Spiegeling Negatieve berichtgeving is voor velen een slag in het gezicht De reeks ‘Rusthuis Tristesse’ in De Standaard liet niemand onberoerd. Ze eindigde dan wel met een positieve noot, maar de uitgesproken negatieve teneur haalde de overhand. Zeker het openingsartikel was een kaakslag, ‘een koekenpan in het gezicht’ (dixit een directeur). Niet alleen Peter Degadt en Guido Van Oevelen kropen in de pen (zie ook zorgblog. be), ook heel wat directeurs en zorgmedewerkers lieten van zich horen. Een selectie uit de reacties vindt u op www.zorgnetvlaanderen.be. Hieronder publiceren wij een open brief aan journalist Nicolas Vanhecke van De Standaard. De schrijver, Eddy Claes, kan zich vanuit eigen ervaringen niet herkennen in de negatieve toon van de berichtgeving en stuurde ons spontaan zijn reactie. Geachte heer Vanhecke, Met grote verwondering, maar vooral vol ongeloof, en bijna afkeer, heb ik van uw schrijven kennis genomen. Dat het de ambitie van eenieder is om zo lang mogelijk, en tot hoge bejaardheid, in de eigen vertrouwde omgeving te kunnen blijven, is een vanzelfsprekendheid. Dat dit niet voor iedereen is weggelegd, is een even zo grote vanzelfsprekendheid. Mijn vader is tijdens een slepende ziekte, toch nog plots, en volkomen onverwacht overleden. Na dit overlijden heeft mijn moeder, die ondertussen de tachtig voorbij was, nog een vijftal jaar alleen doorgebracht op haar appartementje. Deze jaren zijn achteraf jaren gebleken van een diepe eenzaamheid, en dat ondanks veelvuldige bezoeken van kinderen, kleinkinderen en de weinige nog levende kennissen. Het werden jaren waarin ze vaak ‘s morgens alleen ontbijtte, alleen wandelde, alleen TV keek, om vervolgens alleen naar bed te gaan... Als dan de tijd kwam van beginnende dementie, van incontinentie en het daarmee samengaande verlies op het vlak van lichaamshygiëne, wanneer moeder echt niet meer alleen leven kon, moesten er andere oplossingen gezocht worden. Er volgde een opname in het woon- en zorgcentrum Sint-Ursula in Herk-de Stad. Na enkele dagen/weken van aanpassing durf ik te stellen dat mijn moeder daar nog echt gelukkig geweest is, veel gelukkiger zelfs dan tijdens haar verblijf ‘alleen thuis’. Ze at terug volwaardige maaltijden op regelmatige tijdstippen. Er werd nauwlettend toegezien op het nemen van medicatie, er werd voorzien in ontspanning... Kortom, er werd − zoals het een woon- en zorgcentrum betaamt − echt verzorgd... Ik kan alleen maar vaststellen dat er zich een nieuw sociaal leven ontwikkelde, waarin tijd was voor ontspanning, voor knutselen, voor het mee helpen bereiden van desserten bij de maaltijd, voor het bakken van pannenkoeken... en nog zoveel andere (voor ons althans) kleine dingen. Meer nog, het gebeurde zelfs dat het bezoek vriendelijk verzocht werd om naar huis te gaan, want het was tijd voor het bloemschikken. Dat in onze maatschappij, na het uitputten van alle mogelijkheden van thuiszorg, het woonzorgcentrum zeer vaak een eindstation is, is een feit. Of dit altijd en overal ‘tristesse’ is, durf ik zwaar te betwijfelen. Tot slot nog dit: vergeet vooral niet dat de mogelijkheden die geboden worden om zieken, ouderen, personen met een handicap... op te vangen en te omkaderen, in eerste instantie het gevolg zijn van een maatschappelijke keuze. Indien wij als maatschappij dit echt prioritair zouden vinden en bereid zouden zijn hiervoor de nodige budgetten vrij te maken, kan meteen ook het financiële probleem dat een verblijf in het woonzorgcentrum met zich kan meebrengen, naar het verleden verwezen worden. Groeten, Eddy Claes zorgwijzer | 30
Geef zorg. Geef zin. Maak er samen met ons een prachtig 2012 van!