04.09.2013 Views

ATJEH 1896 - Acehbooks.org

ATJEH 1896 - Acehbooks.org

ATJEH 1896 - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>ATJEH</strong> <strong>1896</strong><br />

Met 3 kaarten en 6 portretten<br />

DOOR A. KRUISHEER<br />

Kapitein der Infanterie Oo»t-Indisch Leser<br />

N. V. BOEKHANDEL VISSER & C°. - Weltevreden, Amersfoort


c<br />

<strong>ATJEH</strong> '96<br />

DOOR<br />

A. KRUISHEER,<br />

Kap'. der Inf. O. 7. L.<br />

Met 3 kaarten en 6 portretten.<br />

2 e DEEL.<br />

WELTEVREDEN,<br />

N. V. BOEKHANDEL VISSER & Co.<br />

1913.<br />

voor<br />

• .


I n h o u d:<br />

biz.<br />

HOOFDSTUK III.<br />

Verrassing van Ana' Galoeng op 29 Juni en tuchtiging van<br />

de kampongs Sibreh en Rahat (III Moekims Lamkrak) . . . . 1.<br />

Twee colonnes bezoeken den 2 en Juli respectievelijk de IX en<br />

VI Moekims 15.<br />

5 Juli debarkeert te Oleh-leh de nieuw benoemde Civiel en<br />

Militaire Gouverneur, de generaal-majoor J. J. K. de Moulin . . 15.<br />

Kolonel Stemfoort vertrekt naar Batavia 15.<br />

7 Juli Excursie naar de IV Moekims (Kroeng-Raba) . . . . 16.<br />

Overlijden van den generaal-Majoor J. J. K. de Moulin. . . 20.<br />

Kolonel Stemfoort opnieuw tijdelijk met de functien van Civiel en<br />

Militair Gouverneur belast 21.<br />

Telegrafische bevelen van den Gouverneur Generaal omtrent de<br />

verdere actie 21.<br />

Bezoek van het 12 e Bataljon aan de kampongs Lambaroe en<br />

Lampagger op 9 Juli 22.<br />

Opruiming van de benteng te Lamkoenjit 22.<br />

Mislukte poging van de marechaussee tot oplicbting van Toekoe<br />

Rajoet Daroe nabij Empehbling 23.<br />

1 1 Juli aanvaardt kolonel Stemfoort het gezag 23.<br />

Verkenningen in de XIII Moekims Toengkoeb 23.<br />

Idem in de XXVI Moekims door eene colonne onder<br />

Luitenant-Kolonel G. F. Soeters 24.<br />

Bezetting van Kroeng-Raba (Lok Nga) op 15 Juli . . . . 25.<br />

Telegram van den Gouverneur-Generaal van der Wijck dd° 18 Juli,<br />

met eene nadere uiteenzetting zijner bedoelingen omtrent de<br />

verdere actie 29.<br />

Toekoe Oemar verlaat Lepong en vestigt zich in Lohong . . 30.<br />

Tocht naar de V Moekims Montassik op 20 Juli 32.<br />

21 op 22 Juli. Oplichting van Toekoe Nja Makam in kampong<br />

Lam Nga 42.<br />

Berichten omtrent vijandelijke stellingen in de XXVI Moekims. 44.


~<br />

IV<br />

Actie van Oemars volgelingen om Kroeng-Raba 45.<br />

Tocht naar Teungkoe di Lengkong en Pieng op 29 en 30 Juli 50.<br />

Machtiging verleend tot den bouw van een versterkt kampement<br />

te Lok-Nga 59.<br />

4 Augustus. Verkenningen in verschillende richtingen o.a. naar<br />

de IX Moekims 60.<br />

Nieuwe verkenningen van de Blang Bintang op 7 Augustus . 61.<br />

Excursie naar Lepong en Lohong van 10 tot en met 14 Augustus. 62.<br />

Over brieven aan Panglima Polem en de hoeloebalangs der<br />

XXII Moekims 80.<br />

Over het inlandsch bestuur 81.<br />

19 — 20 Augustus. Nieuwe poging tot verrassing van Toekoe<br />

Rajoet Daroe 82.<br />

Tocht naar de XXII Moekims van 23 tot en met 27 Augustus. 83.<br />

Bezetting van Samahani door een bataljon infanterie met hulp-<br />

wapens 100<br />

Verschillende patrouilles in de VII Moekims Baid, in de XXV<br />

en XXVI Moekims 101.<br />

7 September. Begin van den bouw van een kampement op<br />

de Blang Bintang (Tjot Mantjang) 103.<br />

Eerste tocht naar Selimoen van 6 tot en met 11 September . 104.<br />

Over de bezettingen van de XXVI en XXII Moekims. . .112.<br />

Het tijdperk van medio September tot 28 October . . . .113.<br />

Invoering van het passenstelsel 116.<br />

Tijdelijke bezetting van Indrapoeri op 28 October 124.<br />

Samenwerking met de bezetting van Tjot Mantjang tot inname<br />

van de sterkte, genaamd Kota Ba l Teue 128.<br />

Tocht naar Ladoeng en Kroeng Raja op 30 en 31 October . 130.<br />

Idem van Indrapoeri naar Lampanas en Pasar-Karang Djih . 133.<br />

2° Tocht naar Selimoen van 3 tot en met 6 November. . . 135.<br />

Het slaan van een brug over de Kroeng Pengapit op 8 November. 142.<br />

Terugkeer der colonne-van Heutsz via Pieng, Montassik en<br />

_^_ Senelop naar Koeta-Radja 143.<br />

Het bivak te Indrapoeri blijft bezet 143.<br />

8 November. Doorzoeking van het gebergte-zuidwest van Biloel. 145.<br />

biz.


HOOFDSTUK IV.<br />

Aankomst van den nieuw benoemden Civiel- en Militairen<br />

Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, den kolonel C.J. P.<br />

V<br />

van Vliet op 8 November 145.<br />

1 7 .November. Overgave en overname van het bestuur, — Kolonel<br />

J. W. Stemfoort keert naar Java terug 145.<br />

Verkenning in Lepong op 12 November 146.<br />

Tocht in het gebergte zuid van Biloel en Mampreh. . . . 149.<br />

Tocht naar Tibang-Poei en Birah bij Ba' Dilip ter opsporing<br />

van het op 17 April '96 verloren gegane geschut — 29 November. 150.<br />

Tijdperk van 1 tot en met ultimo December 151.<br />

De heerschende cholera belet de actie 152.<br />

Nadere gegevens omtrent onze vijanden 153.<br />

Het uitrusten eener colonne tegen Oemar 154.<br />

BESLUIT 155.<br />

BIJLAGEN<br />

No. I. Instructie door den Regeeringscommissaris te Atjeh achtergelaten<br />

bij zijn vertrek op 28 Juni <strong>1896</strong> 162.<br />

„ II. Notulen der conferentie van den gouverneur-generaal<br />

met den generaal-majoor J. J. K. de Moulin op 18 Juni. 166.<br />

„ III. Instructie voor den Civielen en Militairen Gouverneur<br />

van A. en O., den kolonel C. P. J. van Vliet. . . 168.<br />

„ IV. Extract-besluit regelende invoerende de schaftordes voor<br />

biz.<br />

het jaar 1893 173.<br />

V. Extract-besluit dd°. 23 Sept. '95 idem de voeding<br />

betreffend 177.<br />

„ VI. Commandementsorders dd° 4 en 5 April '96, resp.<br />

nos. 37 en 39 179.<br />

„ VII. Extract-besluit dd°. 30 April '96 betreffende de toelagen. 180.<br />

„ VIII. Idem dd°. 22 Augustus '96 betreffende de<br />

toelagen en den bijslag 181.<br />

„ IX. Schaftorde volgens tarief N°. 20 voor Europeanen. . 183.<br />

„ X. Idem „ „ idem „ Inlanders . . . 187.<br />

„ XI. Idem „ „ idem „ Officieren. . . 191.<br />

„ XII. Vergelijkend overzicht van de voedingswijze volgens<br />

gewone schaftorde en op oorlogsvoet in <strong>1896</strong> . . . 195.


No. XIII.<br />

'., XIV.<br />

, XV.<br />

, XVI.<br />

, XVII.<br />

, XVIII.<br />

, XIX.<br />

, XX.<br />

, XXI.<br />

, XXII.<br />

1. Historie<br />

VI<br />

Inkomsten van officieren in <strong>1896</strong><br />

Nota betreffende de verpleging van troepen en<br />

dwangarbeiders bij den tocht naar Lepong.<br />

Schaftorde van 21 December <strong>1896</strong><br />

Verlieslijst Atjeh—<strong>1896</strong><br />

Dagorders betreffende de<br />

belooningen voor Atjeh<br />

toekenning van Militaire<br />

Overzicht van onze vroegere betrekkingen met Atjeh<br />

en van den huidigen toestand in dat gewest (met<br />

overzichtskaart 1.2.000.000.-) . . . . . . . .<br />

2. Het Atjehsche volkskarakter<br />

3. Grootte en grenzen<br />

4. Bevolking<br />

5. Kusten<br />

6. Bodemgesteldheid<br />

7. Mijnbouw<br />

8. Wegen<br />

9. Tramweg<br />

10. Handel<br />

1 1. Kunst en nijverheid<br />

12. Landbouw, Europeesche en inlandsche cultures . . . .<br />

13. Veeteelt<br />

14. Het onderwijs<br />

15. De hoofden<br />

16. De rechtspleging<br />

1 7. Belastingen<br />

1 1. Landschapskassen<br />

19. Staatkundige en administratieve indeeling<br />

20. De gewapende politie<br />

21. Het leger<br />

22. j<br />

t/m "j Grafische voorstellingen den handel betreffend . . . .<br />

25. I<br />

26. Verschillende gegevens betreffende de jaren 1893—1912<br />

voor Atjeh<br />

96<br />

biz.<br />

199.<br />

203.<br />

208.<br />

212.<br />

222.<br />

234.<br />

234.<br />

252.<br />

256.<br />

257.<br />

257.<br />

259.<br />

260.<br />

262.<br />

263.<br />

264.<br />

267.<br />

269.<br />

274.<br />

275.<br />

276.<br />

277.<br />

278.<br />

278.<br />

279.<br />

296.<br />

297.<br />

304.


VII<br />

PHOTO'S Frontaanzicht van Anas Galong,<br />

KAARTEN 1.<br />

Generaal Majoor J. J. K. de Moulin,<br />

,, ,, J. W. Stemfoort,<br />

„ C P. J. van Vliet,<br />

Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz,<br />

Atjehsche Hoofden,<br />

Schets v/h. Gevechtsterrein bij Ana' Galoeng<br />

2.<br />

3.<br />

tegenover.<br />

biz.<br />

2.<br />

15.<br />

83.<br />

145.<br />

104.<br />

276.<br />

Overzichtskaart van Groot-Atjeh 1883, schaal I : 75000.<br />

Aangevuld en verbeterd naar de in <strong>1896</strong> voorhanden<br />

gegevens.<br />

Lam Krak 95 en 10 Juni <strong>1896</strong> schaal 1 : 25000.<br />

Overzichtskaart van het Gouvernement van Atjeh en<br />

Onderhoorigheden in 1913, schaal 1 : 2.000.000.<br />

5.


Errata.<br />

biz. 15 Op het eind 12= regel na ,,Schauroth" te laten volgen ,,en".<br />

17 7 e regelv.b. voor ,,Toean de Boh" te lezen „Toeant/t Boh".<br />

22 15*<br />

28 10*<br />

2*<br />

I) If staat: ,,zelf vrouwen" lees zelts tit vrouwen<br />

,, ,, voor „de" te lezen ,,den"<br />

„ 0. ,had de" te lezen ,,had den".<br />

47 18* en 19*',', „ b. ,, ,,eerst-gnomen" te lezen ,,eerst ingenomen".<br />

49 15*<br />

„ 0. ,, ,,omgoedgezind" te lezen,,onsgoedgezind"<br />

65 4*<br />

66 17"<br />

»» »» staat ,,rKoeng-Raba" lees ,,Kroeng-Raba".<br />

„ b. ,, ,,genietoepen" „ „genietroepen".<br />

71 15-=<br />

91 4*<br />

105 16*<br />

,, ,,<br />

tt 11<br />

,, 0.<br />

,,<br />

,,<br />

,,Dea Mamplau" „ ,,DeaMampIan".<br />

,,te" lees ,,te".<br />

,,tandoe" lees ,,tandoes".<br />

120 5*er 6* ',', „ ,, lees ,,levensgevaarlijk gewonden Euro-<br />

140 17-=<br />

141 1*<br />

peeschen".<br />

»t »J ,, ,,de 1* luitenant A. A. Dijkstra".<br />

„ b. staat ,,mee" lees men".<br />

„ 5*<br />

„ 0. ,, ,,tucht" lees ,,tocht".<br />

142 8*<br />

146 9*<br />

153 17-=<br />

»i ») ,, ,,overige" lees ,,overigen".<br />

»t »» ,, ,,Lehong ,, „Lepong".<br />

„ b. lees ,,Toungkoe di Tjot Plseeng".<br />

174 8*<br />

177 11*<br />

180 17*<br />

,, ,, voor ,,1898" te lezen ,,1893".<br />

| tusschen ,,militairen" en ,,/0.04" inlasschen:<br />

,, 0. °* \ ,,van / 0.05 (vijf cent) en voor de Inl.<br />

„ b.<br />

militairen van".<br />

195 In het hoofd tusschen ,.volgens" en ,.schaftorde" voegen<br />

,,gewone".<br />

198 11* regel v. o. lees „of per maand 30 X 336.7869".<br />

bovenaan voor ,,Thans" te lezen ,,Gewoon".<br />

regel v. o. te lezen: ,,J. L. W. F. van Leent".<br />

,, voor „rasse" te lezen ,,rassche".<br />

b. ,, ,,zou" ,, ,, ,,zouden".<br />

o. ,, na ,,rechtvaardige" een komma te plaatsen.<br />

b. staat ,,geopraphisch" lees ,,geographisch".<br />

o. ,, ,,sterskte" ,, ,,sterkste".<br />

Schets tegenover biz. 5 tegenover het Z. W. bastion ,,8*" niet<br />

,,3 e 200 bi<br />

231 7<br />

236 12<br />

274 10<br />

281 10<br />

295 10<br />

301 3<br />

" brigade.<br />

Nadere toelichting:<br />

283 12* regel v. b. 18 Juli 1913 werden Pang Bintang en drie<br />

volgelingen te Oeteuen Sira (V Moehim Mon<br />

Tasie) overvallen en neergelegd.<br />

292 2* , Hetzelfde lot trof Pang Manap en eenige<br />

volgelingen in de Gajoe-Loeos.


HOOFDSTUK III.<br />

Verrassing van Anak Galoeng op 29 Juni <strong>1896</strong>.<br />

Bij zijn vertrek naar Java, liet de leger-commandant, tevens Regeerings-<br />

commissaris, eene geheime instructie achter (1).<br />

Reeds voor den volgenden dag, werd een troepenmacht aangewezen<br />

om de kampongs Rahat en Sibreh te tuchtigen.<br />

Onder leiding van den kolonel Stemfoort rukten drie colonnes uit,<br />

samengesteld als volgt:<br />

Staf can den bevelhebber:<br />

Chef van den Staf: Luit.-kol. van Vliet.<br />

Adjunct: Kapt. J. C. Smits.<br />

Adjudanten: Luit.-adj. Kroesen en Hoekstein.<br />

1* colonne:<br />

Commandant: Luit.kol. J. B. van Heutsz.<br />

Chef van den Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />

Adjudant: l e luit.-adj. F. Kilian.<br />

Zes ordonnansen.<br />

Korps marechaussee: comdt.: kapt. Jhr. G. J. W. C. H. Graafland.<br />

Sterkte: 3 off. en 221 ond. off. en minderen.<br />

3* Bat. Inf. comdt.: Luit.-kol. G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 16 off. en 372 ond. off. en minderen.<br />

6* Bat. Inf. comdt.: Maj. D. A. Okhuizen.<br />

Genietroepen.<br />

Sterkte: 13 off. en 337 ond. off. en minderen.<br />

Een detachement: Comdt.: l e luit. A. S. Ruzette.<br />

Trein.<br />

Sterkte: 34 ond. off. en minderen.<br />

Twee ambulances onder de off. van gezondheid J. F. W. L. van<br />

Leent en F. J. Hagen met tandoes enz.<br />

(1) Zie bijlage I.


Reserve munitie.<br />

2* colonne:<br />

Comd.<br />

Luit.-Kol. G. F. Soeters.<br />

Chef v/d. Staf. Kap. H. C. Kronouer.<br />

Adjudant.<br />

1* Luit.-Adj. H. C. van Bremen.<br />

Acht ordonnansen.<br />

Half. 7 e Bat. Inf. Comd. Maj. J. R. Jacobs.<br />

Sterkte: 9 off. en 277 ond. off. en minderen.<br />

12* Bat. Inf. Comd. Kap. J. A. W. Weustmann.<br />

Sterkte: 14 off. en 487 ond. off. en minderen.<br />

14* Bat. Inf. Comd. Majoor F. C. Thomson.<br />

Sterkte: 14 off. en 467 ond. off. en minderen.<br />

Artillerie.<br />

1* en 3* sectie 1* Bergbatterij: Comd. Kap. G. J. E. Nauta.<br />

Sterkte: 2 off., 57 ond. off. en minderen, 8 off.- en<br />

rijpaarden, 24 trek- en draagdieren.<br />

Genietroepen.<br />

Een detachement: Comd. Kap. W. A. J. T. Zelle.<br />

Sterkte: 53 ond. off. en minderen.<br />

Cavalerie.<br />

Twee pelotons: Comd. Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Trein.<br />

Sterkte: 3 off. en 50 minderen.<br />

Per bataljon: een ambulance.<br />

Per compagnie: een mandoer en 24 dragers.<br />

3* colonne.<br />

Comd. Luit.-Kol. C. J. Laceulle tevens Comd. van het 5* Bat. Inf.<br />

Sterkte: 14 off. en 445 ond. off. en minderen.<br />

Artillerie.<br />

Eene sectie Bergart. Comd 1* Iuit. van der Waarden.<br />

Sterkte: 31 ond. off en minderen, 5 rijpaarden 12<br />

trek- of draagdieren.<br />

Genietroepen.<br />

Een detachement: Comd. 1* luit. C. J. de Bruijn.<br />

Trein.<br />

Sterkte: 17 minderen.<br />

Eene ambulance.<br />

Volgens de instructie moest de 1* colonne de tuchtiging ten uitvoer


B<br />

z<br />

o<br />

<<br />

z<br />

<<br />

><br />

I-<br />

I u<br />

N<br />

z<br />

<<br />

<<br />

H<br />

Z<br />

o<br />

a<br />

Li.


leggen, de 2* haren terugtocht op den linker- de 3* op den rechteroever<br />

der Atjeh-rivier dekken. De 2* colonne moest daartoe eene opnamestelling<br />

in den Oostrand van Ana 4 Bate en Glieng kiezen, die in het<br />

noorden aangeleund was tegen den Ana 4 Galoengdijk en verder een deel<br />

van den noordrand van Kling bezetten; de 3* zou zich vastzetten in<br />

den Oostrand van Lam-Oe.<br />

Door signalen zou het verband tusschen die beiden worden onderhouden.<br />

Het uur van afmarsch van Koeta-Radja, was voor de l e colonne op<br />

middernacht van 28 op 29 Juni gesteld, voor de 2* op 5 u. 30 v.m.<br />

en voor de 3* op 6 u. v.m. beiden van Lambaroe.<br />

Extra-treinen z<strong>org</strong>den voor het overbrengen naar dien post.<br />

Ana 4 Galoeng was volgens berichten door ^ 50 man bezet, Passar<br />

Sibreh door 30 —en Sibreh (Ba 4 Seping) door 12 man.<br />

In Ba 4 Tjerlaq, Blang Tjoet, Boekloet, Lambarih en Belang zouden<br />

zich geen vijanden ophouden. Een paar bruggen waren afgebroken.<br />

Doel voor de 1* colonne was meer in het bijzonder:<br />

„Het zoo snel mogelijk, bij verrassing, vermeesteren van het door den<br />

„vijand bezette Ana 4 Galoeng, het verbranden van de kampongs Rahat<br />

„en Sibreh der VII Moekims Baid, en het vernietigen der eigendom-<br />

„men aldaar.<br />

„Na afloop den terugtocht aannemen via Ana 4 Galoeng, Lambarih<br />

„naar Lambaroe".<br />

Op beide oevers der Atjeh-rivier zouden de troepen in stelling blijven,<br />

tot dat de 1* colonne was gepasseerd.<br />

De 3* colonne had als nadere opdracht:<br />

„het afpatrouilleeren van de kampongs tusschen Tjot Goet en Belang,<br />

„het slechten der vijandelijke versterkingen Tjot Goet, Tjot Gloempang<br />

„en Lamsoet, voor zoover zulks niet reeds vroeger geschied was, en de<br />

„terugtocht op Siroen en Lambaroe in verband met de 2 e colonne<br />

„nemen".<br />

Branden en plunderen was voor deze colonne streng verboden.<br />

Voor den afmarsch van Lambaroe, 2 u. 30 v.m. deelde de Civiel<br />

Gezaghebber aldaar nog mede, dat er, volgens de laatste berichten<br />

binnen Ana 4 Galoeng geen 50, maar 200 vijanden zaten, en dat de<br />

wallen, met de stevige verticale ijzerdraadversperring van onzen ouden<br />

post, nog in goeden staat verkeerden. Vooral de laatste mededeeling


was den voorhoedecommandant onaangenaam. Middelen om het stekel-<br />

draad door te knippen, waren niet medegenomen en zoo was het te<br />

voorzien, dat de vernieling ons verliezen zou berokkenen.<br />

Langs den Ana 4 Galoengdijk marcheerend, bereikte de voorhoede<br />

tegen 4 u. v.m. Blang Tjoet. Het laatste bruggetje voor Ana 4 Galoeng<br />

bleek afgebroken; daar het terrein aan weerszijden droog was, leverde<br />

dit geen bezwaar op.<br />

Toen de voorste compagnie van het 3* Bataljon (de snelladers) deze<br />

brug voorbij was, zond de colonnecommandant haar vlug naar voren,<br />

om de inmiddels reeds afgemarcheerde marechaussee's in te halen en<br />

bij den aanval op de benteng te steunen.<br />

De marschvorm der brigades op den dijk was:<br />

voorop de 5*, 6*, 7* en 8 e brig, onder den 1* luit. W.K.J. Stoop;<br />

dan de 10*, 11*. 12*, en 9* „ „ „ „ C. F. A. Wagener;<br />

den commandant der marechaussee's met den luit. Vis en vier mare­<br />

chaussee's;<br />

ten slotte de 1* luit. G. K. Dijkstra met de 4*. 2* en 3* brig., den<br />

trein en de l e brig, als dekking trein.<br />

Aan het hoofd der compagnie snelladers marcheerde de 1* luit. K. J. C.<br />

Rijnen, terwijl bij het 2* peloton, van den 1* luit. C. G. Meerburg,<br />

zich de kapitein J. H. P. van Aken had aangesloten, en de 2* luit.<br />

B. Tammes als sectie commandant was ingedeeld.<br />

Op circa 4 a 500 M. van Ana> Galoeng, marcheerden drie brigades<br />

van luit. Stoop ten w. van den dijk in linie op, de 4* bleef in reserve<br />

daarachter, ten einde aldus behoedzaam tegen de W.- en Z.- face op<br />

te rukken.<br />

De afdeeling Wagener ging aan de oostzijde van den weg zoo gedekt<br />

en stil mogelijk, in marschcolonne, onder langs den dijk, om met 3<br />

brigades aan de noordzijde binnen te dringen, terwijl de 9* brig, zich<br />

naar de oosterface zou wenden.<br />

De afdeeling Dijkstra met de 1 e brig, bleven, evenals de commandant<br />

van het korps, op den dijk doormarcheeren.<br />

Deze verkeerde in het idee, dat de ijzeren brug z. o. van de ver-<br />

sterking geheel vernield en onbruikbaar was en dat de eventueel vluch-<br />

tende vijand, dat alleen in de richting van Sibreh zou doen.<br />

Daarom bestond de naar de oostzijde gedirigeerde macht ook slechts<br />

uit eene brigade.<br />

Den marechaussee's was gelast, de verrassing te doen plaats hebben


zonder vuren, dus uitsluitend met de klewang, aan de officieren was<br />

evenwel vrijheid gelaten, hiervan af te wijken, zoo zulks dringend noodzakelijk<br />

bleek.<br />

Een blaffende hond dreigde nog een oogenblik de naderende troepen<br />

te zullen verraden.<br />

Duidelijk teekende de benteng met het verhoogde schilderhuis boven<br />

de poort, zich in het heldere maanlicht af.<br />

Met spoed werd de omsingeling volbracht en bijna gelijktijdig begon<br />

aan alle vier facen de vernieling en overklimming der verticale stekeldraadversperring.<br />

Zooals verwacht, gemakkelijk ging 't niet, meermalen te vergeefs,<br />

beproefden de marechaussee's hunne klewangs op het taaie draad, met<br />

het nadeelige gevolg, dat de bezetting gealarmeerd werd en voor een<br />

deel op de banketten, de bastions en in het verhoogde schilderhuis<br />

verscheen en 4 u. 45' v.m. het vuur op de onzen opende.<br />

Van de afdeeling Stoop kwamen de 6* en 7* brigade over de versperring<br />

en bereikten met hun afdeelings-commandant de borstwering<br />

aan de zuiderface, tusschen de zich daar bevindende coupure en het<br />

Z. W. bastion.<br />

Een talrijke vijand ontving hen hier, doch werd met de klewang<br />

teruggeslagen.<br />

De marechaussee's Tichuleruw, No. 21345, Walewangko, No. 9487,<br />

Kainama, No. 29609, en Kariostiko, No. 34424, dron£,en door de coupure<br />

naar binnen en zetten daar op eigen gelegenheid den strijd voort.<br />

De 8* brig, kwam voor het Z. W. bastion terecht, waaruit zoo hevig<br />

geschoten werd, dat zij er niet in slaagde hier binnen te komen.<br />

De luit. Stoop haar hachelijken toestand waarnemend, riep middels<br />

fluitsignaal de als reserve achtergelaten 5* brigade ter harer hulpe.<br />

Onmiddellijk gaf deze aan den oproep gehoor, en met vereende krachten<br />

drong men toen ook daar door en verjoeg den vijand naar de binnenruimte,<br />

echter ten koste van een doode en wat gewonden onzerzijds.<br />

De afdeeling Wagener, die aan de noordzijde de versperring beklom,<br />

kreeg bij de poort, waar zich de commandant bevond, aldra steun van<br />

de brigades Dijkstra, waarop hij zijn eigen brigades oost- en westwaarts<br />

van dien ingang deed verspreiden.<br />

De Ambt. mar. Singah, No. 19714, klom langs een der stijlen van<br />

de poort naar boven, hielp ook zijn brigade-commandant, den Eur. serg.<br />

Reis, No. 21748, over de versperring en liet zich toen naar binnen


vallen, tegelijkertijd werden twee kleine mannen, da Costa, No. 35135,<br />

en Semplok, No. 20427, door de kameraden over de versperring getild.<br />

Onder hevig vuur van de borstwering, openden deze beiden nu de<br />

poort, waardoor ook de anderen binnen de versperring kwamen.<br />

De hoofdpoort was nog dicht. Ter weerszijden werd echter op tal<br />

van plaatsen de borstwering beklommen, en zoo ontstond hier een gevecht<br />

van man tegen man in de richting van het binnenplein.<br />

De 3* brig, van serg. Turpitz, No. 22070, was om den N. W. saillant<br />

heengeloopen, en werkte zich op de W.-face over versperring en borstwering,<br />

om nagenoeg gelijktijdig met de aanvallers der noordzijde binnen<br />

te vallen.<br />

Het peloton snelladers van den luitenant Rijnen had de marechaussee's<br />

op den voet gevolgd en onder den commandant ten deele de borstwering<br />

O. van de hoofdpoort beklommen.<br />

Aanvankelijk van slechts vier minderen vergezeld, stuitte die officier<br />

binnen de benteng op een grooten drom vijanden, die onmiddellijk<br />

geattaqueerd en teruggedreven werd.<br />

Daarbij sneuvelde de Eur. serg. Verhey, No. 24109. De rest van<br />

het peloton voegde zich weldra bij hun commandant.<br />

In de binnenruimte der versteiking ontstond nu een verwoed gevecht,<br />

waarbij men over en weer van vuur- en blanke wapens gebruik maakte.<br />

Velen onderscheidden zich in dezen strijd. De Amb. mar. Daga,<br />

No. 31724, redde eerst den luit. Stoop het leven en sprong toen luit.<br />

Wagener, die het met een viertal Atjehers te kwaad had, te hulp. Kort<br />

daarop werd die officier in den duim verwond en opnieuw besprongen;<br />

gelukkig kwam toen luit. Rijnen juist opdagen. Deze schoot en sloeg<br />

een drietal vijanden neer, verwondde een vierde maar kreeg zelf een<br />

geweerschot in de dij, dat hem voorover deed vallen. Zich willende<br />

oprichten gaf een vijand hem een klewanghouw in den rug en maakte<br />

een ander zich gereed hem verder af te maken. Luit. Wagener vond<br />

toen gelegenheid zijne rekening te vereffenen en met hulp van de Eur.<br />

fus. Geurden, No. 34009, de Bock, No. 33458, en lterson, No. 36355,<br />

en wat marechaussee's werden de aanvallers teruggedreven.<br />

Ook luit. Dijkstra had niet stil gezeten. Onder vuur, dat van onder<br />

en uit de huizen kwam, dreef hij een troep vijanden voor zich uit naar<br />

de zuiderface, waar de afdeeling Stoop zich toen juist op de borstwering<br />

vertoonde. Zelf nam luitenant Dijkstra drie man voor zijne rekening<br />

en juist wilde hij een gewond marechaussee weer op de been helpen,


toen hij door een paar Atjehers werd besprongen. Een werd door den<br />

Amb. Kalolo, No. 32182, gedood, de ander bracht den luitenant een<br />

krachtigen klewanghouw in de borst toe, en werd toen door toeschietende<br />

marechaussee's onschadelijk gemaakt.<br />

Een der brigades, die aan de Noordzijde binnendrong, werd door<br />

een paar vijanden aangevallen. De commandant, de Eur serg. Kok,<br />

velde er een neer, waarop de ander in een huis aan de zuid-face<br />

vluchtte, werwaarts hij door Kok en de zijnen gevolgd werd. Middels<br />

een paar salvo's werden daarin 14 man neergelegd.<br />

Luitenant Vis zond hem daarop naar den noord-oosthoek, waar blijkbaar<br />

nog hevig gestreden werd. Op zijn weg door eenige tegenstanders<br />

besprongen, werden die neergesabeld en eenige andere binnen een<br />

woning neergeschoten; daardoor raakte hij echter uit de richting en kwam<br />

ten slotte terecht in het Z. W. bastion, waarin zich, nadat de 5* en<br />

8* brigade gepasseerd waren, een aantal vijanden had teruggetrokken.<br />

Hier smaakte hij 't genoegen zijn collega Gehne, No 24385, en een<br />

Amb. marechaussee, die het met een reusachtigen Atjeher aan den stok<br />

hadden, te hulp te kunnen komen. Ook sergeant Turpitz, die met eenige<br />

Atjehers handgemeen was geworden, was het kind van de rekening<br />

geworden, zoo niet serg. Waronkiran, No. 15932, met een slag den<br />

lastigsten aanvaller het hoofd van de romp had gescheiden.<br />

De 2* sectie der snelladers, onder luit. W. v. d. Vlerk, kwam nog<br />

op tijd om een goed aandeel in den strijd te kunnen nemen en het zich<br />

dan ook niet onbetuigd.<br />

Kapitein Graafland kreeg reeds voor het poortje in de ijzerdraadversperring<br />

een schot door zijn helmhoed, dat hem deed neertuimelen,<br />

zich oprichtend kreeg hij een tweede door het been.<br />

Ondersteund door een paar ondergeschikten, kwam hij met de 4*<br />

brigade de hoofdpoort binnen, maar was toen genoodzaakt in een tandoe<br />

te gaan liggen. Even te voren sprong uit een huis een Atjeher van<br />

achteren op den kapitein toe. Hij werd bijtijds door den Amb. fus.<br />

Lappers, No. 39170, en den Eur. fus. Busch, No. 36099, opgevangen.<br />

Zij brachten toen den gewonde weer achteruit naar de poort, waar beter<br />

voor zijn veiligheid gez<strong>org</strong>d kon worden.<br />

Het 2 e peloton van de compagnie snelladers, dat op last van den<br />

kapitein van Aken voorloopig buiten gebleven was, omdat te veel<br />

menschen binnen, de verwarring slechts konden vergrooten, volgde echter<br />

ten slotte ook en werd in dier voege verdeeld, dat eene sectie zich


achter de borstwering op de noorderface en om een — nog door Atjehers<br />

bezet — huis opstelde, terwijl luit. Tammes met de zijnen, zich op verzoek<br />

van luit. Dijkstra naar het N. O. bastion spoedde, dat nog steeds in<br />

s vijands handen was.<br />

Dit bastion, dat een houten vloer, een dito omwanding en een dak-<br />

bedekking had, werd nu omsingeld en toen de vijand door bleef vuren<br />

en niet naar buiten wilde komen, stak men het dak in brand. Dat<br />

werd den verdedigers te benauwd. Zij vielen in het daarop volgend<br />

handgemeen, terwijl een zestal in de vlammen omkwamen.<br />

De 9* brigade, onder den Amb. serg. Harmusial, No. 10906, die,<br />

zooals we zagen, de oosterface als haar deel had gekregen, kwam<br />

tegenover het Z. O. bastion, waarin zich tal van opgejaagde Atjehers<br />

verzameld hadden, die uit den aard der zaak al hun vuur op den<br />

kleinen troep concentreerden.<br />

Krachtig gesteund door zijn korporaal Politimu, No. 35297, en den<br />

ouden fuseher Semoukil, No. 8892, werd echter ook hier door Harmusial<br />

de versperring geforceerd en stelde de brigade zich voor de in deze<br />

face aanwezige poort op, om den vijand het vluchten te beletten. Een<br />

vijf en twintig tal sloegen zich door de zwakke brigade evenwel heen,<br />

en ontkwamen in de richting der Atjeh-rivier.<br />

In dit kort doch hevig gevecht verloor Harmusial 10 van de 1 7 man-<br />

schappen t. w. 4 dooden en 6 zwaar gewonden. Ook de wakkere<br />

Semoukil schoot er het leven bij in.<br />

Een deel der vijanden, die zich aan de noorderface een uitweg wilden<br />

banen, stietten op de 1* brigade.<br />

Terugdeinzend kwamen ze in een daar aanwezige natte gracht terecht<br />

en lieten daar hun leven.<br />

Om 5 u. v.m. was de versterking geheel in het bezit der troepen.<br />

Het gevecht had dus ^ een kwartier geduurd.<br />

De colonne commandant, in de benting komend, liet dooden en ge­<br />

wonden verzamelen en de laatsten door ae doktoren van Leent en Hagen<br />

verbinden. De troepen werden weer geordend en het daglicht afge-<br />

wacht.<br />

Toen eerst kon alles naar behooren worden overzien.<br />

Het bleek, dat onzerzijds de verliezen bedroegen: vier gewonde<br />

officieren, 6 gesneuvelde en 29 gewonde onderofficieren en minderen —<br />

matte kogels en schampschoten niet medegerekend.


In en om de versterking liet de vijand 110 dooden liggen. Later<br />

vond men er nog in de sawahs.<br />

Omtrent het terrein van den strijd 't volgende: De sawahs waren<br />

droog en in de alang-alang was hier en daar een verhevenheid, waarachter<br />

troepen zich verdekt hadden kunnen opstellen.<br />

In de vrij groote versterking (onze bezetting was vroeger eene compagnie<br />

met hulpwapens) had de vijand meerdere groote en kleine met<br />

atap gedekte woningen en barakken opgezet. Alle bastions waren mede<br />

overdekt.<br />

De aarden wallen hadden meer dan manshoogte, met een banket<br />

aan den binnenkant.<br />

Zoo gezegd, was rondom de versterking, aan ingeheide klapperstammen<br />

bevestigd, eene ^ 2,5 M. hooge verticale stekeldraadversperring.<br />

destijds met bijzondere z<strong>org</strong> door den laatsten commandant, kapitein<br />

Bodemeijer, hersteld.<br />

Toegangen vormden alleen de groote houten poort in de noorder-,<br />

de kleine dito in de ooster-, en de coupure in de zuider face, met correspondeerende<br />

deuren in de versperring.<br />

Het 3 e bataljon had zich inmiddels op last van den colonne-commandant<br />

in den noordrand van Sibreh genesteld, terwijl het 6* bij Rahat<br />

stelling nam. Een der compagnieen bleef echter in reserve bij de<br />

veroverde versterking. .<br />

7 u. 40' v.m. kon de overste van Heutsz bericht van het gebeurde<br />

zenden aan den bevelhebber, die met de 2* colonne in Ana 4 Bate was<br />

aangekomen. Hij verzocht tevens versterking door het Half 7* Bat. en<br />

toezending van tandoes en verbandmiddelen, om het korps marechaussee<br />

met dooden en gewonden terug te doen keeren.<br />

Onder mededeeling van de opstelling zijner troepen — de kapt. Jansen<br />

had toen Passar Sibreh reeds bezet —stelde de colonne-commandant<br />

voor, Ana* Galoeng door een deel van de 2 e colonne te doen slechten.<br />

De beide pelotons cavalerie, die, voor deze colonne uit, eene verkenning<br />

gemaakt hadden door Ana 4 Bate, den noordrand van Lamkra 4 en<br />

door Glieng, kwamen toen bij de 1* colonne aan, kort daarop ook de<br />

bevelhebber met zijn staf en ten 7 u. 55' het aangevraagde Half 7*<br />

Bat.<br />

Na aankomst der tandoes en verbandmiddelen van het 14* Bataljon,<br />

konden de marechaussee's met gewonden enz. afmarcheeren.


10<br />

Van den oostelijken oever der Atjeh-rivier vielen nog een paar schoten,<br />

waardoor het getal hunner dooden nog met een vermeerderd werd.<br />

De cavalerie werd nu aan de l e colonne toegevoegd, en men ging<br />

weer voorwaarts<br />

De 3* compagnie 6 e Bat. ontving bij het oprukken naar Rahat, vuur<br />

uit den noordrand en speciaal uit een loopgraaf, een paar honderd<br />

Meters binnenwaarts gelegen.<br />

Om meerdere verliezen te voorkomen, stormde de compagnie Jansen<br />

hierop, maar kwam daardoor onder het kruisvuur van twee aan weerszijden<br />

van den weg, nabij den zuidrand van Sibreh en Rahat, gelegen<br />

aarden redoutes.<br />

Zonder dralen deed de commandant door het peloton Dyserinck<br />

ook op deze versterkingen attaqueeren.<br />

Wei hield de vijand stand tot die afdeeling op 40 a 50 pas was<br />

genaderd, maar ten slotte stelde hij zich met achterlating van twee<br />

dooden met wapens, in de richting van kampong Baid aan de overzij<br />

der Kroeng-Loetoe in veiligheid.<br />

Beide bentengs bleven nu bezet, en de 1* comp. 6* Bat., die met<br />

de 3* vooruitgerukt was, nam haar stelling in den zuidrand van Rahat in.<br />

Een andere compagnie van dat bataljon werd meer achterwaarts — in<br />

verbinding met de positie van het 3* Bat.—deels in de kampong, deels<br />

in den noordrand geplaatst en de cavalerie opgedragen in de lijn der<br />

3* comp. op te rukken en 's vijands bewegingen verder te verkennen.<br />

Beide korpsen, zoowel 3* en 6= Bat , kregen nu genietroepen om bij<br />

de vo<strong>org</strong>enomen tuchtiging behulpzaam te zijn. Bij het verder in breed<br />

front oostwaarts tot Relong oprukken door de kampongs werd geen<br />

vuur ontvangen.<br />

De cavalerie kreeg dat wel, n.l. uit Dilip en andere meer zuidwaarts<br />

gelegen kampongs en nam vijanden waar, in den noordrand van Empoe<br />

Ketang, die even na 8 u. ook 't vuur op haar openden. Een peloton<br />

afgezeten cavalerie ging toen van achter de brug in den grooten weg<br />

tusschen onzen vroegeren post Lepong Ara en kampong Dilip een vuurgevecht<br />

met hen aan en belette aldus het oversteken naar Sibreh, waarvan<br />

de zuidrand op dat moment nog niet door het 3* Bat. bezet was.<br />

De algemeene reserve, het half 7* Bat., was in verband met het<br />

6* opgerukt, en op het oogenblik, dat 't bataljon den zuidrand van Rahat<br />

bezet had, bevond die reseive zich op Pasar Sibreh en de brug over<br />

de Kroeng-Loetoe ten Zuiden daarvan.


11<br />

Waar Toekoe Baid met het bestuur nog briefwisseling onderhield en<br />

van hem verwacht werd, dat hij zich zou komen melden, mocht het<br />

eigenlijk gebied van dat hoofd voorloopig niet getuchtigd worden, daarom<br />

gelastte de colonne-commandant ten 9 u. 15' v.m. den terugtocht.<br />

De beide bataljons deden dien door de kampongs aan beide zijden<br />

van den weg, alles verbrandend en vernielend.<br />

De cavalerie begon half tien terug te gaan op de reserve, die bij<br />

Pasar Sibreh was gebleven, doch nu met eene compagnie de beweging<br />

volgde, teiwijl de andere -4^_ 100 M. ten N. van de reeds genoemde<br />

bentengs, achter een hoogterand in stelling kwam. Zijwaarts van haar<br />

plaatste zich de cavalerie Een goed chargeterrein maakte het mogelijk<br />

den eventueel opdringenden vijand daar nog verliezen toe te brengen.<br />

Tijdens die bewegingen kwamen de Atjehers evenwel niet vooruit en<br />

bepaalden zich tot het bezet houden der kampongs Dilip, Empoe Ketang,<br />

Loetoe en Wang Toeha.<br />

Te Ana 4 Galoeng was men intusschen nog niet gereed met de voor-<br />

bereiding voor de opruiming van wallen en versperring, toen de terug<br />

trekkende infanterie ten 10 u. v m. reeds halfweg den noordrand van<br />

Rahat en Sibreh waren, daarom gelastte kolonel Stemfoort althans een<br />

deel der l e colonne in stelling te laten.<br />

De beide bataljons bleven nu in den noordrand. Ten einde voor<br />

de opruiming meerdere dwangarbeiders beschikbaar te hebben, werd de<br />

reserve munitie uitgegeven.<br />

Toen de vijand niet kwam opzetten, waren de in stelling gebleven<br />

compagnie van het 7* en de cavalerie ook maar teruggegaan, maar nauw<br />

werd men dat van gene zijde gewaar, of A^_ 70 man drongen in Sibreh<br />

en bezetten zelfs de 's m<strong>org</strong>ens genomen bentengs weer, evenals den<br />

even te voren ontruimden hoogterand.<br />

De cavalerie zond hiervan den colonne-commandant bericht, die gelastte<br />

de bentengs dan maar opnieuw te nemen. Dat was echter niet<br />

noodig. Het door eene sectie van het 7 C afgegeven salvovuur en een<br />

daarop gevolgde charge van de cavalerie waren voldoende, hen naar de<br />

sawah in de richting van Masdjid Baid terug te jagen. Een drietal<br />

dooden iieten zij achter; ons kostte dit geen verliezen.<br />

1 I u. 30' v.m. was men eindelijk met Ana 4 Galoeng gereed.<br />

De bevelhebber met zijn staf begaven zich toen naar de 2* colonne


12<br />

in Ana 4 Bate. Ook zij kregen vuur van de overzijde der Atjeh-rivier,<br />

dat door een peloton der snelladers van uit het terrein ten N. der<br />

versterking en ook uit den noordrand van Sibreh beantwoord werd.<br />

De genietroepen hadden opdracht de 70 M. lange noord-face met<br />

aanliggende bastions op te ruimen. 20 M. van den zwaren wal, de<br />

hoofdpoort en het ooster-bastion, deden zij door 6 buskruitladingen van 8<br />

K.G. springen. Het westerbastion, dat grootendeels met zware ijzerhouten<br />

planken was opgezet, werd door 5 dynamietladingen van 2.5 K.G. vernield.<br />

De rest der face werd afgegraven en het ijzerdraad meegenomen.<br />

Nauwelijks stonden de gebouwtjes in brand of het 6* bataljon ging<br />

op last van den colonne-commandant, zooveel mogelijk eerst door de<br />

droge sawahs ter zijde en toen langs den dijk naar Lambaroe terug.<br />

Het halve 7* volgde met de genie, daarop het 3 C , met de snelladers<br />

in de achterhoede.<br />

Alweer kreeg dat bataljon een gewonde van den overkant der rivier.<br />

De cavalerie was reeds voor het half 7* teruggetrokken.<br />

Van de 2 e colonne hadden de compagnieen van het 12 e bat. de<br />

volgende stellingen ingenomen:<br />

eene compagnie in Z. O. en Z. W. rand van Glieng;<br />

eene id. in den Z. O. rand van het hooge terrein zuidwaarts<br />

van Ana' Bate; daarmede in verband, leunende aan den Ana 4 Galoeng-<br />

dijk, eene sectie Berg met dekking; oostwaarts van den dijk tot aan de<br />

Atjeh-rivier weer eene compagnie, of liever eene halve — want eene sectie<br />

vormde de reeds genoemde artillerie-dekking en eene tweede trad van<br />

af 8 u. v.m. als bezetting van Ana 4 Galoeng op. Ook de artillerie-<br />

dekking sloot zich ten 8 u. 35' bij die bezetting aan en werd vervangen<br />

door eene peloton van het 14*.<br />

Eene compagnie bevond zich nog in den westrand van Ana' Bate<br />

(daarbij de ambulance) en eene — de 5 e —in den noordrand van Kling.<br />

Alle troepen maakten front naar het Z., Z. O. of Z. W.<br />

De compagnie van Glieng hield mede den tusschen die kampong en<br />

Kling gelegen Tjot Lam Panas bezet.<br />

Het 14* bataljon beschermde, met eene sectie Berg, de communicatie<br />

met Lam-Baroe.<br />

Lam-Tengah, Lambarih, Boekloet en Blang Tjoet werden elk door<br />

eene compagnie bezet. De artillerie met ambulance hadden eene opstel-<br />

ling bij Boekloet gevonden.


13<br />

Het peloton, dat later als de vorenvermelde dekking artillerie optrad,<br />

was van de compagnie van Blang Tjoet.<br />

Zoolang de l e colonne zich nog in het voorterrein ophield, had de<br />

2* nagenoeg geen aanraking met den vijand. Een patrouille van Kling<br />

legde alleen in Lam-Lheue een man neer.<br />

Tegen 1 uur naderden echter een zestal Atjehers den zuidrand van<br />

Glieng — vier moesten dat met den dood bekoopen.<br />

Nauwelijks waren de laatste deelen der l e colonne de artilleriestelling<br />

ten Z. van Blang Tjoet voorbij, of de vijand kwam uit Rahat, Sibreh<br />

en het hooge terrein ten O. van Ana' Galoeng opzetten.<br />

Een achttal granaten wezen die aan de westzijde van den dijk echter<br />

terug, die ten oosten weken voor het vuur van eene sectie infanterie<br />

en lieten zich niet meer zien. 12 u. 50' n.m. gingen de troepen uit de<br />

stelling Kling-Ana' Bate successievelijk terug en werden 2 u. 15, toen<br />

zij het 14 e gepasseerd waren, door dit korps gevolgd.<br />

De artillerie van Boekloet was al om 2 u. huiswaarts gegaan, en de<br />

laatste troepen kwamen 3 u. 10' n.m. Lambaroe binnen.<br />

De 3 e colonne was 7 u. 20' v.m. te Lamsoet aangekomen.<br />

Eene compagnie werd in N., O. en Z. rand van den klappertuin bij<br />

Lam-Oe geplaatst, eene sectie in Tjot Gloempang, een peloton in de<br />

benteng Tjot Goet en eene sectie in den N. O. rand van het suikernetveld<br />

noord van Loeboek.<br />

I /2 compagnie, de sectie artillerie en de ambulance, kwamen als<br />

reserve in stelling in den reeds genoemden klappertuin, terwijl ten slotte<br />

een peloton patrouilleerde door de kampongs Belang, Lam-Sinjing, Lam-<br />

Koelat, Lam-Kiwan en Tjot Goet. Deze patrouille werd vergezeld<br />

door den Imam van Lam-Djampoe, die zich gemeld had.<br />

De verbinding met de 2 e colonne middels signalen werd verkregen,<br />

terwijl twee observatieposten in boomen en een op de zuiderface van<br />

Lamsoet nauwkeurige berichten over de bewegingen dier colonne gaven.<br />

De patrouille-commandant zond 9 u. 50' v.m. bericht dat Senelop<br />

door ^ 20 man bezet was, van tijd tot tijd vielen trouwens eenige<br />

schoten uit die sterkte.<br />

De genie slechtte weer de N. en W. face van Lam-Soet middels<br />

4 buskruitmijnen van 6 ] /4 K.G. en 10 dynamiet dito's van 2.5 K.G.<br />

en verder door afgraving.


14<br />

Gebrek aan werkkrachten maakte, dat men het restant van Tjot Goe<br />

en Tjot Gloempang niet mede kon opruimen.<br />

De observatieposten meldden ten 12 u. 50' n.m., dat de troepen<br />

langs den Ana 4 Galoengdijk terugtrokken, en dat een tiental Atjehers<br />

-f~ 700 M. Oost van de ingenomen stelling gezien werden.<br />

Op dat moment berichtte ook zekere T. Brahim, dat in Lam-Kiwan<br />

een vijftigtal gewapenden zaten. Dat gaf den colonne-commandant aanleiding,<br />

om instede van langs de Kroeng-Lingkar, door het bedekte<br />

terrein langs de Atjeh-rivier zijn terugtocht te nemen.<br />

Aan eene compagnie met de artillerie werd in den rand van den<br />

meergenoemden suikerriettuin bij Loeboek eene opnamestelling voor de<br />

nog vooruitgeschoven troepen aangewezen.<br />

Toen van den anderen oever het signaal „5* bat. retireeren" werd<br />

gehoord, trok alles in onderling verband naar Lamsoet. Het vuur van<br />

eenige volgende Atjehers liet men door scherpschutters beantwoorden.<br />

5 u. n.m. kwam de colonne zonder verliezen te Lambaroe.<br />

Totaal had men dien dag:<br />

aan dooden: 3 Europeanen, 2 Amboineezen en vier Inlanders;<br />

aan gewonden: 4 officieren, 10 Europeanen, 1 Afrikaan, 16 Amboi­<br />

neezen en 9 Inlanders.<br />

Verbruikt waren, 18 G. K. T., 2550 patronen van 6.5 m.M., 7968<br />

van I 1 c.M. en 7 revolverpatronen.<br />

Buit werden gemaakt: 10 Beaumontgeweren, 1 achterlaadkarabijn, 31<br />

voorladers en drie donderbussen, met de noodige blanke wapens, munitie<br />

en leergoed.<br />

Volgens later ingekomen berichten verloor de vijand 130 dooden —<br />

voor een groot deel Pedireezen uit Garoet en Aree, w. o. Oeloebalang<br />

Tjoet van Aree, voorts een 20 volgelingen van den pretendent sultan,<br />

onder wie Teungkoe Mat Amin Tiro, oudste zoon van wijlen Teungkoe<br />

di Tiro, een lastig bendehoofd.<br />

Dat de slag een grooten indruk op den vijand gemaakt had, bleek<br />

wel het best uit de weinige kracht, die ontwikkeld werd tijdens de<br />

tuchtiging van Sibreh en Rahat en den terugtocht. Zij waren dat van<br />

ons ook nog niet zoo gewend. Zelfs Toekoe Oemar werd er wantrou-<br />

wend door jegens de lieden uit zijne omgeving. Voor alle zekerheid<br />

deed hij daarom den gewezen oppasser van onzen benteng te Lamkoenjit,<br />

Marabahan, die zich bij hem aangesloten had, vermoorden; een gelijk


GENERAAL-MAJOOR J. J. K. DE MOULIN.


15<br />

lot onderging een inwoner van de VI Moekims, die zich met een witte<br />

v 'ag bij een der colonnes gemeld had. Het gevolg was, dat tal van<br />

zijn volgelingen er de brui van gaven en naar de Westkust trokken.<br />

Het betreffende telegram bereikte den leger-commandant nog te Padang.<br />

Zijne Excellence antwoordde met een gelukwensch en uitte zijne beste<br />

wenschen voor de gewonden.<br />

De nieuwe Civiel en Militair Gouverneur.<br />

In het laatst van Juni was van Batavia telegrafisch bericht ontvangen,<br />

dat de generaal-majoor J. J. K. de Moulin, benoemd was tot Civiel en<br />

Militair Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, en dat de nieuwe<br />

titularis den 3* n Juli te Oleh-leh kon worden verwacht.<br />

Den 2 den rukten twee colonnes uit, elk sterk 2 compagnieen van het<br />

9* Bataljon-Infanterie, onder de kapiteins J. A. M. M. van Schauroth<br />

H. Th. de Moulin. Elk dier colonnes beschikte over een achttal cavalensten,<br />

eenig hospitaal personeel en transportmiddelen.<br />

De eerste bezocht van Lampeneroet uit de IX Moekims, en kreeg<br />

alleen ter hoogte van Maneh, eenig vuur uit het gebergte; de tweede<br />

doorkruiste de VI Moekims.<br />

In vele kampongs ontmoette men weer vrouwen en kinderen en in<br />

Ujempit en Pantai Abee, waren de mannen bezig de verbrande woningen<br />

weer op te bouwen.<br />

Verliezen, leed men niet, en tegen den middag, waren de troepen<br />

Weder te Koeta-Radja terug.<br />

L>e nieuwe gouverneur, die eerst in den avond van den 4* n met het<br />

stoomschip „Reaal" ter reede van Oleh-leh kwam, debarkeerde den<br />

volgenden dag.<br />

Na met de noodige eerbewijzen ontvangen te zijn, nam de generaal<br />

onmiddellijk het bestuur van den wd. Civielen en Militairen Gouverneur,<br />

den kolonel Stemfoort, over, waarop deze hoofdofficier met dezelfde<br />

bootgelegenheid naar Batavia terugkeerde.<br />

Den 17 cn Juni had generaal de Moulin eene conference gehad met<br />

den gouverneur-generaal, en waren de te volgen gedragsregels vastgesteld<br />

(1).<br />

Voor den 7*" d. a. v. werd eene excursie gelast, waaraan de gou­<br />

verneur zelf wenschte deel te nemen.<br />

(1) Zie Bijlage No. II.


16<br />

Uitgerukt werd door twee colonnes t. w.<br />

I* colonne: Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />

lnfanterie: 3* Bataljon — 3 compagnieen.<br />

Cavalerie: 2 pelotons.<br />

Commandant: luit.kol. G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 14 officieren en 294 minderen.<br />

6* Bataljon — 3 compagnieen.<br />

Commandant: Kapt. P. A. H. van der Haas.<br />

Sterkte: 12 officieren en 221 minderen.<br />

9* Bataljon — 3 compagnieen.<br />

Commandant Maj. K. W. Steinmetz.<br />

Sterkte: 14 officieren en 502 minderen.<br />

Commandant-Ritmeester Jhr. de Lannoy.<br />

Sterkte: 2 officieren en 65 ruiters.<br />

Artillerie: 2 secties Berggeschut.<br />

Commandant: Kapitein A. Bangert.<br />

Sterkte: 3 officieren, 59 minderen, 8 rijpaarden,<br />

24 trek- en draagdieren, 4 vuurmonden.<br />

Genietroepen: Commandant 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />

Sterkte: 44 minderen, 1 mand. en 40 dragers.<br />

Drie Ambulances en trein.<br />

2 e colonne: Commandant: Kapitein A. B. B. Jansen.<br />

Sterkte: 2 brigades marechaussee van 40 man.<br />

1 comp. 6* Bat. Inf. van 4 off. en 73 minderen.<br />

De opdracht der colonne „van Heutsz" was „het afpatrouilleeren<br />

„van een deel der IV Moekims, c. q. verdrijven van vijandelijke benden,<br />

„het herstellen van afgebroken bruggen —ook die over Kroeng-Raba,<br />

„en het opruimen van Atjehsche versterkingen".<br />

Die der tweede: „het bezoeken van de Toean Tjot Tjako, het ver-<br />

„drijven van eventueel daar aanwezige vijanden, het doorzoeken van<br />

„de heuvelreeks, oost van de Kloof van Beradin tot Tjot Boenot".<br />

Na volbrachte taak, moest deze colonne zich bij de 1* aansluiten.<br />

Aanvankelijke indeeling der 1* colonne:<br />

Voorhoede: Cavalerie, 6* Bataljon, Genietroepen en eene ambulance.<br />

Hoofdcolonne: Eene compagnie 3* Bataljon, de bergbatterij, de twee<br />

andere compagnieen 3 e , waartusschen eene ambulance,<br />

9* Bataljon met eene ambulance.


17<br />

De cavalerie reed 6 u. v.m. van Lam-Djamoe, en kwam, na behoorlijke<br />

terreinverkenning, ten 6 u. 35' v.m. bij Boekit-Seboen, zonder<br />

iets van vijanden te hebben bemerkt.<br />

De taak der voorhoede —die zich c. q. van de heuvelstelling Boekit-<br />

Seboen-Daman moest meester maken, was dus al zeer gemakkelijk.<br />

Kapitein van der Haas kreeg nu opdracht die heuvelstelling, en zoodra<br />

de colonne Jansen aangesloten was, ook Toean de Boh te bezetten,<br />

waartoe een peloton der 1* comp. 6= in Lam-Tjroeng, en eene sectie<br />

op Boekit-Seboen stelling koos; de 4 e compagnie beklom de Boekit-<br />

Daman. Van de 2* compagnie werd eene sectie ter versterking van<br />

de bezetting Boekit-Seboen aangewezen, en de rest bleef bij den driesprong<br />

van Lam-Poelau in reserve — om, zoodra de 2* colonne zich in<br />

hare nabijheid vertoonde, naar voornoemde Toean-di-Boh te gaan. Dat<br />

geschiedde ten 10 u. 20' v.m.<br />

De 1* colonne zette overigens ten 7 u. 10' v.m. de verkenning in de<br />

richting van Kroeng-Raba voort met een peloton snelladers en de genietroepen<br />

in de voorhoede.<br />

De verkennende cavalerie had nabij pasar Kedebieng vrij veel vuur<br />

gekregen van eene circa 20 man sterke-bende, en daarvan den colonnecommandant<br />

bericht gezonden. Deze gelastte den commandant van het<br />

3*, verder in gevechtsformatie vooruit te gaan en wel van af kampong<br />

Tandjoeng, aan weerszijden van den weg door het bedekte terrein. Spoedig<br />

liet de cavalerie weten, dat de schutters zich terugtrokken in Zuidoostelijke<br />

richting, naar eene versterking bij Anak-Paja.<br />

Bij nader onderzoek bleek, dat er niet een, maar twee bentengs op<br />

de heuvels aan den oostelijken oever van de Kroeng-Pinang lagen,<br />

beiden door met Beaumontgeweren gewapende Atjehers bezet.<br />

De cavalerie liet in die buurt een observatiepost achter om de infanterie<br />

hier terecht te helpen en vervolgde zelf haar weg naar Kroeng-Raba.<br />

Overste Hansen stelde er eene sectie snelladers bij op en ging mede<br />

door, totdat eene sectie artillerie (voor de tweede was geen voldoende<br />

ruimte) onder dekking van eene compagnie van het 9*. er tegenover in<br />

stelling kwam.<br />

Op 850 M. schoot zij zich in en noopte den vijand aldra de posities<br />

te verlaten; 8 u. 30' v.m. was zij al weer opgeladen en marcheerde<br />

door naar de brug van Kroeng-Raba.<br />

De 1* en 3 e compagnie 9 e , trokken de Kroeng-Pinang over en vonden<br />

de versterkingen onbezet. Eene compagnie hield ze verder vast, een<br />

2


18<br />

peloton observeerde het terrein oostelijk van de heuvels en het laatste<br />

peloton van de 3* compagnie, met de ambulance, bleven bij de loopbrug<br />

over die Kroeng.<br />

In de nabijheid van Kroeng-Raba kreeg de cavalerie opnieuw vuur—<br />

nu van de overzijde der rivier. De commandant van het 3* Bat. hiervan<br />

kennis krijgend, deed eene sectie der 1* compagnie, stelling nemen, in<br />

een loopgraaf bij de brug.<br />

Bij den opmarsch werden de luitenant-adjudant Hoekstein en een Eur.<br />

fuselier licht gewond.<br />

De cavalerie was inmiddels een binnenweg naar de ruine Masdjid<br />

Kroeng-Raba ingeslagen en nam daar waar, dat de vijand aan gene zijde<br />

van de brug stelling had genomen in de heuvels en in de duinenrij —<br />

welke laatste positie, blijkens haar bericht, ten 8 u. 45' nog versterking<br />

ontving van ^t 45 met achterladers bewapende Atjehers.<br />

Na een kort vuurgevecht — dat ons weer een gewonde kostte, ontruimde<br />

de vijand de duinstelling en werd deze door de 4* compagnie<br />

3* Bat. bezet.<br />

De 3* compagnie van dat korps was de cavalerie gevolgd, en had<br />

in den zuid-west rand van Loh-Nga halt gehouden. Ook zij kreeg last<br />

de brug over te gaan, en het Tjemarabosch te bezetten. De 1* en 4*<br />

compagnie lagen daar toen reeds met het front naar het zuiden en oosten.<br />

De genietroepen begonnen ten half tien de brug voor cavalerie bruikbaar<br />

te maken en kwamen daarmede binnen drie kwartier gereed. De<br />

rivier bleek ter plaatse ondoorwaadbaar.<br />

De cavalerie was intusschen reeds om kwart voor tien over de toen<br />

voorloopig herstelde brug getrokken, om de verkenning van de strandvlakte<br />

voort te zetten.<br />

Op de linkerflank bleef het vuur uit het gebergte aanhouden; een<br />

cavalerist werd aldra gewond. De ritmeester verzocht de in stelling<br />

liggende infanterie, dat vuur te beantwoorden, wat deze deed met het<br />

gevolg, dat zij 's vijands vuur tot zich trok en zelf een nieuwe gewonde<br />

kreeg. De ruiters konden echter een 1500 M. doorrijden tot de vijandelijke<br />

versterkingen bij de Aloer Ier Tahen — die zwaar bezet waren en<br />

het strand bleken te bestrijken. Bij het inhalen der voorste patrouille,<br />

werd de cavalerist Schuijlenburg, No. 20845, zwaar gewond.<br />

De artillerie was ten 9 u. v.m. op 200 Meter voor de brug in batterij gekomen,<br />

eene sectie met het front naar het zuid-westen — en de andere naar<br />

het zuiden. Eene sectie van de 2 e comp. 9* vormde de dekking — de rest


19<br />

dier compagnie bleef bij den meer achterwaarts opgestelden gevechtstrein.<br />

Achtereenvolgens richtten de stukken het vuur op verschillende heuvels,<br />

zoo, ten 9 u. 50' v.m. op den middelsten top van den Gle Aron. (1)<br />

Op sommige punten slaagde men er in den vijand te verjagen. Door<br />

gebrekkige waarneming was men echter genoopt het vuren te staken, eerst<br />

toen later de troepen hunne posities verlieten werd het heropend; zonder<br />

den vijand geheel tot zwijgen te hebben kunnen brengen, marcheerde<br />

de batterij ten 11 u. 15', met hare dekking, naar Lam-Poelau af.<br />

Het 3* bataljon had reeds ten half elf order gekregen, langzaam over<br />

de brug terug te gaan. Een half uur later kwam voor de compagnieen<br />

van Epen en van Gogh bevel, om via Lampoe-Oek naar Boekit-Seboen<br />

te marcheeren, terwijl de 1 e compagnie, de artillerie met hare dekking<br />

en de cavalerie — alles onder Overste Hansen, langs den gewonen weg<br />

derwaarts zouden gaan.<br />

Het 9* Bataljon moest eerst op Lam-Poelau terugtrekken — als alle<br />

andere troepen voorbij waren.<br />

De commandant van het 3 e , liet, toen hij ten half twaalf den terug-<br />

marsch aanving, de cavalerie 150 M. achter de brug in stelling, om<br />

eventueel opdringende vijanden tegen te houden.<br />

Eene 70 man sterke bende kwam reeds opzetten — maar de cavalerie<br />

ziende, streek zij neer in de duinenrij.<br />

De infanterie eenmaal een voldoende voorsprong hebbende — deed de<br />

ritmeester zijn pelotons teruggaan —een voor een.<br />

Het peloton Gentil moest het dadelijk ontgelden.<br />

De Eur. Cav. Dronkers, No. 23138, die door een schot in het knie-<br />

gewricht zwaar gewond werd, ging hevig bloedend weer te paard, en<br />

draafde nog ^ 600 M. mede terug, na toen nog 150 M. gestapt te<br />

hebben, kon hij in een tandoe gelegd worden.<br />

Door dit loffelijk gedrag, was het der cavalerie mogelijk den afstand<br />

tusschen haar en de vervolgers spoedig zoo ruim te maken, dat zij voor<br />

verdere verliezen gevrijwaard was.<br />

Nabij Anak Paja ontving zij het bevel door te rijden naar Boekit-<br />

Seboen, om daar te rusten, voederen en drenken.<br />

Onderweg ontmoette de colonne de compagnieen van Epen en van<br />

Gogh, die reeds op den weg deboucheerden.<br />

Spoedig daarop kwam de tijding, dat de Generaal en zijn staf, die<br />

(I) Zie de Overzichtskaart 1 : 75.000.


20<br />

de beide compagnieen hadden willen volgen, doch ze blijkbaar niet meer<br />

gevonden hadden, nog achter waren.<br />

De Overste deed nu de artillerie met haar dekking door marcheeren<br />

en de rest keert maken.<br />

Zoo snel mogelijk, werd in de W., Z. en Z. O. rand van Lampaja<br />

door de 1 e en 4* compagnie eene stelling ingenomen.<br />

Wat was er gebeurd?<br />

Generaal De Moulin, de compagnieen van Epen en van Gogh nergens<br />

ontwarende, was met zijn staf de breede sawah tusschen Lam-Baroe (1)<br />

en Lam-Gaboes overgestoken, daar door een zonnesteek getroffen en ten<br />

12 u. 30' n.m. bewusteloos geworden.<br />

De bij de colonne Hansen aanwezige dokter, verleende onmiddellijk<br />

zijn hulp, ook die van Lam-Poelau werd te paard opgeroepen, maar<br />

het mocht den geneesheeren niet gelukken, den gouverneur weer tot<br />

bewustzijn te brengen.<br />

De vijand drong niet verder op. 3 u. 35' n.m. hervatte het 3* Bataljon,<br />

gevolgd door het 9* zijn marsch —doordien het laatste zijn heuvelstellingen<br />

te vroeg verliet, echter niet, voor dat de vijand nog teekenen<br />

van leven had gegeven.<br />

Ritmeester de Lannoy was reeds met eene patrouille in draf naar<br />

Lamdjamoe gereden en gaf telefonisch van het gebeurde aan Koeta-<br />

Radja kennis.<br />

De verschillende stellingen, werden zonder moeite ontruimd, maar<br />

toen direct door vijanden bezet, waarom de artillerie in den zuidrand<br />

van Bineh-Kroeng nog eenmaal in batterij kwam. Op verzoek van den<br />

commandant der achterhoede, kapitein van der Haas, spande zij echter<br />

dra weer aan en reed naar Lamdjamoe.<br />

Ten 4 u. 45' n.m., ter hoogte van Lam-Pisang, overleed de generaal<br />

De Moulin. Het lijk werd onverwijld naar Koeta-Radja vervoerd,<br />

6 u. 15' n.m. kwamen de laatste troepen Lamdjamoe binnen. De verliezen<br />

aan gewonden bedroegen luit.-adj. Hoekstein en luit. Meerburg,<br />

beiden licht — voorts 3 Eur. fus. en 3 Eur. cavaleristen.<br />

De 2* colonne had den weg Pakan-Badak, Lam-Asan, Toean Tjot<br />

Tjako gevolgd —dien heuvel van twee kanten beklommen en verder in<br />

twee afdeelingen door het heuvelterrein Tjot Boenot weten te bereiken.<br />

In het doorloopen terrein was geen Atjeher aangetroffen,<br />

(1) Z. O. van Lampoe-oek.


21<br />

8 brigades marechaussee maakten dienzelfden dag eene patrouille door<br />

de kampongs Maneh, Lam-Tadoeh, Lam-Poe-Oe en Grot, teneinde een<br />

onderzoek in te stellen naar de aldaar aanwezige voorraden rijst en<br />

gedroogde visch. Ingekomen berichten wezen er toch op, dat Oemar<br />

uit deze streek zijn levensmiddelen betrok.<br />

Het onderzoek leverde niets op.<br />

De aanwezige hoeveelheden bleken voor hoogstens 5 a 6 maanden<br />

voldoende te zijn voor de bevolking.<br />

Ouder gewoonte vielen uit het gebergte weer een honderdtal schoten.<br />

Toekoe Nja-Mohamad benutte deze gelegenheid om weer twee voor-<br />

en twee achterladers in te leveren.<br />

Bij telegrafisch regeeringsbericht werd kolonel Stemfoort, die juist te<br />

Padang was aangekomen, opnieuw tijdelijk met de functies van Civiel<br />

en Militair Gouverneur belast. In afwachting van zijn komst, zouden<br />

de luitenant-kolonel van Vliet het militaire, en de resident van Langen<br />

het civiele deel van die betrekking waarnemen.<br />

Den 8* Juli, 's middags vijf uur, werd het stoffelijk overschot van<br />

den overleden Gouverneur, die slechts drie dagen het bewind gevoerd<br />

had, op plechtige wijze te Petjoet ter aarde besteld.<br />

Van den Gouverneur-Generaal werd den 7* n Juli het volgende tele­<br />

gram ontvangen:<br />

„Na bespreking der zaak met generaal Vetter, meen ik dat voorloopig<br />

„doel moet zijn, de afgedwongen rust in de XXV en XXVI Moekims<br />

„te verzekeren, ook omdat Toekoe Oemar blijkbaar weer op zijn verhaal<br />

„komt en thans door den pretendent-sultan met Pedireezen wordt ge-<br />

„steund, (1) door in elk gebied eene mobiele macht gevestigd te hebben,<br />

„die de landstreek beheerscht.<br />

„Te Koeta-Radja zijn dan mobiele colonnes als reserve en tevens<br />

„tot verder in bedwang houden van voorste deel (2) dier moekims.<br />

„Verzoeke, na gezet onderzoek, advies of—en op welke wijze dat plan<br />

„uitvoerbaar is. Zou b. v. in XXVI Moekims een bataljon met hulp-<br />

„wapens gevestigd kunnen worden, op een punt midden in, doch zoover<br />

„mogelijk van de postenhnie der geconcentreerde stelling verwijderd en<br />

„door goede communicatiewegen daarmede verbonden, terwijl XXV<br />

(1) Daarvan was 29 Juni t. v. bericht binnengekomen.<br />

(2) Bedoeld werden de moekims nabij de geconcentreerde linie.


22<br />

„Moekims te beheerschen waren door troepenmacht b. v. te Kroeng-<br />

„Raba, met kleine versterkte punten, die uitgang Kloof Boekit Seboen<br />

„beheerschen; hoeveel tijd voor uitvoerplannen gevorderd zal worden,<br />

„behoort ook te worden vermeld".<br />

De omstandigheden leidden er dus toe, dat de uitvoering dier plannen<br />

voor den kolonel Stemfoort bleef weggelegd.<br />

Voorloopig ging men door met kleine verkenmngs-tochten te maken.<br />

Zoo bracht het 12* Bataljon den 9* n Juli met een peloton cavalerie,<br />

ambulance en trein, een bezoek aan de kampongs Lam-Pagar en Lam-<br />

Baroe, om vijandelijke benden, die zich mochten ophouden langs het<br />

strand tusschen eerstgenoemde kampong en de Koeala-Tjangkoel te<br />

verdrijven.<br />

De colonne vond de geheele streek tot aan de Belang-Kala verlaten,<br />

behalve de kampongs Lam-Baroe en Lam-Badak, waarin zelf vrouwen<br />

en kinderen werden aangetroffen.<br />

Een der Atjehers wist te vertellen, dat Toekoe Moesa zich met een<br />

twintigtal geweerdragenden in die streek ophield, en den terugkeer der<br />

bevolking tegenhield. Sedert kort had zich Panglima Karim met een<br />

tachtig lieden bij hem aangesloten.<br />

Zeker om die berichten te bevestigen, kreeg de colonne ter hoogte<br />

Lam-Tjoet een beduidend vuur uit den recht zuidwaarts gelegen bergpas,<br />

waardoor twee inlandsche fuseliers gewond raakten.<br />

Eene compagnie, die van Lam-Njoeng naar Lam-Awi marcheerde,<br />

was uit Lam-Toetoe onder vuur genomen. Onze post Lamtih wist<br />

echter die schutters op een paar granaten te onthalen.<br />

H. M. Makasser, naar Lepong gestoomd, kreeg daar uit Poeloet een<br />

hevig geweer- en lillavuur. Tegen de groote projectielen van dat schip,<br />

konden de strijders van Oemar het echter op den duur niet houden;<br />

zij ruimden dus het veld.<br />

Wijl er berichten waren binnengekomen, dat zich in de benteng<br />

Toebaloe een vijftigtal djahats ophielden, en in die buurt onze oude<br />

versterking Lam-Koenjit mede nog opgeruimd moest worden, marcheerde<br />

10 Juli majoor Thomson met eene colonne, bestaande uit het 14* Ba­<br />

taljon, eenige cavaleristen, 50 man genietroepen, 100 dwangarbeiders<br />

en eene ambulance derwaarts.<br />

Nergens werd een vijand aangetroffen, alle kampongs waren bewoond,


23<br />

alleen ter hoogte van Lehang vielen eenige schoten uit het gebergte.<br />

De wallen van Lam-Koenjit groef men grootendeels af, de klapperstammen<br />

haalde men omver en het ijzerdraad der versperring bracht de<br />

colonne mede naar huis, toen, 10 uur v.m, de werkzaamheden waren<br />

afgeloopen.<br />

In den avond van dienzelfden dag zouden tien brigades marechaussee,<br />

met het noodige hospitaal-personeel, trachten Toekoe Rajoet Daroe en<br />

zijne volgelingen — die zich in het heuvelterrein ten zuiden van Empehbhng<br />

moest ophouden — te verrassen.<br />

Wellicht door het moeilijke terrein, schijnt die colonne 's nachts niet<br />

hard opgeschoten te zijn, althans 's m<strong>org</strong>ens half vier hadden zij de<br />

Boekit Trieng nog niet eens bereikt en waar de gidsen toen verklaarden,<br />

nog minstens 2'/2 uur noodig te hebben, om bij de schuilplaatsen te<br />

komen, en er dus van eene overvalling geen sprake meer kon zijn, keerde<br />

de troep maar liever onverrichter zake naar Koeta-Radja terug.<br />

1 1 Juli arriveerde de stoomer „Maetsuycker" met den kolonel Stemfoort,<br />

die het bestuur onmiddellijk weer aanvaardde. Toekoe Oemar ging<br />

intusschen voort, door vreesaanjaging en invallen van kleine benden in<br />

de IV en VI Moekims, hoofden en bevolking tot uitwijken naar Lepong<br />

te dwingen, waarom kolonel Stemfoort besloot met de vaste bezetting<br />

van Kroeng-Raba niet te lang te wachten.<br />

De excursie werd op den 15 en Juli gesteld.<br />

Een kwaad ding was het, dat de gezondheidstoestand der troepen<br />

zooveel te wenschen begon over te laten.<br />

Koorts- en beri-beri gevallen kwamen veelvuldig voor, en de evacua-<br />

ties van officieren, mindere militairen en dwangarbeiders namen hand<br />

over hand toe.<br />

Alleen aan mindere militairen gingen er wekelijks een 150-tal weg.<br />

Eene colonne, die den 13 en uitging met het doel eene patrouille te<br />

maken via Pakan Kroeng-Tjoet over Tjadi Kedjoeroean, Klieng, Lam-<br />

Seneng, Lam-Baroe, de Landoero's en Toengkoeb naar Lam-Joeng<br />

ondervond niet den minsten tegenstand.<br />

Zij was samengesteld uit 2 compagnieen van het 5 e , en 3 van het<br />

7 e Bataljon, een peloton cavalerie en eene ambulance, het geheel onder<br />

den majoor J. R. Jacobs.<br />

In breed front werd het terrein verkend, overal was de bevolking aan


24<br />

den sawah-arbeid, vrouwen en kinderen vluchtten niet weg en te Klieng<br />

en Lam-Baroe waren de passers druk bezocht; ook bekommerde men<br />

er zich niet in het minst, om de passeerende troepen.<br />

Een patrouille van Lam-Djamoe daarentegen, ter sterkte van 2 officieren<br />

en 64 bajonetten, die van Pakan-Badak via Lam-Goe-Oe en<br />

Lam-Doerian naar Lam-Belang marcheerde, zag zich op den terugweg<br />

vrij hevig uit het westergebergte beschoten en kwam met twee gewonden<br />

thuis.<br />

Op dienzelfden post meldde zich een Chinees, die drie jaren onder<br />

de Atjehers had vertoefd en wel het laatst in het gevolg van Oemar.<br />

Zijne in den Gle-Raja zwervende bende, had hij met medeneming van<br />

een Beaumontgeweer en 38 patronen verlaten.<br />

Teneinde gidsendiensten te kunnen bewijzen, hield men hem voorloopig<br />

aan.<br />

Met opdracht eene verkenning te maken in de XXVI Moekims,<br />

marcheerde in den m<strong>org</strong>en van den 14 en Juli eene colonne onder den<br />

luitenant-kolonel G. F. Soeters van Lam-Joeng met 2 compagnieen van<br />

het 12 e Bataljon-Infanterie en een detachement genietroepen in de voorhoede<br />

af.<br />

De Hoofdcolonne was ingedeeld als volgt:<br />

2 compagnieen 12* Bataljon, 1 compagnie 14*, 1 sectie Berggeschut,<br />

2 compagnieen 14*.<br />

Na aftrek van eenige ordonnansen, ging een peloton cavalerie-verkennend<br />

vooruit.<br />

De kampongs langs den weg Toengkoeb, Tjot Rang, Kroeng-Gloempang,<br />

waren alien bewoond, vrouwen en kinderen aanwezig.<br />

Ook hier was men aan den veldarbeid. Alleen bij Tjot Rang moesten<br />

een paar bruggen hersteld worden. Zoowel laatstgenoemde benteng<br />

als Kroeng-Gloempang waren onbezet; de cavalerie kreeg wel vuur uit<br />

het oostelijk en zuidwaarts gelegen terrein, op afstanden van 500 Meter<br />

en verder.<br />

Door den wd. controleur werden informaties ingewonnen, die er op<br />

wezen, dat het van eene van Tengkoe di Lengkong afgezakte en 20<br />

man sterke bende kwam.<br />

Teneinde de colonne geen onnoodige verliezen te laten lijden, nam<br />

de commandant zijn weg door het bedekte terrein westwaarts van Paja-<br />

Oe — naar den weg Kroeng-Gloempang-Lampermai. Hier was het echter<br />

met de bruggen minder goed gesteld, wat nog al oponthoud veroorzaakte,


25<br />

zoo zelfs, dat de intusschen tot 35 man aangegroeide bende, de achterhoede<br />

onder schot kon krijgen en verliezen kon berokkenen.<br />

Ten overvloede moest die achterhoede wachten, op de compagnie<br />

Adama van Scheltema van het 12 e , die als linkerflank dekking achter<br />

was geraakt. De vijand had aldus tijd zich in kleine afdeelingen te<br />

splitsen, die op afstanden van 5 a 600 M. vuur afgaven op verscheidene<br />

onderdeelen.<br />

Tot afweer bezette het 1 4* tal van stellingen langs den terugweg, en zoo<br />

verplaatste men zich onder dekking van elkaars vuur in westelijke richting.<br />

's Middags half twee was de laatste compagnie te Lam-Permai, waar<br />

zij tot hare verwondering de compagnie Scheltema reeds aantrof, die<br />

al drie kwartier binnen was.<br />

Mede door de al te defensieve houding, waren de verliezen tegenover<br />

het gering aantal tegenstanders beduidend.<br />

Bij de achterhoede waren gewond: een korporaal hospitaal-bediende,<br />

twee Europeesche- en twee inlandsche fuseliers, bovendien een dwangarbeider.<br />

Een Europeesch korpoiaal en een dwangarbeider sneuvelden<br />

daar.<br />

Het 12 e had een gewond Europeesch fuselier.<br />

Bezetting van Kroeng-Raba.<br />

Onder leiding van den wd. Gouverneur, rukten den 15 d * n Juli een<br />

drietal colonnes uit met boven omschreven doel en om tevens weer<br />

eens schoonmaak in de IV en VI Moekims te houden.<br />

Commando: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />

Staf: Luitenant-Kolonel van Vliet.<br />

„ „ Boetje.<br />

Kapitein H. C. Kronouer.<br />

Majoor der genie Kerlen.<br />

1* Luit.-Adj. Doyer.<br />

Tien bereden ordonnansen.<br />

1* colonne: Commandant Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />

Kapt. v/d. Gen. Staf G. C. E. van Daalen.<br />

1 e Luitenant-Adjudant H. J. van Bremen.<br />

Tien ordonnansen.<br />

3 e Bataljon Infanterie wd. comdt. Kapt. G. D. v. Epen.<br />

Sterkte: 14 off. 396 Eur. en Amb. minderen.


26<br />

9* Bataljon Infanterie comdt. majoor K. W. Steinmetz.<br />

Sterkte: 13 off. 454 Eur. en Inl. minderen.<br />

per bataljon eene ambulance, t. w.<br />

b/h. 3* off. van gez. 2* kl. Razoux Kiihr, met 12 minderen, 4 mand.<br />

80 dwangarb. en 24 tandoes.<br />

b/h. 9° off. van gez. 2* kl. Kerkhoff, met 4 minderen, 4 mand. 80<br />

dwangarb. en 24 tandoes.<br />

Een peloton cavalerie: comdt. 1 e Luit. C. W. F. Happe.<br />

Sterkte: 32 ruiters.<br />

Eene bergbatterij: comdt. Kapt. A. Bangert.<br />

Sterkte: 3 off. 35 Eur. 24 Inl. 8 rijpaarden, 24<br />

trek- en draagd. en 4 vuurm.<br />

Genietroepen: comdt. 1* Luit. A. Ruzette.<br />

2* colonne.<br />

Sterkte: 22 Europeanen, 29 inl. 1 mandoer en<br />

24 dwangarb.<br />

Het korps Marechaussee: Comdt. Kapt. E. A. van Kappen.<br />

3* colonne.<br />

De 3* comp. 6* Bataljon: Comdt. Kapt. A. B. B. Jansen.<br />

De 1* colonne zou rechtstreeks naar Kroeng-Raba marcheeren. Ten<br />

einde dien opmarsch te dekken, moesten de 2* en 3* colonne hun<br />

marsch zoodanig regelen, dat zij voor het aanbreken van den dag, den<br />

voet der heuvels, respectievelijk Mon-To-Tjandoe (1) en Toean-Tjot-<br />

Tjako hadden bereikt.<br />

De intendance zou voor de medevoering van kookgerei en eetketels<br />

van het 3* bataljon, de batterij en de genietroepen z<strong>org</strong>en.<br />

Opdracht der 2* colonne was verder: de op de Mon-To-Tjandoe<br />

aanwezige vijanden aangrijpen en op de heuvelreeks in stelling blijven,<br />

totdat voor het laatste, naar Lam-Djamoe terugkeerende transport, verzamelen<br />

zou zijn geblazen.<br />

De compagnie Jansen had een gelijkluidende opdracht voor de Toean-<br />

Tjot-Tjako en aangrenzende heuvels.<br />

Volgens berichten was deze heuvel onbezet, op de Mon-To-Tjandoe<br />

zaten een dertig geweerdragenden.<br />

(1) Bedoeld werden de heuvels zuid van Lam-Toedoeng.


27<br />

Na afloop der excursie, konden deze colonnes op Lam-Djamoe teruggaan.<br />

Half zes 's voormiddags verliet de 1* colonne Lam-Djamoe.<br />

De cavalerie weer zelfstandig vooruit, overigens twee compagnieen<br />

van het 3* Bataljon en de genietroepen, onder kapitein van Aken, in<br />

de voorhoede<br />

De 4 e compagnie van het 9* Bataljon bleef voorloopig te Lam-Djamoe,<br />

om als dekking transport te volgen.<br />

Op den weg tot Kroeng-Raba, ondervond men geenerlei tegenstand.<br />

Eene compagnie van het 9*, had bij Lam-Doenan de colonne verlaten,<br />

om den ouden weg aan den voet van den Gle-Raja te volgen, tot<br />

Boekit-Seboen, waar zij weer aansloot.<br />

De 3* compagnie 3*, bezette 6 u. 50' v.m. Lam-Tjroeng en Daman.<br />

Den commandant van het 9* was verder gelast, met eene compagnie<br />

via Lam-Tjroeng naar den Ghtaroem te gaan en daar weer af te buigen<br />

naar de heuvels ten zuiden van Lam-Paja, eene tweede compagnie moest<br />

over kampong Noesa, die heuvels eveneens zien te bereiken. Vereenigd<br />

zou men dan door het terrein en langs den zuidelijken oever van de<br />

Kroeng-Raba marcheeren, om ten zuiden van de brug bij het strand<br />

stelling te nemen.<br />

Het moeilijke terrein droeg er het noodige toe bij, dat men eerst<br />

tegen tien uur v.m. bij Lam-Paja gezamenlijk zijn marsch kon voortzetten.<br />

De overtocht over de Kroeng-Raba bij kampong Moesang, middels een<br />

daar gevonden prauw duurde van 11 u. v.m.—tot 2 u. n.m., zoodat<br />

deze afdeeling eerst ten 2 u. 50' n.m. aan de opdracht had voldaan.<br />

De Kroeng-Raba bleek bij de samenvloeii'ng met de Kroeng-Pinang<br />

60 M. breed en 2,5 M. diep te zijn; de stroomsnelheid was genng.<br />

Het 3* Bataljon kreeg 7 u. 15' v.m. bij Kedebieng bevel de verschillende<br />

toegangen tot den marschweg te doen afsluiten.<br />

Eene sectie 1* compagnie, werd daartoe in den zuidrand van Anak-<br />

Paja tegenover de reeds bekende, ook ditmaal bezette versterking, gelegd,<br />

eene 2 e iets meer zuidoostelijk.<br />

Beiden openden het vuur op de benteng.<br />

Men verbleef daar tot 8 u. 25' v.m., toen voor de compagnie snelladers<br />

de order kwam, zich zoo vlug mogelijk naar het terrein zuid van<br />

de brug over de Kroeng-Raba te begeven; eene tweede compagnie, had via<br />

Masdjid Loh-Nga en Ru'ine Masdjid naar datzelfde punt te marcheeren.<br />

Bij het deboucheeren der cavalerie toch, op het open terrein, zuid


28<br />

van Loh-Nga, was zij uit de heuvelstellingen op den linkeroever flink<br />

onder vuur genomen.<br />

Nadat daarop eenige salvo's en door de inmiddels in batterij gekomen<br />

artillerie eenige granaatkartetsen waren verschoten, verminderde 's vijands<br />

vuur sterk. Het meerendeel der schutters vluchtten tijdens het overtrekken<br />

der brug door onze troepen, in zuidelijke richting, alleen bleven<br />

een vijftal den top van den Gle-Aron vasthouden.<br />

Hierop heropende de batterij haar vuur nog tweemaal, o. a. toen ten<br />

9 u. 30' v.m. de 4* compagnie 3*, dien heuvel wilde beklimmen, om<br />

eene zuidwaartsche beweging te dekken.<br />

De chef van den staf vond dezen maatregel overbodig, en beval den<br />

compagnies-commandant zijne vorige stelling te hernemen. De weinige<br />

vijanden bez<strong>org</strong>den de onzen in dien tijd nog drie gewonden.<br />

De staf was er intusschen in geslaagd, een geschikte bivakpiaats te<br />

vinden.<br />

1 u. n.m. werden daar de 2* en 4 e compagnie 3* Bataljon, eene<br />

sectie artillerie en de genietroepen onder dak gebracht.<br />

De 1* compagnie bleef voorloopig in hare stellingen, in afwachting<br />

van de beide compagnieen van het 9* Bataljon.<br />

Half vier kon ook zij het nieuwe verblijf betrekken. Een groot deel<br />

der voor het bivak benoodigde materialen was van Koeta-Radja aangebracht.<br />

De overige troepen konden weer huiswaarts gaan, behalve de 3* compagnie<br />

van het 3* Bataljon, onder den kapitein van Epen, die met eene<br />

sectie artillerie en elf man van de genie op de punten Daman en Lam-<br />

Tjroeng achter bleef, t. w. eene sectie op de Boekit-Daman, de rest<br />

in de bestaande versterking op de Boekit-Lam-Tjroeng.<br />

De bezetting van Lho'-Nga, legde overdag eene sectie, 's nachts een<br />

peloton in de benteng even ten noorden van de brug over de Kroeng-<br />

Raba.<br />

De vijand liet de bivaks 's nachts met rust, niet alzoo de voormelde<br />

versterking, die nu en dan van de overzijde beschoten werd.<br />

Bij een loos alarm, ontsiaan door het droomen van een der fuseliers,<br />

kreeg men in het bivak Loh'-Nga nog drie lichtgewonde Europeesche<br />

militairen.<br />

De tweede colonne had de reeds een paar dagen te Lam-Djamoe<br />

aangehouden chinees als gids medegenomen.


29<br />

Eene korte beschieting van 's vijands zijde leverde ons geen verliezen<br />

op, maar ook de bende kreeg men met te pakken, wel werd in een<br />

ravijn een voorraad van vijf kojangs rijst aangetroffen en aan de vlammen<br />

prijs gegeven.<br />

Volgens den chinees strekte die voorraad deels voor Lepong, deels<br />

voor de in het gebergte rondzwervende benden.<br />

De 3* colonne kreeg in het geheel geen aanraking met onze tegen-<br />

standers.<br />

Op den vastgestelden tijd rukten beiden in.<br />

Als antwoord op het bovenaangehaalde betrekkelijke telegram verzocht<br />

de Gouverneur der Regeering machtiging. om de bezette punten tijdelijk<br />

te bevestigen, het logies voor de troepen te verbeteren en te beveiligen<br />

tegen vijandelijke aanslagen.<br />

De machtiging werd onmiddellijk verleend. In een telegram van den<br />

18* n Juli deelde de gouverneur-generaal van der Wijck zijne bedoelingen<br />

als volgt mede:<br />

„De XXV Moekims moeten in haar geheel door ons beheerscht<br />

„worden, wij moeten de woelgeesten en de hen volgende benden on-<br />

„schadelijk maken, minstens verdrijven, vervolgens moet er naar gestreefd<br />

„worden, de medegesleepte kampongbevolking en hare traditioneele<br />

„hoofden te doen terugkeeren; aan die hoofden mogen geen wapens<br />

„worden verstrekt, en vuurwapens zelfs slechts tot zeer gering aantal in<br />

„hun bezit gelaten worden, maar hun worde dan ook alleen de eisch<br />

„gesteld om tegen dieven en roovers enz. op te treden, terwijl wij de<br />

„woelgeesten en benden a faire moeten nemen en langzamerhand van<br />

„hoofden en bevolking gedaan moeten krijgen, daarin geholpen te worden,<br />

„door geheime inlichtingen en aanwijzingen hunnerzijds.<br />

„Het bovenstaande diene als aanvulling van de aanteekeningen der<br />

„conferentie op 17 Juni j. 1. met wijlen generaal De Moulin, waarnaar<br />

„U zich te gedragen heeft (1).<br />

„Verder verzoek ik voor de XXVI Moekims al dadelijk gevolg te<br />

„geven aan opdracht bij mijn telegram van 7 Juli j.l.<br />

„Omtrent het bezetten dezer moekims, kan niet beslist worden, voor-<br />

„dat eerst door leger-bestuur mij verzekerd is, dat voortdurende aanvul-<br />

„ling van troepen en dwangarbeiders steeds mogelijk zullen zijn, tot<br />

(I) Zie bijlage: II.


30<br />

„bestendiging van den maatregel zelfs zoo noodig voor langen duur (1).<br />

„Zoolang de XXVI Moekims nog niet bezet zijn, geldt voor deze<br />

„evenals voor het voorste gedeelte der XXII Moekims de instructie<br />

„van generaal Vetter van 27 Juni j. 1. No. 212, met dien verstande<br />

„dat paragraaf 10 gelezen wordt: vernieling van eigendommen der be-<br />

„volking heeft bij het doortrekken van haar gebied door onze troepen,<br />

„alleen dan plaats, wanneer uit feitelijkheden, hare vijandige gezindheid<br />

„blijkt; andere kenteekenen van zoodanige gezindheid, moeten aan het<br />

„oordeel van den gouverneur onderworpen worden, die dan beslist, of<br />

„zij al dan niet tot tuchtiging moeten aanleiding geven".<br />

Gedurende de volgende dagen werkte men in de nieuw opgenchte<br />

bivaks met kracht aan dan bouw van barakken, het graven van put-<br />

ten enz.<br />

De hoeloebalang der IV Moekims, Toekoe Tjoet-Banta, stond er voor<br />

in, dat de bevolking, nu zij op voldoende bescherming onzerzijds kon<br />

rekenen, weldra in de kampongs zou terugkeeren.<br />

Toekoe Oemar begon zich in die nabijheid van onze troepen minder<br />

behaaglijk te gevoelen. Hij verliet Lepong en vestigde zich in Lohong,<br />

aan den bovenloop van de rivier van dien naam.<br />

Eenige zijner benden bleven niettemin het terrein tegenover onzen<br />

nieuwen post houden en beschoten dien van tijd tot tijd; de bivak-<br />

commandant deed daarom de beide bergkanonnen, in de aarden ver­<br />

sterking nabij de brug opstellen.<br />

Met het geregeld afpatrouilleeren der IV Moekims kon nu een begin<br />

worden gemaakt, terwijl ook de bezettingen der posten in de geconcen­<br />

treerde linie eene activiteit aan den dag legde, die niet rialiet het terug­<br />

keeren van vluchtelingen uit het gebergte te bevorderen.<br />

(1) Dat zulks niet overbodig was, moge uit onderstaande opgave van het Militair<br />

Hospitaal te Pantai-Perak blijken.<br />

Gemidd. zieken per dag .<br />

Aantal binnengekomen lijders .<br />

Aantal geevacueerden . . . .<br />

Gemidd. troepensterkte .<br />

Mei tot en<br />

met Aug.<br />

1895.<br />

233<br />

2624<br />

1042<br />

+ 6300<br />

Gedurende de maanden:<br />

Dec. 1895<br />

tot en met<br />

Maart <strong>1896</strong>.<br />

365<br />

2926<br />

1416<br />

+ 6500<br />

Mei tot en<br />

met Aug.<br />

<strong>1896</strong>.<br />

545<br />

6447<br />

3394<br />

+ 8600


31<br />

Zoo vond Toekoe Nja-Mohamad der IX Moekims, die, hoewel hij<br />

ons steeds goedgezind was gebleven, tot dusverre geen gevolg had<br />

gegeven aan de oproeping om zich bij het bestuur te melden, den tijd<br />

daartoe thans gekomen.<br />

Gevraagd, waarom hij zoo getalmd had, luidde zijn antwoord, dat<br />

hij zich eerst nu, door de bezetting van Kroeng-Raba, tegen aanslagen<br />

van Toekoe-Oemar beveiligd achtte.<br />

Ook de imams der IV Moekims en van Lampoe-Oek deden pogingen<br />

om weder in genade te worden aangenomen.<br />

Luidens berichten was de oudste zoon van Toekoe-Tjoet-Banta,<br />

T.-Rajoet, bij een der gevechten aan de brug van Kroeng-Raba gesneuveld<br />

en zijn halfbroeder Toekoe-Ali gewond.<br />

De vader zelf voelde zich in zijn kampong nog niet op zijn gemak,<br />

hij verzocht althans 's nachts in ons bivak te mogen verblijven.<br />

Ten einde daar in voortdurende verbinding met de in de Kroeng-<br />

Raba baai liggende schepen te staan, was met behulp van de marine<br />

een seintoestel opgericht.<br />

Den 18 en Juli werd het 3* Bataljon door drie compagnieen van het<br />

5* vervangen, terwijl de infanterie-bezetting van Lam-Tjroeng, ter sterkte<br />

van 3 officieren en 75 bajonetten in den vervolge door de garnizoenen<br />

der geconcentreerde linie zou worden geleverd.<br />

Ook de Bergartillerie keerde naar Koeta-Radja terug; ter harer ver-<br />

vanging kreeg de bivak-commandant de beschikking over twee kanonnen<br />

van 7 c.M. A. Veld, 2 getrokken Achterlaad Mortieren en een mitrail-<br />

leur, echter te bedienen door personeel der vesting-artillerie. De min­<br />

deren der overige wapens en de dwangarbeiders werden gelijktijdig met<br />

de infanterie omgewisseld.<br />

Drie compagnieen van het 7 e Bataljon maakten dien dag eene patrouille<br />

in de IX Moekims en keerden via Kajoe-Leh en Lam-Barih naar Lam-<br />

Baroe terug.<br />

Zij vonden de bevolking rustig aan den sawah-arbeid. Alleen op<br />

den terugmarsch vielen uit Lam-Krak en Lam-Tengah eenige schoten,<br />

die geen doel troffen en ook niet beantwoord werden.<br />

Zes brigades marechaussee, die over Goerah door het noordoostelijke<br />

deel van den Gle-Raja trokken, om eventueel aanwezige benden te<br />

verjagen, en om de van en naar Kroeng-Raba gaande transporten op


32<br />

de westerflank te beschermen, kregen slechts nu en dan een schot.<br />

Absoluut geen tegenstand ondervond eindelijk eene colonne van 3 compagnieen<br />

6* Bataljon met 4 brigades marechaussees, die over Lam-Tih<br />

naar den ingang van den Blang-Kala-pas marcheerden.<br />

Twee dier compagnieen keerden naar den kraton terug, de kapitein<br />

A. B. B. Jansen met de 3* en de marechaussee gingen door de Blang-<br />

Kala-pas naar Lam-Girik en Lam-Poe-Oek.<br />

Slechts drie met geweren bewapende lieden werden ontmoet, daarvan<br />

ontkwamen er nog twee, evenveel Beaumontgeweren en blanke wapens<br />

in onze handen achterlatend.<br />

Deze troep overnachtte te Kroeng-Raba en keerde den volgenden<br />

dag zonder verliezen huiswaarts.<br />

Van Siroen deserteerde de Europeesche fuselier Pauwels, No. 25698,<br />

met medeneming van een Beaumontgeweer en patronen.<br />

De man kwam blijkens de berichten bij de benden van den preten-<br />

dent-sultan terecht, waar hij nog eenige kornuiten aantrof n. 1. Carli en<br />

een van Pedir medegekomen Europeeschen deserteur.<br />

De verstandhouding tusschen den pretendent en Polim, die nog al<br />

eens wat te wenschen had overgelaten, was veel verbeterd.<br />

Zij hadden zich geheel verzoend. De eerste zond ook aan de hoofden<br />

binnen de linie brieven met aanmaningen, zich bij hem aan te sluiten<br />

tot het voeren van den heiligen oorlog tegen de ongeloovigen. Die<br />

epistels waren gedateerd 23 Juni.<br />

Hoewel onze troepen, zooals we zagen, reeds herhaalde malen<br />

in de V Moekims Montassik ageerden, bleven de verbondenen<br />

dat gebied toch als het voor hen meest gunstige operatie-tooneel be-<br />

schouwen.<br />

Toen ook andere tijdingen op een meer krachtig en ge<strong>org</strong>aniseerd<br />

verzet daar wezen, besloot de wd. Gouverneur er den 20 en Juli eene<br />

sterke colonne heen te zenden.<br />

Tocht naar de V Moekims Montassik.<br />

De opdracht luidde: „Het opsporen en verjagen van vijandelijke<br />

„benden, die zich tusschen Kroeng-Gloempang en Senelop moeten<br />

„hebben genesteld. (Senelop zou door den vijand bezet zijn)".<br />

De colonne was samengesteld als volgt:


Commando:<br />

33<br />

Comdt: Luit.-Kol. J. B. van Heutsz.<br />

Chef v/d. Staf: Kapt. G. C. E. van Daalen.<br />

Adjudant: l e Luit. H. J. van Bremen.<br />

Wd. Controleur XXII Moekims K. A. Vosmaer.<br />

Infanterie :<br />

7* Bataljon:<br />

9* „<br />

14=<br />

Cavalerie:<br />

2* peloton.<br />

Artillerie:<br />

Acht ordonnansen.<br />

Comdt. Maj. J. R. Jacobs.<br />

Sterkte: 13 officieren en 261 minderen.<br />

3 Comp. Comdt. Maj. K. W. Steinmetz.<br />

Sterkte: 10 officieren en 407 minderen.<br />

Comdt. Maj. F. C. Thomson.<br />

Sterkte: 12 officieren en 467 minderen.<br />

Comdt. Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Sterkte: 2 off. en 49 ruiters.<br />

2* Bergbatterij (2 secties) Comdt. Kapt. G. J. E. Nauta.<br />

Genietroepen:<br />

Sterkte: 2 off. 59 minderen 30 rij-, trek-en draagdieren.<br />

4 vuurmonden, 96 G., 96 G. K. T en 32 K. T.<br />

Een detachement: Comdt. 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />

Gevechtstrein:<br />

Sterkte: 25 onderofficieren en minderen.<br />

Drie ambulances, met hospitaal-personeel, tandoes en reserve-munitie.<br />

Het 7* Bataljon, per extra-trein naar Lam-Permai gebracht, had order,<br />

ten 6 u. 30' v.m. vandaar via Gani naar Kroeng-Gloempang te mar­<br />

cheeren, zoo snel mogelijk het heuvelterrein Tjot-Meraja-Paja-oe (gren-<br />

zende aan den weg Tjot-Rang-Senelop) te bezetten, of, zoo 's vijands<br />

handelingen daartoe dwongen, het oostwaarts van onze oude versterking<br />

Kroeng-Gloempang gelegen terrein vast te houden.<br />

Een peloton cavalerie ging voor dit bataljon uit.<br />

De rest van de troepenmacht, met uitzondering van cavalerie en artillerie<br />

werd per trein naar Tjot-Iri vervoerd, om den weg Tjot-Iri —Tjot-Rang<br />

en dan zuidwaarts te volgen.<br />

De terugmarsch zou noordelijk van de Atjeh-rivier op Lam-Baroe<br />

plaats hebben.<br />

3


34<br />

Ook de hoofd-colonne beschikte voor de verkenning dus over een<br />

peloton cavalerie.<br />

Noch het 7* Bataljon, noch de hoofd-colonne ondervonden tot Kroeng-<br />

Gloempang eenig verzet van beteekenis, alleen bez<strong>org</strong>den een paar schoten<br />

uit oostelijke richting op de laatste bij het passeeren der Kroeng-Anoe<br />

afgegeven, ons een gewonde.<br />

8 u. v.m. kreeg de cavalerie bij het verkennen van Paja-Oe in de<br />

richting van Tjot-Rang vuur uit Tjot-Kring, en, nadat het 7* bataljon<br />

stelling had genomen in de lijn Tjot Sabtoe-Paja Oe-Kroeng Gloempang —<br />

Tjot Meraja, kreeg het nu en dan een schot uit het hooge terrein ten<br />

oosten van den weg.<br />

Ten einde den vijand uit dit terrein te verdrijven, kreeg de commandant<br />

van het 14* last met twee compagnieen over Tjot Masam, Boeng-<br />

Kiwing naar Tjot Kring te gaan.<br />

De commandant der voorhoede had deze flankdekking in te wachten,<br />

en de cavalerie-commandant belastte er zich mede, den commandant van<br />

het 7* van den loop der zaken op de hoogte te brengen.<br />

De 1* luitenant Nedermeijer van Rosenthal, die met zijn cavaleristen<br />

in zuidelijke richting verkende, berichtte, dat een liental Atjehers naar<br />

Hoho trokken, en + 1 5 man de terreingolving tusschen Tjot Meraja en<br />

Tjot Djamboe bezet hidden.<br />

Op het oogenblik, dat het hoofd der colonne ten 9 u. 10' v.m. halt<br />

hield bij Paja-Oe, had de linkerflankdekking stelling genomen in den<br />

Z. W. rand van Tjot Kring.<br />

De cavalerie-commandant zond nu de mededeeling, dat zich ten noorden<br />

van Tjot Djamboe en in den westrand van Boeng-Oe (^- 20)<br />

vijanden bevonden, die voor de flankdekking uitweken. De ritmeester<br />

vermoedde, dat de vijand een stelling bij Hoho had.<br />

De zuidrand van kampong Meraja bood volgens hem eene goede<br />

positie voor onze artillerie aan.<br />

De colonne-commandant, wien deze plaats van een vorige excursie ook<br />

bekend was, deed er dadelijk de stukken, onder dekking van eene compagnie<br />

14*, in batterij komen.<br />

Schriftelijk werd toen den commandant van het 7* last gezonden,<br />

om westelijk van den weg naar de Lingkar le marcheeren, zooveel<br />

mogelijk in verband met het 9 e , dat over Tjot Djamboe en Hoho, oost<br />

van de Lingkar naar Soemit en Tjot Senang moest trekken.<br />

Het 14* en de artillerie zouden als reserve op den weg volgen.


35<br />

Den commandant van dat bataljon, werd daarom de opdracht verstrekt<br />

door te gaan tot Tjot Kajoe, om dan op het signaal „verzamelen" zich<br />

naar de standplaats der batterij te begeven.<br />

Deze had haar vuur inmiddels geopend op de vijanden in de kampongranden,<br />

en in eene kleine versterking nabij de Kroeng-Lingkar.<br />

Die aldus verdreven hebbend, ging ook zij vooruit, met de beide<br />

bataljons verband houdend, om op nieuw in batterij te komen, toen de<br />

uit de kampongs gejaagde vijand in Soemit — Tjot Senang en Lam-Raja<br />

schenen stand te willen houden.<br />

Na in deze positie 22 schoten te hebben gedaan, werd van stelling<br />

verwisseld tot bij de Kroeng-Lingkar. Op het afgesproken signaal sloot<br />

zich het 14* hier bij haar aan.<br />

Onder dekking van eene compagnie van dat bataljon, passeerde zij de<br />

brug, om de overtocht van het 9* bataljon over de rivier bij pasar Hoho<br />

zoo noodig met haar vuur te steunen. De andere compagnieen van het<br />

14* namen een stelling in, ten noorden van de Lingkar, front naar het<br />

noordoosten, om een opdringen des vijands van die zijde tegen te<br />

gaan.<br />

Het 7* kreeg bevel, voorloopig in de ingenomen stelling aan de<br />

Lingkar te blijven.<br />

Voor de artillerie, was de cavalerie de Lingkar reeds overgetrokken.<br />

Haar commandant berichtte ten 10 u. 45' v.m., dat de versterking<br />

Senelop onbezet was en dat de vijand zich opgesteld had in den noordrand<br />

van Aloer-Lintang.<br />

De Artillerie, die iets zuidelijk van ons vroeger blokhuis Toei-Selimbing<br />

in batterij kwam, dreef met haar vuur ook de vijanden van Soemit<br />

en Tjot Senang naar Aloer-Lintang, waarop het 9* bij Hoho de rivier<br />

overtrok, zonder in front verontrust te worden; wel kreeg het nog vuur<br />

in de linkerflank, dat met salvo's beantwoord werd. Die overtocht<br />

duurde intusschen tot twaalf uur en kostte ons een paar gewonden.<br />

Met 2 compagnieen ging het nu vooruit naar Soemit en Tjot Senang,<br />

terwijl de 3 e bij Hoho bleef, om een groep uit het N. 0. opzettende<br />

vijanden in bedwang te houden.<br />

Een tweede groep verscheen op dit moment in den zuidrand van<br />

Tjot Djamboe en nam den staf en de batterij onder vuur — waarop eene<br />

sectie achterwaarts front maakte en het noodige getal G. K. T. in dien<br />

rand wierp. Toen ook de dekkings-compagnie tot een aanval overging,<br />

verdwenen die schutters.


36<br />

De in Hoho achtergebleven compagnie gelukte het mede haar tegenstanders<br />

te verdrijven en zij sloot weer bij de rest van het bataljon aan.<br />

De colonne-commandant, zulks waarnemend, besloot met gelijktijdige<br />

terugdrijving van de nog in Aloer-Lintang aanwezige vijanden op Aloer-<br />

Oe, over Senelop den terugtocht aan te nemen.<br />

De opdracht toch sprak alleen over de tusschen Kroeng-Gloempang<br />

en Senelop aanwezige vijanden, bovendien moest men voor donker<br />

thuis zijn.<br />

Aan den commandant van het 9* werd daarop schriftelijk medegedeeld,<br />

dat zijn korps bij den terugmarsch de achterhoede zou vormen,<br />

dat de colonne-commandant met het 14* en de artillerie door Lam-Bada<br />

over Belang naar Masdjid Lam-Djampoe zou trekken en daar eene<br />

opnamestelling zou innemen.<br />

Het 9* moest door den zuidrand van Aloer-Lintang op Senelop en<br />

verder door het bedefate terrein, langs den noordrand van Lam-Bada,<br />

Bralon en Belang naar Lam-Soet marcheeren.<br />

De commandant van het 7 e had ten 1 1 u. 50' v.m. reeds bevel<br />

ontvangen, om zoodra „7 e Bataljon voorwaarts" werd geblazen, met zijn<br />

korps terug te gaan noord van de Lingkar over Lam-Koelat, Tjot-Goet<br />

en Adje-Boeng-Mirah naar Gani en verder over Siroen naar Lam-Baroe.<br />

De overige troepen moesten zuid van de Lingkar op dien zelfden<br />

post terugtrekken. Zoolang mogelijk diende het verband bewaard te<br />

blijven en bij vervolging door den vijand een tegenaanval worden<br />

gedaan.<br />

Mondeling werd den commandant van het 14* bevolen, om met twee<br />

compagnieen van zijn korps over Senelop naar Belang te marcheeren,<br />

en daar stelling te nemen, terwijl de colonne-commandant met de beide<br />

andere, de artillerie en de genietroepen, naar Masdjid Lam-Djampoe<br />

zou volgen.<br />

De defecte brug in den weg Toei-Selimbing-Senelop was intusschen<br />

hersteld. De cavalerie-commandant reed er over en door naar Senelop,<br />

daar liet hij eenige ruiters afzitten om Atjehers, die hem uit zuidelijke<br />

richting beschoten, door vuur te verdrijven.<br />

Die afgezeten cavalerie kon echter spoedig door eene sectie der<br />

artillerie-dekking worden vervangen, waardoor nu ook het voorbij rijdende<br />

zware wapen beschermd was.<br />

Terwijl dit en eene compagnie van het 14* door gingen naar Lam-


37<br />

Djampoe, bleef eene tweede compagnie van dat korps in Senelop achter,<br />

totdat zij door de eerstaankomende van het 9* kon worden afgelost.<br />

Deze bezette met drie sectien Senelop en met eene den zuidoost rand<br />

van Lam-Bada, om opdringen van vijanden uit Lam-Raja tegen te gaan.<br />

Het 1 4* was reeds op zijn plaats toen de 2* compagnie van het 9* bij<br />

Senelop kwam. Deze wachtte weer tot de laatste afdeeling der compagnie<br />

von Schauroth opgesloten was, en zette toen de beweging naar<br />

Belang voort, dwars door de sawah, in stede van door het bedekte<br />

terrein zooals bevolen was.<br />

De colonne-commandant, die op eene hoogte bij Lam-Bada een goed<br />

overzicht had, deed ten 1 u. 50' n.m. „7 C Bataljon voorwaarts" blazen.<br />

Zich toen naar de positie der artillerie in Masdjid Lam-Djampoe<br />

begevend, zag hij het 7* Bataljon reeds op den terugtocht met eene<br />

compagnie ter hoogte van Lam-Koelat.<br />

Ook dit bataljon was dus in stede van in breed front door het meer<br />

oostwaarts gelegen bedekte terrein te gaan, in de sawah terecht gekomen.<br />

De laatste compagnie van het 9* bevond zich ^ 200 M. west van<br />

Senelop en noord van Lam-Bada en was daar in een hevig vuurgevecht<br />

gewikkeld met een vrij talrijken vijand, die in de benteng zat. Het<br />

7* Bataljon kreeg toen ook reeds vuur uit het heuvelterrein bij Lam-<br />

Kiwan en beantwoordde dit, maar noch het 9*, noch het 7* dachten<br />

aan de bevolen tegen-aanvallen.<br />

De commandant van het 7* meende, dat de vijand te verspreid was<br />

om succes met zulk een ripost te verkrijgen, terwijl kapitein von Schauroth<br />

moeite had, zijn inlanders in het steeds zwaarder wordende vuur te<br />

doen standhouden.<br />

De colonne-commandant gelastte nu dezen officier met zijne afdeeling<br />

door het bedekte terrein terug te gaan. Kalm en regelmatig werd<br />

aan die order voldaan. Eenmaal het front vrij zijnde, opende de batterij<br />

met bekenden afstand haar vuur op Senelop, waar het eerste schot al<br />

dadelijk midden in viel.<br />

Na 1 1 schoten was er van een vijand niets meer te bespeuren, zelfs<br />

verscheen hij niet in de westranden van Lam-Bada en Bralon om onze<br />

troepen in Belang en Masdjid Lam-Djampoe te bestoken.<br />

Om het 7* Bataljon ter hoogte van het 9' te houden, had de colonne-<br />

commandant voor dat bataljon ten 2 u. 10 n m. „halt" doen blazen, en<br />

kwam dit alzoo in eene stelling, waarin het tot 2 u. 55' n.m. verbleef.


38<br />

Bij het oversteken van de open sawah-strook tusschen Lam-Koelat<br />

en Tjot-Goet schoot de vijand zeer veel, echter zonder het bataljon<br />

veel verliezen te berokkenen.<br />

De cavalerie, die verdekt achter Lam-Sinjing was opgesteld, om bij<br />

eventueele verschijning van den vijand op de vlakte, aan een tegenaanval<br />

te kunnen deelnemen, werd bevolen langs de noordzijde van Lam-Oe<br />

den terugtocht te vervolgen. Succussievelijk kregen de verschillende<br />

infanterie-korpsen ook last terug te gaan.<br />

Met de batterij en de reserve marcheerde de colonne-commandant<br />

zelf naar Tjot-Gloempang. De troepen hadden daarbij veel te lijden<br />

van vuur uit Adje-Boeng-Mirah — zoo kreeg het 9* hier niet minder dan<br />

1 0 gewonden.<br />

Wat was de reden daarvan?<br />

Het 7* Bataljon was in plaats van aan zijn opdracht te voldoen en<br />

Adje-Boeng-Mirah te doorkruisen en van vijanden te zuiveren, zuidwest<br />

van Tjot-Goet gaan verzamelen.<br />

De commandant had toen een peloton der 1* compagnie van zijn<br />

korps aangewezen om in het heuvelterrein noord van Tjot-Goet stelling<br />

te nemen. Dat peloton werd al dadelijk door een 60 vijanden beschoten,<br />

welk vuur van dien aard was, dat majoor Jacobs vermeende,<br />

dat een voortrukken in het z. g. bedekte terrein — een klappertuin — hem<br />

te veel verliezen zou bez<strong>org</strong>en.<br />

Hij meende dus van zijn opdracht te moeten afwijken en wees de<br />

2* compagnie aan, om, gedekt door het vuur van het reeds in stelling<br />

liggend peloton, twee hoogtepunten noordwestwaarts van Tjot-Goet te<br />

gaan innemen.<br />

Behalve die punten wilde hij dan achtereenvolgens Pasar Tjot-Iboe<br />

en de noordwaarts gelegen kopjes doen bezetten, om onder dekking<br />

van vuur daaruit den weg Gani-Siroen te bereiken.<br />

's Vijands vuur berokkende de bewegende compagnie veel verliezen,<br />

dat minderde toen men de stellingen ingenomen had. De aanwezige<br />

officier van gezondheid van Leent had de handen vol met het verbinden<br />

der talrijke gewonden, dat meest in of achter de linie moest plaats<br />

vinden.<br />

De colonne-commandant had — te Tjot-Gloempang aangekomen — den<br />

commandant van het 14* met zijne twee compagnieen, en daarna den<br />

commandant van de voorste compagnie 9* naarmate zij uit het bedekte<br />

terrein van Lam-Oe deboucheerden — opgedragen, den marsch te ver-


39<br />

volgen, langs den noord- en oostrand van het bedekte terrein Gapoe-<br />

Lamdam enz. naar Lam-Baroe.<br />

De laatste compagnie van het 9* was toen niet alleen in vuurgevecht<br />

met de haar volgende vijanden, maar ook met eenige schutters, die zich<br />

aan de overzijde van de Atjeh-rivier zeer verdekt hadden opgesteld.<br />

Daar deze vijand buiten bereik was, verdiende het aanbeveling den<br />

troep zoo snel mogelijk uit die sfeer terug te halen, om onnoodige verliezen<br />

te voorkomen.<br />

Cavalerie, artillerie en algemeene reserve volgden den weg langs den<br />

linker-oever der Kroeng-Lingkar en den batterij-commandant was bevolen<br />

bij den weg Siroen-Gani eene laatste stelling in te nemen, tot dekking<br />

van den terugtocht van het 7*, als dit bataljon uit Gani de open strook<br />

naar de Lingkar moest passeeren.<br />

Van dat korps was tot op dat oogenblik niets te zien geweest, maar<br />

even ten westen van Pasar Tjot-Iboe ontwaarde de cavalerie-commandant<br />

door eene opening in het struikgewas langs de Lingkar, dat een paar<br />

sterke vijandelijke drommen stelling hadden genomen in het hooge terrein<br />

van Adje-Boeng-Mirah en Lam-Ateuh, en vandaar het 7* fel beschoten.<br />

Onmiddellijk reed die officier terug, om hiervan den colonne-commandant<br />

op de hoogte te brengen.<br />

Deze spoedde zich naar voren, deed de algemeene reserve halt houden,<br />

en eene sectie in batterij komen, juist in 's vijands flank, die door granaat-<br />

en daarop gevolgd G. K. T. vuur, weldra uiteengedreven was.<br />

Van het 7* zag men alleen het in stelling liggende peloton der l e<br />

compagnie. Uit de richting van 's vijands vuur kon men evenwel opmaken,<br />

dat de overige deelen zich zuid-westelijk van Adje-Boeng-Mirah<br />

bevonden.<br />

De colonne-commandant zond de cavalerie verder naar Lam-Baroe<br />

en marcheerde met de algemeene reserve en artillerie snel door naar<br />

den weg Siroen-Gani — opdat deze ten oosten van de Lingkar opnieuw<br />

in batterij zou kunnen komen met het reeds vermelde doel.<br />

4 u. n.m. was die positie ingenomen, en werd het vuur geopend op<br />

eene vijandelijke versterking nabij Lam-Ateuh, waarin zich Atjehers<br />

bevonden, die het 7* bataljon op grooten afstand beschoten.<br />

Dat korps had zijn terugtocht blijkbaar langs de Lingkar genomen,<br />

in eene lange marsch-colonne met bezetting van enkele hooge punten<br />

in de sawah — over een weinig gunstig terrein dus, en in een beslist<br />

ongunstige formatie.


40<br />

In de laatste stelling waren nog 48 projectielen, G. en G. K. T.<br />

noodig, om den vijand te beletten, zich meer noordwaarts in de richting<br />

van Gani te verplaatsen, vanwaar hij het 7* toch allicht nog meerdere<br />

verliezen had kunnen toebrengen.<br />

Vijanden, die het 9* Bataljon, door het bedekte terrein over Gapoe<br />

en Lamdam gevolgd waren, namen het 7 e , toen dat op den weg naar<br />

Siroen marcheerde, ook nog even onder vuur, maar werden door een<br />

paar G. K. T. en eenige infanterie salvo's verdreven, zonder ons nog<br />

gekwetsten te bez<strong>org</strong>en.<br />

5 u. n.m., toen alle andere troepen Siroen reeds bereikt hadden, braken algemeene<br />

reserve en artillerie het gevecht af en marcheerden naar Lam-Baroe.<br />

Ofschoon aanvankelijk de tusschen Kroeng-Gloempang en Senelop<br />

genestelde vijanden tot voorbij Aloer-Lintang waren teruggedreven, kon<br />

men constateeren, dat het resultaat van het optreden dien dag gering was.<br />

Op ouderwetsche manier hadden de benden onze troepen thuisgebracht.<br />

Grootendeels bij den terugtocht kreeg:<br />

het 7 e Bataljon 17 gewonden,<br />

„ 9* „ 3 dooden en 28 gewonden,<br />

„ 14* „ 1 doode en 1 gewonde.<br />

Verbruikt waren 73 G., 61 G. K. T. en 26725 Beaumont-patronen.<br />

Het komt ons wenschelijk voor, bij deze excursie nog een oogenblik<br />

stil te staan en de opmerkingen te releveeren, waartoe de lezing van<br />

het relaas allicht aanleiding geeft.<br />

Duidelijk traden hier toch aan den dag, de nadeelen van<br />

1* de eendaagsche excursies.<br />

2* van het binden van de handen van den bevelhebber door een<br />

uur van thuiskomst vast te stellen en geen vivres mede te geven.<br />

Juist bij die excursies, stelden onze aanvoerders in stede van<br />

macht, meer de uit de voorafgaande periode overgebleven zwakheden<br />

ten toon, als; overschatting van den vijand en gering offensief<br />

vermogen.<br />

Had de colonne-commandant toen bleek, dat de vijand nog geenszins<br />

verslagen was, in het veld kunnen blijven, teneinde, om zoo te<br />

zeggen, weer van voren af aan te beginnen, dan waren de resultaten<br />

zeker anders geweest.<br />

Wij willen thans in het midden laten of zulks — in afwijking van de<br />

bevelen en ondanks het niet uit Koeta-Radja medevoeren van vivres —<br />

toch niet had kunnen geschieden.


41<br />

II faut juger les faits d'apres leur date.<br />

Een andere zaak is: had de colonne-commandant, toen hem bij het<br />

begin van den terugtocht ook bleek, dat de commandant van het 7* van<br />

zijn orders afweek, niet moeten ingrijpen en dien chef niet nog eens<br />

duidelijk aan het verstand moeten brengen, wat van zijne colonne verlangd<br />

werd?<br />

Onbegrijpelijk is het ons ook, dat van de zijde der hoofd-colonne —<br />

waarbij zich toch ook de cavalerie bevond — geen meerdere pogingen in<br />

het werk werden gesteld, om de verloren gegane voeling met het 7* te<br />

herwinnen.<br />

Ware zulks geschied, dan was de colonne-commandant bijtijds van de<br />

fouten der flankdekking verwittigd geworden, en had hij alsnog kunnen<br />

ingrijpen.<br />

Reeds eerder merkten we op, dat de onderbevelhebbers zich schuldig<br />

maakten aan het niet naar behooren nakomen der gegeven bevelen.<br />

Eigen iniliatief bleef alsmede achterwege, behalve dan bij den commandant<br />

van het 7*, toen hij zich van het hooge terrein door de vijandelijke<br />

benden liet afdringen.<br />

Zekerlijk ware het toen beter geweest het initiatief—om van de<br />

orders af te wijken — te onderdrukken. Er had overwogen behooren te<br />

worden of de vrij zekere verliezen, waaraan toen en de hoofd-colonne,<br />

en de eigen troep werden blootgesteld, niet meer gewicht in de schaal<br />

legden, dan de vermoedelijke verliezen, die de marsch door het hooge<br />

terrein zou opleveren.<br />

De Bergartillene bewees op dezen dag voorzeker goede diensten.<br />

Volgens ingekomen berichten, waren de aanwezigheid van een groot<br />

aantal vijanden en hunne bijzondere activiteit, het gevolg van de omstan-<br />

digheid, dat toevallig de pretendent sultan, Polim en meerdere hoofden<br />

als T. Brahim-Montassik, Habib-Samalanga, Toekoe Ali-Pager-Ajer<br />

met hunne benden, daar waren samengekomen, om over het verzet te<br />

beraadslagen.<br />

De oude Imam van Longbatta had o.m. de Atjehers persoonlijk aan-<br />

gevoerd — en zij waren bijna uitsluitend met Beaumontgeweren bewapend.<br />

Intusschen kwamen zij er evenmin zonder kleerscheuren af.<br />

Op hunne totale sterkte van 267 man, hadden zij 21 gesneuvelden<br />

en 18 gewonden. Onder de eersten behoorden een viertal panglima's,<br />

onder de laatsten, de Imam van Longbatta.


42<br />

In de IV Moekims verbeterde de toestand gaandeweg. Een paar<br />

compagnieen, die daar patrouilleerden, vonden alle kampongs, behalve<br />

Tandjong, weer bewoond.<br />

Lieden van Toekoe Tjoet-Bantah, bezetten op last van den wd.<br />

Gouverneur een verhoogd blokhuis in Anak-Paja — een bewijs, dat het<br />

bestuur weer vertrouwen in de gezindheid der bevolking begon te stellen.<br />

Op het bivak vielen nu en dan nog schoten van de overzijde, soms<br />

probeerden de kwaadwilligen nog wel eens de brug te naderen, maar het<br />

vuur der schildwachten deed hen daar spoedig terugdeinzen.<br />

Het peloton cavalerie werd aan de bezetting van het bivak onttrokken.<br />

Eene patrouille door Tjot-Goee uitgezonden, slaagde er in, om in<br />

de kampong Lam-Tehen-West een paar djahats w. o. een panglima van<br />

Toekoe Rajoet-Daroe op te lichten. De jeugdige Toekoe Neq-Imam<br />

had de aanwijzingen gedaan.<br />

Oplichting van Toekoe Nja-Makam.<br />

Daar bij het bestuur berichten waren binnengekomen, dat de in<br />

Tamiang wel bekende Nja-Makam zich in kampong Lam-Nga (XXVI<br />

Moekims) ophield, zond de wd. Gouverneur daar in den nacht van 21<br />

op 22 Juli eene colonne heen, onder commando van den luitenant-kolonel<br />

G. F. Soeters, bestaande uit; het korps-marechaussee, het 3* Bat., 3<br />

compagnieen van het 6*, het 12*, de beschikbare cavalerie, 45 man<br />

genietroepen, 3 ambulances en trein.<br />

De colonne-commandant moest zijne maatregelen zoodanig nemen,<br />

dat de beide kampongs Lam-Nga, ingesloten door armen van de Kroeng<br />

Angin, voor het aanbreken van den dag door de troepen omsingeld,<br />

en het ontsnappen van Nja Makam naar de landzijde onmogelijk was.<br />

Daartoe zou gelijktijdig en in verband met de colonne, een detachement<br />

van 2 officieren en 75 bajonetten van het 2* Garnizoens-bataljon,<br />

zich bij Kwala-Gigieng opstellen om ontkomen in die richting te beletten.<br />

's Nachts van Pantai-Perak afgemarcheerd, kwam de colonne tegen<br />

half twee bij Pakan Kroeng-Tjoet. Een half uur later werd de marsch<br />

voortgezet. Het korps-marechaussee ging zelfstandig vooruit. Bij Kadjoe<br />

nam het geheel —met uitzondering van het 3* Bataljon de marschrichting<br />

op Lam-Pinang.<br />

Het korps-marechaussee moest zoo snel mogelijk de Kroeng-Angin


43<br />

overgaan en de toegangen van Lam-Nga en Neheun naar het gebergte<br />

afsluiten. Bij het aanbreken van den dag zou het door de cavalerie<br />

en eene compagnie 12* Bataljon worden vervangen. De gids bracht<br />

het via kampong Bramoe-Noord naar een lange brug, die volgens hem<br />

naar Lam-Nga leidde.<br />

De commandant der marechaussee, de kapitein E. A. van Kappen,<br />

achtte het evenwel niet gewenscht, op dat punt de kampong binnen te<br />

dringen, ook wijl de brug in zijn vervallen staat, een snel oprukken<br />

onmogelijk maakte. Hij gaf er dus de voorkeur aan bij den zuid-oost<br />

hoek van de kampong, waar de stroom 20 M. breed en 1 a 1,5 M.<br />

diep was, deze over te trekken. Dat geschiedde ten 5 u. v.m.<br />

4 brigades waren om half zes in het noordelijkste punt der aan gene zijde<br />

van de rivier in te nemen stelling, de overigen hadden ten 5 u. 45' v.m.<br />

alien de rivier gepasseerd en zich tusschen Lam-Nga en Neheun genesteld.<br />

Eene brigade kon het zeestrand overzien.<br />

Meerdere Atjehers sloegen den opmarsch gade, een tweetal deelde<br />

den commandant, na de noodige bedreigingen mede, dat Nja-Makam<br />

zich ernstig ziek in zijn huis bevond — dus op een 300 M. van de<br />

marechaussee-linie verwijderd.<br />

Met vier brigades werd de woning omsingeld, en het gezochte hoofd<br />

daarin op een bale-bale aangetroffen.<br />

Door dwangarbeiders in een tandoe gelegd, bracht men hem naar<br />

buiten. De brigades kregen inmiddels opdracht de huizen te doorzoeken<br />

en de verbinding met de overige troepen te herstellen.<br />

Behalve de cavalerie, die de Kroeng-Angin niet kon passeeren, waren<br />

alle onderdeelen successievelijk in de hun aangewezen stellingen gekomen.<br />

De 4 brigades werden — zooals afgesproken — door eene compagnie<br />

van het 12* vervangen.<br />

Het bericht van de gevangenneming, deed de commandant van het<br />

3*, aan den colonne-commandant in kampong Gigieng overbrengen,<br />

werwaarts zich ten 1 1 u. 49' v.m. ook de marechaussee met Nja-Makam,<br />

diens familie en 51 volgelingen begaven.<br />

In die kampong kreeg de marechaussee last Nja-Makam te fusilleeren,<br />

hetgeen geschiedde.<br />

Met de ontruiming der stellingen ging veel tijd verloren. De laatste<br />

troepen kwamen 4 u. n.m. pas te Pakan Kroeng-Tjoet aan.<br />

Verzet was dien dag nergens ondervonden. Op twee Beaumont-,<br />

twee voorlaadgeweren en blanke wapenen legde men beslag.


44<br />

Het was te voorzien, dat de vijand na zijn optreden en succes in<br />

de V Moekims Montassik, brutaler zou worden en een hernieuwd<br />

ageeren onzerzijds noodig zou maken.<br />

Den 23 cn 's avonds werd de post Lam-Baroe reeds beschoten.<br />

Met het legeren van een vaste bezetting in de XXVI Moekims,<br />

diende dus wat haast te worden gemaakt.<br />

Teneinde een geschikt punt voor de legering van een bataljon infanterie<br />

in de omstreken van Tjot-Mantjang-Noord te zoeken, maakte eene<br />

colonne, onder luitenant-kolonel J. B. van Heutsz, eene verkenning<br />

derwaarts<br />

Alvorens evenwel eene beschrijving van dien tocht te geven, zullen<br />

wij eerst nagaan, welke berichten er omtrent den vijand alzoo binnenkwamen.<br />

Volgens den wd. Controleur der XXII Moekims bevonden zich op<br />

de Blang-Bintang slechts twee bezette versterkingen, t. w. Teungkoe di<br />

Lengkong geoccupeerd door Habib Lengkong met + 50 man en Lampoe-<br />

Redeb met 20 man onder Potjoet-Mat-Tahir.<br />

De paggers verkeerden in vervallen staat; door loopgraven waren<br />

beide bentengs verbonden.<br />

Ook Tjot-Len-Senelon, Tjot-Sajoen, Tjot-Loot en Tjot-Mantjang<br />

heetten versterkt te zijn, terwijl de loopbrug over de Lingkar bij Padang<br />

Tjenna, Titi-Fmpe-Tjing genaamd, uit een loopgraaf oostwaarts, aan<br />

den voet der heuvels, bestreken werd.<br />

Zuid van de Lingkar, en noord van de Atjeh-rivier waren nog versterkt,<br />

Montassik, Pantai-Karang, Tjot-Penom, Ba 4 -Tjiri, Tjot-Goempoh<br />

en Pieng, aan den voet van het gebergte nog Bagoeng en in de Blang-<br />

Boeng-Toedjoeh en Blang-Datoe-Daroi, Koelam-Toemadjat, Lamnga,<br />

Tjot Batee, Oleh-Lhot, Braleun en Boeng-Oei.<br />

De pretendent sultan bevond zich te Pieng met T. Brahim Montassik,<br />

T. Tjihiq Longbatta (gewond), T. AH Pager-Ajer, en ^ 100 geweerdragenden.<br />

Pantai-Karang was bezet door T. Ali Basja-Gedong (gehuwd met<br />

een zuster van Polim) met ^ 150 man, w. o. Pedireezen.<br />

Tjot-Penom door T. Tanah Abee met 7^ 100 man.<br />

Tjot-Gloempoh door 30 man van Brahim Montassik.<br />

Ba 4 Tjiri evenzoo, Koelam-Temadjat door Teungkoe Lam-Oee en<br />

Teungkoe Sopi met 50 man.<br />

De overige versterkingen werden slechts bewaakt.


45<br />

Volgens spionnenberichten waren den 22* n 500 Pedireezen bij den<br />

pretendent-sultan aangekomen.<br />

Ook T. Moeda Baid en T. Tjoet Mahmoed Lam-Tengah hadden in<br />

de nabijheid van Ana 4 Galong 7 bentengs doen opwerpen t. w. 3<br />

versterkingen op het emplacement van onze gewezen bivakplaats (bleken<br />

later niet te bestaan), een te Bak-Tjerlak, een te Lam-Baroe (westwaarts<br />

van Bak-Tjerlak), een te Meunatha In-6n (kampong Klieng) en een bij<br />

den bekenden hoogen boom tegenover Anak Galong.<br />

De werkzaamheden aan die bentengs werden door T. Imam Lam-<br />

Ara geleid. Een 500-tal mannen en vrouwen wierpen de wallen op en<br />

sleepten bamboe aan.<br />

150 geweerdragenden dekten die werkzaamheden.<br />

Verkenning van de Blang-Bintang.<br />

De wd. Gouverneur met de verschillende gewestelijke dienstchefs<br />

besloten zich bij de colonne van Heutsz aan te sluiten, teneinde het<br />

emplacement voor een versterkt kampement tusschen Ketapan Meot en<br />

Tjot Made (1) uit te zoeken en aan te wijzen.<br />

In den vroegen m<strong>org</strong>en van de 25*" Juli, werd met verschillende extra-<br />

treinen eene colonne van de volgende sterkte naar Tjot Iri overgebracht.<br />

Commando:<br />

Commandant: Luit.-Kol. J. B. van Heutsz.<br />

Chef van den Staf: Kapt. H. C. Kronouer.<br />

Adjudant: 1 e Luit. H. J. van Bremen.<br />

Infanterie:<br />

Acht-ordonnansen.<br />

3* Bataljon: Comdt. Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 14 off en 374 minderen.<br />

6* „ : 3 compagnieen Comdt. Kapt. P. A. H. van der Haas.<br />

Sterkte: 13 off. en 344 minderen.<br />

14* „ : Comdt. Majoor F. C. Thomson.<br />

Cavalerie:<br />

Sterkte: 12 off. I adj.-ond.-off. en 404 minderen.<br />

1 peloton: Comdt 1° Luit F. L. S. Nedermeyer ridder van<br />

Rosenthal.<br />

Sterkte: 25 ruiters.<br />

(1) Op de Kaart I : 75.000 staat Tjot Madi.


46<br />

Artillerie:<br />

4* Bergbatterij (2 sectien) Comdt. Kapt. A. Bangert.<br />

Sterkte: 2 Luit. 59 minderen 30 rijpaarden, trek- en<br />

draagdieren met 4 vuurmonden.<br />

Genietroepen: Comdt. de Eur. Serg. Reeb, No. 28258.<br />

Sterkte: 29 minderen.<br />

Gevechtstrein. Drie ambulances, met personeel, tandoes, reserve-mu-<br />

nitie voor de infanterie en koelies met brugmaterieel<br />

voor de genietroepen.<br />

Met de cavalerie vooruit en 2 compagnieen 3* in de voorhoede,<br />

werd ten 6 u. v.m. langs den weg Tjot-Iri-Baba-Djoeroeng afgemarcheerd<br />

en 6 u. 50' v.m. Tjot-Rang bereikt.<br />

Hier kreeg de commandant van het 3* opdracht, om in gevechtsformatie<br />

en in breed front, via Tjot-Bladeh en Blang naar Ketapan-<br />

Meot en Tjot-Goet te marcheeren, en daar eene gedekte stelling in te<br />

nemen, met front naar het oosten en noorden; de commandant van het<br />

14*—tien minuten later —om in marsch-colonne van Tjot-Rang door<br />

Paja-Oe-oost naar Boeng-Ba 4 -Djo (1) (Tjot-Mantjang) te gaan, daar rechts<br />

uit de flank te maken en in gevechtsformatie en in breed front zuidwaarts<br />

tot in de lijn Boeng-Kiwing —Tjot-Made te marcheeren en daar zich<br />

eveneens gedekt op te stellen met het front naar het zuiden, alleen de<br />

linkervleugel ombuigende naar het oosten.<br />

7 u. 35 v.m. droeg de colonne-commandant het 6 e op oost- en oostzuid-oost<br />

waarts, over den voor de artillerie meest geschikten weg, naar<br />

den oostrand van Tjot-Mantjang te gaan; met eene compagnie en de<br />

artillerie stelling te kiezen front naar het oosten, en de beide overigen<br />

in reserve te houden.<br />

8 u. 50' v.m. waren alle korpsen op hunne plaatsen, zonder dat er<br />

een schot was gevallen<br />

De cavalerie, die in eene eclaireerende linie voor het 3* Bataljon<br />

had gereden en op de Blang-Bintang gekomen de stelling Teungkoe di<br />

Lengkong moest verkennen, kreeg op het moment, dat zij er nog circa<br />

800 M. van verwijderd was eenig vuur, zoowel uit de versterking als<br />

uit de nevenliggende posities, bovendien uit loopgraven op de heuvels<br />

en bij eenige boomgroepen, aan den voet daarvan gelegen.<br />

Ritmeester de Lannoy, die met 8 ruiters, zelf de verkenning deed,<br />

(1) Op de Kaarten staat Boeng Badjoe.


47<br />

meldde, dat in den westrand van Tengkoe di Lengkong een drietal<br />

bentengs zichtbaar waren. De sterkte des vijands schatte hij op niet<br />

meer dan 20 man.<br />

Hierop kreeg de batterij last naar de standplaats der cavalerie op te<br />

rijden en daar, bij een boomgroep, stelling te kiezen.<br />

9 u. 35' opende zij het vuur op de bedoelde punten, met het gevolg,<br />

dat de cavalerie weer vooruit kon en 10 u 15' v.m. liet weten, dat<br />

de vijanden, Ji 50 in getal, in oostelijke richting de sawah overstaken.<br />

Waar een tiental Atjehers, op ^ 200 M. in de flank der cavalerie<br />

zaten te vuren, kon deze de bentengs niet van nabij verkennen. Nadat<br />

eene sectie repeteergeweren en de dekkings-compagnie der artillerie, wat<br />

salvo's op de loopgraven aan den voet der heuvels hadden afgegeven,<br />

werd het gevecht hier afgebroken, en ook de cavalerie last gezonden,<br />

op de standplaats der artillerie, waar zich ook de wd. Gouverneur<br />

ophield, terug te gaan.<br />

Geescorteerd door de cavalerie en vergezeld van zijn staf, deed deze<br />

daarop de noodige verkenningen.<br />

1 1 u. 20' v.m. ging de artillerie met hare dekking naar de eerstngenomen<br />

positie terug en deed nog eenige schoten op Atjehers, die<br />

zich op grooten afstand in zuidelijke richting verzamelden.<br />

Regen en wind bemoeilijkten de waarneming der schoten zoozeer,<br />

dat men het vuur aldra staakte.<br />

12 uur 's middags, verliet de wd. gouverneur door de cavalerie voorafgegaan<br />

het terrein, en ging het geheel tot den terugtocht over.<br />

De volgende bevelen waren daartoe verzonden:<br />

aan den commandant van het 6*, om eene compagnie met de artillerie,<br />

langs den opmarschweg naar Tjot-Rang terug te zenden. De beide<br />

anderen konden onder leiding van den korps-commandant volgen;<br />

aan den commandant van het 14* om evenzoo te handelen, en wel<br />

met 2 compagnieen in het bedekte terrein oostelijk en twee westelijk<br />

van den weg Kroeng-Gloempang — Tjot-Rang;<br />

aan den commandant van het 3*, om ten half een op Tjot-Rang terug<br />

te gaan.<br />

Elk der bataljons-commandanten kreeg ook kennis van de aan zijne<br />

collega's gegeven opdrachten, en tevens den last om bij sterk opdringen<br />

des vijands hinderlagen te Ieggen en tegenaanvallen te doen.<br />

De artillerie zou in het klapperbosch bij den driesprong Tjot-Iri-<br />

Tjot-Rang-Lam-Goet wachten, tot eventueele opname van de infanterie.


48<br />

12 u. 15' n.m. begon de beweging. Het 3*, 6* en dat deel van het<br />

14 e , dat oost van den weg Kroeng-Gloempang-Tjot-Rang marcheerde,<br />

kwamen ter laatstgenoemde plaats zonder vijandelijkheden te hebben<br />

ondervonden<br />

De beide andere compagnieen 14 e , dwaalden af, doordien niet voldoende<br />

op de kaart gemarcheerd en slechts de gids gevolgd werd.<br />

De colonne-commandant zond nu het 6* en half 14* door naar Tjot-<br />

Iri, deed de dekking-artillerie op eene compagnie van het 3 e overgaan,<br />

legde eene tweede compagnie van dat korps in stelling in het bedekte<br />

terrein bij de kampong zonder naam, west van Tjot-Rang, met het front<br />

naar Tjot-Semeroeng, eene compagnie in de oude versterking Tjot-Rang,<br />

en de laatste als reserve op den grooten weg nabij Lam-Lo.<br />

Een half uur werd aldus op de verdoolden gewacht, toen haar vuur<br />

gehoord werd ter hoogte van kampong Tjot-Merani.<br />

De overste van Heutsz deed nu de artillerie opleggen, en alles op<br />

Lam-Lo teruggaan.<br />

Reeds was order gegeven aan twee compagnieen en de artillerie door<br />

te gaan naar Tjot-Iri, toen 1 u 40' n.m de troep zich onverwacht uit<br />

Tjot-Semeroeng beschoten zag.<br />

Dadelijk weer de batterij-stelling aangenomen, en een der compagnieen<br />

de noodige salvo's doen afgeven, lag voor de hand. De vijand vond<br />

dit ook voldoende, verdween althans.<br />

Bij Lam-Lo kreeg men dus verband met de gezochte troepen, die<br />

vier gewonden mede brachten.<br />

Beveiligd door de snelladers, konden ook zij op Tjot-Iri teruggaan.<br />

Eenige vijanden bleven de achterhoede volgen, slaagden er zelfs in,<br />

deze nog drie gewonden toe te brengen voor zij ten 8 u. 25' n.m. Tjot-<br />

Iri binnen kwam; zelfs uit Baba-Djoeroeng werd nog met achterladers<br />

geschoten.<br />

Ten koste van acht gewonden was het gestelde doel bereikt. Verbruikt<br />

waren 2014 patr. van 6.5 m.M., 3606 Beaumontpatronen, 14 G.<br />

en 21 G. K. T.<br />

Den Gouverneur-Generaal werd telegrafisch machtiging verzocht, Tjot-<br />

Mantjang door een karrenweg met Tjot-Rang te verbinden. Eenmaal de<br />

goedkeuring toegezegd, maakte men er onmiddellijk een aanvang mede.<br />

24 Juli was de bezetting van Kroeng-Raba weer eens vervangen en<br />

wel door drie compagnieen van het 9* Bataljon.


49<br />

De bevolking van IV Moekims, waarvan steeds meer Ieden terugkwamen,<br />

deed het verzoek, nabij het bivak een pasar te mogen oprichten.<br />

Een zendeling van den kedjoeroean van Lohong, die brieven aan T.<br />

Tjoet-Banta en Ketjihiq-Oemar bracht, deelde omtrent Oemar en volgelingen<br />

het een en ander mede.<br />

Het vuur der marine, had de meeste vrouwen genoopt het gevolg<br />

te verlaten. Zij hadden zich naar Kroeng-Kala (Lohong), Paroi en<br />

Daja begeven.<br />

Tjoet Din — Oemars vrouw — zat in Pasi bij Goenoeng-Groetee in<br />

Kloewang, met een wacht van 50 gewapenden.<br />

Onze gewezen panglima-prang-besar zelf, bevond zich bij den ingang<br />

van het dal van Lamtih te Sarahmane; hij had daar niet meer dan<br />

1 50 a 200 gewapenden.<br />

In de nabijheid van de Ritieng-baai, waren een viertal bentengs opgericht,<br />

in den Gle-Loeda-pas een paar loopgraven gemaakt, terwijl ook<br />

in de onmiddellijke nabijheid van Kroeng-Raba een drietal punten versterkt<br />

waren.<br />

De eindverdediging zou Oemar eventueel <strong>org</strong>aniseeren op het plateau<br />

van den Radja-Masah (Moekim Kroeng-Kala-Lohong), welk plateau langs<br />

een voetpad uit Kroeng-Kala was te bereiken.<br />

Natuurlijk, zou hij ten slotte wel weer naar het zuiden uitwijken,<br />

daarom verdiende het aanbeveling den Gle-Groetee te bezetten.<br />

Wel was de kedjoeroean van Lohong om goedgezind, maar aan<br />

Oemar door familie-relaties verbonden — T. Moesa, Oemar's broeder,<br />

was met zijn dochter gehuwd — kon men dus niet verwachten, dat hij<br />

dezen den doortocht in zijn gebied zou beletten.<br />

Een der benden, ter sterkte van 30 achterladers, bevond zich op den<br />

Goenoeng-Datar tegenover Lam-Tengah (VI Moekims).<br />

Tien brigades marechaussee zouden die verjagen.<br />

In den nacht van den 26*", marcheerden zij daartoe naar het ravijn<br />

van den Gle-Tempe in den omtrek van Masdjid Indraperwa. Alleen<br />

een veertigtal ledige hutten, werden aangetroffen en verbrand.<br />

Panglima Poelau, mede een der voornaamste bendehoofden van Oemar,<br />

had zich met eenige volgelingen in de heuvels benoorden de Kloof van<br />

Beradin neergelaten, teneinde het niet alleen onze transporten, maar ook<br />

de naar hare woonsteden terugkeerende bevolking lastig te maken.<br />

Hetzelfde geschiedde door kleine benden in of nabij den Gle-Loeda-pas.<br />

4


50<br />

Plunderingen kwamen trouwens ook in andere streken voor. Zoo<br />

deden in den nacht van den 23*" Juli lieden van Kroeng-Raja een aanval<br />

op Lam-Bada, nabij Lam-Baroe-Angin (XXVI Moekims). Met achterlating<br />

van een doode wist de bevolking hen te verdrijven, echter ten<br />

koste van twee gewonden harerzijds.<br />

Tocht naar Teungkoe di Lengkong en Pieng.<br />

Deze tocht was boven op het programma blijven staan.<br />

Wat onze troepen daar te wachten stond, deelden wij reeds vroeger<br />

mede.<br />

Onder het bevel van den wd. Gouverneur-Kolonel J. W. Stemfoort —<br />

ging 29 Juli eene colonne derwaarts van de volgende samenstelling:<br />

Commando:<br />

Kolonel J. W. Stemfoort.<br />

Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />

Souschef: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />

Artillerie-comdt.: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />

Adjudant van idem: 1* Luitenant J. B. Doyer.<br />

Adjudanten: Kapt.-Adjunct J. C. Smits.<br />

1* Luit.-Adjudant J. H. Hoekstein.<br />

1 trompeUer en 6 bereden ordonnansen.<br />

Infanterie:<br />

Het korps marechaussee: Commandant Kapt. E. A. van Kappen.<br />

Sterkte: 3 luitenants en 221 minderen.<br />

3* Bataljon Commandant: Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 13 officieren en 397 minderen.<br />

6* „ „ : Majoor A. E. N. B. Otken.<br />

Sterkte: 16 officieren en 330 minderen.<br />

12 e „ „ : Luit.-Kol. G. F. Soeters.<br />

Sterkte: 15 officieren, 1 adj.-ond. en 505<br />

minderen.<br />

14* „ „ : Majoor F. C. Thomson.<br />

Sterkte: 13 officieren, 1 adj -ond. en 410<br />

minderen.<br />

Cavalerie:<br />

Een escadron „ : Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Sterkte: 4 luitenants en 106 ruiters.


51<br />

Artillerie:<br />

Twee berg-batterijen, ieder van 2 secties n.l.<br />

de 2* batterij, comdt. Kapitein P. J. Dibbets.<br />

Sterkte: 2 luitenants, 68 minderen, 39 rij-, treken<br />

draagdieren, 4 vuurmonden.<br />

de 4* batterij, „ Kapitein A. Bangert.<br />

Sterkte: als de 2 e .<br />

per batterij 144 G. 144 G. K. T. en 48 K.<br />

Genietroepen:<br />

1 sectie, commandant 1 e luitenant E. J. de Rochemont.<br />

Sterkte: 29 minderen en koelies voor springmiddelen.<br />

1 sectie, commandant, Eur. serg. van der Giessen, No. 33973.<br />

Sterkte: 16 minderen en koelies met brugmaterieel.<br />

Gevechtstrein ."<br />

Vijf ambulances; ieder onder een officier van gezondheid met de<br />

noodige tandoes en koelies.<br />

Bagagetrein:<br />

Koelies met vivres en kookgerei voor een dag.<br />

Het eerste doel was het vermeesteren van de vijandelijke stelling<br />

Tengkoe di Lengkong, dan, het verdrijven van den vijand uit een<br />

deel der XXVI Moekims.<br />

De moekims Lam-Djampoe, Hoho en Tjot-Saloeran, hadden zich<br />

bereids onderworpen.<br />

Luitenant-Kolonel Soeters kreeg opdracht met het 12* Bataljon, het<br />

korps-marechaussee, eene sectie genietroepen en twee ambulances naar<br />

Lam-Permai te gaan, en van dezen post via Gani en Kroeng-Gloempang<br />

naar Teupin-Bate (1) te marcheeren, teneinde op de Blang-Bintang weer<br />

verband te zoeken met de hoofd-colonne en aldaar eene zoodanige<br />

stelling in te nemen, dat de Titi-Empe-Tjing werd beheerscht en tevens<br />

Teupin-Bate bezet bleef.<br />

De vonder Titi-Empe-Tjing moest door de genietroepen, bijtijds<br />

worden verbreed en geschikt gemaakt voor de artillerie.<br />

Het 3* Bataljon zou eene omtrekking uitvoeren over Ketapan-Meot<br />

en Tengkoe di Reloh, om later nabij Kebon-Bedjira of Tjot-Len-Senelon<br />

een overgang over de Lingkar te zoeken.<br />

(1) Op de schetskaart 1 : 25.000 staat Teping-Bate.


52<br />

Door de overige troepen moest via Tjot-Iri en Tjot-Rang naar Tjot-<br />

Mantjang worden gemarcheerd.<br />

Om 6 u. 50' v.m. te Tjot-Rang zijnde, kreeg de commandant van<br />

het 3* het volgende bevel:<br />

„Marcheer in gevechts-formatie met front oostwaarts over Paja-Oe, Belang<br />

„en Ketapan-Meot naar Tengkoe di Reloh en neem dit zoonoodig. De<br />

„artillerie zal intusschen vuur openen op Tengkoe di Lengkong en c. q.<br />

„andere versterkingen voor uw front. Let op richting artillerie-vuur".<br />

Het 6 C Bataljon had met de artillerie den weg te volgen tot de<br />

Kroeng-Anoe, dan het voetpad in te gaan dat in zuidoostelijke en<br />

oostelijke richting langs Masdjid Boeng-Tjala over het hooge terrein naar<br />

Tjot-Mantjang leidt, en wel, te beginnen bij dat pad, in voorloopige<br />

gevechtsformatie.<br />

7 u. 55' v.m. kwam het met de batterijen en gevolgd door het 14*<br />

op de Blang-Bintang, waarna met de batterijen in bataille, tot op<br />

~f~ 750 M. van Tengkoe di Lengkong werd opgemarcheerd.<br />

Tijdens den opmarsch vielen uit deze en nabijgelegen posities eenige<br />

geweerschoten.<br />

Rechts van de artillerie was het 6* in gevechtsformatie opgesteld,<br />

links zou zij voldoende beschermd zijn geweest door het 3*, ware dat<br />

korps niet van de aangewezen richting afgeweken. Nu kreeg de commandant<br />

van het in reserve volgende 14* Bataljon last, twee compagnieen<br />

noord van de artillerie in stelling te brengen en de beide anderen —<br />

in de nabijheid en zijwaarts daarvan te doen opmarcheeren.<br />

De cavalerie, die zelfstandig verkennend vooruit was gegaan, berichtte<br />

ten half negen, dat zij verband had met het 12 e , dat in en om Teupin-<br />

Bate, en de marechaussee, die tusschen die kampong en Titi-Empe-Tjing<br />

in stelling lagen.<br />

Uit Boeng-Rempang en Padang-Tjenna had zij vuur gekregen, en<br />

toen daar langzamerhand meer volk kwam opzetten, hadden vijf brigades<br />

marechaussee en later nog eene compagnie 12*, in het hooge terrein,<br />

zuid van Padang-Tjenna, op den linkeroever van de Lingkar — daartegenover<br />

post gevat.<br />

De cavalerie hield nu halt en wel zoodanig, dat zij de eventueel uit<br />

Tengkoe di Lengkong in zuidelijke richting vluchtende vijanden, den<br />

pas kon afsnijden.<br />

Zoowel infanterie als artillerie openden half negen haar vuur op


53<br />

die positie. Men vuurde slechts matig om het 3* in de gelegenheid<br />

te stellen Tengkoe di Reloh te bereiken, waardoor den vijand ook het<br />

uitwijken in die richting belet zou zijn.<br />

Toen dat bataljon maar niet kwam opdagen, en men reeds vijanden<br />

in oostelijke en noordoostelijke richting zag aftrekken, gelastte de bevelhebber<br />

het 6 e bataljon tot den aanval over te gaan.<br />

Gevolgd door de batterijen in bataille ging de infanterie vooruit, om<br />

opnieuw in stelling te komen, toen 's vijands vuur toenam. Deze<br />

verliet echter zijne versterkingen, zonder den storm af te wachten.<br />

Nauw had de artillerie haar vuur gestaakt, of de cavalerie ging in<br />

galop achter de vluchtenden aan, zij vermocht hen echter niet in te halen.<br />

Nabij de genomen stelling werd het 3* Bataljon afgewacht en eene<br />

cavalerie-officierspatrouille uitgezonden, om dat bataljon op te zoeken.<br />

Eerst tegen 1 I u. v.m. kwam het opzetten.<br />

Op verkeerde aanwijzingen van den gids afgaande, was het in stede<br />

van recht-oostwaarts in noord-oostelijke richting gemarcheerd en in het<br />

verlaten Teungkoe di Gendring (1) terechtgekomen. Na daar ettelijke<br />

woningen aan de vlammen te hebben prijs gegeven, keerde het met vier<br />

voorladers, als buit, terug.<br />

De beweging in zuidelijke richting kon nu worden voortgezet. Het<br />

3*, dat nog al vermoeid was aangekomen, werd reserve.<br />

De genietroepen hadden inmiddels een schraagbrug van 1,6 Meter<br />

breedte, over de Empe-Tjing (2) gestagen.<br />

Na deze gepasseerd te hebben. moest het 6* Bataljon, als linkervleugel<br />

der gevechtslinie over Aroen-Loengke, Tjot-Birem, Moenloe<br />

en Bagoeng naar het hooge terrein benoorden Pieng marcheeren.<br />

Het 14*, zou in ongeveer recht zuidelijke richting over de Blang Data<br />

Daray en Trieng eveneens op Pieng toe gaan, terwijl het 12 e , met de<br />

marechaussee's op den rechtervleugel der gevechtslinie, over Boeng-<br />

Rempang, Koeta-Trieng, Pantai-Karang-Noord, Boeng-Toedjoeh en Tjot-<br />

Goet naar Pantai-Karang, dat zwaar bezet heette te zijn, moest trekken.<br />

De korpsen hadden in onderling verband te blijven; het 3 e volgde<br />

met de artillerie.<br />

De cavalerie ontving al dadelijk opdracht de Lingkar over te gaan,<br />

en. zij- en voorwaarts van den linkervleugel te eclaireeren; het terrein<br />

liet daar de vrije beweging van het wapen toe.<br />

(1) Ook wel Tengkoe di Geundrieng genoemd.<br />

(2) Kroeng Lingkar.


54<br />

Juist was het voorste peloton over de brug of het werd uit verschillende<br />

kampongranden en hooge terreindeelen in zuid- en zuid-oostelijke<br />

richting onder vuur genomen. De pelotOns-commandant, de luitenant<br />

van Rosenthal, liet zich daardoor niet weerhouden, reed tot J^ ' 50<br />

M. van den vijand op, liet afzitten en wist de schutters met zijn<br />

karabijnen tot wijken te brengen.<br />

Eerst, nadat hij in zijne vuurstelling door de voorste afdeeling van<br />

het 6 e was vervangen, zat die officier weer op en sloot zich bij het escadron<br />

aan, dat ten oosten van Padang-Tjenna stond, om een eventueel<br />

opdringen van den vijand, tijdens den rivierovergang, te keeren.<br />

1 u. n.m. waren alien aan gene zijde der rivier en bevonden zich, het 6*<br />

in Aroen-Loenghe, het 1 4 e bij Belang, het 1 2* en de marechaussee in Koeta-<br />

Trieng en Anehgom en de rest der troepen achter het midden dier lime (1).<br />

Een half uur later hoorde men het signaal ,,voorwaarts". Onafgebroken<br />

ging het nu in zuidelijke richting, overal week de vijand na<br />

geringen tegenstand, meestal naar het gebergte. Daardoor kwamen zij<br />

echter op de flank der colonne, daarom wees de commandant van het<br />

6 d * eene compagnie aan om hen op behoorlijken afstand te houden.<br />

Ook de cavalerie deed daartoe van tijd tot tijd charges, en dit werd<br />

te meer noodig, wijl het 6*, steeds meer westwaarts afzakte en b. v.<br />

Moenloe en Bagoeng al op 6 a 700 M. voorbijtrok.<br />

In den noordrand van Aloei (2) hield de vijand tegenover het 1 2* iets<br />

langer stand. Eene sectie van de 2* bergbatterij daartegenover in stelling<br />

gebracht, schoot zich in, voortgezet vuur was echter al niet meer noodig.<br />

De bevelhebber zond ten 3 u. 30' n.m. den commandant van het<br />

1 2* bevel, om na het nemen van Pantai-Karang-zuid, met de marechaussee<br />

daar aan de rivier een bivak te betrekken.<br />

Naarmate de gevechtslinie den noordelijken rand van Pieng, de tijdelijke<br />

woonplaats van den pretendent-sultan, T. Tjihiq Montassik e. a. naderde,<br />

nam ook het verzet toe.<br />

De vijand hield nog stand, nadat onze troepen de modderige Aloer-<br />

Lang en eene aangrenzende rawah waren overgetrokken en op het hooge<br />

terrein noordwaarts van Pieng tot den storm overgingen. Toen week<br />

hij evenwel over de Kroeng-Anak terug, om onze bivakplaats nog tot<br />

het invallen der duisternis te blijven beschieten.<br />

Ook bij Pantai-Karang was de tegenstand vrij groot. Twee bentengs<br />

(1) Zie de Overzichtskaart 1 : 75.000.<br />

(2) Aan de Aloer Lang.


55<br />

Pantai-Karang aan de rivier en eene andere ^ 250 M. zuidwaarts<br />

daarvan gelegen, werden eerst ontruimd, toen het 1 2* en de marechaussee<br />

den laatsten aanloop namen.<br />

De verdedigers vluchtten naar de overzijde van de Atjeh-rivier en<br />

bleven alsmede tot zonsondergang de troepen beschieten.<br />

Eene verkenning van de cavalerie had aangeloond, dat de artillerie<br />

alleen bij Aloei de Aloer-Lang kon passeeren.<br />

Met het 3* bataljon en de genietroepen — die haar bij den overtocht<br />

behulpzaam waren geweest, betrok zij in Aloei het bivak.<br />

De cavalerie kreeg in Pieng een plaats tusschen het 6* en het 14* in.<br />

6 u. v.m. was men met de verschillende bivaks gereed.<br />

De nacht ging rustig voorbij.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en ontvingen de commandanten van het 6 e en<br />

14 e bataljon de volgende bevelen:<br />

Eerstgenoemd om bij pasar Pieng het branden te beginnen, zuidwaarts<br />

om te buigen naar de Kroeng-Anak en deze rivier te volgen tot<br />

de Atjeh-rivier; het laatste om uit het bivak in verband met het 6 e , te<br />

marcheeren tot Lam-Mej, tegenover Djeroek; beide bataljons in gevechtsformatie<br />

en in breed front.<br />

Bij Lam-Mej moest zoo mogelijk, en onder dekking van het 12*, de<br />

Atjeh-rivier worden overgetrokken.<br />

Ook het 14 e moest de te doortrekken streek tuchtigen.<br />

Het 3* Bataljon kreeg last, om met de Artillerie westwaarts over het<br />

hooge terrein, ten noorden der kampongs Pieng enz. te gaan, daarbij<br />

zooveel mogelijk gelijk met de gevechtslinie blijvend, en het 1 2*, om eerst<br />

Pantai-Karang en omgeving aan de vlammen prijs te geven, daarna langs<br />

Redep, dat evenzeer in de asch moest worden gelegd, zich naar den<br />

rivierovergang bij Blang-Mej te richten, met de marechaussee aan gene<br />

zijde der rivier stelling te nemen en zoo gezegd, aldus den overtocht der<br />

troepen te beveiligen.<br />

Ook de cavalerie zou daar de stroom doorwaden, en in de richting van<br />

Samahani en Tjot-Basatoel verkennen. Het lag toch in de bedoehng,<br />

ook de VII Moekims Baid met een bezoek te vereeren, teneinde den<br />

hoeloebalang te dwingen kleur te bekennen.<br />

7 u. 30' v.m. namen de bewegingen een aanvang. De artillerie<br />

kwam op de hoogte ten noorden van Aloei in batterij — met het front<br />

naar het oosten, om die van het 6* en 14*, zoo noodig met vuur te


56<br />

steunen. Ook de compagnie snelladers stelde zich daar op en schoot<br />

nu en dan op de enkele vijanden, die uit de kampongs Relo en Sahom<br />

en het hooge terrein noord- en noordoostwaarts van Pieng, het vuur op<br />

de brandende kampongs richtten, in de hoop daar wel wat te raken.<br />

De bataljons voerden de bewegingen uit, zooals zij bevolen waren, en<br />

toen de linkervleugel compagnie van het 14*, die den noordrand der<br />

kampong volgde, ten half negen ter hoogte van Aloei gekomen was,<br />

werd met de artillerie en 3 compagnieen van het 3* Bataljon, de Aloer-<br />

Lang gepasseerd, en stelling genomen op eene hoogte in de sawah,<br />

tusschen de kampongs Lam-Oe en Lam-Mej, terwijl de 1* compagnie<br />

haar standplaats voorloopig bleef innemen.<br />

De cavalerie zond ten 9 u. 15' v.m. bericht, dat een voor infanterie<br />

geschikte overgang gevonden was, de passage zou evenwel voor de<br />

artillerie zeer moeilijk en voor gewonden vrij wel ondoenlijk zijn.<br />

Een uur later rapporteerde de ritmeester, dat een tweede overgang<br />

gevonden was, die evenwel aan hetzelfde euvel mank ging als zijn<br />

vo<strong>org</strong>anger.<br />

De bevelhebber zond nu den commandant van het 12* het volgende<br />

bevel:<br />

„Als geen gemakkelijke overgang voor alle wapens te vinden is, dan<br />

..marechaussee terugtrekken, en met uwe colonne stelling nemen in<br />

„noordrand Lam-Pasei, Lam-Bada en Masdjid Montassik en daar de<br />

„overige troepen inwachten. Terugmarsch zal dan genomen worden over<br />

,.Senelop".<br />

Na een half uur keerde de cavalerie commandant met drie pelotons<br />

terug, met de mededeeling, dat geen goede overgang te vinden was en<br />

dus door den commandant van het 12* aan voornoemde opdracht uitvoering<br />

werd gegeven.<br />

Van het 6* en 14* was intusschen weinig te zien. Uit den opstijgenden<br />

rook viel op te maken, dat zij zich ten oosten van de Aloer-Lang bevonden<br />

en daar zij om den aangewezen overgang te bereiken, deze<br />

Aloer toch moesten passeeren, bleef het 3* Bataljon, de eenmaal ingenomen<br />

plaats vasthouden.<br />

De signalen geblazen, om de aandacht der beide bataljons te trekken,<br />

niet beantwoord wordende, zond de bevelhebber eenige cavaleriepatrouilles<br />

uit, om verbinding te zoeken, wat eerst ten 12 u. 40' v.m.<br />

aan die onder luitenant Happe gelukte.<br />

Het bleek, dat de korpsen ter plaatse waar de Aloer-Lang in de Atjeh-


57<br />

rivier valt, deze doorwaad hadden en zich langs den linkeroever naar<br />

kampong Djeroek hadden begeven.<br />

Bij den opmarsch langs den rechteroever toch, was de colonne telkens<br />

als zij maar even buiten het bedekte terrein kwam, van den linker<br />

beschoten. Een tweetal dwangarbeiders sneuvelde daardoor. Begrijpelijk,<br />

was dus aan den overgang op een andere plaats de voorkeur gegeven.<br />

Luitenant Happe kreeg nu ten 1 u. v.m. het bericht:<br />

„Het 6* en 14* moeten verzamelen bij den bevelhebber, U blijft bij<br />

„de kali en wijst den weg hierheen aan beide bataljons".<br />

Staf, artillerie en 3* Bataljon, verplaatsten zich nu naar eene meer<br />

westwaarts gelegen hoogte, oost van Pantai-Karang, terwijl de 1* compagnie<br />

3*, die reeds een paar uur een vuurgevecht op grooten afstand<br />

voerde met een allengs aangroeiend getal vijanden, de Aloer-Lang passeerde<br />

en de door den bevelhebber verlaten hoogte bezette.<br />

De vijand kwam nu ook meer vooruit.<br />

Tegen half twee werden de eerste deelen der beide zoekgeraakte<br />

bataljons zichtbaar. De orders luidden nu:<br />

„het 3* en 14* Bataljon — met het eerste in de achterhoede — volgende<br />

„zuidranden van Tjot-Goet en Aloer-Oe, de westranden van Aloer-Oe,<br />

„Aloer-Lintang, Tjot-Senang en Toei-Selimbing en gaan verder over het<br />

„hooge terrein van Adje-Boeng-Mirah naar Gani, Siroen en Lam-Baroe;<br />

„het 6* met artillerie en het 12* nemen den weg Senelop-Lamsoet-<br />

„Siroen, het 6* n.l. als reserve, waartoe zoodra dit bataljon en de artillerie<br />

„voorbij zijn, het 12* naar Senelop heeft op te sluiten en dan langs den<br />

„noordrand van het bedekte terrein Lam-Bada-Bralon enz. naar Siroen<br />

„heeft te marcheeren, daarbij steeds de artillerie aan de zuidzijde be-<br />

„veiligend ".<br />

Toen het 14* ten 2 u. 15' n.m. in den zuidrand van Tjot-Goet, en<br />

het 6* ter hoogte van de artillerie gekomen was, begon de commandant<br />

van het 3* zijne terugtrekkende beweging, en verliet de 1* compagnie<br />

hare stelling noord van de Aloer-Lang.<br />

Nog voor 's bevelhebbers last, om den marsch niet te beginnen, zoolang<br />

het 6* Bataljon met de artillerie niet waren afgemarcheerd, den<br />

commandant van het 3* bereikt had, nam de vijand van de juist door<br />

de 1* compagnie verlaten hoogte, met succes artillerie en staf onder vuur.<br />

Eenige kanonschoten deden dat vuur wel verminderen, maar brachten<br />

het niet tot zwijgen, waarom het 3 e opdracht kreeg de schutters te<br />

verjagen.


58<br />

Een tegenaanval van de compagnie snelladers, deed den vijand met<br />

een verlies van 6 man zijnerzijds wijken, waarop ten 3 u. 15' n.m. de<br />

terugmarsch kon aanvangen.<br />

Ongestoord kwamen 6 e en artillerie, voorafgegaan door de cavalerie,<br />

op de groote sawah, noord van Montassik.<br />

Het 14* kreeg, de kampongs Lam-Pasei en Tibang-Poei verlatende,<br />

eenig vuur. De compagnie Bruynis wist den vijand echter spoedig te<br />

verjagen.<br />

Door de vervolging iaakte het 14* een weinig uit de richting en trok,<br />

gevolgd door het 3*, over Lam-Nga en den oostrand van Aloer-Lintang<br />

en Soemit naar Toei-Sehmbing.<br />

Van hier gingen 2 compagnieen via Adje-Boeng-Mira naar Gani en<br />

de beide andere over Kroeng-Gloempang ook derwaarts.<br />

Cavalerie, artillerie en 6* Bataljon, trokken ongehinderd via Masdjid<br />

Lam-Djampoe, langs den linkeroever der Kroeng-Lingkar naar Lam-<br />

Baroe.<br />

Het 12* en de marechaussee kregen bij den zuidrand van Aloer-Oe<br />

eenige welgerichte schoten uit eene kleine benteng, nabij kampong Baroe,<br />

aan de Atjeh-rivier gelegen en tegelijk ook uit zuidelijke en zuidoostelijke<br />

richting.<br />

De commandant der 1* compagnie — Weustmann — en de luitenant<br />

Gerth van Wijck, wisten ook hier het vuur spoedig te doen eindigen.<br />

Het 3* Bataljon kreeg op het moment, dat het in de nabijheid van<br />

Toei-Selimbing op den grooten weg kwam, plotseling vuur uit Senelop,<br />

waarin zich blijkbaar, nadat het 12° voorbij was, weer eenige lieden<br />

genesteld hadden.<br />

De compagnie repeteergeweren beantwoordde dit vuur direct krachtig,<br />

en de vijand maakte zich wel uit de voeten, maar toch hadden wij er<br />

nog eenige gewonden bij gekregen.<br />

Na dien tijd, 6 u. 25 n.m. viel geen schot meer en keerde het 3*<br />

langs denzelfden weg als het 14*, naar Lam-Baroe terug, waar alle<br />

afdeehngen op verschillende tijdstippen, de laatste 's avonds 10 uur<br />

binnen kwamen en dan per trein naar Koeta-Radja werden overgebracht.<br />

Het resultaat van dezen tweedaagschen tocht was, dat de vijandelijke<br />

versterkingen op de Blang-Bintang vermeesterd werden, dat verschillende<br />

hoofden, als de pretendent-sultan en Polim uit Pieng verdreven waren,<br />

en de V Moekims Montassik eene tuchtiging hadden ondergaan.


59<br />

Wij leden een verlies van vier gesneuvelden en 34 gewonden w. o.<br />

de 1* luitenant der cavalerie Gentil.<br />

Een 30 voorlaadgeweren, eenige munitie en buskruit, vormden den<br />

buit, terwijl o. z. verschoten waren 60 G., 40 G. K. T., 9122 patronen<br />

van 6.5 m.M. en 15667 Beaumont-patronen.<br />

Luidens de binnenkomende berichten waren aan 's vijands zijde gesneuveld<br />

Panglima Lam-Kapang — een der voornaamste aanvoerders van<br />

den pretendent-sultan en tien Atjehers — en gewond dertig Atjehers.<br />

De pretendent was gevlucht naar Lam-The bij Masdjid Indrapoeri,<br />

waar Polim eene woning bezat.<br />

De vestiging te Loh-Nga gesanctionneerd.<br />

Door tusschenkomst van het hoofd van Anak-Paja, ontving de bivak-<br />

commandant van Kroeng-Raba den 30 s '*" Juli een brief van Toekoe<br />

Oemar, die een onderhoud met dien hoofdofficier verzocht en wel nabij<br />

de brug over de Kroeng-Raba.<br />

Antwoord werd op dien brief niet gezonden, maar ook de wacht bij<br />

die brug kreeg uit de heuvels, bezuiden de rivier, veel meer vuur dan<br />

gewoonlijk, wel een bewijs dat de stemming onder Oemars menschen nu<br />

niet direct vredelievend was, en daarom werden, rekening houdende met<br />

mogelijke onverwachte bezoeken, 's nachts hinderlagen gelegd in het<br />

bekende tjemarabosch — zuid van de brug.<br />

1 Augustus kwam het 7* Bataljon de bezetting van Kroeng-Raba aflossen.<br />

De gouverneur-generaal verleende machtiging tot den bouw van een<br />

versterkt kampement te Loh-Nga en van bentengs op de boekits Lam-<br />

Tjroeng en Daman.<br />

Die autoriteit gaf daarbij in overweging door de bevolking heeren-<br />

diensten te doen verrichten en o. m. de benoodigde klapperstammen uit<br />

verlaten kampongs te doen halen. Als hare meening gaf zij thans tevens<br />

te kennen, dat behalve te Tjot-Mantjang er t. g. t. ook in de XXII<br />

Moekims een dergelijk kampement zou moeten verrijzen.<br />

De voorloopige legering te Kroeng-Raba, was gaandeweg zoo verbeterd,<br />

dat de directe plaatsing van houten barakken niet urgent kon heeten,<br />

waarom besloten werd eerst aan Tjot-Mantjang alle aandacht te wijden.<br />

De houten barakken van het 5* bataljon zouden daarheen worden<br />

overgebracht en wat legering betreft, kwam de troep daardoor al dadelijk<br />

in eene goede positie.


60<br />

De werkzaamheden aan den toegangsweg tot het kampement geschiedde<br />

onder dekking van gewapende lieden van Toekoe Nja-Banta.<br />

In verschillende richtingen gingen den 4*" Augustus colonnes uit.<br />

Zoo maakte het korps marechaussee met de bezetting van Lho' Nga<br />

eene verkenning naar Monbroek en Langeh in den Gle-Raja of Paran<br />

gebergte gelegen.<br />

2 compagnieen van het 7* volgden daarbij het pad door den Blangkalapas<br />

en langs het zeestrand naar Langeh.<br />

Het 12* Bataljon met eene ambulance, maakte een militaire marsch<br />

over Lam-Permai, Gani, Kroeng-Gloempang, Tjot-Mantjang-noord en<br />

Lam-Goet naar Roempit. De vijand loste op de Blang-Bintang op zeer<br />

grooten afstand enkele schoten.<br />

Verliezen leed geen dezer colonnes.<br />

Het 5* Bataljon, onder den luitenant-kolonel Laceulle, dat een bezoek<br />

aan de IX Moekims bracht, was in dat opzicht minder gelukkig.<br />

De opdracht hield o. m. in: het opruimen van de nog bestaande<br />

ijzerdraad versperringen om Biloel en Lam-Koenjit.<br />

Teneinde deze werkzaamheden ongestoord te kunnen doen plaats<br />

hebben, kreeg kapitein W. Boer bevel met P/2 compagnie over Lam-<br />

Koenjit en Grot, langs den voet van het heuvelterrein te marcheeren tot<br />

den heuveltop west-zuid-west van Biloel, vanwaar de vijand gewoonlijk<br />

voorbijgaande troepen beschoot.<br />

Mocht hij er reeds voor ons zijn, dan diende hij met kracht te worden<br />

aangegrepen<br />

Eene tweede compagnie onder kapitein de Vlaminck had in Zuid-<br />

Maneh eene oude versterking onbruikbaar te maken en daarna zuidwaarts<br />

stelling te nemen om het teruggaan van de afdeeling Boer te<br />

beveiligen.<br />

Deze raakte nabij Tjot-Soeri in vuurgevecht met de Jz 30 man sterke<br />

en in de heuvels verspreide bende van Toekoe Nja-Gedong.<br />

In stede van geheel aan de opdracht te voldoen, den vijand te verjagen<br />

en meer zuidwaarts te rukken, bleef de troep bij Tjot-Soeri in stelling<br />

liggen en kreeg daar nog een gewonde.<br />

Overste Laceulle, niets van de gedetacheerde deelen bespeurend,<br />

marcheerde met de hem resteerende 1 '/2 compagnie van Biloel naar<br />

Maneh en Grot en kreeg daar de gezochten eindelijk in het oog. Zij<br />

ontvingen last dadelijk over Grot naar Lam-Koenjit te gaan, in den rug<br />

beschermd door een peloton van de hoofdcolonne, onder den 1*" luite-


61<br />

nant Heijligers, dat bij den verderen marsch de achterhoede uitmaakte.<br />

De niet verdreven vijand kwam intusschen uit de heuvels en gaf uit<br />

Lam-Tadoek een vrij hevig vuur op de achterhoede af, dat deze op<br />

een verlies van een doode en drie gewonden kwam te staan.<br />

Eenmaal in het zuiden van kampong Grot gekomen, trokken zich ook<br />

de vervolgers terug.<br />

Nadat te Lam-Koenjit verzameld en het ncfodige verricht was, kon<br />

half twaalf via Tjot-Goee huiswaarts worden gekeerd. 1 u. n.m.<br />

vertrok de troep met een extra-trein van Lam-Peneroet naar Koeta-<br />

Radja.<br />

Totaal kostte ons deze affaire, twee doode en drie gewonde militairen<br />

en bovendien twee gewonde dwangarbeiders.<br />

7 Augustus rukte eene colonne uit, bestaande uit het 14* Bataljon,<br />

'/2 peloton cavalerie, '/2 sectie genietroepen en eene ambulance onder<br />

den officier van gezondheid Hartman.<br />

Het geheel werd gecommandeerd door den majoor F. C. Thomson,<br />

aan wien de kapitein G. C. E van Daalen als stafchef was toegevoegd.<br />

Volgens ingekomen berichten waren de versterkingen op de Blang-<br />

Bintang weer door kleine benden bezet.<br />

De troep, die 6 u. v.m. van Tjot-Iri vertrok, marcheerde met de<br />

cavalerie vooruit en van Tjot-Rang, met eene linkerflankdekking, langs<br />

den in aanleg zijnde weg naar de Blang-Bintang, waar men 8 u. v.m.<br />

aankwam.<br />

Hier kreeg de 1* compagnie last met de cavalerie naar Tengkoe di<br />

Reloh op te rukken, de 3* moest Tengkoe di Lengkong bezetten,<br />

2* en 4* compagnie bleven in reserve.<br />

De commandant dezer laatste compagnie op de Blang-Bintang debou-<br />

cheerend en eene 30 man sterke bende ontwarend, zette die, eigener<br />

initiatief, later in verband met de le compagnie, tot aan gene zijde van<br />

de Kroeng-Lingkar na.<br />

De daar aangetroffen huisjes, evenals eene kleine versterking aan pang-<br />

lima Hoesin van Lam-Paja toebehoorend, gingen in vlammen op.<br />

Tijdens het branden vielen weer een paar schoten uit het gebergte<br />

en kregen wij een lichtgewonde.<br />

Door het energiek optreden van kapitein Bruynis zag de vijand dien<br />

dag van „thuisbrengen" af en zonder verliezen, was men 12 u. 30'n.m.<br />

weer te Tjot-Iri.


62<br />

Daags te voren had de controleur Gisolf van Oleh-leh vergezeld van<br />

Toekoe Tjoet-Bantah der IV Moekims en van Ketjihiq-Oemar —zich<br />

aan boord van H. M. Macasser naar Lohong begeven — waar de kedjoeroean,<br />

om het bewijs van zijne goede gezindheid te geven — aan boord<br />

verscheen.<br />

Hij verklaarde tegen Oemar niet opgewassen te zijn en dan ook niets<br />

anders te hebben kunnen doen, dan het bouwen van bentengs in zijn<br />

gebied te beletten.<br />

Met het oog op eene ophanden zijnde excursie naar Lepong,<br />

werden van Kroeng-Raba dagelijks verkenningen in zuidelijke richting<br />

gemaakt, zoo ging 6 Aug. 3 u. n.m. eene patrouille van 25 man tot<br />

J^ 1700 M. zuidwaarts van de brug langs het strand, daarna oost-<br />

waarts tot achter den Gle-Aron, die onbezet bleek, om dan weer terug<br />

te keeren.<br />

Den volgenden dag zocht eene patrouille van 70 man en 2 achter-<br />

laad-mortieren een pad, dat naar den top van den Gle-Aron moest<br />

voeren en eene tweede zocht en vond nabij de monding van de Kroeng-<br />

Raba eene waadbare plaats.<br />

Excursies naar Lepong en Lohong.<br />

Met het doel Toekoe Oemar en zijne trawanten uit Lepong. en c. q.<br />

ook uit de oveiige zuidelijke nederzettingen van de XXV Moekims,<br />

te verdrijven, werd eene colonne samengesteld als volgt:<br />

Commando en Staf:<br />

Commandant: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />

Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />

Kapt. van den Staf: G. C. H. van Daalen.<br />

Adjudanten: Kapt. Adj J. C. Smits en 2* luit. der cav. J. de<br />

Ritmeester:<br />

Koningh.<br />

Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Artillerie-comdt: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />

Adjudant:<br />

1* Luitenant J. B. Doyer.<br />

Intendant:<br />

Majoor C. H. W. Boers.<br />

Paardenarts 1 Tromp de Haas.<br />

Zeeven.<br />

Gisolf<br />

e kl.:<br />

Adelborst 1* „<br />

Controleur B. B.<br />

benevens acht ordonnansen.


Infanterie:<br />

63<br />

Het korps-marechaussee: Commandant Kapt. A. E. van Kappen.<br />

Sterkte: 4 officieren en 221 minderen.<br />

3* Bataljon: Commandant Luitenant-Kolonel G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 16 officieren, 1 adj. ond. off. en 442 minderen.<br />

6 e „ : Commandant Majoor A. E. N. B. Otken.<br />

Sterkte: 16 officieren, 1 onderluit. en 390 minderen.<br />

12* „ : Commandant Luit.-Kolonel G. F. Soeters.<br />

Sterkte: 19 officieren en 478 minderen.<br />

Cavalerie :<br />

2 pelotons onder den ritmeester voornoemd.<br />

Artillerie:<br />

Sterkte: 3 officieren en 65 ruiters.<br />

2 sectien Berg-, Commandant: Kapitein A. Bangert.<br />

Sterkte: 3 officieren, 82 minderen, 46 rijpaarden, trek-<br />

en draagdieren.<br />

1 sectie A. mortieren: Commandant 1* Luitenant J. H. C. Castens.<br />

Genietroepen:<br />

Sterkte: 1 officier, 25 minderen en 62 dwangarbeiders.<br />

2 sectien: Commandant Kapitein F. W. van Bloemen Waanders.<br />

Gevechtstrein :<br />

Sterkte: 3 officieren en 73 minderen.<br />

4 ambulances met de vo<strong>org</strong>eschreven tandoes en koelies (reserve mu-<br />

Bagagetrein:<br />

nitie der infanterie bij den man).<br />

Voor het kookgerei: per compagnie infanterie 6 koelies.<br />

per sectie artillerie, peloton cavalerie of sectie genietroe­<br />

pen : 2 koelies.<br />

voor de marechaussee: 8 idem.<br />

Voor den vivres-opvoer van Kroeng-Raba naar Lepong waren beschik-<br />

baar: ^ 400 Chineesche koelies en 300 dwangarbeiders, waarbij als<br />

treinpersoneel ingedeeld waren: 2 Adj. o. o. der inf., 7 Eur. sergeanten<br />

en 14 Eur. korp. van de niet uitrukkende korpsen.<br />

Aan boord van de „Albatros" werden, voor een sterkte van 1 800 man,<br />

3 dagen vivres geladen.


64<br />

Wat van den vijand bekend was, stemt in hoofdzaak overeen met het<br />

reeds vroeger aangegevene.<br />

Toekoe Oemar hield met zijne benden verschillende heuvelstellingen<br />

bezet voor en in den Gle-Loedah-pas, zoomede eenige bentengs gelegen<br />

aan het strand en bij rivier-overgangen in Lepong.<br />

De juiste ligging van al die versterkingen was uit door den controleur<br />

Gisolf ingewonnen berichten bekend, en de kaarten waren dienovereenkomstig<br />

bijgewerkt.<br />

In overleg met den commandant der scheepsmacht in de wateren van<br />

Atjeh, was besloten, dat aan de excursies zou worden deelgenomen, door<br />

H. M. fregat „Tromp", de flotille vaartuigen: „Macassar" en „Madura"<br />

en de Gouvernementsstoomschepen „Havik" en „Albatros", terwijl de<br />

adelborst Zeeven bij den staf was ingedeeld, tot het onderhouden van<br />

seingemeenschap tusschen schepen en troepen, waartoe hem eene seininstructie<br />

was verstrekt.<br />

Een drietal gidsen gingen mede aan boord van de ,,Tromp', om de<br />

verschillende, uit zee zichtbare, versterkingen aan te wijzen, die dan, voor<br />

de troepen uit, onder vuur zouden worden genomen.<br />

In den vroegen m<strong>org</strong>en van den 9*", lagen de „Tromp" en „Macasser"<br />

in de Ritieng-baai voor anker en namen de steenen benteng Djamboe-<br />

Djie, de versterkingen aan de Kroeng-Broek, bij Anak-Poetoes en de<br />

meer zuidwaarts gelegene, onder vuur.<br />

De „Macasser" richtte zich meer bepaald tot die ten noorden van<br />

den Gle-Loedah.<br />

Daar de stroom de „Tromp", ondanks verschillende hulpmiddelen,<br />

steeds weer zuid-noord deed liggen, moest het vuur met de 12 en 17<br />

c.M. gestaakt worden, met het snelvuurgeschut kon intusschen worden<br />

do<strong>org</strong>egaan.<br />

Op het oogenblik, dat de troepen later uit den Gle-Loedah-pas te<br />

voorschijn kwamen, lag de „Macassar", die opgestoomd was en door<br />

seinen de overige schepen van den komst der troepen had verwittigd,<br />

westwaarts van Kroeng-Broek, de „Madura" en de „Tromp" zuidelijk<br />

daarvan, terwijl de gouvernementsschepen meer zeewaarts ten anker<br />

'agen.<br />

Voor eventueele communicatie met den wal, had de „Albatros" een<br />

zestal sampans op sleeptouw.<br />

Ondanks de vrij hooge deining, vielen de schoten der oorlogsschepen<br />

over het algemeen zeer goed; het gevolg was — zooals wij zien zullen —


65<br />

dat de vijand bijna nergens stand hield en zijne versterkingen prijs gaf,<br />

nog voor de aanvalstroepen in het vuur kwamen.<br />

Het lag in de bedoeling de versterkingen op den Gle-Aron, tegen het<br />

aanbreken van den dag, door marechaussee's te doen bezetten, teneinde<br />

de over het open terrein, langs het zeestrand naar den Gle-Loedah<br />

marcheerende colonne voor flankvuur te behoeden en wijders — om na<br />

voorbereiding door artillerievuur, de vijandelijke sterkten Baleh-Mon-Ier<br />

Tahen (Ajer-Tawar) en op den Goenoeng Si-Talib te vermeesteren en<br />

dan vandaar op te rukken naar de steenen benteng in den Gle-Loedah-pas.<br />

Een peloton van de bezetting van Kroeng-Raba, zou de marechaussee<br />

op den Gle-Aron ten slotte vervangen.<br />

Tot Lam-Djamoe gingen alien — behalve dan Cavalerie en Artillerie —<br />

per trein.<br />

De marechaussee's moesten reeds den 8 aten Augustus, 6 u. 30' n.m.<br />

naar Kroeng-Raba gaan, de overigen eerst den volgenden m<strong>org</strong>en.<br />

Troepen en dwangarbeiders, zouden tijdens de excursie gevoed worden<br />

volgens de vigeerende schaftorders (dus niet volgens tarief XX). Officie­<br />

ren, onder-luitenants en adjudanten-onderofficier, hadden in eigen voeding<br />

te voorzien, konden echter wijn, tot een maximum van een flesch per<br />

dag, uit den voorraad ontvangen, tegen betaling natuurlijk.<br />

Elke compagnie of detachement voerde eigen menage. Eenige niet in<br />

de schaftorders voorkomende artikelen, waren bij de intendance ver-<br />

krijgbaar.<br />

Het mede te nemen kookgerei was aangegeven (zie bijlage XIV).<br />

De beide eerste dagen zouden de marechaussee voor eigen voeding<br />

z<strong>org</strong>en; overigens werden zij tegen betaling voorzien, op gelijke wijze<br />

als de andere troepen.<br />

Voor de chineezen z<strong>org</strong>de het Civiel-Bestuur en voor de dwangar­<br />

beiders de Beheerder van Koeta-Radja.<br />

In beginsel gold, dat dagelijks tegen 8 u. v.m. een transport van<br />

Kroeng-Raba naar Lepong zou gaan, met vivres voor een dag (Avond-<br />

maal -j- ontbijt -j- m<strong>org</strong>enmaal).<br />

De koelies konden na een uur rusten naar rKoeng-Raba terug keeren.<br />

Het korps marechaussee, gevolgd door het peloton van Kroeng-Raba,<br />

rukten ten 3 u. 30' v.m. van dat bivak uit.<br />

Aanvankelijk beklom men instede van den Gle-Aron nog een verkeerden<br />

5


66<br />

heuvel, van waar de eerste evenwel onder vuur genomen kon worden.<br />

Een brigade werd nu achtergelaten en met de rest do<strong>org</strong>egaan naar het<br />

aangewezen punt en dat ten 6 u. 45' v.m. zonder moeite bezet.<br />

Een vijftal vijanden, die zich hierop vertoond hadden, waren door de<br />

op den nevenheuvel achtergelaten brigade onder vuur genomen, maar<br />

hadden — na zelf een veertigtal schoten te hebben gelost, de wijk genomen.<br />

Van den top werd nu door de marechaussee dadelijk het vuur geopend<br />

op de bentengs Baleh-Mon-Ier-Tahen en die van den Goenoeng Si- Tahb.<br />

Op het welgerichte geschutvuur van de marine en het domineerende<br />

vuur uit de repeteerkarabijnen, waren 's vijands versterkingen blijkbaar<br />

niet berekend, spoedig zagen de marechaussee een 40 a 60 Atjehers de<br />

vlucht nemen.<br />

8 u. 15' daalden de marechaussee weer af. De toppen werden het<br />

verdere gedeelte van den dag door het peloton vastgehouden, ook als<br />

flankdekking voor de transporten.<br />

Een kwartier te voren had de commandant van het 3* last gekregen<br />

met zijn korps, de bergbatterij en de genietoepen in zuidelijke richting<br />

te gaan en wel in gevechtsformatie.<br />

Het 6* en 12* Bataljon, de sectie achterlaad-mortieren en een peloton<br />

cavalerie bleven na aankomst te Kroeng-Raba, nadere bevelen afwachten.<br />

Het peloton ruiters van den 1*" luitenant Nedermeyer van Rosenthal<br />

kwam ter beschikking van den bevelhebber.<br />

Zonder eenigen tegenstand bezette het 3* ten 8 u. 45' v.m. Baleh-Mon<br />

Ier Tahen en den Goenoeng Si-Talib.<br />

Nu kreeg ook de commandant van het 12* bevel, met de overige<br />

troepen op te rukken en in de genomen versterkingen een inlandsche<br />

compagnie te plaatsen (t. w. in elk een peloton).<br />

De luitenant Rosenthal verkende inmiddels den ingang van den Gltr<br />

Loedah en berichtte een half uur later, dat die vrij was.<br />

Nadat de marechaussee voldoende uitgerust waren, beval de bevel­<br />

hebber den commandant van het 3* om met de artillerie de beweging<br />

langs het strand west van den Gle-Laboean voorl te zetten, terwijl de<br />

marechaussee met eene compagnie van het 3* het pad ten oosten daarvan<br />

en van den Gle-Galangang merak zouden volgen, doch niet in de vlakte<br />

van Ritieng mochten afdalen, voordat de overige troepen uit den Gle-<br />

Loedah-pas deboucheerden en zulks vooral met het oog op het vuur<br />

der marine.<br />

Het 2* peloton cavalerie moest zich nu met het eerste vereenigen.


67<br />

Den intendant der colonne werd opgedragen maatregelen te nemen voor<br />

den opmarsch der vivres-colonne, gelijktijdig met het 6* en 12* bataljon.<br />

Zonder iets van den vijand te bespeuren, bereikte de infanterie ten<br />

10 u. 20' v.m. den noordelijken ingang van den pas, en kon de beklim-<br />

ming een aanvang nemen.<br />

De cavalerie nam plaats achter de voorste compagnie.<br />

Slechts tien minuten waren noodig om het hoogste punt van het voetpad<br />

te bereiken. Het bleek, dat instede van een steenen versterking, eene van<br />

rotsblokken opgezette borstwering tot verdediging van den pas moest<br />

dienen.<br />

Dat werkje was blijkbaar overhaast door den vijand verlaten.<br />

Aan de voorhoede compagnie, waarbij zich chef en sous-chef van<br />

den staf hadden aangesloten, gelukte het, zonder door den vijand te worden<br />

opgemerkt, in gevechtsformatie, tot 125 M. van de meest noordelijke<br />

versterking, achter den duinenrug ten oosten van de Kroeng-Ritieng, te<br />

komen.<br />

De commandant van het 3* deed hierop tot den aanval overgaan,<br />

waartoe de 30 M. breede en ;x 1,3 M diepe Kroeng-Ritieng moest<br />

worden doorwaad ; er viel uit de benteng slechts een enkel schot. 1 1 u.<br />

50', v.m. verdween de bezetting in zuidelijke richting. De 2 C luitenant<br />

Tammes voorkwam het standhouden in de volgende versterking, door met<br />

eenige manschappen onmiddellijk tot de vervolging over te gaan.<br />

De rest der l e compagnie verzamelde zich intusschen op het strand<br />

en deed, na nog enkele Atjehers uit de versterking bij kampong Ritieng<br />

te hebben verdreven, de benteng Djamboe-Djie door eene sectie bezetten.<br />

Het peloton Rosenthal kon zijne verkenning weer voortzetten en zond<br />

na den overgang van de kali Beraba het bericht, dat zij aan het strand<br />

eene verlaten positie was voorbij getrokken, dat de versterking bij de<br />

Kroeng-Beraba evenmin bezet was, en uit die bij de Kroeng-Lepong geen<br />

vuur werd ontvangen.<br />

De marechaussee en de daaraan toegevoegde compagnie van het<br />

6* bereikten eerst ten 2 u. n.m. het strand bij Ritieng. De gevolgde weg<br />

was door zware hellingen verre van gemakkelijk geweest. De voorste<br />

sectie Berg-Artillerie, die ten 11 u. 7' v.m. de beklimming van den<br />

Gle-Loedah-pas begon, had ten 2 u. 8 n.m. het hoogste punt eerst<br />

bereikt, daarom besloot de bevelhebber de 2 e sectie maar, onder dekking<br />

van eene sectie infanterie, naar Kroeng-Raba terug te zenden.<br />

Zoowel geleiders als draagdieren, bleken in dit „berg (?)" terrein,


68<br />

zeer ongeoefend te zijn; slechts een muildier en drie munitie-draagdieren<br />

bereikten —zonder te storten met hun last — het hoogste punt (J^ 40 M.).<br />

3 u. n.m. bij de Kroeng-Ritieng gekomen, moesten ook hier vuurmonden<br />

en munitiekistjes door de bedieningsmanschappen worden overgebracht.<br />

Door dit oponthoud bleven ook de overige troepen en de inmiddels<br />

opgesloten vivrestrein achter. Ten 1 u. n.m. was een zoodanige rcgehng<br />

getroffen, dat zij althans konden door marcheeren.<br />

Eene compagnie van het 1 2* vormde de bezetting van den Gle-Loedah<br />

en stelde zich op het hoogste punt, en bij den noordelijken ingang op.<br />

Den commandant van het 3 C was ten 2 u. 15' n.m. opgedragen, met<br />

de 1 c compagnie langzaam naar de Kroeng-Lepong op te rukken.<br />

De overigen zouden dan bij Djira-Majang, de Kroeng-Ritieng passee-<br />

ren. De sectie artillerie bleef onder de hoede van het 12* achter, en<br />

overste Soeters kreeg tevens last eene compagnie van het 6* in Anak-<br />

Poetoes te doen legeren, en met de overigen, zoodra alien gedebou-<br />

cheerd waren, door te gaan naar Dea-Mamplan.<br />

De verkennende cavalerie berichtte ten 2 u. 59' n.m., dat de ver­<br />

sterking aan de Kroeng-Djantan-Perak zeer sterk bezet was.<br />

Uit de marsch-colonne kwam de voorhoede van het 3 e nu direct in<br />

gevechtsformatie naar voren en begon den aanval. Eene sectie genie­<br />

troepen onder luitenant de Rochemont volgde haar.<br />

Het vrij hevige vuur uit de benteng en oostwaarts gelegen loopgra-<br />

ven, werd met salvo's beantwoord, daarna ging zij tot 150 M. met<br />

sprongen voorwaarts en, waar 's vijands vuur minder werd, toen dade-<br />

lijk tot den storm over.<br />

De 40 M. breede en 0.8 M. diepe Kroeng-Djantan-Perak doorwadende<br />

en de bamboe-doeriversperring forceerend, beklom de Europeesche genie-<br />

soldaat van der Kaay, No. 31905, het eerst de borstwering: Hij — en<br />

de hem onmiddellijk volgende sergeant der infanterie Stemfoort, No. 40875,<br />

zagen de laatste verdedigers, met achterlating van een doode, de hielen<br />

lichten.<br />

De 2* luitenant Tammes, die commandant van het linkersoutien was<br />

en den vijand naar de loopgraven zag vluchten, bestormde deze onmid­<br />

dellijk, waarop alles in oostelijke richting uitweek.<br />

Benteng en loopgraven waren aldus ten 3 u. 20' n.m. in ons bezit.<br />

De bevelhebber hiervan bericht erlangende, begaf zich met zijn staf<br />

naar de genomen stelling.<br />

Zij bleek a cheval van het voetpad te zijn aangelegd, en was uit zee


69<br />

niet zichtbaar, vandaar dat zij niets van het geschutvuur der marine had<br />

te lijden gehad.<br />

Met het oog op de transporten maakten de genietroepen de passage<br />

weer vrij.<br />

Aan cavalerie en 3e Bataljon werd nu gelast den marsch te hervatten.<br />

In Dea-Baroe en Dea-Mamplan viel niets bijzonders voor, alleen<br />

rapporteerde de cavalerie, die naar Masdjid Lepong was do<strong>org</strong>ereden,<br />

dat het bedehuis onbezet was, maar, dat zich aan de overzijde van de<br />

rivier eenige met Beaumonts gewapende lieden bewogen.<br />

Op last van den kolonel Stemfoort trokken zich de ruiters terug, en<br />

nam eene sectie infanterie de inmiddels tot 15 man aangegroeide bende<br />

onder vuur en verdreef haar<br />

Omstreeks 5 u. n.m. kwam het 12* te Dea-Mamplan. Het had alleen<br />

van den Gle-Koeroengkong nog een paar schoten gekregen.<br />

Na verkenning van den omtrek wees de staf de volgende bivaks aan:<br />

Het 3* Bataljon en de cavalerie in de meest zuidelijke kampong, in<br />

de nabijheid van en benoorden Masdjid Lepong;<br />

Het korps-marechaussee in een kampong noord van het bivak van<br />

het 3*; de staf, de verbandplaatsafdeeling, twee compagnieen van het<br />

12 e , in de woningen van Toekoe Oemar en daaromheen gelegen<br />

huizen, en ten slotte het 6* Bataljon met de artillerie in het midden<br />

westelijk van- en geleund aan laatstgenoemd bivak.<br />

De bestaande communicatieweg langs de lagune, liep ook langs de bivakplaatsen.<br />

Ieder infantcrie-korps z<strong>org</strong>de voor eigen beveiligfing. 's Nachts<br />

verontrustte de vijand de bivaks alleen door een paar schoten.<br />

Zoo vond de bezetting van het noordelijk deel van Lepong zonder<br />

veel tegenstand plaats. Slechts een inlandsch gemesoldaat werd gewond,<br />

terwijl 981 pattonen van 6.5 m.M. en 50 Beaumont-patronen, de ver.<br />

schoten munitie uitmaakten.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en gingen twee colonnes uit:<br />

Den commandant van het 6*, den majoor Otken, werd n.l. bevolen<br />

met 2 compagnieen van zijn korps en 5 brigades marechaussee in zui­<br />

delijke richting te verkennen over Lam-Sinia naar Goenoeng Poelat en<br />

het noord daarvan gelegen terrein.<br />

De kapitein G. C. E. van Daalen was Chef van den Staf bij deze<br />

colonne.<br />

De commandant van het 3 e kreeg opdracht met 2 compagnieen de


70<br />

vlakte noord- en oostwaarts van zijn bivak tot de Kroeng-Ritieng, zuid<br />

van Djira-Majang te doorzoeken en c. q. den vijand, die daar daags<br />

te voren een heuvel bezet hield, te verdrijven.<br />

De marine had wederom opdracht de colonne Otken met vuur te<br />

steunen, weshalve de adelborst 1* klasse Zeeven, met de seinbrigade,<br />

haar vergezelde.<br />

8 u. 15' v.m. bij Masdjid Lepong komend, bleek het, dat de bestaande<br />

brug alleen voor Infanterie bruikbaar was. De bij de colonne aanwe­<br />

zige paarden, werden daarom naar het bivak teruggezonden.<br />

9 u. v.m. in het zuidoostelijk deel van Lam-Sinia, bij de doorwaad-<br />

bare plaats van de Kroeng-Tjagoe, kreeg men het eerste vuur van e'en<br />

vijand, die zich op verschillende toppen van het Tjagoe gebergte had<br />

genesteld.<br />

Door een paar salvo's verminderde dat vuur wel, maar nu werd de<br />

colonne, die — onder dekking van een peloton opgesteld bij het overgangs-<br />

punt met het front naar het zuiden en zuid-oosten — reeds begonnen was<br />

de Kroeng-Tjagoe over te trekken, beschoten van de vo<strong>org</strong>elegen toppen<br />

van den Gle-Poeloet.<br />

De rivier was zeer diep, met moeite kwamen de marechaussee aan<br />

de overzijde, waar zij onmiddellijk hunne karabijnen op den vijand<br />

richtten. Bij den verderen opmarsch, bleef deze niettemm doorschieten,<br />

wat ons op een gewonde kwam te staan.<br />

10 u. 10' v.m. was de Kroeng-Tjagoe voor de tweede maal, nu<br />

op een minder diepe plaats gepasseerd en bereikte men een open<br />

sawah.<br />

De colonne-commandant zond de marechaussee langs den voet van<br />

de noordwaarts gelegen toppen en besloot met de rest langs den zuid­<br />

rand der sawah te gaan. Direct opende de vijand weer zijn vuur van<br />

de toppen, maar met eenige salvo's slaagde men er eindelijk in, het<br />

tot zwijgen te brengen.<br />

De marine vuurde nog steeds op den Gle-Poeloet, daarom ging de<br />

seinbrigade met marechaussee naar een der toppen om verbinding met<br />

de schepen te zoeken. 11 u. 15' v.m. was die verkregen, en staakte<br />

het geschut het vuren.<br />

Men kon nu de beweging zuidwaarts voortzetten, opnieuw moest men<br />

een stroompje overtrekken. Met een enkele klapperstam was dat over-<br />

brugd. Het beduidende vuur der Atjehers kon door eenige kaiabijnen<br />

niet tot zwijgen worden gebracht en nog pas een paar marechaussee's


71<br />

over zijnde, vertoonden zij zich zelfs op de vo<strong>org</strong>elegen sawah en beschoten<br />

vandaar het overgangspunt.<br />

De marechaussee verkenden intusschen het terrein en rapporteerden<br />

ten 12 u. 's middags, dat eene versterking, gelegen achter den heuvel<br />

bij de Kwala-Lepong, onbezet was, evenzoo een meer oostwaarts aan<br />

de rivier gelegen loopgraaf.<br />

De versterking aan de Kwala-Poeloet was ook verlaten en die Kwala<br />

zelf aan de monding zoo goed als droog.<br />

Op den Gle-Poeloet lag evenwel een benteng, waarin zich wel volk<br />

vertoonde. Bij de nadering onzer troepen ging het evenwel aan de<br />

haal, na zelf de huizen in brand te hebben gestoken. Eene compagnie,<br />

waarbij de chef van den staf, vond het terrein van den Gle-Poeloet<br />

toen geheel verlaten en keerde naar de colonne terug.<br />

12 u. 25' v.m. toog men, zooveel mogelijk langs het zeestrand, huiswaarts,<br />

om J^ 500 M. zuidwaarts van het bivak aan Dea-Mamplau,<br />

de lagune te doorwaden. 2 u. n.m. was ieder in zijn bivak.<br />

Aan de opdracht was voldaan ten koste van twee gewonden, — den<br />

1* n luitenant Spoel en een Eur. fuselier — en een dooden mandoer der<br />

dwangarbeiders.<br />

De colonne van het 3* Bataljon, waaraan o. a. eene sectie genie­<br />

troepen met springmiddelen was toegevoegd, marcheerde 8 u. v.m. uit<br />

het bivak en trok — aanvankelijk in breed front — door de kampongs.<br />

Daar buiten gekomen, werd de rechtervleugel plotseling uit een achttal<br />

geweren van een vo<strong>org</strong>elegen heuvel beschoten. Luitenant Tammes,<br />

aldaar het bevel voerende, slaagde er spoedig in den vijand te verdrijven.<br />

Het terrein werd nu verder afgezocht en de Kroeng-Djantan-Perak<br />

en Kroeng-Lepong bij de monding gepasseerd, wijl ze hooger op te diep<br />

waren. Een paar voorladers en wat blanke wapens vormden den gan-<br />

schen buit.<br />

De z. g. steenen benteng bij de tjemara-boomen ruimde de genie<br />

zoo veel mogelijk op, en tegen 2 u. n.m. was ook deze troep — zonder<br />

verliezen — in het bivak terug.<br />

De bevelhebber had zich dien m<strong>org</strong>en met een peloton cavalerie<br />

naar de Riticng-baai begeven. 's Middags seinde men de marine om<br />

te trachten communicatie met den wal te krijgen.<br />

Een vlet, waarin de luitenant ter zee 2* klasse Jhr. F. M. L. van Geen


72<br />

en een vijftal minderen gezeten waren, sloeg bij eene poging om benoorden<br />

de Kwala-Lepong aan land te komen om, en daarbij verdronk<br />

de matroos Visser, No. 24681,<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en gelukte het in de Ritieng-baai gemeenschap<br />

te verkrijgen.<br />

De bevelhebber stelde nu den Commandant der Scheepsmacht de<br />

volgende vragen:<br />

1° of embarkement van troepen te Ritieng mogelijk was;<br />

2° hoeveel tijd het vereischte om 800 a 900 man te embarkeeren;<br />

3° of landing in Lohong mogelijk zou zijn.<br />

Het antwoord luidde — dat zulk eene troepenmacht in vier uur tijds<br />

te Ritieng kon embarkeeren, het debarkement te Lohong was evenwel<br />

niet verzekerd.<br />

Een brand, die in den nacht van 10 op 11 Augustus tusschen de<br />

bivaks van het 6* Bataljon en de marechaussee uitbrak, kon bijtijds<br />

gebluscht worden.<br />

1 1 Augustus was bestemd voor eene verkenning naar het dal van<br />

Lam-Teh. Behalve den gewestelijken intendant, die achter bleef, waren<br />

commando en staf als op 9 Augustus,<br />

medegingen: 7 brigades marechaussee onder den 1*" luit. F. J. Kroesen.<br />

3 compagnieen 3* Bataljon onder Overste Hansen.<br />

1 compagnie 6* „ „ Kapt. A. B. B. Jansen.<br />

2 compagnieen 12* „<br />

1 peloton cavalerie<br />

1 sectie Berg-Artillerie<br />

1 id. mortieren<br />

1 id. genietroepen<br />

Overste Soeters.<br />

l* n Luit. Happe.<br />

Kapt. A. Bangert.<br />

Luit. Castens.<br />

Luit. A. S. Ruzette.<br />

de gevechtstrein, waarbij het noodige ambulance personeel,<br />

echter geen reserve-munitie.<br />

De cavalerie ging zelfstandig vooruit.<br />

Voorhoedecommandant was kapitein Jansen, die behalve over zijne<br />

compagnie, nog de beschikking had over de marechaussee.<br />

De indeeling der hoofdcolonne: 2 compagnieen 12 e , 1 sectie genie­<br />

troepen, de artillerie, de ambulance, 2 compagnieen 3*, weer eene am­<br />

bulance en als achterhoede, 1 compagnie 3°.<br />

Aan cavalerie en voorhoede was opdracht gegeven, om het voetpad<br />

door Lam-Sinia te volgen, maar dan vooral in zuidoostelijke richting


73<br />

aan te houden, om te voorkomen, dat de colonne onnoodige verliezen<br />

zou lijden door eventueel vijandelijk vuur van den linker laguneoever<br />

bij de Kroeng-Tjag6e.<br />

De cavalerie waagde zich niettemin te veel naar dien oever, waarop<br />

de vijand uit zijn loopgraven het vuur opende en haar noodzaakte zich<br />

verdekt op te stellen.<br />

De bevelhebber, die van zijn standplaats den toestand overzag, zond<br />

den voorhoede-commandant bevel de schutters te verjagen.<br />

lnmiddels waren reeds drie paarden gesneuveld, daarom en met het<br />

oog op de geringe breedte van de te doortrekken terreinstrook, die bo-<br />

vendien aan beide kanten, door een reeks heuveltoppen was begrensd,<br />

gaf de ritmeester in overweging de cavalerie niet verder voor de ver-<br />

kenning te bezigen.<br />

Hiermede kon de bevelhebber zich vereenigen en besloot hij ten 9 u.<br />

45 v.m. het peloton naar het bivak terug te zenden en dan tevens te<br />

belasten met de dekking van een transport gewonden.<br />

Alleen een paar ordonnansen bleven bij den staf.<br />

De vijand had stelling genomen op de heuvels bij de Kroeng-Tjagoe<br />

en vandaar de marechaussee reeds beschoten. Deze waren terstond tot<br />

den aanval overgegaan, maar, gestuit door een breeden en diepen arm<br />

van genoemde rivier, openden ook zij het vuur<br />

De kapitein Jansen had allengskens alle secties zijner compagnie even-<br />

eens aan den rechteroever opgesteld om 's vijands vuur te beantwoorden,<br />

toen ten half negen de order kwam den vijand te verdrijven. Te ver-<br />

geefs beproefde men op verschillende plaatsen de rivier over te gaan,<br />

ten slotte bracht de kapitein zijne compagnie bij het punt, waar de<br />

marechaussee's waren opgesteld. Daar begaf zich de Eur. sergeant<br />

Hilt, No. 27448, te water, zwom naar den overkant en wist er een<br />

prauw machtig te worden, waarmede hij bij den troep terugkwam.<br />

Nu konden eenige manschappen worden overgezet, wat den vijand<br />

aanleiding gaf, uit eene aan de rivier gelegen loopgraaf te vluchten.<br />

Met behulp van een paar op den hnkeroever gevonden rottankabels,<br />

gingen ook de andere troepen over.<br />

De Tjot-Tjagoe werd nu door eene sectie bezet. Bij het debou-<br />

cheeren op de sawah, oost van dien Tjot, kreeg de rest der compagnie<br />

alweer vuur van een heuveltop, aan den zuid-oostrand der sawah<br />

gelegen.<br />

Ook hier was de vijand dra verjaagd. De compagnie bleef nu tot


74<br />

1 uur n.m. in stelling, terwijl de marechaussee reeds eer naar de hoofd-<br />

colonne waren teruggezonden.<br />

Bij den terugmarsch, werden de in de vlakte aangetroffen huizen,<br />

vischgerei enz. verbrand. Den overgang trachtte de vijand toen toch<br />

nog weer te beletten, maar hij moest voor ons vuur wijken.<br />

De compagnie kwam thuis met 10 gewonden, waarvan er 's middags<br />

een overleed.<br />

De bevelhebber had intusschen den commandant van het 12* met<br />

zijne compagnieen de taak der voorhoede overgedragen; wijl kapitein<br />

Jansen den linkeroever der rivier tot den terugmarsch der colonne zou<br />

blijven vasthouden.<br />

10 u. 20' v.m. was de Kroeng-Saramaneh bereikt.<br />

Eene afdeeling marechaussee, onder luitenant Romswinckel, die door<br />

het gevoerde gevecht, het verband met de colonne verloren had, lag<br />

daar reeds in stelling.<br />

De Atjehers bleken zich zoodanig in het gebergte te hebben opge­<br />

steld, dat zij onze troepen geen behoorlijke aanvalsdoelen boden, maar<br />

ons te meer verliezen konden toebrengen. lOu. 1 5'werd daarom, „voor<br />

het geheel halt" geblazen en de sectie Berg in batterij gebracht om den<br />

vijand met vuur te verjagen, wat vrij wel gelukte<br />

De kapitein van Daalen kreeg nu opdracht zich naar de voorhoede<br />

te begeven en eene verkenning te maken op de Blang-Seneng. De<br />

voorhoedecommandant, de luitenant der cavalerie de Koningh en een<br />

peloton infanterie onder den l en luitenant K. F. E. Gerth van Wijck,<br />

zouden hem vergezellen.<br />

Eene sectie bleef aan den oever der Kroeng-Saramaneh in stelling<br />

en met de andere, wist hij den vijand uit een kampongrand te ver­<br />

jagen. Nauwelijks in dien rand aangekomen, kreeg men al weer vuur<br />

op ^ 200 M. uit een tiental Beaumonts in het oostelijk gebergte.<br />

Voor die nog aangetast waren, kwam de last om terug te gaan, het-<br />

geen groepsgewijze, 's vijands vuur beantwoordend, geschiedde.<br />

Een gewonde fuselier bez<strong>org</strong>de nog al oponthoud, doch zonder meer­<br />

dere verliezen kon men weer bij de colonne aansluiten.<br />

De uitslag der verkenning was, dat de marsch over de sawah langs<br />

den voet van het gebergte, niet kon aanbevolen worden, waarom de<br />

bevelhebber besloot den tocht te staken.<br />

Bevelen werden gegeven om alle huizen in de nabijheid te verbranden;


75<br />

de artillerie nam eene opname stelling in den sawahrand, zuid-west van<br />

den Gle-Relieng.<br />

Hier bevonden zich ook het 3* Bataljon en de sectie Mortieren.<br />

Eenmaal het verband met het 12* hersteld. begonnen ook de overige<br />

troepen ten 1 u. n.m. den terugmarsch. De kapitein Jansen was middels<br />

signalen gewaarschuwd.<br />

Zonder verontrust te worden, kwam men in Lam-Sinia, dat aan de<br />

vlammen werd prijsgegeven. 3','2 u. n.m. waren alien in het bivak.<br />

Onze verliezen (met inbegrip van die van de compagnie Jansen)<br />

bedroegen: twee Europeesche, 14 Amboineesche en een inlandsche<br />

mindere gewond. Een Amboinees en de inlander stierven in den<br />

namiddag.<br />

Gesneuveld waren 1 officiers- en 3 troepenpaarden.<br />

Verschoten: 710 patronen van 6.5 m.M., 1932 van 11 m.M., 279<br />

patronen tot achterlaad-karabijnen en 3 granaten.<br />

Het resultaat van den tocht was gering. In het dal van Lam-Teh<br />

drong men zoo goed* als niet door.<br />

Een peloton cavalerie, dat in de richting van de Ritieng-baai ver-<br />

kende, had geen wederwaardigheden.<br />

Daar intusschen stellige berichten waren binnengekomen, dat Toekoe<br />

Oemar zich in Lohong ophield, bepaalde de bevelhebber:<br />

„het 3* Bataljon, eene sectie genietroepen en eene ambulance zullcn<br />

„met den bevelhebber en zijn staf over zee naar Lohong worden over-<br />

„gebracht, de luitenant-kolonel Soeters blijft als bevelhebber in Lepong<br />

„achter, de cavalerie en de mortieren keeren naar Koeta-Radja terug".<br />

De marine ontving middels seinen de noodige bevelen. De sein­<br />

brigade bleef in Lepong achter, om eventueele orders van den bevel­<br />

hebber op te vangen.<br />

9 u. v.m. lag de vloot den volgenden m<strong>org</strong>en in de Ritieng-baai voor<br />

anker. Met behulp der medegenomen sampans was binnen anderhalf<br />

uur het geheele 3* Bataljon, met trein en staf geembarkeerd.<br />

De luitenant ter zee 2* klasse Jhr. van Geen had hierbij de leiding.<br />

De „Macassar" stoomde vooruit naar Lohong, om den kedjoeroean<br />

aan boord te seinen. Op dit schip bevond zich de sectie genietroepen.<br />

Op de „Albatros" waren de staf en de 1* en 4* compagnie 3* Bataljon,<br />

op de „Havik" de 2* en op de „Tromp" de 3* compagnie van dat korps.


Het weer was gunstig, alleen stond er een vrij hooge deining.<br />

76<br />

Ongeveer 1 1 u. v.m. vertrokken, was de vloot ten half drie in de<br />

Po Toelot-baai.<br />

De 1* en 4* compagnie werden voorloopig ontscheept, wat in het<br />

zuiden van de baai zeer gemakkelijk ging.<br />

De kedjoeroean kwam zich tegen 4 uur bij den bevelhebber melden.<br />

Vergezeld van den kapitein van den generalen staf van Daalen en<br />

den controleur Gisolf, ging men naar het huis van den kedjoeroean,<br />

waar zich een der echtgenooten van Oemar, Tjoet Maligoi met twee<br />

kinderen zou ophouden.<br />

Na een Snellen marsch, over sawahs, langs kampongs en door een paar<br />

riviertjes, werd de woning in kampong Menatha Ketapan bereikt.<br />

De gezochte familieleden hadden zich reeds uit de voeten gemaakt.<br />

Volgelingen van den kedjoeroean werden uitgezonden om hen in Teue<br />

op te zoeken.<br />

De 4 e compagnie — aanvankelijk aan het strand gebleven — kwam ook<br />

kampongwaarts, en binnen de versterking van den hoeloebalang zou men<br />

blijven bivakkeeren.<br />

Den bevelhebber werd hiervan bericht gezonden.<br />

De bevolking toonde zich zeer vriendschappelijk en bood vruchten<br />

te koop aan. Teneinde de menschen van voeding te kunnen voorzien,<br />

zou de kedjoeroean rijst en kippen enz. leveren. De bevelhebber achtte<br />

het verblijf aan den wal, gedurende den nacht voor den troep echter<br />

minder raadzaam en zond 's avonds 8 uur het bevel, dat alien naar<br />

boord terug moesten.<br />

Het bivak moest aldus verlaten worden en geleid door gidsen met<br />

obors ging het weer naar de kust.<br />

10 u. n.m. waren alien aan boord der schepen.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en kreeg de commandant van het 3 C opdracht,<br />

ten 7 u. 30' v.m. opnieuw te landen en met het bataljon in de richting<br />

van Teue te marcheeren.<br />

De troep moest, zoo mogelijk, voor het invallen van de duisternis<br />

weer terug zijn.<br />

Oemar zou zich in genoemde kampong ophouden.<br />

Medegingen de kapitein van Daalen en de 1 c luitenant-adjudant der<br />

artillerie Doyer, bovendien een seinbrigade, bestaande uit een luitenant<br />

ter zee 2.. klasse en twee matrozen.


77<br />

9 u. 10' v.m. waren alien aan wal en begon de marsch, ook de<br />

controleur Gisolf en het hoofd der IV Moekims T. Tjoet-Banta sloten<br />

zich aan.<br />

Na in Menatha Ketapan den kedjoeroean te hebben opgehaald, zette<br />

de troep 10 u. 25' v.m. den marsch voort en bereikte binnen een uur<br />

Teue. Bij het doorzoeken der daar gebouwde pondoks bleek, dat<br />

Oemar en de zijnen die inderhaast, en pas een paar uur te voren,<br />

verlaten hadden.<br />

De 2 C , 3* en 4* compagnie en eene sectie der 1* gingen in verschillende<br />

richtingen uit, om de vluchtelingen zoo mogelijk te achterhalen,<br />

en wel de 2* compagnie in oostelijke richting, de sectie van de 1* in<br />

noordoostelijke, de 4° comjpagnie in noordelijke en de 3* in westelijke.<br />

De rest der 1* compagnie, ambulance en genietroepen, bleven als<br />

reserve in Teue achter.<br />

1 u. n.m. kwam de 2* compagnie terug, na den voet van het ooster<br />

gebergte te hebben afgezocht. Behalve een voorlader bracht zij niets<br />

mede.<br />

De 3 C compagnie was op een huis van Oemar gestooten met een<br />

grooten voorraad padi en eenig fijn glaswerk en porcelein.<br />

De 4 C compagnie en de sectie der 1* vonden op hunnen weg allerlei<br />

zaken door de vluchtelingen weggeworpen of verb<strong>org</strong>en o. a. brieven<br />

van Oemar.<br />

Naar aanleiding van berichten gingen ten 1 u. 15' n.m. opnieuw twee<br />

patrouilles uit, ieder eene sectie sterk en respectievelijk onder den l en<br />

luitenant Creutz Lechleitner en den 2 en luitenant Tammes, langs wegen<br />

te voren door de 4* compagnie en de sectie der 1* gevolgd, terwijl<br />

eene sectie van de 3* onder luitenant Messemaeckers van de Graaff,<br />

opdracht kreeg, bij het door de 3* compagnie gevonden huis, een uit-<br />

wijken van den vijand naar het westen te beletten.<br />

2 u. 20' n.m. kon men in Teue het vuur der patrouilles hooren,<br />

waarop dadelijk een peloton der snelladers, onder kapitein van der<br />

Wedden, in noordoostelijke richting —en een peloton van de 4* compagnie,<br />

onder kapitein van Thiel, achterop gingen, om mogelijk steun te verleenen.<br />

Onderweg ontmoette het peloton van Thiel de patrouille Creutz —<br />

die in het gebergte beschoten was, maar den vijand niet had kunnen<br />

bereiken.<br />

Met achterlating van een paar man bij den kapitein, ging de tamelijk<br />

vermoeide sectie door naar Teue.


78<br />

De afdeeling van Thiel kreeg vuur op hetzelfde punt, waar ook lui­<br />

tenant Creutz beschoten was.<br />

De vijand, ^t 35 man sterk, blijkbaar Oemars achterhoede, had zich<br />

verspreid op de dicht begroeide helling, tusschen en achter de rots-<br />

blokken opgesteld. Men wist zijn rechtervleugel tot 100 a 120 M. te<br />

naderen. Het vuur werd toen evenwel zoo hevig, dat het beantwoord<br />

diende te worden.<br />

De kapitein van Thiel — die zijn menschen, wegens uitputting, bijna<br />

niet vooruit kreeg, besloot het peloton van der Wedden af te wachten.<br />

Men kreeg hier een gesneuvelde en 3 gewonden, de kapitein zelf o. a.<br />

een schot bij het rechter oog.<br />

Toen het vuur blijkbaar in hevigheid toenam, had de colonne-com­<br />

mandant een nieuw peloton onder luitenant Pliester uitgezonden, met<br />

de opdracht voor de in actie zijnde troependeelen om het gevecht af<br />

te breken, indien van een doorzetten toch geen succes te verwachten was.<br />

De kapitein van der Wedden had zich intusschen bij zijn collega<br />

aangesloten, zijne menschen verkeerden evenwel in dezelfde slechte<br />

conditie en konden de hellingen evenmin bekhmmen — zoodat luitenant<br />

Pliesters boodschap niet onwelkom was. Kapitein van der Wedden<br />

gelastte dus den terugtocht naar Teue, waar men 4 u. 15 n.m. aan-<br />

kwam.<br />

De sectien Messemaeckers en Tammes hadden zich weer aangesloten.<br />

Het bewuste huis van Oemar was in brand gestoken.<br />

Nadat ook in Teue de pondoks waren opgeruimd ging het ten 4 u.<br />

25' terug naar het strand. De vijand liet niet meer van zich hooren.<br />

Het embarkeeren was om 9 uur n.m. afgeloopen.<br />

Op de „Tromp" waren thans 1'/2 compagnie, op de ,,Macassar"<br />

1 peloton, evenals op de „Madura" en de ,,Havik", terwijl de staf en<br />

1 compagnie een plaats op de „Albatros" vonden.<br />

De gesneuvelde Afrikaansche fuselier Denk, No. 35700, was aan<br />

het strand begraven.<br />

's Nachts en den volgenden m<strong>org</strong>en stoomden de schepen naar Oleh-<br />

leh, waar alien debarkeerden.<br />

In Lepong gingen den 12* n twee kleine colonnes uit, elk ter sterkte<br />

van eene compagnie van het 6* Bataljon en twee brigades marechaussee,<br />

met opdracht in verschillende richtingen het heuvelterrein bij de Goe­<br />

noeng of Gle-Tjagoe te doorzoeken.


79<br />

De colonne onder den kapitein van der Haas ondervond nogal mocilijkheden<br />

bij het overgaan van rivieren en kreeg hier en daar vuur.<br />

Een der prauwen, door een paar goede zwemmers van de overzijde<br />

gehaald, sloeg bij het terugvaren om, waardoor een heele groep te<br />

water raakte.<br />

Door het kordaat gedrag van den 2 en luitenant der infanterie H. G. T.<br />

Bosch en een paar marechaussee, konden alien gered worden, en ging<br />

slechts een geweer verloren.<br />

Ten 2 u. 15' n.m. vereenigden zich de colonnes en keerden gezamentlijk<br />

huiswaarts. Verliezen hadden zij niet geleden.<br />

Ook den 13*" gingen twee van die troepenafdeelingen uit, met<br />

opdracht, de een, om bij de Kroeng-Lepong (Kwala Beraba) en de<br />

andere om bij Masdjid Lepong zich naar het gebergte te begeven, dan<br />

naar elkaar toe te marcheeren en alle holen, spelonken en hutten te<br />

doorzoeken en de laatste op te ruimen.<br />

Na tal van woningen en een groote voorraad padi in de asch te<br />

hebben gelegd, werden ten half een 's middags de kwartieren weer<br />

opgezocht.<br />

Ten 2 u. van dien dag, kwam middels seinen van den bevelhebber<br />

de order om den volgenden dag met alles huiswaarts te gaan. Het<br />

korps-marechaussee ging nog denzelfden middag.<br />

Eerst marcheerde den 14 en de sectie Berg af, gedekt door 't peloton<br />

van het 6*; 7 u. 30' v.m. volgde de rest van dat korps met den bagage-<br />

trein, onderweg ook de bij Ritieng achtergebleven compagnie, mede-<br />

nemend.<br />

De brug over de Lepong-rivier en de huizen van Oemar werden<br />

door de genietroepen vernield — ook alle kampong-woningen onder-<br />

gingen datzelfde lot.<br />

Bij de Kroeng-Djantan-Perak vielen nog eenige schoten, maar overigens<br />

verliep de terugtocht ongestoord en waren de laatste troepen 12 u.<br />

's middags te Kroeng-Raba<br />

H. M „Tromp" had van zee uit het verlaten terrein geobserveerd<br />

om eventueel volgende vijanden te beschieten, wat niet noodig bleek.<br />

Oemar was hiermede uit Lepong verdreven en dat landschap ge-<br />

tuchtigd. Ons had de excursie twee gesneuvelden en drie en twintig<br />

gewonden gekost.


80<br />

Bij de terugkeerende troepen sloten zich een veertigtal Atjehers aan,<br />

die zich weder in de IV en VI Moekims wenschten te vestigen.<br />

Uit Koeta-Radja was in den nacht van 9 op 10 Augustus de majoor<br />

K. W. Steinmetz met het 9 3 Bataljon en eene ambulance in de richting<br />

van Lam-Koenjit gemarcheerd, teneinde den Imam van die kampong,<br />

Teungkoe Ma'-Oesin van Lampene-eng en Toekoe Nja-Gedong met<br />

famihe en gevolg op te lichten.<br />

Wel kon men een zestal volgelingen arresteeren, maar de hoofd-<br />

personen bleven buiten schot, en moest men zich vergenoegen met hunne<br />

huizen te verbranden.<br />

De bevolking hield zich, alsof de zaak haar niet aanging.<br />

Ook eene colonne onder majoor Thomson, die den 12*" een marsch<br />

naar Lam-Pagger en Lam-Baroe maakte, kreeg nergens een schot. Het<br />

9°, dat den volgenden m<strong>org</strong>en wederom naar de IX Moekims trok,<br />

werd uit het westergebergte met een twintigtal begroet.<br />

Over brieven aan Panglima-Polim.<br />

Aan Panglima-Polim en de hoeloebalangs der XX11 Moekims waren<br />

den 9 en Augustus brieven verzonden, waarin een tijd van 14 dagen werd<br />

gegeven om zich met alle Imams te onderwerpen, onder bedreiging, dat<br />

anders hun gebied zou worden getuchtigd.<br />

Toekoe Sjech Poetoes der III Moekims Kerkoen, Toekoe Radja<br />

Lam-Ilir en Toekoe Moeda-Baid hadden daarop een bijeenkomst, waarin<br />

de laatste zijn plan, om zich te onderwerpen, kenbaar maakte.<br />

Met goedvinden van het bestuur begaf zich de hoeloebalang der XXVI<br />

Moekims T. Nja-Banta met 30 gewapende volgelingen naar Lam-Baroe,<br />

om daar eene ontmoeting met T. Tjoet-Toengkoeb te hebben.<br />

Op de verschillende brieven kwamen antwoorden binnen van Toekoe<br />

Moeda-Daoed-Selimoen, Toekoe Moeda-Baid en Panglima-Polim.<br />

De eerste meldde, dat de hoeloebalang—en het volk in de XXII<br />

Moekims — in het algemeen niet geneigd waren tegenstand te bieden, wijl<br />

zij zich daartoe onmachtig voelden. Volgens hem wenschte Panglima-<br />

Polim zich krachtig te blijven verzetten. De pretendent sultan was<br />

daarentegen nog weifelend.<br />

In eene in de Masdjid te Moeroe gehouden vergadering, waar de<br />

bewuste brieven publiek waren behandeld, was men tot geen resultaat


gekomen, Panglima-Polim bewaarde daar het stilzwijgen, terwijl de pretendent-sultan<br />

zich onbepaald uitliet.<br />

De hoeloebalang van Selimoen eindigde met de verzekering van trouw<br />

aan het gouvernement.<br />

Toekoe Moeda-Baid verzocht in zijn antwoord acht dagen uitstel,<br />

waarschijnlijk om de kat eens uit den boom te kijken en Panglima-Polim<br />

een maand — om met hoofden en hoeloebalangs te kunnen overleggen.<br />

Onzerzijds ging geen wederantwoord meer uit.<br />

Over het inlandsch bestuur.<br />

Door Oemar's afval waren, zooals wij zagen, tal van hoofden tot den<br />

vijand overgeloopen en was het inheemsche bestuur in verschillende<br />

hoeloebalangschappen uit zijn verband gerukt. Het was dus noodig<br />

de <strong>org</strong>anisatie te herzien.<br />

In de VI Moekims werd Toekoe Radja-Itam, de zoon van Toekoe<br />

Neq, bekend uit de eerste Atjehsche expedities, wiens geslacht vroeger<br />

in de VI Moekims ook gezag uitoefende, voorloopig met de waarneming<br />

van het bestuur belast.<br />

Hij verzocht en kreeg vergunning zich te Pakan-Badak te vestigen,<br />

om de bevolking meer vertrouwen in te boezemen.<br />

Al spoedig vroegen nu de Imam van Beradin, T. Arsat, en de wakil<br />

ketjihiq van die kampong vergiffenis en meldden zich met een veer-<br />

tiental uitgewekenen bij Radja-Itam.<br />

Andere heden uit de VI Moekims, die zich te Lam-Lon en Lam-<br />

Girik in de IV Moekims ophielden, kregen ook vergunning naar hunne<br />

oude woonplaatsen terug te keeren.<br />

In de IX Moekims kreeg Toekoe Neq-Imam het gezag geheel in handen.<br />

In de sagi der XXVI Moekims, voorzag men in het bestuur der<br />

III Moekims Ateuh, door den wd. hoeloebalang Toekoe Tjoet, zijn neef<br />

Toekoe Bintang, als banta ter zijde te stellen; in de III Moekims Lam-<br />

Rabo kreeg Panglima Jasin van Tjot-Preh, ook als banta, voorloopig het<br />

gezag, daar de titularis Toekoe Hasan nog steeds voortvluchtig was.<br />

In Lepong wilde men den eenig overgebleven zoon van den door<br />

Oemar vermoorden Imam Bantan, onder voogdij van Toekoe Mahmoed,<br />

met het bestuur belasten.<br />

Teneinde zich van de stemming der bevolking in de XXVI Moekims<br />

6


82<br />

te overtuigen, zond de gouverneur op 15 Augustus den majoor Everts<br />

met 1 compagnie van het 15* en 3 van het 14* daarheen. Zij maakten<br />

een marsch van Tjot-Iri over Tjot-Rang, Lam-Goet, Toengkoeb en<br />

Lam-Njong.<br />

Geen schot werd gelost, en de bevolking bleef ook rustig.<br />

Toch hielden zich in de heuvels beoosten Teungkoe di Gendrian<br />

nog tal van kwaadwilligen op, o. a T. Mahmoed Ateuh, T. Kerkoen,<br />

Imam Siem, T. Radja Oleh Grepong en Pang-Arab, die de, door de<br />

bevolking op onzen last herstelde, bruggen weer afbraken.<br />

Toekoe Djohan Lam-Pasei vestigde zich met goedkeuring van het<br />

bestuur weer op zijns vaders verlaten woonplaats, Lam-Pasei, tusschen<br />

Boekit-Karang en Lam-Njong gelegen.<br />

Tegen botgstelling van T. Nja-Banta, die voor de inlevering van 15<br />

achterlaadgeweren binnen een maand instond, waren de familieleden<br />

van Nja-Makam op vrije voeten gesteld.<br />

Toekoe Tjoet-Toengkoeb had onomwonden te kennen gegeven, dat<br />

hij er voorloopig niet aan dacht om terug te keeren.<br />

In het bestuur zijner moekims diende dus te worden voorzien.<br />

De toestand in Groot-Atjeh was in zooverre verbeterd, dat de auto-<br />

riteiten het patrouilleeren ook aan kleinere afdeelingen dan bataljons en<br />

compagnieen meenden te mogen overlaten.<br />

In het bijzonder te Kroeng-Raba werd overdag en 's nachts groote<br />

activiteit getoond, 's nachts vooral door het leggen van hinderlagen,<br />

zuidwaarts van de brug en aan den noordelijken ingang van den Gle-<br />

Loedah-pas.<br />

Het zou ondoenlijk zijn een overzicht van al die patrouilles te geven;<br />

wij zullen dus volstaan met er melding van te maken, wanneer de resul-<br />

taten daar aanleiding toe geven.<br />

De bezetting van de tusschenposten Boekit Lam-Tjroeng en Boekit<br />

Daman, achtte de wd. Gouverneur niet langer noodig. Den 19* n Au­<br />

gustus ontruimd, maakte de genie de aarden wallen met den grond<br />

gelijk, nam de chicane middelen, voor zoover bruikbaar, mede en ver-<br />

brandde de tijdelijke gebouwtjes.<br />

In den nacht van 19 op 20 Augustus, marcheerden van Ketapan II,<br />

twee compagnieen van het 14* Bataljon, onder de bevelen van kapitein<br />

G. J. H. Bruyms af, teneinde zoo mogelijk Toekoe Rajoet der III Moekims


IKE


GENERAAL-MAJOOR J. W. STEMFOORT.


83<br />

Daroe in zijn schuilplaats in het gebergte bezuiden Empeh-Bling te over-<br />

vallen.<br />

Een der compagnieen bleef in het terrein, zuid van Poenir, in stelling, om<br />

eventueel ter ondersteuning op te rukken, of anders den terugtocht te dekken.<br />

Toen de voorhoede, 's m<strong>org</strong>ens half zes, den westrand van kampong<br />

Empeh-Bling naderde, zag men een achttal gewapenden een huis verlaten.<br />

Dadefijk ging men tot de vervolging over, maar slechts een man, die<br />

zoo gauw niet weg kon komen en daarom de onzen attakeerde, werd<br />

door den sergeant-majoor met een paar revolverschoten neergelegd.<br />

Al vurende beklommen de overigen den bergwand en verdwenen in het<br />

struikgewas.<br />

Kapitein Bruynis zette hen met de compagnie na en vond op twee<br />

heuveltoppen, drie huisjes, waarin de vluchtelingen blijkbaar waren gaan<br />

rusten. Op het zien der onzen, wisten ze met achterlating van wat<br />

wapens, nogmaals te ontkomen.<br />

6 u. 25' v.m marcheerde de colonne met een buit van twee Beau-<br />

mont-geweren, twee voorladers, drie donderbussen en blanke wapens<br />

huiswaarts, zonder overlast van vijanden te ondervinden.<br />

Den 21*" werden Lam-Baroe, het blokhuis aan de Kroeng-Lingkar<br />

en Tjot-Iri licht beschoten, vermoedelijk door lieden van Teungkoe Mat<br />

Ali, die met een bende van + 50 man, zooals we zagen, ook tal van<br />

bruggen in de XXVI Moekims vernielde.<br />

De controleur van Oleh-leh was intusschen weer eens naar Lohong<br />

gevaren om daar poolshoogte te nemen.<br />

De kedjoeroean wijdde uit over de wraakplannen, die Oemar koesterde,<br />

omdat hij — de kedjoeroean — zich niet tegen de landing der troepen had<br />

verzet.<br />

Onze hoofdpanglima zou zich in Lepong, in het gebergte, ophouden.<br />

Anderen beweerden, dat hij naar de XXII Moekims was getogen, om<br />

zich bij Polim en den pretendent aan te sluiten, maar dat bleek later<br />

een verzinsel.<br />

Tocht naar de XXII Moekims.<br />

Om de hoofden in de XXII te noodzaken, eindelijk eens kleur te<br />

bekennen en eventueel een deel der VII Moekims Baid en der V Moe­<br />

kims Indrapoeri te tuchtigen, besloot de wd. Gouverneur op den 23*"<br />

Augustus met drie colonnes uit te rukken:


De samenstelling was als volgt:<br />

84<br />

Algemten Commando en Staf:<br />

Bevelhebber: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />

Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel G. W. Beeger.<br />

Souschef: Kapitein H. C. Kronouer.<br />

Adjudant: 1^ Luitenant F. J. Kroesen.<br />

Toegevoegd:<br />

Commandant der Bereden-Artillerie: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />

Adjudant: 1* Luitenant-Adjudant J. B. Doyer.<br />

Gewestelijk-Intendant: Majoor C. H. W. Boers.<br />

Militair paardenarts 2* kl.: J. van Dorssen.<br />

Wd. Assistent-Resident van Groot-Atjeh: F. A. Heckler.<br />

Wd. Controleur der XXII Moekims C. J. Boon met Toekoe Sjech-<br />

Poetoes en eenige volgelingen met 4 ordonnansen.<br />

I e colonne.<br />

Commandant: Luitenant-Kolonel J B. van Heutsz.<br />

Infanterie:<br />

Chef v/d Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />

Adjudant: 1* Luitenant-Adjudant E. C. van der Heiden.<br />

8 ordonnansen.<br />

3* Bataljon: commandant Luitenant-Kolonel G. A. Hansen.<br />

Sterkte: 15 officieren en 369 minderen.<br />

9* idem : commandant Luitenant-Kolonel J. F. T. Veeren.<br />

Sterkte: 13 officieren, 3 onderluitenants, 1 adj. o. o. en<br />

480 minderen.<br />

12* idem : commandant Luitenant-Kolonel G. F. Soeters.<br />

Sterkte: 21 officieren, 578 minderen.<br />

Korps-Marechaussee: commandant Kapitein E. A. van Kappen.<br />

Sterkte: 4 luitenants en 221 minderen.<br />

Cavalerie : commandant Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Artillerie:<br />

Sterkte: 3 luitenants en 104 ruiters.<br />

4* Bergbatterij: commandant Kapitein A. Bangert.<br />

Genre/roepen:<br />

Sterkte: 3 luitenants, 113 minderen, 58 rij-, trek- en<br />

draagdieren.<br />

2 sectien: commandant 1* luitenant G. H. van Renesse van Duivenbode.<br />

Sterkte: 44 minderen.


85<br />

Gevechtstrein:<br />

Vier ambulances en per compagnie 1 mandoer en 15 dwangarbeiders<br />

voor 6 tandoes, bovendien 8 voor het dragen van kookgerei.<br />

Per sectie artillerie of genietroepen en per peloton cavalerie 2 dwangarbeiders<br />

met datzelfde doel.<br />

N.B. Een der ambulances vormde tevens de verbandplaatsafdeeling.<br />

De reserve-munitie werd door den man zelf gedragen.<br />

Het kookgerei der cavalerie bij dat der artillerie.<br />

Etappen-commando.<br />

Etappen-commandant: Luit.-Kolonel E. W. Bischoff van Heemskerck.<br />

Adjudant: 1* luitenant-adjudant A. J. Gooszen.<br />

2e colonne.<br />

Onder de bevelen van dien etappen-commandant stonden:<br />

Commandant: Kapitein G. J. H. Bruynis.<br />

Infanterie:<br />

3* en 4* compagnie 14 e bataljon.<br />

Sterkte: 7 officieren en 244 minderen.<br />

Eene Ambulance: sterkte: 1 off. van gezondheid en 12 man hospitaalpersoneel.<br />

Per compagnie 13 dw. arb. voor 2 tandoes<br />

en kookgerei.<br />

3 e colonne.<br />

Commandant: Majoor F. C. Thomson.<br />

Luitenant-Adjudant P. H. Mathysen.<br />

Infanterie:<br />

1* en 2* compagnie 14* Bataljon sterk: 7 officieren en 225 minderen.<br />

Artillerie:<br />

1 sectie 1* Bergbatterij: Commandant 1* luitenant T. Biicker.<br />

Sterkte: 35 minderen, 20 rij-, trek- en draagdieren.<br />

Genietroepen: een detachement van 10 man, onder een sergeant-majoor.<br />

Gevechtstrein :<br />

Bij iedere compagnie 13 dwangarbeiders als boven, bij de 2* colonne<br />

en bij de sectie-artillerie en genie samen 3 voor kookgerei en 5 voor<br />

grassnijden.<br />

Trein voor den vivresopvoer:<br />

50 karren met ossen bespannen.<br />

50 chineesche koelies.<br />

100 dwangarbeiders, waarbij als opzichtvoerend personeel:<br />

2 adj. o. o., 4 Eur. sergeanten en 8 Eur. korporaals der Infanterie.


86<br />

De 1* en voornaamste colonne was bestemd voor de uitvoering der<br />

operaties, de beide andere tot beveiliging van de communicatielijn. De<br />

opdracht der 1* colonne luidde:<br />

„den eersten dag den vijand zoover uit de VII Moekims Baid terug-<br />

„drijven, dat onze troepen het bivak kunnen betrekken in Pasar Samahani".<br />

De transportregeling was den etappe-commandant overgelaten. Detachementen<br />

van de posten zouden de transporten beveiligen tot Pasar<br />

Sibreh, vandaar gaf het 14* Bataljon dekking.<br />

De 2* colonne had over Siroen en Lam-Soet langs den kortsten weg<br />

op te rukken naar het vroegere blokhuis Montassik en kampong Baroe<br />

en daar stelling te nemen, tegen c. q. uit het oosten opdringende<br />

vijanden, teneinde aldus de flank te dekken van troepen en transporten,<br />

die zich over den weg Blang-Tjoet-Anak-Galoeng bewogen.<br />

Op die plaatsen — Montassik en Baroe n. 1. —moesten dus bezettingi'n<br />

worden achtergelaten.<br />

De 3* colonne zou, om te beginnen Masdjid Anak-Bate, de waadbare<br />

plaats bij Blang-Tjoet, Bak-Tjerlak en pasar Sibreh bezetten, en<br />

voorts hulp verleenen bij de transporten.<br />

Teneinde de gedetacheerde deelen der 2* colonne van het noodige<br />

te voorzien, werd, benedenstrooms van de afgebroken brug bij Anak-<br />

Galoeng, door de genietroepen, middels een medegevoerd tonvlot een<br />

overgang der Atjeh-rivier gemaakt.<br />

De 2* colonne zette zich ten 5 u. v.m., de derde een uur later in<br />

beweging, beiden uitgaande van Lam-Baroe.<br />

De 1* colonne stond 6'/2 u. v.m. op den weg Lam-Baroe — Lam-Barih<br />

voor den afmarsch gereed.<br />

Door 2* en 3* colonne werden o. m de volgende regelingen getroffen:<br />

De oude blokhuizen Montassik en Mata-Air kregen voorloopig res-<br />

pectievelijk de 4* en 3* compagnie 14* als bezetting. Eene sectie van<br />

de laatste bij de Anak-Galoeng brug.<br />

In Masdjid Anak-Batee kwam een peloton, in Blang-Tjoet en Bak-<br />

Tjerlak elk eene sectie van de 2* compagnie 14*.<br />

Op Pasar Sibreh werden drie secties van de 1* compagnie van dat<br />

korps en in de benteng 150 M westwaarts van die pasar, de 4* sectie<br />

en de sectie Berg-Artillerie, gelegerd.<br />

Tijdens den opmarsch naar Sibreh, merkte de 1* colonne zoo goed<br />

als niets van den vijand, alleen een peloton cavalerie, dat ter verkenning


87<br />

van Anas-Batee zijwaarts was afgegaan, kreeg uit den noordrand van<br />

Kling vuur van een tiental geweren, die bij verdere nadenng verdwenen.<br />

Verscheidene, langs den weg van Anak-Galoeng naar Sibreh nieuw<br />

gebouwde, versterkingen bleken onbezet.<br />

Het verband met de 2* colonne verkreeg men ten 6 u. 45' v.m. ter<br />

hoogte van Blang-Tjoet.<br />

Pasar Sibreh en een paar daarbij gelegen bentengs werden ook verlaten<br />

bevonden, maar iets verder, vielen toch op de cavalerie een vijftal<br />

schoten uit den rand van de Kroeng-Loetoe, terwijl bij de bocht in den<br />

weg ten oosten van kampong Dilip eenige Atjehers in stelling lagen.<br />

De voorhoede, bestaande uit het korps-marechaussee en het 12* Bataljon<br />

bezette de hoogten nabij Lepong-Ara.<br />

De cavalerie kwam hierdoor in de gelegenheid, door te rijden naar<br />

de brug van Dilip en zond vandaar bericht, dat zich zeer veel volk<br />

ten zuiden van die kampong bewoog en dat zij uit den rand bij Masdjid<br />

Baid eenig vuur had gekregen, maar dat de schutters reeds verdreven<br />

waren, door een peloton van luitenant de Koning.<br />

De voorhoede-commandant, luitenant-kolonel Soeters, ontving nu de<br />

opdracht zich, met zijn korps en de marechaussee, zoo noodig in gevechtsformatie,<br />

te begeven naar Loetoe, waar zich de woningen van<br />

T. Moeda-Baid, T. Ali-Baid en T. Tjoet-Lam-Tengah bevonden, en<br />

vervolgens naar de beide Mampreh's in wier buurt, tusschen twee<br />

heuvels, een bergplaats van T. Moeda-Baid moest liggen, waarin vrouwen,<br />

kinderen, vee, padi en huisraad zouden geb<strong>org</strong>en zijn.<br />

Daarna kon in breed front over Sepong, Loeboek, Boegoehoe en<br />

Lepong naar Lam-Ara-noord worden gemarcheerd.<br />

Een deel van het 9 e , n. 1. 2 compagnieen onder den korps-commandant,<br />

moesten door Empoe-Ketang, Baid, Dilip naar Samahani trekken,<br />

terwijl het 3* Bataljon, in breed front — zijn weg zou nemen door Lepong<br />

Ara, Relong, Oleh-Oeh, Lam-Baroe, naar Tjot-Bada en Temboh, oost<br />

van Samahani, om daar stelling te nemen met het front naar het zuiden<br />

en zuid-oosten.<br />

De beide overige compagnieen van het 9* en de artillerie, volgden<br />

als reserve den hoofdweg, waarbij zich de colonne-commandant en ten<br />

half acht ook de bevelhebber met zijnen staf aansloten.<br />

Reeds voordat Overste Soeters bovenvermelde bevelen ontvangen<br />

had, was door hem den commandant der marechaussee gelast, kampong<br />

Dilip van vijanden te zuiveren, wat geschiedde.


88<br />

7 u. 40' v.m. ving het 12* Bataljon de vo<strong>org</strong>eschreven beweging aan,<br />

door bij Lepong-Ara in zuid-westelijke richting over de Blang-Baid af<br />

te buigen en de gevechtsformatie aan te nemen.<br />

De 5* en 3* compagnie van het korps waren in 1* linie, de 2 e en 1*<br />

daarachter in 2* linie, terwijl de 4* en de ambulance reserve waren.<br />

Al spoedig opende de vijand zijn vuur uit eenige tjots op de Blang-<br />

Baid en uit de Kroeng-Aloei, die droog en door hem bezet was.<br />

De linkerhelft der linie — 3* compagnie—marcheerde zonder te vuren<br />

door, den vijand voor zich uitdrijvend en bereikte zoodoende de droge<br />

Kroeng-Aloei, die men verder zuidwaarts volgde, en waarbij dan eene<br />

sectie door de kampongs op elk der oevers marcheerde en die tuchtigde —<br />

het tweede peloton door de bedding.<br />

De 1* compagnie voerde in het voorbijgaan de strafoefening over<br />

kampong Baid uit, en de 4* bewoog zich achter het midden dezer com­<br />

pagnieen.<br />

De marechaussee haalden bij Baid het 12* weer in, verlengden de<br />

linkervleugel en hidden verder verband met de 1* compagnie.<br />

Wij zagen reeds, dat de rechtervleugel der voorste linie achter bleef;<br />

bij het oprukken naar het hooge terrein van Mampreh werd de rechter­<br />

vleugel der 3* compagnie in steeds heviger mate beschoten uit Lam-<br />

Birah; zoowel in den zuidrand dezer kampong als in Mampreh-west,<br />

had zich een talrijke vijand verzameld.<br />

De korps-commandant, die zich bij dit deel der colonne bevond, liet<br />

een peloton der 3* compagnie stelling nemen in den westrand van<br />

Mampreh-oost, met last een sleepend vuurgevecht te onderhouden, ter­<br />

wijl eene sectie bevel kreeg, zoo gedekt mogelijk eerst zuid- en dan<br />

westwaarts vooruit te gaan en den vijand in de flank te vallen<br />

Toen deze sectie ver genoeg gevorderd kon zijn, ontving de 4* com­<br />

pagnie de order uit kampong Loetoe naar Lam-Birah over te steken en<br />

's vijands linkerflank aan te fasten.<br />

Deze ontdekte blijkbaar bijtijds den opzet, concentreerde al zijn vuur<br />

op de omtrekkende sectie, waardoor zij genoodzaakt werd — en zulks<br />

ten koste van de snelheid — bij gedeelten, vurende vooruit te gaan, en<br />

de tegenstanders alle gelegenheid kregen op hun gemak de stelling te<br />

verlaten, om de wijk naar de heuvels te nemen.<br />

De marechaussee bezetten daarop een viertal toppen, terwijl Loetoe<br />

en Lam-Birah door de infanterie getuchtigd werden.<br />

De 5* en 2* compagnie waren ^ 500 Meter voor Loetoe op eene


89<br />

bezette borstwering gestooten, die zich in westelijke richting tot Wang<br />

Toeha uitstrekte, en hadden de bezetting verjaagd, vervolgens Wang<br />

Toeha, Blang-Miray en Lam-Bari getuchtigd om 's middags 12 uur<br />

weer bij de rest van het korps aan te sluiten.<br />

Haar uitblijven was oorzaak geweest, dat het laatste peloton der reserve<br />

met muziek en ambulance, op een gegeven oogenblik de gevechtslinie<br />

moest versterken, met het gevolg, dat een viertal muzikanten w. o. de<br />

kapelmeester, gewond raakten.<br />

De korps-commandant besloot nu de beweging in de richting van<br />

Lam-Ara voort te zetten, maar verzuimde hiervan kennis te geven aan<br />

den commandant der marechaussee.<br />

Deze vermeende, dat hij in de heuvelstelling moest blijven, teneinde<br />

een opdringen des vijands uit zuidelijke richting te beletten. Ten 4 u-<br />

45' nog geen nadere opdracht ontvangen hebbend en ook geen vuren<br />

meer hoorend, besloot hij op eigen gezag naar Samahani te marcheeren;<br />

daar werd hem medegedeeld, dat de marechaussee in Tembok het bivak<br />

konden betrekken.<br />

Het 12* trok, zoo gezegd, door Sepong, Loeboek, Boegoehoe, Lepong<br />

en legde al die kampongs in de asch. De rechtervleugel volgde daarbij<br />

zooveel mogelijk den rand van het hooge terrein, maar werd niettemin<br />

voortdurend uit de heuvels beschoten, hoewel het korps-marechaussee,<br />

zooals we zagen nog zuid van Mampreh zat.<br />

In een versterkt huis bij Sepong, waarvan de bewoners vluchtten, vond<br />

men een viertal donderbussen en twee trompladers. 3 u. 50' n.m. marcheerde<br />

het bataljon oost van Lam-Ara op en kreeg 4 u. 25 n.m. last<br />

met de genietroepen te Samahani in bivak te komen.<br />

Het korps leed dien dag een verlies van een doode en tien gewonden.<br />

De genietroepen hadden zich inmiddels nuttig gemaakt met de bruggen<br />

in den weg bij pasar Sibreh en ten noorden van Lepong-Ara de ge-<br />

schiktheid voor karrentransport te geven<br />

De cavalerie had 's m<strong>org</strong>ens last gekregen, de verkenning naar Sama­<br />

hani voort te zetten en daar nadere orders af te wachten.<br />

Het 3* Bataljon was ten 7 u. 30' v.m. in massa opgesteld op het<br />

terrein, ten noorden van den weg Sibreh-Dilip en begon daar ten 7 u.<br />

55' de bewegingen — zooals die vo<strong>org</strong>eschreven waren, met 3 compagnieen<br />

in de gevechtslinie en de 4 e in reserve.<br />

De 1* compagnie bewoog zich over de sawah ten zuiden en westen


90<br />

van Relong en Oleh-Oeh naar Lam-Baroe (1) en vandaar naar den zuidrand<br />

van Temboh. Aanvankelijk kreeg zij eenig vuur uit Dilip en Lam-<br />

Baroe en later uit de noordranden van Temboh en Lam-Ara, maar zij<br />

bracht dit met de snelladers dra tot zwijgen.<br />

In verband met haar trok de 2* compagnie eveneens naar Temboh.<br />

In Lepong-Ara stuitte zij op eene met bamboedoeri omgeven aarden<br />

versterking, waaruit de noodigc schoten vielen<br />

Onmiddellijk bestormde de sectie van den 2*" luitenant H. A. Gusdorf<br />

deze. De Amb. fus. Patty, No. 35739, die het eerst binnendrong,<br />

legde alleen nog drie vijanden neer.<br />

In het geheel bleven 6 dooden met wapens in onze handen.<br />

Zonder verderen tegenstand, bereikte men 1 1 u. 30' v.m. den zuid­<br />

rand van Temboh en den oostrand van Tjot-Bada.<br />

De 3* compagnie, die de linkervleugel vormde, ondervond evenmin<br />

als de reserve eenig verzet.<br />

Later, toen de vijand uit het terrein zuidwaarts van Tjot-Basatoel<br />

zijn vuur op het bataljon richtte, detacheerde de 1* compagnie een pe­<br />

loton op dien heuvel.<br />

De commandant van het 9 e Bataljon was met twee compagnieen in<br />

breed front naar Masdjid Baid opgerukt. Uit kampong Baid kregen zij<br />

vuur van een achttal vijanden, dat den onzen twee gewonden kostte.<br />

Door Baid en Empoe-Ketang, richtte de colonne zich ook naar kam­<br />

pong Dilip.<br />

Terwijl het 12*, de marechaussee, en een deel van het 9* over de<br />

Blang-Baid trokken, verzamelden zich tal van Atjehers op een heuvel<br />

ten noorden van den Gle-Loewoek.<br />

Daarop opende ten 8 u. 30' v.m. eene sectie Berg-Artillerie van<br />

de hoogte bij Lepong-Ara het vuur, maar nog was zij niet ingeschoten,<br />

toen de vijand het veld ruimde.<br />

In verband met de bewegingen van 8* en 9* bataljon, rukte de<br />

algemeene reserve, zooals we zagen door de cavalerie voorafgegaan, naar<br />

Samahani op.<br />

8 u. 45' v.m. berichtte de laatste, dat de noordrand van Temboh en<br />

Lam-Ara door 3J7 70 man bezet werden gehouden.<br />

Wij zagen reeds, hoe de 1* compagnie 3* hen verdreef. Toen die-<br />

zelfde lieden zich in de heuvels bij Tjot-Basatoel nestelden, verzocht de<br />

(1) West van de sultansbegraafplaats (Kaart 1 : 75.000.


91<br />

commandant van het 9* ze daaruit te mogen verjagen. De bevelhebber<br />

vond het beter, zulks aan de artillerie over te laten. Die kwam daartoe<br />

op den weg tusschen Lam-Ara en Samahani in batterij. Een zestal<br />

G. K. T. waren voldoende om den vijand te doen wijken.<br />

9 u. 38' v.m. hield de algemeene reserve halt bij Pasar Samahani.<br />

Ook voor de beide andere compagnieen van het 9* werd het signaal<br />

„halt" geblazen en den bataljons-commandant opgedragen Dilip te doen<br />

tuchtigen; een paar kwaadwilligen moesten daarbij neergelegd worden.<br />

De artillerie kwam ten 10 u. 30'v.m. nog eenmaal in batterij, om een<br />

massa lieden uiteen te drijven, die zich op een der zuidelijke uitloopers<br />

van den Gle-Loewoek verzamelden. Met een paar schoten, verkreeg zij het<br />

gewenschte resultaat. 1 1 u. 30' v.m. zond de commandant van het 3* den<br />

bevelhebber bericht van de door zijn korps ingenomen stelling, wat deze<br />

deed besluiten, ook met reserve en artillerie verder vooruit te gaan, en<br />

zoo gelastte hij alvast den commandant van het 9* in zuid-oostelijke<br />

richting tusschen Lam-Ara en Lam-Ara-Angken te marcheeren, na de<br />

bezetting van Tjot-Basatoel met de vo<strong>org</strong>enomen beweging in kennis te<br />

hebben gesteld.<br />

De cavalerie zond van laatstgenoemden tjot en van Oleh-Grot berichten,<br />

over eene groote bende, die zich op een heuvel zuid van Oleh-Grot bevond.<br />

Behalve deze bende, beschoot de Artillerie nu ook nog andere groepen<br />

vijanden, die o. a. van Tjot-Baterieng en Anak-Gle den weg bestreken.<br />

De cavalerie kreeg daarbij opdracht via Tjot-Basatoel naar 's vijands<br />

linkervleugel te rijden, teneinde hem zoo mogelijk in de flank te vallen<br />

wat intusschen niet gelukte, daar hij bijtijds in oostelijke richting aftrok.<br />

12 u. 40' kwam het bevel van kolonel Stemfoort, om de bewegingen<br />

voor dien dag te staken. Het 9* en de batterij kregen Lam-Ara<br />

als bivakplaats.<br />

Pasar Samahani was, zooals we reeds opmerkten, voor het 12* en<br />

de genietroepen bestemd. De algemeene bevelhebber en zijn staf, de<br />

cavalerie, het 3* bataljon en de marechaussee kwamen in Temboh,<br />

van welke indeeling direct bericht uitging voor den commandant van<br />

het vivrestransport.<br />

De bivaks Temboh en Lam-Ara waren reeds ten 1 u. 30' n.m.<br />

betrokken.<br />

De gewonden werden alien naar de ambulance in Samahani gebracht<br />

en vandaar nog 's nachts met jeriksha's naar Lam-Baroe vervoerd.<br />

Een viertal Atjehers, die 3 u. 30' n.m. Temboh wilden binnensluipen,


92<br />

moesten die poging met den dood bekoopen. Kort daarop hadden eenige<br />

gewapenden de heuvels bij Lam-Ara-Angken en Oleh-Grot weer bezet<br />

en schoten vandaar op het bivak Lam-Ara en op den grooten weg.<br />

Opnieuw kwam een peloton snelladers op den Tjot-Basatoel in stelling, en<br />

dat slaagde er al heel gauw in die van Oleh-Grot weg te schieten, terwijl<br />

de anderen aftrokken, toen de commandant van het 9* eene sectie legerde<br />

op een heuvel, zuid van Tjot-Basatoel, in eene verlaten versterking.<br />

Eerst 8 u. n.m. arriveerde het vivrestransport in Temboh.<br />

De nacht ging in bijna alle bivaks zonder stoornis voorbij. Alleen<br />

het keukenpersoneel, dat in Samahani kookgerei enz. in de bedding van<br />

de droge rivier had opgesteld, werd door een plotseling opkomende<br />

bandjir, minder aangenaam verrast.<br />

Nog hoegenaamd geen aanraking met Toekoe Moeda-Baid of een der<br />

mindere hoofden der VII Moekims Baid verkregen zijnde, terwijl ook<br />

nog geen der hoofden van de V Moekims Indrapoeri, die ons gezag<br />

gunstig gezind zouden zijn, persoonlijk zijne opwachting had gemaakt,<br />

achtte de wd. Gouverneur een verder voortrukken in de XXII Moekims<br />

noodzakelijk en besloot daartoe den 24*" Augustus over te gaan. Mas­<br />

djid Indrapoeri was dus het naaste doel.<br />

Met het oog op de grootere lengte der etappelijn en de vijandige<br />

houding der nog steeds in het gebergte vertoevende bevolking, was het<br />

voor eene doelmatige verpleging der troepen noodzakelijk, de bivaks —<br />

den 23*" betrokken — zoo krachtig bezet te houden, dat niet alleen de<br />

veiligheid der transporten was gewaarb<strong>org</strong>d, maar dat bovendien van­<br />

daar uit offensief kon worden opgetreden.<br />

Van het 12° kwamen in den m<strong>org</strong>en van den 24*" dus twee com­<br />

pagnieen te Samahani, twee te Temboh en eene te Lam-Ara.<br />

Overste van Heutsz kreeg opdracht met de overige troepen naar<br />

Indrapoeri op te rukken en de Masdjid te vermeesteren.<br />

Daartoe gelastte die hoofdofficier, dat het 3° Bataljon langs en ten<br />

deele over het heuvelterrein Oleh-Grot tot Masdjid Anak-Gle, naar Gle-<br />

Kambing zou oprukken, het 9* met 2 compagnieen over den weg en<br />

twee andere, waar noodig, als linketflankdekking zou gaan. De mare­<br />

chaussee vormden de algemeene reserve en volgden met de artillerie<br />

en de genietroepen, mede den weg.<br />

Hierbij sloten zich ook de bevelhebber met staf en de colonne-com­<br />

mandant aan.


93<br />

De beweging begon 9 u. v.m. Het 3 e Bataljon, dat 3 compagnieen<br />

in de gevechtslinie en de 4 e in reserve had, trok langs den voet der<br />

heuvels, en dreef. den vijand, die het voortdurend bestookte, van heuvel<br />

tot heuvel voor zich uit.<br />

De cavalerie, die langs den weg marcheerde, vond de stellingen bij<br />

Anak-Gle onbezet, en ging daarop in breed front naar die van Long-<br />

Lemoh en over de sawahs, noord van den weg, naar den westrand van<br />

Lam-Ilir en Sermo. Zij kreeg toen eenig vuur van eene 7^ 40 man<br />

sterke bende in den noord-oosthoek van kampong Anak-Glc en nam<br />

waar, dat eene ter sterkte van 30 man, zich in de richting van Sermo<br />

bewoog.<br />

De commandant van het 9* kreeg nu last om met twee compagnieen<br />

naar kampong Anak-Gle te gaan en deze te verbranden. In vereeniging<br />

met de cavalerie slaagde die troep er ook in de Atjehers uit de heuvelstelling<br />

bij Long-Lemoh te verdrijven, waarop de colonne den marsch<br />

kon vervolgen.<br />

Toen de cavalerie uit eene versterking in den noordrand van Sermo<br />

onder vuur werd genomen, kwam eene sectie artillerie in batterij en<br />

deed de schutters door enkele granaatschoten het hazenpad kiezen.<br />

Bij kampong Rekih ontmoette de cavalerie een Atjeher, blijkbaar door<br />

een der goedgezinde hoofden afgezonden, die wist mede te deelen,<br />

dat Masdjid Indrapoeri door slechts + 20 man bezet was.<br />

De commandant der batterij kreeg op dat bericht order, zoo snel<br />

mogelijk, onder dekking van enkele brigades marechaussee naar Gle-<br />

Kambing vooruit te gaan en den aanval op de Masdjid voor te bereiden.<br />

Nog voor die heuvel bereikt was, bekwam men de noodige schoten<br />

uit Indrapoeri, waarop de batterij-commandant reeds op den rjrooten<br />

weg, op -^2 600 M. ten 1 1 u. 20' v.m., door eene sectie het vuur<br />

deed openen.<br />

Onze cavalerie, die reeds de tijding gebracht had, dat uit Lam-Poei<br />

vrij veel geschoten was, vulde dat bericht aan met de mededeeling, dat<br />

de vijand ^C ^00 man sterk, in oostelijke richting de kampongs Lam-<br />

Poei en Darang binnenging.<br />

Toen de Masdjid blijkbaar ontruimd werd, reed de artillerie met twee<br />

secties den meest noordelijken heuvel bij Gle-Kambing op en kwam<br />

daar in batterij, te laat echter om den terugtrekkenden vijand onder<br />

vuur te kunnen nemen ; wel veegde zij nog eenige heuveltoppen in noordoostelijke<br />

en zuid-oostelijke richting schoon.


94<br />

Een paar brigades marechaussee waren den Gle-Kambing opgegaan<br />

op het oogenbhk, dat de artillerie van den weg het eerst in de richting<br />

der Masdjid vuurde. De vijand ziende wijken, daalden zij af, doorwaadden<br />

de Atjeh-rivier en drongen ten 1 1 u. 45' v.m. het eerst het<br />

bedehuis binnen, geen vijand meer aantreffend; spoedig volgde eene<br />

compagnie van het 9*, weldra eene tweede, de rest van het korpsmarechaussee<br />

en de cavalerie, waarop de Atjehers ook den westrand<br />

van Lam-Poei en Darang ontruimden.<br />

De beide andere compagnieen van het 9*, die de kampong Anak-Gle<br />

getuchtigd hadden, zoomede het 3* Bataljon, kwamen omstreeks dien<br />

tijd aan den voet van den Gle-Kambing. Eene compagnie van het<br />

3* ontving daar den last onze vroegere versterking Long-Lemoh te gaan<br />

bezetten en daar te blijven, tot het transport naar Lam-Baroe zou teruggekeerd<br />

zijn.<br />

Overigens liet men het er voor dien dag bij.<br />

De reeds over de rivier zijnde twee compagnieen van het 9 e bleven<br />

in de Masdjid, en de overige troepen betrokken het bivak in kampong<br />

Rekih.<br />

12 u. 40' zag zich het 9* echter al weer genoodzaakt op te treden<br />

en wel tegen eene bende, die op den Tjot-Oleh-Soebang zat en ook<br />

reeds door de artillerie onder vuur was genomen.<br />

In het bivak Lam-Ara meldde zich 's middags drie uur de hoeloe­<br />

balang Toekoe Moeda-Baid, als teeken zijner identiteit dragend de groote<br />

gouden ster, die het gouvernement hem in tijden van meer vriendschap-<br />

pelijke gezindheid, geschonken had.<br />

Eene patrouille van het 12* bracht hem naar het hoofdkwartier. De<br />

wd. Gouverneur gaf, zijne vijandige houding en het niet voldoen aan<br />

ons ultimatum in aanmerking nemend, last, dat hij met zijn 6 volge­<br />

lingen, voorloopig in Koeta-Radja zou worden geinterneerd.<br />

Lam-Ara, Samahani, Sibreh en het vandaar naar Samahani marchee-<br />

rend transport, waren dien dag uit het westen licht beschoten geworden.<br />

Gedurende den nacht, namen eenige vijanden de bivaks w. o. de<br />

Masdjid Indrapoeri onder vuur.<br />

Ook nu vertoonden zich nog geen der hoofden van de V Moekims<br />

Indrapoeri. De bevelhebber meende zulks aan vrees voor Panglima-<br />

Polim te moeten toeschrijven en dat gaf hem aanleiding tot het plan,


95<br />

om de verblijfplaats van het sagihoofd, Gleieng, eene tuchtiging toe tc<br />

dienen.<br />

Eene nieuwe oproeping ging intusschen aan de hoofden der V Moekims<br />

uit en bevelen werden gegeven, opdat den 25*" Augustus, 6 u. 30'<br />

v.m. eene colonne — voorzien van een dag vivres — naar Gleieng zou<br />

trekken, teneinde die plaats, na er overnacht te hebben, te verbranden.<br />

Den 26*" moest eene tweede colonne zich naar Moeroe begeven, daar<br />

stelling nemen om bij eventueel opdringen van den vijand, de van Gleieng<br />

terugkeerende colonne, hulp te verleenen.<br />

De colonne, die onder bevel van den luitenant-kolonel J. B. van Heutsz<br />

op den bewusten m<strong>org</strong>en gereed stond, was samengesteld uit het korps-<br />

marechaussee, het 3* Bataljon, 10 cavaleristen voor ordonnansendiensten,<br />

twee ambulances en de noodige treinkoelies.<br />

Om die bij elkaar te krijgen, hadden de korpsen alle dwangarbeiders,<br />

die maar eenigszins gemist konden worden, moeten afstaan; een oprukken<br />

verder dan Gleieng was dus, met de voorhanden transportmiddelen,<br />

uitgesloten.<br />

De wd. Assistent-Resident Heckler, vergezelde de colonne. De te<br />

volgen weg Hep van Masdjid Indrapoeri, langs den westrand van Darang,<br />

door Loehr, tusschen de Lam-Loengs door in zuid-oostelijke richting<br />

naar Ajer-Alang, voorts recht oost langs Lam-Prei-noord van het moeras<br />

naar Gleieng; dezelfde route als dus in vroegere jaren door generaal<br />

van der Heijden genomen was.<br />

Al heel spoedig kreeg de colonne vuur van eene bende, die op<br />

den Tjot-Oleh-Soebang zat. Eene brigade marechaussee verdreef<br />

haar en bleef in stelling op den Tjot, tot de geheele colonne voorbij<br />

was.<br />

Tusschen Darang en Loehr was het weer zoo, nu in de rechterflank<br />

en uit kampong Soot, aan gene zijde der rivier.<br />

Onzerzijds werd een peloton snelladers daar tegenover gesteld. Dat<br />

kreeg daar twee gewonden. Na Loehr gepasseerd te zijn, bleek het,<br />

dat alle heuvels ten noorden en oosten van de Lam-Loengs en Moeroe<br />

bezet waren.<br />

Door snel oprukken in een zoo breed mogelijk front —en in gevechts­<br />

formatie, waarbij de 1* compagnie 3* onder kapitein van der Wedden —<br />

noord van de marechaussee, de gevechtslinie verlengde, had de colonne<br />

zich ten 8 u. 30' v.m. van 's vijands posities, oost van Moeroe en


96<br />

noord van den Gle-Manggerah meester gemaakt en hield op het hooge<br />

terrein een rust.<br />

Bij het oprukken bestormden een paar brigades marechaussee o. a. een<br />

benteng in den noordrand van Moeroe-Zuid, maar de bezetting hield<br />

geen stand, en alleen bij Manggerah legden zij een gewapende neer.<br />

Van 9 u. 30' v.m. tot 10 u 25' v.m trok men de Kroeng-Pengapit<br />

over. De modderige bodem van dit diep ingesneden riviertje bez<strong>org</strong>de<br />

veel oponthoud.<br />

Onder vuur in front en in de linkerflank der colonne, dat van de<br />

heuvels ten westen en zuidwesten van Lam-Tjot kwam, ging het over<br />

de sawah, noord van Ajer-Alang, voort naar die heuvels en werd de<br />

vijand verdreven.<br />

De geheele colonne weer verzameld zijnde, ging men tot de tuchtiging<br />

der kampongs Lam-Tjot en Lam-Prei over en bereikte ten 12 u.<br />

15' n.m. de hoogte, noord van Gleieng.<br />

Van twee kanten, uit het noorden en westen, rukte de troep tegen<br />

die kampong op. De vijand verdedigde haar slechts matig; wel kreeg<br />

men veel vuur uit Long-Kling, en hij week ten slotte naar Lam-<br />

Ple en de hoogten zuid van Gleieng, doch moest ook die punten<br />

spoedig verlaten, zoodat ten 1 u. 30' n.m. de bivaks betrokken konden<br />

worden.<br />

Het 3* Bataljon kwam in en om de ruime woning van Panglima-<br />

Polim en het korps marechaussee in de woning van Polim's oom T.<br />

Moeda-Soleiman.<br />

Behalve, dat 's middags eene kleine bende van de heuvels tusschen<br />

Lam-Pie en Gleieng moest verjaagd worden, viel er dien dag en ook<br />

's nachts niets bijzonders voor.<br />

Als merkwaardigheid kan nog vermeld worden, dat eenige deserteurs<br />

een schrijven hadden achtergelaten, waarin zij hunnen vroegeren kameraden<br />

verzochten bij terugkeer niet alle jenever weer mede te nemen. Eene<br />

hartversterking was hun dus blijkbaar niet onwelkom.<br />

In Rekih hadden zich ten 1 1 u. v.m. eindelijk de hoofden der V<br />

Moekims Indrapoeri, met name T. Radja-Lam-Ilir, T. Hassan van kam­<br />

pong Rekih, T. Tjoet-Ampeara en de Imam van Sih.n, gemeld; de<br />

hoofden van Moeroe en Lam-Panas, mede tot die Moekim behoorend,<br />

waren volgens T. Radja-Lam-Ilir naar het gebergte gevlucht en wenschten<br />

ook met terug te keeren.


97<br />

Aan de hoofden werd nu opgedragen:<br />

1° de naar het gebergte uitgeweken bewoners in de kampongs te doen<br />

terugkeeren.<br />

2° de bevolking mede te deelen, dat zij rustig in die kampongs blijven<br />

moest en zich van vijandelijkheden had te onthouden; in dat geval<br />

zou zij ook geen overlast van onze troepen ondervinden.<br />

3° steeds den commandant eener troepenafdeeling, die de kampong<br />

naderde met een witte vlag tegemoet te gaan en hare diensten<br />

aan te bieden.<br />

4° pogingen aan te wenden, om ook de hoofden van Moeroe en Lam-<br />

Panas naar Rekih te doen opkomen, onder bedreiging, dat anders<br />

hunne kampongs zouden worden getuchtigd.<br />

Om de gezindheid der bevolking van de Moekim Sihon op de proef<br />

te stellen, rukte de commandant van het 9* Bataljon, met twee com­<br />

pagnieen van zijn korps ten 12 u. 's middags uit, teneinde met die<br />

colonne, waaraan nog een peloton cavalerie, eenige geniesoldaten-en wat<br />

hospitaal-personeel waren toegevoegd, de Moekim Sihon tot en met<br />

Ritieng te doorkruisen.<br />

De Imam vergezelde de colonne, die nergens tegenstand ontmoette<br />

en ten 2 u. 45' n.m. in het bivak terugkeerde. De do<strong>org</strong>etrokken kam­<br />

pongs waren nog zoo goed als verlaten.<br />

De bivaks van het 12* Bataljon hadden dien dag troependeelen uitgezonden,<br />

die de kampongs Dilip, Empoe-Ketang, Relong, Lam-Siti,<br />

Oleh-Oeh, Djeroek, Lam-Baroe, Monalaloei, (1) Tjot-Bada, Lingom-Besar<br />

en Lingon-Ketjil, Oleh-Grot, Tjot-Ba'-Trieng en Anak-Gle doorzochten<br />

en voor zooveel nog noodig tuchtigden, d. w. z. verbrandden. Geen<br />

der bivaks van het 14* werd verontrust, de vivresopvoer kon ongestoord<br />

plaats hebben.<br />

Zooals vooraf bepaald was, rukten den 26*" Augustus van Rekih eene<br />

colonne onder den Luitenant-Kolonel J. F. T. Veeren uit, bestaande<br />

uit 2 compagnieen 9*, 2 idem van het 12* (daartoe bijtijds ontboden),<br />

twee pelotons cavalerie, eene sectie genietroepen en eene ambulance,<br />

om de bekende opnamestelling voor de colonne van Heutsz in te nemen<br />

en tevens de kampongs Moeroe, Lam-Loeng, Lam-Panas en Soot te<br />

tuchtigen.<br />

(1) Oost van de sultansbegraafplaats (Kaart 1 • 75.000).


98<br />

De bevelhebber en staf gingen mede en 7 u. 50' v.m. marcheerde<br />

men af.<br />

De cavalerie had opdracht, het zuidelijke voetpad van Lam-Poei te<br />

volgen en overgangen der Atjeh-rivier te zoeken in het zuidelijk deel<br />

dier kampong, opdat daar de rivier — dus tweemaal — zou kunnen worden<br />

overgestoken.<br />

8 u. 30' v.m. was de cavalerie-commandant er in geslaagd, de rivier<br />

te doorwaden en gaf hij den colonne-commandant kennis, dat een voor<br />

alle wapens geschikte overgang gevonden was. Deze kwam zich per-<br />

soonlijk van een en ander overtuigen — vond de overgang niet bruikbaar<br />

en riep de cavalerie uit Soot terug.<br />

Ritmeester Lannoy deed nu weten, dat ten oosten van Soot ook geen<br />

goede overgang te vinden was, en dat hij bij zijne pogingen tot het over-<br />

gaan der rivier al een paard verloren had. Nu werd de cavalerie de<br />

opdracht gegeven om langs Darang en Loehr naar Moeroe op te<br />

rukken.<br />

In Loehr waren vrouwen en kinderen aanwezig, en zonder tegenstand<br />

kwam men 10 u. v.m. in Moeroe.<br />

Eene compagnie bezette het heuvelterrein ten oosten van Moeroe-<br />

noord, eene tweede nam oostwaarts Moeroe-zuid stelling.<br />

De beide compagnieen van het 12* en de genietroepen gingen de<br />

rivier over, om kampong Lam-Panas en de Masdjid van dien naam te<br />

verbranden. Een sectie van het 9* en een paar geniesoldaten, deden<br />

hetzelfde in Moeroe-zuid.<br />

10 u. 50' v.m. meldde de cavalerie-commandant, dat hij verband<br />

gekregen had met de colonne van Heutsz en wel op den heuvel noord<br />

van Manggerah.<br />

Deze colonne had eerst de kampongs Gleieng en Lam-Pie aan de<br />

vlammen prijs gegeven, was toen verzameld op de sawah, west van<br />

eerstgenoemde kampong, en had ten stotte met de snelladers in de<br />

achterhoede, den terugtocht aanvaard.<br />

Tot de heuvels — noord van Ajer-Alang — vielen er alleen nu en dan<br />

schoten op de achterhoede. Op die heuvels gekomen, ontwaarde de<br />

colonne-commandant, dat het geheele terrein in front van Gle-Manggerah<br />

tot Aloewah door een talrijken vijand bezet was, zoodat het niet raad-<br />

zaam scheen, met de colonne de Kroeng-Pengapit over te gaan, alvorens<br />

den vijand van eerstgenoemden Gle te hebben verdreven.<br />

Eene compagnie 3* Bataljon en de brigades marechaussee, bewapend


99<br />

met repeteer-karabijnen gelukte het, zonder zelf verliezen te lijden, aan<br />

die opdracht te voldoen; de vijand nam naar meer noordelijke heuvels<br />

de wijk, en de overgang kon beginnen.<br />

Staande op den heuvel, noord van kampong Manggerah, zag de<br />

colonne-commandant, ten half elf een peloton cavalerie, onder den<br />

ritmeester verschijnen Deze bracht hem van den stand van zaken op<br />

de hoogte.<br />

Overste van Heutsz begaf zich nu eerst naar den bevelhebber om<br />

verslag over zijne excursie uit te brengen en zette daarop met zijne<br />

troepen den marsch naar Rekih voort, waar zij 1 u. 45' n.m. konden<br />

inrukken.<br />

Geescorteerd door een peloton cavalerie, keerde de bevelhebber ten<br />

12 u. 30 n.m. van Moeroe via Masdjid Indrapoeri naar het hoofd-<br />

bivak terug, na den overste Veeren te hebben opgedragen, ook de<br />

kampongs Lam-Loeng en Soot, waaruit de colonne van Heutsz beschoten<br />

was, in vlammen te doen opgaan.<br />

Dit laatste werd toevertrouwd aan de compagnie van het 12*, die in<br />

Lam-Panas reeds eene dergelijke strafoefening had gehouden. Na ge-<br />

danen arbeid kon zij dan rechtstreeks naar Rekih terug gaan.<br />

Slechts enkele vijanden vergezelden den hoofdtroep, die ten 3 u. n.m.<br />

met een gewond Europeesch fuselier Indrapoeri binnentrok<br />

De nacht ging wederom rustig voorbij. Alles ging dus tot zoover<br />

naar wensch; niettemin meende de bevelhebber de operation in de XXII<br />

Moekims voorloopig te moeten staken; een verder doordnngen naar<br />

Selimoen toch, hoezeer uit een politiek oogpunt aan te bevelen, was,<br />

zooals wij hiervoor reeds aanteekenden, wegens gemis aan transport-<br />

middelen ondoenlijk.<br />

Een andere zaak was en die werd ook overwogen, of deze streken<br />

niet blijvend bezet dienden te worden.<br />

Wat de troepensterkte te Atjeh betrof — ook al waren reeds twee<br />

bataljons voor Kroeng-Raba en Tjot-Mantjang noodig — die leverde geen<br />

bezwaar op, mits het 6*, 7* en 9* op voldoende aanvulhng konden<br />

rekenen — maar nog andere factoren kwamen daarbij in rekening.<br />

Er voor pleitte de geneigdheid van de V Moekims Indrapoeri, om<br />

zich aan onze zijde te scharen, duidelijk gebleken uit een verzoek der<br />

hoofden om zulk eene definitieve vestiging in hun gebied te hebben,<br />

teneinde hen te beschermen, tegen de wraaknemingen van het nog altijd<br />

onverzoenlijke sagihoofd, daartegen de vijandige houding der VII Moe-


100<br />

kirn's Baid, waarvan zich — behoudens den hoeloebalang dan — geen enkel<br />

hoofd had onderworpen, en welke Moekims dus wel in de eerste plaats<br />

voor bezetting in aanmerking kwamen. De van ouds vijandige Moekims<br />

Lam-Krak waren dan mede het best in bedwang te houden.<br />

Na rijp beraad, besloot de wd. Gouverneur tot de legering van een<br />

geheel bataljon met hulpwapens in het centrum der VII Moekims, Sa­<br />

mahani. Daar konden onze troepen ook in den kortst mogelijken tijd<br />

onder dak worden gebracht, en bovendien kon van daaruit ook in zeer<br />

korten tijd aan de hoofden der V Moekims Indrapoeri hulp worden<br />

verleend.<br />

Voor die bezetting werd aangewezen het 9* Bataljon, eene sectie<br />

Berg-Artillerie, een detachement genietroepen, eene ambulance en 50<br />

dwangarbeiders.<br />

In de instructie voor den bivak-commandant, was o.m. bepaald: dat<br />

de Moekims Baid in alle richtingen moesten worden doorkruisd, dat<br />

tegen afgelegen punten als Batoe-Lintang, Mampreh, Anak-Gle en Tjot<br />

Bateneng met minstens 3 compagnieen, onder persoonlijke leiding van<br />

den bivak-commandant moest worden geageerd en dat wijders het<br />

terrein binnen 6 K. M. van het bivak, geheel moest worden beheerscht;<br />

voorts, dat ten alien tijd offensief tegen den vijand diende te worden<br />

opgetreden, ook bij nachtelijke beschietingen en dat belet moest wor­<br />

den elke vestiging van vijandelijke benden op de communicatielijn via<br />

Anak-Galoeng naar Lam-Baroe of zijwaarts daarvan op den hnkeroever<br />

der Atjeh-rivier.<br />

De vivresvoorraad zou eens in de 14 dagen worden aangevuld.<br />

De bevelhebber keerde 27 Augustus ten 7 u. 45' v.m., geescorteerd<br />

door een peloton cavalerie, naar Lam-Baroe terug.<br />

De overige troepen, met de marechaussee in de voorhoede en de<br />

1* compagnie 3* Bataljon als achterhoede, gingen 8 u. 30' v.m. even-<br />

eens huiswaarts.<br />

De verschillende afdeelingen van het 1 2* traden bij Temboh, Lam-Ara<br />

en Samahani in de marsch-colonne, terwijl het 9* Samahani overnam,<br />

d. w. z. 3 compagnieen, want eene ging met de transportmiddelen door<br />

naar Koeta-Radja, om den 29*" met het eerste vivres-transport weer te<br />

Samahani te komen.<br />

In de Moekims Baid kreeg de colonne op grooten afstand nog eenige<br />

schoten, maar zonder verdere ongelukken kwam zij toch I u. n.m. te


101<br />

Lam-Baroe — waar kolonel Stemfoort en staf reeds ten 10 u. waren<br />

gearriveerd.<br />

De hoofden der V Moekims Indrapoeri, vergezelden de colonne naar<br />

Koeta-Radja.<br />

Tijdens de geheele excursie, waren verschoten:<br />

45 Gr., 51 G. K T., 11114 patronen van 6.5 m.M. en 11386<br />

van 1 1 m.M. bovendien 608 karabijn-patronen.<br />

De verliezen bedroegen, aan gesneuvelden: 1 Eur. en 1 Afrik. mindere,<br />

aan gewonden 21 minderen.<br />

Het 14* Bataljon hield de ingenomen stellingen nog tot den 29 ste " vast.<br />

De bezettingen van Anak-Bate, Blang-Tjoet en Bak-Tjerlak, waren<br />

in het geheel niet verontrust, de compagnieen van kapitein Bruynis<br />

daarentegen, werden nog al eens beschoten en bekwamen den 28*" dan<br />

ook eenige gewonden.<br />

Bij het bivak Sibreh vertoonden zich ook al geen vijanden meer, wel<br />

bood de bevolking van Lam-Baroe, daar dagelijks reeds kippen enz.<br />

te koop aan.<br />

In den namiddag van den 29*" trokken de onderscheidene deelen<br />

van het 14* ook terug. De 3* colonne was ten 6 u. n.m., de tweede<br />

een kwartier later te Lam-Baroe.<br />

Totaal had dit bataljon 1147 patronen verschoten.<br />

De bezetting aan Kroeng-Raba maakte eenige patrouilles naar de<br />

grotten van Mata-Air en Naga-Oembang, waarin meerdere voorraden<br />

munitie voor voorlaadgeweren, buskruit, ledige huizen e. d. werden<br />

aangetroffen.<br />

Niettegenstaande Oemar den terugkeer van lieden uit Lepong naar de<br />

IV en VI Moekims tegenging, vermeerderde de bevolking er bij den<br />

dag, en overal begon zij hare huizen weer op te bouwen.<br />

De ex-hoofdpanglima had volgens berichten zijne vrouwen naar Lohong<br />

doen terugkeeren en in Lepong tal van bentengs opnieuw doen bezetten.<br />

De marine, die er den weg wist, ging er weer eens heen, om schiet-<br />

oefeningen te houden.<br />

Van Samahani rukte den 29* n Augustus ten 9 u. v.m.—volgens<br />

afspraak eene compagnie uit, langs Relong en Sibreh naar Lam-Baroe<br />

om het vivres-transport, dat met de 4* compagnie 9*, zou mede komen,<br />

tegemoet te gaan.


102<br />

De bivak-commandant maakte van de gelegenheid gebruik, om te<br />

berichten, dat zijn bivak na den afmarsch der troepen op den 27 en , den<br />

ganschen dag uit Lam-Ara, Temboh, Lepong en Lam-Baroe (1) beschoten<br />

was, waardoor alleen de 1* luitenant N. W. van Gelder een schampschot<br />

bekwam.<br />

Twee uur n.m. was eene compagnie op de schutters in Dilip afgezonden,<br />

die het toen raadzaam achtten naar Lepong te wijken, door de<br />

artillerie met G. K. T. vuur vervolgd.<br />

Een uur later was die troep met een lichtgewonde in het bivak terug<br />

geweest. Een paar hinderlagen, s nachts in den zuid-oost hoek van<br />

Dilip en den zuidhoek van Lam-Baroe gelegd, hadden geen resultaten<br />

opgeleverd.<br />

Den volgenden dag, was de beschieting flauwtjes herhaald. 1'/2 compagnie,<br />

die toen de kampongs Dilip, Empoe-Ketang en Baid doorzocht<br />

hadden, waren zonder iets van den vijand bespeurd te hebben, 10 u.<br />

45' v m. in het bivak weergekeerd.<br />

Ook de fourageering had ongehinderd plaats, geen schot viel er.<br />

Een paar compagnieen, die den volgenden dag de noord-oostwaarts<br />

van het bivak gelegen kampongs aan de Atjeh-rivier bezochten, vonden<br />

in Djeroek een paar kanonnen, wapens en munitie.<br />

Den 31 e " ging uit Koeta-Radja het 7* Bataljon, een peloton cavalerie,<br />

eene sectie Berg-Artillerie en eene ambulance onder den luitenant-kolonel<br />

G. F. Soeters naar Tjot-Basatoel en Anak-Gle<br />

Men kreeg slechts onbeduidend vuur en was dan ook 's middags zonder<br />

verliezen weer thuis. Een patrouille van 2 compagnieen van Samahani, die<br />

tegelijkertijd in de richting van Relong verkende, was minder fortuinlijk<br />

en kreeg twee gewonden, n. I. een europeesch en een inlandsch fuseher.<br />

Enkele hoofden uit de omliggende kampongs maakten intusschen<br />

hunne opwachting bij den bivak-commandant.<br />

Berichten wezen er op, dat de vijandige partij, zich nog geenszins<br />

verslagen achtte, integendeel scheen bij haar de oveituiging te bestaan,<br />

dat wij niet in staat zouden blijken, onze groote machtsontwikkeling<br />

een jaar lang vol te houden en stelde zij zich al voor — zich dan opnieuw<br />

te doen gelden.<br />

Panglima-Polim en zijn raadgever T. Moeda Ali, zoon van T. Ajer-Alang,<br />

met de Imams van Gleieng en Tanah-Abe, benevens T Moesa Anak-Bate,<br />

T. Brahim-Montassik en T. Moeda-Daoed hidden zich te Selimoen op.<br />

(1) Noord van de 2 e a van Pasar Samahani (Kaart 1 : 75.000).


103<br />

De pretendent-sultan was volgens spionnen naar Padang-Tidji in de<br />

VII Moekims Pedir uitgeweken; T. Tjoet-Mahmoed Lam-Tengah, met<br />

de zonen van Toekoe Moeda-Baid en T. Rajoet, zaten in het westergebergte<br />

op den Gle-Moenda.<br />

De pretendent had weer eens pogingen in het werk gesteld, om Polim<br />

met Oemar te verzoenen. Om den band goed nauw te maken, wilde<br />

laatstgenoemde wel een dochter uit het Polims geslacht huwen. Polim<br />

bleef weigerachtig, met hem in contact te komen, en zond zelfs zijne<br />

geschenken terug.<br />

De Imams der V Moekims Montassik, riepen de hulp van T. Sjech<br />

Poetoes in, om tot het bestuur te worden toegelaten.<br />

Zij wenschten in hunne kampongs terug te keeren.<br />

De nieuwe weg van Tjot-Rang naar Tjot-Mantjang op de Blang-<br />

Bintang, kwam 2 September gereed, zoodat eenige dagen later, den 7*",<br />

met den bouw van het kampement een begin kon worden gemaakt. Met<br />

de vestiging eener troepenmacht in deze streken zouden de kleine ben­<br />

den, die er bleven rondzwerven, van zelf verdwijnen.<br />

Drie compagnieen verlieten 2 September ten 3 u. v.m. het bivak<br />

Samahani om over Pasar Sibreh, Loetoe, den zuidrand der Lamkrak-<br />

Moekims naar Batoe-Lintang te gaan.<br />

+ 30 vijanden beschoten deze colonne uit het gebergte en bez<strong>org</strong>den<br />

haar een gewonde n 1. den onderluitenant Prikkel, No. 20543. Na de<br />

huizen en een paar versterkingen in de asch te hebben gelegd, een<br />

schuur met padi te hebben opgeruimd, trok men met eenige buitge-<br />

maakte wapens en munitie via Kroeng-Mak en Tampok huiswaarts. In<br />

laatstgenoemde kampong, evenals in Lam-Teh werden vrouwen en kinderen<br />

al weer aangetroffen.<br />

Acht brigades marechaussee, die den volgenden m<strong>org</strong>en de kampongs<br />

der IX Moekims bezochten, ondervonden daar geenerlei verzet, evenmin<br />

eene compagnie infanterie, die naar Sibreh en een peloton cavalerie, dat<br />

gelijktijdig naar Samahani marcheerde.<br />

T. Nja Gedong, de bekende onderaanvoerder van Oemar uit de IX<br />

Moekims, liet bij het bestuur vragen, op welke voorwaarden hij zich<br />

kon onderwerpen; eenige dagen later deed T. Neq Imam hetzelfde<br />

voor T Gam, Imam van Lam-Koenjit.<br />

Het bestuur wenschte met het stellen van voorwaarden nog eenigen<br />

tijd te wachten.


104<br />

In de IV en VI Moekims bleef de toestand gunstig.<br />

Meerdere, van spionnage verdachte personen, werden daar opgevat,<br />

o. a. Petoeah-Poetih, een panglima van Oemar.<br />

Van hem vernamen wij, dat de benden van Oemar in Lepong meerendeels<br />

uit huurlingen van de kustlandschappen, Lepong, Lohong, Daja<br />

en Melaboeh bestonden.<br />

Acht brigades marechaussee, die de kampongs aan den voet van den<br />

Gle-Raja bezochten, troffen nergens vijanden aan.<br />

Minder goed verging het den 5 en September drie compagnieen, die<br />

's m<strong>org</strong>ens 3 uur uitrukten met het doel de zich in de Mampreh's of in<br />

het lage gebergte ophoudende benden te verrassen.<br />

Al dadelijk kregen zij uit het gebergte vrij veel vuur; van overvalling<br />

was dus geen sprake.<br />

Op een bericht, dat eenige vijandelijke hoofden te Blang-Kroeng,<br />

noord-oost van Lam-Joeng een samenkomst hadden, togen daar in den<br />

nacht van 5 op 6 September ten 12 u 45 v.m., eene compagnie infanterie<br />

en 6 brigades marechaussee heen, om die lieden op le lichten.<br />

Gevangen genomen werden Toekoe Gading, Imam van Selong, en<br />

Toekoe Sabe, T. Tjoet-Toengkoeb was bereids afgetrokken.<br />

Als buit konden 2 Beaumonts, 3 voorladers, vier donderbussen en<br />

munitie worden medegevoerd.<br />

Tocht naar Selimoen.<br />

Teneinde de naar de bovenstreken uitgeweken vijandelijke hoofden<br />

nog wat verder te drijven, besloot de wd Gouverneur den 6*" Sep­<br />

tember eene colonne naar Selimoen te zenden.<br />

Men hoopte door een bezoek aan eenige Moekims der sagi XXII,<br />

tevens de hoofden, die aan de oproeping van het bestuur om zich te<br />

melden, nog niet voldaan hadden, tot inkeer te brengen.<br />

De Gouverneur-Generaal seinde, in verband met dit plan, dat in geen<br />

geval eene tweede bezetting in de XXII Moekims mocht worden ach­<br />

tergelaten.<br />

De colonne bestond uit:<br />

Commando en Staf:<br />

Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />

Kapt. v/d Gen. Staf G. C. E. van Daalen.<br />

1* Luitenant-Adjudant E. C. van der Heijden.


LUITENANT-KOLONEL J. B. VAN HEUTSZ.


Infanterie:<br />

105<br />

Kapt. Intendant C. Broeksma.<br />

Wd. Ass.-Res. van Groot-Atjeh F. A. Heckler.<br />

Wd. Controleur der XXII Moekims C. J. Boon.<br />

Zes ordonnansen.<br />

12* Bataljon: Commandant-Majoor R. Bakkers.<br />

Sterkte: 17 officieren, 2 adj. onderoff., 251 Eur. en<br />

357 inlanders (5 compagnieen).<br />

1* compagnie 3* Bataljon: commandant-kapitein P. H. van der Wedden.<br />

Cavalerie:<br />

Sterkte: 4 officieren en 118 Eur. minderen.<br />

3 pelotons (met inbegrip der ordonnansen).<br />

Genietroepen:<br />

Commandant-Ritmeester Jhr. L. D. E. de Lannoy.<br />

Sterkte: 4 officieren en 75 minderen.<br />

Een detachement: commandant l e Luitenant M. Engers.<br />

Gevechtstrein!<br />

Sterkte: 12 Eur. en 13 Inl. minderen, zonder spring-<br />

middelen, maar met veel touw voor rivier-overgangen.<br />

Een ambulance onder den off. v. gezondheid 2° kl. L. A. Demmers.<br />

Bagagetrein:<br />

Sterkte: 10 Eur., 4 Amb. en 4 Inl. minderen<br />

12 dwangarbeiders en 9 chineesche koelies en per<br />

compagnie: 1 mand. en 1 5 dwangarbeiders voor tandoe,<br />

8 dwangarbeiders voor kookgerei.<br />

Voor de cavalerie en genie samen, 8 idem.<br />

De 1* luitenant-kwartiermeesters van het 3* en 12 e bataljon met 4<br />

dagen vivres, waarvoor aangewezen 430 dwangarbeiders en een getal<br />

vrije chineesche koelies.<br />

Behalve het bereden gedeelte, ging de geheele colonne per spoor<br />

naar Lam-Raroe, en daar begon 6 u. v.m. de afmarsch.<br />

Bepaald was nog, dat alle vivres met karren naar het eerste bivak<br />

aan de Kroeng-Djerir, zouden worden opgevoerd.<br />

100 bajonetten van de posten, begeleidden dat transport naar Samahani,<br />

en vandaar brachten 3 compagnieen 9* Bataljon het naar de Kroeng-<br />

Djerir.<br />

In het marschbevel stond nog vermeld, welke vijandelijke hoofden zich<br />

te Selimoen zouden ophouden, en dat de hoofden der V Moekims


106<br />

Indrapoeri en vermoedelijk ook Toekoe Daoed van Selimoen zich zouden<br />

komen melden, zoodra de colonne hun gebied betrad.<br />

Zonder bevel van den colonne-commandant mocht er niet gebrand<br />

worden.<br />

De verpleging der troepen was bij nota geregeld en geschiedde door<br />

de z<strong>org</strong>en der intendance.<br />

Den eersten dag ging de cavalerie zelfstandig vooruit, terwijl twee<br />

compagnieen onder kapitein van der Wedden de voorhoede vormden.<br />

De colonne volgde den grooten weg Lam-Baroe — Anak-Galoeng-Indra-<br />

poeri. Van vijanden had men geen last, integendeel zag men in tal<br />

van kampongs weer bevolking.<br />

7 u. 50' was men te Samahani — de voorhoede ging door naar Tjot<br />

Basatoel, waarop het geheel een half uur rustte.<br />

8 u. 45 ging het verder langs Long-Lemoh, over Gle-Kambing naar<br />

de rivier. De cavalerie kreeg daar vuur van den overkant.<br />

Na verkenning doorwaadde men om 1 1 u. v.m. den stroom en betrok<br />

in kampong Sihon het bivak en wel in den noordelijken en noordwes-<br />

tdijken hoek van die kampong.<br />

Tusschen die plaats en het door de bevolking bewoonde deel, bevond<br />

zich een zware bamboedoeri heg; aan de zuidzijde een vnjwel ondoor-<br />

dringbare rimboe, waardoor alleen een paar paden liepen, aan den<br />

noordkant een open sawah, terwijl eindelijk de Djerir de westgrens<br />

vormde. De dwangarbeiders van den vivrestrein lagen gescheiden van<br />

het troepen-bivak aan de rivier. Voor de bewaking zonderde elke<br />

compagnie eene sectie af.<br />

De Kroeng-Djerir bood met haar helder stroomend water een uitmun-<br />

tende badgelegenheid, waarvan ruimschoots gebruik werd gemaakt.<br />

Het in de bevolking gestelde vertiouwen werd niet beschaamd.<br />

De nacht ging vrij rustig voorbij, aileen ontstond er tegen half vier<br />

een loos alarm, doordien een cavaleriepaard losraakte en door het<br />

bivak ging rennen.<br />

In een kort moment van verwarring, kreeg een Europeesch zieken-<br />

oppasser nog een bajonetsteek in de bulk.<br />

Zooals verwacht was, kwam T. Daoed-Selimoen zich hier melden.<br />

In den m<strong>org</strong>en van den 7*" vervolgde men den marsch, de cavalerie<br />

weer zelfstandig en de compagnie snelladers in de voorhoede.


107<br />

Van Sihon trok men in eenigszins zuid-oostelijke richting naar Kemiroe.<br />

De cavalerie doorzocht in eene eclaireerende linie het hooge terrein.<br />

Eerst bij Lam-Oedjong vielen een paar schoten. De vijf schutters, die<br />

ze afgaven, verdwenen, toen een peloton zich gereed maakte, hen te<br />

omtrekken. Even voor 8 u. v.m. bereikte men de rivier bij de kampong<br />

Kemiroe; de cavalerie ging er het eerst over en hielp de genietroepen<br />

er touwen over te spannen.<br />

De kali was er nog al diep en de stroom vrij sterk, zoodat naar<br />

betere passage moest worden omgezien.<br />

Het 2e peloton vond die en maakte er dadelijk gebruik van. 8 u. 30'<br />

v.m. had de voorhoede aan gene zijde der rivier eene stelling ingenomen,<br />

waardoor de overtocht der colonne beveiligd was Een der vooruitgeschoven<br />

cavalerie-patrouilles zag zich door een Atjeher met de klewang<br />

aangevallen. De man werd zelf het kind van de rekening. De cavalerie<br />

kreeg ook vuur uit Lam-Oedjong en Lam-Loot, doch ook hier verdwenen<br />

de vijanden na een paar schoten onzerzijds.<br />

Kemiroe en Ghdjal ondergingen het lot van zooveel andere kampongs<br />

en na die strafoefening, kon ten 10 u. 45' v.m. in oostelijke richting<br />

worden do<strong>org</strong>erukt naar het voetpad, dat om. west van kampong Lampoe-Radja<br />

loopt. De zuid-west gelegen toppen waren hier en daar<br />

door Atjehers bezet, waarom de 1* en 2* compagnie 12* de opdracht<br />

kregen de rechterflank te dekken, door zelf nu en dan op die toppen<br />

te gaan zitten.<br />

Die flankdekking was soms onder beduidend vuur; door het actieve<br />

optreden van de pelotons der compagnie Weustmann, respectievelijk onder<br />

de luitenants M. D. J. de Jongh en J. H. van Hennekeler, moest de<br />

vijand telkens en met verliezen wijken.<br />

Een peloton cavalerie, dat ook den voet der heuvels volgde, kreeg<br />

een gewonde. Intusschen zag men ver voor de colonne uit. een<br />

bende gewapenden naar de heuvels trekken. Het peloton Happe, last<br />

bekomende dien opmarsch te beletten, haalde een zevental in, die<br />

plotseling keert maakten en zich op den luitenant wierpen. Deze<br />

kwam er met een klewanghouw over de borst af; de vijand liet vier man<br />

liggen.<br />

Bij het overtrekken der Aloer-Tjapoeng sloot de flankdekking weer<br />

bij de colonne aan, om aan gene zijde van dat riviertje haar vermoeienden<br />

marsch door de heuvels opnieuw aan te vangen.<br />

Tevergeefs trachtte de cavalerie eene kleine bende van 15 man uit


108<br />

hare stellingen te jagen; toen de infanterie te hulp kwam, achtten ook<br />

die lieden het geraden, het veld te ruimen.<br />

Steile hellingen waren hier der vlotte beweging niet bevorderlijk.<br />

Was het terrein tot dusverre droog, geaccidenteerd en bijna onbegroeid<br />

geweest, van de Aloer-Tjapoeng tot Selimoen werd het bedekt en vlak.<br />

Voor de bewegingen der cavalerie was het niettemin gunstig. Van<br />

Tjapoeng ging het naar Sonoboe en verderop langs den oever der<br />

Atjeh-rivier tot aan de Selimoen-ketjil.<br />

Hier stak men haar over en bereikte tegen 4 uur n.m. Pasar Seli­<br />

moen om daar het bivak te betrekken.<br />

Alle troepen konden er met gemak in. Dwangarbeiders en trein<br />

kwamen in een afzonderlijk deel, om de menatha.<br />

De pasar was aan drie zijden omringd door een pagar van levende<br />

boomen, die door bamboe versterkt werd.<br />

De zuidzijde van het bivak werd gevormd door de Atjeh-rivier, met<br />

haar helder stroomend water.<br />

Hoewel heuvels aan zuid- en noordzijde het bivak domineerde, liet de<br />

vijand weinig van zich merken. De nacht verliep rustig.<br />

Behalve dat er vele do<strong>org</strong>eloopen voeten waren, liet de toestand<br />

van den troep niets te wenschen over.<br />

Op het bericht, dat alle voorname vijandelijke hoofden zich naar<br />

Rueung-Rueung hadden teruggetrokken, besloot overste van Heutsz hen<br />

den volgenden dag met 4 compagnieen infanterie en 2 pelotons cavalerie<br />

derwaarts te volgen.<br />

T. Brahim, zoon van T. Daoed, zou als gids medegaan.<br />

8 u. v.m. verliet de cavalerie het bivak, voorloopig als voorhoede-<br />

cavalerie; daar het terrein voorbij kampong Lieb, in zuid-oostelijke<br />

richting geheel open was en zoowel in front als op de flanken, soms<br />

tot 1000 a 1200 M. uitzicht toeliet, kon zij echter weldra zelfstandig<br />

vooruitgaan.<br />

Even voor Lam-Baroe, signaleerde men op de rechterflank eene kleine<br />

bende, waarop een peloton cavalerie daarheen reed, om verder op 50<br />

a 75 M. van den begroeiden rand, als rechterflankdekking de colonne<br />

te blijven volgen.<br />

Tegen half elf hield de colonne bij Lam-Baroe een half uur rust<br />

en zonder vijandelijkheden te hebben ondervonden, was men tegen half<br />

een -te Rueung-Rueung.


109<br />

Hoewel de kampong verlaten was, meldde zich, na oproeping, de<br />

Teungkoe-Masdjid en het kampong-hoofd. Volgens hun zeggen, was<br />

de Imam naar Selimoen.<br />

Ten 2 u. 5' begon men den terugmarsch, passeerde 3 u. 50 n.m.<br />

Lam-Baroe, om 6 u. n.m.—zonder verzet te hebben ondervonden —<br />

Selimoen weer te bereiken.<br />

In het bivak maakte de Imam van Rueung-Rueung, enkele hoofden<br />

van Djanthoi, alsmede het hoofd van Lam-Kabir hunne opwachting<br />

Te Rueung 2 had men den colonne-commandant medegedeeld, dat de<br />

pretendent-sultan naar Pedir, en Panglima-Polim te Lepong-Bajoe was.<br />

Besloten werd nu dezen laatsten op te zoeken.<br />

Den nacht te voren, waren in het bivak een viertal Beaumont-<br />

geweren ontvreemd. Twee ervan vond men terug in een nabijgelegen<br />

suikerriettuin; Toekoe Daoed kreeg eene uitnoodiging de beide anderen —<br />

die zeer waarschijnlijk toch bij hem terecht zouden komen — door een<br />

paar uit zijn eigen voorraad te vervangen.<br />

De 3 e compagnie 12*, die dekking opname had, keerde 3 u. 30'n.m.<br />

met een gewond fuselier en een dito dwangarbeider terug. In het bivak<br />

was ook eene compagnie achtergebleven.<br />

De intendant der colonne had er dien dag al zijn koelies aan het<br />

werk gezet en grooten schoonmaak gehouden.<br />

Het zag er dan ook 's avonds zeer presentabel uit. Stemming en<br />

gezondheid der troepen lieten niets te wenschen over.<br />

9 September, ten 9 u. v.m., doorwaadden een peloton cavalerie en<br />

4 compagnieen infanterie, de Sehmoen-rivier en marcheerden in noord­<br />

oostelijke richting naar Lepong-Bajoe.<br />

Op een 1000 M. afstand, kreeg de cavalerie uit die kampong een vijftien-<br />

tal schoten, wat haar natuurlijk niet weerhield, de verkenning voort te zetten.<br />

Middels een paar salvo's verjoeg de voorhoede compagnie de weinige<br />

vijanden, die zich daarop naar Bajoeng terugtrokken.<br />

Ook hieruit werden zij verdreven, en de beide kampongs op last van<br />

den colonne-commandant verbrand, waartoe een compagnie van het 12*<br />

en de genietroepen ter assistentie oprukten.<br />

Na eenige rust, ging men 12 u. 's middags weer op weg n.l. in<br />

west-zuid-westelijke richting naar Lam-Kabir.<br />

Ter hoogte van Lepong-Bajoe-zuid kreeg de troep van Polims bende,<br />

die 35 man telde, vrij veel vuur uit het heuvelterrein.


110<br />

De 2 e en 3* compagnie 12* richtten zich nu op 's vijands flanken<br />

en met achterlating van een doode, verdween hij alras.<br />

Hier was het, dat de l e luitenant B. ten Seldam, door een aangeslagen-kogel<br />

aan het hoofd verwond raakte De kogel bleef in de huid<br />

zitten. De gekwetste, weer bijgekomen, kon het commando over zijn<br />

afdeeling, weer op zich nemen.<br />

Daar onderweg T. Nja-Doellah, Wali van den wakil Imam van Lam-<br />

Kabir zich kwam melden, was de tocht naar die kampong verder onnoodig,<br />

en toog men bivakwaarts; 3 u. 30' n.m. waren alien weer binnen.<br />

Volgens de Selimoensche hoofden hadden wij dien dag. niet alleen<br />

met Polim, maar ook met volk van Habib Samalangga en T. Pantai-<br />

Radja te doen gehad. •<br />

Behalve dat er 4 u. v.m. enkele schoten van den westelijken oever<br />

der Atjeh-rivier in het bivak vielen, ging de nacht rustig voorbij<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en brak de colonne weder op, om in denzelfden<br />

marschvorm als den 7*" terug te gaan. De 1* compagnie 12 e , kwam<br />

ditmaal in de achterhoede.<br />

De colonne volgde het pad, langs den rechter-oever der Atjeh-rivier,<br />

over Tanah-Abe, Gleieng naar Ajer-Alang; hier trok zij over de Atjehrivier,<br />

om via Sihon naar Rekih te marcheeren.<br />

Voorbij kampong Ladon, deed de bevelhebber de cavalerie uit het<br />

front halen, wijl de vijand meer van achter- en van ter zijde opdrong.<br />

Zij kreeg opdracht in het bijzonder de rechterflank te beveiligen en<br />

daartoe over het hooge terrein, tusschen de kampongs Boelow (1) en<br />

Tanah-Abe te rijden.<br />

Voor den vijand gunstige punten, werden bijtijds bezet en vastgehouden<br />

tot de infanterie-achterhoede opgesloten was.<br />

9 u. v.m. kwamen ter hoogte van Lam-Kabir tal van vijanden opdagen.<br />

De bedreiging met een cavalerie-charge was voldoende om hen te<br />

doen wijken. Bij Gleieng kwam een peloton in de noodzakelijkheid<br />

voor het gevecht te voet af te zitten, om talrijke benden, die de lange<br />

colonne op de sawah Gleieng-Lam Prei wilden bestoken, tegen te houden.<br />

Ook de achterhoede kreeg de handen vol, waarom het peloton<br />

Tammes der snelladers ter harer hulpe werd gezonden.<br />

De achterhoede ging nu eens sectiesgewijze, dan weer in marschcolonne<br />

terug, naar gelang het terrein of de vijand dit noodig of wenschelijk<br />

maakte.<br />

(1) N. W. van Lam-Kabir (Kaart 1 : 75.000).


Ill<br />

Zoo ging het deboucheeren uit Gleieng ten 1 1 u. 30' v.m. ook<br />

sectiesgewijs. Twee secties maakten nog front naar den vijand, de eene<br />

naar het noordoosten, de tweede naar Lampoe-Radja.<br />

Plotseling kreeg de sectie van Hennekeler een hevig vuur uit een<br />

oude Mesdjid, gelegen in het begroeide terrein aan gene zijde van de<br />

Atjeh-rivier. Een onmiddellijk daarop gedane aanval stuitte af op de<br />

ondoorwaadbare rivier ter plaatse Op de bedreiging alleen verliet de<br />

vijand evenwel reeds zijne stelling, en zoo konden nog een vijftal worden<br />

neergeschoten.<br />

In de vlakte tusschen Lam-Prei en Gleieng moest de achterhoede<br />

weer ruim een uur in stelling blijven om hoofd-colonne en trein in de<br />

gelegenheid te stellen bij Ajer-Alang over de rivier te gaan.<br />

Een paar Europeanen liepen hier hchte schotwonden op.<br />

Aanvankelijk had vanaf Ajer-Alang de terugmarsch zonder stoornis<br />

plaats. Nabij Lam-Panas chargeerde de cavalerie op een J^ 30 man<br />

sterke vijand, die zich aan de overzijde der rivier in veiligheid stelde.<br />

Dicht bij Sihon kregen de laatste compagnieen der hoofd-colonne en de<br />

achterhoede weer beduidend vuur, waardoor een Eur. hoornblazer en<br />

een inlander gewond raakte, en het paard van den majoor Bakkers<br />

sneuvelde.<br />

Aan den overkant der Djerir wachtten 2 compagnieen 9* bataljon<br />

met een karrentransport den troep reeds op.<br />

De colonne-commandant bepaalde, dat de 2 compagnieen van het 9* den<br />

nacht in de Masdjid Indrapoeri zouden doorbrengen, de overige be-<br />

trokken het bivak in Rekih.<br />

Na aankomst aldaar begon het flink te regenen — voor hen, die geen<br />

dak boven het hoofd hadden een onaangename gewaarwording, vooral<br />

omdat het den halven nacht zoo aanhield.<br />

De cavalerie ging nog 's avonds naar den kraton door, met korte<br />

rusten te Samahani en Lam-Baroe.<br />

De rest der colonne vertrok den volgenden m<strong>org</strong>en ten 8 u. v.m.,<br />

kreeg uit de heuvels bij Long-Lemoh nog wat vuur, beantwoordde dat,<br />

maar bereikte toch zonder verliezen ten 1 1 u. 30' v.m. Lam-Baroe.<br />

Extra treinen z<strong>org</strong>den voor het overige.<br />

Het totaal der verbruikte munitie was:<br />

9304 patronen van 6 m.M., 4952 idem van 1 1 m.M., 342 idem tot<br />

achterlaad-karabijn en 38 revolver-patronen.<br />

De verliezen beliepen 2 officieren en 9 minderen gewond. Een


112<br />

der gewonden, een inlandsch fuselier, kwam den laatsten marschdag<br />

te overlijden.<br />

De voeding van den troep was zeer voldoende geweest, en wat vooral<br />

veel tot de goede gezondheid had bijgedragen, was het uitstekende<br />

bad- en drinkwater, dat in de hoogere streken aangetroffen werd.<br />

Over de bezettingen in de XXVI en XXII Moekims.<br />

Zooals wij reeds opmerkten was 7 September een aanvang gemaakt<br />

met den bouw van het kampement te Tjot-Mantjang. Het 7* Bataljon,<br />

eene sectie artillerie, een peloton-cavalerie met ambulance personeel<br />

dekten de werkzaamheden. Dwangarbeiders waren niet beschikbaar, en<br />

zoo waren inlandsche fuseliers voor het dragen der tandoes aangewezen.<br />

Tijdens den opmarsch, liet de vijand niets van zich hooren. Ook<br />

niet toen de wd. Gouverneur met staf en gewestelijke dienstchefs, onder<br />

escorte van enkele cavaleristen, op het terrein aankwamen; maar nauwe-<br />

lijks waren die autoriteiten ten 10 u. 30' v.m. verdwenen, of een twaalf-<br />

tal schutters begonnen op grooten afstand de werkers onder vuur te<br />

nemen. Verliezen leed men daardoor niet. 's Namiddags 5 uur keerden<br />

2 compagnieen, de artillerie en cavalerie naar Koeta-Radja terug, de<br />

beide anderen bleven tot beveiliging van het werk achter.<br />

Eene compagnie dien dag van Samahani naar Lam-Ara-Angken en<br />

Lam-Ara-Toenong uitgerukt en die ook Teuh doorzocht, stuitte daarbij<br />

op eenigen tegenstand, en kreeg een gewonden Europeeschen korporaal.<br />

Verschillende kamponghoofden, die verzochten hun volk in de kam­<br />

pongs te mogen doen terugkeeren, werd aangezegd, eerst alle vuurwa-<br />

penen in te leveren.<br />

Eenige hoofden binnen de linie, ontvingen brieven van T. Ali van Dilip,<br />

T. Radja Pager-Ajer en T. Rajoet-Relueung, waarin zij om voorspraak<br />

voor T. Moeda-Baid verzochten.<br />

Behalve de Imams van Montassik, deed ook wakil Joesoef van Hoho,<br />

stappen om in genade te worden aangenomen.<br />

Het bestuur eischte van hem de inlevering van destijds verstrekte<br />

Beaumont-geweren. Ook T. Hassan, Imam van Lam-Rabo, tevens hoe­<br />

loebalang der III Moekims Lam-Rabo, maakte voor het eerst na Oemars<br />

afval, op den 12* n zijne opwachting bij het bestuur.<br />

Op 10 September wisselde men de bezetting van Samahani om.


113<br />

Het 14* Bataljon met eene sectie artillerie en eene sectie genietroepen<br />

waren daarvoor aangewezen.<br />

De wd. Gouverneur benutte die troepenbeweging voor eene verkenning<br />

in de XXII Moekims, waar een geschikt punt voor eene definitieve<br />

vestiging moest worden uitgekozen.<br />

Men kwam tot de conclusie, dat voorloopig althans Samahani, zoowel<br />

wegens de ligging aan de Kroeng-Samahani, als met het oog op den<br />

afstand van Lam-Baroe, voor den transportdienst en de ligging in het<br />

centrum der Moekims Baid, het meest in aanmerking kwam.<br />

Daar het terrein tusschen Pasar Sibreh en Gle-Kambing in doorsnee<br />

laag en drassig is, diende men vooraf zekerheid te hebben, of Samahani<br />

in den regentijd, watervrij was te houden.<br />

De twee compagnieen 9*, die de colonne van Heutsz waren tegemoet<br />

gegaan, kwamen eerst 's avonds laat in Koeta-Radja terug.<br />

De hoofden der IV en VI Moekims brachten eenige Beaumont- en<br />

voorlaadgeweren aan.<br />

1 1 September ging eene compagnie van Samahani, de Kroeng van<br />

dien naam stroom-opwaarts, om eenige afvoerkanalen te stoppen, daar<br />

te weinig water het bivak bereikte. Die handeling scheen niet in den<br />

smaak der bevolking te zijn, althans 's middags werd het bivak beschoten.<br />

Wel joeg men de schutters naar de heuvels terug, maar zij hadden<br />

juist nog 2 gewonden kunnen maken.<br />

Het tijdperk van medio September tot 28 October.<br />

Er volgde nu een tijdperk, waarin geen groote tochten te vermelden<br />

zijn. Waar noodig, zond men afdeehngen van geringe sterkte uit om<br />

den vijand afbreuk te doen.<br />

Behalve Toekoe Daoed-Selimoen, waren ook T. Nja-Doellah van<br />

Lam-Kabir, de twee Imams en de Toekoe Quadli van Rueung 2 met<br />

de colonne mede gekomen, om bij het bestuur hunne opwachting te<br />

maken. Na hun de noodige instructies te hebben gegeven, vergunde<br />

de wd. Gouverneur hun terug te gaan.<br />

Ook de kedjoeroean van Lohong verscheen te Koeta-Radja.<br />

In verband met het feit, dat Oemar zich nog steeds in zijn gebied<br />

ophield, wees men hem op het gevaar, van ten slotte er voor te worden<br />

aangezien, de partij van Oemar niet bepaald ongenegen te zijn.<br />

Bij terugkeer in zijn gebied, vernam hij het overlijden van Oemars<br />

zes-jarig zoontje uit Tjoet-Nja-Soepiah, en zond daarvan bericht.<br />

8


114<br />

Zoo kreeg het bestuur ook kennis van den dood van Teungkoe Ma


115<br />

3 compagnieen van het 12* onder overste Soeters vervingen den<br />

17 d *", het 6* Bataljon te Kroeng-Raba, waarmede intusschen via Lam-<br />

Djamoe, ook eene telefonische verbinding was tot stand gekomen.<br />

Eene patrouille, die in de richting van Menasah-Baroe eene verkenning<br />

maakte, vond in een der grotten wederom elf voorladers.<br />

T. Mahmoed, oudste zoon van den indertijd verbannen Imam van<br />

Lepong, de candidaat voor het hoeloebalangschap, meldde zich in den<br />

kraton, ter bespreking van de bestuursregeling in dat landschap.<br />

Hij vertelde, dat er veel ellende en ziekte geleden was, tengevolge van<br />

het langdurige verblijf in de heuvels. Slechts nu en dan kwamen Oemars<br />

benden in Lepong.<br />

Tjot-Mantjang was 18 September gereed en bleef in den vervolge<br />

bezet, door het 7 e Bataljon en hulpwapens.<br />

Denzelfden dag had eene doorzoeking van de heuvels, oost van het<br />

kampement plaats Eene compagnie ging daartoe noord van Ketapan-<br />

Meot het gebergte in, een tweede afdeeling—1'/2 compagnie sterk —<br />

trok daar recht op aan.<br />

Vereenigd doorkruiste men het bergterrein, tot aan de Kroeng-Lingkar,<br />

die tot den oorsprong gevolgd werd.<br />

De nederzettingen bij Lepong — oost van Tjot-Len-Senelon gaf men<br />

aan de vlammen prijs en keerde door Tjot-Saloeran, Tjot-Kring en<br />

Boeng naar het kampement terug. Vijanden waren dien dag niet te<br />

zien geweest.<br />

In de heuvels van Mampreh hielden zij zich minder bescheiden op den<br />

achtergrond; eene patrouille van Samahani kreeg er weer een gewonde.<br />

Ook daarom ging—den 19*" — in den vroegen m<strong>org</strong>en, eene colonne<br />

van drie compagnieen naar Tengkoe di Liweng, waar de vijand zijne<br />

schuilplaatsen hebben moest. Later bleek, dat hij meer speciaal in een<br />

kleine kampong Tjot-Praboe zat. Eerstgenoemde plaats werd 5 u. 15'<br />

v.m. door de voorhoede bereikt.<br />

Eene compagnie der hoofd-colonne kreeg opdracht in oostelijke richting<br />

eene omtrekking te maken, voor de verrassing van de kampong — die in<br />

het tweede dal, zuid van Tengkoe di Liweng — lag. De voorhoedecompagnie<br />

rukte zoo snel mogelijk door naar eene domineerende hoogte<br />

op 3J3 1500 M. meer naar het zuidwesten gelegen; van de laatste compagnie<br />

bezette een peloton Tengkoe di Liweng en het andere bleef in<br />

reserve.<br />

Spoedig kreeg men vuur uit Tjot-Praboe. De verrassing was dus


116<br />

mislukt, maar onmiddellijk gingen toen de onzen tot den aanval over.<br />

De Atjehers verlieten Tjot-Praboe en de meer zuidwaarts gelegen<br />

nederzetting Toean di Merah, om van top tot top door de troepen<br />

vervolgd te worden.<br />

Het resultaat was, dat 9 dooden en 4 voorladers in onze handen<br />

bleven. De kampongs werden natuurlijk verbrand. Op den terugweg<br />

kreeg men weer vuur uit Mampreh, maar zonder verliezen waren alien<br />

9 u. v.m. weer binnen Samahani.<br />

Den 21'" September doorzochten troepen uit de linie de kampongs<br />

Tjot-Pre, Lam-Goet en m a. in de XXVI Moekims om wapens en<br />

vee van wijlen Toekoe Hoesin-Longbatta in beslag te nemen. Zeven<br />

voorlaadgeweren en negen stuks vee brachten zij thuis.<br />

Ook met Tjot-Mantjang kwam den 23'" eene telefonische verbinding<br />

tot stand.<br />

Op dien datum deed men uit Samahani opnieuw eene poging, om T.<br />

Tjoet Lam-Tengah in handen te krijgen. Eene kleine verzameling hut-<br />

ten aan den bovenloop van de Kroeng-Keuteumeung (1) werd omsingeld.<br />

Wel boetten een zevental gewapenden hun verzet met hun leven, maar<br />

de gezochte Toekoe bevond zich niet onder hen.<br />

Onzerzijds liepen twee dwangarbeiders rentjongsteken op.<br />

Teungkoe Sjech Poetoes en de Imam van Lam-Djampa berichtten het<br />

bestuur, dat de hoeloebalang der Moekims Montassik, T. Tjihiq kam­<br />

pong Baroe, zeer waarschijnlijk niet zou terugkeeren, weshalve zij de<br />

aanstelling van een nieuw hoofd verzochten. Als candidaten noemden<br />

zij T. Hasan, zoon van den ouderen broeder en vo<strong>org</strong>anger van den<br />

afwezigen titularis, T. Djawa en T. Mat, eenigszins meer verwijderde<br />

familieleden.<br />

Eene beshssing werd niet dadelijk genomen; wel ging er weer eene<br />

patrouille van Tjot-Mantjang naar Montassik, die op de sawah, oost van<br />

de kampong, op een bende van 25 man onder wakil Joesoef stuitte en<br />

daarmede een vuurgevecht aanging. Het gelukte haar niet ook maar<br />

een bendehd in handen te krijgen.<br />

Om controle op de in de IV en VI Moekims teruggekeerde bevol­<br />

king te kunnen uitoefenen, voerde het bestuur daar een passenstelsel in,<br />

dat later over geheel Atjeh zou worden uitgebreid. Zooals van zelf<br />

(1) Noord van Mampreh (Kaart 1 : 75.000).


117<br />

spreekt, werd op vee, dat aan Oemar bleek toe te behooren, beslag<br />

gelegd. Uit de opbrengst werden premien betaald bij inlevering van<br />

vuurwapens.<br />

Voornamelijk uit de grotten der Batoe Mergati bracht men tal van<br />

voorladers en donderbussen te voorschijn. T. Tjoet-Banta haalde er zelfs<br />

vijf Beaumont-geweren met ledergoed uit, en bracht die te Kroeng-Raba.<br />

Zekere Pang-Jasim wist mede te deelen, dat de voorraad wapens van<br />

T. Hoessin Longbatta in de kampongs der III Moekims Lam-Rabo,<br />

nog geenszins uitgeput was; ook zouden Panglima Hoessin van Lam-<br />

Raja en Po-Nja-Abas uit Toempoeh-Lampoe, zich in hunne kampongs<br />

ophouden met respectievelijk twee en drie achterladers.<br />

De wd Controleur der XXVI Moekims ging er den 1 e " October<br />

met eene patrouille heen, maar trof bedoelde hoofden niet meer aan.<br />

Wel achterhaalde hij een Beaumont en drie voorladers.<br />

Nabij Samahani kreeg de toestand ook gaandeweg een beter aanzien.<br />

Veel verzet ondervonden de patrouilles niet meer.<br />

De Imams van Baid en van Djeroek maakten met een aantal mindere<br />

hoofden, hunne opwachting bij den wd. Gouverneur, terwijl twee zonen<br />

van T. Moeda-Baid met name T. Radja en T. Rajoet het bestuur<br />

brieven zonden, waarin zij verzochten te Koeta-Radja te mogen komen.<br />

Voor hun ouderen broeder Toekoe-Ali meenden zij niet te kunnen<br />

instaan. Zelf waren zij zeer verstoord op hem, wijl hij met alle draagbare<br />

have zijns vaders de vlucht genomen had.<br />

Ook de wakil-lmam van Pieng (V Moekims Montassik) kwam met<br />

eenige mindere hoofden voor de bevolking vergunning tot terugkeer<br />

naar hun kampongs vragen.<br />

Hun werd medegedeeld, dat zij om te beginnen, de noodige stappen<br />

moesten doen, hunnen hoeloebalang tot onderwerping of afstand van<br />

gezag te bewegen. daar zij anders hun padi-oogst — waar het om te<br />

doen was — niet mochten-binnenhalen.<br />

De pretendent-sultan en Polim waren te Selimoen weer eens samen-<br />

gekomen. De laatste zou daarbij overgehaald zijn, Oemar een brief<br />

tot verzoening te schrijven. Wijders waren zij er op uit, het verzet<br />

tegen ons bestuur weer te <strong>org</strong>aniseeren, om in de V Moekims Mon­<br />

tassik, den strijd opnieuw te beginnen.<br />

T. Mohamad van Kwala Bate en T. Gedong met heden van Oemar,<br />

zouden zich eveneens naar Selimoen hebben begeven.


118<br />

Oemar zelf was verhuisd naar den bovenloop van de Kroeng-Daja.<br />

De geruchten, dat hij zich naar Selimoen wenschte te begeven, hidden<br />

aan, daarom ging er nacht aan nacht van Kroeng-Raba, hinderlagen<br />

naar den Gle-Loeda uit.<br />

2 October maakten twee compagnieen van dat bivak onder Overste<br />

Soeters eene verkenning naar Lepong.<br />

Elke compagnie was 2 officieren en 70 man sterk.<br />

De kampongs bleken nog onbewoond, alleen aan den voet der bergen<br />

vond men menschen in hutten. Een paar dier lieden aangeroepen,<br />

deelden mede, dat de bende van T. Amat, broeder van den gesneuvelden<br />

ketjihik Bintang van Lam-Loempoer, zich in kampong Pantoen<br />

ophield.<br />

Zonder verzet kwam men tot Masdjid Lepong en reeds was de<br />

troep op het punt terug te gaan, toen in de sawah, oost-waarts daarvan,<br />

misschien op 500 M. afstand, gewapende Atjehers werden ontdekt, die<br />

zich in den looppas in noordelijke richting verplaatsten.<br />

T. Tjoet Mahmoed, die de colonne vergezelde, verzekerde, dat het<br />

de bovenbedoelde bende was. Blijkbaar wenschten zij zich op de<br />

rechterflank der patrouille te nestelen, waarom eene compagnie de opdracht<br />

kreeg langs den voet van het gebergte te gaan marcheeren.<br />

Plotseling kregen de nog bij de Masdjid verzamelde troepen een<br />

goed gericht vuur. Terwijl eene compagnie dit beantwoordde, stak de<br />

andere de sawah over, wat haar drie gewonden kostte. Niettemin<br />

zag de vijand zich in zijne noordwaartsche beweging gestuit en trok<br />

zich dan ook in de vallei der Kroeng-Lepong terug. Op den terugmarsch,<br />

die tot de Kroeng-Djanten-Perak in breed front plaats had,<br />

ondervond men geen verderen tegenstand.<br />

Onzerzijds waren levensgevaarlijk gewond een Eur. fuselier, licht<br />

twee Europeanen en een inlander. De vijand, 30 man sterk met 28<br />

Beaumont-geweren, telde, volgens berichten, mede eenige gewonden.<br />

Dienzelfden dag bracht de commandant van Tjot-Mantjang, met 2'/2<br />

compagnie een bezoek aan Aroen-Loengke, daarbij de route Paja-Oe,<br />

Toei-Selimbing, Soemit en Anehngom volgend.<br />

Vanaf laatstbedoelde plaats was de colonne — hoewel op grooten<br />

afstand, in front en linkerflank — voortdurend onder 's vijands vuur.<br />

Tegen half tien bereikte men Aroen-Loengke en verbrandde dit.<br />

De vijand trok zich dieper in het gebergte terug, dat nog voor den


119<br />

terugkeer naar het bivak, in noordelijke richting doorkruisd werd.<br />

De telefonische verbinding tusschen Lam-Baroe en Samahani kwam<br />

gereed. Al dadelijk viel er een bericht te melden, n. 1. dat eene patrouille<br />

van 2 officieren en 60 bajonetten eene 40 man sterke bende<br />

uit Anak-Gle naar het gebergte had nagezet en daarbij een vijftal niet<br />

levensgevaarlijk gewonde minderen had gekregen.<br />

De vijand, die onder T. Lam-Krak uit de schuilplaatsen was afgedaald<br />

om rijst te fourageeren, had twee dooden en zes gewonden.<br />

T. Tjoet Lam-Tengah begon blijkbaar naar rust te verlangen en zocht<br />

voeling met het bestuur. De controleur der XXII Moekims kreeg een<br />

brief van hem. De beide reeds genoemde zoons van T. Moeda-Baid<br />

verschenen te Koeta-Radja, en vroegen vergiffenis voor hunnen vader,<br />

die inmiddels reeds naar Batavia was opgezonden.<br />

De wd. Gouverneur zeide hun, dat zijn terugkeer misschien later mo­<br />

gelijk kon zijn, indien bleek, dat rust en orde in de Vll Moekims-Baid<br />

vo<strong>org</strong>oed waren hersteld.<br />

Behalve door de rampen van den oorlog, werden de kampongs daar<br />

door cholera geteisterd.<br />

Uit Lohong terugkeerende lieden, die brieven voor den controleur van<br />

Oleh-leh van de kedjoeroean, medebrachten, deelden mede, dat Oemar<br />

zich nog wel degelijk in dat landschap ophield. Wijl hij in onmin<br />

met den kedjoeroean was geraakt, had hij zich alleen wat meer binnen-<br />

waarts verplaatst.<br />

Schatten en kostbaarheden waren door hem bij verschillende welge-<br />

stelde lieden in dat landschap verb<strong>org</strong>en, bevreesd als hij was, ze, bij<br />

een nieuw bezoek onzer troepen, niet in veiligheid te kunnen brengen.<br />

Zijn eigen bende telde 100 man. Behalve T. Amat zat een bende<br />

onder Pang-Bintang een weinig hooger op aan de Kroeng-Lepong.<br />

Reeds 7 October hadden meerdere hoofden bericht gezonden, dat<br />

door bendehoofden als T. Tengah en Potjoet-Mat-Tahir in eene ver-<br />

gadering te Moeloe Pekan Mon-Thoe was besloten, rooftochten in de<br />

IV Moekims Ateuh en de III Moekims Lam-Rabo te <strong>org</strong>aniseeren.<br />

Den 10*" vernam men, dat T. Brahim-Montassik zich met een bende<br />

van 100 man in Tjot-Birem en Moenloe ophield.<br />

De bivak-commandant van Tjot-Mantjang, besloot zich van de waar-<br />

heid dezer berichten te gaan overtuigen en trok met 2'/2 compagnie naar


120<br />

de heuvels. Half tien 's m<strong>org</strong>ens waren de beide kampongs bereikt en getuchtigd.<br />

De vijand onderhield daarbij een matig vuur, naar men vermeende,<br />

uit eene op J^ 900 M. zuid-oost van Moenloe gelegen versterking.<br />

Na een paar salvo's verspreidde hij zich over de heuvels, maar had<br />

toch nog de vriendelijkheid om de colonne — weliswaar op eerbiedigen<br />

afstand —thuis te brengen.<br />

Eerst na den overgang van de Lingkar, ten half een, staakte hij zijn<br />

vuur. T. Tjoet, Imam van Pieeng, wist te vertellen, dat wij met een<br />

troep Pedireezen te doen hadden.<br />

Wij kregen twee zwaar gewonde Europeesche fuseliers, (die beiden<br />

overleden) en een inlander en een Europeaan licht gewond.<br />

Van Toekoe Tjoet-Toengkoeb vernam men in Tjot-Mantjang nog,<br />

dat hij in Ladoeng den 6*" eene chandoeri had gegeven.<br />

Eene patrouille van Kroeng-Raba had mede den 1 0*" weer een buiten-<br />

kansje, met in een der grotteri bij Naga-Oembang — negen splinternieuwe<br />

voorladers te vinden. Zij waren afkomstig van de, ten behoeve van de<br />

excursie naar de Lam-Krak-Moekims, aan Oemar extra verstrekte geweren.<br />

Om de bevolking van de kampong Lam-Tengah in ongelegenheid te<br />

brengen — vernielden lieden van T. Tjoet-Lam-Tengah — aan wiens bende<br />

ze blijkbaar niet genoeg opbrachten, een 200 Meter telefooonlijn langs<br />

den Anak-Galoengdijk. Tot machtsvertoon ging nu het 6* Bataljon den<br />

13 en van Lam-Baroe via Anak-Bate-Kling en Tampoh naar de Kroeng-<br />

Loetoe, wier linkeroever tot de Atjeh-rivier gevolgd werd. Van Anak-<br />

Galong ging het rechtstreeks op Lam-Baroe aan.<br />

Het 3* Bataljon met een peloton-cavalerie marcheerde tegelijkertijd van<br />

Tjot-Mantjang, via Tjot-Preh en Lam-Goet ook naar Sibreh.<br />

Geen dier colonnes kwam met benden in aanraking.<br />

Wel was zulks het geval met eene patrouille, die ook dien dag van<br />

Tjot-Mantjang door Paja-Oe, Toei-Selimbing, Pasar-Hoho en Tepin-<br />

Batee kruiste en eene tweede, die eveneens van dat bivak over Padang-<br />

Tjenna, langs den linkeroever der Kroeng-Lingkar via Pasar-Hoho mede<br />

naar Tepm-Batee ging. Die kregen zelfs nog een levensgevaarlijke ge­<br />

wonde Europeesche fuselier.<br />

's Nachts ging de bivak-commandant zelf er nog eens op uit, ditmaal<br />

met drie compagnieen, om n. 1. de versterking te nemen, die bij de ex­<br />

cursie van den 10*" t. v. uit Moenloe was waargenomen.<br />

(1) Zuid van Tengkoe di Lameij en Lam-Pager (Kaart 1 : 75.000).


121<br />

Daar men de Kroeng-Lingkar over moest, zocht de colonne eerst<br />

den overgang oostwaarts van Tjot-Len-Senelon op, en trok vervolgens<br />

over de Kroeng-Lepon en de bergtoppen in zuid-oostelijke richting tot<br />

zuidwaarts van Moenloe.<br />

Slechts licht werd men daarbij beschoten, eene versterking kon men<br />

evenwel nergens ontdekken<br />

Voor den afmarsch plaatste de commandant op verschillende toppen<br />

kleine afdeehngen, waardoor men tot Aroen-Loengke vrijwel ongestoord<br />

kon teruggaan. Verder in het meer glooiende terrein, kwamen kleine<br />

groepen, elk misschien 3 a 4 man, opdagen, die de colonne op<br />

4~ 800 M. voortdurend onder vuur namen en het resultaat hadden, dat<br />

zij met vier gewonde Europeanen in Tjot-Mantjang terugkeerde.<br />

Aan de Imams van Toengkoeb werd, ten overstaan van het sagihoofd,<br />

T. Nja-Banta, medegededd, dat hunne hoeloebalang T. Tjoet-<br />

Toengkoeb, van die waardigheid vervallen was, en zij dus omtrent een<br />

opvolger konden beraadslagen.<br />

Het korps-marechaussee, dat in den nacht van 14 op 15 October,<br />

den man in kwestie moest trachten te overvallen, kreeg omtrent zijn<br />

schuilplaats te Boekit-Karang, zoodanige berichten, dat van den tocht<br />

werd afgezien.<br />

Den Imam van Ladoeng, in wiens gebied de ontrouwe hoeloebalang<br />

verbleef, nep het bestuur, onder bedreiging met eene tuchtiging, naar<br />

Koeta-Radja op.<br />

Dank zij de zich in het heuvelterrein, zuid-oost van den Glitaroem-<br />

pas, nog steeds ophoudende benden, begon het in de III Moekims<br />

Daroe en de IX Moekims alweer onveihger te worden. Eene patrouille<br />

van Lam-Peneroet kreeg den 16'" October ter hoogte van Tjot-Soeri<br />

vuur van een 30 a 40 Atjehers.<br />

Om haar het teruggaan gemakkelijk te maken, nam een detachement<br />

van Tjot-Goee, ten 8 u. v.m. ten zuiden van Lam-Tadoeh bij Tjot-<br />

Ba'-Bi stelling, en zoo konden beide afdeehngen, zonder verliezen van<br />

s vijands vuur, huiswaarts keeren. Men vergat evenwel blijkbaar dien<br />

vijand te verjagen.<br />

Ook de overvalling van de schuilplaatsen in Lam-Tandjoeng en Mam-<br />

preh-west mislukte, door de angst en verkeerde inlichtingen van den<br />

uit Koeta-Radja toegezonden gids. Het bleef wenschelijk in die heuvels<br />

eens eene radicale opruiming te houden.


122<br />

Met dat doel rukten in den nacht van 16 op 17 October uit Koeta-<br />

Radja twee colonnes uit.<br />

De eene, bestaande uit het korps-marechaussee, een peloton Euro­<br />

peanen van het 14* Bataljon en een detachement van 1 officier en 40<br />

bajonetten van Tjot-Goee, zou den opmarsch der 2* colonne beveiligen.<br />

Deze, samengesteld uit het 3* Bataljon, een peloton-cavalerie en eene<br />

ambulance moest het gebergte doorzoeken.<br />

Aan den bivak-commandant te Samahani was opgedragen met 3 com­<br />

pagnieen in verband met deze troepen te ageeren<br />

De eerste colonne bezette den 17*" October ten 5 u. v.m. de<br />

heuvels Gle-Broe, Tjot-Lam-Bakam en den meer zuid-oost gelegen<br />

heuvels, terwijl het detachement van Tjot-Goee, intusschen de zuid-<br />

randen aan Grot, Maneh en Lam-Tadoeh in bedwang hield.<br />

Nauwelijks begon het te dagen, of op verschillende toppen, zuid van<br />

Tjot-Lam-Bakam vertoonden zich enkele vijanden, waarop een paar<br />

brigades marechaussee hoogerop het gebergte ingingen.<br />

De 2' colonne marcheerde 4 u. 45' v.m. van Biloel af, teneinde om<br />

5 u. v.m. het gebergte in te trekken, minstens tot de halve hoogte<br />

daarvan, om dan in zuid-zuid-oostelijke richting door te gaan, tot zuid<br />

van Mampreh-west. Tijdens dien marsch moesten alle aan te treffen<br />

nederzettingen en versterkingen, ook die aan den voet van het gebergte,<br />

vernield of verbrand worden.<br />

Na verbinding met de colonne van Samahani verkregen te hebben,<br />

kon zij haar taak als afgeloopen beschouwen en op Lam-Baroe teruggaan.<br />

Deze laatste colonne, moest op zoodanig uur het bivak verlaten, dat<br />

met het aanbreken van den dag de heuveltoppen van 200 tot 250 M.<br />

hoogte ten zuid-zuid-westen van Mampreh bezet waren, zoo, dat den<br />

vijand de aftocht in zuid-oostelijke richting geheel belet werd.<br />

De 2* colonne had een tamelijk vermoeienden marsch.<br />

De vijand kwam langzamerhand opzetten, doch zag zich telkens van<br />

de vo<strong>org</strong>elegen toppen verjaagd. Vele huisjes, wijkplaatsen en enkele<br />

goedgevulde padischuren, zoomede eene nederzetting van T. Tjoet-Lam-<br />

Tengah, alien of in het gebergte of in de kampong Batoe-Lintang aan<br />

den voet daarvan, gingen in vlammen op.<br />

Ten 12 u. 30' n.m. stuitte zij op het 9* Bataljon. De vijand had<br />

zich niet in laten sluiten, maar was eenvoudig wat dieper het gebergte<br />

ingegaan. Een viertal dooden liet hij in onze handen achter. Volgens<br />

latere berichten had hij totaal 13 dooden.


123<br />

Buit gemaakt waren: 3 achterladers, 7 voorladers, 2 donderbussen en<br />

diverse blanke wapenen.<br />

De nu vereenigde colonnes trokken op Samahani terug.<br />

Ook de 1' colonne had tal van schuilplaatsen in het gebergte opgeruimd.<br />

Ten 8 u. 45' v.m. verliet zij hare stellingen, om via Empeh-<br />

Bling, Oleh-Soesoeh, Tjot-Goee naar Lam-Peneroet terug te gaan. Een<br />

groep van het peloton Europeanen van het 14' was afgedwaald en had<br />

zich bij het 3' Bataljon aangesloten.<br />

Aan onze zijde sneuvelde de Eur. fus. Back, No. 33679, en werden<br />

de luitenant C. G. Meerburg, zeven minderen en twee dwangarbeiders<br />

gewond.<br />

In den nacht van 19 op 20 October verheten 1 0 brigades marechaussee<br />

Koeta-Radja, met opdracht de kampong Empeh-Bling, waar zich volgens<br />

ingekomen berichten, de bende van T. Rajoet van de III Moekims-<br />

Daroe, zou ophouden, te omsingelen en de daar aanwezige bevolking<br />

naar Koeta-Radja mede te brengen.<br />

1 u v.m. gingen zij via Lam-Peneroet, Tjot-Goee en langs den weg<br />

Dinoeng-Boekit-Trieng naar het einddoel.<br />

Een half uur later volgde eene compagnie van het 14' Bataljon, om<br />

bij de brug over de Kroeng-Long-Lemoh stelling te nemen en zoo<br />

noodig de marechaussee bij te springen. 4 u. 25' v.m. was de kampong<br />

ingesloten.<br />

Gevankelijk medegevoerd werden 14 mannen, 28 vrouwen en kinde­<br />

ren, en een tromplader was buit verklaard. Volgens den spion behoor-<br />

den vele der mannen tot de bende van T. Klieng.<br />

Het bestuur besliste, dat de kampong, die steeds een schuilplaats voor<br />

slecht volk vormde, verlaten moest worden. De bevolking kon verhui-<br />

zen naar Poenir.<br />

Den 22 en d. a. v. maakte de marechaussee een vergeefsche tocht naar<br />

Bak-Soekoen en Lam-Baroe, waar zij beslag meende te kunnen leggen<br />

op goederen van T. Tjoet-Toengkoeb.<br />

Eene afdeeling van Lam-Peneroet kreeg bij eene patrouille in de IX<br />

Moekims, door vuur uit de heuvels ten zuiden van Tjot-Soeri een gewonde.<br />

Een paar dagen later kwam er bericht binnen, dat zich op Pasar-Hoho<br />

een 60 a 70 man sterke bende zou ophouden.<br />

2 compagnieen van Tjot-Mantjang togen er heen; de toegangen een-<br />

maal afgesloten, wees de Imam eenige leden aan van de bende van


124<br />

wakil Joesoef. Bij eene poging tot ontvluchten, lieten alien het leven,<br />

daaronder een familielid van den aanvoerder.<br />

Het 9* Bataljon te Samahani, keerde den 26*" October naar het garnizoen<br />

terug en werd vervangen door het 14*; ook de hulpwapens<br />

wisselden om.<br />

Om het den schutters in de heuvels der IX Moekims weer eens lastig<br />

te maken, rukte in den nacht van 27 op 28 October het korpsmarechaussee<br />

uit met opdracht het gebergte ten zuiden van Tjot-Soeri<br />

te beklimmen en de vijandelijke nederzettingen bij de Batoe-Mengkoerah<br />

(1) te omsingelen.<br />

Te Tjot-Goee sloot zich een detachement van 2 officieren en 50<br />

bajonetten bij het korps aan.<br />

Het geheel marcheerde ten 1 u. 30' v.m. over Biloel, langs den Gle-<br />

Broe naar Tjot-Soeri.<br />

Men bereikte den Batoe-Mengkoerah ten 4 u. 30' v.m. en vond de<br />

hutten verlaten. Op aanraden van den gids, beklom men toen een<br />

hoogeren top. Daar trof men twee hutten aan. Drie slapende Atjehers,<br />

sprongen op, stelden zich te weer, doch werden spoedig onschadelijk<br />

gemaakt. 2 Beaumont-geweren vormden de buit.<br />

Eene andere afdeeling ontdekte op 150 a 200 M. hoogte tien andere<br />

hutten, echter ook verlaten.<br />

Al die schuilplaatsen werden natuurlijk aan de vlammen prijs gegeven.<br />

Tijdelijke bezetting van Indrapoeri.<br />

Intusschen was noch in de VII Moekims Baid, noch in de V Moekims<br />

Montassik de toestand bevredigend te achten.<br />

Bij voortduring vertoonden zich daar kleine benden, die, om in hun<br />

onderhoud te voorzien, de passargangers beroofden.<br />

Verscheidene hoofden hadden nog steeds niet voldaan aan de oproe-<br />

ping van het bestuur, om naar Koeta-Radja te komen.<br />

Zoo hadden zich van de 1 2 wakils (kampong-hoofden) slechts 3 man<br />

gemeld.<br />

Eene patrouille van Tjot-Mantjang had het kampong-hoofd van Lepon —<br />

waarvan de bevolking bij den komst onzer troepen de vlucht nam —ingere-<br />

kend en op een tweetal in zijn woning gevonden voorladers beslag gelegd.<br />

28 October marcheerden 3 compagnieen uit datzelfde bivak langs<br />

(I) West van den Gle Broe (Kaart 1 : 75.000).


125<br />

den weg Toengkoeb-Montassik, naar kampong Baroe en over Lam-Pasei,<br />

Lam-Bada, Pantai-Karang naar Redeb. Wel meldden zich toen de<br />

kampong-hoofden bij den aanwezigen wd. Controleur, maar op den<br />

terugweg werd de compagnie, die de rechterflank der colonne dekte,<br />

voortdurend beschoten door een 12 a 20 man sterke bende, die op<br />

800 M de colonne in verspreide orde volgde, zoodat die troep met<br />

drie met levensgevaarlijk gewonde Europeesche minderen thuis kwam.<br />

Uit een en ander bleek wel, dat de partij van verzet, haar invloed<br />

nog steeds deed gelden.<br />

Van verschillende zijden vernam men zelfs, dat te Teue, oost van Moen­<br />

loe, nabij Moeroe en voorts boven Indrapoeri bentengs waren gebouwd.<br />

Het werd dus tijd weder eene mobiele colonne samen te stellen.<br />

Daartoe besloot de wd. Gouverneur dan ook<br />

De colonne zou om te beginnen een bivak in- en om de Masdjid<br />

Indrapoeri betrekken, en vandaar uit de vijandelijke benden opzoeken<br />

en verjagen, uit:<br />

1* Mej Saleh en omgeving.<br />

2* Het Moeroesche.<br />

3* Lam-Panas.<br />

4 e Het Lam-Lootsche.<br />

5* Gleieng en Tanah-Abe<br />

6' Selimoen.<br />

Met uitzondering van Selimoen, moesten die streken bovendien ge-<br />

tuchtigd worden.<br />

De bivak-commandant te Samahani moest de patrouillegang zoodanig<br />

regelen, dat er eene dagelijksche gemeenschap met Indrapoeri tot stand<br />

kwam en die van Tjot-Mantjang bij het oprukken naar Mej Saleh zijne<br />

medewerking verleenen.<br />

In de instructie werd er op gewezen, dat ook in het gebied tusschen<br />

Indrapoeri en Selimoen, de toestand minder gunstig was geworden.<br />

Polim zwierf er met een sterk gewapend gevolg, tusschen Selimoen<br />

en Lam-Karong rond; Tengkoe Ma'-Id had zich in het Moeroesche<br />

(bij Kareung Djih) en Tengkoe Ma 4 -Oesin zich in het Lam-Lootsche<br />

gevestigd. Het hoofd van die streek Tengkoe Moeda-Latif, vertoonde<br />

zich nog niet bij het bestuur, Tengkoe Beb, halfbroeder van T Mat-<br />

Amin en Tengkoe Id van Kroeng-Kali, zaten met hunne benden in<br />

Koeta-Ba'-Teue bij Moenloe en ondernamen van daar geregeld stroop-<br />

tochten o. a. naar Pasar-Hoho.


126<br />

Ook T. Brahim-Montassik, Tengkoe Tanah-Abe en T. Seuneuboe,<br />

die zich tusschen Tanah-Abe en de Moekims Montassik bewogen,<br />

hidden zich met het berooven van landgenooten onledig.<br />

De colonne bestond uit:<br />

Commando:<br />

Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />

Chef van den Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />

Adjudant: 1' Luitenant-Adjudant P. A. H. Heldens.<br />

Intendant: Kapitein-Intendant C. Broeksma.<br />

Gw. Bestuur: Wd. Ass.-Res. Heckler.<br />

Een militair opnemer en 4 ordonnansen<br />

Infanterie:<br />

3* Bataljon: Wd. Commandant-Majoor H. A. L. Wichers.<br />

Sterkte: 15 officieren, 2 adj. o.o. d.d. officier en 452<br />

minderen.<br />

6' „ : (2 compagnieen) Commandant-Majoor A. E. N. B. Otken.<br />

Cavalerie :<br />

Sterkte: 10 officieren, 1 adj. o.o. en 249 minderen.<br />

Commandant Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />

Artillerie:<br />

Sterkte: 2 pelotons met 2 luitenants en 65 ruiters.<br />

Een sectie Berg-Artillerie: commandant 1* luit. G. L. v. d. Waarden.<br />

Sterkte: 48 minderen, 24 rij-, trek- en draagdieren en<br />

2 vuurmonden (met 72 G., 72 G. K. T. en 24 K.)<br />

Genietroepen Commandant: 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />

Gevechtstrein :<br />

Twee ambulances.<br />

Sterkte: 33 minderen.<br />

per ambulance 1 mandoer en 14 dwangarbeiders.<br />

per compagnie 1 „ „ 15 „ (voor de tandoes).<br />

8 „ (voor kookgerei).<br />

per sectie-artillerie, peloton-cavalerie of sectie-genietroepen 2 dw. arb.<br />

voor de brug der artillerie: 4 dwangarbeiders.<br />

„ „ genietroepen en 1 mandoer en 12 idem.<br />

„ den opnemer 5 idem.<br />

(totaal 225 man).<br />

Reserve munitie door den man te dragen.


127<br />

De opvoer der goederen naar Indrapoeri geschiedde met karren onder<br />

speciale dekking.<br />

De troepen werden gevoed volgens de Atjeh-schaftorder. Officieren<br />

hadden in eigen voeding te voorzien.<br />

Broodzak, sprei, een reserve stel ondergoed en reserve schoenen<br />

dienden te worden medegenomen.<br />

Met de beide compagnieen van het 6* Bataljon in de voorhoede,<br />

marcheerde de colonne den 28'" October, 6 u. 30' v.m. van Lam-Baroe af.<br />

Daar 2 prauwen en een kar met kabelwerktuigen voor eene te Indrapoeri<br />

te maken verbinding tusschen de beide oevers der Atjeh-rivier,<br />

niet zoo snel konden volgen, werd daarbij eene compagnie achtergelaten.<br />

Half negen was de troep te Samahani, twee uur later tegenover<br />

Masdjid Indrapoeri; geen schot was gevallen, geen vijand gezien.<br />

De Atjeh-rivier bleek ondoorwaadbaar.<br />

In afwachting van de prauwen maakten 2 compagnieen 6' en de cavalerie<br />

ten 12 u. 30' n.m. eene verkenning naar Sihon en Djerir.<br />

Ook hierbij gebeurde niets bijzonders. De Djerir was doorwaadbaar,<br />

de Atjeh-rivier bij de samenvloeieng met de Djerir, weer niet.<br />

Half twee kwamen de vaartuigen. Toen de genietroepen er na twee<br />

uur werkens nog niet in geslaagd waren, de kabels te spannen, beproefde<br />

men middels touwrepen en katrollen de prauwen heen en weer te doen<br />

varen.<br />

Op die wijze slaagde men er in twee compagnieen van het 3* met<br />

eene ambulance en vivres over te zetten. De rest der colonne bracht<br />

den nacht in kampong Rekih door, die in den vooravond van de heuvels<br />

bij Long-Lemoh licht beschoten werd.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en ging ook die rest over. Paarden, muildieren<br />

en vee, moesten daarbij zwemmen.<br />

2 u. n.m. was de troep aan gene zijde geheel onder dak.<br />

Voor een deel in en onder Atjehsche woningen, ook wel onder<br />

zelfgemaakte afdaken. Tegen betaling leverde de bevolking atappen,<br />

rottan, enz.<br />

's Avonds legde men in het heuvelterrein van Gle-Kambing en nabij<br />

den Tjot-Oleh-Soebang hinderlagen, echter zonder resultaat.<br />

De vijand liet de troepen 's nachts met rust<br />

Den volgenden dag was bestemd voor de excursie naar Mej Saleh. (1)<br />

(1) Op de Kaart 1 : 75.000 staat Masaleh.


128<br />

De wd. Gouverneur was daarvan verwittigd, opdat de bivakcommandant<br />

te Tjot-Mantjang bijtijds van bevelen zou kunnen worden<br />

voorzien.<br />

Met uitzondering van de 4* compagnie 3' Bataljon en 1 5 man genietroepen,<br />

ging de geheele colonne ten 6 u. 30' v.m. den marsch in, en<br />

wel de cavalerie verkennend vooruit, de snelladers in de voorhoede.<br />

Over Loehr ging het in noord-oostelijke richting.<br />

9 u. 30' stuitte de voortroep op een diep ingesneden ravijn, ongeveer<br />

1000 M. oost van Mej-Saleh. Atjehsche gidsen noemden het de<br />

Kroeng-Tjoereh; daar vielen de eerste schoten uit de oostelijke heuvels.<br />

Na het overtrekken van dit ravijn, beklom een der sectien snel den<br />

heuvel -


129<br />

1 u. 15' had men de troepen voor den terugmarsch in twee evenwijdige<br />

afdeehngen opgesteld. Het 6' Bataljon richtte zich naar Mej-<br />

Saleh, het 3' met de cavalerie meer westelijk naar Djaham. Deze troep<br />

kreeg op dat moment vuur uit Batoe-Kasire — n.l. een salvo op 600 M.<br />

door den vijand afgegeven, en waardoor drie amboineezen gekwetst werden.<br />

Na het doorzoeken van Mej-Saleh, dat bewoond was, sloten het<br />

6' Bataljon en de artillerie achter het 6' aan<br />

Toen de vijand uit de Kroeng-Aloer begon te vuren, trad de compagnie<br />

snelladers als achterhoede op en beantwoordde het vuur, dat<br />

ophield, nog voor de troep Karang-Djih (bij Djoealah) bereikt had.<br />

4 u. 30' n.m. was men terug in het bivak, dat intusschen door de treinkoelies<br />

en achtergebleven compagnie verder in orde gebracht was.<br />

Uit Tjot-Mantjang waren ten 6 u. 30' v.m. de bivakcommandant met<br />

drie compagnieen infanterie en een peloton cavalerie op marsch gegaan<br />

met het doel de vijanden uit Aroen-Loengke, Tjot-Birem en Moenloe te<br />

verjagen, en — zooals we reeds aanstipten — het meer oost-waarts gelegene<br />

Koeta-Ba 4 -Teue te nemen, om verder verbinding met de colonne van<br />

Indrapoeri te zoeken.<br />

De brug over de Lingkar bij Padang-Tjenna, den dag te voren ge­<br />

stagen, was bereids weder afgebroken, maar spoedig hersteld door eene<br />

compagnie, die een uur vroeger dan de anderen afmarcheerde. In Aroen<br />

Loengke begon de vijand de colonne te beschieten, waarom deze van<br />

den Gle-Ampei-Awei af, de hoogste heuvelruggen bleef volgen. Koeta-<br />

Ba 4 -Teue vertoonde zich weldra aan het oog, trouwens hoe meer men<br />

die sterkte naderde, hoe meer het vuren toenam.<br />

De cavalerie kwam in het terrein slecht vooruit. De verkenning had<br />

dan ook aanvankelijk door de infanterie plaats, totdat het terrein voor<br />

de beredenen gunstiger werd. De pelotons namen eene zoodanige<br />

opstelling in, dat zij den eventueel vluchtenden vijand zouden kunnen<br />

vervolgen.<br />

Eene compagnie ging zooveel mogelijk gedekt vooruit naar het ravijn,<br />

dat de sterkte begrensde. De compagnie Bueninck kreeg last er recht<br />

op aan te rukken.<br />

De versterking lag op een uitlooper; de aanvals-compagnie moest<br />

ook nog eerst een ravijn door. Het grootste deel daarover zijnde, liet<br />

de korps-commandant „attaqueeren" blazen.<br />

De Eur. fus. Mom, No. 41417, en de Eur. sergeant van Hooydonk,<br />

9


130<br />

No. 38217, kwamen het eerst voor de versperring, werkten zich er door,<br />

maar zagen de laatste verdedigers in het bedekte terrein verdwijnen.<br />

Noch de cavalerie, noch de infanterie vonden hen daarin terug. De<br />

inname had ons drie lichtgewonden gekost, en slechts een doode Atjeher<br />

lag nabij de borstwering.<br />

De koeta bleek zeer verdedigbaar en alleen aan de noord-westzijde<br />

te bereiken. Vermoedelijk was de vijand, uit vrees voor eene omtrekking,<br />

gevlucht.<br />

Wij zagen reeds, hoe verband met de Indrapoeri-colonne gevonden werd.<br />

2 u. 20' begon de terugmarsch ; door die sprongsgewijze uit te voeren,<br />

hield men den vijand op grooten afstand.<br />

In het glooiende terrein bij Aroen-Loengke hield de colonne halt.<br />

Eene compagnie ging vooruit naar de Kroeng-Lingkar. De cavalerie<br />

kreeg vergunning naar Tjot-Mantjang terug te keeren. De infanterie<br />

volgde 6 u. 5' n.m. Het modderige terrein was oorzaak, dat men<br />

eerst 8 u. 30 v.m. het bivak bereikte.<br />

Verschoten waren 4244 Beaumont-patronen.<br />

Onzerzijds bedroegen de verliezen totaal een Europeesche en drie<br />

inlandsche minderen gewond, die des vijands — volgens berichten — twee<br />

dooden en zes gewonden.<br />

Tocht naar Ladoeng en Kroeng-Raja.<br />

30 October rukte van Koeta-Radja uit, het korps-marechaussee, 2<br />

compagnieen 6' Bataljon en eene ambulance (voor dragers der 1 2 tandoes,<br />

waren 36 chineesche koelies ingehuurd).<br />

Het geheel stond onder de bevelen van den commandant der mare­<br />

chaussee's Jhr Graafland.<br />

De wd. Controleur der XXVI Moekims vergezelde de colonne.<br />

Per extra-trein gingen de troepen 's avonds 9 uur naar Lam-Joeng en<br />

vandaar begon 9 u. 50' n.m. de marsch in de richting van Angin-<br />

Baroe.<br />

Het doel der excursie was, te Ladoeng Toekoe Tjoet-Toengkoeb en<br />

aanhang gevangen te nemen en te beproeven diens geweren in handen<br />

te krijgen.<br />

Van Ladoeng moest langs het strand naar Kroeng-Raja worden<br />

gemarcheerd.<br />

31 October, 5 u. 30' n.m. zou een detachement van 100 bajonetten


131<br />

van het 12' Bataljon onder kapitein Weustmann, versterkt door eene<br />

afdeeling mariniers bij Kroeng-Raja landen, en eene zoodanige positie<br />

innemen, dat een ontsnappen naar het zuiden, in de richting Lam-Toba,<br />

uitgesloten was.<br />

Deze compagnie embarkeerde 's avonds te voren ten vijf uur aan boord<br />

van H. M. Prins Hendrik, die 's nachts ten 1 uur onder stoom ging<br />

en reeds ten 4 u. 's m<strong>org</strong>ens, dus wel wat vroeg, in de Kroeng-Raja<br />

baai voor anker kwam.<br />

Twee uur later ging men aan wal.<br />

De overland-colonne vond de brug over de Kroeng-Angin afgebro-<br />

ken Over een enkelen boomstam diende zij nu den ondoorwaadbaren<br />

stroom over te trekken, wat vijf kwartier oponthoud gaf.<br />

Daar kwam nog bij, dat de gids den troep in het heuvelland op een<br />

dwaalspoor leidde, zoodat eerst ten 3 u. v.m. den rechten weg naar<br />

Ladoeng betreden werd.<br />

Door een Snellen marsch hoopte de colonne-commandant den verloren<br />

tijd te herwinnen, maar de compagnieen van het 6* konden toen niet<br />

volgen, zoodat eerst tegen half zes het hoogste punt bereikt kon worden.<br />

Een uur later was Ladoeng omsingeld, doch bleek verlaten. De kam­<br />

pong telde een zevental armoedige hutten.<br />

Daarin en in het omliggende terrein, trof men vijf voorladers aan.<br />

8 u 20' v.m. ging de colonne-commandant met de 4' compagnie<br />

6' aan boord van de inmiddels ter reede van Ladoeng aangekomen<br />

gouvernementsstoomer „Albatros". De rest der colonne trok langs het<br />

strand naar Kroeng-Raja, waar de kapitein Weustmann met zijne men­<br />

schen in stelling lag.<br />

De bevolking was hier vriendschappelijk gezind. Reeds voor het<br />

aanbreken van den dag, waren overal witte vlaggen uitgestoken.<br />

Informaties brachten aan het licht dat T. Tjoet-Toengkoeb's weder-<br />

helft de kampongs reeds geruimen tijd verlaten had, en hoogerop in<br />

het gebergte was gevoerd. Van onze komst was men overigens bij-<br />

tijds op de hoogte gebracht.<br />

Met het oog op de vermoeidheid van het gros der troepen, het ver-<br />

gevorderd uur en de omstandigheid, dat geen eten was medegenomen,<br />

werd van een verder zoeken naar den vijand, die zich in het twee uur<br />

verder gelegen bosch, de „hoetan tjepli" zou ophouden, afgezien.<br />

De colonne embarkeerde op de „Albatros" en ging 3 u. n.m. naar<br />

Oleh-leh terug.


132<br />

Wij zagen reeds hoe de compagnie Weustmann en het detachement<br />

schepehngen onder den luitenant der mariniers P. Groen, ter sterkte van<br />

1 officier en 52 minderen, 1 officier van gezondheid en 5 dragers ten<br />

6 u. v.m. debarkeerden.<br />

6 u. 45' v.m. hadden zij de bevolen stelling ingenomen.<br />

Een der bewoners, die den troep tegemoet kwam, verklaarde, dat<br />

's m<strong>org</strong>ens 4 uur, drie volgelingen van T. Tjoet-Toengkoeb langs een<br />

pad naar Lam-Toba waren gegaan.<br />

Na het bezetten der heuveltoppen zuid-oost van Kroeng-Raja ontwaarde<br />

men een bende van 60 man, die blijkbaar hetzelfde pad insloegen.<br />

De bende voerde 15 pikolpaarden en twee sappi's met zich, was,<br />

in rechte lijn, twee K.M. van de colonne verwijderd en dra aan het<br />

oog onttrokken.<br />

Na ^ 1 uur in stelling te hebben gelegen, meldde zich het hoofd van<br />

Kroeng-Raja, T. Imam-Arab, bij den commandant.<br />

Volgens hem had T. Tjoet-Toengkoeb zich kortelings te Ladoeng<br />

opgehouden, doch was vandaar vertrokken, wanneer en waarheen, kon<br />

hij niet zeggen.<br />

Omtrent de bende verklaarde het hoofd, dat het Atjehers waren, die<br />

daags te voren rijst te Kroeng-Raja hadden aangebracht en bij den<br />

komst van het oorlogschip naar Lam-Toba waren getrokken.<br />

2 u. 30' keerde de compagnie aan boord van de „Hendrik" terug en<br />

6 u. n.m. zat zij alweer in den trein van Oleh-leh naar Koeta-Radja.<br />

Aan de drie haar toegevoegde gidsen, had zij weinig gehad. Slechts<br />

een had weten aan te geven, waar men debarkeeren moest, maar geen<br />

van alien was met de terreingesteldheid en den loop der paden in het<br />

Kroeng-Raja'sche bekend.<br />

Het resultaat dier excursie was nihil.<br />

De colonne-commandant te Indrapoeri, besloot den 31'" October, met<br />

zijne infanterie, behalve de 3* compagnie 3 e Bataljon, met een peloton<br />

cavalerie, eene aanbulance en een detachement Genietroepen het terrein<br />

zuid-oostwaarts van het den vorigen dag doorkruiste, af te patrouilleeren.<br />

7 u. 30' v.m. marcheerde de troep langs het voetpad naar Loehr, Moeroe-<br />

Noord, en daarna in zuidoostelijke richting naar de Kroeng-Pengapit.<br />

Toen de verkennende cavalerie, gevolgd door de voorhoede compagnie<br />

(3* compagnie 6' Bataljon, onder den kapitein A. B. B. Jansen) 9 u.<br />

20' v.m. de heuveltoppen ten oosten van Lam-Loeng bereikte, kreeg


133<br />

zij voor het eerst vuur en wel uit het heuvelterrein aan gene zijde van<br />

de Aloer-Semirah.<br />

Na een paar salvo's te hebben afgegeven, passeerden en de cavalerie<br />

en de compagnie Jansen snel het vrij diepe ravijn van de Aloer.<br />

De colonne commandant beval nu den commandant van den hoofdtroep,<br />

luitenant-kolonel Otken, met eene compagnie mede over te steken en aldus,<br />

in verband met de voorhoede, de heuvels bij Aloewah-Mangreng langs<br />

de Kroeng-Pengapit te bezetten.<br />

Door een misverstand, bleef de bedoelde compagnie echter aan deze<br />

zijde van het ravijn, en ging de compagnie Jansen alleen door.<br />

De colonne zelf trok nu ter plaatse, waar de Aloer-Semirah in de<br />

Aloer-Pengapit valt, deze laatste over, en bezette eveneens de heuvels<br />

bij Aloewah-Manggreng.<br />

Het opdnngen uit de richting Lam-Gadja belette de compagnie van<br />

Overste Otken, die enkele schoten van den vijand uit die richting beantwoordde.<br />

De huizen in de buurt van Aloewah-Manggreng werden verbrand, en<br />

aan kapitein Jansen, die reeds een 1500 M. noordwaarts gegaan was,<br />

gelast halt te houden.<br />

II u. 15' v.m. ging het geheel weer voorwaarts. Overste Otken met<br />

de compagnie, voegden zich weer bij de hoofdcolonne en in noordoostelijke<br />

richting vervolgde men zijn weg, vele huizen in het Mahengsche,<br />

dat onder rechtstreekschen invloed van Polim stond, verbrandend.<br />

Een zestal runderen vormden den buit.<br />

De vijand week al meer en meer naar het hooge gebergte terug. 2 u.<br />

n.m. veranderde de colonne van marschrichting en volgde eene westelijk<br />

loopend pad, dat vrij druk beloopen bleek; ten 3 u. 30' n.m.<br />

kwam men ten oosten van Pasar Karang-Djih uit.<br />

Spoedig ging het vandaar langs de westgrens van Loehr, Darang en<br />

Lam-Poei naar het bivak terug — met de compagnie snelladers in de<br />

achterhoede.<br />

Slechts een fuselier was op dezen tocht gewond geraakt.<br />

Den I'" November, maakten 2 compagnieen van het 6' Bataljon onder den<br />

korps-commandant eene excursie naar Lam-Panas, om daar een opgelegde<br />

boete van honderd dollars te innen of anders de kampong te tuchtigen.<br />

Zonder moeite doorwaadde men de Djerir-rivier en had 9 u. v.m.<br />

het doel reeds bereikt.


134<br />

Het hoofd voortvluchtig zijnde, meldde zich spoedig de wakil der<br />

kampong.<br />

Hem werd de komst onzer troepen duidelijk gemaakt en een uur tijd<br />

gegeven, de boete te verzamelen.<br />

Intusschen doorzocht men de kampong en vond die voor een groot<br />

deel reeds vroeger verbrand. Alleen aan den rivierkant stonden nog<br />

enkele huizen.<br />

Op den bepaalden tijd, bracht de Imam twee stieren, daar er geen<br />

geld voorhanden was. Intusschen, de goede wil bleek, en 11 u. 20<br />

achtte de commandant zijn taak volbracht.<br />

Een uur later was het overgangspunt bij het bivak al weer in zicht.<br />

De commandant van het 3' Bataljon toog 1 u. n.m. met drie com­<br />

pagnieen van zijn korps naar Pasar Karang-Djih, met opdracht die te<br />

omsingelen en alle aanwezigen naar het bivak te brengen.<br />

De 4* compagnie onder Kapitein Vosmaer, zou daartoe in noordelijke<br />

richting door Indrapoeri, Lam-Loeboek, Ampearo gaan, vandaar zoo<br />

gedekt mogelijk naar Aloer-Oetoh marcheeren, die Aloer oversteken en<br />

noord-oost van de pasar zich opstellen, om een ontvluchten aan dien<br />

kant te beletten.<br />

Met de beide overige compagnieen ging de commandant langs het<br />

voetpad Lam-Poei-Darang en Loehr.<br />

Mocht een der deelen te laat komen — dan zou het andere niet wachten,<br />

maar de taak geheel voor zijn rekening nemen.<br />

Voor de compagnieen onder den korps-commandant was nader be-<br />

paald, dat een peloton in versnelden pas naar den pasar zou oprukken,<br />

een tweede de toppen oost daarvan moest bezetten, en de laatste com­<br />

pagnie ontvluchting in zuidelijke en westelijke richting tegengaan.<br />

Het voorste peloton, dat ontdekt werd, zag drie geweerdragenden<br />

ijlings de passer verlaten. Hoewel men er op schoot, ontkwamen zij.<br />

De druk bezochte pasar was weldra omsingeld. De 4* compagnie kwam<br />

tien minuten later opdagen.<br />

Wapens waren op de pasar niet aanwezig — en van de 208 mede-<br />

gevoerde mannen, bleek slechts een „djahat" te zijn. De overigen liet<br />

men weer los.<br />

De Pedirees en een vroeger gedroste chinees werden aangehouden.<br />

Een peloton had 's m<strong>org</strong>ens een telefoonbericht naar Samahani ge-<br />

bracht, dat den 3*" naar Selimoen zou worden opgerukt.


135<br />

Het bestuur werd verzocht 200 chineezen of dwangarbeiders te zen-<br />

den, en twee compagnieen van het 14* te Samahani ontvingen eene op-<br />

roeping naar Indrapoeri te komen.<br />

Een zou mede naar Selimoen gaan en een met de Europeesche com­<br />

pagnie van het 6* het bivak blijven bewaken.<br />

De compagnieen van Samahani moesten dwangarbeiders en kookgerei<br />

medebrengen.<br />

Den volgenden dag was het rustdag.<br />

De wd. Gouverneur bezocht Indrapoeri ten 8 u. 45'v.m., inspecteerde<br />

den troep en vertrok weer 10 u. 45' v.m.<br />

Een peloton van de 2* compagnie 3* Bataljon, had zoolang de heu­<br />

vels van Long-Lemoh en Gle-Kambing bezet.<br />

's Middags 5 uur arriveerden de opgeroepenen van Samahani.<br />

De Atjeh-rivier was dien dag doorwaadbaar.<br />

2* Excursie naar Selimoen.<br />

Voor een tocht, die vermoedelijk drie dagen zou duren, ging den 3 e "<br />

November ten 7 u. 30' v.m. een colonne van Indrapoeri ter sterkte van:<br />

l e . De Eur. compagnie van het 14* Bataljon.<br />

2*. De Amb. „ „ „ 6*<br />

3". Het 3* Bataljon.<br />

4 e . Twee pelotons-cavalerie.<br />

5 e . Eene sectie Bergartillerie,<br />

bovendien een detachement genietroepen, 2 ambulances en trein. Het<br />

geheel onder commando van Luit.-Kol J. B. van Heutsz.<br />

De cavalerie reed zelfstandig vooruit. De commandant van het 6c<br />

Bataljon trad als voorhoede-commandant op.<br />

Men volgde het voetpad noord van Darang, door Loehr, naar Moeroe-<br />

Zuid, verder naar den overgang over de Kroeng-Pengapit, zuid van den<br />

Gle-Manggerah, langs den noordrand van Ajer-Alang, over het hooge<br />

terrein zuid van Lam-Tjot, noord van Gleieng, Lam-Pie, Tanah-Abee<br />

naar de Kroeng-Lam-Kabir; om over de Kroeng-Selimoen, de pasar<br />

van dien naam te bereiken.<br />

9 u. 15' v.m. passeerde de voorhoede de Kroeng-Pengapit en richtte<br />

zich naar de heuvels benoorden Ajer-Alang, wijl een vijftal vijanden<br />

vandaar de sawah bestreken.<br />

Die lieden wachtten onze soldaten niet af, maar kozen bijtijds het<br />

hazenpad, waarop de cavalerie de heuvels west van Lam-Prei bezette.


136<br />

Het doorwaden van de Pengapit gaf de colonne weer een uur opont-<br />

houd. 10 u. 5' v.m. kon de marsch hervat worden.<br />

Terwijl de achterhoede over de sawah aan den noordrand van Ajer-<br />

Alang ging, kreeg zij voor het eerst vuur, een enkel schot uit het Moe­<br />

roesche, overigens uit de heuvels in zuid-Maheng.<br />

De Imam van Moeroe, die zich daags te voren te Indrapoeri gemeld<br />

had, vergezelde de colonne door zijn gebied.<br />

10 u. 20' zag de spits der cavalerie, waarbij de 1' luitenant J. de<br />

Koningh, van een heuvel noord van Lam-Prei, op 800 a 900 M., eene<br />

vijandelijke nederzetling.<br />

Van een 15 a 20 schoten, die daaruit werden gelost, trof een den<br />

luitenant de Koningh en wel licht in de zijde.<br />

Onmiddellijk kwam eene sectie der voorhoede vooruit, maar de vijand<br />

verdween voorloopig, om later de hoofd-colonne bij het doorschrijden<br />

van het hooge terrein, oost van Lam-Prei, nog eens onder vuur te nemen.<br />

De nederzetting zelf lag te ver uit de marschnchting om die nu te<br />

nemen, dat bleef dus voor den terugmarsch bewaard wel legde men<br />

eene kleinere aan een zijrivier van de Kroeng-Kir in de asch.<br />

Eerst tegen half twee doorwaadde de colonne de Kroeng-Kir en<br />

deboucheerde op de groote terrasvormig aangelegde sawah, noord van<br />

Longkling en Tanah-Abe.<br />

De witte vlaggen wapperden in deze kampong en in het Lam-Kabir-<br />

sche lustig in den wind. Een paar mindere hoofden van Lam-Kabir<br />

en eenige bewoners van Tanah-Abe maaklen hunne opwachting bij den<br />

colonne-commandant.<br />

Hun werd medegedeeld, dat de werkelijke hoofden te Selimoen<br />

moesten verschijnen. Wegens het niet voldoen aan den vroeger gege­<br />

ven last, kregen ze alvast 100 dollars boete.<br />

Drassigheid, maakte den marsch over de sawah nu niet bepaald ge-<br />

makkelijk; bovendien beschoten eenige vijanden, die uit het gebergte<br />

noord-oost van Gleieng kwamen afzakken, den troep in de linkerflank —<br />

wat ons op een paar lichtgewonde chineezen kwam te staan.<br />

De achterhoede beantwoordde dit vuur.<br />

Intusschen had men zooveel oponthoud bij het passeeren der<br />

talrijke aloers, dat de cavalerie eerst tegen 5 u. n.m. de monding der<br />

Kroeng-Lam Kabir bereikte.<br />

Langs een bestaand voetpad ging het nu voort naar de uitmonding<br />

der Sehmoen-rivier, waar een deel van het pad bleek weggeslagen, zoo-


137<br />

dat men om het goede overgangspunt te bereiken een 50 a 60 M.<br />

hoogen heuvel moest overtrekken. Hier had de vijand aan de overzijde<br />

blijkbaar op gerekend, althans eenmaal boven kreeg de cavalerie een<br />

beduidend vuur. Ook de colonne kreeg het noodige, maar uit een<br />

suikerriettuin, oost van kampong Sonoeboe.<br />

De cavalerie zat af en beantwoordde de schoten; van de infanterie<br />

kreeg de 1* compagnie 3 e Bataljon last door de rivier te gaan, den<br />

vijand te verdrijven, de nederzettingen te verbranden en zich rechtstreeks<br />

naar Pasar Selimoen te begeven.<br />

Aan die opdracht voldeed zij en kreeg daarbij een der schutters in<br />

handen. Haar 4' sectie was niet gevolgd, maar had op eene hoogte<br />

noord-oost van Ladon stelling genomen, om met de repeteergeweren<br />

de achterhoede gelegenheid te geven, het gevecht af te breken.<br />

5 u. 45' had de voorhoede zich aan gene zijde der Selimoen rivier<br />

opgesteld en wachtte den overtocht van cavalerie en hoofdcolonne af.<br />

T. Daoed Selimoen, die zich hier kwam melden, kreeg opdracht de<br />

Pasar zoodra mogelijk te doen ontruimen. In afwachting van de komst<br />

der overige troepen, ging de voorhoede den Toekoe achterop, om de<br />

bivakplaats te bezetten, spoedig gevolgd door den colonne-commandant,<br />

de 2' compagnie 3*, en de artillerie.<br />

De commandant van het 3 e , zou met twee compagnieen den trein<br />

opwachten, en na verzamding op een zandplaat aan gene zijde der rivier,<br />

zijne schreden ook pasarwaarts richten.<br />

7 u. 30' n.m. op de bivakplaats aankomende, gaf de colonne-commandant<br />

de noodige bevelen voor legering en beveiliging, en deed voor<br />

de verlichting een drietal groote vuren aanleggen. Dat was wel noodig,<br />

want eerst ten half tien kwam de rest der troepen.<br />

Reeds een uur later bracht men het rapport, dat een geweer en twee<br />

karabijnen ontvreemd waren; wel werd een Atjeher aangehouden, dien<br />

men van den wapendiefstal verdacht, maar het gestolene kwam niet<br />

meer te voorschijn.<br />

De vijand gunde de colonne een rustigen nacht — er viel althans geen<br />

schot.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en gingen vier compagnieen infanterie, een peloton<br />

cavalerie en de artillerie riaar Djiinthoi, waarvan de hoofden wel te<br />

Selimoen, maar niet te Koeta-Radja waren geweest. Eenige gidsen<br />

gingen mede. Ook zond men een Atjeher met een verslag van den


138<br />

tocht naar Indrapoeri, waarbij den wd. gouverneur tevens was medegedeeld,<br />

dat men voor de schoonmaak in de buurt van Lamprei een dag<br />

langer zou uitblijven.<br />

8 u. 30' v.m. trok men bij Lieb de Atjeh-rivier over, een daar gespannen<br />

touwreep vergemakkelijkte de beweging zeer.<br />

Langs de kampongs Enteh-Gadjah en Baroe, bereikte de troep na<br />

drie uur marcheeren over een heuvelachtig terrein, de hoogvlakte Datar-<br />

Gampoeng, vanwaar men front makende naar het zuiden en zuid-westen<br />

een ruim overzicht had over een uitgestrekt dal.<br />

Naar het noorden ziende, ontwaarde men den Gle-Teungkoe-Melangit—<br />

de waterscheiding van Selimoen- en Atjeh valid. Djanthoi ligt aan den<br />

linkeroever der Atjeh-rivier. Een duizend meter breede sawah-vlakte<br />

scheidde de kampong nog van de hoogvlakte.<br />

Toen de colonne ten 12 u. 's niiddags afdaalde, kon men tal van<br />

bewoners van Djanthoi en omliggende kampongs met have en goed<br />

naar het gebergte zien vluchten.<br />

Slechts een paar lieden traden tegemoet en boden klappers aan.<br />

Daar van de opgelegde boete nog niets was binnengekomen, genoten<br />

vijftien mannelijke bewoners het voorrecht, als gijzelaars den troep te<br />

mogen vergezellen, toen 1 u. 45' n.m. de opnemer met zijn arbeid<br />

gereed was, en de terugmarsch begon.<br />

Tusschen de kampongs Baroe en Enteh-Gadjah, gaven een paar<br />

Atjehers, die het blijkbaar niet konden verkroppen, dat alles zoo zonder<br />

stoornis zou afloopen, wat vuur op de rechterflank der colonne.<br />

Een voortdurende regen, die in dit opzicht voordeelig werkte, deed<br />

dat wel verstommen — de Atjehers moeten niets van regen hebben —<br />

maar maakte van de goede bergpaden, ware glijbanen, zoodat de manschappen<br />

zeer vermoeid raakten.<br />

Wilde men niet voor de sterk gezwollen Atjeh-rivier blijven staan,<br />

dan moest men niettemin voortmaken. Gelukkig kon de rivier tusschen<br />

5 u. 30' n.m. en 6 uur bij Lieb do<strong>org</strong>etrokken worden en zoo was<br />

ieder 's avonds 7 uur weer in zijn bivak. Het regende nog tot 10<br />

uur door.<br />

Teneinde den troep in de gelegenheid te stellen, de goederen te<br />

drogen, nam de commandant zich voor den 5*" niet voor 9 uur 's mor-<br />

gens af te marcheeren.<br />

Alle wakils van de Moekims Tanah-Abe, zoomede Imam en wakils


139<br />

van Lam-Kabir hadden eieren voor hun geld gekozen en zich bij den<br />

wd. assistent-resident gemeld.<br />

Die van Tanah-Abe ontvingen de mededeeling, dat hun Imam persoonlijk<br />

zou boeten voor zijne volharding in het verzet, en die van<br />

Lam-Kabir, moesten behalve de 2 medegebrachte runderen, nog 6<br />

pikols gaba leveren.<br />

Op het vastgestelde uur marcheerde de colonne, met de 1* en 2* com­<br />

pagnie 3' in de voorhoede, langs de Selimoen-rivier tot het overgangs-<br />

punt, langs de Atjeh-rivier tot Tanah-Abe en vervolgens door deze<br />

kampong naar het noord daarvan gelegen heuvelterrein.<br />

Zonder een vijand te zien of te hooren kwam men ten 1 1 u. 20'<br />

in laatstbedoelde kampong. De cavalerie beveihgde de rechterflank door<br />

voortdurend het hooge terrein te blijven volgen. Door haar waren slechts<br />

een tiental geweerdragenden waargenomen, die er zich voorloopig toe<br />

bepaalden op grooten afstand den troep te begeleiden.<br />

In Tanah-Abe meldden zich de wakils weder. De woning van den<br />

weerspannigen Imam werd tot straf in de asch gelegd.<br />

1 1 u. 45' v.m. deboucheerde men op het hooge terrein noord-west<br />

van Tanah-Abe, rustte daar drie kwartier en bereikte vervolgens ten<br />

1 u. 35' n.m. de Kroeng-Kir.<br />

Aan den commandant der voorhoede was opgedragen, met zijn com­<br />

pagnieen zelfstandig noord-oostwaarts te gaan door Lam-Pie en Gleieng,<br />

daar alle woningen te verbranden en zich verder weer bij de colonne<br />

te voegen.<br />

De 3' compagnie 3' nam de eigenlijke taak der voorhoede opzich.<br />

Ter hoogte van Gleieng kreeg men dien dag het eerste vuur. Met<br />

eenige infanterie salvo's werd het beantwoord.<br />

Gleieng verlaten hebbend, richtte men zich ten 2 u. 10 n.m. naar<br />

de bekende vijandelijke nederzetting J^ 1000 M. noord-oost van Lam-<br />

Prei. Daar nam de cavalerie een 20-tal vijanden waar, terwijl er -^ 1 5<br />

in de flank der colonne zaten.<br />

De ruiters maakten het front der infanterie vrij, de beide voorste<br />

compagnieen ontwikkelden zich in gevechtsformatie en de artillerie kwam<br />

op eene nabij gelegen hoogte in batterij.<br />

Uit de nederzetting viel geen schot, wel van hoogtekammen noord­<br />

en noord-oostwaarts der marschrichting, en daarop moesten de stukken<br />

dan ook ingeschoten worden.


140<br />

De schutters daar verdreven hebbende, brachten zij het vuur over op<br />

eene menigte Atjehers, die beladen en belast naar het gebergte vloden. 8 G.<br />

18 G. K. T. werden verbruikt. Wij kregen een licht gewonde. Zonder<br />

slag of stoot nam men de nederzetting, waarvan de laatste bewoners<br />

zich ook naar de bergen spoedden. Er waren vier afzonderlijke op hoog<br />

terrein gelegen groepen woningen. Dwars daardoor liep een heldere<br />

bergstroom Het terrein rondom was laag — sawah's met padi.<br />

De meest oostelijk gelegen groep, lag te ver weg om benut te kunnen<br />

worden en ging dus in vlammen op.<br />

Behalve de drie overigen, bezetten de troepen noord-noord-oost en<br />

noord-westwaarts nog een drietal andere hoogten. Op elk kwam een<br />

compagnie infanterie en de rest der colonne bivakkeerde midden in.<br />

Een gesloten kring schildwachten z<strong>org</strong>den voor de beveiliging.<br />

Was de hoofdmacht om vier uur in het bivak aangekomen, de beide<br />

compagnieen van het 3', die, onder majoor Wichers, Gleieng getuchtigd<br />

hadden, volgden een uur later.<br />

Half zes werd men beschoten, door vijanden, die zich noord van<br />

Gleieng achter een hoogtekam genesteld hadden. Met acht granaten<br />

verdreef men die lieden, maar nog voor zonsondergang, begonnen zij<br />

opnieuw, nu uit de richting van Lam-Prei.<br />

Wij kregen daardoor nog twee gewonden, t. w. de 1* luitenant G. K.<br />

Dijkstra — zeer licht — en een Europeesch fuselier.<br />

Tegen half acht brachten de hoofden van Lam-Kabir een buffel en<br />

de gevorderde gaba.<br />

's Nachts vielen er alleen tegen 4 u. 30' v.m. een paar schoten op<br />

het bivak.<br />

's M<strong>org</strong>ens van den 6 en ten half zeven, zond de colonne-commandant<br />

de 1* compagnie 3* en de compagnie 6' uit, om het heuvelterrein in<br />

noordelijke richting lot den kam van het gebergte te doorzoeken en<br />

eventueele nederzettingen op te ruimen. 9 u. v.m. moesten zij terug<br />

zijn.<br />

1 sectie der 1' compagnie 3* dekte in de nabijheid van het bivak<br />

de werkzaamheden van den opnemer.<br />

9 u. 15' v.m was nog alleen de compagnie van het 6* terug. In<br />

het gebergte had zij wat padischuren verbrand. Van die van het 3*<br />

hoorde men op een afstand de salvo's Daar deze als achterhoede<br />

was aangewezen, nam voorloopig eene andere die taak op zich en ging


141<br />

mee den marsch in. Alle woningen, die voor het bivak gediend hadden,<br />

ondergingen het lot van zoovele anderen.<br />

9 u. 40 v.m. kwam de voorhoede bij de Aloer-Maheng en kreeg<br />

daar vuur.<br />

De 1* compagnie 3* sloot zich hier weer bij de colonne aan.<br />

Gevuurd had zij op een massa vluchtende Atjehers, terwijl ook zij<br />

enkele kleine nederzettingen en voorraadschuren in de asch had gelegd.<br />

Die opruiming werd nog voortgezet aan den linkeroever der Aloer-<br />

Maheng, in het noordelijk deel van de Moekim van dien naam, en in<br />

de kampong Blang-Mej-Aboe aan gene zijde der Aloer-Bleuet.<br />

Eenige daar aangetroffen voorladers en donderbussen sloeg men stuk.<br />

Na het overtrekken van laatstgenoemde Aloer sloeg de colonne eene<br />

zuid-oostelijke richting in. Spoedig hevkende men op de linkerflank,<br />

het den 31 slen t. v. doorloopen terrein.<br />

1 1 u. 30' v.m. daalde de voorhoede in de Aloer-Pengapit af en<br />

kwam toen onder vuur van eenige Atjehers die zich noord-westwaarts<br />

in de heuvels op de Blang-Moeroe hadden opgesteld.<br />

Na een paar salvo's der voorhoede ging kapitein Jansen met een<br />

peloton tot den aanval over — maar de vijand wachtte hen niet af.<br />

De Aloer-Pengapit gaf weer een half uur oponthoud; toen vond<br />

men evenwel een goed voetpad naar Loehr.<br />

De achterhoede moest het nu en dan nog ontgelden, en kwam —<br />

na de colonne — 3 u. n.m. met een licht gewonde Indrapoeri binnen.<br />

Een welverdiende rustdag stond nu op het programma.<br />

Van den wd. Gouverneur kwam er bericht, dat, mocht de politieke<br />

toestand naar de meeningen van colonne-commandant en wd. assistent-<br />

resident van dien aard zijn, dat de excursie naar het Lam-Lootsche —<br />

die feitelijk nog plaats moest hebben — verder onnoodig kon heeten of,<br />

waren de troepen te vermoeid, dan kon dadelijk naar den kraton terug-<br />

gekeerd worden<br />

De prauwen konden aan bevriende hoofden worden toevertrouwd.<br />

De colonne-commandant antwoordde:<br />

„De politieke toestand eischt nog tucht ten zuiden van de Atjeh-<br />

„rivier. Eene tuchtiging van Lam-Karong zal noodzakelijk zijn tot<br />

„directe bestraffing van Toekoe Moeda-Ali Lam-Kareung, zoon van<br />

„T. Tjoet, Hadji Ajer-Alang. De waterstand maakt echter de excursies<br />

„zuid van de Atjeh-rivier bezwaarlijk. De toestand in het Gleiengsche,


142<br />

„Mahengsche en Moeroesche is van dien aard, dat tijdelijke bezetting<br />

„van Indrapoeri wenschelijk blijft, doch hiervoor is het niet noodig de<br />

„eerste dagen tochten derwaarts te maken. De gezondheidstoestand<br />

„is bevredigend. Kleeding, schoeisel en bivak eischen echter vernieu-<br />

„wing en verbetering.<br />

„Mij komt het daarom het meest gewenscht voor, de tegenwoordige<br />

„colonne te doen terugkeeren en gedurende eenige dagen alhier het<br />

„bivak te doen betrekken, door eene inlandsche compagnie en het<br />

..detachement genietroepen en het in dien tijd afdoende te laten inrichten<br />

„voor een opnieuw te formeeren colonne van de tegenwoordige sterkte.<br />

„Tegen contante betaling zal de bevolking voldoende materialen<br />

„leveren. Ik maak m<strong>org</strong>en een tocht naar Ajer-Alang ook ter over-<br />

„brugging van de Pengapit. De cavalerie zend ik dan terug. Zoo mijn<br />

„voorstel wordt goedgekeurd, kan de rest der colonne overm<strong>org</strong>en huis-<br />

„waarts keeren."<br />

's Avonds losten vijanden van den Gle-Kambing eenige schoten op<br />

het bivak — zonder iemand te raken.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en kwam een antwoord van den Chef van den<br />

Staf, dat de wd. Gouverneur het maar beter vond, dat alle troepen<br />

terugkeerden. Hij wilde niet vooruitloopen op eene later door den<br />

nieuwen Gouverneur te nemen beslissing tot vestiging.<br />

In zijn weder-antwoord op dit schrijven lichtte de Overste van<br />

Heutsz de urgentie van het vasthouden van Indrapoeri nogmaals toe<br />

en gaf in overweging daarvoor de compagnie van Thiel, van het 14* Bataljon<br />

te bestemmen.<br />

Met 4 compagnieen, de sectie Berg-artillerie en de genietroepen ging<br />

men ten 7 u. v.m. langs den kortsten weg naar de Kroeng-Pengapit.<br />

9 u. 30' daar aangekomen, rukten de beide compagnieen van het<br />

6* door naar Ajer-Alang om op alle roerende goederen beslag te leggen.<br />

De overige dekten de werkzaamheden der genie aan de brug, n.l de<br />

artillerie en eene compagnie op een heuvel ten westen van den overgang,<br />

eene compagnie onmidddlijk bij de werkers.<br />

Van Ajer-Alang had zich tot dusverre noch de Imam T. Tjoet-Ali<br />

Lam-Karong, noch een enkele wakil gemeld. De Imam had wel al<br />

eens een brief geschreven, dat hij komen zou.<br />

Onze troepen had men thans niet meer verwacht, dat bleek ook daaruit,<br />

dat er veel volk aan den sawah-arbeid was.


143<br />

Voor eene waarde van 400 dollars aan vee, wapenen en koperwerk<br />

werd in beslag genomen en overgegeven aan den assistent-resident, die<br />

den bewoners, die zich bij hem meldden, duidelijk maakte, dat hunne<br />

hoofden, de schuld van de beslaglegging droegen.<br />

Na 5 uur werkens was de genie gereed met een oeverbrug van<br />

klapperstammen ter lengte van J^ 14 Meters.<br />

3 u. n.m. kon de terugmarsch worden aanvaard, en twee uur later<br />

was de troep doornat te Indrapoeri. Geen schot was er dien dag<br />

gevallen.<br />

De cavalerie had 's m<strong>org</strong>ens twee uur noodig gehad om haar paarden<br />

over de Atjeh-rivier te brengen. Na te Samahani een kleine en te Lam-<br />

Baroe een groote rust gehouden te hebben, was zij 3 u. 30' n.m. te<br />

Koeta-Radja.<br />

De colonne-commandant vond bij zijn thuiskomst te Indrapoeri het<br />

bericht, dat zijn voorstel door den wd. Gouverneur was goedgekeurd<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en zou de colonne dan huistoe gaan, maar de<br />

rivier bleek buiten haar oevers getreden en de stroomsnelheid zoo groot,<br />

dat zelfs de overtocht met prauwen ondoenlijk was.<br />

De colonne-commandant besloot daarom met den troep via Pieng-<br />

Montassik en Senelop naar Koeta-Radja te marcheeren en de 3* com­<br />

pagnie 6' Bataljon te Indrapoeri te laten met opdracht over Samahani<br />

huiswaarts te gaan, zoodra het der compagnie van Thiel gelukt was,<br />

de Atjeh-rivier over te steken<br />

Voor den bivak-commandant werd eene instructie achtergelaten,<br />

waarin o m bepaald was, dat hij tegen contant geld zooveel materiaal<br />

van de bevolking moest inkoopen, dat een behoorlijk bivak voor 6 com­<br />

pagnieen ; nfanterie, 2 pelotons-cavalerie, 1 sectie Berg-artillerie, 1 sectie<br />

genietroepen, 2 ambulances en 250 dwangarbeiders kon gebouwd wor­<br />

den, waarin dan alien behoorlijk onder dak waren.<br />

In de kampong nabij de Masdjid mochten geen Atjehers worden<br />

toegelaten.<br />

Toen de compagnie van Thiel ten 7 u. 15' v.m. bij het overgangs-<br />

punt kwam, riep men haar toe voorloopig naar Samahani terug te gaan,<br />

en zoodra de waterstand zulks gedoogde, de compagnie Jansen te komen<br />

aflossen.<br />

De colonne ving ten half acht haar marsch aan, trok ten 10 u v.m<br />

over de Kroeng-Anak, bereikte 11 u. v m. Pieng, zonder dat nog een


144<br />

schot gevallen was. Van hier over de Aloer-Lang naar Pantai-Karang<br />

gaande, kwamen wat vijanden uit het heuvelterrein van den kant van<br />

Bagoeng en Boeng-Ajan opzetten en beschoten de achterhoede, zonder<br />

resultaat.<br />

Niet verder verontrust, kwam men 's middags 4 uur te Lam-Baroe,<br />

per stoomtram ging men door naar den kraton.<br />

Aan munitie was tijdens de excursie verbruikt:<br />

5336 patronen van 6 5 m.M , 5535 id van 1 1 m.M en 165 Karabijnpatronen,<br />

voorts 15 G en 24 G. K T.<br />

Behalve de luitenants Dijkstra en de Koningh, waren 7 minderen<br />

niet levensgevaarlijk gewond. Een Europeesch zieken-oppasser pleegde<br />

zelfmoord in het bivak te Indrapoeri.<br />

Kon dus de afloop der tocht bevredigend heeten, een kwaad gevolg<br />

was, dat van de deelnemers niet minder dan 157 man met typhus<br />

(of typhus abdominalus) in het hospitaal moesten worden opgenomen,<br />

waarvan een groot deel ten slotte geevacueerd werden. Bovendien<br />

meldden zich niet minder dan 16 officieren ziek.<br />

Gedurende de afwezigheid der colonne, had de te Indrapoeri achter­<br />

gelaten bezetting niet stil gezeten<br />

Zoo rukte den 4'" November eene patrouille van 3 officieren en 105<br />

bajonetten uit, om het terrein zuid-westwaarts van de Masdjid te door-<br />

zoeken. Na eerst tot de Kroeng-Lang-karoeng te hebben gemarcheerd,<br />

ging zij langs den linker-oever van die rivier naar het gebergte.<br />

Daar schoot zij van een bendetje van 7 Atjehers er 2 neer en ver-<br />

brandde een drietal nederzettingen. Langs het voetpad, dat van Tjot-<br />

Tjoet naar Long-Lemoh leidt, keerde zij huiswaarts.<br />

6 November ging eene afdeeling van gelijke sterkte via Long-Lemoh<br />

naar het gebergte. Door vuur verdreef zij een bende van 12 tot 15<br />

man en ruimde een zevental hutten op.<br />

Na een paar K. M. in het gebergte te hebben afgelegd, werd het<br />

er voor dien dag bij gelaten.<br />

Den 10'" November was het water in de Atjeh-rivier zoover gedaald,<br />

dat de compagnie van het 14' het bivak kon bereiken, waarop die van<br />

het 6* naar Koeta-Radja terugging<br />

De kleine patrouilles, die van Kroeng-Raba, Tjot-Mantjang of de<br />

posten uitgingen — meestentijds om opnemers te dekken, stietten maar<br />

hoogst zelden op tegenstand.


GENERAAL-MAJOOR C. P. J. VAN VLIET.


145<br />

Het korps-marechaussee maakte den 4*" eene verkenning in de IX<br />

Moekims en in het Lamkraksche met het oog op eene vo<strong>org</strong>enomen<br />

excursie naar het aangrenzende gebergte. Verschillende hutten — bij<br />

vorige gelegenheden verbrand — waren weer opgebouwd.<br />

De eigenlijke tocht vond 8 November plaats.<br />

Ten 1 u. 45' v.m. vertrok eene colonne — bestaande uit het korpsmarechaussee,<br />

2 compagnieen 6* Bataljon en eene ambulance derwaarts,<br />

teneinde de vijandelijke nederzettingen in het gebergte bij Biloel opnieuw<br />

op te ruimen.<br />

Even ten oosten van Tjot Lam-Bakam, splitste de colonne zich.<br />

Twee afdeehngen gingen, met eene tusschenruimte van 1 K. M., het<br />

gebergte in, tot een "der waterscheidende ruggen bereikt was, een derde<br />

doorzocht het binnen die marschlijnen gelegen terrein.<br />

Slechts een Atjeher schoot op den troep en toen hij nagezet werd,<br />

stiet men op een ander, die met Beaumontgeweer, leergoed en munitie<br />

in onze handen viel.<br />

Elf huizen waaronder een vrij groot, waren verbrand.<br />

9 u. v.m. begon de afdaling, tegen twaalf uur s' middags was de<br />

colonne in de valid verzameld. De Eur. Serg. Grebner, No. 27589,<br />

was van uitputting op een der toppen bezweken.<br />

Het omlaag brengen van zijn stoffelijk overschot vorderde bijna drie<br />

uur tijds.<br />

4 u. 30' n.m. kon de colonne per extra tram van Lam-Peneroet naar<br />

Koeta-Radja worden vervoerd.<br />

IV HOOFDSTUK.<br />

Den 8*" November kwam te Oleh-leh, de nieuwbenoemde Civiel en<br />

Militaire Gouverneur, de kolonel C. P. J. van Vliet aan. (')<br />

Zoowel bij het debarkement, als brj den intocht in Koeta-Radja, werden<br />

de gebruikelijke eerbewijzen gedaan.<br />

Het kwam den nieuwen chef te stade, dat hij, als oud chef van den<br />

staf, van de meeste zaken goed op de hoogte was.<br />

Zooals we zagen, moest hij toch al dadelijk zijne meening zeggen,<br />

omtrent het al dan niet bezet houden van Indrapoeri.<br />

De officieele overgave van bestuur had den 17 e " November plaats.<br />

De kolonel van Vliet verklaarde daarbij op den thans ingeslagen weg<br />

(') Voor de Instructie: Zie bijlage III.<br />

10


146<br />

te zullen voortgaan, en de vijandelijke benden, rusteloos te zullen doen<br />

vervolgen, om daardoor de rust en vrede wenschende en goedgezinde<br />

bevolking tegen mollest van de zijde dier benden te beschermen en langzamerhand<br />

aan het verzet tegen ons gezag een einde te maken.<br />

Dat de nieuwe Gouverneur den toestand nu juist met zoo rooskleung<br />

vond, blijkt wel uit het eerste door hem ingediende politieke verslag,<br />

waarin wij aangeteekend vinden: „dat ondanks ons onafgebroken<br />

„optreden, de oorlogspartij nog in het verzet bleef volharden, en wij den<br />

„brand nog niet meester waren, het vuur integendeel weer aangewakkerd<br />

„werd, door een onlangs van Mekka teruggekeerden aanverwant van<br />

„wijlen Sech Saman di Tiro, terwijl nog geen der gezaghebbende leden<br />

„van de hoeloebalangs geslachten der Polims, BaidS en Tjihik-Montassik,<br />

„hunne onderwerping aanboden; dat Toekoe Oemar weder het hoofd<br />

„begon op te steken, blijkende uit den vrij hevigen tegenstand, die onze<br />

„troepen bij den tocht naar Lepong op den 12 en November t. v. on-<br />

„dervonden."<br />

Het ageeren tegen de benden, zou om deze redenen onafgebroken<br />

worden voortgezet, te meer, wijl het te verwachten was, dat zij zich na<br />

den padidogst in het bijzonder zouden gaan roeren.<br />

Wat was er den 12*" in Lepong vo<strong>org</strong>evallen?<br />

Eenige dagen te voren hadden zich Toekoe Radja-Hitam en Ketjihiq-<br />

Oemar bij den post-commandant van Lam-Djamoe vervoegd met de<br />

mededeeling:<br />

„De Atjeher Mat-Said van Lohong had hun het bericht gebracht,<br />

„dat Oema het plan koesterde, den 12*" door een dozijn panglima's<br />

„en 300 strijders onder Toekoe Aroen een inval te laten doen in de<br />

„VI Moekims."<br />

2 compagnieen van het 12* Bataljon, te zamen 6 officieren en 189<br />

bajonetten sterk, maakten daarop eene verkenning in Lehong tot aan de<br />

Kroeng-Djanten-Perak, maar ondervonden niets bijzonders.<br />

Een paar hinderlagen voor den Gle-Loedah-pas ontwaarden al evenmin<br />

iets van een vijand.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en ging de bivak-commandant — de Overste G. F.<br />

Soeters, er zelf heen, weer met 2 compagnieen, d. w. z. 4 u. 15'v.m.<br />

marcheerde eene compagnie Europeanen, ter sterkte van 4 officieren en<br />

99 Europeanen af, met opdracht zich aan de noordzijde van de Kroeng-<br />

Djanten-Perak in tweeen te splitsen.


147<br />

Een peloton moest langs den voet van het • gebergte zuidwaarts<br />

trekken, en het andere door de kampongs zijne richting op Masdjid<br />

Lepong nemen, om vandaar oostwaarts om te buigen naar het gebergte<br />

teneinde zich met het 1* peloton te vereenigen en de verkenning in de<br />

vallei van de Kroeng-Lepong voort te zetten.<br />

De 2' compagnie, waarbij de bivak-commandant, was 4 officieren en<br />

94 minderen sterk, en marcheerde 5 u. v.m. naar den Gle-Loedah-pas<br />

en verder rechtstreeks op Masdjid Lepong aan. Zij zou beproeven,<br />

daar de rivier over te gaan en dan stroomopwaar's, in verband met den<br />

eerst uitgezonden troep, de verkenning te vervolgen naar Lam-Oesa, tot<br />

een brug, die hoogerop over de nvier moest hggen en voorts naar Panton (1).<br />

De kampongs bleken meerendeels nog onbewoond; langs den voet<br />

van het gebergte, trof men nieuw opgetrokken nederzettingen aan, alsmede<br />

een paar padischuren. 1000 M. oostwaarts van de Masdjid, waren<br />

mannen aan den sawah-arbeid.<br />

Alles had dus een vreedzaam aanzien, maar toen het peloton, dat<br />

de kampongs doorzocht, oostwaarts omboog naar het gebergte, kreeg het<br />

van een heuvel, midden in de sawah, vuur. Eene sectie beantwoordde<br />

dat, terwijl de andere onder den 1'" Luitenant O. W. Gobius de sawah<br />

ov^rstak, om een hoogterand te bereiken.<br />

Hierbij kreeg deze officier een schot in het hoofd en was onmiddellijk<br />

dood. De Eur. fuselier Pierot, No. 39066, kwam er met een<br />

schampschot af.<br />

De sectie, die, om te kunnen vuren, achterbleef, sloot zich bij de<br />

andere aan.<br />

Inmiddels had de 2' compagnie tegen 8 u. v.m. de Masdjid bereikt<br />

en vond de brug bij Lam-Sinia verdwenen. Van eene nieuwe overbrugging<br />

over den 12 Meter breeden stroom, kon op het moment geen<br />

sprake zijn.<br />

Het vuur in de sawah hoorende, zond de commandant achtereenvolgens<br />

twee secties ter hulpe en wel langs den rechteroever, met speciale<br />

opdracht om den eersten den besten overgang ook vast te houden.<br />

De vijand trok zich intusschen naar de berghellingen terug en vuurde,<br />

van achter de rotsblokken, op de nader komende troepen.<br />

De commandant zag wel, dat een doorzetten op beduidende verliezen<br />

zou komen te staan en gelastte te 10 u. 30' v.m. op de Masdjid<br />

(1) Aan de Kr. Saramameh ter hoogte van de S. van dien naam -- Kaart 1 : 75.000.


148<br />

terug te gaan, na een pas ontdekte versterking, met eenige daarbij gelegen<br />

huizen — die tot Lam-Oesa behoorden — te hebben verbrand.<br />

Van de Masdjid ging een peloton vooruit om eene versterking bij de<br />

Kroeng-Djanten-Perak te bezetten; de Europeesche compagnie zou de<br />

hoofd-colonne en het 2* peloton der inlandsche compagnie de achterhoede<br />

vormen.<br />

Die hoofd-colonne, de Kroeng-Djanten-Perak bijna gepasseerd zijnde,<br />

vielen er plotseling eenige schoten, afgegeven door eene bende, die<br />

zich in de duinen en het bedekte terrein, aan gene zijde der lagune<br />

genesteld had.<br />

Dadelijk kregen wij weer een paar zwaar gewonden; daarbij kwam,<br />

dat de lagune te diep was om doorwaad te worden, en men den vijand<br />

dus ook niet te lijf kon gaan.<br />

Toen de achterhoede daartoe niettemin pogingen in het werk stelde,<br />

ging het grootste deel der bende op de vlucht — helaas bleven een paar<br />

goede schutters standhouden. De troep, hare stellingen verlatend, kreeg<br />

daarop nog twee doodelijk getroffenen, zoodat men te 5 u. 15' n m.<br />

met vier dooden, twee zwaar en twee hchtgewonden te Kroeng-Raba<br />

binnenkwam.<br />

Volgens latere berichten, stonden de vijandelijke benden onder den<br />

reeds vroeger genoemden Toekoe Amat e.i onder Pang-Den, Pang-<br />

Bintang en Wakil Amin, alien lieden van Lepong, die in Panton thuis<br />

hoorden.<br />

Bij Masdjid Lepong hadden de onzen 22 vijanden tegenover zich<br />

gehad en bij de Kroeng-Djanten-Perak slechts 17.<br />

16 November werd de bezetting van Kroeng-Raba, door drie compagnieen<br />

van het 6* Bataljon met hulpwapens afgelost.<br />

In Tjot-Mantjang had de Imam van Hoho, Toekoe Bintang, een<br />

bericht gebracht, dat zich in den nacht van 14 op 15 November, eene<br />

bende van Polim, ter sterkte van 200 Pedireezen en lieden van Pasei,<br />

in het gebergte bij Koeta Ba 4 -Teue had neergelaten.<br />

Teneinde, buiten de rivieren om, een weg naar die plek te zoeken,<br />

rukte den volgenden m<strong>org</strong>en een troep ter sterkte van 1'/2 compagnie uit.<br />

Wel werd het gebergte bereikt, maar vijanden waren niet ontdekt.<br />

Intusschen was gebleken, dat de Blang-Bintang geheel onder water stond,<br />

terecht besloot men met eene excursie op eenigszins groote schaal te<br />

wachten, tot het terrein weer begaanbaar zou zijn.


149<br />

In den vroegen m<strong>org</strong>en van den 19 den November doorzocht het korps<br />

marechaussee de Batoe-Mengkoerah (1). Op den top vond men een<br />

nieuwe pondok, maar van vijanden werd men alleen iets gewaar, toen<br />

tegen zes uur van een verwijderden top een achttal schoten vielen.<br />

Naar aanleiding van een bericht, dat in het gebergte, tusschen Batoe-<br />

Lintang en Mampreh eene groote chandoeri (2) zou worden gegeven ter<br />

voorbereiding van nieuwe aanvallen der partij van verzet, toog den volgenden<br />

m<strong>org</strong>en ten 1 1 uur het 3* Bataljon derwaarts.<br />

Aan den bivak-commandant van Samahani was terzelfdertijd opgedragen<br />

bij Tengkoe di Liweng eene stelling in te nemen, om naar die zijde<br />

vluchtende vijanden afbreuk te doen.<br />

Vergezeld van den wd. Controleur der XXII Moekims, ging het<br />

bataljon via Lam-Baroe, Anak-Galoeng, Sibreh, Rahat, Loetoe, rechtstreeks<br />

naar de nieuwe nederzetting van Toekoe Tjoet-Lam-Tengah,<br />

waar inderdaad alles voor het feest in gereedheid werd gevonden.<br />

Groote bakken met rijst en vleesch kwamen in handen van de<br />

ongenoode gasten, evenals een achterlaadgeweer, vijf voorlaadgeweren<br />

en een donderbus.<br />

Ons kostte die affaire een viertal gewonden, de verliezen in personeel<br />

van den vijand bleven onbekend<br />

Ook de compagnieen van Samahani kregen nog een gewonde in<br />

hunne stelling, die overigens geen resultaat opleverde.<br />

Toekoe Ali-Baid had zich volgens zegslieden van den Controleur<br />

uitgelaten, niet te zullen terugkeeren, zoolang zijn vader verbannen bleef,<br />

terwijl T. Tjoet-Lam-Tengah, T. Gedong en de Imam van Lam-Lheiie,<br />

op strenge straffen, het slechten van bentengs en het in orde maken<br />

van wegen en bruggen verboden hadden.<br />

Op een bericht, dat zich in kampong Djoeroeng Baterieng—1000<br />

Meter zuidwest van Aloer-Awi gelegen — eene kleine bende had genesteld,<br />

omsingelde de bivak-commandant van Samahani, tegen het aanbreken<br />

van den dag, op 22 November bedoelde kampong.<br />

Alleen wat blanke wapens en munitie vormden den buit, terwijl bij het<br />

verbranden van een der huizen eene groote hoeveelheid munitie ontplofte.<br />

Een paar berichten van Toekoe Radja-Hitam, dat zich in het Paranggebergte<br />

strijders van Oemar ophielden, bleken onjuist te zijn; wel<br />

(1) Z. W. van den Gle Broee (Kaart 1 : 75.000).<br />

(2) Feestmaai.


150<br />

scheen de invloed van onzen ex-hoofdpanghma in Lohong weer gaan-<br />

deweg te groeien.<br />

De ongunstige weersgesteldheid en even ongunstige gezondheidstoe-<br />

stand der troepen, stond evenwel eene flinke actie in den weg. In som-<br />

mige bivaks achtte men het zelfs noodig te bepalen, dat alleen in dringende<br />

gevallen mocht worden uitgerukt. Dat was bijvoorbeeld het geval in<br />

Tjot-Mantjang, door de soldaten, vrij teekenend, Tjot-Modder, genoemd.<br />

24 November nam de Civiele en Militaire Gouverneur, vergezeld van<br />

den gewestelijk eerstaanwezend genie-officier den Gle-Loedah-pas in<br />

oogenschouw, met het oog op een daardoor aan te leggen weg.<br />

De marechaussee's lichtten op het bericht, dat zich in kampong Lam-<br />

Baroe, Moekim Lamkrak, kwaadwilhgen bevonden, de geheele mannelijke<br />

bevolking op. Bij schifting haalde men er werkelijk een drietal bendeleden<br />

uit.<br />

Het 12* Bataljon, onder den Luitenant-Kolonel Soeters, rukte 29<br />

November uit, om in Tibang-Poei en Birah, bij Ba'-Dilip, naar de op<br />

17 April t. v. verloren gegane stukken, n. 1. een kanon van 7 c.M.<br />

Veld, een mitrailleur en een Coehoorn-mortier te zoeken.<br />

Bij Senelop splitste de colonne zich. De 4' en 5* compagnie onder<br />

den Majoor H. A. L. Wichers gingen naar Tibang-Poei, de rest onder<br />

den korps-commandant naar Lam-Birah en de benteng Koelam te Madjat.<br />

10 u. 40' v.m. openden eenige Atjehers hun vuur op de troepen, die<br />

de oostzijde van Lam-Birah bezet hadden en bez<strong>org</strong>den ons een gewonde.<br />

De colonne Wichers vond het veldstuk in een poel nabij het nipah-<br />

bosch van Tibang-Poei, later vischte men daar ook de Coehoorn-mortier<br />

op, maar de mitrailleur was nergens te \inden.<br />

Het kampong-hoofd van Tibang-Poei en meerdere inwoners van Lam-<br />

Birah, die geweigerd hadden inlichtingen te verstrekken, werden gevan-<br />

kelijk naar Koeta-Radja gebracht, waar de colonne ten 6 u. 30' n m<br />

hare kwartieren weer opzocht.<br />

De gedwongen rust onzer troepen hield in de maand December nog<br />

aan, wat orde en rust in het pas bezette gebied nu niet direct in de hand<br />

werkte. Nabij Indrapoeri, was de vijand zoo brutaal om in den nacht<br />

van 30 November op 1 December, de staaldraadkabel van een der<br />

prauwen door te kappen en het vaartuig zelf tot goeden buit te ver-<br />

klaren. Later bleek, dat het naar de Kemiroe was opgevoerd


151<br />

Ons relaas over de krijgsverrichtingen in het 2' semester zou hier<br />

gevoegelijk kunnen eindigen; terwille van de volledigheid, zullen evenwel<br />

de tot ultimo December vo<strong>org</strong>evallen bijzonderheden nog worden aangestipt.<br />

Het tijdperk van 1 tot en met ultimo December.<br />

Alweer waren het volgelingen van T. Tjoet-Lam-Tengah, die in het<br />

heuvelterrein, nabij Batoe-Lintang eenige nieuwe versterkingen oprichtten<br />

Onder leiding van den post-commandant van Tjot-Goee, trok eene<br />

patrouille van 6 officieren en 200 man, uit de linie, daarheen, om die<br />

op te ruimen.<br />

Eene kleine bende van 15 a 20 man zat hen op te wachten, maar<br />

vond het toch geraden bijtijds de plaat te poetsen.<br />

Zes koeta's werden gesloopt en verbrand en met een voorlader en<br />

wat blanke wapens als buit, kon men huiswaarts gaan.<br />

De bezettingen van Samahani en Indrapoeri werden door het 9* Bataljon<br />

vervangen en 2 December kwam er ook eene telefonische verbinding<br />

met Indrapoeri tot stand.<br />

Dat ook de nieuwe Gouverneur zich ten gunste van de definitieve<br />

bezetting van dat punt had uitgesproken, bleek uit het feit, dat de bouw<br />

van het bivak met kracht werd voortgezet.<br />

Onder de Europeanen van het 9* Bataljon kwam nog al cholera<br />

voor, weshalve de 1* compagnie den 5*" December door eene nog niet<br />

aangetaste Inlandsche compagnie was vervangen en zoo bestond het<br />

garnizoen daar, uit twee compagnien Javanen.<br />

Van Polim kwam bericht, dat hij zijn roerende have naar de VII<br />

Moekims Pedir had doen overbrengen en steeds voortging, de bevolking<br />

tot verzet aan te sporen en te bedreigen, zoodat weer tal van bentengs<br />

bij Moeroe, Gleieng en in de Moekim Lam-Loot waren opgericht.<br />

Aan eene bende van Oemar, was het den 3*" gelukt, zich bij Naga<br />

Oembang in de IV Moekims te nestelen.<br />

Eene onmiddellijk derwaarts gezonden detachement, kreeg bij die<br />

plaats uit het bedekte terrein deboucheerend, vuur uit eene naar schatting<br />

100 M. boven den beganen grond in den steilen rotswand aanwezige<br />

schuilplaats, waardoor de Atjehsche gids gedood werd.<br />

De beide voorste sectien, vonden dekking in den dooden hoek, de<br />

derde, die 's vijands vuur beantwoordde, bekwam twee gewonden.


152<br />

Te vergeefs zocht men een pad naar de grot, en toen de bende<br />

groote steenen naar omlaag deed vallen, achtte de patrouille-commandant<br />

het beter zijne menschen in Naga-Oembang terug te trekken en den<br />

chef in Kroeng-Raba van een en ander door een Atjeher te doen<br />

kennis geven.<br />

Deze kwam met een tweede detachement te hulp, maar toen men<br />

ten slotte het terrein doorzocht, bleek de vijand verdwenen te zijn.<br />

Den volgenden dag hernieuwden een tweetal afdeehngen het onderzoek,<br />

n. 1. eene aan de zuidelijke helling van den Gle-Raba en eene<br />

bij Naga-Oembang.<br />

Na het hoogste punt bereikt te hebben, daalde de eerste afdeeling<br />

in de richting van de schuilplaats af. Op J^ 100 M. bleek eene<br />

steenen versterking te liggen, 20 Meter hooger eene observatiepost,<br />

vanwaar alle troepenbewegingen uit het bivak Loh-Nga konden worden<br />

waargenomen.<br />

Van vijanden bespeurde men niets. Van een der bendeleden, die<br />

kort daarop bij passenvisitatie gearresteerd werd, vernam men, dat een<br />

zekere Teungkoe Pakeh Lam-Pisang, aanverwant van Teungkoe di Tiro,<br />

de chef der bezetting van die verheven sterkte, was geweest.<br />

In de VII Moekims Baid en de V Moekims Montassik woedde<br />

inmiddels de cholera voort; begiijpelijk onthield men zich daar van<br />

troepenbeweging en de vijand bepaalde zich tot het beschieten der<br />

transporten, tusschen Samahani en Indrapoeri en het rooven van telefoondraad<br />

bij Anak-Gle.<br />

Hoofdbedrijver van die baldadigheden was de bekende Toekoe di<br />

Gedong.<br />

Op aanwijzing van den hoeloebalang der IX Moekims, T. Neq Imam,<br />

arresteerde eene patrouille 9 December een panglima van Toekoe Rajoet<br />

Daroe, Pang Gani, geheeten.<br />

Ook T. Radja Lam-Ilir wilde van zijne goede gezindheid blijk geven<br />

en deelde mede, dat Teungkoe Ma'-ld-zoon van Teungkoe di Tiro,<br />

in de heuvels bij Anak-Gle zat.<br />

In allerijl gingen er zoowel van Samahani als van Indrapoeri patrouilles<br />

heen, maar vonden den vogel gevlogen.<br />

Hij zou zich naar de heuvels zuid-west van Lam-Krak hebben verplaatst,<br />

maar daar had men den volgenden dag al evenmin succes.<br />

15 December meldde zich de Imam van Pieng bij den commandant


153<br />

te Tjot-Mantjang. Met hem hadden nu alle autoriteiten der V Moekims<br />

Montassik, behalve de hoeloebalang hunne opwachting bij het bestuur<br />

gemaakt.<br />

Deze riep den 18* n d. a. v. al zijne ondergeschikte Imams naar<br />

Koeta Ba'-Teue op.<br />

De wd. Controleur, wien zij hiervan kennisgaven, wilde hun alleen<br />

vergunnen met Toekoe Tjihiq eene ontmoeting in een der kampongs<br />

te hebben, indien deze zich wilde onderwerpen, maai- daarin had onze<br />

vriend nog geen zin.<br />

Het bekende bendehoofd Habib Samalangga, die ook in die streken<br />

huisde, verwisselde het tijdelijke met het eeuwige. Zijn commando ging<br />

over op Habib Mohamad Saleh Tepin Wan, ook bekend onder de<br />

namen Habib Loengkueiing of Habib Mohamad.<br />

Eenmaal met gezag bekleed, meende hij zich nog deftiger titels ook<br />

te moeten toekennen en noemde zich o. m. Habib Sjanf.<br />

Met hem zaten de later, tijdens en na de Pedir-expeditie meer bekende<br />

Teungkoe di Tjot-Pieeng, Habib Hasan Lam Poepoeh en Teungkoe<br />

di Toetoee Garoet te Koeta Ba' Teue.<br />

Op Polim's last hadden de XXII Moekims in het onderhoud van<br />

de heeren en hunne trawanten te voorzien, de VII Moekims Baid,<br />

bez<strong>org</strong>den de verpleging der benden nabij Anak-Gle.<br />

De bovengenoemde Habib Lam-Poepoeh, was een uit Pedir afkomstige<br />

Arabier, die zich vervanger van den vroeger gesneuvelden Habib<br />

Lhong noemde.<br />

Eene van Tjot-Mantjang ondernomen patrouille zag zich bij Ba'-Dihp<br />

beschoten. De toestand der sawahs liet niet toe, den vijand te verdrijven.<br />

De XXVI Moekims hidden zich kalm. Toekoe Tjoet-Toengkoeb<br />

en de kortelings uit Pedir teruggekeerde Po Tjoet Ma'-Tahir, rustten<br />

in het oostelijke heuvelterrein een wijle van de vermoeienissen uit.<br />

Eene patrouille ond'r den postcommandant van Lam-Reng, den 1'"<br />

Luitenant H. J. Hillebrandt, ter sterkte van 4 officieren en 120 bajo-<br />

netten, richtte zich den 22'" December naar Batoe-Lintang, en kwam<br />

tot de ontdekking, dat op de plaats, waar kort te voren acht huizen<br />

waren verbrand, reeds vijf nieuwe woningen prijkten. Natuurlijk legde<br />

men die opnieuw in de asch, blijkbaar niet ten genoege van de eige-<br />

naars, die den troep op den terugmarsch nog drie gewonden wisten<br />

toe te brengen.


154<br />

De hoofden van verzet in het Indrapoerische bleven zich weren.<br />

Iederen dag was de telefoonlijn vernield. Den 22'" verloste eene bende,<br />

de Atjehers, die met het transport naar Indrapoeri belast waren, van<br />

het dagelijksche brood en vleesch.<br />

Eene terstond uitgerukte patrouille achterhaalde alleen een deel van<br />

het vleesch.<br />

's Avonds werd het bivak beschoten. De 1'Luitenant J. L. E. Franssen,<br />

kreeg daarbij een schampschot.<br />

Westelijk van Aloer-Awi verbrandde men den 27'" de nederzetting<br />

van Ali-Baid en wel ten kostte van een gewonden inlandschen fuselier<br />

onzerzijds.<br />

Teneinde in die streken meer macht te kunnen ontwikkelen en ook<br />

om Koeta Ba 4 -Teue weer eens onder handen te kunnen nemen, kreeg<br />

de bezetting van Indrapoeri den 28'" December eene blijvende versterking<br />

van een Europeesche- en eene Inlandsche compagnie.<br />

's Middags 3 uur bij Gle-Kambing aankomende, bleek de rivier te<br />

bandjiren.<br />

Voor het overzetten van den troep was dat een groot bezwaar, niettemin<br />

het ging, hoewel langzaam, totdat op een gegeven oogenblik de<br />

ijzeren stang, waarmede de haspel van het windas werd vastgezet,<br />

doorboog.<br />

De haspel raakte los en daarmede kabel en pont. De laatste zonk<br />

door het gewicht van den kabel. Alle opvarenden raakten te water<br />

maar wisten zich te redden, behalve de Eur. fuselier Nellen, No. 30718,<br />

die met tal van goederen, door den sterken stroom werd medegesleurd.<br />

Onder bewaking van 2 officieren en 60 bajonetten bleven de meeste<br />

vivres en goederen 's nachts aan de overzijde der rivier.<br />

Ook Toekoe Oemar scheen troepenversterking uit het Meulaboesche<br />

te hebben verkregen en vierde die gebeurtenis met eene chandoeri en<br />

het zenden van eene bende naar de IV Moekims.<br />

Deze kwam den 28 en , nabij Batoe-Mergati in vuurgevecht met eene<br />

patrouille van Kroeng-Raba, waartegen zij het blijkbaar niet kon houden,<br />

althans zij verdween in het hooge gebergte en was ook voor eene den<br />

volgenden dag uitgezonden afdeeling, die het gebergte ten zuiden van den<br />

Glitaroen afzocht, niet te vinden.<br />

Gelukkig voor de actie begon het weer beter te worden, en kon men


155<br />

er aan denken, met het nieuwe jaar tegen Oemar eene colonne in het<br />

veld te brengen.<br />

Den 1'" Januari vertrok deze, onder aanvoering van den Luitenant-<br />

Kolonel G- F. Soeters, en ter sterkte van het korps-marechaussee, 6<br />

compagnieen infanterie, 1 sectie mortieren van 7 c.M. A, genietroepen,<br />

ambulance en trein naar Lohong<br />

De beschrijving van de verrichtingen dezer colonne, buiten het bestek<br />

van dit werk liggend, zal schrijver zich alleen nog tot enkele, wellicht<br />

niet overbodige, beschouwingen bepalen.<br />

Besluit.<br />

In 1897 verscheen te 's Gravenhage van de hand van een onbekenden<br />

schrijver eene brochure:<br />

„De Toekoe Oemar-Politiek. Inleiding en wording."<br />

De schrijver, die zich als een voorstander dezer politiek doet kennen,<br />

eindigt zijne verhandeling aldus:<br />

„Hoe men over alles, wat sedert Januari 1892 in Groot-Atjeh is<br />

„vo<strong>org</strong>evallen, moge oordeelen, de omstandigheden hadden, zooals die<br />

„door mij zijn medegedeeld, den Generaal Deykerhoff een nieuwen weg<br />

„doen inslaan, om tot de pacificatie van Atjeh te geraken, zonder<br />

„bloedige verliezen van noemensvvaardigen aard en zonder verwoesting<br />

„van het land. Men kreeg door zijn stelsel een gedeelte van de ernstige<br />

„bevolking op onze hand, terwijl van het Indische leger niet meer,<br />

„eerder minder, werd gevergd, dan daarvan tijdens de periode der con-<br />

„centratie was gevorderd.<br />

„Gesteund door de Indische regeering en het Opperbestuur, ging het<br />

„Atjehbeleid dus eene schoone toekomst tegemoet.<br />

,,Men dacht niet anders (1).<br />

„Zonder de onverschoonbare, algemeen bekende onvoorzichtigheid<br />

„van een der militaire onderbevelhebbers in Maart <strong>1896</strong>, die het stelsel<br />

„van pacificatie ondermijnde, zou men in Groot-Atjeh over eenige jaren,<br />

„daarvan een volkomen succes hebben ondervonden, zonder bij de<br />

„bevolking den haat tegen den Nederlander al grooter en grooter ge-<br />

„maakt en een oorlog in het leven geroepen te hebben, die niet bijtijds<br />

„gestaakt wordende, vernietigend voor het Indische leger zal zijn.<br />

(1) In schrijvers omgeving misschien. Zie mijne beschouwingen op bladzijde 24 —<br />

le Deel.


156<br />

,,Wat gebeurde er verder — zal men mij vragen — tijdens het bestuur<br />

„van Generaal Deykerhoff over Atjeh, hoe ontwikkelde zich zijn stelsel<br />

,,in 1894 en 1895, hoe was het verloop daarvan?<br />

„lndien het resultaat van de sedert April <strong>1896</strong> voor Groot-Atjeh<br />

„aangenomen gedragslijn en van den tegenwoordigen oorlog mij niet<br />

„spoedig in het gelijk stelt — dat ik niet hoop, maar mij de moeite zou<br />

„besparen, om door cijfers en feiten aan te toonen, dat men over die<br />

„jaren in Groot-Atjeh eene hoopvolle toekomst te gem'oet ging — dan zal<br />

„ik nogmaals de pen opnemen, om de geschiedenis der Toekoe Oemar<br />

„pohtiek te voltooien, het aan den onpartijdigen lezer overlatende, voor<br />

„zich zelf de conclusie te maken, welk stelsel van pacificatie beter moet<br />

„genoemd worden: het tegenwoordige of het vorige."<br />

Sedert dat geschreven vvetd, zijn zestien jaren voorbijgegaan — en de<br />

schrijver zweeg, schoon het resultaat van „den sedert April <strong>1896</strong> voor<br />

,,Groot-Atjeh aangenomen gedragslijn", dat zwijgen zeker niet motiveert.<br />

Is hij door de uitkomsten wellicht van zrjne ingenomenheid met de<br />

„Toekoe Oemar poliliek" genezen?<br />

Zijne voorspelling, dat de nieuw ontbrande krijg tot vernietiging van<br />

het Indische Leger zou leiden, is al heel slecht uitgekomen.<br />

Juist door dien krijg, heeft dat <strong>org</strong>aan — dank ook eenige voortreffelijke<br />

aanvoerders — het vertrouwen in zich zelf teruggekregen, het heeft een<br />

verjongingskuur ondergaan, veranderde van een gebroken grijsaard in een<br />

kloek man, zijn kracht bewust.<br />

Die bate alleen kan ons reeds verzoenen met het feit, dat de omstandigheden<br />

leidden tot een breken met het systeem, waarbij onze<br />

troepen als toeschouwers fungeerden en Atjehsche hulpbenden de kastanjes<br />

uit het vuur haalden, waarbij tevens het wachtwoord voor onze<br />

aanvoerders, ,,geen gewonden krijgen", alle offensieve kracht en energie<br />

doodde.<br />

Werd er ooit oorlog gevoerd, zonder dat er bloed vloeide?<br />

Met zekere voldoening releveert schrijver het feit, dat tijdens de<br />

Oemar-periode zooved minder van het leger werd gevergd dan vroeger,<br />

alsof niet juist dat toekijken en stilzitten de moreele depressie in de<br />

hand werkten en oorzaken waren van groote hospitaalverliezen (2).<br />

„Meester zal hij zijn, die de kloekste is", (1) alzoo onze bekende<br />

(1) Vide het artikel in het Atgemeen HandehblaJ. Avondblad 25 Mei 1903.<br />

(2) Zie de ..verschillende gegevens" hierachter.


157<br />

Coen en de jaren, die achter ons liggen, hebben de waarheid dier<br />

woorden opnieuw bevestigd, zoodat we ten slotte „dien militairen onder-<br />

„bevelhebber, die door zijn onverschoonbare onvoorzichtigheid in Maart<br />

,,<strong>1896</strong> het stelsel van pacificatie ondermijnde" erkentelijk moeten zijn,<br />

dat zijn stoot het „Toekoe Oemar pohtiek" kaartenhuisje, ineen deed<br />

storten.<br />

Zijn daad schudde met alleen het leger, maar ook het bestuur wakker<br />

uit den jarenlangen dommel.<br />

Dat bestuur begon ook te begrijpen, dat het uit moest zijn met 1amlendigheid<br />

en sleur en dat, waar slechts werd aangepakt — vioeger vermeende<br />

onoverkomelijke bezwaren werden overwonnen.<br />

En al is dan tegenwoordig nog niet alles, zooals 't wezen moet, al<br />

wenschen de vooruitstrevenden onder ons meerdere — en zeer wel mogelijke<br />

— energie, demand zal de talrijke verbeteringen en den enormen<br />

vooruitgang in ons koloniaal beheer kunnen ontkennen.<br />

Bijna overal in den archipel, waar inlandsche vorsten niet genegen<br />

of bij machte bleken, om hunne heerschersplichten naar behooren te<br />

vervullen, werden met behulp van hetzelfde leger, dat „in 1884 te<br />

zwak werd geacht om in Groot-Atjeh eene stelling te handhaven als<br />

sedert 1878 en '79 was ingenomen" en dat van '94 — '96 uitrukte met<br />

een schild van z. g. bevriende Atjehers voor zich uit, de teugels van<br />

het bewind zelf ter hand genomen, allerwegen naar verhooging van<br />

ontwikkehng en welvaart gestreefd.<br />

Nogmaals, wij mogen dankbaar zijn voor de Atjehsche omwenteling,<br />

die onze kleine natie op een vrij groot verhes aan bloed kwam te<br />

staan — een verlies evenwel, dat onze koloniale gezondheid in hooge<br />

mate is ten goede gekomen.<br />

In den loop van dit verhaal, hebben wij ons betrekkelijk weinig aan<br />

kritiek op krijgsverrichtingen en bestuursmaatregelen gewaagd.<br />

Of er dan niets op te merken valt? Het tegendeel is waar, maar ....<br />

<strong>1896</strong> was ons leerjaar.<br />

De juistheid dier bewering zal aandachtige lezers zeker wel opgevallen<br />

zijn. In het algemeen zij het aan hen, om uit het relaas der verrichtingen<br />

de lessen te putten, daarin ruimschoots voorhanden.<br />

Een paar aanteekeningen wenschen wij nog uit te werken.<br />

In het „Verslag der voornaamste gebeurtenissen in het Gouvernement<br />

,,van Atjeh- en Onderhoorigheden, loopende van af den 1 2'" tot en met


158<br />

„den 24'" April <strong>1896</strong>" wordt nopens de opheffing der buitenlinie<br />

opgemerkt:<br />

„Met de drie laatste militaire buitenposten, hadden wij onzen terug-<br />

„tocht binnen de geconcentreerde linie bewerkstelligd, met uitzondering<br />

,,van Tjot-Goee, nadat eene bijna drie jarige ervaring bewezen had:<br />

„1* dat de bevolking buiten die stelling, die ingetrokken posten geens-<br />

„zins beschouwde als dienende om haar te beschermen tegen vijandig<br />

„gezinden, maar inderdaad als doelwil voor uitingen van vijandelijkheden<br />

„tegen ons gezag;<br />

„2' dat de bewuste bevolking nog niet rijp blijkt voor onderwerping<br />

„aan ons gezag en dus de uitspraak, als zoude sinds jaren eene gun-<br />

„stige wending in hare gezindheid jegens het Nederlandsche gezag op<br />

„te merken vallen, als oppervlakkig en ijdel, behoort verworpen te<br />

„worden."<br />

Deze toelichtingen klinken wel eigenaardig.<br />

Brengen we ons een der allereerste redenen, die voor de oprichting<br />

der buitenposten in het algemeen gold, in herinnering, n. 1. „dat zij<br />

„moesten dienen tot punten van uitgang en ondersteuning van onze<br />

„patrouilles" (1) dan moeten wij daaruit opmaken, dat de toen aan het<br />

roer zijnde militaire autoriteiten, althans in principe de meening waren<br />

toegedaan, dat het door Toekoe Oemar c. s voor ons veroverde gebied,<br />

moest worden schoongehouden door voortdurende patrouilleering<br />

en dat dus het voornemen heeft bestaan, om niet alleen door de granaat<br />

kartetsen onzer kanonnen, maar veeleer door voortdurende excursies,<br />

overvallingen en hinderlagen, het den Moslemin zoo lastig te maken,<br />

dat hun vo<strong>org</strong>oed de lust benomen werd, de bevolking in de XXV,<br />

de XXVI en het geoccupeerde deel der XXII Moekims, zoomede onze<br />

posten—ook die in de geconcentreerde linie, te verontrusten.<br />

Die oorspronkelijke bedoeling was dus inderdaad goed, maar daar<br />

bleef het ook bij.<br />

Door instructies werden de handen der postcommandanten zoodanig<br />

gebonden, dat het voornaamste deel van hun taak niet tot uitvoering<br />

kwam en dat zij hunne patrouilles, wanneer die nog gelast werden,<br />

opzettelijk uitzonden op tijdstippen, dat er 99 % kans bestond, geen<br />

vijand te ontmoeten.<br />

De bevolking was, bij een dusdanig systeem, wel gedwongen om met<br />

(1) Zie bladzijde 3. 1= Deel.


159<br />

den vijand te heulen, evengoed als ze met ons goede vrienden moest<br />

blijven en dat wel om haar eigendommen voor brand en verwoesting<br />

te vrijwaren, een taak, die door de inhjving van hun gebied eigenlijk<br />

de onze was geworden, maar waarvan wij ons al heel slecht kweten.<br />

Is het dan niet vreemd, dat die bevolking ten slotte ten laste gelegd<br />

werd, dat zij onze posten beschouwden als doelwit voor uitingen van<br />

vijandelijkheden, alsof het niet overbekend was, dat die vijandelijkheden<br />

in hoofdzaak gepleegd werden door benden — z. g kwaadwilligen — die<br />

zij, met hare geringe bewapening, niet buiten haar gebied kon houden,<br />

en wat trouwens niet haar, maar ons werk was.<br />

Mogen zich ook al enkele kampongbewoners, hetzij vrijwilhg, hetzij<br />

gedwongen, bij die benden hebben aangesloten, dan was dat nog geen<br />

reden om alien over een kam te scheren.<br />

Toekoe Nja-Mohamad der IX Moekims en Toekoe Nja-Banta der<br />

XXVI Moekims b. v. waren niet vijandig en bleven dus recht op<br />

bescher'ming behouden. Allerminst verdienden zij, dat wij — om te<br />

beginnen — hun gebied aan de moslemin overlieten.<br />

En wat te zeggen van het sub 2' vermelde?<br />

Wanneer is een vrijheidlievend volk Wel rijp voor onderwerping?<br />

Toch zeker niet, voordat men het met de knie op den nek gedwongen<br />

heeft, ons gezag te erkennen, en men ook daarna nog gereed gebleven<br />

is, elke opwelhng van vrijheidszin te onderdrukken.<br />

Voorzeker mag men den onderworpene dan niet geheel lbslaten.<br />

Men loopt kans weer van voren af aan te kunnen beginnen.<br />

En wat deden wij anders met het prijsgeven der buitenhnie?<br />

Hadden wij —ook uit een krijgskundig oogpunt — niet beter gedaan,<br />

die meerendeds wel voorziene posten, tot hun recht te doen komen<br />

en ze eindelijk eens te benutten, als punten van uitgang en ondersteuning<br />

van patrouilles en colonnes?<br />

Gaven wij de reeds kalme, maar nog niet geheele verzoende elementen<br />

der bevolking daardoor geen gelegenheid, zich mede tegen ons te<br />

wenden?<br />

Wij hebben de slagen gevoeld, die de vijand ons bij dat intrekken<br />

toebracht, de 230 dooden en gewonden — waaronder 8 officieren —<br />

leveren daarvoor voldoende bewijs.<br />

En wat verkregen wij tot dien prijs?<br />

Vrijheid van handelen, zeide men, maar de tegenstanders maakten<br />

wij er des te overmoediger door.


160<br />

Ondanks de ook hun toegebrachte verliezen, begeleidden zij onze<br />

troepen telkenmale tot dicht bij de geconcentreerde linie en het was<br />

voornamelijk dat „thuisbrengen", dat ons de meeste verliezen bez<strong>org</strong>de.<br />

Waren de posten bezet gebleven, dan had zulks in de meeste gevallen<br />

voorkomen kunnen worden, of wel, de colonnes hadden daar<br />

nachtverblijf kunnen zoeken, om niet naar huis te gaan, voor de vijand<br />

geheel verslagen was.<br />

De moslemin hadden zich dan ook nog wel tweemaal bedacht, eer<br />

zij tot het bezetten van talrijke versterkingen binnen of in de lijn der<br />

buitenposten overgingen.<br />

Het opheffen dier buitenlinie had, na een stelselmatig offensief optreden,<br />

zeker zonder offers toch kunnen geschieden.<br />

Voor de observatie van Oemar was het terughalen der bezettingen<br />

evenmin urgent, waar toch zooveel troepen van Java werden gevraagd,<br />

behoefde men op een bataljon meer of minder niet te zien.<br />

Reeds vroeger dedeh wij uitkomen, hoe de Regeerings-commissaris —<br />

voor zijn vertrek naar Java — de aandacht vestigde op de verschillende<br />

verbodsbepalingen, die het vernielen van eigendommen en het z. g.<br />

„branden" moesten tegengaan en hoe jammer het was, dat niettemin<br />

latere periodes zich bleven kenmerken door vernieling van kampongs,<br />

ook da'ar, waar die oorlogshandelingen niet bepaald geboden waren.<br />

Multatuli's woorden in het bekende verhaal van Saidjah, „op zekeren<br />

„dag, dat de opstandelingen opnieuw waren geslagen, doolde hij rond<br />

„in een dorp, dat pas veroverd was door de Nederlandsche troepen<br />

„en dus in brand stond," schoten ons ook na 27 Juni '96, nog vaak<br />

te binnen.<br />

Een aanvoerder was er evenwel, die tegen deze handehngen vaak<br />

te velde trok, en dat was de toenmalige Luitenant-Kolonel van Heutsz.<br />

Zijn principe was, het Atjehsche volk tot onderwerping, maar tevens<br />

tot welvaart te brengen. Volgens hem, moest krachtig en rusteloos<br />

tegen den vijand worden geageerd, maar voor bestraffing, middels vernieling<br />

van eigendommen, kwamen alleen de motoren van verzet in<br />

aanmerking, en dat waren meestal de hoofden, zelden het mindere volk.<br />

Waar die hoofdofficier zelfstandig het bevel voerde, treffen we in de<br />

bevelen dan ook de zinsnede aan:<br />

„behalve de aan te wijzen woningen of versterkingen, mag niets<br />

„worden vernield".


161<br />

Vooral bij de tochten in de Bovenstreken der XXII Moekims, naar<br />

Selimoen, Rueung-Rueung en Djanthoi werd daar streng de hand aan-<br />

gehouden. En of dit merkbaar was!<br />

Het gevecht om Anak-Galong daargelaten, zijn het vooral die tochten —<br />

waarbij dieper dan ooit te voren in de valid van Groot-Atjeh werd<br />

do<strong>org</strong>edrongen — die ons een beeld geven van de verbeterde tucht en<br />

het verhoogde moreel onzer troepen.<br />

Zij, die er aan deelnamen, zullen zich herinneren, welk een elan<br />

toen de onder-aanvoerders reeds bezielde; hoe alle benden werden<br />

tegemoet getreden en hoe de cavalerie — tot voor '96, meestal het stief-<br />

kind bij de excursies — tot haar recht kwam en de flanken der colonne<br />

tot op grooten afstand beveiligde.<br />

De geringe verliescijfers (respectievelijk 2 officieren en 9 minderen<br />

en 2 officieren en 7 minderen aan gewonden) zijn welsprekend. De<br />

leider mocht terecht trotsch op den uitslag zijn.<br />

Inderdaad de geest van ons leger is in die dagen gelouterd. Dat<br />

bleek vooral later, in tijden van tegenspoed (o. a. in het nachtgevecht<br />

om Gleieng op 16 Mei 1897).<br />

Die geest, en—vooral niet te vergeten — de krachtige gestie van den<br />

toenmaligen Gouverneur-Generaal, Jhr. C. H. A. van der Wijck, zij<br />

hebben de woorden van onzen eersten prozaschrijver „van Atjeh begint<br />

de nederlaag", ten slotte tot eene onwaarheid gemaakt.<br />

Wat dunkt U lezer, zouden wij er thans niet voor in de plaats<br />

kunnen stellen :<br />

bezit."<br />

„Van Atjeh '96 dagteekent de Wedergeboorte Van leger en kploniaal<br />

EINDE.<br />

it


B ij 1 a g e I.<br />

No. 212.<br />

Afschrif t.<br />

Zeer geheim. KOETA-RADJA, 27 Juni <strong>1896</strong>.<br />

Bij mijn vertrek van Atjeh, wensch ik in het kort de richting aan te<br />

geven, welke behoort gevolgd te worden, totdat ter zake nadere voor-<br />

schriften door de Regeering zullen gegeven worden.<br />

A. Gebruik der militaire macht in Groot-Atjeh.<br />

1*. In Groot-Atjeh bepalen wij ons tot het bezetten der geconcen­<br />

treerde stelling, welke alleen eene verbetering zal ondergaan, door<br />

het oprichten van een semipermanente versterking te Tjot-Goee.<br />

2*. Met het bezet houden der geconcentreerde stelling zal echter<br />

gepaard gaan actief optreden der troepen buiten de grens dier<br />

stelling, n.l. patrouilles der posten in het voorterrein en kleinere<br />

of grootere colonnes, gevormd uit de mobiele macht te Koeta-<br />

Radja, op grooteren afstand buiten de linie.<br />

3*. Het doel van dat actief optreden, buiten de grens der geconcen­<br />

treerde stelling moet zijn:<br />

z<strong>org</strong> voor de veiligheid dier stelling, ook door het zuiver houden<br />

van het terrein en het beletten, dat versterkingen nabij onze posten<br />

worden opgeworpen; het uitoefenen van gezag over de bevolking,<br />

teneinde vijandelijkheden van haar zijde te voorkomen, te beletten<br />

en te bestraffen;<br />

het verjagen en zoo mogelijk vernietigen van vijandelijke hoofden<br />

en benden;<br />

Aan<br />

den Kolonel der Infanterie /. W. Stemfoort,<br />

tijdelijk belast met de waarneming der betrekking<br />

van Civiel en Militair Gouverneur van Atjeh-<br />

en Onderhoorigheden.<br />

^M^HMMMMMMM^^^H^


163<br />

het steunen der bevolking, voor zoover zij door feiten bewijst,<br />

aan vijandig gezinden het rustig verblijf in haar midden tegen te gaan;<br />

het bij voortduring levendig houden bij de Atjehers van het<br />

bewustzijn onzer overmacht, zooals dat door de operation sedert<br />

23 Mei j.l. thans krachtig gevestigd is.<br />

A'. Van de wijze, waarop de toestanden zich zullen ontwikkelen,<br />

zal afhangen tot hoeverre met dat actief optreden kan worden<br />

gegaan en hoe aan het beginsel bij voortduring uitvoering zal zijn<br />

te geven. Thans reeds kan echter op den vo<strong>org</strong>rond worden<br />

gesteld; dat den vijand daarbij geen tijd van verademing mag<br />

worden gelaten, dat aan T. Oemar moet belet worden invloed<br />

in de IV en VI Moekims te herkrijgen, en dat getracht zal moeten<br />

worden, aan hem en zijn aanhang ook in Lepong en zoo mogelijk<br />

verder, nieuwe slagen toe te brengen, wanneer de weersgesteldheid<br />

dit zal veroorloven.<br />

B. Stelsel op de \usten te Volgen.<br />

5*. Op de kusten bepalen wij ons tot de afdoende beveiliging van<br />

onze etablissementen en van de scheepvaart en tot het zoo streng<br />

mogelijk te keer gaan van den smokkelhandel in oorlogsbehoeften.<br />

Tot uitbreiding van het bestaande stelsel der scheepvaartrege-<br />

ling is aan de Regeering vo<strong>org</strong>esteld, ook Segli voor den alge-<br />

meenen handel open te stellen.<br />

6*. Tot de beveiliging onzer nederzettingen op de kusten kan in geval<br />

van noodzakelijkheid het garnizoen aldaar tijdelijk worden versterkt;<br />

terwijl speciaal ten opzichte van Poeloe-Raja behoort te worden<br />

nagegaan, of afdoende veihgheid is te verkrijgen door het oprichten<br />

en bezetten van een of meer wachthuizen.<br />

7*. Actief optreden in de kustlandschappen met een grootere troepen-<br />

macht zal niet plaats hebben, dan nadat vooraf de machtiging<br />

van den Gouverneur-Generaal zal zijn verkregen.<br />

Daadwerkelijk ingrijpen in de telkens rijzende onderlinge ge-<br />

schillen tusschen de verschillende hoofden, behoort zooveel doenlijk<br />

vermeden te worden.<br />

C. Gedragslijn tegenover de bevolking.<br />

8'. Ten aanzien van het verbod tot verstrekking van wapens en<br />

munitie aan hoofden en bevolking en de opdracht aan de ambte-


164<br />

naren, om naar de mlevering der vroeger verstrekte oorlogsbe-<br />

hoeften te streven, wordt verwezen naar mijn besluit van 9 Mei<br />

j.l. No. 3 (1).<br />

9'. Daar betuigingen van goedgezindheid van Atjehsche hoofden,<br />

herhaaldelijk geheel waardeloos gebleken zijn, zullen uitsluitend<br />

hun handelingen en die hunner bevolking, den maatstaf mogen<br />

vormen tot beoordeeling hunner houding. Het is dan ook nut-<br />

teloos en zelfs onwenschelijk, hun talrijke onbeteekenende brieven<br />

te beantwoorden, vooral van die hoofden, aan wie de wil van<br />

het Gouvernement reeds duidelijk kenbaar gemaakt is.<br />

10*. Goedgezind is de bevolking buiten de linie te achten, wanneer<br />

van uit haar gebied geenerlei vijandelijkheid gepleegd wordt, en<br />

wanneer zij zelve rustig in haar kampongs verblijft, ook wanneer<br />

onze troepen het land doortrekken. Doet zij dit niet, dan stelt<br />

zij zich bloot aan vernieling harer eigendommen, een middel, dat<br />

echter met oordeel moet worden toegepast, wil het tot het beoogde<br />

doel: het „tot rust dwingen der inwoners" kunnen leiden.<br />

1 1*. Aan bestraffing stellen zich evenzeer bloot de hoofden, die niet<br />

aan den last voldoen, de vroeger verstrekte wapens in te leveren.<br />

Deze last is aan alle betrokken hoofden in Groot-Atjeh buiten de<br />

linie gegeven.<br />

12*. Aan de bevolking buiten de linie moet het vergund blijven, blanke<br />

wapens te dragen, mits zij die dadelijk bij onze posten, of op<br />

het daartoe gegeven bevel afleggen. Zij, die zich met geweren<br />

vertoonen, worden als vijand behandeld.<br />

1 3 e . In het algemeen zijn de bezoldigingen der hoofden buiten de linie<br />

ingetrokken. Voorloopig maken daarop alleen nog eene uitzon-<br />

dering de hoeloebalangs en Imams der /// Moekims Kerkoen en der<br />

/// Moekims Daroe, aan wie echter in geen geval, het tractement<br />

mag worden uitgekeerd, indien zij dit niet persoonlijk komen<br />

ontvangen.<br />

Overigens kunnen aan hoofden of andere personen, buiten de<br />

linie woonachtig, slechts gelden worden uitbetaald, als belooning<br />

voor bepaaldelijk door hen bewezen spionnen-, of andere diensten<br />

in het belang der operation.<br />

14*. Aan de hoofden binnen de linie is alleen het bezit van een<br />

(1) Deel I biz. 145.


165<br />

bepaald, bij het bestuur bekend, aantal tromplaadgeweren, voor<br />

zelfverdediging toegestaan.<br />

15*. In algemeenen zin is het beperken van de gemeenschap tusschen<br />

de buiten de linie wonenden, met het gebied daarbinnen, onge-<br />

wenscht. Het binnenkomen en naar buiten terugkeeren mag echter<br />

alleen plaats hebben, langs onze posten, waar de wapens tijdelijk<br />

worden afgelegd.<br />

16*. Aan den Directeur van Financien is kennis gegeven van de<br />

verschillende belastingen, welke zonder wettelijke regeling thans<br />

in het gewest geheven worden. Zoolang die belastingen op dien<br />

voet blijven bestaan, moet echter de opbrengst behoorlijk verant-<br />

woord en die verantwoording gecontroleerd worden, zoodat de<br />

Gouverneur de zekerheid kan hebben, dat die gelden uitsluitend<br />

voor het doel, waarvoor zij bestemd zijn, worden aangewend.<br />

U HoogELdelgestrenge gelieve, bij aankomst van den Generaal-<br />

Majoor /. /. K. de Moulin, dit stuk aan Zijn Hoog Edelgestrenge<br />

over te geven.<br />

De Regeerings-Commissaris voor Atjeh- en<br />

Onderhoorigheden,<br />

w. g. VETTER.<br />

Voor eensluidend afschrift:<br />

De Luitenant-Kolonel, Adjudant van den<br />

Regeerings-Commissaris,<br />

w. g. BREYER.<br />

Reeds op 30 Juni 1 896 te Padang afschrift<br />

verleend aan den Generaal-Majoor<br />

DE MOULIN.<br />

De Luitenant-Kolonel,<br />

w. g. BREYER


B ijlagell.<br />

Afschrift.<br />

Conferentie met Generaal-Majoor /. /. K. de Moulin op 18 Juni <strong>1896</strong>,<br />

omtrent de op Atjeh te volgen politiek.<br />

De Gouverneur-Generaal geeft allereerst te kennen, dat zijne inzichten<br />

omtrent de in Groot-Atjeh in de eerste tijden te volgen gedragslijn,<br />

voor zooveel de hoofdzaken betreft kunnen worden samengevat als volgt:<br />

Om aan het in Groot-Atjeh behaald succes blijvende waarde te geven,<br />

dient er naar gestreefd te worden, Toekoe Oemar in handen te krijgen<br />

of hem, althans de materieele middelen afhandig te maken, waarover<br />

hij nog beschikt.<br />

De geconcentreerde linie blijft gehandhaafd als de kern van onze<br />

bezetting van Groot-Atjeh. Binnen de linie moet heerschen absolute<br />

orde en rust.<br />

Buiten de linie zal na de goedgeslaagde krijgsverrichtingen in de VI<br />

en IV Moekims, in de Lam-Krakstreek, in Montassik en in de XA.VI<br />

Moekims wel voldoende ontzag voor onze macht zijn ingeboezemd, maar<br />

het komt er nu vooral op aan den hoofden en bevolking aldaar te doen<br />

begrijpen, dat zij ongestraft geene vijandelijkheden meer tegen ons kunnen<br />

plegen en hen langzamerhand tot gehoorzaamheid te dwingen (1).<br />

De eenmaal door ons afgedwongen rust in de aan de linie grenzende<br />

streken moet voor de toekomst verzekerd worden, doch tot een posten-<br />

stelsel, behalve dat van onze geconcentreerde stelling, mag niet worden<br />

overgegaan. Het vasthouden van enkele punten, indien dit urgent is<br />

om die rust te verzekeren, wordt echter niet beschouwd een deel van<br />

een postenstelsel uit te maken, maar die occupatie mag slechts van<br />

voorloopigen aard zijn, omdat het Opperbestuur omtrent blijvende occu-<br />

paties buiten de geconcentreerde linie zal moeten beslissen, nadat de<br />

Indische Regeering zich zal hebben in staat gevoeld onze gedragslijn<br />

in Groot-Atjeh voor de toekomst aan te geven.<br />

(1) Bij het doen van algemeene bekendmakingen, moet men zich niet bepalen tot<br />

mededeelingen aan hoofden, maar ook publiciteit daaraan geven, door ze op de passars<br />

op de een of andere wijze ter kennis van het aldaar aanwezige volk te brengen.


167<br />

Generaal de Moulin verklaart volkomen met de door den Gouverneur-<br />

Generaal ontwikkelde inzichten te kunnen instemmen.<br />

De Gouverneur-Generaal zegt vervolgens, dat, indien men betrouwbare<br />

berichtgevers mag gelooven, ook de groote meerderheid der bevolking<br />

buiten de linie naar rust verlangt, doch dat zij de in haar gebied in-<br />

vallende benden kwaadwilligen niet met eigen krachten kan weren.<br />

Het is onze taak die benden te trachten meester te worden, de hoofden<br />

daarvan onschadelijk te maken. Wij moeten het noodige doen, opdat<br />

het bedrijf van bendehoofd zoo gevaarlijk mogelijk worde.<br />

De Gouverneur-Generaal vraagt aan Generaal de Moulin of tegen die<br />

benden geene contra guerilla zoude kunnen worden ge<strong>org</strong>aniseerd.<br />

Generaal de Moulin antwoordt, dat dit punt door hem zal worden over-<br />

wogen, dat naar zijne meening echter voor eene afdoende bestrijding<br />

der benden noodig is medewerking der bevolking zelve en vooral een<br />

goede spionnendienst.<br />

De Gouverneur-Generaal geeft voorts nog te kennen, dat toekenning<br />

van traktementen of geldelijke toelagen aan Atjehsche hoofden voortaan<br />

alleen zal mogen geschieden, nadat zij behoorlijk en gedurende geruimen<br />

tijd getoond hebben rust en orde in hun gebied te willen en te kunnen<br />

handhaven, terwijl in ieder geval aan die toekenning van traktementen<br />

of toelagen zal moeten voorafgaan eene machtiging der Regeering. Aan<br />

de hoofden, die thans nog in het bezit van traktement of toelage zijn,<br />

zal duidelijk moeten worden vo<strong>org</strong>ehouden. dat zij die zullen verliezen,<br />

indien zij hun plicht niet behoorlijk betrachten.<br />

Het afnemen of tijdelijk doen stilstaan van tractement of toelage zijn<br />

maatregelen, die vooraf ernstig overwogen moeten worden en in alle<br />

geval niet toegepast behooren te worden bij plichtverzuim, geen verband<br />

houdende met handhaving van orde en rust.<br />

Ten slotte brengt de Gouverneur-Generaal nog in herinnering het aan<br />

het bestuur te Atjeh verstrekte verbod, om zijnerzijds aanraking te zoeken<br />

met den pretendent-sultan.<br />

De Generaal-Majoor,<br />

w. g. DE MOULIN.<br />

w. g. VAN DER WIJCK,<br />

Gouverneur-Generaal.


Bijlage III.<br />

Afschrift.<br />

Instructie<br />

voor den benoemden Civielen en Militairen Couverneur van Atjeh-<br />

en Onderhoorigheden, den Kolonel C. P. J. van Vliet.<br />

I. De geconcentreerde stelling blijft gehandhaafd als de kern van onze<br />

bezetting van Groot-Atjeh.<br />

2. Tot het tijdstip, waarop door het Opperbestuur eene beslissing<br />

zal zijn genomen, in zake de door de Indische Regeering inge-<br />

diende voorstellen, nopens de in de naaste toekomst te volgen<br />

gedragslijn op Groot-Atjeh, blijft voorloopig in elk der sagies XXV<br />

en XXVI Moekims en in het voorste gedeelte der sagi XXII<br />

Moekims eene mobiele colonne gevestigd, welke door onophoudelijk<br />

patrouilleeren in alle richtingen, de eenmaal in de geoccupeerde<br />

streek afgedwongen rust zal handhaven. Deze mobiele colonnes,<br />

worden in hun taak gesteund, door de mobiele macht te Koeta-<br />

Radja gelegerd.<br />

3. De aandacht van het bestuur in Atjeh moet er in de eerste plaats<br />

en voortdurend op gericht zijn, om de benden kwaadwilligen<br />

overal, waar die zich in de door de colonnes beheerschte streken<br />

vertoonen, met de meest mogelijke activiteit en onverbiddelijk tot<br />

in hare schuilhoeken te vervolgen en te vernietigen, de hoofden<br />

daarvan onschadelijk te maken.<br />

Alle krachten moeten tot dat doel ingespannen worden.<br />

Vooral moet het bestuur zich toeleggen op ophchting van bende-<br />

hoofden.<br />

Het bestuur bedenke, dat en zoodanige oplichtingen en welge-<br />

slaagde nachtelijke tochten tegen de benden ondernomen, de meest<br />

heilzame gevolgen hebben, door den indruk, welke zij maken op<br />

benden en bevolking. Een goede spionnendienst is voor het<br />

welslagen van zoodanige tochten en het tot stand brengen dier<br />

oplichtingen een absoluut vereischte.


169<br />

Aan de inrichting van een zoodanigen betrouwbaren dienst, wijde<br />

dus het bestuur zijne voile aandacht.<br />

Waar zich in een streek elementen voordoen, waarvan men<br />

verwachten kan, dat zij te eeniger tijd woelingen of samenrottingen<br />

zullen bewerken, moet tijdig voor eene verwijdering dier elementen<br />

worden z<strong>org</strong> gedragen.<br />

Wat het bende-hoofd T. Oemar betreft, hoezeer deze zich ook<br />

niet in eigenlijk Groot-Atjeh moge ophouden, zoo blijve het bestuur<br />

er op bedacht, hem met de ten dienste staande middelen in handen<br />

te krijgen.<br />

4. Atjehers, gevangen genomen met de wapens in de hand en bende-<br />

hoofden of volgelingen van bende-hoofden, die zich op genade of<br />

ongenade overgeven, zullen niet dan bij uitzondering en om ge-<br />

wichtige redenen, weder worden losgelaten. Tenzij zij ter zake<br />

van het misdrijf, bedoeld bij art. 39 van het Wetboek van Straf-<br />

recht voor Inlanders of van een ander commun delict door den<br />

gewonen rechter kunnen worden veroordeeld, zal omtrent hen een<br />

voorstel aan de Regeering moeten worden gedaan, tot toepassing<br />

van art. 47 en 48 R. R.<br />

5. Zoolang de tegenwoordige oorlogstoestand op Groot-Atjeh duurt,<br />

zal niet alleen het dragen, maar ook het bezitten van vuurwapens<br />

aan de inlandsche bevolking worden verboden.<br />

Slechts in gevallen van bepaalde noodzakelijkheid, zal de Gou­<br />

verneur aan hoofden, op wier goede gezindheid volkomen vertrouwd<br />

mag worden, na verkregen machtiging der Regeering, kunnen vergun-<br />

nen eenige trompladers voor zelfverdediging in hun bezit te houden.<br />

Zijn er vooralsnog bezwaren, tegen de handhaving van een<br />

algemeen verbod van het dragen van blanke wapens, door de<br />

bevolking, dan streve het Bestuur met alle middelen naar weg-<br />

ruiming dier bezwaren en naar het bereiken van eenen toestand,<br />

waarbij het dragen van zoodanige wapens alleen aan hoofden, als<br />

teekens hunner waardigheid geoorloofd zij (1).<br />

(1) Een volstrekt verbod van het dragen van blanke wapens zal wellicht vooralsnog<br />

moeilijk te handhaven zijn.<br />

De Atjehers dragen, naar men meent, alien steeds een rentjong, die niet alleen als<br />

stootwapen, maar tevens voor allerlei doeleinden dient, waarvoor Europeanen zakmessen<br />

enz. gebruiken, en die, om zoo te zeggen, tot de onmisbare bestanddeelen van het Atjehsch<br />

toilet behoort. Ook zouden zij, zonder eenig wapen, des avonds en op reizen zelfs<br />

overdag, tegenwoordig nog al te zeer aan aanvallen van roovers blootgesteld zijn.


170<br />

Zij, die het verbod, omtrent het dragen en het bezitten van<br />

vuurwapens en de voorschriften, betreffende dragen en vervoeren<br />

van blanke wapens uit te vaardigen, zullen overtreden, zullen als<br />

vijand worden behandeld.<br />

Door ambtenaren en officieren zal er naar worden gestreefd, de<br />

vuurwapens en munitie, vooral de indertijd vanwege het Gouver-<br />

nement verstrekte geweren, welke hoofden en bevolking nog onder<br />

zich mochten hebben, te doen inleveren.<br />

Voor het inleveren door hoofden en bevolking van vuurwapens<br />

kunnen premien worden uitgeloofd.<br />

6. Waar door de militaire macht wordt opgetreden tegen benden,<br />

die zich in een streek vertoonen, en mocht blijken, dat de bevol­<br />

king in die streek de benden in eenig opzicht begunstigt of onze<br />

troepen tracht te bemoeilijken, daar wordt die bevolking ook als<br />

vijand behandeld. Hierbij moet echter met oordeel worden te<br />

werk gegaan; zoo zal b. v. uit het feit, dat uit een kampong wordt<br />

geschoten door kwaadwilhgen, die zich tijdelijk daar bevinden,<br />

niet altijd de gevolgtrekking mogen worden gemaakt, dat die per-<br />

sonen door de kampong-bewoners vrijwillig worden gesteund.<br />

Waar de bevolking hare kampongs verlaat, uit vrees voor<br />

de benden, daar behoort zij zich te begeven onder bescherming<br />

van onze troepen en niet te vluchten in de bergen. Doet zij<br />

dit laatste, dan stelt zij zich bloot aan vernieling harer eigen­<br />

dommen.<br />

Waar de hoofden en bevolking ons in het onschadelijk maken<br />

der benden behulpzaam zijn door geheime inlichtingen en aanwij-<br />

zingen hunnerzijds of andere diensten bewijzen, daar kunnen door<br />

den Gouverneur belooningen hun worden toegekend en zelfs ook<br />

schadeloosstelling, indien zij in hun eigendommen mochten zijn<br />

benadeeld.<br />

7. Toekenning van andere traktementen of geldelijke toelagen, dan de<br />

op dit oogenblik uitgekeerd wordende aan Atjehsche hoofden, zal<br />

alleen mogen geschieden, na machtiging der Regeering.<br />

De hoofden, die zich komen onderwerpen, ontvangen dergelijke<br />

inkomsten echter niet, voor dat zij behoorlijk en gedurende geruimen<br />

tijd getoond hebben, rust en orde in hun gebied te willen en<br />

te kunnen handhaven.<br />

Het afnemen of tijdelijk doen stilstaan van traktementen of toe-


171<br />

lagen zijn maatregelen, die vooraf ernstig overwogen moeten worden<br />

en in alle geval niet toegepast behooren te worden bij plichtsver-<br />

zuim, geen verband houdende met handhaving van rust en orde.<br />

Mocht het noodig zijn aan de hoofden, die geen tractement of<br />

toelage ontvangen, eenige geldelijke tegemoetkoming te geven, voor<br />

de dagen waarop zij te Koeta-Radja moeten verschijnen en ver-<br />

toeven, zoo worde daaromtrent eene regeling van de Regeering<br />

geprovoceerd.<br />

5. Het bestuur zal moeten waken tegen te optimistische opvattingen<br />

omtrent den politieken toestand der beheerschte streken en de goede<br />

gezindheid der hoofden aldaar.<br />

9. Het bestuur zal niets onbeproefd laten, om de opvoeding van de<br />

zoons der hoofden in eene gewenschte richting te leiden en ook<br />

verder op handel en wandel dier jongelieden een ernstig toezicht<br />

houden.<br />

Indien hoogere hoofden mochten wenschen hunne zoons b. v.<br />

van hun achtste jaar af, toe te vertrouwen aan de Regeering,<br />

zullen aan deze voorstellen kunnen worden gedaan, om die kinderen<br />

op 's Lands kosten ter Sumatra's Westkust op te voeden.<br />

10. Het blijft aan het bestuur verboden, om zijnerzijds aanrakingen<br />

te zoeken met den zoogenaamden Pretendent-sultan of met de<br />

hoofden, die zich niet uit eigen beweging onderwerpen.<br />

Zoolang die personen zich niet hebben onderworpen, is slechts<br />

een gedragslijn tegenover hen aangewezen: het trachten zich van<br />

hen meester te maken.<br />

//. In de Onderhoorigheden bepaalt het Bestuur zich tot eene strenge<br />

en consequente toepassing van de in 1893 ingevoerde scheep-<br />

vaartregeling, tot eene afdoende beveiliging van onze etabhsse-<br />

menten en van de scheepvaart en tot het zoo streng mogelijk te<br />

keer gaan van den smokkelhandel in oorlogsbehoeften.<br />

12. De garnizoenen onzer nederzettingen in de Onderhoorigheden kunnen<br />

ingeval van noodzakelijkkeid tijdelijk worden versterkt.<br />

Actief optreden in de Onderhoorigheden met een grootere troe-<br />

penmacht, zal niet plaats hebben, dan nadat vooraf de machtiging<br />

van de Regeering zal zijn verkregen.<br />

Daadwerkelijk ingrijpen in de telkens rijzende onderlinge ge-<br />

schillen tusschen de verschillende hoofden, behoort zooveel doenlijk<br />

vermeden te worden.


172<br />

13. De Instructie door den Regeerings-commissaris voor Atjeh- en<br />

Onderhoorigheden bij zijn vertrek uit genoemd gewest achtergelaten<br />

in zijnen brief van 27 Juni <strong>1896</strong>, No. 212, zeer geheim, wordt<br />

ingetrokken, terwijl de tegenwoordige Instructie tevens in de<br />

plaats treedt van het afgesprokene in de conferentie van den Land-<br />

voogd met den Generaal-Majoor /. /. K. de Moulin op 18 Juni<br />

<strong>1896</strong> (1) en het opgedragene in het regeerings-telegram van 17 Juli<br />

<strong>1896</strong>, No. 273.<br />

(1) Bijlage II.<br />

(2) biz. 29 van dit deel.


Bijlage IV.<br />

No. 1. EXTRACT uit het register der<br />

Bijlagen Aa en At. besluiten van den Gouverneur-Generaal<br />

Gelezen enz.<br />

Is goedgevonden en verstaan.<br />

Eerstelijk te bepalen:<br />

van Nederlandsch-Indie.<br />

BUITENZORG, den 11'" September 1892.<br />

a. Ten vervolge van het besluit van 19 Augustus 1891, No. 2, dat<br />

de militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden met uitzondering<br />

van het hospitaal-personeel te Kota-T^adja (Panteh-Perak) en van de<br />

bezetting van Poeloe-Bras, gedurende 1893 wordt gevoed volgens de<br />

aan dit besluit gehechte schaftorder Lett. Aa en Ab en dat ter verbe-<br />

tering van die voeding wordt uitgekeerd de op de schaftorders vermelde<br />

bijslag op de soldi], bedragende voor de Europeesche, Afrikaansche en<br />

Amboineesche militairen / 0.05 (vijf cent) en voor de Inlandsche mili­<br />

tairen / 0.04 (vier cent) per man en per dag;<br />

blijvende voor zooveel betreft de voeding van bedoeld hospitaal-<br />

personeel en van de militaire bezetting van genoemd eiland, zoomede<br />

van de aan deze bezetting toegevoegde dwangarbeiders en prauwvoer-<br />

ders, ook gedurende 1893 van kracht het bepaalde bij de besluiten van<br />

11 Juni en 13 Juli 1887 No. 3 en 21 en bij artikel 1 van het besluit<br />

van 13 April 1888, No. 31, een en ander gewijzigd bij besluit van<br />

3 Juli 1888, No. 4, met dien verstande, dat voor de dwangarbeiders<br />

en prauwvoerders op Poeloe-Bras van toepassing blijft het oud-tarief<br />

No. 15 in Staatsblad 1873, No. 132, zooals dit sedert is gewijzigd en<br />

aangevuld, laatstelijk voor evenbedoelde lieden, bij gemeld besluit van<br />

3 Juli 1888, No. 4.<br />

Aan<br />

Den Commandant van het Leger en Chef<br />

van het Departement van Oorlog in Neder-<br />

landsch-IndiS.


174<br />

Zullende voorts in de gevallen, waarin volgens de voormelde bepalingen<br />

gezouten vleesch kan worden verstrekt, instede daarvan kunnen<br />

worden uitgereikt gebraden gehakt, waarvan het ration gelijk zal zijn<br />

aan 3 /5 gedeelte van de voor eerstgenoemde conserve vastgestelde hoeveelheden.<br />

b. dat de indemniteiten bij niet verstrekking van de voeding volgens<br />

de bij § a hiervoren bedoelde schaftorders voor de militairen in Atjehen<br />

Onderhoorigheden gedurende 1898 zullen bedragen / 0.71 (een en<br />

zeventig cent) per dag voor Europeanen, Afrikanen en Amboineezen<br />

en f 0.46 (zes en veertig cent) daags voor de Inlandsche militairen<br />

onder welke bedragen de bijslag begrepen is, zullende voorts bij niet<br />

verstrekking in natura van een of slechts enkele der op de schaftorders<br />

voorkomende voedingsartikelen, worden uitgekeerd de waarde van het<br />

ration, berekend volgens vigeerende prijslijst en voor de hierop niet<br />

vermelde artikelen, volgens het vigeerend contract.<br />

c. dat artikel 8, van het bij artikel 1 van het besluit van 2 April<br />

1890, No. 10, vastgesteld reglement voor het korps-marechaussee in<br />

Groot-Atjeh wordt gelezen als volgt:<br />

„De minderen zijn niet verplicht gezamenlijk menage te houden, zij<br />

„kunnen de vivres in natura ontvangen, dan wel de indemniteit voor de<br />

„overige militairen in Atjeh- en Onderhoorigheden, bij niet verstrekking<br />

„van de voeding in natura, vastgesteld of nader vast te stellen."<br />

Ten tweede enz.<br />

Ten derde enz.<br />

Ten vierde enz.<br />

Afschrift enz. Accordeert met voorschr. register.<br />

De Gouvernements-Secretaris<br />

Militaire Administratie w. g. UHLENBECK.<br />

3' bureau.<br />

BATAVIA, den 23'" September 1892.<br />

No. 3103/13.<br />

Bijlagen:<br />

Ten vervolge van dezerzijdsch apostil dd. 27 Aug. 1891, 3 e bureau<br />

No. 2853/03 extract dezes gezonden aan den Gewestelijken Intendant<br />

te Kota-Radja tot informatie en naricht enz.<br />

De Hood-Intendant der Militaire Administratie<br />

w. g. WILLENSTIJN.


c<br />

-id<br />

.Sf><br />

V-<br />

0<br />

-T3<br />

c<br />

O<br />

q<br />

-c-<br />

• — .<br />

fU<br />

a<br />

CQ<br />

CJ<br />

o<br />

£<br />

r.<br />

a<br />

><br />

w<br />

r.<br />

V<br />

V<br />

-O<br />

V<br />

3 -13<br />

u<br />

V s<br />

C V<br />

'5 ^-».<br />

_Q -Si<br />

£3 i<br />

e ~<br />

CD c<br />

is Q_<br />

"is a<br />

< ^<br />

S i<br />

o<br />

><br />

CO<br />

o<br />

00<br />

V<br />

a<br />

o<br />

CO<br />

hi<br />

V<br />

a<br />

4) - IS<br />

O -3<br />

h g<br />

y S<br />

en E<br />

(75<br />

£<br />

13<br />

2<br />

<<br />

OS<br />

a<br />

0<br />

a:<br />

o<br />

-J<br />

o<br />

•jnoiipuEig<br />

•tunaioiiaj<br />

•uhzy<br />

•pooje.<br />

110SJ3 A<br />

•ino^<br />

•3UJ0^<br />

•raiog<br />

'U31AU3<br />

3U30JQ<br />

'uauooq<br />

auimg<br />

•jpds<br />

)>|0013Q<br />

•l[.)S.>.l|ASU.t>J<br />

-JBA lJ0Sjay\<br />

o. r£<br />

U]<br />

•|q UJ ipS33|A<br />

ipsijBiisnw<br />

•ipsaajApuni<br />

•' S !!H<br />

o<br />

s<br />

<<br />

_* <br />

CN<br />

o<br />

d<br />

in<br />

o<br />

_d_<br />

in<br />

co<br />

o<br />

d<br />

in<br />

CN<br />

d<br />

o<br />

CN<br />

O<br />

CN<br />

d<br />

o<br />

CN<br />

d<br />

o<br />

CN<br />

CN<br />

m<br />

co<br />

co<br />

o<br />

h<br />

u<br />

u<br />

CD<br />

CJ<br />

1)<br />

c<br />

'o<br />

e<br />

<<br />

c<br />

ID<br />

<<br />

0)<br />

U<br />

a<br />

o<br />

9<br />

UJ<br />

u<br />

-o<br />

c<br />

re<br />

M<br />

c<br />

-ID<br />

0<br />

><br />

u<br />

-n<br />

c T3 1><br />

re<br />

> u<br />

—<br />

M<br />

OJ<br />

_Q<br />

CJ<br />

><br />

M<br />

-13<br />

6<br />

/<br />

. tN<br />

cc O<br />

60 CO<br />

IS<br />

-o .<br />

r 9r<br />

B


?1"<br />

ft ~ <<br />

3" . cl<br />

O -1^ 3<br />

° „ Q-<br />

3 & 5-<br />

2 S 2<br />

^ C1Q n<br />

co 3T<br />

000<br />

<<br />

3<br />

CO<br />

n<br />

•a<br />

oo<br />

bo<br />

CD<br />

3<br />

a.<br />

CD<br />

S<br />

~ CO<br />

^ n<br />

o ft<br />

c<br />

< 3<br />

to<br />

<br />

2- -n<br />

H<br />

O<br />

D<br />

f? g<br />

o<br />

03<br />

si. <<br />

a o<br />

r 2<br />

f? I<br />

B £<br />

oft<br />

tt<br />

< -.<br />

Bi 3<br />

3<br />

< ^<br />

cr ?ft<br />

N ft,<br />

ft 3<br />

o<br />

3<br />

sf&<br />

-t<br />

3-<br />

ffi- sr- O<br />

cv o ft<br />

n


Extract<br />

No. 4.<br />

Bij lageV.<br />

EXTRACT uit het Register der<br />

besluiten van den Gouverneur-Gene­<br />

raal van Nederlandsch-Indie.<br />

BU1TENZORG, den 23 September 1895.<br />

Gelezen enz;<br />

Is goedgevonden en verstaan:<br />

Eerstelijk. De bovenomschreven, in het besluit van 3 Juli 1883 No. 4<br />

opgenomen en sedert bestendigde regeling met ingang<br />

van 1 Januari <strong>1896</strong> in te trekken.<br />

Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 1 5 Augustus 1894 No. 2<br />

te bepalen:<br />

Aan<br />

a. dat de militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden<br />

met uitzondering van het hospitaal-personeel te<br />

Koeta-Radja (Panteh-Perak), waarvoor toepasselijk blijft het<br />

bepaalde bij de §§ 8 en 9 van het militair tarief No. 40<br />

(Staatsblad 1891 No. 23), gedurende het jaar <strong>1896</strong> wordt<br />

gevoed volgens de schaftorders, bedoeld bij artikel een,<br />

sub a, van het besluit van 11 September 1892 No. 1,<br />

en dat ter verbetering van die voeding wordt uitgekeerd<br />

de op die schaftorders vermelde bijslag op de soldij,<br />

bedragende voor de Europeesche, Afrikaansche en Amboineesche<br />

militairen / 0,04 (vier cent) per man en<br />

per dag.<br />

b. dat de indemniteiten, uitgekeerd bij niet verstrekking<br />

van de voeding volgens de sub a hiervoren bedoelde<br />

schaftorders, voor de militairen in Atjeh en Onderhoorigheden<br />

gedurende het jaar <strong>1896</strong> per man en per dag<br />

zullen bedragen / 0,64 (vier en zestig cent) voor Europeanen,<br />

Afrikanen en Amboineezen en / 0,42 (twee en<br />

veertig cent) voor Inlanders, onder welke bedragen de<br />

den wd. Comdt. v/h Leger enz.<br />

12


178<br />

voormelde bijslag begrepen is, zullende voorts, bij niet<br />

verstrekking in natura van een of slechts enkele der op<br />

de schaftorders voorkomende voedings-artikelen, worden<br />

uitgekeerd de waarde van het ration, berekend volgens<br />

de dan vigeerende prijslijst en voor de hierop niet vermelde<br />

artikelen volgens het dan vigeerende contract,<br />

Ten derde: enz.<br />

Afschrift<br />

Accordeert met voorz. Register<br />

De Gouvernements-Secretaris,<br />

(w. g.) COHEN STUART.


Militair Commando van Atjeh en<br />

Onderhoorigheden.<br />

KOETA-RADJA, 4 April <strong>1896</strong>.<br />

No. 37.<br />

COMMANDEMENTSORDER.<br />

Bijl<br />

ij 1 a g e VI.<br />

Wordt medegedeeld, dat onder nadere goedkeuring van het Departe-<br />

ment van Oorlog met het oog op de zware diensten, die in den laatsten<br />

tijd van de troepen in dit Commandement worden gevorderd, aan de<br />

Commandementsorder dd. 20 November 1893, No. 219, deze uitbrei-<br />

ding moet worden gegeven, dat ook aan de troepen, die een groot deel<br />

van den dag of nacht binnen de geconcentreerde stelling werkzaam<br />

zijn t. n. o. een of twee (ter beoordeeling van den Korpscommandant)<br />

rations jenever van 0.05 Liter per hoofd van 's Landswege zal worden<br />

verstrekt.<br />

Militair Commando van A. en O.<br />

KOETA-RADJA, 5 April <strong>1896</strong>.<br />

No. 39.<br />

De Civ. en Mil. Gouverneur van Atjeh<br />

en Onderhoorigheden<br />

COMMANDEMENTSORDER.<br />

w. g. DEYKERHOFF.<br />

Wordt medegedeeld, dat onder nadere goedkeuring van het D. v. O.<br />

met het oog op de zware diensten, die in den laatsten tijd van de<br />

dwangarbeiders in dit commando worden gevorderd, aan de veroor-<br />

deelden, die een groot gedeelte van den dag of nacht werkzaam zijn,<br />

ter beoordeeling van den colonne-commandant, onder wiens bevelen zij<br />

zijn gesteld, dan wel van den Beheerder van het Depot, t. n. o. een<br />

ration jenever van 0.05 L. per hoofd en per dag van 's landswege zal<br />

worden verstrekt.<br />

De Civ. en Mil. Gouv. Van A. en O.<br />

w. g. DEYKERHOFF.


Bijlage VII.<br />

Extract<br />

No. 1.<br />

EXTRACT uit het Register van<br />

besluiten van den Gouverneur-Gene­<br />

raal van Nederlandsch-Indie.<br />

BUITENZORG, 30 April <strong>1896</strong>.<br />

Gelezen enz.<br />

Is goedgevonden en verstaan:<br />

Bij wijze van tijdelijken maatregel met ingang van 1 April <strong>1896</strong> en<br />

tot zoolang de normale toestanden weder in het gouvernement van Atjeh<br />

en Onderhoorigheden zullen zijn ingetreden, ten opzichte van dat gewest<br />

te bepalen :<br />

a. dat de aan de officieren zonder onderscheid van rang en de met<br />

deze gelijkgestelden, zoomede de adjudanten onder-officier bij art. 1 § a<br />

van het besluit van 22 November 1895 No. 12 toegekende tegemoetkoming<br />

van / 1,50 per dag, wordt vermeerderd met/1 — (een gulden).<br />

b. dat de bij artikel 2 § a van het besluit van 23 September 1895<br />

No. 4, bedoelde bijslag op de soldij bedragende voor de Europeesche,<br />

Afrikaansche en Amboineesche militairen / 0.04 per man en per dag<br />

wordt verhoogd, respectievelijk: met / 0.03 (drie cent) en / 0.02<br />

(twee cent) (1).<br />

c. dat aan de gehuwde hoofdofficieren, waaronder ook begrepen worden<br />

weduwnaars met kinderen ten hunnen laste, wien een geclassificeerde<br />

gouvernementswoning wordt aangewezen, doch wien in het dienstbelang<br />

is of wordt geweigerd, hunne gezinnen mede te nemen of zich door het<br />

zelve te doen volgen, in het genot blijven der voor hunnen rang bepaalde<br />

huishuurindemniteit.<br />

Afschrift enz.<br />

Aan<br />

den Commandant van het Leger enz.<br />

(1) Zie onder Eerstelijk bijl. VIII.<br />

Accoord met voorz. Register.<br />

T)e Gouvernements-Secretaris,<br />

w. g. COHEN STUART.


Bij 1 age VIII.<br />

Extract EXTRACT uit het Register der<br />

No. 42. besluiten van den Gouverneur-Gene­<br />

raal van Nederlandsch-Indie.<br />

BUITENZORG, 22 Augustus <strong>1896</strong>.<br />

Gelezen enz.<br />

Is goedgevonden en verstaan.<br />

Eerstelijk. Te bepalen, dat de bij artikel 2 §§ a en b van het<br />

besluit van 23 September 1895, No. 4, voor het jaar<br />

<strong>1896</strong> getroffen maatregelen ten opzichte van de voeding<br />

der militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden<br />

tot ultimo 1897 worden bestendigd; met dien verstande,<br />

dat de ter verbetering van die voeding uitgekeerde bijslag<br />

. op de soldij voorhands blijft vastgesteld op de nader<br />

bij § 6 van het besluit van 30 April <strong>1896</strong>, No. 1 (1),<br />

aangegeven bedragen van acht cent per man en per dag<br />

voor Europeanen, Afrikanen en Amboineezen en van zes<br />

cent per man en per dag voor Inlandsche militairen.<br />

Ten tweede. Enz.<br />

Afschrift dezes, enz.<br />

Aan<br />

den Commandant van het Leger enz.<br />

Accordeert met voorz. Register.<br />

De Gouvernements-Secretaris,<br />

w. g. COHEN STUART.<br />

(1) Bedoeld besluit is later blijkbaar gewijzigd. Zie bijl. VII sub b.


Schaftorde volgens tarief No. 20<br />

VOOR EUROPEANEN.<br />

B ij 1 a g e IX.<br />

Goedgekeurd:<br />

De Militaire Commandant<br />

van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />

(w. g.) STEMFOORT.


U.<br />

z<br />

U<br />

<<br />

Q<br />

Zondag.<br />

Maandag.<br />

Dinsdag.<br />

Woensdag<br />

Donderd.<br />

Vrijdag.<br />

Zaterdag.<br />

(j ty<br />

CO V<br />

£ "?<br />

3<br />

0.15! 0.35<br />

0.40! 0.35<br />

o<br />

CO<br />

o «<br />

(0 "£<br />

> §<br />

re<br />

><br />

0.40; 0.35 0.15<br />

0.15 0.25<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.35<br />

0.35<br />

0.15<br />

M<br />

4><br />

CU<br />

CO<br />

o<br />

O<br />

V<br />

o<br />

0.40 0.35 0.05<br />

CD<br />

V*. CD<br />

o c<br />

o<br />

cu O<br />

.s -°<br />

*3<br />

CQ<br />

0.28<br />

0.04<br />

c<br />

CD<br />

1<br />

V<br />

V<br />

a<br />

cu<br />

O<br />

6<br />

-o<br />

o<br />

-si<br />

to<br />

CO*<br />

"E.<br />

CO<br />

CO<br />

><br />

184<br />

KILOGRAMME N.<br />

CO<br />

rt<br />

V<br />

.£.<br />

"I<br />

o<br />

0.20: 0.60; 0.05<br />

0.20<br />

0.20<br />

0.18 0.20<br />

0.20 0.60<br />

0.20<br />

0.20<br />

005<br />

0.05<br />

a<br />

CO<br />

1)<br />

U<br />

*><br />

to<br />

<<br />

o<br />

CQ<br />

V<br />

o<br />

a<br />

v<br />

"5<br />

S<br />

a<br />

cu<br />

CD<br />

H<br />

B<br />

5<br />

3<br />

O<br />

N<br />

CD<br />

Cu<br />

CD<br />

ft.<br />

0.03,0.024'0.008 0.025 i 0.025 0.0015 0.002<br />

0.03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />

0 03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />

0.10 0.03 0.024 0.008 0.025 0.025,0 0015 0.002<br />

0.03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />

0.03,0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />

0.03 0.024:0.008 0.025;0.025,0.0015 0.002<br />

De vivres te velde gaan in van en met den dag van verlrek uit de geconcentreerde linie en worden<br />

veldvivres, voor zooveel toepasselijk, van kracht het bepaalde voor de berekening van vivres in garnizoen.<br />

Het ration moet worden aangemerkt als maximum, hetgeen minder wordt verbruikt, blijft ten voordeele<br />

Bij toekenning van veldvivres wordt geen bijslag op de soldi] te goed gedaan en is men niet aan kor<br />

Aan vrouwen, die na bekomen machtiging van den bevelhebber van de expeditie, hunne mannen volgen<br />

Het gereedmaken van het eten geschiedt onder toezicht van de korps-kwartiermeesters, waartoe zoowel<br />

Het kookgereedschap wordt steeds meegevoerd.<br />

De dagelijksche fourageeringen geschieden door de korps-kwartiermeesters, op door hen op te maken<br />

a


V<br />

O<br />

Cu<br />

4<br />

c<br />

8<br />

CD<br />

CJ<br />

V<br />

a.<br />

en<br />

Q,<br />

CD<br />

CD<br />

N<br />

T3<br />

Ti;<br />

0<br />

CD<br />

a<br />

D<br />

0)<br />

0<br />

cc<br />

a<br />

LITER.<br />

dol<br />

raa<br />

0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005: 0.10 0.015<br />

0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005 0.10 0-015<br />

0.001 0.001 0.03!<br />

0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005 0.10 0-015<br />

0.001 0.001 0.03 0.008 0.015 0.005 0.10 0-015<br />

0.001 0.001 0.03<br />

CD<br />

E3<br />

CD<br />

0.015 0.005 0.10 0:015<br />

0.001 0.001 0.03 0.005 0.015,0.005 0.10 0.015<br />

0.015 0.005 0.10 0.015<br />

185<br />

blik. ration.<br />

74<br />

O 5<br />

0.02<br />

0.02<br />

0,02<br />

Ter geheele ver-<br />

vanging van versch<br />

rund en varkens-<br />

vleesch kan wor­<br />

den verstrekt.<br />

0.105 Gebr. gehakt.<br />

0.175 Austr. vl.<br />

0.175 Austr. vl.<br />

0 105 Gebr. gehakt.<br />

0.21 Gebr.gehakt.<br />

0.15Gerooklspek.<br />

0.25 Austr.<br />

vleesch.<br />

0.21 Gebr. gehakt.<br />

0.175 Ding-ding.<br />

0.15 Gerookt<br />

spek.<br />

0.35 Australisch<br />

vleesch.<br />

OMSCHRIJVINQ<br />

DER<br />

MAALTIJDEN.<br />

Brood, boter, koflie en komijne kaas<br />

Soep met rijst, sambal, versch<br />

rundvleesch.<br />

Volksspijs met versch rundvleesch<br />

Brood, boter, koffie en sardines.<br />

Soep met rijst en sambal met<br />

versch rundvleesch.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />

Brood, boter, koffie en komijne kaas<br />

Soep met rijst en sambal en versch<br />

rundvleesch.<br />

Bruine of witle boonen met varkens<br />

vleesch.<br />

Brood, boter, koffie en gesmoord<br />

Austr. vleesch.<br />

Soep met rijst en sambal en versch<br />

rundvleesch.<br />

Volksspijs met versch rundvleesch.<br />

Brood, boter, koffie en komijne kaas<br />

Soep met rijst, sambal en versch<br />

rundvleesch.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />

Brood, boter, koffie en sardines.<br />

Soep met rijst, sambal en versch<br />

rundvleesch.<br />

Erwtensoep met versch varkensvleesch.<br />

Brood, boter, koffie en gerookt spek<br />

Soep met rijst, sambal en versch<br />

rundvleesch.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />

tcegekend tot en met den dag van terugkomst in die linie, overigens is met belrekking tot toekenning van<br />

van den Lande.<br />

ting op de soldij onderhevig, zoodat de voile soldij, c. q. na aftrek der delegatie. wordt uitgekeerd.<br />

wordt per dag verstrekt 0.50 K-G- rijst en 0.02 K.G. zouf.<br />

de fouriers als de koks en bijkoks ter hunner beschikking worden gesteld.<br />

dagelijksche bons.


Schaftorde volgens tarief No. 20<br />

VOOR INLANDERS.<br />

Goedgekeurd:<br />

Bijl<br />

l) 1 a g e X.<br />

Tie Militaire Commandant<br />

van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />

(w. g.) STEMFOORT.


DAGEN.<br />

Zondag.<br />

Maandag.<br />

Dinsdag.<br />

Woensdag.<br />

Donderdag,<br />

Vrijdag<br />

Zaterdag.<br />

CC > H3<br />

0.50<br />

0.65<br />

0.65<br />

0.50<br />

0.65<br />

0.65<br />

0.65<br />

B<br />

3<br />

025<br />

0.25<br />

0.25<br />

0.25<br />

0.25<br />

-o<br />

60 .<br />

O _C<br />

o u<br />

u<br />

a<br />

o<br />

_M<br />

c<br />

_aj<br />

"3<br />

e<br />

a<br />

188<br />

K I L O G R A M M E N.<br />

3<br />

O<br />

N<br />

a.<br />

v<br />

a.<br />

v p<br />

S 3<br />

o m<br />

o o<br />

a s<br />

V<br />

><br />

V<br />

u<br />

o<br />

a<br />

0.11 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.00<br />

o<br />

a<br />

en<br />

0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02<br />

N<br />

(30 C<br />

o<br />

u<br />

p<br />

1-<br />

erj<br />

-o<br />

a<br />

0 25 0.07 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02,0.005<br />

0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02 0.005<br />

0.25 0.11 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.001 0.001 0.02<br />

0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.001 0.001 0.02<br />

0.12 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 002 0.005<br />

i<br />

0.00110.02 0.006<br />

De vivres te velde gaan in van en met den dag van vertrek uit de geconcentreerde<br />

Overigerts is met betrekking tot toekenning van veldvivres, voor zooveel toepasselijk,<br />

Het ration moet worden aangemerkt als maximum, hetgeen minder wordt verbruikt 1<br />

Bij toekenning van veldvivres wordt geen bijslag op de soldij te goed gedaan en is<br />

delegatie, wordt uitgekeerd.<br />

Aan vrouwen die, na bekomen machtiging van den bevelhebber van de expeditie,<br />

Het gereedmaken van het eten geschiedt onder toezicht van de korps-kwartiermeesters,<br />

Het kookgereedschap wordt steeds medegevoerd.<br />

De dagelijksche fourageeringen geschieden door de korps-kwartiermeesters op door hen


OQ<br />

0.15<br />

0.15<br />

bo<br />

c<br />

60<br />

C<br />

0.06<br />

<<br />

LITER.<br />

V<br />

J3<br />

><br />

CO<br />

V<br />

"3<br />

<br />

a<br />

CO<br />

_M<br />

s<br />

3<br />

o<br />

1)<br />

0-<br />

0.01 0.005 0.01<br />

0.01 0.005 0.0<br />

0.0 !<br />

0.005<br />

0.01<br />

0.01 0.005 0.01<br />

0.01 0.005 0.01<br />

0.01 0.005 0.01<br />

0.01 0.005; 0.0<br />

blik. stuks ration.<br />

CO<br />

en<br />

'/<<br />

74<br />

c<br />

« s<br />

S g<br />

I u<br />

u<br />

O<br />

1 0.02<br />

0.02<br />

0.02<br />

189<br />

Ter geheele<br />

vervanging van<br />

versch rundvleesch<br />

kan<br />

worden verstrekt.<br />

0.25 Kg. Austr,<br />

0.15 Kg. Gebraden<br />

gehakt,<br />

0.25 Kg. Austr<br />

vleesch<br />

0 125Kg.Dingding<br />

0.15 Kg. Gebraden<br />

gehakt.<br />

0.125Kg.Dingding.<br />

0.25 Kg. Austr.<br />

vleesch.<br />

OMSCHRIJVING<br />

DER<br />

MAALTIJDEN.<br />

Koffie, Brasketan met sambal en gedroogde<br />

visch.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met kerrie en versch rundvleesch.<br />

Koffie, rijst met sambal en een gezouten<br />

eendenei.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />

Koffie, rijst met sambal en sardines.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met kerrie, gedroogde visch en versch<br />

rundvleesch.<br />

Koffie, brasketan met sambal en een gezouten<br />

eendenei.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />

Koffie, rijst met sambal en dingding.<br />

Soep met rijst en eambal en versch rundvl.<br />

Rijst met kerrie en gedroogde visch.<br />

Koffie, rijst met sambal en sardines.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />

Koffie, rijst met sambal en een gez. eendenei.<br />

Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />

Rijst met kerrie en gedroogde visch.<br />

linie en worden toegekend tot en met den dag van terugkomst in die Linie.<br />

van kracht het bepaalde voor de berekening van vivres in garnizoen<br />

blijft ten voordeele van den Lande. \<br />

men niet aan korting op de soldij onderhevig, zoodat voile soldij c. q. na aftrek der<br />

hunne mannen volgen wordt per dag verstrekt\0.50 K.G. rijst en 0.02 K.G. zout.<br />

waartoe zoowel de fouriers als de koks en bijkoks ter hunner beschikking worden gesteld.<br />

op te maken dagelijksche bons.


Schaftorde volgens tarief No. 20<br />

VOOR OFFICIEREN.<br />

Goedgekeurd:<br />

B ij 1 a ge XI.<br />

*De Militaire Commandant<br />

van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />

(w. g.) STEMFOORT.


DAGEN.<br />

Zondag.<br />

Maandag.<br />

Dinsdag.<br />

Woensdag.<br />

Donderd.<br />

Vrijdag.<br />

Zaterdag.<br />

CO<br />

0.15<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.15<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.40<br />

Versch<br />

rundvleesch.<br />

Versch<br />

varkensvleesch.<br />

0.40<br />

0 40<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.40<br />

0.15<br />

0.15<br />

0.15<br />

CU<br />

a<br />

CO<br />

o<br />

V<br />

a<br />

0.04<br />

a<br />

V<br />

a<br />

o<br />

o<br />

cu<br />

a<br />

'3<br />

>-i<br />

CQ<br />

022<br />

G<br />

CU<br />

%<br />

M<br />

CU<br />


CU<br />

a<br />

cu<br />

CO<br />

c ro<br />

O »<br />

CU cu<br />

cu -o<br />

a<br />

o<br />

cu<br />

•* >_<br />

cu<br />

~a<br />

cu<br />

o<br />

a<br />

CU<br />

CU<br />

a<br />

_v<br />

v<br />

o<br />

eu<br />

a<br />

a<br />

v<br />

cu<br />

N<br />

cu<br />

-o<br />

60<br />

O<br />

O<br />

-o<br />

cu<br />

o<br />

193<br />

LITER.<br />

o<br />

-o<br />

CO<br />

CO<br />

CQ<br />

0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />

0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />

0 002 0.003 0.002 0.002 005 0.0175 0.05 0.03 0.10<br />

0 002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />

I<br />

0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />

0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 O.OI75 0.05 0.03 0.10<br />

0.002 0.00310.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />

E<br />

3<br />

JU<br />

o<br />

CU<br />

flesch.<br />

c<br />

»<br />

cu<br />

-a o<br />

ai<br />

V2<br />

v2<br />

72<br />

72<br />

72<br />

72<br />

7a<br />

biik.<br />

CO<br />

cu<br />

c<br />

-o<br />

cfl<br />

CO<br />

l u<br />

%<br />

\U<br />

ration<br />

0.<br />

0.02<br />

0.02<br />

0.02<br />

Ter geheele ver-<br />

vanging van versch<br />

rund en varkens­<br />

vleesch kan worden<br />

verstrekt.<br />

0.12 Gebraden gehakt<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.12 Gebrad. gehakt.<br />

0.15 Gerookt spek.<br />

0.12 Gebrad. gehakt.<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.15 Gerookt spek.<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.10 Ding-ding.<br />

0.24 Gebrad. gehakt.<br />

0.10 Ding-ding.<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.15 Gerookt spek.<br />

0.20 Austr. vleesch.<br />

0.12 Gebrad. gehakt.<br />

de Linie en worden toegekend tot en met den dag van terugkomst in die linie.<br />

blijft ten voordeele van den Lande.<br />

hen op te maken dagelijksche bons.<br />

13


Bijlage XII.<br />

VERGELIJKEND OVERZICHT van de voedingswijze vol­<br />

gens schaftorde en op oorlogsvoet in <strong>1896</strong>.<br />

BEREKENING, aangevende het kostende bij voeding volgens<br />

toenmaals vigeerende schaftorde en op oor­<br />

logsvoet.


Rijst<br />

Versch rundvleesch .<br />

Australisch vleesch in bl<br />

Versch varkensvleesch<br />

Gerookt spek .<br />

Gedroogde visch<br />

Versch brood .<br />

Bruine boonen.<br />

Groene erwten.<br />

Boter.<br />

Koffie<br />

Thee,<br />

Uien.<br />

Zout .<br />

Peper<br />

Geconserveerde samb<br />

Kerriepoeder<br />

Specerijen .<br />

Zeep .<br />

Azijn.<br />

Versche klapperol<br />

Jenever .<br /&g