04.09.2013 Views

Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie

Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie

Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

Naar een gebiedsgerichte ontwikkeling en beheer van<br />

cultuurhistorische waarden<br />

Tilburg/Amersfoort – september 2005<br />

Staatsbosbeheer Regio Zuid: Ph. Bossenbroek<br />

Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek: E. Rensink en M. Montforts<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>


<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

Pagina<br />

Samenvatting en leeswijzer ……..<br />

1 Inleiding en gevolgde werkwijze ……..<br />

2 Beleid cultuurhistorie en beheer ……..<br />

2.1 Rijks- en provinciaal beleid<br />

2.2 Beheersbeleid van Staatsbosbeheer<br />

2.3 Beheersbeleid van de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />

3 Archeologie<br />

3.1 Landschap<br />

3.2 Archeologie<br />

3.3 Relatie landschap en archeologie<br />

3.4 Veranderingen in <strong>het</strong> bodemarchief<br />

3.5 Archeologische waardering<br />

3.6 Toelichting archeologische beheersadvieskaart<br />

3.7 Beheer archeologische waarden<br />

4 Historische geografie en bouwhistorie<br />

4.1 Historische geografie en bouwhistorie<br />

4.2 De historisch-geografische en bouwhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

4.3 Waardering historisch-geografische en bouwhistorische elementen<br />

4.4 Beheer van cultuurhistorische elementen<br />

5 <strong>Erfgoedstrategie</strong> vertaald<br />

6 Conclusies en aanbevelingen<br />

Catalogus cultuurhistorische elementen<br />

Literatuur en geraadpleegde kaarten<br />

Bijlage 1 Tijdladder<br />

Bijlage 2 Klooster St. Elisabethsdal, Nunhem<br />

Kaart 1 Statuskaart archeologie<br />

Kaart 2 Vindplaatsen jagers/verzamelaars en vroege landbouwers<br />

Kaart 3 Vindplaatsen landbouwers tot 1500 n. Chr.<br />

Kaart 4 Archeologische beheersadvieskaart<br />

Kaart 5 Historisch-geografische basiskaart<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

2


Samenvatting en leeswijzer<br />

Het <strong>voor</strong>liggende rapport is opgesteld om richting te geven aan <strong>het</strong> cultuurhistorisch<br />

landschapsbeheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Midden-Limburg). Daarmee wordt invulling gegeven aan<br />

de behoefte van de beheerders, <strong>voor</strong>al Staatsbosbeheer (SBB), maar ook gemeenten en<br />

particuliere eigenaren, om verantwoorde keuzen te kunnen maken, daar waar schaarste aan<br />

middelen <strong>het</strong> vaak moeilijk maakt om voldoende aan de eisen <strong>voor</strong> een dergelijk beheer<br />

tegemoet te komen. Het blijkt dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> een indrukwekkende geschiedenis kent, niet als<br />

gevolg van de aanwezigheid van grote tot de verbeelding sprekende restanten uit de historie<br />

van <strong>het</strong> gebied, maar veel meer uit de talrijke archeologische vindplaatsen uit de prehistorie,<br />

de vele historisch-geografische elementen die nog zichtbaar zijn, de dynamische geschiedenis<br />

van de streek waarin <strong>het</strong> gebied ligt, en de zo markante relatie met de nog gave, dus<br />

ongestoorde bodems en geomorfologie van <strong>het</strong> natuurgebied. Het is juist de samenhang van al<br />

deze verschijnselen die <strong>het</strong> gebied zo interessant maakt. De samenhang maakt <strong>het</strong> mogelijk<br />

dat de bezoeker de geschiedenis van <strong>het</strong> gebied als <strong>het</strong> ware kan lezen aan de sporen uit <strong>het</strong><br />

verleden.<br />

Het rapport gaat op deze aspecten uitvoerig in. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de<br />

aanleiding van de cultuurhistorische inventarisatie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de daarbij gevolgde<br />

werkwijze. In hoofdstuk 2 worden <strong>het</strong> rijks- en provinciale beleid beschreven en <strong>het</strong><br />

beheersbeleid van zowel <strong>het</strong> Staatsbosbeheer als de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig<br />

Bodemonderzoek (ROB). In hoofdstuk 3 komt de archeologie van <strong>het</strong> gebied uitvoerig aan<br />

bod. Het <strong>Leudal</strong> is <strong>voor</strong>al vanuit de invalshoek van de prehistorie van zeer grote betekenis.<br />

Nieuwe gezichtspunten en samenhangen worden in dit deel beschreven en ook gewaardeerd.<br />

Voorts wordt ten behoeve van de beheerders een archeologisch beheersadvies gegeven.<br />

In hoofdstuk 4 komt de nog zichtbare geschiedenis in de vorm van de beschrijving van de<br />

historische geografie en de bouwhistorie aan de orde. Het gaat hierbij om de beschrijving van<br />

een 30-tal fenomenen met een historisch karakter, die in <strong>het</strong> gebied soms op een enkele, maar<br />

vaker op meerdere plaatsen te herkennen zijn. Ten behoeve van <strong>het</strong> maken van beheerskeuzes<br />

zijn deze elementen ook relatief ten opzichte van elkaar gewaardeerd.<br />

Dat een dergelijk historisch landschap eisen stelt aan de gebruiker, eigenaar en/of beheerder,<br />

moge duidelijk zijn. Het is echter helaas niet altijd even vanzelfsprekend. Daarom wordt in<br />

<strong>het</strong> rapport juist veel aandacht geschonken aan <strong>het</strong> beheer, gericht op instandhouding en<br />

basisbescherming van de beschreven elementen. Voor dit doel is tevens een alfabetische<br />

catalogus opgesteld.<br />

In hoofdstuk 5 wordt een <strong>voor</strong>zet gegeven <strong>voor</strong> een nog verder uit te werken visie op de<br />

inrichting en <strong>het</strong> toekomstige beheer van cultuurhistorische elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het<br />

onderscheid van belangrijke en minder belangrijke delen van <strong>het</strong> gebied en de aanwijzing van<br />

sterlocaties is daarbij een belangrijk gegeven. Deze vormen de aanknopingspunten <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

ontwikkelen van de visie, gericht op duurzame instandhouding van de historische waarden, in<br />

samenhang met de ontwikkeling van andere functies in onze samenleving.<br />

In hoofdstuk 6 worden tenslotte de conclusies en aanbevelingen die <strong>voor</strong>tvloeien uit de<br />

analyse van <strong>het</strong> gebied, opgesomd.<br />

In <strong>het</strong> rapport is een tijdladder opgenomen, die <strong>voor</strong> de lezer de samenhang in de tijd<br />

zichtbaarder maakt (Bijlage 1) en een iets diepgaander beschrijving van de historie van<br />

klooster St. Elisabethsdal (Bijlage 2).<br />

Voorts is een aantal kaarten als bijlagen opgenomen. Deze kaarten representeren de<br />

aanwezigheid van archeologische monumenten en vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Daarnaast is er<br />

een archeologische beheersadvieskaart en een kaart waarop de verspreiding van historisch-<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

3


geografische en bouwhistorische elementen is weergegeven. In feite vormen deze kaarten<br />

samen de cultuurhistorische waardenkaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

4


1 Inleiding en gevolgde werkwijze<br />

In dit rapport wordt een erfgoedstrategie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> natuurreservaat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in Midden-<br />

Limburg gepresenteerd. Het rapport en bijbehorende kaarten zijn gemaakt om richting te<br />

geven aan een cultuurhistorisch landschapsbeheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Daarmee wordt invulling<br />

gegeven aan de behoefte van de beheerders, <strong>voor</strong>al Staatsbosbeheer (SBB), maar ook<br />

gemeenten en particuliere eigenaren om in de toekomst (beter) rekening te houden met<br />

(waardevolle) cultuurhistorische elementen in <strong>het</strong> gebied.<br />

Het <strong>Leudal</strong> (figuur 1.1) ligt in Midden-Limburg ten westen van de Maas in de gemeenten<br />

Haelen, Heythuysen, en Roggel en Neer. Het onderzoeksgebied omvat circa 1000 ha waarvan<br />

circa 800 ha bestaat uit bos en ander natuurterrein. De rest bestaat uit agrarische gronden<br />

(bouwland en grasland). De begrenzing wordt gevormd door de spoorlijn van Roermond naar<br />

Weert, inclusief ten zuiden van de spoorlijn gelegen groeve Aquarius, volgt de oostkant van<br />

de bebouwde kommen van Heythuysen en Roggel, in <strong>het</strong> noorden de <strong>Leudal</strong>weg van Roggel<br />

naar Neer, en in <strong>het</strong> oosten de randen van de bebouwde kommen van Nunhem en Haelen.<br />

Het natuurgebied is grotendeels eigendom van SBB. Daarnaast zijn aanzienlijk delen<br />

particulier eigendom, terwijl ook de gemeenten eigendommen in <strong>het</strong> gebied hebben.<br />

In 2002 kwam <strong>het</strong> Uitwerkingsplan <strong>Leudal</strong> 2003-2012 van SBB gereed. Dit plan beschrijft <strong>het</strong><br />

gewenste beheer <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>voor</strong> de komende 10 jaar met een doorzicht tot 25 jaar.<br />

Gedurende de fase van opstelling werd gediscussieerd over de betekenis van de<br />

cultuurhistorie in <strong>het</strong> gebied en over de wijze waarop <strong>het</strong> (pre-)historisch erfgoed door SBB<br />

dient te worden beheerd. Al gauw bleek dat niet goed bekend is over welke cultuurhistorische<br />

waarden we <strong>het</strong> hier feitelijk hebben en in welke mate deze waarden in <strong>het</strong> gebied<br />

<strong>voor</strong>komen. Daarnaast was er onduidelijkheid over de waarde, die aan de cultuurhistorische<br />

fenomenen moet worden toegekend. Deze situatie leidde tot onduidelijkheid <strong>voor</strong> de<br />

beheerders. Er is een gemis aan voldoende informatie en een duidelijk kader waarmee<br />

beheerskeuzen kunnen worden gemaakt. Dit wreekt zich onder meer in <strong>het</strong> ontbreken van een<br />

duidelijke cultuurhistorische beheersparagraaf in <strong>het</strong> uitwerkingsplan.<br />

Om in deze leemte te <strong>voor</strong>zien, is afgesproken de cultuurhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

in kaart te brengen. In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>liggende document worden deze elementen als onderdeel van<br />

de erfgoedstrategie gepresenteerd en van een beknopt beheersadvies <strong>voor</strong>zien. Verwacht<br />

wordt dat deze beheersadviezen als een integraal onderdeel van <strong>het</strong> uitwerkingsplan zullen<br />

worden gezien en daarom een eigenstandige plaats zullen krijgen in <strong>het</strong> uitwerkingsplan <strong>voor</strong><br />

<strong>het</strong> object <strong>Leudal</strong>.<br />

Een belangrijk onderdeel van de erfgoedstrategie zijn de bijgevoegde kaarten (kaartbijlagen 1<br />

t/m 5), waarop de cultuurhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en zones met een bepaalde<br />

verwachting <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van archeologische vindplaatsen zijn afgebeeld. Ten<br />

behoeve van deze kaarten zijn informatiebronnen geïnventariseerd. Veel informatie is<br />

ontleend aan bestaande documenten, aan instanties en personen en aan museale collecties.<br />

Daarnaast verrichtte Archeologisch Adviesbureau RAAP in 2004 in opdracht van de ROB een<br />

aanvullend veldonderzoek in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een veldinventarisatie van de zichtbare,<br />

cultuurhistorische elementen is door SBB uitgevoerd. Voorts werd met streekkenners over de<br />

cultuurhistorie van <strong>het</strong> gebied gesproken. Veel nuttige informatie werd verkregen in twee<br />

sessies met de enthousiaste werkgroep Archeologie van de Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> e.o.<br />

onder leiding van Mw. Mien van Hoef (Heythuysen). De archeologische collectie in <strong>het</strong><br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

5


Streekmuseum <strong>Leudal</strong> en die van Dhr. Sef Silvrants (Neer) konden eveneens bestudeerd<br />

worden.<br />

Ook de medewerkers van SBB Beheerseenheid Groote Peel hebben hun steentje bijgedragen<br />

door <strong>voor</strong>al de beheersaspecten te becommentariëren. Tenslotte werd de problematiek van de<br />

waardering van <strong>het</strong> cultuurhistorisch erfgoed bediscussieerd tijdens een workshop op 17<br />

december 2004 met vertegenwoordigers van ROB, Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg<br />

(RDMZ), Archeologische Monumentenwacht (AMW), Waterschap Peel& Maasvallei,<br />

Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> en SBB.<br />

Het rapport is een coproductie van ROB en SBB. Beide diensten ontdekten bij aanvang van<br />

<strong>het</strong> project in <strong>het</strong> begin van 2004 dat samenwerking tot een vollediger resultaat zou leiden.<br />

Vooral de gebiedsgerichte en integrale benadering mag binnen de context van <strong>het</strong><br />

terreinbeheer als een vernieuwende aanpak beschouwd worden. De ROB heeft <strong>het</strong><br />

archeologische aspect <strong>voor</strong> zijn rekening genomen (hoofdstuk 3). Dhr. Eelco Rensink heeft<br />

vanuit de invalshoek van de realisatie van een duurzaam behoud van waardevolle<br />

archeologische overblijfselen in beekdallandschappen (Project: Archeologische<br />

monumentenzorg en Pleistocene beekdalen) <strong>voor</strong>al de prehistorische bewoningsgeschiedenis<br />

beschreven. Mw. Marjo Montforts heeft zich <strong>voor</strong>al gericht op <strong>het</strong> beschrijven van de<br />

instandhouding en <strong>het</strong> toekomstig beheer van <strong>het</strong> archeologisch erfgoed. Dhr. Phlip<br />

Bossenbroek (SBB) verrichtte de veldinventarisatie <strong>voor</strong> de zichtbare historisch-geografische<br />

en bouwhistorische elementen en heeft deze in hoofdstuk 4 beschreven en gewaardeerd.<br />

Fig. 1.1. Karakteristiek beeld van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>: de Zelsterbeek (Foto: De Straat 2003)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

6


2 Beleid cultuurhistorie en beheer<br />

2.1 Rijks- en provinciaal beleid<br />

Het beleid van de rijksoverheid t.a.v. cultuurhistorie is verankerd in de Monumentenwet.<br />

Deze wet stelt regels t.a.v. de omgang met cultuurhistorisch erfgoed en biedt mogelijkheden<br />

tot <strong>het</strong> aanwijzen van locaties die beschermd moeten worden. Dit geldt <strong>voor</strong> zowel nietzichtbare<br />

als zichtbare locaties. De ROB is verantwoordelijk <strong>voor</strong> uitvoering van <strong>het</strong><br />

archeologische beleid en de RDMZ <strong>voor</strong> de uitvoering van <strong>het</strong> beleid t.a.v. de gebouwde<br />

monumenten. Beide diensten zijn bevoegd om handhavend en vergunningverlenend op te<br />

treden.<br />

In tegenstelling tot locaties van hoge cultuurhistorische betekenis kende <strong>het</strong> rijk <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

cultuurhistorische landschap weinig tot geen beschermingsformules. Om hierin verbetering te<br />

brengen heeft <strong>het</strong> rijk <strong>het</strong> Belvedere-beleid ontwikkeld. In de zogenaamde Belvederegebieden<br />

worden met de formule “Behoud door ontwikkeling”regels gegeven t.a.v. de<br />

doorgaans kenmerkende en daardoor waardevolle cultuurhistorische landschappen. Het<br />

<strong>Leudal</strong> ligt in Belvedere-gebied nr. 6.68 (Heythuysen/Thorn; figuur 2.1). De doorwerking<br />

hiervan is verwoord in <strong>het</strong> Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2001).<br />

Fig. 2.1 Belvedere-gebied Heythuysen/Thorn is gelegen<br />

tussen Weert en Roermond (POL 2001)<br />

Op Europees niveau heeft Nederland <strong>voor</strong>ts in 1992 <strong>het</strong> Verdrag van Valletta ondertekend,<br />

beter bekend als <strong>het</strong> Verdrag van Malta. Hierin zijn afspraken en spelregels op Europees<br />

niveau gemaakt, wat de lidstaten verplicht hun wetgeving ter zake aan te passen. De<br />

gewijzigde Monumentenwet zal daartoe naar verwachting in 2006 in werking treden.<br />

Het verdrag is ook van groot belang <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, omdat naast veiligstelling <strong>voor</strong>al ook de<br />

vergroting van de beleefbaarheid van de cultuurhistorie wordt nagestreefd.<br />

De belangrijkste wijziging betreft de plicht tot archeologisch <strong>voor</strong>onderzoek, indien een<br />

bodemingreep wordt <strong>voor</strong>genomen. De initiatiefnemer dient hier<strong>voor</strong> archeologisch<br />

onderzoek te laten verrichten door een daartoe gecertificeerd archeologisch bedrijf. Om aan te<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

7


geven waar archeologische vindplaatsen worden verwacht, is door de ROB een zogenaamde<br />

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ontwikkeld. Op deze kaart staan zones<br />

aangegeven waar respectievelijk een lage, een gemiddelde dan wel een hoge kans bestaat op<br />

<strong>het</strong> aantreffen van archeologische waarden. Ligt een gebied in de zone met een lage<br />

verwachtingskans, dan is <strong>het</strong> beleid van de provincie Limburg dat <strong>het</strong> niet verplicht is hier<br />

archeologisch <strong>voor</strong>onderzoek te doen, maar gelden de algemene regels <strong>voor</strong> <strong>het</strong> aantreffen<br />

van archeologisch materiaal (bijv. vondstmelding, zo nodig stil leggen van werkzaamheden,<br />

etc.).<br />

Fig. 2.2 Archeologische verwachtingswaarde.<br />

(POL 2001)<br />

Ook in <strong>het</strong> POL is de Archeologische verwachtingswaarde (figuur 2.2) aangegeven.<br />

Bovendien heeft de provincie in <strong>het</strong> POL een indicatieve Cultuurhistorische Waardenkaart<br />

(figuur 2.3) opgenomen, waarin de relatieve betekenis van de cultuurhistorie in vijf<br />

categorieën wordt aangegeven. Voor elke categorie gelden specifieke beleidsregels.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

8


Fig. 2.3 Cultuurhistorische Waardenkaart (POL 2001)<br />

Enkele uitwerkingen hebben betrekking op historische bouwkunst en nederzettingsvormen,<br />

waarvan elementen ook op <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied betrekking hebben (figuur 2.4). Mooi is hier te<br />

zien hoe <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gelegen is temidden van een krans van oude nederzettingsvormen<br />

Fig. 2.4 Linksboven: een krans van oude<br />

nederzettingsvormen rond <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (POL 2001)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

9


2.2 Beheersbeleid van Staatsbosbeheer<br />

In de Visie Landschap van Staatsbosbeheer (2004) wordt <strong>het</strong> beheersbeleid van SBB<br />

verwoord. Dit beleid dient in de planvormingen (onder andere <strong>het</strong> Uitwerkingsplan Object)<br />

verder uitgewerkt te worden.<br />

De visie kent drie strategieën, waarmee <strong>het</strong> landschapsbeheer in de objecten benaderd kan<br />

worden:<br />

Bij de wildernisstrategie ligt <strong>het</strong> accent van <strong>het</strong> beheer bij de ecologische processen en de<br />

hieraan verbonden waarden. Behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden en<br />

processen staan <strong>voor</strong>op. Nagenoeg natuurlijke en begeleid natuurlijke eenheden dienen als<br />

referentiebeeld. Wat betekent dat? Als er elementen of ontwikkelingen zijn die storend zijn<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> natuurlijke proces, dan worden zij verbeterd, weggehaald of niet langer beheerd. Een<br />

<strong>voor</strong>beeld van verbetering is de waterstand; een bepaalde veelal lage waterstand kan <strong>het</strong><br />

natuurlijk proces blokkeren. In <strong>het</strong> landschap van de wildernisstrategie waar natuurlijke<br />

processen <strong>voor</strong>op staan, zal een uitgerasterde heg niet op zijn plaats zijn. In sommige situaties<br />

kan de heg bijdragen aan <strong>het</strong> natuurlijke proces (als zaadbank) en blijven staan. Mocht dat<br />

niet <strong>het</strong> geval zijn, dan verdient <strong>het</strong> de <strong>voor</strong>keur om deze weg te halen. Rand<strong>voor</strong>waardelijk in<br />

deze wildernisstrategie is de wetgeving (Flora- en Faunawet, Monumentenwet en<br />

Rivierenwet, etc).<br />

Bij de erfgoedstrategie ligt <strong>het</strong> accent van <strong>het</strong> beheer bij cultuurhistorische en ecologische<br />

waarden waarbij de ecologische waarden veelal samenhangen met de cultuurhistorische. Het<br />

gaat om halfnatuurlijke ecosystemen. Voor <strong>het</strong> beheer betekent dit dat de cultuurhistorische<br />

en ecologische waarden worden behouden, hersteld en ontwikkeld. Ruimtelijke en<br />

hydrologische relaties worden beheerd net zoals landschapselementen, blauwgraslanden,<br />

hakhoutbossen, kavelpatronen, essen en akkers, kleinschalige landschappen, graften,<br />

hunebedden, landgoederen met bijbehorende boerderijen, begraafplaats, slotgracht en<br />

bruggetjes. Sociaal-economische waarden kunnen worden ontwikkeld. Dit betekent dat <strong>het</strong><br />

gebied niet op slot gaat; er zijn ontwikkelingen mogelijk die passend zijn binnen <strong>het</strong> gebied.<br />

Zo versterkt <strong>het</strong> nieuw aangelegde cultuurmuseum op landgoed Oranjewoud (Friesland) de<br />

cultuurhistorische waarden. Het gaat dan om de werking van zichtassen, <strong>het</strong> handhaven van<br />

de laanstructuren en <strong>het</strong> met zorg beheren van <strong>het</strong> landgoed.<br />

De ontwikkelingsstrategie is <strong>voor</strong> SBB niet de meest kenmerkende beheersstrategie. Sociaaleconomische<br />

waarden zijn veelal niet de waarden waar SBB in eerste instantie een<br />

beheerstaak heeft; houtproductie en recreatie uitgezonderd. De strategie is echter van<br />

wezenlijk belang. Stedelijke uitbreidingen, recreatieve behoeften en mobiliteit zijn van belang<br />

<strong>voor</strong> of hebben invloed op <strong>het</strong> beheer.<br />

Wat de ontwikkelingsstrategie betekent hangt sterk af van de plaats en de gekozen<br />

ontwikkeling. Overheden bepalen deze veelal. De rol van SBB is inbreng te leveren bij de<br />

ontwikkeling van een gebied, geïnspireerd op basis van de ecologische en cultuurhistorische<br />

waarden. Deze strategie is <strong>voor</strong> SBB-terreinen veelal tijdelijk van aard, daarna zal gekozen<br />

worden <strong>voor</strong> de eerder genoemde strategieën.<br />

Op grond van de waardering van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> t.a.v. de cultuurhistorie is <strong>voor</strong> dit object gekozen<br />

<strong>voor</strong> de erfgoedstrategie.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

10


2.3 Beheersbeleid van de ROB<br />

Kern van <strong>het</strong> archeologiebeleid is dat archeologische vindplaatsen in de bodem behouden<br />

blijven als bron van kennis en beleving van onze geschiedenis. Dit beleid is verankerd in de<br />

huidige Monumentenwet (1988) en vormt tevens <strong>het</strong> uitgangspunt van <strong>het</strong> 'Verdrag van<br />

Valletta' (Malta). Goed beheer is een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> duurzaam behoud<br />

(instandhouding) van waardevolle archeologische vindplaatsen<br />

De ROB tracht dit vorm te geven door de betrokkenheid van eigenaren/beheerders bij hun<br />

monumenten en <strong>het</strong> onderhoud daarvan te stimuleren. De dienst heeft daar<strong>voor</strong> met enkele<br />

grote terreinbeheerders waaronder SBB een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Dit<br />

houdt onder andere in dat de ROB <strong>voor</strong>lichting geeft over archeologische terreinen, adviseert<br />

over te nemen beheers- en inrichtingsmaatregelen en meehelpt om beheerplannen <strong>voor</strong> een<br />

object of gebied op te stellen. Dit gaat altijd in overleg met de terreinbeheerder, waarbij<br />

archeologisch belangen zoveel mogelijk worden afgestemd op de belangen van de<br />

terreinbeheerder zowel inhoudelijk als wat betreft financiële en personele mogelijkheden.<br />

De ROB streeft naar een integrale, cultuurhistoriebrede en gebiedsgerichte aanpak <strong>voor</strong><br />

beheer. Hiermee wordt bedoeld dat <strong>het</strong> beheer van archeologische objecten bezien moet<br />

worden in relatie tot <strong>het</strong> landschap waarin ze <strong>voor</strong>komen en in relatie tot andere<br />

cultuurhistorische landschapselementen, zoals historische gebouwen en historischgeografische<br />

elementen. Met een gezamenlijke beheersaanpak wordt meer bereikt, dan met<br />

alleen maar objectgerichte beheersadviezen. Dat laat echter onverlet dat <strong>het</strong> daarnaast ook<br />

zinvol kan zijn om <strong>voor</strong> speciale objecten of terreinen, vaak nadat er<br />

inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, een beheerplan op maat te maken.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

11


3 Archeologie<br />

3.1 Landschap<br />

Het <strong>Leudal</strong> maakt deel uit van de Centrale Slenk, een geologisch dalingsgebied dat in <strong>het</strong><br />

noordoosten door de Peelhorst en in <strong>het</strong> zuidwesten door de Feldbiss-breuk wordt begrensd.<br />

In dit gebied zijn in de loop van <strong>het</strong> Pleistoceen dikke pakketten sediment afgezet door de<br />

Maas en de wind. Ook de geologische opbouw van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is <strong>voor</strong>namelijk <strong>het</strong> resultaat<br />

van de werking van de Maas, de beken (Zelsterbeek, Leubeek en Haelensche beek) in <strong>het</strong><br />

gebied en van de wind.<br />

De ondergrond van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt gevormd door grindrijke afzettingen van de Maas. 1 Nog<br />

altijd zichtbaar in <strong>het</strong> landschap zijn <strong>voor</strong>malige geulen en meanders van de Maas, die zich<br />

aan <strong>het</strong> einde van de laatste ijstijd (<strong>het</strong> Weichselien) in de terrasafzettingen hebben<br />

ingesneden. Ter hoogte van de Napoleonsweg ten noorden van Horn, maar ook op andere<br />

plaatsen kunnen ze worden vervolgd als smalle en langgerekte depressies, waarin plaatselijk<br />

nog vennen aanwezig zijn (bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> Houterven). Ze geven ons een beeld van de loop<br />

en dynamiek van de Maas aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> Weichselien. Enkele <strong>voor</strong>malige Maasgeulen<br />

zijn tot vandaag de dag <strong>voor</strong> de waterhuishouding van <strong>het</strong> gebied van groot belang: ze vormen<br />

thans delen van <strong>het</strong> stroomdal van de Zelsterbeek, de Tungelroysche beek (Leubeek) en de<br />

Haelensche beek. Op andere plaatsen zijn <strong>voor</strong>malige geulen verland. Vooral in <strong>het</strong> oostelijke<br />

deel van <strong>het</strong> natuurreservaat hebben de Leubeek en de Zelsterbeek zich diep in <strong>het</strong><br />

dekzandlandschap ingesneden. Lokaal is er sprake van steile dalhellingen met markante<br />

hoogteverschillen van 6 tot 10 meter, onder andere bij de Litsberg (figuur 3.1). In dit deel van<br />

<strong>het</strong> reservaat hebben de beken hun natuurlijke beekdalbodem en meanderende loop<br />

grotendeels behouden. Bij Kinkhoven vloeit de Leubeek met de Haelensche beek samen<br />

alvorens verder oostelijk als één beek, de Neerbeek, in de Maas uit te monden.<br />

Fig. 3.1 Litsberg (Foto: De Straat 2003)<br />

1 De Maasafzettingen die de ‘ondiepe’ ondergrond van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vormen, worden tot terrassen 2 en 3 gerekend (Van den<br />

Berg & Schwan, 1996: 106). Ze worden gedateerd in <strong>het</strong> Weichselien en bestaan uit grofzandige en grindige sedimenten.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

12


In grote delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden de grindrijke afzettingen van de Maas door zanden in de<br />

vorm van ruggen en duinen afgedekt. 2 Het meest markant zijn de dekzandruggen, die globaal<br />

zuidwest-noordoost zijn georiënteerd en min of meer evenwijdig aan de beken liggen. Ze<br />

kunnen een lengte van enkele kilometers bereiken. 3 In de loop der tijd hebben de beken zich<br />

dieper ingesneden en raakten de ruggen dusdanig goed ontwaterd dat zand kon verstuiven tot<br />

landduinen. Aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> Weichselien werd in de luwte van de landduinen bovendien<br />

löss afgezet. Het proces van verstuiving is sinds de Middeleeuwen versterkt door menselijk<br />

ingrijpen in <strong>het</strong> landschap: ontbossing ten behoeve van landbouwgronden, diepplaggen en<br />

overbegrazing. Daarbij zijn op verscheidene plaatsen kleine stuifzandgebieden ontstaan.<br />

Het huidige reliëf van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt grotendeels bepaald door de afwisseling van<br />

dekzandruggen, land- en stuifduinen en de diep ingesneden dalen van de beken.<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bevinden zich <strong>voor</strong>malige vennen. Een goed <strong>voor</strong>beeld van een vlak gebied<br />

waarin zich vroeger een ven bevond, is <strong>het</strong> Langven ten zuiden van de Speckerweg. Nog tot<br />

omstreeks 1300 bestond <strong>het</strong> gebied uit hoogveen. Het ven op <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar bestaat<br />

nog altijd uit water. In de beekdalbodems bevinden zich op natuurlijke wijze afgesneden<br />

meanders, waarvan de vulling uit kleiige sedimenten en veen kan bestaan.<br />

2<br />

Stiboka, 1972: Stiboka/RGD 1992. De dekzanden dateren uit <strong>het</strong> Midden- en Laat-Weichselien en worden tot de Formatie<br />

van Twente gerekend.<br />

3<br />

Bij<strong>voor</strong>beeld tussen Zelsterbeek en Leubeek, ten zuiden van de Leubeek vanaf de Bedelaar tot aan St. Servaes en ten<br />

noorden van de Haelensche beek vanaf de spoorlijn bij Houterhof doorlopend tot de noordwestkant van Haelen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

13


3.2 Archeologie<br />

Het <strong>Leudal</strong>, maar ook de omringende gebieden zijn in archeologisch opzicht bijzonder rijk.<br />

Dankzij een inventarisatie door Harsema (1963, 1973) in opdracht van SBB en meldingen van<br />

lokale archeologen en leden van de Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> en omstreken zijn van<br />

talrijke locaties vondsten bekend. Niet alleen is <strong>het</strong> aantal vondsten, maar ook de diversiteit en<br />

tijdsdiepte van de vindplaatsen bijzonder groot. Ze wijzen er op dat vanaf <strong>het</strong> Midden-<br />

Paleolithicum, vanaf circa 120.000 jaar geleden – hoewel zeker niet continu - mensen in <strong>het</strong><br />

gebied verbleven of er hebben gewoond. Op basis van gedateerde vondsten is <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong>gebied <strong>voor</strong>al in <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum, <strong>het</strong> Neolithicum en in de Bronstijd en IJzertijd<br />

bewoond en gebruikt geweest.<br />

Paleolithicum<br />

De oudste <strong>voor</strong>werpen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dateren uit <strong>het</strong> tijdvak van de Neanderthalers, d.w.z. (de<br />

late fase van) <strong>het</strong> Midden-Paleolithicum. Op plaatsen waar terrassen van de Maas uit <strong>het</strong><br />

Weichselien dagzomen, zijn enkele midden-paleolithische artefacten aan de oppervlakte<br />

verzameld. Wouters (1980) beschrijft <strong>voor</strong>werpen afkomstig van de noordelijke randzone van<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, tussen de gehuchten Op den Bosch en Venne. Werktuigen en afslagen vervaardigd<br />

in de Levallois-techniek zouden hier in een relatief klein gebied zijn verzameld. De artefacten<br />

sluiten aan bij andere vondsten in en rond Neer die in een jongere fase van <strong>het</strong> Midden-<br />

Paleolithicum kunnen worden gedateerd (Bloemers 1975; Stapert 1979). 4<br />

Uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum zijn talrijke vondsten bekend, <strong>voor</strong>namelijk van de noordoostelijke<br />

rand van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ter weerszijden van de <strong>Leudal</strong>weg en op de Boshei (figuur 3.2).<br />

Fig. 3.2: Werktuigen van de Federmesser-cultuur gevonden op de Boshei (uit: Harsema 1973, afb. 2).<br />

Hier zijn op akkers duizenden vuurstenen artefacten verzameld waarvan typologische en<br />

technologische (klingtechnologie) kenmerken wijzen op een laat-paleolithische ouderdom<br />

4 Aan een melding van een ‘bijzondere concentratie’ van midden-paleolithische vondsten bij Nunhem (Metsemakers &<br />

Wouters 1993) kan worden getwijfeld op basis van de samenstelling van de vondsten en de omstandigheden waaronder de<br />

vondsten zijn gedaan. Onder de vondsten bevinden zich bovendien artefacten die vermoedelijk in <strong>het</strong> Neolithicum dateren.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

14


(Creswell-traditie en Federmesser-traditie). Van een omvangrijke vindplaats Neer 2 zijn<br />

diverse artefacten afgebeeld en beschreven (Wouters 1982). In 1962 is nabij <strong>het</strong> Langepad een<br />

vindplaats van de Federmesser- of Creswell-traditie opgegraven (Harsema, 1963: nr. 5).<br />

CHRONOLOGISCHE TABEL VAN HET LEUDAL<br />

Periode Datering Cultuur / type<br />

aardewerk<br />

Vondsten Interpretatie<br />

Late<br />

Middeleeuwen<br />

1050 – 1500 n.C. Gedraaid aardewerk ‘Mestaardewerk’<br />

Vroege<br />

Middeleeuwen<br />

450 – 1050 n.C. - Geen<br />

Romeinse tijd 12 v.C. – 450 n.C. Gedraaid aardewerk, verbrand<br />

bot, losse munt<br />

Crematiegraven<br />

Late IJzertijd 250 - 12 v.C. La Tene Geen -<br />

Midden IJzertijd<br />

Vroege IJzertijd<br />

Late Bronstijd<br />

Midden Bronstijd<br />

Vroege Bronstijd<br />

Laat-Neolithicum<br />

Midden-<br />

Neolithicum<br />

Vroeg-Neolithicum<br />

Mesolithicum<br />

Laat-Paleolithicum<br />

Vroeg Laat-<br />

Paleolithicum<br />

Midden-<br />

Paleolithicum<br />

500 - 250 v.C. Bewoningslaag, aardewerk,<br />

hutteleem (Bedelaarzandafgraving)<br />

Nederzetting<br />

800 - 500 v.C. Harpstedt<br />

Tumuli in urnenvelden Begraving<br />

1.100 - 800 v.C. Kerbschnitt<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

Tumuli in urnenvelden Begraving<br />

1.800 – 1.100 v.C. Hilversum Grafheuvels Begraving<br />

2.000 – 1.800 v.C. Wikkeldraad Losse vondsten van aardewerk Nederzetting?<br />

2.850 - 2000 v.C. Klokbeker<br />

Standvoetbeker<br />

4.200 – 2.850 v.C. Stein-groep<br />

Michelsberg<br />

Losse vondsten bijlfragmenten,<br />

pijlspitsen; aardewerk bij<br />

Bedelaar<br />

Losse vondsten aardewerk,<br />

vuurstenen artefacten,<br />

pijlspitsen<br />

Losse vondsten aardewerk,<br />

dissel van lydiet<br />

Nederzetting,<br />

begraving?<br />

Nederzetting,<br />

begraving?<br />

5.300 – 4.200 v.C. Rössen<br />

Nederzetting,<br />

Bandkeramiek<br />

begraving?<br />

9.500 – 4.900 v. C. - Vuurstenen artefacten Kampementen, jacht<br />

15.000 – 9.500 v. C. Federmesser<br />

Creswell<br />

35.000 – 15.000 BP Gravettien<br />

Aurignacien<br />

400.000 –35.000 BP Mousterien Vuurstenen artefacten in<br />

Levallois-techniek<br />

Vuurstenen artefacten: spitsen,<br />

schrabbers, boren etc.<br />

Kampementen, jacht<br />

Geen -<br />

Jacht?<br />

Mesolithicum<br />

In vergelijking met <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum zijn vindplaatsen uit <strong>het</strong> Mesolithicum schaars in<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. In Archis staan vier vindplaatsen geregistreerd: een losse vondst van een<br />

klingschrabber, een vindplaats van schrabbers en microlithen, een vindplaats van microlithen<br />

en een vindplaats van microlithische afslagjes. Nadere details over de vondstomstandigheden<br />

en de aard van de vondsten ontbreken. Ook deze mesolithische vindplaatsen liggen in de<br />

reliëfrijke noordoosthoek van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, waarvan drie vindplaatsen op korte afstand van de<br />

Leubeek. Een kampement uit <strong>het</strong> Vroeg-Mesolithicum is in 2001 opgegraven in <strong>het</strong> tracé van<br />

de omleiding Haelen, ten zuidoosten van <strong>het</strong> natuurreservaat (Bats et al, 2002). Het betreft<br />

<strong>voor</strong>alsnog een van de weinige, goed onderzochte kampementen van vroeg-mesolithische<br />

jagers en verzamelaars in <strong>het</strong> zandgebied van Zuid-Nederland (figuur 3.3).<br />

15


Fig. 3.3: In 2004 werd in <strong>het</strong> museum St. Elisabethshof een tentoonstelling gehouden naar aanleiding<br />

van de opgraving van een Mesolithische vindplaats in Haelen-Broekweg.<br />

Neolithicum<br />

Ook vroege agrarische gemeenschappen hebben sporen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> achtergelaten, hoewel<br />

de aard van <strong>het</strong> verblijf (bewoning, begraving, akkerbouw?) zich momenteel moeilijk laat<br />

duiden. We zijn grotendeels aangewezen op losse vondsten, waarvan een deel bekend is<br />

dankzij de inventarisatie van Harsema. Een zeldzame vondst uit <strong>het</strong> Vroeg-Neolithicum is een<br />

kleine dissel gemaakt van lydiet, afkomstig van 'De Bedelaar' (Hooijer 1980). Vooralsnog<br />

betreft <strong>het</strong> de enige vondst die kan worden toegewezen aan de Bandkeramische cultuur. Uit<br />

een latere fase van <strong>het</strong> Vroeg-Neolithicum dateert een Rössen-scherf (Bloemers 1972). Het<br />

aantal vondsten uit <strong>het</strong> Midden-Neolithicum is groter, maar ook uit deze periode zijn losse<br />

vondsten veruit in de meerderheid. Enkele scherven van kraaghalsflesjes (Stein-groep) van<br />

een akker op de Boshei kunnen duiden op een nederzettingsterrein of wellicht een verploegd<br />

grafveld. Van <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar is een randfragment van aardewerk uit de<br />

Michelsbergcultuur afkomstig (Hooijer 1980). Ook zijn er losse vondsten van geretoucheerde<br />

klingen en niet nader beschreven vuursteenmateriaal, waarvan een deel kan worden<br />

toegeschreven aan <strong>het</strong> Midden-Neolithicum. Ten noorden van <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar zijn<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

16


op akkers talrijke vondsten van vuursteen en aardewerk gedaan die wijzen op<br />

bewoningssporen uit <strong>het</strong> Neolithicum. De opgraving van een laat-prehistorische vindplaats in<br />

2001 in <strong>het</strong> tracé van de omleiding Haelen waarbij ook materiaal van de Stein-groep werd<br />

aangetroffen, onderstreept de gedachte dat in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met bewoningssporen uit <strong>het</strong><br />

(Midden-) Neolithicum rekening moet worden gehouden (Lohof, in druk).<br />

Bijzondere sporen van bewoning uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum kwamen in 1962 per toeval aan <strong>het</strong><br />

licht in een (<strong>voor</strong>malige) zandafgraving bij de Bedelaar. De vindplaats ligt direct ten zuiden<br />

van de spoorlijn. In dezelfde afgraving waren ook sporen van een IJzertijdnederzetting<br />

waargenomen (Lemaire 1993a en b). Scherven van laat-neolithisch bekeraardewerk en<br />

vuurstenen artefacten bevonden zich circa 20-30 cm onder een donker gekleurde<br />

bewoningslaag uit de IJzertijd. Vanwege kenmerken van <strong>het</strong> aardewerk (potbeker) worden de<br />

vondsten in verband gebracht met een nederzetting en niet met een graf in bij<strong>voor</strong>beeld een<br />

tumulus. Een duidelijke bewoningslaag werd echter niet waargenomen. De laat-neolithische<br />

nederzetting is (evenals die uit de IJzertijd) vermoedelijk grotendeels of volledig<br />

weggegraven als gevolg van zandwinning.<br />

Een andere melding houdt verband met de aanleg van een zoeksleuf in 1982 parallel aan de<br />

<strong>Leudal</strong>weg. De sleuf (lengte 1087 m) werd archeologisch geïnspecteerd <strong>voor</strong>afgaande aan de<br />

aanleg van een rioolwatertransportleiding. In de sleuf waren grondsporen zichtbaar die<br />

mogelijk deel uitmaakten van een drieschepige huisplattegrond. Op dezelfde plaats werd een<br />

fragment van een bijl uit Valkenburg-vuursteen aangetroffen. Deze vondst zou de plattegrond<br />

in <strong>het</strong> Laat-Neolithicum dateren. Of er een culturele of chronologische samenhang bestaat<br />

tussen <strong>het</strong> bijlfragment en de grondsporen, is echter onduidelijk.<br />

Losse vondsten van neolithische stenen bijlen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en omgeving zijn tamelijk talrijk<br />

(Figuur 3.4). Twee typen kunnen worden onderscheiden, namelijk spitstoppige (groen-)<br />

stenen bijlen met ovale doorsnede en vuurstenen bijlen met ovale doorsnede, de Flint<br />

Ovalbeil (zie o.a. Hooijer 1972, 1980). Uit de inventarisatie van Harsema kan worden<br />

opgemaakt dat veel bijlen gevonden zijn samen met aardewerk. Behalve stenen bijlen kunnen<br />

pijlspitsen uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum worden genoemd. Het kan niet worden uitgesloten dat een<br />

aantal van genoemde losse vondsten oorspronkelijk deel uit maakte van grafinventarissen. 5<br />

Fig. 3.4: Vondsten uit <strong>het</strong> Neolithicum, waaronder stenen bijlen, afkomstig uit de (<strong>voor</strong>malige)<br />

collectie Beeren, thans collectie museum St. Elisabethshof (Foto: ROB)<br />

5 Graven uit de Klokbekercultuur in Midden-Limburg zijn onder andere bekend tussen Baexem en Leveroy, bij Swalmen en<br />

Helden.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

17


Late Prehistorie<br />

Vindplaatsen uit de late prehistorie (Bronstijd en IJzertijd) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> hebben vanaf <strong>het</strong><br />

midden van de 20 e eeuw de aandacht van archeologen getrokken. Vooral sporen van<br />

begraving zijn in de jaren ’50 en ’60 van de 20 e eeuw door middel van opgravingen<br />

onderzocht. Harsema (1973: 148) noemt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vier prehistorische grafvelden:<br />

Ten zuidoosten van Heythuysen, nabij de Busschop, bevinden zich in bosgebied enkele<br />

grafheuvels en een urnenveld op de dekzandrug aan de noordzijde van de Tungelroysche<br />

Beek. 6 Rond <strong>het</strong> midden van de 20e eeuw zijn hier tijdens bosbouwactiviteiten scherven van<br />

urnen gevonden. Tijdens opgravingen in 1951 door Hijszeler werden verscheidene heuvels<br />

onderzocht, waarbij een 20-tal urnen, enige crematies en twee bronzen <strong>voor</strong>werpen werden<br />

gevonden (Hijszeler, 1951; Harsema 1973; figuur 3.5).<br />

Fig. 3.5: Urnen van aardewerk afkomstig uit <strong>het</strong> urnenveld nabij de Budsjop (uit: Harsema 1973, afb.<br />

7).<br />

Vermoedelijk maken de vondsten en sporen deel uit van een omvangrijk grafveld. Op basis<br />

van determinatie van <strong>het</strong> aardewerk wordt verondersteld dat <strong>het</strong> grafveld minstens enkele<br />

eeuwen in gebruik is geweest, vanaf de Midden-Bronstijd tot in de 6 e eeuw v. Chr. en<br />

6 Hier heeft de Tungelroysche Beek in <strong>het</strong> kader van natuurontwikkeling onlangs weer een meanderend beloop gekregen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

18


mogelijk zelfs tot in de 5 e eeuw v. Chr. Slechts een deel van de vindplaats is thans wettelijk<br />

beschermd (Archis monumentnr. 601/CMA-nr. 58D-011), een aangrenzend gebied ten westen<br />

van <strong>het</strong> wettelijk beschermd monument is aangemerkt als terrein van zeer hoge<br />

archeologische waarde (Archis monumentnr. 11138/CMA-nr. 58D-030). Tijdens<br />

waardestellend onderzoek van de ROB in 2003 in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> project Actualisering<br />

Monumenten Register (AMR) bleek <strong>het</strong> niet eenvoudig om de ligging van de door Hijszeler<br />

opgegraven heuvels te bepalen in relatie tot de huidige topografie. Vermoedelijk gaat <strong>het</strong> om<br />

een uitgestrekt urnenveld, waarvan slechts een deel als zodanig in <strong>het</strong> veld is herkend en/of<br />

door vondsten is aangetoond. 7<br />

Een tweede grafveld ligt ten zuidoosten van de Bedelaar, waar in 1964 een onversierde,<br />

plompe tonvormige urn werd gevonden (ws. Hilversumcultuur). Uit de inventarisatie van<br />

Harsema blijkt dat van dezelfde locatie nog eens vijf gerestaureerde urnen, een schaal en<br />

tenminste zes bijpotjes evenals een aantal scherven van IJzertijdaardewerk bekend zijn. 8 Ze<br />

zijn afkomstig van een inmiddels weer beplant terrein dat zich even ten noorden van de<br />

spoorlijn Weert-Roermond uitstrekt, vanaf de Houterweg ongeveer 350 m richting <strong>het</strong><br />

noordoosten. Ook zijn vondsten van Bronstijd- en IJzertijdaardewerk bekend van<br />

aangrenzende percelen in <strong>het</strong> westen, oosten en noordoosten van <strong>het</strong> perceel. Dit perceel is<br />

door diepploegen <strong>voor</strong> een belangrijk deel verstoord. Ook een deel van dit grafveld is<br />

wettelijk beschermd (Archis monumentnr. 561/CMA-nr. 58D-006) en onderzocht in <strong>het</strong> kader<br />

van <strong>het</strong> AMR-project.<br />

In <strong>het</strong> gebied Boshei zijn in 1964 door <strong>het</strong> BAI <strong>het</strong> restant van een grafheuvel en (delen van)<br />

een nabijgelegen urnenveld opgegraven (Harsema, 1965). Het urnenveld kwam aan <strong>het</strong> licht<br />

tijdens diepploegen van een aspergeakker ten behoeve van herbebossing. Op verscheidene<br />

plaatsen werden clusters van aardewerk uit omstreeks de 6 e eeuw v. Chr. aangetroffen.<br />

Kringgreppels of andere sporen werden niet waargenomen. In <strong>het</strong> zuidelijke deel van <strong>het</strong><br />

terrein had de ploeg de rand van een in situ staande, praktisch complete Drakensteinurn<br />

geraakt. Een opgraving bracht een grafheuvelzool, waarin crematieresten, aardewerk en de<br />

contouren van een boomkist uit de Midden-Bronstijd (Hilversum-cultuur), aan <strong>het</strong> licht. De<br />

akker waar de opgraving plaatsvond, grenst aan een eeuwenoude doorgaande route in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong>, namelijk <strong>het</strong> Langepad. Voor <strong>het</strong> gehele gebied geldt een sterke mate van verstoring<br />

ten gevolge van aspergeteelt en diepploegen.<br />

Het vierde urnenveld wordt door Harsema niet als locatie aangegeven, maar correspondeert<br />

vermoedelijk met <strong>het</strong> wettelijk beschermde terrein Archis monumentnr. 563/CMA-nr. 58B-<br />

002. In een brief uit 1937 van Bursch, destijds conservator van <strong>het</strong> Rijksmuseum <strong>voor</strong><br />

Oudheden, wordt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerst melding gemaakt van vondsten van scherven. Het urnenveld<br />

ligt in <strong>het</strong> perceel ‘Groot Vinkenbos’ in bosgebied op een dekzandrug. Tijdens veldonderzoek<br />

in <strong>het</strong> kader van de AMR in 2001 werd vastgesteld dat twee (te herkennen) heuveltjes op<br />

natuurlijke wijze zijn ontstaan. Omdat ook elders in <strong>het</strong> beschermde gebied aanwijzingen <strong>voor</strong><br />

prehistorische begraving ontbreken, wordt getwijfeld aan de juistheid van de coördinaten van<br />

de vindplaats. Mogelijk moet <strong>het</strong> urnenveld circa 250 meter naar <strong>het</strong> oosten worden gezocht.<br />

Op deze plaats zijn volgens Archis (nr. 28771) in 1967 ‘in pas aangelegde aanplant’<br />

urnscherven en crematieresten gevonden.<br />

7 Een betrouwbare melding (Archis-waarnemingsnummer 31733) van urnen is van toepassing op <strong>het</strong> gebied ca. 300 m<br />

westelijk van monument nr. 601/CMA-nr. 58D-11. Een andere betrouwbare melding is Archis-waarnemingsnummer 31853,<br />

opnieuw vondsten van urnen gerapporteerd door Bloemers.<br />

8 De vondsten bevonden zich toentertijd in de collecties van Prof. Sanders (Roermond) en de heer Hooyer (Amsterdam)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

19


Van andere locaties zijn <strong>voor</strong>namelijk losse vondsten uit de late prehistorie bekend, waarvan<br />

niet duidelijk is of ze verband houden met bewoning, begraving of andere activiteiten (figuur<br />

3.6). Wel geven ze een indruk van (mogelijke) continuïteit van gebruik van <strong>het</strong> landschap van<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vanaf de Vroege Bronstijd tot in de IJzertijd. Wikkeldraad-aardewerk uit de<br />

Vroege Bronstijd is onder andere bekend van de Boshei. Dikwandige scherven met grove<br />

kwartsverschraling wijzen op de aanwezigheid van agrarische gemeenschappen van de<br />

Hilversumcultuur uit de Midden-Bronstijd. Tot de losse vondsten kan een hamerbijl van <strong>het</strong><br />

type Baexem worden gerekend (datering: Late Bronstijd tot Midden-IJzertijd, 1100-250 v.<br />

Chr; Lemaire 1976). Bewoningssporen uit de late prehistorie zijn bekend van een locatie niet<br />

ver van <strong>het</strong> urnenveld bij de Bedelaar, aan de zuidkant van de spoorlijn Weert-Roermond<br />

(Lemaire, 1993a en b). In een nieuw uitgegraven wand tekende zich een donkere<br />

Fig. 3.6: Scherven van laat-prehistorisch aardewerk en vuurstenen artefacten verzameld tijdens een<br />

veldkartering door RAAP in december 2004. De vondsten zijn afkomstig van een akker ten zuidoosten<br />

van <strong>het</strong> grafveld bij de Budsjop. Ze wijzen op een met <strong>het</strong> grafveld gelijktijdige nederzetting uit de<br />

Bronstijd. (Foto: ROB)<br />

bewoningslaag af waaruit aardewerk uit een vroege fase van de La Tene-periode (circa 600-<br />

500 v. Chr.) kon worden verzameld.<br />

Romeinse tijd<br />

Vondsten uit de Romeinse tijd zijn in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> uitermate schaars. In Archis staan twee<br />

meldingen van vondsten (munt, aardewerk, crematieresten) vermoedelijk afkomstig van<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

20


Romeinse crematiegraven in <strong>het</strong> Starrenbosch (Archis nrs.15271, 30440) en een melding van<br />

een losse vondst in 1852 van een munt waarvan de vindplaats niet nauwkeurig bekend is<br />

(Archis nr. 29784). Buiten <strong>het</strong> natuurreservaat zijn ten zuidoosten van Roggel en ten oosten<br />

van de Haelensche beek bij Haelen verscheidene vondsten uit de Romeinse tijd gedaan. Ze<br />

wijzen op <strong>het</strong> verspreid <strong>voor</strong>komen van nederzettingen en grafvelden in de gebieden die<br />

grenzen aan <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Twee meldingen ten oosten van Haelen houden mogelijk verband<br />

met de aanwezigheid van een Romeinse weg.<br />

Vroege Middeleeuwen<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zelf zijn geen vondsten uit de Vroege Middeleeuwen gedaan. Vondsten ten<br />

zuidoosten van Roggel wijzen op een vroeg-middeleeuwse nederzetting niet ver van de<br />

Roggelse beek. In <strong>het</strong>zelfde gebied zijn ook vondsten uit de late prehistorie, de Romeinse tijd<br />

en de Late Middeleeuwen verzameld. Een losse mantelspeld bij Ghoor en grafvondsten en een<br />

munt ten zuiden van Buggenum zijn afkomstig uit <strong>het</strong> gebied ten oosten van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

Late Middeleeuwen<br />

Ook uit de Late Middeleeuwen ontbreken archeologische vindplaatsen die verband houden<br />

met bewoning, begraving of andere activiteiten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het klooster St. Elisabethsdal in<br />

<strong>het</strong> hart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> heeft een laat-middeleeuwse oorsprong en wordt nader besproken in<br />

hoofdstuk 4. Langs de dalrand van de Haelensche beek zijn twee nederzettingen uit de Late<br />

Middeleeuwen bekend. Een derde vindplaats met sporen van laat-middeleeuwse bewoning<br />

ligt ten zuidoosten van Roggel (zie boven).<br />

Vindplaats Periode Datering Cultuur Vondsten<br />

Budsjop Late Bronstijd –<br />

vroege IJzertijd<br />

Bedelaar-<br />

Houterweg<br />

------------------------<br />

Midden-Bronstijd<br />

Late Bronstijd –<br />

vroege IJzertijd<br />

------------------------<br />

Midden-Bronstijd<br />

Boshei Vroege IJzertijd<br />

-----------------------<br />

Midden-Bronstijd<br />

Groot Vinkenbos Vroege IJzertijd?<br />

Bedelaar-<br />

Zandafgraving<br />

IJzertijd<br />

------------------------<br />

Laat-Neolithicum<br />

In gebruik tot 6 e<br />

5 e eeuw v. Chr.<br />

(Harsema 1973)<br />

-------------------<br />

In gebruik tot 6 e<br />

5 e eeuw v. Chr.<br />

(Harsema 1973)<br />

-------------------<br />

Ca. 6 e eeuw v.<br />

Chr. (Harsema<br />

1973)<br />

-------------------<br />

Harsema 1965<br />

Ca. 600–500 v.<br />

Chr. (Lemaire<br />

1993a en b)<br />

-------------------<br />

Harpstedt<br />

Kerbschnitt<br />

------------------<br />

Kerbschnitt<br />

-----------------<br />

Hilversum<br />

------------------<br />

Hilversum<br />

Vroege fase<br />

La Tene<br />

------------------<br />

Bekerperiode<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

Urnenveld met<br />

crematieresten<br />

--------------------------<br />

Grafheuvels<br />

Urnenveld<br />

--------------------------<br />

Urn<br />

Urnenveld<br />

--------------------------<br />

Urn in grafheuvel en<br />

bijzettingen in vorm<br />

van crematies<br />

Urnenveld<br />

Nederzetting<br />

--------------------------<br />

Nederzetting?<br />

21


3.3 Relatie landschap en archeologie<br />

In deze paragraaf kijken we nader naar de landschappelijke geleding van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de<br />

ligging van archeologische vindplaatsen in relatie tot geomorfologische en bodemkundige<br />

kenmerken. In zijn overzichtsartikel wijst Harsema (1973: 133) al op <strong>het</strong> bestaan van "… een<br />

duidelijke samenhang .... tussen een aantal archeologische verschijnselen en bepaalde fysischgeografische<br />

elementen". Het nader vaststellen van deze samenhang is <strong>voor</strong> een beter inzicht<br />

in de bewonings- en gebruiksgeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> van groot belang. Bovendien speelt<br />

ze een rol bij <strong>het</strong> begrenzen van in archeologisch opzicht waardevolle zones. Als onderdeel<br />

van de cultuurhistorische visie op <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen dergelijke zones in aanmerking <strong>voor</strong><br />

adviezen gericht op duurzaam beheer en behoud.<br />

Fig. 3.7: Relatieve hoogtekaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Blauw= laag gelegen, rood/paars = hoogste delen in<br />

<strong>het</strong> landschap) (AHN)<br />

Dekzandruggen<br />

Zoals in veel regio's in <strong>het</strong> Brabants-Limburgs zandgebied zijn archeologische vondsten uit<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>al afkomstig van de hoger gelegen dekzandruggen. Deze ruggen vormen de<br />

natuurlijke begrenzing van de dalbodems van de Zelsterbeek, de Leubeek en de Haelensche<br />

beek. Op basis van de geomorfologische kaart, maar ook <strong>het</strong> Actueel Hoogtebestand<br />

Nederland (figuur 3.7) kunnen drie dekzandruggen worden onderscheiden:<br />

1) De noordelijke dekzandrug ligt grotendeels ingeklemd tussen de Zelsterbeek en de<br />

Leubeek. Een kleiner deel ligt nabij Kinkhoven ten noorden van de Zelsterbeek, waar de rug<br />

zich verder in noordoostelijke richting uitstrekt. Deze dekzandrug herbergt een scala aan<br />

archeologische belangrijke terreinen: de grafheuvels en <strong>het</strong> urnenveld nabij de Busschop, <strong>het</strong><br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

22


urnenveld in of nabij <strong>het</strong> perceel ‘Groot Vinkenbos’, een cluster van vuursteenvindplaatsen<br />

tussen de Zelsterbeek en de Leubeek, en een cluster van vuursteenvindplaatsen, een<br />

grafheuvel en urnenveld ter weerszijden van de <strong>Leudal</strong>weg (Boshei).<br />

2) Een tweede dekzandrug vormt in feite <strong>het</strong> hart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en ligt ten zuiden van de<br />

Leubeek. De rug kan worden vervolgd vanaf <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar in <strong>het</strong> westen tot aan<br />

de kapel van St. Servaes in <strong>het</strong> oosten, niet ver van Nunhem. In <strong>het</strong> westen ligt <strong>het</strong> urnenveld<br />

en (bijbehorende?) nederzetting uit de late prehistorie bij de Bedelaar. Van de overige delen<br />

van de dekzandrug zijn hoofdzakelijk losse vondsten van vuurstenen artefacten bekend. Ook<br />

bevinden zich hier mogelijk enkele Romeinse crematiegraven.<br />

3) Een derde, zuidelijker gelegen rug ligt ten noorden van de Haelensche Beek vanaf de<br />

spoorlijn bij Houterhof doorlopend tot de noordwestkant van Haelen. Van dit gebied zijn<br />

weinig archeologische meldingen bekend.<br />

De noordelijke dekzandrug omvat <strong>het</strong> archeologisch rijke gebied Boshei aan de<br />

noordoostelijke rand van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, niet ver van de plek waar de Zelsterbeek en de Leubeek<br />

samenvloeien. Van de Boshei is een opvallend hoge dichtheid aan vuursteenvindplaatsen uit<br />

<strong>het</strong> Laat-Paleolithicum bekend, terwijl ook vondsten uit <strong>het</strong> Mesolithicum en Neolithicum zijn<br />

gedocumenteerd. Veel van deze vindplaatsen zijn geassocieerd met <strong>voor</strong>malige hoog gelegen,<br />

droge oevers in de nabijheid van deels afgesneden en verlande (maar in prehistorische tijd<br />

watervoerende?) meanders van de Zelsterbeek en Leubeek. De rijke collecties van amateurarcheologen<br />

wijzen erop dat jagers en verzamelaars uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum dit reliëfrijke<br />

deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> regelmatig hebben bezocht. Hun verblijf valt samen met de laatste fase<br />

van <strong>het</strong> Weichselien (<strong>het</strong> Laat Glaciaal), een periode waarin <strong>het</strong> huidige landschap van <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong> een belangrijk deel gestalte krijgt. De talrijke gradiënten, de hoger gelegen<br />

dekzandruggen en de nabijheid van beken maakten <strong>het</strong> gebied blijkbaar aantrekkelijk als<br />

gebied van jacht, visvangst en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> verzamelen van plantaardige voedselbronnen. Op<br />

jachtactiviteiten wijzen losse vondsten van vuurstenen spitsen, die op de Boshei aan de<br />

oppervlakte zijn verzameld.<br />

In de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd omstreeks de 7e en 6e eeuw <strong>voor</strong> Chr. waren delen<br />

van de noordelijke dekzandrug in gebruik als grafveld. Maar ook al vele generaties eerder, in<br />

de Midden-Bronstijd, waren bij de Busschop en op de Boshei grafheuvels opgeworpen. Door<br />

de ligging van deze en andere grafvelden op korte afstand van elkaar (mogelijk zelfs in<br />

elkaars gezichtsveld?) en een duidelijke herkenbaarheid in een destijds open landschap,<br />

kunnen delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> als <strong>voor</strong>malig 'dodenlandschap' worden aangemerkt. Hier stond<br />

de begraving van en zorg <strong>voor</strong> de overledenen centraal, vermoedelijk niet ver van de<br />

nederzettingen. De grafheuvels en <strong>het</strong> urnenveld bij de Busschop zijn hiervan een fraai<br />

<strong>voor</strong>beeld. Het urnenveld ligt op <strong>het</strong> hoge deel van een dekzandrug, waarvan <strong>het</strong> hoogste punt<br />

circa 30 m + NAP bedraagt. Opmerkelijk is dat in alle richtingen binnen een straal van enkele<br />

honderden meters deze hoogte niet wordt bereikt. Vanuit <strong>het</strong> zuiden gezien werd de<br />

landschappelijk hoge positie van <strong>het</strong> urnenveld nog eens geaccentueerd door <strong>het</strong> dal van de<br />

Tungelroysche beek, direct ten zuiden van de dekzandrug. Ook <strong>het</strong> meer zuidelijk gelegen<br />

urnenveld bij Starrenbosch-Houterweg had een vergelijkbare hoogte: circa 30 m + NAP. 9 Het<br />

gaat dus om markante en in de late prehistorie duidelijke zichtbare plekken!<br />

In algemene zin sluit <strong>het</strong> beeld van de landschappelijke ligging van grafheuvels en<br />

urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aan bij andere gebieden in <strong>het</strong> Limburgs-Brabantse zandgebied. In<br />

9 Op de Tranchotkaart worden westelijk van dit urnenveld twee vennen (?) aangegeven: Groote Bedelaar (nog altijd water) en<br />

Kleine Bedelaar. Het gebied van de Kleine Bedelaar is met een hoogte van circa 24m + NAP duidelijk lager gelegen dan de<br />

locatie van <strong>het</strong> urnenveld. Beide vennen waren mogelijk in prehistorische tijd al aanwezig.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

23


de literatuur wordt algemeen gewezen op hun ligging op de hoger gelegen dekzandruggen, in<br />

de nabijheid van een beek, ven of een (dalvormige) laagte. 10 Ook wordt <strong>voor</strong> een aantal<br />

urnenvelden een ligging aan doorgaande routes verondersteld. De keuze <strong>voor</strong> dergelijke in <strong>het</strong><br />

oog springende locaties wijst er mogelijk op dat grafheuvels en urnenvelden niet uitsluitend<br />

als locaties van begraving fungeerden. Een andere functie, namelijk die van territorium<br />

markers, ligt <strong>voor</strong> de hand. Zo schrijven Kolen et al. (2004, 40-41): 'In <strong>het</strong> beekdal<br />

aangekomen werd men direct geconfronteerd met <strong>het</strong> symbool van de gemeenschap bij<br />

uitstek, <strong>het</strong> grafveld, waar men (letterlijk) tegenop keek en vervolgens doorheen moest. Het<br />

beekdal liet er dus geen misverstand over bestaan wiens woongebied betreden werd'.<br />

In relatie tot een ligging van grafheuvels langs wegen is de in 1962 opgegraven Midden-<br />

Bronstijd grafheuvel langs <strong>het</strong> Lange Pad interessant. Hoewel 'harde' archeologische gegevens<br />

hier<strong>voor</strong> ontbreken, kan deze samenhang erop wijzen dat <strong>het</strong> Lange Pad al in de late<br />

prehistorie een functie van doorgaande route kende (figuur 3.8).<br />

Fig. 3.8: Brug over de Zelsterbeek nabij de Graoveberg. De brug markeert een eeuwenoude<br />

oversteekplaats van <strong>het</strong> Lange Pad over de Zelsterbeek. Het Lange Pad doorkruist <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> van<br />

west naar oost en dateert in ieder geval uit de Late Middeleeuwen. Mogelijk was <strong>het</strong> pad al in de<br />

Romeinse tijd of zelfs in de late prehistorie (gezien de nabijheid van urnenvelden en grafheuvels)<br />

in gebruik. (Foto: ROB)<br />

Maar ook kan worden gewezen op de ligging van <strong>het</strong> uitgestrekte urnenveld bij de Budsjop<br />

niet ver ten oosten van de Heythuyserweg, een eeuwenoude verbindingsweg tussen<br />

Waerenberg en Heythuysen. Deze route wordt afgebeeld op een kaart uit <strong>het</strong> midden van de<br />

16 e eeuw (toegeschreven aan Jacob van Deventer) en doorsnijdt vlak ten zuidoosten van<br />

Heythuysen <strong>het</strong> dal van de Tungelroysche Beek. Het wettelijk beschermde deel van <strong>het</strong><br />

urnenveld ligt ca. 600 m ten oosten van de plek waar de weg de beek oversteekt. Meer<br />

westelijk, op <strong>het</strong> aansluitende deel van de dekzandrug en richting de weg, zijn op<br />

10 Hiddink (2003) geeft aan dat in de Late IJzertijd en Romeinse tijd grafvelden <strong>voor</strong>al langs de beekdalranden lagen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

24


verscheidene plekken ook scherven van urnen gevonden. Vanwege de nabijheid van <strong>het</strong><br />

urnenveld is <strong>het</strong> mogelijk dat ook deze route teruggaat tot in prehistorische tijd.<br />

Een intensief gebruik van dekzandruggen niet alleen als locatie van begraving, maar ook als<br />

woon- en akkergrond ligt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de lijn der verwachting. Desondanks zijn<br />

bewoningssporen uit de late prehistorie niet van opgravingen bekend, mede omdat de<br />

opgravingen van Hijszeler en Harsema gericht waren op grafheuvels en urnenvelden. Volgens<br />

Harsema (1973, 150) waren alle vier urnenvelden gelijktijdig in gebruik. Gaan wij ervan uit<br />

dat bij ieder grafveld tenminste een nederzetting behoorde, bevonden zich in of in de directe<br />

omgeving van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de late prehistorie ten minste vier nederzettingen. Alleen ten<br />

zuiden van de spoorlijn Weert-Roermond zijn in een <strong>voor</strong>malige zandafgraving daadwerkelijk<br />

nederzettingssporen uit de IJzertijd vastgesteld. Ten aanzien van de relatie urnenveld –<br />

nederzetting merkt Lemaire (1993a: 223) <strong>het</strong> volgende op:<br />

“Ik wil er tot slot nog op wijzen dat ongeveer 300-400 meter oostelijker van de opgraving al<br />

in de jaren vijftig een urnenveld was ontdekt. Op grond van de daar gevonden urnen heeft<br />

men <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> urnenveld gedateerd in de Vroege IJzertijd, d.w.z. enkele eeuwen<br />

eerder dan de opgegraven nederzetting (Harsema 1973: 149). Maar aangezien dit urnenveld<br />

meerdere eeuwen als begraafplaats in gebruik schijnt te zijn geweest, is <strong>het</strong> dus goed mogelijk<br />

dat ook nog de bewoners van onze nederzetting hun doden daar hebben begraven”.<br />

De hogere, goed-gedraineerde delen van de dekzandruggen waren daarnaast geschikt <strong>voor</strong><br />

gebruik als akkerland. Sporen van prehistorische akkerbouw in de vorm van<br />

eergetouwkrassen en akkerlagen zijn in Nederland op enkele plaatsen vastgesteld, en wel <strong>voor</strong><br />

vindplaatsen uit de late fase van <strong>het</strong> Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd. Mogelijk zijn ook<br />

in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dergelijke sporen in de nabijheid van nederzettingen en onder een laag stuifzand<br />

bewaard.<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komt aan <strong>het</strong> begraven van de doden in de loop van de Midden-IJzertijd vrij<br />

abrupt een einde. De afwezigheid van aardewerk uit de Late IJzertijd in de vier grafvelden en<br />

dat van Late IJzertijd vondsten in andere delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn hier<strong>voor</strong> een aanwijzing.<br />

Voor zover we nu uit de gegevens kunnen afleiden, worden de grafvelden - in de late<br />

prehistorie door hun omvang en markante ligging beeldbepalende elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> -<br />

na een gebruik van vele eeuwen achtergelaten. Welke factoren of omstandigheden hebben<br />

geleid tot <strong>het</strong> vertrek van de gemeenschappen uit de late prehistorie uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, is niet<br />

bekend.<br />

Voormalige vennen<br />

Vooral in <strong>het</strong> centrale deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ligt een aantal natuurlijke laagtes: Grote en Kleine<br />

Bedelaar, <strong>het</strong> Langven en de Eulder. Omdat deze (<strong>voor</strong>malige) vennen in een min of meer<br />

zuidwest-noordoost georiënteerde lijn liggen, wordt wel verondersteld dat ze de restanten van<br />

een vroegere bedding van de Maas zijn. Alleen de Groote Bedelaar en enkele kleine vennen<br />

bestaan nog uit water, de overige vennen zijn ten gevolge van ontwatering en ontginning<br />

droog. Het Langven is <strong>het</strong> grootste (ca. 800 x 300 m) en meest bekende <strong>voor</strong>malige ven. De<br />

randzones van vennen in <strong>het</strong> zandgebied van Zuid-Nederland bevatten in de regel een hoge<br />

dichtheid aan vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Voor <strong>het</strong><br />

Langven en <strong>het</strong> gebied rondom De Bedelaar is <strong>het</strong> aantal meldingen vrij beperkt, maar dit kan<br />

worden toegeschreven aan <strong>het</strong> grondgebruik (veelal bosgebied). Opmerkelijk is dat de<br />

meldingen bij <strong>het</strong> Langven betrekking hebben op neolithisch vondstmateriaal, waaronder<br />

‘aardewerk en vuurstenen bijlen’ (Harsema 1963: nrs. 34 en 36) en ‘neolithisch/bronstijd<br />

vuursteenmateriaal’ (idem: nr. 35).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

25


Beekdalbodems<br />

Inzicht in de aanwezigheid en aard van archeologische waarden in de beekdalbodems is in<br />

vergelijking met de hoger gelegen, goedgedraineerde gronden beperkt. Voor <strong>het</strong> gehele<br />

Limburgs-Brabantse zandgebied kan wat betreft de beekdalbodems feitelijk worden<br />

gesproken van een kennislacune. Deze lacune is mede <strong>het</strong> gevolg van <strong>het</strong> grondgebruik (vaak<br />

grasland), de aard van de archeologische resten en de mogelijkheid dat deze resten met<br />

sedimenten zijn afgedekt. Gangbare prospectietechnieken, met name oppervlaktekartering en<br />

boringen, hebben <strong>voor</strong>alsnog weinig resultaat opgeleverd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> traceren van<br />

archeologische resten in beekdalbodems. Het aantal ‘toevalsvondsten’ uit beekdalen is dan<br />

ook beduidend groter dan <strong>het</strong> aantal vondsten dat door middel van kartering of opgraving is<br />

gedocumenteerd. Opvallend is dat weinig vondsten – zelfs toevalsvondsten – uit de<br />

dalbodems van de Zelsterbeek en Leubeek bekend zijn. Een hamerbijl gevonden in <strong>het</strong> dal<br />

van de Tungelroysche Beek, ten zuidwesten van <strong>het</strong> urnenveld de Busschop, is een van de<br />

uitzonderingen (Figuur 3.9).<br />

Fig. 3.9: Bijzondere vondst van een hamerbijl van <strong>het</strong> type Baexem gevonden nabij de Tungelroysche<br />

Beek (uit: Bursch 1940).<br />

Behalve archeologische waarden kunnen beekdalen belangrijke bronnen van informatie<br />

bevatten over de vegetatiegeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en <strong>het</strong> ingrijpen van de mens in de<br />

vegetatie in de prehistorie. Het gaat om pollen, zaden van macroresten van planten die <strong>het</strong><br />

onderwerp zijn van archeobotanisch onderzoek (zie bij<strong>voor</strong>beeld Bakker 2003 <strong>voor</strong> Drenthe).<br />

De potentie van beekdalen of vennen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitvoeren van een dergelijk<br />

onderzoek is echter nog niet vastgesteld.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

26


3.4 Veranderingen in <strong>het</strong> bodemarchief<br />

Duizenden jaren van menselijke bewoning en activiteit hebben <strong>het</strong> beekdallandschap van <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> ‘verrijkt’ met een hoge verscheidenheid aan archeologische sporen en resten. De<br />

bekende vondsten en vindplaatsen zijn echter maar een flauwe afspiegeling van wat de<br />

prehistorische bewoners aan materiële cultuur hebben achtergelaten. Door processen aan en<br />

direct onder <strong>het</strong> maaiveld (zgn. post-depositionele processen) is de oorspronkelijke<br />

verspreiding, samenstelling en verschijningsvorm van <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief in de<br />

loop van duizenden jaren aanzienlijk veranderd. Onderzoek naar deze aspecten heeft alleen<br />

<strong>voor</strong> de wettelijk beschermde monumenten in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> AMR-project op enige schaal<br />

plaatsgevonden. Dit neemt niet weg dat <strong>het</strong> mogelijk is om uitspraken te doen over de<br />

toestand van <strong>het</strong> bodemarchief in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Met toestand wordt hier bedoeld de<br />

conservering en gaafheid van archeologische resten en sporen, samen aangeduid als fysieke<br />

kwaliteit. In dit hoofdstuk worden belangrijke natuurlijke en antropogene processen en hun<br />

betekenis <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief beschreven. Daarbij is gebruik gemaakt van<br />

gegevens uit Archis, rapportages van <strong>het</strong> AMR-project, artikelen in Lemaire (red, 1973) en<br />

<strong>het</strong> tijdschrift Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, en relevante gegevens vermeld elders in dit rapport.<br />

Natuurlijke processen<br />

In prehistorische tijd werd <strong>voor</strong>al in de nederzettingen, maar ook op bepaalde locaties<br />

daarbuiten een grote hoeveelheid afval geproduceerd. Een belangrijk deel hiervan was<br />

organisch van aard: slachtafval van dieren, <strong>voor</strong>werpen en bewerkingsafval van hout, been en<br />

bot, plantaardige materialen etc. Omdat deze materialen uitermate kwetsbaar zijn <strong>voor</strong><br />

oxidatie (en dus in korte tijd kunnen vergaan), worden ze vandaag de dag alleen onder<br />

gunstige omstandigheden van conservering teruggevonden. Plaatsen waar organische resten<br />

kunnen zijn bewaard, zijn diep ingegraven waterputten die ook vandaag de dag tot onder de<br />

grondwaterspiegel reiken, en waterverzadigde en kalkrijke bodems in de lagere delen van <strong>het</strong><br />

landschap, bij<strong>voor</strong>beeld in beekdalen. Op de hoger gelegen, goed gedraineerde<br />

dekzandruggen zijn onverbrande organische materialen volledig vergaan. Wel kunnen<br />

organische resten in verbrande vorm worden aangetroffen, waaronder houtskool,<br />

hazelnootdoppen in haarden en verbrande skeletresten in crematiegraven.<br />

Een ander negatief gevolg van bodemvormende processen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch<br />

bodemarchief is de vervaging van grondsporen. Een van de bodemtypen waarin dit probleem<br />

zich nadrukkelijk <strong>voor</strong>doet, zijn vorstvaaggronden. Volgens de bodemkaart (Stiboka, 1972)<br />

zijn deze gronden algemeen aanwezig in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Zo is <strong>het</strong> urnenveld bij de Busschop in<br />

een gebied met vorstvaaggronden gelegen. Grondsporen uit de prehistorie worden hier, maar<br />

ook op talrijke andere plaatsen als gevolg van verbruining van de bodem vermoedelijk niet<br />

meer als zodanig herkend. Voor alle gebieden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient ook rekening te worden<br />

gehouden met verstoring van archeologische lagen ten gevolge van plantaardige en dierlijke<br />

activiteit. Door de werking van bomen, planten en dieren is vaak <strong>het</strong> bovenste deel van <strong>het</strong><br />

bodemprofiel gehomogeniseerd en zijn artefacten verplaatst. Ook grondsporen kunnen als<br />

gevolg van biologische activiteit in de bodem zijn aangetast of vervaagd.<br />

In welke mate archeologische resten en sporen in de dalbodems van de Zelsterbeek en<br />

Leubeek zijn bewaard, valt moeilijk te zeggen. Inzicht in hun conservering en gaafheid vereist<br />

allereerst kennis van welke typen archeologische fenomenen waar precies aanwezig zijn.<br />

Maar ook is inzicht nodig in de erosie- en sedimentatiegeschiedenis van de beken. In <strong>het</strong><br />

algemeen kan worden uitgegaan van een conserverende werking van veenlagen en<br />

fijnkorrelige beeksedimenten in de beekdalbodems. Deze bodems fungeerden vroeger als<br />

overstromingsvlakte, waarin tijdens overstromingen archeologische resten kunnen zijn<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

27


afgedekt door dunne laagjes leem (Figuur 3.10). Het verleggen van de stroom en verplaatsen<br />

van de meanders kan gepaard zijn gegaan met erosie van archeologische resten en sporen.<br />

Fig. 3.10: Zomer 2003: kleinschalige opgraving door RAAP ten westen van Baexem in <strong>het</strong> dal van de<br />

Haelensche Beek. In de uitgegraven putten werd onder andere houtwerk aangetroffen, ingebed in<br />

fijnkorrelige beekafzettingen (Foto: RAAP)<br />

Antropogene processen<br />

Niet alleen natuurlijke, maar ook antropogene processen hebben bijgedragen aan een<br />

achteruitgang van <strong>het</strong> bodemarchief. Vermoedelijk heeft al in <strong>het</strong> Neolithicum in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

op kleine schaal ontbossing plaatsgevonden. Voor de latere fasen van de prehistorie (Bronstijd<br />

en IJzertijd) kan ervan worden uitgegaan dat aanzienlijke gebieden in gebruik waren als<br />

akkerland, woon- en begraafplaats. Het verwijderen van de bosvegetatie zal hebben<br />

bijgedragen aan verstuiving en daarmee aantasting van archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong><br />

bovenste deel van <strong>het</strong> bodemprofiel. Vanaf de Middeleeuwen heeft verstuiving opnieuw<br />

plaatsgevonden door overbegrazing en <strong>het</strong> steken van plaggen. In de uitgestoven delen<br />

kunnen archeologische vindplaatsen in sterke mate zijn aangetast of verdwenen. In gebieden<br />

waar overstuiving heeft plaatsgevonden, dient rekening te worden gehouden met een goede<br />

conservering van prehistorische bewoningssporen. De waarneming van T. Lemaire in 1962<br />

van een overstoven vondstlaag uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum in de <strong>voor</strong>malige zandafgraving langs<br />

<strong>het</strong> spoor bij de Bedelaar vormt hier<strong>voor</strong> een aanwijzing.<br />

Verstoringen van <strong>het</strong> prehistorisch bodemarchief in de 19 e eeuw houden verband met de<br />

aanplant van naaldbos ten behoeve van stuthout <strong>voor</strong> de mijnbouw in Zuid-Limburg. In de<br />

eerste helft van de 20 e eeuw zien we een toename van graafwerkzaamheden in verband met<br />

<strong>het</strong> normaliseren van beken. In <strong>het</strong> westelijke deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is de Tungelroysche Beek<br />

een rechtgetrokken beek, terwijl in <strong>het</strong> oostelijk deel normalisatie van de Leubeek heeft<br />

plaatsgevonden. Vaak zijn oude meanders nog wel in <strong>het</strong> landschap bewaard en als zodanig<br />

zichtbaar. Vanaf <strong>het</strong> einde van de 20 e eeuw vindt <strong>het</strong> tegenovergestelde proces plaats,<br />

namelijk <strong>het</strong> opnieuw laten meanderen van beken. De Tungelroysche Beek ten zuiden van de<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

28


Budsjop is hiervan een goed <strong>voor</strong>beeld. Het ligt <strong>voor</strong> de hand dat bij graafwerkzaamheden in<br />

de beekdalbodems archeologische resten onopgemerkt zijn gebleven of niet als zodanig zijn<br />

herkend. Vooral door de inzet van graafmachines in de tweede helft van de 20 e eeuw zullen<br />

archeologische vindplaatsen zijn aangetast of verloren zijn gegaan.<br />

In de 20 e eeuw heeft grondgebruik in de vorm van aspergeteelt en <strong>het</strong> diepploegen van<br />

percelen geleid tot een grote mate van aantasting van archeologische vindplaatsen. De talrijke<br />

vondsten van vuurstenen artefacten op de Boshei kunnen worden verklaard door diepgaande<br />

verstoring van <strong>het</strong> bodemprofiel door modern grondgebruik en de aanleg van aspergebedden<br />

in <strong>het</strong> bijzonder. Tot in de jaren ’60 waren ook percelen ten zuiden van de <strong>Leudal</strong>weg, binnen<br />

de grenzen van <strong>het</strong> huidige natuurreservaat, in gebruik als aspergeakker. In de jaren ’60 zijn<br />

deze percelen bewerkt met een ploeg in verband met de aanplant van nieuwe bomen. Ten<br />

gevolge hiervan zijn prehistorische vindplaatsen, waaronder een urnenveld (Harsema 1973,<br />

150), geheel vernield. Ook waarnemingen ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg, bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>het</strong><br />

begin van de jaren ’80 in een sleuf ten behoeve van een waterleiding, getuigen van<br />

diepgaande verstoringen. Hoewel op verscheidene plaatsen afvalkuilen en (slechter zichtbaar)<br />

paalkuilen aanwezig waren, was de bodem sterk verstoord door aspergebedden.<br />

Verschijnselen van recente datum in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn bollenteelt en recreatief gebruik van <strong>het</strong><br />

gebied met mountainbikes. Gebruik van zware machines bij <strong>het</strong> onderhoud van bospercelen<br />

heeft aantasting van de heuvellichamen uit de Bronstijd in de Busschop tot gevolg gehad. Het<br />

dichtschuiven en opnieuw uitgraven van vennen is gepaard gegaan met grootschalige<br />

verplaatsing van grond. Verder hebben graafwerkzaamheden ten behoeve van <strong>het</strong> ontwateren<br />

en ontginnen van natte gebieden (rabatten, afwateringsstelsels) <strong>het</strong> bodemprofiel verstoord.<br />

Een ander negatief aspect <strong>voor</strong> de conservering van organische resten is dat in veel van deze<br />

natte gebieden verdroging is opgetreden. Om landbouwkundig gebruik mogelijk te maken, is<br />

in een aantal van de (<strong>voor</strong>malige) vennen de ondoorlatende laag weggegraven. Mede door de<br />

aanwezigheid van deze laag zijn in <strong>het</strong> verleden natuurlijke vennen ontstaan.<br />

Als laatste in de rij van antropogene processen wordt hier zandwinning genoemd. Op een<br />

<strong>voor</strong>malige locatie van zandwinning ten zuiden van de spoorlijn Weert – Roermond bij de<br />

Bedelaar, is al enkele malen gewezen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

29


3.5 Archeologische waardering<br />

Het <strong>Leudal</strong> als geheel<br />

Het <strong>Leudal</strong> is een kleinschalig, reliëfrijk beekdallandschap dat aan <strong>het</strong> einde van de laatste<br />

ijstijd grotendeels zijn huidige vorm kreeg. In vergelijking met de uitgestrekte agrarische<br />

gebieden rondom <strong>het</strong> natuurreservaat hebben grootschalige bodemingrepen in de vorm van<br />

ontginningen, egalisaties en vergravingen er niet of alleen kleinschalig plaatsgevonden.<br />

Geomorfologische en bodemkundige eigenschappen die <strong>het</strong> gebied van oudsher kenmerken,<br />

zijn in grote delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bewaard. Een relatief ongeschonden beekdallandschap is<br />

ook van archeologische betekenis: <strong>het</strong> wijst op een goede fysieke kwaliteit van archeologische<br />

resten die in samenhang met aardkundige en paleo-ecologische waarden kunnen worden<br />

bestudeerd. Op grond van deze samenhang en van de aard en verspreiding van de<br />

archeologische vindplaatsen en vondsten kan <strong>het</strong> gehele gebied als archeologisch waardevol<br />

worden aangemerkt. Deze classificatie sluit aan bij <strong>het</strong> kaartbeeld van de IKAW, die <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> hoofdzakelijk zones met een hoge archeologische verwachting laat zien.<br />

Binnen <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

Als wij in meer detail naar <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kijken, is <strong>het</strong><br />

mogelijk om bovenbeschreven classificatie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied als geheel te verfijnen. Het<br />

toekennen van een bepaalde archeologische waarde aan landschappelijke zones geniet daarbij<br />

de <strong>voor</strong>keur: geen geïsoleerd archeologisch terrein ‘losgeweekt’ van zijn landschappelijke<br />

context, maar grotere landschappelijke eenheden die op archeologische, aardkundige en<br />

paleo-ecologische kwaliteiten worden beoordeeld en gewaardeerd. Uitgangspunt daarbij is<br />

een beoordeling van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van (de vindplaatsen in) deze zones.<br />

Voor de urnenvelden en grafheuvels speelt ook de zichtbaarheid van archeologische<br />

fenomenen een rol.<br />

1) Zichtbaarheid<br />

Zichtbaarheid en daarmee een zekere belevingswaarde van archeologische fenomenen is<br />

nauwelijks van toepassing op de prehistorische vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Vrijwel alle<br />

vindplaatsen zijn bekend van vondsten verzameld op akkers of andere plaatsen waar zichtbare<br />

archeologische fenomenen ontbreken. Tot deze categorie vindplaatsen kunnen alle<br />

vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden gerekend. Maar<br />

ook de vele vindplaatsen van vuursteen en/of aardewerk die sporen van bewoning uit de latere<br />

fasen van de prehistorie weerspiegelen, zijn aan de oppervlakte niet zichtbaar. Wel is<br />

zichtbaarheid van toepassing op vier (in 2004 gerestaureerde) grafheuvels van de Busschop en<br />

kleinere opgeworpen heuvels die deel uitmaken van urnenvelden. Vanwege de kleine<br />

afmetingen, hun ligging in bosgebied en de nabijheid van op natuurlijke wijze gevormde<br />

heuvels is de zichtbaarheid van laatstgenoemde heuvels echter zeer beperkt. Zelfs met een<br />

geoefend oog kunnen ze zeer moeilijk als zodanig worden herkend.<br />

2) Inhoudelijke kwaliteit<br />

De meeste archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> liggen op de hoger gelegen, goed<br />

gedraineerde dekzandruggen. Op basis van inhoudelijke kwaliteit, d.w.z. de aard,<br />

zeldzaamheid en ensemblewaarde van archeologische vindplaatsen, kan aan de volgende<br />

gebieden een hoge waarde worden toegekend:<br />

- <strong>het</strong> gebied van de Boshei: bijzonder rijke <strong>voor</strong>komens van laat-paleolithische<br />

artefacten, maar ook uit latere perioden zijn vondsten afkomstig;<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

30


- de wettelijk beschermde monumenten; grafheuvels en urnenveld in <strong>het</strong> gebied van de<br />

Busschop en urnenvelden op twee andere locaties in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>;<br />

- <strong>het</strong> gebied ten noorden van de Bedelaar: bijzonder rijke <strong>voor</strong>komens van vuurstenen<br />

artefacten en aardewerk uit <strong>het</strong> Neolithicum en de late prehistorie;<br />

- randzones van de beekdalen en vennen.<br />

De duizenden vuurstenen artefacten van de Boshei wijzen erop dat regelmatig jagers en<br />

verzamelaars uit de Federmesser-traditie in <strong>het</strong> gebied bivakeerden. Ook bevinden zich onder<br />

de vondsten zeldzame vuurstenen spitsen die aan de Creswell-traditie kunnen worden<br />

toegeschreven. Op basis van de criteria zeldzaamheid en ensemblewaarde kan aan <strong>het</strong> gebied<br />

een hoge archeologische waarde worden toegekend.<br />

Een hoge waarde is ook van toepassing op de urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> die de status van<br />

wettelijk beschermd monument hebben. Over hun betekenis merkt Harsema (1973, 151) <strong>het</strong><br />

volgende op: “De urnenvelden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> behoren tot de weinige die nog gedeeltelijk in<br />

bos of woeste grond zijn gelegen. Hoewel geen enkele meer compleet aanwezig is, zijn de<br />

overgebleven resten nog voldoende belangrijk om met de grootst mogelijke zorg te worden<br />

omringd, te meer omdat <strong>het</strong> niet onwaarschijnlijk is dat we hier te maken hebben met een<br />

uitzonderlijk geval waarin alle grafvelden uit een bepaalde periode in een geografisch<br />

tamelijk gesloten gebied bekend zijn.”<br />

De toegekende hoge waarde aan <strong>het</strong> gebied ten noorden van de Bedelaar is gebaseerd op de<br />

enorme hoeveelheid vondsten van vuursteen en aardewerk uit <strong>het</strong> Neolithicum en latere fasen<br />

van de prehistorie. Wij hebben hier te maken met een archeologisch uitzonderlijk gebied met<br />

een grote potentie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderzoek van de vroegste landbouwers in (midden-) Limburg. De<br />

vondsten wijzen op ontginning, bewoning en be-akkering van <strong>het</strong> gebied in ieder geval vanaf<br />

<strong>het</strong> Midden-Neolithicum, maar ook op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van nederzettingen uit de late<br />

prehistorie (Bronstijd en IJzertijd).<br />

Tenslotte zijn de randzones van beken en vennen op de Limburgs-Brabantse zandgronden rijk<br />

aan vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Overgangszones van<br />

nat naar droog (de zogenaamde gradiëntsituaties) vormden favoriete vestigingslocaties van<br />

jagers, vissers en verzamelaars uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. De<br />

verscheidenheid aan voedselbronnen en de nabijheid en bereikbaarheid van (drink-)water zijn<br />

hiervan belangrijke redenen. Op basis hiervan wordt ook aan deze zones een hoge waarde<br />

toegekend.<br />

Een bespreking van de inhoudelijke kwaliteit van archeologische resten in de beekdalbodems<br />

en (<strong>voor</strong>malige) vennen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is nauwelijks mogelijk. Het vrijwel volledig ontbreken<br />

van bekende vindplaatsen is hiervan de belangrijkste reden. Gegevens uit <strong>het</strong> Limburgs-<br />

Brabantse zandgebied tonen echter aan dat bijzondere archeologische resten in de<br />

beekdalbodems kunnen worden verwacht. Voor de vroege prehistorie dient rekening te<br />

worden gehouden met kleine kampementen en activiteitsgebieden, bij<strong>voor</strong>beeld op kleine<br />

zandige opduikingen. Voor de late prehistorie kunnen brugconstructies, <strong>voor</strong>den, visweren,<br />

depotvondsten en dumps worden verwacht. Vooral zones van beekdalen grenzend aan<br />

nederzettingen of grafvelden uit de late prehistorie zijn in dit opzicht kansrijk. Een <strong>voor</strong>beeld<br />

is <strong>het</strong> dal van de Tungelroysche Beek dat grenst aan <strong>het</strong> laat-prehistorisch grafveld bij de<br />

Busschop. Ook kan <strong>het</strong> dal van de Haelensche Beek ten zuiden van de vindplaats met laatneolithisch<br />

en IJzertijd-aardewerk bij de Bedelaar worden genoemd. Aan deze zones is een<br />

hoge (indicatieve) waarde toegekend.<br />

3) Fysieke kwaliteit<br />

Op basis van fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering) wordt een hoge waarde toegekend<br />

aan gebieden:<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

31


- waar sporen van bewoning of begraving worden afgedekt door dekzand of stuifzand;<br />

- waar de top van <strong>het</strong> bodemprofiel uit een dikke antropogene bovenlaag (plaggendek)<br />

bestaat;<br />

- waar in de 20 e eeuw geen aspergeteelt, diepploegen of afgraven van zand heeft<br />

plaatsgevonden;<br />

- waar sprake is van grondwaterverzadigde bodems (beekdalen).<br />

De zeldzame vindplaats uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum bij de Bedelaar geeft de potentie van <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> aan <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van prehistorische nederzettingen, grafvelden, akkers en<br />

wegen die door een laag zand worden afgedekt. Het toont aan dat ook elders op en langs de<br />

flanken van dekzandruggen met vergelijkbare vondstsituaties rekening moet worden<br />

gehouden, waarbij archeologische sporen goed geconserveerd zijn door hun ligging onder een<br />

laag zand. Ook de aanwezigheid van een plaggendek kan hebben bijgedragen aan de<br />

conservering van archeologische vindplaatsen. Wel dient te worden opgemerkt dat de<br />

plaggendekken in en rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aanzienlijk minder dik zijn dan in andere delen van<br />

Nederland. De beschermende werking ervan is daarmee geringer geweest.<br />

Diepploegen en <strong>het</strong> omzetten van de bovengrond ten behoeve van aspergeteelt zijn<br />

activiteiten die bijzonder schadelijk zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief. Gebieden waar<br />

aspergeteelt heeft plaatsgevonden, zijn onder andere de Boshei en enkele percelen ten<br />

noorden van de Bedelaar. Deze gebieden hebben duizenden archeologische vondsten<br />

opgeleverd en zijn daarmee op basis van inhoudelijke aspecten van een hoge waarde (zie<br />

boven). Uit <strong>het</strong> oogpunt van fysieke kwaliteit zijn ze echter van geringe waarde.<br />

Uit <strong>het</strong> oogpunt van conservering van organische resten zijn de grondwaterverzadigde en/of<br />

kalkrijke beekdalbodems van belang. Hier kunnen vergankelijke materialen als hout, bot,<br />

zaden en plantaardige macroresten bewaard zijn gebleven. Veenlagen en andere organische<br />

afzettingen kunnen informatie bevatten over de Laat-Pleistocene en Holocene<br />

vegetatiegeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Belangrijk <strong>voor</strong> bemonstering ten behoeve van paleoecologisch<br />

onderzoek zijn zones waar (sequenties van) veenlagen <strong>voor</strong>komen en de<br />

stratigrafische opbouw intact is. Vooral in afgesneden en geleidelijk verlande meanders kan<br />

deze vondstsituatie worden verwacht. Ook bieden organische materialen goede<br />

mogelijkheden <strong>voor</strong> de toepassing van absolute dateringsmethoden, zoals de C14-methode en<br />

dendrochronologie.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

32


3.6 Toelichting archeologische beheersadvieskaart (Kaartbijlage 4)<br />

Op basis van bovengenoemde gegevens over de zichtbaarheid, inhoudelijke kwaliteit en<br />

fysieke kwaliteit van archeologische vindplaatsen en gebieden, zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> twee<br />

archeologische zones onderscheiden (Kaartbijlage 4). Deze zones corresponderen met een<br />

hoge of middelmatige verwachtingswaarde. Voor <strong>het</strong> begrenzen van de zones zijn de<br />

volgende criteria gehanteerd:<br />

Zone met hoge archeologische verwachting:<br />

- de wettelijk beschermde monumenten en de aangrenzende zones, met een breedte van 200<br />

meter;<br />

- de randzones van beekdalen en vennen, met een breedte van 200 meter;<br />

- delen van beekdalen die grenzen aan archeologisch belangrijke terreinen op dekzandruggen.<br />

- gebieden die op de geomorfologische kaart zijn aangeduid als 'droog dalvlakterras bedekt<br />

met dekzand met daarop oud landbouwvlak'.<br />

Zone met middelmatige archeologische verwachting:<br />

- (<strong>voor</strong>malige) vennen;<br />

- delen van dekzandruggen buiten de zones met een hoge of lage verwachtingswaarde;<br />

- delen van beekdalen buiten de zones met een hoge verwachting.<br />

In principe hebben de percelen op dekzandruggen die gebruikt zijn <strong>voor</strong> aspergeteelt of<br />

percelen waarvan de bovengrond is gediepploegd in verband met de aanleg van bos, een lage<br />

verwachtingswaarde. Informatie over welke percelen tot welke diepte precies zijn omgezet,<br />

ontbreekt echter. Bij <strong>het</strong> maken van de archeologische beheersadvieskaart is dan ook geen<br />

rekening gehouden met verstoringen van <strong>het</strong> bodemprofiel ten gevolge van bovengenoemde<br />

activiteiten.<br />

Daarnaast zijn op kaartbijlage 4 de bekende vindplaatsen aangegeven. Met uitzondering van<br />

de wettelijk beschermde monumenten heeft op deze vindplaatsen geen waardestellend<br />

onderzoek plaatsgevonden, waardoor niet kan worden aangegeven wat de inhoudelijke en<br />

fysieke kwaliteit (en daarmee de waarde) van de vindplaatsen is. Om deze reden is <strong>voor</strong> de<br />

vindplaatsen op kaartbijlage 4 geen onderscheid wat betreft waarde gemaakt.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

33


3.7 Beheer van archeologische waarden<br />

In deze paragraaf worden richtlijnen gegeven <strong>voor</strong> <strong>het</strong> huidige en toekomstige beheer van de<br />

archeologische monumenten (de AMK-terreinen) en vindplaatsen en <strong>voor</strong> de archeologische<br />

verwachtingszones. Mochten er in de toekomst nieuwe archeologische waarden worden<br />

vastgesteld dan zal <strong>het</strong> beheer daarvan gespecificeerd moeten worden. Onderstaande<br />

beheerrichtlijnen moeten gezien worden als een uitgebreide toelichting op kaartbijlage 4, de<br />

archeologische beheersadvieskaart.<br />

Inrichting en beheer<br />

De eerste stap om archeologische vindplaatsen duurzaam te behouden is een wettelijke en/of<br />

planologische bescherming. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vijf terreinen (percelen) op deze manier veilig<br />

gesteld. Maar een dergelijke administratieve bescherming is in de praktijk vaak niet<br />

voldoende. Er moeten ook fysieke beschermingsmaatregelen worden genomen in de vorm van<br />

structureel periodiek beheer al dan niet eerst <strong>voor</strong>afgegaan door een inrichting van <strong>het</strong> terrein<br />

(KNA 2.2, 2005).<br />

Om een goede uitgangspositie te verkrijgen <strong>voor</strong> beheer is <strong>het</strong> vaak nodig dat er eerst<br />

inrichtingsmaatregelen worden genomen. Hieronder vallen alle eenmalig te treffen<br />

maatregelen die nodig zijn om (verdere) aantasting van een archeologische vindplaats te<br />

<strong>voor</strong>komen (consolidatie), beschadigingen te herstellen (restauratie) of een archeologisch<br />

vindplaats beter zichtbaar/herkenbaar en toegankelijk te maken (visualisatie en toeristischrecreatieve<br />

ontsluiting). Voor al deze maatregelen moet een inrichtingsplan worden opgesteld<br />

waarin de uit te voeren werkzaamheden en de te gebruiken materialen en machines<br />

nauwkeurig staan beschreven. Gaat <strong>het</strong> om een wettelijk beschermd monument, dan is <strong>voor</strong> de<br />

uitvoering van inrichtingsmaatregelen tevens een Monumentenvergunning (ROB, 2000)<br />

nodig. Op inrichtingsmaatregelen <strong>voor</strong> de archeologische terreinen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt hier<br />

slechts zeer globaal ingegaan. Een nadere uitwerking zal t.z.t. plaatsvinden als onderdeel van<br />

een nog op te stellen cultuurhistoriebrede inrichtingsvisie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (zie hoofdstuk 6) .<br />

Onder beheer verstaan we alle regelmatig te treffen maatregelen die noodzakelijk zijn om<br />

er<strong>voor</strong> te zorgen dat archeologische terreinen in goede staat verkeren en dat ook blijven.<br />

Beheer bestaat uit <strong>het</strong> regelmatig inspecteren van terreinen en uit <strong>het</strong> uitvoeren van kleine<br />

onderhoudswerkzaamheden.<br />

Met inspectie bedoelen we <strong>het</strong> visueel controleren en beoordelen van de toestand van een<br />

archeologisch terrein. De bevindingen worden vastgelegd in een inspectieverslag, waarin ook<br />

adviezen over uit te voeren klein en eventueel groot onderhoud zijn opgenomen.<br />

Onder klein onderhoud wordt verstaan <strong>het</strong> regelmatig maaien met een bosmaaier of<br />

motorzeis, verwijderen van houtopslag en afval, opkronen van bomen en <strong>het</strong> opvullen van<br />

kleine gaten bij<strong>voor</strong>beeld mollengangen en konijnenholen. Voor <strong>het</strong> uitvoeren van klein<br />

onderhoud op een wettelijk beschermd monument is geen Monumentenvergunning nodig.<br />

Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> de archeologische monumenten<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> liggen vijf archeologische monumenten, waarvan er drie wettelijk zijn<br />

beschermd. Deze vijf terreinen worden beschreven in paragraaf 3.2 De begrenzingen staan op<br />

kaartbijlage 4 aangegeven. Het gaat achtereenvolgens om:<br />

• grafheuvels Busschopweg (Archis monumentnr. 601/CMA-nr.58D-011): zeer hoge<br />

archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: SBB<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

34


• urnenveld Groot Vinkenbos 11 (Archis monumentnr. 563/CMA-nr.58B-002 ): zeer<br />

hoge archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: SBB<br />

• urnenveld Starrenbosch-Houterweg (Archis monumentnr. 561/CMA-nr.58D-006):<br />

zeer hoge archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: particulier<br />

• urnenveld ten westen van grafheuvels Busschopweg (Archis monumentnr.<br />

11138/CMA-nr.58D-030): zeer hoge archeologische waarde. Beheerder: SBB<br />

• mogelijke Abschnittsmotte 12 de Graoveberg (Archis monumentnr. 15257/CMA-nr.<br />

58B-014): hoge archeologische waarde. Beheerder: particulier<br />

Voor de drie wettelijk beschermde monumenten geldt dat:<br />

• <strong>het</strong> microreliëf en de bodem van deze terreinen niet verstoord mag worden door graaf-<br />

en andere werkzaamheden;<br />

• indien (graaf)werkzaamheden nodig zijn, eerst advies moet worden gevraagd aan de<br />

ROB; dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstellen van grote beschadigingen;<br />

• een Monumentenvergunning (ROB, 2000) moet worden aangevraagd bij de gemeente<br />

<strong>voor</strong> (graaf)werkzaamheden of groot onderhoud; <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitvoeren van klein<br />

onderhoud is geen Monumentenvergunning nodig;<br />

• (in <strong>het</strong> geval van vergunning verlening) <strong>voor</strong>afgaand aan en/of tijdens de uitvoering<br />

van de (graaf)werkzaamheden archeologisch onderzoek moet plaatsvinden; de kosten<br />

hiervan komen <strong>voor</strong> rekening van SBB.<br />

Voor de twee niet beschermde monumenten geldt dat:<br />

• <strong>het</strong> microreliëf en de bodem van deze terreinen niet verstoord mag worden door graaf-<br />

en andere werkzaamheden;<br />

• indien (graaf)werkzaamheden nodig zijn, eerst advies moet worden gevraagd aan de<br />

ROB; dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstellen van grote beschadigingen;<br />

• <strong>voor</strong>afgaand aan en/of tijdens de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden<br />

archeologisch onderzoek moet plaatsvinden; de kosten hiervan komen <strong>voor</strong> rekening<br />

van SBB;<br />

• <strong>voor</strong> (graaf)werkzaamheden of groot onderhoud géén Monumentenvergunning nodig<br />

is.<br />

Specifieke beheerrichtlijnen<br />

Grafheuvels Busschopweg<br />

In 2004 zijn vier grafheuvels bij de Busschopweg hersteld. Om deze heuvels in goede staat te<br />

houden, moeten de heuvels regelmatig worden geïnspecteerd. 13 De heuvels en de directe<br />

omgeving moeten vrij gehouden worden van bomen en struiken. Geadviseerd wordt om<br />

behalve de heuvels zelf ook een strook van 10 meter breed daaromheen vrij te houden. Door<br />

dunning wordt een geleidelijke overgang naar <strong>het</strong> omringende bos verkregen. De heuvels<br />

11 Er wordt getwijfeld aan de juiste ligging van dit urnenveld (zie p. …..). Mogelijk moet dit urnenveld 250 meter naar <strong>het</strong><br />

oosten worden gezocht. Nader archeologisch onderzoek zal dit moeten uitwijzen.<br />

12 De bovenzijde van de Graoveberg is in 2004 onderzocht d.m.v. boringen en een proefputje. Hierin zijn geen aanwijzingen<br />

gevonden <strong>voor</strong> de hypothese dat de heuvel een motte is geweest. Vast staat wel dat <strong>het</strong> om een antropogeen afgevlakte heuvel<br />

gaat, maar de functie ervan is onzeker (Zie Roymans, 2005).<br />

13 Het beschermde monument bij de Busschopweg (monumentnr. 601) wordt al om de twee jaar geïnspecteerd door<br />

medewerkers van de Archeologische Monumenten Wacht (AMW). Geadviseerd wordt om <strong>het</strong> urnenveld grenzend aan de<br />

vier grafheuvels in de toekomst, nadat <strong>het</strong> is onderzocht en hersteld, ook te laten inspecteren. Dit terrein (monumentnr.<br />

11138) en de vier grafheuvels maken deel uit van één groot urnenveld uit de Late Bronstijd - Midden-IJzertijd. Ook de<br />

particuliere monumenten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (urnenveld bij de Houterweg/Starrenbosch en de Graoveberg) worden geïnspecteerd<br />

door de AMW.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

35


kunnen <strong>het</strong> beste twee keer per jaar met de hand (bosmaaier of motorzeis) worden gemaaid.<br />

Door regelmatig te maaien wordt ongewenste nieuwe begroeiing van jonge bomen, braam,<br />

brandnetel en dergelijke in de hand gehouden, en treedt geleidelijke verschraling van de<br />

begroeiing op.<br />

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met <strong>het</strong><br />

aanwezige microreliëf. Het is aan te bevelen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderhoud en de afvoer van houtopslag<br />

zo licht mogelijk materieel te gebruiken, opdat geen spoorvorming in <strong>het</strong> terrein optreedt.<br />

Belangrijk is ook dat de grafheuvels in <strong>het</strong> terrein op enigerlei wijze gemarkeerd worden,<br />

zowel <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheer als <strong>voor</strong> toeristisch-recreatieve ontsluiting <strong>voor</strong> <strong>het</strong> publiek.<br />

Urnenvelden Busschopweg, Houterweg en Groot Vinkenbos<br />

Om de urnenvelden (groepen van kleine, lage en veelal nauwelijks zichtbare heuveltjes) in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> goed te kunnen beheren moet eerst archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit is<br />

nodig om vast te stellen waar precies heuvels liggen en welke antropogeen (grafheuvels) en<br />

welke natuurlijk (stuifheuvels) zijn. Pas als dat duidelijk is, is <strong>het</strong> zinvol om de grafheuvels te<br />

herstellen. Het gaat dan om consolidatie en/of restauratie van de heuvellichamen. Hiermee<br />

wordt <strong>het</strong> verval van de heuvels tegengegaan en wordt de oorspronkelijke vorm (diameter en<br />

hoogte) van <strong>het</strong> heuvellichaam hersteld. Dit herstel betreft bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> dichten van<br />

ingravingen van natuurlijke aard (konijnenholen) en/of ingravingen en insporingen van<br />

menselijke aard (crossroutes, schatgraverij etc.) en <strong>het</strong> verwijderen van houtopslag. Dit laatste<br />

is nodig omdat de wortelstelsels van bomen schade kunnen aanrichten aan archeologische<br />

sporen of objecten die zich in de heuvel bevinden. Ook <strong>het</strong> omwaaien van zieke of dode<br />

bomen (windworp) vormt een reëel gevaar <strong>voor</strong> <strong>het</strong> behoud van <strong>het</strong> heuvellichaam en de<br />

daarin aanwezige archeologische waarden. Bij <strong>het</strong> verwijderen van bomen dient dan ook altijd<br />

de stam op maaiveldniveau te worden afgezaagd, zodat de stobbe in de grond blijft zitten. Het<br />

vrijstellen van de heuvels van houtopslag heeft als bijkomend effect dat <strong>het</strong> de zichtbaarheid<br />

van de monumenten en daarmee ook de mogelijkheid <strong>voor</strong> publieksontsluiting vergroot.<br />

Na de consolidatie en/of restauratie dient er een integraal beheers- of onderhoudsplan <strong>voor</strong> de<br />

alle grafheuvels en urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te worden gemaakt.<br />

De Graoveberg<br />

Om de Graoveberg bij de overgang van de Zelsterbeek goed te kunnen beheren, zal hier eerst<br />

groot onderhoud moeten plaatsvinden. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen worden getroffen<br />

om te <strong>voor</strong>komen dat mountainbikers de heuvel per fiets kunnen beklimmen. Het uitgesleten<br />

pad zal opgevuld moeten worden met gebiedseigen grond. Eventueel kan er wel een voetpad<br />

(trap) naar de top worden gemaakt om wandelaars de mogelijkheid te bieden van een mooi<br />

uitzichtpunt op de omgeving. Verder wordt geadviseerd om de top van deze heuvel selectief<br />

te dunnen zodat er weer een min of meer open plateau aan de bovenzijde ontstaat. Bij <strong>het</strong><br />

verwijderen van bomen dient altijd de stam op maaiveldniveau te worden afgezaagd, zodat de<br />

stobbe in de grond blijft zitten. Het vrijstellen van de heuvel van houtopslag heeft als<br />

bijkomend effect dat <strong>het</strong> de zichtbaarheid van <strong>het</strong> monument en daarmee ook de mogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> publieksontsluiting vergroot.<br />

Bij <strong>het</strong> beheer van deze heuvel gaat <strong>het</strong> er <strong>voor</strong>al om dat (nieuwe) aantasting van <strong>het</strong><br />

heuvellichaam wordt <strong>voor</strong>komen. Daar<strong>voor</strong> is regelmatige inspectie en klein onderhoud<br />

nodig. Nieuwe houtopslag en afval moet verwijderd worden en kleine beschadigingen zoals<br />

molshopen of konijnenholen moeten worden hersteld. Zieke en/of dode bomen moeten tijdig<br />

worden gekapt vanwege <strong>het</strong> gevaar <strong>voor</strong> windworp. De stobben moeten in dit geval blijven<br />

zitten.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

36


Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> archeologische vindplaatsen<br />

Op dit moment is <strong>het</strong> nog niet mogelijk om <strong>voor</strong> alle archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> concrete beheerrichtlijnen te geven. Enerzijds is van veel archeologische vindplaatsen<br />

de aard, omvang en kwaliteit onvoldoende bekend omdat ze niet verder zijn onderzocht.<br />

Anderzijds zijn er ook archeologische vindplaatsen nog niet ontdekt. Dit komt omdat er nog<br />

nooit een systematische vlakdekkende archeologische kartering in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is uitgevoerd.<br />

Voor de bekende archeologische vindplaatsen geldt dat:<br />

• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graaf- of andere<br />

werkzaamheden die dieper reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden<br />

vermeden;<br />

• bij <strong>voor</strong>keur geen nieuw bos wordt aangeplant;<br />

• als bomen worden gekapt, de stobben moeten blijven zitten;<br />

• er niet met zwaar materieel wordt gewerkt op percelen waar microreliëf aanwezig is;<br />

• als werkzaamheden dieper dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag nodig zijn, tijdig advies<br />

wordt gevraagd aan de ROB. Er moet rekening worden gehouden met archeologisch<br />

onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens uitvoering.<br />

Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> archeologische verwachtingszones<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden twee archeologische verwachtingszones onderscheiden: een zone van<br />

hoge en een zone van middelmatige archeologische verwachting (zie paragraaf 3.6). Het<br />

gewenste beheer <strong>voor</strong> deze zones wordt hieronder toegelicht.<br />

Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> zone met hoge archeologische verwachting<br />

In deze zone liggen de waardevolle archeologische monumenten en aangrenzende<br />

(beekdal)zones, randzones van beekdalen en vennen en oude bouwlanden. Voor deze zone<br />

geldt dat:<br />

• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graafwerkzaamheden die dieper<br />

reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden vermeden;<br />

• er niet met zwaar materieel op percelen wordt gewerkt waar microreliëf aanwezig is;<br />

• percelen die als akker in gebruik zijn bij <strong>voor</strong>keur worden omgezet in grasland of<br />

heide. Als dat niet mogelijk is: ploegdiepte laten aanpassen, bij <strong>voor</strong>keur niet dieper<br />

ploegen dan 30 cm en in ieder geval niet diepwoelen. Afspraken hierover moeten<br />

worden geregeld in gebruikersovereenkomsten;<br />

• aanvoer of afvoer van bouw<strong>voor</strong>materiaal wordt vermeden;<br />

• bij werkzaamheden die dieper reiken dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag, tijdig advies<br />

wordt gevraagd aan de ROB. Er moet rekening worden gehouden met archeologisch<br />

onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens uitvoering. Aanbevolen wordt jaarlijks de geplande<br />

werkzaamheden in deze zone te bespreken met de ROB;<br />

• onverwachte vondsten (toevalsvondsten) bij de ROB (contactpersoon Eelco Rensink<br />

of Marjo Montforts ) en/of Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> (contactpersoon Mien van<br />

Hoef) worden gemeld, zodat de vindplaats en de vondsten gedocumenteerd kunnen<br />

worden.<br />

Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> oude bouwlanden<br />

In de zone met hoge archeologische verwachting komen ook oude bouwlanden of<br />

enkeerdgronden <strong>voor</strong> (zie paragraaf 3.6). Ze liggen <strong>voor</strong>al aan de randen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, op<br />

de overgang naar de dorpen Heythuysen, Roggel, Haelen en Nunhem (figuur 3.11).Ze<br />

vertegenwoordigen een rijkdom aan landschappelijke, historisch-geografische, aardkundige,<br />

ecologische en archeologische waarden. Het bouwlanddek heeft een bijzonder goede<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

37


conserverende werking op de onderliggende, niet-zichtbare archeologische sporen die uit de<br />

prehistorie of daarna kunnen stammen.<br />

Bij <strong>het</strong> beheer van de oude bouwlanden moet rekening worden gehouden met zowel <strong>het</strong><br />

agrarische gebruik als <strong>het</strong> duurzaam behoud van de archeologische en landschappelijke<br />

waarden.<br />

Fig. 3.11: Oud bouwland, nu geëgaliseerd, langs de Roggelse Weg (Foto: ROB)<br />

Middelen die hier<strong>voor</strong> ingezet kunnen worden zijn bepaalde ploegmethoden en de keuze van<br />

gewassen en bemesting. Het is goed om bij de selectie van gewassen rekening te houden met<br />

een ploegdiepte van maximaal 30 cm onder <strong>het</strong> maaiveld, zijnde de bouw<strong>voor</strong>. Nog beter is<br />

<strong>het</strong> om een nog minder diepe ploegdiepte te kiezen, bij<strong>voor</strong>beeld gebruik te maken van de<br />

zgn. ecologische ploeg. Gewassen en bemestingskeuze zouden hierop kunnen worden<br />

afgestemd.<br />

Ook <strong>het</strong> zo min mogelijk braak laten liggen van <strong>het</strong> bouwland en meeploegen met de<br />

hoogtelijnen, kan positief werken t.a.v. de archeologische waarden. Het vermindert de<br />

egalisatie en erosie van <strong>het</strong> bouwland door wind en water.<br />

Aanbevolen wordt om de oorspronkelijke, mogelijk geheel of ten dele verdwenen,<br />

randbeplantingen (houtwallen) en <strong>het</strong> bijbehorende wegenstelsel te herstellen. Dit heeft zowel<br />

landschappelijk als archeologisch een positieve uitwerking. Hierdoor wordt niet alleen de<br />

herkenbaarheid en daardoor <strong>het</strong> behoud van de oude bouwlanden zelf vergroot, maar tevens<br />

de historische samenhang tussen de oude bouwlanden, de aangrenzende dorpen en de<br />

<strong>voor</strong>malige woeste gronden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met zijn beekdalen benadrukt. Dit verbetert de<br />

belevingswaarde van <strong>het</strong> gebied als geheel. Het aanbrengen van beplanting vermindert<br />

bovendien de kans op windverstuiving van <strong>het</strong> bouwland.<br />

Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> zone met middelmatige archeologische verwachting<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

38


Hierbinnen vallen de overige zones in de beekdalen en vennen die geen hoge archeologische<br />

verwachting hebben en de tussenliggende zones op de dekzandruggen. Voor deze zone geldt<br />

dat:<br />

• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graafwerkzaamheden die dieper<br />

reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden vermeden;<br />

• gebruik van zwaar materieel op percelen waar microreliëf aanwezig is zoveel mogelijk<br />

wordt vermeden;<br />

• aanvoer of afvoer van bouw<strong>voor</strong>materiaal wordt vermeden;<br />

• bij werkzaamheden die dieper reiken dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag op percelen<br />

waar archeologische vindplaatsen liggen, tijdig advies wordt gevraagd aan de ROB.<br />

Er moet rekening worden gehouden met archeologisch onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens<br />

uitvoering. Aanbevolen wordt jaarlijks de geplande werkzaamheden in deze zone te<br />

bespreken met de ROB;<br />

• dat onverwachte vondsten (toevalsvondsten) bij de ROB (contactpersoon Eelco<br />

Rensink of Marjo Montforts ) en/of Heemkundekring <strong>Leudal</strong> (contactpersoon Mien<br />

van Hoef) worden gemeld, zodat de vindplaats en de vondsten gedocumenteerd<br />

kunnen worden.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

39


4 Historische geografie en bouwhistorie<br />

4.1 Historische Geografie en Bouwhistorie<br />

Vanaf de aanwezigheid van de mens in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (zie hoofdstuk 3) is <strong>het</strong> landschap in een<br />

steeds sterkere mate onderhevig geweest aan de invloed van de mens. Aanvankelijk was deze<br />

zeer beperkt (de mens als jager), maar na de omwenteling van jacht naar landbouw<br />

(Neolithicum vanaf circa 5000 <strong>voor</strong> Chr.) werd die invloed steeds groter. De behoefte aan<br />

akkerland leidde een ontginningsproces in dat in feite tot in de tweede helft van de 20 e eeuw<br />

heeft <strong>voor</strong>tgeduurd. Daarbij heeft zich afhankelijk van demografische ontwikkelingen (krimp<br />

en groei) een sterke afwisseling <strong>voor</strong>gedaan: perioden van ontbossing hebben zich<br />

afgewisseld met perioden waarbij bos zich weer op ruime schaal kon ontwikkelen. Zo heeft<br />

zich waarschijnlijk in <strong>het</strong> Neolithicum en Bronstijd een periode van bosontginning<br />

<strong>voor</strong>gedaan en in de daarop volgende Late IJzertijd juist bosontwikkeling en uitbreiding<br />

daarvan voltrokken.<br />

Erg bepalend <strong>voor</strong> de huidige verschijningsvorm van <strong>het</strong> gebied is de ontwikkeling in de Late<br />

Middeleeuwen vanaf de 13 e eeuw geweest. De vestiging in 2012 van klooster St.<br />

Elisabethsdal door Cisterciënzers (na 1430 bewoond door Augustijner kanunniken; figuur 4.1)<br />

heeft een<br />

Fig. 4.1 Oorspronkelijke toren van klooster St. Elisabethsdal (Foto R. Baeten)<br />

grote impuls gegeven aan de ontginning van <strong>het</strong> gebied. Naast <strong>het</strong> klooster werden er wind-<br />

en watermolens en boerderijen gesticht en werden er kastelen en kerken gebouwd. Talrijke<br />

kleine elementen getuigen van een rijke religieuze geschiedenis, zoals <strong>het</strong> vestigen van<br />

kapellen en veldkruizen. Ook <strong>het</strong> ontwikkelen van religieuze gewoonten (figuur 4.2), zoals<br />

processies en bedevaarten, behoort tot dit patroon.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

40


Fig. 4.2 Een verdwenen traditie:<br />

de Kroedwés, ter bescherming<br />

van huis en haard. (Uit Rondom<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg.2 nr. 5, 1977)<br />

Het landgebruik richtte zich <strong>voor</strong>al op de vruchtbare beekdalen (wei- en hooilanden), akkers<br />

op de aangrenzende hogere gronden en boomgaarden rond de watermolens en boerderijen die<br />

gebouwd werden op de overgang van beekdal naar hogere gronden (figuur 4.3).<br />

Fig. 4.3 Boerderij Nieuwenhof te Haelen (Foto: SBB)<br />

De landbouwkundige ontwikkeling wordt ook wel de potstal-economie genoemd. Het vee<br />

verbleef in de winterperiode in de stallen. De daarbij geproduceerde mest werd met zand en<br />

heideplaggen vermengd en als meststof in <strong>het</strong> <strong>voor</strong>jaar aangewend op de akkers. Daarbij<br />

ontwikkelde zich een specifiek bodemtype: <strong>het</strong> oude bouwland of enkeerdgrond (figuur 4.4).<br />

De oudste daarvan hebben door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tdurende ophogingsproces een karakteristiek<br />

bolvormig karakter.<br />

De ter beschikking staande oppervlakte heide bepaalde in hoge mate de oppervlakte<br />

bouwland. Door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tdurende plaggen verarmde de heide echter steeds meer, zodat zich<br />

in de tweede helft van de 19 e eeuw een landbouwcrisis begon te ontwikkelen. Door de<br />

uitvinding van de kunstmest kon deze echter bezworen worden.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

41


Fig. 4.4 Oud bouwland (enkeerdgrond) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> e.o. (Stiboka 1972)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

42


Enkeerdgronden<br />

Enkeerdgronden zijn gronden met een humushoudende bovengrond die dikker is dan 50<br />

centimeter. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bestaan ze uit zand (materiaal met minder dan 8% lutum).<br />

Vóór de invoering van de kunstmest werden de bouwlanden en ook een deel van de<br />

graslanden bemest met potstalmest. Deze mest bestond uit een mengsel van stalmest,<br />

huisafval, bosstrooisel, heideplaggen en dikwijls ook vrij veel zand. De eeuwenlange<br />

bemesting met dit materiaal heeft ertoe geleid dat de bouw- en graslanden geleidelijk<br />

werden opgehoogd en dat er dikke humushoudende bovengronden ontstonden.<br />

Afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de gebruikte mest en de duur van de<br />

ophoging vertoont <strong>het</strong> dek grote verschillen in kleur, dikte, humusgehalte en textuur.<br />

Er wordt onderscheid gemaakt in zwarte en bruine enkeerdgronden. Aangenomen wordt<br />

dat dit kleurverschil veroorzaakt wordt door de aard van <strong>het</strong> gebruikte materiaal in de<br />

potstal. De zwarte enkeerdgronden zouden zijn ontstaan door <strong>het</strong> gebruik van<br />

heideplaggen, de bruine enkeerdgronden door <strong>het</strong> gebruik van bosstrooisel (Stiboka<br />

1972).<br />

In natuurgebied <strong>Leudal</strong> komen enkeerdgronden slechts op enkele plaatsen <strong>voor</strong>:<br />

grofweg worden bruine enkeerdgronden gevonden in <strong>het</strong> gebied tussen St.-<br />

Elisabethsdreef en Roggel, de directe omgeving van de Kloosterhof, de zône<br />

bouwlanden tussen bos en bebouwde kommen van Haelen en Nunhem, en een smalle<br />

zone direct grenzend aan de noordelijke dalflank van de Haelensche Beek. Het<br />

overgrote deel van <strong>het</strong> natuurgebied bestaat uit kalkloze zandgronden en podzolen.<br />

Een zone met zwarte enkeerdgronden ligt direct aansluitend aan de noordzijde van <strong>het</strong><br />

gebied (ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg) en <strong>het</strong> landbouwgebied tussen ven de Budsjop<br />

en de bebouwde kom van Heythuysen.<br />

Uit de ligging van de enkeerdgronden kan geconcludeerd worden dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>al<br />

een ‘haal-landschap’ is geweest. Door de winning van heideplaggen, bosstrooisel,<br />

adelaarsvarens e.d. is <strong>het</strong> gebied door de eeuwen heen bodemkundig steeds verder<br />

verarmd.<br />

Het bos werd aanvankelijk <strong>voor</strong>al ontgonnen ten behoeve van de vorming van akkers. Echter,<br />

<strong>voor</strong> de bouw van huizen en andere gebouwen, maar ook in de vorm van geriefhout, was er<br />

een zekere mate van bos noodzakelijk. In veel gevallen bestond dit uit hakhout en<br />

waarschijnlijk in een aantal gevallen ook uit hakhout met overstaanders. Dat laatste was in<br />

ieder geval wél <strong>het</strong> gebruik in de 20 e eeuw, wat nog heel duidelijk aan <strong>het</strong> huidige bosbestand,<br />

<strong>voor</strong>al in de beekdalen, kan worden afgelezen.<br />

Daar waar <strong>het</strong> bos ontgonnen en ook niet in gebruik als akker was, ontwikkelde zich heide.<br />

Op de oudst bekende kaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ( toegeschreven aan Jacob van Deventer,<br />

opgemaakt tussen 1536-1545; figuur 4.5) valt te zien dat <strong>het</strong> grootste deel van <strong>het</strong> huidige<br />

natuurgebied in die tijd gekarakteriseerd werd als heide. Ongetwijfeld heeft deze heide ook<br />

dienst gedaan als weidegrond <strong>voor</strong> schaapskudden, hoewel daar in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nergens meer<br />

aanwijzingen <strong>voor</strong> worden gevonden. Het beroep van schaapsherder was evenwel bekend, wat<br />

blijkt uit de uit Nunhem afkomstige schaapsherder Antonius van Lier die zich later in West-<br />

Vlaanderen vestigde (zie Hanssen en Koppert in Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 23, nr. 91, 1998).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

43


Fig. 4.5 Kaart Jacob van Deventer 1536-1545<br />

In de opeenvolgende kaarten vanaf de 16 e eeuw is de bosontwikkeling in <strong>het</strong> landschap min of<br />

meer duidelijk af te lezen. De gemeentekaarten van 1865-1870 (figuren 4.6 en 4.7) geven<br />

daarbij een heel duidelijk beeld <strong>voor</strong> die tijd; daarna is <strong>het</strong> bosareaal alleen maar toegenomen.<br />

In de 18 e eeuw was er kennelijk sprake van een toenemende behoefte aan hout, want in die<br />

tijd doet zich een ontginning van heide ten behoeve van bosaanleg <strong>voor</strong>. Dat proces ging door<br />

in de 19 e en 20 e eeuw, waardoor thans nog slechts enkele kleine stukjes heide (ca. 5 hectare<br />

gezamenlijk) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kunnen worden gevonden (figuur 4.8).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

44


Fig. 4.6 Gemeentelijke Kaart Haelen 1865-1870 (Bron: www.atlas1868.nl)<br />

Fig. 4.7 Gemeentelijke Kaart Nunhem 1865-1870 (Bron: www.atlas1868.nl)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

45


Fig. 4.8 Grondgebruikskaart <strong>Leudal</strong> 2005 (Kaart SBB)<br />

Het uit dit gebruik ontstane landschap is in de vele toponiemen (figuur 4.9) die van <strong>het</strong> gebied<br />

bekend zijn, en waarvan vele nog steeds gebruikt worden, nog goed terug te vinden.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

46


Fig. 4.9 Toponiemenkaart <strong>Leudal</strong> (Lemaire 1973)<br />

Op de historische grondgebruikskaart (figuur 4.10) is te zien dat <strong>het</strong> bodemgebruik begin 19 e<br />

eeuw zich duidelijk had ontwikkeld in een duurzame zonering. Op de hogere zandgronden<br />

verder weg gelegen van bebouwing bevonden zich heide, bos en woeste grond. Op de hogere<br />

gronden dichterbij bebouwing was sprake van permanent akkergebruik (de ontwikkeling van<br />

oude bouwlanden), terwijl graslanden zich <strong>voor</strong>deden op de lagere en vochtigere bodems in<br />

de beekdalen, oude Maasmeanders en Maasvallei.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

47


Fig. 4.10 Historisch Bodemgebruik begin 19 e eeuw (POL 2001)<br />

In de Hoge Middeleeuwen heeft ook de stichting van kastelen, kloosters en boerderijen een<br />

grote vlucht genomen. Kastelen werden op strategische en vaak moeilijk toegankelijke<br />

plaatsen gebouwd (Aldenghoor in moerasgebied; Horn langs de Maas; Waerenberg op<br />

kruising van weg en beek, et cetera). Boerderijen werden vanwege <strong>het</strong> gemengde karakter<br />

juist daar gebouwd waar men niet te ver van de te beheren gronden af was: op de overgangen<br />

van hogere gronden naar beek- of rivierdal. Alle nog bestaande boerderijen, waarvan de<br />

vestiging tot in de Hoge Middeleeuwen teruggaat, liggen op dergelijke plaatsen. Het vee werd<br />

geweid op de vochtige gronden, die ook als hooiland in gebruik waren. De akkers waren juist<br />

hoog en droog gesitueerd op de hogere zandgronden. Rondom de boerderijen werden <strong>voor</strong>ts<br />

boomgaarden en groentetuinen aangelegd. Watermolens werden logischerwijs gevestigd langs<br />

de beken, terwijl windmolens juist op relatief hoog gelegen plaatsen werden gebouwd .<br />

Dit basispatroon van de bebouwing is in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nog altijd terug te vinden, ook al is <strong>het</strong> op<br />

veel plaatsen verstoord door moderne ontwikkelingen, waarbij minder afhankelijkheid van de<br />

natuurlijke eigenschappen van <strong>het</strong> landschap bestaat.<br />

Tenslotte is als uitkomst van dit proces ook de nog aanwezige open ruimte in <strong>het</strong><br />

(natuur-)gebied zelf sterk afgenomen ten gunste van bosaanleg. Daarmee is <strong>het</strong> contrast in de<br />

beleving van de open ruimte in <strong>het</strong> natuurgebied en daarbuiten erg groot geworden (figuur<br />

4.11).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

48


Fig. 4.11 Verdeling van de open ruimte in en rond <strong>het</strong> natuurgebied anno 2005<br />

(Kaart SBB)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

49


4.2 De historisch-geografische en bouwhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

De beschrijving van de diverse nog in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bestaande historisch-geografische en<br />

bouwhistorische elementen is gemaakt aan de hand van de volgende indeling:<br />

• Elementen die met <strong>het</strong> landgebruik samenhangen<br />

• Elementen die met de infrastructuur samenhangen<br />

• Elementen die met de religie samenhangen<br />

• Elementen die met bestuurlijke macht en rechtspraak samenhangen<br />

• Elementen die met militaire macht samenhangen<br />

• Elementen die met de jongste geschiedenis samenhangen<br />

Elementen die met <strong>het</strong> landgebruik samenhangen<br />

De geschiedenis is nog ten dele te lezen in <strong>het</strong> huidige landschap. De nog resterende<br />

heideterreintjes, waarvan de grootste nabij de Kloosterhof is gelegen, maar <strong>voor</strong>al de vele<br />

bossen met Grove Den, die zich <strong>voor</strong>doen als eenvormige bosstructuren, zijn de gevolgen van<br />

ontbossing, respectievelijk bebossing in de afgelopen 1000 jaar. Momenteel is daarbij de<br />

verhouding tussen open (cultuurland, heide) en gesloten (bos) vrij constant. De randlengte<br />

gesloten/open kan beschouwd worden als een belangrijke, meetbare karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

kleinschalige cultuurlandschap (zie ook figuur 4.11).<br />

Fig. 4.12 Voormalig eikenhakhoutbos (Foto: SBB)<br />

Ook <strong>het</strong> hakhoutgebruik (figuur 4.12) door de eeuwen heen is nog op vele plaatsen in <strong>het</strong> bos<br />

te herkennen. Voormalige hakhoutbosjes zijn <strong>voor</strong>al te herkennen aan de meerstammige<br />

stobben. In de beekdalen komen fraaie opstanden <strong>voor</strong> van <strong>voor</strong>malig hakhout met<br />

overstaanders. Deze overstaanders werden bij <strong>het</strong> periodiek afzetten van <strong>het</strong> hakhout gespaard<br />

(spaartelgen) en konden zich ontwikkelen tot dikke bomen, waar <strong>het</strong> zwaardere hout <strong>voor</strong> de<br />

bouw van schuren, woningen en molens kon dienen. Het hakhout zelf diende <strong>voor</strong> de levering<br />

van geriefhout (stelen, bonenstaken, etc.) en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stoken van kachels en ovens.<br />

Een specifiek onderdeel van de bebossinggeschiedenis is <strong>het</strong> Sterrebos, bekend van tenminste<br />

vier plaatsen in en rond <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Verondersteld wordt dat bij de bosaanplant een<br />

stervormige structuur van de bospaden <strong>het</strong> uitslepen van gekapt hout naar een centrale<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

50


verzamelplaats vergemakkelijkte. Vanaf deze centrale plek kon <strong>het</strong> hout verder eenvoudig<br />

opgeladen en afgevoerd worden uit <strong>het</strong> bosgebied.<br />

Met <strong>het</strong> landgebruik hangt ook samen de ligging van de meeste oude boerderijen in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong>. Ze waren gevestigd op de overgangen van beekdalen naar hogere, drogere gronden,<br />

van waaruit de verdere ontginning van <strong>het</strong> gebied plaatsvond. De oogstbare akkergewassen<br />

werden op de hogere gronden geteeld, daar waar weide en hooiland zich juist in de beekdalen<br />

bevonden, waar ze een meestal jaarlijkse natuurlijke bemesting als gevolg van slibafzetting bij<br />

overstromingen in <strong>het</strong> winterhalfjaar ondergingen.<br />

Een specifiek onderdeel van de boerenhofsteden vormden de bakhuisjes, waarin brood en<br />

vlaai gebakken werd. Ze liggen vanwege <strong>het</strong> risico <strong>voor</strong> brandgevaar los van de boerderij.<br />

Bakhuisjes komen onder andere <strong>voor</strong> bij de Kloosterhoeve (figuur 4.13), Houterhoeve en<br />

Zelsterhoeve.<br />

Fig. 4.13 Bakhuisje Kloosterhof (Foto: SBB)<br />

Rond de boerderijen kwamen <strong>voor</strong>ts moestuinen en boomgaarden <strong>voor</strong>. Karakteristieke<br />

moestuinen zijn in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet meer aanwezig. Alleen bij de St.-Ursulamolen staan nog<br />

enkele hoogstamfruitbomen in een onvolledig boomgaardverband.<br />

Maar ook de watermolens (figuur 4.14) maakten een fundamenteel onderdeel uit van de<br />

vroegere landbouweconomie. Voor <strong>het</strong> malen van graan, de winning van olie of <strong>het</strong> pletten<br />

van laken waren ze onmisbaar. Per circa 150 hectare cultuurgrond maakte tenminste 1 water-<br />

of windmolen deel uit van een dergelijke kleinschalige economische eenheid. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

zelf kwamen geen windmolens <strong>voor</strong>, maar wel in de omliggende dorpen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

51


Fig. 4.14 St. Ursulamolen (Foto: SBB)<br />

Bij de watermolens hoorden molentakken, die bedoeld waren om bij piekafvoeren <strong>het</strong><br />

overtollige water op een veilige wijze om de molen heen te laten lopen. De molentak diende<br />

tevens <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheren van een zo vast mogelijk stuwpeil ten behoeve van <strong>het</strong> laten draaien<br />

van <strong>het</strong> molenrad. Doorgaans bevinden zich bij de molen of molentak ook één of enkele<br />

bruggetjes. De molentakken zijn thans aangepast als barrièrevrije visoptrek<strong>voor</strong>zieningen.<br />

In combinatie met een watermolen en molentak, was er de mogelijkheid om <strong>het</strong> gestuwde<br />

water ook te gebruiken in de vorm van vloeiwater in een vloeiweide. Het is zeer<br />

waarschijnlijk dat zo’n vloeiweidesysteem zich stroomafwaarts van St.-Elizabethshof heeft<br />

bevonden. Een verwijzing in <strong>het</strong> Grootboek der Limburgse Watermolens (Rijksarchief) komt<br />

een verwijzing <strong>voor</strong> naar een vloeiweide nabij de St.-Elizabethsmolen (mond. med. H. de<br />

Mars). Het gebied stroomafwaarts van de molen kan, gezien de structuur en vorm van de<br />

greppels ter plaatse, inderdaad een vloeiweide zijn geweest. Nader historisch onderzoek is<br />

nodig om dit te kunnen bevestigen. Ook wordt wel verondersteld dat er ter hoogte van de<br />

Weierse Brug (waar in de middeleeuwen een watermolen heeft gestaan) mogelijk sprake was<br />

van een vloeiweide (wier = land dat overstroomt). Het is echter waarschijnlijker dat hier een<br />

weier (vijver) heeft gelegen, gezien de naam en de structuur van <strong>het</strong> beekdal ter plekke.<br />

Voor de bescherming van de gewassen en vee werden hout- en wildwallen opgericht. In <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> zijn ze nog op enkele plaatsen te vinden, met de hoogste concentratie in <strong>het</strong> gebied<br />

nabij de Budsjop. Tussen Lange Pad en Zelsterbeek westelijk van de Graoveberg worden op<br />

de kaart van 1780 enkele (hout-)wallen aangegeven. Onduidelijk is wat de betekenis en <strong>het</strong><br />

doel daarvan geweest kan zijn. Thans is van deze wallen niets meer terug te vinden.<br />

In de meeste gevallen raakten de houtwallen aan <strong>het</strong> zicht onttrokken door bosaanleg en lijden<br />

ze nu een wat verkommerd bestaan door verruiging en overwoekering met <strong>voor</strong>al bramen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

52


Lanen en singels hingen ook gedeeltelijk samen met <strong>het</strong> grondgebruik. Als visuele elementen<br />

dienden ze onder andere ter afscheiding en markering van eigendommen. Daarnaast dienden<br />

ze ter verfraaiing van <strong>het</strong> landschap, maar <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>het</strong> welzijn van reizigers, ten minste als<br />

<strong>het</strong> de doorgaande wegen betrof. Ook zijn sommige lanen of singels aangelegd als<br />

brandsingel tijdens de bebossingfase. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn lanen of restanten daarvan in <strong>het</strong> hele<br />

gebied te vinden, maar de meest opvallende komen <strong>voor</strong> in <strong>het</strong> gebied waar Roggelse Weg en<br />

St.-Elizabetshdreef/Lange Pad elkaar kruisen.<br />

Weidepoelen dienden ter veedrenking. Alleen de Duvelskoel nabij de Speckerbrug is nog<br />

authentiek en wordt in legenden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> genoemd. Alle andere weidepoelen in <strong>het</strong><br />

gebied zijn aangelegd in de laatste 20 jaar ter bevordering van amfibieënpopulaties<br />

(paddenpoelen).<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt ook een aantal speciale bomen aangetroffen. Doorgaans betreft <strong>het</strong><br />

solitaire of kleine groepjes bomen. De bomen kunnen een betekenis hebben als<br />

herdenkingsboom, scheiboom, markeringsboom, nutsboom, etc. Van de meeste bomen is de<br />

betekenis niet meer te achterhalen.<br />

Hoewel nog vrij recent aangelegd, zijn ook enkele afwateringsstelsels in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

inmiddels cultuurhistorie geworden. Ze vallen in <strong>het</strong> bosgebied op als diepe, droge sloten,<br />

waarvan de oevers vol staan met varens en andere planten. De afwateringsstelsels maakten<br />

<strong>het</strong> mogelijk om, na de kanalisering van de beken, nabij gelegen natte cultuurgronden te<br />

ontwateren. Dit gold <strong>voor</strong> de Euldert, <strong>het</strong> Langven en de Budsjop.<br />

Een specifieke vorm van ontwatering vormden de rabatten in <strong>het</strong> bosbeheer. Door de aanleg<br />

van een begreppeling, waarbij met de vrijgekomen grond <strong>het</strong> tussenliggende stuk grond iets<br />

werd opgehoogd, werden minder natte omstandigheden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bosbeheer gecreëerd. Mooie<br />

rabattenstelsels zijn op verschillende plaatsen te zien .<br />

Een interessant gevolg van eeuwenlang grondgebruik is <strong>het</strong> ontstaan van plaggendekken of<br />

oude bouwlanden geweest (zie hoofdstuk 4.1). Een mooi en karakteristiek stuk oud bouwland<br />

is te zien in <strong>het</strong> landbouwgebied ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg.<br />

Tenslotte is ook de vestiging van landgoed De Bedelaar een bijzonderheid in de ontwikkeling<br />

en <strong>het</strong> landgebruik van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het landgoed De Bedelaar werd tot midden 1940 bewoond<br />

door Prof. Dr. Eugène Dubois (figuur 4.15). Het werd door<br />

hem aangekocht in <strong>het</strong> begin van de 20e eeuw en had een<br />

oppervlakte van 38 ha. In die tijd bestond <strong>het</strong> uit een<br />

tamelijk open heidelandschap met twee voedselarme<br />

vennen. Dubois heeft dit door allerlei werkzaamheden<br />

veranderd in een dicht bosgebied, waarin een<br />

landhuis <strong>voor</strong>komt en een voedselrijk ven,<br />

genaamd De Bedelaar. Hierover bestaat een legende.<br />

Dubois had de bedoeling van zijn landgoed<br />

een “natuurpark” te maken. Hij trachtte dit te bereiken<br />

door Naturnahe Waldbau na te streven, maar plantte<br />

evengoed veel vreemde bomen, waaronder exotische<br />

soorten.<br />

Figuur 4.15 Eugene Dubois (Uit: Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Lemaire 1977)<br />

Ook legde hij een vogelbosje aan. Hij verlaagde <strong>het</strong> peil van <strong>het</strong> grote ven met 1 meter,<br />

waardoor <strong>het</strong> andere ven, de Kleine Bedelaar, droog viel.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

53


Dubois experimenteerde met een vleermuistoren naar Amerikaans <strong>voor</strong>beeld; een replica staat<br />

bij <strong>het</strong> landhuis. Tevens liet hij een uilen- tevens vleermuistoren bouwen, een bouwwerk, dat<br />

<strong>voor</strong> zover bekend, uniek in de wereld is. Als antropoloog werd Dubois bekend door de door<br />

hem opgezette expeditie in Indonesië, waarbij restanten van de Pitecanthropus erectus<br />

werden gevonden.<br />

Elementen die met de infrastructuur samenhangen<br />

Omdat de mens zich doorgaans via vaste verbindingsroutes door <strong>het</strong> landschap verplaatste,<br />

waarschijnlijk al vanaf de eerste bewoningsperioden, kan een aantal wegen en paden in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> al een eeuwenlang gebruik kennen. In een enkel geval is <strong>het</strong> aannemelijk dat <strong>het</strong><br />

gebruik van zo’n route duizenden jaren oud kan zijn (Lange Pad).<br />

Voor <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden op oude kaarten (onder andere Tranchot) wegen en paden afgebeeld,<br />

die ook thans nog als zodanig in gebruik zijn. Er is ook een aantal verdwenen. Historische<br />

wegen die tenminste twee eeuwen al in gebruik zijn, komen veel <strong>voor</strong>. Het zal niet verbazen<br />

dat hier tenminste ook de verbindingsroutes tussen de verschillende dorpen, buurtschappen en<br />

boerderijen in <strong>het</strong> gebied, toe behoren. De belangrijkste zijn:<br />

Het Lange Pad tussen Neer, via Kinkhoven naar Heythuysen, twee routes vanuit Nunhem via<br />

Leumolen en Zelsterbrug naar Roggel, de Roggelseweg tussen Haelen en Roggel, de route<br />

van Haelen via Speckerbrug naar Heythuysen (deze splitst zich aan de noordzijde van de brug<br />

in twee takken), en de route vanaf Houterhof via Starrenbosch en Langeven naar Heythuysen.<br />

Ook is van belang de route die vanaf de Weierse Brug loopt door <strong>het</strong> gebied tussen St.<br />

Elisabethsdreef en Zelsterbeek en bekend staat als “de grote weg van Weert naar Venlo”.<br />

Tenslotte is op de kaart ook nog een aantal andere wegen aangegeven, vermoedelijk<br />

boswegen en routes waarlangs vee (koeien en schapen) werd gedreven. Dit kunnen ook<br />

schapendriften zijn geweest, hoewel hier<strong>voor</strong> geen aanwijzingen bestaan.<br />

Fig. 4.16 Zelsterbrug of Schaapsbrug (Foto: ROB)<br />

Om beken over te steken maakte men gebruik van een brug of een <strong>voor</strong>de. Oudere bruggen<br />

zijn bekend over de Zelsterbeek (Zelsterbrug of Schaapsbrug; figuur 4.16, Weierse brug, brug<br />

Graoveberg), de Leubeek (hoeve Crijns, Speckerbrug, St.-Elisabethsmolen, Koebrug, St.-<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

54


Ursulamolen, voetbrug Litsberg) en de Haelensche Beek (Houterhof, Overhaelen, Haelen en<br />

Nunhem). In de perioden <strong>voor</strong> de aanleg van zo’n brug, maar ook nog lang daarna, werd<br />

gebruik gemaakt van een <strong>voor</strong>de, een ondiepe doorwaadbare plaats. Locaties van <strong>voor</strong>den<br />

kunnen worden afgeleid van historische kaarten, bij<strong>voor</strong>beeld bij de Zelsterbeek en de<br />

Speckerbrug.<br />

Op de overgang naar de beekdalen ontstonden <strong>voor</strong>ts als gevolg van eeuwenlang gebruik<br />

holle wegen. De terrasrand die gepasseerd moest worden, sleet uit en de weg kwam verdiept<br />

te liggen. Op een reeks van plaatsen kan men holle wegen herkennen. De grootste en<br />

markantste concentratie wordt gevonden aan de zuidkant van de Zelsterbrug, waar holle<br />

wegen die afkomstig zijn uit diverse richtingen (St.-Servaes, Nunhem, St.- Ursulamolen,<br />

Haelen, klooster St.-Elisabeth) samenkomen <strong>voor</strong> de oversteekplaats bij de brug.<br />

Elementen die met de religie samenhangen<br />

Het is niet zo vanzelfsprekend dat er in een natuurgebied cultuurhistorische elementen<br />

<strong>voor</strong>komen die samenhangen met de religieuze geschiedenis. Toch zijn ze er ook in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong>. Het betreft wegkruizen en kapellen.<br />

Wegkruizen zijn wellicht <strong>voor</strong>al een typisch Limburgs verschijnsel. Ze werden opgericht als<br />

herinnering aan een gebeurtenis, zoals moord en doodslag, uit dankbaarheid, als element van<br />

bescherming tegen kwade invloeden, zoals slecht weer, of gewoon uit religiositeit. Hoewel er<br />

in de omgeving vrij veel veldkruizen worden aangetroffen, komen er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zelf slechts<br />

twee wegkruizen <strong>voor</strong>, waaronder <strong>het</strong> moordkruis aan de Speckerweg (figuur 4.17). Dit kruis<br />

herinnert aan de gewelddadige dood van Petronella Theunissen, getuige <strong>het</strong> opschrift:<br />

Petronella Theunissen heeft hier gegeven haar jeugdig leven,<br />

Voor haar eer, ter wille van den Heer. 2 juni 1918.<br />

Fig. 4.17 Moordkruis Speckerweg (Foto: SBB)<br />

Ze werd vermoord, op weg vanaf de Speckerhoeve, waar zij werkte, naar de kermis in Haelen.<br />

Ook kapellen worden in <strong>het</strong> feitelijke <strong>Leudal</strong> niet aangetroffen. Wel aan de randen ervan en in<br />

de dorpen. Bekend is de St.-Servaeskapel te Nunhem (figuur 4.18). De locatie is<br />

waarschijnlijk zeer oud, de huidige kapel is echter van recentere datum (20 e eeuw). Het<br />

opschrift bij de put luidt:<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

55


Hier doopte Sint Servaes in donk’ren heidennacht,<br />

En heeft met Christus eer ons volk <strong>het</strong> heil gebracht.<br />

Sinds wordt hij vroom vereerd door ’t dankbaar nageslacht,<br />

Dat herwaarts komt en bidt, vertrouwend op zijn macht,<br />

Dat drinkt aan de oude bron en heengaat rijk bedacht,<br />

Met schat van zegening en frisse zielekracht.<br />

Van groot belang is de jaarlijkse St.-Servaesprocessie. Deze processie wordt ieder jaar in<br />

Nunhem gehouden op de eerste zondag na de eerste Heilige Communie. Zij is <strong>voor</strong>al beroemd<br />

vanwege <strong>het</strong> prachtige bloementapijt (figuur 4.19) dat hier door de Nunhemse schooljeugd<br />

wordt aangelegd. De St.-Servaesprocessie kent een zeer oude traditie, die teruggaat tot in de<br />

Middeleeuwen.<br />

Hoewel veldprocessies vroeger wel werden gehouden, behoren deze thans tot <strong>het</strong> verleden.<br />

Fig. 4.18 St.Servatiuskapel Fig. 4.19 Bloementapijt Fig. 4.20 Pesthuisje<br />

(Foto: SBB) (Foto: SBB) (Foto: R. Baeten)<br />

Natuurlijk is ook <strong>het</strong> klooster St.-Elisabethsdal een belangrijk gebouw dat samenhangt met de<br />

religieuze geschiedenis (zie ook bijlage 2). Het klooster werd in 1211 gesticht door Dirk van<br />

Altena uit dankbaarheid <strong>voor</strong> genezing van een ziekte tijdens een pelgrimage naar Santiago de<br />

Compostella. Van <strong>het</strong> oorspronkelijke klooster resteert nog een hoektoren. Van groot belang<br />

is ook <strong>het</strong> 18 e -eeuwse Pesthuisje (figuur 4.20). In dit gebouwtje werden lijders aan<br />

besmettelijke ziekten afgezonderd, zodat ze hun omgeving niet konden besmetten.<br />

Elementen die met de bestuurlijke macht en rechtspraak samenhangen<br />

Er zijn geen elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> die samenhangen met de uitoefening van<br />

bestuurlijke macht. Ook elementen van juridische macht zijn niet bekend. De dichtstbijzijnde<br />

executieplaats <strong>voor</strong> ter dood veroordeelden is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>malige Galgenveld tussen Haelen en<br />

Horn.<br />

Elementen die met de militaire macht samenhangen<br />

Militaire bouwwerken worden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet aangetroffen. Ten noorden van Nunhem<br />

bevindt zich evenwel een gebouwtje dat als munitieopslagplaats werd gebouwd in WO-II<br />

door de Duitse bezetters.<br />

Van de Graoveberg wordt verondersteld, dat dit een Abschnittsmotte kan zijn geweest. Er zijn<br />

echter geen bekende documenten die hiernaar verwijzen. Archiefonderzoek kan wellicht<br />

helderheid verschaffen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

56


Elementen die met de jongere geschiedenis samenhangen<br />

Bij de Weierse brug is een monument geplaatst dat herinnert aan de gewelddadige dood van<br />

enkele Roggelse mannen tijdens WO-II.<br />

Bij Streekmuseum St.-Elisabethshof is in 2002 een monument geplaatst ter herinnering aan de<br />

geallieerde en Duitse vliegeniers die tijdens WO-II in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied zijn omgekomen .<br />

Bij St. Servaes staat een fraai beeldje van St. Servatius.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

57


4.3 Waardering historisch-geografische en bouwhistorische elementen<br />

Om tot een waardering van <strong>het</strong> cultuurhistorische van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te komen, is eerst een<br />

inventarisatie gemaakt. De resultaten van deze inventarisatie zijn in de vorm van een<br />

catalogus van cultuurhistorische elementen bijeengebracht (zie pagina .....).<br />

Voor de waardering van <strong>het</strong> historisch geografische erfgoed volgen wij Renes (1999). Renes<br />

gaat in zijn benadering van de waardering uit van de informatiewaarde, die <strong>het</strong><br />

cultuurhistorische erfgoed in <strong>het</strong> landschap biedt. De volgende criteria zijn gehanteerd (zie<br />

Renes 1999, pagina 448 e.v.):<br />

- Zeldzaamheid binnen Noord- en Midden-Limburg (Znml)<br />

Definitie: Een object is zeer zeldzaam genoemd als er op dit moment binnen <strong>het</strong><br />

onderzoeksgebied (Noord- en Midden-Limburg) nog maar enkele exemplaren<br />

aanwezig zijn.<br />

Legenda: 2=zeer zeldzaam, 1=matig zeldzaam, 0=niet zeldzaam<br />

- Zeldzaamheid binnen Nederland (Zned)<br />

Definitie: Een object is zeer zeldzaam genoemd als er op dit moment in heel<br />

Nederland nog maar enkele exemplaren aanwezig zijn.<br />

Legenda: 2=zeer zeldzaam, 1=matig zeldzaam, 0=niet zeldzaam<br />

- Kenmerkendheid (Ken)<br />

Definitie: Een object is kenmerkend genoemd als een belangrijk deel van de<br />

Nederlandse exemplaren van een bepaald type object binnen <strong>het</strong> onderzoeksgebied<br />

ligt.<br />

Legenda: 2=zeer kenmerkend, 1=matig kenmerkend, 0=niet kenmerkend.<br />

- Samenhang met de fysisch-geografische gesteldheid (Sfg)<br />

Legenda: 2=ligging bepaald door fysisch-geografische gesteldheid, 1= ligging<br />

beïnvloed door fysisch-geografische gesteldheid, 0= ligging grotendeels onafhankelijk<br />

van fysisch-geografische gesteldheid.<br />

- Samenhang met andere objecten (in de nabijheid) (Sae)<br />

Legenda: 2= object onbegrijpelijk zonder inzicht in samenhang met andere objecten<br />

(ook: grotere structuren die een aantal samenhangende objecten omvatten), 1=object<br />

vertoont samenhang met andere objecten, 0=object vertoont niet of nauwelijks<br />

samenhang met andere objecten<br />

- Gaafheid (Gh)<br />

Legenda: 2=object is nog goed herkenbaar en kan nog functioneren, 1=object is niet<br />

meer compleet aanwezig, maar nog wel herkenbaar, 0= object is niet of nauwelijks<br />

meer herkenbaar.<br />

De objecten zijn vervolgens een <strong>voor</strong> een volgens deze criteria beoordeeld, waarbij de<br />

waardering <strong>voor</strong> een groot deel reeds in Renes(1999, pagina 463-464) in tabelvorm is<br />

weergegeven. Het totaal van de puntentelling (de waardering) kan als uitgangspunt worden<br />

genomen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> behoud en eventueel <strong>het</strong> herstel en/of de ontwikkeling van <strong>het</strong> erfgoed.<br />

(Tabel 4.1; niet-cursief = cf. Renes 1999; cursief: waardering volgens Ph. Bossenbroek).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

58


Als gevolg van de weging middels diverse criteria is nu een zekere rangorde ontstaan die<br />

mede bepalend kan zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> maken van keuzes, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> investeren in<br />

herstel- of ontwikkelprogramma’s, dan wel <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opnemen van bepaalde elementen in<br />

reguliere beheersschema’s.<br />

De waardering op zich mag naar de opvatting van de auteurs nooit gebruikt worden om de<br />

verwaarlozing of vernietiging van een element mee te motiveren. Als er immers geen<br />

beperkingen zouden zijn in beleid en beheer, dan zouden er ook nauwelijks beperkingen zijn<br />

t.a.v. beheer en onderhoud van de besproken fenomenen. In <strong>het</strong> landschap hangt al gauw alles<br />

met elkaar samen, en dan maken de minder belangrijke onderdelen evengoed deel uit van <strong>het</strong><br />

positief beoordeelde ensemble, als de juist hoog gewaardeerde fenomenen. Juist door <strong>het</strong><br />

benadrukken van deze ensemblewaarde wordt <strong>voor</strong>komen dat belangrijke objecten als<br />

cultuurhistorische pareltjes op een eilandje in een cultuurhistorische arme woestenij komen te<br />

liggen en daarmee de samenhang met hun omgeving verliezen.<br />

De waardering is derhalve slechts een hulpmiddel om bij beperkte beschikbaarheid van<br />

beleid- en beheersmiddelen een verantwoorde keuze te kunnen maken.<br />

Tabel 4.1 Waarderingstabel historische geografie en historische bouwkunde<br />

Object Znml Zned Ken Sfg Sae Gh Totaal<br />

Landbouw<br />

Verkavelings- en ontginningssporen:<br />

Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />

0 0 0 2 2 2 6<br />

houtwal of houtrand<br />

Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />

steilrand<br />

0 0 0 2 2 1 5<br />

Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />

perceelsgrens of weg<br />

0 0 0 2 2 1 5<br />

Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen,<br />

Lindebomen, andere bijzondere solitaire<br />

bomen<br />

Resten van oude bodemgebruiksvormen:<br />

0 0 0 0 1 2 3<br />

Oud bouwland met opgebracht dek<br />

(plaggendek, bouwlanddek)<br />

0 0 0 2 2 1-2 5-6<br />

Oud bos 1 1 0 1 0 1-2 4-5<br />

Hakhout met overstaanders 1 1 0 2 0 1-2 5-6<br />

Hakhoutbos 0 0 0 1 0 1 2<br />

Heide 0 0 0 1 1 2 4<br />

Agrarische nederzettingen: markt/plaatse 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />

Hoogstamboomgaard 0 0 0 1 2 1 4<br />

Boerderij ouder dan 1806 0 0 1 2 2 2 7<br />

Bakhuis ouder dan 1806 0 1 1 2 2 2 8<br />

Veranderingen in de verkaveling: gebied<br />

met sinds 1830 weinig veranderd<br />

verkavelingspatroon<br />

Politiek/juridisch<br />

0 0 0 0 2 2 4<br />

Grenssloot 2 0 0 1 1 1-2 5-6<br />

Andere grens ca. 1865, nog herkenbaar in<br />

<strong>het</strong> terrein<br />

Militair<br />

0 0 0 1 1 1-2 3-4<br />

Motte (kasteelberg) 2 1 1 1 1 1-2 7-8<br />

Munitieopslagplaats<br />

Verkeer/vervoer<br />

1 0 0 0 0 1 2<br />

Andere dan Romeinse weg, ouder dan<br />

1806<br />

0 0 0 1 1 1-2 3-4<br />

Weg uit periode 1806-1890 0 0 0 0 1 1-2 2-3<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

59


Veedrift 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />

Belangrijke doorgaande weg 0 0 0 0 1 1-2 2-3<br />

Laan 1 0 0 0 2 1-2 3-4<br />

Singels, bomenrijen 0 0 0 0 1 2 3<br />

Brug op locatie ouder dan 1806 0 0 0 2 2 0 4<br />

Brug ouder dan 1806 1 0 1 2 2 2 8<br />

Holle weg 1 0 1 2 2 2 8<br />

Voorde 2 1 1 2 2 0 8<br />

Waterstaat<br />

Gegraven waterloop 1 0 0 0 1 1-2 3-5<br />

Afwateringsstelsel 1 0 0 1 0 2 4<br />

Poelen 0 0 1 2 0 1 4<br />

Weier 2 1 1 2 1 0 7<br />

Rabatten 0 0 0 1 0 1 2<br />

Vloeiweide 2 1 1 2 2 1 9<br />

Delfstoffenwinning<br />

Zandgroeve 0 0 0 2 0 0 2<br />

Nijverheid<br />

Watermolen, nog aanwezig 0 0 0 2 2 2 6<br />

Watermolen, nog resten over 0 0 0 2 2 1 5<br />

Molentak 0 0 0 2 2 2 6<br />

Windmolen, nog aanwezig 0 0 0 0 1 2 3<br />

Windmo len, nog resten over 0 0 0 0 1 1 2<br />

Wonen<br />

Kasteel of omgracht huis 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />

Landgoed 1 0 0 0 2 2 5<br />

Religie<br />

Klooster (<strong>voor</strong> 1800) 0 1 0 0 2 1-2 4-5<br />

Bijzondere kapel 1 1 1 0 2 1-2 6-7<br />

Weg- of veldkruis 0 0 1 0 2 1-2 4-5<br />

Processie 2 1 1 0 1 2 7<br />

Recreatie<br />

Tuin, park 1 0 0 0 1 1-2 3-4<br />

Sterrebos 1 0 0 0 0 1 2<br />

Verdwenen elementen<br />

Verdwenen kasteel of omgracht huis 0 0 0 1 2 0 3<br />

Verdwenen windmolen 0 0 0 1 1 0 2<br />

Verdwenen watermolen 0 0 0 2 2 0 4<br />

Verdwenen schaapsk ooi 0 0 0 1 1 0 2<br />

Verdwenen boerderij 0 0 0 0 1 0 1<br />

Overige objecten<br />

Monument WO-II 0 0 0 0 1 2 3<br />

Monument 20 e eeuw 1 0 0 0 1 2 4<br />

Monument 21 e eeuw 0 0 0 0 1 2 3<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

60


4.4 Beheer van cultuurhistorische elementen<br />

De keuze <strong>voor</strong> de erfgoedstrategie (zie hoofdstuk 2) heeft nadrukkelijk consequenties <strong>voor</strong><br />

inrichting, beheer en onderhoud door Staatsbosbeheer in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

In tabel 4.2 wordt per cultuurhistorisch aspect aangegeven welke beheersmaatregelen<br />

relevant zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstel, behoud en beheer daarvan.<br />

Tabel 4.2 Beheersmaatregelen cultuurhistorie <strong>Leudal</strong><br />

Cultuurhistorisch aspect Maatregelen<br />

Afwisseling open- Geen verdere bebossing.<br />

gesloten<br />

Handhaving open ruimte (cf. kaart pagina …)<br />

Grafheuvels Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De 4 grafheuvels nabij de<br />

Budsjop zijn gerestaureerd (zie ook Uitwerkingsplan<br />

Staatsbosbeheer 2002-2012). In stand houden.<br />

De grafheuvels in <strong>het</strong> Groot Vinkenbos worden niet gerestaureerd;<br />

er vindt passief beheer m.b.t. instandhouding locatie plaats.<br />

Grafveld/Urnenveld Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De bodemopbouw ter plekke<br />

blijft ongeroerd.<br />

Vuursteenvindplaatsen Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De bodemopbouw ter plekke<br />

blijft ongeroerd.<br />

Motte Graoveberg Zie beheersadvies paragraaf 3.7. Geen eigendom SBB.<br />

De motte wordt beschermd tegen overbetreding en vernieling door<br />

graverij. Van belang is <strong>voor</strong>al de kenmerkende begroeiing met<br />

Grote Veldbies te herstellen, door <strong>het</strong> afdekken van de helling met<br />

takken van braam of andere stekelstruiken. Een paadje naar en van<br />

de top is mogelijk een goed middel om betreding van de hellingen<br />

te verminderen.<br />

Boerderijen In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />

Bakhuisjes In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />

Watermolen In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />

Molentakken In stand houden als ecologisch water met een visoptrekfunctie;<br />

dichtgroeien <strong>voor</strong>komen.<br />

Hoogstamboomgaard Restaureren tot volwaardige boomgaard. Oude lokale of regionale<br />

rassen gebruiken. Regelmatig onderhoud d.m.v. snoeien.<br />

Bescherming tegen grote grazers.<br />

Houtwallen Het houtwalcomplex bij de Budsjop wordt als onderdeel van<br />

sterlocatie 5 hersteld. Verruiging wordt tegengegaan. 1 x / 5-10<br />

jaar afzetten.<br />

Lanen, singels, De kruising St.Elisabethsdreef en Roggelse Weg is <strong>het</strong> meest<br />

bomenrijen<br />

markante punt <strong>voor</strong> herstel en behoud van laanstructuren. Voor de<br />

volgende wegen/paden worden laanbeplantingen als<br />

karakteristieke elementen volwaardig in stand gehouden:<br />

Roggelseweg – St. Elisabethsdreef – Lange Pad – laan Kloosterhof<br />

– Overige paden nader af te spreken.<br />

Solitaire bomen, kleine De op kaartbijlage 5 aangegeven markante solitaire bomen en /of<br />

groepjes bomen, inclusief kleine groepjes bomen en/of knotbomen worden actief in stand<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

61


knotbomen gehouden.<br />

Weidepoelen Zowel de Duvelskoel als andere recent aangelegde weidepoelen<br />

worden 1x/5-10 jaar opgeschoond. Ter versterking van <strong>het</strong><br />

cultuurhistorisch element worden de poelen aan de zuidzijde<br />

<strong>voor</strong>zien van enkele knotwilgen.<br />

Vloeiweide Nader onderzoek is nodig om te achterhalen of er stroomafwaarts<br />

van St.-Elisabethsmolen werkelijk sprake is geweest van een<br />

vloeiweidensysteem. In <strong>het</strong> positieve geval nader bespreken of<br />

actief herstelbeheer en behoud noodzakelijk is en/of ecologisch<br />

nuttig kan zijn.<br />

Afwateringsstelsels De stelsels worden niet gedempt maar als karakteristieke<br />

landschapsstructuren in stand gehouden. Opschonen is wellicht 1 x<br />

/ 50 jaar nodig.<br />

Oude bouwlanden Zie beheersadvies paragraaf 3.7. Voor zover oude bouwlanden in<br />

eigendom zijn bij SBB en verpacht worden, gelden de volgende<br />

<strong>voor</strong>waarden bij verpachting:<br />

• Bouw<strong>voor</strong>


5 De erfgoedstrategie vertaald<br />

In de <strong>voor</strong>gaande hoofdstukken werd uitgebreid ingegaan op de aanwezigheid, de (verwachte)<br />

waarde en <strong>het</strong> gewenste beheer van archeologische vindplaatsen en terreinen, historische<br />

gebouwen en historisch-geografische landschapselementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Vanwege de<br />

overzichtelijkheid zijn de cultuurhistorische waarden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> over drie kaarten<br />

verdeeld. De archeologische vindplaatsen zijn afgebeeld op kaartbijlage 2 (jagers en<br />

verzamelaars en vroege landbouwers) en op kaartbijlage 3 (landbouwers uit latere perioden<br />

tot 1500); de historische gebouwen en historisch-geografische waarden staan op kaartbijlage<br />

5.<br />

Uit deze overzichten blijkt dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> een grote variatie kent aan cultuurhistorische<br />

landschapselementen uit verschillende perioden. Ze duiden erop de mens al vanaf de steentijd<br />

dit landschap heeft gebruikt om er te wonen, voedsel te verzamelen en te produceren en doden<br />

te begraven. Vanaf de Middeleeuwen heeft de mens zich permanent in en <strong>voor</strong>al langs de<br />

randen van dit gebied gevestigd.<br />

Wanneer de gegevens van de kaartbijlagen 2, 3 en 5 gecombineerd worden valt op dat de<br />

grootste concentratie van cultuurhistorische waarden te vinden is in <strong>het</strong> noordoostelijk deel<br />

van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, tussen de Zelsterbeek en de Leubeek, in <strong>het</strong> noordwestelijk deel rond de<br />

Tungelroysche Beek en in <strong>het</strong> zuidwestelijk deel rond <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar.<br />

In <strong>het</strong> gebied tussen Zelsterbeek en Leubeek liggen veel oude wegen (o.a. holle wegen) en<br />

beekovergangen, watermolens (o.a. St.Ursulamolen) en een mogelijke motte (de Graoveberg).<br />

Ten noorden van de Tungelroysche Beek vinden we restanten van <strong>het</strong> oude kloostercomplex<br />

St. Elisabethsdal met bijbehorende boerderij, een belangrijk prehistorisch grafveld<br />

(Busschopweg) en de best bewaarde houtwallen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Bij de Groote en Kleine<br />

Bedelaar bevindt zich een 19 e -eeuws landgoed en in de omgeving daarvan liggen resten van<br />

prehistorische nederzettingen en een grafveld (Houterweg).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> vertaald<br />

Omdat <strong>het</strong> uit oogpunt van mensen en middelen ondoenlijk is om alle cultuurhistorische<br />

waarden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> op een gelijke manier en met gelijke inzet te beheren, moeten er<br />

prioriteiten worden gesteld. Voorgesteld wordt om de erfgoedstrategie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te<br />

vertalen naar drie soorten van landschapsbeheer (zie figuur 5.10):<br />

1. Basisbeheer <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied als geheel. Dit betekent dat alle cultuurhistorische<br />

waarden in principe behouden blijven en worden beheerd (instandhoudingsbeheer).<br />

2. Herstelzone. Dit is de zone waarin actief wordt gestreefd naar herstel van<br />

cultuurhistorische waarden om ze in een zo goed mogelijke staat te krijgen. Deze zone<br />

strekt zich als een soort `halve maan´ van noordoost naar zuidwest over <strong>het</strong> gebied uit<br />

en komt overeen met de hierboven genoemde gebieden (Zelsterbeek-Leubeek,<br />

Tungelroysche Beek en de Bedelaar). Voorbeelden van herstel van cultuurhistorische<br />

waarden zijn onder andere herstel van een laanstructuur, herstel van een holle weg,<br />

reparatie van een houtwal, et cetera.<br />

3. Ontwikkeling van sterlocaties (cultuurhistorische parels). Op een aantal geselecteerde<br />

locaties wordt niet alleen actief hersteld, maar wordt tevens onderzocht of er<br />

mogelijkheden zijn <strong>voor</strong> ontwikkeling. Het doel hiervan is om deze plekken meer<br />

beleefbaar en daardoor meer aantrekkelijk te maken <strong>voor</strong> <strong>het</strong> publiek. Deze<br />

sterlocaties zijn als <strong>het</strong> ware de cultuurhistorische parels van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. In sterlocaties<br />

is de inrichting gericht op versterken van de samenhang, herkenning en leesbaarheid<br />

van <strong>het</strong> historisch momentum dat de locatie vertegenwoordigt. De aantrekkelijkheid<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

63


van de locatie wordt daarmee vergroot, waarmee de belevings- en educatieve waarde<br />

zal toenemen. Voorbeelden zijn: de omgeving van de St. Ursulamolen, als<br />

representant van een laatmiddeleeuws beekdallandschap, wordt versterkt met een<br />

hoogstamboomgaard. In de omgeving van de Budsjop wordt open ruimte gemaakt ten<br />

behoeve van een betere herkenbaarheid van <strong>het</strong> grafheuvelcomplex uit de Bronstijd en<br />

samenhang met beekdal en oorspronkelijke bewoningslocatie. Ook<br />

functiecombinaties kunnen aan de orde zijn. Voorbeeld: wildakker of picknickweitje<br />

te midden van een houtwalcomplex.<br />

Selectie van sterlocaties<br />

Voor de selectie van de sterlocaties zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />

- zichtbaarheid en toegankelijkheid (makkelijk bereikbaar);<br />

- clustering van hoog gewaardeerde cultuurhistorische elementen (zie hoofdstukken 3.5<br />

en 4.4);<br />

- duidelijke samenhang tussen de cultuurhistorische waarden onderling en met <strong>het</strong><br />

landschap;<br />

- mogelijkheid <strong>voor</strong> inrichting en ontwikkeling.<br />

De sterlocaties lenen zich bij uitstek <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vertellen van verhalen over de geschiedenis<br />

van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Door deze locaties met elkaar te verbinden, bij<strong>voor</strong>beeld in de vorm van<br />

een route over de oude zandwegen (o.a. Lange Pad), kan er een min of meer compleet<br />

beeld worden gesc<strong>het</strong>st hoe dit landschap vanaf de steentijd door de mens is gebruikt en<br />

ingericht.<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden van oost naar west de volgende sterlocaties onderscheiden: 14<br />

1. Omgeving Graoveberg (figuur 5.1, 5.2 en 5.3)<br />

Op deze locatie clusteren een aantal waardevolle cultuurhistorische elementen die deels<br />

goed zichtbaar en toegankelijk zijn. Enerzijds ligt hier een historische beekovergang over<br />

de Zelsterbeek die aan de noordzijde overgaat in een holle weg. Deze holle weg is een<br />

onderdeel van <strong>het</strong> Lange Pad, een van de oudste oost-west verbindingen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

Anderzijds ligt hier pal aan de beek een ca. 8 m hoge, deels kunstmatige heuvel, mogelijk<br />

een motte, van waaraf men een fraai uitzicht op <strong>het</strong> omringende beekdallandschap heeft.<br />

In deze omgeving zijn ook de oudste prehistorische vindplaatsen van <strong>het</strong> gebied<br />

aangetroffen. Het zijn resten van kampementen van jagers- en verzamelaars die hier bijna<br />

13.000 jaar geleden hebben rondgetrokken.<br />

14 Op 17 december 2004 werd in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met vertegenwoordigers van SBB, ROB, RDMZ , Waterschap Peel en<br />

Maasvallei en enkele deskundigen gediscussieerd over de cultuurhistorische waarden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. De keuze <strong>voor</strong> de<br />

sterlocaties werd aan deze groep <strong>voor</strong>gelegd.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

64


Fig. 5.1: Uitzicht vanaf de Graoveberg op de brug over de Zelsterbeek en <strong>het</strong> Lange Pad (Foto:<br />

ROB)<br />

Fig. 5.2 Holle weg vanaf de brug over Zelsterbeek met links de Graoveberg<br />

(Foto: ROB)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

65


Fig. 5.3 Beklimming van de Graoveberg tijdens de studiedag op 17 december 2004 (Foto: ROB)<br />

2. Omgeving Ursulamolen (figuur 5.4 en 5.5)<br />

Deze locatie bij de Leubeek is een mooi <strong>voor</strong>beeld van een middeleeuwse<br />

molenomgeving met een nog functionerende historische (14 e -eeuwse) watermolen met<br />

molentak (overlaat) en boerderij. In de directe omgeving liggen nog een boomgaard,<br />

weilanden met drinkpoelen en bouwlanden. In de molen bevindt zich ook <strong>het</strong><br />

informatiepunt van SBB.<br />

Fig. 5.4: St. Ursulamolen in stroomafwaartse richting bezien (Foto: ROB)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

66


Figuur 5.5: St. Ursulamolen in stroomopwaartse richting bezien (Foto: ROB)<br />

3. Omgeving Zelsterbrug (figuur 5.6)<br />

Ten zuiden van de Zelsterbrug ligt de meest markante concentratie van holle wegen in <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong>. Hier komen wegen uit de richtingen van St. Servaes, Nunhem, St. Ursulamolen,<br />

Haelen en klooster St.Elisabethsdal samen <strong>voor</strong> de oversteekplaats bij de brug. In de<br />

nabijheid van deze oversteekplaats liggen ook resten van een grafveld uit de late<br />

prehistorie.<br />

Fig. 5.6: Karakteristieke holle weg nabij Zelsterbrug (Foto: ROB)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

67


4. Omgeving klooster St. Elisabethsdal (figuur 5.7)<br />

In <strong>het</strong> midden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, bij de Tungelroysche Beek, liggen een aantal markante<br />

gebouwen te beginnen met <strong>het</strong> klooster St. Elisabethsdal. Met dit klooster dat aan <strong>het</strong><br />

begin van de 13 e werd gesticht, is de ontginning van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> begonnen. Van <strong>het</strong><br />

oorspronkelijke klooster is de hoektoren nog bewaard gebleven. Ook zijn nog elementen<br />

van de oorspronkelijke kloostertuin, die wordt omgeven door lanen en grachten, bewaard<br />

gebleven. In de directe omgeving van <strong>het</strong> klooster liggen verder nog een pesthuis (18 e<br />

eeuw) en een carréboerderij (de Kloosterhof) met een nog functionerend bakhuisje.<br />

Fig. 5.7 Luchtfoto omgeving St. Elisabethsdal (Bron: AeroData)<br />

5. Prehistorisch grafveld langs de Busschopweg (figuur 5.8)<br />

Langs de Busschopweg ligt een prehistorisch grafveld, dat dateert uit de Midden-Bronstijd<br />

tot en met de Vroege IJzertijd. Dit is waarschijnlijk <strong>het</strong> meest uitgestrekte en best<br />

bewaarde grafveld in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een deel ervan (vier grafheuvels) is onlangs hersteld en<br />

weer zichtbaar gemaakt. In de omgeving liggen waarschijnlijk nog veel meer kleinere<br />

grafheuvels. Archeologisch onderzoek zal uit moeten wijzen wat de omvang van dit<br />

grafveld is en hoeveel heuvels er nog liggen. Ten zuidoosten van <strong>het</strong> urnenveld, pal langs<br />

de Tungelroysche Beek, zijn vondsten gedaan die kunnen wijzen op een nederzetting uit<br />

dezelfde periode. Mogelijk dat deze locatie bij <strong>het</strong> onderzoek betrokken kan worden. In de<br />

omgeving van de Busschopweg liggen bovendien nog een aantal goed bewaard gebleven<br />

houtwallen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

68


Fig. 5.8: In november 2004 gerestaureerde grafheuvel nabij de Budsjop (Foto: SBB).<br />

6. Landgoed de Bedelaar (figuur 5.9)<br />

Deze locatie is <strong>voor</strong>al interessant vanwege de ontwikkeling van een oorspronkelijk open<br />

heidegebied tot landgoed. Over de geschiedenis van dit landgoed en de activiteiten van<br />

zijn oorspronkelijke bewoner is veel bekend. De grond is in <strong>het</strong> begin van de 20 ste eeuw<br />

aangekocht door de antropoloog professor Dubois. Hij heeft er een gevarieerd bosgebied<br />

van gemaakt en daarin een landhuis en twee torens <strong>voor</strong> vleermuizen- en uilen gebouwd.<br />

In <strong>het</strong> gebied hebben oorspronkelijk twee vennen gelegen, de Grote en Kleine Bedelaar<br />

(inmiddels verdroogd). Het landhuis, villa de Bedelaar, bestaat nog en is in gebruik als<br />

hotel en congrescentrum. Het landgoed is nog steeds particulier eigendom en deels vrij<br />

toegankelijk <strong>voor</strong> publiek.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

69


Fig. 5.9: Omgeving de Bedelaar (Bron: AeroData)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

70


Hier visiekaart<br />

Fig. 5.10: Visiekaart beheer, herstel en ontwikkeling cultuurhistorie<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

71


6 Conclusies en Aanbevelingen<br />

Conclusies<br />

- Staatsbosbeheer heeft (als grootste eigenaar/beheerder ) <strong>voor</strong> <strong>het</strong> cultuurhistorisch<br />

beheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gekozen <strong>voor</strong> de erfgoedstrategie;<br />

- De grote cultuurhistorische betekenis van <strong>het</strong> landschap van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt door<br />

rijk en provincie erkend in de status van Belvedere-gebied nr. 6.68<br />

(Heythuysen/Thorn);<br />

- Onderdelen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kennen een hoge tot zeer hoge cultuurhistorische waarde<br />

(POL, 2001);<br />

- Het <strong>Leudal</strong> heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde (POL, 2001);<br />

- De op veel plaatsen nog gave geomorfologie, alsmede de niet-gekanaliseerde trajecten<br />

van de beken in <strong>het</strong> gebied, zijn uit <strong>het</strong> oogpunt van de kennis en studie naar de<br />

archeologie van de pleistocene beekdalen in Nederland, van grote betekenis;<br />

- De bodemkundige condities in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn <strong>voor</strong> een groot deel nog ongestoord,<br />

m.u.v. de bovenste 25-30 cm;<br />

- De leesbaarheid van <strong>het</strong> landschap gaat <strong>voor</strong> wat betreft de zichtbare elementen terug<br />

tot in de Bronstijd. De menselijke geschiedenis gaat evenwel terug tot <strong>het</strong> Midden<br />

Paleolithicum (periode van de Neanderthalers);<br />

- De historisch-geografische elementen vertonen plaatselijk een hoge ensemblewaarde;<br />

- Slechts drie archeologische terreinen in <strong>het</strong> gebied hebben een wettelijke bescherming<br />

(cf. Monumentenwet 1988).<br />

Aanbevelingen<br />

- Om richting te kunnen geven aan een ontwikkelingsperspectief van de cultuurhistorie<br />

van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, is <strong>het</strong> van belang om relevante informatie en kansen en risico’s goed<br />

in beeld te krijgen. Het instrument van de CV (Cultuurhistorische Verkenning) van de<br />

Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg wordt in dit kader aanbevolen. Het onderzoek<br />

dient in dit geval betrekking te hebben op de historisch–geografische en<br />

bouwhistorische elementen. Bijzondere aandacht dient daarbij gegeven te worden aan<br />

<strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van vloeiweiden, weiers, klooster St. Elisabethsdal, etc.<br />

- Volgens onderzoek in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> project AMR is <strong>het</strong> grafveld en<br />

grafheuvelcomplex De Budsjop veel omvangrijker dan uit de vier inmiddels<br />

gerestaureerde grafheuvels blijkt. Een nauwkeurige archeologische inventarisatie en<br />

waardering van <strong>het</strong> grafveld dient helderheid te verschaffen over de feitelijke omvang<br />

en betekenis van deze locatie.<br />

- De archeologische betekenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient te worden onderstreept door <strong>het</strong><br />

toekennen van een wettelijke gebiedsbescherming met de status 'archeologisch<br />

reservaat', die vervolgens ook planologisch verankerd wordt.<br />

- De in deze studie geselecteerde sterlocaties verdienen in een aantal gevallen een<br />

nadere visie op de inrichting en <strong>het</strong> beheer. Aanbevolen wordt dit in <strong>het</strong> kader van een<br />

Belvedere-project of studentonderzoek te laten plaatsvinden.<br />

- Voor <strong>het</strong> ontwikkelen van een goed cultuurhistorisch landschapsbeheer is overleg en<br />

afstemming met andere terreineigenaren in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de drie betrokken gemeentes<br />

(Haelen, Heythuysen, Roggel en Neer) nodig;<br />

- De huidige verdeling van de open ruimte in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient op zijn minst<br />

gehandhaafd te blijven;<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

72


- De kennis over de cultuurhistorie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> biedt veel kansen en mogelijkheden<br />

<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>lichting en educatie. Om de aantrekkelijkheid van de cultuurhistorie goed<br />

aan de man te brengen wordt aanbevolen een “verhalenverteller” <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te<br />

zoeken en deze groepen geïnteresseerden in <strong>het</strong> gebied rond te leiden.<br />

- Ontwikkeling van educatieve programma’s ten behoeve van de basisscholen en<br />

onderbouw van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs.<br />

- Aanbevolen wordt een cultuurhistorische wandel- en/of fietsroute in en om <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

te ontwikkelen ten behoeve van de geïnteresseerde bezoekers. Gedacht wordt onder<br />

andere aan een TRAP-route.<br />

- Eveneens wordt aanbevolen om een populair publieksboek over de natuur en<br />

cultuurhistorie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te maken om de informatie uit dit rapport toegankelijk<br />

te maken <strong>voor</strong> een breed publiek.<br />

- Onderzoek naar <strong>het</strong> completeren van toponiemen evenals de verklaring daarvan, in<br />

combinatie met sagen en legenden over <strong>het</strong> gebied.<br />

- De informatie in dit rapport geschikt maken <strong>voor</strong> opname in diverse websites, zoals<br />

die van SBB en ROB, St. Elisabethshof en de projectenbank <strong>Cultuurhistorie</strong>.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

73


Catalogus cultuurhistorische elementen<br />

De volgende cultuurhistorische elementen worden op alfabetische wijze in de catalogus<br />

beschreven. Hierbij wordt een definitie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> element en een korte beschrijving gegeven.<br />

Vervolgens wordt de waarde van <strong>het</strong> element aangeduid. Tenslotte wordt ook de herkenning<br />

van <strong>het</strong> element in <strong>het</strong> veld beschreven en worden een aantal maatregelen ter instandhouding<br />

aanbevolen.<br />

Afwateringsstelsel<br />

Boerderijen en boerderij-erven (incl. bijenstallen en bakhuisjes)<br />

Brug<br />

Grafheuvel<br />

Grafveld/urnenveld<br />

Hakhoutbosjes/Hakhout met overstaanders<br />

Historische Weg<br />

Holle weg<br />

Hoogstamboomgaarden<br />

Hout- en wildwallen<br />

Kapel<br />

Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen, Lindebomen en andere solitaire bomen<br />

Landgoed<br />

Lanen, singels en bomenrijen<br />

Militair bouwwerk<br />

Molentakken<br />

Monument<br />

Motte<br />

Oud bouwland<br />

Poelen<br />

Processie<br />

Rabatten<br />

Schaapskooien<br />

Sterrebos<br />

Stuifwallen<br />

Vloeiweiden<br />

Voorde<br />

Vuursteenvindplaats<br />

Watermolens<br />

Wegkruis<br />

Weier<br />

Windmolens<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

74


Afwateringsstelsel<br />

Definitie Greppels, sloten en beken die dienen om regenwater snel af te kunnen<br />

voeren.<br />

Korte omschrijving Ontwatering van natte laagten is een typisch verschijnsel uit <strong>het</strong> midden<br />

van de 20 e eeuw. Na normalisaties van <strong>het</strong> hoofdafwateringssysteem<br />

konden ook kleinere eenheden worden afgewaterd, door ze door middel<br />

van gegraven stelsels daarop te laten afwateren. Voor <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn<br />

afwateringsstelsels aangelegd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ven De Budsjop (De Walk), <strong>voor</strong><br />

<strong>het</strong> Langven, de Euldert en <strong>het</strong> Bosven.<br />

Waarde De stelsels markeren een fase in de ontginningsgeschiedenis en <strong>het</strong><br />

landgebruik uit <strong>het</strong> midden van de 20 e eeuw. Als historischgeografische<br />

elementen zijn ze daardoor cultuurhistorisch van waarde.<br />

Veldherkenning Doorgaans 1-2 meter diepe lijnvormige greppels met steil banket. De<br />

oevers zijn door <strong>het</strong> schaduwrijke microklimaat doorgaans rijk begroeid<br />

met varens. Veel dieren maken van de oevers gebruik door er holen in<br />

te graven.<br />

Maatregelencriteria Aangezien hun afwaterende functie verloren is gegaan (ze staan immers<br />

droog als gevolg van de gedaalde grondwaterspiegels), dient slechts<br />

<strong>voor</strong>komen te worden dat ze niet door vernieling o.i.d. beschadigd<br />

worden. Ook boomgroei kan daartoe gerekend worden. Indien door<br />

stijging van grondwater er weer een afvoer zou ontstaan, dient deze<br />

tegengaan te worden door de greppels aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> stelsel af te<br />

blokken.<br />

Boerderijen en boerderij-erven (incl. bijenstallen en bakhuisjes)<br />

Definitie Bouwwerken die dienen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitoefenen van <strong>het</strong> boerenbedrijf.<br />

Korte omschrijving De oudste boerderijen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kennen een carrévorm die meestal<br />

aan één kant open is (Kloosterhof, Nieuwenhof, Waerenberg) dan wel<br />

geheel gesloten (Strikkenhof/Terbetenhof). De vestiging van deze<br />

boerderijen gaat terug tot in de 12 e en 13 e eeuw. Meestal zijn ze tevens<br />

<strong>voor</strong>zien van een bakhuisje waar brood en vlaai gebakken werd met<br />

“sjansen” die uit <strong>het</strong> nabijgelegen hakhout in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gehakt<br />

werden. Eenvoudigere typen en ook minder oud zijn de <strong>voor</strong> deze<br />

streken karakteristieke langgevelboerderijen (Houterhof, Zelsterhof).<br />

Ook hier werden soms bakhuisjes bij gebouwd (Houterhof, Zelsterhof,<br />

Kloosterhof). Een specifiek type werd gevormd door de boerderijen<br />

gevestigd bij de watermolens (Leuhof), soms daaraan vast gebouwd<br />

(St.-Elisabethsmolen). Het basisprincipe daarbij was echter nog steeds<br />

<strong>het</strong> langgeveltype.<br />

Waarde Bouwkundig en historisch van grote waarde.<br />

Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich.<br />

Maatregelencriteria Instandhouden. Handelen cf. Monumentenwet (1988).<br />

Brug<br />

Definitie Gebouwde constructies ter passage van een beek of rivier.<br />

Korte omschrijving Daar waar <strong>voor</strong>den niet toereikend waren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> oversteken van beek<br />

of rivier, of waar deze te diep of te breed waren, werden bruggen<br />

aangelegd. Deze zullen aanvankelijk uit hout zijn vervaardigd, later<br />

werden ze ook van steen gemaakt.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

75


Waarde Sommige bruglocaties gaan terug tot in de Middeleeuwen. Het is niet<br />

onmogelijk dat er in de oevers van bestaande bruglocaties nog sporen te<br />

vinden zijn van oudere, houten bruggen. De kans hierop is echter klein,<br />

vanwege erosie en werkzaamheden aan de beken zelf. Als locatie zijn<br />

bruggen echter van grote cultuurhistorische betekenis. Ze vormden<br />

immers de onmisbare elementen in de routes in <strong>het</strong> wegenstelsel. De<br />

huidige bruggen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn alle in de 2 e helft van de 20 e eeuw<br />

gemaakt.<br />

Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich. Het betreft in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>: Brug Crijnshoeve,<br />

Speckerbrug, Brug St.-Elisabethsmolen, Koebrug, Brug St.-<br />

Ursulamolen, Brug molentak St. Ursulamolen, Brug Litsberg, Brug<br />

Graoveberg, Zelsterbrug, Weierse Brug, Brug Musschenhoek,<br />

Spoorbrug Haelensche Beek, Brug Overhaelen. Alleen de Koebrug en<br />

Brug Litsberg zijn eigendom van SBB.<br />

Maatregelencriteria Bruggen dienen adequaat onderhouden te worden ten behoeve van een<br />

veilige oversteek <strong>voor</strong> bezoekers van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

Grafheuvel<br />

Definitie Een heuvel van plaggen en/of zand, die werd gebouwd ter ere van een<br />

overledene.<br />

Korte omschrijving De meeste grafheuvels in Nederland zijn ontstaan vanaf <strong>het</strong> Laat-<br />

Neolithicum tot in de IJzertijd tussen 2800 en 500 v. Chr. Ze verschillen<br />

sterk van elkaar, afhankelijk van de periode waarin ze zijn gebouwd.<br />

Sommigen waren in opzet klein met een diameter van ca. 9 meter en<br />

een hoogte van 1 meter, andere veel groter, tot een diameter van 20<br />

meter en een hoogte van meer dan 2 meter. In eerste instantie waren <strong>het</strong><br />

vaak niet meer dan opgeworpen zandheuvels, later zijn plaggen<br />

gebruikt om de heuvels op te hogen en te verstevigen. Rond de voet van<br />

de heuvel werd een greppel gegraven of een palenkrans aangebracht.<br />

Vaak komen in de omgeving van grafheuvels ook vlakgraven <strong>voor</strong>.<br />

Waarde Archeologisch erg belangrijk. Ze vormen vaak de enige nog zichtbare<br />

en kenmerkende relicten van de bewoningsgeschiedenis van Nederland<br />

in de periode tussen 2800 en 500 v. Chr. Ze zijn doorgaans wettelijk<br />

beschermd en hebben de status van “archeologisch monument”.<br />

Veldherkenning De grotere zijn door hun omvang doorgaans goed te herkennen in <strong>het</strong><br />

landschap. De kleinere, zoals in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, zijn veel moeilijker te<br />

vinden, laat staan te herkennen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vier grafheuvels<br />

bekend nabij de Budsjop. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er<br />

nog veel meer grafheuvels hebben gelegen.<br />

Maatregelencriteria Opname in de 2-jaarlijkse inspectie van de Archeologische<br />

Monumentenwacht is verplicht. Voor restauratie en beheer wordt advies<br />

door de ROB verstrekt. Bij restauratie ook publieksinformatie<br />

verstrekken. Het periodieke beheer bestaat uit:<br />

- dode takken en rommel verwijderen<br />

- tegengaan van opgaande begroeiing op en rond de heuvel<br />

- in een cirkel van 10 meter rond de heuvel worden bomen eveneens<br />

verwijderd, ter <strong>voor</strong>koming van wortelschade en schade door<br />

windworp.<br />

- De overgang naar bos wordt gevormd door een natuurlijke<br />

overgang, door in de bosrand te dunnen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

76


- Eventueel optredende erosie tegengaan door aanbrengen van<br />

plaggen of (heide)strooisel (afkomstig uit de directe omgeving).<br />

Grafveld/urnenveld<br />

Definitie Een groep lage tot zeer lage grafheuvels die dicht bij elkaar liggen.<br />

Korte omschrijving Het bijzetten van overledenen in urnenvelden begon tegen <strong>het</strong> einde van<br />

de Bronstijd (ca. 1200 v. Chr.) en eindigde in de IJzertijd (ca. 500 v.<br />

Chr.). Per heuvel werden de resten van één persoon bijgezet. De doden<br />

werden gecremeerd waarna de overgebleven stukjes bot werden<br />

verzameld in een urn of doek, die vervolgens in een ondiepe kuil werd<br />

geplaatst. Om de grafkuil werd een greppeltje gegraven waarbij de<br />

uitgegraven grond naar binnen werd gegooid zodat er een lage,<br />

afgeplatte heuvel ontstond. Zo ontstonden grafvelden van 10-tallen tot<br />

honderden heuveltjes. Naast ronde heuveltjes, kunnen ook vierkante,<br />

rechthoekige en sleutelgatvormige structuren <strong>voor</strong>komen al dan niet<br />

omgeven door greppels of palenkransen.<br />

Waarde Archeologisch erg belangrijk. Ze zijn weliswaar vaak slecht of niet<br />

meer zichtbaar, maar ze vormen kenmerkende relicten van de<br />

bewoningsgeschiedenis van Nederland in de periode tussen 1200 en<br />

500 v. Chr. Ze zijn doorgaans wettelijk beschermd en hebben de status<br />

van “archeologisch monument”.<br />

Veldherkenning In <strong>het</strong> veld moeilijk of niet herkenbaar. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen op vier<br />

plaatsen grafvelden <strong>voor</strong>; ze zijn beschermd volgens de<br />

Monumentenwet (1988).<br />

Maatregelencriteria Opname in de 2-jaarlijkse inspectie van de Archeologische<br />

Monumentenwacht is verplicht. Voor eventuele restauratie en beheer<br />

wordt advies door de ROB verstrekt. Bij restauratie ook<br />

publieksinformatie verstrekken. Het periodieke beheer bestaat dan uit:<br />

- dode takken en rommel verwijderen<br />

- tegengaan van opgaande begroeiing op en rond de heuvel<br />

- in een cirkel van 10 meter rond de heuvel worden bomen eveneens<br />

verwijderd, ter <strong>voor</strong>koming van wortelschade en schade door<br />

windworp.<br />

- De overgang naar bos wordt gevormd door een natuurlijke<br />

overgang, door in de bosrand te dunnen.<br />

- Eventueel optredende erosie tegengaan door aanbrengen van<br />

plaggen of (heide)strooisel (afkomstig uit de omgeving van de<br />

heuvels).<br />

Indien er geen restauratie plaats vindt, dient de vindplaats beschermd te<br />

worden tegen bodemingrepen en mag er niet met zwaar materieel<br />

gewerkt worden.<br />

Hakhoutbosjes/Hakhout met overstaanders<br />

Definitie Hakhout is loofbos dat regelmatig op geringe hoogte wordt afgezet, ter<br />

verkrijging van geriefhout en brandhout. Overstaanders zijn bomen in<br />

<strong>het</strong> hakhout die niet worden afgezet maar juist door mogen groeien tot<br />

volle wasdom, ter verkrijging van zwaar bouwhout o.a. Een dergelijk<br />

hakhoutbos wordt ook wel Mittelwald genoemd.<br />

Korte omschrijving Het gebruik van bossen als hakhout heeft vele eeuwen bestaan. Het hout<br />

werd ondermeer gebruikt <strong>voor</strong> vlechtwerk, gereedschap,<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

77


gebruiks<strong>voor</strong>werpen en brandstof. De schors werd gebruikt om looistof<br />

(eek) te winnen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leerlooien. Als boomsoort werd overwegend<br />

Zomereik gebruikt, maar ook wel Ruwe Berk. In de vochtige beekdalen<br />

kwamen Zwarte Els, Essen en Iepen juist <strong>voor</strong> <strong>het</strong> hakhout in<br />

aanmerking. Voor overstaanders werden vrijwel uitsluitend Zomereiken<br />

uitgezocht. Op houtwallen werd eveneens vaak hakhout als<br />

beheersvorm toegepast.<br />

Waarde Cultuurhistorisch van betekenis. Oude hakhoutstammen herbergen<br />

soms een specifieke mossenflora en ook wel paddestoelen. Ze zijn<br />

immers de oudste boomonderdelen van <strong>het</strong> bos! Landschappelijk vallen<br />

doorgeschoten hakhoutstoven op door hun meerstammige verschijning,<br />

waardoor ze soms zeer tot de verbeelding kunnen spreken. Dergelijke<br />

meerstammige bomen worden ook wel “strubben” genoemd.<br />

Veldherkenning Hakhout in <strong>het</strong> zandgebied kent een cyclus die doorgaans rond de 8-12<br />

jaar ligt. De loten zijn dus nooit ouder. Voormalig hakhout is doorgaans<br />

goed te herkennen aan <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van meerstammige stoven.<br />

Mittelwald is te herkennen aan <strong>het</strong> verspreid <strong>voor</strong>komen van zware<br />

Zomereiken boven een relatief jong doorgeschoten hakhoutbos. In <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> komt doorgeschoten hakhout op veel plaatsen <strong>voor</strong>. Het meest<br />

en duidelijkst is dit te herkennen in de beekdalen. Op de hogere droge<br />

gronden is doorgeschoten hakhout minder aanwezig, als gevolg van<br />

bosbouwactiviteiten, die de <strong>voor</strong>malige cultures hebben verdrongen. In<br />

vak 5 wordt ter handhaving van dit cultuurhistorisch fenomeen een<br />

perceel hakhout met overstaanders nog actief beheerd.<br />

Maatregelencriteria Eens in de 8-12 jaar de loten schuin afzetten tot aan de stoof in de 2 e<br />

helft van februari. Het hout wordt afgevoerd. Voorkomen dat afgezette<br />

hakhout te zeer wordt overwoekerd door andere boomvormers<br />

(Lijsterbes, Berk) of kruiden (Kamperfoelie e.d.). Beheersvorm ter<br />

plekke kenbaar maken aan publiek door middel van een<br />

<strong>voor</strong>lichtingspaneel.<br />

Historische weg<br />

Definitie Oude wegen en paden<br />

Korte omschrijving Al in prehistorische tijden vormden wegen en paden de verbindende<br />

elementen tussen nederzettingen en grafvelden. Later verbonden ze<br />

dorpen en steden met elkaar en vormden ze begaanbare routes naar de<br />

velden en woeste gronden (veeroutes als schapendriften, bij<strong>voor</strong>beeld).<br />

Bepaalde wegen waren internationale handelsroutes. Soms bestond een<br />

pad uit niet meer dan een karrespoor, soms werden wegen geplaveid<br />

(Romeinen!).<br />

Schaapsdriften waren vrij brede wegen die door wildwallen werden<br />

begrensd en waarover schapen gedreven werden van schaapskooi naar<br />

de heide.<br />

Waarde Wegen en paden hebben een belangrijke en vaak sturende rol gespeeld<br />

bij de ontginning en vorming van <strong>het</strong> landschap. Ze hebben een hoge<br />

cultuurhistorische waarde.<br />

Veldherkenning Vele oude paden en wegen hebben namen die duiden op hun ouderdom<br />

(bijv. Speckerweg). Karrensporen zijn doorgaans alleen nog maar te<br />

herkennen na plaggen van bij<strong>voor</strong>beeld heide. Oude wegen zijn op te<br />

sporen door oude kaarten te vergelijken met <strong>het</strong> huidige wegenstelsel.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

78


In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vele oude paden en wegen bekend. Het Lange Pad<br />

behoort tot de bekendste; de oorsprong ervan gaat waarschijnlijk terug<br />

tot in Romeinse Tijd, en wellicht tot in de prehistorie.<br />

Er zijn geen aanwijzingen dat in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> echte, daartoe aangelegde<br />

schaapsdriften <strong>voor</strong>kwamen.<br />

Maatregelencriteria Ten minste consolidatie.<br />

Holle weg<br />

Definitie Wegen ontstaan als gevolg van gebruik en verdere erosie waarbij de<br />

wegen als een soort goot in de dalhelling kwamen te liggen op de<br />

overgang van lagere (beekdal) naar hogere gronden.<br />

Korte omschrijving Doordat mensen zich wilden verplaatsen ontstonden paden- en<br />

wegenstelsels. Daar waar deze overgingen van hogere naar lagere<br />

terreindelen ontstond erosie op de plek van <strong>het</strong> pad of de weg. Door<br />

regenval werd deze erosie verergerd. De paden slepen daardoor uit,<br />

waarbij op dergelijke wegen holle overgangen van hoog naar laag<br />

ontstonden.<br />

Waarde Als een karakteristiek onderdeel van oude paden- en wegenstelsels<br />

hebben holle wegen een hoge cultuurhistorische waarde. Het is niet<br />

onwaarschijnlijk dat sommige locaties teruggaan tot in prehistorische<br />

tijd.<br />

Veldherkenning Verdiept liggende paden en wegen; meestal op de overgang van<br />

beekdalen naar hogere gronden. De meeste holle wegen worden<br />

aangetroffen bij <strong>het</strong> smalle dal van de Zelsterbeek.<br />

Maatregelencriteria Holle wegen dienen ten minste geconsolideerd te worden. Bij overmatig<br />

gebruik door recreanten dienen de hoge zijwanden beschermd te<br />

worden tegen vertrapping en erosie.<br />

Hoogstamboomgaard<br />

Definitie Een groep van tenminste 50 tot hoogstens 150 stuks hoge fruitbomen<br />

per hectare. De bomen zijn ten minste 4 meter hoog en de boomgaard<br />

omvat tenminste een grondstuk van 25 are.<br />

Korte omschrijving Fruitbomen hebben historisch bezien vrijwel altijd een relatie gehad<br />

met bebouwing. Je trof de boomgaarden in eerste instantie aan bij<br />

kloosters, kastelen en buitenplaatsen. Later werden boomgaarden ook<br />

<strong>voor</strong> de gewone burger meer gebruikelijk en zien we de huis- en<br />

boerenboomgaarden ontstaan. Boomgaarden staan doorgaans op de<br />

betere gronden, waarbij de ondergrond ook nog gebruikt werd als<br />

weiland. Meestal waren de boomgaarden door een haag (of houtwal)<br />

omgeven, ter <strong>voor</strong>koming van wildschade.<br />

Waarde Het areaal hoogstamboomgaarden is door de modernisering van de<br />

fruitteelt drastisch afgenomen. Ze hebben een bijzondere<br />

landschappelijke, maar ook een zekere ecologische waarde (o.a.<br />

Kramsvogel). Daarnaast hebben zich als gevolg van kleinschalig en<br />

langdurig gebruik, talloze lokale en regionale rassen(zoals kweeperen,<br />

sterappels, bellefleurs, etc.) ontwikkeld, waardoor een zeer diverse<br />

genenbron ontstond. Deze genenbron is ook vandaag nog van groot<br />

belang <strong>voor</strong> veredeling van fruitrassen en daardoor van economische<br />

betekenis (pomologische waarde)<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

79


Veldherkenning Kenmerkende begroeiingsvorm met fruitbomen. Rassenherkenning is<br />

zeer moeilijk. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden hoogstamfruitbomen aangetroffen<br />

bij St.Ursulamolen, zonder dat er hier sprake is van een echte<br />

boomgaard.<br />

Maatregelencriteria Boomgaarden altijd aanleggen in relatie met historische gebouwen<br />

(boerderijen, molens). Gebruik oude rassen. Regelmatige snoei is<br />

noodzakelijk. Bescherming tegen grote grazers is ook noodzakelijk<br />

indien <strong>het</strong> perceel tevens beweid wordt. Zorg <strong>voor</strong> bijpassende<br />

grensbeplanting van haag of houtwal.<br />

Hout- en wildwal<br />

Definitie 1) Een door de mens opgeworpen langgerekte aarden wal met een<br />

aaneengesloten beplanting van bomen en struiken<br />

2) Een terreinovergang (bij<strong>voor</strong>beeld steilrand of steile glooiing)<br />

<strong>voor</strong>zien van een aaneengesloten beplanting van bomen en struiken<br />

Korte omschrijving Houtwallen zijn in eerste instantie aangelegd als vee- en wildkering<br />

(wildwallen) en later ook wel als eigendomsgrens én in een aantal<br />

gevallen als windkering tegen <strong>het</strong> verstuiven van akkers. Houtwallen<br />

worden <strong>voor</strong>al in de zandgebieden aangetroffen. Houtwallen treffen we<br />

<strong>voor</strong>al ook weer aan in de nabijheid van de oude ontginningskernen.<br />

Een nevenfunctie van houtwallen was <strong>het</strong> gebruik daarvan als hakhout.<br />

Door regelmatig afzetten ontstond een dichte vegetatie van jonge loten.<br />

Waarde Naast de landschappelijke en doorgaans ook ecologische waarde (o.a.<br />

Eikvaren en ongewervelde dieren) is de houtwal een nog zichtbaar<br />

element van de vroegere landbouweconomie en een <strong>voor</strong>beeld van<br />

bescherming van de gewassen en vee tegen wilde dieren. Later is deze<br />

functie overgenomen door prikkel- en schrikdraad. Daarnaast zegt de<br />

houtwal iets over de schaal van <strong>het</strong> gebruikslandschap. Buiten <strong>het</strong><br />

rivierengebied hadden houtwallen eenzelfde functie als hagen (o.a. de<br />

meidoornhagen te Vierlingsbeek).<br />

Veldherkenning Opvallende langgerekte wallichamen, waarop doorgaans <strong>het</strong><br />

(<strong>voor</strong>malig) gebruik als hakhout nog herkenbaar is.<br />

Maatregelencriteria Wallichaam herstellen. Bij naastgelegen beweiding wal uitrasteren,<br />

minimaal 2 meter uit de voet van de wal. Opslag van bomen en struiken<br />

eens per 8-12 jaar afzetten (hakhoutbeheer). Tegengaan van recreatief<br />

misbruik (crosserij e.d.).<br />

Kapel<br />

Definitie Gesloten of halfopen bouwwerk, doorgaans <strong>voor</strong>zien van een kruis- of<br />

heiligenbeeld, <strong>voor</strong>komend langs op of splitsing van wegen.<br />

Korte omschrijving Kapellen werden uit devotie geplaatst of dienen ter nagedachtenis aan<br />

een gebeurtenis of ter verering van een heilige (Mariakapel, Lourdeskapel,<br />

St.-Jobs kapel, etc.)<br />

Waarde Zeer groot<br />

Veldherkenning St.-Servaeskapel; St.-Rochus of St.-Annakapel, St.-Jobs kapel, etc<br />

Maatregelencriteria In stand houden door periodiek onderhoud.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

80


Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen, Lindebomen, Heilige Bomen, en andere solitaire<br />

bomen<br />

Definitie Bomen waarvan de takuitlopers periodiek worden afgezet, bomen als<br />

rijenbeplanting op de grens van percelen werden geplant, bomen waar<br />

pachters de tienden de oogst moesten betalen, bomen als<br />

vruchtbaarheidssymbool bij boerderijen, wegkruizen, e.d.<br />

Korte omschrijving Van bepaalde bomen (o.a. Wilg, Eik, Haagbeuk) werden op ca. 2 meter<br />

hoogte periodiek de takuitlopers weggesnoeid, ter verkrijging van<br />

geriefhout <strong>voor</strong> tal van doeleinden (bonenstaken, stelen <strong>voor</strong><br />

gereedschap, etc.). Andere bomen werden gebruikt als<br />

perceelsscheiding, bij<strong>voor</strong>beeld langs een pad; weer andere bomen<br />

markeerden vaste punten <strong>voor</strong> regelmatig terugkerende gebeurtenissen,<br />

zoals <strong>het</strong> betalen van de pacht of <strong>het</strong> plegen van rechtspraak. Bekend<br />

zijn geboortebomen, geplant bij de geboorte van een kind, bakenbomen<br />

als herkenningspunt langs een rivier (bij<strong>voor</strong>beeld Populier),<br />

kroezebomen als baken bovenop een es zodat men recht kon ploegen<br />

en/of de akkers rechtvaardig werden verdeeld, galgenbomen en<br />

gerechtsbomen op terechtstellingsplaatsen en plaatsen waar recht werd<br />

gesproken, koortsbomen om zieken te genezen (bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>het</strong><br />

ophangen van een lapje stof), herdenkingsbomen geplant bij een<br />

speciale gebeurtenis (bij<strong>voor</strong>beeld van koningin Wilhelmina),<br />

tiendbomen, geplaatst op de akker ter bezegeling van <strong>het</strong> beleende recht<br />

op tiend. Lindebomen werden vaak als vruchtbaarheidssymbool bij<br />

boerderijen geplant, maar dienden ook als windkering, zonwering,<br />

ijsbreker (in rivierdalen), of werden gebruikt ten behoeve van bijenteelt.<br />

Ook worden ze aangetroffen bij wegkruizen en kapellen. Specifieke<br />

boomsoorten als Tamme en Paardekastanje werden naast hun functie<br />

als schaduwvormer ook benut wegens de noten, evenals notenbomen.<br />

Solitaire bomen konden ook worden aangetroffen op wegsplitsingen,<br />

als landmerk, etc.<br />

Waarde Als goed herkenbare elementen een duidelijke landschappelijke en<br />

cultuurhistorische betekenis, <strong>voor</strong>al als de oorspronkelijke bedoeling<br />

van de geplante boom bekend is. Sommige knotbomen hebben ook een<br />

zekere natuurwaarde (o.a. steenuil, eikvaren).<br />

Veldherkenning Nog bestaande knotbomen zijn duidelijk te herkennen door de stam met<br />

pruikenbol. Oudere, verwaarloosde knotbomen hebben daarentegen<br />

zwaar ontwikkelde takken gekregen, die beginnen op de plek waar<br />

<strong>voor</strong>heen de pruikenbol zat. Een dikke woekering van houtweefsel is<br />

doorgaans nog goed te herkennen. Bijzondere solitaire bomen komen<br />

op enkele plaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>. Door historisch onderzoek en<br />

gesprekken met oudere streekbewoners kan de betekenis wellicht nog<br />

achterhaald worden.<br />

Maatregelencriteria Knotbomen dienen periodiek afgezet te worden. Solitaire bomen<br />

kunnen ongestoord groeien; enig snoeien ter <strong>voor</strong>koming van overlast<br />

kan nodig zijn.<br />

Landgoed<br />

Definitie Groot stuk land met woonhuis.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

81


Korte omschrijving Landgoederen bestonden doorgaans uit grote tot uitgestrekte stukken<br />

land dat vanuit een landhuis beheerd werd. Het goed kan bestaan uit<br />

woeste grond, bos, wei- of bouwland, dan wel mengingen daarvan. Bij<br />

een landgoed konden ook pachtboerderijen, molens e.d. behoren.<br />

Waarde Zeer groot<br />

Veldherkenning Landgoed de Bedelaar.<br />

Maatregelencriteria Voor <strong>het</strong> particuliere landgoed vigeert een beheersplan.<br />

Lanen, singels en boomrijen<br />

Definitie Lijnvormige elementen met een (doorgaans historisch bepaald)<br />

duidelijk begin en eindpunt bestaande uit een opgaande begroeiing van<br />

één soort en qua structuur uniform.<br />

Korte omschrijving Lanen en singels zijn aangelegd als visuele markeringen. Naast<br />

landschapsschoon bestond er in 19 e eeuw <strong>voor</strong> doorgaande wegen een<br />

wettelijke verplichting tot aanleg van <strong>voor</strong> reizigers schaduwbiedende<br />

laanbeplantingen. Bij onwil werd op kosten van de grondeigenaar<br />

dergelijke beplanting ook dwingend aangelegd. Een bijkomend<br />

<strong>voor</strong>deel was de periodieke oogst van de boom bij kaprijpheid.<br />

Voor eigenaren waren lanen ook vaak de verfraaide routes vanuit <strong>het</strong><br />

bedrijf (klooster, boerderij, kasteel) naar andere eigendommen<br />

(kloosterboerderij, veldschuur, watermolen).<br />

Bij veel lanen is er sprake van een “ontwerpaanleg”. Lanen worden dan<br />

ook vaak op landgoederen en in de landgoedbossen aangetroffen. Lanen<br />

zijn 1, 2 of 3-rijig. Lanen zijn meestal uniform qua<br />

soortensamenstelling en leeftijd.<br />

Een einde tachtiger jaren 20 e eeuw aangelegde nieuwe laan bij de<br />

Kloosterhof legt een landschappelijke relatie tussen dit historische<br />

gebouwencomplex en <strong>het</strong> nabijgelegen bosgebied.<br />

Echte lanen dienen niet verward te worden met erop lijkende<br />

beplantingen die als doel hadden een bosbrandremmende functie te<br />

hebben. Vaak werden bij bosaanplantingen rond de percelen aangeplant<br />

naaldhout brandsingels van loofhout in één of enkele rijen dik<br />

aangelegd.<br />

Singels zijn <strong>voor</strong> minstens 60% van de lengte min of meer regelmatig<br />

bezet (één of twee rijen) met bomen van eenzelfde soort en leeftijd<br />

waarbij de afstand tussen de buitenste bomen maximaal 5 meter<br />

bedraagt. Op nattere gronden komen Elzensingels <strong>voor</strong>, die <strong>voor</strong><br />

minstens 80 % uit Zwarte Els bestaan.<br />

Waarde Naast de evidente landschappelijke betekenis en de eveneens<br />

belangrijke ecologische waarde van oudere lanen (vleermuizen, uilen)<br />

zijn lanen, aangelegd vanuit de bovenaangegeven motieven, historischgeografisch<br />

bezien van grote waarde. Ze markeren een periode in <strong>het</strong><br />

landgebruik, waarvan aanleg ervan in de mode of zelfs verplicht was.<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen lanen op diverse plaatsen <strong>voor</strong>, met een<br />

concentratie in <strong>het</strong> gebied tussen St.-Elisabethshof en de St.-<br />

Ursulamolen. Hier wordt ook een gemengde en derhalve zeldzaam type<br />

laan aangetroffen met Eik, Acacia en Den.<br />

Singels komen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet <strong>voor</strong>.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

82


Veldherkenning Niet altijd meer duidelijk herkenbaar als gevolg van vervaging door<br />

naastgelegen bosontwikkeling. Door ouderdom zijn er vaak ook gaten<br />

in de rij ontstaan. Mede door historisch onderzoek (kaartmateriaal)<br />

kunnen lanen met een historische betekenis opgespoord worden.<br />

Maatregelencriteria Beheren als eenheid. Dat wil zeggen: ontbrekende delen (tussen begin<br />

en eindpunt) herplanten. Daar waar historische lanen vervagen door<br />

naastgelegen bosontwikkeling, deze vrij zetten, waardoor ze beter<br />

herkenbaar worden maar zich ook beter kunnen ontwikkelen.<br />

Kroonprojectie aan de buitenzijde van de laan wordt over minimaal 3<br />

meter van andere bomen vrijgesteld.<br />

Militair bouwwerk<br />

Definitie Bouwwerk ter ondersteuning van de militaire macht<br />

Korte omschrijving Gebouwen die dienen <strong>voor</strong> huisvesting van militairen, opslag van<br />

goederen, machines en dergelijke of <strong>het</strong> houden van militaire<br />

oefeningen.<br />

Waarde Groot<br />

Veldherkenning Munitieopslagplaats Nunhem<br />

Maatregelencriteria Dient gerestaureerd te worden, waarna periodiek onderhoud.<br />

Molentakken<br />

Definitie Afleiding van de molenbeek, ter <strong>voor</strong>koming van peilverschillen<br />

Korte omschrijving Om zoveel mogelijk over een constant waterpeil te kunnen beschikken<br />

werden molentakken om de watermolens heen aangelegd. Ze werden op<br />

een bepaald peil afgestuwd. Piekafvoeren werden doorgaans door deze<br />

molentakken gestuurd, zodat bij de molen nog lang een optimaal<br />

stuwpeil gebruikt kon worden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> aandrijven van <strong>het</strong> maalwerk.<br />

Waarde Molentakken hangen onverbrekelijk samen met de molen. Ze zijn<br />

daarom van zeer grote waarde.<br />

Veldherkenning Molentakken worden bovenstrooms van een watermolen afgesplitst en<br />

voegen zich benedenstrooms van de molen weer bij de hoofdstroom.<br />

Maatregelencriteria In stand houden als visoptrek<strong>voor</strong>ziening.<br />

Monument<br />

Definitie Kunstzinnige uitingen ter nagedachtenis aan een historische<br />

gebeurtenis.<br />

Korte omschrijving Door een kunstenaar vervaardigd <strong>voor</strong>werp, doorgaans gemaakt ter<br />

nagedachtenis van een historisch <strong>voor</strong>val en geplaatst op een goed<br />

zichtbare plaats.<br />

Waarde Groot<br />

Veldherkenning Executie WO-II Weierse Brug; verbroederingsmonument<br />

Streekmuseum <strong>Leudal</strong>; Beeld St. Servatius te St. Servaes.<br />

Maatregelencriteria Als zodanig in stand houden.<br />

Motte<br />

Definitie Een motte is een natuurlijke of opgeworpen heuvel (de feitelijke motte),<br />

soms met een gracht er om heen, en <strong>voor</strong>zien van een weertoren of<br />

donjon er bovenop.<br />

Korte omschrijving Vanwege de neiging van de mens om ten behoeve van zijn verdediging<br />

tegen vijanden <strong>voor</strong>al gebruik te maken van natuurlijke barrières, is er<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

83


altijd een sterke relatie geweest tussen de plaats van<br />

verdedigingswerken en <strong>het</strong> landschap. Natuurlijke heuvels, gelegen op<br />

strategische plaatsen werden in de hoge Middeleeuwen (ca. 1000 n.C.)<br />

gebruikt als natuurlijke vestingwerken. Door <strong>het</strong> bouwen van een<br />

weertoren of donjon werd de macht die hiervan uitging, benadrukt. Een<br />

aparte vorm is de “Abschnittsmotte”: een natuurlijke uitloper van een<br />

heuvel(rug) werd door afgraven als <strong>het</strong> ware afgesneden of losgemaakt<br />

van zo’n rug.<br />

Waarde Mottes zijn vrij zeldzame middeleeuwse fenomenen. De historische<br />

waarde is groot, omdat ze een exponent vormen van de bestuurlijke<br />

en/of militaire macht van de grondeigenaren.<br />

Veldherkenning Verondersteld wordt (ROB) dat de Graoveberg (op de kruising van<br />

Zelsterbeek en Lange Pad) een Abschnittsmotte kan zijn geweest.<br />

Historisch onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad <strong>het</strong> geval is<br />

geweest.<br />

Maatregelencriteria Zeer waarschijnlijk zal de Graoveberg historisch bezien wel een of<br />

andere bijzondere functie hebben gehad. Het is daarom van belang deze<br />

heuvel te consolideren. Vooral bescherming tegen overmatige<br />

betreding, waardoor erosie ontstaat, is van belang.<br />

Oud bouwland<br />

Definitie: Bouwland dat eeuwenlang met mest en plaggen is opgehoogd, zodat <strong>het</strong><br />

relatief hoger is komen te liggen dan de omgeving, en een bouw<strong>voor</strong><br />

heeft die zeer humeus is (zie ook hoofdstuk 4.1).<br />

Korte omschrijving In de zandgebieden treffen we de plaggendekken <strong>voor</strong>al aan in de<br />

directe omgeving van de oude ontginningskernen. Hier is eeuwenlang<br />

akkerbouw gepleegd waarbij o.a. met gestoken (gras en/of heide)<br />

plaggen de bouwlanden bemest werden. In <strong>het</strong> algemeen worden essen<br />

gekenmerkt door afwezigheid van perceelsscheidingen en bewoning.<br />

Soms zijn er wel grensgreppels als perceelsscheiding aanwezig.<br />

Waarde Plaggendekken zijn landschappelijk en cultuurhistorisch van betekenis.<br />

Verder is bekend dat onder vele plaggendekken ook sporen te vinden<br />

zijn uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen.<br />

Veldherkenning Hoger gelegen gronden met soms een steilrand op de overgang naar de<br />

lager gelegen omgeving. Soms worden als afscheiding ook wel<br />

houtwallen en wildwallen aangetroffen. Vaak tref je essen aan bij oude<br />

ontginningskernen en/of in combinatie met boerenhoeven en<br />

houtwallen e.d. (zie ook bodemkaart: Eerdgronden).<br />

Maatregelencriteria Diepploegen is ongewenst i.v.m. <strong>het</strong> potentieel aanwezige<br />

bodemarchief. Dit dient een <strong>voor</strong>waarde bij ingebruikgeving te zijn.<br />

Voortzetting van een akkerbeheer, bij <strong>voor</strong>keur in een historische vorm,<br />

(o.a. graan) heeft de <strong>voor</strong>keur.<br />

Poelen<br />

Definitie Een (meestal gegraven) plas <strong>voor</strong> <strong>het</strong> drenken van vee.<br />

Korte omschrijving Bij gebrek aan natuurlijk open water in de vorm van beken, vennen en<br />

meertjes werden er <strong>voor</strong> <strong>het</strong> drenken van vee poelen gegraven. Meestal<br />

hebben ze een ronde vorm en variëren in grootte van 5 tot 15 meter in<br />

doorsnede. Meestal werden ze aangelegd in natuurlijke laagtes,<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

84


waardoor ook afstromend water zich in de poel kon verzamelen.<br />

Bovendien kon er op dergelijke plaatsen ook voeding met grondwater<br />

bestaan. Vaak werden er bij de poel één of meerdere knotwilgen<br />

geplant.<br />

Tegenwoordig worden poelen ook aangelegd als <strong>voor</strong>tplantingswater<br />

<strong>voor</strong> amfibieën.<br />

Waarde Naast een landschappelijke waarde hebben poelen een evidente<br />

ecologische waarde. Oorspronkelijke (oude) poelen hebben ook een<br />

hoge cultuurhistorische waarde als element van de heersende<br />

landbouweconomie- en praktijk.<br />

Veldherkenning Einde jaren zeventig bestond er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nog slechts één<br />

oorspronkelijke weidepoel, namelijk de Duvelskoel bij de Speckerbrug.<br />

Deze staat ook op oude kaarten al vermeld. Alle andere weidepoelen<br />

zijn in de jaren tachtig en negentig van de 20 e eeuw aangelegd.<br />

Maatregelencriteria Periodiek schonen 1x/5-10 jaar, afhankelijk van de mate van<br />

gewasgroei in de poel. Indien beweid, dient een deel van de poel (de<br />

noordzijde) uitgerasterd te worden, ter <strong>voor</strong>koming van overmatige<br />

vertrapping. Aanwezige knotwilg 1x/5-10 jaar knotten. Bij afwezigheid<br />

van een kotwilg, daarin <strong>voor</strong>zien.<br />

Processie<br />

Definitie St.-Servaesprocessie<br />

Korte omschrijving Processie vanuit de kerk van Nunhem naar kapel St.-Servaes op de<br />

eerste zondag na de eerste Heilige Communie. Processie ter ere van St.-<br />

Servatius. Bij St.-Servaes wordt door schoolkinderen daags tevoren een<br />

bloementapijt gelegd. Bij de kapel wordt een mis gehouden.<br />

Waarde Zeer groot<br />

Veldherkenning Optocht<br />

Maatregelencriteria Traditie wordt door parochie in stand gehouden<br />

Rabatten<br />

Definitie Zwak bolvormige stroken bosgrond van 2-5 meter breed, aan<br />

weerszijden begrensd door ondiepe (soms ook diepe) greppels.<br />

Korte omschrijving Ter verbetering van bosontwikkeling op nattere bosbodems werden<br />

evenwijdig lopende ondiepe afwateringsgreppels gegraven op<br />

regelmatig afstand van elkaar gelegen (2 – 5 meter). De vrijkomende<br />

grond werd verspreid over de tussenliggende percelen, de rabatten.<br />

Deze werden daardoor enigszins opgehoogd. Door afwatering en<br />

ophoging ontstonden er drogere omstandigheden <strong>voor</strong> bosgroei. De<br />

aanleg van rabatten is tot ver in de 20 e eeuw een wijd verbreide<br />

bosteelttechniek geweest, maar wordt thans niet meer toegepast wegens<br />

een andere benadering van de bosbouw, die veel meer natuurtechnisch<br />

gericht is.<br />

Waarde De ecologische waarde van ondiepe greppels is beperkt. Diepere<br />

greppels hebben een eigen, meestal vochtig microklimaat, waarbij<br />

<strong>voor</strong>al veel sporenvormende soorten (varens, mossen, paddestoelen)<br />

worden aangetroffen. Rabatten zijn niet zeldzaam, maar dreigen<br />

langzaam te verdwijnen wegens <strong>het</strong> achterwege blijven van onderhoud.<br />

Veldherkenning Ondiepe evenwijdige verlopende greppels in bossen op relatief vochtige<br />

bosbodems. Meestal in de omgeving van (oorspronkelijke) vennen en<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

85


natte laagtes, maar <strong>voor</strong>al ook in de beekdalen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> op<br />

meerdere plaatsen nog duidelijk waarneembaar.<br />

Maatregelencriteria Het verdient aanbeveling, op een enkele plaats, duidelijk zichtbaar <strong>voor</strong><br />

bezoekers aan <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, rabatten in stand te houden ter <strong>voor</strong>koming<br />

van <strong>het</strong> verdwijnen van deze cultuurhistorische fenomenen. Opschonen<br />

door verwijdering van blad en takhout.<br />

Schaapskooien<br />

Definitie Veldschuren die dienden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stallen van schapen<br />

Korte omschrijving Voor <strong>het</strong> laten grazen van schapen werden <strong>voor</strong>al de woeste gronden<br />

gebruikt. De scheper trok met zijn kudde schapen naar de heide en<br />

verbleef daar doorgaans meerdere dagen, omdat <strong>het</strong> te ver was om<br />

steeds terug te lopen met de kudde naar boerderij of dorp. Voor dat doel<br />

werden daarom schaapskooien gebouwd, die natuurlijk karakteristieke<br />

herkenningspunten in <strong>het</strong> open heidelandschap waren.<br />

Waarde Zowel landschappelijk, bouwkundig als cultuurhistorisch van grote<br />

waarde.<br />

Veldherkenning Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er schaapskooien in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

ooit hebben gestaan. Een mondelinge verwijzing (S. Hanssen 2004)<br />

veronderstelt dat er wellicht een kooi heeft gestaan op Den Heymert.<br />

Toch is <strong>het</strong> waarschijnlijk dat er één of meer kooien zijn geweest,<br />

gezien de ontwikkeling van <strong>het</strong> landschap en de langdurige fase waarin<br />

een substantieel aandeel heide bestond, in vergelijking met andere<br />

streken in <strong>het</strong> zandgebied van Limburg.<br />

Het kan echter zo zijn dat de afstand van de heide naar de dorpenkring<br />

in de omgeving klein genoeg was om dagelijks te overbruggen, zodat er<br />

geen kooien nodig waren.<br />

Maatregelencriteria n.v.t.<br />

Sterrenbos<br />

Definitie Padenstelsels die als de stralen van een ster bij elkaar komen in één<br />

centraal punt.<br />

Korte omschrijving Sterrenbossen konden om uiteenlopende redenen worden aangelegd.<br />

Meestal is er sprake van een landgoederensfeer. Vanuit <strong>het</strong> centraal<br />

gelegen landhuis kon <strong>het</strong> landgoed via de stralen van de ster goed<br />

overzien worden. Daarnaast werden sterrenbossen ook wel aangelegd<br />

als parkachtige <strong>voor</strong>zieningen, zonder dat er sprake was van een<br />

centraal bouwwerk; dus gewoon als een bepaalde parkstijl.<br />

Verondersteld wordt dat de meeste in Limburg bekende sterrenbossen<br />

tot stand kwamen tijdens de hakhoutcultuur. Uit de verschillende<br />

segmenten van de ster (die ook diverse eigenaren kunnen hebben<br />

gehad) werd <strong>het</strong> gehakte hout (de sjansen) bij elkaar gebracht in <strong>het</strong><br />

centrum, van waaruit <strong>het</strong> gemakkelijk per kar afgevoerd kon worden.<br />

Sterrenbossen kennen (kenden) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> stralenkransen van acht<br />

stralen.<br />

Waarde Als bijzonder bosbouwkundig element cultuurhistorisch van waarde.<br />

Voor bezoekers een tot de verbeelding sprekende verschijningsvorm.<br />

Veldherkenning In <strong>het</strong> “Starrenbos” in <strong>het</strong> westelijke <strong>Leudal</strong> is <strong>het</strong> nog 5-stralige restant<br />

van een 8-stralig sterrenbos te zien. Daarnaast zijn nog drie stralen te<br />

herkennen van een 8-stralig sterrenbos westelijk van Kloosterhof. Ook<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

86


ten noorden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Ophoven c.a.) hebben zich waarschijnlijk<br />

twee sterrenbossen bevonden. Het toponiem Sterrenboschweg wijst hier<br />

op. Op luchtfoto’s van Ophoven is in een stuk bouwland de 8-stralige<br />

structuur te zien, terwijl op de Ferrariskaart iets meer naar <strong>het</strong> oosten<br />

een bos met padenstelsel in Sterrenbosstructuur is ingetekend.<br />

Maatregelencriteria In ieder geval de nog resterende padenstructuur actief in stand houden.<br />

Het verdient aanbeveling om vanwege de beleving van <strong>het</strong> landschap,<br />

en als completering vanuit <strong>het</strong> cultuurhistorisch besef, de 3 verdwenen<br />

stralen weer te restaureren.<br />

Stuifwallen<br />

Definitie Opgeworpen aarden wal begroeid met bomen om stuivend zand tegen te<br />

houden.<br />

Korte omschrijving In de periode van de zandverstuivingen probeerde men te <strong>voor</strong>komen<br />

dat ontgonnen gebied, bouwlanden en dorpen werden overstoven.<br />

Hiertoe werden aarden wallen opgeworpen of <strong>voor</strong>malige hout- en<br />

wildwallen opgehoogd, loodrecht op de heersende windrichting, dus<br />

noordwest-zuidoost georiënteerd. Beplanting met Eik.<br />

Waarde Belangrijk cultuurhistorisch element in de bewoningsgeschiedenis<br />

Veldherkenning Hogere wallen dan hout- en wildwallen en een oriëntatie loodrecht op<br />

windrichting. Niet bekend van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een walaanduiding op de<br />

kaart van 1780 wijst mogelijk op een stuifwal in <strong>het</strong> gebied tussen<br />

Lange Pad en Zelsterbeek.<br />

Maatregelencriteria Zie hout- en wildwal.<br />

Vloeiweiden<br />

Definitie Op zwak hellende dalflanken van de beekdalen (vaak in <strong>voor</strong>malige<br />

overstromingsvlaktes) gelegen landbouwpercelen, die door middel van<br />

aangevoerd beekwater bevloeid werden door middel van een stelsel van<br />

greppels.<br />

Korte omschrijving Het verhang in beekdalen werd benut <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opstuwen van water en<br />

aflaten daarvan via gegraven greppels naar een plaats benedenstrooms,<br />

waar <strong>het</strong> over <strong>het</strong> land kan worden afgevloeid, en terugkeert in de beek.<br />

Daarbij werd o.a. slib afgezet, wat als een natuurlijke bemesting kan<br />

worden beschouwd. Verondersteld wordt dat vloeisystemen <strong>voor</strong>al<br />

werden gebruikt <strong>voor</strong> wei- en hooiland, die ongetwijfeld een zeer hoge<br />

botanische kwaliteit zullen hebben gehad.<br />

Waarde Zeer specifiek in de historie van <strong>het</strong> agrarisch grondgebruik en daarom<br />

cultuurhistorisch waardevol. Bij restauratie kunnen ook hoge<br />

ecologische waarden ontstaan.<br />

Veldherkenning In <strong>het</strong> Grootboek van de Limburgse watermolens (Rijksarchief<br />

Maastricht; mond. med. H. de Mars) schijnt een verwijzing te staan naar<br />

<strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van een vloeiweide stroomafwaarts van St.-<br />

Elisabethsmolen. De daar <strong>voor</strong>komende rabatten hebben inderdaad een<br />

geheel ander patroon dan gebruikelijk, wat er op kan duiden dat hier via<br />

een aanvoertak opgestuwd beekwater over de bestaande weide en<br />

eventueel ook <strong>het</strong> bos (dat eertijds eveneens weide was) stroomde.<br />

Maatregelencriteria Van nog herkenbare vloeiweides dient <strong>het</strong> greppelsysteem in stand<br />

gehouden te worden.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

87


Voorde<br />

Definitie Doorwaadbare plaatsen in beken en rivieren<br />

Korte omschrijving Hoewel ook in prehistorische tijden al bruggen werden gebouwd, zijn er<br />

tal van plaatsen in de doorgaande routes geweest, waar men beken en<br />

rivieren moest oversteken. Vaak betrof <strong>het</strong> ondiepe trajecten, die<br />

relatief makkelijk gepasseerd konden worden. Dergelijke ondiepe<br />

oversteekplaatsen werden <strong>voor</strong>den genoemd.<br />

Waarde Voorden hebben vaak de plaats bepaald waar beken en rivieren<br />

overgestoken konden worden, waardoor er oude paden- en<br />

wegenstelsels naar toe ontstonden. Ze hebben een grote<br />

cultuurhistorische betekenis.<br />

Veldherkenning De plek waar <strong>voor</strong>den <strong>voor</strong>kwamen kan geanalyseerd worden door<br />

bestudering van oud kaartmateriaal. Ook toponiemen wijzen vaak al op<br />

<strong>het</strong> bestaan van een oversteekplaats, die een <strong>voor</strong>de kon zijn geweest<br />

alvorens er een brug werd gebouwd (Koebrug, bij<strong>voor</strong>beeld.). In <strong>het</strong><br />

veld zijn <strong>voor</strong>den te herkennen aan holle wegen die van de hogere<br />

gronden de terrasranden naar de beekdalen doorsnijden en rechtstreeks<br />

naar de beek voeren, waarbij er vaak geen sprake is van een bestaande<br />

of gewezen brug. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden <strong>voor</strong>den in ieder geval<br />

verondersteld bij de Speckerbrug, bij Klooster St.Elisabethsdal en langs<br />

de Zelsterbeek.<br />

Maatregelencriteria Alleen nog zichtbare holle wegen die duidelijk een aansluiting op<br />

<strong>voor</strong>den hebben gehad dienen geconsolideerd te worden. In de beek zelf<br />

zijn geen maatregelen nodig.<br />

N.B. Bij de hermeandering van de Leubeek tussen Hoeve Crijns en<br />

Speckerbrug is <strong>voor</strong>zien in de aanleg van twee <strong>voor</strong>den, die na enkele<br />

jaren de oversteek <strong>voor</strong> vee tussen twee begrazingseenheden ter<br />

weerszijden van de beek dient te verzorgen. In overleg met <strong>het</strong><br />

waterschap dienen deze <strong>voor</strong>den eveneens in stand gehouden te worden.<br />

Vuursteenvindplaats<br />

Definitie Terrein (akker, weide, bos e.d.) waar door de mens bewerkte vuurstenen<br />

<strong>voor</strong>werpen zijn aangetroffen.<br />

Korte beschrijving In de prehistorische bewoningsperiode was vuursteen een zeer<br />

belangrijk materiaal, waarvan tal van <strong>voor</strong>werpen werden gemaakt, zoal<br />

wapens (messen, pijlpunten, bijlen) als gebruiks<strong>voor</strong>werpen<br />

(schrabbers, sikkels). Gedurende vele duizenden jaren werden deze<br />

<strong>voor</strong>werpen gemaakt, verhandeld , verloren of weggegooid. Hoe meer<br />

vuurstenen <strong>voor</strong>werpen worden gevonden, hoe meer een dergelijke<br />

plaats door de prehistorische mens in gebruik is geweest. Aan de manier<br />

van bewerking kan ook de periode waarin de betreffende bevolking<br />

heeft geleefd, afgelezen orden.<br />

Waarde Zeer groot, <strong>voor</strong>al bij hoge concentraties.<br />

Veldherkenning Alleen te vinden bij opgravingen dan wel op (meestal onbegroeide)<br />

plaatsen waar grondbewerking plaats vindt, zoals akkers.<br />

Maatregelencriteria Vrijwel alle akkers in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn belangrijke<br />

vuursteenvindplaatsen. Voorwaarde <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>tgezet akkergebruik is<br />

een relatief ondiepe bouw<strong>voor</strong>bewerking (30 cm.) en <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen,<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

88


dat bouw<strong>voor</strong>materiaal uit <strong>het</strong> gebied wordt afgevoerd, zoals bij<br />

bollenteelt.<br />

Watermolens<br />

Definitie Bouwwerken waarbij door middel van waterkracht een maalwerk in<br />

gang gebracht kan worden<br />

Korte omschrijving In de middeleeuwen werd waterkracht als krachtbron <strong>voor</strong> de<br />

aandrijving van maalwerken ontwikkeld, nadat al eerder windkracht bij<br />

windmolens werd toegepast. De watermolens dienden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> malen<br />

van graan, <strong>voor</strong> de olieproductie, <strong>het</strong> maken van papier, laken, etc.<br />

Bovendien werden ze gebruikt <strong>voor</strong> de visvangst. Ze vormden daarmee<br />

de kern van de lokale landbouweconomie. Met watermolens werd<br />

macht uitgeoefend: boeren/pachters werden doorgaans gedwongen bij<br />

een bepaalde molen hun producten te laten malen. Molens waren <strong>voor</strong><br />

de tijd dat ze ontstonden technisch hoogstaande <strong>voor</strong>zieningen. Vaak<br />

bezitten water- en windmolens nog steeds historische rechten op een<br />

vrij onbebouwd veld vóór de windmolen en stuwrechten t.b.v. <strong>het</strong><br />

drijfwerk van de watermolen. Aan de watermolens zijn soms ook nog<br />

visrechten verbonden.<br />

Waarde Bouwkundig en landbouw/landschapshistorisch van zeer grote waarde.<br />

Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich.<br />

Maatregelencriteria In stand houden door <strong>het</strong> toekennen van gebruiksfuncties.<br />

Wegkruis<br />

Definitie Kruis al dan niet met kruisbeeld, <strong>voor</strong>komend langs op of splitsing van<br />

wegen.<br />

Korte omschrijving Weg- of veldkruisen die uit devotie geplaatst werden of dienen ter<br />

nagedachtenis aan een gebeurtenis (moord, dank <strong>voor</strong> lijfsbehoud,<br />

<strong>voor</strong>komen van misoogst of natuurgeweld. Doorgaans wordt een boom<br />

bij een veldkruis geplaatst, <strong>voor</strong>al Lindebomen (zie o.a. veldkruis<br />

Nunhem)<br />

Waarde Groot<br />

Veldherkenning Moordkruis Speckerweg, veldkruis Zelsterbrug, veldkruis Nunhem, etc.<br />

Maatregelencriteria In stand te houden door periodiek onderhoud (tegengaan roest, rotting,<br />

opnieuw verven, snoeien beplanting, etc.)<br />

Weier<br />

Definitie Kunstmatige vijver die diende als visvijver of waarvan <strong>het</strong> opgeslagen<br />

water werd gebruikt <strong>voor</strong> bevloeiingsdoeleinden<br />

Korte omschrijving Door op geschikte plaatsen in een beektraject dammen aan te leggen<br />

konden natuurlijke dan wel daartoe gegraven laagten zich opvullen met<br />

beekwater. Dergelijke vijvers werden weiers genoemd. Ze konden<br />

dienen als visvijver (<strong>voor</strong>al karper), maar ook kon <strong>het</strong> water gebruikt<br />

worden <strong>voor</strong> bevloeiingsdoeleinden.<br />

Waarde Weiers getuigen van een slim gebruik door de mens van natuurlijke<br />

omstandigheden <strong>voor</strong> de visvangst en de landbouw. In Noord- en<br />

Midden-Limburg werden ze waarschijnlijk veel minder gebruikt dan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld in Brabant en Zuid-Limburg. Als historisch-geografisch<br />

element zijn ze daardoor zeer waardevol.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

89


Veldherkenning In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is waarschijnlijk de laagte stroomafwaarts van de Wierse<br />

Brug een weier geweest. Weiers zijn te herkennen door een relatief<br />

onnatuurlijke verbreding van beek en beekdal.<br />

Maatregelencriteria Minimaal dient de morfologie (de vorm) van de weier in stand<br />

gehouden te worden. Overwogen kan worden om de weier te herstellen.<br />

Daarbij dient dan rekening gehouden te worden met een<br />

visoptrek<strong>voor</strong>ziening, daar de dam anders als een barrière in <strong>het</strong><br />

beeksysteem gaat functioneren.<br />

Windmolens<br />

Definitie Bouwwerk waarbij door middel van wind een maalwerk in gang<br />

gebracht kan worden<br />

Korte omschrijving Windmolens worden gekarakteriseerd door een wiekenkruis, dat met<br />

zeil wordt bespannen, waarna <strong>het</strong> door winddruk gaat ronddraaien.<br />

Molens kunnen van steen of hout zijn opgetrokken, staan op de vlakke<br />

grond, een belt of op een standaard. Door de staart van de molen kan<br />

deze gekruid worden. Het maalwerk kan gebruikt worden <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

malen van graan, <strong>het</strong> pletten van oliehoudende producten, <strong>het</strong> slaan van<br />

laken, etc.<br />

Waarde Bouwkundig en landbouw/landschapshistorisch van zeer grote waarde<br />

Veldherkenning Alleen nog in de omliggende dorpen (twee beltmolens in Horn, een<br />

beltmolen in Heythuysen, een beltmolen in Roggel, een standaardmolen<br />

in Baexem, een standaardmolen in Beegden)<br />

Maatregelencriteria In stand houden door <strong>het</strong> toekennen van gebruiksfuncties<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

90


Literatuur<br />

Abrahams, P., 1975: Rondj Graoveberg en Krommenets. Verhalen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>kwartier,<br />

Nunhem.<br />

Abrahams, P., 1977: De Kroedwés. Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 2 nr 5.<br />

Anonymus, 2004: Inventarisatie aardkundige Waarden Staatsbosbeheer. Rapport i.o.v.<br />

Staatsbosbeheer opgesteld door adviesbureau Syncera De Straat B.V.<br />

Bakker, R., 2003: The emergence of agriculture on the Drenthe Plateau. A palaeobotanical<br />

study supported by high-resolution 14C dating, Bonn (Archäologische Berichte 16).<br />

Bats, M., Ph. Crombé, I. Devriendt, R. Langohr, J.H. Mikkelsen, C. Ryssaert, J. Schreurs, A.<br />

van de Water & M. van Strydonck 2002: Onderzoek langs de Omleiding N273 te Haelen<br />

(Provincie Limburg, Nederland), Vroeg-Mesolithicum en Vroeg-Neolithicum, Notae<br />

Praehistoricae 22, 87-102.<br />

Batta, E.C.M.A., et.al. 1960/1967: Limburgs Verleden. De geschiedenis van Nederlands<br />

Limburg tot 1815 (2 delen), Maastricht.<br />

Berg, van den, M.W., & J.C.G. Schwan 1996: Millennial climatic cyclicity in Weichselian<br />

Late Pleniglacial to Early Holocene fluvia deposits of the river Maas in the southern<br />

Netherlands, in: M.W. van den Berg, Fluvial sequences of the Maas. A 10 Ma record of<br />

neotechnics and climatic chage at various time-scales, Wageningen, 99-121.<br />

Bloemers, T., 1972: Drie Rössenscherven uit Nederlands-Limburg, Helinium 12, 47-52.<br />

Bloemers, T, 1975: Haelen. Archeologische Kroniek van Limburg over 1973-4, 24-25.<br />

Bohmers, A. & A. Wouters 1954: Früh- und mittelpaläolithische Funde aus den Niederlanden.<br />

Palaeohistoria 3, 206-217.<br />

Bursch, F.C., 1940: Een steenen hamer uit Midden-Limburg, Oudheidkundige Mededelingen<br />

van <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 71, 16-18.<br />

Ginkel, E.J. van, & B.J. Groenewoudt 1990: Archeologische landschapselementen:<br />

bescherming, beheer en restauratie, Utrecht.<br />

Ginkel, E. van, & K. Steehouwer 1998: ANWB Archeologieboek Nederland, Den Haag.<br />

Gorissen, A., & R. van der Hoek, 1994: Waterschappen in Peel en Maasvallei, Blerick.<br />

Haaren, H.M.E. van, 1968: Palaeolithic artefacts from Limburg, Berichten van de Rijksdienst<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek 18, 7-47.<br />

Hanssen, J.H. en J. Koppert – van Reeuwijk 1998: Schaapherders uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in<br />

Vlaanderen. Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 23 nr. 91.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

91


Harsema, O.H., 1963: Verslag van de archeologische kartering van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Groningen<br />

(intern rapport BAI).<br />

Harsema, O.H., 1965: Vondsten van de Hilversum-kultuur uit Neer (NDL, L.), Helinium 5,<br />

44-49.<br />

Harsema, O.H., 1973: Het <strong>Leudal</strong> als woongebied in de prehistorie, in: T. Lemaire, Het<br />

<strong>Leudal</strong>. Beeld van een Midden-Limburgs Beekdal, Haelen, 133-155.<br />

Hiddink, H., 2003: Aspecten van <strong>het</strong> grafritueel in de Late IJzertijd en de Romeinse<br />

tijd in <strong>het</strong> Maas-Demer-Scheldegebied, in: H. Hiddink (ed), Het grafritueel in de late IJzertijd<br />

en Romeinse tijd in <strong>het</strong> Maas-Demer-Scheldegebied, in <strong>het</strong> bijzonder van twee grafvelden bij<br />

Weert, Amsterdam (Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 11), 1-75.<br />

Hijszeler, C.C.J.W., 1951: Limburg, Heythuysen, Berichten van de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

Oudheidkundig Bodemonderzoek, 1-2.<br />

Hooijer, C.R., 1972: Over bijlen en dissels, Westerheem 21, 23-28.<br />

Hooijer, C.R., 1980: Vroeg-, midden- en laat-Neolithicum in Haelen, Westerheem 29, 318-<br />

321.<br />

Jappe-Alberts, W., 1972: Geschiedenis van de beide Limburgen (2 delen), Assen (Maaslandse<br />

Monografieën 15).<br />

Jeukendrup, B., 1979: Haelen-Nunhem. Sc<strong>het</strong>sen uit <strong>voor</strong>bije tijden, Haelen.<br />

Joosten, M. e.a., 1980: Aldenghoor, Haelen.<br />

Kemp, P., 1975: Limburgse sagen en legenden, Maastricht.<br />

Kierkels, M. & M. van Hoef-van Rijt 1997: Midden-Paleolithische vondsten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>,<br />

Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 87, 164-165.<br />

Kierkels, M. & M. van Hoef-van Rijt, 1997: Romeinse en IJzertijd-vondsten te Neer, Rondom<br />

<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 87, 166-167.<br />

Willems, W., & R. Brandt 2005: Hoofdstuk 4 Fysiek beschermen, in: Kwaliteitsnorm<br />

Nederlandse Archeologie, versie 2.2.<br />

Kolen, J., H. van Laarschot & G. Box 2004: Beekdalen en hun cultuurgeschiedenis: Peelland,<br />

in: F. Gerritsen & E. Rensink (red.), Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een<br />

kwestie van onderzoek en monumentenzorg, Amersfoort (Nederlandse Archeologische<br />

Rapporten 28), 35-55.<br />

Lemaire, T. (red.), 1973: Het <strong>Leudal</strong>. Beeld van een midden-Limburgs beekdal, Haelen.<br />

Lemaire, T., 1976: Het raadsel van de strijdhamer van Baexem, een oude vondst opnieuw<br />

belicht, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 3, 16-21.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

92


Lemaire, T., 1977-1978: De Bedelaar van Professor Dubois. Geschiedenis van een landgoed,<br />

Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 5 t/m 12.<br />

Lemaire, T., 1993a: Sporen van een nederzetting uit de IJzertijd en uit <strong>het</strong> (late) Neolithicum<br />

in Haelen, deel 1, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 70, 219-223.<br />

Lemaire, T., 1993b: Sporen van een nederzetting uit de IJzertijd en uit <strong>het</strong> (late) Neolithicum<br />

in Haelen, deel 2, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 71, 257-261.<br />

Lemaire, T., 2000: Het Neolithicum van de “Haelerhei”, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 97, 422-429.<br />

Lohof, E., in druk: Archeologie in Via Limburg. Omleiding N273-Haelen. Definitief<br />

Archeologisch Onderzoek Haelen-Napoleonsweg (DAO A1).<br />

Luys, W., 1993: Reactie op artikel “Waar zijn de vondsten gebleven?” van T. Lemaire,<br />

Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 70, 238-239.<br />

Klok, R.H.J., 1977: Archeologisch reisboek <strong>voor</strong> Nederland, Bussum<br />

Metsemakers, H., & A. Wouters, 1993: Midden-Paleolithicum onder Nunhem (Midden-<br />

Limburg), APAN Extern 3, 66-73.<br />

Mols, P., 2004: Veldprocessies in Roggel omstreeks 1600, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 114, 336-337.<br />

Mols, P., 2005: De molenbaan van Roggel, 1278-1795, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 117, 429-432.<br />

Projectgroep Archeologische Inspectie en Onderhoud Noord-Brabant, 2004: Informatiebladen<br />

archeologisch landschapsbeheer: grafheuvels, kasteelbergen of mottes, urnenvelden, Vught.<br />

Provincie Limburg 2001: Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), Maastricht.<br />

Renes, J.,1999: Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch<br />

onderzoek in <strong>het</strong> streekplangebied Noord- en Midden-Limburg, Maastricht ( Maaslandse<br />

Monografieën 9).<br />

ROB, 2000: De Monumentenwet en archeologisch rijksmonumenten. Informatie <strong>voor</strong><br />

eigenaren, beheerders en gebruikers, Amersfoort.<br />

Schuring, H., e.a., 1992: Veranderend landschap, Den Haag (Ministerie van LNV)<br />

Smeets, J., 1990: De Seine-, Oise- en Marnecultuur in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 60,<br />

567-568.<br />

Smeets, J., 1989: De Rössencultuur in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 55, 440.<br />

Staatsbosbeheer, 2003: Uitwerkingsplan <strong>Leudal</strong> 2003-2012, Roermond.<br />

Staatsbosbeheer, 2004: Koepelvisie Landschap en cultuurhistorie regio Gelderland, Arnhem.<br />

Staatsbosbeheer, 2004: Visie Landschap, Driebergen (intern document).<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

93


Stapert, D., 1979: Kessel. Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 78, 106-<br />

107.<br />

Visscher, H.A., 1975: De Nederlandse landschappen. Ontstaan, wetenschappelijke betekenis,<br />

belevingswaarde, Utrecht.<br />

Wijnands, J. (red), 2000: ’t Land van Horne. Horn.<br />

Wouters, A., 1952-53: Het Palaeolithicum en Mesolithicum in Limburg, Publications de la<br />

Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 88–89, 1-3.<br />

Wouters, A., 1980: Klassiek "Moustérien" uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en omgeving?, Archaeologische<br />

Berichten 8, 117-146.<br />

Wouters, A.M., 1982: Jongpaleolithicum in meerdere componenten uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>,<br />

Archaeologische Berichten 11/12, 53-92.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

94


Geraadpleegde kaarten<br />

Inventarisatie aan de hand van Limburg in Kaart en Prent. Historisch cartografisch overzicht<br />

van Belgisch en Nederlands Limburg, door E. van Ermen, E. van Mingroot, B. Minnen en M.<br />

van der Eycken, 1985. Weesp.<br />

• p. 14: Chorografische kaart van Nicolaas Visscher I (1618-1679) of Nicolaas Visscher II<br />

(1649-1702), uitgegeven door Petrus Schenk jr. (1719-1755). Kleine uitsnede uit de kaart<br />

(rechtsboven) toont Graafschap Hoorn, waaronder <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en land van<br />

Thorn. Ook zijn de belangrijkste beken afgebeeld.<br />

• p. 21: Minuut (/) van een primitieve chorografische kaart, toegeschreven aan Jacob van<br />

Deventer (tweede helft 16 de eeuw, misschien nog ca. 1550). Vrij gedetailleerde kaart van<br />

<strong>het</strong> gebied ten westen van de Maas, vanaf Stevenweert in <strong>het</strong> zuiden tot samenvloeing<br />

Neerbeek in de Maas in <strong>het</strong> noorden.<br />

• p. 32: Het Overkwartier van Gelre. Chorografische kaart van Johan Blaeu, uitgegeven in<br />

zijn Atlas maior in 1662. Uitsnede toont <strong>het</strong> gebied ten westen van de Maas tussen<br />

Roermond en Weert. Enkele belangrijke beken en verbindingswegen tussen grotere<br />

plaatsen (Hoorn, Gratem, Heythuysen etc. ) zijn afgebeeld.<br />

• p. 53: Weert. Figuratieve kaart door Jacob van Deventer (ca. 1540-1575).<br />

Grondgebruik volgens historische kaarten:<br />

Chorografische kaart, toegeschreven aan Jacob van Deventer: gebied ten oosten van<br />

Heythuysen tot aan S. Elizabeth wordt de heijde genoemd. De weg van Warenberg naar<br />

Heythuysen doorkruist <strong>het</strong> westelijk deel van dit gebied. Op de kaart worden <strong>voor</strong> de<br />

zuidzijde van dit gebied heuvels afgebeeld. Het gebied van De Heyde strekt zich in oostelijke<br />

richting uit tot aan de Haelensche beek bij Nunhem.<br />

Ferrariskaart 1771<br />

Geudeke P.W. e.a., 1992 Grote Historische Provincie Atlas 1: 25.000. Limburg 1837 – 1844<br />

Wolters-Noordhoff Atlasproducties<br />

Stiboka, 1972. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; toelichting bij de kaartbladen<br />

blad 57 Oost Valkenswaard en 58 West Roermond. Stichting <strong>voor</strong> Bodemkartering,<br />

Wageningen.<br />

Stiboka, RGD, 1992. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1 : 50.000, blad 58<br />

Roermond. Stichting <strong>voor</strong> Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, Wageningen /<br />

Haarlem.<br />

Tranchotkaart 1812 – 1820<br />

Gemeentelijke kaarten 1865-1870<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

95


Bijlage 1 Tijdladder van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

3.500.000 BP – 9.500 v.C. Pleistoceen (= Geologisch tijdvak, tijdperk van de IJstijden)<br />

Ca. 400.000 – 35.000 BP . Midden-Paleolithicum(= midden fase van de Oude Steentijd); de<br />

oudste artefacten uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dateren uit de late fase van <strong>het</strong><br />

Midden-Paleolithicum (120.000–35.000 BP) uit de periode van<br />

de laatste ijstijd, <strong>het</strong> Weichselien. Ze worden gerekend tot <strong>het</strong><br />

Moustérien. Ook in de omgeving van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Neer, Kessel)<br />

zijn werktuigen uit <strong>het</strong> Moustérien aangetroffen.<br />

Ca. 400.000 - 35.000 BP Homo neanderthalensis (Neanderthaler-mens); in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is<br />

de aanwezigheid van de Neanderthaler-mens door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />

van Moustérien-werktuigen vastgesteld.<br />

370.000 – 130.000 BP Saalien. Voorlaatste ijstijd (glaciaal), afwisseling van relatief<br />

warme en (zeer) koude perioden.<br />

Vroeg Saalien: afwisselend koud en vrij zacht.<br />

Midden Saalien: zeer koud (periode van maximale uitbreiding<br />

van <strong>het</strong> landijs)<br />

Laat Saalien: vrij koud<br />

130.000 – 120.000 BP Eemien Interglaciaal: gematigd warm<br />

120.000 BP – 9.500 v.C. Weichselien. Laatste ijstijd, afwisseling van relatief warme en<br />

(zeer) koude perioden.<br />

Vroeg Glaciaal : Afwisselend koud en vrij zacht<br />

Pleniglaciaal: Vrij koud tot zeer koud<br />

15.000 BP – 9.500 v.C. Laat Glaciaal: Afwisselend vrij zacht en vrij koud<br />

Ca. 35.000 BP De Cro-Magnon mens verschijnt als eerste moderne mens (Homo<br />

sapiens) in Noordwest-Europa<br />

35.000 BP – 9.500 v. C. Laat-Paleolithicum (late fase van de Oude Steentijd); uit <strong>het</strong><br />

<strong>Leudal</strong> zijn artefacten bekend van de Creswell- (ca. 12.500–<br />

11.800? BP) en Federmesser-cultuur (ca. 11.500-10.800 BP): op<br />

de Boshei zijn talrijke artefacten, waaronder schrabbers, stekers<br />

en spitsen, van de Federmesser-cultuur gevonden.<br />

Ahrensburg-cultuur (ca. 10.700–9.700 BP): uit de omgeving van<br />

Kessel en Neer zijn enkele concentraties van vuurstenen<br />

werktuigen, zoals klingen, schrabbers, bekend.<br />

9.500 v.C. - heden Holoceen (Geologisch tijdvak, klimaat is gematigd warm)<br />

9.500 – 5.300 v.C. Mesolithicum (= Midden Steentijd); nieuwe werktuigen als pijl<br />

en boog. Kleine pijlspitsen (microlithen) zijn op enkele plaatsen<br />

in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gevonden. Vindplaatsen kenmerken zich vaak door<br />

haarden waaromheen een verspreiding van vuurstenen artefacten.<br />

Periode van klimaatverbetering, in de loop van <strong>het</strong> Mesolithicum<br />

is er een toename van loofbos.<br />

9.500 - 8.200 v.C. Preboreaal. Het klimaat wordt geleidelijk vochtiger en warmer.<br />

5.300 – 2.000 v.C. Neolithicum (= Nieuwe Steentijd); eerste landbouwers vestigen<br />

zich op lössplateaus in Zuid-Limburg; op zandgronden<br />

geleidelijke verandering van jacht naar landbouw. Ontginning<br />

van bos naar akker. Concentraties van aardewerk, stenen<br />

artefacten wijzen op nederzettingen, in Zuid-Limburg ook<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

96


grondsporen. Ook zijn in Limburg grafheuvels en vlakgraven<br />

bekend.<br />

5.300 – 4.200 v.C. Vroeg-Neolithicum<br />

Lineaire Bandkeramiek (5.300-4.900 v. C): incidentele vondsten<br />

in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, nederzettingen in <strong>het</strong> zuiden van de provincie.<br />

Rössen-cultuur (4.900-4.300 v.C.): enkele losse vondsten van<br />

aardewerk in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />

4.200 – 2.850 v.C. Midden-Neoliticum<br />

Michelsberg-cultuur (4.200-3.600 v.C.) en Steingroep (3.450-<br />

2.500 v. C): producten uit de vuursteenmijnbouw in Rijckholt<br />

zijn ook in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aangetroffen. Fragmenten van kraaghalsflesjes<br />

uit de Stein-groep zijn gevonden op de Boshei. Een<br />

mogelijke nederzetting van de Stein-groep is opgegraven langs de<br />

Napoleonsbaan bij Haelen.<br />

2.850 – 2.000 v.C. Laat-Neolithicum<br />

Standvoetbekercultuur (2.800-2.400 v.C.) en Klokbekercultuur<br />

(2.400-1.900 v. C.): o.a. bekeraardewerk versierd met banden,<br />

hamerbijlen, vuurstenen bijlen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn <strong>voor</strong>namelijke<br />

losse vondsten (o.a. pijlspitsen) bekend. Laat-neolithisch<br />

aardewerk is afkomstig uit een <strong>voor</strong>malige zandwinninglocatie<br />

bij de Bedelaar.<br />

8.200 – 7.000 v.C. Boreaal: In de winter koud, in de zomer warm.<br />

7.000 – 3.700 v.C. Atlanticum: Door <strong>het</strong> steeds gunstigere klimaat was er een sterke<br />

bosuitbreiding (linde/eik).<br />

2.000 – 800 v.C. Bronstijd. Brons wordt gemaakt uit een legering van koper en tin.<br />

Kenmerkend zijn bronzen wapens en <strong>voor</strong>werpen en grafheuvels.<br />

In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> werd een boomkistgraf aangetroffen in een<br />

grafheuvel. Ploegsporen, grafheuvels, urnenvelden, vlakgraven.<br />

In de late Bronstijd is de Kerbschnitt met tumuli in urnenvelden<br />

van groot belang.<br />

2.000 - 1.800 v.C. Vroege Bronstijd<br />

1.800 – 1.100 v.C. Midden Bronstijd<br />

1.100 – 800 v.C. Late Bronstijd<br />

800 – 12 v.C. IJzertijd; bronzen <strong>voor</strong>werpen en wapens gingen over in ijzeren<br />

<strong>voor</strong>werpen en wapens. IJzer werd gewonnen uit moerasijzererts<br />

en klapperstenen. Bekend zijn nederzettingen, Celtic fields, en<br />

urnenvelden.<br />

Belangrijk is de <strong>voor</strong>tzetting van de Bronstijd in de Vroege<br />

Ijzertijd met de Harpstedt-cultuur, aangetroffen in tumuli in<br />

urnenvelden. Uit de Midden-IJzertijd zijn nederzettingssporen<br />

bekend van de zandafgraving nabij de Bedelaar (groeve<br />

Aquarius), waar een bewoningslaag met aardewerk en hutteleem<br />

werd gevonden. Van de late Ijzertijd zijn geen vondsten bekend.<br />

800 - 500 v.C. Vroege IJzertijd<br />

500 - 250 v.C. Midden-IJzertijd<br />

250 – 12 v.C. Late IJzertijd<br />

1.200 v.C. – heden Sub-Atlanticum (= huidige klimaatfase)<br />

12 v.C. – circa 450 n.C. Romeinse Tijd. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn heel weinig vondsten uit deze<br />

periode bekend. Op één locatie is aardewerk en verbrand bot<br />

gevonden, wat mogelijk op twee crematiegraven duidt.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

97


Daarentegen zijn in <strong>het</strong> oosten aangrenzende Laagterras van de<br />

Maas talrijke vondsten bekend, zoals de militaire nederzetting<br />

Melenborg, de Romeinse weg van Heel via Melenborg naar Neer,<br />

de Romeinse wachtpost bij de Romeinse brug (of <strong>voor</strong>de?) over<br />

de Neerbeek. In Buggenum zijn Romeinse graven en in de Van<br />

Loonstraat te Haelen een lans en speer gevonden. Op de<br />

Galgeberg te Buggenum eveneens een Romeins graf.<br />

Daarnaast buiten <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ook Celtic fields, grafheuvels<br />

(Baexem), grafvelden, wegen, pottenbakkerijen. Vanuit Horn en<br />

Heel liep een Romeinse weg via Baexem naar de Peel.<br />

12 v.C. – 70 n.C. Vroeg-Romeinse Tijd<br />

70 – 270 Midden-Romeinse Tijd<br />

270 – 450 Laat-Romeinse Tijd<br />

450 – 1500 Middeleeuwen<br />

450 – 1050 Vroege Middeleeuwen. Volksverhuizingen.<br />

Nederzettingen, essen, rijengrafvelden.<br />

Circa 450 – 800 Frankische Tijd. De periode werd gekenmerkt door onrust,<br />

invallen en plunderingen. De periode 525-725 is de<br />

Merovingische periode die onder andere gekenmerkt werd door<br />

rijengrafvelden, later ook lijkverbrandingen. In Buggenum werd<br />

zowel een grafveld als een Frankisch kerkje gevonden.<br />

Circa 575 Vestiging van een bisschop te Maastricht tot (717)<br />

717 Vestiging van <strong>het</strong> bisdom Luik<br />

725 – 900 Karolingische Tijd.<br />

768 – 814 Karel de Grote regeert als keizer ook over onze streken<br />

8 e en 9 e eeuw Toename van ontginningen als gevolg van bevolkingsaanwas<br />

Circa 900 – 1900 Periode van de potstalbemesting. Ontstaan van heide en oude<br />

bouwlanden.<br />

Ca. 1050 Hoge Middeleeuwen<br />

1050 – 1500 Late Middeleeuwen.<br />

Kastelen, kloosters, versterkte huizen, kerken, essen, kerkhoven,<br />

begravingen, landweren, wal- en grachtcomplexen, steenovens,<br />

ijzerslakken, ijzerkuilen.<br />

11 e en 12 e eeuw Ontginningen onder leiding van kloosters en wereldlijke<br />

machthebbers. Vestiging van nieuwe nederzettingen.<br />

964, 22 mei De oudste vermelding van Kasteel(?) Exaten is van 22 mei 964.<br />

Vanwege de aanwezigheid van een Romeinse tumulus op <strong>het</strong><br />

landgoed kon de geschiedenis van Exaten wel eens teruggaan tot<br />

in de Romeinse tijd.<br />

Ca. 1150 Stichting door de graven van Looz van een ridderhofstede in <strong>het</strong><br />

Haelensche Ghoor. Huize Ghoor werd in 1428 kasteel<br />

Aldenghoor. Het oudste nog bestaande deel dateert rond 1500.<br />

Het kasteel werd bewoond door de Heren van Ghoor.<br />

> 1200 Begin van de overheersing van stadseconomieën; in deze streken<br />

vanuit Roermond<br />

1211, 1212 en later Stichting en bouw van klooster St. Elisabethsdal. De feitelijke<br />

vestigingsdatum door Dirk van Altena is 9 oktober 1240.<br />

Vermoedelijk dateert ook de bouw van de nabijgelegen<br />

Kloosterhof met bakhuisje uit de stichtingsperiode van <strong>het</strong><br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

98


klooster, dus 13 e eeuw.<br />

Ca. 1225 Stichting van Klooster Keizersbosch te Neer.<br />

1243 Stichting van Kasteel Horn<br />

< 1278 De Zelsterhof is bekend vanaf 1278. Tot 1278 stond hier ook een<br />

watermolen aan de Wiër. Deze is verplaatst naar de huidige<br />

locatie van de St.-Elisabethsmolen.<br />

1278 Bouw van de tot <strong>het</strong> klooster St.-Elisabethsdal behorende<br />

Elisabethsmolen met bijbehorende boerderij. De molen werd in<br />

1944 door terugtrekkende Duitse troepen vernield. De molen<br />

stond aanvankelijk langs de Zelsterbeek bij de Wiërse brug en is<br />

vandaar verplaatst naar de Leubeek.<br />

< 1288 Op de plek van de nog bestaande <strong>voor</strong>malige boerenhoeve<br />

Waerenberg stond in ieder geval in 1288 <strong>het</strong> oorspronkelijke<br />

kasteel Waerenberg. Tot dit kasteel behoorden ook de<br />

pachthoeven Neerhuysinge, Holthurnerhof (= Houterhof),<br />

Stoxhof en Heyerhof. Bij de Holthurnerhof bevond zich ook een<br />

watermolen. De plek van pachthoeve Neerhuysinge is niet<br />

bekend (wellicht is dit de huidige boerderij Op Puts?). Stoxhof is<br />

in 1329 uit geschreven bronnen bekend. De Stekshof (op de<br />

Beekkant) wordt in 1461 beschreven als eigendom van de Hoeve<br />

Elshof (te Heythuysen). De Elshof moet dus al veel ouder zijn<br />

dan 1461.<br />

12 e – 15 e eeuw Bouw van kerken in de regio.<br />

1324? De Leumolen of St.-Ursulamolen is waarschijnlijk gesticht in<br />

1324.<br />

< 1380 Bouw van kasteel Neyenghoor te Neer. In 1796 is <strong>het</strong> kasteel<br />

afgebroken. Alleen de hoeve Neyenghoor bestaat nog.<br />

Van de bij beekverbeteringswerkzaamheden in 2001 aangetroffen<br />

resten van een watermolen bij Neyenghoor is de datering niet<br />

bekend.<br />

Vanaf 1450 - 1570 Het Graafschap Horne regeert ook <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>kwartier, nadat de<br />

Heren van Horn de regio al vanaf circa 1100 bezaten<br />

< 1470 De stichting van Kasteel Malborg te Buggenum dateert van <strong>voor</strong><br />

1470.<br />

< 1500 De Spikkerhof is uit geschreven bronnen bekend vanaf 1500 en is<br />

vermoedelijk dus ouder.<br />

< 1505 De Beijlshof is bekend vanaf 1505, maar de stichting dateert<br />

vermoedelijk van <strong>voor</strong> die datum.<br />

1500 – 1795 Nieuwe Tijd<br />

< 1514 Strikkenhof of Terbeetenhof dateert in ieder geval van <strong>voor</strong> 1514.<br />

Vermoedelijk is de boerderij in de 13 e eeuw gesticht. Het thans<br />

oudst bekende deel is <strong>het</strong> hoektorentje in de muur die de tuin aan<br />

de oostzijde begrenst. Dat dateert uit begin 1700<br />

1570 – 1787 Het Graafschap van Loon regeert als leengoed van <strong>het</strong> Bisdom<br />

Luik ook deze streken<br />

1568 – 1648 80-jarige oorlog.<br />

16 e eeuw – 19 e eeuw Relatieve stilstand in <strong>het</strong> ontginningstempo van woeste grond.<br />

Toch wordt er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de 18 e eeuw heidegrond beplant<br />

met bos.<br />

Ca. 1600 Stichting van de Vogelmolen te Haelen. Waarschijnlijk heeft<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

99


deze molen aanvankelijk iets meer stroomopwaarts gestaan ter<br />

hoogte van Overhaelen.<br />

1682 Bouw van <strong>het</strong> Pesthuis op <strong>het</strong> terrein van klooster St.-<br />

Elisabethsdal<br />

Begin 18 e eeuw Stichting van kasteel Nunhem. Het Huys Nunhem is echter al<br />

vanaf 1458 bekend.<br />

18 e eeuw Bokkerijders. Ook in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Sjinderhannes zou <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

ook als schuilplaats hebben gebruikt.<br />

18 e – 20 e eeuw Bouw van kapelletjes in de regio. Een enkele kapel dateert ouder<br />

tot begin 16 e eeuw.<br />

Ca. 1700 Stichting van de Friedese molen te Neer<br />

1787 -1798 Het graafschap Horn komt tot een einde.<br />

1795 – 1813 Franse Tijd<br />

Circa 1800 Oprichting van de <strong>Leudal</strong>-gemeenten in de Franse Tijd<br />

1813 – ca. 1975 Na beëindiging van de Franse Tijd was er een opleving van <strong>het</strong><br />

ontginningstempo van woeste gronden. In de periode 1830-1835<br />

kwam dit proces korte tijd tot stilstand, waarna tot 1877 weer<br />

sprake was van een sterke toename. Woeste grond werd<br />

ontgonnen tot akker en bos. De landbouwcrisis van 1877 tot<br />

1895 bracht de ontginningsdrift wederom tot stilstand. In de 20 e<br />

eeuw werd <strong>het</strong> tempo echter weer fors opgevoerd totdat als<br />

gevolg van de intrede van wetgeving op <strong>het</strong> gebied van de<br />

ruimtelijke ordening de nog resterende stukjes woeste grond tot<br />

beschermd gebied werden verklaard.<br />

1815 Ontstaan van <strong>het</strong> Koninkrijk der Nederlanden<br />

1830-1839 Bevrijdingsperiode van de Zuidelijke Nederlanden; vestiging van<br />

de Belgische Staat (Verdrag van Londen, ook wel<br />

Scheidingsverdrag genoemd).<br />

19 e eeuw Industriële revolutie; introductie van machines.<br />

Bouw van windmolens van <strong>het</strong> type beltmolen in de regio.<br />

1879 Aanleg van de spoorverbinding Antwerpen-Mönchen-Gladbach<br />

(IJzeren Rijn) via <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied. Hiertoe werd in 1875 tussen<br />

België en Nederland <strong>het</strong> IJzeren Rijnverdrag gesloten.<br />

1895 Stichting van de Hammermolen te Neer. Eerder stond op dezelfde<br />

plek een andere watermolen, die vanaf 1798 bekend is.<br />

1916 Bouw van de zogenaamde Uilentoren van Dubois op <strong>het</strong><br />

landgoed De Bedelaar<br />

1933 Op 17 juni 1933 vindt de oprichting van waterschap Midden-<br />

Limburg plaats.<br />

1934 – 1970. Beeknormalisaties vinden plaats. Uiteindelijk weten alleen enkele<br />

trajecten van Leubeek en Zelsterbeek in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> de dans te<br />

ontspringen dank zij acties van Thijsse, LeClerque en Mertens.<br />

1940-1944 2 e Wereldoorlog. In november 1944 werd <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied<br />

bevrijd.<br />

1942 Eerste gemeentelijke herindeling. Toponiemen duiden nog op de<br />

oude toestand. Buggenum en Nunhem worden samengevoegd<br />

met Haelen tot de nieuwe gemeente Haelen.<br />

1991 Tweede gemeentelijke herindeling. Haelen en Horn worden<br />

verenigd, Baexem, Grathem en Heythuysen gaan samen, Roggel<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

100


en Neer vormen samen een nieuwe gemeente.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

101


Bijlage 2 Klooster St. Elisabethsdal, Nunhem<br />

P. Timmer - Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg (feb. 2005)<br />

Klooster St. Elisabethdal, Nunhem<br />

Object Redengevende Omschrijving (Monumentenregister)<br />

Code 6081NS-00001-01 RdMz-Rijksmonument, Nr.: 19977 - Art.6/Ingeschreven<br />

Adres Sint Elisabethsdreef 1,6081 NS Nunhem<br />

V.m. klooster St. Elisabeth. Twee haaks op elkaar staande vleugels XVIIIc, doch sterk<br />

gemoderniseerd. Brede <strong>voor</strong>gevel met ankerjaartal 1778 en een rondboogpoort in een<br />

geblokte rechthoekige omraming van hardsteen; vensters in segmentbogige omramingen van<br />

hardsteen. In de tuin een fragment met een<br />

achthoekig, door een gefatsoeneerde spits gedekt torentje met oude fragmenten, (XV e.v.)<br />

Nabij <strong>het</strong> complex gelegen een z.g. "pesthuisje" van baksteen.<br />

N.B. hier wordt ook <strong>het</strong> pesthuisje genoemd. Een prachtig gebouwtje met Hollandse<br />

renaissance invloeden zag ik uit foto’s van ons archief. Ik weet niet waar <strong>het</strong> staat maar <strong>het</strong> is<br />

wel een bijzonder fenomeen zo in <strong>het</strong> landelijk gebied.<br />

Over de oude toren heb ik vernomen dat deze ook als vleermuistoren wordt gebruikt.<br />

Historie<br />

Bron: Databank bedevaartsplaatsen. Antoine Jacobs, Meertens Instituut 2002<br />

www.meertens.knaw.nl<br />

Omstreeks 1211 ondernam Dirk (Theodericus) van Altena, zoon van de heer van Horn, een<br />

bedevaart naar <strong>het</strong> Noord-Spaanse Santiago de Compostela. Op de terugreis werd hij ziek. Hij<br />

en zijn metgezellen werden liefdevol opgenomen in <strong>het</strong> in de 12e eeuw gestichte klooster Val<br />

des Choux (Vallis Caulium) van de benedictijner caulieten, in de omgeving van Dijon. Dirk<br />

bood de monniken uit dankbaarheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderdak en zijn herstel geschenken aan. De<br />

kloosterlingen weigerden, maar stelden <strong>het</strong> op prijs indien zij in Dirks land – ‘in terra sua<br />

Hornana’ – een klooster mochten stichten. Kort daarna togen enige monniken naar <strong>het</strong> land<br />

van Horn. Zij kozen <strong>het</strong> terrein genaamd Vreeholt, dat toebehoorde aan ridder Willem<br />

Underthens. Dirk kocht <strong>het</strong> gebouw Vreeholt van ridder Willem en schonk <strong>het</strong> aan de<br />

caulieten. Op verzoek van Dirk van Altena werd Vreeholt in 1240 toegewijd aan O.L. Vrouw<br />

en de H. Elisabeth van Hongarije. Het nieuwe klooster kreeg de naam Sint Elisabethsdal en<br />

werd door Dirk begiftigd met rechten en schenkingen.<br />

- In de eerste decennia van de 15e eeuw leidde <strong>het</strong> caulietenklooster door <strong>het</strong> achterwege<br />

blijven van visitaties een kwijnend bestaan. Er verbleven nog slechts een paar paters in<br />

Elisabethsdal, met de kloostertucht was <strong>het</strong> slecht gesteld en de gebouwen verkeerden in een<br />

onderkomen toestand. Op 1 maart 1434 stond <strong>het</strong> concilie van Basel toe dat Elisabethsdal als<br />

caulietenklooster werd opgeheven en getransformeerd tot klooster van reguliere kannuniken<br />

van St. Augustinus binnen de congregatie van Windesheim.<br />

- In 1578 werd <strong>het</strong> klooster in brand gestoken door troepen van Alexander Farnese. Hessische<br />

soldaten plunderden <strong>het</strong> klooster in 1635. Vijftien jaar later werd Sint Elisabethsdal<br />

herbouwd. In 1744 waren er opnieuw bouwactiviteiten.<br />

- Na de komst van de Fransen werd <strong>het</strong> klooster in 1796 bij wet opgeheven verklaard. De<br />

kanunniken verlieten in februari 1797 Sint Elisabethsdal en zochten hun toevlucht in<br />

Windesheimerkloosters in Pruisen. Op 27 februari 1801 werd <strong>het</strong> klooster geveild te<br />

Maastricht aan Guillaume Claes. De kapel werd afgebroken met uitzondering van de toren,<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

102


die als ‘folly’ in <strong>het</strong> park bleef staan.<br />

- Het resterende kloostergebouw van Elisabethsdal ging nog verschillende malen door<br />

verkoop en vererving over op andere particulieren: Van Mulbracht (1823-1854), Beerenbroek<br />

(1854-1916), Geenen (1916-1938). In 1943 bewoonden Oblaten van de Onbevlekte Maagd<br />

Maria (OMI) een deel van <strong>het</strong> klooster. Sedert 1950 is <strong>het</strong> een rust- en retraitehuis van de<br />

Kleine Zusters van de H. Jozef te Heerlen. De zusters breidden omstreeks 1960 <strong>het</strong> complex<br />

uit met nieuwbouw en een moderne kapel.<br />

Verering, bedevaart<br />

Bron: Databank bedevaartsplaatsen. Antoine Jacobs, Meertens Instituut 2002<br />

www.meertens.knaw.nl<br />

De verering van de H. Elisabeth van Hongarije in <strong>het</strong> klooster te Nunhem gaat terug tot 1240<br />

toen zij tot tweede patrones, naast O.L. Vrouw, werd gekozen en <strong>het</strong> klooster naar haar werd<br />

vernoemd. De oudste concrete aanwijzing van een bedevaart stamt uit 1601, toen een grote<br />

toeloop van pelgrims de Elisabethsput bezocht, in de hoop van hoest of tuberculose te worden<br />

genezen.<br />

Elisabeth, dochter van koning Andreas van Hongarije, werd geboren in 1207 en huwde op<br />

jonge leeftijd de landgraaf van Thüringen, die in 1227 tijdens een kruistocht om <strong>het</strong> leven<br />

kwam. Elisabeth wijdde zich sindsdien als lid van de derde orde van Franciscus helemaal aan<br />

de verzorging van armen en zieken. Zij stierf op 17 november 1231 in Marburg en werd al<br />

korte tijd later als heilige vereerd. In Marburg werd een kerk te harer ere gebouwd waarin op<br />

19 november 1235 haar lichaam werd bijgezet, waarna 19 november ook haar feestdag werd.<br />

Bij de herziening van de algemene heiligenkalender in 1969 werd haar feestdag verplaatst<br />

naar haar sterfdag, 17 november (vgl. Casteren, dl. 2).<br />

- In 1601 werd melding gemaakt van de aanwezigheid van relieken van de H. Elisabeth. De<br />

aanwezigheid van een Elisabethaltaar in de kloosterkerk duidt er misschien op dat daar een<br />

cultusbeeld van de heilige heeft gestaan.<br />

- In de pandhof van <strong>het</strong> klooster lag de Elisabethput, waarvan <strong>het</strong> water <strong>voor</strong> geneeskrachtig<br />

werd gehouden. De put was overhuifd met een leien dak. De leien werden eind 16e eeuw door<br />

rentmeester Johan van Kessenich verkocht.<br />

- De huidige bewoners, de Kleine Zusters van de H. Jozef, vieren elk jaar op 17 november in<br />

beslotenheid <strong>het</strong> feest van Elisabeth. Het is een verwijzing naar de vroegere cultus en daarmee<br />

een herneming van een lokale traditie. Aangezien <strong>het</strong> een viering in beslotenheid betreft, is er<br />

van een bedevaart of publieke verering geen sprake.<br />

Invloed op de omgeving<br />

Bron: ‘De cultuur van middeleeuws Europa’, Jacques Le Goff, (1984).<br />

Elisabethsdal is gesticht door de caulieten, een benedictijnenorde. Le Goff zegt over de<br />

benedictijnen <strong>het</strong> volgende:<br />

‘Het streven van de benedictijnen was elk contact met de buitenwereld te vermijden.<br />

Economisch isolement was de <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> geestelijke zuiverheid. Ook de gematigde<br />

regel van Benedictus beveelt dit isolement aan. Hoofdstuk 56 zegt <strong>het</strong> volgende: <strong>het</strong> klooster<br />

dient, indien mogelijk, zodanig georganiseerd te zijn dat <strong>het</strong> al <strong>het</strong> benodigde zelf produceert.<br />

Het dient over water, een molen en een tuin te beschikken en de benodigde ambachten dienen<br />

beheert te worden. De monniken moeten <strong>het</strong> klooster niet hoeven te verlaten, want dat is<br />

schandelijk <strong>voor</strong> hun ziel.’<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

103


Getuige <strong>het</strong> klooster, tuin, nabij een beek, besloten omgeven door een gracht, watermolen,<br />

akkerlanden en kloosterhoeven lijkt <strong>het</strong> er op dat de regel direct is toegepast bij Elisabethsdal.<br />

De traditionele opvatting dat de kloosters de totale ontginning van een gebied ambieerde gaat<br />

niet altijd op. Le Goff: ‘De benedictijnen van de traditionele observantie hielden er een<br />

levenstijl van heren op na, m.a.w. een leven van nietsdoen. In de twaalfde eeuw vestigden de<br />

nieuwe ordes zich <strong>voor</strong>al in gebieden waar de ontginning al enigszins op gang was gekomen<br />

(net als Vreeholt?, zie boven). Terwijl ze zich <strong>voor</strong>al bezig hielden met veeteelt en zich<br />

derhalve weinig gaven de akkers uit te breiden. Door de zorg die ze besteden aan <strong>het</strong> in stand<br />

houden van hun eigen ‘woestijn’ (heremus) en <strong>het</strong> op afstand houden van de boeren, droegen<br />

de kloosters nieuwe stijl veeleer bij aan <strong>het</strong> beschermen tegen de oprukkende ontginning van<br />

bepaalde eilanden van bos die anders verloren zouden zijn gegaan.’<br />

Hoewel weinig bekend is over de caulieten en Elisabethsdal gesticht is in de 13 e eeuw (en<br />

later van eigenaar veranderd is) kan een parallel getrokken worden met <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. M.a.w. <strong>het</strong><br />

klooster is er waarschijnlijk mede verantwoordelijk <strong>voor</strong> geweest dat niet <strong>het</strong> hele gebied is<br />

ontgonnen.<br />

<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />

104

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!