen zien.”<br />
16 RESPECT magazine<br />
Heel veel wat in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis<br />
te maken heeft met infectiepreventie, komt langs<br />
Annette Greven en haar collega-ziekenhuishygiënist.<br />
Greven: “We geven gevraagd én ongevraagd advies.<br />
Mijn collega en ik bemoeien ons met heel veel dingen.<br />
Zo hou ik me bezig met de zogenaamde HACCP<br />
(Hazard Analysis and Critical Control Points): de hygiënevoorschriften<br />
van de ziekenhuiskeuken en voedingsmiddelen.<br />
Maar ook met de luchtbeheersing op<br />
de operatiekamers, het steriliseren, reinigen en desinfecteren<br />
van materialen, ruimten, oppervlakten<br />
en instrumenten. Daarnaast adviseer ik bij isolaties.<br />
Als iemand wordt verdacht van het hebben<br />
van bijvoorbeeld waterpokken, dan zorg ik ervoor<br />
dat die persoon geïsoleerd wordt – in quarantaine<br />
gaat. Heel belangrijk is ook het vertalen<br />
van de landelijke protocollen naar hygiëne op ziekenhuisniveau.”<br />
Richtlijnen ziekenhuisbreed<br />
De landelijke Werkroep Infectie Preventie, heeft richtlijnen<br />
geformuleerd die gebruikt worden als toetsingsnormen<br />
bij inspecties van ziekenhuizen en<br />
zorginstellingen. Greven: “Die landelijke richtlijnen<br />
vertalen we naar eigen richtlijnen en protocollen. Zo<br />
zijn er door het hele ziekenhuis protocollen, waar infectiepreventie<br />
en hygiëne een onderdeel van uitmaken.<br />
We zijn ziekenhuisbreed bij heel veel dingen<br />
betrokken.”<br />
Uitroeien ziekenhuisbacterie<br />
“Infectiepreventie is veranderd de afgelopen jaren”,<br />
vertelt Greven. “Je ziet dat het steeds belangrijker<br />
wordt. Ziekenhuizen moeten steeds transparanter<br />
worden in wat ze doen, hoe ze het doen en wat de<br />
resultaten zijn. Er moet dan ook meer in protocollen<br />
worden vastgelegd. Er is nu ook meer kennis over infecties<br />
beschikbaar dan vroeger. Bovendien verandert<br />
de wereld van bacteriën en virussen – de beestjes –<br />
nog steeds. Tegenwoordig is een aantal bacteriën resistent<br />
tegen gangbare antibiotica. Daardoor krijgen<br />
bacteriën zoals MRSA – juist in ziekenhuizen waar<br />
mensen verminderde weerstand hebben- een kans.<br />
Dat zijn de zogenaamde ziekenhuisbacteriën. Ook<br />
daar zijn we alert op. We hebben wat MRSA betreft<br />
in Nederland een search & destroy beleid.<br />
We proberen de bacterie te vinden en uit te<br />
roeien. Een patiënt die opgenomen is geweest in<br />
een ziekenhuis in het buitenland, wordt altijd getest<br />
op MRSA. Daar zijn strikte protocollen voor.”
Infectiepreventie in het mortuarium<br />
Infectiepreventie heeft twee doelgroepen: patiënten<br />
en medewerkers. “Wij zijn er vooral voor de patiënt”,<br />
aldus Greven. “Maar als iemand is overleden dan is<br />
de grootste zorg de medewerker die met de overledene<br />
in aanraking komt.<br />
We merken dat mortuariummedewerkers en overledenenverzorgers<br />
vaak weinig kennis hebben over hoe<br />
ze hygiënisch moeten werken met oog op hun eigen<br />
veiligheid. Mijn zorg is de omstandigheden waaronder<br />
overledenen verzorgd worden, zo veilig mogelijk<br />
voor de verzorger te maken. Daar is verandering in<br />
hun gedrag voor nodig. En dat bereiken we door het<br />
brengen van kennis: over besmettingsrisico’s en de<br />
preventiemogelijkheden. Eigenlijk is de vuistregel simpelweg<br />
‘ga altijd uit van de hoogste besmettingsgraad’.<br />
Als je professioneel werkt, dan neem je<br />
voorzorgsmaatregelen alsof het om het meest zware<br />
besmettingsrisico gaat. In bewustwording is nog een<br />
wereld te winnen, want we vechten immers tegen<br />
beestjes die we met het blote oog niet kunnen waarnemen.”<br />
Cura Mortu Orum<br />
Toen het mortuarium van het Ruwaard van<br />
Putten ziekenhuis vernieuwd werd, stond een<br />
veilige werkomgeving voor de medewerkers<br />
voorop. Greven: “We wilden weten hoe we het<br />
mortuarium zo goed mogelijk in konden richten<br />
en welke producten we er moesten gebruiken.<br />
We hebben het nieuwe mortuarium gebouwd<br />
en ingericht in samenwerking met de specialis-<br />
ten van Cura Mortu Orum <strong>Mortuarium</strong>beheer<br />
(CMO: een onderdeel van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong>). We hebben goed naar elkaar geluisterd<br />
en veel van elkaar geleerd. Samen hebben we<br />
het hoogste niveau van veiligheid in het mor-<br />
tuarium bereikt.”<br />
RESPECT magazine 17
Legitimatiebewijs voor werken op een plaats delict<br />
Nieuwe Forensisch Technische<br />
normen voor omgaan met<br />
stoffelijk overschot<br />
In april 2008 werd in de hoofdvestiging van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> te Geldermalsen de eerste serie legitimatiebewij-<br />
zen uitgereikt aan medewerkers van door de politie geselecteerde rouwvervoerders en mortuariumbeheerders. Met dit<br />
persoonlijke legitimatiebewijs kunnen deze medewerkers aantonen dat zij voldoen aan de nieuw opgestelde Foren-<br />
sisch Technische normen met betrekking tot het vervoeren en bewaren van een in beslaggenomen stoffelijk overschot.<br />
18 RESPECT magazine<br />
De uitreiking van het nieuwe legitimatiebewijs, dat<br />
landelijk geldig is, werd voorgezeten door Bessel van<br />
den Hazel, divisiechef van het politiekorps IJsselland.<br />
Vanuit zijn functie als voorzitter Expert <strong>Groep</strong> Forensische<br />
Opsporing (EGFO) is hij nauw betrokken geweest<br />
bij het opstellen van de eind vorig jaar<br />
gepresenteerde nieuwe Forensisch Technische normen.<br />
Roep om zorgvuldigere werkwijze<br />
Naar aanleiding van de ten onrechte veroordeelde<br />
man inzake de Schiedammer parkmoord in 2000<br />
ontstond vanuit de politiek de roep om een zorgvuldigere<br />
werkwijze van politie en justitie. De<br />
nadruk werd verschoven van meer blauw<br />
op straat (kwantiteit) naar meer kwaliteit<br />
van opsporing. Daaruit volgde<br />
het opstellen van het landelijk programma<br />
Versterking opsporing<br />
en vervolging. Van den Hazel:<br />
“In het hoofdstuk Forensische<br />
Opsporing in dit programma<br />
zijn een tiental forensische<br />
normen aangegeven, die<br />
moesten worden herschreven<br />
en verbeterd om<br />
onzorgvuldigheden in toekomstig<br />
onderzoek te voorkomen.<br />
Daaruit zijn onder<br />
andere de FT-normen<br />
1000.04 en 1000.05 voortgekomen,<br />
ten behoeve<br />
van het vervoeren en bewaren<br />
van een in beslaggenomen<br />
stoffelijk<br />
overschot.”
Contaminatie van bewijsmateriaal uitsluiten<br />
In moord- en zedenzaken heeft de politie te maken<br />
met de zogenaamde chain of evidence (keten van bewijsvoering):<br />
alles wat belangrijk is bij het verzamelen<br />
en onderzoeken van bewijs dat uiteindelijk bij de<br />
rechtbank wordt aangedragen. Het is van het grootste<br />
belang dat tijdens het veiligstellen van bewijsmateriaal<br />
geen ‘contaminatie’ plaatsvindt. Om een<br />
sluitende bewijsvoering aan te dragen, mag het niet<br />
gebeuren dat rouwvervoerders die een stoffelijk overschot<br />
in opdracht van de politie vervoeren, door onzorgvuldigheid<br />
hun DNA achterlaten of eventuele<br />
sporen vernietigen. Daarmee wordt de keten van bewijsvoering<br />
verbroken en kan een rechtszaak onder<br />
druk komen te staan.<br />
Sporendrager<br />
“Daarom”, stelt Van den Hazel “zijn de Forensisch<br />
Technische normen zo belangrijk. Voordat de FT-normen<br />
werden opgesteld, was er veel minder aandacht<br />
voor het vervoer van een stoffelijk overschot vanaf<br />
een plaats delict (PD). Er waren ook geen goede richtlijnen<br />
voor medewerkers van mortuaria. En met de<br />
opkomst van forensische technologie is er qua onderzoeksmethoden<br />
juist steeds meer mogelijk geworden.<br />
Een stoffelijk overschot is voor de recherche een<br />
enorme ‘sporendrager’. En dan is het absoluut niet<br />
wenselijk dat het door toeval of gebrek aan kennis in<br />
aanraking komt met omgevingselementen die deze<br />
sporen kunnen vervuilen.”<br />
Speciaal legitimatiebewijs<br />
Rouwvervoerders moeten goed op de hoogte zijn van<br />
de eisen die gesteld worden aan het werken op een<br />
plaats delict. “Zomaar een PD oplopen is er tegenwoordig<br />
echt niet meer bij”, stelt Van den Hazel.<br />
“<strong>Mortuarium</strong>medewerkers dienen op hun beurt op<br />
de hoogte te zijn van de normen die gelden voor het<br />
tijdelijk bewaren van een in beslag genomen stoffelijk<br />
overschot. De bezitters van het speciale legitimatiebewijs<br />
hebben daartoe de opleiding ‘Postmortale zorg<br />
in opdracht van de politie’ gevolgd bij Docendo opleidingen.<br />
Zij zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent<br />
Gedrag en hebben een geheimhoudingsverklaring<br />
ondertekend. Naast het legitimatiebewijs<br />
ontvangen zij ook een speciaal ontwikkeld zichtbaarheidsvest,<br />
met de rugopdruk ‘Postmortale <strong>Zorg</strong>‘. Dit<br />
vest dragen zij wanneer zij werkzaamheden in opdracht<br />
van de politie verrichten.”<br />
Uiterlijk op 1 januari 2009 dienen alle door<br />
de politie geselecteerde vervoerders aan de<br />
voorwaarden die in genoemde FT-normen<br />
zijn gesteld, te voldoen.<br />
Belang voor nabestaanden<br />
Het initiatief voor de speciale legitimatiebewijzen is<br />
genomen door de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> in Geldermalsen.<br />
“Het is fantastisch om te zien dat kwaliteitsverbetering<br />
van werken op een plaats delict op die<br />
manier wordt opgepakt door organisaties die niet tot<br />
het politieapparaat behoren, zoals bijvoorbeeld vervoerders<br />
en overledenenverzorgers. Daarnaast is het<br />
voor de familierechercheurs, binnen het Team Grootschalige<br />
Opsporing dat gemoeid is met ernstige delicten,<br />
prettig om de familie van een slachtoffer te<br />
kunnen vertellen dat de overledene in goede handen<br />
is. Het is van groot belang voor de nabestaanden dat<br />
wij hen uit kunnen leggen dat alles professioneel en<br />
vooral met respect geregeld is. Dat geeft mensen<br />
rust.”<br />
“Door alle overdreven media-aandacht die moord- en<br />
zedenzaken tegenwoordig krijgen, denkt Nederland<br />
vaak binnen een aantal dagen te weten hoe het zit.<br />
De opsporing wordt daardoor enorm opgejaagd.<br />
Maar we moeten juist, zolang een zaak onder de<br />
rechter is, onze afstand bewaren. Men mag niet vergeten,<br />
dat wij in de eerste plaats ‘waarheidszoekers’<br />
zijn. En de FT-normen helpen ons, in alle zorgvuldigheid,<br />
het bewijsmateriaal te vergaren, bewaren én de<br />
bruikbaarheid te waarborgen.”<br />
RESPECT magazine 19
Techniek, professie en emotie<br />
De meldkamer van het KLPD<br />
Soms is het er even rustig, soms loopt de spanning hoog op. Op de meldkamer van het Korps landelijke politiediensten<br />
(KLPD) in Driebergen komen 24 uur per dag honderden meldingen binnen van incidenten, die vragen om inzet van<br />
politiediensten. Huub van der Velden, Operationeel Chef (OC) op de meldkamer, vertelt hoe techniek en emotie elkaar<br />
in één ruimte ontmoeten.<br />
20 RESPECT magazine<br />
De meldkamer van het KLPD is organisatorisch onderdeel<br />
van de Dienst operationele Ondersteuning en<br />
Coördinatie (DOC) een ondersteunende dienst van<br />
het KLPD. Deze dienst heeft mensen, middelen en<br />
expertise in huis om de operationele diensten van het<br />
KLPD, maar ook de regionale politiekorpsen en overige<br />
overheidsinstanties, te ondersteunen op het gebied<br />
van openbare orde en veiligheid. De meldkamer,<br />
die in 1967 werd opgezet en in eerste instantie fungeerde<br />
als een soort verkeerscentrale, is inmiddels<br />
uitgegroeid tot een belangrijke schakel die de inzet<br />
van politie-eenheden van het KLPD coördineert vanuit<br />
Driebergen. Van der Velden: “Op basis van incidentmeldingen<br />
die centraal binnen komen in de meldkamer,<br />
worden eenheden van de diensten<br />
Verkeerspolitie, Waterpolitie, Luchtvaartpolitie, Spoorwegpolitie<br />
en Levende Have Politie ingezet. Dat vertaalt<br />
zich naar voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen en<br />
helikopters, mankracht en arrestatie-eenheden, politiepaarden<br />
en speurhonden.”<br />
Commandolijn bij incidenten<br />
Ieder groot incident of evenement, dat opschaling<br />
van de diensten vergt en buiten het reguliere politiewerk<br />
valt, wordt voorzien van een zogenaamde commandolijn,<br />
die enkel en alleen bestemd is voor het<br />
betreffende voorval. Van der Velden: “Wanneer de<br />
Spoorwegpolitie bijvoorbeeld voetbalsupporters begeleid<br />
per spoor, dan wordt hier in Driebergen<br />
een aparte commandolijn ingericht en<br />
de noodzakelijke diensten<br />
ingezet. In dit geval zijn dat helikopters die de trein<br />
vanuit de lucht monitoren. Op die manier kunnen we<br />
snel en efficiënt over de verschillende politieregio’s samenwerken.<br />
Een ander voorbeeld is het begeleiden<br />
van nucleair transport.”<br />
Callcenter<br />
“De meeste oproepen die binnenkomen bij de unit<br />
Teleservice, het callcenter van het KLPD, zijn echter<br />
alarmoproepen van burgers die met een GSM 1-1-2<br />
bellen of het Landelijk Telefoonnummer Politie (0900-<br />
8844). Dit zijn jaarlijks meer dan 4 miljoen oproepen<br />
die centraal binnenkomen.<br />
Oproepen vanaf vaste nummers die coördinatie vereisen<br />
vanuit het KLPD, worden vanuit de regionale<br />
alarmcentrales naar onze meldkamer doorverbonden.”<br />
Systeem en mensen<br />
De meldkamer maakt gebruik van zeer geavanceerde<br />
computersystemen en tot in de puntjes uitgedachte<br />
protocollen. In een situatie waarin elke seconde telt,<br />
moet de centralist precies kunnen vaststellen hoe de<br />
(nood)situatie is en welke actie moet worden ondernomen<br />
en welke diensten moeten worden ingezet.<br />
“Het programma is daarbij een belangrijke leidraad,”<br />
vertelt Van der Velden “maar de mensen die ermee<br />
werken zijn van even groot belang. Medewerkers<br />
moeten het hoofd koel kunnen<br />
houden. Op de<br />
meldkamer krijg je<br />
doorlopend
te maken met (nood)situaties die je snel en trefzeker moet<br />
afhandelen. Maar soms is het net zo belangrijk om je gevoel<br />
wél te laten spreken, als er bijvoorbeeld een slachtoffer aan<br />
de lijn is. Daarom werken we met een mix van politiemensen<br />
en burgers, zodat professie en emotie elkaar blijven<br />
raken.” De meldkamer is opgedeeld in verschillende clusters<br />
(verkeer, water, spoor, etc.). Centralisten krijgen naast een<br />
algemene meldkameropleiding van een jaar, ook een opleiding<br />
voor een specifiek cluster. “Op die manier specialiseert<br />
iemand zich in het afhandelen van specifieke meldingen.<br />
Het zou ook gewoonweg veel te complex zijn, om alle informatie<br />
te leren die nodig is om in alle clusters te kunnen<br />
werken”, aldus Van der Velden.<br />
Meldkaart<br />
“De meest cruciale informatie die we bij elke melding nodig<br />
hebben, is de locatie van het incident. Want als we de<br />
plaats van het voorval niet nauwkeurig kunnen vaststellen,<br />
dan kan dat immers levens kosten”, stelt Van der Velden.<br />
“Zodra de locatie bekend is, wordt elke melding geregistreerd<br />
op een zogenaamde meldkaart en op band opgenomen.<br />
De meldkaart is een chronologisch verslag van wat<br />
aan informatie binnenkomt. Van alle aangestuurde eenheden<br />
wordt vastgelegd waneer ze bij een incident arriveren<br />
en hoe het wordt opgevolgd. Met het zogenaamde gesloten<br />
C2000 systeem in de auto’s en portofoons staan zij in<br />
verbinding met de meldkamer en kunnen zij informatie<br />
Meldkamer<br />
Postmortale <strong>Zorg</strong><br />
De Meldkamer Postmortale <strong>Zorg</strong> (MPZ) is een dienst van<br />
Multiline Meldkamerdiensten, een professioneel, uniek callcenter<br />
voor het uitvaartwezen, de gezondheidszorg en de<br />
hulpdiensten. De MPZ registreert, plant en bewaakt meldingen<br />
van overlijden bij incidenten, bijvoorbeeld voor ProRail<br />
doorgeven, die wordt toegevoegd aan de meldkaart. Op die<br />
manier kunnen we de responstijd in de gaten houden en de<br />
status van het incident op de voet volgen en eventueel andere<br />
partijen aansturen. Wanneer bijvoorbeeld iemand gewond<br />
is geraakt bij een verkeersongeval en wij te horen<br />
krijgen dat de persoon ter plaatse is komen te overlijden,<br />
dan wordt contact opgenomen met de Meldkamer Postmortale<br />
<strong>Zorg</strong> (zie inzet). Zij sturen vervolgens een gecertificeerde<br />
rouwvervoerder aan die weet hoe er op een plaats<br />
van ongeval met politie gewerkt moet worden, zodat alles<br />
op correcte en respectvolle wijze wordt afgehandeld.”<br />
Dichtbij op afstand<br />
Wie werkt op de meldkamer, maakt volgens Van der Velden<br />
een emotionele spagaat: “Een centralist is niet bij een incident<br />
aanwezig en ziet dus ook geen ernstig ongeluk. Maar<br />
het mag absoluut niet onderschat worden, hoe emotioneel<br />
de mensen zijn die aan de telefoon komen. Mensen die net<br />
slachtoffer zijn geworden en die hun verhaal en ellende bij<br />
je kwijt willen. Je kunt er niet naartoe om ze te bij te staan.<br />
Je kunt alleen maar geruststellen en de juiste eenheden<br />
aansturen. Dat is soms een bijzonder machteloos gevoel. Je<br />
bent er vreselijk druk mee bezig en je voelt dat het dichtbij<br />
je staat, terwijl je noodgedwongen alles van een afstand<br />
meekrijgt. Je kunt een zwaar incident ook niet even van je<br />
afpraten als het is afgerond, want dan gaat de telefoon alweer...”<br />
en de politie. Die meldingen zijn gecompliceerd en tijdkritisch.<br />
Snelle en correcte opvolging is van het grootste belang.<br />
Elke gebeurtenis is anders en vereist vaak inzet van<br />
andere specialisten. De meldingen worden centraal gevolgd<br />
en bewaakt, en doorlopend teruggekoppeld naar de betrokken<br />
instanties. De combinatie van het specialisme van<br />
Multiline op het gebied van postmortale zorg en het werken<br />
voor en met de hulpdiensten is uniek en levert belangrijke<br />
voordelen op. Multiline Meldkamerdiensten is een<br />
onderdeel van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong>.<br />
RESPECT magazine<br />
21
Overledenenzorg en radioactiviteit<br />
‘Sluitend veiligheidsprotocol in<br />
MC Haaglanden’<br />
In de nucleaire geneeskunde wordt gebruik gemaakt van radioactiviteit als therapie. Stralingshygiëne is daarbij<br />
van groot belang. Stralingsdeskundige Dr. M. Pillay van het Medisch Centrum Haaglanden in Den Haag ontwi-<br />
kelde een veiligheidsprotocol voor ziekenhuismedewerkers, zoals verplegers, artsen en pathologen, maar ook<br />
patiënten, bezoekers, overledenenverzorgers en nabestaanden.<br />
22 RESPECT magazine<br />
Dr. M. Pillay is van huis uit klinisch fysicus met als specialiteit<br />
nucleaire geneeskunde. In de nucleaire geneeskunde<br />
wordt gebruik gemaakt van behandel- en<br />
onderzoeksmethoden met zogenaamde ‘open<br />
bronnen’ van radioactiviteit. Stralingshygiëne<br />
is uiteraard een belangrijk onderdeel van<br />
deze werkzaamheden. Binnen het ziekenhuis<br />
bestaan nog andere stralingsbronnen<br />
die uit veiligheidsoverwegingen<br />
aandacht behoeven, zoals op de afdeling<br />
radiologie – de röntgenapparaten<br />
– en op de afdeling<br />
radiotherapie – bronnen<br />
voor therapeutische doeleinden.<br />
De stralingshygiëne<br />
wordt<br />
gewaarborgd door de<br />
Stralingsbeschermingseenheid,waarvan<br />
Dr. Pillay het<br />
hoofd is. Onder zijn<br />
leiding werd de afgelopen<br />
jaren gewerkt<br />
aan het<br />
opstellen van een sluitend<br />
veiligheidsprotocol.<br />
ALARA<br />
Patiënten komen op verschillende<br />
manieren in aanraking<br />
met radioactieve<br />
stoffen. Pillay: “Bijvoorbeeld<br />
op de afdeling radiotherapie<br />
waar radioactieve<br />
‘zaadjes’ worden ingebracht<br />
ter behandeling van prostaatkanker.<br />
Of een patiënt<br />
wordt voor korte of langere<br />
tijd opgenomen en behandeld<br />
met radioactieve stoffen<br />
uit open bronnen. In<br />
beide gevallen is de patiënt nadat hij ontslagen is uit<br />
het ziekenhuis, nog radioactief. Maar we moeten er<br />
altijd voor zorgen dat het laagst mogelijke niveau van<br />
straling voor derden bereikt is: het zogenaamde<br />
ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable).<br />
Dat is waar het protocol toe dient. Daarin staat beschreven<br />
hoe om te gaan met een patiënt die is<br />
geïmplanteerd met een radioactieve bron, die met de<br />
tijd in straling afneemt. En wat te doen wanneer deze<br />
patiënt onverhoopt overlijdt. De radioactieve zaden<br />
moeten bijvoorbeeld worden verwijderd en de overledene<br />
moet ‘vrij’ van radioactiviteit aan familie en verzorgers<br />
worden overgedragen.”<br />
Overleden patiënt altijd terug<br />
Patiënten met bijvoorbeeld een schildklieraandoening,<br />
die worden behandeld bij nucleaire geneeskunde,<br />
krijgen een dosis radioactiviteit toegediend.<br />
Pillay: “Die activiteit kunnen wij na hun overlijden<br />
niet meer ‘verwijderen’. In het ergste geval kunnen<br />
wij wel het orgaan met de maximale activiteit uit het<br />
lichaam halen, als wij daar toestemming voor krijgen<br />
van de nabestaanden. Maar hoe dan ook, een patiënt<br />
die op welke wijze dan ook behandeld is met radioactiviteit,<br />
komt na zijn overlijden altijd terug naar ons<br />
ziekenhuis voor uitvoer van het protocol. Medisch<br />
Centrum Haaglanden is het eerste ziekenhuis in Nederland<br />
dat het speciale protocol hanteert. Het zou<br />
mooi zijn als dit landelijk doorgevoerd kon worden.”<br />
Het protocol is sluitend gemaakt en beschrijft de procedure<br />
die gevolgd moet worden vanaf het moment<br />
dat een patiënt op enige wijze behandeld wordt met<br />
radioactiviteit. In het protocol zijn de meest uiteenlopende<br />
zaken vastgelegd, van het informeren van de<br />
juiste instanties, het doen van stralingsmetingen<br />
i.v.m. omgevingsbesmetting, duur van contact met<br />
de patiënt of overledene, tot beschermende maatregel<br />
voor ziekenhuispersoneel etc. Pillay licht toe: “In<br />
het ziekenhuis wordt de patiënt in het computersysteem<br />
aangemeld met een icoon voor radioactiviteit,
zodat iedereen weet welke veiligheidsmaatregelen<br />
getroffen moeten worden. Nog dezelfde dag waarop<br />
hij is behandeld, wordt de patiënt bovendien door<br />
middel van een brief aangemeld bij zijn huisarts als<br />
zijnde een drager van radioactiviteit. De huisarts moet<br />
in geval van overlijden direct contact opnemen met<br />
het ziekenhuis, van waaruit vervolgens wordt aangestuurd<br />
welke stappen moeten worden ondernomen.<br />
Wanneer een overledene bijvoorbeeld wenst te worden<br />
gecremeerd, moeten radioactieve zaden worden<br />
verwijderd. Bij begraven is dit niet nodig, omdat de<br />
straling met de tijd afneemt. Familieleden worden<br />
ook geïnformeerd over deze stappen.”<br />
Overledenenverzorgers<br />
Het komt natuurlijk voor dat overledenenverzorgers<br />
met een radioactieve overledene te maken krijgen. Zij<br />
hoeven zich echter geen zorgen te maken. Allereerst<br />
vanwege het gehanteerde ALARA-principe, waarbij<br />
het stralingsniveau zo laag mogelijk wordt gehouden.<br />
“Bovendien”, vertelt Pillay “komt een dergelijk contact<br />
niet vaak voor en het contact dat een verzorger<br />
met een overledene heeft, is doorgaans van vrij korte<br />
duur. Het is bijvoorbeeld al niet te vergelijken met het<br />
contact dat familie en nabestaanden met de overledene<br />
hebben.” Overledenenverzorgers zijn nog wel<br />
eens bezorgd of zij op de hoogte worden gesteld van<br />
het feit dat een overledene radioactief is, in verband<br />
met de wet op privacy. “Maar”, zo verzekert Pillay<br />
“het gebruik van radioactiviteit overstijgt die kwestie.<br />
Dit valt onder de Kernenergiewet en deze gaat voor<br />
alle anderen. Immers, niet alleen de veiligheid van het<br />
lichaam van de patiënt is aan de orde, maar ook die<br />
van anderen om hem heen. En daarbij biedt het veiligheidsprotocol<br />
een uitstekende borging voor het<br />
voorkomen van radioactieve besmetting.”<br />
Radioactiviteit<br />
De bij radioactiviteit vrijkomende ioniserende straling kan che-<br />
mische veranderingen veroorzaken in materie en dus ook in<br />
menselijke cellen. Het gaat dan om beschadiging van DNA-mo-<br />
leculen waardoor de erfelijke informatie wordt aangetast. Het<br />
lichaam zal proberen het beschadigde DNA te repareren. Er zijn<br />
dan feitelijk drie mogelijkheden:<br />
1. het herstel slaagt en de cel blijft functioneren zoals voordien<br />
2. het herstel is foutief en de cel sterft (apoptose)<br />
3. het herstel slaagt niet geheel, maar de cel overleeft toch.<br />
In het eerste geval is er dus geen effect. In het tweede geval<br />
treedt celdood op. In het derde geval is er sprake van een muta-<br />
tie van erfelijke eigenschappen van de cel.<br />
Bij heel veel straling sterven veel cellen in korte tijd en kunnen<br />
er kortetermijneffecten optreden. Dit kunnen minder ernstige<br />
effecten zijn van tijdelijke aard, zoals roodheid van de huid. Dit<br />
gebeurt vaak bij kankerpatiënten die worden bestraald. Directe<br />
effecten van straling kunnen ook zeer ernstig zijn en in het erg-<br />
ste geval dodelijk. Gelukkig gebeurt dit maar zelden, denk aan<br />
de reddingswerkers bij de Tsjernobylramp. De wetenschappe-<br />
lijke term hiervoor is deterministische effecten. Het optreden<br />
van het effect is gebonden aan een bepaalde drempeldosis. Be-<br />
neden de drempeldosis treedt het effect niet op, boven de<br />
drempeldosis wel. De ernst van het effect neemt toe met de<br />
blootstelling. Er bestaan verschillende drempeldoses voor ver-<br />
schillende determinische effecten.<br />
Radioactieve stoffen en ioniserende straling komen overal in de<br />
natuur voor. Dit is meestal niet het gevolg van menselijk ingrij-<br />
pen. Er komt straling uit de ruimte, uit de bodem, uit bouwma-<br />
terialen en zelfs in het menselijk lichaam zit ook een kleine<br />
hoeveelheid radioactiviteit. Menselijke toepassing van straling<br />
kunnen zeer nuttig zijn, denk bijvoorbeeld aan röntgenfoto’s<br />
en bestralingen tegen kanker.<br />
RESPECT magazine 23
Voorkomen van burnout in de uitvaartbranche<br />
‘Gewoon interesse hebben<br />
in je mensen’<br />
Jaap Korten, logistiek manager bij Van der Spek Uitvaartverzorging, volgde ingegeven door veranderingen in de maat-<br />
schappij en toegenomen openheid in de branche een training in het herkennen van de symptomen van een burnout.<br />
Iets wat te vaak voorkomt in wat nog steeds voornamelijk een ‘mannenwereld’ is. De kunst is volgens Korten om zuinig<br />
te zijn op je mensen en vooral om ze te kennen.<br />
24 RESPECT magazine<br />
“25 jaar geleden was de manier van werken heel anders<br />
dan nu”, vertelt Korten. “Het lijkt een constant<br />
beroep, maar er zijn veel maatschappelijke ontwikkelingen<br />
die reflecteren op de uitvaartbranche. Mensen<br />
hielden vroeger veel meer afstand van de overledene.<br />
Dat kwam ook de uitvaartondernemer beter uit, want<br />
die kon werken zoals hem dat het beste uitkwam.<br />
Dat is enorm veranderd. We kijken nu in de eerste<br />
plaats naar wat goed voor de cliënt is, voor de nabestaanden.<br />
Daarmee is ook beleid een heel ander instrument<br />
geworden. De cultuur waaruit we kwamen,<br />
was er een van geheimzinnigheid, terwijl mensen tegenwoordig<br />
steeds meer openheid willen. Door die<br />
openheid vanaf de eerste dag te geven, kom je al anders<br />
binnen bij de mensen en sta je heel anders in het<br />
hele proces. Waar men vroeger dacht dat medewerkers<br />
in de uitvaartwereld dingen deden die het daglicht<br />
niet kunnen verdragen, is er nu meer besef dat<br />
ook zij gewoon maar mensen zijn, met emoties.”<br />
Kennis maakt weerbaar<br />
Korten: “Een van de moeilijkste aspecten aan ons<br />
werk, is het ophalen van overledenen thuis. Je komt<br />
in een thuissituatie, waar heel veel verdriet is en<br />
spanning. Je komt binnen, moet bekijken hoe alles<br />
eraan toe is, bepalen wat je gaat zeggen en doen.<br />
Hoe gaan de mensen reageren? Je moet je wel<br />
staande kunnen houden en weerbaar zijn. Belangrijk<br />
daarbij is dat je een goede basis hebt: kennis van<br />
zaken. Vroeger moest men het ‘vak’ van een voorganger<br />
leren. Nu zijn daar cursussen voor, zoals die<br />
van Docendo [zie inzet]. Door betere kennis van medische<br />
aspecten en zicht op een piëteitvolle verzorging,<br />
kun je als medewerker van een<br />
uitvaartverzorger de juiste mate van openheid bieden<br />
aan nabestaanden en heb je meer ‘body’ om de situatie<br />
op de juiste manier aan te pakken. Dat is voor je<br />
eigen beleving ook zeer belangrijk.”
Jaap Korten:<br />
‘Je kunt dorstigen wel de weg naar de<br />
drinkplaats wijzen, maar ze niet<br />
dwingen om te drinken...’<br />
Bij elkaar binnen kunnen stappen<br />
Naast openheid naar de nabestaanden, moet er volgens<br />
Korten ook openheid binnen de organisatie zijn:<br />
“Ik ben ooit begonnen in de industrie, maar overgestapt<br />
naar de uitvaartbranche. En wat mij meteen opviel,<br />
was de nonchalance waarmee men in deze<br />
bedrijfstak met medewerkers omgaat. Het komt heel<br />
vaak voor dat mensen opbranden in dit vak. Wij zijn<br />
ons er terdege bewust van dat onze mensen het bedrijf<br />
zijn en we er dus zuinig op moeten zijn. Door<br />
wetgeving en arbo-regelingen hebben we ook meer<br />
verantwoordelijkheden gekregen naar onze medewerkers<br />
toe. Daar komt bij dat een medewerker die<br />
‘op’ is, oneerbiedig gezegd een grote kostenpost kan<br />
zijn voor het bedrijf. Dat, en mijn ervaringen met collega’s<br />
in het vak die een burnout kregen, heeft ertoe<br />
geleid dat we belang hechten aan het vroegtijdig herkennen<br />
van dit soort situaties en het bijsturen daarvan.<br />
Ik heb daartoe samen met een collega manager<br />
bij Docendo Opleidingen een cursus gevolgd in het<br />
herkennen van symptomen van burnout. Dat heeft<br />
ons echt inzicht gegeven.”<br />
Sociaal vangnet<br />
“We hebben geen dure of ingewikkelde procedures<br />
in het leven geroepen, maar proberen we er simpelweg<br />
voor elkaar te zijn. We zijn gewoon geïnteresseerd<br />
in onze mensen. We streven naar een<br />
bedrijfscultuur waarbinnen het heel gewoon is om<br />
even bij elkaar binnen te stappen en je verhaal te<br />
doen. We observeren. Daarbij is het wel belangrijk<br />
dat je de tijd neemt om je mensen echt te leren kennen<br />
de medewerkers ook elkaar, zodat er een soort<br />
sociaal vangnet ontstaat. Want ook al bieden wij als<br />
management een lage drempel, het is natuurlijk erg<br />
prettig als collega’s elkaar een beetje in de gaten<br />
houden. Je kunt mensen met dorst immers wel de<br />
drinkplaats wijzen, maar ze niet verplichten om te<br />
drinken. En veel mensen – en vooral mannen – in dit<br />
beroep, zijn toch nog erg ‘hard’ in hun gedrag.<br />
Daarin zie je welk een lichte kentering doordat er<br />
steeds meer vrouwen in de uitvaartwereld gaan werken.<br />
Dat vind ik een positieve ontwikkeling.”<br />
Het zwarte pak en de spijkerbroek<br />
De man in het zwarte pak, is ’s avonds die man in z’n<br />
spijkerbroek. Tussen het pak en de spijkerbroek ligt<br />
een ragfijne lijn. Mensen in dit beroep moeten hun<br />
werk ook echt als een vak beschouwen en zeker niet<br />
als een roeping. Wanneer je in die termen over je<br />
werk gaat denken, dan vervaagt de scheidingslijn.<br />
Ook wanneer je in je thuissituatie moeilijke dingen<br />
meemaakt, dan komen de twee elkaar te snel tegen.<br />
Je moet dus echt weten wat er in het leven van je<br />
mensen speelt en hoe ze in elkaar steken. Op die manier<br />
kunnen we proberen de subtiele scheiding tussen<br />
het pak en de spijkerbroek te bewaren én samen te<br />
bewaken.<br />
Docendo Opleidingen is een onderdeel van de<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> en verzorgt unieke opleidingen<br />
op het gebied van postmortale zorg.<br />
Het bedrijf richt zich op professionals in de gezondheidszorg,<br />
het uitvaartwezen en de politie.<br />
Zo is er de cursus Piëteitsvolle verzorging van<br />
overledenen en eenvoudige restauratieve technieken.<br />
Oogmerk van de cursus is de cursisten<br />
de vaardigheden aan te leren overledenen zodanig<br />
te verzorgen, eventueel met behulp van<br />
eenvoudige restauratie- en hechttechnieken,<br />
dat nabestaanden op een waardige wijze afscheid<br />
kunnen nemen. De andere cursus waaraan<br />
Jaap Korten refereert, betreft de training<br />
Mentale zelfbescherming. Tijdens deze training<br />
krijgen deelnemers instrumenten aangereikt,<br />
die helpen dagelijks fysiek en mentaal een professional<br />
te blijven en uitval, stress en burnout<br />
te voorkomen. Deze training is uitermate geschikt<br />
voor rouwvervoerders, mortuariummedewerkers<br />
en uitvaartverzorgers. Medewerkers<br />
die in heftige situaties terecht kunnen komen,<br />
zullen na deze cursus in staat moeten zijn om<br />
hun taken als dienst- en hulpverlener in de<br />
postmortale zorg professioneel in te vullen.<br />
Meer informatie over het opleidings- en cursusaanbod<br />
van Docendo Opleidingen vindt u op<br />
www.docendo.nl<br />
RESPECT magazine 25
26 RESPECT magazine
RESPECT magazine 27
28 RESPECT magazine<br />
Inmiddels beschikken 70 uitvaartondernemingen,<br />
welke meer dan 60% van de uitvaarten in Nederland<br />
verzorgen, over het Keurmerk Uitvaartzorg.<br />
Meer informatie over de kwaliteitseisen en de<br />
specifieke invulling van de gestelde normen<br />
kunt u vinden in het Handboek Keurmerk<br />
Uitvaartzorg via www.keurmerkuitvaartzorg.eu
Professionalisering van dienstverlening<br />
‘Keurmerk Uitvaartzorg’<br />
Vorig jaar reikte de Stichting Keurmerk Uitvaartzorg (SKU) de eerste certificaten van het Keurmerk Uitvaartzorg uit.<br />
Inmiddels beschikken zo’n 70 uitvaartondernemingen over het kwaliteitskeurmerk dat, volgens SKU-voorzitter drs.<br />
Aloys Meij ‘geen verplichting is, maar vooral een belangrijke bijdrage van uitvaartondernemers in het streven naar<br />
kwaliteit in hun eigen onderneming en daarmee professionalisering van de uitvaartzorg in Nederland.’<br />
Vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw werd in<br />
de uitvaartzorg de eerste aanzet gegeven tot professionalisering.<br />
De vestigingswet uit 1958, waarin de<br />
criteria met betrekking tot de eisen aan het ondernemersschap<br />
waren vastgelegd, werd teniet gedaan.<br />
Het vrije ondernemersschap bracht een uitholling van<br />
het kwaliteitsbegrip met zich mee. Midden jaren negentig<br />
dreigde de branche bovendien onder toenemende<br />
belangstelling van uitvaartorganisaties uit<br />
Amerika in de ban te raken van het grote geld. De<br />
nadruk op commerciële activiteiten, zette het werk<br />
van de uitvaartverzorger in een minder gunstig daglicht.<br />
Transparantie en kwaliteit<br />
Aloys Meij, bekend met het werkveld als directeur<br />
van CVU Uitvaartzorg, stelt daarnaast: “Expliciete<br />
aandacht van de media, de consumentenprogramma’s<br />
en de mondige consument resulteerden<br />
samen in een kritische houding tegenover onze producten<br />
en dienstverlening. Voeg aan het rijtje ook de<br />
signalen toe, die door de overheid werden afgegeven.<br />
Eind 2005 cumuleerde dit in initiatieven van de<br />
brancheorganisaties De NUVU (De Nederlandse Unie<br />
van <strong>erkend</strong>e Uitvaartondernemingen) en VOU (Vereniging<br />
van Ondernemingen in de Uitvaartverzorging),<br />
om de transparantie te vergroten en de<br />
kwalitatieve eisen in de uitvaartzorg kracht bij te zetten.<br />
Daartoe werd het Keurmerk Uitvaartzorg in het<br />
leven geroepen.”<br />
Vinger aan de pols<br />
In minder dan een jaar tijd, formuleerde een speciale<br />
werkgroep - bestaande uit een gemêleerde afvaardiging<br />
van medewerkers uit de uitvaartzorg - de kwaliteitseisen<br />
die de basis vormen van het Keurmerk<br />
Uitvaartzorg en daarmee professionalisering van de<br />
uitvaartzorg. Meij: “Het Keumerk ‘dwingt’ een onderneming<br />
als het ware om niet reactief te zijn, maar<br />
vooraf maatregelen te nemen ten aanzien van vijf gespecificeerde<br />
normen: heldere afspraken over uitvoering<br />
en kostenbegroting, de organisatie van het<br />
primaire proces, professionalisering van medewerkers,<br />
klachtenafhandeling en klanttevredenheidsonderzoek.<br />
Door de jaarlijks terugkerende audits is<br />
men genoodzaakt de vinger aan de pols te houden<br />
en blijft kwaliteit van dienstverlening permanent om<br />
aandacht vragen. Het Keurmerk moet ook een gevoel<br />
oproepen van ‘als je het eenmaal hebt, moet je<br />
het ook niet meer uit handen willen geven’.”<br />
Voor jezelf en voor de branche<br />
Er is nog niet veel ruchtbaarheid gegeven aan het<br />
bestaan van het Keurmerk Uitvaartzorg. Meij licht<br />
die eerder genomen beslissing toe: “We hebben<br />
eerst het Keurmerk een plek laten krijgen in de uitvaartzorg.<br />
Daarnaast hebben we de ondernemingen<br />
in de gelegenheid willen stellen het keurmerk te<br />
halen, alvorens er veel media-aandacht aan te besteden.<br />
Zo heeft men zelf voor het Keurmerk kunnen<br />
kiezen, zonder ertoe gedwongen te zijn door publicitaire<br />
omstandigheden.<br />
Het behalen van het Keurmerk Uitvaartzorg doe je<br />
als eerste voor jezelf, voor je onderneming, maar<br />
ook voor de branche waarvan je deel uit maakt.”<br />
Warme jas<br />
Voor de consument dient het keurmerk als herkenning<br />
van de professionaliteit en kwaliteit. Het bevestigt<br />
de goede keuze, of geeft zelfs de consument<br />
een positief steuntje in de rug wanneer onzekerheid<br />
over de keuze zou bestaan. Meij: “Het dient als een<br />
warme jas aan te voelen en de consument bescherming<br />
te bieden.”<br />
“De uitvaartzorg heeft met het invoeren van het<br />
keurmerk branchebreed - dus ook in de toeleveringsbedrijven<br />
en ondersteunende diensten door<br />
derden - een belangrijke stap gezet naar een optimalisering<br />
van de professionaliteit van dienstverlening”,<br />
aldus Meij.<br />
RESPECT magazine 29
Herman Wormgoor – Vredehof Uitvaartverzorging<br />
‘Keurmerk draagt bij aan<br />
transparantie’<br />
Vredehof Uitvaartverzorging in Enschede was één van de eerste ondernemingen in de branche die het Keurmerk Uitvaart-<br />
zorg behaalde. Directeur Herman Wormgoor: “Wij zijn ook al 12 jaar ISO-gecertificeerd. We hebben als het ware iets met<br />
auditing door een derde partij, iemand die neutraal bij je bedrijf binnenstapt om te kijken wat je wel en niet goed doet.<br />
Dat zijn wij zo gewend. Dus als de branche komt met een eigen keurmerk, dan ligt het geheel in de lijn van onze organisa-<br />
tie om daar aan mee te doen.”<br />
30 RESPECT magazine<br />
Ook wanneer een onderneming nog niet gecertificeerd<br />
is, ligt het keurmerk volgens Wormgoor binnen<br />
handbereik. “Als je als uitvaartondernemer gewend<br />
bent om met procedures te werken en niet alleen te<br />
doen, maar ook te toetsen, dan ben je al een aardig<br />
eind op weg. Wanneer je medewerkers zich er bewust<br />
van zijn dat ze onderdeel zijn van een keten van<br />
werkzaamheden die op elkaar aan moeten sluiten en<br />
wederom toetsbaar zijn, dan is het keurmerk een logische<br />
volgende stap. Natuurlijk moet je wel voldoen<br />
aan de specifieke eisen van het Keurmerk. Maar dat<br />
moet voor een onderneming die altijd al op verantwoorde<br />
wijze gewerkt heeft, geen probleem zijn.”<br />
Helder en doorzichtig<br />
Wormgoor: “Het Keurmerk is een goede basis om<br />
naar de klant toe duidelijk te kunnen maken wat je<br />
op elk moment van je dienstverlening doet. Het<br />
draagt bij aan transparantie. Het is belangrijk dat wij<br />
klanten daarin kunnen geruststellen, want zij zien<br />
enkel de buitenkant van de dienstverlening in de<br />
aula, tijdens de uitvaartdienst. Over de overige zaken<br />
wil iemand zich op een dergelijk moment helemaal<br />
niet druk hoeven maken. Daar moet het vertrouwen<br />
zijn, dat alles keurig geregeld is, volgens de hoogste<br />
kwaliteitseisen. Vaak begint een relatie met een klant<br />
in een sfeer van verdriet en onbegrip. En dan zie ik<br />
het echt als taak van onze onderneming om helder<br />
en doorzichtig te zijn over wat we precies doen. En<br />
dat kan alleen maar als je volgens vaste procedures<br />
werkt, waarbij je een duidelijke werkwijze en tariefstelling<br />
hanteert.”<br />
Signaal naar relatienetwerk<br />
“Het Keurmerk heeft ook een belangrijke functie in<br />
het netwerk van professionele relaties”, vertelt<br />
Wormgoor. “We onderhouden contacten of doen direct<br />
of indirect zaken met bijvoorbeeld zorginstellingen,<br />
ziekenhuizen, hulpverleningsdiensten,<br />
verzekeringsmaatschappijen. Allemaal relaties waar je<br />
als uitvaartondernemer mee te maken hebt. Voor die<br />
partijen is het Keurmerk een duidelijk signaal dat we<br />
professioneel bezig zijn. En dat is bijzonder waardevol,<br />
want wij zijn immers weer een verlengstuk van<br />
hun eigen dienstverlening. En dan wil je toch dat er<br />
met de grootst mogelijke zorg voor kwaliteit gewerkt<br />
wordt en dat die kwaliteit geborgd is. En dat tonen<br />
wij aan met het Keurmerk Uitvaartzorg.”
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong>:<br />
Klanttevredenheid door kwaliteit<br />
De <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> en de daartoe behorende<br />
werkmaatschappijen hanteren klanttevredenheid als<br />
voornaamste kwaliteitsgraadmeter.<br />
Het kwaliteitsbeleid van Multiline Meldkamerdiensten,<br />
Cura Mortu Orum mortuariabeheer en <strong>Mortuarium</strong><br />
<strong>Schiphol</strong> is vastgelegd in kwaliteitssystemen.<br />
In deze kwaliteitssystemen is beschreven:<br />
• welke werkzaamheden worden verricht<br />
• op welke manier deze werkzaamheden dienen te<br />
worden uitgevoerd<br />
• op welke wijze structurele verbeteringen en aanpassingen<br />
in de werkwijze kunnen worden<br />
geimplementeerd<br />
• op welke wijze de wensen, opmerkingen en<br />
suggesties van klanten kunnen worden gebruikt<br />
voor verbetering van onze dienstverlening<br />
Dit alles met als doel:<br />
• een constante kwaliteit in onze dienstverlening<br />
te garanderen<br />
• duidelijk te maken wat u van onze dienstverlening<br />
mag verwachten<br />
• inzicht te krijgen en te houden in de wensen van<br />
onze klanten<br />
Multiline Meldkamerdiensten,<br />
Cura Mortu Orum mortuariabeheer en<br />
<strong>Mortuarium</strong> <strong>Schiphol</strong> zijn allen gecertificeerd<br />
volgens de norm ISO 9001:2000.<br />
RESPECT magazine 31
Stichting Opsporings<br />
Apparatuur Drenkelingen<br />
Vanuit haar credo ‘Respect voor mensen’ stelt de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> op elke UitvaartVakbeurs een deel van haar<br />
stand ter beschikking aan een non-profit organisatie die een bijdrage levert aan een waardige zorg voor overlede-<br />
nen. Op eerdere beurzen waren bijvoorbeeld Eurotransplant en het Rampen Identificatie Team, te gast. Op de Uit-<br />
vaartVakbeurs 2008 treft u de Stichting Opsporings Apparatuur Drenkelingen (SOAD) aan. Deze stichting is op zeer<br />
innovatieve wijze actief met het ontwikkelen van apparatuur voor het zo snel mogelijk terugvinden van onderwater-<br />
slachtoffers. De <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> draagt de inspanningen van SOAD een warm hart toe.<br />
32 RESPECT magazine<br />
Het gebeurt tientallen keren per jaar: een volwassene<br />
of een kind verdwijnt onder water en komt niet meer<br />
boven… Hulpdiensten zijn vaak als eerste ter plaatse.<br />
De kans om het slachtoffer levend te vinden wordt,<br />
naarmate de reddingsactie langer duurt, steeds kleiner.<br />
Het duurt dagen, soms zelfs weken, voordat het<br />
slachtoffer kan worden gelokaliseerd. Voor de directe<br />
naasten en familie betekent dat, naast het verdriet,<br />
een periode van grote onzekerheid.<br />
De SOAD wil de kennis over het zoeken naar drenkelingen<br />
bij elkaar brengen om zodoende betere zoekmethoden<br />
en instrumenten te ontwikkelen waarmee<br />
de ‘vindkans’ van een onderwaterslachtoffer uiteindelijk<br />
zo dicht mogelijk bij de 100% moet komen. De<br />
ontwikkeling van opsporingsapparatuur richt zich nu<br />
in eerste instantie op personen waarvan moet worden<br />
aangenomen dat ze helaas verdronken zijn. De<br />
SOAD heeft echter ook een prototype ontwikkeld van<br />
een apparaat waarmee het mogelijk moet zijn om<br />
met de inzet van één duiker grote stukken onder<br />
water af te zoeken, om zodoende de vindkans direct<br />
na een waterongeval vele malen te vergroten. En<br />
daarmee uiteindelijk ook de kans op overleven. Daarnaast<br />
wil de SOAD verschillende technische hulpmiddelen<br />
vervaardigen waarmee het zoeken effectiever<br />
zal worden. Zo is – ook in eigen beheer – een speciaal<br />
drenkelingennet gemaakt, waarmee grote stukken<br />
water snel kunnen worden afgezocht en is een<br />
proefopstelling gemaakt met een onderwatercamera.<br />
Betrokken<br />
De Stichting Opsporings Apparatuur Drenkelingen is<br />
opgericht door familie van onderwaterslachtoffers en<br />
vrijwilligers van het KNRM-station Urk. Vanuit eigen<br />
beleving, betrokkenheid met de naasten van het<br />
slachtoffer en ook uit het oogpunt van medemenselijkheid.<br />
Betrokkenheid, technisch inzicht en de wil<br />
om ontwikkelingen te delen met anderen. Dat is de<br />
kern waar het in deze stichting om draait. De SOAD<br />
beschikt over een depot met daarin voldoende materiaal,<br />
waarop in voorkomende gevallen door de reguliere<br />
hulpverleningsinstellingen kosteloos een beroep<br />
kan worden gedaan.<br />
SOAD is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar<br />
via het Kustwachtcentrum ALARMNUMMER<br />
(0900) 0111. Operationeel: (0223) 542 300 en<br />
via de wachtsman van de<br />
Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij.
RESPECT magazine 33
Colofon<br />
Respect magazine is een<br />
uitgave van de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong><br />
<strong>Groep</strong> te Geldermalsen<br />
Oplage:<br />
21.000 ex.<br />
Redactie:<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Postbus 335<br />
4190 CH Geldermalsen<br />
(0345) 54 41 44<br />
www.zdg.nl<br />
Concept & Realisatie:<br />
Lenselink & van Weenen<br />
Koppelsedijk 10<br />
4191 LC Geldermalsen<br />
(0345) 57 66 56<br />
Tekst & Eindredactie:<br />
Linda Kalkman<br />
Stichting Opsporings Apparatuur Drenkelingen<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Fotografie:<br />
Raphael Drent<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Frans Vega-Alvares<br />
Vormgeving & Lithografie:<br />
Bureau In-Grid, Veenendaal<br />
Druk:<br />
PRinterface, Leiderdorp<br />
© Copyright 2008 <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Niets uit deze uitgave mag – op welke wijze dan ook – worden verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming.<br />
34 RESPECT magazine
Dé academie<br />
voor starters<br />
en professionals<br />
in de uitvaartzorg.<br />
Academie voor Uitvaartzorg<br />
Koppelsedijk 10<br />
Telefoon (0345) 54 41 49<br />
avu.docendo@zdg.nl<br />
4191 LC Geldermalsen<br />
Fax (0345) 58 06 59<br />
www.docendo.nl
Respect voor mensen<br />
<strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong><br />
Tot de <strong>Zorg</strong> <strong>Diensten</strong> <strong>Groep</strong> behoren:<br />
www.zdg.nl