Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Erfgoedstrategie voor het Leudal - Projectenbank Cultuurhistorie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
urnenveld in of nabij het perceel ‘Groot Vinkenbos’, een cluster van vuursteenvindplaatsen
tussen de Zelsterbeek en de Leubeek, en een cluster van vuursteenvindplaatsen, een
grafheuvel en urnenveld ter weerszijden van de Leudalweg (Boshei).
2) Een tweede dekzandrug vormt in feite het hart van het Leudal en ligt ten zuiden van de
Leubeek. De rug kan worden vervolgd vanaf het landgoed de Bedelaar in het westen tot aan
de kapel van St. Servaes in het oosten, niet ver van Nunhem. In het westen ligt het urnenveld
en (bijbehorende?) nederzetting uit de late prehistorie bij de Bedelaar. Van de overige delen
van de dekzandrug zijn hoofdzakelijk losse vondsten van vuurstenen artefacten bekend. Ook
bevinden zich hier mogelijk enkele Romeinse crematiegraven.
3) Een derde, zuidelijker gelegen rug ligt ten noorden van de Haelensche Beek vanaf de
spoorlijn bij Houterhof doorlopend tot de noordwestkant van Haelen. Van dit gebied zijn
weinig archeologische meldingen bekend.
De noordelijke dekzandrug omvat het archeologisch rijke gebied Boshei aan de
noordoostelijke rand van het Leudal, niet ver van de plek waar de Zelsterbeek en de Leubeek
samenvloeien. Van de Boshei is een opvallend hoge dichtheid aan vuursteenvindplaatsen uit
het Laat-Paleolithicum bekend, terwijl ook vondsten uit het Mesolithicum en Neolithicum zijn
gedocumenteerd. Veel van deze vindplaatsen zijn geassocieerd met voormalige hoog gelegen,
droge oevers in de nabijheid van deels afgesneden en verlande (maar in prehistorische tijd
watervoerende?) meanders van de Zelsterbeek en Leubeek. De rijke collecties van amateurarcheologen
wijzen erop dat jagers en verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum dit reliëfrijke
deel van het Leudal regelmatig hebben bezocht. Hun verblijf valt samen met de laatste fase
van het Weichselien (het Laat Glaciaal), een periode waarin het huidige landschap van het
Leudal voor een belangrijk deel gestalte krijgt. De talrijke gradiënten, de hoger gelegen
dekzandruggen en de nabijheid van beken maakten het gebied blijkbaar aantrekkelijk als
gebied van jacht, visvangst en voor het verzamelen van plantaardige voedselbronnen. Op
jachtactiviteiten wijzen losse vondsten van vuurstenen spitsen, die op de Boshei aan de
oppervlakte zijn verzameld.
In de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd omstreeks de 7e en 6e eeuw voor Chr. waren delen
van de noordelijke dekzandrug in gebruik als grafveld. Maar ook al vele generaties eerder, in
de Midden-Bronstijd, waren bij de Busschop en op de Boshei grafheuvels opgeworpen. Door
de ligging van deze en andere grafvelden op korte afstand van elkaar (mogelijk zelfs in
elkaars gezichtsveld?) en een duidelijke herkenbaarheid in een destijds open landschap,
kunnen delen van het Leudal als voormalig 'dodenlandschap' worden aangemerkt. Hier stond
de begraving van en zorg voor de overledenen centraal, vermoedelijk niet ver van de
nederzettingen. De grafheuvels en het urnenveld bij de Busschop zijn hiervan een fraai
voorbeeld. Het urnenveld ligt op het hoge deel van een dekzandrug, waarvan het hoogste punt
circa 30 m + NAP bedraagt. Opmerkelijk is dat in alle richtingen binnen een straal van enkele
honderden meters deze hoogte niet wordt bereikt. Vanuit het zuiden gezien werd de
landschappelijk hoge positie van het urnenveld nog eens geaccentueerd door het dal van de
Tungelroysche beek, direct ten zuiden van de dekzandrug. Ook het meer zuidelijk gelegen
urnenveld bij Starrenbosch-Houterweg had een vergelijkbare hoogte: circa 30 m + NAP. 9 Het
gaat dus om markante en in de late prehistorie duidelijke zichtbare plekken!
In algemene zin sluit het beeld van de landschappelijke ligging van grafheuvels en
urnenvelden in het Leudal aan bij andere gebieden in het Limburgs-Brabantse zandgebied. In
9 Op de Tranchotkaart worden westelijk van dit urnenveld twee vennen (?) aangegeven: Groote Bedelaar (nog altijd water) en
Kleine Bedelaar. Het gebied van de Kleine Bedelaar is met een hoogte van circa 24m + NAP duidelijk lager gelegen dan de
locatie van het urnenveld. Beide vennen waren mogelijk in prehistorische tijd al aanwezig.
Erfgoedstrategie voor het Leudal
23