Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>DE</strong> <strong>TALEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />
<strong>EUROPESE</strong> <strong>UNIE</strong><br />
Danny PIETERS<br />
met de medewerking van Tom Surdiacourt
D/2002/4686/7<br />
ISBN 90-807420-1-5
Inhoudsopgave<br />
Inleiding ............................................................................................................ 7<br />
Hoofdstuk 1: Het Europese talenpanorama. Lidstaten en kandidaat-lidstaten .... 9<br />
1. Officiële talen in de lidstaten ........................................................................ 9<br />
2. Officiële talen in de kandidaat-lidstaten ..................................................... 10<br />
3. Belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en de toekomstige<br />
Europese Unie ........................................................................................... 10<br />
3.1 Lidstaten van de Europese Unie ............................................................... 13<br />
3.2 Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie ............................................... 16<br />
Hoofdstuk 2: De werking van de Europese Unie. Theorie en praktijk<br />
van het taalgebruik ..................................................................................... 20<br />
1. Algemene bepalingen inzake de talen van de Europese Unie .................... 20<br />
1.1 Grondbepalingen ...................................................................................... 20<br />
1.2 Intentieverklaringen .................................................................................. 22<br />
2.Taalregelingen eigen aan de diverse EU-instellingen .................................. 23<br />
2.1 De Raad van Ministers ............................................................................. 24<br />
2.2 Het Europees Parlement ........................................................................... 24<br />
2.3 De Europese Commissie........................................................................... 25<br />
2.4 Europees Hof van Justitie ......................................................................... 26<br />
2.5. Andere instellingen en de agentschappen ................................................ 27<br />
2.6 En … de Conventie? ................................................................................. 29<br />
3. Talen in de EU-praktijk van elke dag.......................................................... 30<br />
Hoofdstuk 3: EU-beleid ter promotie en bescherming van regionale- en<br />
minderheidstalen (niet-officiële EU-talen) ............................................... 34<br />
1. Stand van zaken binnen de Europese Unie ................................................. 34<br />
2. De rol van het EBMGT en zijn concrete voorstellen m.b.t. de<br />
EU-Conventie ........................................................................................... 35<br />
Hoofdstuk 4: Opties voor taalregimes ............................................................ 38<br />
1. Pleidooien voor meer of minder veeltaligheid............................................ 38<br />
1.1 Pleidooien voor meer officiële talen......................................................... 38<br />
1.2 Pleidooien voor minder officiële talen ..................................................... 38<br />
1.3 Pleidooien voor een striktere toepassing van de institutionele<br />
veeltaligheid.............................................................................................. 39<br />
1.4 Pleidooien voor minder werktalen ............................................................ 40<br />
2. Scenario’s van taalregime ........................................................................... 41<br />
2.1 Scenario’s voor radicale veranderingen aan het taalregime ...................... 42<br />
2.2. Intermediaire scenario’s met een beperkt aantal werktalen ..................... 43<br />
2.3 Volledige meertaligheid, zonder correcties ............................................... 44<br />
Hoofdstuk 5: Voorstel voor een coherente talenregeling van de EU .............. 45<br />
1. Officiële talen in de Europese Unie............................................................ 46
4<br />
2. Werktalen in de Europese Unie .................................................................. 48<br />
3. Bescherming van de niet-officiële talen ..................................................... 54<br />
4. Handhaving van de talenregeling van de Europese Unie ........................... 55<br />
5. Conclusie .................................................................................................... 57<br />
Beknopte bibliografie ..................................................................................... 58<br />
Bijlagen: relevante teksten .............................................................................. 60<br />
1. Artikel 290 EG-Verdrag (ex-Artikel 217) ................................................... 60<br />
2. Verordening N°1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG uit 1958<br />
(zoals aangepast) ....................................................................................... 60<br />
3. Artikel 6 (ex-Artikel F) van de geconsolideerde versie van het Verdrag<br />
betreffende de Europese Unie ................................................................... 61<br />
4. Taalverscheidenheid en taalpluralisme in de Europese Unie -<br />
Conclusies van de Raad (juni 1995) .......................................................... 61<br />
5. Europees Parlement: intern reglement - artikelen 117 en 149<br />
(2 augustus 1999) ...................................................................................... 63<br />
6. Reglement van orde van de Commissie (17 februari 1993) ....................... 63<br />
7. Reglement voor de procesvoering .............................................................. 64<br />
8. Resolutie betreffende culturele en taalminderheden in de Europese<br />
Gemeenschap (A3-0042/94) ..................................................................... 67<br />
9. Resolutie over de officiële talen en de werktalen in de Europese Unie<br />
(19/01/1995) .............................................................................................. 73
Inleiding<br />
De Europese Raad heeft in december 2001 in Laken een Conventie<br />
over de toekomst van de Europese Unie bijeengeroepen. De taak van<br />
de Conventie bestaat erin de volgende intergouvernementele<br />
conferentie ter herziening van de Europese Verdragen zo breed en zo transparant<br />
mogelijk voor te bereiden. Zij heeft tot taak de wezenlijke problemen die de<br />
toekomstige ontwikkeling van de Unie met zich meebrengt te bespreken. Daarbij<br />
komen vragen aan bod zoals: wat verwachten de Europese burgers van de Unie?<br />
Hoe moet de bevoegdheidsafbakening tussen de Unie en de lidstaten worden<br />
georganiseerd? En hoe moet, binnen de Unie, de bevoegdheidsafbakening tussen<br />
de instellingen worden georganiseerd? Hoe kan een samenhangend en<br />
doeltreffend extern optreden van de Unie worden gegarandeerd? Hoe kan de<br />
democratische legitimiteit van de Unie worden verzekerd?<br />
In de eerste fase van de werkzaamheden van de Conventie lag de nadruk op<br />
het beluisteren van wat er verwacht wordt van de Europese Unie. De tweede<br />
fase betreft de analyse van de voor- en nadelen van de voorstellen omtrent de<br />
organisatie van de Europese Unie. In een derde fase, die begin maart 2003<br />
afgerond zou moeten worden, zal naar een synthese van de verschillende<br />
voorstellen worden gestreefd en zullen bij consensus aanbevelingen worden<br />
opgesteld.<br />
Zowel inhoudelijk als in de loop van de werkzaamheden stootten we reeds<br />
vlug op de problematiek van de talen van de Unie. Inhoudelijk, omdat burgers<br />
duidelijk verwachten dat de Unie ook hun taal zou spreken, dat de Europese<br />
regelgeving in de eigen taal gesteld zou zijn en dat men zich zonder taalbarrières<br />
zou kunnen wenden tot de Europese instellingen. Democratie vereist mondigheid<br />
en mondigheid veronderstelt de mogelijkheid zich in zijn eigen taal uit te<br />
drukken. Of negatief benaderd, wanneer een taal of enkele talen het overwicht<br />
krijgen, zal deze dominantie zich ook politiek vertalen. Wordt er niet gezegd:<br />
«taal is macht»? Anderzijds wordt van de Europese Unie ook efficiëntie verwacht<br />
en dit lijkt soms op gespannen voet te staan met veeltaligheid. De Conventie<br />
werd ook reeds vroeg geconfronteerd met taalperikelen: de talen van de lidstaten<br />
zouden alle gebruikt kunnen worden en er zou in simultaanvertaling voorzien<br />
worden; voor een Conventie die zo de nadruk legt op haar open karakter en haar<br />
interactie met de brede bevolking van de Europese Unie en het middenveld, ligt<br />
dit voor de hand. Maar… documenten werden eerst naar Engels en Frans vertaald<br />
en pas met vertraging in de andere talen van de Unie. Eens er gewerkt wordt in<br />
de werkgroepen, lijkt er geen geld te zijn voor veeltaligheid en valt men terug<br />
op gebruik van Engels en Frans. De deelnemers uit de kandidaat lidstaten wordt<br />
7
8<br />
verteld dat ze dankbaar mogen zijn dat ze hun eigen taal kunnen gebruiken als<br />
ze zelf maar voor tolken zorgen.<br />
Hoe dit alles geëvalueerd moet worden, wil ik hier voorlopig in het midden<br />
laten. Het is echter duidelijk: het debat rond de talen in en van de Europese<br />
Unie moet thans open gevoerd worden! We kunnen deze aangelegenheid niet<br />
steeds verder voor ons uit schuiven. Dit was gisteren al zo, morgen bij de<br />
uitbreiding met nieuwe lidstaten zal het zeker zo zijn. Geen knopen doorhakken<br />
inzake de talenproblematiek, is een sluipende besluitvorming toelaten, die<br />
volstrekt voorbijgaat aan de eisen van democratische legitimiteit en<br />
taalpluralisme die tot de grondvesten van de Europese Unie behoren.<br />
Dat wij als Vlamingen dit onderwerp voluit op de Europese agenda willen<br />
plaatsen is daarbij volstrekt geen toeval. We zijn er ons echter van bewust dat in<br />
de andere landen van de Unie en in de kandidaat-lidstaten de zorg om de taal en<br />
het taalgebruik in de Unie evenzeer aanwezig is. Taal en volk, taalgebruik,<br />
vrijheid en democratie zijn zo zeer met elkaar verweven, dat onverschilligheid<br />
voor het taalpluralisme van Europa niet alleen als een gevaar voor de eigenheid<br />
menig volk van de Unie ervaren zal worden, maar bovendien gezien moet<br />
worden als een aanslag op de Europese gedachte als dusdanig.<br />
In dit werk willen we vooreerst een overzicht geven van de taalverscheidenheid<br />
die binnen de Europese Unie bestaat. In het tweede hoofdstuk beschrijven we<br />
de theorie en de praktijk van het taalgebruik op het niveau van de Europese<br />
Unie. Hoofdstuk drie bestrijkt het EU-beleid ter promotie en bescherming van<br />
de niet-officiële Europese talen; maar gaat ook in op een aantal minder fraaie<br />
taal-effecten van Europees beleid. Het vierde hoofdstuk overschouwt<br />
systematisch de verschillende mogelijke benaderingswijzen van het taalregime<br />
van de Europese Unie, zulks mede in het licht van de huidige praktijk en de<br />
nakende uitbreiding. We besluiten met een eigen voorstel dat de basis kan vormen<br />
voor een consensustekst van de Conventie.<br />
We danken dhr. Tom Surdiacourt voor de waardevolle medewerking aan het<br />
totstandkomen van dit werkje. Collega prof. P. Schoukens en dhr. Guy<br />
D’Hollander danken we om ons manuscript kritisch nagelezen te hebben.
Hoofdstuk 1: Het Europese talenpanorama. Lidstaten en<br />
kandidaat-lidstaten<br />
Europa heeft een rijke talendiversiteit. De Europese Unie kent al elf<br />
officiële talen; samen met het Iers en het Letzeburgs, die geen officiële<br />
talen van de Europese Unie zijn, maar wel in eigen land als officiële<br />
taal gelden, komen we zo al aan dertien officiële nationale talen. Straks komen<br />
daar mogelijkerwijze nog eens twaalf andere officiële talen uit de kandidaatlidstaten<br />
bij. Daarnaast zijn er nog tal van andere talen, die weliswaar niet de<br />
status van officiële taal van een lidstaat of kandidaat-lidstaat hebben, maar toch<br />
door vrij veel Europeanen gesproken worden.<br />
We maken in het kader van dit werk over de Europese taalkwestie een<br />
hoofdonderscheid tussen enerzijds de officiële talen van de lidstaten en de<br />
kandidaat-lidstaten en anderzijds de andere talen in die landen. Zoals nog zal<br />
blijken zijn de officiële talen relevant voor de regelgeving m.b.t. het taalgebruik<br />
van de instellingen van de Europese Unie. De andere, niet-officiële talen zijn<br />
een mogelijk voorwerp van EU-taalbeleid.<br />
1. Officiële talen in de lidstaten<br />
Er zijn landen die voor hun hele grondgebied slechts één officiële taal<br />
hanteren; dit sluit dan wel niet uit dat in bepaalde delen van het grondgebied<br />
van die staten ook andere talen een bijzondere status genieten. Zulke landen<br />
zijn Denemarken met het Deens, Duitsland met het Duits, Frankrijk met het<br />
Frans, Griekenland met het Grieks, Italië met het Italiaans, Nederland met het<br />
Nederlands, Oostenrijk met het Duits, Portugal met het Portugees, Spanje met<br />
het Castiliaans, het Verenigd Koninkrijk met het Engels en Zweden met het<br />
Zweeds.<br />
Andere lidstaten kennen twee officiële talen; dit is het geval voor Ierland<br />
met het Iers en het Engels, evenals voor Finland met het Fins en het Zweeds.<br />
België doet er nog een officiële taal bij: naast Nederlands en Frans, geldt hier<br />
ook Duits als officiële taal. In het Groothertogdom Luxemburg is er stricto<br />
sensu geen officiële taal; maar er zijn wel drie talen die als administratieve en<br />
gerechtelijke talen erkend worden: het Duits, het Frans en ook het Letzeburgs.<br />
9
10<br />
Lidstaat Officiële talen<br />
België Nederlands Frans Duits<br />
Denemarken Deens<br />
Duitsland Duits<br />
Frankrijk Frans<br />
Griekenland Grieks<br />
Ierland Iers Engels<br />
Italië Italiaans<br />
Luxemburg Frans Duits Letzeburgs<br />
Nederland Nederlands<br />
Oostenrijk Duits<br />
Portugal Portugees<br />
Finland Fins Zweeds<br />
Spanje Castiliaans<br />
Verenigd Koninkrijk Engels<br />
Zweden Zweeds<br />
Tabel 1: Officiële talen in de EU-lidstaten<br />
2. Officiële talen in de kandidaat-lidstaten<br />
De meeste kandidaat-lidstaten hebben één officiële taal in de hierboven<br />
aangegeven zin: Bulgarije met het Bulgaars, Estland met het Ests, Hongarije<br />
met het Hongaars, Letland met het Lets, Litouwen met het Litouws, Polen met<br />
het Pools, Roemenië met het Roemeens, Slovakije met het Slovaaks, Slovenië<br />
met het Sloveens, Tsjechië met het Tsjechisch en Turkije met het Turks.<br />
Twee kandidaat-lidstaten kennen twee officiële talen: Cyprus met het Grieks<br />
en het Turks, en Malta met het Maltees en het Engels.<br />
3. Belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en de toekomstige<br />
Europese Unie<br />
Naast de officiële talen van de lidstaten, worden ook nog andere talen door<br />
groepen mensen van die lidstaten gebruikt. Willen ze hier vermeld worden,<br />
moeten deze groepen een minimaal aantal sprekers kennen. De terminologie<br />
bij het spreken over deze talen is van oudsher problematisch. Termen als nietofficiële<br />
talen, minderheidstalen, regionale talen of minder gebruikte talen
hebben elk hun voor- en nadelen en kunnen alle bekritiseerd worden. Wij<br />
hanteren de term niet-officiële talen omdat het de term is die de niet-eenvormige<br />
lading het best dekt.<br />
In het hier volgende overzicht worden ook cijfers geboden over het aantal<br />
mensen dat de taal gebruikt. Enige voorzichtigheid is hier wel op zijn plaats.<br />
De cijfers kunnen gebaseerd zijn op schattingen, onderzoeken of volkstellingen.<br />
Soms zijn er grote marges omdat verschillende instanties (gaande van de centrale<br />
overheid tot een organisatie van sprekers van een taal), verschillende cijfers<br />
naar voor schuiven. Over dergelijke gegevens zal immer betwisting zijn. De<br />
concrete cijfers zijn evenwel niet waar het in eerste instantie om gaat. Het gaat<br />
erom een overzicht te geven van de talenwaaier in Europa en zo een schets te<br />
geven van de Europese talendiversiteit, die velen waarschijnlijk niet vermoeden.<br />
De cijfers die hier gegeven worden, zijn gebaseerd op een aantal secundaire<br />
bronnen. Voor de huidige EU-lidstaten betreft het de cijfers van het Europees<br />
Bureau voor Minder Gebruikte Talen. 1 Deze cijfers werden vergeleken met de<br />
demografische data die in het boek Minority rights in Europe - European<br />
minorities and languages per land gegeven worden onder de titel Survey of<br />
national activities and documents. 2 Zonodig wordt er een kanttekening geplaatst.<br />
De cijfers betreffende de kandidaat-lidstaten zijn gebaseerd op de gegevens<br />
van het Centre international de recherche en aménagement linguistique. 3 Ook<br />
deze gegevens werden vergeleken met de demografische data van de kandidaatlidstaten.<br />
Voor deze landen zijn de linguïstische gegevens soms gebaseerd op<br />
data betreffende ethnische afkomst, wat zeker een methode is die voor betwisting<br />
vatbaar is. Immers het leven op het grondgebied van b.v. Joden of Roma zegt<br />
als dusdanig nog niets over het gebruik van respectievelijk Jiddisch of<br />
Hebreeuws, of een der Romatalen. We geven er hierna dan ook de voorkeur aan<br />
gewoon het bestaan van deze groepen te vermelden, zonder er taal-conclusies<br />
aan te verbinden.<br />
Zowel voor de huidige lidstaten als voor de kandidaat-lidstaten werden ook<br />
de cijfers, zoals vermeld in de studie Le plurilinguisme européen - Théories et<br />
pratiques en politique linguistique 4 , in ogenschouw genomen.<br />
1 Deze gegevens kunnen via het internet geraadpleegd worden; http://<br />
www.eblul.org/wow/<br />
2 Trifunovska, S.(Ed.), Minority rights in Europe - European minorities and<br />
languages, 396-500.<br />
3 Deze gegevens kunnen via het internet geraadpleegd worden; http://<br />
www.tlfq.ulaval.ca/axl/europe<br />
4 Truchot, C.(Ed.), Le plurilinguisme européen - Théories et pratiques en<br />
politique linguistique, 37-61.<br />
11
12<br />
Het onderscheid dat we maken tussen de officiële talen en de niet-officiële<br />
talen, is zelf eigenlijk minder scherp dan op het eerste gezicht lijkt. Je zou<br />
kunnen stellen dat we in het voorgaande als ‘officiële talen’ deze talen<br />
gekwalificeerd hebben waarmee de burgers van een land het recht hebben met<br />
de overheden van dat land te communiceren. Andersom is een officiële taal<br />
deze waarin de nationale overheden zich tot hun inwoners richten. Daarbij stelden<br />
we ons in principe op het niveau van een staat in zijn geheel. Talen die weliswaar<br />
binnen bepaalde deelgebieden van een land gebruikt worden in de relatie tussen<br />
burger en overheid, maar die niet over het hele land als dusdanig gebruikt worden,<br />
worden hier als niet-officiële talen gerepertorieerd. Deze regionale talen kunnen<br />
dus echter wel een publiekrechtelijke status hebben die hen binnen deze regio<br />
quasi gelijkstelt met de officiële landstaal. Een bijzondere positie nemen de<br />
officiële talen van België hier in. Nederlands, Frans en Duits zijn vroeger vermeld<br />
als de drie officiële talen. Toch zou het verkeerd zijn daaruit af te leiden dat<br />
overal in België de burger elk van deze talen zou kunnen gebruiken in zijn<br />
relaties met de overheid of dat de overheid zich in elk dezer talen zou kunnen<br />
richten tot de burgers van om het even waar in België. België kent immers vier<br />
taalgebieden: twee grote, Vlaanderen en Wallonië waar respectievelijk alleen<br />
het Nederlands en alleen het Frans ‘officiële’ taal zijn; een klein Duits taalgebied<br />
en het stadsgewest Brussel waar Nederlands en Frans op gelijke voet officiële<br />
taal zijn. Ook de federale overheid dient de exclusiviteit van het Nederlands,<br />
het Frans en, in principe ook het Duits, in de eerstgenoemde drie taalgebieden<br />
te respecteren. Er is dus strikt genomen geen officiële taal voor heel België.<br />
Voor de eenvoud, hebben we de drie talen als officiële talen aangemerkt. De<br />
status van deze talen is in deze fundamenteel verschillend van deze van b.v. het<br />
Catalaans of het Baskisch in Spanje, die weliswaar officieel zijn in respectievelijk<br />
Catalonië en Baskenland, maar die op niveau van Spanje niet op het zelfde<br />
niveau staan als het Castiliaans.<br />
Het weze dus beklemtoond: het bestempelen van een taal als niet-officiële<br />
taal doet dus geen uitspraak over de juridische status van die taal in het land of<br />
bepaalde delen ervan. In feite zullen we een breed scala van juridische statussen<br />
ontmoeten. Zoals gezegd zullen sommige talen binnen bepaalde regio’s op gelijke<br />
voet staan met de officiële taal van de staat, ja zelfs in bepaalde domeinen er de<br />
voorrang op genieten. Aan de andere kant van het spectrum zijn er hierna<br />
vermelde ‘talen’, die niet als dusdanig erkend worden en afgedaan worden als<br />
‘dialecten’. Dit laatste kan er dan voor zorgen dat eenzelfde realiteit in een<br />
land als een ‘minder gebruikte taal’ gekwalificeerd wordt, terwijl het voor een<br />
ander land als dialect wordt aangemerkt en dus niet vermeld. Dit is b.v. het<br />
geval voor het Limburgs in Nederland en België.
Niet-territoriale talen worden eveneens vernoemd. Niet-territoriale talen zijn<br />
de «talen gebruikt door burgers van de staat, verschillend van de talen gebruikt<br />
door de rest van de bevolking, maar die, hoewel ze traditioneel gebruikt worden<br />
op het grondgebied van de staat, niet geïdentificeerd kunnen worden met een<br />
specifiek deelgebied daarvan». 5 (Art. 1). De bepaling dat deze talen traditioneel<br />
gebruikt worden, onderscheidt hen van wat men «recente immigratie-talen»<br />
noemt. Deze laatste talen worden niet opgenomen.<br />
Het palet van de niet-officiële talen is ongetwijfeld zeer rijk. Er zijn nietofficiële<br />
talen die gesproken worden in één deel van één EU-lidstaat en daar al<br />
dan niet enige erkenning van overheidswege krijgen. Denken we aan het<br />
Galicisch of het Bretoens. Er zijn niet-officiële talen die gesproken worden in<br />
meer dan één lidstaat van de EU. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het Catalaans<br />
en het Baskisch. Er zijn verder talen die geen officiële taal zijn in één lidstaat,<br />
maar een officiële taal zijn van een andere, eventueel aangrenzende lidstaat.<br />
Het Deens in Duitsland kan hiervan als voorbeeld aangehaald worden. Ook zijn<br />
er de niet-territoriale niet-officiële talen, die in kleine of grote aantallen in vele<br />
lidstaten aangetroffen worden. Het Roma kan hierbij vermeld worden.<br />
We beseffen maar al te goed dat het al dan niet vermelden van een nietofficiële<br />
taal bij een land en het aangeven van een benaderend cijfer over het<br />
aantal sprekers ervan, zeer delicate aangelegenheden zijn. We hebben ons toch<br />
aan de onderneming gewaagd. Politieke stellingnamen hebben we er geenszins<br />
mee beoogd. De onderstaande beschrijving kan dan ook niet voor interne<br />
politieke doeleinden aangewend worden.<br />
3.1 Lidstaten van de Europese Unie<br />
Voor België, waar zo een 9,9 miljoen mensen wonen, dienen we met ruwe<br />
schattingen te werken. Naast de drie officiële talen, wordt er ook Letzeburgs<br />
(24.000), Waals (600.000), Picardisch (200.000) en Lotharings (20.000)<br />
gesproken. Verder leven er in België ook Joden (35.000-40.000) en Roma<br />
(10.000-15.000).<br />
Ook voor Denemarken, met een bevolkingsaantal van 5,3 miljoen mensen,<br />
moeten we schattingen gebruiken. Zo wordt er ook het gebruik van Duits (15-<br />
20.000) onderkend en leven er Joden (7000) en Roma (1500-2000).<br />
5 Artikel 1 van het later nog te bespreken Europese Charter voor Regionale en<br />
Minderheidstalen.<br />
13
14<br />
Schattingen vertellen ons voor Duitsland met zijn 81,1 miljoen inwoners,<br />
van het gebruik in delen van het land van Neder-Duits (geen gegevens), van<br />
Deens (50.000) en Sorbisch (60.000). Laatstgenoemde talen mogen ook rekenen<br />
op een erkenning van overheidswege. Verder leven er in Duitsland Joden<br />
(110.000-130.000) en Roma (60.000-70.000).<br />
De volkstelling van 2000 geeft ons voor Finland volgende cijfers: op een<br />
totale bevolking van 5,15 miljoen mensen, zijn er minderheden die een andere<br />
moedertaal dan het Fins of Zweeds hebben, te weten het Russisch (30.000),<br />
Sami (spreken: 3000) en het Tataars (800). Er leven volgens de demografische<br />
cijfers ook groepen Roma (6000).<br />
Een combinatie van onderzoeken en schattingen levert ons volgende<br />
informatie op voor Frankrijk, dat een bevolking telt van zo een 57,4 miljoen<br />
mensen. Naast het Frans ontmoeten we er ook:<br />
– Baskisch (spreken:70.000 - begrijpen: 93.000)<br />
– Bretoens (spreken: 300.000 - begrijpen: 450.000)<br />
– Catalaans (spreken: 102.000 - begrijpen: 165.000)<br />
– Corsicaans (spreken: 146.000 - begrijpen: 163.000)<br />
– Duits (spreken: 1.125.000-1.175.000)<br />
– Letzeburgs (spreken: 30.000-40.000)<br />
– Occitaans (spreken: 3.360.000 - begrijpen: 5.760.000)<br />
– Provencaals-Frans (115.000)<br />
– Vlaams (80.000)<br />
Volgens demografische cijfers leven er ook groepen Joden (500.000-700.000)<br />
en Roma (280.000-340.000).<br />
Voor Griekenland waren we aangewezen op een volkstelling van 1951.<br />
Griekenland telt een bevolking van zo een 10,5 miljoen mensen. Naast het Grieks<br />
vinden we er ook het Albanees (23.000; wellicht een grove onderschatting,<br />
evenwel vooral ten gevolge van recente immigratie), het Aroemeens (40.000),<br />
het Bulgaars (geen gegevens), het Slavisch-Macedonisch (40.000), het Pomak<br />
(30.000) en het Turks (90.000).<br />
Volgens demografische cijfers leven er ook Roma (160.000-200.000).<br />
Ierland telt 3,5 miljoen mensen en kent volgens onze bronnen geen<br />
noemenswaardige niet-officiële taal.
Italië met een totale bevolking van 58,5 miljoen mensen kent volgens officiële<br />
cijfers en schattingen nog heel wat talen naast het Italiaans. In de regio Alto<br />
Adige/Südtirol wordt het Duits als regionale taal erkend en geniet het een<br />
juridische status. In de regio van Val d’Aoste geldt gelijkaardigs voor het Frans.<br />
Aan de grens met Slovenië wordt ook het Sloveens (sprekers: 50.000-100.000)<br />
erkenning gegeven. Op Sardinië wordt ook Sardisch (sprekers: 1.000.000)<br />
gehanteerd; in Friulië het Friuliaans (sprekers: 550.000). Verder vinden we er<br />
nog volgende ‘kleinere’ talen: het Albanees (sprekers: 100.000), het Catalaans<br />
(sprekers: 20.000); het (middeleeuws) Grieks (sprekers: 10.000-12.000), het<br />
Kroatisch (sprekers: 2000-2400); het Ladijns (sprekers: 30.000-35.000); het<br />
Occitaans (sprekers: 50.000) en het Provencaals-Frans (sprekers: 75.000). Er<br />
leven ook Roma (90.000-100.000).<br />
In Luxemburg leven volgens officiële cijfers 395.000 mensen. Zoals in<br />
Ierland, is er in Luxemburg volgens onze bronnen geen significante niet-officiële<br />
taal.<br />
Onderzoeken geven ons voor Nederland, met een totale bevolking van 16,1<br />
miljoen mensen, het volgende resultaat. In het Noorden wordt het Fries<br />
(moedertaal: 350.000 - spreken: 450.000) een beperkte officiële erkenning<br />
gegeven. Verder wordt er in Nederland ook nog het Limburgs (sprekers: 900.000)<br />
en het Neder-Saksisch (365.000) gehanteerd, zij het dat het karakter van ‘taal’<br />
van beide vaak ontkend wordt. Er leven verder ook Joden (25.000) en Roma<br />
(35.000-40.000).<br />
Voor Oostenrijk met zijn 7,9 miljoen inwoners konden we terugvallen op de<br />
volkstelling van 1991 en schattingen door organisaties van niet-Duitstaligen.<br />
Dit levert ons volgende minderheidstalen op: Kroatisch (30.000), Hongaars<br />
(20.000), Slovaaks (1000-10.000), Sloveens (20.000-40.000) en Tsjechisch<br />
(10.000-20.000). Lokaal wordt aan een minderheidstaal soms enige officiële<br />
erkenning gegeven. Er leven ook Joden (8000) en Roma (20.000-25.000).<br />
In Portugal wonen zo’n 10,4 miljoen mensen. We beschikken niet over<br />
afdoende gegevens over eventuele significante groepen gebruikers van nietofficiële<br />
talen om ze in dit overzicht op te nemen.<br />
Voor Spanje met zijn 39,1 miljoen inwoners beschikten we over de gegevens<br />
van de volkstellingen 1991/96 en schattingen. Drie talen kennen in delen van<br />
het land een officiële status naast het Spaans. Sommige regionale taalwetten<br />
beschermen hen zelfs tegen de druk van Spanjes enige officiële taal, het<br />
Castiliaans. Het gaat om het Catalaans (spreken: 7.759.393 - begrijpen:<br />
15
16<br />
9.943.989), het Galicisch (spreken: 2.353.000 - begrijpen: 2.546.000) en het<br />
Baskisch (sprekers: 565.000). Verder vinden we er nog het Asturisch (sprekers:<br />
450.000), het Aragonees (30.000) en het Occitaans (spreken: 3900 - begrijpen:<br />
5400). Volgens demografische cijfers zijn er ook Joden (20.000) en Roma<br />
(650.000-800.000).<br />
Voor het Verenigd Koninkrijk met zijn 57,9 miljoen mensen kunnen we<br />
eveneens verwijzen naar een volkstelling (van 1991) en schattingen. In Wales<br />
geniet het Welsh (sprekers: 500.000) enige officiële status. In Schotland<br />
onderscheiden we het Gaëlisch-Schots (sprekers: 55.000) van de Schotse variant<br />
van het Engels (sprekers: 1,500.000). In Noord Ierland wordt ook Iers (100.000-<br />
140.000) gekend. Zeer weinigen beheersen nog het Cornish (spreken: 840 -<br />
eenvoudige kennis: 2900).<br />
Er leven in het Verenigd Koninkrijk ook Joden (300.000) en Roma (90.000-<br />
120.000).<br />
Voor Zweden met zijn bevolking van 8,7 miljoen mensen werken we met<br />
schattingen. We vinden er het Fins (220.000-300.000) en het Sami (15.000-<br />
20.000) terug; volgens de demografische cijfers leven er ook Joden (16.000) en<br />
Roma (15.000-20.000).<br />
Taal Ook niet-officiële taal in …<br />
Deens Duitsland<br />
Duits Denemarken Frankrijk Italië<br />
Fins Zweden<br />
Frans Italië<br />
Grieks Italië<br />
Iers Verenigd Koninkrijk<br />
Letzeburgs Frankrijk<br />
Tabel 2: Officiële talen van een EU-lidstaat die ook een niet-officiële taal<br />
zijn in een andere lidstaat<br />
3.2 Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie<br />
Bulgarije telt een totale bevolking van zo een 8,5 miljoen mensen. De cijfers<br />
over het aantal mensen die andere talen dan het Bulgaars als moedertaal kennen<br />
loopt nogal sterk uiteen. Het Turks (800.000) is zonder twijfel de grootste<br />
minderheidstaal. Volgens de volkstelling van 1992 zouden de andere
minderheidstalen samen (Macedonisch, Russisch en Armeens) goed zijn voor<br />
zo een 102.000 mensen, terwijl andere schattingen al 250.000 Macedoniërs<br />
tellen. Volgens genoemde volkstelling leven er zo een 313.000 Roma, terwijl<br />
andere schattingen het over 600.000 Roma hebben.<br />
Op Cyprus treffen we naast de twee grote bevolkingsgroepen ook kleine<br />
minderheden aan met als taal het Armeens (2500) of het Maronitisch (11.000).<br />
Estland telt een totale bevolking van 1,6 miljoen mensen. We vinden er ook<br />
Russisch (464.000), Oekraïens (49.600), Witrussisch (28.800), Fins (21.000)<br />
en in kleinere getalen Lets, Litouws en Tataars.<br />
Voor Hongarije met zijn 10,3 miljoen inwoners lopen de cijfers nogal uiteen.<br />
Volgens de volkstelling van 1990 kent men er naast het Hongaars, ook het Duits<br />
(31.000), het Kroatisch (13,700), het Slovaaks (10.500) en Roma (143.000).<br />
Andere schattingen komen uit op grotere aantallen voor de gebruikers van Duits<br />
(200.000), Kroatisch (80.000), Roma (250.000-800.000) en Slovaaks (120.000).<br />
Letland telt 2,4 miljoen inwoners en telt grote groepen mensen met als<br />
moedertaal een andere taal dan het Lets, te weten het Russisch (837.500), het<br />
Witrussisch (102.500), het Oekraïens (75.000) en het Pools (55.000). Verder<br />
wordt er ook Ests, Litouws en Tataars gesproken en leven er Joden.<br />
Litouwen telt 3,7 miljoen mensen op zijn grondgebied. We vinden er volgende<br />
minderheidstalen: Russisch (342.000), Pools (266.000), Witrussisch (60.800),<br />
Oekraïens (38.000) en verder Lets en Tataars; er leven ook Joden.<br />
Er leven 359.000 mensen in Malta. Over het gebruik van niet-officiële talen<br />
zijn geen gegevens beschikbaar.<br />
Polen telt een totale bevolking van 38,6 miljoen mensen. In Polen worden<br />
over de ethno-linguïstische afkomst van de inwoners geen gegevens verzameld.<br />
We dienen ons dan ook te beperken tot de data die over de nationale minderheden<br />
circuleren en geven ze onder voorbehoud. Er leven: Duitsers (300.000-350.000),<br />
Oekraïners (250.000-300.000), Witrussen (200.000-250.000), Ruthenen (50.000-<br />
60.000) en Roma (50.000-60.000); verder zijn er ook nog Slovaken, Litouwers,<br />
Russen, Joden, Armenen, Grieken, Tataren en Tsjechen.<br />
17
18<br />
Voor Roemenië, dat 20,3 miljoen inwoners telt, vallen we terug op een<br />
volkstelling van 1992. Er zijn twee belangrijke historische minderheidstalen:<br />
het Hongaars (1.620.000) en het Duits (119.500); verder leven er ook vele Roma<br />
(409.723).<br />
Voor Slovakije met zijn bevolking van 5,3 miljoen mensen gebruiken we de<br />
volkstelling van 1994. De Slovaakse staat erkent de volgende ethnische groepen:<br />
Hongaren (568.000), Roma (84.000), Tsjechen (51.000), Ruthenen (17.000),<br />
Oekraïeners (14.000) en verder ook Duitsers, Kroaten, Joden en Polen. Andere<br />
bronnen 6 geven een veel hoger cijfer aan Roma, te weten 500.000.<br />
Voor Slovenië met zijn 2 miljoen mensen vallen we terug op de volkstelling<br />
van 1991. Twee aan het Sloveens nauw verwante talen worden er ook gehanteerd,<br />
te weten, het Kroatisch (54.000) en het Servisch (48.000). Verder vinden we er<br />
ook het Hongaars (8500), het Duits, het Friuliaans, het Macedonisch, het<br />
Albanees en leven er Roma.<br />
Tsjechië telt een totale bevolking van zo een 10,3 miljoen mensen. Naast<br />
het Tsjechisch worden er ook volgende talen gehanteerd: het Slovaaks (240.000),<br />
het Pools (52.000), het Duits (41.000), het Roma (24.300), het Hongaars (20.000)<br />
en verder ook het Oekraïens en het Rutheens.<br />
Turkije kent een totale bevolking van zo een 59,8 miljoen mensen. De<br />
belangrijkste minderheidsgroep hanteert het Koerdisch (10,000.000-<br />
13,000.000), terwijl er nog een dertigtal andere talen zoals Armeens en Assyrisch<br />
door kleinere bevolkingsgroepen gebruikt worden.<br />
Officiële taal Ook niet-officiële taal in …<br />
Duits Hongarije Polen Roemenië Tsjechië<br />
Fins Estland<br />
Hongaars Roemenië Slovakije Slovenië Tsjechië<br />
Pools Letland Litouwen Tsjechië<br />
Slovaaks Hongarije Tsjechië<br />
Tsjechisch Slovakije<br />
Turks Bulgarije<br />
Tabel 3: Officiële talen van lidstaten of kandidaat-lidstaten die een nietofficiële<br />
taal zijn in een andere kandidaat-lidstaat<br />
6 Zoals het UN - Committee on the elimination of racial discrimination.
Na deze schets van de belangrijkste niet-officiële talen in de huidige en<br />
toekomstige Europese Unie moge duidelijk zijn dat een aanzienlijk aantal<br />
Europese burgers een taal hanteert die geen officiële taal is van hun land en<br />
meestal ook geen officiële taal is van de Unie. Het beleid van de Europese Unie<br />
ten overstaan van dergelijke talen en de gebruikers ervan, verdient dus onze<br />
volle aandacht. In Hoofdstuk 3 beschrijven we het huidige EU-beleid ter<br />
bescherming en promotie van regionale- en minderheidstalen (niet-officiële EUtalen).<br />
In Hoofdstuk 5 schuiven we zelf een voorstel naar voor betreffende de<br />
bescherming van de niet-officiële talen.<br />
19
20<br />
Hoofdstuk 2: De werking van de Europese Unie. Theorie en<br />
praktijk van het taalgebruik<br />
1. Algemene bepalingen inzake de talen van de Europese Unie<br />
1.1 Grondbepalingen<br />
Pas in 1958 deed de meertaligheid zijn officiële intrede in de verdragen van<br />
de toenmalige Europese gemeenschappen. De enige authentieke versie van het<br />
EGKS-Verdrag van 1951 was de Franse versie (EGKS-Verdrag artikel 100).<br />
Hoewel het verdrag ook in de drie andere talen opgesteld werd, waren deze<br />
versies niet authentiek. In de Verdragen van Rome werd opgenomen dat het<br />
Verdrag bestond in een Duitse, een Franse, een Italiaanse en een Nederlandse<br />
versie, alle vier authentiek (EEG-Verdrag artikel 248, EGKS-Verdrag artikel<br />
225). Deze talen zijn de verdragstalen. Met de uitbreiding van de Unie kwam<br />
men uiteindelijk tot 12 Verdragstalen. 7<br />
De zes oprichtende landen - de drie Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en<br />
Italië - bepaalden in 1957 in artikel 217 (huidig art. 290) van het EG-Verdrag<br />
dat de regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap,<br />
onverminderd de bepalingen van het reglement van het Hof van Justitie, door<br />
de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld wordt. Zolang het taalregime<br />
onder de unanimiteitsregel valt, beschikt elke lidstaat dus over een vetorecht als<br />
de Raad aan de taalregeling sleutelt. Het Verdrag van Rome regelt de talenkwestie<br />
dus niet inhoudelijk. Wel geldt ook hier het algemene verbod van discriminatie,<br />
begrepen als een garantie van gelijke kansen voor alle lidstaten en hun burgers.<br />
De regeling van het taalgebruik door de Raad gebeurde voor het eerst in<br />
1958 met de allereerste EG-Verordening, Verordening N°1/58 tot regeling van<br />
het taalgebruik. Verordening N°1/58 is een raamverordening die een aantal<br />
algemene principes bevat, maar ook leemtes laat. Het samengaan van deze<br />
principes en leemtes bepaalt de ruimte waarin het taalregime van de Europese<br />
Unie vorm gekregen heeft. We ontleden de regeling, die zowel het externe als<br />
het interne taalgebruik van de Europese instellingen betreft. 8<br />
7 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 60-<br />
61.<br />
8 Gebaseerd op Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in de instellingen van de<br />
Europese Gemeenschap, 16-18.
In artikel 1 werd in 1958 vastgelegd dat het Duits, het Frans, het Italiaans en<br />
het Nederlands ‘de officiële talen en de werktalen’ van de instellingen van de<br />
Unie zijn. Bij iedere uitbreiding van de EU werden nationale talen toegevoegd<br />
aan de officiële en werktalen van de Unie en dit gebeurde telkens op basis van<br />
principiële gelijkheid. Zo werden ook het Deens, Engels, Fins, Grieks, Portugees,<br />
Spaans en Zweeds talen van de EU-instituties. Het moet opgemerkt worden dat<br />
niet alle officiële talen van de lidstaten de status van officiële en werktaal<br />
verkregen hebben. Zo kent Ierland ook het Iers als officiële taal en Luxemburg<br />
het Letzeburgs. Het Iers is wel een verdragstaal, wat inhoudt dat er van de<br />
Verdragen authentieke versies in de Ierse taal gemaakt worden. De notie<br />
«verdragstaal» is dus niet hetzelfde als de notie «officiële taal». Het Letzeburgs<br />
kreeg in Luxemburg zelf pas na de toetreding tot de Europese Unie een met het<br />
Duits en het Frans evenwaardige status en het Groothertogdom heeft de<br />
toevoeging van deze taal aan het Verdrag niet gevraagd.<br />
In de overige artikelen worden normen gesteld voor het gebruik van de<br />
officiële talen, niet voor het gebruik van werktalen. Een definitie van werktalen<br />
wordt niet gegeven.<br />
Artikelen 2 en 3 bepalen dat de correspondentie met een lidstaat of een<br />
onderdaan daarvan dient gevoerd te worden in de officiële taal van die lidstaat<br />
of in de officiële taal waarmee dezen zich tot de Unie richtten.<br />
Luidens artikelen 4 en 5 worden de verordeningen en andere stukken van<br />
algemene strekking opgesteld in alle officiële talen en verschijnt het<br />
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in deze talen.<br />
Volgens artikel 6 kunnen de instellingen de wijze van toepassing van de<br />
talenregeling bij hun reglement van orde vaststellen. Ze kunnen het dus naar<br />
eigen inzicht regelen, op voorwaarde dat dit niet in strijd is met de bepalingen<br />
van Verordening N°1/58. Alleen het taalgebruik bij de procesvoering van het<br />
Hof van Justitie valt buiten Verordening N°1/58 en wordt geregeld in het<br />
Reglement voor de procesvoering van het Hof (artikel 7).<br />
Artikel 8 stelt dat voor lidstaten waar verschillende officiële talen bestaan,<br />
het gebruik van de taal op verzoek van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld<br />
volgens de algemene regels die uit de wetgeving van die staat voortvloeien.<br />
21
22<br />
1.2 Intentieverklaringen<br />
Het Europees Parlement heeft verscheidene resoluties opgesteld waarin het<br />
zich uitspreekt voor het behoud van de meertaligheid en de principiële gelijkheid<br />
van alle officiële en werktalen. Vooral bekend is het rapport-Nyborg uit 1982<br />
over de meertaligheid van de Gemeenschap en inzonderheid van het Parlement. 9<br />
In 1992 werd met Artikel F (huidig Artikel 6), onder de algemene bepalingen<br />
van het Verdrag van Maastricht, de volgende zinsnede opgenomen: «De Unie<br />
eerbiedigt de nationale identiteit van haar lidstaten.» Ook dit uitgangspunt<br />
wordt gezien als een hoeksteen van de opbouw van Europa. Dit alles is voor<br />
ons hier bijzonder belangrijk omdat taal een constitutief bestanddeel is van de<br />
nationale identiteit.<br />
In juni 1995 nam de Raad - Algemene zaken (dit zijn de Ministers van<br />
Buitenlandse Zaken van de lidstaten) een aantal conclusies aan betreffende<br />
taalverscheidenheid en meertaligheid in de Europese Unie. Daarin wordt de<br />
publieke houding van de EU-lidstaten en de EU-organen tegenover de<br />
taalproblematiek eigenlijk nogmaals bevestigd. De belangrijkste zinsneden<br />
luiden als volgt:<br />
«De Raad acht taalverscheidenheid, een essentieel element van de Europese<br />
dimensie en de Europese identiteit alsook van het gemeenschappelijk cultureel<br />
erfgoed, van groot belang voor de Unie.»<br />
«Bij taalverscheidenheid zijn zowel democratische, culturele en sociale<br />
waarden als economische belangen in het geding. …»<br />
«De burger zal de opbouw van Europa slechts toegenegen zijn als hij ervan<br />
verzekerd kan zijn dat alle talen van de Unie in aanmerking genomen worden<br />
en als iedereen gelijke toegang tot informatie heeft, overeenkomstig het nationale<br />
recht van de lidstaten met inachtneming van het Gemeenschapsrecht.»<br />
«Voorts herinnert de Raad eraan hoeveel belang hij hecht aan de gelijkheid<br />
van de officiële talen en de werktalen van de instellingen van de Unie,…»<br />
Hiermee zijn de belangrijkste grondbepalingen en intentieverklaringen<br />
weergegeven die voor en door de Europese Unie opgesteld zijn om haar<br />
taalgebruik in banen te leiden. Er is bepaald dat iedere EU-instelling in<br />
9 Europees Parlement, Documenten 1982-1983, 21 juni 1982, Document 1-<br />
306/82.
overeenstemming hiermee zelf haar eigen taalregime regelt. Het is interessant<br />
om te overschouwen tot welke taalpraktijk dit aanleiding gegeven heeft. Het zal<br />
blijken dat die praktijk niet helemaal overeenstemt met de hiervoor opgesomde<br />
verklaringen. Het is onze mening dat de uitdaging er in bestaat de verklaringen<br />
van de EU-Raad en het Europees Parlement nader tot de praktijk te brengen en/<br />
of de praktijk meer te laten aansluiten bij wat uitgesproken en afgesproken is.<br />
2.Taalregelingen eigen aan de diverse EU-instellingen<br />
Ook al is het uitgangspunt duidelijk, toch laat Verordening N°1/58 nog heel<br />
wat ruimte voor interpretatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen officiële<br />
talen en werktalen, maar dit onderscheid en de functie ervan worden in de tekst<br />
zelf niet gedefinieerd. Grosso modo kan men stellen dat de officiële talen de<br />
talen zijn die gebruikt worden voor de communicatie tussen de instellingen van<br />
de EU en de buitenwereld en dat de werktalen de talen zijn die in de<br />
communicatie tussen en binnen de instellingen van de Unie gebruikt worden. 10<br />
Bovendien maakt de tekst geen melding van mondelinge communicatie. Het is<br />
bijgevolg vanuit de Verordening niet duidelijk wanneer welke talen moeten<br />
worden gebruikt. Dat geeft ruimte voor interpretatie. Doorgaans lijkt deze<br />
interpretatie als volgt te lopen: ‘officiele taal’ is een kwaliteit die elke EU-taal<br />
heeft en onder elke omstandigheid blijft behouden; ‘werktaal’ is een kwaliteit<br />
die een taal toegewezen kán krijgen, maar die ze niet onder alle omstandigheden<br />
hoeft te hebben. Er kan in de dagelijkse praktijk dus gebruik gemaakt worden<br />
van de mogelijkheid die de dubbele en dubbelzinnige formulering ‘officiële<br />
taal en werktaal’ biedt. Op deze constellatie is het door raadgever Holtz 11 van de<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen in 1977 gemaakte onderscheid<br />
tussen instellingen die een integraal meertalig taalregime en instellingen die<br />
een partieel meertalig taalregime hanteren geënt. In instellingen met een integraal<br />
meertalig taalregime worden zowel intern als naar buiten alle communicatie in<br />
alle officiële talen vertaald en vertolkt; alle officiële talen zijn er dus ook<br />
werktalen. Instellingen met een partieel meertalig taalregime passen in hun<br />
externe contacten (kunnen ook bindende teksten zijn) de meertaligheid naar de<br />
letter toe, maar beperken de meertaligheid in hun interne werking, zij beperken<br />
dus het aantal werktalen. 12<br />
10 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 82.<br />
11 Holtz, Th., Problèmes de traduction et de terminologie dans une Communauté<br />
multilingue, discours prononcé le 24 octobre 1977 devant le «Royal Irish<br />
Academy», Dublin, 1977.<br />
12 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 88-<br />
89.<br />
23
24<br />
Ingevolge Verordening N°1/58 bepaalt elke instelling haar taalregime in haar<br />
intern reglement of reglement van orde. Dit doet elke instelling autonoom, zolang<br />
dit maar in overeenstemming is met het kader uitgezet door de Raad van<br />
Ministers in de verordening. Zoals eerder gezegd is dit kader nogal vaag omlijnd.<br />
Daarom is er nogal wat diversiteit in het gebruik van werktalen ontstaan. We<br />
overschouwen de talenregeling instelling per instelling.<br />
2.1 De Raad van Ministers<br />
De Raad van Ministers is, wat de werkzaamheden van de ministers betreft,<br />
de integrale meertaligheid toegedaan. De Raad volgt zonder aanpassingen zijn<br />
eigen Verordening N°1/58 wat officiële talen en werktalen betreft en bepaalt in<br />
Artikel 10 van zijn Intern Reglement dat de Raad, tenzij hij op basis van<br />
hoogdringendheid unaniem anders beslist, geen overleg pleegt en besluiten neemt<br />
dan op basis van documenten en plannen, opgesteld in de talen voorzien door<br />
het geldende taalregime. Elk lid van de Raad kan zich tegen het beraad verzetten<br />
als de tekst van eventuele amendementen niet beschikbaar is in de benodigde<br />
talen. Wanneer de Raad van Ministers formeel vergadert, gebruikt die dus alle<br />
EU-talen als werktalen. Alle documenten op basis waarvan besluiten genomen<br />
worden, zijn vooraf in alle talen beschikbaar. De voorbereiding van de agenda<br />
en de stukken voor deze vergaderingen neemt dan ook zeer veel tijd in beslag.<br />
Aan de agenda kan op korte termijn nauwelijks een punt worden toegevoegd.<br />
Vergadert de Raad van Ministers informeel, dan gebruikt men doorgaans<br />
slechts drie werktalen: Engels, Frans en de taal van het land dat op dat moment<br />
het voorzitterschap waarneemt. Ook in de voorbereidende besprekingen van de<br />
permanente vertegenwoordigers - de ambassadeurs van de lidstaten - geldt een<br />
beperking. Men gebruikt er Engels, Duits en Frans. 13<br />
2.2 Het Europees Parlement<br />
Het Europees Parlement heeft het taalgebruik geregeld in een intern reglement<br />
dat het zelf heeft aangenomen en dat het zelf ook kan wijzigen. Vooral de<br />
Artikelen 117 en 149 zijn belangrijk (zie Bijlage 5). Samen met de Raad past<br />
het Parlement de integrale meertaligheid het meest rigoureus toe.<br />
In de plenaire zittingen van het Europees Parlement gelden alle EU-talen als<br />
werktaal. Alle officiële stukken zijn in de 11 talen beschikbaar en voor alle<br />
13 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, 6.
talen is er simultane vertaling. Het is onder andere deze simultane vertaling -<br />
gelijktijdige vertaling vanuit en naar alle talen - die in het licht van de uitbreiding<br />
met mogelijk twaalf bijkomende officiële talen vandaag voor heel wat<br />
kopbrekens zorgt.<br />
In alle andere dan de plenaire zittingen van het Europees Parlement ziet de<br />
praktijk van het taalgebruik er heel anders uit. Hoewel het Europees Parlement<br />
bij herhaling heeft gesteld dat elke beperking van het aantal talen wezenlijk<br />
afbreuk doet aan het democratisch karakter van het Parlement, wordt er in<br />
vergaderingen op het niveau van commissies, evenals in parlementsdelegaties<br />
en in werkgroepen regelmatig ad hoc overeengekomen met drastisch minder<br />
talen te werken, schriftelijk en/of mondeling. Bij informeel overleg van mensen<br />
uit meer talengroepen is een beperking tot Frans of Engels erg gebruikelijk. 14<br />
2.3 De Europese Commissie<br />
In het Reglement van Orde van de Europese Commisie staan een aantal<br />
bepalingen waarbinnen het taalgebruik van en binnen de Commissie kadert. In<br />
artikelen 7 en 9 van het Reglement van Orde valt het op dat geen melding<br />
gemaakt wordt van taal, hoewel men hier de regeling van het gebruik der<br />
werktalen zou verwachten. Het intern taalgebruik is niet expliciet geregeld. Het<br />
taalgebruik binnen de Commissie of het intern taalgebruik is het taalgebruik<br />
tijdens Commissievergaderingen en binnen de Directoraten-generaal en de<br />
diensten van de commissarissen, bemand door ambtenaren uit alle lidstaten.<br />
Artikel 16 regelt het taalgebruik voor besluiten van de Commissie (zie Bijlage<br />
6). Op het vlak van de officiële talen volgt de Commissie uiteraard Verordening<br />
N°1/58.<br />
Voor de interne werking van de Europese Commissie wordt veelal alleen<br />
gebruik gemaakt van het Engels of Frans, soms ook Duits. De evolutie op dit<br />
vlak neigt evenwel meer en meer naar een duopolie van het Engels en het Frans.<br />
Interne memo’s en concepten van officiële documenten worden in één van deze<br />
talen of in beide, opgesteld. Dienen officiële documenten voor beraad in een<br />
van de adviesorganen of commissies, dan worden ze door de Europese<br />
Commissie in alle talen aangeboden. Voor het mondelinge beraad in dergelijke<br />
commissies wordt echter, vaak ad hoc, een beperking van de te gebruiken talen<br />
vastgesteld. Of een taal tot de ‘afvallers’ behoort, hangt meestal af van de positie<br />
van die taal in de ‘talenpikorde’, evenals van de beschikbaarheid van<br />
14 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, 6,7; Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in<br />
de instellingen van de Europese Gemeenschap, 25.<br />
25
26<br />
gekwalificeerde tolken. 15 De ‘talenpikorde’ valt te omschrijven als de onderlinge<br />
talenhiërarchie. Hoe minder belangrijk de taal, hoe meer kans op vertraging.<br />
2.4 Europees Hof van Justitie<br />
Het taalgebruik bij het Hof van Justitie en bij het Gerecht van eerste aanleg<br />
is geregeld in het reglement voor de procesvoering van elk dezer instellingen.<br />
Derhalve is noch artikel 290 EG, noch Verordening N°1/58 rechtstreeks op het<br />
Hof van toepassing. De eenparigheidsregel van artikel 290 geldt niettemin ook<br />
hier, omdat het Hof de reglementen voor de procesvoering niet kan vaststellen<br />
dan wanneer deze door de Raad met eenparigheid van stemmen zijn<br />
goedgekeurd. De in Verordening N°1/58 neergelegde mechanismen inzake het<br />
taalgebruik zijn overgenomen in de reglementen voor de procesvoering.<br />
Wat de procedures voor het Hof betreft zijn de relevante bepalingen<br />
neergelegd in een hoofdstuk dat specifiek aan het taalgebruik is gewijd (artikelen<br />
29-31 van het reglement voor de procesvoering). Voor de procedures voor het<br />
Gerecht van eerste aanleg zijn dezelfde bepalingen neergelegd in de artikelen<br />
37-39 van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht (zie Bijlage 7).<br />
Het Europees Hof heeft een bijzonder taalregime uitgewerkt. Daarin<br />
onderscheidt men drie niveaus van taalgebruik. Voor iedere procedure die bij<br />
het Hof aanhangig wordt gemaakt, wordt de procestaal bepaald. In de<br />
procesvoering kunnen alle officiële EU-talen én het Iers gebruikt worden. De<br />
keuze van de taal wordt overgelaten aan de eiser, tenzij een van de EU-organen<br />
zelf eiser is, dan wordt de keuze overgelaten aan de gedaagde. In de praktijk<br />
worden daarnaast ook alle stukken die de partijen in de procestaal neerleggen<br />
in de werktaal van het Hof, van oudsher het Frans, vertaald. Op het niveau van<br />
de werktaal (beraadslaging van het Hof), is vanaf het begin alleen het Frans<br />
gebruikt. Het derde niveau is dat van de officiële publikaties van het Hof. Alle<br />
uitspraken verschijnen uiteindelijk in alle EU-talen. Bij tegenspraak wordt de<br />
tekst van de procesgang als de authentieke tekst gebruikt. 16<br />
15 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, 7,8; Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in<br />
de instellingen van de Europese Gemeenschap, 37; Labrie, N., La construction<br />
linguistique de la Communauté européenne, 113.<br />
16 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, 8; Labrie, N., La construction linguistique de<br />
la Communauté européenne, 129-132.
2.5. Andere instellingen en de agentschappen<br />
Behalve deze instellingen telt de Unie nog een aantal andere instellingen die<br />
eveneens hun oorsprong in de Verdragen vinden. Het gaat om de Europese<br />
Centrale Bank, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité,<br />
het Comité van de Regio’s, de Europese Investeringsbank en de Europese<br />
Ombudsman. 17 Naast al deze instellingen telt de Unie ook een behoorlijk aantal<br />
agentschappen. Een agentschap of een communautair orgaan is een orgaan naar<br />
Europees publiek recht dat losstaat van de communautaire instellingen (Raad,<br />
Parlement, Commissie, enz.) en rechtspersoonlijkheid heeft. Het wordt opgericht<br />
bij een besluit van afgeleid recht om een specifieke technische,<br />
wetenschappelijke of beheerstaak te verrichten die in het oprichtingsbesluit wordt<br />
omschreven. Momenteel zijn er 13 EU-Agentschappen: het Europees Centrum<br />
voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Europese Stichting tot<br />
verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, het Europees Milieu<br />
Agentschap, De Europese Stichting voor Opleiding, het Europees<br />
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, het Europees Bureau voor<br />
de geneesmiddelenbeoordeling, het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt<br />
(Merken, tekeningen en modellen), het Europees Agentschap voor de veiligheid<br />
en de gezondheid op het werk, het Communautair Bureau voor planterassen,<br />
het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, het Europees<br />
Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, het Europees Bureau<br />
voor wederopbouw en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. 18<br />
Aan de hand van een korte bespreking van het taalregime van telkens twee<br />
van deze instellingen en agentschappen geven we aan dat ook voor deze organen<br />
een éénduidig en consequent uitgewerkt taalregime ontbreekt.<br />
De komst van de Europese Monetaire Unie heeft geleid tot een nieuwe<br />
munteenheid, de euro, en een nieuwe centrale bank, de Europese Centrale Bank<br />
(ECB). De ECB is op 1 juni 1998 opgericht ter vervanging van het Europees<br />
Monetair Instituut (EMI), dat tot op dat moment een centrale rol had gespeeld<br />
bij de voorbereiding van de komst van de euro, die op 1 januari 1999 heeft<br />
plaatsgevonden.<br />
De Europese Centrale Bank gebruikt zowel voor de vergaderingen van de<br />
bankdirectie, als binnen het ambtelijk apparaat alleen het Engels. Ook in haar<br />
communicatie met de buitenwereld doet ze dat, of het nu om instellingen en<br />
organen buiten of binnen de EU gaat. Dit taalregime blijkt ook duidelijk uit de<br />
17 http://europa.eu.int/inst-nl.htm<br />
18 http://europa.eu.int/agencies/index_nl.htm<br />
27
28<br />
aanwervingsvoorwaarden bij de Europese Centrale Bank. Er is slechts een<br />
grondige kennis van het Engels en een voldoende kennis van een andere officiële<br />
EU-taal vereist. Wel laat de Bank van alle relevante schriftelijke stukken een<br />
vertaling in alle andere EU-talen maken. De relevante schriftelijke stukken zijn<br />
de richtlijnen, de instructies en de wettelijke beschikkingen van de Europese<br />
Centrale Bank, die officieel gepubliceerd worden. Deze regeling wordt verklaard<br />
met een verwijzing naar de dominantie van het Engels in het internationale<br />
bankwezen. Men kan zich afvragen of het taalregime van de Europese Centrale<br />
Bank nog het door de constitutionele verdragen gestelde kader respecteert.<br />
De Rekenkamer is opgericht in 1977 en heeft als belangrijkste taak om te<br />
controleren of de begroting van de Unie goed ten uitvoer is gelegd. Ze ziet dus<br />
toe op de wettigheid en regelmatigheid van de communautaire inkomsten en<br />
uitgaven. Ook gaat de kamer na of een goed financieel beheer is gevoerd.<br />
De Rekenkamer functionneert met een partieel meertalig taalregime. Ze<br />
hanteert alle officiële EU-talen als haar officiële talen; de werktalen zijn het<br />
Frans, het Engels en in derde instantie het Duits. 19<br />
In het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt of het Europees<br />
Merkenbureau, dat een door de Raad ingevoerd talenregime hanteert, wordt de<br />
gelijkwaardigheid van de talen niet aangehouden. De voor dit agentschap<br />
uitgewerkte taalregeling is als volgt. De aanvraag voor een handelsmerk kan<br />
gedaan worden in een van de elf officiële EU-talen. Daarnaast moet de aanvrager<br />
een tweede taal aanduiden uit een van de vijf talen van het Merkenbureau (Engels,<br />
Frans, Duits, Spaans, Italiaans). De tweede taal dient als taal voor procedures<br />
van verzet en annulatie en, indien de eerste taal geen van de vijf talen is, als de<br />
taal die het Merkenbureau gebruikt in haar correspondentie met de aanvrager. 20<br />
De basisregel volgens dewelke een Europese burger het recht heeft zich in zijn<br />
eigen taal tot de organen Europese Unie te richten werd hier dus doorbroken.<br />
Voor het op te richten Europese Octrooibureau zou een gelijkaardig taalregime<br />
in de maak zijn.<br />
Het Communautair Bureau voor plantenrassen heeft exclusieve bevoegdheid<br />
voor de tenuitvoerlegging van de nieuwe regeling inzake het communautaire<br />
kwekersrecht. In tegenstelling tot de regeling voor aanvragen bij het<br />
Merkenbureau, kan de aanvrager hier wel elk van de officiële talen van de EU<br />
gebruiken. De taal waarin de aanvraag wordt ingediend, bepaalt de taal van de<br />
procedure voor het Bureau. Formulieren zoals technische vragenlijsten zijn in<br />
19 Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, 132.<br />
20 Informatie op de website van het Merkenbureau: http://oami.eu.int/
het Duits, Engels, Frans, Nederlands en Spaans verkrijgbaar en zullen binnenkort<br />
in de overige officiële talen verkrijgbaar zijn. Het verleende kwekersrecht wordt<br />
opgesteld in de door de aanvrager op het aanvraagformulier aangeduide taal of<br />
talen. Partijen hebben het recht in elk van de officiële talen van de EU mondeling<br />
te procederen. 21<br />
Bovendien moet vastgesteld worden dat, hoe verder men zich verwijdert van<br />
de kerninstellingen van de Europese Unie, des te ‘losser’ men blijkt om te<br />
springen met de door de Europese verdragen vastgestelde principes inzake<br />
gelijkwaardigheid der officiële talen. Zo lijkt het hek helemaal van de dam als<br />
b.v. de Commissie bepaalde taken uitbesteedt aan particuliere personen of<br />
bedrijven. Deze personen en bedrijven beschouwen zich dan vrij van elke<br />
taalregulering, ook als ze opdrachten vervullen die hen in contact brengen met<br />
derden. Ook de Commissie neemt het zich dan nogal gemakkelijk en ziet er<br />
contractueel niet altijd op toe dat burgers van de Unie in hun relaties met deze<br />
particuliere personen en organismen, over dezelfde taalwaarborgen beschikken<br />
als wanneer zij rechtstreeks met de Commissie te doen zouden hebben.<br />
2.6 En … de Conventie?<br />
Van de Conventie voor de Toekomst van Europa zou mogen verwacht worden<br />
dat zij het taalpluralisme en het fundamenteel kader van de talenregeling van de<br />
Verdragen zou respecteren. Op het eerste gezicht gebeurt dit ook: alle officiële<br />
talen van de Europese Unie kunnen op voet van gelijkheid in het plenum gebruikt<br />
worden. Alleen kan betreurd worden dat de in de geest van de Conventie logische<br />
uitbreiding van dit talenregime tot de officiële talen van de kandidaat-lidstaten<br />
niet gevolgd werd: voor de kandidaat-lidstaten geldt dat zij een EU taal dienen<br />
te gebruiken en hun eigen taal slechts kunnen hanteren als ze de facto voor de<br />
nodige vertaling en tolken zorgen (en er de kosten van dragen).<br />
Alle officiële talen van de Europese Unie dus gelijkwaardig in de Conventie?<br />
Ja en neen: als je het Engels of Frans niet machtig bent, wacht je wel een stuk<br />
langer op de stukken en… kan je het vergeten in de werkgroepen. Daarvoor<br />
besloot het presidium dat, ter wille van de te hoge kosten afgezien zou worden<br />
van simultaanvertaling in de werkgroepen. Een praktijk die lijkt op deze die<br />
men b.v. ook ontmoet bij de commissies van het Europees Parlement. Evenwel,<br />
in het Europees Parlement berust dergelijke werkwijze op het akkoord van de<br />
betrokken parlementsleden, in de Conventie gaat het blijkbaar om een besluit<br />
21 http://www.cpvo.eu.int/nl/default.html<br />
29
30<br />
van boven af. Daarenboven is het aangevoerde kostenargument bijzonder<br />
gevaarlijk. Wij kunnen ons nog heel wat andere besparingen voorstellen … ten<br />
koste van de grondprincipes van de Europese Unie.<br />
Het streven naar een democratische en eenduidige regeling van het taalgebruik<br />
in en door de organen van de Europese Unie behelst duidelijk meer dan men in<br />
eerste instantie in ogenschouw neemt. Overal waar de Unie door middel van<br />
haar vele instellingen en agentschappen optreedt, wordt ze geconfronteerd met<br />
de interne en externe modaliteiten van haar taalgebruik. Tot op heden blijkt dat<br />
de Unie en haar lidstaten er niet in slagen het functioneren van de EU te stoelen<br />
op een correct taalregime.<br />
3. Talen in de EU-praktijk van elke dag<br />
Het zou verkeerd zijn te geloven dat we met bovenstaand overzicht een<br />
volledig beeld zouden geboden hebben van het lot dat de onderscheiden talen<br />
van de EU toebedeeld wordt in de praktijk van de EU-instellingen. Immers,<br />
naast de regeling van de talen die hiervoor beschreven werden, bestaat er een<br />
praktijk die hiermede niet altijd in overeenstemming is. Daarenboven heeft de<br />
EU soms door normerend op te treden in andere gebieden, een belangrijke impact<br />
gehad op het talenpluralisme. Laten we hierna een en ander illustreren.<br />
Het principe is duidelijk: in haar contacten met de burgers van de Unie,<br />
gebruikt de Commissie alle officiële talen van de Unie. Het is immers een<br />
grondrecht van de Unieburgers om in eigen taal aangesproken te worden.<br />
Evenwel, in de praktijk lijkt de Commissie met deze principes nogal losjes om<br />
te springen.<br />
Professor van Els signaleert dat bij aanbestedingen en offertes vanuit de<br />
Commissie slechts Engels en Frans gehanteerd worden of dat formulieren in<br />
deze twee talen veel eerder dan in andere beschikbaar zijn. Steeds meer voelen<br />
indieners van offertes zich onder druk gesteld die in het Engels te stellen en niet<br />
in hun eigen taal, omdat ze vermoeden dat Engelstalige offertes als eerste gelezen<br />
en verwerkt worden. 22<br />
Een aanzienlijk aantal teksten op de website van de Europese Unie is slechts<br />
in een beperkt aantal talen beschikbaar. Men krijgt soms de indruk dat<br />
beschikbaarheid in andere officiële talen een soort uitsmijter is. EU-burgers<br />
22 van Els, T., De Europese Unie, Haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, 81.
met voldoende talenkennis stellen zich hier geen vragen bij, maar voor «gewone<br />
mensen» zal dit eventueel een bron van frustratie vormen. Uit een studie op<br />
vraag van de Europese Commissie blijkt nochtans dat de burgers van de<br />
kandidaat-lidstaten verwachten dat de informatie betreffende hun land en het<br />
lidmaatschap op zijn minst in de eigen taal beschikbaar zou zijn. 23<br />
Ook bij de aankondigingen van vacatures via de website stellen zich<br />
taalkundige verwikkelingen. Het is niet onbelangrijk deze na te gaan, omdat<br />
het internet tegenwoordig één van de meest gebruikte bronnen is om vacatures<br />
op het spoor te komen en om de inhoud van een arbeidsplaats te onderzoeken.<br />
Bij het recruteren van personeel voor de Europese Commissie zijn de gegevens<br />
over de vacatures slechts in een beperkt aantal talen beschikbaar. De taalvereisten<br />
voor de jobs zelf zijn niet discriminatoir. Het volstaat één officiële EU-taal<br />
grondig te kennen en nog één behoorlijk. Iemand die bijvoorbeeld perfect<br />
Nederlands, Zweeds, Fins en Deens beheerst, voldoet hier ruimschoots aan.<br />
Maar de navigatie op de website kan slechts in twee talen (het Frans en het<br />
Engels). Ook de inhoudelijke informatie betreffende de vacature is slechts in<br />
een beperkt aantal talen beschikbaar. De beschikbare jobs worden louter in het<br />
Engels aangekondigd en de selectiecriteria zijn slechts in het Spaans, Engels,<br />
Duits, Frans en Italiaans te raadplegen. 24 Stel dat onze perfect viertalige burger<br />
geen andere taal begrijpt, dan kan die persoon op eigen kracht geen kennis<br />
nemen van de vacature. Impliciet betreft het hier een benadeling van burgers uit<br />
de landen waar talen gesproken worden die niet gebruikt worden om de vacatures<br />
aan te kondigen. Bij vacatures voor het Europees Parlement stuitten we op<br />
gelijkaardige problemen, terwijl vacatures bij de Raad dan weer kenbaar gemaakt<br />
worden in alle officiële talen. 25 Dit toont eens te meer aan dat de instellingen op<br />
bepaalde punten waarschijnlijk teveel vrijheid hebben in hun omgang met de<br />
meertaligheid van de Unie.<br />
Op een vraag om informatie die we in het Nederlands per e-mail richtten aan<br />
de Raad van de Europese Unie, kregen we een standaard-antwoord (wij<br />
behandelen uw vraag…) dat was opgesteld in twee talen, het Frans en het Engels.<br />
Ook dit is een schending van de bepalingen van Verordening N°1/58. Immers,<br />
ook hier moet de EU met de burger in zijn eigen taal communiceren. De website,<br />
vaak als meest directe bron van contact, mag hierbij niet veronachtzaamd worden.<br />
23 Perceptions of the European Union - A qualitative study of the public’s<br />
attitudes to and expectations of the European Union in the 15 member states<br />
and the 9 candidate countries; studie in opdracht van de Europese Commissie.<br />
24 http://europa.eu.int/comm/recruitment/index_en.htm<br />
25 http://www.europarl.eu.int/competitions/default_en.htm, http://ue.eu.int/<br />
concours/default.asp?lang=nl<br />
31
32<br />
Vermelden we hier tussendoor ook dat de instellingen en agentschappen van<br />
de Europese Unie, waar ze zich vestigen, ook best wat meer oog zouden kunnen<br />
hebben voor de talen die op de plaats van hun inplanting de officiële talen zijn.<br />
Zeker wat het dagdagelijks contact met het grote publiek betreft, van de<br />
naambordjes op straat over de deurwachters en het veiligheidspersoon, tot de<br />
diensten die de contacten met de locale overheden verzorgen, mag verwacht<br />
worden dat ze ook de taal van de streek of de stad waar ze gevestigd zijn zouden<br />
gebruiken.<br />
Sommige dossiers worden ook inhoudelijk op een voor het talenpluralisme<br />
minder voldoening gevende wijze afgehandeld. Laten we hier met twee<br />
voorbeelden volstaan.<br />
Vooreerst is er de problematiek van het vereisen bij vacatures dat iemand<br />
een bepaalde taal als moedertaal zou hebben. Daar het meestal gaat om het<br />
vereiste dat iemand het Engels als moedertaal zou hebben, staat deze<br />
problematiek ook bekend als deze van het ‘native speaker’ vereiste. De praktijk<br />
om aanwervingen te beperken tot ‘native speakers’ beroerde al herhaaldelijk de<br />
publiek opinie. Op een desbetreffende vraag van een Europees parlementslid,<br />
antwoordde mevrouw Diamantopoulou, namens de Europese Commissie het<br />
volgende (21 februari en 18 april 2001):<br />
«De communautaire regels betreffende het vrij verkeer van werkenden<br />
verbieden niet alleen open discriminaties op grond van nationaliteit maar ook<br />
verborgen discriminaties die door toepassing van blijkbaar neutrale criteria in<br />
feite tot hetzelfde resultaat leiden. Er bestaat echter geen discriminatie wanneer<br />
de voorwaarden met betrekking tot de talenkennis gesteld worden op grond van<br />
de aard van de te vervullen vacature.<br />
In sommige situaties kan het bijgevolg gerechtvaardigd zijn van een sollicitant<br />
een talenkennis van zeer hoog niveau te eisen. De onmogelijkheid om hiervan<br />
het bewijs te leveren door andere middelen dan het feit dat een taal de moedertaal<br />
van de sollicitant is, zou echter kunnen worden beschouwd als onevenredig ten<br />
aanzien van het nagestreefde doel. Daaruit volgt dat het moedertaalcriterium<br />
als discriminatoir zou kunnen worden beschouwd en bijgevolg als onverenigbaar<br />
met de communautaire regelgeving inzake vrij verkeer van werknemers in de<br />
Gemeenschap.<br />
De nationale autoriteiten, waaronder de rechtbanken, van de betreffende<br />
lidstaat moeten van geval tot geval bekijken of de eisen van de werkgever in<br />
overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.<br />
Het is bijgevolg niet aan de Commissie om in dit geval handelend op te<br />
treden.»
Er kunnen zeker vraagtekens bij dit antwoord gesteld worden. Het blinkt zo<br />
zeker niet uit door een grote bereidheid een nefast fenomeen aan te pakken:<br />
verantwoordelijkheid ter zake wordt afgeschoven naar de nationale overheden.<br />
Toch weet men goed dat dezen vaak machteloos staan ten overstaan van<br />
internationale organismen. Op zijn minst zou verwacht mogen worden dat de<br />
Commissie, evenals de overige Europese instellingen, én de particuliere<br />
ondernemingen waarmee de EU-instellingen contracteren zouden afzien van<br />
het hanteren van het discrimerende ‘moedertaal’-criterium. Overigens, de<br />
discriminatie zit hem hier niet zozeer in een discriminatie naar nationaliteit,<br />
maar minstens evenzeer in een wederrechtelijk ongelijke behandeling naar<br />
afkomst/geboorte.<br />
Soms duikt taal ook op in dossiers die daar op het eerste gezicht weinig mee<br />
te maken lijken te hebben. Denken we zo aan de bescherming van de consument<br />
in een open markt. Het vrij verkeer van goederen blijkt namelijk in de praktijk<br />
gehinderd te kunnen worden door taalreglementering betreffende etikettering<br />
en de verstrekking van informatie op de etiketten, of eenvoudigweg betreffende<br />
de advertering voor zulke producten. Nationale overheden vereisen soms het<br />
gebruik van de nationale taal voor import-producten met als argument de<br />
bescherming van de rechten van de consument. Daartegenover staat dat deze<br />
argumentatie soms gezien wordt als dekmantel voor een reglementering met<br />
protectionistische doeleinden. De Unie, in casu de Commissie, trachtte een<br />
evenwicht te vinden door enerzijds de staten niet toe te staan een algemeen<br />
verbod op het gebruik van vreemde talen voor de marketing van producten op<br />
te leggen, terwijl ze anderzijds reglementering voor bepaalde producten en<br />
soorten informatie (ingrediënten, vervaldata, enz.) toelaat om de rechten van<br />
de consument te beschermen. De regeling die tot stand kwam stipuleert dat de<br />
informatie verstrekt kan worden in een taal «die de consument makkelijk kan<br />
begrijpen», lees een «grote taal». Deze regeling lijkt ons discriminatoir, al was<br />
het maar omdat het niet zo zal zijn dat allen in een land ook een vreemde,<br />
grotere taal zullen kennen. Ook hier hebben de Europese instellingen gefaald<br />
waar het de bescherming van de gelijkheid der officiële talen van de Unie betrof.<br />
33
34<br />
Hoofdstuk 3: EU-beleid ter promotie en bescherming van<br />
regionale- en minderheidstalen (niet-officiële EU-talen)<br />
Sinds de vroege jaren 80, betonen de instellingen van de Europese Unie een<br />
groeiende belangstelling voor het wedervaren van die autochtone<br />
gemeenschappen, wier talen geen officiële taal zijn in hun respectieve staten.<br />
De meeste talen die een officiële taal zijn in een lidstaat, zijn ook een officiële<br />
taal van de Europese Unie. De enige uitzonderingen zijn, zoals eerder reeds<br />
gesteld, het Iers en het Letzeburgs.<br />
Men kan zich afvragen waarom de EU een beleid ontwikkelt, gericht op de<br />
niet-officiële talen bestaande in haar lidstaten. Daar zijn twee, onderling<br />
verweven, argumenten voor aan te halen. Ten eerste heeft de economische en<br />
politieke integratie, die de bestaansreden van de Unie vormt, negatieve gevolgen<br />
voor talen die niet als officiële EU-taal erkend worden. De redenering is dan<br />
dat het maar billijk is dat de EU zich inspant om de dreiging van uniformisering<br />
enigszins te compenseren. Ten tweede is men van mening dat de taal- en<br />
cultuurverscheidenheid binnen de EU één van de wezenskenmerken ervan<br />
uitmaakt en een katalysator van voortdurende innovatie is. Taalverscheidenheid,<br />
als een centrale component van de bredere verscheidenheid, moet daarom<br />
ondersteund worden. Daarnaast mag men niet uit het oog verliezen dat 40 tot<br />
50 miljoen inwoners van de Europese Unie een andere taal spreken dan de<br />
officiële taal of talen van het land waar ze wonen. De thematiek is van belang<br />
voor een groot aantal Europeanen en het is vanzelfsprekend dat hierrond<br />
Europees beleid ontwikkeld wordt.<br />
1. Stand van zaken binnen de Europese Unie<br />
Het Europees Parlement nam in 1981, 1987 en 1994 (zie Bijlage 9) resoluties<br />
aan, waarin de bescherming en promotie van minder gebruikte talen aanbevolen<br />
werden. De Europese Commissie ontplooit een aantal activiteiten op basis van<br />
de resoluties van het Europees Parlement en artikel 22 van het Handvest van de<br />
grondrechten van de Europese Unie (7 december 2000) luidt: «De Unie<br />
eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.» Deze<br />
teksten vormen aanknopingspunten voor de projecten van de Commissie.
De activiteiten hebben twee vormen aangenomen. Tot en met het jaar 2000<br />
was er projectfinanciering voor concrete initiatieven ter bescherming en<br />
bevordering van regionale talen en minderheidstalen. 26 Nu is er financiële steun<br />
voor het Europees Bureau voor Minder Gebruikte Talen (EBMGT) en het<br />
Mercator-informatienetwerk.<br />
Mercator is een informatie- en documentatienetwerk dat tot doel heeft de<br />
uitwisseling en verspreiding van informatie over minderheidstalen en -culturen<br />
te verbeteren. Het netwerk verschaft een breed publiek en mensen die specifieke<br />
belangen hebben actuele en betrouwbare gegevens over de situatie van<br />
taalgemeenschappen. Meer over het EBMGT sub 2.<br />
De definitie van regionale en minderheidstalen die door de Commissie<br />
gehanteerd wordt, bepaalt dat het gaat om inheemse talen die van oudsher door<br />
een deel van de autochtone bevolking van de lidstaten van de EU of de EERlanden<br />
gesproken worden. De talen van immigranten, kunsttalen of dialecten<br />
binnen de officiële taal van een bepaald land vallen niet onder de definitie. De<br />
definitie komt uit het Europees Handvest voor streektalen of talen van<br />
minderheden. Het Handvest gaat uit van de Raad van Europa en het werd door<br />
tal van lidstaten van de EU geratificeerd. 27<br />
2. De rol van het EBMGT en zijn concrete voorstellen m.b.t. de EU-<br />
Conventie 28<br />
Het EBMGT vertegenwoordigt de belangen van twee types sprekers van talen:<br />
1) Sprekers van een taal, waarvan de praktisering in gevaar is of die dreigt<br />
te verdwijnen. Het aantal sprekers neemt af, de taal wordt niet of slecht<br />
overgedragen op de volgende generaties en op termijn dreigt de taal zelf<br />
te verdwijnen. Als dusdanig kan dit zelfs het geval zijn voor een officiële<br />
taal van een lidstaat: denken we zo aan het Iers, dat, ofschoon een officiële<br />
taal van Ierland, het aantal sprekers onrustwekkend ziet teruglopen.<br />
26 Vanaf 2001 was de 2,5 miljoen Euro EU-steun voor minder gebruikte talen<br />
onbeschikbaar, omwille van het ontbreken van een verdragsbasis voor een<br />
meerjarenprogramma inzake deze steun. Ook op de Europese top van Nice<br />
werd niet afdoende politieke steun gevonden voor het programma.<br />
27 http://europa.eu.int/comm/education/langmin_nl.html<br />
28 http://www.eblul.org/pajenn.asp?ID=40&yezh=saozneg<br />
35
36<br />
2) Sprekers van een taal die niet de rechten geniet - bijvoorbeeld een<br />
minimale graad van mede-officialiteit - waarover ze zou moeten kunnen<br />
beschikken in het gebied waar ze traditioneel gesproken wordt.<br />
Met deze opvatting is er voor het EBMGT geen onderscheid tussen de<br />
begrippen «minderheidstaal» en «regionale taal». De uitdrukking «regionale<br />
taal» wordt vaak gebruikt voor talen gesproken in landen die, omwille van<br />
politieke redenen, niet wensen te refereren naar het woord «minderheid».<br />
Het EBMGT behartigt de volgende taken:<br />
– Promoten van een actieve politiek van de Europese instellingen ten gunste<br />
van de regionale of minderheidstalen en de taalrechten van zij die deze<br />
talen spreken.<br />
– Bijdragen aan de bescherming van de talen van meer dan 40 miljoen<br />
mensen die in het kader van hun land, lidstaat van de EU, een<br />
minderheidstaal spreken.<br />
– De regionale en minderheidstalen vertegenwoordigen bij de EUinstellingen<br />
en in andere internationale instellingen.<br />
– Coördinatie van de activiteiten van gespecialiseerde instellingen en/of<br />
in de materie geëngageerde verenigingen, evenals van de activiteit van<br />
zijn Comités van de Lidstaten.<br />
– De gemeenschappen op de hoogte houden van de Europese politiek<br />
inzake minderheidstalen en van de programma’s betreffende taalkwesties.<br />
– De communicatie verzorgen tussen de betrokken gemeenschappen en<br />
de contacten en uitwisselingen tussen hen vergemakkelijken.<br />
– Organiseren van culturele evenementen en conferenties, hetzij in Brussel,<br />
hetzij in lidstaten geïnteresseerd in regionale of minderheidstalen.<br />
– Zoeken naar juridische en politieke steun ten gunste van minder<br />
verspreide talen op het niveau van de Unie en haar Lidstaten.<br />
Het EBMGT heeft zich direct tot de Conventie over de toekomst van de<br />
Europese Unie gericht. Dit actieplan van het EBMGT behelst het verder<br />
bediscussiëren van haar voorstellen ter promotie van de taalverscheidenheid<br />
met experts en geïnteresseerden, evenals het opzetten van lobby-activiteiten.<br />
Het pakket voorstellen ter bevordering van de taaldiversiteit heeft tot doel inhoud<br />
te geven aan artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU («De<br />
Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.»).<br />
Het middel hiertoe zou de introductie van het concept «taaldiversiteit» in het<br />
nieuwe EU-Verdrag zijn. Om aldus artikel 22 betekenis te geven moeten volgens<br />
het EBMGT drie veranderingen aan het Europees Verdrag aangebracht worden.<br />
Er zou een specifiek artikel over taaldiversiteit, gebaseerd op artikel 22 van het
Handvest, in het Verdrag moeten ingeschreven worden. In artikel 13 van het<br />
EG-verdrag (artikel m.b.t. niet-discriminatie) moet ook het verbod van<br />
discriminatie op basis van taal toegevoegd worden. Tevens wordt gepleit voor<br />
een overschakeling op het beslissen op basis van gekwalificeerde meerderheid<br />
in aangelegenheden die de Europese Cultuur-politiek betreffen. Inzonderheid<br />
wat het derde van deze voorstellen betreft, hebben wij toch enige twijfel of het<br />
vooropgestelde doel noodzakelijk gediend wordt door het voorgestane middel.<br />
37
38<br />
Hoofdstuk 4: Opties voor taalregimes 29<br />
Laten we hier op een zeer beknopte wijze de pleidooien voor meer of minder<br />
officiële talen, meer of minder werktalen ook, op een rijtje zetten. Laten we<br />
tevens nagaan welke diverse scenario’s voor een talenregeling in de EU zich<br />
zoal aandienen. Hierbij wordt telkens geenszins volledigheid nagestreefd. Onze<br />
uiteenzetting in dit hoofdstuk zal verre van uitputtend zijn. Veeleer willen we<br />
de lezer laten proeven van de vele tegenstellingen die zich op het vlak van de<br />
talen van de Europese Unie voordoen. Dit is niet onbelangrijk als een aanloop<br />
naar een volgend hoofdstuk, waarin we een eigen voorstel zullen formuleren.<br />
Want uit het voorgaande zou toch dit duidelijk moeten geworden zijn: de huidige<br />
dubbelzinnigheid in de Europese taalregeling en de spanning tussen theorie en<br />
praktijk, tussen plechtige verklaringen en dagelijks handelen is op zich niet<br />
langer houdbaar en wordt volstrekt onleefbaar bij de nakende uitbreiding van<br />
de Europese Unie.<br />
1. Pleidooien voor meer of minder veeltaligheid<br />
1.1 Pleidooien voor meer officiële talen<br />
Er zijn mensen en groeperingen die de veeltaligheid uitgebreid willen zien.<br />
Ze pleiten voor de erkenning van meer officiële talen in de Europese Unie.<br />
Daarbij denkt men dan in de eerste plaats aan talen die, ofschoon niet een officiële<br />
taal van een lidstaat, wel door velen gesproken en geschreven worden en ook<br />
binnen bepaalde regio’s een officiële status hebben. Zo pleiten inzonderheid<br />
vele Catalanen voor de uitbreiding van de notie officiële taal van de EU, ter<br />
inclusie van met name ook talen als het Catalaans. Ze wijzen op de historische<br />
sterkte van het Catalaans, haar officiële status op regionaal niveau en de grootte<br />
van de taalgemeenschap. De Catalaanse taalgemeenschap is tweemaal groter<br />
dan de Finse of de Deense taalgemeenschap, beide officiële en werktalen van<br />
de Unie.<br />
1.2 Pleidooien voor minder officiële talen<br />
Een aantal mensen staat een evolutie voor waarbij de Unie, zoals de meeste<br />
internationale organisaties, slechts een beperkt aantal officiële talen zou hebben.<br />
29 De waaier van kritieken en apologieën m.b.t. de meertaligheid is gelijkaardg<br />
in alle literatuur (zie bibliografie)
Uiteraard zou ook het aantal werktalen beperkt blijven tot die officiële talen.<br />
De pleidooien voor minder officiële talen zijn echter eerder marginaal en worden<br />
tot op heden op geen enkel ernstig niveau overwogen.<br />
1.3 Pleidooien voor een striktere toepassing van de institutionele<br />
veeltaligheid<br />
Een vraag om een striktere toepassing van de institutionele veeltaligheid is<br />
een reactie tegen het laissez-faire op het vlak van de werktalen. In deze groep<br />
vindt men onder meer de Duitse regering en de Bundesrat, die willen dat het<br />
Duits op gelijke voet behandeld wordt met het Frans en het Engels. Sinds de<br />
hereniging van de beide Duitslanden is het Duits namelijk veruit de meest<br />
gesproken moedertaal in de EU. Wel moet er opgemerkt worden dat de Duitse<br />
pleidooien toch ook vaak een beperking van de werktalen genegen zijn, als<br />
maar het Duits tot de uitverkoren talen behoort. Niettemin loopt de<br />
argumentatielijn van de Duitsers eveneens vaak langs een eis tot striktere<br />
toepassing van verordening N°1/58.<br />
Voor een striktere toepassing van het taalpluralisme, pleiten verder vooral<br />
ook de Nederlanders, de Vlamingen uit België en de Denen. Zij verzetten zich<br />
dan tegen de verwaarlozing van bepaalde officiële talen op bepaalde<br />
gelegenheden, en tegen het de facto hanteren van slechts twee of drie werktalen<br />
in de Europese Commissie.<br />
Een derde en misschien wel de grootste pleitbezorger van het onverkorte<br />
behoud van de institutionele veeltaligheid is het Europees Parlement. In een<br />
Resolutie (19/01/1995) over de officiële talen en de werktalen in de Europese<br />
Unie (zie Bijlage 10) verzet het zich fel tegen een plan om het aantal werktalen<br />
terug te brengen tot vijf. Ze zetten in hun Resolutie een aantal klassieke<br />
argumenten op een rijtje. Het Europees Parlement waarschuwt tegen het creëren<br />
van tweederangsburgers en een toename van de afstand tussen de burger en de<br />
EU. Ze wijst technische en budgettaire argumenten als rechtvaardigingsgrond<br />
af. Het Europees Parlement stelt resoluut te zullen opkomen voor de gelijke<br />
status van de officiële talen en de werktalen van alle landen die de Unie vormen<br />
en oordeelt dat elke afgevaardigde het recht moet behouden zich in zijn eigen<br />
taal uit te drukken. Evenzeer dringt het Parlement erop aan dat de burgers zich<br />
in schrift en woord van hun eigen taal kunnen bedienen in hun contacten met<br />
alle Europese instellingen. Een nuance die bij dit alles wel moet aangehaald<br />
worden is de dagelijkse praktijk in het Europees Parlement. In vergaderingen<br />
op het niveau van de commissies komen de leden van het Europees Parlement<br />
regelmatig ad hoc overeen met drastisch minder talen te werken, schriftelijk en/<br />
of mondeling. Zo een beperking treft ook wel eens talen van leden die bij het<br />
overleg betrokken zijn.<br />
39
40<br />
1.4 Pleidooien voor minder werktalen<br />
Deze pleidooien willen de institutionele veeltaligheid drastisch terugdringen<br />
wat de werktalen betreft. Men denkt hierbij niet aan een beperking van het<br />
aantal officiële talen. Zeker in het licht van de uitbreiding van de EU, is dit met<br />
voorsprong de grootste groep, maar tegelijkertijd de meest diverse. Die diversiteit<br />
is er zowel in het aangeven van de tekortkomingen van de veeltaligheid, als<br />
naar de oplossingen die vooruit geschoven worden. De hoofdredenen die<br />
aangegeven worden om het aantal werktalen te beperken zijn dat de institutionele<br />
veeltaligheid zoals ze thans bestaat, niet naar behoren functioneert en/of dat ze<br />
te duur is.<br />
Een eerste argument tegen de veeltaligheid is de prijs. De vertaalkosten wegen<br />
zwaar op het totale budget voor de huishoudelijke uitgaven van de Commissie<br />
en de andere instellingen. Ze zijn evenwel relatief laag in verhouding tot de<br />
totale EU-begroting. Circa 2 % van de totale Commissie-begroting wordt<br />
gespendeerd aan vertaalkosten (cijfers januari 2000). De uitbreiding van de<br />
Unie zou dit percentage aanzienlijk verhogen. Over het belang van dit argument<br />
verschillen de meningen. De enen orakelen dat het onverantwoord is veel<br />
middelen te spenderen aan vertaling, anderen vinden de kostprijs dan weer<br />
irrelevant. Ze vinden het inperken van de veeltaligheid omwille van de kost,<br />
even dwaas als het afschaffen van de verkiezingen om dezelfde reden.<br />
Democratie kost geld en democratisch bestuur is een baat op zichzelf. In het<br />
kader van de Unie zien zij de veeltaligheid als een kernelement van het<br />
democratisch functioneren. Bovendien hoopt men erop dat een betere<br />
technologische infrastructuur in de toekomst steeds meer mogelijkheden zal<br />
bieden voor kostenbesparing.<br />
Een tweede kritiek die in brede kring te horen is, betreft de inefficiëntie<br />
waartoe de omslachtigheid van de huidige talenregeling leidt. Omdat de<br />
documenten vertaald moeten worden, treedt er vertraging op. Eveneens is er<br />
sprake van fouten bij het vertalen en tolken. Wanneer er met tolken gewerkt<br />
wordt, dient een strak tijdsschema aangehouden te worden. Er kan niet onbeperkt<br />
in de tijd gesproken worden. Men haalt ook aan dat het omzetten naar andere<br />
talen leidt tot gebrek aan precisie en tot stijlarmoede. Het is evenwel<br />
onwaarschijnlijk dat een aantal van deze gebreken zouden verdwijnen wanneer<br />
de overgang tussen de verschillende talen niet meer gemaakt zou worden door<br />
professionele vertalers en tolken, maar door amateurs, namelijk de ambtenaren<br />
en de volksvertegenwoordigers zelf.
Het taalgebruik in de Europese Unie is in ieder geval niet onproblematisch.<br />
Daarom is het belangrijk tijdig aandacht te besteden aan de knelpunten die zich<br />
voordoen of kunnen gaan voordoen. Anders is het risico zeer reëel dat er de<br />
facto een praktijk groeit van willekeur in de keuze van de gebruikte talen. Een<br />
blik op de EU-realiteit leert namelijk dat het aantal werktalen ook nu vaak al<br />
beperkt is tot twee of drie.<br />
2. Scenario’s van taalregime<br />
We kunnen een taalregime definiëren als een geheel van officiële talen en<br />
een geheel van regels die de wederzijdse begrijpelijkheid in een «overleg»<br />
(werktalen) tussen de vertegenwoordigers van verschillende talengroepen<br />
toelaten. De moeilijkheid bij het beantwoorden van de vraag hoeveel officiële<br />
en werktalen de EU moet hebben, is erin gelegen dat het antwoord dat politiek<br />
het beste lijkt, economisch het slechtste lijkt, terwijl het antwoord dat economisch<br />
het beste lijkt, politiek het slechtste lijkt. Politiek is het duidelijk dat er veel<br />
officiële talen zouden moeten zijn. De EU heeft rechtstreekse jurisdictie over<br />
de burgers van de lidstaten en ze neemt dus beslissingen die de burgers moeten<br />
navolgen als waren ze door hun eigen nationale staat genomen. Als de EU wil<br />
dat haar beslissingen als legitiem worden aanzien, moet haar personeel enigszins<br />
de burgers die ze reguleert weerspiegelen, ook op taalkundig vlak, en de EU<br />
moet haar beslissingen aan de burgers communiceren in hun eigen taal. De<br />
officiële status binnen de EU bevordert vermoedelijk ook de leefbaarheid van<br />
kleinere EU-talen, die in sommige gevallen zouden bedreigd worden door de<br />
economische integratie. Economisch daarentegen, lijkt het verkieselijk dat er<br />
maar één officiële taal zou zijn. Dit maakt snelle en duidelijke communicatie<br />
tegen een lage kostprijs mogelijk.<br />
Oppervlakkig bekeken, heeft de Unie gekozen voor een nauw bij het politieke<br />
optimum aansluitend taalregime. Er zijn elf officiële en werktalen, de EU<br />
bevordert niet-officiële talen, promoot het studeren van EU-talen en de<br />
ontwikkeling van vertaal-technologie. Ook ander EU-beleid draagt bij tot het<br />
behoud van taalkundige verscheidenheid.<br />
In werkelijkheid worstelt de EU echter veeleer voortdurend tussen de<br />
hypothetische extremen van een beleid dat de verschillende officiële talen een<br />
volledig gelijkwaardige status bezorgt en een beleid dat één taal kiest als officiële<br />
en werktaal. Dit brengt een uiteenlopende praktijk, op verschillende momenten<br />
en in verschillende instellingen met zich mee. De absolute gelijkheid van alle<br />
41
42<br />
officiële talen geldt eigenlijk alleen voor een beperkt aantal symbolische<br />
aangelegenheden. Aan de andere kant wordt soms een semi-officiële status<br />
toegekend aan andere dan officiële talen. Zoals gezegd vloeit dit gebrek aan<br />
helderheid voort uit het gepaard gaan van de decentralisatie van de<br />
taalreglementering ingevolge de gedeeltelijke bevoegdheidsdelegatie door de<br />
Raad en het ontbreken van een definitie van de begrippen werktaal en officiële<br />
taal. 30<br />
Met het oog op de nakende uitbreiding van de Europese Unie, is het<br />
noodzakelijk de mogelijke scenario’s voor een aanpassing van het taalregime<br />
van de EU in ogenschouw te nemen. We zetten de scenario’s voor mogelijke<br />
veranderingen aan het taalregime uiteen. Om te illustreren wat een en ander<br />
concreet betekent, refereren we doorgaans aan wat het voor het Europees<br />
Parlement zou betekenen.<br />
2.1 Scenario’s voor radicale veranderingen aan het taalregime<br />
a. Monolinguïsme<br />
In dit scenario wordt de meertaligheid verlaten en vervangen door één enkele<br />
officiële taal (die ook de enige werktaal is). Die taal zou dan het Engels of een<br />
kunsttaal als Esperanto worden. Dit voorstel levert een maximale<br />
kostenbesparing en duidelijkheid op. Politiek gezien is dit voorstel echter in<br />
even grote mate negatief te evalueren. De taaldiversiteit wordt volledig opgegeven<br />
en bijna alle talen krijgen een minderwaardige status. Een deel van de Europese<br />
burgers zal niet in staat zijn met de Unie te communiceren of er zich over te<br />
informeren. De belangrijkste voor- en nadelen van een beperking tot één werktaal<br />
bespraken we reeds eerder.<br />
b. Nationalisatie van de talendiensten<br />
Hoewel het niet echt het taalregime als dusdanig betreft, vermelden we hier<br />
ook de mogelijke nationalisatie van de talendiensten. De lidstaten zouden dan<br />
de verantwoordelijkheid krijgen voor de vertaal- en tolkdiensten van en naar<br />
hun eigen nationale taal of talen. In de praktijk zouden de lidstaten gebruik<br />
kunnen maken van de bestaande infrastructuur en voor deze diensten het eigen<br />
aandeel in de kosten betalen. De besparingen vloeien dan voort uit een verwachte<br />
30 Pool, J., Optimal language regimes for the European Union, in: International<br />
Journal of the Sociology of Language, 121 (1996), 159-162.
vermindering van het aantal gevraagde vertalingen en/of vertolkingen. Er zouden<br />
evenwel veelvuldige en complexe wijzigingen aan de wetgeving noodzakelijk<br />
zijn om in dit scenario de gelijkheid van de burgers van de Unie voor de wet te<br />
bewaren.<br />
2.2 Intermediaire scenario’s met een beperkt aantal werktalen<br />
Deze scenario’s kunnen op het voorplan komen indien de gelijkheid tussen<br />
de verschillende officiële talen ook formeel niet langer als een hoeksteen van<br />
de meertaligheid aanzien wordt. Voor de werking van het parlement, inclusief<br />
de plenaire debatten, wordt dan b.v. slechts een beperkt aantal talen weerhouden.<br />
a. Volledige meertaligheid voor een beperkt aantal vaste werktalen<br />
Van de officiële talen wordt slechts een beperkt aantal (één, twee, drie of<br />
vijf) als werktaal gehanteerd. De geselecteerde talen worden volledig op voet<br />
van gelijkheid behandeld. Een beperkt aantal werktalen heeft als voordeel dat<br />
de kosten gedrukt worden en dat er duidelijkheid geschapen wordt. Er hoeft<br />
alleen van en naar de werktalen vertaald en getolkt te worden, wat het aantal<br />
talenparen drastisch vermindert. Eén taal zou betekenen dat alleen het Engels<br />
overblijft, de twee talen zouden Engels en Frans zijn. Een eventuele derde zou<br />
het Duits zijn en in het geval van vijf talen komen ook het Italiaans en het<br />
Spaans in aanmerking. Zeker in de hypothese van vijf talen, kan men moeilijk<br />
objectieve criteria bedenken om, na uitbreiding van de EU, geen bijkomende<br />
talen aan de vijf toe te voegen; waarom zouden dan b.v. Turks of Pools ook niet<br />
in het rijtje van de gepriviligeerde talen opgenomen worden?<br />
Eén taal alleen lijkt politiek volledig onbespreekbaar en verder geldt: hoe<br />
meer talen, hoe meer bespreekbaar, maar ook, hoe minder efficiënt. Twee of<br />
drie talen zou een haalbaar alternatief kunnen zijn, althans onder welbepaalde<br />
voorwaarden.<br />
Er wordt in deze hypothese echter wel een tweedeling gecreëerd tussen Atalen<br />
en B-talen. Aangezien het werktalen betreft, heeft een hiërarchie voor de<br />
publieke status en de ontwikkeling van een taal zelf minder belang. Het is wel<br />
zo dat moedertaalsprekers van een werktaal communicatief bevoordeeld zijn<br />
tegenover anderen. De enige mogelijke oplossing om aan dit euvel te verhelpen,<br />
is de regel in te voeren dat men de eigen moedertaal niet mag gebruiken. Een<br />
tweede argument tegen het beperken van het aantal werktalen is dat het tegen<br />
de democratische rechten van de burgers zou zijn, wanneer bijvoorbeeld aan<br />
43
44<br />
het lidmaatschap van het Europees Parlement bepaalde voorwaarden op het<br />
gebied van talenkennis gesteld zouden worden. De eerder aangehaalde nuance<br />
geldt ook hier. Een parlementslid dat zich niet goed in het Engels of Frans uit<br />
de slag kan trekken, bevindt zich nu al in een nadelige positie.<br />
b. Asymmetrische meertaligheid<br />
In dit scenario kunnen alle parlementsleden in hun eigen taal (brontalen)<br />
spreken en schrijven, maar ze ontvangen vertalingen in slechts een beperkt aantal<br />
talen (doeltalen). Ieder kan zijn eigen taal ‘productief’ gebruiken, maar passief<br />
is er slechts een beperkt aantal talen. In het COT-rapport, een werkdocument<br />
voor het Bureau van het Europees Parlement van augustus 2001, werd het<br />
asymmetrisch systeem aangemerkt als één dat, wegens de inherente ongelijkheid,<br />
slechts een optie kan zijn bij bepaalde niet-beleidsmakende/niet-wetgevende<br />
vergaderingen. 31 Voor plenaire vergaderingen zou dit systeem op basis van deze<br />
argumentatie zeker uitgesloten zijn. In feite kunnen hier dezelfde pro’s en contra’s<br />
aangehaald worden als bij het vorige scenario.<br />
2.3 Volledige meertaligheid, zonder correcties<br />
Het nu gangbare taalregime wordt in dit scenario ook na de uitbreiding<br />
aangehouden. Deze optie zou naar verluidt soms leiden tot een verviervoudiging<br />
van het huidige vertaal-en tolkbudget, zulks door de toename van het aantal<br />
talen met maximum twaalf nieuwe talen. Op korte termijn zou dit zowel qua<br />
infrastructuur als qua te recruteren personeel voor problemen zorgen.<br />
31 http://www.europarl.eu.int/meetdocs/committees/budg/20010912/DT9en.pdf
Hoofdstuk 5: Voorstel voor een coherente talenregeling van<br />
de EU<br />
Wij zijn de overtuiging toegedaan dat de huidige toestand inzake talen in de<br />
EU geen voldoening schenkt en hoe dan ook onder grote druk komt te staan bij<br />
een nakende uitbreiding van de Europese Unie met een groot aantal nieuwe<br />
lidstaten. Daarenboven gaat het om een aangelegenheid van groot belang. Taal<br />
hangt samen met de identiteit van een volk. Als de Europese Unie wil evolueren<br />
naar een grotere integratie zonder een eenheidsworst te worden, zal het essentieel<br />
zijn een bevredigende nieuwe benadering uit te werken. Daarbij kunnen we niet<br />
anders dan uitgaan van de gelijkwaardigheid van alle officiële talen van de<br />
Europese Unie en de waardevolheid van alle talen die in de Unie gebruikt worden.<br />
Anderzijds kan men ook niet volledig de ogen sluiten voor de minimale eisen<br />
van werkbaarheid en efficiëntie. De talenkwestie vraagt dan ook om een klaar<br />
antwoord van de Conventie. Dit antwoord pogen we hierna te formuleren. We<br />
verwerpen dus de stelling van hen die er de voorkeur aan geven de zaken hier<br />
op hun beloop te laten. Taal behoort tot wat de ‘publieke cultuur’ genoemd kan<br />
worden. Wie vindt dat taaldiversiteit in en voor de EU een belangrijk goed is,<br />
zal actief beleid moeten voeren. De absolute dominantie van één taal lijkt anders<br />
onvermijdelijk het spontane resultaat te zullen zijn van een ‘linguïstisch laissezfaire’.<br />
De huidige toestand schenkt geen voldoening omdat deze voor een stuk al<br />
het product is van zulk een ‘linguïstisch laissez-faire’ en in ieder geval van een<br />
te grote kloof getuigt tussen theorie en praktijk, tussen verklaringen en praktijk.<br />
Dit laatste is uiteindelijk nefast voor de geloofwaardigheid van het<br />
Gemeenschapsrecht en strijdig met de rechtstaatsidee.<br />
Het is ook van fundamenteel belang het onderscheid tussen de officiële talen<br />
en de werktalen van de Unie ondubbelzinnig te formuleren. De dubbelzinnigheid<br />
die nu heerst, leidt tot een situatie waarin gelijkwaardigheid in theorie, in schril<br />
contrast staat met een duidelijk ongelijke status in de dagelijkse praktijk van de<br />
Unie. Aan de basis van die onduidelijkheid ligt de dubbelzinnige formulering<br />
‘officiële talen en werktalen’ zoals die voorkomt in Verordening N°1/58 van de<br />
Raad. Het onderscheid tussen beide wordt niet uitgeklaard en biedt vruchtbare<br />
bodem voor een niet op welbepaalde principes gebaseerd pragmatisme en een<br />
sluipende verdrukking van de kleinere talen. Verordening N°1/58 moet<br />
uitgeklaard worden; de grondprincipes ervan in het Verdrag zelf ingeschreven.<br />
De officiële talen moeten gelijkwaardig zijn als officiële talen en er moet bepaald<br />
worden wat de status «officiële taal» inhoudt. Werktalen moeten beoordeeld<br />
worden in het licht van hun functionaliteit als werktaal. Hierbij zorgt men ervoor<br />
45
46<br />
dat de vertegenwoordigers, functionarissen en burgers van de lidstaten geen<br />
nadeel ondervinden van de werktalenregeling.<br />
We wijden hierna een paragraaf aan wat de officiële talen van de Unie zouden<br />
moeten zijn en worden en wat deze status dan met zich meebrengt en een<br />
paragraaf aan wat de werktalen van de Unie zouden moeten worden en wat de<br />
implicaties hiervan zouden zijn. Op deze manier kan men de bepalingen en<br />
verklaringen over het taalgebruik in de EU en de concrete taalpraktijk terug in<br />
overeenstemming brengen. In een derde paragraaf gaat onze aandacht naar de<br />
in de Europese Unie gebruikte talen die geen officiële talen van de Unie zijn:<br />
ook deze talen zijn waardevol en dragen bij tot de Europese taalrijkdom. De<br />
Europese Unie zal een actief beleid moeten voeren om deze talen te beschermen<br />
en te bevorderen. Gelet op het grote belang van de talenregeling binnen de<br />
Europese Unie van vandaag en morgen, zal naar onze mening best binnen elke<br />
EU instelling een taalombud aangesteld worden. Krijgt de burger of de<br />
onderneming geen voldoening van de taalombud, dan moet deze met zijn klacht<br />
naar het Hof van Justitie kunnen stappen. We wijden aan het<br />
handhavingsmechanisme enkele beschouwingen in een vierde paragraaf.<br />
1. Officiële talen in de Europese Unie<br />
Herinneren we eraan dat het erkennen van een taal als officiële taal van de<br />
Europese Unie voor ons betekent dat het de taal is waarin de burgers en de<br />
ondernemingen met de organen van de Europese Unie communiceren en waarin<br />
de Europese Unie zich uitdrukt telkens wanneer ze zich uit op een voor die<br />
burger relevante wijze. Anders uitgedrukt, telkens wanneer de burgers en<br />
ondernemingen van de Europese Unie er belang bij hebben kennis te hebben<br />
van uitspraken van organen van de Europese Unie, moeten ze deze ook ter<br />
kennis kunnen nemen in elke officiële taal van de Unie.<br />
Per definitie zijn alle talen die als officiële taal erkend worden volstrekt<br />
gelijkwaardig. Het is van groot belang dat deze absolute gelijkwaardigheid ook<br />
daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Deze gelijkwaardigheid staat echter een<br />
beperkt aantal werktalen, waarover hierna meer, niet in de weg. Immers, de<br />
gelijkwaardigheid is absoluut doch slechts als officiële taal, dit wil zeggen voor<br />
deze materies die in een officiële taal geregeld worden.<br />
We stellen voor alle officiële talen van EU-Lidstaten te erkennen als officiële<br />
talen van de Europese Unie. Zoals zulks vandaag al het geval is, staat het de<br />
lidstaten vrij zelf af te zien van de voordracht van een officiële taal als officiële<br />
taal van de Unie. Denken we hier aan de Luxemburgse en Ierse voorbeelden.
Uiteraard betekent dit bij de nakende uitbreiding van de EU, een aanzienlijke<br />
toename van het aantal officiële EU-talen. Toch zijn we er stellig van overtuigd<br />
dat er geen andere weg is. De status van officiële taal van de Europese Unie<br />
heeft belang voor het gebruik ervan in het officiële, publieke domein (vb. een<br />
plenaire zitting van het Europees Parlement); voor de beschikbaarheid ook van<br />
officiële EU-documenten in die taal. Het betreft hier de legitimiteit van de<br />
Europese Unie zowel in de strikt juridische, als in de meer algemene,<br />
democratische zin.<br />
De burgers die vertegenwoordigd worden door de parlementariërs moeten<br />
zich kunnen herkennen in die vertegenwoordigers wanneer die publiekelijk<br />
optreden in het parlement. Daarvoor is het nodig dat zij in hun eigen taal kunnen<br />
spreken. Zo ook moeten de burgers de ambtenaren van de Commissie en van de<br />
andere instellingen van de Europese Unie kunnen zien als hun ambtenaren.<br />
Recht wordt gesproken in de eigen taal van de betrokkenen; ook dat is een<br />
fundamenteel principe van een goede rechtsbedeling. In het verlengde van dit<br />
alles ligt de gedachte dat wanneer er een discrepantie is tussen de talen van de<br />
EU-instellingen en die van de burgers die zij dienen, dit ertoe zou kunnen leiden<br />
dat deze burgers (nog meer?) van die instellingen vervreemd zouden raken.<br />
Maar ook de strikt juridische legitimiteit van de Unie is in het geding. De<br />
Europese instellingen stellen wetgevende teksten op die rechtstreeks van<br />
toepassing zijn op de Europese burgers in de verschillende lidstaten. Om kennis<br />
te kunnen nemen van deze wetgeving (elke burger wordt immers geacht de wet<br />
te kennen), moet deze opgesteld zijn in een taal die in de respectieve lidstaten<br />
gekend is en begrepen wordt. Dit is een eerste argument voor de systematische<br />
vertaling van documenten, en meer in het bijzonder van de wetgevende teksten.<br />
Maar ook voor andere teksten die de burgers en de ondernemingen aangaan<br />
(bijvoorbeeld een aanwervingsprocedure), geldt dezelfde redenering. Alle<br />
eindteksten die de burgers formeel moeten kunnen kennen, dienen in alle<br />
officiële talen beschikbaar te zijn, en wel tezelfdertijd. De keuze van de ene of<br />
andere taal zou dus, anders dan nu het geval is, niet een snellere of langzamere<br />
afhandeling van brieven en stukken, of publicatie van eindteksten mogen<br />
inhouden. Zo vermijdt men dat er op dit vlak een hiërarchie tussen de officiële<br />
talen zou komen. We herinneren hierbij ook aan het algemene verbod op<br />
discriminatie.<br />
Redenen genoeg dus om alle officiële talen van de lidstaten als officiële taal<br />
van de Europese Unie te erkennen. Overigens, er gaan slechts weinig stemmen<br />
op om daarin verandering te brengen. Bovendien hebben de centrale organen<br />
van de Unie - het Parlement, de Raad en de Commissie - zich steeds opnieuw<br />
47
48<br />
uitgesproken voor de meertaligheid. De erkenning van alle officiële landstalen<br />
als officiële EU-talen is en blijft dan ook de hoeksteen van dit principe.<br />
2. Werktalen in de Europese Unie<br />
Het werkelijke strijdtoneel vormen de werktalen.<br />
Beginnen we met in herinnering te brengen wat het betekent dat een taal<br />
erkend wordt als een werktaal. Een werktaal is een taal die gebruikt kan worden<br />
binnen de diverse instellingen, administraties en agentschappen van de Europese<br />
Unie, evenals in de communicaties tussen deze instellingen, administraties en<br />
agentschappen. Het is de taal die ‘binnenshuis’ gebruikt wordt. Een EUinstelling,<br />
administratie of agentschap leeft en werkt echter niet in het ijle: ze<br />
zijn ergens gevestigd, betrekken er gebouwen, er is catering en<br />
veiligheidspersoneel enz. enz. Strikt genomen zijn de mededelingen die in deze<br />
‘ruimtelijke’ context gedaan worden niet relevant voor ‘de’ burger van de<br />
Europese Unie, maar volledig intern zijn ze ook niet: ze verwoorden het contact<br />
tussen de instelling, de administratie of het agentschap en de omgeving waarin<br />
deze gevestigd zijn. We komen hier straks op terug als we het hebben over de<br />
gedeeltelijke werktalen.<br />
Uit onze omschrijving van werktaal blijkt dat het mogelijk is dat een taal nu<br />
eens wel, dan weer niet als een werktaal zou erkend worden, zij het dat zulks<br />
voor de communicatie tussen diverse diensten of instellingen (met ander<br />
werktalenpakket) wel eens voor moeilijkheden zou kunnen zorgen. We hebben<br />
eerder in dit werk al gezien dat de onderscheiden EU instellingen en<br />
agentschappen diverse werktaalregimes kennen. Ook al wijzen we deze diversiteit<br />
niet absoluut van de hand, toch menen we dat enige systematiek en<br />
eenvormigheid inzake het erkennen van talen als een werktaal een pluspunt zou<br />
zijn.<br />
Volledigheidshalve weze nu reeds opgemerkt dat een taal slechts als werktaal<br />
in aanmerking komt als ze een officiële taal van de Europese Unie. Dit wordt<br />
als een vanzelfsprekendheid ervaren. Wij volgen deze denkwijze grotendeels,<br />
maar zetten er echter wel een kanttekening bij waar een taal als contacttaal,<br />
tevens gedeeltelijk het statuut van gedeeltelijke werktaal krijgt. Meer hierover<br />
straks.<br />
De kwestie van de werktalen valt eigenlijk uiteen in twee deelvragen:<br />
– hoeveel werktalen willen we erkend zien?<br />
– hoe selecteren we, eens dit aantal bepaald, de talen die we als werktaal<br />
willen erkennen?
De eerste deelvraag kan zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, op<br />
volgende wijzen beantwoord worden:<br />
– alle officiële talen worden als werktaal erkend;<br />
– slechts een taal wordt als werktaal erkend;<br />
– een beperkt aantal talen wordt als werktaal erkend.<br />
De twee eerste opties vertonen naar onze opvatting onoverkoombare nadelen.<br />
De selectie van een beperkt aantal talen lijkt de betere keuze. Laten we een en<br />
ander hierna onderbouwen.<br />
Alle officiële talen van de Europese Unie als werktaal aanmerken, betekent<br />
theoretisch dat er vandaag in elf talen binnen eenzelfde dienst gecommuniceerd<br />
kan worden. Elke ambtenaar zou dan zijn taal kunnen gebruiken, wat wellicht<br />
leidt tot de noodzaak van vertaling van menig document in de taal van de<br />
ontvanger. Elk document zou naar tien andere talen vertaald worden; elke<br />
vergadering zou de aanwezigheid vergen van een hele batterij tolken. Dit kan<br />
theoretisch maar het is niet alleen zeer duur maar ook uiterst onpraktisch. Na de<br />
uitbreiding waar we voor staan, spreken we daarenboven niet meer van elf,<br />
doch misschien wel van drieëntwintig talen! Dit alles, zegden we, is de theorie:<br />
als alle talen als werktaal erkend worden, zal zich gauw ‘spontaan’ een ‘modus<br />
communicandi’ ontwikkelen, waarbij een of meer talen zullen bovendrijven als<br />
de communicatietalen. Alleen blijft alles dan in het feitelijke, niets wordt<br />
geregeld, de vertaal- en tolkdiensten moeten telkens aangesproken kunnen<br />
worden, de besluitvorming over welke taal gehanteerd wordt, blijft afhankelijk<br />
van het toeval en van het personeel kan alvast niet verlangd worden dat ze de<br />
‘de facto’ werktaal ook zouden beheersen. Voor een stuk kennen we deze situatie<br />
reeds en schenkt zij geen voldoening.<br />
Dit alles kan waar zijn, maar geldt dit ook voor de commissiewerkzaamheden<br />
in het Europees Parlement? Kan van de leden van het Europees Parlement<br />
verlangd worden dat ze zich eventueel van een andere dan hun eigen taal zouden<br />
bedienen in besloten vergaderingen? Het Europees Parlement heeft hier reeds<br />
duidelijk stelling tegen genomen …maar treedt constant zijn principes terzake<br />
met de voeten. Ja, ook voor het Europees Parlement kan wat ons betreft aanvaard<br />
worden dat de werktalen, zeg maar de talen van de commissievergaderingen,<br />
beperkt zouden worden. Eens echter stukken, het karakter van parlementsstuk<br />
krijgen, eens het plenum bereikt wordt, betreedt men ons inziens het domein<br />
van de officiële talen en op dit vlak aanvaarden we geen beperking.<br />
Een enkele werktaal voor de instellingen, administraties en agentschappen<br />
van de Europese Unie behoort al evenmin tot de realistische alternatieven. We<br />
handelden reeds over de nadelen van het monolinguïsme. We zetten de<br />
belangrijkste argumenten hier slechts nog eens op een rij:<br />
49
50<br />
– de uitverkoren taal zal een ontwikkeling kennen, die autonoom van alle<br />
andere talen van de Unie zal gebeuren; het is niet onwaarschijnlijk dat<br />
zulks zal bijdragen tot een hermetisch jargon, wat de afstand tussen<br />
bureaucraten en burger nog zal kunnen doen toenemen. Door één taal<br />
als werktaal te selecteren, zal ook de vertaalbaarheid van dit jargon naar<br />
de andere officiële talen, eens dit stadium bereikt, niet vergemakkelijken;<br />
– de uitverkoren taal zou er niet alleen in prestige enorm aan winnen, maar<br />
tevens zouden de mensen met deze taal als moedertaal een enorme<br />
voorsprong hebben op de andere. Een zeker ‘taalimperialisme’ zou er<br />
het gevolg van kunnen zijn.<br />
– boven al, lijkt deze oplossing politiek volstrekt niet haalbaar. Door een<br />
taal zij het als werktaal te selecteren, wordt het beeld geschapen van een<br />
eentalige Europese Unie, waarbij de overige officiële talen als een soort<br />
regionale talen van de Europese Unie dreigen gepercipieerd te worden.<br />
De taaldiversiteit, die juist een van de grote rijkdommen is van de<br />
Europese Unie, wordt erdoor gefnuikt. Overigens, laten we wel wezen:<br />
hoe eensgezindheid bereiken over welke deze unieke taal dan wel zou<br />
worden? Een kunsttaal als het Esperanto wordt slechts door een uiterst<br />
kleine minderheid in de Europese Unie voorgestaan; een dode taal als<br />
het Latijn lijkt niet geschikt voor gebruik als werktaal in een moderne<br />
administratie. De meest evidente keuze lijkt het Engels, maar dit is ook<br />
al de taal van een (andere?) supermacht; de verengelsing van de taal<br />
wordt nu reeds in menig Europees taalgebied als een gevaar voor de<br />
eigen taalintegriteit bestreden.<br />
Onder bepaalde voorwaarden, gaat onze voorkeur uit naar het selecteren van<br />
een zeer beperkt aantal werktalen, liefst twee, maar wellicht drie. Er zijn vier<br />
voorwaarden voorwaarden waaraan we deze beperking tot liefst twee werktalen<br />
koppelen; indien aan deze niet voldaan wordt, verdwijnt voor ons ook de<br />
voorkeur voor dit scenario.<br />
De voorwaarden zijn:<br />
1) de rol van de werktalen blijft beperkt tot wat een werktaal is<br />
overeenkomstig wat we hiervoor stelden; van zodra een burger van de<br />
Unie communiceert met een instelling, een adminsitratie of een<br />
agentschap van de Unie, of omgekeerd, verlaten we het domein van de<br />
werktalen en betreden we dit van de officiële talen. Officiële talen zijn<br />
alle officiële talen van de lidstaten;<br />
2) De mensen die één der geselecteerde werktalen als moedertaal hebben,<br />
gebruiken in woord en geschrift uitsluitend de andere werktaal in hun<br />
instelling, administratie of agentschap. Dienovereenkomstig wordt van<br />
ieder ambtenaar verlangd dat hij of zij zich zou kunnen uitdrukken in
een werktaal die niet zijn moedertaal is. Meer over de zinvolheid van dit<br />
vereiste hierna.<br />
3) Voor de huishoudelijke contacten die een instelling, een administratie of<br />
een agentschap met de leefomgeving waar ze gevestigd zijn,<br />
onderhouden, wordt ook gebruik gemaakt van de officiële talen van het<br />
land en eventueel de regio waar ze gevestigd zijn. Deze talen gelden dan<br />
als gedeeltelijke werktalen aldaar; ook hierover meer verderop in onze<br />
uiteenzetting.<br />
4) De taalregeling inzake officiële en werktalen wordt vastgelegd in het<br />
Verdrag en er wordt toegezien op de handhaving van deze regeling. Er<br />
wordt met andere woorden een eind gesteld aan de willekeur in het<br />
gebruik van deze of gene taal door de onderscheiden instellingen,<br />
administraties of agentschappen. Meer over de handhaving in een latere<br />
paragraaf.<br />
Vooreerst: waarom slechts een zeer beperkt aantal werktalen? We kunnen<br />
hier volstaan met een aantal eerder reeds aangehaalde voordelen van een<br />
dergelijke benadering naar voren te schuiven.<br />
Het besparend effect van het hanteren van slechts twee of drie werktalen is<br />
evident, maar voor ons niet van doorslaggevend belang. Belangrijk is dat de<br />
efficiëntie er sterk mee gediend wordt. Echter, voor een stuk zou de situatie niet<br />
zo erg veranderen tegenover de feitelijke situatie vandaag. Zoals we hiervoor<br />
zagen werken heel wat instellingen reeds met twee werktalen, alleen gebeurt<br />
dat dan op officieuze wijze, met alle nadelen van dien.<br />
De communicatie binnen en tussen de Europese instellingen hebben gemeen<br />
dat het gaat om communicatieve situaties waar burgers, behalve bij uitzondering,<br />
niet aanwezig zullen zijn. Bijgevolg is het prestige van de verschillende talen in<br />
dergelijke situaties weinig in het geding en hoeft het talengebruik er niet vanuit<br />
een symbolisch perspectief bekeken te worden. Ook de status en de vitaliteit<br />
van talen staan hier niet op het spel. Anderzijds wordt in een restrictief model<br />
met twee of drie werktalen wel verhinderd dat zich een gesloten, eentalig jargon<br />
zou ontwikkelen, met alle daaraan verbonden vertaalproblemen. Immers, door<br />
telkens alle stukken te vertalen in één of twee andere talen, wordt de ‘openheid’<br />
van de vaktaal gewaarborgd, zodanig dat ook naar andere talen gemakkelijker<br />
vertaald zal kunnen worden.<br />
Het hoofdprobleem van ieder restrictief model is dat degenen wier taal niet<br />
geselecteerd is, min of meer ernstig gehandicapt zijn in vergelijking met degenen<br />
wier taal wel geselecteerd is als werktaal. Men beheerst een taal die men niet<br />
van kindsaf heeft gebruikt, gewoonlijk aanzienlijk slechter dan de moedertaal.<br />
51
52<br />
Het is bijgevolg niet fair als sommigen zich moeten uitdrukken in een taal die<br />
niet de hunne is, terwijl anderen zich van hun moedertaal kunnen bedienen.<br />
Zeker in de EU, waar niet slechts de grondrechten van alle burgers maximaal<br />
gewaarborgd moeten worden, maar ook grote economische en politieke belangen<br />
op het spel staan, kan dergelijke taalhandicap niet getolereerd worden. Dit leidt<br />
ons als vanzelfsprekend tot onze hierboven geformuleerde tweede begeleidende<br />
voorwaarde: niemand gebruikt zijn moedertaal als werktaal. Of anders gesteld,<br />
mensen binnen de betrokken instelling, administratie enz. gebruiken in woord<br />
en geschrift steeds een andere taal dan hun moedertaal als werktaal. Alleen zo<br />
kunnen de normen van ‘fairness’ en efficiëntie verzoend worden. Deze<br />
voorwaarde zou naast het wegwerken van een handicap bij mensen met een<br />
moedertaal die geen werktaal is, tevens een voordeel hebben voor de ‘native<br />
speakers’ van een werktaal; zij zouden zodoende namelijk gedwongen worden<br />
hun eigen nationale (taal)context te verlaten om zich bewust op een Europees<br />
niveau te bewegen.<br />
Door slechts twee of drie talen te selecteren, zou ook een duidelijke<br />
taalkennisverwachting geformuleerd kunnen worden ten aanzien van elkeen<br />
die binnen de instelling, de administratie of het agentschap wil functioneren.<br />
Deze verwachting zou ook gelijk zijn voor allen: zich op een accurate wijze<br />
kunnen uitdrukken in een werktaal die niet hun moedertaal is.<br />
Per vergadering zou dan met een zeer beperkt tolkenbestand volledige<br />
verstaanbaarheid aan eenieder gewaarborgd worden; ook van de stukken zou<br />
dan verwacht kunnen worden dat ze alle tijdig vertaald voorliggen.<br />
De landen die niet in aanmerking komen om hun taal als werktaal gebruikt te<br />
zien, hebben alle belang bij deze optie die hen weliswaar ogenschijnlijk verzwakt,<br />
maar die hun positie zowel in theorie als in de praktijk versterkt door de<br />
taalhandicap die ze lijden, weg te nemen. De landen waarvan de of een nationale<br />
officiële taal geselecteerd wordt als werktaal, genieten hierbij onmiskenbaar<br />
een voordeel, dat echter gemilderd wordt door ook van hun onderdanen te<br />
verlangen dat ze zich in een andere werktaal zouden uiten. Mochten deze landen<br />
zich desniettemin verzetten tegen de eis dat hun onderdanen zich in de Europese<br />
gremia en administraties zouden uiten in een andere werktaal, dan zouden ze<br />
hiermee het betoog voor het selecteren van enkele talen als werktaal volledig<br />
ondergraven, door juist te laten blijken dat voor hen niet de efficiëntie en<br />
kostenbesparing eerst komen, doch wel het nationale voordeel om zich in eigen<br />
taal te kunnen uitdrukken. Dit voordeel kan niet gelegitimeerd worden door het<br />
aantal sprekers van die taal of argumenten gehaald uit de traditie. Weigert men<br />
dus de beperking van het aantal werktalen gepaard te laten gaan met een afstand<br />
van het gebruik van de werktaal-moedertaal, dan vervalt naar onze mening veel<br />
van de onderbouw van ons pleidooi voor een restrictief werktalenregime.
Zoals reeds eerder gezegd, een gelijkaardig voorstel werd reeds in de jaren<br />
’70 door de Denen gelanceerd, toen zij onderhandelden over hun toetreding.<br />
Het voorstel haalde het niet en kreeg het aura een rationalistische utopie te zijn.<br />
We zijn echter ervan overtuigd dat als we vandaag alle gegevens van het<br />
werktalenvraagstuk op een rijtje zet, onze benadering zowel theoretisch als<br />
praktisch de enige aanvaardbare optie is. Enerzijds is een beperking van het<br />
aantal werktalen onafwendbaar, hetzij dat dit proces zich louter in de praktijk<br />
voltrekt (laissez-faire), hetzij door actief ingrijpen. Anderzijds zijn de belangen<br />
in de EU te groot om een handicap voor bepaalde sprekers te aanvaarden.<br />
Komen we dus tot de conclusie dat twee talen wellicht optimaal zijn, kunnen<br />
we ons de vraag stellen hoe deze te selecteren. Welke criteria dienen te bepalen<br />
welke twee talen als werktaal erkend kunnen worden? Het is enigszins<br />
merkwaardig dat er weinig reflectiewerk rond de vraag naar criteria gedaan<br />
werd, zo evident leek het dat als twee talen slechts als werktaal geselecteerd<br />
werden, dit het Engels en het Frans wel moesten zijn. Met het argument van het<br />
aantal EU-burgers met eenzelfde moedertaal, wordt deze selectie thans steeds<br />
vaker aangevochten: de taal die de meeste EU-burgers als moedertaal hebben,<br />
is immers noch het Engels noch het Frans, maar wel het Duits. Doorgaans leidt<br />
dit evenwel niet tot de eis om het Engels of het Frans hun status van werktaal te<br />
ontnemen, doch wel tot een pleidooi om ook aan het Duits de status van werktaal<br />
te verlenen. We kunnen deze eis begrijpen. Enige voorzichtigheid is evenwel<br />
geboden wat het argumentarium betreft: als het aantal mensen met eenzelfde<br />
officiële taal van de EU als moedertaal het bepalend criterium wordt, dan zal<br />
het moeilijk zijn om naast het Duits morgen ook niet het Turks als werktaal te<br />
erkennen. Ook het Italiaans zou goede cijfers kunnen voorleggen. Wellicht zijn<br />
de criteria voor erkenning als werktaal complexer en spelen traditie, uitstraling<br />
in de wereld en het aantal mensen die de taal als vreemde taal machtig zijn<br />
evenzeer een rol. Als dat zo is vallen zeker Turks en Italiaans af, maar kan ook<br />
het Spaans ten tonele verschijnen. Wat het Duits betreft, blijven er dan goede<br />
redenen om deze taal toch ook als werktaal te erkennen. We zijn dan ook eerder<br />
geneigd om de weliswaar sub-optimale oplossing te verkiezen waarbij drie<br />
algemene werktalen van de Europese Unie erkend worden, te weten Engels,<br />
Frans en Duits.<br />
Zoals we hiervoor reeds stelden zijn we er voorstander van dat de<br />
werktalenregeling gelijk zou lopen voor alle instellingen en agentschappen. Het<br />
zou slechts zeer uitzonderlijk moeten kunnen dat een instelling van de Europese<br />
Unie, - om gegronde en objectieve redenen-, een afwijkende regeling zou<br />
aanhangen. Zo kunnen we ons inbeelden dat het Hof haar huidig taalregime<br />
53
54<br />
zou willen behouden. Vele andere uitzonderingen op deze regel zien we niet als<br />
wenselijk.<br />
Wel willen we er een algemene nuance bij aanbrengen. EU-instellingen en<br />
agentschappen, hun administraties en personeel vormen best geen eilanden op<br />
de plaatsen waar ze gevestigd zijn. Een dergelijke isolatie is slecht voor de Unie<br />
en doet de lokale burgers vervreemden van de Unie. Ook voor de Europese<br />
administraties en hen die ze bemannen is het niet goed los van het organiek<br />
weefsel van een echte samenleving te functioneren. Het lijkt ons daarom ook<br />
van het grootste belang dat de taal of de talen van de plaats waar EU instellingen,<br />
agentschappen, administraties, enz. gevestigd zijn, ook ten dele als werktalen<br />
van deze instellingen, agentschappen, administraties erkend zouden worden, te<br />
weten voor alle aangelegenheden die weliswaar niet onder het officiële-taalcriterium<br />
vallen, maar waar toch een zichtbaarheid voor en een contact met de<br />
burgers en de onderneming van de plaats van vestiging mogelijk zijn. Zo lijkt<br />
het mij voor de hand te liggen dat de naambordjes op straat die de aanwezigheid<br />
van een Europese instelling aanduiden ook in de taal of de talen van de plaats<br />
van vestiging vermeld worden; zo ook mag van het deurpersoneel of de<br />
beveiliging verwacht worden dat ze ook de plaatselijke ta(a)l(en) machtig zouden<br />
zijn. Waar de lokale taal of talen dus ook als (partiële) werktaal erkend zouden<br />
worden, willen we geenszins uitsluiten dat ook officiële regionale talen, die bij<br />
hypothese geen officiële taal van de EU zijn, voor erkenning als dergelijke<br />
werktaal in aanmerking komen. Een Europees agentschap met vestiging in Bilbo/<br />
Bilbao zou zo naar buiten toe niet slechts het Castiliaans, maar ook het Baskisch<br />
dienen te hanteren.<br />
3. Bescherming van de niet-officiële talen<br />
We hebben hiervoor reeds de betekenis en de eisen van het Europees Bureau<br />
voor Minder Gebruikte Talen belicht. We sluiten ons wel graag aan bij de vraag<br />
om de garantie van de taalkundige verscheidenheid van artikel 22 van het<br />
Handvest van de grondrechten van de EU in het Verdrag zelf op te nemen. De<br />
overige eisen gesteld door het EBMGT overstijgen de grenzen van het onderwerp<br />
dat we hier behandelen en laten we hier dan ook verder onbesproken. We zijn<br />
evenwel van oordeel dat de bepaling die in het Verdrag de grondslagen van de<br />
regeling aangaande de officiële en de werktalen zou gaan vastleggen, ook<br />
melding dient de maken van de verantwoordelijkheid van de Europese Unie<br />
voor de bescherming en de promotie van die talen die niet als officiële taal van<br />
de Unie erkend worden, ofschoon die talen door een significante groep burgers<br />
van de Unie van oudsher gesproken wordt. Door deze zorgverplichting van de<br />
Unie in het Verdrag in te schrijven zal het mogelijk zijn deze talen ook
daadwerkelijk en met name ook met subsidies te ondersteunen. Aldus zouden<br />
deze talen ook gecompenseerd kunnen worden voor het nadeel dat zij hoe dan<br />
ook toch ondervinden van hun niet-erkenning als officiële taal van de Unie.<br />
Voor de huidige en komende lidstaten ligt hier tevens ruimte voor een vergelijk,<br />
een ‘trade-off’: ofwel wordt een officiële taal van de lidstaat aangemeld als<br />
officiële taal van de Europese Unie, wat op zich kosten voor de Unie meebrengt,<br />
ofwel wordt de taal geen officiële taal van de Europese Unie, maar komt ze wel<br />
in aanmerking voor Europese subsidies voor haar ondersteuning.<br />
4. Handhaving van de talenregeling van de Europese Unie<br />
Het zal duidelijk zijn dat het gebruik van talen in en door de Europese Unie,<br />
haar instellingen, administraties en agentschappen niet overgelaten kan worden<br />
aan de willekeur of de machtsverhoudingen van de rechtstreeks betrokken<br />
actoren. We hebben dan ook gepleit voor een duidelijke verdragsrechtelijke<br />
verankering van de talenregeling, gestoeld op drie pijlers:<br />
1) alle officiële talen van een lidstaat zijn officiële taal van de Europese<br />
Unie (tenzij een lidstaat beslist daar van af te zien);<br />
2) Engels, Frans en Duits zijn de werktalen van de Europese Unie en al<br />
haar instellingen, administraties en agentschappen; daarenboven worden<br />
de officiële talen van de plaats van vestiging van een instelling enz. als<br />
gedeeltelijke werktaal voor de betrokken instelling erkend. Niemand<br />
hanteert daarbij zijn moedertaal als werktaal.<br />
3) De niet-officiële talen van de Europese Unie mogen op de ondersteuning<br />
van de Unie rekenen.<br />
De huidige talenregeling wordt gekenmerkt door de enorme kloof tussen<br />
theorie en praktijk, tussen verklaringen en handelingen van de Europese<br />
instellingen. Onze voorstellen kunnen deze kloof dichten. Maar het is van<br />
wezenlijk belang dat alle betrokkenen zich aan het hierboven beschreven<br />
drieledig compromis zouden houden. Waar we ons in het domein van de officiële<br />
talen bevinden, kan er dan geen sprake meer zijn van een differentiatie tussen<br />
de diverse officiële talen: alle officiële talen moeten dan gelijk behandeld<br />
worden. Gelijke behandeling houdt onder meer gelijktijdigheid in. Waar we<br />
ons in het domein van de werktalen bevinden, worden Frans, Duits en Engels<br />
eveneens op gelijke wijze behandeld; het gebruik van een werktaal-moedertaal<br />
wordt volledig geweerd. Waar talen niet als officiële taal van de Europese Unie<br />
erkend worden, moeten ze kunnen rekenen op een substantiële ondersteuning<br />
ter ontplooiing en voor hun bijdrage tot de taalrijkdom van de Europese Unie.<br />
Als aan elementen van dit fundamenteel compromis geraakt wordt, dreigt de<br />
55
56<br />
hele constructie in mekaar te stuiken en dreigen we weer in de jungle van de<br />
huidige taal(ont)regeling te belanden.<br />
Nu kan dit alles wel met veel nadruk gesteld worden, maar mensen blijven<br />
mensen, administraties blijven administraties. Het lijkt ons daarom goed dat<br />
binnen elke EU-instelling of agentschap een dienst belast zou worden met het<br />
toezicht op de eerbieding van de beschreven taalregeling en met het ontvangen<br />
en behandelen van klachten terzake van burgers, ondernemingen en lidstaten.<br />
Dergelijke taalombud zou als een soort taalgeweten al een hele ommekeer<br />
kunnen bewerken in de betrokken instellingen, administraties en agentschappen.<br />
Krijgt een burger, onderneming of lidstaat geen voldoening van de taalombud,<br />
dan zou de weg naar het Hof van Justitie voor hen geopend worden.
5. Conclusie<br />
Op basis van het voorgaande stellen we aan de Conventie de integratie in een<br />
komend Grondverdrag van de Europese Unie van een bepaling voor die als<br />
volgt zou kunnen luiden:<br />
«1. Elke officiële taal van een Lid-Staat die door deze bij de Europese Unie<br />
aangemeld wordt, is tevens een officiële taal van de Europese Unie.<br />
2. De Europese Unie kent drie werktalen, te weten het Engels, het Frans en<br />
het Duits. Niemand gebruikt zijn eigen moedertaal als werktaal.<br />
Waar zij gevestigd zijn gebruiken de instellingen van de Unie tevens de<br />
plaatselijke officiële talen als werktaal in hun plaatselijke contacten.<br />
3. De Europese Unie ondersteunt de bescherming en de bevordering van<br />
de in de Europese Unie gesproken talen die geen officiële taal van de<br />
Unie zijn.<br />
4. Binnen het door de leden 1 en 2 gesteld kader en onverminderd de<br />
bepalingen van het reglement van het Hof van Justitie, besluit de Raad<br />
bij eenparigheid van stemmen inzake taalgebruik door de instellingen<br />
van de Unie.<br />
De Raad neemt bij gekwalificeerde meerderheid en na het Comité der<br />
Regio’s gehoord te hebben op voorstel van de Commissie alle maatregelen<br />
dienstig voor het verwezenlijken van haar in lid 3 vermelde opdracht.»<br />
Deze bepaling zou ook mutatis mutandis opgenomen kunnen worden in een<br />
nieuw artikel 290 EG-Verdrag (ex-artikel 217), althans wat de eerste twee leden<br />
ervan betreft; het derde lid zou dan ingelast kunnen worden in artikel 151 EG-<br />
Verdrag (ex-artikel 128) of het voorwerp kunnen vormen van een nieuw artikel<br />
151bis. De inhoud van de vierde lid zou dienovereenkomstig opgedeeld worden.<br />
57
58<br />
Beknopte bibliografie<br />
Bureau Européen pour les Langues Moins Répandues, Mini-manuel des<br />
langues moins répandues de la CE, Brussel, 1994, 63pp..<br />
Coulmas, F.(Ed.), A Language Policy for the European Community - Prospects<br />
and Quandaries, Berlijn, New York, 1991, 311pp..<br />
Duthoy, W., Fasol, P., Het Nederlands in de instellingen van de Europese<br />
Gemeenschap, ‘s-Gravenhage, 1993, 56pp..<br />
Europese Gemeenschappen, Repertorium op de geldende<br />
gemeenschapswetgeving en op andere besluiten van de instellingen van de<br />
Gemeenschap, Luxemburg, s.d..<br />
Extra, G., Gorter, D.(Ed.), The other languages of Europe: demographic,<br />
sociolinguistic and educational perspectives, Clevedon, 2001, 454pp..<br />
Fasol, P.(Ed.), De toekomst van het Nederlands in de Europese Unie, ‘s-<br />
Gravenhage, 1994, 79pp..<br />
Labrie, N., La construction linguistique de la Communauté européenne, Parijs,<br />
1993, 450pp..<br />
Nederlandse Taalunie, Grenzen aan veeltaligheid? - Taalgebruik en<br />
bestuurlijke doeltreffendheid in de instellingen van de Europese Unie, Den Haag,<br />
1997, 89pp..<br />
Ó Corráin, A., Mac Mathúna, S.(Ed.), Minority Languages in Scandinavia,<br />
Britain and Ireland, Uppsala, 1998, 220pp..<br />
Poche, B., Les Langues Minoritaires en Europe, Grenoble, 2000, 191pp..<br />
Pool, J., Optimal language regimes for the European Union, in: International<br />
Journal of the Sociology of Language, 121 (1996), 159-179.<br />
Trifunovska, S.(Ed.), De Varennes, F., Minority rights in Europe: European<br />
minorities and languages, Den Haag, 2001, 606pp..<br />
Truchot, C. (Ed.), Le plurilinguisme européen - Théories et pratiques in<br />
language policies, Parijs, 1994, 423pp..
Van Els, T., De Europese Unie, haar Instituties en haar Talen. Enkele<br />
taalpolitieke beschouwingen, Nijmegen, 2000, 106pp.<br />
59
60<br />
Bijlagen: relevante teksten<br />
1. Artikel 290 EG-Verdrag (ex-Artikel 217)<br />
De regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap<br />
wordt, onverminderd de bepalingen van het Hof van Justitie, door de Raad met<br />
eenparigheid van stemmen vastgesteld.<br />
2. Verordening N°1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG uit 1958<br />
(zoals aangepast)<br />
Artikel 1. De officiële talen en de werktalen van de instellingen der<br />
Gemeenschap zijn het Deens, het Duits, het Frans, het Italiaans, het Nederlands,<br />
het Engels, het Grieks, het Spaans, het Portugees, het Fins en het Zweeds.<br />
Artikel 2. De stukken die door een lidstaat of door een persoon ressorterende<br />
onder de jurisdictie van een lidstaat aan de instellingen worden gezonden, worden<br />
naar keuze van de afzender gesteld in een der officiële talen. Het antwoord<br />
wordt in dezelfde taal gesteld.<br />
Artikel 3. De stukken die door de instellingen aan een lidstaat of aan een<br />
persoon ressorterende onder de jurisdictie van een lidstaat worden gezonden<br />
worden gesteld in de taal van de staat.<br />
Artikel 4. De verordeningen en andere stukken van algemene strekking worden<br />
gepubliceerd in de elf officiële talen.<br />
Artikel 5. Het publicatieblad van de Gemeenschap verschijnt in de elf officiële<br />
talen<br />
Artikel 6. De instellingen kunnen de wijze van toepassing van de onderhavige<br />
regeling in hun reglement van orde samenstellen.<br />
Artikel 7. Het taalgebruik bij de procesvoering van het Hof van Justitie wordt<br />
geregeld in het Reglement voor de procesvoering van het Hof.<br />
Artikel 8. Wat de lidstaten betreft waar verschillende officiële talen bestaan<br />
zal het gebruik op verzoek van de betrokken staat worden vastgesteld volgens<br />
de algemene regels welke uit de wetgeving van die staat voortvloeien.
3. Artikel 6 (ex-Artikel F) van de geconsolideerde versie van het Verdrag<br />
betreffende de Europese Unie<br />
1. De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie,<br />
eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,<br />
en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.<br />
2. De Unie eerbiedigt de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door<br />
het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot<br />
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden<br />
en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de<br />
lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het<br />
Gemeenschapsrecht.<br />
3. De Unie eerbiedigt de nationale identiteit van haar lidstaten.<br />
4. De Unie voorziet zich van de middelen die nodig zijn om haar<br />
doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid ten uitvoer te leggen.<br />
4. Taalverscheidenheid en taalpluralisme in de Europese Unie -<br />
Conclusies van de Raad (juni 1995)<br />
1. De Raad acht taalverscheidenheid, een essentieel element van de<br />
Europese dimensie en de Europese identiteit alsook van het<br />
gemeenschappelijk cultureel erfgoed, van groot belang voor de Unie.<br />
2. Bij taalverscheidenheid zijn zowel democratische, culturele en sociale<br />
waarden als economische belangen in het geding. Taalverscheidenheid<br />
vormt daarnaast een bron van werkgelegenheid en bedrijvigheid en een<br />
element van integratie. Zij is een troef waarmee de Unie in de rest van<br />
de wereld uitstraling wordt gegeven: de meeste talen van de Europese<br />
Unie worden immers in een groot aantal derde landen gebruikt.<br />
3. De Raad is van oordeel dat de ontwikkeling van de<br />
informatiemaatschappij nieuwe kansen biedt en een nieuwe uitdaging<br />
betekent voor taalpluralisme en taalverscheidenheid.<br />
4. Taalverscheidenheid is een component van de in artikel 128 van het<br />
Verdrag genoemde nationale en regionale verscheidenheid van de<br />
lidstaten. De Gemeenschap moet daar rekening mee houden bij haar<br />
optreden uit hoofde van andere Verdragsartikelen, inclusief de artikelen<br />
126 en 127, die over onderwijs, beroepsopleiding en jeugd handelen.<br />
5. De Raad acht het zaak dat in de Unie taalverscheidenheid behouden en<br />
meertaligheid bevorderd wordt, waarbij alle talen van de Unie gelijkelijk<br />
respect verdienen, in het licht van het subsidiariteitsbeginsel.<br />
6. De burger zal de opbouw van Europa slechts toegenegen zijn als hij<br />
ervan verzekerd kan zijn dat alle talen van de Unie in aanmerking worden<br />
61
62<br />
genomen en als iedereen gelijke toegang tot informatie heeft,<br />
overeenkomstig het nationale recht van de lidstaten en met inachtneming<br />
van het Gemeenschapsrecht.<br />
7. In dat opzicht is de Raad ingenomen met inzonderheid de resolutie van<br />
de Raad van 31 maart 1995 betreffende verbetering van de kwaliteit en<br />
diversificatie van de taalverwerving en het taalonderwijs binnen de<br />
onderwijsstelsels van de Europese Unie alsook de aanneming van<br />
programma’s als SOCRATES, LEONARDO en JEUGD VOOR<br />
EUROPA.<br />
8. Voorts neemt de Raad akte van het voornemen van de Commissie om<br />
naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Korfoe een<br />
mededeling in te dienen betreffende de taalkundige aspecten van de<br />
informatiemaatschappij, welke mededeling hij onverwijld zal bestuderen.<br />
9. De Raad acht het van belang dat aandacht wordt geschonken aan de<br />
taalkundige dimensie in de externe betrekkingen van de Unie, met name<br />
in het kader van programma’s van de Unie waar derde landen bij<br />
betrokken zijn.<br />
10. De Raad verzoekt de Commissie om de taalverscheidenheid en het<br />
taalpluralisme te betrekken bij het uitstippelen van het beleid en de acties<br />
van de Gemeenschap alsook bij de tenuitvoerlegging daarvan.<br />
11. De Raad verzoekt de Commissie om, met inachtnemingvan de<br />
taalverscheidenheid en het taalpluralisme, het beleid en de acties van de<br />
Gemeenschap te inventariseren en te evalueren. Hij verzoekt de<br />
Commissie binnen een jaar verslag aan hem uit te brengen.<br />
12. De Raad verzoekt de Commissie om een groep van door de lidstaten als<br />
hun vertegenwoordigers aangewezen personen in te stellen, die,<br />
onverminderd de werkzaamheden van de bestaande comités en samen<br />
met deze comités, de inachtneming van taalverscheidenheid en de<br />
bevordering van taalpluralisme in het beleid en de acties van de Unie in<br />
het oog dient te houden, onder eerbiediging van het nationale beleid van<br />
elke Lid-Staat.<br />
13. Voorts herinnert de Raad eraan hoeveel belang hij hecht aan de gelijkheid<br />
van de officiële talen en de werktalen van de Instellingen van de Unie,<br />
namelijk Duits, Frans, Italiaans, Nederlands, Engels, Deens, Grieks,<br />
Spaans, Portugees, Fins en Zweeds, overeenkomstig Verordening nr. 1/<br />
58, zoals gewijzigd, tot regeling van het taalgebruik van toepassing op<br />
de Instellingen van de Europese Unie. De Raad herinnert hierbij aan de<br />
bijzondere status van de Ierse taal uit hoofde van artikel S van het Verdrag<br />
betreffende de Europese Unie en het Toetredingsverdrag van<br />
Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.
5. Europees Parlement: intern reglement - artikelen 117 en 149 (2 augustus<br />
1999)<br />
Artikel 117: Gebruik van talen<br />
1. Alle stukken van het Parlement worden gesteld in de officiële talen.<br />
2. De uiteenzettingen in een der officiële talen worden gelijktijdig vertolkt<br />
in elk van de andere officiële talen en in iedere andere taal welke het<br />
Bureau noodzakelijk acht.<br />
Wanneer na de bekendmaking van de uitslag van een stemming blijkt<br />
dat de teksten in de onderscheiden talen niet overeenkomen, beslist de<br />
Voorzitter over de geldigheid van de bekendgemaakte uitslag van de<br />
stemming, op grond van artikel 138, lid 5. Indien hij deze uitslag geldig<br />
verklaart, bepaalt hij welke versie geacht wordt te zijn aangenomen. De<br />
oorspronkelijke versie kan echter niet als algemene regel als de officiële<br />
tekst gelden, aangezien het kan voorkomen dat alle andere talen afwijken<br />
van de oorspronkelijke tekst.<br />
Artikel 149: Volledig verslag<br />
1. Van elke vergadering wordt een volledig verslag in de officiële talen<br />
opgesteld.<br />
2. De sprekers zijn verplicht de tekst van hun redevoeringen aan het<br />
secretariaat terug te zenden uiterlijk op de dag volgende op die waarop<br />
zij deze ontvangen hebben.<br />
3. Het volledig verslag wordt gepubliceerd als bijlage bij het Publicatieblad<br />
van de Europese Gemeenschappen.<br />
6. Reglement van orde van de Commissie (17 februari 1993)<br />
Artikel 7<br />
De vergaderingen van de Commissie zijn niet openbaar. De beraadslagingen<br />
zijn vertrouwelijk.<br />
Artikel 9<br />
Van elke vergadering van de Commissie worden notulen opgemaakt. De<br />
ontwerp-notulen worden tijdens een volgende vergadering aan de Commissie<br />
ter goedkeuring voorgelegd. De goedgekeurde notulen worden gewaarmerkt<br />
door de handtekening van de voorzitter en van de secretaris-generaal.<br />
63
64<br />
Artikel 16<br />
De ter vergadering genomen besluiten worden, in de taal of talen waarin zij<br />
authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij de notulen van de<br />
vergadering van de Commissie waarop zij zijn aangenomen. Deze besluiten<br />
worden gewaarmerkt door de handtekeningen van de voorzitter en van de<br />
secretaris-generaal die op de eerste bladzijde van deze notulen worden geplaatst.<br />
De langs de weg van de schriftelijke procedure genomen besluiten worden, in<br />
de taal of talen waarin zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage<br />
gevoegd bij het in artikel 10 bedoelde dagregister. Deze besluiten worden<br />
gewaarmerkt door de handtekening van de secretaris-generaal die op de laatste<br />
bladzijde van het dagregister wordt geplaatst. De krachtens de<br />
machtigingsprocedure goedgekeurde besluiten worden, in de taal of talen waarin<br />
zij authentiek zijn, op onscheidbare wijze als bijlage gevoegd bij het in artikel<br />
11 bedoelde dagregister. Deze besluiten worden gewaarmerkt door de<br />
handtekening van de secretaris-generaal die op de laatste bladzijde van het<br />
dagregister wordt geplaatst. In de zin van dit Reglement van orde wordt onder<br />
besluit verstaan de besluiten die één van de vormen hebben als bedoeld in artikel<br />
14 van het EGKS-Verdrag, artikel 189 van het EG-Verdrag en artikel 161 van<br />
het EGA-Verdrag. In de zin van dit Reglement van orde wordt onder talen die<br />
authentiek zijn verstaan, alle officiële talen van de Gemeenschappen wanneer<br />
het gaat om besluiten met een algemene strekking en, wat de andere besluiten<br />
betreft, de taal of de talen van degenen tot wie zij zijn gericht.<br />
7. Reglement voor de procesvoering<br />
Zesde hoofdstuk<br />
<strong>VAN</strong> HET TAALGEBRUIK<br />
Artikel 29<br />
1. De procestalen zijn het Deens, het Duits, het Engels, het Fins, het Frans,<br />
het Grieks, het Iers, het Italiaans, het Nederlands, het Portugees, het<br />
Spaans en het Zweeds.<br />
2. De procestaal wordt door de verzoeker gekozen, behoudens de volgende<br />
bepalingen:<br />
a) wanneer de verwerende partij een lidstaat is, of een natuurlijke of<br />
rechtspersoon die tot het rechtsgebied van een lidstaat behoort, is de
procestaal de officiële taal van die staat; zijn er meer officiële talen, dan<br />
staat het de verzoeker vrij daaruit een keuze te doen;<br />
b) op gemeenschappelijk verzoek van partijen kan verlof worden verleend<br />
tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere van de in lid 1 van<br />
dit artikel vermelde talen;<br />
c) op verzoek van een partij, de wederpartij en de advocaat-generaal<br />
gehoord, kan in afwijking van het onder a) en b) bepaalde, verlof verleend<br />
worden tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere van de in<br />
lid 1 van dit artikel vermelde talen als procestaal; dat verzoek kan niet<br />
worden ingediend door een instelling van de Europese Gemeenschappen.<br />
In de gevallen bedoeld in artikel 103, is de procestaal de taal van de<br />
nationale rechterlijke instantie die zich tot het Hof heeft gewend. Op een<br />
naar behoren gemotiveerd verzoek van een partij in het hoofdgeding, de<br />
andere partij in het hoofdgeding en de advocaat-generaal gehoord, kan<br />
verlof verleend worden tot het bezigen van een andere van de in lid 1<br />
van dit artikel vermelde talen tijdens de mondelinge behandeling.<br />
De beslissing over de hierboven vermelde verzoeken kan worden<br />
genomen door de president; deze kan en wanneer hij daarin wil<br />
toestemmen zonder akkoord van alle partijen, moet, het verzoek<br />
verwijzen naar het Hof.<br />
3. De procestaal wordt in het bijzonder gebezigd voor de memories en<br />
pleidooien van partijen, de bijlagen en producties daaronder begrepen,<br />
alsmede voor de processen-verbaal en de beslissingen van het Hof.<br />
Alle stukken en bijlagen die in een andere dan de procestaal zijn gesteld,<br />
gaan van een vertaling in de procestaal vergezeld.<br />
In geval van omvangrijke bescheiden en documenten kunnen evenwel<br />
uittreksels in vertaling worden overgelegd. Het Hof of de kamer kan te<br />
allen tijde, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de partijen,<br />
een meer uitvoerige of volledige vertaling eisen.<br />
In afwijking van het hiervoor bepaalde kunnen de lidstaten hun eigen<br />
officiële taal bezigen wanneer zij in een voor het Hof aanhangig geding<br />
tussenkomen of deelnemen aan een van de prejudiciële procedures als<br />
bedoeld in artikel 103. Deze bepaling is zowel op de schriftelijke stukken<br />
als op de mondelinge verklaringen van toepassing. De griffier draagt in<br />
beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal.<br />
65
66<br />
Aan de staten (niet zijnde lidstaten) die partij zijn bij de EER-<br />
Overeenkomst, alsmede aan de Toezichthoudende Autoriteit EVA kan<br />
toestemming worden verleend, in plaats van de procestaal een van de<br />
andere in lid 1 vermelde talen te bezigen wanneer zij in een voor het Hof<br />
aanhangig geding tussenkomen of deelnemen aan een van de prejudiciële<br />
procedures als bedoeld in artikel 20 van het Statuut-EG. Deze bepaling<br />
is zowel op de schriftelijke processtukken als op de mondelinge<br />
verklaringen van toepassing. De griffier draagt in beide gevallen zorg<br />
voor de vertaling in de procestaal.<br />
4. Wanneer een getuige of een deskundige verklaart, dat hij zich niet<br />
genoegzaam in een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen kan<br />
uitdrukken, machtigt het Hof of de kamer hem, zijn verklaringen in een<br />
andere taal af te leggen. De griffier draagt zorg voor de vertaling in de<br />
procestaal.<br />
5. Het gebruik van een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen, welke<br />
niet de procestaal is, is toegestaan aan de president van het Hof en de<br />
kamerpresidenten bij de leiding van de zittingen, aan de rechterrapporteur<br />
voor het voorlopig rapport en het rapport ter terechtzitting,<br />
aan de rechters en advocaten-generaal voor het stellen van vragen en<br />
aan laatstgenoemden voor het nemen van hun conclusie. De griffier draagt<br />
zorg voor de vertaling in de procestaal.<br />
Artikel 30<br />
1. Op verzoek van een rechter, van de advocaat-generaal of van een partij<br />
draagt de griffier zorg voor de vertaling van al hetgeen gedurende de<br />
procedure voor het Hof of de kamer is gezegd of geschreven, in de bij<br />
dit verzoek aangeduide en in artikel 29, lid 1, vermelde talen.<br />
2. De publicaties van het Hof geschieden in de talen bedoeld in artikel 1<br />
van verordening nr. 1 van de Raad.<br />
Artikel 31<br />
Rechtskracht heeft de tekst opgesteld in de procestaal of, in voorkomend<br />
geval, in een andere krachtens artikel 29 toegestane taal.
8. Resolutie betreffende culturele en taalminderheden in de Europese<br />
Gemeenschap (A3-0042/94)<br />
Het Europees Parlement,<br />
– gelet op zijn resolutie van 16 oktober 1981 over een communautair<br />
handvest voor regionale talen en culturen en een handvest van de rechten<br />
van etnische minderheden,<br />
– gelet op zijn resolutie van 11 februari 1983 over maatregelen ten bate<br />
van talen en culturen van minderheden,<br />
– gelet op zijn resolutie van 30 oktober 1987 over talen en culturen van<br />
etnische minderheden in de Europese Gemeenschap,<br />
– gelet op zijn resolutie van 21 januari 1993 over de mededeling van de<br />
Commissie aan Raad, Europees Parlement en Economisch en Sociaal<br />
Comité getiteld «Nieuwe vooruitzichten voor de actie van de<br />
Gemeenschap op cultureel gebied»,<br />
– gelet op de ontwerp-resoluties van:<br />
– de heer Hume e.a. over minderheidstalen (B3-0016/90);<br />
– de heer Gangoiti Llaguno over bevordering van het gebruik van regionale<br />
en/of minderheidstalen (B3-2113/90);<br />
– de heer Bandrés Molet over de toekenning van vergunning aan<br />
radiostations die in het Baskisch uitzenden (B3-0523/91);<br />
– mevrouw Van Hemeldonck over het ondertekenen van het Europees<br />
Handvest van de regionale talen en minderheidstalen (B3-1351/92),<br />
– gelet op het Europees Handvest van Regionale en Minderheidstalen<br />
waaraan de Raad van Europa de wettelijke status van een Europees<br />
Verdrag heeft toegekend en dat op 5 november 1992 ter ondertekening<br />
is neergelegd,<br />
– gelet op het slotdocument van de bijeenkomst in Kopenhagen van de<br />
conferentie over de menselijke dimensie van de CVSE (5-29 juni 1990)<br />
en met name op Hoofdstuk 4 van dat document,<br />
– gelet op het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa (CVSE), dat op<br />
21 november 1991 in Parijs werd aangenomen,<br />
67
68<br />
– gelet op artikel 148 van zijn Reglement,<br />
– gezien het verslag van de commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media<br />
en het advies van de commissie juridische zaken en rechten van de burger<br />
(A3-0042/94),<br />
A. aangemoedigd door het feit dat in artikel 128 van het EG-Verdrag gepleit<br />
wordt voor een Gemeenschap die bijdraagt tot de ontplooiing van de<br />
culturen van de lid-staten onder eerbiediging van hun nationale en<br />
regionale verscheidenheid,<br />
B. de noodzaak verkondigend van een Europa van de culturen en talen, en<br />
erkennend dat in dit brede kader ook de verdediging van het taalkundig<br />
erfgoed valt, alsmede de overwinning van de taalbarrières, de bevordering<br />
van de minder verspreide talen en het behoud van de minderheidstalen,<br />
C. gestimuleerd door het democratiseringsproces in Midden- en Oost-<br />
Europa en vooral door de vastberadenheid waarmee volkeren die nog<br />
maar kortgeleden democratische rechten hebben verworven hun eigen<br />
talen en culturen bevorderen,<br />
D. overwegende dat ieder volk er recht op heeft dat zijn taal en cultuur<br />
gerespecteerd worden en daarom beschikking moet hebben over de<br />
wettelijke middelen deze te beschermen en te bevorderen,<br />
E. overwegende dat de taalverscheidenheid van het communautaire Europa<br />
een sleutelelement vormt voor de culturele rijkdom van de Unie,<br />
F. overwegende dat de bescherming en bevordering van de taalkundige<br />
verscheidenheid van de Unie van essentieel belang zijn voor de<br />
verwezenlijking van een vreedzaam en democratisch Europa,<br />
G. overwegende dat voor de Europese Gemeenschap een taak is weggelegd<br />
om lid-staten te steunen op het gebied van de ontplooiing van hun<br />
culturen, en de bescherming van de nationale en regionale<br />
verscheidenheid, waaronder de verscheidenheid aan autochtone regionale<br />
en minderheidstalen,<br />
H. van mening dat de Gemeenschap de lid-staten dient aan te sporen tot het<br />
nemen van maatregelen daar waar de bescherming van deze talen en<br />
culturen onvolledig of afwezig is,
I. overwegende dat de Europese Gemeenschap eveneens de plicht heeft<br />
om in haar relaties met regeringen van geassocieerde en derde landen te<br />
wijzen op de rechten van minderheden, en de plicht heeft regeringen<br />
zonodig bij te staan in het vinden van methodes om die rechten te doen<br />
gelden, maar hen te corrigeren wanneer zij dit doelbewust nalaten,<br />
J. overwegende dat de taalverscheidenheid binnen de Unie als<br />
weerspiegeling van de culturele diversiteit ervan te vaak wordt miskend,<br />
K. wijst erop dat taal een essentieel instrument is om binnen de Europese<br />
Unie in oprichting te communiceren, en dat er bij de opbouw van Europa<br />
naar moet worden gestreefd het gebruik van wijdverbreide talen - voor<br />
communicatie over de huidige binnengrenzen heen - te verenigen met<br />
de bescherming en verdediging van de minder verspreide talen in<br />
regionale of transregionale context,<br />
L. is van mening dat minder verspreide talen en culturen een integraal deel<br />
uitmaken van de Europese cultuur en het Europese erfgoed van de Unie<br />
en dat gezien vanuit dit standpunt de Gemeenschap deze talen juridische<br />
bescherming moet bieden, alsmede dienovereenkomstige financiële<br />
steun,<br />
M. overwegende dat een groot aantal minder verspreide talen in een moeilijke<br />
situatie verkeert, dat het aantal gebruikers in veel gevallen snel terugloopt,<br />
dat dit een bedreiging vormt voor het welzijn van specifieke bevolkingen<br />
en het creatieve potentieel van geheel Europa ernstig aantast,<br />
N. onder volledige erkenning van de plicht van de regering van elke lidstaat<br />
zijn officiële ta(a)l(en) te bevorderen, hetgeen echter niet ten koste<br />
mag gaan van de minder verspreide talen en bevolkingsgroepen voor<br />
wie deze talen de dragers van hun cultureel erfgoed vormen,<br />
O. overwegende dat het begrip «minder verspreide talen en culturen»<br />
verschijnselen omvat van verschillende aard en omvang naar gelang van<br />
de lid-staten, omdat het bepaalde in sommige lid-staten officieel erkende<br />
talen kan betreffen die echter verhoudingsgewijs niet wijd verspreid zijn<br />
of in een naburige lid-staat of een andere lid-staat niet dezelfde status<br />
hebben,<br />
69
70<br />
1. dringt aan op de volledige toepassing van de in bovengenoemde resoluties<br />
van 16 oktober 1981, 11 februari 1983 en 30 oktober 1987 geschetste<br />
beginselen en voorstellen;<br />
2. attendeert er nogmaals op dat de lid-staten hun taalminderheden dienen<br />
te erkennen en voor hen de noodzakelijk juridische en administratieve<br />
voorzieningen dienen te treffen, om de basisvoorwaarden voor het behoud<br />
en de ontwikkeling van deze talen te scheppen;<br />
3. is tevens van mening dat alle minder verspreide talen en culturen<br />
bovendien een passende wettelijke status in de lid-staten moeten<br />
verkrijgen;<br />
4. is van mening dat deze wettelijke status ten minste moet inhouden: het<br />
gebruik en de bevordering van deze talen en culturen op het gebied van<br />
onderwijs, justitie en openbaar bestuur, media, toponymie en andere<br />
sectoren van het openbare en culturele leven, onverminderd het gebruik<br />
van de meer verbreide talen, wanneer dit vereist is voor een vlotte<br />
communicatie binnen de lid-staten afzonderlijk of de Unie als geheel;<br />
5. wijst erop dat het feit dat een deel van de onderdanen van een staat een<br />
andere taal gebruikt of een andere culturele achtergrond heeft dan de<br />
meerderheid van de bevolking van deze staat of de meerderheid van een<br />
deel of regio van deze staat, niet moet leiden tot discriminatie en met<br />
name sociale marginalisering waardoor de toegang tot de arbeidsmarkt<br />
of het behoud van banen in gevaar wordt gebracht;<br />
6. onderschrijft het Europees Handvest van Regionale en Minderheidstalen,<br />
dat de wettelijke status van een Europees Verdrag heeft verkregen, en<br />
het beschouwt het als een doeltreffend en tegelijkertijd flexibel instrument<br />
voor de bescherming en de bevordering van minder verspreide talen;<br />
7. verzoekt de regeringen die zulks nog niet gedaan hebben dit verdrag met<br />
spoed te ondertekenen en hun parlementen om dit te ratificeren en te<br />
allen tijde die paragrafen daarvan toe te passen die het best afgestemd<br />
zijn op de behoeften en aspiraties van de betrokken taalgemeenschappen;<br />
8. verzoekt de regeringen van de lid-staten en de plaatselijke en regionale<br />
autoriteiten de activiteiten van gespecialiseerde verenigingen en met name<br />
van de in lid-staten gevestigde comités van het Europees Bureau voor<br />
Minderheidstalen te bevorderen en te ondersteunen, opdat de
verantwoordelijkheden die burgers en hun organisaties voor de<br />
ontwikkeling van hun taal hebben tot hun recht komen;<br />
9. moedigt de lid-staten en de betrokken regio’s en lokale gemeenschappen<br />
aan na te gaan of het mogelijk is akkoorden te sluiten voor de oprichting<br />
van grensoverschrijdende taalkundige instellingen voor minder verspreide<br />
talen en culturen die in twee of meer naburige lid-staten of in meerder<br />
lid-staten tegelijkertijd voorkomen;<br />
10. dringt er bij de Commissie op aan:<br />
a) in het kader van haar bevoegdheden een bijdrage te leveren aan de<br />
tenuitvoerlegging van door de lid-staten op dit terrein ontwikkelde<br />
initiatieven,<br />
b) met de minder verspreide talen en de daarmee verbonden culturen<br />
rekening te houden bij het uitwerken van de verschillende<br />
communautaire beleidsdomeinen, zodat de behoeften van sprekers<br />
van minder verspreide talen evenzeer tot hun recht komen als die<br />
van sprekers van meerderheidstalen, en in alle onderwijs- en culturele<br />
programma’s, bijvoorbeeld Jeugd voor Europa, ERASMUS,<br />
TEMPUS, Europese Dimensie, Platform Europa, MEDIA, alsmede<br />
projecten voor de vertaling van hedendaags literair werk,<br />
c) het gebruik van minder verspreide talen in het kader van het<br />
audiovisuele beleid van de Gemeenschap te bevorderen, bijvoorbeeld<br />
met het oog op HDTV, en producenten en makers van programma’s<br />
in minder verspreide talen te helpen bij de productie van programma’s<br />
in formaat 16:9,<br />
d) ervoor te zorgen dat de moderne digitale<br />
telecommunicatietechnologie, die het mogelijk maakt uitzendingen<br />
per sateliet of kabel te comprimeren, wordt toegepast om uitzendingen<br />
in een groter aantal minderheidstalen te verspreiden,<br />
e) zo spoedig mogelijk een door LINGUA geïnspireerd programma op<br />
te zetten voor minder verspreide talen, waarbij gebruik kan gemaakt<br />
worden van netwerken die reeds in het kader van het Bureau voor<br />
71
72<br />
Minderheidstalen zijn ontwikkeld, zoals het Mercator-Educatie-<br />
Netwerk,<br />
f) de onmiddellijke publicatie, na bijwerking en aanvulling, mogelijk<br />
te maken van de wetenschappelijke kaart van de gemeenschappen in<br />
de EG die minder verspreide talen gebruiken, opgesteld door het<br />
Europees Bureau voor Minderheidstalen,<br />
g) te bevorderen dat de Verdragen van de Europese Gemeenschappen,<br />
alsmede andere basiswetgeving en informatie over de Europese Unie<br />
en haar werkzaamheden worden gepubliceerd in de minder verspreide<br />
talen van de Unie;<br />
11. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan:<br />
a) hun steun en aanmoediging voor organisaties die minder verspreide<br />
talen vertegenwoordigen en het Europees Bureau voor<br />
Minderheidstalen voort te zetten en te zorgen voor adequate financiële<br />
middelen ten behoeve van hun werkzaamheden,<br />
b) erop toe te zien dat in de begroting op passende wijze rekening wordt<br />
gehouden met de communautaire programma’s ten behoeve van<br />
minder verspreide talen en de daarmee samengaande culturen, en<br />
daarvoor een meerjarig actieprogramma voor te stellen,<br />
c) bij de ontwikkeling van regionaal beleid en bij de toewijzing van<br />
financiële middelen uit het EFRO, alsmede bij de onwikkeling van<br />
het sociaal beleid en bij de toewijzing van middelen uit het ESF naar<br />
behoren rekening te houden met het taalkundig en cultureel erfgoed<br />
van de regio’s door het financieren van geïntegreerde regionale<br />
ontwikkelingsprojecten die maatregelen ter ondersteuning van deze<br />
talen en culturen omvatten,<br />
d) bij de uitwerking van programma’s voor economische en sociale<br />
wederopbouw, en vooral het PHARE-programma, naar behoren<br />
rekening te houden met de behoeften van sprekers van minder<br />
verspreide talen in de landen van Midden- en Oost-Europa,<br />
e) de vertaling van boeken en literaire werken te bevorderen, evenals<br />
de ondertiteling van films van de ene minderheidstaal naar de andere<br />
of naar de officiële talen van de Gemeenschap,
f) er voor te zorgen dat de Europese Gemeenschap er bij de bevordering<br />
van de minderheidstalen op let dat dit niet ten koste gaat van de<br />
beheersing van de voornaamste landstaal en geen invloed heeft op<br />
het onderwijs van deze taal op de scholen;<br />
12. wenst dat voor de talen die gesproken worden in de overzeese gebieden<br />
die deel uitmaken van het grondgebied van een lid-staat dezelfde rechten<br />
en bepalingen gelden als voor de continentale talen;<br />
13. dringt er bij alle relevante organen op aan om ten aanzien van nietterritoriale<br />
autochtone talen (b.v. de talen van de Roma- en Sintigemeenschappen<br />
en het Jiddisch) mutatis mutandis de in deze resolutie<br />
gedane aanbevelingen op te volgen;<br />
14. benadrukt dat de aanbevelingen in deze resolutie niet zijn bedoeld om<br />
de territoriale integriteit of openbare orde van lid-staten in gevaar te<br />
brengen, en dat zij evenmin mogen worden geïnterpreteerd als zouden<br />
zij het recht behelzen activiteiten of acties te ondernemen die indruisen<br />
tegen de doelstellingen van het Handvest van de Verenigde Naties of<br />
andere verplichtingen die voorvloeien uit het internationale recht;<br />
15.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de<br />
Commissie, de Raad, de nationale en regionale overheden van de lidstaten,<br />
de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, de<br />
Permanente Conferentie van plaatselijke en regionale besturen van<br />
Europa, de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de<br />
Verenigde Naties en de UNESCO.<br />
9. Resolutie over de officiële talen en de werktalen in de Europese Unie<br />
(19/01/1995)<br />
Het Europees Parlement,<br />
A. gezien de verklaring van december 1994 van de Minister van Europese<br />
Zaken van Frankrijk, de heer Lamassoure, over een beperking van de elf<br />
officiële talen van de Europese Unie tot vijf werktalen,<br />
B. overwegende dat de regeling van het taalgebruik door de instellingen<br />
van de Europese Unie volgens de bepalingen van het Verdrag behoort<br />
tot de bevoegdheid van de Raad die met eenparigheid van stemmen<br />
beslist,<br />
73
74<br />
C. gelet op verordening 1/58/EEG en de wijzigingen daarop, waarin de<br />
officiële talen en de werktalen van de Europese Gemeenschappen op<br />
voet van gelijkheid zijn gesteld,<br />
D. gezien de Verdragen tot oprichting van de EG, de Europese Akte en het<br />
Verdrag betreffende de Europese Unie,<br />
E. onder verwijzing naar de huishoudelijke reglementen van de Raad, de<br />
Commissie en het Europees Parlement,<br />
F. overwegende dat mensen van een erkende taalgroep niet tot<br />
tweederangsburgers mogen worden gedegradeerd en dat met elk voorstel<br />
tot beperking van het aantal talen de afstand tussen de burger en de<br />
Europese instellingen, die toch al verontrustend groot is, nog zal<br />
toenemen,<br />
G. overwegende dat een beperking van het aantal talen in geen geval met<br />
technische of budgettaire argumenten te rechtvaardigen valt,<br />
H. onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 december 1990 over de<br />
taalsituatie in de Gemeenschap en de positie van het Catalaans,<br />
I. overwegende dat de Franse president ten overstaan van het Europees<br />
Parlement verklaard heeft dat Europa zijn culturele identiteit in haar<br />
verscheidenheid tot uitdrukking moet brengen,<br />
Het Europees Parlement,<br />
1. bevestigt opnieuw dat het resoluut zal opkomen voor de gelijke status<br />
van de officiële talen en de werktalen van alle landen die de Unie vormen,<br />
die een van de grondbeginselen is van de Europese Unie als conceptueel<br />
gegeven, van haar gedachtengoed en van de politieke gelijkheid van de<br />
lid-staten, en wijst erop dat meertaligheid een van de kenmerken vormt<br />
van de Europese cultuur en beschaving en van wezenlijk belang is voor<br />
de culturele pluriformiteit en rijkdom van Europa;<br />
2. verklaart dat het zich vastberaden zal verzetten tegen elke poging om<br />
een onderscheid aan te brengen tussen de officiële talen en de werktalen<br />
van de Europese Unie;<br />
3. dringt er op aan dat het principe volgens hetwelk de burgers van de Unie<br />
zich, in schrift en in woord, van hun eigen taal kunnen bedienen in hun<br />
contacten met alle Europese instellingen geëerbiedigd moet worden;<br />
4. is van oordeel dat het recht van een afgevaardigde om zich uit te drukken<br />
en te werken in zijn eigen taal onlosmakelijk verbonden is met het<br />
democratisch recht en zijn mandaat;<br />
5. onderstreept opnieuw de soevereine bevoegdheid van het Parlement om<br />
zijn werkzaamheden ook op taalgebied zelf te regelen en brengt zijn<br />
resolutie van 6 mei 1994 over het recht op het gebruik van de eigen taal
in herinnering, waarbij het nogmaals bevestigt hoe belangrijk het is dat<br />
alle officiële talen zonder onderscheid worden gebruikt als werktalen<br />
van het Europees Parlement;<br />
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de<br />
Commissie, de regeringen van de lid-staten en de voorzitters van de<br />
andere instellingen van de Europese Unie.<br />
75