Meetinstrumenten - Hogeschool Leiden
Meetinstrumenten - Hogeschool Leiden
Meetinstrumenten - Hogeschool Leiden
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Minor Fysiotherapie bij mensen met een chronische ziekte<br />
<strong>Meetinstrumenten</strong><br />
Reumatoïde Artritis<br />
S. Brouwer, M. Dumay, K. Kooistra, S. Möllers, K. Smits,<br />
R. Speijers, F. v. Veenendaal, L. Wesselman, M. Willekens<br />
Datum: 12-06-2008
Inhoudsopgave<br />
Vragenlijsten<br />
1. VAS- schaal 2<br />
2. Patiënt Specifieke Klachten 3<br />
3. Vragenlijst Dagelijks Functioneren 5<br />
4. Pain Disability Index 7<br />
5. Tampaschaal 8<br />
6. Functional Status Index 9<br />
7. Arthritis Impact Measurement Scales 12<br />
<strong>Meetinstrumenten</strong> voor in het onderzoek<br />
8. Goniometer/EMP-ROM SCHAAL 22<br />
9. Microfet 23<br />
10. Handknijpkracht met de handdynamometer<br />
28<br />
11. Ästrand test 29<br />
12. Zes minuten- looptest 33<br />
13. Berg Balance Scale 34<br />
14. Timed Up and Go Test 40<br />
1<br />
Blz.
1. VAS- schaal<br />
Voorbeeld van de manier waarop de VAS moet worden ingevuld<br />
Aan u wordt de volgende vraag gesteld:<br />
Wilt u op deze lijn de mate van pijn aangeven die u de afgelopen week heeft gehad ten gevolge van<br />
gewrichtsklachten aan de knie of de heup?<br />
Nauwelijks pijn …../……………………………………………………………. Zeer erge pijn<br />
Heeft u het streepje links geplaatst dan heeft u weinig pijn ervaren.<br />
Nauwelijks pijn …………………………………………………../……………. Zeer erge pijn<br />
Heeft u het streepje rechts geplaatst dan heeft u heel veel pijn ervaren.<br />
Dit betekent: hoe verder u het streepje naar rechts heeft geplaatst, hoe meer pijn u heeft gehad in de<br />
afgelopen week.<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Ernst van de pijn<br />
Wilt u op deze lijn de mate van de pijn aangeven die u de afgelopen week heeft gehad ten<br />
gevolge van gewrichtsklachten aan de knie of de heup?<br />
Doe dit door een verticaal streepje op de onderstaande lijn te plaatsen.<br />
Nauwelijks pijn ………………………………………………………………… Zeer erge pijn<br />
Draaglijkheid van de pijn<br />
Wilt u op deze lijn aangeven hoe draaglijk de pijn ten gevolge van<br />
gewrichtsklachten aan de knie of de heup de afgelopen week was?<br />
Doe dit door een verticaal streepje op de onderstaande lijn te plaatsen<br />
Draaglijk ……………………………………………………………….. Ondraaglijk<br />
2
2. Patiënt Specifieke Klachten<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Patiënt Specifieke Klachten<br />
Activiteiten en bewegingen waarbij u last kunt hebben van uw pijnklachten.<br />
Uw pijnklachten hebben invloed op activiteiten en bewegingen die u dagelijks doet en moeilijk te<br />
vermijden zijn. Voor iedereen zijn de gevolgen van chronische pijn verschillend. Iedere persoon zal<br />
bepaalde activiteiten en bewegingen graag zien verbeteren door de behandeling. Hieronder staan een<br />
aantal activiteiten en bewegingen die u veel moeite koste om uit te voeren vanwege de pijn. Probeer<br />
de problemen te herkennen waar u de afgelopen week door uw pijn last van had. Kleur of kruis een<br />
bolletje aan voor deze activiteit. We vragen u die problemen aan te kruisen die u heel belangrijk<br />
vindt en die u het liefste zou zien veranderen in de komende maanden.<br />
0 in bed liggen<br />
0 wandelen<br />
0 omdraaien in bed<br />
0 opstaan uit bed<br />
0 opstaan uit een stoel<br />
0 gaan zitten op een stoel<br />
0 lang achteren zitten<br />
0 in/uit de auto stappen<br />
0 rijden in een auto of bus<br />
0 fietsen<br />
0 staan<br />
0 lang achteren staan<br />
0 licht werk in en om het huis<br />
0 zwaar werk in en om het huis<br />
Uw 5 belangrijkste activiteiten zijn:<br />
1. …………………………………<br />
2. …………………………………<br />
3. …………………………………<br />
4. …………………………………<br />
5. …………………………………<br />
Zie volgende pagina voor het vervolg van deze vragenlijst.<br />
3<br />
0 in huis lopen<br />
0 hardlopen<br />
0 het dragen van een voorwerp<br />
0 iets oprapen van de grond<br />
0 tillen<br />
0 op bezoek gaan bij familie, vrienden of<br />
kennissen<br />
0 uitgaan<br />
0 seksuele activiteiten<br />
0 uitvoeren van werk<br />
0 uitvoeren van hobby’s<br />
0 uitvoeren van huishoudelijk werk<br />
0 sporten<br />
0 op reis gaan<br />
0 andere activiteiten………………
Voorbeeld hoe in te vullen<br />
Probleem: Wandelen<br />
Patiënt Specifieke Klachten<br />
Plaatst u het streepje links dan kost wandelen u weinig moeite<br />
geen enkele<br />
moeite --------/--------------------------------------------------------------------------- onmogelijk<br />
Plaatst u het streepje rechts dan kost wandelen u veel moeite<br />
geen enkele<br />
moeite --------------------------------------------------------------------/--------------- onmogelijk<br />
Probleem 1 ……………………………………<br />
Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?<br />
geen enkele<br />
moeite …………………………………………………………………….. onmogelijk<br />
Probleem 2 ……………………………………<br />
Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?<br />
geen enkele<br />
moeite ……………………………………………………………………………. onmogelijk<br />
Probleem 3 ……………………………………<br />
Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?<br />
geen enkele<br />
moeite ……………………………………………………………………………. onmogelijk<br />
Probleem 4 ……………………………………<br />
Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?<br />
geen enkele<br />
moeite ……………………………………………………………………………. onmogelijk<br />
Probleem 5 ……………………………………<br />
Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?<br />
geen enkele<br />
moeite ……………………………………………………………………………. onmogelijk<br />
4
3. Vragenlijst Dagelijks Functioneren<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Toelichting<br />
Uw gewrichtsklachten kunnen uw normale bezigheden beïnvloeden. Het doel van deze vragenlijst is<br />
een indruk te krijgen van uw lichamelijk functioneren van de afgelopen week.<br />
Wilt u aangeven welk alternatief de afgelopen week het meest op u van toepassing was?<br />
Omcirkel hiertoe één van de antwoordmogelijkheden achter elke vraag. Het is belangrijk dat u élke<br />
vraag beantwoordt. Of u een bepaalde activiteit met of zonder hulpmiddelen uitvoert is bij de<br />
beantwoording van de vragen niet belangrijk. Het gaat erom of u de activiteiten zelfstandig (dus<br />
zonder hulp van iemand anders) kon verrichten en hoeveel moeite u daarbij had.<br />
De volgende uitspraak heeft betrekking heeft betrekking op afgelopen week!<br />
1. Aankleden en opmaken:<br />
Uzelf aankleden, incl. knoopjes en<br />
veters vastmaken?<br />
Uw haar wassen?<br />
2. Opstaan:<br />
Opstaan uit een rechte stoel zonder<br />
leuningen?<br />
Zelf in en uit bed komen?<br />
3. Eten:<br />
Uw vlees snijden?<br />
Een vol glas of kopje aan uw mond<br />
brengen?<br />
een nieuw pak melk of frisdrank<br />
openen?<br />
4. Lopen:<br />
Een kwartiert buiten lopen op een vlak<br />
terrein?<br />
Vijf treden oplopen?<br />
Wilt u aankruisen welke hulpmiddelen of aanpassingen u hebt gebruikt bij een of meer van<br />
de hierboven genoemde bezigheden?<br />
O stok<br />
O hulpmiddelen voor het aankleden<br />
O looprek<br />
O krukken<br />
O aangepast bestek<br />
O rolstoel<br />
O aangepast bed<br />
O aangepaste stoel<br />
O geen hulpmiddelen en aanpassingen<br />
O overige:…..<br />
zelfstandig<br />
zonder<br />
moeite<br />
5<br />
zelfstandig<br />
met enige<br />
moeite<br />
zelfstandig<br />
met veel<br />
moeite<br />
niet<br />
zelfstandig<br />
mogelijk
Wilt u aankruisen of u bij een of meer van de hierboven genoemde activiteiten doorgaans door iemand<br />
wordt geholpen?<br />
O aankleden en opmaken O eten<br />
O opstaan O lopen<br />
De volgende uitspraak heeft betrekking heeft betrekking op afgelopen week!<br />
Wassen en toilet:<br />
Uw hele lichaam wassen en afdrogen?<br />
Van en op het toilet komen?<br />
Reiken en pakken:<br />
Iets van +/- 2,5kg (zware pan) van net<br />
boven uw hoofd pakken?<br />
Een gevallen kledingstuk van de grond<br />
rapen?<br />
Vastpakken:<br />
De voordeur openen?<br />
De deksel van een al eerder geopend<br />
potje afdraaien?<br />
Kranen open en dicht draaien (geen<br />
zwenkkranen)?<br />
Een pen of potlood hanteren?<br />
Activiteiten:<br />
Dagelijkse boodschappen doen?<br />
In en uit de auto stappen?<br />
Werkzaamheden als stofzuigen,<br />
afwassen of wat in de tuin werken?<br />
Wilt u aankruisen welke hulpmiddelen of aanpassingen u hebt gebruikt bij een of meer van de<br />
hierboven genoemde bezigheden?<br />
O verhoogd toilet<br />
O lange grepen (om iets op te rapen)<br />
O douchestoel of douchezitje<br />
O hulpmiddelen en aanpassingen<br />
O opener voor potten<br />
O handgrepen in de badkamer<br />
O aangepaste kranen<br />
O overige zaken..<br />
zelfstandig<br />
zonder<br />
moeite<br />
Wilt u aankruisen of u bij een of meer van de<br />
hierboven genoemde activiteiten doorgaans door<br />
iemand wordt geholpen?<br />
O wassen en toiletbezoek<br />
O vastpakken<br />
O reiken en pakken<br />
O boodschappen doen en huishoudelijk werk<br />
Hoe tevreden bent u over het verloop van uw<br />
aandoening in de afgelopen week?<br />
O meer tevreden dan voorheen<br />
O ongeveer gelijk dan voorheen<br />
O minder tevreden dan voorheen<br />
6<br />
zelfstandig<br />
met enige<br />
moeite<br />
zelfstandig<br />
met veel<br />
moeite<br />
niet<br />
zelfstandig<br />
mogelijk
4. Pain Disability Index<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
De onderstaande vragen zijn gemaakt om de invloed van uw pijnklachten op uw leven te meten.<br />
Beantwoord elke vraag door de gemiddelde invloed van de pijn op de activiteit in te vullen. Dit<br />
betekent niet als de pijn het hevigste is of juist het minste is. Voor elke vraag moet u het cijfer<br />
omcirkelen wat voor de mate van beperking of hinder bij het uitvoeren van deze activiteit het beste<br />
weergeeft. Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren<br />
ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren.<br />
1 Familiare en huishoudelijke verantwoordelijkheden<br />
Dit houdt activiteiten in die te maken hebben met huishoudelijke werkzaamheden<br />
in en rond het huis (b.v. tuinieren e.d.) en verplichtingen ten aanzien van andere<br />
familieleden (b.v. kinderen naar school brengen e.d.).<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
2. Recreatie<br />
Deze categorie omvat activiteiten zoals hobby’s, sport en andere vrije<br />
tijdsbestedingen.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
3. Sociale activiteiten<br />
Deze categorie heeft te maken met samen met vrienden en/of familie uit te<br />
voeren activiteiten, zoals feestjes, theater of concertbezoek, uit eten gaan en<br />
andere sociale gelegenheden.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
4. Beroep<br />
Deze categorie omvat activiteiten die geheel of gedeeltelijk te maken<br />
hebben met uw beroep. Ook niet-betaald werk, zoals huishouden of vrijwilligers<br />
werk, hoort hierbij.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
5. Sexuele activiteiten<br />
Deze categorie vraagt naar de invloed op de frequentie en de kwaliteit van<br />
uw seksuele contacten.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
6. Zelfverzorging<br />
Deze categorie omvat activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging<br />
en onafhankelijke kunnen uitvoeren van allerlei dagelijkse activiteiten (b.v.<br />
douchen, aankleden, autorijden)<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
7. Basale levensbehoeftes<br />
Deze categorie omvat activiteiten die de vitale levensfuncties omvatten,<br />
zoals eten, slapen en ademhalen.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
geen beperkingen volledig beperkt<br />
7
5. Tampaschaal<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Geef van onderstaande beweringen door middel van een cijfer 1 en 4. Het cijfer betekent:<br />
1 = in hoge mate mee oneens<br />
2 = enigszins mee oneens<br />
3 = enigszins mee eens<br />
4 = in hoge mate mee eens<br />
1. Ik ben bang om bij het doen van lichaamsoefeningen letsel op te lopen.<br />
2. Als ik me over de pijn heen zou zetten, dan zou hij erger worden.<br />
3. Mijn lichaam zegt mij dat er iets gevaarlijk mis mee is.<br />
4. Mijn pijn zou waarschijnlijk minder worden als ik lichaamsoefeningen<br />
zou doen.<br />
5. Mijn gezondheidstoestand wordt door anderen niet serieus genoeg<br />
genomen.<br />
6. Door mijn pijnprobleem loopt mijn lichaam de rest van mijn leven<br />
gevaar.<br />
7. Mijn pijn betekent geeft aan dat er sprake is van letsel.<br />
8. Als mijn pijn erger wordt door iets, betekent dat nog niet dat, dat het<br />
gevaarlijk is.<br />
9. Ik ben bang om per ongeluk letsel op te lopen.<br />
10. De veiligste manier om te voorkomen dat mijn pijn erger wordt is<br />
gewoon oppassen dat ik geen onnodige bewegingen maak.<br />
11. Ik had wellicht minder pijn als er niet iets gevaarlijks aan de hand zou<br />
zijn met mijn lichaam.<br />
12. Hoewel ik pijn heb, zou ik er beter aan toe zijn als ik lichamelijk actief<br />
zou zijn.<br />
13. Mijn pijn zegt mij wanneer ik moet stoppen met lichaamsoefeningen<br />
doen om geen letsel op te lopen.<br />
14. Voor iemand in mijn toestand is het echt af te raden om lichamelijk<br />
actief te zijn.<br />
15. Ik kan niet alles doen wat gewone mensen doen, omdat ik te<br />
gemakkelijk letsel oploop.<br />
16. Zelfs als ik ergens veel pijn door krijg, geloof ik niet dat dat gevaarlijk is<br />
17. Ik zou geen lichaamsoefeningen hoeven te doen wanneer ik pijn heb.<br />
8<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4<br />
1 2 3 4
6. Funtional Status Index<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Deze vragenlijst bestaat uit drie onderdelen namelijk vragen gericht op functionele afhankelijkheid,<br />
functionele pijn en functionele moeite.<br />
1) Functionele afhankelijkheid<br />
In het eerste deel van het interview proberen we te meten hoeveel hulp u, gemiddeld, nodig heeft bij<br />
het uitvoeren van uw dagelijkse activiteiten gedurende de afgelopen zeven dagen. Met hulp bedoelen<br />
we het gebruik van hulpmiddelen, hulp van andere personen en/of beiden bij het uitvoeren van<br />
bepaalde activiteiten.<br />
Ik vraag u nu om mij te vertellen hoeveel hulp u, gemiddeld de afgelopen week, nodig had bij het<br />
uitvoeren van activiteiten die ik nu ga opnoemen. U zegt of u geen hulp, een hulpmiddel, hulp van<br />
anderen of zowel hulpmiddel als hulp van anderen nodig had. Of heeft u de afgelopen week de<br />
genoemde activiteit helemaal niet kunnen uitvoeren of vond u het niet veilig (verantwoord) om de<br />
activiteit uit te voeren. Heeft u nog vragen hierover?<br />
De vragen op gebied van afhankelijkheid worden gescoord op een 5-puntsschaal:<br />
- geen hulp<br />
- hulpmiddel gebruikt<br />
- hulp van ander nodig<br />
- zowel hulpmiddel als hulp van ander<br />
- activiteit niet kunnen/durven uitvoeren<br />
Hoeveel hulp had u de afgelopen week gemiddeld nodig om…<br />
Algemene mobiliteit<br />
In huis lopen<br />
Trap te lopen<br />
Op te staan uit een stoel<br />
Zelfverzorging<br />
Uw broek aan te trekken<br />
Uw blouse of hemd dicht te knopen<br />
Uw hele lichaam te wassen<br />
Een bloes of hemd aan te trekken<br />
Sociale activiteiten<br />
Uw beroep uit te oefenen<br />
Uw afspraken na te komen<br />
Op bezoek te gaan bij familie en vrienden<br />
Auto te rijden<br />
Handactiviteiten<br />
Te schrijven<br />
Een blik te openen<br />
Een telefoonnummer te draaien<br />
Huishoudelijke activiteiten<br />
Te stofzuigen<br />
Reiken in lage kasten<br />
De was te doen<br />
Te tuinieren<br />
9
2) Functionele pijn<br />
In dit deel van het interview proberen we te meten hoeveel pijn u ervaren heeft bij het uitvoeren van<br />
uw dagelijkse activiteiten gedurende de afgelopen week. Van elke activiteit die u de afgelopen week<br />
heeft uitgevoerd vraag ik u om een oordeel te geven over de mate van pijn die u ervaren heeft tijdens<br />
het uitvoeren van die activiteit. U kunt de vraag beantwoorden met: geen pijn, milde pijn, matige pijn<br />
of ernstige pijn. Met pijn bedoel ik de onplezierige sensaties van ongemak en ongerief die u ervaarde<br />
bij het doen van de activiteit. Heeft u nog vragen op dit moment?<br />
De vragen over de pijnintensiteit worden gescoord op een 4-puntsschaal:<br />
- geen pijn<br />
- milde pijn<br />
- matige pijn<br />
- ernstige pijn<br />
Hoeveel pijn heeft u gemiddeld ervaren de afgelopen week bij het uitvoeren<br />
van….<br />
Algemene mobiliteit<br />
In huis lopen<br />
Trap te lopen<br />
Op te staan uit een stoel<br />
Zelfverzorging<br />
Uw broek aan te trekken<br />
Uw blouse of hemd dicht te knopen<br />
Uw hele lichaam te wassen<br />
Een bloes of hemd aan te trekken<br />
Sociale activiteiten<br />
Uw beroep uit te oefenen<br />
Uw afspraken na te komen<br />
Op bezoek te gaan bij familie en vrienden<br />
Auto te rijden<br />
Handactiviteiten<br />
Te schrijven<br />
Een blik te openen<br />
Een telefoonnummer te draaien<br />
Huishoudelijke activiteiten<br />
Te stofzuigen<br />
Reiken in lage kasten<br />
De was te doen<br />
Te tuinieren<br />
10
3) Functionele moeite<br />
In dit deel van het interview proberen we te meten hoeveel moeite het u kostte om elke activiteit uit te<br />
voeren gedurende de afgelopen zeven dagen. Met moeite bedoelen we of het gemakkelijk was, of juist<br />
heel moeilijk was om de activiteit uit te voeren. De antwoordmogelijkheden zijn: geen moeite, lichte<br />
moeite, matige moeite en ernstige moeite. Heef u nog vragen?<br />
De vragen over de ervaren moeite bij uitvoeren van de activiteiten worden gescoord op een 4puntsschaal:<br />
- geen moeite<br />
- beetje moeite<br />
- redelijk wat moeite<br />
- zeer moeilijk<br />
Hoeveel moeite kostte het u, gemiddeld de afgelopen week, om…<br />
Algemene mobiliteit<br />
In huis lopen<br />
Trap te lopen<br />
Op te staan uit een stoel<br />
Zelfverzorging<br />
Uw broek aan te trekken<br />
Uw blouse of hemd dicht te knopen<br />
Uw hele lichaam te wassen<br />
Een bloes of hemd aan te trekken<br />
Sociale activiteiten<br />
Uw beroep uit te oefenen<br />
Uw afspraken na te komen<br />
Op bezoek te gaan bij familie en vrienden<br />
Auto te rijden<br />
Handactiviteiten<br />
Te schrijven<br />
Een blik te openen<br />
Een telefoonnummer te draaien<br />
Huishoudelijke activiteiten<br />
Te stofzuigen<br />
Reiken in lage kasten<br />
De was te doen<br />
Te tuinieren<br />
11
7. Arthritis Impact Measurement Scales<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
Begin vooraan en werk de vragen één voor één door tot u klaar bent. Denkt u rustig na en geef het<br />
antwoord dat u het beste vindt. Er zijn geen goede of foute antwoorden, het gaat alleen om uw mening.<br />
Neemt u alstublieft voldoende tijd voor het invullen van de vragenlijst. Het is voor ons erg belangrijk<br />
dat u alle vragen volledig beantwoord. Dat geldt met name voor vragen als vraag 70. Als u last heeft<br />
van een hoge bloeddruk, vult u dan niet alleen "Ja" in, maar ook het beginjaar en hoe ernstig het nu is.<br />
N.B. Heeft u per ongeluk een verkeerd antwoord aangekruist, dan kunt u het beste een rondje zetten<br />
om het verkeerde antwoord, en daarna het juiste aankruisen. Allereerst gaan aantal vragen stellen over<br />
uw gezondheidssituatie gedurende de afgelopen maand. Zet een kruisje in het hokje bij het antwoord<br />
dat voor u het meest van toepassing is.<br />
Deze vragen gaan over uw BEWEGINGSMOGELIJKHEDEN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
1. Hoe vaak was u in staat om gebruik te<br />
maken van een auto of het openbaar vervoer?<br />
2. Hoe vaak was u buitenshuis voor tenminste<br />
een deel van de dag?<br />
3. Hoe vaak was u in staat om boodschappen<br />
te doen bij u in de buurt?<br />
4. Hoe vaak had u hulp nodig als u ergens naar<br />
toe wilde?<br />
5. Hoe vaak moest u vrijwel de gehele dag in<br />
bed of in een stoel doorbrengen?<br />
Deze vragen gaan over LOPEN EN BUIGEN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
6. Had u problemen bij inspannende<br />
activiteiten, zoals hardlopen, zwaar<br />
tillen of inspannende sport?<br />
7. Had u moeite om verscheidene blokjes om<br />
te lopen en/of enkele trappen op te gaan?<br />
8. Had u moeite met bukken en/of opstaan<br />
uit een stoel?<br />
9. Had u moeite om één blokje om te gaan<br />
en/of één trap op te lopen?<br />
10. Was u in staat te lopen zonder hulp<br />
van iemand anders of zonder wandelstok,<br />
krukken of andere hulpmiddelen te gebruiken?<br />
12<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Zelden Nooit<br />
Zelden Nooit
Deze vragen gaan over uw HAND- EN VINGERFUNCTIES<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
11. Kon u gemakkelijk schrijven met een<br />
pen of potlood?<br />
12. Kon u gemakkelijk een overhemd of<br />
blouse dichtknopen?<br />
13. Kon u gemakkelijk een sleutel in een<br />
slot omdraaien?<br />
14. Kon u gemakkelijk een knoop leggen<br />
of een strik maken?<br />
15. Kon u gemakkelijk een potje met<br />
schroefdeksel openmaken dat niet<br />
eerder open is geweest?<br />
Deze vragen gaan over uw ARMFUNCTIES<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
16. Kon u gemakkelijk uw mond afvegen<br />
met een servet?<br />
17. Kon u gemakkelijk een trui aantrekken?<br />
18. Kon u gemakkelijk uw haar kammen<br />
of borstelen?<br />
19. Kon u gemakkelijk met uw hand de<br />
onderkant van uw rug krabben?<br />
20. Kon u gemakkelijk bij een kastplank<br />
boven uw hoofd komen?<br />
13<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Zelden Nooit<br />
Zelden Nooit<br />
Deze vragen gaan over uw PERSOONLIJKE VERZORGING<br />
Gedurende de afgelopen maand ... altijd meestal Soms Zelden Nooit<br />
21. Had u hulp nodig bij het douchen of<br />
in bad gaan?<br />
22. Had u hulp nodig bij het aankleden?<br />
23. Had u hulp nodig bij het naar het toilet<br />
gaan?<br />
24. Had u hulp nodig bij het in bed gaan<br />
of uit bed komen?
Deze vragen gaan over HUISHOUDELIJKE TAKEN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... altijd meestal Soms Zelden Nooit<br />
25. Als voor het noodzakelijke vervoer werd<br />
gezorgd: Kon u dan zonder hulp winkelen in<br />
een supermarkt?<br />
26. Indien u een keuken had: Kon u dan<br />
zonder hulp uw eigen maaltijden koken?<br />
27. Als u over de benodigde huishoudelijke<br />
artikelen beschikte (zoals stofzuiger, zwabber,<br />
etc): Kon u dan zonder hulp uw eigen<br />
huishouden doen?<br />
28. Ervan uitgaande dat u over een<br />
wasmachine en/of droogmachine, etc.<br />
beschikte: Kon u dan zonder hulp uw<br />
eigen was doen?<br />
Deze vragen gaan over SOCIALE ACTIVITEITEN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
29. Hoe vaak bent u gezellig bijeen geweest<br />
met vrienden of bekenden?<br />
30. Hoe vaak hebben vrienden of kennissen u<br />
thuis bezocht?<br />
31. Hoe vaak heeft u vrienden of kennissen<br />
opgezocht?<br />
32. Hoe vaak heeft u goede vrienden,<br />
bekenden of familieleden aan de telefoon<br />
gehad?<br />
33. Hoe vaak bent u naar een bijeenkomst<br />
van een kerk, vereniging of andere<br />
groep of club geweest?<br />
14<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Zelden Nooit<br />
Deze vragen gaan over STEUN VAN FAMILIE EN VRIENDEN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Altijd Meestal Soms Zelden Nooit<br />
34. Hoe vaak had u het gevoel dat uw familie<br />
en/of vrienden in de buurt waren als u hulp<br />
nodig had?<br />
35. Hoe vaak had u het gevoel dat uw familie<br />
en/of vrienden open stonden voor uw<br />
persoonlijke behoeften?<br />
36. Hoe vaak had u het gevoel dat uw familie<br />
en/of vrienden u wilden helpen bij het<br />
oplossen van problemen?<br />
37. Hoe vaak had u het gevoel dat uw familie<br />
en/of vrienden begrepen wat de gevolgen zijn<br />
van uw reumatische aandoening?
Deze vragen gaan over REUMA-PIJN<br />
Gedurende de afgelopen maand ... hevig Matig Gering Erg<br />
38. Hoe was de pijn die u gewoonlijk had<br />
van uw reumatische aandoening?<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
39. Hoe vaak heeft u hevige pijn gehad<br />
van uw reumatische aandoening?<br />
40. Hoe vaak heeft u pijn gehad in twee of<br />
méér gewrichten tegelijkertijd?<br />
41. Hoe vaak was u 's ochtends langer<br />
dan een uur stijf na het ontwaken?<br />
42. Hoe vaak kon u moeilijk slapen als<br />
gevolg van uw pijn?<br />
Deze vragen gaan over WERK<br />
Gedurende de afgelopen<br />
maand ...<br />
43. Hoe heeft u<br />
voornamelijk<br />
uw tijd doorgebracht?<br />
Wilt u één antwoord<br />
geven,<br />
dat voor u het meest van<br />
toepassing is.<br />
Betaald<br />
werk<br />
School<br />
of<br />
studie<br />
Arbeidsongeschikt<br />
15<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
gering<br />
Geen<br />
pijn<br />
Zelden Nooit<br />
Werkloos Huishouden Gepensioneerd<br />
Als uw antwoord op de vorige vraag 'werkloos', 'arbeidsongeschikt' of 'gepensioneerd' was, kunt u de<br />
volgende vier vragen overslaan en verder gaan met vraag 48.<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Elke<br />
dag<br />
44. Hoe vaak was u niet in staat om enig werk<br />
te doen (betaald werk, huishouden of studie)?<br />
45. Op de dagen dat u wel werkte, hoe vaak<br />
kon u dan maar een gedeelte van de dag<br />
werken?<br />
46. Op de dagen dat u wel werkte, hoe vaak<br />
was u niet in staat om zo zorgvuldig en<br />
nauwgezet te werken als u eigenlijk zou<br />
willen?<br />
47. Op de dagen dat u wel werkte, hoe vaak<br />
moest u op een andere manier werken dan u<br />
gewoonlijk doet?<br />
De<br />
meeste<br />
dagen<br />
Sommige<br />
dagen<br />
Zelden Nooit
Deze vragen gaan over STRESS<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Altijd Meestal Soms Zelden Nooit<br />
48. Hoe vaak heeft u zich gespannen gevoeld<br />
of opgewonden?<br />
49. Hoe vaak heeft u last gehad van nervositeit<br />
of "zenuwen"?<br />
50. Hoe vaak heeft u zich moeiteloos kunnen<br />
ontspannen?<br />
51. Hoe vaak voelde u zich ontspannen en<br />
vrij van spanningen?<br />
52. Hoe vaak heeft u zich rustig en vredig<br />
gevoeld?<br />
Deze vragen gaan over STEMMING<br />
Gedurende de afgelopen maand ... Altijd Meestal Soms Zelden Nooit<br />
53. Hoe vaak heeft u genoten van de dingen<br />
die u deed?<br />
54. Hoe vaak heeft u zich futloos of uitgeblust<br />
gevoeld?<br />
55. Hoe vaak heeft u het gevoel gehad dat<br />
niets ging zoals u het wilde?<br />
56. Hoe vaak heeft u het gevoel gehad dat<br />
de anderen beter af zouden zijn als u dood<br />
was?<br />
57. Hoe vaak heeft u zich zo in de put gevoeld<br />
dat niets u kon opvrolijken?<br />
Gedurende de afgelopen maand ...<br />
58. Hoe tevreden was u met elk van de<br />
onderstaande aspecten van uw<br />
gezondheid?<br />
BEWEGINGSMOGELIJKHEDEN<br />
(bijvoorbeeld: boodschappen doen)<br />
LOPEN EN BUIGEN<br />
(bijvoorbeeld: een blokje om lopen)<br />
HAND- EN VINGERFUNCTIES<br />
(bijvoorbeeld: een knoop leggen)<br />
ARMFUNCTIE<br />
(bijvoorbeeld: haar kammen)<br />
PERSOONLIJKE VERZORGING<br />
(bijvoorbeeld: een bad nemen)<br />
HUISHOUDELIJKE TAKEN<br />
(bijvoorbeeld: stofzuigen)<br />
SOCIALE ACTIVITEITEN<br />
(bijvoorbeeld: vrienden bezoeken)<br />
Zeer<br />
tervreden<br />
16<br />
Enigszins<br />
tevreden<br />
Niet<br />
tevreden<br />
/enigszins<br />
tevreden<br />
Enigszins<br />
ontevreden<br />
Zeer<br />
ontevreden
Gedurende de afgelopen maand ...<br />
STEUN VAN FAMILIE EN<br />
VRIENDEN<br />
(bijvoorbeeld: hulp bij problemen)<br />
REUMA-PIJN<br />
(bijvoorbeeld: pijn in de gewrichten)<br />
WERK (bijvoorbeeld:<br />
niet de hele dag kunnen werken)<br />
STRESS (bijvoorbeeld:<br />
een gespannen gevoel hebben)<br />
STEMMING<br />
(bijvoorbeeld: in de put zitten)<br />
Zeer<br />
tervreden<br />
17<br />
Enigszins<br />
tevreden<br />
Niet<br />
tevreden<br />
/enigszins<br />
tevreden<br />
Enigszins<br />
ontevreden<br />
59. In hoeverre werden uw problemen op elk van de onderstaande aspecten van uw gezondheid<br />
veroorzaakt door uw reumatische aandoening?<br />
BEWEGINGS-<br />
MOGELIJKHEDEN<br />
(bv.: boodschappen doen)<br />
LOPEN EN BUIGEN<br />
(bv.: een blokje om lopen)<br />
HAND- EN<br />
VINGERFUNCTIES<br />
(bv.: een knoop leggen)<br />
ARMFUNCTIE<br />
(bv.: haar kammen)<br />
PERSOONLIJKE<br />
VERZORGING<br />
(bv.: een bad nemen)<br />
HUISHOUDELIJKE TAKEN<br />
(bv.: stofzuigen)<br />
SOCIALE ACTIVITEITEN<br />
(bv.: vrienden bezoeken)<br />
STEUN VAN FAMILIE EN<br />
VRIENDEN<br />
(bv.: hulp bij problemen)<br />
REUMA-PIJN<br />
(bv.:pijn in de gewrichten)<br />
WERK<br />
(bv.: niet de hele dag)<br />
Geen<br />
probleem<br />
Volledig<br />
het<br />
gevolg<br />
van iets<br />
anders<br />
Grotendeels<br />
het gevolg<br />
van iets<br />
anders<br />
Gedeeltelijk<br />
het gevolg<br />
van mijn<br />
reumatische<br />
aandoening<br />
en<br />
gedeeltelijk<br />
van iets<br />
anders<br />
Zeer<br />
ontevreden<br />
Grotendeels<br />
het gevolg<br />
van mijn<br />
reumatische<br />
aandoening<br />
Volledi<br />
g<br />
het<br />
gevolg<br />
van<br />
mijn<br />
reumati<br />
sche<br />
aandoe<br />
ning
STRESS<br />
(bv.: een gespannen gevoel)<br />
STEMMING<br />
(bv.: in de put zitten)<br />
U heeft tot nu toe vragen beantwoord over verschillende aspecten van uw gezondheid. Deze aspecten<br />
zijn hieronder nog een keer opgesomd. Wilt u een kruisje zetten achter de drie aspecten van uw<br />
gezondheid die u het liefst verbeterd ziet. Leest u alstublieft eerst de twaalf aspecten nog eens door en<br />
kiest u niet meer maar ook niet minder dan drie aspecten.<br />
60. Aspecten van uw gezondheid De drie aspecten van mijn gezondheid waarin ik het liefst<br />
verbetering zie:<br />
BEWEGINGSMOGELIJKHEDEN (bijvoorbeeld: boodschappen doen)<br />
LOPEN EN BUIGEN (bijvoorbeeld: een blokje om lopen)<br />
HAND- EN VINGERFUNCTIES (bijvoorbeeld: een knoop leggen)<br />
ARMFUNCTIE (bijvoorbeeld: haar kammen)<br />
PERSOONLIJKE VERZORGING (bijvoorbeeld: een bad nemen)<br />
HUISHOUDELIJKE TAKEN (bijvoorbeeld: stofzuigen)<br />
SOCIALE ACTIVITEITEN (bijvoorbeeld: vrienden bezoeken )<br />
STEUN VAN FAMILIE EN VRIENDEN (bijvoorbeeld: hulp bij problemen)<br />
REUMA-PIJN (bijvoorbeeld: pijn in de gewrichten)<br />
WERK (bijvoorbeeld: niet de hele dag kunnen werken)<br />
STRESS (bijvoorbeeld: een gespannen gevoel hebben)<br />
STEMMING (bijvoorbeeld: in de put zitten)<br />
De volgende vragen hebben betrekking op uw gezondheid op dit moment én in de toekomst.<br />
uitstekend Goed Redelijk Slecht<br />
61. Hoe is het in het algemeen met uw<br />
gezondheid gesteld op dit moment?<br />
62. Hoe tevreden bent u op dit<br />
moment<br />
met uw gezondheid?<br />
63. In hoeverre zijn uw<br />
gezondheidsproblemen<br />
op dit moment een gevolg<br />
van uw reumatische<br />
aandoening<br />
Geen<br />
probleem<br />
voor mij<br />
Zeer<br />
tevreden<br />
Volledig<br />
het<br />
gevolg<br />
van iets<br />
anders<br />
18<br />
Enigszins<br />
tevreden<br />
Grotendeels<br />
het gevolg<br />
van iets<br />
anders<br />
Niet<br />
tevreden<br />
/enigszins<br />
tevreden<br />
Gedeeltelijk<br />
het gevolg<br />
van mijn<br />
reumatische<br />
aandoening<br />
en<br />
gedeeltelijk<br />
van iets<br />
anders<br />
Enigszins<br />
ontevred<br />
en<br />
Grotendeels<br />
het gevolg<br />
van mijn<br />
reumatische<br />
aandoening<br />
Zeer ontevreden<br />
Volledig<br />
het gevolg<br />
van mijn<br />
reumatische<br />
aandoening
64. Hoe zal het in het algemeen gesproken met uw<br />
gezondheid gesteld zijn over 10 jaar?<br />
65. In hoeverre denkt u dat uw reumatische<br />
aandoening over 10 jaar een probleem zal zijn<br />
voor u?<br />
19<br />
Geen<br />
enkel<br />
probleem<br />
uitstekend Goed Redelijk Slecht<br />
Een klein<br />
probleem<br />
Een<br />
redelijk<br />
probleem<br />
Een groot<br />
probleem<br />
De volgende vraag heeft betrekking op de invloed van uw reumatische aandoening op uw leven.<br />
Zeer goed Goed Redelijk Slecht Erg slecht<br />
66. Als u alle manieren waarop uw<br />
reumatische aandoening uw leven<br />
beïnvloedt bekijkt, hoe gaat het<br />
dan met u in vergelijking tot<br />
andere mensen van uw leeftijd?<br />
67. Welke vorm van reuma heeft u (Als u meerdere vormen van reuma heeft graag alleen de voor u<br />
belangrijkste aankruisen)?<br />
0 Reumatoïde artritis<br />
0 Artrose<br />
0 S.L.E.<br />
0 Fibromyalgie<br />
0 Sclerodermie (systemische sclerose)<br />
0 Artritis psoriatica<br />
0 Syndroom van Reiter<br />
0 Jicht<br />
0 Lage rugpijn<br />
0 Tendinitis/Bursitis<br />
0 Osteoporose<br />
0 Anders, nl:<br />
68. Sinds wanneer heeft u last van uw reumatische aandoening? Sinds 19...<br />
69. Hoe vaak moest u de afgelopen maand medicijnen innemen voor uw reumatische aandoening?<br />
0 3 maal per dag of meer<br />
0 1 of 2 maal per dag<br />
0 3 maal per week of meer<br />
0 1 of 2 maal per week<br />
0 minder dan 1 maal per week<br />
0 nooit
70. Wilt u hieronder aangeven of u één of meer van de volgende medische problemen heeft? En zo ja,<br />
in welk jaar u daar het eerst last van had en in welke mate u er nu last van heeft.<br />
BEANTWOORDT U DE VRAGEN ALSTUBLIEFT ZO VOLLEDIG MOGELIJK!<br />
hoge bloeddruk<br />
hartkwaal<br />
suikerziekte (diabetes)<br />
kanker<br />
alcohol- of<br />
drugsproblemen<br />
longziekte<br />
nierziekte<br />
leverkwaal<br />
maag- of darmziekte<br />
bloedziekte<br />
anders, nl<br />
JA NEE BEGINJAAR Heel<br />
ernstig<br />
20<br />
ernstig Beetje<br />
ernstig<br />
Niet<br />
ernstig<br />
71. Als u bij één van de in de vorige vraag genoemde medische problemen "JA" ingevuld heeft, wilt u<br />
hieronder dan aangeven of u daarvoor meer dan drie keer in het afgelopen jaar naar de dokter bent<br />
geweest, of u daar medicijnen voor gebruikt en zo ja welke medicijnen en in welke dosering<br />
(hoeveel)?<br />
3x dokter medicijne<br />
hoge bloeddruk<br />
hartkwaal<br />
suikerziekte (diabetes)<br />
kanker<br />
alcohol- of drugsproblemen<br />
longziekte (bronchitis)<br />
nierziekte<br />
leverkwaal<br />
maag- of darmziekte<br />
bloedziekte<br />
anders, nl.<br />
72. Wat is uw geslacht?<br />
0 vrouw 0 man<br />
73. Wat is uw burgerlijke staat?<br />
0 ongehuwd/niet samenwonend<br />
0 ongehuwd/samenwonend<br />
0 gehuwd<br />
0 weduwe/weduwnaar<br />
0 gescheiden<br />
Ja Ne<br />
e<br />
n<br />
Ja Ne<br />
e<br />
Welk medicijn<br />
Hoeveel
74. Wat is uw woonsituatie?<br />
0 alleenwonend<br />
0 samenwonend met partner<br />
0 samenwonend met partner en/of kinderen<br />
0 samenwonend met andere familieleden of vrienden<br />
0 in een bejaardentehuis<br />
0 anders nl: __________________________________________________<br />
75. Wat is uw hoogst genoten schoolopleiding?<br />
Lager onderwijs, basisonderwijs<br />
0 VGLO (voortgezet lager onderwijs)<br />
0 LBO (lager beroepsonderwijs, bijv. huishoudschool, LEAO, LTS)<br />
0 ULO, MULO, 3-jarige HBS, MAVO<br />
0 MBO (middelbaar beroepsonderwijs, bijv. MEAO, MTS)<br />
0 5-jarige HBS, HAVO, MMS, atheneum, gymnasium<br />
0 HBO (hoger beroepsonderwijs)<br />
0 Universiteit, <strong>Hogeschool</strong><br />
0 Anders, nl.: __________________________________________________________________<br />
76. Kunt u kort het beroep omschrijven wat u thans uitoefent of het laatst heeft uitgeoefend?<br />
__________________________________________________________________________________<br />
__________________________________________________________________________________<br />
________________<br />
De volgende vraag heeft betrekking op uw financiële situatie.<br />
77. Hoeveel bedraagt uw totale netto-gezinsinkomen per jaar, dus de eventuele bijverdiensten hierbij<br />
inbegrepen (dit is het inkomen dat overblijft, nadat u de belastingen, sociale lasten, en dergelijke<br />
betaald heeft)? Als u het niet precies weet, wilt u het dan zo goed mogelijk schatten?<br />
0 minder dan € 15.000,-<br />
0 tussen € 15.000,- en € 20.000,-<br />
0 tussen € 20.001,- en € 25.000,-<br />
0 tussen € 25.001,- en € 30.000,-<br />
0 tussen € 30.001,- en € 35.000,-<br />
0 tussen € 35.001,- en € 40.000,-<br />
0 tussen € 40.001,- € 45.000,-<br />
0 tussen € 45.001,- en € 50.000,-<br />
0 meer dan € 50.000,-<br />
21
8. Goniometer/ EMP-ROM-SCHAAL<br />
Bij de goniometer is het relevant dat wanneer dit meetinstrument wordt toegepast, gelet wordt op de<br />
volgende zaken:<br />
- De therapeut beschikt over voldoende kennis wat betreft de anatomie van het menselijk<br />
lichaam.<br />
- Uitgangshouding van de patiënt en de fysiotherapeut;<br />
- Instructie aan de patiënt is eenduidig;<br />
- De therapeut gebruikt een vast meetpunt;<br />
- Wordt gelet op compensatiemogelijkheden;<br />
- De meting wordt 3 maal herhaald.<br />
De EPM-ROM- SCHAAL wordt gehanteerd in combinatie met het gebruik van de goniometer, om op<br />
deze wijze de bewegingsuitslagen eenduidig te kunnen formuleren.<br />
Beschrijving EPM-ROM- SCHAAL<br />
Met behulp van deze schaal is het mogelijk om de beweeglijkheid van ellebogen, polsen, vinger,<br />
duimen, heup, knie en enkel uit te drukken in een getal. De bewegingsuitslagen van deze gewrichten<br />
worden met behulp van een goniometer voor zowel links en rechts bepaald. De bewegingen worden<br />
geleid-actief uitgevoerd en op een standaardwijze gemeten. De eindscore van elke bewegingsuitslag is<br />
het gemiddelde van links en rechts. Het kan uiteraard ook apart geformuleerd worden. De minimum<br />
score is 0 (geen bewegingsbeperking) en de maximale score is 3 (zeer ernstige bewegingsbeperking).<br />
EMP-ROM-score<br />
Bewegingsuitslagen 0 1 2 3<br />
Extensie elleboog 0-30 30-70 - > 70<br />
Flexie elleboog 150-130 130-110 110-80 < 80<br />
Dorsaalflexie pols 80-70 70-55 55-30 < 30<br />
Palmairflexie pols 90-70 70-55 55-30 < 30<br />
Abductie duim 45-35 35-20 - < 20<br />
Flexie IP duim 90-70 70-50 50-30 < 30<br />
Flexie vingers (MCP),gem. 90-70 70-50 50-30 < 30<br />
Flexie heup 130-120 120-90 90-30 < 30<br />
Extensie heup 0 5-10 10-25 > 30<br />
Plantairflexie enkel 453-35 35-25 25-10 < 10<br />
Indien gewrichtsuitslagen gemeten dienen te worden welke niet in de EMP-ROM-SCHAAL staan dan<br />
dien om de volgende wijze genoteerd te worden:<br />
Naam gewricht: extensie – 0 – flexie<br />
Naam gewricht: exorotatie – 0 – endorotatie<br />
Naam gewricht: abductie – 0 – adductie<br />
22
9. Microfet<br />
De Microfet is een elektronische hand held dynamometer voor manuele spierkrachttesten.<br />
Meetvariabelen<br />
Voor het valide testen van spieren met de Microfet dient de tester over voldoende kennis van<br />
anatomie en spierfunctie te beschikken. Deze kennis is noodzakelijk om spier-en spiergroepen<br />
geïsoleerd te kunnen testen, om de patiënt te kunnen stabiliseren alsook om mogelijke<br />
compensatoire bewegingen te kunnen onderkennen.<br />
Uitgangshouding<br />
Kies de goede uitgangshouding en zorg dat er geen beweging/compensatie in de gewrichten<br />
plaatsvindt (isometrische meting).<br />
Herhalingen<br />
Herhaal de test 3 tot 4 maal (dit in verband met het leereffect van de patiënt). Het verdient de<br />
aanbeveling van 3 - 4 metingen het gemiddelde te hanteren. Maximaal verschil tussen diverse<br />
metingen dient minder dan 20 % te zijn.<br />
Stimulering & aanmoediging<br />
Indien de “break” techniek gehanteerd wordt dan moet de patiënt worden geïnstrueerd om de<br />
te meten spiergroep maximaal aan te spannen. De patiënt kan hierbij worden aangemoedigd<br />
maar dit heeft effect op de meting. Hierdoor wordt gekozen om altijd en bij elke meting de<br />
patiënt aanmoedigen.<br />
Positie<br />
Het plaatsen van de Microfet dient conform de normstudie en eenduidig te worden<br />
uitgevoerd. Let op: Normwaarde voor de m. quadriceps is 90 graden flexie in de heup en de<br />
knie.<br />
Normwaarden<br />
Zie volgende pagina’s<br />
23
Laterorotatie Schouder:<br />
m.Infraspinatus,m.Teres Minor(C5,6). Plaats<br />
microFET op dorsale zijde van onderarm,<br />
proximaal van de pols.<br />
Flexie Schouder:<br />
m.Deltoideus Anterior, m.Coraco-brachialis<br />
(C5,6). Plaats microFET op ventrale zijde van<br />
bovenarm, proximaal van de elleboog.<br />
Abductie Schouder:<br />
m.Deltoideus Medius (C5,6). Plaats microFET<br />
op laterale zijde van bovenarm, proximaal van<br />
de elleboog.<br />
Positie van de Mircrofet<br />
Horizontale Abductie Schouder:<br />
m.Deltoideus Posterior (C5,6). Plaats microFET<br />
op dorsale zijde van boven-arm, proximaal van<br />
de elleboog.<br />
Extensie Schouder:<br />
m.Deltoideus Posterior, m.Teres Major,<br />
m.Latissimus Dorsi (C6-8). Plaats microFET op<br />
dorsale zijde van bovenarm, proximaal van de<br />
elleboog.<br />
Horizontale Abductie Schouder:<br />
m.Pectoralis Major (C5-8,T1). Plaats microFET<br />
op ventrale zijde van bovenarm, proximaal van<br />
de elleboog.<br />
24
Adductie Scapula:<br />
m.Trapezius Medialis (C3,4). Plaats microFET<br />
op laterale hoek van scapula, proximaal van het<br />
schoudergewricht.<br />
Extensie Elleboog:<br />
m.Triceps Brachii (C6,7). Plaats microFET op<br />
dorsale zijde van onderarm, proximaal van de<br />
pols.<br />
Flexie Elleboog in supina-tie:<br />
m.Brachii, m.Brachiolis (C5,6). Plaats<br />
microFET op mediale zijde van radius,<br />
proximaal van de pols.<br />
13<br />
Adductie Scapula met neerwaartse rotatie:<br />
m.Romboideus (C5). Plaats microFET op<br />
mediale rand van de scapula.<br />
Flexie Elleboog in pronatie: m.Brachioradialis<br />
(C5,6). Plaats microFET op radiale zijde van<br />
radius, proximaal van de pols.<br />
Extensie Pols:<br />
m.Extensor Carpi Radialis Brevis & Longus<br />
(C6,7). Plaats microFET op dorsale zijde van de<br />
hand, distaal van de pols.<br />
25
Extensie Knie:<br />
M.Quadriceps Femoris (L2,3,4). Plaats microFET op<br />
ventrale zijde van onderbeen, proximaal van de enkel.<br />
Extensie Heup:<br />
m.Gluteus Maximus (L5,S1,S2). Plaats microFET aan<br />
dorsale zijde van bovenbeen, proximaal van de knie.<br />
Abductie Heup:<br />
m.Gluteus Medius (L4,L5,S1). Plaats microFET op<br />
laterale zijde van het bovenbeen, proximaal van de knie.<br />
Flexie Heup:<br />
m.Psoas Major, m.Iliacus (L2,L3). Plaats microFET op<br />
ventrale zijde van bovenbeen, proximaal van de knie.<br />
Adductie Heup:<br />
m.Pectineus, m.Gracilis (L2,L3,L4). Plaats microFET aan<br />
mediale zijde van het bovenbeen, proximaal van de knie.<br />
Abductie Heup met lichte flexie heup:<br />
m.Tensor Fascia Latae (L4,L5,S¬1). Plaats microFET op<br />
laterale zijde van bovenbeen, proximaal van de knie.<br />
26
Laterorotatie Heup:<br />
m.Obturatorii, m.Quadratus Femoris, m.Piriformis,<br />
m.Gemellus (L3-5,S1,2). Plaats microFET op mediale zijde<br />
van onderbeen, proximaal van de enkel.<br />
Flexie Knie met Mediorotatie:<br />
m.Semitendinosus, m.Semimembranosus (L5,S1,2). Plaats<br />
microFET op dorsomediale zijde van onderbeen, proximaal<br />
van de enkel.<br />
Extensie Hallux:<br />
m.Extensor Hallucis Longus (L4,5,S1). Plaats microFET op<br />
dorsale zijde van de proximale falanx van de grote teen.<br />
27<br />
Flexie Knie met laterorotatie tibia:<br />
m.Biceps Femoris (L5,S1-3). Plaats microFET op<br />
dorsolaterale zijde van onderbeen, proximaal van de<br />
enkel.<br />
Dorsaalflexie Enkel in inversie:<br />
m.Tibialis Anterior (L4,5,S1). Plaats microFET op<br />
dorsomediale zijde van voet, distaal van de mediale<br />
malleolus.
10. Handknijpkracht met de handdynamometer<br />
Voorbereiding testdeelnemer<br />
De arm wordt gestrekt naast het lichaam gehouden. De wijzerplaat van de handdynamometer<br />
moet naar buiten wijzen en de arm en de hand, waarin de handdynamometer zich bevindt,<br />
mag niet in contact komen met het lichaam. Bij jongeren van 12 t/m15 jaar en bij ouderen<br />
vanaf 69 jaar dient de handdynamometer in de voorkeurshand te worden genomen. Bij hen<br />
wordt uitsluitend de spierknijpkracht van de onderarm van de voorkeurshand gemeten,<br />
aangezien er geen normen beschikbaar zijn voor een gecombineerde handknijpkracht.<br />
Uitvoering test<br />
Met maximale kracht wordt de handdynamometer nu ingedrukt. Het is hierbij wel zaak dat<br />
niet abrupt wordt geknepen, maar dat de testdeelnemer de knijpkracht relatief langzaam<br />
opvoert tot het maximum en dit vervolgens circa 2 seconden vasthoudt.<br />
Herhaal dit vervolgens met de andere hand bij personen van 15 jaar en ouder.<br />
Tabellen<br />
Gecombineerde handknijpkracht van de linker en rechterhand in kilogrammen (absoluut)<br />
mannen van 15 – 69 jaar<br />
Referentie 15 – 19 20 – 29 30 – 39 40 – 49 50 – 59 60 – 69<br />
jaar jaar jaar jaar jaar jaar<br />
Hoge score Vanaf 113 Vanaf 124 Vanaf 123 Vanaf 119 Vanaf 110 Vanaf 102<br />
Boven<br />
gemiddeld<br />
103 – 112 113 – 123 113 – 122 110 – 118 102 – 109 93 – 101<br />
Gemiddeld 95 – 102 106 - 112 105 – 112 102 – 109 96 – 101 86 – 92<br />
Onder<br />
gemiddeld<br />
84 – 94 97 - 105 97 - 104 94 - 101 87 - 95 79 - 85<br />
Lage score t/m 83 t/m 96 t/m 96 t/m 93 t/m 86 t/m 78<br />
vrouwen van 15 – 69 jaar<br />
Referentie 15 – 19 20 – 29 30 – 39 40 – 49 50 – 59 60 – 69<br />
jaar jaar jaar jaar jaar jaar<br />
Hoge score Vanaf 71 Vanaf 71 Vanaf 73 Vanaf 73 Vanaf 65 Vanaf 60<br />
Boven<br />
gemiddeld<br />
64 – 70 65 – 70 66 – 72 65 – 72 59 – 64 54 – 59<br />
Gemiddeld 59 – 63 61 – 64 61 – 65 59 – 64 55 – 58 51 – 53<br />
Onder<br />
gemiddeld<br />
54 - 58 55 - 60 56 - 60 55 – 58 51 - 54 48 - 50<br />
Lage score t/m 53 t/m 54 t/m 55 t/m 54 t/m 50 t/m 47<br />
28
11. Ästrand test<br />
De Ästrand test is een submaximale fietsergometertest, men kan met behulp van de resultaten<br />
een uitspraak doen over het maximale aërobe zuurstofopnamevermogen (VO2 max) van de<br />
patiënt. De test gaat er vanuit dat er een verband bestaat tussen de hartslag en het maximale<br />
zuurstofverbruik.<br />
Benodigdheden<br />
· Een fietsergometer.<br />
· Een hartslagmeter (het is ook mogelijk de hartslag direct na afloop te meten).<br />
Methode<br />
Op een fietsergometer wordt na een warming-up 6 minuten gefietst. Voor het uitvoeren van<br />
de ästrandtest is het essentieel dat men zowel het uitwendig vermogen (in termen van kilo’s<br />
remkracht, of het geleverde aantal Watt), als de hierbij behorende hartslagfrequentie vastlegt.<br />
De test is een schatting, dit betekent dat iedere geschatte waarde van het maximale<br />
zuurstofopnamevermogen een marge van 30 % kent ten opzichte van de “werkelijke” waarde<br />
van het maximale zuurstofopnamevermogen.<br />
Warming-up<br />
Je begint te fietsen op 50 watt. Dit doet de proefpersoon gedurende 5 minuten, met een<br />
constante trapfrequentie van 60 toeren per minuut.<br />
Test<br />
Na de warming up begint de daadwerkelijke test. De trapfrequentie blijft 60 omwentelingen<br />
per minuut. De hoogte van de belasting moet zo worden gekozen dat in de 5 e en 6 e minuut de<br />
hartslagfrequentie boven de 130 en onder de 170 slagen per minuut ligt. Indien na de eerste 4<br />
minuten fietsen de hartslagfrequentie boven de 170 of onder de 130 slagen per minuut ligt,<br />
dient de test gestopt te worden. Het gemiddelde van de hartslagfrequenties gemeten in de 5 de<br />
en 6 de minuut wordt vervolgens gebruikt om een schatting te maken van het maximale<br />
zuurstofopnamevermogen. Gebruik hierbij de tabel.<br />
Cooling-down<br />
Fiets nog even een minuut of vijf rustig uit op 50 Watt.<br />
Testresultaten<br />
De hartslag aan het einde van de test, het wattage, de leeftijd en het gewicht is nodig voor de<br />
berekening van het VO2max. Op de volgende pagina staan de tabellen waarmee de resultaten<br />
vastgesteld kunnen worden. In de eerste twee tabellen (mannen/vrouwen) wordt in de eerste<br />
verticale kolom gezocht naar de gemiddelde hartslagfrequentie. Daarna kijkt men horizontaal<br />
bij welk wattage dit gerealiseerd werd. Hier is de maximale zuurstofopname in liters te<br />
vinden.<br />
Het geschatte maximale zuurstofopnamevermogen moet gecorrigeerd worden. Dit kan op<br />
twee manieren:<br />
1. Door de afgelezen maximale zuurstofopname te vermenigvuldigen met de<br />
correctiefactor, die hoort bij de leeftijd van de geteste persoon (deze correctiefactor is<br />
niet zo nauwkeurig).<br />
2. Indien de maximale hartslag (die hangt af van de leeftijd) van de persoon bekend is,<br />
dient aan de hand van deze waarde de correctiefactor opgezocht te worden.<br />
29
Nadat de maximale zuurstofopname is gecorrigeerd wordt het getal vermenigvuldigd met<br />
1000 en vervolgens gedeeld door het gewicht van de patiënt.<br />
Conclusie:<br />
Stap 1: aflezen maximale zuurstofopname in de tabel<br />
Stap 2: de afgelezen maximale zuurstofopname wordt gecorrigeerd<br />
Stap 3: de maximale zuurstofopname x 1000 : het gewicht van de patiënt.<br />
Stap 4: in laatste tabel wordt gekeken wat de uitslag waarde betekent voor de patiënt.<br />
Tabellen<br />
Maximale zuurstofopname (in liters per minuut) geschat aan de hand van de gemiddelde<br />
hartslagfrequentie behaald in de 5 e en 6 e minuut van de test, afhankelijk van het geleverd<br />
vermogen voor mannen.<br />
Mannen Geleverd vermogen (Watt)<br />
Hartslag 50 75 100 125 150 175 200 225 250 275 300<br />
130 1.8 2.4 3.0 3.6 4.2 4.8 5.5 6.1 6.7 7.3 -<br />
132 1.7 2.3 2.9 3.5 4.1 4.7 5.3 5.9 6.5 7.1 -<br />
134 1.7 2.3 2.8 3.4 4.0 4.6 5.2 5.7 6.3 6.9 7.5<br />
136 1.6 2.2 2.8 3.3 3.9 4.5 5.0 5.6 6.1 6.7 7.3<br />
138 1.6 2.2 2.7 3.2 3.8 4.3 4.9 5.4 6.0 6.5 7.1<br />
140 1.6 2.1 2.6 3.2 3.7 4.2 4.8 5.3 5.8 6.4 6.9<br />
142 1.5 2.0 2.6 3.1 3.6 4.1 4.7 5.2 5.7 6.2 6.7<br />
144 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 4.0 4.5 5.0 5.6 6.1 6.6<br />
146 1.5 1.9 2.4 2.9 3.4 4.9 4.4 4.9 5.4 5.9 6.4<br />
148 1.4 1.9 2.4 2.9 3.4 3.8 4.3 4.8 5.3 5.8 6.3<br />
150 1.4 1.9 2.3 2.8 3.3 3.8 4.2 4.7 5.2 5.7 6.1<br />
152 1.4 1.8 2.3 2.7 3.2 3.7 4.1 4.6 5.1 5.5 6.0<br />
154 1.3 1.8 2.2 2.7 3.1 3.6 4.1 4.5 5.0 5.4 5.9<br />
156 1.3 1.7 2.2 2.6 3.1 3.5 4.0 4.4 4.9 5.3 5.7<br />
158 1.3 1.7 2.1 2.6 3.0 3.4 3.9 4.3 4.8 5.2 5.6<br />
160 1.2 1.7 2.1 2.5 3.0 3.4 3.8 4.2 4.7 5.1 5.5<br />
162 1.2 1.6 2.1 2.5 2.9 3.3 3.7 4.1 4.6 5.0 5.4<br />
164 1.2 1.6 2.0 2.4 2.8 3.2 3.7 4.1 4.5 4.9 5.3<br />
166 1.2 1.6 2.0 2.4 2.8 3.2 3.6 4.0 4.4 4.8 5.2<br />
168 1.2 1.5 1.9 2.3 2.7 3.1 3.5 3.9 4.3 4.7 5.1<br />
170 1.1 1.5 1.9 2.3 2.7 3.1 3.5 3.3 4.2 4.6 5.0<br />
30
Maximale zuurstofopname (in liters per minuut) geschat aan de hand van de gemiddelde<br />
hartslagfrequentie behaald in de 5 e en 6 e minuut van de test, afhankelijk van het geleverd<br />
vermogen voor vrouwen.<br />
Vrouwen Geleverd vermogen (Watt)<br />
Hartslag 50 75 100 125 150 175 200 225 250<br />
130 2.0 2.7 3.3 4.0 4.7 5.4 6.0 6.7 -<br />
132 1.9 2.6 3.2 3.9 4.5 5.2 5.8 6.5 -<br />
134 1.8 2.5 3.1 3.7 4.4 5.0 5.6 6.3 6.9<br />
136 1.8 2.4 3.0 3.6 4.2 4.9 5.5 6.1 6.7<br />
138 1.7 2.3 2.9 3.5 4.1 4.7 5.3 5.9 6.5<br />
140 1.7 2.3 2.8 3.4 4.0 4.6 5.1 5.7 6.3<br />
142 1.6 2.2 2.8 3.3 3.9 4.4 5.0 5.6 6.1<br />
144 1.6 2.1 2.7 3.2 3.8 4.3 4.9 5.4 5.9<br />
146 1.5 2.1 2.6 3.1 3.7 4.2 4.7 5.3 5.8<br />
148 1.5 2.0 2.5 3.1 3.6 4.1 4.6 5.1 5.6<br />
150 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 4.0 4.5 5.0 5.5<br />
152 1.4 1.9 2.4 2.9 3.4 3.9 4.4 4.9 5.4<br />
154 1.4 1.9 2.4 2.8 3.3 3.8 4.3 4.7 5.2<br />
156 1.4 1.8 2.3 2.8 3.2 3.7 4.2 4.6 5.1<br />
158 1.3 1.8 2.2 2.7 3.2 3.6 4.1 4.5 5.0<br />
160 1.3 1.7 2.2 2.6 3.1 3.5 4.0 4.4 4.9<br />
162 1.3 1.7 2.1 2.6 3.0 3.5 3.9 4.3 4.8<br />
164 1.2 1.7 2.1 2.5 3.0 3.4 3.8 4.2 4.7<br />
166 1.2 1.6 2.1 2.5 2.9 3.3 3.7 4.1 4.6<br />
168 1.2 1.6 2.0 2.4 2.8 3.2 3.6 4.1 4.5<br />
170 1.2 1.6 2.0 2.4 2.8 3.2 3.6 4.0 4.4<br />
Correctiefactoren voor het corrigeren van het geschatte maximale zuurstofopnamevermogen<br />
(in liters per minuut), afhankelijk van de leeftijd (links) of afhankelijk van de bekende<br />
maximale hartslag (rechts).<br />
Leeftijd Correctiefactor Maximale hartslag Correctiefactor<br />
15 1.10 210 1.12<br />
25 1.00 200 1.00<br />
35 0.87 190 0.93<br />
40 0.83 180 0.83<br />
45 0.78 170 0.75<br />
50 0.75 160 0.69<br />
55 0.71 150 0.64<br />
60 0.68<br />
65 0.65<br />
31
Leeftijdsspecifieke referentiewaarden voor mannen voor het maximale<br />
zuurstofopnamevermogen uitgedrukt in ml./kg./min.<br />
Leeftijd<br />
(jaren)<br />
Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog Zeer hoog<br />
20 – 29 < 38 39 – 43 44 – 51 52 – 56 > 57<br />
30 – 39 < 34 35 – 39 40 – 47 48 – 51 > 52<br />
40 – 49 < 30 31 – 35 36 – 43 44 – 47 > 48<br />
50 – 59 < 25 26 – 31 32 – 39 40 – 43 > 44<br />
60 – 69 < 21 22 - 26 27 - 35 36 - 39 > 40<br />
Leeftijdsspecifieke referentiewaarden voor vrouwen voor het maximale<br />
zuurstofopnamevermogen uitgedrukt in ml./kg./min.<br />
Leeftijd<br />
(jaren)<br />
Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog Zeer hoog<br />
20 – 29 < 28 29 – 34 35 – 43 44 – 48 > 49<br />
30 – 39 < 27 28 – 33 34 – 41 42 – 47 > 48<br />
40 – 49 < 25 26 – 31 32 – 40 41 – 45 > 46<br />
50 – 65 < 21 22 - 28 29 - 36 37 - 41 > 42<br />
32
12. Zes minuten- looptest<br />
Uitvoering<br />
Met de Zes minuten-looptest wordt de afstand gemeten die een patiënt in zes minuten kan<br />
afleggen:<br />
• Indien de test wordt uitgevoerd in een uitgezet vierkant parcours, loop dan niet<br />
met de patiënt mee.<br />
• Indien de test wordt uitgevoerd op een loopband stel dan de hellingspercentage<br />
in op 0 procent en voer, op aanwijzing van de patiënt, de snelheid op (dit doet<br />
de patiënt dus niet zelf).<br />
Het is van belang bij elke meting de patiënt hetzelfde schoeisel te laten dragen en de patiënt in<br />
dezelfde mate aan te moedigen.<br />
Instructie<br />
De instructie luidt als volgt:<br />
‘Het doel van deze test is om te zien hoe ver u kunt lopen in zes minuten. Als ik ‘start’ zegt,<br />
loop dan zo snel mogelijk over het afgesproken parcours (wijs eventueel de pionnen aan),<br />
totdat ik zeg dat u kunt stoppen. Als u iets langzamer wilt lopen of wilt stoppen, doe dat dan<br />
gerust. Als u sneller wilt lopen doe dat dan ook gerust. Probeer met een zodanige snelheid te<br />
lopen dat u aan het eind van de zes minuten het gevoel hebt dat u niet verder had gekund (haal<br />
het maximale eruit)’.<br />
33
13. Berg Balance Scale<br />
De Berg Balance Scale evalueert het evenwicht en het bestaat uit 14 test-items. De items<br />
worden gescoord op een 5 punts ordinale schaal (0-4) In totaal zijn 56 punten te behalen.<br />
Betrouwbaarheid, validiteit en responsiviteit van deze test zijn aangetoond. Met de Berg<br />
Balance Scale kan een inschatting worden gemaakt van de valkans van patiënten met een<br />
CVA. Zo blijken scores van < 45 punten op de Berg Balance Scale gepaard te gaan met een<br />
verhoogde kans op vallen.<br />
Instructie<br />
Voor elk item wordt een aparte instructie gegeven. Demonstreer het item zo nodig een keer<br />
aan de patiënt. De instructie moet beperkt blijven tot de opdracht. Bij twijfel moet de laagste<br />
score worden genoteerd. Maak de patiënt duidelijk dat bij alle opdrachten het evenwicht<br />
bewaard moet worden en dat sommige opdrachten tijdgebonden zijn. De keuze welk been<br />
voor wordt gezet, op welk been te gaan staan, de afstand tussen de voeten of hoe ver te reiken,<br />
wordt aan de patiënt overgelaten.<br />
Zie volgende pagina voor het testformulier.<br />
34
Testformulier Berg Balance Scale<br />
Naam:<br />
Datum:<br />
1. Van zit naar stand<br />
Materiaal: Stoel met armleuningen<br />
Instructie: ‘Zou u op willen staan? Probeert u hierbij niet met uw handen te<br />
steunen.’<br />
4 De patiënt is in staat om tot stand te komen zonder op de handen te steunen en is vervolgens<br />
in staat om los stil te staan.<br />
3 De patiënt is in staat om zelfstandig tot stand te komen door gebruikmaking van de hand(en)<br />
2 De patiënt is na meerdere pogingen in staat om tot stand te komen met gebruikmaking van<br />
de handen.<br />
1 De patiënt heeft minimale hulp nodig om tot stand te komen, dan wel om los stil te staan.<br />
0 De patiënt heeft matig tot maximale ondersteuning nodig om tot stand te komen.<br />
2. Zelfstandig staan<br />
Instructie: “Kunt u 2 minuten blijven staan zonder vast te houden?”<br />
4 De patiënt is in staat om 2 minuten zelfstandig en veilig te blijven staan.<br />
3 De patiënt is in staat om 2 minuten onder supervisie te blijven staan.<br />
2 De patiënt is in staat om 30 seconden zelfstandig te staan.<br />
1 De patiënt heeft meerdere pogingen nodig om 30 seconden zelfstandig te kunnen blijven<br />
staan.<br />
0 De patiënt is niet in staat om 30 seconden zonder ondersteuning te blijven staan.<br />
Wanneer de patiënt in staat is 2 minuten zelfstandig te blijven staan, noteer dan 4 punten voor<br />
het zelfstandig zitten en vervolg de test met opdracht 4.<br />
3. Zelfstandig zitten<br />
Zitten met de rug ongesteund, maar de voeten gesteund op de vloer of voetenbankje<br />
Materiaal: kruk/stoel/(behandel)bank en zo nodig een voetenbankje<br />
Instructie: ‘Kunt u 2 minuten blijven zitten met de armen over elkaar?’<br />
4 De patiënt is in staat om 2 minuten veilig en stabiel te blijven zitten.<br />
3 De patiënt is in staat om 2 minuten onder supervisie te blijven zitten.<br />
2 De patiënt is in staat om 30 seconden te blijven zitten.<br />
1 De patiënt is in staat om 10 seconden te blijven zitten.<br />
0 De patiënt is niet in staat om zonder steun 10 seconden te blijven zitten.<br />
35
4. Van stand naar zit<br />
Materiaal: stoel met armleuningen<br />
Instructie: ‘Kunt u gaan zitten?’<br />
4 De patiënt is in staat om veilig te gaan zitten door minimaal te steunen op de handen.<br />
3 De patiënt controleert de neergaande beweging door te steunen op de handen.<br />
2 De patiënt gebruikt de achterkant van de onderbenen tegen de stoel om de neergaande<br />
beweging te controleren.<br />
1 De patiënt is in staat om zelfstandig te gaan zitten, maar heeft geen gecontroleerde<br />
neergaande beweging.<br />
0 De patiënt heeft ondersteuning nodig om te gaan zitten.<br />
5. Transfers<br />
Materiaal: 2 stoelen, een met en een zonder armleuningen. Zorg ervoor dat de stoelen klaar<br />
staan voor een draaiende transfer.<br />
Instructie: ‘Wilt u vanuit de stoel met armleuningen opstaan en in de stoel zonder<br />
armleuningen gaan zitten?’ en ‘Kunt u nu weer op de andere stoel gaan zitten?’<br />
4 De patiënt is in staat om de heen- en teruggaande transfer veilig uit te voeren door minimaal<br />
te steunen op de handen.<br />
3 De patiënt is in staat om een transfer veilig uit te voeren alleen met gebruik van de handen.<br />
2 De patiënt is in staat om een transfer met verbale aanwijzingen en/of supervisie uit te<br />
voeren.<br />
1 De patiënt heeft ondersteuning nodig van 1 persoon.<br />
0 De patiënt heeft ondersteuning nodig van 2 personen.<br />
6. Zelfstandig staan met gesloten ogen<br />
Instructie: ‘Kunt u uw ogen sluiten en 10 seconden stil blijven staan?’<br />
4 De patiënt is in staat om 10 seconden veilig te blijven staan.<br />
3 De patiënt is in staat om 10 seconden onder supervisie te blijven staan.<br />
2 De patiënt is in staat om 3 seconden te blijven staan.<br />
1 De patiënt is in staat om stil te blijven staan, maar kan de ogen niet 3 seconden gesloten<br />
houden.<br />
0 De patiënt heeft hulp nodig om niet te vallen.<br />
7. Zelfstandig staan met de voeten tegen elkaar<br />
Instructie: ‘Kunt u uw voeten tegen elkaar aan zetten en 1 minuut los staan?<br />
4 De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten en 1 minuut veilig te<br />
blijven staan.<br />
3 De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten en 1 minuut onder<br />
supervisie te blijven staan.<br />
2 De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten, maar is niet in staat om 30<br />
seconden te blijven staan.<br />
1 De patiënt heeft hulp nodig om de voeten tegen elkaar aan te zetten en is in staat om 15<br />
seconden de voeten tegen elkaar te houden en te blijven staan.<br />
0 De patiënt heeft hulp nodig om de voeten tegen elkaar aan te zetten en is niet in staat om 15<br />
seconden te blijven staan.<br />
36
8. Reiken naar voren met uitgestrekte armen, in stand<br />
Materiaal: meetlint of liniaal<br />
Instructie: ‘Kunt u uw voeten naast elkaar zetten en uw armen heffen tot 90graden? Strek uw<br />
vingers uit en reik naar voren zo ver als u kunt.’<br />
(Keuze van de afstand tussen de voeten is aan de patiënt; Plaats een meetlint aan de muur of<br />
een liniaal aan het einde van de vingertoppen, wanneer de arm 90° is opgetild. De vingers<br />
mogen de liniaal of het meetlint op de muur niet raken bij het naar voren reiken. De<br />
vastgestelde meting is de afstand naar voren die de vingertoppen halen, terwijl de patiënt in de<br />
meest voorovergebogen positie is. Vraag de patiënt, indien mogelijk, beide armen te<br />
gebruiken om naar voren te reiken om rotatie van de romp te vermijden.)<br />
4 De patiënt is in staat om veilig > 25 cm naar voren te reiken.<br />
3 De patiënt is in staat om veilig > 12 cm naar voren te reiken.<br />
2 De patiënt is in staat om veilig > 5 cm naar voren te reiken.<br />
1 De patiënt reikt wel naar voren, maar heeft hierbij supervisie nodig.<br />
0 De patiënt verliest hierbij het evenwicht/heeft steun nodig van buitenaf.<br />
9. Oppakken van een voorwerp van de grond, in stand<br />
Materiaal: schoen of pantoffel<br />
Instructie: ‘Kunt u de schoen/pantoffel die voor uw voeten is gelegd, oppakken?’<br />
4 De patiënt is in staat om de schoen/pantoffel veilig en met gemak op te pakken.<br />
3 De patiënt is in staat om de schoen/pantoffel onder supervisie op te pakken.<br />
2 De patiënt is niet in staat om de schoen/pantoffel op te pakken, maar komt wel tot 2-5 cm<br />
boven de schoen/pantoffel.<br />
1 De patiënt is niet in staat om de schoen/pantoffel op te pakken en heeft bij de poging<br />
supervisie nodig.<br />
0 De patiënt is niet in staat om te bukken/heeft ondersteuning nodig om veilig te bukken.<br />
10. Draaien met het hoofd over de linker en de rechter schouder om naar achteren te<br />
kijken in stand<br />
Materiaal: willekeurig voorwerp<br />
Instructie: “Kunt u uw voeten naast elkaar zetten en uw hoofd over uw linkerschouder<br />
draaien om recht naar achteren te kijken? Herhaal dit naar rechts.’(De onderzoeker mag een<br />
voorwerp recht achter de patiënt houden, om de draaibeweging te stimuleren).<br />
4 De patiënt is in staat om in beide draairichtingen recht naar achteren te kijken en het<br />
gewicht goed over te brengen.<br />
3 De patiënt is in staat om in 1 draairichting recht naar achteren te kijken, brengt bij de andere<br />
draairichting het gewicht minder goed over.<br />
2 De patiënt is bij geen van de draairichtingen in staat om volledig recht naar achteren te<br />
kijken, maar handhaaft wel het evenwicht.<br />
1 De patiënt heeft supervisie nodig tijdens het draaien.<br />
0 De patiënt heeft ondersteuning nodig om te blijven staan.<br />
37
11. Volledig om de as draaien (360°), in stand<br />
Instructie: ‘Kunt u volledig om uw as draaien?’ (Laat de patiënt even pauzeren alvorens de<br />
volgende opdracht te geven). ‘Kunt u nu de andere kant op draaien?’<br />
4 De patiënt is in staat om naar beide kanten 360º veilig te draaien binnen 4 seconden of<br />
minder.<br />
3 De patiënt is in staat om binnen 4 seconden 360º veilig te draaien alleen naar 1 kant toe.<br />
2 De patiënt is in staat om naar beide kanten 360º veilig te draaien, maar niet binnen 4<br />
seconden.<br />
1 De patiënt de patiënt heeft van dichtbij supervisie nodig of verbale aanwijzingen.<br />
0 De patiënt heeft ondersteuning nodig tijdens het draaien.<br />
12. Alternerend plaatsen van voet op krukje / opstapbankje, in stand<br />
Materiaal: krukje of opstapbankje<br />
Instructie:‘Kunt u uw voet op het krukje/opstapbankje plaatsen?’’Ga hiermee door totdat elke<br />
voet het krukje/opstapbankje 4x heeft aangeraakt.’<br />
4 De patiënt is in staat om zelfstandig en veilig te staan en 8 stappen in 20 seconden te maken.<br />
3 De patiënt is in staat om zelfstandig te staan en 8 stappen in meer dan 20 seconden te<br />
maken.<br />
2 De patiënt is in staat om zelfstandig 4 stappen te maken, maar heeft hierbij supervisie nodig.<br />
1 De patiënt is in staat om met minimale ondersteuning meer dan 2 stappen te maken.<br />
0 De patiënt heeft ondersteuning nodig om niet te vallen / is niet in staat om de opdracht<br />
uit te voeren.<br />
13. Staan met één been voor<br />
Instructie: ‘Kunt u een voet direct voor de andere plaatsen? Als u voelt dat u uw voet niet<br />
precies voor de andere voet kan zetten, probeert u dan uw voet zo neer te zetten dat de hiel<br />
van uw voorste voet voorbij de tenen van uw andere voet komt.’<br />
(Om 3 punten te scoren, moet de lengte van de pas van de ene voet de lengte van de andere<br />
voet overschrijden en de breedte van deze houding moet de normale pas van de patiënt<br />
benaderen. De patiënt mag zelf kiezen welk been hij voor zet).<br />
4 De patiënt is in staat om de voet zelfstandig in het verlengde van de andere te plaatsen en<br />
deze positie gedurende 30 seconden te handhaven.<br />
3 De patiënt is in staat om de voet zelfstandig voor de andere te plaatsen en deze positie<br />
gedurende 30 seconden te handhaven.<br />
2 De patiënt is in staat om zelfstandig een kleine stap te zetten en deze positie gedurende 30<br />
seconden te handhaven.<br />
1 De patiënt heeft hulp nodig om een stap te zetten, maar kan deze positie wel gedurende 15<br />
seconden handhaven.<br />
0 De patiënt verliest het evenwicht bij het staan / is niet in staat een stap te maken.<br />
38
14. Staan op één been<br />
Instructie: ‘Kunt u zo lang mogelijk op 1 been staan zonder te steunen?’<br />
4 De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie >10 seconden te<br />
handhaven.<br />
3 De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie tussen de 5-10<br />
seconden te handhaven.<br />
2 De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie minimaal 3<br />
seconden te handhaven.<br />
1 De patiënt probeert het been op te tillen, maar is niet in staat deze positie 3 seconden te<br />
handhaven, maar blijft wel zelfstandig staan.<br />
0 De patiënt is niet in staat een poging te ondernemen/heeft hulp nodig om te blijven staan.<br />
39
14. Timed Up and Go Test<br />
Algemeen<br />
Achtereenvolgend gaat deelnemer zitten in een stoel, staat op, loopt 3 meter, maakt een draai<br />
van 180°, loopt 3 meter terug naar de stoel en gaat weer zitten. Er wordt gemeten hoe lang<br />
hierover wordt gedaan en op welke wijze de test wordt uitgevoerd<br />
Materiaal<br />
- Stopwatch<br />
- Een rechte harde stoel<br />
- Een meetlint om een recht traject van 3 meter uit te zetten<br />
- Tape om de plaats van de stoel aan te geven en om de beschikbare ruimte voor de draai aan<br />
te geven (zie uitleg hieronder).<br />
Voorbereiding<br />
Opstelling van de opstaan-lopen-draaien-zitten test:<br />
Plaats de stoel op een plek waar ongeveer 4 meter vrije ruimte voor de stoel beschikbaar is.<br />
Markeer de plaats van de voorpoten van de stoel met tape. Meet vanaf de voorpoten van de<br />
stoel in een rechte lijn 3 meter af met behulp van het meetlint. Markeer vanaf dat punt de<br />
draaiplaats van 60x50 cm met tape.<br />
Instructies voor testafnemer<br />
Doe de test eerst voor en leg daarbij uit wat de bedoeling is. Geef duidelijke instructies om<br />
pas te starten na een bepaald signaal bijvoorbeeld ‘Nu’ of ‘Ja’, de tijd loopt vanaf het signaal<br />
en stopt als de deelnemer weer zit. Stimuleer de deelnemer alleen vóór de test om in een vlot<br />
tempo te lopen, maar geef geen aansporing tijdens de test.<br />
Sta met name bij de draai dicht bij de deelnemer in geval hij/zij het evenwicht verliest, met in<br />
een hand de stopwatch. Zie algemene opmerkingen ten aanzien van de veiligheid.<br />
Observeer op welke wijze alle onderdelen van de test (opstaan, lopen, draaien en gaan zitten)<br />
worden uitgevoerd. (gelijkmatigheid/evenwichtigheid) Op het moment dat de deelnemer zit<br />
(daadwerkelijk op de zitting heeft plaatsgenomen), wordt de tijd stopgezet. Het afnemen van<br />
een test duurt ongeveer 5 minuten per deelnemer.<br />
Instructies aan deelnemer<br />
De deelnemer luistert aandachtig naar de uitleg én kijkt naar het voordoen van de test. De<br />
testleider geeft hierbij aan dat bij het signaal ‘Nu’ of ‘Ja’ de tijd loopt. Bij dit signaal moet de<br />
deelnemer opstaan en in een vlot tempo gaan lopen. (‘zo snel als u kunt, maar u moet uzelf<br />
veilig voelen'). De deelnemer mag de handen gebruiken om op te staan. Indien een deelnemer<br />
gewoonlijk een loophulpmiddel heeft, mag deze ook gebruikt worden (van tevoren vragen of<br />
hier behoefte aan is). Vertel dat de tijd stopt op het moment dat de deelnemer zit.<br />
De deelnemer zit in de uitgangspositie achter in de stoel en raakt met de rug de rugleuning.<br />
Na het startsignaal staat de deelnemer op en loopt tot in het aangegeven vlak waarin de draai<br />
op de plaats moet plaatsvinden.<br />
De deelnemer maakt de draai in het vlak en loopt terug naar de stoel.<br />
De deelnemer gaat weer zitten, eventueel gebruik makend van steun op de stoel met de<br />
handen. Op het moment dat de deelnemer zit wordt de tijd gestopt.<br />
Bevindingen<br />
Mogelijk verhoogd risico t.a.v. vallen indien men ≥ 14 seconden over de opstaan-lopendraaien-zitten<br />
test doet.<br />
40