06.09.2013 Views

nederlanden.

nederlanden.

nederlanden.

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBOEK<br />

DER<br />

N E D E R L A N D E N .<br />

AGTSTE DEEL.


B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBOEK<br />

D E *<br />

NEDERLANDEN,<br />

Bevattende de Levenshefchij'vingen vmi voorname STJATSMylN-<br />

NEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken<br />

van Wetenfdiappm, DIGTERS, SCHILDERS e:t andere<br />

KONSTEN.4REN:<br />

EN VERDER,<br />

Zodanige Peifonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd,<br />

ef aan den Vaderlande verdienjielijk hebben gemaakt; veelal ver-<br />

zeld van hunne Karakterfchctzen, zeldzame Anekdoten die men<br />

elders te vergeefs zal nafporen, onpartijdige beoirdeling<br />

hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwij­<br />

zing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben.<br />

OPGE MAAKT,<br />

Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste<br />

Schrijvers in verfcheideneTalen over die onderwerpen<br />

handelende, en medegedeelde Berigten.<br />

VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE,<br />

DOOR<br />

J. A. DE C H A L M O T.<br />

Met Pourtraüen en Plaaten.<br />

A G T S T E D E E L .<br />

T E AMSTERDA MjSjgg^<br />

J O H A N N E S AL Ipfgjï*-,<br />

M D G C C. .


B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBOEK<br />

D E R<br />

NEDERLANDEN.<br />

AGTSTE DEEL,<br />

CoSTER (HENDRIK) , geboren te Brusfel omtrent 1<br />

midden van de XVIde eeuw , omhelsde den geestelijken<br />

ftaat, wierdt tot Priester gefchoren, en met de parochie van<br />

Lokeren, een vlek in het land van Waes in 't bisdom van Gent<br />

gelegen, befchonken. Ter zeiver tijd verkreeg hij mede den<br />

rang van Apoftolifen Protonotaris. De jammervolle ellenden, die<br />

het land van Waes in 1587 en het volgende jaar moest onder­<br />

gaan, bewogen hem, een geruster verblijf te zoeken. Hij wierdt<br />

Pastoor in een der parochiekerken te Antwerpen; en vervol­<br />

gens wierdt hij Kanunnik van St. Gudula te Brusfel. Welk<br />

misdrijf hij namaals beging, weet ik niet, maar zeker is het,<br />

dat hij in 1630 in 't kasteel van Vilvoorden wierdt opgefloten,<br />

daar hij na agt jaren te hebben gevangen gezeten, zig zei­<br />

ven door uit te hongeren in 1638 het leven benam. FOPPENS<br />

getuigt van hem, dat hij is geweest: Homo acri £? maligm<br />

ingenio.<br />

Daar is van dezen HENDR. COSTER in druk: 1. Modus oran*<br />

di Demi. Antv. in 241K0. 2. ïfifïorie ban De ouötfjeyöt Dcg<br />

% «Satljoïijfien «©fjclcofê. % ntb. 1591. m 121110. Dit werk­<br />

je bevat een beknopt tijdrekenkundig verhaal van de Kerkelij-<br />

VIII. DEEL. A ke


COSTER^CPISTER)<br />

ke gcbeiïrtsnisfen zedert den dood van den Zaligmaker tot aan<br />

'{Jaar isgt. De. Schrijver bemoeit zig inzonderheid, om de<br />

invoering van het Christendom in de Nederlanden, de Kette­<br />

rden m de zogenaamde wreedheden door de. Ketters gepleegd,<br />

te ichetzen enz. Ook ontmoet m.en 'er een verhaal in, van<br />

de rampen die het land vm Waes in 1387 en 1588 zo deerlijk<br />

teisterden, en welke veroirzaakt wierden door wolven, rovers,<br />

het oorlog, duurte, daar op gevolgden hongersnood en fterf,<br />

te,.en eindelijk, zegt COSTER, door toverkollen en weerwol­<br />

ven, 3. ï}ct (ebcn ban ten heiligen FKEDEGONDUS , &ieifa<br />

baber. ?{ntto, 1503, in i?mo. 4. ïjet tebers ban bm ïjcilignt<br />

GEORQ, ^arteïaar. Hptto, in ,12:11a Zonder COSTER ongelijk<br />

aan te dóén, kan men met ruimte zeggen, dat zijne boeks-<br />

keni geenzins de toets van gezond oirdeel.kunnen doorftaan;<br />

dat hij ook niet Belkeriasns was, maar tot overdrevenheid<br />

toe, geloof floeg aan fpaokzels, fchimmen, hekzen en wat<br />

ai meer onder die ktasfe kan gerangfehikt worden. „<br />

F, SWEERTII, Ath. Batav. p. 325. VAL, ANDR., Bibl. Belg.<br />

P< 348 J. F. FOPPENS, SM. Belg. p. 440, 441. M. DIERCJC-<br />

SENS , Antverpia Clixlfla nascens, Tom, IV. p. 86, 87.<br />

390, 202. PAGTJOT , Mem, littcr. Tom. XI. p, 222-225,<br />

CQSTER (LAURENS), zie KOSTER,<br />

COSTER (PIETER), Konstfchilder, is geboren te Antwerpen<br />

in het jaar 1614; hadt tot leérmeester zijnen oom ADAM COSTER ,<br />

door zijne nagtftukken en kaarslichten beroemd. Vroegtijdig reisde<br />

PIF.TER naar Italiën, hezogt Fenetiën, en wierdt in die ftad aan<br />

kluisters gebonden, doordien hij op een fchoon meisje verlief­<br />

de, en zig met haar in den egt begaf. Hij fchilderde "er on­<br />

der anderen het plafond der kerk van St. Jnstina, Dees Kon.<br />

ïlenaar ftierf ten Jare 1702, en wierdt in genoemde kerk be­<br />

graven. Van z'yne zqne,n maakte zig ANGELUS door deszelvs<br />

uitnemend fchone penfce'konst, te Rome beroemd, L. VOH-<br />

STERMAN heeft een muzijk-gezelfebap, waar in vijf beelden<br />

voorkomen, naar het originele fchilderij van ADAM COSTER, al­<br />

lerheerlijkst in hét koper géfneden, —— OttANöï, Cedaiia


COSTER. (SAMUEL) 3<br />

piporko. Bo'ogna 171-8. i» 4«- f(Ug. $un|Htï Sfficca. 3«rt


4 COSTER. (SAMUEL)<br />

verwen afgemaald weidt. Men hadt dit treurfpel in 't fait<br />

1617, voor H eerst vertoond, en fpeelde het nog, in 't jaar<br />

IQ30, (oen de gefchillen tusfen de Wethouderfchap en eniga<br />

loden van den Kerkenraad, op 't hevigst waren uitgeborften.<br />

Da. Digier haalde zig, derhal ven, den haat van fommige Ker-'<br />

kelijken ap den hals, TRIGUND en OTTQ BADIUS voeren,<br />

. dikwits, van den predikftoel, uit tegens zijne Akademie,<br />

waar op VONDEL, in enigen zijner Hekeldigten, met name in<br />

den Otter- m 't Bolwerk en in Haan Kalkoen, het oog heeft.<br />

Doch de Regering liet het fpelen zijnen gang gaan, en trok<br />

z-i^ de vercirdelingen met aan. Doktor COSTER behieldt, tot<br />

?ijnen dood toe, de achting van de aanzienUjkfte Burgers,<br />

#n van vele leden der Regeringe.<br />

Het zal niet ongefchikt zijn hier ten aanzien van COSTEF*<br />

zijne inrigting bij te brengen, dat de Regenten van het<br />

Bui ger-weeshuis, befpeurende hoe veel voor-deels het Qud&<br />

Mannenhuis trok van het fpelen van de Oude Kamer, op den<br />

feptember 1617 een verdrag met den Doktor floten, over<br />

't- fpelen, op zijne Akademie-, die men ook genoemd vindt<br />

Nederlands Oeffenfchaol, tot fligtinge en vermakelijkheid van e<br />

iegelijk. Volgens dit verdrag, zou het Weesbuis al de kosten<br />

dragen, en , in de eerfte zes jaren, een derde van 't voordeel<br />

genieten, D? overige twee derden zouden voor COSTEB<br />

gijn, Doch na verloop der eerfte zes jaren,'zou het voordeel<br />

tusfen 't Weeshuis en COSTER, gelijkelijk gedeeld worden.<br />

Op dqzs wijze, geraakte de Nederduitfe Akademie in bloeijenden<br />

ftand, die, van hare oprigtinge af, een Bijenkorf met het<br />

wpord YVER, tot haar blazoen voerde. Doch 't Icedt maar<br />

tot het jaar 1612, toen het Weeshuis de Akademie, met a!<br />

den tceftej-, tot het fpelen behorende, van Dr. COSTER over­<br />

nam. Om '| verdrag, welk, deswege, op den oden augustus<br />

das gemelden jaars, getroffen wetdt te fluiten, hadden, op<br />

last van Burgemeesteren, gehandeld KORKELIS VAN CAXIFEN,<br />

HENDRIE JAKOESZ. en KORNELIS DANKERTSZ. Voor 't erf, den<br />

opftai en toeftel tot het fpelen, werden aan COSTER, 68SO<br />

guldens goedgedaan, behalven ? dat het Weeshuis ene kusting<br />

van


CGSTÉR. (WYÜÖLD DE) s<br />

Van 3200 guldens, téft behoèvÊ van LAMBERT LAMBERTSZ.,<br />

ten zijnen laste nam-. De töeftël, die onder den koop be­<br />

grepen was, wordt-, In 't oirfprongkelijk Koop-kontrakt, in<br />

dezer voege befchreven: óUc fee fléfcDilfceroe bniDiaèijctibe<br />

feoccïtèn op tyt toneel fijnDc-. 22 ïfêacpcnên ban ist böömaemiT2<br />

Jtynfen op obatïen gcftfjiïöcrt- 9 ©iercatitc toaepciicti ban fee<br />

tinije en fi\a" pnnfen töacpcncn öp Doccn. 2 «Öwotc fcljilöcii<br />

feaae fee lampen acn Tjarigïn/ acn b'anbcr $i)üe fjcfctiilacirC /<br />

met Ijatï Moejc ehöé eooiöen. ïjet öaeiraDc fjefttêftwtrfi ineï fijn<br />

ïtaepfïangen / hooien tnöè bïotfê. 3 Cotffetsi Die |Jft plein<br />

öinreijcltcti met hart fchïagen enöc taticheii. jiïótïj cm sninött<br />

tacffrf met 2 fcfiiagen. 3 jmm» öacr tiet toneel met* bcföJoöt<br />

tooit. e triümpbtoagen. 't ©retrcantc ontaertocit. öcmicii bmt<br />

tecnctoertH/ op üeti foïfaer lerjgcnör. Het Weeshuis bteef dtis<br />

de Akademie alieen behouden, tct op het jaar I8§5, toen<br />

het zelve 'er een derde van aan het Oudé-Mannenhuis ver><br />

fcogt»<br />

Behaiven de Tone/elftukkbri door Dr. SAM. COSTER vervaar­<br />

digd, is 'er nog van hem in drukt ©ertljooiiitigc gïbatn bij tté<br />

bet Jücba-fcuitfttje 3ttabcmi/ tooi bebri ban Öe 42*;. ^ee'nti bc*<br />

pt f&eBc Stirtfier&am/ tot ontfjaal ban fijne fermmglijne 8$tafi*<br />

jieijt ban ÏSogfetrtêrt/ fa 't jaat 1621 öen 6 |tim> 3ïmfc iëit,<br />

in 4t0. Van zijne Treur-, Blij- en Khigtfpeici vindt mén en'e<br />

opielling in het Register der Nederhndje TtmeePDijgdfin^ tdelft<br />

1743» bl. 26, 27. TULP,


6 COSTER Ü3. (BERNARD)<br />

van die orden, in genoemde ftad. Hij wieidt in 1C66 blind,<br />

en ilierf den 2 april 1674, in den ouderdom van 79 jaien.<br />

Daar is van hem _in druk: TtaBatus Euchmfikus, hoe eft,<br />

de Euchariflice Sacramento £? Sacrijlcio .&c. Colon. JÓ46. m<br />

I21B9. — — IIERTZHEIM, Bill. p. 363. PAQUOT, Menu litier.<br />

Tom. VUL p, 309, 310.<br />

COSTERUS (BERNARD), geboren te Woerden den 17<br />

junij 1645, uit een zeer eerlijk en binnen die ftad zedert<br />

een aaneenschakeling van jaren in aanzien gedaan hebbend<br />

geflagt. Zijn vader was ALBERTUS COSTERUS, .meermalen<br />

Burgemeester en tefi'ens Secretaiis van 't groot Waterfchap<br />

van Woerden, die door zijn goede dienden in beide deze<br />

ambten bewezen, nog in onze dagen zijn roem onder de<br />

inwoonders dier ftad heeft behouden, en door een goed ge­<br />

tal nakomelingen aldaar, en ook elders door ons land ver-<br />

fpreid, zijn geflagt heeft, yotj:tgeplant. Zijn moeder was<br />

ELIZABETH 'T 'WILD, en zijn vaderftad de kweekfchool,<br />

waar in hij de eerfte beginzelen der wetenfehappen heeft<br />

bekomen; vervolgens wierdt hij naar Gouda gezonden, om<br />

onder opzigt van den Rector WOERDANÜS, grondig onderligt<br />

te bekomen, in het grieks en latijn, benevens de voorberei­<br />

dende wetenfehappen, zo nodig om met vrugt van de akade-<br />

mife lesfen gebruik te kunnen maken. Zijn vlijt en naaiftig-<br />

heid beantwoordden ook volkomen aan de zorg die zijn Mees­<br />

ter aan zijn onderwijs befteedde, en hij ftreefde binnen<br />

kort alle zijne medeleerlingen voorbij. De fcholen dus met<br />

groten lof doorlopen zijnde , wierdt hij te gelijk met zijn 'broe­<br />

der JOHANNES, die namaals Predikant te Delft geweest, en<br />

aldaar geftorven is, naar het Hogefchool van Lcijden gezon­<br />

den, alwaar hij onder de beroemdfte Mannen van dien tijd<br />

zijne ftudien voortzette. Over de talen, gefchiedenis en oud­<br />

heden, hoorde hij den kundigen JOH. FRED. GRCNOVIUS, en<br />

ADRIAAN BEEKERS VAN THIENEN was zijn leermeester in ce<br />

regten; met grote naarftigheid bezield,' vorderde hij onge­<br />

meen , en wierdt den 28 fèptetaber 1668, tot Doktor in bei­<br />

de


COSTERUS. (BERNARD)<br />

de de regten bevorderd, onder verdediging van een dispuit:-<br />

De vulgari rjf pupillari Subftitutione. De Akademie verlatende,<br />

begaf hij zig naar 's Hage, om voor de beide hcge Gerigts-<br />

hoven, uitnemende leerfcholea voor jonge Advokaten, de<br />

praktijk te oeffenen; hier niet zeer lang verbeid hebbende,<br />

keerde hij naar zijn Vaderftad te rug, en wierdt op den 29<br />

maart 1670, door Dijkgraav en Heemraden van 't groot<br />

Waterfchap van Woerden, tot hunnen Advokaat aaDgefteïd» en<br />

tien 2den meij daar aan volgende, wierdt hem het Seaetari*<br />

aat Van.de ftad Woerden opgedragen* Hier was hij cp zijn<br />

regte post, en Woerden, toen in een bloeijenden ftaat wezênde,<br />

en haar onderhorige geregten meerder bezigheden veuehaffen-<br />

de, dan na bet jaar 167+, toen aldaar alles bedorven en Ver­<br />

vallen was, heeft hij die egter te midden van aile hare rampen-<br />

zodanig bedient, dat zijn roemen lor'groot was in die land*<br />

ftreek. Ten aanzien van zijne Secretarie, archieven en<br />

fchriften, nam hij zodanige nette.orde in acht, dat mennet<br />

iemant te vergeefs naar enige Rukken hoe oud ook, behoefde<br />

te vragen. Toen de Franfe wapenen Neerlanis bodem zo<br />

deerlijk teisterden, was ABRAHAM OIIMEA , Heer van 's Ora~-<br />

venfioot en Bateftem, van zijn landgoed naat Woerden gevlugt,<br />

en door de familie van onzen COSTERUS, met veel gulheiden:<br />

dienstbetoon onthaald, waar door 'er tusfen dien Heer en<br />

onzen BER^ARD een warme vriendfehap en gemeenzame ver­<br />

kering ontftond. De Heer ÜRMEA was rijk en welgéfteld,.<br />

doch met een zwaar 'huisgezin voorzien, en leed ongemeen»<br />

gelijk meest , alle de ingezetenen van die landftreek, in .zijne<br />

goederen; dit veroirzaakte hem veel beflommeritig-eu werk's,.<br />

tot welker hulp hij dikwerf van COSTERUS zijnen raad en<br />

arbeidzame werkzaamheid gebruik maakte. Hier .door beves­<br />

tigde hij zig niet alleen in des vaders gunst, maar drong ook<br />

in die van zijn dogter LUCF.ETÏA ÜRMEA, en won grotelijks<br />

hare genegenheid; 't welk van die uitwerking was, dat hij.<br />

met uitbundig genoegen van den ouden Heer, den 20 feptem*<br />

bar ió;8 met baar huwde, hebbende iiegts ene dogter bij-<br />

haar verwekt, ELIZABBTU geheten, die den t juHniêys) ter<br />

•A 4 WH»


'5 COSTERUS. (BERNARD)<br />

wereld kwam, en reeds den 4 feptembcr daar na overleed.<br />

Op den 31 oktober 1684, wierdt bij verkoren tot Burge­<br />

meester van Woerden, het welk hij voor den korten tijd dat<br />

hij die waardigheid bekleedde, tot groot nut van de burgerije<br />

heeft waargenomen; doch toen 'er een gefchil tusfen de Rege­<br />

ring van Woerden pi deszeivs Bailjuw, zijnde de Heer van<br />

Werkendam, voorviel, waarbij hij dezer ftad regten met de daad<br />

befnoeide en zig meer gezag aanmatigde dan hem toekwam,<br />

verzette zig COSTERUS daar met alle kragt tegen, maar te ver­<br />

geefs, doordien de Heer van Werkendam, door anderen die<br />

insgelijks belang fielden om de kleine fteedjes te onderdrukken<br />

en van hare voorregten te beroven, geiugfieund, zijn zin er­<br />

langde, 't welk COSTERUS , zig aan geene overhering kunnende<br />

onderwerpen, tot grote fmert der burgerije het befluit deedt<br />

nemen, om zig eerst in november 1084 van zijn Secretaris­<br />

ambt te ontdoen, en daar na den 1 meij 1085 cok als Bur­<br />

gemeester te bedanken, en zig voorts met 'er woon te begeven<br />

naar de provintie Utrecht, alwaar zijne vrouws goederen voor<br />

een groot gedeelte gelegen waren; wonende 's winters in de<br />

ftad en des zomers op den huize Batenftein, alwaar hij zijn<br />

tijd ongemeen genoeglijk doorbragt, en zijne meeste uren<br />

fleet met lezen, en het geven van regtkundige advijzen aan<br />

veriegene menfen, die van vele oorden naar hem toevloei­<br />

den, en zulks deedt hij zo belangeloos, dat hij meestal de<br />

heden, met raad , daad en fchriftelijk berigt ten dienfte<br />

Rondt, zonder iets voor zijnen arbeid te vorderen. Ook<br />

leefde hij hier ongemeen afgezonderd, ziende behalven zijne<br />

famRie en zeer weinige gemeenzame vrienden, geen gezelfchap<br />

hoe genaamd. Op groot aanftaan van fommige zijner oude<br />

kennisfen die te Gouda woonden, haalden zij hem met veel<br />

moeite over, en onder verzekering van hem een goed ambt te<br />

zullen bezorgen, zijn verblijf in die ftad te nemen; doch dit<br />

duurde flegts een jaar, want toen keerde hij naar zijn geliefd<br />

Batenftein te rug, met voornemen om 'er het overige van zijn<br />

levenstijd te flijten; dit zoude hij ook volvoerd hebben, ware<br />

het niet geweest, dat door den dcod van zijnen broeder GYS--,<br />

EERT


COSTERUS. (BERNARD) 9<br />

JIIT CCSTERUS , die den 27 julij 1701 overleed , en Se­<br />

cretaris van 't groot Waterfchap van Woerden was, hij om<br />

dit Secretariaat in de familie te behouden, gewillig den last<br />

op zig hadt genomen, om het waar te nemen, tot dat zijn<br />

broederszoon WILLEM COSTERUS mondig geworden zoude<br />

zijn, ten wiens behoeve hij 'er ook ten jare 1715 afftand:<br />

•van deed. Ter zeiver tijd wierdt hij weder gewoon Advo­<br />

caat van dat kollegie , H welk hem noodzaakte zig eenmaal<br />

ter week naar Woerden te begeven.<br />

Zijne ruste en vermakelijke eenzaamheid wierdt niet weinig'<br />

vervrolijkt, en verkwikt, door de verkering van zijne lieve en<br />

verftandige huisvrouw LUCRETIA ORMEA, die een fieraad was<br />

van het vrouwelijk geflagt in haren tijd; zij muntte uit in<br />

godsvrugt, en weldadigheid, bezit bij een edele ziel een on­<br />

gemeen fijn oirdeel, en was daarbij een fchrandere huishoud»<br />

fter; doch deze voortreffelijke Vrouwe, die aangenaame ge-<br />

zellinne zijnes levens, ontviel hem den 1 rnaart 1714; welk<br />

hitter verlies hem zodanig trof, dat hij 'er bijna moedeloos van<br />

wierdt, en geen wonder, hij hadt zig nimmer met huishou-<br />

dings zaken onledig gehouden, en die last Rond nu geheel<br />

op zijne fchouders te drukken; doch zijne vrouws nigt en<br />

voedfterlinge JACOMINA CLOTTERBOKE, benevens hare zuster<br />

EVA gehuwd aan den Profesfor PIETER BUKMAN den ouden,<br />

befloot, alle de genotene weldaden en hartelijke vriendfehap<br />

van deze twee egtgenoten aan haar en de haren bewezen,<br />

aan den ouden Heer, met dankbaarheid te vergelden; zij fcogt<br />

Bateftein, dat openbaar geveild werdt, en verzogt den ou­<br />

den man bij haar te willen inwonen , in welken voorilag hij<br />

met het grootfte genoegen bewilligde; en na te famen het<br />

winterfaifoen in zijn huis te Utrecht doorgebragt te hebben,<br />

be"aven zij zig des zomers weder naar Bateftein, daar zij ir.<br />

ftilte en de volmaaktfte overeenkomst in wille en genegen,<br />

heid tot in 't jaar 1733 doorbragten, wanneer zijne nigt<br />

CLOTTERBOKE , door ene kortftondig durende beroerte van<br />

hem wierdt afgerukt, en hij zig dus in zijn ouden dag be­<br />

loofd zag van alle gezelfcbap, 't doo gaande lot *an menfen<br />

A 5<br />

t 0 £


ip CGSTERÜ3. (BERNARD)<br />

tot z-ilk een hrgea ouderdom ge.leigeri; a s taea be3oo: hj<br />

voortaaa het gaat-c jaar ts Ukngjl '.e biljoen, tot zrze<br />

buisocwdfter ene o\Je vrouwe van beproefde camee ne-<br />

menie, die te voren xei 25 jiren bii heai 1*^: gcaisa-i. Ia<br />

dezer. tosSacd wagae hj rust-g dea bij G-.-D hnpnliVri Lji .zg.<br />

aer octbiadiEge af, doch die hen egter ia zija vaierirad Wtct-<br />

ie* was voorbefchikt, want rog a-ia: scs zester vaa elf kin-,<br />

deren die zg geweekt waren over hebbende, nane&fc Jlau<br />

COSTER-JS, die te Gtatii getrouw d was geseest met WILLE*<br />

VAX Noarr, er. eesn kiaasrea ia Ie.£3 had:, beiioot dezs bg"<br />

haie vrienden ie H mdiJi te gaAa iEïrjnen. Op aaairag van<br />

deze z-s:er, 'ocZooc de grl^d- CoiiEairs zar.e ijjiiho^iiag.<br />

te U:r::ht op te breken, ea insgelijks naar IVitrien te verhui.<br />

aea; hg deeit zalks, doch was hier aauweiijks eea rmnj<br />

geweest, of hg fiieif, wordende '=ra~rgers via den 5 oktober'<br />

1735 dood in zgn beide gevo-uen, na dat hg dea oudc.-.j<br />

van 90 jaren en bijna 4 m -anrWi hadt bereikt.<br />

BïxsAia COSTEACS was eea man vaa eea ongemene lig-:<br />

hair2i::e:.-::e, ': sri.i irz.r;-cr:.e i :ar. zl_- = rr.ru :a het<br />

nuttigen van fpgs en drank moet wo«Jen toegeicire.er, wa.:t<br />

hij at aiaaner tot voikonsea verzadiging tte, ea aioak zeld­<br />

zaam meer daa vier of «jf kelkjes wgn, zelvs op de Waar-<br />

grsavs raaaiLdea, ciz: z.j-e :e-er.swoo: i.'c-.eid tl; he: üaitea<br />

der rekeningen vereist wiedt, en «eeitgis tot Matheid<br />

toe de beker werdt geiigt, was nieaaEt • Raat orn hem van<br />

znn aargeromea ie.ensregel te doea afzien; ook heeft<br />

hg mecigmalea op zijne geaonibcid geroemd, en aan zgee<br />

gemeenzame vrieaden betuigd, dat hg naraaer enige ziekte<br />

van belaag, en ongemak van püi ia 't hoofd, ocgefcide<br />

ipaag, benauwde borst, graveel, jjg of andere kwalen, die<br />

den o_:e-::- c:c:r:;-s v_.-zs er., heu> ge.ce'u, za Jat hj<br />

Ut die h~og:e vaa jaren is geklommen mcr een gezoad üg-<br />

haan en kvecdigen geest, en tot zLn einie toe een onbegrg.<br />

?e.r : goed geheugen. Voorts was zijn karakter uitnemend»<br />

h? tedere-godsvrugt, voegde hij goedaard :<br />

gheid, meiedeel-<br />

zzaraae;^, p as aanffBaaa ia g-zsucoap, ea eea war ai vr<br />

6^5


C03TERUS. (BERNARD) li<br />

geen opwellende hartstogten ontroerden zijne ziel, en hij was<br />

zodanig meester van zijne driften, dat, wat hem ook is ge­<br />

beurd , genoegzaam nimmer een vlaag van toorn of opftaivirig,<br />

hem heeft vervoerd; zijn enige aandoening was, wanneer zij­<br />

nen vrienden of caastbeftainden, die hij hartelijk beminde, iets<br />

noodlottigs ontmoette. Een ijverig voorftanier was hij d^r<br />

vrijheid en van des volks voorregten, en bejammerde harteiijk<br />

de lampen die zijn vaderiar.d inzonderheid troffen in het tijdvak<br />

waar van hij ons in zijn werk het tafereel fchetst. Met lede<br />

ogen ten jare 1672 de verheffing van WILLEM DE lil. aan­<br />

ziende, kost hij niet anders dan met veifocijing de middelen<br />

befchouwen, die fommigen van deszelvs aanhangers en afhan-<br />

.gelingen te werk fielden o;n hem tot die grootheid te verhef­<br />

fen, waar toe hij is geklommen; middelen ook, waar van do<br />

meesten zo verfoeijelijk, gewelddadig, ja godtergend zijn ge­<br />

weest, dat die uit de geichiedenisfen op te halen, een z.-vart<br />

register van de fnoodfte boosheden zoude opleveren. Dan hoe<br />

nauw COSTER'JS ook verbonden was aan de ftaatkundige be-<br />

ginzeis die hij beaamde, en hoe vurig hij die ook in gemeen­<br />

zame gefprekken veidedigde, heeft hij zig nimmer in en ge<br />

jaadfiagen gemengd, of zelvs deel willen hebben aan gefchrif-<br />

ten, die den als toen heerfenden (iaat van zaken zouden heb­<br />

ben kunnen gehaat maken.<br />

De tijtel van COSTERUS zijn werk dat zo veel gerugf ge­<br />

maakt heeft, is deze: ïJifhrnsch Dcrrjaai/ ofte ctme ^Durtie<br />

ban ;aahcïi / raahraöc het tancrni ten Dc ïkpuMim'c ban<br />

.Holland cu Westfriesland, bc beranbcnnge in öc Öcgcvmrjey<br />

inet Drn gtboigc ban öicn / tcUer: oen jarc 1572. t:Dcn Wour-<br />

den cu Oadewater, toaarbij Dc .éch?i>btrd ban Dtcn tijö fcw<br />

tol tococrlegt. Mlt$ berbat m ticec Stieten 0002 JBg, BES-<br />

KARD COSTZP.US, in ben jaare 1672 getoetst ;iuiDc .ficrrcte^S<br />

bcr ^teöc Wourden. «De ttoeebc jeer bermerrbrrt<br />

ioo? ben *ltit5cur, 3£cj#m »73* ''"> UK In het etrfti-Qeéttl-


22 O0STERÜ& (FLORENTlUS*)<br />

re van dit werk, 't welk geenzins in enen uitlokkenden Rij?<br />

& gefchreven, en 't welk tot walgens toe opgevuld is met<br />

, aanhalingen uitallerleijeSchrijvers, die geftadig den vloeijenden<br />

loop der lezing Horende, de aandagt vermoeijen; zoekt de<br />

Schrijver te betogen, het regt van Woerden en Oudewater om<br />

ter dagvaart in Hollands Staatsvergadering te verfchijnen. Het<br />

tweede Gedeelte, behelst zijn Hiftorisch Verhaal van de treffende<br />

rampen die inzonderheid Woerden in de jaren 1672 en 1673<br />

hebben getroffen, welke hij voornamentlijk toefchrijft, aan<br />

de grove fauten die de Prins VAN ORANJE in den veldtogt<br />

Van 1672 beging, en met het verlaten door hem van den<br />

Tsfel, tegen een uitgedrukte refolutie der Staten van Holland<br />

aan, waar door Woerden door den Prins fchandelijk verlaten<br />

tot wanhoop gebragt, en gedwongen wierdt, het befluit te ne-<br />

inen om zig aan de Franfen over te geven. Voorts wederlegt<br />

hij zodanige plaatzen uit VALKENIERS Verward Europa , en<br />

SYLVIÜS of eigentlijk VAN DEN BOSCH zijn Vervolg op AITZEMA,<br />

Zaken van Staat en Oorlog, waarin geheiutenisfen die door hun<br />

op ene verdraijde wijze verhaald, aldaar in een licht voor­<br />

komen, dat geenzins de toets der waarheid kan doorftaan.<br />

Inzonderheid heeft hij het geladen op JAC. BASNAGE zijne<br />

Annales des Provinces Unies cjfc. die hij „ een Huurling noemt,<br />

„ van vetfeheidene grote Heren in deze Republijk gebruikt<br />

} i tot onze Hiftorien te befchrijven, daar hij niets van wist als<br />

„ dat men hem opgaf enz." Zeker is het dat BASNAGE fom><br />

inige omflandigheden van gebeurtenisfen verhaalt, inzonder*<br />

heid die betrekking tot het Stadhouderfchap Van WILLEM<br />

DEN III, en het voorgevallene te Woerden, hebben, Welke<br />

COSTEKUS klaarblijkelijk toont, dat om met de waarheid over­<br />

een te komen, in een ander daglicht hadden moeten geplaatst<br />

worden. P. BURMANRUS, ad Syllogen Epift. Tom. IV 4<br />

p. 201. C. SAxi, Onomaft. Pars VI. p. 113, 114. PAQUOT,<br />

Mem. litter. Tom. X. p. 213-218. Aanmerkingen over GUND-<br />

%NG, bl. 253. De Foorrede en het Werk zelve van COSTEKUS.<br />

COSTERUS (FLORENTItTS)j Was ten jare 1674 Piedi.<br />

k*hi


CQSTERUS. (FRANS) *3<br />

kant te Hoorn. Voor de zesdemaal wierdt van hem in gemek<br />

de ftad gedrukt: üeöcrlanbt^ ©loeft en Etsen en üc&clfê Re-<br />

unie / bermeerbrrt mtt een nieutoen ©loeft en Segen / en anbc*<br />

tp SSiböaghiïoffen; niit&abcrs? ene 23ebe§tit;in3 en ttoee J>ijno-<br />

Öale f JCÖihanen fc. loe?n 1740. in 8bo. Dit werkje 't welk<br />

uit XII Predikatiën beftaat, behelst een verkorte gefchiede-<br />

nis der voornaamfte gebeurtenisfen van ons vaderland. Zijn<br />

verhaal van de wonderen en weldaden Gons aan de Kerk be­<br />

wezen , begint met de Xllde eeuw, en eindigt met de Natio­<br />

nale Sijnode van Dordrecht, in de jaren 1618 en 1619 gehouden,<br />

't Verhaal der wonderen en weldaden GODS aan ons vaderland<br />

gedaan, begint roet de Spaanfe tijden, aanvankelijk met 't jaar<br />

156Ö, en eindigt met 1674. Dit werkje kan grotelijks van<br />

nut zijn tot onderrigting voor de genen welke flegts een op­<br />

pervlakkig denkbeeld van Nederlands gebeurteftisfen in de ge­<br />

melde tijdvakken verlangen,<br />

COSTERUS (FRANS), Jefuit, geboren te Meclteten ten<br />

jare 1530, reisde in 1552 "aar Rome, van waar IGNATIUS DU<br />

LOJOLA hem in 1556 naar Keulen zondt, om aldaar het nieuw<br />

opgerigt kollegie, de Drie Kronen genaamd, tot een kweek-<br />

fchool voor zijne orden in bezit te nemen, en daar in Iesfen<br />

te houden, Hij bereikte dit doelwit, en trok door zijne wel-<br />

fprekendheid en ongemene bekwaamheden een menigte toe­<br />

hoorders die zijne lesfen kwamen bijwonen. Vervolgens is<br />

bij tweemalen als Provintiaal zijner orden naar de Nederlanden<br />

gezonden, en eens aan den Rhijnkant; ook woonde hij tot<br />

driemalen' toe de algemene vergadering der Jefoiten te Rms<br />

hij. Hij ftierf den 9 november 1619 te Brusfel in den hogen,<br />

ouderdom van 88 jaren, grotelijks door de zijnen betreurd,<br />

doordien hij een warm ijveraar voor de belangen der Sociëteit<br />

was cn een vinnig tegenftrever van de Protestanten, *t welk<br />

ook zijne door den druk gemeen gemaakte fchriften getuigen,<br />

welke zijn:<br />

1. Enchiridim Controyerjiarum prxcipuarum in Religlone. Colat.<br />

jóoo. in 8w. naderharfd meermalen herdrukt. 2. Jpohgeticm


CÖSTERÜS. (JAN)<br />

mm pro Énrhiridio, adverfus FRANCISCUM GOMARTJM, Calvinia.<br />

num. lif. 1604. in 8w. 3> Epistolam ad FR. GOMARÜM Anti-<br />

Costerum. Ib. 1600. 8 va. 4. Epistolam ad GASP. GREVINCHO-<br />

VIUM, Calviniani verbi apud Rotterodamenfis Prcedicantem. Ib. 1600.<br />

in 8vo. 5- Demonftrationem veteris Ortlmdoxa fidei. Col. 1607.<br />

gvo. 6. Responfonem ad fententiam Senatits Leydenfis, contri<br />

PETRUM PAN, Leyda: intentatam. Antv. livo. 7. Responjionem ai<br />

Asfertionem analyticam ANDERS: CALLEE Calvinistce, contra SS.<br />

Eucharistiam. Colon. 1586: in ïzmo. 8. Responfionem ad Luca<br />

ÖSIANDSI ftolidam Refntationem VIII Propojitionum Cathalicarum.<br />

Colon. 1608. in &ro. p.' Anmtationes in Novum Teftamentiim,<br />

ac in ea pracipile loca, qua rapi in contréverfiam ab h. reticis folent.<br />

Antv. 1614. in folio. En vele andere.-, van den zelvden Item-<br />

pel. J. F. FOPPENS, B'M. Belg. p. 189, 190.<br />

COSTERUS (JAN), is geboren te Leuven, en geweest re-<br />

guliere Kanunnik van St. Maartensdal in die Had, en vervol­<br />

gens wierdt hij Prior daar van ten jare 1554. Aan het TIo-<br />

gefcbool heeft hij tot Contubernaal gehacTt den beroemden<br />

JUSTUS LIFSIUS, met wien hij in een nauwe vriendfchar vor-<br />

kering leefde. Hijfli'erf (e Leuven den 9 maart 1559, in den 1<br />

ouderdom van flegts 44 jaien; en zijn vriend JAKOB LATQ-<br />

MUS, maakte ter zijner gedagtenis het volgende graffchrift;<br />

COSTERUS jacet hic, fatis hoe monuisfe, vlator.<br />

Nempe quis audito nomine plura roget?<br />

Spoiite tibi hic fitbeant nivei £f fine erhnine mores %<br />

Canaque cnm fumma Reiigione fides.<br />

InviSlum peSus, nulli penetrabile cu'.pe,<br />

Virtutis cupidum, nequititvque fugax.<br />

Intentum. fludiis femper, fancioque labori:<br />

Deniquf per cunflos vita probata modos.<br />

Artibus in ccclum fi quis grasfetur eisdem [j'c.<br />

"Daar is van hem in druk uitgegeven: 1. Vincentium Lirlnen-<br />

firn contra Harefes: cui £5" Commentariolum adjecit. Lov. 1568.<br />

in lïmo. 2. Sermones Guerrid, Abbatis Igniacenfis. Lov. 1559.<br />

Ö 3


COSTERUS. (JOH.) (RUMOLD) COTEREAU. (JAN) 15<br />

£f Antv. 1576. in lima. 3. Qmmentarius in Cantica Cantieo-<br />

turn. Lov. 1558. Ook heeft hij ene uitgave bezorgd ten jat*<br />

1555, der werken van den Kerkvader AMBRPSIUS, V Delen<br />

in folio; ook zijn 'er verfcheidene Iatijnfe Oratien van hem in<br />

druk, —— I« E. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 620, 621. FR.<br />

SWEERTII, Athen. Belg. p. 2ö8. C. SAXI, Onom. liter. Pars<br />

JIJ. p. 227.<br />

COSTERUS (JOHANNES), geboren te Aalst, wierdt ten<br />

tare 1561 bevorderd tot Meester tn de vrije konden, vervol­<br />

gens tot Licentiaat in de godgeleerdheid en Pastoor van de<br />

Rad Oudenaarden iwFlaanderen; alwaar hij ook inden bloei van<br />

zijn leven is geftovven den 10 jurs'y 1580, na dat door hem<br />

was in 't licht gegeven: Injlitutionum de exitu Mgypti & fuga.<br />

Babyitmis, hoe ejl, de exitu Catholicorum è civitatibus Hoereticorum.<br />

Duaci 1580. in Svo, J- F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621.<br />

COSTERUS (RUMOLD), van Mechèlên geboortig, begaf<br />

zig in het Minoriten klooster te Antwerpen, waar van hij<br />

meermalen Prior is geweest; hij ftierf "er den 1 oktober 1679,<br />

na in druk te hebben uitgegeven: ï. Manna abfeonditum, feu<br />

Chriftum in SS. Èucïïarijtié Sacramenium. Antv. 1673» in 8vo.<br />

2. Scalam candiaam Cceli , five Deiparam Vir'ginem &c. Gand,<br />

1679. in Svo. SAKDERÏ, Brabant ia illuflr. Tom. III. p.'<br />

223. J. f' FOPPENS, Bibl. Belg. p. io8


1(5 COTEREAU. (MAXIMILIAAN) COUDEMBERö.<br />

zindheid te verzagten , en haar voor de vervolgingen der gru­<br />

welijke Iaquifitié en het bloeddorftende Geregtshof door A L V A<br />

ingefteld, te befchermen. Dees vervolgzieke Keiklijke heeft<br />

een agttal Leerredenen uitgegeven, die eerst afzonderlijk, en<br />

naderhand ten jare 1586 bijeen gedrukt zijn. In deze Leer­<br />

redenen, waar in veel verftand doch bittere partijzugt re­<br />

gens andere gezindheden doorftraalt, en die men verzekert<br />

vindt, dat hij met ene bevallige welfprekendheid uitfprak,<br />

verraadt hij enen vervolgzieken geest, die zijner gedagte-<br />

His oneere aandoet. Du VERDIER, Biblioth, p. 683,<br />

684- F. SWÜERTII, Ath. Belg. p. 414. VAL. ANDR. Bibl. Belg.<br />

p. 487- J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621. SANDERI, Flandri»<br />

illuflr. p. 451. J. COUSIN, Hifi. de Toumay. Tom. IV. p. 234,<br />

235. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VII. p. 417-421.<br />

COTEREAU (MAXIMILIAAN), Heer van Ghbeek, was<br />

een der verbonden Edelen, en behoorde tot een Ade'ijk ge-<br />

flagt in Braband, zijnde de zoon van T H I R A U T , Raadsheer ts<br />

Brusfel, en van A D R H N A TEMPSICH; hadt in huwelijk LOUISE<br />

D'ITTRE, en liet verfcheiden kinderen na; waar onder FILIPS,<br />

getrouwd met A N N A V A N R Y F F L A A R D ; en ene dogter die tea<br />

Hianne hadt den Ridder BROYART.<br />

Het geflagt van COTEREAU of COUTEREAU, dat nederdaalde<br />

uit dat van D A M M A R T I N I , werdt in 't jaar 1663, tot den Mark-<br />

graavlijken ftand verheven ; en was gedurende de XVIde<br />

eeuwe, met vele eerfte Huizen in Nederland vereenigd. Zie<br />

CHRISTIN., Jurispr. Her. p. 292, 293- 419. Le vrai Supple­<br />

ment au Nobiliaire des Pays-bas, p. 5. COUTEREAU wordt de<br />

naam gefchreven in Nobiliaire des Pays-bas. Tom. I. p. 187.<br />

229. Tom. II. p. 419-421. Doch, in 't Supplément p. 6. Raat<br />

COTERAU. De verbintenisfen met WASSENAER , B E R C H E M<br />

RENESSK enz., blijken uit de Stamlijsten van deze Geflagten.<br />

•' J. W T E W A T E R , Hifi. van 't Verb. der Edelen. II. D.<br />

bl. 326, 327.<br />

COUDEMBERG (PIETER), is Apotheker geweest, dj»<br />

ia


COUHOVEN. COULSTER. (VAN DER) 17<br />

jn ï 568 te Antwerpen woonde. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />

VALERII CORDI , Dispenfatoriwn Plmrmacorum omnium qua in uju<br />

potisfimum funt, ex optimis Autloribus, tam recentibus quam<br />

Veteribus, collectum, ac fcholiis utilibus illuftratum , in quibus<br />

imprimis Simplicia diligenter explicantur. Adjetlo novo ejusdem<br />

Libello. Antv. 1568. in 121110.. Dit werk was voor de eerfte-<br />

maal ten jare 1535 te Neuremberg gedrukt; zedert die tijd is<br />

het dikwerf met veranderingen en verbeteringen in het licht<br />

gegeven. COUDEMBERO , heeft het ook in 't frans vertaald uit­<br />

gegeven, onder den tijtel van: Le Guidon des Apotiquaires,<br />

t'efi d dire, la forme & maniere de Compofer les Mèdicamens, pré-<br />

mierement traittée par VALERé CORDE , traduiüe du latin en<br />

franpis, tj? enrichies dAnnotations. Lyon. 1575» »'» I2ms. VA-<br />

LERIUS CORDUS was een Hes van geboorte, voor de tijd<br />

waar in hij leefde zeer kundig in het vak der Planten. Hij<br />

was fbgts 29 jaren oud, toen hij op den 2 5.feptember 1544.<br />

te Rome ftieif. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 732. J-F.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg.p. 968. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIV.<br />

p. 248, 249.<br />

COUHOVEN, een der verbonden Edelen, was misfcbien<br />

uit het geflagt van COUDEHOVE, 't geen in de XVIde eeuw<br />

groot aanzien hadt; zie Nobiliaire des Pays-bas, Tom. I. p.<br />

65, 66, &? Ie vrai Supplément, pag. 17. 38, 39< LE CAR-<br />

PENTIER , Hifi. Genéal. Part. III. p. 954.; of wel, uit dat van<br />

COUWENIIOVEN, omtrent dien tijd in Holland wel bekend.<br />

. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verbond der Edelen.<br />

II. D. bl. 327-<br />

COULSTER (VAN DER), is de naam van een oud en zeer<br />

aanzienlijk Hollands geflagt, 't welk een kasteel of adelijk huis<br />

van die zelvde naam nabij Alkmaar gelegen, heeft bezeten,<br />

doch dat ten jare 1517 door de Geldéifen wieidt verbrand en<br />

vernielt. Het oudfle mannelijk oir, 't welk wij van dit geflagt<br />

vermeld vinden, is WILLEM VAN DER COÜLSTER, die Kance­<br />

lier is geweest van Hertog ALBREGT VAN BEYEREN , Graav van<br />

'VIII. DEEL. P> HOU


2S COULSTER. (VAK DER)<br />

IlaUand, en wierdt gekoien tot Domproost van UtrecJit i$<br />

1392, hij ftierf in 1399.<br />

YSBRAND VAN DER COULSTER , zeer waarfchijnlijk een broe­<br />

der van WILLEM, leefde ten jare 1390, is gehuwd geweest<br />

aan MARIA VAN WANGEWYNS, en heeft bij haar verwekt, drie<br />

zoons en ene dogter, namentlijk WILLEM VAN DER COUL­<br />

STER, die de hofftede van den zelvden naam bij Alkmaar in<br />

eigendom bezat, en ten jare 1422 van Hertog WILLEM VABT<br />

BEÏESEN, de Ambagts-heerüjkheid van Oestdom en Heilo ver­<br />

kreeg; hij liet na vier dogters, waar van de oudfte MARIA VAN<br />

DES COULSTER, vrouwe van Heilo, was, dat zij met COULSTER<br />

ten huwelijk bragt aan haren man PIETER VAN RUWEN, zoon<br />

van KLAAS, VAN RUYVEN, en van JUDITH A'ALBOUTS. Zij ftierf<br />

in een zeer hogen ouderdom, nalatende ene dogter JOSINA<br />

VAN RUWEN. YSBRAND VAN DER COULSTER, tweede zoon<br />

van YSBRAND, hier haven en van MARIA WANGEWYNE, ftierf<br />

in *t jaar 1422, en leir in de grote kerk te Dordrecht begra­<br />

ven , nalatende een zoon.<br />

WILLEM VAN DER COULSTER, zoon van YSBRAND, is ge­<br />

veest in 1425 Rentmeester Generaal van Zuidholland en<br />

Kastelein van Schonhoven, hij ftierf in 1448. Zijn eerfte<br />

vrouw was de zuster van ABEL PIETERSZ. , Burgemeester van<br />

Dordrecht, welke een 2oon was van PIETER ABELSZ. en ADRI-<br />

ANA VAN DER TYMPEL , JANS dogter, genaamd SLINGELAND ;<br />

daar na huwde hij met zijn nigte ADRIANA VAN DER COULSTER ,<br />

zij leefde nog in het jaar 1484. WILLEM verwekte bij zijn<br />

eerfte vrouw: ï, YSBRAND VAN DER COULSTER, die volgt. II,<br />

FLORIS VAN DER COULSTER , die kinderloos overleden is. III<br />

GKRBRAND VAN DER COULSTER, is Schepen geweest te Dordr<br />

recht. Hij huwde in 1497 met BEATRIX VAN BROUICHOVEN,<br />

en ftierf ia 1519, nalatende twee zoons en drie dogters. De<br />

zoon YSBRAND VAN DES COULSTER , is ten jare 1520 geweest<br />

Kastelein op Louvejlein, hij fneuvelde in den oorlog tegcns da<br />

Gelderfm voor TUI, in het jaar iS3r, zonder kinders. De<br />

tweede zoon van GERBRAND, was WILLEM VAN DER COUL*<br />

STEP., deze ftierf in 1502, nalatende twee dogters,<br />

Ys*


COULSTER. (VAN DER) if<br />

YSBRAND VAN DER COULSTER, zoon van WILLEM en van<br />

PIETER ABELS dogter, was ten jare 1477 Thefaurier van Dord­<br />

recht en ftierf in 1483. Hij hadt ten vrouwe MACIITELD VAN<br />

ALKEMADE, dogter van FLORIS VAN ALKEMADE, en leefde nog<br />

in 1513; hij heeft bq zijn vrouw verwekt drie zoons en drie<br />

dogters: L WILLEM VAK DER COULSTER , die volgt. II. FLO-<br />

Ms VAN DER COULSTER, is geweest Burgemeester te Dordrecht,<br />

alwaar hij ten jare 1534 ftierf, zijnde getrouwd geweest met<br />

SUETE VAN SLINGELAND , zij ftierf 80 jaren oud zijnde in 1564.<br />

FLORIS heeft bij deze vrouwe verwekt 20 kinderen, alle jong<br />

geitorven, behalven: 1. FLORIS VAN DER COULSTER, ftierf<br />

ongetrouwd. 2. ABEL VAN DER COULSTER, Schepen te Dord.<br />

recht, hadt het ongeluk om ten jare 1557, op een avond na­<br />

bij het ftadshuis te verdrinken; hij was getrouwd met HEDWIG<br />

VAN BREGT, des Schouts dogter vaa 's Hertogenbosch, heeft<br />

geer.e kinderen bij haar verwekt, en was het laatfte mannelijk<br />

oir van dit geflagt. 3- OTTO VAN DER COULSTER, ftierf jong­<br />

man. 4. SARIS VAN DER COULSTER , was Priester. 5. YSBRAND<br />

VAN DER COULSTER, was mede Priester. 6. JAN VAN DER<br />

COULSTER, is Kanunnik geweest te Dordrecht; hij Week ten<br />

jare 1572 naar Keulen, alwaar hij is geitorven. 7. GERBRAND<br />

VAN DER COULSTER, wierdt Priester zijnde, zinneloos, en<br />

ftierf in 1557 te Duren in Gulikerland. 8. ELIZABETH VAN<br />

DER COULSTER , is getrouwd geweest met LAURENS VAN BRONK-<br />

HORST, zoon van ANDRIES VAN BRONKHORST, en van MARIA<br />

SONKE te Delft, is kinderloos overleden, 9. AGNES VAN DER<br />

COULSTER, was ten jare 1559 Nonne te Loosduijnen. III.<br />

ABEL VAN DER COULSTER , Ridder en Raad in 's Hage ten jare<br />

1582. Hij was een geleerd man, aan wien ERASMUS, vcr-<br />

fcheidene brieven heeft gefchreven, die in zijne werken ge­<br />

drukt zijn; zo wel als zijn beide gemelde broeders was hij te<br />

Dordrecht geboren, en ftierf 72 jaren oud zijnde in 1540, na­<br />

latende drie dogters, bij zijne huisvrouwe MARIA LONGYÜÏ<br />

verwekt: 1. MARIA VAN DER COULSTER, heeft ten manne ge.<br />

hadt ANTHONY CATS, uit Zeeland, die Raad is geweert in den<br />

Hove van Hollmd, en ten jare 1573 in 's Ha-go is geftorven,<br />

B 2 knw


%st COULSTER. (VAN PEE)<br />

kinderen nalatende, 2. MAGTELD VAN DER COULSTER , is ge»<br />

huwd aan AKENT DE JEUDE, Heer van Hardinxveld.. Hij<br />

wierdt in 1570 op Louveftein daar hij Kastelein van was, door de<br />

Geuzen doodgsfchoten. 3, ADKIANA VAN DER COULSTER, heeft<br />

drie mannen geh?dt, zonder kinderen gebaard te hebben, de<br />

eerfte was JAN VAN DQMSELAAR, na wiens dode zij met JAN;<br />

ERUYTIER huwde, en laatftelijk met N. Bastaard van DUIVEN-,<br />

VOORDE. ABEL heeft nog een bastaard dogter gehsdt, SYBIL.<br />

LA VAN DER COULSTER, die hij voor zijn huwelijk gewonnen<br />

hadt; deze. is gehuwd geweest met Mr. JAN VAN DAM, eerst<br />

Griffier van den Hove van Holland, en daarna lid van de Re­<br />

kenkamer in 'f Hage; hij ftierf ten jare 1568 zonder kinde­<br />

ren. IV. ELIZABETH VAN DER COULSTER, trouwde in 't jaar<br />

1512, met AUGUSTYN VAN DEN EYNDE, Schout van Bergenop*<br />

zoom en Woudmeester van Braband. Zij ftierf in rs33 na te<br />

famen twee zoons en ene dagter verwekt te hebben. V,<br />

MARGRIET VAN DER COULSTER, trouwde in 't jaar 1510, met.<br />

GYSKERT DE BYE, op Gageldonk bij Breda, en liet na KATRY^<br />

NA DE BYE, die gehuwd is geweest aan JAN VAN DER STSAI<br />

TEN , en baarde hem een zoon YSBRAND VAN DER STRATEN ,<br />

getrouwd geweest aan JENNE SUYS, des Prefidents dogter van<br />

Haihni, bij dewelke hij naliet JAN VAN DER STRATEN, die<br />

Gouverneur is geweest van Hoogjlraten, en geen oir heeft na*<br />

gelaten, VI- WILLEMINA VAN DER COULSTER, is in 1506 ge.<br />

huwd aan FREDERIK: VAN VOORN, en is zonder kinderen ge.<br />

ftorven.<br />

Mr, WILLEM VAN DER COULSTER , Ridder, zoon vaq<br />

YSBRAND VAN DER COULSTER en MAGTELD VAN ALKEMADE,<br />

erfde ten jare 1551 de goederen van Alkemade, na dode van<br />

zijnen vrouwelijken oom FLORIS VAN ALKEMADE- , onder fpecia.<br />

la conditie dat hij en zijne nakomelingen de toenaam en wape.<br />

nen van Alkemade moest aannemen, Men vindt hem ten jare<br />

1497 Meester genoe.nd, en hij was in 1512 Schout van Lsij-.<br />

dm; hij ftierf in een hogen ouderdom, na getrouwd te zijn<br />

geweest met JOSWA VAN SWIETEN, Vrouwe van Opmeer, de<br />

IffT, Seinhuizen, Scgwzart, en Rihfaterweude, zijnde ene dogi<br />

ter


COULSTER. (VAt; ÏJER) irl<br />

ter van ADR'ÏAAN VAN SWIETEN, ten jare 148^ te PordrecU<br />

tot Ridder geflagen, en van OTTELYNÈ VAN EGMOND ,<br />

WILLEMS dogter, dfe hem de drie volgende kinderen baar­<br />

de : I. FLORIS VAN EER COULSTER VAN ALKEMADE , ftierf ten<br />

jare 1530 in de fleur Van zijn leven, zonder kinderen ra te<br />

laten. ïS OTTELYNÈ VAN DER COULSTER VAN ALKÏLMADE<br />

heeft ten manne gehadt FLORrs VAN WYNGAARD'EN, Ridder»,<br />

zoon van JAKOB VAN WYNGAARDEN, Ridder •, Ba'iljuw van<br />

-Zuidholland, en van MARIA VAN . DUIVENVOORDE > Heer<br />

ARENTS dogter'; zij ftierf voor haar vader, zondèf kinderen,<br />

na te laten. III. AGATHA VAN DER COULSTER 'VAN ALKEMA*<br />

ï)E> Vrouwe van Opmeer, Rijnfaterwoude, Soeterwotcde, Seveft'<br />

huif en, Segwaart en de Lier, door haar bij geftcrf aangeërft,<br />

doordien zij haar vader en moeije overleefde. Ten jare i 563<br />

huwde zij aan JAN VAN CULEMBÜRG, Ridder, Schout van Ut><br />

recht, die vier dogters bij haar verwekte: ï\ MA'RGARETA VAN<br />

CULEMBURG, welke een gedeelte der goederen Van Rijnfater*<br />

'tvoude, de Liet, Soiitereen en Alkemade verkreeg. £ij was ge­<br />

huwd met FiLtPs, Heer van Ëamale-en Rfcnchcdux in 't land<br />

van Luik, die ftierf 'in 1557, zij in 160$, (fefüfe teVttetÜP,<br />

öa te zamen drie kinderen te hebben geteeld, als a. KAREI»<br />

VAN HAMALE, Heet van Rijnfaterwcude, die ten jars isSz<br />

Voor Lochem ongehuwd, fneuvelde. 6. ANNA VAN HAMALE,<br />

hadt-ten ma'nné, GERARD VAN BERGEN, Heer van Stabroek.<br />

Zij ftierf weduWe in "s Hage in 1617, den cuderdom van Ö3<br />

jaren bereikt hebbende, t. WILLEM VAN HAMALE, Heer Van.<br />

Moncheaux en Alkemade, overleden in het jaar 1562, zijnde<br />

getrouwd geweest aan KOENELIA VAN LALAIN , zuster van dén.<br />

Gaaav van HOOGSTRATEN en vat; RENNENBERG, zij ftierf in<br />

Iftio, nalatende twee zoons, WILLEM VAN HAMALK, Heer<br />

van Moncheaux en Alkemade, die gehuwd was aan sTIérên dögter<br />

VAN TRASIGNÏSS in Henegouwen, en FiLïis VAN HAMALE,<br />

Heer van Rijnfatcr.voude. 2i JOHANNA VAN OULEMBÜRS ,<br />

deelde de goederen van Sevenhuijèn en Segwitart, en hadt ten<br />

manne KASEL VAN BOURGONJI Heeï van Scmttélsd^ki zij<br />

(Hfetvcfi bdiue in zuüt, miatende twee ionen,, als HiMtttt<br />

B 3 iv»


22 COULSTER. (VAN DER)<br />

VAN BOURGONJE, Graav, van Falaix, Heer van St. Anndland<br />

en van Sommelsdijk, welk laatfte goed hij ten jare 1613 ver-<br />

kogt aan FRANCOIS VAN AARSSEN , Gezant der Verenigde Neder­<br />

landen aan het Hof van Frankrijk. HERMAN was getrouwd mes<br />

JOL ANTE VAN LONGUEVAL, des Graven dogter van Busqtioi in<br />

Artoir, en JAN VAN BOURGONJE, Heer van Froidmmt, Seven-<br />

Jiuifen en Segwaart, die tot zijn eerfte vrouw heeft gehadt,<br />

KATRYNA VAN OYENBRUGGE, Vrouwe van Duras, weduwe<br />

van den Heer VAN BRIGDAM zijnen reve; zij ftierf in 1605,<br />

nalatende kinderen; vervolgens hertrouwde hij op 't huis te<br />

Dorp bij Delft, JOHANNA VAN GENT, weduwe van FKEDERIK<br />

VAN RENESSE, Heer van Dorp, 't welk hij aan zijn-weduwe in<br />

lijftugt verfproken hadt. 3. MARIA-VAN CULEMBURG, deelde<br />

de Ambagtsheerlijkheid van Soeterwoude, en hadt ten manne<br />

YSBRAND VAN MERODE, zoon van JAN VAN MERODE, Heer<br />

van Duffel en van KATRYNA VAN DER COULSTER, bij wie hij<br />

negen kinderen verwekte; als: a. YSBRAND VAN MERODE,<br />

die teri wijve hadt GEERTRUID VAN AASWYN, dogter van den<br />

Here VAN BRAKEL, zij was Kanonikes van St. Marie te Ut­<br />

recht, b. JAN VAN MERODE, Kanunnik te Utrecht, ftierf onge­<br />

huwd, c. GASPAR VAN MERODE, insgelijks, fc. FLORIS VAN<br />

MERODE, Heer van Duffel, trouwde MARIA VAN MERODE,<br />

Vrouw van Oirfchot, zij ftierf in 1604, zonder kinders na te<br />

Jaten, makende haar man univerfele erfgenaam, t. GERRITVAN<br />

MERODE, Kanunnik ten Dom te Utrecht, f. AGNES VAN ME-<br />

RODE, trouwde met KAREL VAN BERLO, Heer van IVoestwfel.<br />

g. MARGARETA VAN MERODE, wierdt de egtgenote van JAN<br />

VAN WAKE, Heer van Baijonville in Luikerland. h. KATRYNA.<br />

VAN MERODE , trouwde EVERARD VAN WAKE , Heer van Vex-<br />

mond, broeder van JAN. i. BEATRIX VAN MERODE, hadde<br />

ten manne FREDERIK VAN EYNATTEN, Heer van Gordingen.<br />

4. FLORENTIA VAN CULEMBURG, deelde Opmeer, zij is ge­<br />

trouwd met JOHAN VAN MATENESSE, Heer van Matenesfe en<br />

Riviere bij Schiedam, zoon van ADRIAAN VAN MATTENESSE,<br />

Ridder, en van ADRIANA VAN DUIVENVOORDE , GYSBERTS<br />

dogter, hij overleed ten jare 1002. zij in een zeer hoge ou­<br />

derdom in 1618, kinderen nalatende. Uit


COULTÜRE. (GILLIS EÈ IA) k$<br />

Uit het bovenftaande heeft men kunnen zien, -dat dit oude<br />

Geflagt aan zeer aanzienlijke familien door huwelijken ïs verjnasgdfchapt<br />

geworden. Zeer waarfchijnelijk zijn "er nog aflammelingen<br />

van in wezen, doch gebrek «Mi berigt verbiedt<br />

©ns om 'er iets verder van te kurtnen zeggen-, dan alleen, 'dat<br />

men bij WAGENAAR, Vod. Hift. D- XVIII. bl. 200, vindt, dat<br />

ten jare 1719, de algemene Staten, terftond na het tekenen<br />

van het viervoudig verbond, door den Keizer, Frankrijk «n<br />

Groot-Britanje, een befluit namen tot het afvaardigen van «en<br />

Ambasfadeur naar Spanje, waar toe enen Heer VAN DER "COUL­<br />

STER benoemd werdt. J. LE CARPENTIER, Hifi. Geoeol.<br />

des Bats-Bas. Tom. II. j>. 470. 791. S. VAN LEËÜWEN, Bmv.<br />

illujlr. bl. 922-924.<br />

COULTÜRE (GILLIS DE LA) , geboren te Rijsfil in<br />

Flaandemi, wierdt door het lezen van enige gereformeerde<br />

boeken, en de vei kering met enige aanhangers der lere van<br />

CALVYN, die omtrent t jaar 15157 zig naai die ftad begeven<br />

hadden, -zodanig overtuigd, dat hij insgelijks 'die leer<br />

'omhelsde; doch.zulks rugtbaar geworden zijnde, en das niet<br />

langer veilig in zijn vaderland kunnende verblijven, verliet<br />

hij het den 19 december 1579, Rak de zee over, en ging<br />

te Caiitorberij wonen, alwaar zig enige Franje en Walje familien<br />

van die zelvde geloofsbelijdenis gevestigd hadden. Intusfen<br />

•Itwain hij in 1585 te Rijsfel te rug, en wierdt "er nog het<br />

zelvde jaar vast gezet, doch enigen tijd daarna geflaakt; in<br />

1584 geraakte hij op nieuw in hegtenis, en "ten einde de<br />

verveling van zijne gevangenis te lenigen, las hij verfcheidene<br />

werken der Protestanten, doch de nieuwsgierigheid hem oak<br />

bekropen hebbende om 'er enigen van de Roomsgezïnden te<br />

lezen, en inzenderheid de Verhandeling van SANDERUS, 4e<br />

vijibili Mmwrchi&EccUfice, raakte hij aan't waggelen, wordende<br />

sijn zogenaamde bekering voltooid door den Jefeit OLIVIES<br />

MANART. Hij zwoer opentlijk de Protestantfe leer af den 29<br />

maart 1585 te Hesdin in 'handen van JAKGB ZE CROCQUES,<br />

Licentiaat in de Godgeleerdheid, Pastoer en Deken van dia


H COUPER. (JÜHAN) COUPLET. (FILIP)<br />

ftad. Hier op fchreef hij een menigte van brieven naar Enge­<br />

land, om ware het mooglijk fommige van zijne oude kennisfen<br />

tot zijne nieuw aangenomene gevoelens over te halen ; dezen<br />

lieten hem een geruimen tijd zonder antwoord, doch eindelijk<br />

was 'er een van hun, met name ANTOMY L'ESCAILLET, die<br />

door een gefchrift zijne brieven te keer ging, het welk door<br />

COULTURE , gevoegd is in het werk, 't welk hij onder dezen<br />

tijtel heeft in 't licht gegeven: Refcriptions faitles entte Mr.<br />

GILLIS DE LA COULTURE , Lillois, depuis Son retour du Calvinis­<br />

me au giron de l'Eglife Remaine, &? Mr. ANTOINE L'ESCAILLET,<br />

encore Menifte Wallen en la ville de Cantorberij, pays d'Angle-<br />

terre, touchant principalement la continuelle perpetuité £f vifibilité<br />

de l'Eglife de J. C jusqües d la fin du monde. Anvers 158a, m<br />

Bvo. . PAQUOT, Mem. littet. Tom. II. p. 268, 269.<br />

COUPER CJOHAN), Konstfchilder, was een Londenaar<br />

van geboorte, en kwam zig te Amfieldam nederzetten, alwaar<br />

hij enigen tijd verbleef, doch na den dood van DAVID BECK,<br />

geraakte hij aan 't Hof van tweeden, en voorts in dienst van<br />

Koningin KRISTINA. Hij werdt in zijn tijd gehouden voor den<br />

hesten Pourtraitfchilder in waterverf, hebbende de konst ge­<br />

leerd bij een OLIVIER, een Engelsman, die voor JAKOB en<br />

KAREL STUART , 'veel grote Hiftorien in waterverf gefchilderd<br />

heeft, welke in .een gallerij geplaatst, langen tijd, hun ftand<br />

gehouden hebben. A. HOUERAKEN, Schouwburg, II. D.<br />

bl. 87. %Ugcm. SuufUct Ecriccn. 3mi$ 1779. f. 181.<br />

COUPLET (FILIP), Jefuit, geboren te Mechelen, ging<br />

ten jare i6S9 als Zendeling naar China-, en kwam in 1680<br />

van daar te rug. Zig reeds ingefcheept hebbende om een<br />

tweede togt naar dat land te doen, ftierf hij onder weg in<br />

1693. Hij heeft enige werken in de Chinefe taal gefchreven,<br />

ook verfcheidene in 't Latijn; als onder anderen: 1. Tabula'<br />

chronologica Monarchie Simt, Paris 1686. in folio. 2. CONFU-<br />

CIUS, Sinarum Pliilofophits, five Sciensa Sinenfis latine expofita<br />

Paris 1687, in folio. Dit werk is belangrijk en vrij zeldzaam.<br />

——— Nouv. Diü. Hifi. Tom. II. p. 374.<br />

COURT


COURT. (JAKOB DE LE) J 5<br />

COURT (JAKOB DE LA), is een aanzienlijk en rijk be­<br />

middeld man te Leijden geweest, der Staatsgezinde partij toe-'<br />

gedaan; geen wonder dus, dat bij, wiens gantfe geflagt even­<br />

eens dagt, na de fchielijk voorgevallen dood van WILLEM<br />

PEN II, in het jaar 1650, waar op de grote Staatsvergadering<br />

volgde, door welk middel de eendragt bewaard, en de Stad­<br />

houderloze Regering, voordien tijd op enen vasten voet gefield<br />

wierdt, met die gebeurtenisfen ongemeen in zijn fchik was.<br />

Zulks blijkt ook niet alleen uit de fchriften, namaals door<br />

een zijner kleinzonen in 't licht gegeven, maar ook uit enen<br />

Gedenkpenning, welke door hem, aan zijnen kleinzoon, ter<br />

gedagtenis van het houden dier grote vergadering is vereerd.<br />

geworden, en waar van wij hier de befchrijving cm derzelver<br />

zeldzaamheid laten volgen.<br />

Op de ene zijde is de algemene Staatsvergadering verbeeld,<br />

gelijk ze op de grote zaal van 't Hof in 's Hage is gehouden,<br />

zijnde ter wederzijden na 't opnemen der koopwinkelen , •<br />

hoogopgaande geftoelten, naai- de wijze ener fchouwplaatze,<br />

opgeflagen, en in het midden opengelatene pad ene langwer­<br />

pige vierkantige tafel gezet, aan welker einde de Voorzitter -<br />

der vergaderinge , en naast hem aan zijne flinkerhand de<br />

Griffier zit. Voor deze tafel, die, gelijk alle de banken en<br />

muren, met groen laken bekleed was, leest men op den<br />

voorgrond dezes Pennings: STANT FOEDEEE JUNCTI. STij fraart.<br />

liaet 000? 't ©erbonö bcreeninb. .Dees begiftigde kleinzoon<br />

mede JAKOB genaamd, welke namaals, den n december<br />

1675, aan het Hogefchool te Leijden, met de kap Meester-<br />

in de 'béide regten verklaard wierdt, heeft tot broeder ge­<br />

hadt PIETER DE LA CÖURT, weike volgt, en die door zijne<br />

in 't licht gegevene fchriften voor de Staatfe Regering,<br />

eren onflerfelijk.en naam verworven heeft. Het randfehrift<br />

dezer zijde luid aldus: JACOBUS DE LA CCURT, NEPOTI E "<br />

FILIO , MONUMENTUM HOC FIRMATI FOEDERIS , ANNO KATI-<br />

VITATIS 1651, DONO DEDIT. JAKOB DE LA COURT, fceeft bic<br />

«aSebenftteïicn bes? bcbeéttflben ©erbonb^/ aan ;jjn 50011^0011/<br />

fn 't jaar jijrtcr geboorte 1651 tot een Oefeljenn oeneben.<br />

' , :<br />

' B 5 On-


26 COURT. (PIETER DE LA)<br />

Onder Prins WILLEM DE II. van Oranje, die op de andere<br />

zijde dood ter aarde ligt, leest men dit Franfe bijfchrift: VIVE<br />

IA LiBERTé! %cehc be ©Jjfteib! Voorts ziet men zeven Vo­<br />

gels, het zinnebeeld der Zeven Verenigde Gewesten, die, van<br />

onder het net, dat hen te voren was over het hoofd getrok­<br />

ken , met eendragt opvliegende zig veriosfen, waar rondom is<br />

den rand te leien ftaat: ILLECEBRIS IRRETITI ET VI orrREssi,<br />

DEI CLKMENTIA LIBERATI , CONCORDES RESURGUNT. %0ÏU<br />

aas' bcrfirikt / boo? 't


COURT. (PIETER EE LA) 27<br />

KORNELIS HOVEN, en BAREUTH in zijne Hijiorie van het Stad-<br />

Jwuderfchap, flaat nog erger den bal mis, bem voor EMANUEL<br />

VAN DER HOEVEN nemende, die een geheel ander man ge­<br />

weest is, fchoon hij in den zelvden trant, zijn 3£louDc ïfol*<br />

lanbfcfje ©jijfjeiö gefchreven heeft, als DE LA COURT zijne fchriften<br />

pleeg te behandelen. Wijlen de eerfte Preildent der Ba-<br />

tavife Nationale vergadering, den wercldbcroemden Citoijen<br />

PIETER PAULUS, wil, dat onze LA COURT niet verdient, on­<br />

der de reije der Schrijvers over 't Nederlandfe Staatsregt ge­<br />

plaatst te worden; maar veel eer onder de klasfe der LAN-<br />

CUETTEN, HOTOMANNEN, MlLTONS , SlDNEYS, MARIANAAS<br />

en anderen, dat is, onder de genen gerangfchikt te worden,<br />

die geftadig het harnas aanfchieten, tegens alles wat naar<br />

Eenhoofdigheid zweemt. Schoon men wel niet kan ontkennen,<br />

dat 'er berispenswaardige en te ver gedrevene denkbeelden in<br />

de werkjes van LA COURT gevonden worden , is het nogthans<br />

zeker, dat men 'er ook vele fchone dingen en natuurlijke fchil-<br />

deringen in ontmoet.<br />

Met regt zal de Lezer nu nog de optelling der zo veel<br />

gerugt gemaakt hebbende werkjes van dezen Schrijver , ver­<br />

langen. Wij zullen ons van deze taak kwijten, 'er tellens<br />

iets over den inhoud bijvoegende. In de eerfte plaats komt<br />

dan voor: de JMitijfcc 31t>ecgfcbaal. 1660. in Sbo.; zijnde dit<br />

iiet zelvde werkje, dat naderhand is uitgegeven onder den<br />

tijtel van: Confibcraticii ban „Staat/ omtrent bc fonbameiiteii<br />

ban alferleije ïiegeeringen / beo? V. II. sDeöjuht te SCmftcIbam<br />

hij JAKOBSZ. DOMMEKRAGT. Dit boekje handelt overeenkom,<br />

ftig den tijtel, over allerleij regeringsvormen, betogende de<br />

Loodzaaklijkheiu ener Staatswijze Regering, en doemende alles<br />

wat fmaakt naar ene Regering, die van een Eminent Hoofd<br />

voorzien is. Van den zelvden itempel is zijn boekje, Poïitrjs<br />

nue Ketterden fjanöeïcnbe in VI 2öccl;cn/ ban SLanben/<br />

ben/ legeringen/ «©ojlogen/ lierhcn en Scben ; op den tijtel<br />

vindt men de letters D. L., zijnde het gedrukt te Amftcldam<br />

in 8vo. Agter 't zelve is geplaatst:


COURT. (PIETER DE LA)<br />

AYTA, en hu tm in 't licht geuwgr boo? V. H. Hoe^ dat<br />

VIGLIUS de Schrijver van dit ftukje niet is, leert HOYNCK VAN<br />

PAPENDRECHT , Prttf. ad Analeü. Belg, T-m. I J. u. Zo<br />

arderen willen, door JOACHIM HOPPERUS: fchrijft GEP<br />

BRANDT, in de ?ïantajunge bet ongctotiïite j&c&afen/ agter<br />

zijn ©erftaal ban bc ïïcfcumptie. Straft. 1063. m 8bo. Hier op<br />

volgt zijne HJiaorie bcr «Öjaahlij&e Keuring ban Ï^ÏIanb /<br />

2onder naam of jaartal. Dit werksken, beftaat grotendeels<br />

uit het Groot Privilegie van Vrouwe MARIA, als ook uit ene befchrijving<br />

van den ft. iat des Lands in 1587; verders uit het<br />

Flakaat der Afzwering £fc. zijnde doormengd met ene korte<br />

Staatkundige levensbejchrijving der bude Graven; doch dit laatfte<br />

Ruk, kan geenzins de toets van nauwkeurighed doorftaan,<br />

maar is opgevuld met misgrepen, dis aanftotelijk zijn. Kort<br />

Jiier op volgde 't SfntrqSt ban ÜoBmtó / of ponten ban<br />

üoiïanb.e'cFj roelbaren. Smfi. in 8bo. Sommigen vooral buitenlanders,<br />

bij voorbeeld GUNDLING «Dcc ten frftp» ^uftanO<br />

&ct guro». floot. I. SöciC / §. X L . / f. 848. GOEBELIUS, in<br />

Not. ad Tom. IV. Oper. CONRINGII, p. 244. OTTO, Notit. Re-<br />

rumpublic. p. 406. en anderen, hebben den Raadpenfionaris<br />

JOH. DE WITT voor Schrijver gehouden; doch ook te onregt:<br />

zie de Voorreden van den druk van 't jaar 1669. in 4to. en 1671<br />

in 8vo, bij P. HAKKENS, te Leijden en Rotterdam, enFAVORITUS<br />

ISORICUS, in Obfervat. addiscurfus Gundlingianos, p. 107, 108.<br />

£? in Appendice Obferv. p. I 0 > ix. Met dit al heeft genoemde<br />

Staatsman 'er enigzins deel aan gehadt, en de Vde en<br />

Vide Hoofdftukken van het lilde Boek zijn van hem, als mede<br />

bl. 29 en 30, zo van de eerfte als volgende drukken.<br />

Doch het was enkel bij toeval dat hij 'er de hand toe leende,<br />

en zie hier wat 'er gelegenheid toe gaf. De Raadpenfionaris<br />

bij DE LA COURT te Leijden een bezoek afleggende, vondt hem<br />

niet te huis, doch een gemeenzaam vriend van hem zijnde,<br />

wierdt hij binnen gelaten, en LA COURT die bij aijn zwager<br />

ELLEMAN was, van dat bezoek door een dienstbode verwit­<br />

tigd, kwam daar op terftond te huis; de Penfionaris vondt in<br />

dien tusfentijd een boekje op tafel liggen, door DE LA COURT<br />

ge-


COURT. (PIETER DE LA) ig<br />

gefchreven, Waar aan hij den tijtel: <br />

fce ficgering üi Holland en Westf.iesland; voorts ene ©er"<br />

antmocubing ban ben onbienet bet ^tabfjcubcrhjlte ïlcgcring/<br />

als mede de utöc Sfecenbe ber Jitabbmiuci?". Ook kwamen<br />

nog in 't jaar 1663 van hem, de II eerde delen uit van het<br />

^public d3cbcbt ofte «Tonfioerattcn regent [jet nominatim bibbeu<br />

in be pubi. ïierfcen boe? particuliere perfo-ren / cu fpccioïpcn<br />

bpoj ben tcgentooojbirteu pmtt VAN O R ANCIEN ÖOO? D. H,<br />

?Imft. bij CYPR. V*N DER GRACHT. Herdrukt in 't jaar 1707.<br />

in 8vo. bij ENGELBR. BOUCQUET. Het I. Hoofdft. betoogd het<br />

regt der hoge Overheid om 't bidden in de opei bare kei><br />

ke: te regelen. Het II. toont in 't bijzonder aan, wie, bij<br />

ons, de hoge Overheid, wie mindere Magiftraten zijn. Het,<br />

II. deel bevat zeer vele voorname gronden van dezen ftaat,"<br />

met name in de beide eerfte Hoofdftukken; de twee volgenden<br />

gaan over het bewaien van het regt van voorrang, met opzigt<br />

tot


3ö COURT. (PIETER BE LA)<br />

tot de Overheden in en buiten haar gebied: daar na ovfif<br />

het regt, dat de Staten van de bijzondere landfchappen zig<br />

Kunnen toeëigenen, tegen de vergadering der algemene Staten.<br />

Het overige dient alleen ter verdediging van het gedrag<br />

der Staten van Holland, in het maken van een voorfchrift,<br />

naar welk men in de Kerken bidden zoude. Het derde Deel t<br />

dat, in 'c volgende jaar, 't licht zag, wederlegt, eerst,<br />

•*T geen tegen de andere delen is aangevoerd, en handelt, vervolgens,<br />

van de Unie van Utrecht, tot welkers verftand heê<br />

öok met nut kan gebruikt worden. Eindelijk volgde fjct begin<br />

en booggang bcr cm£t f of<br />

bcbeiifcingen op bc fcfjaöehjïtc fcfj^ïftrn / nenaamt <br />

nering en %xm$t ban Sfolianb/ boo? J. C. Eenden 1662. in<br />

8bo. 2. (Coetje op het Ha^tcrfcfjnft/ 't onrrgt genaamt „Stab*<br />

ftcuöerfijïtc Regering ban ï?o»anb ni ïBcs'tfjicsjïanb / booj<br />

D. P. E. in 8bo. 3- ©e fjceflclöe pnii$ tot Jrtabrjoubcr cnbe<br />

iiapitcin <br />

jen/ 3£u.s'thoben en pantagicn/ tnct Paren / eerst te Leijden<br />

gedrukt in gr. 4to., en naderhand met vermeerderingen door<br />

den zo bekenden Hortulanus JOHAN HERMAN KNOOP, fchoon<br />

zijn naam niet op den tijtel wordt vermeld, te Amjleldam in<br />

1763


COURTEVILLE. fJOOST DE)<br />

1763 in groot 4». herdrukt, moet hij verre in dat vak ge­<br />

vorderd zijn geweest, en grote kunde bezeten heoben om­<br />

trent de cjkuur van uitheemfe Pian gewa. fen. - VIN­<br />

CENT. PI.ACCIUS , Tlieatrum A lonymtm Pjeu ionf urn, Cap.<br />

XII. de Scriptoribus Belgicis n. 1003. a. ü- y ï. pag. 504,<br />

505. C SAXI, Oam. hter. Part. Vil. p. 359. Holl. Merku-<br />

rius, K.69. bl. 59. Gnot Plakaatb. III Deel, bl. 52.2. G.<br />

V LOON, Nederiamdfe Hijioriep., IÏ. D. bl. 364, 365. PIE­<br />

TER PAULUS, Verklaring van de Unie van Utrecht, 2de druk, I,<br />

D. bl. 233-248. LETENITS, Theodice, §. 375. bl. 649.<br />

COURTEVILLE (JOOST DE), een aanzienlijk Edelman<br />

Uit Flaanderen, wiens .eflagt door huwelijken verbonden was<br />

aan de eerfte Familien van Braband en Flaanderen, wierdt be­<br />

nevens PAULUS PHINTZING ten jare 1559 aangefteld tot Ge-<br />

heimfchrijver van 's Konings Raad in Spanje, wegens de za­<br />

ken der Nederlanden, en deed met FILIFS, benevens KAREI,<br />

DE TISNACQ, Prefident van genoemden Raad, in het zelvde<br />

jaar de reize uit de Nederlandse provintién naar Spanje. De Ko­<br />

ning te Vlisfwgen aan boord gegaan zijnde, verzeld van een<br />

pragtigen hofftoet, werdt begeleid, door omtrent • o fchepen ,<br />

en landde binnen veeuien dagen te Laredo in Biskaaijé, na '£<br />

doo: liaan van een zware ftorm voor de haven, die de vloot<br />

deerlijk teisterde en de meeste fchepen welke hem verzelden,<br />

benevens zijn kostelijkfte huisraad joor de woedend bruislen-<br />

de golven deedt verzwelgen en te gronde gaan. Men wil,<br />

dat dezen bloeddorstigen Tijran, aan land gekomen zijnde,<br />

de godslasterlijke betuiging zou hebben gedaan, dat hij ge­<br />

loofde; dcor de Voorzienigheid, gefpaard te zijn, om zijne<br />

magt, voortaan, te bededen, tot het uitroeijen der ketterije.<br />

Ook gaf hij blijken van zijne ontmenste wreedheid, terftond<br />

naar zijne aankomst, want hij deedt, een groot aantal men-<br />

fen, te Seville en Valladolid, om 't geloof, ten vure doemen.<br />

Wij ontmoeten COURTEVILLE wederom tef:enswoordig ten jare<br />

156Ó bij alle raadplegingen, die door FILIPS zo te Madrid<br />

als in 't bosch van Segovia wierden gehouden, om middelen<br />

te


32 COURTONNE. (JACQUES ANDRE)<br />

te beramen tot demping - van de beroerten in de Nederlan­<br />

den. COURTEVILLE moet reeds in 't jaar 1569 in de Nederlan­<br />

den zijn te rug gekeerd, want men vindt aangetekend, dat<br />

AL VA in gemelden jaar geen kans ziende, om den tienden<br />

penning met vrugt te doen heffen, eindelijk, in'oktober, op<br />

laad van onzen Geheimfchrijver, befloot, in de plaats van<br />

denzelven , zig te vreden te Rellen met twee millioenen<br />

's jaars van alle de Nederlanden, voor den*tijd van zeven ja-<br />

jren; waarbij hij nog een ioofte penning wilde gevoegd heb­<br />

ben , om tegen een' onverwagten nood te worden opgelegd.<br />

Rainpfpoedig was het einde van JOOST DE COURTEVILLE,<br />

want ten jare 1572 Hoog-Bailjuw van Oudenaarde zijnde, in<br />

den tijd dat die ftad door 's Prinfen volk wierdt verrast en<br />

ingenomen , vlugtte hij ijlings op 't kasteel, maar dit ook<br />

overrompeld zijnde, werdt hij, door vele wonden afgemaakt,<br />

en ten ven der uit in den ftroom gefmakt. . j. L E CABPEN-<br />

TIER, Hifi. Geneal. des. Païs-Bas. Tom. II. pag. 149. 239. 381.<br />

474- 620. 709- 740- 845- 1000. P. C. HOOFT, Nederl. Hifior.<br />

I. D. bl. 273. WAG., Vod. Hifi. VI. D. bl. 56. 169. 303.<br />

COURTONNE (JACQUES ANDRE) , Predikant in de<br />

walfe gemeente te Leeuwarden, is geboren in 's Hage den 16<br />

december 1711, zijnde gefproten uit ene deftige familie. Zijn<br />

vader PIETER COURTONKE, die weinig tijds na de herroeping<br />

van het Edikt van Nantes, ten einde de godsdienstvervolging<br />

te ontwijken, zijn vaderland verliet, zette zig opgenoemde<br />

plaats neder , alwaar hij voorname koophandel heeft gedre­<br />

ven; zijne moeder was ene adelijke franfe Juffer, BROSSARD<br />

DE ST. CLAIR genaamd. JACQUES hun zoon, reeds vroegtijdig<br />

buitengewoon verftand en vernuft van geest hebbende doen<br />

blijken, heitoren zijne ouders hem aan de ftudien toe te wij-<br />

den, en hij wierdt ten dien einde door bijzondere Meesters<br />

in de griiekfe en latijnfe talen en andere voorbereidende weten­<br />

fehappen onderwezen, en vervolgens naar het Hogefchool te<br />

Legden gezonden, alwaar hij zig op de kennis der Oosterfe<br />

talen, de gefchiedenisfen, de wijsgeerte, het natutir-regt,<br />

en


COURTONNE. (JACQUES ANDRE><br />

en inzonderheid op de godgeleerdheid toeleide; in alle welke<br />

wetenfehappen hij ook zodanige fnelle voortgangen maakte,<br />

dat hij pas 20 jaren oud zijnde, na een loffelijk examen te<br />

hebben ondergaan, in het jaar 1732 onder het getal der Fran-<br />

fe Proponenten wierdt opgenomen, en 't jaar daar aan vol­<br />

gende tot tweden Predikant in de walfe gemeente te Voorburg,<br />

een zeer vermaaklijk dorp nabij 's Hage gelegen, beroepen,<br />

weinige jaren na het opbouwen van de tegenswoordige walfe<br />

kerk aldaar, waar toe zijn vader welke in die buurt een bui­<br />

tenplaats bezat, veel hadt bijgedragen. In 1735 wierdt COUR­<br />

TONNE naar Heusden beroepen, en na alhier tien jaren met<br />

nut en ftigting, het Leraarambt te hebben uitgeoeffend, ver-<br />

wisfelde hij deze Randplaats met die van de walfe gemeente<br />

te Leeuwarden, opengevallen door het overlijden van JEAN<br />

LEONARD RENAUD , vader van den tegenswoordigen Leeuwarder<br />

walfen Predikant SAMUEL RENAUD , die na 't overlijden van<br />

onzen COURTONNE, aldaar zijn plaats is komen vervullen.<br />

In deze laatstgenoemde gemeente heeft hij zijnen loop volein­<br />

digd, na aldaar gedurende het tijdvak van 28 jaren het Herder­<br />

en Leraarambt met enen onvermoeiden ijver te hebben be­<br />

diend, niettegenftaande een groot verval van kragten en den<br />

zwakken toeiland, waar mede hij in de laattte jaren van zij­<br />

nen leeftijd hadt te worftelen. Een borstwaterzugt, het<br />

gevolg van zijnen fukkelenden toeftand, greep hem aan, die<br />

in weinig dagen zodanig verergerde, dat hij 'er op den 2 au­<br />

gustus 1773, in den ouderdom van 62 jaren en ruim 7 maan­<br />

den door in 't graf wierdt gerukt, wordende algemeen om<br />

zijne goede hoedanigheden betreurd. Hij is gehuwd geweest<br />

aan S. M . DE DESCLAUX, eert ongemeen fchone en bevallige<br />

vrouwe, die inzonderheid wel wist te fpreken, en de konst<br />

bezat, om door haar lieffelijk kouten een gezelfchap te ver­<br />

vrolijken , daarbij door haare geestigheid de zamenfpreking<br />

levendig te houden. Bij dit juweel is COURTONNE vader ge­<br />

worden van vijf kinderen, waar van de enigfte zoon PAULUS<br />

PIETER COURTONNE, ongehuwd den 26 februarij 1800, in<br />

den ouderdom van 49 jaren te Anfteldam is overleden, laten.<br />

VIII. DEEL. C de


3| COURTONNE. (JACQUES ANDRE)<br />

ie zrjng ouds moeder in de bitterfte rouwe gedompeld.<br />

COUKTOKNE, was fchraal van postuur, doch rijzig van geftaf-<br />

ïe; zijne ogen waren vol vuur en tekenden vernuft en leven­<br />

digheid; voorts bezat hij een ongemeen werkzamen geest, en<br />

halt zig, door het lezen van de beste werken, in vele weten­<br />

fehappen zodanig grondig geoeffend, datze hem alle als eigen<br />

geworden waren. Een groot aantal. Leerredenen en andere<br />

gefchriften over allerleij onderwerpen, die hij heeft nagela'-<br />

ten, ftrejiken tot getuigen van 's Mans kunde en geleerdheid;<br />

ook was hij ongemeen ervaren in de letterkundige gefchiede-<br />

«Ü der beide laatfte eeuwen, zijnde 'er ook geene Bibliothé-<br />

qiies en andere tijd fchriften, of hij hadt die gelezen, en daar<br />

van veelvuldig gebruik gemaakt tot zijne Adverfaria, Zijne<br />

gedagten medctedelen, en die in orde op het papier te Rellen,<br />

was een van zijne geliefdfte bezigheden; ook was zijne vaar­<br />

digheid in die konst zo groot, dat hij zijne Leerredenen met<br />

%-m vlugtige pen opflelde en fchreef, en niettegenftaande dit,<br />

was hij *er ver af van den gemenen trant te volgen, maar<br />

zijn vindingrijke geest ftraalde door in ene predikwijze die aan<br />

hem bijzonder eigen was, en die de aandagt van zijne hoor­<br />

ders opwekte en gaande hieldt. Ook verhandelde hij dtkwils<br />

nieuwe ftoffen, en wist de zodanigen die meer gemeen zijn,<br />

uit gezigtpunten te befchouwen, welke het gros der Predikers<br />

ontglippen. Voorts was hij een zeer nuttig lid van het walfe<br />

Sijnodé, want doordien hij nimmer verzuimde als het iets<br />

doenlijk was, om dis Kerkelijke vergaderinge tweemaal 's jaars<br />

bij te wonen, was hij beter ih Raat dan iemand der overige<br />

leden, om aan voorgevallene zaken licht bij te zetten; ook<br />

is hij verfcheidene malen Voorzitter van het Sijnode geweest,<br />

en bekleedde 'er doorgaans ene kommisfi'e. Voorts was hij<br />

van een zagte, gemakkelijke en aangename verkering; wist<br />

over alles met verftand en gezond oirdeel te fpreken, en ver­<br />

maakte niet weinig een gezelfchap door zijne grappige en<br />

geestige invallen; verders hadt hij door de goede hoedanighe­<br />

den van zijn karakter, de algemene toegenegenheid tot zig<br />

gctrc!;!-:cn. v<br />

Slegts


•COURVOISiER. (JAN JAKOB) COUSIN. (JOAN.) 35<br />

Slegts twee of drie losfe Lerredenen in de Franfe taal zijn<br />

tan COURTONNE met zijn naam door den druk gemeen ge­<br />

maakt ; maar zeer vele geestige brochures zien van hem naam­<br />

loos het licht. Onder anderen heeft hij uit het Engels ver­<br />

taald, het uitmuntend werkje van WIIXIAM WOTTON, 55eben«<br />

hingen ober bc begte ban m bc ï|~ obgeIecrbheiö tc fft>'<br />

beeren. 3£eeum. 1765- in gr. 8bo. De aantekeningen die hij<br />

'er in menigte heeft bijgevoegd, zijn alleroirdeelkundigst, en<br />

zo wel als het werkje zelv ?<br />

ingerigt, om den Student in de<br />

godgeleerdheid, vele bijwegen te doen vermijden, en hem<br />

langs het lijnregte fpoor tot zijn doelwit te geleiden; teffens<br />

met aanwijzing van de beste boeken die hij met nut kan ge­<br />

bruiken. _ — Boekz., 1773. b. bl. Ó43--646. Medeged. Be-<br />

rig'.en.<br />

COURVOISIER (JAN JAKOB), van Burgundie geboortig,<br />

heeft behoord tot de geestelijke orden der Minderbroeders;<br />

was eerst Lezer in de godgeleerdheid van het klooster S. Fran-<br />

eiscus de Paula, vervolgens Provintiaal in de Nederlanden, en<br />

namaals Hofprediker bij den Prins Kardinaal FERDINAND en<br />

LEOPOLD, Aartshertogen. Hij ftierf in het klooster van zijne<br />

orden te Anderlech nabij Brusfel, in april 1652. Onder veel<br />

andere werken van den zelvden ftempel, heeft hij uitgegeven:<br />

1. La Sainte Autriche, ou l'Idée d'itn vrai Prélat Brux.<br />

1638- in 4to. 2. Le Pedagogue angelique, ou introdutïïon a la<br />

dévotion de VAnge Gardien. Brux. 1636. in iimo. 3. l'Obelisque<br />

fepidcral, dresfé a Renay, fur l'heureux trepas de JEAN Cmnte DE<br />

NASSAU. Brux. 1639. in \to. 4. La vie £? le tripas de FERDI­<br />

NAND, Prince Cardinal, ou le Prince immortel. Brux. 1642. fji<br />

4 f 0 > £f c.<br />

J. F. FOPPENS, Bibl.. Belg. p. 666, 667.<br />

COUSIN (JOANNES), te Doornik geboren, is geweest<br />

Licentiaat in de godgeleerdheid en Kanunnik van de Hoofd­<br />

kerk zijner vaderftad. Hij heeft gerchreven : r. De Fundamen-^<br />

tis Religionis, hoe eft, de Natwali Dei cognitione, de immortali^<br />

tate Animee, [§ de Juftitia Dei. Duaci 1507. m Svo. 2. De<br />

prosperitate £? exitio Salomonis. Duaci 1599, in Sro. 3. De rebus<br />

C 2 Tom


ft COUTEREELS. (JOHANNES) COUVILLON, (JAN)<br />

Tomaeenfim, Lib*- ÏV- Ib. xGig, in 4to. • . J, f, Foi^<br />

PEN,S , Ml, Belg- P' 619,<br />

COUTEREELS (JO.HANNES), een Antwerpenaar van ge-"<br />

boorte, is geweest School- en Rekenmeester te Middelburg in<br />

Ztèav4 % en heeft in 't licht gegeven: ©rrhanbclmg ober be<br />

«CjjfFcrftm.ijï, IHStbbelb. 16,60. in. i2mo. Zijnde, mede in '£<br />

frans gedrukt, —-— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621,<br />

COUVILLON (JAN), gefproten uit een zeer oud en ade»<br />

lijk geflagt te Rijs/el, in welke Rad hij ten jare 1520 het eer-<br />

Itq levenslicht ?ag ; volvoerde merendeels zijne ftudien te<br />

L.eyvm, en begaf zig aldaar in *t jaar 1544 in het genoot»,<br />

fchap der Jefuiten. COWILLON bezat toen reeds vele kundige<br />

heden, en was inzonderheid bedreven in de griekfe taal. Eni-.<br />

ge. tijd daar na reisde hij naar Portugal, alwaar hij de wijsbegeerte<br />

in het kollegie. van Conimbre leraarde; zedert deedt hij<br />

jsuiks te Rome, alwaar hij vervolgens ook onderwijs in de<br />

godgeleerdheid gaf, zo. wel als tq Lijons en te Ingolflad, Het<br />

was inzonderheid in deze. laatfte Rad dat hij blijken van zijne<br />

kundigheid gaf, en wel voorn amen tl ijk door de kortheid en<br />

nauwkeurigheid die hij ten aanzien van de fcbooltwisten in.<br />

voerde- Zijne verdienden en de aanbeveling van den Legaat<br />

ZACHAMAS DELEINI, werkten uit, dat hij door ALBERT, Hertog<br />

van Beijeren, ten jare 1552, naar de Kerkvergadering van<br />

Trente wierdt gezonden, bekleed met de waardigheid van zijnen<br />

Redenaar en Godgeleerde. Uit Duitsland te rug gekeerd,<br />

voorzag hem de Kardinaal OTTO TRUITSES met de bediening<br />

van Onderrektor aan het nieuw geftigte Uogefchool van Dilingen,<br />

nemende aldaar tcffens de post van latijns Prediker waar,<br />

Zedert keerde hij naar Rome, en wierdt Biegtvader in de kerk<br />

van hot Fatüawi, Hij ftierf in dgze ftad den 17 augustus<br />

1581, in den ouderdom van ruim 60 jaren. Men vindt van<br />

dezen Jefuit getuigd, dat hij geleerd was, en onvermoeid in<br />

het botragten der pligten, die zijne verfchillende bezigheden<br />

van hem vorderden. Daar is van hem in druk; Asfertationes,<br />

feu Qinclujlsnss', (ferf.'


COUVREÜ& CO U WERDEN. GÖÜWERVSN. $7<br />

Romte 1554- " T<br />

" " R-ADERÏ, Vita CANisn, tdit. Menack<br />

3623. p. ÏI0-I22. SOTUEIAJ-, SiU, p. 434» J. F. FOPPENS,<br />

Bibl. Belg. p. 62 Ï. PAQUOT, Mem.iitter. Tom» XII. p. 275..<br />

COUVREUR (ANDRÏES)* Van 'Oudenaarde geboortig > is<br />

geweest Monnik van de Franciskaner orden, daarbij Hoogte»<br />

laar en 'beroemd Prediker. Hij ftierf ten Jare 11525, en beeft<br />

in 't licht gegeven': 1. Divini Amor'is, five SS. Êucharijliée Fa*<br />

culam. Duaci -1619. in Svo. 2. Pliilofophia Soera,.five Meditath-<br />

nes mortis-. ïb. 1619. in 8w. —— J, F» FOPPENS, Bibk Belg^<br />

p. 50.<br />

COUVRÊÜR (MARTÏNUS)-, insgelijks te'OiieViatlrds 'ge*'<br />

boren-, begaf zig Vroegtijdig ónder het ge'neottchap der Je-<br />

ïuiten. Hij is Rekcor geweest van het kclleg'ie te Douai^<br />

ftierf in november I-648 , ën heeft in 't licht 'gegeven i 1. Di<br />

fe[item fignis Pra>deftinrfiittnis. Leodïi r6$6- '8t'«. 2. Injcruffiim'ïm<br />

pro Cathechizandis md-ibus. Audom. IÖ39. tl Svo. ^Jpe» > •"• J.<br />

F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. •8521<br />

COÜWERDEN (DIRK VAN), van poch in Kïiefsland ge»<br />

boortig, wierdt ten jare 1649 in plaats van GEORG COLVENE-<br />

Rius, gewoon Hoogleraar in de godgeleerdheid -aan bet Hoge*<br />

fchool 'te Douai. Hij ftierf in genoemde ftad ten jare 1S58,<br />

was een vinnig' tegen-fchrijver van JANSENFJS, en benevens<br />

VALENTYN RANDOUR de fteller van : Protestaiio Doiïotum S»<br />

Theel. Academia Duacenfis ad LFOPOLDUM Archiditcem >, sdverfut<br />

CoRNELii JANSENII doElrinam : pre ftsa erga jedem Apoftolic&m &f<br />

Builam Ürbani VIII, obfervantia. Duaci 1648. * v<br />

?ENS, Bibl. Belg. p. 1129.<br />

•• j» F» Fof'<br />

COÜWERVEN (NORBERï) , ïs te Aritutrpen gèberêa<br />

cm'trcnt 't laa'tfte der XVlde feéuw, zijnde een z'ooh Van ËVER-<br />

HARD COUWSRVEN, die als Ad'vokaat de praktijk 'aldaar oeffti:;*<br />

de, eri den 5 december 1624 in den 'ouderdom Vaft 77 jaio'a<br />

ftierf. Toeh de jonge GOUWERVEN 20 verre ^evoïderd was<br />

om naar het kolregit te kunnen gaan', genoot hij hst vereiste<br />

onderwijs Ih dat der Jpfuiten van zijne vadeiüad, «n b£f*sf<br />

C § '4-%


38<br />

COVYN. (ISRAËL)<br />

zig nog zee: jong zijnde in hunne orden. Enigen tijd hier tiz<br />

zondt men hem naar Leuven, om zig grondig in de wijsbe­<br />

geerte en godgeleerdheid te qeffenen; na hier het tijdvak van<br />

ruim drie jaren mede doorgebragt te hebben, wierdt hij in zijn<br />

klooster te Antwerpen te rug geroepen, ten einde die weten-<br />

fchap aldaar te onderwijzen. En, doordien hij tot het Pries­<br />

terdom was opgeleid, lei hij zig bijzonder toe om een goed<br />

Prediker te worden; 't welk hem ook tot gewoon Leraar van<br />

St. Middel deedt aanftellen, en hij predikte gedurende 25 ja­<br />

ren in verfcheidene kerken te Antwerpen met zeer veel opgang,<br />

hebbende altoos een grote toevloed van menfen onder zijn<br />

gehoor. In 1652 wierdt hij door FILIPS DEN IV. tot Abt be­<br />

noemd, welke waardigheid hem egter niet belette om even<br />

als voorheen de predikdienst waar te nemen. Hij ftierf jn<br />

zijne Abtdije van St. Michiel den 9 feptember Ioctetent fïeftt: gcpjebicfct in be hcrhc ban<br />

fjet p.'ofc.s'fie-hnij^ tct Stnttocrpcn cp ben 31 julij 1656/ fcefï»<br />

irngïj ban ben ;elbcn ty. IGNATIUS , cnöc coch ben berbalbagfj<br />

ban het honberfïe jaar ban fijne falighc boobt. 2£ntn». 1656. in<br />

Br. 4tO. F. SVVEERTII, Ann. Belg. p. 586. SANDERI,<br />

Chorogr. Sacr. Brabantice. Tom. I. p. 109. 131-134. Aiïa Sane<br />

torum, Tom. I. Junii, p. 958. £pe. LE ROI, Marchion S. Im~<br />

perii, p. 53. Huoo, Annal. Brcemonftr. Tom. II. p. 269, 270.<br />

Grand Thèatre facré du Brabant. Tom. II. p. 99. 102. PAQUOT,<br />

Mem. litter. Tom. XII. p. 198-204.<br />

COVYN (ISRAËL), Konstfchilder, die geleefd heeft<br />

de XVilde eeuw, was een Brabander van geboorte, en in zijn<br />

beste tijd een goed Pourtraitfchilder, doch haderhand begaf<br />

hij zig tot 't fchilderen van Hiflorieftukken, waar van de on­<br />

derwerpen meestendeels beftonden uit het gefchiedverhaal van<br />

het Spaans Heidinnetje, zo verwonderlijk naïf door vader CATS<br />

ia


COVYN. (REINIER) COXIE» (HIEROMMÜS) 3* '<br />

in rijm gebragt. ARN. HOUBRAKEN, die hem gemeenzaam,<br />

kende, zegt, dat hij reeds ten jare 1647 lid was van St.<br />

Lukas broederfchap te Dordrecht, en dat hij hem verfcheidene<br />

jaren agter een als oudften broeder van dat geïrootfchap op deft<br />

feestdag van dien Heilig aan tafel heeft zien zitten, het hoofd<br />

bekranst met wijngaardsranken en bladeren *, welke gev/oonte "<br />

•nog hedendaags wordt -onderhouden bij de Dordrecht/s Eorist><br />

fchilders. —— A. HÖUBRAKEN, Schouwb. der Ned.- SeiïitöerSi<br />

lil. D. bl. 216. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders,, ÏIL<br />

D. bl. 54. fitsen». Smtfïfac Seyicon. 1779. f» ï 8 t><br />

COVYN (REINIER) , Komtfcbilder, een broeder vSfï<br />

ïsRAëL, fchilderde gemeenlijk een tafel met allerhande foöttea<br />

van aardvrugten, als kool, peen, knollen, artisjokken enz.*<br />

en daar hij op de voorgrond een dienstmeisje met een eïjer-<br />

korfje, of een koperen emmer met geplukte vogels aan den<br />

arm, of ook wel een juffer die zat te naijen of te fpeldewer»<br />

ken bij voesde» A. HOUBRAKÉN, Schouwb., III» D. bl»<br />

216. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders, 1IL D. bh 54,<br />

COXIE (ANTHONY), een Laftdfchapfchilder, welke tt<br />

Antwerpen in het jaar 1680 bloeide-, fchilderde ongemeen<br />

'fraai.j, en zijne ordonnantiën waren bekoorlijk. Veel heeft<br />

hij te Ostende gewerkt, en. aldaar een gedeelte zijnes levens;<br />

in de gevangenis om fchulden doorgebragt : want op Vrije<br />

voeten zijnde, wilde hij niet werken, en maakte zo lang<br />

fchulden, tot dat hij geplakt v/ierdt; en dan arbeidde hij<br />

met zeer veel ijver» — — HAGEDOÏIN,. SScmdjJadac<br />

fcie SOMfcictu L 2& (. t*& «Hap*» ftrajö* tflCMt» tlffc<br />

f. lBs*l<br />

COXIE (HIEROMlMUS)ï Kcnstfchilder en P'r.amijds:,,<br />

te Antwerpen geboren-, heeft ten jare 1558 e£n heerlijk Plaat»<br />

werk ïn't koper gefneden, dat thans zeer zeldzaam is, voerend»?<br />

tot tijtel ! Thema DIOCLETIANÏ, linp. qtalts hodie eiisnuiur,; r:»<br />

Wtt SitoQtibus 0? &rde,.ti erga Venerxukam antiqititaiem ":.ici-<br />

C i -Ax-


4« COYE. (PAULUS)<br />

ANTONII SBRFENOTI, Episcopi Atrebatenjis in ïucem eduttee, in<br />

dujïrüt autem £f incredibili labore SEBASTIAHI AB OYA, CAROL<br />

V, Imp. Arclnteüi, tanti Herois impulfu, quam exaüisfme ad<br />

vivum a fundo usque descriptce, ab ulteriori prorfus interitu<br />

eatte, & ab HIERONYMO COCCIO , Antverpiano, &c. in ces incifce<br />

Antv. 1558. m folio. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 481,<br />

COXIE, zie ook COIXIE.<br />

COYE (PAULUS) , Dominikaner Monnik , geboren te<br />

Oudenaarde omtrent *t jaar 1515. Hij deedt zijne geloften te<br />

Cent in 1534, volvoerde zijne ftudien te Leuven, en gaf les-<br />

fen in de wijsbegeerte en godgeleerdheid aan de jonge geeste­<br />

lijken van zijne orden. In 1554 kwam hij in het klooster te<br />

Brugge, alwaar hij voortvoer met onderwijs te geven; en hij<br />

was 'er den 20 junij 1564 Prior van, toen hem de muts als<br />

Doktor wierdt opgezet aan het Hogefchool te Leuven. Zedert<br />

wierdt hij Prior te Brusfel, en den 7 meij 1571, in een ge­<br />

houden kapittel te Haarlem tot Provintiaal van de Nederlandfe<br />

provintien verkoren; welke bediening hij gedurende het tijd­<br />

vak van 13 jaren heeft uitgeoeffend, doch als toen door de<br />

verandering die 'er in de Nederlandfe zaken voorvielen, ge-<br />

nooddrongen wierdt, zijn heil door de vlugt te zoeken. Hij<br />

begaf zig naar &•. Omer; ftierf in die ftad den 7 december<br />

1583, en wierdt aldaar in de klooster-kerk van zijne orden<br />

begraven, met het volgende graffchrift op de zark die hem<br />

bedekt gebeiteld; Adm. R. P. F. PAULO COYANO, S. Theol.<br />

Profesfori, conventus Sui Brugenfis bis, Bruxellenfis vero fe<br />

Priori vigilantisfimo, ac tandem poft Provincialatus munus fam<br />

Dominicanes per inferioris Germanice Provinciam per 13 annos<br />

dabiliter perfunüo, in hoe conventu morte abfumpto, Fr. ANDRE<br />

HEYNSIUS, ejusdem Ordinis & provincies Prior Provineialis, g<br />

titudinis ergo maftus pofidt. Obiit 7 Calendas decembris 1583<br />

VAN COYE, heeft onder anderen gefchreven: Compendium<br />

f>ecretorum Capitulorum provincialiumab anno 1515, quo er<br />

Provincia inferioris Germanice ad fua usque tempora, &C.<br />

VAL. ANDR., Fafii Acad. p. 117. DE JONGIII, Belgium Dmï-<br />

nic.


CRABBE. (FRANS) (PIETER) 41<br />

itie., p. I?9, 180. QUETIF &? ECHARD, Bibl. Tom. II. p. :<br />

aö?, 268. PAQUOT, Mem. litter.Tom. XVIII. p. 439-441.<br />

CRABBE (FRANS), Konstfchilder, geboren te Mechelen<br />

in de XVde eeuw, fchilderde uitnemend wel. Door hem is<br />

het ftuk vervaardigd, 't welk men pleeg te zien in de Min­<br />

derbroeders-kerk, boven het hoge autaar in zijn geboorte-<br />

Rad, en dat in waterverf allerkeurigst was gepenceelt. Het<br />

binnenftuk verbeeldde de Zaligmaker aan het kruis, en op<br />

de deuren, in verfcheiden' vakken verdeeld, zag men vele<br />

fraije tronien in de manier van QUINTEN MATIIYS. Hij was<br />

een rijk man, en is omtrent het jaar 1548 overleden. Zijne<br />

werken waren meest in den ftijl van LUKAS VAN LEYDEN.<br />

. K. v. MANDER, Leven der Schilders, I. D. bl. 158.<br />

CRABBE (PIETER), geboren te Mechelen omtrent't jaar<br />

1471, begaf zig in de orden der Franciskaner Obfervanten van<br />

die ftad, en deedt *er zijne klooster geloften. Vervolgens was<br />

hij Gardiaan van verfcheidene kloosters, en in 't bijzonder<br />

van dat van Mechelen, alwaar hij den 30 augustus 1554<br />

ftierf, in den ouderdom van 83 jaren- SURIUS die hem in<br />

perfoon kan gekend hebben , noemt hem een geleerd en<br />

godvrugtig man. CRABBE heeft in 't licht gegeven:<br />

Concilia omnia, tamgener., quampartic, ab Apoflolorum tempo*<br />

'tjbus in bmc usque diem, d fanüisfimis Patribus celcbrata, quo­<br />

tum atla literis mandata, ex vetuft. diverfarum regionum Bibliothecis<br />

Inberi potuere , Ms duobus Tomis. Tomusl. ea recenfet Conjilia, qucB<br />

0 beato PETRO Jpoftolo usque ad JOHANNEM hujus nominis Papam<br />

fecundumfervata invenimus. Colon. 1538, menfe feptembri, PETRUS<br />

QUENTEL excudebat. In folio. Conciliorum omnium, tam genera-<br />

Hum quam particularium, & tempcribus AGAPETI Papce usque ad Ey-<br />

CENIUM Papam IV, ex vetuftisfimis Bibliothecis collettorum. Tom.<br />

II. Ibid Idem, 1538, menfe feptembri. In folio. Men ontmoet<br />

aan 't hoofcf van het I. deel twee opdragten van CRABBE, de<br />

ene aan Keizer KAREL DEN V, de andere aan LAMBERTUS DE<br />

KRIAI.DE, Prefident van den Raad te Mechelen, zijnde alle<br />

b:.-' !e gedagtekend uit die ftad "'en 2 jamwij 1538. Hij is de<br />

C 5 twee-


42 CRABBEELS. (CLEMENS) CRABETK. (ADRIAAN)<br />

tweede uitgever van dc Conciliën; de eerfte was JAKOB MER-<br />

IIN, Doktor in de Godgeleerdheid en groot Penitencier te Pa­<br />

rijs. Men vindt gemeld, dat CRABBE meer als 500 Boekverza­<br />

melingen heeft doorfnuffeld, om zijn uitgave te bevorderen»<br />

Dit werk is egter zeer onvolkomen; dat van SURIUS welke in<br />

1567 in 't licht kwam, bevat bijna de helft meer; dat van<br />

BINIUS, is nog veel uitgebreider, en maakt egter nog geen<br />

derde gedeelte uit van dat van LABBASUS , daar ook nog veel<br />

valt bijtevoegen. Behalven dat beftaat -het voornaamfte ge­<br />

brek van deze eerfte uitgaven niet, dat 'er ftukken aan man­<br />

gelen , die 'er hadden moeten bijgevoegd worden, noch om<br />

dat die onnauwkeurig zijn, maar om dat zij veele vervalste<br />

ftukken bevatten , die de fchranderheid der Critici van de<br />

XVIIde eeuwe van de egten heeft weten te onderfcheiden.<br />

Daar wordt tijd, geld, en noeste vlijt gevorderd, om wer­<br />

ken van dezen aart, tot een zekeren trap van volkomenheid te<br />

brengen. SURIUS, Tom. I. Concilior. fuorwn, in Dedic.<br />

ad PHILIP. II. SWEERTIUS, Athen. Belg. p. 610. VAL. ANDR.,<br />

Bibl. Belg. p. 732, 733- J. F- ForpENS, Bibl. Belg. p. 968.<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV. p. 258-260.,' N. DiÜ. Hifi»<br />

Tom. II. p. 385-<br />

CRABBEELS (CLEMENS), wierdt op ',t einde van 't jaar<br />

1584, door FiLirs, Koning van Spanje, tot Bisfchop van 'sHer-<br />

togenbosch aangefteid, en nam daar van bezit op den 5 april<br />

J5S6; op den 12 meij en den volgenden d'ag, werdt hij door<br />

de Regering deftig ter maaltijd onthaald. Hifi. Episcop.<br />

Sylva Dac. p. 96, 97.' J. II. VAN HEURN, Hifi. van 's Hertogenb.<br />

II. D. bl. 261.<br />

CRABETII (ADRIAAN PIETERSZ.), Konstfchilder, zeer<br />

waarfchijnlijk de oudfte bioeder van DIRK en WOUTER CRA-<br />

BETH, hadt tot vader PIETER CEABETH, doorgaan?. KREUPELE<br />

PIER genaamd; hij leerde de konst bij den Groninger Schilder<br />

JAN SWART, en was zo ijverig en vlug, dat fchoon nog zeer<br />

jong toen hij zijnen Meester ver!jet, hij hem egter reeds vrij<br />

- ver


CRABETÜ. (DIRK en WOUTER) 4:]<br />

ver in' de kons,t voorbij fireefde. Zijn fortuin in Frankrijk<br />

willende beproeven, reisde hij derwaarts, met voornemen om<br />

daar na Italië te bezoeken, doch overleed 'er na een kort,,<br />

Rondig verblijf binnen de ftad Autun. Deez' Konftenaar zou<br />

het waarfchijnlijk zeer verre gebragt hebben, was zijne ontij­<br />

dige dood niet tusfen beiden gekomen, doordien hij reeds in<br />

het prilfte van zijnen levensloop, zulke treffende blijken van<br />

zijn konstvermogen hadt aan den. dag gelegd. Hij heeft in het<br />

laatfte tijdvak der XVIde eeuw geleefd. DESCAMPS,<br />

Vies des Peintres, Tom. I. p. 208. K. v. MANDER, Leven der<br />

Schilders, I. D. bl. 154- A. HOUBRAKEN, Schouwb. I, D. bl.<br />

182. flllacmcin. Siu»(H« Ecpicon. 1779. f. 182.<br />

CRABETH (DIRK en WOUTER), twee broeders, de<br />

beroemdfte en konftigfte GlasfchUders die 'er immer zijn ge­<br />

weest, hebben te Gouda tehuis behoord, en die overheerlij­<br />

ke Glazen in de Groote of St. Jans-kerk gefchilderd, welke<br />

met regt nog ten huidigen dage met zulk een opgetogene be-<br />

wondering door de Konstminnaars befchouwd worden, en zo<br />

veel vreemdelingen naar die ftad lokken , om hunne o^en<br />

met het gezigt van die pronkjuwelen te mogen verlustigen,<br />

en te kunnen zeggen: Wij hebben de Kerkglazen vm Goud?<br />

gezien!<br />

Van WOUTER vindt men verhaald, dat hij Italien, Frankrijk<br />

en meer andere gewesten heeft bezogt, en tot een volftundige<br />

'gewoonte hadt, dat op elke plaats van enig belang die hij<br />

doorreisde, hij een door hem gefchilderd glas ten ftaal van<br />

zijne konst agter liet. Deze is bij alle Konstkenneren boven<br />

zijn broeder geoirdecid uittemunten, inzonderheid in nette fier-<br />

lijkheid van tekening, ook ftak het voortbrengzel van zijn<br />

penfeel uit in heldeiheid; dan .de arbeid van DIRK ten aan­<br />

dien van den gloed der kleuren, ftak verre weg in kragt bo­<br />

ven dien van WOUTER uit; zo dat men pleeg te zeggen: 'c geen<br />

DIRK doet Jour zjjn diepzels, werkt WOUTER uit door zijn hoog-<br />

zeis. Met dit al waren zij beide uitmuntende Meesters, die<br />

net of ten minften fpaarzaam huns gelijken in het Glasfchilde-


U CRAÈËTH. (DIRK en WOUTER)<br />

deren gehadt hebben, en zij werkten beide met'zulk éne<br />

'vaardigheid, dat het fehier niet te geloven is, en 't welk<br />

• egter uit de jaarmerken waar mede hunne werken getekend<br />

fcjn, ten vollen blijkt; want in den tijd van zes jaren, vervaardigde<br />

WOUTER vier groote glasramen, en DIRK die nog<br />

vaardiger was in 't werken, maakte in drie jaren zes glazen<br />

af, die immers zo uitgeftrekt waren, want zij waren alle van<br />

de grcotfie maat.<br />

In 'C geheel zijn 'er een getal van 3r zulke pragtige glas­<br />

ramen in de genoemde Kerk te Gouda, welke Kerk tweema-<br />

•len door het vuur is verteerd, namelijk op den 21 augustus<br />

1438 , waarna zij veel pragtiger wierdt herbouwd; want<br />

eerlang telde men 'er een groot getal van Kapellen in, en<br />

wel 72, of volgens anderen, 52 altaren. Doch op den 18<br />

januarij des jaars 1552, floeg de blixem in den toren, den-<br />

zelven, nevens de kerk, binnen korten tijd, grotendeels aaU<br />

kolen leggende. Terftond befloot men tot het herbouwen<br />

waar toe de penningen, voor een groot gedeelte, onder dé<br />

Ingezetenen verzameld werden. De kerk werdt toen omtrent<br />

in dien Raat gefield , waar in men die nog tegenwoordig<br />

ziet. Men ontmoet 'er, bezuiden 't koor, de Kapel, van<br />

ouds de Tzeren Rapa genoemd, en door JAN, bastaard van<br />

ELOIS, Heer van Treslong en den lande van Stem, ten jare<br />

1417 geftigt, doch verfiiekt thans tot een grafilede, van deri<br />

beroemden Ambasfadeur HIER. VAN BEVERING en diens fami.<br />

lie.<br />

De gebroeders CRABETH, hebben met hun beiden 11 Ra­<br />

men van deze g/azen in de kerk van Gouda gefchilderd, de<br />

overigen zijn door anderen ook brave Meesters vervaardigd,<br />

als onder anderen, door ADRIAAN DE VRYE, WILLEMTHIDAUT»<br />

•LAMBÉRTUS VAN NOORD, DIRK VAK ZYL enz. Onze taak<br />

vordert alleen, dat wij die welke door de konstrijke handel»<br />

van de CRABETHS zijn vervaardigd, kortetijk befchrijven.<br />

ï. Het eerfte door DIRK CRABETH gefchilderd, is aan de kerk<br />

vereerd door GEORG VAN ECMOND, Bisfchop van Utrecht, en<br />

Vertoond JOHANNES den Zaligmaker dopende. Ö ? den voorgrond<br />

ziet


CRABETH (DIRK en WOUTER)<br />

ziet men den Bisfchop, met een St. Maarten agter hem, dia<br />

aan een bedelaar een aalmoes geeft, zijnde de bedelaar en<br />

hond uitnemend konftig getekend, en onvergelijkelijk fraaij'<br />

gekleurd. Men vindt zelvs verhaalt, dat zeker Venetiaans E-<br />

delman het hoofd van den bedelaar voor zo veel gouds, als'<br />

'er nodig was om het te dekken, aanbood te kopen, 2. Naast<br />

dit Glas, ten zuiden, Raat 'er een van den zelvden Meester,<br />

verbeeldende JESUS onder zijne Discipelen, omtrent den Jerdaan;<br />

het werdt gefchonken door KORNELIS VAN MIEROF. Proost<br />

en Aartsdiaken van Utrecht, voor wiens af beeldzei een MARIA<br />

beeld zit, welker purpqre rok en rode mantel, om de kleur<br />

en konst, boven al wat in de kerk is, geprezen wordt. 3.Het'<br />

derde Glas door DIRK vervaardigd, verbeeld JOHANNES in de<br />

gevangenis, en vervolgens die Boetgezant aan den Jordaan pre­<br />

dikende; het is gefchonken door de toenmaüge Bisfchop van<br />

Luik, Abt van Bergen, 4. Het vierde Glas waar mede deze<br />

kerk van genoemden Meester pronkt, is gefchonken door Fl­<br />

uts, Koning van Spanje, en vertoond van boven de inwijing<br />

van Salomons Tempel, en beneden het Avondmaal des Heren.<br />

5. Hier naast ftaat van hem een Glas befchilderd, verbeel­<br />

dende den Diaken FILIPPUS binnen Samaria, De gevqr daar van,<br />

FILIPS, Prins van Ligne en Heer van Wasjenaar, ftaat onder<br />

de Kreupelen afgebeeld, waar over hij, 't ftuk voor 't eerst<br />

Ziende, zeer misnoegd op den Schilder was, 6. Van hem is<br />

ook nog het Glas door WILLEM DEN I. Prins van Oranje ge­<br />

fchonken ten jare 1567, waar in de uitdrijving der Kopers en<br />

Verkopers uit den tempel allerfchoonst is gefchilderd. 7. Ein­<br />

delijk verbeeld het laatfte Glas door dezen Meester ten jare<br />

1571 vervaardigd, Bethulie ontzet door de onthalzing van HQLO-<br />

PJIERNES; gefchonken door JOIIAN VAN BADEN , Hertog van<br />

Acirjcht, en zijne gemalin KATRYNA , Gravinne van der Mark.<br />

De Glasramen die men van WOUTER CRABETH in deze kerk<br />

ontmoet', zijn: 1. De Koninginne van Sceba, een bezoek afleggen­<br />

de bij SALOMON om s'jne wijsheid te aanhoren, en kostbare ge-<br />

Jchenken te brengen; gefchonken door GAERIÜLE VAN BQETZE-<br />

LAAR , Abtdislc van Rhijnsburg ; wier beeld onder de ge-<br />

fchie-


AS CRABETH. (DIRK en WOUTER)<br />

fchiedenis ftaat, en agter haar den Engel GABRISL, haren be-<br />

fchermer. 2. Den Kerkrover HELIODORUS van de Engelen gejlrafi;<br />

gegeven door EBIK, Hertog van Brimswijk, wiens beeld op<br />

de voorgrond ftaat, agter hem ST. LAURENS, houdende in zijn<br />

regterhand een rooster en een veder. 3. Het bovenperk van<br />

dit Glasraam beeld af, de geboorte ven den Zaligmaker te Betli-<br />

lehem; het beeld van den Ezel, zijnen kop rekkende om voe­<br />

der te nemen, wordt in dit ftuk werks, boven' al geprezen;<br />

bet onderperk bevat CHRISTUS zittende in 't midden der Kanun­<br />

niken; gefchonken ten jare 1564 door het kollegie der Kanun­<br />

niken van Si. Salvator te Utrecht. 4. De offerhande van ELIAS,<br />

die doof vuur van den hemel verteerd wordt, tegens de valfe P<br />

ten; daar onder, de voetwasfinge der Apostelen; gefchonken door<br />

MARGAREET , Hertoginne van Parma en Landvoogdesfe der<br />

Nederlanden; op den voorgrond haar beeld knielende, en ag­<br />

ter haar ST. MARGAREET met een Draak onder hare voeten,<br />

tot Patronesfe.<br />

De Kerk was, in den tijd van ene halve eeuw, van alle<br />

hare uitmuntend befchilderde Glazen voorzien , die egter<br />

federt, door de lucht, hagel en onweer merkelijk befchadigd<br />

Zijn, en vrij wat van den eerften luister verloren hebben.<br />

Men heeft nóg een groot deel der Tekeningen van deze Kerk­<br />

glazen; die op een afgefloten zoldering in Kerkmeesters-ka­<br />

mer, bewaard worden. Ook zijn de patronen der Glazen, in<br />

en na 't jaar 1673, door KRISTÓFFEL PIERSON, AREND LEPE­<br />

LAAR en JULIUS GESAR BOETIUS ieder op een blad pergament,<br />

in *t klein getekend.<br />

Doch keren wij tot de gebroeders CRABETH te rug. WIL­<br />

LEM THOMBERG zegt, dat oude lieden van hun getuigen, dat<br />

zij kosten noch moeite ontzagen, om, wanneer zij enige pan­<br />

den gemaakt en ingezet hadden, en enig gebrek 'er aan be-<br />

vonden, die daar uit te nemen, en te hermaken tot hun vol-<br />

komen genoegen.<br />

Schoon zij broeders waren, waren zij egter zo konstnaij-<br />

verende, en hielden zig daaromtrent zo bedekt voor elkan­<br />

der, dat wanneer de" een dienaangaande iets vraagde, "de an­<br />

der


CRABETH. (DIRK en WOUTER) 4 ?<br />

der hem tot antwoord gaf: Ik hei het door vlijt gezogt, doe<br />

oak zo. Dit ging zelvs zo ver, dat wanneer zij bij geval op<br />

elkanders winkel kwamen, dat niet dikwils gebeurde, het<br />

•fcerk dat zij onder handen hadden, voor dien tijd overdekt<br />

wierdt, ovérzulks wanneer zij eikanderen iets te zeggen had-<br />

den , lieten zij het over en weer fchriftelijk weten. Ook<br />

wordt getuigd, dat zij voor het Kerkwerk geen groten loon<br />

bedongen hadden, waarom zij ook daar benevens het glaze-<br />

maken aan de hand hielden, zo lang zij leefden.<br />

DIRK bleef ongetrouwd en woonde op de westzijde van dé<br />

Goutvè, over de turf brugge, daar nu het Amfteldamfe veer is»<br />

en leefde nog in 't jaar 1600. WOUTER woonde agter de vis-<br />

markt, op de noordzijde, en trouwde een vrouw uit het oud<br />

geflagt van PROVEN, en liet een zoon na PIETER genaamd*<br />

die naderhand Burgemeester is geweest. Hij wierdt in zijn<br />

ouderdom beroerd, maar het jaar waar in hij geftorven is,<br />

wordt niet gemeld. De Plaatfnijder REINIER VAN PARZYN*<br />

met WOUTER zoons dogter getrouwd, liet hunne afbeeldzels in<br />

print uitgaan, daar de vermaarde Digter JOOST VAN DEN VON«<br />

PEL, dit volgende gedigt onder fchfeef;<br />

Offert WOUTER met ELIAS,<br />

Doove verf fchijnt hemels vier,<br />

Eet hij 't Paasiam met Mesfias,<br />

Zijn penceel, vol aart en zwier,"<br />

Draaft te moediger en ftouter,<br />

Stel het beeld op 't Schilders outer.<br />

DIEDRIKS uurglas is verloopen:<br />

Noch volhard hij met ST. JAN<br />

'T volk te leeren en te doopen,<br />

Daar het grimmelt op dien man,<br />

Zo vol ijver als boetvaardich,<br />

Is die helt geen konstkroon waardich?<br />

W. THOMBERG wil, dat met deze twee grote Meesters tefr<br />

fens de konst begraven zij, daar egter de geleerde'ALMELO-<br />

VEEN


45 CRABETH. (WOUTER)<br />

VEEN beweert, dat in de boekzaal van JOACHIM FELLER, eea<br />

of twee boeken gevonden wierden, daar deze konst in on­<br />

derwezen wieidt; hoe het hier ook mede gelegen mag zijn,<br />

zeker is het, dat men van de uitwerkzelen van dat gefchrift<br />

Biet meer gehoord heeft. THOMBERG geeft wel enige onder-<br />

ligting betrekkelijk de Roten, die zij daar toe te werk gefield!<br />

liebben, maar belijdt tefFens zijne onkunde ten aanzien van<br />

de wijze, op welk zij die ftoffe, tot zulk een gebruik gebragt<br />

hebben, en beknort de zulken die beweren, dat men ten hui.<br />

digen dage, zulke fchone verwen niet heeft, als oulings in<br />

het fchilderen van glazen gebruikt zijn ; met dit alles, erkent<br />

hij egter, dat de hödendaagfe grondkleuren bij het oud ge­<br />

kleurd glas niet te vergelijken zijn, en dat nog nimmer de<br />

ftoffe wedergevonden is, waar van het zwart van de tabbaard<br />

der Abtdisfe van Rhijnsburg, in het glas van den Koning SA-<br />

J.OMON, gemaakt is, als ook van den Geestelijken agter den<br />

Bisfchop van Luik ftaande. • TH. ALMELOVEEN, Amom.<br />

Theo!. Philol. p. 100, 101. C. SAXT, Onomaft. liter. Part. JU.<br />

p. 400. 650. DESCAMPS, Vie des Peintres, Tom. I. p. 124.<br />

178. J. WALVIS, Befchrijv. van Gouda, I. D. bl. 326-329. II.<br />

D. bl. 65-90. K. v. MANDER, Leven der Schilders, II. D. bl.<br />

53. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, I. D. bl. 26-30. Uitlegging<br />

van de Kerkglazen te Gouda, 1742. in Svo. Levens van Nederl.<br />

Mannen, &c. ï. D. 2. druk, bl. 321-327. Tegenswoord. Jlaat<br />

der Vereenigde Nederlanden, V. D. bl. 198-202. giffl. ^unjHcr<br />

StïiCOn. 1779- 182.<br />

CRABETH (WOUTER), Konstfchilder, kleinzoon van<br />

den beroemden WOUTER PIETERSZ. CRABETH, heeft tot zijnen<br />

voornamen leermeester KORNELIS KETEL gehadt. Hij bezogt<br />

Frankrijk, Italiën, en de vermaarde Schilderfchool te Rome,<br />

van waar hij na een dertienjarige reize te rug keerde naar zij­<br />

ne geboorteftad Gouda, en daar in 't jaar 1628 trouwde met<br />

ADRIANA VRIESEN. Onder zijn beste werken wordt geteld een<br />

JWARIAS Hemelvaart; en zijn laatfte groot ftuk, dat hij gefchil­<br />

derd heeft, was de toenmaals regerende Krijg.rraad tot Gouda.<br />

4<br />

't geen


.CR ACHT. CRAESBEECK. CRAESBEKE. 49<br />

't geen op de zaal van St. Joris doele hangt. ——. A. Hou-<br />

BRAKEN, Schouwburg, I. D. bl. 178, 179.<br />

CRACHT (FRANS VAN LIMBORCH VAN nek), waS teil<br />

jare 1773 Kapitein ter zee onder hei Admiraliteits-koliegie van<br />

Amfleldam. Hij heeft gefchreven: ©erftanbcfing aangaanbe be<br />

^jtefnijbing ener regtlijtüfche ^oeft. Verhandeling van<br />

de Hollandje Maatfchappij, XVI. D. 2de St. bl. 71--84.<br />

CRAESBEECK (JOHANNES VAN), van Aarfchot in Bra*<br />

iand geboortig, is geweest Monnik in de Abtdije van St. Ber-<br />

mard in zijn vaderftad, en ftierf 'er als Prior van, ten jare<br />

1610. Hij heeft gefchreven, en is na zijn dood door de Ber-<br />

nardiner Monniken in 't licht gegeven: Commentarium in Re-<br />

gulam S. BENEDICTI. , Duaci 1624. in 8va. —— J. F. For-<br />

ÏENS, Bibl. Belg. p. 622.<br />

CRAESBEKE (JOSEF VAN), te Brusfel geboren, was aas-<br />

vangelijk een Hpedemakersgezei, doch met ADRIAAN BROUWER<br />

kennis gemaakt hebbende, en zo als men zegt vogelen van<br />

enerlei veren zijnde, die gaarne met de neus in den beker za­<br />

ten, en daarbij in alle opzigten een flordig leven leiden,<br />

wierden zij wel dra onfcheidbare vrienden. CRAESBEKE kreeg<br />

.zin in de konst van BROUWER, en wierdt wel dra zijnen leer­<br />

ling in het fchilderen; ook beijverde hij zig met zodanige*<br />

vlijt, dat hij zijn leermeester binnen kort in bekwaamheid<br />

zeer nabij kwam. Hij koos doorgaans tot voorwerpen zijner<br />

fchilderftukken, de veragtelijkfte bedrijven van den menfelij-<br />

ken levensftand. Zuipende en vegtende boeren, dobbelaars,<br />

en plunderende foldaten, waren inesstal de modellen die hij<br />

tot zijne onderwerpen nam; en ten einde daar wel in te Ha­<br />

gen, doorliep hij alle de kitten en bierkroegen, zo wel buiten<br />

als binnen de ftad, veeltijds de helft van zijn gezigt met een<br />

zwarte pleister bedekkende, en in een fobere plunje uitgedost.<br />

BASAN en BEAUVERLET hebben vele van zijne fchilderftukjes in<br />

het koper gefneden, Hij ftierf in het jaar 1641. —— DES-<br />

VIII. DEEL. D CA»PS,


| T CRAEYER^ (GASPAR DE). CRAEYESTEJN<<br />

CAMPS, Vies des Pemtres*. Tom, II. p. 138. fflfgcm. &m|,f«f<br />

CRAEYER (GASPAR DE), Konstfchilder, is geboren te<br />

Antwerpen ten jare 1582, en hadt tpt leermeester MICHIEL.<br />

C01X.ÏE, bij wie hij zulke fnelle voortgangen maakte, dat hij<br />

hem verlatende in vele opzigten in het fchilderen overtrof.<br />

H;ij beftudeerde vervolgens de. beste ftukken welke op de publieke<br />

plaatzen te Brusfel gevonden worden, vervolgens beoef».<br />

fende bij dè natuur, en van deze beide nuttige hulpmiddelen<br />

voorzien, heeft hij de fchone ftukken gefchildert, welke van<br />

£jjn penceel voortgeyloeit zijn, CRAEYER heeft meer als 10a<br />

Autaarftukken vervaardigd, waar van'er alleen te Gent i\ van<br />

Voor handen geweest zijn. Men plaatst hem onder de reije<br />

der beste Flaamfe- Schilders, en fchoon hij minder vuur bezat<br />

dan den voortreffelijken RUBEENS, wil men dat zijne tekeningveel<br />

regelmatiger was. Zijne famenftellingen zijn vernuftig,<br />

en beftaan uit weinige beelden, doch die allerkeurigst afgewerkt<br />

zijn. Hij wist zijne figuren in een bekoorlijk licht tq<br />

brengen, en plaatfte hen in de bevalligtte Handen, Inzonderheid<br />

muntte zijne kleding uit, en de ploijen daar van evenaarden<br />

de natuur, Het koloriet wist hij meesterlijk te treffen »<br />

en de fmelting der kleuren zodanig zagt in een te doen vïoeijen,<br />

dat het een verrukkend gezigt opleverde; ook was zijn<br />

bruin en licht voortreffelijk, en men kan hem te regt met den<br />

konftenaar BANDYT gelijk ftellen. Hij ftierf te Gent ten jare<br />

1669, in het 87fte jaar zijnes ouderdoms, en wierdt aldaar in<br />

de kapgUe van St, Rofa in de Dominikaner-kerk begraven.<br />

DESCAMPS, Vies des Peintres, Tom, I, pag, 35-0*<br />

ftlfscm. $u.flfïf« £ejctco». 1779- f- 183,<br />

CRAEYESTEIN (GERRIT GERRITSZ. VAN) , wierdt<br />

door de Luiden van Rekeningen in Holland voor de eerftemaa'<br />

ten jare IS74 aangefteld tot Bailjuw van Q.udewater en<br />

Dijkgraav der drie gehugten, Lange Linfelioten, Snelrewaarde<br />

en Heexkwdorp, palende aan genoemde ftad; en voor de twee-<br />

" ' de-


GRALYESTEIN. (GERUIT GERRITSZ. VAN) 51<br />

demaal in dat ambt bevestigd, in het jaar 1583. Toen op<br />

"den 6 augustus des jaars 1575 Oudewater, door het Spaanfe<br />

Legerhoofd HIERÜES ftormenderhand wierdt veroverd, ver­<br />

moorden de woedende krijgsknegten bijna al wat leven hadt,<br />

zonder kunne of jaren te ontzien; ook geraakte de ftad in<br />

brand, waar door genoegzaam alle de huizen vernield wier-<br />

•den; de K«rk en 't Klooster egter bleven ftaan. In dezen<br />

benarden toeftand, gelukte het den Bailjuw CRAEYESTEIN,<br />

om, met enige dekens omwonden, en dus in fchijn of hij<br />

een der plunderaren was, eerst zeer behendig uit die ftad,<br />

doch eerlang weer in groot doodsgevaar te geraken ; want<br />

zijnde bij de Goverweller-Sluis gekomen , die met Hoogduitfe<br />

krijgsknegten door den Spanjaart bezet was, wierdt hij door<br />

enen dier bezettelingen aangerand; welke hem zeide: „ dat<br />

„ hij uit Oudewater kwam;" doch de Bailjuw betuigde.<br />

„ van neen, als te Utrecht woonagtig;" de Soldaat egter<br />

wilde , dat de gevlugte zoude in de fchans komen. Daa<br />

CKAEYESTEIN hier toe onwillig, wierp aanftonds zijne dus<br />

ver mede gevoerde dekens van het lijf, greep het-gevest<br />

van des krijgsknegts onder den arm gedragen houwer, en<br />

rukkende dien uit de fchede, drong vervolgens den hem te<br />

lastig vallende Duitfer zelv naar de fchans te wijken; alwaar<br />

deze door 't maken van een onbezuisd getier alle de overi­<br />

gen t'zijnen onderftand in 't geweer bragt. Dus ftelde het<br />

de ontfnapte Bailjuw op een rekken, nagezet door wel 30 be­<br />

zettelingen; doch alle welken hij nogtbans, mits de doodangst<br />

hem thans tot een prikkel diende, en als der bijwegen kundig,<br />

ontliep, en zig het overige van dien dag in ene griend heb­<br />

bende verfcholen gehouden, in den volgenden nagt het naar<br />

Gouda wendde, alwaar hij eindelijk behouden, hoewel half<br />

naakt aankwam, als hebbende zijn broek door 't ingetrokken<br />

water t'overzwaar, in den modder moeten laten fteken.<br />

Ongehoord waren de wreedheden die de ontmenste Span­<br />

jaarden in het ongelukkig Oudewater aanrigtten; want 20 burgers<br />

ter berging des roofs bij de algemene moordkreet in 't leven<br />

gefpaaid zijnde, en zedert op hoger randfoen gjfteld, dan zij<br />

D 2 i«ag-


5js 6RAEYWINKEL. (JAN LUDOLF VAK)<br />

tfiagtig waren bijeen te brengen, wierden voor een gedeelte<br />

jn, koelen bloede doorftoken, en de overigen bij drieën of<br />

vieren, aan den anderen gebonden in 't water ggfmakt en<br />

van 't leven beroofd. De Nederduitfe Predikant JAH JANS-<br />

ZOON GERLACIUS , fchoon voor soo guldens gerantzoend,<br />

wierdt buiten de ftad apgeknoopt, na dat men den zoon voor<br />

zijn vaders eigen ogen pp een wrede wijze hadt vermoord.<br />

Aanmerkelijk is het, dat des Leraars lighaam, ?a 16 maan­<br />

den gehangen te hebben, nog zo vol en blank gevonden<br />

werdt, zeivs de ogen zo ongekwetst en het aangezigt zo wei­<br />

nig ingevallen, als of hij ilcgts vier dagen dood geweest waa;<br />

H, welk door GERARD KEGELAAR , Burgemeester te Gouda, dip<br />

'ér nevens verfcheiden anderen , poggetuigen van was ge­<br />

weest, naderhand ter dagvaart van Holland, verhaald, en in<br />

?t Register der Staten befluiten aangetekend werdt. —-——<br />

Refol. der St. vcm Holland van 16 julij 1582. bl. 344. P. BO<br />

Nederl. Hifi. druk van 1679. J. D. bl. 644. HOOFT, Neder!.<br />

Hifi. bl. 424. BEAUFORT, Leven van WILLEM DEN I., II. D.<br />

bi. 584 G. R. VAN KINSCHOT, Befclirijving van Oudewater<br />

bl. 78. 257-261. WAGEN , Vad. Hifi. VII. D. bl. 62-64.<br />

CRAEYWINKEL (JAN LUDOLF VAN), geboren te Li-<br />

te, behorende tot het Marquifaat van Antwerpen, den 28 au­<br />

gustus 1609, begaf zig na zijne eerfte letteroefeningen vol­<br />

voerd te hebben, onder de reguliere Kanunniken van Ton-<br />

gerloo, behorende tot de orden der Prémonjlratenfen, en deedt<br />

?<br />

er op den 8 feptember 1631 zijne geloften; vervolgens wierdt<br />

hij in 1641 Vikaris van de pastorije te Duffel nabij Lirt, en<br />

verhuisde nog het zelvde jaar naar Lilien-daal, een Nonnen­<br />

klooster van zijne orden te Mechelen, waar van hij tot onder-<br />

Provoost wierdt aangefteld. Deze bediening het ruime tijdvak<br />

Van 16 jaren uitgeoefend hebbende, wierdt bij den 10 julij<br />

1S67, tot Pastoor van Oelighen, twee uren van Lire gelegen,<br />

benoemd; hier fleet hij zijne overige dagen tot op zijn dood,<br />

wejke voprviel den 11 december 1679 in het 7ifte jaar zijnes<br />

puderdoms. Hij heeft de volgende werken in druk nagelaten,<br />

ï, 3?e tritmiphecreitöc ^Hijberhdjbt: M Xebcn/ martclse


CRAMER. (A. F.) (JAN FREDERLË)<br />

entte JUSiraP.eïeri ban öe JiUaaght enöe ^iKattelare^f*<br />

BYMPN-A, Dochter ban ben Couinch ban Sfrfauöt/ ©atronegfé<br />

ban be töijtbcrmaarbe b?iihevjbt ban Ohecr. alteéèftefen 1652.<br />

fa 4tö. It. i&meben bnin/ berhetert/ entte btrineèrbett niet<br />

fcecle curieufe hifionen / enbè ïebenjS ban be ^ebei-Iahörfc&e<br />

«ffëaégfibeften^ / gcmengelt met beef gce&elijïic onöeifoijfmgeh,<br />

féer p?of,jteI;jch booj nik ©ocfjter£ tube Iiefïjeb&et# ban 'be<br />

^mrjberherjbt. Sf&- 1658. in 8bo. 2. 3Ln(ïïjof ter gob&jueh*<br />

tigfje H&ebttatrcn op allen 5e ^onbagfjen tn ïfeijtighttagften bet<br />

facren. II ©rien/ Slntto. 1661. in 8ba. It. (Stoeben ÖJÜCB/<br />

foerbetert/ eiHie bermcerbett. II 3Men/ 2£ntto. 1714'' in 8ba*<br />

3. Stegenbe bcr Icbetrê cnbe gebenthtocerbige batten ban be faooi*<br />

naamite cijlige / jèau'gc / cnbe loftueerbige perfoonen / fon<br />

J©an^ afcj ©joitteen/ bie in be tuitte tspte ban flen ïf. NOR-<br />

ÏERTUS/ in ijetjligftcrjbt / gobbjitchtigheijbt / beugfjoen / entte<br />

tntraKcfcn/ wijfgefeftcnen hebben. II 3Men/ iBethelefl Ï664tn<br />

4to. 4. 9£it|rhoff bcr gobbjucljtige ^IBebitatien op öe ï%-»<br />

«£ottnnnme/ Iijben moe boobt JESU CHRISTI , gemetirieli niet<br />

öe tooeffjeöen ban be ï-J. «naoebcr (£>oot$ MARIA. Hutto.<br />

tn 8bO. *—— J- F. FOPPENS, -Bibl. Belg. p. 679. PAC-UOT,,<br />

iMem. litter. Tom. VII. p. 47--50.<br />

CRAMER (A. F.), is gèweest Lt. Koltorièl in dienst vaa<br />

den Staat der Verenigde Nederlanden. Hij was een doorkundig<br />

man In het beroep *t welk hij hadt omhelst; waar van onder<br />

sandèreii 'tot blijk veiRrekken de beidé vólgende werkjes door<br />

hem in 't licht gegeven: 1. aianrncrhirigen bb'et be te boërÉè<br />

ibienjien iri een belegerbe ©enting. Itc'ijb. 1757. in SbB. 2»<br />

^Slgeniene maatregelen en uire'cticn 'om alle foojten bmï ©ïi?<br />

ra^fïngen in ben


54<br />

CRAMER. (NIKLAAS,)<br />

togdom van Maagdenburg, en Leermeester van den Kroonprins<br />

van Pruis/en. Naderhand heeft hij langen tijd te Amfteldam<br />

gewoond, in de hoedanigheid als Refident van Koning FREDE-<br />

RIK DEN I.; dan de dood van die Vorst, voorgevallen dea<br />

25 februari] 1713, was een treffende flag voor den Refident,<br />

die zig daar op eensklaps van zijne jaarwedde verftoken zag,<br />

s<br />

t welk hem tot de noodzaak bragt, om fchulden te moeten<br />

maken, die hij niet in ftaat was te betalen; dit veroirzaakte<br />

hem zulk een hartgrievend leed, dat hij 'er krank van wierdt,<br />

welke ongefteldheid een geweldige bloedbraking ten gevolge<br />

hadt, die hem den 17 maart 1715, in 's Hage zijnde, van<br />

het leven beroofde. CRAMER was kundig in het vak der Ge­<br />

denkpenningen , en hij hadt-zig op zijne reizen verfcheidene<br />

Geleerden in Duitsland en Frankrijk tot vrienden gemaakt. Hij<br />

heeft in 't licht .gegeven:<br />

li SAM. PÜFENDORFII, IntroduElio sd Hiftoriam precipuorum<br />

regnorum &? fiatuum modernorum in Europa. Franco/. 1688<br />

i2mo. £jf 1704. in ïzmo. It. Traj. ad RJien. 1692. in 121110<br />

2. Vindicie nominis Gennanici contra quosdam obtreüatores Ga<br />

Berol. 1694. ' n<br />

f°l !<br />

-°' It- Amft. 1694. Dit werkje briefswijzo<br />

gerigt aan BENED. CARPZOV, behelst ene bondige wederleg­<br />

ging van den vader BOUHOURS, die in zijne Entretiens d'Arifte<br />

& d'Eugéne, tot een vraag hadt gefteld: Of een Didtfer een<br />

fraije Geest konde zijn ? CRAMER verdedigd hier in mannelijk<br />

ter zei ver tijd de Duitfers en Nederlanders, tegens deze honen­<br />

de twijffeling. . Misceilanea Lipfenfia. Tom. I. p. 381,<br />

382. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV. p. 230, 231. Vita JAC.<br />

BURCKHARI), p. 53. DISPONTIN. Pref. ad PHEDR. p. 182. 216.<br />

SAXI, Onom. Pars V. p. 368.<br />

CRAMER (NIKLAAS), Konstfchilder, geboren te Leijden<br />

in 't jaar 167a, heeft tot leermeester gehadt WILLEM VAN<br />

MIERIS, en na hem KAREL DE MOOR; wiens manier in 't<br />

fchilderen van pourtraitten en moderne gezelfchapftukjes, hij<br />

gevolgt heeft, en met wien hij tot zijnen fterfdag, altijd in<br />

goede verftandhouding en vriendfchap geleefd heeft. Hij is in<br />

het jaar 1710, aan ent teringziekte geftorven, na dat hij pas<br />

40


CRANE. (JOHAN DE) CRANEVELDT. {FRANS) 5$<br />

40 jaren bereikt hadt. • J. V. GOÓL, Nieuwe Schouwburg,<br />

l. D. bi. 341, 342» flïfgetB. Kuft)ï[cï Scyiccn» 1779- f- i&3.<br />

CRANE (JOHAN DE), is geboren den 23 februanj �cT><br />

cn van der jeugd af aan tot het H. dienstwerk voorbefchikt<br />

üijnde, wierdt hij na behoorlijk fcbool- eh akademie-onderwijs,<br />

den 13 maart 1696 onder het getal der Proponenten opgeno­<br />

men, voorts den 7 april 1697 als Predikant te Nisje op het<br />

eiland Tergoes bevestigd, en vervolgens den 22 december<br />

3703 te Oostkappelle op 't eiland Walcheren, alwaar hij de<br />

pligten waar toe hij door zijn ambt verbonden was, met<br />

alle kloekheid, warme ijver en getrouwheid heeft waargeno­<br />

men, tot den 3 april 1727, toen hem na dat reeds een geruï*<br />

men tijd allerdeerlijkst door het voet- en handeuvel was ge»<br />

folterd geworden, door de Klasfis van Walcheren wierdt gegund ,<br />

het overige van zijn leeftijd, falvo honore in rust door re bren­<br />

gen. Naderhand heeft hij egter nog veelmalen den kanfel zó<br />

te Middelburg als te Oostkappelle beklommen; kunnende men<br />

als iets zonderlings aanmerken, dat hij zes opvolgers van hem<br />

fn deze gemeente, zijn laatfte ftandplaats, heeft bevestigd: als<br />

1. Den 12 oktober 1727, MATTHEÜS DE CRANÉ, 2. Den 30<br />

november 1732, DANIËL SECURIUS. 3. Den 18 janüarij ï?39><br />

GODEWARDUS VROLYKHERT. 4. Den 5 maart 1741» LAMBËR*<br />

ÏUS KOLF. 5. Den 25 oktober 1744, EWALDUS HOLLEBEEK;,<br />

6. Den i meij 1746, JOHAN SATING. Alle welke Bevesti­<br />

ging Leerredenen, dóór hem bij deze gelegenheid uitgefpro-<br />

hen, afzonderlijk door den druk lijnde gemeen gemaakt, tot<br />

bewijs van 's mans geleerdheid en bekwaamheid in 1 opfleï-<br />

len van preken, kunnen verftrekken, CRANÉ ftierf te Middel-<br />

iurg, de woonplaats die hij zedért zijne rusttijd uftgekc-ren<br />

hadt, den laatften dag van 't jaar 1746, in den ouderdom van<br />

70 jaren en ruim 3 maanden, ——— Medeged. Eerigtem,<br />

CRANEVELDT (FRANS)* geboren te Nijmegen uit een<br />

©ud en treffelijk geflagt; wierdt in zijne jeugd naar het Gijm-<br />

nafium te Rijsfel gezonden, alwaar hij door het onderwijs van<br />

JOH. DESPAÜTERIÜS , zo ongemeen vorderde, dat hij in 1505<br />

0 4 tol


56 CRANIUS. (PAUSTIN)<br />

tot Primarius van het fchool in de wetenfehappen wierdt ver--<br />

klaart, en ten jare 1510 te Leuven tot Doktor in beide de<br />

regten wierdt bevordert. Kort hier op wierdt hij tot Penfio-<br />

naris van Brugge aangefteld, en ten jare 1552 tot Raadsheer<br />

in dert Hogen Raad van Mechelen verheven.<br />

Den ouderdom van 60 jaren bereikt hebbende, leide hij<br />

zig met ongemenen ijver toé" tot de beoeffening der griekfe<br />

tale, en Plaagde daar in zo gunftig, dat hij de volgende wer­<br />

ken uit die fpraak in het latijn heeft vertaald: I.'PROCOPII<br />

Libr. VI. de JEdificüs JUSTINIANI Imp., cum THEODORICI ADA-<br />

MBi Annotationibus. Paris 1577. in ifio. 2. BASILII Magnü<br />

Homilias tres. I. De utilitate capienda ex gentilium auBorum<br />

II. De Invidia. III. Attende tibi ipji. Lovan. 1534. £s Svo. 3.<br />

Is 'er van hem ene voorrede geplaatst aan het hoofd des werks<br />

van CHRIST. JOH. VIVES, de Veritate Fidei Chriftiance. Met<br />

dezen Geleerden zo wel als met DES. ERASMUS , THOMAS MO<br />

sus, PETRUS NANNIUS, ADRIAAN BAARLANO en meer anderen,<br />

heeft hij in vriendfehap verkeerd en briefwisfeling gehouden.<br />

Hij is ten jare 1564 te Mechelen in een hogen ouderdom<br />

geftorven, een zoon nalatende, JODOCUS genaamd, die Raads­<br />

heer in het Hof van Gelderland is geweest. ALB. MI-<br />

KJEUS , in Elog. Belg. MELCH. ADAMI , Vit. furisconf. Germ.<br />

J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 290, 291. VIGLIUS Epijl. ai<br />

HOPPER. 29. p. 413. in HOYNCK v. PAPENDRECHT Anal. Belg.<br />

Vol. I. C. SAXI, Omm. liter. P. III. p. 174.<br />

CRANIUS (FAUSTIN), Kapucijner Monnik, is gebore»<br />

te Diest; en heeft in 't licht gegeven: 1. Alter ALEXIUS, na.<br />

.tione Scotus, Capucimts, fub nemine Fr. Archangeli cjff. Co<br />

ï62o. in 121110. 2. Converfio £f converfatio P. ARCHANG<br />

Regio fanguine clari, in ordine Capucinorum beata morte de<br />

Leodii 1632. in i2mo. Zijnde meermalen herdrukt; ook in<br />

't nederduits vertaald, ten jare 1704, en te Brugge in 8vo. uit-<br />

gegeven. Deze Monnik is Guardiaan van het Kapucijner kloos­<br />

ter te Dendermonde geweest, en is aldaar 36 jaren oud zijnde,<br />

in 1606 geitorven. J. F. FOPPENS, Libl. Belg. p. 275.<br />

CRA-


CRATEPOLIUS. (PIETER) CRATHORNÉ. (WlLL.) 57<br />

CRANIUS (GUMMARUS) , geboren te Wateren nabij<br />

Mechelen, is geweest Pastoor te Zidficke, insgelijks in het bis­<br />

dom van die ftad gelegen; hij was een verheven, zoetvloei-<br />

jend en teffens grappig Dichter. Het volgende werkje van<br />

dien aart, heeft hij in 't licht gegeven, dat wel verdient ge­<br />

lezen te worden: JEconomia moralis Clericorum, duobus Tratïati-<br />

lus Carmine leonino breviter ac lepide defcripta: qualiter domi cunt<br />

domejlicis, prafertim ancilla; in confortio cum laïcis, praferthtf<br />

feminis; in officio cum fubditis, prafertim rufiicis vivendum. Lo-<br />

van. 1653. in Svo. It. Antverp. 1720. in Svo. —» J. F. FOP­<br />

PENS, Bibl. Belg. p. 426.<br />

CRATEPOLIUS (PIETER), \kn Gutik geboortig, Mon­<br />

nik van de orden der Minoriten, een godgeleerde en gefchied-<br />

kundige, heeft te Keulen gewoond, en is aldaar ten jare 1603<br />

geftorven, den roem nalatende, van een ongemeen arbeid­<br />

zaam en belezen man te zijn geweest. Hij heeft in druk<br />

uitgegeven: 1. Catalogum Archiepiscoporum Colonienfium ac Tre-<br />

virenjium. Item, Episcoporum Leodienjiwn, Ultraje&inorum, Mo-<br />

najlerienfïum, Osnabrugenfium, cjf Mindenfium. Colon. 1578. iti<br />

8vo. 2. De SS. Germania Epifcopis, £ïf orthodoxis Dothribus cjfe.<br />

ib. 1592. in Svo. 3. Catalogum Academiarum Örbis Chrifliani.<br />

Ib. 1593. in Svo. 4. Compendium Catechismi Catholici. Ib. 1592.<br />

tn iimo. £fc. • J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 968, 969.<br />

CRATHORNÉ (WILLEM), een Engelsman van geboorte,<br />

wierdt van zijn tedere jeugd af aan in het kweekfchool van<br />

zijne natie te Douai opgevoed. Zijnen letterkundigen loop<br />

voleindigd hebbende, beftierde hij de wijsgerige lesfen in dat<br />

huis, gedurende enigen tijd, en wierdt vervolgens geroepen<br />

omtrent 't begin van de XVIIIde eeuw, tot de zending naat<br />

Engeland. Hij is in een gevorderden ouderdom te Hamerfmith<br />

nabij Londen gelegen, geftorven, den 11 maart 1740, na in<br />

't Engels vertaald, te hebben uitgegeven: La vie de St. FRAN-<br />

cpis DE SALES, Evéque X £f Prince de Genève, par JACQUES.<br />

MARSOLLIER, 3 Tom. in Svo. • — TAQVOT, Mem. lifter.<br />

Tom. X. p. 308.<br />

D 5 CRE-


52 CREMER. (BERNARD SEBASTIAAN)<br />

CREMER (BERNARD SEBASTIAAN), geboren te Zut­<br />

fen, in bet jaar 1683, zoon van BEREND CREMER, Secretaris<br />

te Zutfen, en van GERHARDA CATHARINA CRUSIUS; heeft geit u.<br />

deerd te Franeker, onder LAMBEÏTUS BOS , ANDALA, VITRINGA<br />

den vader, RoëLL, en RHENFERD; te Utrecht, onder den­<br />

zei vden RoëLL s en te Dort, onder Jon. D'OUTREYN: is te<br />

Don Proponent geworden den 4 november 1705; twee jaar<br />

daar na, Predikant te Stavenisfe in Zeeland: daar hij vier jaren<br />

gedaan heeft: toen, te Asperen, zes jaren: zijnde tot Profes-<br />

for in de godgeleerdheid beroepen te Harderwijk, den 11 okto.<br />

ber 1717, alwaar hij zijne Inwijings-rede gehouden heeft,<br />

den 13 april 1718, de JESÜ Nazarceo, ex MATTH. II. vs. 23!<br />

Hij is getrouwd geweest met HELENA COGLS , dogter van<br />

FRANS-COOLS, Drost van Asperen, den 12 augustus 1712,<br />

welke vrouw hem is afgeftorven den 18 augustus 1728, na<br />

hem agt kinderen, drie zonen, en vijf dogteren, gebaard te<br />

hebben: van welke laatften fiegts twee haren vader hebben<br />

overleefd. De zoons zijn geweest:<br />

1. FRANS LODEWYK, eerst Predikant te Rosfem) toen, te<br />

Hattem, daar na, te Maastricht: vervolgens Hoogleraar in de<br />

godgeleerdheid; eerst te Harderwijk, en, naderhand, te Gro-<br />

ningen, alwaar hij geftorven is,, nalatende enen zoon, die<br />

thans Predikant is te Vianen. 2. BEREND HENDRIK, tweede<br />

Mouiboir des Hofs van Gelderland: en 3- JOOST BEREND, Ad<<br />

Vokaat te Zutfen.<br />

De Hoogleraar B. S. CREMER heeft vele boeken, verhande­<br />

lingen, en redevoeringen in druk nagelaten, betreklijk de<br />

Natuurlijke en Geopenbaarde godgeleerdheid, Joodfche oud­<br />

heden, Prophetiën, Voorbeelden en Zinnebeelden der Heilige<br />

Schrift: ook Twistschriften, tegen NIKLAAS HARTMAN, Pre­<br />

dikant te Zwol: tegen de Profesforen WESSELÏÜS en DRIESSEN*<br />

en tegen den Predikant WILHELM : ook, tegen PONTIAAK<br />

VAN HATTEM, DEURHOF, CASEL BOUMAN, en THOMAS BUR-<br />

NET. Hij werdt Hoogleraar in de Prophetifche godgeleerd­<br />

heid, den 20 junij 1724; e n in de Heilige oudheden, den<br />

10 juni) 1733. Hij was Rerk en kloek van lighaarn; vrien-<br />

de-


CREMERS. (MATTHYS) CRENIUS. (THOMAS) $0<br />

delijk en gul; bedaard en voorzigtig. Hij ftierf zeer fchielijk,<br />

aan ene benauwdheid, des morgens opftaande, den 14 fep-<br />

tember 1750, na dat hij kort te voren van ene reis naar<br />

Maastricht wedergekeerd was, alwaar hij ene zware ziekte<br />

had doorgeftcan. Den 30 feptember daaraanvolgende heeft de<br />

Hoogleraar in de regten, GERHARD SCHRODER, ene lijkrede<br />

over hem gehouden, welke gedrukt is, en uit welke boven-<br />

ftaande bijzonderheden zijn ontleend. Onder zijne voornaam-<br />

fte werken zijn de Prodromus lypicus, en de Nazimus, beide<br />

gedrukt te Amjïeldam, 1727. in 4to. • GERH. SCHRODER,<br />

Oratio fun. in obitum D. B. S. CKEMERI. C5>CUtfc6e §tcta ©cisbito»<br />

ïum. CXXXV. SJtil/ f. I7S--I97- en CXXXIX. 2$cu7 f.<br />

492-51».<br />

CREMERS (MATTHYS), geboren te Aken, omtrent het<br />

jaar 1480, volbragt het hoofdzaaklijke zijner ftudien te Keulen,<br />

en wierdt aldaar Meester der vrije konften. Men verkoos hem<br />

tot Rektor van het Hogefchool den 28 junij 1533, en in<br />

1542 wierdt hij met een Kanunnikaat in St. Andrieskerk begif­<br />

tigd, vervolgens beftierde hij als Regent het kollegie te Mon-<br />

in d e n<br />

tanum, en ftierf den 12 maart iS57.<br />

72 jaren.<br />

ouderdom van<br />

CREMERS heeft in -druk uitgegeven : r. CT^ifïiid) SScridjt/<br />

ïeaauff ju gtuntfcjligen ter ffantyefftifl wilt bUlim in 5>cm ufftcdj.<br />

tigen Giuifittt-Otauecn; mit focbcrlepng Hit pjirtcipaCfïct atticutea<br />

6CÏ gerfettiflten (e&r SDtatinl SSuccrs / im Gudj Ju SSofrt ausgegartgen<br />

ttc. Sein i 542. in 4t0. 2. Chrijiiana ac pia, de Catholics jidei<br />

Regida, Asfertio, cum dilucida pernicioforum, prcecipue hujus ca-<br />

lamitofisfimi facidi, dogmatum confutatione &c. Colon. 1556. in<br />

' J 2 » J B . . • VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 657. HARTZHEIM,<br />

Bibl. p. 241. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 270, 271.<br />

CRENIUS (THOMAS), wiens ware naam, volgens den<br />

Hoogleraar SAXE is THOMAS THEODORUS CRUSIUS , uit de Bran­<br />

denburg markt geboortig, is eerst geweest Rektor hier of<br />

daar in Hongarijen; vervolgens kwam hij in Holland, zette zig<br />

te Rotterdam neder, alwaar hij zig geneerde met proeven voor<br />

de


6© CRÈPU. (N.)<br />

de Boekverkopers te corrigeren. Zijne woonplaats naar Lei]»<br />

den verplaatzende, heeft hij zig met de uitoefening van dien<br />

zelvden arbeid bezig gehouden, teffens ook gefchriften vaö<br />

zijn eigen maakzei opiteliende en in 't licht gevende. Lang<br />

heeft hij in laatstgenoemde ftad gewoond, en is ook aldaar<br />

geitorven ten jare 1728, in den ouderdom van 80 jaren.<br />

De door hem in druk uitgegevene werken, zijn : i. Fascicu-<br />

lus Disf rtationum Hiftorico-Critico-PMlologicorum, X Tom. Roté-<br />

rod. ICQ1--1700. th Svo. 2. Ccnfiiia £f Methodes aurias ftudia-<br />

rum 'optime injlituendorum. Rott. 1692. in ^to: 3. 'TraBat. de<br />

Phi olvgia, Jludiis liberaiis dobïrince informatione £f educatiotie<br />

lit.:raria. Lugdbat. 1696. in $te. 4. Animadvèrfiones philologicas<br />

£? hiftoricas. XIX panibus. Ib. 1607-1720. in Svo. 5. Fafcem<br />

Exetcitatiemim Philologico-Hifioricarum, V panibus. Lugdbat.<br />

J697--1700. in Svo. 6. Q. ASCONII Pediani, Commentationes in<br />

CICERONIS Orationes, cum notis integris virorum doBorum. Ib.<br />

1698. in \2mo. 7. JOH-, SAUBERTI, de Sacrifxiis veterum eollee-<br />

tanea. Lugdbat. 1699- in Svo. 8. Tractatum de Emditione cmn-<br />

paranda in hummxioribus. Ib, 1699. in 4ta. 9. AnaleBa Philolo-<br />

gico-Critice-Hiftorka. Amft. 1699- in Svo. 10. Mufeum Philolo-<br />

gicurn £jf Hiftaricum. Ib. 1699- in Svo. 11. Syntagma primum<br />

'£? fecundUm Disfertationum Philologicarum. Roterod. 1699, 17001.<br />

in Svo. 12. Thefaurum Librorum Phüologicorum Hiftoricorum,<br />

Lugdbat. 1700. in Svo. 13. De libris Scriptorum optimis uti-<br />

lisjimis Exercitationes III. Ib. 1704. in Svo. 14. De fingulari-<br />

ius Scriptorum Disfertationem Epiftolicam. Ibid. 1705. in Svo.<br />

15. De furibus librariis Disfertationem Epiftolicam. Lugdb. 1716.<br />

in Svo. AB. Erud. 169Ï. p. 335. 1692. p. 343. 1700*<br />

p. 396. jo. FABRICII, Hifi. Bibl. Part. IV. p. 286, 287. Part.<br />

V. p. 430-438. HEUMANNI, Via ad Hifi. Liter. p. 389.<br />

38. Catal. Bibl. PUNAV. Tom. I. Vol. II. p. 11S3. Vól. Ut.<br />

p. 1157. C. SAXI, Onoin. liter. Pars V. p. 404, 405^ Nouv.<br />

DiB. Hifi. Tom. II. p. 396. Levensbefchrijving van beroemde<br />

Mannen, (Amft, 1730. Svo.) II. Stuk, N°. X. bl. 647-657»<br />

CREPU (N.), KönsticliÜdérj een Waal van geboorte, heeft<br />

vaö


CREPU. (N.) ' 6i<br />

van zijne jeugd af aan den oorlog gevolgd; diende onder de<br />

Spanjaarden als Luitenant, en heeft in 't veld al menig aardig<br />

Rukje gefchildert. Na den oorlog afgedankt zijnde, ging hij<br />

te Antwerpen wonen , en zette zig aan 't Bloemfchilderert,<br />

daar hij zonder enig onderwijs een groot Meester in is ge­<br />

worden; want zijn Bloemen zijn zo dun gefchilderd als water,<br />

en overheerlijk getekend, wel gekleurt, meesterlijk getoetst,<br />

en daar heerst een bevallige zwier en fchikking in zijne fchil-<br />

derftukken. Doorgaans fchilderde hij een vaas of porceleinen<br />

. pot met bloemen, konstrijk en geestig geordonneert, en waar<br />

op inzonderheid de rode en witte rozen zo lieftallig waren<br />

behandelt, dat 'er van rijpheid de bladen fchenen af te vallen,<br />

zo wel als de heulbloemen , anemonen, renonkels en tulpen,<br />

die verwonderlijk fchoon waren. Op den voorgrond fchilderde<br />

hij veelal een beekje of ander (bomend watertje, geftoffeerd<br />

met verfcheidene fchelpen, hoornen, zeegewasfen, kikvorfen,<br />

rivierkreeftjes enz.; doordien nu CREFU altoos kaal en be,<br />

rooid was, gaf hij zodanig fcbilderftukje dat hij overeenkom-<br />

ftig hadt bewerkt, aan een Bakker in betaling, voor 36 gul­<br />

dens vereeten brood, die 'er naderhand 100 dukatons voor<br />

'koste kopen.<br />

Groot 40 jaren oud zijnde, trouwde hij met de dogter van<br />

den Miniatuurfchilder PAULT, een knappe deern, pas 16 jaren<br />

gud, doch die niets in de melk te brokken hebbende, dns de<br />

verdubbeling der armoede, tot een bruidfehat bragt onder het<br />

dak des Bloemfchifdeis. Hij bewoonde een tamelijk groot<br />

huis met een ruime tuin daar agter , die hij met allerleije<br />

foort van Bloemen en Kruiden bezaaide, maar in ilede van<br />

naarftelijk daar na te fcbJlderen, verlanterfante hij zijn tijd in<br />

het toeftellen van vogeltjes-knippen of in het vangen van wit­<br />

jes of veelkleurige vlindertjes, zo dat de armoede hoe langer<br />

jioe meer hare wortels fchoot in deze bedroefde huishouding.<br />

Hij was een geflagen vijand van de Antwerpfe Konstkopers,<br />

pn niet zonder reden, want hij altijd om geld verlegen, hiel­<br />

den dezen hem den voet op den nek, en gaven hem niet<br />

meer voor zijne uitmuntende Bloemftukken dan zij kwijt, wil­<br />

den


6% CRETEN. (KAREL) CREUTZNACH. (L, S. DE)<br />

den wezen, en 'er vereist wierdt om hem en de zijnen effen<br />

aan 't brood te helpen.<br />

Hij kreeg het ten laatften zo benauwd binnen Antwerpen,<br />

dat hij befloot met de Rille trom te vertrekken, ten diea<br />

einde nam hij den nagt te bate, om met zijn wijfje naar Brusfel<br />

te vertrekken, zonder zijne fchuldeisfers te waarfchouwen,<br />

die omtrent zo een inventaris vsnden in het huis van CRI-<br />

?u, als 'er opgetekend wordt in het blijfpel van BREDEROOS<br />

Spaanfclien Brabander. In deze hoofdftad daar hij in den be­<br />

ginne vlijtig werkte, maakte hij goeden opgang, doch in flegS<br />

gezelfchap geraakt zijnde, verviel hij op nieuw tot een aller-<br />

flordigst gedrag,-vgaf zig inzonderheid aan den drank over, e»<br />

zoop zig genoegzaam dood. Dees Konftenaar bloeide in de»<br />

aanvang van de XVIIIde eeuw. . J. C. WEYERMAN,<br />

Lwea der Schilden, HL D. bl. 239 -245. S!. f<br />

SCtB. ^ttitfifa<br />

1779. f. J84.<br />

CRETEN (KAREL), Konstfchilder, was een tijdgenoot<br />

Van den vermaarden WILLEM BOUWER, die zo fraij en gees­<br />

tig in waterverf fchilderde; zij hebben te zamen lang in Ito-<br />

liè'n gewoont. CRETEN fchilderde Pourtraitten, en was in de<br />

Roomfe Bent bekend, met den naam Slagzwaard. ——. A.<br />

HOUBRAKEN, Schouwburg der Schilders, 11. D. bl. 144.<br />

CREUTZNACH .(L. S. DE) , is Generaal van de Artille-<br />

.rije, in dienst van de Bataaffe Republijk geweest, en bijzon­<br />

der ervaren in het beroep waar toe hij zig van zijne vroegdc<br />

jeugd hadt toegewijdt. Ten jare 1753 wierdt hij aangefteld<br />

tot lid van de Hollandfe Maatfchappije de» F/etenfchappen te Haar.<br />

lm, en was daar van een ijverig en werkzaam lid, getuige<br />

hier van de ftukken die ia derzelver uitgegevene werken van<br />

hem zijn geplaatst. Dezen zijn: j. ÜDcrfjanöeh'ng ober be<br />

ïiallt/ waar in hij na de bereiding van de verfchillende foor-<br />

ten van Kalk en de onderfcheidene doffen waar uit die worden<br />

gebrand, te hebben aangewezen; inzonderheid zoekt te beto­<br />

gen: „ dat ten aanzien van zware en importante gemene<br />

„ landswerken en gebouwen, als Kompagni.es- en Admirali-<br />

„ feits-


CREUTZNACH. (L. S- DE) 63<br />

teits-huizen, bruggen en watergebouwen, Huizen en fortifi-<br />

f, catie-werken, arfenalen en kruit-magazijnen enz.; die men<br />

„ gemeenlijk wel een jaar vooraf weet en befiuit te maken;<br />

„ daar toe zoude aanraden, datze nimmer met Schulpkalk.<br />

„ maar altoos met Steenkalk mogten gebouwd worden, en dat<br />

„ de Aannemers vooraf wel wierden onderzogt, ofze kennis<br />

„ hadden, van 't bereiden en bewerken van Steenkalk, om<br />

„ goed en zeer duurzaam werk te maken; zo maar de metzel-<br />

„ werken niet te haastig worden opgebouwd, noch ten eer-<br />

„ ften met te zwaren last gedrukt worden, ten einde de fon-<br />

„ damenten niet te doen berften." 2. ©oojfcönft cm aUerlcsjc<br />

«©aten tn g;crc ©laten/ pijpen/ ÏSuijcn/ of 5eib£ gefachen<br />

gsermerh tocber bas"t aan ccn te boegen / ;o b;st beel eet fret<br />

J3jcr op cene anbeue plaat;c in flahhen ;aï hunnen gebjoïten of<br />

gtflagen toojben / ban ter plaatje baat het r.etapt i& iöecr*<br />

fïaanbe bit JiReng;el bc toepfttng ban buur / mater / hotibc en<br />

toarmte. 3. tcenen<br />

jeïbc / 't $ij in helberg'/ fonteinen of geboumen cnDcr toa«<br />

ter/of boben gronbj*/ jobanig bigt en hap't aan maïhanberen te<br />

lijmen en te floppen/ bat het tcgcn£ mater/ ïugt/ en toarmtc<br />

altoo.é bigt blijft en nooit ;al üarftcn, 4. ©oojfcfKjft ban een<br />

Stemlijn om be ©oegen tu?fc&en ^arbjïecneri / "t jij onber of<br />

boben gronbjS/ toateröigt te maafcen/ al?" mebe i$ere bouten en<br />

fïaabcn in ben (tem/ m fiebe ban met loob/ ba,e"t te jetten/<br />

beftanb tegen mater/ utgt en toarmtc/ en niet uar|ïenbe. 5,<br />

ïfet Geheim om alle ^>naphaancn en ©tétcolcn 5a te bewftcii/<br />

bat men 'er ;eer berre mebe fchieten nan.<br />

Ook was de Generaal CREUTZNACH grotelijks ervaren fa<br />

het vervaardigen en bellieren van Konst-vuurwerken: hier<br />

van gaf hij een treffend blijk bij het affteken van het pragtig<br />

Konst-vuurwerk op den 13 junij 1749 ter gelegenheid van dem<br />

geHotenen vredeteken, onderzijn direftie vervaardigd en af-<br />

geltoken. Ook liep alles naar ifens en genoegen af. De<br />

voornoemde Generaal, voor *t affleken van het Vuurwerk,<br />

door Hare Koningl. Hoogheid de Prinfes VAN ORANJE gevraagd<br />

'zijnde, „ hoe lang het zelve wel duren zoude,'' hadt geant­<br />

woord :


64 CRIEP. (WILLEM)<br />

woord: „ dat, 20 alles naar zijn genoegen uitgevoerd wierdt,<br />

„ het niet veel langer dan een uur moest aanlopen;" de uit­<br />

komst beantwoordde ook volkomen die belofte, want die<br />

Vorftin op het horologie gezien hebbende toen de eerfte en<br />

laatfte koker met pijlen opging, zeide: „ de Generaal heef»<br />

„ zijn woord wel gehouden, want het Vuurwerk heeft niet'<br />

„ langer dan een uur en vier minuten geduurd." Wanneer<br />

men nu in aanmerking neemt, dat 'er in dien kortftondigen<br />

tijd, behalven de 18 kokers ieder met bijna 600 vuurpijlen ge-<br />

vuld, nog 18000 enkelde vuurpijlen naar de lucht fnorden,<br />

behalven een menigte Iuchtkogelen, luchtballen, ftinkpotten,<br />

moordflagen , raderen , vuurfonteinen , cascaden , in een<br />

woord al wat de konst in dat vak kan opleveren, afgeftoken<br />

wierden, kan men zig niet genoeg-verwonderen over de.goe­<br />

de orde en vaardigheid in het opvolgen der bevelen van den<br />

Generaal waargenomen. Ook hadt CREUTZNACH het.genoe­<br />

gen dat hij door een eigenhandig biljet van den Stadhouder,<br />

aan den disch genodigd wierdt, daar behalven hunne Hoog<br />

Mog. de Stadhouder en zijne gemalinne, verfcheidene andere<br />

aanzienlijke perzonaadjen aan een tafel van 24 couverts<br />

vergast wierden, wordende bij bij zijne kemst, door hunne<br />

Hoogheden en alle de aanwezenden, over de gelukkige uit­<br />

voering van zijn Konstontwerp, op het minnelijkfte gefelici­<br />

teerd. Dees bekwame Artillerist ftierf na een hogen ouder­<br />

dom bereikt te hebben in 'sHage, op den 19 februarij 1773.<br />

Nederl. Jaarboeken, 1749. bh 591-593. Verhand, van<br />

de Holl. Maatfchappij te Haarlem, V. D. bl. 1-35. VI. D.<br />

I. St. bl. 358-366. XIV. D, bl. vi. Voorb.<br />

CRIEP (WILLEM), te Delft geboren in het jaar 1536,<br />

was Raad in den Hove van Holland te Utrecht ten jare<br />

JS73> en 's jaais daar aan werdt hij Raad in den groten<br />

Raad te Mechelen; van daar beriep men hem tot Kance­<br />

lier van den Hove van Gelderland te Roennonde, alwaar hij<br />

den 25 januarij in 1610, in den ouderdom van ruim 74 ja­<br />

ren is gefterven. Hij was geleerd, zeer weifprekend, en<br />

eea


CRIEP. (WILLEM) CROCKAERT. (PIETER) 6$<br />

een-zoetvloéijend doch fchalkig Digter, zo als blijkt door zijne<br />

uitgegevene Epigrammata, en zijne voorreden geplaatst aan<br />

't hoofd van MICH. MARULLI & JOH. SECUNDI Poëmata, in<br />

1561, in 't licht gegeven; ook is 'er nog een uitm.ntend<br />

>verkje van hem in wezen, getij telt: De Confolatione Ccecorum.<br />

——— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 397. D. v. BLEYSWYCK,<br />

Befchrijv. van Delft, bl. 791.<br />

CRIEP (WILLEM), een zoon van den vorigen,"een GeU<br />

dersman van geboorte, heeft uitgegeven :JVita S. GERLACI ab<br />

Anonymo circa annum 1230 confcripta, in epitamen redatta Colon.<br />

1607. Ook hadt hij onder handen : Libellus de Pmeminentia<br />

Regis Catholici Hifpaniarum, toen de dood hem overrompelde.<br />

• J. F. FOPPENS , Bibl. Belg. p. 397.<br />

CROCKAERT (PIETER), geboren te Brufel omtrent het<br />

jaar 1465, wierdt na de gronden der latijnfe taal geleerd te<br />

hebben, naar Parijs gezonden, om in de wijsgeerte onderwezen<br />

te worden, en hij ftudeerde onder den beroemden Schot JAN<br />

MaiRE of MAJOR , welke als toen die wetenfehap in het kolle-<br />

gie van Montaigue leraarde; na den trap van Meester beklom­<br />

men te zijn, onderwees CROCKAERT zelv die wetenfehap met<br />

zeer veel roem, te Parijs; vervolgens wierdt hij ten jare 1504<br />

Monnik in het Flaamfe Dominikaner klooster binnen die itad.<br />

In 1514 begaf hij zig naar Rijsfel, alwaar hij gedurende de<br />

vasten met zeer veel toejuiching predikte; en hij ftierf nog in<br />

het zelvde jaar. Daar is van hem in druk:<br />

1. Summularum Artis Dialectica: utilis admodum interpretatie,<br />

fnpcr textum Magiftri PETRI HisrANi, Ord Predic., ima cum<br />

fruüuofis quibusdam Qiwdlibetis. Paris. 1508. in folio. 2. Acu-<br />

tisfmne Ouxftiones, quidem perutiles in jingulos ARISTOTELIS<br />

Logicales libros &c. Ib. 1514. in folio. 3. Argiitisfimce, fubti-<br />

les, ac foecundce Quceftiones Phyficoram, et in III libros, de Ani­<br />

ma , ARISTOTELIS. Paris. 1510. Ib. 1521. in folio. 4. Secunda<br />

fecundce fummm S. THOM/E, a F. PETRO DE BRUXELLIS recognita<br />

et accurata. Paris. 1512. in /[to. DE JOXCIIE , Belg. Domin.<br />

• VIII. DEEL. E ' p.


s? m CRQOQUEÏ. (ANDRIES) CROCUS, (KORNELIS)<br />

V* 344- QUETIF & ECHARD,, EibL Tom. II. p. 20 , 30. 6?*<br />

J8-8--Ï3Q.. PACHJOT» MJ». /itter. Tom. IX. p. 353-357.<br />

CROCQUET (ANDRIES), van Douai geboortig, is ge«<br />

weest Prior van het Monniken klooster van St. Wijnoxbergen in<br />

Halegonwn i hij ftierf te Valenciemies, aan ene befmettelijk©<br />

siekte. Zijne erfgenamen hebben van hem in 't licht gege­<br />

ven; i. Catechefes Chyijlianas, potisfiitium ex Homiliis Catecheticis<br />

MAXTHJEI GAVERI, & T. D., praceptoris fui. Duaci 1575. in<br />

4t«» %. Commsnt. in Epiftolam PAULI ad Romanos. Ib. 1577. in<br />

gva. 3. Comment. in Epift. PAULI «i Hebraos. Ib. 1578. m 8vo,<br />

4. Paraphrafin x five- Conciones 30 in YII Pfalmos panitentialesi<br />

— fêï 1579, m 8v* - — - J, F. FOPPENS, 5^ p. 51.<br />

CRQCUS (KOPvNELIS), een Jmfleldammer van geboorte,<br />

leefde in de XVIde eeuw, was Priester en Reftor in de latijn-<br />

fe fchalen van genoemde ftad, en een gemeenzaam vriend<br />

heide van ALARDUS en CANNIUS , waar van hier voor gefpro-<br />

ken is; doch was bitter en vol ijvervuur tegensdeLutherfen in­<br />

genomen. Hij bediende zig-in "t begin des jaars 1531, aan<br />

den Officiaal des Bisfchops van Utrecht fchrijvende, van deze<br />

woorden; „ Ik fmeek u op 't ernftigfte, dat het mij geoirloofd<br />

j, zij, de gebeden, die ik verpligt ben te lezen, om dat ik<br />

tot de mindere orden ben ingewijd, Ilegts voor éne maand,<br />

„ na te laten. Ik ben begerig, om mij, in dien tijd, met<br />

„ heilig werk bezig te houden, en iet te fchrijven, waar door<br />

„ de gemoeden van enigen van de Lutherfe en Oecolompadife<br />

H ketterij afgetrokken, of tegen dezelve gewapend konnen<br />

„ worden, op dat de opregten nog voor 't bederf mogen be-<br />

,, waard blijven. En daar is haast bij 't werk; want ik meen,<br />

„ dat ik het heil van enigen , die ten dele mijne magen,<br />

„ ten dele mijne goede bekenden zijn, ten dele, voorheen,<br />

„ mijne leerlingen waren, in dit opzigt, zal konnen bevorde-<br />

„ len; en 't is nodig dat ik zulks ten fpoedigfte onderneme,<br />

„ om dat enigen hunner, in de aanftaande maand, te fchepe<br />

,, naar Oostland ftaan te vertrekken, gelijk hier te Amfleldam<br />

de gewoonte is."<br />

JAN


S<br />

CROCUS. (KORNELIS) 67<br />

JAN DE III, Koning van Portugal, verzogt hem, doch tever­<br />

geefs , om het Hoogleraarsambt in de Akademie van Coimbra<br />

te komen bekleden. Hij meende meer nuts te kunnen doen,<br />

met de Amfteldamje jeugd te wapenen tegen 't geene hij voor<br />

ketterij hieldt. Op 't laatst van zijn leven , en na dode<br />

zijner moeder, die hij, tot. in zijnen hogen ouderdom onder­<br />

houden hadt, deedt hij ene reis te voet naar Rome, daar hij,<br />

door IGNATIUS LOYOLA zelve, in de orden der Jefuiten, aange­<br />

nomen werdt. Hij heeft enige vaarzen gefteld onder 't afbeeld-<br />

zel van ERASMUS door HANS HOLBZIN gefchilderd, welk, uit<br />

Duitsland, herwaarts gebragt was, door QUIRYN TALESIUS,<br />

Burgemeester van Haarlem, in wiens huis in de damftraat, de<br />

Amfteldammer PIETER OPMEER, het dikwils met verwondering<br />

berchouwd hadt. Onder de leerlingen van CROCUS, is ook<br />

MATTIIIAS BOSSENIUS, Amfteldammer, geweest, die, nader-<br />

hand, Hoogleraar in de Akademie te Douai geworden, en,<br />

in 't jaar 1599 overleden is. CROCUS heeft fchrifte'ijk ge­<br />

twist met JOHANNES SARTORIUS of SNYDERS, insgelijks,, een<br />

Amfteldammer, Leermeester in de latijnfe fchole. De twist liep<br />

over 't geloof en de werken. SARTORIUS beweerde, even als<br />

LUTHER, dat de mensch alleenlijk door 't geloof geregtvaar-<br />

digd wordt; 't welk CROCUS tegenfprak. Zo ver ging de he­<br />

vigheid, dat CROCUS, voor altoos, SARTORIUS de vriendfchap<br />

opzeide. Ik vindt aangetekend, dat hij ten jare 1550 is over­<br />

leden.<br />

CROCUS heeft de volgende werkjes gefchreven, en door den<br />

druk gemeen gemaakt: 1. Colloquiorum puerilium formulas. Antv.<br />

1536. in Svo. £? alibi. 2. Limam Barbariei, Jive Farraginem<br />

Jordid;rum verborum. Colon. 1520. in Svo. et alibi. 3. Silvulam<br />

Vocabulorum, puerilis leüionis 'exercitationi accomodatam. Saling.<br />

1539. in Svo. 4. JOSEPHUM, Comoediam Sacram. Antv. 1548.<br />

in Svo. 5. Paraclejis ad capesfendam fententiam Jnfephi cajli<br />

evemplo. Ib. Svo. 6. Hypomnenation in X prcecepta Decalogi. Ib.<br />

Svo. 7. De Vera Ecclefia. Colon. 1548. m Svo. 8. Disputatie-<br />

Hem contra Anabaptistas. Antv. 1535. in. Svo. 9. Epiftolam de<br />

Fid? et Opcxikts, adverjus JOANNEM SARTOSIUM. tb. I53I- *« 8vo.,<br />

E 2 10*


m, CROESE. (GEHARD)<br />

10. Meditatie-nes in Pasfwncm Dominicam. Colon. 1535, in $vt>l<br />

11. Qrationem in JESU CHEISTI laudem. Antv. 1548. in 8vo. Na­<br />

derhand zijn de meesten dezer werkjes, in enen bondel ten<br />

jare 1612 te Antwerpen herdrukt. •—. J. F. FOPPENS,<br />

Bibl.'Belg. p. 197; 198. OPMEER, Cathol. Martelaarsb. II. D.<br />

bl, 177. WAGEN., Bejchrijv. van Amjl. II, St. bl. 8, 9. XI. St.<br />

bl. 197, 198,<br />

CROESE (GERARD), geboren te Amfteldam den 26 april<br />

1642, was een zoon van HENDRIK HERMANSZ. CROESE, en<br />

ANNA REINIERS, beide onder de ktasfe van fatzoenlijke en wel­<br />

gegoede burgers forterende. Zijne ouders vroom van leven en<br />

deugdzaam van wandel, befchikten hunnen zoon tot de ftudie<br />

der godgeleerdheid , daar de jongeling gretig in toeftemde;<br />

en zig eerst drie jaren in zijne geboortefiad aan het door­<br />

luchtige fchool, onder den Profesfor ARNOLD SUENGERD, in<br />

de voorbereidende wetenfehappen met allen ijver oefTende, en<br />

zig vervolgens naar het Hogefchool van Leijden begaf, alwaar<br />

hij het onderwijs genoot van de beroemde Mannen,.JOH.<br />

FRED. GRONOVIÜS , en GEORG HORNIUS , in de fraije letteren;<br />

benevens JOH. COCCEJUS en JOH. HOORNBEEK, in de godge­<br />

leerdheid ; na hier vier jaren mede verbeid , en dezen tijdkring<br />

met de zorgvuldigfte naarftigheid doorgelopen te hebben,<br />

wierdt hij tot Proponent aangefteld; en koit hier na, deedt hij<br />

een reis als Predikant naar Smima, onder het beleid en met<br />

het oorlogfchip daar ENGEL DE RUITER, zoon van den zig aan<br />

den vaderlande zo verdienftig gemaakt hebbende Admiraal<br />

MICIIIEL DE RUITER , het bevel over voerde.<br />

CROESE uit de Levant te rug kerende, hieldt een kortftondig<br />

verblijf in Engeland, en predikte te Norwich, daar hij zo veel<br />

genoegen gaf, dat men hem aldaar het Leraarsambt aan­<br />

bood; doch hij weigerde zulks, verkiezende liever zijn vader­<br />

land te dienen. Kort hier op heeft hij de Staatfe bezetting<br />

te Tperen enen tijd lang als Predikant bediend; doch toeval­<br />

lig door Alblas, een dorp nabij Dordrecht gelegen, reizende,<br />

n*.ct inzlgt om een togtje naar de provintie van Overijsfel te<br />

doen,


CROESE. (GERARD) «|<br />

doen > wierdt hij verzegt aldaar zijne gaven te doen horen, en<br />

hij gaf 'er zulk een groot genoegen, dat men befloot hem aldaar<br />

te beroepen als Predikant: hij nam het aan en wierdt 'er be­<br />

vestigd den 10 julij 167S. Ouden zwak geworden zijnde,<br />

gunde men hem in 1707 om Emeritus te worden, en hij<br />

wierdt in 1710 te Dordrecht, ai waar bij zijne woonplaats hadt<br />

gevestigd, door ene beroerte aangetast, die hem, sa ene wor-<br />

fteling van negen dagen, op den 10 meij van genoemde jaar,<br />

Sn het graf rukte. Hij was in 't jaar 1681 in den egt getreden<br />

met ELIZABETH DE CERFF, gefproten uit een oud adelijk<br />

Flaams geflagt, bij welke vrouwe hij zeven kinderen heeft ver­<br />

wekt, zijnde vier daar van jong geftorven, en enkel hebbea<br />

ene dogter en twee zoons hem overleefd»<br />

CROESE was geleerd, verftond het latijn, gr'.eks en hebreeuws,<br />

fchreef ook tamelijk wel in eerstgenoemde taal, doch wist zij­<br />

ne denkbeelden op geen bevallige wijze aan een te fchakelen,<br />

ook mangelde het hem dikwils aan gezond eirdeel, om naaf<br />

behoren het ware van het verdigtc te ondgrfcheidcn: Daar is<br />

van hem in druk :<br />

i. Hifloria Qudkeriam-, Jive de vtdeé diScis Qtukcris-, ab orttt<br />

illorum usque ad recens natum Schisma, libr. III,5 in q/uibus pr


o CROESE. (GERARD)<br />

leerftellingen der Quakers heeft in 't licht gegeven; doch zij<br />

dolen daaromtrent beide; doordien ROBBERT BARCLAI , welke<br />

tot dien aanhang behoorde, dezelve volledig heeft befchreven,<br />

in het zonderling werk, dat tot tijtel voert: Theologie verce<br />

Chiftiante apologia. Amft. 1676. in $to., dat ook in verfchei­<br />

dene talen vertolkt, is gedrukt.<br />

2. OMHPor fcBTAloS , Jive Hiftoria Hebrceorum ab Ho-<br />

MERO hebraicis nominibus ac fementiis conferipta in Odysfea &<br />

de, expojita iliuflrataque, ftudio et opera G. CROESII. Tom. I<br />

Dordr. 1704. in Svo. Tot op de uitgave van dit werk , is men<br />

in de vaste verbeelding geweest, dat de Ilias, welk bewon­<br />

derd digtftuk, volgens de aanmerking van LONGINUS en ande­<br />

ren, voor de Odysféa gefchreven is, de ziedende gramfchap<br />

van ACHILLES , zo noodlottig voor de Grieken, verhandelde,<br />

en in de gevallen van dien held een treffend bewijs verleende<br />

Van die waarheid in het IX. boek daar van uitgedrukt: dat<br />

namelijk een ieder, die door ene bijzondere begunftiging des<br />

Hemels werkzaam is, alleen van meerder waaide moet wor­<br />

den, dan een gants leger, en altoos de overwinning op zijns<br />

zijde heeft. Men dagt geen minder gegronde reden te heb.<br />

ben, om de Odysfea te befchouwen, als een verhaal der lot­<br />

gevallen van ULYSSES na het beleg van Troijen, welke in den<br />

perfoon van dien beroemden Griek, aantoonde, dat fchrander-<br />

heid en buigzaamheid van geest, gemakkelijker grote onderne­<br />

mingen tot een gelukkig eindperk geleiden, en op een veiliger<br />

wijze voor gevaren behoeden, dan opentlijk geweld in ftaat<br />

zoude zijn te doen. Maar hoe deerlijk doeg men hier, in ge­<br />

volge het denkbeeld van CROESE, den bal mis; want hij is in<br />

de waan, de belangrijke ontdekking gedaan te hebben, dat<br />

beide deze digtfhikken enkel een verhaal bevatten van de ge­<br />

wijde Gefchiedenis. De Odysfea, die hij wil dat de Iliade<br />

vooraf gegaan is, behelst het geen 't tijdvak waar in MOSES<br />

leefde, is voorafgegaan. De Ilias is de inneming van Je-<br />

riclio en de verovering van het beloofde Land. In de inlei­<br />

ding, welke bijna het derde gedeelte van 't boek uitmaakt,<br />

•wenst de Schrijver zig zeiven geluk van de nevelen- te heb­<br />

ben


CROESE. (GERARD)<br />

ben dQen verdwijnen, die HOMERUS aan ons gezïgt beroof­<br />

den, en dien Digter uit de duisternis te hebben getrokken<br />

waar in bij zulk een geruimen tijd hadt bedolven 'geregen,<br />

ïn het werk zelve, leert hij ons, bh 243, -dat Ithaka niets<br />

anders is dan MefopotmnU'n. De medgezellen van U-LYSSSS<br />

in de zilte wateren der zee verzwolgen, na dat ju?rtïR<br />

hun fchip door zijne blixesifchigten ve.brijzeld hadt, terwijl<br />

ÜLYSSES aan het gevaar «ntfnapt, is de gefclïiedenis der in­<br />

woners van Sodom en die van LOTH; ULVSSES in de grot bfl<br />

de Nijmf CALYPSO, en door haar tovergezang bedwelmd, ïs<br />

die zelvde LOTH toet zijne beide dogters. Dé veïfchijning<br />

van het Opperwezen aan ABRAHAM , en de Godinne MïNÈR-<br />

VA , die onder de gedaante van MENTOR uit den hemel daalt<br />

•om de opvoeding van TELEMACKUS te bellieren, is een 'en de-<br />

zelvde gebeurtenis. TELEMACHUS bij NESTOR landende, en<br />

dien Vorst door zijne kinderen en onderdanen omringd aan<br />

den oever der zee ontmoetende, bezig zijnde om ere offeran­<br />

de aan NEPTUIN te doen; wie ontwaart hier niet ten duidelijk-<br />

Hen in, de gefchiedenis van MELCHISEDEK, die ABRAÏÏAM t©<br />

gemoet treedt met vervêrfingen en offeranden? De Torgeft<br />

der bij 'die gelegenheid geflagte dieren, in den avondftond<br />

aan Rukken gemeden, en met befprosijingen van wijn ge»<br />

plengd, ten einde tot een foort van vernieuwde offerande<br />

te verffaekken, zijn niet anders dan de offerande van ABRA­<br />

HAM. En wie kan hier aan twijffclen? het Griel-Je woord<br />

Glosfa, dat ene Tong be ekent, en Ge:és dat Lachgen aanduidt;<br />

fchoon verfchillende van geflagt en uitgang, hebben egter eni­<br />

ge overeenkomst in het geluid der uit.praak; daar hu I2AS In<br />

het hebreeuws betekent, hij zal lachgen; drukken dus eigen»<br />

aartig de woerden, die HOMERUS aan MINEKVA doet zeggen;<br />

Offert tongen, het bevel uit, dat ASSAÏIAM vaii het Opperwe­<br />

zen ontving, om zijn zoon op den berg Morija te offeren;<br />

Deze ftalen zullen voldoen, om een denkbeeld van liet werk<br />

te'geven: ex ungue leone:i. Jammer is het intüsièn voor de<br />

liefhebbers van vergezo?te leenfpieukige zfofusllngen , fot<br />

E 4 m


CROESELS. (CYPRIANUS)<br />

het II. deel dezes werks, door de ontijdige dood van CROESE<br />

niet is in 't licht gekomen.<br />

3. ©erftaal ban 't bjonbcrlijche en 't fclbjame ïcbcn cnbe<br />

mirakelen ban bc alfergeluMigfic ïtaüfe ban $anta «aria/<br />

ban be cubje bcr ©;rchhccren/ schacht uit spasmen/ ge*<br />

trotitoeltjch tirjt bic tale obergefet/ enbe untgcgcbcn bocu GE-<br />

RARDOS CROESE, met een ©002- en jSaar-rcbcn am alle<br />

tyoome 3fngc5eteneti ban Speren. Simfï. 1677. in 4to. Dit<br />

werk heb ik nimmer gezien, en ben dus niet in ftaat, om-<br />

den Lezer iets van deszelvs inhoud of bedoeling mede te-de-<br />

len ; zeer waarfchijnlijk is het ingerigt, om de verregaande<br />

buitenfporigheden van het bijgeloof te gispen en ten toon te<br />

Rellen. G. STOLLII , Adnotationes ad HEUMANNI<br />

ConfpeSum, p. 594. PERIZOKIUS, Orig. Babylonic. C IX. p.<br />

207. Catal.Bibl. BUJJAV. T. L V. II. p. 1184. C SAXI, Qnom.<br />

liter. Pars V. p. 459. Bibl. Bremenf. Cl. II. fafc. II. p. 285.<br />

&c. Joum. des Savans, 1706. Edit. d'Amfi. p. 101-110.<br />

NtCERoN, Mem. des Hommes illuftr. Tom. VI. p. 247.-251.<br />

Tom. X. p 200. PAQUOT, Mem. litter. Tom. V. p. 283-288.<br />

SEWEL, Hifi. der Quakers. Voorred. SOERMAKS, Kerk. Register.<br />

bl. 22. WAC, Befchrijv. van Amfi. XI. St. bl. 328 , 329.<br />

CROESELS (CYPRIANUS), te Antwerpen in het jaar<br />

1569 geboren, begaf zig na het waarnemen van zijne eerfte<br />

letteroeffeningen, in de orden der Kapucijnen, en zijne be.<br />

kwaamheid deed hem tot de aanzienlijkfte ambten van dat<br />

genootfehap opklimmen. Hij was Provintiaal van de Flaamfe<br />

en Walfe gewesten en Kommisfaris Generaal van dat des rijn-<br />

ftrooms. In 1637 van Rome te rug kerende, alwaar hij een<br />

algemeen kapittel zijner orden hadt bijgewoond, ftierf hij te<br />

Genua in het klooster van de Onbevlekte Ontvangenis. GELE-<br />

mus noemt hem : Omni Scientiarum genere infignis. CROESELS<br />

heeft uitgegeven: Letliones parceneticce ad Regulam ST. FRAN-<br />

CISCI, iri-quibus non vulgaria ad formandos mores Religioforum,<br />

Qliarumve Spritualium perfonarum documenta fuggeriiutur. Colon.<br />

1625. tn 4«o. • GELEKIUS, de admir. magtv.t. Cokmce,<br />

F-


CROESER. (HENDRIK JAKOB) 7.5<br />

p. 526. AI.B. MnuEl, Scriptam Scec. XW. uk: e.d. p. 325.<br />

333. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 168. PAQUOT, Mem. litter.<br />

Tom. VIII. p. 93.<br />

CROESER (HENDRIK JAKOB), Hoogleraar in de Ge­<br />

nees-, Ontleed- en Kruidkunde te Groningen benevens Archia.<br />

ter van de provintie Stad en Lande, is geboren den 21 feptem-<br />

ber 1691 in de Graav. Zijn vader was JAKOB CROESER, be­<br />

roemd Heelmeester aldaar, en zijn moeder AI.LEGONDA OOME-<br />

LING. Na dat HENDRIK JAKOB het eerfte jeugdig onderwijs<br />

doorgeworfteld, en vrij wel in de gronden der latijnfe taal<br />

was onderwezen, wierdt hij door zijne ouders te Amfteldam<br />

bij een Chirurgijn befteld, om in de Heelkunde onderwezen<br />

te worden. Na enigen tijd hier verbeid te hebben, keerde hij<br />

te rug naar zijne vadcrftad, en bragt aldaar een halfjaar<br />

in ene apotheek door ; na verloop van welken tijd hij zig<br />

naar het Hogefchool van Leijden begaf, en aldaar het onder­<br />

wijs genoot in de Genees-, Heel-, Ontleed- en Kruidkunde,<br />

van de zig daar als toen bevindende beroemde Profesforen,<br />

J. DEKKER, B. S. ALBINUS, RAVIUS en voornaamelijk van den<br />

vermaarden HERM. BOERHAVE, die ene bijzondere genegen­<br />

heid voor den jongeling hadt opgevat, uit hoofde van des­<br />

zelvs ijver en betoonde vlijt in het horen van zijne lesfen.<br />

Vier jaren bleef hij te Leijden, alwaar hij op den 10 decem­<br />

ber 1716 tot Doktor wierdt bevorderd, en als toen naar huis<br />

keerde, alwaar hij een tijd lang de praktijk uitoeffende, ver­<br />

volgens zig te Amfteldam nederzette, daar hij zig verder in de<br />

Chirurgie oeffende, en tot een der ftads Doktoren wierdt aan-<br />

gefteld, levende aldaar in ene gemeenzame vriendfchapsveike­<br />

ring, met de beroemde Hr. Ruisen, BRONCKHORST, SEULI.YN<br />

en VERPOCRT. Kort hier na huwde hij met MARIA I.AFONTAINE,<br />

Weduwe van PIETER HEYBLOM, Predikaat te Loosdrecht. Het<br />

ging hem te Amjleidam ongemeen wel, hij genoot 'er ruime<br />

achting en vriendfehap, ha't veel praktijk, en men ftond in<br />

bedenking om hem den af, eleefden FR. Ruisen in zijne profes-<br />

ÜS van de ontleed- en kruidkunde, toe te voegen, toen hij<br />

E s . op


74 CROESER. (HENDRIK JAKOB)<br />

op 't onverwagtst door Curateuren van 's lands Hogefchool te<br />

Groningen, aldaar tot Profesfor in de Genees-, Hee!-, Ontleed:-<br />

en Kruidkunde wierdt beroepen ; dit viel voor ten jare 1724'<br />

en in de plaats van den overledenen MUYKENS; hij maakte<br />

den ioden oktober van dat zelvde jaar een aanvang met zijne<br />

lesfen, na het doen van ene plegtige redevoering: De Hominis<br />

primo mth In het volgende jaar wierdt bij door de Staten der<br />

provintie, tot Archiater pf 's Landfchaps Medicus aangeileld.<br />

Viermalen heeft hij het Rektoraat der Hogefchool bekleed,<br />

namelijk in de jaren 1727, 1734, 1741 en 1748; en ieder-<br />

maal het zelve ingevolge gewoonte, met ene plegtige redevoe­<br />

ring over belangrijke onderwerpen neder gelegd; namentlijkï<br />

De mutiio Mentis cum Corpore comntercio; de vario Senjuum<br />

cbjeüerum diverfitate affetlu pas/ivo; de Mort: inevitabili ex Hum<br />

non motu prqfluente; de organo Vijus; voorts heef: hij nog bij<br />

zekere andere gelegenheid ene redevoering gedaan: de m ;<br />

ra<br />

Sanguinis in Corpore humano matei ia. Hij ftierf den 13 januai<br />

1753 In<br />

d e n<br />

ouderdom van 62 jaren, en wierdt den 18 daar<br />

aan volgende in de Akademie-kerk begraven; ingevolge het<br />

getuigenis van den Hoogleraar DAN. GESDES, wierdt bij om<br />

zijne deugden, trouwhartigheid, konst, en vriendelijke ver­<br />

kering, door een ieder die hem gekend hadt, betreurd.<br />

Schoon zijn ruim uitgeftrekte praktijk hem niet toeliet veel<br />

hoeken te fchrijven, is 'er egter van hem in 't licht ene latijn-<br />

fe Verhandeling: De Thoracis vulncribus. 1716. in \to., als me­<br />

de zijne Intree - redevoering: de Hominis primo ortu; ook eoo<br />

Twistfchrift dat hij met den met iedereen twistenden Hoogleraar<br />

ANT. DRIESSEN, ten jare 1748 genoodzaakt wierdt in druk uit<br />

tc geven; voorts heeft hij ene Verhandeling in het Nederduits<br />

gefchreven ober het öjijhen en jinfien het 3£ong / in etr^t;cLoï<br />

rene ïlinöcren / ingerigt tegens een gefchrift over dat onder­<br />

werp van J. ROUKEMA , Chirurgijn te Leeuwarden. Ooit heeft<br />

hij de JDcrftanDcïmg ban het


CR.OESER. (HERMAN) 75<br />

CROESER (HERMAN) of KROESER, die men ook met<br />

den latiji fen naam CRUSERIUS geboekftaafd vindt, geboren te<br />

Kampen in het laatfte gedeelte van de XVde of het begin<br />

der XVlde eeuw, is niet onwaarfchijnlijk een zoon geweest<br />

van HENDRIK CROESER, weike Kerkmeester was van de St.<br />

Niklaas of Boven-Kerk te Kampen, in het jaar 1499, en als<br />

zodanig gemeld wordt bij LINDEBORN, Hifi. Episc. Daventr. p.<br />

267; en, in de Kerkelijke Oudheden van Deventer, II. D. bl.<br />

4. Ook is hij ten jare 1522 lid der Regering van genoemde<br />

ftad geweest.<br />

Zeer denkelijk ook was HERMAN , de vader of wel de<br />

oom van den volgenden. Hij was lid der Regering in het<br />

jaar 1552 en is geftorven den 23. februari) 1560; ingevolge<br />

het Regerings-Boek der ftad Kampen, op de Secretarije van het<br />

Raadhuis als nog in wezen; waar in agter zijn naam gefchre­<br />

ven ftaat: Expiravit hoe Ao. pofiera die Petri ad Cathedram. Con-<br />

ful pro tempore.<br />

CROESER was een goed Regtsgeleerde, en ijverig werkzaam<br />

in het nafporen der oude wetten van zijne vaderftad; ook<br />

heeft hij zig daar aan ongemeen verdienftig gemaakt, door<br />

ene Verzameling daar van uit de oude gefchrevene boeken ter<br />

Sscretarije berustende, zamen te ftellen en in een lighaam te<br />

brengen, waar van het oirfpronkelijke nog ten gemelden<br />

Raadhuize voor handen is. Dit ftuk wierdt ook door de Re­<br />

gering zo belangrijk gefchat, dat zij ingevolge Refolutie van<br />

den 20 feptember 1567, befloten : „ Dat men eerstdaags dat<br />

„ Nieuwe Stadboek der Stadrechten bij den Raads-Here Doktor<br />

„ HERMAN KRUSEP. ontworpen , voor de hand' fal neemen,<br />

„ om 't fe'.ve te vifiteeren, op dage en ftonden, fo well des<br />

„ namiddags als voormiddags, wanneer de Burgemeester in<br />

-., de tijd den Raad daar toe verboden fal hebben; en die<br />

„ Raadsperfoonen foo daar over tegenwoordig fitten werden,<br />

en die Secietarius, zullen telken reijfe dat fij bij een ko-<br />

men, een mengelen wijns genieten, die bij de Secietarius<br />

„ aangetekend fal worden; dan die abfenten zwllen niet heb-<br />

ii be;]."<br />

Het


7


CROESER. (HERMAN)<br />

"Hij Was ervaren in de regtsgeleerdheid, geneeskunde,<br />

griekfe taal enz. Hij is eerst Raad geweest van KAREL VAN ,<br />

EGMOND, Hertog van Gelder; daar na van WILLEM, Hertog,<br />

van Kleve en Gulik, ook Hertog van Gelder. Hij heeft der,-<br />

geleerde wereld groten dienst gedaan, door verfcheidene voor-<br />

treflijke overzettingen van vele werken van GALENUS en van,<br />

FLUTARCIIUS, door bevoegde Konstregters ver den voorrang<br />

gegeven boven die van XYLANDER, ZO ten opzigt der nauw­<br />

keurigheid en getrouwheid, als der fierlijkheid.<br />

Meermalen is CROESER,. door den Hertog van Kleef, als Af­<br />

gezant aan den Koning van Frankrijk gezonden. Hij is ge-<br />

Rorven en begraven te Koningsberg in Pruisfen, in het laatst<br />

des jaars 1573, zijnde derwaart gereisd in gezelfchap der<br />

Princes MARIA ELEONORA van Kleef, welke trouwde met<br />

ALEERT FREDERIK van Brandenburg, Hertog van Pruisfen..<br />

CROESER heeft ene dogter gehadt, welke, ongelukkig, door.<br />

een razenden is omgcbragf. Zijn dood wierdt door verfchei­<br />

dene Digters van zijne vrienden in hunne zangen betreurd;<br />

een derzelver drukte dus zijne fmerte in dit volgende punt-:<br />

digt uit, hem teffens den welverdienden lof toezwaijende.<br />

Ergo Borusflacis CRUSERIUS hospes in arvis<br />

Extremo claufit triftia fata die?<br />

Qtii,fi quisquam alius, mortali lege crcatus,<br />

Vivere dignus erat; vivere dignus erat.<br />

Attica mutaret melius qui verba Latinis,<br />

Haud fcio num tulerint fecula noflra virum.<br />

X>onavit latio non paucula fcripti Galeni,<br />

Hippocrati veram tradidit atque facem.<br />

Et qua; Charoneus monumenta reliquerat autlor,<br />

Parte fui numeris reddidit Aufoniis.<br />

O utinam vitte durasfent ftamina, donec<br />

Lima foret fcriptis addita fumma bonis!<br />

Multa etenim pasfim, media vix parte parata,<br />

Nullius ingenio perficienda jacent.<br />

Eff gies Veneris fic imperfecla remanft,<br />

Ouam mird Cous tinxerut arte fcnex.<br />

• Dat


78 CROESER. (HERMAN')<br />

Dat CROESER een geleerd man is geweest, die een alge­<br />

mene kundigheid bezat, blijkt door het hier boven aangevoer-<br />

de, als mede door de weiken die hij heeft in 't licht gege-<br />

ven, waar van wij hier de lijst laten volgen.<br />

1. CLAUDII GALENI, de Puljïbus libellus ad Tyrones, HER-<br />

ÏÏANNO CRUSERIO, Campenfi, interprete. De Pul/mm dijferem<br />

tiis, libri IV. De dignojcendis Puljïbus, libri IV. De caujis<br />

Puljuum , libri IV. De Prcejagitione ex Puljibus, libri IV.<br />

Paris. 1532. in folio. Ir. in de uitgave van GALENUS te Ba­<br />

zel bij FROSEN in 156!. in folio; en inde volgenden te Venstien<br />

bij de gebroeders GuiNTés gedrukt, in 1563-16:5 in VIII delen<br />

in folio. It. iö den fratjen druk der werken van HIPPOCRATES en<br />

GALENUS, uitgegeven door RENATUS CHARTIER enz. in XIII<br />

delen in folio. Ook dient men te weten, dat de uitgaven van<br />

CROESER, uitgezonderd den eerften druk, verbeterd zijn door<br />

A. GADALDINI, Geneesheer te Modena.<br />

2. PLUTARCHI, Vitce ac Moralia. Baf 1584. in folio. It.<br />

Ibid. 1573. in folio. It. Lugduru 1563. III. Vol. in ïimo., al­<br />

le dezen bevatten flegts de latijnfe overzetting van CROE­<br />

SER, zonder den griekfen text. In 't grieks en latijn. Fran-<br />

tof. 1599. II. Vol. in folio; waar van het Ifte Deel, de Levens<br />

van PLUTARCHUS bevat, door CROESER vertaald; benévens zijne<br />

eigen aantekeningen, die van XYLANDER, en die van HENDRIK<br />

STEPHANUS; in het llde Deel wordt niets van CROESER gevon­<br />

den. Sommigen verkiezen zijne overzettingen boven die van<br />

XYLANDER; anderen willen, dat CROESER niet nauwkeurig<br />

zijne Schrijvers gevolgd heeft, en dat hij geene voldoende<br />

kunde in de griekfe taal bezat. Men vindt 'er ook, die hem<br />

laken, van zonder noodzaak ene verfchikking in de plaatzing-<br />

orde der levens van PLUTARCHUS gemaakt te hebben.<br />

3. Cammsntarius ia HirrocRATis, lib. I. £? III. de Morbis<br />

vulgaribils: item in lib. de falubri Diata. Bafil. 1570. in i2mo.<br />

4. Orationss politica Dinarchi, LesbonaEtis, Lycurgi, Herodis,<br />

Demadis, Gracè ÉP Latine: interpretibus GUILIELMO CANTERO,<br />

M. B. ISCHANO, JOANNE LONICERO , & HERM. CRUSERIO ; e-<br />

ditte. cura Jo. GRUTERI, Hanovie, typis WECHELIANIS , 1619.<br />

in


CROESINK. 75<br />

i n gvfl. i THUANI, /fi/ï. Lib. LIX. p. ÏOQ. A. MIRJEI,<br />

£/cg. £e/g. p. 119, 120. M . ADAMI, Fit. Med. p. 87. VAL,<br />

AKER., Bibl. Belg. p. 379, 380. ]. F. FOPPENS, RiR fie/g. p.<br />

472, 473. FREHERI , Theatr. p. 1286. MERKLINI, Linden,<br />

p. 408. HUET, Ciar. Interpr. p. 231. PONTAN. ad SENEC #Vr,<br />

Fur. vs. 248. BROS., kj?ia/. Cliv. Tom. III. p. 53. C. SAXI,<br />

Onow. /iief, Pars III. pag. 306. BAILLET, Jug. des Scavans,<br />

Tom. II. P. III. p- 402. PAQUOT, Mem. litter, Tom. VII. p.<br />

352» 353- SLIGTENHORST, Gelderf. Gefchied. bl. 530. Oudh.<br />

van Deventer. IL D. bl. 35- 5°. S5i6(ietfl«f *« fcyöntrt 2Bif)«<br />

fmfd). LX. 85


ÓO CROESINK.<br />

aan LODF.WYK QuA'RRë, Ridder te Mechelen-, die bij haar ver­<br />

wekte MAXIMILIAAN QuARRé, welke huwde aan MARIA 'T<br />

SERRAARTS uit welk huwelijk ene dogter voortkwam, MAR-<br />

GARETA genaamd, die eerst trouwde met FRANS VANOYÈNBRUG-<br />

GE te Mechelen, na diens dode met JOHAN MOSAART , en voor<br />

de derdemaal met JANPIPENPOY, -Ridder te Brusfel, en einde-<br />

lijk na deze zijne aflijvigheid, met KAREL SrcoiGNE; bij deij<br />

eerften man hadt zij onder anderen gewonnen ENGELBERT<br />

VAN OYENBRÜGGE, eertijds Kommis van de finantien te Brusfel,<br />

doch die om de troubies naar Holland week, en. ten jare i5ir<br />

in den ouderdom.van 77 jaren ftierf, na getrouwd te zijn ge­<br />

weest met ANNA VAN DER DORPE, en vervolgens met MA-<br />

RIA VAN CATS , uit Zeeland. 5. URSULA CROESINK trouwde aan<br />

HENDRIK SCHAAF, Ridder te Brusfel, doch is niet lang daar<br />

na nog voor haar vader, ten jare 1491 overleden.<br />

- KORNELIS CROESINK, zoon van JAKOB CROESINK en van<br />

MARIA VAN DER DOES, wierdt ten jare 1480 te Dordrecht door<br />

Kening MAXIMILIAAN, tot Ridder geflagen. Hij was Heer van<br />

Benthuijfen', Ambagtshcer van Zoetemeer en Lt. Houtvester van<br />

Holland, ingevolge kommisfie daar van voor handen zijnde<br />

van den 21 feptember 1477. Zijn eerfte vrouwe was MARIA<br />

VAN MONTFOORT , dogter van PAULUS VAN MONTFOORT te'<br />

Leijden, weduwe van PIETER VAN S WIETEN; voor de tweede­<br />

maal trad hij in den egt met HILLEGONDA VAN ALKEMADE, ge-<br />

zeit VAN DEN WOUDE, dogter van JAN VAN DEN WOUDE en<br />

van ELIZABETH UYTTENHAGE ; hij wierdt • begraven bij de<br />

Predikheren in 's Hage , in ene kapeLIe door hem zeiven<br />

geftigt. Bij de eerfte vrouwe hadt hij verwekt JAKOB CROE-<br />

SINK die volgt; en bij de tweede, 1. FRANS CROESINK, die<br />

ten jare 1527 Bailjuw van Poortvliet was en ongehuwd is<br />

geftorven; 2. ELIZABETH CROESINK, gehuwd geweest aan<br />

ROELOF VAN DAALEM, of anders VAN DONGEN, Ridder; is<br />

Zonder kinderen geftorven.<br />

JAKOB CROESINK, Heer van Benthuijfen en Zoetemeer, een<br />

zoon van KORNELIS CROESIKK en MARIA VAN MONTFOORT,<br />

heeft ten vrouwe gehadt SANDRINA VAN CRUININCEN, Bas­<br />

taard


CROISSANT. (JAN) 81<br />

taard dogter van JOHAN Heer van Cruiningen en van Heen.<br />

vliet, bij wie hij twee kinderen heeft geteeld, i. HENDRIK<br />

CROESINK die volgt. 2. AGNES CROESINK, die ten jare 1548<br />

huwde met OTTO VAN EGMOND, Heer van Kehenburg, zoon<br />

van ADRIAAN VAN EGMOND van Mereftein, en van HENRICA<br />

HEERMAN van Oestgeest. Hij was door Koning FILIPS ren<br />

Xare 1555 tot Ridder geflagen, vervolgens wierdt hij Re-<br />

gistermeester van Holland, en ftierf in het jaar 1585, ver­<br />

fcheidene kinderen nalatende.<br />

HENDRIK CROESINK , Heer van Benthuifen en Zoetemeer,<br />

zoon van JAKOB CROESINK en van SANDRINA VAN CRUININ­<br />

GEN, was ten jare 1570 lid der Staten vei gadering van Hol­<br />

land, en is getrouwd geweest met ANNA BOURBONNOIS, dog­<br />

ter van FILIP BOURBONNOIS, van Mechelen en van JAKOBA<br />

VAN TEILINGEN, bij wie hij twee kinderen heeft verwekt;<br />

namentlijk : I. JAKOB CROESINK die volgt. 2. SANDRINA<br />

CROESINK, vrouw van Benthuifen en Zoetermeer, na dode van<br />

haar broeder; zij was getrouwd aan GERRIT VAN WYNGAAR-<br />

DEN, Prefident van den Hove van Holland, zoon van HEN­<br />

DRIK OEM VAN WYNGAARDEN , en van ERMGARD SPRUYT VAN<br />

KRIEKENBEEK ; zij hebben te zamen een zoon en drie dogters<br />

geteeld; zij ftierf ten jare 1594) en hij in 1598.<br />

JAKOB CROESINK, Heer van Benthuifen en Zoetermeer, zoon<br />

van HENDRIK CROESINK en van ANNA BOURBONNOIS, ftierf on­<br />

gehuwd , en was het laatfte mannelijk oir van dit geflagt.<br />

Omtrent dezen tijd, namelijk in 1572, leefde nog ene N .<br />

CROESINK, Nonne in het klooster ter Lee, die vervolgens haren<br />

geestelijken ftand verliet, en gehuwd is geweest aan JAN B.<br />

VAN DUIVENVOORDE. ••• •• S. v. LEEUWEN, Batavia itiuflr.<br />

bl. 925-928.<br />

CROISSANT (JAN), geboren te Brusfel, wierdt Domini-<br />

kaner Monnik in het klooster van genoemde ftad. Zedert<br />

was hij Lezer in de godgeleerdheid in dat zelvde huis, en<br />

hij ftierf 'er den 13 november 1651. Men heeft van hein<br />

in druk: Abregè de la Vie £ƒ «V Miracles des Bil. AMEROISE<br />

VIII. D E Z L. F DE


82 CROIX. (ADRIAAN DE LA) CROIX. (FRANS DE LA)<br />

DE Snöfis, 6? JACQUËS DE VEKISE, de fordrt- des FF. Precheurs.<br />

Brv.x. 1623. in lïmo. DE JONGHE, Belgium Dmninican.<br />

!* I4K EölURD» Scriptores Ord. Prcedic, Tom. II. p. 566. PAc-r,<br />

Mem. litter, Tom. VII. p. 72.<br />

CROIX (ADRIAAN DE LA), geboren te Saim-Pol in ^<br />

lw, beeft te LCMWZ in de wijsgeer te en godgeleerdheid gëfhi-<br />

deerd, wierdt Monnik in het Jakobijnen klooster te Arras, ea<br />

wijdde" zig ten euemalen toe tot den predikdienst, dien met<br />

vee! ijver hebbende waargenomen tot aan zijn dood toe, wel­<br />

ke voorviel den 21 januarij 1634. Daar is niets anders van<br />

hem té *t licht; dan : Oratio panegyrka in laudem S. THOMJE DE<br />

Aomrjo. Arras 1614. in j^to. • ECHARD, Scriptor. Ord.<br />

P/me. Tom. II. p. 478. 'PAQUOT, Mem. Utiir. Tom. XVI,<br />

> 28?..<br />

CROIX (FRANS DS LA), geboren te Valenclermts in het<br />

jaar 1582, begaf zig tot het genootfchap der Jefuiten, en<br />

wierdt in die orden gewijdt in 1600- Gedurende zes jaren<br />

gaf hij onderwijs in de beneden klasfen van het kcllegie;<br />

vervolgens bragt hij drie jaren door met Iesfen te geven te<br />

Douai in de wijsgesrte; gaf zig vervolgens aan den predik­<br />

dienst over, en klom op tot verfcheidene bedieningen * r<br />

die<br />

hij gedurende het tijdvak van 28 jaren met allen ijver waar­<br />

nam. Langen tijd was hij Opperfte van de Proevelingen te<br />

Doornik, vervolgens Rektor te Vaïenciennes, toen te Douai en<br />

eindelijk Provintiaal van zijne orden. Ene beroerte rukte<br />

hem den ir augustus 1644 te Doornik uit het leven, in den<br />

oudérdom van 62 jaren. Hij heeft in druk uitgegeven: Hortu-<br />

lus Marianus, five Praxes varia colendi beatisfimam Virginem<br />

MAS TAM. Doüai 1622. in 121110. naderhand veelmalen her­<br />

drukt, en mede in 't Spaans, Italiaans, Fran.-ch en andere<br />

talen meer, overgezet. 2. Relation de la Cochinchine, traduite<br />

de ïltalien du P. CHRISTGF-HE BORRÏ de la Compagnie de JESUS.<br />

Lil'e 1631. in 12512». J. F. FOITENS, Bibl. Belg. p. 291.<br />

PAQuof, Étem. litter. Tom. IX. p. 315-317.<br />

CR OM-


CROMB&ep. CROMBEEK. CROMME. 8a<br />

CROMBACH (HERMAN), is geboren te Keulen ten jare<br />

1598 ; en begaf zig 17 .jaren oud zijnde onJjr hst ge- •<br />

jrootfchap der Jefuiten ; oeiTende zig voorts in verfcheidene<br />

wetenfehappen, en wierdt met allen roem tot Doktor inde<br />

theologie bevorderd. Niet alleen-wierdt hij voor ervaren ge­<br />

houden in de kennis der godgeleerdheid, maar was daar te<br />

boven ook een kundig Gefchiedfchrijver, en grondig onder­<br />

legd in de oudheden van zijn vaderland. Hij ftierf omftrceks<br />

'het jaar 1676, en heeft in 't licht gegeven : 1. Primitice Gen-<br />

iium, five Hiftoria SS. trium Regum Magorum Luangelicor. 11.<br />

II. Vol. Col. 1654. infilio. 2. S. UKSII.A Vindicata, Jeu v.'.a.<br />

ï§ Martyrium SS. Urfulce èf fociaruin XL.'mille Virginum. TL.<br />

Vel. Colon. 5647. in folio, cui acce.fit additie 1669.'3. Idea veri<br />

pM Sacerdotis, five vita JACOBI MKRLOHORSTII, Pasiojris B. M-.<br />

V. in pasculo , in o'inione fanüitatis diftmOi, Co'01:. 1661. in<br />

%zmo. 4. Vita S. GERARDI, Ib. 1652. in i-2mo. —— J. F.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 473.<br />

CROMBEEK (JAN VAN), is ten jare 1563 te. Dou.v. gebo­<br />

ren, en volbragt i:i die ftad zijne letteroefrcningsn; waar na<br />

hij in 1582 zig in het genootfehap der Jefuiten begaf, en zig<br />

in 1399. ten nauwften ctoqr het doen der vier !golofR>n-aan die<br />

orden verbondt. Hij heeft- verfcheidene posten bckicji , ook<br />

gedurende enigen tijd het piedikambt waargenomen. Hij<br />

ftierf te St. Omer den 2 oktober 1626, na 'er gedurende elf<br />

jaren het koliegie der Jefuiten a's Rekt-u ts hebben beftierd.<br />

Men heeft van CROMREEK in druk: De fiudio Perfed.iov.is, lii.<br />

II. Amfi. 1613. in 4(0. 2. Afcerfus MOYSIS inmoitem, lm eji,<br />

traBatw de Oratione, tribus viis dist'nJus, purgativaj iUuminuii-<br />

ya £? unitiva. Audom. 1618. in i2mo. FE. SW-ERTU,<br />

Athen. Belg. p. 415, 416, VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 488.<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIV. p. 349—351*<br />

CROMHOUT, zie KROMHOUT.<br />

CROMME (EILARD), die men ook CROENE en KROENER<br />

vindt genoemt, Burgemeester te Kampen; ftigtte ten jare<br />

F 2 1518.


CROMMIUS. (ADRIAAN)<br />

3538» uit zijne eigene beurs, binnen genoemde Rad op den<br />

Belt, een nieuw Pesthuis ter ére van den bergKalvariën, waar<br />

van het de naam van den Belt ontleende, en begiftigde het<br />

ielve tevens met zo vele inkomften, als tot onderhouding<br />

daar van werden vereist. WEYME VAN DER STRAATEN wedu­<br />

we van JAKOB VAN DES STRAATEN, ene zuster van EILARD.<br />

CRÖMME, benevens hare dogter GEERTKUID VAN DER STRAA­<br />

TEN hsfpraken op den den 3 februarij 1550 nog aan dit huis.<br />

20 halve Goudguldens jaarüjkfo renten, gaande uit zekere ou-'<br />

de Panden in het kerfpel van Blankenham gelegen, waar van<br />

de trigir.ele giftbiief nog wordt gevonden in het Recognitie-<br />

boek W. ter Secietarije van de ftad Kampen berustende. Dit<br />

huis is zedert korte jaren geheel vertimmerd, en tot eea<br />

Ziekenhuis aangelegd; ook worden in eender vertrekken daar<br />

Van door den Lector Clrir. £? Anat. lesfen in de ontleed-, heet-<br />

en vroedkunde gegeven ten diende van de Chiruïgijrs-gezellen<br />

en Vroedvrouwen. De tuin daar aan palende, Riekt ten ge*<br />

bruike van den Leiïor Botanices tot een Artzenij-kruidhof.<br />

Teg. Staat van Qverijsfel. III. D. bl. 333, 334. enz.<br />

Medeg. Berigtett.<br />

CROMMIUS (ADRIAAN) , omtrent het jaar 1590 te<br />

Oirfchot een aanzienlijk dorp, drie uien van 's Hertogenbosch<br />

gelegen, geboren. Hij volvoerde zijne eerfte letterceffeningen<br />

in het koltegie der Jefuiten te Antwerpen, en zijnen wijsgeri-<br />

gen loop bij de broeders van het zelvde genootfehap in het<br />

kollegie van AncHn te Douai; waar na hij ten jare 1609 een<br />

lid van hunne orden wierdt. Drie jaren onderwijs in de wijs-<br />

geerte gegeven hebbende, wierdt hij ten jare 1619 tot Profes-<br />

for in de godgeleerdheid te Leuven aangefteld, in de plaats<br />

van KORN. d LAPIDE , die zig door zijne fchriften een naam<br />

heeft verworven; teffens gaf hij lesfen in de hebreeuwfe taal,<br />

die hij meesterlijk verftond. Ene onverwagte beroerte, rukte<br />

hem den n meij 1651 uit dit leven in den ouderdom van<br />

ruim 60 jaren, den roem nalatende, van een deugdzaam en<br />

Rigtelijk leven te hebben geleid, en ervaren geweest te zijn<br />

in


CRONENBURG. Zs<br />

in het uitleggen der Bijbelboeken-; 't welk ook zijne ititgege-<br />

ven fchriften getuigen, welke zijn: i» CL Pfalmi Davidici,<br />

compendiofa Paraphrafi ad litterce feriem expofai, £? fenfit myjti-<br />

co üluflrati &c. Lovan. 1628. in 4». 2. Titefes facrse in Qt-<br />

tief. Ib. 1629. in 4ts. 3. The/es facra; in Exodum, Levitkum,<br />

JiTumeros , Deuteronomium, Jive de Republica fudaica. Lovan.<br />

1630. in 4*0. 4» Thefes facra: in Jofue, Judfces, Ruth, li*<br />

Iros quatuor Regim , duos Paralipomenon. Loran. 1631. in<br />

4fo.. 5. Thefes facrx in Jobi hifiorhm, £P Wrat* Tobiie, Ju-<br />

dith, Efter, Esdrce, & Nehemie. Lovan. 1Ö32. in 4W. 6.<br />

•San&isfima IV Euangdia, hijlorico ordine, ComordUe in modum<br />

digefta. Loran. 1633. in 4*». 7. Traité politiqus de la Primau-<br />

té de Si. PIERSE ou des prerogatives du St. fiege, Anvers-, 1634.<br />

Dit werkje tegens JAKOB TRIGLAND, Profesfor te Leijden in-<br />

gerigt, kwam uit onder den verdigtcn naam van CAÉIMJB,<br />

DOORMAN, en is ten zei ren jare ook in t nederduits gedrukt.<br />

»-i PAOUOT, Menu litter. Tom. X. p. 441--'244.<br />

CRONENBURG, Is dc naam dien oudtijds een zeer aan­<br />

zienlijk geflagt in Holland en het ftigt van ÜMcht voerde, en<br />

't welk een begin nam ten tijde' van WILLEM DEN IV. Grav$<br />

van Holland-, welke ten jare 1345 in den öag bij Stavoren door<br />

de Friefen wierdt doodgeflagen •; zijnde de eerfie Heer VAtï<br />

CRONLNUURG , mede WILLEM genaamd, geweest een natuurfij»<br />

ke zoon van genoemden Grave, die hem met de beerlijkhsitl<br />

Cronenburg befchonk, alzo dezelve wegens den begane!}<br />

moord van Graav FLORIS DEN V. verbeurd verklaard was»<br />

Het flot om dien moord ten gronde toe daor de Utrechtenaars<br />

verwoest zijnde, uit haat tegen GESARB VAN VELZES^ d«ed$<br />

WILLEM VAN CRONENBURG aldaar een nieuw huis bouwen ><br />

rondsom met dikke muren en flerke 60rent voorzisn; doch<br />

piet op dc zelvde plaats, maar enige vekten wegs daar vsflt<br />

daan, dus dit zijn huis als een nieuw Crmnbvrg moet wor»<br />

den aangemerkt, waar van zijne nakomeiingfehap den naam<br />

gevoerd hebben; hij is getrouwd geweest aan ene degter va»<br />

Heer JAN VAN POIANEN van der Lekke, die nog ten jare 1374<br />

r 3 tosf-


:<br />

86 CRONENBURG. (ADRIAAN VAN)<br />

leefde. De vermaarde Gefchiedfchrijver FROISSARD getuigt ïrj<br />

zijn laatfte Beek Kap, 76 eti 77 van dezen WILLEM, dat hij,<br />

benevens DANIËL VAN DER MERWEDE, de voornaamfte aanra­<br />

der was, die Hertog ALSREGT VAN BEYEREN deedt belluiten,<br />

de Friejen te beoorlogen, 't welk ook ten jare 1396 gefehied-<br />


CRONENBURG. (ANNA, VAN) (BERNARD) 3/<br />

CRONENBURG (ANNA VAN), éne dogter van JAKOB<br />

VAN CRONENBURG die volgt, en BAUK VAN ADELEN , werdt<br />

geboren op het huis Nieuw Cronenburg in Friesland ten jare<br />

1552. Haar eerfte man was JAN CRAAN , van Keiden her-<br />

komftig, die zonder kinderen bij haar verwekt te hebben is<br />

overleden; voor de tweedemaal tradt zij in den egt, met<br />

JELLE SYBES VAN WYTHAMA , een deugdzaam , verftandig<br />

man en opregt vaderlander, die in de gevaarlijks beroer­<br />

ten , voor godsdienst en vrijheid , zijn goed en bloed veil<br />

hadde. In 1579 was hij Burgemeester van Leeuwarden, en<br />

Gedeputeerde Staat; en wierdt benevens Dr. BAERTE ID-<br />

ZAERDA , en mede Gedeputeerde Staat, naar Utreclit gecom­<br />

mitteerd , om de ratificatie der gellotene nadere Unie wegens<br />

Fiiesland te bevestigen. In 1582 werdt hij, met zijn neef<br />

DouWE SIXMA , gecommitteerd van wegens het kwartter der<br />

Steden, om met die der Landen maatregelen te beramen<br />

tot onderlinge befcherming, en het innemen der Kastelen en<br />

Blokhuizen in Friesland, 't welk OQk. gelukkig volvoer4<br />

wierdt. — — FERWERDA, ut fupra,<br />

CRONENBURG (BERNARD DESSENIUS VAN) , ïs ge.<br />

boren te Amfteldam in bet jaar 1510. Na de fraije lettere»<br />

met ongemene vlijt beoeffend te hebben, bezogt hij ver­<br />

fcheidene Hogefcholen, en hoorde 'er de lesfen genoegzaam<br />

over alle de wetenfehappen. Zig vervolgens tot de ge-<br />

neeskonst bepaald hebbende, trok hij naar Leuven om in dg<br />

beginzelen daar van door KAREL GOOSSENS en JAN HEEMS<br />

JD'ARMENTIERES onderwezen te worden. Jn 1538 reisde hij.<br />

paar Italie'n, alwaar hij zijne ftudien te Mogae voortzette,<br />

onder opzigt van MATTHEUS CURTHJS , en inzondeïheid vaia<br />

HALIDJEUS VAN PADUA , wiens gezag. zodanigen indiuk ©p<br />

hem maakte, dat hij zedert altoos de leerwijze van dezen<br />

Hoogleraar volgde. Ook ging hij Rome bezoeken ,• en maak­<br />

te 'er kennis met den geleerden GVSBERT HORSTKJS, I In de<br />

Nederlanden te rug gekeerd mgt de waardigheid van ©cktsrr.<br />

GciTcnde hij op dtze en gene. plaats in HoUsnd dc praktijk,<br />

t 4 ^"tk


88 CRONENBURG. (BERNARD DESSENIUS VAN)<br />

doch werdt kort hier na te Groningen beroepen , om 'er<br />

opentlijk de geneeskunde te leraren , *t welk hij met lof ge.'<br />

durende agt of negen jaren volvoerde ; toen JAN ECIITILS<br />

Profesfor te Keulen hem naar die ftad wist te lokken, daar<br />

CRONENBURG zo gelukkig in zijne eerfte genezingen flaagde,<br />

dat hij v/el dra in het Collegium Mtdicum als lid weidt aangeno­<br />

men , en de Regering hem een ordentelijke jaarwedde toeleide.<br />

Hij hadt het geluk dat zijne praktijk voorfpoedig bleef voort­<br />

duren , en dat zijn roem en achting door de fchriften die hij in<br />

't licht gaf aangroeide. Hij ftierf in deze ftad in 1574, grote-<br />

Ixjks betreurd, in den ouderdom van 63 jaren en wierdt in de<br />

Laurentius-kerk begraven. CRONENBURG was een rondelijk,<br />

opregt man, een vijand van de Hoven daar hij gelegenheid<br />

heeft gehadt om vcorde'ig geplaatst te worden; ook was bij<br />

gehard tegens de nukken van bet fortuin. Voorts was hij on­<br />

gemeen werkzaam , en ftudeerde naarftig zelvs tot in zijn<br />

klimmende jaren, betuigende met SOCRATES: „ dat het beter<br />

„ is laat te leren, dan in 't geheel niet." MATTHIOLUS in<br />

zijne Epiftolce Medicinales roemt grotelijks zijne geleerdheid.<br />

Hij maakte ene bijzondere ftudie van de Kruid- en Artsenijkun­<br />

de. Men heeft van hem in 't licht:<br />

I. De compofitione Medicamentorum, hodierno xvo, apud P<br />

macopolas pasfim exjlantium : fcf ««" artificio eadem retlé po<br />

qitema; cum Siwplicium atque Aromatum, quibus conjïflunt, Exp<br />

fitionibus, ac plerorumque omnium dele3.it, Libri X. Non Med<br />

£f Pliarmacopceis tantum, fed omnibus infuper rerum cogno<br />

rum jludiojis utilisfmi, pariter ac necefarii, ubi Jingula ad ipfis-<br />

fimam veritatem expenduntur, plurimi errores aperiuntur, & c<br />

troverfue frequentes conciliantur. Franco/. 1555. in /olio. I<br />

Lugd. 1556. Opgedragen aan ADOLF VAN SCHOUWENBURG,<br />

Keurvorst van Keulen. CRONENBURG, getrouw aan de leer-<br />

Hellingen van GALENUS, maakte altoos gebruik in zijne prak­<br />

tijk van de eenvoudigfte geneesmiddelen, en wilde die onbe-<br />

fchadigd en versch hebben, overtuigd dat de middelen die<br />

verouderd zijn, veel van hare kragt hebben verloren. Hij<br />

begeerde dat de Geneesheer fojntijds tegenswoordig moest zijn<br />

bij


CRONENBURG. (JAKOB VAN) 89<br />

bij derzelver bereiding, en zig door zijn eigen ogen onder-<br />

rigten. De Drogist moest bij hem geen enkel aanlchouwer*<br />

zijn , maar een handelaar die kundig was, en in ftaa f<br />

om<br />

over de deugd van de waren te oirdelen, die hij vérkogt.<br />

„ Daar zijn," zeide hij, „ een menigte ingrediënten, die<br />

„ men niet alleen moet befchouwen, maar daar te boven<br />

„ ruiken en proeven; die welke de geneesmiddelen niet an-<br />

„ ders dan door de boeken kent, loopt gevaar om veelvul-<br />

„ dige flaters te maken."<br />

2. DePefie, Commentarius veré aweus; in qua caufce, figna %<br />

prefagia, cum univerjalia, turn particularia, Peflilentis contagii<br />

dilucidé explicantur; deinde ejusdem pwefervatio ac curatio fummn<br />

fide ita docentur, ut a nemine haüenus fimili ratione & methoda<br />

tradita habeantur. Colon. 1564. in ito.<br />

3. Epiflola ad PETRUM AKDREAM MATTHIOLUM, in de Epijïê-<br />

lee Medicinale: van dezen Hoogleraar. Lugd. 1564. in i2mo.<br />

pag. 236.<br />

4. Defenfo Medicina veteris £? rationali: adverfus GEORGIUM<br />

OPH.EDRONEM, É? unherjas feüas Paracelficas. Item Purgantium<br />

medicamentorum fcf Pilularum in minori pondere particulari: divifit*<br />

Colon. 1573- in 4».<br />

5. Ook is bij deelgenoot geweest, in het famenftelïen der<br />

Pharmacopceia, feu Dispenfatorium Colonienfe. Colon. 1G27. in folio.<br />

, MELCH. ADAM, Vita Cerman. Medicor., edit. 1706. p.<br />

07, 98. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIII. p. 122--120.<br />

CRONENBURG (JAKOB VAN) , zoon van GERRIT VA»<br />

CRONENBURG en AAF VAN TEYLINGEN, hadt in zijn jeugd de<br />

medicijnen beoefFend en was daar zeer ervaren in geworden.<br />

Om zijn fortuin te verbeteren hadt hij zig van Schagen alwaar<br />

zijn vader woonde naar Friesland begeven, alwaar hij op den<br />

6 april 1544 voor de eer-ftemaal huwde met ANNA VAN WY-<br />

THEMA, die zonder kinderen ftierf; den 13 november 1546<br />

hertrouwde hij met BAUK VAN ADELEN, nigt van de overle­<br />

dene. Te Pietersbierum, een dorp niet verre van Haringen»<br />

liet hij een fehoon en fterk huis timmeren, dat hij Nieuw Cra><br />

F S wn-


po CRONENBURG. (JAKOB VAN ADELEN VAN)<br />

tienburg in Friesland noemde, en dat heden nog dien naam<br />

draagt. Men vindt van hem getuigd, dat hij een man was van<br />

t&l zeer vroomen endeugdzamen levenswandel, van een ieder<br />

bemind die met hem verkeerde, en zelvs bij de voornaamften<br />

van den Lande in groot aanzien. Onder anderen Rondt hi^<br />

in hoge achting bij GASPAR DE ROBLES Heer van BUI ij, Stad-<br />

hou Ier van Friesland, als mede bij den Abt van Lidlum. Ai-<br />

kn-ampfpoedigbt was zijn einde, want hem trof het ongeluk<br />

cp den 15 jumj 1572, dat hij op een wagen zittende tusfen<br />

Anm en Harlingen, door losbandige Walfe Soldaten wierdt<br />

doodgefchoten. ROBLES met wien hij nog den zelvden dag ge-<br />

fpijsd hadt, wierdt woedende van gramfchap op het horen van<br />

deze treurige tijding; hij fteeg terffond met de zijnen te paard<br />

om den moordenaar te agterhaicn en te vangen, het welk hem<br />

ook gelukte, brengende den booswigt we! gekneveld te Har­<br />

lingen, die kort daarop voorden kop werdt gefchoten, enCüo.<br />

KENBÜRG met ongemenen ftoet te Harlingen in de grote kerk<br />

begraven. Zijne weduwe bij wie hij 12 kinderen hadt ver­<br />

wekt, ftierf den 26 april 1603, na 74 jaren bereikt te heb.<br />

ben. FERWERDA, Stam-, Geflagt- en Wapent. II. Deei.<br />

• CRONENBURG (JAKOB VAN ADELEN VAN), een klein-<br />

zoon van den vorigen JAKOB, en zoon van KLAAS VAN Cp.o-<br />

MEKBLRG en MARIA VAN WYTIJAMA, werdt geboren den 20<br />

maart 1392 op het huis te Adelen, waarop hij zijn leven lang<br />

gedurende gewoond heeft. Ten jare 1634 was hij tegenwoor-<br />

dig, wegens de Grietenije vap Barradeel, op de gewone Land,<br />

dagsvergadering. Toen ten tijde was 'er grote onenigheid in<br />

Friesland tusfen de Regeringsleden ontftaan, en de partijfchap.<br />

pen liepen zo hoog, dat fommige Grietslieden en andere Re-<br />

geringsperfonen, met geweld zogten zig in de grootfte ambten<br />

te dringen. Om in hun voornemen des te beter te flagen,<br />

maakten zij gebruik van het heilloze middel, 't weik door»<br />

gaans in tijden van beroerte en geweld te werk gefield wordt,<br />

van namelijk hunne partijen die het grootfte gezag voerden,<br />

ais icrnfrken af te fchilderen, en door verzonnene lasteringen<br />

bij


CRONENüURG. (MALTÜIAS VAN) 91<br />

bij het gemene volk in haat te brengen, voorgevende 5 dat<br />

zij de fchamele gemeente ondragelijke- lasten opleiden : dit<br />

fnood bedrijf hadt de gewone uitwerking ; het aüngeftookte<br />

kanailje .fchoolde bijeen en beging door drank verhit de groot-<br />

fte buitenfporigheden, plunderende en rovende de huizen en<br />

goederen van brave Regenten, die men hun hadt ingeblazen,<br />

dat de voornaamfte uitvoerders van het opleggen dier lasten<br />

v/aren. JAKOB VAN ADELEN VAN CRONENBLT.G , werdt door­<br />

zijn bitterften vijand DOUWE VAN HOTTINGA, door dusdanige<br />

godloze befchuldigingen op ene gelijke wijze verdagt gemaakt,<br />

waar van het gevolg was,.dat hoe onfchuldig ook, op zondag<br />

den 8' junij, 's morgens om 8 uren, door een famengefchool-<br />

de bende uit enige honderden mannen en vrouwlieden be-<br />

ftaande, zijn huis met de grootfte woede werdt aangevallen,<br />

ide poort met geweld opengelopen, en voorts geplunderd al<br />

wat men vondt, ja het huis gedeeltelijk vernield; waarfchijn-<br />

lijk zou dit treurfpsl met het vermoeden van den eigenaar<br />

een einde hebben genomen, waren niet enigen der ^palfl&V<br />

ceerdfte Huislieden ter zijner hulp toegefchoten, en fommigen<br />

daar van naar den Grietman HOTTINGA gefniJd en hem met<br />

gevouwen handen hadden gebeden, dat hij toch door zijn<br />

gezag, de razende menigte wilde tot bedaren brengen. HCT-<br />

TINGA fchaamteshalven zulks niet durvende weigeren, girg<br />

derwaarts, en fuste tegens zijn wille en dank den wecsten<br />

hoop, met dat gevolg, dat-den bedreigden CRONENBURG het<br />

nakend gevaar ontkwam, en 'er heel huids afraakte. Dan<br />

deze zig zeiven onfchuldig kennende, fprak den Grietman , als<br />

bewerker van het onheil dat hem wedervaren was, in regten<br />

aan; met dat gevolg, dat deze door het Hof wierdt veroir-<br />

deeld tot de betaling en bcete van de injluie, kosten, fcha-<br />

den enz. Op den 3 januarij 1643, op een donkeren avond,<br />

hadt CRONENBURG het ongeluk, te Leeuwarden in 't water te<br />

Vallen en te verdrinken. FEKWERDA, utfupra.<br />

CRONENBURG (MATTHIAS VAN) , een Geldersman van<br />

geboorte , is geweest Monnik van der Rekolletten orden.<br />

Hij


92 CRONENDAAL. (PAULUS VAN)<br />

Hij ftierf ten jare 1584 te Ruurmonde, na dat hij door den<br />

druk hadt uitgegeven: 1. Vita vera fororis AGNETIS HUYN, qua<br />

Venlona in Monafterio Annunciatamm fmi&é obiit anno 'i6\\<br />

2. ivDoop't in Den noot en in ücn boot. 2ïmff. 1682. 3. ttoeê<br />

8ecs?tehjcHe Coiomncn ban be fccrcfce/ te toeten be ï|^.<br />

Sacramenten oz$ 3utaar£ en ban bc SSicchtc. amfï. 1682.<br />

4 £h#teIrjK onbertoy.é/ om enen ;ah'tjen ftaat te berden.'<br />

•&pm 1672. 5- i£?oo.5teIrjc& onbeitoijss'/ tegen?; ben boom*<br />

iscbtigcn tocg bcr bekoringen. %a. 1684. J. F. ForrENs,<br />

£M. Belg. p. 872, 873.<br />

CRONENDAAL (PAULUS VAN) , Heer van Flkringht<br />

in Henegouwen, te Antwerpen geboren, was de zoon van JAJ*<br />

VAN CRONENDAAL, Schildknaap en Kapitein van 300 man te<br />

voet, onder het regiment van den Graav VAN BUREN, en va»<br />

KATRYNA DE NYS, te famen ten jare 1540 in den egt ver­<br />

bonden. PAULUS begaf zig in zijn jeugd in den krijgsdienst,<br />

en was tegenswoordig bij den veldflag van Heiligerlee in<br />

Groningerland , alwaar de Graav VAN ARENBERG fneuvelde,<br />

en zijn gantfe leger door ADOLF VAN NASSAU wierdt geflagen;<br />

de flegte uitkomst van dien dag deedt hem zodanigen tegen'<br />

zin in den dienst krijgen, dat hij befloot den .degen voor den<br />

tabbaard te verwisfelen, en enigen tijd daar na, Griffier<br />

wierdt; vervolgens in 1004, den rang bekwam van Raad der<br />

domeinen en finantien te Ërusfel. Hij ftierf in 1621, nabij<br />

zijne huisvrouwe KATRYNA GIEI.IS , die ten jare 1597 was<br />

overleden , een' zoon nagelaten te hebben , HENDRIK ge-<br />

naamd, die Griffier der domeinen en finantien van de Ne.<br />

derlanden is geweest. MARIA ERNESTINA AUSTREBERTA, Mark-<br />

gravinne van Vlieringhe en van Breethout, weduwe van een<br />

Groot-Baiijuw te Doornik, was de laatfte van dit geflagt, en<br />

is geftorven den 1*7 meij 1749.<br />

CRONENDAAL heeft in fchrift nagelaten: l'Hifioire des Comtes<br />

de Namur, waar van GRAMMAYE het oirfpronkelijke bij hem<br />

heeft gezien. PAULUS zijn kleinzoon bewaarde het nog in<br />

1642. Afc?UI Mm® hadt in 1640. Extmplar HJioria ComU<br />

turn


CRONSTROM. (IZAAK Baton VAN) 93<br />

Vim Namurcenfium per PHILIPPUM CRONENDALIUM , Scribam Fi-<br />

nanvarum, Hat waarfchijnlijk het zelvde werk was. .<br />

GRAMMVYE, Namurcum, uit. edit p. 28. FR. SWEERTII, Atlien.<br />

Belg. p. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 714. J- F- FOPPENS.<br />

Bibl. Belg. 941. CHRISTYN, Jurisprud. heroica, p. 196. Nobi*<br />

liaire des Pays-Bas, p. 181. 273- 286. 3IS»<br />

CRONSTROM (IZAAK Baron VAN) , wierdt door den<br />

Prinfe Stadhouder WILLEM DEN IV, ten jare 1747, fchoo»<br />

een man van zeer hoge jaren het Opperbevel toevertrouwd<br />

over het krijgsvolk en de plaatzen tusfen de Maas en da<br />

StMde gelegen , fchoon die Gujsaart zig met aandrang op zij­<br />

ne hoge jaien , zwakheid en doofheid beriep om van deze<br />

zwaarwigtige post verfchoond te blijven, dan het mogt niet<br />

he'pen , ds Stadhouder wilde het. Hij kwam dan den 14<br />

julij, op welken dag hij juist in zijn &?fte jaar tradt, binnen<br />

Bergenopzoom, daai hij z*g zedert onthield'. Hst bijzonder be­<br />

wind -over de Vesting bleef in handen van den Prins VAN<br />

HESSEN-PHILIPSTAL,. en dat over de Linie, bij de» Prinfe VAN<br />

SAXEN-HILSURGHAUSEN; welke Genera ds nogthans door den<br />

Baron VAN CRQNSTROM , met raad en hulp onderfteund wer­<br />

den.<br />

Toen Bergenopzoom in den vroegen morgenftond van den<br />

16 feptember 1747, om zo te fpreken , bij verra>fing<br />

wierdt ingenomen , vernam de Baron VAN CROKSTROM de<br />

overrompeling der ftad niet voor dat het dag werdt; toen<br />

kleedde hij zig terftond, tradt ter deure uit, en deedt door<br />

zijne Adjudanten , die 't volk wakkerlijk aanmoedigden , de<br />

Franfen van voor zijne woning terug drijven ; waar na hij<br />

ziende dat het verlies der ftad onvermijdelijk was, zig op een<br />

paard deedt tillen, en ter ftad uit reedt, naar de Linie, om<br />

orde te ftellen op de verzekering van Zeeland. Voor zijn ver­<br />

trek , hadt hij den Prinfe VAN HESSEN-PHILU>STAL belast., de<br />

trom te doen roeren, om daar door het verder doodflaan te<br />

voorkomen , 't welk egter niet fchijnt gefchied te zijn.<br />

De Generaal CRONSTKOM is naderhand bij velen in verdenking


94 CRONSTROM. (IZAAK Baren VAN)<br />

kïng geraakt, dat hij zig in 't verdedigen der ftad, niet wel<br />

van -zijnen pligt gekweten hadt. Zeivs is hij, in de. lente des<br />

jaars 1748, °P last van zijne Hoogheid die den Grijsaart gelijk<br />

wij gezien hebben j tegens wil en dank tot die belangrijke post<br />

hadt aangefteid, door den Fiskaal der Generaliteit, op enige<br />

punten, fchriftelijk, ondervraagd, en omtrent een jaar later,<br />

voor den Hogen Krijgsraad befchreven, en op meer dan hon­<br />

derd punten gehoord: alle weike hij, mondeling en fchrifte-<br />

lijk, beantwoord heeft. In een aangehaald affchrift van zij­<br />

ne ondervraging, betuigt de Gefchiedfchrijver WAGENAAR ge­<br />

zien te hebben: „ dat men meest vreemd fcheen te vinden,<br />

„ dat hij de MMtfng der ftad niet voorzien, en door 't zen-<br />

„ den van meer volks op de gevaarlijkfte posten, en vooral<br />

„ 00't door het brengen van water in de droge graften, voor-<br />

„ komen hadt." Doch hij wees aan: „ dat hem berjgtwas,<br />

„ dat de bres noch niet groot genoeg was, om den vijand'.<br />

„ door te laten; dat, op deze onderftelling, het brengen van.<br />

„ water in de gratten nog moest worden uitgéfteld, alzo, na<br />

„ dit gefchied was, de belegerden alle gemeenfehap met de<br />

„ buitenwerkenSftfti afgeiheden geweest zijn; dat het fte,ker<br />

„ bezetten der gevaarlijke posten behoorde tot het bijzonder<br />

„ bewind van den Bevelhebber der vestingen, wien bij dit,<br />

„ met kenni^van zijne Hoogheid , hadrlaten behouden ,.en<br />

„ dat hij vertrouwde, dat de posten 'fterk genoeg zouden be-<br />

„ zet geweest zijn, om in geval van overrompeling bij tijds<br />

>» gwugt te maken , zo de wagt -anders wakker en op zijn<br />

„ hoede geweest was; waaraan hij meende, dat het enigen<br />

„ zou gehaperd hebben. Dat hij, eindelijk, niet uit de ftad ge- •<br />

„ treden wa-, dan toen 'er geheel geene hoop meer was om<br />

„ dezelve te behouden; en toen zijne tegenwoordigheid nood-<br />

„ zaaklijk vtrei» weidt in de Linie, alwaar ook de Prins<br />

„ van HESSÉN-rnïupstHAL, kort na hem, aangekomen was,<br />

m e t h £ t<br />

»><br />

overfchot der bezettinge." De Hoge Krijgsraad<br />

heeft geene uitfpraak gedaan over deze verdenking van den<br />

Baron VAN GRONSTROM , fchoon hij 'er fterk op aangehouden<br />

heeft; en dc zaak is met zijnen dood, die kort daarna voor­<br />

viel ,


CROOCK. (JAN DE) CROON. (PIETER) 95<br />

Viel, blijven Reken. — Netel Jaarboeken, 1747. bl. 526.<br />

593. 719- WAGEN., Vad. Hifi. XX. D. bl. 109. 113-115. '<br />

CROOCK (JAN DE) , wierdt te Gent geboren in 't jaar<br />

I479, en ging na zijn eerde letteroefFeningen verrigt te heb­<br />

ben , naar Parijs ftuderen, alwaar ingevolge gebruik eerst vijf<br />

jaren doorbragt om de miferabele wijsbegeerte van dien tijd te<br />

beoeffenen, waarna hij tot Meester in die wetenfch :p weidt<br />

bevorderd, en vervolgens naar Gent terug keerde, alwaar hij<br />

den geestelijken ftaat aanvaardde en men hem met de bedie­<br />

ning van Kapellaan van 't Tempel-Hof begiftigde; deze bedie­<br />

ning tot op zijn 32fte jaar waargenomen hebbende, wierdt hij<br />

in 1513 Monnik in het Dominikaner klooster van die ftad;<br />

vervolgens ftudeerde hij nog verfcheidene jaren te Parijs, en<br />

daarna naar Gent tot zijn klooster te rug gekeerd zijnde,<br />

ftelde men hem in 1536 in zijn klooster tot Voorlezer in de<br />

godgeleerdheid aan. Twee jaren later wierdt hij tot Jnquifi-<br />

teur van het bisdom Terouanne verkoren, doch geen fmaak in<br />

deze bediening vindende, verliet hij die na verloop van vier w<br />

jaren; wierdt vervolgens Prior van liet klooster te St. Wijnox.<br />

tergen, en "keerde ten laatften naar Gent te rug om zijne ove­<br />

rige dagen aldaar in rust door te brengen; hij fiierf den 13<br />

oktober 1569 in den hooggevorderden ouderdom van 91 jaren.<br />

Daar is van hem in druk: Summa S. THOM/E AQUINATIS, multo<br />

tempcre conecla , ab Amanuenfuim aut Typograbhorum vitiis<br />

vkdicata. Paris 1520. in 8>'&. SANDERUS, de Gandaven-<br />

'films, p. 68. DE JONGHE, Belgium Dominic. p. 74, 75. PA-<br />

QUOT, Mem. litter. Tom. XV. p. 3*9 > 320.<br />

CROON (PIETER),. van Mechelen geboortig, is reguliere<br />

Kanunnik van ST. MARTYN te Leuven geweest; in 1677 was<br />

hij Prior, en ftierf ten jare 1683, ria in 't licht te hebben<br />

gegeven: 1. De ojfïcio (ƒ culina boni Coci. Brugis 1663. in<br />

nmo. 2. De apparatu menfes boni Coci. Antv. 16Ö0. in izmo.<br />

3. Hiflor. B. M. V. Hanswycanee Mechlinics. Mechl. 1670. in<br />

x 21120. J. F. ForFEA'S, Bibl. Belg. p. £ö"9-<br />

CROU-


96 CROUSERS. (CYPRIANUS) CROY. (ROBBERT v.)<br />

CROUSERS (CYPRIANUS), een Antwerper van gehoor-<br />

te, is geweest Monnik van de Kapucijner orden, en heeft ge-<br />

fchreven : Leüiones paramitkas ad Regulam S. FRANCISCI in<br />

quibus plurima non vulgaria adformandos mores Religiojorum<br />

rwnve Jpiritualium perfonarum documenta fuggeruntur. Colon<br />

in 4to. J. F. FOPPENS, Bibl.. Belg. p. 223.<br />

CROY, is de naam van een voornaam geflagt in de Neder­<br />

landen, waar uit vele voorname Mannen zijn voortgefprcten,<br />

doch dat reeds voor lange is uitgetbrven, was afkomftig uit den<br />

koninglijken Ram van Hongarijen; zijnde de Stamvader van<br />

de Heren en Hertogen van CROY, STEPHANUS zoon van Ko­<br />

ning BELA den Blinden, die, in den jare n73, door zijns<br />

broeders zoon overwonnen, en uit Hongarijen gedreven werdt;<br />

begevende de vlugtende Vorst zig toen naar Frankrijk. De<br />

zoon van STE'PHANOS , MARCUS genaamd , zig mede naar<br />

Frankrijk begeven hebbende, trouwde aldaar door bewerking<br />

van den Koning, met KATRYNA, erfdogter van HUES, Heer<br />

van Araines en Croy.<br />

KAEEL, Heer van Croy, Hertog van Aarfclwt, zoon van Fr-<br />

tips, en van JOIIANNA HALEWYN en COMMINES, die in 1612,<br />

zonder erfgenamen bij zijne twee vrouwen verwekt te heb­<br />

ben , is overleden. Hij liet een natuurlijken zoon na, FRAN-<br />

COIS VAN CROY genaamd. Met zijnen dood, gingen de goede­<br />

ren van CROY over in bet geflagt van AREMBEEG. Zeer om-<br />

ftandig wordt van dit geflagt gehandeld bij JEAN LE CARPEN-<br />

TIER ,. Hifi. Genealogique des Païs-Bas, pag. 193. 298-300.<br />

328-3 30 &c.<br />

CROY (ROBBERT VAN), zoon van HENDRIK, Heer vaa<br />

Croy, Aarjchot, Renty enz., en van CHARLOTTE DE CHATEAU-<br />

' BRIANT , Vrouwe van Loignij-au-Perche , oudile dogter van<br />

RENé , Heer van Loignij, en van HELENA D'ESTOUTEVILLE ,<br />

werdt geboren omtrent 'tjaar 1500. In't jaar 1517 wierdt<br />

hij door afftand van zijn broeder WILLEM, die tot Kardinaal<br />

werdt verheven, en het rijke Aartsbisdom van Toledo verkreeg,<br />

tot Bisf.'hop van Kamerik benoemd, en hij deedt zijne intrede<br />

bin-


CROY. (ROBBERT VAN) 9?<br />

binnen die ftad met zeer vee! pragt en ongemene» luister.<br />

Tien jaren later zig in ftaat bevindende om zijn Bisdom te<br />

beftieren, wierdt bij geordend, en bediende de eerfte Mis<br />

den 5 augustus 1520, de zelvde dag op welke de vrede<br />

nabij die ftad wierdt gefloten. Deze vrede wierdt in 't jaar<br />

154.3 geftoord , toen een Frans leger in het Kameriks ge­<br />

bied doordrong; KAREL DE V. vrezende dat dit leger zig<br />

meester van Kamer ik zoude maken, noodzaakte de Burgers<br />

van die ftad, om krijgsbezetting in te nemen: ,, niet om<br />

„ hunne vrijheid te onderdrukken, maar tot hunne befcher-<br />

„ ming en zekerheid, en ten einde hun onder *t beftier<br />

„ van hunnen Vorst en Bisfchop te bewaren onder befcher-<br />

„ ming van het H. Rijk." Dusdanig was het dat KAREI, DE V.<br />

zig uitdrukte, en tot meerder verzekering liet hij aan de wal­<br />

len te Kumerik een kasteel ftigten, 't welk vele lieden be-<br />

fchouwden als ene vooifpelling van den aanftaanden val der<br />

tijdelijke magt die .de Bisfchoppen van deze ftad uitoefTenden.<br />

In 1546 begaf zig ROBBERT naar het Concilie van Trente,<br />

maar geen Schrijver berigt ons wat hij 'er uitvoerde. In ok­<br />

tober van het jaar 1550 hietdt die Prelaat een Sijnode, al­<br />

waar hij het Interim, waar van JULIUS FFL UG , Bisfchop van<br />

Naumlmrg, MICHIEL HILDING, Suffragant van Mentz, en<br />

JAN AORICOLA VAN EISLEBEN, de infteilers waren, en twee<br />

jaren te voren op den rijksdag te Augslurg ingevolge bevel<br />

van den Keizer vervaardigt was, liet afkondigen. ROBBERT VAN<br />

CROY ftierf den 31 augustus 1556, en wierdt begraven in ds<br />

Hoofdkerk, alwaar een pragtige graftombe van wit marmer<br />

voor hem wierdt opgerigt. Dces Bisfchop bezat ingevolge<br />

het getuigenis van GAZET, ene aangeborene goedaartigheid,<br />

waar van niet zeldzaam misbruik wierdt gemaakt. Door zij­<br />

ne bezorging is in 't licht gegeven: AUa £? Decreta Synadi<br />

Diacefar.te Cameracenfts, pnefidente Reverendisfimo in CHRISTO , ac<br />

Illuftrisjimo Principe Domino, D. ROBURTO DE CROY,. Epifeope<br />

£f Duce Cmeracmji, facri Imperii Principe, Comité Cameracejii,<br />

£fc. eekbmee anno Redemptoris naftri JESU CIIRISTI MDL. menfe<br />

ottobri. Item aritiqua Statuta Synodalia Cameracenfis Ditccejis,<br />

VIL 7<br />

. DE EI.. G ab


93: CRUCIUS. (ADIAAN) (JAKOB) (JAN)<br />

ab eadem Synode- reeognita, adjeUisque moderationibus, cme&ienU<br />

bus, ö 1<br />

additionibus reformata. His adjuntla ejl Formula Refof<br />

tmionit, per Casfaream Majefiatem, flatibus Ecclefiaflicis in Ct-<br />

mitiis Auguftanis, ad deliberandum pxopofita, £P ai eisdem recepta<br />

& probata. Paris 1551. en naderhand meermaalen herdrukt.<br />

• " VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 795. Gallia Clirifl. Tom.<br />

III. p. 52. GAZET, Hifi. Ecclef. des Pays-Bas , p. 44, 45.<br />

PAOJJOT» Mem. litter. Tom. IX. p. 237-243.<br />

CRUCIUS (ADRIAAN), geboren te Gent ten jare 1578}<br />

begaf zig in 1596 te Doornik in het genootfehap der Jefuiten.<br />

Hij onderwees gedurende verfcheidene jaren de fraije letteren<br />

zo in liet grieks ais latijn, en was een geruimen tijd Repetitor<br />

van de jonge Jefuiten tot de'uitoeffening van die wetenfehap­<br />

pen voorbefebikt. Hij ftierf te Antmrpen den 23 oktober<br />

1629 aan ene befmettelijke ziekte, die hij hadt gekregen door<br />

het bezoeken van lieden die'er door aangetast waien. Hij<br />

heeftin 't latijn de volgende befebrijvingen vertaald, en in<br />

druk uitgegeven: 1. Rerum memorabilium in Regno Since gefta-<br />

tum Litterat minna Societatis Jeju; ad Reverendim admodum in<br />

Clirifio Patrem P. MUTIUM VITELLESCHI , Prcepofitum generalem<br />

tjusdm Societatis. Antv. 1625. in izmo, 2. Rerum memorabilium<br />

in Regno Japonice geftarum an. M.DC IX. XX. XXI. XXII.<br />

Societatis Jefu ad Rev. tfc. Patrem P. MUTIUM VITELLESCHI ,<br />

Prapofitum generalem ejusdem Societatis. Antv. 1625, in i2mo,<br />

*" M<br />

•• PAQUOT, Mem. litter. p. 342-344.<br />

CRUCIUS (JAKOB), een Delvenaar van geboorte, heeft<br />

gefchreven: 1. Mercurium Batavum, feu Epiftolarum libros. Del-<br />

phis 163,5. in Svo. Amft. 1664. in Svo. 2. Suadam Delphicam,<br />

five Orationes LXIX. varii argumenti, ad ufum ftudiofce juventu-<br />

tis. in izmo. Verfcheidene malen te Amfieldam, en elders ge­<br />

drukt. J. F. FOPPENS, Bibl. Bdg. p. 511.<br />

CRUCIUS (JAN) , geboren te Aalst, was Priester en<br />

Rooms Pastoor te Stabroek. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />

Carmen in horum temporum calamitates. Antv. 1604. in Svo. ><br />

T. F, FOPPENS, Bib!. Belg. p. 623.<br />

CRU-


CRUCIUS, (JOHANNES) (LEVINU3; (PIETER) 09<br />

CRUCIUS (JOHANNES), is geboren te Rijsjil ten jare<br />

1560, en geweest Predikant te Haarlem, ook lid van het na­<br />

tionaal Sijnode te Dordrecht in irJiS en 1619- Hjj ftierf te<br />

Haarlem den 7 febiuarij 1625. Onder zijn Afbeeldzel 't welk<br />

in 't koper uitgaat, leest men dit vierregelig vers:<br />

En CRLTIUM, cum jam Chip fox luflra Satelles<br />

Dulciloquo facrum pafceret ore gregem.<br />

Exhibet ora quidem fculptor tibi, cetera verb<br />

Arfficis poterit reddere nulla manus.<br />

CRL-CIUS heeft in 't licht gegeven: 1. Uit het Frans in 't<br />

Nederduits vertaal J: JAN TAFFIN, vSactuaaröigfjciu öc£ 3Tr*<br />

btn.fi. 2. Van 't Nederduits in 't Frans: ANT. WALRUS, ï|ct<br />

«mat örr ïlcrhcnöknaari «$ 3- Van *t Latijn in "t Frans:<br />

üonmfilu&e mcg en;. 4. Onpcrtijöisc ïicthtcr/ beide in het<br />

Nederduits en Frans. 5. Uit het Nederduits in 't Frans:<br />

FRED. DE VRY, tSSesin en boo?tcang her SttrMijfce utroerrenfi<br />

in ^cllanD. SAM. AMPZING, Refchr. van Haarlem, b!.<br />

ï38, 139-<br />

CRUCIUS (LEVINUS), geboren te Oudenaarden,' is ge-<br />

weest Rooms Pas.oor te Boschveld in Wester Flaanderen. Hij<br />

was in zijn vak gants niet onkundig, en heeft gedurende 34<br />

jaren, de jeugd niet een onbedenkelijken ijver onderwezen,<br />

Hij is te Gent geftorven ten jare 1590, ra in 't licht te heb­<br />

ben gegeven : 1. ViridaTium Florum. Antv. 1548. in ivo. 2.<br />

Scholia in Diflicha Citonis. Gandavi 1541. in Svo. 3. Threnodiam<br />

in temeraria quorundam judicia, ad FRANC. CRANEVELDIVM. Ib.<br />

8ra. 4. Parxnejïn ad Potentatus Chiflianos, ut p'èrcusfo inter<br />

fe fadere arma in Tttrcam ac Luthsrum convenant, ver/u Elc-<br />

giaco. Gandav. 1543. in 8ro. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

J>. 791-<br />

CRUCIUS (PIETER), geboren te Arras in Artois in het<br />

jaar 1542, begaf zig 20 jaren oud zijnde onder de orden der<br />

Dominikanen in het klooster te Si. Omer; voorts ocffende hij<br />

zig met ijver in de godgeleerdheid en het prediken, zo dat<br />

G 2 hij


f00 CRüESEN. (NIKLAAS)<br />

bij ongemeen bekwaam wierdt en tot luister van zijne orden<br />

verftrekte.. Omtrent het jaar 1584, wierdt hij tot Inquifiteur<br />

van do Nederlanden aangefteld, ten einde inzonderheid tegens<br />

de ketterijen der zogenaamde Geufn te waken; ook voerde<br />

hij dezen Jast met de onverbiddelijkfte geftrengbeid uit, ea<br />

heeft een, menigte van die ongslukkigen ten vure en gajg doen<br />

doemen* Verder ,i.s hij 18 jaren Prior van zijn klooster ge­<br />

weest en ftierf den 27 april 1614, in den ouderdom, van 72<br />

jaren; na in 't licht te hebben gegeven: Discours de l'ufage %<br />

vertil fjj? mracles du figne de la Croix. Arras 1604 cjf 1617. in<br />

gy 0.<br />

J. F. FOPPENS , Bibl. Belg. p. psgu enz.<br />

CRUESEN (NIKLAAS), h omtrent het jaar 1570 te Mas»<br />

trich geboren, zijnde gefproten uit fatzoendeüjke ouders. Zijn<br />

jeugJige letteroeffeningen volvoerd hebbende; wierdt hij Mon 1<br />

nik in het klooster der Augustijnen van die ftad; voorts werdt<br />

hij door zijne Opperften naar Italiè'n gezonden, alwaar hij te<br />

Puvia de dttktorale muts verkreeg. In 1602 wierdt hij tot<br />

Apostolifen Onderzoeker in Flaanderen aangefteld. Tien jaren<br />

lat,e£ was hij op bevel van den Paus.,. Voorzitter van bet ka­<br />

pittel der reguliere Kanunniken van de Premonftratenfer or­<br />

den te Tongeren^, en in het zelvde jaar 1612, reisde hij hoger<br />

op in Duitsland, en volvoerde verfcheidene commisfien bij de<br />

Roomsgezinde Keurvörften; ook was bij tegenswoordig bij het<br />

houden van den Rijksdag te Frankfort. In I6J6 werdt hij aange­<br />

fteld tot. Prior van bet klooster zijner orden te Brusfel, ver­<br />

volgens te. Antwerpen en nog later te Mastricht. Ten jare.<br />

1620. woonde hij het algemene kapittel bij, dat. van zijne orden<br />

te Rome werdt gehouden, In Duitsland te rug gekeerd, wierdt<br />

hij in 162.6" benoemd tot Kommisfatis der kloosters, tot wier<br />

orden hij behoorde, in Bohemen, Oostenrijk, Karintiè'n en Stij*<br />

tien, hij volbragt deze werkzame taak tot volkomen genoe­<br />

gen van zijnen Generaal, en verwierf daar te boven de gunst<br />

van den devcten Keizer FEKDINAND DEN II, die hem met da<br />

tijfels van zijnen Gefchiedfchrijver en Kerkdijken Raad vereer­<br />

de. Ten laatften werdt hij in 1624 tot Provintiaal van Bohemen<br />

ver-


CRUININGEN. {JOOST VAN) zot<br />

verkoren, en hij ftierf afgemat door zijne vermoedende bezig­<br />

heden, den 9 november 1629.<br />

CRUESEN was welgemaakt van lijf en leden, daarbij van<br />

een rijzige geftalte, bezat ene aangeborene welfprekendheid,<br />

was Hatelijk in zijn voorkomen, en voorzien van grote be-<br />

gaaftheden in het behandelen van zaken. Daar is van hem<br />

in druk >• 1. Monafticen Augufthnanum, in -quo mmium Ordvnnm<br />

Jub Regula S. AUGUSTINI militantiiim, prcecipue 'tarnen Eremtarum,<br />

Canonicorv.m regularium Pramionflratenfium, Dommcanm-um, Ser-<br />

vorum B. Maria, Hieronymianorum, Ambrofianorum, Crucigero-<br />

rum, Guillelmitamm , Triiitariorum, Brigittinarwm,, aliorumque<br />

ferè L., origines atque incmnenta tribus partibus cx.plicantur-. Ma-<br />

nachii 1623. in folio, cum figur. 2. Ccnfiituiknes Qrciims Ere-<br />

mitarum S. P. Augufiini, cum netis. Ib. 1620. • SANDERJ><br />

Chorogr. Brab. ulu ei. Tom. II. p. 194. Fs. SWSÏRTH., Atketu<br />

Belg. p. 575. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.'683» J.F. FOPPENS,<br />

Mbl. Belg. p. $05. Ei.ssu, Encom. Auguftinian. p. 504, TOM-<br />

«EUR, Chronol. Auguftin. p. 30. JO. 73- PAOÜOT, Mem,<br />

Otter. Tom. IV. p. 182-185»<br />

CRUININGEN (JOOST VAN)> »* een der aaaziénfijkftê<br />

adelijke Geflagten van Zeeland gefproten, door SOXHOBN verkeerdelijk<br />

JAKOB genoemd, was de zoon van JCCST VAN Caur-<br />

•NINGEN, lieer tot Cruiningen, Heenvlkt, Siecnkerken enz, en<br />

KATRYNA VAN WASSENAAR. Hy is geweest een der moedig-<br />

fte, voerzigtigfte en gelukkigfte Krijgsoverflea Va» Keizer<br />

KAREI DEN V, in den Duitfen oorlog, die dees Vorst omtrent<br />

ft midden van de XVIde eeuw tot in ftsndhouding van 2§P<br />

gezag verpligt wierdt te voeren. De Keizer eortdt VAN CROI-<br />

NINGEN met 800 Soldaïen en 500 Ruiters naar de Sax.ife zee-<br />

fteden , die tegens hem waren opgedaan. Hij kwam biet<br />

mede tot Esfen een ftadje in Westfaien, alwaar hij *ijn velk<br />

gemonfterd hebbende, tegens CONRAAD Graav vasa Tekletiurg<br />

optrok, en het flot van dien naam zeven mijlen van I.ietihh<br />

hazen gelegen, vete erde-; tten Graav verder ïJöoiizakende,<br />

«ie ftad, het ftot en t land van liïngtn aan hem over ïe g*-<br />

C I ve».


is?. CRUININGEN» (JOOST VAN)<br />

ven, en genade bij den Keizer te verzoeken. Die van Osna-<br />

Irugge bier door geleerd en voor de verwoesting van hunne<br />

bezittingen vrezende, floten een verdrag met dien gedugien<br />

Krijgsoverfte. Van hier trok hij naar 't graavfchap Rietberg,<br />

alwaar hij de Gravin weduwe overhaalde, om zig aan 's Kei­<br />

zers wil te onderwerpen, en 300 man tot bezetting in te ne­<br />

men ; vervolgens ging hij met zijn leger naar het graavfchap<br />

van der Li[>pe, veroverde de ftad Ujfelen, en noodzaakte den<br />

Graav oin zig aan den Keizer te onderwerpen. Dit verrigt<br />

zijnde, toog hij voort naar de fterke ftad Minden, waar'van<br />

de inwoonders al zodanig door fchrik waren bevangen, dat<br />

zij hem de poorten openden, en hij die vesting zonder flag<br />

of ftoot innam; ja zijn naam was zodanig gevreesd, dat de<br />

Graven van SCHAUWENEURG en HAY, neffens de jonge Her­<br />

togen van LUNENBURG, en meer andere Vorften zig bij hem<br />

voegden, ten einde met den Keizer te verzoenen,- en den eed<br />

van trouwe en hulde aan denzelven in zijne handen af te<br />

leggen. Eindelijk belegerde hij de ftad Bremen, welke togt<br />

noodlottig voor hem was , want de belegerden een uitval<br />

doende, en hij zig in het heetfte van 't vuur bevindende,<br />

•werdt door een kogel zodanig getroffen, dat hij naar het flot<br />

van Verden, aan den Bisfchop van Bremen behorende, gebragt<br />

zijnde, binnen vijf dagen aan zijne bekomene wonde over-<br />

leedt, en in liet koor der kerke wierdt begraven.<br />

Men vindt nog gewaagd van enen MAXIMILIAAN VAN CRUI­<br />

NINGEN, die een der Bevelhebberen was van de fcheepsvloot,<br />

welke ten jare 1573 onder het oppergezag des Graven VAN<br />

Bossu, als Admiraal wegens ALVA, tegens de JNoordhoilanders<br />

ftreedt, doch door dezelven geflagen werdt, wanneer hij,<br />

benevens Bossu, gevangen geraakte, blijvende niettemin de<br />

Spaanje partije aankleven tot in het jaar 1577. Hij is geftor­<br />

ven zonder enig mannelijk oir uit een voltrokken huwelijk<br />

te hebben nagelaten. P. BOR , Ned. Hifi. druk van<br />

J670, I. D. bl. 457. 783- M. Z. VANBOXHORN, Kronijk van<br />

Zeeland, II. D. bl. 352. 486. SMALLEGANGE, Kronyk van Zee-<br />

land, l D, bl. 715. p. DE LA RvEj Heldhaftig Zeeland, bl.<br />

•fa<br />

*44,


CRUX, (N.) CRUQUIUS. (JAKOB) 103<br />

144, 145. J. W. TE WATER, Hifi. van y<br />

t Vurbend der Edelen,<br />

I. D. bl. 193- 207.<br />

CRUISKERKEN, zie KRUISKERKEN»<br />

CRUL (N.), Schout-bij-Nagt, in dienst van de Republijk<br />

tier Verenigde Nederlanden, kwam deerlijk ten jare 1781 nabij<br />

St. Euftatius te pas; want den Engelfen Admiraal RODNEV dit<br />

«ijland veroverd en 'deszeivs inwoonders cp een ongehoorde<br />

wijze mishandeld hebbende, vaardigde twee Liniefchepen en<br />

een Fregat af, met last om' ware 't mooglijk den Holiandfen<br />

Zeevoogd, die met zijn fchip Mars van 60 Rukken 23 rijkge-<br />

ladene Koopvaarders naar Europa geleidde, en van genoemde<br />

eijland een etmaal geleden vertrokken was, tot op de boogt»<br />

Van de Bermudcs-eij\a.nden te vervolgen , indien hij 't zelve<br />

liet eerder aantrof, "s Anderendaags haalde deze het Convoi<br />

'in op de hoogte van Antigua. De vlaggen werden van weder,<br />

zijds opgebeesfen, de Engelfen naderden en omringden den<br />

Schout-bij-Nagt, en riepen hem toe: Strijkje vlag en draai bijï<br />

CRUX , die van geen ooglogsverklaring wist, antwoordde;<br />

„ zulks niet te x kunnen doen, en de reden daar toe niet ïe<br />

„ weten;" waarop het grootfte oorlogfchip onmiddeÜjk de<br />

laag gaf, 't geen terflond beantwoord en van een gevegt ge­<br />

volgd werdt, waarin de wakkere Schout bij-Nagt, bij den aan­<br />

vang dodelijk gewond, de eerfte was, die in dezen oorlog<br />

zijn bloed voor 't vaderland ftortte. Hij hadt, zo men Wil,<br />

het vaderland verlatende, dezen togt, hoe onverfchrokkeri<br />

anders, niet zonder fchroom aangevangen, en bij het affebeki<br />

1 1<br />

van zijn gezin, een kommerlijk voorgevoel betuigd. •<br />

Vad. Hifi. XXVII. D. bl. 243, 244.<br />

CRUQUIUS (JAKOB), een Letterminnaar van de XVÏda<br />

eeuw, is geboren te Mesfine, een klein ftadje in Flaanderen,<br />

niet verre ten zuiden van tperen gelegen. Na dat hij dc ïage<br />

klasfen was doorgelopen, begaf hij zig naar Leuven, alwaat<br />

hij in de wijsbegeerte en redeneerkunde , doch inzonderheid<br />

,in de rechtsgeleerdheid ftudeerde, Ondeï opzigt van Mtemstt.<br />

Q 4 PiKKUj:<br />

»


104 CRUQUIUS. (JAKOB)<br />

DRIEUX of DRIUTIUS , Stigter van het kollegie dat zijn naam<br />

draagt. CRUQUIUS bepaalde zig niet tot het beoeffenen van<br />

deze wetenfehappen alleen, hij leide zig inzonderheid ook toe<br />

op de fiaije letteren en de Romeinfe oudheden: en met dit<br />

inzigt volgde hij de lesfen van CONRAAD GOCLENIUS, Hoog­<br />

leraar in de latijnfe taal, en vervolgens die van PIETER NAN-<br />

SIUS, -die in 1539 de opvolger van GOCLENIUS was. Hij ver­<br />

liet de Nederlanden omtrent "t jaar 1542, zeer waarfchijnlijk<br />

om zijne kundigheden aan een buitenlandfe Hogefchool te ver­<br />

meerderen. Van die reis te rug gekeerd, hield hij zig nog<br />

enigen tijd te Leuven op: en hij tekent zelve aan, dat DRIUTIUS<br />

hem op zekeren tijd op een gezelfchap van geleerde lieden<br />

ter maaitijd genodigd hebbende, alwaar zig VULMAR BERNAR-<br />

TIUS en NAKNIUS mede bevonden , men aan een jongeling,<br />

die gemeenzaam met DRIUTIUS verkeerde, de vraag voorftel-<br />

de: „ Wie het nuttigfle voor den Staat is, een man die wel<br />

„ in 't openbaar fpreekt, een fchrander Schrijver, ofwel een<br />

„ man die een voorbeeldige levenswijze leidt?" DRIUTIUS<br />

vervaardigde over dat onderwerp een welbefpraakte redevoe­<br />

ring, waar van onze Schrijver den hoofdzaaklijken inhoud,<br />

in zijne verhandeling over de Hekeldigten van HORATIUS ge­<br />

plaatst heeft. In 1544 wierdt CRUQUIUS naar Brugge als Hoog­<br />

leraar beroepen, in de griekfe en latijnfe talen , in plaats van<br />

den beroemden GEORG CASSANDER, en hij bekleedde die waar­<br />

digheid nog in 1573, en waarfchijnlijk nog in 1582. Hij is<br />

ten jare 1621 overleden. Daar is van hem in druk:<br />

1. Ene Waarfclmewing aan het hoofd van den Tribonianus,<br />

of eerder den Anti-Tribonianus van JAKOB R^VARDUS geplaatst,<br />

en deze Regtsgeleerde heeft aan hem zijnen Commentarius ai<br />

Legem Scriboniam in het jaar 1560 opgedragen.<br />

2. Q. HORATII FLACCI , Carm'mum liber quartus, ex antiquis<br />

Jimis manufertptis codicibus; cum Commentariis fdlfè adhuc P<br />

PIIYRIONI £f ACRONI adjeriptis; opera JACOBI CRUQUH, Mesjam<br />

editus. Ejusdem in eundem Annotationes. Brugis 1505. in Svo<br />

It. met no. 3 en 4, onder dezen tijtel: FIORATIUS, cum Com­<br />

mentariis & Enamtionibus Commentatoris veteris £f JACOSÏ C<br />

Quir.


CRüQUiUS. (JAKOB) 105<br />

i<br />

QUII. AcccS.it JANI DOUSAÏ Commentariolus , fjfc. Lugd. Bat.,<br />

RapMingius, 1611 & 1620. in 4». De meeste der Aante­<br />

keningen van CRUQUIUS over HORATIUS, zijn in de uitgave<br />

van dien Digter door SCHRËVELIUS bezorgd, ingelijfd. De<br />

Verbeteringen en Aanmerkingen van CRUQUIUS worden ia<br />

achting gehouden. En fchoon het wel waar is, dat er nodige<br />

dingen aan ontbreken, en dat men 'er in ontmoet die onnut<br />

zijn; kan men hem egter het regt -niet weigeren, van te er­<br />

kennen, dat hij dienltige hulpmiddelen heeft verfchaft aan die­<br />

genen welke na hem komen.<br />

3. Q. HORATII FLACCI, Epodon litsr, ex antiquisfimis Cvdici*<br />

bus manufcriptis cum Commentariis antiquïs, èmendatus £? editus,<br />

opera JACOBI CRUQUII, Mesjinii, apud Brugenfcis polïtioris Litte-<br />

raturx Prefesforis pubiici. Ejusdem in eosdem Commentarii. Antv.<br />

CIIRISTOPH. PLANTINUS, 1567. in Svo.<br />

4. Q. HORATII FLACCI, Satyrarum, f.u pkiüs Eclogarvm,<br />

libri II.; ex antiquisfimis undecim Codicibm manufcriptis cum anti-<br />

qu'.s Commentariis, poft omneis, q'ui hattenus editifunt, infinitis<br />

locis purgati, clarius explicsü; opera JACOBI CRUQUII, Mes.<br />

finii, apud Brugenfeis politioris Litterama- Profesforis pubiici.<br />

Ejusdem in eosdem Commentarii. CiiRisToni. PLANTINUS, 1573.<br />

in Svo.<br />

• 5. M . TULLII CICERONIS, Oratio pro Milone, cum Enarra-<br />

tione JACOBT CRUQUII. Accedit brevis Orationis Parmnefis ejusdem<br />

CRUQUII. Antv. CHRIST. PLANTINUS, 1582. in $to.<br />

Bij WALVIS vindt ik nog van enen JAKOS CRUQUIUS ge­<br />

waagd, van Gouda geboortig, die Onderprior van het eertijds<br />

aanzienlijk klooster van Regulieren, St. Michielsberg, Oude<br />

Hem genaamd, westwaards onder Schoonhoven gelegen, geweest<br />

is, en op bevel van den wreden LUMEY, benevens den Prior<br />

van het zelvde klooster KOENELIS SYMONSZ., aan een noten­<br />

boom bij de flenen brugge voor 't raadhuis te Schoonhoven ten<br />

jare 1573, werdt opgehangen. SANDERUS, de Bmgenfib.<br />

p. 40, 41. FR. SWEERTII, Athen. Belg. p. 360. VAL. ANDR.,<br />

Bibl. Belg. p. 407. J. F. Forr-ENS, Bibl. Belg. p. 511. F. G.<br />

FREYTAG, Adparatus Litterarins, Tom. UI. p. 628-632- CRE-<br />

G 5 »fi


306 CRUQUIUS. CRUSIUS. CRYTERS.<br />

M I , Animadv. PMUlog. Part. VIL p. 233, 234. Q. SAXI,<br />

Onom. liter., Pars III. p. 388, 380. BAILLET, Jugem. des Sca-<br />

vans, Tom. II. p. 217. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVIII.<br />

P- 373-379- J- WALVIS, Bejchr. der Jiad Gouda, II. D. bl.<br />

192, 193-<br />

CRUQUIUS (NIKLAAS SAMUEL), geboren den 2 december<br />

1678, is geweest Kandidaat in de medicijnen, Toeaiender<br />

van Rhijnlaml, Schout van Sparendam, Examinateur<br />

der Oostindife Kompagnies Stuurlieden te Delft, Lid van de<br />

Koninglijke Sociëteit der wetenfehappen te Londen en van die<br />

der Hollandje Maatfchappije te Haarlem. Hij ftierf te Sparendam<br />

den 5 februarij 1754, in J e n ouderdom van ruim 75 jaren.<br />

CRUQUIUS heeft zig beroemd gemaakt, door zijne kundigheid<br />

in de gefteitenis des Lands, en deszelvs Rivieren, en inzon­<br />

derheid ook door de uitgave zijner konftige grote Kaart van<br />

Delfland enz. Nederl. Jaarboeken, 1754. L St. bl. 118<br />

J19. *<br />

" CRUSERIUS, zïe CROESER (HERMAN).<br />

CRUSIUS (GEORG KOENRAAD), geboren te Zutfen %<br />

zoon van BAREND CRUSIUS, Predikant aldaar, werdt Hoog.<br />

leraar in de regten te Leijden, en is aldaar, nog jong zijnde,<br />

geftorven, den 28 april 1676. Hij hadt gefclueven: Diatriben<br />

ad.l. 40. D. de Hered. injïü.; en, Düfert. ex ULPIANI Libr. If.<br />

cd Ediüum, beide herdrukt in OTTONIS Thefaur. Jur. Civ.<br />

Tom. L col. 661-672. Hij was een groot vijand van de<br />

zogenaamde Compendia. J O H. FRID. BOCKELMANNI, O-<br />

rat.funebris. ULR. HUBER^ Dialogus de ratione docendi fc? diften.<br />

dï Juris, agter zijne Digresfiones Juflinianea:. LOMEYER, Diet<br />

Genial. Vol. II. p. 4 2. OTTO, Prcef. ad MUYDENI Comp. Infc<br />

p. 14. G. SCHRODER, Orat.fun. in B. S. CHEMER, p. 15.<br />

CRUSIUS, zie CRENIUS.<br />

CRYTERS (JAN), geboren te Biest in het begin van d«<br />

XVIIde


CUCHLINUS. (JOHANNES) 107<br />

XVIIde eeuw, begaf zig in het jaar 1614 in het klooster der<br />

Augustijnen van die ftad, en verenigde zig inet hunne orden<br />

door de gewone plegtige geloften. Naderhand werdt hij Prior<br />

van dat huis, en zedeit opvolgelijk van de kloosters te Keu­<br />

len, te Aken en dat van Bedburg. CRYTERS verkreeg den ttjtel<br />

van Doktor in de godgeleerdheid, en nam vervolgens nog<br />

verfcheidene kerkelijke bedieningen waar, tot dat zijne jaren<br />

vrij hoog geklommen zijnde, hij zig ter ruste naar zijne ge­<br />

i s<br />

boorteplaats begaf, alwaar hij den 30 jtinij 1675 geftorven.<br />

Hij predikte met veel ijver doch luttel oirdeel, weinig fmaak<br />

en nog minder welfprekendheid, maakte gebruik van triviale<br />

• uitdrukkingen en vergelijkingen die gants niet op den predik-<br />

ftoel te pas kwamen. Daar is van hem in druk: S. AUGUSTI-<br />

Kus prcedicans; five Concknes, prester facras Litteras, ex folo ferè<br />

S. AUGUSTINO concinnata, ftudlo Kev. &c. JOANNIS CRYTERII,<br />

S. Th. DoStoris, Tred. ad Mof om, 1713- 2'« izww. J. F.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 623. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII.<br />

p. 36S-370.<br />

CUCHLINUS (JOHANNES), geboren te Wetterau in Hes-<br />

fen, ten jare 1546, was eerst in fchooidienst te Nkuwenhui-<br />

zen, en vervolgens in kerkendienst te Tacheim in den Ptdtz;<br />

doch hij werdt genoodzaakt benevens een aantal andeten,<br />

dezen dienst te verlaten, ter oirzake, dat LODEWYK, Keur­<br />

vorst van den Faltz, minder verdraagzaam dan zijn god-<br />

vrugtige vader FREDERIK DE III, den Gereformeerden godsdienst<br />

in zijne landen affchafte, en den Lutherfen in deszelvs plaatze<br />

invoerde, zonder te dulden dat de eerstgemelde gezindheid<br />

in 't openbaar haren dienst verrigtte. Hierop week CUCHLI-<br />

NUS naar Embden, de algemene fchuilplaals der vervolgde Ge-<br />

reformeerden; alwaar hij ook gedurende enigen tijd den fchool-<br />

en kerkendienst beide waarnam. Te Amfteldam het gerugt<br />

van zijne bekwaamheid en gaven doorgedrongen zijnde, werdt<br />

bij ten jare 1578 in die ftad tot Predikant beroepen, en door<br />

PIETER DATHEEN aldaar in den dienst bevestigd. Op den<br />

7den november van het volgende jaar, bood men hem een<br />

Hoog-


ioS CÜD3EMIÜS. (PIETER)<br />

•HoogleTaarsftoel in de godgeleerdheid aan het Hogefchool ie<br />

Leijden aan; doch in aanmerking nemende, dat het getal der<br />

Predikanten te Amfteldam zeer gering was, liet hij zig ligtelijk<br />

bewegen om daar te blijven, en hij bedankte voor het Profes-<br />

foraat. Door de Staten van Holland, in het Jaar 1591 het<br />

Theologisch kollegie of kweekfchool, naderhand en tot heden<br />

toe nog bekend onder de benaming van Staten-Kollegie, opge-<br />

rigt zijnde, werdt CUCHLINUS tot Regent daar van verkoren;<br />

veel moeite hadt men , om hem tot de aanvaarding van dezen<br />

post te bewegen, hij liet zig egter door den Reiken aandrang<br />

dien men hem deedt daar toe overhalen, en wierdt door ene<br />

plegtige inwijding, op den 16 oktober 1592, in die waardig­<br />

heid bevestigd, doende hij bij die gelegenheid, ene latijnfe<br />

Redevoering, welke, het tijdvak in aanmerking genomen,<br />

waarin die werdt uitgefproken, voor geleerd en fchoon moet<br />

worden gehouden; deze is in het Nederduits vertaald in des-<br />

zelvs geheel bij BOE geboekt, benevens de Ordonnantie van<br />

de Staten van Heiland op de directie van dat Kollegie, en de<br />

lijst der namen van de eerfte Studenten, die als Burfalen daar<br />

in zijn aangenomen, 't Jaar hier aan volgende, vertrok hij<br />

op nieuw met verlof van Beftierders der Hogefchool, naar<br />

Amfteldam, om 'er den predikdienst waar te nemen, daar hij<br />

dien bleef uitoeffenen tot in 1596, wanneer hij weder naar<br />

Leijden vertrok, en als Regent van voornoemde Kollegie bleef<br />

dienen, tot op den 3 junij 160Ö, wanneer hij in het 6ofte<br />

jaar zijnes ouderdoms als een wel bemoedigd Christen over-<br />

leedt. Zijn Afbeeldzel gaat meer dan eens in 't koper ge-<br />

fneden in prent uit, zijnde het laatfte vervaardigd door Hou*<br />

ÏRAKEN. Twee zoons, JAKOB en HENDRIK, waren de vrug-<br />

ten van zijn huwelijk, die ook beide Predikanten zijn geweest.<br />

——• CROESE, Naamregister. P. BOB., NederL Hifi. druk va»<br />

IÓ79. HL D. bl. 647-657.<br />

CUDSEMIÜS (PIETER), van T me,ilurg in Kleefslani<br />

geboortig, was de zoon van WILLEM CUDSEMIUS, Muflkant<br />

en Componist, eerst van Keizer KAREL DEN V, en naderhand<br />

vat}


CUILE. (Dr. LAMBERT TEN)<br />

van zijn zoon FILIPS DEN II. PIETER te Wezel in den Lutherfen<br />

godsdienst opgevoed, verzaakte zijn geloof, wierdt Rooms­<br />

gezind , en deedt openlijke afzwering van zijn vorige gevoe­<br />

lens in de St. Pieterskerk te Avignon in handen van den Aarts-<br />

bisfchop, en was, gelijk het doorgaans de Renegaten zijn, bit--<br />

serer vervolger van de Lutheranen en Gereformeerden dan de<br />

'Ihrken zelve tegens de Christenen woeden.<br />

Naar Rome gereisd zijnde, wierdt hij door den Kardinaal<br />

BELLARMIN, die grote genegenheid voor hem opvatte, met<br />

den naam van Geloofsheld getijteld; vervolgens werdt hij hier<br />

tot Priester geordend, en vertrok naar Keulen, alwaar hij zijne<br />

woonplaats vestigde, en veelal zig bezig hieldt om de Protes-<br />

tantfe gevoelens op een vuilaartige wijze te wederleggen. De<br />

fchriften hier toe irgerigt, zijn de volgenden: i. Traiïatum<br />

irevem, de defperata Calvini caufa, in quo Setla Calvinijlicce non<br />

tam picla effigies, qiiam vivum corpus cuivis ad ocutum exhibetur.<br />

Col. ióro. Ib. 1612. in Svo. 2. Hyperaspiften, pro TraBatu de<br />

defperata CALVINI caufa Apologeticum, five quadripartiti Calvmis*<br />

tici examinis &c. Col. 1612. in Svo. 3. Vivum fpeculum, in qua<br />

v.era et Apoftolica Chrijli Ecclefia claré apparet, Pontificiorum %<br />

Lutheranorum et Calvinifiarum trino calculo approbatum. Ib. 1610.<br />

in Svo. 4. Synodum Provinciale;» Diacefis UltrajeBlna celebratam<br />

a DD. Statibus ejusdem Provincis 24 Augufli 1612. UltrajeBi, é<br />

belgico idiotnaie in latinum verfam, Notis curiofis illuflravit. Ha-<br />

giopoli (Colonice), 1614. in Svo. 5. Apologiam pro Saxonia Cd-<br />

tholica. Colon. 1622. in Svo. —>— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

969, 91°-<br />

enz<br />

»<br />

CUILE (Dr. LAMBERT TEN), is geweest Burgemeester<br />

Van Zwolle, en werdt ton jare 1502 in de maand augustus,<br />

door de Staten van Overijsfel aan de Staten Generaal afgevaar­<br />

digd , met blieven van credentie en inltruclie, om het recht,<br />

geregtigheden en privilegiën te vertonen, die gemelde Staten<br />

pretendeerden te hebben op het vlek en kasteel van Koever,<br />

den; verzoekende dat, indien het zelve door de Staatfe Troe-<br />

pes mogte veroverd worden , men in dien gevalle , hare<br />

pro-


HO CULLENBURG. (FRANS VAN)<br />

provintie zoude handhaven in derzelver privilegiën en gereg-<br />

tigheden, en dat de bezettinge en bewaringe van dien zoude<br />

gedaan worden door zijn Excellentie MAURITS VAN ORANJE,<br />

als zijnde hunlieder Stadhouder, met het krijgsvolk op hun<br />

repartitie ftaande; doch fchoon kort hier op die Forteres bi)<br />

verdrag aan der Staten zijde overging, Haagde egter CUILE niet<br />

naar genoegen in de aan hem opgedragene kommisiie; door­<br />

dien Graav WILLEM LODEWYK VAN NASSAU, Stadhouder van<br />

Friesland, daar niet in wilde bewilligen, maar eiste, dat 'er<br />

Friesch guarnifoen in zoude geplaatst worden, met aanbod<br />

om akte te pasferen, dat hij het voor de Generaliteit bewa­<br />

ren, en derzelver bevelen gehoorzamen zoude, zonder prae-<br />

judicie van het regt dat Overijsfel mogte competeren enz.<br />

——— P. BOR, Ned. Hijlor. druk van 1679, III. D. bl. 641,<br />

£42.<br />

CUILENBURG, is de naam van een zeer oud en alleraan-<br />

zienlijkst geflagt, oiifprongelijk in bet Stigt van Utrecht te<br />

huis borende ; waar van SMALLEGANGE in zijne Wapenkaart<br />

fchrijft, dat het uit Graavlijk bloed afdaalde. Hij bedeelt de<br />

Graven van Teisterbant, uit welke die van CUILENBURG, of<br />

CULEMBURG, berkomflig zijn. Zie JUNIUS, Batav. pag. 558.<br />

HEUTERUS, Rerum Burgund. lib. VI. p. 203, 204; en vooral<br />

SUEDERI DE CULENIIURCH, Origines Culenburgice, in MATTRKI<br />

Analeiïis, Tom. III. p. 589-656- Een tak van dit Huis,<br />

heeft den Stamnaam verlaten, en dien van RYSENEURG aan­<br />

genomen; volgens Connoisfance de la Noblesfe-d'Utrecht, p. 18<br />

56. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verb. der Ed. II. D.<br />

bl. 329. (*><br />

CUILENBURG (FRANS VAN), een der verbonden Ede­<br />

len, Ridder, Heer van Mandcrik, zoon van ZWEDER en OR-<br />

TELINE VAN HEEMSKERKEN, behoorde tot het hier voorgenoemd<br />

geflagt. Hij is geweest Ambtman van Maas en Waal, bene­<br />

vens lid der Ridderfchap van Nijmegen, federt 1592 tot zijn<br />

fterfjaar 1597. Hij verwekte, bij HENDRIKA VAN KEPPEL,<br />

zijbe huisvrouwe, één' zoon, ZWEDER, die, mede fn 't jaar<br />

1597.


CULLENBURG. (MELCHIOR VAN) m<br />

1597?<br />

e n c e n e i n e<br />

^<br />

v a n d e z e n t a k m a a k t e<br />

- J-<br />

W. TE WATER, Hifi. van 't Verb, der Edelen, II. D. bl. 3.29.<br />

IV. D. bl. 434-<br />

CUILENBURG (MELCHIOR VAN), zoon van HUBERT,<br />

Tras, ten jare I55S, Stadhouder der Lenen van 't Graavfchap<br />

Culemburg. Uit ELIZABETH BRONKHORST, dogter van LAURENS<br />

«n van MARGARETHA MOL, liet hij vier dogters na, welke<br />

aan voorname Heren in egt gegeven zijn. Bij VOET VAN<br />

OUDHEUSDEN vindt-men gemeld, dat hij niet alleen Stadhouder<br />

der Lenen, maar ook Drost van Culemburg geweest zij; en<br />

verder, dat hij getrouwd was met HELENA VAN LALAIKG, bas­<br />

taard-dogter van ANTHÖNY LALAING, Grave van Hoogfiraten;<br />

of nu deze dan wel ELIZABETH BRONKHORST , zijne tweede<br />

huisvrouwe geweest zij, kan ik bij, mangel van voldoende<br />

berigten niet bepalen. Zijne verbintenis met de Edelen was<br />

eirzaak, dat ALVA hem bande, en zijne goederen verbeurd<br />

verklaarde. Wijders wordt hij befehuldigd, dat hij, als Ka­<br />

pitein, onder BREDERODE ged.end hadde; vijandelijkheden ge»<br />

ceffend; bij trommelflag doen verkopen verfcheHen roerende<br />

goederen, door de Soldaten geftoien, zo elders, als uit het<br />

klooster te Hoorn, en zig bevonden voor Am'iddam, om die<br />

ftad, bij verrasfinge, en door 't maken van een loos alarm,<br />

intenemen. De Heer TE WATER betuigt niet te durven be­<br />

vestigen 't geen hij veider ten zijien aanziene aangetekend<br />

vindt x dat hij namentlijk Raad en Geheimfchrijver van den<br />

Graav VAN EGMOND ZOU zijn geweest, en op den zelvden tijd<br />

met dien rampfpoedigen Graav, gevangen zoude geraakt en<br />

onthoofd zijn. In de naamlijst der genen, die, in 't midden<br />

des jaars 1568 naar Antwerpen gedagvaard zijn, wordt MEL-<br />

CHIOR genoemd de bastaard van CULENBORCH en de zoon van<br />

Mr. GERRIT VAN CULENBORCH, wezende ook een bastaard van<br />

CULENBORCH. J. W. TE WATRR, Hifi. van 't Verb. der<br />

i V<br />

Edelen, II. D. bl. 329, 33°. -. D<br />

- b<br />

'- 434- G. v. HASSELT,<br />

Stukken voor de Vaderl. Hifi. I. D. bl. 208. A. W. K. VOET<br />

VAN OUDHEUSDEN, Hifi. bejchr. van Culenburg, I. D. bl. 102.<br />

CUI.


H2 CUILENBURG. (ZWEDER VA«)<br />

CUILENBURG (ZWEDER VAN) , die in 'X laatfie ge.<br />

deelte van de XiVde eeuw ter wereld kwam, is volgens HEDA<br />

en anderen de LIIRe Bisfchop van Utrecht geweest, fchoon<br />

hij nimmer met rust dien zetel beheerst heeft. Toen na den<br />

dood van den Kerkvoogd FREDERIK VAN BLANKENHEIM, hec<br />

Kapittel in november 1423 bijeengeroepen was om enen nieu­<br />

wen Bisfchop te verkiezen, was ZWEDER VAN CUILENBURG,<br />

D rh'proost te Utrecht, een der mededingers tot die waardig­<br />

heid; doch de meeste Remmen ten voordele van RUDOLF VAM<br />

DIEPHOLT . gevallen zijnde, wierdt de goedkeuring van Paus<br />

MARTYN DEN V. hier op verzogt, die dezelve weigerde, en<br />

op eigen gezag, zonder het Kapittel te kennen, zekeren<br />

RABANÜS, Bisfchop van Spiers, tot Opperkerkvoogd van Ut-<br />

recht aanftetde; doch dezes Gezanten het gantfe Stigt,<br />

door beroerten en partijfchappen deerlijk geteisterd vin­<br />

dende, befloot hij zonder veel moeite, om zijn verkregen<br />

regt op het Bisdom aan ZWEDER VAN CUILENBURG af te ftaan ,<br />

die hem tot ene vergelding zijne Domproostdije opdroeg. ZWE-<br />

DER, die, ingevolge het getuigenis van BARLANDUS , een geteerd<br />

man was, verwierf in ï vervolg, door gefchenken, ene Bulle<br />

van Paus MARTYN, bij welke hij in 't Bisdom bevestigd wierdt.<br />

Hier op volgde een ruimfchootfe fcheüring in het Stigt; want<br />

fchoon die van de Geestelijke ordens der ftad Utrech zig aan<br />

's Paufen welbehagen onderwierpen, en ZWEDER door de bur­<br />

gerij aldaar, met de gewone toejuichinge tot Bisfchop werdt<br />

gehuldigd, bleef 't overig gedeelte van 't Stigt RUDOLF VAN<br />

DIEPHOLT aanhangen. Inzonderheid betoonden Deventer, Kam­<br />

pen en Zwolle, de drie hoofdfteden van Overijsfel hem bovenal<br />

genegen te zijn, ook toefden zij niet langer dan het volgende<br />

jaar om hem voor Landsheer te erkennen; en het voorbeeld*<br />

Van de Steden werdt eerlang door de Ridderfchap gevolgd,<br />

doordien, in augustus des Jaars 1425, op enen Landdag te De­<br />

venter bepaald wierdt, dat men zoude voortvaren RUDOLF VAN<br />

DIEPHOLT voor 'sLands Ruwaart te houden, en ZWEDER VAN<br />

CUILENBURG nimmer in de waardigheid van Utrechtfen Bis­<br />

fchop te erkennen. Hij Rierf te Bafel in het jaar 1433. .<br />

BEKA


CUILENBURG. CULENSS<br />

ÏEKA ö* HEDA , Hifi. Ultraj. cum mis BUCHELII, in HEDAM.<br />

p. 2S4--28S. A. MATTHJEI, Analeü. Vet. cevi, Tom. V. p.<br />

421. edit.in J[to. B. J. v. HATTEM, Befchr. van Zwolle, L D.<br />

bl. 342 enz. MELCH. WINHOF, Landr. van Auerijsf. druk van<br />

CHALMOT, 1783. bl. 114-120. (97.) Zie ook DIEPHOLT.<br />

CUILENBURG (ZWEDER VAN), van het ze'vde geflagt<br />

als de voorgaanden, waarfchijnlijk te Culemburg geboren,<br />

leefde omtrent 't einde van de XVde eeuw. Hij was een<br />

zoon van HUBERT VAN CUILENBURG , en der enigfte dogter<br />

van JAN VAN ROSSEM. Hij huwde met OTTONIA VAN HEEMS­<br />

KERK, waar bij hij twee zoons verwekte: 1. FRANS, die met<br />

HENRIETTE VAN KEPPEL trouwde , welke hem een zoon<br />

baarde, ook ZWEDER VAN CUILENBURG genaamd, benevens<br />

meer andere kinderen die in derzelver jeugd zijn overleden.<br />

2. HUJERT VAN CUILENBURG, die zonder nakroost ftierf. ID,A<br />

VAN HONSELAAR , nigt van OTTONIA, overleed in 1574.<br />

MARIA DE LA TORRE, kleindogter van ZWEDER den tweeden,<br />

ftierf den 25 feptember 1667. Ik tekene dit alleen aan, op<br />

dat men zig niet vergisfe, met dezen laatften voor Schrijver<br />

te houden van het volgende werk: SWEDERI DE CULENBURCH ,<br />

ex Dynafiis de Cuïemburch, Origines Culemburgice, ab exordia<br />

Dominii usque ad arm. cio.cccc.xciv. in 't Nederduits , geplaatst<br />

in Je Analetta van den Hoogleraar ANT. MATTHTEUS, druk ia<br />

4to. Tom. III. p. 589-656. Deze Kronijk begint met het<br />

jaar 1015. ——— PAOUOT, Memair. litter. Tom. V. p. 218,<br />

219.<br />

CULENS (HENDRIK), geboren omtrent 't jaar 1567 te<br />

Cortenberg, een dorp halver wegen tusfen Brusfel en Leuven<br />

gelegen, ftudeerde in laatstgenoemde ftad, eerst in de wijs­<br />

begeerte en vervolgens in de godgeleerdheid ; waarna men<br />

hem met de pastorije van Grammant in Flaanderen begiftigde;<br />

hij maakte zig ongemeen verdienftelijk door de zorge die hij<br />

droeg om die talrijke gemeente in goede orde te houden en<br />

'er deugd en goede zeden in voort te planten; dan zijn in­<br />

komen zeer fchraal zijnde, wierdt de Regering van de- ftad<br />

VJil. DEEL. H ge-


ï%% CüLTRIFICIS. (ENGELEERT)<br />

gemoodzaakt hem bij te fpringen, en hij ontving ook ene jaar-<br />

wedde, van de. ftad Aalst. CULENS werdt vervolgens bevor­<br />

derd tot Aardspriester des dekenfchaps van Grammont, 't welk<br />

hij gedurende het ruime tijdvak van 45 jaren met enen on-<br />

voorheeidigen ijver waarnam, en hij ftierf tot hoog gevorder­<br />

de jaren geklommen zijnde, omtrent het midden der XVlIde<br />

eeuw.<br />

Hij heeft in druk] uitgegeven: ü Judiciorum, Jtmiarum, &<br />

Jacramm concionum mar.ipulus Antv. 1Ö13. in Svo. 2. Ju<br />

bilee; veteris Hebrttorum, £? novi Clsrijlianorum Colle&io:<br />

que privikgia;hujus pree Ulo exce!lentia& pmjianüa. Atitv.if<br />

in 8va. 3. Document a Catliolka et Cateehijlisa XV. ie Lege D<br />

Jeu Decalogo generatim, prout ea è Juggejlu populo-Gerardim<br />

ete-, Antv. 161%. m Svo. 4. TJieJawus locorum communim<br />

§itk nova. et vetera proferuntu? in grat'am Pajtohim et concio<br />

Antv. J6iï. in 8vs. FR. SWEERTII, Atlien. Belg. p. 326.<br />

VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 348. j. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

p. 441. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 171, 172.<br />

CüLTRIFICIS (ENGELBERT), Monnik van de orden<br />

tïer Dominikanen in het klooster te Nijmegen, bloeide omtrent<br />

*t midden der XVde eeuw. Hij was een leerling van ANDRIES<br />

COMES, en verkreeg de doktorale waardigheid waarfchijnelijk<br />

aan het Hogefchool te Keiden. In 1465 wierdt hij gebruikt<br />

om de godgeleerdheid te Zutphen te onderwijzen, en in dat<br />

zelvde jaar ondernam hij de oprigting van een klooster te<br />

Zwolle, waar van hij de eerfte Prior was. Hij ftierf op het<br />

langst in 1492, na in 't licht te hebben gegeven: 1. Epijlola<br />

ieelamtotia Privilegiomm Fratrum Mendkatorum contra cu<br />

Parachiales; et Epiftola de Simonia vitandd in receptione No<br />

tum. Apud ANDR. BOULE, 1479. in iito-. Naderhand ver­<br />

fcheidene malen herdrukt. 2. Carmen de moribus Mei jee. 3. Car-<br />

men de Pane, in modum DiaUgi, biterlocutoribus Pijlore et ux<br />

Met het vorige gedrukt agter het werkje van PETRUS DERIVO,<br />

S. T. D. Lovanienjïs, Elegia, quomedo, emnia in meliorem par<br />

fint imerpretanda. Lugd. Bat. in 4(9. 4. Mmuak Confesjnm<br />

•ms-


BI<br />

CUiNRETORF. (JAKOB) CUN-fcUS. (PIETER) 115<br />

tnetricum, una cum Defenforio Privilegii quatuor Ordinum MendU<br />

cantium faper audientia confesfionum. Colon. 1497- —<br />

, VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 294. J- F. FOPPENS, Bibl.<br />

Belg. p. 262, DE JONGIIE, Defolata Batavia Dominicana, p.<br />

96, 97. Scriptores Ord. Proedic. Tom. L p. 875* HARTZHEIM,<br />

Prodr. Hifi. Unmrfit. Colon. p. II.. PAQUOT, Mem. litter. Tom.<br />

V. p. 92-95-<br />

CUINRETORF of RUIMETURF (JAKOB), was in<br />

1578 Kanunnik, en wierdt in december van genoemden jare<br />

benevens HENDRIK VAN MEDENBLIK, enen Regtsgeleerden,<br />

wegens het opftellen en verfpreiden van zeker fchimpfchrift,<br />

testen de Unie, op last van den Raad der ftad Utrecht in heg­<br />

ten is gefield. —— N. BONDT, Hifi. van de Unie van Utrecht,<br />

I. D. bl. 19.<br />

CUNA1US (PIETER), Hoogleraar in de Staatkunde en<br />

Regtsgeleerdheid te Leiden, was de zoon van een koopman<br />

te Vlisfingen, in welke ftad hij ten jare 1586 geboren is. Zijn<br />

vader vertrok met hem toen hij nog geen drie maanden oud<br />

was naar Middelburg, daar hij nog 16 jaren den koophandel<br />

geoeffend hebbende, in 't jaar 1602 ftierf.<br />

PIETER wierdt met de grootfte zorgvuldigheid opgevoed,<br />

en 12 jaren oud zijnde, aan het beftuur van den Predikant<br />

HUGO FLAVOLIUS toevertrouwd, die hem de grondbeginzelen<br />

van de latijnfe taal leerde. Na verloop van enige maanden,<br />

werdt de jonge CUN/EUS naar Haarlem gezonden, en-bij JAN<br />

MATTIIYSZ., Predikant ter dier ftede, geplaatst, alwaar bij<br />

zig verder in het latijn en andere beginzelen der letterkunde<br />

oeffende, en zulks met zodanig warmen ijver, dat hij 14 ja­<br />

ren oud zijnde rijp voor het Hogefchool wierdt geoirdeeld, en<br />

naar Leiden vertrok, alwaar hij onder geleide van een jonge­<br />

ling zijner bloedverwanten , AMBROSIUS REGEMORTER ge­<br />

naamd, die in zijn vroege jeugd reeds fnelle voortgangen in<br />

het vak der talen en fraije letteren hadt gemaakt, de griekfe<br />

en hebreeuwfe talen grondig leerde. In 1603 deedt hij met<br />

dezen ene reize naai- Engeland, en hij befteedde al den tijd<br />

II 2 wel-


\tl CÜNiETJS. (PIETER)<br />

welke hij in dit rijk doorbragt met vlijtig te ftuderen r hij voï«<br />

voerde 'er in enen zomer de lezing van HOMERUS en der mees­<br />

te andere griekfe Digters; door welk middel hij wei dra ene<br />

grondige kennis van die taal verkreeg , in zo verre dat hij<br />

zefvs goede griekfe vaerfen maakte, het welk hem met Izas<br />

CASAUBOHÜS in kennis bragt, wiens vriendfchap hij verder ver­<br />

kreeg, door het aan hem-zenden van zijne aantekeningen over<br />

«b Diomfiaca van NONSUS. Na een tamelijk lang verblijf in<br />

Engeland, alwaar hij zijn neef REGEMORTER agter liet, die<br />

intusfen tot Predikant in de nederduitfe gemeente te Londen<br />

was beroepen , kwam hij tot Leiden te rug, alwaar hij zig<br />

beurtelings, in de theologie en in de regtsgeleerdheid oeffen-<br />

de, zonder zig fiellig tot een dezer beide wetenfehappen te<br />

bepalen; maar aanhoudend zig vlijtig toeleide op het grondig<br />

leren van de griekfe en hebreeuwfe talen, waar toe hij ook<br />

onophoudelijk, door zijn oom PIETER REGEMORTER, Ridder,<br />

en een fchrander Staatsman , wierdt aangemaand , en daar<br />

hem, behalven dat, nog ten fferken prikkel toe dienden de<br />

voorbeelden van verfcheiden' geleerde Mannen, daar hij ge­<br />

meenzaam mede verkeerde, als JOSEF SCALIGER, HUIG DE<br />

GROOT, DOMÏNIKUS BAÜDIUS, IS. CASAUBONUS, DANIËL HEIN-<br />

MUS en BONAVENTURA VULCANIUS. Bij den laatstgenoemden heeft<br />

hij drie jaren gehuisvest, na- alvorens gedurende een gelijk<br />

tijdvak bij twee andere Geleerden gewoond te hebben; name»<br />

lijk, het eerst bij KAREL CLUSIUS en vervolgens bij SYLVESTEK<br />

VAN CAMPEN, voormaals Penflonaris van Goes in Zeeland, en<br />

namaals lid van den Hogen Raad in V Hage, die zig met 'er<br />

woon nr.ar Leiden hadt begeven, om de verkering met ge.<br />

leerde Mannen te genieten, waarvan hij het orakel uitmaakte.<br />

Intusfen toog CUNSSUS , die de hebreeuwfe taal nog niet naar zijn<br />

genoegen grondig genoeg verftond, naar Franeker, alwaar hij<br />

enige maanden het onderwijs daarin van JAN DRUSIUS genoot.<br />

D:es fchrandere Hoogleraar onderwees hem teffens in de leer-<br />

ltellingen der Rabbijnen, benevens de chaldeeuwfe en fijrife<br />

fpraken; hij gaf hem ook afzonderlijke lesfen met zijn eigen<br />

zoon, met wien Cutiius zig door een naauwe vriendfchap<br />

ver-


CUNiEUS. (PIETER) 41?<br />

verbond, en wiens vroegtijdige dood hem ongemeen fraertelijk<br />

viel; zedert dien tijd heeft hij altoos briefwisfeling met<br />

den va"3er gehouden. Zig in de beoeffening der geleerde talen<br />

volledig geoeffend hebbende, waar toe SOALIGER hem ©nop*,<br />

houdelijk aanmoedigde, wilde hij, alvorens Franéker te veria»<br />

ten, nog grondiger onderwijs in de regtsgeleerdheii genieten,<br />

en ten dien einde boorde hij enigen tijd de lesfen van MAS-<br />

Kus LYKLAMA en die van TIM^US FABER. Toen hij in<br />

a r e n<br />

den ouderdom van 25 i bereikt hadt, ging 'er ïeeds zulk<br />

een loffelijke roem van hem uit, dat de Bezorgers van Leidais<br />

Hogefchool hem tot hun lokten, met aan hem een Pro»<br />

fesforaat in de latijnfe taal op te dragen, en weinig tijd daar<br />

ra fchonken zij hem een leerdoel om de Staatkunde te onderwijzen;<br />

hij vervulde deze beide posten met lof, en verklaar­<br />

de TACITUS, JÜVENAAL, SENEKA den Wijsgeer, SUETONIOS,<br />

HORATLUS en enige andere Schrijvers. Zijne zugt tot de be-'<br />

oefening der regtsgeleerdheid intusfen al langs hoe meer aanwakkerende,<br />

befteedde hij zijne ledige uren aan,die ftudie»<br />

en hij verkreeg de waardigheid als Doktor in dat vak uit<br />

handen van den Rektor KORNELIS SWANENAURGH. Vervolgens<br />

verzogt hij verlof om enigen tijd de pleitzaal te bezoeken,<br />

en de beroemdfte Advokaten ia 's Hoge te gaan horen,<br />

op welke plaats hij zijn intrek nam bij den Raadsheer Aï>Qi»<br />

LOKRIS SCHQTTE. Na verloop van omtrent agt maanden keerde<br />

hij naar Leiden te rug, alwaar men bij zijne profesfie ia<br />

de ftaatkunde die der regten voegde, 't welk hem in de ver»<br />

pligting bragt om de Pandehsn te verklaren. Hij kweet 'er<br />

zig gedurende 15 jaren met roem van, als wanneer hij SWA-<br />

KENBURGH in de verklaring van het Codex opvolgde, 't welk<br />

hij tot aan zijn dood toe heeft vervuld. En, fchoon hij zig<br />

beklaagde van door geftadige raadvragingen afgetrokken te<br />

worden, wist hij egter nog tijd af te zonderen tot bet waarne­<br />

men van andere letteroefeningen, inzonderheid die welke de<br />

Gewijde en Joodfe oudheden ten onderwerpe hebben. In den.<br />

avondftond zijnes levens, leiden hem de Staten van Holland<br />

een aanzienlijke jaarwedde toe, onder voorwaaïde dat afijn*<br />

H 3 P** 0


"r*I*8 CUN^LUS. (PIETER)<br />

pen en raad voor hun moest dienstbaar zijn, in zaken die<br />

den koophandel en zeevaart betroffen. Toen ook ten jare<br />

1636 ha wijdlopig gefcbrift van JoHANNES SELDENUS, getijteld<br />

Mare claitfum, in 't licht kwam, ingerigt tegens het werk van<br />

HUIG DE GROOT, Mare liberum , waarin SELDENUS ftaandè<br />

houdt, dat den Koningen van Groot-Brittanje de eigendom der<br />

omliggende zeeën ondeelbaar met alle naburige en aangren­<br />

zende landen alleen toekomt, fielden de Staten van Holland<br />

zuiks in handen van CUNSUS, die daar tegens zijne beden­<br />

kingen inleverde. Ook fielden de Staten van Zeeland hem ni.<br />

dode van JAKOB EYNDIUS, tot hunnen Gefchiedfcbrijver aan*<br />

dan toen hij gereed ftond om bezit van die waardigheid te<br />

nemen, wierdt hij op reis zijnde door een hardnekkige koorts<br />

aangetast, die met enige tusfenpozing verzeld ging, en aan<br />

hem de vrijheid gunde om naar Leiden terug te keren; doch<br />

korten tijd daarna wierdt hij 'er op een feller wijze door aan­<br />

getast, en na gedurende een vrij langen tijd 'er deerlijk door<br />

gekweld te zijn geworden, rukte die hem ten laatften in 't<br />

graf op het uiteinde des jaars 1638, na 52 jaren geleefd te<br />

hebben. ADOLF VORSTIUS heeft den 6 december daar aan<br />

volgende, ene lijkrede over hem gedaan, die benevens enen<br />

bundel latijnfe lijkdigten op hem door de beroemdfte Poëten<br />

van dien tijd, te zamen ten jare 1603 te Leipzig in 8vo.<br />

gedrukt zijn, en de beroemde GROTIUS maakte dit vierrege­<br />

lig vaars op zijn overlijden:<br />

Me tribus linguis toto celeberrimus orbe<br />

Occidit heul Legum regula, Juris honos,<br />

Succesjor qucerendus erit. Jam mitte, Batave,<br />

Mitte per & terras, mitte. per £ƒ maria.<br />

CM&üs heeft het eerfte Jubelfeest der Leidfe Akademie<br />

met ene oratie op den 8 februarij 1(524 gevierd, toen hij voor<br />

de tweedemaal Rektor magnificus wierdt, naderhand heeft hij<br />

nog tweemalen die erepost bekleed. Hij was in 1616 ge­<br />

trouwd met MARIA, ene dogter van NIKLAAS VAN ZEIST,<br />

Penftor.aris der ftad Leijden, en kleindogter van JAN VAN GAN'<br />

CfïEM .


CüNJEUS. (PIETER)<br />

•HEM, Prefident van den Hogen Raad in St Hoge en Curator<br />

van het Hogefchool te Leijden, bij wie hij verfcheidene kinderen<br />

heeft verwekt, waar van de aframmelingen, sslvs nog<br />

in onze dagen, de geftoelten der ere te Leijden met veel lof<br />

fcebben bekleed.<br />

CUNXUS bezat een droog geitel-, en was van een zwaïtgaï»<br />

lig temperament, oplopend, en veeltijds droefgeestig enïïeer-<br />

Jlagtig; hij zag weinig gezelfchap, was altoos ernftig, fprak<br />

weinig, en kost geen boerten verdragen. Men vindt opgetekend,<br />

dat terwijl hij aan zijn jongde ziekte met de koorts<br />

lag te worftelen, die hem korte dagen daama ten gi'-ave 'fteepte,<br />

hij wist uit te werken, dat zijne zuster die hem ïn 'S<br />

Jsrankbed oppastte, nevens de verdere buisgenoten, naar de<br />

kerk gingen, zo dat bij alleen met een oude dienstmeid te<br />

buis bleef; aan deze beval een goed vuur aan le 5eggeu,<br />

«nder voorwendzel dat hij koud Was. Dit volvoerd zijnde,<br />

^af bij haar de fieutel van zijn ftudeerkamer, en beduidde haat<br />

waar zij een mande met papieren zoude vinden, die hg haat<br />

belaste af te halen en in zijn kamer te brengen. Zij 4oet «dit»<br />

en na haar onder enig voorwendzel uit de kamer t& hebbsa<br />

doen gam, kroop hij uit «tja bed, nam de fchriften wit 'de<br />

mand, en verbrandde die alle, naderhand voor reden Van<br />

dit bedrijf gevende, dat hij die te onvolkomen oir deel de, 'ars<br />

ïia zijnen dood in 't licht gegeven te worden, zoals hij weesde<br />

dat men zoude doen, *t Jammerfte was dat zig onder deze<br />

fchriften zijne wel uitgewerkte aantekeningen over ELAVKJS<br />

JOSEPHCS bevonden, tot het vervaardigen waar van, hy een<br />

groot gedeelte van zijnen leeftijd gefpild hadt, '<br />

Dat dees geleerde Man in het ïtuk van godsdienst -aan «3e<br />

«ijde der Remonltranten overhelde, blijkt ten vollen 'uit aijns<br />

fchriften, ook bleef hij niet ongemoeid in -de kerkelijke «wisten,<br />

die in zijn tijd gants Nederland zo deerlijk beroerden,<br />

inzonderheid haalde hij zig den haat van de heethoofdige


120- CUN2EUS. (PIETER)<br />

verdedigt. Men nam zijn boeksken Sardi venales, 't Welfe'<br />

inderdaad een fcherp hekelfchrift was, te baat, om hem bij<br />

het Sijnode nationaal te Dordrecht aan te klagen ; het liep<br />

evenwel zagter met hem af, dan men wel in den beginne<br />

verwagt hadt. Want toen het Sijnode was aangediend dat hij<br />

op de aanfpraak van den Asfesfor FESTUS HOMMIUS, vergezeld<br />

van den Predikant IZAAK JUNIUS en een Ouderling van Lei-<br />

den, ten verzoeke van de Gedeputeerden der Sijnode aar*,<br />

hem gedaan, hadt geantwoord: „ Dat hij over de fauten in.<br />

„ zijn gedrukte boeken, bij hem gefchreven toen hij nog jong<br />

„ was, en geene profesfie der religie dede, met een publijlc<br />

„ fchrift, eerstdaags uittegeven , de Sijnode en de kerken<br />

„ zoude voldoennamen de Dordfe Vaderen hier genoegen<br />

in, en vonden verder goed, dat de Predikanten van Leiden<br />

CUNSEUS zouden vermanen, om zodanig een goed voornemen<br />

en belofte in 't werk te ftellen; doch het blijkt mij niet dat<br />

iets van dien aart immer door onzen Hoogleraar is in 't licht<br />

gegeven, ook liet men hem zedert dien tijd ongemoeid.<br />

Veelvuldig zijn de loftuitingen door een aantal Geleerden<br />

aan CUN^US gegeven, wij zullen ons enkel vergenoegen dat<br />

bij te brengen, 't welk men geplaatst vindt in de opdragt van<br />

den geleerden P. BUKMAN voor de latijnfe Brieven van hem, ><br />

en door genoemden Hoogleraar ten jare 1725 in 't licht ge­<br />

geven ; zie hier zijne woorden: „ Ik prijze hem als een der<br />

„ welfprekendfte Mannen en ervarenfte Regtsgeleerden, die<br />

„ zo grotelijks als iemant met de luisterrijkfte voordelen en<br />

„ eertijtelen van de Akademie is begiftigd geworden; die bo«<br />

„ ven velen uitmuntte in groot aantal van leerlingen, die<br />

„ uit alle gewesten van Europa naar hem toevloeiden; die,<br />

„ in zijne honigzoete fchriften, de bevalligheden van CICERO<br />

„ met het zout van ATTICA vermengende, bij ieder in ftaat<br />

„ gerekend wierdt, om, bij uitftek boven anderen, fchrale<br />

„ wetenfehappen met puik van welfprekendheid en rijkdom<br />

„ van vernuft te verhoren; die in allen opzigte naar 't ge-<br />

„ meen gevoelen der Geleerden, met de vermaardfte Rede-<br />

„ naren gelijk te ftellen was, en die eindelijk den lof, door<br />

„ de


CUNiEUS. (PIETER) 121<br />

S).de kragten van zijnen edelen Geest vergaderd, welke zo<br />

„ lang de geleerdheid haren verdienden prijs behoudt, onfter<br />

5 ) felijk duren zal, aan zijn nakomelingfchap, als wettig erf-<br />

„ goed , tot enen vorilelijken luister en grootachtbaarheid<br />

„ heeft nagelaten."<br />

Het Afbeeldzel van hem in 't koper gefneden en in prent<br />

gebragt, treft men bij onderfcheidene Schrijvers aan, als on­<br />

der anderen in FREHERI Theatrum , en in de Alma Academ.<br />

leiden/., onder het welke deze beide regels geplaatst zijn :<br />

Mutos CuNffii vultus hcec monjlrat imago:<br />

Reddit eam comitans ora dijerta liber.<br />

Zijne in druk uitgegevene fchriften , bepalen zig tot de<br />

volgenden:<br />

1. Animadverfiomm liber in NONNI Dionyfiaca. Acces/ere DA-<br />

JJIELIS HEINSII disfertatio de- NONNI Dionyfiacis , ejusdem<br />

Paraphrafi ; Jos. SCALIGERI conjeüanea ad editionem PLANTINT.<br />

£f WECHELI. Lugd. Bat. ap. ELZEVIR. 1610. in Svo. CUNJEUS<br />

toont in zijne aantekeningen de gemaakte fauten van den<br />

Schrijver aan.<br />

2. Sardi vernies, Satyra Menippea in hujus fieculi homines ple~<br />

tosque inejté eruditos, PETRUS CUN^US fcripfit. In fine Jeorhm<br />

addita efl, ex ejusdem interpretatione, D. JULIANI hap. Satyra in<br />

Principes Romanos. Lugd. Bat. ap. RAPIIELENG. 1612. in \6mo.<br />

It. vijfde druk, in de Verzameling, getijteld: Guatuor clarisf.<br />

Virorum Satira. Nic. RIGALTII Funus parafitkum. JUSTI LTPSII Satyra<br />

menippaa. Somnium P. CÜNJEI, Sardi venales, JULIANI Imp. Cafli­<br />

res a P. CUN.ZEO tranfiati. Lugd. Bat. 1620. %\ma. It. in de<br />

Tres Satyra menippea: nempe L. ANNSI SENECJE 'ArexeXcxéf-<br />

inTii, JUSTI LIPSII, Somnium, P. CUNJEI, Sardi venales,<br />

recenfitee £5? notis perpetuis illuftrata. Lip/ia 1720. in I2me><br />

De uitgever en de fcholiast, is GOTTL. KORTE, geboren te<br />

Beesko in de Neder-Laufitz, die naderhand Profesfor in de<br />

regten te Leipzig is geweest. It. vertaald in 't nederduits<br />

onder den tijtel:


122<br />

CUNiEUS. (PIETER)<br />

geestig en in een lugtigen aangenamen ftiji gefchreven. Hij<br />

britst 'er vrij gevoelig de valfe Geleerden, en de onwetende<br />

Profesforen , die zig een fpel maken van de ligtgelovigheid<br />

hunner verwonderaars en leerlingen; inzonderheid gispt hij<br />

ook de Nederlandfe Godgeleerden, en beweert, dat die in<br />

twist zijn geraakt over zaken, daar de beide partijen even<br />

weinig doorzigt in hebben, en hij lagt hartelijk over de han*<br />

del wijze van zodanige Predikanten, die, terwijl zij hunne<br />

hoorders tot. het betragten van liefde en eensgezindheid aan­<br />

manen, zig onderling door de allervuilfte lasteringen als ra­<br />

zende wolven verfcheuren. Men zegt, dat CUNMVS die dit<br />

Ruk in zijn jeugd heeft vervaardigd, in rijpere jaren 'er enige<br />

al te bijtende zetten van afkeurde.<br />

3. De Repuhlica Hebraorum, libri tres. Hebraa £? Graces<br />

tmnia verbo tenus reddita latiné funt. Lugd. Bat. ap. L. ELZEVIER<br />

1.617. Zedert dien tijd zijn 'er van dit werkje een menigte<br />

drukken in 't licht gekomen, waar van voor den besten wordt<br />

gehouden: variis adnotationibus illufirati a JOIIANNE NICOLAI.<br />

Lugd. Bat. 1703. in 4fo. Ook is het in 't engels, frans<br />

en hoogduits vertaald, gedrukt; mede in het nederduits ver­<br />

taald door HUIG WILLEM GOEREE, onder dezen tijtel;


CUNJEUS. (PIETER) E*3<br />

j2mo. It., met een Voorrede van AUGUSTYN BUCHNER. Wit-<br />

•teb. 1643. in \imo. Deze BÜCHNER is Hoogleraar in de digt-<br />

-konst en welfprekendheid geweest te Wittenberg, en is de<br />

Schrijver ener inleiding tot de Hoogduitfe Digtkunde, en gebo«<br />

*en 'te Bresden in 1591, en geftorven te Wittenberg in 1661.<br />

Daar zijn nog vele andere drukken van dit geachte werkje,<br />

swaar van wij flegts nog zullen opnoemen dien , welke dezen<br />

tijtel voert: Orationes fcfc. ejusdem alia opuscula: Satyra mo-<br />

•mppea, JULIANI Cafares, Refponfum in caufa poftliminii, cum<br />

qitibusdam ejusdem Epiflolis nuncupatoriis. CHRISTOPH. CELL/RTUS<br />

notas obfervationes addidit. Lipf. 1693. in iimo. Ib. 1723.<br />

in iimo. Enige van deze Redevoeringen waren afzonderlijk<br />

gedrukt, toen JAN CUNJEUS, zoon van den Schrijver, 'er de<br />

verzameling in zijn geheel van heeft uitgegeven. Zij zijn wel<br />

gefchreven, en kunnen tot modellen dienen voor Akadernife<br />

Redevoeringen; de duidelijkheid en netheid gaat 'er in gepaard<br />

met de fchoonheid en zuiverheid van ftijl. Zie 'er hier de<br />

iijst van: I. In natalem Acadeinne Leydenfis. 2. De necesfitatt<br />

Éf prejlantia Litterarum. 3. Ad Autlient. liabita. C. nè filius<br />

pro patre. 4. De-annis Climatcericis, eorum vi in rerumpublic.<br />

£? civitatum converfione. Hierin gispt hij op enen geestigen trant<br />

de zogenaamde voorzeggingen van de Astrologisten of Sterre-<br />

kijkers. 5. Exercitationum Oratoriarum, qace auüoritate publica<br />

in Academia Leydenfi inftituta funt, inauguratie; habita 10 110-<br />

vemb. 1620. 6. Cum Jurisprudentiam esfet prceleüurus. 9. In<br />

SURTONII Galbam. 10. Cum ordiretur cxplicationem libri XIII.<br />

Annaliiim TACITI. gx. Cum HORATIUM publicè prxküurus esfet.<br />

12. Cum JUVENALIS explicationem ordiretur. 13. tn exequiis Cïsr.<br />

EVERARDI VORSTII, Med. Prof. 14. In Exequiis Clar. EVER».<br />

BRONCHORSTII ,' Jurisp. Profesfaris. 15. In Exej. Clar. CORN.<br />

SWANENBURGII , Jurirpr. Prof. 16. In fitnere FRANCONIS BUR-<br />

CERSDICII, Philof. Prof. 18. Super caufa judkiaria Senatus A-<br />

cademici 2 febr. 1632. Hier na volgt het Refponfum in caufa<br />

poftliminii, 't welk reeds in 1631 was in 't licht gegeven, en<br />

dat tot onderwerp hadt: „ Drie Genusfe fchepen, hadden een<br />

„ rijkgeladen 2'urks vaartuig bemagtigd, en dit vaartuig was<br />

goe-


124 CUNERUS PETRÏ.<br />

„ goede prijs, doordien de Gemiefen in duurzamen oörlog met<br />

„ de Turken waren; maar het onftuimig weder hadt hun ge-<br />

„ noodzaakt, een haven van Kandia welke aan de Fenetianen<br />

„ behoorde in te lopen. De Fenetianen nu in vrede met de<br />

„ Turken zijnde, is de vraag, hadden dezen het regt om hun<br />

„ vaartuig te rug te eisfen ? CUMSUS beweert van neen, en<br />

„ verdedigt de zaak der Genuefen." De verzameling waar van,<br />

wij fpreken wordt bepaald door de Lijkrede op CuNiEus.<br />

5. PETRI CÜN^I Epiftolce, Oratio in obitum Claris/. Bo*<br />

NWENTUÜJE VULCANII, edente PETRO BURMANNO. Lugd. Bat.<br />

J725. in 8vo.<br />

CUN^US hadt nog voor het jaar 1632 gefchreven: De catijls<br />

Juris £ƒ Faüi, earumque differentiis, doch deze Verhandeling<br />

heeft nimmer het licht gezien, zo min als de Aantekeningen<br />

over FLAVIUS JOSEPHUS, waar mede hij ver gevorderd was,<br />

doch die wij gezien hebben, dat hij benevens andere belang­<br />

rijke fchriften in zijn jongfte Ievensflond, aan het vuur heeft<br />

opgeofferd. ——— ADOLP. VORSTII , Orat, /un. in obit. Clar.<br />

CUN/EI. FR. SWEERTII, Athen. Batav. p. 286-289. SCALIGER,<br />

in Scaligeranis /ecundis.. Voc. THEOD. EBERTI., Eulogia JCtorim<br />

£? Politicorum ö 5<br />

*. p. 100, 101. TOB. MAGIRI, Eponymolog.<br />

in voc. TH. POPE BLOUNT, Cen/ura celebr. Auilwrum, p. 938-<br />

940. MORH., Polyh. Lhter. Tom. I. p. 977. Polyh. Pratlic.<br />

Tom. II. p. 562. CRENII, Animadv. Philolog. Part. V. p. 155—<br />

161. Part. XI1L p. 167. Jo. FABRICII, Hift. Bibl. Part. I. p.<br />

331, 33 2<br />

- J- E. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 970. P. FREHERI,<br />

Theatrum, Part. II. p. 600. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol.<br />

II. p. 1187. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 184, 185.<br />

582. BATLLET, Jug. des Scavans. Tom. JI. p. 414. PAQUOT,<br />

Mem. litter. Tom. IV. p. 240-250. G. BRANDT , Hift. der Rt><br />

form. II. D. bi. 203. 243. IV. D. bl. 523. P. DE LA RUE,<br />

Gelett. Zeeland, bl. 116-120. G. v. LOON, Nêderl. Hiftoriep.<br />

II. D. bl. 233.<br />

CUNERUS PETRI, Bisfchop te Leeuwarden, wierdt ge-'<br />

boren van fchamele en behoeftige ouders te Duivendijk, een<br />

dorp


CUNERUS PETRÏ. 125<br />

\<br />

tlorp op het eiland Schouwen in Zeeland, omtrent het Jaar<br />

1550. Hij bragt zijne kindsheid te Brouwershaven döor, en<br />

wierdt aldaar in de eerfte beginzelen der letteroeffeningen<br />

onderwezen, waarna hij Leuven bezogt, om was het moogüjk<br />

middelen te vinden tot zijn beftaan ten einde aldaar zijne ftu-<br />

dien voort te zetten. ELIAS VAN SCHORE, een edelman van<br />

die ftad, neiging en bekwaamheden voor de wetenfehappen<br />

in hem befpeurende, plaatile hem onder 't getal zijner dienst­<br />

boden , en gunde hem den tijd de fcholen te bezoeken. Na<br />

zijnen wijsgerigen loop in 1^50 te hebben afgedaan, ftudeer-<br />

de hij in de theologie, en volgde de lesfen der Hoogleraren<br />

RUARD TAPPER en JOCHBM RAVESTEIN. Ten jare 1559 wierdt<br />

hij tot Plebaan van St. Pieter te Leuven aangefteld, en in 1560<br />

tot Doktor in de theologie. Met de aanftelling der nieuwe<br />

Bisfchoppen, werdt hij met liet Bisdom van Leeuwarden be­<br />

giftigd, en deedt aldaar zijne plegtige intrede den 1 februarij<br />

1570. Zijn eerfte vei blijf was op het Blokhuis, bij ZEGER<br />

VAN GROESBEEK , die 't opperbevel voerde bij afwezigheid van<br />

den Graav VAN MEGEN; van hier wierdt hij dooreen gantfen<br />

ftoet verzeld naar de kerk van St. Vitus tot Oldenhove gebragt,<br />

alwaar hij met den mijter op 't hoofd en den zilveren flaf in<br />

de hand, der aanwezende gemeente den zegen gaf, vertrek­<br />

kende na het voleindigen van den avondzang, naar het kloos­<br />

ter van de grauwe Bagijnen, daar hij bleef tot den 6den maart,<br />

wanneer hij ging wonen in 5<br />

t Monnikenhuis van Bergum,<br />

\ welk naderhand tot de vergaderplaats der Staten is gebe­<br />

zigd. Des anderen daags gaf de Bisfchop een heerlijk gast­<br />

maal aan de voornaamften van den Adel en Geestelijkheid,<br />

daar alles wat lekker is en de tong kan ftrelen, wierdt voor-<br />

gediend, pogende door een vrolijken maaltijd, zegt GABBEMA,<br />

den haat van zijn nieuw en lang afgeweerd ambt te vernieti­<br />

gen en aan den Fries te betonen, dat hij zo vreemd niet was<br />

van een gullen dronk, en ruim aangediste tafel.<br />

Den eden der zelvde maand , wierdt een regtsgeding,<br />

betrekkelijk ene trouwbelofte, in 't klooster van St. Anna,<br />

voor hem bepleit, en den ioden voldongen. ALEF VAN AYLVA<br />

in


126 CUNERUS PETRÏ.<br />

in liefde ontftoken voor ANNA VAN DEKAMA, fprak haar aan,<br />

om hare geloften van trouw, zo hij zeide aan hem gedaan,<br />

geftand te doen; doch zij ontkende de belofte; 's Lands Ad.<br />

vokaat daagde hen beiden voor 's Bisfchops ftoel, die de zaak<br />

befliste met hun een eeuwig ftilzwijgen op te leggen. Daar<br />

nu de huwelijkszaken altoos ter judicature van het Hoge Ge.<br />

regtshof hadden geilaan, haalde deze zaak den Bisfchop in<br />

den aanvang van zijne bedieninge, 's volks haat op den hal.<br />

ze, die, bij voortgang van tijd, tot ruimer verwijderingen<br />

uitborst.<br />

Den 26 februar'ij wijdde CUNEEUS de Altaren in de St. Fittts<br />

kerk, en maakte die tot een Dom- en Hoofdkerk. Tot deza<br />

plegtigheid waren hem wegens het Hof, drie Adfesforen toe­<br />

gevoegd, namelijk" ANTHONY DEL VAILLE, PIETER FRITEMA,<br />

Raadsheren, benevens 's Lands Advokaat JAN CHARLES, die<br />

teffens op Koninglijk bevel in last hadden', om hem in de<br />

bedieninge zijnes ambts, en in 't bezit der aangewezene goe­<br />

deren, te bevestigen. DEL VAILLE deedt bij die gelegenheid<br />

een lange redevoering, tot lof des Bisfchops, ten flotte daar<br />

bij voegende, dat het Hof aan den Bisfchop befcherming ver­<br />

leende , en een ieder aangemaand wierdt, om aan hem de<br />

verfchuldigde gehoorzaamheid te bewijzen; ingevolge bier van,<br />

beloofde hem ook 's Lands Advokaat 's Hofs befcherming, in<br />

alles- wat niet ftreedt tegens het regtsgebied en de vrijdom­<br />

men van den Landsheer.<br />

Door deze gunftige toezeggingen gerugfteund, aanvaardde<br />

CUNERUS den 3 maart 1570, het bezit van 't klooster te Bei-'<br />

gum, en zulks in weerwil van den Prior, daar hij zig egter<br />

weinig aan kreunde, fchoon deze reeds op den brief van AL-<br />

VA en de verklaring van den Raad, hadt geantwoord: „ Dat<br />

„ hij niet vermogt het klooster aan den Bisfchop over te la-<br />

„ ten. Zij waren het kapittel van Windesheijm, dat hen voor<br />

„ een lid erkende, onderworpen, en hadden ingevolge daar<br />

van vele vrijdommen, zo van de Conciliën als van Keizer<br />

„ KAREL zeiven verworven; die het Trentife namaals bekrag-<br />

tigde. Wat den eed betrof, dien ftaafden zij aan het hoofd<br />

„ hun-


CUNERUS PEÏRL K7<br />

-„ hunner orden, die. duldde in 't geheel niet de vervreen><br />

„ dinge van hem noch zijne medebroederen. Ook bleek<br />

het, dat zij, door een overoude verbintenisfe, verknogt<br />

», waren aan de Staten van den Lande van Friesland; derwij-<br />

„ ze, dat zij niet vermogten, in die vernietiging naar eigen<br />

„ zinnelijkheid te bewilligen. Zij waren altijd Dienaars ge-<br />

„ weest van den Koning, zijne Stadhouders en derzelver on-<br />

„ derhorigen; dervoegen, 't onbillijk fcheen , dit klooster<br />

„ uit te roeijen. Dat daar te boven nog, in die magere<br />

„ landftreek, velen huisgezinnen, als mede den reizigers naar<br />

„ Groningen, tot hulp verftrekte. Hun inkomfte bleef, door<br />

„ de dagelijkfe liefdegaven, zeer befnoeid, en konde, ter<br />

„ naauwer nood, 2000 gulden 's jaarlijks halen. Zij leefden<br />

„ zeer zuinig, en waren van een onberispelijken wandel,<br />

„ nemende alleenlijk den godsdienst waar, ten einde, om<br />

„ anderen, die elders niet te ftigtelijk leefden, ten goeden<br />

„ voorbedde te verftrekken; daarbij was hun gewiste opregt,<br />

„ en zij kenden zig aan geene ondaad fchuldig. Om kort<br />

te gaan , hun regt aan den Bisfchop over te leveren , duldde<br />

„ noch de regel hunner orden, noch des Pausfen conciliën<br />

„ en magtbrieven." Ook gaf de Prior verzoekfehriften aan<br />

het Hof in; en PAULUS COSTERUS , Prior van St. Salvator in<br />

Thabor, van de orden der geregelde Kanunniken des Kapittels<br />

van Windesheijm, deedt mede protest wegens het voorfebre-<br />

ven Kapittel. Dan dit alles kon niets baten; de Bisfchop<br />

ftoorde zig aan geene dezer wederftrevingen, en hij eigende<br />

zig het klooster met den aankleve van dien toe; ja hij ver-<br />

kogt bij openbare veilinge, de roerende goederen, koeijen,<br />

paarden en al wat 'er maar te vinden was. Des de Prior<br />

genooddrongen zijnde voor het geweld te bukken, zig liet<br />

paaijen met 100 guldens jaars, en nog 100 boven dien, voor<br />

eens, met de betalinge zijner fchulden, welke nog geen 50<br />

guldens beliepen ; voorts een kamer in St. Anna's klooster<br />

te Leeuwarden, met twee bedden, en 't, geen 'er toe behoor­<br />

de, benevens vier fchuiten turfs; dit alles te vinden uit de<br />

goederen van Barra-kloostcr. De Monniken verkregen door<br />

voor-


123 CUNERUS PETRÏ.<br />

voorfpraak van DEL VAILLE , FRITEMA en 's Lands Advokaat<br />

CHARLES, elks 100 guldens, met een bedde, gedurende hun<br />

jèven. Op de zelvde wijze handelde de Bisfchop met de<br />

Pioostdije van 't Zand, te Bolswaard gelegen, en op den sden<br />

der maand met Mariengaarde.<br />

Den i2den van de zelvde maand, wijdde CUNERUS de kerk<br />

te Nijenhove, die hij door het prediken der Onroomfen ont­<br />

heiligd verklaarde. Zijn eeriie kerkelijke vergaderinge hieldt<br />

hij den zsften meij in het Predikheren klooster, daar het me­<br />

rendeel der Geestelijkheid 1 an den lande verfcheen, deze ein­<br />

digde na drie dagen zittens. PIETER FRITEMA en FOKKO ROM-<br />

MARTS, Raadsheren, Ronden, door last van 't Hof, hem bij.<br />

't Doel hieldt meest op 't aannemen van het Concilie van<br />

Trente, dat zij vastflelden. Vervolgens ging hij den i3den<br />

julij, met die beide Raden en den Aartsdiaken DOUWE BEN-<br />

DIKXT op reis, om zig insgelijks in de andere Reden voor<br />

Disfc'iop te doen erkennen. Dit verrigt zijnde, bezogt hij ten<br />

zeiven einde de kerken van Oost- en Westergo benevens die<br />

der Zevenwouden, zoekende hem daar door aangenaam te ma­<br />

ken en zijn flcel te bevestigen; 't welk ook voor een wijl ge­<br />

lukte, ten tijd toe namelijk, dat hij tot alle oveidaad, onge-<br />

bondene wellust, geidfchraperijen en dwaasheden'van aller-<br />

Jeije foort verviel, die hem niet alleen belachgelijk, maar ook<br />

bij een ieder veragt maakten.<br />

Het vernietigen van de kloosters Mariengaarde, Bergum en<br />

de proostdije van Bolswaard, 't verkopen van den Reen , en<br />

de kerkhoven te maken tot weijland, daar de graven der FHt-<br />

Jei^ voorzaten van de beesten, wierden opgedolven, de ligha-<br />

men én de doden ontdekt, ftak velen van dit vrijheidmin­<br />

nende volk in den krop. Hij trok ook alle geestelijk regtsge-<br />

bied tot zig , fchattende de Priesters op de helft en derde<br />

part in hun inkomen, verders nam hij ook onbetamelijke boe­<br />

ten van de Mennoniten en anderen. GABBEMA zegt, een<br />

brief van den Prefident VIGLIUS te bezitten, waarin bij hem<br />

onder anderen fchrijft: „ Dat het werk van enen goeden<br />

Herder is, zijne fchapen te fcheren , en niet te villen."<br />

Uit


CUNERUS PETRI. I i 9<br />

Uit een zijner Boekskens, handelende: Van 't ambt eens Chris.<br />

ten Prinfes, kan men geredelijk opmaken , door welk een<br />

i geest hij gedreven wierdt; zie 'er hier een ilaaltjen van:<br />

[ Hij beweert aldaar onder anderen, „ dat 'er geen dwaling<br />

, „ noch bijgeloof in de Roomfe kerk plaats vindt; maar be-<br />

„ ftempelt alle leringe en gebruik van anderen, die buiten<br />

• , „ dees kerk zijn, met de naam van vervloekte Ketterije, die<br />

i , „ door de Vorften behoort geftraft en uitgeroeit te worden."<br />

• i Ingevolge zijn voorgeven: „ welt de Ketterije voort uit het<br />

„ fchorsfen der bloedplakaten en het ftaken van de voormaals<br />

»» gepleegde wreedheid. Want Holland, luidden zijn woor-<br />

„ den, Zeeland, Friesland, Flaanderen en Braband, hadden<br />

! }, zeer luttel ketters, die hier en daar in't heimelijk verftrooit<br />

„ waren, toen 's Kodngs plakaten naar geftrergheid wierden<br />

„ uitgevoerd; doordien de Ketterije, als toen doer de toom<br />

f „ van de Roomsgezinde Overigheid, dermate was gebreideld,<br />

1 „ beangst en te onder gebragt, datze ter nauwerncod in ho-<br />

! „ len en hoeken kikkende wierdt vernomen." Tot een Voor-<br />

!• 3 beeld, „ voert hij hier Italiè'n, Siciliën, Portugal en andere.<br />

!• „ landen aan, daar het ftraffen van Ketters de overhand heb-<br />

„ bende, befiierd door de naarftige waakzaamheid der Ove-<br />

:• „ righeid, oneindig minder met dat euvel befmet zijn. E-<br />

'i ; » doch, toen onze Opzienders begonden te fluimeren, en de<br />

, „ vreze voor hun uit den weg was geruimd, zo is deze<br />

! £ „ rook, met welke de lucht zo zeer verduistert en befmet is,<br />

j „ e\en als uit een opene put des afgroncis, in zulk een me-<br />

!• „ nigte als van een groten oven, opgefteigert, en de Ketters<br />

„ zin even gelijk fprinkhanen en boos kruid, vermenigvuldigt<br />

:• | „ tot grmtfe hopen." Verders, „ wil hij niet dat zijne Rooms-<br />

(• „ gezinden er.ige handel of verkering mogen aangaan met<br />

s ' „ iemant van ene andere geloofsbelijdenisfe, maar alle de<br />

!• „ zodai.igen wil hij voor heidenen en tollenaars gehouden<br />

a „ hebben;" begerende op dusdanige zaamverbondene Rooms-<br />

Ü gezinden toegepast te hebben, de woorden van PAULUS : "En<br />

» « wilt het juk met den ongelovigen niet trekken: tvant wat deelag.<br />

.' i tingmaklnge is 'er met de geregtigheid en ongeregtigheid? enz.<br />

I. DEEL. I - Al-


CUNERUS PETRJ.<br />

AHeo dr© den Roomfen godsdienst niet belijdenzijn hem de<br />

dood» helle, logen, bet Beest, Openb. XIII.. befchreven;<br />

voorts wolven, dieven,, moordenaars, melaatfen, met de pesi<br />

beöaetfejft * BelialsJtinderen. Integendeel zijn de Roomsge­<br />

zinder voor hem : : levqn , hemel, waarheid , lammeren i<br />

ïegtvaardigen , ja CHRISTUS zeiven, enz. Het was dus in<br />

geene» deel© te. verwonderen, dat de ingezetenen van den<br />

landebij zijne aankomst reeds enen verregaahden afkeer voor<br />

he.m. gevoelden, daar zij bij voorraad, wisten, welk een heil­<br />

loze, imborst' hem. bezielde, en welk een. vervolgzieke aar»<br />

fel, zijnen boezem zwoegde..<br />

Qp den ï augustus van dit zelvde jaar, liet CUNERUS de.<br />

Jflaien. verkondigen, en Relde tot Biegtvaders aan,. Heren<br />

ANNE, Ofïkiaa! zijn's Hofs, en Pastoor tejorwert; Ivo,. Dêi<br />

ken en Pastoor in de Hoofdkerk , benevens DOUWE B-ENE-<br />

iprxT-, Kanunnik en Pastoor, den Prior der Predikheren, en dé<br />

Gardianen der Minderbroeders te Leeuwarden; JELLE , verkoren<br />

Pastoor t§Sneek; ENGEL. JAKOBSZ., Vikaris te Dokkum, met de<br />

beide Pastoren in Bolsward. Zeker onbekende, die zig ver-<br />

fchool onder den verbloemden naam van THEOPHILUS GELASIUS ,,<br />

maakte een werkje, door den druk gemeen, waar bij hij deze<br />

handelingen van den Bisfchop op ene geleerde, geestige, en<br />

teffens boertige wijze hekelde en het ongerijmde daar van<br />

aantoonde; het voerde geen anderen tijtel, dan flegts deze<br />

woorden: In breve Pontificis, t veniq dignantis Jefim, Invebli<br />

facra-, jive Ironica redargutio. '»<br />

Na dat GASEAR ROBLES, Heer van Billif, in melj 1576,<br />

BARTHOLD. ENTES uit Friesland verjaagd hadt, kwam JAN<br />

KNYF, Bisfchop van Groningen, te Leeuwarden, om hem daar<br />

over geluk te wenfenbij deze gelegenheid predikte de. Gro­<br />

ninger Bisfchop, in de Hoofdkerk; en, na voleinden van den<br />

dienst in grote pragt-, fpoedigde men diswaarts, eerst ten<br />

huize van den Pi.efident 's Hofs van Friesland, vervolgers bij<br />

ROÜLRS, en ten laatften bij den Bisfchop vaa Leeuwarden,<br />

daar ene der tijd- en, tafelgenoten van dat gezelfchap van ge-<br />

tuigt: is het ons geoirlocfc, de uitgelezenRg wijnen bij<br />

,. Nee •


CUNERUS PETRI. t 3 I<br />

NeSttr, en de kostelijkfte en verfcheiden foorten van fpijzen<br />

„ bg Ambrojijn te vergelijken , daar zo veel Kerkvoogden,<br />

„ Krijgshelden, en Raadsheren om zaten, waarlijk gij zoudt<br />

„ geuit hebben, dit is het regte flempmaal der Goden; in<br />

„ welke noch APOLLO'S minlijk zanggekweel, noch ORFEUS<br />

„ lier ontbraken, aangevuurt door de uitftekendfte maatzan-<br />

„ gers, tot blijk van een dankbaar harte over de verworvene<br />

„ zege."<br />

Toen in het jaar 1578 de hekken in Friesland waren ver­<br />

hangen , en de Staatfe partij meester was geworden, liet de<br />

Graav VAN RENNENBERG , die 'er het opperbevel voerde, CU­<br />

NERUS PETRI vatten, eensdeels om zijn ftordig levensgedrag,<br />

doch wel voornamentlijk om zijnen ijver voor de Spaanfe Re-<br />

geringe; eerst wierdt hij op het blokhuis te Harlingen gezet,<br />

doch kort daarop naar 't klooster te Eergum gevoerd, daar<br />

hem 8oo guldens tot zijn onderhoud werdt toegelegd; doch<br />

de Bisfchop, dien dit leven verveelde, ontvloodt het eerlang;<br />

anderen zeggen, dat hij gebannen wierdt; zeker is het, dat<br />

hij zig in 't eerst naar Munfter begaf, en aldaar enigen tijd<br />

den dienst als Wijbisfchop waarnam; vervolgens zijn verblijf<br />

te Keulen vestigde, alwaar hij zijn tijd fleet met fermoenen te<br />

doen en onderwijs in de godgeleerdheid te geven. Hij ftierf<br />

in genoemde ftad den 15 februarij 1580 in den ouderdom van<br />

ruim 48 jaren, en wierdt begraven in den Dom, bij het al­<br />

taar der drie Koningen; zijnde naderhand dit graffchrift ter<br />

zijner gedagtenis vervaardigd:<br />

P I E T A T I S A C R U M .<br />

Qcciduae Frijice CUNERUS Epifcopus {Hospes)<br />

Primus £ƒ extorris dormit in hoe tttmulo.<br />

Devixit Arno Saint, CIDJO.LXXX.<br />

xv. Febr. eetat. XLIX.<br />

pojitum è<br />

GAUCONE GAuKEMA, FRISIO<br />

Canonico Mariano, AquisgranenJL<br />

Mtlo annl VnDeCIMI.<br />

R. I. P.<br />

I 2 Men


sfc CUNERUS PETRf.<br />

Men ziet door de werken, d'e deze rrotfe Kerkvoogd heeft<br />

in 't licht gegeven, dat zijn voornaamfte ftudie beftond in dg<br />

wederleggende Godgeleerdheid; doch *wel verre van zijne partij<br />

door luagt van gegronde bewijsredenen te zoeken te overtuigen;<br />

nam hij laster en fchelden te baat; aiomme ft'raalt in zijne<br />

fchriften de helfe geest van onverdraagzaamheid door; en de<br />

middelen van overtuiging die hij te werk wil gefield hebben<br />

om de dwalenden op het regte fpoor, dat is tot dé Roomfe<br />

kerk te mg te brengen, zijn, om die, na gedane vermaning,<br />

door middel van gafg en rad te overtuigen-; daar te bo­<br />

ven firsatt 'er nog ene onvergeeflijke toegevendheid in door,<br />

ten aanzien van zodanige Geestelijken van de Roomfe geloofs­<br />

belijdenis, die zig aan de fnoodfte misdrijven, vrouwefchen-<br />

tfing, diefftal en moord zelvs niet uitgefloten, hebben fcbul-<br />

dig gemaakt, quanfuis berouw tonen en boete doen. Met<br />

dit al, heeft JOH. THOMAS DE ROCABERTI, Aartsbisfchop en<br />

Onderkoning van Valence, de fchriften van CUNERUS PETRI<br />

waardig gekeurd, om ene plaats te vullen in de Bibliutheca<br />

maxima Pontificia, in XX foliant-delen ten jare 1698 te Ro­<br />

me gedrukt, in zig bevattende, zo als de Verzamelaar zig<br />

uitdrukt, bijna alle de beste. Schrijvers, die den Roomfen<br />

Stoel met hunne pennen verdedigd hebben. Zie hier ene<br />

lijst van zijne uitgegevene werken; zo in het nederduits als<br />

latijn.<br />

r.


CUP. (WILLEM)<br />

.4, Ftatuta Synodi diteeefasue Ixovardlce A Rev. OUNERO PETRI<br />

anno M.D.EXX. die 25, 26 £? 27 apn'/ff celebratce. Lovan.<br />

J570. «n 8MJ.<br />

5. De Misfe Saerificio, tra&atus. Eodem authorc, de Merite-<br />

rum Chrifti £ƒ SanStonm ccnfenfu. Item. Quaftknes Paflemks.<br />

Et de celibam Sacerdotum, sênumMo. Lovan. 1572. in lïme.<br />

•6. De Clfriftiani Principis officie, £f quce fecundtm confcien.<br />

tiam ex facris literis ci debetur obedkmia. Col. 1588. in izme.<br />

7. Tiaiïa'us aliquet kfignkres de gravisjïmis Theolog :<br />

ee Cfois*<br />

tiana Co •traverfiis, opus novum, doüum & ekboraVim, in que,<br />

qua; .de Peccato wigvnali, Gratia, libero arbitrio, vkmtate, jiifli-<br />

jicatione^ aliisque, boe temport dispvtantur, turn adprivatas perku-<br />

hfasque qihrundam opiniones convellendas , eleganter Éf fubtilifer<br />

excutmntur. Colon. 1583. W izme.<br />

•8. De Cura Coiporis humani, pro Geneis ulïisqne pik honini'<br />

lus, é Sacra Scriptlira & Patribus, Cokn. 1587. in tzmo.<br />

9. Curfus B. MARUE Virginis, in ufum Religkjorih'a Ordiidt<br />

5. Benedicli cultus emendatus. Ingoijl. 15 87,<br />

10. ï?ct ambt ener «ThjifSeri i&iaff#& StfwfeÖ 15-6$. ia<br />

121110. L. GUICCIARDIN, Defcript, Belg. p. 214. FR.<br />

SWEERTII, Aihen. Belg. p. 167. & Faft. Acai., 44. ïrö, 117,<br />

J. F. FOKSENJ, Belg. p. 222. VAN HECSSEM, Hift.Epïfc,<br />

Leovard. p. 40--43. CASTILLION, Satra CIiremL p. 489,<br />

490. GAZET, jffi/fc £f«fjf.


134 CUP. (WILLEM)<br />

WËLY , wegens de Ridderfchap ter Staatsvergadering van<br />

Gelderland verfchreven.<br />

Na dat WILLEM de latijnfe fcholen in zijn vaderftad hadt<br />

doorlopen, wierdt hij tot meerder vordering in het eerfte vak<br />

der letteroeffeningen, aan het opzigt van JAKOB LETTE of LET-<br />

TINGIUS, Rektor der triviale fcholen te Leiden, toevertrouwd.<br />

Hier enigen tijd, met veel vordering het onderwijs van dezen<br />

kundigen Schoolvoogd genoten hebbende, wierdt CUP Akade-<br />

mie-burger, en hoorde in de philofophie de Hoogleraren GIL-<br />

BERTUS JACREUS en FRANCO BURGERSDYK; in de fraije letteren<br />

hadt hij tot Leermeesters een paar mannen, welke gedurende<br />

de gantfe eeuw, waar in zij leefden, onder de beroemdften der<br />

wereld, in genoemde wetenfehappen, moeten gerangfehikt<br />

worden, namelijk DAN. HEINSIUS en GERII. JOH. VOSSIUS.<br />

Doordien nu CLP de regtsgeleerdheid tot zijne hoofdftudïe<br />

hadt gekozen, lei hij zig ook inzonderheid op het beoeffenen<br />

van die wetenfehap toe, en hadt daar in tot Onderwijzers,<br />

de beroemde Mannen EVERH. BRONKHORST, KORNELIS S WA­<br />

GENBURG, JOHAN LINDERSHUISEN, NIKLAAS DEDELIUS en PIE­<br />

TER CUNJEUS, onder het.beftier van welken laatstgenoemden hij<br />

ook met de waardigheid van Doktor op den 15 januarij 1627<br />

wierdt bekleed, na openlijk ene verhandeling de Privatif<br />

delitlis, verdedigd te hebben.<br />

Vervolgens bleef hij te Leiden wonen, en gaf aan de ftude-<br />

rende jeugd private lesfen in de regtsgeleerdheid; met welke<br />

nuttige tijdkorting hij aanhield tot op het jaar 1634, wanneer<br />

hij tot gewoon Hoogleraar in de regten aan het Gijmnafium<br />

te Harderwijk wierdt beroepen, vervangende den leerïïoel van »<br />

ANT. MATTHiEUS, die in de zelvde hoedanigheid naar Ucreclit<br />

was vertrokken. Gedurende het tijdvak van 12 jaren nam hij<br />

aan dit Illustre fchool de aan hem opgelegde taak met ijver<br />

waar, en vormde menig jongeling tot den dienst van THEMIS;<br />

ten tijd toe, dat door den dood van MARTINUS WYBINGA, de<br />

profesiie in de regten te Franeker zijnde opengevallen, Cura-<br />

teuren van Frieslands Hogefchool, ten einde deze breuke te<br />

bwteren, hem in deszelvs plaats ten jare 1646 beriepen, wel­<br />

ke


CUP. (WILLEM) Ui<br />

fee waardigheid hij ook den i$ maart van het Zelvde jaar mtt<br />

de gewone plegtigheid aanvaardde.<br />

Toen hij eerst te Franeker kwam, Wierdt hij door een ge*<br />

Weldige alledaagfe 'koorts aangetast, die wel haast in een<br />

hardnekkige vierdendaagfe ontaarde, en hem gedurende dertig<br />

Volle maanden aan enen ziekelijke'n en lustelozen toeftand kïuis»<br />

terde. Hiervan herftelde hij nogthans gelukkig, egter 'niet zon*<br />

der veel van zijnen voormaligen fleur en kragten verloten ïit<br />

hebben, inzonderheid hadt zijn geheugen veel geleden. Ö*<br />

jougfte ziekte welke hem ten grave floepte, greep hem «at*<br />

In het begin Van het jaar 1667, en maakte een einde Va»<br />

zijn leven op den 15 januarij. Zijn üjkoratie Wierdt ukge£pro*<br />

ken door zijn ambtgenoot, den geleerden ULRIK HVSÉS., zijn»<br />

de die eerst afzonderlijk gedrukt, en naderhand gevoegd bij<br />

•de Aufpkia Domeftica van genoemden Ho*glersar. Ongemeen<br />

is de lof, die hem hier in, zo ten aanzien van zijn zedelijk<br />

karakter, als geleerdheid wordt toegemeten-. Zie U. HUBEK/Ï»<br />

Aufpkia Dmnefb. p. 412, 4*3- 437- Hij begraven ÏSi èl<br />

Martini-kerk te Franeker, zijnde op den fteeft» die zijne tü$£«<br />

plaats bedekt, het volgende graffchrift gebeiteldï<br />

•Hoe Saxo coiitinêntur ' osp<br />

Viri Clarisjimi<br />

S ü l L I E L M I C U P , J. U. ö.<br />

£jusdemque Facültdiis, dum viverct<br />

Profesforis apud Frifks primariii<br />

Nati Bommdie,<br />

iDenali Franekerce XVÏ. Jan. i667e<br />

•Mtat. 63. beatam refurrstlionem<br />

Cum fideübtis expetcantis.<br />

in charisfimi Pairis.fui<br />

Memoriam<br />

Moeftus 'pofuit Films<br />

WIWAWDUS CUP, J. Üo B.<br />

'tweemalen heeft ohze Hoogleraar de aanzienlijke WftSr$jj'<br />

heid van Rektor magnificus bek'eed» ïiameljjfc in "M<br />

i 4 t«$t»


136" CUP. (WILLEM)<br />

1658. Nog te Leijden zijnde, huwde hij aan GEERTRUID GOR«<br />

BON, gefproten uit een zeer oude en deftige familie in Schop-<br />

land, ene dogter van JOHANNES GORDON, Kapitein in het lijf-<br />

xegiment van den Prins VAN ORANJE. HUBER getuigt, dat<br />

zij ene uitmuntende vrouwe was, die tot fieraad van hare<br />

kunne verftrekte, godvrugtig, zedig, deugdzaam, deftig, haar<br />

man hoogachtende en beminnende, daaibij een zorgvuldige<br />

huismoeder. Zij ftierf den 5 janüarij 1653, na hem zeve*<br />

kinderen gebaard te hebben, waar van vier, drie zoons name­<br />

lijk en ene dogter, onzen Profesfor hebben overleefd, j. JO­<br />

HANNES, is Advokaat geweest voor den Hove van Friesland.<br />

2. ALEXANDER, geboren den 6 november 1635; wierdt Dok­<br />

tor in beide de regten, den 16 junij 1659, na alvorens ene<br />

Verhandeling de Qjiajlioiiibus, openiijk onder voorzitting van<br />

den Hoogleraar JOH. JAK. WISSENBACÏI verdedigd te hebben;.<br />

Bij 't Hof van Friesland wierdt hij ten jare -iCóo als Advokaat<br />

toegelaten, en den 8 december 1680 tot Penfionaris van Leeu­<br />

warden aangefteld. Hij ftierf den 19 janüarij 1690, na bij<br />

zijne huisvrouwe ELSJE VAN MARSSUM , 4 dogters en 2 zoons<br />

verwekt te hebben. Zijn kleinzoon, mede ALEXANDER CU?<br />

genaamd, heb ik van nabij gekend, hij was een kundig Tim­<br />

merman en Architékt, te Leeuwarden; en hadt den algemenen<br />

roem, van een eerlijk en braaf man te zijn; onder meer kin-<br />

deren, verwekte hij bij zijne huisvrouw N. VERTOMME, ene<br />

dogter, AMELIA genaamd , een lieve en verftandige meid.<br />

3. WYNANDUS , wierdt insgelijks Doktor in de regten en Ad­<br />

vokaat voor den Hove van Friesland. 4. De dogter, ELIZABETH<br />

genaamd, huwde aan JOHANNES BUNINO, Advokaat te Enk­<br />

huizen.<br />

Ten tweedenmale begaf zig WILLEM CUP in huwelijk met<br />

KATRYNA RENEMAN , ene dogter van JOHANNES RENEMAN,<br />

die eerst is geweest Adfesfor van het Krijgsgeregt te Groningen<br />

en vervolgens. Raad en Advokaat-Fiskaal van de Admiraliteit<br />

te Harlingen. Deze KATRYNA wordt door HUBER niet alleen<br />

als ene gedienftige huisvrouwe, maar teffens ook als ene bra­<br />

ve en zagtzinnige fteemoedergeprezen. Profesfor Cup ver­<br />

wek-


CUPERS. (HERMAN DIEDERLK) 137<br />

wekte bij haar een zoon en twee dogters, waar van GEER­<br />

TRUID en JOHANNES EGSERT vroegtijdig zijn geftorven, doch<br />

de jongde ALBERTINA, heeft geleefd tot in 1737, hebbende<br />

tot haar einde toe te Franeker gewoond.<br />

De uitgegevene fchriften van onzen Hoogleraar beftaan in<br />

de volgenden: 1. Disputationes ad Inftitutiones Lnperiales. Har-<br />

derv. 1634. in iimo. Franeq. 1650. in Svo. 2. De Succesftoni-<br />

lus disputationes XXVI. Franeq. 1651. in /Lto. 3. D.isp. de Lege<br />

Falcidia. Ib. 1649. in $to. 4. De Obligationibus, DLputatio-<br />

nes XXXVIII. Ib. 1654. in 4(0. 5. Nota ad Inftitutiones Ju­<br />

ris. Ibid. in 4to. 6. Fascicubts Disfertationum Juriiiicarum. Ib.<br />

1644 in Svo. U. HUBER, Orat. in obittm Clar. Viri ÖV.<br />

J. F.:'FOPPENS , Bibl. Belg. p. 397. E. L. VRIEMOET, Athen.<br />

Frijic. p. 387-394-<br />

CUPERS (HERMAN DIEDERIK) , Konstfchilder, ge­<br />

boren in 's Hage den 29 december 1707, heeft de eerfte be­<br />

ginzelen der konst geleerd bij PIETER VAN KUIK, maar' door­<br />

dien deze Meester de fchilderkonst vaarwel zeide en de ets-<br />

naaide voor het penceel verwisfelde, deedt hem zijn vader<br />

onder het opzigt van den Hiftóriefchilder MATTHEUS TERWES­<br />

TEN, met wien hij vele jaren in ondeilinge vriendfchap was<br />

bekend geweest.<br />

Na dat'CuPERS zig omtrent drie jaren bij dezen meester<br />

zo in de teken- als fchilderkonst geoeffend hadt, verliet hij<br />

hem, zettende met naarftigheid de konst bij zig zelv' voort,<br />

zo naar goede voorbeelden, als het tekenen op het Akademie<br />

en het fchilderen naar 't leven, om dus op alle wijzen zijne<br />

ftudie te bevorderen; genietende ondertusfen nog al veeltijds<br />

goede onderrigting van fommige meesters, die genegen en<br />

goedwillig waren om jonge Schilders dienst te doen en voort<br />

te helpen.<br />

Zijne genegenheid bepaalde zig meestal, tot het fchilderen<br />

van hiftorien, pourtraitten en moderne ka'oinetftukjes, daar<br />

VAN GOOI> getuigenis van geeft dat lof verdienen; ook bevlij-<br />

tigde hij zig in 't fchilderen van basreheven, en wel met dien<br />

I I 5, goe-


ï38 CÜPERS. (LAURENTIUS)<br />

goeden uitflag, dat zij de achting van kundige liefhebbers naar<br />

zig trok. Ten huize van den fleer SCHIMMELPENNING Here van<br />

Meerkerk, heeft hij drie ftukken welke ongemeen fraij zijn,<br />

gefchilderd. Het eene verheelt de Faam,, die de aanfteiling<br />

van Prins WILLEM DEN IV. tot Stadhouder afkondigt, toet<br />

enige kindertjes en ander bijwerk. Het tweede, den Gods­<br />

dienst en de Vrijheid, rustende onder de fchaduwe van een<br />

Oranjeboom. Het derde vertoont de vorftelijke Familie, den<br />

Hemel dankofferende voor het gefchenk van den jonggeboren<br />

Prins. Ook heeft hem zijn konst-ijver aangefpoord tot het<br />

tekenen van welgelijkende Pourtraitten met kraïon, die fraij<br />

van kleur en behandeling zijn. Vele van zijne kabinetftuk-<br />

jes zijn zo in de Verzamelingen der liefhebbers in 's Ha-<br />

ge, als elders te zien. De tijd van het overlijden dezes<br />

konstrijken Schilders is mij niet gebleken. Jon. VA»<br />

GOOL, N. Schmmb. der Ned. KonstJchilders &c. II. D. bl. 327b<br />

330. §([(8tmctit. £un|ïï« £crlco8, 1779. f. iSS.<br />

CUPERS (LAURENTIUS), is geweest Karmeliter Mon­<br />

nik, Provintiaal van de kloosters zijner orden in de Neder­<br />

landen, Doktor in de theologie, een geleerd Prediker en on­<br />

gemeen ervaren in de gefchiedenis van zijn vaderland. Hij<br />

ftierf te Brusfel den 29 maart 1594, in den ouderdom van<br />

.66 jaren, en is in genoemde ftad in de hoofdkerk begraven,<br />

met dit. graffchrift i<br />

Hic pofid Frater LAUSÉNTIUS osfa CUPERUS.<br />

Die requiem leBor manibus ergo meis.<br />

Ut dum finis erit mundi dcfunüaque furgent<br />

Corpora, perpetuum mittar in Elyfium.<br />

CUPESS heeft de -volgende Werken in *t latijn door den<br />

druk gemeen gemaakt: ï, Theatrum Mundi minoris, five hu*<br />

m&nce Calamitatis Oceanum* Adjocit lïbellum de Dignitate H<br />

nis. Antv. 1576 £f 1607. in ïzma. 2. B. Aams Genealo-<br />

giam & Vitam ex vétuflisjimis Ecclcfice DL\ cmicinnavit. Ib»<br />

Ï5Ö2. in i6mc% $, 'A>$p*!xt» ÈV^*T«e, Quaïuor Imninis m-


CUPERS. (PIETER) 139<br />

tisjima Concknibus XXIV explicavit. Cum Paracleji ad fludium<br />

Jpiritualis milities. Colon. 1583. in Svo. —— J. F. FOPPENS,<br />

Bibl. Belg. p. 806.<br />

CUPERS (PIETER), te Mechelen geboren , is geweest<br />

Dokter in de regten en Advokaat voor den Hogen Raad<br />

aldaar, hij wierdt tot een lid van dat Geregtshof aangefteld,<br />

maar de dood belette hem die post te aanvaarden. Hij<br />

ftierf ten jare 1689 , en ligt begraven in de kerk van St.<br />

JRumold, te Mechelen, alwaar men dit graffchrift van hem<br />

ieest:<br />

D. O. M.<br />

Nobili Domino PETRO CUPERS<br />

In ƒuprema Regis Curia confüiario,<br />

defunBo 26 Maii 1669.<br />

£t Dominee MARLE VAN DER HOPSTAT,<br />

ejus Uxori,<br />

defunBce 6 Augufii 1685.<br />

FUlee D. ANTONII VAN DER HOFSTAT<br />

Toparchee de Muyfehvyck,<br />

qui obiit 19 Augufii 1670.<br />

Ut Domicel. ANNE LAURIN ejus conjugis,<br />

mortua 12 augufti 1675.<br />

Oui mnnes hoe Tumulo clauduntur;<br />

•X,<br />

Quem pojuit, £ƒ eodem quoque clauditur mcefius hceres f<br />

et pmdiBi PETRI Filius<br />

Nobilis Dominus<br />

DANIËL FRANCISCUS CUPERS.<br />

Hij heeft gefchreven: TraBatus de evittione ABionis hyp*i<br />

thecariee, fécundum Confuetudines Mechlinienfes etc. Zijnde na­<br />

maals door zijn broeder WILLEM CUPERS, die Sijndicus en<br />

Penfionaris der ftad Mechelen is geweest, voltooid, vermeer­<br />

derd , en door den druk gemeen gemaakt, te Mechelen ten ja­<br />

re 1679, in 4to. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 971.<br />

CU- .


.T4-0 CUPUS. (PIETER)<br />

CR7PTJS (PIETER), is geweest RemonJlranU Predikant te<br />

Woerden, en wierdt, na dat 'er veel oneulgheden tusfen zij­<br />

nen aannang en die der Contra-Remonjlranten waren voorgeval­<br />

len, in zijnen dienst gefchorst. De Magiftraat aldaar kost<br />

namelijk goedvinden, om op den 30 november 1618,<br />

terwijl hij uit de ftad was, een briefje aan zijn huis te zen­<br />

den, waarbij hem verboden wierdt, om voortaan binnen de<br />

kerk of eideis in de ftad te prediken, ter tijd toe, dat de<br />

Gecommitteerden van de Staten, en de Gedeputeerden van<br />

het Delfje Sijnode aldaar zouden gekomen zijn, aan wien men<br />

de reden van de fchorfing in zijnen dienst zoude open leggen r<br />

latende egter den Predikant PIETER EEICQUINGNY , die insge­<br />

lijks tot de Remonjiranten behoorde, vrijheid<br />

o n i<br />

den kanfel te<br />

beklimmen. CUPUS bevondt zig toen ts'Dordrecht ten einde<br />

de gedaagde Remonjiranten, met raad en hulp' ten dienst te<br />

ftaan, en hij behoorde onder het getal van die genen, welke<br />

HUIG MUIS VAN HOLY, aangezien hem, zo wei als de ge­<br />

daagde Remonjiranten, bevolen was binnen Dordrecht te blij­<br />

ven, om voldoening hunner daggelden aanmaanden, doch<br />

van hem een fchamper antwoord ontvingen; waarop Cu­<br />

pus aan Muis VAN HOLY toevoegde: „ zijt gij hier Mijn-<br />

„ heer om ons te helpen veroirdelen, dan zijn wij er kwa-<br />

„ lijk aan. Zijn ons de Heren moede, men wijze ons<br />

„ flegts een plaats aan, daar zij willen dat wij gaan zul-<br />

„ len."<br />

Op' den 1 janüarij 1619, kwamen de Gecommitteerden<br />

Van de Delfje Sijnode te Woerden, ook waren drie dagen te<br />

voren reeds de beschuldigingen van de Contra-Remonjlranten<br />

der Klasils, tegens de Remonjiranten, en met name tegens Cu-<br />

ptjs aan hun bezorgd, die^ook aan denzelven, met verlof<br />

uit Dordrecht te Woerden gekomen, werden ter hand * gefield,<br />

CUPUS zijne befchuldigingen gezien hebbende, zeide; „ wel<br />

„ te voorzien wat 'er volgen zoude," en deedt, op den ge-<br />

melden iften janüarij, na dat BKICQUINGNY gepredikt hadt,<br />

een aanfpraak tot het volk, waarbij hij het vermaande tot<br />

ftandvastigheid, in het geen hij hun geleerd hadt. Op den 5<br />

junij


CUPUS. (PIETER) 14*<br />

jrmij werdt de onderhandeling aangevangen, de vergadering<br />

waar voor hij verfcheen, beftond uit viei Kommsfarisfen van<br />

de Staten benevens vier Piedikanten. Gelijk men ligt kan<br />

vermoeden, wierdt CUFUS in het ongelijk gefteld, zijne ver­<br />

antwoording voor onvoldoende gehouden; en hoe konde<br />

zulks cok anders uitvallen ? doordien zijne Regters zijne par­<br />

tijen waren!<br />

Gedurende de onderhandelingen, verzogten de Ouderlingen<br />

en Diakenen der kerke van Woerden, gerugtieund door het<br />

grootfte gedeelte der Gemeente, aan de afgezondene Kommis-<br />

' farisfen zo politijk als kerkelijk bij request, dat zij de dienst-<br />

fchorting van hunnen Herder Crus door de Magiftraai, ge­<br />

daan, door hun gezag wilden vernietigen. Men begrijpt ligt<br />

dat dit afgeflagen wierdt; hierop deden zij een ander verzoek,<br />

namelijk, dat CUPUS in geval van ziekte of dood van BR:C-<br />


i-J.2<br />

CUPUS. (PIETER)<br />

jaren als fukkelende, toeftand, een behoorlijk onderhoud te<br />

vergunnen.<br />

CUPUS begaf zig vervolgens op bevel der Staten, naar<br />

Dordrecht, verbleef aldaar met de gedaagde en gearreiïeerde<br />

Remonjiranten, tot dat het Sijnode een einde hadt genomen j<br />

en bevondt zig onder bet getal der afgezette Hollandje Pre-<br />

dikanten, die in de maand junij dezes zelvden jaars, een Ver­<br />

toog aan hun Hoog Mogenden inleverden, met verzoek om<br />

ontflag; waar over bij en VAN BORRE, enige dagen later,<br />

een gefprek met den Griffier AARSSENS hadden, die hen met<br />

goede en kwade woorden afzette.<br />

CUPUS vervolgens in 's Hage, voor de vergadering der<br />

Staten van Holland gehoord zijnde en van geene misflagen<br />

kunnende overtuigd worden, wierdt hem ook geen verder<br />

leed aangedaan. In julij 1610 bevondt hij zig weder te<br />

Woerden, en waagde het, fchoon ftrijdende met het aan hem<br />

'gedane verbod, in enige huizen te prediken; dit nam de Wet'<br />

houderfchap te regte zeer euvel op, want hij gedroeg zig<br />

ten dezen opzigte als een ongehoorzaam burger. Hier<br />

kwam nog bij, dat *er buiten zijn weten, zegt men, een<br />

gefchrift werdt opgefteld, in hetwelk hij betuigde, dat hij die<br />

vermaningen of predikatiën deedt op fterken aandrang en ver­<br />

zoek van de Remonjlrantje gemeente dier ftad; welk gefchrift,<br />

volgens getuigenis van den Gefchiedfchrijver BRANDT, door<br />

meer dan 200 mansperfonen, en 168 vrouwen getekend was.<br />

Deze daad verbitterde de Magiftraat nog meerder, en zij ga­<br />

ven'van het een en'ander kennis aan Gecommitteerde Raden;<br />

h welk van dat gevolg was, dat CUPUS in 's Hage werdt<br />

ontboden, en hem dat gefchrift afgevorderd, 't welk hij ter-<br />

ftond gewillig overgaf; hier op werdt hij door Gecommitteer­<br />

de Raden zeef ernftig beftraft, zo over zijne ongehoorzaam­<br />

heid van tegens gedaan verbod te hebben gepredikt, als over<br />

de ondertekening van het gemelde gefchrift, 't welk men als<br />

oproerig aanmerkte, waaromtrent hij zig, even als de oude<br />

EHICQUINGNY, die mede in 's Hage was ontboden, en van op­<br />

roer gekoesterd te hebben befchtildigd werdt, verantwoordde.<br />

Hier


CUPUS. (PIETER) HS<br />

Hier op volgde, dat den nden junij, aan CUPUS op ene boete<br />

van 600 guldens, en aan zijnen ambtgenoot op verbeurte<br />

van deszelvs wedde, werdt verboden, binnen Woerden of den<br />

Klasfikalen ring daar van, te prediken. Cupus werdt vervolgeus<br />

over het bijwonen van ene Remonftrantfe vergadering te<br />

Rotterdam, en het ondertekenen van de befoignes aldaar, ten<br />

lande uit gebannen. Hij deze verbanning overtredende,<br />

wierdt te Amfteldam benevens BARNHEEUS VEZEKIUS en AR-<br />

ÏTOLDUS GEESTERANUS gevat, naar de gijzeling gebragt, en<br />

alle drié onder Akte van nonprejudicie naar 's Hage gevoerd,<br />

en van daar op 't huis te Loeveftein gevangen gezet.<br />

Uit dezen kerker ontfnapt zijnde, begaf hij zig naar<br />

Antwerpen, en vertrok van daar met ErïscoMus en GREVINK-<br />

•HOVKN naar Keulen, daar zij met groot gevaar, wegens d'onveiligheid<br />

der wegen, den 18 meij 1621 aankwamen. Doch<br />

bier niet kunnende banken, doordien hun op last der Regeïing<br />

wierdt aangezegt de ftad te moeten ruimen, begaven<br />

zij zig weder-naar Brabmd, en kwamen den 7den julij behouden<br />

te Antwerpen terug, van waar CUPUS benevens EPIS-<br />

COPIUS en UITENROGAART, naar Rouaan reisde en aldaar den<br />

3iften augustus aankwam; hier enigen tijd getoefd hebbende,<br />

bedoot hij Parijs te gaan zien om een bezoek bij HUIG DE<br />

GROOT afteleggen, in wiens huis bij den óden november<br />

1622 predikte. Waarfchijnlijk is hij- kort hier op in deze<br />

ftad geftorven; zeker is het, dat men na dit tijdvak niets<br />

meer van hem vindt vermeid. Men ontmoet verfcheidene<br />

afbeeldzels van CUPUS in prent gebragt ; het hier bijgevoegde<br />

is door R. VINKELES, in 't koper gefneden. —'<br />

G. BRANDT, Hift. der Reformatie, II. Deel, bl. 885. 959.<br />

IV. D. bl. 489. 493. 826. WAGEN., Befchr. van Amft. IV.<br />

Stuk, bl. 340. En verders UITENBOGAART en TRIGLAND,<br />

Kerkelijke Hiftorien, en andere Gefchiedfchrijvers van dit<br />

tijdvak.<br />

CUQJJIUS, zie KUIK.<br />

CUR-


144 CURC'ELLJSUS. (STEVEN)<br />

CURCELLiEUS (STEVEN), Profesfor onder de Remos-<br />

ftranten te-Amfteldam, is geboren te Geneve, ten jare 1586<br />

hoe .vel zijn vader te Amiens ene ftad in Pikardièn te huis<br />

hoorde, welke plaats hij om de Godsdienst-vervolging verla­<br />

ten hadt, kort na den zo ijsfelijken St. Panels nagt. Na<br />

dat dit bloedig fchouwfpel voorbij was, weet men, dat 'er<br />

allengskens meerder verdraagzaamheid ten aanzien van da<br />

Gereformeerden in Frankrijk wierdt in acht genomen ; dit<br />

deedt STEVEN befluiten om zijn vaderftad te gaan bezoe-<br />

ken, alwaar hij kort na zijne komst tot Predikant onder de<br />

Hervormden werdt aangefteld ; doch zig voor de Re-<br />

monftranten verklaard hebbende, wierdt hij in zijn dienst<br />

gefchorst, met dat gevolg egter, dat hij heifteid wierdt zo<br />

dra hij het gevoelen van ARMINIUS hadt verworpen. Dan<br />

zig in het jaar r6?.i ais lid in de vergadering van het pro-<br />

vintiale Sijnode te Charenton bevindende, wierdt aldaar door<br />

fommïgen gedreven, dat men ingevolge liet befluit van 't Sij­<br />

node het jaar te voren te Alez gehouden, de Bordje Canons<br />

ondertekenen en bezweren moest; doch dit vondt hier vele<br />

tegenftanders, waar van de voornaamften waren CURCEL-<br />

IJEUS, DAVTD BLONDEL, toen ter tijd Predikant te Haudan<br />

en namaals Proiesfor der Kerkelijke Hiftorien te Amfteldam,<br />

'en verfcheidene andeie Predikanten. Vele leden van die<br />

Vergaderinge waren van oirdeel, dat het formulier' van dien<br />

eed zo nieuw en ongehoord was, dat men 'er ilegts weini­<br />

gen vondt, die van denzelven geen afkeer hadden, inzonder­<br />

heid om dat het oirdeel der Derdrectyfe Sijnode daar gefield<br />

wierdt als een Regel des Geloofs, van welken men niet<br />

mogt afwijken. Dierhalven wierdt bij deze Sijnode met ge­<br />

mene toeftemming befloten, 'de beraadslagingen over dit on­<br />

derwerp tot dc naaste provintiaie Sijnode van 't volgende<br />

jaar uit te ftellen, in welken tijd de Predikanten alles rij­<br />

pelijk zouden overwegen ,~ en op enig ander formulier<br />

van toeftemming mogen denken; dan in het volgend Süno-<br />

de te Die in Dauphiné, wierdt bepaald, dat alle de Predi-<br />

kan-


CURCELLJEUS. (STEVEN) i,)S<br />

kanten zonder uitzondering die ondertekening en eed zou­<br />

den moeten doen, en CURCELLSUS zulks volftandig bleef<br />

weigeren, wierdt hij afgezet.<br />

In Frankrijk dus van zijn beftaanmiddel verftoken, begaf hij<br />

zig naar Amfteldam, alwaar hij zig enigen tijd geneerde met<br />

het corrigeeren van proeven,'in de beroemde drukkerij van<br />

TOAN BLAAUW, en zulks ter tijd toe, dat hij SIMON EPISCO-<br />

J?IUS, als Hoogleraar der Remonftranten te Amfteldam, op­<br />

volgde, waar door hij gelegenheid kreeg zijne grote geleerd­<br />

heid openlijk te doen blijken. Het kost niet misfen of de<br />

gevoelens die CURCELL/EUS zo bij monde als in gefchrift leraar­<br />

de , moesten hem tegenftrevers verwekken; aan 't hoofd hier<br />

van bevondt zig de twistzieke MARESIÜS, Hoogleraar te Cronin-<br />

gen die men weet dat gewoon was een ieder aanteklampen<br />

welke niet met zijne gevoelens ftrookte. Ter gelegenheid<br />

van het gefchil dat 'er tusfen MOLIIUEUS en AMYRAUT ont-<br />

ftond, over het leerftuk der Preedestinatie, tragtte CURCELUEUS<br />

als middelaar ten jare 1638 tusfen beiden te komen, met het<br />

fchrijven van een werkje, onder den tijtel van: Advis d'un<br />

Perfonnage desinterresfé fipc; doch dit bragt geen andere dan<br />

de hatelijke uitwerking voort, dat zij beide zijne vijanden<br />

wierden. MARESIUS gewoon te fchelden, nam zijne gebrui­<br />

kelijke wapens te baat, en beltempelde hem met den hatellj-<br />

ken naam van Sociniaan; waar toe inzonderheid aanleiding<br />

gaf de uitgave van CURCELUEUS zijne Quaternio Disfertationum<br />

Theologicarum, merendeels tegens de gevoelens van MARESIUS<br />

ingerigt; waar van de eerfte handelde over de woorden,<br />

Trinitas, Hypoftafis, Perfata enz.; de tweede, de Pcccato ori~<br />

ginis; de derde, de Necesfitate cognitionis CHRISTI ad falutem;<br />

de vierde , de Hominis per Fidem & Opera Juftificatione; in<br />

het eerfte tragtte hij te bewijzen, dat het gefchil met de An. ><br />

titrinitarii, of beftrijders der Drieëenheid, enkel en alleen de<br />

woorden Trinitas, Hypoftafis, Perfona enz. betrof; dit was nu<br />

een brok die MARESIUS onmooglijk koste verzwelgen; hier<br />

kwam nog bij, dat CURCELTJEUS na dode van BLONDEL, de5-<br />

zelvs Diatribe de JOHAKNA Papisfa in druk gaf, waar in deze<br />

VIII. DEEL. K wen-


146<br />

CURCELL7EUS. (STEVEN)<br />

wonderbaarlijke gefchiedenis als een fabel werdt uitgekreten;<br />

dit öntflak de ijvervolie gtófnfchap van den Groninger Hoog­<br />

leraar des te Vuriger, doordien hij het verhaal van die zoge­<br />

naamde Pausfin voor er.e bewezene waarheid hieldt.<br />

CURCELLJÊUS ftierf den 22 meij 1659, in den ouderdom van<br />

73 jaren, en zijn opvolger in 't Hoogleraarambt ARNOLDUS<br />

-POELENBURG, heeft zijn leven befchreven, *t welk geplaatst<br />

ifvoor des Hoogleraars werken, ten jare 1675 door FILIP<br />

VAN LIMBOKG in één deel in folio in 't licht gegeven, die<br />

naderhand in't nederduits vertaald, gedrukt zijn, onder den<br />

tijtel van : Cïjcoiogtfftjc cn Scöcïijlic ©erken. II Welen/<br />

Xcijö. 1678. hl 4t0. Voorts heeft CURCELUEUS, behalven de<br />

reeds genoemden, nog verfcheidene andere werken door den<br />

druk gemeen gemaakt; inzonderheid een fraije uitgaav van<br />

het Nieuwe Testament in 't grieks, met verfcheidene lezingen<br />

en ene geleerde voorrede, het welk 't eerst te Amfteldam in<br />

I658, en naderhand meermalen herdrukt is, in twee delen<br />

in gr. i2mo. Ook heeft hij veel toegebragt tot de uitgave der<br />

werken van zijnen voorganger SIMON EFISCOPIUS. Onder zij­<br />

ne overige fchriften, zijn inzonderheid vermaard: Inftitutiones<br />

Religimis Chriftiance, libri VII. hoewel hij het genoegen niet<br />

beeft gefmaakt, om dat werk volledig af te doen. Nog: Dia-<br />

tribe de u/u Sanguinis inter Chriftianos; Vindicia, quibus fent<br />

ARMINII de jure Dei in creaturas inneeentes contra MOSEM AM<br />

RALDUM defenditur, in het nederduits vertaald gedrukt, onder<br />

dezen tijtel: ©nbetmcfc ban het 251ceöectcn. 2Cm|ï. 1681. in<br />

42mo. Het welke benevens enige andere ftukken door hem<br />

gefchreven, in zijne Theologife werken niet gevonden wordt.<br />

SANDII, Riblioth, Antitrinit. pag. log. WITTE, Diar.<br />

Biogr. voce. PAUL. FREHERI, Theatrum, p. 604-607. KÖNI-<br />

oit, Bibl. Vet. Nov. voc. T. CRENII , Animadverf. Philolog.<br />

Part. II. p. 129, 130. Part. XIII. p. 108-112. Jo. FABRI-<br />

Cit, Hiftor. Bibl. Part. II. p. 51-53- et Part. VI. p. 372-<br />

374. KRANTZIUS ad CONRINGIUM, Stee. XVII. p. 191. Catal.<br />

Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol. II. p. n 88. C. SAXI, Onom. liter.<br />

Pars IV. p. 536. BENTIIEM, Kerk- en Schoolftaat, II. D. bl.<br />

362.


CURIUS. CURRIFICIS. CÜRTENBOSCH. 147<br />

362. G. BRANDT, Hifi. der Reformatie, IV. D. bl. 662.<br />

CURIUS (PIETER) , geboren te St. Winoxbergen, is in<br />

zijn vaderilad Rektor der latijnfe fcholen geweest, en heeft<br />

uitgegeven : 1. Grammatica Gracce et Latina. Antv. 1530.-<br />

2. Diblienarium Gracé, Latinè et Teutonicé, ad inftar Pappa<br />

Puerorum JOHANNIS MURMELLII. Ib. 1530. J- F- Fop.<br />

TENS, Bibl. Belg. p. 970.<br />

CURRIFICIS (JOHANNES) , is eerst geweest Regulier<br />

Kanunnik in het Cistercienfer klooster te Villers, vervolgens<br />

Biegtvader van het klooster de Marcbe-des-Dames te Namen.<br />

Hij heeft gefchreven: Traiïat. de Vitio proprietatis, cum aliis<br />

fmilis argumenti libellis, hoe initio: Sicut modicum fermentum totam<br />

mafam etc. Het aan enken van de heiligheid en geleerdheid<br />

van dezen Monnik, wordt breed uitgemeten, door HEN-<br />

JUQUEZ, in Menologio Ciftercienfi, ad diem X Mali, alwaar hij<br />

hem onder de Heiligen van zijne orden rangfehikt. :<br />

J. F. ForrENS, Biblioth. Belg. p. 623.<br />

CÜRTENBOSCH (JAN VAN).<br />

i s<br />

geboren te Gent uit een<br />

fatzoenlijk burger-geflapt, in het begin van de XVIde eeuw.<br />

Hij deedt fnelle vorderingen in de letteroefFeningen , en<br />

maakte zig bekwaam niet alleen in de latijnfe, griekfe en<br />

hebreeuwfe talen, maar nog in verfcheidene andere weten­<br />

fehappen. Ook wilde hij door 't middel van reizen zijne<br />

kundigheden vermeerderen; ten dien einde doorliep hij Frank-<br />

rijk, Spanjen en Italiën, en maakte zig alle voorkomende ge­<br />

legenheden ten nutte tot vermeerdering zijner kundigheden.<br />

Omtrent het einde van 't jaar 1545, begaf hij zig naar het<br />

Concilie van Trente, alwaar hij de agt eerfte famenkomften<br />

van die berugte kerkvergadering bijwoonde. Zedert dien tijd<br />

weet men niet anders van hem, dan dat hij zijne dagen te<br />

Rome eindigde, en begraven ligt in Ome L. Vroumn-kerk dell<br />

Anima. Du PIN bepaalt den dag van zijn dood op den 18 no­<br />

vember IS5°-<br />

Men heeft van CURTENEOSCH : Atta Concilii THdentim,<br />

K 2 I cri<br />

P'


14» CÜRTENIUS. (PIETER)<br />

feriptA ab ANCELO MASSARËXI.O, ConctB Secretarto, et JOHANNS.<br />

CU&TENBOSCH Anglo, qui Concilio. interfuii. Ex duobus- Mfs.,<br />

üm BibUothects Regice, altera illuftr. Domitii JOLII DE. FLEUR<br />

fummi Regis Pmcuratoris, In de Colleiiia amplispma van MAR<br />

TéNg ea DÜRAND, Toni. VIII. col. 1022--1218. Men las aan<br />

't flof van 't eerstgenoemde handfchrift: Hunc librum fcripfit<br />

Domkus JOHANNES DE CURTENBOSCH, qui Concilio. Tridentino in-<br />

terfuit omnibus aSibus. Homo erat dotlisjtmus, hebraicarum<br />

gracarum titterarum peritujimus et Jacrarum: imo omnem di<br />

nair! ita callnit, ac totam a-tatem in ea iranfiit. Ingenio erat<br />

tisjima: Gallias, Hijpanias, et Italiam perlvjlravit. Natus erat<br />

Gandavi, gente Curtenbofche. Tandem obiit Roma, et fepult<br />

fait in Ecclefia Germanorum. LEVINUS VAN DER PRET hunc<br />

tibrum dedit Domino LEVIKO TORRENTIO Gandavenji, Archidia<br />

Ho partium Brabantix, Ramos die 18 novembris 1560. De Uit<br />

vers hebben zonder enige rangfchikking in acht te nemen,<br />

dé Handelingen door MASSARELLI verzameld, en die van CUR­<br />

TENBOSCH verwardelijk onder een geplaatst, zig voldaan hou­<br />

dende , met van tijd tot tijd aan de kanten der bladzijden den<br />

naam te melden van die verzameling welke zij uitfchrij-<br />

ven. Egter is men hun dank fchuldig van deze ftukken te<br />

hebben wereldkundig gemaakt, doordien zij veel licht ver-<br />

fpreiden, betrekkelijk de eerfte zittingen van de Trentje Kerk­<br />

vergadering. DUHN heeft in zijne Bibliotheque ene verkor­<br />

ting van CURTENBOSCH zijn verhaal medegedeeld. MAR.<br />

TéNE & DÜRAND, ubi fup. DÜPIN, Bibliotheque des Autheurt<br />

Ecclejiafliques, edit. (TAmft. Tom. XIV. p. I7~3r. PAQUOT,<br />

Mem. litter. Tom. VIII. p. 341-343.<br />

CURTENIUS (PIETER), Hoogleraar in de Godgeleerd­<br />

heid en Predikant te Amfteldam, is in die ftad geboren op<br />

den 7 december 1716, zijnde afkomftïg uit een zeer oud ge­<br />

flagt, 't welk men bijna vier eeuwen herwaards berekenen<br />

kan. Hij ftamde af uit PIETER CURTENIUS, welke in *t jaar<br />

1490 geboren werdt, en gewoond heeft op zijn eigen land­<br />

goed, in een aangenaam oord, Curten genaamd, digt bij de<br />

ftad


CURTENIUS. (PIETER) 144<br />

ftad Elberveld gelegen. Dit oud geflagt was ook eerwaardig,<br />

in zo verre hetzelve, van de tijden der hervorming aan, ver­<br />

fcheidene zeer waardige Euangeliedienaars heeft opgele­<br />

verd.<br />

De Man, wiens tevensbijzonderheden wij hier fchetzen,<br />

werdt geboren uit PIETER TIIEOBALD CURTENIUS, Chirurgijn<br />

te Amfteldam en Overman van zijn gilde. Zijn grootva­<br />

der was PIETER CURTENIUS, Predikant op't Herenveen, een<br />

zeer aanzienlijk vlek in het voormalig gewest Friesland, over­<br />

leden in den jare 1709. Zijn overgrootvader was ENGELBERT<br />

CURTENIUS, die eerst in het dorp Heus/en, vervolgens 'te<br />

Keenve, en eindelijk te Steemvijk het Euangeliurn verkondigd<br />

hebbende, in den jare 1702 is geftorven. Zijn grootvaders<br />

overgrootvader, JOHANNES THEOBALD, was Rektor der latijn­<br />

fe fcholen, eerst te Arnhem, daarna te Harderwijk; en hij<br />

overleed in den jare 1686. Zijn derde overgrootvader einde­<br />

lijk was PIETER CURTENIUS, Predikant te Elberfeld, en is ten<br />

jare 1619 overleden.<br />

Onze CURTENIUS gaf van zijne eerfte jeugd af, reeds zeld­<br />

zame blijken van een fchrander vernuft. Nauwlijks £gt jaren<br />

bereikt hebbende, begaf hij zig, ten einde de latijnfe en griek­<br />

fe talen kundig te worden, op het Gijmnafiiam. En hoe teder<br />

hij ook nog mogt zijn, niets was 'er daar hij meer naar ftreef-<br />

de, dan om onder zijne medeleerlingen uit te munten, en de*<br />

zer edeie drift heeft het ook geenzins aan enen gelukkigen<br />

uitflag ontbroken. Immers beijverde hy zig zodanig, dat hij,<br />

13 jaren oud zijnde, na het houden ener redevoering; aver<br />

ie Liefde Gods, die hij zelv hadt opgefteld, de lagere fcho«<br />

Jen verliet, en tot de hogere overging.<br />

In zijne vaderftad vondt hij Leermeesters, die door husm^<br />

grote kunde zig zeer beroemd gemaakt hadden \ waar onder<br />

JAKOB FII.IP D'ORVILLE, die te dier tijd tot een luister en><br />

fieraad van het Amfteldam Atheneum verftrekte. Wanneer hij<br />

zig nu drie jaren onder het geleide van zo groot een man<br />

op de wetenfehappen hadt toegelegd, begaf hij zig naar het<br />

fJc^efchool te Leijden, ten einde zig aldaar als Akademie-<br />

K 3 bur»


x 5o CURTENIUS. (HETER)<br />

burger tot het grote doel bekwaam te maken waar toe hij was<br />

voorbefchikt.<br />

Geen gedeelte der wetenfehappen, welken enen waren<br />

Godgeleerden verfieren en uitmaken, liet CURTENIUS onaan­<br />

geroerd of onbeproefd, maar alles fnuffelde hij door met een<br />

nauwkeurig onderzoek. In de Oosterfe en Westerfe ta'en<br />

hoorde hij den groten ALB. SCHULTENS, en den beroemden<br />

SIGEB. HAVERKAMP; in de Gefchiedenisfen, PIETER BURMAN<br />

den Ouden; en in de Wijsbegeerte, den fchranderen JAKOB<br />

WITTICHIUS. Het perk der talen en wijsbegeerte gelukkig<br />

doorworfteld hebbende, gaf hij zig geheel aan de godgeleerd­<br />

heid over. In dit voorname vak zijner bedoeling hadt hij<br />

tot Leermeesters, FRANS FABRICIUS en JOH. WESSELIUS , bene­<br />

vens de wijdberoemde VAN DEN HONERTS , zo vader als zoon,<br />

van welker opgenoemden , aller uitgebreide geleerdheid zo<br />

velen, als hun onderwijs genoten hebben , met lof getuigen.<br />

Zes volle jaren op Leijdens Hogefchool zig der geleerdheid<br />

bevlijtigd hebbende, keerde hij naar Amfteldam te rug, en<br />

wierdt door de Klasfis aldaar op den 6 april 1739 onder<br />

het getal der Proponenten opgenomen, en tot den openbaren<br />

predikdienst, met algemene toejuiching, en enen meer dan ge­<br />

wonen lof, toegelaten. Ook duurde het niet langer dan tot<br />

op den 26 julij van het zelvde jaar, dat hij met eenparigheid<br />

van-Remmen te Burgerdam tot Predikant wierdt beroepen;<br />

en hier hadt hij nauwelijks twee jaren, zijne nog jeugdige<br />

kragten in 's Heren werk hefteed, of hij vertrok naar Beven,<br />

ter, in welke bloeijende gemeente, nauwlijks 25 jaren oud<br />

zijnde, aan hem ten jare 1741 het beroep wierdt opgedragen.<br />

Vijf jaren lang nam hij aldaar het werk, hem opgelegd, niet<br />

zonder zegen, waar; toen Gouda van zijne uitmuntende preek-<br />

talenten en andere loffelijke hoedanigheden onderrigt, hem<br />

in 1746 beriep. Hij volgde deze roepftem op, en zij die hem<br />

gekend en naar verdienflen gefchat hebben , willen nog gaarne<br />

erkennen den groten ijver, waar mede hij, gedurende agt ja­<br />

ren , aldaar de gemeente van CHRISTUS heeft opgebouwd.<br />

Door den dood van SYBRAKD yAN LEEUWEN, dèHooglejaars<br />

ftcol.


CURTENIUS. (PIETER) 151<br />

ftoel in de godgeleerdheid te Amfteldam opengevallen zijnde,<br />

wierdt onze CURTENIUS door Burgemeesters en Beftuurers van<br />

het doorlugtig fchool, aldaar aangefteld om die plaats te ver­<br />

vullen, waar van hij ook op den % oktober 1754 bezit nam,<br />

met het doen van ene plegtige Redevoering over het Woord<br />

wn God, als de enigfte Bron der ware Wijsheid, Teffens was<br />

hij ook tot Predikant beroepen, dan om zig des te beter tot<br />

het zo gewigtig Hoogleraars-werk te kunnen verledigen, al­<br />

leenlijk verpligt voor een half gedeelte den predikdienst waas<br />

te nemen.<br />

Deze dubbele bediening heeft CURTENIUS verfcheiden ja«<br />

yen, met enen ©nvermoeiden arbeid, gewenste vrugt, en Pt<br />

aller braven blijdfchap, gelukkig volvoerd. Hij genoot door»<br />

gaans ene beftendige gezondheid, en was zelden -ziek, behal*<br />

ven dat hij dikwils dooi- flapeloosheid werdt afgemat, eiï W<br />

en dan aan pijnelijke voetjigt onderhevig was. Evenwel fee-<br />

gon zijn lighaam, gedurende de zes laatfte jaren, s?eer<br />

kragten te verminderen; en zo komen wij allengskens ïot dat<br />

noodlottig ogenblik, waarin hij het aardfe leven met het eeu­<br />

wige heeft verwisfeld. Door welke ziekten hij langzamer­<br />

hand gefloept en verteerd is, en welk foert van kwalen hem<br />

eindelijk geheel hebben doen bezwijken, heeft de beroemde<br />

Geneesheer OOSTERDYK, een Man die meei dan ene gemene<br />

geleerdheid en letterkunde bezit, in deze volgende woorden<br />

fchilderagtig befcbreven;<br />

„ De zeer beroemde PETRUS CURTENIUS, een Man v&rt.<br />

s, zeer veel vernuft, (dien ik niet dan bij 'u klimmen zijner<br />

„ jaren, en in enen drukkenden ouderdom als Geneesheer<br />

5, heb bezogt, maar van 't jaar 1755, onder mijne gemeen-<br />

j, zame vrienden, *t geen ik met genoegen herdenk, gers-<br />

5, kend heb,) had In den bloei zijner jaren een vrij welgs-<br />

„ ftcld iighaam, merendeels galagtig, doch zeer aandoenlijk<br />

„ van zenuwen.<br />

„ Daar hij nu van zijne eerfte jeugd af aan »ig op ver-<br />

„ fcheidene konften en wetenfehappen, die een braaf Hienscj)<br />

„ waardig zijn, vooral op de godgeleerdheid «iet vlijt hadt<br />

K 4 roe-


i 52 CURTENIUS. (PIETER)<br />

„ toegelegd, en bij 't toenemen des ouderdoms, in dezen zij-<br />

„ nen ijver en naarftigheid nooit vertraagde; hebben deze<br />

„ zo menigvuldige, ja bijna onophoudelijke oeffeningen des<br />

„ verftands, gelijk zij voor zijnen geest nuttig waren, zo ook<br />

„ de gezondheid van zijn Iighaam zeer benadeeld.<br />

„ Van daar immers, ten minden voor het grootfte gedeel-<br />

„ te, zijn, onzes bedunkens, ontftaan die zo hardnekkige<br />

„ fiaapeloosheden, die hem, door zijnen arbeid van den dag<br />

„ vermoeid, de3 nagts de rust van enen verfrisfenden flaap<br />

„ onthielden.<br />

• ,, Wanneer hij nu, om deze te gemoet te komen, hetgebruik<br />

„ van heulfap te baat genomen, en door deszeivs bedriege-<br />

„ lijke verlichtenis aangelokt, zig daar van vervolgens meer<br />

„ bediend hadt, hadt hij eindelijk dit flaapmiddel zo nodig,<br />

„ dat bijaldien hij, zig ter rust begevende, niet enige, of-<br />

„ fchoon weinige, greinen daar van innam, hij den ganfen<br />

„ nagt, geheel en al flaap- en rusteloos, op een zeer moeije-<br />

j, lijke wijs, moest doorbrengen.<br />

„ Ja uit die zelvde bron zijn misfchien het allereerst ont-<br />

„ ftaan, die zeldzame bewegingen en fchuddingen van het<br />

„ hoofd, de handen en de benen, die hem in ledigheid en<br />

„ bezigheid, in den flaap zelvs, zelvs als hij voor het ove-<br />

„ rige gezond was, zeer dikwerf overvielen, nu en dan wel<br />

„ eens wat heviger, doorgaans egter zonder veel ongemak,<br />

„ zo dat hij, in enige ftudie of redenering bezig zijnde, door<br />

„ derzelver aankomst zelvs niet verhinderd werd, het be-<br />

„ gonnen werk op enen en denzelvden trant te volvoeren.<br />

„ Ook zijn zijne gezondheid niet minder nadelig geweest,<br />

„ verfcheidene wederwaardigheden en tegenfpoeden, welke<br />

„ een gemoed, waar in geen Stoïfe ongevoeligheid huisvestte,<br />

„ maar dat door de ondermaanfe dingen, fchoon wel getrof-<br />

„ fen, niet overheerd werd, op verfcheidenerleije wijze aan-<br />

„ deden', doch een Iighaam, dat aan een gevoelig zenuwge-<br />

„ ftel onderhevig was, nog veel geweldiger beroerden.<br />

„ Hier bij kwam nog daarenboven,. dat hij niet zelden met<br />

„ zinkingpjjnen, jigt en podegia gekweld wierd, 't geen hem<br />

„ des


CURTENIUS. (PIETER) 153<br />

3, des te meer benadeelde, om dat hij zig docr de pijnelijk-<br />

„ heden, zo die niet al te hevig waren, bijna nooit van<br />

„ 't werk zijner dubbele bediening liet te rug houden, meer<br />

„ achtgevende op het algemene belang, dan op dat van zijn<br />

„ eigen gezondheid.<br />

„ Dit zijn derhalven de voornaamfte oirzaken, waar door<br />

„ zijne lighaamskragten verminderden, in 't eerst wel lang-<br />

„ zaam, doch naderhand fchielijker, na dat hij op enen avond<br />

„ bij donker weêr door een of ander dief en booswigt was<br />

„ aangerand, en met zulk enen zwaren fiag ter nedergewor-<br />

pen, dat hij, van wegens den zwaren val, geweldig in<br />

„ de dije beledigd zijnde, verfcheidene weken aan zijn leger-<br />

„ Rede gebonden, en, van alle lighaamsbeweging geheel en<br />

„ al beroofd werdt.<br />

„ Want offchoon hij, hier van weder opkomende, enïger-<br />

„ mate fcheen welvarende te zijn, zo dat hij zig wederom op<br />

„ nieuws begaf tot het onderwijs der Leerlingen ten zijnen.<br />

„ huize, en vervolgens meer dan eens gepredikt heeft, heb-<br />

„ ben egter binnen kort zo vele braven en weimenenden,<br />

„ als hem altoos leergierig en bij aanhoudendheid in 't opeu-<br />

„ baar gehoord, en zo vele jongelingen, der kerkelijke be­<br />

diening toegewijd, als hem tot hunnen zeer bedrevenen<br />

„ leidsman gehad, en gelijk een Vader behoorlijk geëerd heb­<br />

ben; tot hunne innige droefheid moeten ervaren, dat zijn<br />

„ lust groter was, dan zijne kragten toelieten, en de blijde<br />

„ hoop, w ar mede zij zig gekoesterd hadden, ijdel en te<br />

„ vergeefs geweest was.<br />

„ Van wegen deze oirzaken derhalven , die ik zo aan-<br />

„ Ronds noemde, en van wegens den klimmenden ouderdom,<br />

„ daar reeds de vaste delen des lighaams begosten te kwijnen,<br />

„ en de vogten te verflijmen, zijn de werktuigen, waar door<br />

„ op den wil van onze ziel de bewegingen naar buiten wor-<br />

„ den ten uitvoer gebragt, van dag tot dag al meer ver-<br />

„ zwakt, (behoudens egter het gebruik der uit- en inwendige<br />

„ zintuigen) en eindelijk zodanig werkeloos geworden, dat<br />

„ die brave n an, die te voren voor niemand in vlugheid cn<br />

K 5 » r<br />

- a s r<br />

*


f54<br />

CURTENIUS. (PIETER)<br />

„ naarftigheid behoefde te wijken, nu kragtcloos, en niet<br />

„ willens, maar uit nood traag geworden, zig van de ene<br />

„ plaats naar de andere niet begeven kon, zonder van ande-<br />

„ ren geholpen en onderfteund te worden, ja zelvs uit zijn'<br />

armftoel, waarin hij met een voorovergebogen hoofd en<br />

„ ingebogen Iighaam zat of hing, zig zei ven geenzins kon<br />

oprichten.<br />

„ Hoe groot was toen mijn medelijden met hem! hoe ge-<br />

„ broken, hoe zwak de uitfpraak van dezen te voren zo wel<br />

„ befpraakten Redenaar, wanneer hij iets wilde uitbrengen!<br />

„ hoe zagt zijn Rem, daar dezelve nauwelijks van de genen t<br />

„ die digt bij hem zaten, konde gehoord worden.<br />

. „ En bij dit alles bleef het niet, maar ook wat het ove-<br />

„ rige betrof, verflimmerde zijn toettand. Immers beving<br />

„ een gelijke kwaal ook de andere delen zijnes lighaams,<br />

„ en die wetkingen, welke de Geneeskundigen natuurlijke<br />

„ heten, werden insgelijks beledigd , bijzonder die , waar<br />

„ door anders, wanneer het Iighaam in goeden (land is, vol-<br />

„ gens ene heilzame inftclling der natuur, het overtollige en<br />

„ fchadelijke van het nuttige en behoudenswaardige pleegt<br />

„ gefcheiden, en langs veifcheidene wegen uit het Iighaam<br />

verdreven te worden.<br />

„ Ondertusfen fchenen dikwils de weinige kragten, welke<br />

„ onze lijder nog overig hadt, fchielijk en op het onver-<br />

„ wagtst geheel te verdwijnen; doorgaans waren de polsfla-<br />

„ gen zagt en niet zelden waggelende, en hier bij kwamen<br />

andere dergelijke toevallen, welke te kennen gaven, dat<br />

„ ook de delen tot het leven behorende, bouwvallig wier»<br />

„ den, en voorfpelden dat de dood niet verre af zou zijn.<br />

„ Op deze wijs nu, heeft hij met een allerzwakst Iighaam,<br />

„ egter met een volkomen gebruik van zijne zielsvermogens<br />

„ en zinnen, den gantfen tijd van 6 jaren, langer waarlijk<br />

„ dan het iemand had kunnen hopen, doorgebragt, tot dat<br />

„ hij eindelijk op zijne buitenplaats (daar hij des zomers om<br />

„ min of meer fr'sfer lucht te ademen, werd overgebragt,)<br />

„ aan ene ziekte van ouderdom , door geen konst meer te<br />

ver-


CURTENIUS. (PIETER)<br />

,, verligten, ontflapen is, door een zagten dood, welke hem<br />

,, tot het gelukzaligst leven den toegang opende.<br />

155<br />

„ En dus is dat licht van Amft els Kerk en School als ver-<br />

„ teerd, en van zelvs uitgegaan. Dus ftierf de wijdberoemde<br />

„ PETRUS CURTENIUS, wiens naam te noemen mij nog genoe-<br />

',, gen geeft, en fteeds genoegen geven zal; want nooit zal<br />

to de gedagtenis van dezen zeer geleerden en bij mij boogge-<br />

s, fchatten man uit mijn geheugenis, zo lang ik hetzelve oni,<br />

gekrenkt genieten mag, worden uitgewist."<br />

Zo ftierf die grote Man op zijn buitengoed te Loenen aan<br />

de Vegt, den 3 augustus 1789, in den ouderdom van 73 ja­<br />

ren. Zijn lijk werdt naar Amfteldam gevoerd, zijnde aldaar<br />

in de Oude kerk, naast zijn gewezen Ambtgenoot WILLEM<br />

COOLHAAS begraven, en zijn nagedagtenis gevierd door ene<br />

latijnfe Lijk-oratie, den 16 november 1789 openlijk uitgefpro-<br />

ken in de grote gehoorzaal van het Athenceum illuftrs van ge­<br />

melde ftad, door zijnen ambtgenoot den geleerden J. VAN<br />

NUYS KLINKENBERG, Hoogleraar in de godgeleerdheid en<br />

kerkelijke gefchiedenisfen.<br />

Toen CURTENIUS nog Predikant te Durgerdam was, huwde<br />

hij met KATRYNA CLOPPENBURG, dogter van GERARD CLOPPEN-<br />

BURG , in leven Predikant te Sasfenheim, ene uitmuntende<br />

jónge vrouw, fchoon van gedaante, en van een goede iig-<br />

haamsgeftalte, maar met dat al geenzins tot de aanminnige<br />

vrouwen behorende , die SALOMO ons fchetst, als verre ds<br />

•svaardije der Robijnen overtreffende, en die haren man goed doet<br />

ende geen kwaad alle de dagen hares levens; maar veel eerder<br />

moest gerangfchikt worden, onder het getal waar van die<br />

zelvde Wijze getuigd: ene fchone Vrouwe, die van reden afwijkt;<br />

is een gouden bagge in een verkens fnuijte. En fchoon zij wel<br />

niet als XANTIPPE baren man den griekfen Wijsgeer, deedt,<br />

de waterpot op zijn hoofd uitftortte, was zij egter een boos<br />

wijf, en maakte het ten laatften zp grof, door haar wreve­<br />

lig humeur en kwellend karakter, dat CURTENIUS zijn leven<br />

'er volkomen door vergald wierdt, en hij eindelijk in de<br />

noodzaak wierdt gebragt, haar, tot voorkoming van verder


15< CURTENIUS. (PIETER)<br />

verdriet, met voorkennis van de AmJMdamjè Regering, ene<br />

verzekerde doch egter fatzoenlijke huisvesting te bezorgen.<br />

Bij deze vrouwe nu, met welke hij bijna 50 jaren door den<br />

band des huwelijks is verenigd geweest, heeft hij vijf kinde­<br />

ren verwekt. Twee zonen , beiden PIETER THEOBALD ge­<br />

naamd, welker dood de ouderen al vroeg hebben moeten be«<br />

treuren; en drie dogters, waar van 'er twee nog overig zijn,<br />

MARIA namelijk en PETRONELLA ABIGAIL; terwijl KATRYNA»<br />

die de jongfte was, voor 16 jaren, ongehuwd geftorven is»<br />

MARIA is getrouwd met JAN FRANS BENTINK, toen ter tijd<br />

eerfte Kommis ter Thcfaurie , Kerkmeester en Regent van<br />

het gasthuis; uit welk ongemeen vrtigtbaar huwelijk tien kin­<br />

deren zijn voortgekomen; terwijl PETRONELLA ABIGAIL, wel­<br />

ke JAN HERMAN HAAKMAN, Meester der beide regten, zig<br />

ter vrouwe genomen hadt, weduwe is gebleven zonder kin­<br />

deren.<br />

De lofredenaar van onzen CURTENIUS , de Hoog Eerw.<br />

NUYS KLINKENBERG, beeld hem ons af, als een waarlijk god»<br />

vrugtig Godgeleerde, die waarheid en deugd beminde, zig<br />

zuiver en onbevlekt bewaarde, die GOD met zijn gantfe hart<br />

beminde; die, met ter zijdeftelling van alle geveinsdheid,<br />

dikwerf de ijdelheid der ondermaanfe dingen, het toekomende<br />

'leven, en 't verbeteren van 's menfchen zeden, niet flegts<br />

bij zig zelvs overwoog, maar die ook met oirdeelkundige<br />

Mannen, en vooral met zijne toehorers beredende; die met<br />

zijne gebeden dikwils bij GOD intradt, en om zijne genade<br />

aanhieldt, die, naar't voorbeeld van den Goddelijken Zalig­<br />

maker JESUS, ZO veel het hier op aarde mogelijk is, alle zijna<br />

ondernemingen en daden zogt in te rigten; die niets onbe­<br />

proefd liet het welk ftrekken konde, om zijne Leerlingen niet<br />

flegts geleerder, maar ook beter te maken; die J<br />

er zig op<br />

toelcide, cm, zo veel in hem was, de wortels van verkeerd­<br />

heid , die in hem waren, uit te rukken, en 't gewe'd zijner<br />

onftuimige driften zogt te verbreken ; en eindelijk die eer»<br />

onwankelbare boop hadt op ene zalige onfterflijkheid. Toen<br />

eok, wanneer hem velerteije ziekten en ongemakken hadden<br />

ter


CURTENIUS. (PIETER) 157<br />

ter neergeworpen en aan zijn bedde gekluisterd, wagtte hij<br />

met lijdzaamheid het uur zijner ontbinding af, onderwierp<br />

zig geduldig der menigvuldige ellenden, en beval eindelijk,<br />

met Rervende lippen, zijne teerbeminde dogter, welke bij<br />

zijn doodbed ftond, nog eens met hem te bidden. Zig verlatende<br />

op de onfeilbare beloften van GOD, vestigde hij geheel<br />

en al zijn hoop op de zoenofterhande van onzen Goddelijken<br />

Verlosfer; en dikwils betuigde hij zijn hijgend verlangen,<br />

om indien het dus ook de wille GODS was, waarin bij<br />

wenste te berusten, uit dit ellendig leven verlost te worden.<br />

Zo leefde en zo ftierf de wijdberoemde CURTENIUS, niet alleen<br />

der dagen en der genoegens van dit leven, maar ook der<br />

moeilijkheid zat.<br />

De Nederduitfe Vertaler van de latijnfe oratie des Heren<br />

VAN NUYS KLINKENBERG, MARTEN JONGENEEL, zeg: in zijne<br />

Voorreden : „ De Amfieldamfe Hoogleraar PETRUS CURTENIUS ,<br />

„ getuigen allen die zijn Hoog Eerw. gekend, allen die hem<br />

„ gehoord hebben getuigen ook zijne doorwrogte fchnf-<br />

„ ten, Hoogleraar CURTENIUS zeg ik, was een Man aller<br />

„ eer en achting waardig, een Man die zig in Kerk en<br />

„ School enen groten roem verworven heeft."<br />

Heeft CURTENIUS door mondeling onderwijs zeer veel goeds<br />

Uitgewerkt en een aantal Jongelingen tot het predikambt opgeleid,<br />

niet minder is hij met de pen werkzaam geweest, om<br />

nog zelvs na zijn dood van nut te zijn en te ftigten; getuige<br />

hier van de onderftaande wciken van hem door den druk gemeen<br />

gemaakt: 1. ifêoje^ Wtfbmeat en Iticö/ jegen/ öooi?<br />

en begraaffem'g of ©EïHÏaring ober Peirteronomhim XXXI-<br />

XXXiV. %m% 1755--1762. II Pelen in 4to. 2. Sfntree- ctt<br />

2ïffdjetb?rcDc te ciiDa. nsS- >" 4to. 3. Sfntreereöe te<br />

3tm!ïerbam. 3f&. 1755. ia 4to. 4. Ober öe sraa&rtfc ulaat$cn<br />

Uit De ïS.'iebcn ban PAULUS , II ?tef aan oe Cphefercn. ?Cmfr. 1770. in<br />

8bo. 6.


CURTIUS. (PIETER)<br />

is uitgegeven zijne Verklaring van den Heidelbergfchen Cate­<br />

chismus , met ene voorrede van wijlen den Hoog'eraar B.<br />

BROES. J. VAN NUYS KLINKENBERG, Oratio in obitum<br />

£fc. Medeged. Berigten.<br />

CURTIUS (JAKOB), zie CORTE.<br />

CURTIUS (PIETER), geboren te Brugge in 1491, wierdt<br />

ten jare 1513 tot Meester in de wetenfehappen bevorderd,<br />

en in 1529 tot Hoogleraar in de welfprekendheid aan het<br />

Gijmnafium te Rijsfel aangefteld, ais .mede tot Doktor in de<br />

godgeleerdheid. In het jaar 1546 wierdt hij benevens RUARD<br />

TArrER docr Keizer KAREL DEN V. gemagtigd, om de Bijbels<br />

zo in het latijn als frans en nederduits, bij BARTH. GRAVIUS<br />

te Leuven gedrukt, te onderzoeken en goed te keuren; zo:a«<br />

nig blijkt uit het Keizerlijk Diploma voor die Bijbels ge­<br />

plaatst.<br />

Koning FILIPS DE II, maakte gebruik van hem in het op-<br />

rigten van de XIV nieuwe Bisdommen in de Nederlanden, als<br />

mede ten aanzien van de daar toe te benoemene Kerkvoogden;<br />

en bij Relde hem aan tot eeiften Bisfchop van Brugge, waar<br />

van de" inzegening gefchiedde in 1561, toen hij reeds den<br />

ouderdom van 70 jaren hadt bereikt. Zes jaren hadt hij ge­<br />

not van deze waardigheid, want hij Rierf den 16 november<br />

1567, en werdt in het koor van de Hoofdkerk begraven,<br />

met dit graffchrift op den Reen gehouwen, welke hem dekte.<br />

Rever. Dno. D. PETRO CURTIO,<br />

Brugenfi,<br />

•Primo hujus civitatis inftituto<br />

Epifcopo<br />

Perpetuo Flandrice Cancellario<br />

Quondam apud Lovanienjes S. Theol.<br />

Profesfori ordinario<br />

Hoe Monumentum extremx voluntatis<br />

Defiderio poltum est.<br />

Sedit in Epifcopatu<br />

Anno; v. Menf. vin. Dies ix.<br />

rixit


1<br />

CUSA. (NIKLAAS DE)<br />

Vixlt minos LXXVI.<br />

Obiit xvi. Kal. Novemb.<br />

M.D.LXVII.<br />

CURTIUS heeft vervaardigd: Commentarium in Pfalmos incipien-<br />

*5S<br />

tts ii Cl. in folk. Het Handfchrift daar van wordt bewaard<br />

in de bibliotheek van het Kollegie der Jefuiten te Brugge,<br />

——— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 971.<br />

CUSA (NIKLAAS DE\ de zoon vaneen armen Visfer, is<br />

geboren in het begin der X Wie eeuw in het bisdom van Trkr,<br />

en fchijnt in zijn jeugd gelegenheid gehadt te hebhen, om in<br />

de talen en wetenfehappen onderwijs te genieten, doordien<br />

hij in vervo'g van tijd tot de aanzienlijkfte kerkelijke waar­<br />

digheden wierdt verheven , en daarbij vermaard is geweest<br />

wegens zijne taalkunde, geleerdheid en welfprekendheid. Hij<br />

wierdt omtrent het jubeljaar 1450 door Paus NIKLAAS DE V.<br />

naar Hoog- en Nederduitsland gezonden; eensdeels om de Af­<br />

laten te prediken; en ten anderen om den geestelijken ftaat<br />

te verbeteren, die inden diepften wellusten ongebondenheden<br />

verzonken lag. Men ontving hem hier te lande als een. Ge­<br />

zant van den Stoel te Rome met veel eerbied; Wereldlijken<br />

en Geestelijken haalden hem in, met vanen, met kruisfen,<br />

met het luiden van klokken. Men zong: „ Gij zijt welkom,<br />

„ gij dien wij nu al lang verwagt hebben in onze duisternis.'»<br />

Ten tijde van het Concilie te Bazel, dat zig zelv' boven den<br />

Paus (lelde, kantte hij zig tegens het Pausdom, en verdedigde<br />

nevens JULI AAN den Kardinaal van St. Engel en -ENJEAS SYL-<br />

vius die namaals nog Paus wierdt, dat Concilie tegens Eu-<br />

GEEN DEN V.; ja hij ried zelvs den Keizer, dat hij 't Room­<br />

fe hof zou reformeren, en den fchandelijken koophandel der<br />

Kerkelijke bedieningen verhinderen. Tog eens tot een ho­<br />

ger ftaat geklommen zijnde, en wel inzonderheid toen hij<br />

tot den verheven trap van Kardinaal was opgeklommen, ver­<br />

anderde hij van toon, en (prak als 't ware uit een anderen<br />

| mond. Evenwel boog hij nimmer zijn hals ten vollen onder<br />

't pausfelijk juk; want hij ftondt, in 't verrigten van zijn last<br />

hier


ï


CUSA. (NIKLAAS DE) L 6 Z<br />

draaglijken last, en gaf voor dat men dien weer af kon nemen<br />

door den Aflaat, maar die moest geld kosten; ook wieiden daar<br />

door velen van 't gemene volk de ogen geopend, die ten dui-<br />

delijkften de befpottelijke nietigheid en vuil bedrijf van deze<br />

handelaars bemerkten; 't welk ook wel eens tot zonderlinge<br />

voorvallen aanleiding gaf, waar van ons S. VAN LEEUWEN het<br />

volgende, als waarlijk gebeurd, verhaalt.<br />

Een doortrapte, en tellens ruwe en Route knaap nam daar<br />

van een zeer potfige proef aan zijnen Biegtvader, van wien<br />

hij Aflaatbrieven, ook voor de zonden, die hij in 't toekomen­<br />

de zoude begaan, hadt bekomen, w?ar voor hij hem rijkelijk<br />

betaald hadt. Deze brieven hielden in: „ dat hij ook van<br />

alle toekomende misdaden, hoe groot en tegen wie, en<br />

„ op wat plaats en tijden bij die mo„;t begaan, vrij en gezui-<br />

,, verd wierdt." Wat doet de fnaak? hij neemt zijn Biegt­<br />

vader waar, toen deze van hem afgegaan was, en langs den<br />

weg kwam rijden, het ontvangene geld van hem en van an­<br />

dere boetelingen bij zig hebbende; pakt hem voorts aan, en<br />

ontneemt hem met geweld al het geld dat hij bij zig hadt.<br />

Zo als men kan begrijpen, wierdt de Biegtvader hier over<br />

zeer verftoord, en fchold niet alleen den Rover voor al wat<br />

lelijk was, maar vervloekte hem daar te boven, en doemde<br />

hem met een razend gemoed ter helle. Doch onze knaap<br />

ftoorde zig hier luttel aan, en beet hem toe: „ Hoe Heer-<br />

„ oom? waar toe dient tog dit fchelden, razen en ter helle<br />

„ verdoemen? wij zijn immers verdragen, en uw Aflaatbrief<br />

„ brengt het duidelijk mede, dat alle de zonden, die ik in<br />

„ 't toekomende mogt hebben te begaan, mij vergeven zijn,<br />

„ zonder enig onderfcheid, hoe groot en zwaar die ook mog-<br />

„ ten wezen. Is dit nu in der daad waar, zo gaat mij uw<br />

,, vloeken en fchelden geheel niet aan, en is niet op mij<br />

„ toepasselijk; doch is het vals, dat ik veel liever gelove,<br />

zo zijt gij immers een Godslasteiiijk Bedrieger, en du g<br />

„ neem ik mijn geld met goed regt te rug; vaart gij voorts<br />

„ wel met de rest daar gij behoort."<br />

In 't bezoeken der kloosters onderzogt hij hun middelen,<br />

VLLI. DEEL. L ge-


liSa CUSA. (NIKLAAS m)<br />

getal ,, bancel en wandel} hij vondt gezalfchappen van zes of<br />

zeven perfcnen, die zo veel inkomen hadden, dat 'er wel<br />

50 of Co van leven konden. Zeker Abt onder anderen, be­<br />

zat zo veel morgen lands als'er dagen in 't jaar waren, en<br />

Ijöl het derd$ deel van zijn jaarlijks inkomen aan buik en tafel<br />

te kost. Des vernieuwd? Op dees Kardinaals aanmaning Her­<br />

tog FILIPS VAN, BOURGONJE, in 't jaar 1452, de keure, die<br />

den Kerkelijken verboodt erf te beuren of landen te kopen,<br />

buiten den vege! die hun gefield was.<br />

Voort? vinden, wij van CUSA getuigd: „ dat hij was een<br />

ik, Man al rijp van jaren en verftand, ftatig en zeer aanzien-<br />

n<br />

lijk van wezen, lligtelijk en wonder ingetogen van ]ew>«<br />

„ bijster welsprekende, in de Goddelijke fphriften zeer w„..<br />

a, reu, onderleid van kennisfe in drie talen, de hebreeuwfe,<br />

griekfe en lardjnfe, en, 't geen in 't uitvoeren van zijnen<br />

j, last hoognodig was, onvermoeijelijk in den arbeid, gewoon<br />

„ op zijn nagtbedde zig niet langer dan vier uren rust te ge-<br />

„ ven, loos en dapper, behendig om uit te vinden verho-<br />

„ Ion, en met een geestelijk momaangezigt bedekte, en met<br />

a s een monnikskap voor de ogen wel opgetoijde fouten, we-<br />

tonde wat onderfcbeid daar was tusfen geloof en bijgeloof,<br />

tusfen den uiterlijken en innerlijken godsdienst, geenen<br />

haat ontziende voor de liefde der waarheid, geen aanzien-<br />

„ der der perfonen, dapper en kragtig in 't ftraffen, en<br />

„ wonderlijk vrijmoedig." Een verfchil met Hertog FILIPS<br />

noodzaakte hem de Nederlanden te verlaten; hij keerde naar<br />

Italiën te rug, daar hij in 't jaar 1464 overleedt. W.<br />

HEDA, Hift. Ultr., cdit. BUCIIELII, p. 287. M . A. DE DOM.,<br />

de Republ. Epcleftaft. p. 66. 114, 115. D. ERASMI, Epiftolce,<br />

Jib, XIV, p. 673. PONTANI, Hift. Amft. p. 22. 28. VIGNIER,<br />

Bibl p. 586. 589- DUPIN, Bibl. Ecclefaftiqiie, Tom. XIII.<br />

ScuooeK, de Canmiicis UltrajeSUni;, p. 4"!3. MORNEI, Myfter.<br />

Iniq'. p, 518,. GERDES, Eloril. Libr. Rar. p, 104-105. P. FRE-<br />

HERI, Thcatr. Vir. Erud. p, 19. WALLIS, 0[p. Tom. III. p.<br />

676. STOLL. ad HEUMANNI, Ctmfp. Reip. Lit. p. 202. WAS-<br />

SENHERG, Orat. de Urbs Daventr. p. 19. 29. SA:XI, Onom. liter<br />

P.


CUSTIS. (KA.IEL FRANS) 163<br />

P. II. p. 415. Z. v. BOXHORN, Ned. Hifi. bl. 94. 194. ï95-<br />

Oude Chronijk van Holland, Divif. 29. fol. 291. GOUTHOEVEN,<br />

Kronijk, bl. 466. S. v. LEEUWEN, Batav. illufir. bl. 606. 609.<br />

D. v. BLIÏYSWYCK , Befchr. van Delft, bi. 396-398- BASELIUS,<br />

Nederl. Sulpic. bl. 255.- G. ERANDT, Zft/L «fer Reform. I. D.<br />

bl. 39, 40. WAGEN., Fbd /iï/?. IV. D. bl. 33. ECCARD,<br />

£D,onatft. lïuöjug/ 170a. 3ufit/ f. REIMMANN., .^ifL<br />

£itt. i« 2>eut«cf}. II 2$. f. 262. Hl, 2f> f. 500.<br />

CUSTIS (KAREL FRANS), wierdt den 18 meij 1704<br />

te Brugge geboren; zijn vader EDMOND CUSTIS, oirfpronke-<br />

lijk van een Engels geflagt, doch in Holland geboren, hadt<br />

zig nog jong zijnde, in deze ftad gevestigd, alwaar hij, in<br />

•gevolge het voorbeeld zijner ouders, zig op den koophandel hadt<br />

toegelegd; hij huwde in die ftad voorde eerftemazl met IZA-<br />

BELLA CARRÉ, wedu ve van MAXIMILIAAN SPRONCHOLF, waar­<br />

bij hij geen kinders heeft verwekt; doch met MARIA NORBER-<br />

TINA ARENTS hertrouwd zijnde, baarde deze hem een enigen<br />

zoon , die het onderwerp van dit artijkel uitmaakt.<br />

De jonge CUSTIS volbragt den loop van zijne eerfte Ietter-<br />

oefFeningen in zijn geboorteftad bij de Jefuiten, daar hij 11<br />

jaren oud zijnde een aanvang mede maakte, en zo wel in<br />

Haagde, dat aan hem gedurende de vijf jaren die hij 'er door-<br />

bragt, de eerfte prijzen wierden toegewezen. Tn 1721 werdt<br />

hij de paasweek voorbij zijnde, naar Rijsfel gezonden, al­<br />

waar hij zig gedurende den tijd van twee jaren in de redeneer­<br />

kunde en wijsbegeerte oeffende, en in de maand feptembèr<br />

1723 een aanvang maakte met het beoeftenen der regtsge­<br />

leerdheid, welke wetenfehap hij voor zijne hoofdftudie ver­<br />

koos, en ook aan het zelvde Hogefchool op den 6 februari]<br />

1725, daar in tot Licentiaat werdt bevorderd. Van hier ver­<br />

trok hij naar Gent, alwaar-hij zig den 15 april van het zelv­<br />

de jaar, als Advokaat bij den Raad van Flaanderen liet opteke­<br />

nen. Twee jaren toefde hij in deze ftad, ten einde zig in de<br />

praktijk te bekwamen; zijnde eerst gehuisvest bij een Proku-<br />

reur LA MOTTE genaamd, en vervolgens bij den Advokaat<br />

L 2 VELT-


CUSTIS. (KAREL, FRANS)<br />

VELTOANCK:. Intusfen door de Magiflraat van Brugge, 2ija<br />

vaderfrad, den 7 juni] 172Ö meerderjarig verklaard zijnde;,<br />

begaf hij zfg in de zelvde maand van het volgende jaar, daar<br />

heen ter inwoning, en verkreeg 'er zitting in de Magiflraat<br />

tren ig april 1731 ; bij de vernieuwing van de Regering, wel­<br />

ke dén 6 oktober 1735 voorviel, wierdt hij tot Schepen ver­<br />

koren. Hij was nog in de uitoefFening van die bediening,<br />

toen hij in meij 1751 tot Kommis van de vestingwerken te<br />

Brugge werdt aangefteld. Namaals heeft hij ook nog de be­<br />

diening als Rigter van *s Konings Domeinen uitgeöeffend, als<br />

mede die over de inkomende en uitgaande regten te Brugge<br />

en dessefvs Vrije. Dan een kortftondrg genot heeft bij van '<br />

aüe deze verfchiliende ambtbezigheden gehadt; want ene fle­<br />

rende ziekte, zijne krakten uitgeput hebbende, ftierf hij dea j<br />

26 1<br />

februari] 1752 in het 48fie jaar zijnes ouderdoms, en wierdt \<br />

Jtt Ö. L. Vrouwenkerk begraven.<br />

Den 27 janüarij 1728 trouwde CUSTIS met TiiERéW ANCE-<br />

LIKA DE CRITS, behorende tot een adelijk geflagt te Brugge,<br />

zij ftierf zeer fchieüjk, want den 24 april 1757, van enige<br />

iraipen rollende, was zij plotzeling dood. Zij was ene dog­<br />

ter van IGNATIUS DE CRITS, geflorven den 3 oktober 1724 en<br />

van KATRYNA CECILIA WOUTEF.S, mede uit een adelijk ge­<br />

flagt, overleden den 26 meij 1752. CUSTIS heeft 12 'kinde­<br />

ren bij zijne huisvrouwe verwekt, waar van in *t jaar 1753<br />

nóg vier zoons leefden, als: 1. KAREL FRANS CUSTIS, Sche.<br />

pen te Aalst, en voormaals Raad en Auditeur der rekeningen<br />

van de ftad 'Brugge, zijnde gehuwd aan MARIA PETRONELLA<br />

VAN D'AMME, dogter van JOSEF FRANS VAN DAMME. 2. FRANS<br />

JOSEF CUSTIS, begaf zig in den krijgsdienst, en nam ter<br />

vrouwe ANNA JACQUELINA VAN CHELDERE, dogter van KA­<br />

PEL VAN CHELDERE, Raadpenfionaris van het Vrije van Brug-<br />

ge. % DOMINIKUS FRANS CUSTIS, getrouwd aan REINELDA<br />

VAN ZUYLEN. 4. JAN FERDINAND KAREL CUSTIS, in genoein-<br />

de jaar nog op de ftudie.<br />

Onze CUSTIS heeft het volgende werk in *t licht gegeven<br />

waar van het gefchiëdkurldig verhaal tot aan het jaar 1700<br />

loopt,


CUSTOS. (DOMINIKÜ3) CUVELiER. (MICHiELj jêj<br />

,ÏJ loopt, en voor belangrijk, nauwkeurig en nuttig worde ge-<br />

je, houden; zijnde daar veel moeite aan beneed, en heeft on-<br />

.,' i betwistbaar aan den Schrijver een vermoe-ijenden arbeid ge-<br />

.,, I kost: zie hier den tijtel: 3jacr-33ocKe« bcr : aö Stugge/<br />

$ i. nehelfeitbe De f« scfivcyciint SSejfttle<br />

;<br />

' !<br />

' 1 tangen aus Kt Q>tfdjM&te Kt ^tidjsflavt ïutflSbufa/ Viltct 23$i{f><br />

3<br />

. ftflgcmcirt, $traf.lct Scricon» 177?. f. »8f,<br />

3 CUSTOS (JOHANNES), geboren te Breclt èer) Brafantt<br />

s: dorp, was een beroemd Taalkundige, ,h'tj is eerst Rektoj?<br />

• der latijnfe fcholen te Groningen geweest, en-vervolgens t$<br />

>;• Antwerpen. Hij ftierf in het jaar 152(5, en heeft gefphr§-<br />

ji ven: Grammatica Latina; veelmalen 'gedrukt in {ivo,<br />

J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 623»<br />

CUVELIER (MICHIEL), geboren ïn Ljèmgowvsn, begaf<br />

1 gig ten jare i


166 CUYL. CUYPERS. ^DANIËL FRANS)<br />

len; en gaf in het nederduits onderwijs in de mathefis, ze-<br />

deieer en in de wijsbegeerte. Hij ftierf te Keulen den 10<br />

december i66y, in den ouderdom van 51 jaren, en heeft<br />

gefchreven: 1. Annonem Spiritualem, feu Meditatie-nes fuccin<br />

per anni curfum. Antv. 1666. 2. Ideam viri Apofiolici Avilce.<br />

Ion. 1650. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 891.<br />

CUYK, zie KUIK.<br />

CUYL, is de naam van een voornaam Hollands geflagt,<br />

zijnde het flot of buis daar van, het welk buiten Wanen<br />

heeft gelegen, thans ten enemalen vernietigd; in 1540 kost<br />

men 'er nog de fondamenten van zien. Dit gefhgt is van<br />

een zeer oude herkomst, want men vindt reeds ten jare<br />

1256 van enen FLORIS VAN CUYL vermeld, die Ambagts-<br />

heer van Kijfhoek was, en gehuwd is~ geweest aan MARIA<br />

WITS. Nog ontmoet men in de XVde eeuw FLORIS VAN<br />

CUYL, Ambagtsheer van Kijfhoek en Cort en Molen-ambagt<br />

Dijkgraav van Swijndregt, Waradijn van 's Keizers Munte<br />

binnen Dordrecht; hij huwde eerst met MARIA VAN BUYTEN,<br />

en naderhand met JOSINA VAN CROMMENIE. In de XVIde eeuw,<br />

HERBREGT VAN CUYL, welke ten wijve hadt QUIRINA JANS<br />

dogter, bij dewelke hij verwekte FLORIS VAN CUYL, die ge-<br />

tiouwd is geweest aan KORNELIA VAN DEN BOOM, nalatende<br />

een zoon, FLORIS genaamd, die in den egt is verbonden ge­<br />

weest met MARGARÜTA BOUDEWYNS VAN DER VOREN. JAN VAN<br />

DER CUYL, geboren te Gorincliem in 1544, is geweest Kanun­<br />

nik en Pastoor van de Kollegiaie kerk van onze Lieve Vrou­<br />

we op 't hof in V Hage. Hij ftierf in het jaar 1570. .<br />

S. VAN LEEUWEN, Batav. illuflr. bl. 929. J. DE RIEMER,<br />

Befchrijv. van 's Gravenhage, I. D. bl. 260.<br />

» CUYPERS (DANIËL FRANS), een neef van WILLEM<br />

en zoon van PIETER , die beide volgen, en van MARIA VAN<br />

DER HOFFSTADT, wierdt te Mechelen geboren den 22 novem­<br />

ber 1653. Tien jaren oud zijnde, befteede men hem in<br />

't kollegie der Jefuiten van die ftad, ten einde in de talen en


'CUYPERS. (DANIËL FRANS) ïo?<br />

beginzelen der letterkunde ondervezen ïe worden. ïn 1673<br />

zijn wijsgerigèn loop ten einde gemeld zijnde, ftudeerde hij aan<br />

het zelvde Hogefchool in de regten y en toog vervolgens aan<br />

het reizen; doorkruiste Frankrijk, Piemoiit-, Toskanen-, en kwam<br />

ten laatftên te Romen, alwaar hij enigén tijd toefdê, en d.efl<br />

19 augustus 1677 de Doktoraie waardigheid in beide de '/eg-<br />

ten verkreeg. In zijn vaderland teruggekeerd, wierdt hij ten<br />

jare 1681 tot Schepen van Mechelen verkoren ; e*,i in I^QÖI<br />

ftelde men hem aan tot hoofd van de Rhetorijk-kameri de<br />

Pioen gebijnaamd, ook verkreeg hij in 1724 de bevestiging der<br />

Voorregten eermaals aan dat gezelfchap verleend. Tot den<br />

'ouderdom van 71 jaren geklommen zijnde, ftierf hij 'tè -Mtchs.<br />

len den 4 maart 1725. Zijn lijk voerde men naar de Parochie*<br />

kerk van zijne heerlijkheid Rijmenam, en werd bijgezet in de<br />

familie grafkelder, overdekt meteen blauwe za-rk, vmt ojs<br />

Eien deze infcriptie leest: .<br />

v<br />

ÖJihi.m mommenti<br />

Prcerwb. Famiiiee CUYFERV»<br />

ToparcJice de Rymcn&m, 'Opjlallê^<br />

Muyfehvyck, Zittingen Éfcv<br />

IDANIEÏ, .FRANS CUYPERS , was een Ongemeen vlijtig 'eft 'af»<br />

beidzaam Man, en een ijverig waarnemer der pligtên VW<br />

gijnen godsdienst. Hij leide 21'g inzondciheid les op de be»<br />

©effening dér g^fchiedenis van zijn vaderland, der geflagt»<br />

•registers en van hst blafoen. Zijn huis beftond uit een wa-<br />

}e fchatkamer van zeldzaamheden : oude en ïiedendftagfe<br />

taedailjês, kruipende dieren, Lfekten, fchuipen-, mineralen,<br />

Vreemde werktuigen, alles in een woerd behoorde tot zijni<br />

liefhebberij; hij ftrekte die zelvs uit tot de planten en blos»<br />

inen; en was misfehien dé kundigfte Bloemist van zijnen tijd,<br />

Hy behoorde ook geenzins tót die klasfe van liefhebbers die<br />

alles voor zig zei ven houden, en, die dingen van waarde me«<br />

geen ander oogmerk hebben verzameld, dan om den ijdelen<br />

roem te genieten van 'er alleen bezitters van te zijn! ver*<br />

ie van daar, hij zógt de verkering van fttfftft&fl en lledsn<br />

L * vsn


168 CUYPERS (DANIËL FRANS)<br />

Van fmaak, en deelde hun gaarne zijne ontdekkingen mede.<br />

Zijn Bibliotheek was met uitgelezene boeken vervuld, en<br />

met zeldzame handfcbriften, inzonderheid over de gefchiede-<br />

nis der Nederlanden; en deze ftondt, zo wel als zijn Kabinet<br />

van zeldzaamheden, geredelijk ten dienfte van een ieder die<br />

'er een nuttig gebruik van wist te maken. Hij was in een<br />

nauwe vriendfcbapsverkering verbonden met den geleerden Je.<br />

fuit DU SOLLIER, dien hij behulpzaam was in het verzamelen<br />

ier Akten van ST. ROMBOUT; met GER. VAN LOON, die hem<br />

dikwerf raadpleegde over zijne Hiflorie der Nederlandfche<br />

Penningen; met HENDRIK DE WEERE, Regtsgeleerde te Rot.<br />

terdani, die ten jare i 7i5 z i j„ en raad innam, betrekkelijk de<br />

geicluedenis van de Mechlfe Bisfchoppen, die hij bezig was<br />

famen te Rellen. FILIPS FRANS VAN MERODE, Graav van<br />

Montfoort, en door huwelijksverbintenis Prins van Rübemprè<br />

geworden zijnde, een begunrtiger-der fraije konRen en we,<br />

tenfchappen, vereerde hem met zijne bijzondere hoogachting<br />

CUYPERS hadt verfcheidene kinderen bij zijne huisvrouw<br />

JOHANNA MARIA HAMERS verwekt, die na zijn dood hertrouwde<br />

met MARKUS ANTHONY VAN DER VEKENE, Heer van Waesmonde<br />

enz. Zij ftierf den 2 oktober 1734, enkel een zoon nalatende,<br />

genaamd JAN FRANS DANIËL JOSEF CUYPERS, geboren te M'-<br />

chelen den 24, janüarij i 7 o o , Licentiaat in de regten gewor­<br />

den te Leuven, den 17 augustus 1723; tot Lieutenant van<br />

bet Leenhof van Mechelen en deszelvs regtsgebied bevor­<br />

derd den 2 meij 1749, geftorven den 8 julij 1762, na van<br />

zjjne Keiz. Majeffeit den tijtel van Graav voor hem en<br />

zijn drie zonen verkregen te hebben, die hij bij zijn eerfte<br />

vrouw KLARA JOHANNA GIELIS HUJOEL, hadt verwekt, die<br />

geftorven is den 25 julij 1737. Ten tweedenmale was hij ge-<br />

trouwt met LOUISA THERESIA VAN DER MEERE, Vrouwe van<br />

Ter-Elft in 1763 nog in leven. D. F. CUYPERS heeft verfchei­<br />

dene opftellen van werken door hem vervaardigd in gefchrift<br />

nagelaten, die bij zijne afftammelingen bewaard worden, en<br />

meestal de gefchiedenis, oudheden, voorregten enz. der ftad<br />

Mechelen ten ocderwerpe hebben SANDERI, Choro-<br />

1<br />

grol h.


CUYPERS. (PIETER) i6p<br />

graph. S. Bral. uit. edit. Tom. HL p. 192. J. F. FOPPENS,<br />

•Bibl. Belg. p. 971. v. GESTEL, .Hift. Archiopifc. Mechl. Tom.<br />

I. p. 117. LE ROUX, Receuil de la Nobl. de Bourgogne, p.<br />

367, 368. BUTKENS , Trophées facrês du Braband, Tom. I. p.<br />

44. Supplem. Tom. H. p. 351, 352. Geneal. de la Fam. de<br />

COLOMA, p. 236. 269. 274. Nobiliaire des Pais-Bas. Part. IL<br />

p. 593, 594. Dittion. Geneal. Herald. &c. Supplem. ou Tom.<br />

IV. p. 533. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 397--404.<br />

J. B. JOFFKOY, Hift. van Mech. bl. 58. 69. 9*.<br />

CUYPERS (PIETER), vader van den vorigen, was de<br />

zoon van DANIËL CUYPERS en van KORNELIA NIEUWENHUYSEN.<br />

Hij was afkomllig van een oud en ade'ijk geflagt, en hij<br />

wierdt geboren den 12 augustus 1620 te Rofendaal, een aan­<br />

zienlijk dorp, twee uren van Bergenopzoom ge'egen, daar zijn<br />

vader een verblijfplaats hadt gezogt, gedurende de woe><br />

dende beroerten die het vaderland teisterden. Toen hij<br />

13 jaren oud was, zondt men hem naar het kollegie der<br />

Jefuiten te Antwerpen; van daar ging hij naar Douai Ruderen<br />

in de wijsbegeerte; en zig vervolgens tot het beoeffenen der<br />

regtsgeleerdheid bepaald hebbende, trok hij naar Leuven, al­<br />

waar hij den 30 feptember 1642 den graad van Licentiaat in bei­<br />

de de regten verkreeg. Zig met 'er woon te Mechelen geves­<br />

tigd hebbende, volhardde hij in het beoeffenen der regtsgeleerd­<br />

heid, en wierdt wel dra zo beroemd in dat vak van ftudie,<br />

dat hij over de neteligfte zaken geraadpleegd wierdt, en met<br />

een menigte aanzienlijke lieden zo door hunne geboorte als<br />

kunde, in vriendfchapsvcrkering geraakte. Den 23 meij 1669<br />

wierdt hij tot Raadsheer benoemd in den Groten Raad té<br />

Mechelen; doch hij ftierf daags daar aan volgende in het 49de<br />

jaar zijnes ouderdoms. Zijn zittend leven, en zijne geftadige<br />

werkzaamheid, hadden zijn leven verkort; hij wierdt van een<br />

ieder grotelijks betreurd, doordien hij zig in vele opzigten<br />

hadt nuttig gemaakt. Zijn zinfpreuk was: Jure, non vi. Hij<br />

hadt een gelukkig voorkomen, was vriendelijk en van een<br />

aargenaame verkeering. Hij is gehuwd geweest aan MARIA<br />

I. 5 , VAN


m CUYPERS. (WILLEM)<br />

VAN DÉR 'HOFFSTAD Etfvrouwe van Muyfrfwyck , bij wie hij<br />

vier kinderen heeft geteeld. Verfcheidene handfchriften over<br />

regtsgeleercte onderwerpen van hem, worden in zijne familie<br />

bewaard, alleen heeft men van hem in druk: Cractaat bat!<br />


CUYT. (FRANS VAN) CYGNE. (MARTlNUS DU) 171<br />

het confent/ ban eenen ©afal gcbjaeght/ om $rjn üeen te nio*<br />

gen alienerenï Mechelen/ in i2tnc 2. «©bcrecr.csminge<br />

ban cenige Cofniijrncn ban omliggenbe ^teben cnbe ïjoofb*<br />

banchen.in materie ban utiftt« Scrtccn. 1779- f- 189.<br />

CYGNE (MARTlNUS DU), wierdt ten jare 1619 te St.<br />

Omer geboren , en begaf zig in 't jaar 1639 onder het genoot-<br />

fchap der Jefuiten. Na vijf jaren lang de latijnfe fcholen als<br />

Rektor beftierd te hebben, onderwees hij vervolgens geduren.<br />

de vier andere jaren de rederijkkonst met uitbundigen lof;<br />

hierna hervatte hij zijn beroep weder als Rektor der latijnfe<br />

fcholen, in welke loopbaan hij is voortgedaan tot aan zijn<br />

dood toe, welke voorviel den 29 maart 1669. toen hij 50<br />

jaren bereikt hadt. Du CYGNE wordt voor den besten Rederij­<br />

ker van zijn tijd gehouden; ook draalt 'er in alle zijne wer­<br />

ken een uitnemend gezGnd oirdeel en vernuft door. Zij be-<br />

I , ftaan in de volgenden:<br />

1.


i 72 CyTftïflNÜS, (ABRAHAM;<br />

I. Explamüo Rhetorkce, fiudiofae Juventuti aceommodata,<br />

Leed. 1659. »« 12-0- Verfcheidenemalen zedert herdrukt,<br />

en wel voor de laatfte keer te Luik in 1736. 2. Analyfis om­<br />

nium M. T. Ciceronis Orationum. Duaci iöfli. in i2i;za. Meer­<br />

malen herdrukt. 3. Ars Metrica, five ars condendorum eleganter<br />

verfuum. Leod. 1664. in izmo. Colon. 1705. in izmo. Veneu<br />

1716. in 12wo. 4. Ars Poëtica, varia Poëmatum prcecepta com-<br />

pleiïens. Leod. 166%. De laatftemaal herdrukt te Leuven in<br />

1755. in I2M0. 5. Ars Iliftorica. Audamaropoli 1669. in i2mo*<br />

Dit werkje vindt men ais zeer nuttig aangeprezen. 6. Fens<br />

Eloqnentice, five M. T. CICSRONIS Oratienes, pofi PAULI MA*<br />

KUTII aliorumque doElisfimorum Virorum cerreBiones, etiam cum<br />

proba'isnmis exemplaribus di'.igenter collatx £f emendatie: numeris<br />

ivfuper analjticis, £j? Jcholiis artificium indicaniibus difiinüa, £5*<br />

illvftrate; una cum leSicnum varictate ad marginem appofita. IV<br />

Vol. Leodii 1675. in izmo. 7. Comcsd'ne KIL, phrafi cum Plaw<br />

tinei, turn Terentiand concinnatee.- Opus postkumum. II Vol. Leodii<br />

1679. Voor de laatftemaal te Praag in 1760 herdrukt in H<br />

Delen in i2mo. — - — SOTUELLUS, Bibl. p. 585. PAOUQTJ<br />

Mem. Itter. Tom. XV. p. 73-96,<br />

CYPRIANUS (ABRAHAM), zoon van ALLART CYPRIA-<br />

KUS, Chirurgijn te Amfteldam, wierdt den 20 november 1680<br />

aan het Hogefchool te Utretht tot medicijne Doktor bevor»<br />

derd, na het verdedigen van ene verhandeling, de carie Os/is,<br />

Hier op ging hij naar Amfteldam de praktijk der genees- en<br />

heelkonst uitoeffenen, en wierdt na een twaalfjarig verbiijf<br />

aldaar, den 6 meij 1693 door Curateuren van Frieslands Hoge­<br />

fchool tot Hoogleraar in de heel- en ontleedkonst te Franeker<br />

beroepen, welke leerftoel door den dood van FILIPS MAT-<br />

TKffius de Jonge was opengevallen, en hij aanvaarde de oeffs,<br />

ning van dit beroep den 22 junij van het zelvde jaar. Zijn<br />

verblijf was egter niet lang in die post, want na verloop<br />

van ruim twee jaren, in welken tusfentijd hij voor een beroep<br />

in de zelve profesfte te Leijden op ens jaarlijkfe wedde vaij<br />

2oco guldens hadt bedankt, verliet hij Franeker in het najaar<br />

van


CYPRIANUS. (ABRAHAM)<br />

m<br />

Van 1695, en men denkt dat hij naar Engeland overftak, en<br />

dat hij vervolgens hier niet naar zijn genoegen flaagde, weder­<br />

om Amfteldam opzogt, en op nieuw ataaar praktifeerde; wat<br />

van hem in 't vervolg geworden is, of welke lotgevallen<br />

hem verder zijn bejegend, en ten aanzien van zijnen fterf-<br />

fcjd, blijkt mij niets met zekerheid.<br />

CYPRIANUS muntte inzonderheid uit in de bewerking van<br />

het Steenfnijden, die men aangetekend vindt, dat hij met<br />

ten goeden uitflag aan 1400 menfehen, zo jong als oud,<br />

heeft uitgeoeffend; cok heeft hij zig grotelijks beroemd ge­<br />

blaakt en een groten naam verworven, door de operatie die<br />

hij aan een vrouwsperfoon verrigtte, welke 21 maanden na<br />

de bevrugting het kind hadt bij zig gedragen, en door de<br />

Keizerlijke Snede (Operatic- Ccefarea) gelukkig van hein ver­<br />

lost wierdt, met het gevolg dat zij volkomen herftelde; op<br />

een andere plaats, verloste hij een vrouwsperfoon van twee­<br />

lingen, door fnijding, die in de Tuba Falkpiana gefchoten wa­<br />

ren. Hij is getrouwd geweest aan HILI.EQONDA SARA AER.-<br />

JNOUDS.<br />

Van dezen Hoogleraar is niets anders in druk, dan r. Ora-<br />

t :<br />

a inauguralis in Chirurgiam Encomiaftica. Franeq. 1C93. in<br />

fulio. %. Epiflola hifloriam exhibens Foetus hiimani poft xxi men­<br />

fes ex uteri tuba, Matre falva ac fuperftite, èxcifi, ad THOMAM<br />

MILLIKGRON , Zquitem auratum, Mèdicum regium ordinariwn, e?<br />

Collegii Medicorum fondinenfium Prcefidem, cum Fig. Lugd. Bat.<br />

1700. ï*7i Svo. CAR. LiNNffil, Amosn. Acad. Tom. II. p.<br />

171. E. L. VRIEMOET, Athen. Frif p. 699-701. PAQUO?,<br />

Mem, litter. Tom. II. p. 351, 3S 2<br />

«<br />

r».


174- D AALMANS. DAAM. DAAMEN.<br />

D.<br />

DAALMANS (HANS),. Konstfchilder, te Antwerpen geboren,<br />

heeft geleefd in de XVilde eeuw; dit is 't al dat wij<br />

van hem opgetekend vinden. — . K. v. MANDER, Leven<br />

der Schilders, I. D. bl. 232.<br />

DAAM (N. N.), was Hopman van een der fchepen van<br />

de vloot uit 24 kielen beiiaande, waar over WILLEM VAN<br />

LUMEI Graav van der Mark het bevel voerde, en die onder<br />

den naam van Watergeuzen cp den 1 april 1572 den Briel ver­<br />

overden, en door deze koene daad den grond der Nederlandfe<br />

vrijheid leiden. Deze DAAM , benevens MARINUS BRANDT,<br />

waren de eerden, die, met hunne fchepen voor het hoofd van<br />

den Briel naderden en binnen kwamen. BOR , Ned.<br />

Hifi. druk van 1678. I. D. bl. 365. P. C. HOOFTS, Nederl.<br />

Hift, VI. B. bl. 228. K. v. ALKEMADE, Befchr. van den Briel,<br />

bl. 123. en Bijvoegz. bl. 374. WAGEN., Vod. Hifi. VI. D. bl.<br />

342- 345-<br />

DAAMEN (ADAM) , omtrent het midden der XVIIde<br />

eeuw te Amfteldam geboren , alwaar zijne ouders onder de<br />

klasfe van gegoede Burgers forteerden; wierdt tot vordering<br />

zijner ftudien eerst op de fcholen geplaatst, en vervolgens<br />

naar het Hogefchool te Keulen gezonden. Hier met allen lof<br />

zijnen onderrigtenden loop voleindigd hebbende, werdt hij<br />

tot Priester gefcboren, tot Licentiaat in de beide regten be­<br />

vorderd, en tot Domheer te Keulen aangefteld; vervolgens<br />

tot Priester-Kanunnik, als mede tot Deken van de kerk te<br />

En-<br />

\


EMMliN. (ADAM) X75<br />

Emmerik verkoren. In het Jaar 1707 werdt hij, op bevel van<br />

Paus EXEMEHS DEN XI, tot algemenen Paüsfelijken Vikaris der<br />

Nederlanden aangefteld, en op 't einde van 't zelvde jaar tot<br />

Bisfchop van Adrianopolis te Keulen gewijd. Van hier zakta<br />

DAAMEN te fcheep den Rhijn af, kwam te Emmerik, en liet<br />

zig in die ftad onder het gebrom der klokken en 't zingen<br />

van het Te Dewn, plegtig met de grootfte ftaarfie inhalen.<br />

Van daar in Holland zijnde gekomen, wierdt hij van alle kan­<br />

ten met gejuich en gelukwenfingen ontvangen, en aanvaardde<br />

zijne bediening; dan daar hij, door trots en verwaandheid, ver­<br />

waarloosd hadt de Staten van zijne aanftelling kennis te ge­<br />

ven, en verluf tot de uitoeffening te verzoeken, wierdt aan<br />

hem op den 26 april 1709, bij openlijke afkondiging, de<br />

uitoeffening van z'ijn ambt verboden, bij verbeurte van zwaar­<br />

der ftraf, in geval van contiaventie. DAAMEN , zijnen mïsflag<br />

te laat vermerkende, zogt dien wel te beteren door onderwer­<br />

ping; ten dien einde z ;<br />

g bij Gecommitteerde Raden vervoe­<br />

gende , en verfcheidene redenen tot zijne verfchoning bij­<br />

brengende, om, ware het mogelijk, voorzeide Plakaat te doen<br />

intrekken; doch alle zijne pogingen hier toe waren vrugte-<br />

loos, en de Staten volhardden bij bun gcnomïïn befluit. Ten<br />

zei ven tijd werden de Hoofden van de Roomsgezinde Geeste­<br />

lijkheid voor hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden geroepen,<br />

en hun op den 12 november van 't zelvde jaar en nader op<br />

den 2iften van genoemde maand, ten ernftig.len bevolen,<br />

de zending van alle Wereldsheien en geordende Piiesters,<br />

die na den dood van GERARDUS POTKAMP 5 voorganger van<br />

ADAM DAAMEN, waren ingekomen, te onderzxken, en de<br />

onderhouding van het daarop gemaakte Plakaat in acht tc ne­<br />

men, en vooral dat zij, inzonderheid in zaken, die betrek­<br />

king tot de Kerk hadden, geene geme^.fchap hoegenaamd<br />

met ADAM DAAMEN zouden hebben te hou.'en. Zeker Gees-<br />

teüjke te Leijden en nog een in Geoijland, tegens dit verbod<br />

gezondigd hebbende, werden ten lande uitgebannen. Dit<br />

zelvde lot trof DAAMEN ook, en hij verzogt hierop bij den<br />

Paus ontflag van zijne waardigheid als Vikaris, 't welk hem<br />

bij


t 7 6 DAAMS. DAATSELAAR.<br />

bij aanhoudendheid geweigerd weidt. Dus bij het Hof van<br />

Romen zo min als bij de Staten enige gunst kunnende verwer-<br />

ven, en hier door buiten bediening zijnde, fchoon een ruim<br />

inkomen hebbende, leefde hij in grote gastvrijheid, die hij in-<br />

• zonderheid ten aanzien van zijne landgenoten uitoefende •<br />

ook ftigtte hij de Abtdij Leeurik aan den Rhijn, en overleedt<br />

te Keulen eten 3 december 1717, alwaar hij in de Domkerk<br />

begraven is, Batav. Sacra, III. D. bl. 524. Utrechtfs<br />

Oüdh., III. D. bl. 291. Hijtor. Verhaal van de Kerk van Utr.<br />

I. D. bl. 103,<br />

DAAMS (PIETERS, geboren te Antwerpen in de XVIde<br />

eeuw, is geweest Kaïthuizer Monnik te Lier; en heeft in<br />

heldendigt gefchreven en door de.-n druk gemeen gemaakt:<br />

Encomiajlicum Jolitndinis Carthnjiance. Antv. 1623. in tfa. D<br />

Rukje veiicheen wel naamloos, doch bleek van hem te zijn,<br />

doordien zijn gewone zinfpreuk : SPES ME DURAT, op den tijtel<br />

daar van wordt gevonden. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

P. 97i-<br />

DAATSELAAR (ABRAHAM), was ten jare 1621 Koop-<br />

man in garen en lint te Gorinchem, en gehuwd aan JOHANNA<br />

VAN ERP, ene zuster van THOMAS ERPENIUS, Hoogleraar der<br />

Oosterfe talen te Lijden , en boezemvriend van Huio DE<br />

GROOT. Deze DAATSELAAR of bovenal zijne huisvrouw was<br />

het middel waar door deze ongelukkige Staatsman, na dat hij<br />

uit zijnen ketker te Louvejlein ontfnapt was, in veiligheid ge­<br />

raakte; want de kist waarin hij befioten was, door bezorging<br />

van deszeivs getrouwe dienstmaagd ELSJE VAN HOUWENING,<br />

na een gelukkigen overtogt, aan hethuis van genoemden DAAT­<br />

SELAAR gebragt zijnde, werdt die terftond geopend, daar DB<br />

GROOT omtrent twee uren in gelegen hadt, en flegts wat<br />

flauw en verzet weder uitkwam. De vrouw wist in korten<br />

tijd, door middel van haren zwager, KORNELIS JAKOBSZ. VAM<br />

DER VEEN, aan DÉ GROOT een metfelaars kleed te bezorgen.<br />

Hier mede vermomd, tradt hij, verzeld van JAN LAMBERT-<br />

ZOON, Meester Metfelaar, met een' maatftok in de hand,<br />

over


PACH. (JAN) DACHS. (J.) m<br />

över ene volle markt, alzo 't juist kermis was, naar het veer.<br />

Overgevaren zijnde, werdt DE GROOT, van den Metfelaar,<br />

te voet naar Waalwijk gebragt, daar hij met het vallen van<br />

den avond aankwam, en zig voorts tot volkomene veiligheid<br />

naar Antwerpen begaf. ——— G. VAN LOON, Nederl. Gedenkp.,<br />

II. D. bl. 134. WAGEN., Vod. Hift. X. D. bl. 415, 416. '<br />

DACH (JAN), Konstfchilder, te Keulen geboren in 1535,<br />

is een leerling geweest van den beroemden BARTEL SFRAN-<br />

GER, bij wie hij onderwijs in de konst kreeg ten jare 1556,<br />

en zig vervolgens naar Italiè'n begaf, ten einde zig aldaar<br />

naar de beste modellen te oeffenen, hij werkte hier pok on­<br />

der opzigt van KAsr-ïR REMS , en ALEXANDER BONVICINO ge­<br />

naamd MORETTO. Uit Italiè'n vertrok "hij naar Duitsland,<br />

alwaar hij bekend wierdt bij Keizer RUDOLF DEN II, een<br />

vriend van bekwaamheid en konst, en deze zond hem te rug<br />

naar Italiën, ten einde aldaar voor hem de beroemdfte an-<br />

tijke Beelden der Grieken en Romeinen af te tekenen. Hij<br />

volbragt zulks naar genoegen van den Keizer, keerde weder<br />

naar Duitsland, en fchilderde voor dien Vorst vele roemwaar­<br />

dige fchilderftukken, van een uitnemend fchonen fmaak. DACH<br />

ftierf te midden dezer loopbane aan het Keizerlijke Hof te<br />

Praag in het jaar 1600, overladen van eer en goederen, en<br />

algemeen betreurd wegens het loffelijk gebruik, dat hij van<br />

zijn Meesters vertrouwen maakte, om een ieder, zo veel in<br />

zijn vermogen was geweest, wel te doen. SADELER, J. MUL­<br />

LER, J. SAENREDAM, en L. KILIAN, hebben in 44 bladen,<br />

vele van zijne voornaamfte tekeningen in het koper gesne­<br />

den, Nouv. Dm. Hift. in 8vo. T. II. p. 431- A. Hou-<br />

BRAKEN, Schouwi. der Ned. Schilders, I. D. bl. 34, 35. WEI-<br />

JERMAN, Leven der Konstfchilders. I. D. bl. 214. SANDRART,<br />

SSoitfcfje Sfat». ter 2kn«/ 05:16'/ tmï SDtorjlre-Suttfl. 9ïurn&.<br />

Ï675. in folio. 2#. I. f. 276. $Wg«n. $»nfUtt Sericca. 1779,.<br />

f. 10. up ACKEN.<br />

DACHS (J.), is geweest Chirurgijn-Majór van het tweede<br />

Batailjon Oranje-Gtldtrland, dien wij niet anders kennen, dan<br />

.VUL Pïït. U ifcsaï


i 79 DACHS. (NIKLAAS)<br />

door een Berigt aan de Hollandfe Maatfchappij der Weten­<br />

fehappen te Haarlem gezonden, betrekkelijk ene oude Dame,<br />

welke in haar 86fte jaar drie nieuwe Tanden heeft gekregen,<br />

welk getal zedert vier jaren tot 24 is aangegroeid. Van dit<br />

buitengewoon geval, 't welk, zo niet zonder voorbeeld, ten<br />

minden tot de bijzonderfte zeldzaamheden moet gerangfehikt<br />

worden, aan onze Lezers een verflag te geven, dagten wij<br />

«iet ongevoeglijk. Zie hier het verhaal, 't welk de Heer<br />

DACÏIS daar van geeft.<br />

Een oude adelijke Dame, woonagtig in het fieedje Ter Borgt,<br />

in het graavfchap Zutphen, hebbende in het jaar 1774 .den<br />

ouderdom van ruim 90 jaren bereikt, wierdt, in haar 86fte<br />

jaar getreden zijnde, in het najaar, van ene zware koortfe<br />

overvallen; dewelke met zeer hevige pijnen in den mond ver-<br />

ae'fd ging: dit enige dagen geduurd'hebbende, was men niet weinig<br />

verwonderd, deze toevallen te moeten houden, als een gevolg<br />

van iets, 't welk men immers bij iemand van die jaren, welke<br />

alle hare Tanden reeds voorlang verloren had, nimmer had kun-.<br />

»en verwagten; en egter ontdekte men drie nieuwe Tanden,<br />

welke gedurende dien tijd waren doorgebroken. Maar 't geen<br />

deze bijzonderheid ten hoogden top doet fteigeren, is, dat<br />

deze negentigjarige Dame, welke in dat hoogeefteigerde tijd­<br />

vak van haar levensloop, een volkomen goede gezondheid ge­<br />

noot, met 24 nieuwe volkomen gezonde Tanden fprak, de­<br />

welke van tijd tot tijd, federt de ccotsieking van de eerstge-<br />

melden, in dien tusfentijd van ruim vier jaren, onder de voor­<br />

noemde zware toevallen, zijn te voorfchijn gekomen. Zijn­<br />

de het hoogstwaarfchijnlijk, dat, als deze zonderlinge werking<br />

der Natuur niet door den dood wierd afgebroken, deze Dame<br />

de grootfte kans hadt, om alle hare Tanden en Kiezen we­<br />

der op nieuw te kunnen tonen, die haar de ouderdom te<br />

voren hadt ontrukt. ••—— Verhand, van ds Holland/. Maat/ch.<br />

der Weten/., XVI. D. 2. St. bl. 317-324.<br />

DACHS (NIKLAAS), Predikant te Vlisfmgen, is geboïen<br />


DACHS. (NIKLAAS) 17*<br />

KORNELIS DACHS , geboren te Sluijs in Flaanderen , die do<br />

praktijk der medicijnen te Vlisfmgen uitoeffende, alwaa- hij<br />

zig in den egt begaf met JANNETJE BLEEKER van Middelburg,<br />

welke onze NIKLAAS zijne moeder was. ,<br />

Slegts een jaar oud zijnde, ontviel hem zijn vader door den<br />

dood; hij verkreeg het eerfte onderwijs in de letterkundige<br />

wetenfehappen te Vlisfmgen; en ging vervolgens met zijne<br />

moeder naar Utrecht wonen, om zig in de Akademife weten­<br />

fehappen , en wel inzonderheid in de theologie te oeffenen.<br />

Hier verbeidde hij tot in julij 1664, wanneer hij met zijne<br />

mosder naar Vlisfmgen te rug keerde, en kort daarop tot Pro­<br />

ponent bij 't Klasfis van Walcheren wierdt aangenomen. Zijn<br />

eerfte ftandplaats' was te Filippine , daar hem in 1660 het<br />

Leraarsambt werdt aangeboden; van daar werdt hij in 1677<br />

naar Koudekerk op 't eiland Walcheren beroepen, en vervolgens<br />

op den 2februarij 1687 te Vlisfmgen, daar hij ook zijn graf<br />

heeft gevonden.<br />

Driemaal is DACHS getrouwd geweest, en evenwel, 't geen<br />

vreemd luidt, Bruidegom geftorven. Voor de eerftemaal huw­<br />

de hij te Vlisf.ngen in T<br />

feptember 1672, met KATRYNA BOS-<br />

SCHAERT, ene dogter van KORNELIS BossenAERT, toen ter tijd<br />

Predikant tsLillo, en KATRYNA VAN DER PUTTE, die voormaals<br />

weduwe was van HENDRIK ZUERIUS BOXHORN, Predikant op<br />

de Kruisfchans. Deze vrouwe ontviel hem door den dood in<br />

het jaar 1680; en na zeven jaren weduwnaar geweest te zijn,<br />

trouwde hij ten tweedenmale, met ANNA PYL, weduwe van<br />

zijnen voorzaat JOHANNES HOORNBEEK, in wiens plaatze hij te<br />

Vlisfmgen was beroepen; welke vrouw in het volgende jaar<br />

overleed; waarop hij zig voor de derdemaal in den egt begaf<br />

met ALETTA KOOTMANS, weduwe van G. LAMMISS te Amft el-<br />

dam; ook deze ontviel hem in 1693 ; waarop hij ten vierden*<br />

male in ondertrouw geraakte met PETRONELLA DE LA PALMA,<br />

te Vlisfingen. Doch dit huwelijk hadt geen voortgang, door­<br />

dien onder de geboden tusfen Bruidegom en Bruid, over het<br />

tijdelijk goed, grote onenigheid ontftond; zo dat zij 'er uit­<br />

scheidde. Hier ever geraakte zij onder kerkelijke cenfuur, en<br />

M x ver-


tto DACQÜET. DAELE. DAELEN.<br />

verkoos hare woonplaats te IVestzouburg, daar men haar wtf?<br />

derom' tot het Avondmaal toeliet.<br />

DACHS overleed te Vtisfingen den 30 april 1705, in den<br />

ouderdom van 6$ jaren. Hij was lang en mager van lighaams-<br />

geirel; en hadt maar één oog, zijnde hem het ander nog een<br />

kind wezende, op ftraat door een man die onvoorzigtig een<br />

geweer loste, uicgefchoten. Van imborst was hij zeer zagt-<br />

moedig en vieedzaam; en zijne predikwijze was ongemeen<br />

kort, maar bondig. HUNKIUS, Zeeuvfe Buijze, bl. 325.<br />

G. VKOLYKHERT, Vlisfingfe Kerkhemel, bl. 183-186.<br />

DACQUET (PIETER), geboortig van Feurne, is geweest<br />

een beroemd Artz, die teffens zeer ervaren was in de griekfe.<br />

en latijnfe talen. Hij heeft gefchreven: Commentarius in COR-<br />

XEL. CfxsuM. 1 ••• J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 971.<br />

DAELE (JAN VAN), Rektor van de kerk te Hamal, leef­<br />

de in 1436; en was geboren te Beringen een Reedje in Luiks-<br />

Kempeland gelegen. Hij heeft ene verzameling van korte en<br />

zedelijke Gefchiedverhalen nagelaten, die hij in een alphabe-<br />

tife orde heeft gerangfchikt, waarfchijnlijk om 'er in het on­<br />

derwijs dat hij aan de jeugd gaf, gebruik van te maken. Deze<br />

gefchreven verzameling wordt bij de reguliere Kanunniken te<br />

Tongeren bewaard, onder den tijtel van Alphabetum narratorium.<br />

Ook liet hij bij uiterften wille aan deze Geestelijken na een<br />

aanzienlijk getal Handfchriften ; die een voornaam gedeelte<br />

van hunne Boekerij uitmaken. VAL. ANDR., Bibl. Belg.<br />

P a<br />

S- 573- PAQUOT, Mem. litter. Tom. VII. p. 71, 72.<br />

DAELE (JOHAN VAN), een Nederlands Konstfchilder; was<br />

bijzonder ervaren in het wel treffen en fierlijk fchilderen van<br />

IsnJfchappen en veldgezigten. Men ontmoet van hem een<br />

fchoon Altaarftuk in de kapel van de Kapucijnen-kerk te<br />

Antwerpen. Hij leefde in 1560. DESCAMPS, Vies des<br />

Peintres Flam tfc. Tom. I. p. 148. Stlfficnt. ^UBjifes ScjCitoa.<br />

3? 79- f- I9C.<br />

DAELEN (KORNELIS VAN), vader en zoon, uit Brabant<br />

af-


DAELHEM. (MELCHIOR VAN) i8r<br />

afkomftig, zijn beide konftige Plaatfnijders geveest» Inzon­<br />

derheid muntte de zoon uit in fmaak, vernuft en zindelijk­<br />

heid; vele voortbrengzelen van zijne konftige etsnaald ont­<br />

moet men in 't Kabinet door REINST in 't licht gegeven; on­<br />

der anderen de fchone beeldtenisfen van BOCATIUS en ARETIÏT,<br />

welke fomtijds, doch te onregte, aan KOSN. VISSCHER worden<br />

toegefchreven. Daar zijn ook Platen van zijnen voortieflelij-<br />

ken arbeid voor handen, naar RUBBENS, VAN DYK, FMNCK<br />

en meer Meesters van dien waardigen (tempel. Zijn ftijl<br />

komt fomtijds met dien van KORN. VISSCHER, en veeltijds ook<br />

met dien van ABRAH. ELOEMAART overeen. Hij bloeide op bet<br />

tierigst ten jare 1650, te Londen. • BASAN, Dittion. des<br />

Graveurs. Paris 176.7. 3 Tom. in ivo. gt(fe«m. $U»(U« £ciicPJU<br />

3779. f. 190.<br />

DAELEN en DAELENS, zie DALEN enz.<br />

DAELHEM (MELCHIOR VAN), wierdt in 1580 gebotéti<br />

te Hasfelt, een ftad in bet prinsdom van Luik, in het graav­<br />

fchap Lozi alwaar hij, 16 jaren oud geworden, zig onder dö<br />

orden der Heremieten van St. Augustijn begaf, en daar van<br />

het Monnikenkleed aantoog. Enigen tijd daar na werdt hij<br />

door zijn Opperften eeist naar Brusfel gezonden , ten einda<br />

aldaar de letterkunde aan de jeugd te onderween, en vervol­<br />

gens naar Leuven, daar hij, gedurende het tijdvak van bijna<br />

12 jaren, de zelvde post waarnam. MELCHIOR kweet zig van<br />

die taak zo loffelijk, dat hij vervolgens tot Prior van het<br />

klooster te Tperen, en opvo'gelijk van dat zijner geboorte­<br />

plaats Hasfelt wierdt aangefteld. In het laatstgenoemde ftierf<br />

hij den 13 februarij 1636, ruim 55 jaren oud zijnde, na een<br />

kortftondigen tijd de bediening van Provintiaal te hebben uio<br />

geoeffend. Dees Monnik verftond het grieks, en hadt den<br />

roem van een goed Schrijver in profa te zijn, en vrij zoet­<br />

vloeiende latijnfe vaarfen te vervaardigen, VALERIUS AK-<br />

BREAS zegt van hem: pangebat non infeliciter, amsr.um, &<br />

vend facili; nee prorfd oratione inamttnus erat aut diffkilis. SwEfift»<br />

Ttus eerde hein met dit tweeregelig vaars;<br />

M 3 Uk


132 DAELHEM. (MELCHIOR VAÏÏ)<br />

Hic novus efi vates veteris DAELHEMIUS cevi,<br />

Sed pius ingenio; fic novus fc? vetus ejï.<br />

PAQUOT verzekert, dat VAN' DAELEEM grondig de latijnfe<br />

•taal bezat, en 'er de minst in gebruik zijnde uitdrukkingen<br />

van verftond: maar dat hij door zijn ver-gezogten fchrijfftijl en<br />

gebruikmaking van buitengewone woorden en zinnen, al 't<br />

gene hij gefchreven heeft, heeft bedorven. Daar is van hem<br />

door den druk gemeen gemaakt:<br />

ï. Panegyris duplex, prior pro Gymnajïo Bruxellenfi ad Senatum<br />

Bruxellenfem, altera ad Cl. Virum FOLCARDUM VAN ACHELEN,<br />

Concilii fantïioris Asfesforem.<br />

2. JACOBI ARMINII cum Batavis, fuper prrefenti rerum in Hol'<br />

landid ftatu, mutuis disfidiis g> homicidiis, Expojlulatio poflhu-<br />

ma. Lugd. Bat.fubfigno Libertatis, 1621. PAQUOT merkt gants<br />

niet onoirdeelkundig aan, dat VAN DAELHEM gelijk hadt, met<br />

de Vrijheid aan 't hoofd Van deze klagt te plaatzen ; door­<br />

dien de Protestanten in Holland, die (met grote reden) zo<br />

luid gefchreeuwd hadden tegens de tijrannie vair den Paus en<br />

van den Koning van Spanjen, 'er thans'ene zeer wezentüjke<br />

en alleronregtvaardigfte uitoeffenden, over de gewetens, o-<br />

ver de goederen en over het leven zelve der Remonftranten,<br />

hunne medeburgers.<br />

3. Epicedium in obitum MARMJ DECKHERÜE., Cl. Viri JOAN-<br />

Nis VAN PEDE, in Brabantia: Senatu Conjiliarii, ex filio neptis.<br />

Lovan. 1624. in 410. De vaarfen van dees Monnik, zijn be­<br />

ter, zegt PAQUOT, dan zijn onrijm, fchoon die in allen dele<br />

ook niet van gemaaktheid zijn vrij te pleiten.<br />

4. Arca honoraria Chrifli £? Sanüorum, ertum au&umqüe Zo-<br />

mgereJudalitatis S. P. Augustini continent, a P. F. MELCHIORE<br />

DAKLHEMIO, Augustmiano, è Gallico in Lathum ver/a. Antv.<br />

I628. in lïmo.<br />

•Verfcheidene latijnfe blij- en treurfpellen, welke hij door<br />

zijn fcholieren had: doen vertonen, worden gefchreven in het<br />

klooster van Hasfelt bewaard; als mede een bundal van dicht­<br />

hulken ia de zelvde fpraak. Ook bewaart men in dit huis -<br />

mee;


DAENS. (JAN) DAIN. (OLIVIER trt) tS$<br />

meet dan 50 Blieven van ERYCIUS PUTEANUS aan hem gefchre*<br />

ven , welke nimmer zijn gedrukt. FE. SWEESTIIJ<br />

Athen. Belg. p. 564. VAL. ANDR., p. 669, 670. J. F. For-<br />

PENS, Bibl. Belg. p. 886. J. MANTELII, Hasfeletum, p. ioa»<br />

113, 114. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 221-225.<br />

DAENS (JAN), een zeer rijk Koopman, die in de XVIdés<br />

eeuw te Antwerpen zwaren handel dreef, heeft zig beroemd ge­<br />

maakt dooi -<br />

een trek van edelmoedigheid, of laat ik liever<br />

het kindje bij zijn regten naam noemen, een betoon van trots,<br />

heid en hoogmoed, waar van men weinig voorbeelden vindt;<br />

Keizer KAREL DE V. het verzoek van dezen DAENS hebben­<br />

de ingewilligd, om bij hem het middagmaal te houden, wierjji<br />

deze Koopman op het einde der maaltijd, een fchuldbrief van<br />

twee miilioenen, welke hij aan die Vorst geleend hadt, in het<br />

Vuur, teflëns zeggende: „ Ik ben ruim betaald door dé eetj<br />

„ die uwe Majefleit mij heeft aangedaan." • Diolieiti<br />

Bistor. 1779. m Svo. Tom. II. p. 434.<br />

DAIN (OLIVIER LE), heeft tot eeh merkwaardig voor­<br />

beeld van de wisfelvalligheid des geluks verftrekt, en aart<br />

Frankrijk een nieuwe blijk gegeven van het gevaar dier in topi<br />

fteigerende fortuinmakingen , om welke te beklimmen zeld*<br />

zaam de Deugd tot ene leidsvrouw zig aanbiedt, en waar v*m<br />

de bekiimmer door de misdaad veeltijds van de hoogte in een<br />

poel van jammeren wordt gefmakt. Deze DAIN zag het eerfte<br />

levenslicht te Thiel in Flaanderen, en was de zoon van eea<br />

boer niet verre van Gent wonende. Door welk toeval hij<br />

Baardfcheerder van LODEWYK DEN XI. wierdt, vindt men niel<br />

verhaald, maar wei dat hij door zijn vernuften fnedigheid zig<br />

zo diep in de gunst van zijnen Meester wist te dringen, dat<br />

hij trapswijze tot de hoogfte ambten en waardigheden wierdt<br />

bevorderd , en eindelijk tot Staatsminister Vafl dien VorsS<br />

Verheven. Doch in hem wierdt het fpreekwoord van vader'<br />

CATS : het zijn fterke beenen die de weelde kunnen dtdgcn, ters<br />

vollen bevestigd; want een verregaande trots- en laatdunkend*<br />

heii teftierd* zijoe daden, h'y' pleegde de fcbi*esjwendfte on*<br />

M 4 it8*


184 CAINEPFEi<br />

regtvaardigheden, en wierdt door zijne wandaden de affchilt*<br />

van het volk. Zo lang LODEWYK DE XI. leefde, bleef hij<br />

egter in gunst; doch in den aanvang van het regeringsbeftier<br />

van KAREL DEN VIII, werdt zijn geding opgemaakt, en hij<br />

om verfcheiden' euveldaden; als onder anderen, dat hij een<br />

vrouw misbruikt, en daar toe verleid hadt door de belofte van<br />

haar mans leven te behouden, die hij egter zijne lust ge­<br />

boet hebbende, de wreede onmenfchelijkheid hadt om te doen<br />

worgen, ter galg gedoemd en in 1484 opgehangen. Zijn eer­<br />

fte naam was OLIVIER DEN DUIVEL of den Kwaden; welke<br />

door LODEWYK DEN XI. in dien van DAIN werdt verwisfeld, die<br />

hem teffens tot den adelftand verhief. JAN DOYAC, een man<br />

. insgelijks uit den laagften ftand voortgefproten, en mede door<br />

Koning LODEWYK tot de aanzienlijkfte bedieningen des rijks<br />

verheven, deelde als lotgenoot in de regtvaardige ftraf, die<br />

DAIN onderging; hij boette wel niet zijne gepleegde fchelm-<br />

ftukken met den dood, maar hadt dien misfchien liever verko­<br />

zen dan de duurzaamheid en infamie van de hem opgelegde<br />

ftraf; want hij werdt veroirdeeld om op de hoeken der ftra-<br />

ten van Parijs gegeesfeld te worden, een oor afgefneden, en<br />

zijn tong met een gloeijend ijzer doorboord; van daar wierdt<br />

hij naar Auvergne gevoerd, van welke provintie bij Gouver­<br />

neur was geweest, en aldaar in de ftad Montferrant, zijne ge-<br />

booiteplaats, op nieuw gegeesfeld, en zijn ander oor afgefne­<br />

den. G. DANIËL, Hist. de France. Edit. de Amft. 1720.<br />

in 4fo. Tom. IV. p. 420, 421. DiEt. Hift. in 8vs. Tom. II.<br />

p. 43S, 436.<br />

DAINEFFE, geboren te Luik in de XVIde eeuw, is ge­<br />

weest Monnik van de Eremijten-orden van St. Augustijn in do<br />

Abtdij van St. Hubert, en heeft gedurende een volgreeks van<br />

jaren, het Hoogleraars-ambt uitgeoeffend. Hij heeft door den<br />

druk gemeen gemaakt: 1. Epitomen Hhtoriarum Vita wmasticcs<br />

ST. AUGUSTINI , una cum injtitutione & Antiquhate Families ejus­<br />

dem &c. Antv. 1612. 2. Commentarius de triplici Mundo, Divi-<br />

mo, Angelice, & Humano £fc. Leodii J639. —— J. F. Fop.<br />

Bibl. Belg. p. 380.-<br />

DAf


DALAVA. (FRANCiSKO) tl*<br />

ÜALAVA (FRANCISKÖ) , een Spanjaard, was ten jse<br />

1566 Gezant van FILIFS bF.s II. aan het Hof van Frankrijk,<br />

Prins WILLEM DE I, boven mate fchrander in het uitvorfen<br />

der geheimen zijner vijanden, hadt de affchriften van twes<br />

Brieven dezes Staatsministers aan de Landvoogdesfe MARGA­<br />

REET gefchreven in handen weten te krijgen, meldende:<br />

„ dat de Koning nu fchone gelegenheid hadt, om, door<br />

„ 't lozen van enigen, en 't bedwingen van anderen, te<br />

„ geraken tot ene onbepaalde heerfchappije over de A^ifcr-<br />

„ landen, waar naar zijne voorzaten, en hij, zo lang geitaara<br />

„ hadden. Dat men, om bier toe te komen, drie Heren-,<br />

„ naamlijk ORANJE , EGMOND en HOORNE fiegts fchoon ge-<br />

laat tonen moest, tot dat het tijdftip geboren zou zijn,<br />

,', om hun, die met regt gehouden werden, voor de ilokers<br />

der beroerten, loon naar werken te verfchaffen. Dat<br />

MONTIGNI en BERGEN, met gelijke list, in Spanje, om den<br />

" tuin werden geleid, alwaar men hen, en den Raadsheer<br />

" RENARD, dagt op te houden. Dat de voorflag der Land-<br />

voogdesfe, om zig, door heimelijk verftand, te verzeke-<br />

" ren van enige fterke plaatzen, ten Hove aangenaam ge-<br />

" weest was." Met meer andere dingen van verre uitzigt»<br />

die de Gezant onvoorzigtig genoeg aan het papier hadt durven<br />

toevertrouwen. Men ontmoet bij den Gefchiedfcbrijver BOR,<br />

volledige affchriften dezer Brieven. De Spaanfe Schrijvers heb­<br />

ben bedenkelijk gefield, dat deze Rukken verzierd waren,<br />

en men heeft de Bondgenoten verdagt gehouden van zulk ene<br />

konftenarij; doch Prins WILLEM heeft zig altoos zo vrijmoe-<br />

diglijk beroepen op derzelver egtheid, dat 'er weinig reden<br />

over blijft, om hier aan te twijffelen. Hij en HOORNE ontbo­<br />

den dan den Graav VAN EGMOND te Dendermonde, werwaards)<br />

zij, van Grave LODEWYK VAN NASSAU en HOOGSTRATEN ver-<br />

zel'd, zig begeven hadden, tegen den derden oktober is


x8$ DALAVA. (FRANCISKO)<br />

Ook heeft de Prins VAN ORANJE, hier, of anders, wat latei 1<br />

te IVillebroek, EGMOND en andere Vliesridders en Raden van<br />

State getragt te bewegen, om, de Spanjaards, die men nu te<br />

gemoet zag, uit het land te houden, Nogthans komen hij,<br />

EGMOND, HOORNE en HOOGSTRATEN, in hunne verantwoor­<br />

dingen overeen, dat 'er, te Dendermonde, geen befluit altoos,<br />

tot het aanvaarden der wapenen, is genomen. EGMOND ver­<br />

klaart, dat de voorflag van Gravé LODEWYK verworpen werdt.<br />

En in de verantwoording des Graven VAN HOORNE , daar 'd<br />

verhandelde te Dendermonde, omftandigst verhaald wordt, vindt<br />

men, dat het befluit, daar genomen, na 't lezen der Brieven<br />

van MONTIGNI en DALAVA, alleenlijk op deze vier punten<br />

uitliep: „ i. Dat men, of ene vergadering der Algemene Sta-<br />

„ ten, of de overkomst des Konings zou tragten te wege tö<br />

„ brengen, tot ftillinge der beroerten, waar over de Koning<br />

„ te onvrede was. 2. Dat men, onaangezien 's Konings mis-<br />

„ trouwen, waar van DALAVA gewag maakte, in zijnen<br />

„ pligt, jegens zijne Majefleit en de Landen, volharden zou.<br />

„ 3. Dat HOORNE, in't bijzonder, die, ziende hoe veel on-<br />

danks zijn gedrag, te Doornik hem op den hals gehaald<br />

„ hadt, befloten hadt, de ftad en zijne ambten te verlaten*<br />

„ zulks, met allen ernst zou ontraden worden. 4. En dat<br />

„ ORANJE, die zedert enigen tijd, geboden was, in Hel.<br />

land, Zeeland en Utrecht te komen, de Landvoogdes zou<br />

„ verzoeken , om HOORNE , die 't nogthans affloeg, of Hooe-<br />

„ STRATEN, tot zijnen Stedehouder over Antwerpen, aan te'<br />

„ ftellen." Meer niet, zou 'er te Dendermonde, befloten zijn.<br />

Alleenlijk, werden de Brieven van DALAVA, zedert, der Land­<br />

voogdes^ door EGMOND, die wederom naar Brusfel keerde,-<br />

vertoond; doch zij flcegze in den wind, of gaf 'er ene an­<br />

dere uitlegging aan. F. STRADA , de Bell. Belg. Dec.<br />

I. Libr. V. p. 26?.. BÜRGUND., Hift. Libr. III. p. 289.<br />

HorrERUS, Liv. IV. Ch. VI. p. 112. E. v. METEREN, Ned.<br />

Hift. II. B. f. 53. verf. Proces van EGMOND, bl. 649. P„-<br />

BOR, Ned. Hift. druk van 1678. I. D. bl. 105. Auth. Stukken*<br />

JL D. W. 67, 68. WAG., Fad. Hifi. Vh D. bl. 195-198. ,<br />

PA-


DALE. (ANTHONY VAN)<br />

• ' DALE (ANTHONY VAN), wierdt geboren te Haarlem den<br />

1<br />

s<br />

j 8 november 1638, uit Doopsgezinde ouders. Van der jeugd<br />

af aan liet hij een warme drift voor het beoeffenen der ge~<br />

' leerde talen en fraije letteren blijken; doch zijne ouders, die<br />

' ; andere inzigten met hem hadden, leidden hem tot den koop-<br />

• ; 'handel op, dien zij zeiven ook uitoeffenden, en hier mede<br />

' ; hieldt hij zig ook een geruimen tijd bezig. Met zijn 30de<br />

i :. jaar egter, kreeg de drift tot het beoeffenen der letteroeffe-<br />

'! ningen zodanig de overhand bij hem, dat hij van levensfland<br />

i veranderde, den koophandel vaarwel zei, en zig enkel met ftu-<br />

3 i .deren bezig hieldt. Hij lei zig op de geneeskunde toe, en<br />

3<br />

i wierdt Doktor in die wetenfehap. Onderwijlen verwaarloos-<br />

!<br />

' 1 ' de hij ook geenzins de griekfe en latijnfe talen en oudheden,<br />

• 1 maar maakte daar ongemene vorderingen in. Hij zette zig<br />

3 1 voorts in zijne geboorteftad neder, alwaar hij de geneeskun-<br />

de, zo in 't algemeen onder de burgeiij, ais ook, van flads<br />

l i wege, in het gasthuis oeffende, en zulks met geen geringen<br />

i' lof, doordien hem de zorg voor de behoeftigen ongemeen ter<br />

:<br />

' harte ging. Intusfen bekleedde hij ook het Leraarambt bij<br />

i een der Doopsgezinde gemeenten te Haarlem, doch deedt eer-<br />

; s lang afftand van die post, vermits hij daar toe niet gefchikt<br />

'l fcheen en zijne predikatiën met al te veel griekfe en romein-<br />

•< :<br />

fe geleerdheid gefloffeerd waren , waar door hij aan zijne<br />

J i hoorders weinig genoegen gaf. VAN DALE was een ongemeen<br />

> t werkzaam man, die met veel aandagt las, meteen doordrïn-<br />

i i gend vernuft was begaafd, en uit zijne lectuur veel nut wist<br />

'•. : te (rekken, waar van zijne uitgecevene werken tot waarborg<br />

!• verftrekken. De Heer JAN LE CLF.RCQ , wiens tijdgenoot hij<br />

, 1 was, en die gemeenzaam met hem heeft verkeerd, getuigt van<br />

:* :: hem, dat hij niet alleen een man van grote geleerdheid was,<br />

:. i maar ook zeer aangenaam en onderhoudend in den omgang,<br />

l. I het gezelfchap doorgaans met zijne gefprekken vervrolijkends,<br />

I, 1 die hij met allerleij aartige en geestige vertellingen, waar<br />

;<br />

. ! toe zijn fterk geheugen hem overvloed van ftoffe opleverde,<br />

:, vermengde. Een geflagen vijand van bijgeloof en huichelarij,<br />

j /potte bij 'cr openlijk mede. Hij everleed ts Haailim, zonder


zat DALE. (ANTHONY VAN)<br />

enige voorafgaande ziekte, enkel aan een langzaam verval<br />

van kragten, op den 28 november 1708, in den ouderdom<br />

van ruim 70 jaren; door velen, en inzonderheid door de armen,<br />

die hij als Geneesheer bediende , ongemeen betreurd. De<br />

werken door hem in 't Jieht gegeven, zijn de volgenden:<br />

1. De Oracuiis Ethnicorum Disfeitationes duce, quarum prior<br />

de ipforum duratione ac defeltu; pofterior de eorumdem autloribus.<br />

Accedit Schediasma de confecrationibus Etlmkis. Amft. 1683. in<br />

8vo. Men vindt het uittrekzel van dit wérk in de Nouvelles<br />

de la Republique des Lettres de Mr. P. BAYLE. Mars 1684. Art.<br />

X. en bij W. SEWEL, Boekz. Jan. en Febr. 1696. bl. 47-63.<br />

252-261. FONTENELLE, dit werk gelezen,' en naar zijn fmaak<br />

gevonden hebbende, maakte gebruik van de materialen die 'er<br />

enigzins verward door malkanderen in geplaatst zijn, om 'er<br />

zijn Hifloire des Oracles uit famen te ftellen. Deze kwam in<br />

J687 in i2ino. voor de eerftemaal in 't licht, en is nader­<br />

hand veelmalen herdrukt. MOEEIUS , Deken der Hoogleraars<br />

in de godgeleerdheid te Leipzig, die reeds ene latijnfe verhan­<br />

deling hadt uitgegeven over den oirfpror.g, de voortgangen en de<br />

duurzaamheid der Orakels, gaf'er, in 1685, een derden druk van<br />

in 't licht, waarbij hij vermeerderingen voegde, die ter verde­<br />

diging verftrekten van de zwarigheden, die VAN DALE^tegens<br />

fommige plaatzen van zijn werk hadtgeopperd. Onze Geneesheer,<br />

in enige opzigten niet we! te vreden over het werk van FON­<br />

TENELLE , gaf een Brief over dat onderwerp uit, waarin hij<br />

teffens Mremus beantwoordde. Deze Brief, getijteld: Lettre de<br />

Mr. VAN DALE , a un de fes Amis, au fujet du Livre des Oracles<br />

des Païens, compofé par l'Autlieur des Dialogues des Morts, is met<br />

de kieste befchaafdheid gefchreven, maar de Schrijver wil,<br />

dat FONTENELLE „ belangrijke zaken heeft overgeilagen, die<br />

„ befiisfender kosten zijn, en minder vervelende, dan wel an-<br />

„ deren, waar van hij in zijn werk gebruik maakt: misfchien<br />

„ is het ongelukkig voor de zaak, die hij met mij bepleit, dat<br />

„ hij in geen land van vrijheid woont: want ik kan aan niets<br />

„ anders het ililzwijgen toefchrijven, 't welk hij in acht<br />

„ neemt, en de vermommende voorzorgen die zijne pen fchij-<br />

M net?


DALE. (ANTHONY vjisT tl§<br />

nen beftuurd te hebben, ten aanzien van belangrijke za-<br />

„ ken." MCEBIUS inzonderheid ontmoet hier een hevigen te-<br />

genkamper in VAN DALE, betrekkelijk zijne Hellingen over<br />

de Toverij, die hij aan den Domen (Duivel) toefchtijfr; en hij<br />

behandelt dit onderwerp met enen warmen ijveren vee i geleerd­<br />

heid, om alle medewerking van den Duivel daaromtrent uit<br />

te fluiten. In 1707 veiTcheen 'er op nieuw een Tegenftre-<br />

ver, die FONTENELLE en VAN DALE beide aanrandde, egter<br />

ten aanzien van den eerften meerder toegevendheid gebruiken­<br />

de, als wel voorden tweeden; ongetwijffeld, om dat de laatfte,<br />

een Ketter zijnde, niet verdiende, dat een Jefuit enige heus­<br />

heid ten zijnen aanziene in acht name; want men weet, dat<br />

dit werkje door den Jefuit BALTUS van Straatsburg gefchreven<br />

is; het voert tot tijtel: Reponfe a l'Hijioire des Oracles de Mr.<br />

DE FONTENELLE , de l'Academie Franpife. Dans laquelle on réfute<br />

ie Syjleme de Mr. VAN DALE , fur les Auteurs des Oracles du Pa­<br />

ganisme, fur la caufe £f le tems de leur Jilence; ou l'on etablit<br />

te fentiment des Pêres de l'Eglife fur le mime fitjet. Strasbourg<br />

1707. in Svo. Dit werk is in drie delen verdeeld: de Schrij­<br />

ver wederlegt 't geen hij valfe redenen noemt, aan de Kerkva­<br />

ders en oude Christenen toegefchreven; en hij brengt de ware<br />

oirzaken bij, die hem overtuigd hebben, dat de Heidenfe ora­<br />

kels door de Demons wierden uitgefproken. In de tweede,<br />

beantwoordt hij de gezagaanvoeringen , en deredenen door den<br />

Heer FONTENELLE bijgebragt, om regtftreeks te bewijzen, dat<br />

de orakels in het heidendom niet door de Dctmons zijn uitge­<br />

fproken. En in de derde, tragt hij te" bewijzen, dat de Hei­<br />

denfe orakels niet juist op het zelvde tjjdflip van de geboor­<br />

te des Heilands opgehouden zijn, maar naar mate zijne gods­<br />

dienst zig langs hoe meer in de wereld uitbreidde; dat het zijn<br />

kruis is en de aanroeping van zijr.en naam, welke tot oir­<br />

zaken van die ophouding vei (trekt hebben; en dat de rede­<br />

nen , door FONTENELLE bijgebragt, om het tegendeel te beto­<br />

gen, op geen vaste gronden berusten. Men vindt het uit-<br />

trekzel van dit werkje in de Nouv. de la Repub. des Lettres<br />

Juin 1707. Art. 2. Een naamloos Schrijver kwam voorts<br />

op-


t 99<br />

DALE. (ANTHONY VAN)<br />

opdagen, ten einde zig als middelaar tusfen belden te ftellen.'<br />

LE CLERCQ plaatfte de gedagten van dien Schrijver in zijne<br />

Ribliotheque Choifie, Tom. XIII, Art, 3. onder den tijtel van<br />

Remarques fur le dcmelé, qui eft entte Mr. DE FONTENELLE<br />

Autheur de l'Hiftoire des Oracles &c. É5 3<br />

l'Autheur de la re<br />

ponfe a l'Hiftoire des Oracles £ff. Dit Huk bevat een aantal<br />

van belangrijke en wel gegronde aanmerkingen. De Schrij­<br />

ver houdt een juist midden tusfen VAN DALE en FONTENELLE<br />

aan den enen kant, en den Jefuit BALTUS, aan de andere zijde.<br />

Ik geloof, zegt hij, dat 'er Orakels hebben kunnen zijn,<br />

„ die in waarheid door Dcemons zijn uitgefproken geworden,<br />

„ of wel door wezens, die boven de menfelijke Natuur verhe-<br />

ven zijn : fchoon ik, aan den anderen kant, ook niet twijfte-<br />

„ Ie, of menfen zijn veeltijds de werktuigen der antwoorden<br />

„ geweest, welke men aan die verhevener wezens toefchreef.<br />

„ Ik geloof ter zeiver tijd, dat het ons niet mooglijk is, om<br />

thans te kunnen onderkennen die Orakels, welke door de<br />

Dcemons zijn beantwoord, van de zodaningen, waarin men-<br />

felijk bedrog in plaats gevonden heeft; het zij om reden,<br />

„ dat dc gefchiedenisfen, welke men 'er ons van verhaalt ,<br />

„ geene gegronde zekerheid hebben; het zij dat die niet<br />

„ met voldoende omftandigheden gepaard gaan , om met<br />

„ grond te kunnen befiisfen, of'er bedrog onder gelopen heeft,<br />

., dan niet ore." De Jefuit BALTUS, hier niet door overtuigd,<br />

zag men in 1708 te voorfchijn komen: Suite de la Reponfe ct<br />

i'Hifloii e des Oracles, dans laquelle on refute le; Obje&ions inf<br />

dans le XIII. Tmne a'e/sBibliotheque Choifie , ^dansl'ArticlelI.<br />

de la Republique des Lettres du mcis de Juin 1707, £f ou Von<br />

établii fur de nouvelle; preuves le feniiment des SS. Péres toucha<br />

les Oracles du Paganhme. Amft. 1708. in 8vo. De Meer LE<br />

CLEECQ getuigt van dit werkje, in zijne Biblioth. Choifie, Tom.<br />

XVII. p. 309., dat het met meerder geloof als overtuigings-<br />

kragt gefchreven is, magis credulé, quam pcrfuadeilter. De Je<br />

fuit MQUROUES heeft ook iets over dit onderwerp bijgedragen:<br />

aan het flot van zijn Plan Tkologlque du Pythagorism, Thou-<br />

kuji 1112, U, Foi, in 8vo., vindt ineri ene Lettre Apologetique,<br />

pour


DALE. (ANTHONY VAN) Wl<br />

1<br />

fmr jujïifier le Jmüment des Péres de l'Eglife Jur lts Oracles da<br />

' Paganisme, contre deux Disfertations de Mr. VAN DALE, Doleur<br />

a<br />

tn Medecine. De Schrijver hier van fchijnt noch het werS<br />

l<br />

van BALTUS, noch de Aanmerkingen van den öfigèn'oem3en<br />

' !<br />

' Autheur gezien te hebben, maar hij voedt gunftiger denkbeeli<br />

tien voor het fteizel van den laatften, dan voor de gevoelens<br />

van den eerstgenoemden. Alvorens van deze gefchiedkundige<br />

l<br />

uitweiding over het gefchil der Orakels af te flappen, dient<br />

aangemerkt, dat de Heer VAN DALE een tweeden druk van zijn<br />

werk uitgaf, onder dezen tijtel: ANTONII VAN DALE, Poliatri<br />

'•< Harlemenfis, de Oraculis veterum Ethnicorum Disfertdtiontes dua,<br />

;<br />

' quarum nunc prior agit de eerum origine atque auüoritate, fecunda,<br />

•' de ipforum duratkne £? interim. Editio Jecunda, plurimwn ai.<br />

;1<br />

; auiïa, cui de novo accedunt Dlsfertatiunculce. I. De Jlaiua SIMONI<br />

i l Mago, ut prcetenditur, ereïïa, qua occafione agitur de Chrefto<br />

;<br />

' 1 SUETONII. II. De Actis PILATI disferitur, illdq :e occafione, air<br />

• I AUGUSTUS GESAR Dominus appellari renuerit. EI. Schediasma<br />

"• de Coifecrationibus, plusquam dunidid potte autiius. Amft'. 1700.<br />

'1 i in 4*0. „ De Hr. VAN DALE ," zegt LE CLERCQ in Bibl. Choifie,<br />

de la ie edit. Tom. III. p. 110., „ heeft zig in dezen<br />

• „ tweeden druk, vee! van den fmaak van het Publijk tc nutte<br />

5 „ gemaakt, ten aanzien van het leerftelzel 't welk men in<br />

:, „ zijn werk verlangde. Behalven dat , heeft hij fommige<br />

i, i dingen uit het Iighaam van 't werk zelve genomen, diö hij<br />

1 , in het Aanhangzel onder verfcheidene tijtels geplaatst heeft,<br />

>' , , alwaar men die vermeerderd en verbeterd vindt. Ook<br />

l , „ heeft hij 'er een Hoofdftuk bijgevoegd, weike een lijst be-<br />

;<br />

, vat van bijna 300 Orakels, welke niet opgehouden hebben<br />

te antwoorden, dan na de komst van 's werelds Heiland."<br />

Schoon het werk van VAN DALE zonder tegenfpraak vele<br />

• • uitnemende en wetenswaardige zaken en daarbij belangrijke<br />

- • nafporingen bevat; zo zal men egter het gefchil daar over<br />

:<br />

' ontftaan, onbevooroirdeeld ter toets nemende, moeten inflsm-<br />

: j men, dat bij zijne gevoelens wat tc driftig heeft doen voort-<br />

{hellen; en dat om het ene uiterfte tu ontwijken, hij in het<br />

legengeftelde is verfttikt. Hij heeft zelvs fommige bijzondere<br />

Se.


S$t DALE. (ANTHONY VA»)<br />

gebeurtenisfen beftreden, die hij in hun geheel hadt kunne*<br />

laten, zonder aan zijn Ieerftelzel enig nadeel toe te brengen,<br />

2. ©crïjanocu'rtg ober bc ottbe Oroftelm oer ï?eiötnm.<br />

amfï. i6B7. «l 8bo. Schoon men in dit werk verfcheidene'<br />

gedagten en de voornaamfte daadzaken van.het hier boven<br />

vermelde latijnfe werk ontmoet, is egter de behandeling<br />

leerwijze en orde daar van zeer verfchillende. Het voornaam'<br />

fte doel van VAN DALE ftraalt door, enkel daarin te beftaan,<br />

om de oude Orakels of zogenaamde Godfpraken der Heide-<br />

nen in verdenking te brengen, e.n te betogen, dat die enkel<br />

en alleen aan de bedriegerijen van hunne Priesters moeten<br />

worden loegefchieven.<br />

3. Disfertationes de Origine £f progresfu Idokktrice Super/li.<br />

thwm, de vera ac falfa Propte* K uti & de Divinationibus Ido~<br />

hhtrkts Judceorum. Amft. 1696. in 4.to. In dit werk onderzoekt<br />

VAN DALE een menigte van belangrijke onderwerpen Bij<br />

voorbeeld, in de eerfte verhandeling, welke de oiifprong en<br />

voortgangen van de Afgoderije ten onderwerpe heeft, tragt<br />

bij te bewijzen, dat niemant dan de ware GOD alleen won­<br />

derwerken kan verrigten, en dat de valfe Goden daar toe<br />

geene magt hebben. Hij Iaat den eerrten oirfprong van de Af­<br />

goderije verre v 0or den tijd des zondvloeds opklimmen'; en<br />

doet zien , dat de Israëlieten voor de Babijknife gevangen-s<br />

weinig werks maakten, om zig in de Wet te onderrigten<br />

dat zij die zelvs niet eens in het openbaar lazen, zodanig<br />

door GOD was bevolen. In de tweede verhandeling, over de<br />

ware en valfe Prophetiën, beweert de Schrijver, dat, wan­<br />

neer 'er m 't Oude Testament van vaife Profeten gewaagd<br />

wordt, daar bij niet wordt gezegd dat het de Duivel was die<br />

hun bedroog; maar dat hunne valfe Prophetiën aan de be­<br />

driegerijen der menfen worden toegeftbreven. Men moet be-<br />

Jijden, dat zulks waar is ten aanzien van de meeste plaatzen<br />

maar egter kan men uit dat oogpunt befchouwd, niet uitlegen<br />

't geen 1 KON. XXIL w. 21 &c. van een .Leugengeest, die'alle<br />

de Profetes van ACHAB bedroe-, vermeld wordt. Ook vindt<br />

mon


DALE. (ANTHONY Vis) ift<br />

oen flog in deze verhandeling een bijzonder hoofdftuk over<br />

SIMON den Toveraar, waarin de Heer VAN DALE onderzoekt<br />

wat de Oudheid van hem gezegd heeft. Ter gelegenheid van<br />

verfcheidene verdigte Boeken , welke in de eerfte eeuwen<br />

van het Christendom te voorfchijn kwamen, maakt hij ver-<br />

fchejidene oirdeelkundige aanmerkingen, betrekkelijk den Ca-<br />

non der Boeken van het Nieuwe Testament. In de derde<br />

verhandeling, ftelt de Schrijver zig voor, om, de gewijde<br />

en ongewijde Oudheid doorlopende, de wijze van voorzeg­<br />

gen en het uitleggen van raadzelen die in het Oude Testament<br />

verboden worden, te verklaren en op te helderen: men ont­<br />

moet hier zo wel als in 't overige van bet ftuk, e,ne grote<br />

geleerdheid, en verfcheidene onderwerpen der Oudheid wor­<br />

den 'er op ene oirdeelkundige wijze onderzogt en behandeld.<br />

In *t algemeen befpeurt men, dat de Hr. VAN DALE in geenen<br />

deele bijgelovig was, en dat zijn voornaamfte doel en loffelijk<br />

oogmerk beftond, om de menfen van vooroirdelen te gene­<br />

zen, waar mede zij, niettegenftaande het Euangelie-licht nog<br />

beklagenswaardig befmet waren. Aan het flot van dit werk<br />

zijn enige Brieven geplaatst zo van hem zei ven als van den<br />

Heer MORUS, Hoogleraar in de Oosterfe talen aan het Doorl.<br />

School te Amfteldam. De inhoud daar van loopt inzonder­<br />

heid over den tijd dat de Samaritanen den Pentateuchus bekomen<br />

hebben, en de wijze op welke die tot ons is afgedaald; te<br />

weten, of EZRA die uit de fchriften van MOSES heeft famen-<br />

gefte'.d, dan niet. De laatfte Brief welke van VAN DALE is,<br />

houdt aan den geleerden TH. ALMELOVEEN. Hij onderzoekt<br />

'er ene plaats van PROCOPIUS in, welke zegt, dat 'er in zijn<br />

tijd ftenen in Tingitaans Mauritaniè'n wierden gevonden, waar­<br />

op in Phenifisch fchrift deze woorden waren gebeiteld: Wij<br />

Stijn de Cananieten die door den rover JOSUA verjaagd zijn gewor*<br />

den. PROCOPIUS wil, dat het enige der Cananieten waren,<br />

die uit Palestina vlugtten , teen JOSUA zig meester van dat land<br />

maakte, welke men voor de ftellers van deze inferiptien moet<br />

houden. Dan VAN DALE beweert, dat PROCOPIUS, die voor geen<br />

snauwkeurig Gefchiedfchrijver te boek ftaat, geen geloof ver-<br />

VJIL DEEJ» N dient,


DALE. (NIKLAAS VAN)<br />

dient, in een zaak, die al het vertoon van een verdigtzel heeftj<br />

4. Disjertationes IX. Antiquitatibus, quin Marmoribus cum<br />

Romanis, turn potisfimum Gratis illuftrandis infendentes. Amft.<br />

1702. in 4S0. In dit gantfe werk draalt mede ene verhevene<br />

geleerdheid door, en het bevat oudheidkundige n^fporingen die<br />

allerbelangrijkst zjn. Het voorname doeleinde daar van is,<br />

even zo als van het voorgaande, namelijk om het bijgeloof in<br />

deszeivs verbergende fchuilhoeken op te fporen , en het<br />

fchadclijke van dat wangedrogt ten aanzien van het ontdekken<br />

der waarheid, in een helder daglicht te plaatzen.<br />

5. Diifertatio fuper Ariftea de LXX. Interpretibus; cui ipjius<br />

pratenfi Ai'istece textus Jubjungitur. Additur Historici Baptismo-<br />

rum , turn Judaïcorum, cum potisfimum' priorum Christianorum,<br />

turn denique £f Rituum nonmdlorum. Accedit fjf Disfertatio fit'<br />

per Sanchuniatone. Amft. 1705. in 4(0. De Schrijver, over den<br />

Doop handelende, weidt in 't brede uit, om het gevoelen der<br />

Mennoniten ten aanzien van dit onderwerp, te regtvaardigen.<br />

6. JPc outrtjcia ban 't alken ^ujecncn in Dc «Öcmccnte bet*<br />

btöicjö. 'Smit. 1670. 4to.<br />

Alle de latijnfe werken van de*en uitmuntenden Mens, zijn<br />

naderhand te zamen in IV Delen in 4to. herdrukt. MOR-<br />

ïionus, Polyhift. litt. T. I. p. 933. §. 6. Catal. Bib!. BUNAV.<br />

Tom. I. Vol. II. p. 1191. JI92. C. Sis, Onom. liter. Pars<br />

V. p. 312. Eloge de Mr. VAN DALE dans la Biblioth. Choifie de<br />

J, LE CLERCQ. Tom XVII. p. 309 & fuiv. BEEN. DE MONT-<br />

ÏAUCON, dans la Preface des Antiquit. expliq. Tom. I. p. 7. Ni-<br />

CERON, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXVI. p. 5-9. J. G.<br />

»E CHAUKFPIE, DiBionaire, Tom. II. let. D. p. 6-9. JÖCHER,<br />

Q5ctetrtcn Ecricort. II. S^eil/ f. 9-<br />

DALE (NIKLAAS VAN) , wordt onder de reije der Utrecht*<br />

Je Geleerden geplaatst door VAN HEUSSEN in Hifttr. Ecclefiafl.<br />

Tom. II. p. 141. Hij is afkomdig uit een edel Italiaans geöagt,<br />

't welk zig in Braband vestigde, doch door de wrede<br />

handelingen van den Landvoogd ALVA genoodzaakt wierdt die<br />

Jlandsiïüsk te verlaten, en gedeeltelijk naar de Nederlanden en


DALE. (NIKLAAS VAW) xtf<br />

gedeeltelijk naar Saxen vlood. Dat onze NIKLAAS te Utrecht<br />

geboren is, blijkt uit een Album van JANUS DOUSA , eertijds<br />

bewaard in de Bibliotheek van den uitmuntenden Hoogleraar<br />

JOAN. ALEX. RoëL, waarin met de eigen hand van NIKL. VAN<br />

DALE gefchreven ftaat:<br />

G R A T I I S S A C R .<br />

JANI. DOUSAE. CL. V. OPTUMO. POETAE. OB. CIV. SER. PATB.<br />

KARISS. PUBLICORUM. STUDIORUM. IN. BATAVIS. CUR. AD. HUMA-<br />

NITATEM. EJUSQUE. STUDIA. PROMOVENDA. NATO. NlC. DA-<br />

Ï.IUS. EJUSDEM. ET. MAGNI. JUSTI. LlPSI. AUSPICIIS. HON.<br />

AUC.' ET. IN. CONLEGIUM. DOCTORUM. ACADEMIAE. LUGDU-<br />

NENSIS. ADOPTATUS. PATRONO. CLIENS. HOC. ADF. SUI. MO-<br />

HUMENTUM. L. M. P. EX. A. D. III. KAL. SEPT. ClOIOLXXX.<br />

Quamquam haec inter nos nuper notitia admodum eji.<br />

Inde adeo ex quo liber fum & juris mei,<br />

Antiqua 'ft tarnen, amica digna fymbola;<br />

Sed volt tabellis Phoebus abftineam manum.<br />

Si contra faxim, Marfyae memor ut ftem,<br />

Neglexi, fenfi mi/er Medici haut medicas mams.<br />

Frons ipfa testis, id mi DUSA relliquum 'ft,<br />

Ni farre averfum fjf mica molliris Deum,<br />

Ut igni, aut unde perdat me, aut cute exuat.<br />

Nic. DALIUS Ultr.<br />

Uit een brief van LIPSIUS, in december 1580 gefchreven,<br />

en geplaatst in de Sylloge Epist. van PETR. BURMAN, Tom. I.<br />

p. 28., blijkt het, dat VAN DALE als Hoogleraar in de regten<br />

te Leijden, om aan de ftaderende jeugd de Inftituttn te 'onder­<br />

wijzen, is opgevolgd aan KORN. NEOSTADIUS, wordende daar<br />

ïn oriifcbreven, als: rarae fpei Adolejcens, fed ut morbus mina*<br />

tur, non vitalis. Ook coniteert uit de Akten van de Curateu-<br />

ren der Leijdfe Hogefchool, gedagtekend den 11 april 1583,<br />

in fchrift aan den Heer CASP. BURMAN, door den uitmunten,<br />

den Hoogleraar DAVID VAN ROOYEN toegezonden, dat Ni-<br />

ÜSLXAS VAH DAIE Profesfor in de regten te Lejden is geweest,<br />

Na «ia


ïflö DALEM. (LEONARD VAN) DALEN. (DIRK VAN)<br />

en aldaar geftorven is den g janüarij 1581. In een anderen<br />

Brief van LIPSIUS aan den geleerden CANTER ingerigt, drukt<br />

hij zig dus uit: „ Is onze VAN DALE dan aldus vertrokken,<br />

„ zonder dat hij ons ooit weder zal zien, of van ons gezien<br />

„ zal worden? Ik ben 'er waarlijk bedroefd over geweest,<br />

„ te meer, om dat het een fchielijk verlies is, daar wij gee-<br />

„ ne gedagten toe hadden." AIATTH. , Epifiol. Syll.<br />

XVI. H. VON SEELEN, Athen. Luheccnf. Part li. p. 8. C. BtoR-<br />

MAN, Traj. erud. p. 85-87.<br />

DALEM (LEONARD VAN), geboren ïn het taatfte ge­<br />

deelte van de XVde eeuw, hadt waarfchijnlijk zijn naain van<br />

zijne geboorteplaats ontleend, zijnde een kleine ftad in het<br />

hertogdom van Limburg gelegen. Na zijne eerfte letteroeffe-<br />

ningen volvoerd te hebben, wierdt hij Dominikaner Monnik<br />

in het klooster van die orden te Zwolle. Zeer denkelijk vol­<br />

voerde hij zijne theologife loopbaan te Leuven, in welke<br />

ftad hij zig in 153.3 bevondt. Hij is in 1553, 1556 en, 1561,<br />

algemene Prediker en Vikaris van zijne orden in Friesland ge­<br />

weest. Vooraf oeffende hij de waardigheid van Prior te<br />

Zwolle uit-, van het jaar 1553 af tot in 1568., als wanneer hij<br />

ontflag daar van bekwam, en kort daar na overleed. Men<br />

heeft van dezen Monnik in fchrift: Enchiridion locorumcommw<br />

tiiwn contra Lutheranos, aliosque fid avi hxreticos. II. Vol. in,<br />

j2mo. DE JONGHE, Defolata Batav. Dominic. p. 189-191»<br />

PAQUOT, Mem, litter. Tour. X.. p. 271, 272,<br />

DALEN (DIRK VAN) , van Venlo geboortig, is gewees?<br />

Monnik van der Kruisdragers orden; en beeft in 't licht ge­<br />

geven ; Clavis Cxli.five Disfertat. de laudibys, privilegiis atque<br />

excellentia ejusdem Jacri Ordinis. Cel. 1628. in Svo. J. F.<br />

FOPPENS, Bibl, Belg. p. 1122.<br />

DALEN (KORNELIS VAN) , Konstfchilder, muntte uit<br />

in het afoeelden van rotzen, en wierdt ten jare 1556 in het<br />

Schilde) s-gild te Antwerpen aangenomen. —— v. MAN-<br />

•£>z%, Leven der Schilders, L D. bl. 42, 43.<br />

D&


ÖALENS» (DIM) 19f<br />

DALENS (DIRK), Konstfchilder, geboren té Amfcldam<br />

ten jare 1659, heeft de konst van jongs op aan geoeffend en<br />

begaf zig reeds vroegtijdig in de oeffenfchool van zijn vader<br />

WIU-SM DALENS , die een Landfchapfchilder was, en die hij<br />

verre in de konst heeft voorbij geftreeft, want hij was een<br />

beroemd Schilder en Tekenaar van landfchappen, zo ffiec wa­<br />

terverf als mét de' pen. Hij ftierf in 1688, nog fiégts den<br />

ouderdom van 29 jaren bereikt hebbende, tot groot verlies<br />

Van alle Konstminnaars, vermits hij tot wat groots geboren<br />

fcheen; gelijk aan de overblijfzels van zijn rijk vernuft, vief»<br />

end penfeel en zwierige tekenpen-, bij de liefhebbers van pa*.<br />

pierkonst te zien is. •*. A. HOUBRAKÉN , Sciiouwburg, HL<br />

D. bl. 385, 386. WAG., Befchr. van Amft-., XI. St. bl. 43a.<br />

atifltm. ^anfïfes Scriccn. ifyg. f. 190.<br />

DALENS (DIRK), Konstfchiider, 'éert zóón van dèn veoh<br />

'gaandén, wierdt te Amfteldam op den 3 februarij 168B, weinig<br />

dagen na zijn vaders dóód geboren-, en was naüwlijks dért<br />

kindertabbèrt öntwasfen , of men 'ontdekte zijn overgeërfde<br />

konstdrift. Des beftelde hém zijne modder bij DIRK VAN PEE ,<br />

bet geen juist dü géliikkigfte keuze niet was voor den jonge*<br />

ling; waarom hij, dié zulks dra merkte, 'maar weinig 'tijds,<br />

en nog met wederzin , bij dezen Meester bleef, en een befluit<br />

nam, 0111 met verzakinge der féhildermanier die hem VAN PER<br />

geleerd hadt, zijns vaders voetfpoor te volgen; het geen hem<br />

zo wel gelukt is, dat hij in het fchilderen van landfchappen»<br />

gelloffeerd met beelden , beesten en ruïnen , een wakker<br />

Meester geworden is; hebbende vele kamers en zalen in "f.<br />

rond gefchilderd, zo te Amfteldam, als te Leijden en 's Hage,<br />

pronkende onder anderen in laatstgenoemde plaats het prag-<br />

iig huis eertijds tot een logement voor de Gedeputeerden ter<br />

Staatsvergadering wegens Amfteldam, met een zaai, overheer­<br />

lijk door hem gefchilderd. Ook vervaardigde hij fiaije teke-<br />

ningen met waterverf, en hadt het doorgaans zeer drok met<br />

aanbefteld werk; zo dat hij zig onder de klasfe dér voorfpoe-<br />

dige Konstoeffenaars kost rangfchikkenj ook was by een bij-<br />

H 2


t§8 DAM. (ANTHONY VAN) (DANIËL)<br />

zonder naarftig en vriendelijk man. Hij is in 1753 geftor­<br />

ven, in het 6sfte jaar zijnes ouderdoms. DESCAMPS,<br />

Fis des Peintres Flamands ejc. T. III. p. 397- J< v<br />

*N GOOL,<br />

Nieuwe Schouwb. II. D. bl. 134-136. UNfjcttt. £un(Htt Scriccn.<br />

1779. f. 190, 191-<br />

DAM (ANTHONY VAN), Konstfchilder, geboren te Mid­<br />

delburg in het jaar 1681 of 1682, werdt onder het opzigt<br />

van goede Meesters en door ongemenen vlijt en eigen oeffe-<br />

hing, een bekwaam Schilder, inzonderheid van zeeflagen;<br />

ook tekende hij meesterlijk. De afbeeldingen van de Dom-<br />

lurgfe oudheden zijn door hem beter dan ooit voorheen naar<br />

de originelen afgemaald en naderhand in het koper gebragt.<br />

In het jaar 1740 gaf hij de door hem bijéénvergaderde,<br />

Wapenkaart der Burgemeesteren van Middelburg, van 1498<br />

tot 1740 ingefloten, in druk uit, met een opdragt aan de<br />

toenmalige regerende Burgemeesteren; waar voor hij tot er­<br />

kentenis, met enig zilverwerk befchonken wierdt. Behalven<br />

deze kaart, heeft hij enige Geflagttafels, met bijgevoegde<br />

wapenen van enige Vorstelijke huizen, opgemaakt, onder<br />

anderen die van NASSAU, van OTTO VAN NASSAU, in 670<br />

af, tot op WILLEM DEN IV, in 1741 ingefloten. Med. Berigü.<br />

DAM (DANIËL VAN), geboren teWitmarfum in Friesland<br />

in 1594, alwaar zijn vader TIDO VAN DAM zedert twee ja­<br />

ren Piedikant was, na enigen tijd te voren die bediening te<br />

Midwoud in Noordholland te hebben waargenomen; in 159S<br />

beriep men hem te Sexbierum, en in ï6oo te Bafloo en Rasquert<br />

in de Groninger-Ommelanden, alwaar hij zijn graf vondt, en<br />

in 1617 ftierf.<br />

DANIËL liet zig den 15 meij 1613 als Akademieburger te<br />

Franeker infchrijven, ftudeerde *er in de philofophie en god­<br />

geleerdheid , en beklom 'er den trap van Meester in de fraije<br />

konften den 20 augustus 1621, toen hij reeds Doktor in de<br />

regten was, zonder dat men weet waar hij die waardigheid heeft<br />

bekomen, of zig in die wetenfehap geoeffent. In het begin<br />

van december 1625 door de Klasfis van Franeker tot Propo­<br />

nent


DAM". (JAN VAK DE») Qp<br />

flenfc aangefteld zijnde, wierdt hij dén iöden van die maand<br />

ais Predikant tsWitmarfnm bevestigd, van waar hij drie jaren<br />

later naar Nieinvland een naburig dorp wierdt beroepen; daar<br />

hij het woord des Heren verkondigde tot in het jaar i63t,<br />

wanneer hem op den i julij de waardigheid van Hoogleraar?<br />

in de Logica, aan de Akademie te Franeker wierdt aangebo*<br />

den, zijnde opengevallen door den dood van JAN HACHTIN»<br />

GIUS. Hij nam 'er in augustus bezit van, en oefrende 'er met<br />

aanhoudende vlijt de werkzaamheden van uit, tot in het<br />

jaar 1639, wanneer hij op den 18 februartj tot Onder-Regent<br />

Van het Staten-Kollegie te Leijden Wierdt aangefteld. Tweë<br />

jaren later voegden Curateuren bij deze waardigheid die van<br />

Hoogleraar in de philofophie.; daar hij egter geen genot van<br />

hadt, doordien hij reeds met zijne doodziekte worftelde 4<br />

waaraan hij den 12 junij 1641 overleed, nauwlijks den ou*<br />

derdom van 37 jaren bereikt hebbende.<br />

DANIËL is getrouwd geweest, en liet onder anderé kinderen<br />

een zoon na, TIBO VAN DAM genaamt, die ten jare 163!<br />

Predikant ts Heukelum was, en 20 jaien later te Strijen, al*<br />

waar hij in 1689 zijn jongden fnik gaf. Van onzen Hoog­<br />

leraar is doör den druk gemeen gemaakt: Disewfuum Logicc<br />

mm Disputationes viginti. Franeq. 1634, 1635. in Svo. • ~<br />

E. L. VRIEMOET, Atlién. Frif. p. 257-259. PAQUOT, Mem.-,<br />

litt. Tom. VIII. p. 72 , 73. SOERMAISS, Academ. Reg. van<br />

Leijden, bl. 123. En, Kerk. Reg. der Predik, van Zuidholland t<br />

bl. 20. 93. JÖCHER, CScIcf/ïten Scxiccn. II. 2$. f. 11.<br />

D A M (JAN VAN DEN), is een van die vernuftige Gees.<br />

ten geweest, die even als enen JAN VAN DER BILD , WYTSSS<br />

FOPPES DONJEMA enz*, door eigen viijt en deuken, zonder<br />

behulp van leerdellig onderwijs, het zoverre heeft gebragt,<br />

dat hij een aanzienlijke plaats onder de reije van de verhe«<br />

Vends Wiskonftenaars verdient.<br />

JAN VAN DF.N DAM, een man wiens opleg tot een der<br />

gemeende handwerken, niet deedt vermoeden dat 'er Zuil.<br />

gen geest in fchuild», maakte door overheerffliidffn zugt, tof<br />

N 4 WiJS<br />

i


aoo DAM. (NIKLAAS VA») of DAMMIUS.'<br />

Wis- en Werktuigkunde, daar in zulke voorfpcedige vordc-><br />

ringen, dat hij te Amfteldam openbare lesfen in de Natuur- era<br />

Sterrekunde gaf. Een Konstftuk, door hem, met den naam<br />

van Sphcera perfecta betijteld, beftond uit een Spheer, op een<br />

voetftuk, waarin een uurwerk was geplaatst, dit bragt alle<br />

de Hemelfe lighamen, als ook onzen Aardkloot in beweging,<br />

zo dat men daar, met enen opflag van het oog, alles kon<br />

waarnemen wat aan het uitfpanzel voorviel; ook kon het<br />

uurwerk afgezet, en alles met de hand in beweging gebragt<br />

worden. Het (lelde iemant in ftaat, om, binnen ene maand,<br />

van de Sterrekunde een uitgeftrekter en duidelijker begrip te<br />

krijgen, dan naar de gewone wijze van onderwijs, door veel<br />

tijds daar aan te hefteden. Beknoptheid, fraijheid en maak.<br />

zei gaven aan dit werktuig, den voorrang boven alle Plane­<br />

tariums tot dien tijd uitgevonden, en konden de liefhebbers<br />

bet zelve bij den Uitvinder en Maker bekomen, van onder-<br />

fcheiden grootte, en met meer of minder bijzonderheden naar<br />

ieders verkiezing. Hij maakte het zelve voor 't eerst in het<br />

jaar 1738, en heeft het van tijd tot tijd aanzienlijk verbeterd.<br />

Zin werktuigkundig vernuft vervaardigde vele andere Konst-<br />

ftukken, die de bewonderende goedkeuring der liefhebbers<br />

wegdroegen.<br />

Daar it van hem in druk : 1. Jïicutoe ïjuomfche $ttaffi&<<br />

mee of ftonjSt Der Schaart. Stmfï. 1727- hi 8bo. 2. iDh><br />

fconftige rekening cm De b-ceDte ban Den StarDhloot te binöeu.<br />

3fmfï. in 4to. ïtcDenboerinn ober ecnige ©oojtocrprn / SXwt*<br />

ttgljcDeii en Jl©!DDeIen Der 4üatiuirhimDe/ lutgcfp-olicn Den 11<br />

ban ï?crfërmaanD 1743.


DAMBARINUS. DAMES. DAMHOUDER, sot<br />


«tt DAMHOUDER. (JOOST of JÖDÖCUS)<br />

fteigerde waar dóór hij inzonderheid in het vak van regres?<br />

heeft uitgemunt; oök was hij een groot lieveling van voor­<br />

noemden Profesfor HEEMS, bij wiè hij was gehuisvest. Hij<br />

was te Qrkans in Frankrijk tot Doktor in beide de regten ge­<br />

promoveerd, en wierdt van die Hogefchool te rug gekomen,<br />

door de Regering van Brugge tot haren Penfiönaris aangefteld;<br />

hebbende als toen ook verfcheidene Gezantfchappen, ten be­<br />

hoeve van Keizer KABEL DEN V, met zonderlingen lof vol­<br />

voerd, welke Vorst hem uit dankbaarheid ook niet alleen<br />

tot den adelijken ftand verhief, maar hem teffens ten jare<br />

1551 met het ambt van Kommisfaris van den Raad der Vor-<br />

Relijke geldmiddelen begiftigde, in welke bediening hij na­<br />

maals door Koning FILIPS werdt bevestigd, die hem daar té<br />

boven in 1559 tot Raadsheer benoemde, en Welke ambten<br />

hij gedurende het tijdvak van 30 jaren, en tot zijnen dood<br />

toe met allen lof én ijver heeft waargenomen. Hij is gehuwd<br />

geweest met'T.ourzE CHANTRAINE een'adelijk meisje uit Artois,<br />

bij wie hij een zoon heeft verwekt LODEWYK genaamd, die<br />

Raadsheer in den Hogenraad van Flaanderen is geweest. Onze<br />

DAMHOUDER ftierf den 11 februarij 1581, in den ouderdom<br />

van 74 jaren, na dat zijne egtgenote hem zes jaren eerder<br />

was voorafgegaan. Beider lijken zijn naar Brugge zijne ga-<br />

boorteftad gevoerd, en in de Mariè'-kerk, die hij met verfchei­<br />

dene inkomften hadt begiftigd, onder een pragtige zark bg-<br />

graven, waar op dit graffchrift ftaat te lezen:<br />

Memorice pofteritatis Sacr.<br />

Hospes fepuicrum vides<br />

Viri a fe & majoribus claris/.<br />

D. . JODOCI DAMHOUDERI,<br />

Equitis aurati<br />

Qvi per arm. XXX. in Belgis<br />

Conjiliari'ts fu :<br />

t<br />

Imp. CAROLI. V. &f PHILIPH II. Regls<br />

Cujus cura res fisci credita<br />

Ct'f Jidt adminijirata eft.<br />

Qui


DAMHOUDER. (JOOST of JODOCUS) »j<br />

fhii juflitia fummm cuhor,<br />

Scelerum lindex acer,<br />

Etiam Prafecluram gcsfit<br />

Littoris Flandrici<br />

Exercendis viverris<br />

Nee folus ille hic jacet,<br />

D. LUDOVICA DE CH ARTRAINES,<br />

Alio nemine BROUCSAULX,<br />

Artefia Domo,<br />

Omni laude qua in mulierem cadit',<br />

Cumulata.<br />

Obiit Vir xr. Kal. Febr. M.D.LXXXI.<br />

, Vxor autem. xn. Kal. Julii. M.D.LXXV-<br />

A mribus augujlum in diës Jïngtdos<br />

Sacrificium<br />

Pie hic confiitutum eft, ,<br />

Et anniverjariwn SS. cum Prabendis IX.<br />

Compofitis 'fit quies Secura.<br />

Ook is 'er een Gedenkpenning ter vereeuwiging van de.<br />

zen geleerden man geflagen; waar van de éne zijde zijn<br />

Borstbeeld bevat, hebbende het,.hoofd met ene meesterlijke<br />

muts gedekt, en het lijf met den tabbaard bekleed, binnen<br />

het randfehrift deze woorden, in 't latijn : JOOST DAMHOUDER,<br />

GULDRIDDER. 15Ö6. Op de andere zijde ftaat zijn gehelmd<br />

wapenfehild, zijnde een dambord; nevens de volgende fpreuk,<br />

die zo wel als het wapen op zijnen naam zinfpeelt: SONDER<br />

VALLEN STAAT DAMHOUDERE. Zijn ifbeeldzel wordt op verfcheidene<br />

wijze in prent gevonden; waar onder dat door den<br />

KpnftenaarVINKELES hier bijgevoegd, ge:n van de minften<br />

k. De fchriften door DAMHOUDER in druk uitgegeven, zijn:<br />

1. Patrocinium Fupilicnm, Minorum Prodigorum. Brugis,<br />

1544. in folio. Verfcheidenemalcn, en ook in 't frans ver­<br />

taald, gedrukt.<br />

2. Subhaftationum Exegefis compendiofa. Lovanii, 1558. in<br />

Ata. Mede in 't trans vertaald, gedrukt,<br />

ft


öe* DAMISSEN. (LUKAS) DAMIUS. (MATTtöAS)<br />

3. Enclnridium Rerum Criminalium. Antv. 1544. tri 4to. Zeet<br />

dikwils naderhand herdrukt, ook in het frans, hoog- en ne­<br />

derduits overgezet.<br />

4. Praxin Rerum Civilium, cum Notis ptaUicis N. TULDENI.<br />

Antv. 1617. in 4.0. Hier van zijn mede verfcheidene druk­<br />

ken; ook met bijvoeging van het Enclnridium Rerum Crimina­<br />

lium, ten jare 1646 te Antwerpen in folio gedrukt. Insgelijki<br />

tc zamen in het nederduits vertaald, te Rotterdam 1649. in<br />

4to.<br />

5. Similia Paria Juris utriusque, cum Notis TULDENI.<br />

Antv. 1601. in 4W.<br />

6. Paramefes Chriftianas, feu Locos communes ad Religionem et<br />

Pietatem Clirijlianam pertinéntes, ex utroque Teftamento. AntVi<br />

i n 8 w<br />

1571. Venet. 1572- '<br />

7. De magnificentia Politite civitatis Brugorüm, naderhand oni<br />

der dezen tijtel met vermeerdering: Chronicon generale Comitum<br />

Flandrise et Brabantiee Ducum, ima cum vita omnium Foreftario-<br />

rum; cura N. INGELBRËCHT Mei. Doüoris: Amft. 1688. in i,to.<br />

Ook in het rederduits gedrukt, onder de tijtels van: 25efchn><br />

feing ban 2??nggc. Stuff. 1684- >n 4to. En, tfhjontjft ban<br />

©[aanbeten enj. °;Sntggc 1699- in 4».<br />

8. Orationem panegyricam in laudem Hifp'anorum Negotiatorum.<br />

Lovan. 1558. in $to. FR. SWEERTII, Athen. Belg. p. 492,<br />

493. SAKDERI, Status Aulic. fol. 16. J. F; FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

p. 766, 767. HOOFTS, Ned. Hift. bl. 21. GUICCIARDIN, Bé-<br />

Jchrijv. der Nederl. bl. 89. G. v. LOON, Ned. Historiep. I. D.<br />

bl. 41, 42. JÖCHER, (3t(tJ»t«n Stftcott. H. S£j>. f. 14.<br />

DAMISSEN (LUK AS), Konstfchilder, was een zoon van<br />

de enigfte dogter van LUKAS VAN LEYDEN , geboren te Leijden<br />

ten jare 1533; hij zette zig te Utrecht met 'er woon ter ne-<br />

, der, alwaar hij veel heeft gefchilderd, en ook in 't jaar 1604<br />

is overleden. — K. v. MANDER, Leven der Schilders, I.<br />

D. bl. 85.<br />

DAMIUS (MATTHIAS), een Paltzer van geboorte, waar-<br />

fchijnlijk door BRANDT verkeerd HANS geheten, doordien<br />

AMP-


D A M M A N . ae?<br />

AMFZJNG, die zijn ftad- en tijdgenoot was, hem MATTIITAS<br />

noemt, is Medicijne Doktor te Haarlem geweest, en teffens<br />

Raad en Vroedfchap van die ftad; zijnde ten jare 1619 een<br />

der drie Politijke Gecommitteerden door de Staten van Holland<br />

aangefteld, om de onafgedane zaken bij het Sijnode van Noord*<br />

holland ten aanzien van de Remonftranten te verrigten; doch<br />

toen deze Heren met de Kerkelijke Gedeputeerden , en het<br />

Alkmaarder Contraremonftrantfe Klasfis in Alkmair in de Sa-<br />

cristij of Kerkenkamer, waren vergaderd, geraakte enig grauw<br />

of gemeen volk, den Remonftranten toegedaan, den 8 of 9<br />

maart van genoemde jaar op de been. Men hadt de buur-<br />

wagten tot bewaring van de kerk, nevens enige rotten Schut­<br />

teren op 't ftadhuis geplaatst, doch egter wierdt de kerk<br />

overweldigd, de facristij of kerkenkamer opgelopen, deKlasfis<br />

kast opengebroken, het Klasfisboek en andere papieren daar<br />

uit genomen en gefcheurd, voorts met ftenen geworpen. Doch<br />

DAMIUS en de verdere leden van die vergadering, ontweek<br />

het grauw door een onbekende deur, en het oproer wierdt<br />

door de goede voorzorg der Regering wel dra geftuit en hadc<br />

geen verder gevolg.<br />

DAMIUS was een groot begunftiger der Contraremonftranten,<br />

zelvs tot ijverens toe. Hij heeft gefchreven: 1. Anti-Barlceum,<br />

in 4(0. 2. Animadverjiones Apologetica; in GROTII Pietatem, in<br />

4t». 3. Antidotum, ofte ijertlMiinrje renen?; ïjet fchaöcIijK re*<br />

teut ban JOHANNES WTENBOGAART , in 4to. 4- Hfèijfïcrl'en<br />

be£ jfttctusen ïjarminiaenfehen ö?ebc I3aen?7 in 4to. En<br />

meer anderen van gelijkfoortigen ftempel, welke tot waarbor­<br />

gen verftrekken, dat hij een bitter vijand van de Remonftran­<br />

ten is geweest. BOR, Nederl. Hist. III. D. bl. 557. druk<br />

san 1678. G. BRANDT, Hist. der Reform. III. D. bl. 357, 358.<br />

S. AMPZINO, Befchr. van Haarlem, bl. 133. JÖCHER, Qktcftteri<br />

gejticon/ II. 2$. f. 16.<br />

DAMMAN, Is de naam van een aanzienlijk geflagt uit<br />

Gent herkomftig, waar van een goed aantal afftammelingen,<br />

de Nederlandfe kerken, me: woord en penne hebben onder-<br />

we-


*o


DAMMAN. (ADRIAAN) i 6?<br />

,i, van waarheid, doordien de Overigheid van Gent hem, ten<br />

.„ jare 1580 niet zou hebben aangefteld tot Hoogleraar der<br />

„ Doorlugtige School aldaar, zo hij niet reeds op dien tijd<br />

„ belijdenis van den Gereformeerden godsdienst hadt gedaan."<br />

Die vermelde omftandigheid doet den Fleer TE WATER gelo­<br />

ven, dat de Gentfe Hoogleraar ADRIAAN DAMMAN dezelve zij,<br />

die onder de gewone of buitengewone Hoogleraren der wel-<br />

fprekendheid te Leijden , werwaarts hij zig na het overgaan<br />

van Gent ten jare 1584 kan begeven hebben, wordt opgeteld,<br />

en die naderhand, in 't jaar 1597 is geweest Agent der Alge­<br />

mene Staten bij Koning JAKOB DEN I. van Schotland, wiens<br />

twee franfe Brieven aan de Staten zijne Meesters, door de<br />

Remonftranten zijn in 't licht gegeven, in Epist. Freest. Vir. p.<br />

49-52. en welke een verhaal van het oproer ten jare 1596 te<br />

Edenburg voorgevallen, behelzen. Zulks bekoomt nog groter<br />

waarfchijnlijkheid, doordien VALERIUS ANDREAS meldt, dat<br />

ADRIAAN DAMMAN het franfe werk van BARTAS, zijnde VII<br />

Boeken over de fcheppinge der Werelt, onder den tijtel van la<br />

Semeine, in Heldendigten gebragt heeft, 't welk aan den Agent<br />

ADRIAAN DAMMAN wordt toegefchreven. Voorts wordt onder<br />

zijne latijnfe vaarfen een fcbimp- en hekeldigtje gevonden op<br />

den roemrugtigen Brugfen Drukker ITURERT GOLTZIUS , die<br />

gehuwd was met de weduwe van MARTINUS SMETIUS, enen<br />

beroemden oudheidkenner, dienende tot verwijt dat GOLTZIUS<br />

de oude penningen, door SMETIUS verzameld, en door des-<br />

zelvs weduwe aan hem gekomen, op zijn eigen naam en voor<br />

£ijn eigen werk hadt uitgegeven. Zij zijn van de/.en inhoud:<br />

Sed neque te, GOLTZI! decuit, qua SMETIUS olim<br />

Prlva reliqnisfet vidua • tua'dkere, cnnüis<br />

Vendereque: os hominis! poflliminione putasfes<br />

Vindicias peterent manes poflhuma proles.<br />

DAMMAN heeft in 't licht gegeven: Carmen grntulatorium<br />

FRANCISCO, Andium Duei, ad capkndum Flandrice Comitatum<br />

accerfito. Antv. 1582- in 4-to. Lun. MOLI EI, Coroll.<br />

ad Partenefim ad JEdificatoies inperii in imperia. Lor.d. 1657.<br />

p.


«t>3 DAMMAN. (GUNTHIER ALDEGONDE) (JOH.)<br />

f. 119. 125- MEURSII, Athen. Bat. p. 351. LoMEtèar,<br />

Vier. Genial. p. 24. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 12. 487.<br />

G. BRANDT, i/z/?. rfer Reform. I. D. bl. 803-805. W. TE<br />

WATER, Hift. der Herv. Kerke te Gent. bl. 135-137. J. W<br />

TE WATER, Aanlsangzel fefc. bl. 31.<br />

DAMMAN (GUNTHIER ALDEGONDE), is eerst Pre­<br />

dikant te Goes geweest, van daar wierdt hij beroepen den<br />

14 oktober 1586 naar het dorp Cloetingen, en van daar in<br />

1587 naar Serooskerken, alwaar bij in het jaar 1608 is over­<br />

leden. Deze zeldzame verplaatzing uit een ftad naar een<br />

dorp moet vreemd voorkomen; men gist dat bij in enige<br />

tweefpalt moet geraakt zijn met de Regeringe, of met zijnen<br />

kerkenraad of gemeente, en dat dit vuur van onenigheid al<br />

in 't vorige jaar 1585 aan het glimmen was, waarom men<br />

hem buiten de ftad liet prediken, en te Kapelle wilde plaat-<br />

zen, wanneer de Raad te Baarland zoude beroepen worden,<br />

waar omtrent de handelingen der Klasfis van Zuid-Beveland,<br />

in dien tijd, berigt geven. Toen ten jare 1603 in de Klasfis<br />

van Waldmen, in navolging van het Zuidhollandfe Sijnode,<br />

de voorfiag wierdt gedaan, om van alle de Klasfen de namen<br />

van de Predikanten te verzoeken, die ooit in de Nederlandfe<br />

kerken hadden gediend; met aantekeningen van hunne gelegen­<br />

heid, wat en wie zij geweest waren, eer zij tot den kerken­<br />

dienst kwamen; en hoe zij zig daarin gedragen hadden; werdt<br />

DAMMAN benevens Jon. MIGGRODE, Predikant te Vere, JOH.<br />

SEU te Middelburg en KORNELIS DE HONT, als zijnde de vief<br />

uudlle leden der Klasfis, gelast de lijsten daar van op te ma­<br />

ken. J. W. TE WATIR, Reform, van Zeeland, bl. 204,<br />

205. 277, 278. 310. A. 's GRAVEZANDE, de Unie van Utrec/4<br />

lerdagt, bl. 127. aant. (x.)<br />

DAMMAN (JOHANNES), was Predikant te Dirkslaxd,<br />

lleliszavd en Herkinge in 1598; te Zmdert in 1615, te Rijs*<br />

èergen in i6t6, te Made en Drummeier in 1616, te Kapel ea<br />

Vrijhoeven in ICÏQ, ea wierdt afgezet in 1625. — SOES-


D A M M A N . (KORNELIS)<br />

MANS, KerhRegister, Boekz. 1730. a. bl. 406. J. W. TE WA«<br />

TER, Reform, van Zeeland, bl. 199. aant. (3.)<br />

DAMMAN (KORNELIS), is in 1596 geweest Predikant<br />

te Hekelinge in 't Hulfter-Ambagt, en wierdt van daar beroe­<br />

pen naar Oudorp in 1600, vervolgens naar Oostvoorn in 1619,<br />

,daar hij in 1619 geftorven is. Hij was een ijverig Contra-Re-<br />

monftrant, doch daar hij vreedzaam van aart was, wist bij ook<br />

zijne Gemeente in die onftuimige tijden zonder de minfte op-<br />

fchudding te bewaren. Ook zou zijn naam ongenoemd ge­<br />

bleven zijn, ware hij ten jare 1618 niet ingewikkeld gewor­<br />

den in de hevige beroerten, ontftaan te Goeree, en aldaar ver-<br />

oirzaakt door het beroep van enen ADRIAAN ROMANUS, wiens<br />

vader Chirurgijn te Rotterdam was; deze bekend zijnde tot de<br />

Remonftranten te behoren, hadt het veel moeite eer de Klas­<br />

fis van Voome hem als lid harer vergadering wilde erkennen.<br />

Doordien hij nu ook alles te werk ftelde wat de Contra-Re-<br />

inonftranten in ftaat was te verbitteren, wilden dezen niet<br />

langer bij hem te kerk gaan, maar gingen tot dien einde als<br />

mede om het avondmaal te houden, naar Oudorp bij DAMMAN.<br />

Ook kwam dikwils GOSUINUS BUITENDYK, Predikant te Dirh*<br />

land, met goedvinden van de Klasfis ene leerrede aan het huis<br />

van den Ouderling GERRIT JANSZ. doen, doch de plaats al­<br />

daar niet ruim genoeg zijnde, verzogt de Kerkenraad aan den<br />

Magiftraat tot dat einde des dingsdags gebruik van de kerk te<br />

mogen maken, 't welk wierdt afgeflagen. Hier op gebeurde<br />

het den 9 janüarij 1618, dat etlijkc Contra-Remonftranten de<br />

kerk met geweld innamen, zig beroepende op zekere akte van<br />

confent, hun bij enige Schepenen buiten kennis der andere<br />

Wethouderen gegeven, en zij lieten KORNELIS DAMMAN C-<br />

penlijk prediken. Deze handelwijze bragt tewege, dat de ande­<br />

re burgers meest Remonftrantsgezinden op de been raakten ,<br />

en zig niet lieten ftillen, voor dat men denContra-Remonftran»<br />

ten het prediken verbood. Bij deze gelegenheid wierdt, inge­<br />

volge het verhaat van TRICI.AND,. DAMMAN deerlijk mlshau-<br />

deld, en ontkwam het niet dan met levensgevaar; zig vervol-<br />

VIII. DEEL, D §«m


ïio D A M M A N . (SEBASTIAAN) DAMMIS.<br />

geus met de onlusten te Geéree niet verder moeije'nde, Welke-<br />

nog tot in 't laatst van maart aanhielden, en geen einde na-<br />

men, voor dat ROMANUS van zijnen kerkelijken dienst ont-<br />

flagen was. —— G. BRANDT, Hifi. der Reformatie, II. D.<br />

bl. 608, 699. TRIGLAND, Kérkel. Gèfchled. bl. 1082 enz.<br />

J. W. TE WATER, Verhaal der Reform, van Zeeland, bl. 199.<br />

Aant. 4.<br />

DAMMAN (SEBASTIAAN), werdt in 1604 Predikant te<br />

Zutphen, hij is lid geweest van 't Sijnode Nationaal te Dord­<br />

recht ten jare 1618 en 1619 gehouden, daar hij tot Scriba ver­<br />

koren werdt, en tot overziener van de vertalinge des Nieu­<br />

wen Testaments. Hij is een vinnig ijveraar tegens de Remon-<br />

flranten geweest, en men vindt hem zelvs van ontrouw be-<br />

fchuldigd, als of hij het jaar te voren in de Akte der Provin-<br />

tiale Geiderfe Sijnode, verfcheiden kennelijke verdraijïngen en<br />

vervalfchingen hadt gepleegd. Ook heeft hij met een pen in<br />

gal gedoopt tegens genoemde Kerkgemeente gefchreven,<br />

fchoon hij "te voren een aanhanger van ARMINIUS zoude ge­<br />

weest zün en met deszeivs zwager JAKOB BRCKO , Predikant<br />

te Arnhem, broederlijk hadt geleefd, ook aan anderen het ge­<br />

voelen der Remonftranten aangeprezen. LOMEYER, Ge-<br />

tiial. Dierum. Dscad. II. p. Z4--27. BAUDART, Memor. VIII.<br />

È. bl. 21. die hem fterk verdedigt. G. BRANDT, Hist. der<br />

Reform. III. D. bl. 17. 53- 233. 6pi. 653. 6óo. 796.<br />

DAMMIUS, zie DAM (NIKLAAS VAN).<br />

DAMMIS, is geboren in het graavfchap Flaanderen, en<br />

begaf zig vroegtijdig in der Cistércienfer orden, doende zijne<br />

geloften in het klooster Dunes n'abij Brugge gelegen. Zijne<br />

Opperden zonden hem naar Parijs om te ftuderen. Na tot<br />

Baccalaureus van de Sorhmne bevorderd te zijn, kwam hij in<br />

zijn klooster te rug, en ftierf 'er in 1463, verfcheidene zede-<br />

kundige fchriften nalatende. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg,<br />

p, 29. PAQUOT, Mem. litter. Tom. II. p. 206. JÖCHER,<br />

Otr&ttit £t7icon. HL a;$tU/ f. 16.<br />

DA-


DANJEUS. (LAMBERTUS) ar#<br />

D A R & U S (LAMBERTUS), is geboren te Orleans om­<br />

trent het jaar 1530. Zig tot het beoeffenen der regtsgeleerd­<br />

heid bepaald hebbende, beftudeerde hij vier jaren lang die<br />

wetenfehap in zijne geboorteflad, onder ANNE DU BOURG, die<br />

dezelve met veel roem onderwees, en die den 19 oktober<br />

1557 tot Raadsheer in 't Parlement van Parijs aangefteld zijn­<br />

de, den 21 december 1559 levende wierdt verbrand, omdat<br />

hij de gevoelens van CALVÏN aankleefde.<br />

De ftandvastigheid waar mede deze Christenheld dien pijn­<br />

lijken marteldood onderging, trof het hart van DAN^US, die,<br />

ook veel neiging tot het omhelzen van de Gereformeerde leer<br />

gevoelende, zig in 1560 naar Geneve begaf. Hier ftaakta<br />

hij de beoeffening der regtsgeleerdheid, en lei zig met de<br />

volle borst op die der godgeleerdheid toe, waarin hij ook<br />

zo wel flaagde, dat hij den roem heeft verworven een der bes­<br />

te Theologanten van zijn leeftijd geweest te zijn.<br />

Na zijne ftudien met veel roem volvoerd te hebben, maakte<br />

men hem Predikant en Hoogleraar in de Godgeleerdheid te. Ge.<br />

neve, vervolgens wierdt bij in 1581 tot Profesfor in de theolo­<br />

gie te Leijden beroepen, doch zig hier niet met den Predikant<br />

COOLHAAS kunnende verdragen, dien door de Magiftraat van<br />

Leijden de hand boven het hoofd wierdt gehouden, bleef hij<br />

'er flegts één jaar, en toog naar Gent, alwaar hij korten tijd<br />

onderwijs gaf, daarin verhinderd wordende door de vervolgin­<br />

gen en onenigheden die het land beroerden.<br />

Hij keerde dan naar Frankrijk te rug, en ging te Orthês in<br />

Bearn wonen; van daar wierdt hij in 1594 naar Castres beroepen,<br />

en vervulde 'er met veel ijver de pligten van het predikambt,<br />

tot in 1596, wanneer hij in den ouderdom van 66 jaren ftierf.<br />

Zeer veel heeft hij gefchreven; van zijne gedrukte werken, die<br />

zo groot 3ls klein 51 in getal zijn, vindt men de optelling bij<br />

NICERON. MEURSII , Jihen, Bat. M. ADAMI , Vitte<br />

Theo), exter. Prcejlantium aliquot Theohgorum F.iogia per J. VER-<br />

ÏIEYDEK. P. BURMANNI, Syüoge Epift. Tom. L p. 31. 88. NICE-<br />

?.ON, Mem. des Hom. ittuftr. Tom. XXVII. p. M-36. TE<br />

WATER, Hifi. van de Hen: Kerk te Gent, bl. 133. J. W. TE<br />

O 2 WA-


tit DANCKERTS. (BARTEL)<br />

WATER , Aanhangsel op dezelve, bl. 30. JÖCHER, (Stfdfïfeti<br />

itftik, ni 2». f. is.<br />

DANCKERTS (BARTEL), was een man die zig in ds<br />

Vaderlandfe Gefchiedenis berugt gemaakt heeft, door zijne<br />

handelingen als Burgemeester van Coes in Zeeland. In deze<br />

zo wel als in de andere Provintien, waren ten jare 1655,<br />

merkelijke beioerten, over het aanftellen der Regering ónt-<br />

ftaan; ook waren zedert het jaar 1653 te Goes enige lieden<br />

ïn de Regering gekomen die het Huis van Oranje waren toe­<br />

gedaan, en daar door geraakten 'er, in het volgende jaar<br />

wederom enigen op het kusfen, die na dode van WILLEM<br />

EEN Ö. geweerd waren. DAKCKERTS, die mede tot dezen be­<br />

hoorde en regerend Burgemeester was, in 1655 mede tot<br />

Jlailjuw zijnde aangefteld, ontftonden 'er op nieuw merke­<br />

lijke bewegingen, die door de Gemagtigden der Staten, ge-<br />

ftild werden. Op het het einde van 1656, rees *er verfbhij,<br />

over het verkiezen van twee Rentmeesters, waar van de be­<br />

noeming van de jaarlijkfe Wethouderfchap die in den volgen­<br />

den zomer gefchieden moest, grotendeels afhing. De ftem-<br />

men flaken, tusfen de Prinsgezinden en de anderen. De<br />

Burgers kozen partij en waakten met dubbele wagt om niet<br />

overvallen te worden, en om het krijgsvolk buiten te houden.<br />

Doch bij gelegenheid dat twee ronden van' de verfchillende<br />

partijen, bij nagt eikanderen tegen kwamen, raakte men hand­<br />

gemeen. GILLIS VAN DEP. NISSE, Kapitein der Burgerije,<br />

werdt doorfchoten: twee Burgers werden gewond, waarvan<br />

een, JAKOB CORSTEN genaamd, her bedierf; het huis van den<br />

Oud-fchepen BENJAMIN VAN DEN STEENE, daar de partij der<br />

Prinsgezinden in geweken was, werdt geplunderd. De Bail­<br />

juw DAKCKERTS die 't met dezen hieldt, op 't einde des jaars<br />

lóss. door Burgemeesteren en Schepenen, ontfehutterd, en<br />

federt aangetast zijnde door de Burgerije, was genoodzaakt<br />

geweest, zijn ambt neder te leggen. Zijn aanhang hadt der­<br />

halven deze moeijelijkheid veroirzaakt om hem te herftellen.<br />

DARCKERTS egter, uit Coes geweken zijnde, nam, in meij<br />

des


DANCKERTS. (HENDRIK) aijf<br />

des jaars 1658, op eenen vroegen morgen, zijn flag waar;<br />

kwam, met enigen van zijnen aanhang, in de ftad, maakte zig<br />

meester van het ftadhuis, en zetteda zig op zijne oude plaatze,<br />

voorgevende aldaar te willen leven en fterven. Doch alzo<br />

hem bijna geene Burgers toevielen, en de fchutterij, onder­<br />

wijl, in de wapenen kwam, tot voorftand der tegenwoordige<br />

Regcringc, moest hij het_ftadhuis en de ftad haast wederom<br />

verlaten. Sedert, werdt hij in ene geldboete van 500 ponden<br />

vlaams verwezen, en uit Goes en Zuidbeveland gebannen.<br />

• Manifest der Burg. van Goes, gedrukt Middelb. IÖJ7.<br />

WAGEN., Vak Hifi. XII. D. bl. 398. enz. .<br />

DANCKERTS (HENDRIK), Konstfchilder, geboren itt<br />

's Hage , alwaar hij in den beginne de konst uitoeflënde.<br />

Vervolgens reisde hij naar Italiè'n, daar hij, gedurende enigs<br />

jaren, naar de ftukken der beste Meesters, en de verrukkende<br />

gezigten die aldaar in zulk een menigte gevonden worden,<br />

werkte. Na zijne terugkomst, bediende zig KAREL DE II. van.<br />

zijn penfeel in het verbeelden van alle de zeehavens in Enge­<br />

land en in Wales, als van 's gelijken in het contrefeiten van<br />

's Konings voornaamfte paleizen en lusthoven. Ook fchilder­<br />

de hij vele landfchappen voor den voofnaamfren Adel in Enge-;<br />

land, bij wien hij wierdt geëerd en ruim beloond.<br />

Zijn fchildertrant was vrij en teffenS zeer net, zijn luchten<br />

los en vermakelijk; de gebouwen wel verftaan agtervolgens<br />

de regels der bouwkunde ; de fiammen der boomen uitne­<br />

mend getekend, en de bladen konftig gewrogt. In eer»<br />

woord, hij is een groot Konftenaar geweest, en Rondt be-<br />

rugt voor een der zuiverfte Landfchapfehilders van zijn eeuw.<br />

• HENDRIK heeft een broeder gehadt, JAN genaamd, welke<br />

een goed Hisforiefchilder was. Beiden zijn zij te Amfteldam<br />

overleden. PILKINGTON, the Gentlemans and Connois-<br />

feurs DiQiorutr) cf Peintres. I.ond. 1770. in 4:0. WEYERMAN,<br />

Leven der Schilders, IV. D. bl. 2co, 201. %{l&(m> ^UtlfHof<br />

Scjkcn/ 1779- f. ipi-<br />

O 3 P4NC-


aï* DANCKERTS. (JAN) (KORNELIS) (PIETER)<br />

DANCKERTS (JAN), voorheen Notaris in f<br />

s Hage en ia<br />

1618 te Amfteldam, alwaar hij zig zeer berugt maakte, we­<br />

gens het fchrijven van fchotfchriften tegens 's lands Advo­<br />

kaat JOH. VAN BARNEVELT , daar hij zelvs niet fchroomde<br />

zijn naam onder te plaatzen. Hij werdt, op den eisch van<br />

't Hof te Amfteldam gevat, en in gijzeling gezet; doch men<br />

weigerde, ingevolge de privilegiën der ftad om hem over te<br />

geven. In een dezer Iasterfchriften werdt de Advokaat ge­<br />

dreigd, met een crimineel regtsgeding; voorts las men 'er<br />

in: „ dat meri hem voet bij ftuk zetten, en bewijzen zou,<br />

„ dat hij 120,000 dukaatjes ontvangen hadt. UITENBOGAARD,<br />

Rondt 'er in „ hadt 8o,cco gulden in gouden Albertinen ge-<br />

„ trokken, 't welk men hem, in zijn bakhuis, hadt aange»<br />

„ zeid." DAKCKERTS zat in de gijzeling, tot dat de Advo­<br />

kaat gevat was, waar na men hem losliet, en, eindelijk nog<br />

beloonde, voor 't geen hij gedaan of geleden hadt, zonder<br />

dat men den Advokaat immer iets van 't gene hem, door<br />

dezen mensch, aangewreven was, geregtelijk te last gelegd<br />

heeft. UITENBOG. , Leven en Verantw. Cap. X. bl. 171.<br />

Hiftor. bl. 938. enz. WAÜ., Vad. Hift. X. D. bl. 201--203.<br />

DANCKERTS (KORNELIS), is geweest een Konftenaar<br />

en Schrijver van de XVIIde eeuw; is geboren te Amfteldam,<br />

en fcbijnt zijn gantfen leeftijd in die ftad gefleten te hebben;<br />

alwaar hij het beroep van Architekt uitoeftende, voorts van<br />

Plaatfnijder, en daar benevens handel dreef in Prenten en<br />

Landkaarten. Hij heeft verfcheidene werken over de Bouw-<br />

konst, als mede de Gefchiedenisfen van Zwitzerland door<br />

MERIAN, in 't nederduits vertaald, in 't licht gegsven.<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tom. XI. p. 405, 406. ÏUtgcin. ^an(ï.<br />

Strrceit. 1779- f- 191.<br />

DANCKERTS (PIETER), toegenaamd de Rij, Konsfeil-<br />

der, is te Amfteldam in 1605 geboren. Hij muntte inzon­<br />

derheid uit in het'fchilderen van Pourtraitten en Gefchiede­<br />

nisfen daar veel beeldwerk in te pas kwam. Zijn roem<br />

,was zo groot, dat UI,ADISI.A8 »B IV, Koning van Pelen,<br />

hem


DANKS. DANSER. DAPPER. 215<br />

hem tot zijnen Hoffchüder benoemde. P. JODE, H. HOHDIUS<br />

en J.'FALK hebben vtele van zijne fchiiderftukken in het ko­<br />

per gemeden. DGSCAMPS, Vit des Peintres, Tom. II. p.<br />

79. IWscm. Sunftkï Stflfott, 1779- f- ifli.<br />

DANKS (FRANS), Konstfchilder, was een Amfteldammer<br />

van geboorte, cn heeft in zijn jeugd naar Italiè'n gereisd, ools<br />

Rome bezogt, alwaar hij den Bendnaam van Schildpad bekwam.<br />

Hij fchilderde Hiftorien in 't kiein; en dat hij ook pourtrait-<br />

ten gefchilderd heeft, blijkt uit een lofdigt, op de beeldtenia<br />

van KAT. QUESTIEES, door J. KOENESDING vervaardigd. Hij<br />

leefde in de XVIIde eeuw, en heeft inzonderheid omtrent 'C<br />

midden daar van gebloeid. ——• A. HOUERAKEN, Schouwburg,<br />

III. D. bl. 319.<br />

DANSER (SIMON DE) , een Dordrechtenaar van geboorte„'<br />

was een der vermaardile Zeerovers, welke in het begin der<br />

XVIIde eeuw leefden. Hij hadt zig in 't jaar 1609, met vier<br />

fchepen, welke hij bemagtigd hadt, naar Matfeille begeven.<br />

Hij wist zig, federt, de befcherming des Konings Van Frank­<br />

rijk te verkrijgen, en geneerde zig, enigen tijd, met het ka­<br />

pen. Men meent, dat hij, in s<br />

t volgende jaar, door de<br />

Turken, omtrent Tunis, gevat, en in den kerker, aan zijn<br />

einde geraakt is. WAC, Vad. Hift. X. D. bl. 51.<br />

DAPPER (OLFERT), is geweest Med. Dr., die zig in#<br />

Zonderheid door het uitgeven van verfcheidene werken be­<br />

roemd gemaakt heeft. In 't jaar 1664 gaf hij uit, zijne Hifli-<br />

rifthe Befchrijving der flad Amfterdum, in folio, 't Werk is in<br />

V boeken verdeeld, In 't eerfle wordt Oud-Holland en Oud-<br />

Amjlelland, met de Ambagtsheerüjkheden in 't zelve, befchre-<br />

ven. Het tweede handelt van' de Gelegenheid, Vergrotingen<br />

en Gefchiedenisfen der flad, tot op de overdragt der Landen<br />

aan I'rt.irs DEN II, Koning van Spanje. Het derde vervolgt<br />

de Gethiedenisfen, tot op bet jaar 1652, en is 1<br />

doorgaans,<br />

uit de fchriften van HOOIT en AITZEMA, famengefteld. In<br />

het vierde, worden de oude en nieuwe Gebouwen, en hes<br />

O 4 Stad,


215 DASSA. (JAKOB en JOH.) DATHEEN. (PIETER)<br />

Stadhuis zeer uitvoerig befchreven. Het vijfde en Iaatfte han­<br />

delt van de Regcringe, Schutterijen, Poorters, Soldaten er»<br />

geleerde en vermaarde Mannen. Op 't einde, vindt men<br />

ene korte befchrijving der eilanden Urk en Emmeloort. Dezs<br />

befchrijving, welke buiten die van DOMPSELAAR, COMMELYN<br />

en WAGENAAR, voor de beste en volledigfte wordt gehouden,<br />

is met een menigte fraije Platen verciert.<br />

Behalven dit, heeft DAPPER nog in *t licht gegeven: Be­<br />

fchrijving van Sijrië en Palestina, 1677; Morea, 1688; Afri­<br />

ka, 1676; China, 1670; de Eilanden van den Archipel, 1688;<br />

Afia, 1672; en Arabiën, 1662; alle in folio. Nouv.<br />

Ditt. Hift. in Svo. Tom. II. p. 451. WAG. , Befchr. van Amft.<br />

j. D. Voorr. XXIV. JÖCHES, QSeltftftn gcrfcoit. HL 2$. f. 33-<br />

DASSA (JAKOB en JOHAN), twee broeders, zonen van<br />

ÏERDINAND DASSA en BARBE VAN ROCKOX, behoorden beide<br />

onder de verbonden Edelen; en een van hun werdt ten jare<br />

1567, gevonnisd, als fchuldig aan gekwetfte Oppermogènd-<br />

beid. JAKO3 was in de jaren 1596-1614, Burgemeester van<br />

Antwerpen, werdt door Aartshertog ALSERT, den 22 december<br />

1597, Ridder gemaakt; en ftierf ten jare 1615, in hogen ou­<br />

derdom; zonder kinderen, uit zijn huwelijk met ELIZABETH<br />

VAN DEÜP.STEN, natelaten.<br />

JOHAN DASSA, was Ridder der orde van Christus. Hij hadt<br />

in huwelijk JAKOBA VAN CLOERINGE; ftorf in 't jaar 1603;<br />

.ligt te Antwerpen begraven, en liet kinderen na. » JVobil.<br />

des Pays-bas. Tom I. p. 119. Supplém. p. 41, £f le vrat Supp.<br />

p., 66. E. v. METEREN, Ned. Hifi. IJL B. bl. 54. TE WATER,<br />

Verbond der Ed. II. D. bl. 231, 232. III. D. bl. 509.<br />

DATHEEN (PIETER), is geboren te Yperen in Flaande­<br />

ren, en Karmeliter Monnik gewéést te Pöpperingen, dcch der<br />

lere van CALVYN toegedaan zijnde, verliet hij zijn klooster,<br />

en toog met meer andere Mannen die der waarheid hulde<br />

deden naar Engeland, alwaar hij zig met de drukkonst ge­<br />

neerde , ten tijd toe dat hij door Koning EDÜARD DEN VI. tot<br />

den kerkdienst geroepen werdt, ais wanneer hij dat beroep<br />

liet


DATHEEN. (PIETER)<br />

liet varen. In Engeland fchijnt hg vertoefd te hebben tot<br />

aan het jaar 1554; in 15SS, werdt hij tS'Wmkfm a's Predikant<br />

beroepen; en weinig tijds daarna werdt hij befchuidigd<br />

van verkeerde gevoelens omtrent den Kinderdoop te voeden ,<br />

waar tegen hij zig in 1559, verdedigd heeft, getuigende C.<br />

VAN GREVINKHOVFN, dat hij, op de regte wijze, de Wederdopers<br />

bedreden hadt. Vooits hieldt hij zig enigen tijd in<br />

den Paltz onder de Gereformeerden op. Maar toen de vrijheid<br />

van den gezuiverden godsdienst in Nederland begon op<br />

te dagen, door het gefloten Verbond der Edelen, kwam hij<br />

ten jare 1560 te Popperingcn te rug, en predikte aldaar en op<br />

andere plaatzen van Westjlaanderen meer. Het was ook omtrent<br />

dezen tijd, dat hij DAVIDS Pjalmen, naar de franfe digt-<br />

en zangmaten van CLEM.-NT MAROT en TIIEOBORUS BEZA in<br />

1 nederduits hebbende berijmd in 't licht heeft gereven; hij<br />

droeg die op met een voorreden den 23 maart istfö gedagtekend<br />

, aan alle. de Nederhndfe Gemeenten en Kerkendienaren,<br />

zugtende onder 't kruis, cn zij wierden alomme daar de<br />

predikatiën doorbraken, openlijk gezongen. Dit werk, hoewel<br />

daarin, door zijn onervarenheid in de hebreeuwfe taaie<br />

yerfcheide misflagen waren begaan, en gelijk bij naderhand<br />

zelv toeflemde, hem tc haastig als ene ontijdige geboorte<br />

was afgedrongen, wierdt evenwel te dien tijd, toen de ncderduitfe<br />

rijmkomst nog t'enemaal onbefchaafd Was, bij velen<br />

hoog geprezen en maakte hem geen kleine gunst; en niettegenstaande<br />

het fterhe fmelen, dat 'er van tijd tot tijd tegens<br />

deze berijminge is gefchied, is die evenwei gedurende het lange<br />

tijdvak van ruim twee eeuwen in gebruik geweest, zijnde<br />

de nieuwe Pfaimberijming niet voor het jaar 1773 ingevoerd.<br />

DATIIEENS grote .welfprekendheid, door lange oeffening ver­<br />

kregen, trok veel meer aanhangs agter zig, dan andere Leraars,<br />

en kreeg, verhaalt men, in 't kort wel 15000 menfen<br />

tot het gehoor zijner predikatiën. Doch hij bleef niet lang<br />

ten platten lande, maar wierdt in julij 156Ó te Gent verzogt,<br />

alwaar hij den 29 feptember voor de eerftemaal predikte.<br />

v a n<br />

Pc dienstwaarnerniug<br />

TV'" 2 2<br />

^» t s C m t B 1 K ; 5 I ;<br />

oorzaak*<br />

o 5 m


«8 DATHEEN. (PIETER}<br />

lijk een einde nemen, toen eerst het Hof te Brusfel, nader»<br />

hand de Graav VAN EGMOND , en eindelijk het Hof van Flaan­<br />

deren en de Magiftraat te Gent, het Verbond, met de Edelen<br />

gemaakt, krenkten, knibbelarijen zogten, de kerk der Gere­<br />

formeerden lieten Hopen, en hunne godsdienstoeifening ten<br />

fcherpfte verboden. DATHEEN nam tijdelijk de vlugt, en<br />

ontkwam het gevaar ter goeder ure, want het Hof te Brusfel<br />

was zo vinnig op hem verbitterd, dat de Landvoogdcsfe hem,<br />

henevens HEKMAN MODET, bande, en een aanzienlijke pre­<br />

mie beloofde, zo iemant hem levende haar in handen konde<br />

leveren. Met de komst van den Hertog VAN ALVA was 'er<br />

geen vrijheid, zelvs geen duiding meer voor de Gereformeer­<br />

den in geheel Nederland te hopen; dus zogt DATHEEN zijn<br />

oude fchuilplaats in de Paliz weder op, en werdt voor de<br />

tweedemaal Predikant te Frankendaal, van waar hij eerlang<br />

naar Heidelberg vertrok, al voor 1570; en in 't jaar 1568,<br />

hadt hij de Sijnode der Nederlandfe kerken te Wezel bijgewoond.<br />

Waarfchijnlijk is hij in 1578 te Gent terug gekomen, want<br />

hij wierdt wegens de keik aldaar naar de Nationale Sijnode<br />

van den 2 tot den 18 junij te Dordrecht gehouden, gezonden,<br />

waar van hij ook tot Picefes of Voorzitter werdt gekoren.<br />

Tot dus verre hebben wij DATHEEN-in achting bij Leraars,<br />

Gemeenten en Kerkvergaderingen, bij Prinfen en Vorften zelve<br />

ontmoet; de daden door hem vervolgens gepleegd, hebben<br />

die achting niet alleen uitgedoofd, maar zelvs zijn kwaadaar-<br />

lig, nors, onverdraagzaam en vervolgziek karakter in het hel-<br />

derst daglicht geftjld. Toen nameiijk de Religions vrede<br />

op den 22 julij 1578 door den Aartshertog MATTIIIAS, den<br />

Prins VAN ORANJE en den Raad van State was uitgegeven,<br />

werdt die door de Gentenaars verworpen, Prins WILLEM DE<br />

I. drong fterk aan door brieven en gezantfehappen, dat men<br />

dien vrede moest aannemen, dien hij als het enigfte middel be-<br />

fchouwde om de rust in de Nederlanden te bewaren , de Span­<br />

jaarden te wederllaan, en den Gereformeerden godsdienst in<br />

Hand en bloei te houden: dan alle de pogingen van dezen<br />

weimenenden Vorst waien niet beftand tegens den dollen<br />

ijver


DATHEEN. (PIETER) 119<br />

ajver van Jr. JAN VAN IMBTZE , dis met) zijnen aanhang de<br />

baas (pelende, alle redelijke aanbiedingen verwierpen, en on­<br />

der de Predikanten hadden DATHEEN en MODET, het ongeluk<br />

van naar zijne boze raadflageri te luisteren. De eerstge­<br />

noemde vierde zelvs zijn losbandigen teugel zo verre, dat bij<br />

zig niet ontzag, om van den predikftoel in het openbaar te<br />

leraren: „ dat het artijkel van de Gentfe Pacificatie, om.<br />

,, de Roomfe Religie toe te laten, goddeloos was, en dat de<br />

„ Prins VAN ORANJE, die zo fterk op 't zelve aandrong, de<br />

„ Religie achtte, en zo gemakkelijk veranderde als een aan-<br />

„ hangzel van een kleed ; dat hij noch om GOD , noch om<br />

„ Religie gaf, maar van Staat en nut, zijnen afgod maakte,<br />

„ zo dat indien hij wiste, ofte dagte, dat zijn hembde iet vaa<br />

„ Religie wiste, ofte rieken zoude, dat hij hetzelve zoude<br />

„ uittrekken, en in 't vuur werpen." Voorts verfpreidde hij<br />

onder de Gemeente te Gent: „ dat hij goed credict badde,<br />

„ dat de artijkel van de Gentfe Pacificatie, ten aanzien van<br />

„ de handhavinge der Roomfe Religie, goddeloos was, en<br />

„ dat de Prins VAN ORANJE (willende den zeiven artijkel<br />

„ ftaande houden, en zeggende dat men te ontijde, en met<br />

„ onordening niets en behoorde te veranderen, en dat men<br />

„ bezworene verbonden meest houden , en dat GOD een<br />

vijand van meinëdigen was), noch GOD noch Religie faad-<br />

„ de." DATHEEN fnoerde door deze oproerige konstgrepen<br />

veel volks aan zijne koorde, met name-zulken, die, over<br />

het vangen van AAESCHOT en anderen, nog voor hunne vei­<br />

ligheid bekommerd waren. IUBIZE was, zo als wij reeds ge­<br />

meld hebben, de voornaamfte dezer roervinken; tot Voor-<br />

fchepen, dat is, Hoofd der. Wethouderen, gekoren zijnde,<br />

meende men, dat het tijd was, om zig, door 't omkeren van<br />

den godsdienst,, van 's volks gunst en van eigen veiligheid te<br />

verzekeren. Men verjaagt de Geestelijken, men flaat de Ker­<br />

kelijke goederen aan, en men verzekert zig, door krijgsvolk,<br />

van ïperen, gelijk men te voren, van Brugge gedaan hadt,<br />

enz. Dan de Prins VAN ORANJE, het laatfte middel willende<br />

beproeven, om, ware hst Bwögüjfc» Land en Kerk te behou­<br />

den,


23


XJAVÏD JORIS 1<br />

.' «r<br />


DAVID JORIS.<br />

èig behalven" de Duitfe, maar volgens de ge tuigen ïsfen vati<br />

THÜANUS en PONTANUS, zeer eigenwijs, doch loos, en ge­<br />

veinsd. Men vindt hoe hij in den doop JAN werdt genaamd,<br />

doch dat hij met zijn vader JORIS reizende, in 't vertonen der<br />

zinnefpelen, gemeenlijk den perfoon van DAVID verbeeldde,,<br />

en dat bij daar van dien naam behieldt. Tot Delft hadt hij eni­<br />

gen tijd voor den zwaren brand die in 1536" voorviel, dea<br />

Priesteren die 't Sacrament des Altaars in een. ommegang langs,<br />

ftraat dioegen, op den gemenen weg berispt, en van afgoderij<br />

befchuldigd; daar over in de gevangenis geraakt zijnde, wierdt<br />

bij gefehavotteerd, en door beais handen met een priem door<br />

de tong geileken en gebannen. Hij woonde zedert enigen<br />

tijd in den Ihag. Het.glasfchilderen den zak gegeven heb­<br />

bende, wil men dat hij zig al vroeg van den godsdienst als<br />

van een fpel en een koophandel zoude bediend hebben. De<br />

Munflerfe Herdopers' hielden hem.in hoge achting, zeggende,<br />

dat 'er , federt CHRISTUS tijd, vier Profeten waren opgeftaan,<br />

twee waarachtigen, JAN VAN LEIDEN en DAVID VAN DELFT ,<br />

en twee vallen , de Paus van Rome en MARTEN LUTHER. Het.<br />

Wederdopers rijk te Mv.nf.er ten einde zijnde, meent men dat<br />

bij te vergeefs getragt zoude hebben de gefcheurde delen der<br />

Doopsgezinden bij een te brengen; ook fcheidde hij zig metter<br />

tijd van d'anderen af, verwekte doch zeer bedektelijk een ei­<br />

gen Sekte, die hem aanhing, en daar hij veel gelds van, trok.<br />

Om niet ontdekt te worden, vertrok hij vervolgens naar Ba-<br />

scl, floeg zig daar als een verdrevene pm den godsdienst, ter<br />

ieder ; wierdt tot burger aangenomen, deedt naar het gebruik<br />

der ftad zijnen cedt, en liet zig JAN VAN BRUGGEN noemen,<br />

saar zijn vaders geboorteüad. Ook geliet hij.zig in 't iluk van<br />

Religie, der gezindheid der Zwinglianen die te Basel boven dreef,<br />

ïn ailes tce te Hemmen, bij hen ging hij neerftiglijk ter preke<br />

en ten avondmaal; den Wethoudercn was hij onderdanig,<br />

den armen milddadig, den .nooddruftigen behulpzaam. Dit,<br />

maakte' dat niemand ligteiijk iets kwaads van hem konde ver­<br />

moeden; maar dat hij van velen gehouden werdt, voor zoda­<br />

nig en zo groot als bij wiidc fchijner. te zijn, en d.ar hem de<br />

zij-'


DAVID JORIS. 22?<br />

2ijnen voor hielden. Ook was hij te aanzienlijker door zijn<br />

heerlijke geftalte, deftig wezen en eerlijk opzigt, van gelijke<br />

door 'de grote rijkdommen en kostelijke kleinodiën die hij ten<br />

dele met zig hadt gebragt, en hem ten dele dagelijks uit de<br />

Nederlander, wierden gezonden. Zijn huishouding was Uittel<br />

min dan vorftelijk, doch ordentelijk. Met dit al befchuldi-<br />

gen zijne partijen hem, van heimlijke ongebondenheid, waar­<br />

uit een oud Delfs fpreekwoord gefproten zou zijn, volgens<br />

welk iemant, die los en wellustig leeft, gezeid werdt een<br />

David JorLzccn leventje te leiden. Vooral wierdt ook bij hem<br />

verhoedt, dat niemant tot Bazel en in 't eedgenootfchap van<br />

Zwitserland tot zijne Sekte wierdt aangelokt, maar onderwij­<br />

le heeft hij zijne lere door brieven, boeken en boden in Ne*<br />

derland voortgezaait en voedzel gegeven. Dus vermomt heeft<br />

hij ruim elf jaren gerust te Bazel gekeft, tot dat NIKLAAS<br />

MEYNERTS VAN BLEESDYK, zijn liefften leerling, dien hij zijn<br />

dogter ten huwelijk hadt gegeven, zijn lere in twijffel trok,<br />

en tegens hem opftondt. Ook kwam 'er ten dien tijde iemant<br />

uit de Nederlanden, die hem en zijn. geheel gezin den burgeren<br />

zo klaar befchieef, dat hij door 't overdenken van 't gevaar,<br />

't welk hij liep om Ontdekt té worden, tot wanhope, en door<br />

die wanhope met zijn huisvrouw in zware krankheid verviel,<br />

die haar eerst wegnam, en hem korts daar na, namelijk den<br />

23 augustus 1556." Dusdanig was het eind des genen van wiens<br />

gevoelen getuigd werdt, dat het CHRISTUS fmaadheid aan-<br />

deedt, nadien hij zig voor goddelijker, groter, en alzo on-<br />

fterfelijk als CHRISTUS hieldt. Voorts noemde hij zig: „ den<br />

„ zevenden Engel des Heeren, den geest van Gon, verko<br />

"„ ren om de aarde te vernieuwen, te zuiveren en het oordeel<br />

" te houden; een Propheet, wiens gelijken nooit geweest<br />

„ was, noch na hem niet komen zou ; den geestelijken DAVID<br />

", van de menfen, door den regten en waren geest opgewekt,<br />

om een licht der Heiligen te zijn; wiens fchriften men ont-<br />

" vangen moest, niet als van menfen handen, door geleerden<br />

*\ van de wereld, maar gekomen uit de fchole van den Geest,<br />

*' vau een jonger Discipel, geboortig van den 'Hemel, die<br />

" „ het


tH DECKËR. (JERËMIAS DE)<br />

„ het euwig leven, het morgenlicht des euwigen dage* geziefi.<br />

„ hadt; daarom moest men het kostelijk achten, en boven<br />

„ alle wereldfs fc.ba.tten houden; zijnde CHRISTUS zijn voor-<br />

„ loper gewe«st: MOZES was in den Voorhof, CHRISTUS in<br />

„ 't Heilige, hij in 't Allerheiligfte,•' en meer andere fchandelijke<br />

uitdrukkingen. Drie jaren na zijn dood toen zijne gruwelen<br />

openbaar werden, liet de Magifiraat van Bazel zijne<br />

beenderen opgraven, en te gader zijne boeken en beeldtenis<br />

door beuls handen, op de gewoonlijke ftrafplaatze verbranden;<br />

waar over zijne aanhangers niet weinig verfchrikt waren;<br />

zij hadden hem voor onfterfelijk gehouden, en hoopten<br />

als nog, volgens zijne beloften, op zijne wedcropftanding, en<br />

de vervulling zijner valfe voorzeggingen.<br />

Twee Gedenkpenningen zijn 'er geflagen ter bewaring van<br />

zijne gedagtenis, die niet minder fchandelijk zijn dan zijne<br />

leer; men vindt die beide afgebeeld en befchreven bij F. VAN<br />

MIERIS, Hijltrie der Nederfandfe Votflen, II. D. bl. 474, 475.<br />

Zijn Afbeeldzel is door VAN SICHEM, onder het getal der<br />

floofdketteren, in prent gebragt. Verfcheidene werken zijn<br />

van hem in druk uitgegeven, die niet alleen alle zeer ongelijmd<br />

zijn, maar zelvs'veelvuldige godslastering behelzen;<br />

bet voornaamfie hier van is dat gene 't welk hij onder den<br />

tijte! van WONDERBOEK , teaadn / Dat ban Ut Wcvlt aan ber«<br />

floten/ rjenpcubaart té; eerst ten jare 1542, in folio, in,<br />

'c nederduits heeft in 't licht gegeven , en naderhand met<br />

verbeteringen, en fraijc houtfneden verfierd ten jare 1550<br />

heeft doen herdrukken. THUAN., Hift. Lib. XXII. p.<br />

1092. PONT., Amft. p. 53. HORTENS,, Hift. Anabap. p. 38.<br />

PLACCII, Theatr. Ammym. p. 488-499- C. G. ZEIDLER, Hifi.-<br />

'Dar. Gcorgii, Lipf. 1701. 4. GERDES , Hift. Reform. T. III. p.<br />

116. fqq. C. SAXI, Onom. P. III. p. 248. 631. CLEMENT, BU<br />

llioth. cm: T. IX. p. 122. fuiv. G. BRANDT, Hift. der Reform.<br />

I. D. bl. 132-138. 692., 603, WAG., Vad. Hift. V. D. bl.<br />

151. D. v. BLEISWYCK, Befchr. van Delft, bl. 404. 761-767.<br />

DECKER (JEREMIAS DE), is te Dordrecht geboren in het<br />

jaar 1C09 0: 1610. £e beroemde VONDEL noemt-hem een


DECKER. (JEREMIAS M) I S F<br />

Zsigtcr van eene cierlijke netheid. Zijne moeder MARIA TAI»<br />

BEEMDEN, was met zijn vader ABRAHAM DE DECKER, den<br />

3 april 1607 in den egt getreden; en in zijne jeugd hadt dezs<br />

den krijgsdienst uitgeoeffend, en was ais Faandrik, tegenwoor­<br />

dig geweest binnen Oostende, toen die ftad door den Aarts­<br />

hertog ALBERT belegerd was. Vervolgens verliet hij den<br />

dienst na *c overgaan der ftad, huwde en zette zig te Dord­<br />

recht neder; doch begaf zig, eerlang, naar Amfteldam, daar<br />

hij zig eerst met den koophandel fchijnt gencerd te hebben;<br />

doch, daarin, naar alle vermoeden ongelukkig geflaagd zijnde,<br />

zig naderhand, aan 't makelen begaf, uit den winst van welk<br />

beroep, hij zijne vrouw en verfcheidene kinderen onderhieldt.<br />

JEREMIAS, nog een kind, te Amfteldam gekomen, fchijnt.<br />

ouder geworden, zijn vader in 't makelen behulpzaam te zijn<br />

geweest. Hij maakt ook, in verfcheiden Gedigten, gewag van<br />

zijns vaders ijver en bekwaamheid, om hem, in zijne vroege<br />

jeugd, in de talen, in den godsdienst, en in 's lands gefchie­<br />

denisfen te onderwijzen.<br />

Ook oeffende de jonge DECKER zig zo wel, dat hij der Ia*<br />

tijnfe, franfe, italiaanfe en engelfe talen meester werdt. Ten<br />

jare 1661, gaf hij eene overzetting uit het frans van MAT-<br />

THIEU, Hiftoire de AE'LIÜS SE JAN, in 't licht, en, enige ja­<br />

ren later, zijns vaders vertaling van FLCRUS en EUTROPIUS,<br />

uit ene overzetting in dezelvde fprake. Ook leide hij zig<br />

naarïtelijk toe, op de verbetering der Nederduitfe taie, en<br />

ontwierp, ten dien einde, eene Spraakkonst tot eigen ge­<br />

bruik. Doch de Digtkonst was zijne geliefdfle oeffening. Hij<br />

bragt het Treurfpel Baptistes of Dooper over, uit BUCHANAN»<br />

latyn, en gaf het in 't jaar 1652, in 't licht. Zijn uitvoe­<br />

rig Hekeldigt, Lof der Geldzucht, is eerst na zijnen dood uit­<br />

gekomen. Voorts zijn 'er in den Iaatften druk zijner Rijm»<br />

ceiTeningen, die in *t jaar 1726 door MATTH. BROUERIUS VA»<br />

NIDEK, in II Delen in Ato. bezorgd is, ook velerlei ander»<br />

foorten van Gedigten te lezen, en onder dezen, ene verzame­<br />

ling van Puntdigtcn; in welke foort van rijm, DE DECKER de<br />

beste Nederduitfe Dichters evenaarde, of prerupf, Hjj over-v<br />

yuit D **** ? LEECI<br />

«


HS DECKER. DEDEL. DEDEM. DEELEN.<br />

leedt nog geene 60 jaren oud in december 1666. — — Le­<br />

ven van DE DECKER voor de laatfte uitgave zijner Rijmoeff. M. BA-<br />

XEN, Befchr. van Dordr. bl. 223; J. VAN VONDELS, Leven,<br />

fel. 80. WAC, Befchr. van Amft. XI. Stuk, bl. 376, 377.<br />

DEKKER (KAREL DE), geboren te Bergen in Henegouwen,<br />

ten jare 1645; is na verfcheidene lagere kerkelijke bedienin­<br />

gen bekleed.te hebben, laatftelijk geweest Deken van de Ka.<br />

jiunnikken van onze L. V. te Aken. Bij ftierf den 14 okto-<br />

l»er 1723 aan ene-beroerte, in den ouderdom van 79 jaren.<br />

Hij heeft verfcheidene werkjes gefchreven en door dsn druk<br />

gemeen gemaakt; waar van dc meesten tegens de wijsgeerte<br />

van CARTESIUS, en de leerftukken van JANSENIUS zijn inge-<br />

ligt; van welk laatstgenoemde hij inzonderheid een vinnig te-<br />

genftrever is geweest. — — PAQ_UOT, Mem. litt. Tom. XII.<br />

p. 157-1Ó7.<br />

DEDEL, is de naam van een aanzienlijk geflagt, reeds<br />

Veele jaren, zo in 's Gravenhage als te Amfteldam bekend, en<br />

waar van nog verfcheidene in we^en zijn, die zo in ftaats- als<br />

ftadsbeftuur, en in krijgsdienst, den lande aanmerkelijke dien.<br />

tien hebben bewezen.<br />

DEDEM; een oud adelijk geflagt, oirfprongelijk uit het<br />

graavfchap Benthem, reeds aldaar bekend zedert het jaar 1369,<br />

en naderhand, met het begin der XVIIde eeuwe in het voor­<br />

malig gewest Gelderland, het kwartier van de Veluwe, en in<br />

Overijsfel, op de Land- en Kwartier-dagen, onder de Ridder-<br />

fchap befchreven.<br />

DEELEN (DIRK), Konstfchilder, is geboren te Heusdnt,-<br />

en leerde de konst bij den beroemden FRANS HALS, wiens<br />

manier hij verliet; en zig begaf tot het fchilderen van Tem­<br />

pels , Gebouwen en Doorzigten, in welken ftijl hij een ver-<br />

dienftig Konstfchilder is geworden. Hij begaf zig met 'er<br />

Woon naar Arnemuiden, alwaar hij Burgemeester wierdt en<br />

ook geftorven is. De behandeling van VAN DEELEN zijn pen-<br />

feel was uitnemend, rijk in vinding, en 'er ftraalt een onge-<br />

frieea vernuft in door. Ook zijn zijne ftuiken ongemeen ge­<br />

wild;


DELFT. (JEGIDIUS VAN) DELFT. (JAKOB WILL.) 22?<br />

wild; op de verkoping van den Heer BRAAWCAMI* waren 'er,<br />

verfcheidene van dezen Meester, onder anderen twee die Ker­<br />

ken verbeelden, welke verkogt zijn voor 910 guldens. ——<br />

MECHEL, Catal. des Tableaux ds la Gal. Imper. ds Vieme. p.<br />

212. A. HOUBRAKEN, Schewvb. der Ned. Schilders, III. D. bi.<br />

309. WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 309. G.<br />

BRAAMCAMP, Kabinet van Schilder., bL 9. gttgtm. $twft(«<br />

SgkCtW f- 195-<br />

DELFT (JEGIDIUS VAN) , in de ftad van dien naam ge­<br />

boren , is een ongemeen geleerd man geweest en heeft veel<br />

roem verworven als Hoogleraar in de Godgeleerdheid;, daar bij<br />

was hij voor het tijdvak waarin hij leefde een gosd latijns<br />

Dichter, en maakte vloeijende vaerfen. De beroemde ERAS­<br />

MUS, leefde in gemeenzame vriendfchap met hem, en zegt,<br />

dat hij genoegzaam alle de Bijbelboeken in digtraaat heeft ge­<br />

bragt. ÏEGIDIUS bloeide in 't laatst van de XVde eeuwe, eiï<br />

bij heeft verfcheidene Godgeleerde verhandelingen gefchreven,<br />

die na zijn dood door den druk zijn gemeen gemaakt; als me­<br />

de: Comment. in OVÏD. de Remedie Amoris, excnfus efl Paris.<br />

1495, in 4f». BOXHORNII, Tiieatr. p. 166. F. SWEER-<br />

TII, Athin. Belg. p. 106". FABRICII, Bibl. Med. Inf. Lat. T.<br />

I. p. 56. D. v. BLEYSWYCK, Befchr. van Delft, bl. 755. JÖCHER,<br />

©elcfert Seyicon / III. SpeiL f. 71-<br />

DELFT (JAKOB WILLEMSZEN), gehore» te Delft,<br />

was een keurig Pourtraitfchildcr. In jaar 't 1592, fchilderde<br />

bij een rot Schutters, dat in zijn geboorteftad op den Doeic<br />

nog te zien is. Zig zeiven met zijne huisvrouw en drie zoons<br />

heeft hij in een ftuk levensgrootte verbeeld. Hij overleed te<br />

Delft, in een hogen ouderdom ten jare 1601, nalatende drio<br />

zoons die hij alle in de konst heeft onderwezen. De otidfte<br />

was KORNÏLIS JAKOBZ. DELFT, die ook een zoon naliet, ge­<br />

naamd NIKLAAS KORNELISZ. DELFT, een beroemd Glasfchilder.<br />

De tweede zoon van JAKOB was Rocaus JAKOBSZ: DELFT, een<br />

braaf Pourtraitfchiider. De derde «oon heette WILLEM JA-<br />

KOBSZ. DELFT, den 19 november 15S0 in zijn vaderftad gebo><br />

jen; dese trouwde met ene dogtsr van den beroemden Mi-<br />

P a CHIEfe


J28 DELFT. (PIETER TAN) DELMONT. (DEODATUS)<br />

CHIEL JANSZEN MIEREVELD, en heeft de mseste Pourtraitten<br />

van zijn fchoon vader in 't koper gebragt, zijnde hij een<br />

zeer konftig Flaatfnijder, die insgelijks te Delfe op den n<br />

april 1638 in den ouderdom van 58 jaren is overleden, -na­<br />

latende een' zoon, even a!s zijn grootvader JAKOB WILLEMS-<br />

ZEM DELFT genaamd, die op. den 24 janüarij 1610 in zijn<br />

vaderftad het eerfte licht aanfchouwde. Deze werdt mede<br />

een konftig Pourtraitfchilder; en vervaardigde onder andere<br />

Hukken voor den Krijgsraad te Delft de Opper- en Onder­<br />

officiers van een rot Schutters, 't welk in den Doelen ge­<br />

plaatst werdt. Hij was Veertigraad en Havenmeester te<br />

Delft, en ftierf aldaar op den 12 junij 1661, hebbende<br />

Hegts den ouderdom van 42 jaren bereikt. Hij is gehuwt<br />

geweest aan ANNA VAN HOGENEOUCK, welke ter zijner ge-<br />

dagtenis door den beroemden Beeldhouwer PIETER RYCHS,<br />

een fraij Grafteken heeft doen vervaardigen, beftaande in<br />

een cierlijk uitgehouwen fleenwerk geplaatst boven zijn jong-<br />

fte legerftede op 't koor van de Oudekerk. ——. p. VAM<br />

BLEYSWYCK, Befchr. van Delft, bl. 845- 856. K. v. MAN­<br />

DE», Leven der Schilders, II. D. bl. 109. (*)<br />

DELFT (PIETER VAN), Konstfchilder, insgelijks te Delft<br />

geboren, hadt ANTHONY MONTFOORT, tot leermeester, en<br />

zoude hem zeer waarfcbijnelijk, in bekwaamheid overtroffen<br />

hebben, ware het niet geweest, dat deze veel belovende<br />

jongeling in de lente zijner leeftijd door den fikkei des doods<br />

was afgemaaid. SANDRART, ^cutfdje flfao. ocrSSatt-/<br />

SStfW mt& 9)ï#e»-£»ttfl. Sïutnu. 1672. 2#. I. f. 207.<br />

Sunflfcï i&m. f. 196.<br />

DELMONT (DEODATUS), Konstfchilder, was behal­<br />

ven dat ervaren in de Meetkonst, Sterrekunde, en meer an­<br />

dere loffelijke wetenfehappen; hij was niet alleen een ge­<br />

liefd leerling van P. P. RUBBENS, maar zelvs zijnen boezem-<br />

Vriend; deze verzelde hem ook in alle zijne reizen door de<br />

fteden van Italièn. Zeer vele konstftukken heeft hij gefchil­<br />

derd, inzonderheid uitmuntende Altaarftukfcen, bovenal een<br />

ia


DELOISY. (PIETER) DELRIO. (MART. ANTfï.) »»*<br />

tn de Jéfuiten-kèrk tc Antwerpen, verbeeldende een Kruis­<br />

draging, 't welk zo heerlijk is gepenfeeld, dat het zijnen<br />

roem zo lang dit ftak in wezen is, zijnen naam or.ftervelijfc ~<br />

,1. zal maken, en met regt deze woorden van den latijnfen<br />

I Dichter op hem kunnen toegepast worden:<br />

Fruflra Jit per plura quod per pauciara fieri potefl.<br />

Hij ftierf den. 25 november ,1625 te Antwerpen, en 'e?<br />

• *vordt van hem getuigd, dat hij door zijne bedrevenheid in<br />

I de Sterrekunde, vele toekomende zaken wist te voorfpellen.<br />

| . A. HOUBRAKEW, Schouwb. der Ned. Schilders, I. D.<br />

I bl. 96, 97.<br />

DELOISY (PIETER), een Plaatfnijder uit Frans-Flaandt)<br />

j «11 geboortig, heeft verfcheide ftukken van beroemde Mees­<br />

ters overheerlijk in koper gegraveerd, als onder anderen da<br />

dogter van HERODIAS, houdende het hoofd van JOHANNES den<br />

Dc-oper op eene fchotel om aan hare moeder te brengen, ge­<br />

volgd naar het uitmuntend fchilderij van P. P. RUBBENSJ<br />

enz. • GANDELLINI , Notizie ijiorkhe deg Plntagliatori, Sis*<br />

I na 1771. III. Vol. in Svo. UUgemdri. fttUtflfCt Scjicon. f.-i9fJ.'<br />

DELRIO (MARTEN ANTHONY), een' zoon van AA*<br />

1 TONY DELRIO, Spaans Edelman, die twee fchone Landgoede-'<br />

J ren in de nabuurfchap van Antwerpen bezat, en van LEONO-<br />

1 RA LorEz DE VILLENEUVE, wierdt in genoemde ftad gebo-<br />

I ren den 17 meij 1551, deedt zijn eerfte letteroeffenïngen fa<br />

I Lier, en reisde vervolgens naar Parijs om die te voltrekken,<br />

I alwaar hij onder den beroemden MALDONAT, in da wijsbe-<br />

I geerte ftudeerde.<br />

In de Nd-ilanden te rug gekeerd, bcoeffende hij eerst tn<br />

I Douai en vervolgens te Leuven de regtsgeleerdheid; hij hervat-<br />

I te zijne letterkundige oeffeningen op laatstgenoemde Hoge-<br />

I fchool, met zulk een gewensten uitflag, dat hij nog geen twin-<br />

I tig jaren oud zijnde, reeds aanmerkingen over de Treurfpe-<br />

J -len van SENEKA in ;<br />

t licht gaf, waar in hij meer dan elf hon«'<br />

| derd Schrijvers aanhaalt.<br />

in 1574 wierdt hij tot Doktor in dï regten te SaJamanH<br />

1 P 3 $M


*3 DELRIO. (MARTEN ANTHONY)<br />

bevorderd, en een jaar later tot Raadsheer in den Hogêö<br />

Raad aangefteld, waar bij men in 1577 de waardigheid van<br />

Auditeur Generaal van de Armée voegde, en in 1578, die<br />

van Vice-Kancelier van Braband en Prokureur-Generaal.<br />

Hij kweet zig met de nauwgezetfte trouw- en voorzichtig,<br />

fceid, van die onderfcheidene ambtsbezigheden; maar de be­<br />

roerten die de Nederlanden toen ter tijd zo deerlijk teisterden,<br />

en die hij wel voorzag dat zo fpoedig geen einde zouden te.<br />

men, boezemden hem afkeer voor de wereld in; dus hij be-<br />

floot na bekomen verlof van den Hertog VAN PARMA, ene reize<br />

naar Spanje te doen, daar hij niet zo dra was aangeland of hij<br />

ontdeedt zig van alle zijne bedieningen, en begaf zig 29 jaar<br />

oud zijnde, te VaUadolid, op den 9 meij 1580, onder het ge-<br />

nootfehap der Jefuiten.<br />

Zijn pioeftijd verftreken zijnde, ftudeerde hij eerst te Lea-<br />

i>en en vervolgens te Mentz, in de godgeleerdheid; waarna<br />

hij in 1589, wierdt gekozen om de wijsbegeerte te Douai te<br />

onderwijzen, en vervolgens de zedelerende godgeleerdheid tc<br />

Luik. Na een vierjarig verblijf in deze laatfte ftad, ging bij<br />

naar Leuven, om'er insgelijks den leerftoel in de godgeleerd­<br />

heid te beklimmen.<br />

In 1600 deedt hij zijne vier geloften aan de Broederfchap,<br />

en wierdt kort hier op naar Cratz in het Stiermarifi gezonden,<br />

alwaar hij de muts van Boktor in de godgeleerdheid ontving.<br />

Na gedurende het tijdvak van drie jaren aldaar lesfen over dc<br />

H. Schrift gegeven te hebben, reisde hij naar Salamanka in<br />

Spanje, om 'er het zelvde beroep uit te oeffenen.<br />

Op nieuw naar de Nederlanden gezonden zijnde, kwam hij<br />

te Leuven, 'ongemeen vermoeid van de reize en daarbij ge-<br />

kwelt door graveelfmerten. Zijn kwaal verergerde in een<br />

kortfïondigen tijd zodanig, dat die wel dra dodelijk werdt, en<br />

hij ftierf drie dagen na zijne aankomst te Leuven, op den 19<br />

Oktober 1608 , in den ouderdom van 57 jaren.<br />

DELRIO was geleerd en hadt ongemeen veel gelezen; maar<br />

hij was flaafs bijgelovig, en aan ongerimde vooroiidelen ge.<br />

feluisterd. Zijne veelvuldigs fchriften, welke bij NICERON,<br />

Mtm*


DELVAUX. (LOt'WRËNS) m<br />

jMein. pour finir & 1'Iïift. des Hommes UI. Tuin* XXIL p. 380-»<br />

384, worden opgeteld, dragen daar van getuigenis, daarbij<br />

zijn die ruw en in een onbefchaafden fttjl gefchreven; oofc<br />

befchüidigt men hem van ötfbèfchaamde letterdieverij. Zijna<br />

Visquiftiones Magicce, of Onderzoek van Toverij', heeft wel 'fl<br />

meeste géragt gemaakt; het is voor 't eerst te Leuven ten jare<br />

3599 in ito. gedrukt, en vervolgens te Mehtz en Lijons iit<br />

drie Delen in 8vo. herdrukt. Doordien nu veie menfen gre«<br />

tig zijn in 't nafporen van ongemene en wondervolle gebeur"<br />

tenisfen, maakte dit Bock groten opgang en hadt veel vertier;<br />

dan met dit al is het van weinig waarde, doordien beS<br />

opgevuld is met gefchiedverhalen en gebeürtenisfen die dert<br />

toets van waai beid, gezond oirdeel en ondersoek, niet konnen,<br />

doorftaan , en waaraan hij egter volkomen geloof fchijnt gefla«<br />

551. POPE BLOOTST, p. 885. J. MOLLERI, Homonymoscop. p»<br />

666. J. A. FABRicn, Cent. Plagiariorum, p. 52. Jo. FABKICII»<br />

Hift. Bibl. P. III. p. 340. FOPPENS , Bibl. Belg. p. 847- SCALI-»<br />

CER, in Scaligeranis fecundis. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. p«<br />

llï$. P. BURMANNUS, Secundus, in Prafat. ad Claudianum, p«<br />

in. C. SAXI, Owm. liter. P. III. p. 470. BAILLET, Jugemeni<br />

des Sfav. Tom. II. p, 199.<br />

DELVAUX (LOUWREKS) , een Nederlands BeeldhötH<br />

Wer, die inzonderheid te Londen en te Brusfel heeft gewerkt,»'<br />

'en in laatstgemelde ftad het levensgrote ftandbeeld van Prin*<br />

KAKEL VAN LOTTHARINGEN, Gouverneur-Generaal der Oosten*<br />

rijkfe Nederlanden, overheerlijk uit marmer heeft gebeiteld,<br />

waar voor hij ene ruime beloning ontving. Ook is hij de maker<br />

van de pragtige predikftoel (taande in dc St. Bavo's-kerk<br />

tc Gent, waar van dc beelden en basreliëfs ongemeen fraij uit<br />

marmer zijn vervaardigd. Van dit konstltuk vindt men ene<br />

.afbeelding in DESCAWS, Voyage Pittoresque des principale* Villes<br />

P 4 **


*3s DEMAKEÏt. DENEYN. DENNER;<br />

ie Fkndre £p du Brdband, p. 224. gflg, jfyttfU. itfictti<br />

f. 196.<br />

DEMAKER (ABEL). Konstfchilder, waar van men een,<br />

fchoon Schilderftuk ontmoet op de Regentenkamer van het<br />

Pesthuis te Leijden, verbeeldende de toenmalige Beftierdera<br />

van dat huis, bezig zijnde met een kleine Jonge te examineren.<br />

Dit fttik is in 't jaar 1667 vervaardigd. UFFENSACH,<br />

SÜtaffv. Steurt tuïcy Sïic6cr@aïra/ £ot[


DENNER. (BALTHASAR) a 3 J<br />

Hamburg den 15 november 1685, van JAKOB DJÏNNBK ea<br />

KATRYNA WIEBR. Zijn vader is ruim öo jaren verdienftelijk"<br />

Leraar onder de Mennoniten te Altoua geweest; heeft die Ge­<br />

meente met leer en leven geftigt, en door zijne braafheid,<br />

godvrugt en vredelievendheid, zijne nagedagtenis onfterfeiijlt<br />

gemaakt.<br />

BALTIIAJAR, trof op zijn agtfte jaar het ongeluk van een<br />

zware val te doen; waar door hij aan een 2lttend leven ge­<br />

kluisterd werdt, endaar van een gebrekkelijken gang gehou­<br />

den heeft. Dit gaf hem aanleiding tot het natekenen van<br />

Printjes, 't geen hij zo geestig ter uitvoer bragY, dat zijn va­<br />

der belloot om hem tot de Schilderkonst op te kweken, ten<br />

dien einde beitelde hij hem bij N. AMMAMA, daar hij gedu­<br />

rende enige maanden onderwijs in het tekenen en de behan­<br />

deling der waterverwen genoot, waarna hij enigen tusfentijd<br />

de konst weder op zig zelv' oeffende, en ten jare 1698 zig<br />

andermaal van zijne lesfen bediende; doch kort daar na bij<br />

een Schilder te Danïzig geraakte, die hem het fchilderen met<br />

olieverf leerde.<br />

In 't jaar 1701 werdt hij enigzins in zijnen konstijver ge­<br />

fluit, doordien zijne ouders van befluit veranderden, en hem<br />

in den handel wilden optrekken, hem ten dien einde bij<br />

zijnen oom een groot Koopman te Hamburg doer.de inwonen.<br />

Hoe bijster drok hij bet hier ook hadt met fchrijven en wrij­<br />

ven, was hij egter vlijtig om zijne fnipperuren aan het penfeel<br />

toe te wijden, en het in hem fmeulend konstvuur zo lange le­<br />

vendig te houden, tot hij in 1707 naar Berlijn reisde, al­<br />

waar toen ter tijd de konften en wetenfehappen ongemeen<br />

bloeiden, en daar Koning FREDERIK DEN I. geene kosten<br />

fpaarde, om door aanzienlijke jaarwedden veele brave Konfte-<br />

naren in zijnen dienst te lokken. Hier was het dat hij zijnen<br />

belemmerden konstdrift den ruimen teugel vierde, zo in het<br />

tekenen op de Akademie als met. het nafchilderen van uit­<br />

muntende konstwerken; 't welk van dat gevolg was, dat hij<br />

door aanmoediging van bekwame Konstregters befloer, aan<br />

tiet komptoir en dsn handel voor altoos raarwel te zeggen,<br />

P S en


234 DENNER. (BALTHASAR)<br />

en zig enkel aan de Schilder konst toe te wijden; het welk.<br />

ook dis gewenste uitwerking heeft voortgebragt, dat hij een<br />

groot Meester is geworden, die in het uitvoerig en natuurlijk<br />

fchilderen van levensgrote Kopftukken, nimmer zijn weerga<br />

gehadt heeft.<br />

Ten jare 1708 fchilderde hij het eerfte pourtrait daar hij<br />

geld voor genoot; en in 1709 vervaardigde hij in miniatuur-<br />

de Hertog KRISTJAAN AUGUST, Beftierer van Holftein-Gcttorf,<br />

benevens deszeivs zuster; dat zo ongemeen naar 't genoegen<br />

van dien Vorst uitviel, dat hij onzen Konftenaar bewoog met<br />

hem naar Gottorf te gaan , alwaar hij de gehele Vorftelijke<br />

Familie benevens enige Hofbedienden, in een Huk, bcftaan-<br />

de uit 21 Pourtraittan, waar onder zijn eigen afbeeldzel zig<br />

ook vertoonde, zo heerlijk en wel gelijkend fchilderde, dat<br />

hij 'er den grootften roem door verwierf.<br />

In 1712 trouwde hij met ESTHER WINTER , uit een deftig<br />

geflagt gefproten. Bij deze vrouw heeft hij zes kinderen ge-<br />

teelt, waar van een zoon en twee dogters hem hebben over­<br />

leeft; 'en zijne huisvrouw heeft hem altoos tot ene waardige<br />

egtgenote en getrouwe gezellin in alle zijne reizen verftrekt.<br />

In 1713 werdt Aliona door de Zweden verbrand; waar<br />

door hij genoodzaakt werdt zig te Hamburg neer te zetten;<br />

dan doordien kort daar na het pestvuur in die ftad hevig<br />

begon te woeden, nam hij zijnen intrek op het land bij zij­<br />

ne ouders, tot het volgende jaar, wanneer die verwoesten­<br />

de plaag ophieldt.<br />

In 1714. deedt hij een reisje met zijn vrouw naar Amft el ><br />

dam, fchilderde daar enige Pourtraitten, en vertrok in okto­<br />

ber weder naar Hamburg. In 1715 deedt hij een togt naar<br />

Lenden. In 1717 werdt hij door den Koning van Denemarken to<br />

Hufum verzogt, daar hij zijne Majeiteit wel twintigmaal fchil­<br />

derde; ook verzelde hij hem naar Koppenhagen, alwaar hij in<br />

december aanlandde, en daar hij zo vele Pourtraitten der<br />

eerfte Hovelingen en Rijksgroten vondt te fchilderen, dat hij,<br />

met zijne vrouwe, die hem in 'C voorjaar gevolgt was, wel 10<br />

maanden aldaar vertoefde, alvorens al zijn aangenomen werk;<br />

vol-


' DENNER. (BALTHASAR) »•,*<br />

Voltooid was, daar hij een ftijve goudbeurs en ve!s beleeft-<br />

heden voor genoot.<br />

In 1720: begaf hij zig naar Wolfenhuitel, alwaar hij de re­<br />

gerende Hertogin fchilderde; voorts van hier naar Emmer<br />

vertrok, daar vele Engelfe Lords en Ladijs de voorwerpen<br />

van zijn ongemeen uitvoerig konstpenfeel waren, met niet<br />

minder roem en voordeel, als aan andere Hoven van Europa.<br />

Het volgende jaar-1721 fiak bij met vrouwen kinderen, op<br />

vriendelijke uitnodiging naar Engeland over, met zig nemende<br />

het afbeeldzel van een Vrouwenhocfd, dat zo uitvoerig en<br />

natuurlijk géfchildert was, dat een ieder die het zag, in ver­<br />

wondering verrukt wierdt over 's Mans onnavolgbaar konst-<br />

vermogen, en volmondig belijden moest, nimmer iets dier­<br />

gelijks -te hebben gezien. Alvorens hij naar Londen vertrok,<br />

hadt hij enigen tijd te Rotterdam doorgebragt, en aldaar ge­<br />

huisvest bij een Engelfe Koopman FEURLY genaamd, daar hij<br />

dit Hoofd aan verfcheidene liefhebbers en konftenaars liet<br />

zien, onder anderen aan den Puikfchilder VAN DEK WERFF,<br />

en den zo beroemden Konstkenner FUNK; die beide als uit<br />

enen mond betuigden, nimmer de weerga van uitvoerigheid<br />

gezien te hebben. Dit Konsttafereel maakte in Londen zo<br />

veel gertigts, dat "er weinige Edelen en Rijken van beide<br />

Sexen waren die dit hoofd niet kwamen zien. Men boodt<br />

'er hem 5:0 guinjes voor, doch hij wees deze rijke aanbie­<br />

ding van de hand. Door middel van dit Schtlderftuk maakte<br />

hij zig egter aiomine bekend, en kreeg vele Groten en Aan­<br />

zienlijken benevens derzelver Gemalinnen te pourtraitteren,<br />

waar door zijn beurs niet weinig aangevuld wierdt.<br />

Het gemelde Konstftuk zondt hij enigen tijd daarna aan<br />

*t Weener Hof, 't welk Keizer KAREL DEN VI, zo grotelijks<br />

beviel, dat hij "er den Konftenaar 5875 Eollandfe guldens<br />

•oor bétaalde, en in den beginne zo vurig op dit konstwon-<br />


n$ DENNER. (BALTHASAR)<br />

goede vrienden te bezoeken; nauwlijks was hij hier aange­<br />

land of hij ontving een bezoek van den Keizerlijken Afgezant,<br />

Graav VAN STARRENBERG , die hem op last van den Keizer<br />

verzogt om, tot een weerga van het konftig Vrouwenhoofd,<br />

een dergelijk Manshoofd te fchilderen; 't welk hij aannam,<br />

en kort daarop weder naar Engeland vertrok.<br />

Na deze terugreize, voltooide hij het gemelde Manshoofd,<br />

't welk hij aan den Keizerlijken Refident Baron VAN PALM ter<br />

liand ftelde, en 'er ene gelijke fomma van trok, als hij voor<br />

het Vrouwenhoofd ontvangen hadt; ook was het mede uit­<br />

muntend en tot genoegen van den Keizer gefchilderd. Zig<br />

ïiiet aan het verblijf van Londen kunnende gewennen , en in<br />

ie waan zijnde dat de damp der fteenkolen, nadelig voor zijne<br />

gezondheid was, verliet hij Engeland in 1728, en zette zig<br />

weder in zijne gebooiteplaaats ter neer. Onvermoeid in het<br />

reizen, deedt hij met zijne vrouwe en oudile dogter een fpeel-<br />

ïeisje naar Amfteldam, vertoefde hier een rond jaar, en keerde<br />

van daar te rug naar Hamburg, met voornemen om zijne rei­<br />

zen te ftaken, en aldaar zijnen overigen leeftijd door te bren­<br />

gen. Dan daar niets wisfèlvalliger is dan het voornemen van<br />

Rervelingen, wierdt zulks ook volkomen bevestigd, door het<br />

volgend zwervende teven van DENNER, want ten jare 1734<br />

begaf bij zig met zijn gantfe Huisgezin op nieuw naar Amftel­<br />

dam daar hij reeds een huis gehuurd hadt, en alwaar hij veele<br />

Pourtraitten géfchildert heeft. Hier drie jaren verbeid heb­<br />

bende verliet hij deze ftad, en vertrok weder naar Ham-<br />

burg, daar hij op verzoek van zijn ouders bleef, totdat hij<br />

kort daar na door den Hertog VAN HOLSTEIN, naderhand<br />

Keizer van Rusland, verzogt werdt te Kiel te komen, alwaar<br />

hij dien Vorst tweemaal, levensgroot ten voeten uit heeft gé­<br />

fchildert. Alle deze Konstwerken maakten DENNER door gants<br />

Europa zo vermaard, dat de Keizerin van Rusland hem in 1742<br />

op de voordeligfte voorwaarden aan haar Hof nodigde; doch<br />

hoe weinig zwarigheid onze BALTIIASAR van een reisje maak­<br />

te, kwam hem deze zo gewigtig voor, dat hij de Rusftfe Mc-<br />

narchin voor alle hare aanbiedingen bedankte. Het volgenda<br />

jaar


DENNER. (BALTHASAR) üjy<br />

|aar verfchafte hem weder nieuwe konstbezigheden, vermits<br />

Je opvolger van den Zweed/en troon zig toen te Hamburg be­<br />

vondt, en zig aan 'f huis van onzen Konftcnaar, kort voor<br />

zijn vertrek, op verfchillende wijzen levensgroot liet afmalen,<br />

en tot tijdkorting geftreeld wierdt met een aangenaam concert<br />

van Hemmen en fpeeltuigen; daar DENNER. ZO wel als zijne<br />

kinderen wonder wel in bedreven was.<br />

In 1744 kwam de Keurvorst van Keuten te Hamburg, en<br />

deedt hem een bezoek om zijn Konstwerken te zien; die hem<br />

zo voldoende behaagden, dat hij zig door hem op verfcheidene<br />

manieren zo levensgroot als in 't klein, liet afmalen, van zijn<br />

konstpenfeel ten .hoogden voldaan was, en het zelve rijkelijk<br />

beloonde.<br />

Ten jare 1747 fchilderde hij den Hertog VAN PLOEN, mede<br />

aan zijn huis te Hamburg, onder het gehoor van een lieffelijk<br />

concert; vervolgens vertrok hij nog dat zelvde jaar naar Bruris*<br />

wijk, alwaar hij de regerende Hertoginne VAN WOI.FENBUT-<br />

TEL, benevens verfcheidene Hovelingen en andere aanzien­<br />

lijke Perfonaadjen fchilderde; en zo groot genoegen door zijn<br />

konst aan den regerenden Hertog en zijn gantfe hofgezin gaf,<br />

dat hij het voornemen koesterde, in 't kort naar Hamburg te<br />

keren, zijn huishouding aldaar op te breken, en, op het ern-<br />

ftig en nadrukkelijk verzoek van dien Vorst en zijne Groten,<br />

zig met 'er woon te Brunsyvijk neder te zetten. Hij vertrok dan<br />

met di: inzigt naar Hamburg, en terwijl hij zig gereed maakte<br />

ora van woonplaats te verwisfelen, overrompelde hem den<br />

dood op deiï 14 april 1749, in het 64de jaar zijnes levens,<br />

een aanzienlijk vermogen aan zijne kinderen nalatende.<br />

Hadt onze Kandenaa -<br />

zo bekwaam in 't tekenen en fchil­<br />

deren zijner klederen geweest, als hij in 't volgen der wezens<br />

was, hij zou zo veel tegenfpreken van zijne Konstgenoten<br />

niet ontmoet hebben, die hem ten dezen aanziene te boven<br />

gingen, en op ene wijze van hem fpraken, even of a! wat<br />

hij deedt, niet waardig was te noemen; zonder dat deze ja-<br />

loerfe bedillers immer een der uitvoeringe Tronien gezien had.<br />

èsn zo heerlijk door zijn penfeel gefchilderd. Want wat een<br />

Hoofd


*33 DENNETTER. (NIKLAAS) DENT. (MAXIMIL. W)<br />

JHoofd betrof, konde bij zulks op allerlei wijzen behandelenJ<br />

getuige hier van zijn eigen pourtrait en dat van zijne huis»<br />

vrouw, 't welk hij in den ftijl van REMDRAKT heeft géfchildert,<br />

zo dat als men het wat uit de hand ziet, men het zal houden<br />

als door die Meester géfchildert. Dan, men kan niet ontken­<br />

nen , dat hij fober was in 't tekenen der plooijen en 't fchik-<br />

ken der klederen, om die rede liet bij die veel door anderen<br />

fchilderen , en in den avondlïond zijnes levens, door zijne dog­<br />

ter, die geen onverdienftige Schilderes was, inzonderheid in<br />

miniatuur Pourtraitten. J. VAN GOOL, Nieuwe Schouwb.<br />

II. D. bl. 62, enz. HAGEDORN, SSettadjtungcn utcr Sic WtabUm.<br />

liin- 17*2- 8W>. II. 2$cil/ f. 274- %U&tm> $mfil(t Stjficoit.<br />

f. 197.<br />

DENNETTER (NIKLAAS), is een der Verbonden Edelen<br />

geweest, en zo de Heer TE WATER gist, uit het geflagt DEN-<br />

HETIERES , voortgefproten uit dat van ASJEVILLE, 't welk<br />

lot het hoogde aanzien opgeklommen is. LODEWYK DENNE-<br />

TIERES, zijn ftamgenoot, was in dienst van den Prins VAN<br />

CHIMAY, viel in handen van PARMA; en liet, toen, zijne<br />

vrijheidlievende gedagten varen. CHRIST. , Jur. Her.<br />

Part. I. p. 269. STRADA, de Bel. Belg. p. 319, 320. Jaarb.<br />

der ftad Brugge, II. D. bl. 349. 365. J. W. TE WATER, Hift.<br />

•san 't Verband der Ed. II. D. bl. 532. HL D. bl. 509.<br />

DENT (MAXIMILIAAN LE), geboren te St.Wijnoxbergen<br />

in Flaanderen, ten jare 1619, begaf'zig vroegtijdig in het ge-<br />

riootfehap der Jefuiten, en heeft den naam gehadt, van een kun­<br />

dig Theologant te zijn; lange jaren is hij te Leuven Beilierder<br />

en Rektor van het Jefuiten-kollegie geweest, en naderhand<br />

Biegtvader van den Grave DE MONTEREY, Gouverneur-Gene­<br />

raal der Oestenrijkfe Nederlanden te Brusfel. Hij ftierf den 33<br />

maart 1688, in het 69de jaar zijner leeftijd. Onder meer an­<br />

deren, heeft men van hem in druk: De Attritiane ex metu Ge-<br />

henna-, ejusque cum Sacramento Pcenitentue fufjïciertia. Mechl.<br />

1667. in 4t«. ——— J. F. FOITENS, Bibl. Belg. p. S8r.<br />

DE.


DENYS. (ANDRIES) (JAK.) DEODATUS. (JOH.) 23$<br />

' DENYS (ANDRIES), te Africht geboren in 't jaar 1590,<br />

begaf zig ten jare 1608 in de orden der Jefuiten, en ftierf 80<br />

jaren oud zijnde, den 30 julij 1670. Daar is van hem in 'c<br />

licht: 1. Poèfis Sacra, jive üiecehrce divini -Amoris, ex Chnjii<br />

patientis jlationibus. Atreb. 1689. in 4S0. 2. Sapientüe Mitfieum,<br />

Camine elegiaco. Rhed. i6;o. J. F. ForpFKs, Bibl.<br />

Belg. p. si. JÖCHEK, Qjelctft. Itfxm, III. %f, f. 83.<br />

DENYS (JAKOB) , Konstfchilder , in het jaar 1645 te<br />

Antwerpen geboren, heeft de konst geleerd bij ERASMUS QUEI.-<br />

LINUS. Hij reisde gants Italièn door, en heeft inzonderheid<br />

aan de Hoven van Mantua en Florence gewerkt; zijnde egter<br />

in zijn vaderland geftorven. DEMYS fchilderde Pourtraitten<br />

en Historieftukken. De meeste zijner werken ontmoet men<br />

in Italiè'n, zeer zeldzaam ziet men een fchilderftuk van hein<br />

in de Nederlanden. Zijne tekening is ongemeen fijn en nauw­<br />

keurig; zijn kiemen fchoon en wonderlijk bevallig in een<br />

fmeltende; en zijnen ftijl komt meer met de Italiaanfe dan<br />

Nederlandfe fchool overeen. DÉSCAMPS, Vies des Peirp<br />

tres £fc Tom. HL p. 210. %\[a., ittmfd. Scricon. f. 197.<br />

DENYS (WILLEM), Geestelijke van de orden der Ere­<br />

mieten, is opvo'gelijk geweest Prior van de kloosters zijner<br />

orden te Brugge, Enguien, Hèntals en Antwerpen; in welke<br />

laatfte ftad hij ftierf den 25 feptember 1653. Daar is van zijn<br />

maakzel in druk: Epicedium FERDINANDI II. Imp. Ipr. 1C31.<br />

. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 397.<br />

DEODATUS (JOHANNES), is geweest Predikant te Ge-<br />

neve, en wegens dat gemenebest Afgezondene op het Sijnode<br />

Nationaal in den jare 1618 en 1^19 te Dordrecht gehouden.<br />

Hij was zeer ingenomen tegens de Remonftranten, en be­<br />

handelde die met veel verfmading. Was een der genen die de<br />

Kanons hebben gefield. Hij fchrijft aan den Franfen Afge­<br />

zant MAUEIER, dat zo lang het hoofd der Arminianen, hier<br />

mede bedoelde hij OLDÈNBARNÊVELT , in 't leven zou zijn,<br />

de Kerkt'geen, rust Zoude hellen; ja hij was önbefchaamd ge-<br />

, noeg,


24* DESAGULIERS. (JAN THEOPHILUS)<br />

noeg, om aan een volle tafel te durven zeggen: dat om de 23»<br />

ken van Religie eens wel vast te ftellen, men tot extremiteiten mo<br />

komen. G. BRANDT, Hifi. der Reform, III. D. bl, 15,<br />

85- 134- 544- 614.<br />

DESAGULIERS (JAN THEOPHILUS), een beroemd<br />

Natuurkundige, is geboren te Rochelle in het jaar 1683. Hij<br />

was de enigfte zoon van een Gereformèerd Predikant dier<br />

piaatze, die na de intrekking van het Nantifche Edikt, naar<br />

Engeland overftak. Na dat de jonge DESAGULTEHS te Oxfort<br />

onder de verftandigfte Meesters zig in verfcheidene takken<br />

van wetenfcha'ppen geoeffend hadt, toog hij naar Londen,<br />

om zig in de proefondervindelijke Natuurkunde te bekwamen,<br />

daar hij zulke aanzienlijke vorderingen in maakte, dat<br />

,zulks hem toegang tot de Koninglijke Akademie der Weten,<br />

fchappeu verleende, en dit Iighaam van Geleerden hem als<br />

den eerfren Natuurkundigen van zijnen tijd gants Europa aankondigde.<br />

Hij wierdt naar Holland gelokt ten einde aldaar<br />

orderwijs in de Natuurkunde te geven, en begaf zig eerst<br />

naar Rotterdam, toen naar Amfteldam, en vervolgens naar<br />

den Haag, alwaar hij ten jare 1730 met den grootflen roem<br />

leraarde. De KoningKjke Maatfchappij knorrig van zulk een<br />

groot Man verloren te hebben, wist hem te bewegen om<br />

naar Engeland te rug te keren, ten einde aldaar zijne proefnemingen<br />

te hervatten, en zij leide hem een jaargeld van<br />

30 ponden toe. Bij de ongemene behendigheid zijner handen<br />

voegde DESAOULIERS een fnedig vernuft, en een doordringenden<br />

geest van uitvinding, ja alle dag kwamen 'er nieuwe<br />

Werktuigen door hemgewrogt, te voorfchijn. Op dat nu een<br />

ieder gebruik van zijn groot licht zou kunnen maken, fchikte<br />

hij zijne lesfen in orde, en maakte die door den druk ge.<br />

meen; eerst in het Engels, die vervolgens in het Frans<br />

vertaald wierden, als mede in het Nederduits, onder den tijtel<br />

van.- «V.tïuti'hunöe uit cnöerbi'tiui'iiseii opgemaakt / III «Men<br />

in opot 4'to. met een menigte j^laten en belangrijnc 3©aarnts<br />

ttiitigen. Haarlem 1752. Ook ziet 'er nog een fóo^t b'eg«p


I DIRK DE VI GRAAF VJOJHOILANB SMEEKT OT.BBISSCEOÏ<br />

VAN U T R E C H T OM YEK6IFEENIS .


D1EST. (KORNELIS VAN) DIEU. (ANTHONY M) *5*<br />

ïilleei]' tot zijn nooddruft 2000 ponden 's jaars behield. Ten<br />

einde nu zijne vervallene zaken enigzins te herftellen, fpande<br />

de Utrechtje Kerkvoogd te zamen met den Graav van Gelder<br />

in het beoorlogen van de Friejen, en deze kregen de volkomen<br />

nederlaag en wierden verflagen bij het Slot van Pollenhove.<br />

JAN VAN BIEST iligtte een kapittel van 12 Kanunnikken te<br />

Amersfoort, en na een agttienjarig bewind, met geringen lof ge­<br />

voerd te hebben, overleedthij den 1 junij 1340. BEKA<br />

£p HEDA, Hift. Uit. cum not. BUCHELII, in HEDAM. p. 139.<br />

DIEST (KORNELIS VAN) , Gereformeerd Predikant, is de<br />

eerfte geweest die na de beeldftorming ten jare 1566, op den<br />

25 augustus, in 's Hertogenboscli in de St. 'Jans-kerk predikte<br />

zeer fchamper tegens de Misfe uitvoer, en die bij een aapen-<br />

bf guicHelfpel vergeleek; waarna hij voor denpredikftoel, twee<br />

of drie kinderen doopte. Eenigen tijd hierna, predikten ver­<br />

fcheidene andere Hervormde Predikanten', tweemaal ter week<br />

in de St. Jakobs- en St. Peters Kerken enz. De Landvoogdes<br />

wierdt hier over zo knorrig; dat zij een fcherp plakaat naar<br />

*J Hertogenbosch zondt, 't welk op den 2 feptember van de<br />

puije voor het ftadshuis wierdt afgekondigd, en behelsde:<br />

„ dat alle de de Kerkrovers met de koorde zouden geftraft<br />

„ worden, dat'er de dood na volgde. Allen die wilden konden<br />

,, hen ongeftraft doden; en zij zouden vrij van den zoen zijn.<br />

„ Strafte de Regeering hen niet, en was de burgerij haar<br />

hier niet in behulpzaam, de ftad zoude alle haare voorreg-<br />

„ ten en vrijheden verliezen." . G. BRANDT, Hifi.<br />

der Reform. I. B. bl. 314. 352. J. H. VANHEURN, Hifi. van<br />

's Hertogenb. II. B. bl. 22. 25.<br />

DIEU (ANTHONY DE), Hiftorie- en PourfrattfehilderJ<br />

uit BurgmdiSn geboortig, hadt den beroemden KAREL LE BRUI*<br />

tot zijnen voornaamften Leermeester, en hij werkte in 171a<br />

te Parijs; ook heeft hij gereisd,.zig enigen tijd te Amfteldam<br />

opgehouden en aldaar enige Pourtraitten gefchilderd. Men<br />

pleeg veele van zijne konstftukken in het voormalig paleis der<br />

jnenageiie te Verfaillit te ontmoeten. Eene grote Kruisfiging<br />

• VUL D E E L . ' R var


ÏS$ DIEU. (DANIËL DE)<br />

van den Zaligmaker, door hem overkonftig gefchilderd, gaat<br />

in pi-ent uit, die weinig minder wordt gehouden, dan die<br />

van LE BRUI* door PICAULT gegraveert. De Plaatfnijders J.<br />

AUDRAN , TARDIEÜ , SIMONEAU LOMBARD , "en enige andere<br />

voorname Meesters, hebben veelal zijne fcbilderftukken tot<br />

modellen genomen. SSibtiotbecf DCÏ febonen 25Biffcnfdjaf*<br />

«en unb fteyert £wifïc. £eii>|. 1757- i« 8w. X. 2$. f. 320.<br />

DIEU (DANIËL DE), te Brusfel geboren, was de zoon<br />

van LODEWYK DE DIEU, die door Keizer KAREL DEN V. tot<br />

den adelftand wierdt verheven, en Kamerheer van dien Vorst<br />

was; hem ook overal verzelde, zelvs op zijne ongelukkige<br />

togten in Afrika, en bij hem toefde tot dat deze den onbera-<br />

dene ftap beging van zijne magt in handen van zijn ontaarten<br />

zoon FILIPS te ftellen; wanneer DE DIEU op aandrang van<br />

KAREL zelv', die ongemeen veel van hem hield, het Hof ver­<br />

liet , doordien deze hem betuigde, niet langer in ftaat te zijn ,<br />

om hem tegens de vervolgingen der Inquifitie en Jefuiten te<br />

befchermen. Hij was ijverig aan de leer der Gereformeerden<br />

verkleefd, en op ene toevallige wijze door CALVYN daar toe<br />

overgehaald. Deez' Kerkhervormer namelijk, naar Engeland<br />

overftekende, bevondt zig DE DIEU benevens enige andere<br />

losbandige Jongelingen in het eigenfte vaartuig, een groot ge­<br />

deelte van den tijd doorbrengende met kaartfpelen en vloeken.<br />

CAL\YN beftrafte hen hierover, doch zij leenden geen ooren<br />

aan zijne vermaningen , integendeel voeren zij niet alleen<br />

voort, maar bejegenden hem zelvs fmadelijk,' uitgezonderd<br />

alleen DE DIEU; 't welk door CALVYN opgemerkt zijnde, en<br />

hem eens alleen vindende, tot hem zeide: ,', Ik befpeur, edel<br />

„ Jongeling, iets goeds in u; gij fchijnt 'er mij te braaf toe,<br />

„ om langer met zulke godlofen te verkeren." Dr. DIEU, in<br />

wien een goede inborst ftak, bewandelde voortaan het pad<br />

der deugd, en verwierf de achting en liefde van dien groten<br />

Man. Ook was hij zedert dien tijd zodanig aan CALVYN ver-<br />

kleeft, dat hij aan zijne ouderen fchreef: „ van hem en zij-<br />

s, ne leer nimmer te zullen verlaten, al moest hij 'er aller-<br />

„ leijs-


DIEU. (LODEWYK DÊ) 253»<br />

H leije vervolgingen om ondergaan." En hier van ook, dat<br />

hij de Hervormde leer zo trouw aankleefde, en toe zulk een<br />

groot voorwerp van den haat der Pausgezinden verftrekte;<br />

doch hij ontkwam door zijn voorzigtig gedrag de ftrikken<br />

die zij hem fpanden, en ftierf zeer waarfchijnlijk te BrusfeL<br />

DANIËL zijn zoon, het eigenlijk onderwerp van dit artijkel,<br />

wierdt door een Jefuit gewaarichotnvd, dat enigen van diens<br />

medebroederen voornemens waren het lijk van zijn vader uit<br />

het graf te delven en aan de galg te hangen; doch hij voor­<br />

kwam hen, groef het op, en verborg het voor een tijd.<br />

Dan, om tot onze DANIËL te rug te keren: hij is 22 jaren<br />

Gereformeerd Predikant te Brusfel geweest, als wanneer hij,<br />

om de hitte der vervolgingen , die ftad genoodzaakt was te ver­<br />

laten, na dat die door PARMA ten jare 1585 was veroverd; en<br />

hij wierdt voorts daar aan tot Predikant te Vlisjingen aange­<br />

fteld, zodanig blijkt uit de Konfiftorie aften aldaar van den<br />

14 november 1585.<br />

DANIËL is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouw<br />

was ELIZABETH MOCHAARDS, waarbij hij een'zoon verwekte,<br />

DAVID genaamd, die in zijne plaats tot Predikant te Vlisfingen<br />

•wierdt aangefteld, en de tweede SARA COLONIUS, ene zuster<br />

van DANIËL COLONIUS , Predikant en Regent van het Walfe<br />

Kollegie te Leijden. Bij deze vrouw teelde hij mede een zoon,<br />

LODEWYK, waar van hier beneden nader. Hij overleed te<br />

Vlisfingen, in i(5oo, en wierdt aldaar in de grote kerk begra­<br />

ven. p. BAYLE, Diclion. Tom. II. p. 28ö' Not. yA.)<br />

MELO. LEIDEKKER, Voorrede aan het hoofd geplaatst van de Aphe*<br />

rismi Theol. van L. DE DIEU, in Svo. te Utrecht 1693. P. DE<br />

LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 120. G. VROLYKIIERT, Vlisfingft}<br />

Kerkhemel, bl. 35—41.<br />

DIEU (LODEWYK DE), zoon van DANIËL en van SAR*<br />

COLONIUS, is geboren den 7 april 1590 te Vlisfmgen. Hij vof*<br />

voerde merendeels zijne letteroefFeningen onder de beftiering<br />

van zijnen oom DANIËL COLONIUS, die Regent van het Walfe<br />

Kollegie te Leijden was. Na zijne ftudien voleindigd te heb»<br />

R Z . be^


260 DIEU.' (LODEWYK DE)<br />

\<br />

ben, en Proponent geworden zijnde, hadt hij opvolger van<br />

UITENBOGAARD kunnen worden, die Predikant aan het Stad­<br />

houderlijke Hof was geweest; maar zijn aangeboren weerzin,<br />

tegens al wat naar grootsheid zweemde, en vleijerij vorderde»<br />

verhinderde hem, om ten dezen aanziene de verlangens van.<br />

Prins MAURITS in te willigen, en hij bedankte 'er hartelijk<br />

voor. De Hoogleraar LEYDECKER vertelt, over deze gebeurte­<br />

nis , omftandigheden, welke verdienen gelezen te worden;<br />

onder anderen meldt hij, dat Prins MAURITS , in Zeeland zijnde,<br />

LODEWYK DE DIEU, die toen ter tijd nog flegts Proponent was,<br />

met het uiterfte genoegen hoorde prediken, en hem, enigen<br />

tijd daar na , hec beroep aan *t Hof liet aanbieden. De<br />

Jongeling verontfchuldigde zig op ene zedige wijze, en be­<br />

tuigde, dat hij zijn geweten in de uitoeffening van zijn predik­<br />

ambt onbefchroomd wilde voldoen, en vrijelijk berispen 't ge-<br />

ne hij beftraffenswaardig oirdeelde, ene vrijheid welke men<br />

ongaarne aan een Hof wilde dulden; behalven dat was hij van<br />

gedagten, dat de post die men hem aanbood, beter voegde<br />

aan een Man van jaren en ervarenheid, dan aan een Propo­<br />

nent, Prins MAURITS, wel verre van deze weigering in een<br />

onvoordelig licht te befchouwen, prees des Jongelings zedige<br />

voorzigtigheid.<br />

In 1613 wierdt DE DIEU Predikant in de Walfe gemeente ta<br />

Middelburg; in welke post hij verbeidde tot in het jaar 1617,<br />

dat hij het beroep als nederduits Predikant te Vlisfingen aan­<br />

nam, daar hij flegts twee jaren het Kuangelie verkondigde,<br />

en aan welke piaats hij ook wel in 't frans en engels predik-<br />

tc.<br />

: Ten jare 1619, wierdt hij tot Predikant in de nederduitfe<br />

gemeente en' tot Regent in het Walfe Kollegie te Leijden ba-<br />

roepen , waar van zijn oom COLONIUS medebeftierder was, en<br />

.hij kweet zig van die beide bedieningen met den zorgvuldigftett<br />

ijver en vlijt tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 22 de­<br />

cember 1642, na den ouderdom van ruim 52 jaren bereikt te<br />

hebben. Zijne Lijkoratie gefchiedde door den Hoogleraar Po-<br />

LYAIIDER; ook wierdt zijne-nagedagtenis, door eene .nederduitfe<br />

- - • .- - \ Leer-


DIEU. (LODEWYK DE) I G Z<br />

Leerreden' gevierd door A. HEYDANUS ; en Profesfor M . Z.<br />

f. BOXHORN vervaardigde dit zinrijk graffchrift ter zijner eere;<br />

Oriens, Viator, Occidentis hic jacet.<br />

Fallor, Sepulchrum hoe occidens orientis ejl.<br />

Zijn Af beeldzei fraaij in 't koper gefneden gaat in prent uit,<br />

en is onder aan verüerd met dit bijfchrift van gemelden Hoog*<br />

leraar BOXHORN.<br />

Ora vides, fed qua nunc mixta Jilentibus, erbis<br />

Non imo nuper credidit ore loqui;<br />

Ora viri, rerum quem va/ia fcientia, quemque<br />

Ipfa fuos pietas jusferat esfe lares.<br />

Tam bene qui docuit vixitque, fata peregit,<br />

Hoe vitii, quod non confpiciendus, habet.<br />

Divinte fuerit cum proxima mentis imago,<br />

Nulla tibi tantum reddit imago virum.<br />

NDE DIEU bedankte voor het hem aangebodene ambt van<br />

Hoogleraar in de Godgeleerdheid aan het nieuw opgerigte Aka.<br />

demie te Utrecht; doch indien zijn leeftijd was verlengd gewor­<br />

den , hadt hij die zelvde post te Leijden bekomen. Hij is ge­<br />

huwd geweest aan KATRYNA, dogter van HENDRIK BOGAART ,<br />

Schepen en Raad van Vlisfingen, bij wie hij elf kinderen ver­<br />

wekte , waar van hem flegts vier overleefden. Een der zo-'<br />

jien heeft eerst te Leijden en naderhand te Amfteldam de Ge--<br />

neeskunde uitgeoeffend; en van hem ftammen af de meesten<br />

van ziin geflagt, die.naderhand in genoemde koopftad de eerfte<br />

eer- en regeringsposten hebben bekleed. Een tweede zoon is<br />

Predikant te Woubrugge geweest.<br />

Men getuigd van hem, dat hij zonderling bedreven was in<br />

de Oosterfe talen, en zo naarftig, dat hij door het aanhou­<br />

dend zittend leven en vlijtig ftuderen, niet zeldzaam zig on-<br />

pasfelijkheden op den hals heeft gehaald. Ook fpieken KONST.<br />

L'EMPEREUR , JAKOB CRUCIUS, BAILLET en R. SIMON met gro­<br />

ten lof van hem; en hoe zeer hij geacht wierdt bij den uit­<br />

muntenden JAK03 USSEIUUS, Aartsbisfchop van Armach, blijkt


x<br />

SfjS DIEU. (LODEWYK DE)<br />

uit de opdragt van zijne Animadverfiones in ASa Apoftöloruml<br />

dien kundigen Primaat van Ierland, ten blijke van edelmoe­<br />

dige erkentenis voor genotene weldaden, toegewijd.<br />

Nu nog iets over zijne in 't licht gegevene werken. In<br />

1631 gaf hij uit Animadverfiones Jive Comment. in IV Evangelist,<br />

in quo collatis, Syri imprimis', Arabis, Evangelii Hebreet, VuU<br />

gati, DES. ERASMI, &? BEZ^E verfionibus, dijficilia loca illuflran-<br />

tur, varia letliones conferuntur. Acces fit Appendix in Mat-<br />

thceum. Lugd. Bat. in $to. In dit werk draait de zorg door,<br />

die hij te werk Helde om de Latijnfe overzettingen van het<br />

Sijrife Nieuwe Testament, door TREMELLIUS en Gm LE FEVRK<br />

DE LA BODEMERIE, benevens de Hebreeuwfe van het Eüange-<br />

lium van MATTHEUS, door MUNSTER en MERCERUS vervaar­<br />

digd, op het nauwkeurigfte te onderzoeken. Voorts wekte<br />

dit in hem den fmaak om de vertaling, bekend onderden naam<br />

van Vulgata, die van ERASMUS, van THEOD. BEZA, voorts<br />

de Sijrife, de Arabife en de Ethiopife na te gaan. Hij verge­<br />

leek die, de eene met de andere , en toetfte die alle aan den<br />

Griekfen text. Ook maakte hij geen zwarigheid om BEZA te<br />

berispen in zaken die hem voorkwamen zulks te verdienen,<br />

en hij prees met veel regtvaardigheid den Schrijver van de<br />

Vuig ia. Magnus virfuit BEZA, (zegt hij in Prcefat.,) eximite<br />

eruditionis, acerrimi judicii; quique fuis in Aovum Tefiamentum<br />

laborihus nunquam laudatam fatis operam Ecclejiis navavit, ater-<br />

munque & fupra invidiam nomen comparavit. Veruit fi Vulgatum<br />

quoqtie Interpretem, quisquis is tandem fuerit, doQum imo dettisfi-<br />

mum virum fuisje asferam, non me peccasfe judicavero. Suas habeS<br />

fateor, ncevos, habet £f J'tos barbarismos. Scd quin pasfim ejus<br />

jidem judiciumque admirer, etiam ubi barbarus videtur , negara<br />

non posjum.<br />

Verders heeft men van hem : 1. Compendium Grammatica^<br />

Hehaica, £f Diüionariolum prcecipuarum Radicum. Lugd. Bat.<br />

I626. 4to. 2. Apocalypfis S. JOHANNIS, Syriace ex Ms.<br />

Bibiiothecce Jos. SCALIGERI edita , charaüere Syro & Hebrao,<br />

cum Verfiane Latina, Grceco textu, notis, opera £? fiudio L.<br />

DE DiEu. Ib. 1627. Aio. Deze overzetting, waar van de


DIEU. (LODEWYK DE) a


45-f DIEU. (LODEWYK DE)<br />

latis Syri, Arabis, Vulgati, DES. ERASMI £? TH. BEZJE ver*<br />

Jionibus, difficlliora loca illufirantur: accesfit fpicilegium in reli-<br />

quas ejusdem Apoftoli, ut £f Catholicas Epflolas. Lugd. Bat.<br />

1646. 40. De Aanmerkingen over PAULUS Brief aan de Ro­<br />

meinen zijn vrij uitgebreid; doch de overigen zeer kort.<br />

— — 9. Animadverfiones in Veteris Teftamenti Libros omnes, in<br />

quibus ex Chaldceorum Targumhn, £f Syrorum, £p Arabum, £f<br />

aliorum Verfionïbus, ut & Hebrcemim Commentarids tif Recentio-<br />

rum obfervationibus, difficüiora quceque loca illufirantur, dili-<br />

gente collatione habita explicantur. Lugd. Bat. 1648. 4to. Het<br />

waren DANIËL en LODEWYK DE DIEU, beide zoons van den<br />

Schrijver, die dit werk na 's vaders dood in 't licht gaven.<br />

Zij droegen het op aan DAN. COLONIUS, hun bloedverwant,<br />

Advokaat te Leijden, en zeggen in den opdragtsbrief, dat hes<br />

doel der aanmerkingen in dit werk vervat, is, ten einde de<br />

gebreken van de Dordfe Overzetting aan te tonen. • 10.<br />

Critica Sacra, five Animadverfiones in kca qucedam difficüiora Ve­<br />

teris & Novi 1'eftamenti. Editio nova, recognita, ac variis in<br />

locis ex Autoris Manufcriptis aufta. Accedit D. JOIIANNIS Ape~<br />

calypfis Syriacé; idem textus Litteris Hebraicis, cum, quam ante<br />

aliquot annos edidit, Verfione Latina £f textu Grceco, &f cum Animad-<br />

verfionibus, turn ad textum Syriacum, turn ad punclationem per-<br />

tinentibus. Amft.. 1693. folio. Dit is ene uitgave die vermeer­<br />

derd is met al het gene L. DE DIEU over de H. Schrift ge­<br />

werkt heeft. 11. Aphorismi Theologici, £? Rhetorica<br />

Sacra, quibus Ideam Demonftrationis Religionis Refomatee addidit<br />

MELCH. LEYDEKKEEUS. Traj. 11593. imo. Deze beide laatfte<br />

werken zo wel als het volgende, zijn door de bezorging<br />

van M. LEYDEKKER, Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />

Utrecht, in 't licht gegeven. 12. Craccaat tegen öe<br />

Oimtjfjdb/ teaar&u ijs geboegt jjm SEpftrtoen boo? ABR. HEY-<br />

DANUS, jpjcöifiant en $oogreraar in bc «aougcrccröbeib tc %ov<br />

tien. timfi. 1660. i?mo. It. ^ebent. 1695. 121110. • ~<br />

Epift. Dedic. L. DE DIEU in Hift. Chrifli Perficé. Orat. funeb. a<br />

JOANNE POLYANDRO habita. Lugd. Bat. 164.3. 4U. J. F. HISTS,<br />

Biblist. Oriënt. £j> excrcticn. P~* V n. »- ?, KONIGII, Bib!.<br />

Vet.


DIGMAN. (N.) DILLEN. (JOHANNES) 2


&66 DINOTHUS. DINTER. DIRK.<br />

DINOTHUS (RICHARD), welk een landsman dit zij is<br />

mij niet gebleken, maar wel dat hij, heeft gefchreven een ge-<br />

fchiedverhaal: de Belle- chili Belgico, quod ab anno 1555, ad<br />

annnm 1586, vario eventu geflum efi , gedrukt te Bazel 1586.<br />

In dit werkje treft men niet veel bijzonders aan, en vooral<br />

niet met betrekking tot het verbond, de fmeekfchriften en lot­<br />

gevallen der Nederlandfe Edelen. . J. W. TE WATER,<br />

Hifi. van 't Verbond etc. IV. D. bl. 3C4.,<br />

DINTER of DYNTER (EMOND VAN), geboren te Dinx-<br />

perk in Maaslaid, 't welk een gedeelte der Meij'erije van'sHer*<br />

togenbosch uitmaakt, is opvolgeüjk Geheimfchrijver geweest van<br />

ANTHONY I, van JAN IV, van FILIPS I, en van FILIPS DEN<br />

GOEDEN. Vervolgens een wanfmaak in het hooffe leven krij­<br />

gende, omhelsde hij den geestelijken Rand, en wierd door<br />

den laatstgenoemden Vorst met een Kanunnikaat in de St. Pk-<br />

ters-kerk te Leuven, befchonken. Vervolgens ging hij huisves­<br />

ten bij de Reguliere Kanunnikken van Corfendonck nabij Turn-<br />

hout; en in den avondftond van zijn leven keerde hij naar<br />

Brusfel terug, alwaar hij in het Hertoglijk flot ftierf, den 17 fe-<br />

bruarij 1448. Op bevel van FILIPS DEN II. heeft hij een Kro-<br />

nijk der Hertogen van Lottiringen en van Braband gefchreven,<br />

waar van vele affchriften zijn, doch het origineele te Corfen­<br />

donck bewaard wordt. Ook is bij de Schrijver van de Genealogia<br />

Ducum Burgundia, Brabantice , Fiandriee & Hollandiar. Francof.<br />

1520. in Svo. Dit weinig betekenende en onnauwkeurige Ruk<br />

is mede geplaatst in de Rer. Germanicar. Scriptores van FREHE-<br />

RUS, Tom. III. p. 191-193; en in die van STRUVIUS, Tom.<br />

III, p. 230-232. FR. SWEERTII, Monum. Sepukhr.<br />

p. 291. FOPPENS, Bibl. Belg. p.261. SAXI, Onom liter. P. VII.<br />

p. 329. PAQUOT, Mem. litter. Tom. I. p. 305-311. JÖCHER,<br />

Q5c!cl)mrt Sericott. H. SEï». f. 131.<br />

DIRK, is de naam die zeven 'onderfcheidene Graven van<br />

Holland hebben gedragen. Het beftek, waar toe wij ons na­<br />

der bepaild hebben, om namelijk dit Werk met 16 Delen te<br />

befluiten, laat niet toe, dat wij een omftandige levensfchets •<br />

van


DIRK. stf7<br />

Van ieder derzelver geven; ook kunnen de genen, die hier<br />

omtrent onderrigt verlangen, genoegzame voldoening vinden,<br />

in de onderfcheidene levensbefchrijvingen der Graven van<br />

Holland, welke in verfcheiderleije talen het licht zien, wij<br />

zullen 'er dus maar ter loops van gewagen, en zulks nog en­<br />

kel om van een fraai] plaatje gebruik te kunnen maken, door<br />

den Konstenaar VINKELES gefneden, en tot een uitftekend<br />

blijk' vertrekkende, van den hoogmoed en heerszugt, die de<br />

Utrechtfe Bisfchoppen voormaals bezielden, en het, gezag, dat<br />

zij door middel hunner Geestelijke wapenen, den Ban blixem<br />

namelijk, wisten te handhaven; het beeldt af: DIRK DE VI.<br />

Graav van Holland barrevoets en op zijne ontblote knieën liggende,<br />

(Ln Bisfchop van Utrecht om vergiffenis fmeckende.<br />

DIRK de I. van dien naam, volgende zijn vader GEROLF in<br />

het Graavfchap van Holland op, wierdt in zijne jeugd naar<br />

Frankrijk gezonden, ondertekende een verbond tusfen Keizer<br />

HENDRIK en Koning KAREL, bekwam het bewind over de<br />

Kerkengoederen van Egmond; wierdt door Koning KAREL den<br />

eenvoudigen in 't Graavlijk bewind bevestigd, en ftierf volgens<br />

het gemeene gevoelen in het jaar 923.<br />

DIRK DE II. zijn vader in het Graavfchap van Holland op­<br />

volgende, overwon deFriefen, ftigtte ene Kerk te Rijnsburgj<br />

trok tegens de Hunnen te velde; verfchecn onder de Rijks­<br />

graven; mengde zig in den twist betrekkelijk Lotharingen; en<br />

ftierf op den 6 meij 989, wordende door zijn zoon ARNOUD<br />

opgevolgd.<br />

DIRK DE III. wierdt na dode van ARNOUD, Graav in zijns<br />

vaders plaatze, waarfchijneüjk onder de voogdije van zijne<br />

moeder LUTGARD, doordien hij nog maar 12 jaren hadt be­<br />

reikt. Gedurende zijne minderjarigheid, neigden de Friefeti<br />

tot onderwerping, en DIRK floot een verdrag met hun, waar­<br />

bij hij zig verbond: ,, nimmer wraak te zullen oeffenen over<br />

„ 't leed, zijnen vader door de Frlefen aangedaan; dezen be-<br />

„ loofden daarentegen, den Graav hulde te zullen doen, en<br />

„ tienden van hunne jaarlijkfe inkomften te zullen geven.<br />

Bij raakte grotelijks in gefchil met de Utrechtfe Kerk, fti; tte in<br />

't jaar


MS DIMT.<br />

*t jaar 1015 de ftad Dordreck, en verwekte het ongenoegen<br />

der Kooplieden tegens hem door het opleggen van tollen.<br />

Hij leverde flag aan ADELBOLD, Bisfchop van Utrecht, behaalde<br />

de zege, en floot vrede met hem: In feptember 1024 woonde<br />

hij den Rüksdag bij; waarna hij in 1030 ene pelgrimaadje<br />

'naar het het H. Land deedt, zijnde hij de eerfte der Holland-<br />

Je Graven geweest die dezen togt heeft ondernomen. Hij<br />

ftierf den 27 meij 1039, nalatende bij zijne weduwe OTHIL-<br />

BE, twee zoons.<br />

DIRK ÖE IV, de oudfte van die zoons, wierdt Graav in zijn<br />

•plaats, en raakte in gefchil met Flaanderen, voorts met den<br />

Bisfchop van Utrecht. Hij voerde een geweldigen krijg tegens<br />

Keizer HENDRIK DEN III. ïn 1048 op een fteekfpel te Luik<br />

zijnde, hadt hij het ongeluk van den broeder desAartsbisfchops<br />

'van Keulen, zo zwaar met ene fpeer te wonden, dat hij 't be-<br />

ftierf; 't welk zo euvel weidt opgenomen, dat de Bisfchoppelij-<br />

ken terftond de Hollanders op 't lijf vielen en 'er verfcheidene<br />

van dood floegen; zo dat Graav DIRK zig ter nauwer nood<br />

met de vlugt koude bergen. Op den 14 janüarij 1049 werdt<br />

hij te Dordrecht door een onbekenden Keulenaar, meteen ver­<br />

giftigen pijl, zo gevaarlijk in de-dije gekwetst, dat hij 't bin­<br />

nen drie dagen beflierf, en wierdt, daar hij ongehuwd was,<br />

door zijnen broeder FLORIS opgevolgd.<br />

DIRK DE V, minderjarige zoon van FLORIS DEN I., volgde<br />

'zijnen vader op in het beftier, onder 't opzigt van zijne moe­<br />

der GEERTRUID. Genoodzaakt naar Flaanderen te wijken; be­<br />

legerde hij vervolgens, door de Hollanders geholpen, het flot<br />

Tjelmonde, dat hij veroverde; 't welk zijne inhuldiging-tot<br />

Graav ten gevolge hadt. In 't jaar 1076 huwde hij met O-<br />

THILDE, dogter van Hertog HERMAN of FREDERIK van Saxen,<br />

waar na hij 't land 15 jaren in vollen vrede bei egt hebbende,,<br />

op den 17 junij 1091 is geftorven.<br />

' DIRK DE VI, volgde in 1123 zijnen vader FLORIS DEN II. als<br />

Graav van Holland op, doch alzo hij nog te jong was, om't<br />

bewind te aanvaarden, hieldt zijne moeder FETRONELLA, het<br />

zelve gedurende zjne inince.jarigheid in handen: zij was ere<br />

Vrouw


' DIRK. 2(5S<br />

I Vrouw van mannelijken moed, en heeft het Graavfchap enige<br />

jaren loffelijk beregt. Ten jare 1138 floeg DIRK het beleg<br />

voor Utrecht; de ftormgevaarten waren reeds opgeregt, en al­<br />

les tot den aanval gereed, toen de Bisfchop geenen kans ziende,<br />

om zig, door wereldlijke wapenen, te verdedigen, zijne toe-<br />

vlugt tot de geestelijke nam: Hij trok, van zijne Geestelijk­<br />

heid verzeld, in plegtig gewaad ter poorte uit, houdende een<br />

hoek in de hand, uit welk hij den Grave den geestelijken Ban>.<br />

wilde voorhouden, zo deze de belegering niet opbrak. De<br />

Hollanders, die vast naar den ftorm jookten, ftonden ver­<br />

baasd, op dit vreemd gezigt. Graav DIRK zelv vreesde den<br />

Kerkdijken blikfem, met wjlkeo hij gedreigd werdt, zo zeer,<br />

dat hij den aanval (taken deedt. En 't was in dit tijdvak,<br />

niet vreemd, mannen die den vijand onvertzaagd afwagten,<br />

of zelvs te gemoet treden durfden, op 't enkel dreigen eens<br />

Bisfchops met den Ban , te zien bezwijken. Zo ging het Gra­<br />

ve DIRK; en de Bisfthop wist zig van zijnen bijgelovigen<br />

fchroom zo wel te bedienen, dat hij hem noodzaakte, bloots­<br />

hoofds en barrevoets, op de knieën vergiffenis te verzoeken.<br />

Toen eerst gaf hem de Bisfchop, volgens gebruik, den vrede­<br />

kus, en zij verzoenden zig zo volkomen met efkanderen, dat<br />

'er, zo lang zij beide leefden, een vaste vrede tusfen de<br />

Hollanders en Utrechtjln ftand greep. Na dat hij vervolgens<br />

een togt naar 't II. Land hadt gedaan; de kloosters te Egjnoni<br />

en Rijnsburg alleen van den Paus afhangkelijk gemaakt; en aan<br />

Utrecht, HERMAN VAN HOORNE tot Bisfchop opgedrongen hadt,<br />

overleedt hij op den 5 augustus 1157, en liet het Graavüjk be­<br />

wind na aan zijn zoon FLORIS, DBN III. van dien naam, onder<br />

de Graven van Holland.<br />

DIRK DE VII, oudlle zoon van FLORIS DEN III. en van<br />

APA, volgde ten jare 1190 zijn vader in het Graavlijk be­<br />

wind op. Een zijner eerfte bemoejjenisfen was, om zig van<br />

de leenroerigheid wegens Zeeland beveesterScJielde te ontdaan,<br />

't welk hem egter mislukte. In 1197 bekwam hij het we­<br />

reldlijk bewind van 't Utrechtfe Bisdom; voorts belegerde hij<br />

Utrecht, docii wierdt genoodzaakt het beleg op te breken; eg­<br />

ter


570 DIRKSEN. (FILIP) (WILLEM)<br />

ter veroverde hij 's Hertogenbosch, maar wierdt bij het d.._<br />

Heusden overvallen en gevangen genomen, en moest 200c<br />

mark zilver tot losgeld betalen. Hij floot in 1202 een made<br />

lig verdrag met HENDRIK DEN ï, Hertoge van Rraband, en<br />

ftierf te Dordrecht den 4 november 1203; alleen ene dogter<br />

nalatende ADA genaamd, dompelende zijn ontijdige dood Holland<br />

in een poel van verwarringen.<br />

DIRK3EN (FILI?), een Nederlands Konstfchilder, was<br />

zeer vermoedelijk een kweekeüng uit de beroemde fchool van<br />

RUBBENS. Hij toog vroegtijdig naar Spanje, alwaar hij zig ter<br />

woon vestigde, en in welk rijk men veelvuldige konstftukken<br />

van hem aantreft. Onder anderen ziet men in de facristie der<br />

Earrevoeter-Karmeliten-Nonnenkerk te Toledo, een overheerlijk<br />

Schilderftuk van hem, waar op een knielende H. JAKOBUS, be­<br />

nevens een Nonne in de zelvde geftalte afgebeeld -zijn, en<br />

waar op gefchreven ftaat: FHILIPPUS DERIKSEN faciebat en Ma­<br />

drid 1Ö42. PEDRO ANT. DE LA PUENTE, Sveifcn Sutdj<br />

©gaaien/ Stipj. 1775- 8w. I. 2${tf/ f. 136. gWaemdtt. £unfl(er<br />

Scriciin. f. 197.<br />

DIRKSEN (WILLEM), Konstfchilder, een Antwerpenaar<br />

van geboorte, was door zijne ouders voorbefchikt om een Ju­<br />

welier te worden, doch zijne neiging volgende, begaf hij zig<br />

tot het fchilderen, in welke konst hij tamelijke vorderingen<br />

maakte. Hij bepaalde zig enkel tot het vervaardigen van hifto-<br />

rieftukken; waar onder 'er nog al fraije gevonden worden,<br />

fchoon men hem in 't algemeen onder de klasfe der middel­<br />

matige Schilders behoord te rangfehikken; want zijne tekenin­<br />

gen hebben niets van dat losfe 't welk een Schilderftuk zo<br />

bevaliig op het oog maakt, en de omtrekken van zijne voor­<br />

werpen die hij meestal levensgrootte vertoond, zijn fomtijds;<br />

fiordig; ook ontmoet men weinige veifcheidentheid in de<br />

voortbrengzelen van zijn penibel: met dat al is zijn koloriet •<br />

uitmuntend. Hij ftierf in 1697. PILKIKGTON, Tim<br />

Gentlcmans and Connoi.feurs DiCtionary of Peintres, Loni, 177<br />

4». Siföctn. £"»fïï« SciUctt, f. 197.<br />

Dl- \


DIRUTIUS DISHOEK. DlViEUS. zyï<br />

DIRUTIUS (REMICIUS), werdt in het dorp Volkerinchè<br />

ven, onder het gebied der ftad Kasfel, in Wals-Flaanderen ge­<br />

boren. Na de voleindiging zijner ftudien en tot Doktor in bei­<br />

de de regten bevorderd zijnde, werdt hij Raadsheer in den<br />

Hogen raad van Mechelen, vervolgens Requestmeester en Proost<br />

der kollegiale kerk te Brugge, en ten laatften bij het fcbeppen<br />

der nieuwe Bisdommen tot de waardigheid van Bisfchop van<br />

Leeuwarden, de hoofdftad van Friesland benoemd; doch hij<br />

heeft nimmer dien bisfchoppelijken zetel beklommen, door­<br />

dien de Staten van Friesland, zo wel als het gantfe Iighaam<br />

der Geestelijkheid aldaar, zig met kragt tegens de aanftelling<br />

der nieuwe Bisfcboppen verzetten; doch zij moesten ten laatften<br />

zwigten, en ten jare 1570 wierdt CUNERUS PETRI, als eerfte<br />

Bisfchop van Leeuwarden gehuldigd; zie op dat Art.<br />

DIRUTIUS heeft egter uit kragt van zijne aanftelling tot Bis­<br />

fchop, ten jare 1565, het Provintiale Sijnode te Utrecht, als<br />

Gedeputeerde wegens Friesland bijgewoond; dan in dit gewest<br />

niet kunnende banken, werdt hij na dode -van PETRUS CUR-<br />

TIUS, eerften Bisfchop van Brugge in Flaanderen, in deszeivs<br />

plaatze tot die waardigheid verheven. Hij bereikte enen grij­<br />

zen ouderdom, en ftierf den 1 oktober 1617, enige Gefchrif-<br />

ten nalatende. • Kerk. Oudheden van Friesland, I. D.<br />

bl. 289.<br />

DISHOEK (JAKOB VAN"), een Staal- of Medailje-Stem-<br />

pelfnijder. Onder anderen l/ccü Imccn fc'ior.cn Penning geme­<br />

den op den vrede van Nijmegen, ten jare 1678 gcfluten, waar<br />

van men de afbeelding vindt bij EIZOT, Hijl. Metalilque, Tom.<br />

II. p- 309. In KOEHLERS, ^it|ictifcrx 5ftiir.!5Mutti.JiirtLt/ VIII.<br />

Zrjcilf. 645, vindt men van hem bce borstbeeld van dea be-<br />

riemden BALTHAS. BEKKEE. '• HU&ca. ivur.jllcc Ecyicvn.<br />

1779. f. 203.<br />

DIVJEUS (PIETER), of ••• :e V.NDIVE, dat zijn wa-<br />

re geflagtnaam is, is te Leuven geboren, ca behoort tot de<br />

klaslè der beroem ;fte Brabandfs Géfchiedfchrijvers. Hij ftierf<br />

te Mechelen, in hef jaar 1581, en heeft gefchreven: 1. De<br />

An*


DODON.EÜS. (REMBERT) kft<br />

l, den in de Kruidkunde hadt bekomen.-" Het is zigtbaar, dat<br />

men dat alies na het jaar 1535 moet plaatzen, doordien Do*<br />

noN&üs als toen nog maar 17 jaren oud was. Het eerfla<br />

•werk dat hij in 't licht gaf, doet zien, dat hij in 1545 te Ba­<br />

zel was; en het tweede bewijst, dat hij in het zelvde jaar te<br />

Mechelen te rug kwam. Hij reisde op nieuw omtrent 1570<br />

naar Italiè'n, en trok van daar naar Duitsland, om I.ijfaitz<br />

te zijn bij Keizer MAXIMILIAAN DE II. welke hem tot die post<br />

benoemde in plaats van NIKLAAS BIESIUS, die den 10 april<br />

1572, was overleden. DODOMEUS zig naar Weenen begeven<br />

hebbende, diende den Keizer tot aan zijn dood toe, welke<br />

voorviel den 12 oktober 1576. Vervolgens was hij Lijfartz '<br />

van RODOLF DEN II, zoon en opvolger van MAXIMILIAAN.<br />

Onze Schrijver genoot hier een ruim beflaan en hadt hier<br />

vergenoegd kunnen leven, ware het niet geweest, dat hij een<br />

Ril afgezonderd verblijf boven het woelige van *t Hof hadt<br />

verkozen. Andere redenen bewogen hem ook oiri in de Ne­<br />

derlanden te rug te komen: de eene was, de twist, die 'er<br />

tusfen hem en JAN CRATÓ VAN CRAFFTHEIM, -een anderen Ge»<br />

neesheer van de Keizers FERDINAND , MAXIMILIAAN en Ru»<br />

DOLF, een gierig en ongemakkelijk mens, die ter zeiver tijd<br />

ook overhoop geraakte met REMBERTDODONEUS, den zoon, ea<br />

met verfcheidene anderen. Die twist liep zo hoog, dat dia<br />

Geneesheren gefchriften tegens malkanderen in 't licht gaven 9<br />

die al langer hoe fcherper w.ierden, ter tijd toe, dat de voort­<br />

gang daar van door hogerhand wierdt gefluit. Nog een an­<br />

dere beweegt ede riep DODOXJEUS naar zijn vaderland te rtigj<br />

want zekere knapen, gebruik willende maken van de onlusten<br />

die het land beroerden, ten einde zig de goederen aan te ma­<br />

tigen, die hij nabij Mechelen eh Antwerpen hadt liggen, gaven<br />

voor, dat die vei laten waren. Dus door zijn vrienden aange­<br />

maand, om orde op zijn zaken te ftellen, verzogt hij zijn<br />

affcheid van den Keizer, en maakte zig gereed om naar Bra»<br />

land te rug te keeren. Maar ds erbarmelijke toeftand,<br />

waarin zig die provintie en derzelver nabuuifchap bevond,<br />

hield hem cenigen tijd te Keulen op, alwaar hij veel -<br />

VBI. DÉÏL. S je-


&74<br />

DODONJEUS. (REMBERT)<br />

eere verwierf, door het genezen van zonderlinge ziektea-<br />

Hij was nog den 31 maart 1580 in die ftad, toen de huis­<br />

vrouw van SUFFRIDUS PETRI aldaar ftierf, die alle zijne vlijtige<br />

zorgen en oppasfingen niet in het leven hadden kunnen behou­<br />

den. Vervolgens trok hij haar Antwerpen, daar hij een kort-<br />

ftondig verblijf hieldt, doordien de Curateuren van Leijdens<br />

Hogefchool, hem tot Profesfor in de Geneeskunde beriepen,<br />

welke post hij aannam en aanvaardde; dan hij hadt 'er geen<br />

lang genot van, want hij ftierf reeds op den 6 maart 1585<br />

in genoemde ftad, in het oyfte jaar zijnes ouderdoms, na flegts<br />

het tijdvak van derdehalf jaar zijn ambt als Hoogleraar uitge-<br />

oeffend te hebben. Hij wierdt begraven, met het volgends<br />

graffchrift op den Heen, die hem bedekte, gebeiteld:<br />

D. O. M.<br />

REMBERTO DODON^O, Mechlin.<br />

D. MAXIMILIANI II. & RUKOLPHI II. Impp,<br />

Medico £? Confiliario<br />

Cujus in re Afiron., Herb., Medici<br />

Eruditie Scriptis inclaruit.<br />

Oui jam fenex in Academia Lugdunenfi<br />

Apud Batavos<br />

Publicus Medicina Profesfor<br />

Feliciter obiit<br />

Anno M.D.LXXXV.<br />

Ad. vi. Idus Martii<br />

JEtatis fua LXVIII.<br />

REMBERTUS DoDONiEUS, F.<br />

M. P.<br />

Het Afbeeldzel van DODONJEUS in *t koper gefneden, ont­<br />

moet men in t e Athene Batava van MEURSIUS ; in de Acade­<br />

mie van IZAAK BULLART, in de Bibliotheca Belgica van FOP­<br />

PENS, als mede zeer fraaij door den-beroemden R. VINKEI.ES<br />

gegraveerd, hier nevens gevoegd. Hij hadt twee zoons, Dio-<br />

NISIUS, die in de lente zijner leeftijd - ftierf, en REMSERT,<br />

waar van hier boven is gefproken. Ook liet hij drie dogters<br />

Ha, ANTOIHETXE, URSULE en JEAHNE. On-


DÖDONiEUS. (REMBERT)<br />

Ontegenzeggelijk was DODONJEUS een zeer geleerd man.<br />

Hij was geoefïijnd • in de fraaije Ietteren, verftond de Matbe»<br />

lis, Was ervaren in de uitoeffenende Geneeskonst, en onge­<br />

meen in alle de delen der Kruidkunde, en wat daar maar eni­<br />

ge betrekking toe heeft. Schoon ïn Braband geboren, en langen<br />

tijd aldaar gevestigd, hadt hij zig egter meer bijzonderlijk op<br />

de gefchiedenis van Friesland toegelegd, vooral wat deszelvs<br />

geflagtrekenkundig gedeelte betreft, en hij is ten aanzien van<br />

dat 'vak, van groten dienst geweest aan SUFFRIDUS PETKI. Zij­<br />

ne uitgegevene werken zijn:<br />

1. PAULUS ALGINETA, a JOHANNE GUNTERIO Latinè converfusè<br />

a Remb. DODONEO ad Grcecum textum accurate collatus, ac re*<br />

Jenftus. 1546. 8vo. PAULUS ÜLOINETA was een Griek, gebo­<br />

ren op het eiland JEgi?ia, hedendaags Engina, nabij Athene i<br />

het fchijnt dat hij in het begin van de Vilde eeuw heeft ge-<br />

leeft. Hij ftudeerde eenigen tijd te Alexandrié", doorkruis*<br />

te veele landfchappen, en maakte zig zeer bekwaam in de<br />

Geneeskonst, zijnde tefFens een ervaren Heelmeester. Ds<br />

Arabieren hebben hem den bijnaam van Alcavebeli, 't welk<br />

Vroedmeester betekent, gegeven. Zijn VII boeken de ra<br />

Medica zijn in 't grieks gedrukt te Venetien in 1528. in fol. It»<br />

te Bazel in 153S en 1551. in folio. Daar is eene overzetting<br />

van in 't latijn door ALBANÜS TORINUS , Bazel 1538. in 4J0.<br />

Dan JAN GUINTIER of eerder WINTER heeft 'er eene die beter<br />

is van gegeven, en 'er zijne aanmerkingen bijgevoegd; gedrukc<br />

te Parijs bij SIMON COLINZËUS, 1532. in folio. It. met de noten<br />

van JANUS COKNARIUS, JAKOB GCUPIL en van JAKOB DALE-<br />

CHAMP. Lugduni, 1551 é 1558. in Svo. It. van de uitgave van<br />

den zelvden CORNARIUS, adjeüis Dolabellarum librisfeptem. Baf,<br />

I55ö-<br />

H e t<br />

* s c £ n e<br />

verkorting der werken van GALENUS,<br />

tnaar de verkortèr voe^t 'er van zijn eigen bij, en fcbroomC<br />

niet, zig van zijn Schrijver, en zelvs van HIPPOCRATES, te<br />

verwijderen, zo dra hij van gïda-jten is, beter ontmoet t«<br />

hebben.<br />

2. Cosmographica in Afironomiam £f Geographiam Ifagoge; pet<br />

REMSERTUM DoDSNfiüM, Malinatem. Antv. J548» *» izmo.<br />

§ a, Dit


VS DODONJEUS. (REMBERT)<br />

Dit is, voor zo verre ik vreet, de eenigfte uitgaaf, welke vsn<br />

dit werkje in wezen is; en dat door de meeste Schrijvers ver­<br />

keerdelijk als in 1584 gedrukt, wordt opgegeven. DODONEU;)<br />

wijdt het toe aan zijnen neef JOACHIM HOPPER of HOPPE-<br />

»US, door een brief, gedagtekend Mechelen den 1 december<br />

3546. Deze HorrER, aan wien hij onderwijs in de Mathe-<br />

fis gaf, hadt tot moeder RIXIA VAN PIERSMA , een<br />

Itleindogter van REMBERT JARIGA, den grootvader van DODO-,<br />

• T3JEUS.<br />

3. DtFrugum hifloria, Liber mus. Ejusdem Epiftolce duce: icnadi<br />

Farre, Chondro, Trago, Ptifana, Crimno, £f Alica: altera, dé<br />

Zytho Cerevifia. Antv. 1552. 121120. Dit boek en de eerfte<br />

brief die daarop volgt, kan als ene Verklaring over PLINIUS<br />

XVIII. 7. 8. aangemerkt worden. De brief over het Bier is<br />

gerigt aan BOUDEWYN RONSSJEUS , die dezelven enen plaats heef:<br />

gegeven in zijne Miscellanea, Epijl. 39.<br />

4. Trium priorum de Stirpium Hifloria Commentariorutn Imagims<br />

ad vivum expresfee i una cum Indkibus, Grceca, Latina, Officin.i.<br />

rum, Germanica, Brabantka, Gallicaque nomina compleclentibus.<br />

Antv. 1553. 12IH0.<br />

5. ïjifïorie öer f lantert. Mrtüss. 1553- izmo./ opgedragen<br />

aan Keizer KAREL DEN V. It. in 't latijn: Hifloria Stirpium.<br />

Antv. 1553. I2M0. Ook in het frans: Hifloire-des Plantes,<br />

compofée en Flamand par R. DODOENS , & tradui&e en Franpois<br />

pxr CHARLES DE L'ESCLUSE (CLUSIUS.) Ibid. 1557. folio. Die<br />

is enkel de fchets van het groote werk hier beneden onder<br />

N°. 15. vermeld. De levensfchets van KAREL CLUSIUS ontmoet<br />

men in het VII. Deel van dit ons werk, bi. 56. enz.<br />

6. Pofleriqrum trium de Stirpium Hifloria Commentariorum hm.<br />

gir.es ad vivum artificicfisfimé expresfe; una cum marginaliuus An~<br />

notatknilms. Item ejusdem (DODONJEI) Annotationes in aliquot prk*<br />

ris Tomi hnagines, qui trium priorum jiguras compleclitur. Antv.<br />

IS54- "mo.<br />

7. Flerum, Coronarum, Odoratorumqu* nonnullarum Herba„<br />

rum, cc cortim q-m eo pertinent, Hifloria. Antv. 1568. Svo. It.<br />

Jltera eèlt. Ib. 1509. iame. Opgedragen aan JOACH. IIOPPE-


DODON^ÜS, (REMBERT) l yj<br />

jus door ven brief, gedagtekend Mechelen den 5 Janüarij 1563.<br />

8. Hiftoria Frumentorum, Leguminum, Paluflrium cj? Aquati*<br />

Htm Herbarum, ac eorum qua; eo pertinent, Addita funt Imagines<br />

'i'iva:, exa&isfima, jam recens, non absque vulgari diligentia etfide,<br />

mificiofisfimê expresj'ce, quarum plerceque nova, et haUenus non<br />

riita. Avtv. 1569. $vo.<br />

9, Purganiinm, aliorumque eo facientiwn, turn et Radiaim,-<br />

Convolvukrum, ac Deleteriarum (vergiftige) Herbarum, Hifloria,<br />

libri IV. Antv. 1574. 121110.<br />

10. Appendix variarum, et quidem rarisfimarum nommllarum<br />

Stirpium, ac Florum quorundam peregrinorum elegantisfimorumque :<br />

et Icmes omnino novas , nee antea editas, et Jmgulorv.m breves de*<br />

fcriptknes continent; cujus altera parte Umbellifera muitte exhiben*<br />

tnr. Antv. 1574. i2mo.<br />

11, Hiftoria Vitis, Vinique, et Stirpium nonnullanm aliarum.<br />

Colon. 1580. i2mo.<br />

12, APOLLONII MENABENI, TraUatus de magno Animali, quod<br />

Aken nonnulli vocant Germani Cïanö; et de ipfius par'dum in re<br />

Medica facidtatibus. Item Hiftoria Cervi Rangifen, Gulonis, Jfïï*<br />

fra£ vocati. Accesferit REMB. DODOMEI de Alce Epijiola. Col. 158r.<br />

2 2W3. De genoemde MENAEENUS was een goed Dichter , een<br />

geleerd Natuurkundige, en eerde Lijfartz van JAN DEN III.<br />

Koning van Zweden. Hij verliet dat rijk in 1581, en begaf zig<br />

Eaar Wenen; voorts van daar naar Milaan, dat zijn geboorte­<br />

plaats was. Hij heeft ook nog gefchreven: De caufis Fluxus<br />

SS Refluxus Aquarwn Stockholmenfium.<br />

13. Medkinalium Gbjervationum exempla rara. Colon. 1581.<br />

32i»o. It. Editio nova, cui acccsfere ANT. BENIVENII, de abditia<br />

TJtnmdlis ac mirandis Morborwn acfanationum caufis, Liber, cum<br />

Annotationibus DODON^II : Medkinalium Gbfervationtm exempla<br />

rara VALESII CE TAP.ANTA, et ALEXANDRI BENEDICTI, cum<br />

notis ejusdem DODONTEI : ei Hiftoria geftatknis Foetus mortui m<br />

Uteroper armos plus quatuor, MATTHIZE COBNACIS, A£GIDII HER-<br />

TOGHII, ACHILLI! PIRMINII GASSARI : Pliyjiologkes, Medicina<br />

pariis, Tabule expeditie, REMBERTI DODONJEI. Antv. et Lugd.<br />

Bat. 1585. 8w» R» Hardtrvici. 1621. li'tw.<br />

s<br />

3 _ I4i


«78<br />

DODON^US. (REMBERT)<br />

14. Phyfidlogices Medicina partis, Tabula expeditee. Colo<br />

3581. i2mo.<br />

15. Stirpium Hiftoria Pemptades fex, five libri triginta. An<br />

3583. folio. Met houten Figuren. It. varié ab Autlore paulla<br />

ante mortem auüi & emendati. Antv. 1616. folio. It. in't N<br />

derduits. Antw. 1618. in folio. Deze uitgave is met enige nieu­<br />

we Figuren verrijkt, en de befchrijving van verfcheidene uit-<br />

heemfe Planten, van KAREL CLUSIUS ontleend. Ook heeft<br />

jnen 'er enige Egijptifeen Italiaanfe Planten bijgevoegd, over­<br />

genomen uit de werken van PROSPER ALPINUS en van FABIUS<br />

COLONIA , enige Indiaanfe Kruiden enz. Men heeft deze uitgave<br />

te danken aan JOOST RAPHELENG , geboren te Antwerpen en te<br />

Leijden wonende, die ook zelv enige vermeerderingen bij<br />

het werk heeft gevoegd. Het is herdrukt in de zelvde fpraak:<br />

onder dezen tijtel: CRUYT BOECK, REMBERTI DODON^I, bol*<br />

Bhcng fijne taetjïc beruetmngtje: met aSijbocshfcfê achter èlcft<br />

Capittel/ tti)t berfcheijöcn Cntijöt-btfchJijber.6": Stem in 't laet*<br />

{ïe een ^efc^ubtHsfte ban be Sfnöiaenfche Fjetoasifen / mecgc<br />

Bhetrochen ttijt öe ^chnftcn ban CAROLUS CLUSIUS. „ftu mc«<br />

iierom ban nicuto^ oberften cnöe berbctert. (372l!nttoerpen iri<br />

öe JMantijnfcfic ^meftcrije ban BALTH. MORETUS, 1644. »•<br />

folio. Deze druk, verre weg de beste van allen, en die eno<br />

volledige Verzameling bevat van al 't geen onze Schrijver<br />

immer over de Kruidkunde gefchreven heeft, is in groote ach­<br />

ting, fchoon de Heer TOURNEFORT in de voorrede van zijne<br />

Inftitut. rei Herbaria 'er niet veel mede op heeft; want hij zegt ?<br />

„ dat DODONJEUS, door hem zeiven, maar een klein getal<br />

„ van zonderlinge Planten ontdekt heeft, doordien hij geen<br />

„ gelegenheid heeft gehadt om te reizen." Dan dit is volko­<br />

men ongegrond; ook wordt het werk door velen geprezen;<br />

waar van ik alleen zal bijbrengen, het geen MELCH. GUILAN-<br />

»I, een geleerde Botanist in 1589 te Padoua geftorven, 'er van<br />

zegt: Denique Thumathe ex Tliimiftitan: Recentiores feré Pom<br />

aureum, et Pomum amoris nuncupant. Hujus Planta iconem<br />

et ultimiis fpetcandam propofuit REMRERTUS DODOTWEUS in Comm<br />

fariit de Stirpibus, quos idiomate Germanorum inferionem


DOEN. (PIETERSZOON) ï 7$<br />

Vit Jtujtts memorie eruditisfimus, et ad Stirpium cognitiontm, non<br />

ölluftrandam folum, fed abfohendam, natus, faStus, inftitutus.<br />

ME LCH. GUILANDINI, Papyrus, hoe efi, Commentarius in tria\<br />

C. PLINII majoris, de Papyro capita. Venet. apud M. ANTON.<br />

ULMUM, 1572. in qto. Memb. V. p. 91.<br />

16. Confilia Medica. In de Verzameling van LAURENS<br />

SCHOLZIUS, Med. Doctor te Breslauw en aldaar geftorven in<br />

J 599» geplaatst. Deze Verzameling heeft tot tijtel: Confilio-<br />

rum Medicorum Confcriptorum a JOHANNE CRATONE, et aliis pre*<br />

Jlantisfimis Medicis, Liber. Franco/. 1598. folio. It. Hanovie.<br />

26x0. in /olio.<br />

17. Praxis Medica; in eamdem SEEASTIANI EGBERTI, Confulis<br />

et Medici Amftelcedamenfis, Scholia; cum AuUuario Annotatienum<br />

NICOLAI FONTANI. Amft. 164.0. ïimo.<br />

——. SUFFRIDUS FETRI, de Scriptorib. Fri/ice, uit. edit. p.<br />

401-406. MEURSII, Athene Batave. p. 124, 125. Alma Acad.<br />

Lugd. Bat. p. 142. HOYNCK VAN PAPENDRECHT, Anal. Belg.<br />

Vol. I. p. 486. 708. 710. 823. VAL. ANDREAS, Bibl. Belg. p.'<br />

792-, 793- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1064. FR. SWEERTIX,<br />

Athene Belgice, p. 655, 656. CONRINGIUS, Stee. XVI. cum<br />

Tiotis KRANTZII, p. 168. TOB. MAGIRI , Eponymolog. Voce.<br />

Jo. ALB. FABRICIUS, in Bibl. Grec. Vol. XII. p. 578. FREY-<br />

TAG, Analeüa litter. p. 292. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I.<br />

Vol. II. p. 1207. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 262.,<br />

BULLART, Acad. des Sciences £P des Arts, Tom. II. p. 99, 100.<br />

JSliCERON, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXIV, p. 41-47.<br />

PAQUOT, Mem. Utter. Tom. XV. p. i~r 4. BEVERWYK, Schat<br />

der Ongezond!/, bt. 39. 42. BENTHEM,<br />

etSnl. ff«at/ II. 2*. f- J?r.<br />

%CU. ftitcfjOT» Utl»<br />

DOEN (PIETERSZOON), is een Boekdrukker te Amftel.<br />

dam geweest, die ten jare 1523 eene vertaling in 't neder-<br />

duits drukte van LUTHERS hoogduits Nieuw Testament; van<br />

welke vertaling men zig bediende, in zekere heimelijke<br />

vergaderingen van mannen en van vrouwen, die daar te fte-<br />

de, in dit zelvde jaar 1523 gehouden werden, in wereltlijke<br />

S 4 huii*


*8s> DO&S. (VAN DER)<br />

lm'jzen. Zij werden, bij eene afkondiging van den 30 no­<br />

vember des zelvden jaars, onder bedreiging van ftraffe aan<br />

..lijf en goed, verboden, En uit deze afkondiging blijkt, dat<br />

in deze vergaderingen, op eene zekere wijze, gepredikt<br />

werdt. .. ,1 , WAG,, Befchr. van Amft. III. St. bl. 4, 5,<br />

DOES (VAN DER) , zijnde de eigenlijke geflagtnaam CROI»<br />

SII.LES, ingevolge CAKPENTIER, Hift. de Cambray, Vol. II. p.<br />

460. 488. n. 13. een oud en zeer aanzienlijk adelijk Geflags<br />

in Hollend, dat. zig eerst in Rhijnland heeft gevestigd, daas<br />

het 't adelijk Huis ter Does heeft bezeten, zijnde de Heren<br />

vr.n dezen naam, al bekenden in aanzien geweest, omtrent<br />

den jare 1300. Men leest immers van enen MAURYN VAK<br />

DER DOES , die Raad is geweest van Graav WILLEM DEN HL,<br />

van Holland, welke ten jare 1326. bloeide, en getrouwd was<br />

met N. VAN AAMSTEL VAN MYNDEN , wier vaders broeder<br />

Was, WOUTER VAN AAMSTEL VAN MYNDEN, beide zonen van<br />

AMELIS VAN AAMSTEL, die voor bet eerfte de goederen van<br />

Mijnden bezat. Dezq MAURYN VAN DER DOES, wordt in een<br />

Handvest van den voorgemelden jare 1326, genoemd Voogd<br />

van de kinderen van Heer WOUTER, zijnen qom, zcone van<br />

Heer AMELIS VAN MYNDEN.<br />

De Hamlijst van dit Geflagt, 't welk tot nu toe in luister is<br />

gebleven", en verfcheidene groote Mannen heeft opgeleverd;<br />

die in geleerdheid, dapperheid en vaderlandsliefde hebben uit­<br />

gemunt, aan wiens hoofd men te regt den zo bekerden JA-<br />

KUS A DOUZA moet plaatzen, wordt gevonden bij LE CARPEN­<br />

TIER, Hifloire Gen. des Pais-Bqs, Part. III, p. 460-471. S. v„<br />

LEEUWEN, Batavia illuftrata, bl. 929-933. A. FERWERDA,<br />

Nederl. Geftacht-, Stam- en Wapenboek, II. Deel; insgelijks in<br />

cc Woordenboeken, van HoeGSTRATEN, Lurscius en KOK. Ook<br />

vindt men enige bijzondei heden, nopens fommigen uit dit Ge­<br />

flagt, bij VAN MIERIS, Charterboek II. D. bl. 607. 630. UI. D.<br />

kb 413- 551. IV. D. bl 84. 494. 514- 873- ioo», en in 't<br />

Friefche Charterb. van SCHWARTZENBERC, L D. bl. 331. 495.<br />

Ook zijn 'er verfcheidene Schilders geweest, die den naam van


DOES. (ANTHONY VAN BES) (DIRK VAN DER) a8r<br />

VAN DER DOES dragen; of dezen nu ook tot dit Geflagt heb­<br />

ben behoord, kan ik met geene zekerheid bepaien.<br />

DOES (ANTHONY VAN DER) , was een Nederlands Plaat-<br />

fnijder, die omtrent 't midden- der XVIde eeuw geleefd heeft,<br />

en verfcheidene fchone Prenten door zijn graveerijzer heeft<br />

voortgebragt; als onder anderen: FERDINAND, Kardinaal In­<br />

fant van Spanje en Landvoogd der Nederlanden, te paard zit­<br />

tende; in het verfchiet ziet men den flag bij Nordlingen,<br />

waarin die Vorst benevens den Koning van Hongarijen ten ja­<br />

re 1634, de zege over de Zweden bevogt, naar RUBBENS en<br />

DIEPENBEEK; eene H.'MAGDALENA, naar BANDYT; eene H.<br />

MARIA met het kindeken JESUS aan hare borst, naar ERASM.<br />

QUELLINUS; eene H. Familie, waarin een Engel de luijeren<br />

aan het vuur warmt, door den zelvden enz. ,— BASAN,<br />

Dictionaire des Graveurs, III. Vol. Paris 1767. 8vo. SUtgCttt.<br />

$un(l(eï Serkott. 1770. f. 203.<br />

DOES (DIRK VAN DER), de jongde zoon van Jon. VAN<br />

PER DOES den Ouden, en ELIZABETH VAN ZÜTLEN VAN DER.<br />

HAER, wierdt geboren den 25 februarij 1580. Zijne letter-<br />

oeffeningen volbragt hebbende, doorreisde hij Duitsland, en<br />

begaf zig naar Dantzig, met inzigt om een togt naar Konfianti-<br />

nopolen te doen. In Holland te rug gekeerd, geraakte hij in de<br />

Regeering te Utrecht, was in 1614 en 161 s Schepen van die<br />

Rad, en wierdt den 26 februarij 1642 als lid inde Ridder-<br />

fchap van dat toenmalig gewest befchreven, en den 4 augus­<br />

tus daarop volgende, tot buitengewoon Raad in het hoogde<br />

Provintiale Geregtshof aangefteld. Hij ftierf den 7 junij 1663,<br />

in het fytte jaar zijn's levens. Den 7 junij 1612, hadt hij<br />

het Slot en de Heerlijkheid van Berkeflein gekogt; ook huwdo<br />

hij in dat zelvde jaar, met GEERTRUID VAN'RHEEDE, eene<br />

dogter van GERARD, Heer van Nederhorst, en van MAGTELD<br />

PEUNIS VAN DIEST. Zijne vrouw ftierf den 4 februarij 1684,<br />

in een grijzen ouderdom; zij hadt hem verfcheidene kinde-<br />

ren gebaard; onder anderen JAN VAN DER DOES, Heer vm Ber.<br />

S 5 kt.


284 DOES. (DIRK VAM MR)<br />

Jiejlein, die even als zijn vader lid van de Utrechtfe Ridderfchap<br />

is geweest. Hij heeft in druk uitgegeven :<br />

1. GEOKGII LOGOTHEXSS Acropolita;, Chrcnkon ConfiantinopoH<br />

tanum, Grace fj? Latine, Notisque illuftravit. Leidce 1614. 8va*<br />

V. D. DOES gaf dit uit na eene kopij die zijn broeder GEORG,<br />

tePéra, eene voorftad vanKonftantinopolen, naar een Handfcbrift<br />

hadt doen vervaardigen, het welk aan GEORG CANTACUZENUS<br />

hadt toebehoord. OUDINUS flaat de bal mis, met te zeggen,<br />

dat J. v. D. DOES 'er de Gefchiedenisfen van NICEPHORUS GRE-<br />

GORAS, en van LAONICUS CHALCONDYLAS heeft bijgevoegd,<br />

LEO ALLATIUS , heeft eene volkomener en beter vertaalde uit­<br />

gave van die Kronijk bezorgd, in het Corpus Hifloria; Byzanthue.<br />

Edit. Paris. 1651. in folio. Deze griekfe Schrijver, die aan­<br />

zienlijke bedieningen bekleedde aan het Hof van de Keizers<br />

JANDUCAS, THEOD. LASCARIS, en MICHIEL PALEOLOGUS , wierdt<br />

voor een van de grootfte Mannen van zijnen tijd gehouden.<br />

Hij was in 1274 tegenswoordig bij het Concilie van Lijons, en<br />

ftierf op zijn vroegfte in 1282. Zijn Kronijk die zeer nauw­<br />

keurig is en in grote achting, bevat al het geen 'er te Konflan*<br />

tinopokn, zedert het jaar 1203 tot aan 1261 is voorgevallen.<br />

2. Allocutio fuper BERJA, HEDA et HORTENSIO, recufis, a&<br />

Magnificum virum , GISBERTIUM LAPPIUM A WAVEREK , Pa-<br />

tritium Ultrajetcinum. Dit behelst een digtftuk van 53 regels,<br />

gedrukt aan' het hoofd van de Succesfiones Ultrajeüina van<br />

LAMB. HORTEKSIUS , in de Verzameling van Utrechtfe Gefchied-<br />

fchrijvers, door ARN. BUCIIELTUS verzameld, met deszeivs aan­<br />

tekeningen verrijkt, en na dode van hem, ten jare 1643. in<br />

folio, door LAP VAN WAVEREN in 't licht gegeven.<br />

3. Lufus Imaginis Jocofa, five Echus, a variis Poè'tis, variis<br />

linguis et numcris excultl; ex Biblktheca THEODORI DOVZM J. F.<br />

Accesfit MARTINI SCHOOCKII, Disfertatie de natura Soni et Echus<br />

Ultraj. 1658. in 8vo. FAERICII, Biblioth. Grcec*. Tom.<br />

VI. p. 451. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1122. GASP. BURMANNI,<br />

Traj. eruditum, p. 89, 90. C. SAXI , Onom. liter. Pars IV. p.<br />

239. PAOJJOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 239-243. S. VAN<br />

LEÜUWEN, Batav. illuflr. bl. 932. A. PARS, Naamrol der Batav.<br />

Schrij-


DOES. (FILIPS VAN DER) (FRAÏ£{ VAN DER) , 283<br />

Schrijvers. GOUTHOEVEN, Chronijck van Holland, p. 170. J


: -ÖOES. (GEORG VAN DE»)<br />

en gevolgd door een Treurzang van hem, waar in hij het !o£<br />

van Leijdens Hogefchool betreurt, over het gemis van zulk<br />

een geleerd Profesfor. • FR. SWEERTII, Athena Bclgica;<br />

p. 24.2, 243. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 228. ForrENs,<br />

Bibl. Belg. p. 291. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 83, 84.<br />

NICERON, Mem. des Hom. illuftr. Tom. XVIII. p. 209, 210»<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tóin. XVI. p. 237-239. S, v. LEEUWEN,<br />

Batav. illufin p. 93a',<br />

DOES (GEORG VAN DER) , mede een zoon van Jon. VA:-!<br />

DER. DOES, leide zig van der jeugd af aan toe op het beoeffe­<br />

nen der fraaije wetenfehappen, en leerde zeer grondig da<br />

griekfe en latijnfe talen. In 1592 volgde hij de neiging, die<br />

hem tot reizen aanfpoorde, en trok naar Polen, daar hij twea<br />

jaren verbleef, ten einde aldaar de landtaal in volkomenheid<br />

te loeren. Hij kwam ten jare 1594 in Holland te rug, en ,<br />

vertrok in het zelvde jaar weder naar Duitsland, verzelt van<br />

zijne bloeders JOHAN en STEVEN. Genoegzaam een halfjaar<br />

hield hij zig te Heidelberg op, deels om met de Geleerden van<br />

die Hogefchooi te verkeeren, en deels' om de handfehriften<br />

van de Paltjife bibliotheek, die zedert naar Rome vervoerd is,<br />

te doorfnuffelen. Te Frankfort zijnde, vernam hij dat SIGIS-<br />

MOND DE III, Koning van Polen, een Gezantfchap ftondt te<br />

zenden naar de Porte, hier op haastte hij zig om te Krakow te<br />

korren, ten einde van die gelegenheid gebruik te maken om<br />

.naar Turkijen te reizen, zo als hij lang van voornemen was<br />

geweest, doch ziende, dat deze reis op de lange baan wierdt<br />

gefehovcn, wierdt hij te rade, zig naar Moskovië te begeven,<br />

om zijn geluk aldaar te beproeven. Op weg zijnde, vondt hij<br />

het geen hij zogt; want hij ontmoette te Leopol, Polakken en<br />

.Armeniërs, die het zelvde voornemen koesterden. Hij ging<br />

dan met dezen naar Smihel, eene ftad aan den mond van<br />

den Donaitw gelegen, alwaar hij op de Zwarte zee te fcheep<br />

ging. Te Konftantinopolen geland zijnde, huisvestte hij zeven<br />

maanden lang bij EDUAKO BARTON , Ambasfadeur van 't Engel­<br />

fe H-jf. Den 22 november 1598» vertrok hij me: den Poolfen<br />

J<br />

' (Je-


DOES. (GEORG VAN DER) 28^<br />

Gezant, SALOMON GOLSCHÏ, ten einde naar zijn vaderland t©<br />

rug te keren, alwaar hij door zijn vader werdt ontboden, dia<br />

hem Seffens kennis gaf van het overlijde i zijnes oudften broe­<br />

ders. Hij kwam aldaar in julij 1598, en eenigen tijd daarna<br />

hem de begeerte bekropen hebbende om Indien te gaan bezoe­<br />

ken, begaf hij zig öp zee aan boord van een Hollands fchip;<br />

dan hij ftierf op weg aan het eihnd van St. Thomas, waar*<br />

fchijnelijk in het jaar 1598. Daar is van hem in druk:<br />

1. GEORGII CODINI Selecta de originibus Confiantinopolitanis ' t<br />

Grcece ö* Latine, per GEORGIUM DOUSAM. Heidelb. 1596. Svo.<br />

In een onderhoud, 't welk GEORG VAN DER DOES, te Frankfort,<br />

met MARQ. FREHER hadt, betuigde deze hem de begeerte dis<br />

hij hadt om Konftantinopolen te gaan zien: waarop FREHER hem<br />

het werk van CODINUS' ter leen gaf, als zeer nuttig om hein<br />

ten aanzien der oudheden van die Rad, tot een nuttig gebruik<br />

ie verftrekken. V. n. DOES las het met groot genoegen, en<br />

begaf zig terftond aan 't werk, om 'er eene vertaling van te*<br />

maken, die FREHER gedurende zijne afwezigheid liet drukken.<br />

JAN MEURSIUS gaf die in 1608 op nieuw uit met zijne aahmer*<br />

kingen. JAKOB GRETZER verbeterde 'er een aantal fouten van,<br />

in zijne Obfervationes in CODIMUM, lib. III. c. 18, en verfchaf-<br />

te daar bij het nodige, ten einde het Origineel vollediger tö<br />

maken. Ibid. c. 19. LEO ALLATIUS vulde 'er nog meerdere<br />

onvolledige vakken van, inde Variorum Antiquorum, Tom. I.<br />

Ten laatften bezorgdeL^MBECIUS, Bibliothekaris van den Kei­<br />

zer, 'er. eene volledige uitgave van, die een gedeelte uitmaakt<br />

van het Corpus Hiftorice Bizantinte, en wel onder dezen tijtel:<br />

GEORGII CJDINI, Curopalata, & alterius Anonymi, Excerpta de<br />

Antiquitatibus Conftantinopolitanis, Graeci, cum Verfone Latina,<br />

et animadverfonibus PETRI LAMBECII, Hamburgenfis, Lutet. Paris.<br />

Typograplu Regia, 1655. in folio. Dit werk beftaat zuiver uit<br />

een zamenraapzel, waar van men kan overtuigd worden , het<br />

boek van CODINUS met de Opuscula van HESTCHIUS van Mile-<br />

ie, de Originibus Conftantinopolitanis, door MEURSIUS in 1613<br />

Uitgegeven, vergelijkende. CODINUS woonde te Konftantinopolen z<br />

jüsn. denkt dat zijn toenaam van Curtpalates eene bediening be­<br />

te-


236 DOES. (JAKOB VAN DER)<br />

tekent, die hij aan het Plof van den Griekfen Keizer uitoef-<br />

fende. Hij heeft in 1453 , na de volkomene verwoesting van<br />

zijn vaderland geleefd, doordien hij van dat tijdvak gewaagt, in<br />

zijn bock de Imperatoribus Confiantinopolitanis, door den zelvde<br />

LAMBECIUS in 1655 uitgegeven.<br />

2. GEORGÜ CODINI, liber de Signis, Statuis cï? aliis fpe&attt<br />

dignis Conftantinopoli, door GEORG VAN DER DOES vertaald,<br />

met bijgevoegde aanmerkingen van MEURSIUS; bij het voor­<br />

gaande gevoegd. Aurelia Allobrog., 1607. in ivo. It. veel<br />

vollediger, met aanmerkingen van LAMBECIUS in zijne uitgave<br />

van 1655.<br />

3. GEORGII DOUSE, de Itinere Suo Conftantinopolitano, Epiftt<br />

la. Accesferunt veteres Infcriptiones ex Byzantio, ex reli<br />

Gracia, nunc primum in lucem edita; cum quibusdam doiïoru<br />

Virorum Epiftolis. Antv. 1599. in Svo. Vervolgens geplaatst in<br />

Tom. VI. van den Thefaurus Antiq. Grcecarum van JAC. GRONO-<br />

VIUS. De Brieven bij het reisverhaal gevoegd, zijn voor het<br />

grootfte gedeelte door Grieken gefchreven. De belangrijkfte is<br />

die van eenen MELECIUS, Patriarch van Alexandriè'n aan Je»<br />

HAN VAN DER DOES, den vader.<br />

4. Daar zijn twee Brieven van GEORG VAN DER DOES in de<br />

Verzameling van GABBEMA , bl. 243-246. Beide zijn die ge­<br />

dagtekend van Konftantinopolen den 12 meij 1597. De eerfte<br />

houdt aan zijn vader, en de iweede aan zijn broeder JOHAN,<br />

die hij toen ter tijd nog dagt in leven te zijn; zedert lang<br />

jieen de minfte tijding van huis gehadt hebbende, ingevolge<br />

het geen bij in zijnen eerften brief meldt. FR. SWEER-<br />

TÏI, Athen. Batav. p. 273. CRENII, Animadv. Philolog. Part.<br />

IV. p. 36. VAL. ANDREAS, Bibl. Belg. p. 264. FOPPENS,<br />

Bibl: Belg. p. 337. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 78. Nt-<br />

CERON , Mem. des Hommes illiftr. Tom. XVIII. p. 206-209»<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 233 -237.<br />

DOES (JAKOB VAN DER), Konstfchilder, wierdt te Am*<br />

Jleldam geboren den 4 maart 1623. Zijn grootvader was Se­<br />

cretaris van genoemde ftad, en zijn vader Secretaris der Asfu-<br />

xan-


DOES. (JARÓB VAN DER) ag?<br />

jfantiekamer. Deze vroeg geftorven zijnde en weinig middelera<br />

•nalatende, wierdt hij bij N. MOJAART befteld om de Schil-<br />

derkonst te leren. • Na dat hij bij denzelven enige jaren was<br />

• geweest, trok hij met zijn aifte jaar naar Frankrijk, en voorts<br />

te voet met gezelfchap naar Italië. Te Rome gekomen, ont­<br />

moette hij fpoedig verfcheidene landslieden, die hem den bent­<br />

naam van Tamboer gaven. Verfcheiden jaren bragt hij in deze<br />

ftad door met ijverig tekenen en fchilderen, oeffenende zig<br />

naar de beste voorbeelden, inzonderheid van BAMBOOTS. Hij<br />

maakte hier egter geen grooten opgang, doordien hij zig door<br />

zijne levenswijze niet wist bemind te maken, en doorgaans<br />

ftil en droefgeestig was. In het vaderland te rug gekeerd,<br />

zette hij zig in 'sHage neder, en hieldt met zijne zuster huis,<br />

ter tijd toe, dat zig met MARGRIET BOORFERS , een meisje dat<br />

vee! geld hadt, en ook een liefhebfter van de teken- en fchil­<br />

derkonst was, in het huwelijk verbond. Hij verwekte bij<br />

haar vier zoons en ene dogter, waarna zij tot zijn grievende<br />

fmerte, ten jare 1661 overleed; dit verlies trof hem zo fterk,<br />

dat hij 'er ten enemalen lusteloos door wierdt, en zodanig<br />

traag, dat hij het fchilderen ten enemalen agterliet, 't welk<br />

zijne familie bewoog, hem het Secretarisfchap van Slooten, nabij<br />

Amfteldam gelegen, tc bezorgen; onder het waarnemen van dit<br />

beroep fcheen de lust tot fchilderen wederom in hem te ont­<br />

vonken, en hij heeft zedert dien tijd verfcheiden ftukken ver­<br />

vaardigd, die zijn welverdienden lof, zo lang in wezen zijn,<br />

zullen verkondigen. Hij huwde voor de tweedemaal met ene<br />

Juffer die veel geld hadt, doch die na hem enen zoon gebaard<br />

tc hebben , fpoedig kwam te fterven; hij zelv betaalde de<br />

laatfte tol aan de natuur den 17 november 1673, onder an­<br />

deren twee zoons nalatende, SIMON en JAKOB genaamd, waar<br />

van. hier beneden wordt gefproken.<br />

Onze Konftenaar fchilderde bevallig, in het verkiezen van<br />

licht en bruin was hij ongemeen, en de groepswijze koppe­<br />

ling der Dieren verftond bij wonder wel, en niemand<br />

heeft hem in 't fchilderen van Schapen en Geiten, zo in na­<br />

tuurlijke tekening als wijze Yan fchilderen, overtroffen. In<br />

het


aS8 DOES. (JAKOB VAN DER) (JOHAN VAN DER)<br />

het Keizerlijk Kabinet te Weenen is een ftuk van dezen Mees-<br />

ter, dat zeer fchoon en allerbevalligst is; het verbeeldt een<br />

laudfchap in den omtrek van Rome, ftaande op den voorgrond,<br />

ter regter zijde, enige ruïnen, aan welker voet, ene flapen-<br />

de boerin op den grond zit. Naast haar ftaat, een jonge<br />

herder met twee honden, en voor hare voeten een fchaap<br />

en ene geit die haar jong zoogt. DESCAMPS, Vie des<br />

Peintres, Tom. II. p. 333. C. DE MECHEL, Catal. des Tableaux<br />

de la Gallerie Imp. de Viemie. 1784. Svo. p. 222. A. HOUBRA-<br />

KEN, Schouwb. II. D. bl. 105-108. J. C. WEYERMAN, Levert<br />

der Schilders, II. D. bl. 180-193. fHfgMn, $unfU« Sqticc».<br />

1799. f. 203.<br />

DOES (JAKOB VAN DER), Konstfchilder, een zoon vaii<br />

den bovenftaanden, hadt tot leermeester KAREL DU JARDIN ,<br />

zijn overleden vaders groten vriend en zijn gewezen voogd,<br />

daar hij zo lang bij bleef tot dat KAREL de lust bekroop om Rome<br />

voor zijn dood te bezoeken. Toen raakte JAKOB bij G. NET-<br />

SCHER, en daar twee jaren vlijtig gewerkt hebbende, bij GER.<br />

DE LAIRÈS te Amfteldam. Nadeihand bij zig zei ven de konst<br />

oeffenende, gaf hij proeven van zijnen groten geest en ver­<br />

nuft, doch was daarbij ongemeen driftig en haastig; want<br />

men vindt van hem verhaald, dat hij eens drie of vier weken<br />

aan een ftuk gefchilderd hebbende, en het niet naar zijn zin<br />

konnende krijgen, een mes nam en het aan riemen fneed.<br />

Dit zelvde ontwerp ondernam hij andermaal; 't lukte hem,<br />

en hij maakte 'er een gefchenk van aan dén Heer DE GRAAF,<br />

zijnen bloedverwant, die 'er zeer mede in zijn fchik was,<br />

hem een paard benevens een ftijve goudbeurs vei eerde, en<br />

bezorgde, dat hij onder het gevolg van den Ambasfadeur<br />

HEEMSKERK naar Parijs reisde, alwaar hij zijn fortuin zou ge­<br />

maakt hebben, was hij niet na een jaar verblijf aldaar over­<br />

leden. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, lil. D. bl. 327,<br />

328. SUfgtm. KmtfHer gcricón. 1779. f. 203.<br />

DOES (JOHAN VAN DER), beter bekend onder den latijn-<br />

fen naam van JANUS DOUZA, gevei.de FRANS DOUSA ad Luci»<br />

LU


DOES. (JOHAN VAN DM) iSp<br />

Ui Fragm. p. 253. edit. OUDSND., tot reden vat) deze naams­<br />

verandering, om dat de ou in het latijn, dezelvde klank uit­<br />

drukt van de nederlandfe oe; was Heer van Noortwijk en<br />

Kattendijke, en een ieverig lid der Verbonden Edelen; hij wierdt<br />

geboren te Leijden den 6 december 1545, uit het huwelijk var»<br />

JOHAN VAN DER DOES en deszeivs tweede huisvrouwe, AMRA<br />

VAN NYENRODE , mede van een adelijk en oud Geflagt; Zijne<br />

ouders hem in 1550 door den dood ontrukt zijnde, geraakte<br />

hij onder de voogdij van zijnen moederlijken grootvader FRANS<br />

VAN NYENRODE, die hem in den ouderdom van tien jaren naar<br />

Lier in Braband zondt, daar hij de gronden zijner ftudie leide,<br />

daar na Leuven, en vervolgens Douai bezogt, en eindelijk die<br />

te Parqs voltrok, van waar hij, met roem overladen, in zijné<br />

geboorteplaats te rug keerde. Hier was het dat hij een ön-<br />

fterfelijken naam verwierf, en zijn aanzienlijk Geflagt eere<br />

aandeed. Heldhaftigheid en geleerdheid, ftaatkunde en eer­<br />

lijkheid, blonken eveneens in hem uit, en men zou verlegen<br />

ftaan met te willen bepalen, waar aan de voorrang toekome»<br />

Hoe groot zijn-heldenmoed ware, bleek overvloedig, geduren­<br />

de de gédugte belegering der ftad Leijden, ih 't jaar 1574.*<br />

federt het Bevelhebberfchap hem, aldaar, was opgedragen»<br />

Toen gaf hij ook bewijzen van eerlijkheid. Geene vleijenda<br />

beloften, geen Spaans goud, konden het hart van dezen Na.<br />

derlander tot ontrouwe doen bezwijken. De list van LEICES-<br />

TER was niet in ftaat, om hem aftetrekken vart de bevorde-<br />

ringe der ware belangen van zijn vaderland. Zijn ftaatkundïg<br />

beleid, gepaard met beproefde getrouwheid, was oirzaak é<br />

dat hij, in 's Lands haggelyke omftandigheden en In de ge-<br />

wigtigfte gezantl'chappen j gebruikt wierde; ook bekleedde<br />

Hij de gewigtige posten van Dijkgraav van Rijnland, Regis*<br />

termeester van Holland, lid van den Hogen Raad, Curator<br />

en Bibliöthekaiis der Leijdfe Akademie enz.<br />

Wanneer de Staten van Holland en Zeeland reh jare 15724<br />

befloten, onderfland van geld en volk bij Koninginne ELJ*<br />

ZABETH te zoeken, was VAN DER DOES een der Gezanten<br />

r.aar Engeland. Na doode des Prinfen VAN OSANJS , be»<br />

VILL DEsu T g»f


*go DOES. (JOHAN VAN DIR)<br />

gaf hij zig, in julij of augustus van 't jaar 1584, in alle flilte,'<br />

zelv6 buiten weten zijner vrouwe en vrienden, naar Enge-<br />

land. Zijn oogmerk was, gelijk men vermoedt, den weg te<br />

baien, tot nadere onderhandelingen met de Koninginne:<br />

terwijl anderen meer gezind waren, hulpe bij Frankrijk te- zoe­<br />

ken ; gelijk men deedt. Doch de handel met dat Rijk werdj<br />

afgebroken, en, toen befloten, de Opperheerfchappije en be-<br />

fcherminge der Nederlanden aan Koninginne ELIZABETH opte-<br />

dragen. Dit gefchiedde, in 't jaar 1585, door een aantal<br />

Gezanten uit de Nederlandfe Gewesten, onder welken de Heer<br />

VAN NOORDWYK , wegens Holland, de eerfte was. Zedert zijn<br />

hem meer andere onderhandelingen landswege toevertrouwd;<br />

*t geen aan HEINSIUS doet zeggen: Plurma & in Patria gesfie,<br />

& pro eas legationes obivit plurimas: nee ullius ore fcepius<br />

efl Batavia.<br />

Den roem van geleerdheid kan niemand hem betwisten; zij­<br />

ne Schriften zijn 'er fprekende bewijzen van. Hij was een<br />

voortreffelijk Gefchiedenisfchrijver, een groot Taalkundige, een<br />

uitmuntend Digter; ja hij wordt door JANUS GUILIELMIUS, in<br />

Syll. Epift. Tom. I. p. 171. Polta unicus genoemd. De groot­<br />

fte Mannen van dien tijd, rekenden het zig tot eere, brief-<br />

wisfeling met hem te onderhouden; zo als onder veelen, de<br />

Kanfelier DE L'HOFITAL , FREDERIK MOREL de vader, DO-<br />

RAT, TuRitéBius, RONSARD, LAMBINUS, PASSERAT &c. alle<br />

Geleerden van den eerden rang, met wie hij gedurende zijn<br />

verblijf te Parijs, in kennis was geraakt. Ook werden hem<br />

van veelen de heerlijkde getuigenisfen gegeven. Sommigen,<br />

en daar onder de geleerde DU THOU, noemen hem den Hol*<br />

landfen VARRO. Hij bezat een dalen geheugen, en een uitge­<br />

lezen oirdeel, hadt daarbij genoegzaam alles gelezen, wat het<br />

vak der Gefchiedenis ten onderwerpe heeft, of enigzins met de<br />

Belles Lettres verwant is. Hij verdondt het grieks grondig, en<br />

CATULLUS, TIBULLUS, PROPRRTIUS, JUVENALIS, FIORATIUS en<br />

verfcheidene brokken van andere oude cn hedsndaagfche Dig-<br />

ters, hadt hij zodanig in zijn geheugen geprent, dat hij 'er bij<br />

alle gelegenheden gebruik van wist te maken. MEURSIUS ge-


DOES. (JOHAN VAN BES) aar<br />

ïufgt, dat DOUSA ogenblikkelijk alle de vragen b:ant woedde,<br />

die hem kosten gedaan worden, betrekkelijk de Griekfe en<br />

Latijnfe letterkunde, evenveel of die tot de oude of lateia<br />

gefchiedenis behoorden. Zijn zinfpreuk was: Dulces ante omniet<br />

Mujee.<br />

Den ouderdom van 19 jaren bereikt hebbende, huwde hij in<br />

'tjaar 1564, met ELIZABETH VAN ZUYLENVAN DERHAER, eene<br />

dogter van THIERRY VAN ZUYLEN en van JOSINA VAN DRAKEN-<br />

BURG, welke hem 12 kinderen ter wereld bragt; namelijk JO­<br />

HAN , JOHANNA, ANNA, GEORG, STEVEN, FRANS, GARNIER,<br />

JOSINA, JAN, DIRK, JAKOB en nog een jongeren zoon. Van<br />

GEORG, FRANS en DIRK, is reeds gefproken, en JOHAN maakt<br />

het onderwerp uit van het volgende Art. JOHANNA wierdt<br />

den 16 janüarij 1571 te Noordwij'k geboren, en ftierf ongehuwd.<br />

ANNA kwam in meij 1572 ter wereld, en huwda in 1661 aan<br />

GASPAR VAN EUSSUM, Heer van Nijenoort, en Drost van Koe­<br />

ver den en het landfehap Drenthe; STEVEN geboren den 2 ja.<br />

nuarij 1576, trouwde aan ANNA VAN EUSSUM, zuster van<br />

GASPER, en won 'er drie zoons bij, waar van de jongfte, Wio-<br />

BOLD genaamd, het Geflagt voortplantte; vader geworden<br />

ïüjnde van een anderen STEVEN, en grootvader van eenen<br />

STEVEN, en van JOHAN VAN DER DOES, beide in 1685 leven­<br />

de. GARNIER, den 13 augustus 1578 geboren, ftierf op zes<br />

in 1604 of 1605, zonder kinderen na te laten. JOSINA, ge.<br />

boren den 29 feptember 1578, ftierf te Leijden agt jaren oud<br />

ziinde. JAKOB, kwam den 29 meij 1580 ter wereld, en<br />

ftierf nabij het eiland St. Thomas, uit de Indien te rug ke­<br />

rende. Deze JAKOB was een jeugdige deugeniet, waar van<br />

a'ijn vader dit afbeeldzel heeft nagelaten :<br />

Farentibus infortunatis.<br />

JANE -pater, qua non JACOBUS Jligmata (prolit<br />

Degene) ah! domui liquit inulta tuce?<br />

Dum probris probra accumulat, dum furta rapinit:<br />

Nequitixque fu


sp* DOES. (JOHAN TA» MR)<br />

Toen V. r». DOES ondernam de Hollandfche Jaarboeken te<br />

fchrijven, maakte men hem in 1685, Bewaarder en Opziener<br />

van 's Lands archiven; en hij bedankte als toen voor het<br />

Dijkgraavfchap. Den 3 december 1591, benoemde men hem<br />

tot lid van den Hogen Raad; en door de uitoeffening van de<br />

bezigheden aan dat gewigtig ambt verknogt, verpligt zijnde<br />

zijne woonftede in 's Hage te vestigen, gaf hij het aan hem<br />

toevertrouwde opzigt van de Akademie-Bibliotheek te Leijden,<br />

aan zijnen zoon JOHAN over, wiens dood op den 21 decem.<br />

ber 1590 voorvallende, hem zo hartgrievend trof, dat hij<br />

vier dagen agter een doorbragt, zonder enig voedzel te genie­<br />

ten. Zig tot het verrigten van enige zaken ten jare 1604<br />

naar Friesland begeven hebbende, wierdt hij 'er ziek; hij liet<br />

Zig terftond naar Noordwijk voeren, hopende dat zijne geboor-<br />

telucht heilzaam voor hem zoude zijn; doch zijne kwaal ver­<br />

ergerde, en, na gedurende een maand lang daar aan gefuk-<br />

keld te hebben, overleed hij in dat zelvde jaar op den 8<br />

oktober, in den ouderdom van bijna 59 jaren; zijn Iighaam<br />

wierdt naar 's Hage gevoerd en aldaar begraven. Cura-<br />

teuren van Leijdens Hogefchool, bevolen aan DANIËL HEIN-<br />

SIUS de taak, om eene lijkrede over hem te doen; 't welk<br />

insgelijks door PETRUS BERTIUS gefchiedde. JUSTUS LIPSIUS,<br />

die hem in Eletlor. lib. I. c. 5. Vera proles Mvfarum, & alumnus<br />

Cratiarum noemt, maakte dit graffchrift op hem:<br />

DOUSA meus jacet hic. Tecum, mi DOUSA, jacere<br />

Candorem £f Mufas ingenué fateor.<br />

De Hogefchool te Leijden, waar over, gelijk wij gezien<br />

hebben, de zorg hem aanbetrouwd was, zal aan VAN DER<br />

DOES ten allen tijde met dankbaarheid gedenken. Zijn voor­<br />

beeld toont, dat gegronde geleerdheid den Staatkundigen ten<br />

lieraad ftrekt; en hem, boven andeven, in ftaat ftelt tot het<br />

bekleden der gewigtigfte ambten, tot nut van 't vaderland.<br />

Een achtenswaardig afftammeling van den groten JANUS<br />

DOUSA , die nog in leven is, de Heer GERLACH JAN DOYS VAN<br />

{>£& Doss, Heer van beide de Noordmjken, Langeveld, Offtm<br />

t


DOES. (JOHAN VAK DBR) M<br />

ftm, enz. liet den 3 oktober 179a, een piagtig en kostbaar<br />

gedenkftuk, in de kerk te Noordwijk aan 1 en Rhijn, oprig.<br />

ten, bijzonderlijk gefchikt ter eere van den onfterfelijken Jo.<br />

HAN VAN DER DOES, wiens beeldtenis, naar eene oirfpronglij.<br />

ke fchilderije, in konftig marmer uitgehouwen op dit ; edenkteken<br />

praalt. Het latijnfe opfchrift, dcor de kundigfte hand<br />

gefchreven en daar op uitgehouwen, te omflagtig om hie. eene<br />

plaats te beflaan, is te vinden in het IV. deel van de Hifi.<br />

van het Verboni der Edelen door den Hoogleraar TE WATER,<br />

uit welk werk van dezen geleerden en nauwkeurigen Gjfchied»<br />

fchrijver, wij ook een groot gedeelte van dit levensberigt ontleend<br />

hebben.<br />

Een fraijen Gedenkpenning ter zijner eere gemunt, vindt<br />

men befchreven, en afgebeeld bij GER. VAN I OON , Befchr. der<br />

flJederl. Hiftoriepenningen, I. D. bl. 200. Daar gaan veele<br />

Afbeeldzels van dezen groten Man op verfcheidene wijzen in<br />

prent uit, waar "van voor de besten worden gehouden, die<br />

door VISSCHER en HOUBRAKEN in 't koper zijn gefneden. Zie<br />

hier nu nog de optelling der Werken, die van hem door den<br />

druk zijn gemeen gemaakt:<br />

1. Epigrammatum libri duo: Satyra duet: Elegerum liber mus;<br />

Sylvarum libri duo. Antv. 1569- in i2mo.<br />

2. Notte in C. CRISPI SALLUSTII Fragmenta. In den druk<br />

Van dien Gefchiedfchrijver, uitgegeven door LODEW. CARRION.<br />

Antv. 1573. I2W0. It. IS79» IS83- &c. mme.<br />

3. Nova Poëmata: Odarum libri tres: Satyrarum liber unus:<br />

Epigrammatum libellus: Heniecajyllabi: Satyra dua incertorum<br />

auüorum: Hendecqfyllabum Carmen in laudem Lugduni, nova\<br />

Batavorum Acaitmia, conferiptum. His accesfit incertorum Auüo*<br />

turn Foëmation. Item HADRIANI JUNII, Carminum LugdunenJU<br />

urn Sylva. Lugd. Bat. 1575.<br />

j 4. In novam Q. HORATII FLACCI editlonem Commentariolus,<br />

'Antv. 1580. iömo. Appendix fuccidanea ad eundem. Ib. 158a.<br />

iCmo. It. cum Comment. & Enarrat. Commentatoiis veteris a<br />

JAC. CRUQJJIO editi. Lugd. Bat. 1611. 4*0. In deze kleine uitbreiding,<br />

(baalt grote geleerdheid door; DOÜZA Leeft 'er op*<br />

T 3 fce«ï


ap4 DOES. (JOHAN VAN DER)<br />

helderingen in van verfcheidene Roomfe Oudheden, en ver­<br />

betert hier en daar de hedendaagfe Schrijvers, welke over<br />

deze onderwerpen geftruikeld hebben; bij voorb. bl. 43. van<br />

den I. druk, deze woorden van HORATIUS, Lib. III. Qd. 23.<br />

bijgebragt hebbende:<br />

Si thure placarts, £f horna .<br />

Fruge Lam, avidaque porca.<br />

Bewijst bij door verfcheidene aanhalingen «it de oude<br />

Schrijvers, dat zij aan hunne Huisgoden , lammeren, verkens,<br />

geiten enz. offerden; en dat diensvolgens LAMBINUS ongelijk<br />

heeft, met te beweeren, dat men geen andere dan onbezield©<br />

* onderwerpen aan hun offerde.<br />

5. Prxcidanea pro Q. VALERIO CATULLO. Antv. 1581. 161110,<br />

Verfcheidenemalen met de beide volgenden herdrukt. Men<br />

Doemde eertijds Pracidanew hofiia , die offeranden , welke-<br />

's daags te voren, wanneer 'er grote feesten ftonden gevierd<br />

te worden, wierden geofferd. Onze Schrijver verftaat waar­<br />

fchijnlijk door Pmcidanea proeven van krietieke aanmerkingen.<br />

Dit behelzen ook inderdaad de werkjes, waar aan hij dien<br />

tijtel gegeven heeft. Zijne aanmerkingen zijn geleerd en tef*<br />

fens oirdeelkundig.<br />

6. Pmcidanea pro AULO ALBIO TIBULLO. Antv. 1582. I6ms.<br />

7. Schediasma Juccidaneum, nuperis ad TIBULLUM Precidan<br />

addendum. Ejusdem ad familiarem quandam GERARDI FALKENBÜ<br />

Epijlokm responfio. GER. FALKENBÜRGIÏ Epigrammata qucedam<br />

Crceca. Antv. 1582. \6mo. Het antwoord van FALKENBERG<br />

bevat verbeteringen en aanmerkingen over TIBULLUS en PRO-<br />

ÏERTIUS.<br />

8. Pro Satyrico PETRONII Arbitrii, viri Confularis, Preecidane<br />

mm libri tres. Lugd. Bat. 1583. in ïzmo. Verfcheidenemalen<br />

herdrukt.<br />

p. Epodon ex puris Jambis libri duo. Antv. 1584. 8vo.<br />

10. Odarum Eritannicarum liber, ad Divam ELISABETHAM;<br />

Brkamiarum, Francice, Hiberniaque Reginam. Et JANI Dousa;<br />

filii. Britannkorum Carminum Sylva. Lugd, Bat. 2586. 4».


DOES. (JOHAN VAN DU) apj<br />

ir. Elegiarum libri duo: Epigrammatum liber mus, cum Jus-<br />

Ti LIPSII aliorumque ad eumdem Carminibus. Lugd. Bat. 1586".<br />

in 410.<br />

12. Centurionatus , Jive Plautinarum explanatlor.um libri iv;<br />

in quibus prater PLAUTUM , multa Veterum Scriptorum loca, Pti-<br />

tarum inprimis, corriguntur, illufirantur, explicantur. Lugd. Bat.<br />

J587. ï6mo. 1600. 1602.<br />

13. Epifiolce Apologetica due: prima, de prolata Annalium<br />

Suorum editione: Jecunda, pro Pratore Nortvicano, Peregrinitatis<br />

in Batavis reo, caufa diüionem compleUitur. Leida 1593. 4to.<br />

14. Annales rerum, a primis Hollandia Comitibus per CCCXLVI<br />

armos geftarum, in mum metrica Hifloria corpus, Libris X. re*<br />

daEti: a JANO DOUSA filio incboati, fep a JANO DOUSA patrt<br />

recogniti, fe? perduSli ad annum cm.c.xx. Item profa oratione.<br />

Haga Comit. 1599. 4to. It. Lugd. Bat. 1604. t\to. It. in pro­<br />

fa, enkel onder dezen tijtel: De Hollandorum Republica £?<br />

rebus gefiis Commentarii HUGONIS GROTII, JANI Dousa patris,<br />

JANI Dousa filii. Lugd. Bat. 1617. in 4to.<br />

15. Echo, five Lufus Imaginis jocofa, quibus titulus HalcedO'<br />

ïtia. Alia quadam quorum indicem fequens pagina reprafentabit.<br />

Omnia recens nunc primum edita. Haga 1603. 410.<br />

16. Poëmata pleraque feleQa; PETRUS SCRIVERIUS edidit. Ac<br />

eedunt JOSEPHI SCALIGERI, JUSTI LIPSII, aliorumque ad DOUSAM<br />

Carmina. Lugd. Bat. 1609. Svo.<br />

17. Elegia ad HUGONEM GROTIUM, de Oppidis Hollandia.<br />

torumque pracipuis ingeniis. Lugd. Bat. 1619. 4U.<br />

18. Poeta Satyrici minores, de corrupte Reipublica Statu:<br />

SULPICIA, VALERIUS CATO cif Anonymus, de Lite. cum JAM<br />

Dousa, fe? GASPARIS BARTHII Commentariis, MARC. ZUER.<br />

'BOXHORNIUS recenfuit, &c. Lugd. Bat. 1632. i6mo. SULPICIA<br />

eene Romeinfe dame, de huisvrouwe van CALANUS, leefde<br />

omtrent het einde van de eerfte eeuw, men heeft van haar<br />

«en latijns Digtftuk tegens den Keizer DOMITIAAN, die de<br />

Wijsgeeren uit Rome verbannen hadt. VALERIUS CATO was<br />

een Digter uit Narbonneesch Gallië herkomftig, die te Rome<br />

lesfen over de Spraakkonst gaf, alwaar hij grotelijks behocf-<br />

T 4- tig


DOES. (JOHAN VAM MR)<br />

tig in een grijzen ouderdom ftierf, omtrent 30 jaren voor de<br />

geboorte van den Heiland. Zijn ftuk , getijtelt: Dim in Batta-<br />

rum fluvium, is een hekel fchrift dat hij vervaardigde toen hij<br />

zijn vaderland en minnares verliet. Men vindt het dikwils<br />

gedrukt bij de Cqtaletcen van VIEGILIUS. KRISTOFSEL ARNOLDX<br />

gaf het afzonderlijk in 't licht met geleerde uitleggingen,<br />

Lugd. Bat. 1652. i6mo. Het ftuk de Lite, 't welk BOXHORN<br />

verkeerdelijk als een voortbrengzel der Oudheid heeft aange­<br />

zien , is men aan 't vernuft van den Kancelier M . DS L'HOPI^<br />

TAL verfchuldigd.<br />

19. Daar zijn drie Brieven van DOUSA in de Epijlolee db.ill.<br />

& claris Viris fcriptee, van GABBEMA. Harl. 1664. iimo. Da<br />

beide eerften zijn gerigt aan LAMB. VAN DER BURCH, waarin<br />

hij over de oude Hollandje Gefchiedfchrijvers handelt, hem<br />

teffens bedankende voor dat hij 'er hem eenigen heeft mede­<br />

gedeeld; voorts loopt de tweede over de gefchiedenis van^-<br />

voijen door VAN DER BURCH famengefteld, De derde, aan z'j-<br />

jien zoon JOHAN , handelt over de moeijelijkheden die hij heeft<br />

endergaan, ter gelegenheid van het overbrengen eener Bibjio*<br />

theek uit 's Hage naar de Akademie te Leijdm.<br />

20. In de grote Verzameling van P. BURMAN, onder den<br />

tijtel van Sylioge Epijlolarum a Viris illujlribus Jcriptarum &e.<br />

Lugd. Bat. 1727. V. Vol. in 4(1?. ontmoet men vier Brieven<br />

van DOUSA aan LIPSIUS gefchreven, benevens de antwoorden<br />

van dezen. Deze Brieven zijn gedagtekend Leijden en Ut'<br />

recht in 1591. Zij hebben tot onderwerp het vertrek vap.<br />

LIPSIUS , die de Akademie van Lijden, hadt verlaten enz.<br />

21. Ook zijn 'er Brieven van DOUSA in THOM^ CRENIÏ<br />

Animidv. Ph Iqlogicce fc? Hijlorka in varios Authores fcf editionts.<br />

Accesferunt Epijlola DAN HEINSII, JANI Dousa, ABR. ORTJE-<br />

IM, CAR. SIGONII, GUILIEL. CAMDENI, JOAN. ROSINI,<br />

alkrmn, haUenus inedite. Amjl. 1711,. iame, in verfcheiden^<br />

delen.<br />

22. Nog heeft JANUS DOUSA eenige nagelatene Werkjes<br />

•an LUKAS FRUVTIESS, in 't licht gegeven. Als mede de Ba*<br />

tjtvia van Acs. JUNIÜS, Lugd. Bat. J58S. ia ya. Hij heef!


DOES. (JOHAN VAN DER) Spy<br />

de hand geleend tot de uitgaven der Infcriptien, door MARTI-<br />

NÜJ SMETIUS verzameld. Lugd. Bat. 1588, in folio. Einde­<br />

lijk, hadt hij gefchetst Pracidanea in JUVENALEM, eenige delen<br />

Latijnfe Brieven gefchreven; en verzameld: Fragmenta omnitt<br />

veterum Oratorum, Poi'tarum, fc? Hiftoricorum. — MEUR-<br />

§M', Atlien. Batavce, p. 88--9I. FR. SWEERTH, Athen. Be'.giae,<br />

p. 379> 38o. TOB. MAGYRUS, Eponymolog. in Voce. POPE<br />

BLOUNT, Cenfura Celebt. Auth. p. 824-82(5. MORHOFIUS, PC~<br />

lyhiftor. Tom. I. f. 1066. CREKII, Animadv. Pliilol. Part. V. p.<br />

149--152. Part. IX P- 120-125. G. KRANTZIUS, ad CONRIN-<br />

OIUM, Saec. XVII. p. 229. SCALIGER, in Scaligeranis fecuni.<br />

Voce. Jo. FABRICII, Hiftor. Biblioth. Part. III. p. 465. MENC-<br />

JCENII, Bibl. doSorum Militum, p. 173-177. FOPPENS, Bibl.<br />

Belg. p. 546, 547. F. G. FREYTAG, Adparatus' Litterarius.<br />

Tom. III. p. 631-633- Catal. Bibl. BBNAV. Tom. I. Vol. II.<br />

p. 1309. P. A. CREVENNÜS , Catalogus, Vol. III. p. 307, 308.<br />

C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 446, 447. 6.53. NICERON,<br />

Mem. des Hommes illuftr. Tom. XVIII. p. 195-203. BAIL-<br />

Ï.ET, Jug. des Savans. Tom. II. p. 191. Tom, IV. p. 142,<br />

143. Tom. V. p. 51, 52. MORERI, Ditlion. ed. de 17-40.<br />

Lett. D. p. 139. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p, 205.<br />

227. G. BRANDT, Hift. der Reform. II. FJ. bl. 49. J. w.<br />

1% WATER, Hifi. van 't Verbond der Edelen, II. D. bl. 333-<br />

137. III. D. bl. 510-513. IV- D. bl. 337-339-<br />

DOES (JOHAN VAN DER), oudfte zoon van den voorgaart»<br />

den, is geboren te Noordwijk of te Leijden, den 16janüarij<br />

3571. Zijn vader droeg de grootfte zorg voor het wel befiie-<br />

jen van zijn opvoeding, en zulks gevoegd bij de. fmaak welke<br />

die jongeling voor bet ftudeeren hadt, bragt te wege, dat hij<br />

wel dra ervaren wierdt in de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe<br />

Êalen, ook in de mathefis, in de oudheden en in het Romeir.,<br />

fe regt. Door middel van deze kundigheden en den invloed<br />

dien zijn vader, hadt verkregen , wierdt hij vroegtijdig aangefteld<br />

tot Preceptor of Leermeester van FREDERIK HEN )RIK van Nas*<br />

fau, bij wisn hij twee jaren in 's Hage woonde. Zijn vader<br />

T 5 ia


Ü98 DOES. (JOHAN" VAN MR)<br />

in het jaar 1501 aldaar zijnde komen wonen, bezorgde hem<br />

de bediening van Bibliothekaris der Hogefchool van Leijden,<br />

die hij zelv tot dien tijd toe hadt vervuld. De jonge Dou.<br />

SA ftondt die af in 159+ ten behoeve van PETRUS BERTIUS.<br />

In het zelvde jaar vertrok bij met zijne broeders GEORG en<br />

STEVEN naar Duitsland, en ftond gereed om naar Holland te<br />

rug te keren, wanneer hij in het begin van april van 't jaar<br />

J596, te Frankfort bij toeval FILIPS DU PLESSIS MORNAY den<br />

zoon, ontmoette, die met drangredenen hem wist te bewegen,,<br />

om ene reis naar Polen in zijn gezelfchap te ondernemen;<br />

zij reisden door Bohemen, en kwamen op den 22ften te Bres*<br />

lauw, en voorts te Krakouw, alwaar DOUSA zijn reisgezel ver»<br />

liet, en zig te Dantzig aan boord van een fchip begaf, dat zeil»<br />

vaardig naar Holland gereed lag. Hij kwam in zijn vaderland te<br />

rug, aangedaan door een borstkwaal, die hem den 21 decem*<br />

ber van dat jaar in het graf rukte, nog geen 26 jaren bereikt<br />

hebbende. Hij wierdt in den Haag begraven, met dit gtafy<br />

fchiift:<br />

D. S.<br />

J. DOUSA JANI FIL. HIC<br />

CUSAT QUI VIXIT ANN.<br />

Xxv. MENSES XI. DIES IV.<br />

Ik heb reeds gezegd, dat zijn vader hem hartelijk betreur»<br />

de, en op zijn.dood twee digtftukken vervaardigde onder deq<br />

tijtel van Manes Doufiani. In een daar van zegt hij;<br />

Per omne discipline, £f artittm genus<br />

Vagatus, ipfa ad afira menfus efl viam:<br />

Bonaque mentis attigit Sacraria,<br />

ffugum Supra bkorne; qua levi tarnen<br />

Huk labore conjlitere finguld.<br />


DOES. (JOHAN VAN DER) 200<br />

KnüTomt COLERUS, Hoogleraar in de regten te Altorf,<br />

deedt zijne loffpraak, in eene redevoering, welke hij in die<br />

Akademie uitfprak. CASAUBONUS in Ep. 446. zegt: dat onder<br />

de jonge lieden welke zig aan het beoeffenen der fraije Let­<br />

teren toewijdden , hij 'er geenen kende, dien hij gelijk kost Hel-<br />

len met JANUS DOUSA den zoon. Daar is van hem in druk :<br />

1. Britmmicorum Carminum Sylva. 1586. Zie het vorige Art.<br />

«. 10.<br />

2. Rerum Ccelefiium: in laudem Umbre Declamatie-, £? Car-<br />

tnen: una cum aliquot Poëmatiis. Quibus addita funt CLAUDII<br />

PONTOSI Orationes funebres in c-bitus aliquot Anitnaiium; ititerpreti<br />

CUILIELMO CANTERO Lugd. Bat. 1591. 121120.<br />

3. CATULLUS, TIBULLUS, £? PROPERTIUS. Zie het vorige<br />

Art. n. 5.<br />

• 4. Spicilegium in PETRONII Arbitri Satyricon. Lugd. Bat. 1594»<br />

j27)io. en vervolgens verfcheidenemalen herdrukt.<br />

5. Annales Hollandia. Zie het vorige Art. n. 14.<br />

6. JANI Dousa filii Poëmata, olim 0 Patre colleüa, nunc ab<br />

jimicis edita. Lugd. Bat. 1607. i2rao. It. Edente GUILIELMO<br />

RABO. Roterod. 1704. 8vo.<br />

7. Daar zijn twee Latijnfe Brieven van JANUS DOUSA den<br />

zoon in de Epiftolce ab ill. &? cl. viris van GABBEMA, p. 335,<br />

340. De eene aan JANUS GRUTERUS, gedagtekend Frankfort<br />

den 7 april 1596: de tweede aan DOUSA den vader, gedag­<br />

tekend Breslauw den 26 junij daar op volgende. Ook is 'er<br />

een aan DOMINIICUS BAUDIUS , uit Leijden gefchreven den 2<br />

feptember 1591, inde Comnent. Philol. fcP Hijlor. van CRE-<br />

Kius, Part. II. pag. 125, 126. Zeven aan JUSTUS LIPSIUS ge­<br />

zonden, en gedagtekend'uit die zelvde ftad; de eerfte van<br />

16 meij 1591 , en de laatite van 20 janüarij 1592, in de 'Syl-<br />

loge Epift. van P. BURMAN. Tom. I. p. 220-235. DOUSA<br />

fpreekt 'er in van zijne werken, en betuigt zijn leedwezen<br />

dat LIPSIUS Leijden heeft verlaten. Twee anderen, zijn 'er<br />

eindelijk van hem aan WILLEM CAMDEN, in de Brieven-ver-<br />

zameling van dezen laatften. Lond. 1691- 4 t0<br />

- MEUR-<br />

en, Athene Botave, pag. I5I--I53. ïa. SWKE&TH, Athenm<br />

Mi


-gatf ' BOES. (SIMON VAN EES)<br />

Belgka, p. 378, 379- TOB. MAGIEI, Eponymolog. Voce. Po-'<br />

TE BLOUNT, Cetfura celebr. Auth. p. 875-877. CRENH, Ani*<br />

mach. Bhilol. Part. VIII. p. 16-24.. Part. IX. p. 125. VAL. AN-<br />

DREAS, Bibl. Belg. p. 438. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 547. Ca-<br />

tal. Biblioth. BUNAV. Tam. I. Vol. II. p. 1209. C. SAXI, Onom,<br />

liter. Pars IV. p. 11, 12. NICERON, Mem. des Hommes illujlr,<br />

Tom. XVIII. p. 203-206. BAILLET, jfug. des Savans, Tom.<br />

II. p. 185. A. TEISSIER, Eloge des Savans. PAQUOT, Mem. lit»<br />

ter. Tom. XVI. p. 227-233- & v. LEEUWEN, Bsttav. illujlr*<br />

p. 93-.<br />

DOES (SIMON VAN DER), Konstfchilder, een- zoon vat*<br />

JAKOB VAN DER DOES den ouden , wierdt geboren te Amfteldam<br />

in bet jaar 1653 , en oeffende zig in denzelvden trant van fchitt<br />

«deren ais zijn vader, dat is naar de manier van NETSCHER, en<br />

woonde in den Haag bij zijn moeij.<br />

Ten einde een proef te nemen hoe ver hij in ftaat was op<br />

"Ijn eigen wieken te drijven, ging hij eerst een wijl naar Fries-<br />

land wonen, vervolgens naar Engeland, daar hij egter maar<br />

een jaar toefde, doordien zijne konst 'er geene opgang maak­<br />

te. Toen ging hij naar Brusfel, verbleef daar eenigen tijd, en<br />

toog vervolgens naar Antwerpen, in welke beide (leden hij<br />

veel pourtraitten heeft gefchilderd, ten laatften zogt hij den<br />

Haag weder op, en vestigde aldaar zijne woonplaats.<br />

Den ouderdom van 36 jaren bereikt hebbende, begaf bij<br />

zig in 't huwelijk, doch meer zijne driften dan het geluk zijne*<br />

levens raadplegende, huwde hij een meisje dat een fchoon ui­<br />

terlijk hadt, doch weinig deugden bezat, en. inzonderheid zeer<br />

verkwistende van aart was; zulks vergalde zijn leven, en maakte<br />


DOEVEREN. (GUALTHERUS VA*) tót<br />

de Hal in 's Hage, doch de levenswijze ftond herri hier niet<br />

-aan, want na dat hij 'er twee of drie jaren ge lieten hadt,<br />

liep hij 'er uit, ging weder naar Antwerpen, daar hij voor de<br />

Konstkopers alias keelbeulen, fchilderde, en denkelijk ook<br />

in die flad geftorven is. A. HÖUBRAKEN, Schouwburg,<br />

III. D. bl. 326, 327. WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D«<br />

bl. 166-168. ?Ulö


?!©2 • DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN)<br />

openlijk aanvaardde, onder het houden ener latijnfe Inwij»<br />

dings-Rede: de Imprudenti ratiocinio ex obfervationibus fep expe*<br />

rimentis Medicis.<br />

In dezen post gedroeg VAN DOEVEREN zig met zo veel lofs,<br />

en gaf van tijd tot tijd zulke verdere doorflaande blijken van<br />

zijne Geneeskundige talenten, dat Curatetiren van 's Lands<br />

Hogefchool te Leijden, in den jare 1771, bij het overlijden<br />

van den Hoogleraar B. S. ALBINÜS, hem tot gewoon Hoog­<br />

leraar in de befchouwende en praktikale Geneeskonst, een<br />

post wel eer door den onfterfelijken BOERHAVE met zo veel<br />

roem bekleed, verkoren; gelijk hij dan ook deze beroeping<br />

aannemende, op den 6 meij van dat jaar, zijne intrede als<br />

zodanig deedt, met ene Redevoering: de Recentiorum inventis<br />

Medicinam hodiernam Veteri prajlantiorem reddentibus; waarin hij<br />

ria een fraije fchets gegeven te hebben van de aloude Genees­<br />

kunde, nevens hare verfchillende Raten en voortgangen in<br />

volgende tijden, aanwees, hoe zeer de ontdekkingen der He-<br />

dendaagfen deze heilzame konst in alle hare delen, toege­<br />

licht en volmaakt hebben. Zijnde deze Redevoering, ge­<br />

lijk ook de vorigen, in gr. 410. door den druk gemeen ge­<br />

maakt.<br />

In het daar aan volgende jaar, wierdt hem door Leijdensllei<br />

gering, het Voorzitterfchap bij het Heel- en Vroedkundig Kol­<br />

legie opgedragen.<br />

Ongemeen gelukkig flaagde de Heer VAN DOEVEREN in de<br />

inenting der Kir.derpokjes, van welke behandeling hij een<br />

groot voorftander was, en waar van hij, in verfcheidene zij­<br />

ner Redevoeringen, met veel ophefs, als een der fraijiie ont­<br />

dekkingen van de hedendaagfe Geneeskunde fprak; J<br />

t welk<br />

ook den Heer JAKOB DE RHOER gelegenheid gaf, hem in 1771<br />

enige latijnfe digtregels op te dragen: Pro felici Fario'arum in-<br />

fitione inter Groningaaos ab ipfo defcripta fe? nuper ex cathedra<br />

Leydenji laudata. Hij verrigtte deze konstbewerking, onder<br />

meer anderen, ook aan de kinderen van den Prins Erfftadbou-<br />

der, wordende vervolgens tot Geneesheer der jonge Prinsfen<br />

benoemd, gelijk hij ook, na het overlijden van den fleer<br />

GAU.


DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN) . 303<br />

GAUBIUS, diens opvolger, als Lijfartz des Stadhouders zeiven<br />

wierdt.<br />

Dan wel dra zag hij den loop van zijnen voorfpoed gefluit,'<br />

door een onheil, dat hem al het zoet en aangename daar<br />

van benam. Eene tederbeminde Egtgenote ontviel hem door<br />

den dood, en dompelde hem in eene droefheid, welke hem,<br />

zedert bij mangel ener deelgenote van zijn geluk, geheel on-<br />

verfchillig maakte, voor al wat uiterlijke eer, algemene toe­<br />

juiching en voorfpoed, hem verder kon opleveren. Slegts<br />

weinig tijds, kon hij zijn overleden Huisvrouw betreuren, de<br />

toevallen van jicht, waar aan hij dikwils onderhevig was,<br />

vermenigvuldigden, na haar dood, en plaatften zig eindelijk<br />

in het hoofd; 't geen hem op den laatften dag des jaars 1783,<br />

in den ouderdom van 53 jaren, aan eene beroerte deedt over­<br />

lijden, nalatende drie zoons; ANTHONY JAKOB, die in het jaar<br />

1789, met veel roem tot Med. Doktor te Leijden wierdt ge­<br />

promoveerd, alwaar hij zedert, de praktijk dier konst met lof<br />

beöeffend; KORNELIS iEiniLius, en JOHANNES ARNOLDUS.<br />

De Hoogleraar VAN DOEVEREN droeg, gedurende zijn alle-<br />

zins nuttig leven, een ongemeen vluggen en werkzamen geest<br />

om in een zwak Iighaam, 't welk van zijne kindsheid af, door<br />

een reeks van ongemakken, ondermijnd was geworden. Hij<br />

bezat bij ene grote mate van fchranderheid, eene juiste<br />

klaarheid van denkbeelden, welke men flegts zeldzaam ont­<br />

moet; niet minder muntte hij uit in zijne nette en geregelde<br />

manier van werken.<br />

Als Geneesheer hadt hij zo wel de achting van 't algemeen,<br />

als het vertrouwen van zijne Ambtgenoten; die hem, in gevallen<br />

van ziekte, altijd te hulp riepen. De Hoogleraar BURMAN uit ena<br />

heete koorts herfteld zijnde, gedurende welke ziekte VAN DOE­<br />

VEREN hem'ais Artz bediende, fprak hem met deze woorden<br />

toe, welke zedert dikwiis van hem herhaald wierden: Qiioi<br />

vivam, quod vigeam, hoe, DOEVEBENE, tuum est.<br />

Onder zijne vrienden, die velen waren, bekleedde de Hr.<br />

LORRY een der eerfte plaatzen; waar toe eene overeenkomst<br />

zo van ftudie als finaal» bijzondere aanleiding fchijnt gegeven


tm DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN)<br />

tc hebben. Eene aanhoudende en ongemene vertrouwelijk*<br />

briefwisfeling tusfen deze beiden, leverde hier van telkens blij­<br />

ken Op;<br />

De Heer VAN DOEVEREN, fchoon gailts niet verkwistends<br />

van aart, fpaarde egter geen geld ten behoeve der weten»<br />

fchappen en konften. Zijne Boekerij was talrijk en uitgezogt;<br />

en zijne fraije verzameling van Delfftoffen en Anatomife pr»<br />

paraten, welke thans een voornaam gedeelte uitmaakt van hei<br />

Kabinet aan de Univerfiteit te Leijden, lokte de nieuwsgie­<br />

righeid der Reizigers.<br />

Verfcheidene uit- en inlandfe Geleerde Maatfchappij en had.'<br />

den hem van tijd tot tijd het lidmaatfchap bij dezelven opge«'<br />

dragen; gelijk die van Haarlem in 1766; van Rotterdam in<br />

1771; het Genootfchap van Vlisfingen in 1773; dat der Na«<br />

tuuronderzoekeren te Berlijn, in 1776; de Koninglijke Maat­<br />

fchappij der Geneeskunde te Parijs in 1777; de Maatfchappij<br />

'van Landbouw te Amfteldam in 1777; het Utrechts Provintiaal<br />

Genootfchap in 1779 ; en, de Geneeskundige Maatfchappij<br />

te Edinburg in 1780.<br />

Behalven de boven reeds gemelde Akademife Verhandelin­<br />

gen en Redevoeringen, zijn ook nog de volgende werken van<br />

den Heer VAN DOEVEREN door den druk gemeen gemaakt, als:<br />

ï. Sermo Academicus de erroribus Medicorum, fua utilitate nmt<br />

carentibus. 2. Sermo Academicus de Sanitatis Grmlinganorum prafi.<br />

diis ex urbis naturali hifloria derivandis; beiden ter gelegenheid<br />

van het rederleggen van den post als Rektor te Groningen;<br />

uirgefproken, en aldaar in 1762 en 1770 in 410. gedrukt; zijn­<br />

de de laatfte door den Heer MATTHIAS VAN GEUNS, thans<br />

Hoogleraar te Utrecht, in het nederduits vertaald, en ten jare<br />

.1771 te Groningen in 8vo. gedrukt. 3. Specimen Obfervationum<br />

Academicarum, ad Monftrcrum hiftoriam, anatomen, pathologiam<br />

éf artem obftreticiam pracipue fpeüantium. Gron. &f Lugd. Bat.<br />

1765. in /\to. 4. Epiplee ad Clarisf. ECHARD SANDTFORT, ds<br />

felici fuccesfu ir.fitionis Variolarum, Gronings infiitutee 1770, in<br />

8vo. Prima' linea de cogvofcendis Mulierum morbis in ufus Aca.<br />

'demicos. Lugd. Bat. 1775, Zedert op nieuw te Leipzig uitge-


DEURË, (PIETER VAN BSR) DEURHOFFi (WlLt.) ïtf<br />

'ipcc pfcifofoöhifc 3Cc?'fen het licht. Het einde zijner aardfa<br />

loopbaan was rampfpoedig; want men vindt gemeld dat hij<br />

zijn verftand verloor, en dat hij in dien ongelukkigcn toeftand<br />

ftierf na 60 jaren geleeft te hebben. • A. HALLER*<br />

Bibl. Anat. Tom. 11. p. 130, 131. C. SAXI, Onom. liter. Pai§<br />

,VII. p. 251. Nouv. Ditl. Hiftor. in 8va. Tom. II. p. 4,83.<br />

DESMARETS, zie MARESIUS.<br />

DEURE (PIETER VAN DER), en PIETER STRAAT, zijn dó<br />

Kamen der genen, die ten jare 1730 toen men 's jaars te vo«<br />

len hadt ontdekt, dat een zeker foort van weeken en flijmeri«<br />

gen Worm, die een harden fchelpagtigen kop hadt, uit twea<br />

rasp- of zaagswijze gevormde deelen beftaande; waar van hec<br />

diertje zig bediende, om vuren-, grenen en zelvs eiken-hout;<br />

uit te holen; alomme de zeepalen in ons gemenebest verniel­<br />

den , het eerst bedagten, om door het leggen van ene febuinfa<br />

glooijing van kei- en klipfteen, buitenwaards tegens den dijk,<br />

ki plaats van palen, het land voor de fchuimende zeegolven<br />

te beveiligen. •—• WAGEN., Vod. Hift. XIX. D. bl. 92.<br />

DEÜRHOFF (WILLEM), is geboren té Amfteldam ia<br />

maart 1650; hebbende tot vader gehadt ABRAHAM DEURHOF)*<br />

en tot moeder JOHANNA SENCÜERD, zuster van den Profesfor:<br />

ARNOLDUS SENGUERD, beide eerlijke en onbefproken lieden»<br />

Het burgerlijk beftaan van WILLEM was, het maken en ver«<br />

kopen van koffers, waar mede hij zig in de V/armoesftraat, rij­<br />

kelijk met zijn huisgezin geneerde. Ware DEURHOF? in zijna<br />

denkbeelden, omtrent godgeleerde zaken, even ftil en be»<br />

zadigd geweest, als in zijn beroep, zijn naam zou na zijnen<br />

dood, min berugt zijn geweest. Hij xvas ongeoeffend in ta»<br />

len; doch hadt de vertaalde werken van CARTESIUS vlijtig<br />

gelezen, en zijne wijsgerige denkbeelden van de Godgeleerd"<br />

beid gefchikt, naar de denkbeelden van dien Philozoof; en»<br />

fchoon wij, gelijk fommi^en doen, niet zouden durven verze­<br />

keren , dat hij SPINOZA'S gevoelen toegedaan zij geweest, heeft<br />

bjj egter even als SPINOZA, zijne gantle Wijsbegeerte, en een<br />

VUL DEEL, Q groot


2 + 2 DEÜSINGIUS. (ANTHONY)<br />

groot gedeelte zijner zogenaamde Godgeleerdheid, op loufeï<br />

re denkbeelden gebouwd. Een werkje van hem, genaamd<br />

'0 Mttfttytl ©erfogfmg/ in 1694. uitgegeven; veroirzaakte<br />

hem enige moeite met den Amfteldamfen Kerkenraad. Te-<br />

gen zijne fchriften en Hellingen in 't gemeen, hebben ook<br />

enige Hoogleraren, Predikanten en anderen de pen opgevat,<br />

die hij niet onbeantwoord gelaten heeft; de voornaamften<br />

hier van, waren: SAL. VAN TIL, T. H. v. D. HONERT,<br />

R. ANDALA, WITTICHIUS, VAN HEUSDEN, JOH. DUKER enz.<br />

Hij is in oktober des jaars 1717 overleden. Zijne fchriften»<br />

•werden eerst door hem zelv', in 6 ftukken in 8vo., bij ge­<br />

deelten in druk uitgegeven, en in het jaar 1715 bij een ge-,<br />

fmolten, in twee lijvige delen in 4to. Enige jaren na zijn<br />

overlijden, hebben enigen zijner vrienden ondernomen, zij­<br />

ne Verklaring over 't Boek van JOB, op de drukpers te bren­<br />

gen; doch de voortgang van 't werk is, geregtelijk, belet.<br />

Voorts kwam na zijn dood te voorfchijn, zijne %m en öEcir<br />

bcröcrjigö / regens? alle foo# ban «Dominee^/ J^eoiftanten/<br />

©ermaanerg/ HiranhbesocKersS en;./ in een wel geestige,<br />

doch min godvrugtige zamenfpraak, tusfen Aletophilus Veridi-<br />

tus en een Denrhoviaanfe Dame, waar af voor Schrijver wordt<br />

gehouden F. BURMAN. —— C. SAXI, Onom. liter. P. VI. p.<br />

645. WAGEN., Befchr. van Amft. XI. St. bl. 325. JÖCHER,<br />

GSctefïtcrt £criton. III. -Sbeif. f. 96.<br />

DEÜSINGIUS (ANTHONY), geboren te Meurs in hec<br />

hertogdom van Gulik, den 15 oktober 1612, was de zoon<br />

van JAN OTTO DEUSINGIUS, Faandrik in dienst van ons geme­<br />

nebest, en aldaar toen ter tijd in bezetting liggende, en van<br />

ANNA VERMEULEN, uit Delft afkomftig. ANTHONY tot dc<br />

wetenfehappen opgeleid, vertrok in 1628 naar Harderwijk,<br />

om te ftuderen; dan den verwoestenden oorlog hem het vol­<br />

gende jaar uit die ftad verjaagd hebbende, vervolgde hij eeni-<br />

gen tijd zijne letteroefFeningen te Wezel, en vertrok van daar<br />

naar Leijden, om de lesfen van den Hoogleraar FRANS BURGERS-<br />

DYK over de philofophie te horen. Zig bij JAKOB GOLIUS inj<br />

ée kigfc hebbende cefteed, onderwees hem dis geleerde Pro-


DEÜSINGIUS» (ANTHONY) 243;<br />

fesfor in de mathematife wetenfehappen, de Arabife, Turkfo<br />

en Perfiaanfe talen; ook verkreeg hij de waardigheid van Me-<br />

dicijne-Doktor aan dit Hogefchool op den 25 feptember 1634,<br />

In 1635 wierdt hij tot Profesfor in de matheus te Meurs aange­<br />

fteld; en verliet die post reeds het volgende jaar, om den leer-<br />

ftoel in de natuurkunde en mathefis te Harderwijk te bekleden,<br />

in welke post hij op den 5 december 1639 wierdt bevestigd.<br />

Enige maanden later, werdt hij aldaar tot ftads Doktor op ene<br />

aanzienlijke jaarwedde verkoren; waarbij men nog in 1642, de<br />

profesfie in de medicijnen voegde. Op het laatst van 1645<br />

naar Groningen getrokken zijnde, boodt men hem aldaar het<br />

Hoogleraarsambt in de medicijnen aan, en hij begost de uit-<br />

cfflfièning daar van, den 12 janüarij 1647. In 1649 verkoos<br />

hem WILLEM FKEDEKIK Graav van Nas/au Stadhouder van<br />

Friesland, tot zijnen eerften Lijfartz. De Vorst van Oostfries-<br />

land hem in 't begin van 1666 verzogt hebbende te Aürich ta<br />

komen, reisde hij daar in een zeer guur weer naar toe, vondc<br />

dien Prins gevaarlijk krank, bragt hem enige verligting toe,<br />

en fnelde met den grootften fpoed van daar mar Leeuwarden ter<br />

hulpe van den Friesfen • Stadhouder, die zig zelv bij toeval<br />

met een pistool dodelijk gewond hadt, doch hem niet heb­<br />

bende kunnen genezen, balfemde hij zijn Iighaam. Naar<br />

Groningen te rug gekeerd, wierdt hij aangetast van ene long»<br />

tgringziekte, veroirzaakt door de nijpende geftrengheid van<br />

het winterfaifoen, welke kwaal hem korte dagen daar na,<br />

namelijk op den 30 janüarij 1666 in laatstgenoemde ftad;<br />

ten grave deedt dalen, in den ouderdom van 54 jaren.<br />

DEUSIKGIUS was den 5 augustus 1640 getrouwd aan SOFIA<br />

VAN OOSTERWYCIC, uit Kleefsland afkomftig; en was hertrouwd<br />

met MAGDALENA MODESTA SCHEIDMANS, enigfte dogter van<br />

HERMAN SCHEIDMANS, Raadsheer van het Keizerlijk Kamer»<br />

Geiigt te Spiers; deze tweede vrouw overleefde hem 15 ja»<br />

jen, en fchonk hem drie kinderen : een zoon, namelijk, JA»<br />

genaamd; een tweeden, waar van beneden wordt gefproken,<br />

en eene dogter.<br />

DEUSIKGIUS was ingevolge de volle betekenis van de uifrj<br />

Q 3


ni DEÜSINGIUS. (HERMAN)<br />

drukking een geleerd Medicus, ongemeen werkzaam en onddSFJ<br />

zoeklievend; hij hadt alle de delen van die uitgebreide weten­<br />

fehap omvat, en de talen geleerd die daar aan't meeste dienst­<br />

baar zijn , en voegde veel ervarenheid bij een ongemeen uitge­<br />

breide lectuur. Veelvuldig zijn de werken die hij heeft ge­<br />

fchreven ; men vindt 'er ene nauwkeurige optelling van, bij<br />

NICERON en PAQUOT, daar wij onze weetgierige Lezers naar<br />

toe wijzen. • NICERON, Hifi. des Hommes ill. Tom.<br />

XXII. p. 24 &c. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 1. &c, ;<br />

Nouv. DiQ. Hiftor. in Zvo. Tom. II. p. 496. Befchr. van Har-<br />

dtnv. L D. bl. 81. JÖCHER, (grintten Scyico». II. 2$- f- 98.<br />

DEÜSINGIUS (HERMAN), tweede zoon van ANTHONÏ'<br />

en MAGBALENA MODESTA SCHEIDMANS , is geboren te Gronin­<br />

gen den 14 maart 1654. Hij verrigte zijne eerfte letteroeffe-<br />

ningen onder opzigt van KRISTOFFEL WITTICHIUS, die toen<br />

ter tijd te Groningen ftudeerde, doorliep vervolgens de fcho­<br />

len, en wierdt in 1670, in den ouderdom van 15 jaren Aka-<br />

demieburger. Hij oeffende zig inzonderheid in de fraije let­<br />

teren , griekfe taal, de gefchiedenis en wijsgeerte. Ten jare<br />

1672, muntte hij uit in het medeverdedigen zijner vaderitad<br />

tegens den aanval van den Mimfterfen Bisfchop. Toen hij zo­<br />

verre met zijne ftudien gevorderd was om ene beroepskeuze<br />

te moeten doen, bepaalde hij zig tot de regtsgeleerdheid, lei-<br />

de zig met de borst op die wetenfehap toe, en verkreeg in<br />

1677 de waardigheid van Doktor in de regten; waarna hij<br />

gedurende twee jaren lang openbare lesfen in die wetenfehap<br />

hieldt. Intusfen bekroop hem de lust om te gaan reizen, en<br />

hij begost zijnen togt met al het merkwaardige in Holland en<br />

de naburige provintien te zien, met inzigt, om vervolgens<br />

Daar Engeland over te fteken; dan het ongunftige weer hem<br />

verhinderende zee te kiezen, reisde hij naar Kleef, en ont-<br />

hieldt zig enigen tijd aan het Hof van FREDERIK WILLEM,<br />

Keurvorst van Brandenburg. Nijmegen vervolgens gezien heb­<br />

bende, bezogt hij enige plaatzen in Duitsland, aan den Rhijn-<br />

firamn gelegen. Na v«rloóp vaa een half jaar in zijne ge­<br />

hoor*


DEÜSINGIUS. (HERMAN) 945<br />

Uoorteplaats te rug gekeerd te zijn, ftelde hij een werk te<br />

zamen, dat hij voornemens was Plrilofophia Juris te tijtelen;<br />

doch de overftroming der wateren door loeijende orkanen te<br />

xvege gebragt, die ten jare 1686 zulke ijsfelijke verwoestin­<br />

gen in Groningerland en elders aanrigtte, deden hem van be-<br />

iluit veranderen; hij kreeg zelvs een tegenzin voor de regts­<br />

geleerdheid; en gaf zig ten enemalen aan de beoeffening<br />

der godgeleerdheid over, hebbende reeds te voren daar in<br />

goede vorderingen gemaakt, inzonderheid door het lezen der<br />

boeken van den beroemden COCCEJUS. De vrugt van dezen<br />

zijnen arbeid was, de uitgave van zijne Hiftoria allegorica Vet.<br />

Novi Teft., juntta Revelatione Myfterii SS. Triades. Gron.<br />

1Ö90. in 4to. DEUSINUIUS hadt niet verwagt, dat zulks een<br />

onweder over hem zou doen uitbersten, dat allergedugtst was;<br />

en om 't welk gedeeltelijk te. ontwijken, hij naar Drente week<br />

en vervolgens naar Brabani. De Kerkenraad kost intusfen<br />

goedvinden, om hem het Avondmaal te ontzeggen, en dit be­<br />

fluit werdt op hun verzoek, zo wel te Groningen als in Drente<br />

afgekondigd. Dit belette egter niet dat DEUSINGIUS in zijn<br />

vaderland te rug kwam, en voortvoer de H. Sqhrift te beoef­<br />

fenen ingevolge de leertrant van COCCEJUS; doch de ingefpan-<br />

nenheid die hij daarbij te werk ftelde, veroirzaakte hem zwa­<br />

re hoofdpijn, waarbij zig verftoppingen in den onderbuik<br />

voegden, die hem drongen om zijne toevlugt tot de Akenfe<br />

baden te nemen. Door dit middel wierdt ook zijne gezond­<br />

heid herfteld, en hij begaf zig weder mar Drente, daar de<br />

Baron VAN PALLANT, Drost van die landfchap, hem nodigde<br />

op zijn vermakelijk buitengoed te As/en. Die Heer, na met<br />

hem tegen de Godgeleerden in 't gemeen en de Predikanten<br />

•van Groningen in 't bijzonder uitgevaren te hebben, liet hem<br />

tot 't gebruik van 's Heren Avondmaal herftellen, en op zijn<br />

gezag werdt hjj door het Sijnode, 't welk daar ter plaatze ge­<br />

houden wierdt, pp ene allezins vriendelijke wijze behandeld»<br />

Hier na keerde DEUSINGIUS tot Groningen terug, liet de Ne­<br />

derduitfe Predikanten naar welgevallen tegens hem uitvaren,<br />

yoegd» zig bij de walfe'Gemeente, en fleet op ene vredige<br />

Q 3 er.


445 DEVENTER. (WYN. AUG. VAN) DEYNUM. (VAN)<br />

en geruste wijze zijne overige dagen in die ftad tot aan zijn<br />

dood toe, welke voorviel den 3 janüarij 1722, na den ou­<br />

derdom van bijna 68 jaren bereikt te hebben. Behalven het<br />

genoemde werk, de Hiftoria Allegorica Vet. &? Nov. Teftam.,<br />

waarin de Schrijver veronderftelt, dat alle Christenen openba-<br />

ïingen en de gave van prophetie hebben; dat de Kerk ten tij­<br />

de der Apostelen zig in hare kindfe jaren bevondt, en dat<br />

hare verlichting en aanwas van kundigheden zedert dien tijd<br />

trapswijze vermeerderd is; beweert hij met oirdeelkunde en<br />

vrij veel aangevoerd gezag, dat de Joden, en ORIGENES zedert<br />

hun, gelukkiglijk de wolken van het Ieenfpreukige doorge­<br />

drongen zijn, en veele waarheden hebben ontdekt, die te voren<br />

onbekend waren, maar dat het hun niet altoos gelukt is, het<br />

ware doeleinde in hunne verklaringen te treffen. Voorts heeft<br />

DEUSINGIUS verfcheidene andere Godgeleerde verhandelingen<br />

en verdedigfchriften in 't licht gegeven, als onder veelen dat<br />

zeer merkwaardig is: Commentarius myftieus in Decalogum:<br />

Explicatio myftica turn Hiftoria: de Muliere hamorrhoisfd, fc? filia<br />

Jairi, turn Parabola de Epulone divite, ö 3<br />

Lazaro mendico fefcv<br />

Leoy. 1700. 4to. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p.<br />

22 &c. JÖCHER, Q5elc$tcri Scricort. II. 2#. f. 98.<br />

DEVENTER (WYNAND AUGUSTYNSZ. VAN), werdt<br />

door den Hertog VAN ALVA gebannen , om dat hij 't Verbond<br />

der Edelen getekend hadt. Nog wordt hij befchuldigd, on­<br />

der BREDERODE gediend te hebben; vijandelijkheden gepleegd;<br />

brandfchattingen, omtrent Meerkerke, van 's Konings onder­<br />

danen gevorderd, en zig van Vianen naar Amfteldam, met<br />

een* kwaden toeleg begeven te hebben. MARCUS,<br />

Sententien v n ALVA, bl. 128. J. W. TE WATER, Hift. van '2<br />

Verb. der Edelen. II. D. bl. 333.<br />

DEYNUM (JOH. BAPTIST VAN), een konftig Schilder<br />

£n miniatuur en waterverf, kwam ten jare 1620 te Antwerpen<br />

ter wereld. Men heeft van hem Pourtraitten zo wel als an­<br />

dere ftukjjs, die fraij en zeldzaam anders dan in de kabinetten<br />

van Vorsten en liefhebbers gevonden worden. •••• " - DES-<br />

CAMPS.'


DEYSTER. (ANNA DE) DIBBETS. (HENDRIK) * 47,<br />

«AMPS , Vie des Peintres. Tom. II. p. 297. f(((gtttt. $urt|Uf*<br />

£gifcrt. 1779- f-<br />

DEYSTER (ANNA DE), Konstfchilderes, ene dogter van<br />

LODEWYK , die volgt; fchilderde in de manier en ftijl van ha­<br />

ren vader. Behalven de originele ftukken welke zij heeft<br />

vervaardigd, wist zij die van haren vader zo natuurlijk te ko­<br />

pieeren, dat de ervarende Konstkenners die niet van eikan­<br />

deren wisten te onderfcheiden. Zij ftierf in het jaar 1746,<br />

in het softe jaar hares ouderdoms. —— PILKINGTON, the<br />

Centlemans and Cmoisfeurs Ditïïonary of Peintres. Lond. 1770.<br />

4*0' Sunjlfoc iefkcn. f. 199.<br />

DEYSTER (LODEWYK DE) , Konstfchilder, geboren te<br />

Brugge, hadt JOHANNES MAAS tot leermeester, en hieldt zig<br />

vervolgens zes jaren in Italiè'n op. Hij fchilderde zeer fraije<br />

historie-ftukken, die uitmuntend getekend en vernuftig zamen-<br />

gefteld waren. Men hieldt hem in zijn tijd voor een der bes­<br />

te Schilders in de Nederlanden. Hij ftierf in 1711, na den<br />

ouderdom van 55 jaren bereikt te hebben. Men heeft van<br />

hem Prenten in Zwartekonst, die ongemeen nauwkeurig ge­<br />

tekend zijn. • . DESCAMPS, Vie des Peintres £fc. Tom.<br />

III. p. 336.<br />

DIBBETS (HENDRIK), ten jare T672 Predikant ^.Bord-<br />

vecht; heeft onder die klasfe van Leraaren behoord, welke<br />

die eerbiedenswaardige Orden tot oneer verftrekt; doordien<br />

hij openlijk den rol van oproermaker heeft gefpeeld, indien<br />

men geloof mag flaan aan ene aantekening van gemelde tijdvak<br />

door den Gefchiedfchrijver WAGENAAR bijgebragt. Toen zig<br />

namelijk Prins WILLEM DE III, in de maand junij 1672 te<br />

Dordrecht bevondt, bewoog deze DIBBETS zekeren Wijnko­<br />

per , en door middel van hem nog tien of elf anderen, om bij<br />

eede te beloven, dat zij den Prins niet zouden laten uitgaan,<br />

voor zij verzekerd waren dat hij voldoening ontvangen hadt,<br />

van de Wethouderfchap, en dat het deze lieden waren, die<br />

"» Prisfön koets tegen hielden, en Burgemeester HALLINCK zit-<br />

Q 4 ten»


14» DIEMEN. (ANTHONY VAN)<br />

tende nevens zijne Hoogheid, met den geladen fnaphaan op<br />

de borst, afvraagden: of men den Prins voldoening gegeven had<br />

dat de Prins hier op zeide, mannen, het zal wel gaan; voorts,<br />

verzoekende, dat men hem, tot aan de herberg, daar hij gegeten<br />

hadt, wilde voortrijden. Dat, de Prins en de Heren<br />

in de herberg ge'reden zijnde, de voorgemelde lieden, en<br />

nog omtrent 20 anderen, aangezet door den Predikant DIB-<br />

BKTS, enen nieuwen eed deden, dat zij niemand der Wetbouderen<br />

uit de herberg zouden laten komen, zonder hem<br />

de hals te breken, ten ware hij tot 's Prinfen bevordering geftemt<br />

en getekend hadt. De Wethouders ontzet door dit dreigen,<br />

befloten, derhalven, het eeuwig Edïkt te vernietigen,<br />

en den Prins tot Stadhouder van Holland te ftemmen, en hier<br />

van pasfeerden zij eene akte in forma. —— WAGEN. , Vaa\<br />

Hifi. XVII. D. bl. 73, 74.<br />

DIEMEN (VAN), is de naam van een .aloud en vermaard<br />

Nederlands Geflagt, voornamentlijk te Dordreck; zie de Geflagtregisters<br />

hier van bij BALEN, Befchrijving van voornoemd<br />

Had, en bij ABK. FERWEEDA, Genealogisch Wapenboek<br />

DIEMEN (ANTHONY" VAN) , Gouverneur Generaal van<br />

Neerlands Indien, is geboren te Kuilenburg, in welke flad zijn<br />

vader Burgemeester zoude geweest zijn, en zijn moederlijke<br />

grootvader, HOEVENAAR genaamd, Raadsheer in het Hof al*<br />

daar.<br />

Men vindt verhaald, dat onze ANTHONY, ten einde om zij­<br />

ne fchuldeisfers te ontgaan, zig ter fluip onder een verbloem­<br />

den naam, als Adelborst naar Oostindiè'n is gegaan, en dat<br />

zijne ongemene bekwaamheid in de fchrijfkonst het middel van<br />

zijn fortuin is geweest; ook zegt VALENTYN, dat enige fchrif­<br />

ten, die hij voor zijn makkers vervaardigd hadt, met zulk<br />

ene opgetogene verwondering door den Gouverneur COEN,<br />

befchouwd weiden, dat hij hem terftond als Klerk op de Se-<br />

cretarij deedt plaatzen; weinig tijds daarna, viel de post van<br />

Pppeiboekhouder open, en die wierdt hem toegevoegd met<br />

dêfi


DIEMEN. (ANTHONY VAN) 14$<br />

den rang van Opperkoopman, doordien 'er niemand van die<br />

genen welke om deze bediening vroegen, kundiger en be­<br />

kwamer daar toe wierdt geoirdeelt, dan VAN DJEMEN. Van<br />

Opperkoopman klom hij, vervolgens, heel fpoedig op, tot<br />

de waardigheid van Raad van Indien. Ten jare 1626 reeds de<br />

zesde in rang zijnde, werdt hij kort daarna, Direkteur Gene­<br />

raal ; eene waardigheid, toen nog niet vereenigd met die van<br />

Eerilen-Raad, zo als naderhand door de Kamer van Zeventie­<br />

nen is goedgevonden. In het jaar 1631 keerde VAN DIE-<br />

MEN naar het het vaderland te rug, met de waardigheid als<br />

Admiraal van de retourvloot. Dan hij ging wel dra naar<br />

Batavia te rug, voorzien met den dubbelden tijtel van Eer-<br />

Ren-Raad en Direkteur Generaal, na dat aan hem, op afreke­<br />

ning, 400 guldens gaadje ter maand was toegeftaan, bene­<br />

vens het gefchenk van ene gouden keten, en behalven dat<br />

nog ene gifte van 2500, en daar te boven een maand ga-<br />

gie voor zijne vrouw, tot vergoeding van kosten, welke hij,<br />

door zijn verhaast vertrek, hadt moeten maken. Te Batavia<br />

aangeland zijnde, volgde hij, den laatften december 1635,<br />

ef 1 janüarij 1636, HENDRIK BROUWER op als Gouverneur<br />

Generaal.<br />

In den aanvang van het volgende jaar, vertrok VAN DIE-<br />

MEN, benevens twee buitengewone Raden van Indien, met<br />

een vloot van 17 fchepen, die bemand was met 2000 koppen,<br />

naar Ambeina, alwaar het hem gelukte, zig van vier Forten<br />

meester te maken, en na een hardnekkig gevegt, de Oran-<br />

kaij's, of Opperhoofden dier eilanden, te noodzaken, met hem,<br />

de vorige verdragen te vernieuwen, en den eed van getrouw­<br />

heid en onderwerping aan de Maatfchappij afteleggen.<br />

Het beftek waar aan wij bepaalt zijn, ons niet toelatende<br />

de verdere krijgsbedrijven van dezen dapperen Generaal te<br />

befchrijven, vergenoegen wij ons, onze Lezers ten dien aan-<br />

ziene naar het werk van den Heer VALENTYN, Oud en AT.<br />

Oostindiè'n te verwijzen, daar men die volledig zal opgete­<br />

kend vinden.<br />

Onder zijn regeringsbeftuur was het jaar 1642 berugt, door<br />

Q 5 ^


-jjê DIEMEN. (ANTHONY WB)<br />

de reize van ABEL JANSZEN TASMAN , naar de zuidelijke Ian«<br />

den, alwaar hij ene onbekende kust ontdekte, waar aan hij<br />

den naam van Nieuw Zeeland gaf. Na vervolgens de zuidelij­<br />

ke punt van Nieuw Holland omgezeild te hebben, noemde hij<br />

dat, het Land van Diemen; zo dat men dwaalt, wanneer men<br />

deze ontdekking aan den Gouverneur Generaal als in perfoon<br />

gedaan, toefchrijft; ook is het waarfchijnelijk, dat de beloften,<br />

bij THEVENOT, in de voorrede zijner reize, gedaan, om,<br />

namelijk, in het vervolg, de Reis van VAN DIEMEN naar het<br />

Zuidland in 't licht te zullen geven, op geen andere zag,<br />

dan op die van TASMAN, te vinden agter de Befchrijving van<br />

Amerika door MONTANUS.<br />

Gedurende het beftier van den Heer VAN DIEMEN , werdt<br />

de Groote Kerk te Batavia voltooid, en die in het kasteel ge­<br />

bouwd. Deze twee Kerken waren, in 1640 aangelegd, en<br />

ieder perzoon in dienst van de Maatfchappij was verpligt,<br />

daar toe een maand zijner gaadje te geven. VAN DIEMEN be-<br />

fprak, bij zijnen laatften wii, 40000 rijksdaalders tot het<br />

bouwen van nog een nieuwe Kerk; ook itigte hij in 1642<br />

het Latijnfe fchool. Voorts leide hij de eerfte hand, aan de<br />

verzameling der Keuren en Ordonnantiën van Batavia, getrok­<br />

ken uit de Plakaten en Refolutien van de Regeering, een al-<br />

lernuttigfte arbeid, die ook door zijn opvolger MAATZÜIKER<br />

vervolgd en ten einde gebragt is, dienende nog heden, voor<br />

een algemeen Wetboek in de bezittingen der Nederlanders in de<br />

Gostindiè'n. Ook is men aan hem een algemene Reglement<br />

voor de Kerküjken verfchuidigd, 't welk hij in 1643 vervaar­<br />

digde , uit bijna ico Artikels beftaande.<br />

VAN DIEMEN nam intusfen in jaren toe, en ontwaar wor­<br />

dende dat zijne levenskragten na mate die klommen, vermin­<br />

derden , hadt reeds voor eenigen tijd op ene emftige wijze om<br />

zijn ontflag verzogt, zonder op die aanzoeken, iets anders<br />

dan nieuwe en dringende verzoeken tot antwoord te ontvan­<br />

gen, om in zijnen post te blijven volharden. Ten laatften<br />

egter werdt op zijn aanhouden, zijn verzoek toegeftaan, en<br />

hij van zijnen dienst ontflagen; van welke vrijheid, hij egter<br />

geen


DIEPENBEEK. (ABRAHAM) aji<br />

'geen lang genot hadt, doordien hij kort daarop overleedt, op<br />

'den 29 april 1645; hebbende weinige dagen te voren, de<br />

Heer VAN DER LYN aan de Raden van Indien, als zijnen op­<br />

volger voorgeflagen, en zijne huisvrouwe hunner zorg aan­<br />

bevolen.<br />

Deze ANNA VAN AALST genaamd, weduwe geworden zijn­<br />

de, vertrok nog in dit zelvde jaar, met de vloot, welke on­<br />

der bevel ftondt van den Admiraal MAXIMILIAAN LE MAIRE,<br />

naar Holland. Aldaar geland zijnde, Ronden de Bewindheb-<br />

'beren, uit aanmerking van de dienden, door wijlen haren<br />

man aan de Maatfchappij bewezen, haar uit erkentenis toe,<br />

ene fomme van 20000 guldens, en lieten haar nog daarenbo­<br />

ven, uit enkele edelmoedigheid, alle de goederen, huisraden<br />

en kostelijkheden volgen, die zij in grote menigte hadt mede»<br />

gebragt. VALENTYN zegt, dat deze vrouw naderhand ge­<br />

huwd is met GYSEERT VAN HOLACII, Gedeputeerde ter verga­<br />

dering van H. Hoog Mogenden, en hij doet haar vervolgens<br />

trouwen met den Heer CONSTANT, die Direkteur in Perfiën<br />

was geweest, en met wie zij uit de Indien was te huis geko­<br />

men; wat hier van zij kunnen wij niet verzekeren, maar het<br />

hoomt vreemd voor, dat VALENTYN niet bepaalt, of zij twee<br />

dan driemalen is getrouwd geweest. VALENTYN, Be­<br />

fchr. van O. enN. Oostind. IV. D. I. St. bl. 193- Hiflor. Be-<br />

fchr. der Reizen, XX. D. bl. 127. WAG., Vad. Hifi. XI. D.<br />

bl. 37 2<br />

-<br />

DIEPENBEEK (ABRAHAM), Konstfchilder, is geboren in<br />

*s Hertogenbosch ten jare 1607, en was een leerling van<br />

P. P. RUBBENS. In den beginne was hij een vernuftig Glas­<br />

schilder, en heeft verfcheidene werken van dien aart zo in de<br />

'Nederlanden als in in Italiè'n vervaardigt, in welk laatstgenoem­<br />

de landftreek, hij zig enigen tijd heeft onthouden. Bij zijne te­<br />

rugkomst in zijn vaderland, nam hij andermaal lesfen van RUB­<br />

BENS, en beoeffende inzonderheid het koloriet; ook gaf hij<br />

de zak aan het Glasfchilderen, als al te omflagtig naar zijn<br />

jtïn, en hij begaf zig tct het vervaardigen van Rukken met<br />

olie-


B 555<br />

DIEPHOLT. (RUDOLF" VAN)<br />

olieverf, daar hij ook bijzonder wel in flaagde, inzonderheid<br />

was zijn koloriet overheerlijk, en hij evenaarde daarin zijner*<br />

giooten Meester; de houdingen zijner beelden zijn ook mees­<br />

terlijk, en zijn vernuft in uitvindingen, verwonderenswaardig.<br />

Men treft twee heerlijke Schilderftukken van hem aan in da<br />

Keizerlijke gallerie te Weenen; waar van het eerfte de H.<br />

Maagd verbeeld die den dood van den Zaligmaker beweend,<br />

wiens Iighaam voor hare voeten op den grond uitgeftrekt legt,<br />

en omringd is door vijf Engelen die hem fchijnen te willen<br />

opbeuren, terwijl een groep van andere Engelen op een wolk<br />

zwevende, dit aandoenlijk fchouwfpel begluren, met in tra­<br />

nen fmeltende oogen. Het andere niet minder konftig, ver­<br />

toond het zinnebeeld van de ijdelheid der wereldfe zaken,<br />

afgebeeld door een Wijsgeer die voor een tafel zittende,<br />

met de linkerhand een doodshoofd vasthoud, terwijl hij met<br />

d'andeie asch op de vloer ftrooit; op de voorgrond zijn twea<br />

Geniums geplaatst, die waterbellen blazen; terwijl twee ande­<br />

ren op een wolk zweeven, houdende een wimpel in handen,<br />

waarop gefchreven ftaat: Nosce te ipfum. DIEPENBEEK was<br />

teffens ook een onvermoeid Tekenaar en werkte veel voor<br />

de Boekverkopers, in het tekenen en vervaardigen van tijtel­<br />

platen en vignetten. Ook zijn de Platen van het pragtig<br />

•werk, getijtelt de Tempel der Zanggodinnen na zijne tekeningen<br />

vervaardigd, en door C. BLOEMART, TH. MATHAN en andere<br />

voorname Meesters, in 't koper gebragt. Vele Prenten van<br />

BOLSWARD, GALLEN, W. HOLLAR en meer anderen, zijn<br />

mede na de Schilderftukken, en tekeningen van onzen DIEPEN,<br />

BEEK vervaardigt. Ten jare 164.1 , was hy Direkteur der<br />

Teken-Akademie te Antwerpen, en ftierf aldaar in 't jaar<br />

1675, in het 68fte zijnes ouderdoms. DESCAMPS,<br />

Vies des Peintres, Tom. I. p. 110. Caf. des Tableaux de la Ga­<br />

lerie hnp. fe? Roy. de Vienne. 1784. in 8vo. p. 96. 139. A.<br />

HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 289. WEYERMAN, Leven der<br />

Schilders. I. D. bl. 320. HKgcm. ^utifiitt Iqïm- f. 200.<br />

DIEPHOLT (RUDOLF VAN), is geweest de LUIfte Bisftbop


DIEPHOLT. (RÜDÖLF VAN)<br />

fchop Van Utrecht en de eigentlijke opvolger van ZWEDER.<br />

VAN CULENBURG, die den zetel voor hem moeste ruimen, na<br />

die op gezag van Paus MARTYN voor een korten tijd te heb­<br />

ben beklommen. Na dat RUDOLF ten laatften door ene aan-<br />

eeiifchakeling van tweefpalt en moeijelijkheden heen gewor-<br />

flelt, en het volkomen bezit van het Utrechtfe Bisdom geraakt<br />

was, bevestigde hij de voorregten van die van Amersfoort,<br />

door zijne voorzaten aan hun verleend, vervolgens herfleldo<br />

hij de vervallene Sloten van zijn gebied, en bouwde het fter-<br />

Ite Slot Lage uit den grond op; ook heeft hij Wijk te Dmirfiede<br />

en Abkoude aan het Stigt van Utrecht gehegt, en in alle de<br />

Kasteelen van zijn gebied, langdurige gedenktekenen van zij-,<br />

ne pragt en heerlijkheid nagelaten.<br />

In aanmerking nemende, hoe voordelig aan het landfcbap<br />

Overijsfel het regt was, 't welk de drie Hoofdlieden in de<br />

meeste Kasteelen oeifenden, beloofde hij haar daarom op St.<br />

Jakobsdag, invallende op den 25 augustus 1450 : dat noch hij,<br />

noch zijne nakomelingen, in het vervolg een Ambtman, on<br />

het Slot te Vollenhove aanftellen zouden, die aan haar den eed<br />

van getrouwigheid niet afleidde, gelijk de Kasteleinen der an­<br />

dere Sloten verpligt waren te doen. Teffens gaf hij verzeke­<br />

ring voor hem en zijne nakomelingen, dit Slot niemand te<br />

zullen verpanden of met grote fchulden bezwaren, op dat<br />

het daardoor van het Stigt nimmer vervreemd werdt.<br />

Wanneer hij ten laatften na vele en langdurige moeijelijk­<br />

heden, krank naar ziel en Iighaam was geworden, is hij op<br />

den 24 maart des jaars 1455 overleden, 't zij op het Slot te<br />

Vollenhove, gelijk de meesten, of op het Slot ter Horst, gelijk<br />

fommigen willen, of eindelijk, naar't verbaal van enen Mun.<br />

Jlerfen Schrijver derXVIde eeuw, aan ene wonde, in 't beleg<br />

der ftad Vreden in Munfterland bekomen. Enige uren voor zijn<br />

dood, hebben zijne huisgenoten zijnen gantfen inboedel, zo<br />

van goud, zilver, linnen, klederen enz. geplunderd, en hem<br />

alleen laten liggen; zijn lijk werdt naar Uirecht gevoerd, en<br />

aldaar in de St. Maarttns-lerk begraven. BEKA HE-<br />

VA, Hifi. Ultr. edit. BUCHELII, in Hcdmn, p. 284-201. Kerk.<br />

Hifi.


2 ? 4 DIEPRAAM. (ABRAH.) DIEST. (ADRIAAN VAN)<br />

Hifi. en Oiidbèd, der VII Prov. I. D. bl. 292. WAGEN., Vadt<br />

Hifi. III. D. bl. 498. IV. D. bl. 49. v. HATTEM, Befchr. van<br />

Zwolle. I. D. bl. 362. 408.<br />

DIEPRAAM (ABRAHAM) , Konstfchilder , geboren te<br />

Oudenaarden, heeft tot eerfte leermeester in de konst gehadt,<br />

de vader van den konftigen Paardenfchilder DIRK STOOP, die<br />

een vermaard Glasfchilder was. Vervolgens geraakte hij ta<br />

Botterdam bij HENDRIK ZORG, en ten laatften na dat hij een<br />

reis door Frankrijk gedaan hadt, bij ADRIAAN BROUWER, wiens<br />

wijze van fchilderen en ordineren hij nagevolgt heeft, zo dat<br />

zijn penfeelwerk veel zweemt naar dat van BROUWER; en in<br />

zijne wijze van leven was hij denzei ven niet alleen gelijk,<br />

maar ftreefde hem zelvs in flordigheid en beestagtige levens­<br />

wijze te boven.<br />

In 1674, toen hij te Dordrecht woonde, waren zijne ftukje3<br />

ongemeen gewild, en niet zo dra in gereedheid, of vooreen<br />

goeden prijs verkogt. Doch in later tijd liep hij dikwerf met<br />

een palet met verf op de hand langs de deuren bij zijne ken-<br />

nisfen, cm werk te hengelen; en was zodanig arm en verval­<br />

len , dat hem 't hembd door de fcheuren van zijn broek hing.<br />

Zeer waarfchijnelijk is het, dat indien hij een ordentelijke<br />

levenswijs hadt gehouden en naarftig de konst voortgezet, hij<br />

een groot Meester in de ftijl van BROUWER zoude geworden<br />

zijn: ja HOUBRAKEN getuigd, ftukjes van hem gezien te heb­<br />

ben, die zo fraij géfchildert, en zo geestig van gedagten wa­<br />

ren , als of ze door BROUWER zelv' géfchildert waren. Doch<br />

zijne konst werdt door zijne geftadige ligtmisferijen en zuipen<br />

integendeel al langer hoe flegter, zo dat men ftukjes van hem<br />

ontmoet, daar de verwen niet eens in een fmelten; en wat<br />

meer is, de penfeeltoetfen eikanderen niet raken. Men zegt,<br />

dat hij kaal en onberooid in het gasthuis te Rotterdam is ge­<br />

korven. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 244.'<br />

WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 96. ^tlg. ^unfilcï<br />

Seiüon. f. 200.<br />

DIEST (ADRIAAN VAN), Konstfchilder, is geboren in<br />

's Ha*


DIEST. (HENDRIK VAK)<br />

°s Hage ten jare 1655, en fchilderde meestal landfcbappen et?<br />

kamerftukjes. Hij bragt de meeste tijd zijnes levens in Enge*<br />

land door, daar hij van zijnen vader, die zig daar hadt ne­<br />

dergezet, en een goed Zeefchilder was, behoorlijk onderwijs<br />

hadt bekomen; ook geraakte zijn werk al langs hoe meer in<br />

achting. Zijn fmaak in het fchilderen van landfchappen was<br />

uitnemend, de beeldjes en beestjes daarin geplaatst uitftekend<br />

fraaij, en de meesten daar van gevolgd naar de verrukkelij­<br />

ke gezigten, die de westelijke Zeekusten van Engeland op­<br />

leveren. In zijne beste Schilderftukken, ontmoet men een<br />

ongemeen helder fmeltend, en doorfchijnend koloriet, en in<br />

de vergezigten een alles overtreffend perfpectief, zijne luch­<br />

ten zijn ongemeen natuurlijk, de wolken zo dun en eigen-<br />

aartig, dat 'er in 't gantfe een onbegrijpelijke ovcrcenftem-<br />

sning plaats vindt. Dan doordien hij genoodzaakt was voor<br />

geringe prijzen te werken, zo verfchillen zijne werken onge­<br />

meen in waarde; de fobere toeftand zijner huislijke omftan-<br />

digheden drukte zijn vernuft ter neder, en doordien hij ge­<br />

noeg te doen hadt om zijn talrijk gezin brood te verzorgen,<br />

moedigde zulks hem luttel aan, om room te verwerven;<br />

dan was hij in gunftiger omftandighcden geplaatst geweest,'<br />

zo zoude hij waarfchijnelijk in het uitoeffenen zijner konst,<br />

een verhevene trap van volkomenheid bereikt hebben. Hij<br />

was ook ervaren in 'de graveerkonst, en heeft verfcheidene<br />

door zijne hand gefchilderde landfchappen in het koper ge­<br />

bragt, waarin van de afdrukken in de kabinetten der liefheb­<br />

bers bewaard worden. Hij ftierf in het jaar 1704, den ou­<br />

derdom van 49 jaren bereikt hebbende. PILKINGTON,<br />

the Gentlemans and Cofioisfeurs Ditt. of Peintres. Stflijem, ^Htïjtffï<br />

ïtricott. f. 200.<br />

DIEST (HENDRIK VAN) , wierdt geboren te Altena eenó<br />

ftad in 't graavfchap Mark in Westphalen, op den 19 decem­<br />

ber 1595. Hij was de zoon van SIMON VAN DIEST, Tre»<br />

forier en Bailjuw van die plaats, en van ANNA VAN DER BEKE.<br />

yan der jeugd af aan wierft hij tot de ocffening der fraije let­<br />

te-


t?S DIEST. (H1ER0NIMUS VAN) DIEST. (JAN VAN)<br />

teren opgelegd; bezogt ten dien einde verfcheidene Hoge-?<br />

fcholen-, en bepaalde inzonderheid zijne ftudien, tot die der-<br />

Godgeleerdheid en geleerde Talen. Den ir feptember 1621»,<br />

verkreeg hij de doktorale waardigheid in de vrije konden, als<br />

toen toog bij naar Leijden, en gaf aldaar private lesfen tot in<br />

1624, dat hij tot Predikant te Emmerik wierdt beroepen. Hier<br />

verbleef hij tot in oktober 1627, dat hij de post van Hoogle­<br />

raar in, de Theologie en Hebreeuwfe taal, te Harderwijk aan*<br />

vaarddé. Twaalf jaren later boden die van Deventer hem enen<br />

dergelijken leerdoel in hunne dad aan ; hij aanvaardde dien, en<br />

nam 'er opentlijk bezit van op den 12 janüarij 1640. Gedurende<br />

het ruime tijdvak van 30 jaren, vervulde hij deze post, en<br />

flierf den 17 junij 1673, in het 78de jaar zijnes ouderdoms.<br />

Onder vele dukken die hij door den druk heeft gemeen ge­<br />

maakt, houdt men voor een van de besten: De ratione Studii<br />

TJieologici, necesjaria InJlruSio, tribus partibus docens, I. Quanam<br />

Jludia, ido. quibus Aulhoribus, 3^0. Quomado trablanda jint<br />

Theohgia Studiofo. Hard. 1634. i2mo.<br />

DIEST (HIERONIMUS VAN), geboren in 's Hage, heeft<br />

de Schilderkonst bij zijn vader geleerd, en muntte inzonder­<br />

heid uit in het grauw fchilderen. Hij bloeide op het eindti<br />

der XVIde eeuw. WEYERMAN, Leven der Schilders, IV.<br />

D. bl. 46. SU%m. 5\tmft(ci: Scricctt. f. 200.<br />

DIEST (JAN VAN), XLVde Bisfchop van Utrecht; in<br />

weerwil van velen, tot die waardigheid door het gezag van<br />

Paus JOHAUNES DEN XXII. verheven , baande zig ten jare 1382.<br />

door de wapenen, den weg tot dien kerkelijken zetel. Hij<br />

was een kruipende afhangeling van Graav WILLEM DEN III»<br />

van Holland, die zijn gezag op hem, onder anderen, wist<br />

te handhaven, door het aan hem fchieten van aanzienlijke<br />

geldfommen. Tot zekerheid van deze penningen, wierdt<br />

een groot gedeelte van het Stigt en zelvs het ilot Vreeland,<br />

aan den Graav s verpand. De Bisfchop dak zig eerlang zo<br />

diep in fchulden, dat hij genoodzaakt wierdt, alle de in-<br />

komften van zijn gebied aan den Hollander aftedaan, en<br />

air


DOFFN. DOGEN. DOKKITM. (HERMANUS VAN) 30J<br />

'gcv'en door J. Cu. TRAUGOTT SCHLEGÈL, 1786. in 8vo. 5.<br />

Sermo Academicus, de remedie Morbo, Jive de. malis quee Hemlni*<br />

bus a Remediis fanandi caufa adhibitis faepenumero accidere fo*<br />

ient. Lugd. Bat. Ato.<br />

Wijders vindt men van hem in de Verhandelingen van ds<br />

Holl. Maatfchappij te Haarlem, eene, over de ware Kinderlok­<br />

jes , die meer dan eenmalen den zelvden Mensch aantasten; als<br />

mede in het I. Deel der Verhand, van de Maatfchappij der Proef*<br />

andervindeiijke Wijsgeerte, te Rotterdam, een Vertoog over ds<br />

Nieuwe manier van het doorfieken der Blaas, met proeven bef es*<br />

tigd.<br />

Allen, die de Lesfen van den Hr. VAN DOEVEREN mogten<br />

bijwonen, of die zijne fchriften gelezen hebben; hadden wel<br />

gewenst, dat hij nog meer Werken in 't licht gegeven hadde;<br />

dan zijn zeggen was: „ Hij die de plaats van BOERIIAVE be-<br />

kleedt, moet Ongemeen ftreng wezen met opzigt tot het<br />

„ geen hij uitgeeft, en boven alles over zig zei ven de wagt<br />

„ houden." Eloge de feu Mr. G. VAN DOEVEREN, dans<br />

l'Hiftoire de la Secieté Royale de Medecine a Paris, des Années<br />

Ï782 fe? 1783. Holl. Maatfchappij der Wetenfehappen te Haar­<br />

lem, XII. Deel, bl. 189 enz. Alg. Komt- en Letterbode, V.<br />

D. bl. 3, 4-<br />

DOFFN (NIKLAAS), een Nederlands Schilder, van wiefis<br />

penceel men een uitmuntend Pourtrait van de Keizei in MA-<br />

IH THERESIA op der Staten-kamer te Brusfel pleeg te zien.<br />

f. 203.<br />

Voyage de Descamps. SWgcm. $tmfdcr £cricott. 1779.<br />

DOGEN (MATHYS), een niet onberoemd Bataafs Veld-<br />

bouwmeester; heeft in druk uitgegeven: F Art des Fonifica-<br />

tïons. avec fig. Amft. 165&» in folio. J. F. FOITENS, Bibl,<br />

Belg. p. P73>'<br />

DOKKUM (HERMANUS VAN) , uit zeer aanzienlijk»<br />

ouders in ie Friesfe flad van dien naam geboren, was een<br />

man, die zig van der jeugd af aan, met groten roem in alle<br />

VIII. DEÏL., V ba-


30Ö B O K K U M . (JOHANNES VAK)<br />

befchaafde wetenfehappen, en ook in de godgeleerdheid, oef.<br />

fende; waar toe de natuur, als zijnde hij zeer welfprekend,<br />

mede het hare grotelijks toebragt. Eerst Priester te Leeuwar­<br />

den zijnde, werdt hij naderhand tot Opperpastoor van St. Vitut<br />

aangefteld; in welke waardigheid hij zig, met allen roemen<br />

lof, gedroeg. Gedurende zijn leven, in het jaar 1514, wer­<br />

den eenige van zijne fchriften; gedrukt, onder anderen eene<br />

©erhlarinrj ober be XVII eer|ïe Pfalmcn. Met den XVIIIden<br />

bezig zijnde, begonden hem zijne verftandige vermogens te<br />

begeven, en kort daarop volgde zijn dood. . SUFFE. PE-<br />

TEI , de Scriptorib. Frifia uit. edlt. p. 117, 118. FOPPENS „<br />

Bibl. Belg. p. 474. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XV. p. 170,<br />

J7I.<br />

DOKKUM (JOHANNES VAN), een ander Schrijver, uie<br />

een aanzienlijk geflagt gefproten te Dokkum, omtrent 't laatst<br />

van de XVIde eeuw; volvoerde zijne letteroeffeningen te<br />

Keulen, verkreeg 'er de Doktorale waardigheid in beide de<br />

regten, en onderwees 'er langen tijd met roem die wetenfehap.<br />

Keizer KAREL DE V. maakte hem in 't jaar 1530 Raadsheer in<br />

ds Keizerlijke Kamer die hij kort te voren te Spiers hadt opge-<br />

"rigt. Intusfen wierdt hij door WILLEM, Hertog van Kleve,<br />

aangezogt, om een van zijn Raden te zijn. VAN DOKKUM<br />

nam de aanbieding.van dien Vorst aan; egter onder voorwaar­<br />

de, dat hij te Keulen zou kunnen blijven wonen, alwaar hij<br />

liever in de verkering met geleerde lieden zijn leven wilde<br />

flijten, dan dagelijks met Hovelingen om te gaan. VAN DOK­<br />

KUM, een groot vriend van BUCHO, den oom van den beroem,<br />

den VIGLIUS, geweest zijnde, huisvestte deze laatfle eenigen<br />

tijd bij hem in 't jaar 1534. Voor 't overige bewees hij be­<br />

langrijke dienden aan zijn vaderland, waar van de bedierders<br />

hem dikwerf raadpleegden in moeijelijke zaken, inzonderheid<br />

zedert dat Friesland de zoete kalmte des vredes genoot, na door<br />

gedurige oorlogen deerlijk beroerd te zijn geweest. Hij dierf<br />

in 1540 aan eene befmettelijke ziekte, ongemeen betreurd,<br />

door alle die genen welke hem gekend en met hem veikeerd<br />

had-


DOLENDO. DOMER. DOMSELAAR. 30?<br />

hadden. Hij heeft eenige regtsgeleerde Werkjes gefchreven.<br />

die men niet weet waar gebleven zijn. —•— SUFFR. PSTRI,<br />

p. 138-140. PAQUOT, Mem. litter. p. 171, 172.<br />

DOLENDO (BARTEL), een Piaatfnijder, te Leijden ga­<br />

toren in 1580. Hij werkte naar B. SPRANGER en andera<br />

Meesters. Ook gaf hij lesfen in de Tekenkonst, hebbende da<br />

beroemde GEHARD DOU, zijn eerfte onderwijs in die weten­<br />

fehap van hem ten jare 1620 genoten. BASAN, Dittion.<br />

des Graveurs, Paris. 1767. 3- Vol. Svo. Uiig. $im|U« ïcricciT.<br />

,f. 204.<br />

DOLENDO (ZACHARIAS), broeder van BARTEL, colt<br />

een konftig Piaatfnijder, van Haarlem geboortig, die veel in<br />

't koper heeft gefneden naar 'CAVARRAGIO, SFRANGER, A,<br />

BLOEMART en anderen, was een Leerling van JAKOB D3<br />

GEEN. Groten lust betoonde hij voor de konst, en gaf alla<br />

hoop om een ervaren Meester daarin te worden , was zijne<br />

levenslamp niet zo vroegtijdig uitgeblust geworden, hebbenda<br />

hij op een vrolijke partij door te veel fpringen onder het dans-<br />

fen, of onmatig drinken, zig inwendig de long bezeerd;<br />

waarop een zware bloedfpuwing volgde, die na geen midde­<br />

len willende luisteren, hem binnen kort in 't giaf rukte.<br />

BASAN, Dicl. &c- MANDER, Leven der Schilders, II.<br />

D. bi. 172, 173. fWacm. SunftlrtScïicon/ f. 204.<br />

DOMER (N.) , een Landfchapfchiider, in Holland gebo­<br />

ren. Van dezen Konftenaar ontmoet men in de Kabinetten<br />

der liefhebbers, zeer fraije met de pen getekende ftukken,<br />

meestal franfe lieden ten onderwerp hebbende. ——. KKgcm»!<br />

$irafUft Iqkm f. 204.<br />

DOMSELAAR (TOBIAS VAN), Schrijver [van het


* 36J DOMSELAAR. (TOBIAS vASfj<br />

gedrukt is; 't welk onder anderen is af te nemen, uit het,<br />

tot driemaal toe, herhaald begin der bladzijden van't werk,<br />

die eerst van i tot 282, dan van 1 tot 312, en eindelijk vaa<br />

I tot 446 lopen: waar uit blijkt, dat tot dit Boek, ten min-<br />

ften drie drukpersfen, op éénen tijd gebruikt zijn. De in­<br />

houd en verdeling van 't werk, toont ook, dat men 'er zeer<br />

mede gehaast heeft. Het beitaat uit VI Boeken. Het eerfte<br />

vervat eene befchrijving van oud Amftelland, door ARN.<br />

MONTANLS, reeds te voren, opgefteld, en in 't licht gege­<br />

ven. In het tweede, vindt men de Hiftorie der Heren van<br />

Amftel tot op het jaar 1323, door DOMSELAAR zeiven opge­<br />

fteld, en ook-reeds te voren gedrukt. In het derde, wordt ge­<br />

handeld van de gelegenheid, opkomst en verfcheiden vergrotin­<br />

gen, der ftad, tot op het jaar 1665. Het is in drie afdelin­<br />

gen onderfcheiden. Ds'eerfte, die de ftad tot op het jaar<br />

J482 vertoont, is door DOMSELAAR famengefteld; de tweede<br />

die hare gedaante en vergroting, tot op 't jaar 1585, aan­<br />

wijst, door IZAAK COMMELYN; en de derde, waarin de befchrij­<br />

ving der vergrotingen, tot op 't jaar 1665, gevolgd wordt,<br />

wederom door DOMSELAAR. In het vierde Boek, vindt men<br />

eene befchrijving van de oude en nieuwe Gebouwen der ftad,<br />

door LEAAK COMMELYN. Het vijfde, behelst eene befchrijving<br />

der Regeeringe, die bijna geheellijk uit DAPPER ontleend is,<br />

hebbende DOMSELAAR alleen, daar bij eenige Keuren en ge­<br />

leerde Mannen gevoegd. En in het zesde en laatfte, wordt<br />

de Hiftorie, die in het tweede Boek afgebroken was, door<br />

DOMSELAAR, tot op het jaar 1665, grotendeels woordelijk uit<br />

DAPPER en voorts meest uit AITZEMA , vervolgd. IZAAK COM-<br />

MELYN hadt, tot de befchrijving der oude Gebouwen, eenig<br />

gebruik gemaakt van Klooster- en andere fchriften, die bij de<br />

Godshuizen, en voornamentlijk.zo 't fchijnt, in 't Nieuwe-<br />

zijds-Huiszitten-Huis, waar van hij Regent was, bewaard<br />

werden. Doch 't blijkt nergens, dat hij of DOMSELAAR toe­<br />

gang-tot de ftads Registers gehadt hebben. Dit ftuk nu van<br />

DOMSELAAR, ftiekte tot bafis van de Befchrijving van Amftel­<br />

dam, vej; volgens in 't jaar 1694, door KASPEK COMMELIM<br />

ia


DONCK. (ADRIAAN y. D.) DONELLUS. (HUIG) 3t>»<br />

In twee Delen in folio in 't licht gegeven. .. WAGEN.;<br />

Befchr. van Amft. % St. Voorr. bl. XXVI--XXX.<br />

DONCK (ADRIAAN VAN DER), heeft uitgegeven eeno<br />

5Sefcl)?tjbina ban J5ieuto .i&eöerlanöV alwaar hij toen zelv nog<br />

was, ten tweedenmaal gedrukt te Amfteldam, iösö. in Ato.<br />

DONELLUS (HUIG) of DONEAU , geboren te Chalons-fur*<br />

Saone, alwaar hij in 1527 het eerfte wereldslicht zag, is ge-<br />

fproten uit een aanzienlijk geflagt, hebbende zijn vader ver­<br />

fcheidene bedieningen zo in het krijgs- als ftaatswezen bekleed.<br />

HUIG wierdt vroegtijdig naar het kollegie gezonden, en hij<br />

begost zijne letterkundige oefFeningen met ongemenen vlijt;<br />

maar in handen van een meester vervallen zijnde, die hem<br />

op zekeren tijd ftrengelijk mishandelde, vatte hij zodani-<br />

gen weerzin tegen het leeren op, dat noch bedreigingen,<br />

noch liefkozingen in ftaat waren, hem te bewegen om weer<br />

naar fchool te gaan. Zijn vader trof egter door een zonder­<br />

ling middel, het doel om hem tot den letterarbeid te rug ta<br />

brengen. Want een verkenshoeder langs zijn deur gaande,<br />

riep hij dien, en vroeg hem, of hij geen knegt nodig was,<br />

doordien hij een zoon hadt die niet leeren wilde, en welken<br />

hij hem wel tot dat einde wilde geven. De jonge DONEL-<br />

!us, welke dagt dat het ernst was, wierdt zodanig vcrfchrikt<br />

over het voorftel van zijnen vader, dat hij hem te voet viel,<br />

om vergiffenis badt, en beloofde dat hij zig voortaan met al­<br />

len ijver aan de ftudie zou toewijden. Na zijn eerften letter-<br />

loop te Tourron volvoerd te hebben, ging bij naar Touloufe om<br />

*er in de regten te ftuderen, onder JOH. CORASIUS en ARNOUO<br />

FERRIER, die 'er met zulk een ongemenen roem die weten­<br />

fehap leeraarden, dat zij tot 4000 Studenten hadden, die<br />

fcunne lesfen hoorden. Intusfen fchepte DONELLUS geen be­<br />

hagen in hunne leerwijze, verliet, in 1551, Touloufe, en toog<br />

naar Bourges, alwaar hij EGUINARB BARON en FRANS DUARENUS<br />

tot Meesters hadt, van welken beide hij de vriendfchap won;<br />

bovenal betoonde hem de laatstgenoemde eene bijzondere<br />

toegenegenheid, en bevorderde hem tot Doktor den 17 julij v<br />

y 1 T*a


jïo DONELLUS. (HUIG)<br />

van het zelvde jaar. De geleerde Redenvoering die hij bij<br />

deze gelegenheid deedt, ontmoet men in de werken van Do-<br />

MELLUS. De ftads Regering, en de beroemde MICJIIEL DE<br />

L'HOÏITAL waren zodanig in hun fchik met den nieuwen Dok-<br />

tor, dat zij hem terftond van eenen leerftoel in de regten aan<br />

dit Hogefchool voorzagen. DONELLUS onderwees die weten­<br />

fehap van dat tijdvak af aan met zijn beide'Meesters, en hadt<br />

behalven die nog HOTOMANNUS en CUJACIUS tot ambtgenoten.<br />

Doordien hij de leer van CALVYN aankleefde, hadt het wei­<br />

nig gefcheeld, of hij zou in 1572 mede een flagtoffer van de<br />

woede der St. Bartels nagt geworden zijn; dan eenige hoog-<br />

duitfe jongelingen die zijne discipels waren, gaven hem een<br />

Heed van hun maakzel, en geleidden hem buiten de ftad, be-<br />

iloten hebbende, om hem tegens wie hem ook mogte aan­<br />

randen te verdedigen; doch het kwam 'er niet toe; hij ge­<br />

raakte veilig uit de klauwen der woede, en kwam te Lijons van<br />

waar hij naar Geneve toog. Na een vrij lang verblijf in deze<br />

ftad, beriep hem FEEDERIIC DE III. Keurvorst van den Paltz te<br />

Heidelberg , alwaar hij gedurende eenige jaren als eerfte<br />

Hoogleraar in de regten, die wetenfehap leeraarde. Deez*<br />

Vorst die een ijverig aanhanger van CALVYNS leer was, in<br />

3576 geftorven zijnde, wierdt door zijn zoon LODEWYK<br />

DE IV opgevolgd, die zo fterk aan de Augsburgfe Co?ifesJï$<br />

was verkleefd, dat hij volftrekt wilde dat die door de Profes,<br />

foren, van dit Hogefchool zou gevolgd worden. Hij verleende<br />

egter aan DONELLUS die 'er toen Rektor van was, de vrijheid<br />

om 'er te blijven; maar deze aanvaardde liever de voordelige<br />

aanbiedingen die hem namens de Beftierders van de nieuw op-<br />

gerigte Hogefchool te Leijden gedaan wierden, en hij begaf<br />

*er zig met zijn huisgezin in 1579 naar toe, alwaar hij met<br />

eene Hoogleraarplaats in de Regten wierdt voorzien, die hij<br />

met g:o e toejuiching vervulde. In 1583 bood men hem de<br />

stelvde -.aardigheid te Altorf aan; doch zijn inkomen te Leij­<br />

den ermc Itrd zijnde, verkoos hij aldaar te blijven. Dan»<br />

onv .orzigtig ger.öeg zijnde van in 1587 de partij van LEYCES-<br />

Ï*R openlijk a-w te kleven, en onder hevig vermoeden lig­<br />

gen;


DONELLUS. (HUIG) 311<br />

gende, van de Schrijver enes eerrovenden fchotfchrifts te zijn<br />

tegens de algemene Staten en de Magiftraat van Leijden, en<br />

daarbij van Prins MAURITS kwaad gefproken te hebben,<br />

wierdt hij niet alleen van zijn post verlaten, maar hij kreeg<br />

teffens bevel om het land te ruimen; en zijn bediende EVERT<br />

BLANKAART overtuigd zijnde oproerige gefchriften verfpreid te<br />

hebben, wierdt uit de ftad gejaagd. DONELLUS begaf zig toen<br />

naar Duitsland, alwaar hij niet lang ambteloos leefde, want<br />

de Regering van Nuremberg benoemde hem op zeer voordelige<br />

voorwaarden tot Hoogleraar in de regten te Altorf. Deze<br />

Akademie, die in 1576 geftigt was, geraakte wel dra door<br />

hem in groot aanzien en roem: dan hij wierdt verhinderd om<br />

'er al het nut aan toe te brengen dat hij wel gewenst hadt,<br />

doordien de dood hem op den 4 meij 1591 in het graf rukte,<br />

in het 64fte jaar zijnes levens. Hij wierdt in de kerk te<br />

Altorf begraven, met dit graffchrift op den Reen die hem be».<br />

dekte, gebeiteld:<br />

HUGO. DONÏLLUS. Heduus. nulli. Jurisconfidtorum. noflri»<br />

feculi. fecundus. in Galliis. initio. mox. inde. civili. bello. fla.<br />

gtante. fecedere. coaüus. Heidelberge. deinde. Lugduni Ba*<br />

tavorum. denique. Altorphii. magna. cum. omnium, admiratio*<br />

ne. et. concurfu. exterorum. jura. facundo. ere. docuit. Deo.<br />

et. hominibus. mque. carus. fenio. tandem, confeflus. vitte. et.<br />

tnoleftiarum. fatur. pie. ac. placide, animam. Creatori. reddidit.<br />

anno. repar. fal. hum. M.D.XCI. menfe. Maio. atatis. fue.<br />

mno. LXIII. cui- bene. merito. de. Academia. Altorfim. Scha*<br />

iarchce. perennis. memorie, erga. H. M. P. C.<br />

Men vindt het pourtrait van DONELLUS in de Athene Bèta*<br />

$e van MEURSIUS, en een gedenkpenning ter zijner eere ge-<br />

Slagen , in het Mufeum Mazzuchellianum. Tom. -I. Tab. XCV.<br />

p. 423. Hij was getrouwt in 1573. en zijn vrouw overleef­<br />

de hem zonder kinderen na te laten.<br />

Doordien DONELLUS zig ongemeen bekwaam zo wel in de<br />

ftaije letteren als Regtsgeleerdheid hadt gemaakt, loste hij de<br />

zwartbeden van die netelige wetenfehap op met veel geleerdy<br />

4


3ii DONELLÜS. (HUIG)<br />

heid en op eënebefchaafde wijze, en deedt in alle zijne wer­<br />

ken het nuttige bij het aangename gepaard gaan, het welk in­<br />

zonderheid gefchikt was, om den leeslust op te wekken en<br />

gaande te houden. Voornamelijk lei bij zig ook toe om ieder<br />

onderwerp op eenen leerftelligen trant te onderwijzen, en<br />

alle regtskundige onderwerpen tot eene konst te brengen.<br />

Vooral houdt men in grote waarde het geen hij over de Tes­<br />

tamenten en uiterfte willen heeft gefchreven. Hij. hadt zulk<br />

een gelukkig en Halen geheugen, dat men wil, dat hij het<br />

gantfe Iighaam van Romeinfe wetten, onder den tijtel van<br />

Corpus Juris bekend, van buiten kost. Eene zaak die men<br />

hem te regt als eene vlak aantijgde, die zijne overige uit­<br />

muntende hoedanigheden grotelijks taanden, was., de laagc<br />

ijverzugt. die hij tegens CUJACIUS hadt opgevat, van welken<br />

kundigen man hij nimmer dan mot veragting fprak.<br />

De werken van DONELLUS, welke gezamentlijk tusfen de-<br />

jaren 1762 tot 1770 in XI Delen in folio zijn in het licht ge­<br />

geven , en door de bezorging van BARTEL FRANS PELLEGRINI<br />

Regtsgeleerde te Ffa, te Napels zijn gedrukt, beftaan uit de.<br />

volgende:<br />

1. In titulum de Ufuris in Pande&is, £? fequentem Commenta<br />

rius, ordine h$c capita Juris comple&ens: in Tit. Pandetlarum<br />

Ufuris Q 5<br />

Nautko feenore:. de Frutcibus, causfa, accesfionibu<br />

de Mora. Paris 1556- 4to. It. nunc recens auttus £f recog'nitu<br />

Ad MICH. HOSPIT|ALEM. Ejusdem in tres libros Fandettarum ><br />

vicefimam, vicefiimm primum, (jf ricefimum fecundum, Commen<br />

rii, ad RENATLM CRISPINUM , in Britannia minore Senatoren*<br />

Lugd. 1558. Ato. De Tijtels in dit tweede werk Verhandeld<br />

en opgehelderd, zijn: de Fignoribus & Hypothecis, de jEdilkio<br />

tdillo, de Eviüionibus duple Stipidatio?ie, de Probationïbus v.<br />

de fide Inflrumentmtm, de Tefiibus. De opdragt aan MICHIEI*-<br />

DE L'HOPITAL, toen ter tijd Ptefident van de Rekenkamer, is,<br />

gedagtekend den i janüarij 1556; en die aan REINIER CRIS-<br />

« N , van den 1 junij 1558.<br />

2. Ai legm JUSTIWIANI de Sententiis, quee pro. eo quod interej<br />

$ro-


(DONELLUS. (HUIG)" 3 r£ %<br />

ptofenmtur, five, de eo quod interejl, liber. Paris 1556. m 4}».<br />

Verfcheidenemalen herdrukt zo in ato. als 8vo.<br />

3. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Rebus dubiis. Biturig.<br />

1571. Svo. It. Antv. 1584. Svo,.<br />

4. Commentarius ad Tit. Codicis de PaUis & Transaicionibus.<br />

Biturig. 1572. Svo. Meermalen herdrukt.<br />

5. ZACIIARIJE FURSTNERI, Defenjio pro jufio £? innocente tot<br />

millium animorum fanguine in 'Gallia effufo adverfus MONTLUCII<br />

calumnias. 1573. Svo. De berugte JAN DE MONTLUC, Bisfchop<br />

van Valence, hadt dit zelvde jaar in 't licht gegeven : Defenjio<br />

pro illufirisfimo Andium Duce (zedert HENDRIK DE III.) adverfus<br />

calumnias quorundam. in Svo. Zijn toeleg in dit ftuk was, om<br />

de gruwelijke moorderijen van St. Bartels nagt te verontfchul-<br />

digen. Tot wederlegging nu hier van , gaf DONELLUS het<br />

bovenftaande ftuk in druk. CUJACIUS ftelde hem tegens:<br />

Prafcriptio pro MONTLUCIO, Epifcopo Valentino, adverfus libeilum<br />

editum fub falfo namine ZACHARIAE FURSTNERI. Antv. 1574. Svo.<br />

Zonder naam van Schrijver,<br />

6. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Prtefcriptis verbis, £f<br />

infaSum aSionibus. Heidelb. 1574- Svo. Meer dan eens her­<br />

drukt.<br />

7. Commentarius ad Tit. Liftitutionwn de Aclionibus. Antv. 1581.<br />

8yo. Veelmalen naderhand uitgegeven.<br />

g. Commentarii ad Tüulos Digeftorum . . . de Rebus creditis.<br />

Si certum petatur, (ƒ de CondiElione. De Jurejurando. De in<br />

litem jfurando. De Conditlione triticaria. De Eo quod ceito loca<br />

dare oportet. Antv. 1582. folio. Opgedragen aan Prins WIL­<br />

LEM DEN I. door een brief van den 1 julij 1581.<br />

9. Commentarii ad Codicis JUSTINIANEI partes eas, quas fequens<br />

•pagina iniicabit. Lugd. Bat. 1587. folio. Opgedragen aan de<br />

Regeering van Nuremberg door een brief uit Leijden gefchreven<br />

den 2 janüarij 1587. Deze Verklaring loopt over de Tijfels<br />

van het II, boek van het Codex: de Edendo, de in jus vocando,<br />

dePalïis, de Transactionibns. De verklaring over deze beide<br />

laatften hadden reeds het licht gezien; zie N°. 4., maar zij<br />

is hier verbeterd en vermeerderd: de Prafcriptis verbis et in<br />

y 5 fj


y% DONELLUS. (HU1G)<<br />

fiCtitm actionihus. Ad Leges Cod. L.filium, quem, famil. trcifc<br />

L. II. de resc. yeni., L. precibus, de imp. et aliis Subfi. Auth.<br />

non Heet et Auth. ex causfa, de lib preet. vel exher., L. eam quam<br />

ie fideicmn., L. fi unquam. de revoc. don., ad lib. VIII. Codicis.<br />

10. Cmnmentanorum Juris Civilis libri XXVIII, in quibus Jas<br />

Civiie univeifum fmgulari artificio atque doctrina explicatur, SCIPIO<br />

GENTILIS J. C. rèeenfuit, edidit, pofieriores etiam libros fupplevit.<br />

Francof. 1595. *'» folio. Verfcheidenemalen naderhand her-<br />

drukt Men vindt in deze Verzameling eene nette en leer-<br />

Heilige verklaring van het gehele Burger- en Leenregt. Dc-<br />

BELLUS haalt geene uitleggingen van anderen aan; maar hij<br />

voegt in de zijnen, de wetten, waarop hij zijne verklaringen<br />

grondt. BEVER zegt, dat aan hem geen werk over het Re*<br />

meinfe Regt bekend is, waar aan hij boven dit de voorkeur<br />

kan geven; en dat 't geen het meest heeft toegebragt' om da<br />

Partitiones van VINNIUS in achting te brengen, enkel moet<br />

toegefchreven worden, dat hij veel gebruik van DONELLUS<br />

beeft gemaakt. OSWALD HILLIGER , Hoogleraar in de regten<br />

te Jena, in 1619 geftorven, heeft uitgegeven: DONELLUS<br />

enucleatus, five Commentarii DONELLI in Compendium redacti, ut<br />

rerum nucleum contineant. Accesferunt notata, quibus feorjim par.<br />

p%n, qua DONELLO omisfa, fupplentur, partim aliorum idem cum<br />

Ulo vel diverfum fentientium rationes expenduntur etc. Jena 1611.<br />

410. It. Lugd. 1619. folio. It. Antv. 1642. folio. Deze ver-<br />

torter brengt hier een gantfen drom aanhalingen te berde<br />

van hedendaagfe Regtsgeleerden, die door DONELLUS met<br />

cpzet uit zijne ophelderingen verbannen waren. .<br />

11. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Verborum obligationL<br />

fois. Francof. 1599. folio.<br />

12. HUOON. DONELLI Jurisconf, Opufcula poftuma; et alio~<br />

rum quxda-.n. Ex Eibiiotheca SCIP. GENTILTS Jurisc. Ilanov.<br />

1604. i2Bio. Hier in ontmoet men de verklaringen van DO­<br />

NELLUS over de 34, 35 en 36fte Tijtels, des lilden Boeks van<br />

bet Codex, en over de 9-2ofte en 3gfte Tijtels van het Vide<br />

Boek , als mede over de wet GALLUS , Digeft. de Liber. et<br />

Poflhum. twee Raadgevingen, vier Blieven van den zelvden,<br />

en


DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN) 3I$<br />

én drie welke aan hem zijn gefchreven door ALBERT GENTI­<br />

LIS , MICHIEL DE L'HOPITAL , en PIETER DU FAUR : twee Brie-<br />

ven van eenen Regtsgeleerden te Bourges aan een Vorst: eene<br />

Redevoering van CUJACIUS over een Doktoraat: die van DUA-<br />

REKUS over de promotie van DONELLUS : de Lijkrede over de­<br />

zen uitgefproken door SCIPIO GENTILIS : verfcheidene Lijkzan-<br />

gen over den dood van DONELLUS.<br />

13. Commentarii abfolutisfimi ad II. III. IK VI. et VIII. LU<br />

Iros Codicis JUSTINIANEI, Tit. V. Lib. XIX. de Prcefcript. verbis,<br />

et Tit. Lib. XXV. Digest. de Verborum obligationibus; maxima<br />

feré ex partc posthumi, minima vivo patre nati. A JACOBO SCHEG-<br />

XIO, JAC. SCHEGKII nepote, Profes/ore Academie Tabingenfis,<br />

Aitditore DONELLI attentisfime, primum in t/fum Jurisprudentie<br />

Studioforum publicati, mme vero correcti et emaculati excujï. Cum<br />

Indice duplici, uno antique, altero nova editioni congruente, Fran*<br />

cof. 1622. folio. — — SCIP. GENTILTS, Orat. in obitum etc.<br />

MEURSII, Athene Batave, p. 131--133. BEYER, Auctorum Ja.<br />

lid. notit. Specim. II. pag. 110-116. CONRINGIUS, Sasc. XVI.<br />

cum notis KRANTZII. p. 166. TOB. MAGIR. , Epynomol. Voce.<br />

MORHOFIUS, Polyhift. Tom.II. p. 584. PETR. BURMANNUS, ma»<br />

jor, ad Syllogen. Epistel. Tom. I. p. 35 & 45, 46. m Notis.<br />

Jo. SALOM. BRUNQUELLI, Histor. Jur. Part. III. J. 17 , 18.<br />

Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol. II. p. 1208. ANTON. TER-<br />

EASSON, Hiftor. Jurisprud. Pars IV. p. 468, 469. CAROL. SE-<br />

BAST. ZEIDLER, Vit. Profesforum Juris Acad. Altorfina. Norimb.<br />

1770. 4to. p. 63--104. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 341;,<br />

350. NICCRON, Mem. des Hommes illufir. Tom. XXX. p. 359-<br />

367. P. BAYLE, Ditlion. Tom.II. p. 304 , 305. PAQUOT, Mem.<br />

litter. Tom. III. p. 42-52. PAPILLON, Bibliotheque des Autheurs<br />

de Bourgogne. Tom. I. p. 180-183. G. BRANDT, Hist. der<br />

Heform. I. D. bl. 558. 730, 740. P. C. HOOFT, Ned. Hist.<br />

bl. 1151. WAG., Vad. Hist. VIII. D. bl. 217.<br />

DONGELBERG (HENDRIK KAREL VAN), was afkom-<br />

{lig van het doorlugtig geflagt van dien naam, 't welk van de<br />

Brdbandfe Hertogen afftamt; doordien ;JOHAN DE II, Hertog<br />

van


§!ö DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN)<br />

van Braband de heerlijkheid van Dongelberg ten jare r'305<br />

fchonk aan JOHAN MIEUWE, bastaard van JOHAN DENI, Her­<br />

tog van Braband, welke uit MARGRIET, vrouwe van Pamele,<br />

onder andere kinderen eenen zoon LODEWYK naliet, die de<br />

eerfte was welke den naam van DONGELBERG heeft aangeno­<br />

men; wiens kleinzoon LODEWYK zonder kinderen in 't jaaar<br />

1470 komende te overlijden, aan zijn zusters zoon JOHAN VAN<br />

MALAYSE die heerlijkheid bij uiterften wille verfprak: de­<br />

zes eifdogter FRANCOISE met WILLEM VAN ARGENTEAU in der»<br />

egt verbonden zijnde, bragt die ten huwelijk aan haaien man,<br />

in welk geflagt ze tot den jare 1659 is verbleven. .<br />

HENDEK KAREL VAN DONGELBERG, die den 18 augustus<br />

X593 te Brusfel wierdt geboren, was de zoon van HENDRIK<br />

VAN DONGELBERG, die in het tijdvak van 1590 tot 1624,<br />

elfmalen Burgemeester van Brusfel is geweest, en van ADRIA-<br />

KA, dogter van ADRIAAN BORLUUT, Ridder, Heer van ZiU<br />

lebeke. Hij leide zig van zijne jeugd af aan toe op de beoeffe-<br />

ning der regten, en den tijtel van Licentiaat in die weten-<br />

fchap bekomen hebbende, wierdt hij ten jare 1625 Schepen<br />

te Brusfel. Ten vijfdemale in het jaar 1691 tot die zelvde<br />

waardigheid verkoren zijnde, wierdt hij, voor dat zijn tijd was<br />

verftreken, aangefteld tot Raadsheer in den Hogenraad van Sra»<br />

band, en wierdt als Schepen vervangen door zijn neef JAKOB<br />

FILIP VAN DONGELBERG, Heer van Scavenberge en van Broek,<br />

zoon van FILIP VAN DONGELBERG en van QUENTINA DE BOR«<br />

UJUT. Deze kogt in 1659 het landgoed Dongelberg van WIL»<br />

J.EM TJLRIK D'ARGENTEAU, en verkreeg van FILIPS DEN IV in<br />

1662 den tijtel van Baron.<br />

In 1651 bekwam onze DONGELBERG de baronnije van Re-<br />

ver, eene der oudften van Waals-Braband, en den tijtel van<br />

Baron dier plaatze wierdt op hem den 2 feptember 1657,<br />

door opene brieven van FILIPS DEN IV. bevestigd. Ruim twee<br />

jaren later ontdeedt hij zig van zijn ambt als Raadsheer, met<br />

voornemen, om zijn overige dagen op het kasteel te Réves in<br />

Rille rust te gaan doorbrengen, dan de dood verijdelde dit<br />

ontwerp, en hij ftierf te Brusfel den 3 april 1660, in den ou­<br />

der-


DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN) 3 I-/<br />

3erdom van 66 jaren; zijn ftoftelijk overblijfzel werdt hi 'I<br />

midden van het koor der kerk te Rèves begraven. Zie hier<br />

het graffchrift, dat hij voor zig zei ven hadt vervaardigd, ea<br />

't welk PAQUOT betuigt, door zijn eigen hand gefchreven, ge»,<br />

Zien te hebben, uitgezonderd de dagtekeningen die 'er nader*<br />

hand zijn bijgevoegd:<br />

HENRICUS CAROLUS DE DONGELBERGE, Brabantum<br />

J>oJleritas praclara Ducum, frimique JOANNIS<br />

Depofitis mundi pkaleris, dum grandior atr.s *<br />

Finem inftare mohef, VVamtjut quod unica formst<br />

Tranquillam Vtrtus: Revend yixit in arce,<br />

Speclauti Jimilis marls aflum è.liltore , tandem<br />

Texit, quem coluit, liberrima terra Baroium,<br />

Agrorum celebrem fpatiis, meritisque: fed horum<br />

Fama perk , data funt ipfis quoque fata fepulcris.<br />

Gaudia fint anima dafundi alerna précemiir.<br />

'fun&aque connubio de Berlo JOANNA MARIA<br />

üarohum fdttgüïs, binas qua protulit orbi<br />

Disfimili Sexu proles ,Ja pace aulescal.<br />

flatus itte 18. Aug'ti 1593. Obiit 30. April Au. t66o. Hac verè 2«+<br />

Jannarii 1629. Obiit 6 Oclob. Ao. 1685.<br />

Sic fua cuique dies, üecretaque tempora vita.<br />

. DONGELBERG was zeer ervaren in de wapenkonst of bet B!a.<br />

feen, in de geflagtregisters, en in de gefchiedenis van zijn va­<br />

derland. Hij tradt voor de eerftemaal in den egt met jo.<br />

HANNA VAN STEELANT, waar bij hij geen kinderen verwekte;<br />

vervolgens huwde hij voor de tweedemaal met JOHANNA MA.<br />

RIA, Baroresfe van Berk, die hem een zoon baarde, FRANS<br />

HENDRIK genaamd, Marquis van R.res, die maar ééne dog­<br />

ter naliet, ALBERTINA JOHANNA JOSEPHA FRANCISCA genaamd,<br />

welke Kanunnikes van d''Andennes is geweest. Hij was een<br />

broeder van FRANS VAN DONGELBERG, Regttgeleerden, Heer<br />

van Herlaer tn van Ziiiebeke; deze laatfte is ook viermalen<br />

Burgemeester van Brusfel geweest; toen hij ten jare 1648,<br />

ftierf, was hij voor de negendemaal Schepen van genoemde<br />

ftad. VALERIUS AKDREAS heeft misgetast, met te zeggen-,<br />

dal


È Ï8 DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN)<br />

dat hij Raadsheer in den Hogenraad van Braband is geweestj<br />

nimmer heeft hij die post bekleed, ook flaat hij gautzelijk den<br />

bal mis, met hem Schrijver van het volgende werk te ma­<br />

ken :<br />

Prtlium Woeringanum JOANNIS I. Lotharingice, Brabanties D<br />

els ö* S. Imp. Marchionis: quo, memorabili parta vitïeria ann<br />

Dni. 1288. die v.Junii, Ducatus Limburgi ad Brabantiam ac*<br />

cesfio atermm manfit obfirmata. Brux. 1641. folio. De Schr<br />

ver van dit verhaal, op zig zelve nuttig voor de gefchiedenis<br />

van Braband, en nog zo veel te nuttiger door het gene de<br />

Vertaler 'er heeft bijgevoegd, is JAN VAN HEELÜ, dien wij ter<br />

zijner plaatze zullen gedenken. HENDRIK KAREL VAN DON­<br />

GELBERG, heeft het in 't latijn vertolkt. Zulks blijkt, inge­<br />

volge het getuigenis van PAQUOT, uit eene aantekening,<br />

door zijn eigen hand op een Exemplaar gefchreven, 't welk<br />

toebehoort aan den Hr. VAN LANGENDONCK , voormaals Raad­<br />

penfionaris der ftad Leuven: Ipfe qui hac imprimipermifi, ded<br />

hanc permisfionem anno cetatis mea 48. Dit is van de zel<br />

hand als het bovenftaande Graffchrift, en een menigte andere<br />

aantekeningen bij dit werk gevoegd, ten einde tot opheldering<br />

daar van te verftrekken, of wel de Geflagtregisters die 'er bij­<br />

gevoegd zijn aantevuHen. Dit gefchiedverhaal bevat: 1. Een<br />

Opdragt aan de Staten van Braband door ERYCIUS PUTEANUS,<br />

welke 'er door onzen Schrijver toe was verzogt. 2. Een Be-<br />

rigt van den zelvden , aan den Lezer. 3. Eene Voorrede<br />

van den Vertaler, waar van het flot een geflagtrekenkundige<br />

tafel van de Hertogen van Braband bevat, die ongemeen nauw­<br />

keurig is. 4. Eenige Vaerfen op Hertog JAN DEN I. &C.<br />

5. Als dan volgt het Prielium Woeringanum, zijnde een digtftulï<br />

van 1600 zesvoetige regels, waarvan de ftijl volkomen ge­<br />

lijk is aan die van het opgegevene Graffchrift. 6. Verfchei­<br />

dene historife en geflagtrekenkundige waarnemingen, die niet<br />

alleen een groot licht over het werk zelve verfpreiden, maar<br />

ook verfcheidene andere onderwerpen van de Nederlandfe ge­<br />

fchiedenis ophelderen, en in't bijzonder over denoiifprong der<br />

Voornaamfte Brabandfs Geilagten ,• ook zijn hier de Charters<br />

en


DONIA. (SYDS OF SIXTUS) g-r;<br />

en andere bevestigende ftukken bijgevoegd. 7. Twee Brie*<br />

ven van DONGELBERG aan ERYC. PÜTEANUS, benevens de ant­<br />

woorden van den laatften, die zig met de bevordering der<br />

uitgave van dit werk hadt belast. CHRISTIN., Juris*<br />

prud. Heroica. p. 328. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 291. BUTKENS,<br />

Troph. de Brab. ed. de 1724. Tom. II. p. 462, 463. Tlteatre ds<br />

la Nobl. de Brab. p. 48. 131, 132. G. v. LOON, Nederl. Histo*^<br />

riep. II. D. bl. 309. LELYVELD aant. agter HUYDEC. Froevn<br />

van Taal- en Dichtkunde, L D. bl. 491.<br />

DONIA (SYDS of SIXTUS), was voorouderlijk uit bet:<br />

huis van HARINXMA , en uit eene dogter van dat van DONIA.<br />

De naam en *t geflagt van DONIA zijn zeer oud. De Griete.<br />

nij van Daniawerjlal in het kwartier der Zevenwouden in Fries­<br />

land is, daar waarfchijnlijk van benoemd. SIXTUS was een zoon<br />

van KEMPO DONIA , en gaf in de Staatsvergaderingen ten jare<br />

1566, blijken van vrijheidliefde; doch wierdt door ALVA,<br />

twee jaren later gedagvaard naar Antwerpen, om zig te ko­<br />

men verantwoorden. Toen fchijnt hij gebannen te zijn, en<br />

zich nevens zijne vrouwe JOUCK STENTERA, met de woon naar<br />

Bremen begeven te hebben, waar hij geftorven en begraven is.<br />

Zijn zoon KEMPO ftorf in het jaar 1593, en wierdt te Mi-<br />

italdum begraven. Hij fchijnt zig een geruimen tijd buiten zijn<br />

vaderland opgehouden te hebben: want zijne vrouw MARGA-<br />

RIET GERBRANDA overleedt in Embderland ten jare 1581. Eens<br />

dogter van SIXTUS was getrouwd met SIBRAND DONIA op Hinne-<br />

ma-State te Jelfum; waar uit KEMPO DONIA, Grietman van<br />

Leeuwarderadeel, die ook een der eerfte Curateuren van Fries­<br />

land} Hogefchool, ten jare 1585 te Franeker geftigt, geweest is.<br />

Hij was de va.ier van FRANS DONIA, een' voornamen Staats­<br />

man, die, wegens Friesland gevolmagtigd was tot de vredehan-<br />

delinge te Munfter, en buitengewoon afgevaardigd tot de gro.<br />

te Vergadering in 't jaar 1651, welke hij zoude geopend heb­<br />

ben , ware hij niet eenige dagen te voren in 's Hage geftor­<br />

ven. Van eenen KEMPO DONIA , o#derfcheiden van den hier<br />

gemelden, vindt men bij BAUDARTIUS, Memorien, II. Boek,<br />

bi.


igfj DONKER. (JAN) (PIETER)<br />

bl. 77, aangetekend, dat hij, in 't jaar 1611, door de Frifi<br />

fen naar Holland gezonden werdt, om te waarfchouwen tegen<br />

de onderneming van VORSTIUS.<br />

• In de XVde eeuwe, toen Friesland inzonderheid zo hevig<br />

,door pardjfchappen geteisterd wierdt; nam een HOTSE DONIA<br />

zijne toevlugt naar Braband; van deze was ten jare 1710 nog<br />

• een afftammeling te Leuven, genaamd FREDERIK ANTHONÏ<br />

DONIA, Heer van Redingen. Ook waren 'er in den jare 1781<br />

te Mechelen nog DONIA'S in leven, waarfchijnlijk uit Friesfe<br />

voorouders, en uit dit geflagt herkomftig, doch in een be­<br />

krompen toeftand, volgens berigt van den Heere M . HETTE*.<br />

. MA, uit die ftad aan den Heere E. M . VAN BURMANIA gezon­<br />

den. In Friesland is dit Geflagt voor lang uitgeftorven. ——•<br />

WINSEMIUS, Hifi. L p. 72» 73- "4- & L. VRIEMOET, A-<br />

thm. Frif. p. XXIX--XXXI. WINSEM., Cronique van Friesl. bl.<br />

792. G. v. LOON, Nederl. Hiftoriep. II. D. bl. 289- WAG,,<br />

Vad. Hift. XI. D. bl. 405. W. J. TE WATER, Hift. van 't Ver-<br />

lond, II. D. bl. 337, 33§- M- D. bl. 513.<br />

DONKER (JAN), Konstfchilder, geboren te Gouda in de<br />

XVIde eeuwe, zoude waarfchijnlijk een groot Konllenaar zijn<br />

geworden, ware het niet dat de dood hem in het bloeijen van<br />

zijne lentejaren hadt weggerukt. Het ftuk dat hij gefchilderd<br />

heeft, waar op de Regenten van het Tugthuis te Gouda ftaan<br />

afgebeeld, is nog in wezen, en ftrekt ten getuige van zijnen<br />

fmaak en ontluikende bekwaamheid. DESCAMFS, Vie des<br />

Peintres, Tom. II. p. 152. A. HOUBRAKEN, Schouwburg II. D.<br />

bl. 93. fUtgcm. S\ttnfï(et £«ricon. f. 205.<br />

DONKER (PIETER), Konstfchilder, die mede te Goud»<br />

het eerfte levenslicht zag, was een volle neef van JAN. Hij<br />

heeft tot zijn Leermeester gehadt den vermaarden Konstfchilder<br />

JAKOB JORDAANS, te Antwerpen. Die brave man bragt<br />

hem zo ver in de konst, dat hij op zijne eigen rienen ging<br />

drijven naar Frankfort, om ten jare 1658 de krooning van<br />

Keizer LEOPOLD bij te wonen, en aldaar fchilderde hij tenige<br />

• ftukken. In 't volgende jaar reisde hij naar Frankrijk, en van<br />

daar


DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 3 2 r<br />

daar onder het gevolg van den Hertog van CREQUI naar Ro­<br />

me, daar hij met ijverig tekenen en fchilderen zijn tijd heeft<br />

doorgcbragt. Na verloop van zeven jaren kwam hij in zijn<br />

vaderftati te rug, en ftierf in 1668, zijnde als toen op 't best<br />

van zijn leven. • De bovenftaanden en WEYEPM.W<br />

Leven der Schilders, II. D. bl. 177. WALVIS, Befchr. van Gou­<br />

da, bl. 335.<br />

DOOREGEEST (ENGEL ARENTZOON), uit NvordhoU<br />

hnd van afkomst, wierdt geboren omtrent 't midden van da<br />

XVIIde eeuw. Met eene fnelle vlugt de lage fcholen door­<br />

lopen zijnde, oefFende hij zig in de godgeleerdheid, en wierdt<br />

Predikant onder de Mennoniten te Rijp of Rijpmtèrdng, een<br />

vermakelijke en aanzienlijke buurt in de heerlijkheid van<br />

Alkemade gelegen. Hij heeft uitgemunt door zijnen ijver in<br />

het verdedigen van zijne geloofsleer. Uit zijne fchriften wordt<br />

men ontwaar, dat zijne gevoelens met dien tak der Doopsge­<br />

zinde leer overeenfteinden, welke zig door den naam van Wa­<br />

terlanders van de overigen van die gezindheid plegen te on-<br />

derfcheiden. Hij is op het vroegst in 1705 geftorven , na de<br />

uitoefening van het Leraarsamht gedurende een lange reeks<br />

van jaren met ongemene (iigting te hebben waargenomen.<br />

De boeken welke van hem het licht zien, beftaan uit de vol­<br />

genden :<br />

1. entMtttfefesi in tsc ïirrèteïnne ïccre / na bc ffrtl&mifi*<br />

ffil bet tDcoppsrïüiocn. Stuift. 1692. i2mo. De Schrijver<br />

tragt 'er In de teerfttikken van zijne gezindheid op de fchrifc<br />

en de reden te vestigen. Zijn boek kan befchouwd worden<br />

als een verkorte loop vau Doopsgezind.? Godgeleerdheid;<br />

het is verdeeld in XXI hoofdftukken, waar van het Ifte han­<br />

delt : over de kennis van God door de ervaring en door de<br />

openbaring. II. Van de Kanonijke en Apokrijfe boeken; over<br />

her gezag, de duidelijkheid enz. der II. Schriftuur; en van<br />

dc Overleveringe en de Geloofsbelijdenisfen. III. Van de God­<br />

delijke eigenichappen , en van de Driei'enheid. IV. Van de<br />

iGhepping, de Engelen, den Mens, van zijnen, val, cn over<br />

• VIII. DEEL. X dc


322 DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON)<br />

de Goddelijke Voorzienigheid. V. Van de Erfzonde, die da<br />

Schrijver beweerd dat geen eigentiijke zonde is, ten welken<br />

aanziene hij zig van 't gewoone gevoelen der Doopsgezinden<br />

verwijdert. VI. Over 's Menfen verlosfing, en over de<br />

vleeswording en de eigenfchappen van den God-Mens. Hier<br />

bewijst hij tegens eenigen van zijnen aanhang, dat het Godde­<br />

lijke Woord niet, eigentlijk gefproken, in een zigtbare en<br />

fterfFelijk Mens is veranderd geworden. Vervolgens fpreekt hij<br />

over de genoegdoening van JESUS CHRISTUS. VIL Van de alge­<br />

mene Genade, die hij als een ontegenfprekelijke waarheid<br />

zoekt te bepalen. VIII. Over de werkzaamheden van den<br />

Heiland, als Profeet als Priester en als Koning. IX. Van<br />

het regtveerdigmakend Geloof. X. Over het Berouw, het<br />

welk hij ten dele doet beftaan in de belijdenis van Zonden,<br />

egter zonder verpligting om die aan Priesters te biegten, die<br />

volgens hem geen het minfte gezag daaromtrent kunnen uit-<br />

oeffenen. XI. Over de Regtveerdigmaking alleen eigen aan<br />

de ware gelovigen en berouwhebbenden: hij onderfcheidt die<br />

van de Heiligmaking. XII. Van de Kerk, over welk onder­<br />

werp hij inzonderheid het leerftelzel van JURIEU volgt; de On r<br />

verdraagzaamheid is eene der hoofdzaken, die hem 't meest<br />

in de Roomfe-Kerk ftuit. XIII. Over de Kerk-Leraren. XIV.<br />

Over de Sacramenten, waaromtrent hij weinig van CAL-<br />

VYN'S lere verfchilt; en hij beweerdt, dat de Voetwasfmg die<br />

bij fommige Doopsgezinden in gebruik is, geenzins tot de<br />

Sacramenten behoort. XV. Over den Doop, het geliefkoos­<br />

de onderwerp der Mennoniten. XVI. Van het Avondmaal,<br />

waaromtrent hij genoegzaam gevoelt als de Gereformeerden.<br />

XVII. Over den Kerkban, waar over hij zo geftreng niet denkt<br />

als de meesten van zijnen,aanhang. XVIII. Van de Overheid :<br />

de Schrijver wil, dat men die moet eeren en gehoorzamen,<br />

en dat men zonder onregtvaardtgheïd' zig daar toe kan laten<br />

gebruiken. XIX. Van het Eedzweren; deze Iaat hij in geen<br />

geval hoegenaamd toe. XX. Van de Gebeden: hij wil dat<br />

men die niet dam aan God en aan levenden moet doen,<br />

en geenzins aan Engelen, noch aan geftorven Heiligen.<br />

XXI. •


DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 3r?<br />

'XXI. Over het laatfte Oirdeel, en de a'gemeene Opftandirg,<br />

2. °Xnitf aan ben l&etz FRED. SPANHEMIUS, Jf».'oft.ofo? ore<br />

jlf. «poorjclcerthciö en Der ï^'ficric tot Stenoën; Inaar 111 Dc<br />

ïccre Der «Dcop^gc^inbe natteï uitscfob / en licrccbifjb / cn lv.11<br />

beetc fteaw tefcfnilöignigcn ncfuiUctt Wü|Jt>j DienenDe tot ant*<br />

tóowiJ 0») [jrt SCjactaat/ getwamt-i ÏJijiorifch en ^obseïccrü<br />

Sitg&feet bot nitscfeCjcnflc ©crfcfjiHcj. ban ben «Oo&ciSien.cr»<br />

3£tJlfï. 1693. in I21HD. Deze Brief hadt een gu.nftig uitwerk-<br />

ze!. De Leijdfc Hoogleraar liet uit een tweeden druk van zijne!<br />

Verhandeling, een gedeelte der dwalingen agtcrwege, die hij<br />

aan de Doopsgezinden hadt toegefciireven.<br />

3. ïïtjycc Scc-Dos'tii. 2ÜÜ|Ï. 1679. in i?ntrj. POSJACEI*<br />

mede Doopsgezind Leraar in de Rijp, was deelgenoot in dei<br />

famenftelling van dit werk, 't welk een löort van Handboek<br />

is, ten gebruike der Matrofen en andere zeevarenden gefchikt 4<br />

inzonderheid van die welke ter Haring- en Walvisvangst uit*<br />

gaan. Men vindt 'ér eenige Predikatiën en Gebeden in, be­<br />

nevens een korte Gefchiedenis van Heiland, waarin wijdlopig<br />

van den Rijp gefproken wordt, als mede over den aart, in-<br />

borst, de zeden, den Godsdienst en handel der Zeelieden Vari<br />

die iandftreek.<br />

4. HnMt 'B.'ief aan bert ï?r. FREÖ. SPANHEMIÜS, tipgétg^Jtti<br />

aan HERMANUS SCIIÏN. Hm?!. 1700; 121110; DOOREGÉEST- be­<br />

ijvert zig hier in om hoe langs hoe meer zijn tégenftrever tö<br />

wederleggen : en laat niets agterwege, om het leerftelzel vad<br />

zijnen aanhang betrekkelijk den Kinderdoop, het eedzweeren*<br />

den oorlog, over de pHgten van de Overheden, te verdedi­<br />

gen.<br />

5. e>e feere bet JTOéntiimtfen bctföebfsC regen j. N^COLAI &<br />

GROIW. Sfolf& 1704. 121110. De Schrijver tragt hierin de zij­<br />

nen te re;?,tveerdigeii, inzonderheid ten aanzien van de leer-<br />

ftukken der Dritëenigheid, die der Voorwetendheid en Regt-<br />

vaardigheid van God, over de beide natuuren van JESÜS<br />

CHRISTUS, over de Genoegdoening en over de onfteiféüjkheid<br />

der Ziele. De Doopsgezinden achten grotelijks dit en tlle ds<br />

andere werken van DOOREGEEST.


394 DOORESLAAR. (IZAAK)<br />

6. ©erbebiging ban ENGEL ARENTZOON DOOEEGEEST, tc*<br />

ger$ ben


DOORSCHOT. (HENDRIK) A I J<br />

genoegen beantwoord zijnde, verliet hij 's Hage, en toog we­<br />

der naar Londen, alwaar hij als een der Fiskalen tegens den<br />

Koning wierd gebruikt. In 't begin van meij des jaars 1649,<br />

kwam hij andermaal herwaards als Refident; dan hij was<br />

maar korte dagen in 's Hage geweest, toen hij op den uden<br />

van genoemde maand , des avonds in de herberg de Witte<br />

Zwaan, met goed gezelfchap aan een tafel zittende, s<br />

er vijf<br />

vermomde kareis zagtjes aan de deur klopten, en een ftoop<br />

wijn eisten. Een van hun binnen zijnde, drongen de ande­<br />

ren mede door, bliezen in het voorhuis de kaarfen uit, waar<br />

na zij zig in het vertrek begaven daar DOORESLAAR met zijn<br />

gezelfchap zat. Twee derzelver, bragten eenen , genaamd<br />

BLANKENSTEEN, eerst eene zware wonde toe, waar aan hij<br />

kort daarna ftierf; doch gewaar geworden zijnde, dat zij den<br />

regten man niet getroffen hadden, gingen zij op DOORESLAAR<br />

los, bragten hem een houw in het hoofd toe, en vervolgens<br />

een iteek dwars door het hart, zo dat hij dood ter aarde viel.<br />

Het Hof beloofde uit last der Staten van Holland, 1000 gul­<br />

dens aan elk, die de moorders zou aanwijzen; doch zij wer­<br />

den nimmer agterhaald. Naderhand verftondt men, dat de<br />

moord, door zekeren WHITFORD, begaan was. Ondertusfen<br />

nam het Parlement zeer kwalijk, dat men geen fcberp onder­<br />

zoek naar de moorders deedr. Doch de Nederlandfe Gezant<br />

JOACHIMI te Londen wees, fchriftelijk, aan, wat 'er van der<br />

Staten zijde, verrigt ware, om de daders te ontdekken; waar<br />

in het Parlement genoegen fcheen te nemen. LUDLOWS,<br />

Memoirs, Vol. I. p. 251. 269. THURLOES Papers, Vol. V.'p.<br />

315. Vol. VIII. p. 348. 429- RAPIN THOYRAS, Hifi. d'Anglet.<br />

Tom. IX\ p. 9.-22. AITZEMA, Zaken van St. en Oorl. III. D.<br />

bl. 365-376. WAO., Vod. Hift. XII. D. bl. 9. 36. WAG.,<br />

Befchr, van Amft. V. St. bl. 67.<br />

DOORSCHOT (HENDRIK), Konstfchilder, geboren in<br />

'sHage, was een leerling van KONSTANTYN NETSCHER. Hij<br />

fehilderde vrij goede ftukken; doch doordien hij weinig de<br />

konst oeffende, ontmoet men zeldzaam van zijn werk. ——<br />

WEYERMAN, Leven der Schilders, IV. D. bl. 71.<br />

X 3 DOORT


32(5 DOORT. (EVERHARD) DORP. (AREND VAN)<br />

DOORT (EVERHARD), Konstfchilder, een Nederlander*.<br />

van geboorte, heeft ten jare 1614 te Pavia gewerkt, alwaar<br />

men in de St. Steven en Pieters kerken, verfcheidene biftorie-<br />

fttikken door zijn penfeel gefchilderd, pleeg te zien. ——<br />

HKjjem, ^anfWtr StfiW, 1779. f- 206.<br />

DOORT (PIETER VAN DER), een Hollands Piaatfnijder,<br />

die aardige zeeftukjes in 't koper heeft gefneden, naar de te­<br />

keningen van GRONU. —<br />

f. 2GÖ.<br />

— ftUgWth $«8fU« Setteem i779i<br />

DORP (AREND VAN), Ridder, Heer van Teemfche, Maas­<br />

dam en Middelharnas, gefproten uit een oud adelijk Hollands<br />

geflagt, waar van men de Genealogien bij VAN LEEUWEN,<br />

FERWERDA en anderen vindt, is in de Nederlandfe gefchiede­<br />

nisfen zeer bekend. In 't jaar 1561, werdt hij benevens<br />

HAMMEEL door den groten Raad van Mechelen aangefteld tot<br />

bezorger des boedels van den Markgrave MAXIMILIAAN VAN<br />

BOÜRGONDIE, \vaar van hij, ten jare 1569 rekening deedt.<br />

Gedurende die boedelreddinge, zal hij zig meest in Zeeland<br />

opgehouden hebben; en hier door verhinderd geweest zijn,<br />

openlijk voor de vrijheid uittekomen. Dat hij hier anders wel<br />

toe gezind was, bleek, toen hij, in 't jaar 1568, aan Prins<br />

WILLEM DEN I. IOOCO guldens opfchoot; in vergoeding van.<br />

welken, de Staten van Holland hem, naderhand, 144 morgen<br />

lands, uit de Geestelijke goederen onder Leiderdorp liggende,<br />

hebben opgeiragen. Tot welk einde zijne geheime briefwis-<br />

feling met den Prins ftrekte, is niet duister; want zo dra de<br />

vrijheid, in 't jaar 157^, cpdaag'e, was hij een der eerfien<br />

en ijverigften , die 's Prinfen voornemens onderftcunde. Hel­<br />

denmoed ontbrak hem niet, doch zijne ondernemingen misluk­<br />

ten hem fomtijds, of waren, ten minften,' onbeftendig ineen<br />

gelukkig gevolg. Hij wist zig meester van de fleutels der Rad<br />

Mee:eten te maken, en opende de poorten voor's Prinfen volk.<br />

Dan hij moest die ftad fpoedig verlaten, na dat het ontzet<br />

van Etrgen in Hen-gouw en miste. Even weinig kon de ver-,<br />

«vering van Dendermonde baten; welke Rad hij, den 6 fep-<br />

tem-


DORP. (AREND VAN) 32?<br />

tember 1572 ingenomen heeft. Niet beftendiger was zijn<br />

geluk te Tholen; want fchoon hij zig dapperlijk gedroeg, werdt<br />

hij door de Spaan/en genoodzaakt, die ftad wederom te verla­<br />

ten. Hij werdt, in't jaar 1574, tot Bevelhebber van Zierik-<br />

zee aangefteld, en ondertekende, in die hoedanigheid, de<br />

voorwaarden der overgave van Middelburg. Ten jare 1575<br />

werdt hij benevens vijf andere Heren gelast om eene nieuwe<br />

Ordonnantie op 't ftuk der Regeringe van Holland en Zeeland<br />

op tc ftellen; die, federt, ter Staatsvergaderinge werdt goed*<br />

gekeurd. In het zelvde jaar wierdt hij gemagtigd tot het bij­<br />

wonen der Vredehandelinge te Breda. Wat later zondt hem<br />

de Prins naar Utrecht, en Gent; om, in de eerfte ftad, de ge­<br />

rezen beroerte op de gevoegelijkfte wijze te ftillen; en het<br />

ontflag van AARSCHOT, en anderen, te Gent gevangen geno­<br />

men, te bevorderen. In de jaren 1578, en 1579, bekleedde<br />

hij de plaatfe van Eerften Edele van Zeeland, voor den Graav<br />

van Buuren, op een lastbrief van Prins WILLEM; doch hij<br />

deedt vrijwilligen afftand van deze waardigheid. Na dien<br />

tijd, vindt men van VAN DORP nergens eenig gewag, tot op<br />

het jaar 1584; wanneer hij, door de Staten van Holland, be­<br />

noemd werdt als een der Gezanten naar Frankrijk, om den<br />

Koning de befcherminge en heerfchappije der Nederlanden opte»<br />

dragen. Van daar teruggekeerd zijnde, zonder iet wezenlijks<br />

te hebben konnen verrigten, fchijnt hij, naderhand, buiten<br />

bewind van Staatszaken gehouden te zijn. Ten jare 1594,<br />

geraakte hij in groter moeilijkheid; want men befchuldigde<br />

hem, dat hij fommige Staatsgeheimen ontdekt, en zig aan<br />

Landverraad fchuldig gemaakt hadde. Hij werdt eerst in zijn<br />

huis verzekerd, daarna, op de voorpoorte van den Haag over-<br />

gebragt, en naderhand, kreeg hij zijn huis tot eene gevange»<br />

nis, en wierdt eindelijk onder borgtogt ontflagen, doordien het<br />

eerlang bleek, dat men niets van gewigt tegens hem halt. In<br />

zijn hogen ouderdom, fchijnt hij wederom in grotere achting<br />

gekomen te zijn; want bij gelegenheid van zijn gefchil met<br />

JOHAN KLLLEN, als voogd over de wezen van Jonker WILLEM<br />

DE ROOVER, wist hij te'bewerken, dat de algemene Staten


3aJ EOU. (GERARD)<br />

den 6 november 1599, den Raad van Flaanderen oprigtten;<br />

die te Middelburg zitting zou houden.<br />

AREND VAN DORP is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte<br />

vrouwe was KORNELIA VAN ABBENBROEK, dogter van BOUWEN<br />

VAN ABBENBROEK en van NATALIA VAN GEERSDYK, daar hij<br />

een zoon en twee dogters bij verwekte. Voor de tweedemaal<br />

huwde hij aan JOSYNE VAN WEIBURG, die hem vier zoons heeft<br />

gebaard. Hij ftierf den ir augustus 1600, in den ouderdom<br />

van 72 jaren en ligt in 's Hage in de Kloosterkerk begraven.<br />

—— S. VAN ISSKLT, Hifi. f ui temporis, pag. 302. Nobiliaire<br />

des Pays-Eas. Tom. I. p. 13. S. v. LEEUWEN, Batav. illuflr.<br />

bl. 936. WAG., Vod. Hift. VI. D. bl. 267. 388. VII. D. bl.<br />

16. 29. 79. 179. VIII, D. bl. S4--5Ö- 64- 4°4~4°6. 459. J.<br />

W. TE WATER, Hifi. van '{ Ferh II. D. bl. 338-345-<br />

DOU (GERARD), Konstfchilder, is uit Friesland herkora-<br />

ftig, doch geboren te Leijden op den 7 april 1613. Hij was<br />

de zoon van DOUWE JANSZOON, een Glazemaker van zijn am><br />

bagt, en zijn moeder was MARRYTJE JANS genaamd. De ou­<br />

ders in hun jongen een ongemene drift tot de Schilderkonst<br />

befpeurende, befteedden hem negen jaren oud zijnde bij BARTEL<br />

DOLENDO, een Piaatfnijder, ten einde de beginzelen der Te-<br />

kenkonst te leren, en na verloop van anderhalf jaar hierna<br />

bij den konftigen Glasfchilder PIETER KOUWENHORN, op dat<br />

hij die zelvde konst. mogt Ieren, om ze daarna in zijnen win­<br />

kel te oeftenen. Ruim twee jaren bleef hij bij dezen PIETER ,<br />

welken tijd hij zo nuttig befteedde, dat hij aanmerkelijke vor­<br />

deringen hadt gemaakt, zo dat de oude Dou hem in zijn win­<br />

kel bij hem nam, en totglazemaken en glasfchildeien gebruik­<br />

te , waar door hij hem groot voordeel aanbragt. Dan ziende<br />

. dat hij zo onbefuist, en zonder de minfte vreze, in het kiim-<br />

men was, zo in het ftellen van nieuwe als floppen van oude j<br />

glazen, was hij telkens in greote vrees dat den jongeling een<br />

ongeluk mogt overkomen; zulks hij befloot, egter niet zonder<br />

zijne fchade, van hem de Schilderkonst te laten leren, en be. \<br />

Reedde hem nu 15 jaien oud zijnde, den 14 februarij 1028 ]<br />

. ' • b<br />

y I


D.OU. (GERARD)<br />

bij den toen reeds vermaarden REMBRANT VAN RYN , bij wie<br />

hij omtrent drie jaren verbleef, en in dat tijdvak zulke onge­<br />

mene vorderingen maakte, dat men aan die voorfpoedige be­<br />

ginzelen wel zien konde, dat 'er inzonderheid in 't kiein en<br />

uitvoerige , iets groots van hem te wagten Rond.<br />

Veelen hebben zig verwonderd dat uit het fchool van REIS­<br />

KRANT zulk een eel konstpenfeel is ontloken, doch aan de<br />

zodanigen is het onbekend, dat REMBRANT in zijn besten tijd<br />

keurig en uitvoerig gefchilderd heeft, zo als wij tot zijne le-<br />

venfchets gevorderd zijnde, door verfcheidene ftalen zullen<br />

aantonen.<br />

Dou fchilderde alles met de grootfte lijdzaamheid en geduld<br />

naar 't leven, door een met draden ruitswijzc befpannen raam ;<br />

een behulp voor die zig het uit de vuist tekenen, niet ver­<br />

trouwen; doch egter een ezelsbrug, die, om dat men zig<br />

daar aan door traagheid van veel te tekenen gewende, reeds<br />

voor lang bij een ieder is verbannen; ja zelvs wraakte de<br />

Schilder HOOGSTRATEN 't gebruik van den pasfer, uitge;onderd<br />

alleen in gevallen daar het noodwendig was, als bij voorbeeld<br />

ten aanzien van gebouwen, zeggende: „ men moest het oog<br />

„ tot pasfen gewennen."<br />

JOACHIM SANDRART, verhaalt in zijne St- itrtt» fOWto-KunSt/ „ dat hij met PIETER VAN<br />

„ LAAR anders BAMBOOTS, GERARD DOU eens ging bezoeken,<br />

„ die hen wel ontving, en vertoonde, 't geene hij van zijne<br />

„ konstwerken zo ten halven als ten vollen in gereedheid hadt,<br />

„ 't welk zij prezen, en inzonderheid zijn geduld in 't bewer-<br />

„ ken van een bezemftok; daarop hij antwoorde, dat hij nog<br />

„ wel drie dagen werk hadde eer die voltooid zoude zijn. In<br />

„ dien tijd hadt hij gefchilderd het Pourtrait van den konst-<br />

„ minnenden Here SPIERING, zittende als voor of in zijn kabi-<br />

„ net, daar nevens aan, zijn vrouw, en zijner vrouwen<br />

„ moeder die haar een boek overreikte, 't weik zo verwon-<br />

„ derlijk uitvoerig gefchilderd was, dat men het alles nauw-<br />

„ lijks met de oogen konde zien, (waarom Dou ook al van<br />

„ zijn 3ofte jaar af vergrootglazen gebruikte), doch hij was<br />

X s „ niet


33» DOU. (GERARD)<br />

„ niet zeer gelukkig in de gelijkenis der wezens: en gemel-<br />

„ de huisvrouw van den Heer SPIERING verklaarde, dat zij<br />

„ voor de ééne hand die op den leunftoel ruste, vijf dagen<br />

„ hadt gezeten. Dit benam den menfen de lust om zig van<br />

„ hem te laten uitfchilderen; waarom hij ook wel meest eigen<br />

„ ordonnantiën gemaakt heeft, daar hij veel ftil leven in te<br />

„ pas bragt; en 't leven 't welk hij daar nevens gebruikte,<br />

„ voor hun geduld in 't lang zitten rijkelijk betaalde. Ge.<br />

„ melde SPIERING gaf hem ioco guldens jaarlijks en dan. nog<br />

„ een ruim gefchenk voor ieder Konstftukje. Hij.maakte zij-<br />

„ ne pènfeelen zelv', wreef zijn verwen op glas, en bewaar-<br />

„ de deze! ven met veel zorg voor ftof."<br />

't Is bijna ongelooflijk, als wij acht geven op de uitvoerig­<br />

heid zijner penfeclvoortbrengzelen, dat een man zo veel in<br />

zijn levenstijd kan uitwerken ; 't welk ten onbetwistbaren<br />

blijke verftrekt, dat hij met een naarftige vlijt zijn tijd moet<br />

in acht genomen hebben; en wat de uitvoering zijner konst<br />

betreft, die roemt zelv' 't vernuft' van haar bewerker: ook<br />

vindt men geen pcnfeelvrugt die zulk ene algemene goed­<br />

keurende bewondering wegdraagt: waarom dezelve ook tot<br />

pronkftukken van alle beroemde kpnstkabinetten tot een ho­<br />

gen prijs wordt opgekogt. Voor een van zijn beste konstwer-<br />

ken wordt gehouden dat gene, *t welk door Bewindbebbe-<br />

ren van de Oostindife Maatfchappij van den Schilder zeiven<br />

wierdt gekogt voor 4000 guldens, en aan KAREL DEN II., toen<br />

hij van hier naar Engeland overftak om de Kroon te aanvaar­<br />

den, ten gefchenke gegeven. Anderen willen, dat de Staten<br />

van Holland dit Konstftukje aan gemelden Koning ten jare<br />

1660, als hij in zijn rijk was gekomen, vereerden; zij had­<br />

den het voor eene groote fom gelds gekogt uit het berugte ka­<br />

binet van den Heer DE BIE, des Schilders groten Mecenas.<br />

In het zelve ftondt verbeeld een Vrouwtje met haar Kindje op de<br />

fclmot, en een meisje dat met het zelve f peelt. Dit (hikje is nader-,<br />

hand door Koning WILLEM uit Engeland vervoerd en op<br />

't Loo geplaatst; van waar het, zo mij berigt is, door den<br />

laatften Stadhouder WILLEM DÉN V., zijn fchoon kabinet in<br />

't Hikt


DOU. (GERARD) 331<br />

*s Hage is toegevoegd, zo dat het thans zeer waarfchijnlijk te<br />

Parijs huisvest. Het grootfte der konstwerken van Dou houdt<br />

men voor dat gene, 't welk bij openbare veiling uit het ka­<br />

binet van JAKOB VAN HOEK den 12 april 1719 te Amfteldam<br />

voor 6000 guldens wierdt verkogt. Hierin worden verbeeld<br />

twee Kamervertrekken. In het voorfte, dat een konftig gefchil-<br />

derd tapijt tot een Voorhangzel heeft, vertoont zig een Vrouwtje<br />

dat een Kindje de borst geeft, daar nevens een wieg en ander<br />

teemverk, een tafel met een tapijte kleedje, en op dezelve een<br />

fierlijk verguld lampet, een koperen kerk-kroon en meer ander flille-<br />

ven. In het tweede vertrek doet zig een Barbiers Winkel zien,<br />

een Boer die van de huig wordt geligt, daar een oud Besje bij ftaat<br />

te huilen, met nog meer andeie beeldjes. De twee opflaande<br />

deuren vertonen aan de eene zij een Studeerkamer en daarin<br />

een oud Man die bij kaarslicht de pen verfnijdt; aan den anderen<br />

kant ziet men een Schrijf- en Rekenfchool met Kinderen aan ver­<br />

fcheiden tafels, die overkonftig door verfcheiden kaarsfen, en een<br />

lantaarn befchenen worden, 't Een en ander, en elk in 't bijzon­<br />

der, is zo natuurlijk, kragtig, treffend en uitvoerig gefchil­<br />

derd, dat men 'er zig geene verbeelding van kan maken. De<br />

buitenkant der deuren, die dit konsttafereel fluiten, is ver­<br />

wonderlijk fchoon befchilderd, met de beeltenisfen van de vrije<br />

Konften, in 't grauw door COKIE. Een ftuk dat dit befchreve-<br />

ne in uitvoerigheid en konst evenaart, is zijne Vermaarde<br />

Kraamkamer, welke den 31 julij I77i op de verkoping van<br />

GERRET BRAAMCAMP ten prijze van 14100 guldens voor reke­<br />

ning van de Rusfifche Monarchin door den Makelaar B. TIDE-<br />

*IAN is gekogt; doch met meer andere heerlijke ftukken voor<br />

het kabinet van die Vorftin beftemd, bij den overtogt door<br />

de zeegolven is verflonden. De Kwakzalver door onzen Schil­<br />

der met geen minder kragt van verbeelding en uitvoerigheid<br />

vervaardigd, en 't welk geen geringen luister aan het over.<br />

heerlijk Kabinet van den Keurvorst van den Paltz te Dusfel-<br />

dorp pleeg bij te zetten, verdient in eene zelvde reije met de<br />

beide voorgaanden te pronken. Ook ontmoet men in de Kei-<br />

zerlijk-Koninglijke Gallerij te Weenen, twee ongemeen konftige<br />

ftuk-


352<br />

DOU. (CERARD;<br />

ftukken van hem; waar van het eene verbeeld, een in den borsi<br />

gewonden Krijgsman, die op eenige ftoelen bij een bed geplaatst op<br />

zijn rug l'gt. Zijne bedrukte en weenende huisvrouw onderfteund<br />

hem van agteren, terwijl een oud Chirurgijn, zijne wonde met een<br />

werktuig onderzoekt. Het tweede, verbeeld een Geneesheer aan een<br />

venfterraam de pis in een glas bevat van een zieke befcbouwende,<br />

ctan zijn regtehand jlaat eene fchreijende oude vrouw, met ongeduld<br />

wagtende, wat vonnis de Do'tor over den zieken zal vellen enz.<br />

JNog rekent men onder de puikftukken van Dou zijne pen-<br />

feel voortbrengzelen, de volgenden: i. Eene bevallige Vrouw- in<br />

en nis, bij" BRAAMCAMP verkogt voor 4010 guldens. 2. Ds<br />

Trompet, f peeier, op dezelvde verkoping voor 3120 guld. 3. Een<br />

Vrouwtje zittende in een keuken, wortelen te fchrapen, nevens een<br />

Jongetje met een Muizevalletje in de hand, en zeer veel bijwerk,<br />

ten jare 1733 in de verkoping van ADRIAAN BONT in 's Hage<br />

verkogt voor 2065 guld. 4. Een oud Mannetje op een Jloel zit-<br />

tende, die door een Chirurgijn met een kaars in de hand in de keel<br />

gezien wordt, en een oud wijf daar bij jlaande met een lantaarn in<br />

de hand-, op de zelvde verkoping voor ioao guld. 5. Een<br />

fchoon Meisje, rustende met haar eene arm op een koperen emmertje<br />

enz. voor 1100 guld. 6. Het Schoolmeestertje met vijf Beeldjes<br />

en veel bijwerk; in de verkoping te Amfteldam van 26 julij<br />

1713, voor 1030 guld. 7. Het Wiegje mei vijf onvergelijkelijke<br />

Beeldjes en verder bijwerk, den 13 meij 1716 te Amfteldam ver-<br />

kogt voor 1310 guld. 8. Het zo beroemde Kruideniers Win­<br />

keltje, op de zelvde verkoping voor 1200 guld. 9. Een oud<br />

Besje met een Haring en lachgende Jongen, den 11 april 1719<br />

tc Rotterdam, voor 1430 guld. 10. Een Chirurgijn die een Meisje<br />

een tand trekt, voor 1130 guld. 11. Een Mehje met velerleije<br />

ftort van groente, voor 1350 guld. 12. He tt Tantrekkertje bij<br />

de kaars, den 12 mefj 1734 tc Amfteldam voor 1005 guldens.<br />

13. Een Vrouwtje die Vis fchfaapt en een Jonge met een Haas,<br />

den 12 april 3731, in V Hage voor 129c guld. 14. Een<br />

haspelend Vrouwtje, den 26 april 1742 te Amfteldam voor 465<br />

guld. 15. Een Mannetje bij de lamp tekenende, den 9 junij<br />

1745 in 's Hage, voor 405 guld. 16. Een biddend Monnikje,<br />

den


DOU. (GERARD) 333<br />

«len o junij te Rotterdam', voor 265 guld. 17. Een oudt Vrouw<br />

fcJrillende een appel, den 6 november 1749 te Amfteldam, voor<br />

200 guld. 18. Een Meisje melk gietende in een fchotel, den<br />

79 augustus 1750 in 's Hage voor 1710 guld. 19. Een Meis­<br />

je dat pap eet, zittende bij 't vuur; voor 400 guld. 20. Een<br />

oude Vrouw die met een Kat fpeelt, voor 415 guld., benevens<br />

een groot aantal andere overheerlijke ftukjes, waar mede men<br />

deze lijst zou kunnen vergroten.<br />

Het is te verwonderen, dat Dou zijn vernuft niet op groot-<br />

fer befpiegelingen is gevallen, en zig niet heeft tóegeteid toe<br />

het verbeelden van waardiger en prijsfelijker onderwerpen;<br />

dan men gist dat de pirzaak, waarom bij altijd op 't verbeel­<br />

den van kleinigheden is blijven hangen, daar im beftaat, dat<br />

hij zig zo (tipt aan 't volgen van 't leven gewend hadt, dat hij<br />

niets buiten hetzelve wilde of konde doen, agtervolgcris het<br />

voorbeeld van -MtcnAëL ANGELO CARAVACGIO ; daar de genen<br />

welke zig tot allerhande hiftorife verbeeldingen in laten, bij<br />

wijlen in vele dingen naar hun vast denkbeeld moeten tewerk<br />

gaan; of wel, dat zijn geest tot die hoogte niet heeft konnen<br />

doordringen, en dus in opzigt van de verkiezingen zijner on­<br />

derwerpen zig in de laagte heeft gehouden. Wat hier ook<br />

van mag zijn, zeker is het egter, dat hij door zijne fchilder-<br />

wijze de wereld ten wonder ftrekt, en van alle KonstoeiTe-<br />

naars moet geprezen worden, boven alle welke in zijn tijd zig<br />

op uitvoerig fchilderen hebben toegelegd; doordien hij met het<br />

penfeel meer heeft getekend, en getoetst, als anderen die met<br />

verzagten en verdrijven hun doel zogten te bereiken. Waar.<br />

om zijn penféelvrtigt een grote kragt heeft, zelv' van verre<br />

gezien; daar in tegendeel de penfeelwerken, op een andere<br />

wijze behandeld, als in een nevel verdwijnen. -Ook zijn<br />

'er verfcheidene van zijne Schilderftukken in Plaat gebragt<br />

. door SARRABAT, VAN MEURS, VERKOLTE, SURUGUE en WILLE,<br />

welke bij de liefhebbers van kostbare Prenten, hoog gefchat<br />

worden.<br />

GERARD DOU is geftorven ten jare 1680 in het 67fte jaar<br />

ïljnc» oiiderdoins, gezegend met eere en met veelvuldige fchat-<br />

ten,


,334 DOU. (JAN PIETERSZ.) DOUDYNS. (WILLEM)<br />

ten, daar zijne erfgenamen wet bij voeren. • C. SAXIJ<br />

Onom. liter. Pars IV. p. 548. DESCAMPS, Vies des Peintres r<br />

Tom. II. p. 216. C. DE MECHEL, Catal. des Tdbleaux de la<br />

Gallerie Imp. £f Royale de Vienne, pag. 215. 221. ARN. HOU-<br />

EBAKEN , Schouwburg, H. D. bl. 17. J. C. WEYERMAN , Leren<br />

der Schilders, II. D. bl. 113-120. G. HOET, Naamlijst van<br />

Schilderijen, I. D. bl. 80; 203. 220. 367, 368. 388. 411. 425*<br />

II. D. bl. 16. 170. 196. 291. Notitie der Schilderijen van G.<br />

BRAAMCAMP, bl. 9. Levensbefchrijv. van voorn. Mannen, II, D«<br />

bl. 285-290. migem. ^unftkï Scyicon/ 1779. f- 208.<br />

DOU (JAN PIETERSZOON), Landmeter te Leijden^<br />

wierdt ten jare 1623 op vermoeden dat bij medepligtig was,<br />

aan den beraamden moord van Prins MAURITS, gevat en in heg-<br />

tenis gebragt, doch onfchuldig bevonden zijnde, na enige da­<br />

gen zittens, onder borgtogt ontflagen. Van hem is door den<br />

druk gemeen gemaakt: 1. P'f.litp öcr Hanimtcctlicnp't/ itl<br />

8bo. 2. €mer öc VI ecrfcc ©oefen ban EÜCLIDES , met jpia^<br />

ten. Stoft 1702. in 8bo. Zijnde dit behalven verfcheidene<br />

vorigen, de laatfte druk. WAG., Vod. Hifi. X. D. bl»<br />

464. ABKOUDE en ARRENBERG, Naamregister, bl. 117.<br />

DOU (SIMON VAN), Konstfchilder, vindt ik niets anders<br />

over, dan dat bij een fraaij en konftig ftuk heeft gefchilderd,<br />

zijnde een veldfjag tusfen de Turken en Spanjaards. ——. G.<br />

HOET, Naaml. van Schilderijen, I. D. bl. 171.<br />

DOUDYNS (WILLEM), Konstfchilder, is op den laaf<br />

Ren dag van 't jaar 1630 in 's Hage geboren. Zijn vader was<br />

Burgemeester en Kollonel van de Schutterije dezer Hofplaatze;<br />

en zijn eerfte onderwijzer in de konst, was ALEXANDER PETIT.<br />

Al zeer vroeg bekroop hem de reislust, en hij toog naar<br />

Rome, ten einde zijne fttidie voorttezetten naar de a'oudfte en<br />

naar de uitgelezendfte hedendaagfe modellen, 't geen hem zo<br />

wel beviel, dat hij aldaar 12 jaren doorbragt, dagelijks het<br />

antieke Beeldwerk van oud Rome en de beste Schilderftukken<br />

aftekenende en fchtlderende, waar door hij zig die heerlijke,<br />

trant


DOUDYNS. (WILLEM) 335<br />

trant in Italiè'n heeft eigen gemaakt, die hem nalerhandizo<br />

vermaard in zijn geboorteplaats heeft gemaakt. Gedurende<br />

zijn verblijf te Romen wierdt hem den bentnaam van DIOMEDES<br />

gegeven.<br />

Dees uitmuntende Hiftoriefchilder was van tijdelijke goe­<br />

deren in eene ruime mate voorzien, waar van onder anderen<br />

tot bewijs ftrekt, dat hij twee pragtige huizen op het Buiten­<br />

hof, aan de noordzijde, heeft doen bouwen; de voorgevel<br />

van het eene was gefierd met twee levensgroote Beelden in<br />

r.isfen, zijnde het één, een HERKULES, het ander een FLORA.<br />

Jn dit huis liet hij ook een grote Schilderzaal vervaardigen;<br />

hoofdzakelijk om daar in een heel groot ftuk voor den Vorst<br />

van Oostfrksland te vervaardigen; verbeeldende dit Schilderij,<br />

ce Offerhande van IFHIGENIA.<br />

De Konstfchilder J. VAN GOOL getuigt, dat hij van hun,<br />

die dit weergaloos Konsttafereel gezien hebben, dikmaals met<br />

de uiterfte verwondering daar van heeft horen fpreken, zo<br />

wel wegens de heerlijkheid van de ordonnantie, als wegens<br />

de zuivere èn kragtige manier van fchilderen, zijnde volko­<br />

men in den fmaak van PAULUS VERONEES, ZO Wil ten aanzien<br />

van het naakt, als van de zijde-, laken- en andere ftofren der<br />

klederen; de behandeling der kleuren was edel en verrukkend<br />

voor het gezigt; zijnde ook van de zelvde waardij de drie ftuk­<br />

ken in de Vierfchaar van 't Haagje Stadhuis, waar in hij de<br />

bekende gefchiedenis van SALOMO'S eerfte regt heeft gefchil­<br />

derd. In het esrstgemelde groots en verhevoirKonstft.uk, is<br />

de perfoonsverbeeldinge en de gemoetsbeweginge van droef­<br />

heid zowel inde lighaamsgebaarden, als wezenstrekken, on­<br />

gemeen naïf en natuurlijk uitgedrukt. Het is rijk van Beel­<br />

den en andere bijüeraden, en ftrekt tot een overtuigend be­<br />

wijs , dat DOUDYNS een der grootfte en vernuftigfte Meesters<br />

van zijnen tijd geweest is.<br />

In bijzondere huizen ziet men weinig van zijn konst; want<br />

hij fchilderde niet voor geringen prijs, ook behoefde hij zulks<br />

niet om den brode te doen; dan met dat al, was hij bij uit-<br />

ftek naarftig, en van een ordentelijk en deftig gediag.<br />

Hij


3:5<br />

DÖÜMA.<br />

Hij is een van de eerften, ofwel de voornaatnften geweest;<br />

die ten jare I6ÜI, het Konstgenootfchap, en d'Akademie tot<br />

opbouw van de Schilderkonst in 's Hage hielp opregten ;• en<br />

men vindt zijnen naam als Hoofdman daar van, reeds geboekt<br />

in 1662; hebbende hij naderhand ook nog verfcheidene ma*<br />

len, Deken en Beftierder daar van geweest; ook moedigde hij<br />

de Schilderjeugd niet weinig aan, met zeiven fomtijds de tekenpen<br />

in handen te nemen" en met hun te werken.<br />

Hij heeft veel Leerlingen in de konst gehadt, onder wel­<br />

ken uitgemunt hebben AUGUSTYN en MATHYS TERWESTEN,<br />

hoewel al de Meesters van dien tijd veel Leerlingen hadden ,<br />

ja toen meer in eene ftad, als nu in alle de Hollandje fteden<br />

zamen genomen.<br />

Nimmer heeft DOUDYNS zig in het huwelijk begeven, en<br />

in zijn laatfte dagen was hij zeer gekweld met de jigt, egter<br />

fchilderde hij om de tijd te korten als het maar enigzins mogelijk<br />

was. Hij heeft alle zijne tijdelijke goederen aan een of<br />

twee neven naargelaten, en ftierf tot groot verlies van de<br />

konst, in den ouderdom van 67 jaren, in *t jaar 1697. ——<br />

DESCAMPS, Vie des Peintres, Tom. II. p. 434. A. HOUBRAKEN,<br />

Schouwburg, II. D. bl. 234. J. C. WEYERMAN, Leven der Schil,<br />

ders, II. D. bl. 276. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg I. D. bl,<br />

51. HHfjetn. $m»fH. Seiicon. 1779. f- 208.<br />

DOUMA, is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch<br />

Geflagt, 't wélk men ook DOUWMA en DOUWEMA gefchreven<br />

vindt, en dat veele grote Mannen heeft opgeleverd, die zig<br />

rh de aanzienlijkftc ftanden zo van den tabbaard als degen<br />

beroemd gemaakt 'nebben, daarbij zig manmoedig in 't verdedigen<br />

van 's Lands vrijheid hebben gedragen.<br />

In 't begin der onlusten van de Schieringers en Vctkopers,<br />

ja reeds lang te voren, was dit Geflagt in grote pragt en aanzien<br />

te Langweer en Tmftmt, waar zij hunne ftinfen of kastee.<br />

len hadden. Eene JANKE DOUMA was mede in dien twist gemengd<br />

; nog een andere van gelijken naam , meer bekend<br />

dan deze, ftierf in de gevangenisfe te Vilvoorden ten jare<br />

1530,


DOUMA; S Y 7<br />

Ï530, na dat hij een Kort begrip der zaken in Friesland voore.-vallen,<br />

hadt gefchreven , en waar van bier beneden nater.<br />

Ten tijde der onlusten , welke aanleidinge gaven tot<br />

het Verbond der Edelen, waren eenige takken van dit talrijk<br />

Geflagt op hunne aanzienlijke landhuizen te Hallum, Sritzum,<br />

Huifum en elders gezeten. Twee daar van, DOUWE genaamd,<br />

leefden omtrent dezen tijd, de een zoon van ecr.en EPO, die<br />

overleden is in 't jaar 151Ö, hadt in huwelijk ANNA ALBADA,<br />

naderhand gehuwd met HARING GLINS; de ander, behorende<br />

tot den tak , bijgenaamd OENJJMA , was getrouwd mét JET.<br />

JONGAKA; en-deze is waarfèhijnelijk dezelvde, die, in 'tjaar<br />

3 565, vrijmoedeüjk op de Staatsvergaderingen fprak, door<br />

den Stadhouder AREMBERG tot Gijzelaar gevorderd werdt; en<br />

wien ALVA naar Antwerpen, ter verantwoordinge daagde. Zie<br />

WINSEMIUS, Hift. Frif., pag. 68. 73. 80. m.<br />

EPO DOUMA, mede tot het Verbond der Edelen behorendé,<br />

was de fchoonzoon van GEMME VAN BURMANIA , en bloedver­<br />

want van EDO ABEEMA, of AEEINGA, die mede onder de Bond.<br />

genoten voorkomen. Zijn va leswas GOSSE DOUMA en zijne<br />

moeder WICK ABBINGA van Huifum, overleden in 5<br />

t jaar<br />

ï?97- Hij was gehuwd aan SAECIC BURMANIA, dogter van<br />

GEMME, en van JOUCK HAERDA, uit welk hij geen kinderen<br />

verwekt heeft. Zijne vrijheidiiefde deedt hem vrijmoe leiijk<br />

op de Staatsvergaderingen (preken, en zijne gezindheid rondelijk<br />

aan AREMSERO openbaren; doch ALVA vondt 'er reden<br />

in op-hem te bannen. WINSEM. ut fupr. p. 72, 73. 83." 115.<br />

Wanneer de tijd gunfliger wierdt, keerde hij te rug naar zijn<br />

vaderland; bevorderde de Utrechtfe Unie, en overleedt op Hottinga<br />

State, in 'tjaar 1C02. Hij ligt te Huifum begraven, en<br />

op de grafzerk aldaar in de Kerk, pleeg men voor de wapenftorming<br />

van 1795 of 1795 te lezen : In 1602 ftierf de Edele<br />

Ernlveste Jr. EPO VAN DOUMA oud 60 jaar. In 1607, de<br />

Edele Eerbare Juffrouw SAECK VAN BURMANIA zijn wijf. Nog<br />

pleeg, op dezelvde plaatze, tegen den muur, een houten<br />

gedsnkftuk te hangen, waar op gefchilderd ftonden de wapent<br />

van DOUMA, BURMANIA, MARTENA, A3ESMA, GEMEMA, HE.<br />

VIII. DEEL. Y EM»«


$S8 DOUMA.<br />

KKMA, HAERDA en HERWET: waar boven men deze latijnfe<br />

ïegelen las:<br />

Editus in lucem nudusfum, nudus abibo,<br />

Quid f rustra Judo, funera nuda videtis?<br />

In 't midden ftonden de woorden van JOB, Kap. XIX. vs.<br />

15.-27, volgens de oude Nederlandfe overzettinge. Daar on­<br />

der vondt men deze regelen:<br />

ïfiec ragt rot «J&oöcg benei ban fijn pelgrimage<br />

Ero VAN DOUMA ontcommen fnel froereltp' bataelgc/<br />

2lté een graen ;at hij bcrgaen en rocöcr oprij;en<br />

«Öoö t aller tijt met jolijt te lobcn en u^cn.<br />

Beneden las men: Anno 1602 op Sint Jans dach, is geftorven<br />

Jonker EPO VAN DOUMA out 60 jaer. Hij wordt zeer geroemd,<br />

wegens zijne hoge geboorte, goedheid, en ijver voor den<br />

Christelijken godsdienst door GELLIUS SNECANUS, in Frif.a<br />

Jfébil", P A<br />

i n d e z e<br />

S' 59" bewoordingen:<br />

Huc EPIUS DOUMA timlis infignis avorum,<br />

Perveteris flirpis lumen honorque fute.<br />

Cujus ineft animo facilis bonitatis imago,<br />

Zelus doSrina nee minor ipfe pia.<br />


DOUMA. (JANKE of JANCKO) 239<br />

zieid, vervielen, daarom, in den haat van ALVA; die fchoon<br />

te vergeefs, hun aanfchreef, dat zij zig, te Antwerpen zou­<br />

den komen verantwoorden. FOPPE ftorf ongehuwd, in 't jaar<br />

1592; en IDZARD, getrouwd met HELENA BUN AU, overleedt<br />

in 'tjaar 1577. De eerfte ligt begraven te Leeuwarden; de an­<br />

dere te Britzum. — J. W. TE WATER , Hift. van 't Verbond<br />

der Edelen, XL D. bl. 346-350. III. D. bl. 462.<br />

DOUMA (JANKE of JANCKO) , tot bovenftaande Ge­<br />

flagt behorende, en zig fchrijvende van Oldéboom, was een<br />

Man van groot beleid, eertijds een zuil der Saxife Vorflen,<br />

daarbij magtig van goed en aanhang; dan hij bemerkende, dat<br />

de handelingen van den Sax verre afweken van de beloften en<br />

den eed bij 't aanvaarden van 't Erf-Gouverneurfchap gedaan,<br />

en zig meestal door de inblazingen van ligtvaardige Raden<br />

en Officieren, dat veelal vreemdelingen waren, liet leiden<br />

en bellieren, verzogt van den Hertog ten jare 1515, voor ee-<br />

nigen tijd verlof om zig buiten 's Lands te begeven, voorge­<br />

vende, dat hij om aan zekere christelijke geloften te voldoen,<br />

naar Rome wilde reizen, ten einde den Paus te begroeten en<br />

de heerlijkheid dier ftad te bezigtigen. Hier toe verlof van<br />

den Hertog bekomen hebbende , toog hij terftond op weg,<br />

vcr'zeld van SIKKO GALAMA , wiens vader te Franeker op Siaer*<br />

dema-hüis onthalsd was , en GABHO SCHELTBMA ; zij namen<br />

hunnen weg over Holland, en reisden voorts naar Braband,<br />

alwaar zij verftonden dat KAREL DE I, Hertog van Gelre, gro­<br />

te toebereidzelen ten oorloge maakte, ten einde Friesland<br />

aan den Hertog van Saxen te ontweldigen; zij begaven zig hier<br />

op terftond naar den Gelderfcn Graav, en beloofden hem allo<br />

hulp en bijftand, ten einde zijn voornemen, 't welk te dier<br />

tijd volkomen met hunne inzigten ftrookte, te begunftigen.<br />

Dit zelvde jaar ontmoeten wij reeds TANKS DOUMA weder<br />

in Friesland, doch ais een openbaren vijand van de Saxers,<br />

hebbende openlijk de belangens van den Hertog van Gelder<br />

omhelsd. Benevens Juw JOUWSMA, trok hij aan 't hoofd van<br />

400 huislieden, naar 't Barrahuis, tusien Leeuwarden «n Wir*<br />

Y 2. 4m


34a DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />

dum gelegen, alwaar hij om de uitvallen en firoperljen der<br />

Leeuwarders te beletten , zig met zijn bijhebbend legertje<br />

neerfioeg. Dan de Leeuwarders door verfpieders van de toe-<br />

dragt der zaken kennis gekregen hebbende, toefden niet lang,<br />

maar kwamen wel dra met 1500 krijgsknegten hem aanvallen;<br />

zo dat JANKE DOUMA met zijn bijhebbend volk genoodzaakt<br />

wierdt naar Wirdum te wijken, en aldaar zijn toevlugt nam<br />

op Unia-State, na dat wel 50 van zijne huislieden door de<br />

Saxers waren doodgefjagen. Zij verbleven op Unia-State ter<br />

tijd toe, dat de Woudlieden, uit een talrijke bende beftaan-<br />

de, hun kwamen ontzetten, en de Saxife krijgsknegten nood­<br />

zaakten , naar Leeuwarden te vlugten. Dan DOUMA wel ziende,<br />

dat hij het op den duur tegens de Saxers niet zou kunnen uit­<br />

houden, week ten Lande uit, daar hij niet weder inkwam,<br />

voor dat de Gelderfen meester van Friesland waren. Doch<br />

toen ten jare 1519, de Hertog van Gelder het masker afligtte,<br />

en door zijne Gezanten op den Landdag te Sneek deedt vor­<br />

deren , dat men hem zonder eenige bepaling tot Erfheer van<br />

Friesland moest aannemen, en aan hem even als aan den Her-<br />

tog van Saxen was gefchied, penningen moest verfchaffen, ten<br />

einde de fteden en de heerlijkheid der landen behoorlijk mede<br />

te kunnen onderhouden, ontzette zulks zodanig JANKE DOU­<br />

MA, Jouw JOUWSMA en SIKKO GALAMA,' als zijnde de voor-<br />

naamfte begunftigers der Gelderfe partij geweest, dat zij in 't<br />

openbaar betuigden, zulks nimmer te zullen gedogen; ja dat<br />

zij liever hun leven wilden verliezen of in handen van hunne<br />

vijanden vervallen, dan eene zaak toeteftemmen, die lijnregt<br />

tegens de privilegiën van den Lande aandruiste, en geen<br />

andere uitkomst voorfpelde, dan op nieuw het juk van fla-<br />

vernije op de fchouders der ingezetenen te drukken. Doch<br />

ziende dat alles te vergeefs was , namen zij met grammen<br />

moede affcheid van den Kanfelier, en keerden naar Groningen<br />

te rug, alwaar zij ter tijd toe toefden, dat zij van daar door<br />

plakaten en mandament van den Gelderfen Overfte, verdreven<br />

wierden. Dit nu was de beloning voor die vaderlandfe Mannen,<br />

welke alles hadden opgeofferd om hunne haarden en altaren<br />

var»


DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />

van hef flaaffe juk der tijrannie te bevrijden, die zo lange<br />

tot bereiking daar van, van de eene ftad tot de andere had­<br />

den moeten zwerven, ter tijd toe, dat zij verguisd en vertre­<br />

den , tot wanhoop vervoerd, ten laatften de ongebondene en<br />

moordzieke Gelder/en afvielen, en remis benevens kwijtfchel-<br />

ding van Koning KAREL verkregen. Die brieven van vergif,<br />

fe.nis ten voordele van JANKE DOUMA, JUW JUWSMA en JAN­<br />

KE OENEMA, wierden op den Landdag te Harlingen openlijk<br />

voorgelezen. Doch met dit verdrag alleen niet te vrede zijn­<br />

de , tragtte DOUMA geheel Friesland den Keizer te onderwer­<br />

pen ; maar, zijn voornemen door afgunst en bijzonder eigen­<br />

belang gedwarsboomd ziende, be floot hij om met JUWSMA in<br />

perfoon naar de Gouvernante MARGAREET tot Brusfel te gaan;<br />

dit gefchiedde, en hij deedt haar een omftandig verhaal van<br />

den toenmaligen ftaat van Friesland, en den voorflag, op welk<br />

eene wijze men voor geheel dit gewest met den Keizer konde<br />

verdragen , inzonderheid aandringende op het behoud der<br />

Friesje vrijheid, en wel hoofdzakelijk in het bedienen der<br />

Geestelijke ambten en het benoemen der Geestelijke perfonen.<br />

GEORG SCHENK, Vrijheer van Toutsnburg, die te voren Drost<br />

van VollenJmve was geweest, en ten jare 1521 door Keizer<br />

KAREL DEN V, in plaatze van WILHELM VAN ROGGENDORFF,<br />

tot Stadhouder van Friesland was aangefteld, wierdt door DOU­<br />

MA en de zijnen van malverfatien en grove mishandelingen<br />

befchuldigd: doch deze of onfchuldig zijnde, of ten Hove<br />

meerder vrienden hebbende, wierdt van zijne befchuldiging vrij-<br />

gefproken, en JANKE als zijn voornaamfte aanklager, te Me­<br />

chelen gevangen genomen, en naar Vilvoorden vervoerd, al­<br />

waar hij na een agtjarige gevangenis in het jaar 1530 is over­<br />

leden. Hij was een man van ongemeen veel verftand, daar­<br />

bij dapper en vol moed, die goed en bloed voor het be-<br />

fchermen der vrijheid veil hadt, en het deerlijk let waar in<br />

zijn vaderland gedompeld was, hartgrondig betreurde; ook ge-<br />

tragt heeft, het zelve van het juk der flavernij te verlosfen,<br />

doch op het einde zelv' het fiagtoffer van zijne vrijheidlieven-,<br />

de. po-irigsn is geworden.<br />

y ? p


DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />

4<br />

In het flot van genoemde Vilvoorden, toen ter tijd gehouden<br />

voor een moordkuil en allerakelijkften kerker, heeft DOUMA<br />

de Gefchiedenisfen van Friesland, van het eerfte begin af tot aan<br />

zijne dagen, buiten 'hulp van boeken, uit het geen zijn ge-<br />

heugen hem opleverde van 't geen hij te voren gelezen hadt,<br />

bij


DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />

343<br />

tictjuïp Rebben magfi/ baer bm (lette icït bit tot correctie ban be<br />

genen be fnlcheg bet ban icft boen/ nenten^fe toaegen cnbe<br />

toeten. Na deze Prologue, begint DOUMA zijne gefchiedenis, met<br />

een verhaal van de Schepping, waar op hij den val der Enge.<br />

len laat volgen, daar hij onder anderen van zegt: Cnbe een<br />

groet getal ber Engelen hebben LUCIFER abherert/ enbe in fpn<br />

allerboefte mille enbe menongïje confentcrt. MICHASL be 9tr«<br />

changel met be groetfle nart ban be «Engden fint ffanbirilj bles<br />

kien/ brj hoer aSobt/ Jècepper enbe ïfere/ cnbe hebben Lucr.<br />

FER met fnne abherenten cnbe complicen ghejaecht/ getoomcn<br />

enbe ge)loten toth be hoegen ïfetncl toent bn be 3£crbc / bp öcfen<br />

$ boer comen/ controuer|le/ bigcojbie/ partie enbe ffnjbt in<br />

be ifemel/ baer be mober af getoefl i$/ nibiefteit. Na dat<br />

hij dus kortelijk de Bijbelgefchiedenisfen heeft doorgelopen,<br />

en vervolgens de oude zo Griekfe als Romeinfe Hiftorien,<br />

met oogmerk om te betogen, dat twist en tweefpalt altoos de<br />

menfen heeft bezield , en de oirfprong der rampen is ge­<br />

weest-, die ten ondergang van veele Rijken en Maatfchappijen<br />

heeft verftrekt; handelt hij breedvoeriger, over de beroerten<br />

die van den beginne af ons Land hebben geteisterd: eindelijk<br />

tot het waare doel van zijn werk overgaande, befchrijft hij<br />

wat 'er in zijnen leeftijd in Friesland, en bekorter, wat 'er in<br />

de naburige Provintien is voorgevallen. Hij befluit zijn werk;<br />

met deze betuiging: J>p i(l paetoaec/ bat alle Jfethoaer? ban<br />

namen/ baec men atj henniffe megften hebben / boer fch.'iftftert<br />

of ten anberg/ bc hebben aftijbt hoer letocnt rentifecrt bat fe niet<br />

to fchclbcn ninghen toefen / enbe boer bat fe to boel erber enbe<br />

frocm toeren / hebben fe tot menonge tnbcn grote feaben moten<br />

lijben / ban toel.3 generacte oftcn ftanmic bat icït oech ghcfpjos<br />

ten ben/ enbe neme baer be aimoghenbe «Bobt in tfjo tughe/<br />

cf een JIBenfche moght fïerben ftonbeit bufettt boeben / bat fofc<br />

ten telt boel cnbe bngelncïs leber toilicn boen / ban bat icït be<br />

eei'ilc toefen folbe ebttocg gebacn to hebben/ bat icït niet folben<br />

nmgftcn boer alle be JBerelt uefcant toefen / enbe folbe alfo alle<br />

jfetconere" een fchanbe toefen/ enbe tocre boef beter bngeboemi/<br />

ban bat bij mij söcöaen tocre/ batbnmnne abuerfanten toasS<br />

g&eöacn,<br />

.V 4 Fir


i4* DOUVEN. (JOHAN FRANS)<br />

Vir videas quid tu jubeas dum magnus habetij,<br />

Refpicias quem defpicias dum Iedere queris,<br />

Et caveas ne forte ruas dum ft are videris,<br />

Dal varias fortuna vias, non ergo mireris.<br />

— SUFFRID. PETRUS , de Script. Friftce, Dec. IX. cap. VIII.<br />

p. 120. HOYNCK VAN PAPENDRECIIT, Not. advitamViGi.li AB<br />

AYTTA, p. 61. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 552. MATTH., Sylloge<br />

Epijl p. 253. 259. P. WINSEMIUS, Chronique van Friesland, bl.<br />

6 o 8<br />

454. SCHOTAN. , Friefche Hift. bl. 561. 5


DRAKENBORCH. " 345<br />

waardig Konftenaar, wiens penfeelvoortbrengzels onder de<br />

liefhebbers in hoge waarde wordt gehouden. A. HOU­<br />

BRAKEN, Schouwburg III. D. bl. 348. J. C. WEYERMAN Leven<br />

der Schilders, III. D. bi. 182. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwb.<br />

II. D. bl. 136. ftllgem. Sunflfct Sciïcon. 1779. f. 208.<br />

DOUZA (JANUS), zie DOES (JOHAN VAN DER).<br />

DRAKENBORCH, is de naam van een edel en aanzienlijk<br />

Geflagt in bet Stigt en de ftad Utrecht; waarfchijnlijk zijnen<br />

naam ontlenende , deels van de Ridder Hofftede Drakenburch,<br />

gelegen in de parochie van Baam, welke vermeld wordt in<br />

een' brief van Bisfchop FREDERIK VAN BLANKENHEIM, van den<br />

1 april 1480, ja zelvs reeds in den jare 1340 als Riddermatig<br />

bekend was. Zij ligt een vierde van een uur bezuiden de Kerk<br />

van Eemnes binnendijks, en wordt ook wel Drakenflein genoemd :<br />

deels, van eene Hofftede, of huis Drakenburg in de ftad Ut­<br />

recht op de Oude Gragt, vermeld in eenen Brief van den jare<br />

I3ÖS-<br />

Uit dit Geflagt zijn ons voorgekomen. 1. KORNEI.TS VAN<br />

DRAKENBORCH, Raad te Utrecht, in 1450, 1459 en 1461. —.<br />

2. EERST of ERNST VAN DRAKENBORCH; Schepen te Utrecht,<br />

van 1450 tot 1475. ——• 3. FREDERIK VAN DRAKENBORCH,<br />

de eerfte; Schepen te Utrecht, in 1346; Schout in 1350. ——<br />

4. FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de tweede, Schout en Sche­<br />

pen te Utrecht van 1383 tot 1431; Maarfchalk van Kernland,<br />

in 1390. 5- FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de jonge,<br />

of de derde; Schepen te Utrecht, van 1415 tot 1439. —<br />

6. FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de vierde; Schepen en Raad<br />

te Utrecht, van 1441 tot 1474. 7. JAN VAN DRAKEN­<br />

BORCH, de tweede; Kanunnik ten Dom te Utrech .1478. •<br />

9. WERNER VAN DRAKENBORCH, Schout en Schepen te Ut­<br />

recht in 1364 tot 1377. —— Dit een en ander wordt bewe­<br />

zen door ANTH. MATTHflius, de Fundationib. Ecclef. Dedic. p.<br />

5. Analect. Tom. I. p. 498. ed. in 4to., of Tom II. p. r39.<br />

ed. in Svo. en Tom. V. p. 375. ed. in 4to. of Tom. IX. p.<br />

322. edit. in 8vo. Dedic. Anon de Reb. Traject, p. 7.; de No-<br />

lilitat. p. 890.; de Jure Gladii, p. 291. K. BURMAN, Utr.<br />

Y 5 Jaurb,


34S DRAKENBORCH. (ARNOLD VAN) *<br />

Jaarh. I, II, en lilde Deel op veele plaatzen. RACER T<br />

Overijsf. Gtdenkft. I. D. Bewijsfi. bl. 280. C7t/-. Plakaatb. L D.<br />

bl. 280, II. D. bl. io5o, en III. D. bl. no, in. 120.<br />

123. 125. 153 156, 157. 214. 245. Tegensw. flaat der Fer*<br />

ten. Nederlanden, XII. D. bl. 271.<br />

DRAKENBORCH (ARNOLD VAN), zeer waarfchijnlijli<br />

uit bovenftaande Geflagt gefproten, is geweest Hoogleraar in<br />

de gefchiedenis en welfprekendheid te Utrecht, in welke' Rad<br />

hij geboren wierdt den 1 janüarij 1684. Zijne ouders waren<br />

EVERT DRAKENBORCH, Advokaat en Secretaris van het Dom-<br />

Kapittel en SUSANNA DE BANE, die elf kinderen bij eikande­<br />

ren hebben geteeld. ARNOLDS voornaamfte Leermee.-ters<br />

waren, de beroemde JOH, GEORG GRJÏVIUS en PIETER BURMAN.<br />

Ouder voorzitting des laatften verdedigde hij, den 4 junij<br />

1704, eene geleerde Verhandeling, door hem zei ven opge»<br />

field: de Pnefecto Urbis, naderhand herdrukt te Frankfort aan<br />

den Oder, 1752. 8vo.; en in den Thefaurus Disfert. Jurid. van<br />

OELRICHS , Vol. II. T. II. Hij leide zig, vervolgens, op de<br />

regtsgeleerhcid uit onder VAN ECK te Utrecht; en te Leijden, on­<br />

der Gr-RH. NOODT, daar hij tevens JAC. PERIZONIUS en JAC.<br />

GRONOVIUS hoorde. Hij werdt Doktor in de Regten in 't jaar<br />

1707, met eene Verhandeling de Officie Prcefectorum Frcetorio,<br />

ook herdrukt in OELRICHS, Thefaurus DisfertaU Vol. II. T. II.<br />

Hierna, hielp hij, met den Advokaat, naderhand Griffier des<br />

Hofs van Utrecht, JOAN VAN nu WATER, den Hoogleraar<br />

PIETER BURMAN, in het vervaardigen van de uitgaaf van PE-<br />

TRONIUS, gelijk de Uitgever erkent in de Voorrede, p. 22.<br />

en, in gezelfchap van den zelvden Hoogleraar, deedt hij ee­<br />

ne reis naar Frankrijk, en, als deze naar Leijden verroepen<br />

wierdt, volgde onze DRAKENBORCH hem óp, te gelijk met den<br />

Hoogleraar DUKER , in het jaar 1716, doende zijn intree-Rede;<br />

de Utilitate et Fruiïu, qui ex humanioribus disr'Minis in omne ge­<br />

nus Hominu-n et Doctrinarum redundent. Als aftredend ReÜor<br />

Magnificus, heeft hij, in 1722, eene Redevoering gehouden,<br />

over de vraag: Unde fiat utfiuiia humaniora iantop.re hodiene-<br />

g&


DRAKENBORCH. (ARNOLD VAN) 347<br />

gïigantur ? en, hij heeft in 1736, het eerfte eeuwfeest der Ut­<br />

rechtfe Akademie gevierd, in de' Domkerk, met eene Oratio Pa-<br />

negytiia in natalem facularem Academie Traje&im, Twee voortref­<br />

felijke Godgeleerden heeft hij in Lijkredenen geprezen, name­<br />

lijk FRANCISCUS EURMAN , den zoon, in 1719, en HIERONYMUS<br />

SIMONS VAN ALFIIEN, in 1743. Ook heeft hij in 1747 , den<br />

Stadhouder WILLEM KAREL HENDRIK FEISO , met eene plegti­<br />

ge Redevoering, te Utrecht begroet.<br />

Van onzes DRAKENBORCHS kundigheid, geleerdheid,<br />

naarftigheid, nauwkeurigheid, zullen de fchone Uitgaven van<br />

Sinus ITALICUS, in 1717 in 4»., en van Livius, in VII<br />

Deelen in 4to., van het jaar 1738 tot 1746, fteeds blijvende<br />

waarborgen zijn. Van zijne Griekfe kennis, getuigen zij-<br />

re korte aanmerkingen, na zijnen dood, bij den druk van<br />

THOMAS MAGISTER in 1757 in 8vo. uitgegeven, gevoegd; van<br />

zijne kunde in de Vaderlandfe Gefchieeienis, ftrekt ten bewij­<br />

ze, een klein, doch bondig Boekje, getijteld: Breves Pofiiio-<br />

nes, quibus Hifloria Foederati Belgii illustralur, gedrukt te Ut­<br />

recht I737i in 8vo. zonder naam des Opftellers. Bijzonder<br />

hadt hij zig toegelegd op de Geflagtrekening der edele Stigtfe<br />

Familien, waar van KASPAR BURMAN getuigenis draagt, DE<br />

HADRIANO VI. p. 3. en elders; en, op de Gefchiedenis van<br />

Utrecht, waar van niet alleen zijne Origines Trajectinoe of o-<br />

penlijke Voorlezing over den oirfprong der Stad Utrecht, die<br />

wel waardig was, gedrukt te worden, maar ook de Lijst der<br />

Proosten en Belenen van de vijf Kapittelen, te Utrecht, door hem<br />

opgemaakt, overvloedig bewijs opleveren. Deze Lijst is eerst<br />

in 1729, uitgegeven in het I. Deel van het Utrechts Plakaat-<br />

Boek, bl. 239-261., maar naderhand, zeer vermeerderd,<br />

in het jaar 1744, geplaatst in het Aanhangzel op de Kerkelijke<br />

Oudheden van Nederland; en is daarbij gevoegd een geleerde<br />

Latijnfe Brief aan den Aartsbisfchop van Mechelen, C. P.<br />

HOYNCK VAN PAPENDRECIIT.<br />

Onze Hoogleraar is getrouwd geweest met KATHARINA VAN<br />

BE WALL, en heeft, bij dezelve, eenen zoon en drie dogte­<br />

ren geteeld, doch welke allen jong geftorven zijn. Hij zelv<br />

overs


5 43 DRE3BEL. (KORNELIS JAKOBSZOON)<br />

overleed den 16 janüarij 1748, en werdt naar verdienst, ge­<br />

prezen , in eene plegtige Lijkrede, door zijnen vriend en wel-<br />

fprekenden Ambtgenoot, JOHANNES OOSTERDYK SCHACHT,<br />

Hoogleraar - in de Geneeskunde. • Jo. OOSTERDYK<br />

SCHACHT, Oratio Funebr. &c. Biblioh. Bremenfis, Ciasf. HL<br />

Fase. I. p. 165. fq. C. SAXÏ, Onom. liter. Pars VI. p. 73.<br />

'en in Aitis Liter. Societ. Rheno-Traject. T. IL p. 227. Nouv.<br />

Dict. Hifiorique, T. IL p. J+T. VAN DE WATER, Foorrede van<br />

het Utrechts Blakaatboek I. D. bl. 29. III. D. bl. 493. Te-<br />

gensw. fiaat der Fereen. Nederlanden, XI. D. bl. 312. g£ca<br />

&A. (gurepa/ V. 2tf. f. 65-73- SCHMERSAHL, guBcrksf.<br />

ïtdjt vott junadvctflcju. (gelat. II. 23anb/ f. 507. JÖCHER, ®t«<br />

ietftcu ïcriccn/ li. 2$. f. 210.<br />

DRAKENBURG (N.), Konstfchilder, vindt ik niet an­<br />

ders van gemeld, dan dat 'er op de verkoping van MR. JA­<br />

KOB VAN DER DOSSEN, Bailjuw en Dijkgraav van Amftelland<br />

c den T* april 1752 te Amfteldam, een ftuk door hem ge­<br />

fchilderd is verkogt voor 22 guldens. Het verbeeldde een<br />

Boere Kraam-maaliijd. GER. HOST, Naam), van Schil.<br />

derijen, IL' D. bi. 313.<br />

DREBBEL (KORNELIS JAKOBSZOON), wierdt gebo­<br />

ren te Alkmaar in Noordholland, in 1572. Hij behooide tot<br />

een deftige Familie, en hadt een broeder die wegens Holland<br />

lid van de vergadering der algemene Staten in 's Hage was.<br />

Gedurende zijne kindfe jaren huisvestte hij eenigen tijd bij den<br />

beroemden HUBERT GOLTZIUS die in 1583 florf, en waar van<br />

hij zedert de zuster ten huwelijk nam. Nog jong zijnde lei<br />

hij zig met ijver toe op de Wijsbegeerte en Mathefis, en<br />

maakte fnelle voortgangen in de kundigheid van die weten­<br />

fehappen. Omtrent het jaar 1604 toog hij met zijn vrouw<br />

naar Engeland, en wierdt 'er ongemeen vriendelijk ontvan-<br />

gen door Koning JAKOB DEN L, die hem zelvs met gefchen-<br />

ken vet eerde. Eenigen tijd daarna beriep hem Keizer "Ru-<br />

BOLF aan zijn Hof te Praag, en gaf hem een aanzienlijke jaar-<br />

v edde. FERDINAKD DE II, ten jare 1619 aan het rijksbew.nd<br />

ge :


DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 349<br />

geraakt zijnde, verkoos hem tot Leermeester bij zijn Vorfte-<br />

lijkcn zoon, en DKEBBEL nam deze aan hem opgelegde taait<br />

tot zo veel genoegen van den Keizer waar, dat die hem uit<br />

erkentenis, den tijtel van zijn Raad gaf: maar deze voorfpoed<br />

van DBEBBEL. duurde flegts een zeer korten tijd; want Praag<br />

in dit zelvde jaar door FREDERIK DEN V, Keurvorst van den<br />

' Paltz veroverd zijnde, wierden verfcheiden' Raden van den<br />

Keizer gegrepen en ter dood gebragt. DREBBEL die benevens<br />

de anderen was gevangen -gezet, geraakte 'er heels huids af,<br />

egter met verlies van alle zijne goederen, doch wierdt op<br />

verzoek zo van hun Hoog Mog. ais van Koning JAKOB, op vrije<br />

voeten gefield, en aan den laatstgenoemden toegezonden.<br />

Deze Vorst ontving den Wijsgeer zeer minzaam, en gaf hem<br />

nieuwe blijken van zijne gunst en toegenegenheid, die hem<br />

ook van zijnen kant een glazen Spheer of Kloet fchonk, waarin<br />

men verzekerd vindt, dat hij door middel der vier Hoofdttof-<br />

fen, de altoosdurende Beweging, die zedeit dat ARCHIMEDÏS<br />

zo koen te Sijracuft door een Krijgsman wierdt vermoord,<br />

onbekend was gebleven, voortbragt. Gedurende het tijdvak;<br />

van 21 uren kost men 'er in befchouwen, al wat 'er in een<br />

gants jaar op de aarde gebeurt, en 'er op alle de jaren, alle<br />

de dagen,'en op alle ftonden, den loop der Zon, dien dei-<br />

Maan, dien der Sterren en Planeten, in waarnemen; door<br />

het zelvde middel kost men ook een begrip vormen , wat kou­<br />

de is; waar uit de oirzaak van de eerfte beweging ontitaat, hoe­<br />

danig die den Hemel, Sterren, de Maan, de Zee en de Aar­<br />

de doet bewegen; welke de oirzaak is van Ebbe en Vloed;<br />

die des Dondeis, van het Weerlicht, van den Regen en van de<br />

Winden, en hojdarig alle de dingen groeiien en vermenig­<br />

vuldigen. Behalven deze Globe, vervaardigde hij, zegt men,<br />

een Schip, 't welk verfcheidene jaren aan den o:ver van de<br />

Teems is te zien geweest, in *t welk men on Ier water kon<br />

roeijen, van IVestmur.fter af tot aan Greenwich toe, 't welk bij­<br />

na drie uren van malkanderen ligt, ja zelvs op een vrij ver­<br />

deren afftand, en men kost 'er in zien en lezen zonder bs«<br />

hulp van lamp noch kaarslicht. Ook wist DREBBEL door ba.<br />

hulp


3J0 DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON)<br />

hulp van zekere werktuigen, de Regen, den Donder en ds<br />

Blixemftralen, even natuurlijk te vertonen, als of die de<br />

uitwerkzelen van den Dampkring geweest waren. Door an­<br />

dere werktuigen, bootfte hij de koude van den winter na; en<br />

men verzekert, dat hij op verzoek van den Koning de proef<br />

daar van heeft genomen in de grote zaal van Westmunjler,<br />

waarin die Konstkoude zo bovenmatig fnerpende was, dat<br />

men die niet konde verduren. Hij droogde op een fpoedige<br />

wijze waterpoelen en putten uit; hij bragt midden in den win-<br />

ter uit eijeren, Eendekuikens en die van Hoenders te voor-<br />

fchijn, zonder die te hebben laten broeden; hij vertoonde a!-<br />

lerleij verbeeldingen van Schilderftukken, zonder dat'er iets<br />

wezenlijks voor handen was. Door middel van een glas zij­<br />

ner uitvinding, trok hij het licht van een kaars aan 't einde<br />

van een vertrek geplaatst, tot aan te tegenoverzijde, dat zulks<br />

eene flikkering voortbragt, dat men 'er met gemak bij koste<br />

lezen. Hij verftond de konst om een fpiegel te maken, die ge­<br />

heel vlak was, en zevenvoudig het onderwerp te rug kaatfte ,<br />

dat men'er voor hield. Behalven dit alles, vervaardigde hij<br />

allerleije mufikale Inftrumenten, die aanhoudend fpeelden.<br />

In een woord, al wat met mogelijkheid vervaardigd kau wor­<br />

den, om gedurende een bepaalden tijd werkzaam te blijven,<br />

het zij door een dalend gewigt, fpringveeren, lopend water<br />

of vuur, was hij van denkbeeld dat door de kennis van het<br />

primum Mobile of eerfte bewegings-oirzaak, tot altoosdurend-<br />

heid konde gebragt worden; in zijn boekje over de Elementen,<br />

meermalen gedrukt, geeft hij hier van een omftandig berigt.<br />

Het ftaande water deedt hij tot de hoogte van 100 en meer<br />

voeten klimmen. Behalven nog veele andere zeldzaamheden,<br />

flcep hij Brillen, waar door men bij nagt konde zien. Men<br />

febrijft ook aan DREBBEL de uitvinding der Verrekijkers toe,<br />

als mede bet geheim om Scharlakenrood te verwen.<br />

Deze beroemde Wijsgeer ftorf te Londen in het jaar 1634,<br />

na den ouderdom van 62 jaren bereikt te hebben. Hij heeft<br />

twee Verhandelingen gefchreven, die eerst in het nederduits<br />

wierden uitgegeven, en naderhand in het latijn gedrukt zijn<br />

«nder den tijtel van: Trac


DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 3SI<br />

TraUatus duo. I. de natura Elementorum; quomtrdo venti, plu-<br />

vla , fulgura, tonitrua ex iis produccntur, & quibus ferviant<br />

ufibus. ff. De Qtdntesfentia, ejus viribus, ufu, &? quomodo ei<br />

ex mineralibiis, metallis, vegetabilibus, £ƒ ahimalibus extrahenda.<br />

Editi cura JOACHÏMI MORSII. Accedit ejusdem DREEELII Epis.<br />

tola ad Japientisfimum Britanniet Monarcham JACOBUM, de perpetni<br />

Mobilis invenüme. PETRUS LAUREMBERGIUS d Btlgict» idiomate<br />

in Latinum v'ertit. Hamb. 1621. i%mo. Naderhand meermalen<br />

herdrukt, en mede in het frans, hoogduits en italiaans ver­<br />

taald.<br />

Men vindt nog aan het flot van een werkje, bevattende<br />

twee Brieven door Paus CLEMENS gefchreven, en te Londen<br />

ten jare 1687 ' m<br />

8vo. gedrukt, het fragment eenes Briefs van<br />

DREBBEL aan YSBRAND VAN RIETWYCIC. SWEERTII,<br />

Athen. Belg. p. 114. MERKLINI, Linden renov p. 226. J. F.<br />

WEIDLERI, Hiftor. Afirmemioe, Cap. XV. SecL 16. J. F.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 199. COLOMES, Opufc. p. 5*3- Nouv. ,<br />

Dia. Hifi. Tom. II. p. 541. PAQUOT, Mem. litter. Tom. III.<br />

p. 387. BAUDART, Memorien, II. D. fol. 146. E. v. ME­<br />

TEREN, Nedcrl. Hifi. XXIX. Boek. BOOMKAMP en EIKELEN-<br />

EERG, Bifihiji. van Alkmaar, bl. 190. Aanfcek. op WAGEN,<br />

Vad. Hifi. X. D. bl. 37. FABRIC., Bibl. Gr. Vol. KI. p. 4Ó5.<br />

JOCHER, a%m. jgffefïf« i&em n- 2$i f-<br />

2 I Z<br />

-<br />

R"E GTS.


R E G I S T E R<br />

VAN DE<br />

P E R S O N E N<br />

WAAR VAN IN DIT DEEL<br />

GEHANDELD WORDT.<br />

Bladz. Bladz.<br />

Coster (Hendrik), Apoftoli- Coulfler (van den), is de<br />

Jclie Protonctaris. . . i. naam van een aanzienlijk<br />

Coster (Laurens), zie Kos- Geflagt in Holland. . .17.<br />

t e r<br />

- ,<br />

Coster (Pieter), Konstfchil-<br />

Coulture (Gillis de la),<br />

Rooms Schrijver van de<br />

der. . . . .2. XVII eeuw. . .23.<br />

Coster (Samuëi), Medicij- Couper (Johan), KonstfchiU<br />

ne Doktor en Rederijker. 3. ^er> t . ^ 2^<br />

Coster (Wynold), Karthui- Couplet (Filip), Jefuite<br />

fer Monnik. . . 5. Zendeling naar China. . 24.<br />

Costerus (Bernard), Burg»mester<br />

te WoerdZ. . . 6.<br />

r>~„.. n 1 i_ , ^<br />

Co<br />

Q^ ^W.aanzienlijk<br />

Burgert te Leijden. 25.<br />

Costerus (Frans), geleerd C o w, ( p i £ t e r ^ ^<br />

J ejW<br />

' 3<br />

' ver va)j verfcheidene Staat-<br />

Costerus (Jan), Prior van kundige Verhandelingen. 2(5.<br />

St. Maartendal te Leuren. 14.<br />

r- . n . \ r> Courteville (Toost 1<br />

) , aan-<br />

Conterus (Johannes), Pas- ~:^ii;u JSV.V V "<br />

. ri j J zienlijk Edelman uit Flaantoor<br />

te Oudenaarde. . .15.<br />

Costerus (Rumold), Mm-<br />

•1 • 7 - ir/<br />

TO* m het Miv.onlen Kloos-<br />

, . .<br />

ter te Antwerpen. . . 1 i-V • J rïr ,<br />

die), Predikant m deWal-<br />

r n' . . r ,<br />

Je Gemeente te Leeuwarden. 32.<br />

van de Hoofdkerk te Door- Coufvoifier (Jan Jakob) ,<br />

nik. . . . 15. Hofprediker aan het Hof<br />

Co:eieau (Maximiliaan), '<br />

v m Brus<br />

I^ 35-<br />

Lid der Verbonden Edelen. 16. Coutereels (Johannes) ,<br />

Coudemberg (Pieter), Schoolmeester te Middeltheker<br />

te Antwerpen. . 16. burg. . . .36.<br />

Couhoven, Een der Verbon- Couviilon (Jan), Biegtvaden<br />

Edelen. . . 17. der 36%<br />

Cou-


R E G I S T E R .<br />

Bladz.<br />

Couvreur (Andries), Hoog.<br />

kraar en Rooms Prediker. 37.<br />

Couvreur (Martinus), Jefuit.<br />

. . . 37-<br />

Couwerden (Dirk van),<br />

Hoogleraar in de Godgeleerdlieid<br />

te Douai. . . 37,<br />

Couwerden (Norbert), Abt<br />

van St. Mkhiel te Antwerpen.<br />

. . . 3 8 .<br />

Covyn (Israël), Konstfchilder.<br />

. . . 38.<br />

Coxie (Anthony), Konstfchilder.<br />

. . ,<br />

Coxie (Hieronimus), Konstfchilder<br />

en Piaatfnijder. 39,<br />

Coxie, zie Coixie.<br />

Coye (Paulus), Provintiaal<br />

in de Nederlanden. 40,<br />

Crabbe (Frans), Konstfchil.<br />

der. . . . 41,<br />

Crabbe (Pieter), Gardiaan<br />

van het Franciskanen Klooster<br />

te Mechelen. . . 4T.<br />

Crabbeels (Clemens), Bisfchop<br />

van 's Hettogenbosch. 42.<br />

Crabeth (Adriaan Pietersz.)<br />

Konstfchilder. . . 42.<br />

Crabeth (Dirk en Wouter),<br />

Konftige Glasfchilders. 43.<br />

Crabeth (Wouter), Konstfchilder.<br />

. . 43,<br />

Cracht (Fratis * van Limborch<br />

van der), Kapitein<br />

ter Zee. . . 49.<br />

Craesbeek (Johannes van),<br />

Prior der Abtdije van St.<br />

Bernard te Aarfchot. 49.<br />

Craesbcke (Jofef van),<br />

Konstfchilder. . . 49.<br />

VIII. DEEL. "<br />

353<br />

Bladz.<br />

Craever (Gasperde), Konstfchilder.<br />

• . . j Q ><br />

Craeyeftein (Gerrit Gerritsz.<br />

van), Bailjuw van<br />

Oudewater. ." . ~ 0t<br />

Craeywinkel (Jan Ludolf<br />

van), Rooms Pastoor te<br />

Oelighen. . , j 2 .<br />

Cramer (A. F.), Lt. Kolknel.<br />

• • • 53.<br />

Cramer (Jan Frederik), Refident<br />

van het Berlijner<br />

Hof te Amfteldam. 53;<br />

Cramer (Niklaas), Konstfchilder.<br />

. i<br />

Crane (Johan de), Predikant<br />

te Oostkapelle op 't<br />

Eiland Walcheren . .55.<br />

Craneveldt (Frans), Raadsheer<br />

in den Hogen Raad<br />

te Mechelen. . .55.<br />

Cranius (Fauftin),, Kapucijner<br />

Monnik. . . 55,<br />

Cranius (Gummarus), Pas.<br />

toor te Zulfieke en zoetvloeijend<br />

Digter. . 57.<br />

Cratepolius (Pieter), Godgeleerde<br />

en Gefchiedkundige. 57.<br />

Cathorne (Willem), Geestelijke<br />

Zendeling. . 57;<br />

Cremer (Bernard Sebastiaan),<br />

Profesfor in de Godgeleerdheid<br />

te Harderwijk. 58.<br />

Cremers (Matthys), Kanunnik<br />

van St. Andries-Kerk<br />

te Keulen. . . jp.<br />

Genius (Thomas), Rektor<br />

in Hongarijen. . 59,<br />

Crepu (N.), Konstfchilder. 60.<br />

Creten (Karei), Konstfchilff'<br />

i . . . . . «2.<br />

2 Creut-


554 R E G I S T E R .<br />

Bladz.<br />

CreuttMéh (L. S. de), Ge-<br />

H'jraal van de Artülerije. 62.<br />

Cl'iep (Wi"em), Kancellier<br />

van den Hove van Gelderland,<br />

, . . 64.<br />

Cnep (Willem), Zoo?! van<br />

een voergaanden, een geleerd<br />

Man. . . 65.<br />

Crockaert (Pieter) , Rooms<br />

Prediker te Rij fel. 65.<br />

Crocquet (Andries), Prior<br />

ven het Maranken Kkostcr<br />

van St, IViinoxhtrgen. 66,<br />

Crocus (Kornelis), Priester<br />

' en Rektor van de Latijnfe<br />

Scholen te Amfteldam. 66,<br />

Croefa (Gerard), Predikant<br />

te Aiblas. . . 68.<br />

£roe!s (Cyprianus), Kapu<br />

cjner Provintiaal van de<br />

Fhamfe en Walfe Gewesten.<br />

. . . 72.<br />

Croefer (Hendrik Jakob),<br />

Hoogleraar in de Genees- ,<br />

Ontleed- en Kruidkunde te<br />

Groningen. . . 73-<br />

Croefer (Herman), Burgemeester<br />

te Kampen. . 75.<br />

Croefer (Heiman), Raad<br />

van Willem, Hertog van<br />

Gelder, Kleve en Ga f*. 77.<br />

Cioefink . aar.zienlijk Geflagt<br />

in Holland. . . 79.<br />

Croisfa' t (Jan), Lezer in<br />

de Godgeleerdheid . 81.<br />

Croix r<br />

Adriaan de l;i) . Monnik<br />

in httjakohijntv. Klooster<br />

te A7-><br />

Cronenburg (Jakob van),<br />

een vroom en deugdzaam<br />

Man. . . . 89J<br />

Croneiiburg (Jakob van<br />

Adelen van), Volmagt ten<br />

Landsdage in Friesland. 90»<br />

Cronenburg (Matrhias v.),<br />

Monnik van der Rekolletten<br />

Orden te Ruurmcnde. 91»<br />

Cronendaal (Partus van),<br />

Raad der Domeinen en Finantien<br />

te Brusfel. ga.<br />

Cronftrom (Izaak Baron<br />

van) , Generaal in dienst<br />

der Vereenigdc Nederlanden.<br />

. . . 93-<br />

Croock (jan de), Prior van<br />

het Klooster te St. Wijnoxlergeu.<br />

. . 05.<br />

Crooa


Bladz.<br />

Daams (Pieter), Karthuizer<br />

Monnik te Lier. 175.<br />

Daatfelaar (Abraham) ,<br />

' Koopman te Corinchen. 176.<br />

Pains (J.), Chirurgjn Major<br />

onder het II. Bataljon<br />

Oranje-Gelderland. 177.<br />

pachs (Niklaas), Predikant<br />

te Vlisfingen. 178.<br />

Dacquet (Pieter), beroemd<br />

Geneesheer. . .180.<br />

Daele (Jan van), Rektor<br />

van de Kerk te Hamel. 180.<br />

Daele (Johan van), Konstfchilder.<br />

. . 180.<br />

Daelen (Kornelis v.), Konftig<br />

Plaatfwjder. . 180.<br />

Daelen en Daelens, zie<br />

Dalen enz.<br />

Daelhem (Melcbior van),<br />

Prior van het Auguftijnsn<br />

Klooster te Hasfelt. 1S1.<br />

Daens (Jan), Koopman te<br />

Antwerpen. . . 183.<br />

Dain (Olivier le), Baardfch:erder<br />

van Lbdewyk<br />

den XI. . . 183.<br />

Daineffe, Monnik van der<br />

'Augustijnen Orden. 184.<br />

Dalava (Francisko), Spaans<br />

Gezant. . . 1S5.<br />

Dale (Anthony), Geleerd<br />

Oudheidkundige. 1S7.<br />

Dale (Niklaas van), Hoogleraar<br />

in de Regten ts Leijden.<br />

. . . 194.<br />

Dalem (Leonard van),<br />

Prior van het Dominikanen<br />

Klooster te Zwolle» 196.<br />

& E G I S T Z & $5/<br />

Bladz.<br />

Dalen (Dirk van), Mm<br />

tuk van des Kruisdragers<br />

Orden. . . 190".<br />

Dalen (Kornelis v.), Konstfchilder.<br />

. . ipó".<br />

Dalens (Dirk), Konstfchilder.<br />

. . . 107.<br />

Dalens (Dirk) de zoon,<br />

Konstfchilder. . 197.<br />

Dam (Anthony v.), Konstfchilder.<br />

. . 198.<br />

Dam (Daniël van), Hoogleraar<br />

in de Philofphie en<br />

' Onder Regent van het Staten<br />

Kollegie te Leijden. 198.'<br />

Dam (Jan van den), Vernuftig<br />

Wiskonftenaar. 199.'<br />

Dam (Niklaas van) , Hoogleraar<br />

in de Letterkunde te<br />

Leijden. . . 200.<br />

Dambarinns (Johannes) ,<br />

Predikant te Kapelle. 201.<br />

Dames (Luka's), Konstfchilder.<br />

. . . 201.<br />

Damhouder (Joost), Penjionaris<br />

van Brugge. 2or.<br />

Damisfen (Lukas), Konstfchilder.<br />

. . 204»<br />

Damius (Matthias), Medicijne<br />

Doktor te Haarlem. 204^<br />

Damman , aanzienlijk Cejlagt.<br />

. . 205.<br />

D unman (Adriaan), Hoogleraar<br />

in de Talen en (Velfpreekendheid<br />

te Gent. 205.'<br />

Damman (Gunther Aldegonde),<br />

Predikant te Serocskerkm,<br />

. 208.<br />

Z 3 Dam.


35S R E G I S T E R .<br />

Bladz.<br />

Damman (Johannes), Predikant<br />

te Kapel en Vrijhoven*<br />

. . . 208.<br />

Danckerts (Kornelis),P/aatfnijder.<br />

. . 214.<br />

Danckers (Pieter), Konstfchilder.<br />

. . 214.<br />

Danks (Frans), Konstfchilder.<br />

. . . 215.<br />

Danfer (Simon de), Zeerover.<br />

. . . 2r5.<br />

Dapper (Oifert); Medicijne<br />

Dokter te Amfteldam. 215.<br />

Dasfa (Jakob en Johan),<br />

Leden der Verbonden Edelen.<br />

. . . 216.<br />

Datheen (Pieter), Predikant<br />

te Frankendaal. 216.<br />

David Joris, Konftig Glasfchilder.<br />

. . 221.<br />

D-cker (Jeremias de), beroemd<br />

Dichter. . 224.<br />

Bladz,<br />

Dekker (Karei de), Deken<br />

der Kannnnikken van onze<br />

L. V. te Aken. 226*<br />

Damman (Kornelis), Predi­ Dedel, aanzienlijk Geflagt. 226.<br />

kant te Oostvoorn. 109. Deelen (Dirk), Konstfchil­<br />

Damman (Sebastiaan), Preder. . . • 2264<br />

dikant te Zutphen. 210. Delft (-fëgidius v.), Hoog­<br />

Dammius, zie Dam (Nileraar in de Godgeleerdklaas<br />

van).<br />

heid. . . 227i<br />

Dammis, Monnik van der Delft (Jakob Willemszen<br />

Cistercienfer Orden. 210. van), Pourtraitfchilder. 227*<br />

Danams ( Lambertus) , Delft (Pieter van), Konst­<br />

Hoogleraar in de Godgefchilder. . . 228,<br />

leerdheid te Leijden. 21 r. Delmont(Deodatus), Konst­<br />

Danckerts (Bartel), Burgefchilder. . - 2283<br />

meester te Goes. 212. Deloify (Pieter), Piaatfnij­<br />

Danckerts (Hendïik),Konstder. . . . 229.<br />

fchilder. . . 213. Delrio (Marten Anthony),<br />

Danckerts (Jan), Notaris te<br />

Amfteldam. . .213.<br />

Vice Kancelier en Prokureur<br />

Generaal van Braband,<br />

naderhand Jefuit. 229*<br />

Delvaux (Louwrens), beroemd<br />

Beeldhouwer. 231.<br />

Demaker (Abel), Konstfchilder.<br />

. . 232.<br />

Denner (Balthafar), Konstfchilder.<br />

. . 232.<br />

Dennetier (Niklaas), een<br />

der Verbonden Edelen. 23S.<br />

Dent (Maximiliaan), Jefuit.<br />

. . . 239.<br />

Denys (Andries), Jefuit. 239.<br />

Denys (Jakob), Konstfchilder.<br />

. • . 239.<br />

Denys (Willem), Priorvan<br />

het Eremieten Klooster te<br />

Antmerpen. . .239.<br />

Deodatus (Johannes), Predikant<br />

te Geneve. 239.<br />

De-


' Bladz.<br />

Croon (Pieter), Prior van<br />

de reguliere Kanunr.ikken<br />

van St. Martijn te Leuven.<br />

. j tjj.<br />

Croy, Voornaam Geflagt in<br />

de Nederlanden. . gö.<br />

Croy (Robbert van)-, Bis-<br />

Jchop van Kamerik. g6.<br />

Crucius (Adriaan), Letterminnaar<br />

te Delft. 98.<br />

Crucius (Jakob), Letterminnaar<br />

te Delft. . 93.<br />

Crucius (Jan) , Rooms Pastoor<br />

te Stabroek. . 98,<br />

Crucius (Johannes), Predikant<br />

te Haarlem. . 99.<br />

Crucius (Levinus), Rooms<br />

Pastoor te Boschveld. 99,<br />

Crucius (Pieter), Tnquiftteur<br />

van de Nederlanden. 99.<br />

Crucfen (Niklaas), Prior van<br />

het Klooster der Avguftijmu<br />

te Maft richt. icö.<br />

Cruiningen (Joöst van),<br />

Krijgfoverfte van Keizer<br />

Karei den V. . 101.<br />

Cruiskerkcn, zie Kruiskerken,<br />

Crul (N.), Scha bif<br />

Nagt van de Bataaffe<br />

floot. . . 105.<br />

Cruquis (Jakob 1<br />

), Letteroef-<br />

JR £ Q t 3 T • K R.<br />

femar van de Af/, eeuW, 105.<br />

Cruquüs(NiklaasSamuel) ,<br />

Schout van Sparendam cr.z iz6.<br />

Cruferius, zie Croefer (Herman).<br />

Crufius (Georg KoenraaJ),<br />

Letterminnaar teZutphen, ic6.<br />

Cruüus, zie Genius.<br />

Siff<br />

Blad*<br />

Cryters (Jan), Pr :<br />

tir van<br />

het Klooster der Auguft'jnen<br />

te Delft. . 1 oS,<br />

Cuchlinus (Johannes), Regent<br />

van het Staten Kollegie<br />

te Leijden. . IOft<br />

Cudfemius (Pieter), Rooms<br />

Priester. . . ie3*<br />

Cuile (Lambert ten), Burgemeester<br />

te Zwolle. iog»<br />

Cuilenburg, Oud en aanzienlijk<br />

Geflagt. 110.<br />

Cuilenburg (Frans van),<br />

Ambtman var* Maas en<br />

Waal cjV. . . 1 :


JS5 R E G I S T E R :<br />

Bladz.<br />

Cupers (Herman Diederik),<br />

Konstfchilder. 137.<br />

Cupers (Laurentius), Provintiaal<br />

van der Karmeliten<br />

Monnikorden in de Nederlanden.<br />

. . 138.<br />

Cupers (Pieter), Advokaat<br />

voor den Hogen Raad te<br />

Mechelen. . • 139-<br />

Cupers (Pieter), Remonjlrants<br />

Predikant te Woerden.<br />

. . . I4°'<br />

Cuquius, zie Kuik.<br />

Curcellams (Steven), Profesfor<br />

onder de Remonftranten<br />

te Amfteldam. . 144*<br />

Curius (Pieter), Rektor der<br />

latijnfe Scholen te St. Wijn-<br />

. exbergen. . . 147-<br />

Currificis (Johannes), Biegtvader<br />

van de Kloosterlingen<br />

de Marche des Dames te<br />

Namen. . . 147'<br />

Curtenbosch (Jan van),<br />

Lid van het Trentifche Concilie.<br />

. . • 147-<br />

Curtenius (Pieter), Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid<br />

en Predikant te Amfteldam.<br />

. . .148.<br />

Curtius (Jakob), zie Corte.<br />

Curtius (Pieter), Hoogleraar<br />

in de Welfprekev.dheid<br />

aan het Gijmnafium te Rijsfel.<br />

. . . 158.<br />

Cufa (Niklaas de), Kardinaal.<br />

. . 159-<br />

Custis (Karei Frans), Schepen<br />

der ftad Brugge. 163.<br />

Bladz:<br />

Custos (Dominikus), beroemd<br />

Piaatfnijder. 165,<br />

Custos (Johannes), Rektor<br />

der latijnfe Scholen te Groningen.<br />

. . i6J«<br />

Cuvelier (MIchiel), Geleerde<br />

Jefuit. . 165,<br />

Cuyk, zie Kuik.<br />

Cuyl, Voornaam Hollands<br />

Geflagt. . . 166,<br />

Cuypers (Daniël Frans),<br />

Schepen te Mechelen, en<br />

beroemd Oudheidkundige 167.'<br />

Cuypers (Pieter), Raadsheer<br />

in den Groten Raad<br />

te Mechelen. . 160.<br />

Cuypers (Willem), Raad-<br />

• penftonaris vau Mechelen. 170.<br />

Cuyt (Frans van), Konstfchilder.<br />

. . 171.<br />

Cygne (Martinusde), Rektor<br />

der Latijnfe Scholen te<br />

St. Omer. . . 171.<br />

Cyprianus (Abraham) ,<br />

Hoogleraar m de Heel- en<br />

Geneeskonst te Amfteldam. 173.<br />

D.<br />

Daalmans (Hans), Konstfchilder.<br />

. . 174.<br />

Daani (N. N), een der veroveraars<br />

van Bricle 1 april<br />

1572- • • '74'<br />

Daamen (Adam), Pausfelijk<br />

Vikaris in de Nederlanden.<br />

. _. . 174-<br />

Daams


Bladz.<br />

Dou (Gerard), Konstfchilder.<br />

. . . 327.<br />

Dou (Jan Pieterszoon),<br />

Landmeter te Leijden, 334.<br />

Dou (Simon van) , Konstfchilder.<br />

. . 334-<br />

Doudyns (Willem), Konstfchilder.<br />

. . 334-<br />

Domna, Oud en aanzienlijk<br />

Cejlagt in Friesland. 336.<br />

Domna (Janke of Jancko),<br />

Edel; Fries, van een groot<br />

beleid. . . 339.<br />

Douven (Johan Frans),<br />

Konstfchilder. , 343.<br />

R E G I S T E R ; 361<br />

Bladz.<br />

Douza (Janus), zie Dccs<br />

(Johan van der).<br />

Drakenborch, een aanzienlijk<br />

Geflagt in het Stigt<br />

en de Stad Utrecht. 345.<br />

Drakenborch (Arnold van),<br />

Hoogleraar in de Gefchiedenis<br />

en Welfprekendheid<br />

te Utrecht. . 347,<br />

Drakenburg (N.), Konstfchilder.<br />

. . 343.<br />

Drebbel (Kornelis Jakobszoon),<br />

beroemd U r<br />

iskundi<br />

ge. . . . . . 348.


BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />

De PLAATEN te plaatzen in het VIII. DEEL.<br />

I. Pourtrait van PETRUS CUPUS. . . Bladz. 140*<br />

IL ' JOOST DAMHOUDER. 202.<br />

III. DAVID JORIS. . . . 222.<br />

IV. DIRK DE VI, Graav van Holland, fmeekt<br />

den Bisfchop &c. . . e — 26S.<br />

V. Pourtrait van REMB. DODONEUS. . 272.


Bladz.<br />

Defaguliers (Jan Theophi-<br />

|HS) , beroemd Wiskonftenaar.<br />

. . , 240.<br />

Desmarets, zie Marefius.<br />

Deure (Pieter van der),<br />

Mede Uitvinder om fteenen<br />

aan de Dijken te plaat'<br />

zen. . . . 741*<br />

Deurhof (Willem), Koffermiker.<br />

. . 241.<br />

Deuiingius (Anthony) JJjfartz<br />

van den Friejen<br />

Stadhouder, Willem Frederik.<br />

. . 242.<br />

peufingius (Herman), Godgeleerde.<br />

. . 244.<br />

Diemen, Oud Nederlands<br />

Geflagt. . . 248.<br />

Diemen (Anthony van),<br />

Gouverneur Generaal van<br />

Nederlands Indien. 248.<br />

Diepholt (Rudolf v.), Bisfchop<br />

van Utrecht. 252.<br />

Diepraam (Abraham),Konstfchilder.<br />

. . 254.<br />

Diepenbeek t (Abraham) ,<br />

Konstfchilder. 254.<br />

Diest (Adriaan v.), Konstfchilder.<br />

. . 254.<br />

Diest (Hendrik v\), Hoogleraar<br />

in de Theologie te<br />

Harderwijk. . 255.<br />

Diest (Hieronimus van),<br />

konstfchilder. . 256.<br />

D:est (Jan Van), Bisfchop<br />

van Utrecht. . 256.<br />

Diest (Kornelis van), Predikant<br />

in 's Hei togenposch.<br />

. . 257.<br />

R E G I S T E R . 359<br />

Bladz.<br />

Dieu (Anthony de), Konstfchilder.<br />

. . 257.<br />

Dieu (Daniël de), Predikant<br />

te Vlisfingen. 258.<br />

Dieu (Lodewyk de). Regent<br />

van het Walfe Kollegie<br />

en Predikant te<br />

Leijden. . . 259.<br />

Digman (N.), beroemd<br />

Glasfchilder. , 265.<br />

Dillen (Johannes), Rektor<br />

der Latijnfe Scholen<br />

in 's Hertogenbosch. 265.<br />

Dillen (Johannes), Burgemeester<br />

en Raadsheer te<br />

Maftricht. . 265.<br />

Dinothus (Richard), Schrijver<br />

over de beroertens der<br />

Nederlanden. . 266»<br />

Dinter (Egmond van), Geheimfchrijver<br />

der Hertogen<br />

van Gelderland. 26G.<br />

Dirk, I-VII. Graven van<br />

Holland. . . 255,<br />

Dirkfen (Filip), Konstfchilder.<br />

. . .270.<br />

Dirkfen (Willem), Konstfchilder.<br />

. . 270.<br />

Dirutius (Remigius), Bisfchop<br />

van Leeuwarden. 271.<br />

Dishoek (Jakob van), Me<br />

dailje-Stempelfnijder. 271.<br />

Divajus (Pieter), Gefchiedfchrijver.<br />

. . 211.<br />

Dodonams (Rembert),//bo^leraar<br />

in de Geneeskunde<br />

te Leijden. . . 271.<br />

Do2n (Pieterszoon), Boekdrukker<br />

te Amfteldam. 279.<br />

Z 4 Does


Sta R E G I S T E R :<br />

Bladz.<br />

Does (van der), Oud en<br />

aanzienlijk Geflagt in Holland.<br />

. . . 280.<br />

Does (Anthony), Piaatfnijder<br />

281.<br />

Does (Dirk van der), Lid<br />

van de Utrechtfe Ridderfcliap.<br />

. . .• 281.<br />

Does (Filip -van der),<br />

Konstfchilder. . , 283.<br />

Does (Frans van der),<br />

Kanunnik van de Hoofdkerk<br />

te Utrecht. 283.<br />

Does (Jakob van der),<br />

Konstfchilder. . . 288.<br />

Does (Johan van der),<br />

Voornaam Staatsman en geleerd<br />

Schrijver. 288.<br />

Does (Johan van der),<br />

de 'zoon , Leermeester<br />

van Prins Frederik Hendrik<br />

van Nasfau. 297.<br />

Does (Simon van der),<br />

Konstfchilder. . " . 300.<br />

Doeveien (Cnaltherus v.),<br />

Hoogleraar in de Genees-,<br />

Or.tleed- en Heelkunde te<br />

Leijden. . . 301.<br />

Dokkum (Johannes van),<br />

Regtsgeleerde. . 30Ö.<br />

BladzVi<br />

Dolendo (Bartel), Piaatfnijder.<br />

. . 347.<br />

Dolendo (Zacharias), Piaat­<br />

fnijder. . . 307.'<br />

Domer (N.), Kflnstfchil-<br />

• der. . . 307.<br />

Domfelaar (Tobias van),<br />

Gefchiedfchrijver. 307.<br />

Donck(Adriaan), Gefchiedfchrijver.<br />

. . .300»<br />

Does (Georg van der),<br />

Donellus (Huig), Hoogleraar<br />

in de Regten, eerst<br />

groot Letteroeffenaar.<br />

Does (Jakob van der),<br />

284. te Leijden, vervolgens te<br />

Altorf, . . 309»<br />

Konstfchilder. . . 286. Dongelberg (Hendrik Karei<br />

van), Raadsheer in<br />

den Hogenraad van Braband.<br />

... . 316;<br />

Donia (Syds of Sixtus),<br />

Voornaam Frieseh Edelman..<br />

. . 3 Jg.<br />

Donker (Jan), Konstfchilder.<br />

. . 320.<br />

Donker (Pieter), Konstfchilder.<br />

. . 320,<br />

Dooregeest (Engel Arent-<br />

Zoon), Mennonite Leraar<br />

in de Rijp. . 321*<br />

Dooreslaar (Izaak), Engelfe<br />

Gezant in 's Ha­<br />

Doffn (Niklaas), Konstfchilge- • ' • • 324.<br />

der. . . . 305- Doorfchot (Hendrik ),JTo«jt-<br />

Dogen (Mathys), Bataafs fchilder. . . 32J.<br />

Veldbonv/meeSter. . 305. Doort (Everhard), Konst<br />

Tokkum (Hermanus van); fchilder. . . 326»<br />

Opperpast or an St. Vitus Doort (Pieter van der),<br />

te. Leeuwarder:. 305. Piaatfnijder. . 326.<br />

Dorp (Arend van), Voornaam<br />

Staatsman. 326.<br />

Dou


Bladz.<br />

Dou (Gerard), Konstfchiltier.<br />

. . . 327.<br />

Dou (Jan Pieterszoon),<br />

Landmeter te Leijden. 334.<br />

Dou (Simon van), Konstfchilder.<br />

. . 334.<br />

Doudyns (Willem), Konstfchilder.<br />

. . 334.<br />

Domna, Oud eii aanzienlijk<br />

Geflagt in Friesland. 336.<br />

Douma (Janke of Jancko),<br />

Edele Fries, van een groot<br />

Meid. . . 3 3 9.<br />

Dou ven (Johan Frans),<br />

Konstfchilder. . 345.<br />

R E G I S T E R ; 3 6 l<br />

B'adz.'<br />

Douza (Janus), zie Dces<br />

(Johan van der).<br />

Drakenborch, een aanzienlijk<br />

Geflagt in het Stigt<br />

en de Stad Utrecht. 345;<br />

Drakenborch (Arnold van),<br />

Hoogleraar in de Gefchiedenis<br />

en Welfprekendheid<br />

te Utrecht. . 347;<br />

Drakenburg (N.), Konstfchilder.<br />

. . 348,<br />

Drebbel (Kornelis Jakobszoon),<br />

beroemd Wiskundi •<br />

ge. . . . 34?.


BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />

De PLAATEN te plaatzen in het VUL DEEL.<br />

". Pourtrait van PETRUS CüfU5. i . ijJarJZ. 140$<br />

EL JOOST DAMHOUDER. 202.<br />

HL DAVID JORIS. . . . — — 222.<br />

IV. DIRK DE VI, Graav van Heiland, frneekt<br />

den Bisfchop écc, . , _ 26gt<br />

Vi Pourtrait van REMB. DODONEUS. . 27*.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!