ATJEH 1896 - Acehbooks.org
ATJEH 1896 - Acehbooks.org
ATJEH 1896 - Acehbooks.org
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>ATJEH</strong> <strong>1896</strong><br />
Met 3 kaarten en 6 portretten<br />
DOOR A. KRUISHEER<br />
Kapitein der Infanterie Oo»t-Indisch Leser<br />
N. V. BOEKHANDEL VISSER & C°. - Weltevreden, Amersfoort
c<br />
<strong>ATJEH</strong> '96<br />
DOOR<br />
A. KRUISHEER,<br />
Kap'. der Inf. O. 7. L.<br />
Met 3 kaarten en 6 portretten.<br />
2 e DEEL.<br />
WELTEVREDEN,<br />
N. V. BOEKHANDEL VISSER & Co.<br />
1913.<br />
voor<br />
• .
I n h o u d:<br />
biz.<br />
HOOFDSTUK III.<br />
Verrassing van Ana' Galoeng op 29 Juni en tuchtiging van<br />
de kampongs Sibreh en Rahat (III Moekims Lamkrak) . . . . 1.<br />
Twee colonnes bezoeken den 2 en Juli respectievelijk de IX en<br />
VI Moekims 15.<br />
5 Juli debarkeert te Oleh-leh de nieuw benoemde Civiel en<br />
Militaire Gouverneur, de generaal-majoor J. J. K. de Moulin . . 15.<br />
Kolonel Stemfoort vertrekt naar Batavia 15.<br />
7 Juli Excursie naar de IV Moekims (Kroeng-Raba) . . . . 16.<br />
Overlijden van den generaal-Majoor J. J. K. de Moulin. . . 20.<br />
Kolonel Stemfoort opnieuw tijdelijk met de functien van Civiel en<br />
Militair Gouverneur belast 21.<br />
Telegrafische bevelen van den Gouverneur Generaal omtrent de<br />
verdere actie 21.<br />
Bezoek van het 12 e Bataljon aan de kampongs Lambaroe en<br />
Lampagger op 9 Juli 22.<br />
Opruiming van de benteng te Lamkoenjit 22.<br />
Mislukte poging van de marechaussee tot oplicbting van Toekoe<br />
Rajoet Daroe nabij Empehbling 23.<br />
1 1 Juli aanvaardt kolonel Stemfoort het gezag 23.<br />
Verkenningen in de XIII Moekims Toengkoeb 23.<br />
Idem in de XXVI Moekims door eene colonne onder<br />
Luitenant-Kolonel G. F. Soeters 24.<br />
Bezetting van Kroeng-Raba (Lok Nga) op 15 Juli . . . . 25.<br />
Telegram van den Gouverneur-Generaal van der Wijck dd° 18 Juli,<br />
met eene nadere uiteenzetting zijner bedoelingen omtrent de<br />
verdere actie 29.<br />
Toekoe Oemar verlaat Lepong en vestigt zich in Lohong . . 30.<br />
Tocht naar de V Moekims Montassik op 20 Juli 32.<br />
21 op 22 Juli. Oplichting van Toekoe Nja Makam in kampong<br />
Lam Nga 42.<br />
Berichten omtrent vijandelijke stellingen in de XXVI Moekims. 44.
~<br />
IV<br />
Actie van Oemars volgelingen om Kroeng-Raba 45.<br />
Tocht naar Teungkoe di Lengkong en Pieng op 29 en 30 Juli 50.<br />
Machtiging verleend tot den bouw van een versterkt kampement<br />
te Lok-Nga 59.<br />
4 Augustus. Verkenningen in verschillende richtingen o.a. naar<br />
de IX Moekims 60.<br />
Nieuwe verkenningen van de Blang Bintang op 7 Augustus . 61.<br />
Excursie naar Lepong en Lohong van 10 tot en met 14 Augustus. 62.<br />
Over brieven aan Panglima Polem en de hoeloebalangs der<br />
XXII Moekims 80.<br />
Over het inlandsch bestuur 81.<br />
19 — 20 Augustus. Nieuwe poging tot verrassing van Toekoe<br />
Rajoet Daroe 82.<br />
Tocht naar de XXII Moekims van 23 tot en met 27 Augustus. 83.<br />
Bezetting van Samahani door een bataljon infanterie met hulp-<br />
wapens 100<br />
Verschillende patrouilles in de VII Moekims Baid, in de XXV<br />
en XXVI Moekims 101.<br />
7 September. Begin van den bouw van een kampement op<br />
de Blang Bintang (Tjot Mantjang) 103.<br />
Eerste tocht naar Selimoen van 6 tot en met 11 September . 104.<br />
Over de bezettingen van de XXVI en XXII Moekims. . .112.<br />
Het tijdperk van medio September tot 28 October . . . .113.<br />
Invoering van het passenstelsel 116.<br />
Tijdelijke bezetting van Indrapoeri op 28 October 124.<br />
Samenwerking met de bezetting van Tjot Mantjang tot inname<br />
van de sterkte, genaamd Kota Ba l Teue 128.<br />
Tocht naar Ladoeng en Kroeng Raja op 30 en 31 October . 130.<br />
Idem van Indrapoeri naar Lampanas en Pasar-Karang Djih . 133.<br />
2° Tocht naar Selimoen van 3 tot en met 6 November. . . 135.<br />
Het slaan van een brug over de Kroeng Pengapit op 8 November. 142.<br />
Terugkeer der colonne-van Heutsz via Pieng, Montassik en<br />
_^_ Senelop naar Koeta-Radja 143.<br />
Het bivak te Indrapoeri blijft bezet 143.<br />
8 November. Doorzoeking van het gebergte-zuidwest van Biloel. 145.<br />
biz.
HOOFDSTUK IV.<br />
Aankomst van den nieuw benoemden Civiel- en Militairen<br />
Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, den kolonel C.J. P.<br />
V<br />
van Vliet op 8 November 145.<br />
1 7 .November. Overgave en overname van het bestuur, — Kolonel<br />
J. W. Stemfoort keert naar Java terug 145.<br />
Verkenning in Lepong op 12 November 146.<br />
Tocht in het gebergte zuid van Biloel en Mampreh. . . . 149.<br />
Tocht naar Tibang-Poei en Birah bij Ba' Dilip ter opsporing<br />
van het op 17 April '96 verloren gegane geschut — 29 November. 150.<br />
Tijdperk van 1 tot en met ultimo December 151.<br />
De heerschende cholera belet de actie 152.<br />
Nadere gegevens omtrent onze vijanden 153.<br />
Het uitrusten eener colonne tegen Oemar 154.<br />
BESLUIT 155.<br />
BIJLAGEN<br />
No. I. Instructie door den Regeeringscommissaris te Atjeh achtergelaten<br />
bij zijn vertrek op 28 Juni <strong>1896</strong> 162.<br />
„ II. Notulen der conferentie van den gouverneur-generaal<br />
met den generaal-majoor J. J. K. de Moulin op 18 Juni. 166.<br />
„ III. Instructie voor den Civielen en Militairen Gouverneur<br />
van A. en O., den kolonel C. P. J. van Vliet. . . 168.<br />
„ IV. Extract-besluit regelende invoerende de schaftordes voor<br />
biz.<br />
het jaar 1893 173.<br />
V. Extract-besluit dd°. 23 Sept. '95 idem de voeding<br />
betreffend 177.<br />
„ VI. Commandementsorders dd° 4 en 5 April '96, resp.<br />
nos. 37 en 39 179.<br />
„ VII. Extract-besluit dd°. 30 April '96 betreffende de toelagen. 180.<br />
„ VIII. Idem dd°. 22 Augustus '96 betreffende de<br />
toelagen en den bijslag 181.<br />
„ IX. Schaftorde volgens tarief N°. 20 voor Europeanen. . 183.<br />
„ X. Idem „ „ idem „ Inlanders . . . 187.<br />
„ XI. Idem „ „ idem „ Officieren. . . 191.<br />
„ XII. Vergelijkend overzicht van de voedingswijze volgens<br />
gewone schaftorde en op oorlogsvoet in <strong>1896</strong> . . . 195.
No. XIII.<br />
'., XIV.<br />
, XV.<br />
, XVI.<br />
, XVII.<br />
, XVIII.<br />
, XIX.<br />
, XX.<br />
, XXI.<br />
, XXII.<br />
1. Historie<br />
VI<br />
Inkomsten van officieren in <strong>1896</strong><br />
Nota betreffende de verpleging van troepen en<br />
dwangarbeiders bij den tocht naar Lepong.<br />
Schaftorde van 21 December <strong>1896</strong><br />
Verlieslijst Atjeh—<strong>1896</strong><br />
Dagorders betreffende de<br />
belooningen voor Atjeh<br />
toekenning van Militaire<br />
Overzicht van onze vroegere betrekkingen met Atjeh<br />
en van den huidigen toestand in dat gewest (met<br />
overzichtskaart 1.2.000.000.-) . . . . . . . .<br />
2. Het Atjehsche volkskarakter<br />
3. Grootte en grenzen<br />
4. Bevolking<br />
5. Kusten<br />
6. Bodemgesteldheid<br />
7. Mijnbouw<br />
8. Wegen<br />
9. Tramweg<br />
10. Handel<br />
1 1. Kunst en nijverheid<br />
12. Landbouw, Europeesche en inlandsche cultures . . . .<br />
13. Veeteelt<br />
14. Het onderwijs<br />
15. De hoofden<br />
16. De rechtspleging<br />
1 7. Belastingen<br />
1 1. Landschapskassen<br />
19. Staatkundige en administratieve indeeling<br />
20. De gewapende politie<br />
21. Het leger<br />
22. j<br />
t/m "j Grafische voorstellingen den handel betreffend . . . .<br />
25. I<br />
26. Verschillende gegevens betreffende de jaren 1893—1912<br />
voor Atjeh<br />
96<br />
biz.<br />
199.<br />
203.<br />
208.<br />
212.<br />
222.<br />
234.<br />
234.<br />
252.<br />
256.<br />
257.<br />
257.<br />
259.<br />
260.<br />
262.<br />
263.<br />
264.<br />
267.<br />
269.<br />
274.<br />
275.<br />
276.<br />
277.<br />
278.<br />
278.<br />
279.<br />
296.<br />
297.<br />
304.
VII<br />
PHOTO'S Frontaanzicht van Anas Galong,<br />
KAARTEN 1.<br />
Generaal Majoor J. J. K. de Moulin,<br />
,, ,, J. W. Stemfoort,<br />
„ C P. J. van Vliet,<br />
Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz,<br />
Atjehsche Hoofden,<br />
Schets v/h. Gevechtsterrein bij Ana' Galoeng<br />
2.<br />
3.<br />
tegenover.<br />
biz.<br />
2.<br />
15.<br />
83.<br />
145.<br />
104.<br />
276.<br />
Overzichtskaart van Groot-Atjeh 1883, schaal I : 75000.<br />
Aangevuld en verbeterd naar de in <strong>1896</strong> voorhanden<br />
gegevens.<br />
Lam Krak 95 en 10 Juni <strong>1896</strong> schaal 1 : 25000.<br />
Overzichtskaart van het Gouvernement van Atjeh en<br />
Onderhoorigheden in 1913, schaal 1 : 2.000.000.<br />
5.
Errata.<br />
biz. 15 Op het eind 12= regel na ,,Schauroth" te laten volgen ,,en".<br />
17 7 e regelv.b. voor ,,Toean de Boh" te lezen „Toeant/t Boh".<br />
22 15*<br />
28 10*<br />
2*<br />
I) If staat: ,,zelf vrouwen" lees zelts tit vrouwen<br />
,, ,, voor „de" te lezen ,,den"<br />
„ 0. ,had de" te lezen ,,had den".<br />
47 18* en 19*',', „ b. ,, ,,eerst-gnomen" te lezen ,,eerst ingenomen".<br />
49 15*<br />
„ 0. ,, ,,omgoedgezind" te lezen,,onsgoedgezind"<br />
65 4*<br />
66 17"<br />
»» »» staat ,,rKoeng-Raba" lees ,,Kroeng-Raba".<br />
„ b. ,, ,,genietoepen" „ „genietroepen".<br />
71 15-=<br />
91 4*<br />
105 16*<br />
,, ,,<br />
tt 11<br />
,, 0.<br />
,,<br />
,,<br />
,,Dea Mamplau" „ ,,DeaMampIan".<br />
,,te" lees ,,te".<br />
,,tandoe" lees ,,tandoes".<br />
120 5*er 6* ',', „ ,, lees ,,levensgevaarlijk gewonden Euro-<br />
140 17-=<br />
141 1*<br />
peeschen".<br />
»t »J ,, ,,de 1* luitenant A. A. Dijkstra".<br />
„ b. staat ,,mee" lees men".<br />
„ 5*<br />
„ 0. ,, ,,tucht" lees ,,tocht".<br />
142 8*<br />
146 9*<br />
153 17-=<br />
»i ») ,, ,,overige" lees ,,overigen".<br />
»t »» ,, ,,Lehong ,, „Lepong".<br />
„ b. lees ,,Toungkoe di Tjot Plseeng".<br />
174 8*<br />
177 11*<br />
180 17*<br />
,, ,, voor ,,1898" te lezen ,,1893".<br />
| tusschen ,,militairen" en ,,/0.04" inlasschen:<br />
,, 0. °* \ ,,van / 0.05 (vijf cent) en voor de Inl.<br />
„ b.<br />
militairen van".<br />
195 In het hoofd tusschen ,.volgens" en ,.schaftorde" voegen<br />
,,gewone".<br />
198 11* regel v. o. lees „of per maand 30 X 336.7869".<br />
bovenaan voor ,,Thans" te lezen ,,Gewoon".<br />
regel v. o. te lezen: ,,J. L. W. F. van Leent".<br />
,, voor „rasse" te lezen ,,rassche".<br />
b. ,, ,,zou" ,, ,, ,,zouden".<br />
o. ,, na ,,rechtvaardige" een komma te plaatsen.<br />
b. staat ,,geopraphisch" lees ,,geographisch".<br />
o. ,, ,,sterskte" ,, ,,sterkste".<br />
Schets tegenover biz. 5 tegenover het Z. W. bastion ,,8*" niet<br />
,,3 e 200 bi<br />
231 7<br />
236 12<br />
274 10<br />
281 10<br />
295 10<br />
301 3<br />
" brigade.<br />
Nadere toelichting:<br />
283 12* regel v. b. 18 Juli 1913 werden Pang Bintang en drie<br />
volgelingen te Oeteuen Sira (V Moehim Mon<br />
Tasie) overvallen en neergelegd.<br />
292 2* , Hetzelfde lot trof Pang Manap en eenige<br />
volgelingen in de Gajoe-Loeos.
HOOFDSTUK III.<br />
Verrassing van Anak Galoeng op 29 Juni <strong>1896</strong>.<br />
Bij zijn vertrek naar Java, liet de leger-commandant, tevens Regeerings-<br />
commissaris, eene geheime instructie achter (1).<br />
Reeds voor den volgenden dag, werd een troepenmacht aangewezen<br />
om de kampongs Rahat en Sibreh te tuchtigen.<br />
Onder leiding van den kolonel Stemfoort rukten drie colonnes uit,<br />
samengesteld als volgt:<br />
Staf can den bevelhebber:<br />
Chef van den Staf: Luit.-kol. van Vliet.<br />
Adjunct: Kapt. J. C. Smits.<br />
Adjudanten: Luit.-adj. Kroesen en Hoekstein.<br />
1* colonne:<br />
Commandant: Luit.kol. J. B. van Heutsz.<br />
Chef van den Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: l e luit.-adj. F. Kilian.<br />
Zes ordonnansen.<br />
Korps marechaussee: comdt.: kapt. Jhr. G. J. W. C. H. Graafland.<br />
Sterkte: 3 off. en 221 ond. off. en minderen.<br />
3* Bat. Inf. comdt.: Luit.-kol. G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 16 off. en 372 ond. off. en minderen.<br />
6* Bat. Inf. comdt.: Maj. D. A. Okhuizen.<br />
Genietroepen.<br />
Sterkte: 13 off. en 337 ond. off. en minderen.<br />
Een detachement: Comdt.: l e luit. A. S. Ruzette.<br />
Trein.<br />
Sterkte: 34 ond. off. en minderen.<br />
Twee ambulances onder de off. van gezondheid J. F. W. L. van<br />
Leent en F. J. Hagen met tandoes enz.<br />
(1) Zie bijlage I.
Reserve munitie.<br />
2* colonne:<br />
Comd.<br />
Luit.-Kol. G. F. Soeters.<br />
Chef v/d. Staf. Kap. H. C. Kronouer.<br />
Adjudant.<br />
1* Luit.-Adj. H. C. van Bremen.<br />
Acht ordonnansen.<br />
Half. 7 e Bat. Inf. Comd. Maj. J. R. Jacobs.<br />
Sterkte: 9 off. en 277 ond. off. en minderen.<br />
12* Bat. Inf. Comd. Kap. J. A. W. Weustmann.<br />
Sterkte: 14 off. en 487 ond. off. en minderen.<br />
14* Bat. Inf. Comd. Majoor F. C. Thomson.<br />
Sterkte: 14 off. en 467 ond. off. en minderen.<br />
Artillerie.<br />
1* en 3* sectie 1* Bergbatterij: Comd. Kap. G. J. E. Nauta.<br />
Sterkte: 2 off., 57 ond. off. en minderen, 8 off.- en<br />
rijpaarden, 24 trek- en draagdieren.<br />
Genietroepen.<br />
Een detachement: Comd. Kap. W. A. J. T. Zelle.<br />
Sterkte: 53 ond. off. en minderen.<br />
Cavalerie.<br />
Twee pelotons: Comd. Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Trein.<br />
Sterkte: 3 off. en 50 minderen.<br />
Per bataljon: een ambulance.<br />
Per compagnie: een mandoer en 24 dragers.<br />
3* colonne.<br />
Comd. Luit.-Kol. C. J. Laceulle tevens Comd. van het 5* Bat. Inf.<br />
Sterkte: 14 off. en 445 ond. off. en minderen.<br />
Artillerie.<br />
Eene sectie Bergart. Comd 1* Iuit. van der Waarden.<br />
Sterkte: 31 ond. off en minderen, 5 rijpaarden 12<br />
trek- of draagdieren.<br />
Genietroepen.<br />
Een detachement: Comd. 1* luit. C. J. de Bruijn.<br />
Trein.<br />
Sterkte: 17 minderen.<br />
Eene ambulance.<br />
Volgens de instructie moest de 1* colonne de tuchtiging ten uitvoer
B<br />
z<br />
o<br />
<<br />
z<br />
<<br />
><br />
I-<br />
I u<br />
N<br />
z<br />
<<br />
<<br />
H<br />
Z<br />
o<br />
a<br />
Li.
leggen, de 2* haren terugtocht op den linker- de 3* op den rechteroever<br />
der Atjeh-rivier dekken. De 2* colonne moest daartoe eene opnamestelling<br />
in den Oostrand van Ana 4 Bate en Glieng kiezen, die in het<br />
noorden aangeleund was tegen den Ana 4 Galoengdijk en verder een deel<br />
van den noordrand van Kling bezetten; de 3* zou zich vastzetten in<br />
den Oostrand van Lam-Oe.<br />
Door signalen zou het verband tusschen die beiden worden onderhouden.<br />
Het uur van afmarsch van Koeta-Radja, was voor de l e colonne op<br />
middernacht van 28 op 29 Juni gesteld, voor de 2* op 5 u. 30 v.m.<br />
en voor de 3* op 6 u. v.m. beiden van Lambaroe.<br />
Extra-treinen z<strong>org</strong>den voor het overbrengen naar dien post.<br />
Ana 4 Galoeng was volgens berichten door ^ 50 man bezet, Passar<br />
Sibreh door 30 —en Sibreh (Ba 4 Seping) door 12 man.<br />
In Ba 4 Tjerlaq, Blang Tjoet, Boekloet, Lambarih en Belang zouden<br />
zich geen vijanden ophouden. Een paar bruggen waren afgebroken.<br />
Doel voor de 1* colonne was meer in het bijzonder:<br />
„Het zoo snel mogelijk, bij verrassing, vermeesteren van het door den<br />
„vijand bezette Ana 4 Galoeng, het verbranden van de kampongs Rahat<br />
„en Sibreh der VII Moekims Baid, en het vernietigen der eigendom-<br />
„men aldaar.<br />
„Na afloop den terugtocht aannemen via Ana 4 Galoeng, Lambarih<br />
„naar Lambaroe".<br />
Op beide oevers der Atjeh-rivier zouden de troepen in stelling blijven,<br />
tot dat de 1* colonne was gepasseerd.<br />
De 3* colonne had als nadere opdracht:<br />
„het afpatrouilleeren van de kampongs tusschen Tjot Goet en Belang,<br />
„het slechten der vijandelijke versterkingen Tjot Goet, Tjot Gloempang<br />
„en Lamsoet, voor zoover zulks niet reeds vroeger geschied was, en de<br />
„terugtocht op Siroen en Lambaroe in verband met de 2 e colonne<br />
„nemen".<br />
Branden en plunderen was voor deze colonne streng verboden.<br />
Voor den afmarsch van Lambaroe, 2 u. 30 v.m. deelde de Civiel<br />
Gezaghebber aldaar nog mede, dat er, volgens de laatste berichten<br />
binnen Ana 4 Galoeng geen 50, maar 200 vijanden zaten, en dat de<br />
wallen, met de stevige verticale ijzerdraadversperring van onzen ouden<br />
post, nog in goeden staat verkeerden. Vooral de laatste mededeeling
was den voorhoedecommandant onaangenaam. Middelen om het stekel-<br />
draad door te knippen, waren niet medegenomen en zoo was het te<br />
voorzien, dat de vernieling ons verliezen zou berokkenen.<br />
Langs den Ana 4 Galoengdijk marcheerend, bereikte de voorhoede<br />
tegen 4 u. v.m. Blang Tjoet. Het laatste bruggetje voor Ana 4 Galoeng<br />
bleek afgebroken; daar het terrein aan weerszijden droog was, leverde<br />
dit geen bezwaar op.<br />
Toen de voorste compagnie van het 3* Bataljon (de snelladers) deze<br />
brug voorbij was, zond de colonnecommandant haar vlug naar voren,<br />
om de inmiddels reeds afgemarcheerde marechaussee's in te halen en<br />
bij den aanval op de benteng te steunen.<br />
De marschvorm der brigades op den dijk was:<br />
voorop de 5*, 6*, 7* en 8 e brig, onder den 1* luit. W.K.J. Stoop;<br />
dan de 10*, 11*. 12*, en 9* „ „ „ „ C. F. A. Wagener;<br />
den commandant der marechaussee's met den luit. Vis en vier mare<br />
chaussee's;<br />
ten slotte de 1* luit. G. K. Dijkstra met de 4*. 2* en 3* brig., den<br />
trein en de l e brig, als dekking trein.<br />
Aan het hoofd der compagnie snelladers marcheerde de 1* luit. K. J. C.<br />
Rijnen, terwijl bij het 2* peloton, van den 1* luit. C. G. Meerburg,<br />
zich de kapitein J. H. P. van Aken had aangesloten, en de 2* luit.<br />
B. Tammes als sectie commandant was ingedeeld.<br />
Op circa 4 a 500 M. van Ana> Galoeng, marcheerden drie brigades<br />
van luit. Stoop ten w. van den dijk in linie op, de 4* bleef in reserve<br />
daarachter, ten einde aldus behoedzaam tegen de W.- en Z.- face op<br />
te rukken.<br />
De afdeeling Wagener ging aan de oostzijde van den weg zoo gedekt<br />
en stil mogelijk, in marschcolonne, onder langs den dijk, om met 3<br />
brigades aan de noordzijde binnen te dringen, terwijl de 9* brig, zich<br />
naar de oosterface zou wenden.<br />
De afdeeling Dijkstra met de 1 e brig, bleven, evenals de commandant<br />
van het korps, op den dijk doormarcheeren.<br />
Deze verkeerde in het idee, dat de ijzeren brug z. o. van de ver-<br />
sterking geheel vernield en onbruikbaar was en dat de eventueel vluch-<br />
tende vijand, dat alleen in de richting van Sibreh zou doen.<br />
Daarom bestond de naar de oostzijde gedirigeerde macht ook slechts<br />
uit eene brigade.<br />
Den marechaussee's was gelast, de verrassing te doen plaats hebben
zonder vuren, dus uitsluitend met de klewang, aan de officieren was<br />
evenwel vrijheid gelaten, hiervan af te wijken, zoo zulks dringend noodzakelijk<br />
bleek.<br />
Een blaffende hond dreigde nog een oogenblik de naderende troepen<br />
te zullen verraden.<br />
Duidelijk teekende de benteng met het verhoogde schilderhuis boven<br />
de poort, zich in het heldere maanlicht af.<br />
Met spoed werd de omsingeling volbracht en bijna gelijktijdig begon<br />
aan alle vier facen de vernieling en overklimming der verticale stekeldraadversperring.<br />
Zooals verwacht, gemakkelijk ging 't niet, meermalen te vergeefs,<br />
beproefden de marechaussee's hunne klewangs op het taaie draad, met<br />
het nadeelige gevolg, dat de bezetting gealarmeerd werd en voor een<br />
deel op de banketten, de bastions en in het verhoogde schilderhuis<br />
verscheen en 4 u. 45' v.m. het vuur op de onzen opende.<br />
Van de afdeeling Stoop kwamen de 6* en 7* brigade over de versperring<br />
en bereikten met hun afdeelings-commandant de borstwering<br />
aan de zuiderface, tusschen de zich daar bevindende coupure en het<br />
Z. W. bastion.<br />
Een talrijke vijand ontving hen hier, doch werd met de klewang<br />
teruggeslagen.<br />
De marechaussee's Tichuleruw, No. 21345, Walewangko, No. 9487,<br />
Kainama, No. 29609, en Kariostiko, No. 34424, dron£,en door de coupure<br />
naar binnen en zetten daar op eigen gelegenheid den strijd voort.<br />
De 8* brig, kwam voor het Z. W. bastion terecht, waaruit zoo hevig<br />
geschoten werd, dat zij er niet in slaagde hier binnen te komen.<br />
De luit. Stoop haar hachelijken toestand waarnemend, riep middels<br />
fluitsignaal de als reserve achtergelaten 5* brigade ter harer hulpe.<br />
Onmiddellijk gaf deze aan den oproep gehoor, en met vereende krachten<br />
drong men toen ook daar door en verjoeg den vijand naar de binnenruimte,<br />
echter ten koste van een doode en wat gewonden onzerzijds.<br />
De afdeeling Wagener, die aan de noordzijde de versperring beklom,<br />
kreeg bij de poort, waar zich de commandant bevond, aldra steun van<br />
de brigades Dijkstra, waarop hij zijn eigen brigades oost- en westwaarts<br />
van dien ingang deed verspreiden.<br />
De Ambt. mar. Singah, No. 19714, klom langs een der stijlen van<br />
de poort naar boven, hielp ook zijn brigade-commandant, den Eur. serg.<br />
Reis, No. 21748, over de versperring en liet zich toen naar binnen
vallen, tegelijkertijd werden twee kleine mannen, da Costa, No. 35135,<br />
en Semplok, No. 20427, door de kameraden over de versperring getild.<br />
Onder hevig vuur van de borstwering, openden deze beiden nu de<br />
poort, waardoor ook de anderen binnen de versperring kwamen.<br />
De hoofdpoort was nog dicht. Ter weerszijden werd echter op tal<br />
van plaatsen de borstwering beklommen, en zoo ontstond hier een gevecht<br />
van man tegen man in de richting van het binnenplein.<br />
De 3* brig, van serg. Turpitz, No. 22070, was om den N. W. saillant<br />
heengeloopen, en werkte zich op de W.-face over versperring en borstwering,<br />
om nagenoeg gelijktijdig met de aanvallers der noordzijde binnen<br />
te vallen.<br />
Het peloton snelladers van den luitenant Rijnen had de marechaussee's<br />
op den voet gevolgd en onder den commandant ten deele de borstwering<br />
O. van de hoofdpoort beklommen.<br />
Aanvankelijk van slechts vier minderen vergezeld, stuitte die officier<br />
binnen de benteng op een grooten drom vijanden, die onmiddellijk<br />
geattaqueerd en teruggedreven werd.<br />
Daarbij sneuvelde de Eur. serg. Verhey, No. 24109. De rest van<br />
het peloton voegde zich weldra bij hun commandant.<br />
In de binnenruimte der versteiking ontstond nu een verwoed gevecht,<br />
waarbij men over en weer van vuur- en blanke wapens gebruik maakte.<br />
Velen onderscheidden zich in dezen strijd. De Amb. mar. Daga,<br />
No. 31724, redde eerst den luit. Stoop het leven en sprong toen luit.<br />
Wagener, die het met een viertal Atjehers te kwaad had, te hulp. Kort<br />
daarop werd die officier in den duim verwond en opnieuw besprongen;<br />
gelukkig kwam toen luit. Rijnen juist opdagen. Deze schoot en sloeg<br />
een drietal vijanden neer, verwondde een vierde maar kreeg zelf een<br />
geweerschot in de dij, dat hem voorover deed vallen. Zich willende<br />
oprichten gaf een vijand hem een klewanghouw in den rug en maakte<br />
een ander zich gereed hem verder af te maken. Luit. Wagener vond<br />
toen gelegenheid zijne rekening te vereffenen en met hulp van de Eur.<br />
fus. Geurden, No. 34009, de Bock, No. 33458, en lterson, No. 36355,<br />
en wat marechaussee's werden de aanvallers teruggedreven.<br />
Ook luit. Dijkstra had niet stil gezeten. Onder vuur, dat van onder<br />
en uit de huizen kwam, dreef hij een troep vijanden voor zich uit naar<br />
de zuiderface, waar de afdeeling Stoop zich toen juist op de borstwering<br />
vertoonde. Zelf nam luitenant Dijkstra drie man voor zijne rekening<br />
en juist wilde hij een gewond marechaussee weer op de been helpen,
toen hij door een paar Atjehers werd besprongen. Een werd door den<br />
Amb. Kalolo, No. 32182, gedood, de ander bracht den luitenant een<br />
krachtigen klewanghouw in de borst toe, en werd toen door toeschietende<br />
marechaussee's onschadelijk gemaakt.<br />
Een der brigades, die aan de Noordzijde binnendrong, werd door<br />
een paar vijanden aangevallen. De commandant, de Eur serg. Kok,<br />
velde er een neer, waarop de ander in een huis aan de zuid-face<br />
vluchtte, werwaarts hij door Kok en de zijnen gevolgd werd. Middels<br />
een paar salvo's werden daarin 14 man neergelegd.<br />
Luitenant Vis zond hem daarop naar den noord-oosthoek, waar blijkbaar<br />
nog hevig gestreden werd. Op zijn weg door eenige tegenstanders<br />
besprongen, werden die neergesabeld en eenige andere binnen een<br />
woning neergeschoten; daardoor raakte hij echter uit de richting en kwam<br />
ten slotte terecht in het Z. W. bastion, waarin zich, nadat de 5* en<br />
8* brigade gepasseerd waren, een aantal vijanden had teruggetrokken.<br />
Hier smaakte hij 't genoegen zijn collega Gehne, No 24385, en een<br />
Amb. marechaussee, die het met een reusachtigen Atjeher aan den stok<br />
hadden, te hulp te kunnen komen. Ook sergeant Turpitz, die met eenige<br />
Atjehers handgemeen was geworden, was het kind van de rekening<br />
geworden, zoo niet serg. Waronkiran, No. 15932, met een slag den<br />
lastigsten aanvaller het hoofd van de romp had gescheiden.<br />
De 2* sectie der snelladers, onder luit. W. v. d. Vlerk, kwam nog<br />
op tijd om een goed aandeel in den strijd te kunnen nemen en het zich<br />
dan ook niet onbetuigd.<br />
Kapitein Graafland kreeg reeds voor het poortje in de ijzerdraadversperring<br />
een schot door zijn helmhoed, dat hem deed neertuimelen,<br />
zich oprichtend kreeg hij een tweede door het been.<br />
Ondersteund door een paar ondergeschikten, kwam hij met de 4*<br />
brigade de hoofdpoort binnen, maar was toen genoodzaakt in een tandoe<br />
te gaan liggen. Even te voren sprong uit een huis een Atjeher van<br />
achteren op den kapitein toe. Hij werd bijtijds door den Amb. fus.<br />
Lappers, No. 39170, en den Eur. fus. Busch, No. 36099, opgevangen.<br />
Zij brachten toen den gewonde weer achteruit naar de poort, waar beter<br />
voor zijn veiligheid gez<strong>org</strong>d kon worden.<br />
Het 2 e peloton van de compagnie snelladers, dat op last van den<br />
kapitein van Aken voorloopig buiten gebleven was, omdat te veel<br />
menschen binnen, de verwarring slechts konden vergrooten, volgde echter<br />
ten slotte ook en werd in dier voege verdeeld, dat eene sectie zich
achter de borstwering op de noorderface en om een — nog door Atjehers<br />
bezet — huis opstelde, terwijl luit. Tammes met de zijnen, zich op verzoek<br />
van luit. Dijkstra naar het N. O. bastion spoedde, dat nog steeds in<br />
s vijands handen was.<br />
Dit bastion, dat een houten vloer, een dito omwanding en een dak-<br />
bedekking had, werd nu omsingeld en toen de vijand door bleef vuren<br />
en niet naar buiten wilde komen, stak men het dak in brand. Dat<br />
werd den verdedigers te benauwd. Zij vielen in het daarop volgend<br />
handgemeen, terwijl een zestal in de vlammen omkwamen.<br />
De 9* brigade, onder den Amb. serg. Harmusial, No. 10906, die,<br />
zooals we zagen, de oosterface als haar deel had gekregen, kwam<br />
tegenover het Z. O. bastion, waarin zich tal van opgejaagde Atjehers<br />
verzameld hadden, die uit den aard der zaak al hun vuur op den<br />
kleinen troep concentreerden.<br />
Krachtig gesteund door zijn korporaal Politimu, No. 35297, en den<br />
ouden fuseher Semoukil, No. 8892, werd echter ook hier door Harmusial<br />
de versperring geforceerd en stelde de brigade zich voor de in deze<br />
face aanwezige poort op, om den vijand het vluchten te beletten. Een<br />
vijf en twintig tal sloegen zich door de zwakke brigade evenwel heen,<br />
en ontkwamen in de richting der Atjeh-rivier.<br />
In dit kort doch hevig gevecht verloor Harmusial 10 van de 1 7 man-<br />
schappen t. w. 4 dooden en 6 zwaar gewonden. Ook de wakkere<br />
Semoukil schoot er het leven bij in.<br />
Een deel der vijanden, die zich aan de noorderface een uitweg wilden<br />
banen, stietten op de 1* brigade.<br />
Terugdeinzend kwamen ze in een daar aanwezige natte gracht terecht<br />
en lieten daar hun leven.<br />
Om 5 u. v.m. was de versterking geheel in het bezit der troepen.<br />
Het gevecht had dus ^ een kwartier geduurd.<br />
De colonne commandant, in de benting komend, liet dooden en ge<br />
wonden verzamelen en de laatsten door ae doktoren van Leent en Hagen<br />
verbinden. De troepen werden weer geordend en het daglicht afge-<br />
wacht.<br />
Toen eerst kon alles naar behooren worden overzien.<br />
Het bleek, dat onzerzijds de verliezen bedroegen: vier gewonde<br />
officieren, 6 gesneuvelde en 29 gewonde onderofficieren en minderen —<br />
matte kogels en schampschoten niet medegerekend.
In en om de versterking liet de vijand 110 dooden liggen. Later<br />
vond men er nog in de sawahs.<br />
Omtrent het terrein van den strijd 't volgende: De sawahs waren<br />
droog en in de alang-alang was hier en daar een verhevenheid, waarachter<br />
troepen zich verdekt hadden kunnen opstellen.<br />
In de vrij groote versterking (onze bezetting was vroeger eene compagnie<br />
met hulpwapens) had de vijand meerdere groote en kleine met<br />
atap gedekte woningen en barakken opgezet. Alle bastions waren mede<br />
overdekt.<br />
De aarden wallen hadden meer dan manshoogte, met een banket<br />
aan den binnenkant.<br />
Zoo gezegd, was rondom de versterking, aan ingeheide klapperstammen<br />
bevestigd, eene ^ 2,5 M. hooge verticale stekeldraadversperring.<br />
destijds met bijzondere z<strong>org</strong> door den laatsten commandant, kapitein<br />
Bodemeijer, hersteld.<br />
Toegangen vormden alleen de groote houten poort in de noorder-,<br />
de kleine dito in de ooster-, en de coupure in de zuider face, met correspondeerende<br />
deuren in de versperring.<br />
Het 3 e bataljon had zich inmiddels op last van den colonne-commandant<br />
in den noordrand van Sibreh genesteld, terwijl het 6* bij Rahat<br />
stelling nam. Een der compagnieen bleef echter in reserve bij de<br />
veroverde versterking. .<br />
7 u. 40' v.m. kon de overste van Heutsz bericht van het gebeurde<br />
zenden aan den bevelhebber, die met de 2* colonne in Ana 4 Bate was<br />
aangekomen. Hij verzocht tevens versterking door het Half 7* Bat. en<br />
toezending van tandoes en verbandmiddelen, om het korps marechaussee<br />
met dooden en gewonden terug te doen keeren.<br />
Onder mededeeling van de opstelling zijner troepen — de kapt. Jansen<br />
had toen Passar Sibreh reeds bezet —stelde de colonne-commandant<br />
voor, Ana* Galoeng door een deel van de 2 e colonne te doen slechten.<br />
De beide pelotons cavalerie, die, voor deze colonne uit, eene verkenning<br />
gemaakt hadden door Ana 4 Bate, den noordrand van Lamkra 4 en<br />
door Glieng, kwamen toen bij de 1* colonne aan, kort daarop ook de<br />
bevelhebber met zijn staf en ten 7 u. 55' het aangevraagde Half 7*<br />
Bat.<br />
Na aankomst der tandoes en verbandmiddelen van het 14* Bataljon,<br />
konden de marechaussee's met gewonden enz. afmarcheeren.
10<br />
Van den oostelijken oever der Atjeh-rivier vielen nog een paar schoten,<br />
waardoor het getal hunner dooden nog met een vermeerderd werd.<br />
De cavalerie werd nu aan de l e colonne toegevoegd, en men ging<br />
weer voorwaarts<br />
De 3* compagnie 6 e Bat. ontving bij het oprukken naar Rahat, vuur<br />
uit den noordrand en speciaal uit een loopgraaf, een paar honderd<br />
Meters binnenwaarts gelegen.<br />
Om meerdere verliezen te voorkomen, stormde de compagnie Jansen<br />
hierop, maar kwam daardoor onder het kruisvuur van twee aan weerszijden<br />
van den weg, nabij den zuidrand van Sibreh en Rahat, gelegen<br />
aarden redoutes.<br />
Zonder dralen deed de commandant door het peloton Dyserinck<br />
ook op deze versterkingen attaqueeren.<br />
Wei hield de vijand stand tot die afdeeling op 40 a 50 pas was<br />
genaderd, maar ten slotte stelde hij zich met achterlating van twee<br />
dooden met wapens, in de richting van kampong Baid aan de overzij<br />
der Kroeng-Loetoe in veiligheid.<br />
Beide bentengs bleven nu bezet, en de 1* comp. 6* Bat., die met<br />
de 3* vooruitgerukt was, nam haar stelling in den zuidrand van Rahat in.<br />
Een andere compagnie van dat bataljon werd meer achterwaarts — in<br />
verbinding met de positie van het 3* Bat.—deels in de kampong, deels<br />
in den noordrand geplaatst en de cavalerie opgedragen in de lijn der<br />
3* comp. op te rukken en 's vijands bewegingen verder te verkennen.<br />
Beide korpsen, zoowel 3* en 6= Bat , kregen nu genietroepen om bij<br />
de vo<strong>org</strong>enomen tuchtiging behulpzaam te zijn. Bij het verder in breed<br />
front oostwaarts tot Relong oprukken door de kampongs werd geen<br />
vuur ontvangen.<br />
De cavalerie kreeg dat wel, n.l. uit Dilip en andere meer zuidwaarts<br />
gelegen kampongs en nam vijanden waar, in den noordrand van Empoe<br />
Ketang, die even na 8 u. ook 't vuur op haar openden. Een peloton<br />
afgezeten cavalerie ging toen van achter de brug in den grooten weg<br />
tusschen onzen vroegeren post Lepong Ara en kampong Dilip een vuurgevecht<br />
met hen aan en belette aldus het oversteken naar Sibreh, waarvan<br />
de zuidrand op dat moment nog niet door het 3* Bat. bezet was.<br />
De algemeene reserve, het half 7* Bat., was in verband met het<br />
6* opgerukt, en op het oogenblik, dat 't bataljon den zuidrand van Rahat<br />
bezet had, bevond die reseive zich op Pasar Sibreh en de brug over<br />
de Kroeng-Loetoe ten Zuiden daarvan.
11<br />
Waar Toekoe Baid met het bestuur nog briefwisseling onderhield en<br />
van hem verwacht werd, dat hij zich zou komen melden, mocht het<br />
eigenlijk gebied van dat hoofd voorloopig niet getuchtigd worden, daarom<br />
gelastte de colonne-commandant ten 9 u. 15' v.m. den terugtocht.<br />
De beide bataljons deden dien door de kampongs aan beide zijden<br />
van den weg, alles verbrandend en vernielend.<br />
De cavalerie begon half tien terug te gaan op de reserve, die bij<br />
Pasar Sibreh was gebleven, doch nu met eene compagnie de beweging<br />
volgde, teiwijl de andere -4^_ 100 M. ten N. van de reeds genoemde<br />
bentengs, achter een hoogterand in stelling kwam. Zijwaarts van haar<br />
plaatste zich de cavalerie Een goed chargeterrein maakte het mogelijk<br />
den eventueel opdringenden vijand daar nog verliezen toe te brengen.<br />
Tijdens die bewegingen kwamen de Atjehers evenwel niet vooruit en<br />
bepaalden zich tot het bezet houden der kampongs Dilip, Empoe Ketang,<br />
Loetoe en Wang Toeha.<br />
Te Ana 4 Galoeng was men intusschen nog niet gereed met de voor-<br />
bereiding voor de opruiming van wallen en versperring, toen de terug<br />
trekkende infanterie ten 10 u. v m. reeds halfweg den noordrand van<br />
Rahat en Sibreh waren, daarom gelastte kolonel Stemfoort althans een<br />
deel der l e colonne in stelling te laten.<br />
De beide bataljons bleven nu in den noordrand. Ten einde voor<br />
de opruiming meerdere dwangarbeiders beschikbaar te hebben, werd de<br />
reserve munitie uitgegeven.<br />
Toen de vijand niet kwam opzetten, waren de in stelling gebleven<br />
compagnie van het 7* en de cavalerie ook maar teruggegaan, maar nauw<br />
werd men dat van gene zijde gewaar, of A^_ 70 man drongen in Sibreh<br />
en bezetten zelfs de 's m<strong>org</strong>ens genomen bentengs weer, evenals den<br />
even te voren ontruimden hoogterand.<br />
De cavalerie zond hiervan den colonne-commandant bericht, die gelastte<br />
de bentengs dan maar opnieuw te nemen. Dat was echter niet<br />
noodig. Het door eene sectie van het 7 C afgegeven salvovuur en een<br />
daarop gevolgde charge van de cavalerie waren voldoende, hen naar de<br />
sawah in de richting van Masdjid Baid terug te jagen. Een drietal<br />
dooden iieten zij achter; ons kostte dit geen verliezen.<br />
1 I u. 30' v.m. was men eindelijk met Ana 4 Galoeng gereed.<br />
De bevelhebber met zijn staf begaven zich toen naar de 2* colonne
12<br />
in Ana 4 Bate. Ook zij kregen vuur van de overzijde der Atjeh-rivier,<br />
dat door een peloton der snelladers van uit het terrein ten N. der<br />
versterking en ook uit den noordrand van Sibreh beantwoord werd.<br />
De genietroepen hadden opdracht de 70 M. lange noord-face met<br />
aanliggende bastions op te ruimen. 20 M. van den zwaren wal, de<br />
hoofdpoort en het ooster-bastion, deden zij door 6 buskruitladingen van 8<br />
K.G. springen. Het westerbastion, dat grootendeels met zware ijzerhouten<br />
planken was opgezet, werd door 5 dynamietladingen van 2.5 K.G. vernield.<br />
De rest der face werd afgegraven en het ijzerdraad meegenomen.<br />
Nauwelijks stonden de gebouwtjes in brand of het 6* bataljon ging<br />
op last van den colonne-commandant, zooveel mogelijk eerst door de<br />
droge sawahs ter zijde en toen langs den dijk naar Lambaroe terug.<br />
Het halve 7* volgde met de genie, daarop het 3 C , met de snelladers<br />
in de achterhoede.<br />
Alweer kreeg dat bataljon een gewonde van den overkant der rivier.<br />
De cavalerie was reeds voor het half 7* teruggetrokken.<br />
Van de 2 e colonne hadden de compagnieen van het 12 e bat. de<br />
volgende stellingen ingenomen:<br />
eene compagnie in Z. O. en Z. W. rand van Glieng;<br />
eene id. in den Z. O. rand van het hooge terrein zuidwaarts<br />
van Ana' Bate; daarmede in verband, leunende aan den Ana 4 Galoeng-<br />
dijk, eene sectie Berg met dekking; oostwaarts van den dijk tot aan de<br />
Atjeh-rivier weer eene compagnie, of liever eene halve — want eene sectie<br />
vormde de reeds genoemde artillerie-dekking en eene tweede trad van<br />
af 8 u. v.m. als bezetting van Ana 4 Galoeng op. Ook de artillerie-<br />
dekking sloot zich ten 8 u. 35' bij die bezetting aan en werd vervangen<br />
door eene peloton van het 14*.<br />
Eene compagnie bevond zich nog in den westrand van Ana' Bate<br />
(daarbij de ambulance) en eene — de 5 e —in den noordrand van Kling.<br />
Alle troepen maakten front naar het Z., Z. O. of Z. W.<br />
De compagnie van Glieng hield mede den tusschen die kampong en<br />
Kling gelegen Tjot Lam Panas bezet.<br />
Het 14* bataljon beschermde, met eene sectie Berg, de communicatie<br />
met Lam-Baroe.<br />
Lam-Tengah, Lambarih, Boekloet en Blang Tjoet werden elk door<br />
eene compagnie bezet. De artillerie met ambulance hadden eene opstel-<br />
ling bij Boekloet gevonden.
13<br />
Het peloton, dat later als de vorenvermelde dekking artillerie optrad,<br />
was van de compagnie van Blang Tjoet.<br />
Zoolang de l e colonne zich nog in het voorterrein ophield, had de<br />
2* nagenoeg geen aanraking met den vijand. Een patrouille van Kling<br />
legde alleen in Lam-Lheue een man neer.<br />
Tegen 1 uur naderden echter een zestal Atjehers den zuidrand van<br />
Glieng — vier moesten dat met den dood bekoopen.<br />
Nauwelijks waren de laatste deelen der l e colonne de artilleriestelling<br />
ten Z. van Blang Tjoet voorbij, of de vijand kwam uit Rahat, Sibreh<br />
en het hooge terrein ten O. van Ana' Galoeng opzetten.<br />
Een achttal granaten wezen die aan de westzijde van den dijk echter<br />
terug, die ten oosten weken voor het vuur van eene sectie infanterie<br />
en lieten zich niet meer zien. 12 u. 50' n.m. gingen de troepen uit de<br />
stelling Kling-Ana' Bate successievelijk terug en werden 2 u. 15, toen<br />
zij het 14 e gepasseerd waren, door dit korps gevolgd.<br />
De artillerie van Boekloet was al om 2 u. huiswaarts gegaan, en de<br />
laatste troepen kwamen 3 u. 10' n.m. Lambaroe binnen.<br />
De 3 e colonne was 7 u. 20' v.m. te Lamsoet aangekomen.<br />
Eene compagnie werd in N., O. en Z. rand van den klappertuin bij<br />
Lam-Oe geplaatst, eene sectie in Tjot Gloempang, een peloton in de<br />
benteng Tjot Goet en eene sectie in den N. O. rand van het suikernetveld<br />
noord van Loeboek.<br />
I /2 compagnie, de sectie artillerie en de ambulance, kwamen als<br />
reserve in stelling in den reeds genoemden klappertuin, terwijl ten slotte<br />
een peloton patrouilleerde door de kampongs Belang, Lam-Sinjing, Lam-<br />
Koelat, Lam-Kiwan en Tjot Goet. Deze patrouille werd vergezeld<br />
door den Imam van Lam-Djampoe, die zich gemeld had.<br />
De verbinding met de 2 e colonne middels signalen werd verkregen,<br />
terwijl twee observatieposten in boomen en een op de zuiderface van<br />
Lamsoet nauwkeurige berichten over de bewegingen dier colonne gaven.<br />
De patrouille-commandant zond 9 u. 50' v.m. bericht dat Senelop<br />
door ^ 20 man bezet was, van tijd tot tijd vielen trouwens eenige<br />
schoten uit die sterkte.<br />
De genie slechtte weer de N. en W. face van Lam-Soet middels<br />
4 buskruitmijnen van 6 ] /4 K.G. en 10 dynamiet dito's van 2.5 K.G.<br />
en verder door afgraving.
14<br />
Gebrek aan werkkrachten maakte, dat men het restant van Tjot Goe<br />
en Tjot Gloempang niet mede kon opruimen.<br />
De observatieposten meldden ten 12 u. 50' n.m., dat de troepen<br />
langs den Ana 4 Galoengdijk terugtrokken, en dat een tiental Atjehers<br />
-f~ 700 M. Oost van de ingenomen stelling gezien werden.<br />
Op dat moment berichtte ook zekere T. Brahim, dat in Lam-Kiwan<br />
een vijftigtal gewapenden zaten. Dat gaf den colonne-commandant aanleiding,<br />
om instede van langs de Kroeng-Lingkar, door het bedekte<br />
terrein langs de Atjeh-rivier zijn terugtocht te nemen.<br />
Aan eene compagnie met de artillerie werd in den rand van den<br />
meergenoemden suikerriettuin bij Loeboek eene opnamestelling voor de<br />
nog vooruitgeschoven troepen aangewezen.<br />
Toen van den anderen oever het signaal „5* bat. retireeren" werd<br />
gehoord, trok alles in onderling verband naar Lamsoet. Het vuur van<br />
eenige volgende Atjehers liet men door scherpschutters beantwoorden.<br />
5 u. n.m. kwam de colonne zonder verliezen te Lambaroe.<br />
Totaal had men dien dag:<br />
aan dooden: 3 Europeanen, 2 Amboineezen en vier Inlanders;<br />
aan gewonden: 4 officieren, 10 Europeanen, 1 Afrikaan, 16 Amboi<br />
neezen en 9 Inlanders.<br />
Verbruikt waren, 18 G. K. T., 2550 patronen van 6.5 m.M., 7968<br />
van I 1 c.M. en 7 revolverpatronen.<br />
Buit werden gemaakt: 10 Beaumontgeweren, 1 achterlaadkarabijn, 31<br />
voorladers en drie donderbussen, met de noodige blanke wapens, munitie<br />
en leergoed.<br />
Volgens later ingekomen berichten verloor de vijand 130 dooden —<br />
voor een groot deel Pedireezen uit Garoet en Aree, w. o. Oeloebalang<br />
Tjoet van Aree, voorts een 20 volgelingen van den pretendent sultan,<br />
onder wie Teungkoe Mat Amin Tiro, oudste zoon van wijlen Teungkoe<br />
di Tiro, een lastig bendehoofd.<br />
Dat de slag een grooten indruk op den vijand gemaakt had, bleek<br />
wel het best uit de weinige kracht, die ontwikkeld werd tijdens de<br />
tuchtiging van Sibreh en Rahat en den terugtocht. Zij waren dat van<br />
ons ook nog niet zoo gewend. Zelfs Toekoe Oemar werd er wantrou-<br />
wend door jegens de lieden uit zijne omgeving. Voor alle zekerheid<br />
deed hij daarom den gewezen oppasser van onzen benteng te Lamkoenjit,<br />
Marabahan, die zich bij hem aangesloten had, vermoorden; een gelijk
GENERAAL-MAJOOR J. J. K. DE MOULIN.
15<br />
lot onderging een inwoner van de VI Moekims, die zich met een witte<br />
v 'ag bij een der colonnes gemeld had. Het gevolg was, dat tal van<br />
zijn volgelingen er de brui van gaven en naar de Westkust trokken.<br />
Het betreffende telegram bereikte den leger-commandant nog te Padang.<br />
Zijne Excellence antwoordde met een gelukwensch en uitte zijne beste<br />
wenschen voor de gewonden.<br />
De nieuwe Civiel en Militair Gouverneur.<br />
In het laatst van Juni was van Batavia telegrafisch bericht ontvangen,<br />
dat de generaal-majoor J. J. K. de Moulin, benoemd was tot Civiel en<br />
Militair Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, en dat de nieuwe<br />
titularis den 3* n Juli te Oleh-leh kon worden verwacht.<br />
Den 2 den rukten twee colonnes uit, elk sterk 2 compagnieen van het<br />
9* Bataljon-Infanterie, onder de kapiteins J. A. M. M. van Schauroth<br />
H. Th. de Moulin. Elk dier colonnes beschikte over een achttal cavalensten,<br />
eenig hospitaal personeel en transportmiddelen.<br />
De eerste bezocht van Lampeneroet uit de IX Moekims, en kreeg<br />
alleen ter hoogte van Maneh, eenig vuur uit het gebergte; de tweede<br />
doorkruiste de VI Moekims.<br />
In vele kampongs ontmoette men weer vrouwen en kinderen en in<br />
Ujempit en Pantai Abee, waren de mannen bezig de verbrande woningen<br />
weer op te bouwen.<br />
Verliezen, leed men niet, en tegen den middag, waren de troepen<br />
Weder te Koeta-Radja terug.<br />
L>e nieuwe gouverneur, die eerst in den avond van den 4* n met het<br />
stoomschip „Reaal" ter reede van Oleh-leh kwam, debarkeerde den<br />
volgenden dag.<br />
Na met de noodige eerbewijzen ontvangen te zijn, nam de generaal<br />
onmiddellijk het bestuur van den wd. Civielen en Militairen Gouverneur,<br />
den kolonel Stemfoort, over, waarop deze hoofdofficier met dezelfde<br />
bootgelegenheid naar Batavia terugkeerde.<br />
Den 17 cn Juni had generaal de Moulin eene conference gehad met<br />
den gouverneur-generaal, en waren de te volgen gedragsregels vastgesteld<br />
(1).<br />
Voor den 7*" d. a. v. werd eene excursie gelast, waaraan de gou<br />
verneur zelf wenschte deel te nemen.<br />
(1) Zie Bijlage No. II.
16<br />
Uitgerukt werd door twee colonnes t. w.<br />
I* colonne: Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />
lnfanterie: 3* Bataljon — 3 compagnieen.<br />
Cavalerie: 2 pelotons.<br />
Commandant: luit.kol. G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 14 officieren en 294 minderen.<br />
6* Bataljon — 3 compagnieen.<br />
Commandant: Kapt. P. A. H. van der Haas.<br />
Sterkte: 12 officieren en 221 minderen.<br />
9* Bataljon — 3 compagnieen.<br />
Commandant Maj. K. W. Steinmetz.<br />
Sterkte: 14 officieren en 502 minderen.<br />
Commandant-Ritmeester Jhr. de Lannoy.<br />
Sterkte: 2 officieren en 65 ruiters.<br />
Artillerie: 2 secties Berggeschut.<br />
Commandant: Kapitein A. Bangert.<br />
Sterkte: 3 officieren, 59 minderen, 8 rijpaarden,<br />
24 trek- en draagdieren, 4 vuurmonden.<br />
Genietroepen: Commandant 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />
Sterkte: 44 minderen, 1 mand. en 40 dragers.<br />
Drie Ambulances en trein.<br />
2 e colonne: Commandant: Kapitein A. B. B. Jansen.<br />
Sterkte: 2 brigades marechaussee van 40 man.<br />
1 comp. 6* Bat. Inf. van 4 off. en 73 minderen.<br />
De opdracht der colonne „van Heutsz" was „het afpatrouilleeren<br />
„van een deel der IV Moekims, c. q. verdrijven van vijandelijke benden,<br />
„het herstellen van afgebroken bruggen —ook die over Kroeng-Raba,<br />
„en het opruimen van Atjehsche versterkingen".<br />
Die der tweede: „het bezoeken van de Toean Tjot Tjako, het ver-<br />
„drijven van eventueel daar aanwezige vijanden, het doorzoeken van<br />
„de heuvelreeks, oost van de Kloof van Beradin tot Tjot Boenot".<br />
Na volbrachte taak, moest deze colonne zich bij de 1* aansluiten.<br />
Aanvankelijke indeeling der 1* colonne:<br />
Voorhoede: Cavalerie, 6* Bataljon, Genietroepen en eene ambulance.<br />
Hoofdcolonne: Eene compagnie 3* Bataljon, de bergbatterij, de twee<br />
andere compagnieen 3 e , waartusschen eene ambulance,<br />
9* Bataljon met eene ambulance.
17<br />
De cavalerie reed 6 u. v.m. van Lam-Djamoe, en kwam, na behoorlijke<br />
terreinverkenning, ten 6 u. 35' v.m. bij Boekit-Seboen, zonder<br />
iets van vijanden te hebben bemerkt.<br />
De taak der voorhoede —die zich c. q. van de heuvelstelling Boekit-<br />
Seboen-Daman moest meester maken, was dus al zeer gemakkelijk.<br />
Kapitein van der Haas kreeg nu opdracht die heuvelstelling, en zoodra<br />
de colonne Jansen aangesloten was, ook Toean de Boh te bezetten,<br />
waartoe een peloton der 1* comp. 6= in Lam-Tjroeng, en eene sectie<br />
op Boekit-Seboen stelling koos; de 4 e compagnie beklom de Boekit-<br />
Daman. Van de 2* compagnie werd eene sectie ter versterking van<br />
de bezetting Boekit-Seboen aangewezen, en de rest bleef bij den driesprong<br />
van Lam-Poelau in reserve — om, zoodra de 2* colonne zich in<br />
hare nabijheid vertoonde, naar voornoemde Toean-di-Boh te gaan. Dat<br />
geschiedde ten 10 u. 20' v.m.<br />
De 1* colonne zette overigens ten 7 u. 10' v.m. de verkenning in de<br />
richting van Kroeng-Raba voort met een peloton snelladers en de genietroepen<br />
in de voorhoede.<br />
De verkennende cavalerie had nabij pasar Kedebieng vrij veel vuur<br />
gekregen van eene circa 20 man sterke-bende, en daarvan den colonnecommandant<br />
bericht gezonden. Deze gelastte den commandant van het<br />
3*, verder in gevechtsformatie vooruit te gaan en wel van af kampong<br />
Tandjoeng, aan weerszijden van den weg door het bedekte terrein. Spoedig<br />
liet de cavalerie weten, dat de schutters zich terugtrokken in Zuidoostelijke<br />
richting, naar eene versterking bij Anak-Paja.<br />
Bij nader onderzoek bleek, dat er niet een, maar twee bentengs op<br />
de heuvels aan den oostelijken oever van de Kroeng-Pinang lagen,<br />
beiden door met Beaumontgeweren gewapende Atjehers bezet.<br />
De cavalerie liet in die buurt een observatiepost achter om de infanterie<br />
hier terecht te helpen en vervolgde zelf haar weg naar Kroeng-Raba.<br />
Overste Hansen stelde er eene sectie snelladers bij op en ging mede<br />
door, totdat eene sectie artillerie (voor de tweede was geen voldoende<br />
ruimte) onder dekking van eene compagnie van het 9*. er tegenover in<br />
stelling kwam.<br />
Op 850 M. schoot zij zich in en noopte den vijand aldra de posities<br />
te verlaten; 8 u. 30' v.m. was zij al weer opgeladen en marcheerde<br />
door naar de brug van Kroeng-Raba.<br />
De 1* en 3 e compagnie 9 e , trokken de Kroeng-Pinang over en vonden<br />
de versterkingen onbezet. Eene compagnie hield ze verder vast, een<br />
2
18<br />
peloton observeerde het terrein oostelijk van de heuvels en het laatste<br />
peloton van de 3* compagnie, met de ambulance, bleven bij de loopbrug<br />
over die Kroeng.<br />
In de nabijheid van Kroeng-Raba kreeg de cavalerie opnieuw vuur—<br />
nu van de overzijde der rivier. De commandant van het 3* Bat. hiervan<br />
kennis krijgend, deed eene sectie der 1* compagnie, stelling nemen, in<br />
een loopgraaf bij de brug.<br />
Bij den opmarsch werden de luitenant-adjudant Hoekstein en een Eur.<br />
fuselier licht gewond.<br />
De cavalerie was inmiddels een binnenweg naar de ruine Masdjid<br />
Kroeng-Raba ingeslagen en nam daar waar, dat de vijand aan gene zijde<br />
van de brug stelling had genomen in de heuvels en in de duinenrij —<br />
welke laatste positie, blijkens haar bericht, ten 8 u. 45' nog versterking<br />
ontving van ^t 45 met achterladers bewapende Atjehers.<br />
Na een kort vuurgevecht — dat ons weer een gewonde kostte, ontruimde<br />
de vijand de duinstelling en werd deze door de 4* compagnie<br />
3* Bat. bezet.<br />
De 3* compagnie van dat korps was de cavalerie gevolgd, en had<br />
in den zuid-west rand van Loh-Nga halt gehouden. Ook zij kreeg last<br />
de brug over te gaan, en het Tjemarabosch te bezetten. De 1* en 4*<br />
compagnie lagen daar toen reeds met het front naar het zuiden en oosten.<br />
De genietroepen begonnen ten half tien de brug voor cavalerie bruikbaar<br />
te maken en kwamen daarmede binnen drie kwartier gereed. De<br />
rivier bleek ter plaatse ondoorwaadbaar.<br />
De cavalerie was intusschen reeds om kwart voor tien over de toen<br />
voorloopig herstelde brug getrokken, om de verkenning van de strandvlakte<br />
voort te zetten.<br />
Op de linkerflank bleef het vuur uit het gebergte aanhouden; een<br />
cavalerist werd aldra gewond. De ritmeester verzocht de in stelling<br />
liggende infanterie, dat vuur te beantwoorden, wat deze deed met het<br />
gevolg, dat zij 's vijands vuur tot zich trok en zelf een nieuwe gewonde<br />
kreeg. De ruiters konden echter een 1500 M. doorrijden tot de vijandelijke<br />
versterkingen bij de Aloer Ier Tahen — die zwaar bezet waren en<br />
het strand bleken te bestrijken. Bij het inhalen der voorste patrouille,<br />
werd de cavalerist Schuijlenburg, No. 20845, zwaar gewond.<br />
De artillerie was ten 9 u. v.m. op 200 Meter voor de brug in batterij gekomen,<br />
eene sectie met het front naar het zuid-westen — en de andere naar<br />
het zuiden. Eene sectie van de 2 e comp. 9* vormde de dekking — de rest
19<br />
dier compagnie bleef bij den meer achterwaarts opgestelden gevechtstrein.<br />
Achtereenvolgens richtten de stukken het vuur op verschillende heuvels,<br />
zoo, ten 9 u. 50' v.m. op den middelsten top van den Gle Aron. (1)<br />
Op sommige punten slaagde men er in den vijand te verjagen. Door<br />
gebrekkige waarneming was men echter genoopt het vuren te staken, eerst<br />
toen later de troepen hunne posities verlieten werd het heropend; zonder<br />
den vijand geheel tot zwijgen te hebben kunnen brengen, marcheerde<br />
de batterij ten 11 u. 15', met hare dekking, naar Lam-Poelau af.<br />
Het 3* bataljon had reeds ten half elf order gekregen, langzaam over<br />
de brug terug te gaan. Een half uur later kwam voor de compagnieen<br />
van Epen en van Gogh bevel, om via Lampoe-Oek naar Boekit-Seboen<br />
te marcheeren, terwijl de 1 e compagnie, de artillerie met hare dekking<br />
en de cavalerie — alles onder Overste Hansen, langs den gewonen weg<br />
derwaarts zouden gaan.<br />
Het 9* Bataljon moest eerst op Lam-Poelau terugtrekken — als alle<br />
andere troepen voorbij waren.<br />
De commandant van het 3 e , liet, toen hij ten half twaalf den terug-<br />
marsch aanving, de cavalerie 150 M. achter de brug in stelling, om<br />
eventueel opdringende vijanden tegen te houden.<br />
Eene 70 man sterke bende kwam reeds opzetten — maar de cavalerie<br />
ziende, streek zij neer in de duinenrij.<br />
De infanterie eenmaal een voldoende voorsprong hebbende — deed de<br />
ritmeester zijn pelotons teruggaan —een voor een.<br />
Het peloton Gentil moest het dadelijk ontgelden.<br />
De Eur. Cav. Dronkers, No. 23138, die door een schot in het knie-<br />
gewricht zwaar gewond werd, ging hevig bloedend weer te paard, en<br />
draafde nog ^ 600 M. mede terug, na toen nog 150 M. gestapt te<br />
hebben, kon hij in een tandoe gelegd worden.<br />
Door dit loffelijk gedrag, was het der cavalerie mogelijk den afstand<br />
tusschen haar en de vervolgers spoedig zoo ruim te maken, dat zij voor<br />
verdere verliezen gevrijwaard was.<br />
Nabij Anak Paja ontving zij het bevel door te rijden naar Boekit-<br />
Seboen, om daar te rusten, voederen en drenken.<br />
Onderweg ontmoette de colonne de compagnieen van Epen en van<br />
Gogh, die reeds op den weg deboucheerden.<br />
Spoedig daarop kwam de tijding, dat de Generaal en zijn staf, die<br />
(I) Zie de Overzichtskaart 1 : 75.000.
20<br />
de beide compagnieen hadden willen volgen, doch ze blijkbaar niet meer<br />
gevonden hadden, nog achter waren.<br />
De Overste deed nu de artillerie met haar dekking door marcheeren<br />
en de rest keert maken.<br />
Zoo snel mogelijk, werd in de W., Z. en Z. O. rand van Lampaja<br />
door de 1 e en 4* compagnie eene stelling ingenomen.<br />
Wat was er gebeurd?<br />
Generaal De Moulin, de compagnieen van Epen en van Gogh nergens<br />
ontwarende, was met zijn staf de breede sawah tusschen Lam-Baroe (1)<br />
en Lam-Gaboes overgestoken, daar door een zonnesteek getroffen en ten<br />
12 u. 30' n.m. bewusteloos geworden.<br />
De bij de colonne Hansen aanwezige dokter, verleende onmiddellijk<br />
zijn hulp, ook die van Lam-Poelau werd te paard opgeroepen, maar<br />
het mocht den geneesheeren niet gelukken, den gouverneur weer tot<br />
bewustzijn te brengen.<br />
De vijand drong niet verder op. 3 u. 35' n.m. hervatte het 3* Bataljon,<br />
gevolgd door het 9* zijn marsch —doordien het laatste zijn heuvelstellingen<br />
te vroeg verliet, echter niet, voor dat de vijand nog teekenen<br />
van leven had gegeven.<br />
Ritmeester de Lannoy was reeds met eene patrouille in draf naar<br />
Lamdjamoe gereden en gaf telefonisch van het gebeurde aan Koeta-<br />
Radja kennis.<br />
De verschillende stellingen, werden zonder moeite ontruimd, maar<br />
toen direct door vijanden bezet, waarom de artillerie in den zuidrand<br />
van Bineh-Kroeng nog eenmaal in batterij kwam. Op verzoek van den<br />
commandant der achterhoede, kapitein van der Haas, spande zij echter<br />
dra weer aan en reed naar Lamdjamoe.<br />
Ten 4 u. 45' n.m., ter hoogte van Lam-Pisang, overleed de generaal<br />
De Moulin. Het lijk werd onverwijld naar Koeta-Radja vervoerd,<br />
6 u. 15' n.m. kwamen de laatste troepen Lamdjamoe binnen. De verliezen<br />
aan gewonden bedroegen luit.-adj. Hoekstein en luit. Meerburg,<br />
beiden licht — voorts 3 Eur. fus. en 3 Eur. cavaleristen.<br />
De 2* colonne had den weg Pakan-Badak, Lam-Asan, Toean Tjot<br />
Tjako gevolgd —dien heuvel van twee kanten beklommen en verder in<br />
twee afdeelingen door het heuvelterrein Tjot Boenot weten te bereiken.<br />
In het doorloopen terrein was geen Atjeher aangetroffen,<br />
(1) Z. O. van Lampoe-oek.
21<br />
8 brigades marechaussee maakten dienzelfden dag eene patrouille door<br />
de kampongs Maneh, Lam-Tadoeh, Lam-Poe-Oe en Grot, teneinde een<br />
onderzoek in te stellen naar de aldaar aanwezige voorraden rijst en<br />
gedroogde visch. Ingekomen berichten wezen er toch op, dat Oemar<br />
uit deze streek zijn levensmiddelen betrok.<br />
Het onderzoek leverde niets op.<br />
De aanwezige hoeveelheden bleken voor hoogstens 5 a 6 maanden<br />
voldoende te zijn voor de bevolking.<br />
Ouder gewoonte vielen uit het gebergte weer een honderdtal schoten.<br />
Toekoe Nja-Mohamad benutte deze gelegenheid om weer twee voor-<br />
en twee achterladers in te leveren.<br />
Bij telegrafisch regeeringsbericht werd kolonel Stemfoort, die juist te<br />
Padang was aangekomen, opnieuw tijdelijk met de functies van Civiel<br />
en Militair Gouverneur belast. In afwachting van zijn komst, zouden<br />
de luitenant-kolonel van Vliet het militaire, en de resident van Langen<br />
het civiele deel van die betrekking waarnemen.<br />
Den 8* Juli, 's middags vijf uur, werd het stoffelijk overschot van<br />
den overleden Gouverneur, die slechts drie dagen het bewind gevoerd<br />
had, op plechtige wijze te Petjoet ter aarde besteld.<br />
Van den Gouverneur-Generaal werd den 7* n Juli het volgende tele<br />
gram ontvangen:<br />
„Na bespreking der zaak met generaal Vetter, meen ik dat voorloopig<br />
„doel moet zijn, de afgedwongen rust in de XXV en XXVI Moekims<br />
„te verzekeren, ook omdat Toekoe Oemar blijkbaar weer op zijn verhaal<br />
„komt en thans door den pretendent-sultan met Pedireezen wordt ge-<br />
„steund, (1) door in elk gebied eene mobiele macht gevestigd te hebben,<br />
„die de landstreek beheerscht.<br />
„Te Koeta-Radja zijn dan mobiele colonnes als reserve en tevens<br />
„tot verder in bedwang houden van voorste deel (2) dier moekims.<br />
„Verzoeke, na gezet onderzoek, advies of—en op welke wijze dat plan<br />
„uitvoerbaar is. Zou b. v. in XXVI Moekims een bataljon met hulp-<br />
„wapens gevestigd kunnen worden, op een punt midden in, doch zoover<br />
„mogelijk van de postenhnie der geconcentreerde stelling verwijderd en<br />
„door goede communicatiewegen daarmede verbonden, terwijl XXV<br />
(1) Daarvan was 29 Juni t. v. bericht binnengekomen.<br />
(2) Bedoeld werden de moekims nabij de geconcentreerde linie.
22<br />
„Moekims te beheerschen waren door troepenmacht b. v. te Kroeng-<br />
„Raba, met kleine versterkte punten, die uitgang Kloof Boekit Seboen<br />
„beheerschen; hoeveel tijd voor uitvoerplannen gevorderd zal worden,<br />
„behoort ook te worden vermeld".<br />
De omstandigheden leidden er dus toe, dat de uitvoering dier plannen<br />
voor den kolonel Stemfoort bleef weggelegd.<br />
Voorloopig ging men door met kleine verkenmngs-tochten te maken.<br />
Zoo bracht het 12* Bataljon den 9* n Juli met een peloton cavalerie,<br />
ambulance en trein, een bezoek aan de kampongs Lam-Pagar en Lam-<br />
Baroe, om vijandelijke benden, die zich mochten ophouden langs het<br />
strand tusschen eerstgenoemde kampong en de Koeala-Tjangkoel te<br />
verdrijven.<br />
De colonne vond de geheele streek tot aan de Belang-Kala verlaten,<br />
behalve de kampongs Lam-Baroe en Lam-Badak, waarin zelf vrouwen<br />
en kinderen werden aangetroffen.<br />
Een der Atjehers wist te vertellen, dat Toekoe Moesa zich met een<br />
twintigtal geweerdragenden in die streek ophield, en den terugkeer der<br />
bevolking tegenhield. Sedert kort had zich Panglima Karim met een<br />
tachtig lieden bij hem aangesloten.<br />
Zeker om die berichten te bevestigen, kreeg de colonne ter hoogte<br />
Lam-Tjoet een beduidend vuur uit den recht zuidwaarts gelegen bergpas,<br />
waardoor twee inlandsche fuseliers gewond raakten.<br />
Eene compagnie, die van Lam-Njoeng naar Lam-Awi marcheerde,<br />
was uit Lam-Toetoe onder vuur genomen. Onze post Lamtih wist<br />
echter die schutters op een paar granaten te onthalen.<br />
H. M. Makasser, naar Lepong gestoomd, kreeg daar uit Poeloet een<br />
hevig geweer- en lillavuur. Tegen de groote projectielen van dat schip,<br />
konden de strijders van Oemar het echter op den duur niet houden;<br />
zij ruimden dus het veld.<br />
Wijl er berichten waren binnengekomen, dat zich in de benteng<br />
Toebaloe een vijftigtal djahats ophielden, en in die buurt onze oude<br />
versterking Lam-Koenjit mede nog opgeruimd moest worden, marcheerde<br />
10 Juli majoor Thomson met eene colonne, bestaande uit het 14* Ba<br />
taljon, eenige cavaleristen, 50 man genietroepen, 100 dwangarbeiders<br />
en eene ambulance derwaarts.<br />
Nergens werd een vijand aangetroffen, alle kampongs waren bewoond,
23<br />
alleen ter hoogte van Lehang vielen eenige schoten uit het gebergte.<br />
De wallen van Lam-Koenjit groef men grootendeels af, de klapperstammen<br />
haalde men omver en het ijzerdraad der versperring bracht de<br />
colonne mede naar huis, toen, 10 uur v.m, de werkzaamheden waren<br />
afgeloopen.<br />
In den avond van dienzelfden dag zouden tien brigades marechaussee,<br />
met het noodige hospitaal-personeel, trachten Toekoe Rajoet Daroe en<br />
zijne volgelingen — die zich in het heuvelterrein ten zuiden van Empehbhng<br />
moest ophouden — te verrassen.<br />
Wellicht door het moeilijke terrein, schijnt die colonne 's nachts niet<br />
hard opgeschoten te zijn, althans 's m<strong>org</strong>ens half vier hadden zij de<br />
Boekit Trieng nog niet eens bereikt en waar de gidsen toen verklaarden,<br />
nog minstens 2'/2 uur noodig te hebben, om bij de schuilplaatsen te<br />
komen, en er dus van eene overvalling geen sprake meer kon zijn, keerde<br />
de troep maar liever onverrichter zake naar Koeta-Radja terug.<br />
1 1 Juli arriveerde de stoomer „Maetsuycker" met den kolonel Stemfoort,<br />
die het bestuur onmiddellijk weer aanvaardde. Toekoe Oemar ging<br />
intusschen voort, door vreesaanjaging en invallen van kleine benden in<br />
de IV en VI Moekims, hoofden en bevolking tot uitwijken naar Lepong<br />
te dwingen, waarom kolonel Stemfoort besloot met de vaste bezetting<br />
van Kroeng-Raba niet te lang te wachten.<br />
De excursie werd op den 15 en Juli gesteld.<br />
Een kwaad ding was het, dat de gezondheidstoestand der troepen<br />
zooveel te wenschen begon over te laten.<br />
Koorts- en beri-beri gevallen kwamen veelvuldig voor, en de evacua-<br />
ties van officieren, mindere militairen en dwangarbeiders namen hand<br />
over hand toe.<br />
Alleen aan mindere militairen gingen er wekelijks een 150-tal weg.<br />
Eene colonne, die den 13 en uitging met het doel eene patrouille te<br />
maken via Pakan Kroeng-Tjoet over Tjadi Kedjoeroean, Klieng, Lam-<br />
Seneng, Lam-Baroe, de Landoero's en Toengkoeb naar Lam-Joeng<br />
ondervond niet den minsten tegenstand.<br />
Zij was samengesteld uit 2 compagnieen van het 5 e , en 3 van het<br />
7 e Bataljon, een peloton cavalerie en eene ambulance, het geheel onder<br />
den majoor J. R. Jacobs.<br />
In breed front werd het terrein verkend, overal was de bevolking aan
24<br />
den sawah-arbeid, vrouwen en kinderen vluchtten niet weg en te Klieng<br />
en Lam-Baroe waren de passers druk bezocht; ook bekommerde men<br />
er zich niet in het minst, om de passeerende troepen.<br />
Een patrouille van Lam-Djamoe daarentegen, ter sterkte van 2 officieren<br />
en 64 bajonetten, die van Pakan-Badak via Lam-Goe-Oe en<br />
Lam-Doerian naar Lam-Belang marcheerde, zag zich op den terugweg<br />
vrij hevig uit het westergebergte beschoten en kwam met twee gewonden<br />
thuis.<br />
Op dienzelfden post meldde zich een Chinees, die drie jaren onder<br />
de Atjehers had vertoefd en wel het laatst in het gevolg van Oemar.<br />
Zijne in den Gle-Raja zwervende bende, had hij met medeneming van<br />
een Beaumontgeweer en 38 patronen verlaten.<br />
Teneinde gidsendiensten te kunnen bewijzen, hield men hem voorloopig<br />
aan.<br />
Met opdracht eene verkenning te maken in de XXVI Moekims,<br />
marcheerde in den m<strong>org</strong>en van den 14 en Juli eene colonne onder den<br />
luitenant-kolonel G. F. Soeters van Lam-Joeng met 2 compagnieen van<br />
het 12 e Bataljon-Infanterie en een detachement genietroepen in de voorhoede<br />
af.<br />
De Hoofdcolonne was ingedeeld als volgt:<br />
2 compagnieen 12* Bataljon, 1 compagnie 14*, 1 sectie Berggeschut,<br />
2 compagnieen 14*.<br />
Na aftrek van eenige ordonnansen, ging een peloton cavalerie-verkennend<br />
vooruit.<br />
De kampongs langs den weg Toengkoeb, Tjot Rang, Kroeng-Gloempang,<br />
waren alien bewoond, vrouwen en kinderen aanwezig.<br />
Ook hier was men aan den veldarbeid. Alleen bij Tjot Rang moesten<br />
een paar bruggen hersteld worden. Zoowel laatstgenoemde benteng<br />
als Kroeng-Gloempang waren onbezet; de cavalerie kreeg wel vuur uit<br />
het oostelijk en zuidwaarts gelegen terrein, op afstanden van 500 Meter<br />
en verder.<br />
Door den wd. controleur werden informaties ingewonnen, die er op<br />
wezen, dat het van eene van Tengkoe di Lengkong afgezakte en 20<br />
man sterke bende kwam.<br />
Teneinde de colonne geen onnoodige verliezen te laten lijden, nam<br />
de commandant zijn weg door het bedekte terrein westwaarts van Paja-<br />
Oe — naar den weg Kroeng-Gloempang-Lampermai. Hier was het echter<br />
met de bruggen minder goed gesteld, wat nog al oponthoud veroorzaakte,
25<br />
zoo zelfs, dat de intusschen tot 35 man aangegroeide bende, de achterhoede<br />
onder schot kon krijgen en verliezen kon berokkenen.<br />
Ten overvloede moest die achterhoede wachten, op de compagnie<br />
Adama van Scheltema van het 12 e , die als linkerflank dekking achter<br />
was geraakt. De vijand had aldus tijd zich in kleine afdeelingen te<br />
splitsen, die op afstanden van 5 a 600 M. vuur afgaven op verscheidene<br />
onderdeelen.<br />
Tot afweer bezette het 1 4* tal van stellingen langs den terugweg, en zoo<br />
verplaatste men zich onder dekking van elkaars vuur in westelijke richting.<br />
's Middags half twee was de laatste compagnie te Lam-Permai, waar<br />
zij tot hare verwondering de compagnie Scheltema reeds aantrof, die<br />
al drie kwartier binnen was.<br />
Mede door de al te defensieve houding, waren de verliezen tegenover<br />
het gering aantal tegenstanders beduidend.<br />
Bij de achterhoede waren gewond: een korporaal hospitaal-bediende,<br />
twee Europeesche- en twee inlandsche fuseliers, bovendien een dwangarbeider.<br />
Een Europeesch korpoiaal en een dwangarbeider sneuvelden<br />
daar.<br />
Het 12 e had een gewond Europeesch fuselier.<br />
Bezetting van Kroeng-Raba.<br />
Onder leiding van den wd. Gouverneur, rukten den 15 d * n Juli een<br />
drietal colonnes uit met boven omschreven doel en om tevens weer<br />
eens schoonmaak in de IV en VI Moekims te houden.<br />
Commando: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Staf: Luitenant-Kolonel van Vliet.<br />
„ „ Boetje.<br />
Kapitein H. C. Kronouer.<br />
Majoor der genie Kerlen.<br />
1* Luit.-Adj. Doyer.<br />
Tien bereden ordonnansen.<br />
1* colonne: Commandant Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />
Kapt. v/d. Gen. Staf G. C. E. van Daalen.<br />
1 e Luitenant-Adjudant H. J. van Bremen.<br />
Tien ordonnansen.<br />
3 e Bataljon Infanterie wd. comdt. Kapt. G. D. v. Epen.<br />
Sterkte: 14 off. 396 Eur. en Amb. minderen.
26<br />
9* Bataljon Infanterie comdt. majoor K. W. Steinmetz.<br />
Sterkte: 13 off. 454 Eur. en Inl. minderen.<br />
per bataljon eene ambulance, t. w.<br />
b/h. 3* off. van gez. 2* kl. Razoux Kiihr, met 12 minderen, 4 mand.<br />
80 dwangarb. en 24 tandoes.<br />
b/h. 9° off. van gez. 2* kl. Kerkhoff, met 4 minderen, 4 mand. 80<br />
dwangarb. en 24 tandoes.<br />
Een peloton cavalerie: comdt. 1 e Luit. C. W. F. Happe.<br />
Sterkte: 32 ruiters.<br />
Eene bergbatterij: comdt. Kapt. A. Bangert.<br />
Sterkte: 3 off. 35 Eur. 24 Inl. 8 rijpaarden, 24<br />
trek- en draagd. en 4 vuurm.<br />
Genietroepen: comdt. 1* Luit. A. Ruzette.<br />
2* colonne.<br />
Sterkte: 22 Europeanen, 29 inl. 1 mandoer en<br />
24 dwangarb.<br />
Het korps Marechaussee: Comdt. Kapt. E. A. van Kappen.<br />
3* colonne.<br />
De 3* comp. 6* Bataljon: Comdt. Kapt. A. B. B. Jansen.<br />
De 1* colonne zou rechtstreeks naar Kroeng-Raba marcheeren. Ten<br />
einde dien opmarsch te dekken, moesten de 2* en 3* colonne hun<br />
marsch zoodanig regelen, dat zij voor het aanbreken van den dag, den<br />
voet der heuvels, respectievelijk Mon-To-Tjandoe (1) en Toean-Tjot-<br />
Tjako hadden bereikt.<br />
De intendance zou voor de medevoering van kookgerei en eetketels<br />
van het 3* bataljon, de batterij en de genietroepen z<strong>org</strong>en.<br />
Opdracht der 2* colonne was verder: de op de Mon-To-Tjandoe<br />
aanwezige vijanden aangrijpen en op de heuvelreeks in stelling blijven,<br />
totdat voor het laatste, naar Lam-Djamoe terugkeerende transport, verzamelen<br />
zou zijn geblazen.<br />
De compagnie Jansen had een gelijkluidende opdracht voor de Toean-<br />
Tjot-Tjako en aangrenzende heuvels.<br />
Volgens berichten was deze heuvel onbezet, op de Mon-To-Tjandoe<br />
zaten een dertig geweerdragenden.<br />
(1) Bedoeld werden de heuvels zuid van Lam-Toedoeng.
27<br />
Na afloop der excursie, konden deze colonnes op Lam-Djamoe teruggaan.<br />
Half zes 's voormiddags verliet de 1* colonne Lam-Djamoe.<br />
De cavalerie weer zelfstandig vooruit, overigens twee compagnieen<br />
van het 3* Bataljon en de genietroepen, onder kapitein van Aken, in<br />
de voorhoede<br />
De 4 e compagnie van het 9* Bataljon bleef voorloopig te Lam-Djamoe,<br />
om als dekking transport te volgen.<br />
Op den weg tot Kroeng-Raba, ondervond men geenerlei tegenstand.<br />
Eene compagnie van het 9*, had bij Lam-Doenan de colonne verlaten,<br />
om den ouden weg aan den voet van den Gle-Raja te volgen, tot<br />
Boekit-Seboen, waar zij weer aansloot.<br />
De 3* compagnie 3*, bezette 6 u. 50' v.m. Lam-Tjroeng en Daman.<br />
Den commandant van het 9* was verder gelast, met eene compagnie<br />
via Lam-Tjroeng naar den Ghtaroem te gaan en daar weer af te buigen<br />
naar de heuvels ten zuiden van Lam-Paja, eene tweede compagnie moest<br />
over kampong Noesa, die heuvels eveneens zien te bereiken. Vereenigd<br />
zou men dan door het terrein en langs den zuidelijken oever van de<br />
Kroeng-Raba marcheeren, om ten zuiden van de brug bij het strand<br />
stelling te nemen.<br />
Het moeilijke terrein droeg er het noodige toe bij, dat men eerst<br />
tegen tien uur v.m. bij Lam-Paja gezamenlijk zijn marsch kon voortzetten.<br />
De overtocht over de Kroeng-Raba bij kampong Moesang, middels een<br />
daar gevonden prauw duurde van 11 u. v.m.—tot 2 u. n.m., zoodat<br />
deze afdeeling eerst ten 2 u. 50' n.m. aan de opdracht had voldaan.<br />
De Kroeng-Raba bleek bij de samenvloeii'ng met de Kroeng-Pinang<br />
60 M. breed en 2,5 M. diep te zijn; de stroomsnelheid was genng.<br />
Het 3* Bataljon kreeg 7 u. 15' v.m. bij Kedebieng bevel de verschillende<br />
toegangen tot den marschweg te doen afsluiten.<br />
Eene sectie 1* compagnie, werd daartoe in den zuidrand van Anak-<br />
Paja tegenover de reeds bekende, ook ditmaal bezette versterking, gelegd,<br />
eene 2 e iets meer zuidoostelijk.<br />
Beiden openden het vuur op de benteng.<br />
Men verbleef daar tot 8 u. 25' v.m., toen voor de compagnie snelladers<br />
de order kwam, zich zoo vlug mogelijk naar het terrein zuid van<br />
de brug over de Kroeng-Raba te begeven; eene tweede compagnie, had via<br />
Masdjid Loh-Nga en Ru'ine Masdjid naar datzelfde punt te marcheeren.<br />
Bij het deboucheeren der cavalerie toch, op het open terrein, zuid
28<br />
van Loh-Nga, was zij uit de heuvelstellingen op den linkeroever flink<br />
onder vuur genomen.<br />
Nadat daarop eenige salvo's en door de inmiddels in batterij gekomen<br />
artillerie eenige granaatkartetsen waren verschoten, verminderde 's vijands<br />
vuur sterk. Het meerendeel der schutters vluchtten tijdens het overtrekken<br />
der brug door onze troepen, in zuidelijke richting, alleen bleven<br />
een vijftal den top van den Gle-Aron vasthouden.<br />
Hierop heropende de batterij haar vuur nog tweemaal, o. a. toen ten<br />
9 u. 30' v.m. de 4* compagnie 3*, dien heuvel wilde beklimmen, om<br />
eene zuidwaartsche beweging te dekken.<br />
De chef van den staf vond dezen maatregel overbodig, en beval den<br />
compagnies-commandant zijne vorige stelling te hernemen. De weinige<br />
vijanden bez<strong>org</strong>den de onzen in dien tijd nog drie gewonden.<br />
De staf was er intusschen in geslaagd, een geschikte bivakpiaats te<br />
vinden.<br />
1 u. n.m. werden daar de 2* en 4 e compagnie 3* Bataljon, eene<br />
sectie artillerie en de genietroepen onder dak gebracht.<br />
De 1* compagnie bleef voorloopig in hare stellingen, in afwachting<br />
van de beide compagnieen van het 9* Bataljon.<br />
Half vier kon ook zij het nieuwe verblijf betrekken. Een groot deel<br />
der voor het bivak benoodigde materialen was van Koeta-Radja aangebracht.<br />
De overige troepen konden weer huiswaarts gaan, behalve de 3* compagnie<br />
van het 3* Bataljon, onder den kapitein van Epen, die met eene<br />
sectie artillerie en elf man van de genie op de punten Daman en Lam-<br />
Tjroeng achter bleef, t. w. eene sectie op de Boekit-Daman, de rest<br />
in de bestaande versterking op de Boekit-Lam-Tjroeng.<br />
De bezetting van Lho'-Nga, legde overdag eene sectie, 's nachts een<br />
peloton in de benteng even ten noorden van de brug over de Kroeng-<br />
Raba.<br />
De vijand liet de bivaks 's nachts met rust, niet alzoo de voormelde<br />
versterking, die nu en dan van de overzijde beschoten werd.<br />
Bij een loos alarm, ontsiaan door het droomen van een der fuseliers,<br />
kreeg men in het bivak Loh'-Nga nog drie lichtgewonde Europeesche<br />
militairen.<br />
De tweede colonne had de reeds een paar dagen te Lam-Djamoe<br />
aangehouden chinees als gids medegenomen.
29<br />
Eene korte beschieting van 's vijands zijde leverde ons geen verliezen<br />
op, maar ook de bende kreeg men met te pakken, wel werd in een<br />
ravijn een voorraad van vijf kojangs rijst aangetroffen en aan de vlammen<br />
prijs gegeven.<br />
Volgens den chinees strekte die voorraad deels voor Lepong, deels<br />
voor de in het gebergte rondzwervende benden.<br />
De 3* colonne kreeg in het geheel geen aanraking met onze tegen-<br />
standers.<br />
Op den vastgestelden tijd rukten beiden in.<br />
Als antwoord op het bovenaangehaalde betrekkelijke telegram verzocht<br />
de Gouverneur der Regeering machtiging. om de bezette punten tijdelijk<br />
te bevestigen, het logies voor de troepen te verbeteren en te beveiligen<br />
tegen vijandelijke aanslagen.<br />
De machtiging werd onmiddellijk verleend. In een telegram van den<br />
18* n Juli deelde de gouverneur-generaal van der Wijck zijne bedoelingen<br />
als volgt mede:<br />
„De XXV Moekims moeten in haar geheel door ons beheerscht<br />
„worden, wij moeten de woelgeesten en de hen volgende benden on-<br />
„schadelijk maken, minstens verdrijven, vervolgens moet er naar gestreefd<br />
„worden, de medegesleepte kampongbevolking en hare traditioneele<br />
„hoofden te doen terugkeeren; aan die hoofden mogen geen wapens<br />
„worden verstrekt, en vuurwapens zelfs slechts tot zeer gering aantal in<br />
„hun bezit gelaten worden, maar hun worde dan ook alleen de eisch<br />
„gesteld om tegen dieven en roovers enz. op te treden, terwijl wij de<br />
„woelgeesten en benden a faire moeten nemen en langzamerhand van<br />
„hoofden en bevolking gedaan moeten krijgen, daarin geholpen te worden,<br />
„door geheime inlichtingen en aanwijzingen hunnerzijds.<br />
„Het bovenstaande diene als aanvulling van de aanteekeningen der<br />
„conferentie op 17 Juni j. 1. met wijlen generaal De Moulin, waarnaar<br />
„U zich te gedragen heeft (1).<br />
„Verder verzoek ik voor de XXVI Moekims al dadelijk gevolg te<br />
„geven aan opdracht bij mijn telegram van 7 Juli j.l.<br />
„Omtrent het bezetten dezer moekims, kan niet beslist worden, voor-<br />
„dat eerst door leger-bestuur mij verzekerd is, dat voortdurende aanvul-<br />
„ling van troepen en dwangarbeiders steeds mogelijk zullen zijn, tot<br />
(I) Zie bijlage: II.
30<br />
„bestendiging van den maatregel zelfs zoo noodig voor langen duur (1).<br />
„Zoolang de XXVI Moekims nog niet bezet zijn, geldt voor deze<br />
„evenals voor het voorste gedeelte der XXII Moekims de instructie<br />
„van generaal Vetter van 27 Juni j. 1. No. 212, met dien verstande<br />
„dat paragraaf 10 gelezen wordt: vernieling van eigendommen der be-<br />
„volking heeft bij het doortrekken van haar gebied door onze troepen,<br />
„alleen dan plaats, wanneer uit feitelijkheden, hare vijandige gezindheid<br />
„blijkt; andere kenteekenen van zoodanige gezindheid, moeten aan het<br />
„oordeel van den gouverneur onderworpen worden, die dan beslist, of<br />
„zij al dan niet tot tuchtiging moeten aanleiding geven".<br />
Gedurende de volgende dagen werkte men in de nieuw opgenchte<br />
bivaks met kracht aan dan bouw van barakken, het graven van put-<br />
ten enz.<br />
De hoeloebalang der IV Moekims, Toekoe Tjoet-Banta, stond er voor<br />
in, dat de bevolking, nu zij op voldoende bescherming onzerzijds kon<br />
rekenen, weldra in de kampongs zou terugkeeren.<br />
Toekoe Oemar begon zich in die nabijheid van onze troepen minder<br />
behaaglijk te gevoelen. Hij verliet Lepong en vestigde zich in Lohong,<br />
aan den bovenloop van de rivier van dien naam.<br />
Eenige zijner benden bleven niettemin het terrein tegenover onzen<br />
nieuwen post houden en beschoten dien van tijd tot tijd; de bivak-<br />
commandant deed daarom de beide bergkanonnen, in de aarden ver<br />
sterking nabij de brug opstellen.<br />
Met het geregeld afpatrouilleeren der IV Moekims kon nu een begin<br />
worden gemaakt, terwijl ook de bezettingen der posten in de geconcen<br />
treerde linie eene activiteit aan den dag legde, die niet rialiet het terug<br />
keeren van vluchtelingen uit het gebergte te bevorderen.<br />
(1) Dat zulks niet overbodig was, moge uit onderstaande opgave van het Militair<br />
Hospitaal te Pantai-Perak blijken.<br />
Gemidd. zieken per dag .<br />
Aantal binnengekomen lijders .<br />
Aantal geevacueerden . . . .<br />
Gemidd. troepensterkte .<br />
Mei tot en<br />
met Aug.<br />
1895.<br />
233<br />
2624<br />
1042<br />
+ 6300<br />
Gedurende de maanden:<br />
Dec. 1895<br />
tot en met<br />
Maart <strong>1896</strong>.<br />
365<br />
2926<br />
1416<br />
+ 6500<br />
Mei tot en<br />
met Aug.<br />
<strong>1896</strong>.<br />
545<br />
6447<br />
3394<br />
+ 8600
31<br />
Zoo vond Toekoe Nja-Mohamad der IX Moekims, die, hoewel hij<br />
ons steeds goedgezind was gebleven, tot dusverre geen gevolg had<br />
gegeven aan de oproeping om zich bij het bestuur te melden, den tijd<br />
daartoe thans gekomen.<br />
Gevraagd, waarom hij zoo getalmd had, luidde zijn antwoord, dat<br />
hij zich eerst nu, door de bezetting van Kroeng-Raba, tegen aanslagen<br />
van Toekoe-Oemar beveiligd achtte.<br />
Ook de imams der IV Moekims en van Lampoe-Oek deden pogingen<br />
om weder in genade te worden aangenomen.<br />
Luidens berichten was de oudste zoon van Toekoe-Tjoet-Banta,<br />
T.-Rajoet, bij een der gevechten aan de brug van Kroeng-Raba gesneuveld<br />
en zijn halfbroeder Toekoe-Ali gewond.<br />
De vader zelf voelde zich in zijn kampong nog niet op zijn gemak,<br />
hij verzocht althans 's nachts in ons bivak te mogen verblijven.<br />
Ten einde daar in voortdurende verbinding met de in de Kroeng-<br />
Raba baai liggende schepen te staan, was met behulp van de marine<br />
een seintoestel opgericht.<br />
Den 18 en Juli werd het 3* Bataljon door drie compagnieen van het<br />
5* vervangen, terwijl de infanterie-bezetting van Lam-Tjroeng, ter sterkte<br />
van 3 officieren en 75 bajonetten in den vervolge door de garnizoenen<br />
der geconcentreerde linie zou worden geleverd.<br />
Ook de Bergartillerie keerde naar Koeta-Radja terug; ter harer ver-<br />
vanging kreeg de bivak-commandant de beschikking over twee kanonnen<br />
van 7 c.M. A. Veld, 2 getrokken Achterlaad Mortieren en een mitrail-<br />
leur, echter te bedienen door personeel der vesting-artillerie. De min<br />
deren der overige wapens en de dwangarbeiders werden gelijktijdig met<br />
de infanterie omgewisseld.<br />
Drie compagnieen van het 7 e Bataljon maakten dien dag eene patrouille<br />
in de IX Moekims en keerden via Kajoe-Leh en Lam-Barih naar Lam-<br />
Baroe terug.<br />
Zij vonden de bevolking rustig aan den sawah-arbeid. Alleen op<br />
den terugmarsch vielen uit Lam-Krak en Lam-Tengah eenige schoten,<br />
die geen doel troffen en ook niet beantwoord werden.<br />
Zes brigades marechaussee, die over Goerah door het noordoostelijke<br />
deel van den Gle-Raja trokken, om eventueel aanwezige benden te<br />
verjagen, en om de van en naar Kroeng-Raba gaande transporten op
32<br />
de westerflank te beschermen, kregen slechts nu en dan een schot.<br />
Absoluut geen tegenstand ondervond eindelijk eene colonne van 3 compagnieen<br />
6* Bataljon met 4 brigades marechaussees, die over Lam-Tih<br />
naar den ingang van den Blang-Kala-pas marcheerden.<br />
Twee dier compagnieen keerden naar den kraton terug, de kapitein<br />
A. B. B. Jansen met de 3* en de marechaussee gingen door de Blang-<br />
Kala-pas naar Lam-Girik en Lam-Poe-Oek.<br />
Slechts drie met geweren bewapende lieden werden ontmoet, daarvan<br />
ontkwamen er nog twee, evenveel Beaumontgeweren en blanke wapens<br />
in onze handen achterlatend.<br />
Deze troep overnachtte te Kroeng-Raba en keerde den volgenden<br />
dag zonder verliezen huiswaarts.<br />
Van Siroen deserteerde de Europeesche fuselier Pauwels, No. 25698,<br />
met medeneming van een Beaumontgeweer en patronen.<br />
De man kwam blijkens de berichten bij de benden van den preten-<br />
dent-sultan terecht, waar hij nog eenige kornuiten aantrof n. 1. Carli en<br />
een van Pedir medegekomen Europeeschen deserteur.<br />
De verstandhouding tusschen den pretendent en Polim, die nog al<br />
eens wat te wenschen had overgelaten, was veel verbeterd.<br />
Zij hadden zich geheel verzoend. De eerste zond ook aan de hoofden<br />
binnen de linie brieven met aanmaningen, zich bij hem aan te sluiten<br />
tot het voeren van den heiligen oorlog tegen de ongeloovigen. Die<br />
epistels waren gedateerd 23 Juni.<br />
Hoewel onze troepen, zooals we zagen, reeds herhaalde malen<br />
in de V Moekims Montassik ageerden, bleven de verbondenen<br />
dat gebied toch als het voor hen meest gunstige operatie-tooneel be-<br />
schouwen.<br />
Toen ook andere tijdingen op een meer krachtig en ge<strong>org</strong>aniseerd<br />
verzet daar wezen, besloot de wd. Gouverneur er den 20 en Juli eene<br />
sterke colonne heen te zenden.<br />
Tocht naar de V Moekims Montassik.<br />
De opdracht luidde: „Het opsporen en verjagen van vijandelijke<br />
„benden, die zich tusschen Kroeng-Gloempang en Senelop moeten<br />
„hebben genesteld. (Senelop zou door den vijand bezet zijn)".<br />
De colonne was samengesteld als volgt:
Commando:<br />
33<br />
Comdt: Luit.-Kol. J. B. van Heutsz.<br />
Chef v/d. Staf: Kapt. G. C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: l e Luit. H. J. van Bremen.<br />
Wd. Controleur XXII Moekims K. A. Vosmaer.<br />
Infanterie :<br />
7* Bataljon:<br />
9* „<br />
14=<br />
Cavalerie:<br />
2* peloton.<br />
Artillerie:<br />
Acht ordonnansen.<br />
Comdt. Maj. J. R. Jacobs.<br />
Sterkte: 13 officieren en 261 minderen.<br />
3 Comp. Comdt. Maj. K. W. Steinmetz.<br />
Sterkte: 10 officieren en 407 minderen.<br />
Comdt. Maj. F. C. Thomson.<br />
Sterkte: 12 officieren en 467 minderen.<br />
Comdt. Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Sterkte: 2 off. en 49 ruiters.<br />
2* Bergbatterij (2 secties) Comdt. Kapt. G. J. E. Nauta.<br />
Genietroepen:<br />
Sterkte: 2 off. 59 minderen 30 rij-, trek-en draagdieren.<br />
4 vuurmonden, 96 G., 96 G. K. T en 32 K. T.<br />
Een detachement: Comdt. 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />
Gevechtstrein:<br />
Sterkte: 25 onderofficieren en minderen.<br />
Drie ambulances, met hospitaal-personeel, tandoes en reserve-munitie.<br />
Het 7* Bataljon, per extra-trein naar Lam-Permai gebracht, had order,<br />
ten 6 u. 30' v.m. vandaar via Gani naar Kroeng-Gloempang te mar<br />
cheeren, zoo snel mogelijk het heuvelterrein Tjot-Meraja-Paja-oe (gren-<br />
zende aan den weg Tjot-Rang-Senelop) te bezetten, of, zoo 's vijands<br />
handelingen daartoe dwongen, het oostwaarts van onze oude versterking<br />
Kroeng-Gloempang gelegen terrein vast te houden.<br />
Een peloton cavalerie ging voor dit bataljon uit.<br />
De rest van de troepenmacht, met uitzondering van cavalerie en artillerie<br />
werd per trein naar Tjot-Iri vervoerd, om den weg Tjot-Iri —Tjot-Rang<br />
en dan zuidwaarts te volgen.<br />
De terugmarsch zou noordelijk van de Atjeh-rivier op Lam-Baroe<br />
plaats hebben.<br />
3
34<br />
Ook de hoofd-colonne beschikte voor de verkenning dus over een<br />
peloton cavalerie.<br />
Noch het 7* Bataljon, noch de hoofd-colonne ondervonden tot Kroeng-<br />
Gloempang eenig verzet van beteekenis, alleen bez<strong>org</strong>den een paar schoten<br />
uit oostelijke richting op de laatste bij het passeeren der Kroeng-Anoe<br />
afgegeven, ons een gewonde.<br />
8 u. v.m. kreeg de cavalerie bij het verkennen van Paja-Oe in de<br />
richting van Tjot-Rang vuur uit Tjot-Kring, en, nadat het 7* bataljon<br />
stelling had genomen in de lijn Tjot Sabtoe-Paja Oe-Kroeng Gloempang —<br />
Tjot Meraja, kreeg het nu en dan een schot uit het hooge terrein ten<br />
oosten van den weg.<br />
Ten einde den vijand uit dit terrein te verdrijven, kreeg de commandant<br />
van het 14* last met twee compagnieen over Tjot Masam, Boeng-<br />
Kiwing naar Tjot Kring te gaan.<br />
De commandant der voorhoede had deze flankdekking in te wachten,<br />
en de cavalerie-commandant belastte er zich mede, den commandant van<br />
het 7* van den loop der zaken op de hoogte te brengen.<br />
De 1* luitenant Nedermeijer van Rosenthal, die met zijn cavaleristen<br />
in zuidelijke richting verkende, berichtte, dat een liental Atjehers naar<br />
Hoho trokken, en + 1 5 man de terreingolving tusschen Tjot Meraja en<br />
Tjot Djamboe bezet hidden.<br />
Op het oogenblik, dat het hoofd der colonne ten 9 u. 10' v.m. halt<br />
hield bij Paja-Oe, had de linkerflankdekking stelling genomen in den<br />
Z. W. rand van Tjot Kring.<br />
De cavalerie-commandant zond nu de mededeeling, dat zich ten noorden<br />
van Tjot Djamboe en in den westrand van Boeng-Oe (^- 20)<br />
vijanden bevonden, die voor de flankdekking uitweken. De ritmeester<br />
vermoedde, dat de vijand een stelling bij Hoho had.<br />
De zuidrand van kampong Meraja bood volgens hem eene goede<br />
positie voor onze artillerie aan.<br />
De colonne-commandant, wien deze plaats van een vorige excursie ook<br />
bekend was, deed er dadelijk de stukken, onder dekking van eene compagnie<br />
14*, in batterij komen.<br />
Schriftelijk werd toen den commandant van het 7* last gezonden,<br />
om westelijk van den weg naar de Lingkar le marcheeren, zooveel<br />
mogelijk in verband met het 9 e , dat over Tjot Djamboe en Hoho, oost<br />
van de Lingkar naar Soemit en Tjot Senang moest trekken.<br />
Het 14* en de artillerie zouden als reserve op den weg volgen.
35<br />
Den commandant van dat bataljon, werd daarom de opdracht verstrekt<br />
door te gaan tot Tjot Kajoe, om dan op het signaal „verzamelen" zich<br />
naar de standplaats der batterij te begeven.<br />
Deze had haar vuur inmiddels geopend op de vijanden in de kampongranden,<br />
en in eene kleine versterking nabij de Kroeng-Lingkar.<br />
Die aldus verdreven hebbend, ging ook zij vooruit, met de beide<br />
bataljons verband houdend, om op nieuw in batterij te komen, toen de<br />
uit de kampongs gejaagde vijand in Soemit — Tjot Senang en Lam-Raja<br />
schenen stand te willen houden.<br />
Na in deze positie 22 schoten te hebben gedaan, werd van stelling<br />
verwisseld tot bij de Kroeng-Lingkar. Op het afgesproken signaal sloot<br />
zich het 14* hier bij haar aan.<br />
Onder dekking van eene compagnie van dat bataljon, passeerde zij de<br />
brug, om de overtocht van het 9* bataljon over de rivier bij pasar Hoho<br />
zoo noodig met haar vuur te steunen. De andere compagnieen van het<br />
14* namen een stelling in, ten noorden van de Lingkar, front naar het<br />
noordoosten, om een opdringen des vijands van die zijde tegen te<br />
gaan.<br />
Het 7* kreeg bevel, voorloopig in de ingenomen stelling aan de<br />
Lingkar te blijven.<br />
Voor de artillerie, was de cavalerie de Lingkar reeds overgetrokken.<br />
Haar commandant berichtte ten 10 u. 45' v.m., dat de versterking<br />
Senelop onbezet was en dat de vijand zich opgesteld had in den noordrand<br />
van Aloer-Lintang.<br />
De Artillerie, die iets zuidelijk van ons vroeger blokhuis Toei-Selimbing<br />
in batterij kwam, dreef met haar vuur ook de vijanden van Soemit<br />
en Tjot Senang naar Aloer-Lintang, waarop het 9* bij Hoho de rivier<br />
overtrok, zonder in front verontrust te worden; wel kreeg het nog vuur<br />
in de linkerflank, dat met salvo's beantwoord werd. Die overtocht<br />
duurde intusschen tot twaalf uur en kostte ons een paar gewonden.<br />
Met 2 compagnieen ging het nu vooruit naar Soemit en Tjot Senang,<br />
terwijl de 3 e bij Hoho bleef, om een groep uit het N. 0. opzettende<br />
vijanden in bedwang te houden.<br />
Een tweede groep verscheen op dit moment in den zuidrand van<br />
Tjot Djamboe en nam den staf en de batterij onder vuur — waarop eene<br />
sectie achterwaarts front maakte en het noodige getal G. K. T. in dien<br />
rand wierp. Toen ook de dekkings-compagnie tot een aanval overging,<br />
verdwenen die schutters.
36<br />
De in Hoho achtergebleven compagnie gelukte het mede haar tegenstanders<br />
te verdrijven en zij sloot weer bij de rest van het bataljon aan.<br />
De colonne-commandant, zulks waarnemend, besloot met gelijktijdige<br />
terugdrijving van de nog in Aloer-Lintang aanwezige vijanden op Aloer-<br />
Oe, over Senelop den terugtocht aan te nemen.<br />
De opdracht toch sprak alleen over de tusschen Kroeng-Gloempang<br />
en Senelop aanwezige vijanden, bovendien moest men voor donker<br />
thuis zijn.<br />
Aan den commandant van het 9* werd daarop schriftelijk medegedeeld,<br />
dat zijn korps bij den terugmarsch de achterhoede zou vormen,<br />
dat de colonne-commandant met het 14* en de artillerie door Lam-Bada<br />
over Belang naar Masdjid Lam-Djampoe zou trekken en daar eene<br />
opnamestelling zou innemen.<br />
Het 9* moest door den zuidrand van Aloer-Lintang op Senelop en<br />
verder door het bedefate terrein, langs den noordrand van Lam-Bada,<br />
Bralon en Belang naar Lam-Soet marcheeren.<br />
De commandant van het 7 e had ten 1 1 u. 50' v.m. reeds bevel<br />
ontvangen, om zoodra „7 e Bataljon voorwaarts" werd geblazen, met zijn<br />
korps terug te gaan noord van de Lingkar over Lam-Koelat, Tjot-Goet<br />
en Adje-Boeng-Mirah naar Gani en verder over Siroen naar Lam-Baroe.<br />
De overige troepen moesten zuid van de Lingkar op dien zelfden<br />
post terugtrekken. Zoolang mogelijk diende het verband bewaard te<br />
blijven en bij vervolging door den vijand een tegenaanval worden<br />
gedaan.<br />
Mondeling werd den commandant van het 14* bevolen, om met twee<br />
compagnieen van zijn korps over Senelop naar Belang te marcheeren,<br />
en daar stelling te nemen, terwijl de colonne-commandant met de beide<br />
andere, de artillerie en de genietroepen, naar Masdjid Lam-Djampoe<br />
zou volgen.<br />
De defecte brug in den weg Toei-Selimbing-Senelop was intusschen<br />
hersteld. De cavalerie-commandant reed er over en door naar Senelop,<br />
daar liet hij eenige ruiters afzitten om Atjehers, die hem uit zuidelijke<br />
richting beschoten, door vuur te verdrijven.<br />
Die afgezeten cavalerie kon echter spoedig door eene sectie der<br />
artillerie-dekking worden vervangen, waardoor nu ook het voorbij rijdende<br />
zware wapen beschermd was.<br />
Terwijl dit en eene compagnie van het 14* door gingen naar Lam-
37<br />
Djampoe, bleef eene tweede compagnie van dat korps in Senelop achter,<br />
totdat zij door de eerstaankomende van het 9* kon worden afgelost.<br />
Deze bezette met drie sectien Senelop en met eene den zuidoost rand<br />
van Lam-Bada, om opdringen van vijanden uit Lam-Raja tegen te gaan.<br />
Het 1 4* was reeds op zijn plaats toen de 2* compagnie van het 9* bij<br />
Senelop kwam. Deze wachtte weer tot de laatste afdeeling der compagnie<br />
von Schauroth opgesloten was, en zette toen de beweging naar<br />
Belang voort, dwars door de sawah, in stede van door het bedekte<br />
terrein zooals bevolen was.<br />
De colonne-commandant, die op eene hoogte bij Lam-Bada een goed<br />
overzicht had, deed ten 1 u. 50' n.m. „7 C Bataljon voorwaarts" blazen.<br />
Zich toen naar de positie der artillerie in Masdjid Lam-Djampoe<br />
begevend, zag hij het 7* Bataljon reeds op den terugtocht met eene<br />
compagnie ter hoogte van Lam-Koelat.<br />
Ook dit bataljon was dus in stede van in breed front door het meer<br />
oostwaarts gelegen bedekte terrein te gaan, in de sawah terecht gekomen.<br />
De laatste compagnie van het 9* bevond zich ^ 200 M. west van<br />
Senelop en noord van Lam-Bada en was daar in een hevig vuurgevecht<br />
gewikkeld met een vrij talrijken vijand, die in de benteng zat. Het<br />
7* Bataljon kreeg toen ook reeds vuur uit het heuvelterrein bij Lam-<br />
Kiwan en beantwoordde dit, maar noch het 9*, noch het 7* dachten<br />
aan de bevolen tegen-aanvallen.<br />
De commandant van het 7* meende, dat de vijand te verspreid was<br />
om succes met zulk een ripost te verkrijgen, terwijl kapitein von Schauroth<br />
moeite had, zijn inlanders in het steeds zwaarder wordende vuur te<br />
doen standhouden.<br />
De colonne-commandant gelastte nu dezen officier met zijne afdeeling<br />
door het bedekte terrein terug te gaan. Kalm en regelmatig werd<br />
aan die order voldaan. Eenmaal het front vrij zijnde, opende de batterij<br />
met bekenden afstand haar vuur op Senelop, waar het eerste schot al<br />
dadelijk midden in viel.<br />
Na 1 1 schoten was er van een vijand niets meer te bespeuren, zelfs<br />
verscheen hij niet in de westranden van Lam-Bada en Bralon om onze<br />
troepen in Belang en Masdjid Lam-Djampoe te bestoken.<br />
Om het 7* Bataljon ter hoogte van het 9' te houden, had de colonne-<br />
commandant voor dat bataljon ten 2 u. 10 n m. „halt" doen blazen, en<br />
kwam dit alzoo in eene stelling, waarin het tot 2 u. 55' n.m. verbleef.
38<br />
Bij het oversteken van de open sawah-strook tusschen Lam-Koelat<br />
en Tjot-Goet schoot de vijand zeer veel, echter zonder het bataljon<br />
veel verliezen te berokkenen.<br />
De cavalerie, die verdekt achter Lam-Sinjing was opgesteld, om bij<br />
eventueele verschijning van den vijand op de vlakte, aan een tegenaanval<br />
te kunnen deelnemen, werd bevolen langs de noordzijde van Lam-Oe<br />
den terugtocht te vervolgen. Succussievelijk kregen de verschillende<br />
infanterie-korpsen ook last terug te gaan.<br />
Met de batterij en de reserve marcheerde de colonne-commandant<br />
zelf naar Tjot-Gloempang. De troepen hadden daarbij veel te lijden<br />
van vuur uit Adje-Boeng-Mirah — zoo kreeg het 9* hier niet minder dan<br />
1 0 gewonden.<br />
Wat was de reden daarvan?<br />
Het 7* Bataljon was in plaats van aan zijn opdracht te voldoen en<br />
Adje-Boeng-Mirah te doorkruisen en van vijanden te zuiveren, zuidwest<br />
van Tjot-Goet gaan verzamelen.<br />
De commandant had toen een peloton der 1* compagnie van zijn<br />
korps aangewezen om in het heuvelterrein noord van Tjot-Goet stelling<br />
te nemen. Dat peloton werd al dadelijk door een 60 vijanden beschoten,<br />
welk vuur van dien aard was, dat majoor Jacobs vermeende,<br />
dat een voortrukken in het z. g. bedekte terrein — een klappertuin — hem<br />
te veel verliezen zou bez<strong>org</strong>en.<br />
Hij meende dus van zijn opdracht te moeten afwijken en wees de<br />
2* compagnie aan, om, gedekt door het vuur van het reeds in stelling<br />
liggend peloton, twee hoogtepunten noordwestwaarts van Tjot-Goet te<br />
gaan innemen.<br />
Behalve die punten wilde hij dan achtereenvolgens Pasar Tjot-Iboe<br />
en de noordwaarts gelegen kopjes doen bezetten, om onder dekking<br />
van vuur daaruit den weg Gani-Siroen te bereiken.<br />
's Vijands vuur berokkende de bewegende compagnie veel verliezen,<br />
dat minderde toen men de stellingen ingenomen had. De aanwezige<br />
officier van gezondheid van Leent had de handen vol met het verbinden<br />
der talrijke gewonden, dat meest in of achter de linie moest plaats<br />
vinden.<br />
De colonne-commandant had — te Tjot-Gloempang aangekomen — den<br />
commandant van het 14* met zijne twee compagnieen, en daarna den<br />
commandant van de voorste compagnie 9* naarmate zij uit het bedekte<br />
terrein van Lam-Oe deboucheerden — opgedragen, den marsch te ver-
39<br />
volgen, langs den noord- en oostrand van het bedekte terrein Gapoe-<br />
Lamdam enz. naar Lam-Baroe.<br />
De laatste compagnie van het 9* was toen niet alleen in vuurgevecht<br />
met de haar volgende vijanden, maar ook met eenige schutters, die zich<br />
aan de overzijde van de Atjeh-rivier zeer verdekt hadden opgesteld.<br />
Daar deze vijand buiten bereik was, verdiende het aanbeveling den<br />
troep zoo snel mogelijk uit die sfeer terug te halen, om onnoodige verliezen<br />
te voorkomen.<br />
Cavalerie, artillerie en algemeene reserve volgden den weg langs den<br />
linker-oever der Kroeng-Lingkar en den batterij-commandant was bevolen<br />
bij den weg Siroen-Gani eene laatste stelling in te nemen, tot dekking<br />
van den terugtocht van het 7*, als dit bataljon uit Gani de open strook<br />
naar de Lingkar moest passeeren.<br />
Van dat korps was tot op dat oogenblik niets te zien geweest, maar<br />
even ten westen van Pasar Tjot-Iboe ontwaarde de cavalerie-commandant<br />
door eene opening in het struikgewas langs de Lingkar, dat een paar<br />
sterke vijandelijke drommen stelling hadden genomen in het hooge terrein<br />
van Adje-Boeng-Mirah en Lam-Ateuh, en vandaar het 7* fel beschoten.<br />
Onmiddellijk reed die officier terug, om hiervan den colonne-commandant<br />
op de hoogte te brengen.<br />
Deze spoedde zich naar voren, deed de algemeene reserve halt houden,<br />
en eene sectie in batterij komen, juist in 's vijands flank, die door granaat-<br />
en daarop gevolgd G. K. T. vuur, weldra uiteengedreven was.<br />
Van het 7* zag men alleen het in stelling liggende peloton der l e<br />
compagnie. Uit de richting van 's vijands vuur kon men evenwel opmaken,<br />
dat de overige deelen zich zuid-westelijk van Adje-Boeng-Mirah<br />
bevonden.<br />
De colonne-commandant zond de cavalerie verder naar Lam-Baroe<br />
en marcheerde met de algemeene reserve en artillerie snel door naar<br />
den weg Siroen-Gani — opdat deze ten oosten van de Lingkar opnieuw<br />
in batterij zou kunnen komen met het reeds vermelde doel.<br />
4 u. n.m. was die positie ingenomen, en werd het vuur geopend op<br />
eene vijandelijke versterking nabij Lam-Ateuh, waarin zich Atjehers<br />
bevonden, die het 7* bataljon op grooten afstand beschoten.<br />
Dat korps had zijn terugtocht blijkbaar langs de Lingkar genomen,<br />
in eene lange marsch-colonne met bezetting van enkele hooge punten<br />
in de sawah — over een weinig gunstig terrein dus, en in een beslist<br />
ongunstige formatie.
40<br />
In de laatste stelling waren nog 48 projectielen, G. en G. K. T.<br />
noodig, om den vijand te beletten, zich meer noordwaarts in de richting<br />
van Gani te verplaatsen, vanwaar hij het 7* toch allicht nog meerdere<br />
verliezen had kunnen toebrengen.<br />
Vijanden, die het 9* Bataljon, door het bedekte terrein over Gapoe<br />
en Lamdam gevolgd waren, namen het 7 e , toen dat op den weg naar<br />
Siroen marcheerde, ook nog even onder vuur, maar werden door een<br />
paar G. K. T. en eenige infanterie salvo's verdreven, zonder ons nog<br />
gekwetsten te bez<strong>org</strong>en.<br />
5 u. n.m., toen alle andere troepen Siroen reeds bereikt hadden, braken algemeene<br />
reserve en artillerie het gevecht af en marcheerden naar Lam-Baroe.<br />
Ofschoon aanvankelijk de tusschen Kroeng-Gloempang en Senelop<br />
genestelde vijanden tot voorbij Aloer-Lintang waren teruggedreven, kon<br />
men constateeren, dat het resultaat van het optreden dien dag gering was.<br />
Op ouderwetsche manier hadden de benden onze troepen thuisgebracht.<br />
Grootendeels bij den terugtocht kreeg:<br />
het 7 e Bataljon 17 gewonden,<br />
„ 9* „ 3 dooden en 28 gewonden,<br />
„ 14* „ 1 doode en 1 gewonde.<br />
Verbruikt waren 73 G., 61 G. K. T. en 26725 Beaumont-patronen.<br />
Het komt ons wenschelijk voor, bij deze excursie nog een oogenblik<br />
stil te staan en de opmerkingen te releveeren, waartoe de lezing van<br />
het relaas allicht aanleiding geeft.<br />
Duidelijk traden hier toch aan den dag, de nadeelen van<br />
1* de eendaagsche excursies.<br />
2* van het binden van de handen van den bevelhebber door een<br />
uur van thuiskomst vast te stellen en geen vivres mede te geven.<br />
Juist bij die excursies, stelden onze aanvoerders in stede van<br />
macht, meer de uit de voorafgaande periode overgebleven zwakheden<br />
ten toon, als; overschatting van den vijand en gering offensief<br />
vermogen.<br />
Had de colonne-commandant toen bleek, dat de vijand nog geenszins<br />
verslagen was, in het veld kunnen blijven, teneinde, om zoo te<br />
zeggen, weer van voren af aan te beginnen, dan waren de resultaten<br />
zeker anders geweest.<br />
Wij willen thans in het midden laten of zulks — in afwijking van de<br />
bevelen en ondanks het niet uit Koeta-Radja medevoeren van vivres —<br />
toch niet had kunnen geschieden.
41<br />
II faut juger les faits d'apres leur date.<br />
Een andere zaak is: had de colonne-commandant, toen hem bij het<br />
begin van den terugtocht ook bleek, dat de commandant van het 7* van<br />
zijn orders afweek, niet moeten ingrijpen en dien chef niet nog eens<br />
duidelijk aan het verstand moeten brengen, wat van zijne colonne verlangd<br />
werd?<br />
Onbegrijpelijk is het ons ook, dat van de zijde der hoofd-colonne —<br />
waarbij zich toch ook de cavalerie bevond — geen meerdere pogingen in<br />
het werk werden gesteld, om de verloren gegane voeling met het 7* te<br />
herwinnen.<br />
Ware zulks geschied, dan was de colonne-commandant bijtijds van de<br />
fouten der flankdekking verwittigd geworden, en had hij alsnog kunnen<br />
ingrijpen.<br />
Reeds eerder merkten we op, dat de onderbevelhebbers zich schuldig<br />
maakten aan het niet naar behooren nakomen der gegeven bevelen.<br />
Eigen iniliatief bleef alsmede achterwege, behalve dan bij den commandant<br />
van het 7*, toen hij zich van het hooge terrein door de vijandelijke<br />
benden liet afdringen.<br />
Zekerlijk ware het toen beter geweest het initiatief—om van de<br />
orders af te wijken — te onderdrukken. Er had overwogen behooren te<br />
worden of de vrij zekere verliezen, waaraan toen en de hoofd-colonne,<br />
en de eigen troep werden blootgesteld, niet meer gewicht in de schaal<br />
legden, dan de vermoedelijke verliezen, die de marsch door het hooge<br />
terrein zou opleveren.<br />
De Bergartillene bewees op dezen dag voorzeker goede diensten.<br />
Volgens ingekomen berichten, waren de aanwezigheid van een groot<br />
aantal vijanden en hunne bijzondere activiteit, het gevolg van de omstan-<br />
digheid, dat toevallig de pretendent sultan, Polim en meerdere hoofden<br />
als T. Brahim-Montassik, Habib-Samalanga, Toekoe Ali-Pager-Ajer<br />
met hunne benden, daar waren samengekomen, om over het verzet te<br />
beraadslagen.<br />
De oude Imam van Longbatta had o.m. de Atjehers persoonlijk aan-<br />
gevoerd — en zij waren bijna uitsluitend met Beaumontgeweren bewapend.<br />
Intusschen kwamen zij er evenmin zonder kleerscheuren af.<br />
Op hunne totale sterkte van 267 man, hadden zij 21 gesneuvelden<br />
en 18 gewonden. Onder de eersten behoorden een viertal panglima's,<br />
onder de laatsten, de Imam van Longbatta.
42<br />
In de IV Moekims verbeterde de toestand gaandeweg. Een paar<br />
compagnieen, die daar patrouilleerden, vonden alle kampongs, behalve<br />
Tandjong, weer bewoond.<br />
Lieden van Toekoe Tjoet-Bantah, bezetten op last van den wd.<br />
Gouverneur een verhoogd blokhuis in Anak-Paja — een bewijs, dat het<br />
bestuur weer vertrouwen in de gezindheid der bevolking begon te stellen.<br />
Op het bivak vielen nu en dan nog schoten van de overzijde, soms<br />
probeerden de kwaadwilligen nog wel eens de brug te naderen, maar het<br />
vuur der schildwachten deed hen daar spoedig terugdeinzen.<br />
Het peloton cavalerie werd aan de bezetting van het bivak onttrokken.<br />
Eene patrouille door Tjot-Goee uitgezonden, slaagde er in, om in<br />
de kampong Lam-Tehen-West een paar djahats w. o. een panglima van<br />
Toekoe Rajoet-Daroe op te lichten. De jeugdige Toekoe Neq-Imam<br />
had de aanwijzingen gedaan.<br />
Oplichting van Toekoe Nja-Makam.<br />
Daar bij het bestuur berichten waren binnengekomen, dat de in<br />
Tamiang wel bekende Nja-Makam zich in kampong Lam-Nga (XXVI<br />
Moekims) ophield, zond de wd. Gouverneur daar in den nacht van 21<br />
op 22 Juli eene colonne heen, onder commando van den luitenant-kolonel<br />
G. F. Soeters, bestaande uit; het korps-marechaussee, het 3* Bat., 3<br />
compagnieen van het 6*, het 12*, de beschikbare cavalerie, 45 man<br />
genietroepen, 3 ambulances en trein.<br />
De colonne-commandant moest zijne maatregelen zoodanig nemen,<br />
dat de beide kampongs Lam-Nga, ingesloten door armen van de Kroeng<br />
Angin, voor het aanbreken van den dag door de troepen omsingeld,<br />
en het ontsnappen van Nja Makam naar de landzijde onmogelijk was.<br />
Daartoe zou gelijktijdig en in verband met de colonne, een detachement<br />
van 2 officieren en 75 bajonetten van het 2* Garnizoens-bataljon,<br />
zich bij Kwala-Gigieng opstellen om ontkomen in die richting te beletten.<br />
's Nachts van Pantai-Perak afgemarcheerd, kwam de colonne tegen<br />
half twee bij Pakan Kroeng-Tjoet. Een half uur later werd de marsch<br />
voortgezet. Het korps-marechaussee ging zelfstandig vooruit. Bij Kadjoe<br />
nam het geheel —met uitzondering van het 3* Bataljon de marschrichting<br />
op Lam-Pinang.<br />
Het korps-marechaussee moest zoo snel mogelijk de Kroeng-Angin
43<br />
overgaan en de toegangen van Lam-Nga en Neheun naar het gebergte<br />
afsluiten. Bij het aanbreken van den dag zou het door de cavalerie<br />
en eene compagnie 12* Bataljon worden vervangen. De gids bracht<br />
het via kampong Bramoe-Noord naar een lange brug, die volgens hem<br />
naar Lam-Nga leidde.<br />
De commandant der marechaussee, de kapitein E. A. van Kappen,<br />
achtte het evenwel niet gewenscht, op dat punt de kampong binnen te<br />
dringen, ook wijl de brug in zijn vervallen staat, een snel oprukken<br />
onmogelijk maakte. Hij gaf er dus de voorkeur aan bij den zuid-oost<br />
hoek van de kampong, waar de stroom 20 M. breed en 1 a 1,5 M.<br />
diep was, deze over te trekken. Dat geschiedde ten 5 u. v.m.<br />
4 brigades waren om half zes in het noordelijkste punt der aan gene zijde<br />
van de rivier in te nemen stelling, de overigen hadden ten 5 u. 45' v.m.<br />
alien de rivier gepasseerd en zich tusschen Lam-Nga en Neheun genesteld.<br />
Eene brigade kon het zeestrand overzien.<br />
Meerdere Atjehers sloegen den opmarsch gade, een tweetal deelde<br />
den commandant, na de noodige bedreigingen mede, dat Nja-Makam<br />
zich ernstig ziek in zijn huis bevond — dus op een 300 M. van de<br />
marechaussee-linie verwijderd.<br />
Met vier brigades werd de woning omsingeld, en het gezochte hoofd<br />
daarin op een bale-bale aangetroffen.<br />
Door dwangarbeiders in een tandoe gelegd, bracht men hem naar<br />
buiten. De brigades kregen inmiddels opdracht de huizen te doorzoeken<br />
en de verbinding met de overige troepen te herstellen.<br />
Behalve de cavalerie, die de Kroeng-Angin niet kon passeeren, waren<br />
alle onderdeelen successievelijk in de hun aangewezen stellingen gekomen.<br />
De 4 brigades werden — zooals afgesproken — door eene compagnie<br />
van het 12* vervangen.<br />
Het bericht van de gevangenneming, deed de commandant van het<br />
3*, aan den colonne-commandant in kampong Gigieng overbrengen,<br />
werwaarts zich ten 1 1 u. 49' v.m. ook de marechaussee met Nja-Makam,<br />
diens familie en 51 volgelingen begaven.<br />
In die kampong kreeg de marechaussee last Nja-Makam te fusilleeren,<br />
hetgeen geschiedde.<br />
Met de ontruiming der stellingen ging veel tijd verloren. De laatste<br />
troepen kwamen 4 u. n.m. pas te Pakan Kroeng-Tjoet aan.<br />
Verzet was dien dag nergens ondervonden. Op twee Beaumont-,<br />
twee voorlaadgeweren en blanke wapenen legde men beslag.
44<br />
Het was te voorzien, dat de vijand na zijn optreden en succes in<br />
de V Moekims Montassik, brutaler zou worden en een hernieuwd<br />
ageeren onzerzijds noodig zou maken.<br />
Den 23 cn 's avonds werd de post Lam-Baroe reeds beschoten.<br />
Met het legeren van een vaste bezetting in de XXVI Moekims,<br />
diende dus wat haast te worden gemaakt.<br />
Teneinde een geschikt punt voor de legering van een bataljon infanterie<br />
in de omstreken van Tjot-Mantjang-Noord te zoeken, maakte eene<br />
colonne, onder luitenant-kolonel J. B. van Heutsz, eene verkenning<br />
derwaarts<br />
Alvorens evenwel eene beschrijving van dien tocht te geven, zullen<br />
wij eerst nagaan, welke berichten er omtrent den vijand alzoo binnenkwamen.<br />
Volgens den wd. Controleur der XXII Moekims bevonden zich op<br />
de Blang-Bintang slechts twee bezette versterkingen, t. w. Teungkoe di<br />
Lengkong geoccupeerd door Habib Lengkong met + 50 man en Lampoe-<br />
Redeb met 20 man onder Potjoet-Mat-Tahir.<br />
De paggers verkeerden in vervallen staat; door loopgraven waren<br />
beide bentengs verbonden.<br />
Ook Tjot-Len-Senelon, Tjot-Sajoen, Tjot-Loot en Tjot-Mantjang<br />
heetten versterkt te zijn, terwijl de loopbrug over de Lingkar bij Padang<br />
Tjenna, Titi-Fmpe-Tjing genaamd, uit een loopgraaf oostwaarts, aan<br />
den voet der heuvels, bestreken werd.<br />
Zuid van de Lingkar, en noord van de Atjeh-rivier waren nog versterkt,<br />
Montassik, Pantai-Karang, Tjot-Penom, Ba 4 -Tjiri, Tjot-Goempoh<br />
en Pieng, aan den voet van het gebergte nog Bagoeng en in de Blang-<br />
Boeng-Toedjoeh en Blang-Datoe-Daroi, Koelam-Toemadjat, Lamnga,<br />
Tjot Batee, Oleh-Lhot, Braleun en Boeng-Oei.<br />
De pretendent sultan bevond zich te Pieng met T. Brahim Montassik,<br />
T. Tjihiq Longbatta (gewond), T. AH Pager-Ajer, en ^ 100 geweerdragenden.<br />
Pantai-Karang was bezet door T. Ali Basja-Gedong (gehuwd met<br />
een zuster van Polim) met ^ 150 man, w. o. Pedireezen.<br />
Tjot-Penom door T. Tanah Abee met 7^ 100 man.<br />
Tjot-Gloempoh door 30 man van Brahim Montassik.<br />
Ba 4 Tjiri evenzoo, Koelam-Temadjat door Teungkoe Lam-Oee en<br />
Teungkoe Sopi met 50 man.<br />
De overige versterkingen werden slechts bewaakt.
45<br />
Volgens spionnenberichten waren den 22* n 500 Pedireezen bij den<br />
pretendent-sultan aangekomen.<br />
Ook T. Moeda Baid en T. Tjoet Mahmoed Lam-Tengah hadden in<br />
de nabijheid van Ana 4 Galong 7 bentengs doen opwerpen t. w. 3<br />
versterkingen op het emplacement van onze gewezen bivakplaats (bleken<br />
later niet te bestaan), een te Bak-Tjerlak, een te Lam-Baroe (westwaarts<br />
van Bak-Tjerlak), een te Meunatha In-6n (kampong Klieng) en een bij<br />
den bekenden hoogen boom tegenover Anak Galong.<br />
De werkzaamheden aan die bentengs werden door T. Imam Lam-<br />
Ara geleid. Een 500-tal mannen en vrouwen wierpen de wallen op en<br />
sleepten bamboe aan.<br />
150 geweerdragenden dekten die werkzaamheden.<br />
Verkenning van de Blang-Bintang.<br />
De wd. Gouverneur met de verschillende gewestelijke dienstchefs<br />
besloten zich bij de colonne van Heutsz aan te sluiten, teneinde het<br />
emplacement voor een versterkt kampement tusschen Ketapan Meot en<br />
Tjot Made (1) uit te zoeken en aan te wijzen.<br />
In den vroegen m<strong>org</strong>en van de 25*" Juli, werd met verschillende extra-<br />
treinen eene colonne van de volgende sterkte naar Tjot Iri overgebracht.<br />
Commando:<br />
Commandant: Luit.-Kol. J. B. van Heutsz.<br />
Chef van den Staf: Kapt. H. C. Kronouer.<br />
Adjudant: 1 e Luit. H. J. van Bremen.<br />
Infanterie:<br />
Acht-ordonnansen.<br />
3* Bataljon: Comdt. Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 14 off en 374 minderen.<br />
6* „ : 3 compagnieen Comdt. Kapt. P. A. H. van der Haas.<br />
Sterkte: 13 off. en 344 minderen.<br />
14* „ : Comdt. Majoor F. C. Thomson.<br />
Cavalerie:<br />
Sterkte: 12 off. I adj.-ond.-off. en 404 minderen.<br />
1 peloton: Comdt 1° Luit F. L. S. Nedermeyer ridder van<br />
Rosenthal.<br />
Sterkte: 25 ruiters.<br />
(1) Op de Kaart I : 75.000 staat Tjot Madi.
46<br />
Artillerie:<br />
4* Bergbatterij (2 sectien) Comdt. Kapt. A. Bangert.<br />
Sterkte: 2 Luit. 59 minderen 30 rijpaarden, trek- en<br />
draagdieren met 4 vuurmonden.<br />
Genietroepen: Comdt. de Eur. Serg. Reeb, No. 28258.<br />
Sterkte: 29 minderen.<br />
Gevechtstrein. Drie ambulances, met personeel, tandoes, reserve-mu-<br />
nitie voor de infanterie en koelies met brugmaterieel<br />
voor de genietroepen.<br />
Met de cavalerie vooruit en 2 compagnieen 3* in de voorhoede,<br />
werd ten 6 u. v.m. langs den weg Tjot-Iri-Baba-Djoeroeng afgemarcheerd<br />
en 6 u. 50' v.m. Tjot-Rang bereikt.<br />
Hier kreeg de commandant van het 3* opdracht, om in gevechtsformatie<br />
en in breed front, via Tjot-Bladeh en Blang naar Ketapan-<br />
Meot en Tjot-Goet te marcheeren, en daar eene gedekte stelling in te<br />
nemen, met front naar het oosten en noorden; de commandant van het<br />
14*—tien minuten later —om in marsch-colonne van Tjot-Rang door<br />
Paja-Oe-oost naar Boeng-Ba 4 -Djo (1) (Tjot-Mantjang) te gaan, daar rechts<br />
uit de flank te maken en in gevechtsformatie en in breed front zuidwaarts<br />
tot in de lijn Boeng-Kiwing —Tjot-Made te marcheeren en daar zich<br />
eveneens gedekt op te stellen met het front naar het zuiden, alleen de<br />
linkervleugel ombuigende naar het oosten.<br />
7 u. 35 v.m. droeg de colonne-commandant het 6 e op oost- en oostzuid-oost<br />
waarts, over den voor de artillerie meest geschikten weg, naar<br />
den oostrand van Tjot-Mantjang te gaan; met eene compagnie en de<br />
artillerie stelling te kiezen front naar het oosten, en de beide overigen<br />
in reserve te houden.<br />
8 u. 50' v.m. waren alle korpsen op hunne plaatsen, zonder dat er<br />
een schot was gevallen<br />
De cavalerie, die in eene eclaireerende linie voor het 3* Bataljon<br />
had gereden en op de Blang-Bintang gekomen de stelling Teungkoe di<br />
Lengkong moest verkennen, kreeg op het moment, dat zij er nog circa<br />
800 M. van verwijderd was eenig vuur, zoowel uit de versterking als<br />
uit de nevenliggende posities, bovendien uit loopgraven op de heuvels<br />
en bij eenige boomgroepen, aan den voet daarvan gelegen.<br />
Ritmeester de Lannoy, die met 8 ruiters, zelf de verkenning deed,<br />
(1) Op de Kaarten staat Boeng Badjoe.
47<br />
meldde, dat in den westrand van Tengkoe di Lengkong een drietal<br />
bentengs zichtbaar waren. De sterkte des vijands schatte hij op niet<br />
meer dan 20 man.<br />
Hierop kreeg de batterij last naar de standplaats der cavalerie op te<br />
rijden en daar, bij een boomgroep, stelling te kiezen.<br />
9 u. 35' opende zij het vuur op de bedoelde punten, met het gevolg,<br />
dat de cavalerie weer vooruit kon en 10 u 15' v.m. liet weten, dat<br />
de vijanden, Ji 50 in getal, in oostelijke richting de sawah overstaken.<br />
Waar een tiental Atjehers, op ^ 200 M. in de flank der cavalerie<br />
zaten te vuren, kon deze de bentengs niet van nabij verkennen. Nadat<br />
eene sectie repeteergeweren en de dekkings-compagnie der artillerie, wat<br />
salvo's op de loopgraven aan den voet der heuvels hadden afgegeven,<br />
werd het gevecht hier afgebroken, en ook de cavalerie last gezonden,<br />
op de standplaats der artillerie, waar zich ook de wd. Gouverneur<br />
ophield, terug te gaan.<br />
Geescorteerd door de cavalerie en vergezeld van zijn staf, deed deze<br />
daarop de noodige verkenningen.<br />
1 1 u. 20' v.m. ging de artillerie met hare dekking naar de eerstngenomen<br />
positie terug en deed nog eenige schoten op Atjehers, die<br />
zich op grooten afstand in zuidelijke richting verzamelden.<br />
Regen en wind bemoeilijkten de waarneming der schoten zoozeer,<br />
dat men het vuur aldra staakte.<br />
12 uur 's middags, verliet de wd. gouverneur door de cavalerie voorafgegaan<br />
het terrein, en ging het geheel tot den terugtocht over.<br />
De volgende bevelen waren daartoe verzonden:<br />
aan den commandant van het 6*, om eene compagnie met de artillerie,<br />
langs den opmarschweg naar Tjot-Rang terug te zenden. De beide<br />
anderen konden onder leiding van den korps-commandant volgen;<br />
aan den commandant van het 14* om evenzoo te handelen, en wel<br />
met 2 compagnieen in het bedekte terrein oostelijk en twee westelijk<br />
van den weg Kroeng-Gloempang — Tjot-Rang;<br />
aan den commandant van het 3*, om ten half een op Tjot-Rang terug<br />
te gaan.<br />
Elk der bataljons-commandanten kreeg ook kennis van de aan zijne<br />
collega's gegeven opdrachten, en tevens den last om bij sterk opdringen<br />
des vijands hinderlagen te Ieggen en tegenaanvallen te doen.<br />
De artillerie zou in het klapperbosch bij den driesprong Tjot-Iri-<br />
Tjot-Rang-Lam-Goet wachten, tot eventueele opname van de infanterie.
48<br />
12 u. 15' n.m. begon de beweging. Het 3*, 6* en dat deel van het<br />
14 e , dat oost van den weg Kroeng-Gloempang-Tjot-Rang marcheerde,<br />
kwamen ter laatstgenoemde plaats zonder vijandelijkheden te hebben<br />
ondervonden<br />
De beide andere compagnieen 14 e , dwaalden af, doordien niet voldoende<br />
op de kaart gemarcheerd en slechts de gids gevolgd werd.<br />
De colonne-commandant zond nu het 6* en half 14* door naar Tjot-<br />
Iri, deed de dekking-artillerie op eene compagnie van het 3 e overgaan,<br />
legde eene tweede compagnie van dat korps in stelling in het bedekte<br />
terrein bij de kampong zonder naam, west van Tjot-Rang, met het front<br />
naar Tjot-Semeroeng, eene compagnie in de oude versterking Tjot-Rang,<br />
en de laatste als reserve op den grooten weg nabij Lam-Lo.<br />
Een half uur werd aldus op de verdoolden gewacht, toen haar vuur<br />
gehoord werd ter hoogte van kampong Tjot-Merani.<br />
De overste van Heutsz deed nu de artillerie opleggen, en alles op<br />
Lam-Lo teruggaan.<br />
Reeds was order gegeven aan twee compagnieen en de artillerie door<br />
te gaan naar Tjot-Iri, toen 1 u 40' n.m de troep zich onverwacht uit<br />
Tjot-Semeroeng beschoten zag.<br />
Dadelijk weer de batterij-stelling aangenomen, en een der compagnieen<br />
de noodige salvo's doen afgeven, lag voor de hand. De vijand vond<br />
dit ook voldoende, verdween althans.<br />
Bij Lam-Lo kreeg men dus verband met de gezochte troepen, die<br />
vier gewonden mede brachten.<br />
Beveiligd door de snelladers, konden ook zij op Tjot-Iri teruggaan.<br />
Eenige vijanden bleven de achterhoede volgen, slaagden er zelfs in,<br />
deze nog drie gewonden toe te brengen voor zij ten 8 u. 25' n.m. Tjot-<br />
Iri binnen kwam; zelfs uit Baba-Djoeroeng werd nog met achterladers<br />
geschoten.<br />
Ten koste van acht gewonden was het gestelde doel bereikt. Verbruikt<br />
waren 2014 patr. van 6.5 m.M., 3606 Beaumontpatronen, 14 G.<br />
en 21 G. K. T.<br />
Den Gouverneur-Generaal werd telegrafisch machtiging verzocht, Tjot-<br />
Mantjang door een karrenweg met Tjot-Rang te verbinden. Eenmaal de<br />
goedkeuring toegezegd, maakte men er onmiddellijk een aanvang mede.<br />
24 Juli was de bezetting van Kroeng-Raba weer eens vervangen en<br />
wel door drie compagnieen van het 9* Bataljon.
49<br />
De bevolking van IV Moekims, waarvan steeds meer Ieden terugkwamen,<br />
deed het verzoek, nabij het bivak een pasar te mogen oprichten.<br />
Een zendeling van den kedjoeroean van Lohong, die brieven aan T.<br />
Tjoet-Banta en Ketjihiq-Oemar bracht, deelde omtrent Oemar en volgelingen<br />
het een en ander mede.<br />
Het vuur der marine, had de meeste vrouwen genoopt het gevolg<br />
te verlaten. Zij hadden zich naar Kroeng-Kala (Lohong), Paroi en<br />
Daja begeven.<br />
Tjoet Din — Oemars vrouw — zat in Pasi bij Goenoeng-Groetee in<br />
Kloewang, met een wacht van 50 gewapenden.<br />
Onze gewezen panglima-prang-besar zelf, bevond zich bij den ingang<br />
van het dal van Lamtih te Sarahmane; hij had daar niet meer dan<br />
1 50 a 200 gewapenden.<br />
In de nabijheid van de Ritieng-baai, waren een viertal bentengs opgericht,<br />
in den Gle-Loeda-pas een paar loopgraven gemaakt, terwijl ook<br />
in de onmiddellijke nabijheid van Kroeng-Raba een drietal punten versterkt<br />
waren.<br />
De eindverdediging zou Oemar eventueel <strong>org</strong>aniseeren op het plateau<br />
van den Radja-Masah (Moekim Kroeng-Kala-Lohong), welk plateau langs<br />
een voetpad uit Kroeng-Kala was te bereiken.<br />
Natuurlijk, zou hij ten slotte wel weer naar het zuiden uitwijken,<br />
daarom verdiende het aanbeveling den Gle-Groetee te bezetten.<br />
Wel was de kedjoeroean van Lohong om goedgezind, maar aan<br />
Oemar door familie-relaties verbonden — T. Moesa, Oemar's broeder,<br />
was met zijn dochter gehuwd — kon men dus niet verwachten, dat hij<br />
dezen den doortocht in zijn gebied zou beletten.<br />
Een der benden, ter sterkte van 30 achterladers, bevond zich op den<br />
Goenoeng-Datar tegenover Lam-Tengah (VI Moekims).<br />
Tien brigades marechaussee zouden die verjagen.<br />
In den nacht van den 26*", marcheerden zij daartoe naar het ravijn<br />
van den Gle-Tempe in den omtrek van Masdjid Indraperwa. Alleen<br />
een veertigtal ledige hutten, werden aangetroffen en verbrand.<br />
Panglima Poelau, mede een der voornaamste bendehoofden van Oemar,<br />
had zich met eenige volgelingen in de heuvels benoorden de Kloof van<br />
Beradin neergelaten, teneinde het niet alleen onze transporten, maar ook<br />
de naar hare woonsteden terugkeerende bevolking lastig te maken.<br />
Hetzelfde geschiedde door kleine benden in of nabij den Gle-Loeda-pas.<br />
4
50<br />
Plunderingen kwamen trouwens ook in andere streken voor. Zoo<br />
deden in den nacht van den 23*" Juli lieden van Kroeng-Raja een aanval<br />
op Lam-Bada, nabij Lam-Baroe-Angin (XXVI Moekims). Met achterlating<br />
van een doode wist de bevolking hen te verdrijven, echter ten<br />
koste van twee gewonden harerzijds.<br />
Tocht naar Teungkoe di Lengkong en Pieng.<br />
Deze tocht was boven op het programma blijven staan.<br />
Wat onze troepen daar te wachten stond, deelden wij reeds vroeger<br />
mede.<br />
Onder het bevel van den wd. Gouverneur-Kolonel J. W. Stemfoort —<br />
ging 29 Juli eene colonne derwaarts van de volgende samenstelling:<br />
Commando:<br />
Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />
Souschef: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />
Artillerie-comdt.: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />
Adjudant van idem: 1* Luitenant J. B. Doyer.<br />
Adjudanten: Kapt.-Adjunct J. C. Smits.<br />
1* Luit.-Adjudant J. H. Hoekstein.<br />
1 trompeUer en 6 bereden ordonnansen.<br />
Infanterie:<br />
Het korps marechaussee: Commandant Kapt. E. A. van Kappen.<br />
Sterkte: 3 luitenants en 221 minderen.<br />
3* Bataljon Commandant: Luit.-Kol. G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 13 officieren en 397 minderen.<br />
6* „ „ : Majoor A. E. N. B. Otken.<br />
Sterkte: 16 officieren en 330 minderen.<br />
12 e „ „ : Luit.-Kol. G. F. Soeters.<br />
Sterkte: 15 officieren, 1 adj.-ond. en 505<br />
minderen.<br />
14* „ „ : Majoor F. C. Thomson.<br />
Sterkte: 13 officieren, 1 adj -ond. en 410<br />
minderen.<br />
Cavalerie:<br />
Een escadron „ : Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Sterkte: 4 luitenants en 106 ruiters.
51<br />
Artillerie:<br />
Twee berg-batterijen, ieder van 2 secties n.l.<br />
de 2* batterij, comdt. Kapitein P. J. Dibbets.<br />
Sterkte: 2 luitenants, 68 minderen, 39 rij-, treken<br />
draagdieren, 4 vuurmonden.<br />
de 4* batterij, „ Kapitein A. Bangert.<br />
Sterkte: als de 2 e .<br />
per batterij 144 G. 144 G. K. T. en 48 K.<br />
Genietroepen:<br />
1 sectie, commandant 1 e luitenant E. J. de Rochemont.<br />
Sterkte: 29 minderen en koelies voor springmiddelen.<br />
1 sectie, commandant, Eur. serg. van der Giessen, No. 33973.<br />
Sterkte: 16 minderen en koelies met brugmaterieel.<br />
Gevechtstrein ."<br />
Vijf ambulances; ieder onder een officier van gezondheid met de<br />
noodige tandoes en koelies.<br />
Bagagetrein:<br />
Koelies met vivres en kookgerei voor een dag.<br />
Het eerste doel was het vermeesteren van de vijandelijke stelling<br />
Tengkoe di Lengkong, dan, het verdrijven van den vijand uit een<br />
deel der XXVI Moekims.<br />
De moekims Lam-Djampoe, Hoho en Tjot-Saloeran, hadden zich<br />
bereids onderworpen.<br />
Luitenant-Kolonel Soeters kreeg opdracht met het 12* Bataljon, het<br />
korps-marechaussee, eene sectie genietroepen en twee ambulances naar<br />
Lam-Permai te gaan, en van dezen post via Gani en Kroeng-Gloempang<br />
naar Teupin-Bate (1) te marcheeren, teneinde op de Blang-Bintang weer<br />
verband te zoeken met de hoofd-colonne en aldaar eene zoodanige<br />
stelling in te nemen, dat de Titi-Empe-Tjing werd beheerscht en tevens<br />
Teupin-Bate bezet bleef.<br />
De vonder Titi-Empe-Tjing moest door de genietroepen, bijtijds<br />
worden verbreed en geschikt gemaakt voor de artillerie.<br />
Het 3* Bataljon zou eene omtrekking uitvoeren over Ketapan-Meot<br />
en Tengkoe di Reloh, om later nabij Kebon-Bedjira of Tjot-Len-Senelon<br />
een overgang over de Lingkar te zoeken.<br />
(1) Op de schetskaart 1 : 25.000 staat Teping-Bate.
52<br />
Door de overige troepen moest via Tjot-Iri en Tjot-Rang naar Tjot-<br />
Mantjang worden gemarcheerd.<br />
Om 6 u. 50' v.m. te Tjot-Rang zijnde, kreeg de commandant van<br />
het 3* het volgende bevel:<br />
„Marcheer in gevechts-formatie met front oostwaarts over Paja-Oe, Belang<br />
„en Ketapan-Meot naar Tengkoe di Reloh en neem dit zoonoodig. De<br />
„artillerie zal intusschen vuur openen op Tengkoe di Lengkong en c. q.<br />
„andere versterkingen voor uw front. Let op richting artillerie-vuur".<br />
Het 6 C Bataljon had met de artillerie den weg te volgen tot de<br />
Kroeng-Anoe, dan het voetpad in te gaan dat in zuidoostelijke en<br />
oostelijke richting langs Masdjid Boeng-Tjala over het hooge terrein naar<br />
Tjot-Mantjang leidt, en wel, te beginnen bij dat pad, in voorloopige<br />
gevechtsformatie.<br />
7 u. 55' v.m. kwam het met de batterijen en gevolgd door het 14*<br />
op de Blang-Bintang, waarna met de batterijen in bataille, tot op<br />
~f~ 750 M. van Tengkoe di Lengkong werd opgemarcheerd.<br />
Tijdens den opmarsch vielen uit deze en nabijgelegen posities eenige<br />
geweerschoten.<br />
Rechts van de artillerie was het 6* in gevechtsformatie opgesteld,<br />
links zou zij voldoende beschermd zijn geweest door het 3*, ware dat<br />
korps niet van de aangewezen richting afgeweken. Nu kreeg de commandant<br />
van het in reserve volgende 14* Bataljon last, twee compagnieen<br />
noord van de artillerie in stelling te brengen en de beide anderen —<br />
in de nabijheid en zijwaarts daarvan te doen opmarcheeren.<br />
De cavalerie, die zelfstandig verkennend vooruit was gegaan, berichtte<br />
ten half negen, dat zij verband had met het 12 e , dat in en om Teupin-<br />
Bate, en de marechaussee, die tusschen die kampong en Titi-Empe-Tjing<br />
in stelling lagen.<br />
Uit Boeng-Rempang en Padang-Tjenna had zij vuur gekregen, en<br />
toen daar langzamerhand meer volk kwam opzetten, hadden vijf brigades<br />
marechaussee en later nog eene compagnie 12*, in het hooge terrein,<br />
zuid van Padang-Tjenna, op den linkeroever van de Lingkar — daartegenover<br />
post gevat.<br />
De cavalerie hield nu halt en wel zoodanig, dat zij de eventueel uit<br />
Tengkoe di Lengkong in zuidelijke richting vluchtende vijanden, den<br />
pas kon afsnijden.<br />
Zoowel infanterie als artillerie openden half negen haar vuur op
53<br />
die positie. Men vuurde slechts matig om het 3* in de gelegenheid<br />
te stellen Tengkoe di Reloh te bereiken, waardoor den vijand ook het<br />
uitwijken in die richting belet zou zijn.<br />
Toen dat bataljon maar niet kwam opdagen, en men reeds vijanden<br />
in oostelijke en noordoostelijke richting zag aftrekken, gelastte de bevelhebber<br />
het 6 e bataljon tot den aanval over te gaan.<br />
Gevolgd door de batterijen in bataille ging de infanterie vooruit, om<br />
opnieuw in stelling te komen, toen 's vijands vuur toenam. Deze<br />
verliet echter zijne versterkingen, zonder den storm af te wachten.<br />
Nauw had de artillerie haar vuur gestaakt, of de cavalerie ging in<br />
galop achter de vluchtenden aan, zij vermocht hen echter niet in te halen.<br />
Nabij de genomen stelling werd het 3* Bataljon afgewacht en eene<br />
cavalerie-officierspatrouille uitgezonden, om dat bataljon op te zoeken.<br />
Eerst tegen 1 I u. v.m. kwam het opzetten.<br />
Op verkeerde aanwijzingen van den gids afgaande, was het in stede<br />
van recht-oostwaarts in noord-oostelijke richting gemarcheerd en in het<br />
verlaten Teungkoe di Gendring (1) terechtgekomen. Na daar ettelijke<br />
woningen aan de vlammen te hebben prijs gegeven, keerde het met vier<br />
voorladers, als buit, terug.<br />
De beweging in zuidelijke richting kon nu worden voortgezet. Het<br />
3*, dat nog al vermoeid was aangekomen, werd reserve.<br />
De genietroepen hadden inmiddels een schraagbrug van 1,6 Meter<br />
breedte, over de Empe-Tjing (2) gestagen.<br />
Na deze gepasseerd te hebben. moest het 6* Bataljon, als linkervleugel<br />
der gevechtslinie over Aroen-Loengke, Tjot-Birem, Moenloe<br />
en Bagoeng naar het hooge terrein benoorden Pieng marcheeren.<br />
Het 14*, zou in ongeveer recht zuidelijke richting over de Blang Data<br />
Daray en Trieng eveneens op Pieng toe gaan, terwijl het 12 e , met de<br />
marechaussee's op den rechtervleugel der gevechtslinie, over Boeng-<br />
Rempang, Koeta-Trieng, Pantai-Karang-Noord, Boeng-Toedjoeh en Tjot-<br />
Goet naar Pantai-Karang, dat zwaar bezet heette te zijn, moest trekken.<br />
De korpsen hadden in onderling verband te blijven; het 3 e volgde<br />
met de artillerie.<br />
De cavalerie ontving al dadelijk opdracht de Lingkar over te gaan,<br />
en. zij- en voorwaarts van den linkervleugel te eclaireeren; het terrein<br />
liet daar de vrije beweging van het wapen toe.<br />
(1) Ook wel Tengkoe di Geundrieng genoemd.<br />
(2) Kroeng Lingkar.
54<br />
Juist was het voorste peloton over de brug of het werd uit verschillende<br />
kampongranden en hooge terreindeelen in zuid- en zuid-oostelijke<br />
richting onder vuur genomen. De pelotOns-commandant, de luitenant<br />
van Rosenthal, liet zich daardoor niet weerhouden, reed tot J^ ' 50<br />
M. van den vijand op, liet afzitten en wist de schutters met zijn<br />
karabijnen tot wijken te brengen.<br />
Eerst, nadat hij in zijne vuurstelling door de voorste afdeeling van<br />
het 6 e was vervangen, zat die officier weer op en sloot zich bij het escadron<br />
aan, dat ten oosten van Padang-Tjenna stond, om een eventueel<br />
opdringen van den vijand, tijdens den rivierovergang, te keeren.<br />
1 u. n.m. waren alien aan gene zijde der rivier en bevonden zich, het 6*<br />
in Aroen-Loenghe, het 1 4 e bij Belang, het 1 2* en de marechaussee in Koeta-<br />
Trieng en Anehgom en de rest der troepen achter het midden dier lime (1).<br />
Een half uur later hoorde men het signaal ,,voorwaarts". Onafgebroken<br />
ging het nu in zuidelijke richting, overal week de vijand na<br />
geringen tegenstand, meestal naar het gebergte. Daardoor kwamen zij<br />
echter op de flank der colonne, daarom wees de commandant van het<br />
6 d * eene compagnie aan om hen op behoorlijken afstand te houden.<br />
Ook de cavalerie deed daartoe van tijd tot tijd charges, en dit werd<br />
te meer noodig, wijl het 6*, steeds meer westwaarts afzakte en b. v.<br />
Moenloe en Bagoeng al op 6 a 700 M. voorbijtrok.<br />
In den noordrand van Aloei (2) hield de vijand tegenover het 1 2* iets<br />
langer stand. Eene sectie van de 2* bergbatterij daartegenover in stelling<br />
gebracht, schoot zich in, voortgezet vuur was echter al niet meer noodig.<br />
De bevelhebber zond ten 3 u. 30' n.m. den commandant van het<br />
1 2* bevel, om na het nemen van Pantai-Karang-zuid, met de marechaussee<br />
daar aan de rivier een bivak te betrekken.<br />
Naarmate de gevechtslinie den noordelijken rand van Pieng, de tijdelijke<br />
woonplaats van den pretendent-sultan, T. Tjihiq Montassik e. a. naderde,<br />
nam ook het verzet toe.<br />
De vijand hield nog stand, nadat onze troepen de modderige Aloer-<br />
Lang en eene aangrenzende rawah waren overgetrokken en op het hooge<br />
terrein noordwaarts van Pieng tot den storm overgingen. Toen week<br />
hij evenwel over de Kroeng-Anak terug, om onze bivakplaats nog tot<br />
het invallen der duisternis te blijven beschieten.<br />
Ook bij Pantai-Karang was de tegenstand vrij groot. Twee bentengs<br />
(1) Zie de Overzichtskaart 1 : 75.000.<br />
(2) Aan de Aloer Lang.
55<br />
Pantai-Karang aan de rivier en eene andere ^ 250 M. zuidwaarts<br />
daarvan gelegen, werden eerst ontruimd, toen het 1 2* en de marechaussee<br />
den laatsten aanloop namen.<br />
De verdedigers vluchtten naar de overzijde van de Atjeh-rivier en<br />
bleven alsmede tot zonsondergang de troepen beschieten.<br />
Eene verkenning van de cavalerie had aangeloond, dat de artillerie<br />
alleen bij Aloei de Aloer-Lang kon passeeren.<br />
Met het 3* bataljon en de genietroepen — die haar bij den overtocht<br />
behulpzaam waren geweest, betrok zij in Aloei het bivak.<br />
De cavalerie kreeg in Pieng een plaats tusschen het 6* en het 14* in.<br />
6 u. v.m. was men met de verschillende bivaks gereed.<br />
De nacht ging rustig voorbij.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en ontvingen de commandanten van het 6 e en<br />
14 e bataljon de volgende bevelen:<br />
Eerstgenoemd om bij pasar Pieng het branden te beginnen, zuidwaarts<br />
om te buigen naar de Kroeng-Anak en deze rivier te volgen tot<br />
de Atjeh-rivier; het laatste om uit het bivak in verband met het 6 e , te<br />
marcheeren tot Lam-Mej, tegenover Djeroek; beide bataljons in gevechtsformatie<br />
en in breed front.<br />
Bij Lam-Mej moest zoo mogelijk, en onder dekking van het 12*, de<br />
Atjeh-rivier worden overgetrokken.<br />
Ook het 14 e moest de te doortrekken streek tuchtigen.<br />
Het 3* Bataljon kreeg last, om met de Artillerie westwaarts over het<br />
hooge terrein, ten noorden der kampongs Pieng enz. te gaan, daarbij<br />
zooveel mogelijk gelijk met de gevechtslinie blijvend, en het 1 2*, om eerst<br />
Pantai-Karang en omgeving aan de vlammen prijs te geven, daarna langs<br />
Redep, dat evenzeer in de asch moest worden gelegd, zich naar den<br />
rivierovergang bij Blang-Mej te richten, met de marechaussee aan gene<br />
zijde der rivier stelling te nemen en zoo gezegd, aldus den overtocht der<br />
troepen te beveiligen.<br />
Ook de cavalerie zou daar de stroom doorwaden, en in de richting van<br />
Samahani en Tjot-Basatoel verkennen. Het lag toch in de bedoehng,<br />
ook de VII Moekims Baid met een bezoek te vereeren, teneinde den<br />
hoeloebalang te dwingen kleur te bekennen.<br />
7 u. 30' v.m. namen de bewegingen een aanvang. De artillerie<br />
kwam op de hoogte ten noorden van Aloei in batterij — met het front<br />
naar het oosten, om die van het 6* en 14*, zoo noodig met vuur te
56<br />
steunen. Ook de compagnie snelladers stelde zich daar op en schoot<br />
nu en dan op de enkele vijanden, die uit de kampongs Relo en Sahom<br />
en het hooge terrein noord- en noordoostwaarts van Pieng, het vuur op<br />
de brandende kampongs richtten, in de hoop daar wel wat te raken.<br />
De bataljons voerden de bewegingen uit, zooals zij bevolen waren, en<br />
toen de linkervleugel compagnie van het 14*, die den noordrand der<br />
kampong volgde, ten half negen ter hoogte van Aloei gekomen was,<br />
werd met de artillerie en 3 compagnieen van het 3* Bataljon, de Aloer-<br />
Lang gepasseerd, en stelling genomen op eene hoogte in de sawah,<br />
tusschen de kampongs Lam-Oe en Lam-Mej, terwijl de 1* compagnie<br />
haar standplaats voorloopig bleef innemen.<br />
De cavalerie zond ten 9 u. 15' v.m. bericht, dat een voor infanterie<br />
geschikte overgang gevonden was, de passage zou evenwel voor de<br />
artillerie zeer moeilijk en voor gewonden vrij wel ondoenlijk zijn.<br />
Een uur later rapporteerde de ritmeester, dat een tweede overgang<br />
gevonden was, die evenwel aan hetzelfde euvel mank ging als zijn<br />
vo<strong>org</strong>anger.<br />
De bevelhebber zond nu den commandant van het 12* het volgende<br />
bevel:<br />
„Als geen gemakkelijke overgang voor alle wapens te vinden is, dan<br />
..marechaussee terugtrekken, en met uwe colonne stelling nemen in<br />
„noordrand Lam-Pasei, Lam-Bada en Masdjid Montassik en daar de<br />
„overige troepen inwachten. Terugmarsch zal dan genomen worden over<br />
,.Senelop".<br />
Na een half uur keerde de cavalerie commandant met drie pelotons<br />
terug, met de mededeeling, dat geen goede overgang te vinden was en<br />
dus door den commandant van het 12* aan voornoemde opdracht uitvoering<br />
werd gegeven.<br />
Van het 6* en 14* was intusschen weinig te zien. Uit den opstijgenden<br />
rook viel op te maken, dat zij zich ten oosten van de Aloer-Lang bevonden<br />
en daar zij om den aangewezen overgang te bereiken, deze<br />
Aloer toch moesten passeeren, bleef het 3* Bataljon, de eenmaal ingenomen<br />
plaats vasthouden.<br />
De signalen geblazen, om de aandacht der beide bataljons te trekken,<br />
niet beantwoord wordende, zond de bevelhebber eenige cavaleriepatrouilles<br />
uit, om verbinding te zoeken, wat eerst ten 12 u. 40' v.m.<br />
aan die onder luitenant Happe gelukte.<br />
Het bleek, dat de korpsen ter plaatse waar de Aloer-Lang in de Atjeh-
57<br />
rivier valt, deze doorwaad hadden en zich langs den linkeroever naar<br />
kampong Djeroek hadden begeven.<br />
Bij den opmarsch langs den rechteroever toch, was de colonne telkens<br />
als zij maar even buiten het bedekte terrein kwam, van den linker<br />
beschoten. Een tweetal dwangarbeiders sneuvelde daardoor. Begrijpelijk,<br />
was dus aan den overgang op een andere plaats de voorkeur gegeven.<br />
Luitenant Happe kreeg nu ten 1 u. v.m. het bericht:<br />
„Het 6* en 14* moeten verzamelen bij den bevelhebber, U blijft bij<br />
„de kali en wijst den weg hierheen aan beide bataljons".<br />
Staf, artillerie en 3* Bataljon, verplaatsten zich nu naar eene meer<br />
westwaarts gelegen hoogte, oost van Pantai-Karang, terwijl de 1* compagnie<br />
3*, die reeds een paar uur een vuurgevecht op grooten afstand<br />
voerde met een allengs aangroeiend getal vijanden, de Aloer-Lang passeerde<br />
en de door den bevelhebber verlaten hoogte bezette.<br />
De vijand kwam nu ook meer vooruit.<br />
Tegen half twee werden de eerste deelen der beide zoekgeraakte<br />
bataljons zichtbaar. De orders luidden nu:<br />
„het 3* en 14* Bataljon — met het eerste in de achterhoede — volgende<br />
„zuidranden van Tjot-Goet en Aloer-Oe, de westranden van Aloer-Oe,<br />
„Aloer-Lintang, Tjot-Senang en Toei-Selimbing en gaan verder over het<br />
„hooge terrein van Adje-Boeng-Mirah naar Gani, Siroen en Lam-Baroe;<br />
„het 6* met artillerie en het 12* nemen den weg Senelop-Lamsoet-<br />
„Siroen, het 6* n.l. als reserve, waartoe zoodra dit bataljon en de artillerie<br />
„voorbij zijn, het 12* naar Senelop heeft op te sluiten en dan langs den<br />
„noordrand van het bedekte terrein Lam-Bada-Bralon enz. naar Siroen<br />
„heeft te marcheeren, daarbij steeds de artillerie aan de zuidzijde be-<br />
„veiligend ".<br />
Toen het 14* ten 2 u. 15' n.m. in den zuidrand van Tjot-Goet, en<br />
het 6* ter hoogte van de artillerie gekomen was, begon de commandant<br />
van het 3* zijne terugtrekkende beweging, en verliet de 1* compagnie<br />
hare stelling noord van de Aloer-Lang.<br />
Nog voor 's bevelhebbers last, om den marsch niet te beginnen, zoolang<br />
het 6* Bataljon met de artillerie niet waren afgemarcheerd, den<br />
commandant van het 3* bereikt had, nam de vijand van de juist door<br />
de 1* compagnie verlaten hoogte, met succes artillerie en staf onder vuur.<br />
Eenige kanonschoten deden dat vuur wel verminderen, maar brachten<br />
het niet tot zwijgen, waarom het 3 e opdracht kreeg de schutters te<br />
verjagen.
58<br />
Een tegenaanval van de compagnie snelladers, deed den vijand met<br />
een verlies van 6 man zijnerzijds wijken, waarop ten 3 u. 15' n.m. de<br />
terugmarsch kon aanvangen.<br />
Ongestoord kwamen 6 e en artillerie, voorafgegaan door de cavalerie,<br />
op de groote sawah, noord van Montassik.<br />
Het 14* kreeg, de kampongs Lam-Pasei en Tibang-Poei verlatende,<br />
eenig vuur. De compagnie Bruynis wist den vijand echter spoedig te<br />
verjagen.<br />
Door de vervolging iaakte het 14* een weinig uit de richting en trok,<br />
gevolgd door het 3*, over Lam-Nga en den oostrand van Aloer-Lintang<br />
en Soemit naar Toei-Sehmbing.<br />
Van hier gingen 2 compagnieen via Adje-Boeng-Mira naar Gani en<br />
de beide andere over Kroeng-Gloempang ook derwaarts.<br />
Cavalerie, artillerie en 6* Bataljon, trokken ongehinderd via Masdjid<br />
Lam-Djampoe, langs den linkeroever der Kroeng-Lingkar naar Lam-<br />
Baroe.<br />
Het 12* en de marechaussee kregen bij den zuidrand van Aloer-Oe<br />
eenige welgerichte schoten uit eene kleine benteng, nabij kampong Baroe,<br />
aan de Atjeh-rivier gelegen en tegelijk ook uit zuidelijke en zuidoostelijke<br />
richting.<br />
De commandant der 1* compagnie — Weustmann — en de luitenant<br />
Gerth van Wijck, wisten ook hier het vuur spoedig te doen eindigen.<br />
Het 3* Bataljon kreeg op het moment, dat het in de nabijheid van<br />
Toei-Selimbing op den grooten weg kwam, plotseling vuur uit Senelop,<br />
waarin zich blijkbaar, nadat het 12° voorbij was, weer eenige lieden<br />
genesteld hadden.<br />
De compagnie repeteergeweren beantwoordde dit vuur direct krachtig,<br />
en de vijand maakte zich wel uit de voeten, maar toch hadden wij er<br />
nog eenige gewonden bij gekregen.<br />
Na dien tijd, 6 u. 25 n.m. viel geen schot meer en keerde het 3*<br />
langs denzelfden weg als het 14*, naar Lam-Baroe terug, waar alle<br />
afdeehngen op verschillende tijdstippen, de laatste 's avonds 10 uur<br />
binnen kwamen en dan per trein naar Koeta-Radja werden overgebracht.<br />
Het resultaat van dezen tweedaagschen tocht was, dat de vijandelijke<br />
versterkingen op de Blang-Bintang vermeesterd werden, dat verschillende<br />
hoofden, als de pretendent-sultan en Polim uit Pieng verdreven waren,<br />
en de V Moekims Montassik eene tuchtiging hadden ondergaan.
59<br />
Wij leden een verlies van vier gesneuvelden en 34 gewonden w. o.<br />
de 1* luitenant der cavalerie Gentil.<br />
Een 30 voorlaadgeweren, eenige munitie en buskruit, vormden den<br />
buit, terwijl o. z. verschoten waren 60 G., 40 G. K. T., 9122 patronen<br />
van 6.5 m.M. en 15667 Beaumont-patronen.<br />
Luidens de binnenkomende berichten waren aan 's vijands zijde gesneuveld<br />
Panglima Lam-Kapang — een der voornaamste aanvoerders van<br />
den pretendent-sultan en tien Atjehers — en gewond dertig Atjehers.<br />
De pretendent was gevlucht naar Lam-The bij Masdjid Indrapoeri,<br />
waar Polim eene woning bezat.<br />
De vestiging te Loh-Nga gesanctionneerd.<br />
Door tusschenkomst van het hoofd van Anak-Paja, ontving de bivak-<br />
commandant van Kroeng-Raba den 30 s '*" Juli een brief van Toekoe<br />
Oemar, die een onderhoud met dien hoofdofficier verzocht en wel nabij<br />
de brug over de Kroeng-Raba.<br />
Antwoord werd op dien brief niet gezonden, maar ook de wacht bij<br />
die brug kreeg uit de heuvels, bezuiden de rivier, veel meer vuur dan<br />
gewoonlijk, wel een bewijs dat de stemming onder Oemars menschen nu<br />
niet direct vredelievend was, en daarom werden, rekening houdende met<br />
mogelijke onverwachte bezoeken, 's nachts hinderlagen gelegd in het<br />
bekende tjemarabosch — zuid van de brug.<br />
1 Augustus kwam het 7* Bataljon de bezetting van Kroeng-Raba aflossen.<br />
De gouverneur-generaal verleende machtiging tot den bouw van een<br />
versterkt kampement te Loh-Nga en van bentengs op de boekits Lam-<br />
Tjroeng en Daman.<br />
Die autoriteit gaf daarbij in overweging door de bevolking heeren-<br />
diensten te doen verrichten en o. m. de benoodigde klapperstammen uit<br />
verlaten kampongs te doen halen. Als hare meening gaf zij thans tevens<br />
te kennen, dat behalve te Tjot-Mantjang er t. g. t. ook in de XXII<br />
Moekims een dergelijk kampement zou moeten verrijzen.<br />
De voorloopige legering te Kroeng-Raba, was gaandeweg zoo verbeterd,<br />
dat de directe plaatsing van houten barakken niet urgent kon heeten,<br />
waarom besloten werd eerst aan Tjot-Mantjang alle aandacht te wijden.<br />
De houten barakken van het 5* bataljon zouden daarheen worden<br />
overgebracht en wat legering betreft, kwam de troep daardoor al dadelijk<br />
in eene goede positie.
60<br />
De werkzaamheden aan den toegangsweg tot het kampement geschiedde<br />
onder dekking van gewapende lieden van Toekoe Nja-Banta.<br />
In verschillende richtingen gingen den 4*" Augustus colonnes uit.<br />
Zoo maakte het korps marechaussee met de bezetting van Lho' Nga<br />
eene verkenning naar Monbroek en Langeh in den Gle-Raja of Paran<br />
gebergte gelegen.<br />
2 compagnieen van het 7* volgden daarbij het pad door den Blangkalapas<br />
en langs het zeestrand naar Langeh.<br />
Het 12* Bataljon met eene ambulance, maakte een militaire marsch<br />
over Lam-Permai, Gani, Kroeng-Gloempang, Tjot-Mantjang-noord en<br />
Lam-Goet naar Roempit. De vijand loste op de Blang-Bintang op zeer<br />
grooten afstand enkele schoten.<br />
Verliezen leed geen dezer colonnes.<br />
Het 5* Bataljon, onder den luitenant-kolonel Laceulle, dat een bezoek<br />
aan de IX Moekims bracht, was in dat opzicht minder gelukkig.<br />
De opdracht hield o. m. in: het opruimen van de nog bestaande<br />
ijzerdraad versperringen om Biloel en Lam-Koenjit.<br />
Teneinde deze werkzaamheden ongestoord te kunnen doen plaats<br />
hebben, kreeg kapitein W. Boer bevel met P/2 compagnie over Lam-<br />
Koenjit en Grot, langs den voet van het heuvelterrein te marcheeren tot<br />
den heuveltop west-zuid-west van Biloel, vanwaar de vijand gewoonlijk<br />
voorbijgaande troepen beschoot.<br />
Mocht hij er reeds voor ons zijn, dan diende hij met kracht te worden<br />
aangegrepen<br />
Eene tweede compagnie onder kapitein de Vlaminck had in Zuid-<br />
Maneh eene oude versterking onbruikbaar te maken en daarna zuidwaarts<br />
stelling te nemen om het teruggaan van de afdeeling Boer te<br />
beveiligen.<br />
Deze raakte nabij Tjot-Soeri in vuurgevecht met de Jz 30 man sterke<br />
en in de heuvels verspreide bende van Toekoe Nja-Gedong.<br />
In stede van geheel aan de opdracht te voldoen, den vijand te verjagen<br />
en meer zuidwaarts te rukken, bleef de troep bij Tjot-Soeri in stelling<br />
liggen en kreeg daar nog een gewonde.<br />
Overste Laceulle, niets van de gedetacheerde deelen bespeurend,<br />
marcheerde met de hem resteerende 1 '/2 compagnie van Biloel naar<br />
Maneh en Grot en kreeg daar de gezochten eindelijk in het oog. Zij<br />
ontvingen last dadelijk over Grot naar Lam-Koenjit te gaan, in den rug<br />
beschermd door een peloton van de hoofdcolonne, onder den 1*" luite-
61<br />
nant Heijligers, dat bij den verderen marsch de achterhoede uitmaakte.<br />
De niet verdreven vijand kwam intusschen uit de heuvels en gaf uit<br />
Lam-Tadoek een vrij hevig vuur op de achterhoede af, dat deze op<br />
een verlies van een doode en drie gewonden kwam te staan.<br />
Eenmaal in het zuiden van kampong Grot gekomen, trokken zich ook<br />
de vervolgers terug.<br />
Nadat te Lam-Koenjit verzameld en het ncfodige verricht was, kon<br />
half twaalf via Tjot-Goee huiswaarts worden gekeerd. 1 u. n.m.<br />
vertrok de troep met een extra-trein van Lam-Peneroet naar Koeta-<br />
Radja.<br />
Totaal kostte ons deze affaire, twee doode en drie gewonde militairen<br />
en bovendien twee gewonde dwangarbeiders.<br />
7 Augustus rukte eene colonne uit, bestaande uit het 14* Bataljon,<br />
'/2 peloton cavalerie, '/2 sectie genietroepen en eene ambulance onder<br />
den officier van gezondheid Hartman.<br />
Het geheel werd gecommandeerd door den majoor F. C. Thomson,<br />
aan wien de kapitein G. C. E van Daalen als stafchef was toegevoegd.<br />
Volgens ingekomen berichten waren de versterkingen op de Blang-<br />
Bintang weer door kleine benden bezet.<br />
De troep, die 6 u. v.m. van Tjot-Iri vertrok, marcheerde met de<br />
cavalerie vooruit en van Tjot-Rang, met eene linkerflankdekking, langs<br />
den in aanleg zijnde weg naar de Blang-Bintang, waar men 8 u. v.m.<br />
aankwam.<br />
Hier kreeg de 1* compagnie last met de cavalerie naar Tengkoe di<br />
Reloh op te rukken, de 3* moest Tengkoe di Lengkong bezetten,<br />
2* en 4* compagnie bleven in reserve.<br />
De commandant dezer laatste compagnie op de Blang-Bintang debou-<br />
cheerend en eene 30 man sterke bende ontwarend, zette die, eigener<br />
initiatief, later in verband met de le compagnie, tot aan gene zijde van<br />
de Kroeng-Lingkar na.<br />
De daar aangetroffen huisjes, evenals eene kleine versterking aan pang-<br />
lima Hoesin van Lam-Paja toebehoorend, gingen in vlammen op.<br />
Tijdens het branden vielen weer een paar schoten uit het gebergte<br />
en kregen wij een lichtgewonde.<br />
Door het energiek optreden van kapitein Bruynis zag de vijand dien<br />
dag van „thuisbrengen" af en zonder verliezen, was men 12 u. 30'n.m.<br />
weer te Tjot-Iri.
62<br />
Daags te voren had de controleur Gisolf van Oleh-leh vergezeld van<br />
Toekoe Tjoet-Bantah der IV Moekims en van Ketjihiq-Oemar —zich<br />
aan boord van H. M. Macasser naar Lohong begeven — waar de kedjoeroean,<br />
om het bewijs van zijne goede gezindheid te geven — aan boord<br />
verscheen.<br />
Hij verklaarde tegen Oemar niet opgewassen te zijn en dan ook niets<br />
anders te hebben kunnen doen, dan het bouwen van bentengs in zijn<br />
gebied te beletten.<br />
Met het oog op eene ophanden zijnde excursie naar Lepong,<br />
werden van Kroeng-Raba dagelijks verkenningen in zuidelijke richting<br />
gemaakt, zoo ging 6 Aug. 3 u. n.m. eene patrouille van 25 man tot<br />
J^ 1700 M. zuidwaarts van de brug langs het strand, daarna oost-<br />
waarts tot achter den Gle-Aron, die onbezet bleek, om dan weer terug<br />
te keeren.<br />
Den volgenden dag zocht eene patrouille van 70 man en 2 achter-<br />
laad-mortieren een pad, dat naar den top van den Gle-Aron moest<br />
voeren en eene tweede zocht en vond nabij de monding van de Kroeng-<br />
Raba eene waadbare plaats.<br />
Excursies naar Lepong en Lohong.<br />
Met het doel Toekoe Oemar en zijne trawanten uit Lepong. en c. q.<br />
ook uit de oveiige zuidelijke nederzettingen van de XXV Moekims,<br />
te verdrijven, werd eene colonne samengesteld als volgt:<br />
Commando en Staf:<br />
Commandant: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />
Kapt. van den Staf: G. C. H. van Daalen.<br />
Adjudanten: Kapt. Adj J. C. Smits en 2* luit. der cav. J. de<br />
Ritmeester:<br />
Koningh.<br />
Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Artillerie-comdt: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />
Adjudant:<br />
1* Luitenant J. B. Doyer.<br />
Intendant:<br />
Majoor C. H. W. Boers.<br />
Paardenarts 1 Tromp de Haas.<br />
Zeeven.<br />
Gisolf<br />
e kl.:<br />
Adelborst 1* „<br />
Controleur B. B.<br />
benevens acht ordonnansen.
Infanterie:<br />
63<br />
Het korps-marechaussee: Commandant Kapt. A. E. van Kappen.<br />
Sterkte: 4 officieren en 221 minderen.<br />
3* Bataljon: Commandant Luitenant-Kolonel G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 16 officieren, 1 adj. ond. off. en 442 minderen.<br />
6 e „ : Commandant Majoor A. E. N. B. Otken.<br />
Sterkte: 16 officieren, 1 onderluit. en 390 minderen.<br />
12* „ : Commandant Luit.-Kolonel G. F. Soeters.<br />
Sterkte: 19 officieren en 478 minderen.<br />
Cavalerie :<br />
2 pelotons onder den ritmeester voornoemd.<br />
Artillerie:<br />
Sterkte: 3 officieren en 65 ruiters.<br />
2 sectien Berg-, Commandant: Kapitein A. Bangert.<br />
Sterkte: 3 officieren, 82 minderen, 46 rijpaarden, trek-<br />
en draagdieren.<br />
1 sectie A. mortieren: Commandant 1* Luitenant J. H. C. Castens.<br />
Genietroepen:<br />
Sterkte: 1 officier, 25 minderen en 62 dwangarbeiders.<br />
2 sectien: Commandant Kapitein F. W. van Bloemen Waanders.<br />
Gevechtstrein :<br />
Sterkte: 3 officieren en 73 minderen.<br />
4 ambulances met de vo<strong>org</strong>eschreven tandoes en koelies (reserve mu-<br />
Bagagetrein:<br />
nitie der infanterie bij den man).<br />
Voor het kookgerei: per compagnie infanterie 6 koelies.<br />
per sectie artillerie, peloton cavalerie of sectie genietroe<br />
pen : 2 koelies.<br />
voor de marechaussee: 8 idem.<br />
Voor den vivres-opvoer van Kroeng-Raba naar Lepong waren beschik-<br />
baar: ^ 400 Chineesche koelies en 300 dwangarbeiders, waarbij als<br />
treinpersoneel ingedeeld waren: 2 Adj. o. o. der inf., 7 Eur. sergeanten<br />
en 14 Eur. korp. van de niet uitrukkende korpsen.<br />
Aan boord van de „Albatros" werden, voor een sterkte van 1 800 man,<br />
3 dagen vivres geladen.
64<br />
Wat van den vijand bekend was, stemt in hoofdzaak overeen met het<br />
reeds vroeger aangegevene.<br />
Toekoe Oemar hield met zijne benden verschillende heuvelstellingen<br />
bezet voor en in den Gle-Loedah-pas, zoomede eenige bentengs gelegen<br />
aan het strand en bij rivier-overgangen in Lepong.<br />
De juiste ligging van al die versterkingen was uit door den controleur<br />
Gisolf ingewonnen berichten bekend, en de kaarten waren dienovereenkomstig<br />
bijgewerkt.<br />
In overleg met den commandant der scheepsmacht in de wateren van<br />
Atjeh, was besloten, dat aan de excursies zou worden deelgenomen, door<br />
H. M. fregat „Tromp", de flotille vaartuigen: „Macassar" en „Madura"<br />
en de Gouvernementsstoomschepen „Havik" en „Albatros", terwijl de<br />
adelborst Zeeven bij den staf was ingedeeld, tot het onderhouden van<br />
seingemeenschap tusschen schepen en troepen, waartoe hem eene seininstructie<br />
was verstrekt.<br />
Een drietal gidsen gingen mede aan boord van de ,,Tromp', om de<br />
verschillende, uit zee zichtbare, versterkingen aan te wijzen, die dan, voor<br />
de troepen uit, onder vuur zouden worden genomen.<br />
In den vroegen m<strong>org</strong>en van den 9*", lagen de „Tromp" en „Macasser"<br />
in de Ritieng-baai voor anker en namen de steenen benteng Djamboe-<br />
Djie, de versterkingen aan de Kroeng-Broek, bij Anak-Poetoes en de<br />
meer zuidwaarts gelegene, onder vuur.<br />
De „Macasser" richtte zich meer bepaald tot die ten noorden van<br />
den Gle-Loedah.<br />
Daar de stroom de „Tromp", ondanks verschillende hulpmiddelen,<br />
steeds weer zuid-noord deed liggen, moest het vuur met de 12 en 17<br />
c.M. gestaakt worden, met het snelvuurgeschut kon intusschen worden<br />
do<strong>org</strong>egaan.<br />
Op het oogenblik, dat de troepen later uit den Gle-Loedah-pas te<br />
voorschijn kwamen, lag de „Macassar", die opgestoomd was en door<br />
seinen de overige schepen van den komst der troepen had verwittigd,<br />
westwaarts van Kroeng-Broek, de „Madura" en de „Tromp" zuidelijk<br />
daarvan, terwijl de gouvernementsschepen meer zeewaarts ten anker<br />
'agen.<br />
Voor eventueele communicatie met den wal, had de „Albatros" een<br />
zestal sampans op sleeptouw.<br />
Ondanks de vrij hooge deining, vielen de schoten der oorlogsschepen<br />
over het algemeen zeer goed; het gevolg was — zooals wij zien zullen —
65<br />
dat de vijand bijna nergens stand hield en zijne versterkingen prijs gaf,<br />
nog voor de aanvalstroepen in het vuur kwamen.<br />
Het lag in de bedoeling de versterkingen op den Gle-Aron, tegen het<br />
aanbreken van den dag, door marechaussee's te doen bezetten, teneinde<br />
de over het open terrein, langs het zeestrand naar den Gle-Loedah<br />
marcheerende colonne voor flankvuur te behoeden en wijders — om na<br />
voorbereiding door artillerievuur, de vijandelijke sterkten Baleh-Mon-Ier<br />
Tahen (Ajer-Tawar) en op den Goenoeng Si-Talib te vermeesteren en<br />
dan vandaar op te rukken naar de steenen benteng in den Gle-Loedah-pas.<br />
Een peloton van de bezetting van Kroeng-Raba, zou de marechaussee<br />
op den Gle-Aron ten slotte vervangen.<br />
Tot Lam-Djamoe gingen alien — behalve dan Cavalerie en Artillerie —<br />
per trein.<br />
De marechaussee's moesten reeds den 8 aten Augustus, 6 u. 30' n.m.<br />
naar Kroeng-Raba gaan, de overigen eerst den volgenden m<strong>org</strong>en.<br />
Troepen en dwangarbeiders, zouden tijdens de excursie gevoed worden<br />
volgens de vigeerende schaftorders (dus niet volgens tarief XX). Officie<br />
ren, onder-luitenants en adjudanten-onderofficier, hadden in eigen voeding<br />
te voorzien, konden echter wijn, tot een maximum van een flesch per<br />
dag, uit den voorraad ontvangen, tegen betaling natuurlijk.<br />
Elke compagnie of detachement voerde eigen menage. Eenige niet in<br />
de schaftorders voorkomende artikelen, waren bij de intendance ver-<br />
krijgbaar.<br />
Het mede te nemen kookgerei was aangegeven (zie bijlage XIV).<br />
De beide eerste dagen zouden de marechaussee voor eigen voeding<br />
z<strong>org</strong>en; overigens werden zij tegen betaling voorzien, op gelijke wijze<br />
als de andere troepen.<br />
Voor de chineezen z<strong>org</strong>de het Civiel-Bestuur en voor de dwangar<br />
beiders de Beheerder van Koeta-Radja.<br />
In beginsel gold, dat dagelijks tegen 8 u. v.m. een transport van<br />
Kroeng-Raba naar Lepong zou gaan, met vivres voor een dag (Avond-<br />
maal -j- ontbijt -j- m<strong>org</strong>enmaal).<br />
De koelies konden na een uur rusten naar rKoeng-Raba terug keeren.<br />
Het korps marechaussee, gevolgd door het peloton van Kroeng-Raba,<br />
rukten ten 3 u. 30' v.m. van dat bivak uit.<br />
Aanvankelijk beklom men instede van den Gle-Aron nog een verkeerden<br />
5
66<br />
heuvel, van waar de eerste evenwel onder vuur genomen kon worden.<br />
Een brigade werd nu achtergelaten en met de rest do<strong>org</strong>egaan naar het<br />
aangewezen punt en dat ten 6 u. 45' v.m. zonder moeite bezet.<br />
Een vijftal vijanden, die zich hierop vertoond hadden, waren door de<br />
op den nevenheuvel achtergelaten brigade onder vuur genomen, maar<br />
hadden — na zelf een veertigtal schoten te hebben gelost, de wijk genomen.<br />
Van den top werd nu door de marechaussee dadelijk het vuur geopend<br />
op de bentengs Baleh-Mon-Ier-Tahen en die van den Goenoeng Si- Tahb.<br />
Op het welgerichte geschutvuur van de marine en het domineerende<br />
vuur uit de repeteerkarabijnen, waren 's vijands versterkingen blijkbaar<br />
niet berekend, spoedig zagen de marechaussee een 40 a 60 Atjehers de<br />
vlucht nemen.<br />
8 u. 15' daalden de marechaussee weer af. De toppen werden het<br />
verdere gedeelte van den dag door het peloton vastgehouden, ook als<br />
flankdekking voor de transporten.<br />
Een kwartier te voren had de commandant van het 3* last gekregen<br />
met zijn korps, de bergbatterij en de genietoepen in zuidelijke richting<br />
te gaan en wel in gevechtsformatie.<br />
Het 6* en 12* Bataljon, de sectie achterlaad-mortieren en een peloton<br />
cavalerie bleven na aankomst te Kroeng-Raba, nadere bevelen afwachten.<br />
Het peloton ruiters van den 1*" luitenant Nedermeyer van Rosenthal<br />
kwam ter beschikking van den bevelhebber.<br />
Zonder eenigen tegenstand bezette het 3* ten 8 u. 45' v.m. Baleh-Mon<br />
Ier Tahen en den Goenoeng Si-Talib.<br />
Nu kreeg ook de commandant van het 12* bevel, met de overige<br />
troepen op te rukken en in de genomen versterkingen een inlandsche<br />
compagnie te plaatsen (t. w. in elk een peloton).<br />
De luitenant Rosenthal verkende inmiddels den ingang van den Gltr<br />
Loedah en berichtte een half uur later, dat die vrij was.<br />
Nadat de marechaussee voldoende uitgerust waren, beval de bevel<br />
hebber den commandant van het 3* om met de artillerie de beweging<br />
langs het strand west van den Gle-Laboean voorl te zetten, terwijl de<br />
marechaussee met eene compagnie van het 3* het pad ten oosten daarvan<br />
en van den Gle-Galangang merak zouden volgen, doch niet in de vlakte<br />
van Ritieng mochten afdalen, voordat de overige troepen uit den Gle-<br />
Loedah-pas deboucheerden en zulks vooral met het oog op het vuur<br />
der marine.<br />
Het 2* peloton cavalerie moest zich nu met het eerste vereenigen.
67<br />
Den intendant der colonne werd opgedragen maatregelen te nemen voor<br />
den opmarsch der vivres-colonne, gelijktijdig met het 6* en 12* bataljon.<br />
Zonder iets van den vijand te bespeuren, bereikte de infanterie ten<br />
10 u. 20' v.m. den noordelijken ingang van den pas, en kon de beklim-<br />
ming een aanvang nemen.<br />
De cavalerie nam plaats achter de voorste compagnie.<br />
Slechts tien minuten waren noodig om het hoogste punt van het voetpad<br />
te bereiken. Het bleek, dat instede van een steenen versterking, eene van<br />
rotsblokken opgezette borstwering tot verdediging van den pas moest<br />
dienen.<br />
Dat werkje was blijkbaar overhaast door den vijand verlaten.<br />
Aan de voorhoede compagnie, waarbij zich chef en sous-chef van<br />
den staf hadden aangesloten, gelukte het, zonder door den vijand te worden<br />
opgemerkt, in gevechtsformatie, tot 125 M. van de meest noordelijke<br />
versterking, achter den duinenrug ten oosten van de Kroeng-Ritieng, te<br />
komen.<br />
De commandant van het 3* deed hierop tot den aanval overgaan,<br />
waartoe de 30 M. breede en ;x 1,3 M diepe Kroeng-Ritieng moest<br />
worden doorwaad ; er viel uit de benteng slechts een enkel schot. 1 1 u.<br />
50', v.m. verdween de bezetting in zuidelijke richting. De 2 C luitenant<br />
Tammes voorkwam het standhouden in de volgende versterking, door met<br />
eenige manschappen onmiddellijk tot de vervolging over te gaan.<br />
De rest der l e compagnie verzamelde zich intusschen op het strand<br />
en deed, na nog enkele Atjehers uit de versterking bij kampong Ritieng<br />
te hebben verdreven, de benteng Djamboe-Djie door eene sectie bezetten.<br />
Het peloton Rosenthal kon zijne verkenning weer voortzetten en zond<br />
na den overgang van de kali Beraba het bericht, dat zij aan het strand<br />
eene verlaten positie was voorbij getrokken, dat de versterking bij de<br />
Kroeng-Beraba evenmin bezet was, en uit die bij de Kroeng-Lepong geen<br />
vuur werd ontvangen.<br />
De marechaussee en de daaraan toegevoegde compagnie van het<br />
6* bereikten eerst ten 2 u. n.m. het strand bij Ritieng. De gevolgde weg<br />
was door zware hellingen verre van gemakkelijk geweest. De voorste<br />
sectie Berg-Artillerie, die ten 11 u. 7' v.m. de beklimming van den<br />
Gle-Loedah-pas begon, had ten 2 u. 8 n.m. het hoogste punt eerst<br />
bereikt, daarom besloot de bevelhebber de 2 e sectie maar, onder dekking<br />
van eene sectie infanterie, naar Kroeng-Raba terug te zenden.<br />
Zoowel geleiders als draagdieren, bleken in dit „berg (?)" terrein,
68<br />
zeer ongeoefend te zijn; slechts een muildier en drie munitie-draagdieren<br />
bereikten —zonder te storten met hun last — het hoogste punt (J^ 40 M.).<br />
3 u. n.m. bij de Kroeng-Ritieng gekomen, moesten ook hier vuurmonden<br />
en munitiekistjes door de bedieningsmanschappen worden overgebracht.<br />
Door dit oponthoud bleven ook de overige troepen en de inmiddels<br />
opgesloten vivrestrein achter. Ten 1 u. n.m. was een zoodanige rcgehng<br />
getroffen, dat zij althans konden door marcheeren.<br />
Eene compagnie van het 1 2* vormde de bezetting van den Gle-Loedah<br />
en stelde zich op het hoogste punt, en bij den noordelijken ingang op.<br />
Den commandant van het 3 C was ten 2 u. 15' n.m. opgedragen, met<br />
de 1 c compagnie langzaam naar de Kroeng-Lepong op te rukken.<br />
De overigen zouden dan bij Djira-Majang, de Kroeng-Ritieng passee-<br />
ren. De sectie artillerie bleef onder de hoede van het 12* achter, en<br />
overste Soeters kreeg tevens last eene compagnie van het 6* in Anak-<br />
Poetoes te doen legeren, en met de overigen, zoodra alien gedebou-<br />
cheerd waren, door te gaan naar Dea-Mamplan.<br />
De verkennende cavalerie berichtte ten 2 u. 59' n.m., dat de ver<br />
sterking aan de Kroeng-Djantan-Perak zeer sterk bezet was.<br />
Uit de marsch-colonne kwam de voorhoede van het 3 e nu direct in<br />
gevechtsformatie naar voren en begon den aanval. Eene sectie genie<br />
troepen onder luitenant de Rochemont volgde haar.<br />
Het vrij hevige vuur uit de benteng en oostwaarts gelegen loopgra-<br />
ven, werd met salvo's beantwoord, daarna ging zij tot 150 M. met<br />
sprongen voorwaarts en, waar 's vijands vuur minder werd, toen dade-<br />
lijk tot den storm over.<br />
De 40 M. breede en 0.8 M. diepe Kroeng-Djantan-Perak doorwadende<br />
en de bamboe-doeriversperring forceerend, beklom de Europeesche genie-<br />
soldaat van der Kaay, No. 31905, het eerst de borstwering: Hij — en<br />
de hem onmiddellijk volgende sergeant der infanterie Stemfoort, No. 40875,<br />
zagen de laatste verdedigers, met achterlating van een doode, de hielen<br />
lichten.<br />
De 2* luitenant Tammes, die commandant van het linkersoutien was<br />
en den vijand naar de loopgraven zag vluchten, bestormde deze onmid<br />
dellijk, waarop alles in oostelijke richting uitweek.<br />
Benteng en loopgraven waren aldus ten 3 u. 20' n.m. in ons bezit.<br />
De bevelhebber hiervan bericht erlangende, begaf zich met zijn staf<br />
naar de genomen stelling.<br />
Zij bleek a cheval van het voetpad te zijn aangelegd, en was uit zee
69<br />
niet zichtbaar, vandaar dat zij niets van het geschutvuur der marine had<br />
te lijden gehad.<br />
Met het oog op de transporten maakten de genietroepen de passage<br />
weer vrij.<br />
Aan cavalerie en 3e Bataljon werd nu gelast den marsch te hervatten.<br />
In Dea-Baroe en Dea-Mamplan viel niets bijzonders voor, alleen<br />
rapporteerde de cavalerie, die naar Masdjid Lepong was do<strong>org</strong>ereden,<br />
dat het bedehuis onbezet was, maar, dat zich aan de overzijde van de<br />
rivier eenige met Beaumonts gewapende lieden bewogen.<br />
Op last van den kolonel Stemfoort trokken zich de ruiters terug, en<br />
nam eene sectie infanterie de inmiddels tot 15 man aangegroeide bende<br />
onder vuur en verdreef haar<br />
Omstreeks 5 u. n.m. kwam het 12* te Dea-Mamplan. Het had alleen<br />
van den Gle-Koeroengkong nog een paar schoten gekregen.<br />
Na verkenning van den omtrek wees de staf de volgende bivaks aan:<br />
Het 3* Bataljon en de cavalerie in de meest zuidelijke kampong, in<br />
de nabijheid van en benoorden Masdjid Lepong;<br />
Het korps-marechaussee in een kampong noord van het bivak van<br />
het 3*; de staf, de verbandplaatsafdeeling, twee compagnieen van het<br />
12 e , in de woningen van Toekoe Oemar en daaromheen gelegen<br />
huizen, en ten slotte het 6* Bataljon met de artillerie in het midden<br />
westelijk van- en geleund aan laatstgenoemd bivak.<br />
De bestaande communicatieweg langs de lagune, liep ook langs de bivakplaatsen.<br />
Ieder infantcrie-korps z<strong>org</strong>de voor eigen beveiligfing. 's Nachts<br />
verontrustte de vijand de bivaks alleen door een paar schoten.<br />
Zoo vond de bezetting van het noordelijk deel van Lepong zonder<br />
veel tegenstand plaats. Slechts een inlandsch gemesoldaat werd gewond,<br />
terwijl 981 pattonen van 6.5 m.M. en 50 Beaumont-patronen, de ver.<br />
schoten munitie uitmaakten.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en gingen twee colonnes uit:<br />
Den commandant van het 6*, den majoor Otken, werd n.l. bevolen<br />
met 2 compagnieen van zijn korps en 5 brigades marechaussee in zui<br />
delijke richting te verkennen over Lam-Sinia naar Goenoeng Poelat en<br />
het noord daarvan gelegen terrein.<br />
De kapitein G. C. E. van Daalen was Chef van den Staf bij deze<br />
colonne.<br />
De commandant van het 3 e kreeg opdracht met 2 compagnieen de
70<br />
vlakte noord- en oostwaarts van zijn bivak tot de Kroeng-Ritieng, zuid<br />
van Djira-Majang te doorzoeken en c. q. den vijand, die daar daags<br />
te voren een heuvel bezet hield, te verdrijven.<br />
De marine had wederom opdracht de colonne Otken met vuur te<br />
steunen, weshalve de adelborst 1* klasse Zeeven, met de seinbrigade,<br />
haar vergezelde.<br />
8 u. 15' v.m. bij Masdjid Lepong komend, bleek het, dat de bestaande<br />
brug alleen voor Infanterie bruikbaar was. De bij de colonne aanwe<br />
zige paarden, werden daarom naar het bivak teruggezonden.<br />
9 u. v.m. in het zuidoostelijk deel van Lam-Sinia, bij de doorwaad-<br />
bare plaats van de Kroeng-Tjagoe, kreeg men het eerste vuur van e'en<br />
vijand, die zich op verschillende toppen van het Tjagoe gebergte had<br />
genesteld.<br />
Door een paar salvo's verminderde dat vuur wel, maar nu werd de<br />
colonne, die — onder dekking van een peloton opgesteld bij het overgangs-<br />
punt met het front naar het zuiden en zuid-oosten — reeds begonnen was<br />
de Kroeng-Tjagoe over te trekken, beschoten van de vo<strong>org</strong>elegen toppen<br />
van den Gle-Poeloet.<br />
De rivier was zeer diep, met moeite kwamen de marechaussee aan<br />
de overzijde, waar zij onmiddellijk hunne karabijnen op den vijand<br />
richtten. Bij den verderen opmarsch, bleef deze niettemm doorschieten,<br />
wat ons op een gewonde kwam te staan.<br />
10 u. 10' v.m. was de Kroeng-Tjagoe voor de tweede maal, nu<br />
op een minder diepe plaats gepasseerd en bereikte men een open<br />
sawah.<br />
De colonne-commandant zond de marechaussee langs den voet van<br />
de noordwaarts gelegen toppen en besloot met de rest langs den zuid<br />
rand der sawah te gaan. Direct opende de vijand weer zijn vuur van<br />
de toppen, maar met eenige salvo's slaagde men er eindelijk in, het<br />
tot zwijgen te brengen.<br />
De marine vuurde nog steeds op den Gle-Poeloet, daarom ging de<br />
seinbrigade met marechaussee naar een der toppen om verbinding met<br />
de schepen te zoeken. 11 u. 15' v.m. was die verkregen, en staakte<br />
het geschut het vuren.<br />
Men kon nu de beweging zuidwaarts voortzetten, opnieuw moest men<br />
een stroompje overtrekken. Met een enkele klapperstam was dat over-<br />
brugd. Het beduidende vuur der Atjehers kon door eenige kaiabijnen<br />
niet tot zwijgen worden gebracht en nog pas een paar marechaussee's
71<br />
over zijnde, vertoonden zij zich zelfs op de vo<strong>org</strong>elegen sawah en beschoten<br />
vandaar het overgangspunt.<br />
De marechaussee verkenden intusschen het terrein en rapporteerden<br />
ten 12 u. 's middags, dat eene versterking, gelegen achter den heuvel<br />
bij de Kwala-Lepong, onbezet was, evenzoo een meer oostwaarts aan<br />
de rivier gelegen loopgraaf.<br />
De versterking aan de Kwala-Poeloet was ook verlaten en die Kwala<br />
zelf aan de monding zoo goed als droog.<br />
Op den Gle-Poeloet lag evenwel een benteng, waarin zich wel volk<br />
vertoonde. Bij de nadering onzer troepen ging het evenwel aan de<br />
haal, na zelf de huizen in brand te hebben gestoken. Eene compagnie,<br />
waarbij de chef van den staf, vond het terrein van den Gle-Poeloet<br />
toen geheel verlaten en keerde naar de colonne terug.<br />
12 u. 25' v.m. toog men, zooveel mogelijk langs het zeestrand, huiswaarts,<br />
om J^ 500 M. zuidwaarts van het bivak aan Dea-Mamplau,<br />
de lagune te doorwaden. 2 u. n.m. was ieder in zijn bivak.<br />
Aan de opdracht was voldaan ten koste van twee gewonden, — den<br />
1* n luitenant Spoel en een Eur. fuselier — en een dooden mandoer der<br />
dwangarbeiders.<br />
De colonne van het 3* Bataljon, waaraan o. a. eene sectie genie<br />
troepen met springmiddelen was toegevoegd, marcheerde 8 u. v.m. uit<br />
het bivak en trok — aanvankelijk in breed front — door de kampongs.<br />
Daar buiten gekomen, werd de rechtervleugel plotseling uit een achttal<br />
geweren van een vo<strong>org</strong>elegen heuvel beschoten. Luitenant Tammes,<br />
aldaar het bevel voerende, slaagde er spoedig in den vijand te verdrijven.<br />
Het terrein werd nu verder afgezocht en de Kroeng-Djantan-Perak<br />
en Kroeng-Lepong bij de monding gepasseerd, wijl ze hooger op te diep<br />
waren. Een paar voorladers en wat blanke wapens vormden den gan-<br />
schen buit.<br />
De z. g. steenen benteng bij de tjemara-boomen ruimde de genie<br />
zoo veel mogelijk op, en tegen 2 u. n.m. was ook deze troep — zonder<br />
verliezen — in het bivak terug.<br />
De bevelhebber had zich dien m<strong>org</strong>en met een peloton cavalerie<br />
naar de Riticng-baai begeven. 's Middags seinde men de marine om<br />
te trachten communicatie met den wal te krijgen.<br />
Een vlet, waarin de luitenant ter zee 2* klasse Jhr. F. M. L. van Geen
72<br />
en een vijftal minderen gezeten waren, sloeg bij eene poging om benoorden<br />
de Kwala-Lepong aan land te komen om, en daarbij verdronk<br />
de matroos Visser, No. 24681,<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en gelukte het in de Ritieng-baai gemeenschap<br />
te verkrijgen.<br />
De bevelhebber stelde nu den Commandant der Scheepsmacht de<br />
volgende vragen:<br />
1° of embarkement van troepen te Ritieng mogelijk was;<br />
2° hoeveel tijd het vereischte om 800 a 900 man te embarkeeren;<br />
3° of landing in Lohong mogelijk zou zijn.<br />
Het antwoord luidde — dat zulk eene troepenmacht in vier uur tijds<br />
te Ritieng kon embarkeeren, het debarkement te Lohong was evenwel<br />
niet verzekerd.<br />
Een brand, die in den nacht van 10 op 11 Augustus tusschen de<br />
bivaks van het 6* Bataljon en de marechaussee uitbrak, kon bijtijds<br />
gebluscht worden.<br />
1 1 Augustus was bestemd voor eene verkenning naar het dal van<br />
Lam-Teh. Behalve den gewestelijken intendant, die achter bleef, waren<br />
commando en staf als op 9 Augustus,<br />
medegingen: 7 brigades marechaussee onder den 1*" luit. F. J. Kroesen.<br />
3 compagnieen 3* Bataljon onder Overste Hansen.<br />
1 compagnie 6* „ „ Kapt. A. B. B. Jansen.<br />
2 compagnieen 12* „<br />
1 peloton cavalerie<br />
1 sectie Berg-Artillerie<br />
1 id. mortieren<br />
1 id. genietroepen<br />
Overste Soeters.<br />
l* n Luit. Happe.<br />
Kapt. A. Bangert.<br />
Luit. Castens.<br />
Luit. A. S. Ruzette.<br />
de gevechtstrein, waarbij het noodige ambulance personeel,<br />
echter geen reserve-munitie.<br />
De cavalerie ging zelfstandig vooruit.<br />
Voorhoedecommandant was kapitein Jansen, die behalve over zijne<br />
compagnie, nog de beschikking had over de marechaussee.<br />
De indeeling der hoofdcolonne: 2 compagnieen 12 e , 1 sectie genie<br />
troepen, de artillerie, de ambulance, 2 compagnieen 3*, weer eene am<br />
bulance en als achterhoede, 1 compagnie 3°.<br />
Aan cavalerie en voorhoede was opdracht gegeven, om het voetpad<br />
door Lam-Sinia te volgen, maar dan vooral in zuidoostelijke richting
73<br />
aan te houden, om te voorkomen, dat de colonne onnoodige verliezen<br />
zou lijden door eventueel vijandelijk vuur van den linker laguneoever<br />
bij de Kroeng-Tjag6e.<br />
De cavalerie waagde zich niettemin te veel naar dien oever, waarop<br />
de vijand uit zijn loopgraven het vuur opende en haar noodzaakte zich<br />
verdekt op te stellen.<br />
De bevelhebber, die van zijn standplaats den toestand overzag, zond<br />
den voorhoede-commandant bevel de schutters te verjagen.<br />
lnmiddels waren reeds drie paarden gesneuveld, daarom en met het<br />
oog op de geringe breedte van de te doortrekken terreinstrook, die bo-<br />
vendien aan beide kanten, door een reeks heuveltoppen was begrensd,<br />
gaf de ritmeester in overweging de cavalerie niet verder voor de ver-<br />
kenning te bezigen.<br />
Hiermede kon de bevelhebber zich vereenigen en besloot hij ten 9 u.<br />
45 v.m. het peloton naar het bivak terug te zenden en dan tevens te<br />
belasten met de dekking van een transport gewonden.<br />
Alleen een paar ordonnansen bleven bij den staf.<br />
De vijand had stelling genomen op de heuvels bij de Kroeng-Tjagoe<br />
en vandaar de marechaussee reeds beschoten. Deze waren terstond tot<br />
den aanval overgegaan, maar, gestuit door een breeden en diepen arm<br />
van genoemde rivier, openden ook zij het vuur<br />
De kapitein Jansen had allengskens alle secties zijner compagnie even-<br />
eens aan den rechteroever opgesteld om 's vijands vuur te beantwoorden,<br />
toen ten half negen de order kwam den vijand te verdrijven. Te ver-<br />
geefs beproefde men op verschillende plaatsen de rivier over te gaan,<br />
ten slotte bracht de kapitein zijne compagnie bij het punt, waar de<br />
marechaussee's waren opgesteld. Daar begaf zich de Eur. sergeant<br />
Hilt, No. 27448, te water, zwom naar den overkant en wist er een<br />
prauw machtig te worden, waarmede hij bij den troep terugkwam.<br />
Nu konden eenige manschappen worden overgezet, wat den vijand<br />
aanleiding gaf, uit eene aan de rivier gelegen loopgraaf te vluchten.<br />
Met behulp van een paar op den hnkeroever gevonden rottankabels,<br />
gingen ook de andere troepen over.<br />
De Tjot-Tjagoe werd nu door eene sectie bezet. Bij het debou-<br />
cheeren op de sawah, oost van dien Tjot, kreeg de rest der compagnie<br />
alweer vuur van een heuveltop, aan den zuid-oostrand der sawah<br />
gelegen.<br />
Ook hier was de vijand dra verjaagd. De compagnie bleef nu tot
74<br />
1 uur n.m. in stelling, terwijl de marechaussee reeds eer naar de hoofd-<br />
colonne waren teruggezonden.<br />
Bij den terugmarsch, werden de in de vlakte aangetroffen huizen,<br />
vischgerei enz. verbrand. Den overgang trachtte de vijand toen toch<br />
nog weer te beletten, maar hij moest voor ons vuur wijken.<br />
De compagnie kwam thuis met 10 gewonden, waarvan er 's middags<br />
een overleed.<br />
De bevelhebber had intusschen den commandant van het 12* met<br />
zijne compagnieen de taak der voorhoede overgedragen; wijl kapitein<br />
Jansen den linkeroever der rivier tot den terugmarsch der colonne zou<br />
blijven vasthouden.<br />
10 u. 20' v.m. was de Kroeng-Saramaneh bereikt.<br />
Eene afdeeling marechaussee, onder luitenant Romswinckel, die door<br />
het gevoerde gevecht, het verband met de colonne verloren had, lag<br />
daar reeds in stelling.<br />
De Atjehers bleken zich zoodanig in het gebergte te hebben opge<br />
steld, dat zij onze troepen geen behoorlijke aanvalsdoelen boden, maar<br />
ons te meer verliezen konden toebrengen. lOu. 1 5'werd daarom, „voor<br />
het geheel halt" geblazen en de sectie Berg in batterij gebracht om den<br />
vijand met vuur te verjagen, wat vrij wel gelukte<br />
De kapitein van Daalen kreeg nu opdracht zich naar de voorhoede<br />
te begeven en eene verkenning te maken op de Blang-Seneng. De<br />
voorhoedecommandant, de luitenant der cavalerie de Koningh en een<br />
peloton infanterie onder den l en luitenant K. F. E. Gerth van Wijck,<br />
zouden hem vergezellen.<br />
Eene sectie bleef aan den oever der Kroeng-Saramaneh in stelling<br />
en met de andere, wist hij den vijand uit een kampongrand te ver<br />
jagen. Nauwelijks in dien rand aangekomen, kreeg men al weer vuur<br />
op ^ 200 M. uit een tiental Beaumonts in het oostelijk gebergte.<br />
Voor die nog aangetast waren, kwam de last om terug te gaan, het-<br />
geen groepsgewijze, 's vijands vuur beantwoordend, geschiedde.<br />
Een gewonde fuselier bez<strong>org</strong>de nog al oponthoud, doch zonder meer<br />
dere verliezen kon men weer bij de colonne aansluiten.<br />
De uitslag der verkenning was, dat de marsch over de sawah langs<br />
den voet van het gebergte, niet kon aanbevolen worden, waarom de<br />
bevelhebber besloot den tocht te staken.<br />
Bevelen werden gegeven om alle huizen in de nabijheid te verbranden;
75<br />
de artillerie nam eene opname stelling in den sawahrand, zuid-west van<br />
den Gle-Relieng.<br />
Hier bevonden zich ook het 3* Bataljon en de sectie Mortieren.<br />
Eenmaal het verband met het 12* hersteld. begonnen ook de overige<br />
troepen ten 1 u. n.m. den terugmarsch. De kapitein Jansen was middels<br />
signalen gewaarschuwd.<br />
Zonder verontrust te worden, kwam men in Lam-Sinia, dat aan de<br />
vlammen werd prijsgegeven. 3','2 u. n.m. waren alien in het bivak.<br />
Onze verliezen (met inbegrip van die van de compagnie Jansen)<br />
bedroegen: twee Europeesche, 14 Amboineesche en een inlandsche<br />
mindere gewond. Een Amboinees en de inlander stierven in den<br />
namiddag.<br />
Gesneuveld waren 1 officiers- en 3 troepenpaarden.<br />
Verschoten: 710 patronen van 6.5 m.M., 1932 van 11 m.M., 279<br />
patronen tot achterlaad-karabijnen en 3 granaten.<br />
Het resultaat van den tocht was gering. In het dal van Lam-Teh<br />
drong men zoo goed* als niet door.<br />
Een peloton cavalerie, dat in de richting van de Ritieng-baai ver-<br />
kende, had geen wederwaardigheden.<br />
Daar intusschen stellige berichten waren binnengekomen, dat Toekoe<br />
Oemar zich in Lohong ophield, bepaalde de bevelhebber:<br />
„het 3* Bataljon, eene sectie genietroepen en eene ambulance zullcn<br />
„met den bevelhebber en zijn staf over zee naar Lohong worden over-<br />
„gebracht, de luitenant-kolonel Soeters blijft als bevelhebber in Lepong<br />
„achter, de cavalerie en de mortieren keeren naar Koeta-Radja terug".<br />
De marine ontving middels seinen de noodige bevelen. De sein<br />
brigade bleef in Lepong achter, om eventueele orders van den bevel<br />
hebber op te vangen.<br />
9 u. v.m. lag de vloot den volgenden m<strong>org</strong>en in de Ritieng-baai voor<br />
anker. Met behulp der medegenomen sampans was binnen anderhalf<br />
uur het geheele 3* Bataljon, met trein en staf geembarkeerd.<br />
De luitenant ter zee 2* klasse Jhr. van Geen had hierbij de leiding.<br />
De „Macassar" stoomde vooruit naar Lohong, om den kedjoeroean<br />
aan boord te seinen. Op dit schip bevond zich de sectie genietroepen.<br />
Op de „Albatros" waren de staf en de 1* en 4* compagnie 3* Bataljon,<br />
op de „Havik" de 2* en op de „Tromp" de 3* compagnie van dat korps.
Het weer was gunstig, alleen stond er een vrij hooge deining.<br />
76<br />
Ongeveer 1 1 u. v.m. vertrokken, was de vloot ten half drie in de<br />
Po Toelot-baai.<br />
De 1* en 4* compagnie werden voorloopig ontscheept, wat in het<br />
zuiden van de baai zeer gemakkelijk ging.<br />
De kedjoeroean kwam zich tegen 4 uur bij den bevelhebber melden.<br />
Vergezeld van den kapitein van den generalen staf van Daalen en<br />
den controleur Gisolf, ging men naar het huis van den kedjoeroean,<br />
waar zich een der echtgenooten van Oemar, Tjoet Maligoi met twee<br />
kinderen zou ophouden.<br />
Na een Snellen marsch, over sawahs, langs kampongs en door een paar<br />
riviertjes, werd de woning in kampong Menatha Ketapan bereikt.<br />
De gezochte familieleden hadden zich reeds uit de voeten gemaakt.<br />
Volgelingen van den kedjoeroean werden uitgezonden om hen in Teue<br />
op te zoeken.<br />
De 4 e compagnie — aanvankelijk aan het strand gebleven — kwam ook<br />
kampongwaarts, en binnen de versterking van den hoeloebalang zou men<br />
blijven bivakkeeren.<br />
Den bevelhebber werd hiervan bericht gezonden.<br />
De bevolking toonde zich zeer vriendschappelijk en bood vruchten<br />
te koop aan. Teneinde de menschen van voeding te kunnen voorzien,<br />
zou de kedjoeroean rijst en kippen enz. leveren. De bevelhebber achtte<br />
het verblijf aan den wal, gedurende den nacht voor den troep echter<br />
minder raadzaam en zond 's avonds 8 uur het bevel, dat alien naar<br />
boord terug moesten.<br />
Het bivak moest aldus verlaten worden en geleid door gidsen met<br />
obors ging het weer naar de kust.<br />
10 u. n.m. waren alien aan boord der schepen.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en kreeg de commandant van het 3 C opdracht,<br />
ten 7 u. 30' v.m. opnieuw te landen en met het bataljon in de richting<br />
van Teue te marcheeren.<br />
De troep moest, zoo mogelijk, voor het invallen van de duisternis<br />
weer terug zijn.<br />
Oemar zou zich in genoemde kampong ophouden.<br />
Medegingen de kapitein van Daalen en de 1 c luitenant-adjudant der<br />
artillerie Doyer, bovendien een seinbrigade, bestaande uit een luitenant<br />
ter zee 2.. klasse en twee matrozen.
77<br />
9 u. 10' v.m. waren alien aan wal en begon de marsch, ook de<br />
controleur Gisolf en het hoofd der IV Moekims T. Tjoet-Banta sloten<br />
zich aan.<br />
Na in Menatha Ketapan den kedjoeroean te hebben opgehaald, zette<br />
de troep 10 u. 25' v.m. den marsch voort en bereikte binnen een uur<br />
Teue. Bij het doorzoeken der daar gebouwde pondoks bleek, dat<br />
Oemar en de zijnen die inderhaast, en pas een paar uur te voren,<br />
verlaten hadden.<br />
De 2 C , 3* en 4* compagnie en eene sectie der 1* gingen in verschillende<br />
richtingen uit, om de vluchtelingen zoo mogelijk te achterhalen,<br />
en wel de 2* compagnie in oostelijke richting, de sectie van de 1* in<br />
noordoostelijke, de 4° comjpagnie in noordelijke en de 3* in westelijke.<br />
De rest der 1* compagnie, ambulance en genietroepen, bleven als<br />
reserve in Teue achter.<br />
1 u. n.m. kwam de 2* compagnie terug, na den voet van het ooster<br />
gebergte te hebben afgezocht. Behalve een voorlader bracht zij niets<br />
mede.<br />
De 3 C compagnie was op een huis van Oemar gestooten met een<br />
grooten voorraad padi en eenig fijn glaswerk en porcelein.<br />
De 4 C compagnie en de sectie der 1* vonden op hunnen weg allerlei<br />
zaken door de vluchtelingen weggeworpen of verb<strong>org</strong>en o. a. brieven<br />
van Oemar.<br />
Naar aanleiding van berichten gingen ten 1 u. 15' n.m. opnieuw twee<br />
patrouilles uit, ieder eene sectie sterk en respectievelijk onder den l en<br />
luitenant Creutz Lechleitner en den 2 en luitenant Tammes, langs wegen<br />
te voren door de 4* compagnie en de sectie der 1* gevolgd, terwijl<br />
eene sectie van de 3* onder luitenant Messemaeckers van de Graaff,<br />
opdracht kreeg, bij het door de 3* compagnie gevonden huis, een uit-<br />
wijken van den vijand naar het westen te beletten.<br />
2 u. 20' n.m. kon men in Teue het vuur der patrouilles hooren,<br />
waarop dadelijk een peloton der snelladers, onder kapitein van der<br />
Wedden, in noordoostelijke richting —en een peloton van de 4* compagnie,<br />
onder kapitein van Thiel, achterop gingen, om mogelijk steun te verleenen.<br />
Onderweg ontmoette het peloton van Thiel de patrouille Creutz —<br />
die in het gebergte beschoten was, maar den vijand niet had kunnen<br />
bereiken.<br />
Met achterlating van een paar man bij den kapitein, ging de tamelijk<br />
vermoeide sectie door naar Teue.
78<br />
De afdeeling van Thiel kreeg vuur op hetzelfde punt, waar ook lui<br />
tenant Creutz beschoten was.<br />
De vijand, ^t 35 man sterk, blijkbaar Oemars achterhoede, had zich<br />
verspreid op de dicht begroeide helling, tusschen en achter de rots-<br />
blokken opgesteld. Men wist zijn rechtervleugel tot 100 a 120 M. te<br />
naderen. Het vuur werd toen evenwel zoo hevig, dat het beantwoord<br />
diende te worden.<br />
De kapitein van Thiel — die zijn menschen, wegens uitputting, bijna<br />
niet vooruit kreeg, besloot het peloton van der Wedden af te wachten.<br />
Men kreeg hier een gesneuvelde en 3 gewonden, de kapitein zelf o. a.<br />
een schot bij het rechter oog.<br />
Toen het vuur blijkbaar in hevigheid toenam, had de colonne-com<br />
mandant een nieuw peloton onder luitenant Pliester uitgezonden, met<br />
de opdracht voor de in actie zijnde troependeelen om het gevecht af<br />
te breken, indien van een doorzetten toch geen succes te verwachten was.<br />
De kapitein van der Wedden had zich intusschen bij zijn collega<br />
aangesloten, zijne menschen verkeerden evenwel in dezelfde slechte<br />
conditie en konden de hellingen evenmin bekhmmen — zoodat luitenant<br />
Pliesters boodschap niet onwelkom was. Kapitein van der Wedden<br />
gelastte dus den terugtocht naar Teue, waar men 4 u. 15 n.m. aan-<br />
kwam.<br />
De sectien Messemaeckers en Tammes hadden zich weer aangesloten.<br />
Het bewuste huis van Oemar was in brand gestoken.<br />
Nadat ook in Teue de pondoks waren opgeruimd ging het ten 4 u.<br />
25' terug naar het strand. De vijand liet niet meer van zich hooren.<br />
Het embarkeeren was om 9 uur n.m. afgeloopen.<br />
Op de „Tromp" waren thans 1'/2 compagnie, op de ,,Macassar"<br />
1 peloton, evenals op de „Madura" en de ,,Havik", terwijl de staf en<br />
1 compagnie een plaats op de „Albatros" vonden.<br />
De gesneuvelde Afrikaansche fuselier Denk, No. 35700, was aan<br />
het strand begraven.<br />
's Nachts en den volgenden m<strong>org</strong>en stoomden de schepen naar Oleh-<br />
leh, waar alien debarkeerden.<br />
In Lepong gingen den 12* n twee kleine colonnes uit, elk ter sterkte<br />
van eene compagnie van het 6* Bataljon en twee brigades marechaussee,<br />
met opdracht in verschillende richtingen het heuvelterrein bij de Goe<br />
noeng of Gle-Tjagoe te doorzoeken.
79<br />
De colonne onder den kapitein van der Haas ondervond nogal mocilijkheden<br />
bij het overgaan van rivieren en kreeg hier en daar vuur.<br />
Een der prauwen, door een paar goede zwemmers van de overzijde<br />
gehaald, sloeg bij het terugvaren om, waardoor een heele groep te<br />
water raakte.<br />
Door het kordaat gedrag van den 2 en luitenant der infanterie H. G. T.<br />
Bosch en een paar marechaussee, konden alien gered worden, en ging<br />
slechts een geweer verloren.<br />
Ten 2 u. 15' n.m. vereenigden zich de colonnes en keerden gezamentlijk<br />
huiswaarts. Verliezen hadden zij niet geleden.<br />
Ook den 13*" gingen twee van die troepenafdeelingen uit, met<br />
opdracht, de een, om bij de Kroeng-Lepong (Kwala Beraba) en de<br />
andere om bij Masdjid Lepong zich naar het gebergte te begeven, dan<br />
naar elkaar toe te marcheeren en alle holen, spelonken en hutten te<br />
doorzoeken en de laatste op te ruimen.<br />
Na tal van woningen en een groote voorraad padi in de asch te<br />
hebben gelegd, werden ten half een 's middags de kwartieren weer<br />
opgezocht.<br />
Ten 2 u. van dien dag, kwam middels seinen van den bevelhebber<br />
de order om den volgenden dag met alles huiswaarts te gaan. Het<br />
korps-marechaussee ging nog denzelfden middag.<br />
Eerst marcheerde den 14 en de sectie Berg af, gedekt door 't peloton<br />
van het 6*; 7 u. 30' v.m. volgde de rest van dat korps met den bagage-<br />
trein, onderweg ook de bij Ritieng achtergebleven compagnie, mede-<br />
nemend.<br />
De brug over de Lepong-rivier en de huizen van Oemar werden<br />
door de genietroepen vernield — ook alle kampong-woningen onder-<br />
gingen datzelfde lot.<br />
Bij de Kroeng-Djantan-Perak vielen nog eenige schoten, maar overigens<br />
verliep de terugtocht ongestoord en waren de laatste troepen 12 u.<br />
's middags te Kroeng-Raba<br />
H. M „Tromp" had van zee uit het verlaten terrein geobserveerd<br />
om eventueel volgende vijanden te beschieten, wat niet noodig bleek.<br />
Oemar was hiermede uit Lepong verdreven en dat landschap ge-<br />
tuchtigd. Ons had de excursie twee gesneuvelden en drie en twintig<br />
gewonden gekost.
80<br />
Bij de terugkeerende troepen sloten zich een veertigtal Atjehers aan,<br />
die zich weder in de IV en VI Moekims wenschten te vestigen.<br />
Uit Koeta-Radja was in den nacht van 9 op 10 Augustus de majoor<br />
K. W. Steinmetz met het 9 3 Bataljon en eene ambulance in de richting<br />
van Lam-Koenjit gemarcheerd, teneinde den Imam van die kampong,<br />
Teungkoe Ma'-Oesin van Lampene-eng en Toekoe Nja-Gedong met<br />
famihe en gevolg op te lichten.<br />
Wel kon men een zestal volgelingen arresteeren, maar de hoofd-<br />
personen bleven buiten schot, en moest men zich vergenoegen met hunne<br />
huizen te verbranden.<br />
De bevolking hield zich, alsof de zaak haar niet aanging.<br />
Ook eene colonne onder majoor Thomson, die den 12*" een marsch<br />
naar Lam-Pagger en Lam-Baroe maakte, kreeg nergens een schot. Het<br />
9°, dat den volgenden m<strong>org</strong>en wederom naar de IX Moekims trok,<br />
werd uit het westergebergte met een twintigtal begroet.<br />
Over brieven aan Panglima-Polim.<br />
Aan Panglima-Polim en de hoeloebalangs der XX11 Moekims waren<br />
den 9 en Augustus brieven verzonden, waarin een tijd van 14 dagen werd<br />
gegeven om zich met alle Imams te onderwerpen, onder bedreiging, dat<br />
anders hun gebied zou worden getuchtigd.<br />
Toekoe Sjech Poetoes der III Moekims Kerkoen, Toekoe Radja<br />
Lam-Ilir en Toekoe Moeda-Baid hadden daarop een bijeenkomst, waarin<br />
de laatste zijn plan, om zich te onderwerpen, kenbaar maakte.<br />
Met goedvinden van het bestuur begaf zich de hoeloebalang der XXVI<br />
Moekims T. Nja-Banta met 30 gewapende volgelingen naar Lam-Baroe,<br />
om daar eene ontmoeting met T. Tjoet-Toengkoeb te hebben.<br />
Op de verschillende brieven kwamen antwoorden binnen van Toekoe<br />
Moeda-Daoed-Selimoen, Toekoe Moeda-Baid en Panglima-Polim.<br />
De eerste meldde, dat de hoeloebalang—en het volk in de XXII<br />
Moekims — in het algemeen niet geneigd waren tegenstand te bieden, wijl<br />
zij zich daartoe onmachtig voelden. Volgens hem wenschte Panglima-<br />
Polim zich krachtig te blijven verzetten. De pretendent sultan was<br />
daarentegen nog weifelend.<br />
In eene in de Masdjid te Moeroe gehouden vergadering, waar de<br />
bewuste brieven publiek waren behandeld, was men tot geen resultaat
gekomen, Panglima-Polim bewaarde daar het stilzwijgen, terwijl de pretendent-sultan<br />
zich onbepaald uitliet.<br />
De hoeloebalang van Selimoen eindigde met de verzekering van trouw<br />
aan het gouvernement.<br />
Toekoe Moeda-Baid verzocht in zijn antwoord acht dagen uitstel,<br />
waarschijnlijk om de kat eens uit den boom te kijken en Panglima-Polim<br />
een maand — om met hoofden en hoeloebalangs te kunnen overleggen.<br />
Onzerzijds ging geen wederantwoord meer uit.<br />
Over het inlandsch bestuur.<br />
Door Oemar's afval waren, zooals wij zagen, tal van hoofden tot den<br />
vijand overgeloopen en was het inheemsche bestuur in verschillende<br />
hoeloebalangschappen uit zijn verband gerukt. Het was dus noodig<br />
de <strong>org</strong>anisatie te herzien.<br />
In de VI Moekims werd Toekoe Radja-Itam, de zoon van Toekoe<br />
Neq, bekend uit de eerste Atjehsche expedities, wiens geslacht vroeger<br />
in de VI Moekims ook gezag uitoefende, voorloopig met de waarneming<br />
van het bestuur belast.<br />
Hij verzocht en kreeg vergunning zich te Pakan-Badak te vestigen,<br />
om de bevolking meer vertrouwen in te boezemen.<br />
Al spoedig vroegen nu de Imam van Beradin, T. Arsat, en de wakil<br />
ketjihiq van die kampong vergiffenis en meldden zich met een veer-<br />
tiental uitgewekenen bij Radja-Itam.<br />
Andere heden uit de VI Moekims, die zich te Lam-Lon en Lam-<br />
Girik in de IV Moekims ophielden, kregen ook vergunning naar hunne<br />
oude woonplaatsen terug te keeren.<br />
In de IX Moekims kreeg Toekoe Neq-Imam het gezag geheel in handen.<br />
In de sagi der XXVI Moekims, voorzag men in het bestuur der<br />
III Moekims Ateuh, door den wd. hoeloebalang Toekoe Tjoet, zijn neef<br />
Toekoe Bintang, als banta ter zijde te stellen; in de III Moekims Lam-<br />
Rabo kreeg Panglima Jasin van Tjot-Preh, ook als banta, voorloopig het<br />
gezag, daar de titularis Toekoe Hasan nog steeds voortvluchtig was.<br />
In Lepong wilde men den eenig overgebleven zoon van den door<br />
Oemar vermoorden Imam Bantan, onder voogdij van Toekoe Mahmoed,<br />
met het bestuur belasten.<br />
Teneinde zich van de stemming der bevolking in de XXVI Moekims<br />
6
82<br />
te overtuigen, zond de gouverneur op 15 Augustus den majoor Everts<br />
met 1 compagnie van het 15* en 3 van het 14* daarheen. Zij maakten<br />
een marsch van Tjot-Iri over Tjot-Rang, Lam-Goet, Toengkoeb en<br />
Lam-Njong.<br />
Geen schot werd gelost, en de bevolking bleef ook rustig.<br />
Toch hielden zich in de heuvels beoosten Teungkoe di Gendrian<br />
nog tal van kwaadwilligen op, o. a T. Mahmoed Ateuh, T. Kerkoen,<br />
Imam Siem, T. Radja Oleh Grepong en Pang-Arab, die de, door de<br />
bevolking op onzen last herstelde, bruggen weer afbraken.<br />
Toekoe Djohan Lam-Pasei vestigde zich met goedkeuring van het<br />
bestuur weer op zijns vaders verlaten woonplaats, Lam-Pasei, tusschen<br />
Boekit-Karang en Lam-Njong gelegen.<br />
Tegen botgstelling van T. Nja-Banta, die voor de inlevering van 15<br />
achterlaadgeweren binnen een maand instond, waren de familieleden<br />
van Nja-Makam op vrije voeten gesteld.<br />
Toekoe Tjoet-Toengkoeb had onomwonden te kennen gegeven, dat<br />
hij er voorloopig niet aan dacht om terug te keeren.<br />
In het bestuur zijner moekims diende dus te worden voorzien.<br />
De toestand in Groot-Atjeh was in zooverre verbeterd, dat de auto-<br />
riteiten het patrouilleeren ook aan kleinere afdeelingen dan bataljons en<br />
compagnieen meenden te mogen overlaten.<br />
In het bijzonder te Kroeng-Raba werd overdag en 's nachts groote<br />
activiteit getoond, 's nachts vooral door het leggen van hinderlagen,<br />
zuidwaarts van de brug en aan den noordelijken ingang van den Gle-<br />
Loedah-pas.<br />
Het zou ondoenlijk zijn een overzicht van al die patrouilles te geven;<br />
wij zullen dus volstaan met er melding van te maken, wanneer de resul-<br />
taten daar aanleiding toe geven.<br />
De bezetting van de tusschenposten Boekit Lam-Tjroeng en Boekit<br />
Daman, achtte de wd. Gouverneur niet langer noodig. Den 19* n Au<br />
gustus ontruimd, maakte de genie de aarden wallen met den grond<br />
gelijk, nam de chicane middelen, voor zoover bruikbaar, mede en ver-<br />
brandde de tijdelijke gebouwtjes.<br />
In den nacht van 19 op 20 Augustus, marcheerden van Ketapan II,<br />
twee compagnieen van het 14* Bataljon, onder de bevelen van kapitein<br />
G. J. H. Bruyms af, teneinde zoo mogelijk Toekoe Rajoet der III Moekims
IKE
GENERAAL-MAJOOR J. W. STEMFOORT.
83<br />
Daroe in zijn schuilplaats in het gebergte bezuiden Empeh-Bling te over-<br />
vallen.<br />
Een der compagnieen bleef in het terrein, zuid van Poenir, in stelling, om<br />
eventueel ter ondersteuning op te rukken, of anders den terugtocht te dekken.<br />
Toen de voorhoede, 's m<strong>org</strong>ens half zes, den westrand van kampong<br />
Empeh-Bling naderde, zag men een achttal gewapenden een huis verlaten.<br />
Dadefijk ging men tot de vervolging over, maar slechts een man, die<br />
zoo gauw niet weg kon komen en daarom de onzen attakeerde, werd<br />
door den sergeant-majoor met een paar revolverschoten neergelegd.<br />
Al vurende beklommen de overigen den bergwand en verdwenen in het<br />
struikgewas.<br />
Kapitein Bruynis zette hen met de compagnie na en vond op twee<br />
heuveltoppen, drie huisjes, waarin de vluchtelingen blijkbaar waren gaan<br />
rusten. Op het zien der onzen, wisten ze met achterlating van wat<br />
wapens, nogmaals te ontkomen.<br />
6 u. 25' v.m marcheerde de colonne met een buit van twee Beau-<br />
mont-geweren, twee voorladers, drie donderbussen en blanke wapens<br />
huiswaarts, zonder overlast van vijanden te ondervinden.<br />
Den 21*" werden Lam-Baroe, het blokhuis aan de Kroeng-Lingkar<br />
en Tjot-Iri licht beschoten, vermoedelijk door lieden van Teungkoe Mat<br />
Ali, die met een bende van + 50 man, zooals we zagen, ook tal van<br />
bruggen in de XXVI Moekims vernielde.<br />
De controleur van Oleh-leh was intusschen weer eens naar Lohong<br />
gevaren om daar poolshoogte te nemen.<br />
De kedjoeroean wijdde uit over de wraakplannen, die Oemar koesterde,<br />
omdat hij — de kedjoeroean — zich niet tegen de landing der troepen had<br />
verzet.<br />
Onze hoofdpanglima zou zich in Lepong, in het gebergte, ophouden.<br />
Anderen beweerden, dat hij naar de XXII Moekims was getogen, om<br />
zich bij Polim en den pretendent aan te sluiten, maar dat bleek later<br />
een verzinsel.<br />
Tocht naar de XXII Moekims.<br />
Om de hoofden in de XXII te noodzaken, eindelijk eens kleur te<br />
bekennen en eventueel een deel der VII Moekims Baid en der V Moe<br />
kims Indrapoeri te tuchtigen, besloot de wd. Gouverneur op den 23*"<br />
Augustus met drie colonnes uit te rukken:
De samenstelling was als volgt:<br />
84<br />
Algemten Commando en Staf:<br />
Bevelhebber: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den Staf: Luitenant-Kolonel G. W. Beeger.<br />
Souschef: Kapitein H. C. Kronouer.<br />
Adjudant: 1^ Luitenant F. J. Kroesen.<br />
Toegevoegd:<br />
Commandant der Bereden-Artillerie: Luitenant-Kolonel W. Boetje.<br />
Adjudant: 1* Luitenant-Adjudant J. B. Doyer.<br />
Gewestelijk-Intendant: Majoor C. H. W. Boers.<br />
Militair paardenarts 2* kl.: J. van Dorssen.<br />
Wd. Assistent-Resident van Groot-Atjeh: F. A. Heckler.<br />
Wd. Controleur der XXII Moekims C. J. Boon met Toekoe Sjech-<br />
Poetoes en eenige volgelingen met 4 ordonnansen.<br />
I e colonne.<br />
Commandant: Luitenant-Kolonel J B. van Heutsz.<br />
Infanterie:<br />
Chef v/d Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: 1* Luitenant-Adjudant E. C. van der Heiden.<br />
8 ordonnansen.<br />
3* Bataljon: commandant Luitenant-Kolonel G. A. Hansen.<br />
Sterkte: 15 officieren en 369 minderen.<br />
9* idem : commandant Luitenant-Kolonel J. F. T. Veeren.<br />
Sterkte: 13 officieren, 3 onderluitenants, 1 adj. o. o. en<br />
480 minderen.<br />
12* idem : commandant Luitenant-Kolonel G. F. Soeters.<br />
Sterkte: 21 officieren, 578 minderen.<br />
Korps-Marechaussee: commandant Kapitein E. A. van Kappen.<br />
Sterkte: 4 luitenants en 221 minderen.<br />
Cavalerie : commandant Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Artillerie:<br />
Sterkte: 3 luitenants en 104 ruiters.<br />
4* Bergbatterij: commandant Kapitein A. Bangert.<br />
Genre/roepen:<br />
Sterkte: 3 luitenants, 113 minderen, 58 rij-, trek- en<br />
draagdieren.<br />
2 sectien: commandant 1* luitenant G. H. van Renesse van Duivenbode.<br />
Sterkte: 44 minderen.
85<br />
Gevechtstrein:<br />
Vier ambulances en per compagnie 1 mandoer en 15 dwangarbeiders<br />
voor 6 tandoes, bovendien 8 voor het dragen van kookgerei.<br />
Per sectie artillerie of genietroepen en per peloton cavalerie 2 dwangarbeiders<br />
met datzelfde doel.<br />
N.B. Een der ambulances vormde tevens de verbandplaatsafdeeling.<br />
De reserve-munitie werd door den man zelf gedragen.<br />
Het kookgerei der cavalerie bij dat der artillerie.<br />
Etappen-commando.<br />
Etappen-commandant: Luit.-Kolonel E. W. Bischoff van Heemskerck.<br />
Adjudant: 1* luitenant-adjudant A. J. Gooszen.<br />
2e colonne.<br />
Onder de bevelen van dien etappen-commandant stonden:<br />
Commandant: Kapitein G. J. H. Bruynis.<br />
Infanterie:<br />
3* en 4* compagnie 14 e bataljon.<br />
Sterkte: 7 officieren en 244 minderen.<br />
Eene Ambulance: sterkte: 1 off. van gezondheid en 12 man hospitaalpersoneel.<br />
Per compagnie 13 dw. arb. voor 2 tandoes<br />
en kookgerei.<br />
3 e colonne.<br />
Commandant: Majoor F. C. Thomson.<br />
Luitenant-Adjudant P. H. Mathysen.<br />
Infanterie:<br />
1* en 2* compagnie 14* Bataljon sterk: 7 officieren en 225 minderen.<br />
Artillerie:<br />
1 sectie 1* Bergbatterij: Commandant 1* luitenant T. Biicker.<br />
Sterkte: 35 minderen, 20 rij-, trek- en draagdieren.<br />
Genietroepen: een detachement van 10 man, onder een sergeant-majoor.<br />
Gevechtstrein :<br />
Bij iedere compagnie 13 dwangarbeiders als boven, bij de 2* colonne<br />
en bij de sectie-artillerie en genie samen 3 voor kookgerei en 5 voor<br />
grassnijden.<br />
Trein voor den vivresopvoer:<br />
50 karren met ossen bespannen.<br />
50 chineesche koelies.<br />
100 dwangarbeiders, waarbij als opzichtvoerend personeel:<br />
2 adj. o. o., 4 Eur. sergeanten en 8 Eur. korporaals der Infanterie.
86<br />
De 1* en voornaamste colonne was bestemd voor de uitvoering der<br />
operaties, de beide andere tot beveiliging van de communicatielijn. De<br />
opdracht der 1* colonne luidde:<br />
„den eersten dag den vijand zoover uit de VII Moekims Baid terug-<br />
„drijven, dat onze troepen het bivak kunnen betrekken in Pasar Samahani".<br />
De transportregeling was den etappe-commandant overgelaten. Detachementen<br />
van de posten zouden de transporten beveiligen tot Pasar<br />
Sibreh, vandaar gaf het 14* Bataljon dekking.<br />
De 2* colonne had over Siroen en Lam-Soet langs den kortsten weg<br />
op te rukken naar het vroegere blokhuis Montassik en kampong Baroe<br />
en daar stelling te nemen, tegen c. q. uit het oosten opdringende<br />
vijanden, teneinde aldus de flank te dekken van troepen en transporten,<br />
die zich over den weg Blang-Tjoet-Anak-Galoeng bewogen.<br />
Op die plaatsen — Montassik en Baroe n. 1. —moesten dus bezettingi'n<br />
worden achtergelaten.<br />
De 3* colonne zou, om te beginnen Masdjid Anak-Bate, de waadbare<br />
plaats bij Blang-Tjoet, Bak-Tjerlak en pasar Sibreh bezetten, en<br />
voorts hulp verleenen bij de transporten.<br />
Teneinde de gedetacheerde deelen der 2* colonne van het noodige<br />
te voorzien, werd, benedenstrooms van de afgebroken brug bij Anak-<br />
Galoeng, door de genietroepen, middels een medegevoerd tonvlot een<br />
overgang der Atjeh-rivier gemaakt.<br />
De 2* colonne zette zich ten 5 u. v.m., de derde een uur later in<br />
beweging, beiden uitgaande van Lam-Baroe.<br />
De 1* colonne stond 6'/2 u. v.m. op den weg Lam-Baroe — Lam-Barih<br />
voor den afmarsch gereed.<br />
Door 2* en 3* colonne werden o. m de volgende regelingen getroffen:<br />
De oude blokhuizen Montassik en Mata-Air kregen voorloopig res-<br />
pectievelijk de 4* en 3* compagnie 14* als bezetting. Eene sectie van<br />
de laatste bij de Anak-Galoeng brug.<br />
In Masdjid Anak-Batee kwam een peloton, in Blang-Tjoet en Bak-<br />
Tjerlak elk eene sectie van de 2* compagnie 14*.<br />
Op Pasar Sibreh werden drie secties van de 1* compagnie van dat<br />
korps en in de benteng 150 M westwaarts van die pasar, de 4* sectie<br />
en de sectie Berg-Artillerie, gelegerd.<br />
Tijdens den opmarsch naar Sibreh, merkte de 1* colonne zoo goed<br />
als niets van den vijand, alleen een peloton cavalerie, dat ter verkenning
87<br />
van Anas-Batee zijwaarts was afgegaan, kreeg uit den noordrand van<br />
Kling vuur van een tiental geweren, die bij verdere nadenng verdwenen.<br />
Verscheidene, langs den weg van Anak-Galoeng naar Sibreh nieuw<br />
gebouwde, versterkingen bleken onbezet.<br />
Het verband met de 2* colonne verkreeg men ten 6 u. 45' v.m. ter<br />
hoogte van Blang-Tjoet.<br />
Pasar Sibreh en een paar daarbij gelegen bentengs werden ook verlaten<br />
bevonden, maar iets verder, vielen toch op de cavalerie een vijftal<br />
schoten uit den rand van de Kroeng-Loetoe, terwijl bij de bocht in den<br />
weg ten oosten van kampong Dilip eenige Atjehers in stelling lagen.<br />
De voorhoede, bestaande uit het korps-marechaussee en het 12* Bataljon<br />
bezette de hoogten nabij Lepong-Ara.<br />
De cavalerie kwam hierdoor in de gelegenheid, door te rijden naar<br />
de brug van Dilip en zond vandaar bericht, dat zich zeer veel volk<br />
ten zuiden van die kampong bewoog en dat zij uit den rand bij Masdjid<br />
Baid eenig vuur had gekregen, maar dat de schutters reeds verdreven<br />
waren, door een peloton van luitenant de Koning.<br />
De voorhoede-commandant, luitenant-kolonel Soeters, ontving nu de<br />
opdracht zich, met zijn korps en de marechaussee, zoo noodig in gevechtsformatie,<br />
te begeven naar Loetoe, waar zich de woningen van<br />
T. Moeda-Baid, T. Ali-Baid en T. Tjoet-Lam-Tengah bevonden, en<br />
vervolgens naar de beide Mampreh's in wier buurt, tusschen twee<br />
heuvels, een bergplaats van T. Moeda-Baid moest liggen, waarin vrouwen,<br />
kinderen, vee, padi en huisraad zouden geb<strong>org</strong>en zijn.<br />
Daarna kon in breed front over Sepong, Loeboek, Boegoehoe en<br />
Lepong naar Lam-Ara-noord worden gemarcheerd.<br />
Een deel van het 9 e , n. 1. 2 compagnieen onder den korps-commandant,<br />
moesten door Empoe-Ketang, Baid, Dilip naar Samahani trekken,<br />
terwijl het 3* Bataljon, in breed front — zijn weg zou nemen door Lepong<br />
Ara, Relong, Oleh-Oeh, Lam-Baroe, naar Tjot-Bada en Temboh, oost<br />
van Samahani, om daar stelling te nemen met het front naar het zuiden<br />
en zuid-oosten.<br />
De beide overige compagnieen van het 9* en de artillerie, volgden<br />
als reserve den hoofdweg, waarbij zich de colonne-commandant en ten<br />
half acht ook de bevelhebber met zijnen staf aansloten.<br />
Reeds voordat Overste Soeters bovenvermelde bevelen ontvangen<br />
had, was door hem den commandant der marechaussee gelast, kampong<br />
Dilip van vijanden te zuiveren, wat geschiedde.
88<br />
7 u. 40' v.m. ving het 12* Bataljon de vo<strong>org</strong>eschreven beweging aan,<br />
door bij Lepong-Ara in zuid-westelijke richting over de Blang-Baid af<br />
te buigen en de gevechtsformatie aan te nemen.<br />
De 5* en 3* compagnie van het korps waren in 1* linie, de 2 e en 1*<br />
daarachter in 2* linie, terwijl de 4* en de ambulance reserve waren.<br />
Al spoedig opende de vijand zijn vuur uit eenige tjots op de Blang-<br />
Baid en uit de Kroeng-Aloei, die droog en door hem bezet was.<br />
De linkerhelft der linie — 3* compagnie—marcheerde zonder te vuren<br />
door, den vijand voor zich uitdrijvend en bereikte zoodoende de droge<br />
Kroeng-Aloei, die men verder zuidwaarts volgde, en waarbij dan eene<br />
sectie door de kampongs op elk der oevers marcheerde en die tuchtigde —<br />
het tweede peloton door de bedding.<br />
De 1* compagnie voerde in het voorbijgaan de strafoefening over<br />
kampong Baid uit, en de 4* bewoog zich achter het midden dezer com<br />
pagnieen.<br />
De marechaussee haalden bij Baid het 12* weer in, verlengden de<br />
linkervleugel en hidden verder verband met de 1* compagnie.<br />
Wij zagen reeds, dat de rechtervleugel der voorste linie achter bleef;<br />
bij het oprukken naar het hooge terrein van Mampreh werd de rechter<br />
vleugel der 3* compagnie in steeds heviger mate beschoten uit Lam-<br />
Birah; zoowel in den zuidrand dezer kampong als in Mampreh-west,<br />
had zich een talrijke vijand verzameld.<br />
De korps-commandant, die zich bij dit deel der colonne bevond, liet<br />
een peloton der 3* compagnie stelling nemen in den westrand van<br />
Mampreh-oost, met last een sleepend vuurgevecht te onderhouden, ter<br />
wijl eene sectie bevel kreeg, zoo gedekt mogelijk eerst zuid- en dan<br />
westwaarts vooruit te gaan en den vijand in de flank te vallen<br />
Toen deze sectie ver genoeg gevorderd kon zijn, ontving de 4* com<br />
pagnie de order uit kampong Loetoe naar Lam-Birah over te steken en<br />
's vijands linkerflank aan te fasten.<br />
Deze ontdekte blijkbaar bijtijds den opzet, concentreerde al zijn vuur<br />
op de omtrekkende sectie, waardoor zij genoodzaakt werd — en zulks<br />
ten koste van de snelheid — bij gedeelten, vurende vooruit te gaan, en<br />
de tegenstanders alle gelegenheid kregen op hun gemak de stelling te<br />
verlaten, om de wijk naar de heuvels te nemen.<br />
De marechaussee bezetten daarop een viertal toppen, terwijl Loetoe<br />
en Lam-Birah door de infanterie getuchtigd werden.<br />
De 5* en 2* compagnie waren ^ 500 Meter voor Loetoe op eene
89<br />
bezette borstwering gestooten, die zich in westelijke richting tot Wang<br />
Toeha uitstrekte, en hadden de bezetting verjaagd, vervolgens Wang<br />
Toeha, Blang-Miray en Lam-Bari getuchtigd om 's middags 12 uur<br />
weer bij de rest van het korps aan te sluiten.<br />
Haar uitblijven was oorzaak geweest, dat het laatste peloton der reserve<br />
met muziek en ambulance, op een gegeven oogenblik de gevechtslinie<br />
moest versterken, met het gevolg, dat een viertal muzikanten w. o. de<br />
kapelmeester, gewond raakten.<br />
De korps-commandant besloot nu de beweging in de richting van<br />
Lam-Ara voort te zetten, maar verzuimde hiervan kennis te geven aan<br />
den commandant der marechaussee.<br />
Deze vermeende, dat hij in de heuvelstelling moest blijven, teneinde<br />
een opdringen des vijands uit zuidelijke richting te beletten. Ten 4 u-<br />
45' nog geen nadere opdracht ontvangen hebbend en ook geen vuren<br />
meer hoorend, besloot hij op eigen gezag naar Samahani te marcheeren;<br />
daar werd hem medegedeeld, dat de marechaussee in Tembok het bivak<br />
konden betrekken.<br />
Het 12* trok, zoo gezegd, door Sepong, Loeboek, Boegoehoe, Lepong<br />
en legde al die kampongs in de asch. De rechtervleugel volgde daarbij<br />
zooveel mogelijk den rand van het hooge terrein, maar werd niettemin<br />
voortdurend uit de heuvels beschoten, hoewel het korps-marechaussee,<br />
zooals we zagen nog zuid van Mampreh zat.<br />
In een versterkt huis bij Sepong, waarvan de bewoners vluchtten, vond<br />
men een viertal donderbussen en twee trompladers. 3 u. 50' n.m. marcheerde<br />
het bataljon oost van Lam-Ara op en kreeg 4 u. 25 n.m. last<br />
met de genietroepen te Samahani in bivak te komen.<br />
Het korps leed dien dag een verlies van een doode en tien gewonden.<br />
De genietroepen hadden zich inmiddels nuttig gemaakt met de bruggen<br />
in den weg bij pasar Sibreh en ten noorden van Lepong-Ara de ge-<br />
schiktheid voor karrentransport te geven<br />
De cavalerie had 's m<strong>org</strong>ens last gekregen, de verkenning naar Sama<br />
hani voort te zetten en daar nadere orders af te wachten.<br />
Het 3* Bataljon was ten 7 u. 30' v.m. in massa opgesteld op het<br />
terrein, ten noorden van den weg Sibreh-Dilip en begon daar ten 7 u.<br />
55' de bewegingen — zooals die vo<strong>org</strong>eschreven waren, met 3 compagnieen<br />
in de gevechtslinie en de 4 e in reserve.<br />
De 1* compagnie bewoog zich over de sawah ten zuiden en westen
90<br />
van Relong en Oleh-Oeh naar Lam-Baroe (1) en vandaar naar den zuidrand<br />
van Temboh. Aanvankelijk kreeg zij eenig vuur uit Dilip en Lam-<br />
Baroe en later uit de noordranden van Temboh en Lam-Ara, maar zij<br />
bracht dit met de snelladers dra tot zwijgen.<br />
In verband met haar trok de 2* compagnie eveneens naar Temboh.<br />
In Lepong-Ara stuitte zij op eene met bamboedoeri omgeven aarden<br />
versterking, waaruit de noodigc schoten vielen<br />
Onmiddellijk bestormde de sectie van den 2*" luitenant H. A. Gusdorf<br />
deze. De Amb. fus. Patty, No. 35739, die het eerst binnendrong,<br />
legde alleen nog drie vijanden neer.<br />
In het geheel bleven 6 dooden met wapens in onze handen.<br />
Zonder verderen tegenstand, bereikte men 1 1 u. 30' v.m. den zuid<br />
rand van Temboh en den oostrand van Tjot-Bada.<br />
De 3* compagnie, die de linkervleugel vormde, ondervond evenmin<br />
als de reserve eenig verzet.<br />
Later, toen de vijand uit het terrein zuidwaarts van Tjot-Basatoel<br />
zijn vuur op het bataljon richtte, detacheerde de 1* compagnie een pe<br />
loton op dien heuvel.<br />
De commandant van het 9 e Bataljon was met twee compagnieen in<br />
breed front naar Masdjid Baid opgerukt. Uit kampong Baid kregen zij<br />
vuur van een achttal vijanden, dat den onzen twee gewonden kostte.<br />
Door Baid en Empoe-Ketang, richtte de colonne zich ook naar kam<br />
pong Dilip.<br />
Terwijl het 12*, de marechaussee, en een deel van het 9* over de<br />
Blang-Baid trokken, verzamelden zich tal van Atjehers op een heuvel<br />
ten noorden van den Gle-Loewoek.<br />
Daarop opende ten 8 u. 30' v.m. eene sectie Berg-Artillerie van<br />
de hoogte bij Lepong-Ara het vuur, maar nog was zij niet ingeschoten,<br />
toen de vijand het veld ruimde.<br />
In verband met de bewegingen van 8* en 9* bataljon, rukte de<br />
algemeene reserve, zooals we zagen door de cavalerie voorafgegaan, naar<br />
Samahani op.<br />
8 u. 45' v.m. berichtte de laatste, dat de noordrand van Temboh en<br />
Lam-Ara door 3J7 70 man bezet werden gehouden.<br />
Wij zagen reeds, hoe de 1* compagnie 3* hen verdreef. Toen die-<br />
zelfde lieden zich in de heuvels bij Tjot-Basatoel nestelden, verzocht de<br />
(1) West van de sultansbegraafplaats (Kaart 1 : 75.000.
91<br />
commandant van het 9* ze daaruit te mogen verjagen. De bevelhebber<br />
vond het beter, zulks aan de artillerie over te laten. Die kwam daartoe<br />
op den weg tusschen Lam-Ara en Samahani in batterij. Een zestal<br />
G. K. T. waren voldoende om den vijand te doen wijken.<br />
9 u. 38' v.m. hield de algemeene reserve halt bij Pasar Samahani.<br />
Ook voor de beide andere compagnieen van het 9* werd het signaal<br />
„halt" geblazen en den bataljons-commandant opgedragen Dilip te doen<br />
tuchtigen; een paar kwaadwilligen moesten daarbij neergelegd worden.<br />
De artillerie kwam ten 10 u. 30'v.m. nog eenmaal in batterij, om een<br />
massa lieden uiteen te drijven, die zich op een der zuidelijke uitloopers<br />
van den Gle-Loewoek verzamelden. Met een paar schoten, verkreeg zij het<br />
gewenschte resultaat. 1 1 u. 30' v.m. zond de commandant van het 3* den<br />
bevelhebber bericht van de door zijn korps ingenomen stelling, wat deze<br />
deed besluiten, ook met reserve en artillerie verder vooruit te gaan, en<br />
zoo gelastte hij alvast den commandant van het 9* in zuid-oostelijke<br />
richting tusschen Lam-Ara en Lam-Ara-Angken te marcheeren, na de<br />
bezetting van Tjot-Basatoel met de vo<strong>org</strong>enomen beweging in kennis te<br />
hebben gesteld.<br />
De cavalerie zond van laatstgenoemden tjot en van Oleh-Grot berichten,<br />
over eene groote bende, die zich op een heuvel zuid van Oleh-Grot bevond.<br />
Behalve deze bende, beschoot de Artillerie nu ook nog andere groepen<br />
vijanden, die o. a. van Tjot-Baterieng en Anak-Gle den weg bestreken.<br />
De cavalerie kreeg daarbij opdracht via Tjot-Basatoel naar 's vijands<br />
linkervleugel te rijden, teneinde hem zoo mogelijk in de flank te vallen<br />
wat intusschen niet gelukte, daar hij bijtijds in oostelijke richting aftrok.<br />
12 u. 40' kwam het bevel van kolonel Stemfoort, om de bewegingen<br />
voor dien dag te staken. Het 9* en de batterij kregen Lam-Ara<br />
als bivakplaats.<br />
Pasar Samahani was, zooals we reeds opmerkten, voor het 12* en<br />
de genietroepen bestemd. De algemeene bevelhebber en zijn staf, de<br />
cavalerie, het 3* bataljon en de marechaussee kwamen in Temboh,<br />
van welke indeeling direct bericht uitging voor den commandant van<br />
het vivrestransport.<br />
De bivaks Temboh en Lam-Ara waren reeds ten 1 u. 30' n.m.<br />
betrokken.<br />
De gewonden werden alien naar de ambulance in Samahani gebracht<br />
en vandaar nog 's nachts met jeriksha's naar Lam-Baroe vervoerd.<br />
Een viertal Atjehers, die 3 u. 30' n.m. Temboh wilden binnensluipen,
92<br />
moesten die poging met den dood bekoopen. Kort daarop hadden eenige<br />
gewapenden de heuvels bij Lam-Ara-Angken en Oleh-Grot weer bezet<br />
en schoten vandaar op het bivak Lam-Ara en op den grooten weg.<br />
Opnieuw kwam een peloton snelladers op den Tjot-Basatoel in stelling, en<br />
dat slaagde er al heel gauw in die van Oleh-Grot weg te schieten, terwijl<br />
de anderen aftrokken, toen de commandant van het 9* eene sectie legerde<br />
op een heuvel, zuid van Tjot-Basatoel, in eene verlaten versterking.<br />
Eerst 8 u. n.m. arriveerde het vivrestransport in Temboh.<br />
De nacht ging in bijna alle bivaks zonder stoornis voorbij. Alleen<br />
het keukenpersoneel, dat in Samahani kookgerei enz. in de bedding van<br />
de droge rivier had opgesteld, werd door een plotseling opkomende<br />
bandjir, minder aangenaam verrast.<br />
Nog hoegenaamd geen aanraking met Toekoe Moeda-Baid of een der<br />
mindere hoofden der VII Moekims Baid verkregen zijnde, terwijl ook<br />
nog geen der hoofden van de V Moekims Indrapoeri, die ons gezag<br />
gunstig gezind zouden zijn, persoonlijk zijne opwachting had gemaakt,<br />
achtte de wd. Gouverneur een verder voortrukken in de XXII Moekims<br />
noodzakelijk en besloot daartoe den 24*" Augustus over te gaan. Mas<br />
djid Indrapoeri was dus het naaste doel.<br />
Met het oog op de grootere lengte der etappelijn en de vijandige<br />
houding der nog steeds in het gebergte vertoevende bevolking, was het<br />
voor eene doelmatige verpleging der troepen noodzakelijk, de bivaks —<br />
den 23*" betrokken — zoo krachtig bezet te houden, dat niet alleen de<br />
veiligheid der transporten was gewaarb<strong>org</strong>d, maar dat bovendien van<br />
daar uit offensief kon worden opgetreden.<br />
Van het 12° kwamen in den m<strong>org</strong>en van den 24*" dus twee com<br />
pagnieen te Samahani, twee te Temboh en eene te Lam-Ara.<br />
Overste van Heutsz kreeg opdracht met de overige troepen naar<br />
Indrapoeri op te rukken en de Masdjid te vermeesteren.<br />
Daartoe gelastte die hoofdofficier, dat het 3° Bataljon langs en ten<br />
deele over het heuvelterrein Oleh-Grot tot Masdjid Anak-Gle, naar Gle-<br />
Kambing zou oprukken, het 9* met 2 compagnieen over den weg en<br />
twee andere, waar noodig, als linketflankdekking zou gaan. De mare<br />
chaussee vormden de algemeene reserve en volgden met de artillerie<br />
en de genietroepen, mede den weg.<br />
Hierbij sloten zich ook de bevelhebber met staf en de colonne-com<br />
mandant aan.
93<br />
De beweging begon 9 u. v.m. Het 3 e Bataljon, dat 3 compagnieen<br />
in de gevechtslinie en de 4 e in reserve had, trok langs den voet der<br />
heuvels, en dreef. den vijand, die het voortdurend bestookte, van heuvel<br />
tot heuvel voor zich uit.<br />
De cavalerie, die langs den weg marcheerde, vond de stellingen bij<br />
Anak-Gle onbezet, en ging daarop in breed front naar die van Long-<br />
Lemoh en over de sawahs, noord van den weg, naar den westrand van<br />
Lam-Ilir en Sermo. Zij kreeg toen eenig vuur van eene 7^ 40 man<br />
sterke bende in den noord-oosthoek van kampong Anak-Glc en nam<br />
waar, dat eene ter sterkte van 30 man, zich in de richting van Sermo<br />
bewoog.<br />
De commandant van het 9* kreeg nu last om met twee compagnieen<br />
naar kampong Anak-Gle te gaan en deze te verbranden. In vereeniging<br />
met de cavalerie slaagde die troep er ook in de Atjehers uit de heuvelstelling<br />
bij Long-Lemoh te verdrijven, waarop de colonne den marsch<br />
kon vervolgen.<br />
Toen de cavalerie uit eene versterking in den noordrand van Sermo<br />
onder vuur werd genomen, kwam eene sectie artillerie in batterij en<br />
deed de schutters door enkele granaatschoten het hazenpad kiezen.<br />
Bij kampong Rekih ontmoette de cavalerie een Atjeher, blijkbaar door<br />
een der goedgezinde hoofden afgezonden, die wist mede te deelen,<br />
dat Masdjid Indrapoeri door slechts + 20 man bezet was.<br />
De commandant der batterij kreeg op dat bericht order, zoo snel<br />
mogelijk, onder dekking van enkele brigades marechaussee naar Gle-<br />
Kambing vooruit te gaan en den aanval op de Masdjid voor te bereiden.<br />
Nog voor die heuvel bereikt was, bekwam men de noodige schoten<br />
uit Indrapoeri, waarop de batterij-commandant reeds op den rjrooten<br />
weg, op -^2 600 M. ten 1 1 u. 20' v.m., door eene sectie het vuur<br />
deed openen.<br />
Onze cavalerie, die reeds de tijding gebracht had, dat uit Lam-Poei<br />
vrij veel geschoten was, vulde dat bericht aan met de mededeeling, dat<br />
de vijand ^C ^00 man sterk, in oostelijke richting de kampongs Lam-<br />
Poei en Darang binnenging.<br />
Toen de Masdjid blijkbaar ontruimd werd, reed de artillerie met twee<br />
secties den meest noordelijken heuvel bij Gle-Kambing op en kwam<br />
daar in batterij, te laat echter om den terugtrekkenden vijand onder<br />
vuur te kunnen nemen ; wel veegde zij nog eenige heuveltoppen in noordoostelijke<br />
en zuid-oostelijke richting schoon.
94<br />
Een paar brigades marechaussee waren den Gle-Kambing opgegaan<br />
op het oogenbhk, dat de artillerie van den weg het eerst in de richting<br />
der Masdjid vuurde. De vijand ziende wijken, daalden zij af, doorwaadden<br />
de Atjeh-rivier en drongen ten 1 1 u. 45' v.m. het eerst het<br />
bedehuis binnen, geen vijand meer aantreffend; spoedig volgde eene<br />
compagnie van het 9*, weldra eene tweede, de rest van het korpsmarechaussee<br />
en de cavalerie, waarop de Atjehers ook den westrand<br />
van Lam-Poei en Darang ontruimden.<br />
De beide andere compagnieen van het 9*, die de kampong Anak-Gle<br />
getuchtigd hadden, zoomede het 3* Bataljon, kwamen omstreeks dien<br />
tijd aan den voet van den Gle-Kambing. Eene compagnie van het<br />
3* ontving daar den last onze vroegere versterking Long-Lemoh te gaan<br />
bezetten en daar te blijven, tot het transport naar Lam-Baroe zou teruggekeerd<br />
zijn.<br />
Overigens liet men het er voor dien dag bij.<br />
De reeds over de rivier zijnde twee compagnieen van het 9 e bleven<br />
in de Masdjid, en de overige troepen betrokken het bivak in kampong<br />
Rekih.<br />
12 u. 40' zag zich het 9* echter al weer genoodzaakt op te treden<br />
en wel tegen eene bende, die op den Tjot-Oleh-Soebang zat en ook<br />
reeds door de artillerie onder vuur was genomen.<br />
In het bivak Lam-Ara meldde zich 's middags drie uur de hoeloe<br />
balang Toekoe Moeda-Baid, als teeken zijner identiteit dragend de groote<br />
gouden ster, die het gouvernement hem in tijden van meer vriendschap-<br />
pelijke gezindheid, geschonken had.<br />
Eene patrouille van het 12* bracht hem naar het hoofdkwartier. De<br />
wd. Gouverneur gaf, zijne vijandige houding en het niet voldoen aan<br />
ons ultimatum in aanmerking nemend, last, dat hij met zijn 6 volge<br />
lingen, voorloopig in Koeta-Radja zou worden geinterneerd.<br />
Lam-Ara, Samahani, Sibreh en het vandaar naar Samahani marchee-<br />
rend transport, waren dien dag uit het westen licht beschoten geworden.<br />
Gedurende den nacht, namen eenige vijanden de bivaks w. o. de<br />
Masdjid Indrapoeri onder vuur.<br />
Ook nu vertoonden zich nog geen der hoofden van de V Moekims<br />
Indrapoeri. De bevelhebber meende zulks aan vrees voor Panglima-<br />
Polim te moeten toeschrijven en dat gaf hem aanleiding tot het plan,
95<br />
om de verblijfplaats van het sagihoofd, Gleieng, eene tuchtiging toe tc<br />
dienen.<br />
Eene nieuwe oproeping ging intusschen aan de hoofden der V Moekims<br />
uit en bevelen werden gegeven, opdat den 25*" Augustus, 6 u. 30'<br />
v.m. eene colonne — voorzien van een dag vivres — naar Gleieng zou<br />
trekken, teneinde die plaats, na er overnacht te hebben, te verbranden.<br />
Den 26*" moest eene tweede colonne zich naar Moeroe begeven, daar<br />
stelling nemen om bij eventueel opdringen van den vijand, de van Gleieng<br />
terugkeerende colonne, hulp te verleenen.<br />
De colonne, die onder bevel van den luitenant-kolonel J. B. van Heutsz<br />
op den bewusten m<strong>org</strong>en gereed stond, was samengesteld uit het korps-<br />
marechaussee, het 3* Bataljon, 10 cavaleristen voor ordonnansendiensten,<br />
twee ambulances en de noodige treinkoelies.<br />
Om die bij elkaar te krijgen, hadden de korpsen alle dwangarbeiders,<br />
die maar eenigszins gemist konden worden, moeten afstaan; een oprukken<br />
verder dan Gleieng was dus, met de voorhanden transportmiddelen,<br />
uitgesloten.<br />
De wd. Assistent-Resident Heckler, vergezelde de colonne. De te<br />
volgen weg Hep van Masdjid Indrapoeri, langs den westrand van Darang,<br />
door Loehr, tusschen de Lam-Loengs door in zuid-oostelijke richting<br />
naar Ajer-Alang, voorts recht oost langs Lam-Prei-noord van het moeras<br />
naar Gleieng; dezelfde route als dus in vroegere jaren door generaal<br />
van der Heijden genomen was.<br />
Al heel spoedig kreeg de colonne vuur van eene bende, die op<br />
den Tjot-Oleh-Soebang zat. Eene brigade marechaussee verdreef<br />
haar en bleef in stelling op den Tjot, tot de geheele colonne voorbij<br />
was.<br />
Tusschen Darang en Loehr was het weer zoo, nu in de rechterflank<br />
en uit kampong Soot, aan gene zijde der rivier.<br />
Onzerzijds werd een peloton snelladers daar tegenover gesteld. Dat<br />
kreeg daar twee gewonden. Na Loehr gepasseerd te zijn, bleek het,<br />
dat alle heuvels ten noorden en oosten van de Lam-Loengs en Moeroe<br />
bezet waren.<br />
Door snel oprukken in een zoo breed mogelijk front —en in gevechts<br />
formatie, waarbij de 1* compagnie 3* onder kapitein van der Wedden —<br />
noord van de marechaussee, de gevechtslinie verlengde, had de colonne<br />
zich ten 8 u. 30' v.m. van 's vijands posities, oost van Moeroe en
96<br />
noord van den Gle-Manggerah meester gemaakt en hield op het hooge<br />
terrein een rust.<br />
Bij het oprukken bestormden een paar brigades marechaussee o. a. een<br />
benteng in den noordrand van Moeroe-Zuid, maar de bezetting hield<br />
geen stand, en alleen bij Manggerah legden zij een gewapende neer.<br />
Van 9 u. 30' v.m. tot 10 u 25' v.m trok men de Kroeng-Pengapit<br />
over. De modderige bodem van dit diep ingesneden riviertje bez<strong>org</strong>de<br />
veel oponthoud.<br />
Onder vuur in front en in de linkerflank der colonne, dat van de<br />
heuvels ten westen en zuidwesten van Lam-Tjot kwam, ging het over<br />
de sawah, noord van Ajer-Alang, voort naar die heuvels en werd de<br />
vijand verdreven.<br />
De geheele colonne weer verzameld zijnde, ging men tot de tuchtiging<br />
der kampongs Lam-Tjot en Lam-Prei over en bereikte ten 12 u.<br />
15' n.m. de hoogte, noord van Gleieng.<br />
Van twee kanten, uit het noorden en westen, rukte de troep tegen<br />
die kampong op. De vijand verdedigde haar slechts matig; wel kreeg<br />
men veel vuur uit Long-Kling, en hij week ten slotte naar Lam-<br />
Ple en de hoogten zuid van Gleieng, doch moest ook die punten<br />
spoedig verlaten, zoodat ten 1 u. 30' n.m. de bivaks betrokken konden<br />
worden.<br />
Het 3* Bataljon kwam in en om de ruime woning van Panglima-<br />
Polim en het korps marechaussee in de woning van Polim's oom T.<br />
Moeda-Soleiman.<br />
Behalve, dat 's middags eene kleine bende van de heuvels tusschen<br />
Lam-Pie en Gleieng moest verjaagd worden, viel er dien dag en ook<br />
's nachts niets bijzonders voor.<br />
Als merkwaardigheid kan nog vermeld worden, dat eenige deserteurs<br />
een schrijven hadden achtergelaten, waarin zij hunnen vroegeren kameraden<br />
verzochten bij terugkeer niet alle jenever weer mede te nemen. Eene<br />
hartversterking was hun dus blijkbaar niet onwelkom.<br />
In Rekih hadden zich ten 1 1 u. v.m. eindelijk de hoofden der V<br />
Moekims Indrapoeri, met name T. Radja-Lam-Ilir, T. Hassan van kam<br />
pong Rekih, T. Tjoet-Ampeara en de Imam van Sih.n, gemeld; de<br />
hoofden van Moeroe en Lam-Panas, mede tot die Moekim behoorend,<br />
waren volgens T. Radja-Lam-Ilir naar het gebergte gevlucht en wenschten<br />
ook met terug te keeren.
97<br />
Aan de hoofden werd nu opgedragen:<br />
1° de naar het gebergte uitgeweken bewoners in de kampongs te doen<br />
terugkeeren.<br />
2° de bevolking mede te deelen, dat zij rustig in die kampongs blijven<br />
moest en zich van vijandelijkheden had te onthouden; in dat geval<br />
zou zij ook geen overlast van onze troepen ondervinden.<br />
3° steeds den commandant eener troepenafdeeling, die de kampong<br />
naderde met een witte vlag tegemoet te gaan en hare diensten<br />
aan te bieden.<br />
4° pogingen aan te wenden, om ook de hoofden van Moeroe en Lam-<br />
Panas naar Rekih te doen opkomen, onder bedreiging, dat anders<br />
hunne kampongs zouden worden getuchtigd.<br />
Om de gezindheid der bevolking van de Moekim Sihon op de proef<br />
te stellen, rukte de commandant van het 9* Bataljon, met twee com<br />
pagnieen van zijn korps ten 12 u. 's middags uit, teneinde met die<br />
colonne, waaraan nog een peloton cavalerie, eenige geniesoldaten-en wat<br />
hospitaal-personeel waren toegevoegd, de Moekim Sihon tot en met<br />
Ritieng te doorkruisen.<br />
De Imam vergezelde de colonne, die nergens tegenstand ontmoette<br />
en ten 2 u. 45' n.m. in het bivak terugkeerde. De do<strong>org</strong>etrokken kam<br />
pongs waren nog zoo goed als verlaten.<br />
De bivaks van het 12* Bataljon hadden dien dag troependeelen uitgezonden,<br />
die de kampongs Dilip, Empoe-Ketang, Relong, Lam-Siti,<br />
Oleh-Oeh, Djeroek, Lam-Baroe, Monalaloei, (1) Tjot-Bada, Lingom-Besar<br />
en Lingon-Ketjil, Oleh-Grot, Tjot-Ba'-Trieng en Anak-Gle doorzochten<br />
en voor zooveel nog noodig tuchtigden, d. w. z. verbrandden. Geen<br />
der bivaks van het 14* werd verontrust, de vivresopvoer kon ongestoord<br />
plaats hebben.<br />
Zooals vooraf bepaald was, rukten den 26*" Augustus van Rekih eene<br />
colonne onder den Luitenant-Kolonel J. F. T. Veeren uit, bestaande<br />
uit 2 compagnieen 9*, 2 idem van het 12* (daartoe bijtijds ontboden),<br />
twee pelotons cavalerie, eene sectie genietroepen en eene ambulance,<br />
om de bekende opnamestelling voor de colonne van Heutsz in te nemen<br />
en tevens de kampongs Moeroe, Lam-Loeng, Lam-Panas en Soot te<br />
tuchtigen.<br />
(1) Oost van de sultansbegraafplaats (Kaart 1 • 75.000).
98<br />
De bevelhebber en staf gingen mede en 7 u. 50' v.m. marcheerde<br />
men af.<br />
De cavalerie had opdracht, het zuidelijke voetpad van Lam-Poei te<br />
volgen en overgangen der Atjeh-rivier te zoeken in het zuidelijk deel<br />
dier kampong, opdat daar de rivier — dus tweemaal — zou kunnen worden<br />
overgestoken.<br />
8 u. 30' v.m. was de cavalerie-commandant er in geslaagd, de rivier<br />
te doorwaden en gaf hij den colonne-commandant kennis, dat een voor<br />
alle wapens geschikte overgang gevonden was. Deze kwam zich per-<br />
soonlijk van een en ander overtuigen — vond de overgang niet bruikbaar<br />
en riep de cavalerie uit Soot terug.<br />
Ritmeester Lannoy deed nu weten, dat ten oosten van Soot ook geen<br />
goede overgang te vinden was, en dat hij bij zijne pogingen tot het over-<br />
gaan der rivier al een paard verloren had. Nu werd de cavalerie de<br />
opdracht gegeven om langs Darang en Loehr naar Moeroe op te<br />
rukken.<br />
In Loehr waren vrouwen en kinderen aanwezig, en zonder tegenstand<br />
kwam men 10 u. v.m. in Moeroe.<br />
Eene compagnie bezette het heuvelterrein ten oosten van Moeroe-<br />
noord, eene tweede nam oostwaarts Moeroe-zuid stelling.<br />
De beide compagnieen van het 12* en de genietroepen gingen de<br />
rivier over, om kampong Lam-Panas en de Masdjid van dien naam te<br />
verbranden. Een sectie van het 9* en een paar geniesoldaten, deden<br />
hetzelfde in Moeroe-zuid.<br />
10 u. 50' v.m. meldde de cavalerie-commandant, dat hij verband<br />
gekregen had met de colonne van Heutsz en wel op den heuvel noord<br />
van Manggerah.<br />
Deze colonne had eerst de kampongs Gleieng en Lam-Pie aan de<br />
vlammen prijs gegeven, was toen verzameld op de sawah, west van<br />
eerstgenoemde kampong, en had ten stotte met de snelladers in de<br />
achterhoede, den terugtocht aanvaard.<br />
Tot de heuvels — noord van Ajer-Alang — vielen er alleen nu en dan<br />
schoten op de achterhoede. Op die heuvels gekomen, ontwaarde de<br />
colonne-commandant, dat het geheele terrein in front van Gle-Manggerah<br />
tot Aloewah door een talrijken vijand bezet was, zoodat het niet raad-<br />
zaam scheen, met de colonne de Kroeng-Pengapit over te gaan, alvorens<br />
den vijand van eerstgenoemden Gle te hebben verdreven.<br />
Eene compagnie 3* Bataljon en de brigades marechaussee, bewapend
99<br />
met repeteer-karabijnen gelukte het, zonder zelf verliezen te lijden, aan<br />
die opdracht te voldoen; de vijand nam naar meer noordelijke heuvels<br />
de wijk, en de overgang kon beginnen.<br />
Staande op den heuvel, noord van kampong Manggerah, zag de<br />
colonne-commandant, ten half elf een peloton cavalerie, onder den<br />
ritmeester verschijnen Deze bracht hem van den stand van zaken op<br />
de hoogte.<br />
Overste van Heutsz begaf zich nu eerst naar den bevelhebber om<br />
verslag over zijne excursie uit te brengen en zette daarop met zijne<br />
troepen den marsch naar Rekih voort, waar zij 1 u. 45' n.m. konden<br />
inrukken.<br />
Geescorteerd door een peloton cavalerie, keerde de bevelhebber ten<br />
12 u. 30 n.m. van Moeroe via Masdjid Indrapoeri naar het hoofd-<br />
bivak terug, na den overste Veeren te hebben opgedragen, ook de<br />
kampongs Lam-Loeng en Soot, waaruit de colonne van Heutsz beschoten<br />
was, in vlammen te doen opgaan.<br />
Dit laatste werd toevertrouwd aan de compagnie van het 12*, die in<br />
Lam-Panas reeds eene dergelijke strafoefening had gehouden. Na ge-<br />
danen arbeid kon zij dan rechtstreeks naar Rekih terug gaan.<br />
Slechts enkele vijanden vergezelden den hoofdtroep, die ten 3 u. n.m.<br />
met een gewond Europeesch fuselier Indrapoeri binnentrok<br />
De nacht ging wederom rustig voorbij. Alles ging dus tot zoover<br />
naar wensch; niettemin meende de bevelhebber de operation in de XXII<br />
Moekims voorloopig te moeten staken; een verder doordnngen naar<br />
Selimoen toch, hoezeer uit een politiek oogpunt aan te bevelen, was,<br />
zooals wij hiervoor reeds aanteekenden, wegens gemis aan transport-<br />
middelen ondoenlijk.<br />
Een andere zaak was en die werd ook overwogen, of deze streken<br />
niet blijvend bezet dienden te worden.<br />
Wat de troepensterkte te Atjeh betrof — ook al waren reeds twee<br />
bataljons voor Kroeng-Raba en Tjot-Mantjang noodig — die leverde geen<br />
bezwaar op, mits het 6*, 7* en 9* op voldoende aanvulhng konden<br />
rekenen — maar nog andere factoren kwamen daarbij in rekening.<br />
Er voor pleitte de geneigdheid van de V Moekims Indrapoeri, om<br />
zich aan onze zijde te scharen, duidelijk gebleken uit een verzoek der<br />
hoofden om zulk eene definitieve vestiging in hun gebied te hebben,<br />
teneinde hen te beschermen, tegen de wraaknemingen van het nog altijd<br />
onverzoenlijke sagihoofd, daartegen de vijandige houding der VII Moe-
100<br />
kirn's Baid, waarvan zich — behoudens den hoeloebalang dan — geen enkel<br />
hoofd had onderworpen, en welke Moekims dus wel in de eerste plaats<br />
voor bezetting in aanmerking kwamen. De van ouds vijandige Moekims<br />
Lam-Krak waren dan mede het best in bedwang te houden.<br />
Na rijp beraad, besloot de wd. Gouverneur tot de legering van een<br />
geheel bataljon met hulpwapens in het centrum der VII Moekims, Sa<br />
mahani. Daar konden onze troepen ook in den kortst mogelijken tijd<br />
onder dak worden gebracht, en bovendien kon van daaruit ook in zeer<br />
korten tijd aan de hoofden der V Moekims Indrapoeri hulp worden<br />
verleend.<br />
Voor die bezetting werd aangewezen het 9* Bataljon, eene sectie<br />
Berg-Artillerie, een detachement genietroepen, eene ambulance en 50<br />
dwangarbeiders.<br />
In de instructie voor den bivak-commandant, was o.m. bepaald: dat<br />
de Moekims Baid in alle richtingen moesten worden doorkruisd, dat<br />
tegen afgelegen punten als Batoe-Lintang, Mampreh, Anak-Gle en Tjot<br />
Bateneng met minstens 3 compagnieen, onder persoonlijke leiding van<br />
den bivak-commandant moest worden geageerd en dat wijders het<br />
terrein binnen 6 K. M. van het bivak, geheel moest worden beheerscht;<br />
voorts, dat ten alien tijd offensief tegen den vijand diende te worden<br />
opgetreden, ook bij nachtelijke beschietingen en dat belet moest wor<br />
den elke vestiging van vijandelijke benden op de communicatielijn via<br />
Anak-Galoeng naar Lam-Baroe of zijwaarts daarvan op den hnkeroever<br />
der Atjeh-rivier.<br />
De vivresvoorraad zou eens in de 14 dagen worden aangevuld.<br />
De bevelhebber keerde 27 Augustus ten 7 u. 45' v.m., geescorteerd<br />
door een peloton cavalerie, naar Lam-Baroe terug.<br />
De overige troepen, met de marechaussee in de voorhoede en de<br />
1* compagnie 3* Bataljon als achterhoede, gingen 8 u. 30' v.m. even-<br />
eens huiswaarts.<br />
De verschillende afdeelingen van het 1 2* traden bij Temboh, Lam-Ara<br />
en Samahani in de marsch-colonne, terwijl het 9* Samahani overnam,<br />
d. w. z. 3 compagnieen, want eene ging met de transportmiddelen door<br />
naar Koeta-Radja, om den 29*" met het eerste vivres-transport weer te<br />
Samahani te komen.<br />
In de Moekims Baid kreeg de colonne op grooten afstand nog eenige<br />
schoten, maar zonder verdere ongelukken kwam zij toch I u. n.m. te
101<br />
Lam-Baroe — waar kolonel Stemfoort en staf reeds ten 10 u. waren<br />
gearriveerd.<br />
De hoofden der V Moekims Indrapoeri, vergezelden de colonne naar<br />
Koeta-Radja.<br />
Tijdens de geheele excursie, waren verschoten:<br />
45 Gr., 51 G. K T., 11114 patronen van 6.5 m.M. en 11386<br />
van 1 1 m.M. bovendien 608 karabijn-patronen.<br />
De verliezen bedroegen, aan gesneuvelden: 1 Eur. en 1 Afrik. mindere,<br />
aan gewonden 21 minderen.<br />
Het 14* Bataljon hield de ingenomen stellingen nog tot den 29 ste " vast.<br />
De bezettingen van Anak-Bate, Blang-Tjoet en Bak-Tjerlak, waren<br />
in het geheel niet verontrust, de compagnieen van kapitein Bruynis<br />
daarentegen, werden nog al eens beschoten en bekwamen den 28*" dan<br />
ook eenige gewonden.<br />
Bij het bivak Sibreh vertoonden zich ook al geen vijanden meer, wel<br />
bood de bevolking van Lam-Baroe, daar dagelijks reeds kippen enz.<br />
te koop aan.<br />
In den namiddag van den 29*" trokken de onderscheidene deelen<br />
van het 14* ook terug. De 3* colonne was ten 6 u. n.m., de tweede<br />
een kwartier later te Lam-Baroe.<br />
Totaal had dit bataljon 1147 patronen verschoten.<br />
De bezetting aan Kroeng-Raba maakte eenige patrouilles naar de<br />
grotten van Mata-Air en Naga-Oembang, waarin meerdere voorraden<br />
munitie voor voorlaadgeweren, buskruit, ledige huizen e. d. werden<br />
aangetroffen.<br />
Niettegenstaande Oemar den terugkeer van lieden uit Lepong naar de<br />
IV en VI Moekims tegenging, vermeerderde de bevolking er bij den<br />
dag, en overal begon zij hare huizen weer op te bouwen.<br />
De ex-hoofdpanglima had volgens berichten zijne vrouwen naar Lohong<br />
doen terugkeeren en in Lepong tal van bentengs opnieuw doen bezetten.<br />
De marine, die er den weg wist, ging er weer eens heen, om schiet-<br />
oefeningen te houden.<br />
Van Samahani rukte den 29* n Augustus ten 9 u. v.m.—volgens<br />
afspraak eene compagnie uit, langs Relong en Sibreh naar Lam-Baroe<br />
om het vivres-transport, dat met de 4* compagnie 9*, zou mede komen,<br />
tegemoet te gaan.
102<br />
De bivak-commandant maakte van de gelegenheid gebruik, om te<br />
berichten, dat zijn bivak na den afmarsch der troepen op den 27 en , den<br />
ganschen dag uit Lam-Ara, Temboh, Lepong en Lam-Baroe (1) beschoten<br />
was, waardoor alleen de 1* luitenant N. W. van Gelder een schampschot<br />
bekwam.<br />
Twee uur n.m. was eene compagnie op de schutters in Dilip afgezonden,<br />
die het toen raadzaam achtten naar Lepong te wijken, door de<br />
artillerie met G. K. T. vuur vervolgd.<br />
Een uur later was die troep met een lichtgewonde in het bivak terug<br />
geweest. Een paar hinderlagen, s nachts in den zuid-oost hoek van<br />
Dilip en den zuidhoek van Lam-Baroe gelegd, hadden geen resultaten<br />
opgeleverd.<br />
Den volgenden dag, was de beschieting flauwtjes herhaald. 1'/2 compagnie,<br />
die toen de kampongs Dilip, Empoe-Ketang en Baid doorzocht<br />
hadden, waren zonder iets van den vijand bespeurd te hebben, 10 u.<br />
45' v m. in het bivak weergekeerd.<br />
Ook de fourageering had ongehinderd plaats, geen schot viel er.<br />
Een paar compagnieen, die den volgenden dag de noord-oostwaarts<br />
van het bivak gelegen kampongs aan de Atjeh-rivier bezochten, vonden<br />
in Djeroek een paar kanonnen, wapens en munitie.<br />
Den 31 e " ging uit Koeta-Radja het 7* Bataljon, een peloton cavalerie,<br />
eene sectie Berg-Artillerie en eene ambulance onder den luitenant-kolonel<br />
G. F. Soeters naar Tjot-Basatoel en Anak-Gle<br />
Men kreeg slechts onbeduidend vuur en was dan ook 's middags zonder<br />
verliezen weer thuis. Een patrouille van 2 compagnieen van Samahani, die<br />
tegelijkertijd in de richting van Relong verkende, was minder fortuinlijk<br />
en kreeg twee gewonden, n. I. een europeesch en een inlandsch fuseher.<br />
Enkele hoofden uit de omliggende kampongs maakten intusschen<br />
hunne opwachting bij den bivak-commandant.<br />
Berichten wezen er op, dat de vijandige partij, zich nog geenszins<br />
verslagen achtte, integendeel scheen bij haar de oveituiging te bestaan,<br />
dat wij niet in staat zouden blijken, onze groote machtsontwikkeling<br />
een jaar lang vol te houden en stelde zij zich al voor — zich dan opnieuw<br />
te doen gelden.<br />
Panglima-Polim en zijn raadgever T. Moeda Ali, zoon van T. Ajer-Alang,<br />
met de Imams van Gleieng en Tanah-Abe, benevens T Moesa Anak-Bate,<br />
T. Brahim-Montassik en T. Moeda-Daoed hidden zich te Selimoen op.<br />
(1) Noord van de 2 e a van Pasar Samahani (Kaart 1 : 75.000).
103<br />
De pretendent-sultan was volgens spionnen naar Padang-Tidji in de<br />
VII Moekims Pedir uitgeweken; T. Tjoet-Mahmoed Lam-Tengah, met<br />
de zonen van Toekoe Moeda-Baid en T. Rajoet, zaten in het westergebergte<br />
op den Gle-Moenda.<br />
De pretendent had weer eens pogingen in het werk gesteld, om Polim<br />
met Oemar te verzoenen. Om den band goed nauw te maken, wilde<br />
laatstgenoemde wel een dochter uit het Polims geslacht huwen. Polim<br />
bleef weigerachtig, met hem in contact te komen, en zond zelfs zijne<br />
geschenken terug.<br />
De Imams der V Moekims Montassik, riepen de hulp van T. Sjech<br />
Poetoes in, om tot het bestuur te worden toegelaten.<br />
Zij wenschten in hunne kampongs terug te keeren.<br />
De nieuwe weg van Tjot-Rang naar Tjot-Mantjang op de Blang-<br />
Bintang, kwam 2 September gereed, zoodat eenige dagen later, den 7*",<br />
met den bouw van het kampement een begin kon worden gemaakt. Met<br />
de vestiging eener troepenmacht in deze streken zouden de kleine ben<br />
den, die er bleven rondzwerven, van zelf verdwijnen.<br />
Drie compagnieen verlieten 2 September ten 3 u. v.m. het bivak<br />
Samahani om over Pasar Sibreh, Loetoe, den zuidrand der Lamkrak-<br />
Moekims naar Batoe-Lintang te gaan.<br />
+ 30 vijanden beschoten deze colonne uit het gebergte en bez<strong>org</strong>den<br />
haar een gewonde n 1. den onderluitenant Prikkel, No. 20543. Na de<br />
huizen en een paar versterkingen in de asch te hebben gelegd, een<br />
schuur met padi te hebben opgeruimd, trok men met eenige buitge-<br />
maakte wapens en munitie via Kroeng-Mak en Tampok huiswaarts. In<br />
laatstgenoemde kampong, evenals in Lam-Teh werden vrouwen en kinderen<br />
al weer aangetroffen.<br />
Acht brigades marechaussee, die den volgenden m<strong>org</strong>en de kampongs<br />
der IX Moekims bezochten, ondervonden daar geenerlei verzet, evenmin<br />
eene compagnie infanterie, die naar Sibreh en een peloton cavalerie, dat<br />
gelijktijdig naar Samahani marcheerde.<br />
T. Nja Gedong, de bekende onderaanvoerder van Oemar uit de IX<br />
Moekims, liet bij het bestuur vragen, op welke voorwaarden hij zich<br />
kon onderwerpen; eenige dagen later deed T. Neq Imam hetzelfde<br />
voor T Gam, Imam van Lam-Koenjit.<br />
Het bestuur wenschte met het stellen van voorwaarden nog eenigen<br />
tijd te wachten.
104<br />
In de IV en VI Moekims bleef de toestand gunstig.<br />
Meerdere, van spionnage verdachte personen, werden daar opgevat,<br />
o. a. Petoeah-Poetih, een panglima van Oemar.<br />
Van hem vernamen wij, dat de benden van Oemar in Lepong meerendeels<br />
uit huurlingen van de kustlandschappen, Lepong, Lohong, Daja<br />
en Melaboeh bestonden.<br />
Acht brigades marechaussee, die de kampongs aan den voet van den<br />
Gle-Raja bezochten, troffen nergens vijanden aan.<br />
Minder goed verging het den 5 en September drie compagnieen, die<br />
's m<strong>org</strong>ens 3 uur uitrukten met het doel de zich in de Mampreh's of in<br />
het lage gebergte ophoudende benden te verrassen.<br />
Al dadelijk kregen zij uit het gebergte vrij veel vuur; van overvalling<br />
was dus geen sprake.<br />
Op een bericht, dat eenige vijandelijke hoofden te Blang-Kroeng,<br />
noord-oost van Lam-Joeng een samenkomst hadden, togen daar in den<br />
nacht van 5 op 6 September ten 12 u 45 v.m., eene compagnie infanterie<br />
en 6 brigades marechaussee heen, om die lieden op le lichten.<br />
Gevangen genomen werden Toekoe Gading, Imam van Selong, en<br />
Toekoe Sabe, T. Tjoet-Toengkoeb was bereids afgetrokken.<br />
Als buit konden 2 Beaumonts, 3 voorladers, vier donderbussen en<br />
munitie worden medegevoerd.<br />
Tocht naar Selimoen.<br />
Teneinde de naar de bovenstreken uitgeweken vijandelijke hoofden<br />
nog wat verder te drijven, besloot de wd Gouverneur den 6*" Sep<br />
tember eene colonne naar Selimoen te zenden.<br />
Men hoopte door een bezoek aan eenige Moekims der sagi XXII,<br />
tevens de hoofden, die aan de oproeping van het bestuur om zich te<br />
melden, nog niet voldaan hadden, tot inkeer te brengen.<br />
De Gouverneur-Generaal seinde, in verband met dit plan, dat in geen<br />
geval eene tweede bezetting in de XXII Moekims mocht worden ach<br />
tergelaten.<br />
De colonne bestond uit:<br />
Commando en Staf:<br />
Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />
Kapt. v/d Gen. Staf G. C. E. van Daalen.<br />
1* Luitenant-Adjudant E. C. van der Heijden.
LUITENANT-KOLONEL J. B. VAN HEUTSZ.
Infanterie:<br />
105<br />
Kapt. Intendant C. Broeksma.<br />
Wd. Ass.-Res. van Groot-Atjeh F. A. Heckler.<br />
Wd. Controleur der XXII Moekims C. J. Boon.<br />
Zes ordonnansen.<br />
12* Bataljon: Commandant-Majoor R. Bakkers.<br />
Sterkte: 17 officieren, 2 adj. onderoff., 251 Eur. en<br />
357 inlanders (5 compagnieen).<br />
1* compagnie 3* Bataljon: commandant-kapitein P. H. van der Wedden.<br />
Cavalerie:<br />
Sterkte: 4 officieren en 118 Eur. minderen.<br />
3 pelotons (met inbegrip der ordonnansen).<br />
Genietroepen:<br />
Commandant-Ritmeester Jhr. L. D. E. de Lannoy.<br />
Sterkte: 4 officieren en 75 minderen.<br />
Een detachement: commandant l e Luitenant M. Engers.<br />
Gevechtstrein!<br />
Sterkte: 12 Eur. en 13 Inl. minderen, zonder spring-<br />
middelen, maar met veel touw voor rivier-overgangen.<br />
Een ambulance onder den off. v. gezondheid 2° kl. L. A. Demmers.<br />
Bagagetrein:<br />
Sterkte: 10 Eur., 4 Amb. en 4 Inl. minderen<br />
12 dwangarbeiders en 9 chineesche koelies en per<br />
compagnie: 1 mand. en 1 5 dwangarbeiders voor tandoe,<br />
8 dwangarbeiders voor kookgerei.<br />
Voor de cavalerie en genie samen, 8 idem.<br />
De 1* luitenant-kwartiermeesters van het 3* en 12 e bataljon met 4<br />
dagen vivres, waarvoor aangewezen 430 dwangarbeiders en een getal<br />
vrije chineesche koelies.<br />
Behalve het bereden gedeelte, ging de geheele colonne per spoor<br />
naar Lam-Raroe, en daar begon 6 u. v.m. de afmarsch.<br />
Bepaald was nog, dat alle vivres met karren naar het eerste bivak<br />
aan de Kroeng-Djerir, zouden worden opgevoerd.<br />
100 bajonetten van de posten, begeleidden dat transport naar Samahani,<br />
en vandaar brachten 3 compagnieen 9* Bataljon het naar de Kroeng-<br />
Djerir.<br />
In het marschbevel stond nog vermeld, welke vijandelijke hoofden zich<br />
te Selimoen zouden ophouden, en dat de hoofden der V Moekims
106<br />
Indrapoeri en vermoedelijk ook Toekoe Daoed van Selimoen zich zouden<br />
komen melden, zoodra de colonne hun gebied betrad.<br />
Zonder bevel van den colonne-commandant mocht er niet gebrand<br />
worden.<br />
De verpleging der troepen was bij nota geregeld en geschiedde door<br />
de z<strong>org</strong>en der intendance.<br />
Den eersten dag ging de cavalerie zelfstandig vooruit, terwijl twee<br />
compagnieen onder kapitein van der Wedden de voorhoede vormden.<br />
De colonne volgde den grooten weg Lam-Baroe — Anak-Galoeng-Indra-<br />
poeri. Van vijanden had men geen last, integendeel zag men in tal<br />
van kampongs weer bevolking.<br />
7 u. 50' was men te Samahani — de voorhoede ging door naar Tjot<br />
Basatoel, waarop het geheel een half uur rustte.<br />
8 u. 45 ging het verder langs Long-Lemoh, over Gle-Kambing naar<br />
de rivier. De cavalerie kreeg daar vuur van den overkant.<br />
Na verkenning doorwaadde men om 1 1 u. v.m. den stroom en betrok<br />
in kampong Sihon het bivak en wel in den noordelijken en noordwes-<br />
tdijken hoek van die kampong.<br />
Tusschen die plaats en het door de bevolking bewoonde deel, bevond<br />
zich een zware bamboedoeri heg; aan de zuidzijde een vnjwel ondoor-<br />
dringbare rimboe, waardoor alleen een paar paden liepen, aan den<br />
noordkant een open sawah, terwijl eindelijk de Djerir de westgrens<br />
vormde. De dwangarbeiders van den vivrestrein lagen gescheiden van<br />
het troepen-bivak aan de rivier. Voor de bewaking zonderde elke<br />
compagnie eene sectie af.<br />
De Kroeng-Djerir bood met haar helder stroomend water een uitmun-<br />
tende badgelegenheid, waarvan ruimschoots gebruik werd gemaakt.<br />
Het in de bevolking gestelde vertiouwen werd niet beschaamd.<br />
De nacht ging vrij rustig voorbij, aileen ontstond er tegen half vier<br />
een loos alarm, doordien een cavaleriepaard losraakte en door het<br />
bivak ging rennen.<br />
In een kort moment van verwarring, kreeg een Europeesch zieken-<br />
oppasser nog een bajonetsteek in de bulk.<br />
Zooals verwacht was, kwam T. Daoed-Selimoen zich hier melden.<br />
In den m<strong>org</strong>en van den 7*" vervolgde men den marsch, de cavalerie<br />
weer zelfstandig en de compagnie snelladers in de voorhoede.
107<br />
Van Sihon trok men in eenigszins zuid-oostelijke richting naar Kemiroe.<br />
De cavalerie doorzocht in eene eclaireerende linie het hooge terrein.<br />
Eerst bij Lam-Oedjong vielen een paar schoten. De vijf schutters, die<br />
ze afgaven, verdwenen, toen een peloton zich gereed maakte, hen te<br />
omtrekken. Even voor 8 u. v.m. bereikte men de rivier bij de kampong<br />
Kemiroe; de cavalerie ging er het eerst over en hielp de genietroepen<br />
er touwen over te spannen.<br />
De kali was er nog al diep en de stroom vrij sterk, zoodat naar<br />
betere passage moest worden omgezien.<br />
Het 2e peloton vond die en maakte er dadelijk gebruik van. 8 u. 30'<br />
v.m. had de voorhoede aan gene zijde der rivier eene stelling ingenomen,<br />
waardoor de overtocht der colonne beveiligd was Een der vooruitgeschoven<br />
cavalerie-patrouilles zag zich door een Atjeher met de klewang<br />
aangevallen. De man werd zelf het kind van de rekening. De cavalerie<br />
kreeg ook vuur uit Lam-Oedjong en Lam-Loot, doch ook hier verdwenen<br />
de vijanden na een paar schoten onzerzijds.<br />
Kemiroe en Ghdjal ondergingen het lot van zooveel andere kampongs<br />
en na die strafoefening, kon ten 10 u. 45' v.m. in oostelijke richting<br />
worden do<strong>org</strong>erukt naar het voetpad, dat om. west van kampong Lampoe-Radja<br />
loopt. De zuid-west gelegen toppen waren hier en daar<br />
door Atjehers bezet, waarom de 1* en 2* compagnie 12* de opdracht<br />
kregen de rechterflank te dekken, door zelf nu en dan op die toppen<br />
te gaan zitten.<br />
Die flankdekking was soms onder beduidend vuur; door het actieve<br />
optreden van de pelotons der compagnie Weustmann, respectievelijk onder<br />
de luitenants M. D. J. de Jongh en J. H. van Hennekeler, moest de<br />
vijand telkens en met verliezen wijken.<br />
Een peloton cavalerie, dat ook den voet der heuvels volgde, kreeg<br />
een gewonde. Intusschen zag men ver voor de colonne uit. een<br />
bende gewapenden naar de heuvels trekken. Het peloton Happe, last<br />
bekomende dien opmarsch te beletten, haalde een zevental in, die<br />
plotseling keert maakten en zich op den luitenant wierpen. Deze<br />
kwam er met een klewanghouw over de borst af; de vijand liet vier man<br />
liggen.<br />
Bij het overtrekken der Aloer-Tjapoeng sloot de flankdekking weer<br />
bij de colonne aan, om aan gene zijde van dat riviertje haar vermoeienden<br />
marsch door de heuvels opnieuw aan te vangen.<br />
Tevergeefs trachtte de cavalerie eene kleine bende van 15 man uit
108<br />
hare stellingen te jagen; toen de infanterie te hulp kwam, achtten ook<br />
die lieden het geraden, het veld te ruimen.<br />
Steile hellingen waren hier der vlotte beweging niet bevorderlijk.<br />
Was het terrein tot dusverre droog, geaccidenteerd en bijna onbegroeid<br />
geweest, van de Aloer-Tjapoeng tot Selimoen werd het bedekt en vlak.<br />
Voor de bewegingen der cavalerie was het niettemin gunstig. Van<br />
Tjapoeng ging het naar Sonoboe en verderop langs den oever der<br />
Atjeh-rivier tot aan de Selimoen-ketjil.<br />
Hier stak men haar over en bereikte tegen 4 uur n.m. Pasar Seli<br />
moen om daar het bivak te betrekken.<br />
Alle troepen konden er met gemak in. Dwangarbeiders en trein<br />
kwamen in een afzonderlijk deel, om de menatha.<br />
De pasar was aan drie zijden omringd door een pagar van levende<br />
boomen, die door bamboe versterkt werd.<br />
De zuidzijde van het bivak werd gevormd door de Atjeh-rivier, met<br />
haar helder stroomend water.<br />
Hoewel heuvels aan zuid- en noordzijde het bivak domineerde, liet de<br />
vijand weinig van zich merken. De nacht verliep rustig.<br />
Behalve dat er vele do<strong>org</strong>eloopen voeten waren, liet de toestand<br />
van den troep niets te wenschen over.<br />
Op het bericht, dat alle voorname vijandelijke hoofden zich naar<br />
Rueung-Rueung hadden teruggetrokken, besloot overste van Heutsz hen<br />
den volgenden dag met 4 compagnieen infanterie en 2 pelotons cavalerie<br />
derwaarts te volgen.<br />
T. Brahim, zoon van T. Daoed, zou als gids medegaan.<br />
8 u. v.m. verliet de cavalerie het bivak, voorloopig als voorhoede-<br />
cavalerie; daar het terrein voorbij kampong Lieb, in zuid-oostelijke<br />
richting geheel open was en zoowel in front als op de flanken, soms<br />
tot 1000 a 1200 M. uitzicht toeliet, kon zij echter weldra zelfstandig<br />
vooruitgaan.<br />
Even voor Lam-Baroe, signaleerde men op de rechterflank eene kleine<br />
bende, waarop een peloton cavalerie daarheen reed, om verder op 50<br />
a 75 M. van den begroeiden rand, als rechterflankdekking de colonne<br />
te blijven volgen.<br />
Tegen half elf hield de colonne bij Lam-Baroe een half uur rust<br />
en zonder vijandelijkheden te hebben ondervonden, was men tegen half<br />
een -te Rueung-Rueung.
109<br />
Hoewel de kampong verlaten was, meldde zich, na oproeping, de<br />
Teungkoe-Masdjid en het kampong-hoofd. Volgens hun zeggen, was<br />
de Imam naar Selimoen.<br />
Ten 2 u. 5' begon men den terugmarsch, passeerde 3 u. 50 n.m.<br />
Lam-Baroe, om 6 u. n.m.—zonder verzet te hebben ondervonden —<br />
Selimoen weer te bereiken.<br />
In het bivak maakte de Imam van Rueung-Rueung, enkele hoofden<br />
van Djanthoi, alsmede het hoofd van Lam-Kabir hunne opwachting<br />
Te Rueung 2 had men den colonne-commandant medegedeeld, dat de<br />
pretendent-sultan naar Pedir, en Panglima-Polim te Lepong-Bajoe was.<br />
Besloten werd nu dezen laatsten op te zoeken.<br />
Den nacht te voren, waren in het bivak een viertal Beaumont-<br />
geweren ontvreemd. Twee ervan vond men terug in een nabijgelegen<br />
suikerriettuin; Toekoe Daoed kreeg eene uitnoodiging de beide anderen —<br />
die zeer waarschijnlijk toch bij hem terecht zouden komen — door een<br />
paar uit zijn eigen voorraad te vervangen.<br />
De 3 e compagnie 12*, die dekking opname had, keerde 3 u. 30'n.m.<br />
met een gewond fuselier en een dito dwangarbeider terug. In het bivak<br />
was ook eene compagnie achtergebleven.<br />
De intendant der colonne had er dien dag al zijn koelies aan het<br />
werk gezet en grooten schoonmaak gehouden.<br />
Het zag er dan ook 's avonds zeer presentabel uit. Stemming en<br />
gezondheid der troepen lieten niets te wenschen over.<br />
9 September, ten 9 u. v.m., doorwaadden een peloton cavalerie en<br />
4 compagnieen infanterie, de Sehmoen-rivier en marcheerden in noord<br />
oostelijke richting naar Lepong-Bajoe.<br />
Op een 1000 M. afstand, kreeg de cavalerie uit die kampong een vijftien-<br />
tal schoten, wat haar natuurlijk niet weerhield, de verkenning voort te zetten.<br />
Middels een paar salvo's verjoeg de voorhoede compagnie de weinige<br />
vijanden, die zich daarop naar Bajoeng terugtrokken.<br />
Ook hieruit werden zij verdreven, en de beide kampongs op last van<br />
den colonne-commandant verbrand, waartoe een compagnie van het 12*<br />
en de genietroepen ter assistentie oprukten.<br />
Na eenige rust, ging men 12 u. 's middags weer op weg n.l. in<br />
west-zuid-westelijke richting naar Lam-Kabir.<br />
Ter hoogte van Lepong-Bajoe-zuid kreeg de troep van Polims bende,<br />
die 35 man telde, vrij veel vuur uit het heuvelterrein.
110<br />
De 2 e en 3* compagnie 12* richtten zich nu op 's vijands flanken<br />
en met achterlating van een doode, verdween hij alras.<br />
Hier was het, dat de l e luitenant B. ten Seldam, door een aangeslagen-kogel<br />
aan het hoofd verwond raakte De kogel bleef in de huid<br />
zitten. De gekwetste, weer bijgekomen, kon het commando over zijn<br />
afdeeling, weer op zich nemen.<br />
Daar onderweg T. Nja-Doellah, Wali van den wakil Imam van Lam-<br />
Kabir zich kwam melden, was de tocht naar die kampong verder onnoodig,<br />
en toog men bivakwaarts; 3 u. 30' n.m. waren alien weer binnen.<br />
Volgens de Selimoensche hoofden hadden wij dien dag. niet alleen<br />
met Polim, maar ook met volk van Habib Samalangga en T. Pantai-<br />
Radja te doen gehad. •<br />
Behalve dat er 4 u. v.m. enkele schoten van den westelijken oever<br />
der Atjeh-rivier in het bivak vielen, ging de nacht rustig voorbij<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en brak de colonne weder op, om in denzelfden<br />
marschvorm als den 7*" terug te gaan. De 1* compagnie 12 e , kwam<br />
ditmaal in de achterhoede.<br />
De colonne volgde het pad, langs den rechter-oever der Atjeh-rivier,<br />
over Tanah-Abe, Gleieng naar Ajer-Alang; hier trok zij over de Atjehrivier,<br />
om via Sihon naar Rekih te marcheeren.<br />
Voorbij kampong Ladon, deed de bevelhebber de cavalerie uit het<br />
front halen, wijl de vijand meer van achter- en van ter zijde opdrong.<br />
Zij kreeg opdracht in het bijzonder de rechterflank te beveiligen en<br />
daartoe over het hooge terrein, tusschen de kampongs Boelow (1) en<br />
Tanah-Abe te rijden.<br />
Voor den vijand gunstige punten, werden bijtijds bezet en vastgehouden<br />
tot de infanterie-achterhoede opgesloten was.<br />
9 u. v.m. kwamen ter hoogte van Lam-Kabir tal van vijanden opdagen.<br />
De bedreiging met een cavalerie-charge was voldoende om hen te<br />
doen wijken. Bij Gleieng kwam een peloton in de noodzakelijkheid<br />
voor het gevecht te voet af te zitten, om talrijke benden, die de lange<br />
colonne op de sawah Gleieng-Lam Prei wilden bestoken, tegen te houden.<br />
Ook de achterhoede kreeg de handen vol, waarom het peloton<br />
Tammes der snelladers ter harer hulpe werd gezonden.<br />
De achterhoede ging nu eens sectiesgewijze, dan weer in marschcolonne<br />
terug, naar gelang het terrein of de vijand dit noodig of wenschelijk<br />
maakte.<br />
(1) N. W. van Lam-Kabir (Kaart 1 : 75.000).
Ill<br />
Zoo ging het deboucheeren uit Gleieng ten 1 1 u. 30' v.m. ook<br />
sectiesgewijs. Twee secties maakten nog front naar den vijand, de eene<br />
naar het noordoosten, de tweede naar Lampoe-Radja.<br />
Plotseling kreeg de sectie van Hennekeler een hevig vuur uit een<br />
oude Mesdjid, gelegen in het begroeide terrein aan gene zijde van de<br />
Atjeh-rivier. Een onmiddellijk daarop gedane aanval stuitte af op de<br />
ondoorwaadbare rivier ter plaatse Op de bedreiging alleen verliet de<br />
vijand evenwel reeds zijne stelling, en zoo konden nog een vijftal worden<br />
neergeschoten.<br />
In de vlakte tusschen Lam-Prei en Gleieng moest de achterhoede<br />
weer ruim een uur in stelling blijven om hoofd-colonne en trein in de<br />
gelegenheid te stellen bij Ajer-Alang over de rivier te gaan.<br />
Een paar Europeanen liepen hier hchte schotwonden op.<br />
Aanvankelijk had vanaf Ajer-Alang de terugmarsch zonder stoornis<br />
plaats. Nabij Lam-Panas chargeerde de cavalerie op een J^ 30 man<br />
sterke vijand, die zich aan de overzijde der rivier in veiligheid stelde.<br />
Dicht bij Sihon kregen de laatste compagnieen der hoofd-colonne en de<br />
achterhoede weer beduidend vuur, waardoor een Eur. hoornblazer en<br />
een inlander gewond raakte, en het paard van den majoor Bakkers<br />
sneuvelde.<br />
Aan den overkant der Djerir wachtten 2 compagnieen 9* bataljon<br />
met een karrentransport den troep reeds op.<br />
De colonne-commandant bepaalde, dat de 2 compagnieen van het 9* den<br />
nacht in de Masdjid Indrapoeri zouden doorbrengen, de overige be-<br />
trokken het bivak in Rekih.<br />
Na aankomst aldaar begon het flink te regenen — voor hen, die geen<br />
dak boven het hoofd hadden een onaangename gewaarwording, vooral<br />
omdat het den halven nacht zoo aanhield.<br />
De cavalerie ging nog 's avonds naar den kraton door, met korte<br />
rusten te Samahani en Lam-Baroe.<br />
De rest der colonne vertrok den volgenden m<strong>org</strong>en ten 8 u. v.m.,<br />
kreeg uit de heuvels bij Long-Lemoh nog wat vuur, beantwoordde dat,<br />
maar bereikte toch zonder verliezen ten 1 1 u. 30' v.m. Lam-Baroe.<br />
Extra treinen z<strong>org</strong>den voor het overige.<br />
Het totaal der verbruikte munitie was:<br />
9304 patronen van 6 m.M., 4952 idem van 1 1 m.M., 342 idem tot<br />
achterlaad-karabijn en 38 revolver-patronen.<br />
De verliezen beliepen 2 officieren en 9 minderen gewond. Een
112<br />
der gewonden, een inlandsch fuselier, kwam den laatsten marschdag<br />
te overlijden.<br />
De voeding van den troep was zeer voldoende geweest, en wat vooral<br />
veel tot de goede gezondheid had bijgedragen, was het uitstekende<br />
bad- en drinkwater, dat in de hoogere streken aangetroffen werd.<br />
Over de bezettingen in de XXVI en XXII Moekims.<br />
Zooals wij reeds opmerkten was 7 September een aanvang gemaakt<br />
met den bouw van het kampement te Tjot-Mantjang. Het 7* Bataljon,<br />
eene sectie artillerie, een peloton-cavalerie met ambulance personeel<br />
dekten de werkzaamheden. Dwangarbeiders waren niet beschikbaar, en<br />
zoo waren inlandsche fuseliers voor het dragen der tandoes aangewezen.<br />
Tijdens den opmarsch, liet de vijand niets van zich hooren. Ook<br />
niet toen de wd. Gouverneur met staf en gewestelijke dienstchefs, onder<br />
escorte van enkele cavaleristen, op het terrein aankwamen; maar nauwe-<br />
lijks waren die autoriteiten ten 10 u. 30' v.m. verdwenen, of een twaalf-<br />
tal schutters begonnen op grooten afstand de werkers onder vuur te<br />
nemen. Verliezen leed men daardoor niet. 's Namiddags 5 uur keerden<br />
2 compagnieen, de artillerie en cavalerie naar Koeta-Radja terug, de<br />
beide anderen bleven tot beveiliging van het werk achter.<br />
Eene compagnie dien dag van Samahani naar Lam-Ara-Angken en<br />
Lam-Ara-Toenong uitgerukt en die ook Teuh doorzocht, stuitte daarbij<br />
op eenigen tegenstand, en kreeg een gewonden Europeeschen korporaal.<br />
Verschillende kamponghoofden, die verzochten hun volk in de kam<br />
pongs te mogen doen terugkeeren, werd aangezegd, eerst alle vuurwa-<br />
penen in te leveren.<br />
Eenige hoofden binnen de linie, ontvingen brieven van T. Ali van Dilip,<br />
T. Radja Pager-Ajer en T. Rajoet-Relueung, waarin zij om voorspraak<br />
voor T. Moeda-Baid verzochten.<br />
Behalve de Imams van Montassik, deed ook wakil Joesoef van Hoho,<br />
stappen om in genade te worden aangenomen.<br />
Het bestuur eischte van hem de inlevering van destijds verstrekte<br />
Beaumont-geweren. Ook T. Hassan, Imam van Lam-Rabo, tevens hoe<br />
loebalang der III Moekims Lam-Rabo, maakte voor het eerst na Oemars<br />
afval, op den 12* n zijne opwachting bij het bestuur.<br />
Op 10 September wisselde men de bezetting van Samahani om.
113<br />
Het 14* Bataljon met eene sectie artillerie en eene sectie genietroepen<br />
waren daarvoor aangewezen.<br />
De wd. Gouverneur benutte die troepenbeweging voor eene verkenning<br />
in de XXII Moekims, waar een geschikt punt voor eene definitieve<br />
vestiging moest worden uitgekozen.<br />
Men kwam tot de conclusie, dat voorloopig althans Samahani, zoowel<br />
wegens de ligging aan de Kroeng-Samahani, als met het oog op den<br />
afstand van Lam-Baroe, voor den transportdienst en de ligging in het<br />
centrum der Moekims Baid, het meest in aanmerking kwam.<br />
Daar het terrein tusschen Pasar Sibreh en Gle-Kambing in doorsnee<br />
laag en drassig is, diende men vooraf zekerheid te hebben, of Samahani<br />
in den regentijd, watervrij was te houden.<br />
De twee compagnieen 9*, die de colonne van Heutsz waren tegemoet<br />
gegaan, kwamen eerst 's avonds laat in Koeta-Radja terug.<br />
De hoofden der IV en VI Moekims brachten eenige Beaumont- en<br />
voorlaadgeweren aan.<br />
1 1 September ging eene compagnie van Samahani, de Kroeng van<br />
dien naam stroom-opwaarts, om eenige afvoerkanalen te stoppen, daar<br />
te weinig water het bivak bereikte. Die handeling scheen niet in den<br />
smaak der bevolking te zijn, althans 's middags werd het bivak beschoten.<br />
Wel joeg men de schutters naar de heuvels terug, maar zij hadden<br />
juist nog 2 gewonden kunnen maken.<br />
Het tijdperk van medio September tot 28 October.<br />
Er volgde nu een tijdperk, waarin geen groote tochten te vermelden<br />
zijn. Waar noodig, zond men afdeehngen van geringe sterkte uit om<br />
den vijand afbreuk te doen.<br />
Behalve Toekoe Daoed-Selimoen, waren ook T. Nja-Doellah van<br />
Lam-Kabir, de twee Imams en de Toekoe Quadli van Rueung 2 met<br />
de colonne mede gekomen, om bij het bestuur hunne opwachting te<br />
maken. Na hun de noodige instructies te hebben gegeven, vergunde<br />
de wd. Gouverneur hun terug te gaan.<br />
Ook de kedjoeroean van Lohong verscheen te Koeta-Radja.<br />
In verband met het feit, dat Oemar zich nog steeds in zijn gebied<br />
ophield, wees men hem op het gevaar, van ten slotte er voor te worden<br />
aangezien, de partij van Oemar niet bepaald ongenegen te zijn.<br />
Bij terugkeer in zijn gebied, vernam hij het overlijden van Oemars<br />
zes-jarig zoontje uit Tjoet-Nja-Soepiah, en zond daarvan bericht.<br />
8
114<br />
Zoo kreeg het bestuur ook kennis van den dood van Teungkoe Ma
115<br />
3 compagnieen van het 12* onder overste Soeters vervingen den<br />
17 d *", het 6* Bataljon te Kroeng-Raba, waarmede intusschen via Lam-<br />
Djamoe, ook eene telefonische verbinding was tot stand gekomen.<br />
Eene patrouille, die in de richting van Menasah-Baroe eene verkenning<br />
maakte, vond in een der grotten wederom elf voorladers.<br />
T. Mahmoed, oudste zoon van den indertijd verbannen Imam van<br />
Lepong, de candidaat voor het hoeloebalangschap, meldde zich in den<br />
kraton, ter bespreking van de bestuursregeling in dat landschap.<br />
Hij vertelde, dat er veel ellende en ziekte geleden was, tengevolge van<br />
het langdurige verblijf in de heuvels. Slechts nu en dan kwamen Oemars<br />
benden in Lepong.<br />
Tjot-Mantjang was 18 September gereed en bleef in den vervolge<br />
bezet, door het 7 e Bataljon en hulpwapens.<br />
Denzelfden dag had eene doorzoeking van de heuvels, oost van het<br />
kampement plaats Eene compagnie ging daartoe noord van Ketapan-<br />
Meot het gebergte in, een tweede afdeeling—1'/2 compagnie sterk —<br />
trok daar recht op aan.<br />
Vereenigd doorkruiste men het bergterrein, tot aan de Kroeng-Lingkar,<br />
die tot den oorsprong gevolgd werd.<br />
De nederzettingen bij Lepong — oost van Tjot-Len-Senelon gaf men<br />
aan de vlammen prijs en keerde door Tjot-Saloeran, Tjot-Kring en<br />
Boeng naar het kampement terug. Vijanden waren dien dag niet te<br />
zien geweest.<br />
In de heuvels van Mampreh hielden zij zich minder bescheiden op den<br />
achtergrond; eene patrouille van Samahani kreeg er weer een gewonde.<br />
Ook daarom ging—den 19*" — in den vroegen m<strong>org</strong>en, eene colonne<br />
van drie compagnieen naar Tengkoe di Liweng, waar de vijand zijne<br />
schuilplaatsen hebben moest. Later bleek, dat hij meer speciaal in een<br />
kleine kampong Tjot-Praboe zat. Eerstgenoemde plaats werd 5 u. 15'<br />
v.m. door de voorhoede bereikt.<br />
Eene compagnie der hoofd-colonne kreeg opdracht in oostelijke richting<br />
eene omtrekking te maken, voor de verrassing van de kampong — die in<br />
het tweede dal, zuid van Tengkoe di Liweng — lag. De voorhoedecompagnie<br />
rukte zoo snel mogelijk door naar eene domineerende hoogte<br />
op 3J3 1500 M. meer naar het zuidwesten gelegen; van de laatste compagnie<br />
bezette een peloton Tengkoe di Liweng en het andere bleef in<br />
reserve.<br />
Spoedig kreeg men vuur uit Tjot-Praboe. De verrassing was dus
116<br />
mislukt, maar onmiddellijk gingen toen de onzen tot den aanval over.<br />
De Atjehers verlieten Tjot-Praboe en de meer zuidwaarts gelegen<br />
nederzetting Toean di Merah, om van top tot top door de troepen<br />
vervolgd te worden.<br />
Het resultaat was, dat 9 dooden en 4 voorladers in onze handen<br />
bleven. De kampongs werden natuurlijk verbrand. Op den terugweg<br />
kreeg men weer vuur uit Mampreh, maar zonder verliezen waren alien<br />
9 u. v.m. weer binnen Samahani.<br />
Den 21'" September doorzochten troepen uit de linie de kampongs<br />
Tjot-Pre, Lam-Goet en m a. in de XXVI Moekims om wapens en<br />
vee van wijlen Toekoe Hoesin-Longbatta in beslag te nemen. Zeven<br />
voorlaadgeweren en negen stuks vee brachten zij thuis.<br />
Ook met Tjot-Mantjang kwam den 23'" eene telefonische verbinding<br />
tot stand.<br />
Op dien datum deed men uit Samahani opnieuw eene poging, om T.<br />
Tjoet Lam-Tengah in handen te krijgen. Eene kleine verzameling hut-<br />
ten aan den bovenloop van de Kroeng-Keuteumeung (1) werd omsingeld.<br />
Wel boetten een zevental gewapenden hun verzet met hun leven, maar<br />
de gezochte Toekoe bevond zich niet onder hen.<br />
Onzerzijds liepen twee dwangarbeiders rentjongsteken op.<br />
Teungkoe Sjech Poetoes en de Imam van Lam-Djampa berichtten het<br />
bestuur, dat de hoeloebalang der Moekims Montassik, T. Tjihiq kam<br />
pong Baroe, zeer waarschijnlijk niet zou terugkeeren, weshalve zij de<br />
aanstelling van een nieuw hoofd verzochten. Als candidaten noemden<br />
zij T. Hasan, zoon van den ouderen broeder en vo<strong>org</strong>anger van den<br />
afwezigen titularis, T. Djawa en T. Mat, eenigszins meer verwijderde<br />
familieleden.<br />
Eene beshssing werd niet dadelijk genomen; wel ging er weer eene<br />
patrouille van Tjot-Mantjang naar Montassik, die op de sawah, oost van<br />
de kampong, op een bende van 25 man onder wakil Joesoef stuitte en<br />
daarmede een vuurgevecht aanging. Het gelukte haar niet ook maar<br />
een bendehd in handen te krijgen.<br />
Om controle op de in de IV en VI Moekims teruggekeerde bevol<br />
king te kunnen uitoefenen, voerde het bestuur daar een passenstelsel in,<br />
dat later over geheel Atjeh zou worden uitgebreid. Zooals van zelf<br />
(1) Noord van Mampreh (Kaart 1 : 75.000).
117<br />
spreekt, werd op vee, dat aan Oemar bleek toe te behooren, beslag<br />
gelegd. Uit de opbrengst werden premien betaald bij inlevering van<br />
vuurwapens.<br />
Voornamelijk uit de grotten der Batoe Mergati bracht men tal van<br />
voorladers en donderbussen te voorschijn. T. Tjoet-Banta haalde er zelfs<br />
vijf Beaumont-geweren met ledergoed uit, en bracht die te Kroeng-Raba.<br />
Zekere Pang-Jasim wist mede te deelen, dat de voorraad wapens van<br />
T. Hoessin Longbatta in de kampongs der III Moekims Lam-Rabo,<br />
nog geenszins uitgeput was; ook zouden Panglima Hoessin van Lam-<br />
Raja en Po-Nja-Abas uit Toempoeh-Lampoe, zich in hunne kampongs<br />
ophouden met respectievelijk twee en drie achterladers.<br />
De wd Controleur der XXVI Moekims ging er den 1 e " October<br />
met eene patrouille heen, maar trof bedoelde hoofden niet meer aan.<br />
Wel achterhaalde hij een Beaumont en drie voorladers.<br />
Nabij Samahani kreeg de toestand ook gaandeweg een beter aanzien.<br />
Veel verzet ondervonden de patrouilles niet meer.<br />
De Imams van Baid en van Djeroek maakten met een aantal mindere<br />
hoofden, hunne opwachting bij den wd. Gouverneur, terwijl twee zonen<br />
van T. Moeda-Baid met name T. Radja en T. Rajoet het bestuur<br />
brieven zonden, waarin zij verzochten te Koeta-Radja te mogen komen.<br />
Voor hun ouderen broeder Toekoe-Ali meenden zij niet te kunnen<br />
instaan. Zelf waren zij zeer verstoord op hem, wijl hij met alle draagbare<br />
have zijns vaders de vlucht genomen had.<br />
Ook de wakil-lmam van Pieng (V Moekims Montassik) kwam met<br />
eenige mindere hoofden voor de bevolking vergunning tot terugkeer<br />
naar hun kampongs vragen.<br />
Hun werd medegedeeld, dat zij om te beginnen, de noodige stappen<br />
moesten doen, hunnen hoeloebalang tot onderwerping of afstand van<br />
gezag te bewegen. daar zij anders hun padi-oogst — waar het om te<br />
doen was — niet mochten-binnenhalen.<br />
De pretendent-sultan en Polim waren te Selimoen weer eens samen-<br />
gekomen. De laatste zou daarbij overgehaald zijn, Oemar een brief<br />
tot verzoening te schrijven. Wijders waren zij er op uit, het verzet<br />
tegen ons bestuur weer te <strong>org</strong>aniseeren, om in de V Moekims Mon<br />
tassik, den strijd opnieuw te beginnen.<br />
T. Mohamad van Kwala Bate en T. Gedong met heden van Oemar,<br />
zouden zich eveneens naar Selimoen hebben begeven.
118<br />
Oemar zelf was verhuisd naar den bovenloop van de Kroeng-Daja.<br />
De geruchten, dat hij zich naar Selimoen wenschte te begeven, hidden<br />
aan, daarom ging er nacht aan nacht van Kroeng-Raba, hinderlagen<br />
naar den Gle-Loeda uit.<br />
2 October maakten twee compagnieen van dat bivak onder Overste<br />
Soeters eene verkenning naar Lepong.<br />
Elke compagnie was 2 officieren en 70 man sterk.<br />
De kampongs bleken nog onbewoond, alleen aan den voet der bergen<br />
vond men menschen in hutten. Een paar dier lieden aangeroepen,<br />
deelden mede, dat de bende van T. Amat, broeder van den gesneuvelden<br />
ketjihik Bintang van Lam-Loempoer, zich in kampong Pantoen<br />
ophield.<br />
Zonder verzet kwam men tot Masdjid Lepong en reeds was de<br />
troep op het punt terug te gaan, toen in de sawah, oost-waarts daarvan,<br />
misschien op 500 M. afstand, gewapende Atjehers werden ontdekt, die<br />
zich in den looppas in noordelijke richting verplaatsten.<br />
T. Tjoet Mahmoed, die de colonne vergezelde, verzekerde, dat het<br />
de bovenbedoelde bende was. Blijkbaar wenschten zij zich op de<br />
rechterflank der patrouille te nestelen, waarom eene compagnie de opdracht<br />
kreeg langs den voet van het gebergte te gaan marcheeren.<br />
Plotseling kregen de nog bij de Masdjid verzamelde troepen een<br />
goed gericht vuur. Terwijl eene compagnie dit beantwoordde, stak de<br />
andere de sawah over, wat haar drie gewonden kostte. Niettemin<br />
zag de vijand zich in zijne noordwaartsche beweging gestuit en trok<br />
zich dan ook in de vallei der Kroeng-Lepong terug. Op den terugmarsch,<br />
die tot de Kroeng-Djanten-Perak in breed front plaats had,<br />
ondervond men geen verderen tegenstand.<br />
Onzerzijds waren levensgevaarlijk gewond een Eur. fuselier, licht<br />
twee Europeanen en een inlander. De vijand, 30 man sterk met 28<br />
Beaumont-geweren, telde, volgens berichten, mede eenige gewonden.<br />
Dienzelfden dag bracht de commandant van Tjot-Mantjang, met 2'/2<br />
compagnie een bezoek aan Aroen-Loengke, daarbij de route Paja-Oe,<br />
Toei-Selimbing, Soemit en Anehngom volgend.<br />
Vanaf laatstbedoelde plaats was de colonne — hoewel op grooten<br />
afstand, in front en linkerflank — voortdurend onder 's vijands vuur.<br />
Tegen half tien bereikte men Aroen-Loengke en verbrandde dit.<br />
De vijand trok zich dieper in het gebergte terug, dat nog voor den
119<br />
terugkeer naar het bivak, in noordelijke richting doorkruisd werd.<br />
De telefonische verbinding tusschen Lam-Baroe en Samahani kwam<br />
gereed. Al dadelijk viel er een bericht te melden, n. 1. dat eene patrouille<br />
van 2 officieren en 60 bajonetten eene 40 man sterke bende<br />
uit Anak-Gle naar het gebergte had nagezet en daarbij een vijftal niet<br />
levensgevaarlijk gewonde minderen had gekregen.<br />
De vijand, die onder T. Lam-Krak uit de schuilplaatsen was afgedaald<br />
om rijst te fourageeren, had twee dooden en zes gewonden.<br />
T. Tjoet Lam-Tengah begon blijkbaar naar rust te verlangen en zocht<br />
voeling met het bestuur. De controleur der XXII Moekims kreeg een<br />
brief van hem. De beide reeds genoemde zoons van T. Moeda-Baid<br />
verschenen te Koeta-Radja, en vroegen vergiffenis voor hunnen vader,<br />
die inmiddels reeds naar Batavia was opgezonden.<br />
De wd. Gouverneur zeide hun, dat zijn terugkeer misschien later mo<br />
gelijk kon zijn, indien bleek, dat rust en orde in de Vll Moekims-Baid<br />
vo<strong>org</strong>oed waren hersteld.<br />
Behalve door de rampen van den oorlog, werden de kampongs daar<br />
door cholera geteisterd.<br />
Uit Lohong terugkeerende lieden, die brieven voor den controleur van<br />
Oleh-leh van de kedjoeroean, medebrachten, deelden mede, dat Oemar<br />
zich nog wel degelijk in dat landschap ophield. Wijl hij in onmin<br />
met den kedjoeroean was geraakt, had hij zich alleen wat meer binnen-<br />
waarts verplaatst.<br />
Schatten en kostbaarheden waren door hem bij verschillende welge-<br />
stelde lieden in dat landschap verb<strong>org</strong>en, bevreesd als hij was, ze, bij<br />
een nieuw bezoek onzer troepen, niet in veiligheid te kunnen brengen.<br />
Zijn eigen bende telde 100 man. Behalve T. Amat zat een bende<br />
onder Pang-Bintang een weinig hooger op aan de Kroeng-Lepong.<br />
Reeds 7 October hadden meerdere hoofden bericht gezonden, dat<br />
door bendehoofden als T. Tengah en Potjoet-Mat-Tahir in eene ver-<br />
gadering te Moeloe Pekan Mon-Thoe was besloten, rooftochten in de<br />
IV Moekims Ateuh en de III Moekims Lam-Rabo te <strong>org</strong>aniseeren.<br />
Den 10*" vernam men, dat T. Brahim-Montassik zich met een bende<br />
van 100 man in Tjot-Birem en Moenloe ophield.<br />
De bivak-commandant van Tjot-Mantjang, besloot zich van de waar-<br />
heid dezer berichten te gaan overtuigen en trok met 2'/2 compagnie naar
120<br />
de heuvels. Half tien 's m<strong>org</strong>ens waren de beide kampongs bereikt en getuchtigd.<br />
De vijand onderhield daarbij een matig vuur, naar men vermeende,<br />
uit eene op J^ 900 M. zuid-oost van Moenloe gelegen versterking.<br />
Na een paar salvo's verspreidde hij zich over de heuvels, maar had<br />
toch nog de vriendelijkheid om de colonne — weliswaar op eerbiedigen<br />
afstand —thuis te brengen.<br />
Eerst na den overgang van de Lingkar, ten half een, staakte hij zijn<br />
vuur. T. Tjoet, Imam van Pieeng, wist te vertellen, dat wij met een<br />
troep Pedireezen te doen hadden.<br />
Wij kregen twee zwaar gewonde Europeesche fuseliers, (die beiden<br />
overleden) en een inlander en een Europeaan licht gewond.<br />
Van Toekoe Tjoet-Toengkoeb vernam men in Tjot-Mantjang nog,<br />
dat hij in Ladoeng den 6*" eene chandoeri had gegeven.<br />
Eene patrouille van Kroeng-Raba had mede den 1 0*" weer een buiten-<br />
kansje, met in een der grotteri bij Naga-Oembang — negen splinternieuwe<br />
voorladers te vinden. Zij waren afkomstig van de, ten behoeve van de<br />
excursie naar de Lam-Krak-Moekims, aan Oemar extra verstrekte geweren.<br />
Om de bevolking van de kampong Lam-Tengah in ongelegenheid te<br />
brengen — vernielden lieden van T. Tjoet-Lam-Tengah — aan wiens bende<br />
ze blijkbaar niet genoeg opbrachten, een 200 Meter telefooonlijn langs<br />
den Anak-Galoengdijk. Tot machtsvertoon ging nu het 6* Bataljon den<br />
13 en van Lam-Baroe via Anak-Bate-Kling en Tampoh naar de Kroeng-<br />
Loetoe, wier linkeroever tot de Atjeh-rivier gevolgd werd. Van Anak-<br />
Galong ging het rechtstreeks op Lam-Baroe aan.<br />
Het 3* Bataljon met een peloton-cavalerie marcheerde tegelijkertijd van<br />
Tjot-Mantjang, via Tjot-Preh en Lam-Goet ook naar Sibreh.<br />
Geen dier colonnes kwam met benden in aanraking.<br />
Wel was zulks het geval met eene patrouille, die ook dien dag van<br />
Tjot-Mantjang door Paja-Oe, Toei-Selimbing, Pasar-Hoho en Tepin-<br />
Batee kruiste en eene tweede, die eveneens van dat bivak over Padang-<br />
Tjenna, langs den linkeroever der Kroeng-Lingkar via Pasar-Hoho mede<br />
naar Tepm-Batee ging. Die kregen zelfs nog een levensgevaarlijke ge<br />
wonde Europeesche fuselier.<br />
's Nachts ging de bivak-commandant zelf er nog eens op uit, ditmaal<br />
met drie compagnieen, om n. 1. de versterking te nemen, die bij de ex<br />
cursie van den 10*" t. v. uit Moenloe was waargenomen.<br />
(1) Zuid van Tengkoe di Lameij en Lam-Pager (Kaart 1 : 75.000).
121<br />
Daar men de Kroeng-Lingkar over moest, zocht de colonne eerst<br />
den overgang oostwaarts van Tjot-Len-Senelon op, en trok vervolgens<br />
over de Kroeng-Lepon en de bergtoppen in zuid-oostelijke richting tot<br />
zuidwaarts van Moenloe.<br />
Slechts licht werd men daarbij beschoten, eene versterking kon men<br />
evenwel nergens ontdekken<br />
Voor den afmarsch plaatste de commandant op verschillende toppen<br />
kleine afdeehngen, waardoor men tot Aroen-Loengke vrijwel ongestoord<br />
kon teruggaan. Verder in het meer glooiende terrein, kwamen kleine<br />
groepen, elk misschien 3 a 4 man, opdagen, die de colonne op<br />
4~ 800 M. voortdurend onder vuur namen en het resultaat hadden, dat<br />
zij met vier gewonde Europeanen in Tjot-Mantjang terugkeerde.<br />
Aan de Imams van Toengkoeb werd, ten overstaan van het sagihoofd,<br />
T. Nja-Banta, medegededd, dat hunne hoeloebalang T. Tjoet-<br />
Toengkoeb, van die waardigheid vervallen was, en zij dus omtrent een<br />
opvolger konden beraadslagen.<br />
Het korps-marechaussee, dat in den nacht van 14 op 15 October,<br />
den man in kwestie moest trachten te overvallen, kreeg omtrent zijn<br />
schuilplaats te Boekit-Karang, zoodanige berichten, dat van den tocht<br />
werd afgezien.<br />
Den Imam van Ladoeng, in wiens gebied de ontrouwe hoeloebalang<br />
verbleef, nep het bestuur, onder bedreiging met eene tuchtiging, naar<br />
Koeta-Radja op.<br />
Dank zij de zich in het heuvelterrein, zuid-oost van den Glitaroem-<br />
pas, nog steeds ophoudende benden, begon het in de III Moekims<br />
Daroe en de IX Moekims alweer onveihger te worden. Eene patrouille<br />
van Lam-Peneroet kreeg den 16'" October ter hoogte van Tjot-Soeri<br />
vuur van een 30 a 40 Atjehers.<br />
Om haar het teruggaan gemakkelijk te maken, nam een detachement<br />
van Tjot-Goee, ten 8 u. v.m. ten zuiden van Lam-Tadoeh bij Tjot-<br />
Ba'-Bi stelling, en zoo konden beide afdeehngen, zonder verliezen van<br />
s vijands vuur, huiswaarts keeren. Men vergat evenwel blijkbaar dien<br />
vijand te verjagen.<br />
Ook de overvalling van de schuilplaatsen in Lam-Tandjoeng en Mam-<br />
preh-west mislukte, door de angst en verkeerde inlichtingen van den<br />
uit Koeta-Radja toegezonden gids. Het bleef wenschelijk in die heuvels<br />
eens eene radicale opruiming te houden.
122<br />
Met dat doel rukten in den nacht van 16 op 17 October uit Koeta-<br />
Radja twee colonnes uit.<br />
De eene, bestaande uit het korps-marechaussee, een peloton Euro<br />
peanen van het 14* Bataljon en een detachement van 1 officier en 40<br />
bajonetten van Tjot-Goee, zou den opmarsch der 2* colonne beveiligen.<br />
Deze, samengesteld uit het 3* Bataljon, een peloton-cavalerie en eene<br />
ambulance moest het gebergte doorzoeken.<br />
Aan den bivak-commandant te Samahani was opgedragen met 3 com<br />
pagnieen in verband met deze troepen te ageeren<br />
De eerste colonne bezette den 17*" October ten 5 u. v.m. de<br />
heuvels Gle-Broe, Tjot-Lam-Bakam en den meer zuid-oost gelegen<br />
heuvels, terwijl het detachement van Tjot-Goee, intusschen de zuid-<br />
randen aan Grot, Maneh en Lam-Tadoeh in bedwang hield.<br />
Nauwelijks begon het te dagen, of op verschillende toppen, zuid van<br />
Tjot-Lam-Bakam vertoonden zich enkele vijanden, waarop een paar<br />
brigades marechaussee hoogerop het gebergte ingingen.<br />
De 2' colonne marcheerde 4 u. 45' v.m. van Biloel af, teneinde om<br />
5 u. v.m. het gebergte in te trekken, minstens tot de halve hoogte<br />
daarvan, om dan in zuid-zuid-oostelijke richting door te gaan, tot zuid<br />
van Mampreh-west. Tijdens dien marsch moesten alle aan te treffen<br />
nederzettingen en versterkingen, ook die aan den voet van het gebergte,<br />
vernield of verbrand worden.<br />
Na verbinding met de colonne van Samahani verkregen te hebben,<br />
kon zij haar taak als afgeloopen beschouwen en op Lam-Baroe teruggaan.<br />
Deze laatste colonne, moest op zoodanig uur het bivak verlaten, dat<br />
met het aanbreken van den dag de heuveltoppen van 200 tot 250 M.<br />
hoogte ten zuid-zuid-westen van Mampreh bezet waren, zoo, dat den<br />
vijand de aftocht in zuid-oostelijke richting geheel belet werd.<br />
De 2* colonne had een tamelijk vermoeienden marsch.<br />
De vijand kwam langzamerhand opzetten, doch zag zich telkens van<br />
de vo<strong>org</strong>elegen toppen verjaagd. Vele huisjes, wijkplaatsen en enkele<br />
goedgevulde padischuren, zoomede eene nederzetting van T. Tjoet-Lam-<br />
Tengah, alien of in het gebergte of in de kampong Batoe-Lintang aan<br />
den voet daarvan, gingen in vlammen op.<br />
Ten 12 u. 30' n.m. stuitte zij op het 9* Bataljon. De vijand had<br />
zich niet in laten sluiten, maar was eenvoudig wat dieper het gebergte<br />
ingegaan. Een viertal dooden liet hij in onze handen achter. Volgens<br />
latere berichten had hij totaal 13 dooden.
123<br />
Buit gemaakt waren: 3 achterladers, 7 voorladers, 2 donderbussen en<br />
diverse blanke wapenen.<br />
De nu vereenigde colonnes trokken op Samahani terug.<br />
Ook de 1' colonne had tal van schuilplaatsen in het gebergte opgeruimd.<br />
Ten 8 u. 45' v.m. verliet zij hare stellingen, om via Empeh-<br />
Bling, Oleh-Soesoeh, Tjot-Goee naar Lam-Peneroet terug te gaan. Een<br />
groep van het peloton Europeanen van het 14' was afgedwaald en had<br />
zich bij het 3' Bataljon aangesloten.<br />
Aan onze zijde sneuvelde de Eur. fus. Back, No. 33679, en werden<br />
de luitenant C. G. Meerburg, zeven minderen en twee dwangarbeiders<br />
gewond.<br />
In den nacht van 19 op 20 October verheten 1 0 brigades marechaussee<br />
Koeta-Radja, met opdracht de kampong Empeh-Bling, waar zich volgens<br />
ingekomen berichten, de bende van T. Rajoet van de III Moekims-<br />
Daroe, zou ophouden, te omsingelen en de daar aanwezige bevolking<br />
naar Koeta-Radja mede te brengen.<br />
1 u v.m. gingen zij via Lam-Peneroet, Tjot-Goee en langs den weg<br />
Dinoeng-Boekit-Trieng naar het einddoel.<br />
Een half uur later volgde eene compagnie van het 14' Bataljon, om<br />
bij de brug over de Kroeng-Long-Lemoh stelling te nemen en zoo<br />
noodig de marechaussee bij te springen. 4 u. 25' v.m. was de kampong<br />
ingesloten.<br />
Gevankelijk medegevoerd werden 14 mannen, 28 vrouwen en kinde<br />
ren, en een tromplader was buit verklaard. Volgens den spion behoor-<br />
den vele der mannen tot de bende van T. Klieng.<br />
Het bestuur besliste, dat de kampong, die steeds een schuilplaats voor<br />
slecht volk vormde, verlaten moest worden. De bevolking kon verhui-<br />
zen naar Poenir.<br />
Den 22 en d. a. v. maakte de marechaussee een vergeefsche tocht naar<br />
Bak-Soekoen en Lam-Baroe, waar zij beslag meende te kunnen leggen<br />
op goederen van T. Tjoet-Toengkoeb.<br />
Eene afdeeling van Lam-Peneroet kreeg bij eene patrouille in de IX<br />
Moekims, door vuur uit de heuvels ten zuiden van Tjot-Soeri een gewonde.<br />
Een paar dagen later kwam er bericht binnen, dat zich op Pasar-Hoho<br />
een 60 a 70 man sterke bende zou ophouden.<br />
2 compagnieen van Tjot-Mantjang togen er heen; de toegangen een-<br />
maal afgesloten, wees de Imam eenige leden aan van de bende van
124<br />
wakil Joesoef. Bij eene poging tot ontvluchten, lieten alien het leven,<br />
daaronder een familielid van den aanvoerder.<br />
Het 9* Bataljon te Samahani, keerde den 26*" October naar het garnizoen<br />
terug en werd vervangen door het 14*; ook de hulpwapens<br />
wisselden om.<br />
Om het den schutters in de heuvels der IX Moekims weer eens lastig<br />
te maken, rukte in den nacht van 27 op 28 October het korpsmarechaussee<br />
uit met opdracht het gebergte ten zuiden van Tjot-Soeri<br />
te beklimmen en de vijandelijke nederzettingen bij de Batoe-Mengkoerah<br />
(1) te omsingelen.<br />
Te Tjot-Goee sloot zich een detachement van 2 officieren en 50<br />
bajonetten bij het korps aan.<br />
Het geheel marcheerde ten 1 u. 30' v.m. over Biloel, langs den Gle-<br />
Broe naar Tjot-Soeri.<br />
Men bereikte den Batoe-Mengkoerah ten 4 u. 30' v.m. en vond de<br />
hutten verlaten. Op aanraden van den gids, beklom men toen een<br />
hoogeren top. Daar trof men twee hutten aan. Drie slapende Atjehers,<br />
sprongen op, stelden zich te weer, doch werden spoedig onschadelijk<br />
gemaakt. 2 Beaumont-geweren vormden de buit.<br />
Eene andere afdeeling ontdekte op 150 a 200 M. hoogte tien andere<br />
hutten, echter ook verlaten.<br />
Al die schuilplaatsen werden natuurlijk aan de vlammen prijs gegeven.<br />
Tijdelijke bezetting van Indrapoeri.<br />
Intusschen was noch in de VII Moekims Baid, noch in de V Moekims<br />
Montassik de toestand bevredigend te achten.<br />
Bij voortduring vertoonden zich daar kleine benden, die, om in hun<br />
onderhoud te voorzien, de passargangers beroofden.<br />
Verscheidene hoofden hadden nog steeds niet voldaan aan de oproe-<br />
ping van het bestuur, om naar Koeta-Radja te komen.<br />
Zoo hadden zich van de 1 2 wakils (kampong-hoofden) slechts 3 man<br />
gemeld.<br />
Eene patrouille van Tjot-Mantjang had het kampong-hoofd van Lepon —<br />
waarvan de bevolking bij den komst onzer troepen de vlucht nam —ingere-<br />
kend en op een tweetal in zijn woning gevonden voorladers beslag gelegd.<br />
28 October marcheerden 3 compagnieen uit datzelfde bivak langs<br />
(I) West van den Gle Broe (Kaart 1 : 75.000).
125<br />
den weg Toengkoeb-Montassik, naar kampong Baroe en over Lam-Pasei,<br />
Lam-Bada, Pantai-Karang naar Redeb. Wel meldden zich toen de<br />
kampong-hoofden bij den aanwezigen wd. Controleur, maar op den<br />
terugweg werd de compagnie, die de rechterflank der colonne dekte,<br />
voortdurend beschoten door een 12 a 20 man sterke bende, die op<br />
800 M de colonne in verspreide orde volgde, zoodat die troep met<br />
drie met levensgevaarlijk gewonde Europeesche minderen thuis kwam.<br />
Uit een en ander bleek wel, dat de partij van verzet, haar invloed<br />
nog steeds deed gelden.<br />
Van verschillende zijden vernam men zelfs, dat te Teue, oost van Moen<br />
loe, nabij Moeroe en voorts boven Indrapoeri bentengs waren gebouwd.<br />
Het werd dus tijd weder eene mobiele colonne samen te stellen.<br />
Daartoe besloot de wd. Gouverneur dan ook<br />
De colonne zou om te beginnen een bivak in- en om de Masdjid<br />
Indrapoeri betrekken, en vandaar uit de vijandelijke benden opzoeken<br />
en verjagen, uit:<br />
1* Mej Saleh en omgeving.<br />
2* Het Moeroesche.<br />
3* Lam-Panas.<br />
4 e Het Lam-Lootsche.<br />
5* Gleieng en Tanah-Abe<br />
6' Selimoen.<br />
Met uitzondering van Selimoen, moesten die streken bovendien ge-<br />
tuchtigd worden.<br />
De bivak-commandant te Samahani moest de patrouillegang zoodanig<br />
regelen, dat er eene dagelijksche gemeenschap met Indrapoeri tot stand<br />
kwam en die van Tjot-Mantjang bij het oprukken naar Mej Saleh zijne<br />
medewerking verleenen.<br />
In de instructie werd er op gewezen, dat ook in het gebied tusschen<br />
Indrapoeri en Selimoen, de toestand minder gunstig was geworden.<br />
Polim zwierf er met een sterk gewapend gevolg, tusschen Selimoen<br />
en Lam-Karong rond; Tengkoe Ma'-Id had zich in het Moeroesche<br />
(bij Kareung Djih) en Tengkoe Ma 4 -Oesin zich in het Lam-Lootsche<br />
gevestigd. Het hoofd van die streek Tengkoe Moeda-Latif, vertoonde<br />
zich nog niet bij het bestuur, Tengkoe Beb, halfbroeder van T Mat-<br />
Amin en Tengkoe Id van Kroeng-Kali, zaten met hunne benden in<br />
Koeta-Ba'-Teue bij Moenloe en ondernamen van daar geregeld stroop-<br />
tochten o. a. naar Pasar-Hoho.
126<br />
Ook T. Brahim-Montassik, Tengkoe Tanah-Abe en T. Seuneuboe,<br />
die zich tusschen Tanah-Abe en de Moekims Montassik bewogen,<br />
hidden zich met het berooven van landgenooten onledig.<br />
De colonne bestond uit:<br />
Commando:<br />
Commandant: Luitenant-Kolonel J. B. van Heutsz.<br />
Chef van den Staf: Kapitein G. C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: 1' Luitenant-Adjudant P. A. H. Heldens.<br />
Intendant: Kapitein-Intendant C. Broeksma.<br />
Gw. Bestuur: Wd. Ass.-Res. Heckler.<br />
Een militair opnemer en 4 ordonnansen<br />
Infanterie:<br />
3* Bataljon: Wd. Commandant-Majoor H. A. L. Wichers.<br />
Sterkte: 15 officieren, 2 adj. o.o. d.d. officier en 452<br />
minderen.<br />
6' „ : (2 compagnieen) Commandant-Majoor A. E. N. B. Otken.<br />
Cavalerie :<br />
Sterkte: 10 officieren, 1 adj. o.o. en 249 minderen.<br />
Commandant Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy.<br />
Artillerie:<br />
Sterkte: 2 pelotons met 2 luitenants en 65 ruiters.<br />
Een sectie Berg-Artillerie: commandant 1* luit. G. L. v. d. Waarden.<br />
Sterkte: 48 minderen, 24 rij-, trek- en draagdieren en<br />
2 vuurmonden (met 72 G., 72 G. K. T. en 24 K.)<br />
Genietroepen Commandant: 1* Luit. A. S. Ruzette.<br />
Gevechtstrein :<br />
Twee ambulances.<br />
Sterkte: 33 minderen.<br />
per ambulance 1 mandoer en 14 dwangarbeiders.<br />
per compagnie 1 „ „ 15 „ (voor de tandoes).<br />
8 „ (voor kookgerei).<br />
per sectie-artillerie, peloton-cavalerie of sectie-genietroepen 2 dw. arb.<br />
voor de brug der artillerie: 4 dwangarbeiders.<br />
„ „ genietroepen en 1 mandoer en 12 idem.<br />
„ den opnemer 5 idem.<br />
(totaal 225 man).<br />
Reserve munitie door den man te dragen.
127<br />
De opvoer der goederen naar Indrapoeri geschiedde met karren onder<br />
speciale dekking.<br />
De troepen werden gevoed volgens de Atjeh-schaftorder. Officieren<br />
hadden in eigen voeding te voorzien.<br />
Broodzak, sprei, een reserve stel ondergoed en reserve schoenen<br />
dienden te worden medegenomen.<br />
Met de beide compagnieen van het 6* Bataljon in de voorhoede,<br />
marcheerde de colonne den 28'" October, 6 u. 30' v.m. van Lam-Baroe af.<br />
Daar 2 prauwen en een kar met kabelwerktuigen voor eene te Indrapoeri<br />
te maken verbinding tusschen de beide oevers der Atjeh-rivier,<br />
niet zoo snel konden volgen, werd daarbij eene compagnie achtergelaten.<br />
Half negen was de troep te Samahani, twee uur later tegenover<br />
Masdjid Indrapoeri; geen schot was gevallen, geen vijand gezien.<br />
De Atjeh-rivier bleek ondoorwaadbaar.<br />
In afwachting van de prauwen maakten 2 compagnieen 6' en de cavalerie<br />
ten 12 u. 30' n.m. eene verkenning naar Sihon en Djerir.<br />
Ook hierbij gebeurde niets bijzonders. De Djerir was doorwaadbaar,<br />
de Atjeh-rivier bij de samenvloeieng met de Djerir, weer niet.<br />
Half twee kwamen de vaartuigen. Toen de genietroepen er na twee<br />
uur werkens nog niet in geslaagd waren, de kabels te spannen, beproefde<br />
men middels touwrepen en katrollen de prauwen heen en weer te doen<br />
varen.<br />
Op die wijze slaagde men er in twee compagnieen van het 3* met<br />
eene ambulance en vivres over te zetten. De rest der colonne bracht<br />
den nacht in kampong Rekih door, die in den vooravond van de heuvels<br />
bij Long-Lemoh licht beschoten werd.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en ging ook die rest over. Paarden, muildieren<br />
en vee, moesten daarbij zwemmen.<br />
2 u. n.m. was de troep aan gene zijde geheel onder dak.<br />
Voor een deel in en onder Atjehsche woningen, ook wel onder<br />
zelfgemaakte afdaken. Tegen betaling leverde de bevolking atappen,<br />
rottan, enz.<br />
's Avonds legde men in het heuvelterrein van Gle-Kambing en nabij<br />
den Tjot-Oleh-Soebang hinderlagen, echter zonder resultaat.<br />
De vijand liet de troepen 's nachts met rust<br />
Den volgenden dag was bestemd voor de excursie naar Mej Saleh. (1)<br />
(1) Op de Kaart 1 : 75.000 staat Masaleh.
128<br />
De wd. Gouverneur was daarvan verwittigd, opdat de bivakcommandant<br />
te Tjot-Mantjang bijtijds van bevelen zou kunnen worden<br />
voorzien.<br />
Met uitzondering van de 4* compagnie 3' Bataljon en 1 5 man genietroepen,<br />
ging de geheele colonne ten 6 u. 30' v.m. den marsch in, en<br />
wel de cavalerie verkennend vooruit, de snelladers in de voorhoede.<br />
Over Loehr ging het in noord-oostelijke richting.<br />
9 u. 30' stuitte de voortroep op een diep ingesneden ravijn, ongeveer<br />
1000 M. oost van Mej-Saleh. Atjehsche gidsen noemden het de<br />
Kroeng-Tjoereh; daar vielen de eerste schoten uit de oostelijke heuvels.<br />
Na het overtrekken van dit ravijn, beklom een der sectien snel den<br />
heuvel -
129<br />
1 u. 15' had men de troepen voor den terugmarsch in twee evenwijdige<br />
afdeehngen opgesteld. Het 6' Bataljon richtte zich naar Mej-<br />
Saleh, het 3' met de cavalerie meer westelijk naar Djaham. Deze troep<br />
kreeg op dat moment vuur uit Batoe-Kasire — n.l. een salvo op 600 M.<br />
door den vijand afgegeven, en waardoor drie amboineezen gekwetst werden.<br />
Na het doorzoeken van Mej-Saleh, dat bewoond was, sloten het<br />
6' Bataljon en de artillerie achter het 6' aan<br />
Toen de vijand uit de Kroeng-Aloer begon te vuren, trad de compagnie<br />
snelladers als achterhoede op en beantwoordde het vuur, dat<br />
ophield, nog voor de troep Karang-Djih (bij Djoealah) bereikt had.<br />
4 u. 30' n.m. was men terug in het bivak, dat intusschen door de treinkoelies<br />
en achtergebleven compagnie verder in orde gebracht was.<br />
Uit Tjot-Mantjang waren ten 6 u. 30' v.m. de bivakcommandant met<br />
drie compagnieen infanterie en een peloton cavalerie op marsch gegaan<br />
met het doel de vijanden uit Aroen-Loengke, Tjot-Birem en Moenloe te<br />
verjagen, en — zooals we reeds aanstipten — het meer oost-waarts gelegene<br />
Koeta-Ba 4 -Teue te nemen, om verder verbinding met de colonne van<br />
Indrapoeri te zoeken.<br />
De brug over de Lingkar bij Padang-Tjenna, den dag te voren ge<br />
stagen, was bereids weder afgebroken, maar spoedig hersteld door eene<br />
compagnie, die een uur vroeger dan de anderen afmarcheerde. In Aroen<br />
Loengke begon de vijand de colonne te beschieten, waarom deze van<br />
den Gle-Ampei-Awei af, de hoogste heuvelruggen bleef volgen. Koeta-<br />
Ba 4 -Teue vertoonde zich weldra aan het oog, trouwens hoe meer men<br />
die sterkte naderde, hoe meer het vuren toenam.<br />
De cavalerie kwam in het terrein slecht vooruit. De verkenning had<br />
dan ook aanvankelijk door de infanterie plaats, totdat het terrein voor<br />
de beredenen gunstiger werd. De pelotons namen eene zoodanige<br />
opstelling in, dat zij den eventueel vluchtenden vijand zouden kunnen<br />
vervolgen.<br />
Eene compagnie ging zooveel mogelijk gedekt vooruit naar het ravijn,<br />
dat de sterkte begrensde. De compagnie Bueninck kreeg last er recht<br />
op aan te rukken.<br />
De versterking lag op een uitlooper; de aanvals-compagnie moest<br />
ook nog eerst een ravijn door. Het grootste deel daarover zijnde, liet<br />
de korps-commandant „attaqueeren" blazen.<br />
De Eur. fus. Mom, No. 41417, en de Eur. sergeant van Hooydonk,<br />
9
130<br />
No. 38217, kwamen het eerst voor de versperring, werkten zich er door,<br />
maar zagen de laatste verdedigers in het bedekte terrein verdwijnen.<br />
Noch de cavalerie, noch de infanterie vonden hen daarin terug. De<br />
inname had ons drie lichtgewonden gekost, en slechts een doode Atjeher<br />
lag nabij de borstwering.<br />
De koeta bleek zeer verdedigbaar en alleen aan de noord-westzijde<br />
te bereiken. Vermoedelijk was de vijand, uit vrees voor eene omtrekking,<br />
gevlucht.<br />
Wij zagen reeds, hoe verband met de Indrapoeri-colonne gevonden werd.<br />
2 u. 20' begon de terugmarsch ; door die sprongsgewijze uit te voeren,<br />
hield men den vijand op grooten afstand.<br />
In het glooiende terrein bij Aroen-Loengke hield de colonne halt.<br />
Eene compagnie ging vooruit naar de Kroeng-Lingkar. De cavalerie<br />
kreeg vergunning naar Tjot-Mantjang terug te keeren. De infanterie<br />
volgde 6 u. 5' n.m. Het modderige terrein was oorzaak, dat men<br />
eerst 8 u. 30 v.m. het bivak bereikte.<br />
Verschoten waren 4244 Beaumont-patronen.<br />
Onzerzijds bedroegen de verliezen totaal een Europeesche en drie<br />
inlandsche minderen gewond, die des vijands — volgens berichten — twee<br />
dooden en zes gewonden.<br />
Tocht naar Ladoeng en Kroeng-Raja.<br />
30 October rukte van Koeta-Radja uit, het korps-marechaussee, 2<br />
compagnieen 6' Bataljon en eene ambulance (voor dragers der 1 2 tandoes,<br />
waren 36 chineesche koelies ingehuurd).<br />
Het geheel stond onder de bevelen van den commandant der mare<br />
chaussee's Jhr Graafland.<br />
De wd. Controleur der XXVI Moekims vergezelde de colonne.<br />
Per extra-trein gingen de troepen 's avonds 9 uur naar Lam-Joeng en<br />
vandaar begon 9 u. 50' n.m. de marsch in de richting van Angin-<br />
Baroe.<br />
Het doel der excursie was, te Ladoeng Toekoe Tjoet-Toengkoeb en<br />
aanhang gevangen te nemen en te beproeven diens geweren in handen<br />
te krijgen.<br />
Van Ladoeng moest langs het strand naar Kroeng-Raja worden<br />
gemarcheerd.<br />
31 October, 5 u. 30' n.m. zou een detachement van 100 bajonetten
131<br />
van het 12' Bataljon onder kapitein Weustmann, versterkt door eene<br />
afdeeling mariniers bij Kroeng-Raja landen, en eene zoodanige positie<br />
innemen, dat een ontsnappen naar het zuiden, in de richting Lam-Toba,<br />
uitgesloten was.<br />
Deze compagnie embarkeerde 's avonds te voren ten vijf uur aan boord<br />
van H. M. Prins Hendrik, die 's nachts ten 1 uur onder stoom ging<br />
en reeds ten 4 u. 's m<strong>org</strong>ens, dus wel wat vroeg, in de Kroeng-Raja<br />
baai voor anker kwam.<br />
Twee uur later ging men aan wal.<br />
De overland-colonne vond de brug over de Kroeng-Angin afgebro-<br />
ken Over een enkelen boomstam diende zij nu den ondoorwaadbaren<br />
stroom over te trekken, wat vijf kwartier oponthoud gaf.<br />
Daar kwam nog bij, dat de gids den troep in het heuvelland op een<br />
dwaalspoor leidde, zoodat eerst ten 3 u. v.m. den rechten weg naar<br />
Ladoeng betreden werd.<br />
Door een Snellen marsch hoopte de colonne-commandant den verloren<br />
tijd te herwinnen, maar de compagnieen van het 6* konden toen niet<br />
volgen, zoodat eerst tegen half zes het hoogste punt bereikt kon worden.<br />
Een uur later was Ladoeng omsingeld, doch bleek verlaten. De kam<br />
pong telde een zevental armoedige hutten.<br />
Daarin en in het omliggende terrein, trof men vijf voorladers aan.<br />
8 u 20' v.m. ging de colonne-commandant met de 4' compagnie<br />
6' aan boord van de inmiddels ter reede van Ladoeng aangekomen<br />
gouvernementsstoomer „Albatros". De rest der colonne trok langs het<br />
strand naar Kroeng-Raja, waar de kapitein Weustmann met zijne men<br />
schen in stelling lag.<br />
De bevolking was hier vriendschappelijk gezind. Reeds voor het<br />
aanbreken van den dag, waren overal witte vlaggen uitgestoken.<br />
Informaties brachten aan het licht dat T. Tjoet-Toengkoeb's weder-<br />
helft de kampongs reeds geruimen tijd verlaten had, en hoogerop in<br />
het gebergte was gevoerd. Van onze komst was men overigens bij-<br />
tijds op de hoogte gebracht.<br />
Met het oog op de vermoeidheid van het gros der troepen, het ver-<br />
gevorderd uur en de omstandigheid, dat geen eten was medegenomen,<br />
werd van een verder zoeken naar den vijand, die zich in het twee uur<br />
verder gelegen bosch, de „hoetan tjepli" zou ophouden, afgezien.<br />
De colonne embarkeerde op de „Albatros" en ging 3 u. n.m. naar<br />
Oleh-leh terug.
132<br />
Wij zagen reeds hoe de compagnie Weustmann en het detachement<br />
schepehngen onder den luitenant der mariniers P. Groen, ter sterkte van<br />
1 officier en 52 minderen, 1 officier van gezondheid en 5 dragers ten<br />
6 u. v.m. debarkeerden.<br />
6 u. 45' v.m. hadden zij de bevolen stelling ingenomen.<br />
Een der bewoners, die den troep tegemoet kwam, verklaarde, dat<br />
's m<strong>org</strong>ens 4 uur, drie volgelingen van T. Tjoet-Toengkoeb langs een<br />
pad naar Lam-Toba waren gegaan.<br />
Na het bezetten der heuveltoppen zuid-oost van Kroeng-Raja ontwaarde<br />
men een bende van 60 man, die blijkbaar hetzelfde pad insloegen.<br />
De bende voerde 15 pikolpaarden en twee sappi's met zich, was,<br />
in rechte lijn, twee K.M. van de colonne verwijderd en dra aan het<br />
oog onttrokken.<br />
Na ^ 1 uur in stelling te hebben gelegen, meldde zich het hoofd van<br />
Kroeng-Raja, T. Imam-Arab, bij den commandant.<br />
Volgens hem had T. Tjoet-Toengkoeb zich kortelings te Ladoeng<br />
opgehouden, doch was vandaar vertrokken, wanneer en waarheen, kon<br />
hij niet zeggen.<br />
Omtrent de bende verklaarde het hoofd, dat het Atjehers waren, die<br />
daags te voren rijst te Kroeng-Raja hadden aangebracht en bij den<br />
komst van het oorlogschip naar Lam-Toba waren getrokken.<br />
2 u. 30' keerde de compagnie aan boord van de „Hendrik" terug en<br />
6 u. n.m. zat zij alweer in den trein van Oleh-leh naar Koeta-Radja.<br />
Aan de drie haar toegevoegde gidsen, had zij weinig gehad. Slechts<br />
een had weten aan te geven, waar men debarkeeren moest, maar geen<br />
van alien was met de terreingesteldheid en den loop der paden in het<br />
Kroeng-Raja'sche bekend.<br />
Het resultaat dier excursie was nihil.<br />
De colonne-commandant te Indrapoeri, besloot den 31'" October, met<br />
zijne infanterie, behalve de 3* compagnie 3 e Bataljon, met een peloton<br />
cavalerie, eene aanbulance en een detachement Genietroepen het terrein<br />
zuid-oostwaarts van het den vorigen dag doorkruiste, af te patrouilleeren.<br />
7 u. 30' v.m. marcheerde de troep langs het voetpad naar Loehr, Moeroe-<br />
Noord, en daarna in zuidoostelijke richting naar de Kroeng-Pengapit.<br />
Toen de verkennende cavalerie, gevolgd door de voorhoede compagnie<br />
(3* compagnie 6' Bataljon, onder den kapitein A. B. B. Jansen) 9 u.<br />
20' v.m. de heuveltoppen ten oosten van Lam-Loeng bereikte, kreeg
133<br />
zij voor het eerst vuur en wel uit het heuvelterrein aan gene zijde van<br />
de Aloer-Semirah.<br />
Na een paar salvo's te hebben afgegeven, passeerden en de cavalerie<br />
en de compagnie Jansen snel het vrij diepe ravijn van de Aloer.<br />
De colonne commandant beval nu den commandant van den hoofdtroep,<br />
luitenant-kolonel Otken, met eene compagnie mede over te steken en aldus,<br />
in verband met de voorhoede, de heuvels bij Aloewah-Mangreng langs<br />
de Kroeng-Pengapit te bezetten.<br />
Door een misverstand, bleef de bedoelde compagnie echter aan deze<br />
zijde van het ravijn, en ging de compagnie Jansen alleen door.<br />
De colonne zelf trok nu ter plaatse, waar de Aloer-Semirah in de<br />
Aloer-Pengapit valt, deze laatste over, en bezette eveneens de heuvels<br />
bij Aloewah-Manggreng.<br />
Het opdnngen uit de richting Lam-Gadja belette de compagnie van<br />
Overste Otken, die enkele schoten van den vijand uit die richting beantwoordde.<br />
De huizen in de buurt van Aloewah-Manggreng werden verbrand, en<br />
aan kapitein Jansen, die reeds een 1500 M. noordwaarts gegaan was,<br />
gelast halt te houden.<br />
II u. 15' v.m. ging het geheel weer voorwaarts. Overste Otken met<br />
de compagnie, voegden zich weer bij de hoofdcolonne en in noordoostelijke<br />
richting vervolgde men zijn weg, vele huizen in het Mahengsche,<br />
dat onder rechtstreekschen invloed van Polim stond, verbrandend.<br />
Een zestal runderen vormden den buit.<br />
De vijand week al meer en meer naar het hooge gebergte terug. 2 u.<br />
n.m. veranderde de colonne van marschrichting en volgde eene westelijk<br />
loopend pad, dat vrij druk beloopen bleek; ten 3 u. 30' n.m.<br />
kwam men ten oosten van Pasar Karang-Djih uit.<br />
Spoedig ging het vandaar langs de westgrens van Loehr, Darang en<br />
Lam-Poei naar het bivak terug — met de compagnie snelladers in de<br />
achterhoede.<br />
Slechts een fuselier was op dezen tocht gewond geraakt.<br />
Den I'" November, maakten 2 compagnieen van het 6' Bataljon onder den<br />
korps-commandant eene excursie naar Lam-Panas, om daar een opgelegde<br />
boete van honderd dollars te innen of anders de kampong te tuchtigen.<br />
Zonder moeite doorwaadde men de Djerir-rivier en had 9 u. v.m.<br />
het doel reeds bereikt.
134<br />
Het hoofd voortvluchtig zijnde, meldde zich spoedig de wakil der<br />
kampong.<br />
Hem werd de komst onzer troepen duidelijk gemaakt en een uur tijd<br />
gegeven, de boete te verzamelen.<br />
Intusschen doorzocht men de kampong en vond die voor een groot<br />
deel reeds vroeger verbrand. Alleen aan den rivierkant stonden nog<br />
enkele huizen.<br />
Op den bepaalden tijd, bracht de Imam twee stieren, daar er geen<br />
geld voorhanden was. Intusschen, de goede wil bleek, en 11 u. 20<br />
achtte de commandant zijn taak volbracht.<br />
Een uur later was het overgangspunt bij het bivak al weer in zicht.<br />
De commandant van het 3' Bataljon toog 1 u. n.m. met drie com<br />
pagnieen van zijn korps naar Pasar Karang-Djih, met opdracht die te<br />
omsingelen en alle aanwezigen naar het bivak te brengen.<br />
De 4* compagnie onder Kapitein Vosmaer, zou daartoe in noordelijke<br />
richting door Indrapoeri, Lam-Loeboek, Ampearo gaan, vandaar zoo<br />
gedekt mogelijk naar Aloer-Oetoh marcheeren, die Aloer oversteken en<br />
noord-oost van de pasar zich opstellen, om een ontvluchten aan dien<br />
kant te beletten.<br />
Met de beide overige compagnieen ging de commandant langs het<br />
voetpad Lam-Poei-Darang en Loehr.<br />
Mocht een der deelen te laat komen — dan zou het andere niet wachten,<br />
maar de taak geheel voor zijn rekening nemen.<br />
Voor de compagnieen onder den korps-commandant was nader be-<br />
paald, dat een peloton in versnelden pas naar den pasar zou oprukken,<br />
een tweede de toppen oost daarvan moest bezetten, en de laatste com<br />
pagnie ontvluchting in zuidelijke en westelijke richting tegengaan.<br />
Het voorste peloton, dat ontdekt werd, zag drie geweerdragenden<br />
ijlings de passer verlaten. Hoewel men er op schoot, ontkwamen zij.<br />
De druk bezochte pasar was weldra omsingeld. De 4* compagnie kwam<br />
tien minuten later opdagen.<br />
Wapens waren op de pasar niet aanwezig — en van de 208 mede-<br />
gevoerde mannen, bleek slechts een „djahat" te zijn. De overigen liet<br />
men weer los.<br />
De Pedirees en een vroeger gedroste chinees werden aangehouden.<br />
Een peloton had 's m<strong>org</strong>ens een telefoonbericht naar Samahani ge-<br />
bracht, dat den 3*" naar Selimoen zou worden opgerukt.
135<br />
Het bestuur werd verzocht 200 chineezen of dwangarbeiders te zen-<br />
den, en twee compagnieen van het 14* te Samahani ontvingen eene op-<br />
roeping naar Indrapoeri te komen.<br />
Een zou mede naar Selimoen gaan en een met de Europeesche com<br />
pagnie van het 6* het bivak blijven bewaken.<br />
De compagnieen van Samahani moesten dwangarbeiders en kookgerei<br />
medebrengen.<br />
Den volgenden dag was het rustdag.<br />
De wd. Gouverneur bezocht Indrapoeri ten 8 u. 45'v.m., inspecteerde<br />
den troep en vertrok weer 10 u. 45' v.m.<br />
Een peloton van de 2* compagnie 3* Bataljon, had zoolang de heu<br />
vels van Long-Lemoh en Gle-Kambing bezet.<br />
's Middags 5 uur arriveerden de opgeroepenen van Samahani.<br />
De Atjeh-rivier was dien dag doorwaadbaar.<br />
2* Excursie naar Selimoen.<br />
Voor een tocht, die vermoedelijk drie dagen zou duren, ging den 3 e "<br />
November ten 7 u. 30' v.m. een colonne van Indrapoeri ter sterkte van:<br />
l e . De Eur. compagnie van het 14* Bataljon.<br />
2*. De Amb. „ „ „ 6*<br />
3". Het 3* Bataljon.<br />
4 e . Twee pelotons-cavalerie.<br />
5 e . Eene sectie Bergartillerie,<br />
bovendien een detachement genietroepen, 2 ambulances en trein. Het<br />
geheel onder commando van Luit.-Kol J. B. van Heutsz.<br />
De cavalerie reed zelfstandig vooruit. De commandant van het 6c<br />
Bataljon trad als voorhoede-commandant op.<br />
Men volgde het voetpad noord van Darang, door Loehr, naar Moeroe-<br />
Zuid, verder naar den overgang over de Kroeng-Pengapit, zuid van den<br />
Gle-Manggerah, langs den noordrand van Ajer-Alang, over het hooge<br />
terrein zuid van Lam-Tjot, noord van Gleieng, Lam-Pie, Tanah-Abee<br />
naar de Kroeng-Lam-Kabir; om over de Kroeng-Selimoen, de pasar<br />
van dien naam te bereiken.<br />
9 u. 15' v.m. passeerde de voorhoede de Kroeng-Pengapit en richtte<br />
zich naar de heuvels benoorden Ajer-Alang, wijl een vijftal vijanden<br />
vandaar de sawah bestreken.<br />
Die lieden wachtten onze soldaten niet af, maar kozen bijtijds het<br />
hazenpad, waarop de cavalerie de heuvels west van Lam-Prei bezette.
136<br />
Het doorwaden van de Pengapit gaf de colonne weer een uur opont-<br />
houd. 10 u. 5' v.m. kon de marsch hervat worden.<br />
Terwijl de achterhoede over de sawah aan den noordrand van Ajer-<br />
Alang ging, kreeg zij voor het eerst vuur, een enkel schot uit het Moe<br />
roesche, overigens uit de heuvels in zuid-Maheng.<br />
De Imam van Moeroe, die zich daags te voren te Indrapoeri gemeld<br />
had, vergezelde de colonne door zijn gebied.<br />
10 u. 20' zag de spits der cavalerie, waarbij de 1' luitenant J. de<br />
Koningh, van een heuvel noord van Lam-Prei, op 800 a 900 M., eene<br />
vijandelijke nederzetling.<br />
Van een 15 a 20 schoten, die daaruit werden gelost, trof een den<br />
luitenant de Koningh en wel licht in de zijde.<br />
Onmiddellijk kwam eene sectie der voorhoede vooruit, maar de vijand<br />
verdween voorloopig, om later de hoofd-colonne bij het doorschrijden<br />
van het hooge terrein, oost van Lam-Prei, nog eens onder vuur te nemen.<br />
De nederzetting zelf lag te ver uit de marschnchting om die nu te<br />
nemen, dat bleef dus voor den terugmarsch bewaard wel legde men<br />
eene kleinere aan een zijrivier van de Kroeng-Kir in de asch.<br />
Eerst tegen half twee doorwaadde de colonne de Kroeng-Kir en<br />
deboucheerde op de groote terrasvormig aangelegde sawah, noord van<br />
Longkling en Tanah-Abe.<br />
De witte vlaggen wapperden in deze kampong en in het Lam-Kabir-<br />
sche lustig in den wind. Een paar mindere hoofden van Lam-Kabir<br />
en eenige bewoners van Tanah-Abe maaklen hunne opwachting bij den<br />
colonne-commandant.<br />
Hun werd medegedeeld, dat de werkelijke hoofden te Selimoen<br />
moesten verschijnen. Wegens het niet voldoen aan den vroeger gege<br />
ven last, kregen ze alvast 100 dollars boete.<br />
Drassigheid, maakte den marsch over de sawah nu niet bepaald ge-<br />
makkelijk; bovendien beschoten eenige vijanden, die uit het gebergte<br />
noord-oost van Gleieng kwamen afzakken, den troep in de linkerflank —<br />
wat ons op een paar lichtgewonde chineezen kwam te staan.<br />
De achterhoede beantwoordde dit vuur.<br />
Intusschen had men zooveel oponthoud bij het passeeren der<br />
talrijke aloers, dat de cavalerie eerst tegen 5 u. n.m. de monding der<br />
Kroeng-Lam Kabir bereikte.<br />
Langs een bestaand voetpad ging het nu voort naar de uitmonding<br />
der Sehmoen-rivier, waar een deel van het pad bleek weggeslagen, zoo-
137<br />
dat men om het goede overgangspunt te bereiken een 50 a 60 M.<br />
hoogen heuvel moest overtrekken. Hier had de vijand aan de overzijde<br />
blijkbaar op gerekend, althans eenmaal boven kreeg de cavalerie een<br />
beduidend vuur. Ook de colonne kreeg het noodige, maar uit een<br />
suikerriettuin, oost van kampong Sonoeboe.<br />
De cavalerie zat af en beantwoordde de schoten; van de infanterie<br />
kreeg de 1* compagnie 3 e Bataljon last door de rivier te gaan, den<br />
vijand te verdrijven, de nederzettingen te verbranden en zich rechtstreeks<br />
naar Pasar Selimoen te begeven.<br />
Aan die opdracht voldeed zij en kreeg daarbij een der schutters in<br />
handen. Haar 4' sectie was niet gevolgd, maar had op eene hoogte<br />
noord-oost van Ladon stelling genomen, om met de repeteergeweren<br />
de achterhoede gelegenheid te geven, het gevecht af te breken.<br />
5 u. 45' had de voorhoede zich aan gene zijde der Selimoen rivier<br />
opgesteld en wachtte den overtocht van cavalerie en hoofdcolonne af.<br />
T. Daoed Selimoen, die zich hier kwam melden, kreeg opdracht de<br />
Pasar zoodra mogelijk te doen ontruimen. In afwachting van de komst<br />
der overige troepen, ging de voorhoede den Toekoe achterop, om de<br />
bivakplaats te bezetten, spoedig gevolgd door den colonne-commandant,<br />
de 2' compagnie 3*, en de artillerie.<br />
De commandant van het 3 e , zou met twee compagnieen den trein<br />
opwachten, en na verzamding op een zandplaat aan gene zijde der rivier,<br />
zijne schreden ook pasarwaarts richten.<br />
7 u. 30' n.m. op de bivakplaats aankomende, gaf de colonne-commandant<br />
de noodige bevelen voor legering en beveiliging, en deed voor<br />
de verlichting een drietal groote vuren aanleggen. Dat was wel noodig,<br />
want eerst ten half tien kwam de rest der troepen.<br />
Reeds een uur later bracht men het rapport, dat een geweer en twee<br />
karabijnen ontvreemd waren; wel werd een Atjeher aangehouden, dien<br />
men van den wapendiefstal verdacht, maar het gestolene kwam niet<br />
meer te voorschijn.<br />
De vijand gunde de colonne een rustigen nacht — er viel althans geen<br />
schot.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en gingen vier compagnieen infanterie, een peloton<br />
cavalerie en de artillerie riaar Djiinthoi, waarvan de hoofden wel te<br />
Selimoen, maar niet te Koeta-Radja waren geweest. Eenige gidsen<br />
gingen mede. Ook zond men een Atjeher met een verslag van den
138<br />
tocht naar Indrapoeri, waarbij den wd. gouverneur tevens was medegedeeld,<br />
dat men voor de schoonmaak in de buurt van Lamprei een dag<br />
langer zou uitblijven.<br />
8 u. 30' v.m. trok men bij Lieb de Atjeh-rivier over, een daar gespannen<br />
touwreep vergemakkelijkte de beweging zeer.<br />
Langs de kampongs Enteh-Gadjah en Baroe, bereikte de troep na<br />
drie uur marcheeren over een heuvelachtig terrein, de hoogvlakte Datar-<br />
Gampoeng, vanwaar men front makende naar het zuiden en zuid-westen<br />
een ruim overzicht had over een uitgestrekt dal.<br />
Naar het noorden ziende, ontwaarde men den Gle-Teungkoe-Melangit—<br />
de waterscheiding van Selimoen- en Atjeh valid. Djanthoi ligt aan den<br />
linkeroever der Atjeh-rivier. Een duizend meter breede sawah-vlakte<br />
scheidde de kampong nog van de hoogvlakte.<br />
Toen de colonne ten 12 u. 's niiddags afdaalde, kon men tal van<br />
bewoners van Djanthoi en omliggende kampongs met have en goed<br />
naar het gebergte zien vluchten.<br />
Slechts een paar lieden traden tegemoet en boden klappers aan.<br />
Daar van de opgelegde boete nog niets was binnengekomen, genoten<br />
vijftien mannelijke bewoners het voorrecht, als gijzelaars den troep te<br />
mogen vergezellen, toen 1 u. 45' n.m. de opnemer met zijn arbeid<br />
gereed was, en de terugmarsch begon.<br />
Tusschen de kampongs Baroe en Enteh-Gadjah, gaven een paar<br />
Atjehers, die het blijkbaar niet konden verkroppen, dat alles zoo zonder<br />
stoornis zou afloopen, wat vuur op de rechterflank der colonne.<br />
Een voortdurende regen, die in dit opzicht voordeelig werkte, deed<br />
dat wel verstommen — de Atjehers moeten niets van regen hebben —<br />
maar maakte van de goede bergpaden, ware glijbanen, zoodat de manschappen<br />
zeer vermoeid raakten.<br />
Wilde men niet voor de sterk gezwollen Atjeh-rivier blijven staan,<br />
dan moest men niettemin voortmaken. Gelukkig kon de rivier tusschen<br />
5 u. 30' n.m. en 6 uur bij Lieb do<strong>org</strong>etrokken worden en zoo was<br />
ieder 's avonds 7 uur weer in zijn bivak. Het regende nog tot 10<br />
uur door.<br />
Teneinde den troep in de gelegenheid te stellen, de goederen te<br />
drogen, nam de commandant zich voor den 5*" niet voor 9 uur 's mor-<br />
gens af te marcheeren.<br />
Alle wakils van de Moekims Tanah-Abe, zoomede Imam en wakils
139<br />
van Lam-Kabir hadden eieren voor hun geld gekozen en zich bij den<br />
wd. assistent-resident gemeld.<br />
Die van Tanah-Abe ontvingen de mededeeling, dat hun Imam persoonlijk<br />
zou boeten voor zijne volharding in het verzet, en die van<br />
Lam-Kabir, moesten behalve de 2 medegebrachte runderen, nog 6<br />
pikols gaba leveren.<br />
Op het vastgestelde uur marcheerde de colonne, met de 1* en 2* com<br />
pagnie 3' in de voorhoede, langs de Selimoen-rivier tot het overgangs-<br />
punt, langs de Atjeh-rivier tot Tanah-Abe en vervolgens door deze<br />
kampong naar het noord daarvan gelegen heuvelterrein.<br />
Zonder een vijand te zien of te hooren kwam men ten 1 1 u. 20'<br />
in laatstbedoelde kampong. De cavalerie beveihgde de rechterflank door<br />
voortdurend het hooge terrein te blijven volgen. Door haar waren slechts<br />
een tiental geweerdragenden waargenomen, die er zich voorloopig toe<br />
bepaalden op grooten afstand den troep te begeleiden.<br />
In Tanah-Abe meldden zich de wakils weder. De woning van den<br />
weerspannigen Imam werd tot straf in de asch gelegd.<br />
1 1 u. 45' v.m. deboucheerde men op het hooge terrein noord-west<br />
van Tanah-Abe, rustte daar drie kwartier en bereikte vervolgens ten<br />
1 u. 35' n.m. de Kroeng-Kir.<br />
Aan den commandant der voorhoede was opgedragen, met zijn com<br />
pagnieen zelfstandig noord-oostwaarts te gaan door Lam-Pie en Gleieng,<br />
daar alle woningen te verbranden en zich verder weer bij de colonne<br />
te voegen.<br />
De 3' compagnie 3' nam de eigenlijke taak der voorhoede opzich.<br />
Ter hoogte van Gleieng kreeg men dien dag het eerste vuur. Met<br />
eenige infanterie salvo's werd het beantwoord.<br />
Gleieng verlaten hebbend, richtte men zich ten 2 u. 10 n.m. naar<br />
de bekende vijandelijke nederzetting J^ 1000 M. noord-oost van Lam-<br />
Prei. Daar nam de cavalerie een 20-tal vijanden waar, terwijl er -^ 1 5<br />
in de flank der colonne zaten.<br />
De ruiters maakten het front der infanterie vrij, de beide voorste<br />
compagnieen ontwikkelden zich in gevechtsformatie en de artillerie kwam<br />
op eene nabij gelegen hoogte in batterij.<br />
Uit de nederzetting viel geen schot, wel van hoogtekammen noord<br />
en noord-oostwaarts der marschrichting, en daarop moesten de stukken<br />
dan ook ingeschoten worden.
140<br />
De schutters daar verdreven hebbende, brachten zij het vuur over op<br />
eene menigte Atjehers, die beladen en belast naar het gebergte vloden. 8 G.<br />
18 G. K. T. werden verbruikt. Wij kregen een licht gewonde. Zonder<br />
slag of stoot nam men de nederzetting, waarvan de laatste bewoners<br />
zich ook naar de bergen spoedden. Er waren vier afzonderlijke op hoog<br />
terrein gelegen groepen woningen. Dwars daardoor liep een heldere<br />
bergstroom Het terrein rondom was laag — sawah's met padi.<br />
De meest oostelijk gelegen groep, lag te ver weg om benut te kunnen<br />
worden en ging dus in vlammen op.<br />
Behalve de drie overigen, bezetten de troepen noord-noord-oost en<br />
noord-westwaarts nog een drietal andere hoogten. Op elk kwam een<br />
compagnie infanterie en de rest der colonne bivakkeerde midden in.<br />
Een gesloten kring schildwachten z<strong>org</strong>den voor de beveiliging.<br />
Was de hoofdmacht om vier uur in het bivak aangekomen, de beide<br />
compagnieen van het 3', die, onder majoor Wichers, Gleieng getuchtigd<br />
hadden, volgden een uur later.<br />
Half zes werd men beschoten, door vijanden, die zich noord van<br />
Gleieng achter een hoogtekam genesteld hadden. Met acht granaten<br />
verdreef men die lieden, maar nog voor zonsondergang, begonnen zij<br />
opnieuw, nu uit de richting van Lam-Prei.<br />
Wij kregen daardoor nog twee gewonden, t. w. de 1* luitenant G. K.<br />
Dijkstra — zeer licht — en een Europeesch fuselier.<br />
Tegen half acht brachten de hoofden van Lam-Kabir een buffel en<br />
de gevorderde gaba.<br />
's Nachts vielen er alleen tegen 4 u. 30' v.m. een paar schoten op<br />
het bivak.<br />
's M<strong>org</strong>ens van den 6 en ten half zeven, zond de colonne-commandant<br />
de 1* compagnie 3* en de compagnie 6' uit, om het heuvelterrein in<br />
noordelijke richting lot den kam van het gebergte te doorzoeken en<br />
eventueele nederzettingen op te ruimen. 9 u. v.m. moesten zij terug<br />
zijn.<br />
1 sectie der 1' compagnie 3* dekte in de nabijheid van het bivak<br />
de werkzaamheden van den opnemer.<br />
9 u. 15' v.m was nog alleen de compagnie van het 6* terug. In<br />
het gebergte had zij wat padischuren verbrand. Van die van het 3*<br />
hoorde men op een afstand de salvo's Daar deze als achterhoede<br />
was aangewezen, nam voorloopig eene andere die taak op zich en ging
141<br />
mee den marsch in. Alle woningen, die voor het bivak gediend hadden,<br />
ondergingen het lot van zoovele anderen.<br />
9 u. 40 v.m. kwam de voorhoede bij de Aloer-Maheng en kreeg<br />
daar vuur.<br />
De 1* compagnie 3* sloot zich hier weer bij de colonne aan.<br />
Gevuurd had zij op een massa vluchtende Atjehers, terwijl ook zij<br />
enkele kleine nederzettingen en voorraadschuren in de asch had gelegd.<br />
Die opruiming werd nog voortgezet aan den linkeroever der Aloer-<br />
Maheng, in het noordelijk deel van de Moekim van dien naam, en in<br />
de kampong Blang-Mej-Aboe aan gene zijde der Aloer-Bleuet.<br />
Eenige daar aangetroffen voorladers en donderbussen sloeg men stuk.<br />
Na het overtrekken van laatstgenoemde Aloer sloeg de colonne eene<br />
zuid-oostelijke richting in. Spoedig hevkende men op de linkerflank,<br />
het den 31 slen t. v. doorloopen terrein.<br />
1 1 u. 30' v.m. daalde de voorhoede in de Aloer-Pengapit af en<br />
kwam toen onder vuur van eenige Atjehers die zich noord-westwaarts<br />
in de heuvels op de Blang-Moeroe hadden opgesteld.<br />
Na een paar salvo's der voorhoede ging kapitein Jansen met een<br />
peloton tot den aanval over — maar de vijand wachtte hen niet af.<br />
De Aloer-Pengapit gaf weer een half uur oponthoud; toen vond<br />
men evenwel een goed voetpad naar Loehr.<br />
De achterhoede moest het nu en dan nog ontgelden, en kwam —<br />
na de colonne — 3 u. n.m. met een licht gewonde Indrapoeri binnen.<br />
Een welverdiende rustdag stond nu op het programma.<br />
Van den wd. Gouverneur kwam er bericht, dat, mocht de politieke<br />
toestand naar de meeningen van colonne-commandant en wd. assistent-<br />
resident van dien aard zijn, dat de excursie naar het Lam-Lootsche —<br />
die feitelijk nog plaats moest hebben — verder onnoodig kon heeten of,<br />
waren de troepen te vermoeid, dan kon dadelijk naar den kraton terug-<br />
gekeerd worden<br />
De prauwen konden aan bevriende hoofden worden toevertrouwd.<br />
De colonne-commandant antwoordde:<br />
„De politieke toestand eischt nog tucht ten zuiden van de Atjeh-<br />
„rivier. Eene tuchtiging van Lam-Karong zal noodzakelijk zijn tot<br />
„directe bestraffing van Toekoe Moeda-Ali Lam-Kareung, zoon van<br />
„T. Tjoet, Hadji Ajer-Alang. De waterstand maakt echter de excursies<br />
„zuid van de Atjeh-rivier bezwaarlijk. De toestand in het Gleiengsche,
142<br />
„Mahengsche en Moeroesche is van dien aard, dat tijdelijke bezetting<br />
„van Indrapoeri wenschelijk blijft, doch hiervoor is het niet noodig de<br />
„eerste dagen tochten derwaarts te maken. De gezondheidstoestand<br />
„is bevredigend. Kleeding, schoeisel en bivak eischen echter vernieu-<br />
„wing en verbetering.<br />
„Mij komt het daarom het meest gewenscht voor, de tegenwoordige<br />
„colonne te doen terugkeeren en gedurende eenige dagen alhier het<br />
„bivak te doen betrekken, door eene inlandsche compagnie en het<br />
..detachement genietroepen en het in dien tijd afdoende te laten inrichten<br />
„voor een opnieuw te formeeren colonne van de tegenwoordige sterkte.<br />
„Tegen contante betaling zal de bevolking voldoende materialen<br />
„leveren. Ik maak m<strong>org</strong>en een tocht naar Ajer-Alang ook ter over-<br />
„brugging van de Pengapit. De cavalerie zend ik dan terug. Zoo mijn<br />
„voorstel wordt goedgekeurd, kan de rest der colonne overm<strong>org</strong>en huis-<br />
„waarts keeren."<br />
's Avonds losten vijanden van den Gle-Kambing eenige schoten op<br />
het bivak — zonder iemand te raken.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en kwam een antwoord van den Chef van den<br />
Staf, dat de wd. Gouverneur het maar beter vond, dat alle troepen<br />
terugkeerden. Hij wilde niet vooruitloopen op eene later door den<br />
nieuwen Gouverneur te nemen beslissing tot vestiging.<br />
In zijn weder-antwoord op dit schrijven lichtte de Overste van<br />
Heutsz de urgentie van het vasthouden van Indrapoeri nogmaals toe<br />
en gaf in overweging daarvoor de compagnie van Thiel, van het 14* Bataljon<br />
te bestemmen.<br />
Met 4 compagnieen, de sectie Berg-artillerie en de genietroepen ging<br />
men ten 7 u. v.m. langs den kortsten weg naar de Kroeng-Pengapit.<br />
9 u. 30' daar aangekomen, rukten de beide compagnieen van het<br />
6* door naar Ajer-Alang om op alle roerende goederen beslag te leggen.<br />
De overige dekten de werkzaamheden der genie aan de brug, n.l de<br />
artillerie en eene compagnie op een heuvel ten westen van den overgang,<br />
eene compagnie onmidddlijk bij de werkers.<br />
Van Ajer-Alang had zich tot dusverre noch de Imam T. Tjoet-Ali<br />
Lam-Karong, noch een enkele wakil gemeld. De Imam had wel al<br />
eens een brief geschreven, dat hij komen zou.<br />
Onze troepen had men thans niet meer verwacht, dat bleek ook daaruit,<br />
dat er veel volk aan den sawah-arbeid was.
143<br />
Voor eene waarde van 400 dollars aan vee, wapenen en koperwerk<br />
werd in beslag genomen en overgegeven aan den assistent-resident, die<br />
den bewoners, die zich bij hem meldden, duidelijk maakte, dat hunne<br />
hoofden, de schuld van de beslaglegging droegen.<br />
Na 5 uur werkens was de genie gereed met een oeverbrug van<br />
klapperstammen ter lengte van J^ 14 Meters.<br />
3 u. n.m. kon de terugmarsch worden aanvaard, en twee uur later<br />
was de troep doornat te Indrapoeri. Geen schot was er dien dag<br />
gevallen.<br />
De cavalerie had 's m<strong>org</strong>ens twee uur noodig gehad om haar paarden<br />
over de Atjeh-rivier te brengen. Na te Samahani een kleine en te Lam-<br />
Baroe een groote rust gehouden te hebben, was zij 3 u. 30' n.m. te<br />
Koeta-Radja.<br />
De colonne-commandant vond bij zijn thuiskomst te Indrapoeri het<br />
bericht, dat zijn voorstel door den wd. Gouverneur was goedgekeurd<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en zou de colonne dan huistoe gaan, maar de<br />
rivier bleek buiten haar oevers getreden en de stroomsnelheid zoo groot,<br />
dat zelfs de overtocht met prauwen ondoenlijk was.<br />
De colonne-commandant besloot daarom met den troep via Pieng-<br />
Montassik en Senelop naar Koeta-Radja te marcheeren en de 3* com<br />
pagnie 6' Bataljon te Indrapoeri te laten met opdracht over Samahani<br />
huiswaarts te gaan, zoodra het der compagnie van Thiel gelukt was,<br />
de Atjeh-rivier over te steken<br />
Voor den bivak-commandant werd eene instructie achtergelaten,<br />
waarin o m bepaald was, dat hij tegen contant geld zooveel materiaal<br />
van de bevolking moest inkoopen, dat een behoorlijk bivak voor 6 com<br />
pagnieen ; nfanterie, 2 pelotons-cavalerie, 1 sectie Berg-artillerie, 1 sectie<br />
genietroepen, 2 ambulances en 250 dwangarbeiders kon gebouwd wor<br />
den, waarin dan alien behoorlijk onder dak waren.<br />
In de kampong nabij de Masdjid mochten geen Atjehers worden<br />
toegelaten.<br />
Toen de compagnie van Thiel ten 7 u. 15' v.m. bij het overgangs-<br />
punt kwam, riep men haar toe voorloopig naar Samahani terug te gaan,<br />
en zoodra de waterstand zulks gedoogde, de compagnie Jansen te komen<br />
aflossen.<br />
De colonne ving ten half acht haar marsch aan, trok ten 10 u v.m<br />
over de Kroeng-Anak, bereikte 11 u. v m. Pieng, zonder dat nog een
144<br />
schot gevallen was. Van hier over de Aloer-Lang naar Pantai-Karang<br />
gaande, kwamen wat vijanden uit het heuvelterrein van den kant van<br />
Bagoeng en Boeng-Ajan opzetten en beschoten de achterhoede, zonder<br />
resultaat.<br />
Niet verder verontrust, kwam men 's middags 4 uur te Lam-Baroe,<br />
per stoomtram ging men door naar den kraton.<br />
Aan munitie was tijdens de excursie verbruikt:<br />
5336 patronen van 6 5 m.M , 5535 id van 1 1 m.M en 165 Karabijnpatronen,<br />
voorts 15 G en 24 G. K T.<br />
Behalve de luitenants Dijkstra en de Koningh, waren 7 minderen<br />
niet levensgevaarlijk gewond. Een Europeesch zieken-oppasser pleegde<br />
zelfmoord in het bivak te Indrapoeri.<br />
Kon dus de afloop der tocht bevredigend heeten, een kwaad gevolg<br />
was, dat van de deelnemers niet minder dan 157 man met typhus<br />
(of typhus abdominalus) in het hospitaal moesten worden opgenomen,<br />
waarvan een groot deel ten slotte geevacueerd werden. Bovendien<br />
meldden zich niet minder dan 16 officieren ziek.<br />
Gedurende de afwezigheid der colonne, had de te Indrapoeri achter<br />
gelaten bezetting niet stil gezeten<br />
Zoo rukte den 4'" November eene patrouille van 3 officieren en 105<br />
bajonetten uit, om het terrein zuid-westwaarts van de Masdjid te door-<br />
zoeken. Na eerst tot de Kroeng-Lang-karoeng te hebben gemarcheerd,<br />
ging zij langs den linker-oever van die rivier naar het gebergte.<br />
Daar schoot zij van een bendetje van 7 Atjehers er 2 neer en ver-<br />
brandde een drietal nederzettingen. Langs het voetpad, dat van Tjot-<br />
Tjoet naar Long-Lemoh leidt, keerde zij huiswaarts.<br />
6 November ging eene afdeeling van gelijke sterkte via Long-Lemoh<br />
naar het gebergte. Door vuur verdreef zij een bende van 12 tot 15<br />
man en ruimde een zevental hutten op.<br />
Na een paar K. M. in het gebergte te hebben afgelegd, werd het<br />
er voor dien dag bij gelaten.<br />
Den 10'" November was het water in de Atjeh-rivier zoover gedaald,<br />
dat de compagnie van het 14' het bivak kon bereiken, waarop die van<br />
het 6* naar Koeta-Radja terugging<br />
De kleine patrouilles, die van Kroeng-Raba, Tjot-Mantjang of de<br />
posten uitgingen — meestentijds om opnemers te dekken, stietten maar<br />
hoogst zelden op tegenstand.
GENERAAL-MAJOOR C. P. J. VAN VLIET.
145<br />
Het korps-marechaussee maakte den 4*" eene verkenning in de IX<br />
Moekims en in het Lamkraksche met het oog op eene vo<strong>org</strong>enomen<br />
excursie naar het aangrenzende gebergte. Verschillende hutten — bij<br />
vorige gelegenheden verbrand — waren weer opgebouwd.<br />
De eigenlijke tocht vond 8 November plaats.<br />
Ten 1 u. 45' v.m. vertrok eene colonne — bestaande uit het korpsmarechaussee,<br />
2 compagnieen 6* Bataljon en eene ambulance derwaarts,<br />
teneinde de vijandelijke nederzettingen in het gebergte bij Biloel opnieuw<br />
op te ruimen.<br />
Even ten oosten van Tjot Lam-Bakam, splitste de colonne zich.<br />
Twee afdeehngen gingen, met eene tusschenruimte van 1 K. M., het<br />
gebergte in, tot een "der waterscheidende ruggen bereikt was, een derde<br />
doorzocht het binnen die marschlijnen gelegen terrein.<br />
Slechts een Atjeher schoot op den troep en toen hij nagezet werd,<br />
stiet men op een ander, die met Beaumontgeweer, leergoed en munitie<br />
in onze handen viel.<br />
Elf huizen waaronder een vrij groot, waren verbrand.<br />
9 u. v.m. begon de afdaling, tegen twaalf uur s' middags was de<br />
colonne in de valid verzameld. De Eur. Serg. Grebner, No. 27589,<br />
was van uitputting op een der toppen bezweken.<br />
Het omlaag brengen van zijn stoffelijk overschot vorderde bijna drie<br />
uur tijds.<br />
4 u. 30' n.m. kon de colonne per extra tram van Lam-Peneroet naar<br />
Koeta-Radja worden vervoerd.<br />
IV HOOFDSTUK.<br />
Den 8*" November kwam te Oleh-leh, de nieuwbenoemde Civiel en<br />
Militaire Gouverneur, de kolonel C. P. J. van Vliet aan. (')<br />
Zoowel bij het debarkement, als brj den intocht in Koeta-Radja, werden<br />
de gebruikelijke eerbewijzen gedaan.<br />
Het kwam den nieuwen chef te stade, dat hij, als oud chef van den<br />
staf, van de meeste zaken goed op de hoogte was.<br />
Zooals we zagen, moest hij toch al dadelijk zijne meening zeggen,<br />
omtrent het al dan niet bezet houden van Indrapoeri.<br />
De officieele overgave van bestuur had den 17 e " November plaats.<br />
De kolonel van Vliet verklaarde daarbij op den thans ingeslagen weg<br />
(') Voor de Instructie: Zie bijlage III.<br />
10
146<br />
te zullen voortgaan, en de vijandelijke benden, rusteloos te zullen doen<br />
vervolgen, om daardoor de rust en vrede wenschende en goedgezinde<br />
bevolking tegen mollest van de zijde dier benden te beschermen en langzamerhand<br />
aan het verzet tegen ons gezag een einde te maken.<br />
Dat de nieuwe Gouverneur den toestand nu juist met zoo rooskleung<br />
vond, blijkt wel uit het eerste door hem ingediende politieke verslag,<br />
waarin wij aangeteekend vinden: „dat ondanks ons onafgebroken<br />
„optreden, de oorlogspartij nog in het verzet bleef volharden, en wij den<br />
„brand nog niet meester waren, het vuur integendeel weer aangewakkerd<br />
„werd, door een onlangs van Mekka teruggekeerden aanverwant van<br />
„wijlen Sech Saman di Tiro, terwijl nog geen der gezaghebbende leden<br />
„van de hoeloebalangs geslachten der Polims, BaidS en Tjihik-Montassik,<br />
„hunne onderwerping aanboden; dat Toekoe Oemar weder het hoofd<br />
„begon op te steken, blijkende uit den vrij hevigen tegenstand, die onze<br />
„troepen bij den tocht naar Lepong op den 12 en November t. v. on-<br />
„dervonden."<br />
Het ageeren tegen de benden, zou om deze redenen onafgebroken<br />
worden voortgezet, te meer, wijl het te verwachten was, dat zij zich na<br />
den padidogst in het bijzonder zouden gaan roeren.<br />
Wat was er den 12*" in Lepong vo<strong>org</strong>evallen?<br />
Eenige dagen te voren hadden zich Toekoe Radja-Hitam en Ketjihiq-<br />
Oemar bij den post-commandant van Lam-Djamoe vervoegd met de<br />
mededeeling:<br />
„De Atjeher Mat-Said van Lohong had hun het bericht gebracht,<br />
„dat Oema het plan koesterde, den 12*" door een dozijn panglima's<br />
„en 300 strijders onder Toekoe Aroen een inval te laten doen in de<br />
„VI Moekims."<br />
2 compagnieen van het 12* Bataljon, te zamen 6 officieren en 189<br />
bajonetten sterk, maakten daarop eene verkenning in Lehong tot aan de<br />
Kroeng-Djanten-Perak, maar ondervonden niets bijzonders.<br />
Een paar hinderlagen voor den Gle-Loedah-pas ontwaarden al evenmin<br />
iets van een vijand.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en ging de bivak-commandant — de Overste G. F.<br />
Soeters, er zelf heen, weer met 2 compagnieen, d. w. z. 4 u. 15'v.m.<br />
marcheerde eene compagnie Europeanen, ter sterkte van 4 officieren en<br />
99 Europeanen af, met opdracht zich aan de noordzijde van de Kroeng-<br />
Djanten-Perak in tweeen te splitsen.
147<br />
Een peloton moest langs den voet van het • gebergte zuidwaarts<br />
trekken, en het andere door de kampongs zijne richting op Masdjid<br />
Lepong nemen, om vandaar oostwaarts om te buigen naar het gebergte<br />
teneinde zich met het 1* peloton te vereenigen en de verkenning in de<br />
vallei van de Kroeng-Lepong voort te zetten.<br />
De 2' compagnie, waarbij de bivak-commandant, was 4 officieren en<br />
94 minderen sterk, en marcheerde 5 u. v.m. naar den Gle-Loedah-pas<br />
en verder rechtstreeks op Masdjid Lepong aan. Zij zou beproeven,<br />
daar de rivier over te gaan en dan stroomopwaar's, in verband met den<br />
eerst uitgezonden troep, de verkenning te vervolgen naar Lam-Oesa, tot<br />
een brug, die hoogerop over de nvier moest hggen en voorts naar Panton (1).<br />
De kampongs bleken meerendeels nog onbewoond; langs den voet<br />
van het gebergte, trof men nieuw opgetrokken nederzettingen aan, alsmede<br />
een paar padischuren. 1000 M. oostwaarts van de Masdjid, waren<br />
mannen aan den sawah-arbeid.<br />
Alles had dus een vreedzaam aanzien, maar toen het peloton, dat<br />
de kampongs doorzocht, oostwaarts omboog naar het gebergte, kreeg het<br />
van een heuvel, midden in de sawah, vuur. Eene sectie beantwoordde<br />
dat, terwijl de andere onder den 1'" Luitenant O. W. Gobius de sawah<br />
ov^rstak, om een hoogterand te bereiken.<br />
Hierbij kreeg deze officier een schot in het hoofd en was onmiddellijk<br />
dood. De Eur. fuselier Pierot, No. 39066, kwam er met een<br />
schampschot af.<br />
De sectie, die, om te kunnen vuren, achterbleef, sloot zich bij de<br />
andere aan.<br />
Inmiddels had de 2' compagnie tegen 8 u. v.m. de Masdjid bereikt<br />
en vond de brug bij Lam-Sinia verdwenen. Van eene nieuwe overbrugging<br />
over den 12 Meter breeden stroom, kon op het moment geen<br />
sprake zijn.<br />
Het vuur in de sawah hoorende, zond de commandant achtereenvolgens<br />
twee secties ter hulpe en wel langs den rechteroever, met speciale<br />
opdracht om den eersten den besten overgang ook vast te houden.<br />
De vijand trok zich intusschen naar de berghellingen terug en vuurde,<br />
van achter de rotsblokken, op de nader komende troepen.<br />
De commandant zag wel, dat een doorzetten op beduidende verliezen<br />
zou komen te staan en gelastte te 10 u. 30' v.m. op de Masdjid<br />
(1) Aan de Kr. Saramameh ter hoogte van de S. van dien naam -- Kaart 1 : 75.000.
148<br />
terug te gaan, na een pas ontdekte versterking, met eenige daarbij gelegen<br />
huizen — die tot Lam-Oesa behoorden — te hebben verbrand.<br />
Van de Masdjid ging een peloton vooruit om eene versterking bij de<br />
Kroeng-Djanten-Perak te bezetten; de Europeesche compagnie zou de<br />
hoofd-colonne en het 2* peloton der inlandsche compagnie de achterhoede<br />
vormen.<br />
Die hoofd-colonne, de Kroeng-Djanten-Perak bijna gepasseerd zijnde,<br />
vielen er plotseling eenige schoten, afgegeven door eene bende, die<br />
zich in de duinen en het bedekte terrein, aan gene zijde der lagune<br />
genesteld had.<br />
Dadelijk kregen wij weer een paar zwaar gewonden; daarbij kwam,<br />
dat de lagune te diep was om doorwaad te worden, en men den vijand<br />
dus ook niet te lijf kon gaan.<br />
Toen de achterhoede daartoe niettemin pogingen in het werk stelde,<br />
ging het grootste deel der bende op de vlucht — helaas bleven een paar<br />
goede schutters standhouden. De troep, hare stellingen verlatend, kreeg<br />
daarop nog twee doodelijk getroffenen, zoodat men te 5 u. 15' n m.<br />
met vier dooden, twee zwaar en twee hchtgewonden te Kroeng-Raba<br />
binnenkwam.<br />
Volgens latere berichten, stonden de vijandelijke benden onder den<br />
reeds vroeger genoemden Toekoe Amat e.i onder Pang-Den, Pang-<br />
Bintang en Wakil Amin, alien lieden van Lepong, die in Panton thuis<br />
hoorden.<br />
Bij Masdjid Lepong hadden de onzen 22 vijanden tegenover zich<br />
gehad en bij de Kroeng-Djanten-Perak slechts 17.<br />
16 November werd de bezetting van Kroeng-Raba, door drie compagnieen<br />
van het 6* Bataljon met hulpwapens afgelost.<br />
In Tjot-Mantjang had de Imam van Hoho, Toekoe Bintang, een<br />
bericht gebracht, dat zich in den nacht van 14 op 15 November, eene<br />
bende van Polim, ter sterkte van 200 Pedireezen en lieden van Pasei,<br />
in het gebergte bij Koeta Ba 4 -Teue had neergelaten.<br />
Teneinde, buiten de rivieren om, een weg naar die plek te zoeken,<br />
rukte den volgenden m<strong>org</strong>en een troep ter sterkte van 1'/2 compagnie uit.<br />
Wel werd het gebergte bereikt, maar vijanden waren niet ontdekt.<br />
Intusschen was gebleken, dat de Blang-Bintang geheel onder water stond,<br />
terecht besloot men met eene excursie op eenigszins groote schaal te<br />
wachten, tot het terrein weer begaanbaar zou zijn.
149<br />
In den vroegen m<strong>org</strong>en van den 19 den November doorzocht het korps<br />
marechaussee de Batoe-Mengkoerah (1). Op den top vond men een<br />
nieuwe pondok, maar van vijanden werd men alleen iets gewaar, toen<br />
tegen zes uur van een verwijderden top een achttal schoten vielen.<br />
Naar aanleiding van een bericht, dat in het gebergte, tusschen Batoe-<br />
Lintang en Mampreh eene groote chandoeri (2) zou worden gegeven ter<br />
voorbereiding van nieuwe aanvallen der partij van verzet, toog den volgenden<br />
m<strong>org</strong>en ten 1 1 uur het 3* Bataljon derwaarts.<br />
Aan den bivak-commandant van Samahani was terzelfdertijd opgedragen<br />
bij Tengkoe di Liweng eene stelling in te nemen, om naar die zijde<br />
vluchtende vijanden afbreuk te doen.<br />
Vergezeld van den wd. Controleur der XXII Moekims, ging het<br />
bataljon via Lam-Baroe, Anak-Galoeng, Sibreh, Rahat, Loetoe, rechtstreeks<br />
naar de nieuwe nederzetting van Toekoe Tjoet-Lam-Tengah,<br />
waar inderdaad alles voor het feest in gereedheid werd gevonden.<br />
Groote bakken met rijst en vleesch kwamen in handen van de<br />
ongenoode gasten, evenals een achterlaadgeweer, vijf voorlaadgeweren<br />
en een donderbus.<br />
Ons kostte die affaire een viertal gewonden, de verliezen in personeel<br />
van den vijand bleven onbekend<br />
Ook de compagnieen van Samahani kregen nog een gewonde in<br />
hunne stelling, die overigens geen resultaat opleverde.<br />
Toekoe Ali-Baid had zich volgens zegslieden van den Controleur<br />
uitgelaten, niet te zullen terugkeeren, zoolang zijn vader verbannen bleef,<br />
terwijl T. Tjoet-Lam-Tengah, T. Gedong en de Imam van Lam-Lheiie,<br />
op strenge straffen, het slechten van bentengs en het in orde maken<br />
van wegen en bruggen verboden hadden.<br />
Op een bericht, dat zich in kampong Djoeroeng Baterieng—1000<br />
Meter zuidwest van Aloer-Awi gelegen — eene kleine bende had genesteld,<br />
omsingelde de bivak-commandant van Samahani, tegen het aanbreken<br />
van den dag, op 22 November bedoelde kampong.<br />
Alleen wat blanke wapens en munitie vormden den buit, terwijl bij het<br />
verbranden van een der huizen eene groote hoeveelheid munitie ontplofte.<br />
Een paar berichten van Toekoe Radja-Hitam, dat zich in het Paranggebergte<br />
strijders van Oemar ophielden, bleken onjuist te zijn; wel<br />
(1) Z. W. van den Gle Broee (Kaart 1 : 75.000).<br />
(2) Feestmaai.
150<br />
scheen de invloed van onzen ex-hoofdpanghma in Lohong weer gaan-<br />
deweg te groeien.<br />
De ongunstige weersgesteldheid en even ongunstige gezondheidstoe-<br />
stand der troepen, stond evenwel eene flinke actie in den weg. In som-<br />
mige bivaks achtte men het zelfs noodig te bepalen, dat alleen in dringende<br />
gevallen mocht worden uitgerukt. Dat was bijvoorbeeld het geval in<br />
Tjot-Mantjang, door de soldaten, vrij teekenend, Tjot-Modder, genoemd.<br />
24 November nam de Civiele en Militaire Gouverneur, vergezeld van<br />
den gewestelijk eerstaanwezend genie-officier den Gle-Loedah-pas in<br />
oogenschouw, met het oog op een daardoor aan te leggen weg.<br />
De marechaussee's lichtten op het bericht, dat zich in kampong Lam-<br />
Baroe, Moekim Lamkrak, kwaadwilhgen bevonden, de geheele mannelijke<br />
bevolking op. Bij schifting haalde men er werkelijk een drietal bendeleden<br />
uit.<br />
Het 12* Bataljon, onder den Luitenant-Kolonel Soeters, rukte 29<br />
November uit, om in Tibang-Poei en Birah, bij Ba'-Dilip, naar de op<br />
17 April t. v. verloren gegane stukken, n. 1. een kanon van 7 c.M.<br />
Veld, een mitrailleur en een Coehoorn-mortier te zoeken.<br />
Bij Senelop splitste de colonne zich. De 4' en 5* compagnie onder<br />
den Majoor H. A. L. Wichers gingen naar Tibang-Poei, de rest onder<br />
den korps-commandant naar Lam-Birah en de benteng Koelam te Madjat.<br />
10 u. 40' v.m. openden eenige Atjehers hun vuur op de troepen, die<br />
de oostzijde van Lam-Birah bezet hadden en bez<strong>org</strong>den ons een gewonde.<br />
De colonne Wichers vond het veldstuk in een poel nabij het nipah-<br />
bosch van Tibang-Poei, later vischte men daar ook de Coehoorn-mortier<br />
op, maar de mitrailleur was nergens te \inden.<br />
Het kampong-hoofd van Tibang-Poei en meerdere inwoners van Lam-<br />
Birah, die geweigerd hadden inlichtingen te verstrekken, werden gevan-<br />
kelijk naar Koeta-Radja gebracht, waar de colonne ten 6 u. 30' n m<br />
hare kwartieren weer opzocht.<br />
De gedwongen rust onzer troepen hield in de maand December nog<br />
aan, wat orde en rust in het pas bezette gebied nu niet direct in de hand<br />
werkte. Nabij Indrapoeri, was de vijand zoo brutaal om in den nacht<br />
van 30 November op 1 December, de staaldraadkabel van een der<br />
prauwen door te kappen en het vaartuig zelf tot goeden buit te ver-<br />
klaren. Later bleek, dat het naar de Kemiroe was opgevoerd
151<br />
Ons relaas over de krijgsverrichtingen in het 2' semester zou hier<br />
gevoegelijk kunnen eindigen; terwille van de volledigheid, zullen evenwel<br />
de tot ultimo December vo<strong>org</strong>evallen bijzonderheden nog worden aangestipt.<br />
Het tijdperk van 1 tot en met ultimo December.<br />
Alweer waren het volgelingen van T. Tjoet-Lam-Tengah, die in het<br />
heuvelterrein, nabij Batoe-Lintang eenige nieuwe versterkingen oprichtten<br />
Onder leiding van den post-commandant van Tjot-Goee, trok eene<br />
patrouille van 6 officieren en 200 man, uit de linie, daarheen, om die<br />
op te ruimen.<br />
Eene kleine bende van 15 a 20 man zat hen op te wachten, maar<br />
vond het toch geraden bijtijds de plaat te poetsen.<br />
Zes koeta's werden gesloopt en verbrand en met een voorlader en<br />
wat blanke wapens als buit, kon men huiswaarts gaan.<br />
De bezettingen van Samahani en Indrapoeri werden door het 9* Bataljon<br />
vervangen en 2 December kwam er ook eene telefonische verbinding<br />
met Indrapoeri tot stand.<br />
Dat ook de nieuwe Gouverneur zich ten gunste van de definitieve<br />
bezetting van dat punt had uitgesproken, bleek uit het feit, dat de bouw<br />
van het bivak met kracht werd voortgezet.<br />
Onder de Europeanen van het 9* Bataljon kwam nog al cholera<br />
voor, weshalve de 1* compagnie den 5*" December door eene nog niet<br />
aangetaste Inlandsche compagnie was vervangen en zoo bestond het<br />
garnizoen daar, uit twee compagnien Javanen.<br />
Van Polim kwam bericht, dat hij zijn roerende have naar de VII<br />
Moekims Pedir had doen overbrengen en steeds voortging, de bevolking<br />
tot verzet aan te sporen en te bedreigen, zoodat weer tal van bentengs<br />
bij Moeroe, Gleieng en in de Moekim Lam-Loot waren opgericht.<br />
Aan eene bende van Oemar, was het den 3*" gelukt, zich bij Naga<br />
Oembang in de IV Moekims te nestelen.<br />
Eene onmiddellijk derwaarts gezonden detachement, kreeg bij die<br />
plaats uit het bedekte terrein deboucheerend, vuur uit eene naar schatting<br />
100 M. boven den beganen grond in den steilen rotswand aanwezige<br />
schuilplaats, waardoor de Atjehsche gids gedood werd.<br />
De beide voorste sectien, vonden dekking in den dooden hoek, de<br />
derde, die 's vijands vuur beantwoordde, bekwam twee gewonden.
152<br />
Te vergeefs zocht men een pad naar de grot, en toen de bende<br />
groote steenen naar omlaag deed vallen, achtte de patrouille-commandant<br />
het beter zijne menschen in Naga-Oembang terug te trekken en den<br />
chef in Kroeng-Raba van een en ander door een Atjeher te doen<br />
kennis geven.<br />
Deze kwam met een tweede detachement te hulp, maar toen men<br />
ten slotte het terrein doorzocht, bleek de vijand verdwenen te zijn.<br />
Den volgenden dag hernieuwden een tweetal afdeehngen het onderzoek,<br />
n. 1. eene aan de zuidelijke helling van den Gle-Raba en eene<br />
bij Naga-Oembang.<br />
Na het hoogste punt bereikt te hebben, daalde de eerste afdeeling<br />
in de richting van de schuilplaats af. Op J^ 100 M. bleek eene<br />
steenen versterking te liggen, 20 Meter hooger eene observatiepost,<br />
vanwaar alle troepenbewegingen uit het bivak Loh-Nga konden worden<br />
waargenomen.<br />
Van vijanden bespeurde men niets. Van een der bendeleden, die<br />
kort daarop bij passenvisitatie gearresteerd werd, vernam men, dat een<br />
zekere Teungkoe Pakeh Lam-Pisang, aanverwant van Teungkoe di Tiro,<br />
de chef der bezetting van die verheven sterkte, was geweest.<br />
In de VII Moekims Baid en de V Moekims Montassik woedde<br />
inmiddels de cholera voort; begiijpelijk onthield men zich daar van<br />
troepenbeweging en de vijand bepaalde zich tot het beschieten der<br />
transporten, tusschen Samahani en Indrapoeri en het rooven van telefoondraad<br />
bij Anak-Gle.<br />
Hoofdbedrijver van die baldadigheden was de bekende Toekoe di<br />
Gedong.<br />
Op aanwijzing van den hoeloebalang der IX Moekims, T. Neq Imam,<br />
arresteerde eene patrouille 9 December een panglima van Toekoe Rajoet<br />
Daroe, Pang Gani, geheeten.<br />
Ook T. Radja Lam-Ilir wilde van zijne goede gezindheid blijk geven<br />
en deelde mede, dat Teungkoe Ma'-ld-zoon van Teungkoe di Tiro,<br />
in de heuvels bij Anak-Gle zat.<br />
In allerijl gingen er zoowel van Samahani als van Indrapoeri patrouilles<br />
heen, maar vonden den vogel gevlogen.<br />
Hij zou zich naar de heuvels zuid-west van Lam-Krak hebben verplaatst,<br />
maar daar had men den volgenden dag al evenmin succes.<br />
15 December meldde zich de Imam van Pieng bij den commandant
153<br />
te Tjot-Mantjang. Met hem hadden nu alle autoriteiten der V Moekims<br />
Montassik, behalve de hoeloebalang hunne opwachting bij het bestuur<br />
gemaakt.<br />
Deze riep den 18* n d. a. v. al zijne ondergeschikte Imams naar<br />
Koeta Ba'-Teue op.<br />
De wd. Controleur, wien zij hiervan kennisgaven, wilde hun alleen<br />
vergunnen met Toekoe Tjihiq eene ontmoeting in een der kampongs<br />
te hebben, indien deze zich wilde onderwerpen, maai- daarin had onze<br />
vriend nog geen zin.<br />
Het bekende bendehoofd Habib Samalangga, die ook in die streken<br />
huisde, verwisselde het tijdelijke met het eeuwige. Zijn commando ging<br />
over op Habib Mohamad Saleh Tepin Wan, ook bekend onder de<br />
namen Habib Loengkueiing of Habib Mohamad.<br />
Eenmaal met gezag bekleed, meende hij zich nog deftiger titels ook<br />
te moeten toekennen en noemde zich o. m. Habib Sjanf.<br />
Met hem zaten de later, tijdens en na de Pedir-expeditie meer bekende<br />
Teungkoe di Tjot-Pieeng, Habib Hasan Lam Poepoeh en Teungkoe<br />
di Toetoee Garoet te Koeta Ba' Teue.<br />
Op Polim's last hadden de XXII Moekims in het onderhoud van<br />
de heeren en hunne trawanten te voorzien, de VII Moekims Baid,<br />
bez<strong>org</strong>den de verpleging der benden nabij Anak-Gle.<br />
De bovengenoemde Habib Lam-Poepoeh, was een uit Pedir afkomstige<br />
Arabier, die zich vervanger van den vroeger gesneuvelden Habib<br />
Lhong noemde.<br />
Eene van Tjot-Mantjang ondernomen patrouille zag zich bij Ba'-Dihp<br />
beschoten. De toestand der sawahs liet niet toe, den vijand te verdrijven.<br />
De XXVI Moekims hidden zich kalm. Toekoe Tjoet-Toengkoeb<br />
en de kortelings uit Pedir teruggekeerde Po Tjoet Ma'-Tahir, rustten<br />
in het oostelijke heuvelterrein een wijle van de vermoeienissen uit.<br />
Eene patrouille ond'r den postcommandant van Lam-Reng, den 1'"<br />
Luitenant H. J. Hillebrandt, ter sterkte van 4 officieren en 120 bajo-<br />
netten, richtte zich den 22'" December naar Batoe-Lintang, en kwam<br />
tot de ontdekking, dat op de plaats, waar kort te voren acht huizen<br />
waren verbrand, reeds vijf nieuwe woningen prijkten. Natuurlijk legde<br />
men die opnieuw in de asch, blijkbaar niet ten genoege van de eige-<br />
naars, die den troep op den terugmarsch nog drie gewonden wisten<br />
toe te brengen.
154<br />
De hoofden van verzet in het Indrapoerische bleven zich weren.<br />
Iederen dag was de telefoonlijn vernield. Den 22'" verloste eene bende,<br />
de Atjehers, die met het transport naar Indrapoeri belast waren, van<br />
het dagelijksche brood en vleesch.<br />
Eene terstond uitgerukte patrouille achterhaalde alleen een deel van<br />
het vleesch.<br />
's Avonds werd het bivak beschoten. De 1'Luitenant J. L. E. Franssen,<br />
kreeg daarbij een schampschot.<br />
Westelijk van Aloer-Awi verbrandde men den 27'" de nederzetting<br />
van Ali-Baid en wel ten kostte van een gewonden inlandschen fuselier<br />
onzerzijds.<br />
Teneinde in die streken meer macht te kunnen ontwikkelen en ook<br />
om Koeta Ba 4 -Teue weer eens onder handen te kunnen nemen, kreeg<br />
de bezetting van Indrapoeri den 28'" December eene blijvende versterking<br />
van een Europeesche- en eene Inlandsche compagnie.<br />
's Middags 3 uur bij Gle-Kambing aankomende, bleek de rivier te<br />
bandjiren.<br />
Voor het overzetten van den troep was dat een groot bezwaar, niettemin<br />
het ging, hoewel langzaam, totdat op een gegeven oogenblik de<br />
ijzeren stang, waarmede de haspel van het windas werd vastgezet,<br />
doorboog.<br />
De haspel raakte los en daarmede kabel en pont. De laatste zonk<br />
door het gewicht van den kabel. Alle opvarenden raakten te water<br />
maar wisten zich te redden, behalve de Eur. fuselier Nellen, No. 30718,<br />
die met tal van goederen, door den sterken stroom werd medegesleurd.<br />
Onder bewaking van 2 officieren en 60 bajonetten bleven de meeste<br />
vivres en goederen 's nachts aan de overzijde der rivier.<br />
Ook Toekoe Oemar scheen troepenversterking uit het Meulaboesche<br />
te hebben verkregen en vierde die gebeurtenis met eene chandoeri en<br />
het zenden van eene bende naar de IV Moekims.<br />
Deze kwam den 28 en , nabij Batoe-Mergati in vuurgevecht met eene<br />
patrouille van Kroeng-Raba, waartegen zij het blijkbaar niet kon houden,<br />
althans zij verdween in het hooge gebergte en was ook voor eene den<br />
volgenden dag uitgezonden afdeeling, die het gebergte ten zuiden van den<br />
Glitaroen afzocht, niet te vinden.<br />
Gelukkig voor de actie begon het weer beter te worden, en kon men
155<br />
er aan denken, met het nieuwe jaar tegen Oemar eene colonne in het<br />
veld te brengen.<br />
Den 1'" Januari vertrok deze, onder aanvoering van den Luitenant-<br />
Kolonel G- F. Soeters, en ter sterkte van het korps-marechaussee, 6<br />
compagnieen infanterie, 1 sectie mortieren van 7 c.M. A, genietroepen,<br />
ambulance en trein naar Lohong<br />
De beschrijving van de verrichtingen dezer colonne, buiten het bestek<br />
van dit werk liggend, zal schrijver zich alleen nog tot enkele, wellicht<br />
niet overbodige, beschouwingen bepalen.<br />
Besluit.<br />
In 1897 verscheen te 's Gravenhage van de hand van een onbekenden<br />
schrijver eene brochure:<br />
„De Toekoe Oemar-Politiek. Inleiding en wording."<br />
De schrijver, die zich als een voorstander dezer politiek doet kennen,<br />
eindigt zijne verhandeling aldus:<br />
„Hoe men over alles, wat sedert Januari 1892 in Groot-Atjeh is<br />
„vo<strong>org</strong>evallen, moge oordeelen, de omstandigheden hadden, zooals die<br />
„door mij zijn medegedeeld, den Generaal Deykerhoff een nieuwen weg<br />
„doen inslaan, om tot de pacificatie van Atjeh te geraken, zonder<br />
„bloedige verliezen van noemensvvaardigen aard en zonder verwoesting<br />
„van het land. Men kreeg door zijn stelsel een gedeelte van de ernstige<br />
„bevolking op onze hand, terwijl van het Indische leger niet meer,<br />
„eerder minder, werd gevergd, dan daarvan tijdens de periode der con-<br />
„centratie was gevorderd.<br />
„Gesteund door de Indische regeering en het Opperbestuur, ging het<br />
„Atjehbeleid dus eene schoone toekomst tegemoet.<br />
,,Men dacht niet anders (1).<br />
„Zonder de onverschoonbare, algemeen bekende onvoorzichtigheid<br />
„van een der militaire onderbevelhebbers in Maart <strong>1896</strong>, die het stelsel<br />
„van pacificatie ondermijnde, zou men in Groot-Atjeh over eenige jaren,<br />
„daarvan een volkomen succes hebben ondervonden, zonder bij de<br />
„bevolking den haat tegen den Nederlander al grooter en grooter ge-<br />
„maakt en een oorlog in het leven geroepen te hebben, die niet bijtijds<br />
„gestaakt wordende, vernietigend voor het Indische leger zal zijn.<br />
(1) In schrijvers omgeving misschien. Zie mijne beschouwingen op bladzijde 24 —<br />
le Deel.
156<br />
,,Wat gebeurde er verder — zal men mij vragen — tijdens het bestuur<br />
„van Generaal Deykerhoff over Atjeh, hoe ontwikkelde zich zijn stelsel<br />
,,in 1894 en 1895, hoe was het verloop daarvan?<br />
„lndien het resultaat van de sedert April <strong>1896</strong> voor Groot-Atjeh<br />
„aangenomen gedragslijn en van den tegenwoordigen oorlog mij niet<br />
„spoedig in het gelijk stelt — dat ik niet hoop, maar mij de moeite zou<br />
„besparen, om door cijfers en feiten aan te toonen, dat men over die<br />
„jaren in Groot-Atjeh eene hoopvolle toekomst te gem'oet ging — dan zal<br />
„ik nogmaals de pen opnemen, om de geschiedenis der Toekoe Oemar<br />
„pohtiek te voltooien, het aan den onpartijdigen lezer overlatende, voor<br />
„zich zelf de conclusie te maken, welk stelsel van pacificatie beter moet<br />
„genoemd worden: het tegenwoordige of het vorige."<br />
Sedert dat geschreven vvetd, zijn zestien jaren voorbijgegaan — en de<br />
schrijver zweeg, schoon het resultaat van „den sedert April <strong>1896</strong> voor<br />
,,Groot-Atjeh aangenomen gedragslijn", dat zwijgen zeker niet motiveert.<br />
Is hij door de uitkomsten wellicht van zrjne ingenomenheid met de<br />
„Toekoe Oemar poliliek" genezen?<br />
Zijne voorspelling, dat de nieuw ontbrande krijg tot vernietiging van<br />
het Indische Leger zou leiden, is al heel slecht uitgekomen.<br />
Juist door dien krijg, heeft dat <strong>org</strong>aan — dank ook eenige voortreffelijke<br />
aanvoerders — het vertrouwen in zich zelf teruggekregen, het heeft een<br />
verjongingskuur ondergaan, veranderde van een gebroken grijsaard in een<br />
kloek man, zijn kracht bewust.<br />
Die bate alleen kan ons reeds verzoenen met het feit, dat de omstandigheden<br />
leidden tot een breken met het systeem, waarbij onze<br />
troepen als toeschouwers fungeerden en Atjehsche hulpbenden de kastanjes<br />
uit het vuur haalden, waarbij tevens het wachtwoord voor onze<br />
aanvoerders, ,,geen gewonden krijgen", alle offensieve kracht en energie<br />
doodde.<br />
Werd er ooit oorlog gevoerd, zonder dat er bloed vloeide?<br />
Met zekere voldoening releveert schrijver het feit, dat tijdens de<br />
Oemar-periode zooved minder van het leger werd gevergd dan vroeger,<br />
alsof niet juist dat toekijken en stilzitten de moreele depressie in de<br />
hand werkten en oorzaken waren van groote hospitaalverliezen (2).<br />
„Meester zal hij zijn, die de kloekste is", (1) alzoo onze bekende<br />
(1) Vide het artikel in het Atgemeen HandehblaJ. Avondblad 25 Mei 1903.<br />
(2) Zie de ..verschillende gegevens" hierachter.
157<br />
Coen en de jaren, die achter ons liggen, hebben de waarheid dier<br />
woorden opnieuw bevestigd, zoodat we ten slotte „dien militairen onder-<br />
„bevelhebber, die door zijn onverschoonbare onvoorzichtigheid in Maart<br />
,,<strong>1896</strong> het stelsel van pacificatie ondermijnde" erkentelijk moeten zijn,<br />
dat zijn stoot het „Toekoe Oemar pohtiek" kaartenhuisje, ineen deed<br />
storten.<br />
Zijn daad schudde met alleen het leger, maar ook het bestuur wakker<br />
uit den jarenlangen dommel.<br />
Dat bestuur begon ook te begrijpen, dat het uit moest zijn met 1amlendigheid<br />
en sleur en dat, waar slechts werd aangepakt — vioeger vermeende<br />
onoverkomelijke bezwaren werden overwonnen.<br />
En al is dan tegenwoordig nog niet alles, zooals 't wezen moet, al<br />
wenschen de vooruitstrevenden onder ons meerdere — en zeer wel mogelijke<br />
— energie, demand zal de talrijke verbeteringen en den enormen<br />
vooruitgang in ons koloniaal beheer kunnen ontkennen.<br />
Bijna overal in den archipel, waar inlandsche vorsten niet genegen<br />
of bij machte bleken, om hunne heerschersplichten naar behooren te<br />
vervullen, werden met behulp van hetzelfde leger, dat „in 1884 te<br />
zwak werd geacht om in Groot-Atjeh eene stelling te handhaven als<br />
sedert 1878 en '79 was ingenomen" en dat van '94 — '96 uitrukte met<br />
een schild van z. g. bevriende Atjehers voor zich uit, de teugels van<br />
het bewind zelf ter hand genomen, allerwegen naar verhooging van<br />
ontwikkehng en welvaart gestreefd.<br />
Nogmaals, wij mogen dankbaar zijn voor de Atjehsche omwenteling,<br />
die onze kleine natie op een vrij groot verhes aan bloed kwam te<br />
staan — een verlies evenwel, dat onze koloniale gezondheid in hooge<br />
mate is ten goede gekomen.<br />
In den loop van dit verhaal, hebben wij ons betrekkelijk weinig aan<br />
kritiek op krijgsverrichtingen en bestuursmaatregelen gewaagd.<br />
Of er dan niets op te merken valt? Het tegendeel is waar, maar ....<br />
<strong>1896</strong> was ons leerjaar.<br />
De juistheid dier bewering zal aandachtige lezers zeker wel opgevallen<br />
zijn. In het algemeen zij het aan hen, om uit het relaas der verrichtingen<br />
de lessen te putten, daarin ruimschoots voorhanden.<br />
Een paar aanteekeningen wenschen wij nog uit te werken.<br />
In het „Verslag der voornaamste gebeurtenissen in het Gouvernement<br />
,,van Atjeh- en Onderhoorigheden, loopende van af den 1 2'" tot en met
158<br />
„den 24'" April <strong>1896</strong>" wordt nopens de opheffing der buitenlinie<br />
opgemerkt:<br />
„Met de drie laatste militaire buitenposten, hadden wij onzen terug-<br />
„tocht binnen de geconcentreerde linie bewerkstelligd, met uitzondering<br />
,,van Tjot-Goee, nadat eene bijna drie jarige ervaring bewezen had:<br />
„1* dat de bevolking buiten die stelling, die ingetrokken posten geens-<br />
„zins beschouwde als dienende om haar te beschermen tegen vijandig<br />
„gezinden, maar inderdaad als doelwil voor uitingen van vijandelijkheden<br />
„tegen ons gezag;<br />
„2' dat de bewuste bevolking nog niet rijp blijkt voor onderwerping<br />
„aan ons gezag en dus de uitspraak, als zoude sinds jaren eene gun-<br />
„stige wending in hare gezindheid jegens het Nederlandsche gezag op<br />
„te merken vallen, als oppervlakkig en ijdel, behoort verworpen te<br />
„worden."<br />
Deze toelichtingen klinken wel eigenaardig.<br />
Brengen we ons een der allereerste redenen, die voor de oprichting<br />
der buitenposten in het algemeen gold, in herinnering, n. 1. „dat zij<br />
„moesten dienen tot punten van uitgang en ondersteuning van onze<br />
„patrouilles" (1) dan moeten wij daaruit opmaken, dat de toen aan het<br />
roer zijnde militaire autoriteiten, althans in principe de meening waren<br />
toegedaan, dat het door Toekoe Oemar c. s voor ons veroverde gebied,<br />
moest worden schoongehouden door voortdurende patrouilleering<br />
en dat dus het voornemen heeft bestaan, om niet alleen door de granaat<br />
kartetsen onzer kanonnen, maar veeleer door voortdurende excursies,<br />
overvallingen en hinderlagen, het den Moslemin zoo lastig te maken,<br />
dat hun vo<strong>org</strong>oed de lust benomen werd, de bevolking in de XXV,<br />
de XXVI en het geoccupeerde deel der XXII Moekims, zoomede onze<br />
posten—ook die in de geconcentreerde linie, te verontrusten.<br />
Die oorspronkelijke bedoeling was dus inderdaad goed, maar daar<br />
bleef het ook bij.<br />
Door instructies werden de handen der postcommandanten zoodanig<br />
gebonden, dat het voornaamste deel van hun taak niet tot uitvoering<br />
kwam en dat zij hunne patrouilles, wanneer die nog gelast werden,<br />
opzettelijk uitzonden op tijdstippen, dat er 99 % kans bestond, geen<br />
vijand te ontmoeten.<br />
De bevolking was, bij een dusdanig systeem, wel gedwongen om met<br />
(1) Zie bladzijde 3. 1= Deel.
159<br />
den vijand te heulen, evengoed als ze met ons goede vrienden moest<br />
blijven en dat wel om haar eigendommen voor brand en verwoesting<br />
te vrijwaren, een taak, die door de inhjving van hun gebied eigenlijk<br />
de onze was geworden, maar waarvan wij ons al heel slecht kweten.<br />
Is het dan niet vreemd, dat die bevolking ten slotte ten laste gelegd<br />
werd, dat zij onze posten beschouwden als doelwit voor uitingen van<br />
vijandelijkheden, alsof het niet overbekend was, dat die vijandelijkheden<br />
in hoofdzaak gepleegd werden door benden — z. g kwaadwilligen — die<br />
zij, met hare geringe bewapening, niet buiten haar gebied kon houden,<br />
en wat trouwens niet haar, maar ons werk was.<br />
Mogen zich ook al enkele kampongbewoners, hetzij vrijwilhg, hetzij<br />
gedwongen, bij die benden hebben aangesloten, dan was dat nog geen<br />
reden om alien over een kam te scheren.<br />
Toekoe Nja-Mohamad der IX Moekims en Toekoe Nja-Banta der<br />
XXVI Moekims b. v. waren niet vijandig en bleven dus recht op<br />
bescher'ming behouden. Allerminst verdienden zij, dat wij — om te<br />
beginnen — hun gebied aan de moslemin overlieten.<br />
En wat te zeggen van het sub 2' vermelde?<br />
Wanneer is een vrijheidlievend volk Wel rijp voor onderwerping?<br />
Toch zeker niet, voordat men het met de knie op den nek gedwongen<br />
heeft, ons gezag te erkennen, en men ook daarna nog gereed gebleven<br />
is, elke opwelhng van vrijheidszin te onderdrukken.<br />
Voorzeker mag men den onderworpene dan niet geheel lbslaten.<br />
Men loopt kans weer van voren af aan te kunnen beginnen.<br />
En wat deden wij anders met het prijsgeven der buitenhnie?<br />
Hadden wij —ook uit een krijgskundig oogpunt — niet beter gedaan,<br />
die meerendeds wel voorziene posten, tot hun recht te doen komen<br />
en ze eindelijk eens te benutten, als punten van uitgang en ondersteuning<br />
van patrouilles en colonnes?<br />
Gaven wij de reeds kalme, maar nog niet geheele verzoende elementen<br />
der bevolking daardoor geen gelegenheid, zich mede tegen ons te<br />
wenden?<br />
Wij hebben de slagen gevoeld, die de vijand ons bij dat intrekken<br />
toebracht, de 230 dooden en gewonden — waaronder 8 officieren —<br />
leveren daarvoor voldoende bewijs.<br />
En wat verkregen wij tot dien prijs?<br />
Vrijheid van handelen, zeide men, maar de tegenstanders maakten<br />
wij er des te overmoediger door.
160<br />
Ondanks de ook hun toegebrachte verliezen, begeleidden zij onze<br />
troepen telkenmale tot dicht bij de geconcentreerde linie en het was<br />
voornamelijk dat „thuisbrengen", dat ons de meeste verliezen bez<strong>org</strong>de.<br />
Waren de posten bezet gebleven, dan had zulks in de meeste gevallen<br />
voorkomen kunnen worden, of wel, de colonnes hadden daar<br />
nachtverblijf kunnen zoeken, om niet naar huis te gaan, voor de vijand<br />
geheel verslagen was.<br />
De moslemin hadden zich dan ook nog wel tweemaal bedacht, eer<br />
zij tot het bezetten van talrijke versterkingen binnen of in de lijn der<br />
buitenposten overgingen.<br />
Het opheffen dier buitenlinie had, na een stelselmatig offensief optreden,<br />
zeker zonder offers toch kunnen geschieden.<br />
Voor de observatie van Oemar was het terughalen der bezettingen<br />
evenmin urgent, waar toch zooveel troepen van Java werden gevraagd,<br />
behoefde men op een bataljon meer of minder niet te zien.<br />
Reeds vroeger dedeh wij uitkomen, hoe de Regeerings-commissaris —<br />
voor zijn vertrek naar Java — de aandacht vestigde op de verschillende<br />
verbodsbepalingen, die het vernielen van eigendommen en het z. g.<br />
„branden" moesten tegengaan en hoe jammer het was, dat niettemin<br />
latere periodes zich bleven kenmerken door vernieling van kampongs,<br />
ook da'ar, waar die oorlogshandelingen niet bepaald geboden waren.<br />
Multatuli's woorden in het bekende verhaal van Saidjah, „op zekeren<br />
„dag, dat de opstandelingen opnieuw waren geslagen, doolde hij rond<br />
„in een dorp, dat pas veroverd was door de Nederlandsche troepen<br />
„en dus in brand stond," schoten ons ook na 27 Juni '96, nog vaak<br />
te binnen.<br />
Een aanvoerder was er evenwel, die tegen deze handehngen vaak<br />
te velde trok, en dat was de toenmalige Luitenant-Kolonel van Heutsz.<br />
Zijn principe was, het Atjehsche volk tot onderwerping, maar tevens<br />
tot welvaart te brengen. Volgens hem, moest krachtig en rusteloos<br />
tegen den vijand worden geageerd, maar voor bestraffing, middels vernieling<br />
van eigendommen, kwamen alleen de motoren van verzet in<br />
aanmerking, en dat waren meestal de hoofden, zelden het mindere volk.<br />
Waar die hoofdofficier zelfstandig het bevel voerde, treffen we in de<br />
bevelen dan ook de zinsnede aan:<br />
„behalve de aan te wijzen woningen of versterkingen, mag niets<br />
„worden vernield".
161<br />
Vooral bij de tochten in de Bovenstreken der XXII Moekims, naar<br />
Selimoen, Rueung-Rueung en Djanthoi werd daar streng de hand aan-<br />
gehouden. En of dit merkbaar was!<br />
Het gevecht om Anak-Galong daargelaten, zijn het vooral die tochten —<br />
waarbij dieper dan ooit te voren in de valid van Groot-Atjeh werd<br />
do<strong>org</strong>edrongen — die ons een beeld geven van de verbeterde tucht en<br />
het verhoogde moreel onzer troepen.<br />
Zij, die er aan deelnamen, zullen zich herinneren, welk een elan<br />
toen de onder-aanvoerders reeds bezielde; hoe alle benden werden<br />
tegemoet getreden en hoe de cavalerie — tot voor '96, meestal het stief-<br />
kind bij de excursies — tot haar recht kwam en de flanken der colonne<br />
tot op grooten afstand beveiligde.<br />
De geringe verliescijfers (respectievelijk 2 officieren en 9 minderen<br />
en 2 officieren en 7 minderen aan gewonden) zijn welsprekend. De<br />
leider mocht terecht trotsch op den uitslag zijn.<br />
Inderdaad de geest van ons leger is in die dagen gelouterd. Dat<br />
bleek vooral later, in tijden van tegenspoed (o. a. in het nachtgevecht<br />
om Gleieng op 16 Mei 1897).<br />
Die geest, en—vooral niet te vergeten — de krachtige gestie van den<br />
toenmaligen Gouverneur-Generaal, Jhr. C. H. A. van der Wijck, zij<br />
hebben de woorden van onzen eersten prozaschrijver „van Atjeh begint<br />
de nederlaag", ten slotte tot eene onwaarheid gemaakt.<br />
Wat dunkt U lezer, zouden wij er thans niet voor in de plaats<br />
kunnen stellen :<br />
bezit."<br />
„Van Atjeh '96 dagteekent de Wedergeboorte Van leger en kploniaal<br />
EINDE.<br />
it
B ij 1 a g e I.<br />
No. 212.<br />
Afschrif t.<br />
Zeer geheim. KOETA-RADJA, 27 Juni <strong>1896</strong>.<br />
Bij mijn vertrek van Atjeh, wensch ik in het kort de richting aan te<br />
geven, welke behoort gevolgd te worden, totdat ter zake nadere voor-<br />
schriften door de Regeering zullen gegeven worden.<br />
A. Gebruik der militaire macht in Groot-Atjeh.<br />
1*. In Groot-Atjeh bepalen wij ons tot het bezetten der geconcen<br />
treerde stelling, welke alleen eene verbetering zal ondergaan, door<br />
het oprichten van een semipermanente versterking te Tjot-Goee.<br />
2*. Met het bezet houden der geconcentreerde stelling zal echter<br />
gepaard gaan actief optreden der troepen buiten de grens dier<br />
stelling, n.l. patrouilles der posten in het voorterrein en kleinere<br />
of grootere colonnes, gevormd uit de mobiele macht te Koeta-<br />
Radja, op grooteren afstand buiten de linie.<br />
3*. Het doel van dat actief optreden, buiten de grens der geconcen<br />
treerde stelling moet zijn:<br />
z<strong>org</strong> voor de veiligheid dier stelling, ook door het zuiver houden<br />
van het terrein en het beletten, dat versterkingen nabij onze posten<br />
worden opgeworpen; het uitoefenen van gezag over de bevolking,<br />
teneinde vijandelijkheden van haar zijde te voorkomen, te beletten<br />
en te bestraffen;<br />
het verjagen en zoo mogelijk vernietigen van vijandelijke hoofden<br />
en benden;<br />
Aan<br />
den Kolonel der Infanterie /. W. Stemfoort,<br />
tijdelijk belast met de waarneming der betrekking<br />
van Civiel en Militair Gouverneur van Atjeh-<br />
en Onderhoorigheden.<br />
^M^HMMMMMMM^^^H^
163<br />
het steunen der bevolking, voor zoover zij door feiten bewijst,<br />
aan vijandig gezinden het rustig verblijf in haar midden tegen te gaan;<br />
het bij voortduring levendig houden bij de Atjehers van het<br />
bewustzijn onzer overmacht, zooals dat door de operation sedert<br />
23 Mei j.l. thans krachtig gevestigd is.<br />
A'. Van de wijze, waarop de toestanden zich zullen ontwikkelen,<br />
zal afhangen tot hoeverre met dat actief optreden kan worden<br />
gegaan en hoe aan het beginsel bij voortduring uitvoering zal zijn<br />
te geven. Thans reeds kan echter op den vo<strong>org</strong>rond worden<br />
gesteld; dat den vijand daarbij geen tijd van verademing mag<br />
worden gelaten, dat aan T. Oemar moet belet worden invloed<br />
in de IV en VI Moekims te herkrijgen, en dat getracht zal moeten<br />
worden, aan hem en zijn aanhang ook in Lepong en zoo mogelijk<br />
verder, nieuwe slagen toe te brengen, wanneer de weersgesteldheid<br />
dit zal veroorloven.<br />
B. Stelsel op de \usten te Volgen.<br />
5*. Op de kusten bepalen wij ons tot de afdoende beveiliging van<br />
onze etablissementen en van de scheepvaart en tot het zoo streng<br />
mogelijk te keer gaan van den smokkelhandel in oorlogsbehoeften.<br />
Tot uitbreiding van het bestaande stelsel der scheepvaartrege-<br />
ling is aan de Regeering vo<strong>org</strong>esteld, ook Segli voor den alge-<br />
meenen handel open te stellen.<br />
6*. Tot de beveiliging onzer nederzettingen op de kusten kan in geval<br />
van noodzakelijkheid het garnizoen aldaar tijdelijk worden versterkt;<br />
terwijl speciaal ten opzichte van Poeloe-Raja behoort te worden<br />
nagegaan, of afdoende veihgheid is te verkrijgen door het oprichten<br />
en bezetten van een of meer wachthuizen.<br />
7*. Actief optreden in de kustlandschappen met een grootere troepen-<br />
macht zal niet plaats hebben, dan nadat vooraf de machtiging<br />
van den Gouverneur-Generaal zal zijn verkregen.<br />
Daadwerkelijk ingrijpen in de telkens rijzende onderlinge ge-<br />
schillen tusschen de verschillende hoofden, behoort zooveel doenlijk<br />
vermeden te worden.<br />
C. Gedragslijn tegenover de bevolking.<br />
8'. Ten aanzien van het verbod tot verstrekking van wapens en<br />
munitie aan hoofden en bevolking en de opdracht aan de ambte-
164<br />
naren, om naar de mlevering der vroeger verstrekte oorlogsbe-<br />
hoeften te streven, wordt verwezen naar mijn besluit van 9 Mei<br />
j.l. No. 3 (1).<br />
9'. Daar betuigingen van goedgezindheid van Atjehsche hoofden,<br />
herhaaldelijk geheel waardeloos gebleken zijn, zullen uitsluitend<br />
hun handelingen en die hunner bevolking, den maatstaf mogen<br />
vormen tot beoordeeling hunner houding. Het is dan ook nut-<br />
teloos en zelfs onwenschelijk, hun talrijke onbeteekenende brieven<br />
te beantwoorden, vooral van die hoofden, aan wie de wil van<br />
het Gouvernement reeds duidelijk kenbaar gemaakt is.<br />
10*. Goedgezind is de bevolking buiten de linie te achten, wanneer<br />
van uit haar gebied geenerlei vijandelijkheid gepleegd wordt, en<br />
wanneer zij zelve rustig in haar kampongs verblijft, ook wanneer<br />
onze troepen het land doortrekken. Doet zij dit niet, dan stelt<br />
zij zich bloot aan vernieling harer eigendommen, een middel, dat<br />
echter met oordeel moet worden toegepast, wil het tot het beoogde<br />
doel: het „tot rust dwingen der inwoners" kunnen leiden.<br />
1 1*. Aan bestraffing stellen zich evenzeer bloot de hoofden, die niet<br />
aan den last voldoen, de vroeger verstrekte wapens in te leveren.<br />
Deze last is aan alle betrokken hoofden in Groot-Atjeh buiten de<br />
linie gegeven.<br />
12*. Aan de bevolking buiten de linie moet het vergund blijven, blanke<br />
wapens te dragen, mits zij die dadelijk bij onze posten, of op<br />
het daartoe gegeven bevel afleggen. Zij, die zich met geweren<br />
vertoonen, worden als vijand behandeld.<br />
1 3 e . In het algemeen zijn de bezoldigingen der hoofden buiten de linie<br />
ingetrokken. Voorloopig maken daarop alleen nog eene uitzon-<br />
dering de hoeloebalangs en Imams der /// Moekims Kerkoen en der<br />
/// Moekims Daroe, aan wie echter in geen geval, het tractement<br />
mag worden uitgekeerd, indien zij dit niet persoonlijk komen<br />
ontvangen.<br />
Overigens kunnen aan hoofden of andere personen, buiten de<br />
linie woonachtig, slechts gelden worden uitbetaald, als belooning<br />
voor bepaaldelijk door hen bewezen spionnen-, of andere diensten<br />
in het belang der operation.<br />
14*. Aan de hoofden binnen de linie is alleen het bezit van een<br />
(1) Deel I biz. 145.
165<br />
bepaald, bij het bestuur bekend, aantal tromplaadgeweren, voor<br />
zelfverdediging toegestaan.<br />
15*. In algemeenen zin is het beperken van de gemeenschap tusschen<br />
de buiten de linie wonenden, met het gebied daarbinnen, onge-<br />
wenscht. Het binnenkomen en naar buiten terugkeeren mag echter<br />
alleen plaats hebben, langs onze posten, waar de wapens tijdelijk<br />
worden afgelegd.<br />
16*. Aan den Directeur van Financien is kennis gegeven van de<br />
verschillende belastingen, welke zonder wettelijke regeling thans<br />
in het gewest geheven worden. Zoolang die belastingen op dien<br />
voet blijven bestaan, moet echter de opbrengst behoorlijk verant-<br />
woord en die verantwoording gecontroleerd worden, zoodat de<br />
Gouverneur de zekerheid kan hebben, dat die gelden uitsluitend<br />
voor het doel, waarvoor zij bestemd zijn, worden aangewend.<br />
U HoogELdelgestrenge gelieve, bij aankomst van den Generaal-<br />
Majoor /. /. K. de Moulin, dit stuk aan Zijn Hoog Edelgestrenge<br />
over te geven.<br />
De Regeerings-Commissaris voor Atjeh- en<br />
Onderhoorigheden,<br />
w. g. VETTER.<br />
Voor eensluidend afschrift:<br />
De Luitenant-Kolonel, Adjudant van den<br />
Regeerings-Commissaris,<br />
w. g. BREYER.<br />
Reeds op 30 Juni 1 896 te Padang afschrift<br />
verleend aan den Generaal-Majoor<br />
DE MOULIN.<br />
De Luitenant-Kolonel,<br />
w. g. BREYER
B ijlagell.<br />
Afschrift.<br />
Conferentie met Generaal-Majoor /. /. K. de Moulin op 18 Juni <strong>1896</strong>,<br />
omtrent de op Atjeh te volgen politiek.<br />
De Gouverneur-Generaal geeft allereerst te kennen, dat zijne inzichten<br />
omtrent de in Groot-Atjeh in de eerste tijden te volgen gedragslijn,<br />
voor zooveel de hoofdzaken betreft kunnen worden samengevat als volgt:<br />
Om aan het in Groot-Atjeh behaald succes blijvende waarde te geven,<br />
dient er naar gestreefd te worden, Toekoe Oemar in handen te krijgen<br />
of hem, althans de materieele middelen afhandig te maken, waarover<br />
hij nog beschikt.<br />
De geconcentreerde linie blijft gehandhaafd als de kern van onze<br />
bezetting van Groot-Atjeh. Binnen de linie moet heerschen absolute<br />
orde en rust.<br />
Buiten de linie zal na de goedgeslaagde krijgsverrichtingen in de VI<br />
en IV Moekims, in de Lam-Krakstreek, in Montassik en in de XA.VI<br />
Moekims wel voldoende ontzag voor onze macht zijn ingeboezemd, maar<br />
het komt er nu vooral op aan den hoofden en bevolking aldaar te doen<br />
begrijpen, dat zij ongestraft geene vijandelijkheden meer tegen ons kunnen<br />
plegen en hen langzamerhand tot gehoorzaamheid te dwingen (1).<br />
De eenmaal door ons afgedwongen rust in de aan de linie grenzende<br />
streken moet voor de toekomst verzekerd worden, doch tot een posten-<br />
stelsel, behalve dat van onze geconcentreerde stelling, mag niet worden<br />
overgegaan. Het vasthouden van enkele punten, indien dit urgent is<br />
om die rust te verzekeren, wordt echter niet beschouwd een deel van<br />
een postenstelsel uit te maken, maar die occupatie mag slechts van<br />
voorloopigen aard zijn, omdat het Opperbestuur omtrent blijvende occu-<br />
paties buiten de geconcentreerde linie zal moeten beslissen, nadat de<br />
Indische Regeering zich zal hebben in staat gevoeld onze gedragslijn<br />
in Groot-Atjeh voor de toekomst aan te geven.<br />
(1) Bij het doen van algemeene bekendmakingen, moet men zich niet bepalen tot<br />
mededeelingen aan hoofden, maar ook publiciteit daaraan geven, door ze op de passars<br />
op de een of andere wijze ter kennis van het aldaar aanwezige volk te brengen.
167<br />
Generaal de Moulin verklaart volkomen met de door den Gouverneur-<br />
Generaal ontwikkelde inzichten te kunnen instemmen.<br />
De Gouverneur-Generaal zegt vervolgens, dat, indien men betrouwbare<br />
berichtgevers mag gelooven, ook de groote meerderheid der bevolking<br />
buiten de linie naar rust verlangt, doch dat zij de in haar gebied in-<br />
vallende benden kwaadwilligen niet met eigen krachten kan weren.<br />
Het is onze taak die benden te trachten meester te worden, de hoofden<br />
daarvan onschadelijk te maken. Wij moeten het noodige doen, opdat<br />
het bedrijf van bendehoofd zoo gevaarlijk mogelijk worde.<br />
De Gouverneur-Generaal vraagt aan Generaal de Moulin of tegen die<br />
benden geene contra guerilla zoude kunnen worden ge<strong>org</strong>aniseerd.<br />
Generaal de Moulin antwoordt, dat dit punt door hem zal worden over-<br />
wogen, dat naar zijne meening echter voor eene afdoende bestrijding<br />
der benden noodig is medewerking der bevolking zelve en vooral een<br />
goede spionnendienst.<br />
De Gouverneur-Generaal geeft voorts nog te kennen, dat toekenning<br />
van traktementen of geldelijke toelagen aan Atjehsche hoofden voortaan<br />
alleen zal mogen geschieden, nadat zij behoorlijk en gedurende geruimen<br />
tijd getoond hebben rust en orde in hun gebied te willen en te kunnen<br />
handhaven, terwijl in ieder geval aan die toekenning van traktementen<br />
of toelagen zal moeten voorafgaan eene machtiging der Regeering. Aan<br />
de hoofden, die thans nog in het bezit van traktement of toelage zijn,<br />
zal duidelijk moeten worden vo<strong>org</strong>ehouden. dat zij die zullen verliezen,<br />
indien zij hun plicht niet behoorlijk betrachten.<br />
Het afnemen of tijdelijk doen stilstaan van tractement of toelage zijn<br />
maatregelen, die vooraf ernstig overwogen moeten worden en in alle<br />
geval niet toegepast behooren te worden bij plichtverzuim, geen verband<br />
houdende met handhaving van orde en rust.<br />
Ten slotte brengt de Gouverneur-Generaal nog in herinnering het aan<br />
het bestuur te Atjeh verstrekte verbod, om zijnerzijds aanraking te zoeken<br />
met den pretendent-sultan.<br />
De Generaal-Majoor,<br />
w. g. DE MOULIN.<br />
w. g. VAN DER WIJCK,<br />
Gouverneur-Generaal.
Bijlage III.<br />
Afschrift.<br />
Instructie<br />
voor den benoemden Civielen en Militairen Couverneur van Atjeh-<br />
en Onderhoorigheden, den Kolonel C. P. J. van Vliet.<br />
I. De geconcentreerde stelling blijft gehandhaafd als de kern van onze<br />
bezetting van Groot-Atjeh.<br />
2. Tot het tijdstip, waarop door het Opperbestuur eene beslissing<br />
zal zijn genomen, in zake de door de Indische Regeering inge-<br />
diende voorstellen, nopens de in de naaste toekomst te volgen<br />
gedragslijn op Groot-Atjeh, blijft voorloopig in elk der sagies XXV<br />
en XXVI Moekims en in het voorste gedeelte der sagi XXII<br />
Moekims eene mobiele colonne gevestigd, welke door onophoudelijk<br />
patrouilleeren in alle richtingen, de eenmaal in de geoccupeerde<br />
streek afgedwongen rust zal handhaven. Deze mobiele colonnes,<br />
worden in hun taak gesteund, door de mobiele macht te Koeta-<br />
Radja gelegerd.<br />
3. De aandacht van het bestuur in Atjeh moet er in de eerste plaats<br />
en voortdurend op gericht zijn, om de benden kwaadwilligen<br />
overal, waar die zich in de door de colonnes beheerschte streken<br />
vertoonen, met de meest mogelijke activiteit en onverbiddelijk tot<br />
in hare schuilhoeken te vervolgen en te vernietigen, de hoofden<br />
daarvan onschadelijk te maken.<br />
Alle krachten moeten tot dat doel ingespannen worden.<br />
Vooral moet het bestuur zich toeleggen op ophchting van bende-<br />
hoofden.<br />
Het bestuur bedenke, dat en zoodanige oplichtingen en welge-<br />
slaagde nachtelijke tochten tegen de benden ondernomen, de meest<br />
heilzame gevolgen hebben, door den indruk, welke zij maken op<br />
benden en bevolking. Een goede spionnendienst is voor het<br />
welslagen van zoodanige tochten en het tot stand brengen dier<br />
oplichtingen een absoluut vereischte.
169<br />
Aan de inrichting van een zoodanigen betrouwbaren dienst, wijde<br />
dus het bestuur zijne voile aandacht.<br />
Waar zich in een streek elementen voordoen, waarvan men<br />
verwachten kan, dat zij te eeniger tijd woelingen of samenrottingen<br />
zullen bewerken, moet tijdig voor eene verwijdering dier elementen<br />
worden z<strong>org</strong> gedragen.<br />
Wat het bende-hoofd T. Oemar betreft, hoezeer deze zich ook<br />
niet in eigenlijk Groot-Atjeh moge ophouden, zoo blijve het bestuur<br />
er op bedacht, hem met de ten dienste staande middelen in handen<br />
te krijgen.<br />
4. Atjehers, gevangen genomen met de wapens in de hand en bende-<br />
hoofden of volgelingen van bende-hoofden, die zich op genade of<br />
ongenade overgeven, zullen niet dan bij uitzondering en om ge-<br />
wichtige redenen, weder worden losgelaten. Tenzij zij ter zake<br />
van het misdrijf, bedoeld bij art. 39 van het Wetboek van Straf-<br />
recht voor Inlanders of van een ander commun delict door den<br />
gewonen rechter kunnen worden veroordeeld, zal omtrent hen een<br />
voorstel aan de Regeering moeten worden gedaan, tot toepassing<br />
van art. 47 en 48 R. R.<br />
5. Zoolang de tegenwoordige oorlogstoestand op Groot-Atjeh duurt,<br />
zal niet alleen het dragen, maar ook het bezitten van vuurwapens<br />
aan de inlandsche bevolking worden verboden.<br />
Slechts in gevallen van bepaalde noodzakelijkheid, zal de Gou<br />
verneur aan hoofden, op wier goede gezindheid volkomen vertrouwd<br />
mag worden, na verkregen machtiging der Regeering, kunnen vergun-<br />
nen eenige trompladers voor zelfverdediging in hun bezit te houden.<br />
Zijn er vooralsnog bezwaren, tegen de handhaving van een<br />
algemeen verbod van het dragen van blanke wapens, door de<br />
bevolking, dan streve het Bestuur met alle middelen naar weg-<br />
ruiming dier bezwaren en naar het bereiken van eenen toestand,<br />
waarbij het dragen van zoodanige wapens alleen aan hoofden, als<br />
teekens hunner waardigheid geoorloofd zij (1).<br />
(1) Een volstrekt verbod van het dragen van blanke wapens zal wellicht vooralsnog<br />
moeilijk te handhaven zijn.<br />
De Atjehers dragen, naar men meent, alien steeds een rentjong, die niet alleen als<br />
stootwapen, maar tevens voor allerlei doeleinden dient, waarvoor Europeanen zakmessen<br />
enz. gebruiken, en die, om zoo te zeggen, tot de onmisbare bestanddeelen van het Atjehsch<br />
toilet behoort. Ook zouden zij, zonder eenig wapen, des avonds en op reizen zelfs<br />
overdag, tegenwoordig nog al te zeer aan aanvallen van roovers blootgesteld zijn.
170<br />
Zij, die het verbod, omtrent het dragen en het bezitten van<br />
vuurwapens en de voorschriften, betreffende dragen en vervoeren<br />
van blanke wapens uit te vaardigen, zullen overtreden, zullen als<br />
vijand worden behandeld.<br />
Door ambtenaren en officieren zal er naar worden gestreefd, de<br />
vuurwapens en munitie, vooral de indertijd vanwege het Gouver-<br />
nement verstrekte geweren, welke hoofden en bevolking nog onder<br />
zich mochten hebben, te doen inleveren.<br />
Voor het inleveren door hoofden en bevolking van vuurwapens<br />
kunnen premien worden uitgeloofd.<br />
6. Waar door de militaire macht wordt opgetreden tegen benden,<br />
die zich in een streek vertoonen, en mocht blijken, dat de bevol<br />
king in die streek de benden in eenig opzicht begunstigt of onze<br />
troepen tracht te bemoeilijken, daar wordt die bevolking ook als<br />
vijand behandeld. Hierbij moet echter met oordeel worden te<br />
werk gegaan; zoo zal b. v. uit het feit, dat uit een kampong wordt<br />
geschoten door kwaadwilhgen, die zich tijdelijk daar bevinden,<br />
niet altijd de gevolgtrekking mogen worden gemaakt, dat die per-<br />
sonen door de kampong-bewoners vrijwillig worden gesteund.<br />
Waar de bevolking hare kampongs verlaat, uit vrees voor<br />
de benden, daar behoort zij zich te begeven onder bescherming<br />
van onze troepen en niet te vluchten in de bergen. Doet zij<br />
dit laatste, dan stelt zij zich bloot aan vernieling harer eigen<br />
dommen.<br />
Waar de hoofden en bevolking ons in het onschadelijk maken<br />
der benden behulpzaam zijn door geheime inlichtingen en aanwij-<br />
zingen hunnerzijds of andere diensten bewijzen, daar kunnen door<br />
den Gouverneur belooningen hun worden toegekend en zelfs ook<br />
schadeloosstelling, indien zij in hun eigendommen mochten zijn<br />
benadeeld.<br />
7. Toekenning van andere traktementen of geldelijke toelagen, dan de<br />
op dit oogenblik uitgekeerd wordende aan Atjehsche hoofden, zal<br />
alleen mogen geschieden, na machtiging der Regeering.<br />
De hoofden, die zich komen onderwerpen, ontvangen dergelijke<br />
inkomsten echter niet, voor dat zij behoorlijk en gedurende geruimen<br />
tijd getoond hebben, rust en orde in hun gebied te willen en<br />
te kunnen handhaven.<br />
Het afnemen of tijdelijk doen stilstaan van traktementen of toe-
171<br />
lagen zijn maatregelen, die vooraf ernstig overwogen moeten worden<br />
en in alle geval niet toegepast behooren te worden bij plichtsver-<br />
zuim, geen verband houdende met handhaving van rust en orde.<br />
Mocht het noodig zijn aan de hoofden, die geen tractement of<br />
toelage ontvangen, eenige geldelijke tegemoetkoming te geven, voor<br />
de dagen waarop zij te Koeta-Radja moeten verschijnen en ver-<br />
toeven, zoo worde daaromtrent eene regeling van de Regeering<br />
geprovoceerd.<br />
5. Het bestuur zal moeten waken tegen te optimistische opvattingen<br />
omtrent den politieken toestand der beheerschte streken en de goede<br />
gezindheid der hoofden aldaar.<br />
9. Het bestuur zal niets onbeproefd laten, om de opvoeding van de<br />
zoons der hoofden in eene gewenschte richting te leiden en ook<br />
verder op handel en wandel dier jongelieden een ernstig toezicht<br />
houden.<br />
Indien hoogere hoofden mochten wenschen hunne zoons b. v.<br />
van hun achtste jaar af, toe te vertrouwen aan de Regeering,<br />
zullen aan deze voorstellen kunnen worden gedaan, om die kinderen<br />
op 's Lands kosten ter Sumatra's Westkust op te voeden.<br />
10. Het blijft aan het bestuur verboden, om zijnerzijds aanrakingen<br />
te zoeken met den zoogenaamden Pretendent-sultan of met de<br />
hoofden, die zich niet uit eigen beweging onderwerpen.<br />
Zoolang die personen zich niet hebben onderworpen, is slechts<br />
een gedragslijn tegenover hen aangewezen: het trachten zich van<br />
hen meester te maken.<br />
//. In de Onderhoorigheden bepaalt het Bestuur zich tot eene strenge<br />
en consequente toepassing van de in 1893 ingevoerde scheep-<br />
vaartregeling, tot eene afdoende beveiliging van onze etabhsse-<br />
menten en van de scheepvaart en tot het zoo streng mogelijk te<br />
keer gaan van den smokkelhandel in oorlogsbehoeften.<br />
12. De garnizoenen onzer nederzettingen in de Onderhoorigheden kunnen<br />
ingeval van noodzakelijkkeid tijdelijk worden versterkt.<br />
Actief optreden in de Onderhoorigheden met een grootere troe-<br />
penmacht, zal niet plaats hebben, dan nadat vooraf de machtiging<br />
van de Regeering zal zijn verkregen.<br />
Daadwerkelijk ingrijpen in de telkens rijzende onderlinge ge-<br />
schillen tusschen de verschillende hoofden, behoort zooveel doenlijk<br />
vermeden te worden.
172<br />
13. De Instructie door den Regeerings-commissaris voor Atjeh- en<br />
Onderhoorigheden bij zijn vertrek uit genoemd gewest achtergelaten<br />
in zijnen brief van 27 Juni <strong>1896</strong>, No. 212, zeer geheim, wordt<br />
ingetrokken, terwijl de tegenwoordige Instructie tevens in de<br />
plaats treedt van het afgesprokene in de conferentie van den Land-<br />
voogd met den Generaal-Majoor /. /. K. de Moulin op 18 Juni<br />
<strong>1896</strong> (1) en het opgedragene in het regeerings-telegram van 17 Juli<br />
<strong>1896</strong>, No. 273.<br />
(1) Bijlage II.<br />
(2) biz. 29 van dit deel.
Bijlage IV.<br />
No. 1. EXTRACT uit het register der<br />
Bijlagen Aa en At. besluiten van den Gouverneur-Generaal<br />
Gelezen enz.<br />
Is goedgevonden en verstaan.<br />
Eerstelijk te bepalen:<br />
van Nederlandsch-Indie.<br />
BUITENZORG, den 11'" September 1892.<br />
a. Ten vervolge van het besluit van 19 Augustus 1891, No. 2, dat<br />
de militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden met uitzondering<br />
van het hospitaal-personeel te Kota-T^adja (Panteh-Perak) en van de<br />
bezetting van Poeloe-Bras, gedurende 1893 wordt gevoed volgens de<br />
aan dit besluit gehechte schaftorder Lett. Aa en Ab en dat ter verbe-<br />
tering van die voeding wordt uitgekeerd de op de schaftorders vermelde<br />
bijslag op de soldi], bedragende voor de Europeesche, Afrikaansche en<br />
Amboineesche militairen / 0.05 (vijf cent) en voor de Inlandsche mili<br />
tairen / 0.04 (vier cent) per man en per dag;<br />
blijvende voor zooveel betreft de voeding van bedoeld hospitaal-<br />
personeel en van de militaire bezetting van genoemd eiland, zoomede<br />
van de aan deze bezetting toegevoegde dwangarbeiders en prauwvoer-<br />
ders, ook gedurende 1893 van kracht het bepaalde bij de besluiten van<br />
11 Juni en 13 Juli 1887 No. 3 en 21 en bij artikel 1 van het besluit<br />
van 13 April 1888, No. 31, een en ander gewijzigd bij besluit van<br />
3 Juli 1888, No. 4, met dien verstande, dat voor de dwangarbeiders<br />
en prauwvoerders op Poeloe-Bras van toepassing blijft het oud-tarief<br />
No. 15 in Staatsblad 1873, No. 132, zooals dit sedert is gewijzigd en<br />
aangevuld, laatstelijk voor evenbedoelde lieden, bij gemeld besluit van<br />
3 Juli 1888, No. 4.<br />
Aan<br />
Den Commandant van het Leger en Chef<br />
van het Departement van Oorlog in Neder-<br />
landsch-IndiS.
174<br />
Zullende voorts in de gevallen, waarin volgens de voormelde bepalingen<br />
gezouten vleesch kan worden verstrekt, instede daarvan kunnen<br />
worden uitgereikt gebraden gehakt, waarvan het ration gelijk zal zijn<br />
aan 3 /5 gedeelte van de voor eerstgenoemde conserve vastgestelde hoeveelheden.<br />
b. dat de indemniteiten bij niet verstrekking van de voeding volgens<br />
de bij § a hiervoren bedoelde schaftorders voor de militairen in Atjehen<br />
Onderhoorigheden gedurende 1898 zullen bedragen / 0.71 (een en<br />
zeventig cent) per dag voor Europeanen, Afrikanen en Amboineezen<br />
en f 0.46 (zes en veertig cent) daags voor de Inlandsche militairen<br />
onder welke bedragen de bijslag begrepen is, zullende voorts bij niet<br />
verstrekking in natura van een of slechts enkele der op de schaftorders<br />
voorkomende voedingsartikelen, worden uitgekeerd de waarde van het<br />
ration, berekend volgens vigeerende prijslijst en voor de hierop niet<br />
vermelde artikelen, volgens het vigeerend contract.<br />
c. dat artikel 8, van het bij artikel 1 van het besluit van 2 April<br />
1890, No. 10, vastgesteld reglement voor het korps-marechaussee in<br />
Groot-Atjeh wordt gelezen als volgt:<br />
„De minderen zijn niet verplicht gezamenlijk menage te houden, zij<br />
„kunnen de vivres in natura ontvangen, dan wel de indemniteit voor de<br />
„overige militairen in Atjeh- en Onderhoorigheden, bij niet verstrekking<br />
„van de voeding in natura, vastgesteld of nader vast te stellen."<br />
Ten tweede enz.<br />
Ten derde enz.<br />
Ten vierde enz.<br />
Afschrift enz. Accordeert met voorschr. register.<br />
De Gouvernements-Secretaris<br />
Militaire Administratie w. g. UHLENBECK.<br />
3' bureau.<br />
BATAVIA, den 23'" September 1892.<br />
No. 3103/13.<br />
Bijlagen:<br />
Ten vervolge van dezerzijdsch apostil dd. 27 Aug. 1891, 3 e bureau<br />
No. 2853/03 extract dezes gezonden aan den Gewestelijken Intendant<br />
te Kota-Radja tot informatie en naricht enz.<br />
De Hood-Intendant der Militaire Administratie<br />
w. g. WILLENSTIJN.
c<br />
-id<br />
.Sf><br />
V-<br />
0<br />
-T3<br />
c<br />
O<br />
q<br />
-c-<br />
• — .<br />
fU<br />
a<br />
CQ<br />
CJ<br />
o<br />
£<br />
r.<br />
a<br />
><br />
w<br />
r.<br />
V<br />
V<br />
-O<br />
V<br />
3 -13<br />
u<br />
V s<br />
C V<br />
'5 ^-».<br />
_Q -Si<br />
£3 i<br />
e ~<br />
CD c<br />
is Q_<br />
"is a<br />
< ^<br />
S i<br />
o<br />
><br />
CO<br />
o<br />
00<br />
V<br />
a<br />
o<br />
CO<br />
hi<br />
V<br />
a<br />
4) - IS<br />
O -3<br />
h g<br />
y S<br />
en E<br />
(75<br />
£<br />
13<br />
2<br />
<<br />
OS<br />
a<br />
0<br />
a:<br />
o<br />
-J<br />
o<br />
•jnoiipuEig<br />
•tunaioiiaj<br />
•uhzy<br />
•pooje.<br />
110SJ3 A<br />
•ino^<br />
•3UJ0^<br />
•raiog<br />
'U31AU3<br />
3U30JQ<br />
'uauooq<br />
auimg<br />
•jpds<br />
)>|0013Q<br />
•l[.)S.>.l|ASU.t>J<br />
-JBA lJ0Sjay\<br />
o. r£<br />
U]<br />
•|q UJ ipS33|A<br />
ipsijBiisnw<br />
•ipsaajApuni<br />
•' S !!H<br />
o<br />
s<br />
<<br />
_* <br />
CN<br />
o<br />
d<br />
in<br />
o<br />
_d_<br />
in<br />
co<br />
o<br />
d<br />
in<br />
CN<br />
d<br />
o<br />
CN<br />
O<br />
CN<br />
d<br />
o<br />
CN<br />
d<br />
o<br />
CN<br />
CN<br />
m<br />
co<br />
co<br />
o<br />
h<br />
u<br />
u<br />
CD<br />
CJ<br />
1)<br />
c<br />
'o<br />
e<br />
<<br />
c<br />
ID<br />
<<br />
0)<br />
U<br />
a<br />
o<br />
9<br />
UJ<br />
u<br />
-o<br />
c<br />
re<br />
M<br />
c<br />
-ID<br />
0<br />
><br />
u<br />
-n<br />
c T3 1><br />
re<br />
> u<br />
—<br />
M<br />
OJ<br />
_Q<br />
CJ<br />
><br />
M<br />
-13<br />
6<br />
/<br />
. tN<br />
cc O<br />
60 CO<br />
IS<br />
-o .<br />
r 9r<br />
B
?1"<br />
ft ~ <<br />
3" . cl<br />
O -1^ 3<br />
° „ Q-<br />
3 & 5-<br />
2 S 2<br />
^ C1Q n<br />
co 3T<br />
000<br />
<<br />
3<br />
CO<br />
n<br />
•a<br />
oo<br />
bo<br />
CD<br />
3<br />
a.<br />
CD<br />
S<br />
~ CO<br />
^ n<br />
o ft<br />
c<br />
< 3<br />
to<br />
<br />
2- -n<br />
H<br />
O<br />
D<br />
f? g<br />
o<br />
03<br />
si. <<br />
a o<br />
r 2<br />
f? I<br />
B £<br />
oft<br />
tt<br />
< -.<br />
Bi 3<br />
3<br />
< ^<br />
cr ?ft<br />
N ft,<br />
ft 3<br />
o<br />
3<br />
sf&<br />
-t<br />
3-<br />
ffi- sr- O<br />
cv o ft<br />
n
Extract<br />
No. 4.<br />
Bij lageV.<br />
EXTRACT uit het Register der<br />
besluiten van den Gouverneur-Gene<br />
raal van Nederlandsch-Indie.<br />
BU1TENZORG, den 23 September 1895.<br />
Gelezen enz;<br />
Is goedgevonden en verstaan:<br />
Eerstelijk. De bovenomschreven, in het besluit van 3 Juli 1883 No. 4<br />
opgenomen en sedert bestendigde regeling met ingang<br />
van 1 Januari <strong>1896</strong> in te trekken.<br />
Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 1 5 Augustus 1894 No. 2<br />
te bepalen:<br />
Aan<br />
a. dat de militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden<br />
met uitzondering van het hospitaal-personeel te<br />
Koeta-Radja (Panteh-Perak), waarvoor toepasselijk blijft het<br />
bepaalde bij de §§ 8 en 9 van het militair tarief No. 40<br />
(Staatsblad 1891 No. 23), gedurende het jaar <strong>1896</strong> wordt<br />
gevoed volgens de schaftorders, bedoeld bij artikel een,<br />
sub a, van het besluit van 11 September 1892 No. 1,<br />
en dat ter verbetering van die voeding wordt uitgekeerd<br />
de op die schaftorders vermelde bijslag op de soldij,<br />
bedragende voor de Europeesche, Afrikaansche en Amboineesche<br />
militairen / 0,04 (vier cent) per man en<br />
per dag.<br />
b. dat de indemniteiten, uitgekeerd bij niet verstrekking<br />
van de voeding volgens de sub a hiervoren bedoelde<br />
schaftorders, voor de militairen in Atjeh en Onderhoorigheden<br />
gedurende het jaar <strong>1896</strong> per man en per dag<br />
zullen bedragen / 0,64 (vier en zestig cent) voor Europeanen,<br />
Afrikanen en Amboineezen en / 0,42 (twee en<br />
veertig cent) voor Inlanders, onder welke bedragen de<br />
den wd. Comdt. v/h Leger enz.<br />
12
178<br />
voormelde bijslag begrepen is, zullende voorts, bij niet<br />
verstrekking in natura van een of slechts enkele der op<br />
de schaftorders voorkomende voedings-artikelen, worden<br />
uitgekeerd de waarde van het ration, berekend volgens<br />
de dan vigeerende prijslijst en voor de hierop niet vermelde<br />
artikelen volgens het dan vigeerende contract,<br />
Ten derde: enz.<br />
Afschrift<br />
Accordeert met voorz. Register<br />
De Gouvernements-Secretaris,<br />
(w. g.) COHEN STUART.
Militair Commando van Atjeh en<br />
Onderhoorigheden.<br />
KOETA-RADJA, 4 April <strong>1896</strong>.<br />
No. 37.<br />
COMMANDEMENTSORDER.<br />
Bijl<br />
ij 1 a g e VI.<br />
Wordt medegedeeld, dat onder nadere goedkeuring van het Departe-<br />
ment van Oorlog met het oog op de zware diensten, die in den laatsten<br />
tijd van de troepen in dit Commandement worden gevorderd, aan de<br />
Commandementsorder dd. 20 November 1893, No. 219, deze uitbrei-<br />
ding moet worden gegeven, dat ook aan de troepen, die een groot deel<br />
van den dag of nacht binnen de geconcentreerde stelling werkzaam<br />
zijn t. n. o. een of twee (ter beoordeeling van den Korpscommandant)<br />
rations jenever van 0.05 Liter per hoofd van 's Landswege zal worden<br />
verstrekt.<br />
Militair Commando van A. en O.<br />
KOETA-RADJA, 5 April <strong>1896</strong>.<br />
No. 39.<br />
De Civ. en Mil. Gouverneur van Atjeh<br />
en Onderhoorigheden<br />
COMMANDEMENTSORDER.<br />
w. g. DEYKERHOFF.<br />
Wordt medegedeeld, dat onder nadere goedkeuring van het D. v. O.<br />
met het oog op de zware diensten, die in den laatsten tijd van de<br />
dwangarbeiders in dit commando worden gevorderd, aan de veroor-<br />
deelden, die een groot gedeelte van den dag of nacht werkzaam zijn,<br />
ter beoordeeling van den colonne-commandant, onder wiens bevelen zij<br />
zijn gesteld, dan wel van den Beheerder van het Depot, t. n. o. een<br />
ration jenever van 0.05 L. per hoofd en per dag van 's landswege zal<br />
worden verstrekt.<br />
De Civ. en Mil. Gouv. Van A. en O.<br />
w. g. DEYKERHOFF.
Bijlage VII.<br />
Extract<br />
No. 1.<br />
EXTRACT uit het Register van<br />
besluiten van den Gouverneur-Gene<br />
raal van Nederlandsch-Indie.<br />
BUITENZORG, 30 April <strong>1896</strong>.<br />
Gelezen enz.<br />
Is goedgevonden en verstaan:<br />
Bij wijze van tijdelijken maatregel met ingang van 1 April <strong>1896</strong> en<br />
tot zoolang de normale toestanden weder in het gouvernement van Atjeh<br />
en Onderhoorigheden zullen zijn ingetreden, ten opzichte van dat gewest<br />
te bepalen :<br />
a. dat de aan de officieren zonder onderscheid van rang en de met<br />
deze gelijkgestelden, zoomede de adjudanten onder-officier bij art. 1 § a<br />
van het besluit van 22 November 1895 No. 12 toegekende tegemoetkoming<br />
van / 1,50 per dag, wordt vermeerderd met/1 — (een gulden).<br />
b. dat de bij artikel 2 § a van het besluit van 23 September 1895<br />
No. 4, bedoelde bijslag op de soldij bedragende voor de Europeesche,<br />
Afrikaansche en Amboineesche militairen / 0.04 per man en per dag<br />
wordt verhoogd, respectievelijk: met / 0.03 (drie cent) en / 0.02<br />
(twee cent) (1).<br />
c. dat aan de gehuwde hoofdofficieren, waaronder ook begrepen worden<br />
weduwnaars met kinderen ten hunnen laste, wien een geclassificeerde<br />
gouvernementswoning wordt aangewezen, doch wien in het dienstbelang<br />
is of wordt geweigerd, hunne gezinnen mede te nemen of zich door het<br />
zelve te doen volgen, in het genot blijven der voor hunnen rang bepaalde<br />
huishuurindemniteit.<br />
Afschrift enz.<br />
Aan<br />
den Commandant van het Leger enz.<br />
(1) Zie onder Eerstelijk bijl. VIII.<br />
Accoord met voorz. Register.<br />
T)e Gouvernements-Secretaris,<br />
w. g. COHEN STUART.
Bij 1 age VIII.<br />
Extract EXTRACT uit het Register der<br />
No. 42. besluiten van den Gouverneur-Gene<br />
raal van Nederlandsch-Indie.<br />
BUITENZORG, 22 Augustus <strong>1896</strong>.<br />
Gelezen enz.<br />
Is goedgevonden en verstaan.<br />
Eerstelijk. Te bepalen, dat de bij artikel 2 §§ a en b van het<br />
besluit van 23 September 1895, No. 4, voor het jaar<br />
<strong>1896</strong> getroffen maatregelen ten opzichte van de voeding<br />
der militaire bezetting van Atjeh- en Onderhoorigheden<br />
tot ultimo 1897 worden bestendigd; met dien verstande,<br />
dat de ter verbetering van die voeding uitgekeerde bijslag<br />
. op de soldij voorhands blijft vastgesteld op de nader<br />
bij § 6 van het besluit van 30 April <strong>1896</strong>, No. 1 (1),<br />
aangegeven bedragen van acht cent per man en per dag<br />
voor Europeanen, Afrikanen en Amboineezen en van zes<br />
cent per man en per dag voor Inlandsche militairen.<br />
Ten tweede. Enz.<br />
Afschrift dezes, enz.<br />
Aan<br />
den Commandant van het Leger enz.<br />
Accordeert met voorz. Register.<br />
De Gouvernements-Secretaris,<br />
w. g. COHEN STUART.<br />
(1) Bedoeld besluit is later blijkbaar gewijzigd. Zie bijl. VII sub b.
Schaftorde volgens tarief No. 20<br />
VOOR EUROPEANEN.<br />
B ij 1 a g e IX.<br />
Goedgekeurd:<br />
De Militaire Commandant<br />
van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />
(w. g.) STEMFOORT.
U.<br />
z<br />
U<br />
<<br />
Q<br />
Zondag.<br />
Maandag.<br />
Dinsdag.<br />
Woensdag<br />
Donderd.<br />
Vrijdag.<br />
Zaterdag.<br />
(j ty<br />
CO V<br />
£ "?<br />
3<br />
0.15! 0.35<br />
0.40! 0.35<br />
o<br />
CO<br />
o «<br />
(0 "£<br />
> §<br />
re<br />
><br />
0.40; 0.35 0.15<br />
0.15 0.25<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.35<br />
0.35<br />
0.15<br />
M<br />
4><br />
CU<br />
CO<br />
o<br />
O<br />
V<br />
o<br />
0.40 0.35 0.05<br />
CD<br />
V*. CD<br />
o c<br />
o<br />
cu O<br />
.s -°<br />
*3<br />
CQ<br />
0.28<br />
0.04<br />
c<br />
CD<br />
1<br />
V<br />
V<br />
a<br />
cu<br />
O<br />
6<br />
-o<br />
o<br />
-si<br />
to<br />
CO*<br />
"E.<br />
CO<br />
CO<br />
><br />
184<br />
KILOGRAMME N.<br />
CO<br />
rt<br />
V<br />
.£.<br />
"I<br />
o<br />
0.20: 0.60; 0.05<br />
0.20<br />
0.20<br />
0.18 0.20<br />
0.20 0.60<br />
0.20<br />
0.20<br />
005<br />
0.05<br />
a<br />
CO<br />
1)<br />
U<br />
*><br />
to<br />
<<br />
o<br />
CQ<br />
V<br />
o<br />
a<br />
v<br />
"5<br />
S<br />
a<br />
cu<br />
CD<br />
H<br />
B<br />
5<br />
3<br />
O<br />
N<br />
CD<br />
Cu<br />
CD<br />
ft.<br />
0.03,0.024'0.008 0.025 i 0.025 0.0015 0.002<br />
0.03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />
0 03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />
0.10 0.03 0.024 0.008 0.025 0.025,0 0015 0.002<br />
0.03 0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />
0.03,0.024 0.008 0.025 0.025 0.0015 0.002<br />
0.03 0.024:0.008 0.025;0.025,0.0015 0.002<br />
De vivres te velde gaan in van en met den dag van verlrek uit de geconcentreerde linie en worden<br />
veldvivres, voor zooveel toepasselijk, van kracht het bepaalde voor de berekening van vivres in garnizoen.<br />
Het ration moet worden aangemerkt als maximum, hetgeen minder wordt verbruikt, blijft ten voordeele<br />
Bij toekenning van veldvivres wordt geen bijslag op de soldi] te goed gedaan en is men niet aan kor<br />
Aan vrouwen, die na bekomen machtiging van den bevelhebber van de expeditie, hunne mannen volgen<br />
Het gereedmaken van het eten geschiedt onder toezicht van de korps-kwartiermeesters, waartoe zoowel<br />
Het kookgereedschap wordt steeds meegevoerd.<br />
De dagelijksche fourageeringen geschieden door de korps-kwartiermeesters, op door hen op te maken<br />
a
V<br />
O<br />
Cu<br />
4<br />
c<br />
8<br />
CD<br />
CJ<br />
V<br />
a.<br />
en<br />
Q,<br />
CD<br />
CD<br />
N<br />
T3<br />
Ti;<br />
0<br />
CD<br />
a<br />
D<br />
0)<br />
0<br />
cc<br />
a<br />
LITER.<br />
dol<br />
raa<br />
0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005: 0.10 0.015<br />
0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005 0.10 0-015<br />
0.001 0.001 0.03!<br />
0.001 0.001 0.03 0.005 0.015 0.005 0.10 0-015<br />
0.001 0.001 0.03 0.008 0.015 0.005 0.10 0-015<br />
0.001 0.001 0.03<br />
CD<br />
E3<br />
CD<br />
0.015 0.005 0.10 0:015<br />
0.001 0.001 0.03 0.005 0.015,0.005 0.10 0.015<br />
0.015 0.005 0.10 0.015<br />
185<br />
blik. ration.<br />
74<br />
O 5<br />
0.02<br />
0.02<br />
0,02<br />
Ter geheele ver-<br />
vanging van versch<br />
rund en varkens-<br />
vleesch kan wor<br />
den verstrekt.<br />
0.105 Gebr. gehakt.<br />
0.175 Austr. vl.<br />
0.175 Austr. vl.<br />
0 105 Gebr. gehakt.<br />
0.21 Gebr.gehakt.<br />
0.15Gerooklspek.<br />
0.25 Austr.<br />
vleesch.<br />
0.21 Gebr. gehakt.<br />
0.175 Ding-ding.<br />
0.15 Gerookt<br />
spek.<br />
0.35 Australisch<br />
vleesch.<br />
OMSCHRIJVINQ<br />
DER<br />
MAALTIJDEN.<br />
Brood, boter, koflie en komijne kaas<br />
Soep met rijst, sambal, versch<br />
rundvleesch.<br />
Volksspijs met versch rundvleesch<br />
Brood, boter, koffie en sardines.<br />
Soep met rijst en sambal met<br />
versch rundvleesch.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />
Brood, boter, koffie en komijne kaas<br />
Soep met rijst en sambal en versch<br />
rundvleesch.<br />
Bruine of witle boonen met varkens<br />
vleesch.<br />
Brood, boter, koffie en gesmoord<br />
Austr. vleesch.<br />
Soep met rijst en sambal en versch<br />
rundvleesch.<br />
Volksspijs met versch rundvleesch.<br />
Brood, boter, koffie en komijne kaas<br />
Soep met rijst, sambal en versch<br />
rundvleesch.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />
Brood, boter, koffie en sardines.<br />
Soep met rijst, sambal en versch<br />
rundvleesch.<br />
Erwtensoep met versch varkensvleesch.<br />
Brood, boter, koffie en gerookt spek<br />
Soep met rijst, sambal en versch<br />
rundvleesch.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvl.<br />
tcegekend tot en met den dag van terugkomst in die linie, overigens is met belrekking tot toekenning van<br />
van den Lande.<br />
ting op de soldij onderhevig, zoodat de voile soldij, c. q. na aftrek der delegatie. wordt uitgekeerd.<br />
wordt per dag verstrekt 0.50 K-G- rijst en 0.02 K.G. zouf.<br />
de fouriers als de koks en bijkoks ter hunner beschikking worden gesteld.<br />
dagelijksche bons.
Schaftorde volgens tarief No. 20<br />
VOOR INLANDERS.<br />
Goedgekeurd:<br />
Bijl<br />
l) 1 a g e X.<br />
Tie Militaire Commandant<br />
van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />
(w. g.) STEMFOORT.
DAGEN.<br />
Zondag.<br />
Maandag.<br />
Dinsdag.<br />
Woensdag.<br />
Donderdag,<br />
Vrijdag<br />
Zaterdag.<br />
CC > H3<br />
0.50<br />
0.65<br />
0.65<br />
0.50<br />
0.65<br />
0.65<br />
0.65<br />
B<br />
3<br />
025<br />
0.25<br />
0.25<br />
0.25<br />
0.25<br />
-o<br />
60 .<br />
O _C<br />
o u<br />
u<br />
a<br />
o<br />
_M<br />
c<br />
_aj<br />
"3<br />
e<br />
a<br />
188<br />
K I L O G R A M M E N.<br />
3<br />
O<br />
N<br />
a.<br />
v<br />
a.<br />
v p<br />
S 3<br />
o m<br />
o o<br />
a s<br />
V<br />
><br />
V<br />
u<br />
o<br />
a<br />
0.11 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.00<br />
o<br />
a<br />
en<br />
0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02<br />
N<br />
(30 C<br />
o<br />
u<br />
p<br />
1-<br />
erj<br />
-o<br />
a<br />
0 25 0.07 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02,0.005<br />
0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 0.02 0.005<br />
0.25 0.11 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.001 0.001 0.02<br />
0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.0030.001 0.001 0.02<br />
0.12 0.024 0.008 0.015 0.025 0.001 0.003 0.001 0.001 002 0.005<br />
i<br />
0.00110.02 0.006<br />
De vivres te velde gaan in van en met den dag van vertrek uit de geconcentreerde<br />
Overigerts is met betrekking tot toekenning van veldvivres, voor zooveel toepasselijk,<br />
Het ration moet worden aangemerkt als maximum, hetgeen minder wordt verbruikt 1<br />
Bij toekenning van veldvivres wordt geen bijslag op de soldij te goed gedaan en is<br />
delegatie, wordt uitgekeerd.<br />
Aan vrouwen die, na bekomen machtiging van den bevelhebber van de expeditie,<br />
Het gereedmaken van het eten geschiedt onder toezicht van de korps-kwartiermeesters,<br />
Het kookgereedschap wordt steeds medegevoerd.<br />
De dagelijksche fourageeringen geschieden door de korps-kwartiermeesters op door hen
OQ<br />
0.15<br />
0.15<br />
bo<br />
c<br />
60<br />
C<br />
0.06<br />
<<br />
LITER.<br />
V<br />
J3<br />
><br />
CO<br />
V<br />
"3<br />
<br />
a<br />
CO<br />
_M<br />
s<br />
3<br />
o<br />
1)<br />
0-<br />
0.01 0.005 0.01<br />
0.01 0.005 0.0<br />
0.0 !<br />
0.005<br />
0.01<br />
0.01 0.005 0.01<br />
0.01 0.005 0.01<br />
0.01 0.005 0.01<br />
0.01 0.005; 0.0<br />
blik. stuks ration.<br />
CO<br />
en<br />
'/<<br />
74<br />
c<br />
« s<br />
S g<br />
I u<br />
u<br />
O<br />
1 0.02<br />
0.02<br />
0.02<br />
189<br />
Ter geheele<br />
vervanging van<br />
versch rundvleesch<br />
kan<br />
worden verstrekt.<br />
0.25 Kg. Austr,<br />
0.15 Kg. Gebraden<br />
gehakt,<br />
0.25 Kg. Austr<br />
vleesch<br />
0 125Kg.Dingding<br />
0.15 Kg. Gebraden<br />
gehakt.<br />
0.125Kg.Dingding.<br />
0.25 Kg. Austr.<br />
vleesch.<br />
OMSCHRIJVING<br />
DER<br />
MAALTIJDEN.<br />
Koffie, Brasketan met sambal en gedroogde<br />
visch.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met kerrie en versch rundvleesch.<br />
Koffie, rijst met sambal en een gezouten<br />
eendenei.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />
Koffie, rijst met sambal en sardines.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met kerrie, gedroogde visch en versch<br />
rundvleesch.<br />
Koffie, brasketan met sambal en een gezouten<br />
eendenei.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />
Koffie, rijst met sambal en dingding.<br />
Soep met rijst en eambal en versch rundvl.<br />
Rijst met kerrie en gedroogde visch.<br />
Koffie, rijst met sambal en sardines.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met sajoer en versch rundvleesch.<br />
Koffie, rijst met sambal en een gez. eendenei.<br />
Soep met rijst en sambal en versch rundvl.<br />
Rijst met kerrie en gedroogde visch.<br />
linie en worden toegekend tot en met den dag van terugkomst in die Linie.<br />
van kracht het bepaalde voor de berekening van vivres in garnizoen<br />
blijft ten voordeele van den Lande. \<br />
men niet aan korting op de soldij onderhevig, zoodat voile soldij c. q. na aftrek der<br />
hunne mannen volgen wordt per dag verstrekt\0.50 K.G. rijst en 0.02 K.G. zout.<br />
waartoe zoowel de fouriers als de koks en bijkoks ter hunner beschikking worden gesteld.<br />
op te maken dagelijksche bons.
Schaftorde volgens tarief No. 20<br />
VOOR OFFICIEREN.<br />
Goedgekeurd:<br />
B ij 1 a ge XI.<br />
*De Militaire Commandant<br />
van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />
(w. g.) STEMFOORT.
DAGEN.<br />
Zondag.<br />
Maandag.<br />
Dinsdag.<br />
Woensdag.<br />
Donderd.<br />
Vrijdag.<br />
Zaterdag.<br />
CO<br />
0.15<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.15<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.40<br />
Versch<br />
rundvleesch.<br />
Versch<br />
varkensvleesch.<br />
0.40<br />
0 40<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.40<br />
0.15<br />
0.15<br />
0.15<br />
CU<br />
a<br />
CO<br />
o<br />
V<br />
a<br />
0.04<br />
a<br />
V<br />
a<br />
o<br />
o<br />
cu<br />
a<br />
'3<br />
>-i<br />
CQ<br />
022<br />
G<br />
CU<br />
%<br />
M<br />
CU<br />
CU<br />
a<br />
cu<br />
CO<br />
c ro<br />
O »<br />
CU cu<br />
cu -o<br />
a<br />
o<br />
cu<br />
•* >_<br />
cu<br />
~a<br />
cu<br />
o<br />
a<br />
CU<br />
CU<br />
a<br />
_v<br />
v<br />
o<br />
eu<br />
a<br />
a<br />
v<br />
cu<br />
N<br />
cu<br />
-o<br />
60<br />
O<br />
O<br />
-o<br />
cu<br />
o<br />
193<br />
LITER.<br />
o<br />
-o<br />
CO<br />
CO<br />
CQ<br />
0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />
0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />
0 002 0.003 0.002 0.002 005 0.0175 0.05 0.03 0.10<br />
0 002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />
I<br />
0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />
0.002 0.003 0.002 0.002 0.05 O.OI75 0.05 0.03 0.10<br />
0.002 0.00310.002 0.002 0.05 0.007 0.05 0.03 0.10<br />
E<br />
3<br />
JU<br />
o<br />
CU<br />
flesch.<br />
c<br />
»<br />
cu<br />
-a o<br />
ai<br />
V2<br />
v2<br />
72<br />
72<br />
72<br />
72<br />
7a<br />
biik.<br />
CO<br />
cu<br />
c<br />
-o<br />
cfl<br />
CO<br />
l u<br />
%<br />
\U<br />
ration<br />
0.<br />
0.02<br />
0.02<br />
0.02<br />
Ter geheele ver-<br />
vanging van versch<br />
rund en varkens<br />
vleesch kan worden<br />
verstrekt.<br />
0.12 Gebraden gehakt<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.12 Gebrad. gehakt.<br />
0.15 Gerookt spek.<br />
0.12 Gebrad. gehakt.<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.15 Gerookt spek.<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.10 Ding-ding.<br />
0.24 Gebrad. gehakt.<br />
0.10 Ding-ding.<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.15 Gerookt spek.<br />
0.20 Austr. vleesch.<br />
0.12 Gebrad. gehakt.<br />
de Linie en worden toegekend tot en met den dag van terugkomst in die linie.<br />
blijft ten voordeele van den Lande.<br />
hen op te maken dagelijksche bons.<br />
13
Bijlage XII.<br />
VERGELIJKEND OVERZICHT van de voedingswijze vol<br />
gens schaftorde en op oorlogsvoet in <strong>1896</strong>.<br />
BEREKENING, aangevende het kostende bij voeding volgens<br />
toenmaals vigeerende schaftorde en op oor<br />
logsvoet.
Rijst<br />
Versch rundvleesch .<br />
Australisch vleesch in bl<br />
Versch varkensvleesch<br />
Gerookt spek .<br />
Gedroogde visch<br />
Versch brood .<br />
Bruine boonen.<br />
Groene erwten.<br />
Boter.<br />
Koffie<br />
Thee,<br />
Uien.<br />
Zout .<br />
Peper<br />
Geconserveerde samb<br />
Kerriepoeder<br />
Specerijen .<br />
Zeep .<br />
Azijn.<br />
Versche klapperol<br />
Jenever .<br /&g