Dierproeven voor dummies - Stichting Informatie Dierproeven
Dierproeven voor dummies - Stichting Informatie Dierproeven
Dierproeven voor dummies - Stichting Informatie Dierproeven
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Dierproeven voor dummies
Een dierproef...
is een onderzoek met levende gewervelde dieren
die hierbij ongerief (pijn en stress) ondervinden
Dierproeven hebben doelen:
● medicijnen ontwikkelen
● veiligheid van producten testen
Een vergunning is vereist
Ontdek welke regels gelden voor
onderzoekers en wie hierop toeziet
Interview:
Diertrainer Marit (25 jaar)
“Als diertrainer bereid ik de apen optimaal
voor op toekomstige experimenten”
3V’s
Onderzoekers moeten hiermee
rekening houden:
● Vervanging: een proef uitvoeren zonder
proefdieren
● Vermindering: een proef uitvoeren met
zo min mogelijk dieren
● Verfijning: een proef uitvoeren met zo
min mogelijk ongerief voor de dieren
Interview:
Biotechnicus Steffi
(21 jaar)
“Ik weet dat er goed met proefdieren wordt omgegaan
en dat ze de aandacht krijgen die ze nodig hebben”
Houd je een spreekbeurt?
● Vraag gratis de brochure Dierproeven. Zo doen
ze dat! aan en deel ’m uit in je klas
● Download een standaardpresentatie
● Volg een rondleiding met je klas
Inhoud
Waarom doen we dierproeven?
Dierproeven voor wetenschappelijk
onderzoek
Dierproeven voor medicijnontwikkeling
Producten testen met proefdieren
Dierproeven in het onderwijs
Soorten proefdieren
Welke dieren worden gebruikt?
Toestand dieren na de proef
Welzijn proefdieren
In gesprek met…
Marit (25 jaar), diertrainer
Proefdieren en pijn
In gesprek met…
Steffi (21 jaar), biotechnicus
Wetgeving
Een dierproef in drie stappen
1 Vergunningaanvraag bij
overheid
2 Dierexperimentencommissie
toetst onderzoeksplan
3 NVWA houdt toezicht
3V-beleid
Bezwaren tegen dierproeven
Belangengroeperingen
Spreekbeurten en werkstukken
Definitie dierproef
Een proef is een dierproef als:
● je onderzoek doet met een gewerveld dier*
● er kans is dat de behandeling van het dier leidt tot ongerief
(pijn of stress)
● het onderzoek valt onder de doelen genoemd in de Wet op de
dierproeven: kennis vergaren over hoe mens en dier in elkaar
zitten, medicijnen ontwikkelen, veiligheid van medicijnen,
voedingsmiddelen en producten testen en artsen in opleiding
praktijkervaring laten opdoen
Kortom: alle handelingen die niet vallen onder de ‘normale’ handelingen
met dieren noemen we een dierproef.
Voorbeeld
● Als je wilt testen of een hond een bepaald merk voer wel of niet
graag eet, is dat geen dierproef. Je geeft het dier immers alleen
voer en meet hoeveel de hond eet.
● Als je dezelfde hond een bepaalde stof toedient en bekijkt welk
effect dit heeft op zijn eetlust, dan is dat wel een dierproef. Als je
op een normale manier omgaat met dieren, dien je ze immers geen
stoffen toe.
* Gewervelde dieren hebben een
wervelkolom of ruggengraat.
Denk aan zoogdieren, vissen,
amfibieën en reptielen.
Ongewervelde dieren hebben geen
wervelkolom. Voorbeelden zijn
insecten, wormen en inktvissen.
1 proefdier = 1 dierproef
Wist je dat het gebruik van één proefdier telt als één dierproef? Een dierproef
is dus niet één test met verschillende proefdieren. Nee. Elk proefdier
dat wordt gebruikt voor een test, wordt als één dierproef gerekend.
In 2010 werden 575.278 dierproeven gedaan met 563.789 proefdieren.
Het aantal dierproeven en het aantal proefdieren is niet gelijk, omdat met
sommige dieren meerdere proeven worden gedaan. Dit heet hergebruik.
Voorwaarde is dat het cumulatieve ongerief (het ‘verzamelde lijden’) niet
te hoog is. In 2010 zijn 8.331 dieren één of meerdere keren hergebruikt
voor 11.489 proeven.
Waarom doen we dierproeven?
55%
Wetenschappelijk onderzoek
We doen dierproeven om
kennis te vergaren over hoe
mens en dier in elkaar zitten
en over het ontstaan van
ziektes.
41%
Medicijnen & Producten
Dierproeven zijn nodig om
de veiligheid van geneesmiddelen
en medische behandelingen
te garanderen. Ook
de grondstoffen van allerlei
producten die je dagelijks
gebruikt (voedsel, speelgoed,
gebruiksvoorwerpen), zijn uitgebreid
op veiligheid getest.
● medicijnen
& producten (41%)
● onderwijs (4%)
● wetenschap (55%)
4%
Onderwijs
Artsen in opleiding doen
dierproeven om praktijkervaring
op te doen met het
behandelen van mens of dier.
Dierproeven voor
wetenschappelijk onderzoek
Ruim de helft van alle dierproeven gebeurt omdat onderzoekers een wetenschappelijke vraag
willen beantwoorden. Meestal houdt zo’n vraag wel verband met de gezondheid van mens
en/of dier, maar het doel is niet een medicijn of behandelmethode te vinden. Centraal staan
vragen als:
● hoe ontstaan ziekten zoals kanker en hart- en vaatziekten?
● hoe ontstaan ziekten bij dieren?
● hoe gedragen dieren zich, bijvoorbeeld tijdens de vogeltrek?
Als onderzoekers willen weten hoe een bepaalde ziekte ontstaat, proberen ze die ziekte in
proefdieren op te wekken. Als dat lukt, gaan ze met deze dieren experimenten doen om te
achterhalen welke mechanismen de ziekte laten ontstaan en verergeren.
Voorbeeld:
Strijd tegen kanker
Kanker is een belangrijke doodsoorzaak in ons land. Daarom wordt
hiernaar veel onderzoek gedaan.
Kankercellen delen zich sneller dan gezonde cellen in het menselijk
lichaam. Onderzoekers willen weten waarom dit gebeurt. Om antwoord op
deze vraag te krijgen, bestuderen zij met name vroege stadia van kanker.
Dat kan niet in patiënten die al kanker hebben, daarom gebruiken ze
hiervoor proefdieren.
Onderzoekers bekijken in proefdieren hoe ongecontroleerde celdeling op
gang komt en of die met bepaalde behandelingen kan worden afgeremd.
Als dat het geval is en de bijwerkingen niet ernstig zijn, wordt een nieuwe
methode ontwikkeld voor de behandeling van kankerpatiënten.
Meer voorbeelden van dierproeven
voor wetenschappelijk onderzoek
Dierproeven voor
medicijnontwikkeling
Hoe doen ze dat: een medicijn maken? Je neemt vast wel eens iets tegen hoofdpijn of koorts.
En waarschijnlijk vaak zonder erbij na te denken. Maar wist je dat het wel twaalf jaar
duurt voordat een medicijn is ontwikkeld? Vóór jij een medicijn kunt gebruiken, wordt het
uitvoerig getest. Een medicijn doorloopt daarvoor verschillende testfasen. In sommige fasen
spelen proefdieren een rol.
Definitie medicijn
Een medicijn bestaat uit één
of meerdere chemische stoffen
en kan worden toegediend aan
mens of dier om:
● een ziekte te voorkomen
of genezen
● een diagnose te stellen
● de werking van het menselijk
of dierlijk lichaam te
herstellen, verbeteren of
wijzigen
Bron: de Geneesmiddelenwet
Lees hier hoe een medicijn wordt
gemaakt: stap voor stap
Voorbeeld:
Medicijnen tegen angststoornissen
>
Mensen (net als dieren trouwens)
kunnen angstig zijn in bepaalde
situaties. Bij sommige mensen neemt
angst grote vormen aan: het gevoel
van angst is bij hen veel groter dan de
daadwerkelijke bedreiging. Zij hebben
een angststoornis of fobie (bijvoorbeeld
pleinvrees of paniekaanvallen).
Farmaceuten ontwikkelen medicijnen
die deze angststoornissen tegengaan.
Om te weten hoe ze zo’n medicijn
moeten maken, testen ze het effect van
bepaalde stoffen op angstgevoelens.
Dit doen ze bijvoorbeeld bij proefdieren
met de Elevated Plus Maze-test. Voor
deze test gebruiken onderzoekers een
soort doolhof in de vorm van een plus
(+) die meestal op een tafel staat.
Twee van de vier armen zijn overdekt.
De andere twee armen zijn open.
Op het kruispunt zijn ze met elkaar
verbonden. Muizen zijn van nature
bang voor open ruimtes, want daar
kunnen ze zich niet verstoppen. Dit
is de reden dat muizen uit zichzelf
minder vaak in de open armen zullen
lopen dan in de overdekte armen.
Als de muizen – nadat ze een stofje
toegediend hebben gekregen – vaker
in de open armen durven te komen,
betekent dit dat dit stofje angstverlagend
werkt.
Mobiele telefoons
geven straling af.
De effecten hiervan
voor onze
gezondheid worden
getest op dieren.
Producten testen met proefdieren
Het lijkt heel vanzelfsprekend
dat gebruiksvoorwerpen,
speelgoed en snoep veilig
zijn, maar ook hiervoor wordt
veel onderzoek gedaan. De
Wet Milieugevaarlijke stoffen
en REACH zijn er om mens,
dier en milieu te beschermen
tegen gevaren van stoffen
die worden geproduceerd,
vervoerd en gebruikt. Elk
bedrijf dat een nieuwe stof
ontwikkelt, moet de gevaren
van deze stof (laten) onderzoeken.
Afhankelijk van de
hoeveelheid stof die wordt
geproduceerd, moet deze
uitgebreider worden getest.
Immers, bij een grote
productie is het risico dat
mens, dier en milieu ermee
in aanraking komen, ook
groter.
Normaal gesproken worden
alleen grondstoffen op veilig-
heid getest. Zo komt het dus
dat je uiteindelijk kunt zeggen
dat een eindproduct veilig is.
Dit geldt immers voor de
afzonderlijke grondstoffen
en dus ook voor het eindproduct
als geheel. De veiligheidsgegevens
van de grondstoffen,
de wijze waarop ze in
het eindproduct zijn verwerkt
en het gebruik van het eindproduct,
zijn de basisgegevens
van een risicoanalyse.
Voorbeeld:
Zonder nadenken
bijten op een pen
Je kauwt vast wel eens op een pen.
Ook deze pen is op veiligheid getest.
Niet het eindproduct, dus de hele pen,
maar alle afzonderlijke grondstoffen.
Denk aan de kleurstof in het plastic
van de pen en aan de inkt. Om te
bepalen wat het risico is van het
gebruik van een kleurstof in het plastic
van een pen, wordt bepaald in welke
mate de kleurstof uit het plastic komt,
bijvoorbeeld als mensen op een pen
kauwen. Als blijkt dat de kleurstof niet
uit het plastic komt, levert dit dus
Deze analyse kan ertoe
leiden dat:
● beperkingen in het gebruik
worden geëist
● verplicht gevarentekens
op de verpakkingen
moeten komen te staan
● helemaal niets hoeft te
gebeuren en het product
gewoon kan worden
gebruikt
geen risico op voor onze gezondheid.
Kortom: ondanks dat de kleurstof
een bepaald gevaar in zich heeft, is
dit toch niet relevant voor het gebruik
van de pen.
Om te bepalen of de inkt in de pen
veilig is, maken onderzoekers een
andere afweging. Het is aannemelijk
dat de inkt op de huid van mensen
of dieren komt of wordt ingeslikt.
Dit maakt het zinvol onderzoek te
doen naar het gezondheidsrisico
van inkt.
Dierproeven
in het onderwijs
>
Voor studies als (dier)geneeskunde,
biologie en
tandheelkunde bieden
universiteiten practica
op proefdieren aan. Deze
practica zijn bedoeld voor
studenten aan het eind van
hun studie, tijdens hun
specialisatie. Zij kunnen zo
handelingen oefenen
waarmee zij in hun latere
werk dagelijks te maken
krijgen. Er zijn ook klinische
lessen waarbij het dier in
leven blijft, zodat het dier
later voor een andere proef
kan worden ingezet, zoals:
● het beluisteren van
het hart
● het toedienen van een
medicijn
● het inbrengen van een
blaaskatheter
● het afnemen van bloed
Voorbeeld
Behandelmethoden oefenen op een varken
Steeds meer ingrepen bij de mens gebeuren via kijkoperaties, zodat de patiënt
minder wordt belast en eerder naar huis kan. Specialisten moeten dit soort
operaties veilig en effectief kunnen toepassen. Dit leren zij bijvoorbeeld op
varkens. Vanwege de grootte van het dier is het mogelijk hetzelfde chirurgisch
instrumentarium te gebruiken als bij mensen.
Steeds minder dierproeven
In 1978 werden dierproeven voor het eerst geregistreerd
in Nederland. Tussen 1978 en 2010 is het aantal dierproeven
met 63% gedaald. Na een stijging in 2009 is het
aantal dierproeven in 2010 verder gedaald naar 575.278.
1.572.534
741.174
578.123 592.665
575.278
1978 1996 2008 2009 2010
De wetgeving heeft een grote invloed gehad op de
teruggang in het proefdiergebruik, omdat:
● alleen deskundige mensen met proefdieren mogen
werken
● onderzoekers toestemming nodig hebben om een
dierproef te doen
● onderzoekers alleen toestemming krijgen voor
onderzoek als zij verantwoord met proefdieren
omgaan. Als gevolg daarvan worden er steeds meer
nieuwe technieken ontwikkeld, die het proefdiergebruik
Vervangen, Verminderen of Verfijnen
Soorten
proefdieren
Huisdieren worden niet gebruikt voor proeven. Als proefdier
word je namelijk geboren: je bent dan speciaal gefokt voor
dat doel. Heel af en toe wordt ook een wild dier voor proeven
gebruikt.
In Nederland zijn er vier categorieën:
● genetisch gemodificeerde dieren (16%)
● dieren die in het wild leven en
bestudeerd worden in hun eigen omgeving (2%)
● dieren die in het wild leven en onderzocht worden
in het laboratorium (1%)
● gewone dieren (81%)
Het merendeel van de proefdieren (80%) wordt aangekocht
via erkende proefdierleveranciers. Zij hebben een vergunning
voor het fokken van proefdieren. Onderzoeksinstellingen
kunnen ook zelf fokken, maar moeten daarvoor een aparte
vergunning hebben. Bovendien gelden er strenge regels,
waardoor de meeste instellingen hiervan afzien.
Het is noodzakelijk dat proefdieren (in genetisch opzicht)
vergelijkbaar zijn. Als de eigenschappen van proefdieren
namelijk verschillen, kunnen onderzoekers moeilijk bepalen
of de resultaten het gevolg zijn van het experiment of van de
variatie tussen de gebruikte dieren.
81% 16%
Gewone dieren
Onder gewone dieren verstaan we
gewervelde dieren die speciaal
worden gefokt voor dierproeven.
Genetisch
gemodificeerde dieren
Genen zijn de erfelijke informatie in
het lichaam. Sommige genen spelen
een rol bij de ontwikkeling van
ziekten. Zo verhoogt een bepaald gen
de kans op borstkanker. Om deze
ziekte beter te begrijpen, worden
proefdieren gebruikt waarbij dit gen is
veranderd. Zo kan heel specifiek
onderzoek worden gedaan naar
bepaalde ziekten. Dieren waarbij de
genen zijn aangepast, noemen we een
genetisch gemodificeerd dier. 16% van
de dierproeven werd in 2010 op dit
soort dieren verricht. Dit zijn bijna
allemaal muizen.
Fokoverschot
Voor onderzoek met genetisch
gemodificeerde dieren zijn altijd
meer dieren nodig dan daadwerkelijk
in de proef worden
gebruikt. Dit komt doordat de
dieren allemaal hetzelfde moeten
zijn, en dus:
● genetisch identiek en even
oud zijn
● onder identieke omstandig-
0heden geboren
● hetzelfde voer eten
● in dezelfde kooien verblijven
● vaak van hetzelfde geslacht zijn
Meer weten over
het fokoverschot
2%
Dieren in hun eigen
omgeving
Voorbeelden van het bestuderen van
wilde dieren in hun eigen omgeving:
● het ringen van vogels
● het aanbrengen van zendertjes
● het markeren en volgen van
bijvoorbeeld bruinvis en paling
Het aanbrengen van ringen of zendertjes
gebeurt meestal om trekroutes
van vogels/vissen in kaart te brengen
of om te achterhalen waar dieren hun
voedsel verzamelen of paren. Dit zijn
wetenschappelijke vragen die soms
basaal wetenschappelijk gedreven zijn
(uit nieuwsgierigheid), maar soms ook
noodzakelijk om bepaalde diersoorten
te kunnen beschermen. Dan kan het
nuttig zijn te weten welke plaatsen
belangrijk zijn voor het voortbestaan
van de dieren. Deze locaties kunnen
dan extra worden beschermd.
1%
Wilde dieren in het lab
Dieren die in het wild leven
maar onderzocht worden in het
laboratorium
29.417 vissen
14.793 andere vogels
10.516 varkens
6.802 konijnen
4.857 cavia’s
4.598 runderen
3.963 hamsters
3.021 schapen
2.976 paarden
2.318 amfibieën
1.517 honden
959 andere knaagdieren
575 fretten
448 apen
381 geiten
326 andere vleeseters
274 katten
109 reptielen
100 cyclostomata
74 kwartels
39 andere zoogdieren
81.704 kippen
20.296 ratten
285.215 muizen
Top 3 Meest gebruikte proefdieren
1
2 3
Ratten
21%
Muizen
50%
Welke dieren worden gebruikt
voor proeven?
Kippen
14%
De muis en de rat zijn de meest gebruikte proefdieren (71%). De muis is een populair
proefdier, omdat het in genetisch opzicht voldoende overeenkomt met de mens en eenvoudig
te houden en te fokken is. Daar komt bij dat onderzoekers het erfelijk materiaal van de muis
relatief eenvoudig kunnen veranderen en bestuderen.
Waarom kiest een onderzoeker
voor een bepaalde diersoort?
Onderzoekers streven ernaar dierproeven
zo voorspellend mogelijk
te maken. De resultaten van dierproeven
moeten vertaald kunnen
worden naar:
● andere diersoorten en/of
de mens
● andere omstandigheden dan
die waaronder de dierproef is
uitgevoerd
Je zou kunnen zeggen dat een
proefdier als het ware ‘model’
staat. Daarom noemen we proefdieren
ook wel een ‘diermodel’.
Hoewel een diermodel vrijwel nooit
alle kenmerken heeft van de dieren
of mensen die het nabootst, is het
streven: zo groot mogelijke fysiologische
en anatomische overeenkomsten.
Daarom worden operatietechnieken
voor de mens nooit
getest op kleine dieren (zoals knaagdieren),
maar op bijvoorbeeld varkens.
Een diersoort die qua grootte meer
overeenkomt met de mens.
Lees waarom ratten,
honden, vissen en andere
dieren geschikt zijn als
proefdier
Toestand dieren
na de proef
De meeste dieren (86%) worden ten behoeve van de proef
gedood. Dit is nodig omdat de meeste informatie waarnaar
de onderzoeker speurt, opgeslagen ligt in het lichaam van
het proefdier. Deze informatie is alleen te achterhalen door
de weefsels en organen van het dier te bestuderen.
Uiteraard kunnen proefdieren ook worden onderzocht
zonder ze te doden:
● observeren van gedrag, uiterlijk en voedinginname
● metingen van temperatuur, bloed en urine
● het inwendige lichaam scannen (MRI-scan)
De dieren die na het einde van de proef in leven zijn gelaten,
kunnen worden ingezet bij een tweede proef. De meeste
dieren gaan terug naar de stal of boerderij waar ze vandaan
komen. Een klein gedeelte wordt bij particulieren ondergebracht.
foto E. Spaargaren
Resusapen van Universiteit Utrecht naar Stichting AAP
De Universiteit van Utrecht doet
sinds januari 2011 geen onderzoek
meer met primaten. Vijf resusapen
die daar jarenlang zijn gebruikt als
proefdier voor gedragsexperimenten
en hersenonderzoek, genieten sinds
april 2011 van hun welverdiende
pensioen bij Stichting AAP. Dit
is mogelijk dankzij bemiddeling van
de Dierenbescherming.
>
Bekijk een filmpje over
de verhuizing van de resusapen
naar Stichting AAP.
>
Welzijn proefdieren
De meeste proefdieren verblijven in een gebouw dat speciaal
voor hen is gemaakt. We noemen dit een proefdierfaciliteit.
Er gelden strenge regels voor het huisvesten en verzorgen
van proefdieren. De Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit (NVWA) ziet daarop toe.
Ook onderzoekers zijn gebaat bij het welzijn van hun proefdieren.
De betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten is
ervan afhankelijk: als er goed voor de proefdieren wordt
gezorgd, wordt de kwaliteit van de onderzoeksresultaten ook
beter. En vergeet niet dat verzorgers en onderzoekers vaak
bewust kiezen voor dit beroep, omdat zij graag met dieren
werken.
Kooiverrijking
Een manier om de omgeving van
proefdieren aan te passen op hun
behoefte, is door gebruik te maken
van kooiverrijking. De grootte en
inrichting van de verblijven moeten
de dieren zo veel mogelijk in staat
stellen hun natuurlijke gedrag uit
te voeren.
Ook worden dieren – als de proef het
toelaat – zo veel mogelijk bij elkaar
gezet, zodat zij elkaar gezelschap
kunnen houden. Daarbij wordt wel
rekening gehouden met de aard van
foto E. Spaargaren
het dier. Is het een sociaal dier of
verblijft het liever alleen? Hetzelfde
geldt voor de inrichting van de kooi.
Deze wordt eveneens afgestemd op de
diersoort.
Ter verrijking kunnen de kooien
bijvoorbeeld voorzien worden van:
● airco
● lichtdimmers
● luchtbevochtigingsinstallaties
● speeltjes
● verwarming
● muziek
In gesprek met…
Marit (25 jaar), diertrainer
Marit (25 jaar) is werkzaam als diertrainer bij Stichting
Biomedical Primate Research Centre (BPRC). BPRC doet
onderzoek met apen om nieuwe medicijnen en therapieën te
ontwikkelen. Het gaat met name om onderzoek naar
infectieziekten als malaria, AIDS en hepatitis. BPRC beschikt
over 1.200 resusapen, 200 java-apen en 300 marmosets.
Wat doet een diertrainer?
Ik ben verantwoordelijk voor het
trainen van de dieren, het opleiden van
dierverzorgers om apen te trainen en
het coördineren van alles op het gebied
van voedsel- en kooiverrijking.
Moeten proefdieren worden getraind?
Dit is een manier om het werken met
proefdieren te verfijnen en vergemak-
kelijken. Als we onze apen bijvoorbeeld
leren naar een specifieke ruimte in hun
verblijf te gaan, wordt het makkelijker
voor de dierverzorgers en minder
stressvol voor de apen om ze hierin
op te sluiten tijdens de schoonmaak
van hun verblijf. Ditzelfde geldt voor
medische behandelingen. Als een aap
ziek is en een arts het dier moet
behandelen, werkt het prettig als de
apen gewend zijn dichtbij mensen te
komen. Door training worden situaties
voorspelbaar en minder stressvol.
Bovendien vergroot je hiermee het welzijn
van je proefdieren. Het uiteindelijke
doel van het trainingsprogramma
is de apen optimaal voor te bereiden
“Door training worden
situaties voorspelbaar en
minder stressvol”
op toekomstige experimentele handelingen.
Daarmee beginnen we al op
jonge leeftijd, als de apen nog in de
fokgroep zitten. Door hen te trainen
om uit je hand voedsel aan te nemen,
>>>
water of siroop uit een spuit te drinken
en op een weegschaal te klimmen,
bereid je ze als het ware voor op een
proef. Als je ze dan tijdens de proef
vraagt om op een weegschaal te gaan
zitten, kun je eenvoudig hun gewicht
bepalen.
“We verstoppen graan tussen
het zaagsel op de bodem
van verblijven”
Wat doen jullie aan kooiverrijking?
Vergunninghouders zijn verplicht
kooiverrijking toe te passen, maar de
invulling is vrij. BPRC is op dit gebied
erg actief. Onze apen verblijven een groot
deel van de tijd in de zogenaamde fokgroep.
Daar is de situatie zo natuurlijk
mogelijk. Zo zitten de resusapen, net
zoals in de natuur, met een aantal
volwassen mannen en vrouwen en hun
kinderen in één verblijf. Marmosets
leven meer zoals mensen: één vader,
één moeder en kinderen. Zoals ze in
de natuur leven, zijn ook hun verblijven
ingericht. Daarnaast is er volop aandacht
voor kooiverrijking:
● zaagsel op de vloeren
● zitbalken
● ramen
● ringen
● ladders
● autobanden
● brandslangen
● geluid
● touwladders
● klimrekken
● boomstammen en takken
● zwembaden
Ook zorgen we voor een vaste looproute
in het verblijf. Die blijft in de
basis altijd hetzelfde en is daardoor
voorspelbaar. Als de apen een keer
ruzie hebben, weten ze altijd hoe ze zich
kunnen verschuilen.
Er bestaat ook voedselverrijking. Hierover
heb je samen met een collega een
boek geschreven: “Resus Recepten, een
verrijkingshandboek voor Resusapen”.
In het voorwoord staat dat je hoopt dat het
boek stimulerend werkt voor het uitdelen
van verrijking aan dieren. Waarom vind je
dit zo belangrijk?
Ik zie het als een manier om het de
dieren zo aangenaam mogelijk te maken.
Met voedselverrijking stimuleer je de
dieren te zoeken naar voedsel, iets wat
ze in de vrije natuur een groot deel van
de dag doen. Wij stimuleren dit gedrag
door bepaalde ‘voerpuzzels’ voor de
apen te maken. We verstoppen graan
tussen het zaagsel op de bodem van de
verblijven of op de bodem van het
zwembad. Of we vullen een pvc-buis
met voedsel en stro. Alleen via de gaten
aan de zijkant van de buis kunnen de
apen bij het eten komen. Een ander
voorbeeld is een ijsje dat we maken van
kleurrijke vruchten. De apen moeten
eerst flink knagen, voordat ze door het
ijs bij de vruchten komen. In ons boek
staan nog veel meer tips en recepten.
Hoe is het verblijf van de apen tijdens
een experiment?
De dieren zitten dan meestal met
z’n tweeën in een kooi. Vanwege de
hygiënevoorschriften zijn de mogelijkheden
voor kooiverrijking dan iets
beperkter. We hangen daarom vaker
dingen áán dan ín de kooi. Denk aan
rammelaars en spiegels. Ook staat er
achtergrondmuziek aan. In het wild
worden apen ook blootgesteld aan een
grote variatie aan geluiden. Bovendien
zorgt het ervoor dat ze niet van elk
geluid schrikken.
“Met voedsel- en kooiverrijking
kunnen we het
werken met proefdieren
verfijnen”
Jullie geven regelmatig rondleidingen
aan scholieren?
Ja, dat klopt. We willen zo veel mogelijk
openheid geven over wat er binnen
onze stichting gebeurt. Dit doen we
door regelmatig klassen rond te leiden
op ons terrein en stagiaires aan te
nemen. We hebben niets om ons voor
te schamen: we doen onderzoek naar
levensbedreigende ziektes. Apen zijn
hierbij essentieel.
Rondleiding
bij BPRC
Belangstelling in een rondleiding
of stageplaats bij BPRC?
Ga naar www.bprc.nl
of mail naar website@bprc.nl
Proefdieren en pijn
In Nederland spreken we bij proefdieren niet over pijn, maar
over ‘ongerief’. Daarmee bedoelen we meer dan alleen pijn.
Ook stress, alleen-zijn, angst en ziekte worden meegerekend.
We hanteren een schaal van 1 tot en met 6 om ongerief te
meten. Onderzoekers zijn verplicht pijn zo veel mogelijk
tegen te gaan, op voorwaarde dat de pijnbestrijding geen
invloed heeft op het experiment.
Onderzoekers kunnen pijn bestrijden door:
● plaatselijke of algehele verdoving of pijnbestrijding
te geven (zalf, pillen, injecties of warmtelampen)
● het experiment te stoppen
● onderzoeksparameters te ontwikkelen die geen pijn geven
(bijvoorbeeld afgaan op de aanwezigheid van antistoffen
om te bepalen of een dier beschermd is tegen een ziektekiem,
in plaats van het dier bloot te stellen aan de
ziektekiem)
● het dier te doden als het ernstig lijdt (humane eindpunten)
Bekijk de mate van
ongerief per diersoort
in 2010
Proefdierdeskundige
Vergunninghouders zijn verplicht
het toezicht op het welzijn van
proefdieren uit te besteden aan een
proefdierdeskundige.
Die kijkt regelmatig bij de proefdieren
en bij de uitvoering van de
proef.
Als het nodig is, geeft de proefdierdeskundige
aanwijzingen
om de uitvoering te verbeteren.
Werken met
proefdieren
De Wet op de dierproeven
stelt strenge eisen aan de
deskundigheid van mensen
die met proefdieren werken.
Laboratoriummedewerker,
onderzoeker, dierverzorger
en biotechnicus word je niet
zomaar. Voor elk van deze
functies is een gerichte en
erkende opleiding vereist.
Voor sommige specifieke
functies is daarnaast een
cursus Proefdierkunde
verplicht. Tijdens de cursus
Proefdierkunde leer je naast
onderzoekstechnische vakken
ook alles over zorgvuldig
en verantwoord proefdiergebruik.
In gesprek met…
Steffi (21 jaar), biotechnicus
Steffi (21 jaar) is sinds een jaar biotechnicus bij een proefdierinstelling.
Welke opleiding heb je gevolgd?
Na de mavo heb ik twee jaar de
opleiding Dierverzorging gedaan aan
de Helicon in Boxtel (Noord-Brabant).
Ik heb daar geleerd over de verzorging,
huisvesting en voeding van dieren,
maar ook over verschillende rassen.
Alle diersoorten kwamen aan bod. In
het derde en vierde jaar heb ik gekozen
voor de specialisatie Biotechniek aan
de Heliconopleiding in Nijmegen.
Wat leerde je daar?
Je wordt opgeleid als biotechnicus:
iemand die met proefdieren werkt. Je
leert over de verzorging en het welzijn
van proefdieren. Over de wetgeving, de
geschiedenis van dierproeven en ethiek.
Ook kreeg ik praktijklessen om handelingen
met proefdieren te oefenen, zoals
bloedafname, doseringstechnieken
en operatietechnieken. Hiervoor konden
“Uit bloed en urine kunnen
we afleiden wat het effect is
van een middel”
we gebruikmaken van een ruimte in
het Centraal Dieren Laboratorium in
Nijmegen. Daar hadden we eigen proefdieren
tot onze beschikking waarop
we mochten oefenen.
Hoe vond je dat?
Docenten zeiden al dat er na de eerste
praktijkles veel leerlingen zouden
afvallen. Dat bleek ook het geval. Zelf
vond ik het in het begin ook moeilijk.
Je geeft om die dieren. Maar ik heb
altijd in mijn achterhoofd gehouden
“Ik maak de verblijven
schoon, weeg de dieren en
controleer hun drinknippels”
waarvoor ik het doe. Dat blijf ik tegen
mezelf zeggen. Ook nu tijdens mijn werk.
Hoe ziet een dag werken er voor jou uit?
Mijn dag begint met een ‘ochtendcheck’
bij de dieren. Dan loop ik bijvoorbeeld
naar de honden, katten of varkens en
controleer het water en de voeding in
hun verblijven. Ik maak de verblijven
schoon, weeg de dieren en controleer
hun drinknippels. De rest van de dag
werk ik aan een studie. Voor de studie
moet ik dieren bijvoorbeeld bepaalde
doseringen van een medicijn of stof
toedienen, urine en bloed afnemen en
ECG-scans maken. Daaruit kunnen
we afleiden wat het effect is van een
middel. Aan het eind van de studie
lever ik de resultaten aan bij de studieleider.
Werk je met een welzijnsdagboek?
Ja, alles wat we doen, staat daarin
opgeschreven. Bij iedere kamer ligt zo’n
dagboek. Daarin houd je bij wat je hebt
gedaan. Heb je bijvoorbeeld de ochtendcheck
gedaan, dan noteer je dit en zet
er je paraaf bij. Wat er in het boek
staat, geldt voor alle dieren in de
kamer. Als er iets bijzonders is met één
dier, noteer je dat apart in het boek.
Heb je er moeite mee dat je proeven met
dieren doet?
Helaas is het nog steeds noodzakelijk
dierproeven uit te voeren voor de
medische ontwikkeling. Af en toe is dit
best lastig. Ik geef om dieren: ik zie ze
het liefst buiten rennen en wil ze geen
pijn doen. Maar aan de andere kant wil
ik graag medicijnen als ik ziek ben.
Gelukkig weet ik door mijn werk dat
er goed met de dieren wordt omgegaan
en dat ze de aandacht krijgen die ze
nodig hebben.
“Ik zie de dieren het liefst
buiten rennen”
De meeste dieren overleven de proef niet?
Dat klopt, dit blijft moeilijk. Wij hebben
altijd een aantal honden langere tijd in
huis, zodat we deze dieren regelmatig
kunnen inzetten voor korte studies
waarvan de dieren weinig last hebben.
Sommige honden heb ik drie jaar
geleden, toen ik hier als vakantiekracht
werkte, binnen zien komen. Met deze
honden heb ik inmiddels een hechte
band en met één hond in het bijzonder.
Die hond gaat binnenkort deelnemen
aan een grote studie, die ze niet zal
overleven. Dat maakt me verdrietig.
Wat vinden je vrienden van jouw werk?
De meningen over dierproeven zijn erg
verdeeld. Sommige vrienden zijn fel
tegenstander, anderen hebben er minder
moeite mee. Op verjaardagen vragen
mensen wel eens wat ik doe. Als ik niet
goed weet hoe ze gaan reageren, zeg ik
dat ik dierenartsassistente ben of in
een laboratorium werk.
De helft van de
jongeren weet niet
dat het verboden is
dierproeven te doen
voor cosmetica
Wetgeving
De Wet op de dierproeven
De Wet op de dierproeven (Wod) is sinds 1977 van kracht.
De wet is er om:
● het welzijn van dieren te beschermen
● kaders te stellen waaraan een proef moet voldoen
● alleen deskundige mensen met proefdieren te laten
werken
Europa heeft sinds september 2010 een vernieuwde
Richtlijn voor dierproeven. Daarin zijn minimumeisen
vastgelegd, waaraan de nationale wetgeving moet
voldoen. In 2012 wordt de Nederlandse wet op de
Europese Richtlijn aangepast.
Dierproeven zijn verboden, tenzij:
● er geen proefdiervrije methode voorhanden is
● je een vergunning hebt om dierproeven uit te voeren
● je het onderzoeksprotocol ter advisering aan een
Dierexperimentencommissie (DEC) hebt voorgelegd
● een art. 12-functionaris de handelingen uitvoert
● een art. 9-functionaris de leiding heeft bij de uitvoering
van het onderzoek
● een art. 14-functionaris het welzijn van de dieren
waarborgt
Dierproeven en cosmetica
In Nederland wordt geen enkel cosmeticaproduct getest op dieren. Dit is sinds
1997 verboden. Sinds 2004 geldt dit verbod voor alle Europese landen.
De ingrediënten van cosmeticaproducten worden nog wel getest op dieren.
Dat stelt de overheid verplicht, om de veiligheid te garanderen. Vanaf 2013 is
ook dit verleden tijd. In de Europese Cosmetica Richtlijn staat dat ingrediënten
van cosmeticaproducten vanaf dan niet meer op dieren mogen worden getest.
Lees meer over
dierproeven en
cosmetica
Een dierproef in
drie stappen
Een dierproef doe je niet zomaar. Onderzoekers moeten
daarvoor een heel traject doorlopen: van vergunningaanvraag,
inspectie tot verslaglegging. Hier lees je stap
voor stap hoe dat gaat.
1 Vergunningaanvraag bij overheid
Bedrijven of instellingen die dierproeven willen doen, moeten
hiervoor een vergunning aanvragen bij de Nederlandse
Voedsel en Warenautoriteit. Die controleert vervolgens of
de aanvraag aan de eisen voldoet:
● er zijn adequate voorzieningen voor de dieren
(huisvesting, verzorging en behandeling)
● het personeel is deskundig in het verzorgen en behandelen
van dieren
● het onderzoek wordt volgens de wetten en regels
uitgevoerd
● er wordt intern toezicht gehouden door een proefdierdeskundige
● een Dierexperimentencommissie doet een ethische
toetsing
Instelling doet
vergunningaanvraag
bij de overheid
Ministerie van
Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (WVS)
verleent vergunning
Vergunninghouder
schrijft
onderzoeksplan
Na toetsing geeft een
Dierexeperimentencommissie
(DEC)
een positief advies
> > > >
Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit (NVWA) kijkt of alle
regels worden nageleefd. Indien
een overtreding wordt geconstateerd,
krijgt de vergunninghouder
een waarschuwing en moet de
overtreding worden opgeheven.
>
Uitvoering dierproef
door vergunninghouder
2 Dierexperimentencommissie toetst onderzoeksplan
Als de vergunning is verleend, maakt de onderzoeker namens de vergunninghouder een
onderzoeksplan. Dit plan moet ter toetsing worden voorgelegd aan een Dierexperimentencommissie
(DEC). In Nederland zijn er ongeveer 20 DEC’s. Jaarlijks toetsen zij ruim 4000
onderzoeksplannen. In het onderzoeksplan gaat de onderzoeker in op:
● de vraagstelling van het onderzoek
● het belang van het onderzoek voor de gezondheid van mens of dier
● het maatschappelijke en wetenschappelijke belang
● deskundigheid van de onderzoeker
● proefdierkundige kwaliteit
- keuze, aantal en herkomst
- ingrepen en behandelingen
- verdoving en pijnstilling
- verzorging en huisvesting
- eindbestemming en de wijze waarop de dieren eventueel worden gedood;
- verwachte ongerief
● of de proef ook zonder dieren kan worden gedaan
● of de proef met minder dieren kan worden uitgevoerd
● of het ongerief van de proefdieren kan worden beperkt
Op basis van het onderzoeksplan beoordeelt een DEC of het maatschappelijke belang van de
proef opweegt tegen het ongerief dat de proefdieren mogelijk gaan ondervinden. Het advies
van een DEC is in principe bindend. Bij positief advies mag de vergunninghouder de dierproef
uitvoeren. Bij negatief advies kan de vergunninghouder het onderzoeksvoorstel nog
voorleggen aan de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Als ook deze commissie met een
negatief oordeel komt, mag de dierproef niet worden uitgevoerd.
Instelling doet
vergunningaanvraag
bij de overheid
Ministerie van
Volksgezondheid,
Vergunninghouder
schrijft
> Welzijn en Sport (WVS) > > commissie (DEC) >
verleent vergunning
onderzoeksplan
Na toetsing geeft een
Dierexeperimenten-
een positief advies
Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit (NVWA) kijkt of alle
regels worden nageleefd. Indien
een overtreding wordt geconstateerd,
krijgt de vergunninghouder
een waarschuwing en moet de
overtreding worden opgeheven.
>
Uitvoering dierproef
door vergunninghouder
Instelling doet
vergunningaanvraag bij
de overheid
Ministerie van
Volksgezondheid,
3 Nederlandse Voedsel en
Warenautoriteit houdt toezicht
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)
houdt toezicht op de Wet op de dierproeven. Daarvoor heeft de
NVWA een inspectieteam dat bestaat uit vier personen. Zij
controleren alle locaties van vergunninghouders ten minste
één keer per jaar. In 2010 zijn er in totaal 550 inspecties
verricht.
Op hoofdlijnen inspecteert de NVWA:
● de huisvesting en verzorging van proefdieren (denk
aan: onderkomens, kooiverrijking, hygiëne, ventilatie,
temperatuur, licht en de verzorging)
● de zorgvuldigheid van verrichte handelingen
● of de handelingen worden verricht zoals omschreven
in het onderzoeksplan
● de juistheid van de vereiste administratie
Vergunninghouders zijn verplicht jaarlijks een rapportage te
maken van de dierproeven die zij hebben uitgevoerd. De
NVWA ontvangt deze rapportage. Daarin staat onder andere
een inschatting van de mate van ongerief bij de dieren, welke
bijzondere technieken zijn toegepast en wat de bestemming
van de dieren was na de proef. De NVWA vat deze gegevens
en de resultaten van de inspecties samen in Zodoende, het
jaarverslag over dierproeven en proefdieren in Nederland.
Vergunninghouder
schrijft
> Welzijn en Sport (WVS) > > commissie (DEC) >
verleent vergunning
onderzoeksplan
Na toetsing geeft een
Dierexeperimenten-
een positief advies
Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit (NVWA) kijkt of alle
regels worden nageleefd. Indien
een overtreding wordt geconstateerd,
krijgt de vergunninghouder
een waarschuwing en moet de
overtreding worden opgeheven.
>
Uitvoering dierproef
door vergunninghouder
3V-beleid
In Nederland geldt het ‘nee, tenzij..’-principe als het gaat om
dierproeven: een dierproef is niet toegestaan, tenzij er geen
proefdiervrije methode beschikbaar is en er geen alternatieve
methode is die het gebruik van dieren vermindert of verfijnt.
Onderzoekers zijn verplicht rekening te houden met
de 3 V’s:
● Vervanging: een proef (gedeeltelijk) uitvoeren zonder
proefdieren
● Vermindering: een proef uitvoeren met minder proefdieren
● Verfijning: een proef zodanig opzetten en uitvoeren dat de
proefdieren zo min mogelijk ongerief ondervinden
Vervanging
Kunstrat
Speciaal voor de opleiding van
(dieren)artsen is er een kunststof
rat ontwikkeld. Studenten kunnen
operatietechnieken op deze rat
oefenen.
Bekijk het filmpje over de kunstrat
van Proefdiervrij maar eens:
>
Meer voorbeelden
Vermindering
Bestuderen tumorgroei
Om de groei van een tumor in het
lichaam van een proefdier te
volgen, waren vroeger meerdere
proefdieren nodig. Een proefdier
moest immers worden gedood om
de tumor in het lichaam te kunnen
bestuderen.
Een MRI-scan is een techniek die
het inwendige lichaam in beeld
brengt. Dankzij deze methode zijn
voor kankeronderzoek minder
proefdieren nodig, want de tumorgroei
kan nu bij één proefdier in
verschillende fasen in beeld worden
gebracht. Ook is deze methode
minder belastend voor het dier.
Meer voorbeelden
Verfijning
Het zal nog lang duren voordat
we dierproeven totaal kunnen
vervangen door proefdiervrije
methoden.
Daarom wordt veel aandacht
besteed aan de verfijning van het
dierexperimenteel onderzoek,
waardoor de mate van ongerief bij
de proefdieren zo laag mogelijk is.
Dit geldt zowel voor, tijdens als na
afloop van het experiment.
Voorbeelden van verfijning zijn:
● aandacht voor de huisvesting
(kooiverrijking)
● alleen bevoegd en bekwaam
personeel mag met proefdieren
werken
● toepassen van pijnbestrijding
Meer voorbeelden
Bezwaren tegen
dierproeven
Er kleven veel bezwaren aan dierproeven. De grootste
bezwaren zijn van ethische aard. Daarnaast zijn er
wetenschappelijke en economische bezwaren.
Wat vind jij van
dierproeven?
Doe de test en
kom erachter
Ethische
bezwaren
Ethiek heeft te maken met
de manier waarop we
vinden dat we ons behoren
te gedragen. Is het te
rechtvaardigen dat dieren
in wetenschappelijk onderzoek
lijden of worden
gedood om het lijden van
mensen en andere dieren te
voorkomen?
Een Dierexperimentencommissie
houdt zich met deze vraag bezig.
Zij maakt de volgende afwegingen:
● Hoe belangrijk is de dierproef
voor mens, dier of
maatschappij?
● Is de wetenschappelijke kwaliteit
van de proef gewaarborgd? Is de
proef goed opgezet?
● Kan de proef met minder dieren
worden uitgevoerd? Of zelfs
helemaal zonder dieren?
● Hoe vervelend is de proef voor de
proefdieren? Hoe erg is het
ongerief, hoe lang duurt dit en
hoe vaak komt het voor?
● Kan je de pijn van de dieren
tijdens de proef verminderen?
Bijvoorbeeld door ze te
verdoven?
Wetenschappelijke
bezwaren
Ook vanuit wetenschappelijk
oogpunt zijn er bezwaren
tegen dierproeven.
Ondanks de overeenkomsten
tussen mens en dier,
zijn er ook grote
verschillen.
De stofwisseling van dieren is
bijvoorbeeld anders dan die van
mensen. Het is daarom altijd de
vraag of de resultaten van proeven
met dieren ook gelden voor mensen.
Daarbij komt dat proefdieren vaak
genetisch identiek zijn. Resultaten
van onderzoek met één bepaalde
muizenstam, hoeven niet te gelden
voor álle muizenstammen, laat
staan voor andere mensen of dieren.
Economische
bezwaren
Dierproeven zijn zeer
kostbaar en tijdrovend.
Niet alleen het uitvoeren van de
experimenten, maar ook het fokken,
de verzorging en huisvesting van
proefdieren. Methoden waarvoor
geen dieren worden gebruikt, zijn
vaak goedkoper.
Belangengroeperingen
In Nederland zijn er verschillende organisaties en partijen die zich bezighouden met de
rechten van dieren of dierproeven. Ontdek hier hun standpunten.
Stichting
Informatie
Dierproeven
“Dierproeven zijn – onder
strikte voorwaarden – aanvaardbaar
voor het verwerven
van fundamentele kennis,
onderzoek ter bevordering
van de gezondheid van mens
en dier en de bescherming van
het milieu.”
Proefdiervrij Partij voor de
Dieren
“Wij trekken ons het lot van
proefdieren erg aan. Daarom
stimuleren we de ontwikkeling
van alternatieve, proefdiervrije
methoden.”
“Een einde aan alle dierproeven.
Daar gaan wij voor.
Daarom is de ontwikkeling
van alternatieven van groot
belang. Niet alleen in Nederland,
maar in heel Europa.”
Nationaal
Kenniscentrum
Alternatieven voor
dierproeven
“Door goede communicatie
tussen onderzoekers, beleidsmakers
en samenleving willen
wij de toepassing van 3Valternatieven
bevorderen.”
Dierenbescherming
“Dierproeven zijn altijd een
aantasting van de integriteit
van het dier. Ook al wordt de
gezondheid en het welzijn
van het dier zo min mogelijk
geschaad. Daarom moet er alles
aan worden gedaan ze te stoppen
en overbodig te maken.”
Lees over
dierenrechtenactivisme
Spreekbeurten en
werkstukken
Ga je een spreekbeurt houden over dierproeven of hierover een werkstuk maken?
In ‘Dierproeven voor dummies’ vind je alle achtergrondinformatie over dit onderwerp.
Wat zijn dierproeven, waarom doen we ze, wat zijn de regels en wat de bezwaren?
Heb je na het lezen nog vragen, mail dan naar de Stichting Informatie Dierproeven
via info@informatiedierproeven.nl. Je krijgt snel antwoord.
Deel onze brochure uit in de klas
Je kunt kosteloos de brochure Dierproeven. Zo doen ze dat! aanvragen via e-mailadres
info@informatiedierproeven.nl In deze brochure staan alle belangrijkste feiten
en cijfers over dierproeven. Er zit ook een informatieve poster bij.
Speel met de hele klas de dierproevenquiz
Heb je tijdens je spreekbeurt een computer met internet tot je beschikking, speel dan de
dierproevenquiz met je hele klas. De quiz bestaat uit tien meerkeuzevragen. Jij leest de
vragen en antwoordmogelijkheden hardop voor. Je vraagt aan je klasgenoten of zij hun
vinger willen opsteken bij het antwoord dat zij denken dat goed is. Het antwoord dat de
meeste klasgenoten kiezen, vink jij aan op de computer. Dit doe je bij alle tien vragen.
Aan het eind volgt een rapportcijfer. Dit cijfer geeft aan hoeveel jouw klas weet over
dierproeven. De quiz kan een leuke start zijn van je spreekbeurt. Je klasgenoten zullen
nooit een tien halen, dus dan kun je zeggen dat jij ervoor gaat zorgen dat ze de volgende
keer een hogere score halen.
Download een basispresentatie
Download een power point presentatie die je als basis kunt gebruiken voor je spreekbeurt.
Natuurlijk kun je er zelf dingen aan toevoegen en uithalen.
Rondleiding bij een instelling die dierproeven doet
Onder meer bij BPRC en de dierenfaciliteit van het Universitair Medisch Centrum Groningen
kun je een rondleiding aanvragen.
Deze uitgave is tot stand gekomen
dankzij financiële steun van de
Stichting Proefdierkundige Informatie
en Astellas Pharma B.V.
Productie en eindredactie:
Van Luyken Communicatie Adviseurs