06.09.2013 Views

DE TALEN VAN DE EUROPESE UNIE

DE TALEN VAN DE EUROPESE UNIE

DE TALEN VAN DE EUROPESE UNIE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>DE</strong> <strong>TALEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />

<strong>EUROPESE</strong> <strong>UNIE</strong><br />

Danny PIETERS<br />

met de medewerking van Tom Surdiacourt


D/2002/4686/7<br />

ISBN 90-807420-1-5


Inhoudsopgave<br />

Inleiding ............................................................................................................ 7<br />

Hoofdstuk 1: Het Europese talenpanorama. Lidstaten en kandidaat-lidstaten .... 9<br />

1. Officiële talen in de lidstaten ........................................................................ 9<br />

2. Officiële talen in de kandidaat-lidstaten ..................................................... 10<br />

3. Belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en de toekomstige<br />

Europese Unie ........................................................................................... 10<br />

3.1 Lidstaten van de Europese Unie ............................................................... 13<br />

3.2 Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie ............................................... 16<br />

Hoofdstuk 2: De werking van de Europese Unie. Theorie en praktijk<br />

van het taalgebruik ..................................................................................... 20<br />

1. Algemene bepalingen inzake de talen van de Europese Unie .................... 20<br />

1.1 Grondbepalingen ...................................................................................... 20<br />

1.2 Intentieverklaringen .................................................................................. 22<br />

2.Taalregelingen eigen aan de diverse EU-instellingen .................................. 23<br />

2.1 De Raad van Ministers ............................................................................. 24<br />

2.2 Het Europees Parlement ........................................................................... 24<br />

2.3 De Europese Commissie........................................................................... 25<br />

2.4 Europees Hof van Justitie ......................................................................... 26<br />

2.5. Andere instellingen en de agentschappen ................................................ 27<br />

2.6 En … de Conventie? ................................................................................. 29<br />

3. Talen in de EU-praktijk van elke dag.......................................................... 30<br />

Hoofdstuk 3: EU-beleid ter promotie en bescherming van regionale- en<br />

minderheidstalen (niet-officiële EU-talen) ............................................... 34<br />

1. Stand van zaken binnen de Europese Unie ................................................. 34<br />

2. De rol van het EBMGT en zijn concrete voorstellen m.b.t. de<br />

EU-Conventie ........................................................................................... 35<br />

Hoofdstuk 4: Opties voor taalregimes ............................................................ 38<br />

1. Pleidooien voor meer of minder veeltaligheid............................................ 38<br />

1.1 Pleidooien voor meer officiële talen......................................................... 38<br />

1.2 Pleidooien voor minder officiële talen ..................................................... 38<br />

1.3 Pleidooien voor een striktere toepassing van de institutionele<br />

veeltaligheid.............................................................................................. 39<br />

1.4 Pleidooien voor minder werktalen ............................................................ 40<br />

2. Scenario’s van taalregime ........................................................................... 41<br />

2.1 Scenario’s voor radicale veranderingen aan het taalregime ...................... 42<br />

2.2. Intermediaire scenario’s met een beperkt aantal werktalen ..................... 43<br />

2.3 Volledige meertaligheid, zonder correcties ............................................... 44<br />

Hoofdstuk 5: Voorstel voor een coherente talenregeling van de EU .............. 45<br />

1. Officiële talen in de Europese Unie............................................................ 46


4<br />

2. Werktalen in de Europese Unie .................................................................. 48<br />

3. Bescherming van de niet-officiële talen ..................................................... 54<br />

4. Handhaving van de talenregeling van de Europese Unie ........................... 55<br />

5. Conclusie .................................................................................................... 57<br />

Beknopte bibliografie ..................................................................................... 58<br />

Bijlagen: relevante teksten .............................................................................. 60<br />

1. Artikel 290 EG-Verdrag (ex-Artikel 217) ................................................... 60<br />

2. Verordening N°1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG uit 1958<br />

(zoals aangepast) ....................................................................................... 60<br />

3. Artikel 6 (ex-Artikel F) van de geconsolideerde versie van het Verdrag<br />

betreffende de Europese Unie ................................................................... 61<br />

4. Taalverscheidenheid en taalpluralisme in de Europese Unie -<br />

Conclusies van de Raad (juni 1995) .......................................................... 61<br />

5. Europees Parlement: intern reglement - artikelen 117 en 149<br />

(2 augustus 1999) ...................................................................................... 63<br />

6. Reglement van orde van de Commissie (17 februari 1993) ....................... 63<br />

7. Reglement voor de procesvoering .............................................................. 64<br />

8. Resolutie betreffende culturele en taalminderheden in de Europese<br />

Gemeenschap (A3-0042/94) ..................................................................... 67<br />

9. Resolutie over de officiële talen en de werktalen in de Europese Unie<br />

(19/01/1995) .............................................................................................. 73


Inleiding<br />

De Europese Raad heeft in december 2001 in Laken een Conventie<br />

over de toekomst van de Europese Unie bijeengeroepen. De taak van<br />

de Conventie bestaat erin de volgende intergouvernementele<br />

conferentie ter herziening van de Europese Verdragen zo breed en zo transparant<br />

mogelijk voor te bereiden. Zij heeft tot taak de wezenlijke problemen die de<br />

toekomstige ontwikkeling van de Unie met zich meebrengt te bespreken. Daarbij<br />

komen vragen aan bod zoals: wat verwachten de Europese burgers van de Unie?<br />

Hoe moet de bevoegdheidsafbakening tussen de Unie en de lidstaten worden<br />

georganiseerd? En hoe moet, binnen de Unie, de bevoegdheidsafbakening tussen<br />

de instellingen worden georganiseerd? Hoe kan een samenhangend en<br />

doeltreffend extern optreden van de Unie worden gegarandeerd? Hoe kan de<br />

democratische legitimiteit van de Unie worden verzekerd?<br />

In de eerste fase van de werkzaamheden van de Conventie lag de nadruk op<br />

het beluisteren van wat er verwacht wordt van de Europese Unie. De tweede<br />

fase betreft de analyse van de voor- en nadelen van de voorstellen omtrent de<br />

organisatie van de Europese Unie. In een derde fase, die begin maart 2003<br />

afgerond zou moeten worden, zal naar een synthese van de verschillende<br />

voorstellen worden gestreefd en zullen bij consensus aanbevelingen worden<br />

opgesteld.<br />

Zowel inhoudelijk als in de loop van de werkzaamheden stootten we reeds<br />

vlug op de problematiek van de talen van de Unie. Inhoudelijk, omdat burgers<br />

duidelijk verwachten dat de Unie ook hun taal zou spreken, dat de Europese<br />

regelgeving in de eigen taal gesteld zou zijn en dat men zich zonder taalbarrières<br />

zou kunnen wenden tot de Europese instellingen. Democratie vereist mondigheid<br />

en mondigheid veronderstelt de mogelijkheid zich in zijn eigen taal uit te<br />

drukken. Of negatief benaderd, wanneer een taal of enkele talen het overwicht<br />

krijgen, zal deze dominantie zich ook politiek vertalen. Wordt er niet gezegd:<br />

«taal is macht»? Anderzijds wordt van de Europese Unie ook efficiëntie verwacht<br />

en dit lijkt soms op gespannen voet te staan met veeltaligheid. De Conventie<br />

werd ook reeds vroeg geconfronteerd met taalperikelen: de talen van de lidstaten<br />

zouden alle gebruikt kunnen worden en er zou in simultaanvertaling voorzien<br />

worden; voor een Conventie die zo de nadruk legt op haar open karakter en haar<br />

interactie met de brede bevolking van de Europese Unie en het middenveld, ligt<br />

dit voor de hand. Maar… documenten werden eerst naar Engels en Frans vertaald<br />

en pas met vertraging in de andere talen van de Unie. Eens er gewerkt wordt in<br />

de werkgroepen, lijkt er geen geld te zijn voor veeltaligheid en valt men terug<br />

op gebruik van Engels en Frans. De deelnemers uit de kandidaat lidstaten wordt<br />

7


8<br />

verteld dat ze dankbaar mogen zijn dat ze hun eigen taal kunnen gebruiken als<br />

ze zelf maar voor tolken zorgen.<br />

Hoe dit alles geëvalueerd moet worden, wil ik hier voorlopig in het midden<br />

laten. Het is echter duidelijk: het debat rond de talen in en van de Europese<br />

Unie moet thans open gevoerd worden! We kunnen deze aangelegenheid niet<br />

steeds verder voor ons uit schuiven. Dit was gisteren al zo, morgen bij de<br />

uitbreiding met nieuwe lidstaten zal het zeker zo zijn. Geen knopen doorhakken<br />

inzake de talenproblematiek, is een sluipende besluitvorming toelaten, die<br />

volstrekt voorbijgaat aan de eisen van democratische legitimiteit en<br />

taalpluralisme die tot de grondvesten van de Europese Unie behoren.<br />

Dat wij als Vlamingen dit onderwerp voluit op de Europese agenda willen<br />

plaatsen is daarbij volstrekt geen toeval. We zijn er ons echter van bewust dat in<br />

de andere landen van de Unie en in de kandidaat-lidstaten de zorg om de taal en<br />

het taalgebruik in de Unie evenzeer aanwezig is. Taal en volk, taalgebruik,<br />

vrijheid en democratie zijn zo zeer met elkaar verweven, dat onverschilligheid<br />

voor het taalpluralisme van Europa niet alleen als een gevaar voor de eigenheid<br />

menig volk van de Unie ervaren zal worden, maar bovendien gezien moet<br />

worden als een aanslag op de Europese gedachte als dusdanig.<br />

In dit werk willen we vooreerst een overzicht geven van de taalverscheidenheid<br />

die binnen de Europese Unie bestaat. In het tweede hoofdstuk beschrijven we<br />

de theorie en de praktijk van het taalgebruik op het niveau van de Europese<br />

Unie. Hoofdstuk drie bestrijkt het EU-beleid ter promotie en bescherming van<br />

de niet-officiële Europese talen; maar gaat ook in op een aantal minder fraaie<br />

taal-effecten van Europees beleid. Het vierde hoofdstuk overschouwt<br />

systematisch de verschillende mogelijke benaderingswijzen van het taalregime<br />

van de Europese Unie, zulks mede in het licht van de huidige praktijk en de<br />

nakende uitbreiding. We besluiten met een eigen voorstel dat de basis kan vormen<br />

voor een consensustekst van de Conventie.<br />

We danken dhr. Tom Surdiacourt voor de waardevolle medewerking aan het<br />

totstandkomen van dit werkje. Collega prof. P. Schoukens en dhr. Guy<br />

D’Hollander danken we om ons manuscript kritisch nagelezen te hebben.


Hoofdstuk 1: Het Europese talenpanorama. Lidstaten en<br />

kandidaat-lidstaten<br />

Europa heeft een rijke talendiversiteit. De Europese Unie kent al elf<br />

officiële talen; samen met het Iers en het Letzeburgs, die geen officiële<br />

talen van de Europese Unie zijn, maar wel in eigen land als officiële<br />

taal gelden, komen we zo al aan dertien officiële nationale talen. Straks komen<br />

daar mogelijkerwijze nog eens twaalf andere officiële talen uit de kandidaatlidstaten<br />

bij. Daarnaast zijn er nog tal van andere talen, die weliswaar niet de<br />

status van officiële taal van een lidstaat of kandidaat-lidstaat hebben, maar toch<br />

door vrij veel Europeanen gesproken worden.<br />

We maken in het kader van dit werk over de Europese taalkwestie een<br />

hoofdonderscheid tussen enerzijds de officiële talen van de lidstaten en de<br />

kandidaat-lidstaten en anderzijds de andere talen in die landen. Zoals nog zal<br />

blijken zijn de officiële talen relevant voor de regelgeving m.b.t. het taalgebruik<br />

van de instellingen van de Europese Unie. De andere, niet-officiële talen zijn<br />

een mogelijk voorwerp van EU-taalbeleid.<br />

1. Officiële talen in de lidstaten<br />

Er zijn landen die voor hun hele grondgebied slechts één officiële taal<br />

hanteren; dit sluit dan wel niet uit dat in bepaalde delen van het grondgebied<br />

van die staten ook andere talen een bijzondere status genieten. Zulke landen<br />

zijn Denemarken met het Deens, Duitsland met het Duits, Frankrijk met het<br />

Frans, Griekenland met het Grieks, Italië met het Italiaans, Nederland met het<br />

Nederlands, Oostenrijk met het Duits, Portugal met het Portugees, Spanje met<br />

het Castiliaans, het Verenigd Koninkrijk met het Engels en Zweden met het<br />

Zweeds.<br />

Andere lidstaten kennen twee officiële talen; dit is het geval voor Ierland<br />

met het Iers en het Engels, evenals voor Finland met het Fins en het Zweeds.<br />

België doet er nog een officiële taal bij: naast Nederlands en Frans, geldt hier<br />

ook Duits als officiële taal. In het Groothertogdom Luxemburg is er stricto<br />

sensu geen officiële taal; maar er zijn wel drie talen die als administratieve en<br />

gerechtelijke talen erkend worden: het Duits, het Frans en ook het Letzeburgs.<br />

9


10<br />

Lidstaat Officiële talen<br />

België Nederlands Frans Duits<br />

Denemarken Deens<br />

Duitsland Duits<br />

Frankrijk Frans<br />

Griekenland Grieks<br />

Ierland Iers Engels<br />

Italië Italiaans<br />

Luxemburg Frans Duits Letzeburgs<br />

Nederland Nederlands<br />

Oostenrijk Duits<br />

Portugal Portugees<br />

Finland Fins Zweeds<br />

Spanje Castiliaans<br />

Verenigd Koninkrijk Engels<br />

Zweden Zweeds<br />

Tabel 1: Officiële talen in de EU-lidstaten<br />

2. Officiële talen in de kandidaat-lidstaten<br />

De meeste kandidaat-lidstaten hebben één officiële taal in de hierboven<br />

aangegeven zin: Bulgarije met het Bulgaars, Estland met het Ests, Hongarije<br />

met het Hongaars, Letland met het Lets, Litouwen met het Litouws, Polen met<br />

het Pools, Roemenië met het Roemeens, Slovakije met het Slovaaks, Slovenië<br />

met het Sloveens, Tsjechië met het Tsjechisch en Turkije met het Turks.<br />

Twee kandidaat-lidstaten kennen twee officiële talen: Cyprus met het Grieks<br />

en het Turks, en Malta met het Maltees en het Engels.<br />

3. Belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en de toekomstige<br />

Europese Unie<br />

Naast de officiële talen van de lidstaten, worden ook nog andere talen door<br />

groepen mensen van die lidstaten gebruikt. Willen ze hier vermeld worden,<br />

moeten deze groepen een minimaal aantal sprekers kennen. De terminologie<br />

bij het spreken over deze talen is van oudsher problematisch. Termen als nietofficiële<br />

talen, minderheidstalen, regionale talen of minder gebruikte talen


hebben elk hun voor- en nadelen en kunnen alle bekritiseerd worden. Wij<br />

hanteren de term niet-officiële talen omdat het de term is die de niet-eenvormige<br />

lading het best dekt.<br />

In het hier volgende overzicht worden ook cijfers geboden over het aantal<br />

mensen dat de taal gebruikt. Enige voorzichtigheid is hier wel op zijn plaats.<br />

De cijfers kunnen gebaseerd zijn op schattingen, onderzoeken of volkstellingen.<br />

Soms zijn er grote marges omdat verschillende instanties (gaande van de centrale<br />

overheid tot een organisatie van sprekers van een taal), verschillende cijfers<br />

naar voor schuiven. Over dergelijke gegevens zal immer betwisting zijn. De<br />

concrete cijfers zijn evenwel niet waar het in eerste instantie om gaat. Het gaat<br />

erom een overzicht te geven van de talenwaaier in Europa en zo een schets te<br />

geven van de Europese talendiversiteit, die velen waarschijnlijk niet vermoeden.<br />

De cijfers die hier gegeven worden, zijn gebaseerd op een aantal secundaire<br />

bronnen. Voor de huidige EU-lidstaten betreft het de cijfers van het Europees<br />

Bureau voor Minder Gebruikte Talen. 1 Deze cijfers werden vergeleken met de<br />

demografische data die in het boek Minority rights in Europe - European<br />

minorities and languages per land gegeven worden onder de titel Survey of<br />

national activities and documents. 2 Zonodig wordt er een kanttekening geplaatst.<br />

De cijfers betreffende de kandidaat-lidstaten zijn gebaseerd op de gegevens<br />

van het Centre international de recherche en aménagement linguistique. 3 Ook<br />

deze gegevens werden vergeleken met de demografische data van de kandidaatlidstaten.<br />

Voor deze landen zijn de linguïstische gegevens soms gebaseerd op<br />

data betreffende ethnische afkomst, wat zeker een methode is die voor betwisting<br />

vatbaar is. Immers het leven op het grondgebied van b.v. Joden of Roma zegt<br />

als dusdanig nog niets over het gebruik van respectievelijk Jiddisch of<br />

Hebreeuws, of een der Romatalen. We geven er hierna dan ook de voorkeur aan<br />

gewoon het bestaan van deze groepen te vermelden, zonder er taal-conclusies<br />

aan te verbinden.<br />

Zowel voor de huidige lidstaten als voor de kandidaat-lidstaten werden ook<br />

de cijfers, zoals vermeld in de studie Le plurilinguisme européen - Théories et<br />

pratiques en politique linguistique 4 , in ogenschouw genomen.<br />

1 Deze gegevens kunnen via het internet geraadpleegd worden; http://<br />

www.eblul.org/wow/<br />

2 Trifunovska, S.(Ed.), Minority rights in Europe - European minorities and<br />

languages, 396-500.<br />

3 Deze gegevens kunnen via het internet geraadpleegd worden; http://<br />

www.tlfq.ulaval.ca/axl/europe<br />

4 Truchot, C.(Ed.), Le plurilinguisme européen - Théories et pratiques en<br />

politique linguistique, 37-61.<br />

11


12<br />

Het onderscheid dat we maken tussen de officiële talen en de niet-officiële<br />

talen, is zelf eigenlijk minder scherp dan op het eerste gezicht lijkt. Je zou<br />

kunnen stellen dat we in het voorgaande als ‘officiële talen’ deze talen<br />

gekwalificeerd hebben waarmee de burgers van een land het recht hebben met<br />

de overheden van dat land te communiceren. Andersom is een officiële taal<br />

deze waarin de nationale overheden zich tot hun inwoners richten. Daarbij stelden<br />

we ons in principe op het niveau van een staat in zijn geheel. Talen die weliswaar<br />

binnen bepaalde deelgebieden van een land gebruikt worden in de relatie tussen<br />

burger en overheid, maar die niet over het hele land als dusdanig gebruikt worden,<br />

worden hier als niet-officiële talen gerepertorieerd. Deze regionale talen kunnen<br />

dus echter wel een publiekrechtelijke status hebben die hen binnen deze regio<br />

quasi gelijkstelt met de officiële landstaal. Een bijzondere positie nemen de<br />

officiële talen van België hier in. Nederlands, Frans en Duits zijn vroeger vermeld<br />

als de drie officiële talen. Toch zou het verkeerd zijn daaruit af te leiden dat<br />

overal in België de burger elk van deze talen zou kunnen gebruiken in zijn<br />

relaties met de overheid of dat de overheid zich in elk dezer talen zou kunnen<br />

richten tot de burgers van om het even waar in België. België kent immers vier<br />

taalgebieden: twee grote, Vlaanderen en Wallonië waar respectievelijk alleen<br />

het Nederlands en alleen het Frans ‘officiële’ taal zijn; een klein Duits taalgebied<br />

en het stadsgewest Brussel waar Nederlands en Frans op gelijke voet officiële<br />

taal zijn. Ook de federale overheid dient de exclusiviteit van het Nederlands,<br />

het Frans en, in principe ook het Duits, in de eerstgenoemde drie taalgebieden<br />

te respecteren. Er is dus strikt genomen geen officiële taal voor heel België.<br />

Voor de eenvoud, hebben we de drie talen als officiële talen aangemerkt. De<br />

status van deze talen is in deze fundamenteel verschillend van deze van b.v. het<br />

Catalaans of het Baskisch in Spanje, die weliswaar officieel zijn in respectievelijk<br />

Catalonië en Baskenland, maar die op niveau van Spanje niet op het zelfde<br />

niveau staan als het Castiliaans.<br />

Het weze dus beklemtoond: het bestempelen van een taal als niet-officiële<br />

taal doet dus geen uitspraak over de juridische status van die taal in het land of<br />

bepaalde delen ervan. In feite zullen we een breed scala van juridische statussen<br />

ontmoeten. Zoals gezegd zullen sommige talen binnen bepaalde regio’s op gelijke<br />

voet staan met de officiële taal van de staat, ja zelfs in bepaalde domeinen er de<br />

voorrang op genieten. Aan de andere kant van het spectrum zijn er hierna<br />

vermelde ‘talen’, die niet als dusdanig erkend worden en afgedaan worden als<br />

‘dialecten’. Dit laatste kan er dan voor zorgen dat eenzelfde realiteit in een<br />

land als een ‘minder gebruikte taal’ gekwalificeerd wordt, terwijl het voor een<br />

ander land als dialect wordt aangemerkt en dus niet vermeld. Dit is b.v. het<br />

geval voor het Limburgs in Nederland en België.


Niet-territoriale talen worden eveneens vernoemd. Niet-territoriale talen zijn<br />

de «talen gebruikt door burgers van de staat, verschillend van de talen gebruikt<br />

door de rest van de bevolking, maar die, hoewel ze traditioneel gebruikt worden<br />

op het grondgebied van de staat, niet geïdentificeerd kunnen worden met een<br />

specifiek deelgebied daarvan». 5 (Art. 1). De bepaling dat deze talen traditioneel<br />

gebruikt worden, onderscheidt hen van wat men «recente immigratie-talen»<br />

noemt. Deze laatste talen worden niet opgenomen.<br />

Het palet van de niet-officiële talen is ongetwijfeld zeer rijk. Er zijn nietofficiële<br />

talen die gesproken worden in één deel van één EU-lidstaat en daar al<br />

dan niet enige erkenning van overheidswege krijgen. Denken we aan het<br />

Galicisch of het Bretoens. Er zijn niet-officiële talen die gesproken worden in<br />

meer dan één lidstaat van de EU. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het Catalaans<br />

en het Baskisch. Er zijn verder talen die geen officiële taal zijn in één lidstaat,<br />

maar een officiële taal zijn van een andere, eventueel aangrenzende lidstaat.<br />

Het Deens in Duitsland kan hiervan als voorbeeld aangehaald worden. Ook zijn<br />

er de niet-territoriale niet-officiële talen, die in kleine of grote aantallen in vele<br />

lidstaten aangetroffen worden. Het Roma kan hierbij vermeld worden.<br />

We beseffen maar al te goed dat het al dan niet vermelden van een nietofficiële<br />

taal bij een land en het aangeven van een benaderend cijfer over het<br />

aantal sprekers ervan, zeer delicate aangelegenheden zijn. We hebben ons toch<br />

aan de onderneming gewaagd. Politieke stellingnamen hebben we er geenszins<br />

mee beoogd. De onderstaande beschrijving kan dan ook niet voor interne<br />

politieke doeleinden aangewend worden.<br />

3.1 Lidstaten van de Europese Unie<br />

Voor België, waar zo een 9,9 miljoen mensen wonen, dienen we met ruwe<br />

schattingen te werken. Naast de drie officiële talen, wordt er ook Letzeburgs<br />

(24.000), Waals (600.000), Picardisch (200.000) en Lotharings (20.000)<br />

gesproken. Verder leven er in België ook Joden (35.000-40.000) en Roma<br />

(10.000-15.000).<br />

Ook voor Denemarken, met een bevolkingsaantal van 5,3 miljoen mensen,<br />

moeten we schattingen gebruiken. Zo wordt er ook het gebruik van Duits (15-<br />

20.000) onderkend en leven er Joden (7000) en Roma (1500-2000).<br />

5 Artikel 1 van het later nog te bespreken Europese Charter voor Regionale en<br />

Minderheidstalen.<br />

13


14<br />

Schattingen vertellen ons voor Duitsland met zijn 81,1 miljoen inwoners,<br />

van het gebruik in delen van het land van Neder-Duits (geen gegevens), van<br />

Deens (50.000) en Sorbisch (60.000). Laatstgenoemde talen mogen ook rekenen<br />

op een erkenning van overheidswege. Verder leven er in Duitsland Joden<br />

(110.000-130.000) en Roma (60.000-70.000).<br />

De volkstelling van 2000 geeft ons voor Finland volgende cijfers: op een<br />

totale bevolking van 5,15 miljoen mensen, zijn er minderheden die een andere<br />

moedertaal dan het Fins of Zweeds hebben, te weten het Russisch (30.000),<br />

Sami (spreken: 3000) en het Tataars (800). Er leven volgens de demografische<br />

cijfers ook groepen Roma (6000).<br />

Een combinatie van onderzoeken en schattingen levert ons volgende<br />

informatie op voor Frankrijk, dat een bevolking telt van zo een 57,4 miljoen<br />

mensen. Naast het Frans ontmoeten we er ook:<br />

– Baskisch (spreken:70.000 - begrijpen: 93.000)<br />

– Bretoens (spreken: 300.000 - begrijpen: 450.000)<br />

– Catalaans (spreken: 102.000 - begrijpen: 165.000)<br />

– Corsicaans (spreken: 146.000 - begrijpen: 163.000)<br />

– Duits (spreken: 1.125.000-1.175.000)<br />

– Letzeburgs (spreken: 30.000-40.000)<br />

– Occitaans (spreken: 3.360.000 - begrijpen: 5.760.000)<br />

– Provencaals-Frans (115.000)<br />

– Vlaams (80.000)<br />

Volgens demografische cijfers leven er ook groepen Joden (500.000-700.000)<br />

en Roma (280.000-340.000).<br />

Voor Griekenland waren we aangewezen op een volkstelling van 1951.<br />

Griekenland telt een bevolking van zo een 10,5 miljoen mensen. Naast het Grieks<br />

vinden we er ook het Albanees (23.000; wellicht een grove onderschatting,<br />

evenwel vooral ten gevolge van recente immigratie), het Aroemeens (40.000),<br />

het Bulgaars (geen gegevens), het Slavisch-Macedonisch (40.000), het Pomak<br />

(30.000) en het Turks (90.000).<br />

Volgens demografische cijfers leven er ook Roma (160.000-200.000).<br />

Ierland telt 3,5 miljoen mensen en kent volgens onze bronnen geen<br />

noemenswaardige niet-officiële taal.


Italië met een totale bevolking van 58,5 miljoen mensen kent volgens officiële<br />

cijfers en schattingen nog heel wat talen naast het Italiaans. In de regio Alto<br />

Adige/Südtirol wordt het Duits als regionale taal erkend en geniet het een<br />

juridische status. In de regio van Val d’Aoste geldt gelijkaardigs voor het Frans.<br />

Aan de grens met Slovenië wordt ook het Sloveens (sprekers: 50.000-100.000)<br />

erkenning gegeven. Op Sardinië wordt ook Sardisch (sprekers: 1.000.000)<br />

gehanteerd; in Friulië het Friuliaans (sprekers: 550.000). Verder vinden we er<br />

nog volgende ‘kleinere’ talen: het Albanees (sprekers: 100.000), het Catalaans<br />

(sprekers: 20.000); het (middeleeuws) Grieks (sprekers: 10.000-12.000), het<br />

Kroatisch (sprekers: 2000-2400); het Ladijns (sprekers: 30.000-35.000); het<br />

Occitaans (sprekers: 50.000) en het Provencaals-Frans (sprekers: 75.000). Er<br />

leven ook Roma (90.000-100.000).<br />

In Luxemburg leven volgens officiële cijfers 395.000 mensen. Zoals in<br />

Ierland, is er in Luxemburg volgens onze bronnen geen significante niet-officiële<br />

taal.<br />

Onderzoeken geven ons voor Nederland, met een totale bevolking van 16,1<br />

miljoen mensen, het volgende resultaat. In het Noorden wordt het Fries<br />

(moedertaal: 350.000 - spreken: 450.000) een beperkte officiële erkenning<br />

gegeven. Verder wordt er in Nederland ook nog het Limburgs (sprekers: 900.000)<br />

en het Neder-Saksisch (365.000) gehanteerd, zij het dat het karakter van ‘taal’<br />

van beide vaak ontkend wordt. Er leven verder ook Joden (25.000) en Roma<br />

(35.000-40.000).<br />

Voor Oostenrijk met zijn 7,9 miljoen inwoners konden we terugvallen op de<br />

volkstelling van 1991 en schattingen door organisaties van niet-Duitstaligen.<br />

Dit levert ons volgende minderheidstalen op: Kroatisch (30.000), Hongaars<br />

(20.000), Slovaaks (1000-10.000), Sloveens (20.000-40.000) en Tsjechisch<br />

(10.000-20.000). Lokaal wordt aan een minderheidstaal soms enige officiële<br />

erkenning gegeven. Er leven ook Joden (8000) en Roma (20.000-25.000).<br />

In Portugal wonen zo’n 10,4 miljoen mensen. We beschikken niet over<br />

afdoende gegevens over eventuele significante groepen gebruikers van nietofficiële<br />

talen om ze in dit overzicht op te nemen.<br />

Voor Spanje met zijn 39,1 miljoen inwoners beschikten we over de gegevens<br />

van de volkstellingen 1991/96 en schattingen. Drie talen kennen in delen van<br />

het land een officiële status naast het Spaans. Sommige regionale taalwetten<br />

beschermen hen zelfs tegen de druk van Spanjes enige officiële taal, het<br />

Castiliaans. Het gaat om het Catalaans (spreken: 7.759.393 - begrijpen:<br />

15


16<br />

9.943.989), het Galicisch (spreken: 2.353.000 - begrijpen: 2.546.000) en het<br />

Baskisch (sprekers: 565.000). Verder vinden we er nog het Asturisch (sprekers:<br />

450.000), het Aragonees (30.000) en het Occitaans (spreken: 3900 - begrijpen:<br />

5400). Volgens demografische cijfers zijn er ook Joden (20.000) en Roma<br />

(650.000-800.000).<br />

Voor het Verenigd Koninkrijk met zijn 57,9 miljoen mensen kunnen we<br />

eveneens verwijzen naar een volkstelling (van 1991) en schattingen. In Wales<br />

geniet het Welsh (sprekers: 500.000) enige officiële status. In Schotland<br />

onderscheiden we het Gaëlisch-Schots (sprekers: 55.000) van de Schotse variant<br />

van het Engels (sprekers: 1,500.000). In Noord Ierland wordt ook Iers (100.000-<br />

140.000) gekend. Zeer weinigen beheersen nog het Cornish (spreken: 840 -<br />

eenvoudige kennis: 2900).<br />

Er leven in het Verenigd Koninkrijk ook Joden (300.000) en Roma (90.000-<br />

120.000).<br />

Voor Zweden met zijn bevolking van 8,7 miljoen mensen werken we met<br />

schattingen. We vinden er het Fins (220.000-300.000) en het Sami (15.000-<br />

20.000) terug; volgens de demografische cijfers leven er ook Joden (16.000) en<br />

Roma (15.000-20.000).<br />

Taal Ook niet-officiële taal in …<br />

Deens Duitsland<br />

Duits Denemarken Frankrijk Italië<br />

Fins Zweden<br />

Frans Italië<br />

Grieks Italië<br />

Iers Verenigd Koninkrijk<br />

Letzeburgs Frankrijk<br />

Tabel 2: Officiële talen van een EU-lidstaat die ook een niet-officiële taal<br />

zijn in een andere lidstaat<br />

3.2 Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie<br />

Bulgarije telt een totale bevolking van zo een 8,5 miljoen mensen. De cijfers<br />

over het aantal mensen die andere talen dan het Bulgaars als moedertaal kennen<br />

loopt nogal sterk uiteen. Het Turks (800.000) is zonder twijfel de grootste<br />

minderheidstaal. Volgens de volkstelling van 1992 zouden de andere


minderheidstalen samen (Macedonisch, Russisch en Armeens) goed zijn voor<br />

zo een 102.000 mensen, terwijl andere schattingen al 250.000 Macedoniërs<br />

tellen. Volgens genoemde volkstelling leven er zo een 313.000 Roma, terwijl<br />

andere schattingen het over 600.000 Roma hebben.<br />

Op Cyprus treffen we naast de twee grote bevolkingsgroepen ook kleine<br />

minderheden aan met als taal het Armeens (2500) of het Maronitisch (11.000).<br />

Estland telt een totale bevolking van 1,6 miljoen mensen. We vinden er ook<br />

Russisch (464.000), Oekraïens (49.600), Witrussisch (28.800), Fins (21.000)<br />

en in kleinere getalen Lets, Litouws en Tataars.<br />

Voor Hongarije met zijn 10,3 miljoen inwoners lopen de cijfers nogal uiteen.<br />

Volgens de volkstelling van 1990 kent men er naast het Hongaars, ook het Duits<br />

(31.000), het Kroatisch (13,700), het Slovaaks (10.500) en Roma (143.000).<br />

Andere schattingen komen uit op grotere aantallen voor de gebruikers van Duits<br />

(200.000), Kroatisch (80.000), Roma (250.000-800.000) en Slovaaks (120.000).<br />

Letland telt 2,4 miljoen inwoners en telt grote groepen mensen met als<br />

moedertaal een andere taal dan het Lets, te weten het Russisch (837.500), het<br />

Witrussisch (102.500), het Oekraïens (75.000) en het Pools (55.000). Verder<br />

wordt er ook Ests, Litouws en Tataars gesproken en leven er Joden.<br />

Litouwen telt 3,7 miljoen mensen op zijn grondgebied. We vinden er volgende<br />

minderheidstalen: Russisch (342.000), Pools (266.000), Witrussisch (60.800),<br />

Oekraïens (38.000) en verder Lets en Tataars; er leven ook Joden.<br />

Er leven 359.000 mensen in Malta. Over het gebruik van niet-officiële talen<br />

zijn geen gegevens beschikbaar.<br />

Polen telt een totale bevolking van 38,6 miljoen mensen. In Polen worden<br />

over de ethno-linguïstische afkomst van de inwoners geen gegevens verzameld.<br />

We dienen ons dan ook te beperken tot de data die over de nationale minderheden<br />

circuleren en geven ze onder voorbehoud. Er leven: Duitsers (300.000-350.000),<br />

Oekraïners (250.000-300.000), Witrussen (200.000-250.000), Ruthenen (50.000-<br />

60.000) en Roma (50.000-60.000); verder zijn er ook nog Slovaken, Litouwers,<br />

Russen, Joden, Armenen, Grieken, Tataren en Tsjechen.<br />

17


18<br />

Voor Roemenië, dat 20,3 miljoen inwoners telt, vallen we terug op een<br />

volkstelling van 1992. Er zijn twee belangrijke historische minderheidstalen:<br />

het Hongaars (1.620.000) en het Duits (119.500); verder leven er ook vele Roma<br />

(409.723).<br />

Voor Slovakije met zijn bevolking van 5,3 miljoen mensen gebruiken we de<br />

volkstelling van 1994. De Slovaakse staat erkent de volgende ethnische groepen:<br />

Hongaren (568.000), Roma (84.000), Tsjechen (51.000), Ruthenen (17.000),<br />

Oekraïeners (14.000) en verder ook Duitsers, Kroaten, Joden en Polen. Andere<br />

bronnen 6 geven een veel hoger cijfer aan Roma, te weten 500.000.<br />

Voor Slovenië met zijn 2 miljoen mensen vallen we terug op de volkstelling<br />

van 1991. Twee aan het Sloveens nauw verwante talen worden er ook gehanteerd,<br />

te weten, het Kroatisch (54.000) en het Servisch (48.000). Verder vinden we er<br />

ook het Hongaars (8500), het Duits, het Friuliaans, het Macedonisch, het<br />

Albanees en leven er Roma.<br />

Tsjechië telt een totale bevolking van zo een 10,3 miljoen mensen. Naast<br />

het Tsjechisch worden er ook volgende talen gehanteerd: het Slovaaks (240.000),<br />

het Pools (52.000), het Duits (41.000), het Roma (24.300), het Hongaars (20.000)<br />

en verder ook het Oekraïens en het Rutheens.<br />

Turkije kent een totale bevolking van zo een 59,8 miljoen mensen. De<br />

belangrijkste minderheidsgroep hanteert het Koerdisch (10,000.000-<br />

13,000.000), terwijl er nog een dertigtal andere talen zoals Armeens en Assyrisch<br />

door kleinere bevolkingsgroepen gebruikt worden.<br />

Officiële taal Ook niet-officiële taal in …<br />

Duits Hongarije Polen Roemenië Tsjechië<br />

Fins Estland<br />

Hongaars Roemenië Slovakije Slovenië Tsjechië<br />

Pools Letland Litouwen Tsjechië<br />

Slovaaks Hongarije Tsjechië<br />

Tsjechisch Slovakije<br />

Turks Bulgarije<br />

Tabel 3: Officiële talen van lidstaten of kandidaat-lidstaten die een nietofficiële<br />

taal zijn in een andere kandidaat-lidstaat<br />

6 Zoals het UN - Committee on the elimination of racial discrimination.


Na deze schets van de belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en<br />

toekomstige Europese Unie moge duidelijk zijn dat een aanzienlijk aantal<br />

Europese burgers een taal hanteert die geen officiële taal is van hun land en<br />

meestal ook geen officiële taal is van de Unie. Het beleid van de Europese Unie<br />

ten overstaan van dergelijke talen en de gebruikers ervan, verdient dus onze<br />

volle aandacht. In Hoofdstuk 3 beschrijven we het huidige EU-beleid ter<br />

bescherming en promotie van regionale- en minderheidstalen (niet-officiële EUtalen).<br />

In Hoofdstuk 5 schuiven we zelf een voorstel naar voor betreffende de<br />

bescherming van de niet-officiële talen.<br />

19


20<br />

Hoofdstuk 2: De werking van de Europese Unie. Theorie en<br />

praktijk van het taalgebruik<br />

1. Algemene bepalingen inzake de talen van de Europese Unie<br />

1.1 Grondbepalingen<br />

Pas in 1958 deed de meertaligheid zijn officiële intrede in de verdragen van<br />

de toenmalige Europese gemeenschappen. De enige authentieke versie van het<br />

EGKS-Verdrag van 1951 was de Franse versie (EGKS-Verdrag artikel 100).<br />

Hoewel het verdrag ook in de drie andere talen opgesteld werd, waren deze<br />

versies niet authentiek. In de Verdragen van Rome werd opgenomen dat het<br />

Verdrag bestond in een Duitse, een Franse, een Italiaanse en een Nederlandse<br />

versie, alle vier authentiek (EEG-Verdrag artikel 248, EGKS-Verdrag artikel<br />

225). Deze talen zijn de verdragstalen. Met de uitbreiding van de Unie kwam<br />

men uiteindelijk tot 12 Verdragstalen. 7<br />

De zes oprichtende landen - de drie Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en<br />

Italië - bepaalden in 1957 in artikel 217 (huidig art. 290) van het EG-Verdrag<br />

dat de regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap,<br />

onverminderd de bepalingen van het reglement van het Hof van Justitie, door<br />

de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld wordt. Zolang het taalregime<br />

onder de unanimiteitsregel valt, beschikt elke lidstaat dus over een vetorecht als<br />

de Raad aan de taalregeling sleutelt. Het Verdrag van Rome regelt de talenkwestie<br />

dus niet inhoudelijk. Wel geldt ook hier het algemene verbod van discriminatie,<br />

begrepen als een garantie van gelijke kansen voor alle lidstaten en hun burgers.<br />

De regeling van het taalgebruik door de Raad gebeurde voor het eerst in<br />

1958 met de allereerste EG-Verordening, Verordening N°1/58 tot regeling van<br />

het taalgebruik. Verordening N°1/58 is een raamverordening die een aantal<br />

algemene principes bevat, maar ook leemtes laat. Het samengaan van deze<br />

principes en leemtes bepaalt de ruimte waarin het taalregime van de Europese<br />

Unie vorm gekregen heeft. We ontleden de regeling, die zowel het externe als<br />

het interne taalgebruik van de Europese instellingen betreft. 8<br />

7 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 60-<br />

61.<br />

8 Gebaseerd op Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in de instellingen van de<br />

Europese Gemeenschap, 16-18.


In artikel 1 werd in 1958 vastgelegd dat het Duits, het Frans, het Italiaans en<br />

het Nederlands ‘de officiële talen en de werktalen’ van de instellingen van de<br />

Unie zijn. Bij iedere uitbreiding van de EU werden nationale talen toegevoegd<br />

aan de officiële en werktalen van de Unie en dit gebeurde telkens op basis van<br />

principiële gelijkheid. Zo werden ook het Deens, Engels, Fins, Grieks, Portugees,<br />

Spaans en Zweeds talen van de EU-instituties. Het moet opgemerkt worden dat<br />

niet alle officiële talen van de lidstaten de status van officiële en werktaal<br />

verkregen hebben. Zo kent Ierland ook het Iers als officiële taal en Luxemburg<br />

het Letzeburgs. Het Iers is wel een verdragstaal, wat inhoudt dat er van de<br />

Verdragen authentieke versies in de Ierse taal gemaakt worden. De notie<br />

«verdragstaal» is dus niet hetzelfde als de notie «officiële taal». Het Letzeburgs<br />

kreeg in Luxemburg zelf pas na de toetreding tot de Europese Unie een met het<br />

Duits en het Frans evenwaardige status en het Groothertogdom heeft de<br />

toevoeging van deze taal aan het Verdrag niet gevraagd.<br />

In de overige artikelen worden normen gesteld voor het gebruik van de<br />

officiële talen, niet voor het gebruik van werktalen. Een definitie van werktalen<br />

wordt niet gegeven.<br />

Artikelen 2 en 3 bepalen dat de correspondentie met een lidstaat of een<br />

onderdaan daarvan dient gevoerd te worden in de officiële taal van die lidstaat<br />

of in de officiële taal waarmee dezen zich tot de Unie richtten.<br />

Luidens artikelen 4 en 5 worden de verordeningen en andere stukken van<br />

algemene strekking opgesteld in alle officiële talen en verschijnt het<br />

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in deze talen.<br />

Volgens artikel 6 kunnen de instellingen de wijze van toepassing van de<br />

talenregeling bij hun reglement van orde vaststellen. Ze kunnen het dus naar<br />

eigen inzicht regelen, op voorwaarde dat dit niet in strijd is met de bepalingen<br />

van Verordening N°1/58. Alleen het taalgebruik bij de procesvoering van het<br />

Hof van Justitie valt buiten Verordening N°1/58 en wordt geregeld in het<br />

Reglement voor de procesvoering van het Hof (artikel 7).<br />

Artikel 8 stelt dat voor lidstaten waar verschillende officiële talen bestaan,<br />

het gebruik van de taal op verzoek van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld<br />

volgens de algemene regels die uit de wetgeving van die staat voortvloeien.<br />

21


22<br />

1.2 Intentieverklaringen<br />

Het Europees Parlement heeft verscheidene resoluties opgesteld waarin het<br />

zich uitspreekt voor het behoud van de meertaligheid en de principiële gelijkheid<br />

van alle officiële en werktalen. Vooral bekend is het rapport-Nyborg uit 1982<br />

over de meertaligheid van de Gemeenschap en inzonderheid van het Parlement. 9<br />

In 1992 werd met Artikel F (huidig Artikel 6), onder de algemene bepalingen<br />

van het Verdrag van Maastricht, de volgende zinsnede opgenomen: «De Unie<br />

eerbiedigt de nationale identiteit van haar lidstaten.» Ook dit uitgangspunt<br />

wordt gezien als een hoeksteen van de opbouw van Europa. Dit alles is voor<br />

ons hier bijzonder belangrijk omdat taal een constitutief bestanddeel is van de<br />

nationale identiteit.<br />

In juni 1995 nam de Raad - Algemene zaken (dit zijn de Ministers van<br />

Buitenlandse Zaken van de lidstaten) een aantal conclusies aan betreffende<br />

taalverscheidenheid en meertaligheid in de Europese Unie. Daarin wordt de<br />

publieke houding van de EU-lidstaten en de EU-organen tegenover de<br />

taalproblematiek eigenlijk nogmaals bevestigd. De belangrijkste zinsneden<br />

luiden als volgt:<br />

«De Raad acht taalverscheidenheid, een essentieel element van de Europese<br />

dimensie en de Europese identiteit alsook van het gemeenschappelijk cultureel<br />

erfgoed, van groot belang voor de Unie.»<br />

«Bij taalverscheidenheid zijn zowel democratische, culturele en sociale<br />

waarden als economische belangen in het geding. …»<br />

«De burger zal de opbouw van Europa slechts toegenegen zijn als hij ervan<br />

verzekerd kan zijn dat alle talen van de Unie in aanmerking genomen worden<br />

en als iedereen gelijke toegang tot informatie heeft, overeenkomstig het nationale<br />

recht van de lidstaten met inachtneming van het Gemeenschapsrecht.»<br />

«Voorts herinnert de Raad eraan hoeveel belang hij hecht aan de gelijkheid<br />

van de officiële talen en de werktalen van de instellingen van de Unie,…»<br />

Hiermee zijn de belangrijkste grondbepalingen en intentieverklaringen<br />

weergegeven die voor en door de Europese Unie opgesteld zijn om haar<br />

taalgebruik in banen te leiden. Er is bepaald dat iedere EU-instelling in<br />

9 Europees Parlement, Documenten 1982-1983, 21 juni 1982, Document 1-<br />

306/82.


overeenstemming hiermee zelf haar eigen taalregime regelt. Het is interessant<br />

om te overschouwen tot welke taalpraktijk dit aanleiding gegeven heeft. Het zal<br />

blijken dat die praktijk niet helemaal overeenstemt met de hiervoor opgesomde<br />

verklaringen. Het is onze mening dat de uitdaging er in bestaat de verklaringen<br />

van de EU-Raad en het Europees Parlement nader tot de praktijk te brengen en/<br />

of de praktijk meer te laten aansluiten bij wat uitgesproken en afgesproken is.<br />

2.Taalregelingen eigen aan de diverse EU-instellingen<br />

Ook al is het uitgangspunt duidelijk, toch laat Verordening N°1/58 nog heel<br />

wat ruimte voor interpretatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen officiële<br />

talen en werktalen, maar dit onderscheid en de functie ervan worden in de tekst<br />

zelf niet gedefinieerd. Grosso modo kan men stellen dat de officiële talen de<br />

talen zijn die gebruikt worden voor de communicatie tussen de instellingen van<br />

de EU en de buitenwereld en dat de werktalen de talen zijn die in de<br />

communicatie tussen en binnen de instellingen van de Unie gebruikt worden. 10<br />

Bovendien maakt de tekst geen melding van mondelinge communicatie. Het is<br />

bijgevolg vanuit de Verordening niet duidelijk wanneer welke talen moeten<br />

worden gebruikt. Dat geeft ruimte voor interpretatie. Doorgaans lijkt deze<br />

interpretatie als volgt te lopen: ‘officiele taal’ is een kwaliteit die elke EU-taal<br />

heeft en onder elke omstandigheid blijft behouden; ‘werktaal’ is een kwaliteit<br />

die een taal toegewezen kán krijgen, maar die ze niet onder alle omstandigheden<br />

hoeft te hebben. Er kan in de dagelijkse praktijk dus gebruik gemaakt worden<br />

van de mogelijkheid die de dubbele en dubbelzinnige formulering ‘officiële<br />

taal en werktaal’ biedt. Op deze constellatie is het door raadgever Holtz 11 van de<br />

Commissie van de Europese Gemeenschappen in 1977 gemaakte onderscheid<br />

tussen instellingen die een integraal meertalig taalregime en instellingen die<br />

een partieel meertalig taalregime hanteren geënt. In instellingen met een integraal<br />

meertalig taalregime worden zowel intern als naar buiten alle communicatie in<br />

alle officiële talen vertaald en vertolkt; alle officiële talen zijn er dus ook<br />

werktalen. Instellingen met een partieel meertalig taalregime passen in hun<br />

externe contacten (kunnen ook bindende teksten zijn) de meertaligheid naar de<br />

letter toe, maar beperken de meertaligheid in hun interne werking, zij beperken<br />

dus het aantal werktalen. 12<br />

10 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 82.<br />

11 Holtz, Th., Problèmes de traduction et de terminologie dans une Communauté<br />

multilingue, discours prononcé le 24 octobre 1977 devant le «Royal Irish<br />

Academy», Dublin, 1977.<br />

12 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 88-<br />

89.<br />

23


24<br />

Ingevolge Verordening N°1/58 bepaalt elke instelling haar taalregime in haar<br />

intern reglement of reglement van orde. Dit doet elke instelling autonoom, zolang<br />

dit maar in overeenstemming is met het kader uitgezet door de Raad van<br />

Ministers in de verordening. Zoals eerder gezegd is dit kader nogal vaag omlijnd.<br />

Daarom is er nogal wat diversiteit in het gebruik van werktalen ontstaan. We<br />

overschouwen de talenregeling instelling per instelling.<br />

2.1 De Raad van Ministers<br />

De Raad van Ministers is, wat de werkzaamheden van de ministers betreft,<br />

de integrale meertaligheid toegedaan. De Raad volgt zonder aanpassingen zijn<br />

eigen Verordening N°1/58 wat officiële talen en werktalen betreft en bepaalt in<br />

Artikel 10 van zijn Intern Reglement dat de Raad, tenzij hij op basis van<br />

hoogdringendheid unaniem anders beslist, geen overleg pleegt en besluiten neemt<br />

dan op basis van documenten en plannen, opgesteld in de talen voorzien door<br />

het geldende taalregime. Elk lid van de Raad kan zich tegen het beraad verzetten<br />

als de tekst van eventuele amendementen niet beschikbaar is in de benodigde<br />

talen. Wanneer de Raad van Ministers formeel vergadert, gebruikt die dus alle<br />

EU-talen als werktalen. Alle documenten op basis waarvan besluiten genomen<br />

worden, zijn vooraf in alle talen beschikbaar. De voorbereiding van de agenda<br />

en de stukken voor deze vergaderingen neemt dan ook zeer veel tijd in beslag.<br />

Aan de agenda kan op korte termijn nauwelijks een punt worden toegevoegd.<br />

Vergadert de Raad van Ministers informeel, dan gebruikt men doorgaans<br />

slechts drie werktalen: Engels, Frans en de taal van het land dat op dat moment<br />

het voorzitterschap waarneemt. Ook in de voorbereidende besprekingen van de<br />

permanente vertegenwoordigers - de ambassadeurs van de lidstaten - geldt een<br />

beperking. Men gebruikt er Engels, Duits en Frans. 13<br />

2.2 Het Europees Parlement<br />

Het Europees Parlement heeft het taalgebruik geregeld in een intern reglement<br />

dat het zelf heeft aangenomen en dat het zelf ook kan wijzigen. Vooral de<br />

Artikelen 117 en 149 zijn belangrijk (zie Bijlage 5). Samen met de Raad past<br />

het Parlement de integrale meertaligheid het meest rigoureus toe.<br />

In de plenaire zittingen van het Europees Parlement gelden alle EU-talen als<br />

werktaal. Alle officiële stukken zijn in de 11 talen beschikbaar en voor alle<br />

13 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, 6.


talen is er simultane vertaling. Het is onder andere deze simultane vertaling -<br />

gelijktijdige vertaling vanuit en naar alle talen - die in het licht van de uitbreiding<br />

met mogelijk twaalf bijkomende officiële talen vandaag voor heel wat<br />

kopbrekens zorgt.<br />

In alle andere dan de plenaire zittingen van het Europees Parlement ziet de<br />

praktijk van het taalgebruik er heel anders uit. Hoewel het Europees Parlement<br />

bij herhaling heeft gesteld dat elke beperking van het aantal talen wezenlijk<br />

afbreuk doet aan het democratisch karakter van het Parlement, wordt er in<br />

vergaderingen op het niveau van commissies, evenals in parlementsdelegaties<br />

en in werkgroepen regelmatig ad hoc overeengekomen met drastisch minder<br />

talen te werken, schriftelijk en/of mondeling. Bij informeel overleg van mensen<br />

uit meer talengroepen is een beperking tot Frans of Engels erg gebruikelijk. 14<br />

2.3 De Europese Commissie<br />

In het Reglement van Orde van de Europese Commisie staan een aantal<br />

bepalingen waarbinnen het taalgebruik van en binnen de Commissie kadert. In<br />

artikelen 7 en 9 van het Reglement van Orde valt het op dat geen melding<br />

gemaakt wordt van taal, hoewel men hier de regeling van het gebruik der<br />

werktalen zou verwachten. Het intern taalgebruik is niet expliciet geregeld. Het<br />

taalgebruik binnen de Commissie of het intern taalgebruik is het taalgebruik<br />

tijdens Commissievergaderingen en binnen de Directoraten-generaal en de<br />

diensten van de commissarissen, bemand door ambtenaren uit alle lidstaten.<br />

Artikel 16 regelt het taalgebruik voor besluiten van de Commissie (zie Bijlage<br />

6). Op het vlak van de officiële talen volgt de Commissie uiteraard Verordening<br />

N°1/58.<br />

Voor de interne werking van de Europese Commissie wordt veelal alleen<br />

gebruik gemaakt van het Engels of Frans, soms ook Duits. De evolutie op dit<br />

vlak neigt evenwel meer en meer naar een duopolie van het Engels en het Frans.<br />

Interne memo’s en concepten van officiële documenten worden in één van deze<br />

talen of in beide, opgesteld. Dienen officiële documenten voor beraad in een<br />

van de adviesorganen of commissies, dan worden ze door de Europese<br />

Commissie in alle talen aangeboden. Voor het mondelinge beraad in dergelijke<br />

commissies wordt echter, vaak ad hoc, een beperking van de te gebruiken talen<br />

vastgesteld. Of een taal tot de ‘afvallers’ behoort, hangt meestal af van de positie<br />

van die taal in de ‘talenpikorde’, evenals van de beschikbaarheid van<br />

14 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, 6,7; Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in<br />

de instellingen van de Europese Gemeenschap, 25.<br />

25


26<br />

gekwalificeerde tolken. 15 De ‘talenpikorde’ valt te omschrijven als de onderlinge<br />

talenhiërarchie. Hoe minder belangrijk de taal, hoe meer kans op vertraging.<br />

2.4 Europees Hof van Justitie<br />

Het taalgebruik bij het Hof van Justitie en bij het Gerecht van eerste aanleg<br />

is geregeld in het reglement voor de procesvoering van elk dezer instellingen.<br />

Derhalve is noch artikel 290 EG, noch Verordening N°1/58 rechtstreeks op het<br />

Hof van toepassing. De eenparigheidsregel van artikel 290 geldt niettemin ook<br />

hier, omdat het Hof de reglementen voor de procesvoering niet kan vaststellen<br />

dan wanneer deze door de Raad met eenparigheid van stemmen zijn<br />

goedgekeurd. De in Verordening N°1/58 neergelegde mechanismen inzake het<br />

taalgebruik zijn overgenomen in de reglementen voor de procesvoering.<br />

Wat de procedures voor het Hof betreft zijn de relevante bepalingen<br />

neergelegd in een hoofdstuk dat specifiek aan het taalgebruik is gewijd (artikelen<br />

29-31 van het reglement voor de procesvoering). Voor de procedures voor het<br />

Gerecht van eerste aanleg zijn dezelfde bepalingen neergelegd in de artikelen<br />

37-39 van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht (zie Bijlage 7).<br />

Het Europees Hof heeft een bijzonder taalregime uitgewerkt. Daarin<br />

onderscheidt men drie niveaus van taalgebruik. Voor iedere procedure die bij<br />

het Hof aanhangig wordt gemaakt, wordt de procestaal bepaald. In de<br />

procesvoering kunnen alle officiële EU-talen én het Iers gebruikt worden. De<br />

keuze van de taal wordt overgelaten aan de eiser, tenzij een van de EU-organen<br />

zelf eiser is, dan wordt de keuze overgelaten aan de gedaagde. In de praktijk<br />

worden daarnaast ook alle stukken die de partijen in de procestaal neerleggen<br />

in de werktaal van het Hof, van oudsher het Frans, vertaald. Op het niveau van<br />

de werktaal (beraadslaging van het Hof), is vanaf het begin alleen het Frans<br />

gebruikt. Het derde niveau is dat van de officiële publikaties van het Hof. Alle<br />

uitspraken verschijnen uiteindelijk in alle EU-talen. Bij tegenspraak wordt de<br />

tekst van de procesgang als de authentieke tekst gebruikt. 16<br />

15 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, 7,8; Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in<br />

de instellingen van de Europese Gemeenschap, 37; Labrie, N., La construction<br />

linguistique de la Communauté européenne, 113.<br />

16 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, 8; Labrie, N., La construction linguistique de<br />

la Communauté européenne, 129-132.


2.5. Andere instellingen en de agentschappen<br />

Behalve deze instellingen telt de Unie nog een aantal andere instellingen die<br />

eveneens hun oorsprong in de Verdragen vinden. Het gaat om de Europese<br />

Centrale Bank, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité,<br />

het Comité van de Regio’s, de Europese Investeringsbank en de Europese<br />

Ombudsman. 17 Naast al deze instellingen telt de Unie ook een behoorlijk aantal<br />

agentschappen. Een agentschap of een communautair orgaan is een orgaan naar<br />

Europees publiek recht dat losstaat van de communautaire instellingen (Raad,<br />

Parlement, Commissie, enz.) en rechtspersoonlijkheid heeft. Het wordt opgericht<br />

bij een besluit van afgeleid recht om een specifieke technische,<br />

wetenschappelijke of beheerstaak te verrichten die in het oprichtingsbesluit wordt<br />

omschreven. Momenteel zijn er 13 EU-Agentschappen: het Europees Centrum<br />

voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Europese Stichting tot<br />

verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, het Europees Milieu<br />

Agentschap, De Europese Stichting voor Opleiding, het Europees<br />

Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, het Europees Bureau voor<br />

de geneesmiddelenbeoordeling, het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt<br />

(Merken, tekeningen en modellen), het Europees Agentschap voor de veiligheid<br />

en de gezondheid op het werk, het Communautair Bureau voor planterassen,<br />

het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, het Europees<br />

Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, het Europees Bureau<br />

voor wederopbouw en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. 18<br />

Aan de hand van een korte bespreking van het taalregime van telkens twee<br />

van deze instellingen en agentschappen geven we aan dat ook voor deze organen<br />

een éénduidig en consequent uitgewerkt taalregime ontbreekt.<br />

De komst van de Europese Monetaire Unie heeft geleid tot een nieuwe<br />

munteenheid, de euro, en een nieuwe centrale bank, de Europese Centrale Bank<br />

(ECB). De ECB is op 1 juni 1998 opgericht ter vervanging van het Europees<br />

Monetair Instituut (EMI), dat tot op dat moment een centrale rol had gespeeld<br />

bij de voorbereiding van de komst van de euro, die op 1 januari 1999 heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

De Europese Centrale Bank gebruikt zowel voor de vergaderingen van de<br />

bankdirectie, als binnen het ambtelijk apparaat alleen het Engels. Ook in haar<br />

communicatie met de buitenwereld doet ze dat, of het nu om instellingen en<br />

organen buiten of binnen de EU gaat. Dit taalregime blijkt ook duidelijk uit de<br />

17 http://europa.eu.int/inst-nl.htm<br />

18 http://europa.eu.int/agencies/index_nl.htm<br />

27


28<br />

aanwervingsvoorwaarden bij de Europese Centrale Bank. Er is slechts een<br />

grondige kennis van het Engels en een voldoende kennis van een andere officiële<br />

EU-taal vereist. Wel laat de Bank van alle relevante schriftelijke stukken een<br />

vertaling in alle andere EU-talen maken. De relevante schriftelijke stukken zijn<br />

de richtlijnen, de instructies en de wettelijke beschikkingen van de Europese<br />

Centrale Bank, die officieel gepubliceerd worden. Deze regeling wordt verklaard<br />

met een verwijzing naar de dominantie van het Engels in het internationale<br />

bankwezen. Men kan zich afvragen of het taalregime van de Europese Centrale<br />

Bank nog het door de constitutionele verdragen gestelde kader respecteert.<br />

De Rekenkamer is opgericht in 1977 en heeft als belangrijkste taak om te<br />

controleren of de begroting van de Unie goed ten uitvoer is gelegd. Ze ziet dus<br />

toe op de wettigheid en regelmatigheid van de communautaire inkomsten en<br />

uitgaven. Ook gaat de kamer na of een goed financieel beheer is gevoerd.<br />

De Rekenkamer functionneert met een partieel meertalig taalregime. Ze<br />

hanteert alle officiële EU-talen als haar officiële talen; de werktalen zijn het<br />

Frans, het Engels en in derde instantie het Duits. 19<br />

In het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt of het Europees<br />

Merkenbureau, dat een door de Raad ingevoerd talenregime hanteert, wordt de<br />

gelijkwaardigheid van de talen niet aangehouden. De voor dit agentschap<br />

uitgewerkte taalregeling is als volgt. De aanvraag voor een handelsmerk kan<br />

gedaan worden in een van de elf officiële EU-talen. Daarnaast moet de aanvrager<br />

een tweede taal aanduiden uit een van de vijf talen van het Merkenbureau (Engels,<br />

Frans, Duits, Spaans, Italiaans). De tweede taal dient als taal voor procedures<br />

van verzet en annulatie en, indien de eerste taal geen van de vijf talen is, als de<br />

taal die het Merkenbureau gebruikt in haar correspondentie met de aanvrager. 20<br />

De basisregel volgens dewelke een Europese burger het recht heeft zich in zijn<br />

eigen taal tot de organen Europese Unie te richten werd hier dus doorbroken.<br />

Voor het op te richten Europese Octrooibureau zou een gelijkaardig taalregime<br />

in de maak zijn.<br />

Het Communautair Bureau voor plantenrassen heeft exclusieve bevoegdheid<br />

voor de tenuitvoerlegging van de nieuwe regeling inzake het communautaire<br />

kwekersrecht. In tegenstelling tot de regeling voor aanvragen bij het<br />

Merkenbureau, kan de aanvrager hier wel elk van de officiële talen van de EU<br />

gebruiken. De taal waarin de aanvraag wordt ingediend, bepaalt de taal van de<br />

procedure voor het Bureau. Formulieren zoals technische vragenlijsten zijn in<br />

19 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 132.<br />

20 Informatie op de website van het Merkenbureau: http://oami.eu.int/


het Duits, Engels, Frans, Nederlands en Spaans verkrijgbaar en zullen binnenkort<br />

in de overige officiële talen verkrijgbaar zijn. Het verleende kwekersrecht wordt<br />

opgesteld in de door de aanvrager op het aanvraagformulier aangeduide taal of<br />

talen. Partijen hebben het recht in elk van de officiële talen van de EU mondeling<br />

te procederen. 21<br />

Bovendien moet vastgesteld worden dat, hoe verder men zich verwijdert van<br />

de kerninstellingen van de Europese Unie, des te ‘losser’ men blijkt om te<br />

springen met de door de Europese verdragen vastgestelde principes inzake<br />

gelijkwaardigheid der officiële talen. Zo lijkt het hek helemaal van de dam als<br />

b.v. de Commissie bepaalde taken uitbesteedt aan particuliere personen of<br />

bedrijven. Deze personen en bedrijven beschouwen zich dan vrij van elke<br />

taalregulering, ook als ze opdrachten vervullen die hen in contact brengen met<br />

derden. Ook de Commissie neemt het zich dan nogal gemakkelijk en ziet er<br />

contractueel niet altijd op toe dat burgers van de Unie in hun relaties met deze<br />

particuliere personen en organismen, over dezelfde taalwaarborgen beschikken<br />

als wanneer zij rechtstreeks met de Commissie te doen zouden hebben.<br />

2.6 En … de Conventie?<br />

Van de Conventie voor de Toekomst van Europa zou mogen verwacht worden<br />

dat zij het taalpluralisme en het fundamenteel kader van de talenregeling van de<br />

Verdragen zou respecteren. Op het eerste gezicht gebeurt dit ook: alle officiële<br />

talen van de Europese Unie kunnen op voet van gelijkheid in het plenum gebruikt<br />

worden. Alleen kan betreurd worden dat de in de geest van de Conventie logische<br />

uitbreiding van dit talenregime tot de officiële talen van de kandidaat-lidstaten<br />

niet gevolgd werd: voor de kandidaat-lidstaten geldt dat zij een EU taal dienen<br />

te gebruiken en hun eigen taal slechts kunnen hanteren als ze de facto voor de<br />

nodige vertaling en tolken zorgen (en er de kosten van dragen).<br />

Alle officiële talen van de Europese Unie dus gelijkwaardig in de Conventie?<br />

Ja en neen: als je het Engels of Frans niet machtig bent, wacht je wel een stuk<br />

langer op de stukken en… kan je het vergeten in de werkgroepen. Daarvoor<br />

besloot het presidium dat, ter wille van de te hoge kosten afgezien zou worden<br />

van simultaanvertaling in de werkgroepen. Een praktijk die lijkt op deze die<br />

men b.v. ook ontmoet bij de commissies van het Europees Parlement. Evenwel,<br />

in het Europees Parlement berust dergelijke werkwijze op het akkoord van de<br />

betrokken parlementsleden, in de Conventie gaat het blijkbaar om een besluit<br />

21 http://www.cpvo.eu.int/nl/default.html<br />

29


30<br />

van boven af. Daarenboven is het aangevoerde kostenargument bijzonder<br />

gevaarlijk. Wij kunnen ons nog heel wat andere besparingen voorstellen … ten<br />

koste van de grondprincipes van de Europese Unie.<br />

Het streven naar een democratische en eenduidige regeling van het taalgebruik<br />

in en door de organen van de Europese Unie behelst duidelijk meer dan men in<br />

eerste instantie in ogenschouw neemt. Overal waar de Unie door middel van<br />

haar vele instellingen en agentschappen optreedt, wordt ze geconfronteerd met<br />

de interne en externe modaliteiten van haar taalgebruik. Tot op heden blijkt dat<br />

de Unie en haar lidstaten er niet in slagen het functioneren van de EU te stoelen<br />

op een correct taalregime.<br />

3. Talen in de EU-praktijk van elke dag<br />

Het zou verkeerd zijn te geloven dat we met bovenstaand overzicht een<br />

volledig beeld zouden geboden hebben van het lot dat de onderscheiden talen<br />

van de EU toebedeeld wordt in de praktijk van de EU-instellingen. Immers,<br />

naast de regeling van de talen die hiervoor beschreven werden, bestaat er een<br />

praktijk die hiermede niet altijd in overeenstemming is. Daarenboven heeft de<br />

EU soms door normerend op te treden in andere gebieden, een belangrijke impact<br />

gehad op het talenpluralisme. Laten we hierna een en ander illustreren.<br />

Het principe is duidelijk: in haar contacten met de burgers van de Unie,<br />

gebruikt de Commissie alle officiële talen van de Unie. Het is immers een<br />

grondrecht van de Unieburgers om in eigen taal aangesproken te worden.<br />

Evenwel, in de praktijk lijkt de Commissie met deze principes nogal losjes om<br />

te springen.<br />

Professor van Els signaleert dat bij aanbestedingen en offertes vanuit de<br />

Commissie slechts Engels en Frans gehanteerd worden of dat formulieren in<br />

deze twee talen veel eerder dan in andere beschikbaar zijn. Steeds meer voelen<br />

indieners van offertes zich onder druk gesteld die in het Engels te stellen en niet<br />

in hun eigen taal, omdat ze vermoeden dat Engelstalige offertes als eerste gelezen<br />

en verwerkt worden. 22<br />

Een aanzienlijk aantal teksten op de website van de Europese Unie is slechts<br />

in een beperkt aantal talen beschikbaar. Men krijgt soms de indruk dat<br />

beschikbaarheid in andere officiële talen een soort uitsmijter is. EU-burgers<br />

22 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, 81.


met voldoende talenkennis stellen zich hier geen vragen bij, maar voor «gewone<br />

mensen» zal dit eventueel een bron van frustratie vormen. Uit een studie op<br />

vraag van de Europese Commissie blijkt nochtans dat de burgers van de<br />

kandidaat-lidstaten verwachten dat de informatie betreffende hun land en het<br />

lidmaatschap op zijn minst in de eigen taal beschikbaar zou zijn. 23<br />

Ook bij de aankondigingen van vacatures via de website stellen zich<br />

taalkundige verwikkelingen. Het is niet onbelangrijk deze na te gaan, omdat<br />

het internet tegenwoordig één van de meest gebruikte bronnen is om vacatures<br />

op het spoor te komen en om de inhoud van een arbeidsplaats te onderzoeken.<br />

Bij het recruteren van personeel voor de Europese Commissie zijn de gegevens<br />

over de vacatures slechts in een beperkt aantal talen beschikbaar. De taalvereisten<br />

voor de jobs zelf zijn niet discriminatoir. Het volstaat één officiële EU-taal<br />

grondig te kennen en nog één behoorlijk. Iemand die bijvoorbeeld perfect<br />

Nederlands, Zweeds, Fins en Deens beheerst, voldoet hier ruimschoots aan.<br />

Maar de navigatie op de website kan slechts in twee talen (het Frans en het<br />

Engels). Ook de inhoudelijke informatie betreffende de vacature is slechts in<br />

een beperkt aantal talen beschikbaar. De beschikbare jobs worden louter in het<br />

Engels aangekondigd en de selectiecriteria zijn slechts in het Spaans, Engels,<br />

Duits, Frans en Italiaans te raadplegen. 24 Stel dat onze perfect viertalige burger<br />

geen andere taal begrijpt, dan kan die persoon op eigen kracht geen kennis<br />

nemen van de vacature. Impliciet betreft het hier een benadeling van burgers uit<br />

de landen waar talen gesproken worden die niet gebruikt worden om de vacatures<br />

aan te kondigen. Bij vacatures voor het Europees Parlement stuitten we op<br />

gelijkaardige problemen, terwijl vacatures bij de Raad dan weer kenbaar gemaakt<br />

worden in alle officiële talen. 25 Dit toont eens te meer aan dat de instellingen op<br />

bepaalde punten waarschijnlijk teveel vrijheid hebben in hun omgang met de<br />

meertaligheid van de Unie.<br />

Op een vraag om informatie die we in het Nederlands per e-mail richtten aan<br />

de Raad van de Europese Unie, kregen we een standaard-antwoord (wij<br />

behandelen uw vraag…) dat was opgesteld in twee talen, het Frans en het Engels.<br />

Ook dit is een schending van de bepalingen van Verordening N°1/58. Immers,<br />

ook hier moet de EU met de burger in zijn eigen taal communiceren. De website,<br />

vaak als meest directe bron van contact, mag hierbij niet veronachtzaamd worden.<br />

23 Perceptions of the European Union - A qualitative study of the public’s<br />

attitudes to and expectations of the European Union in the 15 member states<br />

and the 9 candidate countries; studie in opdracht van de Europese Commissie.<br />

24 http://europa.eu.int/comm/recruitment/index_en.htm<br />

25 http://www.europarl.eu.int/competitions/default_en.htm, http://ue.eu.int/<br />

concours/default.asp?lang=nl<br />

31


32<br />

Vermelden we hier tussendoor ook dat de instellingen en agentschappen van<br />

de Europese Unie, waar ze zich vestigen, ook best wat meer oog zouden kunnen<br />

hebben voor de talen die op de plaats van hun inplanting de officiële talen zijn.<br />

Zeker wat het dagdagelijks contact met het grote publiek betreft, van de<br />

naambordjes op straat over de deurwachters en het veiligheidspersoon, tot de<br />

diensten die de contacten met de locale overheden verzorgen, mag verwacht<br />

worden dat ze ook de taal van de streek of de stad waar ze gevestigd zijn zouden<br />

gebruiken.<br />

Sommige dossiers worden ook inhoudelijk op een voor het talenpluralisme<br />

minder voldoening gevende wijze afgehandeld. Laten we hier met twee<br />

voorbeelden volstaan.<br />

Vooreerst is er de problematiek van het vereisen bij vacatures dat iemand<br />

een bepaalde taal als moedertaal zou hebben. Daar het meestal gaat om het<br />

vereiste dat iemand het Engels als moedertaal zou hebben, staat deze<br />

problematiek ook bekend als deze van het ‘native speaker’ vereiste. De praktijk<br />

om aanwervingen te beperken tot ‘native speakers’ beroerde al herhaaldelijk de<br />

publiek opinie. Op een desbetreffende vraag van een Europees parlementslid,<br />

antwoordde mevrouw Diamantopoulou, namens de Europese Commissie het<br />

volgende (21 februari en 18 april 2001):<br />

«De communautaire regels betreffende het vrij verkeer van werkenden<br />

verbieden niet alleen open discriminaties op grond van nationaliteit maar ook<br />

verborgen discriminaties die door toepassing van blijkbaar neutrale criteria in<br />

feite tot hetzelfde resultaat leiden. Er bestaat echter geen discriminatie wanneer<br />

de voorwaarden met betrekking tot de talenkennis gesteld worden op grond van<br />

de aard van de te vervullen vacature.<br />

In sommige situaties kan het bijgevolg gerechtvaardigd zijn van een sollicitant<br />

een talenkennis van zeer hoog niveau te eisen. De onmogelijkheid om hiervan<br />

het bewijs te leveren door andere middelen dan het feit dat een taal de moedertaal<br />

van de sollicitant is, zou echter kunnen worden beschouwd als onevenredig ten<br />

aanzien van het nagestreefde doel. Daaruit volgt dat het moedertaalcriterium<br />

als discriminatoir zou kunnen worden beschouwd en bijgevolg als onverenigbaar<br />

met de communautaire regelgeving inzake vrij verkeer van werknemers in de<br />

Gemeenschap.<br />

De nationale autoriteiten, waaronder de rechtbanken, van de betreffende<br />

lidstaat moeten van geval tot geval bekijken of de eisen van de werkgever in<br />

overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.<br />

Het is bijgevolg niet aan de Commissie om in dit geval handelend op te<br />

treden.»


Er kunnen zeker vraagtekens bij dit antwoord gesteld worden. Het blinkt zo<br />

zeker niet uit door een grote bereidheid een nefast fenomeen aan te pakken:<br />

verantwoordelijkheid ter zake wordt afgeschoven naar de nationale overheden.<br />

Toch weet men goed dat dezen vaak machteloos staan ten overstaan van<br />

internationale organismen. Op zijn minst zou verwacht mogen worden dat de<br />

Commissie, evenals de overige Europese instellingen, én de particuliere<br />

ondernemingen waarmee de EU-instellingen contracteren zouden afzien van<br />

het hanteren van het discrimerende ‘moedertaal’-criterium. Overigens, de<br />

discriminatie zit hem hier niet zozeer in een discriminatie naar nationaliteit,<br />

maar minstens evenzeer in een wederrechtelijk ongelijke behandeling naar<br />

afkomst/geboorte.<br />

Soms duikt taal ook op in dossiers die daar op het eerste gezicht weinig mee<br />

te maken lijken te hebben. Denken we zo aan de bescherming van de consument<br />

in een open markt. Het vrij verkeer van goederen blijkt namelijk in de praktijk<br />

gehinderd te kunnen worden door taalreglementering betreffende etikettering<br />

en de verstrekking van informatie op de etiketten, of eenvoudigweg betreffende<br />

de advertering voor zulke producten. Nationale overheden vereisen soms het<br />

gebruik van de nationale taal voor import-producten met als argument de<br />

bescherming van de rechten van de consument. Daartegenover staat dat deze<br />

argumentatie soms gezien wordt als dekmantel voor een reglementering met<br />

protectionistische doeleinden. De Unie, in casu de Commissie, trachtte een<br />

evenwicht te vinden door enerzijds de staten niet toe te staan een algemeen<br />

verbod op het gebruik van vreemde talen voor de marketing van producten op<br />

te leggen, terwijl ze anderzijds reglementering voor bepaalde producten en<br />

soorten informatie (ingrediënten, vervaldata, enz.) toelaat om de rechten van<br />

de consument te beschermen. De regeling die tot stand kwam stipuleert dat de<br />

informatie verstrekt kan worden in een taal «die de consument makkelijk kan<br />

begrijpen», lees een «grote taal». Deze regeling lijkt ons discriminatoir, al was<br />

het maar omdat het niet zo zal zijn dat allen in een land ook een vreemde,<br />

grotere taal zullen kennen. Ook hier hebben de Europese instellingen gefaald<br />

waar het de bescherming van de gelijkheid der officiële talen van de Unie betrof.<br />

33


34<br />

Hoofdstuk 3: EU-beleid ter promotie en bescherming van<br />

regionale- en minderheidstalen (niet-officiële EU-talen)<br />

Sinds de vroege jaren 80, betonen de instellingen van de Europese Unie een<br />

groeiende belangstelling voor het wedervaren van die autochtone<br />

gemeenschappen, wier talen geen officiële taal zijn in hun respectieve staten.<br />

De meeste talen die een officiële taal zijn in een lidstaat, zijn ook een officiële<br />

taal van de Europese Unie. De enige uitzonderingen zijn, zoals eerder reeds<br />

gesteld, het Iers en het Letzeburgs.<br />

Men kan zich afvragen waarom de EU een beleid ontwikkelt, gericht op de<br />

niet-officiële talen bestaande in haar lidstaten. Daar zijn twee, onderling<br />

verweven, argumenten voor aan te halen. Ten eerste heeft de economische en<br />

politieke integratie, die de bestaansreden van de Unie vormt, negatieve gevolgen<br />

voor talen die niet als officiële EU-taal erkend worden. De redenering is dan<br />

dat het maar billijk is dat de EU zich inspant om de dreiging van uniformisering<br />

enigszins te compenseren. Ten tweede is men van mening dat de taal- en<br />

cultuurverscheidenheid binnen de EU één van de wezenskenmerken ervan<br />

uitmaakt en een katalysator van voortdurende innovatie is. Taalverscheidenheid,<br />

als een centrale component van de bredere verscheidenheid, moet daarom<br />

ondersteund worden. Daarnaast mag men niet uit het oog verliezen dat 40 tot<br />

50 miljoen inwoners van de Europese Unie een andere taal spreken dan de<br />

officiële taal of talen van het land waar ze wonen. De thematiek is van belang<br />

voor een groot aantal Europeanen en het is vanzelfsprekend dat hierrond<br />

Europees beleid ontwikkeld wordt.<br />

1. Stand van zaken binnen de Europese Unie<br />

Het Europees Parlement nam in 1981, 1987 en 1994 (zie Bijlage 9) resoluties<br />

aan, waarin de bescherming en promotie van minder gebruikte talen aanbevolen<br />

werden. De Europese Commissie ontplooit een aantal activiteiten op basis van<br />

de resoluties van het Europees Parlement en artikel 22 van het Handvest van de<br />

grondrechten van de Europese Unie (7 december 2000) luidt: «De Unie<br />

eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.» Deze<br />

teksten vormen aanknopingspunten voor de projecten van de Commissie.


De activiteiten hebben twee vormen aangenomen. Tot en met het jaar 2000<br />

was er projectfinanciering voor concrete initiatieven ter bescherming en<br />

bevordering van regionale talen en minderheidstalen. 26 Nu is er financiële steun<br />

voor het Europees Bureau voor Minder Gebruikte Talen (EBMGT) en het<br />

Mercator-informatienetwerk.<br />

Mercator is een informatie- en documentatienetwerk dat tot doel heeft de<br />

uitwisseling en verspreiding van informatie over minderheidstalen en -culturen<br />

te verbeteren. Het netwerk verschaft een breed publiek en mensen die specifieke<br />

belangen hebben actuele en betrouwbare gegevens over de situatie van<br />

taalgemeenschappen. Meer over het EBMGT sub 2.<br />

De definitie van regionale en minderheidstalen die door de Commissie<br />

gehanteerd wordt, bepaalt dat het gaat om inheemse talen die van oudsher door<br />

een deel van de autochtone bevolking van de lidstaten van de EU of de EERlanden<br />

gesproken worden. De talen van immigranten, kunsttalen of dialecten<br />

binnen de officiële taal van een bepaald land vallen niet onder de definitie. De<br />

definitie komt uit het Europees Handvest voor streektalen of talen van<br />

minderheden. Het Handvest gaat uit van de Raad van Europa en het werd door<br />

tal van lidstaten van de EU geratificeerd. 27<br />

2. De rol van het EBMGT en zijn concrete voorstellen m.b.t. de EU-<br />

Conventie 28<br />

Het EBMGT vertegenwoordigt de belangen van twee types sprekers van talen:<br />

1) Sprekers van een taal, waarvan de praktisering in gevaar is of die dreigt<br />

te verdwijnen. Het aantal sprekers neemt af, de taal wordt niet of slecht<br />

overgedragen op de volgende generaties en op termijn dreigt de taal zelf<br />

te verdwijnen. Als dusdanig kan dit zelfs het geval zijn voor een officiële<br />

taal van een lidstaat: denken we zo aan het Iers, dat, ofschoon een officiële<br />

taal van Ierland, het aantal sprekers onrustwekkend ziet teruglopen.<br />

26 Vanaf 2001 was de 2,5 miljoen Euro EU-steun voor minder gebruikte talen<br />

onbeschikbaar, omwille van het ontbreken van een verdragsbasis voor een<br />

meerjarenprogramma inzake deze steun. Ook op de Europese top van Nice<br />

werd niet afdoende politieke steun gevonden voor het programma.<br />

27 http://europa.eu.int/comm/education/langmin_nl.html<br />

28 http://www.eblul.org/pajenn.asp?ID=40&yezh=saozneg<br />

35


36<br />

2) Sprekers van een taal die niet de rechten geniet - bijvoorbeeld een<br />

minimale graad van mede-officialiteit - waarover ze zou moeten kunnen<br />

beschikken in het gebied waar ze traditioneel gesproken wordt.<br />

Met deze opvatting is er voor het EBMGT geen onderscheid tussen de<br />

begrippen «minderheidstaal» en «regionale taal». De uitdrukking «regionale<br />

taal» wordt vaak gebruikt voor talen gesproken in landen die, omwille van<br />

politieke redenen, niet wensen te refereren naar het woord «minderheid».<br />

Het EBMGT behartigt de volgende taken:<br />

– Promoten van een actieve politiek van de Europese instellingen ten gunste<br />

van de regionale of minderheidstalen en de taalrechten van zij die deze<br />

talen spreken.<br />

– Bijdragen aan de bescherming van de talen van meer dan 40 miljoen<br />

mensen die in het kader van hun land, lidstaat van de EU, een<br />

minderheidstaal spreken.<br />

– De regionale en minderheidstalen vertegenwoordigen bij de EUinstellingen<br />

en in andere internationale instellingen.<br />

– Coördinatie van de activiteiten van gespecialiseerde instellingen en/of<br />

in de materie geëngageerde verenigingen, evenals van de activiteit van<br />

zijn Comités van de Lidstaten.<br />

– De gemeenschappen op de hoogte houden van de Europese politiek<br />

inzake minderheidstalen en van de programma’s betreffende taalkwesties.<br />

– De communicatie verzorgen tussen de betrokken gemeenschappen en<br />

de contacten en uitwisselingen tussen hen vergemakkelijken.<br />

– Organiseren van culturele evenementen en conferenties, hetzij in Brussel,<br />

hetzij in lidstaten geïnteresseerd in regionale of minderheidstalen.<br />

– Zoeken naar juridische en politieke steun ten gunste van minder<br />

verspreide talen op het niveau van de Unie en haar Lidstaten.<br />

Het EBMGT heeft zich direct tot de Conventie over de toekomst van de<br />

Europese Unie gericht. Dit actieplan van het EBMGT behelst het verder<br />

bediscussiëren van haar voorstellen ter promotie van de taalverscheidenheid<br />

met experts en geïnteresseerden, evenals het opzetten van lobby-activiteiten.<br />

Het pakket voorstellen ter bevordering van de taaldiversiteit heeft tot doel inhoud<br />

te geven aan artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU («De<br />

Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.»).<br />

Het middel hiertoe zou de introductie van het concept «taaldiversiteit» in het<br />

nieuwe EU-Verdrag zijn. Om aldus artikel 22 betekenis te geven moeten volgens<br />

het EBMGT drie veranderingen aan het Europees Verdrag aangebracht worden.<br />

Er zou een specifiek artikel over taaldiversiteit, gebaseerd op artikel 22 van het


Handvest, in het Verdrag moeten ingeschreven worden. In artikel 13 van het<br />

EG-verdrag (artikel m.b.t. niet-discriminatie) moet ook het verbod van<br />

discriminatie op basis van taal toegevoegd worden. Tevens wordt gepleit voor<br />

een overschakeling op het beslissen op basis van gekwalificeerde meerderheid<br />

in aangelegenheden die de Europese Cultuur-politiek betreffen. Inzonderheid<br />

wat het derde van deze voorstellen betreft, hebben wij toch enige twijfel of het<br />

vooropgestelde doel noodzakelijk gediend wordt door het voorgestane middel.<br />

37


38<br />

Hoofdstuk 4: Opties voor taalregimes 29<br />

Laten we hier op een zeer beknopte wijze de pleidooien voor meer of minder<br />

officiële talen, meer of minder werktalen ook, op een rijtje zetten. Laten we<br />

tevens nagaan welke diverse scenario’s voor een talenregeling in de EU zich<br />

zoal aandienen. Hierbij wordt telkens geenszins volledigheid nagestreefd. Onze<br />

uiteenzetting in dit hoofdstuk zal verre van uitputtend zijn. Veeleer willen we<br />

de lezer laten proeven van de vele tegenstellingen die zich op het vlak van de<br />

talen van de Europese Unie voordoen. Dit is niet onbelangrijk als een aanloop<br />

naar een volgend hoofdstuk, waarin we een eigen voorstel zullen formuleren.<br />

Want uit het voorgaande zou toch dit duidelijk moeten geworden zijn: de huidige<br />

dubbelzinnigheid in de Europese taalregeling en de spanning tussen theorie en<br />

praktijk, tussen plechtige verklaringen en dagelijks handelen is op zich niet<br />

langer houdbaar en wordt volstrekt onleefbaar bij de nakende uitbreiding van<br />

de Europese Unie.<br />

1. Pleidooien voor meer of minder veeltaligheid<br />

1.1 Pleidooien voor meer officiële talen<br />

Er zijn mensen en groeperingen die de veeltaligheid uitgebreid willen zien.<br />

Ze pleiten voor de erkenning van meer officiële talen in de Europese Unie.<br />

Daarbij denkt men dan in de eerste plaats aan talen die, ofschoon niet een officiële<br />

taal van een lidstaat, wel door velen gesproken en geschreven worden en ook<br />

binnen bepaalde regio’s een officiële status hebben. Zo pleiten inzonderheid<br />

vele Catalanen voor de uitbreiding van de notie officiële taal van de EU, ter<br />

inclusie van met name ook talen als het Catalaans. Ze wijzen op de historische<br />

sterkte van het Catalaans, haar officiële status op regionaal niveau en de grootte<br />

van de taalgemeenschap. De Catalaanse taalgemeenschap is tweemaal groter<br />

dan de Finse of de Deense taalgemeenschap, beide officiële en werktalen van<br />

de Unie.<br />

1.2 Pleidooien voor minder officiële talen<br />

Een aantal mensen staat een evolutie voor waarbij de Unie, zoals de meeste<br />

internationale organisaties, slechts een beperkt aantal officiële talen zou hebben.<br />

29 De waaier van kritieken en apologieën m.b.t. de meertaligheid is gelijkaardg<br />

in alle literatuur (zie bibliografie)


Uiteraard zou ook het aantal werktalen beperkt blijven tot die officiële talen.<br />

De pleidooien voor minder officiële talen zijn echter eerder marginaal en worden<br />

tot op heden op geen enkel ernstig niveau overwogen.<br />

1.3 Pleidooien voor een striktere toepassing van de institutionele<br />

veeltaligheid<br />

Een vraag om een striktere toepassing van de institutionele veeltaligheid is<br />

een reactie tegen het laissez-faire op het vlak van de werktalen. In deze groep<br />

vindt men onder meer de Duitse regering en de Bundesrat, die willen dat het<br />

Duits op gelijke voet behandeld wordt met het Frans en het Engels. Sinds de<br />

hereniging van de beide Duitslanden is het Duits namelijk veruit de meest<br />

gesproken moedertaal in de EU. Wel moet er opgemerkt worden dat de Duitse<br />

pleidooien toch ook vaak een beperking van de werktalen genegen zijn, als<br />

maar het Duits tot de uitverkoren talen behoort. Niettemin loopt de<br />

argumentatielijn van de Duitsers eveneens vaak langs een eis tot striktere<br />

toepassing van verordening N°1/58.<br />

Voor een striktere toepassing van het taalpluralisme, pleiten verder vooral<br />

ook de Nederlanders, de Vlamingen uit België en de Denen. Zij verzetten zich<br />

dan tegen de verwaarlozing van bepaalde officiële talen op bepaalde<br />

gelegenheden, en tegen het de facto hanteren van slechts twee of drie werktalen<br />

in de Europese Commissie.<br />

Een derde en misschien wel de grootste pleitbezorger van het onverkorte<br />

behoud van de institutionele veeltaligheid is het Europees Parlement. In een<br />

Resolutie (19/01/1995) over de officiële talen en de werktalen in de Europese<br />

Unie (zie Bijlage 10) verzet het zich fel tegen een plan om het aantal werktalen<br />

terug te brengen tot vijf. Ze zetten in hun Resolutie een aantal klassieke<br />

argumenten op een rijtje. Het Europees Parlement waarschuwt tegen het creëren<br />

van tweederangsburgers en een toename van de afstand tussen de burger en de<br />

EU. Ze wijst technische en budgettaire argumenten als rechtvaardigingsgrond<br />

af. Het Europees Parlement stelt resoluut te zullen opkomen voor de gelijke<br />

status van de officiële talen en de werktalen van alle landen die de Unie vormen<br />

en oordeelt dat elke afgevaardigde het recht moet behouden zich in zijn eigen<br />

taal uit te drukken. Evenzeer dringt het Parlement erop aan dat de burgers zich<br />

in schrift en woord van hun eigen taal kunnen bedienen in hun contacten met<br />

alle Europese instellingen. Een nuance die bij dit alles wel moet aangehaald<br />

worden is de dagelijkse praktijk in het Europees Parlement. In vergaderingen<br />

op het niveau van de commissies komen de leden van het Europees Parlement<br />

regelmatig ad hoc overeen met drastisch minder talen te werken, schriftelijk en/<br />

of mondeling. Zo een beperking treft ook wel eens talen van leden die bij het<br />

overleg betrokken zijn.<br />

39


40<br />

1.4 Pleidooien voor minder werktalen<br />

Deze pleidooien willen de institutionele veeltaligheid drastisch terugdringen<br />

wat de werktalen betreft. Men denkt hierbij niet aan een beperking van het<br />

aantal officiële talen. Zeker in het licht van de uitbreiding van de EU, is dit met<br />

voorsprong de grootste groep, maar tegelijkertijd de meest diverse. Die diversiteit<br />

is er zowel in het aangeven van de tekortkomingen van de veeltaligheid, als<br />

naar de oplossingen die vooruit geschoven worden. De hoofdredenen die<br />

aangegeven worden om het aantal werktalen te beperken zijn dat de institutionele<br />

veeltaligheid zoals ze thans bestaat, niet naar behoren functioneert en/of dat ze<br />

te duur is.<br />

Een eerste argument tegen de veeltaligheid is de prijs. De vertaalkosten wegen<br />

zwaar op het totale budget voor de huishoudelijke uitgaven van de Commissie<br />

en de andere instellingen. Ze zijn evenwel relatief laag in verhouding tot de<br />

totale EU-begroting. Circa 2 % van de totale Commissie-begroting wordt<br />

gespendeerd aan vertaalkosten (cijfers januari 2000). De uitbreiding van de<br />

Unie zou dit percentage aanzienlijk verhogen. Over het belang van dit argument<br />

verschillen de meningen. De enen orakelen dat het onverantwoord is veel<br />

middelen te spenderen aan vertaling, anderen vinden de kostprijs dan weer<br />

irrelevant. Ze vinden het inperken van de veeltaligheid omwille van de kost,<br />

even dwaas als het afschaffen van de verkiezingen om dezelfde reden.<br />

Democratie kost geld en democratisch bestuur is een baat op zichzelf. In het<br />

kader van de Unie zien zij de veeltaligheid als een kernelement van het<br />

democratisch functioneren. Bovendien hoopt men erop dat een betere<br />

technologische infrastructuur in de toekomst steeds meer mogelijkheden zal<br />

bieden voor kostenbesparing.<br />

Een tweede kritiek die in brede kring te horen is, betreft de inefficiëntie<br />

waartoe de omslachtigheid van de huidige talenregeling leidt. Omdat de<br />

documenten vertaald moeten worden, treedt er vertraging op. Eveneens is er<br />

sprake van fouten bij het vertalen en tolken. Wanneer er met tolken gewerkt<br />

wordt, dient een strak tijdsschema aangehouden te worden. Er kan niet onbeperkt<br />

in de tijd gesproken worden. Men haalt ook aan dat het omzetten naar andere<br />

talen leidt tot gebrek aan precisie en tot stijlarmoede. Het is evenwel<br />

onwaarschijnlijk dat een aantal van deze gebreken zouden verdwijnen wanneer<br />

de overgang tussen de verschillende talen niet meer gemaakt zou worden door<br />

professionele vertalers en tolken, maar door amateurs, namelijk de ambtenaren<br />

en de volksvertegenwoordigers zelf.


Het taalgebruik in de Europese Unie is in ieder geval niet onproblematisch.<br />

Daarom is het belangrijk tijdig aandacht te besteden aan de knelpunten die zich<br />

voordoen of kunnen gaan voordoen. Anders is het risico zeer reëel dat er de<br />

facto een praktijk groeit van willekeur in de keuze van de gebruikte talen. Een<br />

blik op de EU-realiteit leert namelijk dat het aantal werktalen ook nu vaak al<br />

beperkt is tot twee of drie.<br />

2. Scenario’s van taalregime<br />

We kunnen een taalregime definiëren als een geheel van officiële talen en<br />

een geheel van regels die de wederzijdse begrijpelijkheid in een «overleg»<br />

(werktalen) tussen de vertegenwoordigers van verschillende talengroepen<br />

toelaten. De moeilijkheid bij het beantwoorden van de vraag hoeveel officiële<br />

en werktalen de EU moet hebben, is erin gelegen dat het antwoord dat politiek<br />

het beste lijkt, economisch het slechtste lijkt, terwijl het antwoord dat economisch<br />

het beste lijkt, politiek het slechtste lijkt. Politiek is het duidelijk dat er veel<br />

officiële talen zouden moeten zijn. De EU heeft rechtstreekse jurisdictie over<br />

de burgers van de lidstaten en ze neemt dus beslissingen die de burgers moeten<br />

navolgen als waren ze door hun eigen nationale staat genomen. Als de EU wil<br />

dat haar beslissingen als legitiem worden aanzien, moet haar personeel enigszins<br />

de burgers die ze reguleert weerspiegelen, ook op taalkundig vlak, en de EU<br />

moet haar beslissingen aan de burgers communiceren in hun eigen taal. De<br />

officiële status binnen de EU bevordert vermoedelijk ook de leefbaarheid van<br />

kleinere EU-talen, die in sommige gevallen zouden bedreigd worden door de<br />

economische integratie. Economisch daarentegen, lijkt het verkieselijk dat er<br />

maar één officiële taal zou zijn. Dit maakt snelle en duidelijke communicatie<br />

tegen een lage kostprijs mogelijk.<br />

Oppervlakkig bekeken, heeft de Unie gekozen voor een nauw bij het politieke<br />

optimum aansluitend taalregime. Er zijn elf officiële en werktalen, de EU<br />

bevordert niet-officiële talen, promoot het studeren van EU-talen en de<br />

ontwikkeling van vertaal-technologie. Ook ander EU-beleid draagt bij tot het<br />

behoud van taalkundige verscheidenheid.<br />

In werkelijkheid worstelt de EU echter veeleer voortdurend tussen de<br />

hypothetische extremen van een beleid dat de verschillende officiële talen een<br />

volledig gelijkwaardige status bezorgt en een beleid dat één taal kiest als officiële<br />

en werktaal. Dit brengt een uiteenlopende praktijk, op verschillende momenten<br />

en in verschillende instellingen met zich mee. De absolute gelijkheid van alle<br />

41


42<br />

officiële talen geldt eigenlijk alleen voor een beperkt aantal symbolische<br />

aangelegenheden. Aan de andere kant wordt soms een semi-officiële status<br />

toegekend aan andere dan officiële talen. Zoals gezegd vloeit dit gebrek aan<br />

helderheid voort uit het gepaard gaan van de decentralisatie van de<br />

taalreglementering ingevolge de gedeeltelijke bevoegdheidsdelegatie door de<br />

Raad en het ontbreken van een definitie van de begrippen werktaal en officiële<br />

taal. 30<br />

Met het oog op de nakende uitbreiding van de Europese Unie, is het<br />

noodzakelijk de mogelijke scenario’s voor een aanpassing van het taalregime<br />

van de EU in ogenschouw te nemen. We zetten de scenario’s voor mogelijke<br />

veranderingen aan het taalregime uiteen. Om te illustreren wat een en ander<br />

concreet betekent, refereren we doorgaans aan wat het voor het Europees<br />

Parlement zou betekenen.<br />

2.1 Scenario’s voor radicale veranderingen aan het taalregime<br />

a. Monolinguïsme<br />

In dit scenario wordt de meertaligheid verlaten en vervangen door één enkele<br />

officiële taal (die ook de enige werktaal is). Die taal zou dan het Engels of een<br />

kunsttaal als Esperanto worden. Dit voorstel levert een maximale<br />

kostenbesparing en duidelijkheid op. Politiek gezien is dit voorstel echter in<br />

even grote mate negatief te evalueren. De taaldiversiteit wordt volledig opgegeven<br />

en bijna alle talen krijgen een minderwaardige status. Een deel van de Europese<br />

burgers zal niet in staat zijn met de Unie te communiceren of er zich over te<br />

informeren. De belangrijkste voor- en nadelen van een beperking tot één werktaal<br />

bespraken we reeds eerder.<br />

b. Nationalisatie van de talendiensten<br />

Hoewel het niet echt het taalregime als dusdanig betreft, vermelden we hier<br />

ook de mogelijke nationalisatie van de talendiensten. De lidstaten zouden dan<br />

de verantwoordelijkheid krijgen voor de vertaal- en tolkdiensten van en naar<br />

hun eigen nationale taal of talen. In de praktijk zouden de lidstaten gebruik<br />

kunnen maken van de bestaande infrastructuur en voor deze diensten het eigen<br />

aandeel in de kosten betalen. De besparingen vloeien dan voort uit een verwachte<br />

30 Pool, J., Optimal language regimes for the European Union, in: International<br />

Journal of the Sociology of Language, 121 (1996), 159-162.


vermindering van het aantal gevraagde vertalingen en/of vertolkingen. Er zouden<br />

evenwel veelvuldige en complexe wijzigingen aan de wetgeving noodzakelijk<br />

zijn om in dit scenario de gelijkheid van de burgers van de Unie voor de wet te<br />

bewaren.<br />

2.2 Intermediaire scenario’s met een beperkt aantal werktalen<br />

Deze scenario’s kunnen op het voorplan komen indien de gelijkheid tussen<br />

de verschillende officiële talen ook formeel niet langer als een hoeksteen van<br />

de meertaligheid aanzien wordt. Voor de werking van het parlement, inclusief<br />

de plenaire debatten, wordt dan b.v. slechts een beperkt aantal talen weerhouden.<br />

a. Volledige meertaligheid voor een beperkt aantal vaste werktalen<br />

Van de officiële talen wordt slechts een beperkt aantal (één, twee, drie of<br />

vijf) als werktaal gehanteerd. De geselecteerde talen worden volledig op voet<br />

van gelijkheid behandeld. Een beperkt aantal werktalen heeft als voordeel dat<br />

de kosten gedrukt worden en dat er duidelijkheid geschapen wordt. Er hoeft<br />

alleen van en naar de werktalen vertaald en getolkt te worden, wat het aantal<br />

talenparen drastisch vermindert. Eén taal zou betekenen dat alleen het Engels<br />

overblijft, de twee talen zouden Engels en Frans zijn. Een eventuele derde zou<br />

het Duits zijn en in het geval van vijf talen komen ook het Italiaans en het<br />

Spaans in aanmerking. Zeker in de hypothese van vijf talen, kan men moeilijk<br />

objectieve criteria bedenken om, na uitbreiding van de EU, geen bijkomende<br />

talen aan de vijf toe te voegen; waarom zouden dan b.v. Turks of Pools ook niet<br />

in het rijtje van de gepriviligeerde talen opgenomen worden?<br />

Eén taal alleen lijkt politiek volledig onbespreekbaar en verder geldt: hoe<br />

meer talen, hoe meer bespreekbaar, maar ook, hoe minder efficiënt. Twee of<br />

drie talen zou een haalbaar alternatief kunnen zijn, althans onder welbepaalde<br />

voorwaarden.<br />

Er wordt in deze hypothese echter wel een tweedeling gecreëerd tussen Atalen<br />

en B-talen. Aangezien het werktalen betreft, heeft een hiërarchie voor de<br />

publieke status en de ontwikkeling van een taal zelf minder belang. Het is wel<br />

zo dat moedertaalsprekers van een werktaal communicatief bevoordeeld zijn<br />

tegenover anderen. De enige mogelijke oplossing om aan dit euvel te verhelpen,<br />

is de regel in te voeren dat men de eigen moedertaal niet mag gebruiken. Een<br />

tweede argument tegen het beperken van het aantal werktalen is dat het tegen<br />

de democratische rechten van de burgers zou zijn, wanneer bijvoorbeeld aan<br />

43


44<br />

het lidmaatschap van het Europees Parlement bepaalde voorwaarden op het<br />

gebied van talenkennis gesteld zouden worden. De eerder aangehaalde nuance<br />

geldt ook hier. Een parlementslid dat zich niet goed in het Engels of Frans uit<br />

de slag kan trekken, bevindt zich nu al in een nadelige positie.<br />

b. Asymmetrische meertaligheid<br />

In dit scenario kunnen alle parlementsleden in hun eigen taal (brontalen)<br />

spreken en schrijven, maar ze ontvangen vertalingen in slechts een beperkt aantal<br />

talen (doeltalen). Ieder kan zijn eigen taal ‘productief’ gebruiken, maar passief<br />

is er slechts een beperkt aantal talen. In het COT-rapport, een werkdocument<br />

voor het Bureau van het Europees Parlement van augustus 2001, werd het<br />

asymmetrisch systeem aangemerkt als één dat, wegens de inherente ongelijkheid,<br />

slechts een optie kan zijn bij bepaalde niet-beleidsmakende/niet-wetgevende<br />

vergaderingen. 31 Voor plenaire vergaderingen zou dit systeem op basis van deze<br />

argumentatie zeker uitgesloten zijn. In feite kunnen hier dezelfde pro’s en contra’s<br />

aangehaald worden als bij het vorige scenario.<br />

2.3 Volledige meertaligheid, zonder correcties<br />

Het nu gangbare taalregime wordt in dit scenario ook na de uitbreiding<br />

aangehouden. Deze optie zou naar verluidt soms leiden tot een verviervoudiging<br />

van het huidige vertaal-en tolkbudget, zulks door de toename van het aantal<br />

talen met maximum twaalf nieuwe talen. Op korte termijn zou dit zowel qua<br />

infrastructuur als qua te recruteren personeel voor problemen zorgen.<br />

31 http://www.europarl.eu.int/meetdocs/committees/budg/20010912/DT9en.pdf


Hoofdstuk 5: Voorstel voor een coherente talenregeling van<br />

de EU<br />

Wij zijn de overtuiging toegedaan dat de huidige toestand inzake talen in de<br />

EU geen voldoening schenkt en hoe dan ook onder grote druk komt te staan bij<br />

een nakende uitbreiding van de Europese Unie met een groot aantal nieuwe<br />

lidstaten. Daarenboven gaat het om een aangelegenheid van groot belang. Taal<br />

hangt samen met de identiteit van een volk. Als de Europese Unie wil evolueren<br />

naar een grotere integratie zonder een eenheidsworst te worden, zal het essentieel<br />

zijn een bevredigende nieuwe benadering uit te werken. Daarbij kunnen we niet<br />

anders dan uitgaan van de gelijkwaardigheid van alle officiële talen van de<br />

Europese Unie en de waardevolheid van alle talen die in de Unie gebruikt worden.<br />

Anderzijds kan men ook niet volledig de ogen sluiten voor de minimale eisen<br />

van werkbaarheid en efficiëntie. De talenkwestie vraagt dan ook om een klaar<br />

antwoord van de Conventie. Dit antwoord pogen we hierna te formuleren. We<br />

verwerpen dus de stelling van hen die er de voorkeur aan geven de zaken hier<br />

op hun beloop te laten. Taal behoort tot wat de ‘publieke cultuur’ genoemd kan<br />

worden. Wie vindt dat taaldiversiteit in en voor de EU een belangrijk goed is,<br />

zal actief beleid moeten voeren. De absolute dominantie van één taal lijkt anders<br />

onvermijdelijk het spontane resultaat te zullen zijn van een ‘linguïstisch laissezfaire’.<br />

De huidige toestand schenkt geen voldoening omdat deze voor een stuk al<br />

het product is van zulk een ‘linguïstisch laissez-faire’ en in ieder geval van een<br />

te grote kloof getuigt tussen theorie en praktijk, tussen verklaringen en praktijk.<br />

Dit laatste is uiteindelijk nefast voor de geloofwaardigheid van het<br />

Gemeenschapsrecht en strijdig met de rechtstaatsidee.<br />

Het is ook van fundamenteel belang het onderscheid tussen de officiële talen<br />

en de werktalen van de Unie ondubbelzinnig te formuleren. De dubbelzinnigheid<br />

die nu heerst, leidt tot een situatie waarin gelijkwaardigheid in theorie, in schril<br />

contrast staat met een duidelijk ongelijke status in de dagelijkse praktijk van de<br />

Unie. Aan de basis van die onduidelijkheid ligt de dubbelzinnige formulering<br />

‘officiële talen en werktalen’ zoals die voorkomt in Verordening N°1/58 van de<br />

Raad. Het onderscheid tussen beide wordt niet uitgeklaard en biedt vruchtbare<br />

bodem voor een niet op welbepaalde principes gebaseerd pragmatisme en een<br />

sluipende verdrukking van de kleinere talen. Verordening N°1/58 moet<br />

uitgeklaard worden; de grondprincipes ervan in het Verdrag zelf ingeschreven.<br />

De officiële talen moeten gelijkwaardig zijn als officiële talen en er moet bepaald<br />

worden wat de status «officiële taal» inhoudt. Werktalen moeten beoordeeld<br />

worden in het licht van hun functionaliteit als werktaal. Hierbij zorgt men ervoor<br />

45


46<br />

dat de vertegenwoordigers, functionarissen en burgers van de lidstaten geen<br />

nadeel ondervinden van de werktalenregeling.<br />

We wijden hierna een paragraaf aan wat de officiële talen van de Unie zouden<br />

moeten zijn en worden en wat deze status dan met zich meebrengt en een<br />

paragraaf aan wat de werktalen van de Unie zouden moeten worden en wat de<br />

implicaties hiervan zouden zijn. Op deze manier kan men de bepalingen en<br />

verklaringen over het taalgebruik in de EU en de concrete taalpraktijk terug in<br />

overeenstemming brengen. In een derde paragraaf gaat onze aandacht naar de<br />

in de Europese Unie gebruikte talen die geen officiële talen van de Unie zijn:<br />

ook deze talen zijn waardevol en dragen bij tot de Europese taalrijkdom. De<br />

Europese Unie zal een actief beleid moeten voeren om deze talen te beschermen<br />

en te bevorderen. Gelet op het grote belang van de talenregeling binnen de<br />

Europese Unie van vandaag en morgen, zal naar onze mening best binnen elke<br />

EU instelling een taalombud aangesteld worden. Krijgt de burger of de<br />

onderneming geen voldoening van de taalombud, dan moet deze met zijn klacht<br />

naar het Hof van Justitie kunnen stappen. We wijden aan het<br />

handhavingsmechanisme enkele beschouwingen in een vierde paragraaf.<br />

1. Officiële talen in de Europese Unie<br />

Herinneren we eraan dat het erkennen van een taal als officiële taal van de<br />

Europese Unie voor ons betekent dat het de taal is waarin de burgers en de<br />

ondernemingen met de organen van de Europese Unie communiceren en waarin<br />

de Europese Unie zich uitdrukt telkens wanneer ze zich uit op een voor die<br />

burger relevante wijze. Anders uitgedrukt, telkens wanneer de burgers en<br />

ondernemingen van de Europese Unie er belang bij hebben kennis te hebben<br />

van uitspraken van organen van de Europese Unie, moeten ze deze ook ter<br />

kennis kunnen nemen in elke officiële taal van de Unie.<br />

Per definitie zijn alle talen die als officiële taal erkend worden volstrekt<br />

gelijkwaardig. Het is van groot belang dat deze absolute gelijkwaardigheid ook<br />

daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Deze gelijkwaardigheid staat echter een<br />

beperkt aantal werktalen, waarover hierna meer, niet in de weg. Immers, de<br />

gelijkwaardigheid is absoluut doch slechts als officiële taal, dit wil zeggen voor<br />

deze materies die in een officiële taal geregeld worden.<br />

We stellen voor alle officiële talen van EU-Lidstaten te erkennen als officiële<br />

talen van de Europese Unie. Zoals zulks vandaag al het geval is, staat het de<br />

lidstaten vrij zelf af te zien van de voordracht van een officiële taal als officiële<br />

taal van de Unie. Denken we hier aan de Luxemburgse en Ierse voorbeelden.


Uiteraard betekent dit bij de nakende uitbreiding van de EU, een aanzienlijke<br />

toename van het aantal officiële EU-talen. Toch zijn we er stellig van overtuigd<br />

dat er geen andere weg is. De status van officiële taal van de Europese Unie<br />

heeft belang voor het gebruik ervan in het officiële, publieke domein (vb. een<br />

plenaire zitting van het Europees Parlement); voor de beschikbaarheid ook van<br />

officiële EU-documenten in die taal. Het betreft hier de legitimiteit van de<br />

Europese Unie zowel in de strikt juridische, als in de meer algemene,<br />

democratische zin.<br />

De burgers die vertegenwoordigd worden door de parlementariërs moeten<br />

zich kunnen herkennen in die vertegenwoordigers wanneer die publiekelijk<br />

optreden in het parlement. Daarvoor is het nodig dat zij in hun eigen taal kunnen<br />

spreken. Zo ook moeten de burgers de ambtenaren van de Commissie en van de<br />

andere instellingen van de Europese Unie kunnen zien als hun ambtenaren.<br />

Recht wordt gesproken in de eigen taal van de betrokkenen; ook dat is een<br />

fundamenteel principe van een goede rechtsbedeling. In het verlengde van dit<br />

alles ligt de gedachte dat wanneer er een discrepantie is tussen de talen van de<br />

EU-instellingen en die van de burgers die zij dienen, dit ertoe zou kunnen leiden<br />

dat deze burgers (nog meer?) van die instellingen vervreemd zouden raken.<br />

Maar ook de strikt juridische legitimiteit van de Unie is in het geding. De<br />

Europese instellingen stellen wetgevende teksten op die rechtstreeks van<br />

toepassing zijn op de Europese burgers in de verschillende lidstaten. Om kennis<br />

te kunnen nemen van deze wetgeving (elke burger wordt immers geacht de wet<br />

te kennen), moet deze opgesteld zijn in een taal die in de respectieve lidstaten<br />

gekend is en begrepen wordt. Dit is een eerste argument voor de systematische<br />

vertaling van documenten, en meer in het bijzonder van de wetgevende teksten.<br />

Maar ook voor andere teksten die de burgers en de ondernemingen aangaan<br />

(bijvoorbeeld een aanwervingsprocedure), geldt dezelfde redenering. Alle<br />

eindteksten die de burgers formeel moeten kunnen kennen, dienen in alle<br />

officiële talen beschikbaar te zijn, en wel tezelfdertijd. De keuze van de ene of<br />

andere taal zou dus, anders dan nu het geval is, niet een snellere of langzamere<br />

afhandeling van brieven en stukken, of publicatie van eindteksten mogen<br />

inhouden. Zo vermijdt men dat er op dit vlak een hiërarchie tussen de officiële<br />

talen zou komen. We herinneren hierbij ook aan het algemene verbod op<br />

discriminatie.<br />

Redenen genoeg dus om alle officiële talen van de lidstaten als officiële taal<br />

van de Europese Unie te erkennen. Overigens, er gaan slechts weinig stemmen<br />

op om daarin verandering te brengen. Bovendien hebben de centrale organen<br />

van de Unie - het Parlement, de Raad en de Commissie - zich steeds opnieuw<br />

47


48<br />

uitgesproken voor de meertaligheid. De erkenning van alle officiële landstalen<br />

als officiële EU-talen is en blijft dan ook de hoeksteen van dit principe.<br />

2. Werktalen in de Europese Unie<br />

Het werkelijke strijdtoneel vormen de werktalen.<br />

Beginnen we met in herinnering te brengen wat het betekent dat een taal<br />

erkend wordt als een werktaal. Een werktaal is een taal die gebruikt kan worden<br />

binnen de diverse instellingen, administraties en agentschappen van de Europese<br />

Unie, evenals in de communicaties tussen deze instellingen, administraties en<br />

agentschappen. Het is de taal die ‘binnenshuis’ gebruikt wordt. Een EUinstelling,<br />

administratie of agentschap leeft en werkt echter niet in het ijle: ze<br />

zijn ergens gevestigd, betrekken er gebouwen, er is catering en<br />

veiligheidspersoneel enz. enz. Strikt genomen zijn de mededelingen die in deze<br />

‘ruimtelijke’ context gedaan worden niet relevant voor ‘de’ burger van de<br />

Europese Unie, maar volledig intern zijn ze ook niet: ze verwoorden het contact<br />

tussen de instelling, de administratie of het agentschap en de omgeving waarin<br />

deze gevestigd zijn. We komen hier straks op terug als we het hebben over de<br />

gedeeltelijke werktalen.<br />

Uit onze omschrijving van werktaal blijkt dat het mogelijk is dat een taal nu<br />

eens wel, dan weer niet als een werktaal zou erkend worden, zij het dat zulks<br />

voor de communicatie tussen diverse diensten of instellingen (met ander<br />

werktalenpakket) wel eens voor moeilijkheden zou kunnen zorgen. We hebben<br />

eerder in dit werk al gezien dat de onderscheiden EU instellingen en<br />

agentschappen diverse werktaalregimes kennen. Ook al wijzen we deze diversiteit<br />

niet absoluut van de hand, toch menen we dat enige systematiek en<br />

eenvormigheid inzake het erkennen van talen als een werktaal een pluspunt zou<br />

zijn.<br />

Volledigheidshalve weze nu reeds opgemerkt dat een taal slechts als werktaal<br />

in aanmerking komt als ze een officiële taal van de Europese Unie. Dit wordt<br />

als een vanzelfsprekendheid ervaren. Wij volgen deze denkwijze grotendeels,<br />

maar zetten er echter wel een kanttekening bij waar een taal als contacttaal,<br />

tevens gedeeltelijk het statuut van gedeeltelijke werktaal krijgt. Meer hierover<br />

straks.<br />

De kwestie van de werktalen valt eigenlijk uiteen in twee deelvragen:<br />

– hoeveel werktalen willen we erkend zien?<br />

– hoe selecteren we, eens dit aantal bepaald, de talen die we als werktaal<br />

willen erkennen?


De eerste deelvraag kan zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, op<br />

volgende wijzen beantwoord worden:<br />

– alle officiële talen worden als werktaal erkend;<br />

– slechts een taal wordt als werktaal erkend;<br />

– een beperkt aantal talen wordt als werktaal erkend.<br />

De twee eerste opties vertonen naar onze opvatting onoverkoombare nadelen.<br />

De selectie van een beperkt aantal talen lijkt de betere keuze. Laten we een en<br />

ander hierna onderbouwen.<br />

Alle officiële talen van de Europese Unie als werktaal aanmerken, betekent<br />

theoretisch dat er vandaag in elf talen binnen eenzelfde dienst gecommuniceerd<br />

kan worden. Elke ambtenaar zou dan zijn taal kunnen gebruiken, wat wellicht<br />

leidt tot de noodzaak van vertaling van menig document in de taal van de<br />

ontvanger. Elk document zou naar tien andere talen vertaald worden; elke<br />

vergadering zou de aanwezigheid vergen van een hele batterij tolken. Dit kan<br />

theoretisch maar het is niet alleen zeer duur maar ook uiterst onpraktisch. Na de<br />

uitbreiding waar we voor staan, spreken we daarenboven niet meer van elf,<br />

doch misschien wel van drieëntwintig talen! Dit alles, zegden we, is de theorie:<br />

als alle talen als werktaal erkend worden, zal zich gauw ‘spontaan’ een ‘modus<br />

communicandi’ ontwikkelen, waarbij een of meer talen zullen bovendrijven als<br />

de communicatietalen. Alleen blijft alles dan in het feitelijke, niets wordt<br />

geregeld, de vertaal- en tolkdiensten moeten telkens aangesproken kunnen<br />

worden, de besluitvorming over welke taal gehanteerd wordt, blijft afhankelijk<br />

van het toeval en van het personeel kan alvast niet verlangd worden dat ze de<br />

‘de facto’ werktaal ook zouden beheersen. Voor een stuk kennen we deze situatie<br />

reeds en schenkt zij geen voldoening.<br />

Dit alles kan waar zijn, maar geldt dit ook voor de commissiewerkzaamheden<br />

in het Europees Parlement? Kan van de leden van het Europees Parlement<br />

verlangd worden dat ze zich eventueel van een andere dan hun eigen taal zouden<br />

bedienen in besloten vergaderingen? Het Europees Parlement heeft hier reeds<br />

duidelijk stelling tegen genomen …maar treedt constant zijn principes terzake<br />

met de voeten. Ja, ook voor het Europees Parlement kan wat ons betreft aanvaard<br />

worden dat de werktalen, zeg maar de talen van de commissievergaderingen,<br />

beperkt zouden worden. Eens echter stukken, het karakter van parlementsstuk<br />

krijgen, eens het plenum bereikt wordt, betreedt men ons inziens het domein<br />

van de officiële talen en op dit vlak aanvaarden we geen beperking.<br />

Een enkele werktaal voor de instellingen, administraties en agentschappen<br />

van de Europese Unie behoort al evenmin tot de realistische alternatieven. We<br />

handelden reeds over de nadelen van het monolinguïsme. We zetten de<br />

belangrijkste argumenten hier slechts nog eens op een rij:<br />

49


50<br />

– de uitverkoren taal zal een ontwikkeling kennen, die autonoom van alle<br />

andere talen van de Unie zal gebeuren; het is niet onwaarschijnlijk dat<br />

zulks zal bijdragen tot een hermetisch jargon, wat de afstand tussen<br />

bureaucraten en burger nog zal kunnen doen toenemen. Door één taal<br />

als werktaal te selecteren, zal ook de vertaalbaarheid van dit jargon naar<br />

de andere officiële talen, eens dit stadium bereikt, niet vergemakkelijken;<br />

– de uitverkoren taal zou er niet alleen in prestige enorm aan winnen, maar<br />

tevens zouden de mensen met deze taal als moedertaal een enorme<br />

voorsprong hebben op de andere. Een zeker ‘taalimperialisme’ zou er<br />

het gevolg van kunnen zijn.<br />

– boven al, lijkt deze oplossing politiek volstrekt niet haalbaar. Door een<br />

taal zij het als werktaal te selecteren, wordt het beeld geschapen van een<br />

eentalige Europese Unie, waarbij de overige officiële talen als een soort<br />

regionale talen van de Europese Unie dreigen gepercipieerd te worden.<br />

De taaldiversiteit, die juist een van de grote rijkdommen is van de<br />

Europese Unie, wordt erdoor gefnuikt. Overigens, laten we wel wezen:<br />

hoe eensgezindheid bereiken over welke deze unieke taal dan wel zou<br />

worden? Een kunsttaal als het Esperanto wordt slechts door een uiterst<br />

kleine minderheid in de Europese Unie voorgestaan; een dode taal als<br />

het Latijn lijkt niet geschikt voor gebruik als werktaal in een moderne<br />

administratie. De meest evidente keuze lijkt het Engels, maar dit is ook<br />

al de taal van een (andere?) supermacht; de verengelsing van de taal<br />

wordt nu reeds in menig Europees taalgebied als een gevaar voor de<br />

eigen taalintegriteit bestreden.<br />

Onder bepaalde voorwaarden, gaat onze voorkeur uit naar het selecteren van<br />

een zeer beperkt aantal werktalen, liefst twee, maar wellicht drie. Er zijn vier<br />

voorwaarden voorwaarden waaraan we deze beperking tot liefst twee werktalen<br />

koppelen; indien aan deze niet voldaan wordt, verdwijnt voor ons ook de<br />

voorkeur voor dit scenario.<br />

De voorwaarden zijn:<br />

1) de rol van de werktalen blijft beperkt tot wat een werktaal is<br />

overeenkomstig wat we hiervoor stelden; van zodra een burger van de<br />

Unie communiceert met een instelling, een adminsitratie of een<br />

agentschap van de Unie, of omgekeerd, verlaten we het domein van de<br />

werktalen en betreden we dit van de officiële talen. Officiële talen zijn<br />

alle officiële talen van de lidstaten;<br />

2) De mensen die één der geselecteerde werktalen als moedertaal hebben,<br />

gebruiken in woord en geschrift uitsluitend de andere werktaal in hun<br />

instelling, administratie of agentschap. Dienovereenkomstig wordt van<br />

ieder ambtenaar verlangd dat hij of zij zich zou kunnen uitdrukken in


een werktaal die niet zijn moedertaal is. Meer over de zinvolheid van dit<br />

vereiste hierna.<br />

3) Voor de huishoudelijke contacten die een instelling, een administratie of<br />

een agentschap met de leefomgeving waar ze gevestigd zijn,<br />

onderhouden, wordt ook gebruik gemaakt van de officiële talen van het<br />

land en eventueel de regio waar ze gevestigd zijn. Deze talen gelden dan<br />

als gedeeltelijke werktalen aldaar; ook hierover meer verderop in onze<br />

uiteenzetting.<br />

4) De taalregeling inzake officiële en werktalen wordt vastgelegd in het<br />

Verdrag en er wordt toegezien op de handhaving van deze regeling. Er<br />

wordt met andere woorden een eind gesteld aan de willekeur in het<br />

gebruik van deze of gene taal door de onderscheiden instellingen,<br />

administraties of agentschappen. Meer over de handhaving in een latere<br />

paragraaf.<br />

Vooreerst: waarom slechts een zeer beperkt aantal werktalen? We kunnen<br />

hier volstaan met een aantal eerder reeds aangehaalde voordelen van een<br />

dergelijke benadering naar voren te schuiven.<br />

Het besparend effect van het hanteren van slechts twee of drie werktalen is<br />

evident, maar voor ons niet van doorslaggevend belang. Belangrijk is dat de<br />

efficiëntie er sterk mee gediend wordt. Echter, voor een stuk zou de situatie niet<br />

zo erg veranderen tegenover de feitelijke situatie vandaag. Zoals we hiervoor<br />

zagen werken heel wat instellingen reeds met twee werktalen, alleen gebeurt<br />

dat dan op officieuze wijze, met alle nadelen van dien.<br />

De communicatie binnen en tussen de Europese instellingen hebben gemeen<br />

dat het gaat om communicatieve situaties waar burgers, behalve bij uitzondering,<br />

niet aanwezig zullen zijn. Bijgevolg is het prestige van de verschillende talen in<br />

dergelijke situaties weinig in het geding en hoeft het talengebruik er niet vanuit<br />

een symbolisch perspectief bekeken te worden. Ook de status en de vitaliteit<br />

van talen staan hier niet op het spel. Anderzijds wordt in een restrictief model<br />

met twee of drie werktalen wel verhinderd dat zich een gesloten, eentalig jargon<br />

zou ontwikkelen, met alle daaraan verbonden vertaalproblemen. Immers, door<br />

telkens alle stukken te vertalen in één of twee andere talen, wordt de ‘openheid’<br />

van de vaktaal gewaarborgd, zodanig dat ook naar andere talen gemakkelijker<br />

vertaald zal kunnen worden.<br />

Het hoofdprobleem van ieder restrictief model is dat degenen wier taal niet<br />

geselecteerd is, min of meer ernstig gehandicapt zijn in vergelijking met degenen<br />

wier taal wel geselecteerd is als werktaal. Men beheerst een taal die men niet<br />

van kindsaf heeft gebruikt, gewoonlijk aanzienlijk slechter dan de moedertaal.<br />

51


52<br />

Het is bijgevolg niet fair als sommigen zich moeten uitdrukken in een taal die<br />

niet de hunne is, terwijl anderen zich van hun moedertaal kunnen bedienen.<br />

Zeker in de EU, waar niet slechts de grondrechten van alle burgers maximaal<br />

gewaarborgd moeten worden, maar ook grote economische en politieke belangen<br />

op het spel staan, kan dergelijke taalhandicap niet getolereerd worden. Dit leidt<br />

ons als vanzelfsprekend tot onze hierboven geformuleerde tweede begeleidende<br />

voorwaarde: niemand gebruikt zijn moedertaal als werktaal. Of anders gesteld,<br />

mensen binnen de betrokken instelling, administratie enz. gebruiken in woord<br />

en geschrift steeds een andere taal dan hun moedertaal als werktaal. Alleen zo<br />

kunnen de normen van ‘fairness’ en efficiëntie verzoend worden. Deze<br />

voorwaarde zou naast het wegwerken van een handicap bij mensen met een<br />

moedertaal die geen werktaal is, tevens een voordeel hebben voor de ‘native<br />

speakers’ van een werktaal; zij zouden zodoende namelijk gedwongen worden<br />

hun eigen nationale (taal)context te verlaten om zich bewust op een Europees<br />

niveau te bewegen.<br />

Door slechts twee of drie talen te selecteren, zou ook een duidelijke<br />

taalkennisverwachting geformuleerd kunnen worden ten aanzien van elkeen<br />

die binnen de instelling, de administratie of het agentschap wil functioneren.<br />

Deze verwachting zou ook gelijk zijn voor allen: zich op een accurate wijze<br />

kunnen uitdrukken in een werktaal die niet hun moedertaal is.<br />

Per vergadering zou dan met een zeer beperkt tolkenbestand volledige<br />

verstaanbaarheid aan eenieder gewaarborgd worden; ook van de stukken zou<br />

dan verwacht kunnen worden dat ze alle tijdig vertaald voorliggen.<br />

De landen die niet in aanmerking komen om hun taal als werktaal gebruikt te<br />

zien, hebben alle belang bij deze optie die hen weliswaar ogenschijnlijk verzwakt,<br />

maar die hun positie zowel in theorie als in de praktijk versterkt door de<br />

taalhandicap die ze lijden, weg te nemen. De landen waarvan de of een nationale<br />

officiële taal geselecteerd wordt als werktaal, genieten hierbij onmiskenbaar<br />

een voordeel, dat echter gemilderd wordt door ook van hun onderdanen te<br />

verlangen dat ze zich in een andere werktaal zouden uiten. Mochten deze landen<br />

zich desniettemin verzetten tegen de eis dat hun onderdanen zich in de Europese<br />

gremia en administraties zouden uiten in een andere werktaal, dan zouden ze<br />

hiermee het betoog voor het selecteren van enkele talen als werktaal volledig<br />

ondergraven, door juist te laten blijken dat voor hen niet de efficiëntie en<br />

kostenbesparing eerst komen, doch wel het nationale voordeel om zich in eigen<br />

taal te kunnen uitdrukken. Dit voordeel kan niet gelegitimeerd worden door het<br />

aantal sprekers van die taal of argumenten gehaald uit de traditie. Weigert men<br />

dus de beperking van het aantal werktalen gepaard te laten gaan met een afstand<br />

van het gebruik van de werktaal-moedertaal, dan vervalt naar onze mening veel<br />

van de onderbouw van ons pleidooi voor een restrictief werktalenregime.


Zoals reeds eerder gezegd, een gelijkaardig voorstel werd reeds in de jaren<br />

’70 door de Denen gelanceerd, toen zij onderhandelden over hun toetreding.<br />

Het voorstel haalde het niet en kreeg het aura een rationalistische utopie te zijn.<br />

We zijn echter ervan overtuigd dat als we vandaag alle gegevens van het<br />

werktalenvraagstuk op een rijtje zet, onze benadering zowel theoretisch als<br />

praktisch de enige aanvaardbare optie is. Enerzijds is een beperking van het<br />

aantal werktalen onafwendbaar, hetzij dat dit proces zich louter in de praktijk<br />

voltrekt (laissez-faire), hetzij door actief ingrijpen. Anderzijds zijn de belangen<br />

in de EU te groot om een handicap voor bepaalde sprekers te aanvaarden.<br />

Komen we dus tot de conclusie dat twee talen wellicht optimaal zijn, kunnen<br />

we ons de vraag stellen hoe deze te selecteren. Welke criteria dienen te bepalen<br />

welke twee talen als werktaal erkend kunnen worden? Het is enigszins<br />

merkwaardig dat er weinig reflectiewerk rond de vraag naar criteria gedaan<br />

werd, zo evident leek het dat als twee talen slechts als werktaal geselecteerd<br />

werden, dit het Engels en het Frans wel moesten zijn. Met het argument van het<br />

aantal EU-burgers met eenzelfde moedertaal, wordt deze selectie thans steeds<br />

vaker aangevochten: de taal die de meeste EU-burgers als moedertaal hebben,<br />

is immers noch het Engels noch het Frans, maar wel het Duits. Doorgaans leidt<br />

dit evenwel niet tot de eis om het Engels of het Frans hun status van werktaal te<br />

ontnemen, doch wel tot een pleidooi om ook aan het Duits de status van werktaal<br />

te verlenen. We kunnen deze eis begrijpen. Enige voorzichtigheid is evenwel<br />

geboden wat het argumentarium betreft: als het aantal mensen met eenzelfde<br />

officiële taal van de EU als moedertaal het bepalend criterium wordt, dan zal<br />

het moeilijk zijn om naast het Duits morgen ook niet het Turks als werktaal te<br />

erkennen. Ook het Italiaans zou goede cijfers kunnen voorleggen. Wellicht zijn<br />

de criteria voor erkenning als werktaal complexer en spelen traditie, uitstraling<br />

in de wereld en het aantal mensen die de taal als vreemde taal machtig zijn<br />

evenzeer een rol. Als dat zo is vallen zeker Turks en Italiaans af, maar kan ook<br />

het Spaans ten tonele verschijnen. Wat het Duits betreft, blijven er dan goede<br />

redenen om deze taal toch ook als werktaal te erkennen. We zijn dan ook eerder<br />

geneigd om de weliswaar sub-optimale oplossing te verkiezen waarbij drie<br />

algemene werktalen van de Europese Unie erkend worden, te weten Engels,<br />

Frans en Duits.<br />

Zoals we hiervoor reeds stelden zijn we er voorstander van dat de<br />

werktalenregeling gelijk zou lopen voor alle instellingen en agentschappen. Het<br />

zou slechts zeer uitzonderlijk moeten kunnen dat een instelling van de Europese<br />

Unie, - om gegronde en objectieve redenen-, een afwijkende regeling zou<br />

aanhangen. Zo kunnen we ons inbeelden dat het Hof haar huidig taalregime<br />

53


54<br />

zou willen behouden. Vele andere uitzonderingen op deze regel zien we niet als<br />

wenselijk.<br />

Wel willen we er een algemene nuance bij aanbrengen. EU-instellingen en<br />

agentschappen, hun administraties en personeel vormen best geen eilanden op<br />

de plaatsen waar ze gevestigd zijn. Een dergelijke isolatie is slecht voor de Unie<br />

en doet de lokale burgers vervreemden van de Unie. Ook voor de Europese<br />

administraties en hen die ze bemannen is het niet goed los van het organiek<br />

weefsel van een echte samenleving te functioneren. Het lijkt ons daarom ook<br />

van het grootste belang dat de taal of de talen van de plaats waar EU instellingen,<br />

agentschappen, administraties, enz. gevestigd zijn, ook ten dele als werktalen<br />

van deze instellingen, agentschappen, administraties erkend zouden worden, te<br />

weten voor alle aangelegenheden die weliswaar niet onder het officiële-taalcriterium<br />

vallen, maar waar toch een zichtbaarheid voor en een contact met de<br />

burgers en de onderneming van de plaats van vestiging mogelijk zijn. Zo lijkt<br />

het mij voor de hand te liggen dat de naambordjes op straat die de aanwezigheid<br />

van een Europese instelling aanduiden ook in de taal of de talen van de plaats<br />

van vestiging vermeld worden; zo ook mag van het deurpersoneel of de<br />

beveiliging verwacht worden dat ze ook de plaatselijke ta(a)l(en) machtig zouden<br />

zijn. Waar de lokale taal of talen dus ook als (partiële) werktaal erkend zouden<br />

worden, willen we geenszins uitsluiten dat ook officiële regionale talen, die bij<br />

hypothese geen officiële taal van de EU zijn, voor erkenning als dergelijke<br />

werktaal in aanmerking komen. Een Europees agentschap met vestiging in Bilbo/<br />

Bilbao zou zo naar buiten toe niet slechts het Castiliaans, maar ook het Baskisch<br />

dienen te hanteren.<br />

3. Bescherming van de niet-officiële talen<br />

We hebben hiervoor reeds de betekenis en de eisen van het Europees Bureau<br />

voor Minder Gebruikte Talen belicht. We sluiten ons wel graag aan bij de vraag<br />

om de garantie van de taalkundige verscheidenheid van artikel 22 van het<br />

Handvest van de grondrechten van de EU in het Verdrag zelf op te nemen. De<br />

overige eisen gesteld door het EBMGT overstijgen de grenzen van het onderwerp<br />

dat we hier behandelen en laten we hier dan ook verder onbesproken. We zijn<br />

evenwel van oordeel dat de bepaling die in het Verdrag de grondslagen van de<br />

regeling aangaande de officiële en de werktalen zou gaan vastleggen, ook<br />

melding dient de maken van de verantwoordelijkheid van de Europese Unie<br />

voor de bescherming en de promotie van die talen die niet als officiële taal van<br />

de Unie erkend worden, ofschoon die talen door een significante groep burgers<br />

van de Unie van oudsher gesproken wordt. Door deze zorgverplichting van de<br />

Unie in het Verdrag in te schrijven zal het mogelijk zijn deze talen ook


daadwerkelijk en met name ook met subsidies te ondersteunen. Aldus zouden<br />

deze talen ook gecompenseerd kunnen worden voor het nadeel dat zij hoe dan<br />

ook toch ondervinden van hun niet-erkenning als officiële taal van de Unie.<br />

Voor de huidige en komende lidstaten ligt hier tevens ruimte voor een vergelijk,<br />

een ‘trade-off’: ofwel wordt een officiële taal van de lidstaat aangemeld als<br />

officiële taal van de Europese Unie, wat op zich kosten voor de Unie meebrengt,<br />

ofwel wordt de taal geen officiële taal van de Europese Unie, maar komt ze wel<br />

in aanmerking voor Europese subsidies voor haar ondersteuning.<br />

4. Handhaving van de talenregeling van de Europese Unie<br />

Het zal duidelijk zijn dat het gebruik van talen in en door de Europese Unie,<br />

haar instellingen, administraties en agentschappen niet overgelaten kan worden<br />

aan de willekeur of de machtsverhoudingen van de rechtstreeks betrokken<br />

actoren. We hebben dan ook gepleit voor een duidelijke verdragsrechtelijke<br />

verankering van de talenregeling, gestoeld op drie pijlers:<br />

1) alle officiële talen van een lidstaat zijn officiële taal van de Europese<br />

Unie (tenzij een lidstaat beslist daar van af te zien);<br />

2) Engels, Frans en Duits zijn de werktalen van de Europese Unie en al<br />

haar instellingen, administraties en agentschappen; daarenboven worden<br />

de officiële talen van de plaats van vestiging van een instelling enz. als<br />

gedeeltelijke werktaal voor de betrokken instelling erkend. Niemand<br />

hanteert daarbij zijn moedertaal als werktaal.<br />

3) De niet-officiële talen van de Europese Unie mogen op de ondersteuning<br />

van de Unie rekenen.<br />

De huidige talenregeling wordt gekenmerkt door de enorme kloof tussen<br />

theorie en praktijk, tussen verklaringen en handelingen van de Europese<br />

instellingen. Onze voorstellen kunnen deze kloof dichten. Maar het is van<br />

wezenlijk belang dat alle betrokkenen zich aan het hierboven beschreven<br />

drieledig compromis zouden houden. Waar we ons in het domein van de officiële<br />

talen bevinden, kan er dan geen sprake meer zijn van een differentiatie tussen<br />

de diverse officiële talen: alle officiële talen moeten dan gelijk behandeld<br />

worden. Gelijke behandeling houdt onder meer gelijktijdigheid in. Waar we<br />

ons in het domein van de werktalen bevinden, worden Frans, Duits en Engels<br />

eveneens op gelijke wijze behandeld; het gebruik van een werktaal-moedertaal<br />

wordt volledig geweerd. Waar talen niet als officiële taal van de Europese Unie<br />

erkend worden, moeten ze kunnen rekenen op een substantiële ondersteuning<br />

ter ontplooiing en voor hun bijdrage tot de taalrijkdom van de Europese Unie.<br />

Als aan elementen van dit fundamenteel compromis geraakt wordt, dreigt de<br />

55


56<br />

hele constructie in mekaar te stuiken en dreigen we weer in de jungle van de<br />

huidige taal(ont)regeling te belanden.<br />

Nu kan dit alles wel met veel nadruk gesteld worden, maar mensen blijven<br />

mensen, administraties blijven administraties. Het lijkt ons daarom goed dat<br />

binnen elke EU-instelling of agentschap een dienst belast zou worden met het<br />

toezicht op de eerbieding van de beschreven taalregeling en met het ontvangen<br />

en behandelen van klachten terzake van burgers, ondernemingen en lidstaten.<br />

Dergelijke taalombud zou als een soort taalgeweten al een hele ommekeer<br />

kunnen bewerken in de betrokken instellingen, administraties en agentschappen.<br />

Krijgt een burger, onderneming of lidstaat geen voldoening van de taalombud,<br />

dan zou de weg naar het Hof van Justitie voor hen geopend worden.


5. Conclusie<br />

Op basis van het voorgaande stellen we aan de Conventie de integratie in een<br />

komend Grondverdrag van de Europese Unie van een bepaling voor die als<br />

volgt zou kunnen luiden:<br />

«1. Elke officiële taal van een Lid-Staat die door deze bij de Europese Unie<br />

aangemeld wordt, is tevens een officiële taal van de Europese Unie.<br />

2. De Europese Unie kent drie werktalen, te weten het Engels, het Frans en<br />

het Duits. Niemand gebruikt zijn eigen moedertaal als werktaal.<br />

Waar zij gevestigd zijn gebruiken de instellingen van de Unie tevens de<br />

plaatselijke officiële talen als werktaal in hun plaatselijke contacten.<br />

3. De Europese Unie ondersteunt de bescherming en de bevordering van<br />

de in de Europese Unie gesproken talen die geen officiële taal van de<br />

Unie zijn.<br />

4. Binnen het door de leden 1 en 2 gesteld kader en onverminderd de<br />

bepalingen van het reglement van het Hof van Justitie, besluit de Raad<br />

bij eenparigheid van stemmen inzake taalgebruik door de instellingen<br />

van de Unie.<br />

De Raad neemt bij gekwalificeerde meerderheid en na het Comité der<br />

Regio’s gehoord te hebben op voorstel van de Commissie alle maatregelen<br />

dienstig voor het verwezenlijken van haar in lid 3 vermelde opdracht.»<br />

Deze bepaling zou ook mutatis mutandis opgenomen kunnen worden in een<br />

nieuw artikel 290 EG-Verdrag (ex-artikel 217), althans wat de eerste twee leden<br />

ervan betreft; het derde lid zou dan ingelast kunnen worden in artikel 151 EG-<br />

Verdrag (ex-artikel 128) of het voorwerp kunnen vormen van een nieuw artikel<br />

151bis. De inhoud van de vierde lid zou dienovereenkomstig opgedeeld worden.<br />

57


58<br />

Beknopte bibliografie<br />

Bureau Européen pour les Langues Moins Répandues, Mini-manuel des<br />

langues moins répandues de la CE, Brussel, 1994, 63pp..<br />

Coulmas, F.(Ed.), A Language Policy for the European Community - Prospects<br />

and Quandaries, Berlijn, New York, 1991, 311pp..<br />

Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in de instellingen van de Europese<br />

Gemeenschap, ‘s-Gravenhage, 1993, 56pp..<br />

Europese Gemeenschappen, Repertorium op de geldende<br />

gemeenschapswetgeving en op andere besluiten van de instellingen van de<br />

Gemeenschap, Luxemburg, s.d..<br />

Extra, G., Gorter, D.(Ed.), The other languages of Europe: demographic,<br />

sociolinguistic and educational perspectives, Clevedon, 2001, 454pp..<br />

Fasol, P.(Ed.), De toekomst van het Nederlands in de Europese Unie, ‘s-<br />

Gravenhage, 1994, 79pp..<br />

Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, Parijs,<br />

1993, 450pp..<br />

Nederlandse Taalunie, Grenzen aan veeltaligheid? - Taalgebruik en<br />

bestuurlijke doeltreffendheid in de instellingen van de Europese Unie, Den Haag,<br />

1997, 89pp..<br />

Ó Corráin, A., Mac Mathúna, S.(Ed.), Minority Languages in Scandinavia,<br />

Britain and Ireland, Uppsala, 1998, 220pp..<br />

Poche, B., Les Langues Minoritaires en Europe, Grenoble, 2000, 191pp..<br />

Pool, J., Optimal language regimes for the European Union, in: International<br />

Journal of the Sociology of Language, 121 (1996), 159-179.<br />

Trifunovska, S.(Ed.), De Varennes, F., Minority rights in Europe: European<br />

minorities and languages, Den Haag, 2001, 606pp..<br />

Truchot, C. (Ed.), Le plurilinguisme européen - Théories et pratiques in<br />

language policies, Parijs, 1994, 423pp..


Van Els, T., De Europese Unie, haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />

taalpolitieke beschouwingen, Nijmegen, 2000, 106pp.<br />

59


60<br />

Bijlagen: relevante teksten<br />

1. Artikel 290 EG-Verdrag (ex-Artikel 217)<br />

De regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap<br />

wordt, onverminderd de bepalingen van het Hof van Justitie, door de Raad met<br />

eenparigheid van stemmen vastgesteld.<br />

2. Verordening N°1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG uit 1958<br />

(zoals aangepast)<br />

Artikel 1. De officiële talen en de werktalen van de instellingen der<br />

Gemeenschap zijn het Deens, het Duits, het Frans, het Italiaans, het Nederlands,<br />

het Engels, het Grieks, het Spaans, het Portugees, het Fins en het Zweeds.<br />

Artikel 2. De stukken die door een lidstaat of door een persoon ressorterende<br />

onder de jurisdictie van een lidstaat aan de instellingen worden gezonden, worden<br />

naar keuze van de afzender gesteld in een der officiële talen. Het antwoord<br />

wordt in dezelfde taal gesteld.<br />

Artikel 3. De stukken die door de instellingen aan een lidstaat of aan een<br />

persoon ressorterende onder de jurisdictie van een lidstaat worden gezonden<br />

worden gesteld in de taal van de staat.<br />

Artikel 4. De verordeningen en andere stukken van algemene strekking worden<br />

gepubliceerd in de elf officiële talen.<br />

Artikel 5. Het publicatieblad van de Gemeenschap verschijnt in de elf officiële<br />

talen<br />

Artikel 6. De instellingen kunnen de wijze van toepassing van de onderhavige<br />

regeling in hun reglement van orde samenstellen.<br />

Artikel 7. Het taalgebruik bij de procesvoering van het Hof van Justitie wordt<br />

geregeld in het Reglement voor de procesvoering van het Hof.<br />

Artikel 8. Wat de lidstaten betreft waar verschillende officiële talen bestaan<br />

zal het gebruik op verzoek van de betrokken staat worden vastgesteld volgens<br />

de algemene regels welke uit de wetgeving van die staat voortvloeien.


3. Artikel 6 (ex-Artikel F) van de geconsolideerde versie van het Verdrag<br />

betreffende de Europese Unie<br />

1. De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie,<br />

eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,<br />

en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.<br />

2. De Unie eerbiedigt de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door<br />

het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot<br />

bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden<br />

en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de<br />

lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het<br />

Gemeenschapsrecht.<br />

3. De Unie eerbiedigt de nationale identiteit van haar lidstaten.<br />

4. De Unie voorziet zich van de middelen die nodig zijn om haar<br />

doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid ten uitvoer te leggen.<br />

4. Taalverscheidenheid en taalpluralisme in de Europese Unie -<br />

Conclusies van de Raad (juni 1995)<br />

1. De Raad acht taalverscheidenheid, een essentieel element van de<br />

Europese dimensie en de Europese identiteit alsook van het<br />

gemeenschappelijk cultureel erfgoed, van groot belang voor de Unie.<br />

2. Bij taalverscheidenheid zijn zowel democratische, culturele en sociale<br />

waarden als economische belangen in het geding. Taalverscheidenheid<br />

vormt daarnaast een bron van werkgelegenheid en bedrijvigheid en een<br />

element van integratie. Zij is een troef waarmee de Unie in de rest van<br />

de wereld uitstraling wordt gegeven: de meeste talen van de Europese<br />

Unie worden immers in een groot aantal derde landen gebruikt.<br />

3. De Raad is van oordeel dat de ontwikkeling van de<br />

informatiemaatschappij nieuwe kansen biedt en een nieuwe uitdaging<br />

betekent voor taalpluralisme en taalverscheidenheid.<br />

4. Taalverscheidenheid is een component van de in artikel 128 van het<br />

Verdrag genoemde nationale en regionale verscheidenheid van de<br />

lidstaten. De Gemeenschap moet daar rekening mee houden bij haar<br />

optreden uit hoofde van andere Verdragsartikelen, inclusief de artikelen<br />

126 en 127, die over onderwijs, beroepsopleiding en jeugd handelen.<br />

5. De Raad acht het zaak dat in de Unie taalverscheidenheid behouden en<br />

meertaligheid bevorderd wordt, waarbij alle talen van de Unie gelijkelijk<br />

respect verdienen, in het licht van het subsidiariteitsbeginsel.<br />

6. De burger zal de opbouw van Europa slechts toegenegen zijn als hij<br />

ervan verzekerd kan zijn dat alle talen van de Unie in aanmerking worden<br />

61


62<br />

genomen en als iedereen gelijke toegang tot informatie heeft,<br />

overeenkomstig het nationale recht van de lidstaten en met inachtneming<br />

van het Gemeenschapsrecht.<br />

7. In dat opzicht is de Raad ingenomen met inzonderheid de resolutie van<br />

de Raad van 31 maart 1995 betreffende verbetering van de kwaliteit en<br />

diversificatie van de taalverwerving en het taalonderwijs binnen de<br />

onderwijsstelsels van de Europese Unie alsook de aanneming van<br />

programma’s als SOCRATES, LEONARDO en JEUGD VOOR<br />

EUROPA.<br />

8. Voorts neemt de Raad akte van het voornemen van de Commissie om<br />

naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Korfoe een<br />

mededeling in te dienen betreffende de taalkundige aspecten van de<br />

informatiemaatschappij, welke mededeling hij onverwijld zal bestuderen.<br />

9. De Raad acht het van belang dat aandacht wordt geschonken aan de<br />

taalkundige dimensie in de externe betrekkingen van de Unie, met name<br />

in het kader van programma’s van de Unie waar derde landen bij<br />

betrokken zijn.<br />

10. De Raad verzoekt de Commissie om de taalverscheidenheid en het<br />

taalpluralisme te betrekken bij het uitstippelen van het beleid en de acties<br />

van de Gemeenschap alsook bij de tenuitvoerlegging daarvan.<br />

11. De Raad verzoekt de Commissie om, met inachtnemingvan de<br />

taalverscheidenheid en het taalpluralisme, het beleid en de acties van de<br />

Gemeenschap te inventariseren en te evalueren. Hij verzoekt de<br />

Commissie binnen een jaar verslag aan hem uit te brengen.<br />

12. De Raad verzoekt de Commissie om een groep van door de lidstaten als<br />

hun vertegenwoordigers aangewezen personen in te stellen, die,<br />

onverminderd de werkzaamheden van de bestaande comités en samen<br />

met deze comités, de inachtneming van taalverscheidenheid en de<br />

bevordering van taalpluralisme in het beleid en de acties van de Unie in<br />

het oog dient te houden, onder eerbiediging van het nationale beleid van<br />

elke Lid-Staat.<br />

13. Voorts herinnert de Raad eraan hoeveel belang hij hecht aan de gelijkheid<br />

van de officiële talen en de werktalen van de Instellingen van de Unie,<br />

namelijk Duits, Frans, Italiaans, Nederlands, Engels, Deens, Grieks,<br />

Spaans, Portugees, Fins en Zweeds, overeenkomstig Verordening nr. 1/<br />

58, zoals gewijzigd, tot regeling van het taalgebruik van toepassing op<br />

de Instellingen van de Europese Unie. De Raad herinnert hierbij aan de<br />

bijzondere status van de Ierse taal uit hoofde van artikel S van het Verdrag<br />

betreffende de Europese Unie en het Toetredingsverdrag van<br />

Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.


5. Europees Parlement: intern reglement - artikelen 117 en 149 (2 augustus<br />

1999)<br />

Artikel 117: Gebruik van talen<br />

1. Alle stukken van het Parlement worden gesteld in de officiële talen.<br />

2. De uiteenzettingen in een der officiële talen worden gelijktijdig vertolkt<br />

in elk van de andere officiële talen en in iedere andere taal welke het<br />

Bureau noodzakelijk acht.<br />

Wanneer na de bekendmaking van de uitslag van een stemming blijkt<br />

dat de teksten in de onderscheiden talen niet overeenkomen, beslist de<br />

Voorzitter over de geldigheid van de bekendgemaakte uitslag van de<br />

stemming, op grond van artikel 138, lid 5. Indien hij deze uitslag geldig<br />

verklaart, bepaalt hij welke versie geacht wordt te zijn aangenomen. De<br />

oorspronkelijke versie kan echter niet als algemene regel als de officiële<br />

tekst gelden, aangezien het kan voorkomen dat alle andere talen afwijken<br />

van de oorspronkelijke tekst.<br />

Artikel 149: Volledig verslag<br />

1. Van elke vergadering wordt een volledig verslag in de officiële talen<br />

opgesteld.<br />

2. De sprekers zijn verplicht de tekst van hun redevoeringen aan het<br />

secretariaat terug te zenden uiterlijk op de dag volgende op die waarop<br />

zij deze ontvangen hebben.<br />

3. Het volledig verslag wordt gepubliceerd als bijlage bij het Publicatieblad<br />

van de Europese Gemeenschappen.<br />

6. Reglement van orde van de Commissie (17 februari 1993)<br />

Artikel 7<br />

De vergaderingen van de Commissie zijn niet openbaar. De beraadslagingen<br />

zijn vertrouwelijk.<br />

Artikel 9<br />

Van elke vergadering van de Commissie worden notulen opgemaakt. De<br />

ontwerp-notulen worden tijdens een volgende vergadering aan de Commissie<br />

ter goedkeuring voorgelegd. De goedgekeurde notulen worden gewaarmerkt<br />

door de handtekening van de voorzitter en van de secretaris-generaal.<br />

63


64<br />

Artikel 16<br />

De ter vergadering genomen besluiten worden, in de taal of talen waarin zij<br />

authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij de notulen van de<br />

vergadering van de Commissie waarop zij zijn aangenomen. Deze besluiten<br />

worden gewaarmerkt door de handtekeningen van de voorzitter en van de<br />

secretaris-generaal die op de eerste bladzijde van deze notulen worden geplaatst.<br />

De langs de weg van de schriftelijke procedure genomen besluiten worden, in<br />

de taal of talen waarin zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage<br />

gevoegd bij het in artikel 10 bedoelde dagregister. Deze besluiten worden<br />

gewaarmerkt door de handtekening van de secretaris-generaal die op de laatste<br />

bladzijde van het dagregister wordt geplaatst. De krachtens de<br />

machtigingsprocedure goedgekeurde besluiten worden, in de taal of talen waarin<br />

zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij het in artikel<br />

11 bedoelde dagregister. Deze besluiten worden gewaarmerkt door de<br />

handtekening van de secretaris-generaal die op de laatste bladzijde van het<br />

dagregister wordt geplaatst. In de zin van dit Reglement van orde wordt onder<br />

besluit verstaan de besluiten die één van de vormen hebben als bedoeld in artikel<br />

14 van het EGKS-Verdrag, artikel 189 van het EG-Verdrag en artikel 161 van<br />

het EGA-Verdrag. In de zin van dit Reglement van orde wordt onder talen die<br />

authentiek zijn verstaan, alle officiële talen van de Gemeenschappen wanneer<br />

het gaat om besluiten met een algemene strekking en, wat de andere besluiten<br />

betreft, de taal of de talen van degenen tot wie zij zijn gericht.<br />

7. Reglement voor de procesvoering<br />

Zesde hoofdstuk<br />

<strong>VAN</strong> HET TAALGEBRUIK<br />

Artikel 29<br />

1. De procestalen zijn het Deens, het Duits, het Engels, het Fins, het Frans,<br />

het Grieks, het Iers, het Italiaans, het Nederlands, het Portugees, het<br />

Spaans en het Zweeds.<br />

2. De procestaal wordt door de verzoeker gekozen, behoudens de volgende<br />

bepalingen:<br />

a) wanneer de verwerende partij een lidstaat is, of een natuurlijke of<br />

rechtspersoon die tot het rechtsgebied van een lidstaat behoort, is de


procestaal de officiële taal van die staat; zijn er meer officiële talen, dan<br />

staat het de verzoeker vrij daaruit een keuze te doen;<br />

b) op gemeenschappelijk verzoek van partijen kan verlof worden verleend<br />

tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere van de in lid 1 van<br />

dit artikel vermelde talen;<br />

c) op verzoek van een partij, de wederpartij en de advocaat-generaal<br />

gehoord, kan in afwijking van het onder a) en b) bepaalde, verlof verleend<br />

worden tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere van de in<br />

lid 1 van dit artikel vermelde talen als procestaal; dat verzoek kan niet<br />

worden ingediend door een instelling van de Europese Gemeenschappen.<br />

In de gevallen bedoeld in artikel 103, is de procestaal de taal van de<br />

nationale rechterlijke instantie die zich tot het Hof heeft gewend. Op een<br />

naar behoren gemotiveerd verzoek van een partij in het hoofdgeding, de<br />

andere partij in het hoofdgeding en de advocaat-generaal gehoord, kan<br />

verlof verleend worden tot het bezigen van een andere van de in lid 1<br />

van dit artikel vermelde talen tijdens de mondelinge behandeling.<br />

De beslissing over de hierboven vermelde verzoeken kan worden<br />

genomen door de president; deze kan en wanneer hij daarin wil<br />

toestemmen zonder akkoord van alle partijen, moet, het verzoek<br />

verwijzen naar het Hof.<br />

3. De procestaal wordt in het bijzonder gebezigd voor de memories en<br />

pleidooien van partijen, de bijlagen en producties daaronder begrepen,<br />

alsmede voor de processen-verbaal en de beslissingen van het Hof.<br />

Alle stukken en bijlagen die in een andere dan de procestaal zijn gesteld,<br />

gaan van een vertaling in de procestaal vergezeld.<br />

In geval van omvangrijke bescheiden en documenten kunnen evenwel<br />

uittreksels in vertaling worden overgelegd. Het Hof of de kamer kan te<br />

allen tijde, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de partijen,<br />

een meer uitvoerige of volledige vertaling eisen.<br />

In afwijking van het hiervoor bepaalde kunnen de lidstaten hun eigen<br />

officiële taal bezigen wanneer zij in een voor het Hof aanhangig geding<br />

tussenkomen of deelnemen aan een van de prejudiciële procedures als<br />

bedoeld in artikel 103. Deze bepaling is zowel op de schriftelijke stukken<br />

als op de mondelinge verklaringen van toepassing. De griffier draagt in<br />

beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal.<br />

65


66<br />

Aan de staten (niet zijnde lidstaten) die partij zijn bij de EER-<br />

Overeenkomst, alsmede aan de Toezichthoudende Autoriteit EVA kan<br />

toestemming worden verleend, in plaats van de procestaal een van de<br />

andere in lid 1 vermelde talen te bezigen wanneer zij in een voor het Hof<br />

aanhangig geding tussenkomen of deelnemen aan een van de prejudiciële<br />

procedures als bedoeld in artikel 20 van het Statuut-EG. Deze bepaling<br />

is zowel op de schriftelijke processtukken als op de mondelinge<br />

verklaringen van toepassing. De griffier draagt in beide gevallen zorg<br />

voor de vertaling in de procestaal.<br />

4. Wanneer een getuige of een deskundige verklaart, dat hij zich niet<br />

genoegzaam in een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen kan<br />

uitdrukken, machtigt het Hof of de kamer hem, zijn verklaringen in een<br />

andere taal af te leggen. De griffier draagt zorg voor de vertaling in de<br />

procestaal.<br />

5. Het gebruik van een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen, welke<br />

niet de procestaal is, is toegestaan aan de president van het Hof en de<br />

kamerpresidenten bij de leiding van de zittingen, aan de rechterrapporteur<br />

voor het voorlopig rapport en het rapport ter terechtzitting,<br />

aan de rechters en advocaten-generaal voor het stellen van vragen en<br />

aan laatstgenoemden voor het nemen van hun conclusie. De griffier draagt<br />

zorg voor de vertaling in de procestaal.<br />

Artikel 30<br />

1. Op verzoek van een rechter, van de advocaat-generaal of van een partij<br />

draagt de griffier zorg voor de vertaling van al hetgeen gedurende de<br />

procedure voor het Hof of de kamer is gezegd of geschreven, in de bij<br />

dit verzoek aangeduide en in artikel 29, lid 1, vermelde talen.<br />

2. De publicaties van het Hof geschieden in de talen bedoeld in artikel 1<br />

van verordening nr. 1 van de Raad.<br />

Artikel 31<br />

Rechtskracht heeft de tekst opgesteld in de procestaal of, in voorkomend<br />

geval, in een andere krachtens artikel 29 toegestane taal.


8. Resolutie betreffende culturele en taalminderheden in de Europese<br />

Gemeenschap (A3-0042/94)<br />

Het Europees Parlement,<br />

– gelet op zijn resolutie van 16 oktober 1981 over een communautair<br />

handvest voor regionale talen en culturen en een handvest van de rechten<br />

van etnische minderheden,<br />

– gelet op zijn resolutie van 11 februari 1983 over maatregelen ten bate<br />

van talen en culturen van minderheden,<br />

– gelet op zijn resolutie van 30 oktober 1987 over talen en culturen van<br />

etnische minderheden in de Europese Gemeenschap,<br />

– gelet op zijn resolutie van 21 januari 1993 over de mededeling van de<br />

Commissie aan Raad, Europees Parlement en Economisch en Sociaal<br />

Comité getiteld «Nieuwe vooruitzichten voor de actie van de<br />

Gemeenschap op cultureel gebied»,<br />

– gelet op de ontwerp-resoluties van:<br />

– de heer Hume e.a. over minderheidstalen (B3-0016/90);<br />

– de heer Gangoiti Llaguno over bevordering van het gebruik van regionale<br />

en/of minderheidstalen (B3-2113/90);<br />

– de heer Bandrés Molet over de toekenning van vergunning aan<br />

radiostations die in het Baskisch uitzenden (B3-0523/91);<br />

– mevrouw Van Hemeldonck over het ondertekenen van het Europees<br />

Handvest van de regionale talen en minderheidstalen (B3-1351/92),<br />

– gelet op het Europees Handvest van Regionale en Minderheidstalen<br />

waaraan de Raad van Europa de wettelijke status van een Europees<br />

Verdrag heeft toegekend en dat op 5 november 1992 ter ondertekening<br />

is neergelegd,<br />

– gelet op het slotdocument van de bijeenkomst in Kopenhagen van de<br />

conferentie over de menselijke dimensie van de CVSE (5-29 juni 1990)<br />

en met name op Hoofdstuk 4 van dat document,<br />

– gelet op het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa (CVSE), dat op<br />

21 november 1991 in Parijs werd aangenomen,<br />

67


68<br />

– gelet op artikel 148 van zijn Reglement,<br />

– gezien het verslag van de commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media<br />

en het advies van de commissie juridische zaken en rechten van de burger<br />

(A3-0042/94),<br />

A. aangemoedigd door het feit dat in artikel 128 van het EG-Verdrag gepleit<br />

wordt voor een Gemeenschap die bijdraagt tot de ontplooiing van de<br />

culturen van de lid-staten onder eerbiediging van hun nationale en<br />

regionale verscheidenheid,<br />

B. de noodzaak verkondigend van een Europa van de culturen en talen, en<br />

erkennend dat in dit brede kader ook de verdediging van het taalkundig<br />

erfgoed valt, alsmede de overwinning van de taalbarrières, de bevordering<br />

van de minder verspreide talen en het behoud van de minderheidstalen,<br />

C. gestimuleerd door het democratiseringsproces in Midden- en Oost-<br />

Europa en vooral door de vastberadenheid waarmee volkeren die nog<br />

maar kortgeleden democratische rechten hebben verworven hun eigen<br />

talen en culturen bevorderen,<br />

D. overwegende dat ieder volk er recht op heeft dat zijn taal en cultuur<br />

gerespecteerd worden en daarom beschikking moet hebben over de<br />

wettelijke middelen deze te beschermen en te bevorderen,<br />

E. overwegende dat de taalverscheidenheid van het communautaire Europa<br />

een sleutelelement vormt voor de culturele rijkdom van de Unie,<br />

F. overwegende dat de bescherming en bevordering van de taalkundige<br />

verscheidenheid van de Unie van essentieel belang zijn voor de<br />

verwezenlijking van een vreedzaam en democratisch Europa,<br />

G. overwegende dat voor de Europese Gemeenschap een taak is weggelegd<br />

om lid-staten te steunen op het gebied van de ontplooiing van hun<br />

culturen, en de bescherming van de nationale en regionale<br />

verscheidenheid, waaronder de verscheidenheid aan autochtone regionale<br />

en minderheidstalen,<br />

H. van mening dat de Gemeenschap de lid-staten dient aan te sporen tot het<br />

nemen van maatregelen daar waar de bescherming van deze talen en<br />

culturen onvolledig of afwezig is,


I. overwegende dat de Europese Gemeenschap eveneens de plicht heeft<br />

om in haar relaties met regeringen van geassocieerde en derde landen te<br />

wijzen op de rechten van minderheden, en de plicht heeft regeringen<br />

zonodig bij te staan in het vinden van methodes om die rechten te doen<br />

gelden, maar hen te corrigeren wanneer zij dit doelbewust nalaten,<br />

J. overwegende dat de taalverscheidenheid binnen de Unie als<br />

weerspiegeling van de culturele diversiteit ervan te vaak wordt miskend,<br />

K. wijst erop dat taal een essentieel instrument is om binnen de Europese<br />

Unie in oprichting te communiceren, en dat er bij de opbouw van Europa<br />

naar moet worden gestreefd het gebruik van wijdverbreide talen - voor<br />

communicatie over de huidige binnengrenzen heen - te verenigen met<br />

de bescherming en verdediging van de minder verspreide talen in<br />

regionale of transregionale context,<br />

L. is van mening dat minder verspreide talen en culturen een integraal deel<br />

uitmaken van de Europese cultuur en het Europese erfgoed van de Unie<br />

en dat gezien vanuit dit standpunt de Gemeenschap deze talen juridische<br />

bescherming moet bieden, alsmede dienovereenkomstige financiële<br />

steun,<br />

M. overwegende dat een groot aantal minder verspreide talen in een moeilijke<br />

situatie verkeert, dat het aantal gebruikers in veel gevallen snel terugloopt,<br />

dat dit een bedreiging vormt voor het welzijn van specifieke bevolkingen<br />

en het creatieve potentieel van geheel Europa ernstig aantast,<br />

N. onder volledige erkenning van de plicht van de regering van elke lidstaat<br />

zijn officiële ta(a)l(en) te bevorderen, hetgeen echter niet ten koste<br />

mag gaan van de minder verspreide talen en bevolkingsgroepen voor<br />

wie deze talen de dragers van hun cultureel erfgoed vormen,<br />

O. overwegende dat het begrip «minder verspreide talen en culturen»<br />

verschijnselen omvat van verschillende aard en omvang naar gelang van<br />

de lid-staten, omdat het bepaalde in sommige lid-staten officieel erkende<br />

talen kan betreffen die echter verhoudingsgewijs niet wijd verspreid zijn<br />

of in een naburige lid-staat of een andere lid-staat niet dezelfde status<br />

hebben,<br />

69


70<br />

1. dringt aan op de volledige toepassing van de in bovengenoemde resoluties<br />

van 16 oktober 1981, 11 februari 1983 en 30 oktober 1987 geschetste<br />

beginselen en voorstellen;<br />

2. attendeert er nogmaals op dat de lid-staten hun taalminderheden dienen<br />

te erkennen en voor hen de noodzakelijk juridische en administratieve<br />

voorzieningen dienen te treffen, om de basisvoorwaarden voor het behoud<br />

en de ontwikkeling van deze talen te scheppen;<br />

3. is tevens van mening dat alle minder verspreide talen en culturen<br />

bovendien een passende wettelijke status in de lid-staten moeten<br />

verkrijgen;<br />

4. is van mening dat deze wettelijke status ten minste moet inhouden: het<br />

gebruik en de bevordering van deze talen en culturen op het gebied van<br />

onderwijs, justitie en openbaar bestuur, media, toponymie en andere<br />

sectoren van het openbare en culturele leven, onverminderd het gebruik<br />

van de meer verbreide talen, wanneer dit vereist is voor een vlotte<br />

communicatie binnen de lid-staten afzonderlijk of de Unie als geheel;<br />

5. wijst erop dat het feit dat een deel van de onderdanen van een staat een<br />

andere taal gebruikt of een andere culturele achtergrond heeft dan de<br />

meerderheid van de bevolking van deze staat of de meerderheid van een<br />

deel of regio van deze staat, niet moet leiden tot discriminatie en met<br />

name sociale marginalisering waardoor de toegang tot de arbeidsmarkt<br />

of het behoud van banen in gevaar wordt gebracht;<br />

6. onderschrijft het Europees Handvest van Regionale en Minderheidstalen,<br />

dat de wettelijke status van een Europees Verdrag heeft verkregen, en<br />

het beschouwt het als een doeltreffend en tegelijkertijd flexibel instrument<br />

voor de bescherming en de bevordering van minder verspreide talen;<br />

7. verzoekt de regeringen die zulks nog niet gedaan hebben dit verdrag met<br />

spoed te ondertekenen en hun parlementen om dit te ratificeren en te<br />

allen tijde die paragrafen daarvan toe te passen die het best afgestemd<br />

zijn op de behoeften en aspiraties van de betrokken taalgemeenschappen;<br />

8. verzoekt de regeringen van de lid-staten en de plaatselijke en regionale<br />

autoriteiten de activiteiten van gespecialiseerde verenigingen en met name<br />

van de in lid-staten gevestigde comités van het Europees Bureau voor<br />

Minderheidstalen te bevorderen en te ondersteunen, opdat de


verantwoordelijkheden die burgers en hun organisaties voor de<br />

ontwikkeling van hun taal hebben tot hun recht komen;<br />

9. moedigt de lid-staten en de betrokken regio’s en lokale gemeenschappen<br />

aan na te gaan of het mogelijk is akkoorden te sluiten voor de oprichting<br />

van grensoverschrijdende taalkundige instellingen voor minder verspreide<br />

talen en culturen die in twee of meer naburige lid-staten of in meerder<br />

lid-staten tegelijkertijd voorkomen;<br />

10. dringt er bij de Commissie op aan:<br />

a) in het kader van haar bevoegdheden een bijdrage te leveren aan de<br />

tenuitvoerlegging van door de lid-staten op dit terrein ontwikkelde<br />

initiatieven,<br />

b) met de minder verspreide talen en de daarmee verbonden culturen<br />

rekening te houden bij het uitwerken van de verschillende<br />

communautaire beleidsdomeinen, zodat de behoeften van sprekers<br />

van minder verspreide talen evenzeer tot hun recht komen als die<br />

van sprekers van meerderheidstalen, en in alle onderwijs- en culturele<br />

programma’s, bijvoorbeeld Jeugd voor Europa, ERASMUS,<br />

TEMPUS, Europese Dimensie, Platform Europa, MEDIA, alsmede<br />

projecten voor de vertaling van hedendaags literair werk,<br />

c) het gebruik van minder verspreide talen in het kader van het<br />

audiovisuele beleid van de Gemeenschap te bevorderen, bijvoorbeeld<br />

met het oog op HDTV, en producenten en makers van programma’s<br />

in minder verspreide talen te helpen bij de productie van programma’s<br />

in formaat 16:9,<br />

d) ervoor te zorgen dat de moderne digitale<br />

telecommunicatietechnologie, die het mogelijk maakt uitzendingen<br />

per sateliet of kabel te comprimeren, wordt toegepast om uitzendingen<br />

in een groter aantal minderheidstalen te verspreiden,<br />

e) zo spoedig mogelijk een door LINGUA geïnspireerd programma op<br />

te zetten voor minder verspreide talen, waarbij gebruik kan gemaakt<br />

worden van netwerken die reeds in het kader van het Bureau voor<br />

71


72<br />

Minderheidstalen zijn ontwikkeld, zoals het Mercator-Educatie-<br />

Netwerk,<br />

f) de onmiddellijke publicatie, na bijwerking en aanvulling, mogelijk<br />

te maken van de wetenschappelijke kaart van de gemeenschappen in<br />

de EG die minder verspreide talen gebruiken, opgesteld door het<br />

Europees Bureau voor Minderheidstalen,<br />

g) te bevorderen dat de Verdragen van de Europese Gemeenschappen,<br />

alsmede andere basiswetgeving en informatie over de Europese Unie<br />

en haar werkzaamheden worden gepubliceerd in de minder verspreide<br />

talen van de Unie;<br />

11. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan:<br />

a) hun steun en aanmoediging voor organisaties die minder verspreide<br />

talen vertegenwoordigen en het Europees Bureau voor<br />

Minderheidstalen voort te zetten en te zorgen voor adequate financiële<br />

middelen ten behoeve van hun werkzaamheden,<br />

b) erop toe te zien dat in de begroting op passende wijze rekening wordt<br />

gehouden met de communautaire programma’s ten behoeve van<br />

minder verspreide talen en de daarmee samengaande culturen, en<br />

daarvoor een meerjarig actieprogramma voor te stellen,<br />

c) bij de ontwikkeling van regionaal beleid en bij de toewijzing van<br />

financiële middelen uit het EFRO, alsmede bij de onwikkeling van<br />

het sociaal beleid en bij de toewijzing van middelen uit het ESF naar<br />

behoren rekening te houden met het taalkundig en cultureel erfgoed<br />

van de regio’s door het financieren van geïntegreerde regionale<br />

ontwikkelingsprojecten die maatregelen ter ondersteuning van deze<br />

talen en culturen omvatten,<br />

d) bij de uitwerking van programma’s voor economische en sociale<br />

wederopbouw, en vooral het PHARE-programma, naar behoren<br />

rekening te houden met de behoeften van sprekers van minder<br />

verspreide talen in de landen van Midden- en Oost-Europa,<br />

e) de vertaling van boeken en literaire werken te bevorderen, evenals<br />

de ondertiteling van films van de ene minderheidstaal naar de andere<br />

of naar de officiële talen van de Gemeenschap,


f) er voor te zorgen dat de Europese Gemeenschap er bij de bevordering<br />

van de minderheidstalen op let dat dit niet ten koste gaat van de<br />

beheersing van de voornaamste landstaal en geen invloed heeft op<br />

het onderwijs van deze taal op de scholen;<br />

12. wenst dat voor de talen die gesproken worden in de overzeese gebieden<br />

die deel uitmaken van het grondgebied van een lid-staat dezelfde rechten<br />

en bepalingen gelden als voor de continentale talen;<br />

13. dringt er bij alle relevante organen op aan om ten aanzien van nietterritoriale<br />

autochtone talen (b.v. de talen van de Roma- en Sintigemeenschappen<br />

en het Jiddisch) mutatis mutandis de in deze resolutie<br />

gedane aanbevelingen op te volgen;<br />

14. benadrukt dat de aanbevelingen in deze resolutie niet zijn bedoeld om<br />

de territoriale integriteit of openbare orde van lid-staten in gevaar te<br />

brengen, en dat zij evenmin mogen worden geïnterpreteerd als zouden<br />

zij het recht behelzen activiteiten of acties te ondernemen die indruisen<br />

tegen de doelstellingen van het Handvest van de Verenigde Naties of<br />

andere verplichtingen die voorvloeien uit het internationale recht;<br />

15.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de<br />

Commissie, de Raad, de nationale en regionale overheden van de lidstaten,<br />

de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, de<br />

Permanente Conferentie van plaatselijke en regionale besturen van<br />

Europa, de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de<br />

Verenigde Naties en de UNESCO.<br />

9. Resolutie over de officiële talen en de werktalen in de Europese Unie<br />

(19/01/1995)<br />

Het Europees Parlement,<br />

A. gezien de verklaring van december 1994 van de Minister van Europese<br />

Zaken van Frankrijk, de heer Lamassoure, over een beperking van de elf<br />

officiële talen van de Europese Unie tot vijf werktalen,<br />

B. overwegende dat de regeling van het taalgebruik door de instellingen<br />

van de Europese Unie volgens de bepalingen van het Verdrag behoort<br />

tot de bevoegdheid van de Raad die met eenparigheid van stemmen<br />

beslist,<br />

73


74<br />

C. gelet op verordening 1/58/EEG en de wijzigingen daarop, waarin de<br />

officiële talen en de werktalen van de Europese Gemeenschappen op<br />

voet van gelijkheid zijn gesteld,<br />

D. gezien de Verdragen tot oprichting van de EG, de Europese Akte en het<br />

Verdrag betreffende de Europese Unie,<br />

E. onder verwijzing naar de huishoudelijke reglementen van de Raad, de<br />

Commissie en het Europees Parlement,<br />

F. overwegende dat mensen van een erkende taalgroep niet tot<br />

tweederangsburgers mogen worden gedegradeerd en dat met elk voorstel<br />

tot beperking van het aantal talen de afstand tussen de burger en de<br />

Europese instellingen, die toch al verontrustend groot is, nog zal<br />

toenemen,<br />

G. overwegende dat een beperking van het aantal talen in geen geval met<br />

technische of budgettaire argumenten te rechtvaardigen valt,<br />

H. onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 december 1990 over de<br />

taalsituatie in de Gemeenschap en de positie van het Catalaans,<br />

I. overwegende dat de Franse president ten overstaan van het Europees<br />

Parlement verklaard heeft dat Europa zijn culturele identiteit in haar<br />

verscheidenheid tot uitdrukking moet brengen,<br />

Het Europees Parlement,<br />

1. bevestigt opnieuw dat het resoluut zal opkomen voor de gelijke status<br />

van de officiële talen en de werktalen van alle landen die de Unie vormen,<br />

die een van de grondbeginselen is van de Europese Unie als conceptueel<br />

gegeven, van haar gedachtengoed en van de politieke gelijkheid van de<br />

lid-staten, en wijst erop dat meertaligheid een van de kenmerken vormt<br />

van de Europese cultuur en beschaving en van wezenlijk belang is voor<br />

de culturele pluriformiteit en rijkdom van Europa;<br />

2. verklaart dat het zich vastberaden zal verzetten tegen elke poging om<br />

een onderscheid aan te brengen tussen de officiële talen en de werktalen<br />

van de Europese Unie;<br />

3. dringt er op aan dat het principe volgens hetwelk de burgers van de Unie<br />

zich, in schrift en in woord, van hun eigen taal kunnen bedienen in hun<br />

contacten met alle Europese instellingen geëerbiedigd moet worden;<br />

4. is van oordeel dat het recht van een afgevaardigde om zich uit te drukken<br />

en te werken in zijn eigen taal onlosmakelijk verbonden is met het<br />

democratisch recht en zijn mandaat;<br />

5. onderstreept opnieuw de soevereine bevoegdheid van het Parlement om<br />

zijn werkzaamheden ook op taalgebied zelf te regelen en brengt zijn<br />

resolutie van 6 mei 1994 over het recht op het gebruik van de eigen taal


in herinnering, waarbij het nogmaals bevestigt hoe belangrijk het is dat<br />

alle officiële talen zonder onderscheid worden gebruikt als werktalen<br />

van het Europees Parlement;<br />

6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de<br />

Commissie, de regeringen van de lid-staten en de voorzitters van de<br />

andere instellingen van de Europese Unie.<br />

75

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!