Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBOEK<br />
DER<br />
N E D E R L A N D E N .<br />
AGTSTE DEEL.
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBOEK<br />
D E *<br />
NEDERLANDEN,<br />
Bevattende de Levenshefchij'vingen vmi voorname STJATSMylN-<br />
NEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken<br />
van Wetenfdiappm, DIGTERS, SCHILDERS e:t andere<br />
KONSTEN.4REN:<br />
EN VERDER,<br />
Zodanige Peifonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd,<br />
ef aan den Vaderlande verdienjielijk hebben gemaakt; veelal ver-<br />
zeld van hunne Karakterfchctzen, zeldzame Anekdoten die men<br />
elders te vergeefs zal nafporen, onpartijdige beoirdeling<br />
hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwij<br />
zing der Schrijvers welke van hun gehandeld hebben.<br />
OPGE MAAKT,<br />
Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste<br />
Schrijvers in verfcheideneTalen over die onderwerpen<br />
handelende, en medegedeelde Berigten.<br />
VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE,<br />
DOOR<br />
J. A. DE C H A L M O T.<br />
Met Pourtraüen en Plaaten.<br />
A G T S T E D E E L .<br />
T E AMSTERDA MjSjgg^<br />
J O H A N N E S AL Ipfgjï*-,<br />
M D G C C. .
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBOEK<br />
D E R<br />
NEDERLANDEN.<br />
AGTSTE DEEL,<br />
CoSTER (HENDRIK) , geboren te Brusfel omtrent 1<br />
midden van de XVIde eeuw , omhelsde den geestelijken<br />
ftaat, wierdt tot Priester gefchoren, en met de parochie van<br />
Lokeren, een vlek in het land van Waes in 't bisdom van Gent<br />
gelegen, befchonken. Ter zeiver tijd verkreeg hij mede den<br />
rang van Apoftolifen Protonotaris. De jammervolle ellenden, die<br />
het land van Waes in 1587 en het volgende jaar moest onder<br />
gaan, bewogen hem, een geruster verblijf te zoeken. Hij wierdt<br />
Pastoor in een der parochiekerken te Antwerpen; en vervol<br />
gens wierdt hij Kanunnik van St. Gudula te Brusfel. Welk<br />
misdrijf hij namaals beging, weet ik niet, maar zeker is het,<br />
dat hij in 1630 in 't kasteel van Vilvoorden wierdt opgefloten,<br />
daar hij na agt jaren te hebben gevangen gezeten, zig zei<br />
ven door uit te hongeren in 1638 het leven benam. FOPPENS<br />
getuigt van hem, dat hij is geweest: Homo acri £? maligm<br />
ingenio.<br />
Daar is van dezen HENDR. COSTER in druk: 1. Modus oran*<br />
di Demi. Antv. in 241K0. 2. ïfifïorie ban De ouötfjeyöt Dcg<br />
% «Satljoïijfien «©fjclcofê. % ntb. 1591. m 121110. Dit werk<br />
je bevat een beknopt tijdrekenkundig verhaal van de Kerkelij-<br />
VIII. DEEL. A ke
COSTER^CPISTER)<br />
ke gcbeiïrtsnisfen zedert den dood van den Zaligmaker tot aan<br />
'{Jaar isgt. De. Schrijver bemoeit zig inzonderheid, om de<br />
invoering van het Christendom in de Nederlanden, de Kette<br />
rden m de zogenaamde wreedheden door de. Ketters gepleegd,<br />
te ichetzen enz. Ook ontmoet m.en 'er een verhaal in, van<br />
de rampen die het land vm Waes in 1387 en 1588 zo deerlijk<br />
teisterden, en welke veroirzaakt wierden door wolven, rovers,<br />
het oorlog, duurte, daar op gevolgden hongersnood en fterf,<br />
te,.en eindelijk, zegt COSTER, door toverkollen en weerwol<br />
ven, 3. ï}ct (ebcn ban ten heiligen FKEDEGONDUS , &ieifa<br />
baber. ?{ntto, 1503, in i?mo. 4. ïjet tebers ban bm ïjcilignt<br />
GEORQ, ^arteïaar. Hptto, in ,12:11a Zonder COSTER ongelijk<br />
aan te dóén, kan men met ruimte zeggen, dat zijne boeks-<br />
keni geenzins de toets van gezond oirdeel.kunnen doorftaan;<br />
dat hij ook niet Belkeriasns was, maar tot overdrevenheid<br />
toe, geloof floeg aan fpaokzels, fchimmen, hekzen en wat<br />
ai meer onder die ktasfe kan gerangfehikt worden. „<br />
F, SWEERTII, Ath. Batav. p. 325. VAL, ANDR., Bibl. Belg.<br />
P< 348 J. F. FOPPENS, SM. Belg. p. 440, 441. M. DIERCJC-<br />
SENS , Antverpia Clixlfla nascens, Tom, IV. p. 86, 87.<br />
390, 202. PAGTJOT , Mem, littcr. Tom. XI. p, 222-225,<br />
CQSTER (LAURENS), zie KOSTER,<br />
COSTER (PIETER), Konstfchilder, is geboren te Antwerpen<br />
in het jaar 1614; hadt tot leérmeester zijnen oom ADAM COSTER ,<br />
door zijne nagtftukken en kaarslichten beroemd. Vroegtijdig reisde<br />
PIF.TER naar Italiën, hezogt Fenetiën, en wierdt in die ftad aan<br />
kluisters gebonden, doordien hij op een fchoon meisje verlief<br />
de, en zig met haar in den egt begaf. Hij fchilderde "er on<br />
der anderen het plafond der kerk van St. Jnstina, Dees Kon.<br />
ïlenaar ftierf ten Jare 1702, en wierdt in genoemde kerk be<br />
graven. Van z'yne zqne,n maakte zig ANGELUS door deszelvs<br />
uitnemend fchone penfce'konst, te Rome beroemd, L. VOH-<br />
STERMAN heeft een muzijk-gezelfebap, waar in vijf beelden<br />
voorkomen, naar het originele fchilderij van ADAM COSTER, al<br />
lerheerlijkst in hét koper géfneden, —— OttANöï, Cedaiia
COSTER. (SAMUEL) 3<br />
piporko. Bo'ogna 171-8. i» 4«- f(Ug. $un|Htï Sfficca. 3«rt
4 COSTER. (SAMUEL)<br />
verwen afgemaald weidt. Men hadt dit treurfpel in 't fait<br />
1617, voor H eerst vertoond, en fpeelde het nog, in 't jaar<br />
IQ30, (oen de gefchillen tusfen de Wethouderfchap en eniga<br />
loden van den Kerkenraad, op 't hevigst waren uitgeborften.<br />
Da. Digier haalde zig, derhal ven, den haat van fommige Ker-'<br />
kelijken ap den hals, TRIGUND en OTTQ BADIUS voeren,<br />
. dikwits, van den predikftoel, uit tegens zijne Akademie,<br />
waar op VONDEL, in enigen zijner Hekeldigten, met name in<br />
den Otter- m 't Bolwerk en in Haan Kalkoen, het oog heeft.<br />
Doch de Regering liet het fpelen zijnen gang gaan, en trok<br />
z-i^ de vercirdelingen met aan. Doktor COSTER behieldt, tot<br />
?ijnen dood toe, de achting van de aanzienUjkfte Burgers,<br />
#n van vele leden der Regeringe.<br />
Het zal niet ongefchikt zijn hier ten aanzien van COSTEF*<br />
zijne inrigting bij te brengen, dat de Regenten van het<br />
Bui ger-weeshuis, befpeurende hoe veel voor-deels het Qud&<br />
Mannenhuis trok van het fpelen van de Oude Kamer, op den<br />
feptember 1617 een verdrag met den Doktor floten, over<br />
't- fpelen, op zijne Akademie-, die men ook genoemd vindt<br />
Nederlands Oeffenfchaol, tot fligtinge en vermakelijkheid van e<br />
iegelijk. Volgens dit verdrag, zou het Weesbuis al de kosten<br />
dragen, en , in de eerfte zes jaren, een derde van 't voordeel<br />
genieten, D? overige twee derden zouden voor COSTEB<br />
gijn, Doch na verloop der eerfte zes jaren,'zou het voordeel<br />
tusfen 't Weeshuis en COSTER, gelijkelijk gedeeld worden.<br />
Op dqzs wijze, geraakte de Nederduitfe Akademie in bloeijenden<br />
ftand, die, van hare oprigtinge af, een Bijenkorf met het<br />
wpord YVER, tot haar blazoen voerde. Doch 't Icedt maar<br />
tot het jaar 1612, toen het Weeshuis de Akademie, met a!<br />
den tceftej-, tot het fpelen behorende, van Dr. COSTER over<br />
nam. Om '| verdrag, welk, deswege, op den oden augustus<br />
das gemelden jaars, getroffen wetdt te fluiten, hadden, op<br />
last van Burgemeesteren, gehandeld KORKELIS VAN CAXIFEN,<br />
HENDRIE JAKOESZ. en KORNELIS DANKERTSZ. Voor 't erf, den<br />
opftai en toeftel tot het fpelen, werden aan COSTER, 68SO<br />
guldens goedgedaan, behalven ? dat het Weeshuis ene kusting<br />
van
CGSTÉR. (WYÜÖLD DE) s<br />
Van 3200 guldens, téft behoèvÊ van LAMBERT LAMBERTSZ.,<br />
ten zijnen laste nam-. De töeftël, die onder den koop be<br />
grepen was, wordt-, In 't oirfprongkelijk Koop-kontrakt, in<br />
dezer voege befchreven: óUc fee fléfcDilfceroe bniDiaèijctibe<br />
feoccïtèn op tyt toneel fijnDc-. 22 ïfêacpcnên ban ist böömaemiT2<br />
Jtynfen op obatïen gcftfjiïöcrt- 9 ©iercatitc toaepciicti ban fee<br />
tinije en fi\a" pnnfen töacpcncn öp Doccn. 2 «Öwotc fcljilöcii<br />
feaae fee lampen acn Tjarigïn/ acn b'anbcr $i)üe fjcfctiilacirC /<br />
met Ijatï Moejc ehöé eooiöen. ïjet öaeiraDc fjefttêftwtrfi ineï fijn<br />
ïtaepfïangen / hooien tnöè bïotfê. 3 Cotffetsi Die |Jft plein<br />
öinreijcltcti met hart fchïagen enöc taticheii. jiïótïj cm sninött<br />
tacffrf met 2 fcfiiagen. 3 jmm» öacr tiet toneel met* bcföJoöt<br />
tooit. e triümpbtoagen. 't ©retrcantc ontaertocit. öcmicii bmt<br />
tecnctoertH/ op üeti foïfaer lerjgcnör. Het Weeshuis bteef dtis<br />
de Akademie alieen behouden, tct op het jaar I8§5, toen<br />
het zelve 'er een derde van aan het Oudé-Mannenhuis ver><br />
fcogt»<br />
Behaiven de Tone/elftukkbri door Dr. SAM. COSTER vervaar<br />
digd, is 'er nog van hem in drukt ©ertljooiiitigc gïbatn bij tté<br />
bet Jücba-fcuitfttje 3ttabcmi/ tooi bebri ban Öe 42*;. ^ee'nti bc*<br />
pt f&eBc Stirtfier&am/ tot ontfjaal ban fijne fermmglijne 8$tafi*<br />
jieijt ban ÏSogfetrtêrt/ fa 't jaat 1621 öen 6 |tim> 3ïmfc iëit,<br />
in 4t0. Van zijne Treur-, Blij- en Khigtfpeici vindt mén en'e<br />
opielling in het Register der Nederhndje TtmeePDijgdfin^ tdelft<br />
1743» bl. 26, 27. TULP,
6 COSTER Ü3. (BERNARD)<br />
van die orden, in genoemde ftad. Hij wieidt in 1C66 blind,<br />
en ilierf den 2 april 1674, in den ouderdom van 79 jaien.<br />
Daar is van hem _in druk: TtaBatus Euchmfikus, hoe eft,<br />
de Euchariflice Sacramento £? Sacrijlcio .&c. Colon. JÓ46. m<br />
I21B9. — — IIERTZHEIM, Bill. p. 363. PAQUOT, Menu litier.<br />
Tom. VUL p, 309, 310.<br />
COSTERUS (BERNARD), geboren te Woerden den 17<br />
junij 1645, uit een zeer eerlijk en binnen die ftad zedert<br />
een aaneenschakeling van jaren in aanzien gedaan hebbend<br />
geflagt. Zijn vader was ALBERTUS COSTERUS, .meermalen<br />
Burgemeester en tefi'ens Secretaiis van 't groot Waterfchap<br />
van Woerden, die door zijn goede dienden in beide deze<br />
ambten bewezen, nog in onze dagen zijn roem onder de<br />
inwoonders dier ftad heeft behouden, en door een goed ge<br />
tal nakomelingen aldaar, en ook elders door ons land ver-<br />
fpreid, zijn geflagt heeft, yotj:tgeplant. Zijn moeder was<br />
ELIZABETH 'T 'WILD, en zijn vaderftad de kweekfchool,<br />
waar in hij de eerfte beginzelen der wetenfehappen heeft<br />
bekomen; vervolgens wierdt hij naar Gouda gezonden, om<br />
onder opzigt van den Rector WOERDANÜS, grondig onderligt<br />
te bekomen, in het grieks en latijn, benevens de voorberei<br />
dende wetenfehappen, zo nodig om met vrugt van de akade-<br />
mife lesfen gebruik te kunnen maken. Zijn vlijt en naaiftig-<br />
heid beantwoordden ook volkomen aan de zorg die zijn Mees<br />
ter aan zijn onderwijs befteedde, en hij ftreefde binnen<br />
kort alle zijne medeleerlingen voorbij. De fcholen dus met<br />
groten lof doorlopen zijnde , wierdt hij te gelijk met zijn 'broe<br />
der JOHANNES, die namaals Predikant te Delft geweest, en<br />
aldaar geftorven is, naar het Hogefchool van Lcijden gezon<br />
den, alwaar hij onder de beroemdfte Mannen van dien tijd<br />
zijne ftudien voortzette. Over de talen, gefchiedenis en oud<br />
heden, hoorde hij den kundigen JOH. FRED. GRCNOVIUS, en<br />
ADRIAAN BEEKERS VAN THIENEN was zijn leermeester in ce<br />
regten; met grote naarftigheid bezield,' vorderde hij onge<br />
meen , en wierdt den 28 fèptetaber 1668, tot Doktor in bei<br />
de
COSTERUS. (BERNARD)<br />
de de regten bevorderd, onder verdediging van een dispuit:-<br />
De vulgari rjf pupillari Subftitutione. De Akademie verlatende,<br />
begaf hij zig naar 's Hage, om voor de beide hcge Gerigts-<br />
hoven, uitnemende leerfcholea voor jonge Advokaten, de<br />
praktijk te oeffenen; hier niet zeer lang verbeid hebbende,<br />
keerde hij naar zijn Vaderftad te rug, en wierdt op den 29<br />
maart 1670, door Dijkgraav en Heemraden van 't groot<br />
Waterfchap van Woerden, tot hunnen Advokaat aaDgefteïd» en<br />
tien 2den meij daar aan volgende, wierdt hem het Seaetari*<br />
aat Van.de ftad Woerden opgedragen* Hier was hij cp zijn<br />
regte post, en Woerden, toen in een bloeijenden ftaat wezênde,<br />
en haar onderhorige geregten meerder bezigheden veuehaffen-<br />
de, dan na bet jaar 167+, toen aldaar alles bedorven en Ver<br />
vallen was, heeft hij die egter te midden van aile hare rampen-<br />
zodanig bedient, dat zijn roemen lor'groot was in die land*<br />
ftreek. Ten aanzien van zijne Secretarie, archieven en<br />
fchriften, nam hij zodanige nette.orde in acht, dat mennet<br />
iemant te vergeefs naar enige Rukken hoe oud ook, behoefde<br />
te vragen. Toen de Franfe wapenen Neerlanis bodem zo<br />
deerlijk teisterden, was ABRAHAM OIIMEA , Heer van 's Ora~-<br />
venfioot en Bateftem, van zijn landgoed naat Woerden gevlugt,<br />
en door de familie van onzen COSTERUS, met veel gulheiden:<br />
dienstbetoon onthaald, waar door 'er tusfen dien Heer en<br />
onzen BER^ARD een warme vriendfehap en gemeenzame ver<br />
kering ontftond. De Heer ÜRMEA was rijk en welgéfteld,.<br />
doch met een zwaar 'huisgezin voorzien, en leed ongemeen»<br />
gelijk meest , alle de ingezetenen van die landftreek, in .zijne<br />
goederen; dit veroirzaakte hem veel beflommeritig-eu werk's,.<br />
tot welker hulp hij dikwerf van COSTERUS zijnen raad en<br />
arbeidzame werkzaamheid gebruik maakte. Hier .door beves<br />
tigde hij zig niet alleen in des vaders gunst, maar drong ook<br />
in die van zijn dogter LUCF.ETÏA ÜRMEA, en won grotelijks<br />
hare genegenheid; 't welk van die uitwerking was, dat hij.<br />
met uitbundig genoegen van den ouden Heer, den 20 feptem*<br />
bar ió;8 met baar huwde, hebbende iiegts ene dogter bij-<br />
haar verwekt, ELIZABBTU geheten, die den t juHniêys) ter<br />
•A 4 WH»
'5 COSTERUS. (BERNARD)<br />
wereld kwam, en reeds den 4 feptembcr daar na overleed.<br />
Op den 31 oktober 1684, wierdt bij verkoren tot Burge<br />
meester van Woerden, het welk hij voor den korten tijd dat<br />
hij die waardigheid bekleedde, tot groot nut van de burgerije<br />
heeft waargenomen; doch toen 'er een gefchil tusfen de Rege<br />
ring van Woerden pi deszeivs Bailjuw, zijnde de Heer van<br />
Werkendam, voorviel, waarbij hij dezer ftad regten met de daad<br />
befnoeide en zig meer gezag aanmatigde dan hem toekwam,<br />
verzette zig COSTERUS daar met alle kragt tegen, maar te ver<br />
geefs, doordien de Heer van Werkendam, door anderen die<br />
insgelijks belang fielden om de kleine fteedjes te onderdrukken<br />
en van hare voorregten te beroven, geiugfieund, zijn zin er<br />
langde, 't welk COSTERUS , zig aan geene overhering kunnende<br />
onderwerpen, tot grote fmert der burgerije het befluit deedt<br />
nemen, om zig eerst in november 1084 van zijn Secretaris<br />
ambt te ontdoen, en daar na den 1 meij 1085 cok als Bur<br />
gemeester te bedanken, en zig voorts met 'er woon te begeven<br />
naar de provintie Utrecht, alwaar zijne vrouws goederen voor<br />
een groot gedeelte gelegen waren; wonende 's winters in de<br />
ftad en des zomers op den huize Batenftein, alwaar hij zijn<br />
tijd ongemeen genoeglijk doorbragt, en zijne meeste uren<br />
fleet met lezen, en het geven van regtkundige advijzen aan<br />
veriegene menfen, die van vele oorden naar hem toevloei<br />
den, en zulks deedt hij zo belangeloos, dat hij meestal de<br />
heden, met raad , daad en fchriftelijk berigt ten dienfte<br />
Rondt, zonder iets voor zijnen arbeid te vorderen. Ook<br />
leefde hij hier ongemeen afgezonderd, ziende behalven zijne<br />
famRie en zeer weinige gemeenzame vrienden, geen gezelfchap<br />
hoe genaamd. Op groot aanftaan van fommige zijner oude<br />
kennisfen die te Gouda woonden, haalden zij hem met veel<br />
moeite over, en onder verzekering van hem een goed ambt te<br />
zullen bezorgen, zijn verblijf in die ftad te nemen; doch dit<br />
duurde flegts een jaar, want toen keerde hij naar zijn geliefd<br />
Batenftein te rug, met voornemen om 'er het overige van zijn<br />
levenstijd te flijten; dit zoude hij ook volvoerd hebben, ware<br />
het niet geweest, dat door den dcod van zijnen broeder GYS--,<br />
EERT
COSTERUS. (BERNARD) 9<br />
JIIT CCSTERUS , die den 27 julij 1701 overleed , en Se<br />
cretaris van 't groot Waterfchap van Woerden was, hij om<br />
dit Secretariaat in de familie te behouden, gewillig den last<br />
op zig hadt genomen, om het waar te nemen, tot dat zijn<br />
broederszoon WILLEM COSTERUS mondig geworden zoude<br />
zijn, ten wiens behoeve hij 'er ook ten jare 1715 afftand:<br />
•van deed. Ter zeiver tijd wierdt hij weder gewoon Advo<br />
caat van dat kollegie , H welk hem noodzaakte zig eenmaal<br />
ter week naar Woerden te begeven.<br />
Zijne ruste en vermakelijke eenzaamheid wierdt niet weinig'<br />
vervrolijkt, en verkwikt, door de verkering van zijne lieve en<br />
verftandige huisvrouw LUCRETIA ORMEA, die een fieraad was<br />
van het vrouwelijk geflagt in haren tijd; zij muntte uit in<br />
godsvrugt, en weldadigheid, bezit bij een edele ziel een on<br />
gemeen fijn oirdeel, en was daarbij een fchrandere huishoud»<br />
fter; doch deze voortreffelijke Vrouwe, die aangenaame ge-<br />
zellinne zijnes levens, ontviel hem den 1 rnaart 1714; welk<br />
hitter verlies hem zodanig trof, dat hij 'er bijna moedeloos van<br />
wierdt, en geen wonder, hij hadt zig nimmer met huishou-<br />
dings zaken onledig gehouden, en die last Rond nu geheel<br />
op zijne fchouders te drukken; doch zijne vrouws nigt en<br />
voedfterlinge JACOMINA CLOTTERBOKE, benevens hare zuster<br />
EVA gehuwd aan den Profesfor PIETER BUKMAN den ouden,<br />
befloot, alle de genotene weldaden en hartelijke vriendfehap<br />
van deze twee egtgenoten aan haar en de haren bewezen,<br />
aan den ouden Heer, met dankbaarheid te vergelden; zij fcogt<br />
Bateftein, dat openbaar geveild werdt, en verzogt den ou<br />
den man bij haar te willen inwonen , in welken voorilag hij<br />
met het grootfte genoegen bewilligde; en na te famen het<br />
winterfaifoen in zijn huis te Utrecht doorgebragt te hebben,<br />
be"aven zij zig des zomers weder naar Bateftein, daar zij ir.<br />
ftilte en de volmaaktfte overeenkomst in wille en genegen,<br />
heid tot in 't jaar 1733 doorbragten, wanneer zijne nigt<br />
CLOTTERBOKE , door ene kortftondig durende beroerte van<br />
hem wierdt afgerukt, en hij zig dus in zijn ouden dag be<br />
loofd zag van alle gezelfcbap, 't doo gaande lot *an menfen<br />
A 5<br />
t 0 £
ip CGSTERÜ3. (BERNARD)<br />
tot z-ilk een hrgea ouderdom ge.leigeri; a s taea be3oo: hj<br />
voortaaa het gaat-c jaar ts Ukngjl '.e biljoen, tot zrze<br />
buisocwdfter ene o\Je vrouwe van beproefde camee ne-<br />
menie, die te voren xei 25 jiren bii heai 1*^: gcaisa-i. Ia<br />
dezer. tosSacd wagae hj rust-g dea bij G-.-D hnpnliVri Lji .zg.<br />
aer octbiadiEge af, doch die hen egter ia zija vaierirad Wtct-<br />
ie* was voorbefchikt, want rog a-ia: scs zester vaa elf kin-,<br />
deren die zg geweekt waren over hebbende, nane&fc Jlau<br />
COSTER-JS, die te Gtatii getrouw d was geseest met WILLE*<br />
VAX Noarr, er. eesn kiaasrea ia Ie.£3 had:, beiioot dezs bg"<br />
haie vrienden ie H mdiJi te gaAa iEïrjnen. Op aaairag van<br />
deze z-s:er, 'ocZooc de grl^d- CoiiEairs zar.e ijjiiho^iiag.<br />
te U:r::ht op te breken, ea insgelijks naar IVitrien te verhui.<br />
aea; hg deeit zalks, doch was hier aauweiijks eea rmnj<br />
geweest, of hg fiieif, wordende '=ra~rgers via den 5 oktober'<br />
1735 dood in zgn beide gevo-uen, na dat hg dea oudc.-.j<br />
van 90 jaren en bijna 4 m -anrWi hadt bereikt.<br />
BïxsAia COSTEACS was eea man vaa eea ongemene lig-:<br />
hair2i::e:.-::e, ': sri.i irz.r;-cr:.e i :ar. zl_- = rr.ru :a het<br />
nuttigen van fpgs en drank moet wo«Jen toegeicire.er, wa.:t<br />
hij at aiaaner tot voikonsea verzadiging tte, ea aioak zeld<br />
zaam meer daa vier of «jf kelkjes wgn, zelvs op de Waar-<br />
grsavs raaaiLdea, ciz: z.j-e :e-er.swoo: i.'c-.eid tl; he: üaitea<br />
der rekeningen vereist wiedt, en «eeitgis tot Matheid<br />
toe de beker werdt geiigt, was nieaaEt • Raat orn hem van<br />
znn aargeromea ie.ensregel te doea afzien; ook heeft<br />
hg mecigmalea op zijne geaonibcid geroemd, en aan zgee<br />
gemeenzame vrieaden betuigd, dat hg naraaer enige ziekte<br />
van belaag, en ongemak van püi ia 't hoofd, ocgefcide<br />
ipaag, benauwde borst, graveel, jjg of andere kwalen, die<br />
den o_:e-::- c:c:r:;-s v_.-zs er., heu> ge.ce'u, za Jat hj<br />
Ut die h~og:e vaa jaren is geklommen mcr een gezoad üg-<br />
haan en kvecdigen geest, en tot zLn einie toe een onbegrg.<br />
?e.r : goed geheugen. Voorts was zijn karakter uitnemend»<br />
h? tedere-godsvrugt, voegde hij goedaard :<br />
gheid, meiedeel-<br />
zzaraae;^, p as aanffBaaa ia g-zsucoap, ea eea war ai vr<br />
6^5
C03TERUS. (BERNARD) li<br />
geen opwellende hartstogten ontroerden zijne ziel, en hij was<br />
zodanig meester van zijne driften, dat, wat hem ook is ge<br />
beurd , genoegzaam nimmer een vlaag van toorn of opftaivirig,<br />
hem heeft vervoerd; zijn enige aandoening was, wanneer zij<br />
nen vrienden of caastbeftainden, die hij hartelijk beminde, iets<br />
noodlottigs ontmoette. Een ijverig voorftanier was hij d^r<br />
vrijheid en van des volks voorregten, en bejammerde harteiijk<br />
de lampen die zijn vaderiar.d inzonderheid troffen in het tijdvak<br />
waar van hij ons in zijn werk het tafereel fchetst. Met lede<br />
ogen ten jare 1672 de verheffing van WILLEM DE lil. aan<br />
ziende, kost hij niet anders dan met veifocijing de middelen<br />
befchouwen, die fommigen van deszelvs aanhangers en afhan-<br />
.gelingen te werk fielden o;n hem tot die grootheid te verhef<br />
fen, waar toe hij is geklommen; middelen ook, waar van do<br />
meesten zo verfoeijelijk, gewelddadig, ja godtergend zijn ge<br />
weest, dat die uit de geichiedenisfen op te halen, een z.-vart<br />
register van de fnoodfte boosheden zoude opleveren. Dan hoe<br />
nauw COSTER'JS ook verbonden was aan de ftaatkundige be-<br />
ginzeis die hij beaamde, en hoe vurig hij die ook in gemeen<br />
zame gefprekken veidedigde, heeft hij zig nimmer in en ge<br />
jaadfiagen gemengd, of zelvs deel willen hebben aan gefchrif-<br />
ten, die den als toen heerfenden (iaat van zaken zouden heb<br />
ben kunnen gehaat maken.<br />
De tijtel van COSTERUS zijn werk dat zo veel gerugf ge<br />
maakt heeft, is deze: ïJifhrnsch Dcrrjaai/ ofte ctme ^Durtie<br />
ban ;aahcïi / raahraöc het tancrni ten Dc ïkpuMim'c ban<br />
.Holland cu Westfriesland, bc beranbcnnge in öc Öcgcvmrjey<br />
inet Drn gtboigc ban öicn / tcUer: oen jarc 1572. t:Dcn Wour-<br />
den cu Oadewater, toaarbij Dc .éch?i>btrd ban Dtcn tijö fcw<br />
tol tococrlegt. Mlt$ berbat m ticec Stieten 0002 JBg, BES-<br />
KARD COSTZP.US, in ben jaare 1672 getoetst ;iuiDc .ficrrcte^S<br />
bcr ^teöc Wourden. «De ttoeebc jeer bermerrbrrt<br />
ioo? ben *ltit5cur, 3£cj#m »73* ''"> UK In het etrfti-Qeéttl-
22 O0STERÜ& (FLORENTlUS*)<br />
re van dit werk, 't welk geenzins in enen uitlokkenden Rij?<br />
& gefchreven, en 't welk tot walgens toe opgevuld is met<br />
, aanhalingen uitallerleijeSchrijvers, die geftadig den vloeijenden<br />
loop der lezing Horende, de aandagt vermoeijen; zoekt de<br />
Schrijver te betogen, het regt van Woerden en Oudewater om<br />
ter dagvaart in Hollands Staatsvergadering te verfchijnen. Het<br />
tweede Gedeelte, behelst zijn Hiftorisch Verhaal van de treffende<br />
rampen die inzonderheid Woerden in de jaren 1672 en 1673<br />
hebben getroffen, welke hij voornamentlijk toefchrijft, aan<br />
de grove fauten die de Prins VAN ORANJE in den veldtogt<br />
Van 1672 beging, en met het verlaten door hem van den<br />
Tsfel, tegen een uitgedrukte refolutie der Staten van Holland<br />
aan, waar door Woerden door den Prins fchandelijk verlaten<br />
tot wanhoop gebragt, en gedwongen wierdt, het befluit te ne-<br />
inen om zig aan de Franfen over te geven. Voorts wederlegt<br />
hij zodanige plaatzen uit VALKENIERS Verward Europa , en<br />
SYLVIÜS of eigentlijk VAN DEN BOSCH zijn Vervolg op AITZEMA,<br />
Zaken van Staat en Oorlog, waarin geheiutenisfen die door hun<br />
op ene verdraijde wijze verhaald, aldaar in een licht voor<br />
komen, dat geenzins de toets der waarheid kan doorftaan.<br />
Inzonderheid heeft hij het geladen op JAC. BASNAGE zijne<br />
Annales des Provinces Unies cjfc. die hij „ een Huurling noemt,<br />
„ van vetfeheidene grote Heren in deze Republijk gebruikt<br />
} i tot onze Hiftorien te befchrijven, daar hij niets van wist als<br />
„ dat men hem opgaf enz." Zeker is het dat BASNAGE fom><br />
inige omflandigheden van gebeurtenisfen verhaalt, inzonder*<br />
heid die betrekking tot het Stadhouderfchap Van WILLEM<br />
DEN III, en het voorgevallene te Woerden, hebben, Welke<br />
COSTEKUS klaarblijkelijk toont, dat om met de waarheid over<br />
een te komen, in een ander daglicht hadden moeten geplaatst<br />
worden. P. BURMANRUS, ad Syllogen Epift. Tom. IV 4<br />
p. 201. C. SAxi, Onomaft. Pars VI. p. 113, 114. PAQUOT,<br />
Mem. litter. Tom. X. p. 213-218. Aanmerkingen over GUND-<br />
%NG, bl. 253. De Foorrede en het Werk zelve van COSTEKUS.<br />
COSTERUS (FLORENTItTS)j Was ten jare 1674 Piedi.<br />
k*hi
CQSTERUS. (FRANS) *3<br />
kant te Hoorn. Voor de zesdemaal wierdt van hem in gemek<br />
de ftad gedrukt: üeöcrlanbt^ ©loeft en Etsen en üc&clfê Re-<br />
unie / bermeerbrrt mtt een nieutoen ©loeft en Segen / en anbc*<br />
tp SSiböaghiïoffen; niit&abcrs? ene 23ebe§tit;in3 en ttoee J>ijno-<br />
Öale f JCÖihanen fc. loe?n 1740. in 8bo. Dit werkje 't welk<br />
uit XII Predikatiën beftaat, behelst een verkorte gefchiede-<br />
nis der voornaamfte gebeurtenisfen van ons vaderland. Zijn<br />
verhaal van de wonderen en weldaden Gons aan de Kerk be<br />
wezen , begint met de Xllde eeuw, en eindigt met de Natio<br />
nale Sijnode van Dordrecht, in de jaren 1618 en 1619 gehouden,<br />
't Verhaal der wonderen en weldaden GODS aan ons vaderland<br />
gedaan, begint roet de Spaanfe tijden, aanvankelijk met 't jaar<br />
156Ö, en eindigt met 1674. Dit werkje kan grotelijks van<br />
nut zijn tot onderrigting voor de genen welke flegts een op<br />
pervlakkig denkbeeld van Nederlands gebeurteftisfen in de ge<br />
melde tijdvakken verlangen,<br />
COSTERUS (FRANS), Jefuit, geboren te Meclteten ten<br />
jare 1530, reisde in 1552 "aar Rome, van waar IGNATIUS DU<br />
LOJOLA hem in 1556 naar Keulen zondt, om aldaar het nieuw<br />
opgerigt kollegie, de Drie Kronen genaamd, tot een kweek-<br />
fchool voor zijne orden in bezit te nemen, en daar in Iesfen<br />
te houden, Hij bereikte dit doelwit, en trok door zijne wel-<br />
fprekendheid en ongemene bekwaamheden een menigte toe<br />
hoorders die zijne lesfen kwamen bijwonen. Vervolgens is<br />
bij tweemalen als Provintiaal zijner orden naar de Nederlanden<br />
gezonden, en eens aan den Rhijnkant; ook woonde hij tot<br />
driemalen' toe de algemene vergadering der Jefoiten te Rms<br />
hij. Hij ftierf den 9 november 1619 te Brusfel in den hogen,<br />
ouderdom van 88 jaren, grotelijks door de zijnen betreurd,<br />
doordien hij een warm ijveraar voor de belangen der Sociëteit<br />
was cn een vinnig tegenftrever van de Protestanten, *t welk<br />
ook zijne door den druk gemeen gemaakte fchriften getuigen,<br />
welke zijn:<br />
1. Enchiridim Controyerjiarum prxcipuarum in Religlone. Colat.<br />
jóoo. in 8w. naderharfd meermalen herdrukt. 2. Jpohgeticm
CÖSTERÜS. (JAN)<br />
mm pro Énrhiridio, adverfus FRANCISCUM GOMARTJM, Calvinia.<br />
num. lif. 1604. in 8w. 3> Epistolam ad FR. GOMARÜM Anti-<br />
Costerum. Ib. 1600. 8 va. 4. Epistolam ad GASP. GREVINCHO-<br />
VIUM, Calviniani verbi apud Rotterodamenfis Prcedicantem. Ib. 1600.<br />
in 8vo. 5- Demonftrationem veteris Ortlmdoxa fidei. Col. 1607.<br />
gvo. 6. Responfonem ad fententiam Senatits Leydenfis, contri<br />
PETRUM PAN, Leyda: intentatam. Antv. livo. 7. Responjionem ai<br />
Asfertionem analyticam ANDERS: CALLEE Calvinistce, contra SS.<br />
Eucharistiam. Colon. 1586: in ïzmo. 8. Responfionem ad Luca<br />
ÖSIANDSI ftolidam Refntationem VIII Propojitionum Cathalicarum.<br />
Colon. 1608. in &ro. p.' Anmtationes in Novum Teftamentiim,<br />
ac in ea pracipile loca, qua rapi in contréverfiam ab h. reticis folent.<br />
Antv. 1614. in folio. En vele andere.-, van den zelvden Item-<br />
pel. J. F. FOPPENS, B'M. Belg. p. 189, 190.<br />
COSTERUS (JAN), is geboren te Leuven, en geweest re-<br />
guliere Kanunnik van St. Maartensdal in die Had, en vervol<br />
gens wierdt hij Prior daar van ten jare 1554. Aan het TIo-<br />
gefcbool heeft hij tot Contubernaal gehacTt den beroemden<br />
JUSTUS LIFSIUS, met wien hij in een nauwe vriendfchar vor-<br />
kering leefde. Hijfli'erf (e Leuven den 9 maart 1559, in den 1<br />
ouderdom van flegts 44 jaien; en zijn vriend JAKOB LATQ-<br />
MUS, maakte ter zijner gedagtenis het volgende graffchrift;<br />
COSTERUS jacet hic, fatis hoe monuisfe, vlator.<br />
Nempe quis audito nomine plura roget?<br />
Spoiite tibi hic fitbeant nivei £f fine erhnine mores %<br />
Canaque cnm fumma Reiigione fides.<br />
InviSlum peSus, nulli penetrabile cu'.pe,<br />
Virtutis cupidum, nequititvque fugax.<br />
Intentum. fludiis femper, fancioque labori:<br />
Deniquf per cunflos vita probata modos.<br />
Artibus in ccclum fi quis grasfetur eisdem [j'c.<br />
"Daar is van hem in druk uitgegeven: 1. Vincentium Lirlnen-<br />
firn contra Harefes: cui £5" Commentariolum adjecit. Lov. 1568.<br />
in lïmo. 2. Sermones Guerrid, Abbatis Igniacenfis. Lov. 1559.<br />
Ö 3
COSTERUS. (JOH.) (RUMOLD) COTEREAU. (JAN) 15<br />
£f Antv. 1576. in lima. 3. Qmmentarius in Cantica Cantieo-<br />
turn. Lov. 1558. Ook heeft hij ene uitgave bezorgd ten jat*<br />
1555, der werken van den Kerkvader AMBRPSIUS, V Delen<br />
in folio; ook zijn 'er verfcheidene Iatijnfe Oratien van hem in<br />
druk, —— I« E. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 620, 621. FR.<br />
SWEERTII, Athen. Belg. p. 2ö8. C. SAXI, Onom. liter. Pars<br />
JIJ. p. 227.<br />
COSTERUS (JOHANNES), geboren te Aalst, wierdt ten<br />
tare 1561 bevorderd tot Meester tn de vrije konden, vervol<br />
gens tot Licentiaat in de godgeleerdheid en Pastoor van de<br />
Rad Oudenaarden iwFlaanderen; alwaar hij ook inden bloei van<br />
zijn leven is geftovven den 10 jurs'y 1580, na dat door hem<br />
was in 't licht gegeven: Injlitutionum de exitu Mgypti & fuga.<br />
Babyitmis, hoe ejl, de exitu Catholicorum è civitatibus Hoereticorum.<br />
Duaci 1580. in Svo, J- F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621.<br />
COSTERUS (RUMOLD), van Mechèlên geboortig, begaf<br />
zig in het Minoriten klooster te Antwerpen, waar van hij<br />
meermalen Prior is geweest; hij ftierf "er den 1 oktober 1679,<br />
na in druk te hebben uitgegeven: ï. Manna abfeonditum, feu<br />
Chriftum in SS. Èucïïarijtié Sacramenium. Antv. 1673» in 8vo.<br />
2. Scalam candiaam Cceli , five Deiparam Vir'ginem &c. Gand,<br />
1679. in Svo. SAKDERÏ, Brabant ia illuflr. Tom. III. p.'<br />
223. J. f' FOPPENS, Bibl. Belg. p. io8
1(5 COTEREAU. (MAXIMILIAAN) COUDEMBERö.<br />
zindheid te verzagten , en haar voor de vervolgingen der gru<br />
welijke Iaquifitié en het bloeddorftende Geregtshof door A L V A<br />
ingefteld, te befchermen. Dees vervolgzieke Keiklijke heeft<br />
een agttal Leerredenen uitgegeven, die eerst afzonderlijk, en<br />
naderhand ten jare 1586 bijeen gedrukt zijn. In deze Leer<br />
redenen, waar in veel verftand doch bittere partijzugt re<br />
gens andere gezindheden doorftraalt, en die men verzekert<br />
vindt, dat hij met ene bevallige welfprekendheid uitfprak,<br />
verraadt hij enen vervolgzieken geest, die zijner gedagte-<br />
His oneere aandoet. Du VERDIER, Biblioth, p. 683,<br />
684- F. SWÜERTII, Ath. Belg. p. 414. VAL. ANDR. Bibl. Belg.<br />
p. 487- J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621. SANDERI, Flandri»<br />
illuflr. p. 451. J. COUSIN, Hifi. de Toumay. Tom. IV. p. 234,<br />
235. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VII. p. 417-421.<br />
COTEREAU (MAXIMILIAAN), Heer van Ghbeek, was<br />
een der verbonden Edelen, en behoorde tot een Ade'ijk ge-<br />
flagt in Braband, zijnde de zoon van T H I R A U T , Raadsheer ts<br />
Brusfel, en van A D R H N A TEMPSICH; hadt in huwelijk LOUISE<br />
D'ITTRE, en liet verfcheiden kinderen na; waar onder FILIPS,<br />
getrouwd met A N N A V A N R Y F F L A A R D ; en ene dogter die tea<br />
Hianne hadt den Ridder BROYART.<br />
Het geflagt van COTEREAU of COUTEREAU, dat nederdaalde<br />
uit dat van D A M M A R T I N I , werdt in 't jaar 1663, tot den Mark-<br />
graavlijken ftand verheven ; en was gedurende de XVIde<br />
eeuwe, met vele eerfte Huizen in Nederland vereenigd. Zie<br />
CHRISTIN., Jurispr. Her. p. 292, 293- 419. Le vrai Supple<br />
ment au Nobiliaire des Pays-bas, p. 5. COUTEREAU wordt de<br />
naam gefchreven in Nobiliaire des Pays-bas. Tom. I. p. 187.<br />
229. Tom. II. p. 419-421. Doch, in 't Supplément p. 6. Raat<br />
COTERAU. De verbintenisfen met WASSENAER , B E R C H E M<br />
RENESSK enz., blijken uit de Stamlijsten van deze Geflagten.<br />
•' J. W T E W A T E R , Hifi. van 't Verb. der Edelen. II. D.<br />
bl. 326, 327.<br />
COUDEMBERG (PIETER), is Apotheker geweest, dj»<br />
ia
COUHOVEN. COULSTER. (VAN DER) 17<br />
jn ï 568 te Antwerpen woonde. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />
VALERII CORDI , Dispenfatoriwn Plmrmacorum omnium qua in uju<br />
potisfimum funt, ex optimis Autloribus, tam recentibus quam<br />
Veteribus, collectum, ac fcholiis utilibus illuftratum , in quibus<br />
imprimis Simplicia diligenter explicantur. Adjetlo novo ejusdem<br />
Libello. Antv. 1568. in 121110.. Dit werk was voor de eerfte-<br />
maal ten jare 1535 te Neuremberg gedrukt; zedert die tijd is<br />
het dikwerf met veranderingen en verbeteringen in het licht<br />
gegeven. COUDEMBERO , heeft het ook in 't frans vertaald uit<br />
gegeven, onder den tijtel van: Le Guidon des Apotiquaires,<br />
t'efi d dire, la forme & maniere de Compofer les Mèdicamens, pré-<br />
mierement traittée par VALERé CORDE , traduiüe du latin en<br />
franpis, tj? enrichies dAnnotations. Lyon. 1575» »'» I2ms. VA-<br />
LERIUS CORDUS was een Hes van geboorte, voor de tijd<br />
waar in hij leefde zeer kundig in het vak der Planten. Hij<br />
was fbgts 29 jaren oud, toen hij op den 2 5.feptember 1544.<br />
te Rome ftieif. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 732. J-F.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg.p. 968. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIV.<br />
p. 248, 249.<br />
COUHOVEN, een der verbonden Edelen, was misfcbien<br />
uit het geflagt van COUDEHOVE, 't geen in de XVIde eeuw<br />
groot aanzien hadt; zie Nobiliaire des Pays-bas, Tom. I. p.<br />
65, 66, &? Ie vrai Supplément, pag. 17. 38, 39< LE CAR-<br />
PENTIER , Hifi. Genéal. Part. III. p. 954.; of wel, uit dat van<br />
COUWENIIOVEN, omtrent dien tijd in Holland wel bekend.<br />
. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verbond der Edelen.<br />
II. D. bl. 327-<br />
COULSTER (VAN DER), is de naam van een oud en zeer<br />
aanzienlijk Hollands geflagt, 't welk een kasteel of adelijk huis<br />
van die zelvde naam nabij Alkmaar gelegen, heeft bezeten,<br />
doch dat ten jare 1517 door de Geldéifen wieidt verbrand en<br />
vernielt. Het oudfle mannelijk oir, 't welk wij van dit geflagt<br />
vermeld vinden, is WILLEM VAN DER COÜLSTER, die Kance<br />
lier is geweest van Hertog ALBREGT VAN BEYEREN , Graav van<br />
'VIII. DEEL. P> HOU
2S COULSTER. (VAK DER)<br />
IlaUand, en wierdt gekoien tot Domproost van UtrecJit i$<br />
1392, hij ftierf in 1399.<br />
YSBRAND VAN DER COULSTER , zeer waarfchijnlijk een broe<br />
der van WILLEM, leefde ten jare 1390, is gehuwd geweest<br />
aan MARIA VAN WANGEWYNS, en heeft bij haar verwekt, drie<br />
zoons en ene dogter, namentlijk WILLEM VAN DER COUL<br />
STER, die de hofftede van den zelvden naam bij Alkmaar in<br />
eigendom bezat, en ten jare 1422 van Hertog WILLEM VABT<br />
BEÏESEN, de Ambagts-heerüjkheid van Oestdom en Heilo ver<br />
kreeg; hij liet na vier dogters, waar van de oudfte MARIA VAN<br />
DES COULSTER, vrouwe van Heilo, was, dat zij met COULSTER<br />
ten huwelijk bragt aan haren man PIETER VAN RUWEN, zoon<br />
van KLAAS, VAN RUYVEN, en van JUDITH A'ALBOUTS. Zij ftierf<br />
in een zeer hogen ouderdom, nalatende ene dogter JOSINA<br />
VAN RUWEN. YSBRAND VAN DER COULSTER, tweede zoon<br />
van YSBRAND, hier haven en van MARIA WANGEWYNE, ftierf<br />
in *t jaar 1422, en leir in de grote kerk te Dordrecht begra<br />
ven , nalatende een zoon.<br />
WILLEM VAN DER COULSTER, zoon van YSBRAND, is ge<br />
veest in 1425 Rentmeester Generaal van Zuidholland en<br />
Kastelein van Schonhoven, hij ftierf in 1448. Zijn eerfte<br />
vrouw was de zuster van ABEL PIETERSZ. , Burgemeester van<br />
Dordrecht, welke een 2oon was van PIETER ABELSZ. en ADRI-<br />
ANA VAN DER TYMPEL , JANS dogter, genaamd SLINGELAND ;<br />
daar na huwde hij met zijn nigte ADRIANA VAN DER COULSTER ,<br />
zij leefde nog in het jaar 1484. WILLEM verwekte bij zijn<br />
eerfte vrouw: ï, YSBRAND VAN DER COULSTER, die volgt. II,<br />
FLORIS VAN DER COULSTER , die kinderloos overleden is. III<br />
GKRBRAND VAN DER COULSTER, is Schepen geweest te Dordr<br />
recht. Hij huwde in 1497 met BEATRIX VAN BROUICHOVEN,<br />
en ftierf ia 1519, nalatende twee zoons en drie dogters. De<br />
zoon YSBRAND VAN DES COULSTER , is ten jare 1520 geweest<br />
Kastelein op Louvejlein, hij fneuvelde in den oorlog tegcns da<br />
Gelderfm voor TUI, in het jaar iS3r, zonder kinders. De<br />
tweede zoon van GERBRAND, was WILLEM VAN DER COUL*<br />
STEP., deze ftierf in 1502, nalatende twee dogters,<br />
Ys*
COULSTER. (VAN DER) if<br />
YSBRAND VAN DER COULSTER, zoon van WILLEM en van<br />
PIETER ABELS dogter, was ten jare 1477 Thefaurier van Dord<br />
recht en ftierf in 1483. Hij hadt ten vrouwe MACIITELD VAN<br />
ALKEMADE, dogter van FLORIS VAN ALKEMADE, en leefde nog<br />
in 1513; hij heeft bq zijn vrouw verwekt drie zoons en drie<br />
dogters: L WILLEM VAK DER COULSTER , die volgt. II. FLO-<br />
Ms VAN DER COULSTER, is geweest Burgemeester te Dordrecht,<br />
alwaar hij ten jare 1534 ftierf, zijnde getrouwd geweest met<br />
SUETE VAN SLINGELAND , zij ftierf 80 jaren oud zijnde in 1564.<br />
FLORIS heeft bij deze vrouwe verwekt 20 kinderen, alle jong<br />
geitorven, behalven: 1. FLORIS VAN DER COULSTER, ftierf<br />
ongetrouwd. 2. ABEL VAN DER COULSTER, Schepen te Dord.<br />
recht, hadt het ongeluk om ten jare 1557, op een avond na<br />
bij het ftadshuis te verdrinken; hij was getrouwd met HEDWIG<br />
VAN BREGT, des Schouts dogter vaa 's Hertogenbosch, heeft<br />
geer.e kinderen bij haar verwekt, en was het laatfte mannelijk<br />
oir van dit geflagt. 3- OTTO VAN DER COULSTER, ftierf jong<br />
man. 4. SARIS VAN DER COULSTER , was Priester. 5. YSBRAND<br />
VAN DER COULSTER, was mede Priester. 6. JAN VAN DER<br />
COULSTER, is Kanunnik geweest te Dordrecht; hij Week ten<br />
jare 1572 naar Keulen, alwaar hij is geitorven. 7. GERBRAND<br />
VAN DER COULSTER, wierdt Priester zijnde, zinneloos, en<br />
ftierf in 1557 te Duren in Gulikerland. 8. ELIZABETH VAN<br />
DER COULSTER , is getrouwd geweest met LAURENS VAN BRONK-<br />
HORST, zoon van ANDRIES VAN BRONKHORST, en van MARIA<br />
SONKE te Delft, is kinderloos overleden, 9. AGNES VAN DER<br />
COULSTER, was ten jare 1559 Nonne te Loosduijnen. III.<br />
ABEL VAN DER COULSTER , Ridder en Raad in 's Hage ten jare<br />
1582. Hij was een geleerd man, aan wien ERASMUS, vcr-<br />
fcheidene brieven heeft gefchreven, die in zijne werken ge<br />
drukt zijn; zo wel als zijn beide gemelde broeders was hij te<br />
Dordrecht geboren, en ftierf 72 jaren oud zijnde in 1540, na<br />
latende drie dogters, bij zijne huisvrouwe MARIA LONGYÜÏ<br />
verwekt: 1. MARIA VAN DER COULSTER, heeft ten manne ge.<br />
hadt ANTHONY CATS, uit Zeeland, die Raad is geweert in den<br />
Hove van Hollmd, en ten jare 1573 in 's Ha-go is geftorven,<br />
B 2 knw
%st COULSTER. (VAN PEE)<br />
kinderen nalatende, 2. MAGTELD VAN DER COULSTER , is ge»<br />
huwd aan AKENT DE JEUDE, Heer van Hardinxveld.. Hij<br />
wierdt in 1570 op Louveftein daar hij Kastelein van was, door de<br />
Geuzen doodgsfchoten. 3, ADKIANA VAN DER COULSTER, heeft<br />
drie mannen geh?dt, zonder kinderen gebaard te hebben, de<br />
eerfte was JAN VAN DQMSELAAR, na wiens dode zij met JAN;<br />
ERUYTIER huwde, en laatftelijk met N. Bastaard van DUIVEN-,<br />
VOORDE. ABEL heeft nog een bastaard dogter gehsdt, SYBIL.<br />
LA VAN DER COULSTER, die hij voor zijn huwelijk gewonnen<br />
hadt; deze. is gehuwd geweest met Mr. JAN VAN DAM, eerst<br />
Griffier van den Hove van Holland, en daarna lid van de Re<br />
kenkamer in 'f Hage; hij ftierf ten jare 1568 zonder kinde<br />
ren. IV. ELIZABETH VAN DER COULSTER, trouwde in 't jaar<br />
1512, met AUGUSTYN VAN DEN EYNDE, Schout van Bergenop*<br />
zoom en Woudmeester van Braband. Zij ftierf in rs33 na te<br />
famen twee zoons en ene dagter verwekt te hebben. V,<br />
MARGRIET VAN DER COULSTER, trouwde in 't jaar 1510, met.<br />
GYSKERT DE BYE, op Gageldonk bij Breda, en liet na KATRY^<br />
NA DE BYE, die gehuwd is geweest aan JAN VAN DER STSAI<br />
TEN , en baarde hem een zoon YSBRAND VAN DER STRATEN ,<br />
getrouwd geweest aan JENNE SUYS, des Prefidents dogter van<br />
Haihni, bij dewelke hij naliet JAN VAN DER STRATEN, die<br />
Gouverneur is geweest van Hoogjlraten, en geen oir heeft na*<br />
gelaten, VI- WILLEMINA VAN DER COULSTER, is in 1506 ge.<br />
huwd aan FREDERIK: VAN VOORN, en is zonder kinderen ge.<br />
ftorven.<br />
Mr, WILLEM VAN DER COULSTER , Ridder, zoon vaq<br />
YSBRAND VAN DER COULSTER en MAGTELD VAN ALKEMADE,<br />
erfde ten jare 1551 de goederen van Alkemade, na dode van<br />
zijnen vrouwelijken oom FLORIS VAN ALKEMADE- , onder fpecia.<br />
la conditie dat hij en zijne nakomelingen de toenaam en wape.<br />
nen van Alkemade moest aannemen, Men vindt hem ten jare<br />
1497 Meester genoe.nd, en hij was in 1512 Schout van Lsij-.<br />
dm; hij ftierf in een hogen ouderdom, na getrouwd te zijn<br />
geweest met JOSWA VAN SWIETEN, Vrouwe van Opmeer, de<br />
IffT, Seinhuizen, Scgwzart, en Rihfaterweude, zijnde ene dogi<br />
ter
COULSTER. (VAt; ÏJER) irl<br />
ter van ADR'ÏAAN VAN SWIETEN, ten jare 148^ te PordrecU<br />
tot Ridder geflagen, en van OTTELYNÈ VAN EGMOND ,<br />
WILLEMS dogter, dfe hem de drie volgende kinderen baar<br />
de : I. FLORIS VAN EER COULSTER VAN ALKEMADE , ftierf ten<br />
jare 1530 in de fleur Van zijn leven, zonder kinderen ra te<br />
laten. ïS OTTELYNÈ VAN DER COULSTER VAN ALKÏLMADE<br />
heeft ten manne gehadt FLORrs VAN WYNGAARD'EN, Ridder»,<br />
zoon van JAKOB VAN WYNGAARDEN, Ridder •, Ba'iljuw van<br />
-Zuidholland, en van MARIA VAN . DUIVENVOORDE > Heer<br />
ARENTS dogter'; zij ftierf voor haar vader, zondèf kinderen,<br />
na te laten. III. AGATHA VAN DER COULSTER 'VAN ALKEMA*<br />
ï)E> Vrouwe van Opmeer, Rijnfaterwoude, Soeterwotcde, Seveft'<br />
huif en, Segwaart en de Lier, door haar bij geftcrf aangeërft,<br />
doordien zij haar vader en moeije overleefde. Ten jare i 563<br />
huwde zij aan JAN VAN CULEMBÜRG, Ridder, Schout van Ut><br />
recht, die vier dogters bij haar verwekte: ï\ MA'RGARETA VAN<br />
CULEMBURG, welke een gedeelte der goederen Van Rijnfater*<br />
'tvoude, de Liet, Soiitereen en Alkemade verkreeg. £ij was ge<br />
huwd met FiLtPs, Heer van Ëamale-en Rfcnchcdux in 't land<br />
van Luik, die ftierf 'in 1557, zij in 160$, (fefüfe teVttetÜP,<br />
öa te zamen drie kinderen te hebben geteeld, als a. KAREI»<br />
VAN HAMALE, Heet van Rijnfaterwcude, die ten jars isSz<br />
Voor Lochem ongehuwd, fneuvelde. 6. ANNA VAN HAMALE,<br />
hadt-ten ma'nné, GERARD VAN BERGEN, Heer van Stabroek.<br />
Zij ftierf weduWe in "s Hage in 1617, den cuderdom van Ö3<br />
jaren bereikt hebbende, t. WILLEM VAN HAMALE, Heer Van.<br />
Moncheaux en Alkemade, overleden in het jaar 1562, zijnde<br />
getrouwd geweest aan KOENELIA VAN LALAIN , zuster van dén.<br />
Gaaav van HOOGSTRATEN en vat; RENNENBERG, zij ftierf in<br />
Iftio, nalatende twee zoons, WILLEM VAN HAMALK, Heer<br />
van Moncheaux en Alkemade, die gehuwd was aan sTIérên dögter<br />
VAN TRASIGNÏSS in Henegouwen, en FiLïis VAN HAMALE,<br />
Heer van Rijnfatcr.voude. 2i JOHANNA VAN OULEMBÜRS ,<br />
deelde de goederen van Sevenhuijèn en Segwitart, en hadt ten<br />
manne KASEL VAN BOURGONJI Heeï van Scmttélsd^ki zij<br />
(Hfetvcfi bdiue in zuüt, miatende twee ionen,, als HiMtttt<br />
B 3 iv»
22 COULSTER. (VAN DER)<br />
VAN BOURGONJE, Graav, van Falaix, Heer van St. Anndland<br />
en van Sommelsdijk, welk laatfte goed hij ten jare 1613 ver-<br />
kogt aan FRANCOIS VAN AARSSEN , Gezant der Verenigde Neder<br />
landen aan het Hof van Frankrijk. HERMAN was getrouwd mes<br />
JOL ANTE VAN LONGUEVAL, des Graven dogter van Busqtioi in<br />
Artoir, en JAN VAN BOURGONJE, Heer van Froidmmt, Seven-<br />
Jiuifen en Segwaart, die tot zijn eerfte vrouw heeft gehadt,<br />
KATRYNA VAN OYENBRUGGE, Vrouwe van Duras, weduwe<br />
van den Heer VAN BRIGDAM zijnen reve; zij ftierf in 1605,<br />
nalatende kinderen; vervolgens hertrouwde hij op 't huis te<br />
Dorp bij Delft, JOHANNA VAN GENT, weduwe van FKEDERIK<br />
VAN RENESSE, Heer van Dorp, 't welk hij aan zijn-weduwe in<br />
lijftugt verfproken hadt. 3. MARIA-VAN CULEMBURG, deelde<br />
de Ambagtsheerlijkheid van Soeterwoude, en hadt ten manne<br />
YSBRAND VAN MERODE, zoon van JAN VAN MERODE, Heer<br />
van Duffel en van KATRYNA VAN DER COULSTER, bij wie hij<br />
negen kinderen verwekte; als: a. YSBRAND VAN MERODE,<br />
die teri wijve hadt GEERTRUID VAN AASWYN, dogter van den<br />
Here VAN BRAKEL, zij was Kanonikes van St. Marie te Ut<br />
recht, b. JAN VAN MERODE, Kanunnik te Utrecht, ftierf onge<br />
huwd, c. GASPAR VAN MERODE, insgelijks, fc. FLORIS VAN<br />
MERODE, Heer van Duffel, trouwde MARIA VAN MERODE,<br />
Vrouw van Oirfchot, zij ftierf in 1604, zonder kinders na te<br />
Jaten, makende haar man univerfele erfgenaam, t. GERRITVAN<br />
MERODE, Kanunnik ten Dom te Utrecht, f. AGNES VAN ME-<br />
RODE, trouwde met KAREL VAN BERLO, Heer van IVoestwfel.<br />
g. MARGARETA VAN MERODE, wierdt de egtgenote van JAN<br />
VAN WAKE, Heer van Baijonville in Luikerland. h. KATRYNA.<br />
VAN MERODE , trouwde EVERARD VAN WAKE , Heer van Vex-<br />
mond, broeder van JAN. i. BEATRIX VAN MERODE, hadde<br />
ten manne FREDERIK VAN EYNATTEN, Heer van Gordingen.<br />
4. FLORENTIA VAN CULEMBURG, deelde Opmeer, zij is ge<br />
trouwd met JOHAN VAN MATENESSE, Heer van Matenesfe en<br />
Riviere bij Schiedam, zoon van ADRIAAN VAN MATTENESSE,<br />
Ridder, en van ADRIANA VAN DUIVENVOORDE , GYSBERTS<br />
dogter, hij overleed ten jare 1002. zij in een zeer hoge ou<br />
derdom in 1618, kinderen nalatende. Uit
COULTÜRE. (GILLIS EÈ IA) k$<br />
Uit het bovenftaande heeft men kunnen zien, -dat dit oude<br />
Geflagt aan zeer aanzienlijke familien door huwelijken ïs verjnasgdfchapt<br />
geworden. Zeer waarfchijnelijk zijn "er nog aflammelingen<br />
van in wezen, doch gebrek «Mi berigt verbiedt<br />
©ns om 'er iets verder van te kurtnen zeggen-, dan alleen, 'dat<br />
men bij WAGENAAR, Vod. Hift. D- XVIII. bl. 200, vindt, dat<br />
ten jare 1719, de algemene Staten, terftond na het tekenen<br />
van het viervoudig verbond, door den Keizer, Frankrijk «n<br />
Groot-Britanje, een befluit namen tot het afvaardigen van «en<br />
Ambasfadeur naar Spanje, waar toe enen Heer VAN DER "COUL<br />
STER benoemd werdt. J. LE CARPENTIER, Hifi. Geoeol.<br />
des Bats-Bas. Tom. II. j>. 470. 791. S. VAN LEËÜWEN, Bmv.<br />
illujlr. bl. 922-924.<br />
COULTÜRE (GILLIS DE LA) , geboren te Rijsfil in<br />
Flaandemi, wierdt door het lezen van enige gereformeerde<br />
boeken, en de vei kering met enige aanhangers der lere van<br />
CALVYN, die omtrent t jaar 15157 zig naai die ftad begeven<br />
hadden, -zodanig overtuigd, dat hij insgelijks 'die leer<br />
'omhelsde; doch.zulks rugtbaar geworden zijnde, en das niet<br />
langer veilig in zijn vaderland kunnende verblijven, verliet<br />
hij het den 19 december 1579, Rak de zee over, en ging<br />
te Caiitorberij wonen, alwaar zig enige Franje en Walje familien<br />
van die zelvde geloofsbelijdenis gevestigd hadden. Intusfen<br />
•Itwain hij in 1585 te Rijsfel te rug, en wierdt "er nog het<br />
zelvde jaar vast gezet, doch enigen tijd daarna geflaakt; in<br />
1584 geraakte hij op nieuw in hegtenis, en "ten einde de<br />
verveling van zijne gevangenis te lenigen, las hij verfcheidene<br />
werken der Protestanten, doch de nieuwsgierigheid hem oak<br />
bekropen hebbende om 'er enigen van de Roomsgezïnden te<br />
lezen, en inzenderheid de Verhandeling van SANDERUS, 4e<br />
vijibili Mmwrchi&EccUfice, raakte hij aan't waggelen, wordende<br />
sijn zogenaamde bekering voltooid door den Jefeit OLIVIES<br />
MANART. Hij zwoer opentlijk de Protestantfe leer af den 29<br />
maart 1585 te Hesdin in 'handen van JAKGB ZE CROCQUES,<br />
Licentiaat in de Godgeleerdheid, Pastoer en Deken van dia
H COUPER. (JÜHAN) COUPLET. (FILIP)<br />
ftad. Hier op fchreef hij een menigte van brieven naar Enge<br />
land, om ware het mooglijk fommige van zijne oude kennisfen<br />
tot zijne nieuw aangenomene gevoelens over te halen ; dezen<br />
lieten hem een geruimen tijd zonder antwoord, doch eindelijk<br />
was 'er een van hun, met name ANTOMY L'ESCAILLET, die<br />
door een gefchrift zijne brieven te keer ging, het welk door<br />
COULTURE , gevoegd is in het werk, 't welk hij onder dezen<br />
tijtel heeft in 't licht gegeven: Refcriptions faitles entte Mr.<br />
GILLIS DE LA COULTURE , Lillois, depuis Son retour du Calvinis<br />
me au giron de l'Eglife Remaine, &? Mr. ANTOINE L'ESCAILLET,<br />
encore Menifte Wallen en la ville de Cantorberij, pays d'Angle-<br />
terre, touchant principalement la continuelle perpetuité £f vifibilité<br />
de l'Eglife de J. C jusqües d la fin du monde. Anvers 158a, m<br />
Bvo. . PAQUOT, Mem. littet. Tom. II. p. 268, 269.<br />
COUPER CJOHAN), Konstfchilder, was een Londenaar<br />
van geboorte, en kwam zig te Amfieldam nederzetten, alwaar<br />
hij enigen tijd verbleef, doch na den dood van DAVID BECK,<br />
geraakte hij aan 't Hof van tweeden, en voorts in dienst van<br />
Koningin KRISTINA. Hij werdt in zijn tijd gehouden voor den<br />
hesten Pourtraitfchilder in waterverf, hebbende de konst ge<br />
leerd bij een OLIVIER, een Engelsman, die voor JAKOB en<br />
KAREL STUART , 'veel grote Hiftorien in waterverf gefchilderd<br />
heeft, welke in .een gallerij geplaatst, langen tijd, hun ftand<br />
gehouden hebben. A. HOUERAKEN, Schouwburg, II. D.<br />
bl. 87. %Ugcm. SuufUct Ecriccn. 3mi$ 1779. f. 181.<br />
COUPLET (FILIP), Jefuit, geboren te Mechelen, ging<br />
ten jare i6S9 als Zendeling naar China-, en kwam in 1680<br />
van daar te rug. Zig reeds ingefcheept hebbende om een<br />
tweede togt naar dat land te doen, ftierf hij onder weg in<br />
1693. Hij heeft enige werken in de Chinefe taal gefchreven,<br />
ook verfcheidene in 't Latijn; als onder anderen: 1. Tabula'<br />
chronologica Monarchie Simt, Paris 1686. in folio. 2. CONFU-<br />
CIUS, Sinarum Pliilofophits, five Sciensa Sinenfis latine expofita<br />
Paris 1687, in folio. Dit werk is belangrijk en vrij zeldzaam.<br />
——— Nouv. Diü. Hifi. Tom. II. p. 374.<br />
COURT
COURT. (JAKOB DE LE) J 5<br />
COURT (JAKOB DE LA), is een aanzienlijk en rijk be<br />
middeld man te Leijden geweest, der Staatsgezinde partij toe-'<br />
gedaan; geen wonder dus, dat bij, wiens gantfe geflagt even<br />
eens dagt, na de fchielijk voorgevallen dood van WILLEM<br />
PEN II, in het jaar 1650, waar op de grote Staatsvergadering<br />
volgde, door welk middel de eendragt bewaard, en de Stad<br />
houderloze Regering, voordien tijd op enen vasten voet gefield<br />
wierdt, met die gebeurtenisfen ongemeen in zijn fchik was.<br />
Zulks blijkt ook niet alleen uit de fchriften, namaals door<br />
een zijner kleinzonen in 't licht gegeven, maar ook uit enen<br />
Gedenkpenning, welke door hem, aan zijnen kleinzoon, ter<br />
gedagtenis van het houden dier grote vergadering is vereerd.<br />
geworden, en waar van wij hier de befchrijving cm derzelver<br />
zeldzaamheid laten volgen.<br />
Op de ene zijde is de algemene Staatsvergadering verbeeld,<br />
gelijk ze op de grote zaal van 't Hof in 's Hage is gehouden,<br />
zijnde ter wederzijden na 't opnemen der koopwinkelen , •<br />
hoogopgaande geftoelten, naai- de wijze ener fchouwplaatze,<br />
opgeflagen, en in het midden opengelatene pad ene langwer<br />
pige vierkantige tafel gezet, aan welker einde de Voorzitter -<br />
der vergaderinge , en naast hem aan zijne flinkerhand de<br />
Griffier zit. Voor deze tafel, die, gelijk alle de banken en<br />
muren, met groen laken bekleed was, leest men op den<br />
voorgrond dezes Pennings: STANT FOEDEEE JUNCTI. STij fraart.<br />
liaet 000? 't ©erbonö bcreeninb. .Dees begiftigde kleinzoon<br />
mede JAKOB genaamd, welke namaals, den n december<br />
1675, aan het Hogefchool te Leijden, met de kap Meester-<br />
in de 'béide regten verklaard wierdt, heeft tot broeder ge<br />
hadt PIETER DE LA CÖURT, weike volgt, en die door zijne<br />
in 't licht gegevene fchriften voor de Staatfe Regering,<br />
eren onflerfelijk.en naam verworven heeft. Het randfehrift<br />
dezer zijde luid aldus: JACOBUS DE LA CCURT, NEPOTI E "<br />
FILIO , MONUMENTUM HOC FIRMATI FOEDERIS , ANNO KATI-<br />
VITATIS 1651, DONO DEDIT. JAKOB DE LA COURT, fceeft bic<br />
«aSebenftteïicn bes? bcbeéttflben ©erbonb^/ aan ;jjn 50011^0011/<br />
fn 't jaar jijrtcr geboorte 1651 tot een Oefeljenn oeneben.<br />
' , :<br />
' B 5 On-
26 COURT. (PIETER DE LA)<br />
Onder Prins WILLEM DE II. van Oranje, die op de andere<br />
zijde dood ter aarde ligt, leest men dit Franfe bijfchrift: VIVE<br />
IA LiBERTé! %cehc be ©Jjfteib! Voorts ziet men zeven Vo<br />
gels, het zinnebeeld der Zeven Verenigde Gewesten, die, van<br />
onder het net, dat hen te voren was over het hoofd getrok<br />
ken , met eendragt opvliegende zig veriosfen, waar rondom is<br />
den rand te leien ftaat: ILLECEBRIS IRRETITI ET VI orrREssi,<br />
DEI CLKMENTIA LIBERATI , CONCORDES RESURGUNT. %0ÏU<br />
aas' bcrfirikt / boo? 't
COURT. (PIETER EE LA) 27<br />
KORNELIS HOVEN, en BAREUTH in zijne Hijiorie van het Stad-<br />
Jwuderfchap, flaat nog erger den bal mis, bem voor EMANUEL<br />
VAN DER HOEVEN nemende, die een geheel ander man ge<br />
weest is, fchoon hij in den zelvden trant, zijn 3£louDc ïfol*<br />
lanbfcfje ©jijfjeiö gefchreven heeft, als DE LA COURT zijne fchriften<br />
pleeg te behandelen. Wijlen de eerfte Preildent der Ba-<br />
tavife Nationale vergadering, den wercldbcroemden Citoijen<br />
PIETER PAULUS, wil, dat onze LA COURT niet verdient, on<br />
der de reije der Schrijvers over 't Nederlandfe Staatsregt ge<br />
plaatst te worden; maar veel eer onder de klasfe der LAN-<br />
CUETTEN, HOTOMANNEN, MlLTONS , SlDNEYS, MARIANAAS<br />
en anderen, dat is, onder de genen gerangfchikt te worden,<br />
die geftadig het harnas aanfchieten, tegens alles wat naar<br />
Eenhoofdigheid zweemt. Schoon men wel niet kan ontkennen,<br />
dat 'er berispenswaardige en te ver gedrevene denkbeelden in<br />
de werkjes van LA COURT gevonden worden , is het nogthans<br />
zeker, dat men 'er ook vele fchone dingen en natuurlijke fchil-<br />
deringen in ontmoet.<br />
Met regt zal de Lezer nu nog de optelling der zo veel<br />
gerugt gemaakt hebbende werkjes van dezen Schrijver , ver<br />
langen. Wij zullen ons van deze taak kwijten, 'er tellens<br />
iets over den inhoud bijvoegende. In de eerfte plaats komt<br />
dan voor: de JMitijfcc 31t>ecgfcbaal. 1660. in Sbo.; zijnde dit<br />
iiet zelvde werkje, dat naderhand is uitgegeven onder den<br />
tijtel van: Confibcraticii ban „Staat/ omtrent bc fonbameiiteii<br />
ban alferleije ïiegeeringen / beo? V. II. sDeöjuht te SCmftcIbam<br />
hij JAKOBSZ. DOMMEKRAGT. Dit boekje handelt overeenkom,<br />
ftig den tijtel, over allerleij regeringsvormen, betogende de<br />
Loodzaaklijkheiu ener Staatswijze Regering, en doemende alles<br />
wat fmaakt naar ene Regering, die van een Eminent Hoofd<br />
voorzien is. Van den zelvden itempel is zijn boekje, Poïitrjs<br />
nue Ketterden fjanöeïcnbe in VI 2öccl;cn/ ban SLanben/<br />
ben/ legeringen/ «©ojlogen/ lierhcn en Scben ; op den tijtel<br />
vindt men de letters D. L., zijnde het gedrukt te Amftcldam<br />
in 8vo. Agter 't zelve is geplaatst:
COURT. (PIETER DE LA)<br />
AYTA, en hu tm in 't licht geuwgr boo? V. H. Hoe^ dat<br />
VIGLIUS de Schrijver van dit ftukje niet is, leert HOYNCK VAN<br />
PAPENDRECHT , Prttf. ad Analeü. Belg, T-m. I J. u. Zo<br />
arderen willen, door JOACHIM HOPPERUS: fchrijft GEP<br />
BRANDT, in de ?ïantajunge bet ongctotiïite j&c&afen/ agter<br />
zijn ©erftaal ban bc ïïcfcumptie. Straft. 1063. m 8bo. Hier op<br />
volgt zijne HJiaorie bcr «Öjaahlij&e Keuring ban Ï^ÏIanb /<br />
2onder naam of jaartal. Dit werksken, beftaat grotendeels<br />
uit het Groot Privilegie van Vrouwe MARIA, als ook uit ene befchrijving<br />
van den ft. iat des Lands in 1587; verders uit het<br />
Flakaat der Afzwering £fc. zijnde doormengd met ene korte<br />
Staatkundige levensbejchrijving der bude Graven; doch dit laatfte<br />
Ruk, kan geenzins de toets van nauwkeurighed doorftaan,<br />
maar is opgevuld met misgrepen, dis aanftotelijk zijn. Kort<br />
Jiier op volgde 't SfntrqSt ban ÜoBmtó / of ponten ban<br />
üoiïanb.e'cFj roelbaren. Smfi. in 8bo. Sommigen vooral buitenlanders,<br />
bij voorbeeld GUNDLING «Dcc ten frftp» ^uftanO<br />
&ct guro». floot. I. SöciC / §. X L . / f. 848. GOEBELIUS, in<br />
Not. ad Tom. IV. Oper. CONRINGII, p. 244. OTTO, Notit. Re-<br />
rumpublic. p. 406. en anderen, hebben den Raadpenfionaris<br />
JOH. DE WITT voor Schrijver gehouden; doch ook te onregt:<br />
zie de Voorreden van den druk van 't jaar 1669. in 4to. en 1671<br />
in 8vo, bij P. HAKKENS, te Leijden en Rotterdam, enFAVORITUS<br />
ISORICUS, in Obfervat. addiscurfus Gundlingianos, p. 107, 108.<br />
£? in Appendice Obferv. p. I 0 > ix. Met dit al heeft genoemde<br />
Staatsman 'er enigzins deel aan gehadt, en de Vde en<br />
Vide Hoofdftukken van het lilde Boek zijn van hem, als mede<br />
bl. 29 en 30, zo van de eerfte als volgende drukken.<br />
Doch het was enkel bij toeval dat hij 'er de hand toe leende,<br />
en zie hier wat 'er gelegenheid toe gaf. De Raadpenfionaris<br />
bij DE LA COURT te Leijden een bezoek afleggende, vondt hem<br />
niet te huis, doch een gemeenzaam vriend van hem zijnde,<br />
wierdt hij binnen gelaten, en LA COURT die bij aijn zwager<br />
ELLEMAN was, van dat bezoek door een dienstbode verwit<br />
tigd, kwam daar op terftond te huis; de Penfionaris vondt in<br />
dien tusfentijd een boekje op tafel liggen, door DE LA COURT<br />
ge-
COURT. (PIETER DE LA) ig<br />
gefchreven, Waar aan hij den tijtel: <br />
fce ficgering üi Holland en Westf.iesland; voorts ene ©er"<br />
antmocubing ban ben onbienet bet ^tabfjcubcrhjlte ïlcgcring/<br />
als mede de utöc Sfecenbe ber Jitabbmiuci?". Ook kwamen<br />
nog in 't jaar 1663 van hem, de II eerde delen uit van het<br />
^public d3cbcbt ofte «Tonfioerattcn regent [jet nominatim bibbeu<br />
in be pubi. ïierfcen boe? particuliere perfo-ren / cu fpccioïpcn<br />
bpoj ben tcgentooojbirteu pmtt VAN O R ANCIEN ÖOO? D. H,<br />
?Imft. bij CYPR. V*N DER GRACHT. Herdrukt in 't jaar 1707.<br />
in 8vo. bij ENGELBR. BOUCQUET. Het I. Hoofdft. betoogd het<br />
regt der hoge Overheid om 't bidden in de opei bare kei><br />
ke: te regelen. Het II. toont in 't bijzonder aan, wie, bij<br />
ons, de hoge Overheid, wie mindere Magiftraten zijn. Het,<br />
II. deel bevat zeer vele voorname gronden van dezen ftaat,"<br />
met name in de beide eerfte Hoofdftukken; de twee volgenden<br />
gaan over het bewaien van het regt van voorrang, met opzigt<br />
tot
3ö COURT. (PIETER BE LA)<br />
tot de Overheden in en buiten haar gebied: daar na ovfif<br />
het regt, dat de Staten van de bijzondere landfchappen zig<br />
Kunnen toeëigenen, tegen de vergadering der algemene Staten.<br />
Het overige dient alleen ter verdediging van het gedrag<br />
der Staten van Holland, in het maken van een voorfchrift,<br />
naar welk men in de Kerken bidden zoude. Het derde Deel t<br />
dat, in 'c volgende jaar, 't licht zag, wederlegt, eerst,<br />
•*T geen tegen de andere delen is aangevoerd, en handelt, vervolgens,<br />
van de Unie van Utrecht, tot welkers verftand heê<br />
öok met nut kan gebruikt worden. Eindelijk volgde fjct begin<br />
en booggang bcr cm£t f of<br />
bcbeiifcingen op bc fcfjaöehjïtc fcfj^ïftrn / nenaamt <br />
nering en %xm$t ban Sfolianb/ boo? J. C. Eenden 1662. in<br />
8bo. 2. (Coetje op het Ha^tcrfcfjnft/ 't onrrgt genaamt „Stab*<br />
ftcuöerfijïtc Regering ban ï?o»anb ni ïBcs'tfjicsjïanb / booj<br />
D. P. E. in 8bo. 3- ©e fjceflclöe pnii$ tot Jrtabrjoubcr cnbe<br />
iiapitcin <br />
jen/ 3£u.s'thoben en pantagicn/ tnct Paren / eerst te Leijden<br />
gedrukt in gr. 4to., en naderhand met vermeerderingen door<br />
den zo bekenden Hortulanus JOHAN HERMAN KNOOP, fchoon<br />
zijn naam niet op den tijtel wordt vermeld, te Amjleldam in<br />
1763
COURTEVILLE. fJOOST DE)<br />
1763 in groot 4». herdrukt, moet hij verre in dat vak ge<br />
vorderd zijn geweest, en grote kunde bezeten heoben om<br />
trent de cjkuur van uitheemfe Pian gewa. fen. - VIN<br />
CENT. PI.ACCIUS , Tlieatrum A lonymtm Pjeu ionf urn, Cap.<br />
XII. de Scriptoribus Belgicis n. 1003. a. ü- y ï. pag. 504,<br />
505. C SAXI, Oam. hter. Part. Vil. p. 359. Holl. Merku-<br />
rius, K.69. bl. 59. Gnot Plakaatb. III Deel, bl. 52.2. G.<br />
V LOON, Nederiamdfe Hijioriep., IÏ. D. bl. 364, 365. PIE<br />
TER PAULUS, Verklaring van de Unie van Utrecht, 2de druk, I,<br />
D. bl. 233-248. LETENITS, Theodice, §. 375. bl. 649.<br />
COURTEVILLE (JOOST DE), een aanzienlijk Edelman<br />
Uit Flaanderen, wiens .eflagt door huwelijken verbonden was<br />
aan de eerfte Familien van Braband en Flaanderen, wierdt be<br />
nevens PAULUS PHINTZING ten jare 1559 aangefteld tot Ge-<br />
heimfchrijver van 's Konings Raad in Spanje, wegens de za<br />
ken der Nederlanden, en deed met FILIFS, benevens KAREI,<br />
DE TISNACQ, Prefident van genoemden Raad, in het zelvde<br />
jaar de reize uit de Nederlandse provintién naar Spanje. De Ko<br />
ning te Vlisfwgen aan boord gegaan zijnde, verzeld van een<br />
pragtigen hofftoet, werdt begeleid, door omtrent • o fchepen ,<br />
en landde binnen veeuien dagen te Laredo in Biskaaijé, na '£<br />
doo: liaan van een zware ftorm voor de haven, die de vloot<br />
deerlijk teisterde en de meeste fchepen welke hem verzelden,<br />
benevens zijn kostelijkfte huisraad joor de woedend bruislen-<br />
de golven deedt verzwelgen en te gronde gaan. Men wil,<br />
dat dezen bloeddorstigen Tijran, aan land gekomen zijnde,<br />
de godslasterlijke betuiging zou hebben gedaan, dat hij ge<br />
loofde; dcor de Voorzienigheid, gefpaard te zijn, om zijne<br />
magt, voortaan, te bededen, tot het uitroeijen der ketterije.<br />
Ook gaf hij blijken van zijne ontmenste wreedheid, terftond<br />
naar zijne aankomst, want hij deedt, een groot aantal men-<br />
fen, te Seville en Valladolid, om 't geloof, ten vure doemen.<br />
Wij ontmoeten COURTEVILLE wederom tef:enswoordig ten jare<br />
156Ó bij alle raadplegingen, die door FILIPS zo te Madrid<br />
als in 't bosch van Segovia wierden gehouden, om middelen<br />
te
32 COURTONNE. (JACQUES ANDRE)<br />
te beramen tot demping - van de beroerten in de Nederlan<br />
den. COURTEVILLE moet reeds in 't jaar 1569 in de Nederlan<br />
den zijn te rug gekeerd, want men vindt aangetekend, dat<br />
AL VA in gemelden jaar geen kans ziende, om den tienden<br />
penning met vrugt te doen heffen, eindelijk, in'oktober, op<br />
laad van onzen Geheimfchrijver, befloot, in de plaats van<br />
denzelven , zig te vreden te Rellen met twee millioenen<br />
's jaars van alle de Nederlanden, voor den*tijd van zeven ja-<br />
jren; waarbij hij nog een ioofte penning wilde gevoegd heb<br />
ben , om tegen een' onverwagten nood te worden opgelegd.<br />
Rainpfpoedig was het einde van JOOST DE COURTEVILLE,<br />
want ten jare 1572 Hoog-Bailjuw van Oudenaarde zijnde, in<br />
den tijd dat die ftad door 's Prinfen volk wierdt verrast en<br />
ingenomen , vlugtte hij ijlings op 't kasteel, maar dit ook<br />
overrompeld zijnde, werdt hij, door vele wonden afgemaakt,<br />
en ten ven der uit in den ftroom gefmakt. . j. L E CABPEN-<br />
TIER, Hifi. Geneal. des. Païs-Bas. Tom. II. pag. 149. 239. 381.<br />
474- 620. 709- 740- 845- 1000. P. C. HOOFT, Nederl. Hifior.<br />
I. D. bl. 273. WAG., Vod. Hifi. VI. D. bl. 56. 169. 303.<br />
COURTONNE (JACQUES ANDRE) , Predikant in de<br />
walfe gemeente te Leeuwarden, is geboren in 's Hage den 16<br />
december 1711, zijnde gefproten uit ene deftige familie. Zijn<br />
vader PIETER COURTONKE, die weinig tijds na de herroeping<br />
van het Edikt van Nantes, ten einde de godsdienstvervolging<br />
te ontwijken, zijn vaderland verliet, zette zig opgenoemde<br />
plaats neder , alwaar hij voorname koophandel heeft gedre<br />
ven; zijne moeder was ene adelijke franfe Juffer, BROSSARD<br />
DE ST. CLAIR genaamd. JACQUES hun zoon, reeds vroegtijdig<br />
buitengewoon verftand en vernuft van geest hebbende doen<br />
blijken, heitoren zijne ouders hem aan de ftudien toe te wij-<br />
den, en hij wierdt ten dien einde door bijzondere Meesters<br />
in de griiekfe en latijnfe talen en andere voorbereidende weten<br />
fehappen onderwezen, en vervolgens naar het Hogefchool te<br />
Legden gezonden, alwaar hij zig op de kennis der Oosterfe<br />
talen, de gefchiedenisfen, de wijsgeerte, het natutir-regt,<br />
en
COURTONNE. (JACQUES ANDRE><br />
en inzonderheid op de godgeleerdheid toeleide; in alle welke<br />
wetenfehappen hij ook zodanige fnelle voortgangen maakte,<br />
dat hij pas 20 jaren oud zijnde, na een loffelijk examen te<br />
hebben ondergaan, in het jaar 1732 onder het getal der Fran-<br />
fe Proponenten wierdt opgenomen, en 't jaar daar aan vol<br />
gende tot tweden Predikant in de walfe gemeente te Voorburg,<br />
een zeer vermaaklijk dorp nabij 's Hage gelegen, beroepen,<br />
weinige jaren na het opbouwen van de tegenswoordige walfe<br />
kerk aldaar, waar toe zijn vader welke in die buurt een bui<br />
tenplaats bezat, veel hadt bijgedragen. In 1735 wierdt COUR<br />
TONNE naar Heusden beroepen, en na alhier tien jaren met<br />
nut en ftigting, het Leraarambt te hebben uitgeoeffend, ver-<br />
wisfelde hij deze Randplaats met die van de walfe gemeente<br />
te Leeuwarden, opengevallen door het overlijden van JEAN<br />
LEONARD RENAUD , vader van den tegenswoordigen Leeuwarder<br />
walfen Predikant SAMUEL RENAUD , die na 't overlijden van<br />
onzen COURTONNE, aldaar zijn plaats is komen vervullen.<br />
In deze laatstgenoemde gemeente heeft hij zijnen loop volein<br />
digd, na aldaar gedurende het tijdvak van 28 jaren het Herder<br />
en Leraarambt met enen onvermoeiden ijver te hebben be<br />
diend, niettegenftaande een groot verval van kragten en den<br />
zwakken toeiland, waar mede hij in de laattte jaren van zij<br />
nen leeftijd hadt te worftelen. Een borstwaterzugt, het<br />
gevolg van zijnen fukkelenden toeftand, greep hem aan, die<br />
in weinig dagen zodanig verergerde, dat hij 'er op den 2 au<br />
gustus 1773, in den ouderdom van 62 jaren en ruim 7 maan<br />
den door in 't graf wierdt gerukt, wordende algemeen om<br />
zijne goede hoedanigheden betreurd. Hij is gehuwd geweest<br />
aan S. M . DE DESCLAUX, eert ongemeen fchone en bevallige<br />
vrouwe, die inzonderheid wel wist te fpreken, en de konst<br />
bezat, om door haar lieffelijk kouten een gezelfchap te ver<br />
vrolijken , daarbij door haare geestigheid de zamenfpreking<br />
levendig te houden. Bij dit juweel is COURTONNE vader ge<br />
worden van vijf kinderen, waar van de enigfte zoon PAULUS<br />
PIETER COURTONNE, ongehuwd den 26 februarij 1800, in<br />
den ouderdom van 49 jaren te Anfteldam is overleden, laten.<br />
VIII. DEEL. C de
3| COURTONNE. (JACQUES ANDRE)<br />
ie zrjng ouds moeder in de bitterfte rouwe gedompeld.<br />
COUKTOKNE, was fchraal van postuur, doch rijzig van geftaf-<br />
ïe; zijne ogen waren vol vuur en tekenden vernuft en leven<br />
digheid; voorts bezat hij een ongemeen werkzamen geest, en<br />
halt zig, door het lezen van de beste werken, in vele weten<br />
fehappen zodanig grondig geoeffend, datze hem alle als eigen<br />
geworden waren. Een groot aantal. Leerredenen en andere<br />
gefchriften over allerleij onderwerpen, die hij heeft nagela'-<br />
ten, ftrejiken tot getuigen van 's Mans kunde en geleerdheid;<br />
ook was hij ongemeen ervaren in de letterkundige gefchiede-<br />
«Ü der beide laatfte eeuwen, zijnde 'er ook geene Bibliothé-<br />
qiies en andere tijd fchriften, of hij hadt die gelezen, en daar<br />
van veelvuldig gebruik gemaakt tot zijne Adverfaria, Zijne<br />
gedagten medctedelen, en die in orde op het papier te Rellen,<br />
was een van zijne geliefdfte bezigheden; ook was zijne vaar<br />
digheid in die konst zo groot, dat hij zijne Leerredenen met<br />
%-m vlugtige pen opflelde en fchreef, en niettegenftaande dit,<br />
was hij *er ver af van den gemenen trant te volgen, maar<br />
zijn vindingrijke geest ftraalde door in ene predikwijze die aan<br />
hem bijzonder eigen was, en die de aandagt van zijne hoor<br />
ders opwekte en gaande hieldt. Ook verhandelde hij dtkwils<br />
nieuwe ftoffen, en wist de zodanigen die meer gemeen zijn,<br />
uit gezigtpunten te befchouwen, welke het gros der Predikers<br />
ontglippen. Voorts was hij een zeer nuttig lid van het walfe<br />
Sijnodé, want doordien hij nimmer verzuimde als het iets<br />
doenlijk was, om dis Kerkelijke vergaderinge tweemaal 's jaars<br />
bij te wonen, was hij beter ih Raat dan iemand der overige<br />
leden, om aan voorgevallene zaken licht bij te zetten; ook<br />
is hij verfcheidene malen Voorzitter van het Sijnode geweest,<br />
en bekleedde 'er doorgaans ene kommisfi'e. Voorts was hij<br />
van een zagte, gemakkelijke en aangename verkering; wist<br />
over alles met verftand en gezond oirdeel te fpreken, en ver<br />
maakte niet weinig een gezelfchap door zijne grappige en<br />
geestige invallen; verders hadt hij door de goede hoedanighe<br />
den van zijn karakter, de algemene toegenegenheid tot zig<br />
gctrc!;!-:cn. v<br />
Slegts
•COURVOISiER. (JAN JAKOB) COUSIN. (JOAN.) 35<br />
Slegts twee of drie losfe Lerredenen in de Franfe taal zijn<br />
tan COURTONNE met zijn naam door den druk gemeen ge<br />
maakt ; maar zeer vele geestige brochures zien van hem naam<br />
loos het licht. Onder anderen heeft hij uit het Engels ver<br />
taald, het uitmuntend werkje van WIIXIAM WOTTON, 55eben«<br />
hingen ober bc begte ban m bc ï|~ obgeIecrbheiö tc fft>'<br />
beeren. 3£eeum. 1765- in gr. 8bo. De aantekeningen die hij<br />
'er in menigte heeft bijgevoegd, zijn alleroirdeelkundigst, en<br />
zo wel als het werkje zelv ?<br />
ingerigt, om den Student in de<br />
godgeleerdheid, vele bijwegen te doen vermijden, en hem<br />
langs het lijnregte fpoor tot zijn doelwit te geleiden; teffens<br />
met aanwijzing van de beste boeken die hij met nut kan ge<br />
bruiken. _ — Boekz., 1773. b. bl. Ó43--646. Medeged. Be-<br />
rig'.en.<br />
COURVOISIER (JAN JAKOB), van Burgundie geboortig,<br />
heeft behoord tot de geestelijke orden der Minderbroeders;<br />
was eerst Lezer in de godgeleerdheid van het klooster S. Fran-<br />
eiscus de Paula, vervolgens Provintiaal in de Nederlanden, en<br />
namaals Hofprediker bij den Prins Kardinaal FERDINAND en<br />
LEOPOLD, Aartshertogen. Hij ftierf in het klooster van zijne<br />
orden te Anderlech nabij Brusfel, in april 1652. Onder veel<br />
andere werken van den zelvden ftempel, heeft hij uitgegeven:<br />
1. La Sainte Autriche, ou l'Idée d'itn vrai Prélat Brux.<br />
1638- in 4to. 2. Le Pedagogue angelique, ou introdutïïon a la<br />
dévotion de VAnge Gardien. Brux. 1636. in iimo. 3. l'Obelisque<br />
fepidcral, dresfé a Renay, fur l'heureux trepas de JEAN Cmnte DE<br />
NASSAU. Brux. 1639. in \to. 4. La vie £? le tripas de FERDI<br />
NAND, Prince Cardinal, ou le Prince immortel. Brux. 1642. fji<br />
4 f 0 > £f c.<br />
J. F. FOPPENS, Bibl.. Belg. p. 666, 667.<br />
COUSIN (JOANNES), te Doornik geboren, is geweest<br />
Licentiaat in de godgeleerdheid en Kanunnik van de Hoofd<br />
kerk zijner vaderftad. Hij heeft gerchreven : r. De Fundamen-^<br />
tis Religionis, hoe eft, de Natwali Dei cognitione, de immortali^<br />
tate Animee, [§ de Juftitia Dei. Duaci 1507. m Svo. 2. De<br />
prosperitate £? exitio Salomonis. Duaci 1599, in Sro. 3. De rebus<br />
C 2 Tom
ft COUTEREELS. (JOHANNES) COUVILLON, (JAN)<br />
Tomaeenfim, Lib*- ÏV- Ib. xGig, in 4to. • . J, f, Foi^<br />
PEN,S , Ml, Belg- P' 619,<br />
COUTEREELS (JO.HANNES), een Antwerpenaar van ge-"<br />
boorte, is geweest School- en Rekenmeester te Middelburg in<br />
Ztèav4 % en heeft in 't licht gegeven: ©rrhanbclmg ober be<br />
«CjjfFcrftm.ijï, IHStbbelb. 16,60. in. i2mo. Zijnde, mede in '£<br />
frans gedrukt, —-— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 621,<br />
COUVILLON (JAN), gefproten uit een zeer oud en ade»<br />
lijk geflagt te Rijs/el, in welke Rad hij ten jare 1520 het eer-<br />
Itq levenslicht ?ag ; volvoerde merendeels zijne ftudien te<br />
L.eyvm, en begaf zig aldaar in *t jaar 1544 in het genoot»,<br />
fchap der Jefuiten. COWILLON bezat toen reeds vele kundige<br />
heden, en was inzonderheid bedreven in de griekfe taal. Eni-.<br />
ge. tijd daar na reisde hij naar Portugal, alwaar hij de wijsbegeerte<br />
in het kollegie. van Conimbre leraarde; zedert deedt hij<br />
jsuiks te Rome, alwaar hij vervolgens ook onderwijs in de<br />
godgeleerdheid gaf, zo. wel als tq Lijons en te Ingolflad, Het<br />
was inzonderheid in deze. laatfte Rad dat hij blijken van zijne<br />
kundigheid gaf, en wel voorn amen tl ijk door de kortheid en<br />
nauwkeurigheid die hij ten aanzien van de fcbooltwisten in.<br />
voerde- Zijne verdienden en de aanbeveling van den Legaat<br />
ZACHAMAS DELEINI, werkten uit, dat hij door ALBERT, Hertog<br />
van Beijeren, ten jare 1552, naar de Kerkvergadering van<br />
Trente wierdt gezonden, bekleed met de waardigheid van zijnen<br />
Redenaar en Godgeleerde. Uit Duitsland te rug gekeerd,<br />
voorzag hem de Kardinaal OTTO TRUITSES met de bediening<br />
van Onderrektor aan het nieuw geftigte Uogefchool van Dilingen,<br />
nemende aldaar tcffens de post van latijns Prediker waar,<br />
Zedert keerde hij naar Rome, en wierdt Biegtvader in de kerk<br />
van hot Fatüawi, Hij ftierf in dgze ftad den 17 augustus<br />
1581, in den ouderdom van ruim 60 jaren. Men vindt van<br />
dezen Jefuit getuigd, dat hij geleerd was, en onvermoeid in<br />
het botragten der pligten, die zijne verfchillende bezigheden<br />
van hem vorderden. Daar is van hem in druk; Asfertationes,<br />
feu Qinclujlsnss', (ferf.'
COUVREÜ& CO U WERDEN. GÖÜWERVSN. $7<br />
Romte 1554- " T<br />
" " R-ADERÏ, Vita CANisn, tdit. Menack<br />
3623. p. ÏI0-I22. SOTUEIAJ-, SiU, p. 434» J. F. FOPPENS,<br />
Bibl. Belg. p. 62 Ï. PAQUOT, Mem.iitter. Tom» XII. p. 275..<br />
COUVREUR (ANDRÏES)* Van 'Oudenaarde geboortig > is<br />
geweest Monnik van de Franciskaner orden, daarbij Hoogte»<br />
laar en 'beroemd Prediker. Hij ftierf ten Jare 11525, en beeft<br />
in 't licht gegeven': 1. Divini Amor'is, five SS. Êucharijliée Fa*<br />
culam. Duaci -1619. in Svo. 2. Pliilofophia Soera,.five Meditath-<br />
nes mortis-. ïb. 1619. in 8w. —— J, F» FOPPENS, Bibk Belg^<br />
p. 50.<br />
COUVRÊÜR (MARTÏNUS)-, insgelijks te'OiieViatlrds 'ge*'<br />
boren-, begaf zig Vroegtijdig ónder het ge'neottchap der Je-<br />
ïuiten. Hij is Rekcor geweest van het kclleg'ie te Douai^<br />
ftierf in november I-648 , ën heeft in 't licht 'gegeven i 1. Di<br />
fe[item fignis Pra>deftinrfiittnis. Leodïi r6$6- '8t'«. 2. Injcruffiim'ïm<br />
pro Cathechizandis md-ibus. Audom. IÖ39. tl Svo. ^Jpe» > •"• J.<br />
F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. •8521<br />
COÜWERDEN (DIRK VAN), van poch in Kïiefsland ge»<br />
boortig, wierdt ten jare 1649 in plaats van GEORG COLVENE-<br />
Rius, gewoon Hoogleraar in de godgeleerdheid -aan bet Hoge*<br />
fchool 'te Douai. Hij ftierf in genoemde ftad ten jare 1S58,<br />
was een vinnig' tegen-fchrijver van JANSENFJS, en benevens<br />
VALENTYN RANDOUR de fteller van : Protestaiio Doiïotum S»<br />
Theel. Academia Duacenfis ad LFOPOLDUM Archiditcem >, sdverfut<br />
CoRNELii JANSENII doElrinam : pre ftsa erga jedem Apoftolic&m &f<br />
Builam Ürbani VIII, obfervantia. Duaci 1648. * v<br />
?ENS, Bibl. Belg. p. 1129.<br />
•• j» F» Fof'<br />
COÜWERVEN (NORBERï) , ïs te Aritutrpen gèberêa<br />
cm'trcnt 't laa'tfte der XVlde feéuw, zijnde een z'ooh Van ËVER-<br />
HARD COUWSRVEN, die als Ad'vokaat de praktijk 'aldaar oeffti:;*<br />
de, eri den 5 december 1624 in den 'ouderdom Vaft 77 jaio'a<br />
ftierf. Toeh de jonge GOUWERVEN 20 verre ^evoïderd was<br />
om naar het kolregit te kunnen gaan', genoot hij hst vereiste<br />
onderwijs Ih dat der Jpfuiten van zijne vadeiüad, «n b£f*sf<br />
C § '4-%
38<br />
COVYN. (ISRAËL)<br />
zig nog zee: jong zijnde in hunne orden. Enigen tijd hier tiz<br />
zondt men hem naar Leuven, om zig grondig in de wijsbe<br />
geerte en godgeleerdheid te qeffenen; na hier het tijdvak van<br />
ruim drie jaren mede doorgebragt te hebben, wierdt hij in zijn<br />
klooster te Antwerpen te rug geroepen, ten einde die weten-<br />
fchap aldaar te onderwijzen. En, doordien hij tot het Pries<br />
terdom was opgeleid, lei hij zig bijzonder toe om een goed<br />
Prediker te worden; 't welk hem ook tot gewoon Leraar van<br />
St. Middel deedt aanftellen, en hij predikte gedurende 25 ja<br />
ren in verfcheidene kerken te Antwerpen met zeer veel opgang,<br />
hebbende altoos een grote toevloed van menfen onder zijn<br />
gehoor. In 1652 wierdt hij door FILIPS DEN IV. tot Abt be<br />
noemd, welke waardigheid hem egter niet belette om even<br />
als voorheen de predikdienst waar te nemen. Hij ftierf jn<br />
zijne Abtdije van St. Michiel den 9 feptember Ioctetent fïeftt: gcpjebicfct in be hcrhc ban<br />
fjet p.'ofc.s'fie-hnij^ tct Stnttocrpcn cp ben 31 julij 1656/ fcefï»<br />
irngïj ban ben ;elbcn ty. IGNATIUS , cnöc coch ben berbalbagfj<br />
ban het honberfïe jaar ban fijne falighc boobt. 2£ntn». 1656. in<br />
Br. 4tO. F. SVVEERTII, Ann. Belg. p. 586. SANDERI,<br />
Chorogr. Sacr. Brabantice. Tom. I. p. 109. 131-134. Aiïa Sane<br />
torum, Tom. I. Junii, p. 958. £pe. LE ROI, Marchion S. Im~<br />
perii, p. 53. Huoo, Annal. Brcemonftr. Tom. II. p. 269, 270.<br />
Grand Thèatre facré du Brabant. Tom. II. p. 99. 102. PAQUOT,<br />
Mem. litter. Tom. XII. p. 198-204.<br />
COVYN (ISRAËL), Konstfchilder, die geleefd heeft<br />
de XVilde eeuw, was een Brabander van geboorte, en in zijn<br />
beste tijd een goed Pourtraitfchilder, doch haderhand begaf<br />
hij zig tot 't fchilderen van Hiflorieftukken, waar van de on<br />
derwerpen meestendeels beftonden uit het gefchiedverhaal van<br />
het Spaans Heidinnetje, zo verwonderlijk naïf door vader CATS<br />
ia
COVYN. (REINIER) COXIE» (HIEROMMÜS) 3* '<br />
in rijm gebragt. ARN. HOUBRAKEN, die hem gemeenzaam,<br />
kende, zegt, dat hij reeds ten jare 1647 lid was van St.<br />
Lukas broederfchap te Dordrecht, en dat hij hem verfcheidene<br />
jaren agter een als oudften broeder van dat geïrootfchap op deft<br />
feestdag van dien Heilig aan tafel heeft zien zitten, het hoofd<br />
bekranst met wijngaardsranken en bladeren *, welke gev/oonte "<br />
•nog hedendaags wordt -onderhouden bij de Dordrecht/s Eorist><br />
fchilders. —— A. HÖUBRAKEN, Schouwb. der Ned.- SeiïitöerSi<br />
lil. D. bl. 216. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders,, ÏIL<br />
D. bl. 54. fitsen». Smtfïfac Seyicon. 1779. f» ï 8 t><br />
COVYN (REINIER) , Komtfcbilder, een broeder vSfï<br />
ïsRAëL, fchilderde gemeenlijk een tafel met allerhande foöttea<br />
van aardvrugten, als kool, peen, knollen, artisjokken enz.*<br />
en daar hij op de voorgrond een dienstmeisje met een eïjer-<br />
korfje, of een koperen emmer met geplukte vogels aan den<br />
arm, of ook wel een juffer die zat te naijen of te fpeldewer»<br />
ken bij voesde» A. HOUBRAKÉN, Schouwb., III» D. bl»<br />
216. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders, 1IL D. bh 54,<br />
COXIE (ANTHONY), een Laftdfchapfchilder, welke tt<br />
Antwerpen in het jaar 1680 bloeide-, fchilderde ongemeen<br />
'fraai.j, en zijne ordonnantiën waren bekoorlijk. Veel heeft<br />
hij te Ostende gewerkt, en. aldaar een gedeelte zijnes levens;<br />
in de gevangenis om fchulden doorgebragt : want op Vrije<br />
voeten zijnde, wilde hij niet werken, en maakte zo lang<br />
fchulden, tot dat hij geplakt v/ierdt; en dan arbeidde hij<br />
met zeer veel ijver» — — HAGEDOÏIN,. SScmdjJadac<br />
fcie SOMfcictu L 2& (. t*& «Hap*» ftrajö* tflCMt» tlffc<br />
f. lBs*l<br />
COXIE (HIEROMlMUS)ï Kcnstfchilder en P'r.amijds:,,<br />
te Antwerpen geboren-, heeft ten jare 1558 e£n heerlijk Plaat»<br />
werk ïn't koper gefneden, dat thans zeer zeldzaam is, voerend»?<br />
tot tijtel ! Thema DIOCLETIANÏ, linp. qtalts hodie eiisnuiur,; r:»<br />
Wtt SitoQtibus 0? &rde,.ti erga Venerxukam antiqititaiem ":.ici-<br />
C i -Ax-
4« COYE. (PAULUS)<br />
ANTONII SBRFENOTI, Episcopi Atrebatenjis in ïucem eduttee, in<br />
dujïrüt autem £f incredibili labore SEBASTIAHI AB OYA, CAROL<br />
V, Imp. Arclnteüi, tanti Herois impulfu, quam exaüisfme ad<br />
vivum a fundo usque descriptce, ab ulteriori prorfus interitu<br />
eatte, & ab HIERONYMO COCCIO , Antverpiano, &c. in ces incifce<br />
Antv. 1558. m folio. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 481,<br />
COXIE, zie ook COIXIE.<br />
COYE (PAULUS) , Dominikaner Monnik , geboren te<br />
Oudenaarde omtrent *t jaar 1515. Hij deedt zijne geloften te<br />
Cent in 1534, volvoerde zijne ftudien te Leuven, en gaf les-<br />
fen in de wijsbegeerte en godgeleerdheid aan de jonge geeste<br />
lijken van zijne orden. In 1554 kwam hij in het klooster te<br />
Brugge, alwaar hij voortvoer met onderwijs te geven; en hij<br />
was 'er den 20 junij 1564 Prior van, toen hem de muts als<br />
Doktor wierdt opgezet aan het Hogefchool te Leuven. Zedert<br />
wierdt hij Prior te Brusfel, en den 7 meij 1571, in een ge<br />
houden kapittel te Haarlem tot Provintiaal van de Nederlandfe<br />
provintien verkoren; welke bediening hij gedurende het tijd<br />
vak van 13 jaren heeft uitgeoeffend, doch als toen door de<br />
verandering die 'er in de Nederlandfe zaken voorvielen, ge-<br />
nooddrongen wierdt, zijn heil door de vlugt te zoeken. Hij<br />
begaf zig naar &•. Omer; ftierf in die ftad den 7 december<br />
1583, en wierdt aldaar in de klooster-kerk van zijne orden<br />
begraven, met het volgende graffchrift op de zark die hem<br />
bedekt gebeiteld; Adm. R. P. F. PAULO COYANO, S. Theol.<br />
Profesfori, conventus Sui Brugenfis bis, Bruxellenfis vero fe<br />
Priori vigilantisfimo, ac tandem poft Provincialatus munus fam<br />
Dominicanes per inferioris Germanice Provinciam per 13 annos<br />
dabiliter perfunüo, in hoe conventu morte abfumpto, Fr. ANDRE<br />
HEYNSIUS, ejusdem Ordinis & provincies Prior Provineialis, g<br />
titudinis ergo maftus pofidt. Obiit 7 Calendas decembris 1583<br />
VAN COYE, heeft onder anderen gefchreven: Compendium<br />
f>ecretorum Capitulorum provincialiumab anno 1515, quo er<br />
Provincia inferioris Germanice ad fua usque tempora, &C.<br />
VAL. ANDR., Fafii Acad. p. 117. DE JONGIII, Belgium Dmï-<br />
nic.
CRABBE. (FRANS) (PIETER) 41<br />
itie., p. I?9, 180. QUETIF &? ECHARD, Bibl. Tom. II. p. :<br />
aö?, 268. PAQUOT, Mem. litter.Tom. XVIII. p. 439-441.<br />
CRABBE (FRANS), Konstfchilder, geboren te Mechelen<br />
in de XVde eeuw, fchilderde uitnemend wel. Door hem is<br />
het ftuk vervaardigd, 't welk men pleeg te zien in de Min<br />
derbroeders-kerk, boven het hoge autaar in zijn geboorte-<br />
Rad, en dat in waterverf allerkeurigst was gepenceelt. Het<br />
binnenftuk verbeeldde de Zaligmaker aan het kruis, en op<br />
de deuren, in verfcheiden' vakken verdeeld, zag men vele<br />
fraije tronien in de manier van QUINTEN MATIIYS. Hij was<br />
een rijk man, en is omtrent het jaar 1548 overleden. Zijne<br />
werken waren meest in den ftijl van LUKAS VAN LEYDEN.<br />
. K. v. MANDER, Leven der Schilders, I. D. bl. 158.<br />
CRABBE (PIETER), geboren te Mechelen omtrent't jaar<br />
1471, begaf zig in de orden der Franciskaner Obfervanten van<br />
die ftad, en deedt *er zijne klooster geloften. Vervolgens was<br />
hij Gardiaan van verfcheidene kloosters, en in 't bijzonder<br />
van dat van Mechelen, alwaar hij den 30 augustus 1554<br />
ftierf, in den ouderdom van 83 jaren- SURIUS die hem in<br />
perfoon kan gekend hebben , noemt hem een geleerd en<br />
godvrugtig man. CRABBE heeft in 't licht gegeven:<br />
Concilia omnia, tamgener., quampartic, ab Apoflolorum tempo*<br />
'tjbus in bmc usque diem, d fanüisfimis Patribus celcbrata, quo<br />
tum atla literis mandata, ex vetuft. diverfarum regionum Bibliothecis<br />
Inberi potuere , Ms duobus Tomis. Tomusl. ea recenfet Conjilia, qucB<br />
0 beato PETRO Jpoftolo usque ad JOHANNEM hujus nominis Papam<br />
fecundumfervata invenimus. Colon. 1538, menfe feptembri, PETRUS<br />
QUENTEL excudebat. In folio. Conciliorum omnium, tam genera-<br />
Hum quam particularium, & tempcribus AGAPETI Papce usque ad Ey-<br />
CENIUM Papam IV, ex vetuftisfimis Bibliothecis collettorum. Tom.<br />
II. Ibid Idem, 1538, menfe feptembri. In folio. Men ontmoet<br />
aan 't hoofcf van het I. deel twee opdragten van CRABBE, de<br />
ene aan Keizer KAREL DEN V, de andere aan LAMBERTUS DE<br />
KRIAI.DE, Prefident van den Raad te Mechelen, zijnde alle<br />
b:.-' !e gedagtekend uit die ftad "'en 2 jamwij 1538. Hij is de<br />
C 5 twee-
42 CRABBEELS. (CLEMENS) CRABETK. (ADRIAAN)<br />
tweede uitgever van dc Conciliën; de eerfte was JAKOB MER-<br />
IIN, Doktor in de Godgeleerdheid en groot Penitencier te Pa<br />
rijs. Men vindt gemeld, dat CRABBE meer als 500 Boekverza<br />
melingen heeft doorfnuffeld, om zijn uitgave te bevorderen»<br />
Dit werk is egter zeer onvolkomen; dat van SURIUS welke in<br />
1567 in 't licht kwam, bevat bijna de helft meer; dat van<br />
BINIUS, is nog veel uitgebreider, en maakt egter nog geen<br />
derde gedeelte uit van dat van LABBASUS , daar ook nog veel<br />
valt bijtevoegen. Behalven dat beftaat -het voornaamfte ge<br />
brek van deze eerfte uitgaven niet, dat 'er ftukken aan man<br />
gelen , die 'er hadden moeten bijgevoegd worden, noch om<br />
dat die onnauwkeurig zijn, maar om dat zij veele vervalste<br />
ftukken bevatten , die de fchranderheid der Critici van de<br />
XVIIde eeuwe van de egten heeft weten te onderfcheiden.<br />
Daar wordt tijd, geld, en noeste vlijt gevorderd, om wer<br />
ken van dezen aart, tot een zekeren trap van volkomenheid te<br />
brengen. SURIUS, Tom. I. Concilior. fuorwn, in Dedic.<br />
ad PHILIP. II. SWEERTIUS, Athen. Belg. p. 610. VAL. ANDR.,<br />
Bibl. Belg. p. 732, 733- J. F- ForpENS, Bibl. Belg. p. 968.<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV. p. 258-260.,' N. DiÜ. Hifi»<br />
Tom. II. p. 385-<br />
CRABBEELS (CLEMENS), wierdt op ',t einde van 't jaar<br />
1584, door FiLirs, Koning van Spanje, tot Bisfchop van 'sHer-<br />
togenbosch aangefteid, en nam daar van bezit op den 5 april<br />
J5S6; op den 12 meij en den volgenden d'ag, werdt hij door<br />
de Regering deftig ter maaltijd onthaald. Hifi. Episcop.<br />
Sylva Dac. p. 96, 97.' J. II. VAN HEURN, Hifi. van 's Hertogenb.<br />
II. D. bl. 261.<br />
CRABETII (ADRIAAN PIETERSZ.), Konstfchilder, zeer<br />
waarfchijnlijk de oudfte bioeder van DIRK en WOUTER CRA-<br />
BETH, hadt tot vader PIETER CEABETH, doorgaan?. KREUPELE<br />
PIER genaamd; hij leerde de konst bij den Groninger Schilder<br />
JAN SWART, en was zo ijverig en vlug, dat fchoon nog zeer<br />
jong toen hij zijnen Meester ver!jet, hij hem egter reeds vrij<br />
- ver
CRABETÜ. (DIRK en WOUTER) 4:]<br />
ver in' de kons,t voorbij fireefde. Zijn fortuin in Frankrijk<br />
willende beproeven, reisde hij derwaarts, met voornemen om<br />
daar na Italië te bezoeken, doch overleed 'er na een kort,,<br />
Rondig verblijf binnen de ftad Autun. Deez' Konftenaar zou<br />
het waarfchijnlijk zeer verre gebragt hebben, was zijne ontij<br />
dige dood niet tusfen beiden gekomen, doordien hij reeds in<br />
het prilfte van zijnen levensloop, zulke treffende blijken van<br />
zijn konstvermogen hadt aan den. dag gelegd. Hij heeft in het<br />
laatfte tijdvak der XVIde eeuw geleefd. DESCAMPS,<br />
Vies des Peintres, Tom. I. p. 208. K. v. MANDER, Leven der<br />
Schilders, I. D. bl. 154- A. HOUBRAKEN, Schouwb. I, D. bl.<br />
182. flllacmcin. Siu»(H« Ecpicon. 1779. f. 182.<br />
CRABETH (DIRK en WOUTER), twee broeders, de<br />
beroemdfte en konftigfte GlasfchUders die 'er immer zijn ge<br />
weest, hebben te Gouda tehuis behoord, en die overheerlij<br />
ke Glazen in de Groote of St. Jans-kerk gefchilderd, welke<br />
met regt nog ten huidigen dage met zulk een opgetogene be-<br />
wondering door de Konstminnaars befchouwd worden, en zo<br />
veel vreemdelingen naar die ftad lokken , om hunne o^en<br />
met het gezigt van die pronkjuwelen te mogen verlustigen,<br />
en te kunnen zeggen: Wij hebben de Kerkglazen vm Goud?<br />
gezien!<br />
Van WOUTER vindt men verhaald, dat hij Italien, Frankrijk<br />
en meer andere gewesten heeft bezogt, en tot een volftundige<br />
'gewoonte hadt, dat op elke plaats van enig belang die hij<br />
doorreisde, hij een door hem gefchilderd glas ten ftaal van<br />
zijne konst agter liet. Deze is bij alle Konstkenneren boven<br />
zijn broeder geoirdecid uittemunten, inzonderheid in nette fier-<br />
lijkheid van tekening, ook ftak het voortbrengzel van zijn<br />
penfeel uit in heldeiheid; dan .de arbeid van DIRK ten aan<br />
dien van den gloed der kleuren, ftak verre weg in kragt bo<br />
ven dien van WOUTER uit; zo dat men pleeg te zeggen: 'c geen<br />
DIRK doet Jour zjjn diepzels, werkt WOUTER uit door zijn hoog-<br />
zeis. Met dit al waren zij beide uitmuntende Meesters, die<br />
net of ten minften fpaarzaam huns gelijken in het Glasfchilde-
U CRAÈËTH. (DIRK en WOUTER)<br />
deren gehadt hebben, en zij werkten beide met'zulk éne<br />
'vaardigheid, dat het fehier niet te geloven is, en 't welk<br />
• egter uit de jaarmerken waar mede hunne werken getekend<br />
fcjn, ten vollen blijkt; want in den tijd van zes jaren, vervaardigde<br />
WOUTER vier groote glasramen, en DIRK die nog<br />
vaardiger was in 't werken, maakte in drie jaren zes glazen<br />
af, die immers zo uitgeftrekt waren, want zij waren alle van<br />
de grcotfie maat.<br />
In 'C geheel zijn 'er een getal van 3r zulke pragtige glas<br />
ramen in de genoemde Kerk te Gouda, welke Kerk tweema-<br />
•len door het vuur is verteerd, namelijk op den 21 augustus<br />
1438 , waarna zij veel pragtiger wierdt herbouwd; want<br />
eerlang telde men 'er een groot getal van Kapellen in, en<br />
wel 72, of volgens anderen, 52 altaren. Doch op den 18<br />
januarij des jaars 1552, floeg de blixem in den toren, den-<br />
zelven, nevens de kerk, binnen korten tijd, grotendeels aaU<br />
kolen leggende. Terftond befloot men tot het herbouwen<br />
waar toe de penningen, voor een groot gedeelte, onder dé<br />
Ingezetenen verzameld werden. De kerk werdt toen omtrent<br />
in dien Raat gefield , waar in men die nog tegenwoordig<br />
ziet. Men ontmoet 'er, bezuiden 't koor, de Kapel, van<br />
ouds de Tzeren Rapa genoemd, en door JAN, bastaard van<br />
ELOIS, Heer van Treslong en den lande van Stem, ten jare<br />
1417 geftigt, doch verfiiekt thans tot een grafilede, van deri<br />
beroemden Ambasfadeur HIER. VAN BEVERING en diens fami.<br />
lie.<br />
De gebroeders CRABETH, hebben met hun beiden 11 Ra<br />
men van deze g/azen in de kerk van Gouda gefchilderd, de<br />
overigen zijn door anderen ook brave Meesters vervaardigd,<br />
als onder anderen, door ADRIAAN DE VRYE, WILLEMTHIDAUT»<br />
•LAMBÉRTUS VAN NOORD, DIRK VAK ZYL enz. Onze taak<br />
vordert alleen, dat wij die welke door de konstrijke handel»<br />
van de CRABETHS zijn vervaardigd, kortetijk befchrijven.<br />
ï. Het eerfte door DIRK CRABETH gefchilderd, is aan de kerk<br />
vereerd door GEORG VAN ECMOND, Bisfchop van Utrecht, en<br />
Vertoond JOHANNES den Zaligmaker dopende. Ö ? den voorgrond<br />
ziet
CRABETH (DIRK en WOUTER)<br />
ziet men den Bisfchop, met een St. Maarten agter hem, dia<br />
aan een bedelaar een aalmoes geeft, zijnde de bedelaar en<br />
hond uitnemend konftig getekend, en onvergelijkelijk fraaij'<br />
gekleurd. Men vindt zelvs verhaalt, dat zeker Venetiaans E-<br />
delman het hoofd van den bedelaar voor zo veel gouds, als'<br />
'er nodig was om het te dekken, aanbood te kopen, 2. Naast<br />
dit Glas, ten zuiden, Raat 'er een van den zelvden Meester,<br />
verbeeldende JESUS onder zijne Discipelen, omtrent den Jerdaan;<br />
het werdt gefchonken door KORNELIS VAN MIEROF. Proost<br />
en Aartsdiaken van Utrecht, voor wiens af beeldzei een MARIA<br />
beeld zit, welker purpqre rok en rode mantel, om de kleur<br />
en konst, boven al wat in de kerk is, geprezen wordt. 3.Het'<br />
derde Glas door DIRK vervaardigd, verbeeld JOHANNES in de<br />
gevangenis, en vervolgens die Boetgezant aan den Jordaan pre<br />
dikende; het is gefchonken door de toenmaüge Bisfchop van<br />
Luik, Abt van Bergen, 4. Het vierde Glas waar mede deze<br />
kerk van genoemden Meester pronkt, is gefchonken door Fl<br />
uts, Koning van Spanje, en vertoond van boven de inwijing<br />
van Salomons Tempel, en beneden het Avondmaal des Heren.<br />
5. Hier naast ftaat van hem een Glas befchilderd, verbeel<br />
dende den Diaken FILIPPUS binnen Samaria, De gevqr daar van,<br />
FILIPS, Prins van Ligne en Heer van Wasjenaar, ftaat onder<br />
de Kreupelen afgebeeld, waar over hij, 't ftuk voor 't eerst<br />
Ziende, zeer misnoegd op den Schilder was, 6. Van hem is<br />
ook nog het Glas door WILLEM DEN I. Prins van Oranje ge<br />
fchonken ten jare 1567, waar in de uitdrijving der Kopers en<br />
Verkopers uit den tempel allerfchoonst is gefchilderd. 7. Ein<br />
delijk verbeeld het laatfte Glas door dezen Meester ten jare<br />
1571 vervaardigd, Bethulie ontzet door de onthalzing van HQLO-<br />
PJIERNES; gefchonken door JOIIAN VAN BADEN , Hertog van<br />
Acirjcht, en zijne gemalin KATRYNA , Gravinne van der Mark.<br />
De Glasramen die men van WOUTER CRABETH in deze kerk<br />
ontmoet', zijn: 1. De Koninginne van Sceba, een bezoek afleggen<br />
de bij SALOMON om s'jne wijsheid te aanhoren, en kostbare ge-<br />
Jchenken te brengen; gefchonken door GAERIÜLE VAN BQETZE-<br />
LAAR , Abtdislc van Rhijnsburg ; wier beeld onder de ge-<br />
fchie-
AS CRABETH. (DIRK en WOUTER)<br />
fchiedenis ftaat, en agter haar den Engel GABRISL, haren be-<br />
fchermer. 2. Den Kerkrover HELIODORUS van de Engelen gejlrafi;<br />
gegeven door EBIK, Hertog van Brimswijk, wiens beeld op<br />
de voorgrond ftaat, agter hem ST. LAURENS, houdende in zijn<br />
regterhand een rooster en een veder. 3. Het bovenperk van<br />
dit Glasraam beeld af, de geboorte ven den Zaligmaker te Betli-<br />
lehem; het beeld van den Ezel, zijnen kop rekkende om voe<br />
der te nemen, wordt in dit ftuk werks, boven' al geprezen;<br />
bet onderperk bevat CHRISTUS zittende in 't midden der Kanun<br />
niken; gefchonken ten jare 1564 door het kollegie der Kanun<br />
niken van Si. Salvator te Utrecht. 4. De offerhande van ELIAS,<br />
die doof vuur van den hemel verteerd wordt, tegens de valfe P<br />
ten; daar onder, de voetwasfinge der Apostelen; gefchonken door<br />
MARGAREET , Hertoginne van Parma en Landvoogdesfe der<br />
Nederlanden; op den voorgrond haar beeld knielende, en ag<br />
ter haar ST. MARGAREET met een Draak onder hare voeten,<br />
tot Patronesfe.<br />
De Kerk was, in den tijd van ene halve eeuw, van alle<br />
hare uitmuntend befchilderde Glazen voorzien , die egter<br />
federt, door de lucht, hagel en onweer merkelijk befchadigd<br />
Zijn, en vrij wat van den eerften luister verloren hebben.<br />
Men heeft nóg een groot deel der Tekeningen van deze Kerk<br />
glazen; die op een afgefloten zoldering in Kerkmeesters-ka<br />
mer, bewaard worden. Ook zijn de patronen der Glazen, in<br />
en na 't jaar 1673, door KRISTÓFFEL PIERSON, AREND LEPE<br />
LAAR en JULIUS GESAR BOETIUS ieder op een blad pergament,<br />
in *t klein getekend.<br />
Doch keren wij tot de gebroeders CRABETH te rug. WIL<br />
LEM THOMBERG zegt, dat oude lieden van hun getuigen, dat<br />
zij kosten noch moeite ontzagen, om, wanneer zij enige pan<br />
den gemaakt en ingezet hadden, en enig gebrek 'er aan be-<br />
vonden, die daar uit te nemen, en te hermaken tot hun vol-<br />
komen genoegen.<br />
Schoon zij broeders waren, waren zij egter zo konstnaij-<br />
verende, en hielden zig daaromtrent zo bedekt voor elkan<br />
der, dat wanneer de" een dienaangaande iets vraagde, "de an<br />
der
CRABETH. (DIRK en WOUTER) 4 ?<br />
der hem tot antwoord gaf: Ik hei het door vlijt gezogt, doe<br />
oak zo. Dit ging zelvs zo ver, dat wanneer zij bij geval op<br />
elkanders winkel kwamen, dat niet dikwils gebeurde, het<br />
•fcerk dat zij onder handen hadden, voor dien tijd overdekt<br />
wierdt, ovérzulks wanneer zij eikanderen iets te zeggen had-<br />
den , lieten zij het over en weer fchriftelijk weten. Ook<br />
wordt getuigd, dat zij voor het Kerkwerk geen groten loon<br />
bedongen hadden, waarom zij ook daar benevens het glaze-<br />
maken aan de hand hielden, zo lang zij leefden.<br />
DIRK bleef ongetrouwd en woonde op de westzijde van dé<br />
Goutvè, over de turf brugge, daar nu het Amfteldamfe veer is»<br />
en leefde nog in 't jaar 1600. WOUTER woonde agter de vis-<br />
markt, op de noordzijde, en trouwde een vrouw uit het oud<br />
geflagt van PROVEN, en liet een zoon na PIETER genaamd*<br />
die naderhand Burgemeester is geweest. Hij wierdt in zijn<br />
ouderdom beroerd, maar het jaar waar in hij geftorven is,<br />
wordt niet gemeld. De Plaatfnijder REINIER VAN PARZYN*<br />
met WOUTER zoons dogter getrouwd, liet hunne afbeeldzels in<br />
print uitgaan, daar de vermaarde Digter JOOST VAN DEN VON«<br />
PEL, dit volgende gedigt onder fchfeef;<br />
Offert WOUTER met ELIAS,<br />
Doove verf fchijnt hemels vier,<br />
Eet hij 't Paasiam met Mesfias,<br />
Zijn penceel, vol aart en zwier,"<br />
Draaft te moediger en ftouter,<br />
Stel het beeld op 't Schilders outer.<br />
DIEDRIKS uurglas is verloopen:<br />
Noch volhard hij met ST. JAN<br />
'T volk te leeren en te doopen,<br />
Daar het grimmelt op dien man,<br />
Zo vol ijver als boetvaardich,<br />
Is die helt geen konstkroon waardich?<br />
W. THOMBERG wil, dat met deze twee grote Meesters tefr<br />
fens de konst begraven zij, daar egter de geleerde'ALMELO-<br />
VEEN
45 CRABETH. (WOUTER)<br />
VEEN beweert, dat in de boekzaal van JOACHIM FELLER, eea<br />
of twee boeken gevonden wierden, daar deze konst in on<br />
derwezen wieidt; hoe het hier ook mede gelegen mag zijn,<br />
zeker is het, dat men van de uitwerkzelen van dat gefchrift<br />
Biet meer gehoord heeft. THOMBERG geeft wel enige onder-<br />
ligting betrekkelijk de Roten, die zij daar toe te werk gefield!<br />
liebben, maar belijdt tefFens zijne onkunde ten aanzien van<br />
de wijze, op welk zij die ftoffe, tot zulk een gebruik gebragt<br />
hebben, en beknort de zulken die beweren, dat men ten hui.<br />
digen dage, zulke fchone verwen niet heeft, als oulings in<br />
het fchilderen van glazen gebruikt zijn ; met dit alles, erkent<br />
hij egter, dat de hödendaagfe grondkleuren bij het oud ge<br />
kleurd glas niet te vergelijken zijn, en dat nog nimmer de<br />
ftoffe wedergevonden is, waar van het zwart van de tabbaard<br />
der Abtdisfe van Rhijnsburg, in het glas van den Koning SA-<br />
J.OMON, gemaakt is, als ook van den Geestelijken agter den<br />
Bisfchop van Luik ftaande. • TH. ALMELOVEEN, Amom.<br />
Theo!. Philol. p. 100, 101. C. SAXT, Onomaft. liter. Part. JU.<br />
p. 400. 650. DESCAMPS, Vie des Peintres, Tom. I. p. 124.<br />
178. J. WALVIS, Befchrijv. van Gouda, I. D. bl. 326-329. II.<br />
D. bl. 65-90. K. v. MANDER, Leven der Schilders, II. D. bl.<br />
53. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, I. D. bl. 26-30. Uitlegging<br />
van de Kerkglazen te Gouda, 1742. in Svo. Levens van Nederl.<br />
Mannen, &c. ï. D. 2. druk, bl. 321-327. Tegenswoord. Jlaat<br />
der Vereenigde Nederlanden, V. D. bl. 198-202. giffl. ^unjHcr<br />
StïiCOn. 1779- 182.<br />
CRABETH (WOUTER), Konstfchilder, kleinzoon van<br />
den beroemden WOUTER PIETERSZ. CRABETH, heeft tot zijnen<br />
voornamen leermeester KORNELIS KETEL gehadt. Hij bezogt<br />
Frankrijk, Italiën, en de vermaarde Schilderfchool te Rome,<br />
van waar hij na een dertienjarige reize te rug keerde naar zij<br />
ne geboorteftad Gouda, en daar in 't jaar 1628 trouwde met<br />
ADRIANA VRIESEN. Onder zijn beste werken wordt geteld een<br />
JWARIAS Hemelvaart; en zijn laatfte groot ftuk, dat hij gefchil<br />
derd heeft, was de toenmaals regerende Krijg.rraad tot Gouda.<br />
4<br />
't geen
.CR ACHT. CRAESBEECK. CRAESBEKE. 49<br />
't geen op de zaal van St. Joris doele hangt. ——. A. Hou-<br />
BRAKEN, Schouwburg, I. D. bl. 178, 179.<br />
CRACHT (FRANS VAN LIMBORCH VAN nek), waS teil<br />
jare 1773 Kapitein ter zee onder hei Admiraliteits-koliegie van<br />
Amfleldam. Hij heeft gefchreven: ©erftanbcfing aangaanbe be<br />
^jtefnijbing ener regtlijtüfche ^oeft. Verhandeling van<br />
de Hollandje Maatfchappij, XVI. D. 2de St. bl. 71--84.<br />
CRAESBEECK (JOHANNES VAN), van Aarfchot in Bra*<br />
iand geboortig, is geweest Monnik in de Abtdije van St. Ber-<br />
mard in zijn vaderftad, en ftierf 'er als Prior van, ten jare<br />
1610. Hij heeft gefchreven, en is na zijn dood door de Ber-<br />
nardiner Monniken in 't licht gegeven: Commentarium in Re-<br />
gulam S. BENEDICTI. , Duaci 1624. in 8va. —— J. F. For-<br />
ÏENS, Bibl. Belg. p. 622.<br />
CRAESBEKE (JOSEF VAN), te Brusfel geboren, was aas-<br />
vangelijk een Hpedemakersgezei, doch met ADRIAAN BROUWER<br />
kennis gemaakt hebbende, en zo als men zegt vogelen van<br />
enerlei veren zijnde, die gaarne met de neus in den beker za<br />
ten, en daarbij in alle opzigten een flordig leven leiden,<br />
wierden zij wel dra onfcheidbare vrienden. CRAESBEKE kreeg<br />
.zin in de konst van BROUWER, en wierdt wel dra zijnen leer<br />
ling in het fchilderen; ook beijverde hij zig met zodanige*<br />
vlijt, dat hij zijn leermeester binnen kort in bekwaamheid<br />
zeer nabij kwam. Hij koos doorgaans tot voorwerpen zijner<br />
fchilderftukken, de veragtelijkfte bedrijven van den menfelij-<br />
ken levensftand. Zuipende en vegtende boeren, dobbelaars,<br />
en plunderende foldaten, waren inesstal de modellen die hij<br />
tot zijne onderwerpen nam; en ten einde daar wel in te Ha<br />
gen, doorliep hij alle de kitten en bierkroegen, zo wel buiten<br />
als binnen de ftad, veeltijds de helft van zijn gezigt met een<br />
zwarte pleister bedekkende, en in een fobere plunje uitgedost.<br />
BASAN en BEAUVERLET hebben vele van zijne fchilderftukjes in<br />
het koper gefneden, Hij ftierf in het jaar 1641. —— DES-<br />
VIII. DEEL. D CA»PS,
| T CRAEYER^ (GASPAR DE). CRAEYESTEJN<<br />
CAMPS, Vies des Pemtres*. Tom, II. p. 138. fflfgcm. &m|,f«f<br />
CRAEYER (GASPAR DE), Konstfchilder, is geboren te<br />
Antwerpen ten jare 1582, en hadt tpt leermeester MICHIEL.<br />
C01X.ÏE, bij wie hij zulke fnelle voortgangen maakte, dat hij<br />
hem verlatende in vele opzigten in het fchilderen overtrof.<br />
H;ij beftudeerde vervolgens de. beste ftukken welke op de publieke<br />
plaatzen te Brusfel gevonden worden, vervolgens beoef».<br />
fende bij dè natuur, en van deze beide nuttige hulpmiddelen<br />
voorzien, heeft hij de fchone ftukken gefchildert, welke van<br />
£jjn penceel voortgeyloeit zijn, CRAEYER heeft meer als 10a<br />
Autaarftukken vervaardigd, waar van'er alleen te Gent i\ van<br />
Voor handen geweest zijn. Men plaatst hem onder de reije<br />
der beste Flaamfe- Schilders, en fchoon hij minder vuur bezat<br />
dan den voortreffelijken RUBEENS, wil men dat zijne tekeningveel<br />
regelmatiger was. Zijne famenftellingen zijn vernuftig,<br />
en beftaan uit weinige beelden, doch die allerkeurigst afgewerkt<br />
zijn. Hij wist zijne figuren in een bekoorlijk licht tq<br />
brengen, en plaatfte hen in de bevalligtte Handen, Inzonderheid<br />
muntte zijne kleding uit, en de ploijen daar van evenaarden<br />
de natuur, Het koloriet wist hij meesterlijk te treffen »<br />
en de fmelting der kleuren zodanig zagt in een te doen vïoeijen,<br />
dat het een verrukkend gezigt opleverde; ook was zijn<br />
bruin en licht voortreffelijk, en men kan hem te regt met den<br />
konftenaar BANDYT gelijk ftellen. Hij ftierf te Gent ten jare<br />
1669, in het 87fte jaar zijnes ouderdoms, en wierdt aldaar in<br />
de kapgUe van St, Rofa in de Dominikaner-kerk begraven.<br />
DESCAMPS, Vies des Peintres, Tom, I, pag, 35-0*<br />
ftlfscm. $u.flfïf« £ejctco». 1779- f- 183,<br />
CRAEYESTEIN (GERRIT GERRITSZ. VAN) , wierdt<br />
door de Luiden van Rekeningen in Holland voor de eerftemaa'<br />
ten jare IS74 aangefteld tot Bailjuw van Q.udewater en<br />
Dijkgraav der drie gehugten, Lange Linfelioten, Snelrewaarde<br />
en Heexkwdorp, palende aan genoemde ftad; en voor de twee-<br />
" ' de-
GRALYESTEIN. (GERUIT GERRITSZ. VAN) 51<br />
demaal in dat ambt bevestigd, in het jaar 1583. Toen op<br />
"den 6 augustus des jaars 1575 Oudewater, door het Spaanfe<br />
Legerhoofd HIERÜES ftormenderhand wierdt veroverd, ver<br />
moorden de woedende krijgsknegten bijna al wat leven hadt,<br />
zonder kunne of jaren te ontzien; ook geraakte de ftad in<br />
brand, waar door genoegzaam alle de huizen vernield wier-<br />
•den; de K«rk en 't Klooster egter bleven ftaan. In dezen<br />
benarden toeftand, gelukte het den Bailjuw CRAEYESTEIN,<br />
om, met enige dekens omwonden, en dus in fchijn of hij<br />
een der plunderaren was, eerst zeer behendig uit die ftad,<br />
doch eerlang weer in groot doodsgevaar te geraken ; want<br />
zijnde bij de Goverweller-Sluis gekomen , die met Hoogduitfe<br />
krijgsknegten door den Spanjaart bezet was, wierdt hij door<br />
enen dier bezettelingen aangerand; welke hem zeide: „ dat<br />
„ hij uit Oudewater kwam;" doch de Bailjuw betuigde.<br />
„ van neen, als te Utrecht woonagtig;" de Soldaat egter<br />
wilde , dat de gevlugte zoude in de fchans komen. Daa<br />
CKAEYESTEIN hier toe onwillig, wierp aanftonds zijne dus<br />
ver mede gevoerde dekens van het lijf, greep het-gevest<br />
van des krijgsknegts onder den arm gedragen houwer, en<br />
rukkende dien uit de fchede, drong vervolgens den hem te<br />
lastig vallende Duitfer zelv naar de fchans te wijken; alwaar<br />
deze door 't maken van een onbezuisd getier alle de overi<br />
gen t'zijnen onderftand in 't geweer bragt. Dus ftelde het<br />
de ontfnapte Bailjuw op een rekken, nagezet door wel 30 be<br />
zettelingen; doch alle welken hij nogtbans, mits de doodangst<br />
hem thans tot een prikkel diende, en als der bijwegen kundig,<br />
ontliep, en zig het overige van dien dag in ene griend heb<br />
bende verfcholen gehouden, in den volgenden nagt het naar<br />
Gouda wendde, alwaar hij eindelijk behouden, hoewel half<br />
naakt aankwam, als hebbende zijn broek door 't ingetrokken<br />
water t'overzwaar, in den modder moeten laten fteken.<br />
Ongehoord waren de wreedheden die de ontmenste Span<br />
jaarden in het ongelukkig Oudewater aanrigtten; want 20 burgers<br />
ter berging des roofs bij de algemene moordkreet in 't leven<br />
gefpaaid zijnde, en zedert op hoger randfoen gjfteld, dan zij<br />
D 2 i«ag-
5js 6RAEYWINKEL. (JAN LUDOLF VAK)<br />
tfiagtig waren bijeen te brengen, wierden voor een gedeelte<br />
jn, koelen bloede doorftoken, en de overigen bij drieën of<br />
vieren, aan den anderen gebonden in 't water ggfmakt en<br />
van 't leven beroofd. De Nederduitfe Predikant JAH JANS-<br />
ZOON GERLACIUS , fchoon voor soo guldens gerantzoend,<br />
wierdt buiten de ftad apgeknoopt, na dat men den zoon voor<br />
zijn vaders eigen ogen pp een wrede wijze hadt vermoord.<br />
Aanmerkelijk is het, dat des Leraars lighaam, ?a 16 maan<br />
den gehangen te hebben, nog zo vol en blank gevonden<br />
werdt, zeivs de ogen zo ongekwetst en het aangezigt zo wei<br />
nig ingevallen, als of hij ilcgts vier dagen dood geweest waa;<br />
H, welk door GERARD KEGELAAR , Burgemeester te Gouda, dip<br />
'ér nevens verfcheiden anderen , poggetuigen van was ge<br />
weest, naderhand ter dagvaart van Holland, verhaald, en in<br />
?t Register der Staten befluiten aangetekend werdt. —-——<br />
Refol. der St. vcm Holland van 16 julij 1582. bl. 344. P. BO<br />
Nederl. Hifi. druk van 1679. J. D. bl. 644. HOOFT, Neder!.<br />
Hifi. bl. 424. BEAUFORT, Leven van WILLEM DEN I., II. D.<br />
bi. 584 G. R. VAN KINSCHOT, Befclirijving van Oudewater<br />
bl. 78. 257-261. WAGEN , Vad. Hifi. VII. D. bl. 62-64.<br />
CRAEYWINKEL (JAN LUDOLF VAN), geboren te Li-<br />
te, behorende tot het Marquifaat van Antwerpen, den 28 au<br />
gustus 1609, begaf zig na zijne eerfte letteroefeningen vol<br />
voerd te hebben, onder de reguliere Kanunniken van Ton-<br />
gerloo, behorende tot de orden der Prémonjlratenfen, en deedt<br />
?<br />
er op den 8 feptember 1631 zijne geloften; vervolgens wierdt<br />
hij in 1641 Vikaris van de pastorije te Duffel nabij Lirt, en<br />
verhuisde nog het zelvde jaar naar Lilien-daal, een Nonnen<br />
klooster van zijne orden te Mechelen, waar van hij tot onder-<br />
Provoost wierdt aangefteld. Deze bediening het ruime tijdvak<br />
Van 16 jaren uitgeoefend hebbende, wierdt bij den 10 julij<br />
1S67, tot Pastoor van Oelighen, twee uren van Lire gelegen,<br />
benoemd; hier fleet hij zijne overige dagen tot op zijn dood,<br />
wejke voprviel den 11 december 1679 in het 7ifte jaar zijnes<br />
puderdoms. Hij heeft de volgende werken in druk nagelaten,<br />
ï, 3?e tritmiphecreitöc ^Hijberhdjbt: M Xebcn/ martclse
CRAMER. (A. F.) (JAN FREDERLË)<br />
entte JUSiraP.eïeri ban öe JiUaaght enöe ^iKattelare^f*<br />
BYMPN-A, Dochter ban ben Couinch ban Sfrfauöt/ ©atronegfé<br />
ban be töijtbcrmaarbe b?iihevjbt ban Ohecr. alteéèftefen 1652.<br />
fa 4tö. It. i&meben bnin/ berhetert/ entte btrineèrbett niet<br />
fcecle curieufe hifionen / enbè ïebenjS ban be ^ebei-Iahörfc&e<br />
«ffëaégfibeften^ / gcmengelt met beef gce&elijïic onöeifoijfmgeh,<br />
féer p?of,jteI;jch booj nik ©ocfjter£ tube Iiefïjeb&et# ban 'be<br />
^mrjberherjbt. Sf&- 1658. in 8bo. 2. 3Ln(ïïjof ter gob&jueh*<br />
tigfje H&ebttatrcn op allen 5e ^onbagfjen tn ïfeijtighttagften bet<br />
facren. II ©rien/ Slntto. 1661. in 8ba. It. (Stoeben ÖJÜCB/<br />
foerbetert/ eiHie bermcerbett. II 3Men/ 2£ntto. 1714'' in 8ba*<br />
3. Stegenbe bcr Icbetrê cnbe gebenthtocerbige batten ban be faooi*<br />
naamite cijlige / jèau'gc / cnbe loftueerbige perfoonen / fon<br />
J©an^ afcj ©joitteen/ bie in be tuitte tspte ban flen ïf. NOR-<br />
ÏERTUS/ in ijetjligftcrjbt / gobbjitchtigheijbt / beugfjoen / entte<br />
tntraKcfcn/ wijfgefeftcnen hebben. II 3Men/ iBethelefl Ï664tn<br />
4to. 4. 9£it|rhoff bcr gobbjucljtige ^IBebitatien op öe ï%-»<br />
«£ottnnnme/ Iijben moe boobt JESU CHRISTI , gemetirieli niet<br />
öe tooeffjeöen ban be ï-J. «naoebcr (£>oot$ MARIA. Hutto.<br />
tn 8bO. *—— J- F. FOPPENS, -Bibl. Belg. p. 679. PAC-UOT,,<br />
iMem. litter. Tom. VII. p. 47--50.<br />
CRAMER (A. F.), is gèweest Lt. Koltorièl in dienst vaa<br />
den Staat der Verenigde Nederlanden. Hij was een doorkundig<br />
man In het beroep *t welk hij hadt omhelst; waar van onder<br />
sandèreii 'tot blijk veiRrekken de beidé vólgende werkjes door<br />
hem in 't licht gegeven: 1. aianrncrhirigen bb'et be te boërÉè<br />
ibienjien iri een belegerbe ©enting. Itc'ijb. 1757. in SbB. 2»<br />
^Slgeniene maatregelen en uire'cticn 'om alle foojten bmï ©ïi?<br />
ra^fïngen in ben
54<br />
CRAMER. (NIKLAAS,)<br />
togdom van Maagdenburg, en Leermeester van den Kroonprins<br />
van Pruis/en. Naderhand heeft hij langen tijd te Amfteldam<br />
gewoond, in de hoedanigheid als Refident van Koning FREDE-<br />
RIK DEN I.; dan de dood van die Vorst, voorgevallen dea<br />
25 februari] 1713, was een treffende flag voor den Refident,<br />
die zig daar op eensklaps van zijne jaarwedde verftoken zag,<br />
s<br />
t welk hem tot de noodzaak bragt, om fchulden te moeten<br />
maken, die hij niet in ftaat was te betalen; dit veroirzaakte<br />
hem zulk een hartgrievend leed, dat hij 'er krank van wierdt,<br />
welke ongefteldheid een geweldige bloedbraking ten gevolge<br />
hadt, die hem den 17 maart 1715, in 's Hage zijnde, van<br />
het leven beroofde. CRAMER was kundig in het vak der Ge<br />
denkpenningen , en hij hadt-zig op zijne reizen verfcheidene<br />
Geleerden in Duitsland en Frankrijk tot vrienden gemaakt. Hij<br />
heeft in 't licht .gegeven:<br />
li SAM. PÜFENDORFII, IntroduElio sd Hiftoriam precipuorum<br />
regnorum &? fiatuum modernorum in Europa. Franco/. 1688<br />
i2mo. £jf 1704. in ïzmo. It. Traj. ad RJien. 1692. in 121110<br />
2. Vindicie nominis Gennanici contra quosdam obtreüatores Ga<br />
Berol. 1694. ' n<br />
f°l !<br />
-°' It- Amft. 1694. Dit werkje briefswijzo<br />
gerigt aan BENED. CARPZOV, behelst ene bondige wederleg<br />
ging van den vader BOUHOURS, die in zijne Entretiens d'Arifte<br />
& d'Eugéne, tot een vraag hadt gefteld: Of een Didtfer een<br />
fraije Geest konde zijn ? CRAMER verdedigd hier in mannelijk<br />
ter zei ver tijd de Duitfers en Nederlanders, tegens deze honen<br />
de twijffeling. . Misceilanea Lipfenfia. Tom. I. p. 381,<br />
382. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV. p. 230, 231. Vita JAC.<br />
BURCKHARI), p. 53. DISPONTIN. Pref. ad PHEDR. p. 182. 216.<br />
SAXI, Onom. Pars V. p. 368.<br />
CRAMER (NIKLAAS), Konstfchilder, geboren te Leijden<br />
in 't jaar 167a, heeft tot leermeester gehadt WILLEM VAN<br />
MIERIS, en na hem KAREL DE MOOR; wiens manier in 't<br />
fchilderen van pourtraitten en moderne gezelfchapftukjes, hij<br />
gevolgt heeft, en met wien hij tot zijnen fterfdag, altijd in<br />
goede verftandhouding en vriendfchap geleefd heeft. Hij is in<br />
het jaar 1710, aan ent teringziekte geftorven, na dat hij pas<br />
40
CRANE. (JOHAN DE) CRANEVELDT. {FRANS) 5$<br />
40 jaren bereikt hadt. • J. V. GOÓL, Nieuwe Schouwburg,<br />
l. D. bi. 341, 342» flïfgetB. Kuft)ï[cï Scyiccn» 1779- f- i&3.<br />
CRANE (JOHAN DE), is geboren den 23 februanj �cT><br />
cn van der jeugd af aan tot het H. dienstwerk voorbefchikt<br />
üijnde, wierdt hij na behoorlijk fcbool- eh akademie-onderwijs,<br />
den 13 maart 1696 onder het getal der Proponenten opgeno<br />
men, voorts den 7 april 1697 als Predikant te Nisje op het<br />
eiland Tergoes bevestigd, en vervolgens den 22 december<br />
3703 te Oostkappelle op 't eiland Walcheren, alwaar hij de<br />
pligten waar toe hij door zijn ambt verbonden was, met<br />
alle kloekheid, warme ijver en getrouwheid heeft waargeno<br />
men, tot den 3 april 1727, toen hem na dat reeds een geruï*<br />
men tijd allerdeerlijkst door het voet- en handeuvel was ge»<br />
folterd geworden, door de Klasfis van Walcheren wierdt gegund ,<br />
het overige van zijn leeftijd, falvo honore in rust door re bren<br />
gen. Naderhand heeft hij egter nog veelmalen den kanfel zó<br />
te Middelburg als te Oostkappelle beklommen; kunnende men<br />
als iets zonderlings aanmerken, dat hij zes opvolgers van hem<br />
fn deze gemeente, zijn laatfte ftandplaats, heeft bevestigd: als<br />
1. Den 12 oktober 1727, MATTHEÜS DE CRANÉ, 2. Den 30<br />
november 1732, DANIËL SECURIUS. 3. Den 18 janüarij ï?39><br />
GODEWARDUS VROLYKHERT. 4. Den 5 maart 1741» LAMBËR*<br />
ÏUS KOLF. 5. Den 25 oktober 1744, EWALDUS HOLLEBEEK;,<br />
6. Den i meij 1746, JOHAN SATING. Alle welke Bevesti<br />
ging Leerredenen, dóór hem bij deze gelegenheid uitgefpro-<br />
hen, afzonderlijk door den druk lijnde gemeen gemaakt, tot<br />
bewijs van 's mans geleerdheid en bekwaamheid in 1 opfleï-<br />
len van preken, kunnen verftrekken, CRANÉ ftierf te Middel-<br />
iurg, de woonplaats die hij zedért zijne rusttijd uftgekc-ren<br />
hadt, den laatften dag van 't jaar 1746, in den ouderdom van<br />
70 jaren en ruim 3 maanden, ——— Medeged. Eerigtem,<br />
CRANEVELDT (FRANS)* geboren te Nijmegen uit een<br />
©ud en treffelijk geflagt; wierdt in zijne jeugd naar het Gijm-<br />
nafium te Rijsfel gezonden, alwaar hij door het onderwijs van<br />
JOH. DESPAÜTERIÜS , zo ongemeen vorderde, dat hij in 1505<br />
0 4 tol
56 CRANIUS. (PAUSTIN)<br />
tot Primarius van het fchool in de wetenfehappen wierdt ver--<br />
klaart, en ten jare 1510 te Leuven tot Doktor in beide de<br />
regten wierdt bevordert. Kort hier op wierdt hij tot Penfio-<br />
naris van Brugge aangefteld, en ten jare 1552 tot Raadsheer<br />
in dert Hogen Raad van Mechelen verheven.<br />
Den ouderdom van 60 jaren bereikt hebbende, leide hij<br />
zig met ongemenen ijver toé" tot de beoeffening der griekfe<br />
tale, en Plaagde daar in zo gunftig, dat hij de volgende wer<br />
ken uit die fpraak in het latijn heeft vertaald: I.'PROCOPII<br />
Libr. VI. de JEdificüs JUSTINIANI Imp., cum THEODORICI ADA-<br />
MBi Annotationibus. Paris 1577. in ifio. 2. BASILII Magnü<br />
Homilias tres. I. De utilitate capienda ex gentilium auBorum<br />
II. De Invidia. III. Attende tibi ipji. Lovan. 1534. £s Svo. 3.<br />
Is 'er van hem ene voorrede geplaatst aan het hoofd des werks<br />
van CHRIST. JOH. VIVES, de Veritate Fidei Chriftiance. Met<br />
dezen Geleerden zo wel als met DES. ERASMUS , THOMAS MO<br />
sus, PETRUS NANNIUS, ADRIAAN BAARLANO en meer anderen,<br />
heeft hij in vriendfehap verkeerd en briefwisfeling gehouden.<br />
Hij is ten jare 1564 te Mechelen in een hogen ouderdom<br />
geftorven, een zoon nalatende, JODOCUS genaamd, die Raads<br />
heer in het Hof van Gelderland is geweest. ALB. MI-<br />
KJEUS , in Elog. Belg. MELCH. ADAMI , Vit. furisconf. Germ.<br />
J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 290, 291. VIGLIUS Epijl. ai<br />
HOPPER. 29. p. 413. in HOYNCK v. PAPENDRECHT Anal. Belg.<br />
Vol. I. C. SAXI, Omm. liter. P. III. p. 174.<br />
CRANIUS (FAUSTIN), Kapucijner Monnik, is gebore»<br />
te Diest; en heeft in 't licht gegeven: 1. Alter ALEXIUS, na.<br />
.tione Scotus, Capucimts, fub nemine Fr. Archangeli cjff. Co<br />
ï62o. in 121110. 2. Converfio £f converfatio P. ARCHANG<br />
Regio fanguine clari, in ordine Capucinorum beata morte de<br />
Leodii 1632. in i2mo. Zijnde meermalen herdrukt; ook in<br />
't nederduits vertaald, ten jare 1704, en te Brugge in 8vo. uit-<br />
gegeven. Deze Monnik is Guardiaan van het Kapucijner kloos<br />
ter te Dendermonde geweest, en is aldaar 36 jaren oud zijnde,<br />
in 1606 geitorven. J. F. FOPPENS, Libl. Belg. p. 275.<br />
CRA-
CRATEPOLIUS. (PIETER) CRATHORNÉ. (WlLL.) 57<br />
CRANIUS (GUMMARUS) , geboren te Wateren nabij<br />
Mechelen, is geweest Pastoor te Zidficke, insgelijks in het bis<br />
dom van die ftad gelegen; hij was een verheven, zoetvloei-<br />
jend en teffens grappig Dichter. Het volgende werkje van<br />
dien aart, heeft hij in 't licht gegeven, dat wel verdient ge<br />
lezen te worden: JEconomia moralis Clericorum, duobus Tratïati-<br />
lus Carmine leonino breviter ac lepide defcripta: qualiter domi cunt<br />
domejlicis, prafertim ancilla; in confortio cum laïcis, praferthtf<br />
feminis; in officio cum fubditis, prafertim rufiicis vivendum. Lo-<br />
van. 1653. in Svo. It. Antverp. 1720. in Svo. —» J. F. FOP<br />
PENS, Bibl. Belg. p. 426.<br />
CRATEPOLIUS (PIETER), \kn Gutik geboortig, Mon<br />
nik van de orden der Minoriten, een godgeleerde en gefchied-<br />
kundige, heeft te Keulen gewoond, en is aldaar ten jare 1603<br />
geftorven, den roem nalatende, van een ongemeen arbeid<br />
zaam en belezen man te zijn geweest. Hij heeft in druk<br />
uitgegeven: 1. Catalogum Archiepiscoporum Colonienfium ac Tre-<br />
virenjium. Item, Episcoporum Leodienjiwn, Ultraje&inorum, Mo-<br />
najlerienfïum, Osnabrugenfium, cjf Mindenfium. Colon. 1578. iti<br />
8vo. 2. De SS. Germania Epifcopis, £ïf orthodoxis Dothribus cjfe.<br />
ib. 1592. in Svo. 3. Catalogum Academiarum Örbis Chrifliani.<br />
Ib. 1593. in Svo. 4. Compendium Catechismi Catholici. Ib. 1592.<br />
tn iimo. £fc. • J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 968, 969.<br />
CRATHORNÉ (WILLEM), een Engelsman van geboorte,<br />
wierdt van zijn tedere jeugd af aan in het kweekfchool van<br />
zijne natie te Douai opgevoed. Zijnen letterkundigen loop<br />
voleindigd hebbende, beftierde hij de wijsgerige lesfen in dat<br />
huis, gedurende enigen tijd, en wierdt vervolgens geroepen<br />
omtrent 't begin van de XVIIIde eeuw, tot de zending naat<br />
Engeland. Hij is in een gevorderden ouderdom te Hamerfmith<br />
nabij Londen gelegen, geftorven, den 11 maart 1740, na in<br />
't Engels vertaald, te hebben uitgegeven: La vie de St. FRAN-<br />
cpis DE SALES, Evéque X £f Prince de Genève, par JACQUES.<br />
MARSOLLIER, 3 Tom. in Svo. • — TAQVOT, Mem. lifter.<br />
Tom. X. p. 308.<br />
D 5 CRE-
52 CREMER. (BERNARD SEBASTIAAN)<br />
CREMER (BERNARD SEBASTIAAN), geboren te Zut<br />
fen, in bet jaar 1683, zoon van BEREND CREMER, Secretaris<br />
te Zutfen, en van GERHARDA CATHARINA CRUSIUS; heeft geit u.<br />
deerd te Franeker, onder LAMBEÏTUS BOS , ANDALA, VITRINGA<br />
den vader, RoëLL, en RHENFERD; te Utrecht, onder den<br />
zei vden RoëLL s en te Dort, onder Jon. D'OUTREYN: is te<br />
Don Proponent geworden den 4 november 1705; twee jaar<br />
daar na, Predikant te Stavenisfe in Zeeland: daar hij vier jaren<br />
gedaan heeft: toen, te Asperen, zes jaren: zijnde tot Profes-<br />
for in de godgeleerdheid beroepen te Harderwijk, den 11 okto.<br />
ber 1717, alwaar hij zijne Inwijings-rede gehouden heeft,<br />
den 13 april 1718, de JESÜ Nazarceo, ex MATTH. II. vs. 23!<br />
Hij is getrouwd geweest met HELENA COGLS , dogter van<br />
FRANS-COOLS, Drost van Asperen, den 12 augustus 1712,<br />
welke vrouw hem is afgeftorven den 18 augustus 1728, na<br />
hem agt kinderen, drie zonen, en vijf dogteren, gebaard te<br />
hebben: van welke laatften fiegts twee haren vader hebben<br />
overleefd. De zoons zijn geweest:<br />
1. FRANS LODEWYK, eerst Predikant te Rosfem) toen, te<br />
Hattem, daar na, te Maastricht: vervolgens Hoogleraar in de<br />
godgeleerdheid; eerst te Harderwijk, en, naderhand, te Gro-<br />
ningen, alwaar hij geftorven is,, nalatende enen zoon, die<br />
thans Predikant is te Vianen. 2. BEREND HENDRIK, tweede<br />
Mouiboir des Hofs van Gelderland: en 3- JOOST BEREND, Ad<<br />
Vokaat te Zutfen.<br />
De Hoogleraar B. S. CREMER heeft vele boeken, verhande<br />
lingen, en redevoeringen in druk nagelaten, betreklijk de<br />
Natuurlijke en Geopenbaarde godgeleerdheid, Joodfche oud<br />
heden, Prophetiën, Voorbeelden en Zinnebeelden der Heilige<br />
Schrift: ook Twistschriften, tegen NIKLAAS HARTMAN, Pre<br />
dikant te Zwol: tegen de Profesforen WESSELÏÜS en DRIESSEN*<br />
en tegen den Predikant WILHELM : ook, tegen PONTIAAK<br />
VAN HATTEM, DEURHOF, CASEL BOUMAN, en THOMAS BUR-<br />
NET. Hij werdt Hoogleraar in de Prophetifche godgeleerd<br />
heid, den 20 junij 1724; e n in de Heilige oudheden, den<br />
10 juni) 1733. Hij was Rerk en kloek van lighaarn; vrien-<br />
de-
CREMERS. (MATTHYS) CRENIUS. (THOMAS) $0<br />
delijk en gul; bedaard en voorzigtig. Hij ftierf zeer fchielijk,<br />
aan ene benauwdheid, des morgens opftaande, den 14 fep-<br />
tember 1750, na dat hij kort te voren van ene reis naar<br />
Maastricht wedergekeerd was, alwaar hij ene zware ziekte<br />
had doorgeftcan. Den 30 feptember daaraanvolgende heeft de<br />
Hoogleraar in de regten, GERHARD SCHRODER, ene lijkrede<br />
over hem gehouden, welke gedrukt is, en uit welke boven-<br />
ftaande bijzonderheden zijn ontleend. Onder zijne voornaam-<br />
fte werken zijn de Prodromus lypicus, en de Nazimus, beide<br />
gedrukt te Amjïeldam, 1727. in 4to. • GERH. SCHRODER,<br />
Oratio fun. in obitum D. B. S. CKEMERI. C5>CUtfc6e §tcta ©cisbito»<br />
ïum. CXXXV. SJtil/ f. I7S--I97- en CXXXIX. 2$cu7 f.<br />
492-51».<br />
CREMERS (MATTHYS), geboren te Aken, omtrent het<br />
jaar 1480, volbragt het hoofdzaaklijke zijner ftudien te Keulen,<br />
en wierdt aldaar Meester der vrije konften. Men verkoos hem<br />
tot Rektor van het Hogefchool den 28 junij 1533, en in<br />
1542 wierdt hij met een Kanunnikaat in St. Andrieskerk begif<br />
tigd, vervolgens beftierde hij als Regent het kollegie te Mon-<br />
in d e n<br />
tanum, en ftierf den 12 maart iS57.<br />
72 jaren.<br />
ouderdom van<br />
CREMERS heeft in -druk uitgegeven : r. CT^ifïiid) SScridjt/<br />
ïeaauff ju gtuntfcjligen ter ffantyefftifl wilt bUlim in 5>cm ufftcdj.<br />
tigen Giuifittt-Otauecn; mit focbcrlepng Hit pjirtcipaCfïct atticutea<br />
6CÏ gerfettiflten (e&r SDtatinl SSuccrs / im Gudj Ju SSofrt ausgegartgen<br />
ttc. Sein i 542. in 4t0. 2. Chrijiiana ac pia, de Catholics jidei<br />
Regida, Asfertio, cum dilucida pernicioforum, prcecipue hujus ca-<br />
lamitofisfimi facidi, dogmatum confutatione &c. Colon. 1556. in<br />
' J 2 » J B . . • VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 657. HARTZHEIM,<br />
Bibl. p. 241. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 270, 271.<br />
CRENIUS (THOMAS), wiens ware naam, volgens den<br />
Hoogleraar SAXE is THOMAS THEODORUS CRUSIUS , uit de Bran<br />
denburg markt geboortig, is eerst geweest Rektor hier of<br />
daar in Hongarijen; vervolgens kwam hij in Holland, zette zig<br />
te Rotterdam neder, alwaar hij zig geneerde met proeven voor<br />
de
6© CRÈPU. (N.)<br />
de Boekverkopers te corrigeren. Zijne woonplaats naar Lei]»<br />
den verplaatzende, heeft hij zig met de uitoefening van dien<br />
zelvden arbeid bezig gehouden, teffens ook gefchriften vaö<br />
zijn eigen maakzei opiteliende en in 't licht gevende. Lang<br />
heeft hij in laatstgenoemde ftad gewoond, en is ook aldaar<br />
geitorven ten jare 1728, in den ouderdom van 80 jaren.<br />
De door hem in druk uitgegevene werken, zijn : i. Fascicu-<br />
lus Disf rtationum Hiftorico-Critico-PMlologicorum, X Tom. Roté-<br />
rod. ICQ1--1700. th Svo. 2. Ccnfiiia £f Methodes aurias ftudia-<br />
rum 'optime injlituendorum. Rott. 1692. in ^to: 3. 'TraBat. de<br />
Phi olvgia, Jludiis liberaiis dobïrince informatione £f educatiotie<br />
lit.:raria. Lugdbat. 1696. in $te. 4. Animadvèrfiones philologicas<br />
£? hiftoricas. XIX panibus. Ib. 1607-1720. in Svo. 5. Fafcem<br />
Exetcitatiemim Philologico-Hifioricarum, V panibus. Lugdbat.<br />
J697--1700. in Svo. 6. Q. ASCONII Pediani, Commentationes in<br />
CICERONIS Orationes, cum notis integris virorum doBorum. Ib.<br />
1698. in \2mo. 7. JOH-, SAUBERTI, de Sacrifxiis veterum eollee-<br />
tanea. Lugdbat. 1699- in Svo. 8. Tractatum de Emditione cmn-<br />
paranda in hummxioribus. Ib, 1699. in 4ta. 9. AnaleBa Philolo-<br />
gico-Critice-Hiftorka. Amft. 1699- in Svo. 10. Mufeum Philolo-<br />
gicurn £jf Hiftaricum. Ib. 1699- in Svo. 11. Syntagma primum<br />
'£? fecundUm Disfertationum Philologicarum. Roterod. 1699, 17001.<br />
in Svo. 12. Thefaurum Librorum Phüologicorum Hiftoricorum,<br />
Lugdbat. 1700. in Svo. 13. De libris Scriptorum optimis uti-<br />
lisjimis Exercitationes III. Ib. 1704. in Svo. 14. De fingulari-<br />
ius Scriptorum Disfertationem Epiftolicam. Ibid. 1705. in Svo.<br />
15. De furibus librariis Disfertationem Epiftolicam. Lugdb. 1716.<br />
in Svo. AB. Erud. 169Ï. p. 335. 1692. p. 343. 1700*<br />
p. 396. jo. FABRICII, Hifi. Bibl. Part. IV. p. 286, 287. Part.<br />
V. p. 430-438. HEUMANNI, Via ad Hifi. Liter. p. 389.<br />
38. Catal. Bibl. PUNAV. Tom. I. Vol. II. p. 11S3. Vól. Ut.<br />
p. 1157. C. SAXI, Onoin. liter. Pars V. p. 404, 405^ Nouv.<br />
DiB. Hifi. Tom. II. p. 396. Levensbefchrijving van beroemde<br />
Mannen, (Amft, 1730. Svo.) II. Stuk, N°. X. bl. 647-657»<br />
CREPU (N.), KönsticliÜdérj een Waal van geboorte, heeft<br />
vaö
CREPU. (N.) ' 6i<br />
van zijne jeugd af aan den oorlog gevolgd; diende onder de<br />
Spanjaarden als Luitenant, en heeft in 't veld al menig aardig<br />
Rukje gefchildert. Na den oorlog afgedankt zijnde, ging hij<br />
te Antwerpen wonen , en zette zig aan 't Bloemfchilderert,<br />
daar hij zonder enig onderwijs een groot Meester in is ge<br />
worden; want zijn Bloemen zijn zo dun gefchilderd als water,<br />
en overheerlijk getekend, wel gekleurt, meesterlijk getoetst,<br />
en daar heerst een bevallige zwier en fchikking in zijne fchil-<br />
derftukken. Doorgaans fchilderde hij een vaas of porceleinen<br />
. pot met bloemen, konstrijk en geestig geordonneert, en waar<br />
op inzonderheid de rode en witte rozen zo lieftallig waren<br />
behandelt, dat 'er van rijpheid de bladen fchenen af te vallen,<br />
zo wel als de heulbloemen , anemonen, renonkels en tulpen,<br />
die verwonderlijk fchoon waren. Op den voorgrond fchilderde<br />
hij veelal een beekje of ander (bomend watertje, geftoffeerd<br />
met verfcheidene fchelpen, hoornen, zeegewasfen, kikvorfen,<br />
rivierkreeftjes enz.; doordien nu CREFU altoos kaal en be,<br />
rooid was, gaf hij zodanig fcbilderftukje dat hij overeenkom-<br />
ftig hadt bewerkt, aan een Bakker in betaling, voor 36 gul<br />
dens vereeten brood, die 'er naderhand 100 dukatons voor<br />
'koste kopen.<br />
Groot 40 jaren oud zijnde, trouwde hij met de dogter van<br />
den Miniatuurfchilder PAULT, een knappe deern, pas 16 jaren<br />
gud, doch die niets in de melk te brokken hebbende, dns de<br />
verdubbeling der armoede, tot een bruidfehat bragt onder het<br />
dak des Bloemfchifdeis. Hij bewoonde een tamelijk groot<br />
huis met een ruime tuin daar agter , die hij met allerleije<br />
foort van Bloemen en Kruiden bezaaide, maar in ilede van<br />
naarftelijk daar na te fcbJlderen, verlanterfante hij zijn tijd in<br />
het toeftellen van vogeltjes-knippen of in het vangen van wit<br />
jes of veelkleurige vlindertjes, zo dat de armoede hoe langer<br />
jioe meer hare wortels fchoot in deze bedroefde huishouding.<br />
Hij was een geflagen vijand van de Antwerpfe Konstkopers,<br />
pn niet zonder reden, want hij altijd om geld verlegen, hiel<br />
den dezen hem den voet op den nek, en gaven hem niet<br />
meer voor zijne uitmuntende Bloemftukken dan zij kwijt, wil<br />
den
6% CRETEN. (KAREL) CREUTZNACH. (L, S. DE)<br />
den wezen, en 'er vereist wierdt om hem en de zijnen effen<br />
aan 't brood te helpen.<br />
Hij kreeg het ten laatften zo benauwd binnen Antwerpen,<br />
dat hij befloot met de Rille trom te vertrekken, ten diea<br />
einde nam hij den nagt te bate, om met zijn wijfje naar Brusfel<br />
te vertrekken, zonder zijne fchuldeisfers te waarfchouwen,<br />
die omtrent zo een inventaris vsnden in het huis van CRI-<br />
?u, als 'er opgetekend wordt in het blijfpel van BREDEROOS<br />
Spaanfclien Brabander. In deze hoofdftad daar hij in den be<br />
ginne vlijtig werkte, maakte hij goeden opgang, doch in flegS<br />
gezelfchap geraakt zijnde, verviel hij op nieuw tot een aller-<br />
flordigst gedrag,-vgaf zig inzonderheid aan den drank over, e»<br />
zoop zig genoegzaam dood. Dees Konftenaar bloeide in de»<br />
aanvang van de XVIIIde eeuw. . J. C. WEYERMAN,<br />
Lwea der Schilden, HL D. bl. 239 -245. S!. f<br />
SCtB. ^ttitfifa<br />
1779. f. J84.<br />
CRETEN (KAREL), Konstfchilder, was een tijdgenoot<br />
Van den vermaarden WILLEM BOUWER, die zo fraij en gees<br />
tig in waterverf fchilderde; zij hebben te zamen lang in Ito-<br />
liè'n gewoont. CRETEN fchilderde Pourtraitten, en was in de<br />
Roomfe Bent bekend, met den naam Slagzwaard. ——. A.<br />
HOUBRAKEN, Schouwburg der Schilders, 11. D. bl. 144.<br />
CREUTZNACH .(L. S. DE) , is Generaal van de Artille-<br />
.rije, in dienst van de Bataaffe Republijk geweest, en bijzon<br />
der ervaren in het beroep waar toe hij zig van zijne vroegdc<br />
jeugd hadt toegewijdt. Ten jare 1753 wierdt hij aangefteld<br />
tot lid van de Hollandfe Maatfchappije de» F/etenfchappen te Haar.<br />
lm, en was daar van een ijverig en werkzaam lid, getuige<br />
hier van de ftukken die ia derzelver uitgegevene werken van<br />
hem zijn geplaatst. Dezen zijn: j. ÜDcrfjanöeh'ng ober be<br />
ïiallt/ waar in hij na de bereiding van de verfchillende foor-<br />
ten van Kalk en de onderfcheidene doffen waar uit die worden<br />
gebrand, te hebben aangewezen; inzonderheid zoekt te beto<br />
gen: „ dat ten aanzien van zware en importante gemene<br />
„ landswerken en gebouwen, als Kompagni.es- en Admirali-<br />
„ feits-
CREUTZNACH. (L. S- DE) 63<br />
teits-huizen, bruggen en watergebouwen, Huizen en fortifi-<br />
f, catie-werken, arfenalen en kruit-magazijnen enz.; die men<br />
„ gemeenlijk wel een jaar vooraf weet en befiuit te maken;<br />
„ daar toe zoude aanraden, datze nimmer met Schulpkalk.<br />
„ maar altoos met Steenkalk mogten gebouwd worden, en dat<br />
„ de Aannemers vooraf wel wierden onderzogt, ofze kennis<br />
„ hadden, van 't bereiden en bewerken van Steenkalk, om<br />
„ goed en zeer duurzaam werk te maken; zo maar de metzel-<br />
„ werken niet te haastig worden opgebouwd, noch ten eer-<br />
„ ften met te zwaren last gedrukt worden, ten einde de fon-<br />
„ damenten niet te doen berften." 2. ©oojfcönft cm aUerlcsjc<br />
«©aten tn g;crc ©laten/ pijpen/ ÏSuijcn/ of 5eib£ gefachen<br />
gsermerh tocber bas"t aan ccn te boegen / ;o b;st beel eet fret<br />
J3jcr op cene anbeue plaat;c in flahhen ;aï hunnen gebjoïten of<br />
gtflagen toojben / ban ter plaatje baat het r.etapt i& iöecr*<br />
fïaanbe bit JiReng;el bc toepfttng ban buur / mater / hotibc en<br />
toarmte. 3. tcenen<br />
jeïbc / 't $ij in helberg'/ fonteinen of geboumen cnDcr toa«<br />
ter/of boben gronbj*/ jobanig bigt en hap't aan maïhanberen te<br />
lijmen en te floppen/ bat het tcgcn£ mater/ ïugt/ en toarmtc<br />
altoo.é bigt blijft en nooit ;al üarftcn, 4. ©oojfcfKjft ban een<br />
Stemlijn om be ©oegen tu?fc&en ^arbjïecneri / "t jij onber of<br />
boben gronbjS/ toateröigt te maafcen/ al?" mebe i$ere bouten en<br />
fïaabcn in ben (tem/ m fiebe ban met loob/ ba,e"t te jetten/<br />
beftanb tegen mater/ utgt en toarmtc/ en niet uar|ïenbe. 5,<br />
ïfet Geheim om alle ^>naphaancn en ©tétcolcn 5a te bewftcii/<br />
bat men 'er ;eer berre mebe fchieten nan.<br />
Ook was de Generaal CREUTZNACH grotelijks ervaren fa<br />
het vervaardigen en bellieren van Konst-vuurwerken: hier<br />
van gaf hij een treffend blijk bij het affteken van het pragtig<br />
Konst-vuurwerk op den 13 junij 1749 ter gelegenheid van dem<br />
geHotenen vredeteken, onderzijn direftie vervaardigd en af-<br />
geltoken. Ook liep alles naar ifens en genoegen af. De<br />
voornoemde Generaal, voor *t affleken van het Vuurwerk,<br />
door Hare Koningl. Hoogheid de Prinfes VAN ORANJE gevraagd<br />
'zijnde, „ hoe lang het zelve wel duren zoude,'' hadt geant<br />
woord :
64 CRIEP. (WILLEM)<br />
woord: „ dat, 20 alles naar zijn genoegen uitgevoerd wierdt,<br />
„ het niet veel langer dan een uur moest aanlopen;" de uit<br />
komst beantwoordde ook volkomen die belofte, want die<br />
Vorftin op het horologie gezien hebbende toen de eerfte en<br />
laatfte koker met pijlen opging, zeide: „ de Generaal heef»<br />
„ zijn woord wel gehouden, want het Vuurwerk heeft niet'<br />
„ langer dan een uur en vier minuten geduurd." Wanneer<br />
men nu in aanmerking neemt, dat 'er in dien kortftondigen<br />
tijd, behalven de 18 kokers ieder met bijna 600 vuurpijlen ge-<br />
vuld, nog 18000 enkelde vuurpijlen naar de lucht fnorden,<br />
behalven een menigte Iuchtkogelen, luchtballen, ftinkpotten,<br />
moordflagen , raderen , vuurfonteinen , cascaden , in een<br />
woord al wat de konst in dat vak kan opleveren, afgeftoken<br />
wierden, kan men zig niet genoeg-verwonderen over de.goe<br />
de orde en vaardigheid in het opvolgen der bevelen van den<br />
Generaal waargenomen. Ook hadt CREUTZNACH het.genoe<br />
gen dat hij door een eigenhandig biljet van den Stadhouder,<br />
aan den disch genodigd wierdt, daar behalven hunne Hoog<br />
Mog. de Stadhouder en zijne gemalinne, verfcheidene andere<br />
aanzienlijke perzonaadjen aan een tafel van 24 couverts<br />
vergast wierden, wordende bij bij zijne kemst, door hunne<br />
Hoogheden en alle de aanwezenden, over de gelukkige uit<br />
voering van zijn Konstontwerp, op het minnelijkfte gefelici<br />
teerd. Dees bekwame Artillerist ftierf na een hogen ouder<br />
dom bereikt te hebben in 'sHage, op den 19 februarij 1773.<br />
Nederl. Jaarboeken, 1749. bh 591-593. Verhand, van<br />
de Holl. Maatfchappij te Haarlem, V. D. bl. 1-35. VI. D.<br />
I. St. bl. 358-366. XIV. D, bl. vi. Voorb.<br />
CRIEP (WILLEM), te Delft geboren in het jaar 1536,<br />
was Raad in den Hove van Holland te Utrecht ten jare<br />
JS73> en 's jaais daar aan werdt hij Raad in den groten<br />
Raad te Mechelen; van daar beriep men hem tot Kance<br />
lier van den Hove van Gelderland te Roennonde, alwaar hij<br />
den 25 januarij in 1610, in den ouderdom van ruim 74 ja<br />
ren is gefterven. Hij was geleerd, zeer weifprekend, en<br />
eea
CRIEP. (WILLEM) CROCKAERT. (PIETER) 6$<br />
een-zoetvloéijend doch fchalkig Digter, zo als blijkt door zijne<br />
uitgegevene Epigrammata, en zijne voorreden geplaatst aan<br />
't hoofd van MICH. MARULLI & JOH. SECUNDI Poëmata, in<br />
1561, in 't licht gegeven; ook is 'er nog een uitm.ntend<br />
>verkje van hem in wezen, getij telt: De Confolatione Ccecorum.<br />
——— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 397. D. v. BLEYSWYCK,<br />
Befchrijv. van Delft, bl. 791.<br />
CRIEP (WILLEM), een zoon van den vorigen,"een GeU<br />
dersman van geboorte, heeft uitgegeven :JVita S. GERLACI ab<br />
Anonymo circa annum 1230 confcripta, in epitamen redatta Colon.<br />
1607. Ook hadt hij onder handen : Libellus de Pmeminentia<br />
Regis Catholici Hifpaniarum, toen de dood hem overrompelde.<br />
• J. F. FOPPENS , Bibl. Belg. p. 397.<br />
CROCKAERT (PIETER), geboren te Brufel omtrent het<br />
jaar 1465, wierdt na de gronden der latijnfe taal geleerd te<br />
hebben, naar Parijs gezonden, om in de wijsgeerte onderwezen<br />
te worden, en hij ftudeerde onder den beroemden Schot JAN<br />
MaiRE of MAJOR , welke als toen die wetenfehap in het kolle-<br />
gie van Montaigue leraarde; na den trap van Meester beklom<br />
men te zijn, onderwees CROCKAERT zelv die wetenfehap met<br />
zeer veel roem, te Parijs; vervolgens wierdt hij ten jare 1504<br />
Monnik in het Flaamfe Dominikaner klooster binnen die itad.<br />
In 1514 begaf hij zig naar Rijsfel, alwaar hij gedurende de<br />
vasten met zeer veel toejuiching predikte; en hij ftierf nog in<br />
het zelvde jaar. Daar is van hem in druk:<br />
1. Summularum Artis Dialectica: utilis admodum interpretatie,<br />
fnpcr textum Magiftri PETRI HisrANi, Ord Predic., ima cum<br />
fruüuofis quibusdam Qiwdlibetis. Paris. 1508. in folio. 2. Acu-<br />
tisfmne Ouxftiones, quidem perutiles in jingulos ARISTOTELIS<br />
Logicales libros &c. Ib. 1514. in folio. 3. Argiitisfimce, fubti-<br />
les, ac foecundce Quceftiones Phyficoram, et in III libros, de Ani<br />
ma , ARISTOTELIS. Paris. 1510. Ib. 1521. in folio. 4. Secunda<br />
fecundce fummm S. THOM/E, a F. PETRO DE BRUXELLIS recognita<br />
et accurata. Paris. 1512. in /[to. DE JOXCIIE , Belg. Domin.<br />
• VIII. DEEL. E ' p.
s? m CRQOQUEÏ. (ANDRIES) CROCUS, (KORNELIS)<br />
V* 344- QUETIF & ECHARD,, EibL Tom. II. p. 20 , 30. 6?*<br />
J8-8--Ï3Q.. PACHJOT» MJ». /itter. Tom. IX. p. 353-357.<br />
CROCQUET (ANDRIES), van Douai geboortig, is ge«<br />
weest Prior van het Monniken klooster van St. Wijnoxbergen in<br />
Halegonwn i hij ftierf te Valenciemies, aan ene befmettelijk©<br />
siekte. Zijne erfgenamen hebben van hem in 't licht gege<br />
ven; i. Catechefes Chyijlianas, potisfiitium ex Homiliis Catecheticis<br />
MAXTHJEI GAVERI, & T. D., praceptoris fui. Duaci 1575. in<br />
4t«» %. Commsnt. in Epiftolam PAULI ad Romanos. Ib. 1577. in<br />
gva. 3. Comment. in Epift. PAULI «i Hebraos. Ib. 1578. m 8vo,<br />
4. Paraphrafin x five- Conciones 30 in YII Pfalmos panitentialesi<br />
— fêï 1579, m 8v* - — - J, F. FOPPENS, 5^ p. 51.<br />
CRQCUS (KOPvNELIS), een Jmfleldammer van geboorte,<br />
leefde in de XVIde eeuw, was Priester en Reftor in de latijn-<br />
fe fchalen van genoemde ftad, en een gemeenzaam vriend<br />
heide van ALARDUS en CANNIUS , waar van hier voor gefpro-<br />
ken is; doch was bitter en vol ijvervuur tegensdeLutherfen in<br />
genomen. Hij bediende zig-in "t begin des jaars 1531, aan<br />
den Officiaal des Bisfchops van Utrecht fchrijvende, van deze<br />
woorden; „ Ik fmeek u op 't ernftigfte, dat het mij geoirloofd<br />
j, zij, de gebeden, die ik verpligt ben te lezen, om dat ik<br />
tot de mindere orden ben ingewijd, Ilegts voor éne maand,<br />
„ na te laten. Ik ben begerig, om mij, in dien tijd, met<br />
„ heilig werk bezig te houden, en iet te fchrijven, waar door<br />
„ de gemoeden van enigen van de Lutherfe en Oecolompadife<br />
H ketterij afgetrokken, of tegen dezelve gewapend konnen<br />
„ worden, op dat de opregten nog voor 't bederf mogen be-<br />
,, waard blijven. En daar is haast bij 't werk; want ik meen,<br />
„ dat ik het heil van enigen , die ten dele mijne magen,<br />
„ ten dele mijne goede bekenden zijn, ten dele, voorheen,<br />
„ mijne leerlingen waren, in dit opzigt, zal konnen bevorde-<br />
„ len; en 't is nodig dat ik zulks ten fpoedigfte onderneme,<br />
„ om dat enigen hunner, in de aanftaande maand, te fchepe<br />
,, naar Oostland ftaan te vertrekken, gelijk hier te Amfleldam<br />
de gewoonte is."<br />
JAN
S<br />
CROCUS. (KORNELIS) 67<br />
JAN DE III, Koning van Portugal, verzogt hem, doch tever<br />
geefs , om het Hoogleraarsambt in de Akademie van Coimbra<br />
te komen bekleden. Hij meende meer nuts te kunnen doen,<br />
met de Amfteldamje jeugd te wapenen tegen 't geene hij voor<br />
ketterij hieldt. Op 't laatst van zijn leven , en na dode<br />
zijner moeder, die hij, tot. in zijnen hogen ouderdom onder<br />
houden hadt, deedt hij ene reis te voet naar Rome, daar hij,<br />
door IGNATIUS LOYOLA zelve, in de orden der Jefuiten, aange<br />
nomen werdt. Hij heeft enige vaarzen gefteld onder 't afbeeld-<br />
zel van ERASMUS door HANS HOLBZIN gefchilderd, welk, uit<br />
Duitsland, herwaarts gebragt was, door QUIRYN TALESIUS,<br />
Burgemeester van Haarlem, in wiens huis in de damftraat, de<br />
Amfteldammer PIETER OPMEER, het dikwils met verwondering<br />
berchouwd hadt. Onder de leerlingen van CROCUS, is ook<br />
MATTIIIAS BOSSENIUS, Amfteldammer, geweest, die, nader-<br />
hand, Hoogleraar in de Akademie te Douai geworden, en,<br />
in 't jaar 1599 overleden is. CROCUS heeft fchrifte'ijk ge<br />
twist met JOHANNES SARTORIUS of SNYDERS, insgelijks,, een<br />
Amfteldammer, Leermeester in de latijnfe fchole. De twist liep<br />
over 't geloof en de werken. SARTORIUS beweerde, even als<br />
LUTHER, dat de mensch alleenlijk door 't geloof geregtvaar-<br />
digd wordt; 't welk CROCUS tegenfprak. Zo ver ging de he<br />
vigheid, dat CROCUS, voor altoos, SARTORIUS de vriendfchap<br />
opzeide. Ik vindt aangetekend, dat hij ten jare 1550 is over<br />
leden.<br />
CROCUS heeft de volgende werkjes gefchreven, en door den<br />
druk gemeen gemaakt: 1. Colloquiorum puerilium formulas. Antv.<br />
1536. in Svo. £? alibi. 2. Limam Barbariei, Jive Farraginem<br />
Jordid;rum verborum. Colon. 1520. in Svo. et alibi. 3. Silvulam<br />
Vocabulorum, puerilis leüionis 'exercitationi accomodatam. Saling.<br />
1539. in Svo. 4. JOSEPHUM, Comoediam Sacram. Antv. 1548.<br />
in Svo. 5. Paraclejis ad capesfendam fententiam Jnfephi cajli<br />
evemplo. Ib. Svo. 6. Hypomnenation in X prcecepta Decalogi. Ib.<br />
Svo. 7. De Vera Ecclefia. Colon. 1548. m Svo. 8. Disputatie-<br />
Hem contra Anabaptistas. Antv. 1535. in. Svo. 9. Epiftolam de<br />
Fid? et Opcxikts, adverjus JOANNEM SARTOSIUM. tb. I53I- *« 8vo.,<br />
E 2 10*
m, CROESE. (GEHARD)<br />
10. Meditatie-nes in Pasfwncm Dominicam. Colon. 1535, in $vt>l<br />
11. Qrationem in JESU CHEISTI laudem. Antv. 1548. in 8vo. Na<br />
derhand zijn de meesten dezer werkjes, in enen bondel ten<br />
jare 1612 te Antwerpen herdrukt. •—. J. F. FOPPENS,<br />
Bibl.'Belg. p. 197; 198. OPMEER, Cathol. Martelaarsb. II. D.<br />
bl, 177. WAGEN., Bejchrijv. van Amjl. II, St. bl. 8, 9. XI. St.<br />
bl. 197, 198,<br />
CROESE (GERARD), geboren te Amfteldam den 26 april<br />
1642, was een zoon van HENDRIK HERMANSZ. CROESE, en<br />
ANNA REINIERS, beide onder de ktasfe van fatzoenlijke en wel<br />
gegoede burgers forterende. Zijne ouders vroom van leven en<br />
deugdzaam van wandel, befchikten hunnen zoon tot de ftudie<br />
der godgeleerdheid , daar de jongeling gretig in toeftemde;<br />
en zig eerst drie jaren in zijne geboortefiad aan het door<br />
luchtige fchool, onder den Profesfor ARNOLD SUENGERD, in<br />
de voorbereidende wetenfehappen met allen ijver oefTende, en<br />
zig vervolgens naar het Hogefchool van Leijden begaf, alwaar<br />
hij het onderwijs genoot van de beroemde Mannen,.JOH.<br />
FRED. GRONOVIÜS , en GEORG HORNIUS , in de fraije letteren;<br />
benevens JOH. COCCEJUS en JOH. HOORNBEEK, in de godge<br />
leerdheid ; na hier vier jaren mede verbeid , en dezen tijdkring<br />
met de zorgvuldigfte naarftigheid doorgelopen te hebben,<br />
wierdt hij tot Proponent aangefteld; en koit hier na, deedt hij<br />
een reis als Predikant naar Smima, onder het beleid en met<br />
het oorlogfchip daar ENGEL DE RUITER, zoon van den zig aan<br />
den vaderlande zo verdienftig gemaakt hebbende Admiraal<br />
MICIIIEL DE RUITER , het bevel over voerde.<br />
CROESE uit de Levant te rug kerende, hieldt een kortftondig<br />
verblijf in Engeland, en predikte te Norwich, daar hij zo veel<br />
genoegen gaf, dat men hem aldaar het Leraarsambt aan<br />
bood; doch hij weigerde zulks, verkiezende liever zijn vader<br />
land te dienen. Kort hier op heeft hij de Staatfe bezetting<br />
te Tperen enen tijd lang als Predikant bediend; doch toeval<br />
lig door Alblas, een dorp nabij Dordrecht gelegen, reizende,<br />
n*.ct inzlgt om een togtje naar de provintie van Overijsfel te<br />
doen,
CROESE. (GERARD) «|<br />
doen > wierdt hij verzegt aldaar zijne gaven te doen horen, en<br />
hij gaf 'er zulk een groot genoegen, dat men befloot hem aldaar<br />
te beroepen als Predikant: hij nam het aan en wierdt 'er be<br />
vestigd den 10 julij 167S. Ouden zwak geworden zijnde,<br />
gunde men hem in 1707 om Emeritus te worden, en hij<br />
wierdt in 1710 te Dordrecht, ai waar bij zijne woonplaats hadt<br />
gevestigd, door ene beroerte aangetast, die hem, sa ene wor-<br />
fteling van negen dagen, op den 10 meij van genoemde jaar,<br />
Sn het graf rukte. Hij was in 't jaar 1681 in den egt getreden<br />
met ELIZABETH DE CERFF, gefproten uit een oud adelijk<br />
Flaams geflagt, bij welke vrouwe hij zeven kinderen heeft ver<br />
wekt, zijnde vier daar van jong geftorven, en enkel hebbea<br />
ene dogter en twee zoons hem overleefd»<br />
CROESE was geleerd, verftond het latijn, gr'.eks en hebreeuws,<br />
fchreef ook tamelijk wel in eerstgenoemde taal, doch wist zij<br />
ne denkbeelden op geen bevallige wijze aan een te fchakelen,<br />
ook mangelde het hem dikwils aan gezond eirdeel, om naaf<br />
behoren het ware van het verdigtc te ondgrfcheidcn: Daar is<br />
van hem in druk :<br />
i. Hifloria Qudkeriam-, Jive de vtdeé diScis Qtukcris-, ab orttt<br />
illorum usque ad recens natum Schisma, libr. III,5 in q/uibus pr
o CROESE. (GERARD)<br />
leerftellingen der Quakers heeft in 't licht gegeven; doch zij<br />
dolen daaromtrent beide; doordien ROBBERT BARCLAI , welke<br />
tot dien aanhang behoorde, dezelve volledig heeft befchreven,<br />
in het zonderling werk, dat tot tijtel voert: Theologie verce<br />
Chiftiante apologia. Amft. 1676. in $to., dat ook in verfchei<br />
dene talen vertolkt, is gedrukt.<br />
2. OMHPor fcBTAloS , Jive Hiftoria Hebrceorum ab Ho-<br />
MERO hebraicis nominibus ac fementiis conferipta in Odysfea &<br />
de, expojita iliuflrataque, ftudio et opera G. CROESII. Tom. I<br />
Dordr. 1704. in Svo. Tot op de uitgave van dit werk , is men<br />
in de vaste verbeelding geweest, dat de Ilias, welk bewon<br />
derd digtftuk, volgens de aanmerking van LONGINUS en ande<br />
ren, voor de Odysféa gefchreven is, de ziedende gramfchap<br />
van ACHILLES , zo noodlottig voor de Grieken, verhandelde,<br />
en in de gevallen van dien held een treffend bewijs verleende<br />
Van die waarheid in het IX. boek daar van uitgedrukt: dat<br />
namelijk een ieder, die door ene bijzondere begunftiging des<br />
Hemels werkzaam is, alleen van meerder waaide moet wor<br />
den, dan een gants leger, en altoos de overwinning op zijns<br />
zijde heeft. Men dagt geen minder gegronde reden te heb.<br />
ben, om de Odysfea te befchouwen, als een verhaal der lot<br />
gevallen van ULYSSES na het beleg van Troijen, welke in den<br />
perfoon van dien beroemden Griek, aantoonde, dat fchrander-<br />
heid en buigzaamheid van geest, gemakkelijker grote onderne<br />
mingen tot een gelukkig eindperk geleiden, en op een veiliger<br />
wijze voor gevaren behoeden, dan opentlijk geweld in ftaat<br />
zoude zijn te doen. Maar hoe deerlijk doeg men hier, in ge<br />
volge het denkbeeld van CROESE, den bal mis; want hij is in<br />
de waan, de belangrijke ontdekking gedaan te hebben, dat<br />
beide deze digtfhikken enkel een verhaal bevatten van de ge<br />
wijde Gefchiedenis. De Odysfea, die hij wil dat de Iliade<br />
vooraf gegaan is, behelst het geen 't tijdvak waar in MOSES<br />
leefde, is voorafgegaan. De Ilias is de inneming van Je-<br />
riclio en de verovering van het beloofde Land. In de inlei<br />
ding, welke bijna het derde gedeelte van 't boek uitmaakt,<br />
•wenst de Schrijver zig zeiven geluk van de nevelen- te heb<br />
ben
CROESE. (GERARD)<br />
ben dQen verdwijnen, die HOMERUS aan ons gezïgt beroof<br />
den, en dien Digter uit de duisternis te hebben getrokken<br />
waar in bij zulk een geruimen tijd hadt bedolven 'geregen,<br />
ïn het werk zelve, leert hij ons, bh 243, -dat Ithaka niets<br />
anders is dan MefopotmnU'n. De medgezellen van U-LYSSSS<br />
in de zilte wateren der zee verzwolgen, na dat ju?rtïR<br />
hun fchip door zijne blixesifchigten ve.brijzeld hadt, terwijl<br />
ÜLYSSES aan het gevaar «ntfnapt, is de gefclïiedenis der in<br />
woners van Sodom en die van LOTH; ULVSSES in de grot bfl<br />
de Nijmf CALYPSO, en door haar tovergezang bedwelmd, ïs<br />
die zelvde LOTH toet zijne beide dogters. Dé veïfchijning<br />
van het Opperwezen aan ABRAHAM , en de Godinne MïNÈR-<br />
VA , die onder de gedaante van MENTOR uit den hemel daalt<br />
•om de opvoeding van TELEMACKUS te bellieren, is een 'en de-<br />
zelvde gebeurtenis. TELEMACHUS bij NESTOR landende, en<br />
dien Vorst door zijne kinderen en onderdanen omringd aan<br />
den oever der zee ontmoetende, bezig zijnde om ere offeran<br />
de aan NEPTUIN te doen; wie ontwaart hier niet ten duidelijk-<br />
Hen in, de gefchiedenis van MELCHISEDEK, die ABRAÏÏAM t©<br />
gemoet treedt met vervêrfingen en offeranden? De Torgeft<br />
der bij 'die gelegenheid geflagte dieren, in den avondftond<br />
aan Rukken gemeden, en met befprosijingen van wijn ge»<br />
plengd, ten einde tot een foort van vernieuwde offerande<br />
te verffaekken, zijn niet anders dan de offerande van ABRA<br />
HAM. En wie kan hier aan twijffclen? het Griel-Je woord<br />
Glosfa, dat ene Tong be ekent, en Ge:és dat Lachgen aanduidt;<br />
fchoon verfchillende van geflagt en uitgang, hebben egter eni<br />
ge overeenkomst in het geluid der uit.praak; daar hu I2AS In<br />
het hebreeuws betekent, hij zal lachgen; drukken dus eigen»<br />
aartig de woerden, die HOMERUS aan MINEKVA doet zeggen;<br />
Offert tongen, het bevel uit, dat ASSAÏIAM vaii het Opperwe<br />
zen ontving, om zijn zoon op den berg Morija te offeren;<br />
Deze ftalen zullen voldoen, om een denkbeeld van liet werk<br />
te'geven: ex ungue leone:i. Jammer is het intüsièn voor de<br />
liefhebbers van vergezo?te leenfpieukige zfofusllngen , fot<br />
E 4 m
CROESELS. (CYPRIANUS)<br />
het II. deel dezes werks, door de ontijdige dood van CROESE<br />
niet is in 't licht gekomen.<br />
3. ©erftaal ban 't bjonbcrlijche en 't fclbjame ïcbcn cnbe<br />
mirakelen ban bc alfergeluMigfic ïtaüfe ban $anta «aria/<br />
ban be cubje bcr ©;rchhccren/ schacht uit spasmen/ ge*<br />
trotitoeltjch tirjt bic tale obergefet/ enbe untgcgcbcn bocu GE-<br />
RARDOS CROESE, met een ©002- en jSaar-rcbcn am alle<br />
tyoome 3fngc5eteneti ban Speren. Simfï. 1677. in 4to. Dit<br />
werk heb ik nimmer gezien, en ben dus niet in ftaat, om-<br />
den Lezer iets van deszelvs inhoud of bedoeling mede te-de-<br />
len ; zeer waarfchijnlijk is het ingerigt, om de verregaande<br />
buitenfporigheden van het bijgeloof te gispen en ten toon te<br />
Rellen. G. STOLLII , Adnotationes ad HEUMANNI<br />
ConfpeSum, p. 594. PERIZOKIUS, Orig. Babylonic. C IX. p.<br />
207. Catal.Bibl. BUJJAV. T. L V. II. p. 1184. C SAXI, Qnom.<br />
liter. Pars V. p. 459. Bibl. Bremenf. Cl. II. fafc. II. p. 285.<br />
&c. Joum. des Savans, 1706. Edit. d'Amfi. p. 101-110.<br />
NtCERoN, Mem. des Hommes illuftr. Tom. VI. p. 247.-251.<br />
Tom. X. p 200. PAQUOT, Mem. litter. Tom. V. p. 283-288.<br />
SEWEL, Hifi. der Quakers. Voorred. SOERMAKS, Kerk. Register.<br />
bl. 22. WAC, Befchrijv. van Amfi. XI. St. bl. 328 , 329.<br />
CROESELS (CYPRIANUS), te Antwerpen in het jaar<br />
1569 geboren, begaf zig na het waarnemen van zijne eerfte<br />
letteroeffeningen, in de orden der Kapucijnen, en zijne be.<br />
kwaamheid deed hem tot de aanzienlijkfte ambten van dat<br />
genootfehap opklimmen. Hij was Provintiaal van de Flaamfe<br />
en Walfe gewesten en Kommisfaris Generaal van dat des rijn-<br />
ftrooms. In 1637 van Rome te rug kerende, alwaar hij een<br />
algemeen kapittel zijner orden hadt bijgewoond, ftierf hij te<br />
Genua in het klooster van de Onbevlekte Ontvangenis. GELE-<br />
mus noemt hem : Omni Scientiarum genere infignis. CROESELS<br />
heeft uitgegeven: Letliones parceneticce ad Regulam ST. FRAN-<br />
CISCI, iri-quibus non vulgaria ad formandos mores Religioforum,<br />
Qliarumve Spritualium perfonarum documenta fuggeriiutur. Colon.<br />
1625. tn 4«o. • GELEKIUS, de admir. magtv.t. Cokmce,<br />
F-
CROESER. (HENDRIK JAKOB) 7.5<br />
p. 526. AI.B. MnuEl, Scriptam Scec. XW. uk: e.d. p. 325.<br />
333. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 168. PAQUOT, Mem. litter.<br />
Tom. VIII. p. 93.<br />
CROESER (HENDRIK JAKOB), Hoogleraar in de Ge<br />
nees-, Ontleed- en Kruidkunde te Groningen benevens Archia.<br />
ter van de provintie Stad en Lande, is geboren den 21 feptem-<br />
ber 1691 in de Graav. Zijn vader was JAKOB CROESER, be<br />
roemd Heelmeester aldaar, en zijn moeder AI.LEGONDA OOME-<br />
LING. Na dat HENDRIK JAKOB het eerfte jeugdig onderwijs<br />
doorgeworfteld, en vrij wel in de gronden der latijnfe taal<br />
was onderwezen, wierdt hij door zijne ouders te Amfteldam<br />
bij een Chirurgijn befteld, om in de Heelkunde onderwezen<br />
te worden. Na enigen tijd hier verbeid te hebben, keerde hij<br />
te rug naar zijne vadcrftad, en bragt aldaar een halfjaar<br />
in ene apotheek door ; na verloop van welken tijd hij zig<br />
naar het Hogefchool van Leijden begaf, en aldaar het onder<br />
wijs genoot in de Genees-, Heel-, Ontleed- en Kruidkunde,<br />
van de zig daar als toen bevindende beroemde Profesforen,<br />
J. DEKKER, B. S. ALBINUS, RAVIUS en voornaamelijk van den<br />
vermaarden HERM. BOERHAVE, die ene bijzondere genegen<br />
heid voor den jongeling hadt opgevat, uit hoofde van des<br />
zelvs ijver en betoonde vlijt in het horen van zijne lesfen.<br />
Vier jaren bleef hij te Leijden, alwaar hij op den 10 decem<br />
ber 1716 tot Doktor wierdt bevorderd, en als toen naar huis<br />
keerde, alwaar hij een tijd lang de praktijk uitoeffende, ver<br />
volgens zig te Amfteldam nederzette, daar hij zig verder in de<br />
Chirurgie oeffende, en tot een der ftads Doktoren wierdt aan-<br />
gefteld, levende aldaar in ene gemeenzame vriendfchapsveike<br />
ring, met de beroemde Hr. Ruisen, BRONCKHORST, SEULI.YN<br />
en VERPOCRT. Kort hier na huwde hij met MARIA I.AFONTAINE,<br />
Weduwe van PIETER HEYBLOM, Predikaat te Loosdrecht. Het<br />
ging hem te Amjleidam ongemeen wel, hij genoot 'er ruime<br />
achting en vriendfehap, ha't veel praktijk, en men ftond in<br />
bedenking om hem den af, eleefden FR. Ruisen in zijne profes-<br />
ÜS van de ontleed- en kruidkunde, toe te voegen, toen hij<br />
E s . op
74 CROESER. (HENDRIK JAKOB)<br />
op 't onverwagtst door Curateuren van 's lands Hogefchool te<br />
Groningen, aldaar tot Profesfor in de Genees-, Hee!-, Ontleed:-<br />
en Kruidkunde wierdt beroepen ; dit viel voor ten jare 1724'<br />
en in de plaats van den overledenen MUYKENS; hij maakte<br />
den ioden oktober van dat zelvde jaar een aanvang met zijne<br />
lesfen, na het doen van ene plegtige redevoering: De Hominis<br />
primo mth In het volgende jaar wierdt bij door de Staten der<br />
provintie, tot Archiater pf 's Landfchaps Medicus aangeileld.<br />
Viermalen heeft hij het Rektoraat der Hogefchool bekleed,<br />
namelijk in de jaren 1727, 1734, 1741 en 1748; en ieder-<br />
maal het zelve ingevolge gewoonte, met ene plegtige redevoe<br />
ring over belangrijke onderwerpen neder gelegd; namentlijkï<br />
De mutiio Mentis cum Corpore comntercio; de vario Senjuum<br />
cbjeüerum diverfitate affetlu pas/ivo; de Mort: inevitabili ex Hum<br />
non motu prqfluente; de organo Vijus; voorts heef: hij nog bij<br />
zekere andere gelegenheid ene redevoering gedaan: de m ;<br />
ra<br />
Sanguinis in Corpore humano matei ia. Hij ftierf den 13 januai<br />
1753 In<br />
d e n<br />
ouderdom van 62 jaren, en wierdt den 18 daar<br />
aan volgende in de Akademie-kerk begraven; ingevolge het<br />
getuigenis van den Hoogleraar DAN. GESDES, wierdt bij om<br />
zijne deugden, trouwhartigheid, konst, en vriendelijke ver<br />
kering, door een ieder die hem gekend hadt, betreurd.<br />
Schoon zijn ruim uitgeftrekte praktijk hem niet toeliet veel<br />
hoeken te fchrijven, is 'er egter van hem in 't licht ene latijn-<br />
fe Verhandeling: De Thoracis vulncribus. 1716. in \to., als me<br />
de zijne Intree - redevoering: de Hominis primo ortu; ook eoo<br />
Twistfchrift dat hij met den met iedereen twistenden Hoogleraar<br />
ANT. DRIESSEN, ten jare 1748 genoodzaakt wierdt in druk uit<br />
tc geven; voorts heeft hij ene Verhandeling in het Nederduits<br />
gefchreven ober het öjijhen en jinfien het 3£ong / in etr^t;cLoï<br />
rene ïlinöcren / ingerigt tegens een gefchrift over dat onder<br />
werp van J. ROUKEMA , Chirurgijn te Leeuwarden. Ooit heeft<br />
hij de JDcrftanDcïmg ban het
CR.OESER. (HERMAN) 75<br />
CROESER (HERMAN) of KROESER, die men ook met<br />
den latiji fen naam CRUSERIUS geboekftaafd vindt, geboren te<br />
Kampen in het laatfte gedeelte van de XVde of het begin<br />
der XVlde eeuw, is niet onwaarfchijnlijk een zoon geweest<br />
van HENDRIK CROESER, weike Kerkmeester was van de St.<br />
Niklaas of Boven-Kerk te Kampen, in het jaar 1499, en als<br />
zodanig gemeld wordt bij LINDEBORN, Hifi. Episc. Daventr. p.<br />
267; en, in de Kerkelijke Oudheden van Deventer, II. D. bl.<br />
4. Ook is hij ten jare 1522 lid der Regering van genoemde<br />
ftad geweest.<br />
Zeer denkelijk ook was HERMAN , de vader of wel de<br />
oom van den volgenden. Hij was lid der Regering in het<br />
jaar 1552 en is geftorven den 23. februari) 1560; ingevolge<br />
het Regerings-Boek der ftad Kampen, op de Secretarije van het<br />
Raadhuis als nog in wezen; waar in agter zijn naam gefchre<br />
ven ftaat: Expiravit hoe Ao. pofiera die Petri ad Cathedram. Con-<br />
ful pro tempore.<br />
CROESER was een goed Regtsgeleerde, en ijverig werkzaam<br />
in het nafporen der oude wetten van zijne vaderftad; ook<br />
heeft hij zig daar aan ongemeen verdienftig gemaakt, door<br />
ene Verzameling daar van uit de oude gefchrevene boeken ter<br />
Sscretarije berustende, zamen te ftellen en in een lighaam te<br />
brengen, waar van het oirfpronkelijke nog ten gemelden<br />
Raadhuize voor handen is. Dit ftuk wierdt ook door de Re<br />
gering zo belangrijk gefchat, dat zij ingevolge Refolutie van<br />
den 20 feptember 1567, befloten : „ Dat men eerstdaags dat<br />
„ Nieuwe Stadboek der Stadrechten bij den Raads-Here Doktor<br />
„ HERMAN KRUSEP. ontworpen , voor de hand' fal neemen,<br />
„ om 't fe'.ve te vifiteeren, op dage en ftonden, fo well des<br />
„ namiddags als voormiddags, wanneer de Burgemeester in<br />
-., de tijd den Raad daar toe verboden fal hebben; en die<br />
„ Raadsperfoonen foo daar over tegenwoordig fitten werden,<br />
en die Secietarius, zullen telken reijfe dat fij bij een ko-<br />
men, een mengelen wijns genieten, die bij de Secietarius<br />
„ aangetekend fal worden; dan die abfenten zwllen niet heb-<br />
ii be;]."<br />
Het
7
CROESER. (HERMAN)<br />
"Hij Was ervaren in de regtsgeleerdheid, geneeskunde,<br />
griekfe taal enz. Hij is eerst Raad geweest van KAREL VAN ,<br />
EGMOND, Hertog van Gelder; daar na van WILLEM, Hertog,<br />
van Kleve en Gulik, ook Hertog van Gelder. Hij heeft der,-<br />
geleerde wereld groten dienst gedaan, door verfcheidene voor-<br />
treflijke overzettingen van vele werken van GALENUS en van,<br />
FLUTARCIIUS, door bevoegde Konstregters ver den voorrang<br />
gegeven boven die van XYLANDER, ZO ten opzigt der nauw<br />
keurigheid en getrouwheid, als der fierlijkheid.<br />
Meermalen is CROESER,. door den Hertog van Kleef, als Af<br />
gezant aan den Koning van Frankrijk gezonden. Hij is ge-<br />
Rorven en begraven te Koningsberg in Pruisfen, in het laatst<br />
des jaars 1573, zijnde derwaart gereisd in gezelfchap der<br />
Princes MARIA ELEONORA van Kleef, welke trouwde met<br />
ALEERT FREDERIK van Brandenburg, Hertog van Pruisfen..<br />
CROESER heeft ene dogter gehadt, welke, ongelukkig, door.<br />
een razenden is omgcbragf. Zijn dood wierdt door verfchei<br />
dene Digters van zijne vrienden in hunne zangen betreurd;<br />
een derzelver drukte dus zijne fmerte in dit volgende punt-:<br />
digt uit, hem teffens den welverdienden lof toezwaijende.<br />
Ergo Borusflacis CRUSERIUS hospes in arvis<br />
Extremo claufit triftia fata die?<br />
Qtii,fi quisquam alius, mortali lege crcatus,<br />
Vivere dignus erat; vivere dignus erat.<br />
Attica mutaret melius qui verba Latinis,<br />
Haud fcio num tulerint fecula noflra virum.<br />
X>onavit latio non paucula fcripti Galeni,<br />
Hippocrati veram tradidit atque facem.<br />
Et qua; Charoneus monumenta reliquerat autlor,<br />
Parte fui numeris reddidit Aufoniis.<br />
O utinam vitte durasfent ftamina, donec<br />
Lima foret fcriptis addita fumma bonis!<br />
Multa etenim pasfim, media vix parte parata,<br />
Nullius ingenio perficienda jacent.<br />
Eff gies Veneris fic imperfecla remanft,<br />
Ouam mird Cous tinxerut arte fcnex.<br />
• Dat
78 CROESER. (HERMAN')<br />
Dat CROESER een geleerd man is geweest, die een alge<br />
mene kundigheid bezat, blijkt door het hier boven aangevoer-<br />
de, als mede door de weiken die hij heeft in 't licht gege-<br />
ven, waar van wij hier de lijst laten volgen.<br />
1. CLAUDII GALENI, de Puljïbus libellus ad Tyrones, HER-<br />
ÏÏANNO CRUSERIO, Campenfi, interprete. De Pul/mm dijferem<br />
tiis, libri IV. De dignojcendis Puljïbus, libri IV. De caujis<br />
Puljuum , libri IV. De Prcejagitione ex Puljibus, libri IV.<br />
Paris. 1532. in folio. Ir. in de uitgave van GALENUS te Ba<br />
zel bij FROSEN in 156!. in folio; en inde volgenden te Venstien<br />
bij de gebroeders GuiNTés gedrukt, in 1563-16:5 in VIII delen<br />
in folio. It. iö den fratjen druk der werken van HIPPOCRATES en<br />
GALENUS, uitgegeven door RENATUS CHARTIER enz. in XIII<br />
delen in folio. Ook dient men te weten, dat de uitgaven van<br />
CROESER, uitgezonderd den eerften druk, verbeterd zijn door<br />
A. GADALDINI, Geneesheer te Modena.<br />
2. PLUTARCHI, Vitce ac Moralia. Baf 1584. in folio. It.<br />
Ibid. 1573. in folio. It. Lugduru 1563. III. Vol. in ïimo., al<br />
le dezen bevatten flegts de latijnfe overzetting van CROE<br />
SER, zonder den griekfen text. In 't grieks en latijn. Fran-<br />
tof. 1599. II. Vol. in folio; waar van het Ifte Deel, de Levens<br />
van PLUTARCHUS bevat, door CROESER vertaald; benévens zijne<br />
eigen aantekeningen, die van XYLANDER, en die van HENDRIK<br />
STEPHANUS; in het llde Deel wordt niets van CROESER gevon<br />
den. Sommigen verkiezen zijne overzettingen boven die van<br />
XYLANDER; anderen willen, dat CROESER niet nauwkeurig<br />
zijne Schrijvers gevolgd heeft, en dat hij geene voldoende<br />
kunde in de griekfe taal bezat. Men vindt 'er ook, die hem<br />
laken, van zonder noodzaak ene verfchikking in de plaatzing-<br />
orde der levens van PLUTARCHUS gemaakt te hebben.<br />
3. Cammsntarius ia HirrocRATis, lib. I. £? III. de Morbis<br />
vulgaribils: item in lib. de falubri Diata. Bafil. 1570. in i2mo.<br />
4. Orationss politica Dinarchi, LesbonaEtis, Lycurgi, Herodis,<br />
Demadis, Gracè ÉP Latine: interpretibus GUILIELMO CANTERO,<br />
M. B. ISCHANO, JOANNE LONICERO , & HERM. CRUSERIO ; e-<br />
ditte. cura Jo. GRUTERI, Hanovie, typis WECHELIANIS , 1619.<br />
in
CROESINK. 75<br />
i n gvfl. i THUANI, /fi/ï. Lib. LIX. p. ÏOQ. A. MIRJEI,<br />
£/cg. £e/g. p. 119, 120. M . ADAMI, Fit. Med. p. 87. VAL,<br />
AKER., Bibl. Belg. p. 379, 380. ]. F. FOPPENS, RiR fie/g. p.<br />
472, 473. FREHERI , Theatr. p. 1286. MERKLINI, Linden,<br />
p. 408. HUET, Ciar. Interpr. p. 231. PONTAN. ad SENEC #Vr,<br />
Fur. vs. 248. BROS., kj?ia/. Cliv. Tom. III. p. 53. C. SAXI,<br />
Onow. /iief, Pars III. pag. 306. BAILLET, Jug. des Scavans,<br />
Tom. II. P. III. p- 402. PAQUOT, Mem. litter, Tom. VII. p.<br />
352» 353- SLIGTENHORST, Gelderf. Gefchied. bl. 530. Oudh.<br />
van Deventer. IL D. bl. 35- 5°. S5i6(ietfl«f *« fcyöntrt 2Bif)«<br />
fmfd). LX. 85
ÓO CROESINK.<br />
aan LODF.WYK QuA'RRë, Ridder te Mechelen-, die bij haar ver<br />
wekte MAXIMILIAAN QuARRé, welke huwde aan MARIA 'T<br />
SERRAARTS uit welk huwelijk ene dogter voortkwam, MAR-<br />
GARETA genaamd, die eerst trouwde met FRANS VANOYÈNBRUG-<br />
GE te Mechelen, na diens dode met JOHAN MOSAART , en voor<br />
de derdemaal met JANPIPENPOY, -Ridder te Brusfel, en einde-<br />
lijk na deze zijne aflijvigheid, met KAREL SrcoiGNE; bij deij<br />
eerften man hadt zij onder anderen gewonnen ENGELBERT<br />
VAN OYENBRÜGGE, eertijds Kommis van de finantien te Brusfel,<br />
doch die om de troubies naar Holland week, en. ten jare i5ir<br />
in den ouderdom.van 77 jaren ftierf, na getrouwd te zijn ge<br />
weest met ANNA VAN DER DORPE, en vervolgens met MA-<br />
RIA VAN CATS , uit Zeeland. 5. URSULA CROESINK trouwde aan<br />
HENDRIK SCHAAF, Ridder te Brusfel, doch is niet lang daar<br />
na nog voor haar vader, ten jare 1491 overleden.<br />
- KORNELIS CROESINK, zoon van JAKOB CROESINK en van<br />
MARIA VAN DER DOES, wierdt ten jare 1480 te Dordrecht door<br />
Kening MAXIMILIAAN, tot Ridder geflagen. Hij was Heer van<br />
Benthuijfen', Ambagtshcer van Zoetemeer en Lt. Houtvester van<br />
Holland, ingevolge kommisfie daar van voor handen zijnde<br />
van den 21 feptember 1477. Zijn eerfte vrouwe was MARIA<br />
VAN MONTFOORT , dogter van PAULUS VAN MONTFOORT te'<br />
Leijden, weduwe van PIETER VAN S WIETEN; voor de tweede<br />
maal trad hij in den egt met HILLEGONDA VAN ALKEMADE, ge-<br />
zeit VAN DEN WOUDE, dogter van JAN VAN DEN WOUDE en<br />
van ELIZABETH UYTTENHAGE ; hij wierdt • begraven bij de<br />
Predikheren in 's Hage , in ene kapeLIe door hem zeiven<br />
geftigt. Bij de eerfte vrouwe hadt hij verwekt JAKOB CROE-<br />
SINK die volgt; en bij de tweede, 1. FRANS CROESINK, die<br />
ten jare 1527 Bailjuw van Poortvliet was en ongehuwd is<br />
geftorven; 2. ELIZABETH CROESINK, gehuwd geweest aan<br />
ROELOF VAN DAALEM, of anders VAN DONGEN, Ridder; is<br />
Zonder kinderen geftorven.<br />
JAKOB CROESINK, Heer van Benthuijfen en Zoetemeer, een<br />
zoon van KORNELIS CROESIKK en MARIA VAN MONTFOORT,<br />
heeft ten vrouwe gehadt SANDRINA VAN CRUININCEN, Bas<br />
taard
CROISSANT. (JAN) 81<br />
taard dogter van JOHAN Heer van Cruiningen en van Heen.<br />
vliet, bij wie hij twee kinderen heeft geteeld, i. HENDRIK<br />
CROESINK die volgt. 2. AGNES CROESINK, die ten jare 1548<br />
huwde met OTTO VAN EGMOND, Heer van Kehenburg, zoon<br />
van ADRIAAN VAN EGMOND van Mereftein, en van HENRICA<br />
HEERMAN van Oestgeest. Hij was door Koning FILIPS ren<br />
Xare 1555 tot Ridder geflagen, vervolgens wierdt hij Re-<br />
gistermeester van Holland, en ftierf in het jaar 1585, ver<br />
fcheidene kinderen nalatende.<br />
HENDRIK CROESINK , Heer van Benthuifen en Zoetemeer,<br />
zoon van JAKOB CROESINK en van SANDRINA VAN CRUININ<br />
GEN, was ten jare 1570 lid der Staten vei gadering van Hol<br />
land, en is getrouwd geweest met ANNA BOURBONNOIS, dog<br />
ter van FILIP BOURBONNOIS, van Mechelen en van JAKOBA<br />
VAN TEILINGEN, bij wie hij twee kinderen heeft verwekt;<br />
namentlijk : I. JAKOB CROESINK die volgt. 2. SANDRINA<br />
CROESINK, vrouw van Benthuifen en Zoetermeer, na dode van<br />
haar broeder; zij was getrouwd aan GERRIT VAN WYNGAAR-<br />
DEN, Prefident van den Hove van Holland, zoon van HEN<br />
DRIK OEM VAN WYNGAARDEN , en van ERMGARD SPRUYT VAN<br />
KRIEKENBEEK ; zij hebben te zamen een zoon en drie dogters<br />
geteeld; zij ftierf ten jare 1594) en hij in 1598.<br />
JAKOB CROESINK, Heer van Benthuifen en Zoetermeer, zoon<br />
van HENDRIK CROESINK en van ANNA BOURBONNOIS, ftierf on<br />
gehuwd , en was het laatfte mannelijk oir van dit geflagt.<br />
Omtrent dezen tijd, namelijk in 1572, leefde nog ene N .<br />
CROESINK, Nonne in het klooster ter Lee, die vervolgens haren<br />
geestelijken ftand verliet, en gehuwd is geweest aan JAN B.<br />
VAN DUIVENVOORDE. ••• •• S. v. LEEUWEN, Batavia itiuflr.<br />
bl. 925-928.<br />
CROISSANT (JAN), geboren te Brusfel, wierdt Domini-<br />
kaner Monnik in het klooster van genoemde ftad. Zedert<br />
was hij Lezer in de godgeleerdheid in dat zelvde huis, en<br />
hij ftierf 'er den 13 november 1651. Men heeft van hein<br />
in druk: Abregè de la Vie £ƒ «V Miracles des Bil. AMEROISE<br />
VIII. D E Z L. F DE
82 CROIX. (ADRIAAN DE LA) CROIX. (FRANS DE LA)<br />
DE Snöfis, 6? JACQUËS DE VEKISE, de fordrt- des FF. Precheurs.<br />
Brv.x. 1623. in lïmo. DE JONGHE, Belgium Dmninican.<br />
!* I4K EölURD» Scriptores Ord. Prcedic, Tom. II. p. 566. PAc-r,<br />
Mem. litter, Tom. VII. p. 72.<br />
CROIX (ADRIAAN DE LA), geboren te Saim-Pol in ^<br />
lw, beeft te LCMWZ in de wijsgeer te en godgeleerdheid gëfhi-<br />
deerd, wierdt Monnik in het Jakobijnen klooster te Arras, ea<br />
wijdde" zig ten euemalen toe tot den predikdienst, dien met<br />
vee! ijver hebbende waargenomen tot aan zijn dood toe, wel<br />
ke voorviel den 21 januarij 1634. Daar is niets anders van<br />
hem té *t licht; dan : Oratio panegyrka in laudem S. THOMJE DE<br />
Aomrjo. Arras 1614. in j^to. • ECHARD, Scriptor. Ord.<br />
P/me. Tom. II. p. 478. 'PAQUOT, Mem. Utiir. Tom. XVI,<br />
> 28?..<br />
CROIX (FRANS DS LA), geboren te Valenclermts in het<br />
jaar 1582, begaf zig tot het genootfchap der Jefuiten, en<br />
wierdt in die orden gewijdt in 1600- Gedurende zes jaren<br />
gaf hij onderwijs in de beneden klasfen van het kcllegie;<br />
vervolgens bragt hij drie jaren door met Iesfen te geven te<br />
Douai in de wijsgesrte; gaf zig vervolgens aan den predik<br />
dienst over, en klom op tot verfcheidene bedieningen * r<br />
die<br />
hij gedurende het tijdvak van 28 jaren met allen ijver waar<br />
nam. Langen tijd was hij Opperfte van de Proevelingen te<br />
Doornik, vervolgens Rektor te Vaïenciennes, toen te Douai en<br />
eindelijk Provintiaal van zijne orden. Ene beroerte rukte<br />
hem den ir augustus 1644 te Doornik uit het leven, in den<br />
oudérdom van 62 jaren. Hij heeft in druk uitgegeven: Hortu-<br />
lus Marianus, five Praxes varia colendi beatisfimam Virginem<br />
MAS TAM. Doüai 1622. in 121110. naderhand veelmalen her<br />
drukt, en mede in 't Spaans, Italiaans, Fran.-ch en andere<br />
talen meer, overgezet. 2. Relation de la Cochinchine, traduite<br />
de ïltalien du P. CHRISTGF-HE BORRÏ de la Compagnie de JESUS.<br />
Lil'e 1631. in 12512». J. F. FOITENS, Bibl. Belg. p. 291.<br />
PAQuof, Étem. litter. Tom. IX. p. 315-317.<br />
CR OM-
CROMB&ep. CROMBEEK. CROMME. 8a<br />
CROMBACH (HERMAN), is geboren te Keulen ten jare<br />
1598 ; en begaf zig 17 .jaren oud zijnde onJjr hst ge- •<br />
jrootfchap der Jefuiten ; oeiTende zig voorts in verfcheidene<br />
wetenfehappen, en wierdt met allen roem tot Doktor inde<br />
theologie bevorderd. Niet alleen-wierdt hij voor ervaren ge<br />
houden in de kennis der godgeleerdheid, maar was daar te<br />
boven ook een kundig Gefchiedfchrijver, en grondig onder<br />
legd in de oudheden van zijn vaderland. Hij ftierf omftrceks<br />
'het jaar 1676, en heeft in 't licht gegeven : 1. Primitice Gen-<br />
iium, five Hiftoria SS. trium Regum Magorum Luangelicor. 11.<br />
II. Vol. Col. 1654. infilio. 2. S. UKSII.A Vindicata, Jeu v.'.a.<br />
ï§ Martyrium SS. Urfulce èf fociaruin XL.'mille Virginum. TL.<br />
Vel. Colon. 5647. in folio, cui acce.fit additie 1669.'3. Idea veri<br />
pM Sacerdotis, five vita JACOBI MKRLOHORSTII, Pasiojris B. M-.<br />
V. in pasculo , in o'inione fanüitatis diftmOi, Co'01:. 1661. in<br />
%zmo. 4. Vita S. GERARDI, Ib. 1652. in i-2mo. —— J. F.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 473.<br />
CROMBEEK (JAN VAN), is ten jare 1563 te. Dou.v. gebo<br />
ren, en volbragt i:i die ftad zijne letteroefrcningsn; waar na<br />
hij in 1582 zig in het genootfehap der Jefuiten begaf, en zig<br />
in 1399. ten nauwften ctoqr het doen der vier !golofR>n-aan die<br />
orden verbondt. Hij heeft- verfcheidene posten bckicji , ook<br />
gedurende enigen tijd het piedikambt waargenomen. Hij<br />
ftierf te St. Omer den 2 oktober 1626, na 'er gedurende elf<br />
jaren het koliegie der Jefuiten a's Rekt-u ts hebben beftierd.<br />
Men heeft van CROMREEK in druk: De fiudio Perfed.iov.is, lii.<br />
II. Amfi. 1613. in 4(0. 2. Afcerfus MOYSIS inmoitem, lm eji,<br />
traBatw de Oratione, tribus viis dist'nJus, purgativaj iUuminuii-<br />
ya £? unitiva. Audom. 1618. in i2mo. FE. SW-ERTU,<br />
Athen. Belg. p. 415, 416, VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 488.<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIV. p. 349—351*<br />
CROMHOUT, zie KROMHOUT.<br />
CROMME (EILARD), die men ook CROENE en KROENER<br />
vindt genoemt, Burgemeester te Kampen; ftigtte ten jare<br />
F 2 1518.
CROMMIUS. (ADRIAAN)<br />
3538» uit zijne eigene beurs, binnen genoemde Rad op den<br />
Belt, een nieuw Pesthuis ter ére van den bergKalvariën, waar<br />
van het de naam van den Belt ontleende, en begiftigde het<br />
ielve tevens met zo vele inkomften, als tot onderhouding<br />
daar van werden vereist. WEYME VAN DER STRAATEN wedu<br />
we van JAKOB VAN DES STRAATEN, ene zuster van EILARD.<br />
CRÖMME, benevens hare dogter GEERTKUID VAN DER STRAA<br />
TEN hsfpraken op den den 3 februarij 1550 nog aan dit huis.<br />
20 halve Goudguldens jaarüjkfo renten, gaande uit zekere ou-'<br />
de Panden in het kerfpel van Blankenham gelegen, waar van<br />
de trigir.ele giftbiief nog wordt gevonden in het Recognitie-<br />
boek W. ter Secietarije van de ftad Kampen berustende. Dit<br />
huis is zedert korte jaren geheel vertimmerd, en tot eea<br />
Ziekenhuis aangelegd; ook worden in eender vertrekken daar<br />
Van door den Lector Clrir. £? Anat. lesfen in de ontleed-, heet-<br />
en vroedkunde gegeven ten diende van de Chiruïgijrs-gezellen<br />
en Vroedvrouwen. De tuin daar aan palende, Riekt ten ge*<br />
bruike van den Leiïor Botanices tot een Artzenij-kruidhof.<br />
Teg. Staat van Qverijsfel. III. D. bl. 333, 334. enz.<br />
Medeg. Berigtett.<br />
CROMMIUS (ADRIAAN) , omtrent het jaar 1590 te<br />
Oirfchot een aanzienlijk dorp, drie uien van 's Hertogenbosch<br />
gelegen, geboren. Hij volvoerde zijne eerfte letterceffeningen<br />
in het koltegie der Jefuiten te Antwerpen, en zijnen wijsgeri-<br />
gen loop bij de broeders van het zelvde genootfehap in het<br />
kollegie van AncHn te Douai; waar na hij ten jare 1609 een<br />
lid van hunne orden wierdt. Drie jaren onderwijs in de wijs-<br />
geerte gegeven hebbende, wierdt hij ten jare 1619 tot Profes-<br />
for in de godgeleerdheid te Leuven aangefteld, in de plaats<br />
van KORN. d LAPIDE , die zig door zijne fchriften een naam<br />
heeft verworven; teffens gaf hij lesfen in de hebreeuwfe taal,<br />
die hij meesterlijk verftond. Ene onverwagte beroerte, rukte<br />
hem den n meij 1651 uit dit leven in den ouderdom van<br />
ruim 60 jaren, den roem nalatende, van een deugdzaam en<br />
Rigtelijk leven te hebben geleid, en ervaren geweest te zijn<br />
in
CRONENBURG. Zs<br />
in het uitleggen der Bijbelboeken-; 't welk ook zijne ititgege-<br />
ven fchriften getuigen, welke zijn: i» CL Pfalmi Davidici,<br />
compendiofa Paraphrafi ad litterce feriem expofai, £? fenfit myjti-<br />
co üluflrati &c. Lovan. 1628. in 4». 2. Titefes facrse in Qt-<br />
tief. Ib. 1629. in 4ts. 3. The/es facra; in Exodum, Levitkum,<br />
JiTumeros , Deuteronomium, Jive de Republica fudaica. Lovan.<br />
1630. in 4*0. 4» Thefes facra: in Jofue, Judfces, Ruth, li*<br />
Iros quatuor Regim , duos Paralipomenon. Loran. 1631. in<br />
4fo.. 5. Thefes facrx in Jobi hifiorhm, £P Wrat* Tobiie, Ju-<br />
dith, Efter, Esdrce, & Nehemie. Lovan. 1Ö32. in 4W. 6.<br />
•San&isfima IV Euangdia, hijlorico ordine, ComordUe in modum<br />
digefta. Loran. 1633. in 4*». 7. Traité politiqus de la Primau-<br />
té de Si. PIERSE ou des prerogatives du St. fiege, Anvers-, 1634.<br />
Dit werkje tegens JAKOB TRIGLAND, Profesfor te Leijden in-<br />
gerigt, kwam uit onder den verdigtcn naam van CAÉIMJB,<br />
DOORMAN, en is ten zei ren jare ook in t nederduits gedrukt.<br />
»-i PAOUOT, Menu litter. Tom. X. p. 441--'244.<br />
CRONENBURG, Is dc naam dien oudtijds een zeer aan<br />
zienlijk geflagt in Holland en het ftigt van ÜMcht voerde, en<br />
't welk een begin nam ten tijde' van WILLEM DEN IV. Grav$<br />
van Holland-, welke ten jare 1345 in den öag bij Stavoren door<br />
de Friefen wierdt doodgeflagen •; zijnde de eerfie Heer VAtï<br />
CRONLNUURG , mede WILLEM genaamd, geweest een natuurfij»<br />
ke zoon van genoemden Grave, die hem met de beerlijkhsitl<br />
Cronenburg befchonk, alzo dezelve wegens den begane!}<br />
moord van Graav FLORIS DEN V. verbeurd verklaard was»<br />
Het flot om dien moord ten gronde toe daor de Utrechtenaars<br />
verwoest zijnde, uit haat tegen GESARB VAN VELZES^ d«ed$<br />
WILLEM VAN CRONENBURG aldaar een nieuw huis bouwen ><br />
rondsom met dikke muren en flerke 60rent voorzisn; doch<br />
piet op dc zelvde plaats, maar enige vekten wegs daar vsflt<br />
daan, dus dit zijn huis als een nieuw Crmnbvrg moet wor»<br />
den aangemerkt, waar van zijne nakomeiingfehap den naam<br />
gevoerd hebben; hij is getrouwd geweest aan ene degter va»<br />
Heer JAN VAN POIANEN van der Lekke, die nog ten jare 1374<br />
r 3 tosf-
:<br />
86 CRONENBURG. (ADRIAAN VAN)<br />
leefde. De vermaarde Gefchiedfchrijver FROISSARD getuigt ïrj<br />
zijn laatfte Beek Kap, 76 eti 77 van dezen WILLEM, dat hij,<br />
benevens DANIËL VAN DER MERWEDE, de voornaamfte aanra<br />
der was, die Hertog ALSREGT VAN BEYEREN deedt belluiten,<br />
de Friejen te beoorlogen, 't welk ook ten jare 1396 gefehied-<br />
CRONENBURG. (ANNA, VAN) (BERNARD) 3/<br />
CRONENBURG (ANNA VAN), éne dogter van JAKOB<br />
VAN CRONENBURG die volgt, en BAUK VAN ADELEN , werdt<br />
geboren op het huis Nieuw Cronenburg in Friesland ten jare<br />
1552. Haar eerfte man was JAN CRAAN , van Keiden her-<br />
komftig, die zonder kinderen bij haar verwekt te hebben is<br />
overleden; voor de tweedemaal tradt zij in den egt, met<br />
JELLE SYBES VAN WYTHAMA , een deugdzaam , verftandig<br />
man en opregt vaderlander, die in de gevaarlijks beroer<br />
ten , voor godsdienst en vrijheid , zijn goed en bloed veil<br />
hadde. In 1579 was hij Burgemeester van Leeuwarden, en<br />
Gedeputeerde Staat; en wierdt benevens Dr. BAERTE ID-<br />
ZAERDA , en mede Gedeputeerde Staat, naar Utreclit gecom<br />
mitteerd , om de ratificatie der gellotene nadere Unie wegens<br />
Fiiesland te bevestigen. In 1582 werdt hij, met zijn neef<br />
DouWE SIXMA , gecommitteerd van wegens het kwartter der<br />
Steden, om met die der Landen maatregelen te beramen<br />
tot onderlinge befcherming, en het innemen der Kastelen en<br />
Blokhuizen in Friesland, 't welk OQk. gelukkig volvoer4<br />
wierdt. — — FERWERDA, ut fupra,<br />
CRONENBURG (BERNARD DESSENIUS VAN) , ïs ge.<br />
boren te Amfteldam in bet jaar 1510. Na de fraije lettere»<br />
met ongemene vlijt beoeffend te hebben, bezogt hij ver<br />
fcheidene Hogefcholen, en hoorde 'er de lesfen genoegzaam<br />
over alle de wetenfehappen. Zig vervolgens tot de ge-<br />
neeskonst bepaald hebbende, trok hij naar Leuven om in dg<br />
beginzelen daar van door KAREL GOOSSENS en JAN HEEMS<br />
JD'ARMENTIERES onderwezen te worden. Jn 1538 reisde hij.<br />
paar Italie'n, alwaar hij zijne ftudien te Mogae voortzette,<br />
onder opzigt van MATTHEUS CURTHJS , en inzondeïheid vaia<br />
HALIDJEUS VAN PADUA , wiens gezag. zodanigen indiuk ©p<br />
hem maakte, dat hij zedert altoos de leerwijze van dezen<br />
Hoogleraar volgde. Ook ging hij Rome bezoeken ,• en maak<br />
te 'er kennis met den geleerden GVSBERT HORSTKJS, I In de<br />
Nederlanden te rug gekeerd mgt de waardigheid van ©cktsrr.<br />
GciTcnde hij op dtze en gene. plaats in HoUsnd dc praktijk,<br />
t 4 ^"tk
88 CRONENBURG. (BERNARD DESSENIUS VAN)<br />
doch werdt kort hier na te Groningen beroepen , om 'er<br />
opentlijk de geneeskunde te leraren , *t welk hij met lof ge.'<br />
durende agt of negen jaren volvoerde ; toen JAN ECIITILS<br />
Profesfor te Keulen hem naar die ftad wist te lokken, daar<br />
CRONENBURG zo gelukkig in zijne eerfte genezingen flaagde,<br />
dat hij v/el dra in het Collegium Mtdicum als lid weidt aangeno<br />
men , en de Regering hem een ordentelijke jaarwedde toeleide.<br />
Hij hadt het geluk dat zijne praktijk voorfpoedig bleef voort<br />
duren , en dat zijn roem en achting door de fchriften die hij in<br />
't licht gaf aangroeide. Hij ftierf in deze ftad in 1574, grote-<br />
Ixjks betreurd, in den ouderdom van 63 jaren en wierdt in de<br />
Laurentius-kerk begraven. CRONENBURG was een rondelijk,<br />
opregt man, een vijand van de Hoven daar hij gelegenheid<br />
heeft gehadt om vcorde'ig geplaatst te worden; ook was bij<br />
gehard tegens de nukken van bet fortuin. Voorts was hij on<br />
gemeen werkzaam , en ftudeerde naarftig zelvs tot in zijn<br />
klimmende jaren, betuigende met SOCRATES: „ dat het beter<br />
„ is laat te leren, dan in 't geheel niet." MATTHIOLUS in<br />
zijne Epiftolce Medicinales roemt grotelijks zijne geleerdheid.<br />
Hij maakte ene bijzondere ftudie van de Kruid- en Artsenijkun<br />
de. Men heeft van hem in 't licht:<br />
I. De compofitione Medicamentorum, hodierno xvo, apud P<br />
macopolas pasfim exjlantium : fcf ««" artificio eadem retlé po<br />
qitema; cum Siwplicium atque Aromatum, quibus conjïflunt, Exp<br />
fitionibus, ac plerorumque omnium dele3.it, Libri X. Non Med<br />
£f Pliarmacopceis tantum, fed omnibus infuper rerum cogno<br />
rum jludiojis utilisfmi, pariter ac necefarii, ubi Jingula ad ipfis-<br />
fimam veritatem expenduntur, plurimi errores aperiuntur, & c<br />
troverfue frequentes conciliantur. Franco/. 1555. in /olio. I<br />
Lugd. 1556. Opgedragen aan ADOLF VAN SCHOUWENBURG,<br />
Keurvorst van Keulen. CRONENBURG, getrouw aan de leer-<br />
Hellingen van GALENUS, maakte altoos gebruik in zijne prak<br />
tijk van de eenvoudigfte geneesmiddelen, en wilde die onbe-<br />
fchadigd en versch hebben, overtuigd dat de middelen die<br />
verouderd zijn, veel van hare kragt hebben verloren. Hij<br />
begeerde dat de Geneesheer fojntijds tegenswoordig moest zijn<br />
bij
CRONENBURG. (JAKOB VAN) 89<br />
bij derzelver bereiding, en zig door zijn eigen ogen onder-<br />
rigten. De Drogist moest bij hem geen enkel aanlchouwer*<br />
zijn , maar een handelaar die kundig was, en in ftaa f<br />
om<br />
over de deugd van de waren te oirdelen, die hij vérkogt.<br />
„ Daar zijn," zeide hij, „ een menigte ingrediënten, die<br />
„ men niet alleen moet befchouwen, maar daar te boven<br />
„ ruiken en proeven; die welke de geneesmiddelen niet an-<br />
„ ders dan door de boeken kent, loopt gevaar om veelvul-<br />
„ dige flaters te maken."<br />
2. DePefie, Commentarius veré aweus; in qua caufce, figna %<br />
prefagia, cum univerjalia, turn particularia, Peflilentis contagii<br />
dilucidé explicantur; deinde ejusdem pwefervatio ac curatio fummn<br />
fide ita docentur, ut a nemine haüenus fimili ratione & methoda<br />
tradita habeantur. Colon. 1564. in ito.<br />
3. Epiflola ad PETRUM AKDREAM MATTHIOLUM, in de Epijïê-<br />
lee Medicinale: van dezen Hoogleraar. Lugd. 1564. in i2mo.<br />
pag. 236.<br />
4. Defenfo Medicina veteris £? rationali: adverfus GEORGIUM<br />
OPH.EDRONEM, É? unherjas feüas Paracelficas. Item Purgantium<br />
medicamentorum fcf Pilularum in minori pondere particulari: divifit*<br />
Colon. 1573- in 4».<br />
5. Ook is bij deelgenoot geweest, in het famenftelïen der<br />
Pharmacopceia, feu Dispenfatorium Colonienfe. Colon. 1G27. in folio.<br />
, MELCH. ADAM, Vita Cerman. Medicor., edit. 1706. p.<br />
07, 98. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XIII. p. 122--120.<br />
CRONENBURG (JAKOB VAN) , zoon van GERRIT VA»<br />
CRONENBURG en AAF VAN TEYLINGEN, hadt in zijn jeugd de<br />
medicijnen beoefFend en was daar zeer ervaren in geworden.<br />
Om zijn fortuin te verbeteren hadt hij zig van Schagen alwaar<br />
zijn vader woonde naar Friesland begeven, alwaar hij op den<br />
6 april 1544 voor de eer-ftemaal huwde met ANNA VAN WY-<br />
THEMA, die zonder kinderen ftierf; den 13 november 1546<br />
hertrouwde hij met BAUK VAN ADELEN, nigt van de overle<br />
dene. Te Pietersbierum, een dorp niet verre van Haringen»<br />
liet hij een fehoon en fterk huis timmeren, dat hij Nieuw Cra><br />
F S wn-
po CRONENBURG. (JAKOB VAN ADELEN VAN)<br />
tienburg in Friesland noemde, en dat heden nog dien naam<br />
draagt. Men vindt van hem getuigd, dat hij een man was van<br />
t&l zeer vroomen endeugdzamen levenswandel, van een ieder<br />
bemind die met hem verkeerde, en zelvs bij de voornaamften<br />
van den Lande in groot aanzien. Onder anderen Rondt hi^<br />
in hoge achting bij GASPAR DE ROBLES Heer van BUI ij, Stad-<br />
hou Ier van Friesland, als mede bij den Abt van Lidlum. Ai-<br />
kn-ampfpoedigbt was zijn einde, want hem trof het ongeluk<br />
cp den 15 jumj 1572, dat hij op een wagen zittende tusfen<br />
Anm en Harlingen, door losbandige Walfe Soldaten wierdt<br />
doodgefchoten. ROBLES met wien hij nog den zelvden dag ge-<br />
fpijsd hadt, wierdt woedende van gramfchap op het horen van<br />
deze treurige tijding; hij fteeg terffond met de zijnen te paard<br />
om den moordenaar te agterhaicn en te vangen, het welk hem<br />
ook gelukte, brengende den booswigt we! gekneveld te Har<br />
lingen, die kort daarop voorden kop werdt gefchoten, enCüo.<br />
KENBÜRG met ongemenen ftoet te Harlingen in de grote kerk<br />
begraven. Zijne weduwe bij wie hij 12 kinderen hadt ver<br />
wekt, ftierf den 26 april 1603, na 74 jaren bereikt te heb.<br />
ben. FERWERDA, Stam-, Geflagt- en Wapent. II. Deei.<br />
• CRONENBURG (JAKOB VAN ADELEN VAN), een klein-<br />
zoon van den vorigen JAKOB, en zoon van KLAAS VAN Cp.o-<br />
MEKBLRG en MARIA VAN WYTIJAMA, werdt geboren den 20<br />
maart 1392 op het huis te Adelen, waarop hij zijn leven lang<br />
gedurende gewoond heeft. Ten jare 1634 was hij tegenwoor-<br />
dig, wegens de Grietenije vap Barradeel, op de gewone Land,<br />
dagsvergadering. Toen ten tijde was 'er grote onenigheid in<br />
Friesland tusfen de Regeringsleden ontftaan, en de partijfchap.<br />
pen liepen zo hoog, dat fommige Grietslieden en andere Re-<br />
geringsperfonen, met geweld zogten zig in de grootfte ambten<br />
te dringen. Om in hun voornemen des te beter te flagen,<br />
maakten zij gebruik van het heilloze middel, 't weik door»<br />
gaans in tijden van beroerte en geweld te werk gefield wordt,<br />
van namelijk hunne partijen die het grootfte gezag voerden,<br />
ais icrnfrken af te fchilderen, en door verzonnene lasteringen<br />
bij
CRONENüURG. (MALTÜIAS VAN) 91<br />
bij het gemene volk in haat te brengen, voorgevende 5 dat<br />
zij de fchamele gemeente ondragelijke- lasten opleiden : dit<br />
fnood bedrijf hadt de gewone uitwerking ; het aüngeftookte<br />
kanailje .fchoolde bijeen en beging door drank verhit de groot-<br />
fte buitenfporigheden, plunderende en rovende de huizen en<br />
goederen van brave Regenten, die men hun hadt ingeblazen,<br />
dat de voornaamfte uitvoerders van het opleggen dier lasten<br />
v/aren. JAKOB VAN ADELEN VAN CRONENBLT.G , werdt door<br />
zijn bitterften vijand DOUWE VAN HOTTINGA, door dusdanige<br />
godloze befchuldigingen op ene gelijke wijze verdagt gemaakt,<br />
waar van het gevolg was,.dat hoe onfchuldig ook, op zondag<br />
den 8' junij, 's morgens om 8 uren, door een famengefchool-<br />
de bende uit enige honderden mannen en vrouwlieden be-<br />
ftaande, zijn huis met de grootfte woede werdt aangevallen,<br />
ide poort met geweld opengelopen, en voorts geplunderd al<br />
wat men vondt, ja het huis gedeeltelijk vernield; waarfchijn-<br />
lijk zou dit treurfpsl met het vermoeden van den eigenaar<br />
een einde hebben genomen, waren niet enigen der ^palfl&V<br />
ceerdfte Huislieden ter zijner hulp toegefchoten, en fommigen<br />
daar van naar den Grietman HOTTINGA gefniJd en hem met<br />
gevouwen handen hadden gebeden, dat hij toch door zijn<br />
gezag, de razende menigte wilde tot bedaren brengen. HCT-<br />
TINGA fchaamteshalven zulks niet durvende weigeren, girg<br />
derwaarts, en fuste tegens zijn wille en dank den wecsten<br />
hoop, met dat gevolg, dat-den bedreigden CRONENBURG het<br />
nakend gevaar ontkwam, en 'er heel huids afraakte. Dan<br />
deze zig zeiven onfchuldig kennende, fprak den Grietman , als<br />
bewerker van het onheil dat hem wedervaren was, in regten<br />
aan; met dat gevolg, dat deze door het Hof wierdt veroir-<br />
deeld tot de betaling en bcete van de injluie, kosten, fcha-<br />
den enz. Op den 3 januarij 1643, op een donkeren avond,<br />
hadt CRONENBURG het ongeluk, te Leeuwarden in 't water te<br />
Vallen en te verdrinken. FEKWERDA, utfupra.<br />
CRONENBURG (MATTHIAS VAN) , een Geldersman van<br />
geboorte , is geweest Monnik van der Rekolletten orden.<br />
Hij
92 CRONENDAAL. (PAULUS VAN)<br />
Hij ftierf ten jare 1584 te Ruurmonde, na dat hij door den<br />
druk hadt uitgegeven: 1. Vita vera fororis AGNETIS HUYN, qua<br />
Venlona in Monafterio Annunciatamm fmi&é obiit anno 'i6\\<br />
2. ivDoop't in Den noot en in ücn boot. 2ïmff. 1682. 3. ttoeê<br />
8ecs?tehjcHe Coiomncn ban be fccrcfce/ te toeten be ï|^.<br />
Sacramenten oz$ 3utaar£ en ban bc SSicchtc. amfï. 1682.<br />
4 £h#teIrjK onbertoy.é/ om enen ;ah'tjen ftaat te berden.'<br />
•&pm 1672. 5- i£?oo.5teIrjc& onbeitoijss'/ tegen?; ben boom*<br />
iscbtigcn tocg bcr bekoringen. %a. 1684. J. F. ForrENs,<br />
£M. Belg. p. 872, 873.<br />
CRONENDAAL (PAULUS VAN) , Heer van Flkringht<br />
in Henegouwen, te Antwerpen geboren, was de zoon van JAJ*<br />
VAN CRONENDAAL, Schildknaap en Kapitein van 300 man te<br />
voet, onder het regiment van den Graav VAN BUREN, en va»<br />
KATRYNA DE NYS, te famen ten jare 1540 in den egt ver<br />
bonden. PAULUS begaf zig in zijn jeugd in den krijgsdienst,<br />
en was tegenswoordig bij den veldflag van Heiligerlee in<br />
Groningerland , alwaar de Graav VAN ARENBERG fneuvelde,<br />
en zijn gantfe leger door ADOLF VAN NASSAU wierdt geflagen;<br />
de flegte uitkomst van dien dag deedt hem zodanigen tegen'<br />
zin in den dienst krijgen, dat hij befloot den .degen voor den<br />
tabbaard te verwisfelen, en enigen tijd daar na, Griffier<br />
wierdt; vervolgens in 1004, den rang bekwam van Raad der<br />
domeinen en finantien te Ërusfel. Hij ftierf in 1621, nabij<br />
zijne huisvrouwe KATRYNA GIEI.IS , die ten jare 1597 was<br />
overleden , een' zoon nagelaten te hebben , HENDRIK ge-<br />
naamd, die Griffier der domeinen en finantien van de Ne.<br />
derlanden is geweest. MARIA ERNESTINA AUSTREBERTA, Mark-<br />
gravinne van Vlieringhe en van Breethout, weduwe van een<br />
Groot-Baiijuw te Doornik, was de laatfte van dit geflagt, en<br />
is geftorven den 1*7 meij 1749.<br />
CRONENDAAL heeft in fchrift nagelaten: l'Hifioire des Comtes<br />
de Namur, waar van GRAMMAYE het oirfpronkelijke bij hem<br />
heeft gezien. PAULUS zijn kleinzoon bewaarde het nog in<br />
1642. Afc?UI Mm® hadt in 1640. Extmplar HJioria ComU<br />
turn
CRONSTROM. (IZAAK Baton VAN) 93<br />
Vim Namurcenfium per PHILIPPUM CRONENDALIUM , Scribam Fi-<br />
nanvarum, Hat waarfchijnlijk het zelvde werk was. .<br />
GRAMMVYE, Namurcum, uit. edit p. 28. FR. SWEERTII, Atlien.<br />
Belg. p. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 714. J- F- FOPPENS.<br />
Bibl. Belg. 941. CHRISTYN, Jurisprud. heroica, p. 196. Nobi*<br />
liaire des Pays-Bas, p. 181. 273- 286. 3IS»<br />
CRONSTROM (IZAAK Baron VAN) , wierdt door den<br />
Prinfe Stadhouder WILLEM DEN IV, ten jare 1747, fchoo»<br />
een man van zeer hoge jaren het Opperbevel toevertrouwd<br />
over het krijgsvolk en de plaatzen tusfen de Maas en da<br />
StMde gelegen , fchoon die Gujsaart zig met aandrang op zij<br />
ne hoge jaien , zwakheid en doofheid beriep om van deze<br />
zwaarwigtige post verfchoond te blijven, dan het mogt niet<br />
he'pen , ds Stadhouder wilde het. Hij kwam dan den 14<br />
julij, op welken dag hij juist in zijn &?fte jaar tradt, binnen<br />
Bergenopzoom, daai hij z*g zedert onthield'. Hst bijzonder be<br />
wind -over de Vesting bleef in handen van den Prins VAN<br />
HESSEN-PHILIPSTAL,. en dat over de Linie, bij de» Prinfe VAN<br />
SAXEN-HILSURGHAUSEN; welke Genera ds nogthans door den<br />
Baron VAN CRQNSTROM , met raad en hulp onderfteund wer<br />
den.<br />
Toen Bergenopzoom in den vroegen morgenftond van den<br />
16 feptember 1747, om zo te fpreken , bij verra>fing<br />
wierdt ingenomen , vernam de Baron VAN CROKSTROM de<br />
overrompeling der ftad niet voor dat het dag werdt; toen<br />
kleedde hij zig terftond, tradt ter deure uit, en deedt door<br />
zijne Adjudanten , die 't volk wakkerlijk aanmoedigden , de<br />
Franfen van voor zijne woning terug drijven ; waar na hij<br />
ziende dat het verlies der ftad onvermijdelijk was, zig op een<br />
paard deedt tillen, en ter ftad uit reedt, naar de Linie, om<br />
orde te ftellen op de verzekering van Zeeland. Voor zijn ver<br />
trek , hadt hij den Prinfe VAN HESSEN-PHILU>STAL belast., de<br />
trom te doen roeren, om daar door het verder doodflaan te<br />
voorkomen , 't welk egter niet fchijnt gefchied te zijn.<br />
De Generaal CRONSTKOM is naderhand bij velen in verdenking
94 CRONSTROM. (IZAAK Baren VAN)<br />
kïng geraakt, dat hij zig in 't verdedigen der ftad, niet wel<br />
van -zijnen pligt gekweten hadt. Zeivs is hij, in de. lente des<br />
jaars 1748, °P last van zijne Hoogheid die den Grijsaart gelijk<br />
wij gezien hebben j tegens wil en dank tot die belangrijke post<br />
hadt aangefteid, door den Fiskaal der Generaliteit, op enige<br />
punten, fchriftelijk, ondervraagd, en omtrent een jaar later,<br />
voor den Hogen Krijgsraad befchreven, en op meer dan hon<br />
derd punten gehoord: alle weike hij, mondeling en fchrifte-<br />
lijk, beantwoord heeft. In een aangehaald affchrift van zij<br />
ne ondervraging, betuigt de Gefchiedfchrijver WAGENAAR ge<br />
zien te hebben: „ dat men meest vreemd fcheen te vinden,<br />
„ dat hij de MMtfng der ftad niet voorzien, en door 't zen-<br />
„ den van meer volks op de gevaarlijkfte posten, en vooral<br />
„ 00't door het brengen van water in de droge graften, voor-<br />
„ komen hadt." Doch hij wees aan: „ dat hem berjgtwas,<br />
„ dat de bres noch niet groot genoeg was, om den vijand'.<br />
„ door te laten; dat, op deze onderftelling, het brengen van.<br />
„ water in de gratten nog moest worden uitgéfteld, alzo, na<br />
„ dit gefchied was, de belegerden alle gemeenfehap met de<br />
„ buitenwerkenSftfti afgeiheden geweest zijn; dat het fte,ker<br />
„ bezetten der gevaarlijke posten behoorde tot het bijzonder<br />
„ bewind van den Bevelhebber der vestingen, wien bij dit,<br />
„ met kenni^van zijne Hoogheid , hadrlaten behouden ,.en<br />
„ dat hij vertrouwde, dat de posten 'fterk genoeg zouden be-<br />
„ zet geweest zijn, om in geval van overrompeling bij tijds<br />
>» gwugt te maken , zo de wagt -anders wakker en op zijn<br />
„ hoede geweest was; waaraan hij meende, dat het enigen<br />
„ zou gehaperd hebben. Dat hij, eindelijk, niet uit de ftad ge- •<br />
„ treden wa-, dan toen 'er geheel geene hoop meer was om<br />
„ dezelve te behouden; en toen zijne tegenwoordigheid nood-<br />
„ zaaklijk vtrei» weidt in de Linie, alwaar ook de Prins<br />
„ van HESSÉN-rnïupstHAL, kort na hem, aangekomen was,<br />
m e t h £ t<br />
»><br />
overfchot der bezettinge." De Hoge Krijgsraad<br />
heeft geene uitfpraak gedaan over deze verdenking van den<br />
Baron VAN GRONSTROM , fchoon hij 'er fterk op aangehouden<br />
heeft; en dc zaak is met zijnen dood, die kort daarna voor<br />
viel ,
CROOCK. (JAN DE) CROON. (PIETER) 95<br />
Viel, blijven Reken. — Netel Jaarboeken, 1747. bl. 526.<br />
593. 719- WAGEN., Vad. Hifi. XX. D. bl. 109. 113-115. '<br />
CROOCK (JAN DE) , wierdt te Gent geboren in 't jaar<br />
I479, en ging na zijn eerde letteroefFeningen verrigt te heb<br />
ben , naar Parijs ftuderen, alwaar ingevolge gebruik eerst vijf<br />
jaren doorbragt om de miferabele wijsbegeerte van dien tijd te<br />
beoeffenen, waarna hij tot Meester in die wetenfch :p weidt<br />
bevorderd, en vervolgens naar Gent terug keerde, alwaar hij<br />
den geestelijken ftaat aanvaardde en men hem met de bedie<br />
ning van Kapellaan van 't Tempel-Hof begiftigde; deze bedie<br />
ning tot op zijn 32fte jaar waargenomen hebbende, wierdt hij<br />
in 1513 Monnik in het Dominikaner klooster van die ftad;<br />
vervolgens ftudeerde hij nog verfcheidene jaren te Parijs, en<br />
daarna naar Gent tot zijn klooster te rug gekeerd zijnde,<br />
ftelde men hem in 1536 in zijn klooster tot Voorlezer in de<br />
godgeleerdheid aan. Twee jaren later wierdt hij tot Jnquifi-<br />
teur van het bisdom Terouanne verkoren, doch geen fmaak in<br />
deze bediening vindende, verliet hij die na verloop van vier w<br />
jaren; wierdt vervolgens Prior van liet klooster te St. Wijnox.<br />
tergen, en "keerde ten laatften naar Gent te rug om zijne ove<br />
rige dagen aldaar in rust door te brengen; hij fiierf den 13<br />
oktober 1569 in den hooggevorderden ouderdom van 91 jaren.<br />
Daar is van hem in druk: Summa S. THOM/E AQUINATIS, multo<br />
tempcre conecla , ab Amanuenfuim aut Typograbhorum vitiis<br />
vkdicata. Paris 1520. in 8>'&. SANDERUS, de Gandaven-<br />
'films, p. 68. DE JONGHE, Belgium Dominic. p. 74, 75. PA-<br />
QUOT, Mem. litter. Tom. XV. p. 3*9 > 320.<br />
CROON (PIETER),. van Mechelen geboortig, is reguliere<br />
Kanunnik van ST. MARTYN te Leuven geweest; in 1677 was<br />
hij Prior, en ftierf ten jare 1683, ria in 't licht te hebben<br />
gegeven: 1. De ojfïcio (ƒ culina boni Coci. Brugis 1663. in<br />
nmo. 2. De apparatu menfes boni Coci. Antv. 16Ö0. in izmo.<br />
3. Hiflor. B. M. V. Hanswycanee Mechlinics. Mechl. 1670. in<br />
x 21120. J. F. ForFEA'S, Bibl. Belg. p. £ö"9-<br />
CROU-
96 CROUSERS. (CYPRIANUS) CROY. (ROBBERT v.)<br />
CROUSERS (CYPRIANUS), een Antwerper van gehoor-<br />
te, is geweest Monnik van de Kapucijner orden, en heeft ge-<br />
fchreven : Leüiones paramitkas ad Regulam S. FRANCISCI in<br />
quibus plurima non vulgaria adformandos mores Religiojorum<br />
rwnve Jpiritualium perfonarum documenta fuggeruntur. Colon<br />
in 4to. J. F. FOPPENS, Bibl.. Belg. p. 223.<br />
CROY, is de naam van een voornaam geflagt in de Neder<br />
landen, waar uit vele voorname Mannen zijn voortgefprcten,<br />
doch dat reeds voor lange is uitgetbrven, was afkomftig uit den<br />
koninglijken Ram van Hongarijen; zijnde de Stamvader van<br />
de Heren en Hertogen van CROY, STEPHANUS zoon van Ko<br />
ning BELA den Blinden, die, in den jare n73, door zijns<br />
broeders zoon overwonnen, en uit Hongarijen gedreven werdt;<br />
begevende de vlugtende Vorst zig toen naar Frankrijk. De<br />
zoon van STE'PHANOS , MARCUS genaamd , zig mede naar<br />
Frankrijk begeven hebbende, trouwde aldaar door bewerking<br />
van den Koning, met KATRYNA, erfdogter van HUES, Heer<br />
van Araines en Croy.<br />
KAEEL, Heer van Croy, Hertog van Aarfclwt, zoon van Fr-<br />
tips, en van JOIIANNA HALEWYN en COMMINES, die in 1612,<br />
zonder erfgenamen bij zijne twee vrouwen verwekt te heb<br />
ben , is overleden. Hij liet een natuurlijken zoon na, FRAN-<br />
COIS VAN CROY genaamd. Met zijnen dood, gingen de goede<br />
ren van CROY over in bet geflagt van AREMBEEG. Zeer om-<br />
ftandig wordt van dit geflagt gehandeld bij JEAN LE CARPEN-<br />
TIER ,. Hifi. Genealogique des Païs-Bas, pag. 193. 298-300.<br />
328-3 30 &c.<br />
CROY (ROBBERT VAN), zoon van HENDRIK, Heer vaa<br />
Croy, Aarjchot, Renty enz., en van CHARLOTTE DE CHATEAU-<br />
' BRIANT , Vrouwe van Loignij-au-Perche , oudile dogter van<br />
RENé , Heer van Loignij, en van HELENA D'ESTOUTEVILLE ,<br />
werdt geboren omtrent 'tjaar 1500. In't jaar 1517 wierdt<br />
hij door afftand van zijn broeder WILLEM, die tot Kardinaal<br />
werdt verheven, en het rijke Aartsbisdom van Toledo verkreeg,<br />
tot Bisf.'hop van Kamerik benoemd, en hij deedt zijne intrede<br />
bin-
CROY. (ROBBERT VAN) 9?<br />
binnen die ftad met zeer vee! pragt en ongemene» luister.<br />
Tien jaren later zig in ftaat bevindende om zijn Bisdom te<br />
beftieren, wierdt bij geordend, en bediende de eerfte Mis<br />
den 5 augustus 1520, de zelvde dag op welke de vrede<br />
nabij die ftad wierdt gefloten. Deze vrede wierdt in 't jaar<br />
154.3 geftoord , toen een Frans leger in het Kameriks ge<br />
bied doordrong; KAREL DE V. vrezende dat dit leger zig<br />
meester van Kamer ik zoude maken, noodzaakte de Burgers<br />
van die ftad, om krijgsbezetting in te nemen: ,, niet om<br />
„ hunne vrijheid te onderdrukken, maar tot hunne befcher-<br />
„ ming en zekerheid, en ten einde hun onder *t beftier<br />
„ van hunnen Vorst en Bisfchop te bewaren onder befcher-<br />
„ ming van het H. Rijk." Dusdanig was het dat KAREI, DE V.<br />
zig uitdrukte, en tot meerder verzekering liet hij aan de wal<br />
len te Kumerik een kasteel ftigten, 't welk vele lieden be-<br />
fchouwden als ene vooifpelling van den aanftaanden val der<br />
tijdelijke magt die .de Bisfchoppen van deze ftad uitoefTenden.<br />
In 1546 begaf zig ROBBERT naar het Concilie van Trente,<br />
maar geen Schrijver berigt ons wat hij 'er uitvoerde. In ok<br />
tober van het jaar 1550 hietdt die Prelaat een Sijnode, al<br />
waar hij het Interim, waar van JULIUS FFL UG , Bisfchop van<br />
Naumlmrg, MICHIEL HILDING, Suffragant van Mentz, en<br />
JAN AORICOLA VAN EISLEBEN, de infteilers waren, en twee<br />
jaren te voren op den rijksdag te Augslurg ingevolge bevel<br />
van den Keizer vervaardigt was, liet afkondigen. ROBBERT VAN<br />
CROY ftierf den 31 augustus 1556, en wierdt begraven in ds<br />
Hoofdkerk, alwaar een pragtige graftombe van wit marmer<br />
voor hem wierdt opgerigt. Dces Bisfchop bezat ingevolge<br />
het getuigenis van GAZET, ene aangeborene goedaartigheid,<br />
waar van niet zeldzaam misbruik wierdt gemaakt. Door zij<br />
ne bezorging is in 't licht gegeven: AUa £? Decreta Synadi<br />
Diacefar.te Cameracenfts, pnefidente Reverendisfimo in CHRISTO , ac<br />
Illuftrisjimo Principe Domino, D. ROBURTO DE CROY,. Epifeope<br />
£f Duce Cmeracmji, facri Imperii Principe, Comité Cameracejii,<br />
£fc. eekbmee anno Redemptoris naftri JESU CIIRISTI MDL. menfe<br />
ottobri. Item aritiqua Statuta Synodalia Cameracenfis Ditccejis,<br />
VIL 7<br />
. DE EI.. G ab
93: CRUCIUS. (ADIAAN) (JAKOB) (JAN)<br />
ab eadem Synode- reeognita, adjeUisque moderationibus, cme&ienU<br />
bus, ö 1<br />
additionibus reformata. His adjuntla ejl Formula Refof<br />
tmionit, per Casfaream Majefiatem, flatibus Ecclefiaflicis in Ct-<br />
mitiis Auguftanis, ad deliberandum pxopofita, £P ai eisdem recepta<br />
& probata. Paris 1551. en naderhand meermaalen herdrukt.<br />
• " VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 795. Gallia Clirifl. Tom.<br />
III. p. 52. GAZET, Hifi. Ecclef. des Pays-Bas , p. 44, 45.<br />
PAOJJOT» Mem. litter. Tom. IX. p. 237-243.<br />
CRUCIUS (ADRIAAN), geboren te Gent ten jare 1578}<br />
begaf zig in 1596 te Doornik in het genootfehap der Jefuiten.<br />
Hij onderwees gedurende verfcheidene jaren de fraije letteren<br />
zo in liet grieks ais latijn, en was een geruimen tijd Repetitor<br />
van de jonge Jefuiten tot de'uitoeffening van die wetenfehap<br />
pen voorbefebikt. Hij ftierf te Antmrpen den 23 oktober<br />
1629 aan ene befmettelijke ziekte, die hij hadt gekregen door<br />
het bezoeken van lieden die'er door aangetast waien. Hij<br />
heeftin 't latijn de volgende befebrijvingen vertaald, en in<br />
druk uitgegeven: 1. Rerum memorabilium in Regno Since gefta-<br />
tum Litterat minna Societatis Jeju; ad Reverendim admodum in<br />
Clirifio Patrem P. MUTIUM VITELLESCHI , Prcepofitum generalem<br />
tjusdm Societatis. Antv. 1625. in izmo, 2. Rerum memorabilium<br />
in Regno Japonice geftarum an. M.DC IX. XX. XXI. XXII.<br />
Societatis Jefu ad Rev. tfc. Patrem P. MUTIUM VITELLESCHI ,<br />
Prapofitum generalem ejusdem Societatis. Antv. 1625, in i2mo,<br />
*" M<br />
•• PAQUOT, Mem. litter. p. 342-344.<br />
CRUCIUS (JAKOB), een Delvenaar van geboorte, heeft<br />
gefchreven: 1. Mercurium Batavum, feu Epiftolarum libros. Del-<br />
phis 163,5. in Svo. Amft. 1664. in Svo. 2. Suadam Delphicam,<br />
five Orationes LXIX. varii argumenti, ad ufum ftudiofce juventu-<br />
tis. in izmo. Verfcheidene malen te Amfieldam, en elders ge<br />
drukt. J. F. FOPPENS, Bibl. Bdg. p. 511.<br />
CRUCIUS (JAN) , geboren te Aalst, was Priester en<br />
Rooms Pastoor te Stabroek. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />
Carmen in horum temporum calamitates. Antv. 1604. in Svo. ><br />
T. F, FOPPENS, Bib!. Belg. p. 623.<br />
CRU-
CRUCIUS, (JOHANNES) (LEVINU3; (PIETER) 09<br />
CRUCIUS (JOHANNES), is geboren te Rijsjil ten jare<br />
1560, en geweest Predikant te Haarlem, ook lid van het na<br />
tionaal Sijnode te Dordrecht in irJiS en 1619- Hjj ftierf te<br />
Haarlem den 7 febiuarij 1625. Onder zijn Afbeeldzel 't welk<br />
in 't koper uitgaat, leest men dit vierregelig vers:<br />
En CRLTIUM, cum jam Chip fox luflra Satelles<br />
Dulciloquo facrum pafceret ore gregem.<br />
Exhibet ora quidem fculptor tibi, cetera verb<br />
Arfficis poterit reddere nulla manus.<br />
CRL-CIUS heeft in 't licht gegeven: 1. Uit het Frans in 't<br />
Nederduits vertaal J: JAN TAFFIN, vSactuaaröigfjciu öc£ 3Tr*<br />
btn.fi. 2. Van 't Nederduits in 't Frans: ANT. WALRUS, ï|ct<br />
«mat örr ïlcrhcnöknaari «$ 3- Van *t Latijn in "t Frans:<br />
üonmfilu&e mcg en;. 4. Onpcrtijöisc ïicthtcr/ beide in het<br />
Nederduits en Frans. 5. Uit het Nederduits in 't Frans:<br />
FRED. DE VRY, tSSesin en boo?tcang her SttrMijfce utroerrenfi<br />
in ^cllanD. SAM. AMPZING, Refchr. van Haarlem, b!.<br />
ï38, 139-<br />
CRUCIUS (LEVINUS), geboren te Oudenaarden,' is ge-<br />
weest Rooms Pas.oor te Boschveld in Wester Flaanderen. Hij<br />
was in zijn vak gants niet onkundig, en heeft gedurende 34<br />
jaren, de jeugd niet een onbedenkelijken ijver onderwezen,<br />
Hij is te Gent geftorven ten jare 1590, ra in 't licht te heb<br />
ben gegeven : 1. ViridaTium Florum. Antv. 1548. in ivo. 2.<br />
Scholia in Diflicha Citonis. Gandavi 1541. in Svo. 3. Threnodiam<br />
in temeraria quorundam judicia, ad FRANC. CRANEVELDIVM. Ib.<br />
8ra. 4. Parxnejïn ad Potentatus Chiflianos, ut p'èrcusfo inter<br />
fe fadere arma in Tttrcam ac Luthsrum convenant, ver/u Elc-<br />
giaco. Gandav. 1543. in 8ro. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
J>. 791-<br />
CRUCIUS (PIETER), geboren te Arras in Artois in het<br />
jaar 1542, begaf zig 20 jaren oud zijnde onder de orden der<br />
Dominikanen in het klooster te Si. Omer; voorts ocffende hij<br />
zig met ijver in de godgeleerdheid en het prediken, zo dat<br />
G 2 hij
f00 CRüESEN. (NIKLAAS)<br />
bij ongemeen bekwaam wierdt en tot luister van zijne orden<br />
verftrekte.. Omtrent het jaar 1584, wierdt hij tot Inquifiteur<br />
van do Nederlanden aangefteld, ten einde inzonderheid tegens<br />
de ketterijen der zogenaamde Geufn te waken; ook voerde<br />
hij dezen Jast met de onverbiddelijkfte geftrengbeid uit, ea<br />
heeft een, menigte van die ongslukkigen ten vure en gajg doen<br />
doemen* Verder ,i.s hij 18 jaren Prior van zijn klooster ge<br />
weest en ftierf den 27 april 1614, in den ouderdom, van 72<br />
jaren; na in 't licht te hebben gegeven: Discours de l'ufage %<br />
vertil fjj? mracles du figne de la Croix. Arras 1604 cjf 1617. in<br />
gy 0.<br />
J. F. FOPPENS , Bibl. Belg. p. psgu enz.<br />
CRUESEN (NIKLAAS), h omtrent het jaar 1570 te Mas»<br />
trich geboren, zijnde gefproten uit fatzoendeüjke ouders. Zijn<br />
jeugJige letteroeffeningen volvoerd hebbende; wierdt hij Mon 1<br />
nik in het klooster der Augustijnen van die ftad; voorts werdt<br />
hij door zijne Opperften naar Italiè'n gezonden, alwaar hij te<br />
Puvia de dttktorale muts verkreeg. In 1602 wierdt hij tot<br />
Apostolifen Onderzoeker in Flaanderen aangefteld. Tien jaren<br />
lat,e£ was hij op bevel van den Paus.,. Voorzitter van bet ka<br />
pittel der reguliere Kanunniken van de Premonftratenfer or<br />
den te Tongeren^, en in het zelvde jaar 1612, reisde hij hoger<br />
op in Duitsland, en volvoerde verfcheidene commisfien bij de<br />
Roomsgezinde Keurvörften; ook was bij tegenswoordig bij het<br />
houden van den Rijksdag te Frankfort. In I6J6 werdt hij aange<br />
fteld tot. Prior van bet klooster zijner orden te Brusfel, ver<br />
volgens te. Antwerpen en nog later te Mastricht. Ten jare.<br />
1620. woonde hij het algemene kapittel bij, dat. van zijne orden<br />
te Rome werdt gehouden, In Duitsland te rug gekeerd, wierdt<br />
hij in 162.6" benoemd tot Kommisfatis der kloosters, tot wier<br />
orden hij behoorde, in Bohemen, Oostenrijk, Karintiè'n en Stij*<br />
tien, hij volbragt deze werkzame taak tot volkomen genoe<br />
gen van zijnen Generaal, en verwierf daar te boven de gunst<br />
van den devcten Keizer FEKDINAND DEN II, die hem met da<br />
tijfels van zijnen Gefchiedfchrijver en Kerkdijken Raad vereer<br />
de. Ten laatften werdt hij in 1624 tot Provintiaal van Bohemen<br />
ver-
CRUININGEN. {JOOST VAN) zot<br />
verkoren, en hij ftierf afgemat door zijne vermoedende bezig<br />
heden, den 9 november 1629.<br />
CRUESEN was welgemaakt van lijf en leden, daarbij van<br />
een rijzige geftalte, bezat ene aangeborene welfprekendheid,<br />
was Hatelijk in zijn voorkomen, en voorzien van grote be-<br />
gaaftheden in het behandelen van zaken. Daar is van hem<br />
in druk >• 1. Monafticen Augufthnanum, in -quo mmium Ordvnnm<br />
Jub Regula S. AUGUSTINI militantiiim, prcecipue 'tarnen Eremtarum,<br />
Canonicorv.m regularium Pramionflratenfium, Dommcanm-um, Ser-<br />
vorum B. Maria, Hieronymianorum, Ambrofianorum, Crucigero-<br />
rum, Guillelmitamm , Triiitariorum, Brigittinarwm,, aliorumque<br />
ferè L., origines atque incmnenta tribus partibus cx.plicantur-. Ma-<br />
nachii 1623. in folio, cum figur. 2. Ccnfiituiknes Qrciims Ere-<br />
mitarum S. P. Augufiini, cum netis. Ib. 1620. • SANDERJ><br />
Chorogr. Brab. ulu ei. Tom. II. p. 194. Fs. SWSÏRTH., Atketu<br />
Belg. p. 575. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.'683» J.F. FOPPENS,<br />
Mbl. Belg. p. $05. Ei.ssu, Encom. Auguftinian. p. 504, TOM-<br />
«EUR, Chronol. Auguftin. p. 30. JO. 73- PAOÜOT, Mem,<br />
Otter. Tom. IV. p. 182-185»<br />
CRUININGEN (JOOST VAN)> »* een der aaaziénfijkftê<br />
adelijke Geflagten van Zeeland gefproten, door SOXHOBN verkeerdelijk<br />
JAKOB genoemd, was de zoon van JCCST VAN Caur-<br />
•NINGEN, lieer tot Cruiningen, Heenvlkt, Siecnkerken enz, en<br />
KATRYNA VAN WASSENAAR. Hy is geweest een der moedig-<br />
fte, voerzigtigfte en gelukkigfte Krijgsoverflea Va» Keizer<br />
KAREI DEN V, in den Duitfen oorlog, die dees Vorst omtrent<br />
ft midden van de XVIde eeuw tot in ftsndhouding van 2§P<br />
gezag verpligt wierdt te voeren. De Keizer eortdt VAN CROI-<br />
NINGEN met 800 Soldaïen en 500 Ruiters naar de Sax.ife zee-<br />
fteden , die tegens hem waren opgedaan. Hij kwam biet<br />
mede tot Esfen een ftadje in Westfaien, alwaar hij *ijn velk<br />
gemonfterd hebbende, tegens CONRAAD Graav vasa Tekletiurg<br />
optrok, en het flot van dien naam zeven mijlen van I.ietihh<br />
hazen gelegen, vete erde-; tten Graav verder ïJöoiizakende,<br />
«ie ftad, het ftot en t land van liïngtn aan hem over ïe g*-<br />
C I ve».
is?. CRUININGEN» (JOOST VAN)<br />
ven, en genade bij den Keizer te verzoeken. Die van Osna-<br />
Irugge bier door geleerd en voor de verwoesting van hunne<br />
bezittingen vrezende, floten een verdrag met dien gedugien<br />
Krijgsoverfte. Van hier trok hij naar 't graavfchap Rietberg,<br />
alwaar hij de Gravin weduwe overhaalde, om zig aan 's Kei<br />
zers wil te onderwerpen, en 300 man tot bezetting in te ne<br />
men ; vervolgens ging hij met zijn leger naar het graavfchap<br />
van der Li[>pe, veroverde de ftad Ujfelen, en noodzaakte den<br />
Graav oin zig aan den Keizer te onderwerpen. Dit verrigt<br />
zijnde, toog hij voort naar de fterke ftad Minden, waar'van<br />
de inwoonders al zodanig door fchrik waren bevangen, dat<br />
zij hem de poorten openden, en hij die vesting zonder flag<br />
of ftoot innam; ja zijn naam was zodanig gevreesd, dat de<br />
Graven van SCHAUWENEURG en HAY, neffens de jonge Her<br />
togen van LUNENBURG, en meer andere Vorften zig bij hem<br />
voegden, ten einde met den Keizer te verzoenen,- en den eed<br />
van trouwe en hulde aan denzelven in zijne handen af te<br />
leggen. Eindelijk belegerde hij de ftad Bremen, welke togt<br />
noodlottig voor hem was , want de belegerden een uitval<br />
doende, en hij zig in het heetfte van 't vuur bevindende,<br />
•werdt door een kogel zodanig getroffen, dat hij naar het flot<br />
van Verden, aan den Bisfchop van Bremen behorende, gebragt<br />
zijnde, binnen vijf dagen aan zijne bekomene wonde over-<br />
leedt, en in liet koor der kerke wierdt begraven.<br />
Men vindt nog gewaagd van enen MAXIMILIAAN VAN CRUI<br />
NINGEN, die een der Bevelhebberen was van de fcheepsvloot,<br />
welke ten jare 1573 onder het oppergezag des Graven VAN<br />
Bossu, als Admiraal wegens ALVA, tegens de JNoordhoilanders<br />
ftreedt, doch door dezelven geflagen werdt, wanneer hij,<br />
benevens Bossu, gevangen geraakte, blijvende niettemin de<br />
Spaanje partije aankleven tot in het jaar 1577. Hij is geftor<br />
ven zonder enig mannelijk oir uit een voltrokken huwelijk<br />
te hebben nagelaten. P. BOR , Ned. Hifi. druk van<br />
J670, I. D. bl. 457. 783- M. Z. VANBOXHORN, Kronijk van<br />
Zeeland, II. D. bl. 352. 486. SMALLEGANGE, Kronyk van Zee-<br />
land, l D, bl. 715. p. DE LA RvEj Heldhaftig Zeeland, bl.<br />
•fa<br />
*44,
CRUX, (N.) CRUQUIUS. (JAKOB) 103<br />
144, 145. J. W. TE WATER, Hifi. van y<br />
t Vurbend der Edelen,<br />
I. D. bl. 193- 207.<br />
CRUISKERKEN, zie KRUISKERKEN»<br />
CRUL (N.), Schout-bij-Nagt, in dienst van de Republijk<br />
tier Verenigde Nederlanden, kwam deerlijk ten jare 1781 nabij<br />
St. Euftatius te pas; want den Engelfen Admiraal RODNEV dit<br />
«ijland veroverd en 'deszeivs inwoonders cp een ongehoorde<br />
wijze mishandeld hebbende, vaardigde twee Liniefchepen en<br />
een Fregat af, met last om' ware 't mooglijk den Holiandfen<br />
Zeevoogd, die met zijn fchip Mars van 60 Rukken 23 rijkge-<br />
ladene Koopvaarders naar Europa geleidde, en van genoemde<br />
eijland een etmaal geleden vertrokken was, tot op de boogt»<br />
Van de Bermudcs-eij\a.nden te vervolgen , indien hij 't zelve<br />
liet eerder aantrof, "s Anderendaags haalde deze het Convoi<br />
'in op de hoogte van Antigua. De vlaggen werden van weder,<br />
zijds opgebeesfen, de Engelfen naderden en omringden den<br />
Schout-bij-Nagt, en riepen hem toe: Strijkje vlag en draai bijï<br />
CRUX , die van geen ooglogsverklaring wist, antwoordde;<br />
„ zulks niet te x kunnen doen, en de reden daar toe niet ïe<br />
„ weten;" waarop het grootfte oorlogfchip onmiddeÜjk de<br />
laag gaf, 't geen terflond beantwoord en van een gevegt ge<br />
volgd werdt, waarin de wakkere Schout bij-Nagt, bij den aan<br />
vang dodelijk gewond, de eerfte was, die in dezen oorlog<br />
zijn bloed voor 't vaderland ftortte. Hij hadt, zo men Wil,<br />
het vaderland verlatende, dezen togt, hoe onverfchrokkeri<br />
anders, niet zonder fchroom aangevangen, en bij het affebeki<br />
1 1<br />
van zijn gezin, een kommerlijk voorgevoel betuigd. •<br />
Vad. Hifi. XXVII. D. bl. 243, 244.<br />
CRUQUIUS (JAKOB), een Letterminnaar van de XVÏda<br />
eeuw, is geboren te Mesfine, een klein ftadje in Flaanderen,<br />
niet verre ten zuiden van tperen gelegen. Na dat hij dc ïage<br />
klasfen was doorgelopen, begaf hij zig naar Leuven, alwaat<br />
hij in de wijsbegeerte en redeneerkunde , doch inzonderheid<br />
,in de rechtsgeleerdheid ftudeerde, Ondeï opzigt van Mtemstt.<br />
Q 4 PiKKUj:<br />
»
104 CRUQUIUS. (JAKOB)<br />
DRIEUX of DRIUTIUS , Stigter van het kollegie dat zijn naam<br />
draagt. CRUQUIUS bepaalde zig niet tot het beoeffenen van<br />
deze wetenfehappen alleen, hij leide zig inzonderheid ook toe<br />
op de fiaije letteren en de Romeinfe oudheden: en met dit<br />
inzigt volgde hij de lesfen van CONRAAD GOCLENIUS, Hoog<br />
leraar in de latijnfe taal, en vervolgens die van PIETER NAN-<br />
SIUS, -die in 1539 de opvolger van GOCLENIUS was. Hij ver<br />
liet de Nederlanden omtrent "t jaar 1542, zeer waarfchijnlijk<br />
om zijne kundigheden aan een buitenlandfe Hogefchool te ver<br />
meerderen. Van die reis te rug gekeerd, hield hij zig nog<br />
enigen tijd te Leuven op: en hij tekent zelve aan, dat DRIUTIUS<br />
hem op zekeren tijd op een gezelfchap van geleerde lieden<br />
ter maaitijd genodigd hebbende, alwaar zig VULMAR BERNAR-<br />
TIUS en NAKNIUS mede bevonden , men aan een jongeling,<br />
die gemeenzaam met DRIUTIUS verkeerde, de vraag voorftel-<br />
de: „ Wie het nuttigfle voor den Staat is, een man die wel<br />
„ in 't openbaar fpreekt, een fchrander Schrijver, ofwel een<br />
„ man die een voorbeeldige levenswijze leidt?" DRIUTIUS<br />
vervaardigde over dat onderwerp een welbefpraakte redevoe<br />
ring, waar van onze Schrijver den hoofdzaaklijken inhoud,<br />
in zijne verhandeling over de Hekeldigten van HORATIUS ge<br />
plaatst heeft. In 1544 wierdt CRUQUIUS naar Brugge als Hoog<br />
leraar beroepen, in de griekfe en latijnfe talen , in plaats van<br />
den beroemden GEORG CASSANDER, en hij bekleedde die waar<br />
digheid nog in 1573, en waarfchijnlijk nog in 1582. Hij is<br />
ten jare 1621 overleden. Daar is van hem in druk:<br />
1. Ene Waarfclmewing aan het hoofd van den Tribonianus,<br />
of eerder den Anti-Tribonianus van JAKOB R^VARDUS geplaatst,<br />
en deze Regtsgeleerde heeft aan hem zijnen Commentarius ai<br />
Legem Scriboniam in het jaar 1560 opgedragen.<br />
2. Q. HORATII FLACCI , Carm'mum liber quartus, ex antiquis<br />
Jimis manufertptis codicibus; cum Commentariis fdlfè adhuc P<br />
PIIYRIONI £f ACRONI adjeriptis; opera JACOBI CRUQUH, Mesjam<br />
editus. Ejusdem in eundem Annotationes. Brugis 1505. in Svo<br />
It. met no. 3 en 4, onder dezen tijtel: FIORATIUS, cum Com<br />
mentariis & Enamtionibus Commentatoris veteris £f JACOSÏ C<br />
Quir.
CRüQUiUS. (JAKOB) 105<br />
i<br />
QUII. AcccS.it JANI DOUSAÏ Commentariolus , fjfc. Lugd. Bat.,<br />
RapMingius, 1611 & 1620. in 4». De meeste der Aante<br />
keningen van CRUQUIUS over HORATIUS, zijn in de uitgave<br />
van dien Digter door SCHRËVELIUS bezorgd, ingelijfd. De<br />
Verbeteringen en Aanmerkingen van CRUQUIUS worden ia<br />
achting gehouden. En fchoon het wel waar is, dat er nodige<br />
dingen aan ontbreken, en dat men 'er in ontmoet die onnut<br />
zijn; kan men hem egter het regt -niet weigeren, van te er<br />
kennen, dat hij dienltige hulpmiddelen heeft verfchaft aan die<br />
genen welke na hem komen.<br />
3. Q. HORATII FLACCI, Epodon litsr, ex antiquisfimis Cvdici*<br />
bus manufcriptis cum Commentariis antiquïs, èmendatus £? editus,<br />
opera JACOBI CRUQUII, Mesjinii, apud Brugenfcis polïtioris Litte-<br />
raturx Prefesforis pubiici. Ejusdem in eosdem Commentarii. Antv.<br />
CIIRISTOPH. PLANTINUS, 1567. in Svo.<br />
4. Q. HORATII FLACCI, Satyrarum, f.u pkiüs Eclogarvm,<br />
libri II.; ex antiquisfimis undecim Codicibm manufcriptis cum anti-<br />
qu'.s Commentariis, poft omneis, q'ui hattenus editifunt, infinitis<br />
locis purgati, clarius explicsü; opera JACOBI CRUQUII, Mes.<br />
finii, apud Brugenfeis politioris Litterama- Profesforis pubiici.<br />
Ejusdem in eosdem Commentarii. CiiRisToni. PLANTINUS, 1573.<br />
in Svo.<br />
• 5. M . TULLII CICERONIS, Oratio pro Milone, cum Enarra-<br />
tione JACOBT CRUQUII. Accedit brevis Orationis Parmnefis ejusdem<br />
CRUQUII. Antv. CHRIST. PLANTINUS, 1582. in $to.<br />
Bij WALVIS vindt ik nog van enen JAKOS CRUQUIUS ge<br />
waagd, van Gouda geboortig, die Onderprior van het eertijds<br />
aanzienlijk klooster van Regulieren, St. Michielsberg, Oude<br />
Hem genaamd, westwaards onder Schoonhoven gelegen, geweest<br />
is, en op bevel van den wreden LUMEY, benevens den Prior<br />
van het zelvde klooster KOENELIS SYMONSZ., aan een noten<br />
boom bij de flenen brugge voor 't raadhuis te Schoonhoven ten<br />
jare 1573, werdt opgehangen. SANDERUS, de Bmgenfib.<br />
p. 40, 41. FR. SWEERTII, Athen. Belg. p. 360. VAL. ANDR.,<br />
Bibl. Belg. p. 407. J. F. Forr-ENS, Bibl. Belg. p. 511. F. G.<br />
FREYTAG, Adparatus Litterarins, Tom. UI. p. 628-632- CRE-<br />
G 5 »fi
306 CRUQUIUS. CRUSIUS. CRYTERS.<br />
M I , Animadv. PMUlog. Part. VIL p. 233, 234. Q. SAXI,<br />
Onom. liter., Pars III. p. 388, 380. BAILLET, Jugem. des Sca-<br />
vans, Tom. II. p. 217. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVIII.<br />
P- 373-379- J- WALVIS, Bejchr. der Jiad Gouda, II. D. bl.<br />
192, 193-<br />
CRUQUIUS (NIKLAAS SAMUEL), geboren den 2 december<br />
1678, is geweest Kandidaat in de medicijnen, Toeaiender<br />
van Rhijnlaml, Schout van Sparendam, Examinateur<br />
der Oostindife Kompagnies Stuurlieden te Delft, Lid van de<br />
Koninglijke Sociëteit der wetenfehappen te Londen en van die<br />
der Hollandje Maatfchappije te Haarlem. Hij ftierf te Sparendam<br />
den 5 februarij 1754, in J e n ouderdom van ruim 75 jaren.<br />
CRUQUIUS heeft zig beroemd gemaakt, door zijne kundigheid<br />
in de gefteitenis des Lands, en deszelvs Rivieren, en inzon<br />
derheid ook door de uitgave zijner konftige grote Kaart van<br />
Delfland enz. Nederl. Jaarboeken, 1754. L St. bl. 118<br />
J19. *<br />
" CRUSERIUS, zïe CROESER (HERMAN).<br />
CRUSIUS (GEORG KOENRAAD), geboren te Zutfen %<br />
zoon van BAREND CRUSIUS, Predikant aldaar, werdt Hoog.<br />
leraar in de regten te Leijden, en is aldaar, nog jong zijnde,<br />
geftorven, den 28 april 1676. Hij hadt gefclueven: Diatriben<br />
ad.l. 40. D. de Hered. injïü.; en, Düfert. ex ULPIANI Libr. If.<br />
cd Ediüum, beide herdrukt in OTTONIS Thefaur. Jur. Civ.<br />
Tom. L col. 661-672. Hij was een groot vijand van de<br />
zogenaamde Compendia. J O H. FRID. BOCKELMANNI, O-<br />
rat.funebris. ULR. HUBER^ Dialogus de ratione docendi fc? diften.<br />
dï Juris, agter zijne Digresfiones Juflinianea:. LOMEYER, Diet<br />
Genial. Vol. II. p. 4 2. OTTO, Prcef. ad MUYDENI Comp. Infc<br />
p. 14. G. SCHRODER, Orat.fun. in B. S. CHEMER, p. 15.<br />
CRUSIUS, zie CRENIUS.<br />
CRYTERS (JAN), geboren te Biest in het begin van d«<br />
XVIIde
CUCHLINUS. (JOHANNES) 107<br />
XVIIde eeuw, begaf zig in het jaar 1614 in het klooster der<br />
Augustijnen van die ftad, en verenigde zig inet hunne orden<br />
door de gewone plegtige geloften. Naderhand werdt hij Prior<br />
van dat huis, en zedeit opvolgelijk van de kloosters te Keu<br />
len, te Aken en dat van Bedburg. CRYTERS verkreeg den ttjtel<br />
van Doktor in de godgeleerdheid, en nam vervolgens nog<br />
verfcheidene kerkelijke bedieningen waar, tot dat zijne jaren<br />
vrij hoog geklommen zijnde, hij zig ter ruste naar zijne ge<br />
i s<br />
boorteplaats begaf, alwaar hij den 30 jtinij 1675 geftorven.<br />
Hij predikte met veel ijver doch luttel oirdeel, weinig fmaak<br />
en nog minder welfprekendheid, maakte gebruik van triviale<br />
• uitdrukkingen en vergelijkingen die gants niet op den predik-<br />
ftoel te pas kwamen. Daar is van hem in druk: S. AUGUSTI-<br />
Kus prcedicans; five Concknes, prester facras Litteras, ex folo ferè<br />
S. AUGUSTINO concinnata, ftudlo Kev. &c. JOANNIS CRYTERII,<br />
S. Th. DoStoris, Tred. ad Mof om, 1713- 2'« izww. J. F.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 623. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII.<br />
p. 36S-370.<br />
CUCHLINUS (JOHANNES), geboren te Wetterau in Hes-<br />
fen, ten jare 1546, was eerst in fchooidienst te Nkuwenhui-<br />
zen, en vervolgens in kerkendienst te Tacheim in den Ptdtz;<br />
doch hij werdt genoodzaakt benevens een aantal andeten,<br />
dezen dienst te verlaten, ter oirzake, dat LODEWYK, Keur<br />
vorst van den Faltz, minder verdraagzaam dan zijn god-<br />
vrugtige vader FREDERIK DE III, den Gereformeerden godsdienst<br />
in zijne landen affchafte, en den Lutherfen in deszelvs plaatze<br />
invoerde, zonder te dulden dat de eerstgemelde gezindheid<br />
in 't openbaar haren dienst verrigtte. Hierop week CUCHLI-<br />
NUS naar Embden, de algemene fchuilplaals der vervolgde Ge-<br />
reformeerden; alwaar hij ook gedurende enigen tijd den fchool-<br />
en kerkendienst beide waarnam. Te Amfteldam het gerugt<br />
van zijne bekwaamheid en gaven doorgedrongen zijnde, werdt<br />
bij ten jare 1578 in die ftad tot Predikant beroepen, en door<br />
PIETER DATHEEN aldaar in den dienst bevestigd. Op den<br />
7den november van het volgende jaar, bood men hem een<br />
Hoog-
ioS CÜD3EMIÜS. (PIETER)<br />
•HoogleTaarsftoel in de godgeleerdheid aan het Hogefchool ie<br />
Leijden aan; doch in aanmerking nemende, dat het getal der<br />
Predikanten te Amfteldam zeer gering was, liet hij zig ligtelijk<br />
bewegen om daar te blijven, en hij bedankte voor het Profes-<br />
foraat. Door de Staten van Holland, in het Jaar 1591 het<br />
Theologisch kollegie of kweekfchool, naderhand en tot heden<br />
toe nog bekend onder de benaming van Staten-Kollegie, opge-<br />
rigt zijnde, werdt CUCHLINUS tot Regent daar van verkoren;<br />
veel moeite hadt men , om hem tot de aanvaarding van dezen<br />
post te bewegen, hij liet zig egter door den Reiken aandrang<br />
dien men hem deedt daar toe overhalen, en wierdt door ene<br />
plegtige inwijding, op den 16 oktober 1592, in die waardig<br />
heid bevestigd, doende hij bij die gelegenheid, ene latijnfe<br />
Redevoering, welke, het tijdvak in aanmerking genomen,<br />
waarin die werdt uitgefproken, voor geleerd en fchoon moet<br />
worden gehouden; deze is in het Nederduits vertaald in des-<br />
zelvs geheel bij BOE geboekt, benevens de Ordonnantie van<br />
de Staten van Heiland op de directie van dat Kollegie, en de<br />
lijst der namen van de eerfte Studenten, die als Burfalen daar<br />
in zijn aangenomen, 't Jaar hier aan volgende, vertrok hij<br />
op nieuw met verlof van Beftierders der Hogefchool, naar<br />
Amfteldam, om 'er den predikdienst waar te nemen, daar hij<br />
dien bleef uitoeffenen tot in 1596, wanneer hij weder naar<br />
Leijden vertrok, en als Regent van voornoemde Kollegie bleef<br />
dienen, tot op den 3 junij 160Ö, wanneer hij in het 6ofte<br />
jaar zijnes ouderdoms als een wel bemoedigd Christen over-<br />
leedt. Zijn Afbeeldzel gaat meer dan eens in 't koper ge-<br />
fneden in prent uit, zijnde het laatfte vervaardigd door Hou*<br />
ÏRAKEN. Twee zoons, JAKOB en HENDRIK, waren de vrug-<br />
ten van zijn huwelijk, die ook beide Predikanten zijn geweest.<br />
——• CROESE, Naamregister. P. BOB., NederL Hifi. druk va»<br />
IÓ79. HL D. bl. 647-657.<br />
CUDSEMIÜS (PIETER), van T me,ilurg in Kleefslani<br />
geboortig, was de zoon van WILLEM CUDSEMIUS, Muflkant<br />
en Componist, eerst van Keizer KAREL DEN V, en naderhand<br />
vat}
CUILE. (Dr. LAMBERT TEN)<br />
van zijn zoon FILIPS DEN II. PIETER te Wezel in den Lutherfen<br />
godsdienst opgevoed, verzaakte zijn geloof, wierdt Rooms<br />
gezind , en deedt openlijke afzwering van zijn vorige gevoe<br />
lens in de St. Pieterskerk te Avignon in handen van den Aarts-<br />
bisfchop, en was, gelijk het doorgaans de Renegaten zijn, bit--<br />
serer vervolger van de Lutheranen en Gereformeerden dan de<br />
'Ihrken zelve tegens de Christenen woeden.<br />
Naar Rome gereisd zijnde, wierdt hij door den Kardinaal<br />
BELLARMIN, die grote genegenheid voor hem opvatte, met<br />
den naam van Geloofsheld getijteld; vervolgens werdt hij hier<br />
tot Priester geordend, en vertrok naar Keulen, alwaar hij zijne<br />
woonplaats vestigde, en veelal zig bezig hieldt om de Protes-<br />
tantfe gevoelens op een vuilaartige wijze te wederleggen. De<br />
fchriften hier toe irgerigt, zijn de volgenden: i. Traiïatum<br />
irevem, de defperata Calvini caufa, in quo Setla Calvinijlicce non<br />
tam picla effigies, qiiam vivum corpus cuivis ad ocutum exhibetur.<br />
Col. ióro. Ib. 1612. in Svo. 2. Hyperaspiften, pro TraBatu de<br />
defperata CALVINI caufa Apologeticum, five quadripartiti Calvmis*<br />
tici examinis &c. Col. 1612. in Svo. 3. Vivum fpeculum, in qua<br />
v.era et Apoftolica Chrijli Ecclefia claré apparet, Pontificiorum %<br />
Lutheranorum et Calvinifiarum trino calculo approbatum. Ib. 1610.<br />
in Svo. 4. Synodum Provinciale;» Diacefis UltrajeBlna celebratam<br />
a DD. Statibus ejusdem Provincis 24 Augufli 1612. UltrajeBi, é<br />
belgico idiotnaie in latinum verfam, Notis curiofis illuflravit. Ha-<br />
giopoli (Colonice), 1614. in Svo. 5. Apologiam pro Saxonia Cd-<br />
tholica. Colon. 1622. in Svo. —>— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
969, 91°-<br />
enz<br />
»<br />
CUILE (Dr. LAMBERT TEN), is geweest Burgemeester<br />
Van Zwolle, en werdt ton jare 1502 in de maand augustus,<br />
door de Staten van Overijsfel aan de Staten Generaal afgevaar<br />
digd , met blieven van credentie en inltruclie, om het recht,<br />
geregtigheden en privilegiën te vertonen, die gemelde Staten<br />
pretendeerden te hebben op het vlek en kasteel van Koever,<br />
den; verzoekende dat, indien het zelve door de Staatfe Troe-<br />
pes mogte veroverd worden , men in dien gevalle , hare<br />
pro-
HO CULLENBURG. (FRANS VAN)<br />
provintie zoude handhaven in derzelver privilegiën en gereg-<br />
tigheden, en dat de bezettinge en bewaringe van dien zoude<br />
gedaan worden door zijn Excellentie MAURITS VAN ORANJE,<br />
als zijnde hunlieder Stadhouder, met het krijgsvolk op hun<br />
repartitie ftaande; doch fchoon kort hier op die Forteres bi)<br />
verdrag aan der Staten zijde overging, Haagde egter CUILE niet<br />
naar genoegen in de aan hem opgedragene kommisiie; door<br />
dien Graav WILLEM LODEWYK VAN NASSAU, Stadhouder van<br />
Friesland, daar niet in wilde bewilligen, maar eiste, dat 'er<br />
Friesch guarnifoen in zoude geplaatst worden, met aanbod<br />
om akte te pasferen, dat hij het voor de Generaliteit bewa<br />
ren, en derzelver bevelen gehoorzamen zoude, zonder prae-<br />
judicie van het regt dat Overijsfel mogte competeren enz.<br />
——— P. BOR, Ned. Hijlor. druk van 1679, III. D. bl. 641,<br />
£42.<br />
CUILENBURG, is de naam van een zeer oud en alleraan-<br />
zienlijkst geflagt, oiifprongelijk in bet Stigt van Utrecht te<br />
huis borende ; waar van SMALLEGANGE in zijne Wapenkaart<br />
fchrijft, dat het uit Graavlijk bloed afdaalde. Hij bedeelt de<br />
Graven van Teisterbant, uit welke die van CUILENBURG, of<br />
CULEMBURG, berkomflig zijn. Zie JUNIUS, Batav. pag. 558.<br />
HEUTERUS, Rerum Burgund. lib. VI. p. 203, 204; en vooral<br />
SUEDERI DE CULENIIURCH, Origines Culenburgice, in MATTRKI<br />
Analeiïis, Tom. III. p. 589-656- Een tak van dit Huis,<br />
heeft den Stamnaam verlaten, en dien van RYSENEURG aan<br />
genomen; volgens Connoisfance de la Noblesfe-d'Utrecht, p. 18<br />
56. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verb. der Ed. II. D.<br />
bl. 329. (*><br />
CUILENBURG (FRANS VAN), een der verbonden Ede<br />
len, Ridder, Heer van Mandcrik, zoon van ZWEDER en OR-<br />
TELINE VAN HEEMSKERKEN, behoorde tot het hier voorgenoemd<br />
geflagt. Hij is geweest Ambtman van Maas en Waal, bene<br />
vens lid der Ridderfchap van Nijmegen, federt 1592 tot zijn<br />
fterfjaar 1597. Hij verwekte, bij HENDRIKA VAN KEPPEL,<br />
zijbe huisvrouwe, één' zoon, ZWEDER, die, mede fn 't jaar<br />
1597.
CULLENBURG. (MELCHIOR VAN) m<br />
1597?<br />
e n c e n e i n e<br />
^<br />
v a n d e z e n t a k m a a k t e<br />
- J-<br />
W. TE WATER, Hifi. van 't Verb, der Edelen, II. D. bl. 3.29.<br />
IV. D. bl. 434-<br />
CUILENBURG (MELCHIOR VAN), zoon van HUBERT,<br />
Tras, ten jare I55S, Stadhouder der Lenen van 't Graavfchap<br />
Culemburg. Uit ELIZABETH BRONKHORST, dogter van LAURENS<br />
«n van MARGARETHA MOL, liet hij vier dogters na, welke<br />
aan voorname Heren in egt gegeven zijn. Bij VOET VAN<br />
OUDHEUSDEN vindt-men gemeld, dat hij niet alleen Stadhouder<br />
der Lenen, maar ook Drost van Culemburg geweest zij; en<br />
verder, dat hij getrouwd was met HELENA VAN LALAIKG, bas<br />
taard-dogter van ANTHÖNY LALAING, Grave van Hoogfiraten;<br />
of nu deze dan wel ELIZABETH BRONKHORST , zijne tweede<br />
huisvrouwe geweest zij, kan ik bij, mangel van voldoende<br />
berigten niet bepalen. Zijne verbintenis met de Edelen was<br />
eirzaak, dat ALVA hem bande, en zijne goederen verbeurd<br />
verklaarde. Wijders wordt hij befehuldigd, dat hij, als Ka<br />
pitein, onder BREDERODE ged.end hadde; vijandelijkheden ge»<br />
ceffend; bij trommelflag doen verkopen verfcheHen roerende<br />
goederen, door de Soldaten geftoien, zo elders, als uit het<br />
klooster te Hoorn, en zig bevonden voor Am'iddam, om die<br />
ftad, bij verrasfinge, en door 't maken van een loos alarm,<br />
intenemen. De Heer TE WATER betuigt niet te durven be<br />
vestigen 't geen hij veider ten zijien aanziene aangetekend<br />
vindt x dat hij namentlijk Raad en Geheimfchrijver van den<br />
Graav VAN EGMOND ZOU zijn geweest, en op den zelvden tijd<br />
met dien rampfpoedigen Graav, gevangen zoude geraakt en<br />
onthoofd zijn. In de naamlijst der genen, die, in 't midden<br />
des jaars 1568 naar Antwerpen gedagvaard zijn, wordt MEL-<br />
CHIOR genoemd de bastaard van CULENBORCH en de zoon van<br />
Mr. GERRIT VAN CULENBORCH, wezende ook een bastaard van<br />
CULENBORCH. J. W. TE WATRR, Hifi. van 't Verb. der<br />
i V<br />
Edelen, II. D. bl. 329, 33°. -. D<br />
- b<br />
'- 434- G. v. HASSELT,<br />
Stukken voor de Vaderl. Hifi. I. D. bl. 208. A. W. K. VOET<br />
VAN OUDHEUSDEN, Hifi. bejchr. van Culenburg, I. D. bl. 102.<br />
CUI.
H2 CUILENBURG. (ZWEDER VA«)<br />
CUILENBURG (ZWEDER VAN) , die in 'X laatfie ge.<br />
deelte van de XiVde eeuw ter wereld kwam, is volgens HEDA<br />
en anderen de LIIRe Bisfchop van Utrecht geweest, fchoon<br />
hij nimmer met rust dien zetel beheerst heeft. Toen na den<br />
dood van den Kerkvoogd FREDERIK VAN BLANKENHEIM, hec<br />
Kapittel in november 1423 bijeengeroepen was om enen nieu<br />
wen Bisfchop te verkiezen, was ZWEDER VAN CUILENBURG,<br />
D rh'proost te Utrecht, een der mededingers tot die waardig<br />
heid; doch de meeste Remmen ten voordele van RUDOLF VAM<br />
DIEPHOLT . gevallen zijnde, wierdt de goedkeuring van Paus<br />
MARTYN DEN V. hier op verzogt, die dezelve weigerde, en<br />
op eigen gezag, zonder het Kapittel te kennen, zekeren<br />
RABANÜS, Bisfchop van Spiers, tot Opperkerkvoogd van Ut-<br />
recht aanftetde; doch dezes Gezanten het gantfe Stigt,<br />
door beroerten en partijfchappen deerlijk geteisterd vin<br />
dende, befloot hij zonder veel moeite, om zijn verkregen<br />
regt op het Bisdom aan ZWEDER VAN CUILENBURG af te ftaan ,<br />
die hem tot ene vergelding zijne Domproostdije opdroeg. ZWE-<br />
DER, die, ingevolge het getuigenis van BARLANDUS , een geteerd<br />
man was, verwierf in ï vervolg, door gefchenken, ene Bulle<br />
van Paus MARTYN, bij welke hij in 't Bisdom bevestigd wierdt.<br />
Hier op volgde een ruimfchootfe fcheüring in het Stigt; want<br />
fchoon die van de Geestelijke ordens der ftad Utrech zig aan<br />
's Paufen welbehagen onderwierpen, en ZWEDER door de bur<br />
gerij aldaar, met de gewone toejuichinge tot Bisfchop werdt<br />
gehuldigd, bleef 't overig gedeelte van 't Stigt RUDOLF VAN<br />
DIEPHOLT aanhangen. Inzonderheid betoonden Deventer, Kam<br />
pen en Zwolle, de drie hoofdfteden van Overijsfel hem bovenal<br />
genegen te zijn, ook toefden zij niet langer dan het volgende<br />
jaar om hem voor Landsheer te erkennen; en het voorbeeld*<br />
Van de Steden werdt eerlang door de Ridderfchap gevolgd,<br />
doordien, in augustus des Jaars 1425, op enen Landdag te De<br />
venter bepaald wierdt, dat men zoude voortvaren RUDOLF VAN<br />
DIEPHOLT voor 'sLands Ruwaart te houden, en ZWEDER VAN<br />
CUILENBURG nimmer in de waardigheid van Utrechtfen Bis<br />
fchop te erkennen. Hij Rierf te Bafel in het jaar 1433. .<br />
BEKA
CUILENBURG. CULENSS<br />
ÏEKA ö* HEDA , Hifi. Ultraj. cum mis BUCHELII, in HEDAM.<br />
p. 2S4--28S. A. MATTHJEI, Analeü. Vet. cevi, Tom. V. p.<br />
421. edit.in J[to. B. J. v. HATTEM, Befchr. van Zwolle, L D.<br />
bl. 342 enz. MELCH. WINHOF, Landr. van Auerijsf. druk van<br />
CHALMOT, 1783. bl. 114-120. (97.) Zie ook DIEPHOLT.<br />
CUILENBURG (ZWEDER VAN), van het ze'vde geflagt<br />
als de voorgaanden, waarfchijnlijk te Culemburg geboren,<br />
leefde omtrent 't einde van de XVde eeuw. Hij was een<br />
zoon van HUBERT VAN CUILENBURG , en der enigfte dogter<br />
van JAN VAN ROSSEM. Hij huwde met OTTONIA VAN HEEMS<br />
KERK, waar bij hij twee zoons verwekte: 1. FRANS, die met<br />
HENRIETTE VAN KEPPEL trouwde , welke hem een zoon<br />
baarde, ook ZWEDER VAN CUILENBURG genaamd, benevens<br />
meer andere kinderen die in derzelver jeugd zijn overleden.<br />
2. HUJERT VAN CUILENBURG, die zonder nakroost ftierf. ID,A<br />
VAN HONSELAAR , nigt van OTTONIA, overleed in 1574.<br />
MARIA DE LA TORRE, kleindogter van ZWEDER den tweeden,<br />
ftierf den 25 feptember 1667. Ik tekene dit alleen aan, op<br />
dat men zig niet vergisfe, met dezen laatften voor Schrijver<br />
te houden van het volgende werk: SWEDERI DE CULENBURCH ,<br />
ex Dynafiis de Cuïemburch, Origines Culemburgice, ab exordia<br />
Dominii usque ad arm. cio.cccc.xciv. in 't Nederduits , geplaatst<br />
in Je Analetta van den Hoogleraar ANT. MATTHTEUS, druk ia<br />
4to. Tom. III. p. 589-656. Deze Kronijk begint met het<br />
jaar 1015. ——— PAOUOT, Memair. litter. Tom. V. p. 218,<br />
219.<br />
CULENS (HENDRIK), geboren omtrent 't jaar 1567 te<br />
Cortenberg, een dorp halver wegen tusfen Brusfel en Leuven<br />
gelegen, ftudeerde in laatstgenoemde ftad, eerst in de wijs<br />
begeerte en vervolgens in de godgeleerdheid ; waarna men<br />
hem met de pastorije van Grammant in Flaanderen begiftigde;<br />
hij maakte zig ongemeen verdienftelijk door de zorge die hij<br />
droeg om die talrijke gemeente in goede orde te houden en<br />
'er deugd en goede zeden in voort te planten; dan zijn in<br />
komen zeer fchraal zijnde, wierdt de Regering van de- ftad<br />
VJil. DEEL. H ge-
ï%% CüLTRIFICIS. (ENGELEERT)<br />
gemoodzaakt hem bij te fpringen, en hij ontving ook ene jaar-<br />
wedde, van de. ftad Aalst. CULENS werdt vervolgens bevor<br />
derd tot Aardspriester des dekenfchaps van Grammont, 't welk<br />
hij gedurende het ruime tijdvak van 45 jaren met enen on-<br />
voorheeidigen ijver waarnam, en hij ftierf tot hoog gevorder<br />
de jaren geklommen zijnde, omtrent het midden der XVlIde<br />
eeuw.<br />
Hij heeft in druk] uitgegeven: ü Judiciorum, Jtmiarum, &<br />
Jacramm concionum mar.ipulus Antv. 1Ö13. in Svo. 2. Ju<br />
bilee; veteris Hebrttorum, £? novi Clsrijlianorum Colle&io:<br />
que privikgia;hujus pree Ulo exce!lentia& pmjianüa. Atitv.if<br />
in 8va. 3. Document a Catliolka et Cateehijlisa XV. ie Lege D<br />
Jeu Decalogo generatim, prout ea è Juggejlu populo-Gerardim<br />
ete-, Antv. 161%. m Svo. 4. TJieJawus locorum communim<br />
§itk nova. et vetera proferuntu? in grat'am Pajtohim et concio<br />
Antv. J6iï. in 8vs. FR. SWEERTII, Atlien. Belg. p. 326.<br />
VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 348. j. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
p. 441. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 171, 172.<br />
CüLTRIFICIS (ENGELBERT), Monnik van de orden<br />
tïer Dominikanen in het klooster te Nijmegen, bloeide omtrent<br />
*t midden der XVde eeuw. Hij was een leerling van ANDRIES<br />
COMES, en verkreeg de doktorale waardigheid waarfchijnelijk<br />
aan het Hogefchool te Keiden. In 1465 wierdt hij gebruikt<br />
om de godgeleerdheid te Zutphen te onderwijzen, en in dat<br />
zelvde jaar ondernam hij de oprigting van een klooster te<br />
Zwolle, waar van hij de eerfte Prior was. Hij ftierf op het<br />
langst in 1492, na in 't licht te hebben gegeven: 1. Epijlola<br />
ieelamtotia Privilegiomm Fratrum Mendkatorum contra cu<br />
Parachiales; et Epiftola de Simonia vitandd in receptione No<br />
tum. Apud ANDR. BOULE, 1479. in iito-. Naderhand ver<br />
fcheidene malen herdrukt. 2. Carmen de moribus Mei jee. 3. Car-<br />
men de Pane, in modum DiaUgi, biterlocutoribus Pijlore et ux<br />
Met het vorige gedrukt agter het werkje van PETRUS DERIVO,<br />
S. T. D. Lovanienjïs, Elegia, quomedo, emnia in meliorem par<br />
fint imerpretanda. Lugd. Bat. in 4(9. 4. Mmuak Confesjnm<br />
•ms-
BI<br />
CUiNRETORF. (JAKOB) CUN-fcUS. (PIETER) 115<br />
tnetricum, una cum Defenforio Privilegii quatuor Ordinum MendU<br />
cantium faper audientia confesfionum. Colon. 1497- —<br />
, VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 294. J- F. FOPPENS, Bibl.<br />
Belg. p. 262, DE JONGIIE, Defolata Batavia Dominicana, p.<br />
96, 97. Scriptores Ord. Proedic. Tom. L p. 875* HARTZHEIM,<br />
Prodr. Hifi. Unmrfit. Colon. p. II.. PAQUOT, Mem. litter. Tom.<br />
V. p. 92-95-<br />
CUINRETORF of RUIMETURF (JAKOB), was in<br />
1578 Kanunnik, en wierdt in december van genoemden jare<br />
benevens HENDRIK VAN MEDENBLIK, enen Regtsgeleerden,<br />
wegens het opftellen en verfpreiden van zeker fchimpfchrift,<br />
testen de Unie, op last van den Raad der ftad Utrecht in heg<br />
ten is gefield. —— N. BONDT, Hifi. van de Unie van Utrecht,<br />
I. D. bl. 19.<br />
CUNA1US (PIETER), Hoogleraar in de Staatkunde en<br />
Regtsgeleerdheid te Leiden, was de zoon van een koopman<br />
te Vlisfingen, in welke ftad hij ten jare 1586 geboren is. Zijn<br />
vader vertrok met hem toen hij nog geen drie maanden oud<br />
was naar Middelburg, daar hij nog 16 jaren den koophandel<br />
geoeffend hebbende, in 't jaar 1602 ftierf.<br />
PIETER wierdt met de grootfte zorgvuldigheid opgevoed,<br />
en 12 jaren oud zijnde, aan het beftuur van den Predikant<br />
HUGO FLAVOLIUS toevertrouwd, die hem de grondbeginzelen<br />
van de latijnfe taal leerde. Na verloop van enige maanden,<br />
werdt de jonge CUN/EUS naar Haarlem gezonden, en-bij JAN<br />
MATTIIYSZ., Predikant ter dier ftede, geplaatst, alwaar bij<br />
zig verder in het latijn en andere beginzelen der letterkunde<br />
oeffende, en zulks met zodanig warmen ijver, dat hij 14 ja<br />
ren oud zijnde rijp voor het Hogefchool wierdt geoirdeeld, en<br />
naar Leiden vertrok, alwaar hij onder geleide van een jonge<br />
ling zijner bloedverwanten , AMBROSIUS REGEMORTER ge<br />
naamd, die in zijn vroege jeugd reeds fnelle voortgangen in<br />
het vak der talen en fraije letteren hadt gemaakt, de griekfe<br />
en hebreeuwfe talen grondig leerde. In 1603 deedt hij met<br />
dezen ene reize naai- Engeland, en hij befteedde al den tijd<br />
II 2 wel-
\tl CÜNiETJS. (PIETER)<br />
welke hij in dit rijk doorbragt met vlijtig te ftuderen r hij voï«<br />
voerde 'er in enen zomer de lezing van HOMERUS en der mees<br />
te andere griekfe Digters; door welk middel hij wei dra ene<br />
grondige kennis van die taal verkreeg , in zo verre dat hij<br />
zefvs goede griekfe vaerfen maakte, het welk hem met Izas<br />
CASAUBOHÜS in kennis bragt, wiens vriendfchap hij verder ver<br />
kreeg, door het aan hem-zenden van zijne aantekeningen over<br />
«b Diomfiaca van NONSUS. Na een tamelijk lang verblijf in<br />
Engeland, alwaar hij zijn neef REGEMORTER agter liet, die<br />
intusfen tot Predikant in de nederduitfe gemeente te Londen<br />
was beroepen , kwam hij tot Leiden te rug, alwaar hij zig<br />
beurtelings, in de theologie en in de regtsgeleerdheid oeffen-<br />
de, zonder zig fiellig tot een dezer beide wetenfehappen te<br />
bepalen; maar aanhoudend zig vlijtig toeleide op het grondig<br />
leren van de griekfe en hebreeuwfe talen, waar toe hij ook<br />
onophoudelijk, door zijn oom PIETER REGEMORTER, Ridder,<br />
en een fchrander Staatsman , wierdt aangemaand , en daar<br />
hem, behalven dat, nog ten fferken prikkel toe dienden de<br />
voorbeelden van verfcheiden' geleerde Mannen, daar hij ge<br />
meenzaam mede verkeerde, als JOSEF SCALIGER, HUIG DE<br />
GROOT, DOMÏNIKUS BAÜDIUS, IS. CASAUBONUS, DANIËL HEIN-<br />
MUS en BONAVENTURA VULCANIUS. Bij den laatstgenoemden heeft<br />
hij drie jaren gehuisvest, na- alvorens gedurende een gelijk<br />
tijdvak bij twee andere Geleerden gewoond te hebben; name»<br />
lijk, het eerst bij KAREL CLUSIUS en vervolgens bij SYLVESTEK<br />
VAN CAMPEN, voormaals Penflonaris van Goes in Zeeland, en<br />
namaals lid van den Hogen Raad in V Hage, die zig met 'er<br />
woon nr.ar Leiden hadt begeven, om de verkering met ge.<br />
leerde Mannen te genieten, waarvan hij het orakel uitmaakte.<br />
Intusfen toog CUNSSUS , die de hebreeuwfe taal nog niet naar zijn<br />
genoegen grondig genoeg verftond, naar Franeker, alwaar hij<br />
enige maanden het onderwijs daarin van JAN DRUSIUS genoot.<br />
D:es fchrandere Hoogleraar onderwees hem teffens in de leer-<br />
ltellingen der Rabbijnen, benevens de chaldeeuwfe en fijrife<br />
fpraken; hij gaf hem ook afzonderlijke lesfen met zijn eigen<br />
zoon, met wien Cutiius zig door een naauwe vriendfchap<br />
ver-
CUNiEUS. (PIETER) 41?<br />
verbond, en wiens vroegtijdige dood hem ongemeen fraertelijk<br />
viel; zedert dien tijd heeft hij altoos briefwisfeling met<br />
den va"3er gehouden. Zig in de beoeffening der geleerde talen<br />
volledig geoeffend hebbende, waar toe SOALIGER hem ©nop*,<br />
houdelijk aanmoedigde, wilde hij, alvorens Franéker te veria»<br />
ten, nog grondiger onderwijs in de regtsgeleerdheii genieten,<br />
en ten dien einde boorde hij enigen tijd de lesfen van MAS-<br />
Kus LYKLAMA en die van TIM^US FABER. Toen hij in<br />
a r e n<br />
den ouderdom van 25 i bereikt hadt, ging 'er ïeeds zulk<br />
een loffelijke roem van hem uit, dat de Bezorgers van Leidais<br />
Hogefchool hem tot hun lokten, met aan hem een Pro»<br />
fesforaat in de latijnfe taal op te dragen, en weinig tijd daar<br />
ra fchonken zij hem een leerdoel om de Staatkunde te onderwijzen;<br />
hij vervulde deze beide posten met lof, en verklaar<br />
de TACITUS, JÜVENAAL, SENEKA den Wijsgeer, SUETONIOS,<br />
HORATLUS en enige andere Schrijvers. Zijne zugt tot de be-'<br />
oefening der regtsgeleerdheid intusfen al langs hoe meer aanwakkerende,<br />
befteedde hij zijne ledige uren aan,die ftudie»<br />
en hij verkreeg de waardigheid als Doktor in dat vak uit<br />
handen van den Rektor KORNELIS SWANENAURGH. Vervolgens<br />
verzogt hij verlof om enigen tijd de pleitzaal te bezoeken,<br />
en de beroemdfte Advokaten ia 's Hoge te gaan horen,<br />
op welke plaats hij zijn intrek nam bij den Raadsheer Aï>Qi»<br />
LOKRIS SCHQTTE. Na verloop van omtrent agt maanden keerde<br />
hij naar Leiden te rug, alwaar men bij zijne profesfie ia<br />
de ftaatkunde die der regten voegde, 't welk hem in de ver»<br />
pligting bragt om de Pandehsn te verklaren. Hij kweet 'er<br />
zig gedurende 15 jaren met roem van, als wanneer hij SWA-<br />
KENBURGH in de verklaring van het Codex opvolgde, 't welk<br />
hij tot aan zijn dood toe heeft vervuld. En, fchoon hij zig<br />
beklaagde van door geftadige raadvragingen afgetrokken te<br />
worden, wist hij egter nog tijd af te zonderen tot bet waarne<br />
men van andere letteroefeningen, inzonderheid die welke de<br />
Gewijde en Joodfe oudheden ten onderwerpe hebben. In den.<br />
avondftond zijnes levens, leiden hem de Staten van Holland<br />
een aanzienlijke jaarwedde toe, onder voorwaaïde dat afijn*<br />
H 3 P** 0
"r*I*8 CUN^LUS. (PIETER)<br />
pen en raad voor hun moest dienstbaar zijn, in zaken die<br />
den koophandel en zeevaart betroffen. Toen ook ten jare<br />
1636 ha wijdlopig gefcbrift van JoHANNES SELDENUS, getijteld<br />
Mare claitfum, in 't licht kwam, ingerigt tegens het werk van<br />
HUIG DE GROOT, Mare liberum , waarin SELDENUS ftaandè<br />
houdt, dat den Koningen van Groot-Brittanje de eigendom der<br />
omliggende zeeën ondeelbaar met alle naburige en aangren<br />
zende landen alleen toekomt, fielden de Staten van Holland<br />
zuiks in handen van CUNSUS, die daar tegens zijne beden<br />
kingen inleverde. Ook fielden de Staten van Zeeland hem ni.<br />
dode van JAKOB EYNDIUS, tot hunnen Gefchiedfcbrijver aan*<br />
dan toen hij gereed ftond om bezit van die waardigheid te<br />
nemen, wierdt hij op reis zijnde door een hardnekkige koorts<br />
aangetast, die met enige tusfenpozing verzeld ging, en aan<br />
hem de vrijheid gunde om naar Leiden terug te keren; doch<br />
korten tijd daarna wierdt hij 'er op een feller wijze door aan<br />
getast, en na gedurende een vrij langen tijd 'er deerlijk door<br />
gekweld te zijn geworden, rukte die hem ten laatften in 't<br />
graf op het uiteinde des jaars 1638, na 52 jaren geleefd te<br />
hebben. ADOLF VORSTIUS heeft den 6 december daar aan<br />
volgende, ene lijkrede over hem gedaan, die benevens enen<br />
bundel latijnfe lijkdigten op hem door de beroemdfte Poëten<br />
van dien tijd, te zamen ten jare 1603 te Leipzig in 8vo.<br />
gedrukt zijn, en de beroemde GROTIUS maakte dit vierrege<br />
lig vaars op zijn overlijden:<br />
Me tribus linguis toto celeberrimus orbe<br />
Occidit heul Legum regula, Juris honos,<br />
Succesjor qucerendus erit. Jam mitte, Batave,<br />
Mitte per & terras, mitte. per £ƒ maria.<br />
CM&üs heeft het eerfte Jubelfeest der Leidfe Akademie<br />
met ene oratie op den 8 februarij 1(524 gevierd, toen hij voor<br />
de tweedemaal Rektor magnificus wierdt, naderhand heeft hij<br />
nog tweemalen die erepost bekleed. Hij was in 1616 ge<br />
trouwd met MARIA, ene dogter van NIKLAAS VAN ZEIST,<br />
Penftor.aris der ftad Leijden, en kleindogter van JAN VAN GAN'<br />
CfïEM .
CüNJEUS. (PIETER)<br />
•HEM, Prefident van den Hogen Raad in St Hoge en Curator<br />
van het Hogefchool te Leijden, bij wie hij verfcheidene kinderen<br />
heeft verwekt, waar van de aframmelingen, sslvs nog<br />
in onze dagen, de geftoelten der ere te Leijden met veel lof<br />
fcebben bekleed.<br />
CUNXUS bezat een droog geitel-, en was van een zwaïtgaï»<br />
lig temperament, oplopend, en veeltijds droefgeestig enïïeer-<br />
Jlagtig; hij zag weinig gezelfchap, was altoos ernftig, fprak<br />
weinig, en kost geen boerten verdragen. Men vindt opgetekend,<br />
dat terwijl hij aan zijn jongde ziekte met de koorts<br />
lag te worftelen, die hem korte dagen daama ten gi'-ave 'fteepte,<br />
hij wist uit te werken, dat zijne zuster die hem ïn 'S<br />
Jsrankbed oppastte, nevens de verdere buisgenoten, naar de<br />
kerk gingen, zo dat bij alleen met een oude dienstmeid te<br />
buis bleef; aan deze beval een goed vuur aan le 5eggeu,<br />
«nder voorwendzel dat hij koud Was. Dit volvoerd zijnde,<br />
^af bij haar de fieutel van zijn ftudeerkamer, en beduidde haat<br />
waar zij een mande met papieren zoude vinden, die hg haat<br />
belaste af te halen en in zijn kamer te brengen. Zij 4oet «dit»<br />
en na haar onder enig voorwendzel uit de kamer t& hebbsa<br />
doen gam, kroop hij uit «tja bed, nam de fchriften wit 'de<br />
mand, en verbrandde die alle, naderhand voor reden Van<br />
dit bedrijf gevende, dat hij die te onvolkomen oir deel de, 'ars<br />
ïia zijnen dood in 't licht gegeven te worden, zoals hij weesde<br />
dat men zoude doen, *t Jammerfte was dat zig onder deze<br />
fchriften zijne wel uitgewerkte aantekeningen over ELAVKJS<br />
JOSEPHCS bevonden, tot het vervaardigen waar van, hy een<br />
groot gedeelte van zijnen leeftijd gefpild hadt, '<br />
Dat dees geleerde Man in het ïtuk van godsdienst -aan «3e<br />
«ijde der Remonltranten overhelde, blijkt ten vollen 'uit aijns<br />
fchriften, ook bleef hij niet ongemoeid in -de kerkelijke «wisten,<br />
die in zijn tijd gants Nederland zo deerlijk beroerden,<br />
inzonderheid haalde hij zig den haat van de heethoofdige
120- CUN2EUS. (PIETER)<br />
verdedigt. Men nam zijn boeksken Sardi venales, 't Welfe'<br />
inderdaad een fcherp hekelfchrift was, te baat, om hem bij<br />
het Sijnode nationaal te Dordrecht aan te klagen ; het liep<br />
evenwel zagter met hem af, dan men wel in den beginne<br />
verwagt hadt. Want toen het Sijnode was aangediend dat hij<br />
op de aanfpraak van den Asfesfor FESTUS HOMMIUS, vergezeld<br />
van den Predikant IZAAK JUNIUS en een Ouderling van Lei-<br />
den, ten verzoeke van de Gedeputeerden der Sijnode aar*,<br />
hem gedaan, hadt geantwoord: „ Dat hij over de fauten in.<br />
„ zijn gedrukte boeken, bij hem gefchreven toen hij nog jong<br />
„ was, en geene profesfie der religie dede, met een publijlc<br />
„ fchrift, eerstdaags uittegeven , de Sijnode en de kerken<br />
„ zoude voldoennamen de Dordfe Vaderen hier genoegen<br />
in, en vonden verder goed, dat de Predikanten van Leiden<br />
CUNSEUS zouden vermanen, om zodanig een goed voornemen<br />
en belofte in 't werk te ftellen; doch het blijkt mij niet dat<br />
iets van dien aart immer door onzen Hoogleraar is in 't licht<br />
gegeven, ook liet men hem zedert dien tijd ongemoeid.<br />
Veelvuldig zijn de loftuitingen door een aantal Geleerden<br />
aan CUN^US gegeven, wij zullen ons enkel vergenoegen dat<br />
bij te brengen, 't welk men geplaatst vindt in de opdragt van<br />
den geleerden P. BUKMAN voor de latijnfe Brieven van hem, ><br />
en door genoemden Hoogleraar ten jare 1725 in 't licht ge<br />
geven ; zie hier zijne woorden: „ Ik prijze hem als een der<br />
„ welfprekendfte Mannen en ervarenfte Regtsgeleerden, die<br />
„ zo grotelijks als iemant met de luisterrijkfte voordelen en<br />
„ eertijtelen van de Akademie is begiftigd geworden; die bo«<br />
„ ven velen uitmuntte in groot aantal van leerlingen, die<br />
„ uit alle gewesten van Europa naar hem toevloeiden; die,<br />
„ in zijne honigzoete fchriften, de bevalligheden van CICERO<br />
„ met het zout van ATTICA vermengende, bij ieder in ftaat<br />
„ gerekend wierdt, om, bij uitftek boven anderen, fchrale<br />
„ wetenfehappen met puik van welfprekendheid en rijkdom<br />
„ van vernuft te verhoren; die in allen opzigte naar 't ge-<br />
„ meen gevoelen der Geleerden, met de vermaardfte Rede-<br />
„ naren gelijk te ftellen was, en die eindelijk den lof, door<br />
„ de
CUNiEUS. (PIETER) 121<br />
S).de kragten van zijnen edelen Geest vergaderd, welke zo<br />
„ lang de geleerdheid haren verdienden prijs behoudt, onfter<br />
5 ) felijk duren zal, aan zijn nakomelingfchap, als wettig erf-<br />
„ goed , tot enen vorilelijken luister en grootachtbaarheid<br />
„ heeft nagelaten."<br />
Het Afbeeldzel van hem in 't koper gefneden en in prent<br />
gebragt, treft men bij onderfcheidene Schrijvers aan, als on<br />
der anderen in FREHERI Theatrum , en in de Alma Academ.<br />
leiden/., onder het welke deze beide regels geplaatst zijn :<br />
Mutos CuNffii vultus hcec monjlrat imago:<br />
Reddit eam comitans ora dijerta liber.<br />
Zijne in druk uitgegevene fchriften , bepalen zig tot de<br />
volgenden:<br />
1. Animadverfiomm liber in NONNI Dionyfiaca. Acces/ere DA-<br />
JJIELIS HEINSII disfertatio de- NONNI Dionyfiacis , ejusdem<br />
Paraphrafi ; Jos. SCALIGERI conjeüanea ad editionem PLANTINT.<br />
£f WECHELI. Lugd. Bat. ap. ELZEVIR. 1610. in Svo. CUNJEUS<br />
toont in zijne aantekeningen de gemaakte fauten van den<br />
Schrijver aan.<br />
2. Sardi vernies, Satyra Menippea in hujus fieculi homines ple~<br />
tosque inejté eruditos, PETRUS CUN^US fcripfit. In fine Jeorhm<br />
addita efl, ex ejusdem interpretatione, D. JULIANI hap. Satyra in<br />
Principes Romanos. Lugd. Bat. ap. RAPIIELENG. 1612. in \6mo.<br />
It. vijfde druk, in de Verzameling, getijteld: Guatuor clarisf.<br />
Virorum Satira. Nic. RIGALTII Funus parafitkum. JUSTI LTPSII Satyra<br />
menippaa. Somnium P. CÜNJEI, Sardi venales, JULIANI Imp. Cafli<br />
res a P. CUN.ZEO tranfiati. Lugd. Bat. 1620. %\ma. It. in de<br />
Tres Satyra menippea: nempe L. ANNSI SENECJE 'ArexeXcxéf-<br />
inTii, JUSTI LIPSII, Somnium, P. CUNJEI, Sardi venales,<br />
recenfitee £5? notis perpetuis illuftrata. Lip/ia 1720. in I2me><br />
De uitgever en de fcholiast, is GOTTL. KORTE, geboren te<br />
Beesko in de Neder-Laufitz, die naderhand Profesfor in de<br />
regten te Leipzig is geweest. It. vertaald in 't nederduits<br />
onder den tijtel:
122<br />
CUNiEUS. (PIETER)<br />
geestig en in een lugtigen aangenamen ftiji gefchreven. Hij<br />
britst 'er vrij gevoelig de valfe Geleerden, en de onwetende<br />
Profesforen , die zig een fpel maken van de ligtgelovigheid<br />
hunner verwonderaars en leerlingen; inzonderheid gispt hij<br />
ook de Nederlandfe Godgeleerden, en beweert, dat die in<br />
twist zijn geraakt over zaken, daar de beide partijen even<br />
weinig doorzigt in hebben, en hij lagt hartelijk over de han*<br />
del wijze van zodanige Predikanten, die, terwijl zij hunne<br />
hoorders tot. het betragten van liefde en eensgezindheid aan<br />
manen, zig onderling door de allervuilfte lasteringen als ra<br />
zende wolven verfcheuren. Men zegt, dat CUNMVS die dit<br />
Ruk in zijn jeugd heeft vervaardigd, in rijpere jaren 'er enige<br />
al te bijtende zetten van afkeurde.<br />
3. De Repuhlica Hebraorum, libri tres. Hebraa £? Graces<br />
tmnia verbo tenus reddita latiné funt. Lugd. Bat. ap. L. ELZEVIER<br />
1.617. Zedert dien tijd zijn 'er van dit werkje een menigte<br />
drukken in 't licht gekomen, waar van voor den besten wordt<br />
gehouden: variis adnotationibus illufirati a JOIIANNE NICOLAI.<br />
Lugd. Bat. 1703. in 4fo. Ook is het in 't engels, frans<br />
en hoogduits vertaald, gedrukt; mede in het nederduits ver<br />
taald door HUIG WILLEM GOEREE, onder dezen tijtel;
CUNJEUS. (PIETER) E*3<br />
j2mo. It., met een Voorrede van AUGUSTYN BUCHNER. Wit-<br />
•teb. 1643. in \imo. Deze BÜCHNER is Hoogleraar in de digt-<br />
-konst en welfprekendheid geweest te Wittenberg, en is de<br />
Schrijver ener inleiding tot de Hoogduitfe Digtkunde, en gebo«<br />
*en 'te Bresden in 1591, en geftorven te Wittenberg in 1661.<br />
Daar zijn nog vele andere drukken van dit geachte werkje,<br />
swaar van wij flegts nog zullen opnoemen dien , welke dezen<br />
tijtel voert: Orationes fcfc. ejusdem alia opuscula: Satyra mo-<br />
•mppea, JULIANI Cafares, Refponfum in caufa poftliminii, cum<br />
qitibusdam ejusdem Epiflolis nuncupatoriis. CHRISTOPH. CELL/RTUS<br />
notas obfervationes addidit. Lipf. 1693. in iimo. Ib. 1723.<br />
in iimo. Enige van deze Redevoeringen waren afzonderlijk<br />
gedrukt, toen JAN CUNJEUS, zoon van den Schrijver, 'er de<br />
verzameling in zijn geheel van heeft uitgegeven. Zij zijn wel<br />
gefchreven, en kunnen tot modellen dienen voor Akadernife<br />
Redevoeringen; de duidelijkheid en netheid gaat 'er in gepaard<br />
met de fchoonheid en zuiverheid van ftijl. Zie 'er hier de<br />
iijst van: I. In natalem Acadeinne Leydenfis. 2. De necesfitatt<br />
Éf prejlantia Litterarum. 3. Ad Autlient. liabita. C. nè filius<br />
pro patre. 4. De-annis Climatcericis, eorum vi in rerumpublic.<br />
£? civitatum converfione. Hierin gispt hij op enen geestigen trant<br />
de zogenaamde voorzeggingen van de Astrologisten of Sterre-<br />
kijkers. 5. Exercitationum Oratoriarum, qace auüoritate publica<br />
in Academia Leydenfi inftituta funt, inauguratie; habita 10 110-<br />
vemb. 1620. 6. Cum Jurisprudentiam esfet prceleüurus. 9. In<br />
SURTONII Galbam. 10. Cum ordiretur cxplicationem libri XIII.<br />
Annaliiim TACITI. gx. Cum HORATIUM publicè prxküurus esfet.<br />
12. Cum JUVENALIS explicationem ordiretur. 13. tn exequiis Cïsr.<br />
EVERARDI VORSTII, Med. Prof. 14. In Exequiis Clar. EVER».<br />
BRONCHORSTII ,' Jurisp. Profesfaris. 15. In Exej. Clar. CORN.<br />
SWANENBURGII , Jurirpr. Prof. 16. In fitnere FRANCONIS BUR-<br />
CERSDICII, Philof. Prof. 18. Super caufa judkiaria Senatus A-<br />
cademici 2 febr. 1632. Hier na volgt het Refponfum in caufa<br />
poftliminii, 't welk reeds in 1631 was in 't licht gegeven, en<br />
dat tot onderwerp hadt: „ Drie Genusfe fchepen, hadden een<br />
„ rijkgeladen 2'urks vaartuig bemagtigd, en dit vaartuig was<br />
goe-
124 CUNERUS PETRÏ.<br />
„ goede prijs, doordien de Gemiefen in duurzamen oörlog met<br />
„ de Turken waren; maar het onftuimig weder hadt hun ge-<br />
„ noodzaakt, een haven van Kandia welke aan de Fenetianen<br />
„ behoorde in te lopen. De Fenetianen nu in vrede met de<br />
„ Turken zijnde, is de vraag, hadden dezen het regt om hun<br />
„ vaartuig te rug te eisfen ? CUMSUS beweert van neen, en<br />
„ verdedigt de zaak der Genuefen." De verzameling waar van,<br />
wij fpreken wordt bepaald door de Lijkrede op CuNiEus.<br />
5. PETRI CÜN^I Epiftolce, Oratio in obitum Claris/. Bo*<br />
NWENTUÜJE VULCANII, edente PETRO BURMANNO. Lugd. Bat.<br />
J725. in 8vo.<br />
CUN^US hadt nog voor het jaar 1632 gefchreven: De catijls<br />
Juris £ƒ Faüi, earumque differentiis, doch deze Verhandeling<br />
heeft nimmer het licht gezien, zo min als de Aantekeningen<br />
over FLAVIUS JOSEPHUS, waar mede hij ver gevorderd was,<br />
doch die wij gezien hebben, dat hij benevens andere belang<br />
rijke fchriften in zijn jongfte Ievensflond, aan het vuur heeft<br />
opgeofferd. ——— ADOLP. VORSTII , Orat, /un. in obit. Clar.<br />
CUN/EI. FR. SWEERTII, Athen. Batav. p. 286-289. SCALIGER,<br />
in Scaligeranis /ecundis.. Voc. THEOD. EBERTI., Eulogia JCtorim<br />
£? Politicorum ö 5<br />
*. p. 100, 101. TOB. MAGIRI, Eponymolog.<br />
in voc. TH. POPE BLOUNT, Cen/ura celebr. Auilwrum, p. 938-<br />
940. MORH., Polyh. Lhter. Tom. I. p. 977. Polyh. Pratlic.<br />
Tom. II. p. 562. CRENII, Animadv. Philolog. Part. V. p. 155—<br />
161. Part. XI1L p. 167. Jo. FABRICII, Hift. Bibl. Part. I. p.<br />
331, 33 2<br />
- J- E. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 970. P. FREHERI,<br />
Theatrum, Part. II. p. 600. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol.<br />
II. p. 1187. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 184, 185.<br />
582. BATLLET, Jug. des Scavans. Tom. JI. p. 414. PAQUOT,<br />
Mem. litter. Tom. IV. p. 240-250. G. BRANDT , Hift. der Rt><br />
form. II. D. bi. 203. 243. IV. D. bl. 523. P. DE LA RUE,<br />
Gelett. Zeeland, bl. 116-120. G. v. LOON, Nêderl. Hiftoriep.<br />
II. D. bl. 233.<br />
CUNERUS PETRI, Bisfchop te Leeuwarden, wierdt ge-'<br />
boren van fchamele en behoeftige ouders te Duivendijk, een<br />
dorp
CUNERUS PETRÏ. 125<br />
\<br />
tlorp op het eiland Schouwen in Zeeland, omtrent het Jaar<br />
1550. Hij bragt zijne kindsheid te Brouwershaven döor, en<br />
wierdt aldaar in de eerfte beginzelen der letteroeffeningen<br />
onderwezen, waarna hij Leuven bezogt, om was het moogüjk<br />
middelen te vinden tot zijn beftaan ten einde aldaar zijne ftu-<br />
dien voort te zetten. ELIAS VAN SCHORE, een edelman van<br />
die ftad, neiging en bekwaamheden voor de wetenfehappen<br />
in hem befpeurende, plaatile hem onder 't getal zijner dienst<br />
boden , en gunde hem den tijd de fcholen te bezoeken. Na<br />
zijnen wijsgerigen loop in 1^50 te hebben afgedaan, ftudeer-<br />
de hij in de theologie, en volgde de lesfen der Hoogleraren<br />
RUARD TAPPER en JOCHBM RAVESTEIN. Ten jare 1559 wierdt<br />
hij tot Plebaan van St. Pieter te Leuven aangefteld, en in 1560<br />
tot Doktor in de theologie. Met de aanftelling der nieuwe<br />
Bisfchoppen, werdt hij met liet Bisdom van Leeuwarden be<br />
giftigd, en deedt aldaar zijne plegtige intrede den 1 februarij<br />
1570. Zijn eerfte vei blijf was op het Blokhuis, bij ZEGER<br />
VAN GROESBEEK , die 't opperbevel voerde bij afwezigheid van<br />
den Graav VAN MEGEN; van hier wierdt hij dooreen gantfen<br />
ftoet verzeld naar de kerk van St. Vitus tot Oldenhove gebragt,<br />
alwaar hij met den mijter op 't hoofd en den zilveren flaf in<br />
de hand, der aanwezende gemeente den zegen gaf, vertrek<br />
kende na het voleindigen van den avondzang, naar het kloos<br />
ter van de grauwe Bagijnen, daar hij bleef tot den 6den maart,<br />
wanneer hij ging wonen in 5<br />
t Monnikenhuis van Bergum,<br />
\ welk naderhand tot de vergaderplaats der Staten is gebe<br />
zigd. Des anderen daags gaf de Bisfchop een heerlijk gast<br />
maal aan de voornaamften van den Adel en Geestelijkheid,<br />
daar alles wat lekker is en de tong kan ftrelen, wierdt voor-<br />
gediend, pogende door een vrolijken maaltijd, zegt GABBEMA,<br />
den haat van zijn nieuw en lang afgeweerd ambt te vernieti<br />
gen en aan den Fries te betonen, dat hij zo vreemd niet was<br />
van een gullen dronk, en ruim aangediste tafel.<br />
Den eden der zelvde maand , wierdt een regtsgeding,<br />
betrekkelijk ene trouwbelofte, in 't klooster van St. Anna,<br />
voor hem bepleit, en den ioden voldongen. ALEF VAN AYLVA<br />
in
126 CUNERUS PETRÏ.<br />
in liefde ontftoken voor ANNA VAN DEKAMA, fprak haar aan,<br />
om hare geloften van trouw, zo hij zeide aan hem gedaan,<br />
geftand te doen; doch zij ontkende de belofte; 's Lands Ad.<br />
vokaat daagde hen beiden voor 's Bisfchops ftoel, die de zaak<br />
befliste met hun een eeuwig ftilzwijgen op te leggen. Daar<br />
nu de huwelijkszaken altoos ter judicature van het Hoge Ge.<br />
regtshof hadden geilaan, haalde deze zaak den Bisfchop in<br />
den aanvang van zijne bedieninge, 's volks haat op den hal.<br />
ze, die, bij voortgang van tijd, tot ruimer verwijderingen<br />
uitborst.<br />
Den 26 februar'ij wijdde CUNEEUS de Altaren in de St. Fittts<br />
kerk, en maakte die tot een Dom- en Hoofdkerk. Tot deza<br />
plegtigheid waren hem wegens het Hof, drie Adfesforen toe<br />
gevoegd, namelijk" ANTHONY DEL VAILLE, PIETER FRITEMA,<br />
Raadsheren, benevens 's Lands Advokaat JAN CHARLES, die<br />
teffens op Koninglijk bevel in last hadden', om hem in de<br />
bedieninge zijnes ambts, en in 't bezit der aangewezene goe<br />
deren, te bevestigen. DEL VAILLE deedt bij die gelegenheid<br />
een lange redevoering, tot lof des Bisfchops, ten flotte daar<br />
bij voegende, dat het Hof aan den Bisfchop befcherming ver<br />
leende , en een ieder aangemaand wierdt, om aan hem de<br />
verfchuldigde gehoorzaamheid te bewijzen; ingevolge bier van,<br />
beloofde hem ook 's Lands Advokaat 's Hofs befcherming, in<br />
alles- wat niet ftreedt tegens het regtsgebied en de vrijdom<br />
men van den Landsheer.<br />
Door deze gunftige toezeggingen gerugfteund, aanvaardde<br />
CUNERUS den 3 maart 1570, het bezit van 't klooster te Bei-'<br />
gum, en zulks in weerwil van den Prior, daar hij zig egter<br />
weinig aan kreunde, fchoon deze reeds op den brief van AL-<br />
VA en de verklaring van den Raad, hadt geantwoord: „ Dat<br />
„ hij niet vermogt het klooster aan den Bisfchop over te la-<br />
„ ten. Zij waren het kapittel van Windesheijm, dat hen voor<br />
„ een lid erkende, onderworpen, en hadden ingevolge daar<br />
van vele vrijdommen, zo van de Conciliën als van Keizer<br />
„ KAREL zeiven verworven; die het Trentife namaals bekrag-<br />
tigde. Wat den eed betrof, dien ftaafden zij aan het hoofd<br />
„ hun-
CUNERUS PEÏRL K7<br />
-„ hunner orden, die. duldde in 't geheel niet de vervreen><br />
„ dinge van hem noch zijne medebroederen. Ook bleek<br />
het, dat zij, door een overoude verbintenisfe, verknogt<br />
», waren aan de Staten van den Lande van Friesland; derwij-<br />
„ ze, dat zij niet vermogten, in die vernietiging naar eigen<br />
„ zinnelijkheid te bewilligen. Zij waren altijd Dienaars ge-<br />
„ weest van den Koning, zijne Stadhouders en derzelver on-<br />
„ derhorigen; dervoegen, 't onbillijk fcheen , dit klooster<br />
„ uit te roeijen. Dat daar te boven nog, in die magere<br />
„ landftreek, velen huisgezinnen, als mede den reizigers naar<br />
„ Groningen, tot hulp verftrekte. Hun inkomfte bleef, door<br />
„ de dagelijkfe liefdegaven, zeer befnoeid, en konde, ter<br />
„ naauwer nood, 2000 gulden 's jaarlijks halen. Zij leefden<br />
„ zeer zuinig, en waren van een onberispelijken wandel,<br />
„ nemende alleenlijk den godsdienst waar, ten einde, om<br />
„ anderen, die elders niet te ftigtelijk leefden, ten goeden<br />
„ voorbedde te verftrekken; daarbij was hun gewiste opregt,<br />
„ en zij kenden zig aan geene ondaad fchuldig. Om kort<br />
te gaan , hun regt aan den Bisfchop over te leveren , duldde<br />
„ noch de regel hunner orden, noch des Pausfen conciliën<br />
„ en magtbrieven." Ook gaf de Prior verzoekfehriften aan<br />
het Hof in; en PAULUS COSTERUS , Prior van St. Salvator in<br />
Thabor, van de orden der geregelde Kanunniken des Kapittels<br />
van Windesheijm, deedt mede protest wegens het voorfebre-<br />
ven Kapittel. Dan dit alles kon niets baten; de Bisfchop<br />
ftoorde zig aan geene dezer wederftrevingen, en hij eigende<br />
zig het klooster met den aankleve van dien toe; ja hij ver-<br />
kogt bij openbare veilinge, de roerende goederen, koeijen,<br />
paarden en al wat 'er maar te vinden was. Des de Prior<br />
genooddrongen zijnde voor het geweld te bukken, zig liet<br />
paaijen met 100 guldens jaars, en nog 100 boven dien, voor<br />
eens, met de betalinge zijner fchulden, welke nog geen 50<br />
guldens beliepen ; voorts een kamer in St. Anna's klooster<br />
te Leeuwarden, met twee bedden, en 't, geen 'er toe behoor<br />
de, benevens vier fchuiten turfs; dit alles te vinden uit de<br />
goederen van Barra-kloostcr. De Monniken verkregen door<br />
voor-
123 CUNERUS PETRÏ.<br />
voorfpraak van DEL VAILLE , FRITEMA en 's Lands Advokaat<br />
CHARLES, elks 100 guldens, met een bedde, gedurende hun<br />
jèven. Op de zelvde wijze handelde de Bisfchop met de<br />
Pioostdije van 't Zand, te Bolswaard gelegen, en op den sden<br />
der maand met Mariengaarde.<br />
Den i2den van de zelvde maand, wijdde CUNERUS de kerk<br />
te Nijenhove, die hij door het prediken der Onroomfen ont<br />
heiligd verklaarde. Zijn eeriie kerkelijke vergaderinge hieldt<br />
hij den zsften meij in het Predikheren klooster, daar het me<br />
rendeel der Geestelijkheid 1 an den lande verfcheen, deze ein<br />
digde na drie dagen zittens. PIETER FRITEMA en FOKKO ROM-<br />
MARTS, Raadsheren, Ronden, door last van 't Hof, hem bij.<br />
't Doel hieldt meest op 't aannemen van het Concilie van<br />
Trente, dat zij vastflelden. Vervolgens ging hij den i3den<br />
julij, met die beide Raden en den Aartsdiaken DOUWE BEN-<br />
DIKXT op reis, om zig insgelijks in de andere Reden voor<br />
Disfc'iop te doen erkennen. Dit verrigt zijnde, bezogt hij ten<br />
zeiven einde de kerken van Oost- en Westergo benevens die<br />
der Zevenwouden, zoekende hem daar door aangenaam te ma<br />
ken en zijn flcel te bevestigen; 't welk ook voor een wijl ge<br />
lukte, ten tijd toe namelijk, dat hij tot alle oveidaad, onge-<br />
bondene wellust, geidfchraperijen en dwaasheden'van aller-<br />
Jeije foort verviel, die hem niet alleen belachgelijk, maar ook<br />
bij een ieder veragt maakten.<br />
Het vernietigen van de kloosters Mariengaarde, Bergum en<br />
de proostdije van Bolswaard, 't verkopen van den Reen , en<br />
de kerkhoven te maken tot weijland, daar de graven der FHt-<br />
Jei^ voorzaten van de beesten, wierden opgedolven, de ligha-<br />
men én de doden ontdekt, ftak velen van dit vrijheidmin<br />
nende volk in den krop. Hij trok ook alle geestelijk regtsge-<br />
bied tot zig , fchattende de Priesters op de helft en derde<br />
part in hun inkomen, verders nam hij ook onbetamelijke boe<br />
ten van de Mennoniten en anderen. GABBEMA zegt, een<br />
brief van den Prefident VIGLIUS te bezitten, waarin bij hem<br />
onder anderen fchrijft: „ Dat het werk van enen goeden<br />
Herder is, zijne fchapen te fcheren , en niet te villen."<br />
Uit
CUNERUS PETRI. I i 9<br />
Uit een zijner Boekskens, handelende: Van 't ambt eens Chris.<br />
ten Prinfes, kan men geredelijk opmaken , door welk een<br />
i geest hij gedreven wierdt; zie 'er hier een ilaaltjen van:<br />
[ Hij beweert aldaar onder anderen, „ dat 'er geen dwaling<br />
, „ noch bijgeloof in de Roomfe kerk plaats vindt; maar be-<br />
„ ftempelt alle leringe en gebruik van anderen, die buiten<br />
• , „ dees kerk zijn, met de naam van vervloekte Ketterije, die<br />
i , „ door de Vorften behoort geftraft en uitgeroeit te worden."<br />
• i Ingevolge zijn voorgeven: „ welt de Ketterije voort uit het<br />
„ fchorsfen der bloedplakaten en het ftaken van de voormaals<br />
»» gepleegde wreedheid. Want Holland, luidden zijn woor-<br />
„ den, Zeeland, Friesland, Flaanderen en Braband, hadden<br />
! }, zeer luttel ketters, die hier en daar in't heimelijk verftrooit<br />
„ waren, toen 's Kodngs plakaten naar geftrergheid wierden<br />
„ uitgevoerd; doordien de Ketterije, als toen doer de toom<br />
f „ van de Roomsgezinde Overigheid, dermate was gebreideld,<br />
1 „ beangst en te onder gebragt, datze ter nauwerncod in ho-<br />
! „ len en hoeken kikkende wierdt vernomen." Tot een Voor-<br />
!• 3 beeld, „ voert hij hier Italiè'n, Siciliën, Portugal en andere.<br />
!• „ landen aan, daar het ftraffen van Ketters de overhand heb-<br />
„ bende, befiierd door de naarftige waakzaamheid der Ove-<br />
:• „ righeid, oneindig minder met dat euvel befmet zijn. E-<br />
'i ; » doch, toen onze Opzienders begonden te fluimeren, en de<br />
, „ vreze voor hun uit den weg was geruimd, zo is deze<br />
! £ „ rook, met welke de lucht zo zeer verduistert en befmet is,<br />
j „ e\en als uit een opene put des afgroncis, in zulk een me-<br />
!• „ nigte als van een groten oven, opgefteigert, en de Ketters<br />
„ zin even gelijk fprinkhanen en boos kruid, vermenigvuldigt<br />
:• | „ tot grmtfe hopen." Verders, „ wil hij niet dat zijne Rooms-<br />
(• „ gezinden er.ige handel of verkering mogen aangaan met<br />
s ' „ iemant van ene andere geloofsbelijdenisfe, maar alle de<br />
!• „ zodai.igen wil hij voor heidenen en tollenaars gehouden<br />
a „ hebben;" begerende op dusdanige zaamverbondene Rooms-<br />
Ü gezinden toegepast te hebben, de woorden van PAULUS : "En<br />
» « wilt het juk met den ongelovigen niet trekken: tvant wat deelag.<br />
.' i tingmaklnge is 'er met de geregtigheid en ongeregtigheid? enz.<br />
I. DEEL. I - Al-
CUNERUS PETRJ.<br />
AHeo dr© den Roomfen godsdienst niet belijdenzijn hem de<br />
dood» helle, logen, bet Beest, Openb. XIII.. befchreven;<br />
voorts wolven, dieven,, moordenaars, melaatfen, met de pesi<br />
beöaetfejft * BelialsJtinderen. Integendeel zijn de Roomsge<br />
zinder voor hem : : levqn , hemel, waarheid , lammeren i<br />
ïegtvaardigen , ja CHRISTUS zeiven, enz. Het was dus in<br />
geene» deel© te. verwonderen, dat de ingezetenen van den<br />
landebij zijne aankomst reeds enen verregaahden afkeer voor<br />
he.m. gevoelden, daar zij bij voorraad, wisten, welk een heil<br />
loze, imborst' hem. bezielde, en welk een. vervolgzieke aar»<br />
fel, zijnen boezem zwoegde..<br />
Qp den ï augustus van dit zelvde jaar, liet CUNERUS de.<br />
Jflaien. verkondigen, en Relde tot Biegtvaders aan,. Heren<br />
ANNE, Ofïkiaa! zijn's Hofs, en Pastoor tejorwert; Ivo,. Dêi<br />
ken en Pastoor in de Hoofdkerk , benevens DOUWE B-ENE-<br />
iprxT-, Kanunnik en Pastoor, den Prior der Predikheren, en dé<br />
Gardianen der Minderbroeders te Leeuwarden; JELLE , verkoren<br />
Pastoor t§Sneek; ENGEL. JAKOBSZ., Vikaris te Dokkum, met de<br />
beide Pastoren in Bolsward. Zeker onbekende, die zig ver-<br />
fchool onder den verbloemden naam van THEOPHILUS GELASIUS ,,<br />
maakte een werkje, door den druk gemeen, waar bij hij deze<br />
handelingen van den Bisfchop op ene geleerde, geestige, en<br />
teffens boertige wijze hekelde en het ongerijmde daar van<br />
aantoonde; het voerde geen anderen tijtel, dan flegts deze<br />
woorden: In breve Pontificis, t veniq dignantis Jefim, Invebli<br />
facra-, jive Ironica redargutio. '»<br />
Na dat GASEAR ROBLES, Heer van Billif, in melj 1576,<br />
BARTHOLD. ENTES uit Friesland verjaagd hadt, kwam JAN<br />
KNYF, Bisfchop van Groningen, te Leeuwarden, om hem daar<br />
over geluk te wenfenbij deze gelegenheid predikte de. Gro<br />
ninger Bisfchop, in de Hoofdkerk; en, na voleinden van den<br />
dienst in grote pragt-, fpoedigde men diswaarts, eerst ten<br />
huize van den Pi.efident 's Hofs van Friesland, vervolgers bij<br />
ROÜLRS, en ten laatften bij den Bisfchop vaa Leeuwarden,<br />
daar ene der tijd- en, tafelgenoten van dat gezelfchap van ge-<br />
tuigt: is het ons geoirlocfc, de uitgelezenRg wijnen bij<br />
,. Nee •
CUNERUS PETRI. t 3 I<br />
NeSttr, en de kostelijkfte en verfcheiden foorten van fpijzen<br />
„ bg Ambrojijn te vergelijken , daar zo veel Kerkvoogden,<br />
„ Krijgshelden, en Raadsheren om zaten, waarlijk gij zoudt<br />
„ geuit hebben, dit is het regte flempmaal der Goden; in<br />
„ welke noch APOLLO'S minlijk zanggekweel, noch ORFEUS<br />
„ lier ontbraken, aangevuurt door de uitftekendfte maatzan-<br />
„ gers, tot blijk van een dankbaar harte over de verworvene<br />
„ zege."<br />
Toen in het jaar 1578 de hekken in Friesland waren ver<br />
hangen , en de Staatfe partij meester was geworden, liet de<br />
Graav VAN RENNENBERG , die 'er het opperbevel voerde, CU<br />
NERUS PETRI vatten, eensdeels om zijn ftordig levensgedrag,<br />
doch wel voornamentlijk om zijnen ijver voor de Spaanfe Re-<br />
geringe; eerst wierdt hij op het blokhuis te Harlingen gezet,<br />
doch kort daarop naar 't klooster te Eergum gevoerd, daar<br />
hem 8oo guldens tot zijn onderhoud werdt toegelegd; doch<br />
de Bisfchop, dien dit leven verveelde, ontvloodt het eerlang;<br />
anderen zeggen, dat hij gebannen wierdt; zeker is het, dat<br />
hij zig in 't eerst naar Munfter begaf, en aldaar enigen tijd<br />
den dienst als Wijbisfchop waarnam; vervolgens zijn verblijf<br />
te Keulen vestigde, alwaar hij zijn tijd fleet met fermoenen te<br />
doen en onderwijs in de godgeleerdheid te geven. Hij ftierf<br />
in genoemde ftad den 15 februarij 1580 in den ouderdom van<br />
ruim 48 jaren, en wierdt begraven in den Dom, bij het al<br />
taar der drie Koningen; zijnde naderhand dit graffchrift ter<br />
zijner gedagtenis vervaardigd:<br />
P I E T A T I S A C R U M .<br />
Qcciduae Frijice CUNERUS Epifcopus {Hospes)<br />
Primus £ƒ extorris dormit in hoe tttmulo.<br />
Devixit Arno Saint, CIDJO.LXXX.<br />
xv. Febr. eetat. XLIX.<br />
pojitum è<br />
GAUCONE GAuKEMA, FRISIO<br />
Canonico Mariano, AquisgranenJL<br />
Mtlo annl VnDeCIMI.<br />
R. I. P.<br />
I 2 Men
sfc CUNERUS PETRf.<br />
Men ziet door de werken, d'e deze rrotfe Kerkvoogd heeft<br />
in 't licht gegeven, dat zijn voornaamfte ftudie beftond in dg<br />
wederleggende Godgeleerdheid; doch *wel verre van zijne partij<br />
door luagt van gegronde bewijsredenen te zoeken te overtuigen;<br />
nam hij laster en fchelden te baat; aiomme ft'raalt in zijne<br />
fchriften de helfe geest van onverdraagzaamheid door; en de<br />
middelen van overtuiging die hij te werk wil gefield hebben<br />
om de dwalenden op het regte fpoor, dat is tot dé Roomfe<br />
kerk te mg te brengen, zijn, om die, na gedane vermaning,<br />
door middel van gafg en rad te overtuigen-; daar te bo<br />
ven firsatt 'er nog ene onvergeeflijke toegevendheid in door,<br />
ten aanzien van zodanige Geestelijken van de Roomfe geloofs<br />
belijdenis, die zig aan de fnoodfte misdrijven, vrouwefchen-<br />
tfing, diefftal en moord zelvs niet uitgefloten, hebben fcbul-<br />
dig gemaakt, quanfuis berouw tonen en boete doen. Met<br />
dit al, heeft JOH. THOMAS DE ROCABERTI, Aartsbisfchop en<br />
Onderkoning van Valence, de fchriften van CUNERUS PETRI<br />
waardig gekeurd, om ene plaats te vullen in de Bibliutheca<br />
maxima Pontificia, in XX foliant-delen ten jare 1698 te Ro<br />
me gedrukt, in zig bevattende, zo als de Verzamelaar zig<br />
uitdrukt, bijna alle de beste. Schrijvers, die den Roomfen<br />
Stoel met hunne pennen verdedigd hebben. Zie hier ene<br />
lijst van zijne uitgegevene werken; zo in het nederduits als<br />
latijn.<br />
r.
CUP. (WILLEM)<br />
.4, Ftatuta Synodi diteeefasue Ixovardlce A Rev. OUNERO PETRI<br />
anno M.D.EXX. die 25, 26 £? 27 apn'/ff celebratce. Lovan.<br />
J570. «n 8MJ.<br />
5. De Misfe Saerificio, tra&atus. Eodem authorc, de Merite-<br />
rum Chrifti £ƒ SanStonm ccnfenfu. Item. Quaftknes Paflemks.<br />
Et de celibam Sacerdotum, sênumMo. Lovan. 1572. in lïme.<br />
•6. De Clfriftiani Principis officie, £f quce fecundtm confcien.<br />
tiam ex facris literis ci debetur obedkmia. Col. 1588. in izme.<br />
7. Tiaiïa'us aliquet kfignkres de gravisjïmis Theolog :<br />
ee Cfois*<br />
tiana Co •traverfiis, opus novum, doüum & ekboraVim, in que,<br />
qua; .de Peccato wigvnali, Gratia, libero arbitrio, vkmtate, jiifli-<br />
jicatione^ aliisque, boe temport dispvtantur, turn adprivatas perku-<br />
hfasque qihrundam opiniones convellendas , eleganter Éf fubtilifer<br />
excutmntur. Colon. 1583. W izme.<br />
•8. De Cura Coiporis humani, pro Geneis ulïisqne pik honini'<br />
lus, é Sacra Scriptlira & Patribus, Cokn. 1587. in tzmo.<br />
9. Curfus B. MARUE Virginis, in ufum Religkjorih'a Ordiidt<br />
5. Benedicli cultus emendatus. Ingoijl. 15 87,<br />
10. ï?ct ambt ener «ThjifSeri i&iaff#& StfwfeÖ 15-6$. ia<br />
121110. L. GUICCIARDIN, Defcript, Belg. p. 214. FR.<br />
SWEERTII, Aihen. Belg. p. 167. & Faft. Acai., 44. ïrö, 117,<br />
J. F. FOKSENJ, Belg. p. 222. VAN HECSSEM, Hift.Epïfc,<br />
Leovard. p. 40--43. CASTILLION, Satra CIiremL p. 489,<br />
490. GAZET, jffi/fc £f«fjf.
134 CUP. (WILLEM)<br />
WËLY , wegens de Ridderfchap ter Staatsvergadering van<br />
Gelderland verfchreven.<br />
Na dat WILLEM de latijnfe fcholen in zijn vaderftad hadt<br />
doorlopen, wierdt hij tot meerder vordering in het eerfte vak<br />
der letteroeffeningen, aan het opzigt van JAKOB LETTE of LET-<br />
TINGIUS, Rektor der triviale fcholen te Leiden, toevertrouwd.<br />
Hier enigen tijd, met veel vordering het onderwijs van dezen<br />
kundigen Schoolvoogd genoten hebbende, wierdt CUP Akade-<br />
mie-burger, en hoorde in de philofophie de Hoogleraren GIL-<br />
BERTUS JACREUS en FRANCO BURGERSDYK; in de fraije letteren<br />
hadt hij tot Leermeesters een paar mannen, welke gedurende<br />
de gantfe eeuw, waar in zij leefden, onder de beroemdften der<br />
wereld, in genoemde wetenfehappen, moeten gerangfehikt<br />
worden, namelijk DAN. HEINSIUS en GERII. JOH. VOSSIUS.<br />
Doordien nu CLP de regtsgeleerdheid tot zijne hoofdftudïe<br />
hadt gekozen, lei hij zig ook inzonderheid op het beoeffenen<br />
van die wetenfehap toe, en hadt daar in tot Onderwijzers,<br />
de beroemde Mannen EVERH. BRONKHORST, KORNELIS S WA<br />
GENBURG, JOHAN LINDERSHUISEN, NIKLAAS DEDELIUS en PIE<br />
TER CUNJEUS, onder het.beftier van welken laatstgenoemden hij<br />
ook met de waardigheid van Doktor op den 15 januarij 1627<br />
wierdt bekleed, na openlijk ene verhandeling de Privatif<br />
delitlis, verdedigd te hebben.<br />
Vervolgens bleef hij te Leiden wonen, en gaf aan de ftude-<br />
rende jeugd private lesfen in de regtsgeleerdheid; met welke<br />
nuttige tijdkorting hij aanhield tot op het jaar 1634, wanneer<br />
hij tot gewoon Hoogleraar in de regten aan het Gijmnafium<br />
te Harderwijk wierdt beroepen, vervangende den leerïïoel van »<br />
ANT. MATTHiEUS, die in de zelvde hoedanigheid naar Ucreclit<br />
was vertrokken. Gedurende het tijdvak van 12 jaren nam hij<br />
aan dit Illustre fchool de aan hem opgelegde taak met ijver<br />
waar, en vormde menig jongeling tot den dienst van THEMIS;<br />
ten tijd toe, dat door den dood van MARTINUS WYBINGA, de<br />
profesiie in de regten te Franeker zijnde opengevallen, Cura-<br />
teuren van Frieslands Hogefchool, ten einde deze breuke te<br />
bwteren, hem in deszelvs plaats ten jare 1646 beriepen, wel<br />
ke
CUP. (WILLEM) Ui<br />
fee waardigheid hij ook den i$ maart van het Zelvde jaar mtt<br />
de gewone plegtigheid aanvaardde.<br />
Toen hij eerst te Franeker kwam, Wierdt hij door een ge*<br />
Weldige alledaagfe 'koorts aangetast, die wel haast in een<br />
hardnekkige vierdendaagfe ontaarde, en hem gedurende dertig<br />
Volle maanden aan enen ziekelijke'n en lustelozen toeftand kïuis»<br />
terde. Hiervan herftelde hij nogthans gelukkig, egter 'niet zon*<br />
der veel van zijnen voormaligen fleur en kragten verloten ïit<br />
hebben, inzonderheid hadt zijn geheugen veel geleden. Ö*<br />
jougfte ziekte welke hem ten grave floepte, greep hem «at*<br />
In het begin Van het jaar 1667, en maakte een einde Va»<br />
zijn leven op den 15 januarij. Zijn üjkoratie Wierdt ukge£pro*<br />
ken door zijn ambtgenoot, den geleerden ULRIK HVSÉS., zijn»<br />
de die eerst afzonderlijk gedrukt, en naderhand gevoegd bij<br />
•de Aufpkia Domeftica van genoemden Ho*glersar. Ongemeen<br />
is de lof, die hem hier in, zo ten aanzien van zijn zedelijk<br />
karakter, als geleerdheid wordt toegemeten-. Zie U. HUBEK/Ï»<br />
Aufpkia Dmnefb. p. 412, 4*3- 437- Hij begraven ÏSi èl<br />
Martini-kerk te Franeker, zijnde op den fteeft» die zijne tü$£«<br />
plaats bedekt, het volgende graffchrift gebeiteldï<br />
•Hoe Saxo coiitinêntur ' osp<br />
Viri Clarisjimi<br />
S ü l L I E L M I C U P , J. U. ö.<br />
£jusdemque Facültdiis, dum viverct<br />
Profesforis apud Frifks primariii<br />
Nati Bommdie,<br />
iDenali Franekerce XVÏ. Jan. i667e<br />
•Mtat. 63. beatam refurrstlionem<br />
Cum fideübtis expetcantis.<br />
in charisfimi Pairis.fui<br />
Memoriam<br />
Moeftus 'pofuit Films<br />
WIWAWDUS CUP, J. Üo B.<br />
'tweemalen heeft ohze Hoogleraar de aanzienlijke WftSr$jj'<br />
heid van Rektor magnificus bek'eed» ïiameljjfc in "M<br />
i 4 t«$t»
136" CUP. (WILLEM)<br />
1658. Nog te Leijden zijnde, huwde hij aan GEERTRUID GOR«<br />
BON, gefproten uit een zeer oude en deftige familie in Schop-<br />
land, ene dogter van JOHANNES GORDON, Kapitein in het lijf-<br />
xegiment van den Prins VAN ORANJE. HUBER getuigt, dat<br />
zij ene uitmuntende vrouwe was, die tot fieraad van hare<br />
kunne verftrekte, godvrugtig, zedig, deugdzaam, deftig, haar<br />
man hoogachtende en beminnende, daaibij een zorgvuldige<br />
huismoeder. Zij ftierf den 5 janüarij 1653, na hem zeve*<br />
kinderen gebaard te hebben, waar van vier, drie zoons name<br />
lijk en ene dogter, onzen Profesfor hebben overleefd, j. JO<br />
HANNES, is Advokaat geweest voor den Hove van Friesland.<br />
2. ALEXANDER, geboren den 6 november 1635; wierdt Dok<br />
tor in beide de regten, den 16 junij 1659, na alvorens ene<br />
Verhandeling de Qjiajlioiiibus, openiijk onder voorzitting van<br />
den Hoogleraar JOH. JAK. WISSENBACÏI verdedigd te hebben;.<br />
Bij 't Hof van Friesland wierdt hij ten jare -iCóo als Advokaat<br />
toegelaten, en den 8 december 1680 tot Penfionaris van Leeu<br />
warden aangefteld. Hij ftierf den 19 janüarij 1690, na bij<br />
zijne huisvrouwe ELSJE VAN MARSSUM , 4 dogters en 2 zoons<br />
verwekt te hebben. Zijn kleinzoon, mede ALEXANDER CU?<br />
genaamd, heb ik van nabij gekend, hij was een kundig Tim<br />
merman en Architékt, te Leeuwarden; en hadt den algemenen<br />
roem, van een eerlijk en braaf man te zijn; onder meer kin-<br />
deren, verwekte hij bij zijne huisvrouw N. VERTOMME, ene<br />
dogter, AMELIA genaamd , een lieve en verftandige meid.<br />
3. WYNANDUS , wierdt insgelijks Doktor in de regten en Ad<br />
vokaat voor den Hove van Friesland. 4. De dogter, ELIZABETH<br />
genaamd, huwde aan JOHANNES BUNINO, Advokaat te Enk<br />
huizen.<br />
Ten tweedenmale begaf zig WILLEM CUP in huwelijk met<br />
KATRYNA RENEMAN , ene dogter van JOHANNES RENEMAN,<br />
die eerst is geweest Adfesfor van het Krijgsgeregt te Groningen<br />
en vervolgens. Raad en Advokaat-Fiskaal van de Admiraliteit<br />
te Harlingen. Deze KATRYNA wordt door HUBER niet alleen<br />
als ene gedienftige huisvrouwe, maar teffens ook als ene bra<br />
ve en zagtzinnige fteemoedergeprezen. Profesfor Cup ver<br />
wek-
CUPERS. (HERMAN DIEDERLK) 137<br />
wekte bij haar een zoon en twee dogters, waar van GEER<br />
TRUID en JOHANNES EGSERT vroegtijdig zijn geftorven, doch<br />
de jongde ALBERTINA, heeft geleefd tot in 1737, hebbende<br />
tot haar einde toe te Franeker gewoond.<br />
De uitgegevene fchriften van onzen Hoogleraar beftaan in<br />
de volgenden: 1. Disputationes ad Inftitutiones Lnperiales. Har-<br />
derv. 1634. in iimo. Franeq. 1650. in Svo. 2. De Succesftoni-<br />
lus disputationes XXVI. Franeq. 1651. in /Lto. 3. D.isp. de Lege<br />
Falcidia. Ib. 1649. in $to. 4. De Obligationibus, DLputatio-<br />
nes XXXVIII. Ib. 1654. in 4(0. 5. Nota ad Inftitutiones Ju<br />
ris. Ibid. in 4to. 6. Fascicubts Disfertationum Juriiiicarum. Ib.<br />
1644 in Svo. U. HUBER, Orat. in obittm Clar. Viri ÖV.<br />
J. F.:'FOPPENS , Bibl. Belg. p. 397. E. L. VRIEMOET, Athen.<br />
Frijic. p. 387-394-<br />
CUPERS (HERMAN DIEDERIK) , Konstfchilder, ge<br />
boren in 's Hage den 29 december 1707, heeft de eerfte be<br />
ginzelen der konst geleerd bij PIETER VAN KUIK, maar' door<br />
dien deze Meester de fchilderkonst vaarwel zeide en de ets-<br />
naaide voor het penceel verwisfelde, deedt hem zijn vader<br />
onder het opzigt van den Hiftóriefchilder MATTHEUS TERWES<br />
TEN, met wien hij vele jaren in ondeilinge vriendfchap was<br />
bekend geweest.<br />
Na dat'CuPERS zig omtrent drie jaren bij dezen meester<br />
zo in de teken- als fchilderkonst geoeffend hadt, verliet hij<br />
hem, zettende met naarftigheid de konst bij zig zelv' voort,<br />
zo naar goede voorbeelden, als het tekenen op het Akademie<br />
en het fchilderen naar 't leven, om dus op alle wijzen zijne<br />
ftudie te bevorderen; genietende ondertusfen nog al veeltijds<br />
goede onderrigting van fommige meesters, die genegen en<br />
goedwillig waren om jonge Schilders dienst te doen en voort<br />
te helpen.<br />
Zijne genegenheid bepaalde zig meestal, tot het fchilderen<br />
van hiftorien, pourtraitten en moderne ka'oinetftukjes, daar<br />
VAN GOOI> getuigenis van geeft dat lof verdienen; ook bevlij-<br />
tigde hij zig in 't fchilderen van basreheven, en wel met dien<br />
I I 5, goe-
ï38 CÜPERS. (LAURENTIUS)<br />
goeden uitflag, dat zij de achting van kundige liefhebbers naar<br />
zig trok. Ten huize van den fleer SCHIMMELPENNING Here van<br />
Meerkerk, heeft hij drie ftukken welke ongemeen fraij zijn,<br />
gefchilderd. Het eene verheelt de Faam,, die de aanfteiling<br />
van Prins WILLEM DEN IV. tot Stadhouder afkondigt, toet<br />
enige kindertjes en ander bijwerk. Het tweede, den Gods<br />
dienst en de Vrijheid, rustende onder de fchaduwe van een<br />
Oranjeboom. Het derde vertoont de vorftelijke Familie, den<br />
Hemel dankofferende voor het gefchenk van den jonggeboren<br />
Prins. Ook heeft hem zijn konst-ijver aangefpoord tot het<br />
tekenen van welgelijkende Pourtraitten met kraïon, die fraij<br />
van kleur en behandeling zijn. Vele van zijne kabinetftuk-<br />
jes zijn zo in de Verzamelingen der liefhebbers in 's Ha-<br />
ge, als elders te zien. De tijd van het overlijden dezes<br />
konstrijken Schilders is mij niet gebleken. Jon. VA»<br />
GOOL, N. Schmmb. der Ned. KonstJchilders &c. II. D. bl. 327b<br />
330. §([(8tmctit. £un|ïï« £crlco8, 1779. f. iSS.<br />
CUPERS (LAURENTIUS), is geweest Karmeliter Mon<br />
nik, Provintiaal van de kloosters zijner orden in de Neder<br />
landen, Doktor in de theologie, een geleerd Prediker en on<br />
gemeen ervaren in de gefchiedenis van zijn vaderland. Hij<br />
ftierf te Brusfel den 29 maart 1594, in den ouderdom van<br />
.66 jaren, en is in genoemde ftad in de hoofdkerk begraven,<br />
met dit. graffchrift i<br />
Hic pofid Frater LAUSÉNTIUS osfa CUPERUS.<br />
Die requiem leBor manibus ergo meis.<br />
Ut dum finis erit mundi dcfunüaque furgent<br />
Corpora, perpetuum mittar in Elyfium.<br />
CUPESS heeft de -volgende Werken in *t latijn door den<br />
druk gemeen gemaakt: ï, Theatrum Mundi minoris, five hu*<br />
m&nce Calamitatis Oceanum* Adjocit lïbellum de Dignitate H<br />
nis. Antv. 1576 £f 1607. in ïzma. 2. B. Aams Genealo-<br />
giam & Vitam ex vétuflisjimis Ecclcfice DL\ cmicinnavit. Ib»<br />
Ï5Ö2. in i6mc% $, 'A>$p*!xt» ÈV^*T«e, Quaïuor Imninis m-
CUPERS. (PIETER) 139<br />
tisjima Concknibus XXIV explicavit. Cum Paracleji ad fludium<br />
Jpiritualis milities. Colon. 1583. in Svo. —— J. F. FOPPENS,<br />
Bibl. Belg. p. 806.<br />
CUPERS (PIETER), te Mechelen geboren , is geweest<br />
Dokter in de regten en Advokaat voor den Hogen Raad<br />
aldaar, hij wierdt tot een lid van dat Geregtshof aangefteld,<br />
maar de dood belette hem die post te aanvaarden. Hij<br />
ftierf ten jare 1689 , en ligt begraven in de kerk van St.<br />
JRumold, te Mechelen, alwaar men dit graffchrift van hem<br />
ieest:<br />
D. O. M.<br />
Nobili Domino PETRO CUPERS<br />
In ƒuprema Regis Curia confüiario,<br />
defunBo 26 Maii 1669.<br />
£t Dominee MARLE VAN DER HOPSTAT,<br />
ejus Uxori,<br />
defunBce 6 Augufii 1685.<br />
FUlee D. ANTONII VAN DER HOFSTAT<br />
Toparchee de Muyfehvyck,<br />
qui obiit 19 Augufii 1670.<br />
Ut Domicel. ANNE LAURIN ejus conjugis,<br />
mortua 12 augufti 1675.<br />
Oui mnnes hoe Tumulo clauduntur;<br />
•X,<br />
Quem pojuit, £ƒ eodem quoque clauditur mcefius hceres f<br />
et pmdiBi PETRI Filius<br />
Nobilis Dominus<br />
DANIËL FRANCISCUS CUPERS.<br />
Hij heeft gefchreven: TraBatus de evittione ABionis hyp*i<br />
thecariee, fécundum Confuetudines Mechlinienfes etc. Zijnde na<br />
maals door zijn broeder WILLEM CUPERS, die Sijndicus en<br />
Penfionaris der ftad Mechelen is geweest, voltooid, vermeer<br />
derd , en door den druk gemeen gemaakt, te Mechelen ten ja<br />
re 1679, in 4to. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 971.<br />
CU- .
.T4-0 CUPUS. (PIETER)<br />
CR7PTJS (PIETER), is geweest RemonJlranU Predikant te<br />
Woerden, en wierdt, na dat 'er veel oneulgheden tusfen zij<br />
nen aannang en die der Contra-Remonjlranten waren voorgeval<br />
len, in zijnen dienst gefchorst. De Magiftraat aldaar kost<br />
namelijk goedvinden, om op den 30 november 1618,<br />
terwijl hij uit de ftad was, een briefje aan zijn huis te zen<br />
den, waarbij hem verboden wierdt, om voortaan binnen de<br />
kerk of eideis in de ftad te prediken, ter tijd toe, dat de<br />
Gecommitteerden van de Staten, en de Gedeputeerden van<br />
het Delfje Sijnode aldaar zouden gekomen zijn, aan wien men<br />
de reden van de fchorfing in zijnen dienst zoude open leggen r<br />
latende egter den Predikant PIETER EEICQUINGNY , die insge<br />
lijks tot de Remonjiranten behoorde, vrijheid<br />
o n i<br />
den kanfel te<br />
beklimmen. CUPUS bevondt zig toen ts'Dordrecht ten einde<br />
de gedaagde Remonjiranten, met raad en hulp' ten dienst te<br />
ftaan, en hij behoorde onder het getal van die genen, welke<br />
HUIG MUIS VAN HOLY, aangezien hem, zo wei als de ge<br />
daagde Remonjiranten, bevolen was binnen Dordrecht te blij<br />
ven, om voldoening hunner daggelden aanmaanden, doch<br />
van hem een fchamper antwoord ontvingen; waarop Cu<br />
pus aan Muis VAN HOLY toevoegde: „ zijt gij hier Mijn-<br />
„ heer om ons te helpen veroirdelen, dan zijn wij er kwa-<br />
„ lijk aan. Zijn ons de Heren moede, men wijze ons<br />
„ flegts een plaats aan, daar zij willen dat wij gaan zul-<br />
„ len."<br />
Op' den 1 janüarij 1619, kwamen de Gecommitteerden<br />
Van de Delfje Sijnode te Woerden, ook waren drie dagen te<br />
voren reeds de beschuldigingen van de Contra-Remonjlranten<br />
der Klasils, tegens de Remonjiranten, en met name tegens Cu-<br />
ptjs aan hun bezorgd, die^ook aan denzelven, met verlof<br />
uit Dordrecht te Woerden gekomen, werden ter hand * gefield,<br />
CUPUS zijne befchuldigingen gezien hebbende, zeide; „ wel<br />
„ te voorzien wat 'er volgen zoude," en deedt, op den ge-<br />
melden iften janüarij, na dat BKICQUINGNY gepredikt hadt,<br />
een aanfpraak tot het volk, waarbij hij het vermaande tot<br />
ftandvastigheid, in het geen hij hun geleerd hadt. Op den 5<br />
junij
CUPUS. (PIETER) 14*<br />
jrmij werdt de onderhandeling aangevangen, de vergadering<br />
waar voor hij verfcheen, beftond uit viei Kommsfarisfen van<br />
de Staten benevens vier Piedikanten. Gelijk men ligt kan<br />
vermoeden, wierdt CUFUS in het ongelijk gefteld, zijne ver<br />
antwoording voor onvoldoende gehouden; en hoe konde<br />
zulks cok anders uitvallen ? doordien zijne Regters zijne par<br />
tijen waren!<br />
Gedurende de onderhandelingen, verzogten de Ouderlingen<br />
en Diakenen der kerke van Woerden, gerugtieund door het<br />
grootfte gedeelte der Gemeente, aan de afgezondene Kommis-<br />
' farisfen zo politijk als kerkelijk bij request, dat zij de dienst-<br />
fchorting van hunnen Herder Crus door de Magiftraai, ge<br />
daan, door hun gezag wilden vernietigen. Men begrijpt ligt<br />
dat dit afgeflagen wierdt; hierop deden zij een ander verzoek,<br />
namelijk, dat CUPUS in geval van ziekte of dood van BR:C-<br />
i-J.2<br />
CUPUS. (PIETER)<br />
jaren als fukkelende, toeftand, een behoorlijk onderhoud te<br />
vergunnen.<br />
CUPUS begaf zig vervolgens op bevel der Staten, naar<br />
Dordrecht, verbleef aldaar met de gedaagde en gearreiïeerde<br />
Remonjiranten, tot dat het Sijnode een einde hadt genomen j<br />
en bevondt zig onder bet getal der afgezette Hollandje Pre-<br />
dikanten, die in de maand junij dezes zelvden jaars, een Ver<br />
toog aan hun Hoog Mogenden inleverden, met verzoek om<br />
ontflag; waar over bij en VAN BORRE, enige dagen later,<br />
een gefprek met den Griffier AARSSENS hadden, die hen met<br />
goede en kwade woorden afzette.<br />
CUPUS vervolgens in 's Hage, voor de vergadering der<br />
Staten van Holland gehoord zijnde en van geene misflagen<br />
kunnende overtuigd worden, wierdt hem ook geen verder<br />
leed aangedaan. In julij 1610 bevondt hij zig weder te<br />
Woerden, en waagde het, fchoon ftrijdende met het aan hem<br />
'gedane verbod, in enige huizen te prediken; dit nam de Wet'<br />
houderfchap te regte zeer euvel op, want hij gedroeg zig<br />
ten dezen opzigte als een ongehoorzaam burger. Hier<br />
kwam nog bij, dat *er buiten zijn weten, zegt men, een<br />
gefchrift werdt opgefteld, in hetwelk hij betuigde, dat hij die<br />
vermaningen of predikatiën deedt op fterken aandrang en ver<br />
zoek van de Remonjlrantje gemeente dier ftad; welk gefchrift,<br />
volgens getuigenis van den Gefchiedfchrijver BRANDT, door<br />
meer dan 200 mansperfonen, en 168 vrouwen getekend was.<br />
Deze daad verbitterde de Magiftraat nog meerder, en zij ga<br />
ven'van het een en'ander kennis aan Gecommitteerde Raden;<br />
h welk van dat gevolg was, dat CUPUS in 's Hage werdt<br />
ontboden, en hem dat gefchrift afgevorderd, 't welk hij ter-<br />
ftond gewillig overgaf; hier op werdt hij door Gecommitteer<br />
de Raden zeef ernftig beftraft, zo over zijne ongehoorzaam<br />
heid van tegens gedaan verbod te hebben gepredikt, als over<br />
de ondertekening van het gemelde gefchrift, 't welk men als<br />
oproerig aanmerkte, waaromtrent hij zig, even als de oude<br />
EHICQUINGNY, die mede in 's Hage was ontboden, en van op<br />
roer gekoesterd te hebben befchtildigd werdt, verantwoordde.<br />
Hier
CUPUS. (PIETER) HS<br />
Hier op volgde, dat den nden junij, aan CUPUS op ene boete<br />
van 600 guldens, en aan zijnen ambtgenoot op verbeurte<br />
van deszelvs wedde, werdt verboden, binnen Woerden of den<br />
Klasfikalen ring daar van, te prediken. Cupus werdt vervolgeus<br />
over het bijwonen van ene Remonftrantfe vergadering te<br />
Rotterdam, en het ondertekenen van de befoignes aldaar, ten<br />
lande uit gebannen. Hij deze verbanning overtredende,<br />
wierdt te Amfteldam benevens BARNHEEUS VEZEKIUS en AR-<br />
ÏTOLDUS GEESTERANUS gevat, naar de gijzeling gebragt, en<br />
alle drié onder Akte van nonprejudicie naar 's Hage gevoerd,<br />
en van daar op 't huis te Loeveftein gevangen gezet.<br />
Uit dezen kerker ontfnapt zijnde, begaf hij zig naar<br />
Antwerpen, en vertrok van daar met ErïscoMus en GREVINK-<br />
•HOVKN naar Keulen, daar zij met groot gevaar, wegens d'onveiligheid<br />
der wegen, den 18 meij 1621 aankwamen. Doch<br />
bier niet kunnende banken, doordien hun op last der Regeïing<br />
wierdt aangezegt de ftad te moeten ruimen, begaven<br />
zij zig weder-naar Brabmd, en kwamen den 7den julij behouden<br />
te Antwerpen terug, van waar CUPUS benevens EPIS-<br />
COPIUS en UITENROGAART, naar Rouaan reisde en aldaar den<br />
3iften augustus aankwam; hier enigen tijd getoefd hebbende,<br />
bedoot hij Parijs te gaan zien om een bezoek bij HUIG DE<br />
GROOT afteleggen, in wiens huis bij den óden november<br />
1622 predikte. Waarfchijnlijk is hij- kort hier op in deze<br />
ftad geftorven; zeker is het, dat men na dit tijdvak niets<br />
meer van hem vindt vermeid. Men ontmoet verfcheidene<br />
afbeeldzels van CUPUS in prent gebragt ; het hier bijgevoegde<br />
is door R. VINKELES, in 't koper gefneden. —'<br />
G. BRANDT, Hift. der Reformatie, II. Deel, bl. 885. 959.<br />
IV. D. bl. 489. 493. 826. WAGEN., Befchr. van Amft. IV.<br />
Stuk, bl. 340. En verders UITENBOGAART en TRIGLAND,<br />
Kerkelijke Hiftorien, en andere Gefchiedfchrijvers van dit<br />
tijdvak.<br />
CUQJJIUS, zie KUIK.<br />
CUR-
144 CURC'ELLJSUS. (STEVEN)<br />
CURCELLiEUS (STEVEN), Profesfor onder de Remos-<br />
ftranten te-Amfteldam, is geboren te Geneve, ten jare 1586<br />
hoe .vel zijn vader te Amiens ene ftad in Pikardièn te huis<br />
hoorde, welke plaats hij om de Godsdienst-vervolging verla<br />
ten hadt, kort na den zo ijsfelijken St. Panels nagt. Na<br />
dat dit bloedig fchouwfpel voorbij was, weet men, dat 'er<br />
allengskens meerder verdraagzaamheid ten aanzien van da<br />
Gereformeerden in Frankrijk wierdt in acht genomen ; dit<br />
deedt STEVEN befluiten om zijn vaderftad te gaan bezoe-<br />
ken, alwaar hij kort na zijne komst tot Predikant onder de<br />
Hervormden werdt aangefteld ; doch zig voor de Re-<br />
monftranten verklaard hebbende, wierdt hij in zijn dienst<br />
gefchorst, met dat gevolg egter, dat hij heifteid wierdt zo<br />
dra hij het gevoelen van ARMINIUS hadt verworpen. Dan<br />
zig in het jaar r6?.i ais lid in de vergadering van het pro-<br />
vintiale Sijnode te Charenton bevindende, wierdt aldaar door<br />
fommïgen gedreven, dat men ingevolge liet befluit van 't Sij<br />
node het jaar te voren te Alez gehouden, de Bordje Canons<br />
ondertekenen en bezweren moest; doch dit vondt hier vele<br />
tegenftanders, waar van de voornaamften waren CURCEL-<br />
IJEUS, DAVTD BLONDEL, toen ter tijd Predikant te Haudan<br />
en namaals Proiesfor der Kerkelijke Hiftorien te Amfteldam,<br />
'en verfcheidene andeie Predikanten. Vele leden van die<br />
Vergaderinge waren van oirdeel, dat het formulier' van dien<br />
eed zo nieuw en ongehoord was, dat men 'er ilegts weini<br />
gen vondt, die van denzelven geen afkeer hadden, inzonder<br />
heid om dat het oirdeel der Derdrectyfe Sijnode daar gefield<br />
wierdt als een Regel des Geloofs, van welken men niet<br />
mogt afwijken. Dierhalven wierdt bij deze Sijnode met ge<br />
mene toeftemming befloten, 'de beraadslagingen over dit on<br />
derwerp tot dc naaste provintiaie Sijnode van 't volgende<br />
jaar uit te ftellen, in welken tijd de Predikanten alles rij<br />
pelijk zouden overwegen ,~ en op enig ander formulier<br />
van toeftemming mogen denken; dan in het volgend Süno-<br />
de te Die in Dauphiné, wierdt bepaald, dat alle de Predi-<br />
kan-
CURCELLJEUS. (STEVEN) i,)S<br />
kanten zonder uitzondering die ondertekening en eed zou<br />
den moeten doen, en CURCELLSUS zulks volftandig bleef<br />
weigeren, wierdt hij afgezet.<br />
In Frankrijk dus van zijn beftaanmiddel verftoken, begaf hij<br />
zig naar Amfteldam, alwaar hij zig enigen tijd geneerde met<br />
het corrigeeren van proeven,'in de beroemde drukkerij van<br />
TOAN BLAAUW, en zulks ter tijd toe, dat hij SIMON EPISCO-<br />
J?IUS, als Hoogleraar der Remonftranten te Amfteldam, op<br />
volgde, waar door hij gelegenheid kreeg zijne grote geleerd<br />
heid openlijk te doen blijken. Het kost niet misfen of de<br />
gevoelens die CURCELL/EUS zo bij monde als in gefchrift leraar<br />
de , moesten hem tegenftrevers verwekken; aan 't hoofd hier<br />
van bevondt zig de twistzieke MARESIÜS, Hoogleraar te Cronin-<br />
gen die men weet dat gewoon was een ieder aanteklampen<br />
welke niet met zijne gevoelens ftrookte. Ter gelegenheid<br />
van het gefchil dat 'er tusfen MOLIIUEUS en AMYRAUT ont-<br />
ftond, over het leerftuk der Preedestinatie, tragtte CURCELUEUS<br />
als middelaar ten jare 1638 tusfen beiden te komen, met het<br />
fchrijven van een werkje, onder den tijtel van: Advis d'un<br />
Perfonnage desinterresfé fipc; doch dit bragt geen andere dan<br />
de hatelijke uitwerking voort, dat zij beide zijne vijanden<br />
wierden. MARESIUS gewoon te fchelden, nam zijne gebrui<br />
kelijke wapens te baat, en beltempelde hem met den hatellj-<br />
ken naam van Sociniaan; waar toe inzonderheid aanleiding<br />
gaf de uitgave van CURCELUEUS zijne Quaternio Disfertationum<br />
Theologicarum, merendeels tegens de gevoelens van MARESIUS<br />
ingerigt; waar van de eerfte handelde over de woorden,<br />
Trinitas, Hypoftafis, Perfata enz.; de tweede, de Pcccato ori~<br />
ginis; de derde, de Necesfitate cognitionis CHRISTI ad falutem;<br />
de vierde , de Hominis per Fidem & Opera Juftificatione; in<br />
het eerfte tragtte hij te bewijzen, dat het gefchil met de An. ><br />
titrinitarii, of beftrijders der Drieëenheid, enkel en alleen de<br />
woorden Trinitas, Hypoftafis, Perfona enz. betrof; dit was nu<br />
een brok die MARESIUS onmooglijk koste verzwelgen; hier<br />
kwam nog bij, dat CURCELTJEUS na dode van BLONDEL, de5-<br />
zelvs Diatribe de JOHAKNA Papisfa in druk gaf, waar in deze<br />
VIII. DEEL. K wen-
146<br />
CURCELL7EUS. (STEVEN)<br />
wonderbaarlijke gefchiedenis als een fabel werdt uitgekreten;<br />
dit öntflak de ijvervolie gtófnfchap van den Groninger Hoog<br />
leraar des te Vuriger, doordien hij het verhaal van die zoge<br />
naamde Pausfin voor er.e bewezene waarheid hieldt.<br />
CURCELLJÊUS ftierf den 22 meij 1659, in den ouderdom van<br />
73 jaren, en zijn opvolger in 't Hoogleraarambt ARNOLDUS<br />
-POELENBURG, heeft zijn leven befchreven, *t welk geplaatst<br />
ifvoor des Hoogleraars werken, ten jare 1675 door FILIP<br />
VAN LIMBOKG in één deel in folio in 't licht gegeven, die<br />
naderhand in't nederduits vertaald, gedrukt zijn, onder den<br />
tijtel van : Cïjcoiogtfftjc cn Scöcïijlic ©erken. II Welen/<br />
Xcijö. 1678. hl 4t0. Voorts heeft CURCELUEUS, behalven de<br />
reeds genoemden, nog verfcheidene andere werken door den<br />
druk gemeen gemaakt; inzonderheid een fraije uitgaav van<br />
het Nieuwe Testament in 't grieks, met verfcheidene lezingen<br />
en ene geleerde voorrede, het welk 't eerst te Amfteldam in<br />
I658, en naderhand meermalen herdrukt is, in twee delen<br />
in gr. i2mo. Ook heeft hij veel toegebragt tot de uitgave der<br />
werken van zijnen voorganger SIMON EFISCOPIUS. Onder zij<br />
ne overige fchriften, zijn inzonderheid vermaard: Inftitutiones<br />
Religimis Chriftiance, libri VII. hoewel hij het genoegen niet<br />
beeft gefmaakt, om dat werk volledig af te doen. Nog: Dia-<br />
tribe de u/u Sanguinis inter Chriftianos; Vindicia, quibus fent<br />
ARMINII de jure Dei in creaturas inneeentes contra MOSEM AM<br />
RALDUM defenditur, in het nederduits vertaald gedrukt, onder<br />
dezen tijtel: ©nbetmcfc ban het 251ceöectcn. 2Cm|ï. 1681. in<br />
42mo. Het welke benevens enige andere ftukken door hem<br />
gefchreven, in zijne Theologife werken niet gevonden wordt.<br />
SANDII, Riblioth, Antitrinit. pag. log. WITTE, Diar.<br />
Biogr. voce. PAUL. FREHERI, Theatrum, p. 604-607. KÖNI-<br />
oit, Bibl. Vet. Nov. voc. T. CRENII , Animadverf. Philolog.<br />
Part. II. p. 129, 130. Part. XIII. p. 108-112. Jo. FABRI-<br />
Cit, Hiftor. Bibl. Part. II. p. 51-53- et Part. VI. p. 372-<br />
374. KRANTZIUS ad CONRINGIUM, Stee. XVII. p. 191. Catal.<br />
Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol. II. p. n 88. C. SAXI, Onom. liter.<br />
Pars IV. p. 536. BENTIIEM, Kerk- en Schoolftaat, II. D. bl.<br />
362.
CURIUS. CURRIFICIS. CÜRTENBOSCH. 147<br />
362. G. BRANDT, Hifi. der Reformatie, IV. D. bl. 662.<br />
CURIUS (PIETER) , geboren te St. Winoxbergen, is in<br />
zijn vaderilad Rektor der latijnfe fcholen geweest, en heeft<br />
uitgegeven : 1. Grammatica Gracce et Latina. Antv. 1530.-<br />
2. Diblienarium Gracé, Latinè et Teutonicé, ad inftar Pappa<br />
Puerorum JOHANNIS MURMELLII. Ib. 1530. J- F- Fop.<br />
TENS, Bibl. Belg. p. 970.<br />
CURRIFICIS (JOHANNES) , is eerst geweest Regulier<br />
Kanunnik in het Cistercienfer klooster te Villers, vervolgens<br />
Biegtvader van het klooster de Marcbe-des-Dames te Namen.<br />
Hij heeft gefchreven: Traiïat. de Vitio proprietatis, cum aliis<br />
fmilis argumenti libellis, hoe initio: Sicut modicum fermentum totam<br />
mafam etc. Het aan enken van de heiligheid en geleerdheid<br />
van dezen Monnik, wordt breed uitgemeten, door HEN-<br />
JUQUEZ, in Menologio Ciftercienfi, ad diem X Mali, alwaar hij<br />
hem onder de Heiligen van zijne orden rangfehikt. :<br />
J. F. ForrENS, Biblioth. Belg. p. 623.<br />
CÜRTENBOSCH (JAN VAN).<br />
i s<br />
geboren te Gent uit een<br />
fatzoenlijk burger-geflapt, in het begin van de XVIde eeuw.<br />
Hij deedt fnelle vorderingen in de letteroefFeningen , en<br />
maakte zig bekwaam niet alleen in de latijnfe, griekfe en<br />
hebreeuwfe talen, maar nog in verfcheidene andere weten<br />
fehappen. Ook wilde hij door 't middel van reizen zijne<br />
kundigheden vermeerderen; ten dien einde doorliep hij Frank-<br />
rijk, Spanjen en Italiën, en maakte zig alle voorkomende ge<br />
legenheden ten nutte tot vermeerdering zijner kundigheden.<br />
Omtrent het einde van 't jaar 1545, begaf hij zig naar het<br />
Concilie van Trente, alwaar hij de agt eerfte famenkomften<br />
van die berugte kerkvergadering bijwoonde. Zedert dien tijd<br />
weet men niet anders van hem, dan dat hij zijne dagen te<br />
Rome eindigde, en begraven ligt in Ome L. Vroumn-kerk dell<br />
Anima. Du PIN bepaalt den dag van zijn dood op den 18 no<br />
vember IS5°-<br />
Men heeft van CURTENEOSCH : Atta Concilii THdentim,<br />
K 2 I cri<br />
P'
14» CÜRTENIUS. (PIETER)<br />
feriptA ab ANCELO MASSARËXI.O, ConctB Secretarto, et JOHANNS.<br />
CU&TENBOSCH Anglo, qui Concilio. interfuii. Ex duobus- Mfs.,<br />
üm BibUothects Regice, altera illuftr. Domitii JOLII DE. FLEUR<br />
fummi Regis Pmcuratoris, In de Colleiiia amplispma van MAR<br />
TéNg ea DÜRAND, Toni. VIII. col. 1022--1218. Men las aan<br />
't flof van 't eerstgenoemde handfchrift: Hunc librum fcripfit<br />
Domkus JOHANNES DE CURTENBOSCH, qui Concilio. Tridentino in-<br />
terfuit omnibus aSibus. Homo erat dotlisjtmus, hebraicarum<br />
gracarum titterarum peritujimus et Jacrarum: imo omnem di<br />
nair! ita callnit, ac totam a-tatem in ea iranfiit. Ingenio erat<br />
tisjima: Gallias, Hijpanias, et Italiam perlvjlravit. Natus erat<br />
Gandavi, gente Curtenbofche. Tandem obiit Roma, et fepult<br />
fait in Ecclefia Germanorum. LEVINUS VAN DER PRET hunc<br />
tibrum dedit Domino LEVIKO TORRENTIO Gandavenji, Archidia<br />
Ho partium Brabantix, Ramos die 18 novembris 1560. De Uit<br />
vers hebben zonder enige rangfchikking in acht te nemen,<br />
dé Handelingen door MASSARELLI verzameld, en die van CUR<br />
TENBOSCH verwardelijk onder een geplaatst, zig voldaan hou<br />
dende , met van tijd tot tijd aan de kanten der bladzijden den<br />
naam te melden van die verzameling welke zij uitfchrij-<br />
ven. Egter is men hun dank fchuldig van deze ftukken te<br />
hebben wereldkundig gemaakt, doordien zij veel licht ver-<br />
fpreiden, betrekkelijk de eerfte zittingen van de Trentje Kerk<br />
vergadering. DUHN heeft in zijne Bibliotheque ene verkor<br />
ting van CURTENBOSCH zijn verhaal medegedeeld. MAR.<br />
TéNE & DÜRAND, ubi fup. DÜPIN, Bibliotheque des Autheurt<br />
Ecclejiafliques, edit. (TAmft. Tom. XIV. p. I7~3r. PAQUOT,<br />
Mem. litter. Tom. VIII. p. 341-343.<br />
CURTENIUS (PIETER), Hoogleraar in de Godgeleerd<br />
heid en Predikant te Amfteldam, is in die ftad geboren op<br />
den 7 december 1716, zijnde afkomftïg uit een zeer oud ge<br />
flagt, 't welk men bijna vier eeuwen herwaards berekenen<br />
kan. Hij ftamde af uit PIETER CURTENIUS, welke in *t jaar<br />
1490 geboren werdt, en gewoond heeft op zijn eigen land<br />
goed, in een aangenaam oord, Curten genaamd, digt bij de<br />
ftad
CURTENIUS. (PIETER) 144<br />
ftad Elberveld gelegen. Dit oud geflagt was ook eerwaardig,<br />
in zo verre hetzelve, van de tijden der hervorming aan, ver<br />
fcheidene zeer waardige Euangeliedienaars heeft opgele<br />
verd.<br />
De Man, wiens tevensbijzonderheden wij hier fchetzen,<br />
werdt geboren uit PIETER TIIEOBALD CURTENIUS, Chirurgijn<br />
te Amfteldam en Overman van zijn gilde. Zijn grootva<br />
der was PIETER CURTENIUS, Predikant op't Herenveen, een<br />
zeer aanzienlijk vlek in het voormalig gewest Friesland, over<br />
leden in den jare 1709. Zijn overgrootvader was ENGELBERT<br />
CURTENIUS, die eerst in het dorp Heus/en, vervolgens 'te<br />
Keenve, en eindelijk te Steemvijk het Euangeliurn verkondigd<br />
hebbende, in den jare 1702 is geftorven. Zijn grootvaders<br />
overgrootvader, JOHANNES THEOBALD, was Rektor der latijn<br />
fe fcholen, eerst te Arnhem, daarna te Harderwijk; en hij<br />
overleed in den jare 1686. Zijn derde overgrootvader einde<br />
lijk was PIETER CURTENIUS, Predikant te Elberfeld, en is ten<br />
jare 1619 overleden.<br />
Onze CURTENIUS gaf van zijne eerfte jeugd af, reeds zeld<br />
zame blijken van een fchrander vernuft. Nauwlijks £gt jaren<br />
bereikt hebbende, begaf hij zig, ten einde de latijnfe en griek<br />
fe talen kundig te worden, op het Gijmnafiiam. En hoe teder<br />
hij ook nog mogt zijn, niets was 'er daar hij meer naar ftreef-<br />
de, dan om onder zijne medeleerlingen uit te munten, en de*<br />
zer edeie drift heeft het ook geenzins aan enen gelukkigen<br />
uitflag ontbroken. Immers beijverde hy zig zodanig, dat hij,<br />
13 jaren oud zijnde, na het houden ener redevoering; aver<br />
ie Liefde Gods, die hij zelv hadt opgefteld, de lagere fcho«<br />
Jen verliet, en tot de hogere overging.<br />
In zijne vaderftad vondt hij Leermeesters, die door husm^<br />
grote kunde zig zeer beroemd gemaakt hadden \ waar onder<br />
JAKOB FII.IP D'ORVILLE, die te dier tijd tot een luister en><br />
fieraad van het Amfteldam Atheneum verftrekte. Wanneer hij<br />
zig nu drie jaren onder het geleide van zo groot een man<br />
op de wetenfehappen hadt toegelegd, begaf hij zig naar het<br />
fJc^efchool te Leijden, ten einde zig aldaar als Akademie-<br />
K 3 bur»
x 5o CURTENIUS. (HETER)<br />
burger tot het grote doel bekwaam te maken waar toe hij was<br />
voorbefchikt.<br />
Geen gedeelte der wetenfehappen, welken enen waren<br />
Godgeleerden verfieren en uitmaken, liet CURTENIUS onaan<br />
geroerd of onbeproefd, maar alles fnuffelde hij door met een<br />
nauwkeurig onderzoek. In de Oosterfe en Westerfe ta'en<br />
hoorde hij den groten ALB. SCHULTENS, en den beroemden<br />
SIGEB. HAVERKAMP; in de Gefchiedenisfen, PIETER BURMAN<br />
den Ouden; en in de Wijsbegeerte, den fchranderen JAKOB<br />
WITTICHIUS. Het perk der talen en wijsbegeerte gelukkig<br />
doorworfteld hebbende, gaf hij zig geheel aan de godgeleerd<br />
heid over. In dit voorname vak zijner bedoeling hadt hij<br />
tot Leermeesters, FRANS FABRICIUS en JOH. WESSELIUS , bene<br />
vens de wijdberoemde VAN DEN HONERTS , zo vader als zoon,<br />
van welker opgenoemden , aller uitgebreide geleerdheid zo<br />
velen, als hun onderwijs genoten hebben , met lof getuigen.<br />
Zes volle jaren op Leijdens Hogefchool zig der geleerdheid<br />
bevlijtigd hebbende, keerde hij naar Amfteldam te rug, en<br />
wierdt door de Klasfis aldaar op den 6 april 1739 onder<br />
het getal der Proponenten opgenomen, en tot den openbaren<br />
predikdienst, met algemene toejuiching, en enen meer dan ge<br />
wonen lof, toegelaten. Ook duurde het niet langer dan tot<br />
op den 26 julij van het zelvde jaar, dat hij met eenparigheid<br />
van-Remmen te Burgerdam tot Predikant wierdt beroepen;<br />
en hier hadt hij nauwelijks twee jaren, zijne nog jeugdige<br />
kragten in 's Heren werk hefteed, of hij vertrok naar Beven,<br />
ter, in welke bloeijende gemeente, nauwlijks 25 jaren oud<br />
zijnde, aan hem ten jare 1741 het beroep wierdt opgedragen.<br />
Vijf jaren lang nam hij aldaar het werk, hem opgelegd, niet<br />
zonder zegen, waar; toen Gouda van zijne uitmuntende preek-<br />
talenten en andere loffelijke hoedanigheden onderrigt, hem<br />
in 1746 beriep. Hij volgde deze roepftem op, en zij die hem<br />
gekend en naar verdienflen gefchat hebben , willen nog gaarne<br />
erkennen den groten ijver, waar mede hij, gedurende agt ja<br />
ren , aldaar de gemeente van CHRISTUS heeft opgebouwd.<br />
Door den dood van SYBRAKD yAN LEEUWEN, dèHooglejaars<br />
ftcol.
CURTENIUS. (PIETER) 151<br />
ftoel in de godgeleerdheid te Amfteldam opengevallen zijnde,<br />
wierdt onze CURTENIUS door Burgemeesters en Beftuurers van<br />
het doorlugtig fchool, aldaar aangefteld om die plaats te ver<br />
vullen, waar van hij ook op den % oktober 1754 bezit nam,<br />
met het doen van ene plegtige Redevoering over het Woord<br />
wn God, als de enigfte Bron der ware Wijsheid, Teffens was<br />
hij ook tot Predikant beroepen, dan om zig des te beter tot<br />
het zo gewigtig Hoogleraars-werk te kunnen verledigen, al<br />
leenlijk verpligt voor een half gedeelte den predikdienst waas<br />
te nemen.<br />
Deze dubbele bediening heeft CURTENIUS verfcheiden ja«<br />
yen, met enen ©nvermoeiden arbeid, gewenste vrugt, en Pt<br />
aller braven blijdfchap, gelukkig volvoerd. Hij genoot door»<br />
gaans ene beftendige gezondheid, en was zelden -ziek, behal*<br />
ven dat hij dikwils dooi- flapeloosheid werdt afgemat, eiï W<br />
en dan aan pijnelijke voetjigt onderhevig was. Evenwel fee-<br />
gon zijn lighaam, gedurende de zes laatfte jaren, s?eer<br />
kragten te verminderen; en zo komen wij allengskens ïot dat<br />
noodlottig ogenblik, waarin hij het aardfe leven met het eeu<br />
wige heeft verwisfeld. Door welke ziekten hij langzamer<br />
hand gefloept en verteerd is, en welk foert van kwalen hem<br />
eindelijk geheel hebben doen bezwijken, heeft de beroemde<br />
Geneesheer OOSTERDYK, een Man die meei dan ene gemene<br />
geleerdheid en letterkunde bezit, in deze volgende woorden<br />
fchilderagtig befcbreven;<br />
„ De zeer beroemde PETRUS CURTENIUS, een Man v&rt.<br />
s, zeer veel vernuft, (dien ik niet dan bij 'u klimmen zijner<br />
„ jaren, en in enen drukkenden ouderdom als Geneesheer<br />
5, heb bezogt, maar van 't jaar 1755, onder mijne gemeen-<br />
j, zame vrienden, *t geen ik met genoegen herdenk, gers-<br />
5, kend heb,) had In den bloei zijner jaren een vrij welgs-<br />
„ ftcld iighaam, merendeels galagtig, doch zeer aandoenlijk<br />
„ van zenuwen.<br />
„ Daar hij nu van zijne eerfte jeugd af aan »ig op ver-<br />
„ fcheidene konften en wetenfehappen, die een braaf Hienscj)<br />
„ waardig zijn, vooral op de godgeleerdheid «iet vlijt hadt<br />
K 4 roe-
i 52 CURTENIUS. (PIETER)<br />
„ toegelegd, en bij 't toenemen des ouderdoms, in dezen zij-<br />
„ nen ijver en naarftigheid nooit vertraagde; hebben deze<br />
„ zo menigvuldige, ja bijna onophoudelijke oeffeningen des<br />
„ verftands, gelijk zij voor zijnen geest nuttig waren, zo ook<br />
„ de gezondheid van zijn Iighaam zeer benadeeld.<br />
„ Van daar immers, ten minden voor het grootfte gedeel-<br />
„ te, zijn, onzes bedunkens, ontftaan die zo hardnekkige<br />
„ fiaapeloosheden, die hem, door zijnen arbeid van den dag<br />
„ vermoeid, de3 nagts de rust van enen verfrisfenden flaap<br />
„ onthielden.<br />
• ,, Wanneer hij nu, om deze te gemoet te komen, hetgebruik<br />
„ van heulfap te baat genomen, en door deszeivs bedriege-<br />
„ lijke verlichtenis aangelokt, zig daar van vervolgens meer<br />
„ bediend hadt, hadt hij eindelijk dit flaapmiddel zo nodig,<br />
„ dat bijaldien hij, zig ter rust begevende, niet enige, of-<br />
„ fchoon weinige, greinen daar van innam, hij den ganfen<br />
„ nagt, geheel en al flaap- en rusteloos, op een zeer moeije-<br />
j, lijke wijs, moest doorbrengen.<br />
„ Ja uit die zelvde bron zijn misfchien het allereerst ont-<br />
„ ftaan, die zeldzame bewegingen en fchuddingen van het<br />
„ hoofd, de handen en de benen, die hem in ledigheid en<br />
„ bezigheid, in den flaap zelvs, zelvs als hij voor het ove-<br />
„ rige gezond was, zeer dikwerf overvielen, nu en dan wel<br />
„ eens wat heviger, doorgaans egter zonder veel ongemak,<br />
„ zo dat hij, in enige ftudie of redenering bezig zijnde, door<br />
„ derzelver aankomst zelvs niet verhinderd werd, het be-<br />
„ gonnen werk op enen en denzelvden trant te volvoeren.<br />
„ Ook zijn zijne gezondheid niet minder nadelig geweest,<br />
„ verfcheidene wederwaardigheden en tegenfpoeden, welke<br />
„ een gemoed, waar in geen Stoïfe ongevoeligheid huisvestte,<br />
„ maar dat door de ondermaanfe dingen, fchoon wel getrof-<br />
„ fen, niet overheerd werd, op verfcheidenerleije wijze aan-<br />
„ deden', doch een Iighaam, dat aan een gevoelig zenuwge-<br />
„ ftel onderhevig was, nog veel geweldiger beroerden.<br />
„ Hier bij kwam nog daarenboven,. dat hij niet zelden met<br />
„ zinkingpjjnen, jigt en podegia gekweld wierd, 't geen hem<br />
„ des
CURTENIUS. (PIETER) 153<br />
3, des te meer benadeelde, om dat hij zig docr de pijnelijk-<br />
„ heden, zo die niet al te hevig waren, bijna nooit van<br />
„ 't werk zijner dubbele bediening liet te rug houden, meer<br />
„ achtgevende op het algemene belang, dan op dat van zijn<br />
„ eigen gezondheid.<br />
„ Dit zijn derhalven de voornaamfte oirzaken, waar door<br />
„ zijne lighaamskragten verminderden, in 't eerst wel lang-<br />
„ zaam, doch naderhand fchielijker, na dat hij op enen avond<br />
„ bij donker weêr door een of ander dief en booswigt was<br />
„ aangerand, en met zulk enen zwaren fiag ter nedergewor-<br />
pen, dat hij, van wegens den zwaren val, geweldig in<br />
„ de dije beledigd zijnde, verfcheidene weken aan zijn leger-<br />
„ Rede gebonden, en, van alle lighaamsbeweging geheel en<br />
„ al beroofd werdt.<br />
„ Want offchoon hij, hier van weder opkomende, enïger-<br />
„ mate fcheen welvarende te zijn, zo dat hij zig wederom op<br />
„ nieuws begaf tot het onderwijs der Leerlingen ten zijnen.<br />
„ huize, en vervolgens meer dan eens gepredikt heeft, heb-<br />
„ ben egter binnen kort zo vele braven en weimenenden,<br />
„ als hem altoos leergierig en bij aanhoudendheid in 't opeu-<br />
„ baar gehoord, en zo vele jongelingen, der kerkelijke be<br />
diening toegewijd, als hem tot hunnen zeer bedrevenen<br />
„ leidsman gehad, en gelijk een Vader behoorlijk geëerd heb<br />
ben; tot hunne innige droefheid moeten ervaren, dat zijn<br />
„ lust groter was, dan zijne kragten toelieten, en de blijde<br />
„ hoop, w ar mede zij zig gekoesterd hadden, ijdel en te<br />
„ vergeefs geweest was.<br />
„ Van wegen deze oirzaken derhalven , die ik zo aan-<br />
„ Ronds noemde, en van wegens den klimmenden ouderdom,<br />
„ daar reeds de vaste delen des lighaams begosten te kwijnen,<br />
„ en de vogten te verflijmen, zijn de werktuigen, waar door<br />
„ op den wil van onze ziel de bewegingen naar buiten wor-<br />
„ den ten uitvoer gebragt, van dag tot dag al meer ver-<br />
„ zwakt, (behoudens egter het gebruik der uit- en inwendige<br />
„ zintuigen) en eindelijk zodanig werkeloos geworden, dat<br />
„ die brave n an, die te voren voor niemand in vlugheid cn<br />
K 5 » r<br />
- a s r<br />
*
f54<br />
CURTENIUS. (PIETER)<br />
„ naarftigheid behoefde te wijken, nu kragtcloos, en niet<br />
„ willens, maar uit nood traag geworden, zig van de ene<br />
„ plaats naar de andere niet begeven kon, zonder van ande-<br />
„ ren geholpen en onderfteund te worden, ja zelvs uit zijn'<br />
armftoel, waarin hij met een voorovergebogen hoofd en<br />
„ ingebogen Iighaam zat of hing, zig zei ven geenzins kon<br />
oprichten.<br />
„ Hoe groot was toen mijn medelijden met hem! hoe ge-<br />
„ broken, hoe zwak de uitfpraak van dezen te voren zo wel<br />
„ befpraakten Redenaar, wanneer hij iets wilde uitbrengen!<br />
„ hoe zagt zijn Rem, daar dezelve nauwelijks van de genen t<br />
„ die digt bij hem zaten, konde gehoord worden.<br />
. „ En bij dit alles bleef het niet, maar ook wat het ove-<br />
„ rige betrof, verflimmerde zijn toettand. Immers beving<br />
„ een gelijke kwaal ook de andere delen zijnes lighaams,<br />
„ en die wetkingen, welke de Geneeskundigen natuurlijke<br />
„ heten, werden insgelijks beledigd , bijzonder die , waar<br />
„ door anders, wanneer het Iighaam in goeden (land is, vol-<br />
„ gens ene heilzame inftclling der natuur, het overtollige en<br />
„ fchadelijke van het nuttige en behoudenswaardige pleegt<br />
„ gefcheiden, en langs veifcheidene wegen uit het Iighaam<br />
verdreven te worden.<br />
„ Ondertusfen fchenen dikwils de weinige kragten, welke<br />
„ onze lijder nog overig hadt, fchielijk en op het onver-<br />
„ wagtst geheel te verdwijnen; doorgaans waren de polsfla-<br />
„ gen zagt en niet zelden waggelende, en hier bij kwamen<br />
andere dergelijke toevallen, welke te kennen gaven, dat<br />
„ ook de delen tot het leven behorende, bouwvallig wier»<br />
„ den, en voorfpelden dat de dood niet verre af zou zijn.<br />
„ Op deze wijs nu, heeft hij met een allerzwakst Iighaam,<br />
„ egter met een volkomen gebruik van zijne zielsvermogens<br />
„ en zinnen, den gantfen tijd van 6 jaren, langer waarlijk<br />
„ dan het iemand had kunnen hopen, doorgebragt, tot dat<br />
„ hij eindelijk op zijne buitenplaats (daar hij des zomers om<br />
„ min of meer fr'sfer lucht te ademen, werd overgebragt,)<br />
„ aan ene ziekte van ouderdom , door geen konst meer te<br />
ver-
CURTENIUS. (PIETER)<br />
,, verligten, ontflapen is, door een zagten dood, welke hem<br />
,, tot het gelukzaligst leven den toegang opende.<br />
155<br />
„ En dus is dat licht van Amft els Kerk en School als ver-<br />
„ teerd, en van zelvs uitgegaan. Dus ftierf de wijdberoemde<br />
„ PETRUS CURTENIUS, wiens naam te noemen mij nog genoe-<br />
',, gen geeft, en fteeds genoegen geven zal; want nooit zal<br />
to de gedagtenis van dezen zeer geleerden en bij mij boogge-<br />
s, fchatten man uit mijn geheugenis, zo lang ik hetzelve oni,<br />
gekrenkt genieten mag, worden uitgewist."<br />
Zo ftierf die grote Man op zijn buitengoed te Loenen aan<br />
de Vegt, den 3 augustus 1789, in den ouderdom van 73 ja<br />
ren. Zijn lijk werdt naar Amfteldam gevoerd, zijnde aldaar<br />
in de Oude kerk, naast zijn gewezen Ambtgenoot WILLEM<br />
COOLHAAS begraven, en zijn nagedagtenis gevierd door ene<br />
latijnfe Lijk-oratie, den 16 november 1789 openlijk uitgefpro-<br />
ken in de grote gehoorzaal van het Athenceum illuftrs van ge<br />
melde ftad, door zijnen ambtgenoot den geleerden J. VAN<br />
NUYS KLINKENBERG, Hoogleraar in de godgeleerdheid en<br />
kerkelijke gefchiedenisfen.<br />
Toen CURTENIUS nog Predikant te Durgerdam was, huwde<br />
hij met KATRYNA CLOPPENBURG, dogter van GERARD CLOPPEN-<br />
BURG , in leven Predikant te Sasfenheim, ene uitmuntende<br />
jónge vrouw, fchoon van gedaante, en van een goede iig-<br />
haamsgeftalte, maar met dat al geenzins tot de aanminnige<br />
vrouwen behorende , die SALOMO ons fchetst, als verre ds<br />
•svaardije der Robijnen overtreffende, en die haren man goed doet<br />
ende geen kwaad alle de dagen hares levens; maar veel eerder<br />
moest gerangfchikt worden, onder het getal waar van die<br />
zelvde Wijze getuigd: ene fchone Vrouwe, die van reden afwijkt;<br />
is een gouden bagge in een verkens fnuijte. En fchoon zij wel<br />
niet als XANTIPPE baren man den griekfen Wijsgeer, deedt,<br />
de waterpot op zijn hoofd uitftortte, was zij egter een boos<br />
wijf, en maakte het ten laatften zp grof, door haar wreve<br />
lig humeur en kwellend karakter, dat CURTENIUS zijn leven<br />
'er volkomen door vergald wierdt, en hij eindelijk in de<br />
noodzaak wierdt gebragt, haar, tot voorkoming van verder
15< CURTENIUS. (PIETER)<br />
verdriet, met voorkennis van de AmJMdamjè Regering, ene<br />
verzekerde doch egter fatzoenlijke huisvesting te bezorgen.<br />
Bij deze vrouwe nu, met welke hij bijna 50 jaren door den<br />
band des huwelijks is verenigd geweest, heeft hij vijf kinde<br />
ren verwekt. Twee zonen , beiden PIETER THEOBALD ge<br />
naamd, welker dood de ouderen al vroeg hebben moeten be«<br />
treuren; en drie dogters, waar van 'er twee nog overig zijn,<br />
MARIA namelijk en PETRONELLA ABIGAIL; terwijl KATRYNA»<br />
die de jongfte was, voor 16 jaren, ongehuwd geftorven is»<br />
MARIA is getrouwd met JAN FRANS BENTINK, toen ter tijd<br />
eerfte Kommis ter Thcfaurie , Kerkmeester en Regent van<br />
het gasthuis; uit welk ongemeen vrtigtbaar huwelijk tien kin<br />
deren zijn voortgekomen; terwijl PETRONELLA ABIGAIL, wel<br />
ke JAN HERMAN HAAKMAN, Meester der beide regten, zig<br />
ter vrouwe genomen hadt, weduwe is gebleven zonder kin<br />
deren.<br />
De lofredenaar van onzen CURTENIUS , de Hoog Eerw.<br />
NUYS KLINKENBERG, beeld hem ons af, als een waarlijk god»<br />
vrugtig Godgeleerde, die waarheid en deugd beminde, zig<br />
zuiver en onbevlekt bewaarde, die GOD met zijn gantfe hart<br />
beminde; die, met ter zijdeftelling van alle geveinsdheid,<br />
dikwerf de ijdelheid der ondermaanfe dingen, het toekomende<br />
'leven, en 't verbeteren van 's menfchen zeden, niet flegts<br />
bij zig zelvs overwoog, maar die ook met oirdeelkundige<br />
Mannen, en vooral met zijne toehorers beredende; die met<br />
zijne gebeden dikwils bij GOD intradt, en om zijne genade<br />
aanhieldt, die, naar't voorbeeld van den Goddelijken Zalig<br />
maker JESUS, ZO veel het hier op aarde mogelijk is, alle zijna<br />
ondernemingen en daden zogt in te rigten; die niets onbe<br />
proefd liet het welk ftrekken konde, om zijne Leerlingen niet<br />
flegts geleerder, maar ook beter te maken; die J<br />
er zig op<br />
toelcide, cm, zo veel in hem was, de wortels van verkeerd<br />
heid , die in hem waren, uit te rukken, en 't gewe'd zijner<br />
onftuimige driften zogt te verbreken ; en eindelijk die eer»<br />
onwankelbare boop hadt op ene zalige onfterflijkheid. Toen<br />
eok, wanneer hem velerteije ziekten en ongemakken hadden<br />
ter
CURTENIUS. (PIETER) 157<br />
ter neergeworpen en aan zijn bedde gekluisterd, wagtte hij<br />
met lijdzaamheid het uur zijner ontbinding af, onderwierp<br />
zig geduldig der menigvuldige ellenden, en beval eindelijk,<br />
met Rervende lippen, zijne teerbeminde dogter, welke bij<br />
zijn doodbed ftond, nog eens met hem te bidden. Zig verlatende<br />
op de onfeilbare beloften van GOD, vestigde hij geheel<br />
en al zijn hoop op de zoenofterhande van onzen Goddelijken<br />
Verlosfer; en dikwils betuigde hij zijn hijgend verlangen,<br />
om indien het dus ook de wille GODS was, waarin bij<br />
wenste te berusten, uit dit ellendig leven verlost te worden.<br />
Zo leefde en zo ftierf de wijdberoemde CURTENIUS, niet alleen<br />
der dagen en der genoegens van dit leven, maar ook der<br />
moeilijkheid zat.<br />
De Nederduitfe Vertaler van de latijnfe oratie des Heren<br />
VAN NUYS KLINKENBERG, MARTEN JONGENEEL, zeg: in zijne<br />
Voorreden : „ De Amfieldamfe Hoogleraar PETRUS CURTENIUS ,<br />
„ getuigen allen die zijn Hoog Eerw. gekend, allen die hem<br />
„ gehoord hebben getuigen ook zijne doorwrogte fchnf-<br />
„ ten, Hoogleraar CURTENIUS zeg ik, was een Man aller<br />
„ eer en achting waardig, een Man die zig in Kerk en<br />
„ School enen groten roem verworven heeft."<br />
Heeft CURTENIUS door mondeling onderwijs zeer veel goeds<br />
Uitgewerkt en een aantal Jongelingen tot het predikambt opgeleid,<br />
niet minder is hij met de pen werkzaam geweest, om<br />
nog zelvs na zijn dood van nut te zijn en te ftigten; getuige<br />
hier van de onderftaande wciken van hem door den druk gemeen<br />
gemaakt: 1. ifêoje^ Wtfbmeat en Iticö/ jegen/ öooi?<br />
en begraaffem'g of ©EïHÏaring ober Peirteronomhim XXXI-<br />
XXXiV. %m% 1755--1762. II Pelen in 4to. 2. Sfntree- ctt<br />
2ïffdjetb?rcDc te ciiDa. nsS- >" 4to. 3. Sfntreereöe te<br />
3tm!ïerbam. 3f&. 1755. ia 4to. 4. Ober öe sraa&rtfc ulaat$cn<br />
Uit De ïS.'iebcn ban PAULUS , II ?tef aan oe Cphefercn. ?Cmfr. 1770. in<br />
8bo. 6.
CURTIUS. (PIETER)<br />
is uitgegeven zijne Verklaring van den Heidelbergfchen Cate<br />
chismus , met ene voorrede van wijlen den Hoog'eraar B.<br />
BROES. J. VAN NUYS KLINKENBERG, Oratio in obitum<br />
£fc. Medeged. Berigten.<br />
CURTIUS (JAKOB), zie CORTE.<br />
CURTIUS (PIETER), geboren te Brugge in 1491, wierdt<br />
ten jare 1513 tot Meester in de wetenfehappen bevorderd,<br />
en in 1529 tot Hoogleraar in de welfprekendheid aan het<br />
Gijmnafium te Rijsfel aangefteld, ais .mede tot Doktor in de<br />
godgeleerdheid. In het jaar 1546 wierdt hij benevens RUARD<br />
TArrER docr Keizer KAREL DEN V. gemagtigd, om de Bijbels<br />
zo in het latijn als frans en nederduits, bij BARTH. GRAVIUS<br />
te Leuven gedrukt, te onderzoeken en goed te keuren; zo:a«<br />
nig blijkt uit het Keizerlijk Diploma voor die Bijbels ge<br />
plaatst.<br />
Koning FILIPS DE II, maakte gebruik van hem in het op-<br />
rigten van de XIV nieuwe Bisdommen in de Nederlanden, als<br />
mede ten aanzien van de daar toe te benoemene Kerkvoogden;<br />
en bij Relde hem aan tot eeiften Bisfchop van Brugge, waar<br />
van de" inzegening gefchiedde in 1561, toen hij reeds den<br />
ouderdom van 70 jaren hadt bereikt. Zes jaren hadt hij ge<br />
not van deze waardigheid, want hij Rierf den 16 november<br />
1567, en werdt in het koor van de Hoofdkerk begraven,<br />
met dit graffchrift op den Reen gehouwen, welke hem dekte.<br />
Rever. Dno. D. PETRO CURTIO,<br />
Brugenfi,<br />
•Primo hujus civitatis inftituto<br />
Epifcopo<br />
Perpetuo Flandrice Cancellario<br />
Quondam apud Lovanienjes S. Theol.<br />
Profesfori ordinario<br />
Hoe Monumentum extremx voluntatis<br />
Defiderio poltum est.<br />
Sedit in Epifcopatu<br />
Anno; v. Menf. vin. Dies ix.<br />
rixit
1<br />
CUSA. (NIKLAAS DE)<br />
Vixlt minos LXXVI.<br />
Obiit xvi. Kal. Novemb.<br />
M.D.LXVII.<br />
CURTIUS heeft vervaardigd: Commentarium in Pfalmos incipien-<br />
*5S<br />
tts ii Cl. in folk. Het Handfchrift daar van wordt bewaard<br />
in de bibliotheek van het Kollegie der Jefuiten te Brugge,<br />
——— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 971.<br />
CUSA (NIKLAAS DE\ de zoon vaneen armen Visfer, is<br />
geboren in het begin der X Wie eeuw in het bisdom van Trkr,<br />
en fchijnt in zijn jeugd gelegenheid gehadt te hebhen, om in<br />
de talen en wetenfehappen onderwijs te genieten, doordien<br />
hij in vervo'g van tijd tot de aanzienlijkfte kerkelijke waar<br />
digheden wierdt verheven , en daarbij vermaard is geweest<br />
wegens zijne taalkunde, geleerdheid en welfprekendheid. Hij<br />
wierdt omtrent het jubeljaar 1450 door Paus NIKLAAS DE V.<br />
naar Hoog- en Nederduitsland gezonden; eensdeels om de Af<br />
laten te prediken; en ten anderen om den geestelijken ftaat<br />
te verbeteren, die inden diepften wellusten ongebondenheden<br />
verzonken lag. Men ontving hem hier te lande als een. Ge<br />
zant van den Stoel te Rome met veel eerbied; Wereldlijken<br />
en Geestelijken haalden hem in, met vanen, met kruisfen,<br />
met het luiden van klokken. Men zong: „ Gij zijt welkom,<br />
„ gij dien wij nu al lang verwagt hebben in onze duisternis.'»<br />
Ten tijde van het Concilie te Bazel, dat zig zelv' boven den<br />
Paus (lelde, kantte hij zig tegens het Pausdom, en verdedigde<br />
nevens JULI AAN den Kardinaal van St. Engel en -ENJEAS SYL-<br />
vius die namaals nog Paus wierdt, dat Concilie tegens Eu-<br />
GEEN DEN V.; ja hij ried zelvs den Keizer, dat hij 't Room<br />
fe hof zou reformeren, en den fchandelijken koophandel der<br />
Kerkelijke bedieningen verhinderen. Tog eens tot een ho<br />
ger ftaat geklommen zijnde, en wel inzonderheid toen hij<br />
tot den verheven trap van Kardinaal was opgeklommen, ver<br />
anderde hij van toon, en (prak als 't ware uit een anderen<br />
| mond. Evenwel boog hij nimmer zijn hals ten vollen onder<br />
't pausfelijk juk; want hij ftondt, in 't verrigten van zijn last<br />
hier
ï
CUSA. (NIKLAAS DE) L 6 Z<br />
draaglijken last, en gaf voor dat men dien weer af kon nemen<br />
door den Aflaat, maar die moest geld kosten; ook wieiden daar<br />
door velen van 't gemene volk de ogen geopend, die ten dui-<br />
delijkften de befpottelijke nietigheid en vuil bedrijf van deze<br />
handelaars bemerkten; 't welk ook wel eens tot zonderlinge<br />
voorvallen aanleiding gaf, waar van ons S. VAN LEEUWEN het<br />
volgende, als waarlijk gebeurd, verhaalt.<br />
Een doortrapte, en tellens ruwe en Route knaap nam daar<br />
van een zeer potfige proef aan zijnen Biegtvader, van wien<br />
hij Aflaatbrieven, ook voor de zonden, die hij in 't toekomen<br />
de zoude begaan, hadt bekomen, w?ar voor hij hem rijkelijk<br />
betaald hadt. Deze brieven hielden in: „ dat hij ook van<br />
alle toekomende misdaden, hoe groot en tegen wie, en<br />
„ op wat plaats en tijden bij die mo„;t begaan, vrij en gezui-<br />
,, verd wierdt." Wat doet de fnaak? hij neemt zijn Biegt<br />
vader waar, toen deze van hem afgegaan was, en langs den<br />
weg kwam rijden, het ontvangene geld van hem en van an<br />
dere boetelingen bij zig hebbende; pakt hem voorts aan, en<br />
ontneemt hem met geweld al het geld dat hij bij zig hadt.<br />
Zo als men kan begrijpen, wierdt de Biegtvader hier over<br />
zeer verftoord, en fchold niet alleen den Rover voor al wat<br />
lelijk was, maar vervloekte hem daar te boven, en doemde<br />
hem met een razend gemoed ter helle. Doch onze knaap<br />
ftoorde zig hier luttel aan, en beet hem toe: „ Hoe Heer-<br />
„ oom? waar toe dient tog dit fchelden, razen en ter helle<br />
„ verdoemen? wij zijn immers verdragen, en uw Aflaatbrief<br />
„ brengt het duidelijk mede, dat alle de zonden, die ik in<br />
„ 't toekomende mogt hebben te begaan, mij vergeven zijn,<br />
„ zonder enig onderfcheid, hoe groot en zwaar die ook mog-<br />
„ ten wezen. Is dit nu in der daad waar, zo gaat mij uw<br />
,, vloeken en fchelden geheel niet aan, en is niet op mij<br />
„ toepasselijk; doch is het vals, dat ik veel liever gelove,<br />
zo zijt gij immers een Godslasteiiijk Bedrieger, en du g<br />
„ neem ik mijn geld met goed regt te rug; vaart gij voorts<br />
„ wel met de rest daar gij behoort."<br />
In 't bezoeken der kloosters onderzogt hij hun middelen,<br />
VLLI. DEEL. L ge-
liSa CUSA. (NIKLAAS m)<br />
getal ,, bancel en wandel} hij vondt gezalfchappen van zes of<br />
zeven perfcnen, die zo veel inkomen hadden, dat 'er wel<br />
50 of Co van leven konden. Zeker Abt onder anderen, be<br />
zat zo veel morgen lands als'er dagen in 't jaar waren, en<br />
Ijöl het derd$ deel van zijn jaarlijks inkomen aan buik en tafel<br />
te kost. Des vernieuwd? Op dees Kardinaals aanmaning Her<br />
tog FILIPS VAN, BOURGONJE, in 't jaar 1452, de keure, die<br />
den Kerkelijken verboodt erf te beuren of landen te kopen,<br />
buiten den vege! die hun gefield was.<br />
Voort? vinden, wij van CUSA getuigd: „ dat hij was een<br />
ik, Man al rijp van jaren en verftand, ftatig en zeer aanzien-<br />
n<br />
lijk van wezen, lligtelijk en wonder ingetogen van ]ew>«<br />
„ bijster welsprekende, in de Goddelijke fphriften zeer w„..<br />
a, reu, onderleid van kennisfe in drie talen, de hebreeuwfe,<br />
griekfe en lardjnfe, en, 't geen in 't uitvoeren van zijnen<br />
j, last hoognodig was, onvermoeijelijk in den arbeid, gewoon<br />
„ op zijn nagtbedde zig niet langer dan vier uren rust te ge-<br />
„ ven, loos en dapper, behendig om uit te vinden verho-<br />
„ Ion, en met een geestelijk momaangezigt bedekte, en met<br />
a s een monnikskap voor de ogen wel opgetoijde fouten, we-<br />
tonde wat onderfcbeid daar was tusfen geloof en bijgeloof,<br />
tusfen den uiterlijken en innerlijken godsdienst, geenen<br />
haat ontziende voor de liefde der waarheid, geen aanzien-<br />
„ der der perfonen, dapper en kragtig in 't ftraffen, en<br />
„ wonderlijk vrijmoedig." Een verfchil met Hertog FILIPS<br />
noodzaakte hem de Nederlanden te verlaten; hij keerde naar<br />
Italiën te rug, daar hij in 't jaar 1464 overleedt. W.<br />
HEDA, Hift. Ultr., cdit. BUCIIELII, p. 287. M . A. DE DOM.,<br />
de Republ. Epcleftaft. p. 66. 114, 115. D. ERASMI, Epiftolce,<br />
Jib, XIV, p. 673. PONTANI, Hift. Amft. p. 22. 28. VIGNIER,<br />
Bibl p. 586. 589- DUPIN, Bibl. Ecclefaftiqiie, Tom. XIII.<br />
ScuooeK, de Canmiicis UltrajeSUni;, p. 4"!3. MORNEI, Myfter.<br />
Iniq'. p, 518,. GERDES, Eloril. Libr. Rar. p, 104-105. P. FRE-<br />
HERI, Thcatr. Vir. Erud. p, 19. WALLIS, 0[p. Tom. III. p.<br />
676. STOLL. ad HEUMANNI, Ctmfp. Reip. Lit. p. 202. WAS-<br />
SENHERG, Orat. de Urbs Daventr. p. 19. 29. SA:XI, Onom. liter<br />
P.
CUSTIS. (KA.IEL FRANS) 163<br />
P. II. p. 415. Z. v. BOXHORN, Ned. Hifi. bl. 94. 194. ï95-<br />
Oude Chronijk van Holland, Divif. 29. fol. 291. GOUTHOEVEN,<br />
Kronijk, bl. 466. S. v. LEEUWEN, Batav. illufir. bl. 606. 609.<br />
D. v. BLIÏYSWYCK , Befchr. van Delft, bi. 396-398- BASELIUS,<br />
Nederl. Sulpic. bl. 255.- G. ERANDT, Zft/L «fer Reform. I. D.<br />
bl. 39, 40. WAGEN., Fbd /iï/?. IV. D. bl. 33. ECCARD,<br />
£D,onatft. lïuöjug/ 170a. 3ufit/ f. REIMMANN., .^ifL<br />
£itt. i« 2>eut«cf}. II 2$. f. 262. Hl, 2f> f. 500.<br />
CUSTIS (KAREL FRANS), wierdt den 18 meij 1704<br />
te Brugge geboren; zijn vader EDMOND CUSTIS, oirfpronke-<br />
lijk van een Engels geflagt, doch in Holland geboren, hadt<br />
zig nog jong zijnde, in deze ftad gevestigd, alwaar hij, in<br />
•gevolge het voorbeeld zijner ouders, zig op den koophandel hadt<br />
toegelegd; hij huwde in die ftad voorde eerftemazl met IZA-<br />
BELLA CARRÉ, wedu ve van MAXIMILIAAN SPRONCHOLF, waar<br />
bij hij geen kinders heeft verwekt; doch met MARIA NORBER-<br />
TINA ARENTS hertrouwd zijnde, baarde deze hem een enigen<br />
zoon , die het onderwerp van dit artijkel uitmaakt.<br />
De jonge CUSTIS volbragt den loop van zijne eerfte Ietter-<br />
oefFeningen in zijn geboorteftad bij de Jefuiten, daar hij 11<br />
jaren oud zijnde een aanvang mede maakte, en zo wel in<br />
Haagde, dat aan hem gedurende de vijf jaren die hij 'er door-<br />
bragt, de eerfte prijzen wierden toegewezen. Tn 1721 werdt<br />
hij de paasweek voorbij zijnde, naar Rijsfel gezonden, al<br />
waar hij zig gedurende den tijd van twee jaren in de redeneer<br />
kunde en wijsbegeerte oeffende, en in de maand feptembèr<br />
1723 een aanvang maakte met het beoeftenen der regtsge<br />
leerdheid, welke wetenfehap hij voor zijne hoofdftudie ver<br />
koos, en ook aan het zelvde Hogefchool op den 6 februari]<br />
1725, daar in tot Licentiaat werdt bevorderd. Van hier ver<br />
trok hij naar Gent, alwaar-hij zig den 15 april van het zelv<br />
de jaar, als Advokaat bij den Raad van Flaanderen liet opteke<br />
nen. Twee jaren toefde hij in deze ftad, ten einde zig in de<br />
praktijk te bekwamen; zijnde eerst gehuisvest bij een Proku-<br />
reur LA MOTTE genaamd, en vervolgens bij den Advokaat<br />
L 2 VELT-
CUSTIS. (KAREL, FRANS)<br />
VELTOANCK:. Intusfen door de Magiflraat van Brugge, 2ija<br />
vaderfrad, den 7 juni] 172Ö meerderjarig verklaard zijnde;,<br />
begaf hij zfg in de zelvde maand van het volgende jaar, daar<br />
heen ter inwoning, en verkreeg 'er zitting in de Magiflraat<br />
tren ig april 1731 ; bij de vernieuwing van de Regering, wel<br />
ke dén 6 oktober 1735 voorviel, wierdt hij tot Schepen ver<br />
koren. Hij was nog in de uitoefFening van die bediening,<br />
toen hij in meij 1751 tot Kommis van de vestingwerken te<br />
Brugge werdt aangefteld. Namaals heeft hij ook nog de be<br />
diening als Rigter van *s Konings Domeinen uitgeöeffend, als<br />
mede die over de inkomende en uitgaande regten te Brugge<br />
en dessefvs Vrije. Dan een kortftondrg genot heeft bij van '<br />
aüe deze verfchiliende ambtbezigheden gehadt; want ene fle<br />
rende ziekte, zijne krakten uitgeput hebbende, ftierf hij dea j<br />
26 1<br />
februari] 1752 in het 48fie jaar zijnes ouderdoms, en wierdt \<br />
Jtt Ö. L. Vrouwenkerk begraven.<br />
Den 27 janüarij 1728 trouwde CUSTIS met TiiERéW ANCE-<br />
LIKA DE CRITS, behorende tot een adelijk geflagt te Brugge,<br />
zij ftierf zeer fchieüjk, want den 24 april 1757, van enige<br />
iraipen rollende, was zij plotzeling dood. Zij was ene dog<br />
ter van IGNATIUS DE CRITS, geflorven den 3 oktober 1724 en<br />
van KATRYNA CECILIA WOUTEF.S, mede uit een adelijk ge<br />
flagt, overleden den 26 meij 1752. CUSTIS heeft 12 'kinde<br />
ren bij zijne huisvrouwe verwekt, waar van in *t jaar 1753<br />
nóg vier zoons leefden, als: 1. KAREL FRANS CUSTIS, Sche.<br />
pen te Aalst, en voormaals Raad en Auditeur der rekeningen<br />
van de ftad 'Brugge, zijnde gehuwd aan MARIA PETRONELLA<br />
VAN D'AMME, dogter van JOSEF FRANS VAN DAMME. 2. FRANS<br />
JOSEF CUSTIS, begaf zig in den krijgsdienst, en nam ter<br />
vrouwe ANNA JACQUELINA VAN CHELDERE, dogter van KA<br />
PEL VAN CHELDERE, Raadpenfionaris van het Vrije van Brug-<br />
ge. % DOMINIKUS FRANS CUSTIS, getrouwd aan REINELDA<br />
VAN ZUYLEN. 4. JAN FERDINAND KAREL CUSTIS, in genoein-<br />
de jaar nog op de ftudie.<br />
Onze CUSTIS heeft het volgende werk in *t licht gegeven<br />
waar van het gefchiëdkurldig verhaal tot aan het jaar 1700<br />
loopt,
CUSTOS. (DOMINIKÜ3) CUVELiER. (MICHiELj jêj<br />
,ÏJ loopt, en voor belangrijk, nauwkeurig en nuttig worde ge-<br />
je, houden; zijnde daar veel moeite aan beneed, en heeft on-<br />
.,' i betwistbaar aan den Schrijver een vermoe-ijenden arbeid ge-<br />
.,, I kost: zie hier den tijtel: 3jacr-33ocKe« bcr : aö Stugge/<br />
$ i. nehelfeitbe De f« scfivcyciint SSejfttle<br />
;<br />
' !<br />
' 1 tangen aus Kt Q>tfdjM&te Kt ^tidjsflavt ïutflSbufa/ Viltct 23$i{f><br />
3<br />
. ftflgcmcirt, $traf.lct Scricon» 177?. f. »8f,<br />
3 CUSTOS (JOHANNES), geboren te Breclt èer) Brafantt<br />
s: dorp, was een beroemd Taalkundige, ,h'tj is eerst Rektoj?<br />
• der latijnfe fcholen te Groningen geweest, en-vervolgens t$<br />
>;• Antwerpen. Hij ftierf in het jaar 152(5, en heeft gefphr§-<br />
ji ven: Grammatica Latina; veelmalen 'gedrukt in {ivo,<br />
J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 623»<br />
CUVELIER (MICHIEL), geboren ïn Ljèmgowvsn, begaf<br />
1 gig ten jare i
166 CUYL. CUYPERS. ^DANIËL FRANS)<br />
len; en gaf in het nederduits onderwijs in de mathefis, ze-<br />
deieer en in de wijsbegeerte. Hij ftierf te Keulen den 10<br />
december i66y, in den ouderdom van 51 jaren, en heeft<br />
gefchreven: 1. Annonem Spiritualem, feu Meditatie-nes fuccin<br />
per anni curfum. Antv. 1666. 2. Ideam viri Apofiolici Avilce.<br />
Ion. 1650. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 891.<br />
CUYK, zie KUIK.<br />
CUYL, is de naam van een voornaam Hollands geflagt,<br />
zijnde het flot of buis daar van, het welk buiten Wanen<br />
heeft gelegen, thans ten enemalen vernietigd; in 1540 kost<br />
men 'er nog de fondamenten van zien. Dit gefhgt is van<br />
een zeer oude herkomst, want men vindt reeds ten jare<br />
1256 van enen FLORIS VAN CUYL vermeld, die Ambagts-<br />
heer van Kijfhoek was, en gehuwd is~ geweest aan MARIA<br />
WITS. Nog ontmoet men in de XVde eeuw FLORIS VAN<br />
CUYL, Ambagtsheer van Kijfhoek en Cort en Molen-ambagt<br />
Dijkgraav van Swijndregt, Waradijn van 's Keizers Munte<br />
binnen Dordrecht; hij huwde eerst met MARIA VAN BUYTEN,<br />
en naderhand met JOSINA VAN CROMMENIE. In de XVIde eeuw,<br />
HERBREGT VAN CUYL, welke ten wijve hadt QUIRINA JANS<br />
dogter, bij dewelke hij verwekte FLORIS VAN CUYL, die ge-<br />
tiouwd is geweest aan KORNELIA VAN DEN BOOM, nalatende<br />
een zoon, FLORIS genaamd, die in den egt is verbonden ge<br />
weest met MARGARÜTA BOUDEWYNS VAN DER VOREN. JAN VAN<br />
DER CUYL, geboren te Gorincliem in 1544, is geweest Kanun<br />
nik en Pastoor van de Kollegiaie kerk van onze Lieve Vrou<br />
we op 't hof in V Hage. Hij ftierf in het jaar 1570. .<br />
S. VAN LEEUWEN, Batav. illuflr. bl. 929. J. DE RIEMER,<br />
Befchrijv. van 's Gravenhage, I. D. bl. 260.<br />
» CUYPERS (DANIËL FRANS), een neef van WILLEM<br />
en zoon van PIETER , die beide volgen, en van MARIA VAN<br />
DER HOFFSTADT, wierdt te Mechelen geboren den 22 novem<br />
ber 1653. Tien jaren oud zijnde, befteede men hem in<br />
't kollegie der Jefuiten van die ftad, ten einde in de talen en
'CUYPERS. (DANIËL FRANS) ïo?<br />
beginzelen der letterkunde ondervezen ïe worden. ïn 1673<br />
zijn wijsgerigèn loop ten einde gemeld zijnde, ftudeerde hij aan<br />
het zelvde Hogefchool in de regten y en toog vervolgens aan<br />
het reizen; doorkruiste Frankrijk, Piemoiit-, Toskanen-, en kwam<br />
ten laatftên te Romen, alwaar hij enigén tijd toefdê, en d.efl<br />
19 augustus 1677 de Doktoraie waardigheid in beide de '/eg-<br />
ten verkreeg. In zijn vaderland teruggekeerd, wierdt hij ten<br />
jare 1681 tot Schepen van Mechelen verkoren ; e*,i in I^QÖI<br />
ftelde men hem aan tot hoofd van de Rhetorijk-kameri de<br />
Pioen gebijnaamd, ook verkreeg hij in 1724 de bevestiging der<br />
Voorregten eermaals aan dat gezelfchap verleend. Tot den<br />
'ouderdom van 71 jaren geklommen zijnde, ftierf hij 'tè -Mtchs.<br />
len den 4 maart 1725. Zijn lijk voerde men naar de Parochie*<br />
kerk van zijne heerlijkheid Rijmenam, en werd bijgezet in de<br />
familie grafkelder, overdekt meteen blauwe za-rk, vmt ojs<br />
Eien deze infcriptie leest: .<br />
v<br />
ÖJihi.m mommenti<br />
Prcerwb. Famiiiee CUYFERV»<br />
ToparcJice de Rymcn&m, 'Opjlallê^<br />
Muyfehvyck, Zittingen Éfcv<br />
IDANIEÏ, .FRANS CUYPERS , was een Ongemeen vlijtig 'eft 'af»<br />
beidzaam Man, en een ijverig waarnemer der pligtên VW<br />
gijnen godsdienst. Hij leide 21'g inzondciheid les op de be»<br />
©effening dér g^fchiedenis van zijn vaderland, der geflagt»<br />
•registers en van hst blafoen. Zijn huis beftond uit een wa-<br />
}e fchatkamer van zeldzaamheden : oude en ïiedendftagfe<br />
taedailjês, kruipende dieren, Lfekten, fchuipen-, mineralen,<br />
Vreemde werktuigen, alles in een woerd behoorde tot zijni<br />
liefhebberij; hij ftrekte die zelvs uit tot de planten en blos»<br />
inen; en was misfehien dé kundigfte Bloemist van zijnen tijd,<br />
Hy behoorde ook geenzins tót die klasfe van liefhebbers die<br />
alles voor zig zei ven houden, en, die dingen van waarde me«<br />
geen ander oogmerk hebben verzameld, dan om den ijdelen<br />
roem te genieten van 'er alleen bezitters van te zijn! ver*<br />
ie van daar, hij zógt de verkering van fttfftft&fl en lledsn<br />
L * vsn
168 CUYPERS (DANIËL FRANS)<br />
Van fmaak, en deelde hun gaarne zijne ontdekkingen mede.<br />
Zijn Bibliotheek was met uitgelezene boeken vervuld, en<br />
met zeldzame handfcbriften, inzonderheid over de gefchiede-<br />
nis der Nederlanden; en deze ftondt, zo wel als zijn Kabinet<br />
van zeldzaamheden, geredelijk ten dienfte van een ieder die<br />
'er een nuttig gebruik van wist te maken. Hij was in een<br />
nauwe vriendfcbapsverkering verbonden met den geleerden Je.<br />
fuit DU SOLLIER, dien hij behulpzaam was in het verzamelen<br />
ier Akten van ST. ROMBOUT; met GER. VAN LOON, die hem<br />
dikwerf raadpleegde over zijne Hiflorie der Nederlandfche<br />
Penningen; met HENDRIK DE WEERE, Regtsgeleerde te Rot.<br />
terdani, die ten jare i 7i5 z i j„ en raad innam, betrekkelijk de<br />
geicluedenis van de Mechlfe Bisfchoppen, die hij bezig was<br />
famen te Rellen. FILIPS FRANS VAN MERODE, Graav van<br />
Montfoort, en door huwelijksverbintenis Prins van Rübemprè<br />
geworden zijnde, een begunrtiger-der fraije konRen en we,<br />
tenfchappen, vereerde hem met zijne bijzondere hoogachting<br />
CUYPERS hadt verfcheidene kinderen bij zijne huisvrouw<br />
JOHANNA MARIA HAMERS verwekt, die na zijn dood hertrouwde<br />
met MARKUS ANTHONY VAN DER VEKENE, Heer van Waesmonde<br />
enz. Zij ftierf den 2 oktober 1734, enkel een zoon nalatende,<br />
genaamd JAN FRANS DANIËL JOSEF CUYPERS, geboren te M'-<br />
chelen den 24, janüarij i 7 o o , Licentiaat in de regten gewor<br />
den te Leuven, den 17 augustus 1723; tot Lieutenant van<br />
bet Leenhof van Mechelen en deszelvs regtsgebied bevor<br />
derd den 2 meij 1749, geftorven den 8 julij 1762, na van<br />
zjjne Keiz. Majeffeit den tijtel van Graav voor hem en<br />
zijn drie zonen verkregen te hebben, die hij bij zijn eerfte<br />
vrouw KLARA JOHANNA GIELIS HUJOEL, hadt verwekt, die<br />
geftorven is den 25 julij 1737. Ten tweedenmale was hij ge-<br />
trouwt met LOUISA THERESIA VAN DER MEERE, Vrouwe van<br />
Ter-Elft in 1763 nog in leven. D. F. CUYPERS heeft verfchei<br />
dene opftellen van werken door hem vervaardigd in gefchrift<br />
nagelaten, die bij zijne afftammelingen bewaard worden, en<br />
meestal de gefchiedenis, oudheden, voorregten enz. der ftad<br />
Mechelen ten ocderwerpe hebben SANDERI, Choro-<br />
1<br />
grol h.
CUYPERS. (PIETER) i6p<br />
graph. S. Bral. uit. edit. Tom. HL p. 192. J. F. FOPPENS,<br />
•Bibl. Belg. p. 971. v. GESTEL, .Hift. Archiopifc. Mechl. Tom.<br />
I. p. 117. LE ROUX, Receuil de la Nobl. de Bourgogne, p.<br />
367, 368. BUTKENS , Trophées facrês du Braband, Tom. I. p.<br />
44. Supplem. Tom. H. p. 351, 352. Geneal. de la Fam. de<br />
COLOMA, p. 236. 269. 274. Nobiliaire des Pais-Bas. Part. IL<br />
p. 593, 594. Dittion. Geneal. Herald. &c. Supplem. ou Tom.<br />
IV. p. 533. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 397--404.<br />
J. B. JOFFKOY, Hift. van Mech. bl. 58. 69. 9*.<br />
CUYPERS (PIETER), vader van den vorigen, was de<br />
zoon van DANIËL CUYPERS en van KORNELIA NIEUWENHUYSEN.<br />
Hij was afkomllig van een oud en ade'ijk geflagt, en hij<br />
wierdt geboren den 12 augustus 1620 te Rofendaal, een aan<br />
zienlijk dorp, twee uren van Bergenopzoom ge'egen, daar zijn<br />
vader een verblijfplaats hadt gezogt, gedurende de woe><br />
dende beroerten die het vaderland teisterden. Toen hij<br />
13 jaren oud was, zondt men hem naar het kollegie der<br />
Jefuiten te Antwerpen; van daar ging hij naar Douai Ruderen<br />
in de wijsbegeerte; en zig vervolgens tot het beoeffenen der<br />
regtsgeleerdheid bepaald hebbende, trok hij naar Leuven, al<br />
waar hij den 30 feptember 1642 den graad van Licentiaat in bei<br />
de de regten verkreeg. Zig met 'er woon te Mechelen geves<br />
tigd hebbende, volhardde hij in het beoeffenen der regtsgeleerd<br />
heid, en wierdt wel dra zo beroemd in dat vak van ftudie,<br />
dat hij over de neteligfte zaken geraadpleegd wierdt, en met<br />
een menigte aanzienlijke lieden zo door hunne geboorte als<br />
kunde, in vriendfchapsvcrkering geraakte. Den 23 meij 1669<br />
wierdt hij tot Raadsheer benoemd in den Groten Raad té<br />
Mechelen; doch hij ftierf daags daar aan volgende in het 49de<br />
jaar zijnes ouderdoms. Zijn zittend leven, en zijne geftadige<br />
werkzaamheid, hadden zijn leven verkort; hij wierdt van een<br />
ieder grotelijks betreurd, doordien hij zig in vele opzigten<br />
hadt nuttig gemaakt. Zijn zinfpreuk was: Jure, non vi. Hij<br />
hadt een gelukkig voorkomen, was vriendelijk en van een<br />
aargenaame verkeering. Hij is gehuwd geweest aan MARIA<br />
I. 5 , VAN
m CUYPERS. (WILLEM)<br />
VAN DÉR 'HOFFSTAD Etfvrouwe van Muyfrfwyck , bij wie hij<br />
vier kinderen heeft geteeld. Verfcheidene handfchriften over<br />
regtsgeleercte onderwerpen van hem, worden in zijne familie<br />
bewaard, alleen heeft men van hem in druk: Cractaat bat!<br />
CUYT. (FRANS VAN) CYGNE. (MARTlNUS DU) 171<br />
het confent/ ban eenen ©afal gcbjaeght/ om $rjn üeen te nio*<br />
gen alienerenï Mechelen/ in i2tnc 2. «©bcrecr.csminge<br />
ban cenige Cofniijrncn ban omliggenbe ^teben cnbe ïjoofb*<br />
banchen.in materie ban utiftt« Scrtccn. 1779- f- 189.<br />
CYGNE (MARTlNUS DU), wierdt ten jare 1619 te St.<br />
Omer geboren , en begaf zig in 't jaar 1639 onder het genoot-<br />
fchap der Jefuiten. Na vijf jaren lang de latijnfe fcholen als<br />
Rektor beftierd te hebben, onderwees hij vervolgens geduren.<br />
de vier andere jaren de rederijkkonst met uitbundigen lof;<br />
hierna hervatte hij zijn beroep weder als Rektor der latijnfe<br />
fcholen, in welke loopbaan hij is voortgedaan tot aan zijn<br />
dood toe, welke voorviel den 29 maart 1669. toen hij 50<br />
jaren bereikt hadt. Du CYGNE wordt voor den besten Rederij<br />
ker van zijn tijd gehouden; ook draalt 'er in alle zijne wer<br />
ken een uitnemend gezGnd oirdeel en vernuft door. Zij be-<br />
I , ftaan in de volgenden:<br />
1.
i 72 CyTftïflNÜS, (ABRAHAM;<br />
I. Explamüo Rhetorkce, fiudiofae Juventuti aceommodata,<br />
Leed. 1659. »« 12-0- Verfcheidenemalen zedert herdrukt,<br />
en wel voor de laatfte keer te Luik in 1736. 2. Analyfis om<br />
nium M. T. Ciceronis Orationum. Duaci iöfli. in i2i;za. Meer<br />
malen herdrukt. 3. Ars Metrica, five ars condendorum eleganter<br />
verfuum. Leod. 1664. in izmo. Colon. 1705. in izmo. Veneu<br />
1716. in 12wo. 4. Ars Poëtica, varia Poëmatum prcecepta com-<br />
pleiïens. Leod. 166%. De laatftemaal herdrukt te Leuven in<br />
1755. in I2M0. 5. Ars Iliftorica. Audamaropoli 1669. in i2mo*<br />
Dit werkje vindt men ais zeer nuttig aangeprezen. 6. Fens<br />
Eloqnentice, five M. T. CICSRONIS Oratienes, pofi PAULI MA*<br />
KUTII aliorumque doElisfimorum Virorum cerreBiones, etiam cum<br />
proba'isnmis exemplaribus di'.igenter collatx £f emendatie: numeris<br />
ivfuper analjticis, £j? Jcholiis artificium indicaniibus difiinüa, £5*<br />
illvftrate; una cum leSicnum varictate ad marginem appofita. IV<br />
Vol. Leodii 1675. in izmo. 7. Comcsd'ne KIL, phrafi cum Plaw<br />
tinei, turn Terentiand concinnatee.- Opus postkumum. II Vol. Leodii<br />
1679. Voor de laatftemaal te Praag in 1760 herdrukt in H<br />
Delen in i2mo. — - — SOTUELLUS, Bibl. p. 585. PAOUQTJ<br />
Mem. Itter. Tom. XV. p. 73-96,<br />
CYPRIANUS (ABRAHAM), zoon van ALLART CYPRIA-<br />
KUS, Chirurgijn te Amfteldam, wierdt den 20 november 1680<br />
aan het Hogefchool te Utretht tot medicijne Doktor bevor»<br />
derd, na het verdedigen van ene verhandeling, de carie Os/is,<br />
Hier op ging hij naar Amfteldam de praktijk der genees- en<br />
heelkonst uitoeffenen, en wierdt na een twaalfjarig verbiijf<br />
aldaar, den 6 meij 1693 door Curateuren van Frieslands Hoge<br />
fchool tot Hoogleraar in de heel- en ontleedkonst te Franeker<br />
beroepen, welke leerftoel door den dood van FILIPS MAT-<br />
TKffius de Jonge was opengevallen, en hij aanvaarde de oeffs,<br />
ning van dit beroep den 22 junij van het zelvde jaar. Zijn<br />
verblijf was egter niet lang in die post, want na verloop<br />
van ruim twee jaren, in welken tusfentijd hij voor een beroep<br />
in de zelve profesfte te Leijden op ens jaarlijkfe wedde vaij<br />
2oco guldens hadt bedankt, verliet hij Franeker in het najaar<br />
van
CYPRIANUS. (ABRAHAM)<br />
m<br />
Van 1695, en men denkt dat hij naar Engeland overftak, en<br />
dat hij vervolgens hier niet naar zijn genoegen flaagde, weder<br />
om Amfteldam opzogt, en op nieuw ataaar praktifeerde; wat<br />
van hem in 't vervolg geworden is, of welke lotgevallen<br />
hem verder zijn bejegend, en ten aanzien van zijnen fterf-<br />
fcjd, blijkt mij niets met zekerheid.<br />
CYPRIANUS muntte inzonderheid uit in de bewerking van<br />
het Steenfnijden, die men aangetekend vindt, dat hij met<br />
ten goeden uitflag aan 1400 menfehen, zo jong als oud,<br />
heeft uitgeoeffend; cok heeft hij zig grotelijks beroemd ge<br />
blaakt en een groten naam verworven, door de operatie die<br />
hij aan een vrouwsperfoon verrigtte, welke 21 maanden na<br />
de bevrugting het kind hadt bij zig gedragen, en door de<br />
Keizerlijke Snede (Operatic- Ccefarea) gelukkig van hein ver<br />
lost wierdt, met het gevolg dat zij volkomen herftelde; op<br />
een andere plaats, verloste hij een vrouwsperfoon van twee<br />
lingen, door fnijding, die in de Tuba Falkpiana gefchoten wa<br />
ren. Hij is getrouwd geweest aan HILI.EQONDA SARA AER.-<br />
JNOUDS.<br />
Van dezen Hoogleraar is niets anders in druk, dan r. Ora-<br />
t :<br />
a inauguralis in Chirurgiam Encomiaftica. Franeq. 1C93. in<br />
fulio. %. Epiflola hifloriam exhibens Foetus hiimani poft xxi men<br />
fes ex uteri tuba, Matre falva ac fuperftite, èxcifi, ad THOMAM<br />
MILLIKGRON , Zquitem auratum, Mèdicum regium ordinariwn, e?<br />
Collegii Medicorum fondinenfium Prcefidem, cum Fig. Lugd. Bat.<br />
1700. ï*7i Svo. CAR. LiNNffil, Amosn. Acad. Tom. II. p.<br />
171. E. L. VRIEMOET, Athen. Frif p. 699-701. PAQUO?,<br />
Mem, litter. Tom. II. p. 351, 3S 2<br />
«<br />
r».
174- D AALMANS. DAAM. DAAMEN.<br />
D.<br />
DAALMANS (HANS),. Konstfchilder, te Antwerpen geboren,<br />
heeft geleefd in de XVilde eeuw; dit is 't al dat wij<br />
van hem opgetekend vinden. — . K. v. MANDER, Leven<br />
der Schilders, I. D. bl. 232.<br />
DAAM (N. N.), was Hopman van een der fchepen van<br />
de vloot uit 24 kielen beiiaande, waar over WILLEM VAN<br />
LUMEI Graav van der Mark het bevel voerde, en die onder<br />
den naam van Watergeuzen cp den 1 april 1572 den Briel ver<br />
overden, en door deze koene daad den grond der Nederlandfe<br />
vrijheid leiden. Deze DAAM , benevens MARINUS BRANDT,<br />
waren de eerden, die, met hunne fchepen voor het hoofd van<br />
den Briel naderden en binnen kwamen. BOR , Ned.<br />
Hifi. druk van 1678. I. D. bl. 365. P. C. HOOFTS, Nederl.<br />
Hift, VI. B. bl. 228. K. v. ALKEMADE, Befchr. van den Briel,<br />
bl. 123. en Bijvoegz. bl. 374. WAGEN., Vod. Hifi. VI. D. bl.<br />
342- 345-<br />
DAAMEN (ADAM) , omtrent het midden der XVIIde<br />
eeuw te Amfteldam geboren , alwaar zijne ouders onder de<br />
klasfe van gegoede Burgers forteerden; wierdt tot vordering<br />
zijner ftudien eerst op de fcholen geplaatst, en vervolgens<br />
naar het Hogefchool te Keulen gezonden. Hier met allen lof<br />
zijnen onderrigtenden loop voleindigd hebbende, werdt hij<br />
tot Priester gefcboren, tot Licentiaat in de beide regten be<br />
vorderd, en tot Domheer te Keulen aangefteld; vervolgens<br />
tot Priester-Kanunnik, als mede tot Deken van de kerk te<br />
En-<br />
\
EMMliN. (ADAM) X75<br />
Emmerik verkoren. In het Jaar 1707 werdt hij, op bevel van<br />
Paus EXEMEHS DEN XI, tot algemenen Paüsfelijken Vikaris der<br />
Nederlanden aangefteld, en op 't einde van 't zelvde jaar tot<br />
Bisfchop van Adrianopolis te Keulen gewijd. Van hier zakta<br />
DAAMEN te fcheep den Rhijn af, kwam te Emmerik, en liet<br />
zig in die ftad onder het gebrom der klokken en 't zingen<br />
van het Te Dewn, plegtig met de grootfte ftaarfie inhalen.<br />
Van daar in Holland zijnde gekomen, wierdt hij van alle kan<br />
ten met gejuich en gelukwenfingen ontvangen, en aanvaardde<br />
zijne bediening; dan daar hij, door trots en verwaandheid, ver<br />
waarloosd hadt de Staten van zijne aanftelling kennis te ge<br />
ven, en verluf tot de uitoeffening te verzoeken, wierdt aan<br />
hem op den 26 april 1709, bij openlijke afkondiging, de<br />
uitoeffening van z'ijn ambt verboden, bij verbeurte van zwaar<br />
der ftraf, in geval van contiaventie. DAAMEN , zijnen mïsflag<br />
te laat vermerkende, zogt dien wel te beteren door onderwer<br />
ping; ten dien einde z ;<br />
g bij Gecommitteerde Raden vervoe<br />
gende , en verfcheidene redenen tot zijne verfchoning bij<br />
brengende, om, ware het mogelijk, voorzeide Plakaat te doen<br />
intrekken; doch alle zijne pogingen hier toe waren vrugte-<br />
loos, en de Staten volhardden bij bun gcnomïïn befluit. Ten<br />
zei ven tijd werden de Hoofden van de Roomsgezinde Geeste<br />
lijkheid voor hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden geroepen,<br />
en hun op den 12 november van 't zelvde jaar en nader op<br />
den 2iften van genoemde maand, ten ernftig.len bevolen,<br />
de zending van alle Wereldsheien en geordende Piiesters,<br />
die na den dood van GERARDUS POTKAMP 5 voorganger van<br />
ADAM DAAMEN, waren ingekomen, te onderzxken, en de<br />
onderhouding van het daarop gemaakte Plakaat in acht tc ne<br />
men, en vooral dat zij, inzonderheid in zaken, die betrek<br />
king tot de Kerk hadden, geene geme^.fchap hoegenaamd<br />
met ADAM DAAMEN zouden hebben te hou.'en. Zeker Gees-<br />
teüjke te Leijden en nog een in Geoijland, tegens dit verbod<br />
gezondigd hebbende, werden ten lande uitgebannen. Dit<br />
zelvde lot trof DAAMEN ook, en hij verzogt hierop bij den<br />
Paus ontflag van zijne waardigheid als Vikaris, 't welk hem<br />
bij
t 7 6 DAAMS. DAATSELAAR.<br />
bij aanhoudendheid geweigerd weidt. Dus bij het Hof van<br />
Romen zo min als bij de Staten enige gunst kunnende verwer-<br />
ven, en hier door buiten bediening zijnde, fchoon een ruim<br />
inkomen hebbende, leefde hij in grote gastvrijheid, die hij in-<br />
• zonderheid ten aanzien van zijne landgenoten uitoefende •<br />
ook ftigtte hij de Abtdij Leeurik aan den Rhijn, en overleedt<br />
te Keulen eten 3 december 1717, alwaar hij in de Domkerk<br />
begraven is, Batav. Sacra, III. D. bl. 524. Utrechtfs<br />
Oüdh., III. D. bl. 291. Hijtor. Verhaal van de Kerk van Utr.<br />
I. D. bl. 103,<br />
DAAMS (PIETERS, geboren te Antwerpen in de XVIde<br />
eeuw, is geweest Kaïthuizer Monnik te Lier; en heeft in<br />
heldendigt gefchreven en door de.-n druk gemeen gemaakt:<br />
Encomiajlicum Jolitndinis Carthnjiance. Antv. 1623. in tfa. D<br />
Rukje veiicheen wel naamloos, doch bleek van hem te zijn,<br />
doordien zijn gewone zinfpreuk : SPES ME DURAT, op den tijtel<br />
daar van wordt gevonden. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
P. 97i-<br />
DAATSELAAR (ABRAHAM), was ten jare 1621 Koop-<br />
man in garen en lint te Gorinchem, en gehuwd aan JOHANNA<br />
VAN ERP, ene zuster van THOMAS ERPENIUS, Hoogleraar der<br />
Oosterfe talen te Lijden , en boezemvriend van Huio DE<br />
GROOT. Deze DAATSELAAR of bovenal zijne huisvrouw was<br />
het middel waar door deze ongelukkige Staatsman, na dat hij<br />
uit zijnen ketker te Louvejlein ontfnapt was, in veiligheid ge<br />
raakte; want de kist waarin hij befioten was, door bezorging<br />
van deszeivs getrouwe dienstmaagd ELSJE VAN HOUWENING,<br />
na een gelukkigen overtogt, aan hethuis van genoemden DAAT<br />
SELAAR gebragt zijnde, werdt die terftond geopend, daar DB<br />
GROOT omtrent twee uren in gelegen hadt, en flegts wat<br />
flauw en verzet weder uitkwam. De vrouw wist in korten<br />
tijd, door middel van haren zwager, KORNELIS JAKOBSZ. VAM<br />
DER VEEN, aan DÉ GROOT een metfelaars kleed te bezorgen.<br />
Hier mede vermomd, tradt hij, verzeld van JAN LAMBERT-<br />
ZOON, Meester Metfelaar, met een' maatftok in de hand,<br />
over
PACH. (JAN) DACHS. (J.) m<br />
över ene volle markt, alzo 't juist kermis was, naar het veer.<br />
Overgevaren zijnde, werdt DE GROOT, van den Metfelaar,<br />
te voet naar Waalwijk gebragt, daar hij met het vallen van<br />
den avond aankwam, en zig voorts tot volkomene veiligheid<br />
naar Antwerpen begaf. ——— G. VAN LOON, Nederl. Gedenkp.,<br />
II. D. bl. 134. WAGEN., Vod. Hift. X. D. bl. 415, 416. '<br />
DACH (JAN), Konstfchilder, te Keulen geboren in 1535,<br />
is een leerling geweest van den beroemden BARTEL SFRAN-<br />
GER, bij wie hij onderwijs in de konst kreeg ten jare 1556,<br />
en zig vervolgens naar Italiè'n begaf, ten einde zig aldaar<br />
naar de beste modellen te oeffenen, hij werkte hier pok on<br />
der opzigt van KAsr-ïR REMS , en ALEXANDER BONVICINO ge<br />
naamd MORETTO. Uit Italiè'n vertrok "hij naar Duitsland,<br />
alwaar hij bekend wierdt bij Keizer RUDOLF DEN II, een<br />
vriend van bekwaamheid en konst, en deze zond hem te rug<br />
naar Italiën, ten einde aldaar voor hem de beroemdfte an-<br />
tijke Beelden der Grieken en Romeinen af te tekenen. Hij<br />
volbragt zulks naar genoegen van den Keizer, keerde weder<br />
naar Duitsland, en fchilderde voor dien Vorst vele roemwaar<br />
dige fchilderftukken, van een uitnemend fchonen fmaak. DACH<br />
ftierf te midden dezer loopbane aan het Keizerlijke Hof te<br />
Praag in het jaar 1600, overladen van eer en goederen, en<br />
algemeen betreurd wegens het loffelijk gebruik, dat hij van<br />
zijn Meesters vertrouwen maakte, om een ieder, zo veel in<br />
zijn vermogen was geweest, wel te doen. SADELER, J. MUL<br />
LER, J. SAENREDAM, en L. KILIAN, hebben in 44 bladen,<br />
vele van zijne voornaamfte tekeningen in het koper gesne<br />
den, Nouv. Dm. Hift. in 8vo. T. II. p. 431- A. Hou-<br />
BRAKEN, Schouwi. der Ned. Schilders, I. D. bl. 34, 35. WEI-<br />
JERMAN, Leven der Konstfchilders. I. D. bl. 214. SANDRART,<br />
SSoitfcfje Sfat». ter 2kn«/ 05:16'/ tmï SDtorjlre-Suttfl. 9ïurn&.<br />
Ï675. in folio. 2#. I. f. 276. $Wg«n. $»nfUtt Sericca. 1779,.<br />
f. 10. up ACKEN.<br />
DACHS (J.), is geweest Chirurgijn-Majór van het tweede<br />
Batailjon Oranje-Gtldtrland, dien wij niet anders kennen, dan<br />
.VUL Pïït. U ifcsaï
i 79 DACHS. (NIKLAAS)<br />
door een Berigt aan de Hollandfe Maatfchappij der Weten<br />
fehappen te Haarlem gezonden, betrekkelijk ene oude Dame,<br />
welke in haar 86fte jaar drie nieuwe Tanden heeft gekregen,<br />
welk getal zedert vier jaren tot 24 is aangegroeid. Van dit<br />
buitengewoon geval, 't welk, zo niet zonder voorbeeld, ten<br />
minden tot de bijzonderfte zeldzaamheden moet gerangfehikt<br />
worden, aan onze Lezers een verflag te geven, dagten wij<br />
«iet ongevoeglijk. Zie hier het verhaal, 't welk de Heer<br />
DACÏIS daar van geeft.<br />
Een oude adelijke Dame, woonagtig in het fieedje Ter Borgt,<br />
in het graavfchap Zutphen, hebbende in het jaar 1774 .den<br />
ouderdom van ruim 90 jaren bereikt, wierdt, in haar 86fte<br />
jaar getreden zijnde, in het najaar, van ene zware koortfe<br />
overvallen; dewelke met zeer hevige pijnen in den mond ver-<br />
ae'fd ging: dit enige dagen geduurd'hebbende, was men niet weinig<br />
verwonderd, deze toevallen te moeten houden, als een gevolg<br />
van iets, 't welk men immers bij iemand van die jaren, welke<br />
alle hare Tanden reeds voorlang verloren had, nimmer had kun-.<br />
»en verwagten; en egter ontdekte men drie nieuwe Tanden,<br />
welke gedurende dien tijd waren doorgebroken. Maar 't geen<br />
deze bijzonderheid ten hoogden top doet fteigeren, is, dat<br />
deze negentigjarige Dame, welke in dat hoogeefteigerde tijd<br />
vak van haar levensloop, een volkomen goede gezondheid ge<br />
noot, met 24 nieuwe volkomen gezonde Tanden fprak, de<br />
welke van tijd tot tijd, federt de ccotsieking van de eerstge-<br />
melden, in dien tusfentijd van ruim vier jaren, onder de voor<br />
noemde zware toevallen, zijn te voorfchijn gekomen. Zijn<br />
de het hoogstwaarfchijnlijk, dat, als deze zonderlinge werking<br />
der Natuur niet door den dood wierd afgebroken, deze Dame<br />
de grootfte kans hadt, om alle hare Tanden en Kiezen we<br />
der op nieuw te kunnen tonen, die haar de ouderdom te<br />
voren hadt ontrukt. ••—— Verhand, van ds Holland/. Maat/ch.<br />
der Weten/., XVI. D. 2. St. bl. 317-324.<br />
DACHS (NIKLAAS), Predikant te Vlisfmgen, is geboïen<br />
DACHS. (NIKLAAS) 17*<br />
KORNELIS DACHS , geboren te Sluijs in Flaanderen , die do<br />
praktijk der medicijnen te Vlisfmgen uitoeffende, alwaa- hij<br />
zig in den egt begaf met JANNETJE BLEEKER van Middelburg,<br />
welke onze NIKLAAS zijne moeder was. ,<br />
Slegts een jaar oud zijnde, ontviel hem zijn vader door den<br />
dood; hij verkreeg het eerfte onderwijs in de letterkundige<br />
wetenfehappen te Vlisfmgen; en ging vervolgens met zijne<br />
moeder naar Utrecht wonen, om zig in de Akademife weten<br />
fehappen , en wel inzonderheid in de theologie te oeffenen.<br />
Hier verbeidde hij tot in julij 1664, wanneer hij met zijne<br />
mosder naar Vlisfmgen te rug keerde, en kort daarop tot Pro<br />
ponent bij 't Klasfis van Walcheren wierdt aangenomen. Zijn<br />
eerfte ftandplaats' was te Filippine , daar hem in 1660 het<br />
Leraarsambt werdt aangeboden; van daar werdt hij in 1677<br />
naar Koudekerk op 't eiland Walcheren beroepen, en vervolgens<br />
op den 2februarij 1687 te Vlisfmgen, daar hij ook zijn graf<br />
heeft gevonden.<br />
Driemaal is DACHS getrouwd geweest, en evenwel, 't geen<br />
vreemd luidt, Bruidegom geftorven. Voor de eerftemaal huw<br />
de hij te Vlisf.ngen in T<br />
feptember 1672, met KATRYNA BOS-<br />
SCHAERT, ene dogter van KORNELIS BossenAERT, toen ter tijd<br />
Predikant tsLillo, en KATRYNA VAN DER PUTTE, die voormaals<br />
weduwe was van HENDRIK ZUERIUS BOXHORN, Predikant op<br />
de Kruisfchans. Deze vrouwe ontviel hem door den dood in<br />
het jaar 1680; en na zeven jaren weduwnaar geweest te zijn,<br />
trouwde hij ten tweedenmale, met ANNA PYL, weduwe van<br />
zijnen voorzaat JOHANNES HOORNBEEK, in wiens plaatze hij te<br />
Vlisfmgen was beroepen; welke vrouw in het volgende jaar<br />
overleed; waarop hij zig voor de derdemaal in den egt begaf<br />
met ALETTA KOOTMANS, weduwe van G. LAMMISS te Amft el-<br />
dam; ook deze ontviel hem in 1693 ; waarop hij ten vierden*<br />
male in ondertrouw geraakte met PETRONELLA DE LA PALMA,<br />
te Vlisfingen. Doch dit huwelijk hadt geen voortgang, door<br />
dien onder de geboden tusfen Bruidegom en Bruid, over het<br />
tijdelijk goed, grote onenigheid ontftond; zo dat zij 'er uit<br />
scheidde. Hier ever geraakte zij onder kerkelijke cenfuur, en<br />
M x ver-
tto DACQÜET. DAELE. DAELEN.<br />
verkoos hare woonplaats te IVestzouburg, daar men haar wtf?<br />
derom' tot het Avondmaal toeliet.<br />
DACHS overleed te Vtisfingen den 30 april 1705, in den<br />
ouderdom van 6$ jaren. Hij was lang en mager van lighaams-<br />
geirel; en hadt maar één oog, zijnde hem het ander nog een<br />
kind wezende, op ftraat door een man die onvoorzigtig een<br />
geweer loste, uicgefchoten. Van imborst was hij zeer zagt-<br />
moedig en vieedzaam; en zijne predikwijze was ongemeen<br />
kort, maar bondig. HUNKIUS, Zeeuvfe Buijze, bl. 325.<br />
G. VKOLYKHERT, Vlisfingfe Kerkhemel, bl. 183-186.<br />
DACQUET (PIETER), geboortig van Feurne, is geweest<br />
een beroemd Artz, die teffens zeer ervaren was in de griekfe.<br />
en latijnfe talen. Hij heeft gefchreven: Commentarius in COR-<br />
XEL. CfxsuM. 1 ••• J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 971.<br />
DAELE (JAN VAN), Rektor van de kerk te Hamal, leef<br />
de in 1436; en was geboren te Beringen een Reedje in Luiks-<br />
Kempeland gelegen. Hij heeft ene verzameling van korte en<br />
zedelijke Gefchiedverhalen nagelaten, die hij in een alphabe-<br />
tife orde heeft gerangfchikt, waarfchijnlijk om 'er in het on<br />
derwijs dat hij aan de jeugd gaf, gebruik van te maken. Deze<br />
gefchreven verzameling wordt bij de reguliere Kanunniken te<br />
Tongeren bewaard, onder den tijtel van Alphabetum narratorium.<br />
Ook liet hij bij uiterften wille aan deze Geestelijken na een<br />
aanzienlijk getal Handfchriften ; die een voornaam gedeelte<br />
van hunne Boekerij uitmaken. VAL. ANDR., Bibl. Belg.<br />
P a<br />
S- 573- PAQUOT, Mem. litter. Tom. VII. p. 71, 72.<br />
DAELE (JOHAN VAN), een Nederlands Konstfchilder; was<br />
bijzonder ervaren in het wel treffen en fierlijk fchilderen van<br />
IsnJfchappen en veldgezigten. Men ontmoet van hem een<br />
fchoon Altaarftuk in de kapel van de Kapucijnen-kerk te<br />
Antwerpen. Hij leefde in 1560. DESCAMPS, Vies des<br />
Peintres Flam tfc. Tom. I. p. 148. Stlfficnt. ^UBjifes ScjCitoa.<br />
3? 79- f- I9C.<br />
DAELEN (KORNELIS VAN), vader en zoon, uit Brabant<br />
af-
DAELHEM. (MELCHIOR VAN) i8r<br />
afkomftig, zijn beide konftige Plaatfnijders geveest» Inzon<br />
derheid muntte de zoon uit in fmaak, vernuft en zindelijk<br />
heid; vele voortbrengzelen van zijne konftige etsnaald ont<br />
moet men in 't Kabinet door REINST in 't licht gegeven; on<br />
der anderen de fchone beeldtenisfen van BOCATIUS en ARETIÏT,<br />
welke fomtijds, doch te onregte, aan KOSN. VISSCHER worden<br />
toegefchreven. Daar zijn ook Platen van zijnen voortieflelij-<br />
ken arbeid voor handen, naar RUBBENS, VAN DYK, FMNCK<br />
en meer Meesters van dien waardigen (tempel. Zijn ftijl<br />
komt fomtijds met dien van KORN. VISSCHER, en veeltijds ook<br />
met dien van ABRAH. ELOEMAART overeen. Hij bloeide op bet<br />
tierigst ten jare 1650, te Londen. • BASAN, Dittion. des<br />
Graveurs. Paris 176.7. 3 Tom. in ivo. gt(fe«m. $U»(U« £ciicPJU<br />
3779. f. 190.<br />
DAELEN en DAELENS, zie DALEN enz.<br />
DAELHEM (MELCHIOR VAN), wierdt in 1580 gebotéti<br />
te Hasfelt, een ftad in bet prinsdom van Luik, in het graav<br />
fchap Lozi alwaar hij, 16 jaren oud geworden, zig onder dö<br />
orden der Heremieten van St. Augustijn begaf, en daar van<br />
het Monnikenkleed aantoog. Enigen tijd daar na werdt hij<br />
door zijn Opperften eeist naar Brusfel gezonden , ten einda<br />
aldaar de letterkunde aan de jeugd te onderween, en vervol<br />
gens naar Leuven, daar hij, gedurende het tijdvak van bijna<br />
12 jaren, de zelvde post waarnam. MELCHIOR kweet zig van<br />
die taak zo loffelijk, dat hij vervolgens tot Prior van het<br />
klooster te Tperen, en opvo'gelijk van dat zijner geboorte<br />
plaats Hasfelt wierdt aangefteld. In het laatstgenoemde ftierf<br />
hij den 13 februarij 1636, ruim 55 jaren oud zijnde, na een<br />
kortftondigen tijd de bediening van Provintiaal te hebben uio<br />
geoeffend. Dees Monnik verftond het grieks, en hadt den<br />
roem van een goed Schrijver in profa te zijn, en vrij zoet<br />
vloeiende latijnfe vaarfen te vervaardigen, VALERIUS AK-<br />
BREAS zegt van hem: pangebat non infeliciter, amsr.um, &<br />
vend facili; nee prorfd oratione inamttnus erat aut diffkilis. SwEfift»<br />
Ttus eerde hein met dit tweeregelig vaars;<br />
M 3 Uk
132 DAELHEM. (MELCHIOR VAÏÏ)<br />
Hic novus efi vates veteris DAELHEMIUS cevi,<br />
Sed pius ingenio; fic novus fc? vetus ejï.<br />
PAQUOT verzekert, dat VAN' DAELEEM grondig de latijnfe<br />
•taal bezat, en 'er de minst in gebruik zijnde uitdrukkingen<br />
van verftond: maar dat hij door zijn ver-gezogten fchrijfftijl en<br />
gebruikmaking van buitengewone woorden en zinnen, al 't<br />
gene hij gefchreven heeft, heeft bedorven. Daar is van hem<br />
door den druk gemeen gemaakt:<br />
ï. Panegyris duplex, prior pro Gymnajïo Bruxellenfi ad Senatum<br />
Bruxellenfem, altera ad Cl. Virum FOLCARDUM VAN ACHELEN,<br />
Concilii fantïioris Asfesforem.<br />
2. JACOBI ARMINII cum Batavis, fuper prrefenti rerum in Hol'<br />
landid ftatu, mutuis disfidiis g> homicidiis, Expojlulatio poflhu-<br />
ma. Lugd. Bat.fubfigno Libertatis, 1621. PAQUOT merkt gants<br />
niet onoirdeelkundig aan, dat VAN DAELHEM gelijk hadt, met<br />
de Vrijheid aan 't hoofd Van deze klagt te plaatzen ; door<br />
dien de Protestanten in Holland, die (met grote reden) zo<br />
luid gefchreeuwd hadden tegens de tijrannie vair den Paus en<br />
van den Koning van Spanjen, 'er thans'ene zeer wezentüjke<br />
en alleronregtvaardigfte uitoeffenden, over de gewetens, o-<br />
ver de goederen en over het leven zelve der Remonftranten,<br />
hunne medeburgers.<br />
3. Epicedium in obitum MARMJ DECKHERÜE., Cl. Viri JOAN-<br />
Nis VAN PEDE, in Brabantia: Senatu Conjiliarii, ex filio neptis.<br />
Lovan. 1624. in 410. De vaarfen van dees Monnik, zijn be<br />
ter, zegt PAQUOT, dan zijn onrijm, fchoon die in allen dele<br />
ook niet van gemaaktheid zijn vrij te pleiten.<br />
4. Arca honoraria Chrifli £? Sanüorum, ertum au&umqüe Zo-<br />
mgereJudalitatis S. P. Augustini continent, a P. F. MELCHIORE<br />
DAKLHEMIO, Augustmiano, è Gallico in Lathum ver/a. Antv.<br />
I628. in lïmo.<br />
•Verfcheidene latijnfe blij- en treurfpellen, welke hij door<br />
zijn fcholieren had: doen vertonen, worden gefchreven in het<br />
klooster van Hasfelt bewaard; als mede een bundal van dicht<br />
hulken ia de zelvde fpraak. Ook bewaart men in dit huis -<br />
mee;
DAENS. (JAN) DAIN. (OLIVIER trt) tS$<br />
meet dan 50 Blieven van ERYCIUS PUTEANUS aan hem gefchre*<br />
ven , welke nimmer zijn gedrukt. FE. SWEESTIIJ<br />
Athen. Belg. p. 564. VAL. ANDR., p. 669, 670. J. F. For-<br />
PENS, Bibl. Belg. p. 886. J. MANTELII, Hasfeletum, p. ioa»<br />
113, 114. PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 221-225.<br />
DAENS (JAN), een zeer rijk Koopman, die in de XVIdés<br />
eeuw te Antwerpen zwaren handel dreef, heeft zig beroemd ge<br />
maakt dooi -<br />
een trek van edelmoedigheid, of laat ik liever<br />
het kindje bij zijn regten naam noemen, een betoon van trots,<br />
heid en hoogmoed, waar van men weinig voorbeelden vindt;<br />
Keizer KAREL DE V. het verzoek van dezen DAENS hebben<br />
de ingewilligd, om bij hem het middagmaal te houden, wierjji<br />
deze Koopman op het einde der maaltijd, een fchuldbrief van<br />
twee miilioenen, welke hij aan die Vorst geleend hadt, in het<br />
Vuur, teflëns zeggende: „ Ik ben ruim betaald door dé eetj<br />
„ die uwe Majefleit mij heeft aangedaan." • Diolieiti<br />
Bistor. 1779. m Svo. Tom. II. p. 434.<br />
DAIN (OLIVIER LE), heeft tot eeh merkwaardig voor<br />
beeld van de wisfelvalligheid des geluks verftrekt, en aart<br />
Frankrijk een nieuwe blijk gegeven van het gevaar dier in topi<br />
fteigerende fortuinmakingen , om welke te beklimmen zeld*<br />
zaam de Deugd tot ene leidsvrouw zig aanbiedt, en waar v*m<br />
de bekiimmer door de misdaad veeltijds van de hoogte in een<br />
poel van jammeren wordt gefmakt. Deze DAIN zag het eerfte<br />
levenslicht te Thiel in Flaanderen, en was de zoon van eea<br />
boer niet verre van Gent wonende. Door welk toeval hij<br />
Baardfcheerder van LODEWYK DEN XI. wierdt, vindt men niel<br />
verhaald, maar wei dat hij door zijn vernuften fnedigheid zig<br />
zo diep in de gunst van zijnen Meester wist te dringen, dat<br />
hij trapswijze tot de hoogfte ambten en waardigheden wierdt<br />
bevorderd , en eindelijk tot Staatsminister Vafl dien VorsS<br />
Verheven. Doch in hem wierdt het fpreekwoord van vader'<br />
CATS : het zijn fterke beenen die de weelde kunnen dtdgcn, ters<br />
vollen bevestigd; want een verregaande trots- en laatdunkend*<br />
heii teftierd* zijoe daden, h'y' pleegde de fcbi*esjwendfte on*<br />
M 4 it8*
184 CAINEPFEi<br />
regtvaardigheden, en wierdt door zijne wandaden de affchilt*<br />
van het volk. Zo lang LODEWYK DE XI. leefde, bleef hij<br />
egter in gunst; doch in den aanvang van het regeringsbeftier<br />
van KAREL DEN VIII, werdt zijn geding opgemaakt, en hij<br />
om verfcheiden' euveldaden; als onder anderen, dat hij een<br />
vrouw misbruikt, en daar toe verleid hadt door de belofte van<br />
haar mans leven te behouden, die hij egter zijne lust ge<br />
boet hebbende, de wreede onmenfchelijkheid hadt om te doen<br />
worgen, ter galg gedoemd en in 1484 opgehangen. Zijn eer<br />
fte naam was OLIVIER DEN DUIVEL of den Kwaden; welke<br />
door LODEWYK DEN XI. in dien van DAIN werdt verwisfeld, die<br />
hem teffens tot den adelftand verhief. JAN DOYAC, een man<br />
. insgelijks uit den laagften ftand voortgefproten, en mede door<br />
Koning LODEWYK tot de aanzienlijkfte bedieningen des rijks<br />
verheven, deelde als lotgenoot in de regtvaardige ftraf, die<br />
DAIN onderging; hij boette wel niet zijne gepleegde fchelm-<br />
ftukken met den dood, maar hadt dien misfchien liever verko<br />
zen dan de duurzaamheid en infamie van de hem opgelegde<br />
ftraf; want hij werdt veroirdeeld om op de hoeken der ftra-<br />
ten van Parijs gegeesfeld te worden, een oor afgefneden, en<br />
zijn tong met een gloeijend ijzer doorboord; van daar wierdt<br />
hij naar Auvergne gevoerd, van welke provintie bij Gouver<br />
neur was geweest, en aldaar in de ftad Montferrant, zijne ge-<br />
booiteplaats, op nieuw gegeesfeld, en zijn ander oor afgefne<br />
den. G. DANIËL, Hist. de France. Edit. de Amft. 1720.<br />
in 4fo. Tom. IV. p. 420, 421. DiEt. Hift. in 8vs. Tom. II.<br />
p. 43S, 436.<br />
DAINEFFE, geboren te Luik in de XVIde eeuw, is ge<br />
weest Monnik van de Eremijten-orden van St. Augustijn in do<br />
Abtdij van St. Hubert, en heeft gedurende een volgreeks van<br />
jaren, het Hoogleraars-ambt uitgeoeffend. Hij heeft door den<br />
druk gemeen gemaakt: 1. Epitomen Hhtoriarum Vita wmasticcs<br />
ST. AUGUSTINI , una cum injtitutione & Antiquhate Families ejus<br />
dem &c. Antv. 1612. 2. Commentarius de triplici Mundo, Divi-<br />
mo, Angelice, & Humano £fc. Leodii J639. —— J. F. Fop.<br />
Bibl. Belg. p. 380.-<br />
DAf
DALAVA. (FRANCiSKO) tl*<br />
ÜALAVA (FRANCISKÖ) , een Spanjaard, was ten jse<br />
1566 Gezant van FILIFS bF.s II. aan het Hof van Frankrijk,<br />
Prins WILLEM DE I, boven mate fchrander in het uitvorfen<br />
der geheimen zijner vijanden, hadt de affchriften van twes<br />
Brieven dezes Staatsministers aan de Landvoogdesfe MARGA<br />
REET gefchreven in handen weten te krijgen, meldende:<br />
„ dat de Koning nu fchone gelegenheid hadt, om, door<br />
„ 't lozen van enigen, en 't bedwingen van anderen, te<br />
„ geraken tot ene onbepaalde heerfchappije over de A^ifcr-<br />
„ landen, waar naar zijne voorzaten, en hij, zo lang geitaara<br />
„ hadden. Dat men, om bier toe te komen, drie Heren-,<br />
„ naamlijk ORANJE , EGMOND en HOORNE fiegts fchoon ge-<br />
laat tonen moest, tot dat het tijdftip geboren zou zijn,<br />
,', om hun, die met regt gehouden werden, voor de ilokers<br />
der beroerten, loon naar werken te verfchaffen. Dat<br />
MONTIGNI en BERGEN, met gelijke list, in Spanje, om den<br />
" tuin werden geleid, alwaar men hen, en den Raadsheer<br />
" RENARD, dagt op te houden. Dat de voorflag der Land-<br />
voogdesfe, om zig, door heimelijk verftand, te verzeke-<br />
" ren van enige fterke plaatzen, ten Hove aangenaam ge-<br />
" weest was." Met meer andere dingen van verre uitzigt»<br />
die de Gezant onvoorzigtig genoeg aan het papier hadt durven<br />
toevertrouwen. Men ontmoet bij den Gefchiedfcbrijver BOR,<br />
volledige affchriften dezer Brieven. De Spaanfe Schrijvers heb<br />
ben bedenkelijk gefield, dat deze Rukken verzierd waren,<br />
en men heeft de Bondgenoten verdagt gehouden van zulk ene<br />
konftenarij; doch Prins WILLEM heeft zig altoos zo vrijmoe-<br />
diglijk beroepen op derzelver egtheid, dat 'er weinig reden<br />
over blijft, om hier aan te twijffelen. Hij en HOORNE ontbo<br />
den dan den Graav VAN EGMOND te Dendermonde, werwaards)<br />
zij, van Grave LODEWYK VAN NASSAU en HOOGSTRATEN ver-<br />
zel'd, zig begeven hadden, tegen den derden oktober is
x8$ DALAVA. (FRANCISKO)<br />
Ook heeft de Prins VAN ORANJE, hier, of anders, wat latei 1<br />
te IVillebroek, EGMOND en andere Vliesridders en Raden van<br />
State getragt te bewegen, om, de Spanjaards, die men nu te<br />
gemoet zag, uit het land te houden, Nogthans komen hij,<br />
EGMOND, HOORNE en HOOGSTRATEN, in hunne verantwoor<br />
dingen overeen, dat 'er, te Dendermonde, geen befluit altoos,<br />
tot het aanvaarden der wapenen, is genomen. EGMOND ver<br />
klaart, dat de voorflag van Gravé LODEWYK verworpen werdt.<br />
En in de verantwoording des Graven VAN HOORNE , daar 'd<br />
verhandelde te Dendermonde, omftandigst verhaald wordt, vindt<br />
men, dat het befluit, daar genomen, na 't lezen der Brieven<br />
van MONTIGNI en DALAVA, alleenlijk op deze vier punten<br />
uitliep: „ i. Dat men, of ene vergadering der Algemene Sta-<br />
„ ten, of de overkomst des Konings zou tragten te wege tö<br />
„ brengen, tot ftillinge der beroerten, waar over de Koning<br />
„ te onvrede was. 2. Dat men, onaangezien 's Konings mis-<br />
„ trouwen, waar van DALAVA gewag maakte, in zijnen<br />
„ pligt, jegens zijne Majefleit en de Landen, volharden zou.<br />
„ 3. Dat HOORNE, in't bijzonder, die, ziende hoe veel on-<br />
danks zijn gedrag, te Doornik hem op den hals gehaald<br />
„ hadt, befloten hadt, de ftad en zijne ambten te verlaten*<br />
„ zulks, met allen ernst zou ontraden worden. 4. En dat<br />
„ ORANJE, die zedert enigen tijd, geboden was, in Hel.<br />
land, Zeeland en Utrecht te komen, de Landvoogdes zou<br />
„ verzoeken , om HOORNE , die 't nogthans affloeg, of Hooe-<br />
„ STRATEN, tot zijnen Stedehouder over Antwerpen, aan te'<br />
„ ftellen." Meer niet, zou 'er te Dendermonde, befloten zijn.<br />
Alleenlijk, werden de Brieven van DALAVA, zedert, der Land<br />
voogdes^ door EGMOND, die wederom naar Brusfel keerde,-<br />
vertoond; doch zij flcegze in den wind, of gaf 'er ene an<br />
dere uitlegging aan. F. STRADA , de Bell. Belg. Dec.<br />
I. Libr. V. p. 26?.. BÜRGUND., Hift. Libr. III. p. 289.<br />
HorrERUS, Liv. IV. Ch. VI. p. 112. E. v. METEREN, Ned.<br />
Hift. II. B. f. 53. verf. Proces van EGMOND, bl. 649. P„-<br />
BOR, Ned. Hift. druk van 1678. I. D. bl. 105. Auth. Stukken*<br />
JL D. W. 67, 68. WAG., Fad. Hifi. Vh D. bl. 195-198. ,<br />
PA-
DALE. (ANTHONY VAN)<br />
• ' DALE (ANTHONY VAN), wierdt geboren te Haarlem den<br />
1<br />
s<br />
j 8 november 1638, uit Doopsgezinde ouders. Van der jeugd<br />
af aan liet hij een warme drift voor het beoeffenen der ge~<br />
' leerde talen en fraije letteren blijken; doch zijne ouders, die<br />
' ; andere inzigten met hem hadden, leidden hem tot den koop-<br />
• ; 'handel op, dien zij zeiven ook uitoeffenden, en hier mede<br />
' ; hieldt hij zig ook een geruimen tijd bezig. Met zijn 30de<br />
i :. jaar egter, kreeg de drift tot het beoeffenen der letteroeffe-<br />
'! ningen zodanig de overhand bij hem, dat hij van levensfland<br />
i veranderde, den koophandel vaarwel zei, en zig enkel met ftu-<br />
3 i .deren bezig hieldt. Hij lei zig op de geneeskunde toe, en<br />
3<br />
i wierdt Doktor in die wetenfehap. Onderwijlen verwaarloos-<br />
!<br />
' 1 ' de hij ook geenzins de griekfe en latijnfe talen en oudheden,<br />
• 1 maar maakte daar ongemene vorderingen in. Hij zette zig<br />
3 1 voorts in zijne geboorteftad neder, alwaar hij de geneeskun-<br />
de, zo in 't algemeen onder de burgeiij, ais ook, van flads<br />
l i wege, in het gasthuis oeffende, en zulks met geen geringen<br />
i' lof, doordien hem de zorg voor de behoeftigen ongemeen ter<br />
:<br />
' harte ging. Intusfen bekleedde hij ook het Leraarambt bij<br />
i een der Doopsgezinde gemeenten te Haarlem, doch deedt eer-<br />
; s lang afftand van die post, vermits hij daar toe niet gefchikt<br />
'l fcheen en zijne predikatiën met al te veel griekfe en romein-<br />
•< :<br />
fe geleerdheid gefloffeerd waren , waar door hij aan zijne<br />
J i hoorders weinig genoegen gaf. VAN DALE was een ongemeen<br />
> t werkzaam man, die met veel aandagt las, meteen doordrïn-<br />
i i gend vernuft was begaafd, en uit zijne lectuur veel nut wist<br />
'•. : te (rekken, waar van zijne uitgecevene werken tot waarborg<br />
!• verftrekken. De Heer JAN LE CLF.RCQ , wiens tijdgenoot hij<br />
, 1 was, en die gemeenzaam met hem heeft verkeerd, getuigt van<br />
:* :: hem, dat hij niet alleen een man van grote geleerdheid was,<br />
:. i maar ook zeer aangenaam en onderhoudend in den omgang,<br />
l. I het gezelfchap doorgaans met zijne gefprekken vervrolijkends,<br />
I, 1 die hij met allerleij aartige en geestige vertellingen, waar<br />
;<br />
. ! toe zijn fterk geheugen hem overvloed van ftoffe opleverde,<br />
:, vermengde. Een geflagen vijand van bijgeloof en huichelarij,<br />
j /potte bij 'cr openlijk mede. Hij everleed ts Haailim, zonder
zat DALE. (ANTHONY VAN)<br />
enige voorafgaande ziekte, enkel aan een langzaam verval<br />
van kragten, op den 28 november 1708, in den ouderdom<br />
van ruim 70 jaren; door velen, en inzonderheid door de armen,<br />
die hij als Geneesheer bediende , ongemeen betreurd. De<br />
werken door hem in 't Jieht gegeven, zijn de volgenden:<br />
1. De Oracuiis Ethnicorum Disfeitationes duce, quarum prior<br />
de ipforum duratione ac defeltu; pofterior de eorumdem autloribus.<br />
Accedit Schediasma de confecrationibus Etlmkis. Amft. 1683. in<br />
8vo. Men vindt het uittrekzel van dit wérk in de Nouvelles<br />
de la Republique des Lettres de Mr. P. BAYLE. Mars 1684. Art.<br />
X. en bij W. SEWEL, Boekz. Jan. en Febr. 1696. bl. 47-63.<br />
252-261. FONTENELLE, dit werk gelezen,' en naar zijn fmaak<br />
gevonden hebbende, maakte gebruik van de materialen die 'er<br />
enigzins verward door malkanderen in geplaatst zijn, om 'er<br />
zijn Hifloire des Oracles uit famen te ftellen. Deze kwam in<br />
J687 in i2ino. voor de eerftemaal in 't licht, en is nader<br />
hand veelmalen herdrukt. MOEEIUS , Deken der Hoogleraars<br />
in de godgeleerdheid te Leipzig, die reeds ene latijnfe verhan<br />
deling hadt uitgegeven over den oirfpror.g, de voortgangen en de<br />
duurzaamheid der Orakels, gaf'er, in 1685, een derden druk van<br />
in 't licht, waarbij hij vermeerderingen voegde, die ter verde<br />
diging verftrekten van de zwarigheden, die VAN DALE^tegens<br />
fommige plaatzen van zijn werk hadtgeopperd. Onze Geneesheer,<br />
in enige opzigten niet we! te vreden over het werk van FON<br />
TENELLE , gaf een Brief over dat onderwerp uit, waarin hij<br />
teffens Mremus beantwoordde. Deze Brief, getijteld: Lettre de<br />
Mr. VAN DALE , a un de fes Amis, au fujet du Livre des Oracles<br />
des Païens, compofé par l'Autlieur des Dialogues des Morts, is met<br />
de kieste befchaafdheid gefchreven, maar de Schrijver wil,<br />
dat FONTENELLE „ belangrijke zaken heeft overgeilagen, die<br />
„ befiisfender kosten zijn, en minder vervelende, dan wel an-<br />
„ deren, waar van hij in zijn werk gebruik maakt: misfchien<br />
„ is het ongelukkig voor de zaak, die hij met mij bepleit, dat<br />
„ hij in geen land van vrijheid woont: want ik kan aan niets<br />
„ anders het ililzwijgen toefchrijven, 't welk hij in acht<br />
„ neemt, en de vermommende voorzorgen die zijne pen fchij-<br />
M net?
DALE. (ANTHONY vjisT tl§<br />
nen beftuurd te hebben, ten aanzien van belangrijke za-<br />
„ ken." MCEBIUS inzonderheid ontmoet hier een hevigen te-<br />
genkamper in VAN DALE, betrekkelijk zijne Hellingen over<br />
de Toverij, die hij aan den Domen (Duivel) toefchtijfr; en hij<br />
behandelt dit onderwerp met enen warmen ijveren vee i geleerd<br />
heid, om alle medewerking van den Duivel daaromtrent uit<br />
te fluiten. In 1707 veiTcheen 'er op nieuw een Tegenftre-<br />
ver, die FONTENELLE en VAN DALE beide aanrandde, egter<br />
ten aanzien van den eerften meerder toegevendheid gebruiken<br />
de, als wel voorden tweeden; ongetwijffeld, om dat de laatfte,<br />
een Ketter zijnde, niet verdiende, dat een Jefuit enige heus<br />
heid ten zijnen aanziene in acht name; want men weet, dat<br />
dit werkje door den Jefuit BALTUS van Straatsburg gefchreven<br />
is; het voert tot tijtel: Reponfe a l'Hijioire des Oracles de Mr.<br />
DE FONTENELLE , de l'Academie Franpife. Dans laquelle on réfute<br />
ie Syjleme de Mr. VAN DALE , fur les Auteurs des Oracles du Pa<br />
ganisme, fur la caufe £f le tems de leur Jilence; ou l'on etablit<br />
te fentiment des Pêres de l'Eglife fur le mime fitjet. Strasbourg<br />
1707. in Svo. Dit werk is in drie delen verdeeld: de Schrij<br />
ver wederlegt 't geen hij valfe redenen noemt, aan de Kerkva<br />
ders en oude Christenen toegefchreven; en hij brengt de ware<br />
oirzaken bij, die hem overtuigd hebben, dat de Heidenfe ora<br />
kels door de Demons wierden uitgefproken. In de tweede,<br />
beantwoordt hij de gezagaanvoeringen , en deredenen door den<br />
Heer FONTENELLE bijgebragt, om regtftreeks te bewijzen, dat<br />
de orakels in het heidendom niet door de Dctmons zijn uitge<br />
fproken. En in de derde, tragt hij te" bewijzen, dat de Hei<br />
denfe orakels niet juist op het zelvde tjjdflip van de geboor<br />
te des Heilands opgehouden zijn, maar naar mate zijne gods<br />
dienst zig langs hoe meer in de wereld uitbreidde; dat het zijn<br />
kruis is en de aanroeping van zijr.en naam, welke tot oir<br />
zaken van die ophouding vei (trekt hebben; en dat de rede<br />
nen , door FONTENELLE bijgebragt, om het tegendeel te beto<br />
gen, op geen vaste gronden berusten. Men vindt het uit-<br />
trekzel van dit werkje in de Nouv. de la Repub. des Lettres<br />
Juin 1707. Art. 2. Een naamloos Schrijver kwam voorts<br />
op-
t 99<br />
DALE. (ANTHONY VAN)<br />
opdagen, ten einde zig als middelaar tusfen belden te ftellen.'<br />
LE CLERCQ plaatfte de gedagten van dien Schrijver in zijne<br />
Ribliotheque Choifie, Tom. XIII, Art, 3. onder den tijtel van<br />
Remarques fur le dcmelé, qui eft entte Mr. DE FONTENELLE<br />
Autheur de l'Hiftoire des Oracles &c. É5 3<br />
l'Autheur de la re<br />
ponfe a l'Hiftoire des Oracles £ff. Dit Huk bevat een aantal<br />
van belangrijke en wel gegronde aanmerkingen. De Schrij<br />
ver houdt een juist midden tusfen VAN DALE en FONTENELLE<br />
aan den enen kant, en den Jefuit BALTUS, aan de andere zijde.<br />
Ik geloof, zegt hij, dat 'er Orakels hebben kunnen zijn,<br />
„ die in waarheid door Dcemons zijn uitgefproken geworden,<br />
„ of wel door wezens, die boven de menfelijke Natuur verhe-<br />
ven zijn : fchoon ik, aan den anderen kant, ook niet twijfte-<br />
„ Ie, of menfen zijn veeltijds de werktuigen der antwoorden<br />
„ geweest, welke men aan die verhevener wezens toefchreef.<br />
„ Ik geloof ter zeiver tijd, dat het ons niet mooglijk is, om<br />
thans te kunnen onderkennen die Orakels, welke door de<br />
Dcemons zijn beantwoord, van de zodaningen, waarin men-<br />
felijk bedrog in plaats gevonden heeft; het zij om reden,<br />
„ dat dc gefchiedenisfen, welke men 'er ons van verhaalt ,<br />
„ geene gegronde zekerheid hebben; het zij dat die niet<br />
„ met voldoende omftandigheden gepaard gaan , om met<br />
„ grond te kunnen befiisfen, of'er bedrog onder gelopen heeft,<br />
., dan niet ore." De Jefuit BALTUS, hier niet door overtuigd,<br />
zag men in 1708 te voorfchijn komen: Suite de la Reponfe ct<br />
i'Hifloii e des Oracles, dans laquelle on refute le; Obje&ions inf<br />
dans le XIII. Tmne a'e/sBibliotheque Choifie , ^dansl'ArticlelI.<br />
de la Republique des Lettres du mcis de Juin 1707, £f ou Von<br />
établii fur de nouvelle; preuves le feniiment des SS. Péres toucha<br />
les Oracles du Paganhme. Amft. 1708. in 8vo. De Meer LE<br />
CLEECQ getuigt van dit werkje, in zijne Biblioth. Choifie, Tom.<br />
XVII. p. 309., dat het met meerder geloof als overtuigings-<br />
kragt gefchreven is, magis credulé, quam pcrfuadeilter. De Je<br />
fuit MQUROUES heeft ook iets over dit onderwerp bijgedragen:<br />
aan het flot van zijn Plan Tkologlque du Pythagorism, Thou-<br />
kuji 1112, U, Foi, in 8vo., vindt ineri ene Lettre Apologetique,<br />
pour
DALE. (ANTHONY VAN) Wl<br />
1<br />
fmr jujïifier le Jmüment des Péres de l'Eglife Jur lts Oracles da<br />
' Paganisme, contre deux Disfertations de Mr. VAN DALE, Doleur<br />
a<br />
tn Medecine. De Schrijver hier van fchijnt noch het werS<br />
l<br />
van BALTUS, noch de Aanmerkingen van den öfigèn'oem3en<br />
' !<br />
' Autheur gezien te hebben, maar hij voedt gunftiger denkbeeli<br />
tien voor het fteizel van den laatften, dan voor de gevoelens<br />
van den eerstgenoemden. Alvorens van deze gefchiedkundige<br />
l<br />
uitweiding over het gefchil der Orakels af te flappen, dient<br />
aangemerkt, dat de Heer VAN DALE een tweeden druk van zijn<br />
werk uitgaf, onder dezen tijtel: ANTONII VAN DALE, Poliatri<br />
'•< Harlemenfis, de Oraculis veterum Ethnicorum Disfertdtiontes dua,<br />
;<br />
' quarum nunc prior agit de eerum origine atque auüoritate, fecunda,<br />
•' de ipforum duratkne £? interim. Editio Jecunda, plurimwn ai.<br />
;1<br />
; auiïa, cui de novo accedunt Dlsfertatiunculce. I. De Jlaiua SIMONI<br />
i l Mago, ut prcetenditur, ereïïa, qua occafione agitur de Chrefto<br />
;<br />
' 1 SUETONII. II. De Actis PILATI disferitur, illdq :e occafione, air<br />
• I AUGUSTUS GESAR Dominus appellari renuerit. EI. Schediasma<br />
"• de Coifecrationibus, plusquam dunidid potte autiius. Amft'. 1700.<br />
'1 i in 4*0. „ De Hr. VAN DALE ," zegt LE CLERCQ in Bibl. Choifie,<br />
de la ie edit. Tom. III. p. 110., „ heeft zig in dezen<br />
• „ tweeden druk, vee! van den fmaak van het Publijk tc nutte<br />
5 „ gemaakt, ten aanzien van het leerftelzel 't welk men in<br />
:, „ zijn werk verlangde. Behalven dat , heeft hij fommige<br />
i, i dingen uit het Iighaam van 't werk zelve genomen, diö hij<br />
1 , in het Aanhangzel onder verfcheidene tijtels geplaatst heeft,<br />
>' , , alwaar men die vermeerderd en verbeterd vindt. Ook<br />
l , „ heeft hij 'er een Hoofdftuk bijgevoegd, weike een lijst be-<br />
;<br />
, vat van bijna 300 Orakels, welke niet opgehouden hebben<br />
te antwoorden, dan na de komst van 's werelds Heiland."<br />
Schoon het werk van VAN DALE zonder tegenfpraak vele<br />
• • uitnemende en wetenswaardige zaken en daarbij belangrijke<br />
- • nafporingen bevat; zo zal men egter het gefchil daar over<br />
:<br />
' ontftaan, onbevooroirdeeld ter toets nemende, moeten inflsm-<br />
: j men, dat bij zijne gevoelens wat tc driftig heeft doen voort-<br />
{hellen; en dat om het ene uiterfte tu ontwijken, hij in het<br />
legengeftelde is verfttikt. Hij heeft zelvs fommige bijzondere<br />
Se.
S$t DALE. (ANTHONY VA»)<br />
gebeurtenisfen beftreden, die hij in hun geheel hadt kunne*<br />
laten, zonder aan zijn Ieerftelzel enig nadeel toe te brengen,<br />
2. ©crïjanocu'rtg ober bc ottbe Oroftelm oer ï?eiötnm.<br />
amfï. i6B7. «l 8bo. Schoon men in dit werk verfcheidene'<br />
gedagten en de voornaamfte daadzaken van.het hier boven<br />
vermelde latijnfe werk ontmoet, is egter de behandeling<br />
leerwijze en orde daar van zeer verfchillende. Het voornaam'<br />
fte doel van VAN DALE ftraalt door, enkel daarin te beftaan,<br />
om de oude Orakels of zogenaamde Godfpraken der Heide-<br />
nen in verdenking te brengen, e.n te betogen, dat die enkel<br />
en alleen aan de bedriegerijen van hunne Priesters moeten<br />
worden loegefchieven.<br />
3. Disfertationes de Origine £f progresfu Idokktrice Super/li.<br />
thwm, de vera ac falfa Propte* K uti & de Divinationibus Ido~<br />
hhtrkts Judceorum. Amft. 1696. in 4.to. In dit werk onderzoekt<br />
VAN DALE een menigte van belangrijke onderwerpen Bij<br />
voorbeeld, in de eerfte verhandeling, welke de oiifprong en<br />
voortgangen van de Afgoderije ten onderwerpe heeft, tragt<br />
bij te bewijzen, dat niemant dan de ware GOD alleen won<br />
derwerken kan verrigten, en dat de valfe Goden daar toe<br />
geene magt hebben. Hij Iaat den eerrten oirfprong van de Af<br />
goderije verre v 0or den tijd des zondvloeds opklimmen'; en<br />
doet zien , dat de Israëlieten voor de Babijknife gevangen-s<br />
weinig werks maakten, om zig in de Wet te onderrigten<br />
dat zij die zelvs niet eens in het openbaar lazen, zodanig<br />
door GOD was bevolen. In de tweede verhandeling, over de<br />
ware en valfe Prophetiën, beweert de Schrijver, dat, wan<br />
neer 'er m 't Oude Testament van vaife Profeten gewaagd<br />
wordt, daar bij niet wordt gezegd dat het de Duivel was die<br />
hun bedroog; maar dat hunne valfe Prophetiën aan de be<br />
driegerijen der menfen worden toegeftbreven. Men moet be-<br />
Jijden, dat zulks waar is ten aanzien van de meeste plaatzen<br />
maar egter kan men uit dat oogpunt befchouwd, niet uitlegen<br />
't geen 1 KON. XXIL w. 21 &c. van een .Leugengeest, die'alle<br />
de Profetes van ACHAB bedroe-, vermeld wordt. Ook vindt<br />
mon
DALE. (ANTHONY Vis) ift<br />
oen flog in deze verhandeling een bijzonder hoofdftuk over<br />
SIMON den Toveraar, waarin de Heer VAN DALE onderzoekt<br />
wat de Oudheid van hem gezegd heeft. Ter gelegenheid van<br />
verfcheidene verdigte Boeken , welke in de eerfte eeuwen<br />
van het Christendom te voorfchijn kwamen, maakt hij ver-<br />
fchejidene oirdeelkundige aanmerkingen, betrekkelijk den Ca-<br />
non der Boeken van het Nieuwe Testament. In de derde<br />
verhandeling, ftelt de Schrijver zig voor, om, de gewijde<br />
en ongewijde Oudheid doorlopende, de wijze van voorzeg<br />
gen en het uitleggen van raadzelen die in het Oude Testament<br />
verboden worden, te verklaren en op te helderen: men ont<br />
moet hier zo wel als in 't overige van bet ftuk, e,ne grote<br />
geleerdheid, en verfcheidene onderwerpen der Oudheid wor<br />
den 'er op ene oirdeelkundige wijze onderzogt en behandeld.<br />
In *t algemeen befpeurt men, dat de Hr. VAN DALE in geenen<br />
deele bijgelovig was, en dat zijn voornaamfte doel en loffelijk<br />
oogmerk beftond, om de menfen van vooroirdelen te gene<br />
zen, waar mede zij, niettegenftaande het Euangelie-licht nog<br />
beklagenswaardig befmet waren. Aan het flot van dit werk<br />
zijn enige Brieven geplaatst zo van hem zei ven als van den<br />
Heer MORUS, Hoogleraar in de Oosterfe talen aan het Doorl.<br />
School te Amfteldam. De inhoud daar van loopt inzonder<br />
heid over den tijd dat de Samaritanen den Pentateuchus bekomen<br />
hebben, en de wijze op welke die tot ons is afgedaald; te<br />
weten, of EZRA die uit de fchriften van MOSES heeft famen-<br />
gefte'.d, dan niet. De laatfte Brief welke van VAN DALE is,<br />
houdt aan den geleerden TH. ALMELOVEEN. Hij onderzoekt<br />
'er ene plaats van PROCOPIUS in, welke zegt, dat 'er in zijn<br />
tijd ftenen in Tingitaans Mauritaniè'n wierden gevonden, waar<br />
op in Phenifisch fchrift deze woorden waren gebeiteld: Wij<br />
Stijn de Cananieten die door den rover JOSUA verjaagd zijn gewor*<br />
den. PROCOPIUS wil, dat het enige der Cananieten waren,<br />
die uit Palestina vlugtten , teen JOSUA zig meester van dat land<br />
maakte, welke men voor de ftellers van deze inferiptien moet<br />
houden. Dan VAN DALE beweert, dat PROCOPIUS, die voor geen<br />
snauwkeurig Gefchiedfchrijver te boek ftaat, geen geloof ver-<br />
VJIL DEEJ» N dient,
DALE. (NIKLAAS VAN)<br />
dient, in een zaak, die al het vertoon van een verdigtzel heeftj<br />
4. Disjertationes IX. Antiquitatibus, quin Marmoribus cum<br />
Romanis, turn potisfimum Gratis illuftrandis infendentes. Amft.<br />
1702. in 4S0. In dit gantfe werk draalt mede ene verhevene<br />
geleerdheid door, en het bevat oudheidkundige n^fporingen die<br />
allerbelangrijkst zjn. Het voorname doeleinde daar van is,<br />
even zo als van het voorgaande, namelijk om het bijgeloof in<br />
deszeivs verbergende fchuilhoeken op te fporen , en het<br />
fchadclijke van dat wangedrogt ten aanzien van het ontdekken<br />
der waarheid, in een helder daglicht te plaatzen.<br />
5. Diifertatio fuper Ariftea de LXX. Interpretibus; cui ipjius<br />
pratenfi Ai'istece textus Jubjungitur. Additur Historici Baptismo-<br />
rum , turn Judaïcorum, cum potisfimum' priorum Christianorum,<br />
turn denique £f Rituum nonmdlorum. Accedit fjf Disfertatio fit'<br />
per Sanchuniatone. Amft. 1705. in 4(0. De Schrijver, over den<br />
Doop handelende, weidt in 't brede uit, om het gevoelen der<br />
Mennoniten ten aanzien van dit onderwerp, te regtvaardigen.<br />
6. JPc outrtjcia ban 't alken ^ujecncn in Dc «Öcmccnte bet*<br />
btöicjö. 'Smit. 1670. 4to.<br />
Alle de latijnfe werken van de*en uitmuntenden Mens, zijn<br />
naderhand te zamen in IV Delen in 4to. herdrukt. MOR-<br />
ïionus, Polyhift. litt. T. I. p. 933. §. 6. Catal. Bib!. BUNAV.<br />
Tom. I. Vol. II. p. 1191. JI92. C. Sis, Onom. liter. Pars<br />
V. p. 312. Eloge de Mr. VAN DALE dans la Biblioth. Choifie de<br />
J, LE CLERCQ. Tom XVII. p. 309 & fuiv. BEEN. DE MONT-<br />
ÏAUCON, dans la Preface des Antiquit. expliq. Tom. I. p. 7. Ni-<br />
CERON, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXVI. p. 5-9. J. G.<br />
»E CHAUKFPIE, DiBionaire, Tom. II. let. D. p. 6-9. JÖCHER,<br />
Q5ctetrtcn Ecricort. II. S^eil/ f. 9-<br />
DALE (NIKLAAS VAN) , wordt onder de reije der Utrecht*<br />
Je Geleerden geplaatst door VAN HEUSSEN in Hifttr. Ecclefiafl.<br />
Tom. II. p. 141. Hij is afkomdig uit een edel Italiaans geöagt,<br />
't welk zig in Braband vestigde, doch door de wrede<br />
handelingen van den Landvoogd ALVA genoodzaakt wierdt die<br />
Jlandsiïüsk te verlaten, en gedeeltelijk naar de Nederlanden en
DALE. (NIKLAAS VAW) xtf<br />
gedeeltelijk naar Saxen vlood. Dat onze NIKLAAS te Utrecht<br />
geboren is, blijkt uit een Album van JANUS DOUSA , eertijds<br />
bewaard in de Bibliotheek van den uitmuntenden Hoogleraar<br />
JOAN. ALEX. RoëL, waarin met de eigen hand van NIKL. VAN<br />
DALE gefchreven ftaat:<br />
G R A T I I S S A C R .<br />
JANI. DOUSAE. CL. V. OPTUMO. POETAE. OB. CIV. SER. PATB.<br />
KARISS. PUBLICORUM. STUDIORUM. IN. BATAVIS. CUR. AD. HUMA-<br />
NITATEM. EJUSQUE. STUDIA. PROMOVENDA. NATO. NlC. DA-<br />
Ï.IUS. EJUSDEM. ET. MAGNI. JUSTI. LlPSI. AUSPICIIS. HON.<br />
AUC.' ET. IN. CONLEGIUM. DOCTORUM. ACADEMIAE. LUGDU-<br />
NENSIS. ADOPTATUS. PATRONO. CLIENS. HOC. ADF. SUI. MO-<br />
HUMENTUM. L. M. P. EX. A. D. III. KAL. SEPT. ClOIOLXXX.<br />
Quamquam haec inter nos nuper notitia admodum eji.<br />
Inde adeo ex quo liber fum & juris mei,<br />
Antiqua 'ft tarnen, amica digna fymbola;<br />
Sed volt tabellis Phoebus abftineam manum.<br />
Si contra faxim, Marfyae memor ut ftem,<br />
Neglexi, fenfi mi/er Medici haut medicas mams.<br />
Frons ipfa testis, id mi DUSA relliquum 'ft,<br />
Ni farre averfum fjf mica molliris Deum,<br />
Ut igni, aut unde perdat me, aut cute exuat.<br />
Nic. DALIUS Ultr.<br />
Uit een brief van LIPSIUS, in december 1580 gefchreven,<br />
en geplaatst in de Sylloge Epist. van PETR. BURMAN, Tom. I.<br />
p. 28., blijkt het, dat VAN DALE als Hoogleraar in de regten<br />
te Leijden, om aan de ftaderende jeugd de Inftituttn te 'onder<br />
wijzen, is opgevolgd aan KORN. NEOSTADIUS, wordende daar<br />
ïn oriifcbreven, als: rarae fpei Adolejcens, fed ut morbus mina*<br />
tur, non vitalis. Ook coniteert uit de Akten van de Curateu-<br />
ren der Leijdfe Hogefchool, gedagtekend den 11 april 1583,<br />
in fchrift aan den Heer CASP. BURMAN, door den uitmunten,<br />
den Hoogleraar DAVID VAN ROOYEN toegezonden, dat Ni-<br />
ÜSLXAS VAH DAIE Profesfor in de regten te Lejden is geweest,<br />
Na «ia
ïflö DALEM. (LEONARD VAN) DALEN. (DIRK VAN)<br />
en aldaar geftorven is den g janüarij 1581. In een anderen<br />
Brief van LIPSIUS aan den geleerden CANTER ingerigt, drukt<br />
hij zig dus uit: „ Is onze VAN DALE dan aldus vertrokken,<br />
„ zonder dat hij ons ooit weder zal zien, of van ons gezien<br />
„ zal worden? Ik ben 'er waarlijk bedroefd over geweest,<br />
„ te meer, om dat het een fchielijk verlies is, daar wij gee-<br />
„ ne gedagten toe hadden." AIATTH. , Epifiol. Syll.<br />
XVI. H. VON SEELEN, Athen. Luheccnf. Part li. p. 8. C. BtoR-<br />
MAN, Traj. erud. p. 85-87.<br />
DALEM (LEONARD VAN), geboren ïn het taatfte ge<br />
deelte van de XVde eeuw, hadt waarfchijnlijk zijn naain van<br />
zijne geboorteplaats ontleend, zijnde een kleine ftad in het<br />
hertogdom van Limburg gelegen. Na zijne eerfte letteroeffe-<br />
ningen volvoerd te hebben, wierdt hij Dominikaner Monnik<br />
in het klooster van die orden te Zwolle. Zeer denkelijk vol<br />
voerde hij zijne theologife loopbaan te Leuven, in welke<br />
ftad hij zig in 153.3 bevondt. Hij is in 1553, 1556 en, 1561,<br />
algemene Prediker en Vikaris van zijne orden in Friesland ge<br />
weest. Vooraf oeffende hij de waardigheid van Prior te<br />
Zwolle uit-, van het jaar 1553 af tot in 1568., als wanneer hij<br />
ontflag daar van bekwam, en kort daar na overleed. Men<br />
heeft van dezen Monnik in fchrift: Enchiridion locorumcommw<br />
tiiwn contra Lutheranos, aliosque fid avi hxreticos. II. Vol. in,<br />
j2mo. DE JONGHE, Defolata Batav. Dominic. p. 189-191»<br />
PAQUOT, Mem, litter. Tour. X.. p. 271, 272,<br />
DALEN (DIRK VAN) , van Venlo geboortig, is gewees?<br />
Monnik van der Kruisdragers orden; en beeft in 't licht ge<br />
geven ; Clavis Cxli.five Disfertat. de laudibys, privilegiis atque<br />
excellentia ejusdem Jacri Ordinis. Cel. 1628. in Svo. J. F.<br />
FOPPENS, Bibl, Belg. p. 1122.<br />
DALEN (KORNELIS VAN) , Konstfchilder, muntte uit<br />
in het afoeelden van rotzen, en wierdt ten jare 1556 in het<br />
Schilde) s-gild te Antwerpen aangenomen. —— v. MAN-<br />
•£>z%, Leven der Schilders, L D. bl. 42, 43.<br />
D&
ÖALENS» (DIM) 19f<br />
DALENS (DIRK), Konstfchilder, geboren té Amfcldam<br />
ten jare 1659, heeft de konst van jongs op aan geoeffend en<br />
begaf zig reeds vroegtijdig in de oeffenfchool van zijn vader<br />
WIU-SM DALENS , die een Landfchapfchilder was, en die hij<br />
verre in de konst heeft voorbij geftreeft, want hij was een<br />
beroemd Schilder en Tekenaar van landfchappen, zo ffiec wa<br />
terverf als mét de' pen. Hij ftierf in 1688, nog fiégts den<br />
ouderdom van 29 jaren bereikt hebbende, tot groot verlies<br />
Van alle Konstminnaars, vermits hij tot wat groots geboren<br />
fcheen; gelijk aan de overblijfzels van zijn rijk vernuft, vief»<br />
end penfeel en zwierige tekenpen-, bij de liefhebbers van pa*.<br />
pierkonst te zien is. •*. A. HOUBRAKÉN , Sciiouwburg, HL<br />
D. bl. 385, 386. WAG., Befchr. van Amft-., XI. St. bl. 43a.<br />
atifltm. ^anfïfes Scriccn. ifyg. f. 190.<br />
DALENS (DIRK), Konstfchiider, 'éert zóón van dèn veoh<br />
'gaandén, wierdt te Amfteldam op den 3 februarij 168B, weinig<br />
dagen na zijn vaders dóód geboren-, en was naüwlijks dért<br />
kindertabbèrt öntwasfen , of men 'ontdekte zijn overgeërfde<br />
konstdrift. Des beftelde hém zijne modder bij DIRK VAN PEE ,<br />
bet geen juist dü géliikkigfte keuze niet was voor den jonge*<br />
ling; waarom hij, dié zulks dra merkte, 'maar weinig 'tijds,<br />
en nog met wederzin , bij dezen Meester bleef, en een befluit<br />
nam, 0111 met verzakinge der féhildermanier die hem VAN PER<br />
geleerd hadt, zijns vaders voetfpoor te volgen; het geen hem<br />
zo wel gelukt is, dat hij in het fchilderen van landfchappen»<br />
gelloffeerd met beelden , beesten en ruïnen , een wakker<br />
Meester geworden is; hebbende vele kamers en zalen in "f.<br />
rond gefchilderd, zo te Amfteldam, als te Leijden en 's Hage,<br />
pronkende onder anderen in laatstgenoemde plaats het prag-<br />
iig huis eertijds tot een logement voor de Gedeputeerden ter<br />
Staatsvergadering wegens Amfteldam, met een zaai, overheer<br />
lijk door hem gefchilderd. Ook vervaardigde hij fiaije teke-<br />
ningen met waterverf, en hadt het doorgaans zeer drok met<br />
aanbefteld werk; zo dat hij zig onder de klasfe dér voorfpoe-<br />
dige Konstoeffenaars kost rangfchikkenj ook was by een bij-<br />
H 2
t§8 DAM. (ANTHONY VAN) (DANIËL)<br />
zonder naarftig en vriendelijk man. Hij is in 1753 geftor<br />
ven, in het 6sfte jaar zijnes ouderdoms. DESCAMPS,<br />
Fis des Peintres Flamands ejc. T. III. p. 397- J< v<br />
*N GOOL,<br />
Nieuwe Schouwb. II. D. bl. 134-136. UNfjcttt. £un(Htt Scriccn.<br />
1779. f. 190, 191-<br />
DAM (ANTHONY VAN), Konstfchilder, geboren te Mid<br />
delburg in het jaar 1681 of 1682, werdt onder het opzigt<br />
van goede Meesters en door ongemenen vlijt en eigen oeffe-<br />
hing, een bekwaam Schilder, inzonderheid van zeeflagen;<br />
ook tekende hij meesterlijk. De afbeeldingen van de Dom-<br />
lurgfe oudheden zijn door hem beter dan ooit voorheen naar<br />
de originelen afgemaald en naderhand in het koper gebragt.<br />
In het jaar 1740 gaf hij de door hem bijéénvergaderde,<br />
Wapenkaart der Burgemeesteren van Middelburg, van 1498<br />
tot 1740 ingefloten, in druk uit, met een opdragt aan de<br />
toenmalige regerende Burgemeesteren; waar voor hij tot er<br />
kentenis, met enig zilverwerk befchonken wierdt. Behalven<br />
deze kaart, heeft hij enige Geflagttafels, met bijgevoegde<br />
wapenen van enige Vorstelijke huizen, opgemaakt, onder<br />
anderen die van NASSAU, van OTTO VAN NASSAU, in 670<br />
af, tot op WILLEM DEN IV, in 1741 ingefloten. Med. Berigü.<br />
DAM (DANIËL VAN), geboren teWitmarfum in Friesland<br />
in 1594, alwaar zijn vader TIDO VAN DAM zedert twee ja<br />
ren Piedikant was, na enigen tijd te voren die bediening te<br />
Midwoud in Noordholland te hebben waargenomen; in 159S<br />
beriep men hem te Sexbierum, en in ï6oo te Bafloo en Rasquert<br />
in de Groninger-Ommelanden, alwaar hij zijn graf vondt, en<br />
in 1617 ftierf.<br />
DANIËL liet zig den 15 meij 1613 als Akademieburger te<br />
Franeker infchrijven, ftudeerde *er in de philofophie en god<br />
geleerdheid , en beklom 'er den trap van Meester in de fraije<br />
konften den 20 augustus 1621, toen hij reeds Doktor in de<br />
regten was, zonder dat men weet waar hij die waardigheid heeft<br />
bekomen, of zig in die wetenfehap geoeffent. In het begin<br />
van december 1625 door de Klasfis van Franeker tot Propo<br />
nent
DAM". (JAN VAK DE») Qp<br />
flenfc aangefteld zijnde, wierdt hij dén iöden van die maand<br />
ais Predikant tsWitmarfnm bevestigd, van waar hij drie jaren<br />
later naar Nieinvland een naburig dorp wierdt beroepen; daar<br />
hij het woord des Heren verkondigde tot in het jaar i63t,<br />
wanneer hem op den i julij de waardigheid van Hoogleraar?<br />
in de Logica, aan de Akademie te Franeker wierdt aangebo*<br />
den, zijnde opengevallen door den dood van JAN HACHTIN»<br />
GIUS. Hij nam 'er in augustus bezit van, en oefrende 'er met<br />
aanhoudende vlijt de werkzaamheden van uit, tot in het<br />
jaar 1639, wanneer hij op den 18 februartj tot Onder-Regent<br />
Van het Staten-Kollegie te Leijden Wierdt aangefteld. Tweë<br />
jaren later voegden Curateuren bij deze waardigheid die van<br />
Hoogleraar in de philofophie.; daar hij egter geen genot van<br />
hadt, doordien hij reeds met zijne doodziekte worftelde 4<br />
waaraan hij den 12 junij 1641 overleed, nauwlijks den ou*<br />
derdom van 37 jaren bereikt hebbende.<br />
DANIËL is getrouwd geweest, en liet onder anderé kinderen<br />
een zoon na, TIBO VAN DAM genaamt, die ten jare 163!<br />
Predikant ts Heukelum was, en 20 jaien later te Strijen, al*<br />
waar hij in 1689 zijn jongden fnik gaf. Van onzen Hoog<br />
leraar is doör den druk gemeen gemaakt: Disewfuum Logicc<br />
mm Disputationes viginti. Franeq. 1634, 1635. in Svo. • ~<br />
E. L. VRIEMOET, Atlién. Frif. p. 257-259. PAQUOT, Mem.-,<br />
litt. Tom. VIII. p. 72 , 73. SOERMAISS, Academ. Reg. van<br />
Leijden, bl. 123. En, Kerk. Reg. der Predik, van Zuidholland t<br />
bl. 20. 93. JÖCHER, CScIcf/ïten Scxiccn. II. 2$. f. 11.<br />
D A M (JAN VAN DEN), is een van die vernuftige Gees.<br />
ten geweest, die even als enen JAN VAN DER BILD , WYTSSS<br />
FOPPES DONJEMA enz*, door eigen viijt en deuken, zonder<br />
behulp van leerdellig onderwijs, het zoverre heeft gebragt,<br />
dat hij een aanzienlijke plaats onder de reije van de verhe«<br />
Vends Wiskonftenaars verdient.<br />
JAN VAN DF.N DAM, een man wiens opleg tot een der<br />
gemeende handwerken, niet deedt vermoeden dat 'er Zuil.<br />
gen geest in fchuild», maakte door overheerffliidffn zugt, tof<br />
N 4 WiJS<br />
i
aoo DAM. (NIKLAAS VA») of DAMMIUS.'<br />
Wis- en Werktuigkunde, daar in zulke voorfpcedige vordc-><br />
ringen, dat hij te Amfteldam openbare lesfen in de Natuur- era<br />
Sterrekunde gaf. Een Konstftuk, door hem, met den naam<br />
van Sphcera perfecta betijteld, beftond uit een Spheer, op een<br />
voetftuk, waarin een uurwerk was geplaatst, dit bragt alle<br />
de Hemelfe lighamen, als ook onzen Aardkloot in beweging,<br />
zo dat men daar, met enen opflag van het oog, alles kon<br />
waarnemen wat aan het uitfpanzel voorviel; ook kon het<br />
uurwerk afgezet, en alles met de hand in beweging gebragt<br />
worden. Het (lelde iemant in ftaat, om, binnen ene maand,<br />
van de Sterrekunde een uitgeftrekter en duidelijker begrip te<br />
krijgen, dan naar de gewone wijze van onderwijs, door veel<br />
tijds daar aan te hefteden. Beknoptheid, fraijheid en maak.<br />
zei gaven aan dit werktuig, den voorrang boven alle Plane<br />
tariums tot dien tijd uitgevonden, en konden de liefhebbers<br />
bet zelve bij den Uitvinder en Maker bekomen, van onder-<br />
fcheiden grootte, en met meer of minder bijzonderheden naar<br />
ieders verkiezing. Hij maakte het zelve voor 't eerst in het<br />
jaar 1738, en heeft het van tijd tot tijd aanzienlijk verbeterd.<br />
Zin werktuigkundig vernuft vervaardigde vele andere Konst-<br />
ftukken, die de bewonderende goedkeuring der liefhebbers<br />
wegdroegen.<br />
Daar it van hem in druk : 1. Jïicutoe ïjuomfche $ttaffi&<<br />
mee of ftonjSt Der Schaart. Stmfï. 1727- hi 8bo. 2. iDh><br />
fconftige rekening cm De b-ceDte ban Den StarDhloot te binöeu.<br />
3fmfï. in 4to. ïtcDenboerinn ober ecnige ©oojtocrprn / SXwt*<br />
ttgljcDeii en Jl©!DDeIen Der 4üatiuirhimDe/ lutgcfp-olicn Den 11<br />
ban ï?crfërmaanD 1743.
DAMBARINUS. DAMES. DAMHOUDER, sot<br />
«tt DAMHOUDER. (JOOST of JÖDÖCUS)<br />
fteigerde waar dóór hij inzonderheid in het vak van regres?<br />
heeft uitgemunt; oök was hij een groot lieveling van voor<br />
noemden Profesfor HEEMS, bij wiè hij was gehuisvest. Hij<br />
was te Qrkans in Frankrijk tot Doktor in beide de regten ge<br />
promoveerd, en wierdt van die Hogefchool te rug gekomen,<br />
door de Regering van Brugge tot haren Penfiönaris aangefteld;<br />
hebbende als toen ook verfcheidene Gezantfchappen, ten be<br />
hoeve van Keizer KABEL DEN V, met zonderlingen lof vol<br />
voerd, welke Vorst hem uit dankbaarheid ook niet alleen<br />
tot den adelijken ftand verhief, maar hem teffens ten jare<br />
1551 met het ambt van Kommisfaris van den Raad der Vor-<br />
Relijke geldmiddelen begiftigde, in welke bediening hij na<br />
maals door Koning FILIPS werdt bevestigd, die hem daar té<br />
boven in 1559 tot Raadsheer benoemde, en Welke ambten<br />
hij gedurende het tijdvak van 30 jaren, en tot zijnen dood<br />
toe met allen lof én ijver heeft waargenomen. Hij is gehuwd<br />
geweest met'T.ourzE CHANTRAINE een'adelijk meisje uit Artois,<br />
bij wie hij een zoon heeft verwekt LODEWYK genaamd, die<br />
Raadsheer in den Hogenraad van Flaanderen is geweest. Onze<br />
DAMHOUDER ftierf den 11 februarij 1581, in den ouderdom<br />
van 74 jaren, na dat zijne egtgenote hem zes jaren eerder<br />
was voorafgegaan. Beider lijken zijn naar Brugge zijne ga-<br />
boorteftad gevoerd, en in de Mariè'-kerk, die hij met verfchei<br />
dene inkomften hadt begiftigd, onder een pragtige zark bg-<br />
graven, waar op dit graffchrift ftaat te lezen:<br />
Memorice pofteritatis Sacr.<br />
Hospes fepuicrum vides<br />
Viri a fe & majoribus claris/.<br />
D. . JODOCI DAMHOUDERI,<br />
Equitis aurati<br />
Qvi per arm. XXX. in Belgis<br />
Conjiliari'ts fu :<br />
t<br />
Imp. CAROLI. V. &f PHILIPH II. Regls<br />
Cujus cura res fisci credita<br />
Ct'f Jidt adminijirata eft.<br />
Qui
DAMHOUDER. (JOOST of JODOCUS) »j<br />
fhii juflitia fummm cuhor,<br />
Scelerum lindex acer,<br />
Etiam Prafecluram gcsfit<br />
Littoris Flandrici<br />
Exercendis viverris<br />
Nee folus ille hic jacet,<br />
D. LUDOVICA DE CH ARTRAINES,<br />
Alio nemine BROUCSAULX,<br />
Artefia Domo,<br />
Omni laude qua in mulierem cadit',<br />
Cumulata.<br />
Obiit Vir xr. Kal. Febr. M.D.LXXXI.<br />
, Vxor autem. xn. Kal. Julii. M.D.LXXV-<br />
A mribus augujlum in diës Jïngtdos<br />
Sacrificium<br />
Pie hic confiitutum eft, ,<br />
Et anniverjariwn SS. cum Prabendis IX.<br />
Compofitis 'fit quies Secura.<br />
Ook is 'er een Gedenkpenning ter vereeuwiging van de.<br />
zen geleerden man geflagen; waar van de éne zijde zijn<br />
Borstbeeld bevat, hebbende het,.hoofd met ene meesterlijke<br />
muts gedekt, en het lijf met den tabbaard bekleed, binnen<br />
het randfehrift deze woorden, in 't latijn : JOOST DAMHOUDER,<br />
GULDRIDDER. 15Ö6. Op de andere zijde ftaat zijn gehelmd<br />
wapenfehild, zijnde een dambord; nevens de volgende fpreuk,<br />
die zo wel als het wapen op zijnen naam zinfpeelt: SONDER<br />
VALLEN STAAT DAMHOUDERE. Zijn ifbeeldzel wordt op verfcheidene<br />
wijze in prent gevonden; waar onder dat door den<br />
KpnftenaarVINKELES hier bijgevoegd, ge:n van de minften<br />
k. De fchriften door DAMHOUDER in druk uitgegeven, zijn:<br />
1. Patrocinium Fupilicnm, Minorum Prodigorum. Brugis,<br />
1544. in folio. Verfcheidenemalcn, en ook in 't frans ver<br />
taald, gedrukt.<br />
2. Subhaftationum Exegefis compendiofa. Lovanii, 1558. in<br />
Ata. Mede in 't trans vertaald, gedrukt,<br />
ft
öe* DAMISSEN. (LUKAS) DAMIUS. (MATTtöAS)<br />
3. Enclnridium Rerum Criminalium. Antv. 1544. tri 4to. Zeet<br />
dikwils naderhand herdrukt, ook in het frans, hoog- en ne<br />
derduits overgezet.<br />
4. Praxin Rerum Civilium, cum Notis ptaUicis N. TULDENI.<br />
Antv. 1617. in 4.0. Hier van zijn mede verfcheidene druk<br />
ken; ook met bijvoeging van het Enclnridium Rerum Crimina<br />
lium, ten jare 1646 te Antwerpen in folio gedrukt. Insgelijki<br />
tc zamen in het nederduits vertaald, te Rotterdam 1649. in<br />
4to.<br />
5. Similia Paria Juris utriusque, cum Notis TULDENI.<br />
Antv. 1601. in 4W.<br />
6. Paramefes Chriftianas, feu Locos communes ad Religionem et<br />
Pietatem Clirijlianam pertinéntes, ex utroque Teftamento. AntVi<br />
i n 8 w<br />
1571. Venet. 1572- '<br />
7. De magnificentia Politite civitatis Brugorüm, naderhand oni<br />
der dezen tijtel met vermeerdering: Chronicon generale Comitum<br />
Flandrise et Brabantiee Ducum, ima cum vita omnium Foreftario-<br />
rum; cura N. INGELBRËCHT Mei. Doüoris: Amft. 1688. in i,to.<br />
Ook in het rederduits gedrukt, onder de tijtels van: 25efchn><br />
feing ban 2??nggc. Stuff. 1684- >n 4to. En, tfhjontjft ban<br />
©[aanbeten enj. °;Sntggc 1699- in 4».<br />
8. Orationem panegyricam in laudem Hifp'anorum Negotiatorum.<br />
Lovan. 1558. in $to. FR. SWEERTII, Athen. Belg. p. 492,<br />
493. SAKDERI, Status Aulic. fol. 16. J. F; FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
p. 766, 767. HOOFTS, Ned. Hift. bl. 21. GUICCIARDIN, Bé-<br />
Jchrijv. der Nederl. bl. 89. G. v. LOON, Ned. Historiep. I. D.<br />
bl. 41, 42. JÖCHER, (3t(tJ»t«n Stftcott. H. S£j>. f. 14.<br />
DAMISSEN (LUK AS), Konstfchilder, was een zoon van<br />
de enigfte dogter van LUKAS VAN LEYDEN , geboren te Leijden<br />
ten jare 1533; hij zette zig te Utrecht met 'er woon ter ne-<br />
, der, alwaar hij veel heeft gefchilderd, en ook in 't jaar 1604<br />
is overleden. — K. v. MANDER, Leven der Schilders, I.<br />
D. bl. 85.<br />
DAMIUS (MATTHIAS), een Paltzer van geboorte, waar-<br />
fchijnlijk door BRANDT verkeerd HANS geheten, doordien<br />
AMP-
D A M M A N . ae?<br />
AMFZJNG, die zijn ftad- en tijdgenoot was, hem MATTIITAS<br />
noemt, is Medicijne Doktor te Haarlem geweest, en teffens<br />
Raad en Vroedfchap van die ftad; zijnde ten jare 1619 een<br />
der drie Politijke Gecommitteerden door de Staten van Holland<br />
aangefteld, om de onafgedane zaken bij het Sijnode van Noord*<br />
holland ten aanzien van de Remonftranten te verrigten; doch<br />
toen deze Heren met de Kerkelijke Gedeputeerden , en het<br />
Alkmaarder Contraremonftrantfe Klasfis in Alkmair in de Sa-<br />
cristij of Kerkenkamer, waren vergaderd, geraakte enig grauw<br />
of gemeen volk, den Remonftranten toegedaan, den 8 of 9<br />
maart van genoemde jaar op de been. Men hadt de buur-<br />
wagten tot bewaring van de kerk, nevens enige rotten Schut<br />
teren op 't ftadhuis geplaatst, doch egter wierdt de kerk<br />
overweldigd, de facristij of kerkenkamer opgelopen, deKlasfis<br />
kast opengebroken, het Klasfisboek en andere papieren daar<br />
uit genomen en gefcheurd, voorts met ftenen geworpen. Doch<br />
DAMIUS en de verdere leden van die vergadering, ontweek<br />
het grauw door een onbekende deur, en het oproer wierdt<br />
door de goede voorzorg der Regering wel dra geftuit en hadc<br />
geen verder gevolg.<br />
DAMIUS was een groot begunftiger der Contraremonftranten,<br />
zelvs tot ijverens toe. Hij heeft gefchreven: 1. Anti-Barlceum,<br />
in 4(0. 2. Animadverjiones Apologetica; in GROTII Pietatem, in<br />
4t». 3. Antidotum, ofte ijertlMiinrje renen?; ïjet fchaöcIijK re*<br />
teut ban JOHANNES WTENBOGAART , in 4to. 4- Hfèijfïcrl'en<br />
be£ jfttctusen ïjarminiaenfehen ö?ebc I3aen?7 in 4to. En<br />
meer anderen van gelijkfoortigen ftempel, welke tot waarbor<br />
gen verftrekken, dat hij een bitter vijand van de Remonftran<br />
ten is geweest. BOR, Nederl. Hist. III. D. bl. 557. druk<br />
san 1678. G. BRANDT, Hist. der Reform. III. D. bl. 357, 358.<br />
S. AMPZINO, Befchr. van Haarlem, bl. 133. JÖCHER, Qktcftteri<br />
gejticon/ II. 2$. f. 16.<br />
DAMMAN, Is de naam van een aanzienlijk geflagt uit<br />
Gent herkomftig, waar van een goed aantal afftammelingen,<br />
de Nederlandfe kerken, me: woord en penne hebben onder-<br />
we-
*o
DAMMAN. (ADRIAAN) i 6?<br />
,i, van waarheid, doordien de Overigheid van Gent hem, ten<br />
.„ jare 1580 niet zou hebben aangefteld tot Hoogleraar der<br />
„ Doorlugtige School aldaar, zo hij niet reeds op dien tijd<br />
„ belijdenis van den Gereformeerden godsdienst hadt gedaan."<br />
Die vermelde omftandigheid doet den Fleer TE WATER gelo<br />
ven, dat de Gentfe Hoogleraar ADRIAAN DAMMAN dezelve zij,<br />
die onder de gewone of buitengewone Hoogleraren der wel-<br />
fprekendheid te Leijden , werwaarts hij zig na het overgaan<br />
van Gent ten jare 1584 kan begeven hebben, wordt opgeteld,<br />
en die naderhand, in 't jaar 1597 is geweest Agent der Alge<br />
mene Staten bij Koning JAKOB DEN I. van Schotland, wiens<br />
twee franfe Brieven aan de Staten zijne Meesters, door de<br />
Remonftranten zijn in 't licht gegeven, in Epist. Freest. Vir. p.<br />
49-52. en welke een verhaal van het oproer ten jare 1596 te<br />
Edenburg voorgevallen, behelzen. Zulks bekoomt nog groter<br />
waarfchijnlijkheid, doordien VALERIUS ANDREAS meldt, dat<br />
ADRIAAN DAMMAN het franfe werk van BARTAS, zijnde VII<br />
Boeken over de fcheppinge der Werelt, onder den tijtel van la<br />
Semeine, in Heldendigten gebragt heeft, 't welk aan den Agent<br />
ADRIAAN DAMMAN wordt toegefchreven. Voorts wordt onder<br />
zijne latijnfe vaarfen een fcbimp- en hekeldigtje gevonden op<br />
den roemrugtigen Brugfen Drukker ITURERT GOLTZIUS , die<br />
gehuwd was met de weduwe van MARTINUS SMETIUS, enen<br />
beroemden oudheidkenner, dienende tot verwijt dat GOLTZIUS<br />
de oude penningen, door SMETIUS verzameld, en door des-<br />
zelvs weduwe aan hem gekomen, op zijn eigen naam en voor<br />
£ijn eigen werk hadt uitgegeven. Zij zijn van de/.en inhoud:<br />
Sed neque te, GOLTZI! decuit, qua SMETIUS olim<br />
Prlva reliqnisfet vidua • tua'dkere, cnnüis<br />
Vendereque: os hominis! poflliminione putasfes<br />
Vindicias peterent manes poflhuma proles.<br />
DAMMAN heeft in 't licht gegeven: Carmen grntulatorium<br />
FRANCISCO, Andium Duei, ad capkndum Flandrice Comitatum<br />
accerfito. Antv. 1582- in 4-to. Lun. MOLI EI, Coroll.<br />
ad Partenefim ad JEdificatoies inperii in imperia. Lor.d. 1657.<br />
p.
«t>3 DAMMAN. (GUNTHIER ALDEGONDE) (JOH.)<br />
f. 119. 125- MEURSII, Athen. Bat. p. 351. LoMEtèar,<br />
Vier. Genial. p. 24. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 12. 487.<br />
G. BRANDT, i/z/?. rfer Reform. I. D. bl. 803-805. W. TE<br />
WATER, Hift. der Herv. Kerke te Gent. bl. 135-137. J. W<br />
TE WATER, Aanlsangzel fefc. bl. 31.<br />
DAMMAN (GUNTHIER ALDEGONDE), is eerst Pre<br />
dikant te Goes geweest, van daar wierdt hij beroepen den<br />
14 oktober 1586 naar het dorp Cloetingen, en van daar in<br />
1587 naar Serooskerken, alwaar bij in het jaar 1608 is over<br />
leden. Deze zeldzame verplaatzing uit een ftad naar een<br />
dorp moet vreemd voorkomen; men gist dat bij in enige<br />
tweefpalt moet geraakt zijn met de Regeringe, of met zijnen<br />
kerkenraad of gemeente, en dat dit vuur van onenigheid al<br />
in 't vorige jaar 1585 aan het glimmen was, waarom men<br />
hem buiten de ftad liet prediken, en te Kapelle wilde plaat-<br />
zen, wanneer de Raad te Baarland zoude beroepen worden,<br />
waar omtrent de handelingen der Klasfis van Zuid-Beveland,<br />
in dien tijd, berigt geven. Toen ten jare 1603 in de Klasfis<br />
van Waldmen, in navolging van het Zuidhollandfe Sijnode,<br />
de voorfiag wierdt gedaan, om van alle de Klasfen de namen<br />
van de Predikanten te verzoeken, die ooit in de Nederlandfe<br />
kerken hadden gediend; met aantekeningen van hunne gelegen<br />
heid, wat en wie zij geweest waren, eer zij tot den kerken<br />
dienst kwamen; en hoe zij zig daarin gedragen hadden; werdt<br />
DAMMAN benevens Jon. MIGGRODE, Predikant te Vere, JOH.<br />
SEU te Middelburg en KORNELIS DE HONT, als zijnde de vief<br />
uudlle leden der Klasfis, gelast de lijsten daar van op te ma<br />
ken. J. W. TE WATIR, Reform, van Zeeland, bl. 204,<br />
205. 277, 278. 310. A. 's GRAVEZANDE, de Unie van Utrec/4<br />
lerdagt, bl. 127. aant. (x.)<br />
DAMMAN (JOHANNES), was Predikant te Dirkslaxd,<br />
lleliszavd en Herkinge in 1598; te Zmdert in 1615, te Rijs*<br />
èergen in i6t6, te Made en Drummeier in 1616, te Kapel ea<br />
Vrijhoeven in ICÏQ, ea wierdt afgezet in 1625. — SOES-
D A M M A N . (KORNELIS)<br />
MANS, KerhRegister, Boekz. 1730. a. bl. 406. J. W. TE WA«<br />
TER, Reform, van Zeeland, bl. 199. aant. (3.)<br />
DAMMAN (KORNELIS), is in 1596 geweest Predikant<br />
te Hekelinge in 't Hulfter-Ambagt, en wierdt van daar beroe<br />
pen naar Oudorp in 1600, vervolgens naar Oostvoorn in 1619,<br />
,daar hij in 1619 geftorven is. Hij was een ijverig Contra-Re-<br />
monftrant, doch daar hij vreedzaam van aart was, wist bij ook<br />
zijne Gemeente in die onftuimige tijden zonder de minfte op-<br />
fchudding te bewaren. Ook zou zijn naam ongenoemd ge<br />
bleven zijn, ware hij ten jare 1618 niet ingewikkeld gewor<br />
den in de hevige beroerten, ontftaan te Goeree, en aldaar ver-<br />
oirzaakt door het beroep van enen ADRIAAN ROMANUS, wiens<br />
vader Chirurgijn te Rotterdam was; deze bekend zijnde tot de<br />
Remonftranten te behoren, hadt het veel moeite eer de Klas<br />
fis van Voome hem als lid harer vergadering wilde erkennen.<br />
Doordien hij nu ook alles te werk ftelde wat de Contra-Re-<br />
inonftranten in ftaat was te verbitteren, wilden dezen niet<br />
langer bij hem te kerk gaan, maar gingen tot dien einde als<br />
mede om het avondmaal te houden, naar Oudorp bij DAMMAN.<br />
Ook kwam dikwils GOSUINUS BUITENDYK, Predikant te Dirh*<br />
land, met goedvinden van de Klasfis ene leerrede aan het huis<br />
van den Ouderling GERRIT JANSZ. doen, doch de plaats al<br />
daar niet ruim genoeg zijnde, verzogt de Kerkenraad aan den<br />
Magiftraat tot dat einde des dingsdags gebruik van de kerk te<br />
mogen maken, 't welk wierdt afgeflagen. Hier op gebeurde<br />
het den 9 janüarij 1618, dat etlijkc Contra-Remonftranten de<br />
kerk met geweld innamen, zig beroepende op zekere akte van<br />
confent, hun bij enige Schepenen buiten kennis der andere<br />
Wethouderen gegeven, en zij lieten KORNELIS DAMMAN C-<br />
penlijk prediken. Deze handelwijze bragt tewege, dat de ande<br />
re burgers meest Remonftrantsgezinden op de been raakten ,<br />
en zig niet lieten ftillen, voor dat men denContra-Remonftran»<br />
ten het prediken verbood. Bij deze gelegenheid wierdt, inge<br />
volge het verhaat van TRICI.AND,. DAMMAN deerlijk mlshau-<br />
deld, en ontkwam het niet dan met levensgevaar; zig vervol-<br />
VIII. DEEL, D §«m
ïio D A M M A N . (SEBASTIAAN) DAMMIS.<br />
geus met de onlusten te Geéree niet verder moeije'nde, Welke-<br />
nog tot in 't laatst van maart aanhielden, en geen einde na-<br />
men, voor dat ROMANUS van zijnen kerkelijken dienst ont-<br />
flagen was. —— G. BRANDT, Hifi. der Reformatie, II. D.<br />
bl. 608, 699. TRIGLAND, Kérkel. Gèfchled. bl. 1082 enz.<br />
J. W. TE WATER, Verhaal der Reform, van Zeeland, bl. 199.<br />
Aant. 4.<br />
DAMMAN (SEBASTIAAN), werdt in 1604 Predikant te<br />
Zutphen, hij is lid geweest van 't Sijnode Nationaal te Dord<br />
recht ten jare 1618 en 1619 gehouden, daar hij tot Scriba ver<br />
koren werdt, en tot overziener van de vertalinge des Nieu<br />
wen Testaments. Hij is een vinnig ijveraar tegens de Remon-<br />
flranten geweest, en men vindt hem zelvs van ontrouw be-<br />
fchuldigd, als of hij het jaar te voren in de Akte der Provin-<br />
tiale Geiderfe Sijnode, verfcheiden kennelijke verdraijïngen en<br />
vervalfchingen hadt gepleegd. Ook heeft hij met een pen in<br />
gal gedoopt tegens genoemde Kerkgemeente gefchreven,<br />
fchoon hij "te voren een aanhanger van ARMINIUS zoude ge<br />
weest zün en met deszeivs zwager JAKOB BRCKO , Predikant<br />
te Arnhem, broederlijk hadt geleefd, ook aan anderen het ge<br />
voelen der Remonftranten aangeprezen. LOMEYER, Ge-<br />
tiial. Dierum. Dscad. II. p. Z4--27. BAUDART, Memor. VIII.<br />
È. bl. 21. die hem fterk verdedigt. G. BRANDT, Hist. der<br />
Reform. III. D. bl. 17. 53- 233. 6pi. 653. 6óo. 796.<br />
DAMMIUS, zie DAM (NIKLAAS VAN).<br />
DAMMIS, is geboren in het graavfchap Flaanderen, en<br />
begaf zig vroegtijdig in der Cistércienfer orden, doende zijne<br />
geloften in het klooster Dunes n'abij Brugge gelegen. Zijne<br />
Opperden zonden hem naar Parijs om te ftuderen. Na tot<br />
Baccalaureus van de Sorhmne bevorderd te zijn, kwam hij in<br />
zijn klooster te rug, en ftierf 'er in 1463, verfcheidene zede-<br />
kundige fchriften nalatende. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg,<br />
p, 29. PAQUOT, Mem. litter. Tom. II. p. 206. JÖCHER,<br />
Otr&ttit £t7icon. HL a;$tU/ f. 16.<br />
DA-
DANJEUS. (LAMBERTUS) ar#<br />
D A R & U S (LAMBERTUS), is geboren te Orleans om<br />
trent het jaar 1530. Zig tot het beoeffenen der regtsgeleerd<br />
heid bepaald hebbende, beftudeerde hij vier jaren lang die<br />
wetenfehap in zijne geboorteflad, onder ANNE DU BOURG, die<br />
dezelve met veel roem onderwees, en die den 19 oktober<br />
1557 tot Raadsheer in 't Parlement van Parijs aangefteld zijn<br />
de, den 21 december 1559 levende wierdt verbrand, omdat<br />
hij de gevoelens van CALVÏN aankleefde.<br />
De ftandvastigheid waar mede deze Christenheld dien pijn<br />
lijken marteldood onderging, trof het hart van DAN^US, die,<br />
ook veel neiging tot het omhelzen van de Gereformeerde leer<br />
gevoelende, zig in 1560 naar Geneve begaf. Hier ftaakta<br />
hij de beoeffening der regtsgeleerdheid, en lei zig met de<br />
volle borst op die der godgeleerdheid toe, waarin hij ook<br />
zo wel flaagde, dat hij den roem heeft verworven een der bes<br />
te Theologanten van zijn leeftijd geweest te zijn.<br />
Na zijne ftudien met veel roem volvoerd te hebben, maakte<br />
men hem Predikant en Hoogleraar in de Godgeleerdheid te. Ge.<br />
neve, vervolgens wierdt bij in 1581 tot Profesfor in de theolo<br />
gie te Leijden beroepen, doch zig hier niet met den Predikant<br />
COOLHAAS kunnende verdragen, dien door de Magiftraat van<br />
Leijden de hand boven het hoofd wierdt gehouden, bleef hij<br />
'er flegts één jaar, en toog naar Gent, alwaar hij korten tijd<br />
onderwijs gaf, daarin verhinderd wordende door de vervolgin<br />
gen en onenigheden die het land beroerden.<br />
Hij keerde dan naar Frankrijk te rug, en ging te Orthês in<br />
Bearn wonen; van daar wierdt hij in 1594 naar Castres beroepen,<br />
en vervulde 'er met veel ijver de pligten van het predikambt,<br />
tot in 1596, wanneer hij in den ouderdom van 66 jaren ftierf.<br />
Zeer veel heeft hij gefchreven; van zijne gedrukte werken, die<br />
zo groot 3ls klein 51 in getal zijn, vindt men de optelling bij<br />
NICERON. MEURSII , Jihen, Bat. M. ADAMI , Vitte<br />
Theo), exter. Prcejlantium aliquot Theohgorum F.iogia per J. VER-<br />
ÏIEYDEK. P. BURMANNI, Syüoge Epift. Tom. L p. 31. 88. NICE-<br />
?.ON, Mem. des Hom. ittuftr. Tom. XXVII. p. M-36. TE<br />
WATER, Hifi. van de Hen: Kerk te Gent, bl. 133. J. W. TE<br />
O 2 WA-
tit DANCKERTS. (BARTEL)<br />
WATER , Aanhangsel op dezelve, bl. 30. JÖCHER, (Stfdfïfeti<br />
itftik, ni 2». f. is.<br />
DANCKERTS (BARTEL), was een man die zig in ds<br />
Vaderlandfe Gefchiedenis berugt gemaakt heeft, door zijne<br />
handelingen als Burgemeester van Coes in Zeeland. In deze<br />
zo wel als in de andere Provintien, waren ten jare 1655,<br />
merkelijke beioerten, over het aanftellen der Regering ónt-<br />
ftaan; ook waren zedert het jaar 1653 te Goes enige lieden<br />
ïn de Regering gekomen die het Huis van Oranje waren toe<br />
gedaan, en daar door geraakten 'er, in het volgende jaar<br />
wederom enigen op het kusfen, die na dode van WILLEM<br />
EEN Ö. geweerd waren. DAKCKERTS, die mede tot dezen be<br />
hoorde en regerend Burgemeester was, in 1655 mede tot<br />
Jlailjuw zijnde aangefteld, ontftonden 'er op nieuw merke<br />
lijke bewegingen, die door de Gemagtigden der Staten, ge-<br />
ftild werden. Op het het einde van 1656, rees *er verfbhij,<br />
over het verkiezen van twee Rentmeesters, waar van de be<br />
noeming van de jaarlijkfe Wethouderfchap die in den volgen<br />
den zomer gefchieden moest, grotendeels afhing. De ftem-<br />
men flaken, tusfen de Prinsgezinden en de anderen. De<br />
Burgers kozen partij en waakten met dubbele wagt om niet<br />
overvallen te worden, en om het krijgsvolk buiten te houden.<br />
Doch bij gelegenheid dat twee ronden van' de verfchillende<br />
partijen, bij nagt eikanderen tegen kwamen, raakte men hand<br />
gemeen. GILLIS VAN DEP. NISSE, Kapitein der Burgerije,<br />
werdt doorfchoten: twee Burgers werden gewond, waarvan<br />
een, JAKOB CORSTEN genaamd, her bedierf; het huis van den<br />
Oud-fchepen BENJAMIN VAN DEN STEENE, daar de partij der<br />
Prinsgezinden in geweken was, werdt geplunderd. De Bail<br />
juw DAKCKERTS die 't met dezen hieldt, op 't einde des jaars<br />
lóss. door Burgemeesteren en Schepenen, ontfehutterd, en<br />
federt aangetast zijnde door de Burgerije, was genoodzaakt<br />
geweest, zijn ambt neder te leggen. Zijn aanhang hadt der<br />
halven deze moeijelijkheid veroirzaakt om hem te herftellen.<br />
DARCKERTS egter, uit Coes geweken zijnde, nam, in meij<br />
des
DANCKERTS. (HENDRIK) aijf<br />
des jaars 1658, op eenen vroegen morgen, zijn flag waar;<br />
kwam, met enigen van zijnen aanhang, in de ftad, maakte zig<br />
meester van het ftadhuis, en zetteda zig op zijne oude plaatze,<br />
voorgevende aldaar te willen leven en fterven. Doch alzo<br />
hem bijna geene Burgers toevielen, en de fchutterij, onder<br />
wijl, in de wapenen kwam, tot voorftand der tegenwoordige<br />
Regcringc, moest hij het_ftadhuis en de ftad haast wederom<br />
verlaten. Sedert, werdt hij in ene geldboete van 500 ponden<br />
vlaams verwezen, en uit Goes en Zuidbeveland gebannen.<br />
• Manifest der Burg. van Goes, gedrukt Middelb. IÖJ7.<br />
WAGEN., Vak Hifi. XII. D. bl. 398. enz. .<br />
DANCKERTS (HENDRIK), Konstfchilder, geboren itt<br />
's Hage , alwaar hij in den beginne de konst uitoeflënde.<br />
Vervolgens reisde hij naar Italiè'n, daar hij, gedurende enigs<br />
jaren, naar de ftukken der beste Meesters, en de verrukkende<br />
gezigten die aldaar in zulk een menigte gevonden worden,<br />
werkte. Na zijne terugkomst, bediende zig KAREL DE II. van.<br />
zijn penfeel in het verbeelden van alle de zeehavens in Enge<br />
land en in Wales, als van 's gelijken in het contrefeiten van<br />
's Konings voornaamfte paleizen en lusthoven. Ook fchilder<br />
de hij vele landfchappen voor den voofnaamfren Adel in Enge-;<br />
land, bij wien hij wierdt geëerd en ruim beloond.<br />
Zijn fchildertrant was vrij en teffenS zeer net, zijn luchten<br />
los en vermakelijk; de gebouwen wel verftaan agtervolgens<br />
de regels der bouwkunde ; de fiammen der boomen uitne<br />
mend getekend, en de bladen konftig gewrogt. In eer»<br />
woord, hij is een groot Konftenaar geweest, en Rondt be-<br />
rugt voor een der zuiverfte Landfchapfehilders van zijn eeuw.<br />
• HENDRIK heeft een broeder gehadt, JAN genaamd, welke<br />
een goed Hisforiefchilder was. Beiden zijn zij te Amfteldam<br />
overleden. PILKINGTON, the Gentlemans and Connois-<br />
feurs DiQiorutr) cf Peintres. I.ond. 1770. in 4:0. WEYERMAN,<br />
Leven der Schilders, IV. D. bl. 2co, 201. %{l&(m> ^UtlfHof<br />
Scjkcn/ 1779- f. ipi-<br />
O 3 P4NC-
aï* DANCKERTS. (JAN) (KORNELIS) (PIETER)<br />
DANCKERTS (JAN), voorheen Notaris in f<br />
s Hage en ia<br />
1618 te Amfteldam, alwaar hij zig zeer berugt maakte, we<br />
gens het fchrijven van fchotfchriften tegens 's lands Advo<br />
kaat JOH. VAN BARNEVELT , daar hij zelvs niet fchroomde<br />
zijn naam onder te plaatzen. Hij werdt, op den eisch van<br />
't Hof te Amfteldam gevat, en in gijzeling gezet; doch men<br />
weigerde, ingevolge de privilegiën der ftad om hem over te<br />
geven. In een dezer Iasterfchriften werdt de Advokaat ge<br />
dreigd, met een crimineel regtsgeding; voorts las men 'er<br />
in: „ dat meri hem voet bij ftuk zetten, en bewijzen zou,<br />
„ dat hij 120,000 dukaatjes ontvangen hadt. UITENBOGAARD,<br />
Rondt 'er in „ hadt 8o,cco gulden in gouden Albertinen ge-<br />
„ trokken, 't welk men hem, in zijn bakhuis, hadt aange»<br />
„ zeid." DAKCKERTS zat in de gijzeling, tot dat de Advo<br />
kaat gevat was, waar na men hem losliet, en, eindelijk nog<br />
beloonde, voor 't geen hij gedaan of geleden hadt, zonder<br />
dat men den Advokaat immer iets van 't gene hem, door<br />
dezen mensch, aangewreven was, geregtelijk te last gelegd<br />
heeft. UITENBOG. , Leven en Verantw. Cap. X. bl. 171.<br />
Hiftor. bl. 938. enz. WAÜ., Vad. Hift. X. D. bl. 201--203.<br />
DANCKERTS (KORNELIS), is geweest een Konftenaar<br />
en Schrijver van de XVIIde eeuw; is geboren te Amfteldam,<br />
en fcbijnt zijn gantfen leeftijd in die ftad gefleten te hebben;<br />
alwaar hij het beroep van Architekt uitoeftende, voorts van<br />
Plaatfnijder, en daar benevens handel dreef in Prenten en<br />
Landkaarten. Hij heeft verfcheidene werken over de Bouw-<br />
konst, als mede de Gefchiedenisfen van Zwitzerland door<br />
MERIAN, in 't nederduits vertaald, in 't licht gegsven.<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tom. XI. p. 405, 406. ÏUtgcin. ^an(ï.<br />
Strrceit. 1779- f- 191.<br />
DANCKERTS (PIETER), toegenaamd de Rij, Konsfeil-<br />
der, is te Amfteldam in 1605 geboren. Hij muntte inzon<br />
derheid uit in het'fchilderen van Pourtraitten en Gefchiede<br />
nisfen daar veel beeldwerk in te pas kwam. Zijn roem<br />
,was zo groot, dat UI,ADISI.A8 »B IV, Koning van Pelen,<br />
hem
DANKS. DANSER. DAPPER. 215<br />
hem tot zijnen Hoffchüder benoemde. P. JODE, H. HOHDIUS<br />
en J.'FALK hebben vtele van zijne fchiiderftukken in het ko<br />
per gemeden. DGSCAMPS, Vit des Peintres, Tom. II. p.<br />
79. IWscm. Sunftkï Stflfott, 1779- f- ifli.<br />
DANKS (FRANS), Konstfchilder, was een Amfteldammer<br />
van geboorte, cn heeft in zijn jeugd naar Italiè'n gereisd, ools<br />
Rome bezogt, alwaar hij den Bendnaam van Schildpad bekwam.<br />
Hij fchilderde Hiftorien in 't kiein; en dat hij ook pourtrait-<br />
ten gefchilderd heeft, blijkt uit een lofdigt, op de beeldtenia<br />
van KAT. QUESTIEES, door J. KOENESDING vervaardigd. Hij<br />
leefde in de XVIIde eeuw, en heeft inzonderheid omtrent 'C<br />
midden daar van gebloeid. ——• A. HOUERAKEN, Schouwburg,<br />
III. D. bl. 319.<br />
DANSER (SIMON DE) , een Dordrechtenaar van geboorte„'<br />
was een der vermaardile Zeerovers, welke in het begin der<br />
XVIIde eeuw leefden. Hij hadt zig in 't jaar 1609, met vier<br />
fchepen, welke hij bemagtigd hadt, naar Matfeille begeven.<br />
Hij wist zig, federt, de befcherming des Konings Van Frank<br />
rijk te verkrijgen, en geneerde zig, enigen tijd, met het ka<br />
pen. Men meent, dat hij, in s<br />
t volgende jaar, door de<br />
Turken, omtrent Tunis, gevat, en in den kerker, aan zijn<br />
einde geraakt is. WAC, Vad. Hift. X. D. bl. 51.<br />
DAPPER (OLFERT), is geweest Med. Dr., die zig in#<br />
Zonderheid door het uitgeven van verfcheidene werken be<br />
roemd gemaakt heeft. In 't jaar 1664 gaf hij uit, zijne Hifli-<br />
rifthe Befchrijving der flad Amfterdum, in folio, 't Werk is in<br />
V boeken verdeeld, In 't eerfle wordt Oud-Holland en Oud-<br />
Amjlelland, met de Ambagtsheerüjkheden in 't zelve, befchre-<br />
ven. Het tweede handelt van' de Gelegenheid, Vergrotingen<br />
en Gefchiedenisfen der flad, tot op de overdragt der Landen<br />
aan I'rt.irs DEN II, Koning van Spanje. Het derde vervolgt<br />
de Gethiedenisfen, tot op bet jaar 1652, en is 1<br />
doorgaans,<br />
uit de fchriften van HOOIT en AITZEMA, famengefteld. In<br />
het vierde, worden de oude en nieuwe Gebouwen, en hes<br />
O 4 Stad,
215 DASSA. (JAKOB en JOH.) DATHEEN. (PIETER)<br />
Stadhuis zeer uitvoerig befchreven. Het vijfde en Iaatfte han<br />
delt van de Regcringe, Schutterijen, Poorters, Soldaten er»<br />
geleerde en vermaarde Mannen. Op 't einde, vindt men<br />
ene korte befchrijving der eilanden Urk en Emmeloort. Dezs<br />
befchrijving, welke buiten die van DOMPSELAAR, COMMELYN<br />
en WAGENAAR, voor de beste en volledigfte wordt gehouden,<br />
is met een menigte fraije Platen verciert.<br />
Behalven dit, heeft DAPPER nog in *t licht gegeven: Be<br />
fchrijving van Sijrië en Palestina, 1677; Morea, 1688; Afri<br />
ka, 1676; China, 1670; de Eilanden van den Archipel, 1688;<br />
Afia, 1672; en Arabiën, 1662; alle in folio. Nouv.<br />
Ditt. Hift. in Svo. Tom. II. p. 451. WAG. , Befchr. van Amft.<br />
j. D. Voorr. XXIV. JÖCHES, QSeltftftn gcrfcoit. HL 2$. f. 33-<br />
DASSA (JAKOB en JOHAN), twee broeders, zonen van<br />
ÏERDINAND DASSA en BARBE VAN ROCKOX, behoorden beide<br />
onder de verbonden Edelen; en een van hun werdt ten jare<br />
1567, gevonnisd, als fchuldig aan gekwetfte Oppermogènd-<br />
beid. JAKO3 was in de jaren 1596-1614, Burgemeester van<br />
Antwerpen, werdt door Aartshertog ALSERT, den 22 december<br />
1597, Ridder gemaakt; en ftierf ten jare 1615, in hogen ou<br />
derdom; zonder kinderen, uit zijn huwelijk met ELIZABETH<br />
VAN DEÜP.STEN, natelaten.<br />
JOHAN DASSA, was Ridder der orde van Christus. Hij hadt<br />
in huwelijk JAKOBA VAN CLOERINGE; ftorf in 't jaar 1603;<br />
.ligt te Antwerpen begraven, en liet kinderen na. » JVobil.<br />
des Pays-bas. Tom I. p. 119. Supplém. p. 41, £f le vrat Supp.<br />
p., 66. E. v. METEREN, Ned. Hifi. IJL B. bl. 54. TE WATER,<br />
Verbond der Ed. II. D. bl. 231, 232. III. D. bl. 509.<br />
DATHEEN (PIETER), is geboren te Yperen in Flaande<br />
ren, en Karmeliter Monnik gewéést te Pöpperingen, dcch der<br />
lere van CALVYN toegedaan zijnde, verliet hij zijn klooster,<br />
en toog met meer andere Mannen die der waarheid hulde<br />
deden naar Engeland, alwaar hij zig met de drukkonst ge<br />
neerde , ten tijd toe dat hij door Koning EDÜARD DEN VI. tot<br />
den kerkdienst geroepen werdt, ais wanneer hij dat beroep<br />
liet
DATHEEN. (PIETER)<br />
liet varen. In Engeland fchijnt hg vertoefd te hebben tot<br />
aan het jaar 1554; in 15SS, werdt hij tS'Wmkfm a's Predikant<br />
beroepen; en weinig tijds daarna werdt hij befchuidigd<br />
van verkeerde gevoelens omtrent den Kinderdoop te voeden ,<br />
waar tegen hij zig in 1559, verdedigd heeft, getuigende C.<br />
VAN GREVINKHOVFN, dat hij, op de regte wijze, de Wederdopers<br />
bedreden hadt. Vooits hieldt hij zig enigen tijd in<br />
den Paltz onder de Gereformeerden op. Maar toen de vrijheid<br />
van den gezuiverden godsdienst in Nederland begon op<br />
te dagen, door het gefloten Verbond der Edelen, kwam hij<br />
ten jare 1560 te Popperingcn te rug, en predikte aldaar en op<br />
andere plaatzen van Westjlaanderen meer. Het was ook omtrent<br />
dezen tijd, dat hij DAVIDS Pjalmen, naar de franfe digt-<br />
en zangmaten van CLEM.-NT MAROT en TIIEOBORUS BEZA in<br />
1 nederduits hebbende berijmd in 't licht heeft gereven; hij<br />
droeg die op met een voorreden den 23 maart istfö gedagtekend<br />
, aan alle. de Nederhndfe Gemeenten en Kerkendienaren,<br />
zugtende onder 't kruis, cn zij wierden alomme daar de<br />
predikatiën doorbraken, openlijk gezongen. Dit werk, hoewel<br />
daarin, door zijn onervarenheid in de hebreeuwfe taaie<br />
yerfcheide misflagen waren begaan, en gelijk bij naderhand<br />
zelv toeflemde, hem tc haastig als ene ontijdige geboorte<br />
was afgedrongen, wierdt evenwel te dien tijd, toen de ncderduitfe<br />
rijmkomst nog t'enemaal onbefchaafd Was, bij velen<br />
hoog geprezen en maakte hem geen kleine gunst; en niettegenstaande<br />
het fterhe fmelen, dat 'er van tijd tot tijd tegens<br />
deze berijminge is gefchied, is die evenwei gedurende het lange<br />
tijdvak van ruim twee eeuwen in gebruik geweest, zijnde<br />
de nieuwe Pfaimberijming niet voor het jaar 1773 ingevoerd.<br />
DATIIEENS grote .welfprekendheid, door lange oeffening ver<br />
kregen, trok veel meer aanhangs agter zig, dan andere Leraars,<br />
en kreeg, verhaalt men, in 't kort wel 15000 menfen<br />
tot het gehoor zijner predikatiën. Doch hij bleef niet lang<br />
ten platten lande, maar wierdt in julij 156Ó te Gent verzogt,<br />
alwaar hij den 29 feptember voor de eerftemaal predikte.<br />
v a n<br />
Pc dienstwaarnerniug<br />
TV'" 2 2<br />
^» t s C m t B 1 K ; 5 I ;<br />
oorzaak*<br />
o 5 m
«8 DATHEEN. (PIETER}<br />
lijk een einde nemen, toen eerst het Hof te Brusfel, nader»<br />
hand de Graav VAN EGMOND , en eindelijk het Hof van Flaan<br />
deren en de Magiftraat te Gent, het Verbond, met de Edelen<br />
gemaakt, krenkten, knibbelarijen zogten, de kerk der Gere<br />
formeerden lieten Hopen, en hunne godsdienstoeifening ten<br />
fcherpfte verboden. DATHEEN nam tijdelijk de vlugt, en<br />
ontkwam het gevaar ter goeder ure, want het Hof te Brusfel<br />
was zo vinnig op hem verbitterd, dat de Landvoogdcsfe hem,<br />
henevens HEKMAN MODET, bande, en een aanzienlijke pre<br />
mie beloofde, zo iemant hem levende haar in handen konde<br />
leveren. Met de komst van den Hertog VAN ALVA was 'er<br />
geen vrijheid, zelvs geen duiding meer voor de Gereformeer<br />
den in geheel Nederland te hopen; dus zogt DATHEEN zijn<br />
oude fchuilplaats in de Paliz weder op, en werdt voor de<br />
tweedemaal Predikant te Frankendaal, van waar hij eerlang<br />
naar Heidelberg vertrok, al voor 1570; en in 't jaar 1568,<br />
hadt hij de Sijnode der Nederlandfe kerken te Wezel bijgewoond.<br />
Waarfchijnlijk is hij in 1578 te Gent terug gekomen, want<br />
hij wierdt wegens de keik aldaar naar de Nationale Sijnode<br />
van den 2 tot den 18 junij te Dordrecht gehouden, gezonden,<br />
waar van hij ook tot Picefes of Voorzitter werdt gekoren.<br />
Tot dus verre hebben wij DATHEEN-in achting bij Leraars,<br />
Gemeenten en Kerkvergaderingen, bij Prinfen en Vorften zelve<br />
ontmoet; de daden door hem vervolgens gepleegd, hebben<br />
die achting niet alleen uitgedoofd, maar zelvs zijn kwaadaar-<br />
lig, nors, onverdraagzaam en vervolgziek karakter in het hel-<br />
derst daglicht geftjld. Toen nameiijk de Religions vrede<br />
op den 22 julij 1578 door den Aartshertog MATTIIIAS, den<br />
Prins VAN ORANJE en den Raad van State was uitgegeven,<br />
werdt die door de Gentenaars verworpen, Prins WILLEM DE<br />
I. drong fterk aan door brieven en gezantfehappen, dat men<br />
dien vrede moest aannemen, dien hij als het enigfte middel be-<br />
fchouwde om de rust in de Nederlanden te bewaren , de Span<br />
jaarden te wederllaan, en den Gereformeerden godsdienst in<br />
Hand en bloei te houden: dan alle de pogingen van dezen<br />
weimenenden Vorst waien niet beftand tegens den dollen<br />
ijver
DATHEEN. (PIETER) 119<br />
ajver van Jr. JAN VAN IMBTZE , dis met) zijnen aanhang de<br />
baas (pelende, alle redelijke aanbiedingen verwierpen, en on<br />
der de Predikanten hadden DATHEEN en MODET, het ongeluk<br />
van naar zijne boze raadflageri te luisteren. De eerstge<br />
noemde vierde zelvs zijn losbandigen teugel zo verre, dat bij<br />
zig niet ontzag, om van den predikftoel in het openbaar te<br />
leraren: „ dat het artijkel van de Gentfe Pacificatie, om.<br />
,, de Roomfe Religie toe te laten, goddeloos was, en dat de<br />
„ Prins VAN ORANJE, die zo fterk op 't zelve aandrong, de<br />
„ Religie achtte, en zo gemakkelijk veranderde als een aan-<br />
„ hangzel van een kleed ; dat hij noch om GOD , noch om<br />
„ Religie gaf, maar van Staat en nut, zijnen afgod maakte,<br />
„ zo dat indien hij wiste, ofte dagte, dat zijn hembde iet vaa<br />
„ Religie wiste, ofte rieken zoude, dat hij hetzelve zoude<br />
„ uittrekken, en in 't vuur werpen." Voorts verfpreidde hij<br />
onder de Gemeente te Gent: „ dat hij goed credict badde,<br />
„ dat de artijkel van de Gentfe Pacificatie, ten aanzien van<br />
„ de handhavinge der Roomfe Religie, goddeloos was, en<br />
„ dat de Prins VAN ORANJE (willende den zeiven artijkel<br />
„ ftaande houden, en zeggende dat men te ontijde, en met<br />
„ onordening niets en behoorde te veranderen, en dat men<br />
„ bezworene verbonden meest houden , en dat GOD een<br />
vijand van meinëdigen was), noch GOD noch Religie faad-<br />
„ de." DATHEEN fnoerde door deze oproerige konstgrepen<br />
veel volks aan zijne koorde, met name-zulken, die, over<br />
het vangen van AAESCHOT en anderen, nog voor hunne vei<br />
ligheid bekommerd waren. IUBIZE was, zo als wij reeds ge<br />
meld hebben, de voornaamfte dezer roervinken; tot Voor-<br />
fchepen, dat is, Hoofd der. Wethouderen, gekoren zijnde,<br />
meende men, dat het tijd was, om zig, door 't omkeren van<br />
den godsdienst,, van 's volks gunst en van eigen veiligheid te<br />
verzekeren. Men verjaagt de Geestelijken, men flaat de Ker<br />
kelijke goederen aan, en men verzekert zig, door krijgsvolk,<br />
van ïperen, gelijk men te voren, van Brugge gedaan hadt,<br />
enz. Dan de Prins VAN ORANJE, het laatfte middel willende<br />
beproeven, om, ware hst Bwögüjfc» Land en Kerk te behou<br />
den,
23
XJAVÏD JORIS 1<br />
.' «r<br />
DAVID JORIS.<br />
èig behalven" de Duitfe, maar volgens de ge tuigen ïsfen vati<br />
THÜANUS en PONTANUS, zeer eigenwijs, doch loos, en ge<br />
veinsd. Men vindt hoe hij in den doop JAN werdt genaamd,<br />
doch dat hij met zijn vader JORIS reizende, in 't vertonen der<br />
zinnefpelen, gemeenlijk den perfoon van DAVID verbeeldde,,<br />
en dat bij daar van dien naam behieldt. Tot Delft hadt hij eni<br />
gen tijd voor den zwaren brand die in 1536" voorviel, dea<br />
Priesteren die 't Sacrament des Altaars in een. ommegang langs,<br />
ftraat dioegen, op den gemenen weg berispt, en van afgoderij<br />
befchuldigd; daar over in de gevangenis geraakt zijnde, wierdt<br />
bij gefehavotteerd, en door beais handen met een priem door<br />
de tong geileken en gebannen. Hij woonde zedert enigen<br />
tijd in den Ihag. Het.glasfchilderen den zak gegeven heb<br />
bende, wil men dat hij zig al vroeg van den godsdienst als<br />
van een fpel en een koophandel zoude bediend hebben. De<br />
Munflerfe Herdopers' hielden hem.in hoge achting, zeggende,<br />
dat 'er , federt CHRISTUS tijd, vier Profeten waren opgeftaan,<br />
twee waarachtigen, JAN VAN LEIDEN en DAVID VAN DELFT ,<br />
en twee vallen , de Paus van Rome en MARTEN LUTHER. Het.<br />
Wederdopers rijk te Mv.nf.er ten einde zijnde, meent men dat<br />
bij te vergeefs getragt zoude hebben de gefcheurde delen der<br />
Doopsgezinden bij een te brengen; ook fcheidde hij zig metter<br />
tijd van d'anderen af, verwekte doch zeer bedektelijk een ei<br />
gen Sekte, die hem aanhing, en daar hij veel gelds van, trok.<br />
Om niet ontdekt te worden, vertrok hij vervolgens naar Ba-<br />
scl, floeg zig daar als een verdrevene pm den godsdienst, ter<br />
ieder ; wierdt tot burger aangenomen, deedt naar het gebruik<br />
der ftad zijnen cedt, en liet zig JAN VAN BRUGGEN noemen,<br />
saar zijn vaders geboorteüad. Ook geliet hij.zig in 't iluk van<br />
Religie, der gezindheid der Zwinglianen die te Basel boven dreef,<br />
ïn ailes tce te Hemmen, bij hen ging hij neerftiglijk ter preke<br />
en ten avondmaal; den Wethoudercn was hij onderdanig,<br />
den armen milddadig, den .nooddruftigen behulpzaam. Dit,<br />
maakte' dat niemand ligteiijk iets kwaads van hem konde ver<br />
moeden; maar dat hij van velen gehouden werdt, voor zoda<br />
nig en zo groot als bij wiidc fchijner. te zijn, en d.ar hem de<br />
zij-'
DAVID JORIS. 22?<br />
2ijnen voor hielden. Ook was hij te aanzienlijker door zijn<br />
heerlijke geftalte, deftig wezen en eerlijk opzigt, van gelijke<br />
door 'de grote rijkdommen en kostelijke kleinodiën die hij ten<br />
dele met zig hadt gebragt, en hem ten dele dagelijks uit de<br />
Nederlander, wierden gezonden. Zijn huishouding was Uittel<br />
min dan vorftelijk, doch ordentelijk. Met dit al befchuldi-<br />
gen zijne partijen hem, van heimlijke ongebondenheid, waar<br />
uit een oud Delfs fpreekwoord gefproten zou zijn, volgens<br />
welk iemant, die los en wellustig leeft, gezeid werdt een<br />
David JorLzccn leventje te leiden. Vooral wierdt ook bij hem<br />
verhoedt, dat niemant tot Bazel en in 't eedgenootfchap van<br />
Zwitserland tot zijne Sekte wierdt aangelokt, maar onderwij<br />
le heeft hij zijne lere door brieven, boeken en boden in Ne*<br />
derland voortgezaait en voedzel gegeven. Dus vermomt heeft<br />
hij ruim elf jaren gerust te Bazel gekeft, tot dat NIKLAAS<br />
MEYNERTS VAN BLEESDYK, zijn liefften leerling, dien hij zijn<br />
dogter ten huwelijk hadt gegeven, zijn lere in twijffel trok,<br />
en tegens hem opftondt. Ook kwam 'er ten dien tijde iemant<br />
uit de Nederlanden, die hem en zijn. geheel gezin den burgeren<br />
zo klaar befchieef, dat hij door 't overdenken van 't gevaar,<br />
't welk hij liep om Ontdekt té worden, tot wanhope, en door<br />
die wanhope met zijn huisvrouw in zware krankheid verviel,<br />
die haar eerst wegnam, en hem korts daar na, namelijk den<br />
23 augustus 1556." Dusdanig was het eind des genen van wiens<br />
gevoelen getuigd werdt, dat het CHRISTUS fmaadheid aan-<br />
deedt, nadien hij zig voor goddelijker, groter, en alzo on-<br />
fterfelijk als CHRISTUS hieldt. Voorts noemde hij zig: „ den<br />
„ zevenden Engel des Heeren, den geest van Gon, verko<br />
"„ ren om de aarde te vernieuwen, te zuiveren en het oordeel<br />
" te houden; een Propheet, wiens gelijken nooit geweest<br />
„ was, noch na hem niet komen zou ; den geestelijken DAVID<br />
", van de menfen, door den regten en waren geest opgewekt,<br />
om een licht der Heiligen te zijn; wiens fchriften men ont-<br />
" vangen moest, niet als van menfen handen, door geleerden<br />
*\ van de wereld, maar gekomen uit de fchole van den Geest,<br />
*' vau een jonger Discipel, geboortig van den 'Hemel, die<br />
" „ het
tH DECKËR. (JERËMIAS DE)<br />
„ het euwig leven, het morgenlicht des euwigen dage* geziefi.<br />
„ hadt; daarom moest men het kostelijk achten, en boven<br />
„ alle wereldfs fc.ba.tten houden; zijnde CHRISTUS zijn voor-<br />
„ loper gewe«st: MOZES was in den Voorhof, CHRISTUS in<br />
„ 't Heilige, hij in 't Allerheiligfte,•' en meer andere fchandelijke<br />
uitdrukkingen. Drie jaren na zijn dood toen zijne gruwelen<br />
openbaar werden, liet de Magifiraat van Bazel zijne<br />
beenderen opgraven, en te gader zijne boeken en beeldtenis<br />
door beuls handen, op de gewoonlijke ftrafplaatze verbranden;<br />
waar over zijne aanhangers niet weinig verfchrikt waren;<br />
zij hadden hem voor onfterfelijk gehouden, en hoopten<br />
als nog, volgens zijne beloften, op zijne wedcropftanding, en<br />
de vervulling zijner valfe voorzeggingen.<br />
Twee Gedenkpenningen zijn 'er geflagen ter bewaring van<br />
zijne gedagtenis, die niet minder fchandelijk zijn dan zijne<br />
leer; men vindt die beide afgebeeld en befchreven bij F. VAN<br />
MIERIS, Hijltrie der Nederfandfe Votflen, II. D. bl. 474, 475.<br />
Zijn Afbeeldzel is door VAN SICHEM, onder het getal der<br />
floofdketteren, in prent gebragt. Verfcheidene werken zijn<br />
van hem in druk uitgegeven, die niet alleen alle zeer ongelijmd<br />
zijn, maar zelvs'veelvuldige godslastering behelzen;<br />
bet voornaamfie hier van is dat gene 't welk hij onder den<br />
tijte! van WONDERBOEK , teaadn / Dat ban Ut Wcvlt aan ber«<br />
floten/ rjenpcubaart té; eerst ten jare 1542, in folio, in,<br />
'c nederduits heeft in 't licht gegeven , en naderhand met<br />
verbeteringen, en fraijc houtfneden verfierd ten jare 1550<br />
heeft doen herdrukken. THUAN., Hift. Lib. XXII. p.<br />
1092. PONT., Amft. p. 53. HORTENS,, Hift. Anabap. p. 38.<br />
PLACCII, Theatr. Ammym. p. 488-499- C. G. ZEIDLER, Hifi.-<br />
'Dar. Gcorgii, Lipf. 1701. 4. GERDES , Hift. Reform. T. III. p.<br />
116. fqq. C. SAXI, Onom. P. III. p. 248. 631. CLEMENT, BU<br />
llioth. cm: T. IX. p. 122. fuiv. G. BRANDT, Hift. der Reform.<br />
I. D. bl. 132-138. 692., 603, WAG., Vad. Hift. V. D. bl.<br />
151. D. v. BLEISWYCK, Befchr. van Delft, bl. 404. 761-767.<br />
DECKER (JEREMIAS DE), is te Dordrecht geboren in het<br />
jaar 1C09 0: 1610. £e beroemde VONDEL noemt-hem een
DECKER. (JEREMIAS M) I S F<br />
Zsigtcr van eene cierlijke netheid. Zijne moeder MARIA TAI»<br />
BEEMDEN, was met zijn vader ABRAHAM DE DECKER, den<br />
3 april 1607 in den egt getreden; en in zijne jeugd hadt dezs<br />
den krijgsdienst uitgeoeffend, en was ais Faandrik, tegenwoor<br />
dig geweest binnen Oostende, toen die ftad door den Aarts<br />
hertog ALBERT belegerd was. Vervolgens verliet hij den<br />
dienst na *c overgaan der ftad, huwde en zette zig te Dord<br />
recht neder; doch begaf zig, eerlang, naar Amfteldam, daar<br />
hij zig eerst met den koophandel fchijnt gencerd te hebben;<br />
doch, daarin, naar alle vermoeden ongelukkig geflaagd zijnde,<br />
zig naderhand, aan 't makelen begaf, uit den winst van welk<br />
beroep, hij zijne vrouw en verfcheidene kinderen onderhieldt.<br />
JEREMIAS, nog een kind, te Amfteldam gekomen, fchijnt.<br />
ouder geworden, zijn vader in 't makelen behulpzaam te zijn<br />
geweest. Hij maakt ook, in verfcheiden Gedigten, gewag van<br />
zijns vaders ijver en bekwaamheid, om hem, in zijne vroege<br />
jeugd, in de talen, in den godsdienst, en in 's lands gefchie<br />
denisfen te onderwijzen.<br />
Ook oeffende de jonge DECKER zig zo wel, dat hij der Ia*<br />
tijnfe, franfe, italiaanfe en engelfe talen meester werdt. Ten<br />
jare 1661, gaf hij eene overzetting uit het frans van MAT-<br />
THIEU, Hiftoire de AE'LIÜS SE JAN, in 't licht, en, enige ja<br />
ren later, zijns vaders vertaling van FLCRUS en EUTROPIUS,<br />
uit ene overzetting in dezelvde fprake. Ook leide hij zig<br />
naarïtelijk toe, op de verbetering der Nederduitfe taie, en<br />
ontwierp, ten dien einde, eene Spraakkonst tot eigen ge<br />
bruik. Doch de Digtkonst was zijne geliefdfle oeffening. Hij<br />
bragt het Treurfpel Baptistes of Dooper over, uit BUCHANAN»<br />
latyn, en gaf het in 't jaar 1652, in 't licht. Zijn uitvoe<br />
rig Hekeldigt, Lof der Geldzucht, is eerst na zijnen dood uit<br />
gekomen. Voorts zijn 'er in den Iaatften druk zijner Rijm»<br />
ceiTeningen, die in *t jaar 1726 door MATTH. BROUERIUS VA»<br />
NIDEK, in II Delen in Ato. bezorgd is, ook velerlei ander»<br />
foorten van Gedigten te lezen, en onder dezen, ene verzame<br />
ling van Puntdigtcn; in welke foort van rijm, DE DECKER de<br />
beste Nederduitfe Dichters evenaarde, of prerupf, Hjj over-v<br />
yuit D **** ? LEECI<br />
«
HS DECKER. DEDEL. DEDEM. DEELEN.<br />
leedt nog geene 60 jaren oud in december 1666. — — Le<br />
ven van DE DECKER voor de laatfte uitgave zijner Rijmoeff. M. BA-<br />
XEN, Befchr. van Dordr. bl. 223; J. VAN VONDELS, Leven,<br />
fel. 80. WAC, Befchr. van Amft. XI. Stuk, bl. 376, 377.<br />
DEKKER (KAREL DE), geboren te Bergen in Henegouwen,<br />
ten jare 1645; is na verfcheidene lagere kerkelijke bedienin<br />
gen bekleed.te hebben, laatftelijk geweest Deken van de Ka.<br />
jiunnikken van onze L. V. te Aken. Bij ftierf den 14 okto-<br />
l»er 1723 aan ene-beroerte, in den ouderdom van 79 jaren.<br />
Hij heeft verfcheidene werkjes gefchreven en door dsn druk<br />
gemeen gemaakt; waar van dc meesten tegens de wijsgeerte<br />
van CARTESIUS, en de leerftukken van JANSENIUS zijn inge-<br />
ligt; van welk laatstgenoemde hij inzonderheid een vinnig te-<br />
genftrever is geweest. — — PAQ_UOT, Mem. litt. Tom. XII.<br />
p. 157-1Ó7.<br />
DEDEL, is de naam van een aanzienlijk geflagt, reeds<br />
Veele jaren, zo in 's Gravenhage als te Amfteldam bekend, en<br />
waar van nog verfcheidene in we^en zijn, die zo in ftaats- als<br />
ftadsbeftuur, en in krijgsdienst, den lande aanmerkelijke dien.<br />
tien hebben bewezen.<br />
DEDEM; een oud adelijk geflagt, oirfprongelijk uit het<br />
graavfchap Benthem, reeds aldaar bekend zedert het jaar 1369,<br />
en naderhand, met het begin der XVIIde eeuwe in het voor<br />
malig gewest Gelderland, het kwartier van de Veluwe, en in<br />
Overijsfel, op de Land- en Kwartier-dagen, onder de Ridder-<br />
fchap befchreven.<br />
DEELEN (DIRK), Konstfchilder, is geboren te Heusdnt,-<br />
en leerde de konst bij den beroemden FRANS HALS, wiens<br />
manier hij verliet; en zig begaf tot het fchilderen van Tem<br />
pels , Gebouwen en Doorzigten, in welken ftijl hij een ver-<br />
dienftig Konstfchilder is geworden. Hij begaf zig met 'er<br />
Woon naar Arnemuiden, alwaar hij Burgemeester wierdt en<br />
ook geftorven is. De behandeling van VAN DEELEN zijn pen-<br />
feel was uitnemend, rijk in vinding, en 'er ftraalt een onge-<br />
frieea vernuft in door. Ook zijn zijne ftuiken ongemeen ge<br />
wild;
DELFT. (JEGIDIUS VAN) DELFT. (JAKOB WILL.) 22?<br />
wild; op de verkoping van den Heer BRAAWCAMI* waren 'er,<br />
verfcheidene van dezen Meester, onder anderen twee die Ker<br />
ken verbeelden, welke verkogt zijn voor 910 guldens. ——<br />
MECHEL, Catal. des Tableaux ds la Gal. Imper. ds Vieme. p.<br />
212. A. HOUBRAKEN, Schewvb. der Ned. Schilders, III. D. bi.<br />
309. WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 309. G.<br />
BRAAMCAMP, Kabinet van Schilder., bL 9. gttgtm. $twft(«<br />
SgkCtW f- 195-<br />
DELFT (JEGIDIUS VAN) , in de ftad van dien naam ge<br />
boren , is een ongemeen geleerd man geweest en heeft veel<br />
roem verworven als Hoogleraar in de Godgeleerdheid;, daar bij<br />
was hij voor het tijdvak waarin hij leefde een gosd latijns<br />
Dichter, en maakte vloeijende vaerfen. De beroemde ERAS<br />
MUS, leefde in gemeenzame vriendfchap met hem, en zegt,<br />
dat hij genoegzaam alle de Bijbelboeken in digtraaat heeft ge<br />
bragt. ÏEGIDIUS bloeide in 't laatst van de XVde eeuwe, eiï<br />
bij heeft verfcheidene Godgeleerde verhandelingen gefchreven,<br />
die na zijn dood door den druk zijn gemeen gemaakt; als me<br />
de: Comment. in OVÏD. de Remedie Amoris, excnfus efl Paris.<br />
1495, in 4f». BOXHORNII, Tiieatr. p. 166. F. SWEER-<br />
TII, Athin. Belg. p. 106". FABRICII, Bibl. Med. Inf. Lat. T.<br />
I. p. 56. D. v. BLEYSWYCK, Befchr. van Delft, bl. 755. JÖCHER,<br />
©elcfert Seyicon / III. SpeiL f. 71-<br />
DELFT (JAKOB WILLEMSZEN), gehore» te Delft,<br />
was een keurig Pourtraitfchildcr. In jaar 't 1592, fchilderde<br />
bij een rot Schutters, dat in zijn geboorteftad op den Doeic<br />
nog te zien is. Zig zeiven met zijne huisvrouw en drie zoons<br />
heeft hij in een ftuk levensgrootte verbeeld. Hij overleed te<br />
Delft, in een hogen ouderdom ten jare 1601, nalatende drio<br />
zoons die hij alle in de konst heeft onderwezen. De otidfte<br />
was KORNÏLIS JAKOBZ. DELFT, die ook een zoon naliet, ge<br />
naamd NIKLAAS KORNELISZ. DELFT, een beroemd Glasfchilder.<br />
De tweede zoon van JAKOB was Rocaus JAKOBSZ: DELFT, een<br />
braaf Pourtraitfchiider. De derde «oon heette WILLEM JA-<br />
KOBSZ. DELFT, den 19 november 15S0 in zijn vaderftad gebo><br />
jen; dese trouwde met ene dogtsr van den beroemden Mi-<br />
P a CHIEfe
J28 DELFT. (PIETER TAN) DELMONT. (DEODATUS)<br />
CHIEL JANSZEN MIEREVELD, en heeft de mseste Pourtraitten<br />
van zijn fchoon vader in 't koper gebragt, zijnde hij een<br />
zeer konftig Flaatfnijder, die insgelijks te Delfe op den n<br />
april 1638 in den ouderdom van 58 jaren is overleden, -na<br />
latende een' zoon, even a!s zijn grootvader JAKOB WILLEMS-<br />
ZEM DELFT genaamd, die op. den 24 janüarij 1610 in zijn<br />
vaderftad het eerfte licht aanfchouwde. Deze werdt mede<br />
een konftig Pourtraitfchilder; en vervaardigde onder andere<br />
Hukken voor den Krijgsraad te Delft de Opper- en Onder<br />
officiers van een rot Schutters, 't welk in den Doelen ge<br />
plaatst werdt. Hij was Veertigraad en Havenmeester te<br />
Delft, en ftierf aldaar op den 12 junij 1661, hebbende<br />
Hegts den ouderdom van 42 jaren bereikt. Hij is gehuwt<br />
geweest aan ANNA VAN HOGENEOUCK, welke ter zijner ge-<br />
dagtenis door den beroemden Beeldhouwer PIETER RYCHS,<br />
een fraij Grafteken heeft doen vervaardigen, beftaande in<br />
een cierlijk uitgehouwen fleenwerk geplaatst boven zijn jong-<br />
fte legerftede op 't koor van de Oudekerk. ——. p. VAM<br />
BLEYSWYCK, Befchr. van Delft, bl. 845- 856. K. v. MAN<br />
DE», Leven der Schilders, II. D. bl. 109. (*)<br />
DELFT (PIETER VAN), Konstfchilder, insgelijks te Delft<br />
geboren, hadt ANTHONY MONTFOORT, tot leermeester, en<br />
zoude hem zeer waarfcbijnelijk, in bekwaamheid overtroffen<br />
hebben, ware het niet geweest, dat deze veel belovende<br />
jongeling in de lente zijner leeftijd door den fikkei des doods<br />
was afgemaaid. SANDRART, ^cutfdje flfao. ocrSSatt-/<br />
SStfW mt& 9)ï#e»-£»ttfl. Sïutnu. 1672. 2#. I. f. 207.<br />
Sunflfcï i&m. f. 196.<br />
DELMONT (DEODATUS), Konstfchilder, was behal<br />
ven dat ervaren in de Meetkonst, Sterrekunde, en meer an<br />
dere loffelijke wetenfehappen; hij was niet alleen een ge<br />
liefd leerling van P. P. RUBBENS, maar zelvs zijnen boezem-<br />
Vriend; deze verzelde hem ook in alle zijne reizen door de<br />
fteden van Italièn. Zeer vele konstftukken heeft hij gefchil<br />
derd, inzonderheid uitmuntende Altaarftukfcen, bovenal een<br />
ia
DELOISY. (PIETER) DELRIO. (MART. ANTfï.) »»*<br />
tn de Jéfuiten-kèrk tc Antwerpen, verbeeldende een Kruis<br />
draging, 't welk zo heerlijk is gepenfeeld, dat het zijnen<br />
roem zo lang dit ftak in wezen is, zijnen naam or.ftervelijfc ~<br />
,1. zal maken, en met regt deze woorden van den latijnfen<br />
I Dichter op hem kunnen toegepast worden:<br />
Fruflra Jit per plura quod per pauciara fieri potefl.<br />
Hij ftierf den. 25 november ,1625 te Antwerpen, en 'e?<br />
• *vordt van hem getuigd, dat hij door zijne bedrevenheid in<br />
I de Sterrekunde, vele toekomende zaken wist te voorfpellen.<br />
| . A. HOUBRAKEW, Schouwb. der Ned. Schilders, I. D.<br />
I bl. 96, 97.<br />
DELOISY (PIETER), een Plaatfnijder uit Frans-Flaandt)<br />
j «11 geboortig, heeft verfcheide ftukken van beroemde Mees<br />
ters overheerlijk in koper gegraveerd, als onder anderen da<br />
dogter van HERODIAS, houdende het hoofd van JOHANNES den<br />
Dc-oper op eene fchotel om aan hare moeder te brengen, ge<br />
volgd naar het uitmuntend fchilderij van P. P. RUBBENSJ<br />
enz. • GANDELLINI , Notizie ijiorkhe deg Plntagliatori, Sis*<br />
I na 1771. III. Vol. in Svo. UUgemdri. fttUtflfCt Scjicon. f.-i9fJ.'<br />
DELRIO (MARTEN ANTHONY), een' zoon van AA*<br />
1 TONY DELRIO, Spaans Edelman, die twee fchone Landgoede-'<br />
J ren in de nabuurfchap van Antwerpen bezat, en van LEONO-<br />
1 RA LorEz DE VILLENEUVE, wierdt in genoemde ftad gebo-<br />
I ren den 17 meij 1551, deedt zijn eerfte letteroeffenïngen fa<br />
I Lier, en reisde vervolgens naar Parijs om die te voltrekken,<br />
I alwaar hij onder den beroemden MALDONAT, in da wijsbe-<br />
I geerte ftudeerde.<br />
In de Nd-ilanden te rug gekeerd, bcoeffende hij eerst tn<br />
I Douai en vervolgens te Leuven de regtsgeleerdheid; hij hervat-<br />
I te zijne letterkundige oeffeningen op laatstgenoemde Hoge-<br />
I fchool, met zulk een gewensten uitflag, dat hij nog geen twin-<br />
I tig jaren oud zijnde, reeds aanmerkingen over de Treurfpe-<br />
J -len van SENEKA in ;<br />
t licht gaf, waar in hij meer dan elf hon«'<br />
| derd Schrijvers aanhaalt.<br />
in 1574 wierdt hij tot Doktor in dï regten te SaJamanH<br />
1 P 3 $M
*3 DELRIO. (MARTEN ANTHONY)<br />
bevorderd, en een jaar later tot Raadsheer in den Hogêö<br />
Raad aangefteld, waar bij men in 1577 de waardigheid van<br />
Auditeur Generaal van de Armée voegde, en in 1578, die<br />
van Vice-Kancelier van Braband en Prokureur-Generaal.<br />
Hij kweet zig met de nauwgezetfte trouw- en voorzichtig,<br />
fceid, van die onderfcheidene ambtsbezigheden; maar de be<br />
roerten die de Nederlanden toen ter tijd zo deerlijk teisterden,<br />
en die hij wel voorzag dat zo fpoedig geen einde zouden te.<br />
men, boezemden hem afkeer voor de wereld in; dus hij be-<br />
floot na bekomen verlof van den Hertog VAN PARMA, ene reize<br />
naar Spanje te doen, daar hij niet zo dra was aangeland of hij<br />
ontdeedt zig van alle zijne bedieningen, en begaf zig 29 jaar<br />
oud zijnde, te VaUadolid, op den 9 meij 1580, onder het ge-<br />
nootfehap der Jefuiten.<br />
Zijn pioeftijd verftreken zijnde, ftudeerde hij eerst te Lea-<br />
i>en en vervolgens te Mentz, in de godgeleerdheid; waarna<br />
hij in 1589, wierdt gekozen om de wijsbegeerte te Douai te<br />
onderwijzen, en vervolgens de zedelerende godgeleerdheid tc<br />
Luik. Na een vierjarig verblijf in deze laatfte ftad, ging bij<br />
naar Leuven, om'er insgelijks den leerftoel in de godgeleerd<br />
heid te beklimmen.<br />
In 1600 deedt hij zijne vier geloften aan de Broederfchap,<br />
en wierdt kort hier op naar Cratz in het Stiermarifi gezonden,<br />
alwaar hij de muts van Boktor in de godgeleerdheid ontving.<br />
Na gedurende het tijdvak van drie jaren aldaar lesfen over dc<br />
H. Schrift gegeven te hebben, reisde hij naar Salamanka in<br />
Spanje, om 'er het zelvde beroep uit te oeffenen.<br />
Op nieuw naar de Nederlanden gezonden zijnde, kwam hij<br />
te Leuven, 'ongemeen vermoeid van de reize en daarbij ge-<br />
kwelt door graveelfmerten. Zijn kwaal verergerde in een<br />
kortfïondigen tijd zodanig, dat die wel dra dodelijk werdt, en<br />
hij ftierf drie dagen na zijne aankomst te Leuven, op den 19<br />
Oktober 1608 , in den ouderdom van 57 jaren.<br />
DELRIO was geleerd en hadt ongemeen veel gelezen; maar<br />
hij was flaafs bijgelovig, en aan ongerimde vooroiidelen ge.<br />
feluisterd. Zijne veelvuldigs fchriften, welke bij NICERON,<br />
Mtm*
DELVAUX. (LOt'WRËNS) m<br />
jMein. pour finir & 1'Iïift. des Hommes UI. Tuin* XXIL p. 380-»<br />
384, worden opgeteld, dragen daar van getuigenis, daarbij<br />
zijn die ruw en in een onbefchaafden fttjl gefchreven; oofc<br />
befchüidigt men hem van ötfbèfchaamde letterdieverij. Zijna<br />
Visquiftiones Magicce, of Onderzoek van Toverij', heeft wel 'fl<br />
meeste géragt gemaakt; het is voor 't eerst te Leuven ten jare<br />
3599 in ito. gedrukt, en vervolgens te Mehtz en Lijons iit<br />
drie Delen in 8vo. herdrukt. Doordien nu veie menfen gre«<br />
tig zijn in 't nafporen van ongemene en wondervolle gebeur"<br />
tenisfen, maakte dit Bock groten opgang en hadt veel vertier;<br />
dan met dit al is het van weinig waarde, doordien beS<br />
opgevuld is met gefchiedverhalen en gebeürtenisfen die dert<br />
toets van waai beid, gezond oirdeel en ondersoek, niet konnen,<br />
doorftaan , en waaraan hij egter volkomen geloof fchijnt gefla«<br />
551. POPE BLOOTST, p. 885. J. MOLLERI, Homonymoscop. p»<br />
666. J. A. FABRicn, Cent. Plagiariorum, p. 52. Jo. FABKICII»<br />
Hift. Bibl. P. III. p. 340. FOPPENS , Bibl. Belg. p. 847- SCALI-»<br />
CER, in Scaligeranis fecundis. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. p«<br />
llï$. P. BURMANNUS, Secundus, in Prafat. ad Claudianum, p«<br />
in. C. SAXI, Owm. liter. P. III. p. 470. BAILLET, Jugemeni<br />
des Sfav. Tom. II. p, 199.<br />
DELVAUX (LOUWREKS) , een Nederlands BeeldhötH<br />
Wer, die inzonderheid te Londen en te Brusfel heeft gewerkt,»'<br />
'en in laatstgemelde ftad het levensgrote ftandbeeld van Prin*<br />
KAKEL VAN LOTTHARINGEN, Gouverneur-Generaal der Oosten*<br />
rijkfe Nederlanden, overheerlijk uit marmer heeft gebeiteld,<br />
waar voor hij ene ruime beloning ontving. Ook is hij de maker<br />
van de pragtige predikftoel (taande in dc St. Bavo's-kerk<br />
tc Gent, waar van dc beelden en basreliëfs ongemeen fraij uit<br />
marmer zijn vervaardigd. Van dit konstltuk vindt men ene<br />
.afbeelding in DESCAWS, Voyage Pittoresque des principale* Villes<br />
P 4 **
*3s DEMAKEÏt. DENEYN. DENNER;<br />
ie Fkndre £p du Brdband, p. 224. gflg, jfyttfU. itfictti<br />
f. 196.<br />
DEMAKER (ABEL). Konstfchilder, waar van men een,<br />
fchoon Schilderftuk ontmoet op de Regentenkamer van het<br />
Pesthuis te Leijden, verbeeldende de toenmalige Beftierdera<br />
van dat huis, bezig zijnde met een kleine Jonge te examineren.<br />
Dit fttik is in 't jaar 1667 vervaardigd. UFFENSACH,<br />
SÜtaffv. Steurt tuïcy Sïic6cr@aïra/ £ot[
DENNER. (BALTHASAR) a 3 J<br />
Hamburg den 15 november 1685, van JAKOB DJÏNNBK ea<br />
KATRYNA WIEBR. Zijn vader is ruim öo jaren verdienftelijk"<br />
Leraar onder de Mennoniten te Altoua geweest; heeft die Ge<br />
meente met leer en leven geftigt, en door zijne braafheid,<br />
godvrugt en vredelievendheid, zijne nagedagtenis onfterfeiijlt<br />
gemaakt.<br />
BALTIIAJAR, trof op zijn agtfte jaar het ongeluk van een<br />
zware val te doen; waar door hij aan een 2lttend leven ge<br />
kluisterd werdt, endaar van een gebrekkelijken gang gehou<br />
den heeft. Dit gaf hem aanleiding tot het natekenen van<br />
Printjes, 't geen hij zo geestig ter uitvoer bragY, dat zijn va<br />
der belloot om hem tot de Schilderkonst op te kweken, ten<br />
dien einde beitelde hij hem bij N. AMMAMA, daar hij gedu<br />
rende enige maanden onderwijs in het tekenen en de behan<br />
deling der waterverwen genoot, waarna hij enigen tusfentijd<br />
de konst weder op zig zelv' oeffende, en ten jare 1698 zig<br />
andermaal van zijne lesfen bediende; doch kort daar na bij<br />
een Schilder te Danïzig geraakte, die hem het fchilderen met<br />
olieverf leerde.<br />
In 't jaar 1701 werdt hij enigzins in zijnen konstijver ge<br />
fluit, doordien zijne ouders van befluit veranderden, en hem<br />
in den handel wilden optrekken, hem ten dien einde bij<br />
zijnen oom een groot Koopman te Hamburg doer.de inwonen.<br />
Hoe bijster drok hij bet hier ook hadt met fchrijven en wrij<br />
ven, was hij egter vlijtig om zijne fnipperuren aan het penfeel<br />
toe te wijden, en het in hem fmeulend konstvuur zo lange le<br />
vendig te houden, tot hij in 1707 naar Berlijn reisde, al<br />
waar toen ter tijd de konften en wetenfehappen ongemeen<br />
bloeiden, en daar Koning FREDERIK DEN I. geene kosten<br />
fpaarde, om door aanzienlijke jaarwedden veele brave Konfte-<br />
naren in zijnen dienst te lokken. Hier was het dat hij zijnen<br />
belemmerden konstdrift den ruimen teugel vierde, zo in het<br />
tekenen op de Akademie als met. het nafchilderen van uit<br />
muntende konstwerken; 't welk van dat gevolg was, dat hij<br />
door aanmoediging van bekwame Konstregters befloer, aan<br />
tiet komptoir en dsn handel voor altoos raarwel te zeggen,<br />
P S en
234 DENNER. (BALTHASAR)<br />
en zig enkel aan de Schilder konst toe te wijden; het welk.<br />
ook dis gewenste uitwerking heeft voortgebragt, dat hij een<br />
groot Meester is geworden, die in het uitvoerig en natuurlijk<br />
fchilderen van levensgrote Kopftukken, nimmer zijn weerga<br />
gehadt heeft.<br />
Ten jare 1708 fchilderde hij het eerfte pourtrait daar hij<br />
geld voor genoot; en in 1709 vervaardigde hij in miniatuur-<br />
de Hertog KRISTJAAN AUGUST, Beftierer van Holftein-Gcttorf,<br />
benevens deszeivs zuster; dat zo ongemeen naar 't genoegen<br />
van dien Vorst uitviel, dat hij onzen Konftenaar bewoog met<br />
hem naar Gottorf te gaan , alwaar hij de gehele Vorftelijke<br />
Familie benevens enige Hofbedienden, in een Huk, bcftaan-<br />
de uit 21 Pourtraittan, waar onder zijn eigen afbeeldzel zig<br />
ook vertoonde, zo heerlijk en wel gelijkend fchilderde, dat<br />
hij 'er den grootften roem door verwierf.<br />
In 1712 trouwde hij met ESTHER WINTER , uit een deftig<br />
geflagt gefproten. Bij deze vrouw heeft hij zes kinderen ge-<br />
teelt, waar van een zoon en twee dogters hem hebben over<br />
leeft; 'en zijne huisvrouw heeft hem altoos tot ene waardige<br />
egtgenote en getrouwe gezellin in alle zijne reizen verftrekt.<br />
In 1713 werdt Aliona door de Zweden verbrand; waar<br />
door hij genoodzaakt werdt zig te Hamburg neer te zetten;<br />
dan doordien kort daar na het pestvuur in die ftad hevig<br />
begon te woeden, nam hij zijnen intrek op het land bij zij<br />
ne ouders, tot het volgende jaar, wanneer die verwoesten<br />
de plaag ophieldt.<br />
In 1714. deedt hij een reisje met zijn vrouw naar Amft el ><br />
dam, fchilderde daar enige Pourtraitten, en vertrok in okto<br />
ber weder naar Hamburg. In 1715 deedt hij een togt naar<br />
Lenden. In 1717 werdt hij door den Koning van Denemarken to<br />
Hufum verzogt, daar hij zijne Majeiteit wel twintigmaal fchil<br />
derde; ook verzelde hij hem naar Koppenhagen, alwaar hij in<br />
december aanlandde, en daar hij zo vele Pourtraitten der<br />
eerfte Hovelingen en Rijksgroten vondt te fchilderen, dat hij,<br />
met zijne vrouwe, die hem in 'C voorjaar gevolgt was, wel 10<br />
maanden aldaar vertoefde, alvorens al zijn aangenomen werk;<br />
vol-
' DENNER. (BALTHASAR) »•,*<br />
Voltooid was, daar hij een ftijve goudbeurs en ve!s beleeft-<br />
heden voor genoot.<br />
In 1720: begaf hij zig naar Wolfenhuitel, alwaar hij de re<br />
gerende Hertogin fchilderde; voorts van hier naar Emmer<br />
vertrok, daar vele Engelfe Lords en Ladijs de voorwerpen<br />
van zijn ongemeen uitvoerig konstpenfeel waren, met niet<br />
minder roem en voordeel, als aan andere Hoven van Europa.<br />
Het volgende jaar-1721 fiak bij met vrouwen kinderen, op<br />
vriendelijke uitnodiging naar Engeland over, met zig nemende<br />
het afbeeldzel van een Vrouwenhocfd, dat zo uitvoerig en<br />
natuurlijk géfchildert was, dat een ieder die het zag, in ver<br />
wondering verrukt wierdt over 's Mans onnavolgbaar konst-<br />
vermogen, en volmondig belijden moest, nimmer iets dier<br />
gelijks -te hebben gezien. Alvorens hij naar Londen vertrok,<br />
hadt hij enigen tijd te Rotterdam doorgebragt, en aldaar ge<br />
huisvest bij een Engelfe Koopman FEURLY genaamd, daar hij<br />
dit Hoofd aan verfcheidene liefhebbers en konftenaars liet<br />
zien, onder anderen aan den Puikfchilder VAN DEK WERFF,<br />
en den zo beroemden Konstkenner FUNK; die beide als uit<br />
enen mond betuigden, nimmer de weerga van uitvoerigheid<br />
gezien te hebben. Dit Konsttafereel maakte in Londen zo<br />
veel gertigts, dat "er weinige Edelen en Rijken van beide<br />
Sexen waren die dit hoofd niet kwamen zien. Men boodt<br />
'er hem 5:0 guinjes voor, doch hij wees deze rijke aanbie<br />
ding van de hand. Door middel van dit Schtlderftuk maakte<br />
hij zig egter aiomine bekend, en kreeg vele Groten en Aan<br />
zienlijken benevens derzelver Gemalinnen te pourtraitteren,<br />
waar door zijn beurs niet weinig aangevuld wierdt.<br />
Het gemelde Konstftuk zondt hij enigen tijd daarna aan<br />
*t Weener Hof, 't welk Keizer KAREL DEN VI, zo grotelijks<br />
beviel, dat hij "er den Konftenaar 5875 Eollandfe guldens<br />
•oor bétaalde, en in den beginne zo vurig op dit konstwon-<br />
n$ DENNER. (BALTHASAR)<br />
goede vrienden te bezoeken; nauwlijks was hij hier aange<br />
land of hij ontving een bezoek van den Keizerlijken Afgezant,<br />
Graav VAN STARRENBERG , die hem op last van den Keizer<br />
verzogt om, tot een weerga van het konftig Vrouwenhoofd,<br />
een dergelijk Manshoofd te fchilderen; 't welk hij aannam,<br />
en kort daarop weder naar Engeland vertrok.<br />
Na deze terugreize, voltooide hij het gemelde Manshoofd,<br />
't welk hij aan den Keizerlijken Refident Baron VAN PALM ter<br />
liand ftelde, en 'er ene gelijke fomma van trok, als hij voor<br />
het Vrouwenhoofd ontvangen hadt; ook was het mede uit<br />
muntend en tot genoegen van den Keizer gefchilderd. Zig<br />
ïiiet aan het verblijf van Londen kunnende gewennen , en in<br />
ie waan zijnde dat de damp der fteenkolen, nadelig voor zijne<br />
gezondheid was, verliet hij Engeland in 1728, en zette zig<br />
weder in zijne gebooiteplaaats ter neer. Onvermoeid in het<br />
reizen, deedt hij met zijne vrouwe en oudile dogter een fpeel-<br />
ïeisje naar Amfteldam, vertoefde hier een rond jaar, en keerde<br />
van daar te rug naar Hamburg, met voornemen om zijne rei<br />
zen te ftaken, en aldaar zijnen overigen leeftijd door te bren<br />
gen. Dan daar niets wisfèlvalliger is dan het voornemen van<br />
Rervelingen, wierdt zulks ook volkomen bevestigd, door het<br />
volgend zwervende teven van DENNER, want ten jare 1734<br />
begaf bij zig met zijn gantfe Huisgezin op nieuw naar Amftel<br />
dam daar hij reeds een huis gehuurd hadt, en alwaar hij veele<br />
Pourtraitten géfchildert heeft. Hier drie jaren verbeid heb<br />
bende verliet hij deze ftad, en vertrok weder naar Ham-<br />
burg, daar hij op verzoek van zijn ouders bleef, totdat hij<br />
kort daar na door den Hertog VAN HOLSTEIN, naderhand<br />
Keizer van Rusland, verzogt werdt te Kiel te komen, alwaar<br />
hij dien Vorst tweemaal, levensgroot ten voeten uit heeft gé<br />
fchildert. Alle deze Konstwerken maakten DENNER door gants<br />
Europa zo vermaard, dat de Keizerin van Rusland hem in 1742<br />
op de voordeligfte voorwaarden aan haar Hof nodigde; doch<br />
hoe weinig zwarigheid onze BALTIIASAR van een reisje maak<br />
te, kwam hem deze zo gewigtig voor, dat hij de Rusftfe Mc-<br />
narchin voor alle hare aanbiedingen bedankte. Het volgenda<br />
jaar
DENNER. (BALTHASAR) üjy<br />
|aar verfchafte hem weder nieuwe konstbezigheden, vermits<br />
Je opvolger van den Zweed/en troon zig toen te Hamburg be<br />
vondt, en zig aan 'f huis van onzen Konftcnaar, kort voor<br />
zijn vertrek, op verfchillende wijzen levensgroot liet afmalen,<br />
en tot tijdkorting geftreeld wierdt met een aangenaam concert<br />
van Hemmen en fpeeltuigen; daar DENNER. ZO wel als zijne<br />
kinderen wonder wel in bedreven was.<br />
In 1744 kwam de Keurvorst van Keuten te Hamburg, en<br />
deedt hem een bezoek om zijn Konstwerken te zien; die hem<br />
zo voldoende behaagden, dat hij zig door hem op verfcheidene<br />
manieren zo levensgroot als in 't klein, liet afmalen, van zijn<br />
konstpenfeel ten .hoogden voldaan was, en het zelve rijkelijk<br />
beloonde.<br />
Ten jare 1747 fchilderde hij den Hertog VAN PLOEN, mede<br />
aan zijn huis te Hamburg, onder het gehoor van een lieffelijk<br />
concert; vervolgens vertrok hij nog dat zelvde jaar naar Bruris*<br />
wijk, alwaar hij de regerende Hertoginne VAN WOI.FENBUT-<br />
TEL, benevens verfcheidene Hovelingen en andere aanzien<br />
lijke Perfonaadjen fchilderde; en zo groot genoegen door zijn<br />
konst aan den regerenden Hertog en zijn gantfe hofgezin gaf,<br />
dat hij het voornemen koesterde, in 't kort naar Hamburg te<br />
keren, zijn huishouding aldaar op te breken, en, op het ern-<br />
ftig en nadrukkelijk verzoek van dien Vorst en zijne Groten,<br />
zig met 'er woon te Brunsyvijk neder te zetten. Hij vertrok dan<br />
met di: inzigt naar Hamburg, en terwijl hij zig gereed maakte<br />
ora van woonplaats te verwisfelen, overrompelde hem den<br />
dood op deiï 14 april 1749, in het 64de jaar zijnes levens,<br />
een aanzienlijk vermogen aan zijne kinderen nalatende.<br />
Hadt onze Kandenaa -<br />
zo bekwaam in 't tekenen en fchil<br />
deren zijner klederen geweest, als hij in 't volgen der wezens<br />
was, hij zou zo veel tegenfpreken van zijne Konstgenoten<br />
niet ontmoet hebben, die hem ten dezen aanziene te boven<br />
gingen, en op ene wijze van hem fpraken, even of a! wat<br />
hij deedt, niet waardig was te noemen; zonder dat deze ja-<br />
loerfe bedillers immer een der uitvoeringe Tronien gezien had.<br />
èsn zo heerlijk door zijn penfeel gefchilderd. Want wat een<br />
Hoofd
*33 DENNETTER. (NIKLAAS) DENT. (MAXIMIL. W)<br />
JHoofd betrof, konde bij zulks op allerlei wijzen behandelenJ<br />
getuige hier van zijn eigen pourtrait en dat van zijne huis»<br />
vrouw, 't welk hij in den ftijl van REMDRAKT heeft géfchildert,<br />
zo dat als men het wat uit de hand ziet, men het zal houden<br />
als door die Meester géfchildert. Dan, men kan niet ontken<br />
nen , dat hij fober was in 't tekenen der plooijen en 't fchik-<br />
ken der klederen, om die rede liet bij die veel door anderen<br />
fchilderen , en in den avondlïond zijnes levens, door zijne dog<br />
ter, die geen onverdienftige Schilderes was, inzonderheid in<br />
miniatuur Pourtraitten. J. VAN GOOL, Nieuwe Schouwb.<br />
II. D. bl. 62, enz. HAGEDORN, SSettadjtungcn utcr Sic WtabUm.<br />
liin- 17*2- 8W>. II. 2$cil/ f. 274- %U&tm> $mfil(t Stjficoit.<br />
f. 197.<br />
DENNETTER (NIKLAAS), is een der Verbonden Edelen<br />
geweest, en zo de Heer TE WATER gist, uit het geflagt DEN-<br />
HETIERES , voortgefproten uit dat van ASJEVILLE, 't welk<br />
lot het hoogde aanzien opgeklommen is. LODEWYK DENNE-<br />
TIERES, zijn ftamgenoot, was in dienst van den Prins VAN<br />
CHIMAY, viel in handen van PARMA; en liet, toen, zijne<br />
vrijheidlievende gedagten varen. CHRIST. , Jur. Her.<br />
Part. I. p. 269. STRADA, de Bel. Belg. p. 319, 320. Jaarb.<br />
der ftad Brugge, II. D. bl. 349. 365. J. W. TE WATER, Hift.<br />
•san 't Verband der Ed. II. D. bl. 532. HL D. bl. 509.<br />
DENT (MAXIMILIAAN LE), geboren te St.Wijnoxbergen<br />
in Flaanderen, ten jare 1619, begaf'zig vroegtijdig in het ge-<br />
riootfehap der Jefuiten, en heeft den naam gehadt, van een kun<br />
dig Theologant te zijn; lange jaren is hij te Leuven Beilierder<br />
en Rektor van het Jefuiten-kollegie geweest, en naderhand<br />
Biegtvader van den Grave DE MONTEREY, Gouverneur-Gene<br />
raal der Oestenrijkfe Nederlanden te Brusfel. Hij ftierf den 33<br />
maart 1688, in het 69de jaar zijner leeftijd. Onder meer an<br />
deren, heeft men van hem in druk: De Attritiane ex metu Ge-<br />
henna-, ejusque cum Sacramento Pcenitentue fufjïciertia. Mechl.<br />
1667. in 4t«. ——— J. F. FOITENS, Bibl. Belg. p. S8r.<br />
DE.
DENYS. (ANDRIES) (JAK.) DEODATUS. (JOH.) 23$<br />
' DENYS (ANDRIES), te Africht geboren in 't jaar 1590,<br />
begaf zig ten jare 1608 in de orden der Jefuiten, en ftierf 80<br />
jaren oud zijnde, den 30 julij 1670. Daar is van hem in 'c<br />
licht: 1. Poèfis Sacra, jive üiecehrce divini -Amoris, ex Chnjii<br />
patientis jlationibus. Atreb. 1689. in 4S0. 2. Sapientüe Mitfieum,<br />
Camine elegiaco. Rhed. i6;o. J. F. ForpFKs, Bibl.<br />
Belg. p. si. JÖCHEK, Qjelctft. Itfxm, III. %f, f. 83.<br />
DENYS (JAKOB) , Konstfchilder , in het jaar 1645 te<br />
Antwerpen geboren, heeft de konst geleerd bij ERASMUS QUEI.-<br />
LINUS. Hij reisde gants Italièn door, en heeft inzonderheid<br />
aan de Hoven van Mantua en Florence gewerkt; zijnde egter<br />
in zijn vaderland geftorven. DEMYS fchilderde Pourtraitten<br />
en Historieftukken. De meeste zijner werken ontmoet men<br />
in Italiè'n, zeer zeldzaam ziet men een fchilderftuk van hein<br />
in de Nederlanden. Zijne tekening is ongemeen fijn en nauw<br />
keurig; zijn kiemen fchoon en wonderlijk bevallig in een<br />
fmeltende; en zijnen ftijl komt meer met de Italiaanfe dan<br />
Nederlandfe fchool overeen. DÉSCAMPS, Vies des Peirp<br />
tres £fc Tom. HL p. 210. %\[a., ittmfd. Scricon. f. 197.<br />
DENYS (WILLEM), Geestelijke van de orden der Ere<br />
mieten, is opvo'gelijk geweest Prior van de kloosters zijner<br />
orden te Brugge, Enguien, Hèntals en Antwerpen; in welke<br />
laatfte ftad hij ftierf den 25 feptember 1653. Daar is van zijn<br />
maakzel in druk: Epicedium FERDINANDI II. Imp. Ipr. 1C31.<br />
. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 397.<br />
DEODATUS (JOHANNES), is geweest Predikant te Ge-<br />
neve, en wegens dat gemenebest Afgezondene op het Sijnode<br />
Nationaal in den jare 1618 en 1^19 te Dordrecht gehouden.<br />
Hij was zeer ingenomen tegens de Remonftranten, en be<br />
handelde die met veel verfmading. Was een der genen die de<br />
Kanons hebben gefield. Hij fchrijft aan den Franfen Afge<br />
zant MAUEIER, dat zo lang het hoofd der Arminianen, hier<br />
mede bedoelde hij OLDÈNBARNÊVELT , in 't leven zou zijn,<br />
de Kerkt'geen, rust Zoude hellen; ja hij was önbefchaamd ge-<br />
, noeg,
24* DESAGULIERS. (JAN THEOPHILUS)<br />
noeg, om aan een volle tafel te durven zeggen: dat om de 23»<br />
ken van Religie eens wel vast te ftellen, men tot extremiteiten mo<br />
komen. G. BRANDT, Hifi. der Reform, III. D. bl, 15,<br />
85- 134- 544- 614.<br />
DESAGULIERS (JAN THEOPHILUS), een beroemd<br />
Natuurkundige, is geboren te Rochelle in het jaar 1683. Hij<br />
was de enigfte zoon van een Gereformèerd Predikant dier<br />
piaatze, die na de intrekking van het Nantifche Edikt, naar<br />
Engeland overftak. Na dat de jonge DESAGULTEHS te Oxfort<br />
onder de verftandigfte Meesters zig in verfcheidene takken<br />
van wetenfcha'ppen geoeffend hadt, toog hij naar Londen,<br />
om zig in de proefondervindelijke Natuurkunde te bekwamen,<br />
daar hij zulke aanzienlijke vorderingen in maakte, dat<br />
,zulks hem toegang tot de Koninglijke Akademie der Weten,<br />
fchappeu verleende, en dit Iighaam van Geleerden hem als<br />
den eerfren Natuurkundigen van zijnen tijd gants Europa aankondigde.<br />
Hij wierdt naar Holland gelokt ten einde aldaar<br />
orderwijs in de Natuurkunde te geven, en begaf zig eerst<br />
naar Rotterdam, toen naar Amfteldam, en vervolgens naar<br />
den Haag, alwaar hij ten jare 1730 met den grootflen roem<br />
leraarde. De KoningKjke Maatfchappij knorrig van zulk een<br />
groot Man verloren te hebben, wist hem te bewegen om<br />
naar Engeland te rug te keren, ten einde aldaar zijne proefnemingen<br />
te hervatten, en zij leide hem een jaargeld van<br />
30 ponden toe. Bij de ongemene behendigheid zijner handen<br />
voegde DESAOULIERS een fnedig vernuft, en een doordringenden<br />
geest van uitvinding, ja alle dag kwamen 'er nieuwe<br />
Werktuigen door hemgewrogt, te voorfchijn. Op dat nu een<br />
ieder gebruik van zijn groot licht zou kunnen maken, fchikte<br />
hij zijne lesfen in orde, en maakte die door den druk ge.<br />
meen; eerst in het Engels, die vervolgens in het Frans<br />
vertaald wierden, als mede in het Nederduits, onder den tijtel<br />
van.- «V.tïuti'hunöe uit cnöerbi'tiui'iiseii opgemaakt / III «Men<br />
in opot 4'to. met een menigte j^laten en belangrijnc 3©aarnts<br />
ttiitigen. Haarlem 1752. Ook ziet 'er nog een fóo^t b'eg«p
I DIRK DE VI GRAAF VJOJHOILANB SMEEKT OT.BBISSCEOÏ<br />
VAN U T R E C H T OM YEK6IFEENIS .
D1EST. (KORNELIS VAN) DIEU. (ANTHONY M) *5*<br />
ïilleei]' tot zijn nooddruft 2000 ponden 's jaars behield. Ten<br />
einde nu zijne vervallene zaken enigzins te herftellen, fpande<br />
de Utrechtje Kerkvoogd te zamen met den Graav van Gelder<br />
in het beoorlogen van de Friejen, en deze kregen de volkomen<br />
nederlaag en wierden verflagen bij het Slot van Pollenhove.<br />
JAN VAN BIEST iligtte een kapittel van 12 Kanunnikken te<br />
Amersfoort, en na een agttienjarig bewind, met geringen lof ge<br />
voerd te hebben, overleedthij den 1 junij 1340. BEKA<br />
£p HEDA, Hift. Uit. cum not. BUCHELII, in HEDAM. p. 139.<br />
DIEST (KORNELIS VAN) , Gereformeerd Predikant, is de<br />
eerfte geweest die na de beeldftorming ten jare 1566, op den<br />
25 augustus, in 's Hertogenboscli in de St. 'Jans-kerk predikte<br />
zeer fchamper tegens de Misfe uitvoer, en die bij een aapen-<br />
bf guicHelfpel vergeleek; waarna hij voor denpredikftoel, twee<br />
of drie kinderen doopte. Eenigen tijd hierna, predikten ver<br />
fcheidene andere Hervormde Predikanten', tweemaal ter week<br />
in de St. Jakobs- en St. Peters Kerken enz. De Landvoogdes<br />
wierdt hier over zo knorrig; dat zij een fcherp plakaat naar<br />
*J Hertogenbosch zondt, 't welk op den 2 feptember van de<br />
puije voor het ftadshuis wierdt afgekondigd, en behelsde:<br />
„ dat alle de de Kerkrovers met de koorde zouden geftraft<br />
„ worden, dat'er de dood na volgde. Allen die wilden konden<br />
,, hen ongeftraft doden; en zij zouden vrij van den zoen zijn.<br />
„ Strafte de Regeering hen niet, en was de burgerij haar<br />
hier niet in behulpzaam, de ftad zoude alle haare voorreg-<br />
„ ten en vrijheden verliezen." . G. BRANDT, Hifi.<br />
der Reform. I. B. bl. 314. 352. J. H. VANHEURN, Hifi. van<br />
's Hertogenb. II. B. bl. 22. 25.<br />
DIEU (ANTHONY DE), Hiftorie- en PourfrattfehilderJ<br />
uit BurgmdiSn geboortig, hadt den beroemden KAREL LE BRUI*<br />
tot zijnen voornaamften Leermeester, en hij werkte in 171a<br />
te Parijs; ook heeft hij gereisd,.zig enigen tijd te Amfteldam<br />
opgehouden en aldaar enige Pourtraitten gefchilderd. Men<br />
pleeg veele van zijne konstftukken in het voormalig paleis der<br />
jnenageiie te Verfaillit te ontmoeten. Eene grote Kruisfiging<br />
• VUL D E E L . ' R var
ÏS$ DIEU. (DANIËL DE)<br />
van den Zaligmaker, door hem overkonftig gefchilderd, gaat<br />
in pi-ent uit, die weinig minder wordt gehouden, dan die<br />
van LE BRUI* door PICAULT gegraveert. De Plaatfnijders J.<br />
AUDRAN , TARDIEÜ , SIMONEAU LOMBARD , "en enige andere<br />
voorname Meesters, hebben veelal zijne fcbilderftukken tot<br />
modellen genomen. SSibtiotbecf DCÏ febonen 25Biffcnfdjaf*<br />
«en unb fteyert £wifïc. £eii>|. 1757- i« 8w. X. 2$. f. 320.<br />
DIEU (DANIËL DE), te Brusfel geboren, was de zoon<br />
van LODEWYK DE DIEU, die door Keizer KAREL DEN V. tot<br />
den adelftand wierdt verheven, en Kamerheer van dien Vorst<br />
was; hem ook overal verzelde, zelvs op zijne ongelukkige<br />
togten in Afrika, en bij hem toefde tot dat deze den onbera-<br />
dene ftap beging van zijne magt in handen van zijn ontaarten<br />
zoon FILIPS te ftellen; wanneer DE DIEU op aandrang van<br />
KAREL zelv', die ongemeen veel van hem hield, het Hof ver<br />
liet , doordien deze hem betuigde, niet langer in ftaat te zijn ,<br />
om hem tegens de vervolgingen der Inquifitie en Jefuiten te<br />
befchermen. Hij was ijverig aan de leer der Gereformeerden<br />
verkleefd, en op ene toevallige wijze door CALVYN daar toe<br />
overgehaald. Deez' Kerkhervormer namelijk, naar Engeland<br />
overftekende, bevondt zig DE DIEU benevens enige andere<br />
losbandige Jongelingen in het eigenfte vaartuig, een groot ge<br />
deelte van den tijd doorbrengende met kaartfpelen en vloeken.<br />
CAL\YN beftrafte hen hierover, doch zij leenden geen ooren<br />
aan zijne vermaningen , integendeel voeren zij niet alleen<br />
voort, maar bejegenden hem zelvs fmadelijk,' uitgezonderd<br />
alleen DE DIEU; 't welk door CALVYN opgemerkt zijnde, en<br />
hem eens alleen vindende, tot hem zeide: ,', Ik befpeur, edel<br />
„ Jongeling, iets goeds in u; gij fchijnt 'er mij te braaf toe,<br />
„ om langer met zulke godlofen te verkeren." Dr. DIEU, in<br />
wien een goede inborst ftak, bewandelde voortaan het pad<br />
der deugd, en verwierf de achting en liefde van dien groten<br />
Man. Ook was hij zedert dien tijd zodanig aan CALVYN ver-<br />
kleeft, dat hij aan zijne ouderen fchreef: „ van hem en zij-<br />
s, ne leer nimmer te zullen verlaten, al moest hij 'er aller-<br />
„ leijs-
DIEU. (LODEWYK DÊ) 253»<br />
H leije vervolgingen om ondergaan." En hier van ook, dat<br />
hij de Hervormde leer zo trouw aankleefde, en toe zulk een<br />
groot voorwerp van den haat der Pausgezinden verftrekte;<br />
doch hij ontkwam door zijn voorzigtig gedrag de ftrikken<br />
die zij hem fpanden, en ftierf zeer waarfchijnlijk te BrusfeL<br />
DANIËL zijn zoon, het eigenlijk onderwerp van dit artijkel,<br />
wierdt door een Jefuit gewaarichotnvd, dat enigen van diens<br />
medebroederen voornemens waren het lijk van zijn vader uit<br />
het graf te delven en aan de galg te hangen; doch hij voor<br />
kwam hen, groef het op, en verborg het voor een tijd.<br />
Dan, om tot onze DANIËL te rug te keren: hij is 22 jaren<br />
Gereformeerd Predikant te Brusfel geweest, als wanneer hij,<br />
om de hitte der vervolgingen , die ftad genoodzaakt was te ver<br />
laten, na dat die door PARMA ten jare 1585 was veroverd; en<br />
hij wierdt voorts daar aan tot Predikant te Vlisjingen aange<br />
fteld, zodanig blijkt uit de Konfiftorie aften aldaar van den<br />
14 november 1585.<br />
DANIËL is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouw<br />
was ELIZABETH MOCHAARDS, waarbij hij een'zoon verwekte,<br />
DAVID genaamd, die in zijne plaats tot Predikant te Vlisfingen<br />
•wierdt aangefteld, en de tweede SARA COLONIUS, ene zuster<br />
van DANIËL COLONIUS , Predikant en Regent van het Walfe<br />
Kollegie te Leijden. Bij deze vrouw teelde hij mede een zoon,<br />
LODEWYK, waar van hier beneden nader. Hij overleed te<br />
Vlisfingen, in i(5oo, en wierdt aldaar in de grote kerk begra<br />
ven. p. BAYLE, Diclion. Tom. II. p. 28ö' Not. yA.)<br />
MELO. LEIDEKKER, Voorrede aan het hoofd geplaatst van de Aphe*<br />
rismi Theol. van L. DE DIEU, in Svo. te Utrecht 1693. P. DE<br />
LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 120. G. VROLYKIIERT, Vlisfingft}<br />
Kerkhemel, bl. 35—41.<br />
DIEU (LODEWYK DE), zoon van DANIËL en van SAR*<br />
COLONIUS, is geboren den 7 april 1590 te Vlisfmgen. Hij vof*<br />
voerde merendeels zijne letteroefFeningen onder de beftiering<br />
van zijnen oom DANIËL COLONIUS, die Regent van het Walfe<br />
Kollegie te Leijden was. Na zijne ftudien voleindigd te heb»<br />
R Z . be^
260 DIEU.' (LODEWYK DE)<br />
\<br />
ben, en Proponent geworden zijnde, hadt hij opvolger van<br />
UITENBOGAARD kunnen worden, die Predikant aan het Stad<br />
houderlijke Hof was geweest; maar zijn aangeboren weerzin,<br />
tegens al wat naar grootsheid zweemde, en vleijerij vorderde»<br />
verhinderde hem, om ten dezen aanziene de verlangens van.<br />
Prins MAURITS in te willigen, en hij bedankte 'er hartelijk<br />
voor. De Hoogleraar LEYDECKER vertelt, over deze gebeurte<br />
nis , omftandigheden, welke verdienen gelezen te worden;<br />
onder anderen meldt hij, dat Prins MAURITS , in Zeeland zijnde,<br />
LODEWYK DE DIEU, die toen ter tijd nog flegts Proponent was,<br />
met het uiterfte genoegen hoorde prediken, en hem, enigen<br />
tijd daar na , hec beroep aan *t Hof liet aanbieden. De<br />
Jongeling verontfchuldigde zig op ene zedige wijze, en be<br />
tuigde, dat hij zijn geweten in de uitoeffening van zijn predik<br />
ambt onbefchroomd wilde voldoen, en vrijelijk berispen 't ge-<br />
ne hij beftraffenswaardig oirdeelde, ene vrijheid welke men<br />
ongaarne aan een Hof wilde dulden; behalven dat was hij van<br />
gedagten, dat de post die men hem aanbood, beter voegde<br />
aan een Man van jaren en ervarenheid, dan aan een Propo<br />
nent, Prins MAURITS, wel verre van deze weigering in een<br />
onvoordelig licht te befchouwen, prees des Jongelings zedige<br />
voorzigtigheid.<br />
In 1613 wierdt DE DIEU Predikant in de Walfe gemeente ta<br />
Middelburg; in welke post hij verbeidde tot in het jaar 1617,<br />
dat hij het beroep als nederduits Predikant te Vlisfingen aan<br />
nam, daar hij flegts twee jaren het Kuangelie verkondigde,<br />
en aan welke piaats hij ook wel in 't frans en engels predik-<br />
tc.<br />
: Ten jare 1619, wierdt hij tot Predikant in de nederduitfe<br />
gemeente en' tot Regent in het Walfe Kollegie te Leijden ba-<br />
roepen , waar van zijn oom COLONIUS medebeftierder was, en<br />
.hij kweet zig van die beide bedieningen met den zorgvuldigftett<br />
ijver en vlijt tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 22 de<br />
cember 1642, na den ouderdom van ruim 52 jaren bereikt te<br />
hebben. Zijne Lijkoratie gefchiedde door den Hoogleraar Po-<br />
LYAIIDER; ook wierdt zijne-nagedagtenis, door eene .nederduitfe<br />
- - • .- - \ Leer-
DIEU. (LODEWYK DE) I G Z<br />
Leerreden' gevierd door A. HEYDANUS ; en Profesfor M . Z.<br />
f. BOXHORN vervaardigde dit zinrijk graffchrift ter zijner eere;<br />
Oriens, Viator, Occidentis hic jacet.<br />
Fallor, Sepulchrum hoe occidens orientis ejl.<br />
Zijn Af beeldzei fraaij in 't koper gefneden gaat in prent uit,<br />
en is onder aan verüerd met dit bijfchrift van gemelden Hoog*<br />
leraar BOXHORN.<br />
Ora vides, fed qua nunc mixta Jilentibus, erbis<br />
Non imo nuper credidit ore loqui;<br />
Ora viri, rerum quem va/ia fcientia, quemque<br />
Ipfa fuos pietas jusferat esfe lares.<br />
Tam bene qui docuit vixitque, fata peregit,<br />
Hoe vitii, quod non confpiciendus, habet.<br />
Divinte fuerit cum proxima mentis imago,<br />
Nulla tibi tantum reddit imago virum.<br />
NDE DIEU bedankte voor het hem aangebodene ambt van<br />
Hoogleraar in de Godgeleerdheid aan het nieuw opgerigte Aka.<br />
demie te Utrecht; doch indien zijn leeftijd was verlengd gewor<br />
den , hadt hij die zelvde post te Leijden bekomen. Hij is ge<br />
huwd geweest aan KATRYNA, dogter van HENDRIK BOGAART ,<br />
Schepen en Raad van Vlisfingen, bij wie hij elf kinderen ver<br />
wekte , waar van hem flegts vier overleefden. Een der zo-'<br />
jien heeft eerst te Leijden en naderhand te Amfteldam de Ge--<br />
neeskunde uitgeoeffend; en van hem ftammen af de meesten<br />
van ziin geflagt, die.naderhand in genoemde koopftad de eerfte<br />
eer- en regeringsposten hebben bekleed. Een tweede zoon is<br />
Predikant te Woubrugge geweest.<br />
Men getuigd van hem, dat hij zonderling bedreven was in<br />
de Oosterfe talen, en zo naarftig, dat hij door het aanhou<br />
dend zittend leven en vlijtig ftuderen, niet zeldzaam zig on-<br />
pasfelijkheden op den hals heeft gehaald. Ook fpieken KONST.<br />
L'EMPEREUR , JAKOB CRUCIUS, BAILLET en R. SIMON met gro<br />
ten lof van hem; en hoe zeer hij geacht wierdt bij den uit<br />
muntenden JAK03 USSEIUUS, Aartsbisfchop van Armach, blijkt
x<br />
SfjS DIEU. (LODEWYK DE)<br />
uit de opdragt van zijne Animadverfiones in ASa Apoftöloruml<br />
dien kundigen Primaat van Ierland, ten blijke van edelmoe<br />
dige erkentenis voor genotene weldaden, toegewijd.<br />
Nu nog iets over zijne in 't licht gegevene werken. In<br />
1631 gaf hij uit Animadverfiones Jive Comment. in IV Evangelist,<br />
in quo collatis, Syri imprimis', Arabis, Evangelii Hebreet, VuU<br />
gati, DES. ERASMI, &? BEZ^E verfionibus, dijficilia loca illuflran-<br />
tur, varia letliones conferuntur. Acces fit Appendix in Mat-<br />
thceum. Lugd. Bat. in $to. In dit werk draait de zorg door,<br />
die hij te werk Helde om de Latijnfe overzettingen van het<br />
Sijrife Nieuwe Testament, door TREMELLIUS en Gm LE FEVRK<br />
DE LA BODEMERIE, benevens de Hebreeuwfe van het Eüange-<br />
lium van MATTHEUS, door MUNSTER en MERCERUS vervaar<br />
digd, op het nauwkeurigfte te onderzoeken. Voorts wekte<br />
dit in hem den fmaak om de vertaling, bekend onderden naam<br />
van Vulgata, die van ERASMUS, van THEOD. BEZA, voorts<br />
de Sijrife, de Arabife en de Ethiopife na te gaan. Hij verge<br />
leek die, de eene met de andere , en toetfte die alle aan den<br />
Griekfen text. Ook maakte hij geen zwarigheid om BEZA te<br />
berispen in zaken die hem voorkwamen zulks te verdienen,<br />
en hij prees met veel regtvaardigheid den Schrijver van de<br />
Vuig ia. Magnus virfuit BEZA, (zegt hij in Prcefat.,) eximite<br />
eruditionis, acerrimi judicii; quique fuis in Aovum Tefiamentum<br />
laborihus nunquam laudatam fatis operam Ecclejiis navavit, ater-<br />
munque & fupra invidiam nomen comparavit. Veruit fi Vulgatum<br />
quoqtie Interpretem, quisquis is tandem fuerit, doQum imo dettisfi-<br />
mum virum fuisje asferam, non me peccasfe judicavero. Suas habeS<br />
fateor, ncevos, habet £f J'tos barbarismos. Scd quin pasfim ejus<br />
jidem judiciumque admirer, etiam ubi barbarus videtur , negara<br />
non posjum.<br />
Verders heeft men van hem : 1. Compendium Grammatica^<br />
Hehaica, £f Diüionariolum prcecipuarum Radicum. Lugd. Bat.<br />
I626. 4to. 2. Apocalypfis S. JOHANNIS, Syriace ex Ms.<br />
Bibiiothecce Jos. SCALIGERI edita , charaüere Syro & Hebrao,<br />
cum Verfiane Latina, Grceco textu, notis, opera £? fiudio L.<br />
DE DiEu. Ib. 1627. Aio. Deze overzetting, waar van de
DIEU. (LODEWYK DE) a
45-f DIEU. (LODEWYK DE)<br />
latis Syri, Arabis, Vulgati, DES. ERASMI £? TH. BEZJE ver*<br />
Jionibus, difficlliora loca illufirantur: accesfit fpicilegium in reli-<br />
quas ejusdem Apoftoli, ut £f Catholicas Epflolas. Lugd. Bat.<br />
1646. 40. De Aanmerkingen over PAULUS Brief aan de Ro<br />
meinen zijn vrij uitgebreid; doch de overigen zeer kort.<br />
— — 9. Animadverfiones in Veteris Teftamenti Libros omnes, in<br />
quibus ex Chaldceorum Targumhn, £f Syrorum, £p Arabum, £f<br />
aliorum Verfionïbus, ut & Hebrcemim Commentarids tif Recentio-<br />
rum obfervationibus, difficüiora quceque loca illufirantur, dili-<br />
gente collatione habita explicantur. Lugd. Bat. 1648. 4to. Het<br />
waren DANIËL en LODEWYK DE DIEU, beide zoons van den<br />
Schrijver, die dit werk na 's vaders dood in 't licht gaven.<br />
Zij droegen het op aan DAN. COLONIUS, hun bloedverwant,<br />
Advokaat te Leijden, en zeggen in den opdragtsbrief, dat hes<br />
doel der aanmerkingen in dit werk vervat, is, ten einde de<br />
gebreken van de Dordfe Overzetting aan te tonen. • 10.<br />
Critica Sacra, five Animadverfiones in kca qucedam difficüiora Ve<br />
teris & Novi 1'eftamenti. Editio nova, recognita, ac variis in<br />
locis ex Autoris Manufcriptis aufta. Accedit D. JOIIANNIS Ape~<br />
calypfis Syriacé; idem textus Litteris Hebraicis, cum, quam ante<br />
aliquot annos edidit, Verfione Latina £f textu Grceco, &f cum Animad-<br />
verfionibus, turn ad textum Syriacum, turn ad punclationem per-<br />
tinentibus. Amft.. 1693. folio. Dit is ene uitgave die vermeer<br />
derd is met al het gene L. DE DIEU over de H. Schrift ge<br />
werkt heeft. 11. Aphorismi Theologici, £? Rhetorica<br />
Sacra, quibus Ideam Demonftrationis Religionis Refomatee addidit<br />
MELCH. LEYDEKKEEUS. Traj. 11593. imo. Deze beide laatfte<br />
werken zo wel als het volgende, zijn door de bezorging<br />
van M. LEYDEKKER, Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />
Utrecht, in 't licht gegeven. 12. Craccaat tegen öe<br />
Oimtjfjdb/ teaar&u ijs geboegt jjm SEpftrtoen boo? ABR. HEY-<br />
DANUS, jpjcöifiant en $oogreraar in bc «aougcrccröbeib tc %ov<br />
tien. timfi. 1660. i?mo. It. ^ebent. 1695. 121110. • ~<br />
Epift. Dedic. L. DE DIEU in Hift. Chrifli Perficé. Orat. funeb. a<br />
JOANNE POLYANDRO habita. Lugd. Bat. 164.3. 4U. J. F. HISTS,<br />
Biblist. Oriënt. £j> excrcticn. P~* V n. »- ?, KONIGII, Bib!.<br />
Vet.
DIGMAN. (N.) DILLEN. (JOHANNES) 2
&66 DINOTHUS. DINTER. DIRK.<br />
DINOTHUS (RICHARD), welk een landsman dit zij is<br />
mij niet gebleken, maar wel dat hij, heeft gefchreven een ge-<br />
fchiedverhaal: de Belle- chili Belgico, quod ab anno 1555, ad<br />
annnm 1586, vario eventu geflum efi , gedrukt te Bazel 1586.<br />
In dit werkje treft men niet veel bijzonders aan, en vooral<br />
niet met betrekking tot het verbond, de fmeekfchriften en lot<br />
gevallen der Nederlandfe Edelen. . J. W. TE WATER,<br />
Hifi. van 't Verbond etc. IV. D. bl. 3C4.,<br />
DINTER of DYNTER (EMOND VAN), geboren te Dinx-<br />
perk in Maaslaid, 't welk een gedeelte der Meij'erije van'sHer*<br />
togenbosch uitmaakt, is opvolgeüjk Geheimfchrijver geweest van<br />
ANTHONY I, van JAN IV, van FILIPS I, en van FILIPS DEN<br />
GOEDEN. Vervolgens een wanfmaak in het hooffe leven krij<br />
gende, omhelsde hij den geestelijken Rand, en wierd door<br />
den laatstgenoemden Vorst met een Kanunnikaat in de St. Pk-<br />
ters-kerk te Leuven, befchonken. Vervolgens ging hij huisves<br />
ten bij de Reguliere Kanunnikken van Corfendonck nabij Turn-<br />
hout; en in den avondftond van zijn leven keerde hij naar<br />
Brusfel terug, alwaar hij in het Hertoglijk flot ftierf, den 17 fe-<br />
bruarij 1448. Op bevel van FILIPS DEN II. heeft hij een Kro-<br />
nijk der Hertogen van Lottiringen en van Braband gefchreven,<br />
waar van vele affchriften zijn, doch het origineele te Corfen<br />
donck bewaard wordt. Ook is bij de Schrijver van de Genealogia<br />
Ducum Burgundia, Brabantice , Fiandriee & Hollandiar. Francof.<br />
1520. in Svo. Dit weinig betekenende en onnauwkeurige Ruk<br />
is mede geplaatst in de Rer. Germanicar. Scriptores van FREHE-<br />
RUS, Tom. III. p. 191-193; en in die van STRUVIUS, Tom.<br />
III, p. 230-232. FR. SWEERTII, Monum. Sepukhr.<br />
p. 291. FOPPENS, Bibl. Belg. p.261. SAXI, Onom liter. P. VII.<br />
p. 329. PAQUOT, Mem. litter. Tom. I. p. 305-311. JÖCHER,<br />
Q5c!cl)mrt Sericott. H. SEï». f. 131.<br />
DIRK, is de naam die zeven 'onderfcheidene Graven van<br />
Holland hebben gedragen. Het beftek, waar toe wij ons na<br />
der bepaild hebben, om namelijk dit Werk met 16 Delen te<br />
befluiten, laat niet toe, dat wij een omftandige levensfchets •<br />
van
DIRK. stf7<br />
Van ieder derzelver geven; ook kunnen de genen, die hier<br />
omtrent onderrigt verlangen, genoegzame voldoening vinden,<br />
in de onderfcheidene levensbefchrijvingen der Graven van<br />
Holland, welke in verfcheiderleije talen het licht zien, wij<br />
zullen 'er dus maar ter loops van gewagen, en zulks nog en<br />
kel om van een fraai] plaatje gebruik te kunnen maken, door<br />
den Konstenaar VINKELES gefneden, en tot een uitftekend<br />
blijk' vertrekkende, van den hoogmoed en heerszugt, die de<br />
Utrechtfe Bisfchoppen voormaals bezielden, en het, gezag, dat<br />
zij door middel hunner Geestelijke wapenen, den Ban blixem<br />
namelijk, wisten te handhaven; het beeldt af: DIRK DE VI.<br />
Graav van Holland barrevoets en op zijne ontblote knieën liggende,<br />
(Ln Bisfchop van Utrecht om vergiffenis fmeckende.<br />
DIRK de I. van dien naam, volgende zijn vader GEROLF in<br />
het Graavfchap van Holland op, wierdt in zijne jeugd naar<br />
Frankrijk gezonden, ondertekende een verbond tusfen Keizer<br />
HENDRIK en Koning KAREL, bekwam het bewind over de<br />
Kerkengoederen van Egmond; wierdt door Koning KAREL den<br />
eenvoudigen in 't Graavlijk bewind bevestigd, en ftierf volgens<br />
het gemeene gevoelen in het jaar 923.<br />
DIRK DE II. zijn vader in het Graavfchap van Holland op<br />
volgende, overwon deFriefen, ftigtte ene Kerk te Rijnsburgj<br />
trok tegens de Hunnen te velde; verfchecn onder de Rijks<br />
graven; mengde zig in den twist betrekkelijk Lotharingen; en<br />
ftierf op den 6 meij 989, wordende door zijn zoon ARNOUD<br />
opgevolgd.<br />
DIRK DE III. wierdt na dode van ARNOUD, Graav in zijns<br />
vaders plaatze, waarfchijneüjk onder de voogdije van zijne<br />
moeder LUTGARD, doordien hij nog maar 12 jaren hadt be<br />
reikt. Gedurende zijne minderjarigheid, neigden de Friefeti<br />
tot onderwerping, en DIRK floot een verdrag met hun, waar<br />
bij hij zig verbond: ,, nimmer wraak te zullen oeffenen over<br />
„ 't leed, zijnen vader door de Frlefen aangedaan; dezen be-<br />
„ loofden daarentegen, den Graav hulde te zullen doen, en<br />
„ tienden van hunne jaarlijkfe inkomften te zullen geven.<br />
Bij raakte grotelijks in gefchil met de Utrechtfe Kerk, fti; tte in<br />
't jaar
MS DIMT.<br />
*t jaar 1015 de ftad Dordreck, en verwekte het ongenoegen<br />
der Kooplieden tegens hem door het opleggen van tollen.<br />
Hij leverde flag aan ADELBOLD, Bisfchop van Utrecht, behaalde<br />
de zege, en floot vrede met hem: In feptember 1024 woonde<br />
hij den Rüksdag bij; waarna hij in 1030 ene pelgrimaadje<br />
'naar het het H. Land deedt, zijnde hij de eerfte der Holland-<br />
Je Graven geweest die dezen togt heeft ondernomen. Hij<br />
ftierf den 27 meij 1039, nalatende bij zijne weduwe OTHIL-<br />
BE, twee zoons.<br />
DIRK ÖE IV, de oudfte van die zoons, wierdt Graav in zijn<br />
•plaats, en raakte in gefchil met Flaanderen, voorts met den<br />
Bisfchop van Utrecht. Hij voerde een geweldigen krijg tegens<br />
Keizer HENDRIK DEN III. ïn 1048 op een fteekfpel te Luik<br />
zijnde, hadt hij het ongeluk van den broeder desAartsbisfchops<br />
'van Keulen, zo zwaar met ene fpeer te wonden, dat hij 't be-<br />
ftierf; 't welk zo euvel weidt opgenomen, dat de Bisfchoppelij-<br />
ken terftond de Hollanders op 't lijf vielen en 'er verfcheidene<br />
van dood floegen; zo dat Graav DIRK zig ter nauwer nood<br />
met de vlugt koude bergen. Op den 14 janüarij 1049 werdt<br />
hij te Dordrecht door een onbekenden Keulenaar, meteen ver<br />
giftigen pijl, zo gevaarlijk in de-dije gekwetst, dat hij 't bin<br />
nen drie dagen beflierf, en wierdt, daar hij ongehuwd was,<br />
door zijnen broeder FLORIS opgevolgd.<br />
DIRK DE V, minderjarige zoon van FLORIS DEN I., volgde<br />
'zijnen vader op in het beftier, onder 't opzigt van zijne moe<br />
der GEERTRUID. Genoodzaakt naar Flaanderen te wijken; be<br />
legerde hij vervolgens, door de Hollanders geholpen, het flot<br />
Tjelmonde, dat hij veroverde; 't welk zijne inhuldiging-tot<br />
Graav ten gevolge hadt. In 't jaar 1076 huwde hij met O-<br />
THILDE, dogter van Hertog HERMAN of FREDERIK van Saxen,<br />
waar na hij 't land 15 jaren in vollen vrede bei egt hebbende,,<br />
op den 17 junij 1091 is geftorven.<br />
' DIRK DE VI, volgde in 1123 zijnen vader FLORIS DEN II. als<br />
Graav van Holland op, doch alzo hij nog te jong was, om't<br />
bewind te aanvaarden, hieldt zijne moeder FETRONELLA, het<br />
zelve gedurende zjne inince.jarigheid in handen: zij was ere<br />
Vrouw
' DIRK. 2(5S<br />
I Vrouw van mannelijken moed, en heeft het Graavfchap enige<br />
jaren loffelijk beregt. Ten jare 1138 floeg DIRK het beleg<br />
voor Utrecht; de ftormgevaarten waren reeds opgeregt, en al<br />
les tot den aanval gereed, toen de Bisfchop geenen kans ziende,<br />
om zig, door wereldlijke wapenen, te verdedigen, zijne toe-<br />
vlugt tot de geestelijke nam: Hij trok, van zijne Geestelijk<br />
heid verzeld, in plegtig gewaad ter poorte uit, houdende een<br />
hoek in de hand, uit welk hij den Grave den geestelijken Ban>.<br />
wilde voorhouden, zo deze de belegering niet opbrak. De<br />
Hollanders, die vast naar den ftorm jookten, ftonden ver<br />
baasd, op dit vreemd gezigt. Graav DIRK zelv vreesde den<br />
Kerkdijken blikfem, met wjlkeo hij gedreigd werdt, zo zeer,<br />
dat hij den aanval (taken deedt. En 't was in dit tijdvak,<br />
niet vreemd, mannen die den vijand onvertzaagd afwagten,<br />
of zelvs te gemoet treden durfden, op 't enkel dreigen eens<br />
Bisfchops met den Ban , te zien bezwijken. Zo ging het Gra<br />
ve DIRK; en de Bisfthop wist zig van zijnen bijgelovigen<br />
fchroom zo wel te bedienen, dat hij hem noodzaakte, bloots<br />
hoofds en barrevoets, op de knieën vergiffenis te verzoeken.<br />
Toen eerst gaf hem de Bisfchop, volgens gebruik, den vrede<br />
kus, en zij verzoenden zig zo volkomen met efkanderen, dat<br />
'er, zo lang zij beide leefden, een vaste vrede tusfen de<br />
Hollanders en Utrechtjln ftand greep. Na dat hij vervolgens<br />
een togt naar 't II. Land hadt gedaan; de kloosters te Egjnoni<br />
en Rijnsburg alleen van den Paus afhangkelijk gemaakt; en aan<br />
Utrecht, HERMAN VAN HOORNE tot Bisfchop opgedrongen hadt,<br />
overleedt hij op den 5 augustus 1157, en liet het Graavüjk be<br />
wind na aan zijn zoon FLORIS, DBN III. van dien naam, onder<br />
de Graven van Holland.<br />
DIRK DE VII, oudlle zoon van FLORIS DEN III. en van<br />
APA, volgde ten jare 1190 zijn vader in het Graavlijk be<br />
wind op. Een zijner eerfte bemoejjenisfen was, om zig van<br />
de leenroerigheid wegens Zeeland beveesterScJielde te ontdaan,<br />
't welk hem egter mislukte. In 1197 bekwam hij het we<br />
reldlijk bewind van 't Utrechtfe Bisdom; voorts belegerde hij<br />
Utrecht, docii wierdt genoodzaakt het beleg op te breken; eg<br />
ter
570 DIRKSEN. (FILIP) (WILLEM)<br />
ter veroverde hij 's Hertogenbosch, maar wierdt bij het d.._<br />
Heusden overvallen en gevangen genomen, en moest 200c<br />
mark zilver tot losgeld betalen. Hij floot in 1202 een made<br />
lig verdrag met HENDRIK DEN ï, Hertoge van Rraband, en<br />
ftierf te Dordrecht den 4 november 1203; alleen ene dogter<br />
nalatende ADA genaamd, dompelende zijn ontijdige dood Holland<br />
in een poel van verwarringen.<br />
DIRK3EN (FILI?), een Nederlands Konstfchilder, was<br />
zeer vermoedelijk een kweekeüng uit de beroemde fchool van<br />
RUBBENS. Hij toog vroegtijdig naar Spanje, alwaar hij zig ter<br />
woon vestigde, en in welk rijk men veelvuldige konstftukken<br />
van hem aantreft. Onder anderen ziet men in de facristie der<br />
Earrevoeter-Karmeliten-Nonnenkerk te Toledo, een overheerlijk<br />
Schilderftuk van hem, waar op een knielende H. JAKOBUS, be<br />
nevens een Nonne in de zelvde geftalte afgebeeld -zijn, en<br />
waar op gefchreven ftaat: FHILIPPUS DERIKSEN faciebat en Ma<br />
drid 1Ö42. PEDRO ANT. DE LA PUENTE, Sveifcn Sutdj<br />
©gaaien/ Stipj. 1775- 8w. I. 2${tf/ f. 136. gWaemdtt. £unfl(er<br />
Scriciin. f. 197.<br />
DIRKSEN (WILLEM), Konstfchilder, een Antwerpenaar<br />
van geboorte, was door zijne ouders voorbefchikt om een Ju<br />
welier te worden, doch zijne neiging volgende, begaf hij zig<br />
tot het fchilderen, in welke konst hij tamelijke vorderingen<br />
maakte. Hij bepaalde zig enkel tot het vervaardigen van hifto-<br />
rieftukken; waar onder 'er nog al fraije gevonden worden,<br />
fchoon men hem in 't algemeen onder de klasfe der middel<br />
matige Schilders behoord te rangfehikken; want zijne tekenin<br />
gen hebben niets van dat losfe 't welk een Schilderftuk zo<br />
bevaliig op het oog maakt, en de omtrekken van zijne voor<br />
werpen die hij meestal levensgrootte vertoond, zijn fomtijds;<br />
fiordig; ook ontmoet men weinige veifcheidentheid in de<br />
voortbrengzelen van zijn penibel: met dat al is zijn koloriet •<br />
uitmuntend. Hij ftierf in 1697. PILKIKGTON, Tim<br />
Gentlcmans and Connoi.feurs DiCtionary of Peintres, Loni, 177<br />
4». Siföctn. £"»fïï« SciUctt, f. 197.<br />
Dl- \
DIRUTIUS DISHOEK. DlViEUS. zyï<br />
DIRUTIUS (REMICIUS), werdt in het dorp Volkerinchè<br />
ven, onder het gebied der ftad Kasfel, in Wals-Flaanderen ge<br />
boren. Na de voleindiging zijner ftudien en tot Doktor in bei<br />
de de regten bevorderd zijnde, werdt hij Raadsheer in den<br />
Hogen raad van Mechelen, vervolgens Requestmeester en Proost<br />
der kollegiale kerk te Brugge, en ten laatften bij het fcbeppen<br />
der nieuwe Bisdommen tot de waardigheid van Bisfchop van<br />
Leeuwarden, de hoofdftad van Friesland benoemd; doch hij<br />
heeft nimmer dien bisfchoppelijken zetel beklommen, door<br />
dien de Staten van Friesland, zo wel als het gantfe Iighaam<br />
der Geestelijkheid aldaar, zig met kragt tegens de aanftelling<br />
der nieuwe Bisfcboppen verzetten; doch zij moesten ten laatften<br />
zwigten, en ten jare 1570 wierdt CUNERUS PETRI, als eerfte<br />
Bisfchop van Leeuwarden gehuldigd; zie op dat Art.<br />
DIRUTIUS heeft egter uit kragt van zijne aanftelling tot Bis<br />
fchop, ten jare 1565, het Provintiale Sijnode te Utrecht, als<br />
Gedeputeerde wegens Friesland bijgewoond; dan in dit gewest<br />
niet kunnende banken, werdt hij na dode -van PETRUS CUR-<br />
TIUS, eerften Bisfchop van Brugge in Flaanderen, in deszeivs<br />
plaatze tot die waardigheid verheven. Hij bereikte enen grij<br />
zen ouderdom, en ftierf den 1 oktober 1617, enige Gefchrif-<br />
ten nalatende. • Kerk. Oudheden van Friesland, I. D.<br />
bl. 289.<br />
DISHOEK (JAKOB VAN"), een Staal- of Medailje-Stem-<br />
pelfnijder. Onder anderen l/ccü Imccn fc'ior.cn Penning geme<br />
den op den vrede van Nijmegen, ten jare 1678 gcfluten, waar<br />
van men de afbeelding vindt bij EIZOT, Hijl. Metalilque, Tom.<br />
II. p- 309. In KOEHLERS, ^it|ictifcrx 5ftiir.!5Mutti.JiirtLt/ VIII.<br />
Zrjcilf. 645, vindt men van hem bce borstbeeld van dea be-<br />
riemden BALTHAS. BEKKEE. '• HU&ca. ivur.jllcc Ecyicvn.<br />
1779. f. 203.<br />
DIVJEUS (PIETER), of ••• :e V.NDIVE, dat zijn wa-<br />
re geflagtnaam is, is te Leuven geboren, ca behoort tot de<br />
klaslè der beroem ;fte Brabandfs Géfchiedfchrijvers. Hij ftierf<br />
te Mechelen, in hef jaar 1581, en heeft gefchreven: 1. De<br />
An*
DODON.EÜS. (REMBERT) kft<br />
l, den in de Kruidkunde hadt bekomen.-" Het is zigtbaar, dat<br />
men dat alies na het jaar 1535 moet plaatzen, doordien Do*<br />
noN&üs als toen nog maar 17 jaren oud was. Het eerfla<br />
•werk dat hij in 't licht gaf, doet zien, dat hij in 1545 te Ba<br />
zel was; en het tweede bewijst, dat hij in het zelvde jaar te<br />
Mechelen te rug kwam. Hij reisde op nieuw omtrent 1570<br />
naar Italiè'n, en trok van daar naar Duitsland, om I.ijfaitz<br />
te zijn bij Keizer MAXIMILIAAN DE II. welke hem tot die post<br />
benoemde in plaats van NIKLAAS BIESIUS, die den 10 april<br />
1572, was overleden. DODOMEUS zig naar Weenen begeven<br />
hebbende, diende den Keizer tot aan zijn dood toe, welke<br />
voorviel den 12 oktober 1576. Vervolgens was hij Lijfartz '<br />
van RODOLF DEN II, zoon en opvolger van MAXIMILIAAN.<br />
Onze Schrijver genoot hier een ruim beflaan en hadt hier<br />
vergenoegd kunnen leven, ware het niet geweest, dat hij een<br />
Ril afgezonderd verblijf boven het woelige van *t Hof hadt<br />
verkozen. Andere redenen bewogen hem ook oiri in de Ne<br />
derlanden te rug te komen: de eene was, de twist, die 'er<br />
tusfen hem en JAN CRATÓ VAN CRAFFTHEIM, -een anderen Ge»<br />
neesheer van de Keizers FERDINAND , MAXIMILIAAN en Ru»<br />
DOLF, een gierig en ongemakkelijk mens, die ter zeiver tijd<br />
ook overhoop geraakte met REMBERTDODONEUS, den zoon, ea<br />
met verfcheidene anderen. Die twist liep zo hoog, dat dia<br />
Geneesheren gefchriften tegens malkanderen in 't licht gaven 9<br />
die al langer hoe fcherper w.ierden, ter tijd toe, dat de voort<br />
gang daar van door hogerhand wierdt gefluit. Nog een an<br />
dere beweegt ede riep DODOXJEUS naar zijn vaderland te rtigj<br />
want zekere knapen, gebruik willende maken van de onlusten<br />
die het land beroerden, ten einde zig de goederen aan te ma<br />
tigen, die hij nabij Mechelen eh Antwerpen hadt liggen, gaven<br />
voor, dat die vei laten waren. Dus door zijn vrienden aange<br />
maand, om orde op zijn zaken te ftellen, verzogt hij zijn<br />
affcheid van den Keizer, en maakte zig gereed om naar Bra»<br />
land te rug te keeren. Maar ds erbarmelijke toeftand,<br />
waarin zig die provintie en derzelver nabuuifchap bevond,<br />
hield hem cenigen tijd te Keulen op, alwaar hij veel -<br />
VBI. DÉÏL. S je-
&74<br />
DODONJEUS. (REMBERT)<br />
eere verwierf, door het genezen van zonderlinge ziektea-<br />
Hij was nog den 31 maart 1580 in die ftad, toen de huis<br />
vrouw van SUFFRIDUS PETRI aldaar ftierf, die alle zijne vlijtige<br />
zorgen en oppasfingen niet in het leven hadden kunnen behou<br />
den. Vervolgens trok hij haar Antwerpen, daar hij een kort-<br />
ftondig verblijf hieldt, doordien de Curateuren van Leijdens<br />
Hogefchool, hem tot Profesfor in de Geneeskunde beriepen,<br />
welke post hij aannam en aanvaardde; dan hij hadt 'er geen<br />
lang genot van, want hij ftierf reeds op den 6 maart 1585<br />
in genoemde ftad, in het oyfte jaar zijnes ouderdoms, na flegts<br />
het tijdvak van derdehalf jaar zijn ambt als Hoogleraar uitge-<br />
oeffend te hebben. Hij wierdt begraven, met het volgends<br />
graffchrift op den Heen, die hem bedekte, gebeiteld:<br />
D. O. M.<br />
REMBERTO DODON^O, Mechlin.<br />
D. MAXIMILIANI II. & RUKOLPHI II. Impp,<br />
Medico £? Confiliario<br />
Cujus in re Afiron., Herb., Medici<br />
Eruditie Scriptis inclaruit.<br />
Oui jam fenex in Academia Lugdunenfi<br />
Apud Batavos<br />
Publicus Medicina Profesfor<br />
Feliciter obiit<br />
Anno M.D.LXXXV.<br />
Ad. vi. Idus Martii<br />
JEtatis fua LXVIII.<br />
REMBERTUS DoDONiEUS, F.<br />
M. P.<br />
Het Afbeeldzel van DODONJEUS in *t koper gefneden, ont<br />
moet men in t e Athene Batava van MEURSIUS ; in de Acade<br />
mie van IZAAK BULLART, in de Bibliotheca Belgica van FOP<br />
PENS, als mede zeer fraaij door den-beroemden R. VINKEI.ES<br />
gegraveerd, hier nevens gevoegd. Hij hadt twee zoons, Dio-<br />
NISIUS, die in de lente zijner leeftijd - ftierf, en REMSERT,<br />
waar van hier boven is gefproken. Ook liet hij drie dogters<br />
Ha, ANTOIHETXE, URSULE en JEAHNE. On-
DÖDONiEUS. (REMBERT)<br />
Ontegenzeggelijk was DODONJEUS een zeer geleerd man.<br />
Hij was geoefïijnd • in de fraaije Ietteren, verftond de Matbe»<br />
lis, Was ervaren in de uitoeffenende Geneeskonst, en onge<br />
meen in alle de delen der Kruidkunde, en wat daar maar eni<br />
ge betrekking toe heeft. Schoon ïn Braband geboren, en langen<br />
tijd aldaar gevestigd, hadt hij zig egter meer bijzonderlijk op<br />
de gefchiedenis van Friesland toegelegd, vooral wat deszelvs<br />
geflagtrekenkundig gedeelte betreft, en hij is ten aanzien van<br />
dat 'vak, van groten dienst geweest aan SUFFRIDUS PETKI. Zij<br />
ne uitgegevene werken zijn:<br />
1. PAULUS ALGINETA, a JOHANNE GUNTERIO Latinè converfusè<br />
a Remb. DODONEO ad Grcecum textum accurate collatus, ac re*<br />
Jenftus. 1546. 8vo. PAULUS ÜLOINETA was een Griek, gebo<br />
ren op het eiland JEgi?ia, hedendaags Engina, nabij Athene i<br />
het fchijnt dat hij in het begin van de Vilde eeuw heeft ge-<br />
leeft. Hij ftudeerde eenigen tijd te Alexandrié", doorkruis*<br />
te veele landfchappen, en maakte zig zeer bekwaam in de<br />
Geneeskonst, zijnde tefFens een ervaren Heelmeester. Ds<br />
Arabieren hebben hem den bijnaam van Alcavebeli, 't welk<br />
Vroedmeester betekent, gegeven. Zijn VII boeken de ra<br />
Medica zijn in 't grieks gedrukt te Venetien in 1528. in fol. It»<br />
te Bazel in 153S en 1551. in folio. Daar is eene overzetting<br />
van in 't latijn door ALBANÜS TORINUS , Bazel 1538. in 4J0.<br />
Dan JAN GUINTIER of eerder WINTER heeft 'er eene die beter<br />
is van gegeven, en 'er zijne aanmerkingen bijgevoegd; gedrukc<br />
te Parijs bij SIMON COLINZËUS, 1532. in folio. It. met de noten<br />
van JANUS COKNARIUS, JAKOB GCUPIL en van JAKOB DALE-<br />
CHAMP. Lugduni, 1551 é 1558. in Svo. It. van de uitgave van<br />
den zelvden CORNARIUS, adjeüis Dolabellarum librisfeptem. Baf,<br />
I55ö-<br />
H e t<br />
* s c £ n e<br />
verkorting der werken van GALENUS,<br />
tnaar de verkortèr voe^t 'er van zijn eigen bij, en fcbroomC<br />
niet, zig van zijn Schrijver, en zelvs van HIPPOCRATES, te<br />
verwijderen, zo dra hij van gïda-jten is, beter ontmoet t«<br />
hebben.<br />
2. Cosmographica in Afironomiam £f Geographiam Ifagoge; pet<br />
REMSERTUM DoDSNfiüM, Malinatem. Antv. J548» *» izmo.<br />
§ a, Dit
VS DODONJEUS. (REMBERT)<br />
Dit is, voor zo verre ik vreet, de eenigfte uitgaaf, welke vsn<br />
dit werkje in wezen is; en dat door de meeste Schrijvers ver<br />
keerdelijk als in 1584 gedrukt, wordt opgegeven. DODONEU;)<br />
wijdt het toe aan zijnen neef JOACHIM HOPPER of HOPPE-<br />
»US, door een brief, gedagtekend Mechelen den 1 december<br />
3546. Deze HorrER, aan wien hij onderwijs in de Mathe-<br />
fis gaf, hadt tot moeder RIXIA VAN PIERSMA , een<br />
Itleindogter van REMBERT JARIGA, den grootvader van DODO-,<br />
• T3JEUS.<br />
3. DtFrugum hifloria, Liber mus. Ejusdem Epiftolce duce: icnadi<br />
Farre, Chondro, Trago, Ptifana, Crimno, £f Alica: altera, dé<br />
Zytho Cerevifia. Antv. 1552. 121120. Dit boek en de eerfte<br />
brief die daarop volgt, kan als ene Verklaring over PLINIUS<br />
XVIII. 7. 8. aangemerkt worden. De brief over het Bier is<br />
gerigt aan BOUDEWYN RONSSJEUS , die dezelven enen plaats heef:<br />
gegeven in zijne Miscellanea, Epijl. 39.<br />
4. Trium priorum de Stirpium Hifloria Commentariorutn Imagims<br />
ad vivum expresfee i una cum Indkibus, Grceca, Latina, Officin.i.<br />
rum, Germanica, Brabantka, Gallicaque nomina compleclentibus.<br />
Antv. 1553. 12IH0.<br />
5. ïjifïorie öer f lantert. Mrtüss. 1553- izmo./ opgedragen<br />
aan Keizer KAREL DEN V. It. in 't latijn: Hifloria Stirpium.<br />
Antv. 1553. I2M0. Ook in het frans: Hifloire-des Plantes,<br />
compofée en Flamand par R. DODOENS , & tradui&e en Franpois<br />
pxr CHARLES DE L'ESCLUSE (CLUSIUS.) Ibid. 1557. folio. Die<br />
is enkel de fchets van het groote werk hier beneden onder<br />
N°. 15. vermeld. De levensfchets van KAREL CLUSIUS ontmoet<br />
men in het VII. Deel van dit ons werk, bi. 56. enz.<br />
6. Pofleriqrum trium de Stirpium Hifloria Commentariorum hm.<br />
gir.es ad vivum artificicfisfimé expresfe; una cum marginaliuus An~<br />
notatknilms. Item ejusdem (DODONJEI) Annotationes in aliquot prk*<br />
ris Tomi hnagines, qui trium priorum jiguras compleclitur. Antv.<br />
IS54- "mo.<br />
7. Flerum, Coronarum, Odoratorumqu* nonnullarum Herba„<br />
rum, cc cortim q-m eo pertinent, Hifloria. Antv. 1568. Svo. It.<br />
Jltera eèlt. Ib. 1509. iame. Opgedragen aan JOACH. IIOPPE-
DODON^ÜS, (REMBERT) l yj<br />
jus door ven brief, gedagtekend Mechelen den 5 Janüarij 1563.<br />
8. Hiftoria Frumentorum, Leguminum, Paluflrium cj? Aquati*<br />
Htm Herbarum, ac eorum qua; eo pertinent, Addita funt Imagines<br />
'i'iva:, exa&isfima, jam recens, non absque vulgari diligentia etfide,<br />
mificiofisfimê expresj'ce, quarum plerceque nova, et haUenus non<br />
riita. Avtv. 1569. $vo.<br />
9, Purganiinm, aliorumque eo facientiwn, turn et Radiaim,-<br />
Convolvukrum, ac Deleteriarum (vergiftige) Herbarum, Hifloria,<br />
libri IV. Antv. 1574. 121110.<br />
10. Appendix variarum, et quidem rarisfimarum nommllarum<br />
Stirpium, ac Florum quorundam peregrinorum elegantisfimorumque :<br />
et Icmes omnino novas , nee antea editas, et Jmgulorv.m breves de*<br />
fcriptknes continent; cujus altera parte Umbellifera muitte exhiben*<br />
tnr. Antv. 1574. i2mo.<br />
11, Hiftoria Vitis, Vinique, et Stirpium nonnullanm aliarum.<br />
Colon. 1580. i2mo.<br />
12, APOLLONII MENABENI, TraUatus de magno Animali, quod<br />
Aken nonnulli vocant Germani Cïanö; et de ipfius par'dum in re<br />
Medica facidtatibus. Item Hiftoria Cervi Rangifen, Gulonis, Jfïï*<br />
fra£ vocati. Accesferit REMB. DODOMEI de Alce Epijiola. Col. 158r.<br />
2 2W3. De genoemde MENAEENUS was een goed Dichter , een<br />
geleerd Natuurkundige, en eerde Lijfartz van JAN DEN III.<br />
Koning van Zweden. Hij verliet dat rijk in 1581, en begaf zig<br />
Eaar Wenen; voorts van daar naar Milaan, dat zijn geboorte<br />
plaats was. Hij heeft ook nog gefchreven: De caufis Fluxus<br />
SS Refluxus Aquarwn Stockholmenfium.<br />
13. Medkinalium Gbjervationum exempla rara. Colon. 1581.<br />
32i»o. It. Editio nova, cui acccsfere ANT. BENIVENII, de abditia<br />
TJtnmdlis ac mirandis Morborwn acfanationum caufis, Liber, cum<br />
Annotationibus DODON^II : Medkinalium Gbfervationtm exempla<br />
rara VALESII CE TAP.ANTA, et ALEXANDRI BENEDICTI, cum<br />
notis ejusdem DODONTEI : ei Hiftoria geftatknis Foetus mortui m<br />
Uteroper armos plus quatuor, MATTHIZE COBNACIS, A£GIDII HER-<br />
TOGHII, ACHILLI! PIRMINII GASSARI : Pliyjiologkes, Medicina<br />
pariis, Tabule expeditie, REMBERTI DODONJEI. Antv. et Lugd.<br />
Bat. 1585. 8w» R» Hardtrvici. 1621. li'tw.<br />
s<br />
3 _ I4i
«78<br />
DODON^US. (REMBERT)<br />
14. Phyfidlogices Medicina partis, Tabula expeditee. Colo<br />
3581. i2mo.<br />
15. Stirpium Hiftoria Pemptades fex, five libri triginta. An<br />
3583. folio. Met houten Figuren. It. varié ab Autlore paulla<br />
ante mortem auüi & emendati. Antv. 1616. folio. It. in't N<br />
derduits. Antw. 1618. in folio. Deze uitgave is met enige nieu<br />
we Figuren verrijkt, en de befchrijving van verfcheidene uit-<br />
heemfe Planten, van KAREL CLUSIUS ontleend. Ook heeft<br />
jnen 'er enige Egijptifeen Italiaanfe Planten bijgevoegd, over<br />
genomen uit de werken van PROSPER ALPINUS en van FABIUS<br />
COLONIA , enige Indiaanfe Kruiden enz. Men heeft deze uitgave<br />
te danken aan JOOST RAPHELENG , geboren te Antwerpen en te<br />
Leijden wonende, die ook zelv enige vermeerderingen bij<br />
het werk heeft gevoegd. Het is herdrukt in de zelvde fpraak:<br />
onder dezen tijtel: CRUYT BOECK, REMBERTI DODON^I, bol*<br />
Bhcng fijne taetjïc beruetmngtje: met aSijbocshfcfê achter èlcft<br />
Capittel/ tti)t berfcheijöcn Cntijöt-btfchJijber.6": Stem in 't laet*<br />
{ïe een ^efc^ubtHsfte ban be Sfnöiaenfche Fjetoasifen / mecgc<br />
Bhetrochen ttijt öe ^chnftcn ban CAROLUS CLUSIUS. „ftu mc«<br />
iierom ban nicuto^ oberften cnöe berbctert. (372l!nttoerpen iri<br />
öe JMantijnfcfic ^meftcrije ban BALTH. MORETUS, 1644. »•<br />
folio. Deze druk, verre weg de beste van allen, en die eno<br />
volledige Verzameling bevat van al 't geen onze Schrijver<br />
immer over de Kruidkunde gefchreven heeft, is in groote ach<br />
ting, fchoon de Heer TOURNEFORT in de voorrede van zijne<br />
Inftitut. rei Herbaria 'er niet veel mede op heeft; want hij zegt ?<br />
„ dat DODONJEUS, door hem zeiven, maar een klein getal<br />
„ van zonderlinge Planten ontdekt heeft, doordien hij geen<br />
„ gelegenheid heeft gehadt om te reizen." Dan dit is volko<br />
men ongegrond; ook wordt het werk door velen geprezen;<br />
waar van ik alleen zal bijbrengen, het geen MELCH. GUILAN-<br />
»I, een geleerde Botanist in 1589 te Padoua geftorven, 'er van<br />
zegt: Denique Thumathe ex Tliimiftitan: Recentiores feré Pom<br />
aureum, et Pomum amoris nuncupant. Hujus Planta iconem<br />
et ultimiis fpetcandam propofuit REMRERTUS DODOTWEUS in Comm<br />
fariit de Stirpibus, quos idiomate Germanorum inferionem
DOEN. (PIETERSZOON) ï 7$<br />
Vit Jtujtts memorie eruditisfimus, et ad Stirpium cognitiontm, non<br />
ölluftrandam folum, fed abfohendam, natus, faStus, inftitutus.<br />
ME LCH. GUILANDINI, Papyrus, hoe efi, Commentarius in tria\<br />
C. PLINII majoris, de Papyro capita. Venet. apud M. ANTON.<br />
ULMUM, 1572. in qto. Memb. V. p. 91.<br />
16. Confilia Medica. In de Verzameling van LAURENS<br />
SCHOLZIUS, Med. Doctor te Breslauw en aldaar geftorven in<br />
J 599» geplaatst. Deze Verzameling heeft tot tijtel: Confilio-<br />
rum Medicorum Confcriptorum a JOHANNE CRATONE, et aliis pre*<br />
Jlantisfimis Medicis, Liber. Franco/. 1598. folio. It. Hanovie.<br />
26x0. in /olio.<br />
17. Praxis Medica; in eamdem SEEASTIANI EGBERTI, Confulis<br />
et Medici Amftelcedamenfis, Scholia; cum AuUuario Annotatienum<br />
NICOLAI FONTANI. Amft. 164.0. ïimo.<br />
——. SUFFRIDUS FETRI, de Scriptorib. Fri/ice, uit. edit. p.<br />
401-406. MEURSII, Athene Batave. p. 124, 125. Alma Acad.<br />
Lugd. Bat. p. 142. HOYNCK VAN PAPENDRECHT, Anal. Belg.<br />
Vol. I. p. 486. 708. 710. 823. VAL. ANDREAS, Bibl. Belg. p.'<br />
792-, 793- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1064. FR. SWEERTIX,<br />
Athene Belgice, p. 655, 656. CONRINGIUS, Stee. XVI. cum<br />
Tiotis KRANTZII, p. 168. TOB. MAGIRI , Eponymolog. Voce.<br />
Jo. ALB. FABRICIUS, in Bibl. Grec. Vol. XII. p. 578. FREY-<br />
TAG, Analeüa litter. p. 292. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I.<br />
Vol. II. p. 1207. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 262.,<br />
BULLART, Acad. des Sciences £P des Arts, Tom. II. p. 99, 100.<br />
JSliCERON, Mem. des Hommes illuftr. Tom. XXXIV, p. 41-47.<br />
PAQUOT, Mem. Utter. Tom. XV. p. i~r 4. BEVERWYK, Schat<br />
der Ongezond!/, bt. 39. 42. BENTHEM,<br />
etSnl. ff«at/ II. 2*. f- J?r.<br />
%CU. ftitcfjOT» Utl»<br />
DOEN (PIETERSZOON), is een Boekdrukker te Amftel.<br />
dam geweest, die ten jare 1523 eene vertaling in 't neder-<br />
duits drukte van LUTHERS hoogduits Nieuw Testament; van<br />
welke vertaling men zig bediende, in zekere heimelijke<br />
vergaderingen van mannen en van vrouwen, die daar te fte-<br />
de, in dit zelvde jaar 1523 gehouden werden, in wereltlijke<br />
S 4 huii*
*8s> DO&S. (VAN DER)<br />
lm'jzen. Zij werden, bij eene afkondiging van den 30 no<br />
vember des zelvden jaars, onder bedreiging van ftraffe aan<br />
..lijf en goed, verboden, En uit deze afkondiging blijkt, dat<br />
in deze vergaderingen, op eene zekere wijze, gepredikt<br />
werdt. .. ,1 , WAG,, Befchr. van Amft. III. St. bl. 4, 5,<br />
DOES (VAN DER) , zijnde de eigenlijke geflagtnaam CROI»<br />
SII.LES, ingevolge CAKPENTIER, Hift. de Cambray, Vol. II. p.<br />
460. 488. n. 13. een oud en zeer aanzienlijk adelijk Geflags<br />
in Hollend, dat. zig eerst in Rhijnland heeft gevestigd, daas<br />
het 't adelijk Huis ter Does heeft bezeten, zijnde de Heren<br />
vr.n dezen naam, al bekenden in aanzien geweest, omtrent<br />
den jare 1300. Men leest immers van enen MAURYN VAK<br />
DER DOES , die Raad is geweest van Graav WILLEM DEN HL,<br />
van Holland, welke ten jare 1326. bloeide, en getrouwd was<br />
met N. VAN AAMSTEL VAN MYNDEN , wier vaders broeder<br />
Was, WOUTER VAN AAMSTEL VAN MYNDEN, beide zonen van<br />
AMELIS VAN AAMSTEL, die voor bet eerfte de goederen van<br />
Mijnden bezat. Dezq MAURYN VAN DER DOES, wordt in een<br />
Handvest van den voorgemelden jare 1326, genoemd Voogd<br />
van de kinderen van Heer WOUTER, zijnen qom, zcone van<br />
Heer AMELIS VAN MYNDEN.<br />
De Hamlijst van dit Geflagt, 't welk tot nu toe in luister is<br />
gebleven", en verfcheidene groote Mannen heeft opgeleverd;<br />
die in geleerdheid, dapperheid en vaderlandsliefde hebben uit<br />
gemunt, aan wiens hoofd men te regt den zo bekerden JA-<br />
KUS A DOUZA moet plaatzen, wordt gevonden bij LE CARPEN<br />
TIER, Hifloire Gen. des Pais-Bqs, Part. III, p. 460-471. S. v„<br />
LEEUWEN, Batavia illuftrata, bl. 929-933. A. FERWERDA,<br />
Nederl. Geftacht-, Stam- en Wapenboek, II. Deel; insgelijks in<br />
cc Woordenboeken, van HoeGSTRATEN, Lurscius en KOK. Ook<br />
vindt men enige bijzondei heden, nopens fommigen uit dit Ge<br />
flagt, bij VAN MIERIS, Charterboek II. D. bl. 607. 630. UI. D.<br />
kb 413- 551. IV. D. bl 84. 494. 514- 873- ioo», en in 't<br />
Friefche Charterb. van SCHWARTZENBERC, L D. bl. 331. 495.<br />
Ook zijn 'er verfcheidene Schilders geweest, die den naam van
DOES. (ANTHONY VAN BES) (DIRK VAN DER) a8r<br />
VAN DER DOES dragen; of dezen nu ook tot dit Geflagt heb<br />
ben behoord, kan ik met geene zekerheid bepaien.<br />
DOES (ANTHONY VAN DER) , was een Nederlands Plaat-<br />
fnijder, die omtrent 't midden- der XVIde eeuw geleefd heeft,<br />
en verfcheidene fchone Prenten door zijn graveerijzer heeft<br />
voortgebragt; als onder anderen: FERDINAND, Kardinaal In<br />
fant van Spanje en Landvoogd der Nederlanden, te paard zit<br />
tende; in het verfchiet ziet men den flag bij Nordlingen,<br />
waarin die Vorst benevens den Koning van Hongarijen ten ja<br />
re 1634, de zege over de Zweden bevogt, naar RUBBENS en<br />
DIEPENBEEK; eene H.'MAGDALENA, naar BANDYT; eene H.<br />
MARIA met het kindeken JESUS aan hare borst, naar ERASM.<br />
QUELLINUS; eene H. Familie, waarin een Engel de luijeren<br />
aan het vuur warmt, door den zelvden enz. ,— BASAN,<br />
Dictionaire des Graveurs, III. Vol. Paris 1767. 8vo. SUtgCttt.<br />
$un(l(eï Serkott. 1770. f. 203.<br />
DOES (DIRK VAN DER), de jongde zoon van Jon. VAN<br />
PER DOES den Ouden, en ELIZABETH VAN ZÜTLEN VAN DER.<br />
HAER, wierdt geboren den 25 februarij 1580. Zijne letter-<br />
oeffeningen volbragt hebbende, doorreisde hij Duitsland, en<br />
begaf zig naar Dantzig, met inzigt om een togt naar Konfianti-<br />
nopolen te doen. In Holland te rug gekeerd, geraakte hij in de<br />
Regeering te Utrecht, was in 1614 en 161 s Schepen van die<br />
Rad, en wierdt den 26 februarij 1642 als lid inde Ridder-<br />
fchap van dat toenmalig gewest befchreven, en den 4 augus<br />
tus daarop volgende, tot buitengewoon Raad in het hoogde<br />
Provintiale Geregtshof aangefteld. Hij ftierf den 7 junij 1663,<br />
in het fytte jaar zijn's levens. Den 7 junij 1612, hadt hij<br />
het Slot en de Heerlijkheid van Berkeflein gekogt; ook huwdo<br />
hij in dat zelvde jaar, met GEERTRUID VAN'RHEEDE, eene<br />
dogter van GERARD, Heer van Nederhorst, en van MAGTELD<br />
PEUNIS VAN DIEST. Zijne vrouw ftierf den 4 februarij 1684,<br />
in een grijzen ouderdom; zij hadt hem verfcheidene kinde-<br />
ren gebaard; onder anderen JAN VAN DER DOES, Heer vm Ber.<br />
S 5 kt.
284 DOES. (DIRK VAM MR)<br />
Jiejlein, die even als zijn vader lid van de Utrechtfe Ridderfchap<br />
is geweest. Hij heeft in druk uitgegeven :<br />
1. GEOKGII LOGOTHEXSS Acropolita;, Chrcnkon ConfiantinopoH<br />
tanum, Grace fj? Latine, Notisque illuftravit. Leidce 1614. 8va*<br />
V. D. DOES gaf dit uit na eene kopij die zijn broeder GEORG,<br />
tePéra, eene voorftad vanKonftantinopolen, naar een Handfcbrift<br />
hadt doen vervaardigen, het welk aan GEORG CANTACUZENUS<br />
hadt toebehoord. OUDINUS flaat de bal mis, met te zeggen,<br />
dat J. v. D. DOES 'er de Gefchiedenisfen van NICEPHORUS GRE-<br />
GORAS, en van LAONICUS CHALCONDYLAS heeft bijgevoegd,<br />
LEO ALLATIUS , heeft eene volkomener en beter vertaalde uit<br />
gave van die Kronijk bezorgd, in het Corpus Hifloria; Byzanthue.<br />
Edit. Paris. 1651. in folio. Deze griekfe Schrijver, die aan<br />
zienlijke bedieningen bekleedde aan het Hof van de Keizers<br />
JANDUCAS, THEOD. LASCARIS, en MICHIEL PALEOLOGUS , wierdt<br />
voor een van de grootfte Mannen van zijnen tijd gehouden.<br />
Hij was in 1274 tegenswoordig bij het Concilie van Lijons, en<br />
ftierf op zijn vroegfte in 1282. Zijn Kronijk die zeer nauw<br />
keurig is en in grote achting, bevat al het geen 'er te Konflan*<br />
tinopokn, zedert het jaar 1203 tot aan 1261 is voorgevallen.<br />
2. Allocutio fuper BERJA, HEDA et HORTENSIO, recufis, a&<br />
Magnificum virum , GISBERTIUM LAPPIUM A WAVEREK , Pa-<br />
tritium Ultrajetcinum. Dit behelst een digtftuk van 53 regels,<br />
gedrukt aan' het hoofd van de Succesfiones Ultrajeüina van<br />
LAMB. HORTEKSIUS , in de Verzameling van Utrechtfe Gefchied-<br />
fchrijvers, door ARN. BUCIIELTUS verzameld, met deszeivs aan<br />
tekeningen verrijkt, en na dode van hem, ten jare 1643. in<br />
folio, door LAP VAN WAVEREN in 't licht gegeven.<br />
3. Lufus Imaginis Jocofa, five Echus, a variis Poè'tis, variis<br />
linguis et numcris excultl; ex Biblktheca THEODORI DOVZM J. F.<br />
Accesfit MARTINI SCHOOCKII, Disfertatie de natura Soni et Echus<br />
Ultraj. 1658. in 8vo. FAERICII, Biblioth. Grcec*. Tom.<br />
VI. p. 451. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1122. GASP. BURMANNI,<br />
Traj. eruditum, p. 89, 90. C. SAXI , Onom. liter. Pars IV. p.<br />
239. PAOJJOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 239-243. S. VAN<br />
LEÜUWEN, Batav. illuflr. bl. 932. A. PARS, Naamrol der Batav.<br />
Schrij-
DOES. (FILIPS VAN DER) (FRAÏ£{ VAN DER) , 283<br />
Schrijvers. GOUTHOEVEN, Chronijck van Holland, p. 170. J
: -ÖOES. (GEORG VAN DE»)<br />
en gevolgd door een Treurzang van hem, waar in hij het !o£<br />
van Leijdens Hogefchool betreurt, over het gemis van zulk<br />
een geleerd Profesfor. • FR. SWEERTII, Athena Bclgica;<br />
p. 24.2, 243. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 228. ForrENs,<br />
Bibl. Belg. p. 291. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 83, 84.<br />
NICERON, Mem. des Hom. illuftr. Tom. XVIII. p. 209, 210»<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tóin. XVI. p. 237-239. S, v. LEEUWEN,<br />
Batav. illufin p. 93a',<br />
DOES (GEORG VAN DER) , mede een zoon van Jon. VA:-!<br />
DER. DOES, leide zig van der jeugd af aan toe op het beoeffe<br />
nen der fraaije wetenfehappen, en leerde zeer grondig da<br />
griekfe en latijnfe talen. In 1592 volgde hij de neiging, die<br />
hem tot reizen aanfpoorde, en trok naar Polen, daar hij twea<br />
jaren verbleef, ten einde aldaar de landtaal in volkomenheid<br />
te loeren. Hij kwam ten jare 1594 in Holland te rug, en ,<br />
vertrok in het zelvde jaar weder naar Duitsland, verzelt van<br />
zijne bloeders JOHAN en STEVEN. Genoegzaam een halfjaar<br />
hield hij zig te Heidelberg op, deels om met de Geleerden van<br />
die Hogefchooi te verkeeren, en deels' om de handfehriften<br />
van de Paltjife bibliotheek, die zedert naar Rome vervoerd is,<br />
te doorfnuffelen. Te Frankfort zijnde, vernam hij dat SIGIS-<br />
MOND DE III, Koning van Polen, een Gezantfchap ftondt te<br />
zenden naar de Porte, hier op haastte hij zig om te Krakow te<br />
korren, ten einde van die gelegenheid gebruik te maken om<br />
.naar Turkijen te reizen, zo als hij lang van voornemen was<br />
geweest, doch ziende, dat deze reis op de lange baan wierdt<br />
gefehovcn, wierdt hij te rade, zig naar Moskovië te begeven,<br />
om zijn geluk aldaar te beproeven. Op weg zijnde, vondt hij<br />
het geen hij zogt; want hij ontmoette te Leopol, Polakken en<br />
.Armeniërs, die het zelvde voornemen koesterden. Hij ging<br />
dan met dezen naar Smihel, eene ftad aan den mond van<br />
den Donaitw gelegen, alwaar hij op de Zwarte zee te fcheep<br />
ging. Te Konftantinopolen geland zijnde, huisvestte hij zeven<br />
maanden lang bij EDUAKO BARTON , Ambasfadeur van 't Engel<br />
fe H-jf. Den 22 november 1598» vertrok hij me: den Poolfen<br />
J<br />
' (Je-
DOES. (GEORG VAN DER) 28^<br />
Gezant, SALOMON GOLSCHÏ, ten einde naar zijn vaderland t©<br />
rug te keren, alwaar hij door zijn vader werdt ontboden, dia<br />
hem Seffens kennis gaf van het overlijde i zijnes oudften broe<br />
ders. Hij kwam aldaar in julij 1598, en eenigen tijd daarna<br />
hem de begeerte bekropen hebbende om Indien te gaan bezoe<br />
ken, begaf hij zig öp zee aan boord van een Hollands fchip;<br />
dan hij ftierf op weg aan het eihnd van St. Thomas, waar*<br />
fchijnelijk in het jaar 1598. Daar is van hem in druk:<br />
1. GEORGII CODINI Selecta de originibus Confiantinopolitanis ' t<br />
Grcece ö* Latine, per GEORGIUM DOUSAM. Heidelb. 1596. Svo.<br />
In een onderhoud, 't welk GEORG VAN DER DOES, te Frankfort,<br />
met MARQ. FREHER hadt, betuigde deze hem de begeerte dis<br />
hij hadt om Konftantinopolen te gaan zien: waarop FREHER hem<br />
het werk van CODINUS' ter leen gaf, als zeer nuttig om hein<br />
ten aanzien der oudheden van die Rad, tot een nuttig gebruik<br />
ie verftrekken. V. n. DOES las het met groot genoegen, en<br />
begaf zig terftond aan 't werk, om 'er eene vertaling van te*<br />
maken, die FREHER gedurende zijne afwezigheid liet drukken.<br />
JAN MEURSIUS gaf die in 1608 op nieuw uit met zijne aahmer*<br />
kingen. JAKOB GRETZER verbeterde 'er een aantal fouten van,<br />
in zijne Obfervationes in CODIMUM, lib. III. c. 18, en verfchaf-<br />
te daar bij het nodige, ten einde het Origineel vollediger tö<br />
maken. Ibid. c. 19. LEO ALLATIUS vulde 'er nog meerdere<br />
onvolledige vakken van, inde Variorum Antiquorum, Tom. I.<br />
Ten laatften bezorgdeL^MBECIUS, Bibliothekaris van den Kei<br />
zer, 'er. eene volledige uitgave van, die een gedeelte uitmaakt<br />
van het Corpus Hiftorice Bizantinte, en wel onder dezen tijtel:<br />
GEORGII CJDINI, Curopalata, & alterius Anonymi, Excerpta de<br />
Antiquitatibus Conftantinopolitanis, Graeci, cum Verfone Latina,<br />
et animadverfonibus PETRI LAMBECII, Hamburgenfis, Lutet. Paris.<br />
Typograplu Regia, 1655. in folio. Dit werk beftaat zuiver uit<br />
een zamenraapzel, waar van men kan overtuigd worden , het<br />
boek van CODINUS met de Opuscula van HESTCHIUS van Mile-<br />
ie, de Originibus Conftantinopolitanis, door MEURSIUS in 1613<br />
Uitgegeven, vergelijkende. CODINUS woonde te Konftantinopolen z<br />
jüsn. denkt dat zijn toenaam van Curtpalates eene bediening be<br />
te-
236 DOES. (JAKOB VAN DER)<br />
tekent, die hij aan het Plof van den Griekfen Keizer uitoef-<br />
fende. Hij heeft in 1453 , na de volkomene verwoesting van<br />
zijn vaderland geleefd, doordien hij van dat tijdvak gewaagt, in<br />
zijn bock de Imperatoribus Confiantinopolitanis, door den zelvde<br />
LAMBECIUS in 1655 uitgegeven.<br />
2. GEORGÜ CODINI, liber de Signis, Statuis cï? aliis fpe&attt<br />
dignis Conftantinopoli, door GEORG VAN DER DOES vertaald,<br />
met bijgevoegde aanmerkingen van MEURSIUS; bij het voor<br />
gaande gevoegd. Aurelia Allobrog., 1607. in ivo. It. veel<br />
vollediger, met aanmerkingen van LAMBECIUS in zijne uitgave<br />
van 1655.<br />
3. GEORGII DOUSE, de Itinere Suo Conftantinopolitano, Epiftt<br />
la. Accesferunt veteres Infcriptiones ex Byzantio, ex reli<br />
Gracia, nunc primum in lucem edita; cum quibusdam doiïoru<br />
Virorum Epiftolis. Antv. 1599. in Svo. Vervolgens geplaatst in<br />
Tom. VI. van den Thefaurus Antiq. Grcecarum van JAC. GRONO-<br />
VIUS. De Brieven bij het reisverhaal gevoegd, zijn voor het<br />
grootfte gedeelte door Grieken gefchreven. De belangrijkfte is<br />
die van eenen MELECIUS, Patriarch van Alexandriè'n aan Je»<br />
HAN VAN DER DOES, den vader.<br />
4. Daar zijn twee Brieven van GEORG VAN DER DOES in de<br />
Verzameling van GABBEMA , bl. 243-246. Beide zijn die ge<br />
dagtekend van Konftantinopolen den 12 meij 1597. De eerfte<br />
houdt aan zijn vader, en de iweede aan zijn broeder JOHAN,<br />
die hij toen ter tijd nog dagt in leven te zijn; zedert lang<br />
jieen de minfte tijding van huis gehadt hebbende, ingevolge<br />
het geen bij in zijnen eerften brief meldt. FR. SWEER-<br />
TÏI, Athen. Batav. p. 273. CRENII, Animadv. Philolog. Part.<br />
IV. p. 36. VAL. ANDREAS, Bibl. Belg. p. 264. FOPPENS,<br />
Bibl: Belg. p. 337. C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 78. Nt-<br />
CERON , Mem. des Hommes illiftr. Tom. XVIII. p. 206-209»<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 233 -237.<br />
DOES (JAKOB VAN DER), Konstfchilder, wierdt te Am*<br />
Jleldam geboren den 4 maart 1623. Zijn grootvader was Se<br />
cretaris van genoemde ftad, en zijn vader Secretaris der Asfu-<br />
xan-
DOES. (JARÓB VAN DER) ag?<br />
jfantiekamer. Deze vroeg geftorven zijnde en weinig middelera<br />
•nalatende, wierdt hij bij N. MOJAART befteld om de Schil-<br />
derkonst te leren. • Na dat hij bij denzelven enige jaren was<br />
• geweest, trok hij met zijn aifte jaar naar Frankrijk, en voorts<br />
te voet met gezelfchap naar Italië. Te Rome gekomen, ont<br />
moette hij fpoedig verfcheidene landslieden, die hem den bent<br />
naam van Tamboer gaven. Verfcheiden jaren bragt hij in deze<br />
ftad door met ijverig tekenen en fchilderen, oeffenende zig<br />
naar de beste voorbeelden, inzonderheid van BAMBOOTS. Hij<br />
maakte hier egter geen grooten opgang, doordien hij zig door<br />
zijne levenswijze niet wist bemind te maken, en doorgaans<br />
ftil en droefgeestig was. In het vaderland te rug gekeerd,<br />
zette hij zig in 'sHage neder, en hieldt met zijne zuster huis,<br />
ter tijd toe, dat zig met MARGRIET BOORFERS , een meisje dat<br />
vee! geld hadt, en ook een liefhebfter van de teken- en fchil<br />
derkonst was, in het huwelijk verbond. Hij verwekte bij<br />
haar vier zoons en ene dogter, waarna zij tot zijn grievende<br />
fmerte, ten jare 1661 overleed; dit verlies trof hem zo fterk,<br />
dat hij 'er ten enemalen lusteloos door wierdt, en zodanig<br />
traag, dat hij het fchilderen ten enemalen agterliet, 't welk<br />
zijne familie bewoog, hem het Secretarisfchap van Slooten, nabij<br />
Amfteldam gelegen, tc bezorgen; onder het waarnemen van dit<br />
beroep fcheen de lust tot fchilderen wederom in hem te ont<br />
vonken, en hij heeft zedert dien tijd verfcheiden ftukken ver<br />
vaardigd, die zijn welverdienden lof, zo lang in wezen zijn,<br />
zullen verkondigen. Hij huwde voor de tweedemaal met ene<br />
Juffer die veel geld hadt, doch die na hem enen zoon gebaard<br />
tc hebben , fpoedig kwam te fterven; hij zelv betaalde de<br />
laatfte tol aan de natuur den 17 november 1673, onder an<br />
deren twee zoons nalatende, SIMON en JAKOB genaamd, waar<br />
van. hier beneden wordt gefproken.<br />
Onze Konftenaar fchilderde bevallig, in het verkiezen van<br />
licht en bruin was hij ongemeen, en de groepswijze koppe<br />
ling der Dieren verftond bij wonder wel, en niemand<br />
heeft hem in 't fchilderen van Schapen en Geiten, zo in na<br />
tuurlijke tekening als wijze Yan fchilderen, overtroffen. In<br />
het
aS8 DOES. (JAKOB VAN DER) (JOHAN VAN DER)<br />
het Keizerlijk Kabinet te Weenen is een ftuk van dezen Mees-<br />
ter, dat zeer fchoon en allerbevalligst is; het verbeeldt een<br />
laudfchap in den omtrek van Rome, ftaande op den voorgrond,<br />
ter regter zijde, enige ruïnen, aan welker voet, ene flapen-<br />
de boerin op den grond zit. Naast haar ftaat, een jonge<br />
herder met twee honden, en voor hare voeten een fchaap<br />
en ene geit die haar jong zoogt. DESCAMPS, Vie des<br />
Peintres, Tom. II. p. 333. C. DE MECHEL, Catal. des Tableaux<br />
de la Gallerie Imp. de Viemie. 1784. Svo. p. 222. A. HOUBRA-<br />
KEN, Schouwb. II. D. bl. 105-108. J. C. WEYERMAN, Levert<br />
der Schilders, II. D. bl. 180-193. fHfgMn, $unfU« Sqticc».<br />
1799. f. 203.<br />
DOES (JAKOB VAN DER), Konstfchilder, een zoon vaii<br />
den bovenftaanden, hadt tot leermeester KAREL DU JARDIN ,<br />
zijn overleden vaders groten vriend en zijn gewezen voogd,<br />
daar hij zo lang bij bleef tot dat KAREL de lust bekroop om Rome<br />
voor zijn dood te bezoeken. Toen raakte JAKOB bij G. NET-<br />
SCHER, en daar twee jaren vlijtig gewerkt hebbende, bij GER.<br />
DE LAIRÈS te Amfteldam. Nadeihand bij zig zei ven de konst<br />
oeffenende, gaf hij proeven van zijnen groten geest en ver<br />
nuft, doch was daarbij ongemeen driftig en haastig; want<br />
men vindt van hem verhaald, dat hij eens drie of vier weken<br />
aan een ftuk gefchilderd hebbende, en het niet naar zijn zin<br />
konnende krijgen, een mes nam en het aan riemen fneed.<br />
Dit zelvde ontwerp ondernam hij andermaal; 't lukte hem,<br />
en hij maakte 'er een gefchenk van aan dén Heer DE GRAAF,<br />
zijnen bloedverwant, die 'er zeer mede in zijn fchik was,<br />
hem een paard benevens een ftijve goudbeurs vei eerde, en<br />
bezorgde, dat hij onder het gevolg van den Ambasfadeur<br />
HEEMSKERK naar Parijs reisde, alwaar hij zijn fortuin zou ge<br />
maakt hebben, was hij niet na een jaar verblijf aldaar over<br />
leden. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, lil. D. bl. 327,<br />
328. SUfgtm. KmtfHer gcricón. 1779. f. 203.<br />
DOES (JOHAN VAN DER), beter bekend onder den latijn-<br />
fen naam van JANUS DOUZA, gevei.de FRANS DOUSA ad Luci»<br />
LU
DOES. (JOHAN VAN DM) iSp<br />
Ui Fragm. p. 253. edit. OUDSND., tot reden vat) deze naams<br />
verandering, om dat de ou in het latijn, dezelvde klank uit<br />
drukt van de nederlandfe oe; was Heer van Noortwijk en<br />
Kattendijke, en een ieverig lid der Verbonden Edelen; hij wierdt<br />
geboren te Leijden den 6 december 1545, uit het huwelijk var»<br />
JOHAN VAN DER DOES en deszeivs tweede huisvrouwe, AMRA<br />
VAN NYENRODE , mede van een adelijk en oud Geflagt; Zijne<br />
ouders hem in 1550 door den dood ontrukt zijnde, geraakte<br />
hij onder de voogdij van zijnen moederlijken grootvader FRANS<br />
VAN NYENRODE, die hem in den ouderdom van tien jaren naar<br />
Lier in Braband zondt, daar hij de gronden zijner ftudie leide,<br />
daar na Leuven, en vervolgens Douai bezogt, en eindelijk die<br />
te Parqs voltrok, van waar hij, met roem overladen, in zijné<br />
geboorteplaats te rug keerde. Hier was het dat hij een ön-<br />
fterfelijken naam verwierf, en zijn aanzienlijk Geflagt eere<br />
aandeed. Heldhaftigheid en geleerdheid, ftaatkunde en eer<br />
lijkheid, blonken eveneens in hem uit, en men zou verlegen<br />
ftaan met te willen bepalen, waar aan de voorrang toekome»<br />
Hoe groot zijn-heldenmoed ware, bleek overvloedig, geduren<br />
de de gédugte belegering der ftad Leijden, ih 't jaar 1574.*<br />
federt het Bevelhebberfchap hem, aldaar, was opgedragen»<br />
Toen gaf hij ook bewijzen van eerlijkheid. Geene vleijenda<br />
beloften, geen Spaans goud, konden het hart van dezen Na.<br />
derlander tot ontrouwe doen bezwijken. De list van LEICES-<br />
TER was niet in ftaat, om hem aftetrekken vart de bevorde-<br />
ringe der ware belangen van zijn vaderland. Zijn ftaatkundïg<br />
beleid, gepaard met beproefde getrouwheid, was oirzaak é<br />
dat hij, in 's Lands haggelyke omftandigheden en In de ge-<br />
wigtigfte gezantl'chappen j gebruikt wierde; ook bekleedde<br />
Hij de gewigtige posten van Dijkgraav van Rijnland, Regis*<br />
termeester van Holland, lid van den Hogen Raad, Curator<br />
en Bibliöthekaiis der Leijdfe Akademie enz.<br />
Wanneer de Staten van Holland en Zeeland reh jare 15724<br />
befloten, onderfland van geld en volk bij Koninginne ELJ*<br />
ZABETH te zoeken, was VAN DER DOES een der Gezanten<br />
r.aar Engeland. Na doode des Prinfen VAN OSANJS , be»<br />
VILL DEsu T g»f
*go DOES. (JOHAN VAN DIR)<br />
gaf hij zig, in julij of augustus van 't jaar 1584, in alle flilte,'<br />
zelv6 buiten weten zijner vrouwe en vrienden, naar Enge-<br />
land. Zijn oogmerk was, gelijk men vermoedt, den weg te<br />
baien, tot nadere onderhandelingen met de Koninginne:<br />
terwijl anderen meer gezind waren, hulpe bij Frankrijk te- zoe<br />
ken ; gelijk men deedt. Doch de handel met dat Rijk werdj<br />
afgebroken, en, toen befloten, de Opperheerfchappije en be-<br />
fcherminge der Nederlanden aan Koninginne ELIZABETH opte-<br />
dragen. Dit gefchiedde, in 't jaar 1585, door een aantal<br />
Gezanten uit de Nederlandfe Gewesten, onder welken de Heer<br />
VAN NOORDWYK , wegens Holland, de eerfte was. Zedert zijn<br />
hem meer andere onderhandelingen landswege toevertrouwd;<br />
*t geen aan HEINSIUS doet zeggen: Plurma & in Patria gesfie,<br />
& pro eas legationes obivit plurimas: nee ullius ore fcepius<br />
efl Batavia.<br />
Den roem van geleerdheid kan niemand hem betwisten; zij<br />
ne Schriften zijn 'er fprekende bewijzen van. Hij was een<br />
voortreffelijk Gefchiedenisfchrijver, een groot Taalkundige, een<br />
uitmuntend Digter; ja hij wordt door JANUS GUILIELMIUS, in<br />
Syll. Epift. Tom. I. p. 171. Polta unicus genoemd. De groot<br />
fte Mannen van dien tijd, rekenden het zig tot eere, brief-<br />
wisfeling met hem te onderhouden; zo als onder veelen, de<br />
Kanfelier DE L'HOFITAL , FREDERIK MOREL de vader, DO-<br />
RAT, TuRitéBius, RONSARD, LAMBINUS, PASSERAT &c. alle<br />
Geleerden van den eerden rang, met wie hij gedurende zijn<br />
verblijf te Parijs, in kennis was geraakt. Ook werden hem<br />
van veelen de heerlijkde getuigenisfen gegeven. Sommigen,<br />
en daar onder de geleerde DU THOU, noemen hem den Hol*<br />
landfen VARRO. Hij bezat een dalen geheugen, en een uitge<br />
lezen oirdeel, hadt daarbij genoegzaam alles gelezen, wat het<br />
vak der Gefchiedenis ten onderwerpe heeft, of enigzins met de<br />
Belles Lettres verwant is. Hij verdondt het grieks grondig, en<br />
CATULLUS, TIBULLUS, PROPRRTIUS, JUVENALIS, FIORATIUS en<br />
verfcheidene brokken van andere oude cn hedsndaagfche Dig-<br />
ters, hadt hij zodanig in zijn geheugen geprent, dat hij 'er bij<br />
alle gelegenheden gebruik van wist te maken. MEURSIUS ge-
DOES. (JOHAN VAN BES) aar<br />
ïufgt, dat DOUSA ogenblikkelijk alle de vragen b:ant woedde,<br />
die hem kosten gedaan worden, betrekkelijk de Griekfe en<br />
Latijnfe letterkunde, evenveel of die tot de oude of lateia<br />
gefchiedenis behoorden. Zijn zinfpreuk was: Dulces ante omniet<br />
Mujee.<br />
Den ouderdom van 19 jaren bereikt hebbende, huwde hij in<br />
'tjaar 1564, met ELIZABETH VAN ZUYLENVAN DERHAER, eene<br />
dogter van THIERRY VAN ZUYLEN en van JOSINA VAN DRAKEN-<br />
BURG, welke hem 12 kinderen ter wereld bragt; namelijk JO<br />
HAN , JOHANNA, ANNA, GEORG, STEVEN, FRANS, GARNIER,<br />
JOSINA, JAN, DIRK, JAKOB en nog een jongeren zoon. Van<br />
GEORG, FRANS en DIRK, is reeds gefproken, en JOHAN maakt<br />
het onderwerp uit van het volgende Art. JOHANNA wierdt<br />
den 16 janüarij 1571 te Noordwij'k geboren, en ftierf ongehuwd.<br />
ANNA kwam in meij 1572 ter wereld, en huwda in 1661 aan<br />
GASPAR VAN EUSSUM, Heer van Nijenoort, en Drost van Koe<br />
ver den en het landfehap Drenthe; STEVEN geboren den 2 ja.<br />
nuarij 1576, trouwde aan ANNA VAN EUSSUM, zuster van<br />
GASPER, en won 'er drie zoons bij, waar van de jongfte, Wio-<br />
BOLD genaamd, het Geflagt voortplantte; vader geworden<br />
ïüjnde van een anderen STEVEN, en grootvader van eenen<br />
STEVEN, en van JOHAN VAN DER DOES, beide in 1685 leven<br />
de. GARNIER, den 13 augustus 1578 geboren, ftierf op zes<br />
in 1604 of 1605, zonder kinderen na te laten. JOSINA, ge.<br />
boren den 29 feptember 1578, ftierf te Leijden agt jaren oud<br />
ziinde. JAKOB, kwam den 29 meij 1580 ter wereld, en<br />
ftierf nabij het eiland St. Thomas, uit de Indien te rug ke<br />
rende. Deze JAKOB was een jeugdige deugeniet, waar van<br />
a'ijn vader dit afbeeldzel heeft nagelaten :<br />
Farentibus infortunatis.<br />
JANE -pater, qua non JACOBUS Jligmata (prolit<br />
Degene) ah! domui liquit inulta tuce?<br />
Dum probris probra accumulat, dum furta rapinit:<br />
Nequitixque fu
sp* DOES. (JOHAN TA» MR)<br />
Toen V. r». DOES ondernam de Hollandfche Jaarboeken te<br />
fchrijven, maakte men hem in 1685, Bewaarder en Opziener<br />
van 's Lands archiven; en hij bedankte als toen voor het<br />
Dijkgraavfchap. Den 3 december 1591, benoemde men hem<br />
tot lid van den Hogen Raad; en door de uitoeffening van de<br />
bezigheden aan dat gewigtig ambt verknogt, verpligt zijnde<br />
zijne woonftede in 's Hage te vestigen, gaf hij het aan hem<br />
toevertrouwde opzigt van de Akademie-Bibliotheek te Leijden,<br />
aan zijnen zoon JOHAN over, wiens dood op den 21 decem.<br />
ber 1590 voorvallende, hem zo hartgrievend trof, dat hij<br />
vier dagen agter een doorbragt, zonder enig voedzel te genie<br />
ten. Zig tot het verrigten van enige zaken ten jare 1604<br />
naar Friesland begeven hebbende, wierdt hij 'er ziek; hij liet<br />
Zig terftond naar Noordwijk voeren, hopende dat zijne geboor-<br />
telucht heilzaam voor hem zoude zijn; doch zijne kwaal ver<br />
ergerde, en, na gedurende een maand lang daar aan gefuk-<br />
keld te hebben, overleed hij in dat zelvde jaar op den 8<br />
oktober, in den ouderdom van bijna 59 jaren; zijn Iighaam<br />
wierdt naar 's Hage gevoerd en aldaar begraven. Cura-<br />
teuren van Leijdens Hogefchool, bevolen aan DANIËL HEIN-<br />
SIUS de taak, om eene lijkrede over hem te doen; 't welk<br />
insgelijks door PETRUS BERTIUS gefchiedde. JUSTUS LIPSIUS,<br />
die hem in Eletlor. lib. I. c. 5. Vera proles Mvfarum, & alumnus<br />
Cratiarum noemt, maakte dit graffchrift op hem:<br />
DOUSA meus jacet hic. Tecum, mi DOUSA, jacere<br />
Candorem £f Mufas ingenué fateor.<br />
De Hogefchool te Leijden, waar over, gelijk wij gezien<br />
hebben, de zorg hem aanbetrouwd was, zal aan VAN DER<br />
DOES ten allen tijde met dankbaarheid gedenken. Zijn voor<br />
beeld toont, dat gegronde geleerdheid den Staatkundigen ten<br />
lieraad ftrekt; en hem, boven andeven, in ftaat ftelt tot het<br />
bekleden der gewigtigfte ambten, tot nut van 't vaderland.<br />
Een achtenswaardig afftammeling van den groten JANUS<br />
DOUSA , die nog in leven is, de Heer GERLACH JAN DOYS VAN<br />
{>£& Doss, Heer van beide de Noordmjken, Langeveld, Offtm<br />
t
DOES. (JOHAN VAK DBR) M<br />
ftm, enz. liet den 3 oktober 179a, een piagtig en kostbaar<br />
gedenkftuk, in de kerk te Noordwijk aan 1 en Rhijn, oprig.<br />
ten, bijzonderlijk gefchikt ter eere van den onfterfelijken Jo.<br />
HAN VAN DER DOES, wiens beeldtenis, naar eene oirfpronglij.<br />
ke fchilderije, in konftig marmer uitgehouwen op dit ; edenkteken<br />
praalt. Het latijnfe opfchrift, dcor de kundigfte hand<br />
gefchreven en daar op uitgehouwen, te omflagtig om hie. eene<br />
plaats te beflaan, is te vinden in het IV. deel van de Hifi.<br />
van het Verboni der Edelen door den Hoogleraar TE WATER,<br />
uit welk werk van dezen geleerden en nauwkeurigen Gjfchied»<br />
fchrijver, wij ook een groot gedeelte van dit levensberigt ontleend<br />
hebben.<br />
Een fraijen Gedenkpenning ter zijner eere gemunt, vindt<br />
men befchreven, en afgebeeld bij GER. VAN I OON , Befchr. der<br />
flJederl. Hiftoriepenningen, I. D. bl. 200. Daar gaan veele<br />
Afbeeldzels van dezen groten Man op verfcheidene wijzen in<br />
prent uit, waar "van voor de besten worden gehouden, die<br />
door VISSCHER en HOUBRAKEN in 't koper zijn gefneden. Zie<br />
hier nu nog de optelling der Werken, die van hem door den<br />
druk zijn gemeen gemaakt:<br />
1. Epigrammatum libri duo: Satyra duet: Elegerum liber mus;<br />
Sylvarum libri duo. Antv. 1569- in i2mo.<br />
2. Notte in C. CRISPI SALLUSTII Fragmenta. In den druk<br />
Van dien Gefchiedfchrijver, uitgegeven door LODEW. CARRION.<br />
Antv. 1573. I2W0. It. IS79» IS83- &c. mme.<br />
3. Nova Poëmata: Odarum libri tres: Satyrarum liber unus:<br />
Epigrammatum libellus: Heniecajyllabi: Satyra dua incertorum<br />
auüorum: Hendecqfyllabum Carmen in laudem Lugduni, nova\<br />
Batavorum Acaitmia, conferiptum. His accesfit incertorum Auüo*<br />
turn Foëmation. Item HADRIANI JUNII, Carminum LugdunenJU<br />
urn Sylva. Lugd. Bat. 1575.<br />
j 4. In novam Q. HORATII FLACCI editlonem Commentariolus,<br />
'Antv. 1580. iömo. Appendix fuccidanea ad eundem. Ib. 158a.<br />
iCmo. It. cum Comment. & Enarrat. Commentatoiis veteris a<br />
JAC. CRUQJJIO editi. Lugd. Bat. 1611. 4*0. In deze kleine uitbreiding,<br />
(baalt grote geleerdheid door; DOÜZA Leeft 'er op*<br />
T 3 fce«ï
ap4 DOES. (JOHAN VAN DER)<br />
helderingen in van verfcheidene Roomfe Oudheden, en ver<br />
betert hier en daar de hedendaagfe Schrijvers, welke over<br />
deze onderwerpen geftruikeld hebben; bij voorb. bl. 43. van<br />
den I. druk, deze woorden van HORATIUS, Lib. III. Qd. 23.<br />
bijgebragt hebbende:<br />
Si thure placarts, £f horna .<br />
Fruge Lam, avidaque porca.<br />
Bewijst bij door verfcheidene aanhalingen «it de oude<br />
Schrijvers, dat zij aan hunne Huisgoden , lammeren, verkens,<br />
geiten enz. offerden; en dat diensvolgens LAMBINUS ongelijk<br />
heeft, met te beweeren, dat men geen andere dan onbezield©<br />
* onderwerpen aan hun offerde.<br />
5. Prxcidanea pro Q. VALERIO CATULLO. Antv. 1581. 161110,<br />
Verfcheidenemalen met de beide volgenden herdrukt. Men<br />
Doemde eertijds Pracidanew hofiia , die offeranden , welke-<br />
's daags te voren, wanneer 'er grote feesten ftonden gevierd<br />
te worden, wierden geofferd. Onze Schrijver verftaat waar<br />
fchijnlijk door Pmcidanea proeven van krietieke aanmerkingen.<br />
Dit behelzen ook inderdaad de werkjes, waar aan hij dien<br />
tijtel gegeven heeft. Zijne aanmerkingen zijn geleerd en tef*<br />
fens oirdeelkundig.<br />
6. Pmcidanea pro AULO ALBIO TIBULLO. Antv. 1582. I6ms.<br />
7. Schediasma Juccidaneum, nuperis ad TIBULLUM Precidan<br />
addendum. Ejusdem ad familiarem quandam GERARDI FALKENBÜ<br />
Epijlokm responfio. GER. FALKENBÜRGIÏ Epigrammata qucedam<br />
Crceca. Antv. 1582. \6mo. Het antwoord van FALKENBERG<br />
bevat verbeteringen en aanmerkingen over TIBULLUS en PRO-<br />
ÏERTIUS.<br />
8. Pro Satyrico PETRONII Arbitrii, viri Confularis, Preecidane<br />
mm libri tres. Lugd. Bat. 1583. in ïzmo. Verfcheidenemalen<br />
herdrukt.<br />
p. Epodon ex puris Jambis libri duo. Antv. 1584. 8vo.<br />
10. Odarum Eritannicarum liber, ad Divam ELISABETHAM;<br />
Brkamiarum, Francice, Hiberniaque Reginam. Et JANI Dousa;<br />
filii. Britannkorum Carminum Sylva. Lugd, Bat. 2586. 4».
DOES. (JOHAN VAN DU) apj<br />
ir. Elegiarum libri duo: Epigrammatum liber mus, cum Jus-<br />
Ti LIPSII aliorumque ad eumdem Carminibus. Lugd. Bat. 1586".<br />
in 410.<br />
12. Centurionatus , Jive Plautinarum explanatlor.um libri iv;<br />
in quibus prater PLAUTUM , multa Veterum Scriptorum loca, Pti-<br />
tarum inprimis, corriguntur, illufirantur, explicantur. Lugd. Bat.<br />
J587. ï6mo. 1600. 1602.<br />
13. Epifiolce Apologetica due: prima, de prolata Annalium<br />
Suorum editione: Jecunda, pro Pratore Nortvicano, Peregrinitatis<br />
in Batavis reo, caufa diüionem compleUitur. Leida 1593. 4to.<br />
14. Annales rerum, a primis Hollandia Comitibus per CCCXLVI<br />
armos geftarum, in mum metrica Hifloria corpus, Libris X. re*<br />
daEti: a JANO DOUSA filio incboati, fep a JANO DOUSA patrt<br />
recogniti, fe? perduSli ad annum cm.c.xx. Item profa oratione.<br />
Haga Comit. 1599. 4to. It. Lugd. Bat. 1604. t\to. It. in pro<br />
fa, enkel onder dezen tijtel: De Hollandorum Republica £?<br />
rebus gefiis Commentarii HUGONIS GROTII, JANI Dousa patris,<br />
JANI Dousa filii. Lugd. Bat. 1617. in 4to.<br />
15. Echo, five Lufus Imaginis jocofa, quibus titulus HalcedO'<br />
ïtia. Alia quadam quorum indicem fequens pagina reprafentabit.<br />
Omnia recens nunc primum edita. Haga 1603. 410.<br />
16. Poëmata pleraque feleQa; PETRUS SCRIVERIUS edidit. Ac<br />
eedunt JOSEPHI SCALIGERI, JUSTI LIPSII, aliorumque ad DOUSAM<br />
Carmina. Lugd. Bat. 1609. Svo.<br />
17. Elegia ad HUGONEM GROTIUM, de Oppidis Hollandia.<br />
torumque pracipuis ingeniis. Lugd. Bat. 1619. 4U.<br />
18. Poeta Satyrici minores, de corrupte Reipublica Statu:<br />
SULPICIA, VALERIUS CATO cif Anonymus, de Lite. cum JAM<br />
Dousa, fe? GASPARIS BARTHII Commentariis, MARC. ZUER.<br />
'BOXHORNIUS recenfuit, &c. Lugd. Bat. 1632. i6mo. SULPICIA<br />
eene Romeinfe dame, de huisvrouwe van CALANUS, leefde<br />
omtrent het einde van de eerfte eeuw, men heeft van haar<br />
«en latijns Digtftuk tegens den Keizer DOMITIAAN, die de<br />
Wijsgeeren uit Rome verbannen hadt. VALERIUS CATO was<br />
een Digter uit Narbonneesch Gallië herkomftig, die te Rome<br />
lesfen over de Spraakkonst gaf, alwaar hij grotelijks behocf-<br />
T 4- tig
DOES. (JOHAN VAM MR)<br />
tig in een grijzen ouderdom ftierf, omtrent 30 jaren voor de<br />
geboorte van den Heiland. Zijn ftuk , getijtelt: Dim in Batta-<br />
rum fluvium, is een hekel fchrift dat hij vervaardigde toen hij<br />
zijn vaderland en minnares verliet. Men vindt het dikwils<br />
gedrukt bij de Cqtaletcen van VIEGILIUS. KRISTOFSEL ARNOLDX<br />
gaf het afzonderlijk in 't licht met geleerde uitleggingen,<br />
Lugd. Bat. 1652. i6mo. Het ftuk de Lite, 't welk BOXHORN<br />
verkeerdelijk als een voortbrengzel der Oudheid heeft aange<br />
zien , is men aan 't vernuft van den Kancelier M . DS L'HOPI^<br />
TAL verfchuldigd.<br />
19. Daar zijn drie Brieven van DOUSA in de Epijlolee db.ill.<br />
& claris Viris fcriptee, van GABBEMA. Harl. 1664. iimo. Da<br />
beide eerften zijn gerigt aan LAMB. VAN DER BURCH, waarin<br />
hij over de oude Hollandje Gefchiedfchrijvers handelt, hem<br />
teffens bedankende voor dat hij 'er hem eenigen heeft mede<br />
gedeeld; voorts loopt de tweede over de gefchiedenis van^-<br />
voijen door VAN DER BURCH famengefteld, De derde, aan z'j-<br />
jien zoon JOHAN , handelt over de moeijelijkheden die hij heeft<br />
endergaan, ter gelegenheid van het overbrengen eener Bibjio*<br />
theek uit 's Hage naar de Akademie te Leijdm.<br />
20. In de grote Verzameling van P. BURMAN, onder den<br />
tijtel van Sylioge Epijlolarum a Viris illujlribus Jcriptarum &e.<br />
Lugd. Bat. 1727. V. Vol. in 4(1?. ontmoet men vier Brieven<br />
van DOUSA aan LIPSIUS gefchreven, benevens de antwoorden<br />
van dezen. Deze Brieven zijn gedagtekend Leijden en Ut'<br />
recht in 1591. Zij hebben tot onderwerp het vertrek vap.<br />
LIPSIUS , die de Akademie van Lijden, hadt verlaten enz.<br />
21. Ook zijn 'er Brieven van DOUSA in THOM^ CRENIÏ<br />
Animidv. Ph Iqlogicce fc? Hijlorka in varios Authores fcf editionts.<br />
Accesferunt Epijlola DAN HEINSII, JANI Dousa, ABR. ORTJE-<br />
IM, CAR. SIGONII, GUILIEL. CAMDENI, JOAN. ROSINI,<br />
alkrmn, haUenus inedite. Amjl. 1711,. iame, in verfcheiden^<br />
delen.<br />
22. Nog heeft JANUS DOUSA eenige nagelatene Werkjes<br />
•an LUKAS FRUVTIESS, in 't licht gegeven. Als mede de Ba*<br />
tjtvia van Acs. JUNIÜS, Lugd. Bat. J58S. ia ya. Hij heef!
DOES. (JOHAN VAN DER) Spy<br />
de hand geleend tot de uitgaven der Infcriptien, door MARTI-<br />
NÜJ SMETIUS verzameld. Lugd. Bat. 1588, in folio. Einde<br />
lijk, hadt hij gefchetst Pracidanea in JUVENALEM, eenige delen<br />
Latijnfe Brieven gefchreven; en verzameld: Fragmenta omnitt<br />
veterum Oratorum, Poi'tarum, fc? Hiftoricorum. — MEUR-<br />
§M', Atlien. Batavce, p. 88--9I. FR. SWEERTH, Athen. Be'.giae,<br />
p. 379> 38o. TOB. MAGYRUS, Eponymolog. in Voce. POPE<br />
BLOUNT, Cenfura Celebt. Auth. p. 824-82(5. MORHOFIUS, PC~<br />
lyhiftor. Tom. I. f. 1066. CREKII, Animadv. Pliilol. Part. V. p.<br />
149--152. Part. IX P- 120-125. G. KRANTZIUS, ad CONRIN-<br />
OIUM, Saec. XVII. p. 229. SCALIGER, in Scaligeranis fecuni.<br />
Voce. Jo. FABRICII, Hiftor. Biblioth. Part. III. p. 465. MENC-<br />
JCENII, Bibl. doSorum Militum, p. 173-177. FOPPENS, Bibl.<br />
Belg. p. 546, 547. F. G. FREYTAG, Adparatus' Litterarius.<br />
Tom. III. p. 631-633- Catal. Bibl. BBNAV. Tom. I. Vol. II.<br />
p. 1309. P. A. CREVENNÜS , Catalogus, Vol. III. p. 307, 308.<br />
C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 446, 447. 6.53. NICERON,<br />
Mem. des Hommes illuftr. Tom. XVIII. p. 195-203. BAIL-<br />
Ï.ET, Jug. des Savans. Tom. II. p. 191. Tom, IV. p. 142,<br />
143. Tom. V. p. 51, 52. MORERI, Ditlion. ed. de 17-40.<br />
Lett. D. p. 139. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p, 205.<br />
227. G. BRANDT, Hift. der Reform. II. FJ. bl. 49. J. w.<br />
1% WATER, Hifi. van 't Verbond der Edelen, II. D. bl. 333-<br />
137. III. D. bl. 510-513. IV- D. bl. 337-339-<br />
DOES (JOHAN VAN DER), oudfte zoon van den voorgaart»<br />
den, is geboren te Noordwijk of te Leijden, den 16janüarij<br />
3571. Zijn vader droeg de grootfte zorg voor het wel befiie-<br />
jen van zijn opvoeding, en zulks gevoegd bij de. fmaak welke<br />
die jongeling voor bet ftudeeren hadt, bragt te wege, dat hij<br />
wel dra ervaren wierdt in de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe<br />
Êalen, ook in de mathefis, in de oudheden en in het Romeir.,<br />
fe regt. Door middel van deze kundigheden en den invloed<br />
dien zijn vader, hadt verkregen , wierdt hij vroegtijdig aangefteld<br />
tot Preceptor of Leermeester van FREDERIK HEN )RIK van Nas*<br />
fau, bij wisn hij twee jaren in 's Hage woonde. Zijn vader<br />
T 5 ia
Ü98 DOES. (JOHAN" VAN MR)<br />
in het jaar 1501 aldaar zijnde komen wonen, bezorgde hem<br />
de bediening van Bibliothekaris der Hogefchool van Leijden,<br />
die hij zelv tot dien tijd toe hadt vervuld. De jonge Dou.<br />
SA ftondt die af in 159+ ten behoeve van PETRUS BERTIUS.<br />
In het zelvde jaar vertrok bij met zijne broeders GEORG en<br />
STEVEN naar Duitsland, en ftond gereed om naar Holland te<br />
rug te keren, wanneer hij in het begin van april van 't jaar<br />
J596, te Frankfort bij toeval FILIPS DU PLESSIS MORNAY den<br />
zoon, ontmoette, die met drangredenen hem wist te bewegen,,<br />
om ene reis naar Polen in zijn gezelfchap te ondernemen;<br />
zij reisden door Bohemen, en kwamen op den 22ften te Bres*<br />
lauw, en voorts te Krakouw, alwaar DOUSA zijn reisgezel ver»<br />
liet, en zig te Dantzig aan boord van een fchip begaf, dat zeil»<br />
vaardig naar Holland gereed lag. Hij kwam in zijn vaderland te<br />
rug, aangedaan door een borstkwaal, die hem den 21 decem*<br />
ber van dat jaar in het graf rukte, nog geen 26 jaren bereikt<br />
hebbende. Hij wierdt in den Haag begraven, met dit gtafy<br />
fchiift:<br />
D. S.<br />
J. DOUSA JANI FIL. HIC<br />
CUSAT QUI VIXIT ANN.<br />
Xxv. MENSES XI. DIES IV.<br />
Ik heb reeds gezegd, dat zijn vader hem hartelijk betreur»<br />
de, en op zijn.dood twee digtftukken vervaardigde onder deq<br />
tijtel van Manes Doufiani. In een daar van zegt hij;<br />
Per omne discipline, £f artittm genus<br />
Vagatus, ipfa ad afira menfus efl viam:<br />
Bonaque mentis attigit Sacraria,<br />
ffugum Supra bkorne; qua levi tarnen<br />
Huk labore conjlitere finguld.<br />
DOES. (JOHAN VAN DER) 200<br />
KnüTomt COLERUS, Hoogleraar in de regten te Altorf,<br />
deedt zijne loffpraak, in eene redevoering, welke hij in die<br />
Akademie uitfprak. CASAUBONUS in Ep. 446. zegt: dat onder<br />
de jonge lieden welke zig aan het beoeffenen der fraije Let<br />
teren toewijdden , hij 'er geenen kende, dien hij gelijk kost Hel-<br />
len met JANUS DOUSA den zoon. Daar is van hem in druk :<br />
1. Britmmicorum Carminum Sylva. 1586. Zie het vorige Art.<br />
«. 10.<br />
2. Rerum Ccelefiium: in laudem Umbre Declamatie-, £? Car-<br />
tnen: una cum aliquot Poëmatiis. Quibus addita funt CLAUDII<br />
PONTOSI Orationes funebres in c-bitus aliquot Anitnaiium; ititerpreti<br />
CUILIELMO CANTERO Lugd. Bat. 1591. 121120.<br />
3. CATULLUS, TIBULLUS, £? PROPERTIUS. Zie het vorige<br />
Art. n. 5.<br />
• 4. Spicilegium in PETRONII Arbitri Satyricon. Lugd. Bat. 1594»<br />
j27)io. en vervolgens verfcheidenemalen herdrukt.<br />
5. Annales Hollandia. Zie het vorige Art. n. 14.<br />
6. JANI Dousa filii Poëmata, olim 0 Patre colleüa, nunc ab<br />
jimicis edita. Lugd. Bat. 1607. i2rao. It. Edente GUILIELMO<br />
RABO. Roterod. 1704. 8vo.<br />
7. Daar zijn twee Latijnfe Brieven van JANUS DOUSA den<br />
zoon in de Epiftolce ab ill. &? cl. viris van GABBEMA, p. 335,<br />
340. De eene aan JANUS GRUTERUS, gedagtekend Frankfort<br />
den 7 april 1596: de tweede aan DOUSA den vader, gedag<br />
tekend Breslauw den 26 junij daar op volgende. Ook is 'er<br />
een aan DOMINIICUS BAUDIUS , uit Leijden gefchreven den 2<br />
feptember 1591, inde Comnent. Philol. fcP Hijlor. van CRE-<br />
Kius, Part. II. pag. 125, 126. Zeven aan JUSTUS LIPSIUS ge<br />
zonden, en gedagtekend'uit die zelvde ftad; de eerfte van<br />
16 meij 1591 , en de laatite van 20 janüarij 1592, in de 'Syl-<br />
loge Epift. van P. BURMAN. Tom. I. p. 220-235. DOUSA<br />
fpreekt 'er in van zijne werken, en betuigt zijn leedwezen<br />
dat LIPSIUS Leijden heeft verlaten. Twee anderen, zijn 'er<br />
eindelijk van hem aan WILLEM CAMDEN, in de Brieven-ver-<br />
zameling van dezen laatften. Lond. 1691- 4 t0<br />
- MEUR-<br />
en, Athene Botave, pag. I5I--I53. ïa. SWKE&TH, Athenm<br />
Mi
-gatf ' BOES. (SIMON VAN EES)<br />
Belgka, p. 378, 379- TOB. MAGIEI, Eponymolog. Voce. Po-'<br />
TE BLOUNT, Cetfura celebr. Auth. p. 875-877. CRENH, Ani*<br />
mach. Bhilol. Part. VIII. p. 16-24.. Part. IX. p. 125. VAL. AN-<br />
DREAS, Bibl. Belg. p. 438. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 547. Ca-<br />
tal. Biblioth. BUNAV. Tam. I. Vol. II. p. 1209. C. SAXI, Onom,<br />
liter. Pars IV. p. 11, 12. NICERON, Mem. des Hommes illujlr,<br />
Tom. XVIII. p. 203-206. BAILLET, jfug. des Savans, Tom.<br />
II. p. 185. A. TEISSIER, Eloge des Savans. PAQUOT, Mem. lit»<br />
ter. Tom. XVI. p. 227-233- & v. LEEUWEN, Bsttav. illujlr*<br />
p. 93-.<br />
DOES (SIMON VAN DER), Konstfchilder, een- zoon vat*<br />
JAKOB VAN DER DOES den ouden , wierdt geboren te Amfteldam<br />
in bet jaar 1653 , en oeffende zig in denzelvden trant van fchitt<br />
«deren ais zijn vader, dat is naar de manier van NETSCHER, en<br />
woonde in den Haag bij zijn moeij.<br />
Ten einde een proef te nemen hoe ver hij in ftaat was op<br />
"Ijn eigen wieken te drijven, ging hij eerst een wijl naar Fries-<br />
land wonen, vervolgens naar Engeland, daar hij egter maar<br />
een jaar toefde, doordien zijne konst 'er geene opgang maak<br />
te. Toen ging hij naar Brusfel, verbleef daar eenigen tijd, en<br />
toog vervolgens naar Antwerpen, in welke beide (leden hij<br />
veel pourtraitten heeft gefchilderd, ten laatften zogt hij den<br />
Haag weder op, en vestigde aldaar zijne woonplaats.<br />
Den ouderdom van 36 jaren bereikt hebbende, begaf bij<br />
zig in 't huwelijk, doch meer zijne driften dan het geluk zijne*<br />
levens raadplegende, huwde hij een meisje dat een fchoon ui<br />
terlijk hadt, doch weinig deugden bezat, en. inzonderheid zeer<br />
verkwistende van aart was; zulks vergalde zijn leven, en maakte<br />
DOEVEREN. (GUALTHERUS VA*) tót<br />
de Hal in 's Hage, doch de levenswijze ftond herri hier niet<br />
-aan, want na dat hij 'er twee of drie jaren ge lieten hadt,<br />
liep hij 'er uit, ging weder naar Antwerpen, daar hij voor de<br />
Konstkopers alias keelbeulen, fchilderde, en denkelijk ook<br />
in die flad geftorven is. A. HÖUBRAKEN, Schouwburg,<br />
III. D. bl. 326, 327. WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D«<br />
bl. 166-168. ?Ulö
?!©2 • DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN)<br />
openlijk aanvaardde, onder het houden ener latijnfe Inwij»<br />
dings-Rede: de Imprudenti ratiocinio ex obfervationibus fep expe*<br />
rimentis Medicis.<br />
In dezen post gedroeg VAN DOEVEREN zig met zo veel lofs,<br />
en gaf van tijd tot tijd zulke verdere doorflaande blijken van<br />
zijne Geneeskundige talenten, dat Curatetiren van 's Lands<br />
Hogefchool te Leijden, in den jare 1771, bij het overlijden<br />
van den Hoogleraar B. S. ALBINÜS, hem tot gewoon Hoog<br />
leraar in de befchouwende en praktikale Geneeskonst, een<br />
post wel eer door den onfterfelijken BOERHAVE met zo veel<br />
roem bekleed, verkoren; gelijk hij dan ook deze beroeping<br />
aannemende, op den 6 meij van dat jaar, zijne intrede als<br />
zodanig deedt, met ene Redevoering: de Recentiorum inventis<br />
Medicinam hodiernam Veteri prajlantiorem reddentibus; waarin hij<br />
ria een fraije fchets gegeven te hebben van de aloude Genees<br />
kunde, nevens hare verfchillende Raten en voortgangen in<br />
volgende tijden, aanwees, hoe zeer de ontdekkingen der He-<br />
dendaagfen deze heilzame konst in alle hare delen, toege<br />
licht en volmaakt hebben. Zijnde deze Redevoering, ge<br />
lijk ook de vorigen, in gr. 410. door den druk gemeen ge<br />
maakt.<br />
In het daar aan volgende jaar, wierdt hem door Leijdensllei<br />
gering, het Voorzitterfchap bij het Heel- en Vroedkundig Kol<br />
legie opgedragen.<br />
Ongemeen gelukkig flaagde de Heer VAN DOEVEREN in de<br />
inenting der Kir.derpokjes, van welke behandeling hij een<br />
groot voorftander was, en waar van hij, in verfcheidene zij<br />
ner Redevoeringen, met veel ophefs, als een der fraijiie ont<br />
dekkingen van de hedendaagfe Geneeskunde fprak; J<br />
t welk<br />
ook den Heer JAKOB DE RHOER gelegenheid gaf, hem in 1771<br />
enige latijnfe digtregels op te dragen: Pro felici Fario'arum in-<br />
fitione inter Groningaaos ab ipfo defcripta fe? nuper ex cathedra<br />
Leydenji laudata. Hij verrigtte deze konstbewerking, onder<br />
meer anderen, ook aan de kinderen van den Prins Erfftadbou-<br />
der, wordende vervolgens tot Geneesheer der jonge Prinsfen<br />
benoemd, gelijk hij ook, na het overlijden van den fleer<br />
GAU.
DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN) . 303<br />
GAUBIUS, diens opvolger, als Lijfartz des Stadhouders zeiven<br />
wierdt.<br />
Dan wel dra zag hij den loop van zijnen voorfpoed gefluit,'<br />
door een onheil, dat hem al het zoet en aangename daar<br />
van benam. Eene tederbeminde Egtgenote ontviel hem door<br />
den dood, en dompelde hem in eene droefheid, welke hem,<br />
zedert bij mangel ener deelgenote van zijn geluk, geheel on-<br />
verfchillig maakte, voor al wat uiterlijke eer, algemene toe<br />
juiching en voorfpoed, hem verder kon opleveren. Slegts<br />
weinig tijds, kon hij zijn overleden Huisvrouw betreuren, de<br />
toevallen van jicht, waar aan hij dikwils onderhevig was,<br />
vermenigvuldigden, na haar dood, en plaatften zig eindelijk<br />
in het hoofd; 't geen hem op den laatften dag des jaars 1783,<br />
in den ouderdom van 53 jaren, aan eene beroerte deedt over<br />
lijden, nalatende drie zoons; ANTHONY JAKOB, die in het jaar<br />
1789, met veel roem tot Med. Doktor te Leijden wierdt ge<br />
promoveerd, alwaar hij zedert, de praktijk dier konst met lof<br />
beöeffend; KORNELIS iEiniLius, en JOHANNES ARNOLDUS.<br />
De Hoogleraar VAN DOEVEREN droeg, gedurende zijn alle-<br />
zins nuttig leven, een ongemeen vluggen en werkzamen geest<br />
om in een zwak Iighaam, 't welk van zijne kindsheid af, door<br />
een reeks van ongemakken, ondermijnd was geworden. Hij<br />
bezat bij ene grote mate van fchranderheid, eene juiste<br />
klaarheid van denkbeelden, welke men flegts zeldzaam ont<br />
moet; niet minder muntte hij uit in zijne nette en geregelde<br />
manier van werken.<br />
Als Geneesheer hadt hij zo wel de achting van 't algemeen,<br />
als het vertrouwen van zijne Ambtgenoten; die hem, in gevallen<br />
van ziekte, altijd te hulp riepen. De Hoogleraar BURMAN uit ena<br />
heete koorts herfteld zijnde, gedurende welke ziekte VAN DOE<br />
VEREN hem'ais Artz bediende, fprak hem met deze woorden<br />
toe, welke zedert dikwiis van hem herhaald wierden: Qiioi<br />
vivam, quod vigeam, hoe, DOEVEBENE, tuum est.<br />
Onder zijne vrienden, die velen waren, bekleedde de Hr.<br />
LORRY een der eerfte plaatzen; waar toe eene overeenkomst<br />
zo van ftudie als finaal» bijzondere aanleiding fchijnt gegeven
tm DOEVEREN. (GUALTHERUS VAN)<br />
tc hebben. Eene aanhoudende en ongemene vertrouwelijk*<br />
briefwisfeling tusfen deze beiden, leverde hier van telkens blij<br />
ken Op;<br />
De Heer VAN DOEVEREN, fchoon gailts niet verkwistends<br />
van aart, fpaarde egter geen geld ten behoeve der weten»<br />
fchappen en konften. Zijne Boekerij was talrijk en uitgezogt;<br />
en zijne fraije verzameling van Delfftoffen en Anatomife pr»<br />
paraten, welke thans een voornaam gedeelte uitmaakt van hei<br />
Kabinet aan de Univerfiteit te Leijden, lokte de nieuwsgie<br />
righeid der Reizigers.<br />
Verfcheidene uit- en inlandfe Geleerde Maatfchappij en had.'<br />
den hem van tijd tot tijd het lidmaatfchap bij dezelven opge«'<br />
dragen; gelijk die van Haarlem in 1766; van Rotterdam in<br />
1771; het Genootfchap van Vlisfingen in 1773; dat der Na«<br />
tuuronderzoekeren te Berlijn, in 1776; de Koninglijke Maat<br />
fchappij der Geneeskunde te Parijs in 1777; de Maatfchappij<br />
'van Landbouw te Amfteldam in 1777; het Utrechts Provintiaal<br />
Genootfchap in 1779 ; en, de Geneeskundige Maatfchappij<br />
te Edinburg in 1780.<br />
Behalven de boven reeds gemelde Akademife Verhandelin<br />
gen en Redevoeringen, zijn ook nog de volgende werken van<br />
den Heer VAN DOEVEREN door den druk gemeen gemaakt, als:<br />
ï. Sermo Academicus de erroribus Medicorum, fua utilitate nmt<br />
carentibus. 2. Sermo Academicus de Sanitatis Grmlinganorum prafi.<br />
diis ex urbis naturali hifloria derivandis; beiden ter gelegenheid<br />
van het rederleggen van den post als Rektor te Groningen;<br />
uirgefproken, en aldaar in 1762 en 1770 in 410. gedrukt; zijn<br />
de de laatfte door den Heer MATTHIAS VAN GEUNS, thans<br />
Hoogleraar te Utrecht, in het nederduits vertaald, en ten jare<br />
.1771 te Groningen in 8vo. gedrukt. 3. Specimen Obfervationum<br />
Academicarum, ad Monftrcrum hiftoriam, anatomen, pathologiam<br />
éf artem obftreticiam pracipue fpeüantium. Gron. &f Lugd. Bat.<br />
1765. in /\to. 4. Epiplee ad Clarisf. ECHARD SANDTFORT, ds<br />
felici fuccesfu ir.fitionis Variolarum, Gronings infiitutee 1770, in<br />
8vo. Prima' linea de cogvofcendis Mulierum morbis in ufus Aca.<br />
'demicos. Lugd. Bat. 1775, Zedert op nieuw te Leipzig uitge-
DEURË, (PIETER VAN BSR) DEURHOFFi (WlLt.) ïtf<br />
'ipcc pfcifofoöhifc 3Cc?'fen het licht. Het einde zijner aardfa<br />
loopbaan was rampfpoedig; want men vindt gemeld dat hij<br />
zijn verftand verloor, en dat hij in dien ongelukkigcn toeftand<br />
ftierf na 60 jaren geleeft te hebben. • A. HALLER*<br />
Bibl. Anat. Tom. 11. p. 130, 131. C. SAXI, Onom. liter. Pai§<br />
,VII. p. 251. Nouv. Ditl. Hiftor. in 8va. Tom. II. p. 4,83.<br />
DESMARETS, zie MARESIUS.<br />
DEURE (PIETER VAN DER), en PIETER STRAAT, zijn dó<br />
Kamen der genen, die ten jare 1730 toen men 's jaars te vo«<br />
len hadt ontdekt, dat een zeker foort van weeken en flijmeri«<br />
gen Worm, die een harden fchelpagtigen kop hadt, uit twea<br />
rasp- of zaagswijze gevormde deelen beftaande; waar van hec<br />
diertje zig bediende, om vuren-, grenen en zelvs eiken-hout;<br />
uit te holen; alomme de zeepalen in ons gemenebest verniel<br />
den , het eerst bedagten, om door het leggen van ene febuinfa<br />
glooijing van kei- en klipfteen, buitenwaards tegens den dijk,<br />
ki plaats van palen, het land voor de fchuimende zeegolven<br />
te beveiligen. •—• WAGEN., Vod. Hift. XIX. D. bl. 92.<br />
DEÜRHOFF (WILLEM), is geboren té Amfteldam ia<br />
maart 1650; hebbende tot vader gehadt ABRAHAM DEURHOF)*<br />
en tot moeder JOHANNA SENCÜERD, zuster van den Profesfor:<br />
ARNOLDUS SENGUERD, beide eerlijke en onbefproken lieden»<br />
Het burgerlijk beftaan van WILLEM was, het maken en ver«<br />
kopen van koffers, waar mede hij zig in de V/armoesftraat, rij<br />
kelijk met zijn huisgezin geneerde. Ware DEURHOF? in zijna<br />
denkbeelden, omtrent godgeleerde zaken, even ftil en be»<br />
zadigd geweest, als in zijn beroep, zijn naam zou na zijnen<br />
dood, min berugt zijn geweest. Hij xvas ongeoeffend in ta»<br />
len; doch hadt de vertaalde werken van CARTESIUS vlijtig<br />
gelezen, en zijne wijsgerige denkbeelden van de Godgeleerd"<br />
beid gefchikt, naar de denkbeelden van dien Philozoof; en»<br />
fchoon wij, gelijk fommi^en doen, niet zouden durven verze<br />
keren , dat hij SPINOZA'S gevoelen toegedaan zij geweest, heeft<br />
bjj egter even als SPINOZA, zijne gantle Wijsbegeerte, en een<br />
VUL DEEL, Q groot
2 + 2 DEÜSINGIUS. (ANTHONY)<br />
groot gedeelte zijner zogenaamde Godgeleerdheid, op loufeï<br />
re denkbeelden gebouwd. Een werkje van hem, genaamd<br />
'0 Mttfttytl ©erfogfmg/ in 1694. uitgegeven; veroirzaakte<br />
hem enige moeite met den Amfteldamfen Kerkenraad. Te-<br />
gen zijne fchriften en Hellingen in 't gemeen, hebben ook<br />
enige Hoogleraren, Predikanten en anderen de pen opgevat,<br />
die hij niet onbeantwoord gelaten heeft; de voornaamften<br />
hier van, waren: SAL. VAN TIL, T. H. v. D. HONERT,<br />
R. ANDALA, WITTICHIUS, VAN HEUSDEN, JOH. DUKER enz.<br />
Hij is in oktober des jaars 1717 overleden. Zijne fchriften»<br />
•werden eerst door hem zelv', in 6 ftukken in 8vo., bij ge<br />
deelten in druk uitgegeven, en in het jaar 1715 bij een ge-,<br />
fmolten, in twee lijvige delen in 4to. Enige jaren na zijn<br />
overlijden, hebben enigen zijner vrienden ondernomen, zij<br />
ne Verklaring over 't Boek van JOB, op de drukpers te bren<br />
gen; doch de voortgang van 't werk is, geregtelijk, belet.<br />
Voorts kwam na zijn dood te voorfchijn, zijne %m en öEcir<br />
bcröcrjigö / regens? alle foo# ban «Dominee^/ J^eoiftanten/<br />
©ermaanerg/ HiranhbesocKersS en;./ in een wel geestige,<br />
doch min godvrugtige zamenfpraak, tusfen Aletophilus Veridi-<br />
tus en een Denrhoviaanfe Dame, waar af voor Schrijver wordt<br />
gehouden F. BURMAN. —— C. SAXI, Onom. liter. P. VI. p.<br />
645. WAGEN., Befchr. van Amft. XI. St. bl. 325. JÖCHER,<br />
GSctefïtcrt £criton. III. -Sbeif. f. 96.<br />
DEÜSINGIUS (ANTHONY), geboren te Meurs in hec<br />
hertogdom van Gulik, den 15 oktober 1612, was de zoon<br />
van JAN OTTO DEUSINGIUS, Faandrik in dienst van ons geme<br />
nebest, en aldaar toen ter tijd in bezetting liggende, en van<br />
ANNA VERMEULEN, uit Delft afkomftig. ANTHONY tot dc<br />
wetenfehappen opgeleid, vertrok in 1628 naar Harderwijk,<br />
om te ftuderen; dan den verwoestenden oorlog hem het vol<br />
gende jaar uit die ftad verjaagd hebbende, vervolgde hij eeni-<br />
gen tijd zijne letteroefFeningen te Wezel, en vertrok van daar<br />
naar Leijden, om de lesfen van den Hoogleraar FRANS BURGERS-<br />
DYK over de philofophie te horen. Zig bij JAKOB GOLIUS inj<br />
ée kigfc hebbende cefteed, onderwees hem dis geleerde Pro-
DEÜSINGIUS» (ANTHONY) 243;<br />
fesfor in de mathematife wetenfehappen, de Arabife, Turkfo<br />
en Perfiaanfe talen; ook verkreeg hij de waardigheid van Me-<br />
dicijne-Doktor aan dit Hogefchool op den 25 feptember 1634,<br />
In 1635 wierdt hij tot Profesfor in de matheus te Meurs aange<br />
fteld; en verliet die post reeds het volgende jaar, om den leer-<br />
ftoel in de natuurkunde en mathefis te Harderwijk te bekleden,<br />
in welke post hij op den 5 december 1639 wierdt bevestigd.<br />
Enige maanden later, werdt hij aldaar tot ftads Doktor op ene<br />
aanzienlijke jaarwedde verkoren; waarbij men nog in 1642, de<br />
profesfie in de medicijnen voegde. Op het laatst van 1645<br />
naar Groningen getrokken zijnde, boodt men hem aldaar het<br />
Hoogleraarsambt in de medicijnen aan, en hij begost de uit-<br />
cfflfièning daar van, den 12 janüarij 1647. In 1649 verkoos<br />
hem WILLEM FKEDEKIK Graav van Nas/au Stadhouder van<br />
Friesland, tot zijnen eerften Lijfartz. De Vorst van Oostfries-<br />
land hem in 't begin van 1666 verzogt hebbende te Aürich ta<br />
komen, reisde hij daar in een zeer guur weer naar toe, vondc<br />
dien Prins gevaarlijk krank, bragt hem enige verligting toe,<br />
en fnelde met den grootften fpoed van daar mar Leeuwarden ter<br />
hulpe van den Friesfen • Stadhouder, die zig zelv bij toeval<br />
met een pistool dodelijk gewond hadt, doch hem niet heb<br />
bende kunnen genezen, balfemde hij zijn Iighaam. Naar<br />
Groningen te rug gekeerd, wierdt hij aangetast van ene long»<br />
tgringziekte, veroirzaakt door de nijpende geftrengheid van<br />
het winterfaifoen, welke kwaal hem korte dagen daar na,<br />
namelijk op den 30 janüarij 1666 in laatstgenoemde ftad;<br />
ten grave deedt dalen, in den ouderdom van 54 jaren.<br />
DEUSIKGIUS was den 5 augustus 1640 getrouwd aan SOFIA<br />
VAN OOSTERWYCIC, uit Kleefsland afkomftig; en was hertrouwd<br />
met MAGDALENA MODESTA SCHEIDMANS, enigfte dogter van<br />
HERMAN SCHEIDMANS, Raadsheer van het Keizerlijk Kamer»<br />
Geiigt te Spiers; deze tweede vrouw overleefde hem 15 ja»<br />
jen, en fchonk hem drie kinderen : een zoon, namelijk, JA»<br />
genaamd; een tweeden, waar van beneden wordt gefproken,<br />
en eene dogter.<br />
DEUSIKGIUS was ingevolge de volle betekenis van de uifrj<br />
Q 3
ni DEÜSINGIUS. (HERMAN)<br />
drukking een geleerd Medicus, ongemeen werkzaam en onddSFJ<br />
zoeklievend; hij hadt alle de delen van die uitgebreide weten<br />
fehap omvat, en de talen geleerd die daar aan't meeste dienst<br />
baar zijn , en voegde veel ervarenheid bij een ongemeen uitge<br />
breide lectuur. Veelvuldig zijn de werken die hij heeft ge<br />
fchreven ; men vindt 'er ene nauwkeurige optelling van, bij<br />
NICERON en PAQUOT, daar wij onze weetgierige Lezers naar<br />
toe wijzen. • NICERON, Hifi. des Hommes ill. Tom.<br />
XXII. p. 24 &c. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 1. &c, ;<br />
Nouv. DiQ. Hiftor. in Zvo. Tom. II. p. 496. Befchr. van Har-<br />
dtnv. L D. bl. 81. JÖCHER, (grintten Scyico». II. 2$- f- 98.<br />
DEÜSINGIUS (HERMAN), tweede zoon van ANTHONÏ'<br />
en MAGBALENA MODESTA SCHEIDMANS , is geboren te Gronin<br />
gen den 14 maart 1654. Hij verrigte zijne eerfte letteroeffe-<br />
ningen onder opzigt van KRISTOFFEL WITTICHIUS, die toen<br />
ter tijd te Groningen ftudeerde, doorliep vervolgens de fcho<br />
len, en wierdt in 1670, in den ouderdom van 15 jaren Aka-<br />
demieburger. Hij oeffende zig inzonderheid in de fraije let<br />
teren , griekfe taal, de gefchiedenis en wijsgeerte. Ten jare<br />
1672, muntte hij uit in het medeverdedigen zijner vaderitad<br />
tegens den aanval van den Mimfterfen Bisfchop. Toen hij zo<br />
verre met zijne ftudien gevorderd was om ene beroepskeuze<br />
te moeten doen, bepaalde hij zig tot de regtsgeleerdheid, lei-<br />
de zig met de borst op die wetenfehap toe, en verkreeg in<br />
1677 de waardigheid van Doktor in de regten; waarna hij<br />
gedurende twee jaren lang openbare lesfen in die wetenfehap<br />
hieldt. Intusfen bekroop hem de lust om te gaan reizen, en<br />
hij begost zijnen togt met al het merkwaardige in Holland en<br />
de naburige provintien te zien, met inzigt, om vervolgens<br />
Daar Engeland over te fteken; dan het ongunftige weer hem<br />
verhinderende zee te kiezen, reisde hij naar Kleef, en ont-<br />
hieldt zig enigen tijd aan het Hof van FREDERIK WILLEM,<br />
Keurvorst van Brandenburg. Nijmegen vervolgens gezien heb<br />
bende, bezogt hij enige plaatzen in Duitsland, aan den Rhijn-<br />
firamn gelegen. Na v«rloóp vaa een half jaar in zijne ge<br />
hoor*
DEÜSINGIUS. (HERMAN) 945<br />
Uoorteplaats te rug gekeerd te zijn, ftelde hij een werk te<br />
zamen, dat hij voornemens was Plrilofophia Juris te tijtelen;<br />
doch de overftroming der wateren door loeijende orkanen te<br />
xvege gebragt, die ten jare 1686 zulke ijsfelijke verwoestin<br />
gen in Groningerland en elders aanrigtte, deden hem van be-<br />
iluit veranderen; hij kreeg zelvs een tegenzin voor de regts<br />
geleerdheid; en gaf zig ten enemalen aan de beoeffening<br />
der godgeleerdheid over, hebbende reeds te voren daar in<br />
goede vorderingen gemaakt, inzonderheid door het lezen der<br />
boeken van den beroemden COCCEJUS. De vrugt van dezen<br />
zijnen arbeid was, de uitgave van zijne Hiftoria allegorica Vet.<br />
Novi Teft., juntta Revelatione Myfterii SS. Triades. Gron.<br />
1Ö90. in 4to. DEUSINUIUS hadt niet verwagt, dat zulks een<br />
onweder over hem zou doen uitbersten, dat allergedugtst was;<br />
en om 't welk gedeeltelijk te. ontwijken, hij naar Drente week<br />
en vervolgens naar Brabani. De Kerkenraad kost intusfen<br />
goedvinden, om hem het Avondmaal te ontzeggen, en dit be<br />
fluit werdt op hun verzoek, zo wel te Groningen als in Drente<br />
afgekondigd. Dit belette egter niet dat DEUSINGIUS in zijn<br />
vaderland te rug kwam, en voortvoer de H. Sqhrift te beoef<br />
fenen ingevolge de leertrant van COCCEJUS; doch de ingefpan-<br />
nenheid die hij daarbij te werk ftelde, veroirzaakte hem zwa<br />
re hoofdpijn, waarbij zig verftoppingen in den onderbuik<br />
voegden, die hem drongen om zijne toevlugt tot de Akenfe<br />
baden te nemen. Door dit middel wierdt ook zijne gezond<br />
heid herfteld, en hij begaf zig weder mar Drente, daar de<br />
Baron VAN PALLANT, Drost van die landfchap, hem nodigde<br />
op zijn vermakelijk buitengoed te As/en. Die Heer, na met<br />
hem tegen de Godgeleerden in 't gemeen en de Predikanten<br />
•van Groningen in 't bijzonder uitgevaren te hebben, liet hem<br />
tot 't gebruik van 's Heren Avondmaal herftellen, en op zijn<br />
gezag werdt hjj door het Sijnode, 't welk daar ter plaatze ge<br />
houden wierdt, pp ene allezins vriendelijke wijze behandeld»<br />
Hier na keerde DEUSINGIUS tot Groningen terug, liet de Ne<br />
derduitfe Predikanten naar welgevallen tegens hem uitvaren,<br />
yoegd» zig bij de walfe'Gemeente, en fleet op ene vredige<br />
Q 3 er.
445 DEVENTER. (WYN. AUG. VAN) DEYNUM. (VAN)<br />
en geruste wijze zijne overige dagen in die ftad tot aan zijn<br />
dood toe, welke voorviel den 3 janüarij 1722, na den ou<br />
derdom van bijna 68 jaren bereikt te hebben. Behalven het<br />
genoemde werk, de Hiftoria Allegorica Vet. &? Nov. Teftam.,<br />
waarin de Schrijver veronderftelt, dat alle Christenen openba-<br />
ïingen en de gave van prophetie hebben; dat de Kerk ten tij<br />
de der Apostelen zig in hare kindfe jaren bevondt, en dat<br />
hare verlichting en aanwas van kundigheden zedert dien tijd<br />
trapswijze vermeerderd is; beweert hij met oirdeelkunde en<br />
vrij veel aangevoerd gezag, dat de Joden, en ORIGENES zedert<br />
hun, gelukkiglijk de wolken van het Ieenfpreukige doorge<br />
drongen zijn, en veele waarheden hebben ontdekt, die te voren<br />
onbekend waren, maar dat het hun niet altoos gelukt is, het<br />
ware doeleinde in hunne verklaringen te treffen. Voorts heeft<br />
DEUSINGIUS verfcheidene andere Godgeleerde verhandelingen<br />
en verdedigfchriften in 't licht gegeven, als onder veelen dat<br />
zeer merkwaardig is: Commentarius myftieus in Decalogum:<br />
Explicatio myftica turn Hiftoria: de Muliere hamorrhoisfd, fc? filia<br />
Jairi, turn Parabola de Epulone divite, ö 3<br />
Lazaro mendico fefcv<br />
Leoy. 1700. 4to. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p.<br />
22 &c. JÖCHER, Q5elc$tcri Scricort. II. 2#. f. 98.<br />
DEVENTER (WYNAND AUGUSTYNSZ. VAN), werdt<br />
door den Hertog VAN ALVA gebannen , om dat hij 't Verbond<br />
der Edelen getekend hadt. Nog wordt hij befchuldigd, on<br />
der BREDERODE gediend te hebben; vijandelijkheden gepleegd;<br />
brandfchattingen, omtrent Meerkerke, van 's Konings onder<br />
danen gevorderd, en zig van Vianen naar Amfteldam, met<br />
een* kwaden toeleg begeven te hebben. MARCUS,<br />
Sententien v n ALVA, bl. 128. J. W. TE WATER, Hift. van '2<br />
Verb. der Edelen. II. D. bl. 333.<br />
DEYNUM (JOH. BAPTIST VAN), een konftig Schilder<br />
£n miniatuur en waterverf, kwam ten jare 1620 te Antwerpen<br />
ter wereld. Men heeft van hem Pourtraitten zo wel als an<br />
dere ftukjjs, die fraij en zeldzaam anders dan in de kabinetten<br />
van Vorsten en liefhebbers gevonden worden. •••• " - DES-<br />
CAMPS.'
DEYSTER. (ANNA DE) DIBBETS. (HENDRIK) * 47,<br />
«AMPS , Vie des Peintres. Tom. II. p. 297. f(((gtttt. $urt|Uf*<br />
£gifcrt. 1779- f-<br />
DEYSTER (ANNA DE), Konstfchilderes, ene dogter van<br />
LODEWYK , die volgt; fchilderde in de manier en ftijl van ha<br />
ren vader. Behalven de originele ftukken welke zij heeft<br />
vervaardigd, wist zij die van haren vader zo natuurlijk te ko<br />
pieeren, dat de ervarende Konstkenners die niet van eikan<br />
deren wisten te onderfcheiden. Zij ftierf in het jaar 1746,<br />
in het softe jaar hares ouderdoms. —— PILKINGTON, the<br />
Centlemans and Cmoisfeurs Ditïïonary of Peintres. Lond. 1770.<br />
4*0' Sunjlfoc iefkcn. f. 199.<br />
DEYSTER (LODEWYK DE) , Konstfchilder, geboren te<br />
Brugge, hadt JOHANNES MAAS tot leermeester, en hieldt zig<br />
vervolgens zes jaren in Italiè'n op. Hij fchilderde zeer fraije<br />
historie-ftukken, die uitmuntend getekend en vernuftig zamen-<br />
gefteld waren. Men hieldt hem in zijn tijd voor een der bes<br />
te Schilders in de Nederlanden. Hij ftierf in 1711, na den<br />
ouderdom van 55 jaren bereikt te hebben. Men heeft van<br />
hem Prenten in Zwartekonst, die ongemeen nauwkeurig ge<br />
tekend zijn. • . DESCAMPS, Vie des Peintres £fc. Tom.<br />
III. p. 336.<br />
DIBBETS (HENDRIK), ten jare T672 Predikant ^.Bord-<br />
vecht; heeft onder die klasfe van Leraaren behoord, welke<br />
die eerbiedenswaardige Orden tot oneer verftrekt; doordien<br />
hij openlijk den rol van oproermaker heeft gefpeeld, indien<br />
men geloof mag flaan aan ene aantekening van gemelde tijdvak<br />
door den Gefchiedfchrijver WAGENAAR bijgebragt. Toen zig<br />
namelijk Prins WILLEM DE III, in de maand junij 1672 te<br />
Dordrecht bevondt, bewoog deze DIBBETS zekeren Wijnko<br />
per , en door middel van hem nog tien of elf anderen, om bij<br />
eede te beloven, dat zij den Prins niet zouden laten uitgaan,<br />
voor zij verzekerd waren dat hij voldoening ontvangen hadt,<br />
van de Wethouderfchap, en dat het deze lieden waren, die<br />
"» Prisfön koets tegen hielden, en Burgemeester HALLINCK zit-<br />
Q 4 ten»
14» DIEMEN. (ANTHONY VAN)<br />
tende nevens zijne Hoogheid, met den geladen fnaphaan op<br />
de borst, afvraagden: of men den Prins voldoening gegeven had<br />
dat de Prins hier op zeide, mannen, het zal wel gaan; voorts,<br />
verzoekende, dat men hem, tot aan de herberg, daar hij gegeten<br />
hadt, wilde voortrijden. Dat, de Prins en de Heren<br />
in de herberg ge'reden zijnde, de voorgemelde lieden, en<br />
nog omtrent 20 anderen, aangezet door den Predikant DIB-<br />
BKTS, enen nieuwen eed deden, dat zij niemand der Wetbouderen<br />
uit de herberg zouden laten komen, zonder hem<br />
de hals te breken, ten ware hij tot 's Prinfen bevordering geftemt<br />
en getekend hadt. De Wethouders ontzet door dit dreigen,<br />
befloten, derhalven, het eeuwig Edïkt te vernietigen,<br />
en den Prins tot Stadhouder van Holland te ftemmen, en hier<br />
van pasfeerden zij eene akte in forma. —— WAGEN. , Vaa\<br />
Hifi. XVII. D. bl. 73, 74.<br />
DIEMEN (VAN), is de naam van een .aloud en vermaard<br />
Nederlands Geflagt, voornamentlijk te Dordreck; zie de Geflagtregisters<br />
hier van bij BALEN, Befchrijving van voornoemd<br />
Had, en bij ABK. FERWEEDA, Genealogisch Wapenboek<br />
DIEMEN (ANTHONY" VAN) , Gouverneur Generaal van<br />
Neerlands Indien, is geboren te Kuilenburg, in welke flad zijn<br />
vader Burgemeester zoude geweest zijn, en zijn moederlijke<br />
grootvader, HOEVENAAR genaamd, Raadsheer in het Hof al*<br />
daar.<br />
Men vindt verhaald, dat onze ANTHONY, ten einde om zij<br />
ne fchuldeisfers te ontgaan, zig ter fluip onder een verbloem<br />
den naam, als Adelborst naar Oostindiè'n is gegaan, en dat<br />
zijne ongemene bekwaamheid in de fchrijfkonst het middel van<br />
zijn fortuin is geweest; ook zegt VALENTYN, dat enige fchrif<br />
ten, die hij voor zijn makkers vervaardigd hadt, met zulk<br />
ene opgetogene verwondering door den Gouverneur COEN,<br />
befchouwd weiden, dat hij hem terftond als Klerk op de Se-<br />
cretarij deedt plaatzen; weinig tijds daarna, viel de post van<br />
Pppeiboekhouder open, en die wierdt hem toegevoegd met<br />
dêfi
DIEMEN. (ANTHONY VAN) 14$<br />
den rang van Opperkoopman, doordien 'er niemand van die<br />
genen welke om deze bediening vroegen, kundiger en be<br />
kwamer daar toe wierdt geoirdeelt, dan VAN DJEMEN. Van<br />
Opperkoopman klom hij, vervolgens, heel fpoedig op, tot<br />
de waardigheid van Raad van Indien. Ten jare 1626 reeds de<br />
zesde in rang zijnde, werdt hij kort daarna, Direkteur Gene<br />
raal ; eene waardigheid, toen nog niet vereenigd met die van<br />
Eerilen-Raad, zo als naderhand door de Kamer van Zeventie<br />
nen is goedgevonden. In het jaar 1631 keerde VAN DIE-<br />
MEN naar het het vaderland te rug, met de waardigheid als<br />
Admiraal van de retourvloot. Dan hij ging wel dra naar<br />
Batavia te rug, voorzien met den dubbelden tijtel van Eer-<br />
Ren-Raad en Direkteur Generaal, na dat aan hem, op afreke<br />
ning, 400 guldens gaadje ter maand was toegeftaan, bene<br />
vens het gefchenk van ene gouden keten, en behalven dat<br />
nog ene gifte van 2500, en daar te boven een maand ga-<br />
gie voor zijne vrouw, tot vergoeding van kosten, welke hij,<br />
door zijn verhaast vertrek, hadt moeten maken. Te Batavia<br />
aangeland zijnde, volgde hij, den laatften december 1635,<br />
ef 1 janüarij 1636, HENDRIK BROUWER op als Gouverneur<br />
Generaal.<br />
In den aanvang van het volgende jaar, vertrok VAN DIE-<br />
MEN, benevens twee buitengewone Raden van Indien, met<br />
een vloot van 17 fchepen, die bemand was met 2000 koppen,<br />
naar Ambeina, alwaar het hem gelukte, zig van vier Forten<br />
meester te maken, en na een hardnekkig gevegt, de Oran-<br />
kaij's, of Opperhoofden dier eilanden, te noodzaken, met hem,<br />
de vorige verdragen te vernieuwen, en den eed van getrouw<br />
heid en onderwerping aan de Maatfchappij afteleggen.<br />
Het beftek waar aan wij bepaalt zijn, ons niet toelatende<br />
de verdere krijgsbedrijven van dezen dapperen Generaal te<br />
befchrijven, vergenoegen wij ons, onze Lezers ten dien aan-<br />
ziene naar het werk van den Heer VALENTYN, Oud en AT.<br />
Oostindiè'n te verwijzen, daar men die volledig zal opgete<br />
kend vinden.<br />
Onder zijn regeringsbeftuur was het jaar 1642 berugt, door<br />
Q 5 ^
-jjê DIEMEN. (ANTHONY WB)<br />
de reize van ABEL JANSZEN TASMAN , naar de zuidelijke Ian«<br />
den, alwaar hij ene onbekende kust ontdekte, waar aan hij<br />
den naam van Nieuw Zeeland gaf. Na vervolgens de zuidelij<br />
ke punt van Nieuw Holland omgezeild te hebben, noemde hij<br />
dat, het Land van Diemen; zo dat men dwaalt, wanneer men<br />
deze ontdekking aan den Gouverneur Generaal als in perfoon<br />
gedaan, toefchrijft; ook is het waarfchijnelijk, dat de beloften,<br />
bij THEVENOT, in de voorrede zijner reize, gedaan, om,<br />
namelijk, in het vervolg, de Reis van VAN DIEMEN naar het<br />
Zuidland in 't licht te zullen geven, op geen andere zag,<br />
dan op die van TASMAN, te vinden agter de Befchrijving van<br />
Amerika door MONTANUS.<br />
Gedurende het beftier van den Heer VAN DIEMEN , werdt<br />
de Groote Kerk te Batavia voltooid, en die in het kasteel ge<br />
bouwd. Deze twee Kerken waren, in 1640 aangelegd, en<br />
ieder perzoon in dienst van de Maatfchappij was verpligt,<br />
daar toe een maand zijner gaadje te geven. VAN DIEMEN be-<br />
fprak, bij zijnen laatften wii, 40000 rijksdaalders tot het<br />
bouwen van nog een nieuwe Kerk; ook itigte hij in 1642<br />
het Latijnfe fchool. Voorts leide hij de eerfte hand, aan de<br />
verzameling der Keuren en Ordonnantiën van Batavia, getrok<br />
ken uit de Plakaten en Refolutien van de Regeering, een al-<br />
lernuttigfte arbeid, die ook door zijn opvolger MAATZÜIKER<br />
vervolgd en ten einde gebragt is, dienende nog heden, voor<br />
een algemeen Wetboek in de bezittingen der Nederlanders in de<br />
Gostindiè'n. Ook is men aan hem een algemene Reglement<br />
voor de Kerküjken verfchuidigd, 't welk hij in 1643 vervaar<br />
digde , uit bijna ico Artikels beftaande.<br />
VAN DIEMEN nam intusfen in jaren toe, en ontwaar wor<br />
dende dat zijne levenskragten na mate die klommen, vermin<br />
derden , hadt reeds voor eenigen tijd op ene emftige wijze om<br />
zijn ontflag verzogt, zonder op die aanzoeken, iets anders<br />
dan nieuwe en dringende verzoeken tot antwoord te ontvan<br />
gen, om in zijnen post te blijven volharden. Ten laatften<br />
egter werdt op zijn aanhouden, zijn verzoek toegeftaan, en<br />
hij van zijnen dienst ontflagen; van welke vrijheid, hij egter<br />
geen
DIEPENBEEK. (ABRAHAM) aji<br />
'geen lang genot hadt, doordien hij kort daarop overleedt, op<br />
'den 29 april 1645; hebbende weinige dagen te voren, de<br />
Heer VAN DER LYN aan de Raden van Indien, als zijnen op<br />
volger voorgeflagen, en zijne huisvrouwe hunner zorg aan<br />
bevolen.<br />
Deze ANNA VAN AALST genaamd, weduwe geworden zijn<br />
de, vertrok nog in dit zelvde jaar, met de vloot, welke on<br />
der bevel ftondt van den Admiraal MAXIMILIAAN LE MAIRE,<br />
naar Holland. Aldaar geland zijnde, Ronden de Bewindheb-<br />
'beren, uit aanmerking van de dienden, door wijlen haren<br />
man aan de Maatfchappij bewezen, haar uit erkentenis toe,<br />
ene fomme van 20000 guldens, en lieten haar nog daarenbo<br />
ven, uit enkele edelmoedigheid, alle de goederen, huisraden<br />
en kostelijkheden volgen, die zij in grote menigte hadt mede»<br />
gebragt. VALENTYN zegt, dat deze vrouw naderhand ge<br />
huwd is met GYSEERT VAN HOLACII, Gedeputeerde ter verga<br />
dering van H. Hoog Mogenden, en hij doet haar vervolgens<br />
trouwen met den Heer CONSTANT, die Direkteur in Perfiën<br />
was geweest, en met wie zij uit de Indien was te huis geko<br />
men; wat hier van zij kunnen wij niet verzekeren, maar het<br />
hoomt vreemd voor, dat VALENTYN niet bepaalt, of zij twee<br />
dan driemalen is getrouwd geweest. VALENTYN, Be<br />
fchr. van O. enN. Oostind. IV. D. I. St. bl. 193- Hiflor. Be-<br />
fchr. der Reizen, XX. D. bl. 127. WAG., Vad. Hifi. XI. D.<br />
bl. 37 2<br />
-<br />
DIEPENBEEK (ABRAHAM), Konstfchilder, is geboren in<br />
*s Hertogenbosch ten jare 1607, en was een leerling van<br />
P. P. RUBBENS. In den beginne was hij een vernuftig Glas<br />
schilder, en heeft verfcheidene werken van dien aart zo in de<br />
'Nederlanden als in in Italiè'n vervaardigt, in welk laatstgenoem<br />
de landftreek, hij zig enigen tijd heeft onthouden. Bij zijne te<br />
rugkomst in zijn vaderland, nam hij andermaal lesfen van RUB<br />
BENS, en beoeffende inzonderheid het koloriet; ook gaf hij<br />
de zak aan het Glasfchilderen, als al te omflagtig naar zijn<br />
jtïn, en hij begaf zig tct het vervaardigen van Rukken met<br />
olie-
B 555<br />
DIEPHOLT. (RUDOLF" VAN)<br />
olieverf, daar hij ook bijzonder wel in flaagde, inzonderheid<br />
was zijn koloriet overheerlijk, en hij evenaarde daarin zijner*<br />
giooten Meester; de houdingen zijner beelden zijn ook mees<br />
terlijk, en zijn vernuft in uitvindingen, verwonderenswaardig.<br />
Men treft twee heerlijke Schilderftukken van hem aan in da<br />
Keizerlijke gallerie te Weenen; waar van het eerfte de H.<br />
Maagd verbeeld die den dood van den Zaligmaker beweend,<br />
wiens Iighaam voor hare voeten op den grond uitgeftrekt legt,<br />
en omringd is door vijf Engelen die hem fchijnen te willen<br />
opbeuren, terwijl een groep van andere Engelen op een wolk<br />
zwevende, dit aandoenlijk fchouwfpel begluren, met in tra<br />
nen fmeltende oogen. Het andere niet minder konftig, ver<br />
toond het zinnebeeld van de ijdelheid der wereldfe zaken,<br />
afgebeeld door een Wijsgeer die voor een tafel zittende,<br />
met de linkerhand een doodshoofd vasthoud, terwijl hij met<br />
d'andeie asch op de vloer ftrooit; op de voorgrond zijn twea<br />
Geniums geplaatst, die waterbellen blazen; terwijl twee ande<br />
ren op een wolk zweeven, houdende een wimpel in handen,<br />
waarop gefchreven ftaat: Nosce te ipfum. DIEPENBEEK was<br />
teffens ook een onvermoeid Tekenaar en werkte veel voor<br />
de Boekverkopers, in het tekenen en vervaardigen van tijtel<br />
platen en vignetten. Ook zijn de Platen van het pragtig<br />
•werk, getijtelt de Tempel der Zanggodinnen na zijne tekeningen<br />
vervaardigd, en door C. BLOEMART, TH. MATHAN en andere<br />
voorname Meesters, in 't koper gebragt. Vele Prenten van<br />
BOLSWARD, GALLEN, W. HOLLAR en meer anderen, zijn<br />
mede na de Schilderftukken, en tekeningen van onzen DIEPEN,<br />
BEEK vervaardigt. Ten jare 164.1 , was hy Direkteur der<br />
Teken-Akademie te Antwerpen, en ftierf aldaar in 't jaar<br />
1675, in het 68fte zijnes ouderdoms. DESCAMPS,<br />
Vies des Peintres, Tom. I. p. 110. Caf. des Tableaux de la Ga<br />
lerie hnp. fe? Roy. de Vienne. 1784. in 8vo. p. 96. 139. A.<br />
HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 289. WEYERMAN, Leven der<br />
Schilders. I. D. bl. 320. HKgcm. ^utifiitt Iqïm- f. 200.<br />
DIEPHOLT (RUDOLF VAN), is geweest de LUIfte Bisftbop
DIEPHOLT. (RÜDÖLF VAN)<br />
fchop Van Utrecht en de eigentlijke opvolger van ZWEDER.<br />
VAN CULENBURG, die den zetel voor hem moeste ruimen, na<br />
die op gezag van Paus MARTYN voor een korten tijd te heb<br />
ben beklommen. Na dat RUDOLF ten laatften door ene aan-<br />
eeiifchakeling van tweefpalt en moeijelijkheden heen gewor-<br />
flelt, en het volkomen bezit van het Utrechtfe Bisdom geraakt<br />
was, bevestigde hij de voorregten van die van Amersfoort,<br />
door zijne voorzaten aan hun verleend, vervolgens herfleldo<br />
hij de vervallene Sloten van zijn gebied, en bouwde het fter-<br />
Ite Slot Lage uit den grond op; ook heeft hij Wijk te Dmirfiede<br />
en Abkoude aan het Stigt van Utrecht gehegt, en in alle de<br />
Kasteelen van zijn gebied, langdurige gedenktekenen van zij-,<br />
ne pragt en heerlijkheid nagelaten.<br />
In aanmerking nemende, hoe voordelig aan het landfcbap<br />
Overijsfel het regt was, 't welk de drie Hoofdlieden in de<br />
meeste Kasteelen oeifenden, beloofde hij haar daarom op St.<br />
Jakobsdag, invallende op den 25 augustus 1450 : dat noch hij,<br />
noch zijne nakomelingen, in het vervolg een Ambtman, on<br />
het Slot te Vollenhove aanftellen zouden, die aan haar den eed<br />
van getrouwigheid niet afleidde, gelijk de Kasteleinen der an<br />
dere Sloten verpligt waren te doen. Teffens gaf hij verzeke<br />
ring voor hem en zijne nakomelingen, dit Slot niemand te<br />
zullen verpanden of met grote fchulden bezwaren, op dat<br />
het daardoor van het Stigt nimmer vervreemd werdt.<br />
Wanneer hij ten laatften na vele en langdurige moeijelijk<br />
heden, krank naar ziel en Iighaam was geworden, is hij op<br />
den 24 maart des jaars 1455 overleden, 't zij op het Slot te<br />
Vollenhove, gelijk de meesten, of op het Slot ter Horst, gelijk<br />
fommigen willen, of eindelijk, naar't verbaal van enen Mun.<br />
Jlerfen Schrijver derXVIde eeuw, aan ene wonde, in 't beleg<br />
der ftad Vreden in Munfterland bekomen. Enige uren voor zijn<br />
dood, hebben zijne huisgenoten zijnen gantfen inboedel, zo<br />
van goud, zilver, linnen, klederen enz. geplunderd, en hem<br />
alleen laten liggen; zijn lijk werdt naar Uirecht gevoerd, en<br />
aldaar in de St. Maarttns-lerk begraven. BEKA HE-<br />
VA, Hifi. Ultr. edit. BUCHELII, in Hcdmn, p. 284-201. Kerk.<br />
Hifi.
2 ? 4 DIEPRAAM. (ABRAH.) DIEST. (ADRIAAN VAN)<br />
Hifi. en Oiidbèd, der VII Prov. I. D. bl. 292. WAGEN., Vadt<br />
Hifi. III. D. bl. 498. IV. D. bl. 49. v. HATTEM, Befchr. van<br />
Zwolle. I. D. bl. 362. 408.<br />
DIEPRAAM (ABRAHAM) , Konstfchilder , geboren te<br />
Oudenaarden, heeft tot eerfte leermeester in de konst gehadt,<br />
de vader van den konftigen Paardenfchilder DIRK STOOP, die<br />
een vermaard Glasfchilder was. Vervolgens geraakte hij ta<br />
Botterdam bij HENDRIK ZORG, en ten laatften na dat hij een<br />
reis door Frankrijk gedaan hadt, bij ADRIAAN BROUWER, wiens<br />
wijze van fchilderen en ordineren hij nagevolgt heeft, zo dat<br />
zijn penfeelwerk veel zweemt naar dat van BROUWER; en in<br />
zijne wijze van leven was hij denzei ven niet alleen gelijk,<br />
maar ftreefde hem zelvs in flordigheid en beestagtige levens<br />
wijze te boven.<br />
In 1674, toen hij te Dordrecht woonde, waren zijne ftukje3<br />
ongemeen gewild, en niet zo dra in gereedheid, of vooreen<br />
goeden prijs verkogt. Doch in later tijd liep hij dikwerf met<br />
een palet met verf op de hand langs de deuren bij zijne ken-<br />
nisfen, cm werk te hengelen; en was zodanig arm en verval<br />
len , dat hem 't hembd door de fcheuren van zijn broek hing.<br />
Zeer waarfchijnelijk is het, dat indien hij een ordentelijke<br />
levenswijs hadt gehouden en naarftig de konst voortgezet, hij<br />
een groot Meester in de ftijl van BROUWER zoude geworden<br />
zijn: ja HOUBRAKEN getuigd, ftukjes van hem gezien te heb<br />
ben, die zo fraij géfchildert, en zo geestig van gedagten wa<br />
ren , als of ze door BROUWER zelv' géfchildert waren. Doch<br />
zijne konst werdt door zijne geftadige ligtmisferijen en zuipen<br />
integendeel al langer hoe flegter, zo dat men ftukjes van hem<br />
ontmoet, daar de verwen niet eens in een fmelten; en wat<br />
meer is, de penfeeltoetfen eikanderen niet raken. Men zegt,<br />
dat hij kaal en onberooid in het gasthuis te Rotterdam is ge<br />
korven. A. HOUBRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 244.'<br />
WEYERMAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 96. ^tlg. ^unfilcï<br />
Seiüon. f. 200.<br />
DIEST (ADRIAAN VAN), Konstfchilder, is geboren in<br />
's Ha*
DIEST. (HENDRIK VAK)<br />
°s Hage ten jare 1655, en fchilderde meestal landfcbappen et?<br />
kamerftukjes. Hij bragt de meeste tijd zijnes levens in Enge*<br />
land door, daar hij van zijnen vader, die zig daar hadt ne<br />
dergezet, en een goed Zeefchilder was, behoorlijk onderwijs<br />
hadt bekomen; ook geraakte zijn werk al langs hoe meer in<br />
achting. Zijn fmaak in het fchilderen van landfchappen was<br />
uitnemend, de beeldjes en beestjes daarin geplaatst uitftekend<br />
fraaij, en de meesten daar van gevolgd naar de verrukkelij<br />
ke gezigten, die de westelijke Zeekusten van Engeland op<br />
leveren. In zijne beste Schilderftukken, ontmoet men een<br />
ongemeen helder fmeltend, en doorfchijnend koloriet, en in<br />
de vergezigten een alles overtreffend perfpectief, zijne luch<br />
ten zijn ongemeen natuurlijk, de wolken zo dun en eigen-<br />
aartig, dat 'er in 't gantfe een onbegrijpelijke ovcrcenftem-<br />
sning plaats vindt. Dan doordien hij genoodzaakt was voor<br />
geringe prijzen te werken, zo verfchillen zijne werken onge<br />
meen in waarde; de fobere toeftand zijner huislijke omftan-<br />
digheden drukte zijn vernuft ter neder, en doordien hij ge<br />
noeg te doen hadt om zijn talrijk gezin brood te verzorgen,<br />
moedigde zulks hem luttel aan, om room te verwerven;<br />
dan was hij in gunftiger omftandighcden geplaatst geweest,'<br />
zo zoude hij waarfchijnelijk in het uitoeffenen zijner konst,<br />
een verhevene trap van volkomenheid bereikt hebben. Hij<br />
was ook ervaren in 'de graveerkonst, en heeft verfcheidene<br />
door zijne hand gefchilderde landfchappen in het koper ge<br />
bragt, waarin van de afdrukken in de kabinetten der liefheb<br />
bers bewaard worden. Hij ftierf in het jaar 1704, den ou<br />
derdom van 49 jaren bereikt hebbende. PILKINGTON,<br />
the Gentlemans and Cofioisfeurs Ditt. of Peintres. Stflijem, ^Htïjtffï<br />
ïtricott. f. 200.<br />
DIEST (HENDRIK VAN) , wierdt geboren te Altena eenó<br />
ftad in 't graavfchap Mark in Westphalen, op den 19 decem<br />
ber 1595. Hij was de zoon van SIMON VAN DIEST, Tre»<br />
forier en Bailjuw van die plaats, en van ANNA VAN DER BEKE.<br />
yan der jeugd af aan wierft hij tot de ocffening der fraije let<br />
te-
t?S DIEST. (H1ER0NIMUS VAN) DIEST. (JAN VAN)<br />
teren opgelegd; bezogt ten dien einde verfcheidene Hoge-?<br />
fcholen-, en bepaalde inzonderheid zijne ftudien, tot die der-<br />
Godgeleerdheid en geleerde Talen. Den ir feptember 1621»,<br />
verkreeg hij de doktorale waardigheid in de vrije konden, als<br />
toen toog bij naar Leijden, en gaf aldaar private lesfen tot in<br />
1624, dat hij tot Predikant te Emmerik wierdt beroepen. Hier<br />
verbleef hij tot in oktober 1627, dat hij de post van Hoogle<br />
raar in, de Theologie en Hebreeuwfe taal, te Harderwijk aan*<br />
vaarddé. Twaalf jaren later boden die van Deventer hem enen<br />
dergelijken leerdoel in hunne dad aan ; hij aanvaardde dien, en<br />
nam 'er opentlijk bezit van op den 12 janüarij 1640. Gedurende<br />
het ruime tijdvak van 30 jaren, vervulde hij deze post, en<br />
flierf den 17 junij 1673, in het 78de jaar zijnes ouderdoms.<br />
Onder vele dukken die hij door den druk heeft gemeen ge<br />
maakt, houdt men voor een van de besten: De ratione Studii<br />
TJieologici, necesjaria InJlruSio, tribus partibus docens, I. Quanam<br />
Jludia, ido. quibus Aulhoribus, 3^0. Quomado trablanda jint<br />
Theohgia Studiofo. Hard. 1634. i2mo.<br />
DIEST (HIERONIMUS VAN), geboren in 's Hage, heeft<br />
de Schilderkonst bij zijn vader geleerd, en muntte inzonder<br />
heid uit in het grauw fchilderen. Hij bloeide op het eindti<br />
der XVIde eeuw. WEYERMAN, Leven der Schilders, IV.<br />
D. bl. 46. SU%m. 5\tmft(ci: Scricctt. f. 200.<br />
DIEST (JAN VAN), XLVde Bisfchop van Utrecht; in<br />
weerwil van velen, tot die waardigheid door het gezag van<br />
Paus JOHAUNES DEN XXII. verheven , baande zig ten jare 1382.<br />
door de wapenen, den weg tot dien kerkelijken zetel. Hij<br />
was een kruipende afhangeling van Graav WILLEM DEN III»<br />
van Holland, die zijn gezag op hem, onder anderen, wist<br />
te handhaven, door het aan hem fchieten van aanzienlijke<br />
geldfommen. Tot zekerheid van deze penningen, wierdt<br />
een groot gedeelte van het Stigt en zelvs het ilot Vreeland,<br />
aan den Graav s verpand. De Bisfchop dak zig eerlang zo<br />
diep in fchulden, dat hij genoodzaakt wierdt, alle de in-<br />
komften van zijn gebied aan den Hollander aftedaan, en<br />
air
DOFFN. DOGEN. DOKKITM. (HERMANUS VAN) 30J<br />
'gcv'en door J. Cu. TRAUGOTT SCHLEGÈL, 1786. in 8vo. 5.<br />
Sermo Academicus, de remedie Morbo, Jive de. malis quee Hemlni*<br />
bus a Remediis fanandi caufa adhibitis faepenumero accidere fo*<br />
ient. Lugd. Bat. Ato.<br />
Wijders vindt men van hem in de Verhandelingen van ds<br />
Holl. Maatfchappij te Haarlem, eene, over de ware Kinderlok<br />
jes , die meer dan eenmalen den zelvden Mensch aantasten; als<br />
mede in het I. Deel der Verhand, van de Maatfchappij der Proef*<br />
andervindeiijke Wijsgeerte, te Rotterdam, een Vertoog over ds<br />
Nieuwe manier van het doorfieken der Blaas, met proeven bef es*<br />
tigd.<br />
Allen, die de Lesfen van den Hr. VAN DOEVEREN mogten<br />
bijwonen, of die zijne fchriften gelezen hebben; hadden wel<br />
gewenst, dat hij nog meer Werken in 't licht gegeven hadde;<br />
dan zijn zeggen was: „ Hij die de plaats van BOERIIAVE be-<br />
kleedt, moet Ongemeen ftreng wezen met opzigt tot het<br />
„ geen hij uitgeeft, en boven alles over zig zei ven de wagt<br />
„ houden." Eloge de feu Mr. G. VAN DOEVEREN, dans<br />
l'Hiftoire de la Secieté Royale de Medecine a Paris, des Années<br />
Ï782 fe? 1783. Holl. Maatfchappij der Wetenfehappen te Haar<br />
lem, XII. Deel, bl. 189 enz. Alg. Komt- en Letterbode, V.<br />
D. bl. 3, 4-<br />
DOFFN (NIKLAAS), een Nederlands Schilder, van wiefis<br />
penceel men een uitmuntend Pourtrait van de Keizei in MA-<br />
IH THERESIA op der Staten-kamer te Brusfel pleeg te zien.<br />
f. 203.<br />
Voyage de Descamps. SWgcm. $tmfdcr £cricott. 1779.<br />
DOGEN (MATHYS), een niet onberoemd Bataafs Veld-<br />
bouwmeester; heeft in druk uitgegeven: F Art des Fonifica-<br />
tïons. avec fig. Amft. 165&» in folio. J. F. FOITENS, Bibl,<br />
Belg. p. P73>'<br />
DOKKUM (HERMANUS VAN) , uit zeer aanzienlijk»<br />
ouders in ie Friesfe flad van dien naam geboren, was een<br />
man, die zig van der jeugd af aan, met groten roem in alle<br />
VIII. DEÏL., V ba-
30Ö B O K K U M . (JOHANNES VAK)<br />
befchaafde wetenfehappen, en ook in de godgeleerdheid, oef.<br />
fende; waar toe de natuur, als zijnde hij zeer welfprekend,<br />
mede het hare grotelijks toebragt. Eerst Priester te Leeuwar<br />
den zijnde, werdt hij naderhand tot Opperpastoor van St. Vitut<br />
aangefteld; in welke waardigheid hij zig, met allen roemen<br />
lof, gedroeg. Gedurende zijn leven, in het jaar 1514, wer<br />
den eenige van zijne fchriften; gedrukt, onder anderen eene<br />
©erhlarinrj ober be XVII eer|ïe Pfalmcn. Met den XVIIIden<br />
bezig zijnde, begonden hem zijne verftandige vermogens te<br />
begeven, en kort daarop volgde zijn dood. . SUFFE. PE-<br />
TEI , de Scriptorib. Frifia uit. edlt. p. 117, 118. FOPPENS „<br />
Bibl. Belg. p. 474. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XV. p. 170,<br />
J7I.<br />
DOKKUM (JOHANNES VAN), een ander Schrijver, uie<br />
een aanzienlijk geflagt gefproten te Dokkum, omtrent 't laatst<br />
van de XVIde eeuw; volvoerde zijne letteroeffeningen te<br />
Keulen, verkreeg 'er de Doktorale waardigheid in beide de<br />
regten, en onderwees 'er langen tijd met roem die wetenfehap.<br />
Keizer KAREL DE V. maakte hem in 't jaar 1530 Raadsheer in<br />
ds Keizerlijke Kamer die hij kort te voren te Spiers hadt opge-<br />
"rigt. Intusfen wierdt hij door WILLEM, Hertog van Kleve,<br />
aangezogt, om een van zijn Raden te zijn. VAN DOKKUM<br />
nam de aanbieding.van dien Vorst aan; egter onder voorwaar<br />
de, dat hij te Keulen zou kunnen blijven wonen, alwaar hij<br />
liever in de verkering met geleerde lieden zijn leven wilde<br />
flijten, dan dagelijks met Hovelingen om te gaan. VAN DOK<br />
KUM, een groot vriend van BUCHO, den oom van den beroem,<br />
den VIGLIUS, geweest zijnde, huisvestte deze laatfle eenigen<br />
tijd bij hem in 't jaar 1534. Voor 't overige bewees hij be<br />
langrijke dienden aan zijn vaderland, waar van de bedierders<br />
hem dikwerf raadpleegden in moeijelijke zaken, inzonderheid<br />
zedert dat Friesland de zoete kalmte des vredes genoot, na door<br />
gedurige oorlogen deerlijk beroerd te zijn geweest. Hij dierf<br />
in 1540 aan eene befmettelijke ziekte, ongemeen betreurd,<br />
door alle die genen welke hem gekend en met hem veikeerd<br />
had-
DOLENDO. DOMER. DOMSELAAR. 30?<br />
hadden. Hij heeft eenige regtsgeleerde Werkjes gefchreven.<br />
die men niet weet waar gebleven zijn. —•— SUFFR. PSTRI,<br />
p. 138-140. PAQUOT, Mem. litter. p. 171, 172.<br />
DOLENDO (BARTEL), een Piaatfnijder, te Leijden ga<br />
toren in 1580. Hij werkte naar B. SPRANGER en andera<br />
Meesters. Ook gaf hij lesfen in de Tekenkonst, hebbende da<br />
beroemde GEHARD DOU, zijn eerfte onderwijs in die weten<br />
fehap van hem ten jare 1620 genoten. BASAN, Dittion.<br />
des Graveurs, Paris. 1767. 3- Vol. Svo. Uiig. $im|U« ïcricciT.<br />
,f. 204.<br />
DOLENDO (ZACHARIAS), broeder van BARTEL, colt<br />
een konftig Piaatfnijder, van Haarlem geboortig, die veel in<br />
't koper heeft gefneden naar 'CAVARRAGIO, SFRANGER, A,<br />
BLOEMART en anderen, was een Leerling van JAKOB D3<br />
GEEN. Groten lust betoonde hij voor de konst, en gaf alla<br />
hoop om een ervaren Meester daarin te worden , was zijne<br />
levenslamp niet zo vroegtijdig uitgeblust geworden, hebbenda<br />
hij op een vrolijke partij door te veel fpringen onder het dans-<br />
fen, of onmatig drinken, zig inwendig de long bezeerd;<br />
waarop een zware bloedfpuwing volgde, die na geen midde<br />
len willende luisteren, hem binnen kort in 't giaf rukte.<br />
BASAN, Dicl. &c- MANDER, Leven der Schilders, II.<br />
D. bi. 172, 173. fWacm. SunftlrtScïicon/ f. 204.<br />
DOMER (N.) , een Landfchapfchiider, in Holland gebo<br />
ren. Van dezen Konftenaar ontmoet men in de Kabinetten<br />
der liefhebbers, zeer fraije met de pen getekende ftukken,<br />
meestal franfe lieden ten onderwerp hebbende. ——. KKgcm»!<br />
$irafUft Iqkm f. 204.<br />
DOMSELAAR (TOBIAS VAN), Schrijver [van het
* 36J DOMSELAAR. (TOBIAS vASfj<br />
gedrukt is; 't welk onder anderen is af te nemen, uit het,<br />
tot driemaal toe, herhaald begin der bladzijden van't werk,<br />
die eerst van i tot 282, dan van 1 tot 312, en eindelijk vaa<br />
I tot 446 lopen: waar uit blijkt, dat tot dit Boek, ten min-<br />
ften drie drukpersfen, op éénen tijd gebruikt zijn. De in<br />
houd en verdeling van 't werk, toont ook, dat men 'er zeer<br />
mede gehaast heeft. Het beitaat uit VI Boeken. Het eerfte<br />
vervat eene befchrijving van oud Amftelland, door ARN.<br />
MONTANLS, reeds te voren, opgefteld, en in 't licht gege<br />
ven. In het tweede, vindt men de Hiftorie der Heren van<br />
Amftel tot op het jaar 1323, door DOMSELAAR zeiven opge<br />
fteld, en ook-reeds te voren gedrukt. In het derde, wordt ge<br />
handeld van de gelegenheid, opkomst en verfcheiden vergrotin<br />
gen, der ftad, tot op het jaar 1665. Het is in drie afdelin<br />
gen onderfcheiden. Ds'eerfte, die de ftad tot op het jaar<br />
J482 vertoont, is door DOMSELAAR famengefteld; de tweede<br />
die hare gedaante en vergroting, tot op 't jaar 1585, aan<br />
wijst, door IZAAK COMMELYN; en de derde, waarin de befchrij<br />
ving der vergrotingen, tot op 't jaar 1665, gevolgd wordt,<br />
wederom door DOMSELAAR. In het vierde Boek, vindt men<br />
eene befchrijving van de oude en nieuwe Gebouwen der ftad,<br />
door LEAAK COMMELYN. Het vijfde, behelst eene befchrijving<br />
der Regeeringe, die bijna geheellijk uit DAPPER ontleend is,<br />
hebbende DOMSELAAR alleen, daar bij eenige Keuren en ge<br />
leerde Mannen gevoegd. En in het zesde en laatfte, wordt<br />
de Hiftorie, die in het tweede Boek afgebroken was, door<br />
DOMSELAAR, tot op het jaar 1665, grotendeels woordelijk uit<br />
DAPPER en voorts meest uit AITZEMA , vervolgd. IZAAK COM-<br />
MELYN hadt, tot de befchrijving der oude Gebouwen, eenig<br />
gebruik gemaakt van Klooster- en andere fchriften, die bij de<br />
Godshuizen, en voornamentlijk.zo 't fchijnt, in 't Nieuwe-<br />
zijds-Huiszitten-Huis, waar van hij Regent was, bewaard<br />
werden. Doch 't blijkt nergens, dat hij of DOMSELAAR toe<br />
gang-tot de ftads Registers gehadt hebben. Dit ftuk nu van<br />
DOMSELAAR, ftiekte tot bafis van de Befchrijving van Amftel<br />
dam, vej; volgens in 't jaar 1694, door KASPEK COMMELIM<br />
ia
DONCK. (ADRIAAN y. D.) DONELLUS. (HUIG) 3t>»<br />
In twee Delen in folio in 't licht gegeven. .. WAGEN.;<br />
Befchr. van Amft. % St. Voorr. bl. XXVI--XXX.<br />
DONCK (ADRIAAN VAN DER), heeft uitgegeven eeno<br />
5Sefcl)?tjbina ban J5ieuto .i&eöerlanöV alwaar hij toen zelv nog<br />
was, ten tweedenmaal gedrukt te Amfteldam, iösö. in Ato.<br />
DONELLUS (HUIG) of DONEAU , geboren te Chalons-fur*<br />
Saone, alwaar hij in 1527 het eerfte wereldslicht zag, is ge-<br />
fproten uit een aanzienlijk geflagt, hebbende zijn vader ver<br />
fcheidene bedieningen zo in het krijgs- als ftaatswezen bekleed.<br />
HUIG wierdt vroegtijdig naar het kollegie gezonden, en hij<br />
begost zijne letterkundige oefFeningen met ongemenen vlijt;<br />
maar in handen van een meester vervallen zijnde, die hem<br />
op zekeren tijd ftrengelijk mishandelde, vatte hij zodani-<br />
gen weerzin tegen het leeren op, dat noch bedreigingen,<br />
noch liefkozingen in ftaat waren, hem te bewegen om weer<br />
naar fchool te gaan. Zijn vader trof egter door een zonder<br />
ling middel, het doel om hem tot den letterarbeid te rug ta<br />
brengen. Want een verkenshoeder langs zijn deur gaande,<br />
riep hij dien, en vroeg hem, of hij geen knegt nodig was,<br />
doordien hij een zoon hadt die niet leeren wilde, en welken<br />
hij hem wel tot dat einde wilde geven. De jonge DONEL-<br />
!us, welke dagt dat het ernst was, wierdt zodanig vcrfchrikt<br />
over het voorftel van zijnen vader, dat hij hem te voet viel,<br />
om vergiffenis badt, en beloofde dat hij zig voortaan met al<br />
len ijver aan de ftudie zou toewijden. Na zijn eerften letter-<br />
loop te Tourron volvoerd te hebben, ging bij naar Touloufe om<br />
*er in de regten te ftuderen, onder JOH. CORASIUS en ARNOUO<br />
FERRIER, die 'er met zulk een ongemenen roem die weten<br />
fehap leeraarden, dat zij tot 4000 Studenten hadden, die<br />
fcunne lesfen hoorden. Intusfen fchepte DONELLUS geen be<br />
hagen in hunne leerwijze, verliet, in 1551, Touloufe, en toog<br />
naar Bourges, alwaar hij EGUINARB BARON en FRANS DUARENUS<br />
tot Meesters hadt, van welken beide hij de vriendfchap won;<br />
bovenal betoonde hem de laatstgenoemde eene bijzondere<br />
toegenegenheid, en bevorderde hem tot Doktor den 17 julij v<br />
y 1 T*a
jïo DONELLUS. (HUIG)<br />
van het zelvde jaar. De geleerde Redenvoering die hij bij<br />
deze gelegenheid deedt, ontmoet men in de werken van Do-<br />
MELLUS. De ftads Regering, en de beroemde MICJIIEL DE<br />
L'HOÏITAL waren zodanig in hun fchik met den nieuwen Dok-<br />
tor, dat zij hem terftond van eenen leerftoel in de regten aan<br />
dit Hogefchool voorzagen. DONELLUS onderwees die weten<br />
fehap van dat tijdvak af aan met zijn beide'Meesters, en hadt<br />
behalven die nog HOTOMANNUS en CUJACIUS tot ambtgenoten.<br />
Doordien hij de leer van CALVYN aankleefde, hadt het wei<br />
nig gefcheeld, of hij zou in 1572 mede een flagtoffer van de<br />
woede der St. Bartels nagt geworden zijn; dan eenige hoog-<br />
duitfe jongelingen die zijne discipels waren, gaven hem een<br />
Heed van hun maakzel, en geleidden hem buiten de ftad, be-<br />
iloten hebbende, om hem tegens wie hem ook mogte aan<br />
randen te verdedigen; doch het kwam 'er niet toe; hij ge<br />
raakte veilig uit de klauwen der woede, en kwam te Lijons van<br />
waar hij naar Geneve toog. Na een vrij lang verblijf in deze<br />
ftad, beriep hem FEEDERIIC DE III. Keurvorst van den Paltz te<br />
Heidelberg , alwaar hij gedurende eenige jaren als eerfte<br />
Hoogleraar in de regten, die wetenfehap leeraarde. Deez*<br />
Vorst die een ijverig aanhanger van CALVYNS leer was, in<br />
3576 geftorven zijnde, wierdt door zijn zoon LODEWYK<br />
DE IV opgevolgd, die zo fterk aan de Augsburgfe Co?ifesJï$<br />
was verkleefd, dat hij volftrekt wilde dat die door de Profes,<br />
foren, van dit Hogefchool zou gevolgd worden. Hij verleende<br />
egter aan DONELLUS die 'er toen Rektor van was, de vrijheid<br />
om 'er te blijven; maar deze aanvaardde liever de voordelige<br />
aanbiedingen die hem namens de Beftierders van de nieuw op-<br />
gerigte Hogefchool te Leijden gedaan wierden, en hij begaf<br />
*er zig met zijn huisgezin in 1579 naar toe, alwaar hij met<br />
eene Hoogleraarplaats in de Regten wierdt voorzien, die hij<br />
met g:o e toejuiching vervulde. In 1583 bood men hem de<br />
stelvde -.aardigheid te Altorf aan; doch zijn inkomen te Leij<br />
den ermc Itrd zijnde, verkoos hij aldaar te blijven. Dan»<br />
onv .orzigtig ger.öeg zijnde van in 1587 de partij van LEYCES-<br />
Ï*R openlijk a-w te kleven, en onder hevig vermoeden lig<br />
gen;
DONELLUS. (HUIG) 311<br />
gende, van de Schrijver enes eerrovenden fchotfchrifts te zijn<br />
tegens de algemene Staten en de Magiftraat van Leijden, en<br />
daarbij van Prins MAURITS kwaad gefproken te hebben,<br />
wierdt hij niet alleen van zijn post verlaten, maar hij kreeg<br />
teffens bevel om het land te ruimen; en zijn bediende EVERT<br />
BLANKAART overtuigd zijnde oproerige gefchriften verfpreid te<br />
hebben, wierdt uit de ftad gejaagd. DONELLUS begaf zig toen<br />
naar Duitsland, alwaar hij niet lang ambteloos leefde, want<br />
de Regering van Nuremberg benoemde hem op zeer voordelige<br />
voorwaarden tot Hoogleraar in de regten te Altorf. Deze<br />
Akademie, die in 1576 geftigt was, geraakte wel dra door<br />
hem in groot aanzien en roem: dan hij wierdt verhinderd om<br />
'er al het nut aan toe te brengen dat hij wel gewenst hadt,<br />
doordien de dood hem op den 4 meij 1591 in het graf rukte,<br />
in het 64fte jaar zijnes levens. Hij wierdt in de kerk te<br />
Altorf begraven, met dit graffchrift op den Reen die hem be».<br />
dekte, gebeiteld:<br />
HUGO. DONÏLLUS. Heduus. nulli. Jurisconfidtorum. noflri»<br />
feculi. fecundus. in Galliis. initio. mox. inde. civili. bello. fla.<br />
gtante. fecedere. coaüus. Heidelberge. deinde. Lugduni Ba*<br />
tavorum. denique. Altorphii. magna. cum. omnium, admiratio*<br />
ne. et. concurfu. exterorum. jura. facundo. ere. docuit. Deo.<br />
et. hominibus. mque. carus. fenio. tandem, confeflus. vitte. et.<br />
tnoleftiarum. fatur. pie. ac. placide, animam. Creatori. reddidit.<br />
anno. repar. fal. hum. M.D.XCI. menfe. Maio. atatis. fue.<br />
mno. LXIII. cui- bene. merito. de. Academia. Altorfim. Scha*<br />
iarchce. perennis. memorie, erga. H. M. P. C.<br />
Men vindt het pourtrait van DONELLUS in de Athene Bèta*<br />
$e van MEURSIUS, en een gedenkpenning ter zijner eere ge-<br />
Slagen , in het Mufeum Mazzuchellianum. Tom. -I. Tab. XCV.<br />
p. 423. Hij was getrouwt in 1573. en zijn vrouw overleef<br />
de hem zonder kinderen na te laten.<br />
Doordien DONELLUS zig ongemeen bekwaam zo wel in de<br />
ftaije letteren als Regtsgeleerdheid hadt gemaakt, loste hij de<br />
zwartbeden van die netelige wetenfehap op met veel geleerdy<br />
4
3ii DONELLÜS. (HUIG)<br />
heid en op eënebefchaafde wijze, en deedt in alle zijne wer<br />
ken het nuttige bij het aangename gepaard gaan, het welk in<br />
zonderheid gefchikt was, om den leeslust op te wekken en<br />
gaande te houden. Voornamelijk lei bij zig ook toe om ieder<br />
onderwerp op eenen leerftelligen trant te onderwijzen, en<br />
alle regtskundige onderwerpen tot eene konst te brengen.<br />
Vooral houdt men in grote waarde het geen hij over de Tes<br />
tamenten en uiterfte willen heeft gefchreven. Hij. hadt zulk<br />
een gelukkig en Halen geheugen, dat men wil, dat hij het<br />
gantfe Iighaam van Romeinfe wetten, onder den tijtel van<br />
Corpus Juris bekend, van buiten kost. Eene zaak die men<br />
hem te regt als eene vlak aantijgde, die zijne overige uit<br />
muntende hoedanigheden grotelijks taanden, was., de laagc<br />
ijverzugt. die hij tegens CUJACIUS hadt opgevat, van welken<br />
kundigen man hij nimmer dan mot veragting fprak.<br />
De werken van DONELLUS, welke gezamentlijk tusfen de-<br />
jaren 1762 tot 1770 in XI Delen in folio zijn in het licht ge<br />
geven , en door de bezorging van BARTEL FRANS PELLEGRINI<br />
Regtsgeleerde te Ffa, te Napels zijn gedrukt, beftaan uit de.<br />
volgende:<br />
1. In titulum de Ufuris in Pande&is, £? fequentem Commenta<br />
rius, ordine h$c capita Juris comple&ens: in Tit. Pandetlarum<br />
Ufuris Q 5<br />
Nautko feenore:. de Frutcibus, causfa, accesfionibu<br />
de Mora. Paris 1556- 4to. It. nunc recens auttus £f recog'nitu<br />
Ad MICH. HOSPIT|ALEM. Ejusdem in tres libros Fandettarum ><br />
vicefimam, vicefiimm primum, (jf ricefimum fecundum, Commen<br />
rii, ad RENATLM CRISPINUM , in Britannia minore Senatoren*<br />
Lugd. 1558. Ato. De Tijtels in dit tweede werk Verhandeld<br />
en opgehelderd, zijn: de Fignoribus & Hypothecis, de jEdilkio<br />
tdillo, de Eviüionibus duple Stipidatio?ie, de Probationïbus v.<br />
de fide Inflrumentmtm, de Tefiibus. De opdragt aan MICHIEI*-<br />
DE L'HOPITAL, toen ter tijd Ptefident van de Rekenkamer, is,<br />
gedagtekend den i janüarij 1556; en die aan REINIER CRIS-<br />
« N , van den 1 junij 1558.<br />
2. Ai legm JUSTIWIANI de Sententiis, quee pro. eo quod interej<br />
$ro-
(DONELLUS. (HUIG)" 3 r£ %<br />
ptofenmtur, five, de eo quod interejl, liber. Paris 1556. m 4}».<br />
Verfcheidenemalen herdrukt zo in ato. als 8vo.<br />
3. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Rebus dubiis. Biturig.<br />
1571. Svo. It. Antv. 1584. Svo,.<br />
4. Commentarius ad Tit. Codicis de PaUis & Transaicionibus.<br />
Biturig. 1572. Svo. Meermalen herdrukt.<br />
5. ZACIIARIJE FURSTNERI, Defenjio pro jufio £? innocente tot<br />
millium animorum fanguine in 'Gallia effufo adverfus MONTLUCII<br />
calumnias. 1573. Svo. De berugte JAN DE MONTLUC, Bisfchop<br />
van Valence, hadt dit zelvde jaar in 't licht gegeven : Defenjio<br />
pro illufirisfimo Andium Duce (zedert HENDRIK DE III.) adverfus<br />
calumnias quorundam. in Svo. Zijn toeleg in dit ftuk was, om<br />
de gruwelijke moorderijen van St. Bartels nagt te verontfchul-<br />
digen. Tot wederlegging nu hier van , gaf DONELLUS het<br />
bovenftaande ftuk in druk. CUJACIUS ftelde hem tegens:<br />
Prafcriptio pro MONTLUCIO, Epifcopo Valentino, adverfus libeilum<br />
editum fub falfo namine ZACHARIAE FURSTNERI. Antv. 1574. Svo.<br />
Zonder naam van Schrijver,<br />
6. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Prtefcriptis verbis, £f<br />
infaSum aSionibus. Heidelb. 1574- Svo. Meer dan eens her<br />
drukt.<br />
7. Commentarius ad Tit. Liftitutionwn de Aclionibus. Antv. 1581.<br />
8yo. Veelmalen naderhand uitgegeven.<br />
g. Commentarii ad Tüulos Digeftorum . . . de Rebus creditis.<br />
Si certum petatur, (ƒ de CondiElione. De Jurejurando. De in<br />
litem jfurando. De Conditlione triticaria. De Eo quod ceito loca<br />
dare oportet. Antv. 1582. folio. Opgedragen aan Prins WIL<br />
LEM DEN I. door een brief van den 1 julij 1581.<br />
9. Commentarii ad Codicis JUSTINIANEI partes eas, quas fequens<br />
•pagina iniicabit. Lugd. Bat. 1587. folio. Opgedragen aan de<br />
Regeering van Nuremberg door een brief uit Leijden gefchreven<br />
den 2 janüarij 1587. Deze Verklaring loopt over de Tijfels<br />
van het II, boek van het Codex: de Edendo, de in jus vocando,<br />
dePalïis, de Transactionibns. De verklaring over deze beide<br />
laatften hadden reeds het licht gezien; zie N°. 4., maar zij<br />
is hier verbeterd en vermeerderd: de Prafcriptis verbis et in<br />
y 5 fj
y% DONELLUS. (HU1G)<<br />
fiCtitm actionihus. Ad Leges Cod. L.filium, quem, famil. trcifc<br />
L. II. de resc. yeni., L. precibus, de imp. et aliis Subfi. Auth.<br />
non Heet et Auth. ex causfa, de lib preet. vel exher., L. eam quam<br />
ie fideicmn., L. fi unquam. de revoc. don., ad lib. VIII. Codicis.<br />
10. Cmnmentanorum Juris Civilis libri XXVIII, in quibus Jas<br />
Civiie univeifum fmgulari artificio atque doctrina explicatur, SCIPIO<br />
GENTILIS J. C. rèeenfuit, edidit, pofieriores etiam libros fupplevit.<br />
Francof. 1595. *'» folio. Verfcheidenemalen naderhand her-<br />
drukt Men vindt in deze Verzameling eene nette en leer-<br />
Heilige verklaring van het gehele Burger- en Leenregt. Dc-<br />
BELLUS haalt geene uitleggingen van anderen aan; maar hij<br />
voegt in de zijnen, de wetten, waarop hij zijne verklaringen<br />
grondt. BEVER zegt, dat aan hem geen werk over het Re*<br />
meinfe Regt bekend is, waar aan hij boven dit de voorkeur<br />
kan geven; en dat 't geen het meest heeft toegebragt' om da<br />
Partitiones van VINNIUS in achting te brengen, enkel moet<br />
toegefchreven worden, dat hij veel gebruik van DONELLUS<br />
beeft gemaakt. OSWALD HILLIGER , Hoogleraar in de regten<br />
te Jena, in 1619 geftorven, heeft uitgegeven: DONELLUS<br />
enucleatus, five Commentarii DONELLI in Compendium redacti, ut<br />
rerum nucleum contineant. Accesferunt notata, quibus feorjim par.<br />
p%n, qua DONELLO omisfa, fupplentur, partim aliorum idem cum<br />
Ulo vel diverfum fentientium rationes expenduntur etc. Jena 1611.<br />
410. It. Lugd. 1619. folio. It. Antv. 1642. folio. Deze ver-<br />
torter brengt hier een gantfen drom aanhalingen te berde<br />
van hedendaagfe Regtsgeleerden, die door DONELLUS met<br />
cpzet uit zijne ophelderingen verbannen waren. .<br />
11. Commentarius ad Tit. Digeftorum de Verborum obligationL<br />
fois. Francof. 1599. folio.<br />
12. HUOON. DONELLI Jurisconf, Opufcula poftuma; et alio~<br />
rum quxda-.n. Ex Eibiiotheca SCIP. GENTILTS Jurisc. Ilanov.<br />
1604. i2Bio. Hier in ontmoet men de verklaringen van DO<br />
NELLUS over de 34, 35 en 36fte Tijtels, des lilden Boeks van<br />
bet Codex, en over de 9-2ofte en 3gfte Tijtels van het Vide<br />
Boek , als mede over de wet GALLUS , Digeft. de Liber. et<br />
Poflhum. twee Raadgevingen, vier Blieven van den zelvden,<br />
en
DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN) 3I$<br />
én drie welke aan hem zijn gefchreven door ALBERT GENTI<br />
LIS , MICHIEL DE L'HOPITAL , en PIETER DU FAUR : twee Brie-<br />
ven van eenen Regtsgeleerden te Bourges aan een Vorst: eene<br />
Redevoering van CUJACIUS over een Doktoraat: die van DUA-<br />
REKUS over de promotie van DONELLUS : de Lijkrede over de<br />
zen uitgefproken door SCIPIO GENTILIS : verfcheidene Lijkzan-<br />
gen over den dood van DONELLUS.<br />
13. Commentarii abfolutisfimi ad II. III. IK VI. et VIII. LU<br />
Iros Codicis JUSTINIANEI, Tit. V. Lib. XIX. de Prcefcript. verbis,<br />
et Tit. Lib. XXV. Digest. de Verborum obligationibus; maxima<br />
feré ex partc posthumi, minima vivo patre nati. A JACOBO SCHEG-<br />
XIO, JAC. SCHEGKII nepote, Profes/ore Academie Tabingenfis,<br />
Aitditore DONELLI attentisfime, primum in t/fum Jurisprudentie<br />
Studioforum publicati, mme vero correcti et emaculati excujï. Cum<br />
Indice duplici, uno antique, altero nova editioni congruente, Fran*<br />
cof. 1622. folio. — — SCIP. GENTILTS, Orat. in obitum etc.<br />
MEURSII, Athene Batave, p. 131--133. BEYER, Auctorum Ja.<br />
lid. notit. Specim. II. pag. 110-116. CONRINGIUS, Sasc. XVI.<br />
cum notis KRANTZII. p. 166. TOB. MAGIR. , Epynomol. Voce.<br />
MORHOFIUS, Polyhift. Tom.II. p. 584. PETR. BURMANNUS, ma»<br />
jor, ad Syllogen. Epistel. Tom. I. p. 35 & 45, 46. m Notis.<br />
Jo. SALOM. BRUNQUELLI, Histor. Jur. Part. III. J. 17 , 18.<br />
Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. Vol. II. p. 1208. ANTON. TER-<br />
EASSON, Hiftor. Jurisprud. Pars IV. p. 468, 469. CAROL. SE-<br />
BAST. ZEIDLER, Vit. Profesforum Juris Acad. Altorfina. Norimb.<br />
1770. 4to. p. 63--104. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 341;,<br />
350. NICCRON, Mem. des Hommes illufir. Tom. XXX. p. 359-<br />
367. P. BAYLE, Ditlion. Tom.II. p. 304 , 305. PAQUOT, Mem.<br />
litter. Tom. III. p. 42-52. PAPILLON, Bibliotheque des Autheurs<br />
de Bourgogne. Tom. I. p. 180-183. G. BRANDT, Hist. der<br />
Heform. I. D. bl. 558. 730, 740. P. C. HOOFT, Ned. Hist.<br />
bl. 1151. WAG., Vad. Hist. VIII. D. bl. 217.<br />
DONGELBERG (HENDRIK KAREL VAN), was afkom-<br />
{lig van het doorlugtig geflagt van dien naam, 't welk van de<br />
Brdbandfe Hertogen afftamt; doordien ;JOHAN DE II, Hertog<br />
van
§!ö DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN)<br />
van Braband de heerlijkheid van Dongelberg ten jare r'305<br />
fchonk aan JOHAN MIEUWE, bastaard van JOHAN DENI, Her<br />
tog van Braband, welke uit MARGRIET, vrouwe van Pamele,<br />
onder andere kinderen eenen zoon LODEWYK naliet, die de<br />
eerfte was welke den naam van DONGELBERG heeft aangeno<br />
men; wiens kleinzoon LODEWYK zonder kinderen in 't jaaar<br />
1470 komende te overlijden, aan zijn zusters zoon JOHAN VAN<br />
MALAYSE die heerlijkheid bij uiterften wille verfprak: de<br />
zes eifdogter FRANCOISE met WILLEM VAN ARGENTEAU in der»<br />
egt verbonden zijnde, bragt die ten huwelijk aan haaien man,<br />
in welk geflagt ze tot den jare 1659 is verbleven. .<br />
HENDEK KAREL VAN DONGELBERG, die den 18 augustus<br />
X593 te Brusfel wierdt geboren, was de zoon van HENDRIK<br />
VAN DONGELBERG, die in het tijdvak van 1590 tot 1624,<br />
elfmalen Burgemeester van Brusfel is geweest, en van ADRIA-<br />
KA, dogter van ADRIAAN BORLUUT, Ridder, Heer van ZiU<br />
lebeke. Hij leide zig van zijne jeugd af aan toe op de beoeffe-<br />
ning der regten, en den tijtel van Licentiaat in die weten-<br />
fchap bekomen hebbende, wierdt hij ten jare 1625 Schepen<br />
te Brusfel. Ten vijfdemale in het jaar 1691 tot die zelvde<br />
waardigheid verkoren zijnde, wierdt hij, voor dat zijn tijd was<br />
verftreken, aangefteld tot Raadsheer in den Hogenraad van Sra»<br />
band, en wierdt als Schepen vervangen door zijn neef JAKOB<br />
FILIP VAN DONGELBERG, Heer van Scavenberge en van Broek,<br />
zoon van FILIP VAN DONGELBERG en van QUENTINA DE BOR«<br />
UJUT. Deze kogt in 1659 het landgoed Dongelberg van WIL»<br />
J.EM TJLRIK D'ARGENTEAU, en verkreeg van FILIPS DEN IV in<br />
1662 den tijtel van Baron.<br />
In 1651 bekwam onze DONGELBERG de baronnije van Re-<br />
ver, eene der oudften van Waals-Braband, en den tijtel van<br />
Baron dier plaatze wierdt op hem den 2 feptember 1657,<br />
door opene brieven van FILIPS DEN IV. bevestigd. Ruim twee<br />
jaren later ontdeedt hij zig van zijn ambt als Raadsheer, met<br />
voornemen, om zijn overige dagen op het kasteel te Réves in<br />
Rille rust te gaan doorbrengen, dan de dood verijdelde dit<br />
ontwerp, en hij ftierf te Brusfel den 3 april 1660, in den ou<br />
der-
DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN) 3 I-/<br />
3erdom van 66 jaren; zijn ftoftelijk overblijfzel werdt hi 'I<br />
midden van het koor der kerk te Rèves begraven. Zie hier<br />
het graffchrift, dat hij voor zig zei ven hadt vervaardigd, ea<br />
't welk PAQUOT betuigt, door zijn eigen hand gefchreven, ge»,<br />
Zien te hebben, uitgezonderd de dagtekeningen die 'er nader*<br />
hand zijn bijgevoegd:<br />
HENRICUS CAROLUS DE DONGELBERGE, Brabantum<br />
J>oJleritas praclara Ducum, frimique JOANNIS<br />
Depofitis mundi pkaleris, dum grandior atr.s *<br />
Finem inftare mohef, VVamtjut quod unica formst<br />
Tranquillam Vtrtus: Revend yixit in arce,<br />
Speclauti Jimilis marls aflum è.liltore , tandem<br />
Texit, quem coluit, liberrima terra Baroium,<br />
Agrorum celebrem fpatiis, meritisque: fed horum<br />
Fama perk , data funt ipfis quoque fata fepulcris.<br />
Gaudia fint anima dafundi alerna précemiir.<br />
'fun&aque connubio de Berlo JOANNA MARIA<br />
üarohum fdttgüïs, binas qua protulit orbi<br />
Disfimili Sexu proles ,Ja pace aulescal.<br />
flatus itte 18. Aug'ti 1593. Obiit 30. April Au. t66o. Hac verè 2«+<br />
Jannarii 1629. Obiit 6 Oclob. Ao. 1685.<br />
Sic fua cuique dies, üecretaque tempora vita.<br />
. DONGELBERG was zeer ervaren in de wapenkonst of bet B!a.<br />
feen, in de geflagtregisters, en in de gefchiedenis van zijn va<br />
derland. Hij tradt voor de eerftemaal in den egt met jo.<br />
HANNA VAN STEELANT, waar bij hij geen kinderen verwekte;<br />
vervolgens huwde hij voor de tweedemaal met JOHANNA MA.<br />
RIA, Baroresfe van Berk, die hem een zoon baarde, FRANS<br />
HENDRIK genaamd, Marquis van R.res, die maar ééne dog<br />
ter naliet, ALBERTINA JOHANNA JOSEPHA FRANCISCA genaamd,<br />
welke Kanunnikes van d''Andennes is geweest. Hij was een<br />
broeder van FRANS VAN DONGELBERG, Regttgeleerden, Heer<br />
van Herlaer tn van Ziiiebeke; deze laatfte is ook viermalen<br />
Burgemeester van Brusfel geweest; toen hij ten jare 1648,<br />
ftierf, was hij voor de negendemaal Schepen van genoemde<br />
ftad. VALERIUS AKDREAS heeft misgetast, met te zeggen-,<br />
dal
È Ï8 DONGELBERG. (HENDRIK KAREL VAN)<br />
dat hij Raadsheer in den Hogenraad van Braband is geweestj<br />
nimmer heeft hij die post bekleed, ook flaat hij gautzelijk den<br />
bal mis, met hem Schrijver van het volgende werk te ma<br />
ken :<br />
Prtlium Woeringanum JOANNIS I. Lotharingice, Brabanties D<br />
els ö* S. Imp. Marchionis: quo, memorabili parta vitïeria ann<br />
Dni. 1288. die v.Junii, Ducatus Limburgi ad Brabantiam ac*<br />
cesfio atermm manfit obfirmata. Brux. 1641. folio. De Schr<br />
ver van dit verhaal, op zig zelve nuttig voor de gefchiedenis<br />
van Braband, en nog zo veel te nuttiger door het gene de<br />
Vertaler 'er heeft bijgevoegd, is JAN VAN HEELÜ, dien wij ter<br />
zijner plaatze zullen gedenken. HENDRIK KAREL VAN DON<br />
GELBERG, heeft het in 't latijn vertolkt. Zulks blijkt, inge<br />
volge het getuigenis van PAQUOT, uit eene aantekening,<br />
door zijn eigen hand op een Exemplaar gefchreven, 't welk<br />
toebehoort aan den Hr. VAN LANGENDONCK , voormaals Raad<br />
penfionaris der ftad Leuven: Ipfe qui hac imprimipermifi, ded<br />
hanc permisfionem anno cetatis mea 48. Dit is van de zel<br />
hand als het bovenftaande Graffchrift, en een menigte andere<br />
aantekeningen bij dit werk gevoegd, ten einde tot opheldering<br />
daar van te verftrekken, of wel de Geflagtregisters die 'er bij<br />
gevoegd zijn aantevuHen. Dit gefchiedverhaal bevat: 1. Een<br />
Opdragt aan de Staten van Braband door ERYCIUS PUTEANUS,<br />
welke 'er door onzen Schrijver toe was verzogt. 2. Een Be-<br />
rigt van den zelvden , aan den Lezer. 3. Eene Voorrede<br />
van den Vertaler, waar van het flot een geflagtrekenkundige<br />
tafel van de Hertogen van Braband bevat, die ongemeen nauw<br />
keurig is. 4. Eenige Vaerfen op Hertog JAN DEN I. &C.<br />
5. Als dan volgt het Prielium Woeringanum, zijnde een digtftulï<br />
van 1600 zesvoetige regels, waarvan de ftijl volkomen ge<br />
lijk is aan die van het opgegevene Graffchrift. 6. Verfchei<br />
dene historife en geflagtrekenkundige waarnemingen, die niet<br />
alleen een groot licht over het werk zelve verfpreiden, maar<br />
ook verfcheidene andere onderwerpen van de Nederlandfe ge<br />
fchiedenis ophelderen, en in't bijzonder over denoiifprong der<br />
Voornaamfte Brabandfs Geilagten ,• ook zijn hier de Charters<br />
en
DONIA. (SYDS OF SIXTUS) g-r;<br />
en andere bevestigende ftukken bijgevoegd. 7. Twee Brie*<br />
ven van DONGELBERG aan ERYC. PÜTEANUS, benevens de ant<br />
woorden van den laatften, die zig met de bevordering der<br />
uitgave van dit werk hadt belast. CHRISTIN., Juris*<br />
prud. Heroica. p. 328. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 291. BUTKENS,<br />
Troph. de Brab. ed. de 1724. Tom. II. p. 462, 463. Tlteatre ds<br />
la Nobl. de Brab. p. 48. 131, 132. G. v. LOON, Nederl. Histo*^<br />
riep. II. D. bl. 309. LELYVELD aant. agter HUYDEC. Froevn<br />
van Taal- en Dichtkunde, L D. bl. 491.<br />
DONIA (SYDS of SIXTUS), was voorouderlijk uit bet:<br />
huis van HARINXMA , en uit eene dogter van dat van DONIA.<br />
De naam en *t geflagt van DONIA zijn zeer oud. De Griete.<br />
nij van Daniawerjlal in het kwartier der Zevenwouden in Fries<br />
land is, daar waarfchijnlijk van benoemd. SIXTUS was een zoon<br />
van KEMPO DONIA , en gaf in de Staatsvergaderingen ten jare<br />
1566, blijken van vrijheidliefde; doch wierdt door ALVA,<br />
twee jaren later gedagvaard naar Antwerpen, om zig te ko<br />
men verantwoorden. Toen fchijnt hij gebannen te zijn, en<br />
zich nevens zijne vrouwe JOUCK STENTERA, met de woon naar<br />
Bremen begeven te hebben, waar hij geftorven en begraven is.<br />
Zijn zoon KEMPO ftorf in het jaar 1593, en wierdt te Mi-<br />
italdum begraven. Hij fchijnt zig een geruimen tijd buiten zijn<br />
vaderland opgehouden te hebben: want zijne vrouw MARGA-<br />
RIET GERBRANDA overleedt in Embderland ten jare 1581. Eens<br />
dogter van SIXTUS was getrouwd met SIBRAND DONIA op Hinne-<br />
ma-State te Jelfum; waar uit KEMPO DONIA, Grietman van<br />
Leeuwarderadeel, die ook een der eerfte Curateuren van Fries<br />
land} Hogefchool, ten jare 1585 te Franeker geftigt, geweest is.<br />
Hij was de va.ier van FRANS DONIA, een' voornamen Staats<br />
man, die, wegens Friesland gevolmagtigd was tot de vredehan-<br />
delinge te Munfter, en buitengewoon afgevaardigd tot de gro.<br />
te Vergadering in 't jaar 1651, welke hij zoude geopend heb<br />
ben , ware hij niet eenige dagen te voren in 's Hage geftor<br />
ven. Van eenen KEMPO DONIA , o#derfcheiden van den hier<br />
gemelden, vindt men bij BAUDARTIUS, Memorien, II. Boek,<br />
bi.
igfj DONKER. (JAN) (PIETER)<br />
bl. 77, aangetekend, dat hij, in 't jaar 1611, door de Frifi<br />
fen naar Holland gezonden werdt, om te waarfchouwen tegen<br />
de onderneming van VORSTIUS.<br />
• In de XVde eeuwe, toen Friesland inzonderheid zo hevig<br />
,door pardjfchappen geteisterd wierdt; nam een HOTSE DONIA<br />
zijne toevlugt naar Braband; van deze was ten jare 1710 nog<br />
• een afftammeling te Leuven, genaamd FREDERIK ANTHONÏ<br />
DONIA, Heer van Redingen. Ook waren 'er in den jare 1781<br />
te Mechelen nog DONIA'S in leven, waarfchijnlijk uit Friesfe<br />
voorouders, en uit dit geflagt herkomftig, doch in een be<br />
krompen toeftand, volgens berigt van den Heere M . HETTE*.<br />
. MA, uit die ftad aan den Heere E. M . VAN BURMANIA gezon<br />
den. In Friesland is dit Geflagt voor lang uitgeftorven. ——•<br />
WINSEMIUS, Hifi. L p. 72» 73- "4- & L. VRIEMOET, A-<br />
thm. Frif. p. XXIX--XXXI. WINSEM., Cronique van Friesl. bl.<br />
792. G. v. LOON, Nederl. Hiftoriep. II. D. bl. 289- WAG,,<br />
Vad. Hift. XI. D. bl. 405. W. J. TE WATER, Hift. van 't Ver-<br />
lond, II. D. bl. 337, 33§- M- D. bl. 513.<br />
DONKER (JAN), Konstfchilder, geboren te Gouda in de<br />
XVIde eeuwe, zoude waarfchijnlijk een groot Konllenaar zijn<br />
geworden, ware het niet dat de dood hem in het bloeijen van<br />
zijne lentejaren hadt weggerukt. Het ftuk dat hij gefchilderd<br />
heeft, waar op de Regenten van het Tugthuis te Gouda ftaan<br />
afgebeeld, is nog in wezen, en ftrekt ten getuige van zijnen<br />
fmaak en ontluikende bekwaamheid. DESCAMFS, Vie des<br />
Peintres, Tom. II. p. 152. A. HOUBRAKEN, Schouwburg II. D.<br />
bl. 93. fUtgcm. S\ttnfï(et £«ricon. f. 205.<br />
DONKER (PIETER), Konstfchilder, die mede te Goud»<br />
het eerfte levenslicht zag, was een volle neef van JAN. Hij<br />
heeft tot zijn Leermeester gehadt den vermaarden Konstfchilder<br />
JAKOB JORDAANS, te Antwerpen. Die brave man bragt<br />
hem zo ver in de konst, dat hij op zijne eigen rienen ging<br />
drijven naar Frankfort, om ten jare 1658 de krooning van<br />
Keizer LEOPOLD bij te wonen, en aldaar fchilderde hij tenige<br />
• ftukken. In 't volgende jaar reisde hij naar Frankrijk, en van<br />
daar
DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 3 2 r<br />
daar onder het gevolg van den Hertog van CREQUI naar Ro<br />
me, daar hij met ijverig tekenen en fchilderen zijn tijd heeft<br />
doorgcbragt. Na verloop van zeven jaren kwam hij in zijn<br />
vaderftati te rug, en ftierf in 1668, zijnde als toen op 't best<br />
van zijn leven. • De bovenftaanden en WEYEPM.W<br />
Leven der Schilders, II. D. bl. 177. WALVIS, Befchr. van Gou<br />
da, bl. 335.<br />
DOOREGEEST (ENGEL ARENTZOON), uit NvordhoU<br />
hnd van afkomst, wierdt geboren omtrent 't midden van da<br />
XVIIde eeuw. Met eene fnelle vlugt de lage fcholen door<br />
lopen zijnde, oefFende hij zig in de godgeleerdheid, en wierdt<br />
Predikant onder de Mennoniten te Rijp of Rijpmtèrdng, een<br />
vermakelijke en aanzienlijke buurt in de heerlijkheid van<br />
Alkemade gelegen. Hij heeft uitgemunt door zijnen ijver in<br />
het verdedigen van zijne geloofsleer. Uit zijne fchriften wordt<br />
men ontwaar, dat zijne gevoelens met dien tak der Doopsge<br />
zinde leer overeenfteinden, welke zig door den naam van Wa<br />
terlanders van de overigen van die gezindheid plegen te on-<br />
derfcheiden. Hij is op het vroegst in 1705 geftorven , na de<br />
uitoefening van het Leraarsamht gedurende een lange reeks<br />
van jaren met ongemene (iigting te hebben waargenomen.<br />
De boeken welke van hem het licht zien, beftaan uit de vol<br />
genden :<br />
1. entMtttfefesi in tsc ïirrèteïnne ïccre / na bc ffrtl&mifi*<br />
ffil bet tDcoppsrïüiocn. Stuift. 1692. i2mo. De Schrijver<br />
tragt 'er In de teerfttikken van zijne gezindheid op de fchrifc<br />
en de reden te vestigen. Zijn boek kan befchouwd worden<br />
als een verkorte loop vau Doopsgezind.? Godgeleerdheid;<br />
het is verdeeld in XXI hoofdftukken, waar van het Ifte han<br />
delt : over de kennis van God door de ervaring en door de<br />
openbaring. II. Van de Kanonijke en Apokrijfe boeken; over<br />
her gezag, de duidelijkheid enz. der II. Schriftuur; en van<br />
dc Overleveringe en de Geloofsbelijdenisfen. III. Van de God<br />
delijke eigenichappen , en van de Driei'enheid. IV. Van de<br />
iGhepping, de Engelen, den Mens, van zijnen, val, cn over<br />
• VIII. DEEL. X dc
322 DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON)<br />
de Goddelijke Voorzienigheid. V. Van de Erfzonde, die da<br />
Schrijver beweerd dat geen eigentiijke zonde is, ten welken<br />
aanziene hij zig van 't gewoone gevoelen der Doopsgezinden<br />
verwijdert. VI. Over 's Menfen verlosfing, en over de<br />
vleeswording en de eigenfchappen van den God-Mens. Hier<br />
bewijst hij tegens eenigen van zijnen aanhang, dat het Godde<br />
lijke Woord niet, eigentlijk gefproken, in een zigtbare en<br />
fterfFelijk Mens is veranderd geworden. Vervolgens fpreekt hij<br />
over de genoegdoening van JESUS CHRISTUS. VIL Van de alge<br />
mene Genade, die hij als een ontegenfprekelijke waarheid<br />
zoekt te bepalen. VIII. Over de werkzaamheden van den<br />
Heiland, als Profeet als Priester en als Koning. IX. Van<br />
het regtveerdigmakend Geloof. X. Over het Berouw, het<br />
welk hij ten dele doet beftaan in de belijdenis van Zonden,<br />
egter zonder verpligting om die aan Priesters te biegten, die<br />
volgens hem geen het minfte gezag daaromtrent kunnen uit-<br />
oeffenen. XI. Over de Regtveerdigmaking alleen eigen aan<br />
de ware gelovigen en berouwhebbenden: hij onderfcheidt die<br />
van de Heiligmaking. XII. Van de Kerk, over welk onder<br />
werp hij inzonderheid het leerftelzel van JURIEU volgt; de On r<br />
verdraagzaamheid is eene der hoofdzaken, die hem 't meest<br />
in de Roomfe-Kerk ftuit. XIII. Over de Kerk-Leraren. XIV.<br />
Over de Sacramenten, waaromtrent hij weinig van CAL-<br />
VYN'S lere verfchilt; en hij beweerdt, dat de Voetwasfmg die<br />
bij fommige Doopsgezinden in gebruik is, geenzins tot de<br />
Sacramenten behoort. XV. Over den Doop, het geliefkoos<br />
de onderwerp der Mennoniten. XVI. Van het Avondmaal,<br />
waaromtrent hij genoegzaam gevoelt als de Gereformeerden.<br />
XVII. Over den Kerkban, waar over hij zo geftreng niet denkt<br />
als de meesten van zijnen,aanhang. XVIII. Van de Overheid :<br />
de Schrijver wil, dat men die moet eeren en gehoorzamen,<br />
en dat men zonder onregtvaardtgheïd' zig daar toe kan laten<br />
gebruiken. XIX. Van het Eedzweren; deze Iaat hij in geen<br />
geval hoegenaamd toe. XX. Van de Gebeden: hij wil dat<br />
men die niet dam aan God en aan levenden moet doen,<br />
en geenzins aan Engelen, noch aan geftorven Heiligen.<br />
XXI. •
DOOREGEEST. (ENGEL ARENTZOON) 3r?<br />
'XXI. Over het laatfte Oirdeel, en de a'gemeene Opftandirg,<br />
2. °Xnitf aan ben l&etz FRED. SPANHEMIUS, Jf».'oft.ofo? ore<br />
jlf. «poorjclcerthciö en Der ï^'ficric tot Stenoën; Inaar 111 Dc<br />
ïccre Der «Dcop^gc^inbe natteï uitscfob / en licrccbifjb / cn lv.11<br />
beetc fteaw tefcfnilöignigcn ncfuiUctt Wü|Jt>j DienenDe tot ant*<br />
tóowiJ 0») [jrt SCjactaat/ getwamt-i ÏJijiorifch en ^obseïccrü<br />
Sitg&feet bot nitscfeCjcnflc ©crfcfjiHcj. ban ben «Oo&ciSien.cr»<br />
3£tJlfï. 1693. in I21HD. Deze Brief hadt een gu.nftig uitwerk-<br />
ze!. De Leijdfc Hoogleraar liet uit een tweeden druk van zijne!<br />
Verhandeling, een gedeelte der dwalingen agtcrwege, die hij<br />
aan de Doopsgezinden hadt toegefciireven.<br />
3. ïïtjycc Scc-Dos'tii. 2ÜÜ|Ï. 1679. in i?ntrj. POSJACEI*<br />
mede Doopsgezind Leraar in de Rijp, was deelgenoot in dei<br />
famenftelling van dit werk, 't welk een löort van Handboek<br />
is, ten gebruike der Matrofen en andere zeevarenden gefchikt 4<br />
inzonderheid van die welke ter Haring- en Walvisvangst uit*<br />
gaan. Men vindt 'ér eenige Predikatiën en Gebeden in, be<br />
nevens een korte Gefchiedenis van Heiland, waarin wijdlopig<br />
van den Rijp gefproken wordt, als mede over den aart, in-<br />
borst, de zeden, den Godsdienst en handel der Zeelieden Vari<br />
die iandftreek.<br />
4. HnMt 'B.'ief aan bert ï?r. FREÖ. SPANHEMIÜS, tipgétg^Jtti<br />
aan HERMANUS SCIIÏN. Hm?!. 1700; 121110; DOOREGÉEST- be<br />
ijvert zig hier in om hoe langs hoe meer zijn tégenftrever tö<br />
wederleggen : en laat niets agterwege, om het leerftelzel vad<br />
zijnen aanhang betrekkelijk den Kinderdoop, het eedzweeren*<br />
den oorlog, over de pHgten van de Overheden, te verdedi<br />
gen.<br />
5. e>e feere bet JTOéntiimtfen bctföebfsC regen j. N^COLAI &<br />
GROIW. Sfolf& 1704. 121110. De Schrijver tragt hierin de zij<br />
nen te re;?,tveerdigeii, inzonderheid ten aanzien van de leer-<br />
ftukken der Dritëenigheid, die der Voorwetendheid en Regt-<br />
vaardigheid van God, over de beide natuuren van JESÜS<br />
CHRISTUS, over de Genoegdoening en over de onfteiféüjkheid<br />
der Ziele. De Doopsgezinden achten grotelijks dit en tlle ds<br />
andere werken van DOOREGEEST.
394 DOORESLAAR. (IZAAK)<br />
6. ©erbebiging ban ENGEL ARENTZOON DOOEEGEEST, tc*<br />
ger$ ben
DOORSCHOT. (HENDRIK) A I J<br />
genoegen beantwoord zijnde, verliet hij 's Hage, en toog we<br />
der naar Londen, alwaar hij als een der Fiskalen tegens den<br />
Koning wierd gebruikt. In 't begin van meij des jaars 1649,<br />
kwam hij andermaal herwaards als Refident; dan hij was<br />
maar korte dagen in 's Hage geweest, toen hij op den uden<br />
van genoemde maand , des avonds in de herberg de Witte<br />
Zwaan, met goed gezelfchap aan een tafel zittende, s<br />
er vijf<br />
vermomde kareis zagtjes aan de deur klopten, en een ftoop<br />
wijn eisten. Een van hun binnen zijnde, drongen de ande<br />
ren mede door, bliezen in het voorhuis de kaarfen uit, waar<br />
na zij zig in het vertrek begaven daar DOORESLAAR met zijn<br />
gezelfchap zat. Twee derzelver, bragten eenen , genaamd<br />
BLANKENSTEEN, eerst eene zware wonde toe, waar aan hij<br />
kort daarna ftierf; doch gewaar geworden zijnde, dat zij den<br />
regten man niet getroffen hadden, gingen zij op DOORESLAAR<br />
los, bragten hem een houw in het hoofd toe, en vervolgens<br />
een iteek dwars door het hart, zo dat hij dood ter aarde viel.<br />
Het Hof beloofde uit last der Staten van Holland, 1000 gul<br />
dens aan elk, die de moorders zou aanwijzen; doch zij wer<br />
den nimmer agterhaald. Naderhand verftondt men, dat de<br />
moord, door zekeren WHITFORD, begaan was. Ondertusfen<br />
nam het Parlement zeer kwalijk, dat men geen fcberp onder<br />
zoek naar de moorders deedr. Doch de Nederlandfe Gezant<br />
JOACHIMI te Londen wees, fchriftelijk, aan, wat 'er van der<br />
Staten zijde, verrigt ware, om de daders te ontdekken; waar<br />
in het Parlement genoegen fcheen te nemen. LUDLOWS,<br />
Memoirs, Vol. I. p. 251. 269. THURLOES Papers, Vol. V.'p.<br />
315. Vol. VIII. p. 348. 429- RAPIN THOYRAS, Hifi. d'Anglet.<br />
Tom. IX\ p. 9.-22. AITZEMA, Zaken van St. en Oorl. III. D.<br />
bl. 365-376. WAO., Vod. Hift. XII. D. bl. 9. 36. WAG.,<br />
Befchr, van Amft. V. St. bl. 67.<br />
DOORSCHOT (HENDRIK), Konstfchilder, geboren in<br />
'sHage, was een leerling van KONSTANTYN NETSCHER. Hij<br />
fehilderde vrij goede ftukken; doch doordien hij weinig de<br />
konst oeffende, ontmoet men zeldzaam van zijn werk. ——<br />
WEYERMAN, Leven der Schilders, IV. D. bl. 71.<br />
X 3 DOORT
32(5 DOORT. (EVERHARD) DORP. (AREND VAN)<br />
DOORT (EVERHARD), Konstfchilder, een Nederlander*.<br />
van geboorte, heeft ten jare 1614 te Pavia gewerkt, alwaar<br />
men in de St. Steven en Pieters kerken, verfcheidene biftorie-<br />
fttikken door zijn penfeel gefchilderd, pleeg te zien. ——<br />
HKjjem, ^anfWtr StfiW, 1779. f- 206.<br />
DOORT (PIETER VAN DER), een Hollands Piaatfnijder,<br />
die aardige zeeftukjes in 't koper heeft gefneden, naar de te<br />
keningen van GRONU. —<br />
f. 2GÖ.<br />
— ftUgWth $«8fU« Setteem i779i<br />
DORP (AREND VAN), Ridder, Heer van Teemfche, Maas<br />
dam en Middelharnas, gefproten uit een oud adelijk Hollands<br />
geflagt, waar van men de Genealogien bij VAN LEEUWEN,<br />
FERWERDA en anderen vindt, is in de Nederlandfe gefchiede<br />
nisfen zeer bekend. In 't jaar 1561, werdt hij benevens<br />
HAMMEEL door den groten Raad van Mechelen aangefteld tot<br />
bezorger des boedels van den Markgrave MAXIMILIAAN VAN<br />
BOÜRGONDIE, \vaar van hij, ten jare 1569 rekening deedt.<br />
Gedurende die boedelreddinge, zal hij zig meest in Zeeland<br />
opgehouden hebben; en hier door verhinderd geweest zijn,<br />
openlijk voor de vrijheid uittekomen. Dat hij hier anders wel<br />
toe gezind was, bleek, toen hij, in 't jaar 1568, aan Prins<br />
WILLEM DEN I. IOOCO guldens opfchoot; in vergoeding van.<br />
welken, de Staten van Holland hem, naderhand, 144 morgen<br />
lands, uit de Geestelijke goederen onder Leiderdorp liggende,<br />
hebben opgeiragen. Tot welk einde zijne geheime briefwis-<br />
feling met den Prins ftrekte, is niet duister; want zo dra de<br />
vrijheid, in 't jaar 157^, cpdaag'e, was hij een der eerfien<br />
en ijverigften , die 's Prinfen voornemens onderftcunde. Hel<br />
denmoed ontbrak hem niet, doch zijne ondernemingen misluk<br />
ten hem fomtijds, of waren, ten minften,' onbeftendig ineen<br />
gelukkig gevolg. Hij wist zig meester van de fleutels der Rad<br />
Mee:eten te maken, en opende de poorten voor's Prinfen volk.<br />
Dan hij moest die ftad fpoedig verlaten, na dat het ontzet<br />
van Etrgen in Hen-gouw en miste. Even weinig kon de ver-,<br />
«vering van Dendermonde baten; welke Rad hij, den 6 fep-<br />
tem-
DORP. (AREND VAN) 32?<br />
tember 1572 ingenomen heeft. Niet beftendiger was zijn<br />
geluk te Tholen; want fchoon hij zig dapperlijk gedroeg, werdt<br />
hij door de Spaan/en genoodzaakt, die ftad wederom te verla<br />
ten. Hij werdt, in't jaar 1574, tot Bevelhebber van Zierik-<br />
zee aangefteld, en ondertekende, in die hoedanigheid, de<br />
voorwaarden der overgave van Middelburg. Ten jare 1575<br />
werdt hij benevens vijf andere Heren gelast om eene nieuwe<br />
Ordonnantie op 't ftuk der Regeringe van Holland en Zeeland<br />
op tc ftellen; die, federt, ter Staatsvergaderinge werdt goed*<br />
gekeurd. In het zelvde jaar wierdt hij gemagtigd tot het bij<br />
wonen der Vredehandelinge te Breda. Wat later zondt hem<br />
de Prins naar Utrecht, en Gent; om, in de eerfte ftad, de ge<br />
rezen beroerte op de gevoegelijkfte wijze te ftillen; en het<br />
ontflag van AARSCHOT, en anderen, te Gent gevangen geno<br />
men, te bevorderen. In de jaren 1578, en 1579, bekleedde<br />
hij de plaatfe van Eerften Edele van Zeeland, voor den Graav<br />
van Buuren, op een lastbrief van Prins WILLEM; doch hij<br />
deedt vrijwilligen afftand van deze waardigheid. Na dien<br />
tijd, vindt men van VAN DORP nergens eenig gewag, tot op<br />
het jaar 1584; wanneer hij, door de Staten van Holland, be<br />
noemd werdt als een der Gezanten naar Frankrijk, om den<br />
Koning de befcherminge en heerfchappije der Nederlanden opte»<br />
dragen. Van daar teruggekeerd zijnde, zonder iet wezenlijks<br />
te hebben konnen verrigten, fchijnt hij, naderhand, buiten<br />
bewind van Staatszaken gehouden te zijn. Ten jare 1594,<br />
geraakte hij in groter moeilijkheid; want men befchuldigde<br />
hem, dat hij fommige Staatsgeheimen ontdekt, en zig aan<br />
Landverraad fchuldig gemaakt hadde. Hij werdt eerst in zijn<br />
huis verzekerd, daarna, op de voorpoorte van den Haag over-<br />
gebragt, en naderhand, kreeg hij zijn huis tot eene gevange»<br />
nis, en wierdt eindelijk onder borgtogt ontflagen, doordien het<br />
eerlang bleek, dat men niets van gewigt tegens hem halt. In<br />
zijn hogen ouderdom, fchijnt hij wederom in grotere achting<br />
gekomen te zijn; want bij gelegenheid van zijn gefchil met<br />
JOHAN KLLLEN, als voogd over de wezen van Jonker WILLEM<br />
DE ROOVER, wist hij te'bewerken, dat de algemene Staten
3aJ EOU. (GERARD)<br />
den 6 november 1599, den Raad van Flaanderen oprigtten;<br />
die te Middelburg zitting zou houden.<br />
AREND VAN DORP is tweemalen gehuwd geweest; zijn eerfte<br />
vrouwe was KORNELIA VAN ABBENBROEK, dogter van BOUWEN<br />
VAN ABBENBROEK en van NATALIA VAN GEERSDYK, daar hij<br />
een zoon en twee dogters bij verwekte. Voor de tweedemaal<br />
huwde hij aan JOSYNE VAN WEIBURG, die hem vier zoons heeft<br />
gebaard. Hij ftierf den ir augustus 1600, in den ouderdom<br />
van 72 jaren en ligt in 's Hage in de Kloosterkerk begraven.<br />
—— S. VAN ISSKLT, Hifi. f ui temporis, pag. 302. Nobiliaire<br />
des Pays-Eas. Tom. I. p. 13. S. v. LEEUWEN, Batav. illuflr.<br />
bl. 936. WAG., Vod. Hift. VI. D. bl. 267. 388. VII. D. bl.<br />
16. 29. 79. 179. VIII, D. bl. S4--5Ö- 64- 4°4~4°6. 459. J.<br />
W. TE WATER, Hifi. van '{ Ferh II. D. bl. 338-345-<br />
DOU (GERARD), Konstfchilder, is uit Friesland herkora-<br />
ftig, doch geboren te Leijden op den 7 april 1613. Hij was<br />
de zoon van DOUWE JANSZOON, een Glazemaker van zijn am><br />
bagt, en zijn moeder was MARRYTJE JANS genaamd. De ou<br />
ders in hun jongen een ongemene drift tot de Schilderkonst<br />
befpeurende, befteedden hem negen jaren oud zijnde bij BARTEL<br />
DOLENDO, een Piaatfnijder, ten einde de beginzelen der Te-<br />
kenkonst te leren, en na verloop van anderhalf jaar hierna<br />
bij den konftigen Glasfchilder PIETER KOUWENHORN, op dat<br />
hij die zelvde konst. mogt Ieren, om ze daarna in zijnen win<br />
kel te oeftenen. Ruim twee jaren bleef hij bij dezen PIETER ,<br />
welken tijd hij zo nuttig befteedde, dat hij aanmerkelijke vor<br />
deringen hadt gemaakt, zo dat de oude Dou hem in zijn win<br />
kel bij hem nam, en totglazemaken en glasfchildeien gebruik<br />
te , waar door hij hem groot voordeel aanbragt. Dan ziende<br />
. dat hij zo onbefuist, en zonder de minfte vreze, in het kiim-<br />
men was, zo in het ftellen van nieuwe als floppen van oude j<br />
glazen, was hij telkens in greote vrees dat den jongeling een<br />
ongeluk mogt overkomen; zulks hij befloot, egter niet zonder<br />
zijne fchade, van hem de Schilderkonst te laten leren, en be. \<br />
Reedde hem nu 15 jaien oud zijnde, den 14 februarij 1028 ]<br />
. ' • b<br />
y I
D.OU. (GERARD)<br />
bij den toen reeds vermaarden REMBRANT VAN RYN , bij wie<br />
hij omtrent drie jaren verbleef, en in dat tijdvak zulke onge<br />
mene vorderingen maakte, dat men aan die voorfpoedige be<br />
ginzelen wel zien konde, dat 'er inzonderheid in 't kiein en<br />
uitvoerige , iets groots van hem te wagten Rond.<br />
Veelen hebben zig verwonderd dat uit het fchool van REIS<br />
KRANT zulk een eel konstpenfeel is ontloken, doch aan de<br />
zodanigen is het onbekend, dat REMBRANT in zijn besten tijd<br />
keurig en uitvoerig gefchilderd heeft, zo als wij tot zijne le-<br />
venfchets gevorderd zijnde, door verfcheidene ftalen zullen<br />
aantonen.<br />
Dou fchilderde alles met de grootfte lijdzaamheid en geduld<br />
naar 't leven, door een met draden ruitswijzc befpannen raam ;<br />
een behulp voor die zig het uit de vuist tekenen, niet ver<br />
trouwen; doch egter een ezelsbrug, die, om dat men zig<br />
daar aan door traagheid van veel te tekenen gewende, reeds<br />
voor lang bij een ieder is verbannen; ja zelvs wraakte de<br />
Schilder HOOGSTRATEN 't gebruik van den pasfer, uitge;onderd<br />
alleen in gevallen daar het noodwendig was, als bij voorbeeld<br />
ten aanzien van gebouwen, zeggende: „ men moest het oog<br />
„ tot pasfen gewennen."<br />
JOACHIM SANDRART, verhaalt in zijne St- itrtt» fOWto-KunSt/ „ dat hij met PIETER VAN<br />
„ LAAR anders BAMBOOTS, GERARD DOU eens ging bezoeken,<br />
„ die hen wel ontving, en vertoonde, 't geene hij van zijne<br />
„ konstwerken zo ten halven als ten vollen in gereedheid hadt,<br />
„ 't welk zij prezen, en inzonderheid zijn geduld in 't bewer-<br />
„ ken van een bezemftok; daarop hij antwoorde, dat hij nog<br />
„ wel drie dagen werk hadde eer die voltooid zoude zijn. In<br />
„ dien tijd hadt hij gefchilderd het Pourtrait van den konst-<br />
„ minnenden Here SPIERING, zittende als voor of in zijn kabi-<br />
„ net, daar nevens aan, zijn vrouw, en zijner vrouwen<br />
„ moeder die haar een boek overreikte, 't weik zo verwon-<br />
„ derlijk uitvoerig gefchilderd was, dat men het alles nauw-<br />
„ lijks met de oogen konde zien, (waarom Dou ook al van<br />
„ zijn 3ofte jaar af vergrootglazen gebruikte), doch hij was<br />
X s „ niet
33» DOU. (GERARD)<br />
„ niet zeer gelukkig in de gelijkenis der wezens: en gemel-<br />
„ de huisvrouw van den Heer SPIERING verklaarde, dat zij<br />
„ voor de ééne hand die op den leunftoel ruste, vijf dagen<br />
„ hadt gezeten. Dit benam den menfen de lust om zig van<br />
„ hem te laten uitfchilderen; waarom hij ook wel meest eigen<br />
„ ordonnantiën gemaakt heeft, daar hij veel ftil leven in te<br />
„ pas bragt; en 't leven 't welk hij daar nevens gebruikte,<br />
„ voor hun geduld in 't lang zitten rijkelijk betaalde. Ge.<br />
„ melde SPIERING gaf hem ioco guldens jaarlijks en dan. nog<br />
„ een ruim gefchenk voor ieder Konstftukje. Hij.maakte zij-<br />
„ ne pènfeelen zelv', wreef zijn verwen op glas, en bewaar-<br />
„ de deze! ven met veel zorg voor ftof."<br />
't Is bijna ongelooflijk, als wij acht geven op de uitvoerig<br />
heid zijner penfeclvoortbrengzelen, dat een man zo veel in<br />
zijn levenstijd kan uitwerken ; 't welk ten onbetwistbaren<br />
blijke verftrekt, dat hij met een naarftige vlijt zijn tijd moet<br />
in acht genomen hebben; en wat de uitvoering zijner konst<br />
betreft, die roemt zelv' 't vernuft' van haar bewerker: ook<br />
vindt men geen pcnfeelvrugt die zulk ene algemene goed<br />
keurende bewondering wegdraagt: waarom dezelve ook tot<br />
pronkftukken van alle beroemde kpnstkabinetten tot een ho<br />
gen prijs wordt opgekogt. Voor een van zijn beste konstwer-<br />
ken wordt gehouden dat gene, *t welk door Bewindbebbe-<br />
ren van de Oostindife Maatfchappij van den Schilder zeiven<br />
wierdt gekogt voor 4000 guldens, en aan KAREL DEN II., toen<br />
hij van hier naar Engeland overftak om de Kroon te aanvaar<br />
den, ten gefchenke gegeven. Anderen willen, dat de Staten<br />
van Holland dit Konstftukje aan gemelden Koning ten jare<br />
1660, als hij in zijn rijk was gekomen, vereerden; zij had<br />
den het voor eene groote fom gelds gekogt uit het berugte ka<br />
binet van den Heer DE BIE, des Schilders groten Mecenas.<br />
In het zelve ftondt verbeeld een Vrouwtje met haar Kindje op de<br />
fclmot, en een meisje dat met het zelve f peelt. Dit (hikje is nader-,<br />
hand door Koning WILLEM uit Engeland vervoerd en op<br />
't Loo geplaatst; van waar het, zo mij berigt is, door den<br />
laatften Stadhouder WILLEM DÉN V., zijn fchoon kabinet in<br />
't Hikt
DOU. (GERARD) 331<br />
*s Hage is toegevoegd, zo dat het thans zeer waarfchijnlijk te<br />
Parijs huisvest. Het grootfte der konstwerken van Dou houdt<br />
men voor dat gene, 't welk bij openbare veiling uit het ka<br />
binet van JAKOB VAN HOEK den 12 april 1719 te Amfteldam<br />
voor 6000 guldens wierdt verkogt. Hierin worden verbeeld<br />
twee Kamervertrekken. In het voorfte, dat een konftig gefchil-<br />
derd tapijt tot een Voorhangzel heeft, vertoont zig een Vrouwtje<br />
dat een Kindje de borst geeft, daar nevens een wieg en ander<br />
teemverk, een tafel met een tapijte kleedje, en op dezelve een<br />
fierlijk verguld lampet, een koperen kerk-kroon en meer ander flille-<br />
ven. In het tweede vertrek doet zig een Barbiers Winkel zien,<br />
een Boer die van de huig wordt geligt, daar een oud Besje bij ftaat<br />
te huilen, met nog meer andeie beeldjes. De twee opflaande<br />
deuren vertonen aan de eene zij een Studeerkamer en daarin<br />
een oud Man die bij kaarslicht de pen verfnijdt; aan den anderen<br />
kant ziet men een Schrijf- en Rekenfchool met Kinderen aan ver<br />
fcheiden tafels, die overkonftig door verfcheiden kaarsfen, en een<br />
lantaarn befchenen worden, 't Een en ander, en elk in 't bijzon<br />
der, is zo natuurlijk, kragtig, treffend en uitvoerig gefchil<br />
derd, dat men 'er zig geene verbeelding van kan maken. De<br />
buitenkant der deuren, die dit konsttafereel fluiten, is ver<br />
wonderlijk fchoon befchilderd, met de beeltenisfen van de vrije<br />
Konften, in 't grauw door COKIE. Een ftuk dat dit befchreve-<br />
ne in uitvoerigheid en konst evenaart, is zijne Vermaarde<br />
Kraamkamer, welke den 31 julij I77i op de verkoping van<br />
GERRET BRAAMCAMP ten prijze van 14100 guldens voor reke<br />
ning van de Rusfifche Monarchin door den Makelaar B. TIDE-<br />
*IAN is gekogt; doch met meer andere heerlijke ftukken voor<br />
het kabinet van die Vorftin beftemd, bij den overtogt door<br />
de zeegolven is verflonden. De Kwakzalver door onzen Schil<br />
der met geen minder kragt van verbeelding en uitvoerigheid<br />
vervaardigd, en 't welk geen geringen luister aan het over.<br />
heerlijk Kabinet van den Keurvorst van den Paltz te Dusfel-<br />
dorp pleeg bij te zetten, verdient in eene zelvde reije met de<br />
beide voorgaanden te pronken. Ook ontmoet men in de Kei-<br />
zerlijk-Koninglijke Gallerij te Weenen, twee ongemeen konftige<br />
ftuk-
352<br />
DOU. (CERARD;<br />
ftukken van hem; waar van het eene verbeeld, een in den borsi<br />
gewonden Krijgsman, die op eenige ftoelen bij een bed geplaatst op<br />
zijn rug l'gt. Zijne bedrukte en weenende huisvrouw onderfteund<br />
hem van agteren, terwijl een oud Chirurgijn, zijne wonde met een<br />
werktuig onderzoekt. Het tweede, verbeeld een Geneesheer aan een<br />
venfterraam de pis in een glas bevat van een zieke befcbouwende,<br />
ctan zijn regtehand jlaat eene fchreijende oude vrouw, met ongeduld<br />
wagtende, wat vonnis de Do'tor over den zieken zal vellen enz.<br />
JNog rekent men onder de puikftukken van Dou zijne pen-<br />
feel voortbrengzelen, de volgenden: i. Eene bevallige Vrouw- in<br />
en nis, bij" BRAAMCAMP verkogt voor 4010 guldens. 2. Ds<br />
Trompet, f peeier, op dezelvde verkoping voor 3120 guld. 3. Een<br />
Vrouwtje zittende in een keuken, wortelen te fchrapen, nevens een<br />
Jongetje met een Muizevalletje in de hand, en zeer veel bijwerk,<br />
ten jare 1733 in de verkoping van ADRIAAN BONT in 's Hage<br />
verkogt voor 2065 guld. 4. Een oud Mannetje op een Jloel zit-<br />
tende, die door een Chirurgijn met een kaars in de hand in de keel<br />
gezien wordt, en een oud wijf daar bij jlaande met een lantaarn in<br />
de hand-, op de zelvde verkoping voor ioao guld. 5. Een<br />
fchoon Meisje, rustende met haar eene arm op een koperen emmertje<br />
enz. voor 1100 guld. 6. Het Schoolmeestertje met vijf Beeldjes<br />
en veel bijwerk; in de verkoping te Amfteldam van 26 julij<br />
1713, voor 1030 guld. 7. Het Wiegje mei vijf onvergelijkelijke<br />
Beeldjes en verder bijwerk, den 13 meij 1716 te Amfteldam ver-<br />
kogt voor 1310 guld. 8. Het zo beroemde Kruideniers Win<br />
keltje, op de zelvde verkoping voor 1200 guld. 9. Een oud<br />
Besje met een Haring en lachgende Jongen, den 11 april 1719<br />
tc Rotterdam, voor 1430 guld. 10. Een Chirurgijn die een Meisje<br />
een tand trekt, voor 1130 guld. 11. Een Mehje met velerleije<br />
ftort van groente, voor 1350 guld. 12. He tt Tantrekkertje bij<br />
de kaars, den 12 mefj 1734 tc Amfteldam voor 1005 guldens.<br />
13. Een Vrouwtje die Vis fchfaapt en een Jonge met een Haas,<br />
den 12 april 3731, in V Hage voor 129c guld. 14. Een<br />
haspelend Vrouwtje, den 26 april 1742 te Amfteldam voor 465<br />
guld. 15. Een Mannetje bij de lamp tekenende, den 9 junij<br />
1745 in 's Hage, voor 405 guld. 16. Een biddend Monnikje,<br />
den
DOU. (GERARD) 333<br />
«len o junij te Rotterdam', voor 265 guld. 17. Een oudt Vrouw<br />
fcJrillende een appel, den 6 november 1749 te Amfteldam, voor<br />
200 guld. 18. Een Meisje melk gietende in een fchotel, den<br />
79 augustus 1750 in 's Hage voor 1710 guld. 19. Een Meis<br />
je dat pap eet, zittende bij 't vuur; voor 400 guld. 20. Een<br />
oude Vrouw die met een Kat fpeelt, voor 415 guld., benevens<br />
een groot aantal andere overheerlijke ftukjes, waar mede men<br />
deze lijst zou kunnen vergroten.<br />
Het is te verwonderen, dat Dou zijn vernuft niet op groot-<br />
fer befpiegelingen is gevallen, en zig niet heeft tóegeteid toe<br />
het verbeelden van waardiger en prijsfelijker onderwerpen;<br />
dan men gist dat de pirzaak, waarom bij altijd op 't verbeel<br />
den van kleinigheden is blijven hangen, daar im beftaat, dat<br />
hij zig zo (tipt aan 't volgen van 't leven gewend hadt, dat hij<br />
niets buiten hetzelve wilde of konde doen, agtervolgcris het<br />
voorbeeld van -MtcnAëL ANGELO CARAVACGIO ; daar de genen<br />
welke zig tot allerhande hiftorife verbeeldingen in laten, bij<br />
wijlen in vele dingen naar hun vast denkbeeld moeten tewerk<br />
gaan; of wel, dat zijn geest tot die hoogte niet heeft konnen<br />
doordringen, en dus in opzigt van de verkiezingen zijner on<br />
derwerpen zig in de laagte heeft gehouden. Wat hier ook<br />
van mag zijn, zeker is het egter, dat hij door zijne fchilder-<br />
wijze de wereld ten wonder ftrekt, en van alle KonstoeiTe-<br />
naars moet geprezen worden, boven alle welke in zijn tijd zig<br />
op uitvoerig fchilderen hebben toegelegd; doordien hij met het<br />
penfeel meer heeft getekend, en getoetst, als anderen die met<br />
verzagten en verdrijven hun doel zogten te bereiken. Waar.<br />
om zijn penféelvrtigt een grote kragt heeft, zelv' van verre<br />
gezien; daar in tegendeel de penfeelwerken, op een andere<br />
wijze behandeld, als in een nevel verdwijnen. -Ook zijn<br />
'er verfcheidene van zijne Schilderftukken in Plaat gebragt<br />
. door SARRABAT, VAN MEURS, VERKOLTE, SURUGUE en WILLE,<br />
welke bij de liefhebbers van kostbare Prenten, hoog gefchat<br />
worden.<br />
GERARD DOU is geftorven ten jare 1680 in het 67fte jaar<br />
ïljnc» oiiderdoins, gezegend met eere en met veelvuldige fchat-<br />
ten,
,334 DOU. (JAN PIETERSZ.) DOUDYNS. (WILLEM)<br />
ten, daar zijne erfgenamen wet bij voeren. • C. SAXIJ<br />
Onom. liter. Pars IV. p. 548. DESCAMPS, Vies des Peintres r<br />
Tom. II. p. 216. C. DE MECHEL, Catal. des Tdbleaux de la<br />
Gallerie Imp. £f Royale de Vienne, pag. 215. 221. ARN. HOU-<br />
EBAKEN , Schouwburg, H. D. bl. 17. J. C. WEYERMAN , Leren<br />
der Schilders, II. D. bl. 113-120. G. HOET, Naamlijst van<br />
Schilderijen, I. D. bl. 80; 203. 220. 367, 368. 388. 411. 425*<br />
II. D. bl. 16. 170. 196. 291. Notitie der Schilderijen van G.<br />
BRAAMCAMP, bl. 9. Levensbefchrijv. van voorn. Mannen, II, D«<br />
bl. 285-290. migem. ^unftkï Scyicon/ 1779. f- 208.<br />
DOU (JAN PIETERSZOON), Landmeter te Leijden^<br />
wierdt ten jare 1623 op vermoeden dat bij medepligtig was,<br />
aan den beraamden moord van Prins MAURITS, gevat en in heg-<br />
tenis gebragt, doch onfchuldig bevonden zijnde, na enige da<br />
gen zittens, onder borgtogt ontflagen. Van hem is door den<br />
druk gemeen gemaakt: 1. P'f.litp öcr Hanimtcctlicnp't/ itl<br />
8bo. 2. €mer öc VI ecrfcc ©oefen ban EÜCLIDES , met jpia^<br />
ten. Stoft 1702. in 8bo. Zijnde dit behalven verfcheidene<br />
vorigen, de laatfte druk. WAG., Vod. Hifi. X. D. bl»<br />
464. ABKOUDE en ARRENBERG, Naamregister, bl. 117.<br />
DOU (SIMON VAN), Konstfchilder, vindt ik niets anders<br />
over, dan dat bij een fraaij en konftig ftuk heeft gefchilderd,<br />
zijnde een veldfjag tusfen de Turken en Spanjaards. ——. G.<br />
HOET, Naaml. van Schilderijen, I. D. bl. 171.<br />
DOUDYNS (WILLEM), Konstfchilder, is op den laaf<br />
Ren dag van 't jaar 1630 in 's Hage geboren. Zijn vader was<br />
Burgemeester en Kollonel van de Schutterije dezer Hofplaatze;<br />
en zijn eerfte onderwijzer in de konst, was ALEXANDER PETIT.<br />
Al zeer vroeg bekroop hem de reislust, en hij toog naar<br />
Rome, ten einde zijne fttidie voorttezetten naar de a'oudfte en<br />
naar de uitgelezendfte hedendaagfe modellen, 't geen hem zo<br />
wel beviel, dat hij aldaar 12 jaren doorbragt, dagelijks het<br />
antieke Beeldwerk van oud Rome en de beste Schilderftukken<br />
aftekenende en fchtlderende, waar door hij zig die heerlijke,<br />
trant
DOUDYNS. (WILLEM) 335<br />
trant in Italiè'n heeft eigen gemaakt, die hem nalerhandizo<br />
vermaard in zijn geboorteplaats heeft gemaakt. Gedurende<br />
zijn verblijf te Romen wierdt hem den bentnaam van DIOMEDES<br />
gegeven.<br />
Dees uitmuntende Hiftoriefchilder was van tijdelijke goe<br />
deren in eene ruime mate voorzien, waar van onder anderen<br />
tot bewijs ftrekt, dat hij twee pragtige huizen op het Buiten<br />
hof, aan de noordzijde, heeft doen bouwen; de voorgevel<br />
van het eene was gefierd met twee levensgroote Beelden in<br />
r.isfen, zijnde het één, een HERKULES, het ander een FLORA.<br />
Jn dit huis liet hij ook een grote Schilderzaal vervaardigen;<br />
hoofdzakelijk om daar in een heel groot ftuk voor den Vorst<br />
van Oostfrksland te vervaardigen; verbeeldende dit Schilderij,<br />
ce Offerhande van IFHIGENIA.<br />
De Konstfchilder J. VAN GOOL getuigt, dat hij van hun,<br />
die dit weergaloos Konsttafereel gezien hebben, dikmaals met<br />
de uiterfte verwondering daar van heeft horen fpreken, zo<br />
wel wegens de heerlijkheid van de ordonnantie, als wegens<br />
de zuivere èn kragtige manier van fchilderen, zijnde volko<br />
men in den fmaak van PAULUS VERONEES, ZO Wil ten aanzien<br />
van het naakt, als van de zijde-, laken- en andere ftofren der<br />
klederen; de behandeling der kleuren was edel en verrukkend<br />
voor het gezigt; zijnde ook van de zelvde waardij de drie ftuk<br />
ken in de Vierfchaar van 't Haagje Stadhuis, waar in hij de<br />
bekende gefchiedenis van SALOMO'S eerfte regt heeft gefchil<br />
derd. In het esrstgemelde groots en verhevoirKonstft.uk, is<br />
de perfoonsverbeeldinge en de gemoetsbeweginge van droef<br />
heid zowel inde lighaamsgebaarden, als wezenstrekken, on<br />
gemeen naïf en natuurlijk uitgedrukt. Het is rijk van Beel<br />
den en andere bijüeraden, en ftrekt tot een overtuigend be<br />
wijs , dat DOUDYNS een der grootfte en vernuftigfte Meesters<br />
van zijnen tijd geweest is.<br />
In bijzondere huizen ziet men weinig van zijn konst; want<br />
hij fchilderde niet voor geringen prijs, ook behoefde hij zulks<br />
niet om den brode te doen; dan met dat al, was hij bij uit-<br />
ftek naarftig, en van een ordentelijk en deftig gediag.<br />
Hij
3:5<br />
DÖÜMA.<br />
Hij is een van de eerften, ofwel de voornaatnften geweest;<br />
die ten jare I6ÜI, het Konstgenootfchap, en d'Akademie tot<br />
opbouw van de Schilderkonst in 's Hage hielp opregten ;• en<br />
men vindt zijnen naam als Hoofdman daar van, reeds geboekt<br />
in 1662; hebbende hij naderhand ook nog verfcheidene ma*<br />
len, Deken en Beftierder daar van geweest; ook moedigde hij<br />
de Schilderjeugd niet weinig aan, met zeiven fomtijds de tekenpen<br />
in handen te nemen" en met hun te werken.<br />
Hij heeft veel Leerlingen in de konst gehadt, onder wel<br />
ken uitgemunt hebben AUGUSTYN en MATHYS TERWESTEN,<br />
hoewel al de Meesters van dien tijd veel Leerlingen hadden ,<br />
ja toen meer in eene ftad, als nu in alle de Hollandje fteden<br />
zamen genomen.<br />
Nimmer heeft DOUDYNS zig in het huwelijk begeven, en<br />
in zijn laatfte dagen was hij zeer gekweld met de jigt, egter<br />
fchilderde hij om de tijd te korten als het maar enigzins mogelijk<br />
was. Hij heeft alle zijne tijdelijke goederen aan een of<br />
twee neven naargelaten, en ftierf tot groot verlies van de<br />
konst, in den ouderdom van 67 jaren, in *t jaar 1697. ——<br />
DESCAMPS, Vie des Peintres, Tom. II. p. 434. A. HOUBRAKEN,<br />
Schouwburg, II. D. bl. 234. J. C. WEYERMAN, Leven der Schil,<br />
ders, II. D. bl. 276. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg I. D. bl,<br />
51. HHfjetn. $m»fH. Seiicon. 1779. f- 208.<br />
DOUMA, is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch<br />
Geflagt, 't wélk men ook DOUWMA en DOUWEMA gefchreven<br />
vindt, en dat veele grote Mannen heeft opgeleverd, die zig<br />
rh de aanzienlijkftc ftanden zo van den tabbaard als degen<br />
beroemd gemaakt 'nebben, daarbij zig manmoedig in 't verdedigen<br />
van 's Lands vrijheid hebben gedragen.<br />
In 't begin der onlusten van de Schieringers en Vctkopers,<br />
ja reeds lang te voren, was dit Geflagt in grote pragt en aanzien<br />
te Langweer en Tmftmt, waar zij hunne ftinfen of kastee.<br />
len hadden. Eene JANKE DOUMA was mede in dien twist gemengd<br />
; nog een andere van gelijken naam , meer bekend<br />
dan deze, ftierf in de gevangenisfe te Vilvoorden ten jare<br />
1530,
DOUMA; S Y 7<br />
Ï530, na dat hij een Kort begrip der zaken in Friesland voore.-vallen,<br />
hadt gefchreven , en waar van bier beneden nater.<br />
Ten tijde der onlusten , welke aanleidinge gaven tot<br />
het Verbond der Edelen, waren eenige takken van dit talrijk<br />
Geflagt op hunne aanzienlijke landhuizen te Hallum, Sritzum,<br />
Huifum en elders gezeten. Twee daar van, DOUWE genaamd,<br />
leefden omtrent dezen tijd, de een zoon van ecr.en EPO, die<br />
overleden is in 't jaar 151Ö, hadt in huwelijk ANNA ALBADA,<br />
naderhand gehuwd met HARING GLINS; de ander, behorende<br />
tot den tak , bijgenaamd OENJJMA , was getrouwd mét JET.<br />
JONGAKA; en-deze is waarfèhijnelijk dezelvde, die, in 'tjaar<br />
3 565, vrijmoedeüjk op de Staatsvergaderingen fprak, door<br />
den Stadhouder AREMBERG tot Gijzelaar gevorderd werdt; en<br />
wien ALVA naar Antwerpen, ter verantwoordinge daagde. Zie<br />
WINSEMIUS, Hift. Frif., pag. 68. 73. 80. m.<br />
EPO DOUMA, mede tot het Verbond der Edelen behorendé,<br />
was de fchoonzoon van GEMME VAN BURMANIA , en bloedver<br />
want van EDO ABEEMA, of AEEINGA, die mede onder de Bond.<br />
genoten voorkomen. Zijn va leswas GOSSE DOUMA en zijne<br />
moeder WICK ABBINGA van Huifum, overleden in 5<br />
t jaar<br />
ï?97- Hij was gehuwd aan SAECIC BURMANIA, dogter van<br />
GEMME, en van JOUCK HAERDA, uit welk hij geen kinderen<br />
verwekt heeft. Zijne vrijheidiiefde deedt hem vrijmoe leiijk<br />
op de Staatsvergaderingen (preken, en zijne gezindheid rondelijk<br />
aan AREMSERO openbaren; doch ALVA vondt 'er reden<br />
in op-hem te bannen. WINSEM. ut fupr. p. 72, 73. 83." 115.<br />
Wanneer de tijd gunfliger wierdt, keerde hij te rug naar zijn<br />
vaderland; bevorderde de Utrechtfe Unie, en overleedt op Hottinga<br />
State, in 'tjaar 1C02. Hij ligt te Huifum begraven, en<br />
op de grafzerk aldaar in de Kerk, pleeg men voor de wapenftorming<br />
van 1795 of 1795 te lezen : In 1602 ftierf de Edele<br />
Ernlveste Jr. EPO VAN DOUMA oud 60 jaar. In 1607, de<br />
Edele Eerbare Juffrouw SAECK VAN BURMANIA zijn wijf. Nog<br />
pleeg, op dezelvde plaatze, tegen den muur, een houten<br />
gedsnkftuk te hangen, waar op gefchilderd ftonden de wapent<br />
van DOUMA, BURMANIA, MARTENA, A3ESMA, GEMEMA, HE.<br />
VIII. DEEL. Y EM»«
$S8 DOUMA.<br />
KKMA, HAERDA en HERWET: waar boven men deze latijnfe<br />
ïegelen las:<br />
Editus in lucem nudusfum, nudus abibo,<br />
Quid f rustra Judo, funera nuda videtis?<br />
In 't midden ftonden de woorden van JOB, Kap. XIX. vs.<br />
15.-27, volgens de oude Nederlandfe overzettinge. Daar on<br />
der vondt men deze regelen:<br />
ïfiec ragt rot «J&oöcg benei ban fijn pelgrimage<br />
Ero VAN DOUMA ontcommen fnel froereltp' bataelgc/<br />
2lté een graen ;at hij bcrgaen en rocöcr oprij;en<br />
«Öoö t aller tijt met jolijt te lobcn en u^cn.<br />
Beneden las men: Anno 1602 op Sint Jans dach, is geftorven<br />
Jonker EPO VAN DOUMA out 60 jaer. Hij wordt zeer geroemd,<br />
wegens zijne hoge geboorte, goedheid, en ijver voor den<br />
Christelijken godsdienst door GELLIUS SNECANUS, in Frif.a<br />
Jfébil", P A<br />
i n d e z e<br />
S' 59" bewoordingen:<br />
Huc EPIUS DOUMA timlis infignis avorum,<br />
Perveteris flirpis lumen honorque fute.<br />
Cujus ineft animo facilis bonitatis imago,<br />
Zelus doSrina nee minor ipfe pia.<br />
DOUMA. (JANKE of JANCKO) 239<br />
zieid, vervielen, daarom, in den haat van ALVA; die fchoon<br />
te vergeefs, hun aanfchreef, dat zij zig, te Antwerpen zou<br />
den komen verantwoorden. FOPPE ftorf ongehuwd, in 't jaar<br />
1592; en IDZARD, getrouwd met HELENA BUN AU, overleedt<br />
in 'tjaar 1577. De eerfte ligt begraven te Leeuwarden; de an<br />
dere te Britzum. — J. W. TE WATER , Hift. van 't Verbond<br />
der Edelen, XL D. bl. 346-350. III. D. bl. 462.<br />
DOUMA (JANKE of JANCKO) , tot bovenftaande Ge<br />
flagt behorende, en zig fchrijvende van Oldéboom, was een<br />
Man van groot beleid, eertijds een zuil der Saxife Vorflen,<br />
daarbij magtig van goed en aanhang; dan hij bemerkende, dat<br />
de handelingen van den Sax verre afweken van de beloften en<br />
den eed bij 't aanvaarden van 't Erf-Gouverneurfchap gedaan,<br />
en zig meestal door de inblazingen van ligtvaardige Raden<br />
en Officieren, dat veelal vreemdelingen waren, liet leiden<br />
en bellieren, verzogt van den Hertog ten jare 1515, voor ee-<br />
nigen tijd verlof om zig buiten 's Lands te begeven, voorge<br />
vende, dat hij om aan zekere christelijke geloften te voldoen,<br />
naar Rome wilde reizen, ten einde den Paus te begroeten en<br />
de heerlijkheid dier ftad te bezigtigen. Hier toe verlof van<br />
den Hertog bekomen hebbende , toog hij terftond op weg,<br />
vcr'zeld van SIKKO GALAMA , wiens vader te Franeker op Siaer*<br />
dema-hüis onthalsd was , en GABHO SCHELTBMA ; zij namen<br />
hunnen weg over Holland, en reisden voorts naar Braband,<br />
alwaar zij verftonden dat KAREL DE I, Hertog van Gelre, gro<br />
te toebereidzelen ten oorloge maakte, ten einde Friesland<br />
aan den Hertog van Saxen te ontweldigen; zij begaven zig hier<br />
op terftond naar den Gelderfcn Graav, en beloofden hem allo<br />
hulp en bijftand, ten einde zijn voornemen, 't welk te dier<br />
tijd volkomen met hunne inzigten ftrookte, te begunftigen.<br />
Dit zelvde jaar ontmoeten wij reeds TANKS DOUMA weder<br />
in Friesland, doch ais een openbaren vijand van de Saxers,<br />
hebbende openlijk de belangens van den Hertog van Gelder<br />
omhelsd. Benevens Juw JOUWSMA, trok hij aan 't hoofd van<br />
400 huislieden, naar 't Barrahuis, tusien Leeuwarden «n Wir*<br />
Y 2. 4m
34a DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />
dum gelegen, alwaar hij om de uitvallen en firoperljen der<br />
Leeuwarders te beletten , zig met zijn bijhebbend legertje<br />
neerfioeg. Dan de Leeuwarders door verfpieders van de toe-<br />
dragt der zaken kennis gekregen hebbende, toefden niet lang,<br />
maar kwamen wel dra met 1500 krijgsknegten hem aanvallen;<br />
zo dat JANKE DOUMA met zijn bijhebbend volk genoodzaakt<br />
wierdt naar Wirdum te wijken, en aldaar zijn toevlugt nam<br />
op Unia-State, na dat wel 50 van zijne huislieden door de<br />
Saxers waren doodgefjagen. Zij verbleven op Unia-State ter<br />
tijd toe, dat de Woudlieden, uit een talrijke bende beftaan-<br />
de, hun kwamen ontzetten, en de Saxife krijgsknegten nood<br />
zaakten , naar Leeuwarden te vlugten. Dan DOUMA wel ziende,<br />
dat hij het op den duur tegens de Saxers niet zou kunnen uit<br />
houden, week ten Lande uit, daar hij niet weder inkwam,<br />
voor dat de Gelderfen meester van Friesland waren. Doch<br />
toen ten jare 1519, de Hertog van Gelder het masker afligtte,<br />
en door zijne Gezanten op den Landdag te Sneek deedt vor<br />
deren , dat men hem zonder eenige bepaling tot Erfheer van<br />
Friesland moest aannemen, en aan hem even als aan den Her-<br />
tog van Saxen was gefchied, penningen moest verfchaffen, ten<br />
einde de fteden en de heerlijkheid der landen behoorlijk mede<br />
te kunnen onderhouden, ontzette zulks zodanig JANKE DOU<br />
MA, Jouw JOUWSMA en SIKKO GALAMA,' als zijnde de voor-<br />
naamfte begunftigers der Gelderfe partij geweest, dat zij in 't<br />
openbaar betuigden, zulks nimmer te zullen gedogen; ja dat<br />
zij liever hun leven wilden verliezen of in handen van hunne<br />
vijanden vervallen, dan eene zaak toeteftemmen, die lijnregt<br />
tegens de privilegiën van den Lande aandruiste, en geen<br />
andere uitkomst voorfpelde, dan op nieuw het juk van fla-<br />
vernije op de fchouders der ingezetenen te drukken. Doch<br />
ziende dat alles te vergeefs was , namen zij met grammen<br />
moede affcheid van den Kanfelier, en keerden naar Groningen<br />
te rug, alwaar zij ter tijd toe toefden, dat zij van daar door<br />
plakaten en mandament van den Gelderfen Overfte, verdreven<br />
wierden. Dit nu was de beloning voor die vaderlandfe Mannen,<br />
welke alles hadden opgeofferd om hunne haarden en altaren<br />
var»
DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />
van hef flaaffe juk der tijrannie te bevrijden, die zo lange<br />
tot bereiking daar van, van de eene ftad tot de andere had<br />
den moeten zwerven, ter tijd toe, dat zij verguisd en vertre<br />
den , tot wanhoop vervoerd, ten laatften de ongebondene en<br />
moordzieke Gelder/en afvielen, en remis benevens kwijtfchel-<br />
ding van Koning KAREL verkregen. Die brieven van vergif,<br />
fe.nis ten voordele van JANKE DOUMA, JUW JUWSMA en JAN<br />
KE OENEMA, wierden op den Landdag te Harlingen openlijk<br />
voorgelezen. Doch met dit verdrag alleen niet te vrede zijn<br />
de , tragtte DOUMA geheel Friesland den Keizer te onderwer<br />
pen ; maar, zijn voornemen door afgunst en bijzonder eigen<br />
belang gedwarsboomd ziende, be floot hij om met JUWSMA in<br />
perfoon naar de Gouvernante MARGAREET tot Brusfel te gaan;<br />
dit gefchiedde, en hij deedt haar een omftandig verhaal van<br />
den toenmaligen ftaat van Friesland, en den voorflag, op welk<br />
eene wijze men voor geheel dit gewest met den Keizer konde<br />
verdragen , inzonderheid aandringende op het behoud der<br />
Friesje vrijheid, en wel hoofdzakelijk in het bedienen der<br />
Geestelijke ambten en het benoemen der Geestelijke perfonen.<br />
GEORG SCHENK, Vrijheer van Toutsnburg, die te voren Drost<br />
van VollenJmve was geweest, en ten jare 1521 door Keizer<br />
KAREL DEN V, in plaatze van WILHELM VAN ROGGENDORFF,<br />
tot Stadhouder van Friesland was aangefteld, wierdt door DOU<br />
MA en de zijnen van malverfatien en grove mishandelingen<br />
befchuldigd: doch deze of onfchuldig zijnde, of ten Hove<br />
meerder vrienden hebbende, wierdt van zijne befchuldiging vrij-<br />
gefproken, en JANKE als zijn voornaamfte aanklager, te Me<br />
chelen gevangen genomen, en naar Vilvoorden vervoerd, al<br />
waar hij na een agtjarige gevangenis in het jaar 1530 is over<br />
leden. Hij was een man van ongemeen veel verftand, daar<br />
bij dapper en vol moed, die goed en bloed voor het be-<br />
fchermen der vrijheid veil hadt, en het deerlijk let waar in<br />
zijn vaderland gedompeld was, hartgrondig betreurde; ook ge-<br />
tragt heeft, het zelve van het juk der flavernij te verlosfen,<br />
doch op het einde zelv' het fiagtoffer van zijne vrijheidlieven-,<br />
de. po-irigsn is geworden.<br />
y ? p
DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />
4<br />
In het flot van genoemde Vilvoorden, toen ter tijd gehouden<br />
voor een moordkuil en allerakelijkften kerker, heeft DOUMA<br />
de Gefchiedenisfen van Friesland, van het eerfte begin af tot aan<br />
zijne dagen, buiten 'hulp van boeken, uit het geen zijn ge-<br />
heugen hem opleverde van 't geen hij te voren gelezen hadt,<br />
bij
DOUMA. (JANKE of JANCKO)<br />
343<br />
tictjuïp Rebben magfi/ baer bm (lette icït bit tot correctie ban be<br />
genen be fnlcheg bet ban icft boen/ nenten^fe toaegen cnbe<br />
toeten. Na deze Prologue, begint DOUMA zijne gefchiedenis, met<br />
een verhaal van de Schepping, waar op hij den val der Enge.<br />
len laat volgen, daar hij onder anderen van zegt: Cnbe een<br />
groet getal ber Engelen hebben LUCIFER abherert/ enbe in fpn<br />
allerboefte mille enbe menongïje confentcrt. MICHASL be 9tr«<br />
changel met be groetfle nart ban be «Engden fint ffanbirilj bles<br />
kien/ brj hoer aSobt/ Jècepper enbe ïfere/ cnbe hebben Lucr.<br />
FER met fnne abherenten cnbe complicen ghejaecht/ getoomcn<br />
enbe ge)loten toth be hoegen ïfetncl toent bn be 3£crbc / bp öcfen<br />
$ boer comen/ controuer|le/ bigcojbie/ partie enbe ffnjbt in<br />
be ifemel/ baer be mober af getoefl i$/ nibiefteit. Na dat<br />
hij dus kortelijk de Bijbelgefchiedenisfen heeft doorgelopen,<br />
en vervolgens de oude zo Griekfe als Romeinfe Hiftorien,<br />
met oogmerk om te betogen, dat twist en tweefpalt altoos de<br />
menfen heeft bezield , en de oirfprong der rampen is ge<br />
weest-, die ten ondergang van veele Rijken en Maatfchappijen<br />
heeft verftrekt; handelt hij breedvoeriger, over de beroerten<br />
die van den beginne af ons Land hebben geteisterd: eindelijk<br />
tot het waare doel van zijn werk overgaande, befchrijft hij<br />
wat 'er in zijnen leeftijd in Friesland, en bekorter, wat 'er in<br />
de naburige Provintien is voorgevallen. Hij befluit zijn werk;<br />
met deze betuiging: J>p i(l paetoaec/ bat alle Jfethoaer? ban<br />
namen/ baec men atj henniffe megften hebben / boer fch.'iftftert<br />
of ten anberg/ bc hebben aftijbt hoer letocnt rentifecrt bat fe niet<br />
to fchclbcn ninghen toefen / enbe boer bat fe to boel erber enbe<br />
frocm toeren / hebben fe tot menonge tnbcn grote feaben moten<br />
lijben / ban toel.3 generacte oftcn ftanmic bat icït oech ghcfpjos<br />
ten ben/ enbe neme baer be aimoghenbe «Bobt in tfjo tughe/<br />
cf een JIBenfche moght fïerben ftonbeit bufettt boeben / bat fofc<br />
ten telt boel cnbe bngelncïs leber toilicn boen / ban bat icït be<br />
eei'ilc toefen folbe ebttocg gebacn to hebben/ bat icït niet folben<br />
nmgftcn boer alle be JBerelt uefcant toefen / enbe folbe alfo alle<br />
jfetconere" een fchanbe toefen/ enbe tocre boef beter bngeboemi/<br />
ban bat bij mij söcöaen tocre/ batbnmnne abuerfanten toasS<br />
g&eöacn,<br />
.V 4 Fir
i4* DOUVEN. (JOHAN FRANS)<br />
Vir videas quid tu jubeas dum magnus habetij,<br />
Refpicias quem defpicias dum Iedere queris,<br />
Et caveas ne forte ruas dum ft are videris,<br />
Dal varias fortuna vias, non ergo mireris.<br />
— SUFFRID. PETRUS , de Script. Friftce, Dec. IX. cap. VIII.<br />
p. 120. HOYNCK VAN PAPENDRECIIT, Not. advitamViGi.li AB<br />
AYTTA, p. 61. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 552. MATTH., Sylloge<br />
Epijl p. 253. 259. P. WINSEMIUS, Chronique van Friesland, bl.<br />
6 o 8<br />
454. SCHOTAN. , Friefche Hift. bl. 561. 5
DRAKENBORCH. " 345<br />
waardig Konftenaar, wiens penfeelvoortbrengzels onder de<br />
liefhebbers in hoge waarde wordt gehouden. A. HOU<br />
BRAKEN, Schouwburg III. D. bl. 348. J. C. WEYERMAN Leven<br />
der Schilders, III. D. bi. 182. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwb.<br />
II. D. bl. 136. ftllgem. Sunflfct Sciïcon. 1779. f. 208.<br />
DOUZA (JANUS), zie DOES (JOHAN VAN DER).<br />
DRAKENBORCH, is de naam van een edel en aanzienlijk<br />
Geflagt in bet Stigt en de ftad Utrecht; waarfchijnlijk zijnen<br />
naam ontlenende , deels van de Ridder Hofftede Drakenburch,<br />
gelegen in de parochie van Baam, welke vermeld wordt in<br />
een' brief van Bisfchop FREDERIK VAN BLANKENHEIM, van den<br />
1 april 1480, ja zelvs reeds in den jare 1340 als Riddermatig<br />
bekend was. Zij ligt een vierde van een uur bezuiden de Kerk<br />
van Eemnes binnendijks, en wordt ook wel Drakenflein genoemd :<br />
deels, van eene Hofftede, of huis Drakenburg in de ftad Ut<br />
recht op de Oude Gragt, vermeld in eenen Brief van den jare<br />
I3ÖS-<br />
Uit dit Geflagt zijn ons voorgekomen. 1. KORNEI.TS VAN<br />
DRAKENBORCH, Raad te Utrecht, in 1450, 1459 en 1461. —.<br />
2. EERST of ERNST VAN DRAKENBORCH; Schepen te Utrecht,<br />
van 1450 tot 1475. ——• 3. FREDERIK VAN DRAKENBORCH,<br />
de eerfte; Schepen te Utrecht, in 1346; Schout in 1350. ——<br />
4. FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de tweede, Schout en Sche<br />
pen te Utrecht van 1383 tot 1431; Maarfchalk van Kernland,<br />
in 1390. 5- FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de jonge,<br />
of de derde; Schepen te Utrecht, van 1415 tot 1439. —<br />
6. FREDERIK VAN DRAKENBORCH, de vierde; Schepen en Raad<br />
te Utrecht, van 1441 tot 1474. 7. JAN VAN DRAKEN<br />
BORCH, de tweede; Kanunnik ten Dom te Utrech .1478. •<br />
9. WERNER VAN DRAKENBORCH, Schout en Schepen te Ut<br />
recht in 1364 tot 1377. —— Dit een en ander wordt bewe<br />
zen door ANTH. MATTHflius, de Fundationib. Ecclef. Dedic. p.<br />
5. Analect. Tom. I. p. 498. ed. in 4to., of Tom II. p. r39.<br />
ed. in Svo. en Tom. V. p. 375. ed. in 4to. of Tom. IX. p.<br />
322. edit. in 8vo. Dedic. Anon de Reb. Traject, p. 7.; de No-<br />
lilitat. p. 890.; de Jure Gladii, p. 291. K. BURMAN, Utr.<br />
Y 5 Jaurb,
34S DRAKENBORCH. (ARNOLD VAN) *<br />
Jaarh. I, II, en lilde Deel op veele plaatzen. RACER T<br />
Overijsf. Gtdenkft. I. D. Bewijsfi. bl. 280. C7t/-. Plakaatb. L D.<br />
bl. 280, II. D. bl. io5o, en III. D. bl. no, in. 120.<br />
123. 125. 153 156, 157. 214. 245. Tegensw. flaat der Fer*<br />
ten. Nederlanden, XII. D. bl. 271.<br />
DRAKENBORCH (ARNOLD VAN), zeer waarfchijnlijli<br />
uit bovenftaande Geflagt gefproten, is geweest Hoogleraar in<br />
de gefchiedenis en welfprekendheid te Utrecht, in welke' Rad<br />
hij geboren wierdt den 1 janüarij 1684. Zijne ouders waren<br />
EVERT DRAKENBORCH, Advokaat en Secretaris van het Dom-<br />
Kapittel en SUSANNA DE BANE, die elf kinderen bij eikande<br />
ren hebben geteeld. ARNOLDS voornaamfte Leermee.-ters<br />
waren, de beroemde JOH, GEORG GRJÏVIUS en PIETER BURMAN.<br />
Ouder voorzitting des laatften verdedigde hij, den 4 junij<br />
1704, eene geleerde Verhandeling, door hem zei ven opge»<br />
field: de Pnefecto Urbis, naderhand herdrukt te Frankfort aan<br />
den Oder, 1752. 8vo.; en in den Thefaurus Disfert. Jurid. van<br />
OELRICHS , Vol. II. T. II. Hij leide zig, vervolgens, op de<br />
regtsgeleerhcid uit onder VAN ECK te Utrecht; en te Leijden, on<br />
der Gr-RH. NOODT, daar hij tevens JAC. PERIZONIUS en JAC.<br />
GRONOVIUS hoorde. Hij werdt Doktor in de Regten in 't jaar<br />
1707, met eene Verhandeling de Officie Prcefectorum Frcetorio,<br />
ook herdrukt in OELRICHS, Thefaurus DisfertaU Vol. II. T. II.<br />
Hierna, hielp hij, met den Advokaat, naderhand Griffier des<br />
Hofs van Utrecht, JOAN VAN nu WATER, den Hoogleraar<br />
PIETER BURMAN, in het vervaardigen van de uitgaaf van PE-<br />
TRONIUS, gelijk de Uitgever erkent in de Voorrede, p. 22.<br />
en, in gezelfchap van den zelvden Hoogleraar, deedt hij ee<br />
ne reis naar Frankrijk, en, als deze naar Leijden verroepen<br />
wierdt, volgde onze DRAKENBORCH hem óp, te gelijk met den<br />
Hoogleraar DUKER , in het jaar 1716, doende zijn intree-Rede;<br />
de Utilitate et Fruiïu, qui ex humanioribus disr'Minis in omne ge<br />
nus Hominu-n et Doctrinarum redundent. Als aftredend ReÜor<br />
Magnificus, heeft hij, in 1722, eene Redevoering gehouden,<br />
over de vraag: Unde fiat utfiuiia humaniora iantop.re hodiene-<br />
g&
DRAKENBORCH. (ARNOLD VAN) 347<br />
gïigantur ? en, hij heeft in 1736, het eerfte eeuwfeest der Ut<br />
rechtfe Akademie gevierd, in de' Domkerk, met eene Oratio Pa-<br />
negytiia in natalem facularem Academie Traje&im, Twee voortref<br />
felijke Godgeleerden heeft hij in Lijkredenen geprezen, name<br />
lijk FRANCISCUS EURMAN , den zoon, in 1719, en HIERONYMUS<br />
SIMONS VAN ALFIIEN, in 1743. Ook heeft hij in 1747 , den<br />
Stadhouder WILLEM KAREL HENDRIK FEISO , met eene plegti<br />
ge Redevoering, te Utrecht begroet.<br />
Van onzes DRAKENBORCHS kundigheid, geleerdheid,<br />
naarftigheid, nauwkeurigheid, zullen de fchone Uitgaven van<br />
Sinus ITALICUS, in 1717 in 4»., en van Livius, in VII<br />
Deelen in 4to., van het jaar 1738 tot 1746, fteeds blijvende<br />
waarborgen zijn. Van zijne Griekfe kennis, getuigen zij-<br />
re korte aanmerkingen, na zijnen dood, bij den druk van<br />
THOMAS MAGISTER in 1757 in 8vo. uitgegeven, gevoegd; van<br />
zijne kunde in de Vaderlandfe Gefchieeienis, ftrekt ten bewij<br />
ze, een klein, doch bondig Boekje, getijteld: Breves Pofiiio-<br />
nes, quibus Hifloria Foederati Belgii illustralur, gedrukt te Ut<br />
recht I737i in 8vo. zonder naam des Opftellers. Bijzonder<br />
hadt hij zig toegelegd op de Geflagtrekening der edele Stigtfe<br />
Familien, waar van KASPAR BURMAN getuigenis draagt, DE<br />
HADRIANO VI. p. 3. en elders; en, op de Gefchiedenis van<br />
Utrecht, waar van niet alleen zijne Origines Trajectinoe of o-<br />
penlijke Voorlezing over den oirfprong der Stad Utrecht, die<br />
wel waardig was, gedrukt te worden, maar ook de Lijst der<br />
Proosten en Belenen van de vijf Kapittelen, te Utrecht, door hem<br />
opgemaakt, overvloedig bewijs opleveren. Deze Lijst is eerst<br />
in 1729, uitgegeven in het I. Deel van het Utrechts Plakaat-<br />
Boek, bl. 239-261., maar naderhand, zeer vermeerderd,<br />
in het jaar 1744, geplaatst in het Aanhangzel op de Kerkelijke<br />
Oudheden van Nederland; en is daarbij gevoegd een geleerde<br />
Latijnfe Brief aan den Aartsbisfchop van Mechelen, C. P.<br />
HOYNCK VAN PAPENDRECIIT.<br />
Onze Hoogleraar is getrouwd geweest met KATHARINA VAN<br />
BE WALL, en heeft, bij dezelve, eenen zoon en drie dogte<br />
ren geteeld, doch welke allen jong geftorven zijn. Hij zelv<br />
overs
5 43 DRE3BEL. (KORNELIS JAKOBSZOON)<br />
overleed den 16 janüarij 1748, en werdt naar verdienst, ge<br />
prezen , in eene plegtige Lijkrede, door zijnen vriend en wel-<br />
fprekenden Ambtgenoot, JOHANNES OOSTERDYK SCHACHT,<br />
Hoogleraar - in de Geneeskunde. • Jo. OOSTERDYK<br />
SCHACHT, Oratio Funebr. &c. Biblioh. Bremenfis, Ciasf. HL<br />
Fase. I. p. 165. fq. C. SAXÏ, Onom. liter. Pars VI. p. 73.<br />
'en in Aitis Liter. Societ. Rheno-Traject. T. IL p. 227. Nouv.<br />
Dict. Hifiorique, T. IL p. J+T. VAN DE WATER, Foorrede van<br />
het Utrechts Blakaatboek I. D. bl. 29. III. D. bl. 493. Te-<br />
gensw. fiaat der Fereen. Nederlanden, XI. D. bl. 312. g£ca<br />
&A. (gurepa/ V. 2tf. f. 65-73- SCHMERSAHL, guBcrksf.<br />
ïtdjt vott junadvctflcju. (gelat. II. 23anb/ f. 507. JÖCHER, ®t«<br />
ietftcu ïcriccn/ li. 2$. f. 210.<br />
DRAKENBURG (N.), Konstfchilder, vindt ik niet an<br />
ders van gemeld, dan dat 'er op de verkoping van MR. JA<br />
KOB VAN DER DOSSEN, Bailjuw en Dijkgraav van Amftelland<br />
c den T* april 1752 te Amfteldam, een ftuk door hem ge<br />
fchilderd is verkogt voor 22 guldens. Het verbeeldde een<br />
Boere Kraam-maaliijd. GER. HOST, Naam), van Schil.<br />
derijen, IL' D. bi. 313.<br />
DREBBEL (KORNELIS JAKOBSZOON), wierdt gebo<br />
ren te Alkmaar in Noordholland, in 1572. Hij behooide tot<br />
een deftige Familie, en hadt een broeder die wegens Holland<br />
lid van de vergadering der algemene Staten in 's Hage was.<br />
Gedurende zijne kindfe jaren huisvestte hij eenigen tijd bij den<br />
beroemden HUBERT GOLTZIUS die in 1583 florf, en waar van<br />
hij zedert de zuster ten huwelijk nam. Nog jong zijnde lei<br />
hij zig met ijver toe op de Wijsbegeerte en Mathefis, en<br />
maakte fnelle voortgangen in de kundigheid van die weten<br />
fehappen. Omtrent het jaar 1604 toog hij met zijn vrouw<br />
naar Engeland, en wierdt 'er ongemeen vriendelijk ontvan-<br />
gen door Koning JAKOB DEN L, die hem zelvs met gefchen-<br />
ken vet eerde. Eenigen tijd daarna beriep hem Keizer "Ru-<br />
BOLF aan zijn Hof te Praag, en gaf hem een aanzienlijke jaar-<br />
v edde. FERDINAKD DE II, ten jare 1619 aan het rijksbew.nd<br />
ge :
DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 349<br />
geraakt zijnde, verkoos hem tot Leermeester bij zijn Vorfte-<br />
lijkcn zoon, en DKEBBEL nam deze aan hem opgelegde taait<br />
tot zo veel genoegen van den Keizer waar, dat die hem uit<br />
erkentenis, den tijtel van zijn Raad gaf: maar deze voorfpoed<br />
van DBEBBEL. duurde flegts een zeer korten tijd; want Praag<br />
in dit zelvde jaar door FREDERIK DEN V, Keurvorst van den<br />
' Paltz veroverd zijnde, wierden verfcheiden' Raden van den<br />
Keizer gegrepen en ter dood gebragt. DREBBEL die benevens<br />
de anderen was gevangen -gezet, geraakte 'er heels huids af,<br />
egter met verlies van alle zijne goederen, doch wierdt op<br />
verzoek zo van hun Hoog Mog. ais van Koning JAKOB, op vrije<br />
voeten gefield, en aan den laatstgenoemden toegezonden.<br />
Deze Vorst ontving den Wijsgeer zeer minzaam, en gaf hem<br />
nieuwe blijken van zijne gunst en toegenegenheid, die hem<br />
ook van zijnen kant een glazen Spheer of Kloet fchonk, waarin<br />
men verzekerd vindt, dat hij door middel der vier Hoofdttof-<br />
fen, de altoosdurende Beweging, die zedeit dat ARCHIMEDÏS<br />
zo koen te Sijracuft door een Krijgsman wierdt vermoord,<br />
onbekend was gebleven, voortbragt. Gedurende het tijdvak;<br />
van 21 uren kost men 'er in befchouwen, al wat 'er in een<br />
gants jaar op de aarde gebeurt, en 'er op alle de jaren, alle<br />
de dagen,'en op alle ftonden, den loop der Zon, dien dei-<br />
Maan, dien der Sterren en Planeten, in waarnemen; door<br />
het zelvde middel kost men ook een begrip vormen , wat kou<br />
de is; waar uit de oirzaak van de eerfte beweging ontitaat, hoe<br />
danig die den Hemel, Sterren, de Maan, de Zee en de Aar<br />
de doet bewegen; welke de oirzaak is van Ebbe en Vloed;<br />
die des Dondeis, van het Weerlicht, van den Regen en van de<br />
Winden, en hojdarig alle de dingen groeiien en vermenig<br />
vuldigen. Behalven deze Globe, vervaardigde hij, zegt men,<br />
een Schip, 't welk verfcheidene jaren aan den o:ver van de<br />
Teems is te zien geweest, in *t welk men on Ier water kon<br />
roeijen, van IVestmur.fter af tot aan Greenwich toe, 't welk bij<br />
na drie uren van malkanderen ligt, ja zelvs op een vrij ver<br />
deren afftand, en men kost 'er in zien en lezen zonder bs«<br />
hulp van lamp noch kaarslicht. Ook wist DREBBEL door ba.<br />
hulp
3J0 DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON)<br />
hulp van zekere werktuigen, de Regen, den Donder en ds<br />
Blixemftralen, even natuurlijk te vertonen, als of die de<br />
uitwerkzelen van den Dampkring geweest waren. Door an<br />
dere werktuigen, bootfte hij de koude van den winter na; en<br />
men verzekert, dat hij op verzoek van den Koning de proef<br />
daar van heeft genomen in de grote zaal van Westmunjler,<br />
waarin die Konstkoude zo bovenmatig fnerpende was, dat<br />
men die niet konde verduren. Hij droogde op een fpoedige<br />
wijze waterpoelen en putten uit; hij bragt midden in den win-<br />
ter uit eijeren, Eendekuikens en die van Hoenders te voor-<br />
fchijn, zonder die te hebben laten broeden; hij vertoonde a!-<br />
lerleij verbeeldingen van Schilderftukken, zonder dat'er iets<br />
wezenlijks voor handen was. Door middel van een glas zij<br />
ner uitvinding, trok hij het licht van een kaars aan 't einde<br />
van een vertrek geplaatst, tot aan te tegenoverzijde, dat zulks<br />
eene flikkering voortbragt, dat men 'er met gemak bij koste<br />
lezen. Hij verftond de konst om een fpiegel te maken, die ge<br />
heel vlak was, en zevenvoudig het onderwerp te rug kaatfte ,<br />
dat men'er voor hield. Behalven dit alles, vervaardigde hij<br />
allerleije mufikale Inftrumenten, die aanhoudend fpeelden.<br />
In een woord, al wat met mogelijkheid vervaardigd kau wor<br />
den, om gedurende een bepaalden tijd werkzaam te blijven,<br />
het zij door een dalend gewigt, fpringveeren, lopend water<br />
of vuur, was hij van denkbeeld dat door de kennis van het<br />
primum Mobile of eerfte bewegings-oirzaak, tot altoosdurend-<br />
heid konde gebragt worden; in zijn boekje over de Elementen,<br />
meermalen gedrukt, geeft hij hier van een omftandig berigt.<br />
Het ftaande water deedt hij tot de hoogte van 100 en meer<br />
voeten klimmen. Behalven nog veele andere zeldzaamheden,<br />
flcep hij Brillen, waar door men bij nagt konde zien. Men<br />
febrijft ook aan DREBBEL de uitvinding der Verrekijkers toe,<br />
als mede bet geheim om Scharlakenrood te verwen.<br />
Deze beroemde Wijsgeer ftorf te Londen in het jaar 1634,<br />
na den ouderdom van 62 jaren bereikt te hebben. Hij heeft<br />
twee Verhandelingen gefchreven, die eerst in het nederduits<br />
wierden uitgegeven, en naderhand in het latijn gedrukt zijn<br />
«nder den tijtel van: Trac
DREBBEL. (KORNELIS JAKOBSZOON) 3SI<br />
TraUatus duo. I. de natura Elementorum; quomtrdo venti, plu-<br />
vla , fulgura, tonitrua ex iis produccntur, & quibus ferviant<br />
ufibus. ff. De Qtdntesfentia, ejus viribus, ufu, &? quomodo ei<br />
ex mineralibiis, metallis, vegetabilibus, £ƒ ahimalibus extrahenda.<br />
Editi cura JOACHÏMI MORSII. Accedit ejusdem DREEELII Epis.<br />
tola ad Japientisfimum Britanniet Monarcham JACOBUM, de perpetni<br />
Mobilis invenüme. PETRUS LAUREMBERGIUS d Btlgict» idiomate<br />
in Latinum v'ertit. Hamb. 1621. i%mo. Naderhand meermalen<br />
herdrukt, en mede in het frans, hoogduits en italiaans ver<br />
taald.<br />
Men vindt nog aan het flot van een werkje, bevattende<br />
twee Brieven door Paus CLEMENS gefchreven, en te Londen<br />
ten jare 1687 ' m<br />
8vo. gedrukt, het fragment eenes Briefs van<br />
DREBBEL aan YSBRAND VAN RIETWYCIC. SWEERTII,<br />
Athen. Belg. p. 114. MERKLINI, Linden renov p. 226. J. F.<br />
WEIDLERI, Hiftor. Afirmemioe, Cap. XV. SecL 16. J. F.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 199. COLOMES, Opufc. p. 5*3- Nouv. ,<br />
Dia. Hifi. Tom. II. p. 541. PAQUOT, Mem. litter. Tom. III.<br />
p. 387. BAUDART, Memorien, II. D. fol. 146. E. v. ME<br />
TEREN, Nedcrl. Hifi. XXIX. Boek. BOOMKAMP en EIKELEN-<br />
EERG, Bifihiji. van Alkmaar, bl. 190. Aanfcek. op WAGEN,<br />
Vad. Hifi. X. D. bl. 37. FABRIC., Bibl. Gr. Vol. KI. p. 4Ó5.<br />
JOCHER, a%m. jgffefïf« i&em n- 2$i f-<br />
2 I Z<br />
-<br />
R"E GTS.
R E G I S T E R<br />
VAN DE<br />
P E R S O N E N<br />
WAAR VAN IN DIT DEEL<br />
GEHANDELD WORDT.<br />
Bladz. Bladz.<br />
Coster (Hendrik), Apoftoli- Coulfler (van den), is de<br />
Jclie Protonctaris. . . i. naam van een aanzienlijk<br />
Coster (Laurens), zie Kos- Geflagt in Holland. . .17.<br />
t e r<br />
- ,<br />
Coster (Pieter), Konstfchil-<br />
Coulture (Gillis de la),<br />
Rooms Schrijver van de<br />
der. . . . .2. XVII eeuw. . .23.<br />
Coster (Samuëi), Medicij- Couper (Johan), KonstfchiU<br />
ne Doktor en Rederijker. 3. ^er> t . ^ 2^<br />
Coster (Wynold), Karthui- Couplet (Filip), Jefuite<br />
fer Monnik. . . 5. Zendeling naar China. . 24.<br />
Costerus (Bernard), Burg»mester<br />
te WoerdZ. . . 6.<br />
r>~„.. n 1 i_ , ^<br />
Co<br />
Q^ ^W.aanzienlijk<br />
Burgert te Leijden. 25.<br />
Costerus (Frans), geleerd C o w, ( p i £ t e r ^ ^<br />
J ejW<br />
' 3<br />
' ver va)j verfcheidene Staat-<br />
Costerus (Jan), Prior van kundige Verhandelingen. 2(5.<br />
St. Maartendal te Leuren. 14.<br />
r- . n . \ r> Courteville (Toost 1<br />
) , aan-<br />
Conterus (Johannes), Pas- ~:^ii;u JSV.V V "<br />
. ri j J zienlijk Edelman uit Flaantoor<br />
te Oudenaarde. . .15.<br />
Costerus (Rumold), Mm-<br />
•1 • 7 - ir/<br />
TO* m het Miv.onlen Kloos-<br />
, . .<br />
ter te Antwerpen. . . 1 i-V • J rïr ,<br />
die), Predikant m deWal-<br />
r n' . . r ,<br />
Je Gemeente te Leeuwarden. 32.<br />
van de Hoofdkerk te Door- Coufvoifier (Jan Jakob) ,<br />
nik. . . . 15. Hofprediker aan het Hof<br />
Co:eieau (Maximiliaan), '<br />
v m Brus<br />
I^ 35-<br />
Lid der Verbonden Edelen. 16. Coutereels (Johannes) ,<br />
Coudemberg (Pieter), Schoolmeester te Middeltheker<br />
te Antwerpen. . 16. burg. . . .36.<br />
Couhoven, Een der Verbon- Couviilon (Jan), Biegtvaden<br />
Edelen. . . 17. der 36%<br />
Cou-
R E G I S T E R .<br />
Bladz.<br />
Couvreur (Andries), Hoog.<br />
kraar en Rooms Prediker. 37.<br />
Couvreur (Martinus), Jefuit.<br />
. . . 37-<br />
Couwerden (Dirk van),<br />
Hoogleraar in de Godgeleerdlieid<br />
te Douai. . . 37,<br />
Couwerden (Norbert), Abt<br />
van St. Mkhiel te Antwerpen.<br />
. . . 3 8 .<br />
Covyn (Israël), Konstfchilder.<br />
. . . 38.<br />
Coxie (Anthony), Konstfchilder.<br />
. . ,<br />
Coxie (Hieronimus), Konstfchilder<br />
en Piaatfnijder. 39,<br />
Coxie, zie Coixie.<br />
Coye (Paulus), Provintiaal<br />
in de Nederlanden. 40,<br />
Crabbe (Frans), Konstfchil.<br />
der. . . . 41,<br />
Crabbe (Pieter), Gardiaan<br />
van het Franciskanen Klooster<br />
te Mechelen. . . 4T.<br />
Crabbeels (Clemens), Bisfchop<br />
van 's Hettogenbosch. 42.<br />
Crabeth (Adriaan Pietersz.)<br />
Konstfchilder. . . 42.<br />
Crabeth (Dirk en Wouter),<br />
Konftige Glasfchilders. 43.<br />
Crabeth (Wouter), Konstfchilder.<br />
. . 43,<br />
Cracht (Fratis * van Limborch<br />
van der), Kapitein<br />
ter Zee. . . 49.<br />
Craesbeek (Johannes van),<br />
Prior der Abtdije van St.<br />
Bernard te Aarfchot. 49.<br />
Craesbcke (Jofef van),<br />
Konstfchilder. . . 49.<br />
VIII. DEEL. "<br />
353<br />
Bladz.<br />
Craever (Gasperde), Konstfchilder.<br />
• . . j Q ><br />
Craeyeftein (Gerrit Gerritsz.<br />
van), Bailjuw van<br />
Oudewater. ." . ~ 0t<br />
Craeywinkel (Jan Ludolf<br />
van), Rooms Pastoor te<br />
Oelighen. . , j 2 .<br />
Cramer (A. F.), Lt. Kolknel.<br />
• • • 53.<br />
Cramer (Jan Frederik), Refident<br />
van het Berlijner<br />
Hof te Amfteldam. 53;<br />
Cramer (Niklaas), Konstfchilder.<br />
. i<br />
Crane (Johan de), Predikant<br />
te Oostkapelle op 't<br />
Eiland Walcheren . .55.<br />
Craneveldt (Frans), Raadsheer<br />
in den Hogen Raad<br />
te Mechelen. . .55.<br />
Cranius (Fauftin),, Kapucijner<br />
Monnik. . . 55,<br />
Cranius (Gummarus), Pas.<br />
toor te Zulfieke en zoetvloeijend<br />
Digter. . 57.<br />
Cratepolius (Pieter), Godgeleerde<br />
en Gefchiedkundige. 57.<br />
Cathorne (Willem), Geestelijke<br />
Zendeling. . 57;<br />
Cremer (Bernard Sebastiaan),<br />
Profesfor in de Godgeleerdheid<br />
te Harderwijk. 58.<br />
Cremers (Matthys), Kanunnik<br />
van St. Andries-Kerk<br />
te Keulen. . . jp.<br />
Genius (Thomas), Rektor<br />
in Hongarijen. . 59,<br />
Crepu (N.), Konstfchilder. 60.<br />
Creten (Karei), Konstfchilff'<br />
i . . . . . «2.<br />
2 Creut-
554 R E G I S T E R .<br />
Bladz.<br />
CreuttMéh (L. S. de), Ge-<br />
H'jraal van de Artülerije. 62.<br />
Cl'iep (Wi"em), Kancellier<br />
van den Hove van Gelderland,<br />
, . . 64.<br />
Cnep (Willem), Zoo?! van<br />
een voergaanden, een geleerd<br />
Man. . . 65.<br />
Crockaert (Pieter) , Rooms<br />
Prediker te Rij fel. 65.<br />
Crocquet (Andries), Prior<br />
ven het Maranken Kkostcr<br />
van St, IViinoxhtrgen. 66,<br />
Crocus (Kornelis), Priester<br />
' en Rektor van de Latijnfe<br />
Scholen te Amfteldam. 66,<br />
Croefa (Gerard), Predikant<br />
te Aiblas. . . 68.<br />
£roe!s (Cyprianus), Kapu<br />
cjner Provintiaal van de<br />
Fhamfe en Walfe Gewesten.<br />
. . . 72.<br />
Croefer (Hendrik Jakob),<br />
Hoogleraar in de Genees- ,<br />
Ontleed- en Kruidkunde te<br />
Groningen. . . 73-<br />
Croefer (Herman), Burgemeester<br />
te Kampen. . 75.<br />
Croefer (Heiman), Raad<br />
van Willem, Hertog van<br />
Gelder, Kleve en Ga f*. 77.<br />
Cioefink . aar.zienlijk Geflagt<br />
in Holland. . . 79.<br />
Croisfa' t (Jan), Lezer in<br />
de Godgeleerdheid . 81.<br />
Croix r<br />
Adriaan de l;i) . Monnik<br />
in httjakohijntv. Klooster<br />
te A7-><br />
Cronenburg (Jakob van),<br />
een vroom en deugdzaam<br />
Man. . . . 89J<br />
Croneiiburg (Jakob van<br />
Adelen van), Volmagt ten<br />
Landsdage in Friesland. 90»<br />
Cronenburg (Matrhias v.),<br />
Monnik van der Rekolletten<br />
Orden te Ruurmcnde. 91»<br />
Cronendaal (Partus van),<br />
Raad der Domeinen en Finantien<br />
te Brusfel. ga.<br />
Cronftrom (Izaak Baron<br />
van) , Generaal in dienst<br />
der Vereenigdc Nederlanden.<br />
. . . 93-<br />
Croock (jan de), Prior van<br />
het Klooster te St. Wijnoxlergeu.<br />
. . 05.<br />
Crooa
Bladz.<br />
Daams (Pieter), Karthuizer<br />
Monnik te Lier. 175.<br />
Daatfelaar (Abraham) ,<br />
' Koopman te Corinchen. 176.<br />
Pains (J.), Chirurgjn Major<br />
onder het II. Bataljon<br />
Oranje-Gelderland. 177.<br />
pachs (Niklaas), Predikant<br />
te Vlisfingen. 178.<br />
Dacquet (Pieter), beroemd<br />
Geneesheer. . .180.<br />
Daele (Jan van), Rektor<br />
van de Kerk te Hamel. 180.<br />
Daele (Johan van), Konstfchilder.<br />
. . 180.<br />
Daelen (Kornelis v.), Konftig<br />
Plaatfwjder. . 180.<br />
Daelen en Daelens, zie<br />
Dalen enz.<br />
Daelhem (Melcbior van),<br />
Prior van het Auguftijnsn<br />
Klooster te Hasfelt. 1S1.<br />
Daens (Jan), Koopman te<br />
Antwerpen. . . 183.<br />
Dain (Olivier le), Baardfch:erder<br />
van Lbdewyk<br />
den XI. . . 183.<br />
Daineffe, Monnik van der<br />
'Augustijnen Orden. 184.<br />
Dalava (Francisko), Spaans<br />
Gezant. . . 1S5.<br />
Dale (Anthony), Geleerd<br />
Oudheidkundige. 1S7.<br />
Dale (Niklaas van), Hoogleraar<br />
in de Regten ts Leijden.<br />
. . . 194.<br />
Dalem (Leonard van),<br />
Prior van het Dominikanen<br />
Klooster te Zwolle» 196.<br />
& E G I S T Z & $5/<br />
Bladz.<br />
Dalen (Dirk van), Mm<br />
tuk van des Kruisdragers<br />
Orden. . . 190".<br />
Dalen (Kornelis v.), Konstfchilder.<br />
. . ipó".<br />
Dalens (Dirk), Konstfchilder.<br />
. . . 107.<br />
Dalens (Dirk) de zoon,<br />
Konstfchilder. . 197.<br />
Dam (Anthony v.), Konstfchilder.<br />
. . 198.<br />
Dam (Daniël van), Hoogleraar<br />
in de Philofphie en<br />
' Onder Regent van het Staten<br />
Kollegie te Leijden. 198.'<br />
Dam (Jan van den), Vernuftig<br />
Wiskonftenaar. 199.'<br />
Dam (Niklaas van) , Hoogleraar<br />
in de Letterkunde te<br />
Leijden. . . 200.<br />
Dambarinns (Johannes) ,<br />
Predikant te Kapelle. 201.<br />
Dames (Luka's), Konstfchilder.<br />
. . . 201.<br />
Damhouder (Joost), Penjionaris<br />
van Brugge. 2or.<br />
Damisfen (Lukas), Konstfchilder.<br />
. . 204»<br />
Damius (Matthias), Medicijne<br />
Doktor te Haarlem. 204^<br />
Damman , aanzienlijk Cejlagt.<br />
. . 205.<br />
D unman (Adriaan), Hoogleraar<br />
in de Talen en (Velfpreekendheid<br />
te Gent. 205.'<br />
Damman (Gunther Aldegonde),<br />
Predikant te Serocskerkm,<br />
. 208.<br />
Z 3 Dam.
35S R E G I S T E R .<br />
Bladz.<br />
Damman (Johannes), Predikant<br />
te Kapel en Vrijhoven*<br />
. . . 208.<br />
Danckerts (Kornelis),P/aatfnijder.<br />
. . 214.<br />
Danckers (Pieter), Konstfchilder.<br />
. . 214.<br />
Danks (Frans), Konstfchilder.<br />
. . . 215.<br />
Danfer (Simon de), Zeerover.<br />
. . . 2r5.<br />
Dapper (Oifert); Medicijne<br />
Dokter te Amfteldam. 215.<br />
Dasfa (Jakob en Johan),<br />
Leden der Verbonden Edelen.<br />
. . . 216.<br />
Datheen (Pieter), Predikant<br />
te Frankendaal. 216.<br />
David Joris, Konftig Glasfchilder.<br />
. . 221.<br />
D-cker (Jeremias de), beroemd<br />
Dichter. . 224.<br />
Bladz,<br />
Dekker (Karei de), Deken<br />
der Kannnnikken van onze<br />
L. V. te Aken. 226*<br />
Damman (Kornelis), Predi Dedel, aanzienlijk Geflagt. 226.<br />
kant te Oostvoorn. 109. Deelen (Dirk), Konstfchil<br />
Damman (Sebastiaan), Preder. . . • 2264<br />
dikant te Zutphen. 210. Delft (-fëgidius v.), Hoog<br />
Dammius, zie Dam (Nileraar in de Godgeleerdklaas<br />
van).<br />
heid. . . 227i<br />
Dammis, Monnik van der Delft (Jakob Willemszen<br />
Cistercienfer Orden. 210. van), Pourtraitfchilder. 227*<br />
Danams ( Lambertus) , Delft (Pieter van), Konst<br />
Hoogleraar in de Godgefchilder. . . 228,<br />
leerdheid te Leijden. 21 r. Delmont(Deodatus), Konst<br />
Danckerts (Bartel), Burgefchilder. . - 2283<br />
meester te Goes. 212. Deloify (Pieter), Piaatfnij<br />
Danckerts (Hendïik),Konstder. . . . 229.<br />
fchilder. . . 213. Delrio (Marten Anthony),<br />
Danckerts (Jan), Notaris te<br />
Amfteldam. . .213.<br />
Vice Kancelier en Prokureur<br />
Generaal van Braband,<br />
naderhand Jefuit. 229*<br />
Delvaux (Louwrens), beroemd<br />
Beeldhouwer. 231.<br />
Demaker (Abel), Konstfchilder.<br />
. . 232.<br />
Denner (Balthafar), Konstfchilder.<br />
. . 232.<br />
Dennetier (Niklaas), een<br />
der Verbonden Edelen. 23S.<br />
Dent (Maximiliaan), Jefuit.<br />
. . . 239.<br />
Denys (Andries), Jefuit. 239.<br />
Denys (Jakob), Konstfchilder.<br />
. • . 239.<br />
Denys (Willem), Priorvan<br />
het Eremieten Klooster te<br />
Antmerpen. . .239.<br />
Deodatus (Johannes), Predikant<br />
te Geneve. 239.<br />
De-
' Bladz.<br />
Croon (Pieter), Prior van<br />
de reguliere Kanunr.ikken<br />
van St. Martijn te Leuven.<br />
. j tjj.<br />
Croy, Voornaam Geflagt in<br />
de Nederlanden. . gö.<br />
Croy (Robbert van)-, Bis-<br />
Jchop van Kamerik. g6.<br />
Crucius (Adriaan), Letterminnaar<br />
te Delft. 98.<br />
Crucius (Jakob), Letterminnaar<br />
te Delft. . 93.<br />
Crucius (Jan) , Rooms Pastoor<br />
te Stabroek. . 98,<br />
Crucius (Johannes), Predikant<br />
te Haarlem. . 99.<br />
Crucius (Levinus), Rooms<br />
Pastoor te Boschveld. 99,<br />
Crucius (Pieter), Tnquiftteur<br />
van de Nederlanden. 99.<br />
Crucfen (Niklaas), Prior van<br />
het Klooster der Avguftijmu<br />
te Maft richt. icö.<br />
Cruiningen (Joöst van),<br />
Krijgfoverfte van Keizer<br />
Karei den V. . 101.<br />
Cruiskerkcn, zie Kruiskerken,<br />
Crul (N.), Scha bif<br />
Nagt van de Bataaffe<br />
floot. . . 105.<br />
Cruquis (Jakob 1<br />
), Letteroef-<br />
JR £ Q t 3 T • K R.<br />
femar van de Af/, eeuW, 105.<br />
Cruquüs(NiklaasSamuel) ,<br />
Schout van Sparendam cr.z iz6.<br />
Cruferius, zie Croefer (Herman).<br />
Crufius (Georg KoenraaJ),<br />
Letterminnaar teZutphen, ic6.<br />
Cruüus, zie Genius.<br />
Siff<br />
Blad*<br />
Cryters (Jan), Pr :<br />
tir van<br />
het Klooster der Auguft'jnen<br />
te Delft. . 1 oS,<br />
Cuchlinus (Johannes), Regent<br />
van het Staten Kollegie<br />
te Leijden. . IOft<br />
Cudfemius (Pieter), Rooms<br />
Priester. . . ie3*<br />
Cuile (Lambert ten), Burgemeester<br />
te Zwolle. iog»<br />
Cuilenburg, Oud en aanzienlijk<br />
Geflagt. 110.<br />
Cuilenburg (Frans van),<br />
Ambtman var* Maas en<br />
Waal cjV. . . 1 :
JS5 R E G I S T E R :<br />
Bladz.<br />
Cupers (Herman Diederik),<br />
Konstfchilder. 137.<br />
Cupers (Laurentius), Provintiaal<br />
van der Karmeliten<br />
Monnikorden in de Nederlanden.<br />
. . 138.<br />
Cupers (Pieter), Advokaat<br />
voor den Hogen Raad te<br />
Mechelen. . • 139-<br />
Cupers (Pieter), Remonjlrants<br />
Predikant te Woerden.<br />
. . . I4°'<br />
Cuquius, zie Kuik.<br />
Curcellams (Steven), Profesfor<br />
onder de Remonftranten<br />
te Amfteldam. . 144*<br />
Curius (Pieter), Rektor der<br />
latijnfe Scholen te St. Wijn-<br />
. exbergen. . . 147-<br />
Currificis (Johannes), Biegtvader<br />
van de Kloosterlingen<br />
de Marche des Dames te<br />
Namen. . . 147'<br />
Curtenbosch (Jan van),<br />
Lid van het Trentifche Concilie.<br />
. . • 147-<br />
Curtenius (Pieter), Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid<br />
en Predikant te Amfteldam.<br />
. . .148.<br />
Curtius (Jakob), zie Corte.<br />
Curtius (Pieter), Hoogleraar<br />
in de Welfprekev.dheid<br />
aan het Gijmnafium te Rijsfel.<br />
. . . 158.<br />
Cufa (Niklaas de), Kardinaal.<br />
. . 159-<br />
Custis (Karei Frans), Schepen<br />
der ftad Brugge. 163.<br />
Bladz:<br />
Custos (Dominikus), beroemd<br />
Piaatfnijder. 165,<br />
Custos (Johannes), Rektor<br />
der latijnfe Scholen te Groningen.<br />
. . i6J«<br />
Cuvelier (MIchiel), Geleerde<br />
Jefuit. . 165,<br />
Cuyk, zie Kuik.<br />
Cuyl, Voornaam Hollands<br />
Geflagt. . . 166,<br />
Cuypers (Daniël Frans),<br />
Schepen te Mechelen, en<br />
beroemd Oudheidkundige 167.'<br />
Cuypers (Pieter), Raadsheer<br />
in den Groten Raad<br />
te Mechelen. . 160.<br />
Cuypers (Willem), Raad-<br />
• penftonaris vau Mechelen. 170.<br />
Cuyt (Frans van), Konstfchilder.<br />
. . 171.<br />
Cygne (Martinusde), Rektor<br />
der Latijnfe Scholen te<br />
St. Omer. . . 171.<br />
Cyprianus (Abraham) ,<br />
Hoogleraar m de Heel- en<br />
Geneeskonst te Amfteldam. 173.<br />
D.<br />
Daalmans (Hans), Konstfchilder.<br />
. . 174.<br />
Daani (N. N), een der veroveraars<br />
van Bricle 1 april<br />
1572- • • '74'<br />
Daamen (Adam), Pausfelijk<br />
Vikaris in de Nederlanden.<br />
. _. . 174-<br />
Daams
Bladz.<br />
Dou (Gerard), Konstfchilder.<br />
. . . 327.<br />
Dou (Jan Pieterszoon),<br />
Landmeter te Leijden, 334.<br />
Dou (Simon van) , Konstfchilder.<br />
. . 334-<br />
Doudyns (Willem), Konstfchilder.<br />
. . 334-<br />
Domna, Oud en aanzienlijk<br />
Cejlagt in Friesland. 336.<br />
Domna (Janke of Jancko),<br />
Edel; Fries, van een groot<br />
beleid. . . 339.<br />
Douven (Johan Frans),<br />
Konstfchilder. , 343.<br />
R E G I S T E R ; 361<br />
Bladz.<br />
Douza (Janus), zie Dccs<br />
(Johan van der).<br />
Drakenborch, een aanzienlijk<br />
Geflagt in het Stigt<br />
en de Stad Utrecht. 345.<br />
Drakenborch (Arnold van),<br />
Hoogleraar in de Gefchiedenis<br />
en Welfprekendheid<br />
te Utrecht. . 347,<br />
Drakenburg (N.), Konstfchilder.<br />
. . 343.<br />
Drebbel (Kornelis Jakobszoon),<br />
beroemd U r<br />
iskundi<br />
ge. . . . . . 348.
BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />
De PLAATEN te plaatzen in het VIII. DEEL.<br />
I. Pourtrait van PETRUS CUPUS. . . Bladz. 140*<br />
IL ' JOOST DAMHOUDER. 202.<br />
III. DAVID JORIS. . . . 222.<br />
IV. DIRK DE VI, Graav van Holland, fmeekt<br />
den Bisfchop &c. . . e — 26S.<br />
V. Pourtrait van REMB. DODONEUS. . 272.
Bladz.<br />
Defaguliers (Jan Theophi-<br />
|HS) , beroemd Wiskonftenaar.<br />
. . , 240.<br />
Desmarets, zie Marefius.<br />
Deure (Pieter van der),<br />
Mede Uitvinder om fteenen<br />
aan de Dijken te plaat'<br />
zen. . . . 741*<br />
Deurhof (Willem), Koffermiker.<br />
. . 241.<br />
Deuiingius (Anthony) JJjfartz<br />
van den Friejen<br />
Stadhouder, Willem Frederik.<br />
. . 242.<br />
peufingius (Herman), Godgeleerde.<br />
. . 244.<br />
Diemen, Oud Nederlands<br />
Geflagt. . . 248.<br />
Diemen (Anthony van),<br />
Gouverneur Generaal van<br />
Nederlands Indien. 248.<br />
Diepholt (Rudolf v.), Bisfchop<br />
van Utrecht. 252.<br />
Diepraam (Abraham),Konstfchilder.<br />
. . 254.<br />
Diepenbeek t (Abraham) ,<br />
Konstfchilder. 254.<br />
Diest (Adriaan v.), Konstfchilder.<br />
. . 254.<br />
Diest (Hendrik v\), Hoogleraar<br />
in de Theologie te<br />
Harderwijk. . 255.<br />
Diest (Hieronimus van),<br />
konstfchilder. . 256.<br />
D:est (Jan Van), Bisfchop<br />
van Utrecht. . 256.<br />
Diest (Kornelis van), Predikant<br />
in 's Hei togenposch.<br />
. . 257.<br />
R E G I S T E R . 359<br />
Bladz.<br />
Dieu (Anthony de), Konstfchilder.<br />
. . 257.<br />
Dieu (Daniël de), Predikant<br />
te Vlisfingen. 258.<br />
Dieu (Lodewyk de). Regent<br />
van het Walfe Kollegie<br />
en Predikant te<br />
Leijden. . . 259.<br />
Digman (N.), beroemd<br />
Glasfchilder. , 265.<br />
Dillen (Johannes), Rektor<br />
der Latijnfe Scholen<br />
in 's Hertogenbosch. 265.<br />
Dillen (Johannes), Burgemeester<br />
en Raadsheer te<br />
Maftricht. . 265.<br />
Dinothus (Richard), Schrijver<br />
over de beroertens der<br />
Nederlanden. . 266»<br />
Dinter (Egmond van), Geheimfchrijver<br />
der Hertogen<br />
van Gelderland. 26G.<br />
Dirk, I-VII. Graven van<br />
Holland. . . 255,<br />
Dirkfen (Filip), Konstfchilder.<br />
. . .270.<br />
Dirkfen (Willem), Konstfchilder.<br />
. . 270.<br />
Dirutius (Remigius), Bisfchop<br />
van Leeuwarden. 271.<br />
Dishoek (Jakob van), Me<br />
dailje-Stempelfnijder. 271.<br />
Divajus (Pieter), Gefchiedfchrijver.<br />
. . 211.<br />
Dodonams (Rembert),//bo^leraar<br />
in de Geneeskunde<br />
te Leijden. . . 271.<br />
Do2n (Pieterszoon), Boekdrukker<br />
te Amfteldam. 279.<br />
Z 4 Does
Sta R E G I S T E R :<br />
Bladz.<br />
Does (van der), Oud en<br />
aanzienlijk Geflagt in Holland.<br />
. . . 280.<br />
Does (Anthony), Piaatfnijder<br />
281.<br />
Does (Dirk van der), Lid<br />
van de Utrechtfe Ridderfcliap.<br />
. . .• 281.<br />
Does (Filip -van der),<br />
Konstfchilder. . , 283.<br />
Does (Frans van der),<br />
Kanunnik van de Hoofdkerk<br />
te Utrecht. 283.<br />
Does (Jakob van der),<br />
Konstfchilder. . . 288.<br />
Does (Johan van der),<br />
Voornaam Staatsman en geleerd<br />
Schrijver. 288.<br />
Does (Johan van der),<br />
de 'zoon , Leermeester<br />
van Prins Frederik Hendrik<br />
van Nasfau. 297.<br />
Does (Simon van der),<br />
Konstfchilder. . " . 300.<br />
Doeveien (Cnaltherus v.),<br />
Hoogleraar in de Genees-,<br />
Or.tleed- en Heelkunde te<br />
Leijden. . . 301.<br />
Dokkum (Johannes van),<br />
Regtsgeleerde. . 30Ö.<br />
BladzVi<br />
Dolendo (Bartel), Piaatfnijder.<br />
. . 347.<br />
Dolendo (Zacharias), Piaat<br />
fnijder. . . 307.'<br />
Domer (N.), Kflnstfchil-<br />
• der. . . 307.<br />
Domfelaar (Tobias van),<br />
Gefchiedfchrijver. 307.<br />
Donck(Adriaan), Gefchiedfchrijver.<br />
. . .300»<br />
Does (Georg van der),<br />
Donellus (Huig), Hoogleraar<br />
in de Regten, eerst<br />
groot Letteroeffenaar.<br />
Does (Jakob van der),<br />
284. te Leijden, vervolgens te<br />
Altorf, . . 309»<br />
Konstfchilder. . . 286. Dongelberg (Hendrik Karei<br />
van), Raadsheer in<br />
den Hogenraad van Braband.<br />
... . 316;<br />
Donia (Syds of Sixtus),<br />
Voornaam Frieseh Edelman..<br />
. . 3 Jg.<br />
Donker (Jan), Konstfchilder.<br />
. . 320.<br />
Donker (Pieter), Konstfchilder.<br />
. . 320,<br />
Dooregeest (Engel Arent-<br />
Zoon), Mennonite Leraar<br />
in de Rijp. . 321*<br />
Dooreslaar (Izaak), Engelfe<br />
Gezant in 's Ha<br />
Doffn (Niklaas), Konstfchilge- • ' • • 324.<br />
der. . . . 305- Doorfchot (Hendrik ),JTo«jt-<br />
Dogen (Mathys), Bataafs fchilder. . . 32J.<br />
Veldbonv/meeSter. . 305. Doort (Everhard), Konst<br />
Tokkum (Hermanus van); fchilder. . . 326»<br />
Opperpast or an St. Vitus Doort (Pieter van der),<br />
te. Leeuwarder:. 305. Piaatfnijder. . 326.<br />
Dorp (Arend van), Voornaam<br />
Staatsman. 326.<br />
Dou
Bladz.<br />
Dou (Gerard), Konstfchiltier.<br />
. . . 327.<br />
Dou (Jan Pieterszoon),<br />
Landmeter te Leijden. 334.<br />
Dou (Simon van), Konstfchilder.<br />
. . 334.<br />
Doudyns (Willem), Konstfchilder.<br />
. . 334.<br />
Domna, Oud eii aanzienlijk<br />
Geflagt in Friesland. 336.<br />
Douma (Janke of Jancko),<br />
Edele Fries, van een groot<br />
Meid. . . 3 3 9.<br />
Dou ven (Johan Frans),<br />
Konstfchilder. . 345.<br />
R E G I S T E R ; 3 6 l<br />
B'adz.'<br />
Douza (Janus), zie Dces<br />
(Johan van der).<br />
Drakenborch, een aanzienlijk<br />
Geflagt in het Stigt<br />
en de Stad Utrecht. 345;<br />
Drakenborch (Arnold van),<br />
Hoogleraar in de Gefchiedenis<br />
en Welfprekendheid<br />
te Utrecht. . 347;<br />
Drakenburg (N.), Konstfchilder.<br />
. . 348,<br />
Drebbel (Kornelis Jakobszoon),<br />
beroemd Wiskundi •<br />
ge. . . . 34?.
BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />
De PLAATEN te plaatzen in het VUL DEEL.<br />
". Pourtrait van PETRUS CüfU5. i . ijJarJZ. 140$<br />
EL JOOST DAMHOUDER. 202.<br />
HL DAVID JORIS. . . . — — 222.<br />
IV. DIRK DE VI, Graav van Heiland, frneekt<br />
den Bisfchop écc, . , _ 26gt<br />
Vi Pourtrait van REMB. DODONEUS. . 27*.