07.09.2013 Views

Het geding in eerste instantie Het geding in hoger beroep De ...

Het geding in eerste instantie Het geding in hoger beroep De ...

Het geding in eerste instantie Het geding in hoger beroep De ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Auteur: Petra kle<strong>in</strong> Gunnewiek<br />

Titel: noot bij: Aansprakelijkheid, Stagiaire, School, Opzet, Bewuste roekeloosheid<br />

Bron: JA, 2012, 84<br />

Contact: e-mail: petrakle<strong>in</strong>gunnewiek@vbk.nl tel. +31 30 259 55 37<br />

JA 2012/84 Gerechtshof Arnhem, 31-01-2012, 200.076.202/01, LJN BV2352<br />

Aansprakelijkheid, Stagiaire, School, Opzet, Bewuste roekeloosheid<br />

» Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Een leerl<strong>in</strong>g van het opleid<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stituut Helicon heeft, <strong>in</strong> het kader van de opleid<strong>in</strong>g Bedrijfsleider/manager<br />

veehouderij, <strong>in</strong> de periode van 24 april t/m 9 juni 2006 stage gelopen bij een konijnenhouderij. Tijdens deze<br />

stageperiode heeft de stagiaire de opdracht gekregen circa tweehonderd voedsters (vrouwelijke konijnen) van<br />

een oude stal over te zetten naar een nieuwe stal. Enige tijd daarna heeft de stagiaire de (nieuwe) stal bewerkt<br />

met het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel Tegodor. Na het gebruik van dit middel zijn b<strong>in</strong>nen een week honderd voedsters<br />

en een veelvoud aan jonge konijnen gestorven. Ook is er een terugval <strong>in</strong> het aantal jongen per worp van de<br />

overlevende voedsters vastgesteld. <strong>De</strong> konijnenhouderij heeft Helicon en de stagiaire aansprakelijk gesteld<br />

voor de ontstane schade. <strong>De</strong> konijnenhouderij stelt dat de stagiaire en de school onrechtmatig jegens haar<br />

hebben gehandeld. Aan de vorder<strong>in</strong>g op Helicon heeft de konijnenhouderij ook art. 6:170 lid 1 BW ten<br />

grondslag gelegd. In <strong>eerste</strong> aanleg heeft de rechtbank de vorder<strong>in</strong>g van de konijnenhouderij afgewezen. <strong>De</strong><br />

rechtbank is van men<strong>in</strong>g dat het handelen van de stagiaire, gelet op zijn jeugdige leeftijd en positie als<br />

stagiaire, niet als onrechtmatige daad aan hem kan worden toegerekend. <strong>De</strong> rechtbank oordeelde voorts dat<br />

art. 6:170 BW toepass<strong>in</strong>g mist. <strong>De</strong> konijnenhouderij is <strong>in</strong> <strong>hoger</strong> <strong>beroep</strong> gegaan tegen de uitspraak van de<br />

rechtbank. <strong>De</strong> stagiaire en Helicon hebben tevens (<strong>in</strong>cidenteel) appèl <strong>in</strong>gesteld. <strong>Het</strong> hof heeft geoordeeld dat<br />

ondanks dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de konijnenhouderij en de stagiaire het<br />

bepaalde <strong>in</strong> art. 7:661 BW analoog kan worden toegepast. Dit betekent dat alleen <strong>in</strong> de situatie dat er sprake is<br />

van opzettelijk of bewust roekeloos handelen van de stagiaire, de stagiaire aansprakelijk kan worden<br />

gehouden voor de schade. Van opzet of bewust roekeloos handelen is volgens het hof echter geen sprake.<br />

<strong>Het</strong> hof volgt de rechtbank <strong>in</strong> de redener<strong>in</strong>g dat art. 6:170 BW toepass<strong>in</strong>g mist ten aanzien van de vorder<strong>in</strong>g<br />

jegens Helicon en ook heeft Helicon zelf niet onrechtmatig gehandeld jegens de konijnenhouderij, zodat deze<br />

haar schade zelf zal moeten dragen.<br />

» Uitspraak<br />

<strong>Het</strong> <strong>ged<strong>in</strong>g</strong> <strong>in</strong> <strong>eerste</strong> <strong>in</strong>stantie<br />

(...; red.)<br />

<strong>Het</strong> <strong>ged<strong>in</strong>g</strong> <strong>in</strong> <strong>hoger</strong> <strong>beroep</strong><br />

(...; red.)<br />

<strong>De</strong> beoordel<strong>in</strong>g<br />

Productie<br />

1


1. X heeft <strong>in</strong> zijn laatste processtuk nog een productie <strong>in</strong> het <strong>ged<strong>in</strong>g</strong> gebracht. Geïntimeerden hebben nog niet<br />

op deze productie gereageerd. <strong>Het</strong> hof zal geïntimeerden daartoe ook niet <strong>in</strong> de gelegenheid stellen. Uit de<br />

besliss<strong>in</strong>g van het hof volgt dat zij daardoor niet <strong>in</strong> hun belangen zijn geschaad.<br />

Vaststaande feiten<br />

2. <strong>De</strong> rechtbank heeft <strong>in</strong> rechtsoverweg<strong>in</strong>g 2 (2.1 tot en met 2.6) van het vonnis van 28 juli 2010 de feiten<br />

vastgesteld. X heeft tegen een deel van rechtsoverweg<strong>in</strong>g 2.4 een grief (grief I <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel) gericht.<br />

In die grief heeft hij betwist dat, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, de konijnen problemen hadden met hun<br />

luchtwegen en dat, na overleg tussen X en de dierenarts, een kuur is toegepast. <strong>Het</strong> hof zal, gelet op deze<br />

betwist<strong>in</strong>g bij de vaststaande feiten niet opnemen dat de konijnen problemen hadden met de luchtwegen en<br />

dat om die reden een kuur is voorgeschreven. In zoverre slaagt de grief.<br />

3. Verder zijn geen grieven gericht tegen de vaststell<strong>in</strong>g van de feiten door de rechtbank. <strong>Het</strong> hof zal dan ook<br />

van deze feiten uitgaan, die met wat verder over de feiten vaststaat, op het volgende neerkomen.<br />

3.1. <strong>De</strong> stagiaire, die geboren is op 28 maart 1988, heeft de opleid<strong>in</strong>g bedrijfsleider/manager veehouderij<br />

gevolgd die door Helicon wordt aangeboden. In dat kader heeft hij van 24 april tot en met 9 juni 2006 stage<br />

gelopen bij X, die een konijnenhouderij heeft.<br />

3.2. X, de stagiaire en Helicon hebben met betrekk<strong>in</strong>g tot deze stage een zogenaamde “Praktijkovereenkomst<br />

Beroepsopleidende Leerweg (BOL)” gesloten als bedoeld <strong>in</strong> artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de Wet Educatie en<br />

Beroepsonderwijs. In deze overeenkomst is het bedrijf van X aangeduid als het praktijkbedrijf. In de algemene<br />

bepal<strong>in</strong>gen bij de praktijkovereenkomst is onder meer vermeld:<br />

“1. Beroepspraktijkvorm<strong>in</strong>g<br />

Beroepspraktijkvorm<strong>in</strong>g (BPV) vormt een wettelijk verplicht onderdeel van elke <strong>beroep</strong>sopleid<strong>in</strong>g. Uitgangspunt<br />

voor de BPV zijn de voor de opleid<strong>in</strong>g geldende onderwijs- en vorm<strong>in</strong>gsdoelen zoals opgenomen <strong>in</strong> de<br />

onderwijs- en examenregel<strong>in</strong>g van de opleid<strong>in</strong>g. Tijdens de BPV verricht de deelnemer werkzaamheden om<br />

ervar<strong>in</strong>g op te doen <strong>in</strong> het <strong>beroep</strong>enveld waarvoor wordt opgeleid en zullen daarnaast specifieke <strong>in</strong>houdelijke<br />

vaardigheden zoals vermeld <strong>in</strong> de BPV-opdrachten aangeleerd worden. <strong>Het</strong> praktijkbedrijf biedt de deelnemer<br />

de gelegenheid om deze vaardigheden op de praktijkplaats aan te leren.<br />

(...)<br />

3. Begeleid<strong>in</strong>g<br />

<strong>Het</strong> praktijkbedrijf wijst een praktijkbegeleider aan, die belast is met het begeleiden van de deelnemer op de<br />

praktijkplaats tijdens de BPV. <strong>De</strong> school wijst een praktijkdocent aan, die belast is met het begeleiden van de<br />

deelnemer. <strong>De</strong>ze onderhoudt het contact met de deelnemer en het bedrijf en bezoekt de deelnemer <strong>in</strong> de regel<br />

tenm<strong>in</strong>ste één keer <strong>in</strong> een praktijkperiode.<br />

(...)<br />

Exam<strong>in</strong>er<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de praktijk<br />

B<strong>in</strong>nen de BPV-periode wordt de deelnemer op het praktijkbedrijf beoordeeld op twee facetten <strong>in</strong> het kader<br />

van de exam<strong>in</strong>er<strong>in</strong>g:<br />

2


1. exam<strong>in</strong>er<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>houdelijke kennis en kunde; deze beoordel<strong>in</strong>g vormt het praktijkexamen of de ‘proeve<br />

van bekwaamheid’ over een bepaald onderdeel van het examenprogramma;<br />

2. het functioneren van de deelnemer als leerl<strong>in</strong>g-medewerker b<strong>in</strong>nen de context van het bedrijf; de eigenlijke<br />

BPV-beoordel<strong>in</strong>g. <strong>De</strong>ze laatste beoordel<strong>in</strong>g moet <strong>in</strong> ieder geval over de laatste BPV-periode voldoende zijn en<br />

dient bovendien over alle BPV-perioden gemiddeld voldoende te zijn.<br />

8. Gedragsregels deelnemer<br />

1. <strong>De</strong> deelnemer is verplicht de b<strong>in</strong>nen het vakbedrijf <strong>in</strong> het belang van orde, veiligheid en gezondheid daar<br />

geldende regels, voorschriften en aanwijz<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> acht te nemen. <strong>De</strong> school heeft nadere regels en bijzondere<br />

bepal<strong>in</strong>gen vastgesteld <strong>in</strong> de schoolgids en/of een apart praktijkreglement.<br />

(...)<br />

10. Verzeker<strong>in</strong>g en aansprakelijkheid<br />

<strong>De</strong> school sluit voor de deelnemer een verzeker<strong>in</strong>g af tegen het f<strong>in</strong>anciële risico van wettelijke<br />

aansprakelijkheid voor schade aan de organisatie of derden en het f<strong>in</strong>anciële risico van ongevallen tijdens<br />

werk- en reisuren. <strong>Het</strong> eigen risico van de verzeker<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe voor reken<strong>in</strong>g van het BPV-bedrijf.”<br />

3.3. Tijdens de stageperiode is een nieuwe stal op het bedrijf van X gereed gekomen. In de periode van 10 tot<br />

12 mei 2006 heeft de stagiaire <strong>in</strong> opdracht van X ongeveer 200 voedsters van de oude naar de nieuwe stal<br />

overgezet.<br />

3.4. Enige tijd daarna heeft de stagiaire het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel Tegodor NL (Tegodor) <strong>in</strong> de stal gesprenkeld<br />

met een handveger. <strong>Het</strong> etiket van Tegidor vermeldt onder meer:<br />

“Toxicolische groepen:<br />

Aldehyden en kwaternaire ammoniumverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen<br />

(...)<br />

Gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g:<br />

Steeds vooraf goed re<strong>in</strong>igen en afspoelen met schoon water. <strong>De</strong> <strong>in</strong>werk<strong>in</strong>gsduur voor des<strong>in</strong>fectie van de<br />

oppervlakten bedraagt tenm<strong>in</strong>ste 5 m<strong>in</strong>uten. <strong>Het</strong> oppervlak royaal besproeien met de Tegodor NL oploss<strong>in</strong>g.<br />

N.B.<br />

– Vernevel<strong>in</strong>g van het middel is niet toegestaan<br />

– Toepass<strong>in</strong>g bij voorkeur niet <strong>in</strong> de ruimten waar<strong>in</strong> zich dieren bev<strong>in</strong>den.<br />

(...)<br />

Veiligheidsaanbevel<strong>in</strong>gen:<br />

(...)<br />

3


Na aanrak<strong>in</strong>g met de huid onmiddellijk wassen met veel water.<br />

Verontre<strong>in</strong>igde kled<strong>in</strong>g onmiddellijk uittrekken.<br />

Buiten bereik van k<strong>in</strong>deren bewaren.<br />

Verwijderd houden van eet- en dr<strong>in</strong>kwaren en van diervoeder.”<br />

3.5. Na het gebruik door de stagiaire van Tegodor zijn b<strong>in</strong>nen een week honderd voedsters en een veelvoud<br />

aan jonge konijnen gestorven. Ook is een terugval <strong>in</strong> het aantal jongen per worp van de overlevende voedsters<br />

vastgesteld.<br />

3.6. X heeft op 21 november 2006 de verzekeraar van Helicon, Interpolis, aansprakelijk gesteld. Op 15<br />

december 2006 heeft hij de stagiaire aansprakelijk gesteld.<br />

3.7. Interpolis heeft haar expertisedienst opdracht gegeven een onderzoek <strong>in</strong> te stellen. Interpolis heeft geen<br />

aansprakelijkheid erkend.<br />

Procedure <strong>in</strong> <strong>eerste</strong> aanleg<br />

4. X heeft de stagiaire en Helicon gedagvaard en betal<strong>in</strong>g gevorderd van een bedrag van € 28.412,57, de<br />

volgens hem geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Aan zijn vorder<strong>in</strong>g op de<br />

stagiaire heeft hij ten grondslag gelegd dat de stagiaire onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door <strong>in</strong> strijd<br />

met de hem verstrekte <strong>in</strong>structies de gehele stal te ontsmetten met Tegodor, welk handelen als bewust<br />

roekeloos handelen aan de stagiaire kan worden toegerekend. Aan zijn vorder<strong>in</strong>g op Helicon heeft X ten<br />

grondslag gelegd dat Helicon op grond van artikel 6:170 lid 1 BW aansprakelijk is voor het onrechtmatig<br />

handelen van de stagiaire. Bovendien heeft Helicon, aldus X, zelfstandig onrechtmatig jegens hem gehandeld<br />

(c.q. wanprestatie gepleegd) door zonder extra toezicht de stagiaire bij hem, X, te plaatsen, terwijl het Helicon<br />

bekend was dat de stagiaire bij eerder stages uiterst slecht had gepresteerd. Door dat laatste te verzwijgen<br />

heeft Helicon, naar het hof de op dit punt niet volledig duidelijke stell<strong>in</strong>gen van X begrijpt, ook onzorgvuldig<br />

jegens X gehandeld.<br />

5. Nadat geïntimeerden verweer hadden gevoerd, heeft de rechtbank de vorder<strong>in</strong>gen van X afgewezen.<br />

Volgens de rechtbank kon het handelen van de stagiaire, gelet op zijn jeugdige leeftijd en positie als stagiaire,<br />

niet als onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend. <strong>De</strong> rechtbank was verder van oordeel dat artikel<br />

6:170 BW toepass<strong>in</strong>g mist en verwierp de stell<strong>in</strong>g van X dat Helicon zelfstandig onrechtmatig jegens X heeft<br />

gehandeld dan wel toerekenbaar is tekortgeschoten <strong>in</strong> de nakom<strong>in</strong>g van haar verplicht<strong>in</strong>gen als onvoldoende<br />

onderbouwd.<br />

Besprek<strong>in</strong>g van de (overige) grieven<br />

6. <strong>Het</strong> hof ziet reden eerst de grief <strong>in</strong> het <strong>in</strong>cidenteel appel te bespreken. Nu grief 1 (gedeeltelijk) slaagt, is de<br />

voorwaarde waaronder het <strong>in</strong>cidenteel appel is <strong>in</strong>gesteld, immers vervuld. Met deze grief betogen<br />

geïntimeerden dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, artikel 7:661 BW naar analogie van toepass<strong>in</strong>g<br />

is op de verhoud<strong>in</strong>g tussen X en de stagiaire, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat de stagiaire slechts aansprakelijk is voor de door<br />

hem met opzet of bewuste roekeloosheid veroorzaakte schade aan X.<br />

7. <strong>Het</strong> hof stelt bij de besprek<strong>in</strong>g van deze grief voorop dat de overeenkomst tussen de stagiaire en X wordt<br />

beheerst door de <strong>in</strong>houd van de praktijkovereenkomst tussen de stagiaire, X en Helicon. Op grond van deze<br />

overeenkomst diende de stagiaire werkzaamheden te verrichten <strong>in</strong> het bedrijf van X. <strong>De</strong>ze werkzaamheden<br />

4


hadden echter niet alleen een productief karakter, maar stonden ook <strong>in</strong> het kader van het doel van de stage,<br />

het verwerven van praktische vaardigheden (vgl. artikel 1 van de <strong>in</strong> rechtsoverweg<strong>in</strong>g 2.2 aangehaalde<br />

bepal<strong>in</strong>gen van de praktijkovereenkomst en de beoordel<strong>in</strong>g van de kennis en kunde van de stagiaire, <strong>in</strong> het<br />

bijzonder artikel 4 van die bepal<strong>in</strong>gen). Uit de praktijkovereenkomst en de bepal<strong>in</strong>gen bij die overeenkomst<br />

volgt verder dat de stagiaire zich bij het verrichten van zijn werkzaamheden diende te houden aan de b<strong>in</strong>nen<br />

het bedrijf van X geldende regels en dat hij bij die werkzaamheden werd begeleid door een praktijkbegeleider.<br />

Gesteld noch gebleken is dat de stagiaire voor zijn werkzaamheden recht had op loon.<br />

8. <strong>Het</strong> hof gaat er, met partijen, vanuit dat de tussen de stagiaire en X bestaande overeenkomst niet (ook) het<br />

karakter van een arbeidsovereenkomst heeft. <strong>De</strong> stagiaire verrichtte weliswaar gedurende zekere tijd arbeid<br />

(zij het niet louter met een productief doel) voor X en was gehouden de <strong>in</strong>structies van X op te volgen, maar<br />

het ontbreken van aanspraak op loon staat aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst <strong>in</strong> de weg.<br />

9. Wanneer een werknemer bij het verrichten van zijn werkzaamheden <strong>in</strong> dienst van de werkgever schade<br />

toebrengt aan de werkgever of een derde, is de werknemer op grond van het bepaalde <strong>in</strong> artikel 7:661 BW en<br />

7:170 lid 3 BW <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel slechts aansprakelijk jegens de werkgever wanneer de schade het gevolg is van<br />

zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Wanneer de werknemer zelf schade lijdt bij het verrichten van zijn<br />

werkzaamheden en de werkgever is tekortgeschoten <strong>in</strong> zijn zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW, staat het feit<br />

dat de schade ook het gevolg is van het eigen handelen of nalaten van de werknemer slechts aan (volledige)<br />

aansprakelijkheid van de werkgever voor de schade <strong>in</strong> de weg <strong>in</strong>dien de schade <strong>in</strong> belangrijke mate het gevolg<br />

is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Voor werknemers geldt dan ook een bijzonder<br />

aansprakelijkheidsregiem dat er op neerkomt dat zij, <strong>in</strong> afwijk<strong>in</strong>g van wat anders zou gelden, slechts<br />

aansprakelijk zijn voor door hen bij de uitvoer<strong>in</strong>g van hun werkzaamheden aangerichte schade bij opzet of<br />

bewuste roekeloosheid.<br />

10. Zowel voor de door een werknemer aan derden en aan de werkgever toegebrachte schade als voor de<br />

eigen schade van de werknemer geldt, gelet op wat hiervoor is overwogen, een bijzondere regel van<br />

aansprakelijkheid, die er op neerkomt dat de werknemer (<strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel) slechts aansprakelijk is voor door hem<br />

veroorzaakte schade dan wel de eigen schade moet dragen wanneer de schade het gevolg is van zijn opzet of<br />

bewuste roekeloosheid. <strong>De</strong> vraag rijst of dat aansprakelijkheidsregiem ook geldt voor de door de stagiaire bij X<br />

veroorzaakte schade.<br />

11. Bij het antwoord op deze vraag overweegt het hof dat wanneer de stagiaire bij zijn <strong>in</strong> het kader van de<br />

stage verrichte werkzaamheden voor X door een fout schade zou hebben toegebracht aan een derde, X gelet<br />

op de hiervoor omschreven rechtsverhoud<strong>in</strong>g tussen beiden, naar het oordeel van het hof, op grond van artikel<br />

6:170 lid 1 BW aansprakelijk zou zijn jegens die derde. Omdat X een <strong>in</strong>structiebevoegdheid heeft ten aanzien<br />

van de door de stagiaire te verrichten werkzaamheden <strong>in</strong> het kader van de stage, is de stagiaire te<br />

beschouwen als de ondergeschikte <strong>in</strong> dienst van X <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 6:170 lid 1 BW. In dat geval zou de<br />

stagiaire <strong>in</strong> de onderl<strong>in</strong>ge verhoud<strong>in</strong>g tot X <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel niet hoeven bij te dragen aan de schade, tenzij de<br />

schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid (vgl. artikel 6:170 lid 3 BW).<br />

12. Wanneer de stagiaire bij zijn werkzaamheden <strong>in</strong> opdracht van X schade zou hebben geleden, zou X – bij<br />

schend<strong>in</strong>g van zijn zorgverplicht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 7:658 lid 1 BW – aansprakelijk zijn voor deze schade,<br />

tenzij deze <strong>in</strong> belangrijke mate het gevolg zou zijn van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. In dit verband<br />

overweegt het hof dat artikel 7:658 lid 4 BW bepaalt dat artikel 7:658 BW ook van toepass<strong>in</strong>g is wanneer<br />

iemand <strong>in</strong> de uitoefen<strong>in</strong>g van een <strong>beroep</strong> of bedrijf een ander arbeid laat verrichten en die ander schade lijdt <strong>in</strong><br />

de uitoefen<strong>in</strong>g van zijn werkzaamheden. Naar het oordeel van het hof valt een stagiaire die, zoals de stagiaire,<br />

werkzaamheden verricht <strong>in</strong> het bedrijf van een ander en gehouden is diens <strong>in</strong>structies te volgen, onder het<br />

bereik van artikel 7:658 lid 4 BW (vgl. ook hof Arnhem 7 mei 1996, JAR 1996, 127).<br />

5


13. In twee van de drie hiervoor onderscheiden mogelijke situaties van schade – eigen schade en schade aan<br />

een derde – is de voor een werknemer geldende bijzondere regel van aansprakelijkheid dus ook van<br />

toepass<strong>in</strong>g op een stagiaire. <strong>Het</strong> ligt dan ook voor de hand dat de bijzondere regel ook van toepass<strong>in</strong>g is op de<br />

derde situatie, die van de schade aan het stagebedrijf. In dit verband overweegt het hof dat uit de<br />

wetsgeschiedenis van artikel 7:661 BW volgt dat de wetgever voor wat betreft de aansprakelijkheid van de<br />

werknemer jegens de werkgever één regime van toepass<strong>in</strong>g wilde doen zijn dat niet onderscheidt naargelang<br />

het geval b<strong>in</strong>nen of buiten artikel 6:170 lid 3 BW valt (vgl. Kamerstukken II 1985/86, 17 896, nr. 8, pag. 27).<br />

Niet voor niets is de tekst van het slot van artikel 6:170 lid 3 BW, dat uitsluitend van toepass<strong>in</strong>g is op de<br />

schade jegens derden, gelijk aan die van artikel 7:661 lid 1 BW, dat ook van toepass<strong>in</strong>g is op de schade<br />

jegens de werkgever. Onder deze omstandigheden acht het hof de conclusie verantwoord de regel van artikel<br />

7:661 lid 1 BW betreffende de aansprakelijkheid van een werknemer voor schade aan zijn werkgever ook van<br />

toepass<strong>in</strong>g te achten op een stagiaire, ondanks het feit dat <strong>in</strong> artikel 7:661 BW een met artikel 7:758 lid 4 BW<br />

vergelijkbare bepal<strong>in</strong>g ontbreekt.<br />

14. X heeft betoogd dat het de bescherm<strong>in</strong>g van de derde, diens rechtszekerheid, is die artikel 6:170 lid 3 BW<br />

“strenger” lijkt te maken dan artikel 7:661 BW. Dit betoog gaat niet op. Artikel 6:170 lid 3 BW creëert geen<br />

ruimere aansprakelijkheid jegens derden, maar ziet juist op de <strong>in</strong>terne verhoud<strong>in</strong>g tussen pr<strong>in</strong>cipaal en<br />

ondergeschikte.<br />

15. Hiervoor heeft het hof overwogen dat op grond van artikel 7:661 lid 1 BW een werknemer – en naar het<br />

oordeel van het hof ook een stagiaire – <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel slechts aansprakelijk is voor door hem veroorzaakte<br />

schade aan de werkgever bij opzet of bewuste roekeloosheid. Op grond van het slot van artikel 7:661 lid 1 BW<br />

kan uit de omstandigheden van het geval, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien.<br />

In <strong>eerste</strong> aanleg heeft X aangevoerd dat er reden is om de hoofdregel van artikel 7:661 lid 1 BW buiten<br />

toepass<strong>in</strong>g te laten. Hij heeft er <strong>in</strong> dat verband op gewezen dat <strong>in</strong> de praktijkovereenkomst is bepaald dat<br />

Helicon een verzeker<strong>in</strong>g afsluit voor door de stagiaire veroorzaakte schade. Ook het karakter van de<br />

overeenkomst – een stageovereenkomst, waarbij het belang van de stagiaire overheerst – is volgens X een<br />

argument voor het buiten toepass<strong>in</strong>g laten van de hoofdregel.<br />

16. <strong>Het</strong> hof volgt X niet <strong>in</strong> dit betoog. Uit de wetgeschiedenis betreffende artikel 6:170 lid 3 BW – welke<br />

bepal<strong>in</strong>g, zoals hiervoor is overwogen, een identieke uitzonder<strong>in</strong>gsclausule heeft – volgt dat het moet gaan om<br />

uitzonderlijke gevallen (Parl. Gesch. Boek 6 BW, pag. 728). <strong>Het</strong> enkele feit dat de (pseudo) werknemer<br />

verzekerd is voor de schade vormt naar het oordeel van het hof onvoldoende rechtvaardig<strong>in</strong>g voor het<br />

aannemen van een ruimere aansprakelijkheidsnorm. <strong>De</strong> aard van de overeenkomst rechtvaardigt een<br />

dergelijke verschuiv<strong>in</strong>g evenm<strong>in</strong>, ook niet <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met de verzeker<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> moge zo zijn dat een stagiaire<br />

doorgaans m<strong>in</strong>der productief zal zijn dan een (ervaren) werknemer, maar een stagiaire ontvangt voor zijn<br />

<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot een werknemer, ook geen salaris. Anders dan X betoogt, kan er dan ook niet<br />

van worden uitgegaan dat het vooral de stagiaire is die belang heeft bij de stage. Bovendien geldt voor een<br />

stagiaire, net als voor een werknemer, dat hij door <strong>in</strong> het (stage)bedrijf te werken wordt blootgesteld aan het<br />

risico dat hij bij die werkzaamheden schade toebrengt of oploopt. <strong>De</strong> hoofdregel van artikel 7:661 lid 1 BW<br />

beoogt de werknemer nu juist tegen dat risico te beschermen. Ten slotte is bij een stage per def<strong>in</strong>itie geen<br />

sprake van een situatie dat de (pseudo)werknemer een grote mate van zeggenschap heeft over de<br />

ondernem<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> de werkzaamheden worden verricht en over de aard en de omstandigheden van die<br />

werkzaamheden, noch van een situatie waar<strong>in</strong> werkgever en werknemer m<strong>in</strong> of meer gelijkwaardig zijn. In die<br />

laatste situatie, die zich zal kunnen voordoen wanneer de werknemer een leid<strong>in</strong>ggevende functie vervult, is er<br />

m<strong>in</strong>der reden de werknemer te beschermen dan <strong>in</strong> een situatie waar<strong>in</strong> iemand als stagiaire werkzaamheden<br />

verricht.<br />

17. <strong>De</strong> slotsom is dat het hof geïntimeerden volgt <strong>in</strong> hun stell<strong>in</strong>g dat de stagiaire slechts aansprakelijk is voor<br />

de bij X ontstane schade, wanneer deze schade het gevolg is van zijn opzettelijk of bewust roekeloos<br />

handelen. <strong>De</strong> grief <strong>in</strong> het <strong>in</strong>cidenteel appel slaagt dan ook.<br />

6


18. <strong>Het</strong> hof zal nagaan of de stagiaire opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld heeft, zoals X heeft gesteld.<br />

<strong>Het</strong> hof stelt daarbij voorop dat voor opzet of bewuste roekeloosheid allereerst vereist is dat het handelen een<br />

opzettelijk of bewust roekeloos karakter heeft, dat wil zeggen dat de werknemer met zijn handelen het<br />

toebrengen van schade beoogt dan wel de kans dat door dat handelen schade ontstaat aanvaardt. Bovendien<br />

is vereist dat de werknemer zich direct voorafgaand aan zijn handelen daadwerkelijk bewust moet zijn van het<br />

roekeloze karakter ervan (vgl. Hoge Raad 14 oktober 2005, LJN AU2235, JAR 2005, 271). Stelplicht en<br />

bewijslast ten aanzien van de opzet of bewuste roekeloosheid rusten op de werkgever.<br />

19. Aan zijn stell<strong>in</strong>g dat van opzet of bewuste roekeloosheid sprake is, heeft X ten grondslag gelegd (conclusie<br />

van repliek nrs. 15-17) dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dier ernstige gezondheidsschade<br />

kan onderv<strong>in</strong>den van de blootstell<strong>in</strong>g aan giftige stoffen en dat ook uit de gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g op de verpakk<strong>in</strong>g<br />

van Tegodor was vermeld dat vernevel<strong>in</strong>g niet is toegestaan en dat het middel bij voorkeur niet toegepast<br />

dient te worden <strong>in</strong> ruimten waar<strong>in</strong> zich levende dieren bev<strong>in</strong>den terwijl er ook “red flags” op de<br />

gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g te lezen waren. In de memorie van grieven (nr. 26) heeft X benadrukt dat de stagiaire<br />

geheel zelfstandig en tegen zijn <strong>in</strong>structie <strong>in</strong> gehandeld heeft door de levende konijnen “overvloedig te<br />

besprenkelen” met Tegodor. Volgens X had de stagiaire slechts de opdracht om een ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel op te<br />

halen, niet om het ook – en nog wel op deze wijze – te gebruiken.<br />

20. Ook wanneer de stagiaire, zoals X stelt maar de stagiaire gemotiveerd heeft betwist, zonder daartoe<br />

strekkende opdracht van X de stal heeft besprenkeld met Tegodor heeft hij naar het oordeel van het hof niet<br />

opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld <strong>in</strong> de hiervoor omschreven betekenis. Daarbij neemt het hof <strong>in</strong><br />

aanmerk<strong>in</strong>g dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de stagiaire <strong>in</strong> opdracht van X een re<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gsmiddel<br />

is gaan zoeken met het oog op de ontsmett<strong>in</strong>g van (een deel van) de stal. Gesteld noch gebleken is dat X de<br />

stagiaire toen heeft gewaarschuwd voor het gebruik van het middel. de stagiaire hoefde zich er dan ook,<br />

ondanks de gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g op de verpakk<strong>in</strong>g van de Tegodor, niet van bewust te zijn dat het gebruik van<br />

dat middel <strong>in</strong> een stal met levende dieren onder alle omstandigheden gevaarlijk was en tot schade zou kunnen<br />

leiden. X had hem immers juist met het oog op het re<strong>in</strong>igen van de stal het middel, dat ook op het bedrijf voor<br />

handen was, laten halen. <strong>Het</strong> hof tekent daarbij aan dat op de verpakk<strong>in</strong>g van Tegodor het gebruik van het<br />

middel <strong>in</strong> een stal met levende dieren niet wordt verboden, maar (ook nog betrekkelijk voorzichtig) wordt<br />

afgeraden, zodat de stagiaire door het middel <strong>in</strong> een stal met levende dieren te gebruiken daarmee nog niet <strong>in</strong><br />

strijd met de gebruiksvoorschriften heeft gehandeld. Naar het oordeel van het hof volgt dan ook uit de eigen<br />

stell<strong>in</strong>gen van X al niet dat de stagiaire zich er voorafgaand aan zijn handelen daadwerkelijk van bewust was<br />

dat hij door zo te handelen schade zou toebrengen aan de konijnen van X, dan wel de kans op het ontstaan<br />

van schade aanvaardde.<br />

21. <strong>Het</strong> hof laat bij het bovenstaande nog buiten beschouw<strong>in</strong>g dat de stagiaire heeft gesteld dat hij <strong>in</strong> overleg<br />

met en <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g met de <strong>in</strong>structies van X het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel <strong>in</strong> de stal heeft gebruikt door de<br />

stal met behulp van een handveger met het middel te besprenkelen, waarbij hij één dop van het middel heeft<br />

vermengd met 12 liter water. Aldus heeft de stagiaire de stell<strong>in</strong>gen van X gemotiveerd betwist. X, op wie de<br />

bewijslast rust, heeft slechts een (zeer) algemeen bewijsaanbod gedaan. Ook wanneer de stell<strong>in</strong>gen van X de<br />

conclusie zouden kunnen dragen dat sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid, zouden deze<br />

stell<strong>in</strong>gen, bij gebreke van een toereikend bewijsaanbod, niet tot succes hebben kunnen leiden.<br />

22. <strong>De</strong> slotsom is dat de vorder<strong>in</strong>g van X op de stagiaire niet toewijsbaar is. <strong>De</strong> grieven 2 en 3 <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal<br />

appel zijn gebaseerd op het, onjuist gebleken, uitgangspunt dat voor de stagiaire de algemene<br />

aansprakelijkheidsnorm geldt. Om die reden falen ze, wat er verder ook van zij.<br />

23. Grief 4 <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel betreft de primaire grondslag van de vorder<strong>in</strong>g van X op Helicon, artikel<br />

6:170 BW. <strong>Het</strong> hof is met de rechtbank van oordeel dat Helicon niet op grond van artikel 6:170 lid 1 BW<br />

aansprakelijk is voor door haar stagiaires gemaakte fouten. <strong>Het</strong> hof verenigt zich met wat de rechtbank<br />

daarover <strong>in</strong> rechtsoverweg<strong>in</strong>g 4.6 heeft overwogen en voegt daar nog het volgende aan toe.<br />

7


24. Een leerl<strong>in</strong>g van een school is geen ondergeschikte van de school <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 6:170 BW, ook niet<br />

wanneer de leerl<strong>in</strong>g als stagiaire bij een stagebedrijf wordt tewerkgesteld. Tussen de leerl<strong>in</strong>g en de school <strong>in</strong><br />

het <strong>beroep</strong>sonderwijs bestaat een privaatrechtelijke rechtsverhoud<strong>in</strong>g. Die rechtsverhoud<strong>in</strong>g komt onder meer<br />

tot uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het bestaan van een onderwijsovereenkomst (vgl. artikel 8.1.3 van de Wet educatie en<br />

<strong>beroep</strong>sonderwijs). School en leerl<strong>in</strong>g hebben over en weer rechten en verplicht<strong>in</strong>gen. <strong>De</strong> kernverplicht<strong>in</strong>g van<br />

de school is, kort gezegd, het verstrekken van onderwijs aan de leerl<strong>in</strong>g. Een leerl<strong>in</strong>g die stage loopt, doet dat<br />

<strong>in</strong> het kader van die verplicht<strong>in</strong>g van de school jegens hem en niet ten behoeve van de school. Hij verricht<br />

geen dienst aan de school, maar – uite<strong>in</strong>delijk en hij wordt daartoe door de school <strong>in</strong> de gelegenheid gesteld –<br />

aan zichzelf. Daar<strong>in</strong> verschilt zijn taak van die van de ondergeschikte <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 6:170 BW. <strong>De</strong><br />

laatste verricht zijn taak ten behoeve van degene die hem deze heeft opgedragen. <strong>Het</strong> verrichten van die taak<br />

behelst een prestatie jegens de opdrachtgever en is niet, zoals bij de stagiaire, uite<strong>in</strong>delijk een <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van de<br />

prestatie van de opdrachtgever, te weten het verstrekken van onderwijs. <strong>De</strong> ratio van artikel 6:170 BW – kort<br />

gezegd: dat wie <strong>in</strong> het maatschappelijk verkeer ten eigen behoeve gebruik maakt van de diensten van een<br />

ander jegens derden ook verantwoordelijk is voor de fouten van die derden – is dan ook niet van toepass<strong>in</strong>g<br />

op de verhoud<strong>in</strong>g tussen een school en een leerl<strong>in</strong>g die stage loopt.<br />

25. Dat sommige scholen, zoals X stelt, <strong>in</strong> stageovereenkomsten hebben opgenomen dat zij aansprakelijk zijn<br />

voor schade door fouten van leerl<strong>in</strong>gen, betekent niet dat artikel 6:170 BW op de verhoud<strong>in</strong>g school-stagiaire<br />

van toepass<strong>in</strong>g is. <strong>Het</strong> staat partijen vrij om <strong>in</strong> afwijk<strong>in</strong>g van de regels die gelden voor wettelijke<br />

aansprakelijkheid, afspraken te maken over de aansprakelijkheid.<br />

26. <strong>De</strong> slotsom is dat de grief faalt.<br />

27. Grief 5 <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel betreft de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag van de vorder<strong>in</strong>g van X<br />

op Helicon. Volgens X rustte op de school een extra zorgplicht gelet op de slechte prestaties van de stagiaire<br />

bij eerdere stages. Die zorgplicht brengt, naar het hof de stell<strong>in</strong>gen van X (memorie van grieven nr. 41)<br />

begrijpt, mee dat Helicon gehouden was om de stagiaire <strong>in</strong>tensiever te begeleiden dan wel om hem, X, over<br />

de slechte resultaten van de stagiaire bij eerdere stages te <strong>in</strong>formeren. Door deze zorgplicht te schenden heeft<br />

Helicon onrechtmatig gehandeld jegens hem dan wel is zij toerekenbaar tekortgeschoten, aldus X.<br />

28. <strong>Het</strong> hof zal er bij de besprek<strong>in</strong>g van deze grief vanuit gaan dat de stagiaire <strong>in</strong>derdaad, zoals X stelt, stages<br />

bij een varkens- en een runderenbedrijf heeft “verknoeid”. geïntimeerden hebben deze stell<strong>in</strong>g onvoldoende<br />

weersproken. <strong>Het</strong> had, nu zij over de relevante <strong>in</strong>formatie zoals stagerapporten en -beoordel<strong>in</strong>gen beschikken,<br />

op hun weg gelegen om <strong>in</strong>formatie te verstrekken over deze stages. <strong>Het</strong> hof gaat er verder vanuit dat de<br />

stagiaire eerder stage heeft gelopen op een konijnenbedrijf en toen een 7,5 heeft gehaald. <strong>De</strong> rechtbank heeft<br />

dat vastgesteld en tegen deze vaststell<strong>in</strong>g heeft X geen grief gericht.<br />

29. Naar het oordeel van het hof rustte op Helicon niet de verplicht<strong>in</strong>g om X te <strong>in</strong>formeren over de twee<br />

mislukte stages. <strong>Het</strong> betrof stages bij twee andere bedrijven en tegenover deze stages stond een succesvolle<br />

stage bij een vergelijkbaar bedrijf. Dat de stagiaire niet over de kwaliteiten beschikte om een stage met succes<br />

te doorlopen heeft X ook niet gesteld en het volgt ook niet uit wat hij heeft aangevoerd over het verloop van de<br />

stage. X heeft geen meld<strong>in</strong>g gemaakt van andere <strong>in</strong>cidenten met en fouten van de stagiaire dan het <strong>in</strong>cident<br />

met het ontsmetten van de stal dat, naar tussen partijen vaststaat, aan het e<strong>in</strong>de van de stageperiode heeft<br />

plaatsgevonden. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de stagiaire tot aan het <strong>in</strong>cident, dus gedurende<br />

het overgrote deel van de stageperiode, naar tevredenheid van X heeft gefunctioneerd. Helicon hoefde, gezien<br />

het vorenstaande, dan ook geen reken<strong>in</strong>g te houden met een verhoogd risico op problemen wanneer de<br />

stagiaire bij X op diens konijnenbedrijf stage zou lopen.<br />

30. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat op Helicon ook niet de verplicht<strong>in</strong>g rustte om de stagiaire extra<br />

<strong>in</strong>tensief te begeleiden. Nu Helcon aan haar <strong>in</strong> de praktijkovereenkomst neergelegde begeleid<strong>in</strong>gsverplicht<strong>in</strong>g<br />

8


heeft voldaan – niet ter discussie staat dat de praktijkbegeleider van Helicon het bedrijf van X tijdens de<br />

stageperiode heeft bezocht –, heeft zij de op haar rustende zorgplicht niet geschonden.<br />

31. Bij het bovenstaande heeft het hof nog buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten dat, zoals geïntimeerden terecht<br />

hebben aangevoerd, zonder nadere toelicht<strong>in</strong>g, die ontbreekt, niet valt <strong>in</strong> te zien dat de schade niet zou zijn<br />

ontstaan wanneer X zou zijn geïnformeerd over de twee mislukte stages dan wel Helicon de stagiaire<br />

<strong>in</strong>tensiever zou hebben begeleid. Gesteld noch gebleken is dat X de praktijkovereenkomst niet zou zijn<br />

aangegaan wanneer hij wel zou zijn geïnformeerd dan wel wat hij, als hij de stagiaire desondanks als stagiaire<br />

zou hebben aangenomen, anders zou hebben gedaan dat de schade zou hebben voorkomen. Evenm<strong>in</strong> heeft<br />

X toegelicht waarom een <strong>in</strong>tensievere begeleid<strong>in</strong>g van de stagiaire door Helicon het <strong>in</strong>cident zou hebben<br />

voorkomen.<br />

32. Grief 6 <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel komt op tegen het oordeel van de rechtbank over de stell<strong>in</strong>g van X dat<br />

Helicon hem heeft bedrogen door hem niet te <strong>in</strong>formeren over de twee mislukte stages. Volgens de rechtbank<br />

is van bedrog <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 3:40 lid 3 BW (bedoeld zal zijn: 3:44 lid 3 BW) geen sprake. <strong>De</strong> grief faalt.<br />

Zoals hiervoor is overwogen, rustte op Helicon niet de verplicht<strong>in</strong>g om X te <strong>in</strong>formeren over de twee mislukte<br />

stages, zodat alleen al om die reden van bedrog geen sprake is. Bovendien heeft X de praktijkovereenkomst<br />

niet buitengerechtelijk vernietigd en heeft hij ook geen vernietig<strong>in</strong>g gevorderd, zodat niet duidelijk welk belang<br />

hij heeft bij een grief tegen het oordeel van de rechtbank dat van bedrog <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van artikel 3:44 lid 3 BW<br />

geen sprake is.<br />

Slotsom<br />

33. Grief 1 <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel slaagt gedeeltelijk, de overige grieven <strong>in</strong> het pr<strong>in</strong>cipaal appel falen. <strong>De</strong> grief<br />

<strong>in</strong> het <strong>in</strong>cidenteel appel slaagt. Nu het hof, net als de rechtbank, tot het oordeel komt dat de vorder<strong>in</strong>gen van X<br />

dienen te worden afgewezen, maar het dit oordeel voor wat betreft de vorder<strong>in</strong>g tegen de stagiaire baseert op<br />

een andere zorgvuldigheidsnorm, zal het hof het vonnis van de rechtbank onder aanvull<strong>in</strong>g van gronden<br />

bekrachtigen.<br />

34. X is ook <strong>in</strong> appel <strong>in</strong> het ongelijk gesteld. Om die reden zal hij worden veroordeeld <strong>in</strong> de proceskosten<br />

(geliquideerd salaris van de advocaat <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipaal en <strong>in</strong>cidenteel appel: 2 punten, tarief III). Over de<br />

proceskostenveroordel<strong>in</strong>g is wettelijke rente verschuldigd als gevorderd, doch met <strong>in</strong>gang van de door het hof<br />

vastgestelde <strong>in</strong>gangsdatum.<br />

<strong>De</strong> besliss<strong>in</strong>g<br />

<strong>Het</strong> gerechtshof:<br />

bekrachtigt, onder aanvull<strong>in</strong>g van gronden, het vonnis waarvan <strong>beroep</strong>;<br />

veroordeelt X <strong>in</strong> de proceskosten van het <strong>ged<strong>in</strong>g</strong> <strong>in</strong> <strong>hoger</strong> <strong>beroep</strong> en begroot deze kosten, voor zover tot op<br />

heden aan de zijde van geïntimeerden gevallen, op € 640,= aan verschotten en op € 2.316,= voor geliquideerd<br />

salaris van de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na<br />

beteken<strong>in</strong>g van dit arrest tot aan het tijdstip van betal<strong>in</strong>g;<br />

verklaart deze proceskostenveroordel<strong>in</strong>g uitvoerbaar bij voorraad;<br />

wijst het meer of anders gevorderde af.<br />

9


» Noot<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

<strong>Het</strong> Hof Arnhem, nzp Leeuwarden heeft <strong>in</strong> dit arrest overwogen dat het bepaalde <strong>in</strong> art. 7:661 BW analoog kan<br />

worden toegepast op de onderhavige kwestie waar het g<strong>in</strong>g om de schade van een konijnenhouderij (het<br />

stagebedrijf) veroorzaakt door het handelen van een stagiaire. <strong>De</strong> overweg<strong>in</strong>gen van het hof, die uite<strong>in</strong>delijk tot<br />

deze conclusie leiden, zijn <strong>in</strong>teressant en vernieuwend aangezien dit naar mijn weten het <strong>eerste</strong><br />

(gepubliceerde) arrest is waar<strong>in</strong> art. 7:661 BW analoog wordt toegepast op de situatie van een stagiaire.<br />

Graag schets ik het kader rondom de (werknemers)bescherm<strong>in</strong>g geboden door art. 7:661 en art. 6:170 lid 3<br />

BW.<br />

Toedracht<br />

<strong>De</strong> stagiaire (geboren op 28 maart 1988) heeft, <strong>in</strong> het kader van de opleid<strong>in</strong>g Bedrijfsleider/manager<br />

veehouderij, <strong>in</strong> de periode van 24 april t/m 9 juni 2006 stage gelopen bij een konijnenhouderij. Voorafgaand<br />

aan deze stage hebben de stagiaire, Helicon (het opleid<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stituut) en de konijnenhouderij een zogenaamde<br />

“Praktijkovereenkomst Beroepsopleid<strong>in</strong>g Leerweg (BOL)” gesloten. Relevant voor de onderhavige kwestie is<br />

onder meer de bepal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze overeenkomst ten aanzien van aansprakelijkheid en verzeker<strong>in</strong>g. <strong>De</strong> volgende<br />

tekst is opgenomen: “<strong>De</strong> school sluit voor de deelnemer een verzeker<strong>in</strong>g af tegen het f<strong>in</strong>anciële risico van<br />

wettelijke aansprakelijkheid voor schade aan de organisatie of derden en het f<strong>in</strong>anciële risico van ongevallen<br />

tijdens werk- en reisuren. <strong>Het</strong> eigen risico van de verzeker<strong>in</strong>g komt <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe voor reken<strong>in</strong>g van het BPVbedrijf”.<br />

Tijdens de stageperiode van de stagiaire is er een nieuwe stal op het bedrijf van de konijnenhouderij gereed<br />

gekomen en <strong>in</strong> de periode van 10 t/m 12 mei 2006 heeft de stagiaire, <strong>in</strong> opdracht van de konijnenhouderij,<br />

ongeveer tweehonderd voedsters van de oude naar de nieuwe stal overgezet. Enige tijd daarna heeft de<br />

stagiaire de nieuwe stal (middels gebruik van een handveger) besprenkeld met het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel<br />

Tegodor. Na gebruik van dit middel zijn b<strong>in</strong>nen een week honderd voedsters en een veelvoud aan jonge<br />

konijnen gestorven. Ook is er een terugval <strong>in</strong> het aantal jongen per worp van de overlevende voedsters<br />

vastgesteld. <strong>De</strong> konijnenhouderij heeft (de verzekeraar van) Helicon, alsmede de stagiaire aansprakelijk<br />

gesteld voor door haar geleden schade. <strong>De</strong> verzekeraar van Helicon is niet bereid geweest aansprakelijkheid<br />

te erkennen.<br />

Rechtsgronden<br />

<strong>De</strong> konijnenhouderij baseert haar vorder<strong>in</strong>g jegens de stagiaire op onrechtmatig handelen, door <strong>in</strong> strijd met de<br />

hem verstrekte <strong>in</strong>structies de gehele stal te ontsmetten met Tegodor, welk handelen als bewust roekeloos<br />

handelen aan de stagiaire kan worden toegerekend. Aan de vorder<strong>in</strong>g jegens Helicon legt de konijnenhouderij<br />

art. 6:170 lid 1 BW ten grondslag. Voorts wordt Helicon verweten zelfstandig onrechtmatig te hebben<br />

gehandeld door zonder extra toezicht de stagiaire bij de konijnenhouderij te plaatsen terwijl het Helicon bekend<br />

was dat de stagiaire bij eerdere stages uiterst slecht had gepresteerd.<br />

<strong>De</strong> Rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelde op 28 juli 2010 (uitspraak is niet gepubliceerd) dat het handelen van<br />

de stagiaire, gelet op zijn jeugdige leeftijd en positie als stagiaire, niet als onrechtmatige daad aan hem kon<br />

worden toegerekend. <strong>De</strong> rechtbank overwoog voorts dat art. 6:170 BW toepass<strong>in</strong>g mist en verwierp de stell<strong>in</strong>g<br />

dat Helicon zelfstandig onrechtmatig jegens de konijnenhouderij had gehandeld, dan wel dat er sprake was<br />

10


van een wanprestatie, <strong>in</strong> verband met onvoldoende onderbouw<strong>in</strong>g. Zowel de konijnenhouderij als de stagiaire<br />

en Helicon stellen <strong>hoger</strong> <strong>beroep</strong> <strong>in</strong>. <strong>Het</strong> hof beg<strong>in</strong>t met besprek<strong>in</strong>g van de grieven <strong>in</strong> het <strong>in</strong>cidentele appèl. <strong>De</strong><br />

stagiaire en Helicon zijn van men<strong>in</strong>g dat art. 7:661 BW naar analogie van toepass<strong>in</strong>g is op de verhoud<strong>in</strong>g<br />

tussen de konijnenhouderij en de stagiaire, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat de stagiaire slechts aansprakelijk kan zijn voor de<br />

door hem met opzet of bewuste roekeloosheid veroorzaakte schade.<br />

Art. 7:661 BW<br />

Art. 7:661 lid 1 BW regelt de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade die hij toebrengt bij de<br />

uitvoer<strong>in</strong>g van de arbeidsovereenkomst aan de werkgever of een derde. Indien een werknemer schade<br />

toebrengt, is hij slechts aansprakelijk jegens zijn werkgever of een derde wanneer er sprake is van opzet of<br />

bewuste roekeloosheid, tenzij uit de omstandigheden van het geval anders voortvloeit. Een vergelijkbare<br />

regel<strong>in</strong>g is opgenomen <strong>in</strong> art. 6:170 lid 3 BW, waar de (risico)aansprakelijkheid voor ondergeschikten is<br />

vastgelegd.<br />

Er is sprake van een bijzondere regel van aansprakelijkheid, die de werknemer beschermt <strong>in</strong> zijn relatie met de<br />

werkgever. In het “normale” overeenkomstenrecht wordt immers gekeken naar de aanwezigheid van<br />

toerekenbare schuld voor beoordel<strong>in</strong>g van de vraag of er sprake is van wanprestatie van één van de<br />

contractspartijen. Met schuld alleen kom je er dus niet bij toepass<strong>in</strong>g van art. 7:661 BW en art. 6:170 lid 3 BW.<br />

Slechts opzet of bewuste roekeloosheid leidt tot aansprakelijkheid (aan de zijde van de werknemer).<br />

<strong>Het</strong> hof heeft de stagiaire <strong>in</strong> het onderhavige arrest dezelfde bescherm<strong>in</strong>g gegeven als de werknemer en de<br />

bijzondere regel<strong>in</strong>g van art. 7:661 BW analoog toegepast. Een analoge toepass<strong>in</strong>g was noodzakelijk<br />

aangezien buiten kijf stond dat tussen de stagiaire en de konijnenhouderij geen arbeidsovereenkomst bestond.<br />

<strong>De</strong> relatie werd (slechts) beheerst door een praktijkovereenkomst. Voorts bevat art. 7:661 BW geen bepal<strong>in</strong>g<br />

waar<strong>in</strong> de positie van een stagiaire gelijk gesteld wordt met de positie van een werknemer, zoals bijvoorbeeld<br />

wel het geval is <strong>in</strong> art. 7:658 lid 4 BW, waarover later meer. <strong>Het</strong> hof onderbouwt zijn overweg<strong>in</strong>gen door een<br />

vergelijk<strong>in</strong>g te maken met een tweetal andere situaties. Allereerst de situatie waar<strong>in</strong> de stagiaire schade heeft<br />

toegebracht aan een derde en daarnaast de situatie waar<strong>in</strong> de stagiaire zelf schade heeft geleden.<br />

In de situatie waar<strong>in</strong> de stagiaire schade zou hebben toegebracht aan een derde concludeert het hof dat de<br />

konijnenhouderij daarvoor op grond van art. 6:170 lid 1 BW aansprakelijk zou zijn geweest. <strong>De</strong> reden daarvoor<br />

is dat de konijnenhouderij een <strong>in</strong>structiebevoegdheid had ten aanzien van de door de stagiaire te verrichten<br />

werkzaamheden <strong>in</strong> het kader van de stage. <strong>De</strong> stagiaire is derhalve te beschouwen als een ondergeschikte <strong>in</strong><br />

de z<strong>in</strong> van art. 6:170 lid 1 BW. In dat geval zou de stagiaire vervolgens, <strong>in</strong> de onderl<strong>in</strong>ge verhoud<strong>in</strong>g tot de<br />

konijnenhouderij, <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel niet hoeven bij te dragen aan de schade, tenzij de schade het gevolg is van opzet<br />

of bewuste roekeloosheid (art. 6:170 lid 3 BW). <strong>De</strong>ze redener<strong>in</strong>g van het hof is mijns <strong>in</strong>ziens de juiste. Voor<br />

toepasselijkheid van art. 6:170 BW is een arbeidsovereenkomst (en een aanspraak op loon) namelijk niet<br />

vereist. Er hoeft slechts sprake te zijn van een ondergeschiktheidsverhoud<strong>in</strong>g en deze lijkt zeker aanwezig <strong>in</strong><br />

de relatie tussen de stagiaire en de konijnenhouderij. In de praktijkovereenkomst is daartoe onder meer<br />

opgenomen dat de deelnemer verplicht is de b<strong>in</strong>nen het vakbedrijf, <strong>in</strong> het belang van orde, veiligheid en<br />

gezondheid, geldende regels, voorschriften en aanwijz<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> acht te nemen. Voorts heeft, voor zover blijkt uit<br />

het arrest van het hof, de konijnenhouderij haar <strong>in</strong>structiebevoegdheid ook niet betwist.<br />

Vervolgens maakt het hof de vergelijk<strong>in</strong>g met de situatie dat de stagiaire zelf schade zou hebben geleden. In<br />

dit kader is het bepaalde <strong>in</strong> art. 7:658 BW relevant. Op grond van dit artikel is de werkgever aansprakelijk voor<br />

de schade van een werknemer wanneer er sprake is van een zorgplichtschend<strong>in</strong>g door de werkgever. Alleen<br />

wanneer kan worden aangetoond dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid dient de werknemer zijn<br />

eigen schade te dragen. <strong>Het</strong> hof oordeelt dat de stagiaire valt onder het bereik van art. 7:658 lid 4 BW, waar<strong>in</strong><br />

11


is bepaald dat hij die <strong>in</strong> de uitoefen<strong>in</strong>g van zijn <strong>beroep</strong> of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met<br />

wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 t/m 3 aansprakelijk is voor de schade die<br />

deze persoon <strong>in</strong> de uitoefen<strong>in</strong>g van zijn werkzaamheden lijdt. <strong>De</strong> redener<strong>in</strong>g van het hof dat deze bepal<strong>in</strong>g ook<br />

geldt voor de stagiaire is juist. In dit kader wordt verwezen naar een uitspraak van de kantonrechter te<br />

Amsterdam van 20 juli 2001 («JAR» 2001/222) waar<strong>in</strong> werd geoordeeld dat de stageovereenkomst<br />

aangemerkt kan worden als een arbeidsrelatie als bedoeld <strong>in</strong> art. 7:658 lid 4 BW. In de parlementaire<br />

geschiedenis bij art. 7:658 lid 4 BW (Kamerstukken II 1997/98, 25 263, nr. 14, p. 6) is een en ander ook met<br />

zoveel worden opgenomen met een verwijz<strong>in</strong>g naar een arrest van het Hof Arnhem van 7 mei 1996 («JAR»<br />

1996/127).<br />

<strong>Het</strong> hof redeneert vervolgens dat aangezien <strong>in</strong> deze twee situaties de bijzondere aansprakelijkheidsregel van<br />

toepass<strong>in</strong>g is en de schade niet door de stagiaire hoeft te worden gedragen het voor de hand ligt dat de<br />

bijzondere regel ook van toepass<strong>in</strong>g is op de derde situatie, die van de schade aan het stagebedrijf. Uit de<br />

parlementaire geschiedenis bij art. 7:661 kan <strong>in</strong> dit kader worden afgeleid dat de wetgever ook voor ogen heeft<br />

gehad om één regime van toepass<strong>in</strong>g te laten zijn op de aansprakelijkheid van de werknemer jegens de<br />

werkgever (Kamerstukken II 1987/88, 17 896, nr. 8, p. 28). Ondanks dat <strong>in</strong> art. 7:661 BW een met art. 7:658 lid<br />

4 BW vergelijkbare bepal<strong>in</strong>g ontbreekt acht het hof de conclusie verantwoord de bijzondere regel van art.<br />

7:661 lid 1 BW ook van toepass<strong>in</strong>g te doen zijn op de stagiair.<br />

<strong>De</strong> overweg<strong>in</strong>gen van het hof lijken mij juist en ik kan mij v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de bescherm<strong>in</strong>gsgedachte ten aanzien van<br />

de positie van de stagiaire, die immers zonder verwerv<strong>in</strong>g van salaris werkzaamheden heeft verricht ten<br />

dienste van de konijnenhouderij. <strong>De</strong> hoofdregel is derhalve van toepass<strong>in</strong>g. Echter vrijwel iedere hoofdregel<br />

kent uitzonder<strong>in</strong>gen, zo ook art. 7:661 BW. <strong>De</strong> uitzonder<strong>in</strong>gssituatie is verwoord <strong>in</strong> de laatste volz<strong>in</strong> van lid 1 <strong>in</strong><br />

samenhang met lid 2 van art. 7:661 BW. Omstandigheden van het geval, mede gelet op de aard van de<br />

overeenkomst, kunnen er toe leiden dat, ook zonder dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, de<br />

schade voor reken<strong>in</strong>g komt van de werknemer. Dit moet dan wel schriftelijk zijn overeengekomen en de<br />

werknemer moet ter zake verzekerd zijn.<br />

<strong>De</strong> konijnenhouderij heeft <strong>in</strong> rechte aangevoerd dat er redenen zijn om een uitzonder<strong>in</strong>g te maken op de<br />

hoofdregel. <strong>De</strong> konijnenhouderij heeft zich daarbij <strong>beroep</strong>en op het feit dat <strong>in</strong> de praktijkovereenkomst is<br />

opgenomen dat Helicon een verzeker<strong>in</strong>g had afgesloten voor door de stagiaire veroorzaakte schade.<br />

Daarnaast is betoogd dat het karakter van de stageovereenkomst, waarbij het belang van de stagiaire voorop<br />

staat, aanleid<strong>in</strong>g zou moeten zijn om de hoofdregel buiten toepass<strong>in</strong>g te laten. <strong>Het</strong> hof gaat daar echter niet <strong>in</strong><br />

mee. <strong>Het</strong> hof heeft aansluit<strong>in</strong>g gezocht bij hetgeen <strong>in</strong> de wetsgeschiedenis is bepaald bij art. 6:170 lid 3 BW.<br />

Daaruit volgt dat alleen <strong>in</strong> uitzonderlijke gevallen afwijk<strong>in</strong>g van de hoofdregel mogelijk is. Kort gezegd oordeelt<br />

het hof dat het enkele feit dat de stagiaire verzekerd is voor de schade onvoldoende rechtvaardig<strong>in</strong>g biedt voor<br />

het aannemen van een ruimere aansprakelijkheidsnorm. <strong>De</strong> aard van de overeenkomst rechtvaardigt dat<br />

evenm<strong>in</strong>. <strong>Het</strong> hof is van men<strong>in</strong>g dat niet aangenomen kan worden dat het vooral de stagiaire is geweest die<br />

belang had bij de stage.<br />

<strong>De</strong> schriftelijke “escape” opgenomen <strong>in</strong> de praktijkovereenkomst leidt er niet toe dat het hof afwijkt van de<br />

hoofdregel. Hoewel dit niet met zoveel woorden terug kan worden gelezen <strong>in</strong> het arrest kan ik mij zo<br />

voorstellen dat de bepal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de overeenkomst ook niet concreet genoeg is opgesteld om toepass<strong>in</strong>g van de<br />

uitzonder<strong>in</strong>gssituatie mogelijk te maken. In een bepal<strong>in</strong>g hadden partijen mijns <strong>in</strong>ziens expliciet moeten<br />

overeenkomen dat schade veroorzaakt door de stagiaire, zelfs wanneer er geen sprake is van opzet of<br />

bewuste roekeloosheid, voor reken<strong>in</strong>g van de stagiaire zou komen. Terzijde wordt nog opgemerkt dat de<br />

wetgever <strong>in</strong> de toelicht<strong>in</strong>g bij art. 7:661 lid 2 BW heeft aangegeven dat de uitzonder<strong>in</strong>g met name speelt <strong>in</strong> de<br />

situatie dat de werknemer een eigen auto gebruikt waarvan de aansprakelijkheidsverzeker<strong>in</strong>g op zijn naam<br />

staat (Kamerstukken II 1987/88, 17 896, nr. 8, p. 28).<br />

12


Opzet of bewuste roekeloosheid<br />

Art. 7:661 BW is van toepass<strong>in</strong>g en het hof heeft zich vervolgens uitgelaten over de aanwezigheid van opzet of<br />

bewuste roekeloosheid aan de zijde van de stagiaire. <strong>Het</strong> hof heeft aansluit<strong>in</strong>g gezocht bij het arrest City Tax<br />

BV/<strong>De</strong> Boer (HR 14 oktober 2005, «JAR» 2005/271, NJ 2005, 539). In dit arrest g<strong>in</strong>g het om vergoed<strong>in</strong>g van<br />

zaakschade door een werknemer. Een taxichauffeur had zijn auto beschadigd, omdat hij ondanks een<br />

<strong>in</strong>rijverbod wegens werkzaamheden, een straat was <strong>in</strong>gereden. <strong>De</strong> werkgever stelde de taxichauffeur (de<br />

werknemer) aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. In dit arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat<br />

voor bewust roekeloos handelen <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van art. 7:661 lid 1 BW vereist is dat de werknemer voorafgaand<br />

aan het ongeval zich daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedrag<strong>in</strong>g. Voorts wordt<br />

aangehaald dat het handelen pas een opzettelijk of bewust roekeloos karakter heeft wanneer de werknemer<br />

met zijn handelen het toebrengen van schade heeft beoogd dan wel de kans dat door dat handelen schade<br />

ontstaat heeft aanvaard.<br />

Met deze overweg<strong>in</strong>gen heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk aangegeven dat bij beantwoord<strong>in</strong>g van de vraag of<br />

er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van art. 7:661 BW dezelfde maatstaf moet worden<br />

gehanteerd als bij de beoordel<strong>in</strong>g van de vraag of er sprake is van eigen schuld van de werknemer bij een<br />

arbeidsongeval of het ontstaan van een <strong>beroep</strong>sziekte <strong>in</strong>gevolge art. 7:658 lid 2 BW. Wederom komt de<br />

bescherm<strong>in</strong>gsgedachte om de hoek kijken, aangezien de bepal<strong>in</strong>g tot doel heeft de werknemer te beschermen<br />

tegen eigen onvoorzichtigheid die het gevolg is van de dagelijkse omgang met mach<strong>in</strong>es, werktuigen en<br />

gereedschappen.<br />

In de klassieke arresten Pollemans/Hoondert (HR 20 september 1996, NJ 1997, 198, «JAR» 1996/203) en<br />

Van der Wiel/Philips (HR 11 september 1998, NJ 1998, 870, «JAR» 1998/212) heeft de Hoge Raad reeds<br />

overwogen dat een werkgever slechts aan aansprakelijkheid jegens de werknemer kan ontkomen wanneer hij<br />

aantoont dat de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande<br />

gedrag<strong>in</strong>g van het roekeloos karakter van die gedrag<strong>in</strong>g daadwerkelijk bewust is geweest.<br />

<strong>De</strong> lat voor het aannemen van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer (of stagiaire)<br />

ligt derhalve hoog. Een aantal jaren geleden heeft het Hof ’s-Gravenhage (17 juli 2008, «JA» 2008/125) wel de<br />

mogelijkheid gezien om een gedrag<strong>in</strong>g van een werknemer als bewust roekeloos te betitelen. <strong>Het</strong> betrof een<br />

werknemer die zich (voor zijn plezier) had vastgegrepen aan een takel van een kraan om zich een stukje mee<br />

omhoog te laten hijsen. Dit liep echter niet goed af, omdat er een sterke w<strong>in</strong>d stond en de werknemer boven<br />

steigermateriaal werd geblazen en hij de takel niet meer durfde los te laten om naar beneden te spr<strong>in</strong>gen.<br />

Vervolgens is hij vanaf 13 meter hoogte naar beneden gevallen en heeft hij ernstig letsel opgelopen. Volgens<br />

het hof kwam dit gedrag niet voort uit onvoorzichtigheid. Aan de gedrag<strong>in</strong>g was een groot ongevalsrisico<br />

verbonden en volgens het hof moet de werknemer zich direct voorafgaand aan het ongeval bewust zijn<br />

geweest van het roekeloze karakter van zijn gedrag<strong>in</strong>g.<br />

<strong>De</strong> konijnenhouderij heeft aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dier ernstige<br />

gezondheidsschade kan onderv<strong>in</strong>den door blootstell<strong>in</strong>g aan giftige stoffen, zoals Tegodor. Verder was op de<br />

gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g van het betreffende ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel vermeld dat vernevel<strong>in</strong>g niet was toegestaan en<br />

dat het middel bij voorkeur niet toegepast diende te worden <strong>in</strong> ruimten waar zich levende dieren bevonden. <strong>De</strong><br />

konijnenhouderij stelde dat de stagiaire geheel op eigen houtje en tegen haar <strong>in</strong>structies <strong>in</strong> heeft gehandeld<br />

door de konijnen “overvloedig te besprenkelen” met het besmett<strong>in</strong>gsmiddel. Volgens de konijnenhouderij had<br />

de stagiaire slechts de opdracht gekregen om een ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel op te halen en niet om het (op deze<br />

wijze) te gebruiken.<br />

<strong>De</strong> stagiair betwist dat hij zonder daartoe strekkende opdracht de stal heeft besprenkeld met Tegodor, maar<br />

ook al had de stagiaire wel zelfstandig gehandeld dan nog kan er volgens het hof geen sprake zijn van opzet<br />

of bewuste roekeloosheid. Vast staat volgens het hof dat de stagiaire de opdracht had gekregen om Tegodor<br />

13


te zoeken met het oog op ontsmett<strong>in</strong>g van de stal. <strong>De</strong> konijnenhouderij heeft op dat moment niet<br />

gewaarschuwd voor het gebruik van het middel. <strong>De</strong> stagiaire hoefde zich er niet van bewust te zijn dat het<br />

gebruik onder alle omstandigheden gevaarlijk was en tot schade zou leiden. <strong>De</strong> gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g geeft<br />

daarnaast geen verbod op gebruik van het middel <strong>in</strong> een stal met levende dieren, maar het wordt slechts<br />

(voorzichtig) afgeraden. <strong>Het</strong> hof concludeert dan ook dat de stagiaire voorafgaand aan zijn handelen zich er<br />

niet bewust van is geweest dat zijn handelen schade zou opleveren, dan wel dat hij de kans op het ontstaan<br />

van schade heeft aanvaard door gebruik van het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel.<br />

Art. 6:170 lid 1 BW<br />

In pr<strong>in</strong>cipaal appèl komen dan nog een aantal grieven van de konijnenhouderij aan de orde. Dit brengt de<br />

konijnenhouderij echter ook niet verder. <strong>Het</strong> hof heeft geoordeeld dat een leerl<strong>in</strong>g van een school niet kan<br />

worden gezien als een ondergeschikte van de school <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> van art. 6:170 BW, ook niet wanneer de leerl<strong>in</strong>g<br />

als stagiaire bij een stagebedrijf tewerk wordt gesteld. Terecht wordt overwogen dat tussen de leerl<strong>in</strong>g en de<br />

school een privaatrechtelijke rechtsverhoud<strong>in</strong>g bestaat en de leerl<strong>in</strong>g verricht b<strong>in</strong>nen de<br />

onderwijsovereenkomst geen dienst aan de school, maar uite<strong>in</strong>delijk aan zichzelf. Op Helicon rust daarom<br />

geen (risico)aansprakelijkheid ten opzichte van het handelen van de stagiaire.<br />

Ten aanzien van de aantijg<strong>in</strong>g van de konijnenhouderij dat Helicon haar had moeten <strong>in</strong>formeren over eerdere<br />

(slechte) prestaties van de stagiaire en dat Helicon had moeten zorg dragen voor extra <strong>in</strong>tensieve begeleid<strong>in</strong>g<br />

is het hof kort. Helicon had deze verplicht<strong>in</strong>gen niet. Er is niet gesteld dat de stagiaire niet beschikte over de<br />

kwaliteiten om met succes de stage te doorlopen en voorafgaand aan het <strong>in</strong>cident met het ontsmett<strong>in</strong>gsmiddel<br />

zijn er geen andere fouten gemeld. Er was geen sprake van een verhoogd risico waar Helicon reken<strong>in</strong>g mee<br />

had moeten houden en om deze reden was er ook geen verplicht<strong>in</strong>g om extra te begeleiden. Helicon had<br />

voldaan aan haar begeleid<strong>in</strong>gverplicht<strong>in</strong>g conform de overeenkomst.<br />

<strong>De</strong> uitkomst van deze procedure is mijns <strong>in</strong>ziens rechtvaardig, maar dit betekent wel dat de konijnenhouderij<br />

met haar schade blijft zitten. Ik kan mij zo voorstellen dat de konijnenhouderij bij het afsluiten van de<br />

praktijkovereenkomst <strong>in</strong> de veronderstell<strong>in</strong>g heeft verkeerd dat eventuele schade veroorzaakt door de stagiaire<br />

gedekt zou zijn. Niets blijkt m<strong>in</strong>der waar. Doordat het hof aanneemt dat ook een stagiaire wordt beschermd<br />

door art. 7:661 BW, ontbreekt wettelijke aansprakelijkheid <strong>in</strong> deze en juist dat was verzekerd.<br />

mr. P.J. kle<strong>in</strong> Gunnewiek, Advocaat<br />

14

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!