10 vragen bij straffen voor gedrag Bejegening - Politieacademie
10 vragen bij straffen voor gedrag Bejegening - Politieacademie
10 vragen bij straffen voor gedrag Bejegening - Politieacademie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Voor<strong>bij</strong> het<br />
Van der Steen tijdperk ?<br />
<strong>10</strong> <strong>vragen</strong> <strong>bij</strong> ‘Straffen <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’<br />
Hidde de Blouw, MSc<br />
Programmamanager Lectoraat Lerende Politie Organisatie, <strong>Politieacademie</strong><br />
“Politiemensen moeten hun eigen persoonlijke normen<br />
integreren met hun professionele normen. Dat is een lastige<br />
en kwetsbare aangelegenheid die onderlinge collegiale<br />
en professionele steun en toetsing verdient.”
Een belangrijk principe van de methode Van der Steen is dat je de beslissing om<br />
te waarschuwen of te bekeuren niet laat afhangen van houding en <strong>gedrag</strong> van<br />
de burger tijdens het bekeuringgesprek. Dit wordt binnen de methode ‘<strong>straffen</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ genoemd. Het blijkt dat politiemensen soms wel degelijk ‘<strong>straffen</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ tijdens een handhavinggesprek. Dit verdient aandacht en verdieping<br />
in het perspectief van de <strong>voor</strong>tdurende ontwikkeling van de professionaliteit<br />
en de ‘fitness’ van politieoptreden op basis van haar discretionaire ruimte en<br />
in relatie tot haar legitimiteit en gezag.<br />
In dit artikel wil ik voer <strong>voor</strong> een professionele dialoog geven door aspecten van<br />
bejegening in handhavingsgesprekken 1 langs te lopen vanuit de invalshoeken<br />
communicatie en argumentatie 2 . Het ‘<strong>straffen</strong> <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ is hier<strong>voor</strong> de<br />
opstap. De aandachtspunten worden aan het eind samengevat in <strong>10</strong> <strong>vragen</strong><br />
<strong>voor</strong> onderlinge collegiale bespreking. Professionele dialoog is een belangrijk<br />
aangrijpingspunt <strong>voor</strong> de ontwikkeling van de (lerende) politie. Want het gaat<br />
niet alleen om persoonlijke vraagstukken <strong>voor</strong> de individuele professional in de<br />
frontlijn, maar ook om de werking en ontwikkeling van de politie in de samenleving<br />
als geheel.<br />
De afgelopen paar jaar heb ik in contacten met tientallen ervaren politiemensen<br />
van meerdere korpsen kunnen spreken over hoe zij beslissen en handelen in<br />
hun dagelijkse politiepraktijk. Regelmatig kwam daar<strong>bij</strong> aan de orde dat zij<br />
soms ‘<strong>straffen</strong> <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ tijdens het bekeuringgesprek. Het is hen op zichzelf<br />
helder wat de methode Van der Steen beoogt en waarom. Tegelijkertijd is er<br />
onderling herkenning en een zekere mate van begrip wanneer een collega een<br />
situatie te berde brengt waarin het <strong>gedrag</strong> van de burger tijdens het contact<br />
blijkbaar aanleiding gaf om te <strong>straffen</strong> <strong>voor</strong> dat <strong>gedrag</strong>. Mijns inziens moeten<br />
we dit niet afdoen als een afwijking van de aangeleerde methode en ook niet<br />
als een incidentele ‘terugval’ naar een formele beroepshouding waarin tegenspraak<br />
niet wordt geduld en onderdanigheid wordt beloond. Belangrijk is de<br />
bejegening in handhavinggesprekken juist onderwerp van intercollegiaal professioneel<br />
overleg te laten zijn.<br />
Ook het onderzoek van Mandemaker en de Pater (zie elders in deze bundel)<br />
geeft aan dat de manier waarop ervaren collega’s burgers bejegenen afwijkt<br />
van de manier waarop een student dit aanleert. Zij bevelen aan om ervaren<br />
collega’s een professionaliseringstraject aan te bieden. Dit zou dan mijns inziens<br />
niet zozeer gericht moeten zijn op het (opnieuw) aanleren van de methode Van<br />
de Steen, maar op een professionele uitdieping van de ervaringen, motieven en<br />
argumenten om in sommige situaties toch te ‘<strong>straffen</strong> <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’. Daar<strong>bij</strong> is<br />
een toetsing aan de uitgangspunten van de methode van belang. Er is in de ogen<br />
van optredende politiemensen blijkbaar vaak genoeg aanleiding om repressief te<br />
9 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
eageren op houding en <strong>gedrag</strong> van de burger tijdens het handhavingsgesprek.<br />
Of dit terecht en professioneel is, is niet alleen een kwestie van individuele<br />
discretionaire bevoegdheid en evenmin een kwestie van al of niet competente<br />
toepassing van een methode of protocol.<br />
De methode Van der Steen<br />
In deze paragraaf vat ik de methode Van der Steen samen. Ruim dertig jaar geleden<br />
werd de methode binnen de politie geïntroduceerd. Koppelaar en Van der<br />
Steen (oud-hoofdinspecteur van politie) ontwikkelden een methode om agenten<br />
te trainen hoe ze in bekeuringsituaties burgers correct – we zouden nu zeggen:<br />
professioneel – konden bejegenen en de kans op escalatie konden verminderen.<br />
Aan de hand van videoscènes en rollenspelen met acteurs konden studenten<br />
zich oefenen in de directe interactie met publiek. De methode werd ook toegesneden<br />
op optreden in conflictsituaties en opvang van slachtoffers van zedendelicten.<br />
Daarnaast op hoofdlijnen ook <strong>voor</strong> intern werkoverleg en coaching van<br />
medewerkers. Inmiddels heeft de methode qua leermateriaal een visuele update<br />
gehad naar een cd-rom: “De Wet Mulder nader belicht”. In dit artikel beperk<br />
ik mij tot de interactie tussen politieagent en burger en de bejegening van de<br />
burger door de politieagent in bekeuringsituaties. Ik gebruik hierna <strong>voor</strong> de<br />
leesbaarheid de strafrechtelijke terminologie 3 en de hij-vorm.<br />
Een belangrijk element van de methode Van der Steen is een scheiding te maken<br />
tussen het feitelijk <strong>gedrag</strong> dat aanleiding is tot staandehouding en het <strong>gedrag</strong><br />
dat de burger vertoont tijdens het handhavinggesprek zelf. Het principe is dat<br />
je als politieagent waarschuwt dan wel bekeurt <strong>voor</strong> het initiële overtreding<strong>gedrag</strong><br />
en niet een bekeuring <strong>voor</strong> die overtreding geeft naar aanleiding van<br />
houding en <strong>gedrag</strong> van de burger tijdens het gesprek zelf. Dit laatste heet in<br />
de methode ‘<strong>straffen</strong> <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ en wordt bestempeld als niet professioneel<br />
politieoptreden.<br />
Volgens de methode neem je de beslissing om te bekeuren dan wel te waarschuwen<br />
vóórdat je contact maakt met de burger. In de opening van het gesprek<br />
wordt de waargenomen overtreding en de beslissing meegedeeld aan de burger.<br />
Dit creëert duidelijkheid, bevordert een zakelijk contact, ondersteunt een<br />
professionele bejegening richting de burger en vermindert de kans op escalatie.<br />
Daarmee is de legitimiteit en het gezag van de politie en haar relatie met het<br />
publiek gediend.<br />
<strong>10</strong> Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
De methode Van der Steen heeft als grondslag de indeling van de interactie in<br />
fasen of stappen die successievelijk doorlopen worden. In de vernieuwde versie<br />
wordt dit uitgewerkt onder het kopje tactische instructies. Dit naast de juridische<br />
instructies, die hier verder niet meer ter sprake komen.<br />
Na de beslissing tot staandehouding opent de agent het gesprek. Hierin geeft<br />
hij aan welke overtreding hij gezien heeft en dat hij daar een bekeuring dan<br />
wel een waarschuwing geeft. Na deze opening is er ruimte <strong>voor</strong> reactie van de<br />
burger en geeft de agent daarop repliek. Tenslotte wordt het gesprek afgerond<br />
en worden de administratieve zaken afgehandeld (het noteren van de gegevens,<br />
zoals de identiteitsgegevens van de burger). Zie ook de tabel aan het eind van<br />
dit artikel.<br />
In de fase ‘ruimte <strong>voor</strong> reactie van de burger’ is luisteren belangrijk. Daarmee<br />
wordt bedoeld dat de agent de burger laat merken dat hij de burger hoort, begrijpt<br />
en serieus neemt in zijn reactie. Door <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld de opmerkingen van de<br />
burger te parafraseren en terug te geven, “Ik begrijp dat u haast heeft omdat<br />
de spits vanochtend erg lang is door het slechte weer, …” , om vervolgens aan te<br />
geven welke redenen de agent heeft om te bekeuren of te waarschuwen.<br />
Het adequaat omgaan met de reactie van de burger vraagt een rationele aanpak,<br />
waar<strong>bij</strong> de agent zich dus niet moet laten leiden door eigen irrationele<br />
gedachten, zoals “had je maar eerder moeten opstaan.” Daar<strong>bij</strong> wordt verwezen<br />
naar de methode van de rationeel emotieve therapie (RET). Rationeel is dat<br />
de agent bewust accepteert dat de burger mogelijk weerstand zal vertonen,<br />
omdat het begrijpelijk is dat het aangesproken worden op een overtreding en<br />
daar eventueel ook nog een bekeuring <strong>voor</strong> krijgen, niet een aangename situatie<br />
<strong>voor</strong> de burger oplevert. Weerstand vanuit frustratie of schrik is begrijpelijk<br />
en daarom in de bejegening van burger naar agent in eerste instantie aanvaardbaar.<br />
De geuite frustratie wordt professioneel ‘opgevangen’ en is op zichzelf<br />
geen reden om van de <strong>voor</strong>genomen beslissing af te wijken.<br />
Luisteren alleen is niet voldoende. De agent zal ook moeten ingaan op de argumenten<br />
van de burger om te laten merken dat de burger gehoord, begrepen<br />
en serieus genomen wordt in zijn reactie. De methode Van der Steen noemt dat<br />
‘van repliek dienen’. Er worden drie typen reacties van burger benoemd, A-, B-<br />
en C-<strong>gedrag</strong>. Op elk van deze reactietypen wordt weer een repliek aangereikt.<br />
Bij A-<strong>gedrag</strong> komt de burger met een excuus <strong>voor</strong> zijn overtreding. Bij B-<strong>gedrag</strong><br />
wordt de regel zelf of het beleid om deze regel, al of niet met prioriteit, te<br />
handhaven door de burger bekritiseerd. Bij C-<strong>gedrag</strong> is de persoon van agent<br />
zelf ‘doelwit’ van de burger in de vorm van verbale agressie. Zie <strong>voor</strong> een overzicht<br />
de tabel aan het eind van dit artikel.<br />
11 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
Kenmerkend is dat de repliek de vorm heeft van een fasering. Als belangrijk<br />
principe wordt aangereikt om in eerste instantie ‘mee te veren’ met de burger<br />
en daarna te komen met de eigen argumenten om staande te houden en de redenen<br />
om te bekeuren of te waarschuwen. Dit wordt ook wel de judo-beweging<br />
genoemd: meeveren en vervolgens overnemen. In de Verenigde Staten is in dit<br />
verband de techniek van ‘verbal judo’ ontwikkeld 4 .<br />
De methode Van der Steen benoemt ook verkeerde reacties van de politieagent.<br />
Deze hebben meer de vorm van een ‘stijl’ van reageren, zoals bagatelliseren,<br />
formeel reageren of willen overtroeven. Deze laatste reactiestijlen werken vaak<br />
escalatieverhogend.<br />
In de leerstof wordt aangegeven dat de meeste klachten over politieoptreden te<br />
maken hebben met de manier waarop een handhavinggesprek wordt geopend<br />
en de manier van reageren op de reactie van de burger. Verkeerde reacties van<br />
de agent kunnen leiden tot escalatie van de interactie, met als gevolg gezichtsverlies,<br />
negatieve beeldvorming, kans op klachten, extra werk in afhandeling.<br />
Contact met de burger op meerdere niveau tegelijk<br />
Een handhavinggesprek is meer dan het doorlopen van een aantal fasen in de<br />
gespreksvoering en de toepassing van enkele gesprekstechnieken. In het <strong>bij</strong><br />
velen bekende model van communicatie tussen zender en ontvanger wordt<br />
globaal onderscheid gemaakt tussen inhoudsniveau en betrekkingsniveau.<br />
Hoe wordt er met het inhoudelijke onderwerp omgegaan en hoe wordt er met<br />
elkaar omgegaan. Wanneer een agent een burger aanspreekt en de burger<br />
daarop reageert, gebeurt er meer dan alleen overdracht van informatie van<br />
de ene persoon naar de andere persoon. De gesprekspartners praten over een<br />
inhoudelijke kwestie, maar vormen en reguleren tijdens de contacten ook hun<br />
onderlinge relatie, hun betrekking met elkaar. Op betrekkingsniveau leven verwachtingen<br />
over hoe contacten zullen verlopen, hoe men met elkaar omgaat en<br />
behoort te gaan en allerlei beelden en gevoelens over elkaars betrokkenheid en<br />
intenties. Op betrekkingsniveau ervaren de gesprekspartners of er sprake is van<br />
wederkerigheid in hun onderlinge omgang. Communicatie vindt altijd tegelijkertijd<br />
op deze niveaus plaats. Je kunt niet alleen inhoudelijk communiceren, er<br />
wordt tegelijkertijd ook op betrekkingsniveau gecommuniceerd en vice versa.<br />
Inhouds- en betrekkingsniveau worden elk nog verder onderscheiden. Zie ook<br />
de tabel aan het eind van dit artikel. Op inhoudsniveau is er sprake van inhoud<br />
en procedure. Op betrekkingsniveau worden interactie en beleving onderscheiden.<br />
Actief wisselen tussen communicatieniveaus heet ‘schakelen’. Schakelen<br />
is direct sturen op het niveau waar de gesprekspartners in de procedure zitten,<br />
12 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
hoe de onderlinge interactie is of hoe men het gesprek beleeft. Schakelen is<br />
gericht op de <strong>voor</strong>tgang van het gesprek. Een schakeling op procedureniveau is<br />
<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld: “Meneer, ik begrijp uw argumenten, maar <strong>voor</strong> mij is uw overtreding<br />
te ernstig om niet te bekeuren. [schakeling:] Ik wil nu graag de gegevens<br />
gaan noteren. Mag ik uw naam.”<br />
Voor een agent is het van belang in de directe interactie met de burger te kunnen<br />
schakelen tussen de communicatieniveaus en van zichzelf te weten waar<br />
hem dat meer en minder gemakkelijk af gaat.<br />
De tactische aanwijzingen binnen de methode Van der Steen richten zich<br />
<strong>voor</strong>namelijk op procedureel niveau. Doel is het handhavinggesprek zowel efficiënt<br />
af te wikkelen als ook de overtreder, de burger, correct te bejegenen. De<br />
methode is opgebouwd rond de fasering. Dit is slechts de kapstok <strong>voor</strong> waar<br />
het werkelijk om gaat, namelijk een professionele bejegening. En die zit niet in<br />
het volgen van een fasering, maar ligt op een dieper communicatieniveau. De<br />
tactische instructies van de methode helpen om ‘jezelf staande te houden na het<br />
staande houden’, maar in wezen gaat om contact te krijgen met de burger, om<br />
met hem te spreken over de na te leven en door de politie te handhaven norm.<br />
In een dergelijk contact gaat het niet alleen om de te handhaven norm, maar<br />
ook om het wederzijds handhaven van de omgangsnormen tijdens het contact.<br />
Bejegenen: ’doe ik normaal tegen jou, doe jij normaal tegen mij’<br />
Bejegenen is <strong>voor</strong>al een communicatieve handeling op interactie- en belevingsniveau.<br />
Correct (of professioneel) bejegenen wil dan ook niet zeggen dat de<br />
agent vanuit het procedurele niveau blijft communiceren, maar juist op interactie<br />
en belevingsniveau contact maakt met de burger. Dáár ligt het aanknopingspunt<br />
om de burger aan te spreken op zijn normoverschrijding en gewenste<br />
normnaleving.<br />
Bejegenen is het doelgericht tegemoet treden van de ander. Dat is niet hetzelfde<br />
als tegemoet komen aan wat de ander wil. Het moet duidelijk zijn waarom<br />
de burger wordt aangesproken. Het hoeft niet altijd gepaard te gaan met sympathie,<br />
maar wel met empathie om effectief te zijn.<br />
Eerder onderzoek naar de interactie politie-publiek gaf aan dat “empathie in<br />
principe meer is dan een technische sociale vaardigheid, het gaat om het daadwerkelijk<br />
begrijpen en ervaren van de situatie van een ander” 5 .<br />
De manier waarop politiemensen regels en normen handhaven, moet een weerspiegeling<br />
zijn van de bedoeling van die regels en normen. Het doel van normhandhaving<br />
moet zogezegd congruent zijn met de weg er naar toe. Rechtvaardig<br />
optreden gaat niet alleen om de norm of regel, maar ook om de manier en<br />
13 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
stijl van optreden zelf. De handhaving wordt sterker als ook het optreden zelf<br />
rechtvaardig is. Zie elders in deze bundel Bergsma met een bespreking van de<br />
begrippen procedurele en interactionele rechtvaardigheid.<br />
De Nationale Ombudsman spreekt over het vereiste van professionaliteit en<br />
het vereiste van correcte bejegening en verwijst naar de standaarden van de<br />
beroepsgroep 6 . De methode Van der Steen kan worden gezien als een standaard<br />
<strong>voor</strong> de politieberoepsgroep. Mede omdat het gericht is op <strong>voor</strong>komen van<br />
escalatie door de eigen manier van optreden van politiemensen. Uiteraard niet<br />
omdát zij optreden. De Nationale Ombudsman stelt dat het <strong>voor</strong> de politie niet<br />
altijd eenvoudig is om de normale politietaak tegenover sommige burgers uit te<br />
voeren. Sommigen hebben er moeite mee om, zoals de Nationale Ombudsman<br />
formuleert “een rol als burger te kiezen die passend is in onze maatschappelijke<br />
verhoudingen”. Vervolgens merkt de Nationale Ombudsman op: “De politie<br />
oefent overheidsgezag uit en dat vereist ook dat gezag door burgers die met de<br />
politie te maken krijgen, wordt aanvaard. Als een politieambtenaar op basis van<br />
een professionele afweging van oordeel is dat een burger een proces-verbaal<br />
krijgt of een boetebeschikking wegens een overtreding, dan kan in redelijkheid<br />
enige discussie daarover wel worden gevoerd.”<br />
Dit sluit aan <strong>bij</strong> de opmerking dat weerstand vanuit frustratie of schrik begrijpelijk<br />
is en daarom in de bejegening van burger naar agent in eerste instantie<br />
aanvaardbaar. Voor de agent is van belang om geuite frustratie professioneel op<br />
te kunnen vangen, daar een redelijke discussie over te kunnen voeren en waar<br />
nodig ook de grens te stellen.<br />
De Nationale Ombudsman vindt dat het uitschrijven van een boete escalatie in<br />
de hand kan werken, wanneer <strong>bij</strong> de ontvanger ervan het gevoel leeft dat deze<br />
ten onrechte wordt uitgeschreven. Er kan tussen agent en burger verschil in opvatting<br />
ontstaan over de rechtvaardigheid van de bekeuring en er kan verschil in<br />
beleving ontstaan over de rechtvaardigheid van de manier waarop de bekeuring<br />
wordt uitgedeeld. Het is duidelijk dat de agent zich moet onthouden van ongepaste<br />
opmerkingen en verbale of non-verbale uitingen die escalatie kunnen<br />
voeden. Politiemensen zeggen in dit verband: “Ik doe normaal tegen jou, doe jij<br />
normaal tegen mij.” 7<br />
Het je onthouden van ongepaste opmerkingen is een bouwsteen <strong>voor</strong> proportioneel<br />
politieoptreden. Het is tegelijkertijd een <strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de manier waarop<br />
je met elkaar in deze samenleving kunt omgaan, ook in situaties waarin je een<br />
ander aanspreekt op zijn <strong>gedrag</strong> of wordt aangesproken op eigen <strong>gedrag</strong>.<br />
14 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Voor politiemensen is van belang goed te kunnen onderscheiden waar de weerstand<br />
van de burger vandaan komt (schrik, onbegrip, gevoel van onrecht, onwil)<br />
en <strong>bij</strong> zichzelf en <strong>bij</strong> collega’s de triggers te (her)kennen waardoor zij ertoe<br />
neigen zelf ongepast (non-)verbaal <strong>gedrag</strong> te vertonen en disproportioneel op<br />
te treden.<br />
‘Straffen <strong>voor</strong> <strong>gedrag</strong>’ <strong>bij</strong> E-<strong>gedrag</strong>?<br />
In de ervaring van politiemensen ontstaat regelmatig spanning doordat de<br />
burger in de discussie tijdens een handhavinggesprek doorschiet in het uiten van<br />
zijn frustratie over gevoeld onbegrip, vermeend aangedaan onrecht, ervaren disrespect,<br />
etc. Het lijkt er dan op dat de burger in zijn reactie er overduidelijk <strong>voor</strong><br />
kiest om verbaal en non-verbaal ongepast en escalerend <strong>gedrag</strong> te vertonen,<br />
zonder aanleiding daartoe van de kant van de agent. Ik noem dit in het verlengde<br />
van de terminologie van de methode Van der Steen ‘E-<strong>gedrag</strong>’. Dit definieer<br />
ik als escalatie<strong>gedrag</strong> van de burger door ongepast grensoverschrijdend <strong>gedrag</strong><br />
in het intermenselijk contact.<br />
Het gaat hier om meer dan C-<strong>gedrag</strong> zoals dat in de methode Van der Steen<br />
wordt omschreven. In ‘E-<strong>gedrag</strong>’ laat een burger merken zich weinig gelegen te<br />
laten liggen aan enige ordening, veiligheid en rekening houden met elkaar in<br />
de samenleving en daar ook niet op wenst te worden aangesproken. Zogezegd<br />
een ‘dikke ik met een kort lontje’. Deze onderliggende houding komt te<strong>voor</strong>schijn<br />
in aanhoudend onmaatschappelijk <strong>gedrag</strong>. Dat <strong>gedrag</strong> uit zich eerst in de<br />
overtreding, daarna in de bejegening richting agent en zal zich vermoedelijk opnieuw<br />
<strong>voor</strong>doen zodra betrokkene zijn weg vervolgt. Niet alleen het gezag van<br />
de handhaver is dan aan de orde, ook de wijze van deelnemen van de burger<br />
aan het maatschappelijk verkeer.<br />
De volgende redenering formuleer ik afgeleid van uitspraken van meerdere<br />
politiemensen en is uitdrukkelijk bedoeld als inzet <strong>voor</strong> een professionele<br />
gedachtenwisseling.<br />
Wanneer er sprake is van ‘E-<strong>gedrag</strong>’ kan een heroverweging ertoe leiden de<br />
burger alsnog te bekeuren <strong>voor</strong> de initiële overtreding waar<strong>voor</strong> hij staande is<br />
gehouden. Die overtreding wordt als het ware ‘intentioneel herhaald’ door de<br />
grensoverschrijdende provocatie. De na te leven norm wordt opnieuw ‘overtreden’<br />
door nu in het handhavinggesprek tekeer te gaan tegen de politieagent<br />
die die norm handhaaft. De politieagent kan gezien worden als de vertegenwoordiger<br />
van de na te leven norm (en het waarom van die norm). Als de<br />
provocatie de perken te buiten gaat, maar niet te bestempelen is als belediging,<br />
bedreiging of belemmering, is dit een grond om alsnog te bekeuren <strong>voor</strong> de<br />
15 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
initiële overtreding. Of dit praktisch, juridisch en moreel voldoende grond is,<br />
lijkt me een discussie waard. Mijns inziens is het procedureel en interactioneel<br />
rechtvaardig als de agent de burger eerst nog een keer <strong>voor</strong> de keus stelt: of<br />
ophouden met de provocatie of alsnog een bekeuring krijgen.<br />
Of ‘E-<strong>gedrag</strong>’ leidt tot het alsnog aanzeggen van een bekeuring, lijkt mij de<br />
discretionaire bevoegdheid van de agent. Van groot belang is dat de agent van<br />
zichzelf weet dat deze heroverweging niet stoelt op eigen emoties of <strong>voor</strong>oordelen,<br />
maar gebaseerd is op het optreden tegen maatschappelijk ongepast<br />
<strong>gedrag</strong>. Onprofessioneel zou zijn om de burger ‘terug te pakken’ omdat je zelf<br />
inmiddels ook ‘over de rooie’ bent.<br />
Wanneer het <strong>gedrag</strong> tijdens het handhavinggesprek zich ook uit in belediging<br />
of bedreiging van de agent of ambtshandelingen belemmert, kan overwogen<br />
worden dit als zodanig als nieuw (strafbare) feit te benoemen. Dan kan hier<strong>voor</strong><br />
een proces-verbaal worden aangezegd en eventueel tot aanhouding worden<br />
overgegaan. Ook hier lijkt het me professioneel correct om de burger eerst nog<br />
een keer <strong>voor</strong> de keus te stellen. Dit wordt in de methode Van der Steen ook zo<br />
aangereikt. Een extra punt van afweging zal hier<strong>bij</strong> zijn hoe een aanhouding<br />
zich verhoudt tot de zwaarte van de oorspronkelijke overtreding. Als een agent<br />
een burger staande houdt <strong>voor</strong> een ‘achterlichtje’, is het dan proportioneel om<br />
uiteindelijk met die burger aan het bureau te komen na aanhouding <strong>voor</strong> belediging?<br />
Een agent moet zich hierover helder kunnen verantwoorden.<br />
Het is professioneel om de inzet van discretionaire bevoegdheid te kunnen<br />
onderbouwen, waar<strong>bij</strong> de afweging van subsidiariteit en proportionaliteit<br />
transparant is en helder aangegeven kan worden hoe het gesprek is verlopen<br />
op inhoudsniveau en betrekkingsniveau (inhoudelijke argumenten, manier van<br />
argumenteren en onderlinge omgang).<br />
Overigens reikt de uitoefening van discretionaire bevoegdheid verder dan het<br />
beslissen door een individuele politieagent om wel of niet bekeuren. Ook de<br />
keuze om de ene buurt wel te besurveilleren, het ene groepje wel in de gaten te<br />
houden, het ene type overtreding meer aandacht te geven, etc. is een uitwerking<br />
van discretionaire bevoegdheid. Voor een deel wordt dit ingekaderd in beleid<br />
en prioriteitstelling, <strong>voor</strong> een ander deel is het juist de professionele (regel)<br />
ruimte waardoor politiemensen flexibel kunnen inspelen op concrete, actuele<br />
situaties. Om daadwerkelijk flexibel te zijn vraagt dat juist om het kunnen overstijgen<br />
van de concrete, actuele situatie. Het begrip ‘discretie’ in discretionaire<br />
bevoegdheid betekent immers het kunnen maken van onderscheid. Je bent niet<br />
‘zomaar’ aan het handhaven en beslissen omdat het ‘toevallig’ je werk is.<br />
16 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Een professionele toepassing van de discretionaire bevoegdheid maakt dat de<br />
politie goed kan aansluiten <strong>bij</strong> – een goede ‘fit’ heeft met – de concrete situatie<br />
in haar context. Discretionaire ruimte en <strong>voor</strong>al de invulling daarvan is een<br />
kenmerk van de ‘fitness’ 8 van de politie.<br />
Heb je een verhaal <strong>bij</strong> je verhaal<br />
Voor politiemensen is het van belang van zichzelf te weten hoe zij zelf tegenover<br />
de door hem gehandhaafde regels staan. In gesprekken met politiemensen<br />
komt regelmatig naar voren dat men bepaalde overtredingen minder bekeurenswaardig<br />
vindt en daar<strong>voor</strong> veelal waarschuwt of gewoon laat lopen. Dit<br />
verschilt per agent. Motieven om er toch <strong>voor</strong> te bekeuren liggen <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld<br />
in de ernst of gevaar van de overtreding in het algemeen of in de specifieke<br />
situatie, omdat er afspraken zijn om in een bepaalde periode of in een bepaald<br />
gebied er tegen op te treden, omdat het overduidelijk in het zicht van de politie<br />
gebeurt en/of omstanders dit zien, omdat een collega met wie men op surveillance<br />
is er wel <strong>voor</strong> bekeurt, omdat men het boetebedrag zelf erg hoog vindt,<br />
omdat het onderdeel is van opleiding, omdat het ‘<strong>bij</strong>vangst’ is in het kader van<br />
ander optreden en soms omdat men nog een aantal bekeuringen moet ‘scoren’.<br />
Dit laatste wordt overigens consequent als een zwak motief benoemd.<br />
Voor een agent is het derhalve van belang te weten vanuit welke waarden en<br />
motieven hij optreedt, omdat het van grote invloed is op de manier van optreden,<br />
zowel <strong>bij</strong> het contact maken als in het verdere verloop van het handhavinggesprek.<br />
In een andere publicatie is het zo verwoord: “Het is <strong>voor</strong> een agent<br />
onvoldoende om alleen op de eigen private moraal op een burger af te stappen<br />
en hem aan te spreken. Dan zou een agent een burger in uniform zijn, waarvan<br />
een andere burger zich net zoveel aantrekt als van wie dan ook. Maar omdat<br />
echt contact maken vraagt om persoonlijke aanwezigheid, doet de private moraal<br />
van de agent er wel degelijk toe. De uitdaging <strong>voor</strong> politiemensen is om de<br />
hoogstpersoonlijke, private moraal te verdiepen tot een professionele moraal.<br />
Een professionele moraal waarin publieke moraal met de eigen private moraal is<br />
verbonden.” 9<br />
Waarden en motieven vormen de basis waarop politiemensen hun argumenten<br />
en hun manier van argumenteren kunnen stoelen <strong>10</strong> .<br />
De argumenten die de agent gebruikt krijgen hun effectiviteit en geldigheid behalve<br />
door opsommen van feiten en redeneren <strong>voor</strong>al door een adequate communicatie<br />
op interactie- en belevingsniveau. En dat werkt omgekeerd natuurlijk<br />
ook <strong>voor</strong> de argumenten en opstelling van de burger richting agent. Door te<br />
argumenteren neem je de ander als gesprekspartner serieus.<br />
17 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
De effectiviteit van argumentatie heeft te maken met de normatieve aanvaardbaarheid<br />
van die argumenten 11 . “U rijdt te hard en dat mag niet” is een zwakker<br />
argument dan “u rijdt te hard en dat levert hier teveel gevaar op <strong>voor</strong> anderen<br />
en uzelf”. Zowel de inhoudelijke kracht van de argumenten als de manier<br />
waarop ze worden gebracht moeten congruent met elkaar zijn. Een rechtvaardige<br />
norm moet rechtvaardig gehandhaafd worden. Dat heeft naast proportionaliteit<br />
en subsidiariteit te maken met de redelijkheid en toon op interactie- en<br />
belevingsniveau 12 . “Regel is regel” en “omdat ik het als politieagent zeg” zijn<br />
normatief geen werkzame argumenten. Zo bejegen je burgers als kinderen op<br />
een belerende manier en raak je niet hun volwassen burgerschaps<strong>gedrag</strong>. Op<br />
eenzelfde manier geredeneerd heeft de effectiviteit van handhaving als geheel<br />
te maken met de normatieve aanvaardbaarheid van die handhaving. ‘Jagen op<br />
bonnen’ is een variant op ‘regel is regel’ en ondermijnt de normatieve aanvaardbaarheid<br />
van handhaving als geheel.<br />
Als een agent <strong>bij</strong> zichzelf merkt dat hij in de basis niet verder komt dan formele<br />
of privé argumenten, lijkt het me van belang zich verder te verdiepen in de<br />
functie, werking en legitimiteit van wet- en regelgeving in de samenleving en<br />
daarmee samenhangend de functie, werking en legitimiteit van politieoptreden.<br />
Het (micro-)moment van beslissen en aanzeggen<br />
De clou van het aanspreken op een overtreding is het handhaven van de norm.<br />
Je zou kunnen stellen dat de handhaving in oplopende kracht is ‘afgerond’ als<br />
de agent voldoende merkt dat de burger het aanspreken op zijn overtreding<br />
accepteert, het belang van naleving van de norm inziet en bereidheid toont de<br />
norm na te (gaan) leven 13 . De laatste twee punten blijven regelmatig impliciet<br />
in de contacten. Als tegenovergestelde zou je kunnen zeggen dat een minimale<br />
handhaving eruit bestaat de gegevens van de burger te kunnen hebben genoteerd<br />
in het kader van de administratieve afhandeling. De vraag is waarmee een<br />
agent tevreden is. Het handhaven van de norm ligt niet alleen in het feit van de<br />
bekeuring of waarschuwing zelf, maar ook in de impact <strong>bij</strong> de burger ervan. Het<br />
laatste kan alleen worden bepaald aan de hand van de reactie van de burger.<br />
In gesprekken met politiemensen valt op dat men veelal eerst even wil weten<br />
‘wat <strong>voor</strong> vlees men in de kuip’ heeft. Dat kan de agent pas inschatten na het<br />
eerste contact met de burger. Dit betekent soms dat men het moment uitstelt<br />
om te beslissen te waarschuwen dan wel te bekeuren en daar<strong>bij</strong> soms ook het<br />
moment uitstelt om deze beslissing aan de burger mee te delen.<br />
18 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
In de methode Van der Steen wordt aangegeven altijd vóór het contact te beslissen<br />
14 en tijdens de opening van het gesprek de beslissing ook meteen mee te delen.<br />
Het creëren van duidelijkheid <strong>voor</strong> de burger over de (handhavings)intentie van<br />
de agent is een aspect van procedurele rechtvaardigheid. Het is niet fair om in<br />
het gesprek de beslissing tot wel of niet bekeuren te laten ‘hangen’. Als dan<br />
uiteindelijk meegedeeld wordt dat de burger een bekeuring krijgt, werkt dat<br />
mogelijk escalatieverhogend. Het roept op zijn minst een gevoel van machtswillekeur<br />
op en bewerkstelligt daarmee per saldo verlies van gezag en autoriteit.<br />
Dit betekent dat de inschatting met ‘wat <strong>voor</strong> type’ de agent te maken heeft,<br />
veelal gebeurt in de eerste momenten van het contact en de aanloop daar naar<br />
toe. Ervaren politiemensen geven aan in die momenten hun definitieve beslissing<br />
eventueel <strong>bij</strong> te stellen. De agent moet van zichzelf doorhebben in welke<br />
mate hij in deze micro-momenten beoordeelt op grond van waar-neming of van<br />
waar-mening op basis van <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld stereotypering. Intercollegiale uitwisseling<br />
over dergelijke micro-momenten is van belang om professionaliteit van<br />
bejegening te kunnen toetsen en te ontwikkelen.<br />
De ene burger is de andere niet en dat geldt ook <strong>voor</strong> politiemensen.<br />
Uit recent onderzoek 15 komt naar voren dat bepaalde groepen in de samenleving<br />
meer intrinsiek gemotiveerd zijn om regels na te leven. Deze groepen zijn<br />
juist door een waarschuwing meer aanspreekbaar op hun naleving van de norm<br />
dan met een bekeuring. Er zijn andere groepen die niet of minder gemotiveerd<br />
zijn om zich aan regels te houden. Deze groepen geven zelf ook aan een meer<br />
repressieve aanpak, bv. door bekeuring, aanvaardbaar te achten. De burger<br />
bestaat dan ook niet. Met iedere individuele burger opnieuw moet individueel<br />
contact gemaakt worden. Daar<strong>bij</strong> bestaat over en weer de kans dat de individuele<br />
burger een algemeen stereotiep beeld van politie en politieagenten heeft en<br />
omgekeerd dat politieagenten reageren vanuit hun stereotypering van soorten<br />
burgers (“daar heb je er weer zo één”).<br />
Weer anders ligt het in een straatcultuur met de provocaties van sommige jongerengroepen<br />
rechtstreeks tegen de politie, los van de mogelijke overtredingen<br />
van regels. Dit ligt anders omdat men vanuit een burgercultuur deze jongeren<br />
niet effectief kan aanspreken op hun keuze zich juist vanuit straatcultuur onmaatschappelijk<br />
of in ieder geval onburgerlijk te <strong>gedrag</strong>en. Een aanhouding en<br />
proces-verbaal <strong>voor</strong> belediging of belemmering ambtshandeling werkt <strong>voor</strong>al<br />
statusverhogend binnen hun eigen groep 16 .<br />
Behalve dat de agent een inschatting moet kunnen maken van het type burger,<br />
is het minstens zo belangrijk dat hij van zichzelf en van zijn collega’s weet tot<br />
welke waardengroep hij zèlf behoort. Ken je zogezegd je eigen ‘pincode’.<br />
19 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
Ook is zicht op de eigen stijl en die van de collega belangrijk. In eerder onderzoek<br />
zijn verschillende politiestijlen beschreven: de pragmaticus, de pessimist,<br />
de ordehersteller, de hulpverlener 17 .<br />
Als het gaat om de straatcultuur worden er specifieke typen onderscheiden:<br />
de boeman, de gefrustreerde, de welwillende, de ervaringsdeskundige 18 .<br />
Zelfkennis en zelfreflectie is van invloed op de afwegingen en beslissingen tijdens<br />
interactie met de verschillende burgers. Dit ‘ken jezelf’ gaat verder dan het<br />
competent kunnen toepassen van een methode <strong>voor</strong> handhavinggesprekken,<br />
gesprekstechnieken en sociaal-communicatieve vaardigheden.<br />
Het gaat er wezenlijk om hoe je in je vak staat. Omdat iedereen een blinde vlek<br />
heeft, is feedback van en dialoog met anderen, in eerste instantie collega’s, een<br />
noodzakelijke aanvulling.<br />
Van der Steen methode: wel verder kijken, niet achterlaten<br />
De beslissing om te waarschuwen of te bekeuren laten afhangen van een beoordeling<br />
van het type burger en de mate van medewerking en acceptatie en blijft<br />
overigens wel een ‘gevaarlijk’ pad. De valkuil is immers dat de politieagent zelf<br />
teveel als persoon in een uniform reageert en teveel op basis van emotie of eigen<br />
stijltype beslist. Dat levert uitspraken op als “Nou, als u er zo over denkt” of<br />
“dit soort mensen vind ik vreselijk irritant” of “dat doet maar”. Het verhoogt de<br />
kans op escalatie en machtswillekeur, zeker wanneer dit gepaard gaat met door<br />
de agent ervaren arrogantie of disrespect van de kant van de burger.<br />
Vaak is het contact tussen burger en politieagent incidenteel. Er kan meestal<br />
niet worden teruggegrepen op eerder waarschuwingen en bekeuringen. De<br />
agent weet niet of er sprake is van een meerpleger van de betreffende overtreding<br />
of zelfs van iemand die in ruimere zin op meerdere gebieden regelmatig<br />
overtredingen pleegt. De agent moet het dus doen met wat hij op het moment<br />
van interactie waarneemt en ervaart. Op zichzelf is daarom het optreden op<br />
grond van de oorspronkelijke principes van de methode Van der Steen een goed<br />
professioneel uitgangspunt. Een afwijking van deze beroepsstandaard zou je<br />
professioneel moeten kunnen en willen verantwoorden.<br />
Het zou overigens de moeite waard zijn te onderzoeken of een gegeven waarschuwing<br />
kan worden geregistreerd in de politiesystemen, zodat dergelijke<br />
informatie wel beschikbaar is. Bovendien wordt het mogelijk de gegeven waarschuwingen<br />
mee te tellen in de ‘prestatiescore’. Waarschuwen is immers ook<br />
handhavend optreden. Het zou een extra wending geven aan het denken over<br />
de ‘instrumentatie’ van normhandhavend optreden 19 . Ook komt de beslissing te<br />
waarschuwen of te bekeuren in een ander licht te staan.<br />
20 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Intercollegiale professionele dialoog:<br />
praten over politiewerk is ook politiewerk<br />
Professioneel politieoptreden zou een normaal onderwerp van collegiale intervisie<br />
én toetsing mogen zijn. Collegiale intervisie en toetsing is op zich nog (steeds)<br />
in ontwikkeling <strong>bij</strong> de politie 20 . Hoewel iedere politieman en politievrouw <strong>voor</strong><br />
zichzelf scherp heeft waarom hij of zij bepaalde beslissingen neemt, is het minder<br />
gebruikelijk onderling door te <strong>vragen</strong>. Het ‘inzetten’ van de denkbeeldige collega<br />
Doris Makahoe kan hier<strong>bij</strong> helpen 21 . De discretionaire bevoegdheid wordt<br />
als een individuele bevoegdheid beschouwd, waarin men elkaar de professionele<br />
ruimte laat om zelfstandig te beslissen. Als collega’s het te vaak niet eens zijn met<br />
elkaars stijl en beslissingen, gaat men er wel <strong>voor</strong> zorgen niet te vaak <strong>bij</strong> elkaar<br />
‘op de wagen te zitten’. In die zin spelen persoonlijke opvattingen en waarderingen<br />
een belangrijke, sturende rol in de uitoefening van het politievak. Tegelijkertijd<br />
is dat ook de kracht, want politiewerk is werk van, <strong>voor</strong> en met mensen.<br />
In dit artikel zijn verschillende aandachtspunten benoemd die onderwerp van<br />
intercollegiaal overleg zouden kunnen zijn. Intercollegiale professionele uitwisseling<br />
is een belangrijke voedingsbodem <strong>voor</strong> communicatief en argumentatief<br />
sterk politieoptreden. Uiteindelijk is het gewoon een goed gesprek over goed<br />
politiewerk 22 .<br />
Hieronder nog een keer <strong>bij</strong> elkaar gezet in de vorm van <strong>10</strong> <strong>vragen</strong>:<br />
1. Het optreden op grond van de oorspronkelijke principes van de methode<br />
Van der Steen is een goed professioneel uitgangspunt. Hoe sta je hier<br />
tegenover en ben je bereid en in staat om een afwijking daarvan verwoorden<br />
en te verantwoorden.<br />
2. Kun je in de directe interactie met de burger voldoende schakelen tussen<br />
de communicatieniveaus en weet je van jezelf waar je dat meer en minder<br />
gemakkelijk af gaat.<br />
3. Kun je helder onderscheid maken hoe het gesprek is verlopen op inhoudsniveau<br />
en betrekkingsniveau (inhoudelijke argumenten, manier van<br />
argumenteren en onderlinge omgang).<br />
4. Ben je in staat en bereid om door burgers geuite frustratie professioneel op<br />
te vangen, daar een redelijke discussie over te voeren en waar nodig ook de<br />
grens te stellen.<br />
5. Kun je een goed onderscheid maken waar de weerstand van de burger<br />
vandaan komt (schrik, onbegrip, gevoel van onrecht, onwil).<br />
6. Weet je <strong>bij</strong> jezelf en <strong>bij</strong> collega’s de triggers te (her)kennen waardoor ook<br />
jij ertoe neigt zelf ongepast (non-)verbaal <strong>gedrag</strong> te vertonen en<br />
disproportioneel op te treden.<br />
21 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
7. Heb je van jezelf door hoe je in micro-momenten burgers beoordeelt en<br />
weet je in welke mate je dit doet op basis van welke stereotypering.<br />
8. Kun je helder maken hoe je binnen je discretionaire bevoegdheid<br />
proportionaliteit en subsidiariteit hebt afgewogen.<br />
9. Weet je van jezelf en je collega’s hoe je zelf tegenover de te handhaven<br />
regels staat en vanuit welke waarden, motieven en stijl<strong>voor</strong>keuren je<br />
optreedt (ken je je eigen ‘pincode’).<br />
<strong>10</strong>. Kun je <strong>voor</strong> jezelf, in relatie tot jouw gedachten over de functie, werking<br />
en legitimiteit van wet- en regelgeving en de politie in de samenleving, de<br />
argumenten onderbouwen die je kunt inzetten in handhavinggesprekken.<br />
Deel je deze gedachten en argumenten ook met collega’s.<br />
Tot slot<br />
Politiewerk kan niet worden uitgeoefend door robots, intelligente camera’s,<br />
hersenloze flitspalen 23 , etc. Want hoewel waarnemen en informatie verwerken<br />
essentiële <strong>voor</strong>waarden zijn, ligt de kern van het werk in het contact met de<br />
burger (in allerlei hoedanigheden, zoals slachtoffer, overtreder, getuige, verdachte,<br />
etc. ). In en door het contact, in en door de bejegening wordt de norm<br />
gehandhaafd. Politiewerk is naast informatiegestuurd daarom eerder nog contactgestuurd<br />
te noemen. Een professionele, wederkerige bejegening is uiteindelijk<br />
de belangrijkste grondslag <strong>voor</strong> vertrouwen in de politie en aanvaarding van<br />
haar gezag en legitimiteit.<br />
De manier waarop de politie normen handhaaft is op zichzelf een <strong>bij</strong>drage<br />
aan een manier van samen leven waarin men respect heeft <strong>voor</strong> individuele en<br />
situationele verschillen en tegelijkertijd zich wil houden aan algemene regels en<br />
normen in het onderlinge maatschappelijke verkeer en daar ook op aanspreekbaar<br />
is.<br />
Een politieagent is zelf ook een burger van de samenleving die kan worden aangesproken<br />
op eigen overtreding<strong>gedrag</strong>. En tegelijkertijd is hij een handhaver die<br />
professioneel andere (mede)burgers aanspreekt op hun <strong>gedrag</strong>. Hij doet dat in<br />
de verwachting dat ook de burger uit zichzelf de norm wil naleven, inclusief de<br />
omgangsnormen. In die zin kun je spreken van co-creatie van goed samen leven<br />
in de onderlinge bejegening tijdens een handhavinggesprek. Daartoe moeten<br />
politiemensen hun eigen persoonlijke normen integreren met hun professionele<br />
normen. Dat is een lastige en kwetsbare aangelegenheid die onderlinge<br />
collegiale en professionele steun en toetsing verdient 24 .<br />
22 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Als professie en als uitgeoefende overheidstaak, van waaruit steeds aansluiting<br />
(‘fit’) gezocht moet worden met de maatschappelijke omgeving en haar<br />
dynamiek, vraagt dit ook om een <strong>voor</strong>tdurende ontwikkeling van het onderling<br />
aansluiten op elkaar en het onderling leren van en met elkaar.<br />
Want politiewerk doe je wel zelf, maar niet alleen.<br />
Tabel Gespreksfasering<br />
De fasering is op hoofdlijnen als volgt:<br />
Beslissing tot staandehouding op grond van waargenomen <strong>gedrag</strong> en benoemen<br />
daarvan als overtreding/<strong>gedrag</strong>ing<br />
en het maken van de keuze tussen waarschuwen of bekeuren op basis van de<br />
feiten en daarmee samenhangende argumenten<br />
Vervolgens komen er drie fasen in het gesprek zelf<br />
Opening van het gesprek waarin wordt aangegeven over welk feitelijk <strong>gedrag</strong><br />
en overtreding het gaat en de consequenties daarvan in de vorm van een<br />
waarschuwing dan wel bekeuring.<br />
Ruimte <strong>voor</strong> reactie van de burger en omgaan hiermee waarin geluisterd wordt<br />
naar de reactie van de burger en hierop repliek wordt gegeven.<br />
Afronding en administratieve afhandeling waarin de identiteit van de burger wordt<br />
vastgesteld en de administratieve zaken worden afgehandeld. Dit kan overigens<br />
ook parallel plaatsvinden aan de andere fasen.<br />
23 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
Tabel typen reacties van de burger en repliek<br />
In hoofdlijnen is de reactie van de agent<br />
op de reactie van de burger per type reactie als volgt:<br />
A<br />
B<br />
C<br />
Excuus; de burger komt met een excuus en verwijst naar omstandigheden<br />
buiten zijn wil en invloed die geleid hebben tot de overtreding<br />
De repliek kent de volgende stappen<br />
Meeveren, begrip tonen<br />
Argumenteren, waarin de eigen oorspronkelijke argumenten om<br />
staande te houden en te waarschuwen dan wel te bekeuren worden<br />
gehanteerd<br />
Afronden<br />
Verkeerde reacties van de agent zijn<br />
Negeren<br />
Bagatelliseren<br />
Formeel reageren<br />
Kritiek op de regel of beleid; de burger bagatelliseert het belang van de<br />
regel / norm, de ernst van de normschending of het beleid om juist deze<br />
regel te handhaven<br />
De repliek kent dezelfde stappen als <strong>bij</strong> A-<strong>gedrag</strong><br />
Meeveren<br />
Argumenteren<br />
Afronden<br />
Verkeerde reacties zijn<br />
Persoonlijk opvatten<br />
Formeel reageren<br />
Intimideren, beledigen<br />
Afreageren op de persoon van de politieagent door neerbuigend, verbaal<br />
agressief <strong>gedrag</strong><br />
Bij dit <strong>gedrag</strong> kent de repliek de volgende fasen<br />
Negeren<br />
Tot de orde roepen, door het <strong>gedrag</strong> te benoemen en de grens te stellen<br />
Voor de keuze stellen: meewerken of aangehouden worden <strong>voor</strong> een<br />
nieuw strafbaar feit (bv. belemmeren, beledigen, bedreigen)<br />
Verkeerde reacties zijn<br />
Meespelen<br />
Extreem reageren<br />
Overtroeven<br />
24 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Tabel niveaus van communicatie 25 :<br />
Het onderwerp van gesprek,<br />
BETREKKINGSNIVEAU INHOUDSNIVEAU<br />
Inhoud<br />
de feiten, meningen en argumenten mbt het onderwerp, die wordt uitgewisseld.<br />
Schakelen op dit niveau is aansluiten op de inhoudelijke thematiek en argumentatie<br />
van de ander, ingaan op wat hij zegt; af en toe samenvatten/teruggeven wat de<br />
ander gezegd heeft = parafraseren, ‘hardop luisteren’.<br />
Procedure<br />
de manier waarop over het onderwerp wordt gesproken, de structuur van het<br />
gesprek (de opening, de volgorde van subonderwerpen, de afronding).<br />
Dit betreft de faseringen in het behandelen van het onderwerp.<br />
Schakelen op dit niveau is duidelijk maken waarover eerst gesproken wordt,<br />
wie nu aan het woord komt, dat je terug komt op een vorig punt, dat het<br />
afgerond gaat worden, etc.<br />
Interactie<br />
De manier van omgaan met elkaar als gesprekspartners, de sfeer en de toonzetting,<br />
de invloed op elkaar.<br />
Schakelen op dit niveau is het expliciteren van het patroon van omgang,<br />
<strong>bij</strong>v. 'jij behandelt me als een klein kind' of 'ik vind dat jij me respectvol benadert'.<br />
Concepten zoals de Roos van Leary en Transactionele Analyse kunne helpen om op<br />
dit niveau manieren van omgang met elkaar te bespreken.<br />
Beleving<br />
Ieders beleving van het gesprek, meningen, gedachten, verwachtingen. De gevoelens<br />
die je daar<strong>bij</strong> hebt. Meestal ook gebaseerd op <strong>voor</strong>gaande ervaringen. Er is<br />
in het algemeen meer begrip wanneer je meer gemeenschappelijke ervaringen hebt.<br />
Schakelen op dit niveau is het naar voren brengen van of <strong>vragen</strong> naar de eigen,<br />
innerlijke beleving over of naar aanleiding van wat er gebeurt op de andere niveaus<br />
of eerdere ervaringen of manieren waarop gesprekspartners waarnemen (de filters,<br />
waarden en overtuigingen). Schakelen op dit niveau is ook expliciet respect tonen<br />
<strong>voor</strong> de beleving van de ander. Hoewel emoties niet altijd op feiten gebaseerd zijn,<br />
zijn de emoties zelf wel een feit.<br />
NB Procedureniveau wordt ook wel als eerste laag op het betrekkingsniveau gezien. Daarnaast wordt belevingsniveau<br />
ook wel gevoelsniveau genoemd.<br />
NB2 Betrekkingsniveau wordt ook wel procesniveau genoemd, waar<strong>bij</strong> er dan drie niveaus worden onderscheiden:<br />
inhoud-, procedure- en procesniveau. Interactie en beleving worden dan <strong>bij</strong> elkaar gevoegd.<br />
NB3 Schultz von Thun (1982) maakt nog een mooi onderscheid in o.a. appellerend en expressief aspect van communicatie.<br />
In de collegiale uitwisseling kan besproken worden welk appèl je als agent nu eigenlijk doet op de burger<br />
en of dit ook spoort met je manier van uiten (expressie).<br />
25 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
26 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
Noten<br />
1 Met dank aan diverse collega’s uit politiepraktijk en –onderwijs <strong>voor</strong> hun commentaar op een<br />
eerdere versie van dit artikel. De auteur blijft uiteraard geheel verantwoordelijk <strong>voor</strong> het<br />
gestelde in de tekst.<br />
2 Als hypothetische exercitie kunt u de gedachten en redeneringen in dit artikel ook eens ‘loslaten’<br />
op bejegening binnen organisaties, <strong>bij</strong>v. functioneringsgesprekken tussen chef en medewerker of<br />
tussen docent en student<br />
3 Juridisch wordt er qua terminologie onderscheid gemaakt tussen enerzijds strafrechtelijk staande<br />
houden, opsporingsambtenaar, verdachte, overtreding en bekeuren en anderzijds het op grond<br />
van bestuurlijk handhavingsrecht doen stilstaan, toezichthouder, betrokkene, <strong>gedrag</strong>ing en<br />
beschikken. In dit artikel houd ik de strafrechtelijke terminologie aan. Het begrip opsporingsambtenaar<br />
vervang ik door agent, het begrip verdachte door burger.<br />
4 Thompson, G.J, (1984-1994) grondlegger van Verbal Judo, besproken in Ditzhuijzen, J. van<br />
& Plaisier, J, “Plan- en procesevaluatie van de scholing van gevangenispersoneel in “Verbal Judo””<br />
WODC, Ministerie van Justitie 2007<br />
5 Kop, N. et al, Interactie Politie en Publiek, 1997, Kluwer Politieserie no 19. samenvatting.<br />
Zij zeggen verder:<br />
“Empathie heeft ook invloed op het gebruik van andere sociale vaardigheden. Zo ligt het meer<br />
<strong>voor</strong> de hand om duidelijkheid te verschaffen, indien men zich inleeft in de (onzekere) situatie<br />
van de andere partij. Naast empathie is het geven van duidelijkheid van groot belang. Het geven<br />
van duidelijkheid kan op meerdere manieren een rol spelen. Bij<strong>voor</strong>beeld door aan de burger<br />
duidelijk te maken waarom de interactie (of bepaalde aspecten daarvan) plaats vindt (‘waarom<br />
wordt ik gecontroleerd’, ‘waarom moet ik wachten’). Het creëren van duidelijkheid kan als een<br />
sociale vaardigheid gezien worden”<br />
6 Nationale Ombudsman, Rapport 2008 / 202. Hierin wordt een casus beschreven waarin een burger<br />
wordt aangesproken op stapvoets rijden met een scooter op een trottoir. Hij draagt ook geen<br />
helm en er mankeert iets aan de scooter. In het gesprek pakt de burger zijn identiteitsbewijs<br />
terug uit de handen van de agent en slaat daar<strong>bij</strong> ook het aantekenboekje van de agent uit<br />
handen. Een en ander leidt tot aanhouding met geweld.<br />
De Nationale Ombudsman omschrijft de vereisten van professionaliteit en correcte bejegening<br />
als volgt:<br />
• Het vereiste van professionaliteit houdt in dat ambtenaren met een <strong>bij</strong>zondere training of opleiding<br />
jegens burgers overeenkomstig de standaarden van hun beroepsgroep handelen. Dit brengt<br />
met zich mee dat ambtenaren zich dienen te onthouden van <strong>gedrag</strong>ingen of het plaatsen van<br />
opmerkingen die escalatie in de hand kunnen werken en dat zij, na <strong>voor</strong>afgaande spanningen,<br />
niet zonder noodzaak horen te dreigen met een boete.<br />
• Het vereiste van correcte bejegening houdt onder meer in dat bestuursorganen burgers als mens<br />
respecteren en hen beleefd behandelen. Dit brengt met zich mee dat ambtenaren het plaatsen<br />
van ongepaste opmerkingen achterwege dienen te laten<br />
7 Blouw, H. de & Sprenger, C. ; Oog in oog, recht in hart, in Passie <strong>voor</strong> Politie, <strong>Politieacademie</strong>, 2007<br />
8 Bedoeld in darwinistische zin, zij het niet als ‘survival of the fittest’ , maar als ‘contribution of the<br />
fittest’, d.w.z. het door goed aan te sluiten / in te spelen op een situatie leveren van een goede en<br />
passende <strong>bij</strong>drage aan een veilige en vredige samenleving.<br />
27 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?
9 Zie noot 7<br />
<strong>10</strong> Vergelijk het model van de neurologische niveaus van Robert Dilts / Gregory Bateson, waarin de<br />
volgende lagen worden onderscheiden: omgeving – <strong>gedrag</strong> – vaardigheden – waarden/overtuigingen<br />
– identiteit – zijnsniveau/ spiritualiteit. Het is een vaardigheid om te kunnen argumenteren,<br />
echter inhoudelijk gebaseerd op onderliggende waarden, overtuigingen en motieven.<br />
11 Braet, A.; De redelijkheid van de klassieke retorica ; Leiden University Press, 2007; blz. 12<br />
12 Tyler (2006) besproken in Bergsma, R. Hoe willen burgers behandeld worden, <strong>Politieacademie</strong>,<br />
2008 blz 7: “mensen gebruiken ethische oordelen over de eerlijkheid van een procedure om te<br />
bepalen of een autoriteit legitiem is”.<br />
Zie ook in deze bundel de <strong>bij</strong>drage van R. Bergsma.<br />
13 Deze oplopende kracht heeft te maken met wat ik noem ‘luisterdiepte’. Het eerste niveau van<br />
luisteren is horen, daarna komt begrijpen, vervolgens accepteren/ mee eens zijn en tenslotte<br />
doen / naleven. Vaak verstaat men onder luisteren dat iemand doet wat je zegt, gehoorzaam is.<br />
Als iemand in een gesprek ‘ja’ zegt of knikt wil dat veelal niet meer zeggen dan dat iemand je<br />
gehoord en begrepen heeft. Het is niet vanzelfsprekend dat iemand het met je eens is, laat staan<br />
dat hij gaat doen wat je wil.<br />
zie ook Blouw, H. de; De dynamiek van communicatie. paper module communicatie, Nederlandse<br />
Politie Academie, Apeldoorn; 1996-2007<br />
14 Het gaat hier in eerste instantie om de beslissing strafrechtelijk dan wel bestuurs-/ administratiefrechtelijk<br />
op te treden. Vervolgens om de beslissing te waarschuwen dan wel te bekeuren/<br />
beschikken<br />
15 Mulder, S. & Couvrete, E.; Stijlkeuzes in handhaving; TNS-NIPO, symposium 30 oktober 2008.<br />
Dit onderzoek gebruikt het NIPO-WIN model (Waarden In Nederland), gebaseerd op de door<br />
Rokeach (1973) geformuleerde eindwaarden en instrumentele waarden. In het NIPO-WIN model<br />
worden de volgende segmenten onderscheiden:<br />
Modalen, behoudenden, zorgzamen, geëngageerden, ruimdenkers, zakelijken, luxe zoekers,<br />
genieters. Normhandhaving heeft in al deze waardengroepen een verschillende werking.<br />
16 Zie Kop, Euwema et al; Conflict op straat: strijden of mijden ; Politie en Wetenschap nr 40,<br />
Apeldoorn, 2007<br />
17 Torre, E.J. van der, Politiewerk – Politiestijlen, community policing, professionalisme, Samson,<br />
Alphen aan den Rijn, 1999<br />
18 Valk, B.W. van der; De staat tegen de straat ; blz. 76, <strong>Politieacademie</strong>, 2008<br />
19 Zo eenvoudig is de discussie natuurlijk niet. Zie Boek, J.L.M. en Visser, R.A., Handhaven: eerst kiezen,<br />
dan doen - Spanningsvelden in de handhaving; Expertisecentrum Rechtshandhaving, 2005.<br />
Hierin wordt ingegaan op de spanningsvelden verleiden – afschrikken, principe – pragmatisme,<br />
maatwerk – bulkwerk.<br />
Zie ook Handhaven= brengen van balans, VtS Politie Nederland, 2008.<br />
Daarnaast spelen er natuurlijk ook allerlei bedrijfsvoerings- en ICT-aspecten een rol.<br />
20 Professioneel intercollegiaal overleg werd ook al in 1997 <strong>voor</strong>gesteld in Kop et al,<br />
Interactie Politie en Publiek, 1997, Kluwer Politieserie no 19. samenvatting<br />
21 In meerdere series workshops met groepen dienders in een groot regiokorps is geoefend met het<br />
‘inzetten’ van de denkbeeldige collega Doris Makahoe. Dit is een andere naam <strong>voor</strong> Situatie Georiënteerd<br />
Optreden (SGO). De politiemensen werden uitgenodigd met elkaar <strong>voor</strong>vallen die ze<br />
28 Bejegenen <strong>bij</strong> handhaving
met elkaar meegemaakt hebben, alsnog uitvoerig met elkaar na te bespreken. Onder het motto:<br />
‘een goede nabespreking is een goede <strong>voor</strong>bereiding’ en ‘goed praten over goed politiewerk is<br />
ook politiewerk’.<br />
Doris Makahoe is een samenvoeging van Doel – Risico – Mag het – Kan het – Hoe gaan we het<br />
doen.<br />
Beschreven in rapportages t.b.v. het betreffende regiokorps, <strong>Politieacademie</strong>, Lectoraat Lerende<br />
Politieorganisatie i.s.m. Maatwerk, 2007 – 2008<br />
22 Zie ook Nap, J. Vragen naar goed politiewerk ; Tijdschrift <strong>voor</strong> de Politie, januari 2007<br />
23 De term ‘hersenloze flitspalen’ is ontleend aan Berkhout, R. in Vertrouwde Handhaving,<br />
Tijdschrift <strong>voor</strong> de Politie, september 2008<br />
24 Zie noot 7<br />
25 Blouw, H. de; De dynamiek van communicatie. paper module communicatie, Nederlandse<br />
Politie Academie, Apeldoorn; 1996-2007<br />
mede gebaseerd op P. Watzlawick, 1974, Schulz von Thun, 1982, F.P. Schwab, 1987<br />
29 Voor<strong>bij</strong> het Van der Steen tijdperk ?