Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
Naar een gebiedsgerichte ontwikkeling en beheer van<br />
cultuurhistorische waarden<br />
Tilburg/Amersfoort – september 2005<br />
Staatsbosbeheer Regio Zuid: Ph. Bossenbroek<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek: E. Rensink en M. Montforts<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
Pagina<br />
Samenvatting en leeswijzer ……..<br />
1 Inleiding en gevolgde werkwijze ……..<br />
2 Beleid cultuurhistorie en beheer ……..<br />
2.1 Rijks- en provinciaal beleid<br />
2.2 Beheersbeleid van Staatsbosbeheer<br />
2.3 Beheersbeleid van de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />
3 Archeologie<br />
3.1 Landschap<br />
3.2 Archeologie<br />
3.3 Relatie landschap en archeologie<br />
3.4 Veranderingen in <strong>het</strong> bodemarchief<br />
3.5 Archeologische waardering<br />
3.6 Toelichting archeologische beheersadvieskaart<br />
3.7 Beheer archeologische waarden<br />
4 Historische geografie en bouwhistorie<br />
4.1 Historische geografie en bouwhistorie<br />
4.2 De historisch-geografische en bouwhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
4.3 Waardering historisch-geografische en bouwhistorische elementen<br />
4.4 Beheer van cultuurhistorische elementen<br />
5 <strong>Erfgoedstrategie</strong> vertaald<br />
6 Conclusies en aanbevelingen<br />
Catalogus cultuurhistorische elementen<br />
Literatuur en geraadpleegde kaarten<br />
Bijlage 1 Tijdladder<br />
Bijlage 2 Klooster St. Elisabethsdal, Nunhem<br />
Kaart 1 Statuskaart archeologie<br />
Kaart 2 Vindplaatsen jagers/verzamelaars en vroege landbouwers<br />
Kaart 3 Vindplaatsen landbouwers tot 1500 n. Chr.<br />
Kaart 4 Archeologische beheersadvieskaart<br />
Kaart 5 Historisch-geografische basiskaart<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
2
Samenvatting en leeswijzer<br />
Het <strong>voor</strong>liggende rapport is opgesteld om richting te geven aan <strong>het</strong> cultuurhistorisch<br />
landschapsbeheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Midden-Limburg). Daarmee wordt invulling gegeven aan<br />
de behoefte van de beheerders, <strong>voor</strong>al Staatsbosbeheer (SBB), maar ook gemeenten en<br />
particuliere eigenaren, om verantwoorde keuzen te kunnen maken, daar waar schaarste aan<br />
middelen <strong>het</strong> vaak moeilijk maakt om voldoende aan de eisen <strong>voor</strong> een dergelijk beheer<br />
tegemoet te komen. Het blijkt dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> een indrukwekkende geschiedenis kent, niet als<br />
gevolg van de aanwezigheid van grote tot de verbeelding sprekende restanten uit de historie<br />
van <strong>het</strong> gebied, maar veel meer uit de talrijke archeologische vindplaatsen uit de prehistorie,<br />
de vele historisch-geografische elementen die nog zichtbaar zijn, de dynamische geschiedenis<br />
van de streek waarin <strong>het</strong> gebied ligt, en de zo markante relatie met de nog gave, dus<br />
ongestoorde bodems en geomorfologie van <strong>het</strong> natuurgebied. Het is juist de samenhang van al<br />
deze verschijnselen die <strong>het</strong> gebied zo interessant maakt. De samenhang maakt <strong>het</strong> mogelijk<br />
dat de bezoeker de geschiedenis van <strong>het</strong> gebied als <strong>het</strong> ware kan lezen aan de sporen uit <strong>het</strong><br />
verleden.<br />
Het rapport gaat op deze aspecten uitvoerig in. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de<br />
aanleiding van de cultuurhistorische inventarisatie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de daarbij gevolgde<br />
werkwijze. In hoofdstuk 2 worden <strong>het</strong> rijks- en provinciale beleid beschreven en <strong>het</strong><br />
beheersbeleid van zowel <strong>het</strong> Staatsbosbeheer als de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig<br />
Bodemonderzoek (ROB). In hoofdstuk 3 komt de archeologie van <strong>het</strong> gebied uitvoerig aan<br />
bod. Het <strong>Leudal</strong> is <strong>voor</strong>al vanuit de invalshoek van de prehistorie van zeer grote betekenis.<br />
Nieuwe gezichtspunten en samenhangen worden in dit deel beschreven en ook gewaardeerd.<br />
Voorts wordt ten behoeve van de beheerders een archeologisch beheersadvies gegeven.<br />
In hoofdstuk 4 komt de nog zichtbare geschiedenis in de vorm van de beschrijving van de<br />
historische geografie en de bouwhistorie aan de orde. Het gaat hierbij om de beschrijving van<br />
een 30-tal fenomenen met een historisch karakter, die in <strong>het</strong> gebied soms op een enkele, maar<br />
vaker op meerdere plaatsen te herkennen zijn. Ten behoeve van <strong>het</strong> maken van beheerskeuzes<br />
zijn deze elementen ook relatief ten opzichte van elkaar gewaardeerd.<br />
Dat een dergelijk historisch landschap eisen stelt aan de gebruiker, eigenaar en/of beheerder,<br />
moge duidelijk zijn. Het is echter helaas niet altijd even vanzelfsprekend. Daarom wordt in<br />
<strong>het</strong> rapport juist veel aandacht geschonken aan <strong>het</strong> beheer, gericht op instandhouding en<br />
basisbescherming van de beschreven elementen. Voor dit doel is tevens een alfabetische<br />
catalogus opgesteld.<br />
In hoofdstuk 5 wordt een <strong>voor</strong>zet gegeven <strong>voor</strong> een nog verder uit te werken visie op de<br />
inrichting en <strong>het</strong> toekomstige beheer van cultuurhistorische elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het<br />
onderscheid van belangrijke en minder belangrijke delen van <strong>het</strong> gebied en de aanwijzing van<br />
sterlocaties is daarbij een belangrijk gegeven. Deze vormen de aanknopingspunten <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
ontwikkelen van de visie, gericht op duurzame instandhouding van de historische waarden, in<br />
samenhang met de ontwikkeling van andere functies in onze samenleving.<br />
In hoofdstuk 6 worden tenslotte de conclusies en aanbevelingen die <strong>voor</strong>tvloeien uit de<br />
analyse van <strong>het</strong> gebied, opgesomd.<br />
In <strong>het</strong> rapport is een tijdladder opgenomen, die <strong>voor</strong> de lezer de samenhang in de tijd<br />
zichtbaarder maakt (Bijlage 1) en een iets diepgaander beschrijving van de historie van<br />
klooster St. Elisabethsdal (Bijlage 2).<br />
Voorts is een aantal kaarten als bijlagen opgenomen. Deze kaarten representeren de<br />
aanwezigheid van archeologische monumenten en vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Daarnaast is er<br />
een archeologische beheersadvieskaart en een kaart waarop de verspreiding van historisch-<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
3
geografische en bouwhistorische elementen is weergegeven. In feite vormen deze kaarten<br />
samen de cultuurhistorische waardenkaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
4
1 Inleiding en gevolgde werkwijze<br />
In dit rapport wordt een erfgoedstrategie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> natuurreservaat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in Midden-<br />
Limburg gepresenteerd. Het rapport en bijbehorende kaarten zijn gemaakt om richting te<br />
geven aan een cultuurhistorisch landschapsbeheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Daarmee wordt invulling<br />
gegeven aan de behoefte van de beheerders, <strong>voor</strong>al Staatsbosbeheer (SBB), maar ook<br />
gemeenten en particuliere eigenaren om in de toekomst (beter) rekening te houden met<br />
(waardevolle) cultuurhistorische elementen in <strong>het</strong> gebied.<br />
Het <strong>Leudal</strong> (figuur 1.1) ligt in Midden-Limburg ten westen van de Maas in de gemeenten<br />
Haelen, Heythuysen, en Roggel en Neer. Het onderzoeksgebied omvat circa 1000 ha waarvan<br />
circa 800 ha bestaat uit bos en ander natuurterrein. De rest bestaat uit agrarische gronden<br />
(bouwland en grasland). De begrenzing wordt gevormd door de spoorlijn van Roermond naar<br />
Weert, inclusief ten zuiden van de spoorlijn gelegen groeve Aquarius, volgt de oostkant van<br />
de bebouwde kommen van Heythuysen en Roggel, in <strong>het</strong> noorden de <strong>Leudal</strong>weg van Roggel<br />
naar Neer, en in <strong>het</strong> oosten de randen van de bebouwde kommen van Nunhem en Haelen.<br />
Het natuurgebied is grotendeels eigendom van SBB. Daarnaast zijn aanzienlijk delen<br />
particulier eigendom, terwijl ook de gemeenten eigendommen in <strong>het</strong> gebied hebben.<br />
In 2002 kwam <strong>het</strong> Uitwerkingsplan <strong>Leudal</strong> 2003-2012 van SBB gereed. Dit plan beschrijft <strong>het</strong><br />
gewenste beheer <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied <strong>voor</strong> de komende 10 jaar met een doorzicht tot 25 jaar.<br />
Gedurende de fase van opstelling werd gediscussieerd over de betekenis van de<br />
cultuurhistorie in <strong>het</strong> gebied en over de wijze waarop <strong>het</strong> (pre-)historisch erfgoed door SBB<br />
dient te worden beheerd. Al gauw bleek dat niet goed bekend is over welke cultuurhistorische<br />
waarden we <strong>het</strong> hier feitelijk hebben en in welke mate deze waarden in <strong>het</strong> gebied<br />
<strong>voor</strong>komen. Daarnaast was er onduidelijkheid over de waarde, die aan de cultuurhistorische<br />
fenomenen moet worden toegekend. Deze situatie leidde tot onduidelijkheid <strong>voor</strong> de<br />
beheerders. Er is een gemis aan voldoende informatie en een duidelijk kader waarmee<br />
beheerskeuzen kunnen worden gemaakt. Dit wreekt zich onder meer in <strong>het</strong> ontbreken van een<br />
duidelijke cultuurhistorische beheersparagraaf in <strong>het</strong> uitwerkingsplan.<br />
Om in deze leemte te <strong>voor</strong>zien, is afgesproken de cultuurhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
in kaart te brengen. In <strong>het</strong> <strong>voor</strong>liggende document worden deze elementen als onderdeel van<br />
de erfgoedstrategie gepresenteerd en van een beknopt beheersadvies <strong>voor</strong>zien. Verwacht<br />
wordt dat deze beheersadviezen als een integraal onderdeel van <strong>het</strong> uitwerkingsplan zullen<br />
worden gezien en daarom een eigenstandige plaats zullen krijgen in <strong>het</strong> uitwerkingsplan <strong>voor</strong><br />
<strong>het</strong> object <strong>Leudal</strong>.<br />
Een belangrijk onderdeel van de erfgoedstrategie zijn de bijgevoegde kaarten (kaartbijlagen 1<br />
t/m 5), waarop de cultuurhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en zones met een bepaalde<br />
verwachting <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van archeologische vindplaatsen zijn afgebeeld. Ten<br />
behoeve van deze kaarten zijn informatiebronnen geïnventariseerd. Veel informatie is<br />
ontleend aan bestaande documenten, aan instanties en personen en aan museale collecties.<br />
Daarnaast verrichtte Archeologisch Adviesbureau RAAP in 2004 in opdracht van de ROB een<br />
aanvullend veldonderzoek in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een veldinventarisatie van de zichtbare,<br />
cultuurhistorische elementen is door SBB uitgevoerd. Voorts werd met streekkenners over de<br />
cultuurhistorie van <strong>het</strong> gebied gesproken. Veel nuttige informatie werd verkregen in twee<br />
sessies met de enthousiaste werkgroep Archeologie van de Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> e.o.<br />
onder leiding van Mw. Mien van Hoef (Heythuysen). De archeologische collectie in <strong>het</strong><br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
5
Streekmuseum <strong>Leudal</strong> en die van Dhr. Sef Silvrants (Neer) konden eveneens bestudeerd<br />
worden.<br />
Ook de medewerkers van SBB Beheerseenheid Groote Peel hebben hun steentje bijgedragen<br />
door <strong>voor</strong>al de beheersaspecten te becommentariëren. Tenslotte werd de problematiek van de<br />
waardering van <strong>het</strong> cultuurhistorisch erfgoed bediscussieerd tijdens een workshop op 17<br />
december 2004 met vertegenwoordigers van ROB, Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg<br />
(RDMZ), Archeologische Monumentenwacht (AMW), Waterschap Peel& Maasvallei,<br />
Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> en SBB.<br />
Het rapport is een coproductie van ROB en SBB. Beide diensten ontdekten bij aanvang van<br />
<strong>het</strong> project in <strong>het</strong> begin van 2004 dat samenwerking tot een vollediger resultaat zou leiden.<br />
Vooral de gebiedsgerichte en integrale benadering mag binnen de context van <strong>het</strong><br />
terreinbeheer als een vernieuwende aanpak beschouwd worden. De ROB heeft <strong>het</strong><br />
archeologische aspect <strong>voor</strong> zijn rekening genomen (hoofdstuk 3). Dhr. Eelco Rensink heeft<br />
vanuit de invalshoek van de realisatie van een duurzaam behoud van waardevolle<br />
archeologische overblijfselen in beekdallandschappen (Project: Archeologische<br />
monumentenzorg en Pleistocene beekdalen) <strong>voor</strong>al de prehistorische bewoningsgeschiedenis<br />
beschreven. Mw. Marjo Montforts heeft zich <strong>voor</strong>al gericht op <strong>het</strong> beschrijven van de<br />
instandhouding en <strong>het</strong> toekomstig beheer van <strong>het</strong> archeologisch erfgoed. Dhr. Phlip<br />
Bossenbroek (SBB) verrichtte de veldinventarisatie <strong>voor</strong> de zichtbare historisch-geografische<br />
en bouwhistorische elementen en heeft deze in hoofdstuk 4 beschreven en gewaardeerd.<br />
Fig. 1.1. Karakteristiek beeld van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>: de Zelsterbeek (Foto: De Straat 2003)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
6
2 Beleid cultuurhistorie en beheer<br />
2.1 Rijks- en provinciaal beleid<br />
Het beleid van de rijksoverheid t.a.v. cultuurhistorie is verankerd in de Monumentenwet.<br />
Deze wet stelt regels t.a.v. de omgang met cultuurhistorisch erfgoed en biedt mogelijkheden<br />
tot <strong>het</strong> aanwijzen van locaties die beschermd moeten worden. Dit geldt <strong>voor</strong> zowel nietzichtbare<br />
als zichtbare locaties. De ROB is verantwoordelijk <strong>voor</strong> uitvoering van <strong>het</strong><br />
archeologische beleid en de RDMZ <strong>voor</strong> de uitvoering van <strong>het</strong> beleid t.a.v. de gebouwde<br />
monumenten. Beide diensten zijn bevoegd om handhavend en vergunningverlenend op te<br />
treden.<br />
In tegenstelling tot locaties van hoge cultuurhistorische betekenis kende <strong>het</strong> rijk <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
cultuurhistorische landschap weinig tot geen beschermingsformules. Om hierin verbetering te<br />
brengen heeft <strong>het</strong> rijk <strong>het</strong> Belvedere-beleid ontwikkeld. In de zogenaamde Belvederegebieden<br />
worden met de formule “Behoud door ontwikkeling”regels gegeven t.a.v. de<br />
doorgaans kenmerkende en daardoor waardevolle cultuurhistorische landschappen. Het<br />
<strong>Leudal</strong> ligt in Belvedere-gebied nr. 6.68 (Heythuysen/Thorn; figuur 2.1). De doorwerking<br />
hiervan is verwoord in <strong>het</strong> Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2001).<br />
Fig. 2.1 Belvedere-gebied Heythuysen/Thorn is gelegen<br />
tussen Weert en Roermond (POL 2001)<br />
Op Europees niveau heeft Nederland <strong>voor</strong>ts in 1992 <strong>het</strong> Verdrag van Valletta ondertekend,<br />
beter bekend als <strong>het</strong> Verdrag van Malta. Hierin zijn afspraken en spelregels op Europees<br />
niveau gemaakt, wat de lidstaten verplicht hun wetgeving ter zake aan te passen. De<br />
gewijzigde Monumentenwet zal daartoe naar verwachting in 2006 in werking treden.<br />
Het verdrag is ook van groot belang <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, omdat naast veiligstelling <strong>voor</strong>al ook de<br />
vergroting van de beleefbaarheid van de cultuurhistorie wordt nagestreefd.<br />
De belangrijkste wijziging betreft de plicht tot archeologisch <strong>voor</strong>onderzoek, indien een<br />
bodemingreep wordt <strong>voor</strong>genomen. De initiatiefnemer dient hier<strong>voor</strong> archeologisch<br />
onderzoek te laten verrichten door een daartoe gecertificeerd archeologisch bedrijf. Om aan te<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
7
geven waar archeologische vindplaatsen worden verwacht, is door de ROB een zogenaamde<br />
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ontwikkeld. Op deze kaart staan zones<br />
aangegeven waar respectievelijk een lage, een gemiddelde dan wel een hoge kans bestaat op<br />
<strong>het</strong> aantreffen van archeologische waarden. Ligt een gebied in de zone met een lage<br />
verwachtingskans, dan is <strong>het</strong> beleid van de provincie Limburg dat <strong>het</strong> niet verplicht is hier<br />
archeologisch <strong>voor</strong>onderzoek te doen, maar gelden de algemene regels <strong>voor</strong> <strong>het</strong> aantreffen<br />
van archeologisch materiaal (bijv. vondstmelding, zo nodig stil leggen van werkzaamheden,<br />
etc.).<br />
Fig. 2.2 Archeologische verwachtingswaarde.<br />
(POL 2001)<br />
Ook in <strong>het</strong> POL is de Archeologische verwachtingswaarde (figuur 2.2) aangegeven.<br />
Bovendien heeft de provincie in <strong>het</strong> POL een indicatieve Cultuurhistorische Waardenkaart<br />
(figuur 2.3) opgenomen, waarin de relatieve betekenis van de cultuurhistorie in vijf<br />
categorieën wordt aangegeven. Voor elke categorie gelden specifieke beleidsregels.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
8
Fig. 2.3 Cultuurhistorische Waardenkaart (POL 2001)<br />
Enkele uitwerkingen hebben betrekking op historische bouwkunst en nederzettingsvormen,<br />
waarvan elementen ook op <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied betrekking hebben (figuur 2.4). Mooi is hier te<br />
zien hoe <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gelegen is temidden van een krans van oude nederzettingsvormen<br />
Fig. 2.4 Linksboven: een krans van oude<br />
nederzettingsvormen rond <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (POL 2001)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
9
2.2 Beheersbeleid van Staatsbosbeheer<br />
In de Visie Landschap van Staatsbosbeheer (2004) wordt <strong>het</strong> beheersbeleid van SBB<br />
verwoord. Dit beleid dient in de planvormingen (onder andere <strong>het</strong> Uitwerkingsplan Object)<br />
verder uitgewerkt te worden.<br />
De visie kent drie strategieën, waarmee <strong>het</strong> landschapsbeheer in de objecten benaderd kan<br />
worden:<br />
Bij de wildernisstrategie ligt <strong>het</strong> accent van <strong>het</strong> beheer bij de ecologische processen en de<br />
hieraan verbonden waarden. Behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden en<br />
processen staan <strong>voor</strong>op. Nagenoeg natuurlijke en begeleid natuurlijke eenheden dienen als<br />
referentiebeeld. Wat betekent dat? Als er elementen of ontwikkelingen zijn die storend zijn<br />
<strong>voor</strong> <strong>het</strong> natuurlijke proces, dan worden zij verbeterd, weggehaald of niet langer beheerd. Een<br />
<strong>voor</strong>beeld van verbetering is de waterstand; een bepaalde veelal lage waterstand kan <strong>het</strong><br />
natuurlijk proces blokkeren. In <strong>het</strong> landschap van de wildernisstrategie waar natuurlijke<br />
processen <strong>voor</strong>op staan, zal een uitgerasterde heg niet op zijn plaats zijn. In sommige situaties<br />
kan de heg bijdragen aan <strong>het</strong> natuurlijke proces (als zaadbank) en blijven staan. Mocht dat<br />
niet <strong>het</strong> geval zijn, dan verdient <strong>het</strong> de <strong>voor</strong>keur om deze weg te halen. Rand<strong>voor</strong>waardelijk in<br />
deze wildernisstrategie is de wetgeving (Flora- en Faunawet, Monumentenwet en<br />
Rivierenwet, etc).<br />
Bij de erfgoedstrategie ligt <strong>het</strong> accent van <strong>het</strong> beheer bij cultuurhistorische en ecologische<br />
waarden waarbij de ecologische waarden veelal samenhangen met de cultuurhistorische. Het<br />
gaat om halfnatuurlijke ecosystemen. Voor <strong>het</strong> beheer betekent dit dat de cultuurhistorische<br />
en ecologische waarden worden behouden, hersteld en ontwikkeld. Ruimtelijke en<br />
hydrologische relaties worden beheerd net zoals landschapselementen, blauwgraslanden,<br />
hakhoutbossen, kavelpatronen, essen en akkers, kleinschalige landschappen, graften,<br />
hunebedden, landgoederen met bijbehorende boerderijen, begraafplaats, slotgracht en<br />
bruggetjes. Sociaal-economische waarden kunnen worden ontwikkeld. Dit betekent dat <strong>het</strong><br />
gebied niet op slot gaat; er zijn ontwikkelingen mogelijk die passend zijn binnen <strong>het</strong> gebied.<br />
Zo versterkt <strong>het</strong> nieuw aangelegde cultuurmuseum op landgoed Oranjewoud (Friesland) de<br />
cultuurhistorische waarden. Het gaat dan om de werking van zichtassen, <strong>het</strong> handhaven van<br />
de laanstructuren en <strong>het</strong> met zorg beheren van <strong>het</strong> landgoed.<br />
De ontwikkelingsstrategie is <strong>voor</strong> SBB niet de meest kenmerkende beheersstrategie. Sociaaleconomische<br />
waarden zijn veelal niet de waarden waar SBB in eerste instantie een<br />
beheerstaak heeft; houtproductie en recreatie uitgezonderd. De strategie is echter van<br />
wezenlijk belang. Stedelijke uitbreidingen, recreatieve behoeften en mobiliteit zijn van belang<br />
<strong>voor</strong> of hebben invloed op <strong>het</strong> beheer.<br />
Wat de ontwikkelingsstrategie betekent hangt sterk af van de plaats en de gekozen<br />
ontwikkeling. Overheden bepalen deze veelal. De rol van SBB is inbreng te leveren bij de<br />
ontwikkeling van een gebied, geïnspireerd op basis van de ecologische en cultuurhistorische<br />
waarden. Deze strategie is <strong>voor</strong> SBB-terreinen veelal tijdelijk van aard, daarna zal gekozen<br />
worden <strong>voor</strong> de eerder genoemde strategieën.<br />
Op grond van de waardering van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> t.a.v. de cultuurhistorie is <strong>voor</strong> dit object gekozen<br />
<strong>voor</strong> de erfgoedstrategie.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
10
2.3 Beheersbeleid van de ROB<br />
Kern van <strong>het</strong> archeologiebeleid is dat archeologische vindplaatsen in de bodem behouden<br />
blijven als bron van kennis en beleving van onze geschiedenis. Dit beleid is verankerd in de<br />
huidige Monumentenwet (1988) en vormt tevens <strong>het</strong> uitgangspunt van <strong>het</strong> 'Verdrag van<br />
Valletta' (Malta). Goed beheer is een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> duurzaam behoud<br />
(instandhouding) van waardevolle archeologische vindplaatsen<br />
De ROB tracht dit vorm te geven door de betrokkenheid van eigenaren/beheerders bij hun<br />
monumenten en <strong>het</strong> onderhoud daarvan te stimuleren. De dienst heeft daar<strong>voor</strong> met enkele<br />
grote terreinbeheerders waaronder SBB een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Dit<br />
houdt onder andere in dat de ROB <strong>voor</strong>lichting geeft over archeologische terreinen, adviseert<br />
over te nemen beheers- en inrichtingsmaatregelen en meehelpt om beheerplannen <strong>voor</strong> een<br />
object of gebied op te stellen. Dit gaat altijd in overleg met de terreinbeheerder, waarbij<br />
archeologisch belangen zoveel mogelijk worden afgestemd op de belangen van de<br />
terreinbeheerder zowel inhoudelijk als wat betreft financiële en personele mogelijkheden.<br />
De ROB streeft naar een integrale, cultuurhistoriebrede en gebiedsgerichte aanpak <strong>voor</strong><br />
beheer. Hiermee wordt bedoeld dat <strong>het</strong> beheer van archeologische objecten bezien moet<br />
worden in relatie tot <strong>het</strong> landschap waarin ze <strong>voor</strong>komen en in relatie tot andere<br />
cultuurhistorische landschapselementen, zoals historische gebouwen en historischgeografische<br />
elementen. Met een gezamenlijke beheersaanpak wordt meer bereikt, dan met<br />
alleen maar objectgerichte beheersadviezen. Dat laat echter onverlet dat <strong>het</strong> daarnaast ook<br />
zinvol kan zijn om <strong>voor</strong> speciale objecten of terreinen, vaak nadat er<br />
inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, een beheerplan op maat te maken.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
11
3 Archeologie<br />
3.1 Landschap<br />
Het <strong>Leudal</strong> maakt deel uit van de Centrale Slenk, een geologisch dalingsgebied dat in <strong>het</strong><br />
noordoosten door de Peelhorst en in <strong>het</strong> zuidwesten door de Feldbiss-breuk wordt begrensd.<br />
In dit gebied zijn in de loop van <strong>het</strong> Pleistoceen dikke pakketten sediment afgezet door de<br />
Maas en de wind. Ook de geologische opbouw van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is <strong>voor</strong>namelijk <strong>het</strong> resultaat<br />
van de werking van de Maas, de beken (Zelsterbeek, Leubeek en Haelensche beek) in <strong>het</strong><br />
gebied en van de wind.<br />
De ondergrond van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt gevormd door grindrijke afzettingen van de Maas. 1 Nog<br />
altijd zichtbaar in <strong>het</strong> landschap zijn <strong>voor</strong>malige geulen en meanders van de Maas, die zich<br />
aan <strong>het</strong> einde van de laatste ijstijd (<strong>het</strong> Weichselien) in de terrasafzettingen hebben<br />
ingesneden. Ter hoogte van de Napoleonsweg ten noorden van Horn, maar ook op andere<br />
plaatsen kunnen ze worden vervolgd als smalle en langgerekte depressies, waarin plaatselijk<br />
nog vennen aanwezig zijn (bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> Houterven). Ze geven ons een beeld van de loop<br />
en dynamiek van de Maas aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> Weichselien. Enkele <strong>voor</strong>malige Maasgeulen<br />
zijn tot vandaag de dag <strong>voor</strong> de waterhuishouding van <strong>het</strong> gebied van groot belang: ze vormen<br />
thans delen van <strong>het</strong> stroomdal van de Zelsterbeek, de Tungelroysche beek (Leubeek) en de<br />
Haelensche beek. Op andere plaatsen zijn <strong>voor</strong>malige geulen verland. Vooral in <strong>het</strong> oostelijke<br />
deel van <strong>het</strong> natuurreservaat hebben de Leubeek en de Zelsterbeek zich diep in <strong>het</strong><br />
dekzandlandschap ingesneden. Lokaal is er sprake van steile dalhellingen met markante<br />
hoogteverschillen van 6 tot 10 meter, onder andere bij de Litsberg (figuur 3.1). In dit deel van<br />
<strong>het</strong> reservaat hebben de beken hun natuurlijke beekdalbodem en meanderende loop<br />
grotendeels behouden. Bij Kinkhoven vloeit de Leubeek met de Haelensche beek samen<br />
alvorens verder oostelijk als één beek, de Neerbeek, in de Maas uit te monden.<br />
Fig. 3.1 Litsberg (Foto: De Straat 2003)<br />
1 De Maasafzettingen die de ‘ondiepe’ ondergrond van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vormen, worden tot terrassen 2 en 3 gerekend (Van den<br />
Berg & Schwan, 1996: 106). Ze worden gedateerd in <strong>het</strong> Weichselien en bestaan uit grofzandige en grindige sedimenten.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
12
In grote delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden de grindrijke afzettingen van de Maas door zanden in de<br />
vorm van ruggen en duinen afgedekt. 2 Het meest markant zijn de dekzandruggen, die globaal<br />
zuidwest-noordoost zijn georiënteerd en min of meer evenwijdig aan de beken liggen. Ze<br />
kunnen een lengte van enkele kilometers bereiken. 3 In de loop der tijd hebben de beken zich<br />
dieper ingesneden en raakten de ruggen dusdanig goed ontwaterd dat zand kon verstuiven tot<br />
landduinen. Aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> Weichselien werd in de luwte van de landduinen bovendien<br />
löss afgezet. Het proces van verstuiving is sinds de Middeleeuwen versterkt door menselijk<br />
ingrijpen in <strong>het</strong> landschap: ontbossing ten behoeve van landbouwgronden, diepplaggen en<br />
overbegrazing. Daarbij zijn op verscheidene plaatsen kleine stuifzandgebieden ontstaan.<br />
Het huidige reliëf van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt grotendeels bepaald door de afwisseling van<br />
dekzandruggen, land- en stuifduinen en de diep ingesneden dalen van de beken.<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bevinden zich <strong>voor</strong>malige vennen. Een goed <strong>voor</strong>beeld van een vlak gebied<br />
waarin zich vroeger een ven bevond, is <strong>het</strong> Langven ten zuiden van de Speckerweg. Nog tot<br />
omstreeks 1300 bestond <strong>het</strong> gebied uit hoogveen. Het ven op <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar bestaat<br />
nog altijd uit water. In de beekdalbodems bevinden zich op natuurlijke wijze afgesneden<br />
meanders, waarvan de vulling uit kleiige sedimenten en veen kan bestaan.<br />
2<br />
Stiboka, 1972: Stiboka/RGD 1992. De dekzanden dateren uit <strong>het</strong> Midden- en Laat-Weichselien en worden tot de Formatie<br />
van Twente gerekend.<br />
3<br />
Bij<strong>voor</strong>beeld tussen Zelsterbeek en Leubeek, ten zuiden van de Leubeek vanaf de Bedelaar tot aan St. Servaes en ten<br />
noorden van de Haelensche beek vanaf de spoorlijn bij Houterhof doorlopend tot de noordwestkant van Haelen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
13
3.2 Archeologie<br />
Het <strong>Leudal</strong>, maar ook de omringende gebieden zijn in archeologisch opzicht bijzonder rijk.<br />
Dankzij een inventarisatie door Harsema (1963, 1973) in opdracht van SBB en meldingen van<br />
lokale archeologen en leden van de Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> en omstreken zijn van<br />
talrijke locaties vondsten bekend. Niet alleen is <strong>het</strong> aantal vondsten, maar ook de diversiteit en<br />
tijdsdiepte van de vindplaatsen bijzonder groot. Ze wijzen er op dat vanaf <strong>het</strong> Midden-<br />
Paleolithicum, vanaf circa 120.000 jaar geleden – hoewel zeker niet continu - mensen in <strong>het</strong><br />
gebied verbleven of er hebben gewoond. Op basis van gedateerde vondsten is <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong>gebied <strong>voor</strong>al in <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum, <strong>het</strong> Neolithicum en in de Bronstijd en IJzertijd<br />
bewoond en gebruikt geweest.<br />
Paleolithicum<br />
De oudste <strong>voor</strong>werpen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dateren uit <strong>het</strong> tijdvak van de Neanderthalers, d.w.z. (de<br />
late fase van) <strong>het</strong> Midden-Paleolithicum. Op plaatsen waar terrassen van de Maas uit <strong>het</strong><br />
Weichselien dagzomen, zijn enkele midden-paleolithische artefacten aan de oppervlakte<br />
verzameld. Wouters (1980) beschrijft <strong>voor</strong>werpen afkomstig van de noordelijke randzone van<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, tussen de gehuchten Op den Bosch en Venne. Werktuigen en afslagen vervaardigd<br />
in de Levallois-techniek zouden hier in een relatief klein gebied zijn verzameld. De artefacten<br />
sluiten aan bij andere vondsten in en rond Neer die in een jongere fase van <strong>het</strong> Midden-<br />
Paleolithicum kunnen worden gedateerd (Bloemers 1975; Stapert 1979). 4<br />
Uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum zijn talrijke vondsten bekend, <strong>voor</strong>namelijk van de noordoostelijke<br />
rand van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ter weerszijden van de <strong>Leudal</strong>weg en op de Boshei (figuur 3.2).<br />
Fig. 3.2: Werktuigen van de Federmesser-cultuur gevonden op de Boshei (uit: Harsema 1973, afb. 2).<br />
Hier zijn op akkers duizenden vuurstenen artefacten verzameld waarvan typologische en<br />
technologische (klingtechnologie) kenmerken wijzen op een laat-paleolithische ouderdom<br />
4 Aan een melding van een ‘bijzondere concentratie’ van midden-paleolithische vondsten bij Nunhem (Metsemakers &<br />
Wouters 1993) kan worden getwijfeld op basis van de samenstelling van de vondsten en de omstandigheden waaronder de<br />
vondsten zijn gedaan. Onder de vondsten bevinden zich bovendien artefacten die vermoedelijk in <strong>het</strong> Neolithicum dateren.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
14
(Creswell-traditie en Federmesser-traditie). Van een omvangrijke vindplaats Neer 2 zijn<br />
diverse artefacten afgebeeld en beschreven (Wouters 1982). In 1962 is nabij <strong>het</strong> Langepad een<br />
vindplaats van de Federmesser- of Creswell-traditie opgegraven (Harsema, 1963: nr. 5).<br />
CHRONOLOGISCHE TABEL VAN HET LEUDAL<br />
Periode Datering Cultuur / type<br />
aardewerk<br />
Vondsten Interpretatie<br />
Late<br />
Middeleeuwen<br />
1050 – 1500 n.C. Gedraaid aardewerk ‘Mestaardewerk’<br />
Vroege<br />
Middeleeuwen<br />
450 – 1050 n.C. - Geen<br />
Romeinse tijd 12 v.C. – 450 n.C. Gedraaid aardewerk, verbrand<br />
bot, losse munt<br />
Crematiegraven<br />
Late IJzertijd 250 - 12 v.C. La Tene Geen -<br />
Midden IJzertijd<br />
Vroege IJzertijd<br />
Late Bronstijd<br />
Midden Bronstijd<br />
Vroege Bronstijd<br />
Laat-Neolithicum<br />
Midden-<br />
Neolithicum<br />
Vroeg-Neolithicum<br />
Mesolithicum<br />
Laat-Paleolithicum<br />
Vroeg Laat-<br />
Paleolithicum<br />
Midden-<br />
Paleolithicum<br />
500 - 250 v.C. Bewoningslaag, aardewerk,<br />
hutteleem (Bedelaarzandafgraving)<br />
Nederzetting<br />
800 - 500 v.C. Harpstedt<br />
Tumuli in urnenvelden Begraving<br />
1.100 - 800 v.C. Kerbschnitt<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
Tumuli in urnenvelden Begraving<br />
1.800 – 1.100 v.C. Hilversum Grafheuvels Begraving<br />
2.000 – 1.800 v.C. Wikkeldraad Losse vondsten van aardewerk Nederzetting?<br />
2.850 - 2000 v.C. Klokbeker<br />
Standvoetbeker<br />
4.200 – 2.850 v.C. Stein-groep<br />
Michelsberg<br />
Losse vondsten bijlfragmenten,<br />
pijlspitsen; aardewerk bij<br />
Bedelaar<br />
Losse vondsten aardewerk,<br />
vuurstenen artefacten,<br />
pijlspitsen<br />
Losse vondsten aardewerk,<br />
dissel van lydiet<br />
Nederzetting,<br />
begraving?<br />
Nederzetting,<br />
begraving?<br />
5.300 – 4.200 v.C. Rössen<br />
Nederzetting,<br />
Bandkeramiek<br />
begraving?<br />
9.500 – 4.900 v. C. - Vuurstenen artefacten Kampementen, jacht<br />
15.000 – 9.500 v. C. Federmesser<br />
Creswell<br />
35.000 – 15.000 BP Gravettien<br />
Aurignacien<br />
400.000 –35.000 BP Mousterien Vuurstenen artefacten in<br />
Levallois-techniek<br />
Vuurstenen artefacten: spitsen,<br />
schrabbers, boren etc.<br />
Kampementen, jacht<br />
Geen -<br />
Jacht?<br />
Mesolithicum<br />
In vergelijking met <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum zijn vindplaatsen uit <strong>het</strong> Mesolithicum schaars in<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. In Archis staan vier vindplaatsen geregistreerd: een losse vondst van een<br />
klingschrabber, een vindplaats van schrabbers en microlithen, een vindplaats van microlithen<br />
en een vindplaats van microlithische afslagjes. Nadere details over de vondstomstandigheden<br />
en de aard van de vondsten ontbreken. Ook deze mesolithische vindplaatsen liggen in de<br />
reliëfrijke noordoosthoek van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, waarvan drie vindplaatsen op korte afstand van de<br />
Leubeek. Een kampement uit <strong>het</strong> Vroeg-Mesolithicum is in 2001 opgegraven in <strong>het</strong> tracé van<br />
de omleiding Haelen, ten zuidoosten van <strong>het</strong> natuurreservaat (Bats et al, 2002). Het betreft<br />
<strong>voor</strong>alsnog een van de weinige, goed onderzochte kampementen van vroeg-mesolithische<br />
jagers en verzamelaars in <strong>het</strong> zandgebied van Zuid-Nederland (figuur 3.3).<br />
15
Fig. 3.3: In 2004 werd in <strong>het</strong> museum St. Elisabethshof een tentoonstelling gehouden naar aanleiding<br />
van de opgraving van een Mesolithische vindplaats in Haelen-Broekweg.<br />
Neolithicum<br />
Ook vroege agrarische gemeenschappen hebben sporen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> achtergelaten, hoewel<br />
de aard van <strong>het</strong> verblijf (bewoning, begraving, akkerbouw?) zich momenteel moeilijk laat<br />
duiden. We zijn grotendeels aangewezen op losse vondsten, waarvan een deel bekend is<br />
dankzij de inventarisatie van Harsema. Een zeldzame vondst uit <strong>het</strong> Vroeg-Neolithicum is een<br />
kleine dissel gemaakt van lydiet, afkomstig van 'De Bedelaar' (Hooijer 1980). Vooralsnog<br />
betreft <strong>het</strong> de enige vondst die kan worden toegewezen aan de Bandkeramische cultuur. Uit<br />
een latere fase van <strong>het</strong> Vroeg-Neolithicum dateert een Rössen-scherf (Bloemers 1972). Het<br />
aantal vondsten uit <strong>het</strong> Midden-Neolithicum is groter, maar ook uit deze periode zijn losse<br />
vondsten veruit in de meerderheid. Enkele scherven van kraaghalsflesjes (Stein-groep) van<br />
een akker op de Boshei kunnen duiden op een nederzettingsterrein of wellicht een verploegd<br />
grafveld. Van <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar is een randfragment van aardewerk uit de<br />
Michelsbergcultuur afkomstig (Hooijer 1980). Ook zijn er losse vondsten van geretoucheerde<br />
klingen en niet nader beschreven vuursteenmateriaal, waarvan een deel kan worden<br />
toegeschreven aan <strong>het</strong> Midden-Neolithicum. Ten noorden van <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar zijn<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
16
op akkers talrijke vondsten van vuursteen en aardewerk gedaan die wijzen op<br />
bewoningssporen uit <strong>het</strong> Neolithicum. De opgraving van een laat-prehistorische vindplaats in<br />
2001 in <strong>het</strong> tracé van de omleiding Haelen waarbij ook materiaal van de Stein-groep werd<br />
aangetroffen, onderstreept de gedachte dat in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met bewoningssporen uit <strong>het</strong><br />
(Midden-) Neolithicum rekening moet worden gehouden (Lohof, in druk).<br />
Bijzondere sporen van bewoning uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum kwamen in 1962 per toeval aan <strong>het</strong><br />
licht in een (<strong>voor</strong>malige) zandafgraving bij de Bedelaar. De vindplaats ligt direct ten zuiden<br />
van de spoorlijn. In dezelfde afgraving waren ook sporen van een IJzertijdnederzetting<br />
waargenomen (Lemaire 1993a en b). Scherven van laat-neolithisch bekeraardewerk en<br />
vuurstenen artefacten bevonden zich circa 20-30 cm onder een donker gekleurde<br />
bewoningslaag uit de IJzertijd. Vanwege kenmerken van <strong>het</strong> aardewerk (potbeker) worden de<br />
vondsten in verband gebracht met een nederzetting en niet met een graf in bij<strong>voor</strong>beeld een<br />
tumulus. Een duidelijke bewoningslaag werd echter niet waargenomen. De laat-neolithische<br />
nederzetting is (evenals die uit de IJzertijd) vermoedelijk grotendeels of volledig<br />
weggegraven als gevolg van zandwinning.<br />
Een andere melding houdt verband met de aanleg van een zoeksleuf in 1982 parallel aan de<br />
<strong>Leudal</strong>weg. De sleuf (lengte 1087 m) werd archeologisch geïnspecteerd <strong>voor</strong>afgaande aan de<br />
aanleg van een rioolwatertransportleiding. In de sleuf waren grondsporen zichtbaar die<br />
mogelijk deel uitmaakten van een drieschepige huisplattegrond. Op dezelfde plaats werd een<br />
fragment van een bijl uit Valkenburg-vuursteen aangetroffen. Deze vondst zou de plattegrond<br />
in <strong>het</strong> Laat-Neolithicum dateren. Of er een culturele of chronologische samenhang bestaat<br />
tussen <strong>het</strong> bijlfragment en de grondsporen, is echter onduidelijk.<br />
Losse vondsten van neolithische stenen bijlen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en omgeving zijn tamelijk talrijk<br />
(Figuur 3.4). Twee typen kunnen worden onderscheiden, namelijk spitstoppige (groen-)<br />
stenen bijlen met ovale doorsnede en vuurstenen bijlen met ovale doorsnede, de Flint<br />
Ovalbeil (zie o.a. Hooijer 1972, 1980). Uit de inventarisatie van Harsema kan worden<br />
opgemaakt dat veel bijlen gevonden zijn samen met aardewerk. Behalve stenen bijlen kunnen<br />
pijlspitsen uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum worden genoemd. Het kan niet worden uitgesloten dat een<br />
aantal van genoemde losse vondsten oorspronkelijk deel uit maakte van grafinventarissen. 5<br />
Fig. 3.4: Vondsten uit <strong>het</strong> Neolithicum, waaronder stenen bijlen, afkomstig uit de (<strong>voor</strong>malige)<br />
collectie Beeren, thans collectie museum St. Elisabethshof (Foto: ROB)<br />
5 Graven uit de Klokbekercultuur in Midden-Limburg zijn onder andere bekend tussen Baexem en Leveroy, bij Swalmen en<br />
Helden.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
17
Late Prehistorie<br />
Vindplaatsen uit de late prehistorie (Bronstijd en IJzertijd) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> hebben vanaf <strong>het</strong><br />
midden van de 20 e eeuw de aandacht van archeologen getrokken. Vooral sporen van<br />
begraving zijn in de jaren ’50 en ’60 van de 20 e eeuw door middel van opgravingen<br />
onderzocht. Harsema (1973: 148) noemt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vier prehistorische grafvelden:<br />
Ten zuidoosten van Heythuysen, nabij de Busschop, bevinden zich in bosgebied enkele<br />
grafheuvels en een urnenveld op de dekzandrug aan de noordzijde van de Tungelroysche<br />
Beek. 6 Rond <strong>het</strong> midden van de 20e eeuw zijn hier tijdens bosbouwactiviteiten scherven van<br />
urnen gevonden. Tijdens opgravingen in 1951 door Hijszeler werden verscheidene heuvels<br />
onderzocht, waarbij een 20-tal urnen, enige crematies en twee bronzen <strong>voor</strong>werpen werden<br />
gevonden (Hijszeler, 1951; Harsema 1973; figuur 3.5).<br />
Fig. 3.5: Urnen van aardewerk afkomstig uit <strong>het</strong> urnenveld nabij de Budsjop (uit: Harsema 1973, afb.<br />
7).<br />
Vermoedelijk maken de vondsten en sporen deel uit van een omvangrijk grafveld. Op basis<br />
van determinatie van <strong>het</strong> aardewerk wordt verondersteld dat <strong>het</strong> grafveld minstens enkele<br />
eeuwen in gebruik is geweest, vanaf de Midden-Bronstijd tot in de 6 e eeuw v. Chr. en<br />
6 Hier heeft de Tungelroysche Beek in <strong>het</strong> kader van natuurontwikkeling onlangs weer een meanderend beloop gekregen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
18
mogelijk zelfs tot in de 5 e eeuw v. Chr. Slechts een deel van de vindplaats is thans wettelijk<br />
beschermd (Archis monumentnr. 601/CMA-nr. 58D-011), een aangrenzend gebied ten westen<br />
van <strong>het</strong> wettelijk beschermd monument is aangemerkt als terrein van zeer hoge<br />
archeologische waarde (Archis monumentnr. 11138/CMA-nr. 58D-030). Tijdens<br />
waardestellend onderzoek van de ROB in 2003 in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> project Actualisering<br />
Monumenten Register (AMR) bleek <strong>het</strong> niet eenvoudig om de ligging van de door Hijszeler<br />
opgegraven heuvels te bepalen in relatie tot de huidige topografie. Vermoedelijk gaat <strong>het</strong> om<br />
een uitgestrekt urnenveld, waarvan slechts een deel als zodanig in <strong>het</strong> veld is herkend en/of<br />
door vondsten is aangetoond. 7<br />
Een tweede grafveld ligt ten zuidoosten van de Bedelaar, waar in 1964 een onversierde,<br />
plompe tonvormige urn werd gevonden (ws. Hilversumcultuur). Uit de inventarisatie van<br />
Harsema blijkt dat van dezelfde locatie nog eens vijf gerestaureerde urnen, een schaal en<br />
tenminste zes bijpotjes evenals een aantal scherven van IJzertijdaardewerk bekend zijn. 8 Ze<br />
zijn afkomstig van een inmiddels weer beplant terrein dat zich even ten noorden van de<br />
spoorlijn Weert-Roermond uitstrekt, vanaf de Houterweg ongeveer 350 m richting <strong>het</strong><br />
noordoosten. Ook zijn vondsten van Bronstijd- en IJzertijdaardewerk bekend van<br />
aangrenzende percelen in <strong>het</strong> westen, oosten en noordoosten van <strong>het</strong> perceel. Dit perceel is<br />
door diepploegen <strong>voor</strong> een belangrijk deel verstoord. Ook een deel van dit grafveld is<br />
wettelijk beschermd (Archis monumentnr. 561/CMA-nr. 58D-006) en onderzocht in <strong>het</strong> kader<br />
van <strong>het</strong> AMR-project.<br />
In <strong>het</strong> gebied Boshei zijn in 1964 door <strong>het</strong> BAI <strong>het</strong> restant van een grafheuvel en (delen van)<br />
een nabijgelegen urnenveld opgegraven (Harsema, 1965). Het urnenveld kwam aan <strong>het</strong> licht<br />
tijdens diepploegen van een aspergeakker ten behoeve van herbebossing. Op verscheidene<br />
plaatsen werden clusters van aardewerk uit omstreeks de 6 e eeuw v. Chr. aangetroffen.<br />
Kringgreppels of andere sporen werden niet waargenomen. In <strong>het</strong> zuidelijke deel van <strong>het</strong><br />
terrein had de ploeg de rand van een in situ staande, praktisch complete Drakensteinurn<br />
geraakt. Een opgraving bracht een grafheuvelzool, waarin crematieresten, aardewerk en de<br />
contouren van een boomkist uit de Midden-Bronstijd (Hilversum-cultuur), aan <strong>het</strong> licht. De<br />
akker waar de opgraving plaatsvond, grenst aan een eeuwenoude doorgaande route in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong>, namelijk <strong>het</strong> Langepad. Voor <strong>het</strong> gehele gebied geldt een sterke mate van verstoring<br />
ten gevolge van aspergeteelt en diepploegen.<br />
Het vierde urnenveld wordt door Harsema niet als locatie aangegeven, maar correspondeert<br />
vermoedelijk met <strong>het</strong> wettelijk beschermde terrein Archis monumentnr. 563/CMA-nr. 58B-<br />
002. In een brief uit 1937 van Bursch, destijds conservator van <strong>het</strong> Rijksmuseum <strong>voor</strong><br />
Oudheden, wordt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> eerst melding gemaakt van vondsten van scherven. Het urnenveld<br />
ligt in <strong>het</strong> perceel ‘Groot Vinkenbos’ in bosgebied op een dekzandrug. Tijdens veldonderzoek<br />
in <strong>het</strong> kader van de AMR in 2001 werd vastgesteld dat twee (te herkennen) heuveltjes op<br />
natuurlijke wijze zijn ontstaan. Omdat ook elders in <strong>het</strong> beschermde gebied aanwijzingen <strong>voor</strong><br />
prehistorische begraving ontbreken, wordt getwijfeld aan de juistheid van de coördinaten van<br />
de vindplaats. Mogelijk moet <strong>het</strong> urnenveld circa 250 meter naar <strong>het</strong> oosten worden gezocht.<br />
Op deze plaats zijn volgens Archis (nr. 28771) in 1967 ‘in pas aangelegde aanplant’<br />
urnscherven en crematieresten gevonden.<br />
7 Een betrouwbare melding (Archis-waarnemingsnummer 31733) van urnen is van toepassing op <strong>het</strong> gebied ca. 300 m<br />
westelijk van monument nr. 601/CMA-nr. 58D-11. Een andere betrouwbare melding is Archis-waarnemingsnummer 31853,<br />
opnieuw vondsten van urnen gerapporteerd door Bloemers.<br />
8 De vondsten bevonden zich toentertijd in de collecties van Prof. Sanders (Roermond) en de heer Hooyer (Amsterdam)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
19
Van andere locaties zijn <strong>voor</strong>namelijk losse vondsten uit de late prehistorie bekend, waarvan<br />
niet duidelijk is of ze verband houden met bewoning, begraving of andere activiteiten (figuur<br />
3.6). Wel geven ze een indruk van (mogelijke) continuïteit van gebruik van <strong>het</strong> landschap van<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> vanaf de Vroege Bronstijd tot in de IJzertijd. Wikkeldraad-aardewerk uit de<br />
Vroege Bronstijd is onder andere bekend van de Boshei. Dikwandige scherven met grove<br />
kwartsverschraling wijzen op de aanwezigheid van agrarische gemeenschappen van de<br />
Hilversumcultuur uit de Midden-Bronstijd. Tot de losse vondsten kan een hamerbijl van <strong>het</strong><br />
type Baexem worden gerekend (datering: Late Bronstijd tot Midden-IJzertijd, 1100-250 v.<br />
Chr; Lemaire 1976). Bewoningssporen uit de late prehistorie zijn bekend van een locatie niet<br />
ver van <strong>het</strong> urnenveld bij de Bedelaar, aan de zuidkant van de spoorlijn Weert-Roermond<br />
(Lemaire, 1993a en b). In een nieuw uitgegraven wand tekende zich een donkere<br />
Fig. 3.6: Scherven van laat-prehistorisch aardewerk en vuurstenen artefacten verzameld tijdens een<br />
veldkartering door RAAP in december 2004. De vondsten zijn afkomstig van een akker ten zuidoosten<br />
van <strong>het</strong> grafveld bij de Budsjop. Ze wijzen op een met <strong>het</strong> grafveld gelijktijdige nederzetting uit de<br />
Bronstijd. (Foto: ROB)<br />
bewoningslaag af waaruit aardewerk uit een vroege fase van de La Tene-periode (circa 600-<br />
500 v. Chr.) kon worden verzameld.<br />
Romeinse tijd<br />
Vondsten uit de Romeinse tijd zijn in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> uitermate schaars. In Archis staan twee<br />
meldingen van vondsten (munt, aardewerk, crematieresten) vermoedelijk afkomstig van<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
20
Romeinse crematiegraven in <strong>het</strong> Starrenbosch (Archis nrs.15271, 30440) en een melding van<br />
een losse vondst in 1852 van een munt waarvan de vindplaats niet nauwkeurig bekend is<br />
(Archis nr. 29784). Buiten <strong>het</strong> natuurreservaat zijn ten zuidoosten van Roggel en ten oosten<br />
van de Haelensche beek bij Haelen verscheidene vondsten uit de Romeinse tijd gedaan. Ze<br />
wijzen op <strong>het</strong> verspreid <strong>voor</strong>komen van nederzettingen en grafvelden in de gebieden die<br />
grenzen aan <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Twee meldingen ten oosten van Haelen houden mogelijk verband<br />
met de aanwezigheid van een Romeinse weg.<br />
Vroege Middeleeuwen<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zelf zijn geen vondsten uit de Vroege Middeleeuwen gedaan. Vondsten ten<br />
zuidoosten van Roggel wijzen op een vroeg-middeleeuwse nederzetting niet ver van de<br />
Roggelse beek. In <strong>het</strong>zelfde gebied zijn ook vondsten uit de late prehistorie, de Romeinse tijd<br />
en de Late Middeleeuwen verzameld. Een losse mantelspeld bij Ghoor en grafvondsten en een<br />
munt ten zuiden van Buggenum zijn afkomstig uit <strong>het</strong> gebied ten oosten van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
Late Middeleeuwen<br />
Ook uit de Late Middeleeuwen ontbreken archeologische vindplaatsen die verband houden<br />
met bewoning, begraving of andere activiteiten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het klooster St. Elisabethsdal in<br />
<strong>het</strong> hart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> heeft een laat-middeleeuwse oorsprong en wordt nader besproken in<br />
hoofdstuk 4. Langs de dalrand van de Haelensche beek zijn twee nederzettingen uit de Late<br />
Middeleeuwen bekend. Een derde vindplaats met sporen van laat-middeleeuwse bewoning<br />
ligt ten zuidoosten van Roggel (zie boven).<br />
Vindplaats Periode Datering Cultuur Vondsten<br />
Budsjop Late Bronstijd –<br />
vroege IJzertijd<br />
Bedelaar-<br />
Houterweg<br />
------------------------<br />
Midden-Bronstijd<br />
Late Bronstijd –<br />
vroege IJzertijd<br />
------------------------<br />
Midden-Bronstijd<br />
Boshei Vroege IJzertijd<br />
-----------------------<br />
Midden-Bronstijd<br />
Groot Vinkenbos Vroege IJzertijd?<br />
Bedelaar-<br />
Zandafgraving<br />
IJzertijd<br />
------------------------<br />
Laat-Neolithicum<br />
In gebruik tot 6 e<br />
5 e eeuw v. Chr.<br />
(Harsema 1973)<br />
-------------------<br />
In gebruik tot 6 e<br />
5 e eeuw v. Chr.<br />
(Harsema 1973)<br />
-------------------<br />
Ca. 6 e eeuw v.<br />
Chr. (Harsema<br />
1973)<br />
-------------------<br />
Harsema 1965<br />
Ca. 600–500 v.<br />
Chr. (Lemaire<br />
1993a en b)<br />
-------------------<br />
Harpstedt<br />
Kerbschnitt<br />
------------------<br />
Kerbschnitt<br />
-----------------<br />
Hilversum<br />
------------------<br />
Hilversum<br />
Vroege fase<br />
La Tene<br />
------------------<br />
Bekerperiode<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
Urnenveld met<br />
crematieresten<br />
--------------------------<br />
Grafheuvels<br />
Urnenveld<br />
--------------------------<br />
Urn<br />
Urnenveld<br />
--------------------------<br />
Urn in grafheuvel en<br />
bijzettingen in vorm<br />
van crematies<br />
Urnenveld<br />
Nederzetting<br />
--------------------------<br />
Nederzetting?<br />
21
3.3 Relatie landschap en archeologie<br />
In deze paragraaf kijken we nader naar de landschappelijke geleding van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de<br />
ligging van archeologische vindplaatsen in relatie tot geomorfologische en bodemkundige<br />
kenmerken. In zijn overzichtsartikel wijst Harsema (1973: 133) al op <strong>het</strong> bestaan van "… een<br />
duidelijke samenhang .... tussen een aantal archeologische verschijnselen en bepaalde fysischgeografische<br />
elementen". Het nader vaststellen van deze samenhang is <strong>voor</strong> een beter inzicht<br />
in de bewonings- en gebruiksgeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> van groot belang. Bovendien speelt<br />
ze een rol bij <strong>het</strong> begrenzen van in archeologisch opzicht waardevolle zones. Als onderdeel<br />
van de cultuurhistorische visie op <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen dergelijke zones in aanmerking <strong>voor</strong><br />
adviezen gericht op duurzaam beheer en behoud.<br />
Fig. 3.7: Relatieve hoogtekaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Blauw= laag gelegen, rood/paars = hoogste delen in<br />
<strong>het</strong> landschap) (AHN)<br />
Dekzandruggen<br />
Zoals in veel regio's in <strong>het</strong> Brabants-Limburgs zandgebied zijn archeologische vondsten uit<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>al afkomstig van de hoger gelegen dekzandruggen. Deze ruggen vormen de<br />
natuurlijke begrenzing van de dalbodems van de Zelsterbeek, de Leubeek en de Haelensche<br />
beek. Op basis van de geomorfologische kaart, maar ook <strong>het</strong> Actueel Hoogtebestand<br />
Nederland (figuur 3.7) kunnen drie dekzandruggen worden onderscheiden:<br />
1) De noordelijke dekzandrug ligt grotendeels ingeklemd tussen de Zelsterbeek en de<br />
Leubeek. Een kleiner deel ligt nabij Kinkhoven ten noorden van de Zelsterbeek, waar de rug<br />
zich verder in noordoostelijke richting uitstrekt. Deze dekzandrug herbergt een scala aan<br />
archeologische belangrijke terreinen: de grafheuvels en <strong>het</strong> urnenveld nabij de Busschop, <strong>het</strong><br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
22
urnenveld in of nabij <strong>het</strong> perceel ‘Groot Vinkenbos’, een cluster van vuursteenvindplaatsen<br />
tussen de Zelsterbeek en de Leubeek, en een cluster van vuursteenvindplaatsen, een<br />
grafheuvel en urnenveld ter weerszijden van de <strong>Leudal</strong>weg (Boshei).<br />
2) Een tweede dekzandrug vormt in feite <strong>het</strong> hart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en ligt ten zuiden van de<br />
Leubeek. De rug kan worden vervolgd vanaf <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar in <strong>het</strong> westen tot aan<br />
de kapel van St. Servaes in <strong>het</strong> oosten, niet ver van Nunhem. In <strong>het</strong> westen ligt <strong>het</strong> urnenveld<br />
en (bijbehorende?) nederzetting uit de late prehistorie bij de Bedelaar. Van de overige delen<br />
van de dekzandrug zijn hoofdzakelijk losse vondsten van vuurstenen artefacten bekend. Ook<br />
bevinden zich hier mogelijk enkele Romeinse crematiegraven.<br />
3) Een derde, zuidelijker gelegen rug ligt ten noorden van de Haelensche Beek vanaf de<br />
spoorlijn bij Houterhof doorlopend tot de noordwestkant van Haelen. Van dit gebied zijn<br />
weinig archeologische meldingen bekend.<br />
De noordelijke dekzandrug omvat <strong>het</strong> archeologisch rijke gebied Boshei aan de<br />
noordoostelijke rand van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, niet ver van de plek waar de Zelsterbeek en de Leubeek<br />
samenvloeien. Van de Boshei is een opvallend hoge dichtheid aan vuursteenvindplaatsen uit<br />
<strong>het</strong> Laat-Paleolithicum bekend, terwijl ook vondsten uit <strong>het</strong> Mesolithicum en Neolithicum zijn<br />
gedocumenteerd. Veel van deze vindplaatsen zijn geassocieerd met <strong>voor</strong>malige hoog gelegen,<br />
droge oevers in de nabijheid van deels afgesneden en verlande (maar in prehistorische tijd<br />
watervoerende?) meanders van de Zelsterbeek en Leubeek. De rijke collecties van amateurarcheologen<br />
wijzen erop dat jagers en verzamelaars uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum dit reliëfrijke<br />
deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> regelmatig hebben bezocht. Hun verblijf valt samen met de laatste fase<br />
van <strong>het</strong> Weichselien (<strong>het</strong> Laat Glaciaal), een periode waarin <strong>het</strong> huidige landschap van <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong> een belangrijk deel gestalte krijgt. De talrijke gradiënten, de hoger gelegen<br />
dekzandruggen en de nabijheid van beken maakten <strong>het</strong> gebied blijkbaar aantrekkelijk als<br />
gebied van jacht, visvangst en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> verzamelen van plantaardige voedselbronnen. Op<br />
jachtactiviteiten wijzen losse vondsten van vuurstenen spitsen, die op de Boshei aan de<br />
oppervlakte zijn verzameld.<br />
In de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd omstreeks de 7e en 6e eeuw <strong>voor</strong> Chr. waren delen<br />
van de noordelijke dekzandrug in gebruik als grafveld. Maar ook al vele generaties eerder, in<br />
de Midden-Bronstijd, waren bij de Busschop en op de Boshei grafheuvels opgeworpen. Door<br />
de ligging van deze en andere grafvelden op korte afstand van elkaar (mogelijk zelfs in<br />
elkaars gezichtsveld?) en een duidelijke herkenbaarheid in een destijds open landschap,<br />
kunnen delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> als <strong>voor</strong>malig 'dodenlandschap' worden aangemerkt. Hier stond<br />
de begraving van en zorg <strong>voor</strong> de overledenen centraal, vermoedelijk niet ver van de<br />
nederzettingen. De grafheuvels en <strong>het</strong> urnenveld bij de Busschop zijn hiervan een fraai<br />
<strong>voor</strong>beeld. Het urnenveld ligt op <strong>het</strong> hoge deel van een dekzandrug, waarvan <strong>het</strong> hoogste punt<br />
circa 30 m + NAP bedraagt. Opmerkelijk is dat in alle richtingen binnen een straal van enkele<br />
honderden meters deze hoogte niet wordt bereikt. Vanuit <strong>het</strong> zuiden gezien werd de<br />
landschappelijk hoge positie van <strong>het</strong> urnenveld nog eens geaccentueerd door <strong>het</strong> dal van de<br />
Tungelroysche beek, direct ten zuiden van de dekzandrug. Ook <strong>het</strong> meer zuidelijk gelegen<br />
urnenveld bij Starrenbosch-Houterweg had een vergelijkbare hoogte: circa 30 m + NAP. 9 Het<br />
gaat dus om markante en in de late prehistorie duidelijke zichtbare plekken!<br />
In algemene zin sluit <strong>het</strong> beeld van de landschappelijke ligging van grafheuvels en<br />
urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aan bij andere gebieden in <strong>het</strong> Limburgs-Brabantse zandgebied. In<br />
9 Op de Tranchotkaart worden westelijk van dit urnenveld twee vennen (?) aangegeven: Groote Bedelaar (nog altijd water) en<br />
Kleine Bedelaar. Het gebied van de Kleine Bedelaar is met een hoogte van circa 24m + NAP duidelijk lager gelegen dan de<br />
locatie van <strong>het</strong> urnenveld. Beide vennen waren mogelijk in prehistorische tijd al aanwezig.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
23
de literatuur wordt algemeen gewezen op hun ligging op de hoger gelegen dekzandruggen, in<br />
de nabijheid van een beek, ven of een (dalvormige) laagte. 10 Ook wordt <strong>voor</strong> een aantal<br />
urnenvelden een ligging aan doorgaande routes verondersteld. De keuze <strong>voor</strong> dergelijke in <strong>het</strong><br />
oog springende locaties wijst er mogelijk op dat grafheuvels en urnenvelden niet uitsluitend<br />
als locaties van begraving fungeerden. Een andere functie, namelijk die van territorium<br />
markers, ligt <strong>voor</strong> de hand. Zo schrijven Kolen et al. (2004, 40-41): 'In <strong>het</strong> beekdal<br />
aangekomen werd men direct geconfronteerd met <strong>het</strong> symbool van de gemeenschap bij<br />
uitstek, <strong>het</strong> grafveld, waar men (letterlijk) tegenop keek en vervolgens doorheen moest. Het<br />
beekdal liet er dus geen misverstand over bestaan wiens woongebied betreden werd'.<br />
In relatie tot een ligging van grafheuvels langs wegen is de in 1962 opgegraven Midden-<br />
Bronstijd grafheuvel langs <strong>het</strong> Lange Pad interessant. Hoewel 'harde' archeologische gegevens<br />
hier<strong>voor</strong> ontbreken, kan deze samenhang erop wijzen dat <strong>het</strong> Lange Pad al in de late<br />
prehistorie een functie van doorgaande route kende (figuur 3.8).<br />
Fig. 3.8: Brug over de Zelsterbeek nabij de Graoveberg. De brug markeert een eeuwenoude<br />
oversteekplaats van <strong>het</strong> Lange Pad over de Zelsterbeek. Het Lange Pad doorkruist <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> van<br />
west naar oost en dateert in ieder geval uit de Late Middeleeuwen. Mogelijk was <strong>het</strong> pad al in de<br />
Romeinse tijd of zelfs in de late prehistorie (gezien de nabijheid van urnenvelden en grafheuvels)<br />
in gebruik. (Foto: ROB)<br />
Maar ook kan worden gewezen op de ligging van <strong>het</strong> uitgestrekte urnenveld bij de Budsjop<br />
niet ver ten oosten van de Heythuyserweg, een eeuwenoude verbindingsweg tussen<br />
Waerenberg en Heythuysen. Deze route wordt afgebeeld op een kaart uit <strong>het</strong> midden van de<br />
16 e eeuw (toegeschreven aan Jacob van Deventer) en doorsnijdt vlak ten zuidoosten van<br />
Heythuysen <strong>het</strong> dal van de Tungelroysche Beek. Het wettelijk beschermde deel van <strong>het</strong><br />
urnenveld ligt ca. 600 m ten oosten van de plek waar de weg de beek oversteekt. Meer<br />
westelijk, op <strong>het</strong> aansluitende deel van de dekzandrug en richting de weg, zijn op<br />
10 Hiddink (2003) geeft aan dat in de Late IJzertijd en Romeinse tijd grafvelden <strong>voor</strong>al langs de beekdalranden lagen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
24
verscheidene plekken ook scherven van urnen gevonden. Vanwege de nabijheid van <strong>het</strong><br />
urnenveld is <strong>het</strong> mogelijk dat ook deze route teruggaat tot in prehistorische tijd.<br />
Een intensief gebruik van dekzandruggen niet alleen als locatie van begraving, maar ook als<br />
woon- en akkergrond ligt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de lijn der verwachting. Desondanks zijn<br />
bewoningssporen uit de late prehistorie niet van opgravingen bekend, mede omdat de<br />
opgravingen van Hijszeler en Harsema gericht waren op grafheuvels en urnenvelden. Volgens<br />
Harsema (1973, 150) waren alle vier urnenvelden gelijktijdig in gebruik. Gaan wij ervan uit<br />
dat bij ieder grafveld tenminste een nederzetting behoorde, bevonden zich in of in de directe<br />
omgeving van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de late prehistorie ten minste vier nederzettingen. Alleen ten<br />
zuiden van de spoorlijn Weert-Roermond zijn in een <strong>voor</strong>malige zandafgraving daadwerkelijk<br />
nederzettingssporen uit de IJzertijd vastgesteld. Ten aanzien van de relatie urnenveld –<br />
nederzetting merkt Lemaire (1993a: 223) <strong>het</strong> volgende op:<br />
“Ik wil er tot slot nog op wijzen dat ongeveer 300-400 meter oostelijker van de opgraving al<br />
in de jaren vijftig een urnenveld was ontdekt. Op grond van de daar gevonden urnen heeft<br />
men <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> urnenveld gedateerd in de Vroege IJzertijd, d.w.z. enkele eeuwen<br />
eerder dan de opgegraven nederzetting (Harsema 1973: 149). Maar aangezien dit urnenveld<br />
meerdere eeuwen als begraafplaats in gebruik schijnt te zijn geweest, is <strong>het</strong> dus goed mogelijk<br />
dat ook nog de bewoners van onze nederzetting hun doden daar hebben begraven”.<br />
De hogere, goed-gedraineerde delen van de dekzandruggen waren daarnaast geschikt <strong>voor</strong><br />
gebruik als akkerland. Sporen van prehistorische akkerbouw in de vorm van<br />
eergetouwkrassen en akkerlagen zijn in Nederland op enkele plaatsen vastgesteld, en wel <strong>voor</strong><br />
vindplaatsen uit de late fase van <strong>het</strong> Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd. Mogelijk zijn ook<br />
in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dergelijke sporen in de nabijheid van nederzettingen en onder een laag stuifzand<br />
bewaard.<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komt aan <strong>het</strong> begraven van de doden in de loop van de Midden-IJzertijd vrij<br />
abrupt een einde. De afwezigheid van aardewerk uit de Late IJzertijd in de vier grafvelden en<br />
dat van Late IJzertijd vondsten in andere delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn hier<strong>voor</strong> een aanwijzing.<br />
Voor zover we nu uit de gegevens kunnen afleiden, worden de grafvelden - in de late<br />
prehistorie door hun omvang en markante ligging beeldbepalende elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> -<br />
na een gebruik van vele eeuwen achtergelaten. Welke factoren of omstandigheden hebben<br />
geleid tot <strong>het</strong> vertrek van de gemeenschappen uit de late prehistorie uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, is niet<br />
bekend.<br />
Voormalige vennen<br />
Vooral in <strong>het</strong> centrale deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ligt een aantal natuurlijke laagtes: Grote en Kleine<br />
Bedelaar, <strong>het</strong> Langven en de Eulder. Omdat deze (<strong>voor</strong>malige) vennen in een min of meer<br />
zuidwest-noordoost georiënteerde lijn liggen, wordt wel verondersteld dat ze de restanten van<br />
een vroegere bedding van de Maas zijn. Alleen de Groote Bedelaar en enkele kleine vennen<br />
bestaan nog uit water, de overige vennen zijn ten gevolge van ontwatering en ontginning<br />
droog. Het Langven is <strong>het</strong> grootste (ca. 800 x 300 m) en meest bekende <strong>voor</strong>malige ven. De<br />
randzones van vennen in <strong>het</strong> zandgebied van Zuid-Nederland bevatten in de regel een hoge<br />
dichtheid aan vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Voor <strong>het</strong><br />
Langven en <strong>het</strong> gebied rondom De Bedelaar is <strong>het</strong> aantal meldingen vrij beperkt, maar dit kan<br />
worden toegeschreven aan <strong>het</strong> grondgebruik (veelal bosgebied). Opmerkelijk is dat de<br />
meldingen bij <strong>het</strong> Langven betrekking hebben op neolithisch vondstmateriaal, waaronder<br />
‘aardewerk en vuurstenen bijlen’ (Harsema 1963: nrs. 34 en 36) en ‘neolithisch/bronstijd<br />
vuursteenmateriaal’ (idem: nr. 35).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
25
Beekdalbodems<br />
Inzicht in de aanwezigheid en aard van archeologische waarden in de beekdalbodems is in<br />
vergelijking met de hoger gelegen, goedgedraineerde gronden beperkt. Voor <strong>het</strong> gehele<br />
Limburgs-Brabantse zandgebied kan wat betreft de beekdalbodems feitelijk worden<br />
gesproken van een kennislacune. Deze lacune is mede <strong>het</strong> gevolg van <strong>het</strong> grondgebruik (vaak<br />
grasland), de aard van de archeologische resten en de mogelijkheid dat deze resten met<br />
sedimenten zijn afgedekt. Gangbare prospectietechnieken, met name oppervlaktekartering en<br />
boringen, hebben <strong>voor</strong>alsnog weinig resultaat opgeleverd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> traceren van<br />
archeologische resten in beekdalbodems. Het aantal ‘toevalsvondsten’ uit beekdalen is dan<br />
ook beduidend groter dan <strong>het</strong> aantal vondsten dat door middel van kartering of opgraving is<br />
gedocumenteerd. Opvallend is dat weinig vondsten – zelfs toevalsvondsten – uit de<br />
dalbodems van de Zelsterbeek en Leubeek bekend zijn. Een hamerbijl gevonden in <strong>het</strong> dal<br />
van de Tungelroysche Beek, ten zuidwesten van <strong>het</strong> urnenveld de Busschop, is een van de<br />
uitzonderingen (Figuur 3.9).<br />
Fig. 3.9: Bijzondere vondst van een hamerbijl van <strong>het</strong> type Baexem gevonden nabij de Tungelroysche<br />
Beek (uit: Bursch 1940).<br />
Behalve archeologische waarden kunnen beekdalen belangrijke bronnen van informatie<br />
bevatten over de vegetatiegeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en <strong>het</strong> ingrijpen van de mens in de<br />
vegetatie in de prehistorie. Het gaat om pollen, zaden van macroresten van planten die <strong>het</strong><br />
onderwerp zijn van archeobotanisch onderzoek (zie bij<strong>voor</strong>beeld Bakker 2003 <strong>voor</strong> Drenthe).<br />
De potentie van beekdalen of vennen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitvoeren van een dergelijk<br />
onderzoek is echter nog niet vastgesteld.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
26
3.4 Veranderingen in <strong>het</strong> bodemarchief<br />
Duizenden jaren van menselijke bewoning en activiteit hebben <strong>het</strong> beekdallandschap van <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> ‘verrijkt’ met een hoge verscheidenheid aan archeologische sporen en resten. De<br />
bekende vondsten en vindplaatsen zijn echter maar een flauwe afspiegeling van wat de<br />
prehistorische bewoners aan materiële cultuur hebben achtergelaten. Door processen aan en<br />
direct onder <strong>het</strong> maaiveld (zgn. post-depositionele processen) is de oorspronkelijke<br />
verspreiding, samenstelling en verschijningsvorm van <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief in de<br />
loop van duizenden jaren aanzienlijk veranderd. Onderzoek naar deze aspecten heeft alleen<br />
<strong>voor</strong> de wettelijk beschermde monumenten in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> AMR-project op enige schaal<br />
plaatsgevonden. Dit neemt niet weg dat <strong>het</strong> mogelijk is om uitspraken te doen over de<br />
toestand van <strong>het</strong> bodemarchief in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Met toestand wordt hier bedoeld de<br />
conservering en gaafheid van archeologische resten en sporen, samen aangeduid als fysieke<br />
kwaliteit. In dit hoofdstuk worden belangrijke natuurlijke en antropogene processen en hun<br />
betekenis <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief beschreven. Daarbij is gebruik gemaakt van<br />
gegevens uit Archis, rapportages van <strong>het</strong> AMR-project, artikelen in Lemaire (red, 1973) en<br />
<strong>het</strong> tijdschrift Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, en relevante gegevens vermeld elders in dit rapport.<br />
Natuurlijke processen<br />
In prehistorische tijd werd <strong>voor</strong>al in de nederzettingen, maar ook op bepaalde locaties<br />
daarbuiten een grote hoeveelheid afval geproduceerd. Een belangrijk deel hiervan was<br />
organisch van aard: slachtafval van dieren, <strong>voor</strong>werpen en bewerkingsafval van hout, been en<br />
bot, plantaardige materialen etc. Omdat deze materialen uitermate kwetsbaar zijn <strong>voor</strong><br />
oxidatie (en dus in korte tijd kunnen vergaan), worden ze vandaag de dag alleen onder<br />
gunstige omstandigheden van conservering teruggevonden. Plaatsen waar organische resten<br />
kunnen zijn bewaard, zijn diep ingegraven waterputten die ook vandaag de dag tot onder de<br />
grondwaterspiegel reiken, en waterverzadigde en kalkrijke bodems in de lagere delen van <strong>het</strong><br />
landschap, bij<strong>voor</strong>beeld in beekdalen. Op de hoger gelegen, goed gedraineerde<br />
dekzandruggen zijn onverbrande organische materialen volledig vergaan. Wel kunnen<br />
organische resten in verbrande vorm worden aangetroffen, waaronder houtskool,<br />
hazelnootdoppen in haarden en verbrande skeletresten in crematiegraven.<br />
Een ander negatief gevolg van bodemvormende processen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch<br />
bodemarchief is de vervaging van grondsporen. Een van de bodemtypen waarin dit probleem<br />
zich nadrukkelijk <strong>voor</strong>doet, zijn vorstvaaggronden. Volgens de bodemkaart (Stiboka, 1972)<br />
zijn deze gronden algemeen aanwezig in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Zo is <strong>het</strong> urnenveld bij de Busschop in<br />
een gebied met vorstvaaggronden gelegen. Grondsporen uit de prehistorie worden hier, maar<br />
ook op talrijke andere plaatsen als gevolg van verbruining van de bodem vermoedelijk niet<br />
meer als zodanig herkend. Voor alle gebieden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient ook rekening te worden<br />
gehouden met verstoring van archeologische lagen ten gevolge van plantaardige en dierlijke<br />
activiteit. Door de werking van bomen, planten en dieren is vaak <strong>het</strong> bovenste deel van <strong>het</strong><br />
bodemprofiel gehomogeniseerd en zijn artefacten verplaatst. Ook grondsporen kunnen als<br />
gevolg van biologische activiteit in de bodem zijn aangetast of vervaagd.<br />
In welke mate archeologische resten en sporen in de dalbodems van de Zelsterbeek en<br />
Leubeek zijn bewaard, valt moeilijk te zeggen. Inzicht in hun conservering en gaafheid vereist<br />
allereerst kennis van welke typen archeologische fenomenen waar precies aanwezig zijn.<br />
Maar ook is inzicht nodig in de erosie- en sedimentatiegeschiedenis van de beken. In <strong>het</strong><br />
algemeen kan worden uitgegaan van een conserverende werking van veenlagen en<br />
fijnkorrelige beeksedimenten in de beekdalbodems. Deze bodems fungeerden vroeger als<br />
overstromingsvlakte, waarin tijdens overstromingen archeologische resten kunnen zijn<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
27
afgedekt door dunne laagjes leem (Figuur 3.10). Het verleggen van de stroom en verplaatsen<br />
van de meanders kan gepaard zijn gegaan met erosie van archeologische resten en sporen.<br />
Fig. 3.10: Zomer 2003: kleinschalige opgraving door RAAP ten westen van Baexem in <strong>het</strong> dal van de<br />
Haelensche Beek. In de uitgegraven putten werd onder andere houtwerk aangetroffen, ingebed in<br />
fijnkorrelige beekafzettingen (Foto: RAAP)<br />
Antropogene processen<br />
Niet alleen natuurlijke, maar ook antropogene processen hebben bijgedragen aan een<br />
achteruitgang van <strong>het</strong> bodemarchief. Vermoedelijk heeft al in <strong>het</strong> Neolithicum in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
op kleine schaal ontbossing plaatsgevonden. Voor de latere fasen van de prehistorie (Bronstijd<br />
en IJzertijd) kan ervan worden uitgegaan dat aanzienlijke gebieden in gebruik waren als<br />
akkerland, woon- en begraafplaats. Het verwijderen van de bosvegetatie zal hebben<br />
bijgedragen aan verstuiving en daarmee aantasting van archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong><br />
bovenste deel van <strong>het</strong> bodemprofiel. Vanaf de Middeleeuwen heeft verstuiving opnieuw<br />
plaatsgevonden door overbegrazing en <strong>het</strong> steken van plaggen. In de uitgestoven delen<br />
kunnen archeologische vindplaatsen in sterke mate zijn aangetast of verdwenen. In gebieden<br />
waar overstuiving heeft plaatsgevonden, dient rekening te worden gehouden met een goede<br />
conservering van prehistorische bewoningssporen. De waarneming van T. Lemaire in 1962<br />
van een overstoven vondstlaag uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum in de <strong>voor</strong>malige zandafgraving langs<br />
<strong>het</strong> spoor bij de Bedelaar vormt hier<strong>voor</strong> een aanwijzing.<br />
Verstoringen van <strong>het</strong> prehistorisch bodemarchief in de 19 e eeuw houden verband met de<br />
aanplant van naaldbos ten behoeve van stuthout <strong>voor</strong> de mijnbouw in Zuid-Limburg. In de<br />
eerste helft van de 20 e eeuw zien we een toename van graafwerkzaamheden in verband met<br />
<strong>het</strong> normaliseren van beken. In <strong>het</strong> westelijke deel van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is de Tungelroysche Beek<br />
een rechtgetrokken beek, terwijl in <strong>het</strong> oostelijk deel normalisatie van de Leubeek heeft<br />
plaatsgevonden. Vaak zijn oude meanders nog wel in <strong>het</strong> landschap bewaard en als zodanig<br />
zichtbaar. Vanaf <strong>het</strong> einde van de 20 e eeuw vindt <strong>het</strong> tegenovergestelde proces plaats,<br />
namelijk <strong>het</strong> opnieuw laten meanderen van beken. De Tungelroysche Beek ten zuiden van de<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
28
Budsjop is hiervan een goed <strong>voor</strong>beeld. Het ligt <strong>voor</strong> de hand dat bij graafwerkzaamheden in<br />
de beekdalbodems archeologische resten onopgemerkt zijn gebleven of niet als zodanig zijn<br />
herkend. Vooral door de inzet van graafmachines in de tweede helft van de 20 e eeuw zullen<br />
archeologische vindplaatsen zijn aangetast of verloren zijn gegaan.<br />
In de 20 e eeuw heeft grondgebruik in de vorm van aspergeteelt en <strong>het</strong> diepploegen van<br />
percelen geleid tot een grote mate van aantasting van archeologische vindplaatsen. De talrijke<br />
vondsten van vuurstenen artefacten op de Boshei kunnen worden verklaard door diepgaande<br />
verstoring van <strong>het</strong> bodemprofiel door modern grondgebruik en de aanleg van aspergebedden<br />
in <strong>het</strong> bijzonder. Tot in de jaren ’60 waren ook percelen ten zuiden van de <strong>Leudal</strong>weg, binnen<br />
de grenzen van <strong>het</strong> huidige natuurreservaat, in gebruik als aspergeakker. In de jaren ’60 zijn<br />
deze percelen bewerkt met een ploeg in verband met de aanplant van nieuwe bomen. Ten<br />
gevolge hiervan zijn prehistorische vindplaatsen, waaronder een urnenveld (Harsema 1973,<br />
150), geheel vernield. Ook waarnemingen ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg, bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>het</strong><br />
begin van de jaren ’80 in een sleuf ten behoeve van een waterleiding, getuigen van<br />
diepgaande verstoringen. Hoewel op verscheidene plaatsen afvalkuilen en (slechter zichtbaar)<br />
paalkuilen aanwezig waren, was de bodem sterk verstoord door aspergebedden.<br />
Verschijnselen van recente datum in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn bollenteelt en recreatief gebruik van <strong>het</strong><br />
gebied met mountainbikes. Gebruik van zware machines bij <strong>het</strong> onderhoud van bospercelen<br />
heeft aantasting van de heuvellichamen uit de Bronstijd in de Busschop tot gevolg gehad. Het<br />
dichtschuiven en opnieuw uitgraven van vennen is gepaard gegaan met grootschalige<br />
verplaatsing van grond. Verder hebben graafwerkzaamheden ten behoeve van <strong>het</strong> ontwateren<br />
en ontginnen van natte gebieden (rabatten, afwateringsstelsels) <strong>het</strong> bodemprofiel verstoord.<br />
Een ander negatief aspect <strong>voor</strong> de conservering van organische resten is dat in veel van deze<br />
natte gebieden verdroging is opgetreden. Om landbouwkundig gebruik mogelijk te maken, is<br />
in een aantal van de (<strong>voor</strong>malige) vennen de ondoorlatende laag weggegraven. Mede door de<br />
aanwezigheid van deze laag zijn in <strong>het</strong> verleden natuurlijke vennen ontstaan.<br />
Als laatste in de rij van antropogene processen wordt hier zandwinning genoemd. Op een<br />
<strong>voor</strong>malige locatie van zandwinning ten zuiden van de spoorlijn Weert – Roermond bij de<br />
Bedelaar, is al enkele malen gewezen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
29
3.5 Archeologische waardering<br />
Het <strong>Leudal</strong> als geheel<br />
Het <strong>Leudal</strong> is een kleinschalig, reliëfrijk beekdallandschap dat aan <strong>het</strong> einde van de laatste<br />
ijstijd grotendeels zijn huidige vorm kreeg. In vergelijking met de uitgestrekte agrarische<br />
gebieden rondom <strong>het</strong> natuurreservaat hebben grootschalige bodemingrepen in de vorm van<br />
ontginningen, egalisaties en vergravingen er niet of alleen kleinschalig plaatsgevonden.<br />
Geomorfologische en bodemkundige eigenschappen die <strong>het</strong> gebied van oudsher kenmerken,<br />
zijn in grote delen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bewaard. Een relatief ongeschonden beekdallandschap is<br />
ook van archeologische betekenis: <strong>het</strong> wijst op een goede fysieke kwaliteit van archeologische<br />
resten die in samenhang met aardkundige en paleo-ecologische waarden kunnen worden<br />
bestudeerd. Op grond van deze samenhang en van de aard en verspreiding van de<br />
archeologische vindplaatsen en vondsten kan <strong>het</strong> gehele gebied als archeologisch waardevol<br />
worden aangemerkt. Deze classificatie sluit aan bij <strong>het</strong> kaartbeeld van de IKAW, die <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> hoofdzakelijk zones met een hoge archeologische verwachting laat zien.<br />
Binnen <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
Als wij in meer detail naar <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kijken, is <strong>het</strong><br />
mogelijk om bovenbeschreven classificatie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied als geheel te verfijnen. Het<br />
toekennen van een bepaalde archeologische waarde aan landschappelijke zones geniet daarbij<br />
de <strong>voor</strong>keur: geen geïsoleerd archeologisch terrein ‘losgeweekt’ van zijn landschappelijke<br />
context, maar grotere landschappelijke eenheden die op archeologische, aardkundige en<br />
paleo-ecologische kwaliteiten worden beoordeeld en gewaardeerd. Uitgangspunt daarbij is<br />
een beoordeling van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van (de vindplaatsen in) deze zones.<br />
Voor de urnenvelden en grafheuvels speelt ook de zichtbaarheid van archeologische<br />
fenomenen een rol.<br />
1) Zichtbaarheid<br />
Zichtbaarheid en daarmee een zekere belevingswaarde van archeologische fenomenen is<br />
nauwelijks van toepassing op de prehistorische vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Vrijwel alle<br />
vindplaatsen zijn bekend van vondsten verzameld op akkers of andere plaatsen waar zichtbare<br />
archeologische fenomenen ontbreken. Tot deze categorie vindplaatsen kunnen alle<br />
vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden gerekend. Maar<br />
ook de vele vindplaatsen van vuursteen en/of aardewerk die sporen van bewoning uit de latere<br />
fasen van de prehistorie weerspiegelen, zijn aan de oppervlakte niet zichtbaar. Wel is<br />
zichtbaarheid van toepassing op vier (in 2004 gerestaureerde) grafheuvels van de Busschop en<br />
kleinere opgeworpen heuvels die deel uitmaken van urnenvelden. Vanwege de kleine<br />
afmetingen, hun ligging in bosgebied en de nabijheid van op natuurlijke wijze gevormde<br />
heuvels is de zichtbaarheid van laatstgenoemde heuvels echter zeer beperkt. Zelfs met een<br />
geoefend oog kunnen ze zeer moeilijk als zodanig worden herkend.<br />
2) Inhoudelijke kwaliteit<br />
De meeste archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> liggen op de hoger gelegen, goed<br />
gedraineerde dekzandruggen. Op basis van inhoudelijke kwaliteit, d.w.z. de aard,<br />
zeldzaamheid en ensemblewaarde van archeologische vindplaatsen, kan aan de volgende<br />
gebieden een hoge waarde worden toegekend:<br />
- <strong>het</strong> gebied van de Boshei: bijzonder rijke <strong>voor</strong>komens van laat-paleolithische<br />
artefacten, maar ook uit latere perioden zijn vondsten afkomstig;<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
30
- de wettelijk beschermde monumenten; grafheuvels en urnenveld in <strong>het</strong> gebied van de<br />
Busschop en urnenvelden op twee andere locaties in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>;<br />
- <strong>het</strong> gebied ten noorden van de Bedelaar: bijzonder rijke <strong>voor</strong>komens van vuurstenen<br />
artefacten en aardewerk uit <strong>het</strong> Neolithicum en de late prehistorie;<br />
- randzones van de beekdalen en vennen.<br />
De duizenden vuurstenen artefacten van de Boshei wijzen erop dat regelmatig jagers en<br />
verzamelaars uit de Federmesser-traditie in <strong>het</strong> gebied bivakeerden. Ook bevinden zich onder<br />
de vondsten zeldzame vuurstenen spitsen die aan de Creswell-traditie kunnen worden<br />
toegeschreven. Op basis van de criteria zeldzaamheid en ensemblewaarde kan aan <strong>het</strong> gebied<br />
een hoge archeologische waarde worden toegekend.<br />
Een hoge waarde is ook van toepassing op de urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> die de status van<br />
wettelijk beschermd monument hebben. Over hun betekenis merkt Harsema (1973, 151) <strong>het</strong><br />
volgende op: “De urnenvelden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> behoren tot de weinige die nog gedeeltelijk in<br />
bos of woeste grond zijn gelegen. Hoewel geen enkele meer compleet aanwezig is, zijn de<br />
overgebleven resten nog voldoende belangrijk om met de grootst mogelijke zorg te worden<br />
omringd, te meer omdat <strong>het</strong> niet onwaarschijnlijk is dat we hier te maken hebben met een<br />
uitzonderlijk geval waarin alle grafvelden uit een bepaalde periode in een geografisch<br />
tamelijk gesloten gebied bekend zijn.”<br />
De toegekende hoge waarde aan <strong>het</strong> gebied ten noorden van de Bedelaar is gebaseerd op de<br />
enorme hoeveelheid vondsten van vuursteen en aardewerk uit <strong>het</strong> Neolithicum en latere fasen<br />
van de prehistorie. Wij hebben hier te maken met een archeologisch uitzonderlijk gebied met<br />
een grote potentie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderzoek van de vroegste landbouwers in (midden-) Limburg. De<br />
vondsten wijzen op ontginning, bewoning en be-akkering van <strong>het</strong> gebied in ieder geval vanaf<br />
<strong>het</strong> Midden-Neolithicum, maar ook op <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van nederzettingen uit de late<br />
prehistorie (Bronstijd en IJzertijd).<br />
Tenslotte zijn de randzones van beken en vennen op de Limburgs-Brabantse zandgronden rijk<br />
aan vuursteenvindplaatsen uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Overgangszones van<br />
nat naar droog (de zogenaamde gradiëntsituaties) vormden favoriete vestigingslocaties van<br />
jagers, vissers en verzamelaars uit <strong>het</strong> Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. De<br />
verscheidenheid aan voedselbronnen en de nabijheid en bereikbaarheid van (drink-)water zijn<br />
hiervan belangrijke redenen. Op basis hiervan wordt ook aan deze zones een hoge waarde<br />
toegekend.<br />
Een bespreking van de inhoudelijke kwaliteit van archeologische resten in de beekdalbodems<br />
en (<strong>voor</strong>malige) vennen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is nauwelijks mogelijk. Het vrijwel volledig ontbreken<br />
van bekende vindplaatsen is hiervan de belangrijkste reden. Gegevens uit <strong>het</strong> Limburgs-<br />
Brabantse zandgebied tonen echter aan dat bijzondere archeologische resten in de<br />
beekdalbodems kunnen worden verwacht. Voor de vroege prehistorie dient rekening te<br />
worden gehouden met kleine kampementen en activiteitsgebieden, bij<strong>voor</strong>beeld op kleine<br />
zandige opduikingen. Voor de late prehistorie kunnen brugconstructies, <strong>voor</strong>den, visweren,<br />
depotvondsten en dumps worden verwacht. Vooral zones van beekdalen grenzend aan<br />
nederzettingen of grafvelden uit de late prehistorie zijn in dit opzicht kansrijk. Een <strong>voor</strong>beeld<br />
is <strong>het</strong> dal van de Tungelroysche Beek dat grenst aan <strong>het</strong> laat-prehistorisch grafveld bij de<br />
Busschop. Ook kan <strong>het</strong> dal van de Haelensche Beek ten zuiden van de vindplaats met laatneolithisch<br />
en IJzertijd-aardewerk bij de Bedelaar worden genoemd. Aan deze zones is een<br />
hoge (indicatieve) waarde toegekend.<br />
3) Fysieke kwaliteit<br />
Op basis van fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering) wordt een hoge waarde toegekend<br />
aan gebieden:<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
31
- waar sporen van bewoning of begraving worden afgedekt door dekzand of stuifzand;<br />
- waar de top van <strong>het</strong> bodemprofiel uit een dikke antropogene bovenlaag (plaggendek)<br />
bestaat;<br />
- waar in de 20 e eeuw geen aspergeteelt, diepploegen of afgraven van zand heeft<br />
plaatsgevonden;<br />
- waar sprake is van grondwaterverzadigde bodems (beekdalen).<br />
De zeldzame vindplaats uit <strong>het</strong> Laat-Neolithicum bij de Bedelaar geeft de potentie van <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> aan <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van prehistorische nederzettingen, grafvelden, akkers en<br />
wegen die door een laag zand worden afgedekt. Het toont aan dat ook elders op en langs de<br />
flanken van dekzandruggen met vergelijkbare vondstsituaties rekening moet worden<br />
gehouden, waarbij archeologische sporen goed geconserveerd zijn door hun ligging onder een<br />
laag zand. Ook de aanwezigheid van een plaggendek kan hebben bijgedragen aan de<br />
conservering van archeologische vindplaatsen. Wel dient te worden opgemerkt dat de<br />
plaggendekken in en rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aanzienlijk minder dik zijn dan in andere delen van<br />
Nederland. De beschermende werking ervan is daarmee geringer geweest.<br />
Diepploegen en <strong>het</strong> omzetten van de bovengrond ten behoeve van aspergeteelt zijn<br />
activiteiten die bijzonder schadelijk zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> archeologisch bodemarchief. Gebieden waar<br />
aspergeteelt heeft plaatsgevonden, zijn onder andere de Boshei en enkele percelen ten<br />
noorden van de Bedelaar. Deze gebieden hebben duizenden archeologische vondsten<br />
opgeleverd en zijn daarmee op basis van inhoudelijke aspecten van een hoge waarde (zie<br />
boven). Uit <strong>het</strong> oogpunt van fysieke kwaliteit zijn ze echter van geringe waarde.<br />
Uit <strong>het</strong> oogpunt van conservering van organische resten zijn de grondwaterverzadigde en/of<br />
kalkrijke beekdalbodems van belang. Hier kunnen vergankelijke materialen als hout, bot,<br />
zaden en plantaardige macroresten bewaard zijn gebleven. Veenlagen en andere organische<br />
afzettingen kunnen informatie bevatten over de Laat-Pleistocene en Holocene<br />
vegetatiegeschiedenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Belangrijk <strong>voor</strong> bemonstering ten behoeve van paleoecologisch<br />
onderzoek zijn zones waar (sequenties van) veenlagen <strong>voor</strong>komen en de<br />
stratigrafische opbouw intact is. Vooral in afgesneden en geleidelijk verlande meanders kan<br />
deze vondstsituatie worden verwacht. Ook bieden organische materialen goede<br />
mogelijkheden <strong>voor</strong> de toepassing van absolute dateringsmethoden, zoals de C14-methode en<br />
dendrochronologie.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
32
3.6 Toelichting archeologische beheersadvieskaart (Kaartbijlage 4)<br />
Op basis van bovengenoemde gegevens over de zichtbaarheid, inhoudelijke kwaliteit en<br />
fysieke kwaliteit van archeologische vindplaatsen en gebieden, zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> twee<br />
archeologische zones onderscheiden (Kaartbijlage 4). Deze zones corresponderen met een<br />
hoge of middelmatige verwachtingswaarde. Voor <strong>het</strong> begrenzen van de zones zijn de<br />
volgende criteria gehanteerd:<br />
Zone met hoge archeologische verwachting:<br />
- de wettelijk beschermde monumenten en de aangrenzende zones, met een breedte van 200<br />
meter;<br />
- de randzones van beekdalen en vennen, met een breedte van 200 meter;<br />
- delen van beekdalen die grenzen aan archeologisch belangrijke terreinen op dekzandruggen.<br />
- gebieden die op de geomorfologische kaart zijn aangeduid als 'droog dalvlakterras bedekt<br />
met dekzand met daarop oud landbouwvlak'.<br />
Zone met middelmatige archeologische verwachting:<br />
- (<strong>voor</strong>malige) vennen;<br />
- delen van dekzandruggen buiten de zones met een hoge of lage verwachtingswaarde;<br />
- delen van beekdalen buiten de zones met een hoge verwachting.<br />
In principe hebben de percelen op dekzandruggen die gebruikt zijn <strong>voor</strong> aspergeteelt of<br />
percelen waarvan de bovengrond is gediepploegd in verband met de aanleg van bos, een lage<br />
verwachtingswaarde. Informatie over welke percelen tot welke diepte precies zijn omgezet,<br />
ontbreekt echter. Bij <strong>het</strong> maken van de archeologische beheersadvieskaart is dan ook geen<br />
rekening gehouden met verstoringen van <strong>het</strong> bodemprofiel ten gevolge van bovengenoemde<br />
activiteiten.<br />
Daarnaast zijn op kaartbijlage 4 de bekende vindplaatsen aangegeven. Met uitzondering van<br />
de wettelijk beschermde monumenten heeft op deze vindplaatsen geen waardestellend<br />
onderzoek plaatsgevonden, waardoor niet kan worden aangegeven wat de inhoudelijke en<br />
fysieke kwaliteit (en daarmee de waarde) van de vindplaatsen is. Om deze reden is <strong>voor</strong> de<br />
vindplaatsen op kaartbijlage 4 geen onderscheid wat betreft waarde gemaakt.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
33
3.7 Beheer van archeologische waarden<br />
In deze paragraaf worden richtlijnen gegeven <strong>voor</strong> <strong>het</strong> huidige en toekomstige beheer van de<br />
archeologische monumenten (de AMK-terreinen) en vindplaatsen en <strong>voor</strong> de archeologische<br />
verwachtingszones. Mochten er in de toekomst nieuwe archeologische waarden worden<br />
vastgesteld dan zal <strong>het</strong> beheer daarvan gespecificeerd moeten worden. Onderstaande<br />
beheerrichtlijnen moeten gezien worden als een uitgebreide toelichting op kaartbijlage 4, de<br />
archeologische beheersadvieskaart.<br />
Inrichting en beheer<br />
De eerste stap om archeologische vindplaatsen duurzaam te behouden is een wettelijke en/of<br />
planologische bescherming. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vijf terreinen (percelen) op deze manier veilig<br />
gesteld. Maar een dergelijke administratieve bescherming is in de praktijk vaak niet<br />
voldoende. Er moeten ook fysieke beschermingsmaatregelen worden genomen in de vorm van<br />
structureel periodiek beheer al dan niet eerst <strong>voor</strong>afgegaan door een inrichting van <strong>het</strong> terrein<br />
(KNA 2.2, 2005).<br />
Om een goede uitgangspositie te verkrijgen <strong>voor</strong> beheer is <strong>het</strong> vaak nodig dat er eerst<br />
inrichtingsmaatregelen worden genomen. Hieronder vallen alle eenmalig te treffen<br />
maatregelen die nodig zijn om (verdere) aantasting van een archeologische vindplaats te<br />
<strong>voor</strong>komen (consolidatie), beschadigingen te herstellen (restauratie) of een archeologisch<br />
vindplaats beter zichtbaar/herkenbaar en toegankelijk te maken (visualisatie en toeristischrecreatieve<br />
ontsluiting). Voor al deze maatregelen moet een inrichtingsplan worden opgesteld<br />
waarin de uit te voeren werkzaamheden en de te gebruiken materialen en machines<br />
nauwkeurig staan beschreven. Gaat <strong>het</strong> om een wettelijk beschermd monument, dan is <strong>voor</strong> de<br />
uitvoering van inrichtingsmaatregelen tevens een Monumentenvergunning (ROB, 2000)<br />
nodig. Op inrichtingsmaatregelen <strong>voor</strong> de archeologische terreinen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt hier<br />
slechts zeer globaal ingegaan. Een nadere uitwerking zal t.z.t. plaatsvinden als onderdeel van<br />
een nog op te stellen cultuurhistoriebrede inrichtingsvisie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (zie hoofdstuk 6) .<br />
Onder beheer verstaan we alle regelmatig te treffen maatregelen die noodzakelijk zijn om<br />
er<strong>voor</strong> te zorgen dat archeologische terreinen in goede staat verkeren en dat ook blijven.<br />
Beheer bestaat uit <strong>het</strong> regelmatig inspecteren van terreinen en uit <strong>het</strong> uitvoeren van kleine<br />
onderhoudswerkzaamheden.<br />
Met inspectie bedoelen we <strong>het</strong> visueel controleren en beoordelen van de toestand van een<br />
archeologisch terrein. De bevindingen worden vastgelegd in een inspectieverslag, waarin ook<br />
adviezen over uit te voeren klein en eventueel groot onderhoud zijn opgenomen.<br />
Onder klein onderhoud wordt verstaan <strong>het</strong> regelmatig maaien met een bosmaaier of<br />
motorzeis, verwijderen van houtopslag en afval, opkronen van bomen en <strong>het</strong> opvullen van<br />
kleine gaten bij<strong>voor</strong>beeld mollengangen en konijnenholen. Voor <strong>het</strong> uitvoeren van klein<br />
onderhoud op een wettelijk beschermd monument is geen Monumentenvergunning nodig.<br />
Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> de archeologische monumenten<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> liggen vijf archeologische monumenten, waarvan er drie wettelijk zijn<br />
beschermd. Deze vijf terreinen worden beschreven in paragraaf 3.2 De begrenzingen staan op<br />
kaartbijlage 4 aangegeven. Het gaat achtereenvolgens om:<br />
• grafheuvels Busschopweg (Archis monumentnr. 601/CMA-nr.58D-011): zeer hoge<br />
archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: SBB<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
34
• urnenveld Groot Vinkenbos 11 (Archis monumentnr. 563/CMA-nr.58B-002 ): zeer<br />
hoge archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: SBB<br />
• urnenveld Starrenbosch-Houterweg (Archis monumentnr. 561/CMA-nr.58D-006):<br />
zeer hoge archeologische waarde, wettelijk beschermd. Beheerder: particulier<br />
• urnenveld ten westen van grafheuvels Busschopweg (Archis monumentnr.<br />
11138/CMA-nr.58D-030): zeer hoge archeologische waarde. Beheerder: SBB<br />
• mogelijke Abschnittsmotte 12 de Graoveberg (Archis monumentnr. 15257/CMA-nr.<br />
58B-014): hoge archeologische waarde. Beheerder: particulier<br />
Voor de drie wettelijk beschermde monumenten geldt dat:<br />
• <strong>het</strong> microreliëf en de bodem van deze terreinen niet verstoord mag worden door graaf-<br />
en andere werkzaamheden;<br />
• indien (graaf)werkzaamheden nodig zijn, eerst advies moet worden gevraagd aan de<br />
ROB; dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstellen van grote beschadigingen;<br />
• een Monumentenvergunning (ROB, 2000) moet worden aangevraagd bij de gemeente<br />
<strong>voor</strong> (graaf)werkzaamheden of groot onderhoud; <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitvoeren van klein<br />
onderhoud is geen Monumentenvergunning nodig;<br />
• (in <strong>het</strong> geval van vergunning verlening) <strong>voor</strong>afgaand aan en/of tijdens de uitvoering<br />
van de (graaf)werkzaamheden archeologisch onderzoek moet plaatsvinden; de kosten<br />
hiervan komen <strong>voor</strong> rekening van SBB.<br />
Voor de twee niet beschermde monumenten geldt dat:<br />
• <strong>het</strong> microreliëf en de bodem van deze terreinen niet verstoord mag worden door graaf-<br />
en andere werkzaamheden;<br />
• indien (graaf)werkzaamheden nodig zijn, eerst advies moet worden gevraagd aan de<br />
ROB; dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstellen van grote beschadigingen;<br />
• <strong>voor</strong>afgaand aan en/of tijdens de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden<br />
archeologisch onderzoek moet plaatsvinden; de kosten hiervan komen <strong>voor</strong> rekening<br />
van SBB;<br />
• <strong>voor</strong> (graaf)werkzaamheden of groot onderhoud géén Monumentenvergunning nodig<br />
is.<br />
Specifieke beheerrichtlijnen<br />
Grafheuvels Busschopweg<br />
In 2004 zijn vier grafheuvels bij de Busschopweg hersteld. Om deze heuvels in goede staat te<br />
houden, moeten de heuvels regelmatig worden geïnspecteerd. 13 De heuvels en de directe<br />
omgeving moeten vrij gehouden worden van bomen en struiken. Geadviseerd wordt om<br />
behalve de heuvels zelf ook een strook van 10 meter breed daaromheen vrij te houden. Door<br />
dunning wordt een geleidelijke overgang naar <strong>het</strong> omringende bos verkregen. De heuvels<br />
11 Er wordt getwijfeld aan de juiste ligging van dit urnenveld (zie p. …..). Mogelijk moet dit urnenveld 250 meter naar <strong>het</strong><br />
oosten worden gezocht. Nader archeologisch onderzoek zal dit moeten uitwijzen.<br />
12 De bovenzijde van de Graoveberg is in 2004 onderzocht d.m.v. boringen en een proefputje. Hierin zijn geen aanwijzingen<br />
gevonden <strong>voor</strong> de hypothese dat de heuvel een motte is geweest. Vast staat wel dat <strong>het</strong> om een antropogeen afgevlakte heuvel<br />
gaat, maar de functie ervan is onzeker (Zie Roymans, 2005).<br />
13 Het beschermde monument bij de Busschopweg (monumentnr. 601) wordt al om de twee jaar geïnspecteerd door<br />
medewerkers van de Archeologische Monumenten Wacht (AMW). Geadviseerd wordt om <strong>het</strong> urnenveld grenzend aan de<br />
vier grafheuvels in de toekomst, nadat <strong>het</strong> is onderzocht en hersteld, ook te laten inspecteren. Dit terrein (monumentnr.<br />
11138) en de vier grafheuvels maken deel uit van één groot urnenveld uit de Late Bronstijd - Midden-IJzertijd. Ook de<br />
particuliere monumenten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (urnenveld bij de Houterweg/Starrenbosch en de Graoveberg) worden geïnspecteerd<br />
door de AMW.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
35
kunnen <strong>het</strong> beste twee keer per jaar met de hand (bosmaaier of motorzeis) worden gemaaid.<br />
Door regelmatig te maaien wordt ongewenste nieuwe begroeiing van jonge bomen, braam,<br />
brandnetel en dergelijke in de hand gehouden, en treedt geleidelijke verschraling van de<br />
begroeiing op.<br />
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met <strong>het</strong><br />
aanwezige microreliëf. Het is aan te bevelen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderhoud en de afvoer van houtopslag<br />
zo licht mogelijk materieel te gebruiken, opdat geen spoorvorming in <strong>het</strong> terrein optreedt.<br />
Belangrijk is ook dat de grafheuvels in <strong>het</strong> terrein op enigerlei wijze gemarkeerd worden,<br />
zowel <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheer als <strong>voor</strong> toeristisch-recreatieve ontsluiting <strong>voor</strong> <strong>het</strong> publiek.<br />
Urnenvelden Busschopweg, Houterweg en Groot Vinkenbos<br />
Om de urnenvelden (groepen van kleine, lage en veelal nauwelijks zichtbare heuveltjes) in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> goed te kunnen beheren moet eerst archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit is<br />
nodig om vast te stellen waar precies heuvels liggen en welke antropogeen (grafheuvels) en<br />
welke natuurlijk (stuifheuvels) zijn. Pas als dat duidelijk is, is <strong>het</strong> zinvol om de grafheuvels te<br />
herstellen. Het gaat dan om consolidatie en/of restauratie van de heuvellichamen. Hiermee<br />
wordt <strong>het</strong> verval van de heuvels tegengegaan en wordt de oorspronkelijke vorm (diameter en<br />
hoogte) van <strong>het</strong> heuvellichaam hersteld. Dit herstel betreft bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> dichten van<br />
ingravingen van natuurlijke aard (konijnenholen) en/of ingravingen en insporingen van<br />
menselijke aard (crossroutes, schatgraverij etc.) en <strong>het</strong> verwijderen van houtopslag. Dit laatste<br />
is nodig omdat de wortelstelsels van bomen schade kunnen aanrichten aan archeologische<br />
sporen of objecten die zich in de heuvel bevinden. Ook <strong>het</strong> omwaaien van zieke of dode<br />
bomen (windworp) vormt een reëel gevaar <strong>voor</strong> <strong>het</strong> behoud van <strong>het</strong> heuvellichaam en de<br />
daarin aanwezige archeologische waarden. Bij <strong>het</strong> verwijderen van bomen dient dan ook altijd<br />
de stam op maaiveldniveau te worden afgezaagd, zodat de stobbe in de grond blijft zitten. Het<br />
vrijstellen van de heuvels van houtopslag heeft als bijkomend effect dat <strong>het</strong> de zichtbaarheid<br />
van de monumenten en daarmee ook de mogelijkheid <strong>voor</strong> publieksontsluiting vergroot.<br />
Na de consolidatie en/of restauratie dient er een integraal beheers- of onderhoudsplan <strong>voor</strong> de<br />
alle grafheuvels en urnenvelden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te worden gemaakt.<br />
De Graoveberg<br />
Om de Graoveberg bij de overgang van de Zelsterbeek goed te kunnen beheren, zal hier eerst<br />
groot onderhoud moeten plaatsvinden. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen worden getroffen<br />
om te <strong>voor</strong>komen dat mountainbikers de heuvel per fiets kunnen beklimmen. Het uitgesleten<br />
pad zal opgevuld moeten worden met gebiedseigen grond. Eventueel kan er wel een voetpad<br />
(trap) naar de top worden gemaakt om wandelaars de mogelijkheid te bieden van een mooi<br />
uitzichtpunt op de omgeving. Verder wordt geadviseerd om de top van deze heuvel selectief<br />
te dunnen zodat er weer een min of meer open plateau aan de bovenzijde ontstaat. Bij <strong>het</strong><br />
verwijderen van bomen dient altijd de stam op maaiveldniveau te worden afgezaagd, zodat de<br />
stobbe in de grond blijft zitten. Het vrijstellen van de heuvel van houtopslag heeft als<br />
bijkomend effect dat <strong>het</strong> de zichtbaarheid van <strong>het</strong> monument en daarmee ook de mogelijkheid<br />
<strong>voor</strong> publieksontsluiting vergroot.<br />
Bij <strong>het</strong> beheer van deze heuvel gaat <strong>het</strong> er <strong>voor</strong>al om dat (nieuwe) aantasting van <strong>het</strong><br />
heuvellichaam wordt <strong>voor</strong>komen. Daar<strong>voor</strong> is regelmatige inspectie en klein onderhoud<br />
nodig. Nieuwe houtopslag en afval moet verwijderd worden en kleine beschadigingen zoals<br />
molshopen of konijnenholen moeten worden hersteld. Zieke en/of dode bomen moeten tijdig<br />
worden gekapt vanwege <strong>het</strong> gevaar <strong>voor</strong> windworp. De stobben moeten in dit geval blijven<br />
zitten.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
36
Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> archeologische vindplaatsen<br />
Op dit moment is <strong>het</strong> nog niet mogelijk om <strong>voor</strong> alle archeologische vindplaatsen in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> concrete beheerrichtlijnen te geven. Enerzijds is van veel archeologische vindplaatsen<br />
de aard, omvang en kwaliteit onvoldoende bekend omdat ze niet verder zijn onderzocht.<br />
Anderzijds zijn er ook archeologische vindplaatsen nog niet ontdekt. Dit komt omdat er nog<br />
nooit een systematische vlakdekkende archeologische kartering in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is uitgevoerd.<br />
Voor de bekende archeologische vindplaatsen geldt dat:<br />
• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graaf- of andere<br />
werkzaamheden die dieper reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden<br />
vermeden;<br />
• bij <strong>voor</strong>keur geen nieuw bos wordt aangeplant;<br />
• als bomen worden gekapt, de stobben moeten blijven zitten;<br />
• er niet met zwaar materieel wordt gewerkt op percelen waar microreliëf aanwezig is;<br />
• als werkzaamheden dieper dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag nodig zijn, tijdig advies<br />
wordt gevraagd aan de ROB. Er moet rekening worden gehouden met archeologisch<br />
onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens uitvoering.<br />
Algemene beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> archeologische verwachtingszones<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden twee archeologische verwachtingszones onderscheiden: een zone van<br />
hoge en een zone van middelmatige archeologische verwachting (zie paragraaf 3.6). Het<br />
gewenste beheer <strong>voor</strong> deze zones wordt hieronder toegelicht.<br />
Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> zone met hoge archeologische verwachting<br />
In deze zone liggen de waardevolle archeologische monumenten en aangrenzende<br />
(beekdal)zones, randzones van beekdalen en vennen en oude bouwlanden. Voor deze zone<br />
geldt dat:<br />
• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graafwerkzaamheden die dieper<br />
reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden vermeden;<br />
• er niet met zwaar materieel op percelen wordt gewerkt waar microreliëf aanwezig is;<br />
• percelen die als akker in gebruik zijn bij <strong>voor</strong>keur worden omgezet in grasland of<br />
heide. Als dat niet mogelijk is: ploegdiepte laten aanpassen, bij <strong>voor</strong>keur niet dieper<br />
ploegen dan 30 cm en in ieder geval niet diepwoelen. Afspraken hierover moeten<br />
worden geregeld in gebruikersovereenkomsten;<br />
• aanvoer of afvoer van bouw<strong>voor</strong>materiaal wordt vermeden;<br />
• bij werkzaamheden die dieper reiken dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag, tijdig advies<br />
wordt gevraagd aan de ROB. Er moet rekening worden gehouden met archeologisch<br />
onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens uitvoering. Aanbevolen wordt jaarlijks de geplande<br />
werkzaamheden in deze zone te bespreken met de ROB;<br />
• onverwachte vondsten (toevalsvondsten) bij de ROB (contactpersoon Eelco Rensink<br />
of Marjo Montforts ) en/of Stichting Studiegroep <strong>Leudal</strong> (contactpersoon Mien van<br />
Hoef) worden gemeld, zodat de vindplaats en de vondsten gedocumenteerd kunnen<br />
worden.<br />
Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> oude bouwlanden<br />
In de zone met hoge archeologische verwachting komen ook oude bouwlanden of<br />
enkeerdgronden <strong>voor</strong> (zie paragraaf 3.6). Ze liggen <strong>voor</strong>al aan de randen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, op<br />
de overgang naar de dorpen Heythuysen, Roggel, Haelen en Nunhem (figuur 3.11).Ze<br />
vertegenwoordigen een rijkdom aan landschappelijke, historisch-geografische, aardkundige,<br />
ecologische en archeologische waarden. Het bouwlanddek heeft een bijzonder goede<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
37
conserverende werking op de onderliggende, niet-zichtbare archeologische sporen die uit de<br />
prehistorie of daarna kunnen stammen.<br />
Bij <strong>het</strong> beheer van de oude bouwlanden moet rekening worden gehouden met zowel <strong>het</strong><br />
agrarische gebruik als <strong>het</strong> duurzaam behoud van de archeologische en landschappelijke<br />
waarden.<br />
Fig. 3.11: Oud bouwland, nu geëgaliseerd, langs de Roggelse Weg (Foto: ROB)<br />
Middelen die hier<strong>voor</strong> ingezet kunnen worden zijn bepaalde ploegmethoden en de keuze van<br />
gewassen en bemesting. Het is goed om bij de selectie van gewassen rekening te houden met<br />
een ploegdiepte van maximaal 30 cm onder <strong>het</strong> maaiveld, zijnde de bouw<strong>voor</strong>. Nog beter is<br />
<strong>het</strong> om een nog minder diepe ploegdiepte te kiezen, bij<strong>voor</strong>beeld gebruik te maken van de<br />
zgn. ecologische ploeg. Gewassen en bemestingskeuze zouden hierop kunnen worden<br />
afgestemd.<br />
Ook <strong>het</strong> zo min mogelijk braak laten liggen van <strong>het</strong> bouwland en meeploegen met de<br />
hoogtelijnen, kan positief werken t.a.v. de archeologische waarden. Het vermindert de<br />
egalisatie en erosie van <strong>het</strong> bouwland door wind en water.<br />
Aanbevolen wordt om de oorspronkelijke, mogelijk geheel of ten dele verdwenen,<br />
randbeplantingen (houtwallen) en <strong>het</strong> bijbehorende wegenstelsel te herstellen. Dit heeft zowel<br />
landschappelijk als archeologisch een positieve uitwerking. Hierdoor wordt niet alleen de<br />
herkenbaarheid en daardoor <strong>het</strong> behoud van de oude bouwlanden zelf vergroot, maar tevens<br />
de historische samenhang tussen de oude bouwlanden, de aangrenzende dorpen en de<br />
<strong>voor</strong>malige woeste gronden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met zijn beekdalen benadrukt. Dit verbetert de<br />
belevingswaarde van <strong>het</strong> gebied als geheel. Het aanbrengen van beplanting vermindert<br />
bovendien de kans op windverstuiving van <strong>het</strong> bouwland.<br />
Beheerrichtlijnen <strong>voor</strong> zone met middelmatige archeologische verwachting<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
38
Hierbinnen vallen de overige zones in de beekdalen en vennen die geen hoge archeologische<br />
verwachting hebben en de tussenliggende zones op de dekzandruggen. Voor deze zone geldt<br />
dat:<br />
• de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, d.w.z. dat graafwerkzaamheden die dieper<br />
reiken dan de huidige bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag worden vermeden;<br />
• gebruik van zwaar materieel op percelen waar microreliëf aanwezig is zoveel mogelijk<br />
wordt vermeden;<br />
• aanvoer of afvoer van bouw<strong>voor</strong>materiaal wordt vermeden;<br />
• bij werkzaamheden die dieper reiken dan de bouw<strong>voor</strong> of strooisellaag op percelen<br />
waar archeologische vindplaatsen liggen, tijdig advies wordt gevraagd aan de ROB.<br />
Er moet rekening worden gehouden met archeologisch onderzoek <strong>voor</strong>af of tijdens<br />
uitvoering. Aanbevolen wordt jaarlijks de geplande werkzaamheden in deze zone te<br />
bespreken met de ROB;<br />
• dat onverwachte vondsten (toevalsvondsten) bij de ROB (contactpersoon Eelco<br />
Rensink of Marjo Montforts ) en/of Heemkundekring <strong>Leudal</strong> (contactpersoon Mien<br />
van Hoef) worden gemeld, zodat de vindplaats en de vondsten gedocumenteerd<br />
kunnen worden.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
39
4 Historische geografie en bouwhistorie<br />
4.1 Historische Geografie en Bouwhistorie<br />
Vanaf de aanwezigheid van de mens in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (zie hoofdstuk 3) is <strong>het</strong> landschap in een<br />
steeds sterkere mate onderhevig geweest aan de invloed van de mens. Aanvankelijk was deze<br />
zeer beperkt (de mens als jager), maar na de omwenteling van jacht naar landbouw<br />
(Neolithicum vanaf circa 5000 <strong>voor</strong> Chr.) werd die invloed steeds groter. De behoefte aan<br />
akkerland leidde een ontginningsproces in dat in feite tot in de tweede helft van de 20 e eeuw<br />
heeft <strong>voor</strong>tgeduurd. Daarbij heeft zich afhankelijk van demografische ontwikkelingen (krimp<br />
en groei) een sterke afwisseling <strong>voor</strong>gedaan: perioden van ontbossing hebben zich<br />
afgewisseld met perioden waarbij bos zich weer op ruime schaal kon ontwikkelen. Zo heeft<br />
zich waarschijnlijk in <strong>het</strong> Neolithicum en Bronstijd een periode van bosontginning<br />
<strong>voor</strong>gedaan en in de daarop volgende Late IJzertijd juist bosontwikkeling en uitbreiding<br />
daarvan voltrokken.<br />
Erg bepalend <strong>voor</strong> de huidige verschijningsvorm van <strong>het</strong> gebied is de ontwikkeling in de Late<br />
Middeleeuwen vanaf de 13 e eeuw geweest. De vestiging in 2012 van klooster St.<br />
Elisabethsdal door Cisterciënzers (na 1430 bewoond door Augustijner kanunniken; figuur 4.1)<br />
heeft een<br />
Fig. 4.1 Oorspronkelijke toren van klooster St. Elisabethsdal (Foto R. Baeten)<br />
grote impuls gegeven aan de ontginning van <strong>het</strong> gebied. Naast <strong>het</strong> klooster werden er wind-<br />
en watermolens en boerderijen gesticht en werden er kastelen en kerken gebouwd. Talrijke<br />
kleine elementen getuigen van een rijke religieuze geschiedenis, zoals <strong>het</strong> vestigen van<br />
kapellen en veldkruizen. Ook <strong>het</strong> ontwikkelen van religieuze gewoonten (figuur 4.2), zoals<br />
processies en bedevaarten, behoort tot dit patroon.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
40
Fig. 4.2 Een verdwenen traditie:<br />
de Kroedwés, ter bescherming<br />
van huis en haard. (Uit Rondom<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg.2 nr. 5, 1977)<br />
Het landgebruik richtte zich <strong>voor</strong>al op de vruchtbare beekdalen (wei- en hooilanden), akkers<br />
op de aangrenzende hogere gronden en boomgaarden rond de watermolens en boerderijen die<br />
gebouwd werden op de overgang van beekdal naar hogere gronden (figuur 4.3).<br />
Fig. 4.3 Boerderij Nieuwenhof te Haelen (Foto: SBB)<br />
De landbouwkundige ontwikkeling wordt ook wel de potstal-economie genoemd. Het vee<br />
verbleef in de winterperiode in de stallen. De daarbij geproduceerde mest werd met zand en<br />
heideplaggen vermengd en als meststof in <strong>het</strong> <strong>voor</strong>jaar aangewend op de akkers. Daarbij<br />
ontwikkelde zich een specifiek bodemtype: <strong>het</strong> oude bouwland of enkeerdgrond (figuur 4.4).<br />
De oudste daarvan hebben door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tdurende ophogingsproces een karakteristiek<br />
bolvormig karakter.<br />
De ter beschikking staande oppervlakte heide bepaalde in hoge mate de oppervlakte<br />
bouwland. Door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tdurende plaggen verarmde de heide echter steeds meer, zodat zich<br />
in de tweede helft van de 19 e eeuw een landbouwcrisis begon te ontwikkelen. Door de<br />
uitvinding van de kunstmest kon deze echter bezworen worden.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
41
Fig. 4.4 Oud bouwland (enkeerdgrond) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> e.o. (Stiboka 1972)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
42
Enkeerdgronden<br />
Enkeerdgronden zijn gronden met een humushoudende bovengrond die dikker is dan 50<br />
centimeter. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bestaan ze uit zand (materiaal met minder dan 8% lutum).<br />
Vóór de invoering van de kunstmest werden de bouwlanden en ook een deel van de<br />
graslanden bemest met potstalmest. Deze mest bestond uit een mengsel van stalmest,<br />
huisafval, bosstrooisel, heideplaggen en dikwijls ook vrij veel zand. De eeuwenlange<br />
bemesting met dit materiaal heeft ertoe geleid dat de bouw- en graslanden geleidelijk<br />
werden opgehoogd en dat er dikke humushoudende bovengronden ontstonden.<br />
Afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de gebruikte mest en de duur van de<br />
ophoging vertoont <strong>het</strong> dek grote verschillen in kleur, dikte, humusgehalte en textuur.<br />
Er wordt onderscheid gemaakt in zwarte en bruine enkeerdgronden. Aangenomen wordt<br />
dat dit kleurverschil veroorzaakt wordt door de aard van <strong>het</strong> gebruikte materiaal in de<br />
potstal. De zwarte enkeerdgronden zouden zijn ontstaan door <strong>het</strong> gebruik van<br />
heideplaggen, de bruine enkeerdgronden door <strong>het</strong> gebruik van bosstrooisel (Stiboka<br />
1972).<br />
In natuurgebied <strong>Leudal</strong> komen enkeerdgronden slechts op enkele plaatsen <strong>voor</strong>:<br />
grofweg worden bruine enkeerdgronden gevonden in <strong>het</strong> gebied tussen St.-<br />
Elisabethsdreef en Roggel, de directe omgeving van de Kloosterhof, de zône<br />
bouwlanden tussen bos en bebouwde kommen van Haelen en Nunhem, en een smalle<br />
zone direct grenzend aan de noordelijke dalflank van de Haelensche Beek. Het<br />
overgrote deel van <strong>het</strong> natuurgebied bestaat uit kalkloze zandgronden en podzolen.<br />
Een zone met zwarte enkeerdgronden ligt direct aansluitend aan de noordzijde van <strong>het</strong><br />
gebied (ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg) en <strong>het</strong> landbouwgebied tussen ven de Budsjop<br />
en de bebouwde kom van Heythuysen.<br />
Uit de ligging van de enkeerdgronden kan geconcludeerd worden dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>al<br />
een ‘haal-landschap’ is geweest. Door de winning van heideplaggen, bosstrooisel,<br />
adelaarsvarens e.d. is <strong>het</strong> gebied door de eeuwen heen bodemkundig steeds verder<br />
verarmd.<br />
Het bos werd aanvankelijk <strong>voor</strong>al ontgonnen ten behoeve van de vorming van akkers. Echter,<br />
<strong>voor</strong> de bouw van huizen en andere gebouwen, maar ook in de vorm van geriefhout, was er<br />
een zekere mate van bos noodzakelijk. In veel gevallen bestond dit uit hakhout en<br />
waarschijnlijk in een aantal gevallen ook uit hakhout met overstaanders. Dat laatste was in<br />
ieder geval wél <strong>het</strong> gebruik in de 20 e eeuw, wat nog heel duidelijk aan <strong>het</strong> huidige bosbestand,<br />
<strong>voor</strong>al in de beekdalen, kan worden afgelezen.<br />
Daar waar <strong>het</strong> bos ontgonnen en ook niet in gebruik als akker was, ontwikkelde zich heide.<br />
Op de oudst bekende kaart van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ( toegeschreven aan Jacob van Deventer,<br />
opgemaakt tussen 1536-1545; figuur 4.5) valt te zien dat <strong>het</strong> grootste deel van <strong>het</strong> huidige<br />
natuurgebied in die tijd gekarakteriseerd werd als heide. Ongetwijfeld heeft deze heide ook<br />
dienst gedaan als weidegrond <strong>voor</strong> schaapskudden, hoewel daar in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nergens meer<br />
aanwijzingen <strong>voor</strong> worden gevonden. Het beroep van schaapsherder was evenwel bekend, wat<br />
blijkt uit de uit Nunhem afkomstige schaapsherder Antonius van Lier die zich later in West-<br />
Vlaanderen vestigde (zie Hanssen en Koppert in Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 23, nr. 91, 1998).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
43
Fig. 4.5 Kaart Jacob van Deventer 1536-1545<br />
In de opeenvolgende kaarten vanaf de 16 e eeuw is de bosontwikkeling in <strong>het</strong> landschap min of<br />
meer duidelijk af te lezen. De gemeentekaarten van 1865-1870 (figuren 4.6 en 4.7) geven<br />
daarbij een heel duidelijk beeld <strong>voor</strong> die tijd; daarna is <strong>het</strong> bosareaal alleen maar toegenomen.<br />
In de 18 e eeuw was er kennelijk sprake van een toenemende behoefte aan hout, want in die<br />
tijd doet zich een ontginning van heide ten behoeve van bosaanleg <strong>voor</strong>. Dat proces ging door<br />
in de 19 e en 20 e eeuw, waardoor thans nog slechts enkele kleine stukjes heide (ca. 5 hectare<br />
gezamenlijk) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kunnen worden gevonden (figuur 4.8).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
44
Fig. 4.6 Gemeentelijke Kaart Haelen 1865-1870 (Bron: www.atlas1868.nl)<br />
Fig. 4.7 Gemeentelijke Kaart Nunhem 1865-1870 (Bron: www.atlas1868.nl)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
45
Fig. 4.8 Grondgebruikskaart <strong>Leudal</strong> 2005 (Kaart SBB)<br />
Het uit dit gebruik ontstane landschap is in de vele toponiemen (figuur 4.9) die van <strong>het</strong> gebied<br />
bekend zijn, en waarvan vele nog steeds gebruikt worden, nog goed terug te vinden.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
46
Fig. 4.9 Toponiemenkaart <strong>Leudal</strong> (Lemaire 1973)<br />
Op de historische grondgebruikskaart (figuur 4.10) is te zien dat <strong>het</strong> bodemgebruik begin 19 e<br />
eeuw zich duidelijk had ontwikkeld in een duurzame zonering. Op de hogere zandgronden<br />
verder weg gelegen van bebouwing bevonden zich heide, bos en woeste grond. Op de hogere<br />
gronden dichterbij bebouwing was sprake van permanent akkergebruik (de ontwikkeling van<br />
oude bouwlanden), terwijl graslanden zich <strong>voor</strong>deden op de lagere en vochtigere bodems in<br />
de beekdalen, oude Maasmeanders en Maasvallei.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
47
Fig. 4.10 Historisch Bodemgebruik begin 19 e eeuw (POL 2001)<br />
In de Hoge Middeleeuwen heeft ook de stichting van kastelen, kloosters en boerderijen een<br />
grote vlucht genomen. Kastelen werden op strategische en vaak moeilijk toegankelijke<br />
plaatsen gebouwd (Aldenghoor in moerasgebied; Horn langs de Maas; Waerenberg op<br />
kruising van weg en beek, et cetera). Boerderijen werden vanwege <strong>het</strong> gemengde karakter<br />
juist daar gebouwd waar men niet te ver van de te beheren gronden af was: op de overgangen<br />
van hogere gronden naar beek- of rivierdal. Alle nog bestaande boerderijen, waarvan de<br />
vestiging tot in de Hoge Middeleeuwen teruggaat, liggen op dergelijke plaatsen. Het vee werd<br />
geweid op de vochtige gronden, die ook als hooiland in gebruik waren. De akkers waren juist<br />
hoog en droog gesitueerd op de hogere zandgronden. Rondom de boerderijen werden <strong>voor</strong>ts<br />
boomgaarden en groentetuinen aangelegd. Watermolens werden logischerwijs gevestigd langs<br />
de beken, terwijl windmolens juist op relatief hoog gelegen plaatsen werden gebouwd .<br />
Dit basispatroon van de bebouwing is in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nog altijd terug te vinden, ook al is <strong>het</strong> op<br />
veel plaatsen verstoord door moderne ontwikkelingen, waarbij minder afhankelijkheid van de<br />
natuurlijke eigenschappen van <strong>het</strong> landschap bestaat.<br />
Tenslotte is als uitkomst van dit proces ook de nog aanwezige open ruimte in <strong>het</strong><br />
(natuur-)gebied zelf sterk afgenomen ten gunste van bosaanleg. Daarmee is <strong>het</strong> contrast in de<br />
beleving van de open ruimte in <strong>het</strong> natuurgebied en daarbuiten erg groot geworden (figuur<br />
4.11).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
48
Fig. 4.11 Verdeling van de open ruimte in en rond <strong>het</strong> natuurgebied anno 2005<br />
(Kaart SBB)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
49
4.2 De historisch-geografische en bouwhistorische elementen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
De beschrijving van de diverse nog in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> bestaande historisch-geografische en<br />
bouwhistorische elementen is gemaakt aan de hand van de volgende indeling:<br />
• Elementen die met <strong>het</strong> landgebruik samenhangen<br />
• Elementen die met de infrastructuur samenhangen<br />
• Elementen die met de religie samenhangen<br />
• Elementen die met bestuurlijke macht en rechtspraak samenhangen<br />
• Elementen die met militaire macht samenhangen<br />
• Elementen die met de jongste geschiedenis samenhangen<br />
Elementen die met <strong>het</strong> landgebruik samenhangen<br />
De geschiedenis is nog ten dele te lezen in <strong>het</strong> huidige landschap. De nog resterende<br />
heideterreintjes, waarvan de grootste nabij de Kloosterhof is gelegen, maar <strong>voor</strong>al de vele<br />
bossen met Grove Den, die zich <strong>voor</strong>doen als eenvormige bosstructuren, zijn de gevolgen van<br />
ontbossing, respectievelijk bebossing in de afgelopen 1000 jaar. Momenteel is daarbij de<br />
verhouding tussen open (cultuurland, heide) en gesloten (bos) vrij constant. De randlengte<br />
gesloten/open kan beschouwd worden als een belangrijke, meetbare karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
kleinschalige cultuurlandschap (zie ook figuur 4.11).<br />
Fig. 4.12 Voormalig eikenhakhoutbos (Foto: SBB)<br />
Ook <strong>het</strong> hakhoutgebruik (figuur 4.12) door de eeuwen heen is nog op vele plaatsen in <strong>het</strong> bos<br />
te herkennen. Voormalige hakhoutbosjes zijn <strong>voor</strong>al te herkennen aan de meerstammige<br />
stobben. In de beekdalen komen fraaie opstanden <strong>voor</strong> van <strong>voor</strong>malig hakhout met<br />
overstaanders. Deze overstaanders werden bij <strong>het</strong> periodiek afzetten van <strong>het</strong> hakhout gespaard<br />
(spaartelgen) en konden zich ontwikkelen tot dikke bomen, waar <strong>het</strong> zwaardere hout <strong>voor</strong> de<br />
bouw van schuren, woningen en molens kon dienen. Het hakhout zelf diende <strong>voor</strong> de levering<br />
van geriefhout (stelen, bonenstaken, etc.) en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stoken van kachels en ovens.<br />
Een specifiek onderdeel van de bebossinggeschiedenis is <strong>het</strong> Sterrebos, bekend van tenminste<br />
vier plaatsen in en rond <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Verondersteld wordt dat bij de bosaanplant een<br />
stervormige structuur van de bospaden <strong>het</strong> uitslepen van gekapt hout naar een centrale<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
50
verzamelplaats vergemakkelijkte. Vanaf deze centrale plek kon <strong>het</strong> hout verder eenvoudig<br />
opgeladen en afgevoerd worden uit <strong>het</strong> bosgebied.<br />
Met <strong>het</strong> landgebruik hangt ook samen de ligging van de meeste oude boerderijen in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong>. Ze waren gevestigd op de overgangen van beekdalen naar hogere, drogere gronden,<br />
van waaruit de verdere ontginning van <strong>het</strong> gebied plaatsvond. De oogstbare akkergewassen<br />
werden op de hogere gronden geteeld, daar waar weide en hooiland zich juist in de beekdalen<br />
bevonden, waar ze een meestal jaarlijkse natuurlijke bemesting als gevolg van slibafzetting bij<br />
overstromingen in <strong>het</strong> winterhalfjaar ondergingen.<br />
Een specifiek onderdeel van de boerenhofsteden vormden de bakhuisjes, waarin brood en<br />
vlaai gebakken werd. Ze liggen vanwege <strong>het</strong> risico <strong>voor</strong> brandgevaar los van de boerderij.<br />
Bakhuisjes komen onder andere <strong>voor</strong> bij de Kloosterhoeve (figuur 4.13), Houterhoeve en<br />
Zelsterhoeve.<br />
Fig. 4.13 Bakhuisje Kloosterhof (Foto: SBB)<br />
Rond de boerderijen kwamen <strong>voor</strong>ts moestuinen en boomgaarden <strong>voor</strong>. Karakteristieke<br />
moestuinen zijn in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet meer aanwezig. Alleen bij de St.-Ursulamolen staan nog<br />
enkele hoogstamfruitbomen in een onvolledig boomgaardverband.<br />
Maar ook de watermolens (figuur 4.14) maakten een fundamenteel onderdeel uit van de<br />
vroegere landbouweconomie. Voor <strong>het</strong> malen van graan, de winning van olie of <strong>het</strong> pletten<br />
van laken waren ze onmisbaar. Per circa 150 hectare cultuurgrond maakte tenminste 1 water-<br />
of windmolen deel uit van een dergelijke kleinschalige economische eenheid. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
zelf kwamen geen windmolens <strong>voor</strong>, maar wel in de omliggende dorpen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
51
Fig. 4.14 St. Ursulamolen (Foto: SBB)<br />
Bij de watermolens hoorden molentakken, die bedoeld waren om bij piekafvoeren <strong>het</strong><br />
overtollige water op een veilige wijze om de molen heen te laten lopen. De molentak diende<br />
tevens <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheren van een zo vast mogelijk stuwpeil ten behoeve van <strong>het</strong> laten draaien<br />
van <strong>het</strong> molenrad. Doorgaans bevinden zich bij de molen of molentak ook één of enkele<br />
bruggetjes. De molentakken zijn thans aangepast als barrièrevrije visoptrek<strong>voor</strong>zieningen.<br />
In combinatie met een watermolen en molentak, was er de mogelijkheid om <strong>het</strong> gestuwde<br />
water ook te gebruiken in de vorm van vloeiwater in een vloeiweide. Het is zeer<br />
waarschijnlijk dat zo’n vloeiweidesysteem zich stroomafwaarts van St.-Elizabethshof heeft<br />
bevonden. Een verwijzing in <strong>het</strong> Grootboek der Limburgse Watermolens (Rijksarchief) komt<br />
een verwijzing <strong>voor</strong> naar een vloeiweide nabij de St.-Elizabethsmolen (mond. med. H. de<br />
Mars). Het gebied stroomafwaarts van de molen kan, gezien de structuur en vorm van de<br />
greppels ter plaatse, inderdaad een vloeiweide zijn geweest. Nader historisch onderzoek is<br />
nodig om dit te kunnen bevestigen. Ook wordt wel verondersteld dat er ter hoogte van de<br />
Weierse Brug (waar in de middeleeuwen een watermolen heeft gestaan) mogelijk sprake was<br />
van een vloeiweide (wier = land dat overstroomt). Het is echter waarschijnlijker dat hier een<br />
weier (vijver) heeft gelegen, gezien de naam en de structuur van <strong>het</strong> beekdal ter plekke.<br />
Voor de bescherming van de gewassen en vee werden hout- en wildwallen opgericht. In <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> zijn ze nog op enkele plaatsen te vinden, met de hoogste concentratie in <strong>het</strong> gebied<br />
nabij de Budsjop. Tussen Lange Pad en Zelsterbeek westelijk van de Graoveberg worden op<br />
de kaart van 1780 enkele (hout-)wallen aangegeven. Onduidelijk is wat de betekenis en <strong>het</strong><br />
doel daarvan geweest kan zijn. Thans is van deze wallen niets meer terug te vinden.<br />
In de meeste gevallen raakten de houtwallen aan <strong>het</strong> zicht onttrokken door bosaanleg en lijden<br />
ze nu een wat verkommerd bestaan door verruiging en overwoekering met <strong>voor</strong>al bramen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
52
Lanen en singels hingen ook gedeeltelijk samen met <strong>het</strong> grondgebruik. Als visuele elementen<br />
dienden ze onder andere ter afscheiding en markering van eigendommen. Daarnaast dienden<br />
ze ter verfraaiing van <strong>het</strong> landschap, maar <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>het</strong> welzijn van reizigers, ten minste als<br />
<strong>het</strong> de doorgaande wegen betrof. Ook zijn sommige lanen of singels aangelegd als<br />
brandsingel tijdens de bebossingfase. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn lanen of restanten daarvan in <strong>het</strong> hele<br />
gebied te vinden, maar de meest opvallende komen <strong>voor</strong> in <strong>het</strong> gebied waar Roggelse Weg en<br />
St.-Elizabetshdreef/Lange Pad elkaar kruisen.<br />
Weidepoelen dienden ter veedrenking. Alleen de Duvelskoel nabij de Speckerbrug is nog<br />
authentiek en wordt in legenden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> genoemd. Alle andere weidepoelen in <strong>het</strong><br />
gebied zijn aangelegd in de laatste 20 jaar ter bevordering van amfibieënpopulaties<br />
(paddenpoelen).<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt ook een aantal speciale bomen aangetroffen. Doorgaans betreft <strong>het</strong><br />
solitaire of kleine groepjes bomen. De bomen kunnen een betekenis hebben als<br />
herdenkingsboom, scheiboom, markeringsboom, nutsboom, etc. Van de meeste bomen is de<br />
betekenis niet meer te achterhalen.<br />
Hoewel nog vrij recent aangelegd, zijn ook enkele afwateringsstelsels in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
inmiddels cultuurhistorie geworden. Ze vallen in <strong>het</strong> bosgebied op als diepe, droge sloten,<br />
waarvan de oevers vol staan met varens en andere planten. De afwateringsstelsels maakten<br />
<strong>het</strong> mogelijk om, na de kanalisering van de beken, nabij gelegen natte cultuurgronden te<br />
ontwateren. Dit gold <strong>voor</strong> de Euldert, <strong>het</strong> Langven en de Budsjop.<br />
Een specifieke vorm van ontwatering vormden de rabatten in <strong>het</strong> bosbeheer. Door de aanleg<br />
van een begreppeling, waarbij met de vrijgekomen grond <strong>het</strong> tussenliggende stuk grond iets<br />
werd opgehoogd, werden minder natte omstandigheden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bosbeheer gecreëerd. Mooie<br />
rabattenstelsels zijn op verschillende plaatsen te zien .<br />
Een interessant gevolg van eeuwenlang grondgebruik is <strong>het</strong> ontstaan van plaggendekken of<br />
oude bouwlanden geweest (zie hoofdstuk 4.1). Een mooi en karakteristiek stuk oud bouwland<br />
is te zien in <strong>het</strong> landbouwgebied ten noorden van de <strong>Leudal</strong>weg.<br />
Tenslotte is ook de vestiging van landgoed De Bedelaar een bijzonderheid in de ontwikkeling<br />
en <strong>het</strong> landgebruik van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Het landgoed De Bedelaar werd tot midden 1940 bewoond<br />
door Prof. Dr. Eugène Dubois (figuur 4.15). Het werd door<br />
hem aangekocht in <strong>het</strong> begin van de 20e eeuw en had een<br />
oppervlakte van 38 ha. In die tijd bestond <strong>het</strong> uit een<br />
tamelijk open heidelandschap met twee voedselarme<br />
vennen. Dubois heeft dit door allerlei werkzaamheden<br />
veranderd in een dicht bosgebied, waarin een<br />
landhuis <strong>voor</strong>komt en een voedselrijk ven,<br />
genaamd De Bedelaar. Hierover bestaat een legende.<br />
Dubois had de bedoeling van zijn landgoed<br />
een “natuurpark” te maken. Hij trachtte dit te bereiken<br />
door Naturnahe Waldbau na te streven, maar plantte<br />
evengoed veel vreemde bomen, waaronder exotische<br />
soorten.<br />
Figuur 4.15 Eugene Dubois (Uit: Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Lemaire 1977)<br />
Ook legde hij een vogelbosje aan. Hij verlaagde <strong>het</strong> peil van <strong>het</strong> grote ven met 1 meter,<br />
waardoor <strong>het</strong> andere ven, de Kleine Bedelaar, droog viel.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
53
Dubois experimenteerde met een vleermuistoren naar Amerikaans <strong>voor</strong>beeld; een replica staat<br />
bij <strong>het</strong> landhuis. Tevens liet hij een uilen- tevens vleermuistoren bouwen, een bouwwerk, dat<br />
<strong>voor</strong> zover bekend, uniek in de wereld is. Als antropoloog werd Dubois bekend door de door<br />
hem opgezette expeditie in Indonesië, waarbij restanten van de Pitecanthropus erectus<br />
werden gevonden.<br />
Elementen die met de infrastructuur samenhangen<br />
Omdat de mens zich doorgaans via vaste verbindingsroutes door <strong>het</strong> landschap verplaatste,<br />
waarschijnlijk al vanaf de eerste bewoningsperioden, kan een aantal wegen en paden in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> al een eeuwenlang gebruik kennen. In een enkel geval is <strong>het</strong> aannemelijk dat <strong>het</strong><br />
gebruik van zo’n route duizenden jaren oud kan zijn (Lange Pad).<br />
Voor <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden op oude kaarten (onder andere Tranchot) wegen en paden afgebeeld,<br />
die ook thans nog als zodanig in gebruik zijn. Er is ook een aantal verdwenen. Historische<br />
wegen die tenminste twee eeuwen al in gebruik zijn, komen veel <strong>voor</strong>. Het zal niet verbazen<br />
dat hier tenminste ook de verbindingsroutes tussen de verschillende dorpen, buurtschappen en<br />
boerderijen in <strong>het</strong> gebied, toe behoren. De belangrijkste zijn:<br />
Het Lange Pad tussen Neer, via Kinkhoven naar Heythuysen, twee routes vanuit Nunhem via<br />
Leumolen en Zelsterbrug naar Roggel, de Roggelseweg tussen Haelen en Roggel, de route<br />
van Haelen via Speckerbrug naar Heythuysen (deze splitst zich aan de noordzijde van de brug<br />
in twee takken), en de route vanaf Houterhof via Starrenbosch en Langeven naar Heythuysen.<br />
Ook is van belang de route die vanaf de Weierse Brug loopt door <strong>het</strong> gebied tussen St.<br />
Elisabethsdreef en Zelsterbeek en bekend staat als “de grote weg van Weert naar Venlo”.<br />
Tenslotte is op de kaart ook nog een aantal andere wegen aangegeven, vermoedelijk<br />
boswegen en routes waarlangs vee (koeien en schapen) werd gedreven. Dit kunnen ook<br />
schapendriften zijn geweest, hoewel hier<strong>voor</strong> geen aanwijzingen bestaan.<br />
Fig. 4.16 Zelsterbrug of Schaapsbrug (Foto: ROB)<br />
Om beken over te steken maakte men gebruik van een brug of een <strong>voor</strong>de. Oudere bruggen<br />
zijn bekend over de Zelsterbeek (Zelsterbrug of Schaapsbrug; figuur 4.16, Weierse brug, brug<br />
Graoveberg), de Leubeek (hoeve Crijns, Speckerbrug, St.-Elisabethsmolen, Koebrug, St.-<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
54
Ursulamolen, voetbrug Litsberg) en de Haelensche Beek (Houterhof, Overhaelen, Haelen en<br />
Nunhem). In de perioden <strong>voor</strong> de aanleg van zo’n brug, maar ook nog lang daarna, werd<br />
gebruik gemaakt van een <strong>voor</strong>de, een ondiepe doorwaadbare plaats. Locaties van <strong>voor</strong>den<br />
kunnen worden afgeleid van historische kaarten, bij<strong>voor</strong>beeld bij de Zelsterbeek en de<br />
Speckerbrug.<br />
Op de overgang naar de beekdalen ontstonden <strong>voor</strong>ts als gevolg van eeuwenlang gebruik<br />
holle wegen. De terrasrand die gepasseerd moest worden, sleet uit en de weg kwam verdiept<br />
te liggen. Op een reeks van plaatsen kan men holle wegen herkennen. De grootste en<br />
markantste concentratie wordt gevonden aan de zuidkant van de Zelsterbrug, waar holle<br />
wegen die afkomstig zijn uit diverse richtingen (St.-Servaes, Nunhem, St.- Ursulamolen,<br />
Haelen, klooster St.-Elisabeth) samenkomen <strong>voor</strong> de oversteekplaats bij de brug.<br />
Elementen die met de religie samenhangen<br />
Het is niet zo vanzelfsprekend dat er in een natuurgebied cultuurhistorische elementen<br />
<strong>voor</strong>komen die samenhangen met de religieuze geschiedenis. Toch zijn ze er ook in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong>. Het betreft wegkruizen en kapellen.<br />
Wegkruizen zijn wellicht <strong>voor</strong>al een typisch Limburgs verschijnsel. Ze werden opgericht als<br />
herinnering aan een gebeurtenis, zoals moord en doodslag, uit dankbaarheid, als element van<br />
bescherming tegen kwade invloeden, zoals slecht weer, of gewoon uit religiositeit. Hoewel er<br />
in de omgeving vrij veel veldkruizen worden aangetroffen, komen er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zelf slechts<br />
twee wegkruizen <strong>voor</strong>, waaronder <strong>het</strong> moordkruis aan de Speckerweg (figuur 4.17). Dit kruis<br />
herinnert aan de gewelddadige dood van Petronella Theunissen, getuige <strong>het</strong> opschrift:<br />
Petronella Theunissen heeft hier gegeven haar jeugdig leven,<br />
Voor haar eer, ter wille van den Heer. 2 juni 1918.<br />
Fig. 4.17 Moordkruis Speckerweg (Foto: SBB)<br />
Ze werd vermoord, op weg vanaf de Speckerhoeve, waar zij werkte, naar de kermis in Haelen.<br />
Ook kapellen worden in <strong>het</strong> feitelijke <strong>Leudal</strong> niet aangetroffen. Wel aan de randen ervan en in<br />
de dorpen. Bekend is de St.-Servaeskapel te Nunhem (figuur 4.18). De locatie is<br />
waarschijnlijk zeer oud, de huidige kapel is echter van recentere datum (20 e eeuw). Het<br />
opschrift bij de put luidt:<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
55
Hier doopte Sint Servaes in donk’ren heidennacht,<br />
En heeft met Christus eer ons volk <strong>het</strong> heil gebracht.<br />
Sinds wordt hij vroom vereerd door ’t dankbaar nageslacht,<br />
Dat herwaarts komt en bidt, vertrouwend op zijn macht,<br />
Dat drinkt aan de oude bron en heengaat rijk bedacht,<br />
Met schat van zegening en frisse zielekracht.<br />
Van groot belang is de jaarlijkse St.-Servaesprocessie. Deze processie wordt ieder jaar in<br />
Nunhem gehouden op de eerste zondag na de eerste Heilige Communie. Zij is <strong>voor</strong>al beroemd<br />
vanwege <strong>het</strong> prachtige bloementapijt (figuur 4.19) dat hier door de Nunhemse schooljeugd<br />
wordt aangelegd. De St.-Servaesprocessie kent een zeer oude traditie, die teruggaat tot in de<br />
Middeleeuwen.<br />
Hoewel veldprocessies vroeger wel werden gehouden, behoren deze thans tot <strong>het</strong> verleden.<br />
Fig. 4.18 St.Servatiuskapel Fig. 4.19 Bloementapijt Fig. 4.20 Pesthuisje<br />
(Foto: SBB) (Foto: SBB) (Foto: R. Baeten)<br />
Natuurlijk is ook <strong>het</strong> klooster St.-Elisabethsdal een belangrijk gebouw dat samenhangt met de<br />
religieuze geschiedenis (zie ook bijlage 2). Het klooster werd in 1211 gesticht door Dirk van<br />
Altena uit dankbaarheid <strong>voor</strong> genezing van een ziekte tijdens een pelgrimage naar Santiago de<br />
Compostella. Van <strong>het</strong> oorspronkelijke klooster resteert nog een hoektoren. Van groot belang<br />
is ook <strong>het</strong> 18 e -eeuwse Pesthuisje (figuur 4.20). In dit gebouwtje werden lijders aan<br />
besmettelijke ziekten afgezonderd, zodat ze hun omgeving niet konden besmetten.<br />
Elementen die met de bestuurlijke macht en rechtspraak samenhangen<br />
Er zijn geen elementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> die samenhangen met de uitoefening van<br />
bestuurlijke macht. Ook elementen van juridische macht zijn niet bekend. De dichtstbijzijnde<br />
executieplaats <strong>voor</strong> ter dood veroordeelden is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>malige Galgenveld tussen Haelen en<br />
Horn.<br />
Elementen die met de militaire macht samenhangen<br />
Militaire bouwwerken worden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet aangetroffen. Ten noorden van Nunhem<br />
bevindt zich evenwel een gebouwtje dat als munitieopslagplaats werd gebouwd in WO-II<br />
door de Duitse bezetters.<br />
Van de Graoveberg wordt verondersteld, dat dit een Abschnittsmotte kan zijn geweest. Er zijn<br />
echter geen bekende documenten die hiernaar verwijzen. Archiefonderzoek kan wellicht<br />
helderheid verschaffen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
56
Elementen die met de jongere geschiedenis samenhangen<br />
Bij de Weierse brug is een monument geplaatst dat herinnert aan de gewelddadige dood van<br />
enkele Roggelse mannen tijdens WO-II.<br />
Bij Streekmuseum St.-Elisabethshof is in 2002 een monument geplaatst ter herinnering aan de<br />
geallieerde en Duitse vliegeniers die tijdens WO-II in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied zijn omgekomen .<br />
Bij St. Servaes staat een fraai beeldje van St. Servatius.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
57
4.3 Waardering historisch-geografische en bouwhistorische elementen<br />
Om tot een waardering van <strong>het</strong> cultuurhistorische van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te komen, is eerst een<br />
inventarisatie gemaakt. De resultaten van deze inventarisatie zijn in de vorm van een<br />
catalogus van cultuurhistorische elementen bijeengebracht (zie pagina .....).<br />
Voor de waardering van <strong>het</strong> historisch geografische erfgoed volgen wij Renes (1999). Renes<br />
gaat in zijn benadering van de waardering uit van de informatiewaarde, die <strong>het</strong><br />
cultuurhistorische erfgoed in <strong>het</strong> landschap biedt. De volgende criteria zijn gehanteerd (zie<br />
Renes 1999, pagina 448 e.v.):<br />
- Zeldzaamheid binnen Noord- en Midden-Limburg (Znml)<br />
Definitie: Een object is zeer zeldzaam genoemd als er op dit moment binnen <strong>het</strong><br />
onderzoeksgebied (Noord- en Midden-Limburg) nog maar enkele exemplaren<br />
aanwezig zijn.<br />
Legenda: 2=zeer zeldzaam, 1=matig zeldzaam, 0=niet zeldzaam<br />
- Zeldzaamheid binnen Nederland (Zned)<br />
Definitie: Een object is zeer zeldzaam genoemd als er op dit moment in heel<br />
Nederland nog maar enkele exemplaren aanwezig zijn.<br />
Legenda: 2=zeer zeldzaam, 1=matig zeldzaam, 0=niet zeldzaam<br />
- Kenmerkendheid (Ken)<br />
Definitie: Een object is kenmerkend genoemd als een belangrijk deel van de<br />
Nederlandse exemplaren van een bepaald type object binnen <strong>het</strong> onderzoeksgebied<br />
ligt.<br />
Legenda: 2=zeer kenmerkend, 1=matig kenmerkend, 0=niet kenmerkend.<br />
- Samenhang met de fysisch-geografische gesteldheid (Sfg)<br />
Legenda: 2=ligging bepaald door fysisch-geografische gesteldheid, 1= ligging<br />
beïnvloed door fysisch-geografische gesteldheid, 0= ligging grotendeels onafhankelijk<br />
van fysisch-geografische gesteldheid.<br />
- Samenhang met andere objecten (in de nabijheid) (Sae)<br />
Legenda: 2= object onbegrijpelijk zonder inzicht in samenhang met andere objecten<br />
(ook: grotere structuren die een aantal samenhangende objecten omvatten), 1=object<br />
vertoont samenhang met andere objecten, 0=object vertoont niet of nauwelijks<br />
samenhang met andere objecten<br />
- Gaafheid (Gh)<br />
Legenda: 2=object is nog goed herkenbaar en kan nog functioneren, 1=object is niet<br />
meer compleet aanwezig, maar nog wel herkenbaar, 0= object is niet of nauwelijks<br />
meer herkenbaar.<br />
De objecten zijn vervolgens een <strong>voor</strong> een volgens deze criteria beoordeeld, waarbij de<br />
waardering <strong>voor</strong> een groot deel reeds in Renes(1999, pagina 463-464) in tabelvorm is<br />
weergegeven. Het totaal van de puntentelling (de waardering) kan als uitgangspunt worden<br />
genomen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> behoud en eventueel <strong>het</strong> herstel en/of de ontwikkeling van <strong>het</strong> erfgoed.<br />
(Tabel 4.1; niet-cursief = cf. Renes 1999; cursief: waardering volgens Ph. Bossenbroek).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
58
Als gevolg van de weging middels diverse criteria is nu een zekere rangorde ontstaan die<br />
mede bepalend kan zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> maken van keuzes, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> investeren in<br />
herstel- of ontwikkelprogramma’s, dan wel <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opnemen van bepaalde elementen in<br />
reguliere beheersschema’s.<br />
De waardering op zich mag naar de opvatting van de auteurs nooit gebruikt worden om de<br />
verwaarlozing of vernietiging van een element mee te motiveren. Als er immers geen<br />
beperkingen zouden zijn in beleid en beheer, dan zouden er ook nauwelijks beperkingen zijn<br />
t.a.v. beheer en onderhoud van de besproken fenomenen. In <strong>het</strong> landschap hangt al gauw alles<br />
met elkaar samen, en dan maken de minder belangrijke onderdelen evengoed deel uit van <strong>het</strong><br />
positief beoordeelde ensemble, als de juist hoog gewaardeerde fenomenen. Juist door <strong>het</strong><br />
benadrukken van deze ensemblewaarde wordt <strong>voor</strong>komen dat belangrijke objecten als<br />
cultuurhistorische pareltjes op een eilandje in een cultuurhistorische arme woestenij komen te<br />
liggen en daarmee de samenhang met hun omgeving verliezen.<br />
De waardering is derhalve slechts een hulpmiddel om bij beperkte beschikbaarheid van<br />
beleid- en beheersmiddelen een verantwoorde keuze te kunnen maken.<br />
Tabel 4.1 Waarderingstabel historische geografie en historische bouwkunde<br />
Object Znml Zned Ken Sfg Sae Gh Totaal<br />
Landbouw<br />
Verkavelings- en ontginningssporen:<br />
Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />
0 0 0 2 2 2 6<br />
houtwal of houtrand<br />
Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />
steilrand<br />
0 0 0 2 2 1 5<br />
Oude akkergrens, nog herkenbaar als<br />
perceelsgrens of weg<br />
0 0 0 2 2 1 5<br />
Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen,<br />
Lindebomen, andere bijzondere solitaire<br />
bomen<br />
Resten van oude bodemgebruiksvormen:<br />
0 0 0 0 1 2 3<br />
Oud bouwland met opgebracht dek<br />
(plaggendek, bouwlanddek)<br />
0 0 0 2 2 1-2 5-6<br />
Oud bos 1 1 0 1 0 1-2 4-5<br />
Hakhout met overstaanders 1 1 0 2 0 1-2 5-6<br />
Hakhoutbos 0 0 0 1 0 1 2<br />
Heide 0 0 0 1 1 2 4<br />
Agrarische nederzettingen: markt/plaatse 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />
Hoogstamboomgaard 0 0 0 1 2 1 4<br />
Boerderij ouder dan 1806 0 0 1 2 2 2 7<br />
Bakhuis ouder dan 1806 0 1 1 2 2 2 8<br />
Veranderingen in de verkaveling: gebied<br />
met sinds 1830 weinig veranderd<br />
verkavelingspatroon<br />
Politiek/juridisch<br />
0 0 0 0 2 2 4<br />
Grenssloot 2 0 0 1 1 1-2 5-6<br />
Andere grens ca. 1865, nog herkenbaar in<br />
<strong>het</strong> terrein<br />
Militair<br />
0 0 0 1 1 1-2 3-4<br />
Motte (kasteelberg) 2 1 1 1 1 1-2 7-8<br />
Munitieopslagplaats<br />
Verkeer/vervoer<br />
1 0 0 0 0 1 2<br />
Andere dan Romeinse weg, ouder dan<br />
1806<br />
0 0 0 1 1 1-2 3-4<br />
Weg uit periode 1806-1890 0 0 0 0 1 1-2 2-3<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
59
Veedrift 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />
Belangrijke doorgaande weg 0 0 0 0 1 1-2 2-3<br />
Laan 1 0 0 0 2 1-2 3-4<br />
Singels, bomenrijen 0 0 0 0 1 2 3<br />
Brug op locatie ouder dan 1806 0 0 0 2 2 0 4<br />
Brug ouder dan 1806 1 0 1 2 2 2 8<br />
Holle weg 1 0 1 2 2 2 8<br />
Voorde 2 1 1 2 2 0 8<br />
Waterstaat<br />
Gegraven waterloop 1 0 0 0 1 1-2 3-5<br />
Afwateringsstelsel 1 0 0 1 0 2 4<br />
Poelen 0 0 1 2 0 1 4<br />
Weier 2 1 1 2 1 0 7<br />
Rabatten 0 0 0 1 0 1 2<br />
Vloeiweide 2 1 1 2 2 1 9<br />
Delfstoffenwinning<br />
Zandgroeve 0 0 0 2 0 0 2<br />
Nijverheid<br />
Watermolen, nog aanwezig 0 0 0 2 2 2 6<br />
Watermolen, nog resten over 0 0 0 2 2 1 5<br />
Molentak 0 0 0 2 2 2 6<br />
Windmolen, nog aanwezig 0 0 0 0 1 2 3<br />
Windmo len, nog resten over 0 0 0 0 1 1 2<br />
Wonen<br />
Kasteel of omgracht huis 0 0 0 1 2 1-2 4-5<br />
Landgoed 1 0 0 0 2 2 5<br />
Religie<br />
Klooster (<strong>voor</strong> 1800) 0 1 0 0 2 1-2 4-5<br />
Bijzondere kapel 1 1 1 0 2 1-2 6-7<br />
Weg- of veldkruis 0 0 1 0 2 1-2 4-5<br />
Processie 2 1 1 0 1 2 7<br />
Recreatie<br />
Tuin, park 1 0 0 0 1 1-2 3-4<br />
Sterrebos 1 0 0 0 0 1 2<br />
Verdwenen elementen<br />
Verdwenen kasteel of omgracht huis 0 0 0 1 2 0 3<br />
Verdwenen windmolen 0 0 0 1 1 0 2<br />
Verdwenen watermolen 0 0 0 2 2 0 4<br />
Verdwenen schaapsk ooi 0 0 0 1 1 0 2<br />
Verdwenen boerderij 0 0 0 0 1 0 1<br />
Overige objecten<br />
Monument WO-II 0 0 0 0 1 2 3<br />
Monument 20 e eeuw 1 0 0 0 1 2 4<br />
Monument 21 e eeuw 0 0 0 0 1 2 3<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
60
4.4 Beheer van cultuurhistorische elementen<br />
De keuze <strong>voor</strong> de erfgoedstrategie (zie hoofdstuk 2) heeft nadrukkelijk consequenties <strong>voor</strong><br />
inrichting, beheer en onderhoud door Staatsbosbeheer in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
In tabel 4.2 wordt per cultuurhistorisch aspect aangegeven welke beheersmaatregelen<br />
relevant zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> herstel, behoud en beheer daarvan.<br />
Tabel 4.2 Beheersmaatregelen cultuurhistorie <strong>Leudal</strong><br />
Cultuurhistorisch aspect Maatregelen<br />
Afwisseling open- Geen verdere bebossing.<br />
gesloten<br />
Handhaving open ruimte (cf. kaart pagina …)<br />
Grafheuvels Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De 4 grafheuvels nabij de<br />
Budsjop zijn gerestaureerd (zie ook Uitwerkingsplan<br />
Staatsbosbeheer 2002-2012). In stand houden.<br />
De grafheuvels in <strong>het</strong> Groot Vinkenbos worden niet gerestaureerd;<br />
er vindt passief beheer m.b.t. instandhouding locatie plaats.<br />
Grafveld/Urnenveld Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De bodemopbouw ter plekke<br />
blijft ongeroerd.<br />
Vuursteenvindplaatsen Zie beheersadvies paragraaf 3.7. De bodemopbouw ter plekke<br />
blijft ongeroerd.<br />
Motte Graoveberg Zie beheersadvies paragraaf 3.7. Geen eigendom SBB.<br />
De motte wordt beschermd tegen overbetreding en vernieling door<br />
graverij. Van belang is <strong>voor</strong>al de kenmerkende begroeiing met<br />
Grote Veldbies te herstellen, door <strong>het</strong> afdekken van de helling met<br />
takken van braam of andere stekelstruiken. Een paadje naar en van<br />
de top is mogelijk een goed middel om betreding van de hellingen<br />
te verminderen.<br />
Boerderijen In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />
Bakhuisjes In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />
Watermolen In stand houden d.m.v. gebruiksfuncties.<br />
Molentakken In stand houden als ecologisch water met een visoptrekfunctie;<br />
dichtgroeien <strong>voor</strong>komen.<br />
Hoogstamboomgaard Restaureren tot volwaardige boomgaard. Oude lokale of regionale<br />
rassen gebruiken. Regelmatig onderhoud d.m.v. snoeien.<br />
Bescherming tegen grote grazers.<br />
Houtwallen Het houtwalcomplex bij de Budsjop wordt als onderdeel van<br />
sterlocatie 5 hersteld. Verruiging wordt tegengegaan. 1 x / 5-10<br />
jaar afzetten.<br />
Lanen, singels, De kruising St.Elisabethsdreef en Roggelse Weg is <strong>het</strong> meest<br />
bomenrijen<br />
markante punt <strong>voor</strong> herstel en behoud van laanstructuren. Voor de<br />
volgende wegen/paden worden laanbeplantingen als<br />
karakteristieke elementen volwaardig in stand gehouden:<br />
Roggelseweg – St. Elisabethsdreef – Lange Pad – laan Kloosterhof<br />
– Overige paden nader af te spreken.<br />
Solitaire bomen, kleine De op kaartbijlage 5 aangegeven markante solitaire bomen en /of<br />
groepjes bomen, inclusief kleine groepjes bomen en/of knotbomen worden actief in stand<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
61
knotbomen gehouden.<br />
Weidepoelen Zowel de Duvelskoel als andere recent aangelegde weidepoelen<br />
worden 1x/5-10 jaar opgeschoond. Ter versterking van <strong>het</strong><br />
cultuurhistorisch element worden de poelen aan de zuidzijde<br />
<strong>voor</strong>zien van enkele knotwilgen.<br />
Vloeiweide Nader onderzoek is nodig om te achterhalen of er stroomafwaarts<br />
van St.-Elisabethsmolen werkelijk sprake is geweest van een<br />
vloeiweidensysteem. In <strong>het</strong> positieve geval nader bespreken of<br />
actief herstelbeheer en behoud noodzakelijk is en/of ecologisch<br />
nuttig kan zijn.<br />
Afwateringsstelsels De stelsels worden niet gedempt maar als karakteristieke<br />
landschapsstructuren in stand gehouden. Opschonen is wellicht 1 x<br />
/ 50 jaar nodig.<br />
Oude bouwlanden Zie beheersadvies paragraaf 3.7. Voor zover oude bouwlanden in<br />
eigendom zijn bij SBB en verpacht worden, gelden de volgende<br />
<strong>voor</strong>waarden bij verpachting:<br />
• Bouw<strong>voor</strong>
5 De erfgoedstrategie vertaald<br />
In de <strong>voor</strong>gaande hoofdstukken werd uitgebreid ingegaan op de aanwezigheid, de (verwachte)<br />
waarde en <strong>het</strong> gewenste beheer van archeologische vindplaatsen en terreinen, historische<br />
gebouwen en historisch-geografische landschapselementen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Vanwege de<br />
overzichtelijkheid zijn de cultuurhistorische waarden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> over drie kaarten<br />
verdeeld. De archeologische vindplaatsen zijn afgebeeld op kaartbijlage 2 (jagers en<br />
verzamelaars en vroege landbouwers) en op kaartbijlage 3 (landbouwers uit latere perioden<br />
tot 1500); de historische gebouwen en historisch-geografische waarden staan op kaartbijlage<br />
5.<br />
Uit deze overzichten blijkt dat <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> een grote variatie kent aan cultuurhistorische<br />
landschapselementen uit verschillende perioden. Ze duiden erop de mens al vanaf de steentijd<br />
dit landschap heeft gebruikt om er te wonen, voedsel te verzamelen en te produceren en doden<br />
te begraven. Vanaf de Middeleeuwen heeft de mens zich permanent in en <strong>voor</strong>al langs de<br />
randen van dit gebied gevestigd.<br />
Wanneer de gegevens van de kaartbijlagen 2, 3 en 5 gecombineerd worden valt op dat de<br />
grootste concentratie van cultuurhistorische waarden te vinden is in <strong>het</strong> noordoostelijk deel<br />
van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, tussen de Zelsterbeek en de Leubeek, in <strong>het</strong> noordwestelijk deel rond de<br />
Tungelroysche Beek en in <strong>het</strong> zuidwestelijk deel rond <strong>het</strong> landgoed de Bedelaar.<br />
In <strong>het</strong> gebied tussen Zelsterbeek en Leubeek liggen veel oude wegen (o.a. holle wegen) en<br />
beekovergangen, watermolens (o.a. St.Ursulamolen) en een mogelijke motte (de Graoveberg).<br />
Ten noorden van de Tungelroysche Beek vinden we restanten van <strong>het</strong> oude kloostercomplex<br />
St. Elisabethsdal met bijbehorende boerderij, een belangrijk prehistorisch grafveld<br />
(Busschopweg) en de best bewaarde houtwallen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Bij de Groote en Kleine<br />
Bedelaar bevindt zich een 19 e -eeuws landgoed en in de omgeving daarvan liggen resten van<br />
prehistorische nederzettingen en een grafveld (Houterweg).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> vertaald<br />
Omdat <strong>het</strong> uit oogpunt van mensen en middelen ondoenlijk is om alle cultuurhistorische<br />
waarden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> op een gelijke manier en met gelijke inzet te beheren, moeten er<br />
prioriteiten worden gesteld. Voorgesteld wordt om de erfgoedstrategie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te<br />
vertalen naar drie soorten van landschapsbeheer (zie figuur 5.10):<br />
1. Basisbeheer <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied als geheel. Dit betekent dat alle cultuurhistorische<br />
waarden in principe behouden blijven en worden beheerd (instandhoudingsbeheer).<br />
2. Herstelzone. Dit is de zone waarin actief wordt gestreefd naar herstel van<br />
cultuurhistorische waarden om ze in een zo goed mogelijke staat te krijgen. Deze zone<br />
strekt zich als een soort `halve maan´ van noordoost naar zuidwest over <strong>het</strong> gebied uit<br />
en komt overeen met de hierboven genoemde gebieden (Zelsterbeek-Leubeek,<br />
Tungelroysche Beek en de Bedelaar). Voorbeelden van herstel van cultuurhistorische<br />
waarden zijn onder andere herstel van een laanstructuur, herstel van een holle weg,<br />
reparatie van een houtwal, et cetera.<br />
3. Ontwikkeling van sterlocaties (cultuurhistorische parels). Op een aantal geselecteerde<br />
locaties wordt niet alleen actief hersteld, maar wordt tevens onderzocht of er<br />
mogelijkheden zijn <strong>voor</strong> ontwikkeling. Het doel hiervan is om deze plekken meer<br />
beleefbaar en daardoor meer aantrekkelijk te maken <strong>voor</strong> <strong>het</strong> publiek. Deze<br />
sterlocaties zijn als <strong>het</strong> ware de cultuurhistorische parels van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. In sterlocaties<br />
is de inrichting gericht op versterken van de samenhang, herkenning en leesbaarheid<br />
van <strong>het</strong> historisch momentum dat de locatie vertegenwoordigt. De aantrekkelijkheid<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
63
van de locatie wordt daarmee vergroot, waarmee de belevings- en educatieve waarde<br />
zal toenemen. Voorbeelden zijn: de omgeving van de St. Ursulamolen, als<br />
representant van een laatmiddeleeuws beekdallandschap, wordt versterkt met een<br />
hoogstamboomgaard. In de omgeving van de Budsjop wordt open ruimte gemaakt ten<br />
behoeve van een betere herkenbaarheid van <strong>het</strong> grafheuvelcomplex uit de Bronstijd en<br />
samenhang met beekdal en oorspronkelijke bewoningslocatie. Ook<br />
functiecombinaties kunnen aan de orde zijn. Voorbeeld: wildakker of picknickweitje<br />
te midden van een houtwalcomplex.<br />
Selectie van sterlocaties<br />
Voor de selectie van de sterlocaties zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />
- zichtbaarheid en toegankelijkheid (makkelijk bereikbaar);<br />
- clustering van hoog gewaardeerde cultuurhistorische elementen (zie hoofdstukken 3.5<br />
en 4.4);<br />
- duidelijke samenhang tussen de cultuurhistorische waarden onderling en met <strong>het</strong><br />
landschap;<br />
- mogelijkheid <strong>voor</strong> inrichting en ontwikkeling.<br />
De sterlocaties lenen zich bij uitstek <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vertellen van verhalen over de geschiedenis<br />
van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Door deze locaties met elkaar te verbinden, bij<strong>voor</strong>beeld in de vorm van<br />
een route over de oude zandwegen (o.a. Lange Pad), kan er een min of meer compleet<br />
beeld worden gesc<strong>het</strong>st hoe dit landschap vanaf de steentijd door de mens is gebruikt en<br />
ingericht.<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden van oost naar west de volgende sterlocaties onderscheiden: 14<br />
1. Omgeving Graoveberg (figuur 5.1, 5.2 en 5.3)<br />
Op deze locatie clusteren een aantal waardevolle cultuurhistorische elementen die deels<br />
goed zichtbaar en toegankelijk zijn. Enerzijds ligt hier een historische beekovergang over<br />
de Zelsterbeek die aan de noordzijde overgaat in een holle weg. Deze holle weg is een<br />
onderdeel van <strong>het</strong> Lange Pad, een van de oudste oost-west verbindingen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
Anderzijds ligt hier pal aan de beek een ca. 8 m hoge, deels kunstmatige heuvel, mogelijk<br />
een motte, van waaraf men een fraai uitzicht op <strong>het</strong> omringende beekdallandschap heeft.<br />
In deze omgeving zijn ook de oudste prehistorische vindplaatsen van <strong>het</strong> gebied<br />
aangetroffen. Het zijn resten van kampementen van jagers- en verzamelaars die hier bijna<br />
13.000 jaar geleden hebben rondgetrokken.<br />
14 Op 17 december 2004 werd in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> met vertegenwoordigers van SBB, ROB, RDMZ , Waterschap Peel en<br />
Maasvallei en enkele deskundigen gediscussieerd over de cultuurhistorische waarden in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. De keuze <strong>voor</strong> de<br />
sterlocaties werd aan deze groep <strong>voor</strong>gelegd.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
64
Fig. 5.1: Uitzicht vanaf de Graoveberg op de brug over de Zelsterbeek en <strong>het</strong> Lange Pad (Foto:<br />
ROB)<br />
Fig. 5.2 Holle weg vanaf de brug over Zelsterbeek met links de Graoveberg<br />
(Foto: ROB)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
65
Fig. 5.3 Beklimming van de Graoveberg tijdens de studiedag op 17 december 2004 (Foto: ROB)<br />
2. Omgeving Ursulamolen (figuur 5.4 en 5.5)<br />
Deze locatie bij de Leubeek is een mooi <strong>voor</strong>beeld van een middeleeuwse<br />
molenomgeving met een nog functionerende historische (14 e -eeuwse) watermolen met<br />
molentak (overlaat) en boerderij. In de directe omgeving liggen nog een boomgaard,<br />
weilanden met drinkpoelen en bouwlanden. In de molen bevindt zich ook <strong>het</strong><br />
informatiepunt van SBB.<br />
Fig. 5.4: St. Ursulamolen in stroomafwaartse richting bezien (Foto: ROB)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
66
Figuur 5.5: St. Ursulamolen in stroomopwaartse richting bezien (Foto: ROB)<br />
3. Omgeving Zelsterbrug (figuur 5.6)<br />
Ten zuiden van de Zelsterbrug ligt de meest markante concentratie van holle wegen in <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong>. Hier komen wegen uit de richtingen van St. Servaes, Nunhem, St. Ursulamolen,<br />
Haelen en klooster St.Elisabethsdal samen <strong>voor</strong> de oversteekplaats bij de brug. In de<br />
nabijheid van deze oversteekplaats liggen ook resten van een grafveld uit de late<br />
prehistorie.<br />
Fig. 5.6: Karakteristieke holle weg nabij Zelsterbrug (Foto: ROB)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
67
4. Omgeving klooster St. Elisabethsdal (figuur 5.7)<br />
In <strong>het</strong> midden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, bij de Tungelroysche Beek, liggen een aantal markante<br />
gebouwen te beginnen met <strong>het</strong> klooster St. Elisabethsdal. Met dit klooster dat aan <strong>het</strong><br />
begin van de 13 e werd gesticht, is de ontginning van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> begonnen. Van <strong>het</strong><br />
oorspronkelijke klooster is de hoektoren nog bewaard gebleven. Ook zijn nog elementen<br />
van de oorspronkelijke kloostertuin, die wordt omgeven door lanen en grachten, bewaard<br />
gebleven. In de directe omgeving van <strong>het</strong> klooster liggen verder nog een pesthuis (18 e<br />
eeuw) en een carréboerderij (de Kloosterhof) met een nog functionerend bakhuisje.<br />
Fig. 5.7 Luchtfoto omgeving St. Elisabethsdal (Bron: AeroData)<br />
5. Prehistorisch grafveld langs de Busschopweg (figuur 5.8)<br />
Langs de Busschopweg ligt een prehistorisch grafveld, dat dateert uit de Midden-Bronstijd<br />
tot en met de Vroege IJzertijd. Dit is waarschijnlijk <strong>het</strong> meest uitgestrekte en best<br />
bewaarde grafveld in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een deel ervan (vier grafheuvels) is onlangs hersteld en<br />
weer zichtbaar gemaakt. In de omgeving liggen waarschijnlijk nog veel meer kleinere<br />
grafheuvels. Archeologisch onderzoek zal uit moeten wijzen wat de omvang van dit<br />
grafveld is en hoeveel heuvels er nog liggen. Ten zuidoosten van <strong>het</strong> urnenveld, pal langs<br />
de Tungelroysche Beek, zijn vondsten gedaan die kunnen wijzen op een nederzetting uit<br />
dezelfde periode. Mogelijk dat deze locatie bij <strong>het</strong> onderzoek betrokken kan worden. In de<br />
omgeving van de Busschopweg liggen bovendien nog een aantal goed bewaard gebleven<br />
houtwallen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
68
Fig. 5.8: In november 2004 gerestaureerde grafheuvel nabij de Budsjop (Foto: SBB).<br />
6. Landgoed de Bedelaar (figuur 5.9)<br />
Deze locatie is <strong>voor</strong>al interessant vanwege de ontwikkeling van een oorspronkelijk open<br />
heidegebied tot landgoed. Over de geschiedenis van dit landgoed en de activiteiten van<br />
zijn oorspronkelijke bewoner is veel bekend. De grond is in <strong>het</strong> begin van de 20 ste eeuw<br />
aangekocht door de antropoloog professor Dubois. Hij heeft er een gevarieerd bosgebied<br />
van gemaakt en daarin een landhuis en twee torens <strong>voor</strong> vleermuizen- en uilen gebouwd.<br />
In <strong>het</strong> gebied hebben oorspronkelijk twee vennen gelegen, de Grote en Kleine Bedelaar<br />
(inmiddels verdroogd). Het landhuis, villa de Bedelaar, bestaat nog en is in gebruik als<br />
hotel en congrescentrum. Het landgoed is nog steeds particulier eigendom en deels vrij<br />
toegankelijk <strong>voor</strong> publiek.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
69
Fig. 5.9: Omgeving de Bedelaar (Bron: AeroData)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
70
Hier visiekaart<br />
Fig. 5.10: Visiekaart beheer, herstel en ontwikkeling cultuurhistorie<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
71
6 Conclusies en Aanbevelingen<br />
Conclusies<br />
- Staatsbosbeheer heeft (als grootste eigenaar/beheerder ) <strong>voor</strong> <strong>het</strong> cultuurhistorisch<br />
beheer van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gekozen <strong>voor</strong> de erfgoedstrategie;<br />
- De grote cultuurhistorische betekenis van <strong>het</strong> landschap van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> wordt door<br />
rijk en provincie erkend in de status van Belvedere-gebied nr. 6.68<br />
(Heythuysen/Thorn);<br />
- Onderdelen van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kennen een hoge tot zeer hoge cultuurhistorische waarde<br />
(POL, 2001);<br />
- Het <strong>Leudal</strong> heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde (POL, 2001);<br />
- De op veel plaatsen nog gave geomorfologie, alsmede de niet-gekanaliseerde trajecten<br />
van de beken in <strong>het</strong> gebied, zijn uit <strong>het</strong> oogpunt van de kennis en studie naar de<br />
archeologie van de pleistocene beekdalen in Nederland, van grote betekenis;<br />
- De bodemkundige condities in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn <strong>voor</strong> een groot deel nog ongestoord,<br />
m.u.v. de bovenste 25-30 cm;<br />
- De leesbaarheid van <strong>het</strong> landschap gaat <strong>voor</strong> wat betreft de zichtbare elementen terug<br />
tot in de Bronstijd. De menselijke geschiedenis gaat evenwel terug tot <strong>het</strong> Midden<br />
Paleolithicum (periode van de Neanderthalers);<br />
- De historisch-geografische elementen vertonen plaatselijk een hoge ensemblewaarde;<br />
- Slechts drie archeologische terreinen in <strong>het</strong> gebied hebben een wettelijke bescherming<br />
(cf. Monumentenwet 1988).<br />
Aanbevelingen<br />
- Om richting te kunnen geven aan een ontwikkelingsperspectief van de cultuurhistorie<br />
van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, is <strong>het</strong> van belang om relevante informatie en kansen en risico’s goed<br />
in beeld te krijgen. Het instrument van de CV (Cultuurhistorische Verkenning) van de<br />
Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg wordt in dit kader aanbevolen. Het onderzoek<br />
dient in dit geval betrekking te hebben op de historisch–geografische en<br />
bouwhistorische elementen. Bijzondere aandacht dient daarbij gegeven te worden aan<br />
<strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van vloeiweiden, weiers, klooster St. Elisabethsdal, etc.<br />
- Volgens onderzoek in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> project AMR is <strong>het</strong> grafveld en<br />
grafheuvelcomplex De Budsjop veel omvangrijker dan uit de vier inmiddels<br />
gerestaureerde grafheuvels blijkt. Een nauwkeurige archeologische inventarisatie en<br />
waardering van <strong>het</strong> grafveld dient helderheid te verschaffen over de feitelijke omvang<br />
en betekenis van deze locatie.<br />
- De archeologische betekenis van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient te worden onderstreept door <strong>het</strong><br />
toekennen van een wettelijke gebiedsbescherming met de status 'archeologisch<br />
reservaat', die vervolgens ook planologisch verankerd wordt.<br />
- De in deze studie geselecteerde sterlocaties verdienen in een aantal gevallen een<br />
nadere visie op de inrichting en <strong>het</strong> beheer. Aanbevolen wordt dit in <strong>het</strong> kader van een<br />
Belvedere-project of studentonderzoek te laten plaatsvinden.<br />
- Voor <strong>het</strong> ontwikkelen van een goed cultuurhistorisch landschapsbeheer is overleg en<br />
afstemming met andere terreineigenaren in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en de drie betrokken gemeentes<br />
(Haelen, Heythuysen, Roggel en Neer) nodig;<br />
- De huidige verdeling van de open ruimte in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dient op zijn minst<br />
gehandhaafd te blijven;<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
72
- De kennis over de cultuurhistorie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> biedt veel kansen en mogelijkheden<br />
<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>lichting en educatie. Om de aantrekkelijkheid van de cultuurhistorie goed<br />
aan de man te brengen wordt aanbevolen een “verhalenverteller” <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te<br />
zoeken en deze groepen geïnteresseerden in <strong>het</strong> gebied rond te leiden.<br />
- Ontwikkeling van educatieve programma’s ten behoeve van de basisscholen en<br />
onderbouw van <strong>het</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs.<br />
- Aanbevolen wordt een cultuurhistorische wandel- en/of fietsroute in en om <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
te ontwikkelen ten behoeve van de geïnteresseerde bezoekers. Gedacht wordt onder<br />
andere aan een TRAP-route.<br />
- Eveneens wordt aanbevolen om een populair publieksboek over de natuur en<br />
cultuurhistorie van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> te maken om de informatie uit dit rapport toegankelijk<br />
te maken <strong>voor</strong> een breed publiek.<br />
- Onderzoek naar <strong>het</strong> completeren van toponiemen evenals de verklaring daarvan, in<br />
combinatie met sagen en legenden over <strong>het</strong> gebied.<br />
- De informatie in dit rapport geschikt maken <strong>voor</strong> opname in diverse websites, zoals<br />
die van SBB en ROB, St. Elisabethshof en de projectenbank <strong>Cultuurhistorie</strong>.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
73
Catalogus cultuurhistorische elementen<br />
De volgende cultuurhistorische elementen worden op alfabetische wijze in de catalogus<br />
beschreven. Hierbij wordt een definitie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> element en een korte beschrijving gegeven.<br />
Vervolgens wordt de waarde van <strong>het</strong> element aangeduid. Tenslotte wordt ook de herkenning<br />
van <strong>het</strong> element in <strong>het</strong> veld beschreven en worden een aantal maatregelen ter instandhouding<br />
aanbevolen.<br />
Afwateringsstelsel<br />
Boerderijen en boerderij-erven (incl. bijenstallen en bakhuisjes)<br />
Brug<br />
Grafheuvel<br />
Grafveld/urnenveld<br />
Hakhoutbosjes/Hakhout met overstaanders<br />
Historische Weg<br />
Holle weg<br />
Hoogstamboomgaarden<br />
Hout- en wildwallen<br />
Kapel<br />
Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen, Lindebomen en andere solitaire bomen<br />
Landgoed<br />
Lanen, singels en bomenrijen<br />
Militair bouwwerk<br />
Molentakken<br />
Monument<br />
Motte<br />
Oud bouwland<br />
Poelen<br />
Processie<br />
Rabatten<br />
Schaapskooien<br />
Sterrebos<br />
Stuifwallen<br />
Vloeiweiden<br />
Voorde<br />
Vuursteenvindplaats<br />
Watermolens<br />
Wegkruis<br />
Weier<br />
Windmolens<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
74
Afwateringsstelsel<br />
Definitie Greppels, sloten en beken die dienen om regenwater snel af te kunnen<br />
voeren.<br />
Korte omschrijving Ontwatering van natte laagten is een typisch verschijnsel uit <strong>het</strong> midden<br />
van de 20 e eeuw. Na normalisaties van <strong>het</strong> hoofdafwateringssysteem<br />
konden ook kleinere eenheden worden afgewaterd, door ze door middel<br />
van gegraven stelsels daarop te laten afwateren. Voor <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn<br />
afwateringsstelsels aangelegd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> ven De Budsjop (De Walk), <strong>voor</strong><br />
<strong>het</strong> Langven, de Euldert en <strong>het</strong> Bosven.<br />
Waarde De stelsels markeren een fase in de ontginningsgeschiedenis en <strong>het</strong><br />
landgebruik uit <strong>het</strong> midden van de 20 e eeuw. Als historischgeografische<br />
elementen zijn ze daardoor cultuurhistorisch van waarde.<br />
Veldherkenning Doorgaans 1-2 meter diepe lijnvormige greppels met steil banket. De<br />
oevers zijn door <strong>het</strong> schaduwrijke microklimaat doorgaans rijk begroeid<br />
met varens. Veel dieren maken van de oevers gebruik door er holen in<br />
te graven.<br />
Maatregelencriteria Aangezien hun afwaterende functie verloren is gegaan (ze staan immers<br />
droog als gevolg van de gedaalde grondwaterspiegels), dient slechts<br />
<strong>voor</strong>komen te worden dat ze niet door vernieling o.i.d. beschadigd<br />
worden. Ook boomgroei kan daartoe gerekend worden. Indien door<br />
stijging van grondwater er weer een afvoer zou ontstaan, dient deze<br />
tegengaan te worden door de greppels aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> stelsel af te<br />
blokken.<br />
Boerderijen en boerderij-erven (incl. bijenstallen en bakhuisjes)<br />
Definitie Bouwwerken die dienen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> uitoefenen van <strong>het</strong> boerenbedrijf.<br />
Korte omschrijving De oudste boerderijen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> kennen een carrévorm die meestal<br />
aan één kant open is (Kloosterhof, Nieuwenhof, Waerenberg) dan wel<br />
geheel gesloten (Strikkenhof/Terbetenhof). De vestiging van deze<br />
boerderijen gaat terug tot in de 12 e en 13 e eeuw. Meestal zijn ze tevens<br />
<strong>voor</strong>zien van een bakhuisje waar brood en vlaai gebakken werd met<br />
“sjansen” die uit <strong>het</strong> nabijgelegen hakhout in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gehakt<br />
werden. Eenvoudigere typen en ook minder oud zijn de <strong>voor</strong> deze<br />
streken karakteristieke langgevelboerderijen (Houterhof, Zelsterhof).<br />
Ook hier werden soms bakhuisjes bij gebouwd (Houterhof, Zelsterhof,<br />
Kloosterhof). Een specifiek type werd gevormd door de boerderijen<br />
gevestigd bij de watermolens (Leuhof), soms daaraan vast gebouwd<br />
(St.-Elisabethsmolen). Het basisprincipe daarbij was echter nog steeds<br />
<strong>het</strong> langgeveltype.<br />
Waarde Bouwkundig en historisch van grote waarde.<br />
Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich.<br />
Maatregelencriteria Instandhouden. Handelen cf. Monumentenwet (1988).<br />
Brug<br />
Definitie Gebouwde constructies ter passage van een beek of rivier.<br />
Korte omschrijving Daar waar <strong>voor</strong>den niet toereikend waren <strong>voor</strong> <strong>het</strong> oversteken van beek<br />
of rivier, of waar deze te diep of te breed waren, werden bruggen<br />
aangelegd. Deze zullen aanvankelijk uit hout zijn vervaardigd, later<br />
werden ze ook van steen gemaakt.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
75
Waarde Sommige bruglocaties gaan terug tot in de Middeleeuwen. Het is niet<br />
onmogelijk dat er in de oevers van bestaande bruglocaties nog sporen te<br />
vinden zijn van oudere, houten bruggen. De kans hierop is echter klein,<br />
vanwege erosie en werkzaamheden aan de beken zelf. Als locatie zijn<br />
bruggen echter van grote cultuurhistorische betekenis. Ze vormden<br />
immers de onmisbare elementen in de routes in <strong>het</strong> wegenstelsel. De<br />
huidige bruggen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn alle in de 2 e helft van de 20 e eeuw<br />
gemaakt.<br />
Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich. Het betreft in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>: Brug Crijnshoeve,<br />
Speckerbrug, Brug St.-Elisabethsmolen, Koebrug, Brug St.-<br />
Ursulamolen, Brug molentak St. Ursulamolen, Brug Litsberg, Brug<br />
Graoveberg, Zelsterbrug, Weierse Brug, Brug Musschenhoek,<br />
Spoorbrug Haelensche Beek, Brug Overhaelen. Alleen de Koebrug en<br />
Brug Litsberg zijn eigendom van SBB.<br />
Maatregelencriteria Bruggen dienen adequaat onderhouden te worden ten behoeve van een<br />
veilige oversteek <strong>voor</strong> bezoekers van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
Grafheuvel<br />
Definitie Een heuvel van plaggen en/of zand, die werd gebouwd ter ere van een<br />
overledene.<br />
Korte omschrijving De meeste grafheuvels in Nederland zijn ontstaan vanaf <strong>het</strong> Laat-<br />
Neolithicum tot in de IJzertijd tussen 2800 en 500 v. Chr. Ze verschillen<br />
sterk van elkaar, afhankelijk van de periode waarin ze zijn gebouwd.<br />
Sommigen waren in opzet klein met een diameter van ca. 9 meter en<br />
een hoogte van 1 meter, andere veel groter, tot een diameter van 20<br />
meter en een hoogte van meer dan 2 meter. In eerste instantie waren <strong>het</strong><br />
vaak niet meer dan opgeworpen zandheuvels, later zijn plaggen<br />
gebruikt om de heuvels op te hogen en te verstevigen. Rond de voet van<br />
de heuvel werd een greppel gegraven of een palenkrans aangebracht.<br />
Vaak komen in de omgeving van grafheuvels ook vlakgraven <strong>voor</strong>.<br />
Waarde Archeologisch erg belangrijk. Ze vormen vaak de enige nog zichtbare<br />
en kenmerkende relicten van de bewoningsgeschiedenis van Nederland<br />
in de periode tussen 2800 en 500 v. Chr. Ze zijn doorgaans wettelijk<br />
beschermd en hebben de status van “archeologisch monument”.<br />
Veldherkenning De grotere zijn door hun omvang doorgaans goed te herkennen in <strong>het</strong><br />
landschap. De kleinere, zoals in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, zijn veel moeilijker te<br />
vinden, laat staan te herkennen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vier grafheuvels<br />
bekend nabij de Budsjop. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er<br />
nog veel meer grafheuvels hebben gelegen.<br />
Maatregelencriteria Opname in de 2-jaarlijkse inspectie van de Archeologische<br />
Monumentenwacht is verplicht. Voor restauratie en beheer wordt advies<br />
door de ROB verstrekt. Bij restauratie ook publieksinformatie<br />
verstrekken. Het periodieke beheer bestaat uit:<br />
- dode takken en rommel verwijderen<br />
- tegengaan van opgaande begroeiing op en rond de heuvel<br />
- in een cirkel van 10 meter rond de heuvel worden bomen eveneens<br />
verwijderd, ter <strong>voor</strong>koming van wortelschade en schade door<br />
windworp.<br />
- De overgang naar bos wordt gevormd door een natuurlijke<br />
overgang, door in de bosrand te dunnen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
76
- Eventueel optredende erosie tegengaan door aanbrengen van<br />
plaggen of (heide)strooisel (afkomstig uit de directe omgeving).<br />
Grafveld/urnenveld<br />
Definitie Een groep lage tot zeer lage grafheuvels die dicht bij elkaar liggen.<br />
Korte omschrijving Het bijzetten van overledenen in urnenvelden begon tegen <strong>het</strong> einde van<br />
de Bronstijd (ca. 1200 v. Chr.) en eindigde in de IJzertijd (ca. 500 v.<br />
Chr.). Per heuvel werden de resten van één persoon bijgezet. De doden<br />
werden gecremeerd waarna de overgebleven stukjes bot werden<br />
verzameld in een urn of doek, die vervolgens in een ondiepe kuil werd<br />
geplaatst. Om de grafkuil werd een greppeltje gegraven waarbij de<br />
uitgegraven grond naar binnen werd gegooid zodat er een lage,<br />
afgeplatte heuvel ontstond. Zo ontstonden grafvelden van 10-tallen tot<br />
honderden heuveltjes. Naast ronde heuveltjes, kunnen ook vierkante,<br />
rechthoekige en sleutelgatvormige structuren <strong>voor</strong>komen al dan niet<br />
omgeven door greppels of palenkransen.<br />
Waarde Archeologisch erg belangrijk. Ze zijn weliswaar vaak slecht of niet<br />
meer zichtbaar, maar ze vormen kenmerkende relicten van de<br />
bewoningsgeschiedenis van Nederland in de periode tussen 1200 en<br />
500 v. Chr. Ze zijn doorgaans wettelijk beschermd en hebben de status<br />
van “archeologisch monument”.<br />
Veldherkenning In <strong>het</strong> veld moeilijk of niet herkenbaar. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen op vier<br />
plaatsen grafvelden <strong>voor</strong>; ze zijn beschermd volgens de<br />
Monumentenwet (1988).<br />
Maatregelencriteria Opname in de 2-jaarlijkse inspectie van de Archeologische<br />
Monumentenwacht is verplicht. Voor eventuele restauratie en beheer<br />
wordt advies door de ROB verstrekt. Bij restauratie ook<br />
publieksinformatie verstrekken. Het periodieke beheer bestaat dan uit:<br />
- dode takken en rommel verwijderen<br />
- tegengaan van opgaande begroeiing op en rond de heuvel<br />
- in een cirkel van 10 meter rond de heuvel worden bomen eveneens<br />
verwijderd, ter <strong>voor</strong>koming van wortelschade en schade door<br />
windworp.<br />
- De overgang naar bos wordt gevormd door een natuurlijke<br />
overgang, door in de bosrand te dunnen.<br />
- Eventueel optredende erosie tegengaan door aanbrengen van<br />
plaggen of (heide)strooisel (afkomstig uit de omgeving van de<br />
heuvels).<br />
Indien er geen restauratie plaats vindt, dient de vindplaats beschermd te<br />
worden tegen bodemingrepen en mag er niet met zwaar materieel<br />
gewerkt worden.<br />
Hakhoutbosjes/Hakhout met overstaanders<br />
Definitie Hakhout is loofbos dat regelmatig op geringe hoogte wordt afgezet, ter<br />
verkrijging van geriefhout en brandhout. Overstaanders zijn bomen in<br />
<strong>het</strong> hakhout die niet worden afgezet maar juist door mogen groeien tot<br />
volle wasdom, ter verkrijging van zwaar bouwhout o.a. Een dergelijk<br />
hakhoutbos wordt ook wel Mittelwald genoemd.<br />
Korte omschrijving Het gebruik van bossen als hakhout heeft vele eeuwen bestaan. Het hout<br />
werd ondermeer gebruikt <strong>voor</strong> vlechtwerk, gereedschap,<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
77
gebruiks<strong>voor</strong>werpen en brandstof. De schors werd gebruikt om looistof<br />
(eek) te winnen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> leerlooien. Als boomsoort werd overwegend<br />
Zomereik gebruikt, maar ook wel Ruwe Berk. In de vochtige beekdalen<br />
kwamen Zwarte Els, Essen en Iepen juist <strong>voor</strong> <strong>het</strong> hakhout in<br />
aanmerking. Voor overstaanders werden vrijwel uitsluitend Zomereiken<br />
uitgezocht. Op houtwallen werd eveneens vaak hakhout als<br />
beheersvorm toegepast.<br />
Waarde Cultuurhistorisch van betekenis. Oude hakhoutstammen herbergen<br />
soms een specifieke mossenflora en ook wel paddestoelen. Ze zijn<br />
immers de oudste boomonderdelen van <strong>het</strong> bos! Landschappelijk vallen<br />
doorgeschoten hakhoutstoven op door hun meerstammige verschijning,<br />
waardoor ze soms zeer tot de verbeelding kunnen spreken. Dergelijke<br />
meerstammige bomen worden ook wel “strubben” genoemd.<br />
Veldherkenning Hakhout in <strong>het</strong> zandgebied kent een cyclus die doorgaans rond de 8-12<br />
jaar ligt. De loten zijn dus nooit ouder. Voormalig hakhout is doorgaans<br />
goed te herkennen aan <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van meerstammige stoven.<br />
Mittelwald is te herkennen aan <strong>het</strong> verspreid <strong>voor</strong>komen van zware<br />
Zomereiken boven een relatief jong doorgeschoten hakhoutbos. In <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> komt doorgeschoten hakhout op veel plaatsen <strong>voor</strong>. Het meest<br />
en duidelijkst is dit te herkennen in de beekdalen. Op de hogere droge<br />
gronden is doorgeschoten hakhout minder aanwezig, als gevolg van<br />
bosbouwactiviteiten, die de <strong>voor</strong>malige cultures hebben verdrongen. In<br />
vak 5 wordt ter handhaving van dit cultuurhistorisch fenomeen een<br />
perceel hakhout met overstaanders nog actief beheerd.<br />
Maatregelencriteria Eens in de 8-12 jaar de loten schuin afzetten tot aan de stoof in de 2 e<br />
helft van februari. Het hout wordt afgevoerd. Voorkomen dat afgezette<br />
hakhout te zeer wordt overwoekerd door andere boomvormers<br />
(Lijsterbes, Berk) of kruiden (Kamperfoelie e.d.). Beheersvorm ter<br />
plekke kenbaar maken aan publiek door middel van een<br />
<strong>voor</strong>lichtingspaneel.<br />
Historische weg<br />
Definitie Oude wegen en paden<br />
Korte omschrijving Al in prehistorische tijden vormden wegen en paden de verbindende<br />
elementen tussen nederzettingen en grafvelden. Later verbonden ze<br />
dorpen en steden met elkaar en vormden ze begaanbare routes naar de<br />
velden en woeste gronden (veeroutes als schapendriften, bij<strong>voor</strong>beeld).<br />
Bepaalde wegen waren internationale handelsroutes. Soms bestond een<br />
pad uit niet meer dan een karrespoor, soms werden wegen geplaveid<br />
(Romeinen!).<br />
Schaapsdriften waren vrij brede wegen die door wildwallen werden<br />
begrensd en waarover schapen gedreven werden van schaapskooi naar<br />
de heide.<br />
Waarde Wegen en paden hebben een belangrijke en vaak sturende rol gespeeld<br />
bij de ontginning en vorming van <strong>het</strong> landschap. Ze hebben een hoge<br />
cultuurhistorische waarde.<br />
Veldherkenning Vele oude paden en wegen hebben namen die duiden op hun ouderdom<br />
(bijv. Speckerweg). Karrensporen zijn doorgaans alleen nog maar te<br />
herkennen na plaggen van bij<strong>voor</strong>beeld heide. Oude wegen zijn op te<br />
sporen door oude kaarten te vergelijken met <strong>het</strong> huidige wegenstelsel.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
78
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn vele oude paden en wegen bekend. Het Lange Pad<br />
behoort tot de bekendste; de oorsprong ervan gaat waarschijnlijk terug<br />
tot in Romeinse Tijd, en wellicht tot in de prehistorie.<br />
Er zijn geen aanwijzingen dat in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> echte, daartoe aangelegde<br />
schaapsdriften <strong>voor</strong>kwamen.<br />
Maatregelencriteria Ten minste consolidatie.<br />
Holle weg<br />
Definitie Wegen ontstaan als gevolg van gebruik en verdere erosie waarbij de<br />
wegen als een soort goot in de dalhelling kwamen te liggen op de<br />
overgang van lagere (beekdal) naar hogere gronden.<br />
Korte omschrijving Doordat mensen zich wilden verplaatsen ontstonden paden- en<br />
wegenstelsels. Daar waar deze overgingen van hogere naar lagere<br />
terreindelen ontstond erosie op de plek van <strong>het</strong> pad of de weg. Door<br />
regenval werd deze erosie verergerd. De paden slepen daardoor uit,<br />
waarbij op dergelijke wegen holle overgangen van hoog naar laag<br />
ontstonden.<br />
Waarde Als een karakteristiek onderdeel van oude paden- en wegenstelsels<br />
hebben holle wegen een hoge cultuurhistorische waarde. Het is niet<br />
onwaarschijnlijk dat sommige locaties teruggaan tot in prehistorische<br />
tijd.<br />
Veldherkenning Verdiept liggende paden en wegen; meestal op de overgang van<br />
beekdalen naar hogere gronden. De meeste holle wegen worden<br />
aangetroffen bij <strong>het</strong> smalle dal van de Zelsterbeek.<br />
Maatregelencriteria Holle wegen dienen ten minste geconsolideerd te worden. Bij overmatig<br />
gebruik door recreanten dienen de hoge zijwanden beschermd te<br />
worden tegen vertrapping en erosie.<br />
Hoogstamboomgaard<br />
Definitie Een groep van tenminste 50 tot hoogstens 150 stuks hoge fruitbomen<br />
per hectare. De bomen zijn ten minste 4 meter hoog en de boomgaard<br />
omvat tenminste een grondstuk van 25 are.<br />
Korte omschrijving Fruitbomen hebben historisch bezien vrijwel altijd een relatie gehad<br />
met bebouwing. Je trof de boomgaarden in eerste instantie aan bij<br />
kloosters, kastelen en buitenplaatsen. Later werden boomgaarden ook<br />
<strong>voor</strong> de gewone burger meer gebruikelijk en zien we de huis- en<br />
boerenboomgaarden ontstaan. Boomgaarden staan doorgaans op de<br />
betere gronden, waarbij de ondergrond ook nog gebruikt werd als<br />
weiland. Meestal waren de boomgaarden door een haag (of houtwal)<br />
omgeven, ter <strong>voor</strong>koming van wildschade.<br />
Waarde Het areaal hoogstamboomgaarden is door de modernisering van de<br />
fruitteelt drastisch afgenomen. Ze hebben een bijzondere<br />
landschappelijke, maar ook een zekere ecologische waarde (o.a.<br />
Kramsvogel). Daarnaast hebben zich als gevolg van kleinschalig en<br />
langdurig gebruik, talloze lokale en regionale rassen(zoals kweeperen,<br />
sterappels, bellefleurs, etc.) ontwikkeld, waardoor een zeer diverse<br />
genenbron ontstond. Deze genenbron is ook vandaag nog van groot<br />
belang <strong>voor</strong> veredeling van fruitrassen en daardoor van economische<br />
betekenis (pomologische waarde)<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
79
Veldherkenning Kenmerkende begroeiingsvorm met fruitbomen. Rassenherkenning is<br />
zeer moeilijk. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden hoogstamfruitbomen aangetroffen<br />
bij St.Ursulamolen, zonder dat er hier sprake is van een echte<br />
boomgaard.<br />
Maatregelencriteria Boomgaarden altijd aanleggen in relatie met historische gebouwen<br />
(boerderijen, molens). Gebruik oude rassen. Regelmatige snoei is<br />
noodzakelijk. Bescherming tegen grote grazers is ook noodzakelijk<br />
indien <strong>het</strong> perceel tevens beweid wordt. Zorg <strong>voor</strong> bijpassende<br />
grensbeplanting van haag of houtwal.<br />
Hout- en wildwal<br />
Definitie 1) Een door de mens opgeworpen langgerekte aarden wal met een<br />
aaneengesloten beplanting van bomen en struiken<br />
2) Een terreinovergang (bij<strong>voor</strong>beeld steilrand of steile glooiing)<br />
<strong>voor</strong>zien van een aaneengesloten beplanting van bomen en struiken<br />
Korte omschrijving Houtwallen zijn in eerste instantie aangelegd als vee- en wildkering<br />
(wildwallen) en later ook wel als eigendomsgrens én in een aantal<br />
gevallen als windkering tegen <strong>het</strong> verstuiven van akkers. Houtwallen<br />
worden <strong>voor</strong>al in de zandgebieden aangetroffen. Houtwallen treffen we<br />
<strong>voor</strong>al ook weer aan in de nabijheid van de oude ontginningskernen.<br />
Een nevenfunctie van houtwallen was <strong>het</strong> gebruik daarvan als hakhout.<br />
Door regelmatig afzetten ontstond een dichte vegetatie van jonge loten.<br />
Waarde Naast de landschappelijke en doorgaans ook ecologische waarde (o.a.<br />
Eikvaren en ongewervelde dieren) is de houtwal een nog zichtbaar<br />
element van de vroegere landbouweconomie en een <strong>voor</strong>beeld van<br />
bescherming van de gewassen en vee tegen wilde dieren. Later is deze<br />
functie overgenomen door prikkel- en schrikdraad. Daarnaast zegt de<br />
houtwal iets over de schaal van <strong>het</strong> gebruikslandschap. Buiten <strong>het</strong><br />
rivierengebied hadden houtwallen eenzelfde functie als hagen (o.a. de<br />
meidoornhagen te Vierlingsbeek).<br />
Veldherkenning Opvallende langgerekte wallichamen, waarop doorgaans <strong>het</strong><br />
(<strong>voor</strong>malig) gebruik als hakhout nog herkenbaar is.<br />
Maatregelencriteria Wallichaam herstellen. Bij naastgelegen beweiding wal uitrasteren,<br />
minimaal 2 meter uit de voet van de wal. Opslag van bomen en struiken<br />
eens per 8-12 jaar afzetten (hakhoutbeheer). Tegengaan van recreatief<br />
misbruik (crosserij e.d.).<br />
Kapel<br />
Definitie Gesloten of halfopen bouwwerk, doorgaans <strong>voor</strong>zien van een kruis- of<br />
heiligenbeeld, <strong>voor</strong>komend langs op of splitsing van wegen.<br />
Korte omschrijving Kapellen werden uit devotie geplaatst of dienen ter nagedachtenis aan<br />
een gebeurtenis of ter verering van een heilige (Mariakapel, Lourdeskapel,<br />
St.-Jobs kapel, etc.)<br />
Waarde Zeer groot<br />
Veldherkenning St.-Servaeskapel; St.-Rochus of St.-Annakapel, St.-Jobs kapel, etc<br />
Maatregelencriteria In stand houden door periodiek onderhoud.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
80
Knotbomen, Scheibomen, Tiendbomen, Lindebomen, Heilige Bomen, en andere solitaire<br />
bomen<br />
Definitie Bomen waarvan de takuitlopers periodiek worden afgezet, bomen als<br />
rijenbeplanting op de grens van percelen werden geplant, bomen waar<br />
pachters de tienden de oogst moesten betalen, bomen als<br />
vruchtbaarheidssymbool bij boerderijen, wegkruizen, e.d.<br />
Korte omschrijving Van bepaalde bomen (o.a. Wilg, Eik, Haagbeuk) werden op ca. 2 meter<br />
hoogte periodiek de takuitlopers weggesnoeid, ter verkrijging van<br />
geriefhout <strong>voor</strong> tal van doeleinden (bonenstaken, stelen <strong>voor</strong><br />
gereedschap, etc.). Andere bomen werden gebruikt als<br />
perceelsscheiding, bij<strong>voor</strong>beeld langs een pad; weer andere bomen<br />
markeerden vaste punten <strong>voor</strong> regelmatig terugkerende gebeurtenissen,<br />
zoals <strong>het</strong> betalen van de pacht of <strong>het</strong> plegen van rechtspraak. Bekend<br />
zijn geboortebomen, geplant bij de geboorte van een kind, bakenbomen<br />
als herkenningspunt langs een rivier (bij<strong>voor</strong>beeld Populier),<br />
kroezebomen als baken bovenop een es zodat men recht kon ploegen<br />
en/of de akkers rechtvaardig werden verdeeld, galgenbomen en<br />
gerechtsbomen op terechtstellingsplaatsen en plaatsen waar recht werd<br />
gesproken, koortsbomen om zieken te genezen (bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>het</strong><br />
ophangen van een lapje stof), herdenkingsbomen geplant bij een<br />
speciale gebeurtenis (bij<strong>voor</strong>beeld van koningin Wilhelmina),<br />
tiendbomen, geplaatst op de akker ter bezegeling van <strong>het</strong> beleende recht<br />
op tiend. Lindebomen werden vaak als vruchtbaarheidssymbool bij<br />
boerderijen geplant, maar dienden ook als windkering, zonwering,<br />
ijsbreker (in rivierdalen), of werden gebruikt ten behoeve van bijenteelt.<br />
Ook worden ze aangetroffen bij wegkruizen en kapellen. Specifieke<br />
boomsoorten als Tamme en Paardekastanje werden naast hun functie<br />
als schaduwvormer ook benut wegens de noten, evenals notenbomen.<br />
Solitaire bomen konden ook worden aangetroffen op wegsplitsingen,<br />
als landmerk, etc.<br />
Waarde Als goed herkenbare elementen een duidelijke landschappelijke en<br />
cultuurhistorische betekenis, <strong>voor</strong>al als de oorspronkelijke bedoeling<br />
van de geplante boom bekend is. Sommige knotbomen hebben ook een<br />
zekere natuurwaarde (o.a. steenuil, eikvaren).<br />
Veldherkenning Nog bestaande knotbomen zijn duidelijk te herkennen door de stam met<br />
pruikenbol. Oudere, verwaarloosde knotbomen hebben daarentegen<br />
zwaar ontwikkelde takken gekregen, die beginnen op de plek waar<br />
<strong>voor</strong>heen de pruikenbol zat. Een dikke woekering van houtweefsel is<br />
doorgaans nog goed te herkennen. Bijzondere solitaire bomen komen<br />
op enkele plaatsen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> <strong>voor</strong>. Door historisch onderzoek en<br />
gesprekken met oudere streekbewoners kan de betekenis wellicht nog<br />
achterhaald worden.<br />
Maatregelencriteria Knotbomen dienen periodiek afgezet te worden. Solitaire bomen<br />
kunnen ongestoord groeien; enig snoeien ter <strong>voor</strong>koming van overlast<br />
kan nodig zijn.<br />
Landgoed<br />
Definitie Groot stuk land met woonhuis.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
81
Korte omschrijving Landgoederen bestonden doorgaans uit grote tot uitgestrekte stukken<br />
land dat vanuit een landhuis beheerd werd. Het goed kan bestaan uit<br />
woeste grond, bos, wei- of bouwland, dan wel mengingen daarvan. Bij<br />
een landgoed konden ook pachtboerderijen, molens e.d. behoren.<br />
Waarde Zeer groot<br />
Veldherkenning Landgoed de Bedelaar.<br />
Maatregelencriteria Voor <strong>het</strong> particuliere landgoed vigeert een beheersplan.<br />
Lanen, singels en boomrijen<br />
Definitie Lijnvormige elementen met een (doorgaans historisch bepaald)<br />
duidelijk begin en eindpunt bestaande uit een opgaande begroeiing van<br />
één soort en qua structuur uniform.<br />
Korte omschrijving Lanen en singels zijn aangelegd als visuele markeringen. Naast<br />
landschapsschoon bestond er in 19 e eeuw <strong>voor</strong> doorgaande wegen een<br />
wettelijke verplichting tot aanleg van <strong>voor</strong> reizigers schaduwbiedende<br />
laanbeplantingen. Bij onwil werd op kosten van de grondeigenaar<br />
dergelijke beplanting ook dwingend aangelegd. Een bijkomend<br />
<strong>voor</strong>deel was de periodieke oogst van de boom bij kaprijpheid.<br />
Voor eigenaren waren lanen ook vaak de verfraaide routes vanuit <strong>het</strong><br />
bedrijf (klooster, boerderij, kasteel) naar andere eigendommen<br />
(kloosterboerderij, veldschuur, watermolen).<br />
Bij veel lanen is er sprake van een “ontwerpaanleg”. Lanen worden dan<br />
ook vaak op landgoederen en in de landgoedbossen aangetroffen. Lanen<br />
zijn 1, 2 of 3-rijig. Lanen zijn meestal uniform qua<br />
soortensamenstelling en leeftijd.<br />
Een einde tachtiger jaren 20 e eeuw aangelegde nieuwe laan bij de<br />
Kloosterhof legt een landschappelijke relatie tussen dit historische<br />
gebouwencomplex en <strong>het</strong> nabijgelegen bosgebied.<br />
Echte lanen dienen niet verward te worden met erop lijkende<br />
beplantingen die als doel hadden een bosbrandremmende functie te<br />
hebben. Vaak werden bij bosaanplantingen rond de percelen aangeplant<br />
naaldhout brandsingels van loofhout in één of enkele rijen dik<br />
aangelegd.<br />
Singels zijn <strong>voor</strong> minstens 60% van de lengte min of meer regelmatig<br />
bezet (één of twee rijen) met bomen van eenzelfde soort en leeftijd<br />
waarbij de afstand tussen de buitenste bomen maximaal 5 meter<br />
bedraagt. Op nattere gronden komen Elzensingels <strong>voor</strong>, die <strong>voor</strong><br />
minstens 80 % uit Zwarte Els bestaan.<br />
Waarde Naast de evidente landschappelijke betekenis en de eveneens<br />
belangrijke ecologische waarde van oudere lanen (vleermuizen, uilen)<br />
zijn lanen, aangelegd vanuit de bovenaangegeven motieven, historischgeografisch<br />
bezien van grote waarde. Ze markeren een periode in <strong>het</strong><br />
landgebruik, waarvan aanleg ervan in de mode of zelfs verplicht was.<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> komen lanen op diverse plaatsen <strong>voor</strong>, met een<br />
concentratie in <strong>het</strong> gebied tussen St.-Elisabethshof en de St.-<br />
Ursulamolen. Hier wordt ook een gemengde en derhalve zeldzaam type<br />
laan aangetroffen met Eik, Acacia en Den.<br />
Singels komen in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> niet <strong>voor</strong>.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
82
Veldherkenning Niet altijd meer duidelijk herkenbaar als gevolg van vervaging door<br />
naastgelegen bosontwikkeling. Door ouderdom zijn er vaak ook gaten<br />
in de rij ontstaan. Mede door historisch onderzoek (kaartmateriaal)<br />
kunnen lanen met een historische betekenis opgespoord worden.<br />
Maatregelencriteria Beheren als eenheid. Dat wil zeggen: ontbrekende delen (tussen begin<br />
en eindpunt) herplanten. Daar waar historische lanen vervagen door<br />
naastgelegen bosontwikkeling, deze vrij zetten, waardoor ze beter<br />
herkenbaar worden maar zich ook beter kunnen ontwikkelen.<br />
Kroonprojectie aan de buitenzijde van de laan wordt over minimaal 3<br />
meter van andere bomen vrijgesteld.<br />
Militair bouwwerk<br />
Definitie Bouwwerk ter ondersteuning van de militaire macht<br />
Korte omschrijving Gebouwen die dienen <strong>voor</strong> huisvesting van militairen, opslag van<br />
goederen, machines en dergelijke of <strong>het</strong> houden van militaire<br />
oefeningen.<br />
Waarde Groot<br />
Veldherkenning Munitieopslagplaats Nunhem<br />
Maatregelencriteria Dient gerestaureerd te worden, waarna periodiek onderhoud.<br />
Molentakken<br />
Definitie Afleiding van de molenbeek, ter <strong>voor</strong>koming van peilverschillen<br />
Korte omschrijving Om zoveel mogelijk over een constant waterpeil te kunnen beschikken<br />
werden molentakken om de watermolens heen aangelegd. Ze werden op<br />
een bepaald peil afgestuwd. Piekafvoeren werden doorgaans door deze<br />
molentakken gestuurd, zodat bij de molen nog lang een optimaal<br />
stuwpeil gebruikt kon worden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> aandrijven van <strong>het</strong> maalwerk.<br />
Waarde Molentakken hangen onverbrekelijk samen met de molen. Ze zijn<br />
daarom van zeer grote waarde.<br />
Veldherkenning Molentakken worden bovenstrooms van een watermolen afgesplitst en<br />
voegen zich benedenstrooms van de molen weer bij de hoofdstroom.<br />
Maatregelencriteria In stand houden als visoptrek<strong>voor</strong>ziening.<br />
Monument<br />
Definitie Kunstzinnige uitingen ter nagedachtenis aan een historische<br />
gebeurtenis.<br />
Korte omschrijving Door een kunstenaar vervaardigd <strong>voor</strong>werp, doorgaans gemaakt ter<br />
nagedachtenis van een historisch <strong>voor</strong>val en geplaatst op een goed<br />
zichtbare plaats.<br />
Waarde Groot<br />
Veldherkenning Executie WO-II Weierse Brug; verbroederingsmonument<br />
Streekmuseum <strong>Leudal</strong>; Beeld St. Servatius te St. Servaes.<br />
Maatregelencriteria Als zodanig in stand houden.<br />
Motte<br />
Definitie Een motte is een natuurlijke of opgeworpen heuvel (de feitelijke motte),<br />
soms met een gracht er om heen, en <strong>voor</strong>zien van een weertoren of<br />
donjon er bovenop.<br />
Korte omschrijving Vanwege de neiging van de mens om ten behoeve van zijn verdediging<br />
tegen vijanden <strong>voor</strong>al gebruik te maken van natuurlijke barrières, is er<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
83
altijd een sterke relatie geweest tussen de plaats van<br />
verdedigingswerken en <strong>het</strong> landschap. Natuurlijke heuvels, gelegen op<br />
strategische plaatsen werden in de hoge Middeleeuwen (ca. 1000 n.C.)<br />
gebruikt als natuurlijke vestingwerken. Door <strong>het</strong> bouwen van een<br />
weertoren of donjon werd de macht die hiervan uitging, benadrukt. Een<br />
aparte vorm is de “Abschnittsmotte”: een natuurlijke uitloper van een<br />
heuvel(rug) werd door afgraven als <strong>het</strong> ware afgesneden of losgemaakt<br />
van zo’n rug.<br />
Waarde Mottes zijn vrij zeldzame middeleeuwse fenomenen. De historische<br />
waarde is groot, omdat ze een exponent vormen van de bestuurlijke<br />
en/of militaire macht van de grondeigenaren.<br />
Veldherkenning Verondersteld wordt (ROB) dat de Graoveberg (op de kruising van<br />
Zelsterbeek en Lange Pad) een Abschnittsmotte kan zijn geweest.<br />
Historisch onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad <strong>het</strong> geval is<br />
geweest.<br />
Maatregelencriteria Zeer waarschijnlijk zal de Graoveberg historisch bezien wel een of<br />
andere bijzondere functie hebben gehad. Het is daarom van belang deze<br />
heuvel te consolideren. Vooral bescherming tegen overmatige<br />
betreding, waardoor erosie ontstaat, is van belang.<br />
Oud bouwland<br />
Definitie: Bouwland dat eeuwenlang met mest en plaggen is opgehoogd, zodat <strong>het</strong><br />
relatief hoger is komen te liggen dan de omgeving, en een bouw<strong>voor</strong><br />
heeft die zeer humeus is (zie ook hoofdstuk 4.1).<br />
Korte omschrijving In de zandgebieden treffen we de plaggendekken <strong>voor</strong>al aan in de<br />
directe omgeving van de oude ontginningskernen. Hier is eeuwenlang<br />
akkerbouw gepleegd waarbij o.a. met gestoken (gras en/of heide)<br />
plaggen de bouwlanden bemest werden. In <strong>het</strong> algemeen worden essen<br />
gekenmerkt door afwezigheid van perceelsscheidingen en bewoning.<br />
Soms zijn er wel grensgreppels als perceelsscheiding aanwezig.<br />
Waarde Plaggendekken zijn landschappelijk en cultuurhistorisch van betekenis.<br />
Verder is bekend dat onder vele plaggendekken ook sporen te vinden<br />
zijn uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen.<br />
Veldherkenning Hoger gelegen gronden met soms een steilrand op de overgang naar de<br />
lager gelegen omgeving. Soms worden als afscheiding ook wel<br />
houtwallen en wildwallen aangetroffen. Vaak tref je essen aan bij oude<br />
ontginningskernen en/of in combinatie met boerenhoeven en<br />
houtwallen e.d. (zie ook bodemkaart: Eerdgronden).<br />
Maatregelencriteria Diepploegen is ongewenst i.v.m. <strong>het</strong> potentieel aanwezige<br />
bodemarchief. Dit dient een <strong>voor</strong>waarde bij ingebruikgeving te zijn.<br />
Voortzetting van een akkerbeheer, bij <strong>voor</strong>keur in een historische vorm,<br />
(o.a. graan) heeft de <strong>voor</strong>keur.<br />
Poelen<br />
Definitie Een (meestal gegraven) plas <strong>voor</strong> <strong>het</strong> drenken van vee.<br />
Korte omschrijving Bij gebrek aan natuurlijk open water in de vorm van beken, vennen en<br />
meertjes werden er <strong>voor</strong> <strong>het</strong> drenken van vee poelen gegraven. Meestal<br />
hebben ze een ronde vorm en variëren in grootte van 5 tot 15 meter in<br />
doorsnede. Meestal werden ze aangelegd in natuurlijke laagtes,<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
84
waardoor ook afstromend water zich in de poel kon verzamelen.<br />
Bovendien kon er op dergelijke plaatsen ook voeding met grondwater<br />
bestaan. Vaak werden er bij de poel één of meerdere knotwilgen<br />
geplant.<br />
Tegenwoordig worden poelen ook aangelegd als <strong>voor</strong>tplantingswater<br />
<strong>voor</strong> amfibieën.<br />
Waarde Naast een landschappelijke waarde hebben poelen een evidente<br />
ecologische waarde. Oorspronkelijke (oude) poelen hebben ook een<br />
hoge cultuurhistorische waarde als element van de heersende<br />
landbouweconomie- en praktijk.<br />
Veldherkenning Einde jaren zeventig bestond er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> nog slechts één<br />
oorspronkelijke weidepoel, namelijk de Duvelskoel bij de Speckerbrug.<br />
Deze staat ook op oude kaarten al vermeld. Alle andere weidepoelen<br />
zijn in de jaren tachtig en negentig van de 20 e eeuw aangelegd.<br />
Maatregelencriteria Periodiek schonen 1x/5-10 jaar, afhankelijk van de mate van<br />
gewasgroei in de poel. Indien beweid, dient een deel van de poel (de<br />
noordzijde) uitgerasterd te worden, ter <strong>voor</strong>koming van overmatige<br />
vertrapping. Aanwezige knotwilg 1x/5-10 jaar knotten. Bij afwezigheid<br />
van een kotwilg, daarin <strong>voor</strong>zien.<br />
Processie<br />
Definitie St.-Servaesprocessie<br />
Korte omschrijving Processie vanuit de kerk van Nunhem naar kapel St.-Servaes op de<br />
eerste zondag na de eerste Heilige Communie. Processie ter ere van St.-<br />
Servatius. Bij St.-Servaes wordt door schoolkinderen daags tevoren een<br />
bloementapijt gelegd. Bij de kapel wordt een mis gehouden.<br />
Waarde Zeer groot<br />
Veldherkenning Optocht<br />
Maatregelencriteria Traditie wordt door parochie in stand gehouden<br />
Rabatten<br />
Definitie Zwak bolvormige stroken bosgrond van 2-5 meter breed, aan<br />
weerszijden begrensd door ondiepe (soms ook diepe) greppels.<br />
Korte omschrijving Ter verbetering van bosontwikkeling op nattere bosbodems werden<br />
evenwijdig lopende ondiepe afwateringsgreppels gegraven op<br />
regelmatig afstand van elkaar gelegen (2 – 5 meter). De vrijkomende<br />
grond werd verspreid over de tussenliggende percelen, de rabatten.<br />
Deze werden daardoor enigszins opgehoogd. Door afwatering en<br />
ophoging ontstonden er drogere omstandigheden <strong>voor</strong> bosgroei. De<br />
aanleg van rabatten is tot ver in de 20 e eeuw een wijd verbreide<br />
bosteelttechniek geweest, maar wordt thans niet meer toegepast wegens<br />
een andere benadering van de bosbouw, die veel meer natuurtechnisch<br />
gericht is.<br />
Waarde De ecologische waarde van ondiepe greppels is beperkt. Diepere<br />
greppels hebben een eigen, meestal vochtig microklimaat, waarbij<br />
<strong>voor</strong>al veel sporenvormende soorten (varens, mossen, paddestoelen)<br />
worden aangetroffen. Rabatten zijn niet zeldzaam, maar dreigen<br />
langzaam te verdwijnen wegens <strong>het</strong> achterwege blijven van onderhoud.<br />
Veldherkenning Ondiepe evenwijdige verlopende greppels in bossen op relatief vochtige<br />
bosbodems. Meestal in de omgeving van (oorspronkelijke) vennen en<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
85
natte laagtes, maar <strong>voor</strong>al ook in de beekdalen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> op<br />
meerdere plaatsen nog duidelijk waarneembaar.<br />
Maatregelencriteria Het verdient aanbeveling, op een enkele plaats, duidelijk zichtbaar <strong>voor</strong><br />
bezoekers aan <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, rabatten in stand te houden ter <strong>voor</strong>koming<br />
van <strong>het</strong> verdwijnen van deze cultuurhistorische fenomenen. Opschonen<br />
door verwijdering van blad en takhout.<br />
Schaapskooien<br />
Definitie Veldschuren die dienden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> stallen van schapen<br />
Korte omschrijving Voor <strong>het</strong> laten grazen van schapen werden <strong>voor</strong>al de woeste gronden<br />
gebruikt. De scheper trok met zijn kudde schapen naar de heide en<br />
verbleef daar doorgaans meerdere dagen, omdat <strong>het</strong> te ver was om<br />
steeds terug te lopen met de kudde naar boerderij of dorp. Voor dat doel<br />
werden daarom schaapskooien gebouwd, die natuurlijk karakteristieke<br />
herkenningspunten in <strong>het</strong> open heidelandschap waren.<br />
Waarde Zowel landschappelijk, bouwkundig als cultuurhistorisch van grote<br />
waarde.<br />
Veldherkenning Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er schaapskooien in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
ooit hebben gestaan. Een mondelinge verwijzing (S. Hanssen 2004)<br />
veronderstelt dat er wellicht een kooi heeft gestaan op Den Heymert.<br />
Toch is <strong>het</strong> waarschijnlijk dat er één of meer kooien zijn geweest,<br />
gezien de ontwikkeling van <strong>het</strong> landschap en de langdurige fase waarin<br />
een substantieel aandeel heide bestond, in vergelijking met andere<br />
streken in <strong>het</strong> zandgebied van Limburg.<br />
Het kan echter zo zijn dat de afstand van de heide naar de dorpenkring<br />
in de omgeving klein genoeg was om dagelijks te overbruggen, zodat er<br />
geen kooien nodig waren.<br />
Maatregelencriteria n.v.t.<br />
Sterrenbos<br />
Definitie Padenstelsels die als de stralen van een ster bij elkaar komen in één<br />
centraal punt.<br />
Korte omschrijving Sterrenbossen konden om uiteenlopende redenen worden aangelegd.<br />
Meestal is er sprake van een landgoederensfeer. Vanuit <strong>het</strong> centraal<br />
gelegen landhuis kon <strong>het</strong> landgoed via de stralen van de ster goed<br />
overzien worden. Daarnaast werden sterrenbossen ook wel aangelegd<br />
als parkachtige <strong>voor</strong>zieningen, zonder dat er sprake was van een<br />
centraal bouwwerk; dus gewoon als een bepaalde parkstijl.<br />
Verondersteld wordt dat de meeste in Limburg bekende sterrenbossen<br />
tot stand kwamen tijdens de hakhoutcultuur. Uit de verschillende<br />
segmenten van de ster (die ook diverse eigenaren kunnen hebben<br />
gehad) werd <strong>het</strong> gehakte hout (de sjansen) bij elkaar gebracht in <strong>het</strong><br />
centrum, van waaruit <strong>het</strong> gemakkelijk per kar afgevoerd kon worden.<br />
Sterrenbossen kennen (kenden) in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> stralenkransen van acht<br />
stralen.<br />
Waarde Als bijzonder bosbouwkundig element cultuurhistorisch van waarde.<br />
Voor bezoekers een tot de verbeelding sprekende verschijningsvorm.<br />
Veldherkenning In <strong>het</strong> “Starrenbos” in <strong>het</strong> westelijke <strong>Leudal</strong> is <strong>het</strong> nog 5-stralige restant<br />
van een 8-stralig sterrenbos te zien. Daarnaast zijn nog drie stralen te<br />
herkennen van een 8-stralig sterrenbos westelijk van Kloosterhof. Ook<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
86
ten noorden van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Ophoven c.a.) hebben zich waarschijnlijk<br />
twee sterrenbossen bevonden. Het toponiem Sterrenboschweg wijst hier<br />
op. Op luchtfoto’s van Ophoven is in een stuk bouwland de 8-stralige<br />
structuur te zien, terwijl op de Ferrariskaart iets meer naar <strong>het</strong> oosten<br />
een bos met padenstelsel in Sterrenbosstructuur is ingetekend.<br />
Maatregelencriteria In ieder geval de nog resterende padenstructuur actief in stand houden.<br />
Het verdient aanbeveling om vanwege de beleving van <strong>het</strong> landschap,<br />
en als completering vanuit <strong>het</strong> cultuurhistorisch besef, de 3 verdwenen<br />
stralen weer te restaureren.<br />
Stuifwallen<br />
Definitie Opgeworpen aarden wal begroeid met bomen om stuivend zand tegen te<br />
houden.<br />
Korte omschrijving In de periode van de zandverstuivingen probeerde men te <strong>voor</strong>komen<br />
dat ontgonnen gebied, bouwlanden en dorpen werden overstoven.<br />
Hiertoe werden aarden wallen opgeworpen of <strong>voor</strong>malige hout- en<br />
wildwallen opgehoogd, loodrecht op de heersende windrichting, dus<br />
noordwest-zuidoost georiënteerd. Beplanting met Eik.<br />
Waarde Belangrijk cultuurhistorisch element in de bewoningsgeschiedenis<br />
Veldherkenning Hogere wallen dan hout- en wildwallen en een oriëntatie loodrecht op<br />
windrichting. Niet bekend van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Een walaanduiding op de<br />
kaart van 1780 wijst mogelijk op een stuifwal in <strong>het</strong> gebied tussen<br />
Lange Pad en Zelsterbeek.<br />
Maatregelencriteria Zie hout- en wildwal.<br />
Vloeiweiden<br />
Definitie Op zwak hellende dalflanken van de beekdalen (vaak in <strong>voor</strong>malige<br />
overstromingsvlaktes) gelegen landbouwpercelen, die door middel van<br />
aangevoerd beekwater bevloeid werden door middel van een stelsel van<br />
greppels.<br />
Korte omschrijving Het verhang in beekdalen werd benut <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opstuwen van water en<br />
aflaten daarvan via gegraven greppels naar een plaats benedenstrooms,<br />
waar <strong>het</strong> over <strong>het</strong> land kan worden afgevloeid, en terugkeert in de beek.<br />
Daarbij werd o.a. slib afgezet, wat als een natuurlijke bemesting kan<br />
worden beschouwd. Verondersteld wordt dat vloeisystemen <strong>voor</strong>al<br />
werden gebruikt <strong>voor</strong> wei- en hooiland, die ongetwijfeld een zeer hoge<br />
botanische kwaliteit zullen hebben gehad.<br />
Waarde Zeer specifiek in de historie van <strong>het</strong> agrarisch grondgebruik en daarom<br />
cultuurhistorisch waardevol. Bij restauratie kunnen ook hoge<br />
ecologische waarden ontstaan.<br />
Veldherkenning In <strong>het</strong> Grootboek van de Limburgse watermolens (Rijksarchief<br />
Maastricht; mond. med. H. de Mars) schijnt een verwijzing te staan naar<br />
<strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen van een vloeiweide stroomafwaarts van St.-<br />
Elisabethsmolen. De daar <strong>voor</strong>komende rabatten hebben inderdaad een<br />
geheel ander patroon dan gebruikelijk, wat er op kan duiden dat hier via<br />
een aanvoertak opgestuwd beekwater over de bestaande weide en<br />
eventueel ook <strong>het</strong> bos (dat eertijds eveneens weide was) stroomde.<br />
Maatregelencriteria Van nog herkenbare vloeiweides dient <strong>het</strong> greppelsysteem in stand<br />
gehouden te worden.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
87
Voorde<br />
Definitie Doorwaadbare plaatsen in beken en rivieren<br />
Korte omschrijving Hoewel ook in prehistorische tijden al bruggen werden gebouwd, zijn er<br />
tal van plaatsen in de doorgaande routes geweest, waar men beken en<br />
rivieren moest oversteken. Vaak betrof <strong>het</strong> ondiepe trajecten, die<br />
relatief makkelijk gepasseerd konden worden. Dergelijke ondiepe<br />
oversteekplaatsen werden <strong>voor</strong>den genoemd.<br />
Waarde Voorden hebben vaak de plaats bepaald waar beken en rivieren<br />
overgestoken konden worden, waardoor er oude paden- en<br />
wegenstelsels naar toe ontstonden. Ze hebben een grote<br />
cultuurhistorische betekenis.<br />
Veldherkenning De plek waar <strong>voor</strong>den <strong>voor</strong>kwamen kan geanalyseerd worden door<br />
bestudering van oud kaartmateriaal. Ook toponiemen wijzen vaak al op<br />
<strong>het</strong> bestaan van een oversteekplaats, die een <strong>voor</strong>de kon zijn geweest<br />
alvorens er een brug werd gebouwd (Koebrug, bij<strong>voor</strong>beeld.). In <strong>het</strong><br />
veld zijn <strong>voor</strong>den te herkennen aan holle wegen die van de hogere<br />
gronden de terrasranden naar de beekdalen doorsnijden en rechtstreeks<br />
naar de beek voeren, waarbij er vaak geen sprake is van een bestaande<br />
of gewezen brug. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> worden <strong>voor</strong>den in ieder geval<br />
verondersteld bij de Speckerbrug, bij Klooster St.Elisabethsdal en langs<br />
de Zelsterbeek.<br />
Maatregelencriteria Alleen nog zichtbare holle wegen die duidelijk een aansluiting op<br />
<strong>voor</strong>den hebben gehad dienen geconsolideerd te worden. In de beek zelf<br />
zijn geen maatregelen nodig.<br />
N.B. Bij de hermeandering van de Leubeek tussen Hoeve Crijns en<br />
Speckerbrug is <strong>voor</strong>zien in de aanleg van twee <strong>voor</strong>den, die na enkele<br />
jaren de oversteek <strong>voor</strong> vee tussen twee begrazingseenheden ter<br />
weerszijden van de beek dient te verzorgen. In overleg met <strong>het</strong><br />
waterschap dienen deze <strong>voor</strong>den eveneens in stand gehouden te worden.<br />
Vuursteenvindplaats<br />
Definitie Terrein (akker, weide, bos e.d.) waar door de mens bewerkte vuurstenen<br />
<strong>voor</strong>werpen zijn aangetroffen.<br />
Korte beschrijving In de prehistorische bewoningsperiode was vuursteen een zeer<br />
belangrijk materiaal, waarvan tal van <strong>voor</strong>werpen werden gemaakt, zoal<br />
wapens (messen, pijlpunten, bijlen) als gebruiks<strong>voor</strong>werpen<br />
(schrabbers, sikkels). Gedurende vele duizenden jaren werden deze<br />
<strong>voor</strong>werpen gemaakt, verhandeld , verloren of weggegooid. Hoe meer<br />
vuurstenen <strong>voor</strong>werpen worden gevonden, hoe meer een dergelijke<br />
plaats door de prehistorische mens in gebruik is geweest. Aan de manier<br />
van bewerking kan ook de periode waarin de betreffende bevolking<br />
heeft geleefd, afgelezen orden.<br />
Waarde Zeer groot, <strong>voor</strong>al bij hoge concentraties.<br />
Veldherkenning Alleen te vinden bij opgravingen dan wel op (meestal onbegroeide)<br />
plaatsen waar grondbewerking plaats vindt, zoals akkers.<br />
Maatregelencriteria Vrijwel alle akkers in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn belangrijke<br />
vuursteenvindplaatsen. Voorwaarde <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>tgezet akkergebruik is<br />
een relatief ondiepe bouw<strong>voor</strong>bewerking (30 cm.) en <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen,<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
88
dat bouw<strong>voor</strong>materiaal uit <strong>het</strong> gebied wordt afgevoerd, zoals bij<br />
bollenteelt.<br />
Watermolens<br />
Definitie Bouwwerken waarbij door middel van waterkracht een maalwerk in<br />
gang gebracht kan worden<br />
Korte omschrijving In de middeleeuwen werd waterkracht als krachtbron <strong>voor</strong> de<br />
aandrijving van maalwerken ontwikkeld, nadat al eerder windkracht bij<br />
windmolens werd toegepast. De watermolens dienden <strong>voor</strong> <strong>het</strong> malen<br />
van graan, <strong>voor</strong> de olieproductie, <strong>het</strong> maken van papier, laken, etc.<br />
Bovendien werden ze gebruikt <strong>voor</strong> de visvangst. Ze vormden daarmee<br />
de kern van de lokale landbouweconomie. Met watermolens werd<br />
macht uitgeoefend: boeren/pachters werden doorgaans gedwongen bij<br />
een bepaalde molen hun producten te laten malen. Molens waren <strong>voor</strong><br />
de tijd dat ze ontstonden technisch hoogstaande <strong>voor</strong>zieningen. Vaak<br />
bezitten water- en windmolens nog steeds historische rechten op een<br />
vrij onbebouwd veld vóór de windmolen en stuwrechten t.b.v. <strong>het</strong><br />
drijfwerk van de watermolen. Aan de watermolens zijn soms ook nog<br />
visrechten verbonden.<br />
Waarde Bouwkundig en landbouw/landschapshistorisch van zeer grote waarde.<br />
Veldherkenning Spreekt <strong>voor</strong> zich.<br />
Maatregelencriteria In stand houden door <strong>het</strong> toekennen van gebruiksfuncties.<br />
Wegkruis<br />
Definitie Kruis al dan niet met kruisbeeld, <strong>voor</strong>komend langs op of splitsing van<br />
wegen.<br />
Korte omschrijving Weg- of veldkruisen die uit devotie geplaatst werden of dienen ter<br />
nagedachtenis aan een gebeurtenis (moord, dank <strong>voor</strong> lijfsbehoud,<br />
<strong>voor</strong>komen van misoogst of natuurgeweld. Doorgaans wordt een boom<br />
bij een veldkruis geplaatst, <strong>voor</strong>al Lindebomen (zie o.a. veldkruis<br />
Nunhem)<br />
Waarde Groot<br />
Veldherkenning Moordkruis Speckerweg, veldkruis Zelsterbrug, veldkruis Nunhem, etc.<br />
Maatregelencriteria In stand te houden door periodiek onderhoud (tegengaan roest, rotting,<br />
opnieuw verven, snoeien beplanting, etc.)<br />
Weier<br />
Definitie Kunstmatige vijver die diende als visvijver of waarvan <strong>het</strong> opgeslagen<br />
water werd gebruikt <strong>voor</strong> bevloeiingsdoeleinden<br />
Korte omschrijving Door op geschikte plaatsen in een beektraject dammen aan te leggen<br />
konden natuurlijke dan wel daartoe gegraven laagten zich opvullen met<br />
beekwater. Dergelijke vijvers werden weiers genoemd. Ze konden<br />
dienen als visvijver (<strong>voor</strong>al karper), maar ook kon <strong>het</strong> water gebruikt<br />
worden <strong>voor</strong> bevloeiingsdoeleinden.<br />
Waarde Weiers getuigen van een slim gebruik door de mens van natuurlijke<br />
omstandigheden <strong>voor</strong> de visvangst en de landbouw. In Noord- en<br />
Midden-Limburg werden ze waarschijnlijk veel minder gebruikt dan<br />
bij<strong>voor</strong>beeld in Brabant en Zuid-Limburg. Als historisch-geografisch<br />
element zijn ze daardoor zeer waardevol.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
89
Veldherkenning In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is waarschijnlijk de laagte stroomafwaarts van de Wierse<br />
Brug een weier geweest. Weiers zijn te herkennen door een relatief<br />
onnatuurlijke verbreding van beek en beekdal.<br />
Maatregelencriteria Minimaal dient de morfologie (de vorm) van de weier in stand<br />
gehouden te worden. Overwogen kan worden om de weier te herstellen.<br />
Daarbij dient dan rekening gehouden te worden met een<br />
visoptrek<strong>voor</strong>ziening, daar de dam anders als een barrière in <strong>het</strong><br />
beeksysteem gaat functioneren.<br />
Windmolens<br />
Definitie Bouwwerk waarbij door middel van wind een maalwerk in gang<br />
gebracht kan worden<br />
Korte omschrijving Windmolens worden gekarakteriseerd door een wiekenkruis, dat met<br />
zeil wordt bespannen, waarna <strong>het</strong> door winddruk gaat ronddraaien.<br />
Molens kunnen van steen of hout zijn opgetrokken, staan op de vlakke<br />
grond, een belt of op een standaard. Door de staart van de molen kan<br />
deze gekruid worden. Het maalwerk kan gebruikt worden <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
malen van graan, <strong>het</strong> pletten van oliehoudende producten, <strong>het</strong> slaan van<br />
laken, etc.<br />
Waarde Bouwkundig en landbouw/landschapshistorisch van zeer grote waarde<br />
Veldherkenning Alleen nog in de omliggende dorpen (twee beltmolens in Horn, een<br />
beltmolen in Heythuysen, een beltmolen in Roggel, een standaardmolen<br />
in Baexem, een standaardmolen in Beegden)<br />
Maatregelencriteria In stand houden door <strong>het</strong> toekennen van gebruiksfuncties<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
90
Literatuur<br />
Abrahams, P., 1975: Rondj Graoveberg en Krommenets. Verhalen uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>kwartier,<br />
Nunhem.<br />
Abrahams, P., 1977: De Kroedwés. Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 2 nr 5.<br />
Anonymus, 2004: Inventarisatie aardkundige Waarden Staatsbosbeheer. Rapport i.o.v.<br />
Staatsbosbeheer opgesteld door adviesbureau Syncera De Straat B.V.<br />
Bakker, R., 2003: The emergence of agriculture on the Drenthe Plateau. A palaeobotanical<br />
study supported by high-resolution 14C dating, Bonn (Archäologische Berichte 16).<br />
Bats, M., Ph. Crombé, I. Devriendt, R. Langohr, J.H. Mikkelsen, C. Ryssaert, J. Schreurs, A.<br />
van de Water & M. van Strydonck 2002: Onderzoek langs de Omleiding N273 te Haelen<br />
(Provincie Limburg, Nederland), Vroeg-Mesolithicum en Vroeg-Neolithicum, Notae<br />
Praehistoricae 22, 87-102.<br />
Batta, E.C.M.A., et.al. 1960/1967: Limburgs Verleden. De geschiedenis van Nederlands<br />
Limburg tot 1815 (2 delen), Maastricht.<br />
Berg, van den, M.W., & J.C.G. Schwan 1996: Millennial climatic cyclicity in Weichselian<br />
Late Pleniglacial to Early Holocene fluvia deposits of the river Maas in the southern<br />
Netherlands, in: M.W. van den Berg, Fluvial sequences of the Maas. A 10 Ma record of<br />
neotechnics and climatic chage at various time-scales, Wageningen, 99-121.<br />
Bloemers, T., 1972: Drie Rössenscherven uit Nederlands-Limburg, Helinium 12, 47-52.<br />
Bloemers, T, 1975: Haelen. Archeologische Kroniek van Limburg over 1973-4, 24-25.<br />
Bohmers, A. & A. Wouters 1954: Früh- und mittelpaläolithische Funde aus den Niederlanden.<br />
Palaeohistoria 3, 206-217.<br />
Bursch, F.C., 1940: Een steenen hamer uit Midden-Limburg, Oudheidkundige Mededelingen<br />
van <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 71, 16-18.<br />
Ginkel, E.J. van, & B.J. Groenewoudt 1990: Archeologische landschapselementen:<br />
bescherming, beheer en restauratie, Utrecht.<br />
Ginkel, E. van, & K. Steehouwer 1998: ANWB Archeologieboek Nederland, Den Haag.<br />
Gorissen, A., & R. van der Hoek, 1994: Waterschappen in Peel en Maasvallei, Blerick.<br />
Haaren, H.M.E. van, 1968: Palaeolithic artefacts from Limburg, Berichten van de Rijksdienst<br />
<strong>voor</strong> <strong>het</strong> Oudheidkundig Bodemonderzoek 18, 7-47.<br />
Hanssen, J.H. en J. Koppert – van Reeuwijk 1998: Schaapherders uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in<br />
Vlaanderen. Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> jrg. 23 nr. 91.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
91
Harsema, O.H., 1963: Verslag van de archeologische kartering van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Groningen<br />
(intern rapport BAI).<br />
Harsema, O.H., 1965: Vondsten van de Hilversum-kultuur uit Neer (NDL, L.), Helinium 5,<br />
44-49.<br />
Harsema, O.H., 1973: Het <strong>Leudal</strong> als woongebied in de prehistorie, in: T. Lemaire, Het<br />
<strong>Leudal</strong>. Beeld van een Midden-Limburgs Beekdal, Haelen, 133-155.<br />
Hiddink, H., 2003: Aspecten van <strong>het</strong> grafritueel in de Late IJzertijd en de Romeinse<br />
tijd in <strong>het</strong> Maas-Demer-Scheldegebied, in: H. Hiddink (ed), Het grafritueel in de late IJzertijd<br />
en Romeinse tijd in <strong>het</strong> Maas-Demer-Scheldegebied, in <strong>het</strong> bijzonder van twee grafvelden bij<br />
Weert, Amsterdam (Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 11), 1-75.<br />
Hijszeler, C.C.J.W., 1951: Limburg, Heythuysen, Berichten van de Rijksdienst <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
Oudheidkundig Bodemonderzoek, 1-2.<br />
Hooijer, C.R., 1972: Over bijlen en dissels, Westerheem 21, 23-28.<br />
Hooijer, C.R., 1980: Vroeg-, midden- en laat-Neolithicum in Haelen, Westerheem 29, 318-<br />
321.<br />
Jappe-Alberts, W., 1972: Geschiedenis van de beide Limburgen (2 delen), Assen (Maaslandse<br />
Monografieën 15).<br />
Jeukendrup, B., 1979: Haelen-Nunhem. Sc<strong>het</strong>sen uit <strong>voor</strong>bije tijden, Haelen.<br />
Joosten, M. e.a., 1980: Aldenghoor, Haelen.<br />
Kemp, P., 1975: Limburgse sagen en legenden, Maastricht.<br />
Kierkels, M. & M. van Hoef-van Rijt 1997: Midden-Paleolithische vondsten in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>,<br />
Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 87, 164-165.<br />
Kierkels, M. & M. van Hoef-van Rijt, 1997: Romeinse en IJzertijd-vondsten te Neer, Rondom<br />
<strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 87, 166-167.<br />
Willems, W., & R. Brandt 2005: Hoofdstuk 4 Fysiek beschermen, in: Kwaliteitsnorm<br />
Nederlandse Archeologie, versie 2.2.<br />
Kolen, J., H. van Laarschot & G. Box 2004: Beekdalen en hun cultuurgeschiedenis: Peelland,<br />
in: F. Gerritsen & E. Rensink (red.), Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een<br />
kwestie van onderzoek en monumentenzorg, Amersfoort (Nederlandse Archeologische<br />
Rapporten 28), 35-55.<br />
Lemaire, T. (red.), 1973: Het <strong>Leudal</strong>. Beeld van een midden-Limburgs beekdal, Haelen.<br />
Lemaire, T., 1976: Het raadsel van de strijdhamer van Baexem, een oude vondst opnieuw<br />
belicht, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 3, 16-21.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
92
Lemaire, T., 1977-1978: De Bedelaar van Professor Dubois. Geschiedenis van een landgoed,<br />
Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 5 t/m 12.<br />
Lemaire, T., 1993a: Sporen van een nederzetting uit de IJzertijd en uit <strong>het</strong> (late) Neolithicum<br />
in Haelen, deel 1, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 70, 219-223.<br />
Lemaire, T., 1993b: Sporen van een nederzetting uit de IJzertijd en uit <strong>het</strong> (late) Neolithicum<br />
in Haelen, deel 2, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 71, 257-261.<br />
Lemaire, T., 2000: Het Neolithicum van de “Haelerhei”, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 97, 422-429.<br />
Lohof, E., in druk: Archeologie in Via Limburg. Omleiding N273-Haelen. Definitief<br />
Archeologisch Onderzoek Haelen-Napoleonsweg (DAO A1).<br />
Luys, W., 1993: Reactie op artikel “Waar zijn de vondsten gebleven?” van T. Lemaire,<br />
Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 70, 238-239.<br />
Klok, R.H.J., 1977: Archeologisch reisboek <strong>voor</strong> Nederland, Bussum<br />
Metsemakers, H., & A. Wouters, 1993: Midden-Paleolithicum onder Nunhem (Midden-<br />
Limburg), APAN Extern 3, 66-73.<br />
Mols, P., 2004: Veldprocessies in Roggel omstreeks 1600, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 114, 336-337.<br />
Mols, P., 2005: De molenbaan van Roggel, 1278-1795, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 117, 429-432.<br />
Projectgroep Archeologische Inspectie en Onderhoud Noord-Brabant, 2004: Informatiebladen<br />
archeologisch landschapsbeheer: grafheuvels, kasteelbergen of mottes, urnenvelden, Vught.<br />
Provincie Limburg 2001: Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), Maastricht.<br />
Renes, J.,1999: Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch<br />
onderzoek in <strong>het</strong> streekplangebied Noord- en Midden-Limburg, Maastricht ( Maaslandse<br />
Monografieën 9).<br />
ROB, 2000: De Monumentenwet en archeologisch rijksmonumenten. Informatie <strong>voor</strong><br />
eigenaren, beheerders en gebruikers, Amersfoort.<br />
Schuring, H., e.a., 1992: Veranderend landschap, Den Haag (Ministerie van LNV)<br />
Smeets, J., 1990: De Seine-, Oise- en Marnecultuur in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 60,<br />
567-568.<br />
Smeets, J., 1989: De Rössencultuur in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied, Rondom <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> 55, 440.<br />
Staatsbosbeheer, 2003: Uitwerkingsplan <strong>Leudal</strong> 2003-2012, Roermond.<br />
Staatsbosbeheer, 2004: Koepelvisie Landschap en cultuurhistorie regio Gelderland, Arnhem.<br />
Staatsbosbeheer, 2004: Visie Landschap, Driebergen (intern document).<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
93
Stapert, D., 1979: Kessel. Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 78, 106-<br />
107.<br />
Visscher, H.A., 1975: De Nederlandse landschappen. Ontstaan, wetenschappelijke betekenis,<br />
belevingswaarde, Utrecht.<br />
Wijnands, J. (red), 2000: ’t Land van Horne. Horn.<br />
Wouters, A., 1952-53: Het Palaeolithicum en Mesolithicum in Limburg, Publications de la<br />
Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 88–89, 1-3.<br />
Wouters, A., 1980: Klassiek "Moustérien" uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en omgeving?, Archaeologische<br />
Berichten 8, 117-146.<br />
Wouters, A.M., 1982: Jongpaleolithicum in meerdere componenten uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>,<br />
Archaeologische Berichten 11/12, 53-92.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
94
Geraadpleegde kaarten<br />
Inventarisatie aan de hand van Limburg in Kaart en Prent. Historisch cartografisch overzicht<br />
van Belgisch en Nederlands Limburg, door E. van Ermen, E. van Mingroot, B. Minnen en M.<br />
van der Eycken, 1985. Weesp.<br />
• p. 14: Chorografische kaart van Nicolaas Visscher I (1618-1679) of Nicolaas Visscher II<br />
(1649-1702), uitgegeven door Petrus Schenk jr. (1719-1755). Kleine uitsnede uit de kaart<br />
(rechtsboven) toont Graafschap Hoorn, waaronder <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> en land van<br />
Thorn. Ook zijn de belangrijkste beken afgebeeld.<br />
• p. 21: Minuut (/) van een primitieve chorografische kaart, toegeschreven aan Jacob van<br />
Deventer (tweede helft 16 de eeuw, misschien nog ca. 1550). Vrij gedetailleerde kaart van<br />
<strong>het</strong> gebied ten westen van de Maas, vanaf Stevenweert in <strong>het</strong> zuiden tot samenvloeing<br />
Neerbeek in de Maas in <strong>het</strong> noorden.<br />
• p. 32: Het Overkwartier van Gelre. Chorografische kaart van Johan Blaeu, uitgegeven in<br />
zijn Atlas maior in 1662. Uitsnede toont <strong>het</strong> gebied ten westen van de Maas tussen<br />
Roermond en Weert. Enkele belangrijke beken en verbindingswegen tussen grotere<br />
plaatsen (Hoorn, Gratem, Heythuysen etc. ) zijn afgebeeld.<br />
• p. 53: Weert. Figuratieve kaart door Jacob van Deventer (ca. 1540-1575).<br />
Grondgebruik volgens historische kaarten:<br />
Chorografische kaart, toegeschreven aan Jacob van Deventer: gebied ten oosten van<br />
Heythuysen tot aan S. Elizabeth wordt de heijde genoemd. De weg van Warenberg naar<br />
Heythuysen doorkruist <strong>het</strong> westelijk deel van dit gebied. Op de kaart worden <strong>voor</strong> de<br />
zuidzijde van dit gebied heuvels afgebeeld. Het gebied van De Heyde strekt zich in oostelijke<br />
richting uit tot aan de Haelensche beek bij Nunhem.<br />
Ferrariskaart 1771<br />
Geudeke P.W. e.a., 1992 Grote Historische Provincie Atlas 1: 25.000. Limburg 1837 – 1844<br />
Wolters-Noordhoff Atlasproducties<br />
Stiboka, 1972. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; toelichting bij de kaartbladen<br />
blad 57 Oost Valkenswaard en 58 West Roermond. Stichting <strong>voor</strong> Bodemkartering,<br />
Wageningen.<br />
Stiboka, RGD, 1992. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1 : 50.000, blad 58<br />
Roermond. Stichting <strong>voor</strong> Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, Wageningen /<br />
Haarlem.<br />
Tranchotkaart 1812 – 1820<br />
Gemeentelijke kaarten 1865-1870<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
95
Bijlage 1 Tijdladder van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
3.500.000 BP – 9.500 v.C. Pleistoceen (= Geologisch tijdvak, tijdperk van de IJstijden)<br />
Ca. 400.000 – 35.000 BP . Midden-Paleolithicum(= midden fase van de Oude Steentijd); de<br />
oudste artefacten uit <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> dateren uit de late fase van <strong>het</strong><br />
Midden-Paleolithicum (120.000–35.000 BP) uit de periode van<br />
de laatste ijstijd, <strong>het</strong> Weichselien. Ze worden gerekend tot <strong>het</strong><br />
Moustérien. Ook in de omgeving van <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> (Neer, Kessel)<br />
zijn werktuigen uit <strong>het</strong> Moustérien aangetroffen.<br />
Ca. 400.000 - 35.000 BP Homo neanderthalensis (Neanderthaler-mens); in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> is<br />
de aanwezigheid van de Neanderthaler-mens door <strong>het</strong> <strong>voor</strong>komen<br />
van Moustérien-werktuigen vastgesteld.<br />
370.000 – 130.000 BP Saalien. Voorlaatste ijstijd (glaciaal), afwisseling van relatief<br />
warme en (zeer) koude perioden.<br />
Vroeg Saalien: afwisselend koud en vrij zacht.<br />
Midden Saalien: zeer koud (periode van maximale uitbreiding<br />
van <strong>het</strong> landijs)<br />
Laat Saalien: vrij koud<br />
130.000 – 120.000 BP Eemien Interglaciaal: gematigd warm<br />
120.000 BP – 9.500 v.C. Weichselien. Laatste ijstijd, afwisseling van relatief warme en<br />
(zeer) koude perioden.<br />
Vroeg Glaciaal : Afwisselend koud en vrij zacht<br />
Pleniglaciaal: Vrij koud tot zeer koud<br />
15.000 BP – 9.500 v.C. Laat Glaciaal: Afwisselend vrij zacht en vrij koud<br />
Ca. 35.000 BP De Cro-Magnon mens verschijnt als eerste moderne mens (Homo<br />
sapiens) in Noordwest-Europa<br />
35.000 BP – 9.500 v. C. Laat-Paleolithicum (late fase van de Oude Steentijd); uit <strong>het</strong><br />
<strong>Leudal</strong> zijn artefacten bekend van de Creswell- (ca. 12.500–<br />
11.800? BP) en Federmesser-cultuur (ca. 11.500-10.800 BP): op<br />
de Boshei zijn talrijke artefacten, waaronder schrabbers, stekers<br />
en spitsen, van de Federmesser-cultuur gevonden.<br />
Ahrensburg-cultuur (ca. 10.700–9.700 BP): uit de omgeving van<br />
Kessel en Neer zijn enkele concentraties van vuurstenen<br />
werktuigen, zoals klingen, schrabbers, bekend.<br />
9.500 v.C. - heden Holoceen (Geologisch tijdvak, klimaat is gematigd warm)<br />
9.500 – 5.300 v.C. Mesolithicum (= Midden Steentijd); nieuwe werktuigen als pijl<br />
en boog. Kleine pijlspitsen (microlithen) zijn op enkele plaatsen<br />
in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> gevonden. Vindplaatsen kenmerken zich vaak door<br />
haarden waaromheen een verspreiding van vuurstenen artefacten.<br />
Periode van klimaatverbetering, in de loop van <strong>het</strong> Mesolithicum<br />
is er een toename van loofbos.<br />
9.500 - 8.200 v.C. Preboreaal. Het klimaat wordt geleidelijk vochtiger en warmer.<br />
5.300 – 2.000 v.C. Neolithicum (= Nieuwe Steentijd); eerste landbouwers vestigen<br />
zich op lössplateaus in Zuid-Limburg; op zandgronden<br />
geleidelijke verandering van jacht naar landbouw. Ontginning<br />
van bos naar akker. Concentraties van aardewerk, stenen<br />
artefacten wijzen op nederzettingen, in Zuid-Limburg ook<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
96
grondsporen. Ook zijn in Limburg grafheuvels en vlakgraven<br />
bekend.<br />
5.300 – 4.200 v.C. Vroeg-Neolithicum<br />
Lineaire Bandkeramiek (5.300-4.900 v. C): incidentele vondsten<br />
in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>, nederzettingen in <strong>het</strong> zuiden van de provincie.<br />
Rössen-cultuur (4.900-4.300 v.C.): enkele losse vondsten van<br />
aardewerk in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>.<br />
4.200 – 2.850 v.C. Midden-Neoliticum<br />
Michelsberg-cultuur (4.200-3.600 v.C.) en Steingroep (3.450-<br />
2.500 v. C): producten uit de vuursteenmijnbouw in Rijckholt<br />
zijn ook in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> aangetroffen. Fragmenten van kraaghalsflesjes<br />
uit de Stein-groep zijn gevonden op de Boshei. Een<br />
mogelijke nederzetting van de Stein-groep is opgegraven langs de<br />
Napoleonsbaan bij Haelen.<br />
2.850 – 2.000 v.C. Laat-Neolithicum<br />
Standvoetbekercultuur (2.800-2.400 v.C.) en Klokbekercultuur<br />
(2.400-1.900 v. C.): o.a. bekeraardewerk versierd met banden,<br />
hamerbijlen, vuurstenen bijlen. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn <strong>voor</strong>namelijke<br />
losse vondsten (o.a. pijlspitsen) bekend. Laat-neolithisch<br />
aardewerk is afkomstig uit een <strong>voor</strong>malige zandwinninglocatie<br />
bij de Bedelaar.<br />
8.200 – 7.000 v.C. Boreaal: In de winter koud, in de zomer warm.<br />
7.000 – 3.700 v.C. Atlanticum: Door <strong>het</strong> steeds gunstigere klimaat was er een sterke<br />
bosuitbreiding (linde/eik).<br />
2.000 – 800 v.C. Bronstijd. Brons wordt gemaakt uit een legering van koper en tin.<br />
Kenmerkend zijn bronzen wapens en <strong>voor</strong>werpen en grafheuvels.<br />
In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> werd een boomkistgraf aangetroffen in een<br />
grafheuvel. Ploegsporen, grafheuvels, urnenvelden, vlakgraven.<br />
In de late Bronstijd is de Kerbschnitt met tumuli in urnenvelden<br />
van groot belang.<br />
2.000 - 1.800 v.C. Vroege Bronstijd<br />
1.800 – 1.100 v.C. Midden Bronstijd<br />
1.100 – 800 v.C. Late Bronstijd<br />
800 – 12 v.C. IJzertijd; bronzen <strong>voor</strong>werpen en wapens gingen over in ijzeren<br />
<strong>voor</strong>werpen en wapens. IJzer werd gewonnen uit moerasijzererts<br />
en klapperstenen. Bekend zijn nederzettingen, Celtic fields, en<br />
urnenvelden.<br />
Belangrijk is de <strong>voor</strong>tzetting van de Bronstijd in de Vroege<br />
Ijzertijd met de Harpstedt-cultuur, aangetroffen in tumuli in<br />
urnenvelden. Uit de Midden-IJzertijd zijn nederzettingssporen<br />
bekend van de zandafgraving nabij de Bedelaar (groeve<br />
Aquarius), waar een bewoningslaag met aardewerk en hutteleem<br />
werd gevonden. Van de late Ijzertijd zijn geen vondsten bekend.<br />
800 - 500 v.C. Vroege IJzertijd<br />
500 - 250 v.C. Midden-IJzertijd<br />
250 – 12 v.C. Late IJzertijd<br />
1.200 v.C. – heden Sub-Atlanticum (= huidige klimaatfase)<br />
12 v.C. – circa 450 n.C. Romeinse Tijd. In <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> zijn heel weinig vondsten uit deze<br />
periode bekend. Op één locatie is aardewerk en verbrand bot<br />
gevonden, wat mogelijk op twee crematiegraven duidt.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
97
Daarentegen zijn in <strong>het</strong> oosten aangrenzende Laagterras van de<br />
Maas talrijke vondsten bekend, zoals de militaire nederzetting<br />
Melenborg, de Romeinse weg van Heel via Melenborg naar Neer,<br />
de Romeinse wachtpost bij de Romeinse brug (of <strong>voor</strong>de?) over<br />
de Neerbeek. In Buggenum zijn Romeinse graven en in de Van<br />
Loonstraat te Haelen een lans en speer gevonden. Op de<br />
Galgeberg te Buggenum eveneens een Romeins graf.<br />
Daarnaast buiten <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> ook Celtic fields, grafheuvels<br />
(Baexem), grafvelden, wegen, pottenbakkerijen. Vanuit Horn en<br />
Heel liep een Romeinse weg via Baexem naar de Peel.<br />
12 v.C. – 70 n.C. Vroeg-Romeinse Tijd<br />
70 – 270 Midden-Romeinse Tijd<br />
270 – 450 Laat-Romeinse Tijd<br />
450 – 1500 Middeleeuwen<br />
450 – 1050 Vroege Middeleeuwen. Volksverhuizingen.<br />
Nederzettingen, essen, rijengrafvelden.<br />
Circa 450 – 800 Frankische Tijd. De periode werd gekenmerkt door onrust,<br />
invallen en plunderingen. De periode 525-725 is de<br />
Merovingische periode die onder andere gekenmerkt werd door<br />
rijengrafvelden, later ook lijkverbrandingen. In Buggenum werd<br />
zowel een grafveld als een Frankisch kerkje gevonden.<br />
Circa 575 Vestiging van een bisschop te Maastricht tot (717)<br />
717 Vestiging van <strong>het</strong> bisdom Luik<br />
725 – 900 Karolingische Tijd.<br />
768 – 814 Karel de Grote regeert als keizer ook over onze streken<br />
8 e en 9 e eeuw Toename van ontginningen als gevolg van bevolkingsaanwas<br />
Circa 900 – 1900 Periode van de potstalbemesting. Ontstaan van heide en oude<br />
bouwlanden.<br />
Ca. 1050 Hoge Middeleeuwen<br />
1050 – 1500 Late Middeleeuwen.<br />
Kastelen, kloosters, versterkte huizen, kerken, essen, kerkhoven,<br />
begravingen, landweren, wal- en grachtcomplexen, steenovens,<br />
ijzerslakken, ijzerkuilen.<br />
11 e en 12 e eeuw Ontginningen onder leiding van kloosters en wereldlijke<br />
machthebbers. Vestiging van nieuwe nederzettingen.<br />
964, 22 mei De oudste vermelding van Kasteel(?) Exaten is van 22 mei 964.<br />
Vanwege de aanwezigheid van een Romeinse tumulus op <strong>het</strong><br />
landgoed kon de geschiedenis van Exaten wel eens teruggaan tot<br />
in de Romeinse tijd.<br />
Ca. 1150 Stichting door de graven van Looz van een ridderhofstede in <strong>het</strong><br />
Haelensche Ghoor. Huize Ghoor werd in 1428 kasteel<br />
Aldenghoor. Het oudste nog bestaande deel dateert rond 1500.<br />
Het kasteel werd bewoond door de Heren van Ghoor.<br />
> 1200 Begin van de overheersing van stadseconomieën; in deze streken<br />
vanuit Roermond<br />
1211, 1212 en later Stichting en bouw van klooster St. Elisabethsdal. De feitelijke<br />
vestigingsdatum door Dirk van Altena is 9 oktober 1240.<br />
Vermoedelijk dateert ook de bouw van de nabijgelegen<br />
Kloosterhof met bakhuisje uit de stichtingsperiode van <strong>het</strong><br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
98
klooster, dus 13 e eeuw.<br />
Ca. 1225 Stichting van Klooster Keizersbosch te Neer.<br />
1243 Stichting van Kasteel Horn<br />
< 1278 De Zelsterhof is bekend vanaf 1278. Tot 1278 stond hier ook een<br />
watermolen aan de Wiër. Deze is verplaatst naar de huidige<br />
locatie van de St.-Elisabethsmolen.<br />
1278 Bouw van de tot <strong>het</strong> klooster St.-Elisabethsdal behorende<br />
Elisabethsmolen met bijbehorende boerderij. De molen werd in<br />
1944 door terugtrekkende Duitse troepen vernield. De molen<br />
stond aanvankelijk langs de Zelsterbeek bij de Wiërse brug en is<br />
vandaar verplaatst naar de Leubeek.<br />
< 1288 Op de plek van de nog bestaande <strong>voor</strong>malige boerenhoeve<br />
Waerenberg stond in ieder geval in 1288 <strong>het</strong> oorspronkelijke<br />
kasteel Waerenberg. Tot dit kasteel behoorden ook de<br />
pachthoeven Neerhuysinge, Holthurnerhof (= Houterhof),<br />
Stoxhof en Heyerhof. Bij de Holthurnerhof bevond zich ook een<br />
watermolen. De plek van pachthoeve Neerhuysinge is niet<br />
bekend (wellicht is dit de huidige boerderij Op Puts?). Stoxhof is<br />
in 1329 uit geschreven bronnen bekend. De Stekshof (op de<br />
Beekkant) wordt in 1461 beschreven als eigendom van de Hoeve<br />
Elshof (te Heythuysen). De Elshof moet dus al veel ouder zijn<br />
dan 1461.<br />
12 e – 15 e eeuw Bouw van kerken in de regio.<br />
1324? De Leumolen of St.-Ursulamolen is waarschijnlijk gesticht in<br />
1324.<br />
< 1380 Bouw van kasteel Neyenghoor te Neer. In 1796 is <strong>het</strong> kasteel<br />
afgebroken. Alleen de hoeve Neyenghoor bestaat nog.<br />
Van de bij beekverbeteringswerkzaamheden in 2001 aangetroffen<br />
resten van een watermolen bij Neyenghoor is de datering niet<br />
bekend.<br />
Vanaf 1450 - 1570 Het Graafschap Horne regeert ook <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>kwartier, nadat de<br />
Heren van Horn de regio al vanaf circa 1100 bezaten<br />
< 1470 De stichting van Kasteel Malborg te Buggenum dateert van <strong>voor</strong><br />
1470.<br />
< 1500 De Spikkerhof is uit geschreven bronnen bekend vanaf 1500 en is<br />
vermoedelijk dus ouder.<br />
< 1505 De Beijlshof is bekend vanaf 1505, maar de stichting dateert<br />
vermoedelijk van <strong>voor</strong> die datum.<br />
1500 – 1795 Nieuwe Tijd<br />
< 1514 Strikkenhof of Terbeetenhof dateert in ieder geval van <strong>voor</strong> 1514.<br />
Vermoedelijk is de boerderij in de 13 e eeuw gesticht. Het thans<br />
oudst bekende deel is <strong>het</strong> hoektorentje in de muur die de tuin aan<br />
de oostzijde begrenst. Dat dateert uit begin 1700<br />
1570 – 1787 Het Graafschap van Loon regeert als leengoed van <strong>het</strong> Bisdom<br />
Luik ook deze streken<br />
1568 – 1648 80-jarige oorlog.<br />
16 e eeuw – 19 e eeuw Relatieve stilstand in <strong>het</strong> ontginningstempo van woeste grond.<br />
Toch wordt er in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> in de 18 e eeuw heidegrond beplant<br />
met bos.<br />
Ca. 1600 Stichting van de Vogelmolen te Haelen. Waarschijnlijk heeft<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
99
deze molen aanvankelijk iets meer stroomopwaarts gestaan ter<br />
hoogte van Overhaelen.<br />
1682 Bouw van <strong>het</strong> Pesthuis op <strong>het</strong> terrein van klooster St.-<br />
Elisabethsdal<br />
Begin 18 e eeuw Stichting van kasteel Nunhem. Het Huys Nunhem is echter al<br />
vanaf 1458 bekend.<br />
18 e eeuw Bokkerijders. Ook in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. Sjinderhannes zou <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
ook als schuilplaats hebben gebruikt.<br />
18 e – 20 e eeuw Bouw van kapelletjes in de regio. Een enkele kapel dateert ouder<br />
tot begin 16 e eeuw.<br />
Ca. 1700 Stichting van de Friedese molen te Neer<br />
1787 -1798 Het graafschap Horn komt tot een einde.<br />
1795 – 1813 Franse Tijd<br />
Circa 1800 Oprichting van de <strong>Leudal</strong>-gemeenten in de Franse Tijd<br />
1813 – ca. 1975 Na beëindiging van de Franse Tijd was er een opleving van <strong>het</strong><br />
ontginningstempo van woeste gronden. In de periode 1830-1835<br />
kwam dit proces korte tijd tot stilstand, waarna tot 1877 weer<br />
sprake was van een sterke toename. Woeste grond werd<br />
ontgonnen tot akker en bos. De landbouwcrisis van 1877 tot<br />
1895 bracht de ontginningsdrift wederom tot stilstand. In de 20 e<br />
eeuw werd <strong>het</strong> tempo echter weer fors opgevoerd totdat als<br />
gevolg van de intrede van wetgeving op <strong>het</strong> gebied van de<br />
ruimtelijke ordening de nog resterende stukjes woeste grond tot<br />
beschermd gebied werden verklaard.<br />
1815 Ontstaan van <strong>het</strong> Koninkrijk der Nederlanden<br />
1830-1839 Bevrijdingsperiode van de Zuidelijke Nederlanden; vestiging van<br />
de Belgische Staat (Verdrag van Londen, ook wel<br />
Scheidingsverdrag genoemd).<br />
19 e eeuw Industriële revolutie; introductie van machines.<br />
Bouw van windmolens van <strong>het</strong> type beltmolen in de regio.<br />
1879 Aanleg van de spoorverbinding Antwerpen-Mönchen-Gladbach<br />
(IJzeren Rijn) via <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied. Hiertoe werd in 1875 tussen<br />
België en Nederland <strong>het</strong> IJzeren Rijnverdrag gesloten.<br />
1895 Stichting van de Hammermolen te Neer. Eerder stond op dezelfde<br />
plek een andere watermolen, die vanaf 1798 bekend is.<br />
1916 Bouw van de zogenaamde Uilentoren van Dubois op <strong>het</strong><br />
landgoed De Bedelaar<br />
1933 Op 17 juni 1933 vindt de oprichting van waterschap Midden-<br />
Limburg plaats.<br />
1934 – 1970. Beeknormalisaties vinden plaats. Uiteindelijk weten alleen enkele<br />
trajecten van Leubeek en Zelsterbeek in <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong> de dans te<br />
ontspringen dank zij acties van Thijsse, LeClerque en Mertens.<br />
1940-1944 2 e Wereldoorlog. In november 1944 werd <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>gebied<br />
bevrijd.<br />
1942 Eerste gemeentelijke herindeling. Toponiemen duiden nog op de<br />
oude toestand. Buggenum en Nunhem worden samengevoegd<br />
met Haelen tot de nieuwe gemeente Haelen.<br />
1991 Tweede gemeentelijke herindeling. Haelen en Horn worden<br />
verenigd, Baexem, Grathem en Heythuysen gaan samen, Roggel<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
100
en Neer vormen samen een nieuwe gemeente.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
101
Bijlage 2 Klooster St. Elisabethsdal, Nunhem<br />
P. Timmer - Rijksdienst <strong>voor</strong> de Monumentenzorg (feb. 2005)<br />
Klooster St. Elisabethdal, Nunhem<br />
Object Redengevende Omschrijving (Monumentenregister)<br />
Code 6081NS-00001-01 RdMz-Rijksmonument, Nr.: 19977 - Art.6/Ingeschreven<br />
Adres Sint Elisabethsdreef 1,6081 NS Nunhem<br />
V.m. klooster St. Elisabeth. Twee haaks op elkaar staande vleugels XVIIIc, doch sterk<br />
gemoderniseerd. Brede <strong>voor</strong>gevel met ankerjaartal 1778 en een rondboogpoort in een<br />
geblokte rechthoekige omraming van hardsteen; vensters in segmentbogige omramingen van<br />
hardsteen. In de tuin een fragment met een<br />
achthoekig, door een gefatsoeneerde spits gedekt torentje met oude fragmenten, (XV e.v.)<br />
Nabij <strong>het</strong> complex gelegen een z.g. "pesthuisje" van baksteen.<br />
N.B. hier wordt ook <strong>het</strong> pesthuisje genoemd. Een prachtig gebouwtje met Hollandse<br />
renaissance invloeden zag ik uit foto’s van ons archief. Ik weet niet waar <strong>het</strong> staat maar <strong>het</strong> is<br />
wel een bijzonder fenomeen zo in <strong>het</strong> landelijk gebied.<br />
Over de oude toren heb ik vernomen dat deze ook als vleermuistoren wordt gebruikt.<br />
Historie<br />
Bron: Databank bedevaartsplaatsen. Antoine Jacobs, Meertens Instituut 2002<br />
www.meertens.knaw.nl<br />
Omstreeks 1211 ondernam Dirk (Theodericus) van Altena, zoon van de heer van Horn, een<br />
bedevaart naar <strong>het</strong> Noord-Spaanse Santiago de Compostela. Op de terugreis werd hij ziek. Hij<br />
en zijn metgezellen werden liefdevol opgenomen in <strong>het</strong> in de 12e eeuw gestichte klooster Val<br />
des Choux (Vallis Caulium) van de benedictijner caulieten, in de omgeving van Dijon. Dirk<br />
bood de monniken uit dankbaarheid <strong>voor</strong> <strong>het</strong> onderdak en zijn herstel geschenken aan. De<br />
kloosterlingen weigerden, maar stelden <strong>het</strong> op prijs indien zij in Dirks land – ‘in terra sua<br />
Hornana’ – een klooster mochten stichten. Kort daarna togen enige monniken naar <strong>het</strong> land<br />
van Horn. Zij kozen <strong>het</strong> terrein genaamd Vreeholt, dat toebehoorde aan ridder Willem<br />
Underthens. Dirk kocht <strong>het</strong> gebouw Vreeholt van ridder Willem en schonk <strong>het</strong> aan de<br />
caulieten. Op verzoek van Dirk van Altena werd Vreeholt in 1240 toegewijd aan O.L. Vrouw<br />
en de H. Elisabeth van Hongarije. Het nieuwe klooster kreeg de naam Sint Elisabethsdal en<br />
werd door Dirk begiftigd met rechten en schenkingen.<br />
- In de eerste decennia van de 15e eeuw leidde <strong>het</strong> caulietenklooster door <strong>het</strong> achterwege<br />
blijven van visitaties een kwijnend bestaan. Er verbleven nog slechts een paar paters in<br />
Elisabethsdal, met de kloostertucht was <strong>het</strong> slecht gesteld en de gebouwen verkeerden in een<br />
onderkomen toestand. Op 1 maart 1434 stond <strong>het</strong> concilie van Basel toe dat Elisabethsdal als<br />
caulietenklooster werd opgeheven en getransformeerd tot klooster van reguliere kannuniken<br />
van St. Augustinus binnen de congregatie van Windesheim.<br />
- In 1578 werd <strong>het</strong> klooster in brand gestoken door troepen van Alexander Farnese. Hessische<br />
soldaten plunderden <strong>het</strong> klooster in 1635. Vijftien jaar later werd Sint Elisabethsdal<br />
herbouwd. In 1744 waren er opnieuw bouwactiviteiten.<br />
- Na de komst van de Fransen werd <strong>het</strong> klooster in 1796 bij wet opgeheven verklaard. De<br />
kanunniken verlieten in februari 1797 Sint Elisabethsdal en zochten hun toevlucht in<br />
Windesheimerkloosters in Pruisen. Op 27 februari 1801 werd <strong>het</strong> klooster geveild te<br />
Maastricht aan Guillaume Claes. De kapel werd afgebroken met uitzondering van de toren,<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
102
die als ‘folly’ in <strong>het</strong> park bleef staan.<br />
- Het resterende kloostergebouw van Elisabethsdal ging nog verschillende malen door<br />
verkoop en vererving over op andere particulieren: Van Mulbracht (1823-1854), Beerenbroek<br />
(1854-1916), Geenen (1916-1938). In 1943 bewoonden Oblaten van de Onbevlekte Maagd<br />
Maria (OMI) een deel van <strong>het</strong> klooster. Sedert 1950 is <strong>het</strong> een rust- en retraitehuis van de<br />
Kleine Zusters van de H. Jozef te Heerlen. De zusters breidden omstreeks 1960 <strong>het</strong> complex<br />
uit met nieuwbouw en een moderne kapel.<br />
Verering, bedevaart<br />
Bron: Databank bedevaartsplaatsen. Antoine Jacobs, Meertens Instituut 2002<br />
www.meertens.knaw.nl<br />
De verering van de H. Elisabeth van Hongarije in <strong>het</strong> klooster te Nunhem gaat terug tot 1240<br />
toen zij tot tweede patrones, naast O.L. Vrouw, werd gekozen en <strong>het</strong> klooster naar haar werd<br />
vernoemd. De oudste concrete aanwijzing van een bedevaart stamt uit 1601, toen een grote<br />
toeloop van pelgrims de Elisabethsput bezocht, in de hoop van hoest of tuberculose te worden<br />
genezen.<br />
Elisabeth, dochter van koning Andreas van Hongarije, werd geboren in 1207 en huwde op<br />
jonge leeftijd de landgraaf van Thüringen, die in 1227 tijdens een kruistocht om <strong>het</strong> leven<br />
kwam. Elisabeth wijdde zich sindsdien als lid van de derde orde van Franciscus helemaal aan<br />
de verzorging van armen en zieken. Zij stierf op 17 november 1231 in Marburg en werd al<br />
korte tijd later als heilige vereerd. In Marburg werd een kerk te harer ere gebouwd waarin op<br />
19 november 1235 haar lichaam werd bijgezet, waarna 19 november ook haar feestdag werd.<br />
Bij de herziening van de algemene heiligenkalender in 1969 werd haar feestdag verplaatst<br />
naar haar sterfdag, 17 november (vgl. Casteren, dl. 2).<br />
- In 1601 werd melding gemaakt van de aanwezigheid van relieken van de H. Elisabeth. De<br />
aanwezigheid van een Elisabethaltaar in de kloosterkerk duidt er misschien op dat daar een<br />
cultusbeeld van de heilige heeft gestaan.<br />
- In de pandhof van <strong>het</strong> klooster lag de Elisabethput, waarvan <strong>het</strong> water <strong>voor</strong> geneeskrachtig<br />
werd gehouden. De put was overhuifd met een leien dak. De leien werden eind 16e eeuw door<br />
rentmeester Johan van Kessenich verkocht.<br />
- De huidige bewoners, de Kleine Zusters van de H. Jozef, vieren elk jaar op 17 november in<br />
beslotenheid <strong>het</strong> feest van Elisabeth. Het is een verwijzing naar de vroegere cultus en daarmee<br />
een herneming van een lokale traditie. Aangezien <strong>het</strong> een viering in beslotenheid betreft, is er<br />
van een bedevaart of publieke verering geen sprake.<br />
Invloed op de omgeving<br />
Bron: ‘De cultuur van middeleeuws Europa’, Jacques Le Goff, (1984).<br />
Elisabethsdal is gesticht door de caulieten, een benedictijnenorde. Le Goff zegt over de<br />
benedictijnen <strong>het</strong> volgende:<br />
‘Het streven van de benedictijnen was elk contact met de buitenwereld te vermijden.<br />
Economisch isolement was de <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> geestelijke zuiverheid. Ook de gematigde<br />
regel van Benedictus beveelt dit isolement aan. Hoofdstuk 56 zegt <strong>het</strong> volgende: <strong>het</strong> klooster<br />
dient, indien mogelijk, zodanig georganiseerd te zijn dat <strong>het</strong> al <strong>het</strong> benodigde zelf produceert.<br />
Het dient over water, een molen en een tuin te beschikken en de benodigde ambachten dienen<br />
beheert te worden. De monniken moeten <strong>het</strong> klooster niet hoeven te verlaten, want dat is<br />
schandelijk <strong>voor</strong> hun ziel.’<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
103
Getuige <strong>het</strong> klooster, tuin, nabij een beek, besloten omgeven door een gracht, watermolen,<br />
akkerlanden en kloosterhoeven lijkt <strong>het</strong> er op dat de regel direct is toegepast bij Elisabethsdal.<br />
De traditionele opvatting dat de kloosters de totale ontginning van een gebied ambieerde gaat<br />
niet altijd op. Le Goff: ‘De benedictijnen van de traditionele observantie hielden er een<br />
levenstijl van heren op na, m.a.w. een leven van nietsdoen. In de twaalfde eeuw vestigden de<br />
nieuwe ordes zich <strong>voor</strong>al in gebieden waar de ontginning al enigszins op gang was gekomen<br />
(net als Vreeholt?, zie boven). Terwijl ze zich <strong>voor</strong>al bezig hielden met veeteelt en zich<br />
derhalve weinig gaven de akkers uit te breiden. Door de zorg die ze besteden aan <strong>het</strong> in stand<br />
houden van hun eigen ‘woestijn’ (heremus) en <strong>het</strong> op afstand houden van de boeren, droegen<br />
de kloosters nieuwe stijl veeleer bij aan <strong>het</strong> beschermen tegen de oprukkende ontginning van<br />
bepaalde eilanden van bos die anders verloren zouden zijn gegaan.’<br />
Hoewel weinig bekend is over de caulieten en Elisabethsdal gesticht is in de 13 e eeuw (en<br />
later van eigenaar veranderd is) kan een parallel getrokken worden met <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong>. M.a.w. <strong>het</strong><br />
klooster is er waarschijnlijk mede verantwoordelijk <strong>voor</strong> geweest dat niet <strong>het</strong> hele gebied is<br />
ontgonnen.<br />
<strong>Erfgoedstrategie</strong> <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>Leudal</strong><br />
104