i137 GEO binnen - GeoTechniek
i137 GEO binnen - GeoTechniek
i137 GEO binnen - GeoTechniek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Figuur 8<br />
eenheid werden volgende basiseigenschappen<br />
gekozen: korrelverdeling, consistentiegrenzen,<br />
volumemassa. Figuur 6 geeft een beeld van de<br />
samengevoegde korrelverdelingsdiagrammen<br />
van de Zanden van Antwerpen (ZA).<br />
Daar de realisatie van de Oosterweelverbinding<br />
zowel ophogingen en uitgravingen, bruggen als<br />
tunnels omvat werden alle lagen tussen maaiveld<br />
tot en met de Boomse klei gekarakteriseerd.<br />
De Boomse klei is een vaste overgeconsolideerde<br />
klei met een dikte van meer dan 60m ter<br />
plaatse van de tunnellocatie. De toplaag (2-3 m<br />
dik) van de Boomse klei is meestal licht verstoord<br />
(ontspannen), met daaraan verbonden<br />
minder gunstige mechanische karakteristieken.<br />
Het voorkomen van de wielen ter hoogte van<br />
de tunnellocatie had ook een belangrijke impact<br />
op het ontwerp. Figuur 7 illustreert dat het<br />
tunneltraject zowel de Boomse klei als het<br />
wielsediment doorsnijdt.<br />
Voor het vastleggen van karakteristieke waarden<br />
van de gedraineerde schuifweerstandsparameters<br />
werden naast de breukwaarden<br />
van de triaxiaalproeven, ook waarden corresponderend<br />
met een axiale vervorming van<br />
respectievelijk 2% en 5% beschouwd. Tabel 1<br />
geeft aan welke waarden dienden aangehouden<br />
te worden bij het geotechnisch ontwerp.<br />
Uitgaande van de resultaten van de triaxiaal-<br />
34 <strong>GEO</strong>techniek – oktober 2008<br />
Traxiaalproeven AV - breuk (95% karakteristieke waarde, pq diagram)<br />
proeven werd volgende procedure gevolgd<br />
om karakteristieke waarden te bepalen (hetzij<br />
voor breukwaarden of 2% respectievelijk 5%<br />
waarden).<br />
de resultaten van de triaxiaalproeven werden<br />
uitgezet in een s’-t diagram<br />
daar bij mogelijke bezwijkmechanismen een<br />
groot volume grond is betrokken, kan een<br />
karakteristieke waarde dicht bij de gemiddelde<br />
waarde worden aangenomen (compensatie<br />
van zwakkere naar sterkere zones is mogelijk).<br />
In overeenstemming met EC7 wordt de waarde<br />
berekend waarvoor een 95% probabiliteit<br />
bestaat dat de ‘echte’ gemiddelde waarde groter<br />
is dan de geschatte waarde. De statistische<br />
methodiek om uitgaande van de resultaten van<br />
traxiaalproeven de 95% betrouwbaarheidsgrens<br />
te bepalen kan u terugvinden in de referenties<br />
[2] en [3].<br />
Figuur 8 toont de grafische voorstelling van de<br />
resultaten van triaxiaalproeven op alluviale sedimenten,<br />
voor breukwaarden en met 95%<br />
betrouwbaarheidsinterval, respectievelijk 5%<br />
fractiel. Voor de niet-gedraineerde schuifweerstand<br />
werd een analoge statistische methodiek<br />
toegepast om karakteristieke cu-waarden in<br />
functie van de diepte te bekomen, zoals voorgesteld<br />
op figuur 9.<br />
Voor de vervormingsmoduli (E-waarden uit<br />
samendrukkings-, dilatometer- en pressiometer-<br />
proeven) werden geen karakteristieke waarden<br />
opgegeven, daar deze moduli sterk spanningsafhankelijk<br />
zijn. Bekomen E-waarden voor verschillende<br />
geotechnische eenheden werden wel<br />
geïnventariseerd, met opgave van type proef en<br />
spanningsniveau.<br />
Ontwerphandboek<br />
Voor het geotechnisch ontwerp werd EC7 (EN<br />
1997-1), mits enkele divergenties, opgelegd;<br />
design approach 1, combinaties 1 en 2, zijn van<br />
toepassing. Specifieke berekeningsconcepten<br />
werden in detail beschreven voor o.a. paaldraagvermogen,<br />
zettingsberekeningen.<br />
Voor de beschouwde geotechnische lagen werd<br />
een parameterset voorgesteld aan de aannemer(s).<br />
De aannemer stond het vrij:<br />
ofwel de vooropgestelde waarden over te<br />
nemen, en dan ook de volledige verantwoordelijkheid<br />
te dragen van het ontwerp op<br />
basis van deze waarden.<br />
ofwel alternatieve waarden te gebruiken, met<br />
een gedegen onderbouwing, die dan ook door<br />
BAM dienen goed gekeurd te worden.<br />
Voor de quartaire zanden werd in het bestek<br />
ϕ '=30° vooropgesteld. Hogere waarden<br />
(uit triaxiaal proeven) konden enkel worden<br />
gehanteerd mits meer intensieve monitoring.<br />
Bestekteksten geotechnische<br />
uitvoeringstechnieken<br />
Deze bestekteksten refereren naar de Europese<br />
normen ‘Execution of special geotechnical<br />
Works’, met enkele aanpassingen voor<br />
boorpalen, damwanden en grondankers.<br />
Naast specifieke richtlijnen voor paalbelastingsproeven<br />
en beproeving van grondankers ging<br />
bijzondere aandacht naar controlemetingen<br />
en monitoring.<br />
Het opgelegde monitoringschema werd<br />
gedifferentieerd naar de geotechnische categorie<br />
(volgens EC7) waartoe de deelprojecten<br />
konden worden gerekend. Verder werden de<br />
locaties voor instrumentatie vastgelegd op<br />
basis van volgende overwegingen:<br />
identificatie van kritische zones: slechte<br />
grondgesteldheid, hoge belastingen, zones<br />
met belangrijke waterspanningsopbouw, etc.<br />
identificatie van zones waarvoor het gedrag<br />
representatief kan worden geacht voor de<br />
volledige structuur.<br />
Deze zones worden als primair geïnstrumenteerde<br />
zones gecatalogeerd, met uitgebreide monitoring.