Servicedocument Onderwijstijd - MBO Raad
Servicedocument Onderwijstijd - MBO Raad
Servicedocument Onderwijstijd - MBO Raad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Servicedocument</strong> <strong>Onderwijstijd</strong><br />
1
Titel : <strong>Servicedocument</strong> <strong>Onderwijstijd</strong><br />
Auteur(s) : Bureau <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong><br />
m.m.v. Inspectie van het Onderwijs<br />
<strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong> : Houttuinlaan 6<br />
Postbus 2051<br />
3440 DB Woerden<br />
T: 0348 - 75 35 00<br />
E: info@mboraad.nl<br />
I: www.mboraad.nl<br />
Woerden : januari 2012<br />
Versienummer : 1<br />
2
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 4<br />
Hoofdstuk 1 Wat is onderwijstijd? 5<br />
1.1. De 850-urennorm 5<br />
1.2. Drie criteria voor onderwijstijd 6<br />
1.3. Welke onderwijsactiviteiten tellen mee voor de 850-urennorm? 6<br />
1.4. Wat telt niet mee voor de 850-urennorm 7<br />
1.5. De 300-urennorm 8<br />
Hoofdstuk 2 Planning en programmering 9<br />
2.1. 850 uur, ieder studiejaar 9<br />
2.2. De urennorm wordt gemeten in klokuren 9<br />
2.3. Verkort studiejaar 9<br />
2.4. Vrije ruimte 9<br />
2.5. Voorbereidende en Ondersteunde Activiteiten (VOA) 10<br />
2.6. Niet geroosterde uren 10<br />
Case: Bijzondere activiteiten 10<br />
2.7. Realistische planning van contacturen 11<br />
Case: Onjuiste calculatie door de instelling 11<br />
2.8. Hoe meet de accountant of de opleiding aan de 850-urennorm voldoet? 12<br />
Hoofdstuk 3 Realisatie 14<br />
3.1. Bevoegde medewerkers 14<br />
Case Onbevoegde docenten 14<br />
3.2. Onderwijsactiviteiten gericht op het individu 15<br />
3.3. Begeleid onderwijs 15<br />
Case: Uren voldoen niet aan de norm 16<br />
3.4. Individuele registratie bij individuele of groepsopdrachten 16<br />
Case: Mentoruren 17<br />
3.5. EVC en vrijstellingen 18<br />
3.6. Realisatie onderwijstijd 18<br />
Case: Programmering en realisatie 19<br />
3.7. Hoe wordt gemeten of de opleiding de uren realistisch heeft geprogrammeerd en gerealiseerd? 19<br />
3.8. Valkuilen bij de realisatie van het aantal uren 20<br />
Case: Ziekte en lesuitval 20<br />
Case: Realisatie 21<br />
Tot slot: Toezicht van de Inspectie van het Onderwijs 22<br />
Bijlage 1 Documentenlijst van de Inspectie van het Onderwijs voor de controle 850-uren 2011-2012 23<br />
3
Voorwoord<br />
Voor u ligt het <strong>Servicedocument</strong> <strong>Onderwijstijd</strong> van de <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong>. Dit document beschrijft de<br />
regelgeving van het ministerie van OCW voor de onderwijstijd en de manier waarop de Inspectie van<br />
het Onderwijs hier toezicht op houdt. De <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong> heeft de intentie de instellingen met dit<br />
servicedocument te helpen om de wet- en regelgeving te verduidelijken zodat op basis van ervaringen<br />
van de afgelopen jaren vergissingen kunnen worden voorkomen. Dit document heeft geen juridische<br />
status. De cases in het document zijn slechts voorbeelden. Wanneer zich een soortgelijke of geheel<br />
andere casus voordoet en er vragen zijn over de wet- of regelgeving zelf dan wel over de manier<br />
waarop de inspectie haar toezicht uitoefent, verwijst de <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong> de lezer graag door naar het<br />
ministerie van OCW en de Inspectie van het Onderwijs. Voor meer informatie over het dossier<br />
onderwijstijd en de voor informatie over de actuele ontwikkelingen, verwijst de <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong> de lezer<br />
graag door naar www.mboraad.nl.<br />
De minister heeft in haar actieplan Focus op vakmanschap aangekondigd dat zij het aantal uren<br />
onderwijstijd wil verhogen van 850 uur naar 1000 uur. De beoogde ingangsdatum is 1-8-2013. Het<br />
voorliggende document geeft alleen een uitleg over de huidige wet- en regelgeving en loopt nog niet<br />
vooruit op de toekomstige situatie.<br />
4
Hoofdstuk 1. Wat is onderwijstijd?<br />
Elke bekostigde opleiding in het mbo moet voldoen aan de wettelijke eis om een minimaal aantal<br />
contacturen per leerjaar te verzorgen. Voor een voltijd-opleiding (bol) ligt de norm op 850 uren. Voor<br />
bol-deeltijd en bbl-opleiding is de 300-urennorm van toepassing. Voor bekostiging van de opleidingen<br />
is de 850-urennorm geregeld in artikel 7.2.7 van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) en de<br />
300-urennorm is wettelijk verankerd in artikel 2.2.2. lid 6 van de WEB. Daarnaast wordt de 850urennorm<br />
gehanteerd voor het recht op studiefinanciering van een student. Deze bepaling is wettelijk<br />
verankerd in de Wet Studiefinanciering (WSF artikel 2.5, lid 3, sub a en b). De norm voor het recht op<br />
studiefinanciering is ook van toepassing op particuliere opleidingsinstituten.<br />
1.1. De 850-urennorm<br />
Als een instelling besluit om voltijd bekostiging aan te vragen voor een opleiding, dan is de<br />
voorwaarde hiervoor dat de opleiding ten minste 850 klokuren per jaar begeleid onderwijs verzorgt. In<br />
dit document gaan we in eerste instantie steeds uit van de 850-urennorm. Voor bbl en bol-deeltijd<br />
geldt de 300-urennorm. Voorwaarden die gelden voor het meetellen van onderwijsuren voor de 850urennorm,<br />
zijn ook van toepassing voor de 300-uren norm. Daar waar aparte regels gelden voor de<br />
300-urennorm, wordt het in dit document apart benoemd.<br />
In het algemeen kan worden gesteld dat de urennorm:<br />
bepaalt of de opleiding in aanmerking komt voor (voltijd) bekostiging;<br />
bepaalt of studenten recht hebben op studiefinanciering of tegemoetkoming studiekosten;<br />
bepaalt of de student lesgeld of cursusgeld aan de onderwijsinstelling verschuldigd is.<br />
Sinds studiejaar 2006-2007 heeft de Onderwijsinspectie het toezicht op de naleving van de urennorm<br />
geïntensiveerd. Het toezicht op de urennorm betreft enerzijds de geprogrammeerde onderwijsuren en<br />
anderzijds de daadwerkelijk gerealiseerde onderwijsuren. Van elke onderwijsinstelling wordt verwacht<br />
dat zij:<br />
- de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijsuren<br />
- voor elk leerjaar<br />
- van elk opleidingstraject<br />
- van elke opleiding (bol, bbl en deeltijd-bol)<br />
- adequaat registreert, bewaakt, waar nodig bijstuurt<br />
- en zich hierover verantwoordt.<br />
Relevante documenten moeten bij een controle direct beschikbaar zijn. De bewijslast ligt bij de<br />
instelling. Dat vereist dat de instelling een adequate registratie uitvoert. Het toezicht van de inspectie<br />
richt zich op de eisen uit de wet zoals vastgelegd in artikel 7.2.7. van de WEB, de bijbehorende<br />
5
memorie van toelichting en de wetsgeschiedenis. Daarbij worden alle aspecten meegenomen. De<br />
accountant richt zich op de rechtmatigheid van het verkrijgen van bekostiging. Als de programmering<br />
tekort schiet, is de bekostiging onrechtmatig. Daarom controleert de accountant ook de onderwijstijd.<br />
De accountant gaat daarbij niet in op onderwijskundige consequenties voor de onderwijstijd en kijkt<br />
alleen naar de programmering. In bijlage 1 wordt inzichtelijk gemaakt welke documenten de inspectie<br />
relevant acht in een controle op het naleven van de onderwijstijd in het onderzoek voor het studiejaar<br />
2011-2012.<br />
1.2. Drie criteria voor de onderwijstijd<br />
OCW heeft in de brief van 7 september 2006 een aantal criteria opgesteld aan de hand waarvan een<br />
instelling kan bepalen of een onderwijsactiviteit meetelt voor de 850-urennorm. 1 Deze criteria zijn<br />
opgenomen in de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging van de WEB in september 2008. 2 Een<br />
onderwijsactiviteit moet aan alle drie de onderstaande criteria voldoen om meegerekend te kunnen<br />
worden voor de 850-urennorm:<br />
De programmering van de onderwijsactiviteiten is opgenomen in het studieprogramma<br />
(onderwijs en examenregeling of een vergelijkbaar document). De programmering van de<br />
uren is vastgelegd in een planningsdocument (zoals een rooster, een studieplan en/of een<br />
jaarplanning).<br />
De onderwijsactiviteiten zijn gericht op het behalen van de eindtermen van bestaande<br />
eindtermgerichte opleidingen, de competenties van de experimentele competentiegerichte<br />
opleidingen of op het bereiken van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten van de<br />
beroepsgerichte kwalificatiedossiers die de minister per 1 februari 2012 vaststelt. 3<br />
De uitvoering van de onderwijsactiviteiten vindt plaats onder verantwoordelijkheid, regie en<br />
toezicht van de instelling. De uitvoering vindt plaats onder verantwoordelijkheid van<br />
onderwijspersoneel dat op grond van de wet met die werkzaamheden mag worden belast. 4<br />
1.3. Welke onderwijsactiviteiten tellen mee voor de 850-urennorm?<br />
Bij de 850-urennorm gaat het erom dat de opleiding de student ten minste 850 klokuren begeleid<br />
onderwijs aanbiedt en dat de student in de gelegenheid is om 850 klokuren te volgen. Zo tellen<br />
voorbereidende activiteiten van de docent bijvoorbeeld niet mee voor de 850-urennorm.<br />
1<br />
Brief OCW 7 september 2006 “<strong>Onderwijstijd</strong>; naleving 850 klokuren”, kenmerk BVE/Stelsel/2006/34390 (zie<br />
www.mboraad.nl onder het thema onderwijstijd).<br />
2<br />
Memorie van Toelichting 31 048 van 22-05-2008<br />
3<br />
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) Artikel 7.2.7 Inrichting opleidingen en de bijbehorende memorie van<br />
toelichting 31048<br />
4<br />
Onder verantwoordelijkheid wordt in dit geval verstaan dat er sprake is van begeleiding of aanwezigheid van<br />
bevoegd onderwijspersoneel. Zie ook WEB Artikel 4.2.2 Belasten met Onderwijsondersteunende<br />
Werkzaamheden.<br />
6
Verschillende onderwijsvormen kunnen meetellen, mits ze aan de drie genoemde criteria voldoen.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
ingeroosterde lessen<br />
beroepspraktijkvorming (bpv) voor BOL 20-60% van de opleiding en voor BBL 60% of meer<br />
van de opleiding waarbij de opleidingsduur wordt bepaald door 1600 studiebelastinguren per<br />
leerjaar x het aantal leerjaren);<br />
activiteiten na 18.00 uur;<br />
activiteiten in het Open Leercentrum (of Studielandschap of Mediatheek of iets dergelijks);<br />
binnen- en buitenschoolse praktijksimulatie;<br />
individuele begeleiding (let op: de tijd mag alleen meetellen voor de specifieke student die<br />
wordt begeleid);<br />
studiebegeleiding;<br />
toets- en examenactiviteiten;<br />
voorbereidende en ondersteunende activiteiten, voor zover deze zijn opgenomen in het<br />
onderwijsprogramma van een opleidingstraject waarvoor de studenten zijn ingeschreven<br />
(bijvoorbeeld een traject voor ongediplomeerde instromers);<br />
activiteiten buiten de instelling zoals bijvoorbeeld excursies en werkbezoeken (let op: de<br />
reistijd telt niet mee);<br />
ICT-toepassingen voor buitenschools onderwijs;<br />
activiteiten in de vorm van individuele of groepsopdrachten in het kader van een opleiding en<br />
waarvan de begeleidings- en voortgangsregistratie inzichtelijk is (de instelling kan de<br />
begeleiding van individuele studenten met behulp van een voortgangsregistratiesysteem<br />
volgen en inzichtelijk maken) uitgevoerd binnen of indien noodzakelijk buiten de instelling;<br />
inloop- of begeleidingsuren (let op: dit geldt per individu).<br />
Bovenstaande lijst is niet uitputtend en telt per student. Alle onderwijsvormen die nog niet op de lijst<br />
staan maar wel aan alle drie de bovengenoemde criteria voldoen, tellen mee voor de 850-urennorm.<br />
Zo wordt er ruimte geboden voor nieuwe onderwijsvormen.<br />
1.4. Wat telt niet mee voor de 850-urennorm?<br />
Activiteiten waarvan de uren niet worden meegerekend voor het bepalen van de urennorm zijn:<br />
huiswerk;<br />
pauzes, reistijd (bijvoorbeeld bij excursies);<br />
niet op eindtermen, competenties of eigen onderwijs- en vormingsdoelen van de instelling<br />
gerichte activiteiten;<br />
activiteiten die niet in het onderwijsprogramma van het betreffende opleidingstraject zijn<br />
opgenomen en ingeroosterd (zoals bijvoorbeeld recreatieve programma’s).<br />
7
activiteiten die gericht zijn op individuele studenten of groepjes van studenten tellen niet mee<br />
voor een hele klas/groep, maar naar rato;<br />
activiteiten waarvan niet direct aantoonbaar is dat het onder de verantwoordelijkheid van een<br />
bevoegd docent valt;<br />
activiteiten waarbij niet aangetoond kan worden of studenten hier wel of niet aan hebben<br />
deelgenomen.<br />
Net als de lijst met onderwijsactiviteiten die wel mee kunnen tellen voor de onderwijstijd, is deze lijst<br />
niet limitatief. Steeds moet een instelling de vraag stellen of de onderwijsactiviteiten wel of niet aan de<br />
drie door OCW bepaalde criteria voldoen. Daarnaast is het van belang dat de instelling kan aantonen<br />
dat het onderwijs ook als zodanig heeft plaatsgevonden.<br />
1.5. De 300-urennorm: branchecode bbl<br />
Voor de 300-urennorm gelden op grond van de wet dezelfde regels als voor de 850-urennorm. Dat<br />
betekent dat de bpv volledig meetelt voor de 300-urennorm, zowel in de bol-deeltijdopleiding als in de<br />
bbl-opleiding. Omdat bij een bbl-opleiding het aantal uren bpv hoger is dan 300 uur is het in de praktijk<br />
mogelijk dat een instelling een bbl-student voor bekostiging opvoert zonder dat daar een reële<br />
onderwijsinspanning voor wordt geleverd. De minister (toen nog staatssecretaris) heeft de Tweede<br />
Kamer in mei 2010 laten weten dat zij de wet op dit punt zal gaan aanpassen en wil vastleggen dat<br />
voor elke bbl-student naast de bpv ten minste 240 uur In Instellingstijd Verzorgd Onderwijs (IIVO)<br />
moet worden gerealiseerd. Vooruitlopend op een wetswijziging hebben de leden van de <strong>MBO</strong> <strong>Raad</strong> in<br />
juni 2010 een Branchecode bbl aangenomen. Daarin is vastgelegd dat de instelling voor elke bblstudent<br />
naast de bpv ten minste 120 uur IIVO zal verzorgen.<br />
8
Hoofdstuk 2. Planning en de programmering<br />
2.1. 850 uur in ieder studiejaar<br />
De 850-urennorm geldt als minimum per studiejaar, van 1 augustus tot 1 augustus. Het is niet<br />
mogelijk om een tekort aan klokuren in het ene studiejaar, te compenseren door extra klokuren in een<br />
ander studiejaar. Wanneer een opleiding in het ene jaar 1.000 klokuren telt en in een ander jaar 800<br />
klokuren, dan voldoet die opleiding voor dat leerjaar niet aan de 850-urennorm. Het is belangrijk om bij<br />
de planning en de programmering van de opleiding naar de hele opleiding te kijken en ervoor te<br />
zorgen dat er ieder jaar voldoende begeleide onderwijsuren worden aangeboden.<br />
2.2. De urennorm wordt gemeten in klokuren<br />
Benadrukt moet worden dat het bij de urennorm gaat om klokuren van 60 minuten. Dat komt niet altijd<br />
overeen met de onderwijsactiviteiten zoals deze zijn ingeroosterd, bijvoorbeeld voor 50 of 45 minuten.<br />
De pauzes die tussen deze lesuren zijn ingeroosterd, tellen niet mee voor de 850-urennorm. De<br />
instelling moet er dus rekening mee houden dat het aantal lesuren bij een controle op onderwijstijd<br />
wordt omgerekend naar klokuren. Het is belangrijk dat de instelling hier zelf in de planning, het maken<br />
van het rooster en de (registratie van de) realisatie rekening mee houdt.<br />
2.3. Verkort studiejaar<br />
De 850-urennorm hoeft geen problemen op te leveren voor een afwijkend startmoment of een verkort<br />
laatste leerjaar. Naar rato toerekenen van uren is aan de orde als een opleiding tussentijds start of<br />
eindigt met een onvolledig laatste studiejaar. Er wordt uitgegaan van een gelijkmatige verdeling van<br />
de begeleide lesuren over het hele studiejaar. Ook wordt uitgegaan van een studiejaar van 1 augustus<br />
tot 1 augustus, wat betekent dat de helft van een opleidingsjaar ligt op 1 februari. Wanneer een<br />
opleiding 2.5 jaar duurt, dan moeten er in dat laatste halve jaar 425 klokuren worden aangeboden.<br />
Wanneer een opleiding op 1 februari start, moeten instellingen tot 1 augustus minimaal 425 klokuren<br />
verzorgen. In het verkorte laatste leerjaar is het van belang dat de student op tijd wordt uitgeschreven;<br />
de datum van diplomering en uitschrijving van studenten is de rekendatum. Als de diplomering<br />
/uitschrijving wordt uitgesteld tot het einde van het studiejaar zal de volledige 850 uur In Instellingstijd<br />
Verzorgd Onderwijs (IIVO) aantoonbaar moeten zijn gerealiseerd. Wanneer een studiejaar korter is<br />
dan tien maanden, mag de IIVO naar rato worden berekend (art 7.2.7. lid 3 WEB).<br />
2.4. Vrije ruimte<br />
Onderwijsinstellingen mogen ervoor kiezen om 20% van de totale bekostigde onderwijstijd in te vullen<br />
met onderwijsactiviteiten in de vrije ruimte. Wanneer zij extra onderwijsactiviteiten in de vrije ruimte<br />
aanbieden, dan kunnen ze deze uren meetellen als deze extra onderwijsactiviteiten zijn opgenomen in<br />
de onderwijs- en examenregeling (OER) of een vergelijkbaar document. Deze onderwijsactiviteiten<br />
9
hebben dan voor studenten geen vrijblijvend karakter en zijn voor de aanvang van het studiejaar<br />
gepland. Omdat deze onderwijsactiviteiten in de OER zijn opgenomen, is het voor studenten verplicht<br />
deze te volgen. Deze uren kunnen de instellingen dan opvoeren voor de onderwijstijd mits ze aan de<br />
drie bovengenoemde criteria voor de onderwijstijd voldoen. Ook moet duidelijk zijn welke student aan<br />
welke activiteit deelneemt en wie de begeleiding op dat moment uitvoert.<br />
2.5. Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA)<br />
Het budget voor de Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten is bestemd voor studenten op<br />
niveau 1 en 2 die extra ondersteuning nodig hebben om hun opleiding met succes af te ronden.<br />
Hiervoor geldt dat alles wat in het studieprogramma voor de betreffende opleiding is geprogrammeerd<br />
en wordt uitgevoerd, meetelt. Let op: de programma’s voor alle deelnemers moeten afzonderlijk aan<br />
de 850 klokuren voldoen.<br />
2.6. Niet geroosterde uren<br />
Er zijn vaak activiteiten die buiten het reguliere rooster vallen, bijvoorbeeld een introductieweek of een<br />
excursie. Wanneer deze activiteiten voldoen aan alle criteria die door het ministerie van OCW zijn<br />
opgesteld, dan kunnen deze activiteiten worden meegeteld voor de 850-urennorm. Duidelijk moet zijn<br />
hoe het programma eruit ziet, wat de begeleiding daarbij is en wanneer bevoegd personeel is<br />
betrokken. Wel is het lastiger om deze activiteiten overzichtelijk te calculeren omdat deze<br />
lesactiviteiten buiten het reguliere lesrooster vallen. Het advies is deze activiteiten in ieder geval te<br />
benoemen in de jaarplanning en in het programma aan te geven hoe de begeleiding is vormgegeven.<br />
Case: Bijzondere activiteiten<br />
Bij bijzondere activiteiten gaat het om introductieweken, gastdocenten, praktijksimulaties (binnen en<br />
buiten school), werkweken en excursies. Mits deze voldoen aan de criteria, worden ze meegerekend<br />
voor de onderwijstijd. Reis- en slaaptijden bij (buitenlandse) excursies worden buiten de berekening<br />
gelaten. Als, aan de hand van een programma, inzichtelijk kan worden gemaakt hoeveel uren feitelijk<br />
aan relevante activiteiten worden besteed, wordt dat aantal meegenomen. Als dat niet mogelijk is en<br />
het aannemelijk is gemaakt dat het om een begeleide onderwijsactiviteit gaat van een aanzienlijke<br />
omvang, neemt de inspectie een standaard lesweek als calculatiebasis. Bijzondere aandacht wordt<br />
dan besteed aan studenten die niet deelnemen aan dergelijke excursies, aangezien de activiteiten<br />
soms slechts voor een klein aantal gelden. Indien daarbij geen sprake is van een geschikt alternatief<br />
programma voor de achterblijvers, worden de uren naar rato berekend, aangezien het programma<br />
voor iedere student afzonderlijk aan de 850 klokuren moet voldoen.<br />
10
2.7. Realistische planning van contacturen<br />
Onderwijsactiviteiten staan beschreven in een studieprogramma en zijn gepland in een rooster,<br />
studieplan en/of jaarplanning. Wanneer de instelling het rooster niet voor een studiejaar maar voor<br />
een kortere periode maakt, kan de instelling naar rato uitrekenen of er in het betreffende blok<br />
voldoende klokuren worden aangeboden. De verantwoording over het opleidingsaanbod gebeurt<br />
vooraf.<br />
Een realistische planning gaat uit van de minimum urennorm, de geprogrammeerde contacturen<br />
volgens het studieprogramma en houdt rekening met voorzienbare uitval van onderwijstijd. Denk<br />
bijvoorbeeld aan:<br />
het vervallen van de lessen in de eerste en laatste weken van het studiejaar;<br />
weken waarin vrije dagen, vergaderuren of studiedagen van het voltallige personeel vallen;<br />
toetsweken waarin alleen de uren meetellen waarin werkelijk wordt getoetst;<br />
een percentage voor lesuitval door ziekte van een docent.<br />
Case: Onjuiste calculatie door de instelling<br />
Iedere instelling heeft een eigen indeling in perioden met lesweken, toetsweken en speciale<br />
activiteiten. Vaak is de calculatie van de onderwijstijd gebaseerd op bepaalde standaardaantallen per<br />
week die gemakshalve voor het gehele jaar worden vermenigvuldigd en opgeteld. Regelmatig is<br />
daarbij sprake van weken met veel minder activiteiten of zijn de perioden feitelijk korter dan waarvan<br />
wordt uitgegaan (rond vakanties bijvoorbeeld). In dergelijke gevallen vindt correctie plaats naar de<br />
feitelijke uren. Zo worden toetsweken slechts gerekend voor het aantal uren dat daadwerkelijk<br />
toetsen plaatsvinden en niet voor een gehele lesweek. Herkansingen worden in principe niet<br />
meegerekend aangezien deze slechts voor beperkte groepen studenten van toepassing zijn.<br />
Lesuren zijn meestal korter dan een klokuur (50 of 45 minuten is gebruikelijk). In sommige gevallen<br />
rekent de instelling op basis van lesuren en heeft zij dit niet omgerekend naar klokuren. Een lesuur<br />
wordt dan als een klokuur gerekend. Daarvoor corrigeert de inspectie!<br />
Vaak gaan instellingen bij de planning uit van een schooljaar van 40 weken. Het kan echter zo zijn<br />
dat door de vakantiespreiding een schooljaar minder weken heeft. In de planning moeten ze daar<br />
rekening mee houden. Bij het plannen moeten ze er ook op letten dat ze geen lessen plannen op<br />
verplichte vrije dagen, zoals bijvoorbeeld Hemelvaartdag of Koninginnedag.<br />
Bij de calculatie van de bpv gaan instellingen vaak uit van een standaard aantal van 40 uren per<br />
week. Bij sommige opleidingen hebben de stagiairs een voltijd bpv-overeenkomst en verrichten zij<br />
feitelijk slechts in deeltijd bpv-activiteiten of over een kortere periode dan waarmee gerekend wordt.<br />
11
In dergelijke gevallen is geen sprake van een realistische planning.<br />
Tip: De instelling kan mogelijke tekorten die hierdoor zouden kunnen ontstaan, voorkomen door<br />
minimaal 10% extra klokuren in te plannen.<br />
Programmeren en plannen van voldoende onderwijstijd is een voorwaarde om de studenten van een<br />
opleiding voor de berekening van de bekostiging te kunnen aanmerken. Bij de berekening van de<br />
hoogte van de bekostiging van opleidingen, worden de studenten van de opleiding (of het leerjaar)<br />
waarvoor onvoldoende onderwijstijd is geprogrammeerd niet bekostigd. Een student voor wie wordt<br />
vastgesteld dat het aantal geprogrammeerde uren niet kan worden gehaald, wordt dus volledig uit de<br />
bekostiging geschrapt. Deelbekostiging wanneer het daadwerkelijke aantal uren wel boven de 300<br />
maar onder de 850 ligt is niet aan de orde. De instelling heeft de contractuele verplichtingen van een<br />
voltijdse opleiding jegens de student niet waargemaakt, waardoor in dat geval bekostiging wordt<br />
geschrapt. Dit heeft overigens voor de student geen consequenties voor de studiefinanciering.<br />
2.8. Hoe meet de accountant of de opleiding aan de 850-urennorm voldoet?<br />
De accountant richt zich op het toetsen of d opleiding de bekostiging rechtmatig heeft verkregen en<br />
kijkt daarvoor naar de programmering. De onderwijsinstelling moet kunnen aantonen dat de<br />
programmering van de opleiding aan de 850-urennorm voldoet. Als de programmering tekortschiet, is<br />
de bekostiging niet rechtmatig. De accountant toetst dit ook aan de hand van de volgende drie criteria:<br />
Voldoende omvang van de geprogrammeerde uren;<br />
Realistische planning in verband met de voorzienbare uitval van lessen door feestdagen,<br />
cursussen, vergadertijden en inschatbare uitval door ziekte van docenten;<br />
De geplande uren moeten vallen binnen de hierboven geformuleerde criteria.<br />
De accountant gaat bij de controleaanpak uit van:<br />
Beoordeling van de betrouwbaarheid rond de totstandkoming van de interne<br />
informatievoorziening in de Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC) rond<br />
programmering en toepassing van een normenkader van de instelling voor<br />
onderwijsactiviteiten;<br />
Uitvoering van een globale risicoanalyse van het proces;<br />
Bij de systeemgerichte controle (steunend op de vastgelegde AO/IC) wordt de programmering<br />
van studenten beoordeeld binnen de bekostigingspopulatie;<br />
Als niet kan worden uitgegaan van een deugdelijk omschreven AO/IC dan wel bij<br />
geconstateerde grote fouten in de statistische steekproef wordt de controle niet<br />
systeemgericht, maar gegevensgericht uitgevoerd (integrale controle op studentenniveau).<br />
12
Registratie van veranderingen binnen de programmering is vaak geheel niet vastgelegd in de AO/IC<br />
van de instelling. Dit geldt zeker ook voor ziektevervanging. Wanneer dergelijke mutaties niet<br />
afdoende in de AO/IC zijn opgenomen, betekent dit dat niet meer kan worden uitgegaan van<br />
systeemcontrole, maar dat teruggevallen moet worden op gegevenscontrole. Het ontbreken van<br />
eenduidige regelingen binnen de AO/IC van de instelling leidt vaak tot de conclusie dat ook bij de<br />
gegevenscontrole de administratieve verantwoording van afwijkende planningen onvoldoende op orde<br />
is. Verbeteringen zijn te bereiken door te werken met vastgestelde protocollen, waarop binnen de<br />
instelling controle plaatsvindt.<br />
De inspectie beoordeelt ook of de programmering realistisch is geweest en dat verwacht mag worden<br />
dat dit programma ook wordt uitgevoerd.<br />
13
3. Realisatie<br />
3.1. Bevoegde medewerkers<br />
Onder verantwoordelijkheid van de instelling, betekent dat er sprake moet zijn van begeleiding of<br />
aanwezigheid van bevoegd onderwijspersoneel. De begeleiding kan ook via de computer plaatsvinden<br />
of door een docent op loopafstand. Er kan slechts sprake zijn van begeleide onderwijstijd als de<br />
begeleiding daadwerkelijk beschikbaar en actief betrokken is. De medewerker in kwestie kan niet<br />
tegelijkertijd voor een andere activiteit worden ingeroosterd. In studiejaar 2010-2011 heeft de<br />
Onderwijsinspectie nauwkeuriger gekeken naar de inzet van instructeurs en de begeleiding van die<br />
instructeurs door bevoegd onderwijspersoneel. Ook de inzet van gastdocenten en ander onbevoegd<br />
personeel moet plaatsvinden onder verantwoordelijkheid en toezicht van een bevoegd docent (artikel<br />
4.2.1. lid 6 van de WEB).<br />
Case: Onbevoegde docenten<br />
Een probleem kan ontstaan bij het meerekenen van onderwijstijd gegeven door een onbevoegd<br />
docent. Bij een leraar in opleiding (verder lio) moet sprake zijn van een leer/werkovereenkomst en<br />
van begeleiding door een docent en er hoort een leerwerkplan met activiteiten en leerdoelen te<br />
worden gemaakt. Dit alles moet inzichtelijk zijn. In het rooster, moet zijn vastgelegd onder begeleiding<br />
van welke docent een lio werkt. Dit geldt ook voor hbo-stagiairs en ander onbevoegd personeel.<br />
.<br />
Onderwijsondersteunend personeel mag niet onder eigen verantwoordelijkheid werkzaamheden<br />
verrichten die worden bestreken door de bekwaamheidseisen voor docenten (WEB Artikel 4.2.1). Dit<br />
zou de verantwoordelijkheid voor die werkzaamheden immers onttrekken aan de docent, die<br />
krachtens de wet exclusief gebonden is aan de bekwaamheidseisen voor die werkzaamheden:<br />
niemand anders dan de docent wordt op het voldoen aan de bekwaamheidseisen “afgerekend”. De<br />
Wet BIO bevat ten aanzien van de WEB geen bepalingen over onderwijsondersteunend personeel.<br />
Duidelijk is in elk geval dat het gaat om ondersteuning van het onderwijs, niet om het onderwijs zelf<br />
waarvoor de bekwaamheidseisen voor de docenten zijn vastgesteld.<br />
Hoe zit het met de bevoegdheden?<br />
De eerste weg is dat de leraar met een ho-getuigschrift kan aantonen dat hij/zij heeft voldaan aan de<br />
wettelijk vastgestelde bekwaamheidseisen voor zijn/haar vakgebied. In het algemeen gaat het dan<br />
om het getuigschrift van een eerste- of tweedegraads lerarenopleiding verzorgd door een hogeschool<br />
of universiteit.<br />
De tweede weg is die van de zijinstroom, zie artikel 4.2.1. lid 5 van de WEB. Het bevoegd gezag kan<br />
een zij-instromer een geschiktheidsverklaring geven als hij meent dat de betrokkene voldoet aan de<br />
vakinhoudelijke bekwaamheidseisen en in staat mag worden geacht om uiterlijk binnen twee jaren<br />
14
ook te voldoen aan de overige bekwaamheidseisen. Binnen twee jaren moet de zij-instromer dan het<br />
in de Wet op het Hoger en Wetenschappelijk onderwijs (WHW) geregelde getuigschrift pedagogischdidactische<br />
scholing WEB hebben behaald. Deze weg van zij-instroom is alleen toegankelijk voor<br />
degene die met een ho-getuigschrift of door een combinatie van opleiding en ervaring kan aantonen<br />
te beschikken over hoger onderwijsniveau en die ten minste drie jaren ervaring heeft in de praktijk<br />
van het beroep.<br />
Er moet op grond van artikel 7.7. lid 5 van de Wet op het Hoger en Wetenschappelijk onderwijs een<br />
leerarbeidsovereenkomst zijn gesloten met de instelling waarin onder meer is vastgelegd:<br />
• de begeleiding van de lio door een verantwoordelijk docent;<br />
het leerwerkplan, met leerdoelen en de beoordeling ervan vastgesteld door de<br />
lerarenopleiding;<br />
• de omvang (uren en duur) en aard (taken) van het dienstverband;<br />
• salaris en andere secundaire voorwaarden;<br />
• de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst kan worden ontbonden. 5<br />
3.2. Onderwijsactiviteiten gericht op het individu<br />
De onderwijsuren die niet voor alle ingeschreven studenten worden uitgevoerd (zoals individuele<br />
begeleiding, inloop mentor- en begeleidingsuren) tellen ook niet voor alle studenten mee. De inspectie<br />
kijkt dan naar de mate waarin ingeschreven studenten hier daadwerkelijk aan deelnemen.<br />
Uren die slechts een deel van de studenten volgt (begeleidingsuren, extra ondersteuning en<br />
dergelijke), mogen alleen voor die studenten die deze uren hebben gevolgd worden meegeteld. Een<br />
voorwaarde is dat deze uren in het studieprogramma van de studenten zijn opgenomen. Studenten<br />
die geen gebruik maken van deze uren, moeten op een andere wijze het minimale aantal IIVO-uren<br />
halen. De instelling moet hier dus voor een alternatief onderwijsaanbod zorgen.<br />
3.3. Begeleid onderwijs<br />
Begeleid onderwijs kan alleen voor de 850 urennorm meetellen, als dat ook inzichtelijk kan worden<br />
gemaakt. Duidelijk moet zijn wélke docent op wélk moment beschikbaar is. Dat komt er op neer dat<br />
docenten moeten zijn ingeroosterd voor de begeleiding van de zelfstandige studie-uren en er ook<br />
daadwerkelijk bij betrokken zijn. De docent moet dus kunnen ingrijpen in het leerproces van de<br />
student als dat didactisch of pedagogisch noodzakelijk is. Of het onderwijs moet plaatsvinden bij een<br />
erkend leerbedrijf waar een praktijkopleider beschikbaar is en waar een bpv-overeenkomst aan ten<br />
grondslag ligt. Zonder formele bpv-overeenkomst tellen uren bij bedrijven zonder begeleiding vanuit<br />
de school niet mee. In de bpv-overeenkomst wordt immers geregeld hoeveel uur bpv de student gaat<br />
5 Kijk voor meer informatie ook naar het document Inspectie Eisen en bevoegdheden onderwijzend<br />
personeel op www.mboraad.nl/onderwijstijd.<br />
15
volgen bij dat leerbedrijf. Het is daarom van belang om na te gaan of de student de uren die in de bpvovereenkomst<br />
zijn geregeld, in praktijk ook echt volgt.<br />
Case: Uren voldoen niet aan de norm<br />
Indien de instelling niet kan aantonen dat een onderwijsactiviteit plaatsvindt onder directe begeleiding<br />
van een daartoe bevoegde docent, vindt aftrek van uren plaats. Dat heeft zich met name voorgedaan<br />
in gevallen van begeleide zelfstudie of projecturen, waarbij de begeleidingsactiviteiten niet eenduidig<br />
aan het personeel toegewezen waren en geen adequate registratie plaatsvond van de deelname van<br />
studenten aan de activiteiten. Het risico is dan dat de activiteiten een dusdanig vrijblijvend karakter<br />
krijgen dat studenten er naar eigen inzicht aan kunnen deelnemen of wegblijven zonder gevolgen.<br />
Als het onderwijs zo is vormgegeven dat de student zelf moet aangeven welke lessen hij volgt en<br />
welke begeleiding hij wil ontvangen, worden de uren alleen meegerekend als de instelling duidelijk<br />
kan maken dat alle studenten, respectievelijk welke student, daarvan gebruik maken en tot hoeveel<br />
onderwijstijd dat feitelijk leidt. Bijvoorbeeld door een aanwezigheidsregistratie en goede<br />
voortgangsregistratie van de individuele student.<br />
Voor vormen van leren in de praktijk (niet zijnde bpv), gelden dezelfde criteria als voor leren in de<br />
onderwijsinstelling. Verschillende opleidingen behandelen deze vormen van leren in de praktijk als<br />
bpv en zetten er geen of onvoldoende begeleiding tegenover vanuit de instelling. In dat geval is het<br />
belangrijk te weten dat deze onderwijsactiviteiten niet voor de onderwijstijd mogen worden<br />
opgevoerd. De instelling is verantwoordelijk voor de begeleiding van onderwijsactiviteiten die in de<br />
praktijk plaatsvinden. De inspectie waardeert in het onderzoek naar de onderwijstijd deze vormen van<br />
leren in de praktijk dus anders dan bpv.<br />
Voor begeleiding via de computer gelden dezelfde richtlijnen. Uren worden alleen meegerekend als<br />
inzichtelijk kan worden gemaakt dat de studenten gedurende de geplande tijd van de<br />
onderwijsactiviteiten gebruik maken en dat in die tijd voorzien is in een adequate begeleiding. Voor<br />
zover niet voorzien is in directe begeleiding van de student bij de onderwijsactiviteiten, worden de<br />
betreffende uren dus buiten de calculatie gelaten. Bijvoorbeeld begeleiding door middel van emailcontact<br />
met een docent, waarbij een e-mail pas een week later wordt beantwoord, wordt niet als<br />
begeleide onderwijstijd gezien maar meer als huiswerk. Daarom worden deze uren niet<br />
meegerekend.<br />
3.4. Individuele registratie bij individuele of groepsopdrachten<br />
Bij individuele of groepsopdrachten (of andere onderwijsactiviteiten gericht op het individu) moet er op<br />
het niveau van de individuele student worden geregistreerd en inzichtelijk worden gemaakt wat de<br />
16
egeleidings- en voortgangsactiviteiten zijn. Het gaat daarbij om een transparante weergave van de<br />
omvang van de inspanning van de onderwijsinstelling en van het genoten onderwijs van de student<br />
gekoppeld aan de voortgangsregistratie. Ook hier zijn de drie eerder genoemde criteria weer van<br />
toepassing. Bij opleidingen waarbij de student zelf bepaalt aan welke onderwijsactiviteiten hij in een<br />
bepaalde week deelneemt, moet een instelling voor elke student individueel aan kunnen tonen dat<br />
aan de 850-urennorm is voldaan. Bijvoorbeeld door een logboek of een aanwezigheidsregistratie<br />
waarin de bezochte onderwijsactiviteiten staan vermeld en die de begeleiders van deze activiteiten en<br />
de studieloopbaanbegeleider aftekenen. Daarnaast moet duidelijk zijn welke docent op deze activiteit<br />
is ingeroosterd.<br />
Case: Mentoruren<br />
Als de mentoruren verplicht zijn, tellen deze volledig mee voor de programmering en realisatie. Zodra<br />
blijkt dat de uren niet daadwerkelijk verzorgd worden of een vrijblijvend karakter hebben, worden zij<br />
zowel uit de planning als de realisatie gehaald. De inspectie kan de informatie hierover op<br />
verschillende manieren verkrijgen. Door bestudering van de studiehandleiding van de student, door<br />
de betreffende lessen te bezoeken op de dag van het onderzoek, door gesprekken met studenten<br />
en/of door het bekijken van de aanwezigheidsregistratie.<br />
Gebleken is dat veel mentoruren gepland staan als laatste uur op vrijdag of eerste uur op maandag.<br />
Als dan vervolgens uit gesprekken blijkt dat deze uren niet feitelijk aangeboden en verzorgd worden,<br />
ziet de inspectie voldoende reden om deze uren te schrappen. Het is dan aan de onderwijsinstelling<br />
om aan te tonen dat het tegenovergestelde waar is en dat deze uren wel zijn verzorgd. De inspectie<br />
gaat dan uit van het dan aangeleverde materiaal.<br />
Een voorbeeld, een groep van 25 studenten is 40 weken lang één lesuur van 50 minuten<br />
ingeroosterd voor individuele studieloopbaanbegeleiding. Gemiddeld is er dan 2 minuten per student<br />
per week beschikbaar. Op jaarbasis mag dus slechts 80 minuten per student meegeteld worden. De<br />
40 uren tellen wèl voor de hele groep mee, als voor de overige studenten andere begeleide<br />
activiteiten onder verantwoording van onderwijspersoneel van de instelling plaatsvinden. De<br />
studievoortgang van deze studenten moet via bijvoorbeeld een aanwezigheidsregistratiesysteem<br />
aangetoond en verantwoord kunnen worden.<br />
17
3.5. EVC en vrijstellingen<br />
Het programmeren van opleidingen voor studenten met EVC (Erkenning Verworven Competenties)<br />
vermindert de minimale eisen voor de omvang van het aantal IIVO-uren niet. Een student met<br />
vrijstellingen moet sneller het opleidingstraject doorlopen of een maatwerktraject met extra en<br />
verdiepende onderwijsactiviteiten aangeboden krijgen. Wanneer extra onderwijsactiviteiten worden<br />
aangeboden, moeten deze in de onderwijsovereenkomst worden opgenomen en voor de individuele<br />
student worden geprogrammeerd. Daarnaast moeten deze onderwijsactiviteiten ook aan de overige<br />
criteria voor onderwijstijd voldoen.<br />
Wanneer een student EVC en/of vrijstellingen voor bepaalde programmaonderdelen krijgt, tellen deze<br />
niet mee voor de 850-urennorm. Wanneer de opleiding verder voldoet aan alle regels, dan komt de<br />
opleiding zelf wel in aanmerking voor bekostiging. Voor de individuele student die een aantal<br />
vrijstellingen krijgt, ligt het anders. De betreffende student kan:<br />
Als voltijdstudent worden ingeschreven. Als de student voor een substantieel deel van de<br />
opleiding vrijstelling heeft gekregen, dan moet het wel mogelijk zijn om de opleiding versneld<br />
te volgen zodat de student naar rato voldoende klokuren begeleid onderwijs kan volgen.<br />
Als voltijdstudent worden ingeschreven als binnen het kader van de opleiding een<br />
maatwerktraject wordt aangeboden waarmee de student 850 uur begeleid onderwijs kan<br />
volgen.<br />
Als deeltijdstudent worden ingeschreven. Voor deze student ontvangt de opleiding geen<br />
voltijdbekostiging maar deeltijdbekostiging. Ook betaalt deze student geen lesgeld maar<br />
cursusgeld. In dit geval is de 300-urennorm van toepassing. Deze student ontvangt ook geen<br />
studiefinanciering.<br />
3.6. Realisatie onderwijstijd<br />
Het is aan de instelling om aan te tonen dat geplande onderwijsuren zijn gerealiseerd. Dat vereist dat<br />
de instelling een adequate registratie uitvoert. De instelling registreert en bewaakt de realisatie van de<br />
geplande contacttijd zodanig dat zij in staat is tijdig bij te sturen als de realisatie achterblijft bij de<br />
geplande onderwijsuren of het aantal gerealiseerde onderwijsuren onder de vereiste ondergrens van<br />
850 uur dreigt te komen. Als een bepaalde opleiding, ondanks de inspanningen van de instelling om<br />
de 850-uur te realiseren, toch onder de 850-urengrens komt, is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen<br />
sprake van overmacht. Bijvoorbeeld wanneer het gebouw is afgebrand. En ook in deze gevallen moet<br />
de instellingen wel kunnen aantonen dat zij alles heeft gedaan om ruim boven de 850 uur uit te<br />
komen.<br />
Realisatie van voldoende klokuren is een vereiste voor volledige bekostiging van het aantal<br />
ingeschreven studenten. In het geval waarin wordt geconstateerd dat een instelling onvoldoende<br />
18
onderwijstijd heeft gerealiseerd, wordt de rijksbijdrage lager vastgesteld aan de hand van de formule:<br />
A x B x C<br />
A = het aantal studenten dat aan de door de inspectie onderzochte opleiding, op de onderzochte<br />
locatie/locaties is ingeschreven en daadwerkelijk die opleiding volgt.<br />
B = het aantal uren dat de instelling te weinig heeft gerealiseerd ten opzichte van de minimumnorm<br />
C = de waarde van deze opleiding per uur per student.<br />
Case: Programmering en realisatie<br />
Een instelling programmeert de zelfstudieactiviteiten ingesloten door groepsactiviteiten aan het begin<br />
en het einde van de dag. Aan het begin van de dag geeft een daartoe bevoegd docent onderwijs en<br />
instructie verstrekt hij/zij opdrachten. Aan het einde van de dag vindt terugkoppeling en eventueel<br />
beoordeling plaats, wederom door een daartoe bevoegde docent. Daartussen voeren de studenten<br />
activiteiten uit met ondersteuning en begeleiding van instructeurs.<br />
De docent is daarbij bereikbaar voor extra ondersteuning indien noodzakelijk. Hij is daarvoor ook<br />
daadwerkelijk beschikbaar (en geeft niet tegelijkertijd in een ander gebouw les aan een andere<br />
opleiding). In zo’n geval heeft de inspectie geoordeeld dat er voldoende sturing is op de<br />
leeractiviteiten en een bevoegde docent aantoonbaar was ingeroosterd. Deze uren zijn meegerekend.<br />
Een instelling programmeert een deel van de activiteiten als zelfstandige leeractiviteiten in een open<br />
leercentrum. Als uit gesprekken met de studenten blijkt dat er geen controle op hun aanwezigheid is<br />
en geen deskundige begeleiding, waardoor de meesten wegblijven. En als de instelling niet beschikt<br />
over een dekkende studievoortgangregistratie en aanwezigheidsregistratie waarmee zij de activiteiten<br />
van de studenten kunnen volgen en zij evenmin de aanwezigheid van docenten kan aantonen, dan<br />
kunnen die uren niet worden meegerekend. De programmering en planning leken in orde, maar op<br />
grond van de gesprekken is het aantal studenten voor de programmering en realisatie afgetrokken.<br />
Tip: Het is raadzaam om na elke periode via bijvoorbeeld een interne audit te rapporteren of de<br />
programmering, planning en realisatie op orde zijn. Wanneer in de loop van het jaar blijkt dat er te<br />
weinig onderwijstijd wordt aangeboden, kan tijdig worden bijgestuurd.<br />
3.7. Hoe wordt gemeten of de opleiding de uren realistisch heeft geprogrammeerd en<br />
gerealiseerd?<br />
De inspectie controleert niet alleen op de programmering maar ook op de realisatie van het aantal<br />
uren IIVO. In 2012 doet de inspectie dit naar verwachting op basis van een representatieve<br />
steekproef.<br />
19
Om aan te tonen dat de opleiding de 850 klokuren ook daadwerkelijk heeft aangeboden, moet de<br />
instelling inzichtelijk kunnen maken dat de geplande klokuren ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Dit<br />
kan bijvoorbeeld door te registreren of docenten ook daadwerkelijk de ingeplande klokuren hebben<br />
gerealiseerd. Als blijkt dat niet alle studenten structureel een aantal uren volgen, bijvoorbeeld<br />
begeleiding op afroep, is de registratie van aanwezigheid van studenten van belang. In alle gevallen<br />
behoort de instelling inzicht te hebben en te kunnen verschaffen in de aanwezigheid van de<br />
studenten. Naarmate het onderwijs individualistischer wordt of op andere wijze wordt ingericht,<br />
worden aan de registratie ook zwaardere eisen gesteld. Altijd moet teruggekeken kunnen worden naar<br />
de feitelijke uitvoering van het onderwijs. In principe is dat per uur of per logische eenheid volgens de<br />
inrichting van het onderwijs bij die betreffende opleiding.<br />
3.8. Valkuilen bij de realisatie van het aantal uren<br />
Wanneer de uren zo zijn ingepland dat het voor de studenten onmogelijk is om de lessen te volgen,<br />
telt de inspectie deze uren niet mee voor het halen van de 850-urennorm. Denk bijvoorbeeld aan:<br />
Lessen die tegelijkertijd worden aangeboden;<br />
Lessen die tijdens de vakantie worden ingeroosterd;<br />
Lessen die op verschillende leslocaties worden gegeven met een tijdsplanning die verzuim in<br />
de hand werkt;<br />
Lessen die een te vrijblijvend karakter hebben waardoor studenten structureel wegblijven<br />
(bijvoorbeeld (taal-) oefeningen op de computer zonder aanwezige begeleiding van een<br />
bevoegd docent.);<br />
Lessen die gelijktijdig zijn ingeroosterd voor een docent die niet tegelijkertijd in beide lessen<br />
aanwezig kan zijn.<br />
Tot slot is natuurlijk ook de urenverantwoording op de bpv-plek van belang, Als de inspectie daarnaar<br />
vraagt, moet de instelling ook kunnen overleggen dat de student de volgens de praktijkovereenkomst<br />
overeengekomen bpv-uren daadwerkelijk heeft uitgevoerd (met redelijkheid van overmacht door<br />
bijvoorbeeld ziekte).<br />
Case: Ziekte en lesuitval<br />
De inspectie vraagt bij de instelling het ziektepercentage onder de docenten op en gaat na welke<br />
roosterwijzigingen hebben plaatsgevonden. Er wordt op basis daarvan vastgesteld hoeveel lesuitval<br />
er is geweest in een bepaalde periode. Als er geen aantoonbare maatregelen van vervanging zijn,<br />
leidt dat tot vermindering van het aantal uren. Daarbij maakt de inspectie ook gebruik van informatie<br />
uit gesprekken met studenten. Instellingen leggen wijzigingen in de programmering vaak niet<br />
voldoende in de administratieve systemen vast. Dit geldt bijvoorbeeld sterk voor vervanging wegens<br />
20
ziekte van docenten.<br />
Indien een individuele student ziek is, gaat de inspectie er van uit dat de school dit oppakt. Daar<br />
wordt de school ook niet op afgerekend bij de controle op de onderwijstijd.<br />
Case: Realisatie<br />
Een project staat in de OER (Onderwijs en Examenreglement) beschreven en is ingeroosterd voor 40<br />
uur. Het project wordt verzorgd onder regie en verantwoordelijkheid van de instelling en de uitvoering<br />
vindt plaats onder verantwoordelijkheid van een docent. Het totale cohort voor dat leerjaar bij de<br />
betreffende opleiding op de betreffende locatie volgt het project. De studenten worden opgedeeld in<br />
groepjes van vier studenten. Wanneer aantoonbaar is dat alle uren daadwerkelijk zijn gerealiseerd,<br />
dan tellen er 40 uren mee voor de 850-urennorm. Wanneer één van de studenten een week ziek is<br />
geweest en maar 30 uur aan het project heeft kunnen werken, tellen er 40 uur mee voor de 850-<br />
urennorm.<br />
Als de instelling kan aantonen dat een student voor langere tijd ziek is geweest wordt dit als een<br />
uitzondering beschouwd en niet meegecalculeerd en derhalve buiten beschouwing gelaten. De 850<br />
urennorm is een bekostigingsvoorwaarde. Dus met name de instelling moet aantonen de activiteiten<br />
volgens de criteria te hebben verricht. Als bijvoorbeeld een docent ziek is en niet vervangen wordt,<br />
dan worden de uitgevallen lesuren van de realisatie afgetrokken. Echter als blijkt dat de docent<br />
langdurig ziek is en de school geen vervanging op termijn heeft geregeld dan worden de uitgevallen<br />
lessen ook bij de programmering in mindering gebracht. De instelling had immers gelegenheid genoeg<br />
gehad om anders te programmeren of voor vervanging te zorgen.<br />
Als niet alle studenten van de betreffende opleiding van dat betreffende leerjaar op de betreffende<br />
locatie het project volgen, maar slechts een paar studenten, tellen de uren naar rato van het totale<br />
cohort van dat leerjaar op die locatie van die opleiding. Bijvoorbeeld, wanneer 10% van het totale<br />
cohort van de betreffende opleiding op de betreffende locatie zich in een bepaald leerjaar voor deze<br />
onderwijsactiviteit heeft ingeschreven, geldt dat 10% van 40 uur = 4 uur meetelt. Voor de overige<br />
studenten moet de instelling dan een alternatief aanbieden zodat zij ook 850 klokuren onderwijs<br />
kunnen volgen. Een instelling kan ervoor kiezen om de individuele activiteiten niet mee te nemen in de<br />
planning maar deze aan te bieden binnen de 1600 studiebelastinguren.<br />
Tip: Het is belangrijk om in de programmering rekening te houden met een gemiddeld percentage<br />
ziekteverzuim van docenten, zodat de opleiding niet in de problemen komt wanneer er, bijvoorbeeld,<br />
een griepgolf uitbreekt en er daardoor te weinig onderwijstijd wordt gerealiseerd.<br />
21
Tot slot: Toezicht Inspectie van het Onderwijs<br />
De OCW-brief van 7 september 2006, de aanpassing in artikel 7.2.7 van de WEB en de memorie van<br />
Toelichting bij de WEB van september 2008 hanteert de inspectie als beoordelingskader in engere zin<br />
van de onderwijstijd. Ook de rechterlijke uitspraken zijn voor de inspectie jurisprudentie op basis<br />
waarvan het toezicht wordt uitgeoefend. Dat geldt tot slot ook voor de wetshistorie. In een vervolgbrief<br />
van 19 mei 2008 aan de Tweede Kamer zijn de onderzoekservaringen opgenomen. Uit de casuïstiek<br />
kunnen gevallen, waarin uren niet zijn meegerekend voor de onderwijstijd, worden onderscheiden.<br />
Deze zijn hierboven beschreven. Resumerend zijn de centrale vragen die de inspectie stelt:<br />
“Voldoen de onderwijsactiviteiten wel écht aan de criteria?”<br />
“Is er sprake van realistische programmering?”<br />
“Is er daadwerkelijke realisatie van de begeleide onderwijsuren?”<br />
“Kan de instelling/opleiding dit aantonen/verantwoorden?”<br />
Door zichzelf vooraf deze vragen te stellen en positief te beantwoorden kan een instellingsbezoek<br />
soepel verlopen. Het kan behulpzaam zijn om door een centrale stafdienst als een afdeling control of<br />
kwaliteitszorg een interne audit te organiseren.<br />
22
Bijlage 1: Documentenlijst van de Inpectie van het Onderwijs voor de controle<br />
850-uren 2011-2012<br />
Deze lijst wordt door de Onderwijsinspectie bij de aankondiging van het onderzoek aan de instelling<br />
per mail verzonden.<br />
OVERZICHT BENODIGDE DOCUMENTEN<br />
Ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek wordt de instelling verzocht de volgende<br />
documenten bij aanvang van het onderzoek per aangegeven opleiding voor de onderzoeker<br />
beschikbaar te hebben:<br />
Naam en crebonummer opleiding:___________________________________________<br />
Naam en crebonummer opleiding:___________________________________________<br />
Adres locatie:___________________________________________________________<br />
Als de opleiding op meerder locaties wordt onderzocht, dan per locatie de betreffende<br />
documenten beschikbaar stellen. Als er twee opleidingen op één locatie worden onderzocht<br />
dan de betreffende documenten per opleiding beschikbaar stellen.<br />
1. de weekroosters van alle periodes van het lopende studiejaar van alle leerjaren;<br />
2. de jaarplanning van het lopende jaar (hierin staat welke weken er onderwijs wordt verzorgd en<br />
wanneer er vakanties, vergaderingen, toetsweken zijn etc.);<br />
3. uitdraai of overzicht van gerealiseerde onderwijstijd bijgewerkt tot en met de week voorafgaand<br />
aan dit onderzoek;<br />
4. overzicht personeel betrokken bij de opleiding en verklaring van de afkorting op het rooster:<br />
docenten met naam en gebruikte afkorting weergeven en of voldaan wordt aan vereisten<br />
van de wet WEB;<br />
onderwijsinstructeurs/ondersteuners met naam en gebruikte afkorting en of voldaan wordt<br />
aan de vereisten van de WEB;<br />
5. jaartaakoverzicht van de docenten per 1-10-10 en indien van toepassing per 1-02-11<br />
6. de bpv-handleiding (ten behoeve van de informatie over de invulling en inrichting van de bpv);<br />
7. studiegids van de opleiding die de leerlingen ontvangen<br />
8. kopieën van vijf ingevulde praktijkovereenkomsten (willekeurig geselecteerd) per leerjaar;<br />
9. kopieën van vijf ingevulde onderwijsovereenkomsten (willekeurig geselecteerd) per leerjaar;<br />
23
10. verantwoording van gerealiseerde onderwijstijd o.a. door middel van deelnemersregistratie en<br />
begeleidings/voortgangsregistratie, ziekteverzuim en vervanging, invulling van gastlessen,<br />
activiteiten buiten de school, bijzondere activiteiten etc.;<br />
11. deelnemerslijsten per leerjaar van de onderzochte opleiding (dit is relevant in verband met de<br />
bepaling van het aantal deelnemers in de betreffende opleiding en het betreffende leerjaar).<br />
Bestaat het eerste leerjaar uit meerdere opleidingen dan de deelnemerslijsten van alle betrokken<br />
opleidingen;<br />
deze lijsten bevatten per deelnemer minimaal: onderwijsnummer, naam, inschrijfdatum,<br />
crebonummer van de opleiding, leerjaaraanduiding en/of klas;<br />
12. docentroosters van de betreffende opleiding kunnen tijdens het onderzoek opgevraagd worden<br />
24