Link - Elektrischer Schnellseher
Link - Elektrischer Schnellseher
Link - Elektrischer Schnellseher
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Alledaags<br />
is niet<br />
gewoon<br />
reflecties<br />
over<br />
volkscultuur<br />
en<br />
samenleven
DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING<br />
MEER DAN 25 JAAR IN DIENST VAN DE SAMENLEVING<br />
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke<br />
en pluralistische stichting van openbaar nut,<br />
opgericht in 1976. Toen drukte Koning Boudewijn,<br />
naar aanleiding van de 25ste verjaardag van zijn<br />
troonsbestijging, de wens uit dat er een stichting zou<br />
komen die zich zou inzetten voor de levensomstandigheden<br />
van de bevolking.<br />
Die opdracht blijft onverkort geldig.<br />
Van 2002 tot 2005 concentreren we onze inspanningen<br />
vooral op vier programma’s.<br />
· Met ‘Sociale rechtvaardigheid’ willen we meer<br />
mogelijkheden creëren voor kwetsbare mensen.<br />
· ‘Burgersamenleving’ beoogt een grotere impact<br />
voor de initiatieven van burgers.<br />
· ‘Governance’ betrekt mensen bij het debat en de<br />
besluitvorming over wetenschap en technologie en<br />
over productie- en consumptiepatronen.<br />
· ‘Fondsen en eigentijdse filantropie’ moedigt hedendaagse<br />
vormen van vrijgevigheid aan, verleent diensten<br />
aan schenkers en beheert nominatieve, specifieke<br />
en bedrijfsfondsen.<br />
Bovendien zijn er ‘Specifieke initiatieven’ die inspelen<br />
op maatschappelijke noden of nieuwe tendensen.<br />
Er zijn bijvoorbeeld projecten rond de hoofdstedelijke<br />
rol van Brussel en we steunen Child Focus.<br />
Onze activiteiten lopen zowel op lokaal, regionaal als<br />
federaal niveau. Ook versterken we de Europese<br />
dimensie van onze initiatieven, omdat het onze ambitie<br />
is een Europese stichting in België te worden.<br />
In alle programma’s wordt bijzondere aandacht<br />
besteed aan culturele en genderdiversiteit. We bieden<br />
een forum voor overleg tussen deskundigen en<br />
burgers met uiteenlopende achtergronden.<br />
Onze werkmethodes zijn divers: we combineren<br />
denkwerk met het opzetten van eigen initiatieven en<br />
geven financiële steun aan projecten van derden. We<br />
werken zowel op korte als op lange termijn.<br />
Meer info vindt u op onze webstek:<br />
www.kbs-frb.be<br />
Praktische gegevens:<br />
bel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21<br />
of mail info@kbs-frb.be<br />
Koning Boudewijnstichting,<br />
Brederodestraat 21,<br />
B - 1000 Brussel<br />
Giften op onze rekening 000-0000004-04<br />
zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.<br />
met de steun van de nationale loterij
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON REFLECTIES OVER VOLKSCULTUUR EN SAMENLEVEN
2<br />
ALLEDAAGS ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
AUTEURS<br />
rapport cultuur voor dagelijks gebruik<br />
onderzoeksleiding<br />
· Eric Corijn, cultuursocioloog, docent Vrije Universiteit<br />
Brussel en Universiteit Antwerpen, co-directeur van de<br />
onderzoeksgroep Cosmopolis, City, Culture & Society<br />
onderzoekers<br />
· Tobias De Pessemier, vzw de hondsjaren<br />
· Veerle Devos, vzw de hondsjaren<br />
· Helga Duchamps, vzw de hondsjaren<br />
· Barbara Van Hoestenberghe,<br />
VUB - Cosmopolis, City, Culture & Society<br />
essays<br />
· Bruno De Wever, docent Universiteit Gent, vakgroep<br />
Nieuwste Geschiedenis, fellow aan het NIAS (Netherlands<br />
Institute for Advanced Study) in Wassenaar<br />
· Marc Jacobs, directeur Vlaams Centrum voor<br />
Volkscultuur vzw<br />
· Joris Janssens, dramaturg bij het<br />
Vlaams Theater Instituut vzw<br />
· Koen Peeters, auteur<br />
· Gerard Rooijakkers, wetenschappelijk medewerker etnologie<br />
Meertens Instituut, bijzonder hoogleraar Nederlandse<br />
etnologie, universiteit Amsterdam<br />
· Michel Uytterhoeven, directeur<br />
Vlaams Theater Instituut vzw<br />
portrettengalerij (in volgorde van publicatie)<br />
Kris Motmans, Sylvie Dhaene, Jo Zanders, Stefaan Top,<br />
Veerle Devos en Tobias De Pessemier,<br />
Steven Thielemans, Björn Rzoska, Marc Verstappen,<br />
Armand Sermon, Wekke Buyens, Erik De Vroede,<br />
Goele Haest, Ellen Stynen, Bart Van Nuffelen,<br />
Peter Van Rompaey, Geert Vandenbon en<br />
Rik Vanwalleghem, Sylvain Van Labeke, Mohamed ‘Ben’<br />
Benaouisse, Patricia Quintens, Johan Petit, Mohamed El<br />
Asjadi, Dirk Verstockt en Marleen Decabooter
Alledaags is<br />
niet gewoon<br />
reflecties<br />
over volkscultuur<br />
en samenleven
4<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
inhoud<br />
VOORWOORD 6<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK:<br />
ONDERZOEKSRAPPORT 10<br />
INLEIDING 12<br />
HOOFDSTUK 1<br />
DE POLYFONIE VAN EEN PROBLEMATIEK:<br />
MANIEREN OM EEN PROBLEEM TE STELLEN 15<br />
· De campagne Actuele Volkscultuur 16<br />
· De uitdagingen van het beleid 18<br />
· Accenten in volkskunde en etnologie 21<br />
HOOFDSTUK 2<br />
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR 25<br />
· Een archeologie van volkscultuur 27<br />
· Een maatschappelijke diagnose 31<br />
HOOFDSTUK 3<br />
DE CAMPAGNE 2000-2001 DOORGELICHT 35<br />
De campagne als geheel 36<br />
· Uitgangspunten 36<br />
· De ingediende projecten 37<br />
· De selectie 39<br />
De ondersteunde projecten 41<br />
· Sole Mio 42<br />
· Dagelijks leven in bewegend beeld 48<br />
· Ik woon in een monument 53<br />
· Woeste Gronden - voorbereidend onderzoek 59<br />
· Tu ne verras pas Verapaz 63<br />
· De Heldenbank 69<br />
· 20 jaar Vooruit 75<br />
· Stadskronieken 81<br />
· 150 jaar blaasmuziek te Nazareth 88<br />
· Coi¤eurs van de stad 93<br />
· De kleren maken de wijk 99<br />
· Circo Paradiso 104<br />
· Duik in de Dender 110<br />
· Identificatiekamer 115<br />
· Wortelen uit Waterschei 120<br />
· Hoe zal ‘Skilt ende Vrient’ in 2002 klinken? 125<br />
· Anneessens beweegt! 131<br />
· De terugkeer van de zwaluwen 137<br />
· 100/100 143<br />
· Mauve ! Wit 148<br />
HOOFDSTUK 4<br />
NAAR EEN VERTOOGANALYSE:<br />
REFERENTIES VAN DE TERREINWERKERS 153<br />
· Het dagelijkse leven 156<br />
· Gemeenschap 157<br />
· De samenleving / de maatschappij 158<br />
· Cultuur 159<br />
· (Actuele) Volkscultuur 160
HOOFDSTUK 5<br />
DE BALANS VAN EEN CAMPAGNE 163<br />
· Drie klemtonen 164<br />
· Onderzoeksprojecten 164<br />
· Evenementen 166<br />
· Samenlevingsopbouw 168<br />
· Algemene conclusie bij de gevalstudies 169<br />
HOOFDSTUK 6<br />
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE<br />
VAN HET ALLEDAAGSE 171<br />
· Inleiding 172<br />
· Naar een model 172<br />
· Een model van culturele mobilisatie 174<br />
· Een maatschappelijke context 176<br />
· Dagelijks samenleven op een plaats 177<br />
· Culturen van het alledaagse 182<br />
· Alledaagse cultuurproductie 183<br />
· Het belang van methodieken en werkprocessen 187<br />
· Het belang van ondersteuning en professionalisering 189<br />
· De actualisering van de sector Volkscultuur 190<br />
HOOFDSTUK 7<br />
BESLUITEN EN AANBEVELINGEN 193<br />
· Volkscultuur is een niet erg werkzaam begrip 194<br />
· De probleemstelling expliciet maken 194<br />
· Onderzoek en documentering stimuleren 194<br />
· Interdisciplinaire samenwerking<br />
als een wezenlijke bijdrage integreren 195<br />
· De kwaliteit van de artistieke inbreng verzorgen 196<br />
· Het belang van de drijvende kracht onderkennen 196<br />
· Hoe zo’n ondersteunende structuur opvatten? 196<br />
· Volkscultuur een plaats geven<br />
in integraal cultuurbeleid 197<br />
HOOFDSTUK 8<br />
EEN SAMENVATTING 199<br />
· Aandachtspunten uit de gevalstudies 201<br />
· Aandacht voor cultuurproductie van het alledaagse 204<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL<br />
VAN HET DAGELIJKS LEVEN: ZES ESSAYS 210<br />
· Actueel? Inclusief... 212<br />
· ‘Jeune Premier’ zkt Vitale Kernsector vr<br />
uitdagende relatie 222<br />
· ‘I am from Ohio, and we don't live like that’ 227<br />
· Een archipel van gedeelde cultuur 233<br />
· Moteur! 245<br />
· De vreemdheidservaring<br />
als gebroken lans van identiteit 250<br />
PORTRETTENGALERIJ: 22 ‘TREKKERS’<br />
VAN HET VELDWERK AAN HET WOORD 256<br />
· Aan den achterkant van de wereld ligt<br />
den Dam, manneke 259<br />
· Het Huis van Alijn, een droomhuis met vele kamers 262<br />
· Barra//Barra: steltlopen nieuwe stijl 265<br />
· Beklijvende beelden 268<br />
· Jonge honden weten waarom 271<br />
· Oude films en een nieuwe rol 274<br />
· Het populaire en elitaire voorbij! 276<br />
· Hotel Ideal 279<br />
· De Luuper van Halle 282<br />
· Vaders Filmdoos 285<br />
· Traditionele spelcultuur (even) aan de oppervlakte 287<br />
· Komen eten! 290<br />
· Tussen vuilnisbak en eeuwigheid 293<br />
· Leuvendijk 296<br />
· De verborgen muzikale sterren van onze hoofdstad 298<br />
· Centrum Ronde van Vlaanderen 301<br />
· Levensverhalen van gewone mensen verdienen beter 304<br />
· Alles draait om herinnering 307<br />
· Vlaggen en vaandels in de wind 310<br />
· De Zoölogie 313<br />
· Hidâya 316<br />
· Actuele volkscultuur heeft veel gezichten 319<br />
EPILOOG: EEN TOEKOMST MAKEN VOOR<br />
VOLKSCULTUUR 322<br />
COLOFON 327<br />
INHOUD<br />
5
6<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
voorwoord<br />
Deze publicatie is in essentie een verzameling<br />
reflecties uitgaande van de diverse deskundigheden<br />
die bij de theorie en de praktijk van projecten rond<br />
volkscultuur betrokken zijn. De benaderingen zijn<br />
daarbij zeer uiteenlopend: gaande van inzichten en<br />
conclusies gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek<br />
tot ‘allerindividueelste expressies van allerindividueelste<br />
emoties’ of gaande van een metaniveau tot de<br />
dagelijkse projectpraktijk. Die benaderingswijzen en<br />
niveaus zijn grosso modo gegroepeerd in de grote<br />
onderdelen van dit boek, met name een onderzoeksrapport,<br />
een reeks essays van deskundigen uit diverse<br />
betrokken sectoren, een portrettengalerij van projecttrekkers<br />
en een epiloog waarin de Koning<br />
Boudewijnstichting even vooruitblikt.<br />
Meteen zij echter benadrukt dat die indeling inderdaad<br />
slechts grosso modo overeenstemt met de benaderingswijzen.<br />
Zo komt in het onderzoeksrapport<br />
uiteraard eveneens het praktijkniveau uitgebreid aan<br />
bod en zijn diverse projecttrekkers ook trekkers van<br />
het maatschappelijke of (inter)sectorale debat en blijkt<br />
dat ook uit hun analyse.<br />
VOORGESCHIEDENIS<br />
Vooraleer verder in te gaan op de inhoud van deze<br />
publicatie is het echter nuttig even te situeren waarom<br />
de Stichting actief is op het terrein van de volkscultuur.<br />
Ruim twintig jaar reeds levert de Stichting inspanningen<br />
voor het cultureel erfgoed. Die activiteiten<br />
werden gekenmerkt door een stelselmatige aandachtsverbreding<br />
en -verdieping. Vanuit de acties rond<br />
onroerend erfgoed werd de aandacht gevestigd op<br />
roerend erfgoed, musea en ook immaterieel erfgoed.<br />
Met de problematiek van de musea en het immaterieel<br />
erfgoed kwamen volkskunde, heemkunde, lokale<br />
geschiedenis en dergelijke in beeld en daarmee ook de<br />
problemen en potenties van die deelsector.<br />
Die ontwikkeling had natuurlijk inhoudelijke gronden.<br />
Ze was in de eerste plaats het gevolg van de integrale<br />
en maatschappelijk geïntegreerde visie. Onder meer
aandacht voor ontsluiting in een breed cultureel<br />
perspectief en vervolgens voor de maatschappelijke<br />
positionering van het erfgoed was daar de consequentie<br />
van. Context, eigentijdsheid, duurzame<br />
ontwikkeling, interactie en samenwerking werden<br />
sleutelbegrippen.<br />
Met name voor de musea leidde dat tot onderzoek,<br />
reflectie, ondersteuningscampagnes en publicaties<br />
rond een breed opgevatte publiekswerking, gebaseerd<br />
op de relatie tussen musea en de samenleving, anders<br />
gezegd: op de maatschappelijke rol van de musea. De<br />
uitdaging werd in 1998 omschreven als: “het<br />
uitbouwen van het museum tot een optimaal instrument<br />
van cultuurbehoud, cultuurbeleving en cultuurontwikkeling,<br />
een medium van wisselwerking tussen<br />
de samenleving en haar cultuur.”<br />
Uit dat studie- en veldwerk kwam gaandeweg de<br />
bijzondere problematiek naar voren van de volks- en<br />
heemkundige musea (en aanverwante initiatieven). Na<br />
een beperkt vooronderzoek organiseerde de Stichting<br />
daarover in 1999 twee rondetafels en een seminarie.<br />
Het doel was tot inzichten en uiteindelijk een strategie<br />
te komen die konden bijdragen tot een nieuwe dynamiek<br />
voor ‘de sector’. De problemen die op het eerste<br />
gezicht vooral te maken hadden met een gebrek aan<br />
mensen, middelen en publieke belangstelling, bleken<br />
bij nader inzien immers inhoudelijk complexer en<br />
organisatorisch fundamenteler. Leggen deze musea<br />
wel altijd de link met de actuele samenleving? Is er<br />
sprake van interactie? Wordt er alleen aan behoud of<br />
ook aan ontwikkeling van cultuur gedaan? Moet een<br />
werking rond volks- of heemkunde altijd een museale<br />
werking zijn? Is er niet veel meer samenwerking<br />
mogelijk tussen allerlei initiatieven binnen de sector,<br />
maar ook met initiatiefnemers erbuiten (onderwijs,<br />
toerisme, samenlevingsopbouw, buurtwerk enz)?<br />
Kortom, is de schat aan materiaal en kennis waarover<br />
deze sector beschikt niet creatiever en doeltre¤ender<br />
in te zetten voor de culturele en maatschappelijke<br />
ontwikkeling?<br />
CAMPAGNE<br />
Een van de resultaten van die verkenning was de<br />
lancering van de ondersteuningscampagne Actuele<br />
Volkscultuur. Zo’n campagne maakt heel vaak deel uit<br />
van de activiteiten die de Stichting op een bepaald<br />
terrein ontplooit. Ze moet niet begrepen worden als<br />
een actie waarbij de Stichting doelstellingen bepaalt en<br />
de initiatiefnemers op het terrein aanspoort om zich<br />
daarvoor in te zetten. De objectieven van een<br />
campagne groeien in interactie met de sector. De<br />
klemtoon ligt op de vernieuwende praktijk, op het<br />
inhoudelijke en organisatorische experiment en wat<br />
daaruit op micro- en macroniveau te leren valt.<br />
De campagne Actuele Volkscultuur had tot doel bij te<br />
dragen tot een dynamische inzet van volkscultuur in<br />
de maatschappelijke ontwikkeling. Actuele Volkscultuur<br />
werd daarbij zeer ruim omschreven als “de kennis en<br />
ervaring, de tradities en gebruiken die vandaag leven<br />
binnen de samenleving en haar diverse bevolkingsgroepen”.<br />
Er werd gezocht naar projecten die in hun<br />
doelstellingen en werkwijze vernieuwend te werk<br />
gingen: door activiteiten in verband met volkscultuur<br />
een duidelijke inbedding te geven in de hedendaagse<br />
samenleving en door interdisciplinaire samenwerking.<br />
Zowel organisaties en personen van binnen als van<br />
buiten de traditionele sector volkscultuur werden<br />
opgeroepen initiatieven in te dienen.<br />
Kennelijk sloot de oproep aan bij wat er op het terrein<br />
leefde. Er werden 89 projecten ingezonden. Een onafhankelijke<br />
jury selecteerde daaruit 20 initiatieven voor<br />
ondersteuning. Deze projecten werden in de loop van<br />
2001 gerealiseerd.<br />
Gezien de samenhang van de campagne met de<br />
inhoudelijke en strategische reflectie en om het<br />
vermenigvuldigingse¤ect te vergroten in de betrokken<br />
sectoren, besloot de Stichting in 2001 een kortlopend<br />
onderzoek te laten uitvoeren naar de meerwaarde van<br />
die projecten en de manier waarop ze in de gegeven<br />
maatschappelijke context tot die meerwaarde komen.<br />
Dit veronderstelde meteen ook een analyse van de<br />
plaats en de rol van volkscultuur in de samenleving.<br />
VOORWOORD<br />
7
VOORWOORD VOORWOORD<br />
8<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
ONDERZOEKSRAPPORT<br />
Het onderzoek werd toevertrouwd aan Cosmopolis,<br />
City, Culture & Society (VUB) en aan vzw de hondsjaren.<br />
Dit samenwerkingsverband werd bijgestaan<br />
door een reflectiegroep die de tussentijdse verslagen<br />
en nota’s besprak.<br />
De Stichting is al deze medewerkers bijzonder dankbaar<br />
voor het boeiende en belangwekkende resultaat<br />
dat in relatief korte tijd werd bereikt. Die dank gaat in<br />
de eerste plaats uit naar het onderzoeksteam onder<br />
leiding van Eric Corijn en voorts bestaande uit Tobias<br />
De Pessemier, Veerle Devos, Helga Duchamps en<br />
Barbara Van Hoestenberghe. Erg belangrijk was ook<br />
de bijdrage van de reflectiegroepsleden: Bruno De<br />
Wever, Marc Jacobs, Marijke Pruyt, Gerard Rooijakkers<br />
en Michel Uytterhoeven.<br />
Het onderzoeksrapport is dus het resultaat van veelvuldige<br />
interactie. De Stichting is er van overtuigd dat het<br />
heel wat vernieuwende inzichten bevat die uiterst<br />
nuttig kunnen zijn voor het veldwerk, de omkaderende<br />
organisaties en het beleid. In het bijzonder zal<br />
het ook de discussie voeden over het maatschappelijk<br />
belang van studie, beleving, behoud, actualisering en<br />
productie van volkscultuur.<br />
Het plaatst volkscultuur, de cultuur van alledag,<br />
immers in de context waar die thuishoort, in de maatschappij<br />
waarin wij vandaag samen leven, een maatschappij<br />
die gekenmerkt wordt door snelle evolutie en<br />
mondialisering. Het leven speelt zich af in nieuwe<br />
verhoudingen tot tijd en plaats, begrippen als volk,<br />
traditie, identiteit of geschiedenis zijn minder dan ooit<br />
voor één invulling vatbaar. De cultuur van alledag is<br />
een afspiegeling van die diversiteit. De omgang met<br />
die cultuur moet dat ook zijn. Maar hoe? Dit rapport<br />
draagt bij tot het antwoord.<br />
ESSAYS<br />
Het rapport is echter maar één van de bijdragen<br />
waarin deze publicatie voorziet. Het wordt gevolgd<br />
door zes essays waarin deskundigen uit diverse<br />
sectoren hun visie of benadering uiteenzetten.<br />
Sommige van die teksten zijn te beschouwen als een<br />
commentaar op het rapport of de onderzochte<br />
projecten, andere voegen inzichten toe of illustreren<br />
een eigentijdse omgang met het spanningsveld tussen<br />
de cultuur van alledag en de representatie daarvan. De<br />
auteurs van deze essays zijn voornamelijk leden van<br />
de hiervoor vermelde reflectiegroep. Daarnaast is er<br />
ook een bijdrage van Joris Janssens. Dat essay komt<br />
voort uit de inhoudelijke discussies waartoe het<br />
rapport reeds voor publicatie aanleiding gaf binnen het<br />
Vlaams Theater Instituut. Bovendien is er een bijdrage<br />
van Koen Peeters die, via een literaire kennismaking<br />
met een door de campagne ondersteund project, een<br />
indringend beeld geeft van de concrete actie op het<br />
terrein.<br />
PORTRETTENGALERIJ<br />
Gelijktijdig met de start van het onderzoek, in 2001,<br />
lanceerde de Koning Boudewijnstichting een tweede<br />
campagne Actuele Volkscultuur. Hiervoor werden 22<br />
initiatieven geselecteerd. In deze publicatie leveren de<br />
‘trekkers’ van die initiatieven elk een zeer persoonlijke<br />
bijdrage. Het doel van die ‘portrettengalerij’ is niet<br />
alleen een presentatie van de projecten uit de tweede<br />
campagne – als inspiratie voor andere initiatiefnemers.<br />
Met deze bijdragen wil de Stichting ook het<br />
belang onderstrepen van de veldwerker en binnen een<br />
project vooral van die ‘trekker’, vaak de inspirator, de<br />
drijvende kracht, de ziel van het project.<br />
EPILOOG<br />
Aan het eind verzorgt de Stichting zelf een kort slotwoord<br />
met vooral een blik op de toekomstperspectieven.<br />
Dit doet ze niet alleen omdat deze publicatie<br />
heel wat stof biedt om de ontwikkelingen op het<br />
terrein vooruit te helpen, maar ook omdat ze in die<br />
toekomst zelf als actor een andere positie zal innemen<br />
tegenover de betrokken sectoren. Met deze publicatie<br />
rondt de Koning Boudewijnstichting immers haar<br />
specifieke acties rond volkscultuur af.
Meteen zij er echter aan toegevoegd dat dit de verdere<br />
ondersteuning van dergelijke projecten niet uitsluit.<br />
Die blijft immers nog mogelijk vanuit de nieuwe<br />
invalshoeken van waaruit de Stichting vanaf 2002<br />
haar activiteiten zal ontwikkelen.<br />
In de toekomst zullen erfgoed en volkscultuur namelijk<br />
vanuit een ander uitgangspunt worden benaderd,<br />
een uitgangspunt dat overigens in de lijn ligt van de<br />
ontwikkelingen die de afgelopen twintig jaar plaatsvonden.<br />
Terugblikkend op al die jaren waarin de Stichting<br />
gewerkt heeft rond monumentenzorg, vervolgens rond<br />
erfgoed in het algemeen en uiteindelijk ook rond<br />
volkscultuur, is er in haar acties een evolutie merkbaar<br />
van een directe interventie in en ondersteuning van de<br />
praktijk, naar een ondersteuning van organisatie,<br />
structurering en reflectie. In die evolutie is het maatschappelijke<br />
belang van erfgoed, musea en volkscultuur<br />
steeds meer op de voorgrond gekomen, in<br />
zoverre zelfs dat het uitgangspunt de jongste jaren<br />
inderdaad gewijzigd is. Vroeger stonden de zorg voor<br />
en de omgang met die cultuurfacetten voorop en was<br />
de maatschappelijke relevantie het argument. Nu staat<br />
veeleer de maatschappelijke ontwikkeling voorop en<br />
behoren erfgoed en volkscultuur tot de instrumenten<br />
daartoe. Dit is allerminst een degradatie, maar<br />
integendeel een erkenning dat cultureel erfgoed en<br />
volkscultuur vanzelfsprekende en noodzakelijke<br />
elementen zijn in de ontwikkeling van onze<br />
samenleving. π<br />
Koning Boudewijnstichting<br />
VOORWOORD<br />
9
Cultuur voor<br />
dagelijks gebruik<br />
volkscultuur en actuele<br />
samenleving<br />
ONDERZOEKSRAPPORT<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
12<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
inleiding<br />
Dit rapport brengt verslag uit van een onderzoek naar<br />
aanleiding van de campagne Actuele Volkscultuur die de<br />
Koning Boudewijnstichting in 2000 lanceerde.<br />
Binnen die campagne werden twintig projecten ondersteund<br />
die uitgaan van volkscultuur als de levende<br />
cultuur van alledag. Ze werden grotendeels gerealiseerd<br />
in 2001. Het onderzoek vond plaats tussen juli<br />
en november 2001 en omvatte twee delen:<br />
1. De twintig projecten werden doorgelicht en getoetst<br />
op het bereiken van de eigen doelstellingen.<br />
2. Hun uitgangspunten en realisatie werd vergeleken<br />
met de uitgangspunten van de campagne en er werd<br />
een algemene diagnose gemaakt inzake de positie van<br />
de volkscultuur tegenover de beweging van detraditionalisering,<br />
multicultuur en mondialisering.<br />
De volgende doelstellingen stonden daarbij voorop:<br />
· de mogelijkheden en uitdagingen van eigentijdse<br />
initiatieven en samenwerkingsverbanden rond volkscultuur<br />
aan het licht brengen;<br />
· initiatiefnemers van dergelijke initiatieven ideeën,<br />
werkwijzen en instrumenten aanreiken om tot succesvolle<br />
vernieuwende actie over te gaan;<br />
· het maatschappelijk debat rond de actuele omgang<br />
met volkscultuur / cultuur van alledag stimuleren en<br />
verruimen;<br />
· de Koning Boudewijnstichting inzichten<br />
verscha¤en die haar ondersteunende acties op dit<br />
terrein kunnen versterken. Zo hadden de onderzoeksresultaten<br />
en de begeleidende reflectie reeds invloed<br />
op de tweede campagne Actuele Volkscultuur (2001-<br />
2002), waarvoor de jurering plaatsvond aan het einde<br />
van de onderzoeksperiode.<br />
In het onderzoek werden de volgende stappen gezet:<br />
1. Een individuele screening van elk project door<br />
middel van dossieronderzoek en van een semi-gestructureerd<br />
interview. Indien mogelijk werd ook gesproken<br />
met enkele mensen uit de doelgroep van het project.<br />
2. Een vergelijkende studie van deze 20 gevallen.<br />
3. Een desk research van andere projecten en van de
selectie om de representativiteit/specificiteit van de<br />
cases na te gaan.<br />
4. Een doorlichting van de begrippen die de initiatiefnemers<br />
gebruiken en die de algemene vraagstelling<br />
naar de interactie tussen volkscultuur en samenleving<br />
kunnen duiden.<br />
5. De uitwerking van een meer algemene analyse met<br />
een specifiek model waarin de actuele volkscultuur<br />
wordt geproblematiseerd.<br />
6. Een confrontatie van de onderzoeksresultaten in<br />
een panelgesprek met enkele initiatiefnemers uit de<br />
campagne en leden van de reflectiegroep.<br />
Het rapport situeert zich dus op twee terreinen, zij het<br />
dat die niet zomaar van elkaar gescheiden kunnen<br />
worden. Enerzijds gaat het over de achtergronden,<br />
doelstellingen en kenmerken van de concrete<br />
projecten, anderzijds komt de maatschappelijke<br />
context aan bod en dus ook het beleid en de mogelijk<br />
betrokken sectoren.<br />
ACTUELE VOLKSCULTUUR?<br />
In de reflectie – zo blijkt uit het onderzoek – staan de<br />
twee begrippen uit de campagnetitel ter discussie. Het<br />
'actuele' is deels een vanzelfsprekendheid – volkscultuur<br />
is actueel – deels het resultaat van een niet altijd<br />
eenvoudige oefening, met name de actualisering van<br />
het omgaan met en het denken over volkscultuur.<br />
Vooral dat laatste leidt naar de tweede discussievraag:<br />
wat is 'volkscultuur'? In de campagne worden zowel<br />
projecten ondersteund die zich binnen de kern van de<br />
sector volkscultuur situeren als projecten van initiatiefnemers<br />
buiten die kern. Bovendien roept het begrip<br />
'volkscultuur' bij veel initiatiefnemers weerstand op.<br />
Vooral de meerduidigheid van het woord 'volk' en de<br />
afkeer van bepaalde invullingen daarvan noodzaakt<br />
soms de keuze voor een andere omschrijving. Vaak is<br />
men meer geporteerd voor een omschrijving zoals<br />
'cultuur van alledag', ook al lijkt dat op het eerste<br />
gezicht niet echt te kloppen. Veel aspecten van volkscultuur<br />
komen immers precies tot uiting in niet-<br />
alledaagse rituelen en evenementen. Het rapport komt<br />
hier uiteraard op terug.<br />
Alleen al de campagnetitel biedt dus stof tot discussie,<br />
maar is misschien net daarom goed gekozen. Deze<br />
titel roept vragen op over de situering van dergelijke<br />
projecten in tijd en ruimte. En dat zijn – zo blijkt uit<br />
de analyse van de maatschappelijke rol van volkscultuur<br />
– zeer pertinente vragen in onze snel evoluerende<br />
en mondialiserende samenleving.<br />
Het zijn ook vragen die op het concrete niveau van de<br />
projecten terugkomen: voor wie zijn de projecten<br />
bedoeld, over welke of wiens cultuur gaat het, met<br />
wiens erfgoed is het project verbonden, voor wie<br />
'werkt' het project, waarom zijn buurt (wijk, dorp,<br />
stad) en geschiedenis zo vaak aan de orde, wat is de<br />
relatie tussen geschiedenis en actualiteit…?<br />
Niet alleen het concrete antwoord dat op het terrein<br />
wordt gegeven, maar vooral de reflectie over dergelijke<br />
vragen leidt naar aanwijzingen waarom en hoe<br />
projecten rond volkscultuur een meerwaarde kunnen<br />
leveren voor de samenleving. π<br />
INLEIDING<br />
13<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
14<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
hoofdstuk 1<br />
De polyfonie van een<br />
problematiek: manieren<br />
om een probleem te stellen<br />
ERIC CORIJN<br />
BARBARA VAN HOESTENBERGHE<br />
15<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE POLYFONIE VAN EEN PROBLEMATIEK<br />
16<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Een onderzoek over ‘actuele volkscultuur’ stuit<br />
onmiddellijk op een veelvoud van definities en inhoudelijke<br />
posities. Ze hebben te maken met een intellectuele<br />
en analytische discussie die in het brede veld van<br />
cultuurstudies en cultuurdisciplines plaatsvindt. Ze<br />
hebben echter ook te maken met de institutionele<br />
inbedding van bepaalde maatschappelijke praktijken.<br />
Zo heeft de campagne Actuele Volkscultuur van de<br />
Koning Boudewijnstichting haar origine in een<br />
denken over erfgoedzorg, over de problematiek van de<br />
volkskundige en heemkundige musea. Daarnaast is er<br />
een wijziging in het beleid: het beleid geeft nu een<br />
bijzondere plaats aan het immateriële erfgoed, het<br />
tracht de sector van de volkskunde te dynamiseren,<br />
onder meer via een specifiek steunpunt. Die hele<br />
beweging wordt beïnvloed door recente ontwikkelingen<br />
in de ons omringende landen, vooral in<br />
Nederland.<br />
Wat eens een nogal eigenzinnig en afgesloten domein<br />
was voor heemkundigen, volkskundigen of industrieelarcheologen<br />
wordt nu ontsloten voor het brede culturele<br />
veld. Enerzijds wordt het erfgoed, materieel en<br />
immaterieel, gemobiliseerd in artistieke en sociaalculturele<br />
projecten. Anderzijds wordt aandacht<br />
gevraagd voor de actuele alledaagse cultuur. Die bewegingen<br />
roepen enkele vragen op. Wat wordt er<br />
verstaan onder de cultuur van het alledaagse? En hoe<br />
verhoudt zich dat tot de volkscultuur die de volkskunde<br />
onderzoekt? Wie moet dergelijke fenomenen<br />
onderzoeken? En hoe moet dat worden gedaan? Hoe<br />
moeten elementen van die alledaagse cultuur aan een<br />
publiek worden voorgesteld?<br />
Om de twintig projecten uit de campagne Actuele<br />
Volkscultuur, die hier worden onderzocht, te voorzien<br />
van een achtergrond, een decor, is het noodzakelijk<br />
een kijk te hebben op de verscheidene manieren<br />
waarop in Vlaanderen over volkscultuur wordt nagedacht.<br />
Het is daarbij nadrukkelijk niet de bedoeling<br />
een breed overzicht of een grondige literatuurstudie af<br />
te leveren. Dat valt buiten onze opdracht. Het is wel de<br />
bedoeling met enkele toetsen de intellectuele context<br />
van deze casestudies aan te geven.<br />
We hebben ons beperkt tot de meest zichtbare documenten<br />
en websites waarvan ook initiatiefnemers in<br />
de campagne van de Koning Boudewijnstichting<br />
kennis kunnen hebben. Het zijn die documenten die<br />
een leek in de tradities van de volkskunde, geconfronteerd<br />
met een campagne Actuele Volkscultuur, enige<br />
duiding kunnen verscha¤en. We gaan hierbij niet in<br />
op de onzichtbare achtergronden, omdat die slechts in<br />
het publieke debat van belang worden naarmate ze in<br />
de openbaarheid worden gebracht.<br />
1. DE CAMPAGNE ACTUELE VOLKSCULTUUR<br />
DE OPROEPFOLDERS<br />
De folder van de campagne Actuele Volkscultuur 2000,<br />
waarvan de resultaten in deze studie worden onderzocht,<br />
is een oproep gericht aan de potentiële indieners<br />
van projecten. Het is tegenover die tekst dat de<br />
initiatiefnemers zich moeten positioneren en nagaan<br />
of hun project onder de noemer ‘actuele volkscultuur’<br />
kan vallen. Het is dus een belangrijke tekst.<br />
In die folder blijft de omschrijving van het begrip<br />
‘volkscultuur’ vaag.<br />
Een citaat: “Volkscultuur is een vlag die vele ladingen<br />
dekt. In deze campagne wordt eronder verstaan: de<br />
kennis en ervaring, de tradities en gebruiken die<br />
vandaag leven binnen de samenleving en haar diverse<br />
bevolkingsgroepen. Volkscultuur heeft weliswaar een<br />
eigen geschiedenis, maar vernieuwt en ontwikkelt zich<br />
ook vandaag steeds weer. Deze visie doorbreekt de<br />
willekeurige en irrelevante tegenstelling tussen actuele<br />
cultuur en erfgoed. Ze omvat beide in een biografie<br />
waaraan elke dag verder wordt geschreven en opent zo<br />
perspectieven om volkscultuur op een eigentijdse<br />
wijze werkzaam te maken in de maatschappij van nu.<br />
Volkscultuur heeft soms een bestoft en ouderwets<br />
imago. Wie dat stof wegblaast en de clichés doorbreekt,<br />
ontdekt nieuwe mogelijkheden tot eigentijdse<br />
interactie binnen de samenleving.”<br />
De folder vermeldt ook dat de campagne Actuele
Volkscultuur experimentele initiatieven ondersteunt die<br />
uiteenlopende aspecten van de volkscultuur op dynamische<br />
wijze inzetten voor de maatschappelijke<br />
ontwikkeling. Die steun kan tot maximaal 500.000<br />
frank (12.394,68 euro) bedragen.<br />
De campagne richt zich tot een breed spectrum van<br />
personen, instellingen, verenigingen en bedrijven:<br />
musea, heem- en geschiedkundige kringen, scholen,<br />
wetenschappelijke instellingen, gemeentebesturen,<br />
buurthuizen, OCMW’s, culturele verenigingen,<br />
opbouwwerk, kerkfabrieken, actiegroepen, toeristische<br />
organisaties... Bovendien wordt er aangedrongen op<br />
brede partnerschappen.<br />
In de oproepfolder voor de opvolger van deze<br />
campagne, de campagne Actuele Volkscultuur 2001, is<br />
volkscultuur meer gedefinieerd. De campagne krijgt<br />
de ondertitel “Alledaagse cultuur, spiegel van het dagelijks<br />
leven”. Volkscultuur wordt omschreven als “de<br />
levende cultuur van alledag, met alle tekenen van<br />
diversiteit die onze maatschappij kenmerken”. Nieuw<br />
is ook de expliciete vraag naar twee speciale soorten<br />
projecten: onderzoek dat het leven van alledag documenteert<br />
en structurele initiatieven die de netwerkvorming<br />
rond volkscultuur ondersteunen. Voorbeelden<br />
die gegeven worden verwijzen naar sprookjes,<br />
legendes en oude en nieuwe verhalen in dorpen,<br />
buurten en streken en in bepaalde culturen (allochtone,<br />
leeftijds- of beroepsgroepen)… maar ook naar<br />
multimedia, internet en cybercultuur, sport en spel of<br />
kunst in de straat. De doelgroep voor deze tweede<br />
campagne is nog meer gespecificeerd dan in de eerste.<br />
Behalve de reeds genoemde personen, instellingen en<br />
organisaties worden nu ook vermeld: organisaties en<br />
artiesten die met levende volkscultuur bezig zijn<br />
(volksmuziek, -theater, circus enz), wijkcomités,<br />
jongerenverenigingen, allochtonenorganisaties, sociale<br />
en cultuurtoeristische organisaties. Net als bij de<br />
eerste folder, gaat het hier echter om voorbeelden van<br />
mogelijke kandidaten, niet om een lijst die andere<br />
initiatiefnemers uitsluit.<br />
Een citaat uit de tweede folder: “Steeds meer culturele<br />
en sociale initiatieven putten uit de collectieve en individuele<br />
rijkdom van de volkscultuur, een rijkdom die<br />
te maken heeft met verscheidenheid van kennis,<br />
achtergrond, belangstelling en ambities. Dit culturele,<br />
sociale en intellectuele kapitaal wordt gevormd door de<br />
inbreng van individuen, organisaties en hele bevolkingsgroepen.<br />
De uitdaging bestaat erin deze inbreng<br />
zo groot en zo e¤ectief mogelijk te maken, zodat het<br />
kapitaal maximaal kan renderen voor de samenleving.<br />
Essentieel daarbij is de samenwerking en interactie<br />
van allerlei partners die samen de actuele volkscultuur<br />
beleven, activeren, onderzoeken en werkzaam maken<br />
in de samenleving: stads-, dorps-, buurt- of streekbewoners,<br />
wetenschappelijke, artistieke, culturele en<br />
sociale actoren, bestuurders, verenigingen, bedrijven<br />
enzovoort.”<br />
In deze folder wordt ook een beknopt communicatieplan<br />
gevraagd. Voorts wijst de Stichting erop dat de<br />
jury niet alleen zal streven naar voldoende regionale<br />
spreiding van de campagnesteun (zoals in de eerste<br />
campagne), maar nu ook naar een evenwicht tussen<br />
stad en platteland.<br />
De steun wordt opgetrokken tot maximaal 800.000<br />
frank (19.831,48 euro).<br />
ONDERLIGGENDE STELLINGEN<br />
VAN DE CAMPAGNE<br />
De indruk bestaat dat de campagne Actuele<br />
Volkscultuur steunt op vele impliciete intuïties, die al<br />
dan niet gedeeld worden door de promotoren van de<br />
projecten. Het boven de grond krijgen en tegen elkaar<br />
afwegen van die impliciete stellingen is een van de<br />
doelstellingen van dit onderzoek.<br />
De (ethische) objectieven van de campagne lijken<br />
nogal expliciet: de volkscultuur laten herleven of te<br />
herwaarderen als cultuur van elke dag, ze te midden<br />
van de maatschappelijke ontwikkeling plaatsen.<br />
Waarom dat nodig zou zijn wordt weinig geargumenteerd<br />
in de folders. Uit publicaties van de Stichting en<br />
documenten ter voorbereiding van de campagnes<br />
HOOFDSTUK 1<br />
17<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE POLYFONIE VAN EEN PROBLEMATIEK<br />
18<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
blijkt echter dat de standpunten en inzichten het resultaat<br />
zijn van een evolutie die gepaard ging met jarenlange<br />
praktijkondersteuning en reflectie rond de<br />
omgang met het erfgoed.<br />
Het uitgangspunt van de campagne lijkt in elk geval te<br />
impliceren dat de volkscultuur nogal marginaal staat<br />
en ouderwets is. Een analysenota voor de jury van de<br />
eerste campagne zegt: “Volkscultuur kampt in<br />
Vlaanderen met een ouderwets en bestoft imago.<br />
Begrippen als volkskunde en heemkunde worden<br />
stilaan taboe. Instellingen en organisaties zoeken naar<br />
een nieuwe terminologie voor onderzoek en acties.”<br />
Het besef lijkt te bestaan dat, willen bepaalde activiteiten<br />
uit die sector overleven, ze op een andere<br />
manier zullen moeten worden verbonden met levende<br />
culturele praktijken. Toch moet worden vastgesteld dat<br />
de sector van volks- en heemkundige organisaties op<br />
zich al goed is voor vele duizenden actieve leden en<br />
dus een niet onbelangrijk onderdeel is van het verenigingsleven.<br />
Die ‘kernsector’ blijkt in de campagne<br />
echter niet de meest vernieuwende projecten in te<br />
dienen.<br />
Ook wordt ervan uitgegaan dat de volkscultuur zelf<br />
moet worden geactualiseerd, in die zin dat ze een<br />
plaats en betekenis moet krijgen in de actuele samenleving.<br />
Hoe dat moet gebeuren is echter niet duidelijk.<br />
De analysenota zegt: “De doelstellingen van de<br />
campagne zijn dan ook niet evident. Aan de initiatiefnemers<br />
werd gevraagd om de volkscultuur midden in<br />
de samenleving te plaatsen en een wisselwerking<br />
tussen volkscultuur en samenleving te genereren.” Die<br />
wisselwerking situeert zich op het niveau van de<br />
cultuur van het alledaagse: “Volkscultuur is een dynamisch<br />
begrip dat staat voor de cultuur van het dagelijkse<br />
leven en dus permanent in ontwikkeling is”. Dit<br />
in tegenstelling tot een traditionele definitie van volkscultuur<br />
die verwijst naar relicten of relictkunde van<br />
een verdwijnende samenleving.<br />
De onderliggende stellingen van de campagne komen<br />
duidelijker naar voren in volgende uitgangspunten:<br />
1. Volkscultuur wordt in de campagne beschouwd als<br />
immaterieel erfgoed met sporen in het materiële. Dat<br />
erfgoed heeft waarde. Het moet daarom niet alleen<br />
worden bewaard, maar ook werkzaam worden<br />
gemaakt in de samenleving. Dat gebeurt door studie,<br />
ontsluiting, beleving en ontwikkeling van dat erfgoed.<br />
(Die ontwikkeling slaat overigens niet alleen op de<br />
omgang met het historisch erfgoed. Elke dag opnieuw<br />
ontstaat er erfgoed; ook dat is ontwikkeling.)<br />
2. Door de actieve omgang ermee, blijft het bestaande<br />
erfgoed actuele culturele praktijk en treedt het ook in<br />
wisselwerking met de Actuele Volkscultuur. Dat zijn<br />
de redenen voor de inbedding in de levende culturele<br />
praktijk (niet alleen de bewaring).<br />
3. Die inbedding gebeurt in grote mate op het niveau<br />
van de cultuur van het dagelijks leven, echter niet<br />
uitsluitend: de ‘hoge’ of in elk geval toch de nietdagelijkse<br />
cultuur kan daar evengoed dienstig voor<br />
zijn. Dat is ook altijd zo geweest: van Brueghel tot<br />
Ensor, van Bredero tot Sierens, van de kunstkamer tot<br />
het museum. De inbedding in het dagelijks leven is<br />
dus één van de mogelijkheden.<br />
4. De waarde van volkscultuur kan voor iedereen<br />
belangrijk zijn en dient voor iedereen ontsloten te<br />
worden, zodat iedereen ze kan beleven en helpen<br />
ontwikkelen.<br />
2. DE UITDAGINGEN VAN HET BELEID<br />
In 1998 werd in de Vlaamse Gemeenschap een<br />
‘decreet Volkscultuur’ uitgevaardigd. Hierdoor werd<br />
een afzonderlijke sector binnen de volksontwikkeling<br />
beschreven. De term overkoepelt diverse disciplines en<br />
verenigingen: familiekunde, heemkunde, volkskunde,<br />
industriële archeologie en enkele themagerichte groeperingen.<br />
Op die manier werden uiteenlopende activiteiten<br />
in één veld samengebracht.<br />
Door het herschrijven van de beleidsopties werden een<br />
aantal praktijken, waarvan sommige aan interne erosie<br />
onderhevig waren, geconfronteerd met de condities
van hun eigen voortbestaan. Via een vernieuwde institutionalisering,<br />
annex financiering, werd een beleidsveld<br />
afgebakend. Die afbakening dwingt de sector<br />
volkscultuur tot aanpassingen, dus tot een vorm van<br />
actualisering. Ook is het zo dat die beleidslijnen niet<br />
losstaan van een succesvol lobbywerk vanuit de basis.<br />
Dankzij die dynamiek kreeg de volkscultuur een eigen<br />
toekomst, los van de andere werkingen in de bredere<br />
sociaal-culturele sector. Die zelfstandigheid wordt des<br />
te meer verantwoord als men bedenkt dat het hier toch<br />
om een levende praktijk van enkele tienduizenden<br />
mensen gaat.<br />
De campagne van de Koning Boudewijnstichting deed<br />
een poging deze actualisering te prefigureren door een<br />
aantal new practices als good practices mogelijk te<br />
maken. Het is echter significant vast te stellen hoe<br />
sterk actoren uit het brede culturele veld (dus van<br />
buiten de kernsector) inspeelden op de campagne en<br />
hoe weinig projecten uit de eigenlijke sector volkscultuur<br />
werden geselecteerd voor ondersteuning. In<br />
die zin is het moeilijk duidelijke lessen te trekken<br />
inzake de evolutie van de traditionele werkingen als<br />
reactie op de nieuwe beleidsoriëntaties. Dat was<br />
evenwel ook niet het opzet van de Stichting, niet met<br />
de campagne en evenmin met dit onderzoek.<br />
De beleidsoriëntaties zijn duidelijk aangegeven. Ze<br />
zijn gebundeld in de Informatiebrochure Cultureel<br />
Erfgoed die het Ministerie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap in mei 2001 1 (dat is na het lanceren van<br />
de campagne) publiceerde. Een beleidsbrief geeft de<br />
algemene strategische lijnen weer, vier nieuwe reglementen<br />
moeten zorgen voor de ontsluiting van het<br />
cultureel erfgoed en enkele decreten herschikken de<br />
sector. Het is in die ombouw dat de sector volkscultuur<br />
vervat is via een eigen decreet.<br />
Het beleid gaat in de eerste plaats uit van een beheersproblematiek<br />
(en dus niet van een maatschappelijke<br />
analyse – die blijft impliciet). Die problematiek situ-<br />
eert zich in de combinatie van (a) de (culturele)<br />
stroomlijning van een beleid, gedacht vanuit een<br />
Vlaamse natievorming en (b) de (organisatorische)<br />
ontwikkeling van een coherent beleidsdomein. Beide<br />
uitgangspunten worden nogal onproblematisch als<br />
gegeven beschouwd. Ze blijven daardoor volgens ons<br />
nog deel van het probleem en zijn niet automatisch<br />
deel van de oplossing. Hoe de ‘Vlaamse cultuur’ zich<br />
verhoudt tot de multiculturele samenleving in<br />
Vlaanderen en hoe de actualisering van de volkcultuur<br />
het best gediend is als deel van het beleidsdomein<br />
‘cultureel erfgoed’ vergt inderdaad nog meer uitleg.<br />
De beleidsbrief vertrekt van de noodzaak van een<br />
erfgoedbeleid. Inleidend wordt daarbij gewezen op het<br />
economische belang. Cultureel erfgoed is namelijk<br />
“een van onze schaarse grondsto¤en”. Het draagt bij<br />
tot economische groei (onder meer in de cultuurtoeristische<br />
sector), het is “een signaal van creativiteit die<br />
maakt dat de economie hier kan gedijen”, het bezorgt<br />
Vlaanderen een krachtig profiel. De brief wijst er<br />
echter op dat er nog andere argumenten en verantwoordelijkheden<br />
zijn die een actief erfgoedbeleid<br />
noodzakelijk maken: het belang van het behoud van<br />
erfstukken en het respect voor “de mores en de mogelijkheden<br />
van de traditie”; een traditie die “niet enkel<br />
over eigenheid spreekt maar ook over de multiculturaliteit<br />
die er altijd is geweest, over invloeden en ontdekkingen,<br />
over het verwerken van het vreemde en het<br />
herwerken van het lokale.” Dat erfgoed bepaalt de<br />
persoonlijkheid van een regio. Een erfgoedbeleid moet<br />
ervoor zorgen dat de inwoners van Vlaanderen deel<br />
hebben en deelnemen aan dat “gemeenschapspotentieel”.<br />
Voorts wordt er gewezen op de grote achterstand<br />
op dat gebied in vergelijking met andere landen,<br />
in het bijzonder Nederland. Meteen wordt er echter bij<br />
vermeld dat het Nederlandse voorbeeld niet te volgen<br />
is. Daarvoor ontbreken de middelen, zijn de betrokken<br />
instellingen er te slecht aan toe,<br />
is Vlaanderen te rijk aan erfgoed,<br />
1. In januari 2002<br />
maar zijn vooral de meer basale<br />
HOOFDSTUK 1<br />
verscheen een nieuwe Informatiebrochure<br />
Cultureel Erfgoed.<br />
19<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE POLYFONIE VAN EEN PROBLEMATIEK<br />
20<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
voorwaarden niet vervuld: geen overkoepelende inventarisatie,<br />
geen inzicht in de expertise. Bovendien is er<br />
“voor veel deeldomeinen geen traditie, geen manier<br />
van aanpakken, geen beleidsinstrument. Het is alsof<br />
het cultureel erfgoed zo alomtegenwoordig, overdadig<br />
en als vanzelfsprekend aanwezig is dat men tot nu toe<br />
vergat er een beleid voor uit te stippelen.”<br />
De beleidsbrief bakent het gebied van het ‘roerende en<br />
immateriële erfgoed’ af: het gaat om historische<br />
objecten en culturele bronnen en om de beeldvorming<br />
daarover, “die mogelijkheden inhouden van gemeenschappelijke<br />
betekenissen.” (!)<br />
Het niet insluiten van de zorg voor onroerend patrimonium<br />
in het erfgoedbeleid van Cultuur, is niet het<br />
gevolg van een inhoudelijke keuze maar van de<br />
Belgische staatsstructuur die monumenten- en landschapszorg<br />
tot gewestmaterie heeft gemaakt. Intense<br />
afstemmingprocedures zullen beide bevoegdheden op<br />
het territorium van het Vlaamse Gewest met elkaar<br />
verbinden via de gemeenten.<br />
Het Vlaamse erfgoedbeleid wordt gericht op conservatie,<br />
ontsluiten en maatschappelijke positionering.<br />
Gezien de achterstand kan het opteren voor het<br />
inzetten van de ‘wet van de remmende voorsprong’,<br />
waarbij de achterstand wordt ingelopen met een<br />
antwoord op de actuele vragen. Niet de inhoudelijke<br />
historische ontwikkeling van een sector bepaalt dus<br />
het beleid, maar de actuele vraagstelling.<br />
De ‘historische’ sectoren ‘volksontwikkeling en bibliotheken’,<br />
‘muziek, letteren en podiumkunsten’, ‘beeldende<br />
kunst en musea’ en ‘jeugd en sport’ worden<br />
gereorganiseerd in vier nieuwe domeinen: creatie,<br />
sociaal-cultureel werk, jeugd en... cultureel erfgoed.<br />
Dat laatste domein moet in de eerste plaats ‘bewaren’<br />
en vervolgens worden ingezet op de andere terreinen.<br />
Dat dient tot de ontwikkeling van een cultuurhistorisch<br />
referentiekader, tot het verhogen van de individuele<br />
culturele competentie, tot een ‘cement’ voor de<br />
samenleving, tot gemeenschapsvorming.<br />
Die laatste opdracht vindt het beleid erg belangrijk:<br />
gemeenschapsvorming in wisselwerking met de natievorming.<br />
Daarin wordt de sector van de volkscultuur<br />
centraal gesteld. Die dialectiek tussen gemeenschapsvorming<br />
en natievorming heeft verschillende<br />
finaliteiten: de internationale culturele uitstraling, de<br />
landelijke werking op verschillende deelgebieden en<br />
de lokale werking. Zo worden de doelstellingen expliciet<br />
in de documenten geformuleerd. De gemeenschapsidee<br />
wordt daarbij niet verder geëxpliciteerd. Ze<br />
verwijst zowel naar de Gemeenschap als entiteit in de<br />
Belgische staat (de persoonsgebonden materies) als<br />
naar de Gemeinschaft (Tönnies). Het spanningsveld<br />
met het maatschappelijke, de Gesellschaft, wordt<br />
daarbij niet expliciet aan de orde gesteld.<br />
De volkscultuur wordt aldus de naam voor een sectorale<br />
activiteit naast de sector van de musea, de sector<br />
van de archieven en documentatiecentra en de sector<br />
van het verspreide en niet-ontsloten erfgoed. Het<br />
decreet van eind 1998 regelt die sector. Zoals gezegd,<br />
groepeert het vijf werkvelden: familiekunde, heemkunde,<br />
industriële archeologie, algemene volkskunde<br />
en enkele gethematiseerde werkingen (gastronomie,<br />
volksmuziek, volkskunst, volkssport, poppenspel en<br />
kant). Een steunpunt – het Vlaams Centrum voor<br />
Volkscultuur vzw – krijgt vier taken: verzamelen,<br />
stimuleren, begeleiden en onderzoeken. Een publicatiebeleid<br />
begeleidt de stroomlijning. Vanaf 2002 moet<br />
het geheel gevat worden in vij∆arenplannen.<br />
De dynamisering en de reorganisatie van het beleid<br />
hebben het voordeel van de duidelijkheid en van een<br />
zekere vereenvoudiging. Ze steunen (impliciet) op een<br />
project van natievorming dat een culturele substantie<br />
moet leveren voor de nieuwe Vlaamse staatsstructuur.<br />
Die wordt in de eerste plaats gericht op het creëren<br />
van een gunstige economische context en beperkt zo<br />
functioneel nogal sterk het terrein. De discussies over<br />
de e¤ecten van de mondialisering, van het culturele<br />
pluralisme, van de vermarkting van cultuur en dus
over de sociale en psychologische opdrachten zijn niet<br />
expliciet aanwezig. Toch zijn dat vraagstukken die de<br />
uitgangspunten van het beleid sterk kunnen beïnvloeden.<br />
Door de afwezigheid van een expliciete maatschappelijke<br />
situering wordt het beleid snel gevat in<br />
organisatorische en financiële maatregelen die niet<br />
anders kunnen dan toch vertrekken van de bestaande<br />
(en steeds weer als ‘achtergebleven’ gekarakteriseerde)<br />
instellingen en organisaties. Zo herleidt de vernieuwde<br />
institutionele vormgeving de ‘volkscultuur’ tot zeer<br />
specifieke werkvelden, die niet overeenstemmen met<br />
wat men intuïtief verstaat onder cultuur van het alledaagse<br />
of populaire cultuur.<br />
Men moet zich afvragen of deze ‘overdeterminatie’<br />
door een beleid dat niet steunt op een expliciete maatschappelijke<br />
diagnose geen probleem op zich vormt.<br />
Het gaat deels (en binnen het huidige beleid minder<br />
dan vroeger) om een bepaalde politieke oriëntatie<br />
(natievorming) en de dialectiek daarmee. Die oriëntatie<br />
wordt in de praktijk van de bestudeerde projecten<br />
doorgaans niet gedeeld – al blijft die discussie ook<br />
daar impliciet. Toch is het ook duidelijk dat het<br />
huidige beleid niet ongevoelig is voor de ontwikkelingen<br />
op wereldvlak en binnen de eigen samenleving.<br />
De realiteit van een Vlaams institutioneel kader<br />
vergroot in zekere zin ook de onafhankelijkheid van<br />
culturele actoren. Bovendien pleit de beleidsbrief<br />
uitdrukkelijk voor “een zeer open, actuele, interdisciplinaire<br />
en brede benadering van volkscultuur”. In dit<br />
verband wordt verwezen naar projecten in het<br />
centrum van de sector, zowel als aan de rand ervan:<br />
“zeer originele projecten die een voorbeeldfunctie<br />
kunnen hebben (denk aan buurtgeschiedenissen,<br />
mondelinge geschiedenissen, onderzoek naar cybercultuur…).”<br />
De ontwikkeling van een debat over de uitgangspunten<br />
van cultuurbeleid zou de posities van de<br />
verschillende actoren op het veld evenwel duidelijker<br />
kunnen maken. In Vlaanderen heerst er totnogtoe<br />
immers een tekort aan theorievorming over de relatie<br />
natiestaat - culturele identiteit. Daarom denken we dat<br />
een onderzoek als dit expliciet moet ingaan op de<br />
verbanden tussen het sociale, het culturele en de<br />
beleidsvoering.<br />
3. ACCENTEN IN VOLKSKUNDE EN ETNOLOGIE<br />
Het veld van de volkskunde zit in een fase van sterke<br />
ombouw. Zoals gezegd gaat het om een uitgebreid<br />
netwerk van verenigingen en activiteiten die vooral<br />
steunen op vrijwilligerswerk. Onder impuls van de<br />
overheid werden ze in de jaren negentig in federaties<br />
ondergebracht. Zo bundelt de koepel van de volkskunde<br />
een aantal provinciale bonden, met in het totaal<br />
ruim 5000 leden. De heemkunde ontwikkelde zich in<br />
de jaren dertig en werd onder de vleugels van de<br />
Vlaamse Toeristenbond in 1941 gefedereerd tot het<br />
Verbond voor Heemkunde. De familiekunde organiseert<br />
de interesse voor stambomen. De Vlaamse<br />
koepelorganisatie groepeert de provinciale afdelingen<br />
en 25 regio’s, met in totaal zowat 4500 leden. De<br />
gethematiseerde activiteiten (volkssporten, gastronomie,<br />
poppenspel, volksmuziek, e.d.) hebben zich<br />
ook georganiseerd in bonden en koepels. Het geheel<br />
werd vanaf 1998 gevat in het decreet Volkscultuur.<br />
De vormgeving van een afzonderlijk werkveld brengt<br />
ook de inhoudelijke omgang met die onderwerpen in<br />
de schijnwerper. Niet het minst omdat ondersteunende<br />
en onderzoeksinstellingen te maken hebben<br />
met die nieuwe ontwikkelingen, maar ook omdat het<br />
onderwerp via bijzondere leerstoelen aan de universiteit<br />
wordt verbonden.<br />
Volkskunde is een menswetenschap, ontstaan aan het<br />
eind van de 18de eeuw. Ook in Vlaanderen gaan de<br />
wortels terug tot die tijd. De huidige studie van de<br />
volkscultuur is gevat in de algehele context van<br />
detraditionalisering. De ontwikkelingen in Vlaanderen<br />
worden daarbij vooral geïnspireerd door de recente<br />
vernieuwingen in Nederland. Daar kent de volkskunde<br />
HOOFDSTUK 1<br />
21<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE POLYFONIE VAN EEN PROBLEMATIEK<br />
22<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
een lange institutionele geschiedenis door het bestaan<br />
van het Meertens Instituut. Het Meertens Instituut,<br />
ontstaan in 1926, is sinds 1952 een onderzoeksinstituut<br />
van de Koninklijke Nederlandse Academie van<br />
Wetenschappen (KNAW). Het onderzoekt en documenteert<br />
de verscheidenheid van taal en cultuur in<br />
Nederland. Het zwaartepunt ligt op onderzoek naar<br />
factoren die een rol spelen bij het bepalen van sociale<br />
identiteiten in de Nederlandse samenleving. De ouddirecteur<br />
J.J. Voskuil gaf het een literair leven in zijn<br />
romancyclus Het Bureau.<br />
Daarnaast bestaat een meer op de praktijk gerichte<br />
NCV. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur is<br />
het landelijk steunpunt voor volkscultuur, regionale<br />
geschiedenis, folklore en volkskunst. Het promoot<br />
volkscultuur als wezenlijk onderdeel van het<br />
Nederlandse cultuurgoed, draagt kennis over en geeft<br />
inzicht in culturele processen en de achtergronden van<br />
de diverse cultuuruitingen in Nederland.<br />
Nederlandse volkskunde bestudeerde van bij het<br />
ontstaan van deze discipline in de 18de eeuw, vooral<br />
het ‘authentieke leven op het platteland’ om van<br />
daaruit de volksaard van de Hollanders te ontdekken.<br />
Opvattingen over geboorte, liefde en dood werden<br />
bestudeerd en ook gebruiken, kleding, spelen, dichten<br />
zangkunst. In de 19de eeuw werden mondeling<br />
circulerende volksverhalen ook aangeboord als bron,<br />
naast de traditionele literaire en archeologische gegevens.<br />
De cultuurhistorische belangstelling voor volkscultuur<br />
nam toe met de opkomst van het nationalisme.<br />
Aan het einde van de 19de eeuw ontwikkelde de<br />
volkskunde zich tot een wetenschap en later volgde de<br />
institutionalisering van deze nieuwe discipline, de<br />
etnologie.<br />
In Nederland hebben vooraanstaande onderzoekers en<br />
academici in de volkskunde de laatste jaren een<br />
belangrijke verbreding van perspectief ingeluid.<br />
Gerard Rooijakkers is dé pleitbezorger van een nieuwe<br />
postmoderne volkskunde, als alternatief voor de klassieke<br />
volkskunde. ‘Volkscultuur’ is een constructie die<br />
slechts bestaat in de hoofden van “volkskundigen,<br />
beleidsmakers, politici, commerciële instellingen en<br />
andere, al dan niet dominante groepsculturen,“ zo<br />
stelde Rooijakkers in zijn lezing op de geschiedkundige<br />
boekenbeurs voor Vlaanderen in 1998.<br />
Postmoderne volkskundigen bestuderen die constructies<br />
om het proces van ‘etnisering’ onder de loep te<br />
nemen. Ze bestuderen daartoe niet alleen klassieke<br />
thema’s als ‘materiële cultuur’ en ‘volksverhalen’,<br />
maar ook lichamelijkheid, technologie, angst en<br />
onzekerheid. Het ‘eigen-aard-denken’ is uit de tijd als<br />
onderzoeksdoel.<br />
In Volkscultuur. Een inleiding in de Nederlandse<br />
etnologie 2 werkt Rooijakkers samen met collega’s<br />
Dekker en Roodenburg een nieuwe definitie van volkscultuur<br />
uit. Het wordt de cultuur van het alledaagse:<br />
“een brede, alledaagse cultuur, waar iedereen, elite of<br />
volk, vreemd of eigen, in participeert”. Deze cultuur<br />
van alledag is een levenspatroon dat de grondslag<br />
vormt voor het samenleven. Ze bestaat uit materiele<br />
cultuur (zoals kleding en beeldcultuur), vertelcultuur,<br />
lichaamscultuur, voeding en feesten, omgangsvormen<br />
en wooncultuur. De auteurs willen volkscultuur met<br />
deze definitie in een nieuw kleedje steken, om<br />
definitief af te rekenen met ‘boerenkunde’ en ‘relictenkunde’:<br />
“Volkscultuur is de titel die we aan deze inleiding<br />
hebben gegeven. Dat we daarmee niet langer<br />
naar een achtergebleven beschaving van boeren en<br />
vissers verwijzen, laat staan deze beschaving voor<br />
zoiets als een nationale volksaard of volksziel zou<br />
staan, zal de lezer duidelijk zijn geworden.” (Dekker<br />
e.a., 10.)<br />
In het internationale debat over volkskunde komt er<br />
dus een kentering in de jaren zestig en zeventig van<br />
de 20ste eeuw. Volkskunde ondergaat een grondige<br />
historisering en sociologisering. Het is geen boerenkunde<br />
meer, maar gaat evengoed over stadscultuur,<br />
hier en nu. De lagere<br />
arbeidersklasse krijgt<br />
bijzondere aandacht. In<br />
de jaren tachtig echter<br />
2. Ton Dekker, Herman<br />
Roodenburg, Gerard Rooijakkers<br />
(red.) Volkscultuur. Een inleiding in<br />
de Nederlandse etnologie,<br />
Nijmegen, SUN, 2000
wordt volkscultuur een breder begrip: de cultuur van<br />
alledag. De auteurs benadrukken de contextuele betekenis-<br />
en zingeving van de onderzochte cultuurverschijnselen,<br />
het gaat hen om de “processen van toeeigening<br />
binnen de context van groepsculturen.”<br />
(Dekker e.a., 10.) 3<br />
Ook in Vlaanderen is er veel beweging. Eind 1998<br />
werd het Vlaams Centrum voor Volkscultuur opgericht.<br />
“Het VCV wil het volkskundig of etnologisch,<br />
heemkundig of lokaal historisch, industrieel-archeologisch<br />
en familiekundig onderzoek in Vlaanderen<br />
ondersteunen en begeleiden. Naast allerlei dienstverlenende<br />
en technische vormen van ondersteuning,<br />
zowel ten behoeve van het beleid als voor het veldwerk,<br />
wordt ook gestreefd naar een eigen onderzoeksbeleid.”<br />
Het steunpunt voor de decretaal vastgelegde<br />
‘sector’ zorgt onder de impuls van directeur Marc<br />
Jacobs ook voor een inhoudelijke problematisering. De<br />
volkscultuur als fenomeen, moet worden onderscheiden<br />
van de studie ervan. “Hier wordt uitgegaan<br />
van de hypothese dat het belangrijk is een zone te<br />
creëren waar de interdisciplinaire en internationaal<br />
actuele methodes, concepten, modellen en theorieën<br />
zeer kritisch kunnen worden besproken en getoetst,<br />
waar er tijd en ruimte kan worden vrijgemaakt voor<br />
fundamenteel onderzoek, voor deconstructie en reconstructie,<br />
voor flexibele contextualisering en reflexiviteit.<br />
De denktankfunctie is de hoeksteen voor de andere<br />
activiteiten van het VCV.” (www.vcv.be)<br />
In een artikel in de Gids sociaal-cultureel en educatief<br />
werk 4 stelt Jacobs uitdrukkelijk dat zowel traditie als<br />
innovatie daarbij cruciaal zijn voor het VCV.<br />
Bovendien verwijst hij naar de tendens bij diverse<br />
actoren om bruggen te slaan naar opbouwwerk en<br />
buurtwerk.<br />
Die ontwikkelingen kunnen worden samengevat<br />
onder de noemer ‘van essentialisme naar constructivisme’.<br />
De studie van de volkscultuur richt zich evenzeer<br />
op de maatschappelijke context waarin bepaalde<br />
opvattingen over de volkscultuur vorm krijgen. Het<br />
gaat niet langer over de zoektocht naar de culturele<br />
wezenskenmerken.<br />
Die aandacht voor de context en voor de constructie<br />
van betekenissen ziet men ook in de ‘modernisering’<br />
van de activiteiten in instellingen zoals Het Huis van<br />
Alijn. Maar het is eveneens duidelijk dat het blikveld<br />
van de ‘sector’ niet alle aspecten van het dagelijks<br />
leven omvat en dat het in zijn historische vormgeving<br />
– zeker voor enkele van hen – in een bepaalde hoek<br />
van het ideologisch cultureel spectrum is terug te<br />
vinden.<br />
Het is precies een verruiming van het perspectief dat<br />
door het VCV wordt nagestreefd. Via een grootschalig<br />
onderzoek “naar het actuele lokaal historisch, volks- en<br />
heemkundig landschap in Vlaanderen - project alpha<br />
2000-2002” wordt het hele werkveld in kaart gebracht<br />
en wordt er gepeild naar de toekomstige ontwikkelingen<br />
in verband met het nieuwe erfgoedbeleid. Een<br />
synthese van alle deelonderzoeken zal in 2002 resulteren<br />
in een grondig gedocumenteerd beleidsadvies<br />
over de mogelijkheden en problemen van de sector.<br />
De campagne Actuele Volkscultuur van de Koning<br />
Boudewijnstichting is een element van buiten de sector,<br />
dat bijdraagt tot die inhoudelijke dynamisering. π<br />
HOOFDSTUK 1<br />
23<br />
3. Voor een uitgebreide bespreking<br />
van het boek Volkscultuur, door<br />
acht auteurs met een repliek van<br />
de schrijvers, zie: Oost Vlaamse<br />
Zanten. Tijdschrift voor Volkscultuur<br />
in Vlaanderen, LXXVI, 2,<br />
Gent<br />
4. Marc Jacobs, Volkscultuur, een<br />
sector in beweging tussen sociaalcultureel<br />
werk en cultureel erfgoed,<br />
in Gids sociaal-cultureel en educatief<br />
werk, afl. 32 december 2001 -<br />
383. Dit artikel geeft een beknopt<br />
overzicht van de recente ontwikkelingen<br />
in Vlaanderen en verstrekt<br />
meer informatie over de rol van<br />
het VCV.<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
24<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
hoofdstuk 2<br />
De gelaagdheid van<br />
alledaagse cultuur<br />
ERIC CORIJN<br />
25<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR<br />
26<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Dit onderzoek gaat niet zozeer over de studie van de<br />
volkscultuur, dan wel over de (mogelijke) wisselwerking<br />
tussen enerzijds bepaalde praktijken van onderzoek<br />
en anderzijds initiatieven van sociaal-culturele of<br />
artistieke aard. Het gaat immers iedere keer om culturele<br />
producten die in hun gedeelde ervaringen, in hun<br />
gemeenschappelijkheid het publiek proberen aan te<br />
spreken. Daarbij kan men het houden bij zeer algemeen<br />
voorkomende elementen van gemeenschappelijkheid<br />
– iedereen heeft wel een haartooi – of men<br />
kan zoeken naar een meer omvattende culturele<br />
expressie van een meer samenhangende vorm van<br />
alledaagsheid. Kortom, de cultuur van het alledaagse<br />
verschilt naargelang de sociale structurering van het<br />
leven.<br />
Als men op zoek gaat naar culturele uitingen uit het<br />
verleden, dan moet men die verbinden met het leven<br />
van die tijd. Wanneer men die cultuurelementen tot<br />
een traditie wil verhe¤en of tot duiding van het actuele<br />
leven, dan doet men er goed aan de oorspronkelijke<br />
context in het oog te houden. Daarbij is het noodzakelijk<br />
een sociale duiding mogelijk te maken van een<br />
actuele cultuur van het alledaagse en de verwijzing<br />
daarin naar elementen uit het verleden. Het lijkt ons<br />
dan ook nuttig een leesraster aan te reiken dat zich<br />
richt naar de gelaagdheid van de volksculturen, dat<br />
ons in staat stelt de elementen uit het verleden te<br />
verbinden met de toenmalige sociale culturen. Die<br />
archeologie van de volkscultuur moet dan tegen het<br />
licht van een maatschappelijke diagnose worden<br />
gehouden. Dat laat de complexiteit van de cultuur van<br />
het alledaagse zien. Alle bevolkingslagen zijn ongetwijfeld<br />
van alledaagse cultuur voorzien. De vraag blijft<br />
echter of deze cultuur gelimiteerd blijft tot een<br />
bepaalde leefstijl, dan wel of ze een bredere verbondenheid<br />
uitdrukt. Het bestaan van een door iedereen<br />
gedeelde cultuur van het alledaagse lijkt veeleer een<br />
imaginaire identiteit dan een gedeelde ervaring.<br />
Het bestaan van een volkscultuur hangt samen met de<br />
vaststelling van gedeelde alledaagse cultuur. Nu is dat<br />
voor een volk in zijn geheel genomen wel altijd een<br />
snelle veralgemening die slechts opgaat voor enkele<br />
dagelijkse cultuurelementen. Iedereen ziet snel in dat<br />
de hele cultuur van het alledaagse alleen met enkele<br />
echte zielsverwanten wordt gedeeld. De vraag is dus<br />
welke culturele elementen een groep tekenen, meer<br />
zijn dan uitingen van individuele levenstijl en toch<br />
minder (en dus onderscheidend) dan de zeer algemene,<br />
bijna algemeen menselijke cultuurelementen.<br />
Een min of meer samenhangende cultuur van het alledaagse<br />
stemt overeen met een min of meer gemeenschappelijk<br />
verloop van het alledaagse. In de loop van<br />
de geschiedenis zijn die tekenen van de groep veranderd<br />
met de verandering van de sociale structuur. Ze<br />
zitten als lagen in het erfgoed verpakt en vermengd.<br />
Een deel ervan wordt voortgezet via de selectieve<br />
traditie.<br />
Wil men echter elementen uit het erfgoed mobiliseren<br />
in de cultuurproductie van een hedendaags alledaags<br />
leven, dan is het goed de cultuurelementen in verband<br />
te zien met de sociale praktijk waaruit ze zijn voortgekomen.<br />
Cultuurproducten hebben e¤ect naarmate ze<br />
resoneren met levenservaring(en). Actuele volksculturele<br />
projecten die bepaalde doelgroepen willen<br />
bereiken, doen er goed aan enige kijk te hebben op de<br />
sociale achtergronden van het erfgoed. Daarom stellen<br />
we de samengestelde volkscultuur als een gelaagde<br />
sedentering van verscheidene sociale condities voor.<br />
Volkscultuur begrepen als cultuur van het alledaagse<br />
komt inderdaad bij elke bevolkingslaag voor, maar niet<br />
bij iedereen in dezelfde mate.<br />
Het hierna volgende leesraster en de daaraan<br />
verbonden maatschappelijke diagnose zijn bedoeld als<br />
hulpinstrument om het inzicht in de complexiteit van<br />
de alledaagse cultuur te verscherpen. Er zij echter op<br />
gewezen dat het overzicht binnen het bestek van dit<br />
rapport slechts beperkt kan blijven tot de schets van<br />
een algemeen kader, waarbij het gaat om het aangeven<br />
van evoluties en niet om een historische studie.
1. EEN ARCHEOLOGIE VAN VOLKSCULTUUR<br />
In het creatieve gebruik van bepaalde traditionele<br />
cultuurelementen worden die elementen verwerkt tot<br />
een actuele presentatie. Of het nu gaat om de presentatie<br />
van onderzoek of om de organisatie van een<br />
evenement of om een langduriger interventie in een<br />
wijk, elke keer weer gaat het om een actuele ingreep.<br />
Er wordt in meer of minder expliciete termen naar het<br />
verleden verwezen. Er worden daarover sterke of<br />
zwakke waarheidsaanspraken gedaan. Door in de<br />
actuele voorstelling bepaalde cultuurelementen te<br />
verbinden met het leven uit het verleden, worden<br />
historische lijnen geconstrueerd die op een min of<br />
meer sterke continuïteit wijzen. Als zo’n verhaal dan<br />
nog eens met sterke begrippen zoals ‘volk’ of ‘klasse’<br />
worden benoemd, draagt dat bij tot de verzelfstandiging<br />
van die sociale eenheden. Dergelijke processen<br />
van selectie en duiding zijn niet neutraal. Vooral niet<br />
wanneer daarmee wordt gerefereerd aan wezenskenmerken<br />
van mensen. Dat er op bepaalde plaatsen in<br />
het verleden dingen zijn gebeurd, tekent die plaatsen.<br />
Wijzen op bepaalde gebruiken of rituelen uit het<br />
verleden, die vandaag doorleven en daarmee mensen<br />
tekenen, is iets complexer. Daarom is het goed oog te<br />
hebben voor de gelaagdheid en de opeenvolgende<br />
bewerkingen van de overlevering. Zorgvuldige omgang<br />
met categorieën is daarbij aangewezen, zoeken naar<br />
wezenskenmerken zeer riskant.<br />
In de term volkscultuur wordt ‘volk’ in eerste instantie<br />
niet gebruikt als een verwijzing naar de gehele populatie<br />
van een land of van een gebied, maar naar de cultuur<br />
van een deel van de bevolking, in contrast met een<br />
ander deel. Het gaat dus niet om de cultuur van het<br />
Franse volk of het Duitse volk... hoewel een romantische<br />
visie op die cultuur wel een verband zal leggen<br />
met de ‘Volksgeist’ en een zekere oorspronkelijkheid<br />
zal toekennen aan dat soort cultuur. In dat geval<br />
worden de lokale volksculturen dan wel veralgemeend<br />
en ingepast in een nationale cultuur.<br />
Het ‘volk’ in de term volkscultuur verwijst naar het<br />
‘gewone’ volk, tegenover een zekere culturele elite die de<br />
volkscultuur is ontgroeid, die een meer complexe,<br />
meer abstracte en meer universele cultuur heeft (of<br />
denkt te hebben). Ook als men vandaag veeleer<br />
spreekt over de cultuur van het alledaagse, dan<br />
verwijst men naar een meer onmiddellijk niveau, naar<br />
meer triviale dingen in tegenstelling tot een meer<br />
uitgewerkte esthetische cultuur. Welke omschrijving<br />
men ook gebruikt, de term ‘volkscultuur’ verwijst<br />
altijd naar een deel van de cultuur en doorgaans naar<br />
dat deel dat ook (en soms uitsluitend) voorkomt bij<br />
minder ‘gecultiveerde’ lagen van de bevolking. In die<br />
zin treedt er al een belangrijke verschuiving op als<br />
men spreekt van ‘cultuur van het alledaagse’. Ieder<br />
mens heeft inderdaad een alledaags leven en men kan<br />
de elementen daarvan bestuderen. Men spreekt echter<br />
zelden van de ‘volkscultuur’ van de aristocraten of<br />
burgerij.<br />
De volkscultuur staat dus voor een cultureel apparaat,<br />
een imaginair en symbolisch zingevingssysteem dat<br />
het leven van het alledaagse volk moet kunnen duiden.<br />
Volkscultuur heeft niet de roeping boven haar context<br />
uit te stijgen, integendeel, ze is er innig mee<br />
verbonden, ze is geplaatst in het reële leven. Daarom<br />
moet elke volkscultuur in zekere zin een adres<br />
hebben, een plek en ook een geadresseerde, een territorium<br />
en ook een groep mensen.<br />
Bij de duiding van die alledaagse gebruiken, zeden en<br />
gewoonten, zoekt men ook naar de oorsprong, die<br />
soms terugvoert naar andere tijden. Wat zich vandaag<br />
soms als een raadsel aandient, als vreemd aan het<br />
moderne alledaagse, krijgt dan betekenis als praktische<br />
cultuur van een andere soort dagelijks leven.<br />
Hoe de overlevering precies doorwerkt is niet steeds<br />
duidelijk. Het moderniseringsproces heeft enkele radicale<br />
wijzigingen aangebracht in de algemene leefstijl.<br />
Zo werd de arbeid stelselmatig afgescheiden van de<br />
rest van het dagelijks leven, zo veranderde de tijdsopvatting<br />
van een cyclische tijd (van dag en nacht en de<br />
HOOFDSTUK 2<br />
27<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR<br />
28<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
seizoenen) naar een lineaire tijd (van het horloge), zo<br />
vergrootte de individuele vrijheid en mobiliteit.<br />
Verlichting en wetenschap hebben hun werk gedaan.<br />
Wat hebben we nog gemeen met de plaatselijke rurale<br />
culturen van het Ancien Régime?<br />
In het Ancien Régime bestond een grote afstand<br />
tussen de elite en het volk. De openbare orde steunde<br />
daarbij niet op een culturele hegemonie, maar wel op<br />
een relatie van externe controle. De volkscultuur bleef<br />
concreet, territoriaal, onmiddellijk en steunde op<br />
volksgeloof; de aristocratie ontwikkelde een abstracte<br />
gemeenschap en een staat, waarin transgressie gereguleerd<br />
werd (cf. carnaval, volksfeesten...).<br />
In dat erfgoed zit zowel een lokale rurale traditie, die<br />
vandaag opnieuw wordt opgerakeld om lokale identiteiten<br />
(en dus verschillen met de Ander) te onderstrepen,<br />
als een subversieve, contestataire traditie<br />
tegenover een ‘vreemde’ heerser 1 .<br />
De elitaire abstraherende cultuurbeleving wordt voortgezet<br />
in een rationaliseringsproces, gedragen door de<br />
Verlichting en het humanisme. Er is een dubbele<br />
beweging. Enerzijds ontwikkelt men een cultuur met<br />
‘universele’ (gedelokaliseerde) aspiraties (met het<br />
Latijn als lingua franca). Anderzijds wordt culturele<br />
hegemonie een belangrijk element in het vestigen van<br />
wereldlijke macht, die niet langer uitsluitend op het<br />
gebruik van puur geweld kan steunen. Beide bewegingen<br />
verlopen samen: een abstraheren van de<br />
cultuur en een democratiseren van de (nieuwe) elitecultuur.<br />
De bijbel in de volkstaal is daarvan een mooi<br />
voorbeeld. De onvolmaaktheid van die beweging zal in<br />
de moderniteit aanleiding geven tot de tegenstelling<br />
tussen het universalistische rationalisme en de relativistische<br />
romantiek. Die laatste probeert de ontwortelde<br />
volkscultuur weer te gebruiken als hegemonisch<br />
instrument door een geabstraheerde en samengestelde<br />
volkscultuur opnieuw emotioneel te vestigen via de<br />
nostalgie.<br />
Een romantische visie op de volkscultuur verdoezelt<br />
enigszins de decontextualisering die is opgetreden<br />
door de concrete wortels van de volkscultuur te<br />
vervangen door de imaginaire constitutie van een<br />
nationale gemeenschap. Een ‘mix’ van deze particularistische<br />
visie en universalistische (verlichtings-)<br />
elementen vormt de basis van de moderne Belgische<br />
natiestaat 2<br />
. Openbare ordehandhaving steunt hierbij<br />
op instemming coercion and consent in plaats van<br />
onderdrukking.<br />
Dit hegemonisch proces wordt doorkruist door het<br />
industrialiseringsproces en de versnelde urbanisering<br />
in de tweede helft van de 19de eeuw. Dat proces gaat<br />
gepaard met een sociale ontworteling waarbij de heersende<br />
cultuur haar praktisch nut voor het dagelijks<br />
leven verliest. Vanuit het standpunt van de elite wordt<br />
het nieuwe proletariaat getypeerd als les classes dangereuses.<br />
Het is pas later dat de ‘sociale kwestie’ wordt<br />
erkend en dat er vanuit de overheid een zekere zorg<br />
wordt gesteld tegenover de mensonterende levensomstandigheden.<br />
In feite wordt er van onder uit, deels geïnspireerd door<br />
enkele ‘verlichte’ burgers en vooral gestructureerd<br />
door de opkomende arbeidersbeweging, een nieuwe<br />
eigen cultuur vorm gegeven: de arbeiderscultuur. Die<br />
wordt georganiseerd in eigen organisaties, in een<br />
eigen vertooggemeenschap, een eigen ‘kamp’. Het is<br />
een afgescheiden volkscultuur in de omstandigheden<br />
van de afwezigheid van politieke rechten en integratieperspectieven.<br />
Die eigen cultuur heeft tot in de jaren<br />
1920 brede uitstraling gekend als een alternatief op de<br />
‘burgerlijke’ cultuur. Ze<br />
leeft enigszins voort in de<br />
traditie van volksbuurten<br />
en arbeiderswijken.<br />
Opnieuw is er een beweging<br />
naar meer culturele<br />
integratie. Na de Eerste<br />
Wereldoorlog monden<br />
dertig jaar sociale strijd<br />
uit in politieke rechten<br />
1. Zie bijvoorbeeld White, A.<br />
(1993): Carnival, Hysteria and<br />
Writing, Oxford, Clarendon Press:<br />
199 p. Zie ook het succesvolle<br />
gebruik in onze contreien van<br />
middeleeuwse of vroeg-moderne<br />
referenties in bijvoorbeeld Mistero<br />
Bu¤o of bepaalde optochten of<br />
feesten.<br />
2. Zie de evolutie van<br />
‘Gemeinschaft’ naar ‘Gesellschaft’<br />
(Tönnies), ‘solidarité méchanique’<br />
versus ‘solidarité organique’<br />
(Durkheim), enz.
(het algemeen stemrecht), betere sociale condities<br />
(verkorting van de werktijd) en culturele voorzieningen<br />
(vooral recht op onderwijs). Het is opmerkelijk<br />
hoe vanaf de jaren ‘20 vanuit verscheidene hoeken<br />
voorzieningen ontstaan om het ‘volk’ in zijn nieuwe<br />
‘vrije tijd’ cultureel te vormen. 3 De arbeidersbeweging<br />
rekent op nieuwe energie om de sociale strijd te<br />
voeren en richt zich op volksopvoeding en emancipatie.<br />
De kerk richt zich op een versterking van het<br />
gezin om de ‘nefaste’ morele gevolgen van industrialisering,<br />
verstedelijking en modernisering tegen te<br />
gaan. Beide moeten het echter afleggen tegen de<br />
commerciële vormen van vermaak die zich sterk<br />
ontwikkelen (het commerciële uitgaansleven krijgt een<br />
belangrijke plaats in de cultuur van het alledaagse:<br />
cultuur van de film, uitgaansleven, muziek).<br />
De (verzuilde) civiele maatschappij zoekt dan de steun<br />
van uitgebreide staatsvoorzieningen om de culturele<br />
hegemonie te verdedigen. Het ‘volk’ wordt opgenomen<br />
in de ontwikkeling van een massacultuur, een cultuur<br />
van de massabeweging, met een bijna militaire ideologische<br />
achtergrond en een sterk confronterende heilsleer.<br />
Het is in feite een manier om de opkomende<br />
massacultuur in te kapselen. Dat tekent de jaren<br />
dertig. Meteen wordt ook de basis gelegd voor sterke<br />
culturele socialisatie-instellingen die in onze samenleving<br />
een verzuilde vorm aannemen. De cultuur van<br />
het dagelijks leven wordt aldus ingebed in een traditie<br />
en een sociale organisatie van de wieg tot het graf.<br />
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de welvaartstaat een<br />
samenlevingsmodel waarin integratie en consumptie<br />
centraal staan. Ondernemers en werknemersorganisaties<br />
bouwen een uitgebreid overlegsysteem uit waarin<br />
de productiviteitsstijgingen worden omgezet in stijgende<br />
winsten enerzijds en stijgende sociale verworvenheden<br />
anderzijds (loonstijgingen, ontwikkeling<br />
sociale zekerheid, toename vrije tijd...). Consumptie<br />
wordt stilaan het sociale bindmiddel. De economische<br />
cyclus steunt op massaproductie en massaconsumptie.<br />
Die geeft vorm aan de American way of life, een gestan-<br />
daardiseerd kleinburgerlijk model van dagelijks leven,<br />
waartoe iedereen toegang krijgt.<br />
Die jaren 1945-1975 – les trente glorieuses – zorgen voor<br />
een versnelde modernisering: een detraditionalisering,<br />
een laïcisering, een sterke institutionalisering, collectieve<br />
voorzieningen... De culturele elite levert met<br />
weinig discussie een inhoud voor een nationale<br />
cultuur en de cultuurpolitiek is vooral gericht op<br />
cultuurspreiding en democratisering van de toegang.<br />
De oªciële cultuur verdringt de volkscultuur in de<br />
vorm van de commerciële pop(ulaire) cultuur. Een<br />
(Weberiaans) rationaliseringsproces neemt de bovenhand.<br />
Hoewel! De verlate industrialisering van Vlaanderen<br />
in de jaren ‘60 wordt begeleid met maatregelen om<br />
een nieuwe proletarisering tegen te gaan. Die maatregelen<br />
zijn gericht tegen een stedelijke concentratiebeweging<br />
(goedkope bouwleningen, openbaar vervoer<br />
van en naar het werk, lokaal particularisme). De<br />
modernisering steunt op een voorstedelijke cultuur, de<br />
cultuur van de randstad, die minder kosmopolitisch is<br />
en makkelijker traditionele elementen van de rurale<br />
cultuur opneemt (bijvoorbeeld de dialecten). De<br />
nieuwe industrialisering levert geen nieuw Antwerpen<br />
of Gent op, maar de meer provinciale centrumsteden.<br />
Tegenover de jaren ‘30 is er geen radicale cultuurbreuk<br />
in de Vlaamse ‘eigenheid’. In die zin zitten er<br />
nog vele landelijke, premoderne elementen in het<br />
construct van de ‘Vlaamse eigenheid’.<br />
De diepe culturele revolutie aan het einde van de jaren<br />
‘60 stelde de eenheidsopvatting van de welvaartsstaat<br />
in vraag. Nieuwe subculturen verzetten zich tegen het<br />
nogal eentonige, vervelende, productivistische en<br />
bijwijlen bevoogdende model. Dat gold in de eerste<br />
plaats voor de opkomende jeugdcultuur, die door de<br />
democratisering van het onderwijs een belangrijk<br />
sociaal gegeven werd en via<br />
bepaalde marktsegmenten (vooral<br />
muziek en media) vorm gaf aan<br />
een eigen levensstijl. Op zoek<br />
HOOFDSTUK 2<br />
29<br />
3. Zie Corijn, E. (1998): De onmogelijke<br />
geboorte van een wetenschap.<br />
Verkenningen in de ontwikkeling<br />
van de studie van de vrije tijd,<br />
Brussel, VUB Press: 365 p.<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR<br />
30<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
naar een kritische afstand met de oudere generaties en<br />
met de consumptiesamenleving, werd teruggegrepen<br />
naar een meer ‘authentieke’ volkscultuur (folk) die<br />
gebruikt werd als protest (cf. strijdcultuur).<br />
Aan die cultuurstrijd van de jaren zestig en begin<br />
jaren zeventig kwam een einde door de economische<br />
crisis en de daarop volgende sociale herstructurering.<br />
De economische crisis leidde een verlengde periode<br />
van vertraagde groei in, waardoor de win-win-formule<br />
van het fordisme (meer winsten én meer sociale vooruitgang)<br />
ter discussie wordt gesteld. De massale werkloosheid<br />
zorgde voor een dualisering (segmentering)<br />
van de samenleving waarbij niet iedereen op gelijke<br />
wijze toegang had tot de consumptie.<br />
Die fragmentering werd nog versterkt omdat de ongelijke<br />
verdeling van de koopkracht aanleiding gaf tot<br />
een segmentering van de markt: massaproductie van<br />
gelijke goederen, werd stelselmatig vervangen door<br />
nicheproductie, productie van verschillende goederen<br />
voor verschillende doelgroepen. In een dergelijke<br />
pluralistische markt en in een toegenomen sociale<br />
concurrentie was het cultureel kapitaal van groot<br />
belang om via consumptiegedrag en levensstijl<br />
distinctie in te voeren, ‘gedistingeerd’ te worden.<br />
Uiteindelijk leidde dat tot een ‘modularisering’ van het<br />
dagelijks leven, waarbij de levensstijl wordt aangepast<br />
aan de sociale praktijken: waarbij arbeid, vrije tijd en<br />
gezin een andere culturele verschijning krijgen. Men<br />
spreekt over de ‘esthetisering van het dagelijks leven’.<br />
Processen van individualisering, privatisering en<br />
deregulering begeleiden de levenstijl van de ‘nieuwe<br />
middenklasse’. Die consumptiecultuur staat ver af van<br />
enige vorm van (traditionele) volkscultuur.<br />
Sociale uitsluiting leidt ook tot culturele uitsluiting. De<br />
nieuwe consumptiecultuur stelt identiteiten in vraag,<br />
vervangt traditie door constructie, vervaagt de hiërarchie<br />
tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur. Kans(armoede)<br />
wordt ook bepaald door scholingsniveau, cultuur van<br />
herkomst en dergelijke, die het al dan niet mogelijk<br />
maken in te spelen op een meer complexe en minder<br />
gereguleerde context.<br />
Filosofisch, politiek en cultureel worden deze<br />
processen begeleid door een nieuwe hegemonie: het<br />
neoliberalisme en het postmodernisme. Het neoliberalisme<br />
bevestigt de nieuwe verhouding tussen staat en<br />
markt, waarbij de markt (bijgestaan door een marktconforme<br />
politiek) voor de belangrijkste maatschappelijke<br />
regulatie zorgt. Het postmodernisme stelt<br />
filosofisch de maakbaarheid van de samenleving in<br />
vraag, decreteert het einde van de grote verhalen, stelt<br />
principiële vragen naar de mogelijkheid van universalisme,<br />
collectieve identiteit, gelijkheid enz.<br />
In die nieuwe maatschappelijke context neemt het<br />
belang van cultuur en cultuurbeleid toe omdat de<br />
vormgeving van het leven een veel dynamischer en<br />
flexibeler proces wordt. Tezelfdertijd echter wordt<br />
cultuur minder essentialistisch benaderd en wordt ze<br />
steeds meer geregeld door marktmechanismen: de<br />
‘vermarkting’ of ‘commodificatie’ (het tot koopwaar<br />
maken) van de cultuur, die kwantiteit en lage kostprijs<br />
doet doorwegen op kwaliteit.<br />
Een bijzondere vorm van ‘alternatieve’ cultuur,<br />
vandaag, is de stadscultuur. Het is bij uitstek een interculturele<br />
aangelegenheid, zo bijvoorbeeld de hip hop<br />
die in een creatieve mix van multiculturele ingrediënten<br />
een subcultuur levert voor stedelijke jeugd van<br />
verschillende afkomst. Het is een cultuur die sterk<br />
universele trekken heeft en tegelijk sterk plaatsgebonden<br />
is. De stad is in het proces van mondialisering<br />
een plaats van sociale en culturele wederopbouw. Ze is<br />
groot genoeg om de toegenomen complexiteit te<br />
vertegenwoordigen en klein genoeg om die<br />
complexiteit te bevatten en te ‘beheersen’.<br />
In de maatschappelijke evolutie worden nieuwe<br />
cultuurelementen geboren en worden oude op diverse<br />
wijzen meegenomen. Ze geven aanleiding tot een<br />
bijzondere mix. Vaak behoren tot de constructie<br />
elementen waarvan men (dikwijls op overdreven<br />
wijze) beweert dat ze zeer ver teruggaan in de tijd. Met
andere woorden, elke sociale leefstijl construeert ook<br />
een eigen verleden. Het is dus van belang in het<br />
onderzoek en gebruik van het verleden de oorspronkelijke<br />
context en de opeenvolgende herschikkingen<br />
kritisch onder de loep te houden. De wisselwerking<br />
tussen sociale positie en culturele uitdrukking is niet<br />
eenduidig.<br />
2. EEN MAATSCHAPPELIJKE DIAGNOSE<br />
De huidige maatschappelijke context neigt sterk naar<br />
een deconstructie van de historische verbanden en<br />
sociale structuren. De cultuur lijkt te worden<br />
ontbonden tot basismodules die dan in een willekeurige<br />
orde kunnen worden herschikt. Daarmee wordt<br />
de samenhang tussen het dagelijks leven en de cultuur<br />
van het alledaagse minder doorzichtig.<br />
De huidige sociaal-culturele context is het product van<br />
de twee naoorlogse maatschappelijke cycli: eerst de<br />
wederopbouw en de ontwikkeling van een welvaartsstaat<br />
(1945-1980), vervolgens de crisis van die<br />
welvaartsstaat en de ombouw van de sociaal-economische<br />
regulering (1980-). De eerste cyclus droeg een<br />
versnelde modernisering en industrialisering in zich,<br />
die in Vlaanderen wel de massaconsumptie introduceerde.<br />
De cultuur en het cultuurbeleid bleven echter<br />
in een nogal traditioneel keurslijf, gericht op gemeenschapsvorming<br />
op basis van een sterk rurale traditie.<br />
Industrialisering dus, maar met een cultureel deficit<br />
(de suburbane cultuur).<br />
In de tweede fase overheerste het marktdenken. Op de<br />
economische crisis werd gereageerd door het gehele<br />
beleid ondergeschikt te maken aan het verbeteren van<br />
de concurrentiepositie in een internationale<br />
(Europese) context. De vermarkting van de cultuur<br />
maakte daar deel van uit en die consumptiecultuur<br />
werd gedragen door de zogenaamde nieuwe middenklasse.<br />
De afbouw van de voorzieningen van de<br />
welvaartsstaat verwekte een sociaal deficit dat zich in<br />
de heersende cultuur ook omzette tot een cultureel<br />
deficit. We zullen even nader ingaan op deze ontwikkelingen.<br />
De opbouw van de naoorlogse welvaartsstaat steunde<br />
op een sociaal compromis dat in 1943 was gesloten.<br />
Dat compromis tussen werkgevers en arbeidersorganisaties<br />
richtte zich op een overlegde inspanning in de<br />
wederopbouw en een samenlevingsmodel dat naderhand<br />
‘sociaal kapitalisme’ of ‘georganiseerd kapitalisme’<br />
of ‘fordisme’ werd. De centrale variabele werd<br />
een stijgende arbeidsproductiviteit, gesteund op<br />
nieuwe technologieën, een rationele arbeidsorganisatie,<br />
een gedisciplineerde en geschoolde arbeidskracht.<br />
Die zou zowel de accumulatie van kapitaal<br />
onderhouden als een stijgende koopkracht en een<br />
verkorting van de arbeidsduur voor de hele bevolking<br />
opleveren. Dat (fordistisch) groeimodel richtte de<br />
economie op massaproductie (de invoering van het<br />
bandwerk en de invoering van technocratische arbeidsorganisatie).<br />
De cultuur van het dagelijks leven werd<br />
gericht op massaconsumptie. En de maatschappelijke<br />
ordening richtte zich op het ondersteunen van dit<br />
(vooruitgangs)model door algemene werkgelegenheid,<br />
sociale zekerheid, democratisering van het onderwijs,<br />
cultuurspreiding... Kortom, het model beoogde algehele<br />
inclusie in een nogal eenvormige opvatting over<br />
het ‘goede leven’ (cf. The American way of life).<br />
Op de weg naar die massasamenleving, gesteund op<br />
gestandaardiseerde productie en een verhoogde<br />
consumptie, werden zowel de premoderne cultuur- en<br />
levensvormen als de kritische maatschappelijke alternatieven,<br />
via een overleg- en integratieproces opgenomen<br />
in het model van de welvaartsstaat. Vlaanderen<br />
kende in de jaren zestig ook een nieuwe industrialisatiegolf<br />
van nieuwe ondernemingen, doorgaans in de<br />
assemblage en in de nieuwe industrieën (farmacie,<br />
petrochemie). Een snelle verstedelijking werd bewust<br />
tegengegaan door een landelijke huisvestingspolitiek<br />
en een ondersteuning van de pendelarbeid 4 . De vooroorlogse<br />
samenleving werd zo omgebouwd tot een<br />
suburbane verzuilde maatschappij, waarin traditionele<br />
levensvormen op diverse manieren werden gecombi-<br />
HOOFDSTUK 2<br />
31<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR<br />
32<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
neerd met de moderne consumptie. De beoogde<br />
levensstijl vertoonde enige eenvormigheid. De<br />
productie en distributie ervan werd verzorgd via een<br />
(min of meer geplande) markteconomie. Dat ‘materialistische’<br />
levensmodel was een vooruitgang voor de<br />
oorlogsgeneratie. Het ‘hedonisme’ werd evenwel<br />
getemperd door de arbeidsethiek en het behoud van<br />
vrij traditionele waardepatronen die in Vlaanderen al<br />
in het interbellum dominant waren geworden.<br />
Zowel de culturele doelstellingen als de economische<br />
functionering van dit fordistisch model kwamen onder<br />
druk van de maatschappelijke evolutie.<br />
(1) De eenvormigheid, niet steeds ontdaan van enig<br />
puritanisme, autoritarisme of paternalisme, werd door<br />
een diepe culturele revolutie ter discussie gesteld.<br />
Vanaf het einde van de jaren ‘50 en in de loop van de<br />
jaren ‘60 ontwikkelde zich een jeugdcultuur die zich<br />
via een eigen (consumptieve) levensstijl afzette tegen<br />
de traditionele waarden. Tegencultuur, subculturen en<br />
‘underground’ kwamen tot ontwikkeling. Ontvoogding<br />
stond daarbij centraal. Het leek of die sociaal-psychologische<br />
bevrijding ook samenviel met maatschappelijke<br />
bevrijdingsstrijd in de Derde Wereld en in Oost-<br />
Europa. In de culturele aspecten van die omwenteling<br />
ligt de basis van het aantasten van eenvormigheid,<br />
hiërarchie en collectieve identiteit, van een verschuiving<br />
van een essentialistische visie op de gemeenschap<br />
(waarbij identiteit tot het wezen van de groep behoort)<br />
naar een constructivistische (waarbij de verbondenheid<br />
meer afhangt van solidariteit en projecten).<br />
(2) De economische orde werd door de crisis van het<br />
midden van de jaren zeventig en de jaren van sterk<br />
vertraagde groei in zijn grondvesten omgebouwd. Het<br />
was in die periode dat in België de staat werd<br />
hervormd, waardoor gewesten en gemeenschappen<br />
steeds meer een ‘eigen’ antwoord op die problematiek<br />
konden leveren. De ‘eigenheid’ van de ontwikkeling<br />
van een Vlaamse Gemeenschap lag vooral in de<br />
specifieke reacties op die maatschappelijke uitdagingen.<br />
Die specificiteit kon zich des te sterker uiten<br />
omdat Vlaanderen een verlate tweede industrialiseringsgolf<br />
kende in de jaren ‘60-’70 en de stap naar<br />
een dienstensamenleving makkelijker kon zetten.<br />
Wallonië onderging de vernietigende gevolgen van de<br />
economische crisis en werd een industrieel kerkhof.<br />
De industrialisering zorgde wel voor een grondige<br />
sociale herstructurering in het noorden van België<br />
(drastische inkrimping van de primaire sector, groei<br />
van secundaire en naderhand ook van de tertiaire<br />
sector). De culturele modernisering, die gewoonlijk<br />
met zulke drastische ontwikkeling gepaard gaat, werd<br />
vertraagd door de ontwikkeling van een vooral suburbane<br />
anti-stedelijke cultuur, gesteund op goedkope<br />
huisvesting op het platteland, openbaar vervoer en veel<br />
pendelarbeid. In die vertraagde modernisering bleven<br />
traditionele opvattingen en organisaties sterk vertegenwoordigd.<br />
Ietsje schematiserend zou men kunnen<br />
stellen dat de Gemeinschafts-idee richtinggevend en de<br />
Gesellschafts-idee onderontwikkeld bleef. In het ene<br />
geval denkt men dat de samenleving kan steunen op<br />
een ‘mechanische’ (bijna automatische) solidariteit die<br />
voortkomt uit de reële gelijkheid in werk, opvattingen,<br />
vormen van samenleven. In het andere geval vereisen<br />
de toegenomen arbeidsdeling, de individuele autonomie<br />
en de reële verschillen in het dagelijks leven de<br />
ontwikkeling van een ‘organische’ solidariteit waarin<br />
de complementariteit van het verschil wordt erkend.<br />
Dat laatste stemt uiteraard meer overeen met de ervaringen<br />
van een (groot)stedelijke leefomgeving.<br />
Die vertraging van de culturele modernisering tekent<br />
de ontwikkelingen in de jaren ‘80 en ‘90. Het zijn de<br />
jaren van een grondige omvorming van de economische<br />
regulering en van de totstandkoming van de<br />
Vlaamse staatsstructuren.<br />
Beide ontwikkelingen<br />
verlopen in een sterke<br />
dialectiek: de Vlaamse<br />
staatshervorming staat<br />
4. Zie Kesteloot, C. (2002):<br />
Verstedelijking in Vlaanderen:<br />
problemen, kansen en uitdagingen<br />
voor het beleid in de 21ste eeuw,<br />
(Project “Thuis in de stad” van de<br />
Vlaamse Gemeenschap:<br />
http://www.thuisindestad.be)
vooral in functie van de economische ontwikkeling.<br />
Men zou kunnen zeggen dat het culturele apparaat<br />
daarbij enigszins achterbleef. Het bleef erg geworteld<br />
in een nogal romantische visie van natieopbouw en<br />
kwam weldra zelf onder druk van de op andere<br />
terreinen ingevoerde liberalisering en deregulering.<br />
Het Vlaamse politiek-culturele veld is sterk gepolariseerd<br />
door de durende groei van extreem-rechts die<br />
zwaar op de politieke agenda weegt.<br />
Het cultuurbeleid zit vandaag wel in een stroomversnelling.<br />
Door een proactief beleid wordt het tot<br />
discussie, bezinning en herbronning gedwongen. De<br />
moeilijkheid bestaat er nu net in dat cultuurdebat in<br />
zijn juist maatschappelijk perspectief te plaatsen. Het<br />
is enerzijds een product van de (verlate) ontwikkelingen<br />
in de cultuursector zelf. Anderzijds is het een<br />
reactie op een nieuwe sociaal-economische toestand.<br />
We beperken ons hier tot het kort aangeven van de<br />
belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen. Men<br />
kan ze vanuit verscheidene perspectieven benaderen<br />
(economische crisis, ideologische verschuivingen,<br />
mondialisering, demografische ontwikkelingen...). We<br />
denken dat de belangrijkste dynamiek van verandering<br />
voortkomt uit de reacties op een economische crisis,<br />
reacties die meteen ook nieuwe opvattingen over het<br />
‘goede leven’ uitdrukken. (Een discussie die in<br />
Vlaanderen – enigszins dogmatisch soms – wordt<br />
gevoerd onder het thema van ‘de nieuwe breuklijnen’.)<br />
De economische crisis (1974) en de mislukte pogingen<br />
in de tweede helft van de jaren ‘70 om de fordistische<br />
regulatie te herstellen leidde in de jaren tachtig tot een<br />
politiek-ideologische draai: de staat kreeg niet langer<br />
de opdracht een sociale regulering (programmering)<br />
tegenover de marktlogica in stand te houden, maar<br />
veeleer een marktconforme omgeving te creëren. De<br />
distributie van rijkdom en goederen gebeurde steeds<br />
meer rechtstreeks via de marktmechanismen in een<br />
competitieve en selectieve omgeving. De concurrentiecapaciteit<br />
werd een centrale toetssteen voor elk maat-<br />
schappelijk beleid.<br />
Deze fase van deregulering-herregulering vertoonde in<br />
Vlaanderen dezelfde e¤ecten als in de andere geïndustrialiseerde<br />
landen. Het begon met een diepe crisis<br />
van de werkgelegenheid. Dan kwam er een economische<br />
ontwikkeling waarbij groei niet automatisch<br />
werkgelegenheid opleverde. Men sprak zelfs van een<br />
job-loss growth, een groei gepaard gaande met jobverlies.<br />
Het hele proces leidde tot een relatief goedkoper<br />
maken van de arbeid en een opwaardering van<br />
inkomsten uit kapitaal. De rijkdom werd zeer ongelijk<br />
verdeeld en dat leidde tot een fragmentering en<br />
segmentering van de bevolking. De bestaande vormen<br />
van solidariteit kwamen onder druk te staan en er<br />
ontstond een vermarkting van de voorzieningen. In<br />
deze nieuwe omgeving kon een ‘nieuwe middenklasse’<br />
beter gedijen dan de ‘kansarmen’. De eersten<br />
werden de trendsetters voor de maatschappelijke<br />
vormgeving in een ‘duale’ samenleving.<br />
Onder druk van deze gewijzigde omstandigheden, die<br />
zelf deel uitmaken van en een reactie waren op de<br />
mondialisering en Europeanisering, veranderden<br />
levensstijlen en overlevingsstrategieën. Ze werden<br />
minder afgeleid van tradities, wat in onze streken de<br />
ontzuilings- en seculariseringsprocessen versnelde. Ze<br />
werden meer ingebed in een consumptie- en levensstijlencultuur.<br />
Aangezien die cultuur een grotere<br />
verscheidenheid en pluralisme toelaat, geeft ze ook<br />
meer ruimte voor individualisme. Die verdraagzaamheid<br />
wordt gedragen door een gemeenschappelijke<br />
deelname aan een markt, die – voor zover er koopkracht<br />
is – reageert op een verscheiden en snel veranderende<br />
vraag door just-in-time-productie, ‘nichemarketing’<br />
en zich richt op de drang naar ‘distinctie’.<br />
De materiële uitsluiting uit dergelijke distributiemechanismen<br />
gaat gepaard met een culturele<br />
vervreemding. In een postmoderne omgeving worden<br />
de ‘kansarmen’ aangezogen door meer communautaire,<br />
meer traditionele, meer identitaire levensvormen.<br />
Het verschil wordt er alleen meer zichtbaar<br />
door, wat sommigen aanzet het verschil als principieel<br />
HOOFDSTUK 2<br />
33<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE GELAAGDHEID VAN ALLEDAAGSE CULTUUR<br />
34<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
onoverbrugbaar te stellen. Een toegenomen racisme<br />
en fundamentalisme zijn daar de tekenen van.<br />
De Vlaamse natievorming werd vooral gericht op het<br />
begeleiden van deze maatschappelijke en economische<br />
deregulering. De culturele legitimering van deze eigen<br />
beleidsruimte steunde echter op de gereconstrueerde<br />
strijd van de ‘Vlaamse beweging’.<br />
Juist in een fase van mondialisering, detraditionalisering<br />
en postmodernisme, die de idee van de natiestaat<br />
zelf ter discussie stellen, werkt men in deze streken<br />
aan de opbouw van eigen staatsstructuren op basis van<br />
een eigen identiteit. Enerzijds is er de realiteit van een<br />
multiculturele en plurale samenleving die het steeds<br />
moeilijker heeft gevat te worden in één cultureel<br />
vertoog. Anderzijds is er het belang Vlaanderen als<br />
een afzonderlijke entiteit te positioneren op grond van<br />
een culturele eigenheid. Die moeilijkheid wordt zeer<br />
zichtbaar wanneer men het cultuurbeleid voor de<br />
eigen hoofdstad (Brussel) moet uitwerken. Die stad<br />
beantwoordt immers duidelijk niet aan de culturele<br />
homogeniteit die schijnbaar voorkomt in de rest van<br />
Vlaanderen.<br />
Die paradox is voelbaar in de grote spreidstand die<br />
binnen de culturele praktijk zichtbaar is. Enerzijds<br />
wordt die nog sterk beïnvloed door de verzuiling en de<br />
dominante suburbane cultuur, anderzijds is die sterk<br />
gericht op de wereld en het opnemen van multiculturele<br />
invloeden. De ene pool onderhoudt een ‘harmonische’,<br />
een ‘natuurlijke’ opvatting over het samenleven,<br />
waarin wordt gezocht naar een paradijselijke<br />
consensus rond algemeen aanvaarde en gedeelde<br />
waarden. De andere pool zoekt naar een omgang met<br />
diversiteit, distinctie en conflict, waarin wordt gezocht<br />
naar de grenzen van pluralisme en ongelijkheid. π
hoofdstuk 3<br />
De campagne 2000-2001<br />
doorgelicht<br />
ERIC CORIJN<br />
TOBIAS DE PESSEMIER<br />
VEERLE DEVOS<br />
HELGA DUCHAMPS<br />
BARBARA VAN HOESTENBERGHE<br />
35<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE CAMPAGNE 2000-2001 DOORGELICHT<br />
36<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
In dit hoofdstuk wordt de campagne Actuele Volkscultuur<br />
2000-2001 doorgelicht. Eerst geeft Eric Corijn een overzicht<br />
van de uitgangspunten, de inzendingen en de selectie.<br />
Daarna worden de twintig ondersteunde projecten individueel<br />
onder de loep genomen. Die gevalstudies zijn het<br />
werk van Tobias De Pessemier, Veerle Devos, Helga<br />
Duchamps en Barbara Van Hoestenberghe.<br />
1. UITGANGSPUNTEN<br />
DE CAMPAGNE ALS GEHEEL<br />
Na een intensieve inhoudelijke voorbereiding<br />
lanceerde de Koning Boudewijnstichting in 2000 een<br />
eerste campagne Actuele Volkscultuur. Die voorbereiding<br />
bestond uit een verkenning van het terrein, twee<br />
rondetafels en een seminarie met vertegenwoordigers<br />
van de sector, het beleid en de wetenschappelijke<br />
wereld. Vervolgens vonden diverse vergaderingen<br />
plaats die niet alleen voor de Stichting maar ook voor<br />
de overheid en het VCV bijdroegen tot verdere beleidskeuzes<br />
en prioriteitsbepalingen.<br />
Voor de Stichting resulteerde dat in een campagne<br />
met als doel: experimentele initiatieven ondersteunen<br />
die uiteenlopende aspecten van volkscultuur op dynamische<br />
wijze inzetten voor de maatschappelijke<br />
ontwikkeling.<br />
De aanleiding voor die campagne was de vaststelling<br />
dat de kern van de sector volkscultuur, in het bijzonder<br />
de volks-, geschied- en heemkundige kringen of<br />
musea, behoefte hadden aan een nieuwe dynamiek.<br />
Die zou ertoe moeten leiden dat volkscultuur op een<br />
doeltre¤ende en voor de actuele samenleving relevante<br />
wijze bestudeerd, ontsloten en beleefd kon worden.<br />
Belangrijk in dat verband was dat volkscultuur als een<br />
actuele levende cultuur werd beschouwd, met enerzijds<br />
een eigen geschiedenis maar anderzijds ook een<br />
beleving en ontwikkeling in het heden.<br />
Volkscultuur kan dus slechts als erfgoed worden<br />
beschouwd als men het erover eens is dat erfgoed<br />
vatbaar blijft voor ontwikkeling én dat er ook elke dag<br />
nieuw erfgoed ontstaat.<br />
Een eigentijdse omgang met volkscultuur is dus niet<br />
alleen het bewaren, maar ook het werkzaam maken<br />
van dat (vooral) immateriële erfgoed uit een ver of<br />
recent verleden, én tegelijk het interpretatief en creatief<br />
bezig zijn met de volkscultuur die vandaag leeft<br />
– in wezen bezig zijn met de samenleving van nu.<br />
De middelen en wegen daartoe zijn studie, ontsluiting,<br />
beleving en cultuurproductie.<br />
Dat alles veronderstelt wisselwerking met en bijdragen<br />
tot de ontwikkelingen in de samenleving en dus<br />
samenwerking met andere maatschappelijke sectoren.<br />
Die basisprincipes leidden ertoe dat de campagneoproep<br />
breed werd opgevat. Er werd, zoals gezegd, niet<br />
diep ingegaan op een omschrijving van het begrip<br />
volkscultuur en ook wat soorten initiatieven en initiatiefnemers<br />
betrof, was er allerminst een strikte afbakening.<br />
Er werd gezocht naar “experimenten die uiteenlopende<br />
aspecten van de volkscultuur op dynamische<br />
wijze inzetten voor de maatschappelijke ontwikkeling.”<br />
Daarbij werd gedacht aan “culturele en sociale,<br />
kortom maatschappelijke projecten die de gemeenschap<br />
attenderen op nieuwe uitdagingen of zelf die<br />
uitdagingen aangaan.” Enkele voorbeelden wezen<br />
mogelijke richtingen aan; niet als beperking, maar<br />
juist om er voor te zorgen dat ook minder voor de<br />
hand liggende initiatiefnemers zich aangesproken<br />
zouden voelen.<br />
De doelgroep van de campagne werd dan ook zeer<br />
ruim omschreven als:<br />
· de organisaties en personen die zich inzetten voor<br />
allerlei vormen van maatschappelijke ontwikkeling;<br />
· de organisaties en personen die het beheer en de<br />
ontsluiting van materiële en immateriële vormen<br />
van volkscultuur en erfgoed tot doel hebben.<br />
Uit de inzendingen zou al gauw blijken dat de gegeven<br />
ruimte ook volop werd ingevuld.
2. DE INGEDIENDE PROJECTEN<br />
KWANTITATIEF<br />
In totaal werden 89 projecten ingediend. De provincies<br />
Oost-Vlaanderen (22) en Antwerpen (21) en dan<br />
vooral de steden Gent (8) en Antwerpen (10) waren<br />
het sterkst vertegenwoordigd. Vanuit West-Vlaanderen<br />
werden 16 kandidaturen ingezonden, vanuit Limburg<br />
14; Vlaams-Brabant werd vertegenwoordigd met 7<br />
inzendingen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />
met 9.<br />
Opvallend was dat 57 projecten zich in een stedelijke<br />
context situeerden en 32 daarvan in de provinciehoofdplaatsen,<br />
de grotere steden dus. Wel dient hierbij<br />
vermeld dat de verbinding aan een lokaliteit soms<br />
alleen maar te maken had met het adres van de initiatiefnemer<br />
en niet met de inhoud van het project, die<br />
betrekking kon hebben op een groter gebied (bv. de<br />
Kempen of zelfs heel Vlaanderen). Ook met die nuancering<br />
blijft het overwicht aan werkelijk stedelijke<br />
projecten echter groot. Dat heeft wellicht diverse<br />
oorzaken: steden zijn de sterkste cultuurcentra, bieden<br />
de grootste kansen op intersectorale samenwerking,<br />
staan ook vaak voor de grootste culturele en maatschappelijke<br />
uitdagingen, waaronder de nood aan een<br />
reconstructie van gemeenschappelijkheid in het alledaagse.<br />
De grote meerderheid van de kandidaten bestond uit<br />
verenigingen (62 vzw’s en 8 feitelijke verenigingen).<br />
De overige waren openbare besturen, overheidsdiensten,<br />
onderwijsinstellingen en particulieren.<br />
Vooral uit de doelstellingen van die initiatiefnemers<br />
bleek duidelijk dat de open oproep een breed scala van<br />
belangstellenden had aangesproken en dus reeds een<br />
eerste bijdrage had geleverd tot het openbreken van<br />
het begrip en het werkterrein ‘volkscultuur’. Ruim een<br />
vierde van de kandidaten waren organisaties of<br />
personen die zich concentreerden op een meer traditionele<br />
werking rond studie, ontsluiting of beoefening<br />
van volkscultuur. De anderen vertegenwoordigden<br />
sectoren en aandachtsvelden zoals podiumkunsten,<br />
socio-cultureel werk, buurt- en maatschappelijk<br />
opbouwwerk.<br />
De invulling van het partnerschap gaf een vergelijkbare<br />
verscheidenheid te zien. Naar zo’n partnerschap<br />
werd in de oproep uitdrukkelijk gevraagd omdat het<br />
zowel inhoudelijk als methodisch, organisatorisch en<br />
financieel een belangrijke versterking kan zijn voor<br />
een project. Essentieel daarvoor is dat het om interdisciplinaire,<br />
eventueel intersectorale samenwerking gaat.<br />
Vooral als die partners complementaire doelstellingen<br />
hebben, kunnen ze veel van elkaar opsteken en<br />
ontstaat er een horizonverbredende en stimulerende<br />
verknoping van knowhow. Dit kan de kwaliteit, de<br />
haalbaarheid en inhoud van de projecten alleen maar<br />
ten goede komen.<br />
Uit de kandidaatsdossiers werd echter niet altijd duidelijk<br />
of de voorgestelde partnerschappen ook<br />
doeltre¤end zouden zijn. Soms leek het partnerschap<br />
vooral op papier te bestaan, omdat het nu eenmaal een<br />
vereiste was. Of dergelijke samenwerkingsverbanden<br />
ook de bedoelde versterking zouden inbrengen, viel te<br />
betwijfelen.<br />
Het hele idee van intersectorale samenwerking als<br />
draagvlakversterking moet op het terrein kennelijk nog<br />
veld winnen.<br />
Wat timing betrof was in de oproep alleen<br />
gespecificeerd dat de projecten in de loop van 2001 in<br />
uitvoering moesten gaan. In het inschrijvingsformulier<br />
werd bijkomend gevraagd of het over een project<br />
op korte of lange termijn ging. Eén op vier kandidaten<br />
omschreef zijn initiatief als een langetermijnproject.<br />
Het onderscheid tussen kortetermijn- en langetermijnprojecten<br />
geeft echter aanleiding tot verwarring: gaat<br />
het over de duur van het project of over de duurzaamheid<br />
van de resultaten?<br />
Bij de kortetermijnprojecten waren de evenementen<br />
sterk vertegenwoordigd. Het ging onder meer om<br />
HOOFDSTUK 3<br />
37<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE CAMPAGNE 2000-2001 DOORGELICHT<br />
38<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
evocaties en jubileumvieringen. Er waren ook diverse<br />
repetitieve projecten, zoals stoeten en optochten, cycli<br />
van toneelopvoeringen, een tweejaarlijkse wedstrijd,<br />
weerkerende volksspelen.<br />
Bij de langetermijnprojecten zochten de initiatiefnemers<br />
vooral steun bij de ontwikkeling van een structureel<br />
kader. Het ging er dan vooral om de continuïteit<br />
van het project te garanderen.<br />
FINANCIEEL<br />
Aan de kandidaten werd gevraagd een projectbegroting<br />
in te dienen.<br />
Hieruit valt te leren dat voor ongeveer de helft van de<br />
initiatieven een budget van 20.000 euro volstaat. Eén<br />
op tien uitgavenbegrotingen overschrijden de 125.000<br />
euro. De verwachte inkomsten variëren van helemaal<br />
niets (vijf projecten) tot meer dan 125.000 euro (drie<br />
projecten).<br />
Dergelijke cijfers geven altijd wel enige indicatie, maar<br />
moeten toch sterk gerelativeerd worden. Zo ziet het<br />
budget van een vrijwilligersproject er helemaal anders<br />
uit dan dat van een initiatief met bezoldigde medewerkers.<br />
Budgetten worden ook niet altijd op dezelfde<br />
manier of even precies opgemaakt, bijvoorbeeld als het<br />
gaat om mensen en middelen die zowel voor het<br />
bedoelde project als voor andere activiteiten worden<br />
ingezet of die door een partner gratis ter beschikking<br />
worden gesteld.<br />
Toch zijn er enkele interessante vaststellingen te<br />
maken. Zo hebben 21 projecten geen sluitende begroting,<br />
zelfs rekening houdend met de gevraagde steun<br />
van de Stichting.<br />
De eigen inbreng is meestal beperkt. Bij tien projecten<br />
is die er niet. Bij twee derde van de ingediende initiatieven<br />
blijft de eigen inbreng beneden de 12.500 euro.<br />
Fondsenwerving en subsidies spelen dus een belangrijke<br />
rol.<br />
Aan de lokale overheid vragen 29 initiatiefnemers<br />
steun. Dat resulteert meestal in een subsidie variërend<br />
tussen 125 en 1.250 euro. Dit bedrag is hoger bij<br />
projecten met SIF-steun.<br />
Historische evenementen of belangrijke feestelijkheden<br />
waarbij de gemeente zelf initiatiefnemer of<br />
partner is, kunnen rekenen op een aanzienlijke<br />
financiële ondersteuning.<br />
Voorts doen 20 initiatiefnemers een beroep op provinciale<br />
middelen en vragen 22 projecten ondersteuning<br />
aan de Vlaamse of de federale overheid. Uit verdere<br />
toelichting blijkt dan dat men steun zoekt bij bevoegdheden<br />
en regelingen zoals: welzijnszorg, Vlaams fonds<br />
voor sociale integratie van personen met een handicap,<br />
gelijkekansenbeleid, compositietoelage, filmfonds,<br />
volksontwikkeling, experimentele bezoekerscentra.<br />
Die subsidiëring is meestal beperkt en de toekenning<br />
ervan nog niet gegarandeerd. Bij 35 projecten blijft de<br />
inbreng beneden de 6.200 euro en 29 projecten<br />
krijgen geen overheidssteun.<br />
Ruim de helft van de initiatiefnemers willen hun<br />
inkomsten aanvullen met fondsenwerving. Daarvan<br />
hopen er 35 bedragen tot 6.200 euro in te zamelen. Bij<br />
11 projecten is het aandeel van de fondsenwerving<br />
belangrijker en kunnen de bedragen oplopen van<br />
12.500 tot 125.000 euro en meer.<br />
Zoals in de oproepfolder stond aangegeven, kon de<br />
steun van de Stichting variëren van 100.000 tot<br />
500.000 frank (ongeveer 2.500 tot 12.500 euro); 39<br />
projecten vroegen dat maximum.<br />
INHOUDELIJK<br />
De verscheidenheid aan initiatiefnemers weerspiegelde<br />
zich ook in een gevarieerd aanbod van initiatieven.<br />
Ook in die zin leverde de brede focus van de<br />
projectoproep resultaat op.<br />
Het valt overigens op dat net de organisaties die meer<br />
in de marge van de sector volkscultuur actief zijn, vaak<br />
de meest vernieuwende projecten indienden. In die<br />
vernieuwing is een duidelijke tendens waar te nemen<br />
naar wisselwerking tussen de werkwijzen van culturele<br />
en sociale organisaties. Culturele organisaties<br />
betrekken sociale doelstellingen en methodieken uit<br />
het opbouwwerk in hun aanpak; sociale organisaties
hebben uitdrukkelijk aandacht voor culturele ontwikkeling<br />
als doel en cultureel instrumentarium als<br />
middel. Tekenend voor die wisselwerking is dat veel<br />
projecten uit beide sectoren uitdrukkelijk buurt- of<br />
wijkgebonden zijn en, via de actuele volkscultuur of de<br />
actualisering van volksculturele aspecten uit het<br />
verleden, een vorm van samenlevingsopbouw<br />
nastreven.<br />
Een belangrijk deel van die projecten wil op een of<br />
andere wijze de ‘geschiedenis van de gewone man’<br />
voor het voetlicht plaatsen. Deze trend komt voort uit<br />
ontwikkelingen die reeds enige decennia plaatsvinden<br />
in de geschiedkunde. Wel valt bij heel wat campagneprojecten<br />
op dat de disciplines en methodieken ter<br />
zake onvoldoende vastliggen. Er is sprake van orale<br />
geschiedenis, verhalen, getuigenissen of legenden,<br />
reminiscentieprojecten, cultuur- of wijkbiografische<br />
projecten… Deze vlaggen dekken, wat inhoud en<br />
methode betreft, niet altijd een welbepaalde lading,<br />
maar het gaat in elk geval om een belangrijk deel van<br />
de inzendingen.<br />
Daarnaast of daarmee verweven zijn er nog heel wat<br />
projecten die focussen op muziek- of vertelcultuur en<br />
die werken rond ‘feesten en rituelen’. Er zijn een vijftiental<br />
migrantenprojecten en ook enkele initiatieven<br />
rond religieuze cultuur en spiritualiteit.<br />
Meer vanuit de kern van de sector volkscultuur werd<br />
de campagne aangegrepen door de museumwereld en<br />
de erfgoedzorg om al dan niet vernieuwende ontsluitingsinitiatieven<br />
te ontwikkelen, vertrekkende vanuit<br />
de materiële cultuur. Zo werden er 13 museale en<br />
cultuurtoeristische projecten ingediend en een tiental<br />
projecten rond de omgang met objecten van volkscultuur.<br />
Vijf individuele kunstenaars dienden projecten in die<br />
de relatie tussen volkscultuur en maatschappelijke<br />
ontwikkeling op een eigentijdse en artistieke wijze<br />
invulden.<br />
Tot slot waren er enkele onderzoeksprojecten die<br />
bepaalde evoluties in maatschappelijke ontwikkeling<br />
nader wilden bekijken of die dieper ingingen op<br />
bepaalde facetten van volkscultuur.<br />
Uit het voorgaande blijkt dat de campagneoogst<br />
ruimer is dan wat traditioneel onder projecten van<br />
volkscultuur wordt verstaan. Die variatie aan projecten<br />
en initiatiefnemers beantwoordt zeker aan de doelstellingen<br />
van de campagne.<br />
3. DE SELECTIE<br />
DEELNEMINGSVOORWAARDEN<br />
EN SELECTIECRITERIA<br />
Een onafhankelijke jury beoordeelde de inzendingen<br />
op 30 november 2000. Zij baseerde zich daarbij op de<br />
deelnemingsvoorwaarden en selectiecriteria, zoals<br />
vermeld in de oproepfolder.<br />
Wat deelnemingsvoorwaarden betrof, moest het initiatief<br />
uiteraard voldoen aan de doelstelling van de<br />
campagne en voorts:<br />
· gedragen worden door twee of meer partners;<br />
· zorgen voor een goede communicatie tussen de<br />
partners én met het publiek;<br />
· buiten de dagelijkse werking of de reguliere<br />
activiteiten van een initiatiefnemer of partner vallen.<br />
Bovendien moesten eventuele opbrengsten van het<br />
project ten goede komen aan het gestelde maatschappelijke<br />
of culturele doel.<br />
Na toetsing aan die voorwaarden werden 20 projecten<br />
uitgesloten. Voor de overige maakten de volgende<br />
selectiecriteria het verschil:<br />
· de kwaliteit van het initiatief (doelstelling en<br />
concrete inhoud, reflectie en voorbereiding, communicatie,<br />
organisatorische, wetenschappelijke, en/of technische<br />
deskundigheid of de ondersteuning ervan);<br />
· de vernieuwende, eventueel experimentele waarde;<br />
· de waarborgen voor volledige uitvoering;<br />
· de doeltre¤endheid van het samenwerkingsverband.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
39<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE CAMPAGNE 2000-2001 DOORGELICHT<br />
40<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Wat de inhoudelijke en organisatorische kwaliteiten<br />
betrof, hield de jury wel rekening met de aard van de<br />
initiatiefnemende organisaties. Van vrijwilligersverenigingen<br />
kan immers niet altijd even veel knowhow<br />
worden verwacht als van professionele organisaties.<br />
Om het voorbeelde¤ect van de campagne te<br />
versterken, werd tijdens de selectie bovendien<br />
gestreefd naar voldoende regionale spreiding van de<br />
campagnesteun.<br />
RESULTATEN<br />
De jury selecteerde 20 projecten waarvan er 19 een<br />
financiële ondersteuning kregen, variërend van 3.720<br />
tot 12.400 euro. Eén initiatief, met name ‘Gentse<br />
Stadskronieken’, kreeg van de jury een bijzondere<br />
vermelding. Het wordt niet financieel, maar wel<br />
organisatorisch ondersteund. De initiatiefnemer,<br />
Nieuwpoorttheater - Stadskroniek vzw, is als partner<br />
betrokken bij diverse andere projecten die wel<br />
financiële steun ontvangen. Bovendien is het eigen<br />
initiatief van deze vereniging meer van structurele<br />
aard, wat een specifieke vorm van medewerking noodzakelijk<br />
maakt.<br />
Onder meer naar aanleiding van die vaststelling werd<br />
in de tweede campagne Actuele Volkscultuur (2001-<br />
2002) trouwens een onderscheid gemaakt naar de<br />
aard van de initiatieven: projecten, onderzoeken en<br />
structurele initiatieven.<br />
Net als de inzendingen weerspiegelt ook het geheel<br />
van geselecteerde projecten de door de campagne<br />
gezochte verscheidenheid in aard, doelstellingen en<br />
aanpak. Sommige projecten zijn combinaties van<br />
onderzoek, een evenement en/of wijkwerking, andere<br />
zijn meer gericht op een van die aspecten.<br />
De verscheidenheid heeft niet alleen te maken met het<br />
interdisciplinaire, maar ook met meerlagigheid. Er is<br />
bijvoorbeeld tegelijk een sociale en een culturele<br />
component; een initiatief kan proces- en/of productgericht<br />
zijn, wat onder meer kan betekenen dat het zich<br />
meer of minder op de deelnemers dan op het publiek<br />
richt; het legt soms meer het accent op het bestu-<br />
deren, dan weer op het in beeld brengen van de (volks-)<br />
cultuur, maar soms ook op het gestalte geven aan die<br />
cultuur – wat toch weer helemaal iets ander is.<br />
In die zin is het terrein van de campagne en dus ook<br />
van dit rapport niet in overeenstemming met de<br />
traditionele ‘sector’ volkscultuur, hier de ‘kernsector’<br />
genoemd. Dat terrein is veel kleiner (twintig<br />
projecten), maar inzake doelstellingen en aanpak veel<br />
breder. Elk project kan echter zeker ook voor die<br />
traditionele sector nuttig en inspirerend zijn.<br />
De belangrijkste reden om projecten niet te selecteren<br />
was het gebrek aan vernieuwende interactie tussen het<br />
initiatief en de samenleving. Het valt op dat hierbij<br />
nogal wat projecten voorkomen uit de kernsector van<br />
de volkskunde en ook wel uit het religieus-maatschappelijke<br />
veld. Vaak waren die sterk intern gericht op de<br />
documentering van de eigen geschiedenis. In veel<br />
afgewezen projecten was ook het aspect communicatie<br />
onvoldoende uitgewerkt. Het moet dus worden onderstreept<br />
dat afwijzing in vele gevallen niet ging over<br />
intrinsieke tekorten van het project, maar wel over het<br />
niet overeenkomen met de accenten van de campagne.<br />
Enkele thema’s uit de niet-geselecteerde projecten<br />
blijven – ook in het licht van het verder onderzoek –<br />
interessant. Zo waren er drie voorstellen die het dagelijks<br />
brood als thema hadden, enkele projecten rond de<br />
ontsluiting van kerkarchieven en een aantal voorstellen<br />
die heropleven van een stoet beoogden of een<br />
geanimeerde wandelroute wilden ontwikkelen.<br />
De vaststelling dat interessante initiatieven toch niet<br />
geselecteerd konden worden omdat een bepaald aspect<br />
van het project onvoldoende was uitgewerkt, heeft,<br />
zoals verder in dit rapport nog zal blijken, geleid tot<br />
nieuwe ideeën rond samenwerking en gezamenlijke<br />
ondersteuning.<br />
Uit een rondvraag van de Koning Boudewijnstichting,<br />
eind 2001, bleek overigens dat de meeste niet geselecteerde<br />
projecten uiteindelijk geen doorgang vonden bij<br />
gebrek aan middelen. Dat wijst enerzijds op het
elang van de bijdrage van de Stichting, maar anderzijds<br />
ook op een zwakke opzet en dito samenwerkingsverbanden<br />
van veel initiatieven.<br />
Enkele niet-geselecteerde projecten werden wel gerealiseerd,<br />
meestal na inpassing in een ander ondersteuningskader<br />
en na enige bijstellingen.<br />
DE ONDERSTEUNDE PROJECTEN<br />
Hierna worden de twintig geselecteerde projecten uitvoerig<br />
gepresenteerd en ontleed. Zeventien daarvan werden onderzocht<br />
door veldwerkers van vzw de hondsjaren, drie door<br />
Cosmopolis.<br />
Alle projectverantwoordelijken ontvingen vooraf een<br />
aankondigingsbrief van de Koning Boudewijnstichting<br />
en werden vervolgens individueel benaderd door een<br />
onderzoeker. Het onderzoek werd gevoerd aan de<br />
hand van een formele vragenlijst en via een open<br />
gesprek rond een reeks kernthema’s. De interviews<br />
werden als een open gesprek opgevat, waarbij de<br />
vragenlijst als een checklist voor de onderzoeker werd<br />
beschouwd. Formele gegevens en citaten uit het<br />
gesprek werden vervolgens samengebracht om tot<br />
synthese en analyse te komen.<br />
De uiteindelijke gevalstudies steunen op een lezing<br />
van de geschreven documentatie, en op een grondig<br />
gesprek met (één van) de centrale animator(en) van<br />
het project. Waar mogelijk werd ook de uitvoering van<br />
het project bijgewoond en werd er gesproken met een<br />
betrokkene die zelf niet tot de organisatoren behoorde.<br />
Op basis van die gegevens wordt hierna van elk project<br />
een verslag weergegeven. Het bevat iedere keer een<br />
voorstelling van de organiserende vereniging, een<br />
omschrijving van het project en een verslag van het<br />
gesprek. Hierin ligt de klemtoon op thema’s als<br />
ontstaansgeschiedenis, timing, methode, inspiratie,<br />
participatie, maatschappelijke dimensie, visie op<br />
cultuur en de culturele actoren en visie op volks-<br />
cultuur. Elke bespreking wordt afgerond met een korte<br />
evaluatie.<br />
De gesprekken vonden vooral plaats in het najaar<br />
2001. Het gaat hier dus om een momentopname<br />
waarbij dingen die toen nog in het verschiet lagen<br />
soms al achter de rug waren bij publicatie van dit<br />
boek. Dat kan bijvoorbeeld ook over zaken gaan die<br />
destijds nog beslist moesten worden maar waar<br />
intussen wel duidelijkheid over bestaat. Het rapport<br />
houdt zich in de regel aan de feiten van toen, tenzij<br />
actuelere informatie noodzakelijk is om de tekst te<br />
begrijpen. Puur redactioneel leidt dat alles soms tot<br />
problemen inzake het gebruik van tijden. Waar dit het<br />
geval was, werd de oplossing in de eerste plaats<br />
ingegeven door de zorg voor een vlotte leesbaarheid.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
41<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
AMSAB - INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS<br />
42<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Sole Mio<br />
Een tentoonstelling en een boek over de<br />
gesloten Manta-fabriek<br />
In Waasmunster peilt het Gentse Amsab samen met buurtbewoners,<br />
ex-werknemers en leden van de lokale verenigingen<br />
naar de impact van het voormalige textielbedrijf<br />
Manta op het sociale en culturele leven in de omgeving. De<br />
projectnaam ‘Sole Mio’ verwijst naar de vermaarde dekens<br />
die in dat bedrijf werden gemaakt. De initiatiefnemers<br />
willen foto’s verzamelen en getuigenissen registreren.<br />
MET DE MIDDELEN DIE ER ZIJN<br />
Het Amsab, Instituut voor Sociale Geschiedenis, is een<br />
wetenschappelijke instelling die het historisch erfgoed<br />
van linkse sociale bewegingen opspoort en bewaart<br />
voor het nageslacht. Hendrik Ollivier, departementshoofd<br />
van het beeld- en geluidsarchief: “Je kunt onze<br />
kerntaken als volgt samenvatten: preserveren, toegankelijk<br />
maken, bestuderen en ermee naar buiten<br />
komen. Wij realiseren onder meer werkinstrumenten<br />
waardoor derden ons materiaal kunnen raadplegen.<br />
We inventariseren archieven en automatiseren de<br />
ontsluiting van onze bibliotheek. Ons beeldarchief<br />
konden we digitaliseren dankzij steun<br />
van de Koning Boudewijnstichting.”<br />
En dat het leeft is duidelijk, anders<br />
Het instituut heeft ruim 50 publicaties<br />
komt er geen 2000 man op af<br />
op zijn naam en evenveel tentoonstellingen.<br />
Het tijdschriftje ‘Amsabtijdingen’<br />
werd een vijftal jaar geleden opgevolgd door<br />
‘Brood en Rozen’, dat zich minder als ledenblad en<br />
meer als magazine presenteert. Het instituut telt een<br />
paar duizend steunende leden. ‘Brood en Rozen’ is<br />
goed voor 800 abonnementen.<br />
Een speciaal decreet zorgt ervoor dat het Amsab, net<br />
als het ADVN, het KADOC en het Liberaal Archief,<br />
een substantiële ondersteuning ontvangt van de<br />
Vlaamse Gemeenschap. Die middelen zijn evenwel<br />
ontoereikend. De 45 voltijdse en deeltijdse personeelsleden<br />
werken nagenoeg allemaal in een nepstatuut:<br />
het zijn gesubsidieerde contractuelen of ze behoren tot<br />
het zogenaamde derde arbeidscircuit. Daarnaast<br />
kunnen er gedurende een project ook iedere keer één<br />
of twee mensen tijdelijk aan de slag. Het instituut<br />
kampt bovendien met infrastructuurproblemen.
Ollivier: “Het gebouw is te klein. Opslagcapaciteit is<br />
een blijvend probleem. We beschikken over niet<br />
minder dan 3 kilometer archief. Zelfs in onze drie<br />
gebouwen krijgen we dat nauwelijks opgeborgen.”<br />
LOKAAL EN TOCH AMBITIEUS<br />
Met de verzamelde foto’s en geregistreerde getuigenissen<br />
willen de initiatiefnemers een publicatie<br />
uitgeven en in Waasmunster een tentoonstelling<br />
opzetten. Hendrik Ollivier: “De tentoonstelling zal<br />
plaatselijk zijn, een Waasmunsters verhaal, al verrast<br />
het me toch hoe groot de belangstelling voor Manta is.<br />
Voor de publicatie ben ik iets ambitieuzer. De sluiting<br />
van Manta is als fenomeen wel duidelijk extrapoleerbaar<br />
en dus niet van louter lokaal belang. Als we een<br />
boekje maken, mag dat dus geen gestencild blaadje<br />
zijn. Inhoudelijk kunnen we echter niet het hele<br />
verhaal brengen. We pikken er enkele topics uit die<br />
volgens ons relevant zijn en vullen die aan met foto’s.<br />
Wetenschappelijk gaan we geen grenzen verleggen,<br />
maar het verhaal is als casus wel exemplarisch. Je<br />
moet de Manta-fabriek zien als studieobject, als<br />
illustratie, vergelijkbaar met andere bedrijven.”<br />
Het verwerven van getuigenissen en artefacten is<br />
echter niet de enige doelstelling. Het Amsab beoogt<br />
ook andere e¤ecten met zijn interventie in het<br />
Waasland. Hendrik Ollivier hoopt op een verruiming<br />
van de plaatselijke heemkundekring, “om daar een<br />
andere dimensie aan te geven, die maatschappelijk<br />
relevanter is. Als we erin slagen met dat oude materiaal<br />
een boekje samen te stellen, een kleine publicatie<br />
die mooi oogt, dan wordt die heemkundekring<br />
misschien aangemoedigd door het succes.”<br />
VERRUIMING VAN VISIE EN METHODE<br />
Het Amsab wil zich als wetenschappelijk onderzoekscentrum<br />
niet beperken tot het bestuderen van de<br />
linkse beweging. Zijn onderzoeksterrein verruimt zich<br />
van arbeidsomstandigheden naar sociale omstandigheden<br />
in het algemeen. “De sociale geschiedschrijving<br />
vertoont nog veel hiaten. Verscheidene aspecten van<br />
het sociale leven, het dagelijkse leven, de ontspanning,<br />
zijn nog nauwelijks bestudeerd.” Ollivier wil tegelijk<br />
de manier van werken binnen de geschiedschrijving<br />
een beetje opentrekken. “Niet dat we pioniers zijn,<br />
maar ik ben wel nieuwsgierig genoeg om ook andere<br />
bronnen dan de traditionele te betrekken bij het historisch<br />
onderzoek. Daar wordt veel over gepraat, maar er<br />
zijn bijvoorbeeld erg weinig mensen die daar foto’s bij<br />
willen gebruiken. Ik zag hier alvast een kans om foto’s<br />
te integreren in sociaal onderzoek.”<br />
Een essentiële partner in dit project is de Federatie van<br />
Arbeiders Foto en Kinokringen, kortweg vzw FAFK.<br />
Sinds zowat twintig jaar bundelt de federatie een veertigtal<br />
fotokringen en meer recent ook enkele videokringen.<br />
FAFK wil zich minder concentreren op fotowedstrijden,<br />
de traditionele bezigheid van veel verenigingen.<br />
Coördinator Leo Wymeersch: “Onze federatie<br />
wil haar ‘A’ van ‘Arbeidersfotografie’ benadrukken<br />
door de sociale fotografie sterker te ontwikkelen.”<br />
Deze meer inhoudelijke benadering vanuit een sociale<br />
invalshoek sloeg in bij de aangesloten fotokringen, ook<br />
in Waasmunster. Men vond het een interessante benadering.<br />
“De Manta-fabriek stond tien jaar leeg. Dat was<br />
visueel spectaculair. Het leverde een hele reeks foto’s<br />
op en een paar jaar geleden een tentoonstelling op de<br />
Open Monumentendag, toen die ‘arbeid’ als thema<br />
had.” Meer dan tweeduizend mensen kwamen erop af;<br />
voldoende reden voor Amsab om er een project rond<br />
op te zetten. Hendrik Ollivier: “We stelden vast dat het<br />
thema Manta daar nog altijd leefde, anders trekt een<br />
leegstaande fabriek niet zoveel volk. Rond Manta had<br />
zich indertijd een heel sociaal weefsel ontwikkeld.<br />
Daarom is het een interessante casus.”<br />
Aanvankelijk waren bij het project nog geen fotografen<br />
uit Waasmunster betrokken, wel uit omliggende<br />
gemeenten zoals Hamme. Volgens Leo<br />
Wymeersch kampen fotokringen dikwijls met veroudering<br />
en een teruglopend ledenaantal. Ze zijn vaak<br />
erg traditioneel. Dat was ook in Waasmunster het<br />
HOOFDSTUK 3<br />
43<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
AMSAB - INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS<br />
44<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
geval en bijgevolg stond men er op dat moment niet<br />
open voor de aanpak van het FAFK. Het contact verbeterde<br />
pas na verloop van tijd.”<br />
Bij de eerste tentoonstelling ontdekten Amsab en<br />
FAFK dat Manta meer mogelijkheden bood. “We<br />
hadden toen foto’s waar niemand op stond, behalve de<br />
portier die ons had binnengelaten. Nu wilden we de<br />
vroegere werknemers van Manta erbij betrekken.”<br />
Door dat te proberen stootte de FAFK echter meteen<br />
op de weerslag van de sluiting. Op een paar uitzonderingen<br />
na, kreeg Leo Wymeersch niemand naar de<br />
leegstaande fabriek. Blijkbaar wilde men niet geconfronteerd<br />
worden met tien jaar verval.<br />
Dat stond wel in sterke tegenstelling tot de grote<br />
bereidheid om te praten over Manta. “Wie je ook aan<br />
de telefoon kreeg, je was vertrokken voor een half uur<br />
of langer. Een stortvloed van verhalen. Altijd dezelfde<br />
informatie, maar iedere keer vanuit een persoonlijke<br />
invalshoek. Daar wilden we dus iets mee doen. We<br />
zouden die mensen fotograferen en hun verhaal<br />
brengen.” Zo groeide bij de FAFK het idee om een<br />
tentoonstelling te maken. “En toen bleek dat Amsab<br />
met hetzelfde idee speelde.”<br />
TIMING<br />
Op het moment dat de onderzoekers langs kwamen<br />
was er niet zoveel te doen rond het project. “Door<br />
gebrek aan tijd is de timing opgeschoven. En dat ligt<br />
vooral aan mij”, verklaarde Hendrik Ollivier. “We<br />
hadden gemikt op Pasen 2002, maar dat zal niet<br />
lukken”. Waarschijnlijk zal de zoektocht naar verhalen<br />
nu samenvallen met de afbraak van de oude Mantafabriek,<br />
een periode waarin de wonden bij de bevolking<br />
weer worden opengereten. “Dan gaan wij de<br />
interviews doen, de verwerking, de bundeling tot een<br />
tentoonstelling en een brochure. We hopen parallel te<br />
blijven met de omschakeling tot KMO-zone. Die zal<br />
negen maand duren.”<br />
Na de publicatie van het boek trekt het Amsab zich<br />
terug. Hendrik Ollivier: “Dan is het weer de beurt aan<br />
de FAFK. De dynamiek die zij daar zullen teweeg-<br />
brengen, kan blijvend zijn, omdat die illustreert hoe je<br />
met foto’s een andere dimensie kunt binnenstappen.”<br />
Ondertussen is de FAFK gefuseerd met twee andere<br />
foto- en filmfederaties. Dat nieuwe Centrum voor<br />
Beeldexpressie zet het project voort.<br />
VAN SAMENWERKING NAAR PARTICIPATIE<br />
Leo Wymeersch vertelt over de weerslag van FAFK op<br />
de lokale fotokring. “Daarin zijn nog maar 3 of 4<br />
mensen actief. In het begin hadden we enkel telefonisch<br />
contact. Dat waren erg lange gesprekken, die na<br />
verloop van tijd alleen nog over de Manta-fabriek<br />
gingen. Maar foto’s van de fabriek bleken er in de<br />
vereniging nauwelijks te zijn. Fotografie is voor die<br />
mensen een hobby. Dat speelt zich volledig af in hun<br />
vrije tijd. Bovendien kwam je destijds het bedrijf niet<br />
binnen met een fototoestel. Maar er waren wel de<br />
verhalen en hier en daar dus toch enkele foto’s. Een<br />
pater van Lokeren maakte 40 jaar geleden al sociale<br />
portretten van arbeiders bij Manta. De lokale fotografen<br />
kenden die man, wisten waar zijn materiaal te<br />
vinden was, raakten aan meer contactadressen… Op<br />
die manier verzamelde ik in korte tijd 15 adressen van<br />
mensen met foto’s en een bijbehorend verhaal.<br />
Eind vorig jaar kwam een nieuw publiek af op een<br />
kleine tentoonstelling met foto’s van Mantawerknemers.<br />
Dat zorgde voor nog meer adressen van<br />
mensen die daar gewerkt hadden of wiens vader,<br />
moeder of echtgenoot er in dienst was geweest.<br />
Allemaal vervolledigen zij het verhaal. We beschikken<br />
nu over een dertigtal contactpersonen. Als die allemaal<br />
tien foto’s bezitten en er een verhaal bij kunnen<br />
vertellen, dan hebben we een boek en een<br />
tentoonstelling.”<br />
Pasen blijft een spilmoment. Dan vindt de lokale<br />
kermis plaats en is er een grote toeloop van bezoekers.<br />
Wymeersch: “Dit jaar hadden we daar als lokmiddel<br />
een stand, onder het motto wij maken een foto en in ruil<br />
daarvoor vertelt u ons uw verhaal.”
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
Volgens Leo Wymeersch is volkscultuur voor de<br />
meeste fotografen iets wat een zestigste van een<br />
seconde meespeelt. “Daarmee bedoel ik dat volkscultuur<br />
allicht goed is voor enkele opnamen, misschien<br />
wel interessant maar te begrijpen als pittoresk, rijk aan<br />
details, geschikt om te vergroten en op te hangen aan<br />
een muur. Daarin zit de klassieke benadering van<br />
volkscultuur vervat: als een afgesloten geheel dat zijn<br />
uitstraling heeft in een bepaalde sfeer, tijd en mentaliteit,<br />
dus zeer stereotiep.”<br />
Wymeersch geeft de voorkeur aan een andere benadering,<br />
niet in de eerste plaats vanuit een fotografischtechnische<br />
interesse, maar vooral vanuit de sociale<br />
context. “De aanzet is bijvoorbeeld een reportage op de<br />
lokale televisie, over oud-werknemers die rondlopen in<br />
die fabriek. Je hoort dan reacties als: ‘Dat ademt hier<br />
echt nog de tijd van Daens; die film hadden ze evengoed<br />
hier kunnen draaien.’<br />
Dan wordt duidelijk dat je daar foto’s moet gaan<br />
maken! Dat is een heel andere benadering van volkscultuur:<br />
niet het pittoreske, maar wel die film over<br />
Daens is dan het uitgangspunt. Belangrijk is ook het<br />
historisch aspect. We worden geconfronteerd met wat<br />
onze grootouders hebben meegemaakt.”<br />
Volgens Hendrik Ollivier zijn er heel wat hiaten in de<br />
geschiedschrijving, omdat niemand volkscultuur<br />
belangrijk vond of omdat die niet werd geregistreerd.<br />
“Volkscultuur was te verwaarlozen en werd als een<br />
afzonderlijke discipline beschouwd. Zelfs de mensen<br />
die zelf deze cultuur uitmaken, hebben die nooit<br />
belangrijk, laat staan het bestuderen waard gevonden.<br />
Vroeger was geschiedschrijving geconcentreerd op<br />
koningen of adellijke geslachten, die de artefacten wél<br />
allemaal zorgvuldig bijhielden.” Ollivier merkt op dat<br />
er nu wel belang wordt gehecht aan arbeidersbewegingen,<br />
maar dat de onderzoekers het nog steeds vaak<br />
bij de instituties houden. “Het zijn de verenigingen<br />
die worden bestudeerd! Ook daar zijn verklaringen<br />
voor: die verenigingen maken verslagen, hebben<br />
statuten en produceren geschreven bronnen. Zodra je<br />
dat georganiseerde verlaat, stel je een zogenaamd<br />
gebrek aan materiaal vast. Meteen verdwijnt dan ook<br />
de belangstelling. Over tien jaar zijn we dan verwonderd<br />
dat er niks overblijft.”<br />
Het Instituut voor Sociale Geschiedenis wil die belangstelling<br />
stimuleren. “Intellectuelen of instituties<br />
schrijven hun eigen geschiedenis, die houden documenten<br />
bij; de gewone man bewaart vrijwel niets,<br />
behalve zijn foto’s. Waardevolle documenten, maar je<br />
merkt wel dat iedereen hetzelfde fotografeert, terwijl<br />
andere dingen helemaal nooit de foto halen.”<br />
De term ‘volkscultuur’ noemt Ollivier beladen en deels<br />
door extreem-rechts ingepalmd. “Ze geven daar een<br />
bepaalde definitie aan, beperken volkscultuur binnen<br />
een bepaalde begrenzing. Maar als je echt teruggaat<br />
naar authentieke dingen, krijg je een veel ruimere<br />
betekenis die óók roots heeft maar zeker niet in termen<br />
van dit volk en dit soort cultuur.”<br />
WAAROM MOET DAT GEACTUALISEERD WORDEN?<br />
“Volkscultuur groeit deels uit het dagelijks leven, uit<br />
de manier waarop mensen met elkaar en met de<br />
dingen omgaan, dus uit de samenleving.” Hendrik<br />
Ollivier verwijst niet enkel naar het gezins- of verenigingsleven,<br />
maar ook naar het werkmilieu.<br />
“Heemkundige kringen zorgen voor de neerslag<br />
daarvan, bijvoorbeeld door hun aandacht voor werkmateriaal.<br />
Als je ziet wat daar aan cultuur omheen<br />
geweven zit... Vroeger bepaalde de organisatie van het<br />
werk hoe de mensen met elkaar omgingen. Nu wordt<br />
cultuur als elitair en zwevend beschouwd, terwijl zij<br />
toch haar wortels heeft in de manier waarop de<br />
samenleving geordend is. Alles is cultuur. En volkscultuur<br />
wordt daarbinnen volkomen onterecht gezien als<br />
een andere categorie. Kijk hoe zo’n bedrijf als Manta<br />
economisch en sociaal weegt op een dorp. Dat is een<br />
belangrijk feit. Het verdient de aandacht. Daarover<br />
materiaal verzamelen is de moeite waard. En waarom<br />
moet dat geactualiseerd worden? Omdat het anders<br />
HOOFDSTUK 3<br />
45<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
AMSAB - INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS<br />
46<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
een dood spoor dreigt op te gaan, waarbij iets pas interessant<br />
wordt als het voldoende gematerialiseerd is om<br />
het dood in een museum te kunnen zetten, bovendien<br />
achter slot. Precies het dynamiseren vind ik de moeite<br />
waard. Het gaat om levende cultuur en levende<br />
geschiedenis. Die mogen niet opgesloten, gemusealiseerd<br />
worden. Het is gemeenschapsbezit. En dat het<br />
leeft is duidelijk, anders komt er geen 2000 man op af.”<br />
SAMENWERKING WERKT VERRUIMEND<br />
Het Instituut voor Sociale Geschiedenis trekt naar<br />
Waasmunster met een missie. “Ter plekke heb je een<br />
zeer traditionele heemkring, met alle mogelijke<br />
problemen van dien: een vereniging van gepensioneerden<br />
die zichzelf afsluit, daardoor vrienden en<br />
vijanden maakt en deels voor de eigen besloten kring<br />
werkt. Als je die beslotenheid doorbreekt, ontstaat er<br />
meer ruimte. Door andere verbanden op te zetten en<br />
daar een andere organisatie bij te betrekken, duw je<br />
die mensen een beetje uit hun kring.”<br />
Die traditionele kringen moeten wel delicaat worden<br />
benaderd: de praktijk leert dat er ook interne strubbelingen<br />
zijn. Als een bepaald lid van de vereniging<br />
meewerkt aan een project, kan dat voor iemand anders<br />
al een reden zijn om niet mee te doen. Ollivier: “Wij<br />
vallen daar echter met een zekere autoriteit binnen en<br />
zo doorbreken we dat een beetje. Van ons nemen ze<br />
makkelijker vragen aan. Als wij materiaal zoeken, wil<br />
iedereen dat wel mee aanleveren. De steun van de<br />
Koning Boudewijnstichting doet daar ook veel aan. Dat<br />
gezag helpt. Aanvankelijk praten sommigen misschien<br />
niet met elkaar, maar met ons doen ze dat wel. En als<br />
intermediair hebben we niets te verliezen, ofwel<br />
ontstaat er meer samenwerking, ofwel blijft alles zoals<br />
het was.”<br />
“Kleine heemkundige kringen hebben wel eens de<br />
neiging het verzamelde materiaal weg te stoppen in<br />
hun museum en het als iets van henzelf te<br />
beschouwen. Ze bepalen hun eigen regels. Als je hen<br />
in contact brengt met anderen, gaat dat niet meer zo<br />
makkelijk. Ze worden dan geconfronteerd met andere<br />
benaderingen. Wij willen bijvoorbeeld de verzamelde<br />
objecten niet als curiosa wegsteken, maar er iets mee<br />
doen, ze nieuw leven inblazen, zodat andere mensen<br />
er ook wat aan hebben. Dat erfgoed is immers van<br />
iedereen, dat is publiek domein! Het feit dat die<br />
ruimere benadering zichtbaar succes heeft, kan een<br />
motiverende rol spelen.”<br />
CONCLUSIE<br />
Het Instituut voor Sociale Geschiedenis maakt bij dit<br />
project gebruik van niet-traditionele historische<br />
bronnen: foto’s gecombineerd met mondelinge getuigenissen.<br />
Hiermee draagt het onderzoek bij tot de<br />
vernieuwing van methodieken, vooral voor lokale<br />
geschiedschrijving. De verzamelde foto’s en geregistreerde<br />
getuigenissen vormen het materieel en<br />
immaterieel erfgoed dat dankzij dit project wordt<br />
verzameld en bewaard.<br />
Het project kan inhoudelijk aansluiting vinden bij een<br />
ruimere onderzoekscontext. Er wordt niet naar het<br />
lokale toe gewerkt, maar het lokale wordt als casus<br />
gebruikt. Manta is immers geen uniek geval. Buiten<br />
het geschiedkundige is er ook een direct maatschappelijk<br />
doel: de participatie van de bevolking kan tot<br />
nieuwe sociale interactie leiden. Dit kan bijdragen tot<br />
het herstel van het sociale weefsel dat werd verstoord<br />
door de plotselinge sluiting van het bedrijf. Kortom,<br />
een sterke combinatie van creatief onderzoek en<br />
sociale inworteling.<br />
Op diverse gebieden is dit project te lezen als uiting<br />
van actief burgerschap. Binnen de fotokringen wordt<br />
de werking verruimd naar meer sociale bewogenheid.<br />
Tegenover de concurrentie en het individualisme van<br />
fotografiewedstrijden wordt een extra dimensie gepositioneerd:<br />
het algemeen belang – een originele manier<br />
om klassieke fotokringen te dynamiseren. Het<br />
Instituut voor Sociale Geschiedenis en zijn partners<br />
installeren hierdoor een cultuur van omgaan met het<br />
verleden, met het eigen patrimonium. Fotografie biedt
hier de mogelijkheid om arbeiders een stem te geven<br />
die ze anders niet hebben. Hun foto’s zijn te zien als<br />
een communicatiemiddel.<br />
Toch is het proces hier minstens even belangrijk als<br />
het product. Het gaat de initiatiefnemers eveneens om<br />
het traject dat wordt afgelegd: van een individuele<br />
verenigingsgerichte inzet naar een maatschappijgerichte<br />
samenwerking.<br />
De vrees dat anderen zich daarbij meester trachten te<br />
maken van hun verzameling, is echter niet onterecht.<br />
Wetenschappelijke methodiek en coördinatie zijn daartegen<br />
een verweer.<br />
Voorts werken partnerschappen vooral goed als de<br />
partner niet bedreigend is, andere doelstellingen heeft,<br />
knowhow kan toevoegen en liefst ook een organisatie<br />
is die (onder meer bij subsidiënten) deuren kan<br />
openen.<br />
Het Amsab, Instituut voor Sociale Geschiedenis is<br />
zich in elk geval sterk bewust van zijn belang als intermediair.<br />
Hendrik Ollivier illustreert dat met een anekdote:<br />
“Tijdens een receptie zegt de burgemeester mij:<br />
“het is het moment, ga nu maar eens mee kijken”. We<br />
worden met enkele mensen naar het heemkundemuseum<br />
geleid. Het wordt letterlijk ontsloten. Normaal<br />
laten ze enkel schoolklassen binnen. Voor anderen is<br />
het verboden terrein.” Het Amsab daarentegen bestudeert<br />
zijn vondsten en probeert die zoveel mogelijk<br />
kenbaar te maken. Het is die mentaliteit die het onder<br />
meer met dit project tracht over te dragen naar de<br />
plaatselijke verenigingen.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4957,87 euro<br />
Amsab - Instituut voor Sociale Geschiedenis vzw<br />
Bagattenstraat 174<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-224 00 79<br />
amsab@skynet.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
47<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
LEUVENSE VERENIGING VOOR VOLKSKUNDE<br />
48<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Dagelijks leven<br />
in bewegend<br />
beeld<br />
Over het belang van de documentaire film<br />
De Leuvense Vereniging voor Volkskunde vzw wil historisch<br />
en volkscultureel documentair beeldmateriaal opsporen in<br />
het arrondissement Leuven. De initiatiefnemers<br />
beschouwen documentaire film als een waardevolle bron<br />
voor de studie van de geschiedenis en volkscultuur van de<br />
20ste eeuw. Zij willen deze – tot op heden verwaarloosde –<br />
documentaire films inventariseren, ontsluiten en ter<br />
beschikking stellen. Voor de aangeboden films zal, in<br />
samenwerking met het Vlaams filmmuseum en -archief in<br />
Leuven en het Nationaal filmmuseum in Brussel, een<br />
gepaste opslag worden gezocht.<br />
EEN VERENIGING UIT DE ‘KERNSECTOR’<br />
De Leuvense Vereniging voor Volkskunde werd in<br />
1982 opgericht door oud-studenten van professor<br />
Stefaan Top, hoofddocent aan het Seminarie voor<br />
Volkskunde van de KU Leuven. Onder<br />
zijn impuls waren op dat ogenblik<br />
De nieuwe beweging stelde dat volkscultuur iets is enkele interessante initiatieven<br />
van elke dag, ook al zijn we ons er niet van bewust<br />
ontwikkeld in het veldonderzoek van<br />
volkscultuur. In die projecten werd<br />
vertrokken vanuit het heden en teruggekoppeld naar<br />
het verleden: “Waarmee zijn mensen in deze tijd<br />
bezig?”<br />
Om dat gebied verder te onderzoeken werd de<br />
vermelde vereniging opgericht. Ze telt intussen ongeveer<br />
200 leden. De naam ‘Leuvense Vereniging voor<br />
Volkskunde’ is ietwat misleidend, want de leden<br />
wonen en werken verspreid over heel Vlaanderen.<br />
Leuven is de uitvalsbasis, wegens de nabijheid van het<br />
Seminarie.<br />
De vereniging probeert de belangstelling voor en de<br />
bestudering van de volkscultuur te stimuleren en richt<br />
zich daarbij vooral op de actuele volkscultuur. Elk jaar<br />
organiseert ze een symposium waarvan de bevindingen<br />
in een jaarboek worden gepubliceerd.<br />
Daarnaast wordt er jaarlijks een cultureel-educatieve<br />
uitstap georganiseerd. Alle leden zijn vrijwilligers,<br />
velen van hen doen onderzoek naar allerlei elementen<br />
uit de volkscultuur. De vereniging wordt gefinancierd
door hun bijdragen en een toelage van de Federatie<br />
voor Volkskunde in Vlaanderen. Voor het project<br />
Dagelijks leven in bewegend beeld verleent de provincie<br />
Vlaams-Brabant een subsidie van 250 euro. Deze<br />
bijdrage wordt mogelijk nog verhoogd.<br />
Het uitgangspunt voor het project is de vaststelling dat<br />
er veel te weinig aandacht wordt besteed aan het bewegend<br />
beeld, als bron voor onderzoek van het dagelijks<br />
leven. De Leuvense Vereniging voor Volkskunde wil<br />
die documentaire films opsporen, archiveren en ter<br />
beschikking stellen van het publiek. Voorzitter Eddy<br />
Tielemans: “Omdat we een kleine vzw zijn, wilden we<br />
het project bescheiden aanpakken. We beginnen in het<br />
arrondissement Leuven en gaan na wat daar bestaat op<br />
het vlak van bewegend beeld over het dagelijks leven.<br />
Dat kan materiaal van professionelen zijn, maar zeker<br />
ook van amateurs, want die zijn vaak veel spontaner,<br />
werken minder gestileerd.”<br />
HET BELANG VAN BEWEGEND BEELD<br />
Volgens Eddy Tielemans ging er vanaf de jaren ‘70 in<br />
Vlaanderen een nieuwe wind waaien in het onderzoek<br />
naar volkscultuur: “Men dacht niet langer dat volkscultuur<br />
zich vooral situeerde in de boerengemeenschappen<br />
en beperkte zich niet meer tot de studie van<br />
oude tradities die teruggingen naar een mythologisch<br />
verleden.” De nieuwe beweging stelde dat volkscultuur<br />
iets is van elke dag, ook al zijn we ons er niet van<br />
bewust: “Als je naar een communiefeest gaat, is dat<br />
cultuur van alledag.”<br />
Onderzoekers kregen ook meer aandacht voor de<br />
gewone man, in zijn dagelijks doen en laten. Een<br />
belangrijk gevolg was dat er ook andere soorten<br />
archieven werden bekeken.<br />
Toch bleef dit nog te vaak beperkt tot studie van schriftelijke<br />
informatie. Als ze bijvoorbeeld het marktgebeuren<br />
willen bestuderen, bekijken de meeste onderzoekers<br />
nog altijd vooral oude dorps- of stadsmonografieën.<br />
Daar staan een paar foto’s bij afgedrukt<br />
en dat moet dan volstaan, terwijl er misschien bewe-<br />
gend beeld beschikbaar is. “Zo bestaan er opnames<br />
van de wekelijkse groentemarkt in Maastricht in de<br />
jaren ‘50, genomen vanuit een verdieping van een<br />
woning. Wat die beelden weergeven, dat kun je onmogelijk<br />
vastleggen in schrift: je ziet wie daar allemaal<br />
rondloopt, welke kleren ze dragen, de producten die<br />
worden verkocht, de vervoersmiddelen enz. Als je dat<br />
filmpje vergelijkt met een artikel over die markt dan<br />
krijg je een heel ander beeld.”<br />
De invloed van het bewegend beeld als communicatiemiddel<br />
is de laatste decennia alsmaar toegenomen.<br />
Televisie, film en recent het internet zijn belangrijke<br />
bronnen van informatie. Bovendien werden de instrumenten<br />
om het alledaagse leven op beeld vast te<br />
leggen steeds toegankelijker en gebruiksvriendelijker.<br />
Tielemans vindt het daarom vreemd dat er tot dusver<br />
zo weinig belang is gehecht aan het inventariseren en<br />
ontsluiten van dit materiaal. De Leuvense Vereniging<br />
voor Volkskunde wil daar met dit project wat aan<br />
veranderen.<br />
Een bijkomende motivatie is de stijgende vraag van<br />
heemkundige kringen naar dergelijk materiaal. “Tot<br />
nu toe luidt het antwoord echter vaak dat er misschien<br />
wel beelden bestaan, maar dat niemand precies weet<br />
waar ze te zoeken.”<br />
INSPIRATIE<br />
Inspiratie voor dit project haalde de Leuvense<br />
Vereniging voor Volkskunde in Nederlands-Limburg,<br />
waar eerder al documentaire films werden verzameld<br />
door het Limburgs Film en Video Archief (LiFVA). Het<br />
is geen toeval dat het idee daar werd opgepikt. Eddy<br />
Tielemans is ook coördinator van het Limburgs<br />
Museum en het Limburgs Film en Video Archief. Het<br />
LiFVA is een provinciaal archief. Het heeft als taak<br />
documentair, historisch en volkscultureel beeldmateriaal<br />
over de provincie te ontsluiten en ter beschikking<br />
te stellen. Van 1995 tot 1997 heeft het in heel de<br />
provincie documentaire films opgezocht en geïnventariseerd.<br />
Al die gegevens zitten verwerkt in Limburg in<br />
HOOFDSTUK 3<br />
49<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
LEUVENSE VERENIGING VOOR VOLKSKUNDE<br />
50<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
bewegend beeld 1911-1996, catalogus van film- en videomateriaal<br />
over Nederlands-Limburg. Hoewel het LiFVA als<br />
provinciaal archief andere taken en doelstellingen<br />
heeft dan de Leuvense Vereniging voor Volkskunde,<br />
wordt die aanpak en expertise als basis gebruikt voor<br />
dit project.<br />
STRATEGISCH PLAN<br />
De vereniging beschikte, campagnesteun inbegrepen,<br />
over een budget van 7436,79 euro, uiteraard veel te<br />
weinig voor een project als dit. In overleg met de<br />
Stichting werd daarom beslist de beschikbare<br />
middelen aan te wenden voor een goede voorbereiding<br />
van het project. Die voorbereiding was des te belangrijker<br />
omdat een eerste succes in het arrondissement<br />
Leuven aanleiding zou kunnen geven tot een uitbreiding<br />
naar de provincie Vlaams-Brabant en later eventueel<br />
naar heel Vlaanderen. Een degelijke basis was<br />
dus essentieel.<br />
Die basis werd in de eerste plaats een strategisch plan.<br />
Het beschrijft missie, doelstellingen, methode, opzet,<br />
middelen en timing van het project. In juni en<br />
september 2001 kwamen daartoe enkele experts<br />
samen van diverse organisaties en instellingen: de<br />
Leuvense Vereniging voor Volkskunde zelf, het LiFVA,<br />
het Vlaams filmmuseum en -archief, professor<br />
Biltereyst van de vakgroep communicatiewetenschappen<br />
van de RUG en een medewerker van het<br />
(Nederlandse) Brabants film Archief.<br />
Dat strategisch plan werd afgewerkt en aan de Koning<br />
Boudewijnstichting bezorgd. Vervolgens werd een<br />
kandidatuur ingediend voor de tweede campagne<br />
Actuele Volkscultuur (2001-2002). Ook daarvoor werd<br />
het project geselecteerd. Er kan dus worden gestart<br />
met het opsporen van documentaire films. Ook wordt<br />
– in samenwerking met het Vlaams filmmuseum en<br />
-archief (VFMA) – nagegaan hoe dit materiaal kan<br />
worden bekeken en beschreven volgens een standaardstramien.<br />
Een publicatie in boekvorm en op<br />
andere dragers (cd-rom, dvd) wordt voorbereid vanaf<br />
oktober 2002.<br />
METHODE EN PARTICIPATIE<br />
De bedoeling van het project is in eerste instantie het<br />
opsporen van beeldmateriaal over het dagelijks leven.<br />
Eddy Tielemans: “We willen verzamelen met terugwerkende<br />
kracht, maar zeker niet alleen gericht op het<br />
verleden. Misschien heeft iemand twintig jaar geleden<br />
de eerste editie van Marktrock gefilmd en kunnen we<br />
dat materiaal vergelijken met beelden van nu. Ik kan<br />
me voorstellen dat zoiets jonge mensen kan interesseren.<br />
Het onderwerp hoeft niet typisch Leuvens te<br />
zijn. Wel moet het in deze regio gelokaliseerd kunnen<br />
worden. Als wij bijvoorbeeld een film op de kop<br />
kunnen tikken over een interculturele bruiloft, dan<br />
gaan we die natuurlijk ook opnemen.”<br />
Om het materiaal op te sporen worden allerlei instellingen<br />
aangesproken die met documentair bewegend<br />
beeldmateriaal geassocieerd kunnen worden. Dat zijn<br />
dan gemeente- en stadsarchieven, musea, heemkundige<br />
kringen, volkshistorische of culturele verenigingen<br />
en comités, film- en videoclubs, lokale<br />
omroepen enz. Deze instellingen krijgen een enquêteformulier<br />
toegestuurd. Met die enquête wordt gepeild<br />
naar het bezit van beeldmateriaal, de bereidheid mee<br />
te werken aan het project enz. Via diverse media<br />
worden ook particulieren opgeroepen beeldmateriaal<br />
ter beschikking te stellen. Een belangrijke partner<br />
hiervoor is de regionale omroep in Oost-Brabant<br />
(ROB). Die zender heeft trouwens zelf een programma<br />
waarin filmpjes van vroeger worden getoond.<br />
Aan de universiteit van Gent is professor Biltereyst<br />
bezig met het project ‘throwing light onto a collective<br />
heritage’. Een van de doelstellingen van dit onderzoek<br />
is het inventariseren van belangrijke collecties met<br />
documentaire waarde in Vlaanderen en daarbuiten. In<br />
dit geval gaat het om hele collecties, aanwezig in instituten<br />
en niet om individuele films van verenigingen of<br />
particulieren. Om overlappingen en dubbel werk te<br />
vermijden worden met Biltereyst adressenbestanden<br />
uitgewisseld. Eventueel kan een gezamenlijk enquêteformulier<br />
worden opgesteld.
Al dat materiaal moet bekeken en geïnventariseerd<br />
worden. Een belangrijke partner hierbij is het Vlaams<br />
filmmuseum en -archief. Dat focust immers niet<br />
alleen op film- en videomateriaal, maar verzamelt ook<br />
afspeelapparatuur. Het museum ontwierp bovendien<br />
een gedetailleerd beschrijvingsprogramma voor filmen<br />
videomateriaal. Dat programma mag door de<br />
Leuvense Vereniging voor Volkskunde worden<br />
gebruikt. Alle films worden bekeken en beschreven<br />
met het oog op een inventariserende en ontsluitende<br />
publicatie.<br />
De laatste doelstelling van het project is immers het<br />
beschikbaar maken van het verworven materiaal. Naar<br />
het Nederlands-Limburgse voorbeeld gebeurt dit in<br />
eerste instantie in boekvorm. Later zullen de gegevens<br />
ook toegankelijk worden gemaakt via het internet.<br />
Eddy Tielemans: “Die publicatie zou moeten aangeven<br />
wat er precies bestaat over het arrondissement Leuven,<br />
waar het over gaat en wat men moet doen om die<br />
films te kunnen bekijken. Daarnaast willen we workshops<br />
organiseren om de wetenschappelijke waarde<br />
van dat beeld te bestuderen en vertoningen organiseren<br />
voor belangstellenden. Dat kunnen wij als vereniging<br />
niet alleen aan. Daarvoor moeten we bijvoorbeeld<br />
samenwerken met het Vlaams filmmuseum en<br />
-archief.”<br />
VOLKSCULTUUR OF DE STUDIE VAN DE ACTUELE<br />
SAMENLEVING<br />
Eddy Tielemans vertelt dat er in Duitsland – waar<br />
volkscultuur sowieso het meest uitgebreid bestudeerd<br />
wordt – op het eind van de jaren ‘60 een vernieuwingsbeweging<br />
werd ingezet. “Het moest gedaan zijn met<br />
alleen maar de oude, mythologische richting van<br />
volkscultuur te volgen. Men zou nu ook het actuele<br />
dagelijkse leven gaan onderzoeken en daar een sociologische<br />
component aan toevoegen, het dagdagelijkse<br />
leven, in alle verschijningsvormen. Eindelijk zouden<br />
de dragers van die volkscultuur, de mensen, worden<br />
bestudeerd en niet alleen het leven en de daden van de<br />
groten der aarde.<br />
Die nieuwe belangstelling was in diverse wetenschappen<br />
te merken, onder meer in cultuurgeschiedenis,<br />
volkskunde en etnologie. Iets dergelijks is overigens<br />
ook vast te stellen in de volkskunst. Ook daar is<br />
de scheidingslijn tussen grote kunst en volkskunst<br />
moeilijk te trekken omdat motieven van de grote kunst<br />
niet zelden uit de volkskunst stammen.”<br />
Een van de verklaringen voor de belangstellingsuitbreiding<br />
is volgens Eddy Tielemans de toename van het<br />
toerisme. Daardoor ontstonden er meer contacten met<br />
andere volkeren of andere cultuurvormen. Meteen<br />
groeide ook de nood aan kennis.<br />
Met die uitbreiding is ook het begrip volkscultuur<br />
geëvolueerd en verruimd. Maar hoe je het ook noemt,<br />
volgens Tielemans gaat het uiteindelijk om de studie<br />
van de actuele samenleving, in haar dagelijks doen en<br />
laten. “Een voorbeeld: er wordt ergens in Vlaanderen<br />
een ommegang georganiseerd. Hoe komt het dat<br />
zoiets nog steeds kan, waar blijven ze al die figuranten<br />
vinden, wie maakt al die kleren? Waarom komen daar<br />
nog altijd zoveel mensen naar kijken, uit alle lagen<br />
van de bevolking? Waarschijnlijk zijn al die componenten<br />
vastgelegd in beeld, maar dat is niet bekend.<br />
En dat proberen wij dus te achterhalen.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
De filosofie luidt dat het heden wordt vastgelegd, zodat<br />
mensen zich in de toekomst een beeld kunnen<br />
vormen van deze tijd. Eddy Tielemans: “In<br />
Nederlands-Limburg hebben we bijvoorbeeld heel wat<br />
films over Pinkpop. Als je aan mensen die nu naar dat<br />
muziekfestival gaan, films vertoont over Pinkpop<br />
vroeger, dan weten die vaak niet wat ze zien. Toch<br />
bese¤en mensen zelden dat de films die zij als particulier<br />
maken interessant kunnen zijn. Precies omdat<br />
ze er voortdurend mee geconfronteerd worden, lijkt<br />
het dagelijks leven niet belangrijk genoeg om bestudeerd<br />
te worden. De mensen snappen bijvoorbeeld<br />
niet wat er belangrijk kan zijn aan een huwelijksreportage.<br />
Maar als je een film over een huwelijk uit de<br />
HOOFDSTUK 3<br />
51<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
LEUVENSE VERENIGING VOOR VOLKSKUNDE<br />
52<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
jaren ‘50 vergelijkt met nu, dan is uit de vele veranderingen<br />
een heel stuk cultuurgeschiedenis af te leiden.<br />
Je kunt eraan zien hoe de maatschappij is geëvolueerd.<br />
Die dingen spreken mensen aan. Veel regionale<br />
omroepen hebben programma’s over het leven van<br />
alledag, vroeger en nu. En die hebben bijzonder veel<br />
succes, ook bij jongeren.”<br />
CONCLUSIE<br />
De Leuvense Vereniging voor Volkskunde speurt met<br />
dit project naar een belangrijke maar vaak verwaarloosde<br />
studiebron over de cultuur van alledag: het<br />
bewegend beeld.<br />
De sterkte van het project bestaat erin dat met het<br />
verzamelde materiaal terug wordt gegaan naar de<br />
bevolking. De vereniging hoopt dat de kennis en de<br />
waardering voor de volkscultuur en de petite histoire<br />
zullen toenemen door het tonen van deze films en het<br />
organiseren van workshops. Ze ziet hierin een<br />
bijdrage tot cultuurbeleving en samenlevingsopbouw.<br />
De participatie van de bevolking die opnieuw in<br />
contact komt met verrassende film- en videobeelden<br />
uit een ver of nabij verleden, kan leiden tot een intensievere<br />
collectieve beleving van dat verleden, wat op<br />
zijn beurt het communitasgevoel kan aanscherpen.<br />
De ondersteuning van de Koning Boudewijnstichting<br />
betrof op het moment van het onderzoek echter alleen<br />
de voorbereiding. En dat was toen ook het stadium<br />
waarin het project zich bevond. Conclusies over de<br />
gevolgde strategie, de aanpak, de impact, de samenwerking<br />
met partners enz. zijn dus moeilijk te<br />
trekken.<br />
Het slagen van het Nederlandse voorbeeldproject en<br />
het ingediende strategisch plan geven wel een indicatie<br />
voor het mogelijke eindresultaat, maar het blijft<br />
moeilijk te voorspellen hoe een project van deze<br />
omvang in de praktijk zal evolueren. Het gevaar<br />
bestaat dat het blijft steken in de archiveringsfase.<br />
Gegevens zouden daarom niet enkel makkelijk toegankelijk<br />
moeten zijn voor mensen die al geïnteresseerd<br />
zijn. Ook minder nieuwsgierigen zouden ermee<br />
geconfronteerd kunnen worden, bijvoorbeeld via de<br />
bibliotheek of het buurtcentrum. Daarom zou een<br />
partnerschap met zulke sociale actoren interessant<br />
zijn, naast de geplande samenwerking met het Vlaams<br />
filmmuseum en -archief.<br />
Dit project benadrukt het belang van beeldmateriaal<br />
als bron, als vorm van documentatie. Het roept ook<br />
vragen op over de kritische afstand die tot het beeld<br />
kan/moet worden bewaard.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3718,39 euro<br />
Leuvense Vereniging voor Volkskunde vzw<br />
Blijde Inkomststraat 21<br />
3000 Leuven<br />
tel.: 016-32 48 56<br />
e.tielemans@limburgsmuseum.nl<br />
stefaan.top@arts.kuleuven.ac.be
Ik woon in een<br />
monument<br />
Bijzondere sociale woonwijken in beeld<br />
gebracht<br />
Deurne, een deelgemeente van Antwerpen, bezit de meest<br />
markante verscheidenheid aan sociale woningbouwprojecten<br />
van het land. Daarom gaat het Antwerpse<br />
Amsab samen met buurtbewoners, wijkverenigingen en<br />
vzw Turninum-Volksmuseum Deurne, op zoek naar de<br />
historische waarde en het achterliggende gedachtegoed van<br />
die indertijd vooruitstrevende stedenbouwkundige realisaties.<br />
Het wetenschappelijk onderzoek moet uitmonden in<br />
een inventaris van het gevonden materiaal. Bovendien is er<br />
een tentoonstelling en heeft het hele project een achterliggende<br />
sociale doelstelling.<br />
Het Amsab, Instituut voor Sociale Geschiedenis vzw is<br />
een onafhankelijk wetenschappelijk archief-, documentatie-<br />
en onderzoekscentrum van alle linkse bewegingen.<br />
Het Antwerpse huis werd in 1988 geopend als<br />
een filiaal van het gelijknamige Gentse onderzoekscentrum<br />
(supra). Amsab verwierf toen steeds meer<br />
materiaal van onder meer vredesbewegingen, milieubewegingen,<br />
derdewereldlandcomités en holebigroepen.<br />
Bovendien werd ook het prospectieterrein van het<br />
instituut groter. Coördinator<br />
Martine Vermandere van Amsab<br />
Wonen is ook volkscultuur<br />
Antwerpen: “Het hoofdkantoor<br />
in Gent werd veel te klein voor al<br />
die activiteiten. Daarom werd besloten een deel van<br />
het Amsab naar Antwerpen te verhuizen.<br />
Archiefvormers in Antwerpen bleken het ook te appreciëren<br />
dat hun materiaal op die manier in Antwerpen<br />
zelf kon bewaard blijven. De kantoren van Amsab<br />
Antwerpen en Gent blijven wel heel nauw samenwerken.<br />
Wij hebben hier in Antwerpen bijvoorbeeld geen<br />
fototheek, zodat aªches en foto’s naar Gent gaan.<br />
Daar zijn de juiste omstandigheden voorhanden om<br />
dit materiaal te bewaren.” Het Antwerpse huis werd<br />
vroeger Centrum Louis Major genoemd. Sinds kort<br />
opereert het net zoals in Gent onder de naam Instituut<br />
voor Sociale Geschiedenis. Het instituut ontvangt in<br />
Antwerpen en Gent samen jaarlijks zo’n drieduizend<br />
bezoekers.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
53<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
AMSAB - INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS<br />
54<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
EEN RUIM OPZET<br />
Het Antwerpse Amsab onderzoekt samen met<br />
Turninum-Volksmuseum Deurne, leden van lokale<br />
verenigingen en buurtbewoners de geschiedenis van<br />
de sociale woonwijken Unitas, Arena, Conforta en<br />
Kronenburg, die verspreid liggen over het grondgebied<br />
van Deurne. Tachtig jaar geleden was Antwerpen overbevolkt.<br />
Velen leefden er in erbarmelijke omstandigheden.<br />
Deurne was een ideale uitwijkmogelijkheid,<br />
nog landelijk en toch vlakbij de stad. Dat laatste was<br />
belangrijk om met openbaar vervoer of fiets naar het<br />
werk te kunnen.<br />
Om aan de behoefte te voldoen, bouwde de bouwonderneming<br />
Conforta in de jaren twintig van de<br />
vorige eeuw, in drie jaar tijd meer dan duizend kleine<br />
arbeiderswoningen. De naam Confortawijk, in<br />
Deurne-Noord, herinnert daar nog aan.<br />
De Unitaswijk, langs het Boekenbergpark in Deurne-<br />
Zuid, was bedoeld voor bedienden. Ze werd in 1925<br />
ontworpen door architect Van Steenbergen. Het was<br />
een tuinwijk naar Engels model, bedoeld om de voordelen<br />
van de stad en het platteland te combineren.<br />
Hier staan een 200-tal woningen. De Unitaswijk vertoont<br />
vooral de formele en architecturale kenmerken<br />
van een tuinwijk; de binnentuinen en pleinen die in<br />
een typische tuinwijk voor het residentiële en groene<br />
element zorgen, zijn hier deels vervangen door het<br />
nabije Boekenbergpark.<br />
Eveneens bekend is de Arenawijk in Deurne-Zuid. Het<br />
uitgangspunt voor het ontwerp van Renaat Braem was<br />
het modernistisch credo ‘licht, lucht en groen voor<br />
iedereen’. Door hun aantal en architectuur zijn de oorspronkelijke<br />
gebouwen (jaren 1960) voor België<br />
unieke staaltjes van sociale huisvesting.<br />
De architecturaal minder interessante Kronenburgwijk<br />
werd pas later aan het project toegevoegd, vooral<br />
omdat de bewoners dat zelf wilden. Achteraf bekeken<br />
is dat een goede zaak geweest, want daar zitten bijvoorbeeld<br />
de Marokkaanse verenigingen en wonen er<br />
ook heel wat Roma.” De initiatiefnemers van Ik woon<br />
in een monument zijn trouwens niet alleen geïnteres-<br />
seerd in de architectuur van deze wijken. Ze verzamelen<br />
vooral getuigenissen van de bewoners zelf. Daartoe<br />
worden bijeenkomsten georganiseerd in het café van<br />
het Volksmuseum. Zo trachten de initiatiefnemers<br />
twee doelstellingen ineens te verwezenlijken. Ze verzamelen<br />
foto’s en mondelinge getuigenissen voor het<br />
wetenschappelijk onderzoek naar de sociale structuur<br />
en de mentaliteitsgeschiedenis van de wijken en brengen<br />
de bewoners meteen ook dichter bij elkaar via<br />
gedeelde ervaringen.<br />
Ook voorzien ze de kinderen in de wijken van wegwerpcamera’s.<br />
Daarmee geven die hun impressies<br />
over het lokale leven weer. Het verzamelde materiaal<br />
krijgt een plaats in de tentoonstelling Ik woon in een<br />
monument.<br />
De initiatiefnemers hopen het zelfbewustzijn van de<br />
bewoners aan te wakkeren. Daarom zoeken ze die<br />
betrokkenheid van de bevolking bij het onderzoek,<br />
nodigen ze de jongeren uit om over de actuele leefsituatie<br />
te reflecteren en stimuleren ze het grote publiek<br />
om de waarde van sociale woningbouw te ontdekken.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Zoals in het vorige hoofdstuk werd gezegd, is het<br />
onderzoeksterrein van Amsab uitgebreid en deels verschoven<br />
van louter linkse sociale bewegingen, naar<br />
nieuwe sociale bewegingen. Vandaar ook de toevoeging<br />
Instituut voor Sociale Geschiedenis.<br />
Bovendien legt het instituut zich niet langer alleen<br />
maar toe op wetenschappelijk onderzoek en archivering.<br />
Het gaat ook in op de vraag naar meer publiekswerking<br />
en dienstverlening. Er ontstaat een wisselwerking<br />
tussen het instituut en allerlei sociale en dienstverlenende<br />
verenigingen. Het Amsab werkt zo mee<br />
aan prospectie en conservering van archieven, maar zet<br />
zijn knowhow ook in bij de realisatie van projecten. Zo<br />
is ook het project Ik woon in een monument ontstaan.<br />
Enige tijd voor de lancering van de campagne Actuele<br />
Volkscultuur van de Koning Boudewijnstichting, sloten<br />
het Amsab en het Volksmuseum van Deurne een<br />
samenwerkingsakkoord. Martine Vermandere: “We
vonden allang dat we iets moesten doen rond de<br />
immigratie van havenarbeiders in Deurne, die na de<br />
Eerste Wereldoorlog op gang was gekomen. De oorsprong<br />
van al die huisvestingsprojecten in Deurne,<br />
zowel vanuit de privé als vanuit huisvestingsmaatschappijen,<br />
ligt daar. We wilden daar documenten over<br />
verzamelen, maar ook getuigenissen, nu dat nog kan.<br />
Met de selectie voor de campagne Actuele Volkscultuur,<br />
ging het project echt van start.”<br />
TIMING<br />
De tentoonstelling vond plaats in het najaar van 2001.<br />
Alle facetten van het project zaten erin vervat.<br />
Vermandere destijds daarover: “Een eerste deel behandelt<br />
louter de architectuur van de wijken. Daarvoor<br />
hebben we research gedaan in archiefinstellingen en<br />
bij privé-personen. In een tweede deel wordt een video<br />
getoond met getuigenissen van het project, gesprekken<br />
met mensen die al geruime tijd in de wijken<br />
wonen. Rob Van der Wildt nam ook getuigenissen af<br />
en monteerde die op een cd-rom. Die geluidsmontage<br />
maakt samen met portretten van de getuigen, door<br />
fotografe Lieve Cosyns, deel uit van de tentoonstelling.<br />
Ook is er een tentoonstelling van de foto’s die de kinderen<br />
namen van hun buurt. Daarnaast zijn er foto’s<br />
van een deelproject dat aansluit bij het modejaar in<br />
Antwerpen. We lieten bewoners kleding van bekende<br />
Antwerpse ontwerpers aantrekken en hebben hen in<br />
die outfit in hun eigen omgeving gefotografeerd.<br />
Meteen hadden we zo foto’s die de betrokken buurten<br />
in een positief daglicht stellen. Die foto’s verschijnen<br />
ook in een magazine dat gratis wordt verspreid in<br />
Deurne. Dat magazine bevat eveneens een pagina met<br />
wandelroutes. De uitvergrotingen van de modefoto’s<br />
en de video met getuigenissen worden tijdens de tentoonstellingsperiode<br />
ook in leegstaande etalages<br />
getoond.”<br />
De tentoonstelling zelf vindt plaats in de feestzaal en<br />
het badhuis van het Koninklijk Atheneum van Deurne.<br />
Dit gebouw is een ontwerp van architect Van Steenbergen,<br />
die ook de Unitaswijk ontwierp. Van Steen-<br />
bergen wou van de school een ontmoetingsruimte voor<br />
de buurtbewoners maken. Die functie heeft het complex<br />
tot nu nooit kunnen vervullen, nu wel.”<br />
METHODE EN PARTICIPATIE<br />
Voor het eerste deel van het project (historisch onderzoek<br />
naar de woonwijken Unitas, Kronenburg, Arena<br />
en Conforta) werkt Amsab samen met het Turninum-<br />
Volksmuseum Deurne, meer bepaald voor de prospectie<br />
en het beheer van archieven. Dit mondt uit in een<br />
tentoonstellingsonderdeel over de architecten<br />
Schillemans, Braem en Van Steenbergen. Architect<br />
Dirk Thiers schrijft momenteel een verhandeling over<br />
Juliaan Schillemans en werkt mee aan dit deelproject.<br />
Hij bezit een rijk archief over Juliaan Schillemans, een<br />
minder bekende architect die toch een markante plaats<br />
inneemt in de Belgische architectuurgeschiedenis.<br />
Jong gestorven heeft Schillemans zelf nauwelijks projecten<br />
gerealiseerd, maar zijn ideeën over de levensomstandigheden<br />
van arbeiders hadden een grote<br />
invloed op bijvoorbeeld Renaat Braem.<br />
Het tweede deel van het onderzoek, het verzamelen<br />
van getuigenissen van de buurtbewoners, was moeilijker.<br />
Het Amsab is een wetenschappelijk instituut en<br />
heeft geen ervaring in werken met buurtbewoners. Dat<br />
was dus een knelpunt. Vanuit het wetenschappelijk<br />
werk heeft het instituut contacten met enkele buurtorganisaties<br />
en daar werd dan ook een beroep op<br />
gedaan. Maar bij het verzamelen van de getuigenissen<br />
bleek dat contraproductief te werken. Je komt zo in<br />
een sociale benadering terecht en dat werkt algauw<br />
stigmatiserend: ‘we zullen eens luisteren naar uw problemen’<br />
– de bewoners krijgen dan de indruk dat het<br />
om een project over een problematiek gaat.<br />
Martine Vermandere: “Bij dit project missen we professionele<br />
begeleiding voor contacten met de wijkbewoners.<br />
En dan bedoel ik dus niet de sociale werkers<br />
van een wijk, maar mensen die vanuit hun professionele<br />
ervaring weten hoe je de betrokkenen het best<br />
benadert en hoe je dicht bij deze mensen kunt staan.<br />
We werken voor dit project wel samen met het Sociaal<br />
HOOFDSTUK 3<br />
55<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
AMSAB - INSTITUUT VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS<br />
56<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Impulsfonds dat voor ons een project met acteur Rob<br />
Van der Wildt heeft uitgeschreven. Rob Van der Wildt<br />
zou de getuigenissen verzamelen. Dat hij Nederlander<br />
is, bleek evenwel een probleem te zijn: dat schept een<br />
afstand. Hij heeft weliswaar enkele prachtige getuigenissen<br />
verzameld, maar toch verliep dat proces aanvankelijk<br />
niet zoals wij hadden verwacht. Uiteindelijk<br />
zijn we gaan aankloppen bij mensen die actief zijn in<br />
het verenigingsleven in Deurne. Zij gaven ons adressen<br />
van mensen die reeds lang in de wijk wonen en<br />
die wat te vertellen hebben. Die werden uitgenodigd<br />
op de koªe en daarna geïnterviewd door Rob Van der<br />
Wildt. Zodra enkele mensen over de streep waren<br />
begon het vlot te lopen en kregen we zelfs telefoons<br />
van buurtbewoners die eveneens hun verhaal wilden<br />
doen. Dat toont overigens aan dat er in zo’n buurt wel<br />
degelijk nog een sociaal stramien aanwezig is.”<br />
Voor het fotoproject met de kinderen werd samengewerkt<br />
met het CC Deurne en het Provinciaal Museum<br />
voor Fotografie Antwerpen. Het fotografiemuseum<br />
kaderde de foto’s van de kinderen in en organiseerde<br />
ook workshops voor geïnteresseerde kinderen. Agfa<br />
Gevaert schonk de wegwerpcamera’s en ontwikkelde<br />
de filmpjes. Om zo’n project op te zetten kom je er<br />
volgens Martine Vermandere niet met een ondersteuning<br />
van 12.400 euro. “Je moet voortdurend een<br />
beroep doen op de goodwill van medewerkers en<br />
enorm veel tijd en energie stoppen in het zoeken naar<br />
bijkomende financiële en logistieke ondersteuning.<br />
Dat hebben we bij de aanvang van het project onderschat.<br />
Het vraagt veel energie van de initiatiefnemers.<br />
Enige professionele ondersteuning zou hier welkom<br />
zijn.”<br />
WONEN EN SAMENLEVEN IS OOK VOLKSCULTUUR<br />
De aandacht voor volkscultuur hangt samen met de<br />
verschuiving van het werkingsgebied van het Amsab.<br />
Martine Vermandere: “Door ook de archieven van de<br />
nieuwe sociale bewegingen bij te houden ontstaat er<br />
een soort van wisselwerking. De nadruk komt voor<br />
ons meer en meer te liggen op publiekswerking en<br />
dienstverlening, meegaan met die nieuwe sociale<br />
bewegingen. Door die contacten en samenwerking<br />
zijn we nu ook veel meer met volkscultuur bezig. Voor<br />
Ik woon in een monument proberen we ook zoveel<br />
mogelijk van wat er in die buurten gebeurt bij het project<br />
te betrekken. Behalve wetenschappelijk interessante<br />
gegevens verzamelen we ook familiefoto’s, foto’s<br />
van het buurtleven, van de winkels die er vroeger<br />
waren, over de komst van de tram, het verenigingsleven<br />
enz. En wonen is uiteraard ook volkscultuur.<br />
Het Volksmuseum van Deurne, onze partner in dit<br />
project, organiseert ook elk jaar een reuzenstoet. Dit<br />
jaar staat die volledig in het teken van Ik woon in een<br />
monument. Dat doen ze onder meer door de nadruk te<br />
leggen op beroepen die vroeger in de buurt aanwezig<br />
waren: havenarbeiders, diamantbewerkers enz.”<br />
NAAR HISTORISCH BEWUSTZIJN<br />
EN GEMEENSCHAPSVORMING<br />
De initiatiefnemers hopen een kentering teweeg te<br />
brengen in de perceptie van ‘een sociale woonwijk als<br />
achtergestelde buurt’ en de bewoners alert te houden<br />
voor het verval van het historisch erfgoed. Dat doen ze<br />
door in de tentoonstelling de destijds vooruitstrevende<br />
ideeën te tonen waarop deze sociale woonwijken gebaseerd<br />
waren. Er wordt niet enkel in archieven naar<br />
oude plannen en foto’s gezocht, de bewoners zelf worden<br />
uitgenodigd hun verhaal te vertellen. Die betrokkenheid<br />
werkt meteen ook draagvlakversterkend en<br />
publieksverruimend. Martine Vermandere: “De mensen<br />
die familiefoto’s hebben gegeven, die getuigenissen<br />
hebben afgelegd en de kinderen die foto’s hebben<br />
genomen, komen sowieso naar de tentoonstelling.<br />
Maar zij brengen ook familie en vrienden mee. Zo<br />
komt dat weer andere bewoners ter ore die ook willen<br />
weten waar die tentoonstelling over gaat. Op die<br />
manier pikken veel bewoners de tentoonstelling mee<br />
en dat is natuurlijk ook de bedoeling.” De betrokkenheid<br />
van lokale verenigingen en buurtbewoners bij het<br />
project helpt ook de sociale structuren in de verschillende<br />
wijken te herstellen. Van het vroegere buurtle-
ven is er immers niet veel meer over. Martine<br />
Vermandere: “Het installeren van een buurtinformatienetwerk<br />
blijkt vrij aardig gelukt. De interviews worden<br />
in het café van het Volksmuseum zoveel mogelijk<br />
in groep afgenomen; de mensen komen bijeen, drinken<br />
koªe en er wordt verteld. Voor het project werd<br />
ook een werkgroep opgericht met alle buurt-, jeugden<br />
seniorenverenigingen, het Cultureel Centrum, het<br />
district Deurne en de bibliotheekfilialen. Veel van deze<br />
mensen kwamen voor het eerst bij elkaar, er werden<br />
nieuwe banden gesmeed en initiatieven genomen.<br />
Ook op die manier heeft het project waarde gehad.”<br />
CONCLUSIE<br />
Het Instituut voor Sociale Geschiedenis verlaat voor<br />
dit project het vertrouwde pad van archiefonderzoek<br />
en gaat op zoek naar mondelinge getuigenissen van<br />
buurtbewoners. Hiermee wordt het wetenschappelijk<br />
onderzoek naar de sociale structuur en de mentaliteitsgeschiedenis<br />
van de wijken vervolledigd. Behalve een<br />
wetenschappelijke doelstelling heeft dit verzamelen<br />
van getuigenissen ook een maatschappelijke dimensie:<br />
de participatie van de bevolking kan tot een nieuwe<br />
sociale interactie leiden. Dit is nodig in deze wijken<br />
waar van de oorspronkelijke samenhang door de maatschappelijke<br />
veranderingen niets meer over is. Aanvankelijk<br />
verliep de samenwerking met de Nederlander<br />
Rob Van der Wildt nogal stroef. Dat was te wijten<br />
aan vooroordelen. Uitspraak- en taalverschillen<br />
zijn blijkbaar niet evident aanvaardbaar. Toch verzamelde<br />
hij uiteindelijk erg interessante getuigenissen.<br />
De initiatiefnemers hadden goed begrepen dat de<br />
Koning Boudewijnstichting ook aanstuurde op een<br />
versteviging van het bestaande sociale stramien.<br />
Martine Vermandere: “Wij hebben getracht alle<br />
bestaande verenigingen samen te brengen. Op dat<br />
gebied is het wel een groot succes. We vergaderen<br />
altijd met een grote groep. Die mensen kennen elkaar<br />
nu. En na de vergaderingen troepen ze samen en petit<br />
comité, in groepjes die nu samen ook nog met andere<br />
dingen bezig zijn.”<br />
Het gevolg is dat nu zowat elke vereniging in Deurne<br />
op een of andere manier meewerkt aan het project.<br />
Enerzijds is dit een verrijking, ook voor de verenigingen<br />
zelf. Anderzijds krijg je een grote verzameling<br />
mensen die allemaal min of meer op hetzelfde terrein<br />
actief zijn (vzw Unitas-Tuinwijken, wijkcentrum<br />
‘t Pleintje, buurtcomitée Kronenburg, wijkcomité<br />
Deurne...) en op wiens belangeloze inzet gesteund<br />
wordt. Voor de uitvoering was het misschien beter<br />
geweest met minder partners samen te werken die elk<br />
hun expertise hadden kunnen inzetten.<br />
De initiatiefnemers verwezen zelf naar de moeilijkheden<br />
bij het verzamelen van de getuigenissen van de<br />
bewoners. Uit die ervaring blijkt het belang van aanwezigheid<br />
ter plaatse. Er is ondertussen genoeg expertise<br />
op dit terrein (denk maar aan de Gentse Stadskronieken).<br />
Het is daarom aangewezen initiatiefnemers<br />
op de hoogte te brengen van de bestaande expertise. Er<br />
zijn zeker mensen te vinden die ervaring hebben met<br />
het optekenen van verhalen en behendig zijn in het<br />
leggen van contacten op een manier die het vertellen<br />
bevordert. Om zulke deskundigen aan te werven moet<br />
je ze echter ook kunnen vergoeden en dat blijkt een<br />
knelpunt te zijn.<br />
Projecten als deze zijn zeer waardevol omdat ze de<br />
vanzelfsprekendheid van dagelijkse dingen als ‘wonen’<br />
doorbreken door de historische en sociale dimensies<br />
ervan weer te geven. Het markante aan dit verhaal is<br />
dat pas nu, met dit onderzoek, een grootschalige interactie<br />
wordt ingezet. Gaandeweg zorgt dit project<br />
immers zelf voor een nieuw sociaal gebeuren van<br />
gedeelde ervaringen. Daarom verdient het ook extra<br />
logistieke en methodologische ondersteuning.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
12.394,68 euro<br />
Amsab - Instituut voor Sociale Geschiedenis vzw<br />
Lamorinièrestraat 233<br />
2018 Antwerpen<br />
tel.: 03-239 42 87<br />
amsab.antwerpen@pandora.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
57<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CENTRUM VOOR AGRARISCHE GESCHIEDENIS<br />
58<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Woeste Gronden,<br />
een voorbereidend<br />
onderzoek<br />
Een niet gerealiseerd project<br />
Meer dan een kader<br />
om te picknicken<br />
Het Centrum voor Agrarische Geschiedenis onderzoekt de<br />
geschiedenis van landbouw en voeding. Het wilde, samen<br />
met het Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk en het<br />
Limburgs Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, op<br />
innovatieve wijze het aanwezige landelijke erfgoed in<br />
regionale culturele biografieën leesbaar maken voor<br />
educatie en cultuurtoerisme. De haalbaarheidsstudie<br />
– waarvoor de steun van de Koning Boudewijnstichting<br />
werd gevraagd – raakte echter niet gestart.<br />
Het Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG)<br />
bestaat pas sinds 6 december 2000 en is als vzw<br />
verbonden aan de KU Leuven. De vereniging wil de<br />
geschiedenis van de land- en tuinbouw in Vlaanderen<br />
promoten voor een groot publiek en zo bijdragen tot<br />
een wetenschappelijk ondersteunde beeldvorming. Dat<br />
voeding afkomstig van landbouw een essentieel<br />
element is in het leven van alledag, is voor coördinator<br />
Jan Raymaekers de basisidee achter het CAG. De<br />
evolutie daarin roept soms vragen op. Informatie en<br />
contextualisering dragen bij tot het antwoord.<br />
Jan Raymaekers: “De landbouw heeft de afgelopen<br />
eeuw een compleet ander gezicht gekregen.<br />
Honderd jaar geleden was een derde van de<br />
bevolking bezig met landbouw; vandaag is dat<br />
nog drie procent. Er heeft zich een evolutie<br />
voltrokken van iets natuurlijks, het leven van<br />
alledag, naar een business waar de meeste mensen<br />
niets meer van afweten. Zoals een boze boer het<br />
onlangs formuleerde: ‘De mensen denken dat melk uit<br />
brikverpakkingen komt en dat de koeien er zijn voor<br />
de versiering.’ Dat is karikaturaal, maar het schetst wel<br />
de kloof tussen de landbouwsector en het publiek. Hoe<br />
zijn we van die idyllische landbouw van vijftig jaar<br />
geleden gekomen tot de situatie vandaag? Dat is onze<br />
scope.”<br />
Het CAG doet niet alleen interdisciplinair wetenschappelijk<br />
onderzoek, het ontwikkelt ook een dienst- en<br />
adviesverlenend steunpunt voor het bewaren, valoriseren<br />
en ontsluiten van het agrarisch cultureel<br />
erfgoed, een ‘virtueel museum’, zoals Jan Raymaekers
het noemt. Bovendien neemt het centrum initiatieven<br />
die de beeldvorming over de agrarische sector ondersteunen<br />
en verbeteren. Het verleden kan daar dienstbaar<br />
bij zijn. Het helpt zaken te verklaren, omdat het<br />
mee de redenen en oorzaken bevat voor wat we<br />
vandaag hebben.”<br />
Tot de oprichters van het CAG behoren de Cera<br />
Holding en de Boerenbond.<br />
Raymaekers: “De banden tussen de Cera, de<br />
Boerenbond en de KUL zijn traditioneel zeer intens.<br />
Die twee hoofdsponsors wilden een aparte juridische<br />
structuur die een eigen profiel kon creëren.” De drie<br />
stichtende leden hebben elk twee afgevaardigden in<br />
die beheersstructuur. Jan Raymaekers heeft vier collega’s.<br />
Een daarvan, een historicus met een economische<br />
achtergrond, bereidt een doctoraat voor over<br />
voeding van 1880 tot 1950.<br />
EEN WOEST PLAN?<br />
Het CAG wil het erfgoed op het platteland actualiseren<br />
door een breed publiek op een hedendaagse manier<br />
naar het verleden te laten kijken. Zo wil het actuele<br />
thema’s en toekomstige ontwikkelingen duiden vanuit<br />
de geschiedenis. Samen met het Provinciaal Museum<br />
Bokrijk en het Provinciaal Centrum voor Cultureel<br />
Erfgoed Limburg zou het CAG in dit project de<br />
verhalen over de ‘woeste heidegronden’ van de<br />
Kempen aanpakken.<br />
Dat landschap wordt gekenmerkt door zeer uitgestrekte<br />
heidevelden, die in de Middeleeuwen als<br />
cultuurlandschappen ontstonden onder invloed van de<br />
door kloosters en landsheren geëxploiteerde schaapskudden.<br />
In deze heidegronden liggen vaak ook<br />
prehistorische cultus- en begraafplaatsen in de vorm<br />
van grafheuvels. In de volksverhalen figureren deze<br />
‘heidense’ plekken als angstaanjagende oorden waar<br />
weerwolven, kabouters, heksen, dansende katten en<br />
spoken verblijven. De heide speelde in het dagelijks<br />
leven van onze voorouders een centrale rol: enerzijds<br />
als afschrikkende ‘woeste’ anti-ruimte, anderzijds als<br />
economisch belangrijk terrein: schapenweide, honingveld,<br />
turfveld en vindplaats van humus.<br />
Het partnerschap zou vooral op zoek gaan naar koppelingen<br />
tussen oude en recente historische sporen in de<br />
natuur, in monumenten, het landschap, de archeologie,<br />
hedendaagse kunst, museale en heemkundige<br />
collecties, feesten, optochten, orale overlevering,<br />
verhalen, ambachten enz. Jan Raymaekers verwachtte<br />
dat uit die verbindingen nieuwe interpretaties zouden<br />
ontstaan over erfgoed, volkscultuur, regionale geschiedenis,<br />
actualiteit en identiteit. Die kennis zou vervolgens<br />
kunnen worden overgebracht via educatie en<br />
cultuurtoerisme. Erg gedurfd was het plan om<br />
toeristen via mobiel internet (UMTS) gekoppeld aan<br />
het global positioning system (GPS), ter plaatse in het<br />
landschap informatie te verscha¤en over archeologie,<br />
museumcollecties, monumenten, verhalen, flora en<br />
fauna.<br />
Aan de Koning Boudewijnstichting werd steun<br />
gevraagd voor de eerste fase van dit project, een voorbereidend<br />
onderzoek dat zou nagaan of het project<br />
Woeste Gronden haalbaar was als project om kleine<br />
landelijke erfgoedcollecties en dito musea te kunnen<br />
verenigen en te omkaderen. Een andere onderzoeksonderdeel<br />
betrof het vinden van locaties en het interesseren<br />
van mogelijke partners. Parallel liep in<br />
Nederland een zelfde onderzoek. Dat alles moest<br />
resulteren in een gezamenlijke indiening als Europees<br />
project.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Net als het CAG zelf groeide het projectidee uit de<br />
plannen voor een nieuw museum. Raymaekers: “In<br />
1991 bestond de Boerenbond honderd jaar. We hebben<br />
toen een tentoonstelling opgezet en daaruit ontstond<br />
het idee om iets permanents te maken: een nieuw<br />
museum voor landbouw en voeding.” Onderzoek wees<br />
echter uit dat Vlaanderen zowat 120 van dergelijke<br />
musea telt. Daar iets nieuws naast plaatsen leek dus<br />
HOOFDSTUK 3<br />
59<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CENTRUM VOOR AGRARISCHE GESCHIEDENIS<br />
60<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
niet zo zinvol, zeker als men bedenkt dat veel van die<br />
initiatieven het moeilijk hebben. Zo ontstond het plan<br />
om veeleer een steunpunt te ontwikkelen dat al die<br />
initiatieven wetenschappelijk en educatief versterkt en<br />
tot netwerking aanzet. Een van de mogelijkheden was<br />
en is een virtueel museum waar het agrarische erfgoed<br />
(gereedschap, dieren, planten, gebruiken…) uit<br />
Vlaanderen wordt samengebracht, geïnventariseerd,<br />
gedocumenteerd en gecontextualiseerd, en van waaruit<br />
dan weer verwezen kan worden naar de concrete<br />
verzamelingen op het terrein.”<br />
Het project Woeste Gronden was een aanzet en had<br />
zo’n ondersteunende functie voor die kleine collecties<br />
en musea op het terrein. “Een van de doelstellingen<br />
was het reanimeren of activeren van dat lokale erfgoed<br />
door het te omkaderen. Woeste Gronden was voor mij<br />
dus vooral een methodologisch project,“ zo stelt Jan<br />
Raymaekers.<br />
HAALBAARHEIDSSTUDIE NIET HAALBAAR<br />
Alles wees erop dat het project precies op tijd kwam.<br />
In Vlaanderen was er de groeiende belangstelling voor<br />
de cultuur van alledag. Vanuit Nederland zocht Gerard<br />
Rooijakkers, een van de promotoren van die belangstelling,<br />
naar buitenlandse partners voor een Europees<br />
project met de ‘woeste gronden’ als grensoverschrijdend<br />
thema.” Die partners werden in Vlaanderen<br />
gevonden in het CAG dat erg geïnteresseerd is in de<br />
ontwikkeling van plattelandstoerisme, in het<br />
Provinciaal Museum Bokrijk, en in het Provinciaal<br />
Centrum voor Cultureel Erfgoed Limburg. En dan was<br />
er de campagne Actuele Volkscultuur, waarbinnen de<br />
haalbaarheidsstudie werd geselecteerd voor ondersteuning.<br />
Toch bleek zelfs die haalbaarheidsstudie uiteindelijk<br />
niet haalbaar. In haar beoordeling sprak de campagnejury<br />
reeds van een “hoog gegrepen en zeer omvangrijk<br />
project.” En ze wees daarbij op het belang ervan<br />
inzake ontgrenzing tussen sectoren en instellingen.<br />
Daar ligt mogelijk ook een reden voor het – hopelijk<br />
voorlopige – falen. Misschien kwam het project toch<br />
nog te vroeg, is er meer voorbereiding nodig, moeten<br />
de doelstellingen van de partners preciezer worden<br />
afgestemd, is voor zo’n ambitieus project een groter<br />
partnerschap noodzakelijk…<br />
ERFGOED EN VOLKSCULTUUR<br />
Raymaekers onderstreept het belang van lokaal erfgoed<br />
en lokale cultuur in het project Woeste Gronden. “We<br />
wilden alles in situ laten. Niet alles naar Bokrijk<br />
slepen, maar van ter plekke naar Bokrijk verwijzen.<br />
Dat lokale aspect is belangrijk en sluit op twee<br />
manieren aan bij de volkscultuur, bij de roots van de<br />
mensen en bij wat hen vandaag nog bezighoudt, eventueel<br />
als hobby. De volkse rituelen, dat was de invalshoek<br />
die wij zochten in al die verhalen. Want die<br />
woeste gronden, dat gaat over spoken en dwaallichtjes…<br />
Daar zitten zoveel elementen van volkscultuur<br />
in. Maar het feit dat mensen daar nu nog mee<br />
bezig zijn, is natuurlijk ook volkscultuur. Dat is dan<br />
metavolkscultuur: de veranderende manier van kijken<br />
naar en omgaan met het verleden. Dat is precies wat<br />
ons interesseert: wat doen mensen vandaag nog met<br />
dat verleden, wat is relevant, wat maken ze ervan?”<br />
Jan Raymaekers verwijst vol vuur naar Geert Mak, de<br />
volksjournalist van Nederland. “In een van zijn boeken<br />
beschrijft hij de evolutie van de plattelandscultuur. Hij<br />
begint zijn verhaal in de jaren ‘30. De grootste schok<br />
is natuurlijk de opkomst van de mechanisatie, de<br />
schaalvergroting, de rationalisatie, wetenschappelijke<br />
innovaties, internationalisering enz. Eigenlijk begint<br />
die evolutie al in 1880 of zelfs wat vroeger, maar de<br />
massale introductie komt pas na de Tweede<br />
Wereldoorlog, dan krijg je een schok. En dan zie je<br />
hoe die plattelandscultuur – die eigenlijk ook heel eng<br />
is, ik zou er niet willen in leven – hoe die opengetrokken<br />
wordt, wijzigt en teloorgaat, met alle positieve<br />
en negatieve gevolgen. En dan krijg je de inwijking uit<br />
de steden, de terugkeer eigenlijk van de stad naar het<br />
platteland, met de artificiële fermette als boegbeeld
– ook dat is volkscultuur – en de wisselwerking tussen<br />
die twee culturen. Een evolutie die ons zeker ook interesseert<br />
is het verdwijnen van het verenigingsleven.<br />
Met het project wilde het CAG het platteland reactiveren<br />
door op een toeristisch-recreatieve manier te<br />
kijken naar een werkcontext van enkele generaties<br />
terug. “Het materiaal is te vinden op het platteland en<br />
daar wordt het bedreigd, gaat het kapot. Zelfs naar dat<br />
landschap komt niemand kijken en de evenementen<br />
zijn er op sterven na dood. Hoe kunnen we zoiets revitaliseren?<br />
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het niet<br />
verdwijnt?” Bokrijk erbij betrekken vindt hij evident.<br />
“Bokrijk is in Vlaanderen het grootste museum in dit<br />
genre en heeft een fantastisch kader. Het wil meer zijn<br />
dan een pretpark, het brengt ook dingen waarvan<br />
mensen ongemerkt wijzer worden.” Voor Raymaekers<br />
ligt daar de kern van de actualisering: “We wilden de<br />
bezoekers meer geven dan enkel een kader om te picknicken.”<br />
MOEGESTREDEN ACTOREN<br />
Inzake cultuur, musea, geschiedenis… gaat er volgens<br />
Raymaekers traditioneel veel meer aandacht naar de<br />
steden. “Wij concentreren ons op het platteland,<br />
omdat het wat verwaarloosd is. Daar zijn zeker dingen<br />
te doen; het is meer bedreigd dan die stedelijke instellingen.<br />
Maar inhoudelijk kun je het platteland niet<br />
bestuderen als een geïsoleerd fenomeen.”<br />
Welke rol kan het CAG daar volgens hem in spelen?<br />
Hoe kunnen landelijke initiatieven worden geactiveerd?<br />
“Door initiatieven te ondersteunen, geld te<br />
genereren om gezamenlijk promotie te voeren, om<br />
samen activiteiten te organiseren, om hun werking<br />
voort te zetten. Het zijn meestal vrijwilligersorganisaties<br />
en die hebben geen middelen. Je hebt mensen die<br />
er geld uit hun eigen portemonnee instoppen. Als die<br />
verdwijnen, dan is het gedaan met zo’n project. Ik ben<br />
voor de levenscyclus van initiatieven: ze ontstaan,<br />
kennen een hoogtepunt en verdwijnen. Dat moet ook,<br />
dat is normaal. Maar als je geen nieuwe impulsen<br />
geeft, dan komt er niks in de plaats.”<br />
Jan Raymaekers heeft de indruk dat er een zekere<br />
moeheid heerst bij veel heemkundige kringen. “Heel<br />
wat van die initiatieven zijn moe van het vechten, van<br />
het zoeken naar subsidies. De spirit is er wat uit. Het<br />
zijn ook vaak zeer traditionele verenigingen. Ik denk<br />
bovendien dat de communicatie van de Koning<br />
Boudewijnstichting hun soms ontgaat, dat het niet<br />
hun taal is, dat ze zich daar niet echt in herkennen,<br />
dat ze niet goed weten wat precies wordt gezocht. Ik<br />
kan mij inbeelden dat stedelijke verenigingen daar<br />
sneller in zijn: dossiers schrijven, het jargon daarin<br />
wringen... Ze doen meer moeite, kennen de wegen<br />
beter, zijn mondiger, handiger.”<br />
CONCLUSIE<br />
Dit was een hoog gegrepen en zeer omvangrijk<br />
project. De ondersteuning van de voorbereidende haalbaarheidsstudie<br />
was door de Koning Boudewijnstichting<br />
vooral bedoeld als aanmoediging en bevestiging<br />
van het belang van dit experiment. Dat belang<br />
bestond vooral in de ontgrenzing tussen sectoren en<br />
instellingen en in de poging tot uitwerking en overbrenging<br />
van een regionale culturele biografie. Het<br />
heeft niet mogen zijn. De wilde plannen, zoals het<br />
onderzoek naar de mogelijkheden om via mobiel<br />
internet ter plaatse informatie in te winnen, haalden<br />
enkel het papier.<br />
De vroege mislukking van dit project wijst op het<br />
belang van constructieve netwerking, ook voor het<br />
verzamelen, bewaren en reproduceren van kennis.<br />
Overheden en privé-organisaties die rond erfgoed en<br />
volkscultuur werken, doen dat tot nu toe vaak los van<br />
elkaar. Men is meestal met het eigen aanbod bezig en<br />
minder met de vraag van het publiek, die geen sectorale<br />
of institutionele grenzen kent. Een antwoord op<br />
die vraag veronderstelt een mobilisatie van actoren en<br />
vervolgens samenwerking en synergieën.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
61<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CENTRUM VOOR AGRARISCHE GESCHIEDENIS<br />
62<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
In de verdere uitwerking van het project moet allicht<br />
bijzondere aandacht worden besteed aan de sterk<br />
wijzigende verhouding tussen stad en platteland. De<br />
oude breuklijnen stad - platteland, cultuur - natuur,<br />
premoderniteit - moderniteit vervagen in een wereld<br />
die meer en meer afhangt van de constructie van<br />
imago’s en ervaringen. Het platteland is aldus in een<br />
tweezijdige ontwikkeling gevat: enerzijds wordt het<br />
versneld opgenomen in de modernisering en industrialisering<br />
en anderzijds vereist zijn overleven een<br />
bijdrage van toerisme en recreatie die juist steunt op<br />
het behoud van een ‘ideaal’ beeld van natuur, landbouw,<br />
ongereptheid en dergelijke. Dat spanningsveld<br />
staat centraal bij de ontwikkeling van een aantrekkelijke<br />
representatie van het agrarische.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
6197,34 euro<br />
Centrum voor Agrarische Geschiedenis<br />
Vlamingenstraat 39<br />
3000 Leuven<br />
tel.: 0478-62 05 55 - fax: 016-32 35 01<br />
jan.raymaekers@kadoc.kuleuven.ac.be
Tu ne verras pas<br />
Verapaz<br />
Documentaire over migratie naar ‘het<br />
beloofde land’<br />
Volk wordt hier een<br />
dynamisch begrip<br />
Tu ne verras pas Verapaz is een documentaire over de<br />
droom van het beloofde land, een exotisch oord omsponnen<br />
met legendes, sagen en mythische vergrotingen. De film<br />
brengt een onbekend koloniaal verleden in beeld: de poging<br />
van Leopold I om een deel van Guatemala te koloniseren.<br />
Het Verapazverhaal wordt volgens de methode van de<br />
visuele antropologie gereconstrueerd. In die reconstructie<br />
wordt de rol van de staat benadrukt.<br />
De vzw <strong>Elektrischer</strong> <strong>Schnellseher</strong> is opgericht in Gent<br />
op 27 januari 1999 door universitair en artistiek<br />
geschoolde filmmakers: An van. Dienderen heeft een<br />
achtergrond als documentairemaakster en Didier<br />
Volckaert is meer vertrouwd met experimentele film.<br />
De doelstellingen van de vzw zijn drieërlei. In de eerste<br />
plaats het werk vertegenwoordigen van de leden en een<br />
locatie bieden aan jonge kunstenaars. Ten tweede wil<br />
de vereniging “de leegte opvullen tussen experimentele<br />
cinema, documentaire en videokunst in<br />
België”. Ten slotte wil zij een verbale arena zijn<br />
voor kunstenaars, kunstcritici en musea.<br />
Tu ne verras pas Verapaz is een creatieve documentaire<br />
over het beeld van het beloofde land, zowel in het<br />
kortstondig door België gekoloniseerde gebied Santo<br />
Tomás de Castilla (Verapaz, Guatemala) als in de<br />
Gentse migrantenwijk Muide. Volkscultuur en lokale<br />
geschiedenis worden verbonden met migratie door alle<br />
tijden heen.<br />
De Gentse vzw de hondsjaren neemt deel in de<br />
research en de productie. Andere partners zijn het<br />
KunstenFESTIVALdesArts, als coproducent, en het<br />
Nieuwpoorttheater dat logistieke steun levert. An van.<br />
Dienderen staat in voor scenario, regie en productie.<br />
De film kost in totaal iets meer dan 124.000 euro;<br />
producenten <strong>Elektrischer</strong> <strong>Schnellseher</strong> en de hondsjaren<br />
brengen respectievelijk 29.747 euro en 7437 euro<br />
in. Het filmfonds geeft 39.898 euro en coproducent<br />
KunstenFESTIVALdesArts 12.395 euro. De Koning<br />
Boudewijnstichting steunt het project met 9916 euro,<br />
de stad Gent subsidieert voor 3099 euro, de provincie<br />
Oost-Vlaanderen eveneens.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
63<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ELEKTRISCHER SCHNELLSEHER<br />
64<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
OPENHEID<br />
Najaar 2001 is het onderzoek in België en Guatemala<br />
bijna afgerond. Er wordt nog geïnterviewd in de<br />
Gentse Muide, vlakbij een verdwenen beluik dat<br />
Verapas werd genoemd. Migranten en senioren<br />
worden er, naar aanleiding van de Verapazlegendes,<br />
gevraagd iets te vertellen over hun ‘beloofde land’.<br />
In september 2001 zijn de makers naar Santo Tomás<br />
gereisd om daar zicht te krijgen op wat er nog overblijft<br />
van die geschiedenis. Dat blijkt een heel ander<br />
verhaal te zijn.<br />
Het team stelt zich open op wat het eindproduct<br />
betreft. An van. Dienderen: “Die openheid staat in<br />
schril contrast met traditionele documentaire<br />
productie. Daar wordt gewerkt vanuit een economisch<br />
(en dus ideologisch) bepaald uitgangspunt, met een<br />
formele en dwingende structuur waarin tijdsduur,<br />
montageschema, quotes-ritmering en leuke-koppendialogen<br />
al vastliggen.” Wat hier wel vaststaat, is de<br />
vraagstelling in de film. Er wordt gezocht naar macrostructuren<br />
van migratie en identiteit, via de vraag naar<br />
een abstractie, ‘het beloofde land’.<br />
EEN IDEE WORDT REALITEIT<br />
Het idee voor de film komt van Tobias de Pessemier<br />
van vzw de hondsjaren, die destijds voor het<br />
Nieuwpoorttheater onderzoek deed in de Muide. Hij<br />
verzamelde daar verhalen en aanknopingspunten voor<br />
het project Stadskroniek, dat toen onderdeel was van<br />
het Time-festival. Daar pikte hij de Verapazlegendes<br />
op. In een gesprek daarover met Didier Volckaert van<br />
<strong>Elektrischer</strong> <strong>Schnellseher</strong> ontstond het idee om er<br />
samen met An van. Dienderen een documentaire over<br />
te maken. In mei 2000 stapten ze naar Frie Leysen;<br />
die instemde om met KunstenFESTIVALdesArts te<br />
coproduceren.<br />
De documentaire is af in 2002. Hij wordt getoond op<br />
kunstenfestivals. Samen met het Nieuwpoorttheater<br />
wordt gezocht naar een gepaste omkadering voor de<br />
vertoning. Ook zoeken de initiatiefnemers naar<br />
samenwerking met het Staatssecretariaat voor<br />
Ontwikkelingssamenwerking. Dat wordt gevraagd<br />
logistieke hulp te verlenen bij de voorstelling van de<br />
film in Guatemala. Van. Dienderen: “Het is van groot<br />
belang dat de film gelijktijdig in beide landen kan<br />
worden vertoond.” Ook dat aspect van de productie<br />
draagt bij tot participerend en interactief werken. In<br />
Gent willen de initiatiefnemers de film ook programmeren<br />
in buurtcentra en scholen.<br />
METHODE<br />
De documentaire wordt gemaakt volgens de methode<br />
van de antropologie. De makers willen van onderuit<br />
werken om een zo integer mogelijke voorstelling van<br />
de andere te geven. “De film toont dat de andere nooit<br />
begrepen kan worden en dat dit niet meer dan<br />
normaal is. Dit erkennen is een oprechte vorm van<br />
wetenschap” vindt van. Dienderen. Het resultaat zal<br />
een gedeelde waarheid zijn, een genegotieerde en<br />
zeker geen objectieve of absolute waarheid. De observaties<br />
en analyses van de antropoloog (filmmaker)<br />
worden door zowel die ander als door de wetenschapper<br />
(filmmaker) zelf bevraagd. “Voortdurend<br />
zelfreflectief met je methodiek omspringen, kan voorkomen<br />
dat je in de val trapt van het beschrijven van de<br />
ander vanuit essentialistische Westerse concepten,<br />
waardoor hooguit een spiegel van de eigen maatschappij<br />
kan worden gereconstrueerd”.<br />
De zoektocht naar correcte en volledige informatie en<br />
ook de beeldconstructie worden in de film meegegeven.<br />
“Die zelfreflectie gaat helemaal in tegen het<br />
formatdenken van traditionele documentaires voor<br />
televisie,“ stelt An van. Dienderen. In klassieke documentaires<br />
komen de makers nooit in beeld. De<br />
makers van deze documentaire hebben helemaal geen<br />
schroom tegenover de camera. Door zelf in beeld te<br />
komen wordt de machtsverhouding tussen filmmaker<br />
en gefilmde gecorrigeerd. Deze werkwijze noemt<br />
van. Dienderen een politieke keuze.<br />
Het onderzoek is geïnspireerd op een volksliedje<br />
waarin Verapaz als het beloofde land wordt voorgesteld.<br />
(Wie goat er mee noar Verapas? / Doar moete wij
niet wirke / Eten en drenke op eu gemak / Sloape gelijk<br />
een virke) De senioren uit de Muide kunnen dit nog<br />
steeds zingen en ze verwijzen daarbij naar een oud<br />
beluik dat bekend stond als Verapas, al luidde de<br />
oªciële naam ‘Sasseblindeke’. Daarom startte de zoektocht<br />
in die buurt en eindigde zij in Guatemala.<br />
An van. Dienderen: “Ik wil niet dat het project blijft<br />
steken in een gemakkelijke anekdotiek, zoals in<br />
human-interest-reportages.” De research was nauwgezet<br />
en uitgebreid. Om te beginnen werden primaire<br />
bronnen doorsnu¤eld. Onder meer in de archieven<br />
van het Legermuseum, de Koninklijke Bibliotheek en<br />
het prentenkabinet in Brussel werd op zoek gegaan<br />
naar wat er precies is gebeurd in 1843. Het historisch<br />
onderzoek spitste zich onder meer toe op de beeldvorming<br />
over het beloofde land omdat auteurs die eerder<br />
over de kolonie publiceerden, daar nauwelijks<br />
aandacht aan hebben besteed. 1 Verder namen de<br />
onderzoekers geen genoegen met de Belgische versie<br />
van de feiten. Ze zochten ook contact met het Centro<br />
de Investigaciones Regionales de Mesoamérica<br />
(CIRMA), een researchcentrum in Guatemala-stad, en<br />
met antropologen die op Guatemala focussen.<br />
Behalve historisch onderzoek was er ook de research<br />
naar de herinneringen van de mensen, zowel bij de<br />
afstammelingen van de kolonisten in Guatemala en<br />
België als bij de Muidenaars in Gent. Eerst werden de<br />
senioren in de Muide bevraagd. De interviewtechniek<br />
is heel associatief: mensen worden tot vertellen aangespoord<br />
door een doelgerichte vraag naar de urban<br />
legends over Verapaz. Soms moet een langere omweg<br />
worden gemaakt. “We hebben bijvoorbeeld een man<br />
van 97 gevonden, geboren en getogen in het beluik.<br />
Zijn geheugen was niet meer zo goed, dus begonnen<br />
we met heel gedetailleerde vragen over het leven toen<br />
in dat beluik: met hoeveel ze daar woonden, bijvoorbeeld.<br />
Toen we vroegen of hij dat liedje over Verapaz<br />
kende, begon hij het te zingen. Het had volgens hem<br />
te maken met het feit dat de boten naar Verapaz daar<br />
vertrokken. Voor hem was dat een land”.<br />
De documentaire licht het historisch perspectief toe<br />
vanuit twee benaderingen: de context van de 19deeeuwse<br />
kolonisatie en de hedendaagse migratie. Zo<br />
komen de migranten aan bod die nu in de Muide<br />
wonen, die ook geronseld werden om naar hier te<br />
komen, die ook een migratieverhaal hebben. De zoektocht<br />
naar die verhalen loopt langs het verenigingsleven.<br />
De Verapaz-ploeg doet dat low profile. Op het<br />
vrouwendagfeest in het buurtcentrum worden ze door<br />
iemand uit eigen kring uitgenodigd hun verhaal te<br />
doen. Zonder te bruuskeren, want de vraag naar het<br />
beloofde land, wordt deze vrouwen niet elke dag<br />
gesteld. De reacties, zelfs als ze zeggen dat het idee<br />
veel te abstract is, worden in de film meegenomen. Ze<br />
willen echter niet voor de camera komen. Dus vraagt<br />
de regisseur afbeeldingen mee te brengen van een<br />
droomwijk. “Van onderuit werken” vraagt heel wat<br />
inventiviteit van de makers.<br />
Die werkvorm sluit ook aan bij een ander methodologisch<br />
aspect: de samenwerking met mensen die het<br />
veld en de gevoeligheden van de gemeenschap<br />
kennen. Zo wordt er gewerkt met Elke Borghs die een<br />
jaar in Santo Tomás woonde. “Die ervaring is een<br />
belangrijke bijdrage tot het onderzoek én de productie,<br />
ze vergezelt ons bij het filmen in Guatemala,“ vertelt<br />
van. Dienderen. Soms komen daar ook onverwachte<br />
verhalen uit. Zo bleek dat er in de klokkentoren van de<br />
kerk in Santo Tomás heel lang Vlaamse beiaardmuziek<br />
werd gespeeld. De klokken zijn intussen stuk en Elke<br />
Borghs heeft een cd van de Brugse beiaard opgestuurd.<br />
Die wordt daar nog steeds gespeeld. Als regisseur<br />
stuurt en manoeuvreert An van. Dienderen zulke<br />
informatie om ze in te passen in de film.<br />
Pas als de research min of meer afgerond is en er een<br />
overzicht is van het materiaal, wordt het scenario<br />
geschreven en worden de technische aspecten daarvan<br />
bestudeerd: welke camera, welke invalshoek, welk<br />
cameragebruik… “Wij werken niet vanuit een product.<br />
Het idee over de film blijft veranderen. De artistieke<br />
beslissingen zijn gemotiveerd<br />
door inhoudelijke research, maar<br />
dat kan nog veranderen terwijl<br />
HOOFDSTUK 3<br />
1. Er was wel een literairdocumentaire<br />
studie van Stefan<br />
Van den Bossche.<br />
65<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ELEKTRISCHER SCHNELLSEHER<br />
66<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
we in Guatemala zijn voor opname.” Vorm en inhoud<br />
gaan samen en zijn evenwaardig. “Voor mij is film<br />
vormgeving vanuit inhoudelijke kennis.”<br />
INSPIRATIE<br />
Persoonlijke ervaringen spelen een grote rol in de<br />
keuze van het onderwerp. An van. Dienderen: “Ik<br />
studeer en werk al een tijdje in de Verenigde Staten,<br />
dus voor mij is migratie een persoonlijk thema<br />
geworden en ook de vraag naar het beloofde land.<br />
Amerika is daarvan het symbool. Wat houdt me in<br />
België? Waarom niet emigreren naar een land met<br />
meer mogelijkheden? Tijdens mijn reizen naar<br />
Amerika houden deze vragen me bezig.”<br />
Ook is van. Dienderen sterk beïnvloed door Trinh<br />
Minh-ha, bij wie ze werkt en die copromotor is van<br />
haar thesis aan de universiteit van Berkeley in<br />
Californië. Het is een Vietnamese vrouw die films<br />
maakt en les geeft in women studies en film studies in<br />
Berkeley. Haar films doen kritisch nadenken over<br />
vrouwen en postkolonialisme. “Ze stelt vragen vanuit<br />
het medium om zo het objectieve beeld van een documentairemaker<br />
te deconstrueren. Trinh inspireert<br />
inhoudelijk, als antropoloog, maar ook als filmmaker,<br />
door vragen te stellen over het documentair statuut.<br />
Voorts is An van. Dienderen ook gevormd door zes<br />
jaar samenwerking met professor Rik Pinxten (RUG)<br />
in het project visuele antropologie en door zijn theorie<br />
over identiteit. Hij is ook de promotor van haar doctoraatsthesis.<br />
Pinxten vindt dat cultuur maar één onderdeel<br />
is om een identiteit gestalte te geven. “Er zijn nog<br />
verscheidene andere factoren: gender, leeftijd, socioculturele<br />
gegevens, religie… die identiteiten vormgeven.<br />
Het is gevaarlijk dat enkel vast te pinnen op<br />
cultuur; dan dreigt men te vervallen in een essentialistisch<br />
neokolonialisme. Identiteit opvatten als een<br />
dynamisch spel is veel interessanter als concept.”<br />
PARTICIPATIE<br />
De Verapazploeg vindt het heel belangrijk dat mensen<br />
die meedoen, zich goed voelen bij de film. In de<br />
visuele antropologie wordt hiertoe een methode<br />
geboden: “het gefilmde beeld tonen aan de deelnemers<br />
en vragen of ze daarmee tevreden zijn,“ vat An van.<br />
Dienderen samen. Ook de montage wordt getoond.<br />
“In theorie is het evident. Natuurlijk moeten mensen<br />
participeren in de betekenisgeving van hun verhaal. In<br />
de praktijk is het echter niet altijd zo makkelijk om dat<br />
rigoureus uit te voeren. Maar ik blijf heel voorzichtig.<br />
Ik wil niet dat iemand zichzelf verkeerd in beeld<br />
gebracht vindt.” Ze geeft dan ook haar woord als<br />
iemand niet wil dat bepaalde beelden worden gebruikt.<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Met de keuze van het onderwerp wordt al een maatschappelijke<br />
stelling ingenomen. Migratie is een fenomeen<br />
van alle tijden en alle continenten. Het is geen<br />
probleem, zoals sommige rechtse stromingen willen<br />
doen geloven, maar een algemeen menselijk gegeven,<br />
waarmee in verschillende maatschappijen op verschillende<br />
manieren wordt omgegaan.<br />
Belangrijk is dat vragen rond identiteit en migratie<br />
steeds opnieuw worden gesteld, zodat de antwoorden<br />
kunnen evolueren.<br />
Ook de methode is gebaseerd op een maatschappelijke<br />
visie. De grote openheid tegenover het resultaat is op<br />
zich een politiek standpunt. Het eindresultaat zal een<br />
gedeelde waarheid zijn die maatschappelijke grenzen<br />
overschrijdt.<br />
VISIE OP CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN<br />
Volgens de makers is cultuur geen extra toevoeging<br />
aan het maatschappelijke gebeuren: het is niet iets dat<br />
er wel bij kan, of dat enkel mogelijk is mits andere<br />
maatschappelijke instellingen operatief zijn. “Cultuur<br />
vervult een even noodzakelijke functie als eten, slapen,<br />
sociale voorzieningen en een dak boven het hoofd.<br />
Daarom zijn campagnes rond actuele volkscultuur zo<br />
interessant: ze vatten cultuur op als iets dat dagelijks<br />
geproduceerd wordt. Vanuit die optiek ontkracht je het<br />
zogenaamde elitaire argument.” Overheidssubsidie<br />
wordt niet beschouwd als middel om de samenleving
te kneden, of tegen ‘de verzuring’, maar wel om individuen<br />
in contact te laten komen met een breed gamma<br />
aan cultuuruitingen, om weerbaarheid te kweken<br />
tegenover de veranderende wereld en culturele geletterdheid<br />
op te doen.<br />
Belangrijk aan de notie cultuur is de machtspositie<br />
van de cultuurmakers: “Wij komen allemaal van de<br />
blanke, welgestelde middenklasse. Er zijn heel veel<br />
andere groepen die de weg niet vinden naar subsidieorganen<br />
en tot het maken van cultuur”. De ploeg doet<br />
wel een poging om mensen die niet gemakkelijk<br />
toegang hebben tot dit soort projecten, actief te benaderen<br />
en als actor te belichten in dit verhaal:<br />
migranten, senioren en Guatemalteken.<br />
Toch is Verapaz geen sociaal-artistiek project pur sang.<br />
Daarvoor is er te weinig participatie in dit veeleer<br />
conceptuele project. “Uiteindelijk is film steeds<br />
selectie en kun je moeilijk álle interessante verhalen<br />
opnemen. Het conceptueel reconstrueren van geschiedenis<br />
vanuit een bepaalde visie staat centraal. Tijdens<br />
het project houden we wel gezamenlijk controle over<br />
de toegankelijkheid van de film. Het is onze ambitie<br />
een film te maken die brede lagen van de bevolking<br />
kan interesseren. Mijn vorige films ‘Nachtelijke bezoekers’,<br />
‘Site’ etc. zijn uitsluitend voor een gespecialiseerd<br />
publiek voorgesteld, jammer genoeg.”<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
Interactie, participatie en zelfreflectie zijn voor de<br />
makers van deze documentaire ingrediënten van<br />
actuele volkscultuur. De methodiek van het project<br />
sluit daarom nauw aan bij de doelstellingen van de<br />
campagne Actuele Volkscultuur. In dit project gaat het<br />
om voortlevende verhalen over een specifieke historische<br />
gebeurtenis, verhalen die bovendien betekenis<br />
geven aan plaatsen. Het onderzoek spitst zich toe op<br />
het opsporen van die verhalen. Het is opmerkelijk dat<br />
het om legendes gaat en niet om geschiedenis. In<br />
Vlaanderen is het Verapazverhaal toegedekt, omdat het<br />
slecht is afgelopen, maar in liedjes wordt de historie<br />
clandestien toch doorgegeven. In Guatemala leeft een<br />
ander verhaal, dat niet helemaal overeenstemt met de<br />
Belgische versie. Het derde luik van de film zorgt voor<br />
nog een andere betekenis. Daarin vertellen migranten<br />
die nu in de wijk wonen hun eigen verhaal. De band<br />
met de plaats, de reden waarom die plaats verbonden<br />
wordt met dat verhaal, is de ‘wortel’ van het onderzoek.<br />
Door het volgen van die wortel passeert het<br />
onderzoek – en dus de kijker – via concepten zoals het<br />
beloofde land, migratie, volkscultuur enz.<br />
‘Volk’ wordt in deze context een heel dynamisch<br />
begrip, dat meer te maken heeft met het delen van<br />
ervaring dan met traditionele categorieën in de antropologie,<br />
zoals etniciteit, nationaliteit of familieverwantschap.<br />
Hierin speelt de verdienste van de actuele<br />
antropologie, die veel verder kijkt dan het eendimensionale<br />
van geschiedschrijving of sociologie. Die<br />
laatste benaderingen vertrekken dikwijls vanuit België<br />
of Vlaanderen, terwijl er op hetzelfde moment heel<br />
veel andere dingen gebeuren, die ook een betekenis<br />
geven aan het verhaal. “Als men enkel vanuit het<br />
perspectief van de Vlamingen naar dat Verapaz-verhaal<br />
kijkt, dan is dat een hele enge visie. Ik denk dat het<br />
verhaal in dat geval heel snel gerecupereerd zou<br />
kunnen worden vanuit de ‘Vlaamse identiteit’. Om dit<br />
te vermijden betrekken we de Guatemalteekse getuigenis<br />
en diasporaverhalen in het project.”<br />
DAGELIJKS LEVEN?<br />
Vzw de hondsjaren heeft heel wat research gedaan in<br />
de Muide. Veerle Devos was in een buurtcentrum en<br />
ontmoette daar vrouwelijke migranten. “Wat is jullie<br />
beloofde land?” vroeg ze hen. Tussenpersoon en tolk<br />
Ayshe Palit reageerde meteen dat de term ‘beloofde<br />
land’ een religieuze connotatie heeft. “Deze vrouwen<br />
zijn daar zelfs niet eens mee bezig. Ze zijn elke dag<br />
bezig met overleven, met hun dagelijkse beslommeringen.”<br />
An van. Dienderen: “Deze reactie gaf aan dat<br />
onze vraag verkeerd was. Daarom trachten we nu, in<br />
samenspraak met Ayshe Palit, te achterhalen hoe we<br />
de verhalen van de migranten kunnen laten aansluiten<br />
bij het Verapaz-verhaal.” Verder zullen noties over het<br />
HOOFDSTUK 3<br />
67<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ELEKTRISCHER SCHNELLSEHER<br />
68<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dagelijkse leven doorschemeren in het historische<br />
verhaal: via brieven, foto’s en anekdotes verteld door<br />
de afstammelingen van de kolonisten, wordt getracht<br />
een beeld op te hangen van wat de kolonisten hebben<br />
doorstaan. De methodiek van de research onderzoekt<br />
het dagelijkse leven, maar de film gebruikt andere<br />
strategieën: het dagelijkse leven wordt gesuggereerd<br />
en geëvoceerd, niet gerepresenteerd. De regisseur wil<br />
dat de vraag naar de abstractie van ‘het beloofde land’<br />
doorweegt.<br />
CONCLUSIE<br />
De kracht van dit project ligt in de combinatie tussen<br />
een ver doorgedreven wetenschappelijk onderzoek en<br />
een artistiek oog. De methode van de (visuele) antropologie<br />
leent zich uitstekend tot het construeren van<br />
een gebalanceerd verhaal, waarbij de kunstenares de<br />
uitdaging aangaat strenge wetenschappelijke en deontologische<br />
eisen te respecteren en tegelijkertijd, of<br />
misschien ook daardoor, haar artistieke vrijheid te<br />
kunnen beleven.<br />
De thematiek van de film kan model staan voor de<br />
campagne Actuele Volkscultuur. Hier en ginder, vroeger<br />
en nu worden verbonden in een culturele productie<br />
die gebaseerd is op grondig onderzoek. Het verhaal<br />
biedt heel wat kansen om vastgeroeste beelden aan te<br />
vullen met onverwachte, nieuwe perspectieven.<br />
Typisch voor de antropologie is dat ze het<br />
eurocentrisme ter discussie stelt. An van. Dienderen<br />
vertrekt van een Gents volksliedje over Verapaz en<br />
eindigt in Guatemala om te kijken naar de overblijfselen<br />
van een stuk Vlaamse geschiedenis. ‘Volk’ betekent<br />
niet langer alleen ‘van hier’ en ‘van ons’ maar<br />
wordt in actuele volkscultuur een breder begrip, dat<br />
permanent in beweging is. Migratie is dan ook een erg<br />
dankbaar thema. Ook de positie van de maker staat ter<br />
discussie in deze documentaire. Het is een grote<br />
verdienste van dit project dat die discussie ook<br />
uitdrukkelijk meegegeven wordt aan het publiek.<br />
Maar wie krijgt de film te zien als hij niet op tv wordt<br />
vertoond? Alleen in kunstencentra en enkele buurt-<br />
huizen, blijft het publiek erg beperkt. De Koning<br />
Boudewijnstichting raadde de makers al bij de toekenning<br />
van de ondersteuning aan op zoek te gaan naar<br />
partners voor het verspreiden van de film in verschillende<br />
circuits. Als dat gebeurt, reiken de resultaten<br />
van dit project verder dan een doorsnee documentaire.<br />
En dat is toch wel de bedoeling.<br />
In een vertoning die ook omkadering biedt, ligt wel<br />
een mooie kans voor dit project. Als er een manier<br />
wordt gezocht om uit het artistieke milieu te breken,<br />
zal de vernieuwende methode ook voor andere<br />
projecten tot voorbeeld kunnen dienen.<br />
De makers van Tu ne verras pas Verapaz kiezen<br />
uitdrukkelijk voor een conceptueel product, ze maken<br />
geen vlotte ‘het leven zoals het is’-documentaire. Ze<br />
vertrekken van sociaal-economische evoluties om iets<br />
te zeggen over een algemeen menselijk gevoel, het<br />
verlangen naar ‘het beloofde land’ en dat is een<br />
gewaagde opstelling. Het gevaar bestaat dat ze vinden<br />
wat ze zoeken en hun idee opleggen aan de werkelijkheid.<br />
De methode staat echter open genoeg voor<br />
reality-checks en koerswendingen, zodat deze val<br />
vermeden kan worden.<br />
Hopelijk wordt van. Dienderens wens waargemaakt:<br />
dat deze film niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk<br />
(inhoudelijk) toegankelijk zou zijn voor een groot<br />
publiek. Wegens de hoge graad van abstractie dreigt<br />
het eindproduct anders te intellectualistisch en te<br />
compact te worden, zoals ze zelf beseft.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
9915,74 euro<br />
<strong>Elektrischer</strong> <strong>Schnellseher</strong> vzw<br />
Haringsteeg 5 (Patershol)<br />
9000 Gent<br />
tel.: 0495-777 401<br />
mentat@pandora.be
De Heldenbank<br />
Kunst in de stad verzamelt heldenverhalen<br />
in Gent<br />
De vzw Kunst in de stad gaat in de Gentse 19de-eeuwse<br />
wijken op zoek naar heldenverhalen waarvan de<br />
protagonisten in het collectieve geheugen verder leven. Niet<br />
alleen de verhalen, ook de achtergronden ervan worden<br />
geregistreerd in de Heldenbank, een artistiek<br />
multimediaproject en levend archief.<br />
De Heldenbank is een initiatief van vzw Kunst in de<br />
Stad. Deze vereniging werd in maart 2001 in het leven<br />
geroepen door de dienst Kunsten van de stad Gent. De<br />
stad wilde hiermee enkele van haar projecten verzelfstandigen,<br />
gefinancierd door het nieuwe reglement op<br />
het sociaal-artistieke werk van de Vlaamse<br />
Gemeenschap. Diensthoofd Anne-Mie Hautekeete<br />
verklaart waarom: “Die sociaal-artistieke projecten<br />
hebben de voorbije zes jaar de kans gekregen om te<br />
groeien binnen de dienst Kunsten. Het werd tijd ze de<br />
ruimte te geven om een eigen richting te zoeken. We<br />
hebben ze liefdevol afgestoten. Ze krijgen nu meer<br />
armslag, zodat ze makkelijker kunnen<br />
samenwerken met andere culturele actoren<br />
Ik zal vertellen hoe<br />
en aanspraak kunnen maken op middelen<br />
het écht was<br />
die de dienst Kunsten ze niet kan geven.”<br />
De organisatie van sociaal-artistieke<br />
projecten behoort niet tot de prioritaire opdrachten van<br />
de dienst Kunsten. Vzw Kunst in de stad zorgt er<br />
bovendien voor dat de dienst tijd kan vrijmaken voor<br />
nieuwe proefprojecten.<br />
KUNST VOOR IEDEREEN<br />
Kunst in de stad zit samen met de dienst Kunsten in<br />
één huis. Ze delen ruimtes, kantoormateriaal, computers<br />
en publiciteitsmogelijkheden. “De vzw en de<br />
dienst werken nauw samen,“ verklaart Nele Goethals,<br />
verantwoordelijk voor het Heldenbankproject. “Zo blijft<br />
de dienst Kunsten contact houden met het veldwerk.<br />
De vzw is dus een permanent klankbord. Weten wat<br />
op het veld gebeurt, is ook belangrijk voor het beleid.”<br />
De kruisbestuiving is wederzijds. “De vzw profiteert<br />
van de naambekendheid van andere projecten van de<br />
dienst Kunsten, zoals ‘Kunst in de buurt’ en het<br />
HOOFDSTUK 3<br />
69<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNST IN DE STAD<br />
70<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
‘Wijkpaleis’.” Het is de vaste intentie om ook in de<br />
toekomst die nauwe contacten te handhaven.<br />
De naam Kunst in de stad verwijst naar de wens om<br />
de buurten “weer aan te hechten bij de stad”. De basisboodschap<br />
luidt dat kunst in de stad iedereen toebehoort.<br />
“Iedereen in Gent moet op een democratische<br />
manier aan cultuur kunnen doen.” De vzw richt zich<br />
met haar acties tot alle Gentenaars, dus niet alleen tot<br />
de bewoners van ‘achtergestelde buurten’ uit de zogenaamde<br />
19de-eeuwse gordel. Zij focust evengoed op<br />
het stadscentrum. “De aandacht gaat wel bij voorrang<br />
uit naar de zwaksten. In welke wijk die wonen: de<br />
Brugse Poort, de Muide, Nieuw Gent, het stadscentrum<br />
of de Pekelharing… dat maakt niets uit.”<br />
Bij Kunst in de stad werken vier mensen: twee deeltijds<br />
en twee voltijds. Nele Goethals is door de dienst<br />
Kunsten vrijgesteld voor de vzw (en wordt dus door de<br />
stad betaald). Alle medewerkers hebben een sociale<br />
opleiding. De vzw beschikt over een budget van ongeveer<br />
148.750 euro. Die gelden zijn afkomstig van de<br />
Vlaamse Gemeenschap en van de Stad Gent. Voor de<br />
Heldenbank droeg de Koning Boudewijnstichting<br />
7436,81 euro bij.<br />
HELDENVERHALEN<br />
Sinds begin 2001 gaat Kunst in de stad in Gent op<br />
zoek naar heldenverhalen, fictieve, maar vooral waar<br />
gebeurde verhalen waarvan de helden en heldinnen<br />
(mensen, groepen, eventueel dieren) voortleven in het<br />
collectieve geheugen. De geschiedenis van die wijken<br />
heeft maar weinig materiële sporen nagelaten. De<br />
vereniging wil alvast de verhalen archiveren: “Over een<br />
fabriek die gesloten werd, vakbondsacties, immigratie<br />
van allochtonen. En over de rol van de lokale ‘held’<br />
daarin.” Die geschiedenissen leven verder in het<br />
geheugen en de verhalen van mensen. Kunst in de<br />
stad wil ze verzamelen en in een vorm gieten die ook<br />
voor de buurtbewoners toegankelijk is. Het project wil<br />
tegelijk de achtergronden van de verhalen onderzoeken.<br />
Hoe ontstaan ze? Hoe worden ze overge-<br />
dragen op nieuwe generaties? Over welke soort<br />
verhalen gaat het (mythes, legenden, anekdotes, feiten,<br />
idolate bewondering voor film-, pop- of sportfiguren)?<br />
Waar komen volkshelden of antihelden vandaan? Wie<br />
zijn ze en wat is hun betekenis? Wat zijn de<br />
verschillen tussen vroeger en nu? Hebben allochtonen<br />
eigen heldenverhalen? Hebben bepaalde buurten, leeftijdscategorieën<br />
of beroepen typische verhalen? Zijn<br />
lokale helden terug te voeren tot universele archetypes?<br />
Uit welke bron komen de verhalen? Wat is de<br />
rol van de media?<br />
De verhalen en de achtergrondkennis worden verzameld<br />
in de Heldenbank, een artistiek multimediaproduct<br />
en levend archief. Tekst- en beeldmateriaal<br />
worden via een website ontsloten, waardoor het interactief<br />
gebruikt en aangevuld kan worden, of beschikbaar<br />
is voor toepassingen zoals theater, muziek of<br />
poppenspel. De Heldenbank zal ook op cd en in uitgeprinte<br />
versie worden uitgegeven. Op die manier<br />
worden lokale geschiedenis en actualiteit vastgelegd en<br />
toegankelijk gemaakt. De uitdrukkelijk artistiek<br />
gerichte aanpak verhoogt de aantrekkelijkheid en<br />
toegankelijkheid, maar doet niets af aan de wetenschappelijke<br />
fundering.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
“De voorbije jaren hebben we veel verhalen verzameld,“<br />
vertelt projectcoördinator Nele Goethals. “We<br />
vonden dat we met dat materiaal echt iets moesten<br />
doen, en ook dat we het allemaal minder fragmentarisch<br />
moesten aanpakken. Daarom hebben we met de<br />
Heldenbank gekozen voor een totaalproject, over alle<br />
wijken heen, inclusief het centrum. Vincent Van Den<br />
Elschout (voormalig artistiek directeur van De Vieze<br />
Gasten), met wie wij toen brainstormden over mogelijke<br />
gezamenlijke projecten, bracht ons op het idee<br />
om de kleine, onbekende helden van Gent in het<br />
daglicht te stellen en de Gentse trots te beklemtonen.”<br />
Grote helden krijgen veel media-aandacht. Mensen<br />
kijken naar hen op. Vaak zijn het onbereikbare,
eroemde of historische figuren. “Maar ook in de<br />
eigen straat of familiekring spelen zich gebeurtenissen<br />
af die belangrijker zijn voor mensen. Mensen die als<br />
‘kleine helden’ worden bestempeld, hebben vaak een<br />
grote impact op het leven van anderen. Die kleine<br />
heldenverhalen worden vaak met veel emotie verteld.<br />
Stilstaan bij de vraag wie een held voor je is, heeft een<br />
grote impact.”<br />
TIMING<br />
De voorbereidingen gingen van start in december<br />
2000: contacten leggen in de wijken, overleggen met<br />
partners, een communicatiestrategie uitdenken. Het<br />
project werd in februari 2001 aan het publiek voorgesteld.<br />
Toen werd een eerste oproep gelanceerd om<br />
persoonlijke heldenverhalen kenbaar te maken. In<br />
oktober 2001 waren 89 verhalen verzameld, verwerkt<br />
en op de site geplaatst. De website www.gent.be/gentsehelden<br />
is operationeel sinds eind oktober 2001. Op het<br />
moment van dit onderzoek werden nog 30 andere<br />
verhalen verwerkt: vrijwilligers waren bezig met de<br />
interviews.<br />
Eind december 2001 schortte Kunst in de stad haar<br />
oproep om heldenverhalen te leveren tot nader order op.<br />
METHODE<br />
Om de heldenverhalen in de Gentse wijken te verzamelen,<br />
werden oproepen gelanceerd via het Gentse<br />
Stadsmagazine, aªches, buurtkranten, regionale televisie,<br />
lokale radiozenders, stadszuilen enz.<br />
Stadsbewoners die een heldenverhaal kennen over een<br />
persoon, een groep mensen of een dier, werd gevraagd<br />
dat te melden aan Kunst in de stad. De ploeg – voor de<br />
gelegenheid aangevuld met studenten van de lokale<br />
sociale hogeschool – trok ook zelf naar de wijken om<br />
mensen te vragen wie hun helden zijn.<br />
De verhalen en de achtergrondkennis worden verzameld<br />
in de Heldenbank: een artistiek multimediaproduct.<br />
Op de website kan men de verhalen lezen, er op<br />
reageren of zelf verhalen aanbrengen. Bij wijze van<br />
reclame voor de website werden via de bibliotheken<br />
bladwijzers verspreid met daarop het webadres en<br />
citaten over helden, zodat mensen werden geprikkeld<br />
om naar de site te surfen. In het najaar 2001 werden<br />
daartoe zelfs vormingsmomenten over internetgebruik<br />
georganiseerd.<br />
“De reacties komen ook mondeling”, vertelt Nele<br />
Goethals, “zo van ‘dat is overdreven’, ‘dat klopt niet’,<br />
‘ik zal eens vertellen hoe het écht was’ enz. Zo hebben<br />
we al verscheidene versies van sommige verhalen.<br />
Geregeld is één persoon ook de held van verscheidene<br />
mensen. Met dergelijke verhalen kun je op den duur<br />
het hele leven van die persoon reconstrueren.”<br />
“Maar er wordt wel voorzichtig omgesprongen met de<br />
verhalen, omdat de pers er enorm op aast. Er zitten<br />
heel persoonlijke en intieme verhalen tussen, die niet<br />
in kranten thuishoren. We hadden ook een samenwerking<br />
met AVS (de regionale televisiezender van Oost-<br />
Vlaanderen) gepland, maar zijn daar uiteindelijk van<br />
afgestapt. Het was te vroeg; we waren er niet klaar<br />
voor. We wilden niet vlug-vlug iets ensceneren en<br />
iemand voor de camera plaatsen. We bewaken meer<br />
en meer zelf de kwaliteit van hoe alles naar buiten<br />
gaat. Voor de oproep om heldenverhalen werkten we<br />
in 2001 wel samen met AVS. We konden de oproep<br />
gedurende 20 werkdagen gratis uitzenden in ruil voor<br />
logovermelding in de Heldencataloog.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Het Nieuwpoorttheater werd door Kunst in de stad<br />
aangezocht om in het project te participeren via<br />
Stadskroniek. Onder die naam introduceerde en<br />
ontwikkelde Nieuwpoorttheater samen met de dienst<br />
Kunsten en de Gentse Universiteit diverse interdisciplinaire<br />
methodieken voor orale geschiedenis en materiaalverzameling,<br />
voor archivering en presentatie van<br />
die informatie, voor publieksparticipatie en deskundigheidsverhoging<br />
bij dergelijke initiatieven. Het doel is<br />
de oªciële geschiedenis aan te vullen met de verhalen<br />
van de gewone man/vrouw en die vervolledigde stadsgeschiedenis<br />
aan te wenden als bron voor culturele en<br />
maatschappelijke ontwikkeling. Markant aan de<br />
HOOFDSTUK 3<br />
71<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNST IN DE STAD<br />
72<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
methodieken zijn onder meer de parallelle wetenschappelijke<br />
en artistieke benadering en de evenementaspecten<br />
verbonden aan de inzameling en de presentatie<br />
van roerend en immaterieel erfgoed. Dat alles<br />
leidde reeds tot projecten zoals Openbaar Onderzoek<br />
Kuiperskaai, Sluizeken-Tolhuis-Ham en Stadsgezichten.<br />
Ze maakten Stadskroniek tot een begrip.<br />
De dienst Kunsten en Nieuwpoorttheater werkten voor<br />
het eerst samen rond het project Storm naar theater.<br />
Drie keer honderdvijftig bewoners van wijken uit de<br />
19de-eeuwse gordel maakten toen hun eerste theaterervaring<br />
mee. Later werkten de dienst Kunsten en<br />
Nieuwpoorttheater nog samen, onder andere voor het<br />
Time-festival.<br />
Nieuwpoorttheater toonde veel belangstelling om de<br />
Heldenbank logistiek te ondersteunen. “Ze lieten ons<br />
echter weten dat ze het op dit ogenblik veel te druk<br />
hebben om de Heldenbank intensief en naar behoren<br />
te begeleiden. Voor de presentatie via de site moesten<br />
ze dus verstek laten gaan. Ze verzekerden ons wel dat<br />
ze weer inpikken zodra we de verhalen willen centraliseren.<br />
Dat is onze gezamenlijke bekommernis: ervoor<br />
zorgen dat al die verhalen uit diverse projecten op een<br />
goede manier gecentraliseerd worden.” Kunst in de<br />
stad zocht vzw Gent Cultuurstad aan om de logistieke<br />
ondersteuning daarvoor op zich te nemen.<br />
Tekst- en beeldmateriaal worden via een website<br />
ontsloten, waardoor het interactief gebruikt en aangevuld<br />
kan worden, of beschikbaar is voor toepassingen<br />
zoals theater, muziek of poppenspel. Zo zal de<br />
Heldenbank alvast de basis zijn voor Gentse Helden, een<br />
groots spektakel met dans en muziek, dat in zeven<br />
ateliers wordt voorbereid en waarin de buurtbewoners<br />
zelf op het podium zullen staan. “Het spektakel wordt<br />
geen replica van de verhalen, wel een bewerking en<br />
verwerking.”<br />
De artistieke begeleiding van de Heldenbank wordt<br />
verzorgd door Bernadette Vandecatsije. Zij was er van<br />
bij het begin bij betrokken en dacht het project mee<br />
uit. De Heldencataloog, het geplande beeldenboek en<br />
de bladwijzers staan onder haar artistieke leiding.<br />
“Gentse Helden is een groot en langdurig project, wat<br />
ervoor zorgt dat je in de diepte kunt werken. De<br />
artistieke component komt sterk uit de verf, wat niet<br />
van alle andere sociaal-artistieke projecten kan worden<br />
gezegd. Dat evenwicht zit erg goed bij Gentse Helden.”<br />
INSPIRATIE<br />
De initiatiefnemers gaan geregeld op werkbezoek in<br />
Vlaanderen en Nederland. Marc Santens (organisator<br />
van het sociaal-artistiek project ‘Charabang’ tijdens<br />
Antwerpen ‘93, nu aan de slag bij Vlaams bouwmeester<br />
bOb Van Reeth) was voor hen een grote inspiratiebron.<br />
“Hij was het die voor de eerste keer met een<br />
redelijk grote publieke aandacht dergelijke projecten<br />
voorstelde. Gedurende twee jaar (van eind 1995 tot<br />
1997) heeft hij onze dienst Kunsten op sleeptouw<br />
genomen. Hij was tegelijk inspirator en coach. Op<br />
stadsniveau was de aanpak en visie van de dienst<br />
Kunsten midden de jaren ‘90 vrij apart, al was er wel<br />
een stroming waarneembaar: overal in Vlaanderen<br />
kwamen toen sociaal-artistieke projecten tot stand.<br />
Vanuit deze stadsdienst is er altijd contact en uitwisseling<br />
geweest met die organisatoren. Dat we vanuit de<br />
sociale hoek vertrekken, is een bewuste keuze. We<br />
werken al zes jaar met de buurten, vandaar die voeling<br />
met zwakkere groepen. In het kennismakingsproces<br />
hebben we veel tijd gestoken, om het vertrouwen van<br />
de bewoners te winnen.”<br />
Vzw Kunst in de stad pleegt ook vaak overleg met<br />
mensen uit sociale hoek, én met kunstenaars en<br />
‘cultuurproducenten’.<br />
VOLKSCULTUUR<br />
Nele Goethals zucht bij woorden als ‘volkswijken’ en<br />
‘volksmensen’. “Dat is zo typerend. Ik voel mij ook een<br />
volksmens. Voor mij is het volk iedereen. Toch heb ik<br />
problemen met de term. ‘Volksfiguur’ klinkt vaak<br />
denigrerend, als je dat hoort, weet je al dat er te lachen<br />
valt. Ik ga uit van het individu. Iedereen leeft tussen
andere mensen, heeft zijn eigen relatiepatronen. Er<br />
gebeuren dingen in je leven, ook cultureel. Dat is voor<br />
mij allemaal volkscultuur. Ik heb het liever over<br />
actuele cultuur. Het volk is iedereen: autochtonen,<br />
allochtonen, intellectuelen en alle anderen.” Volgens<br />
Martine Verheye (educatief medewerker en begeleider<br />
van ateliers en interviews) maakt de voorgeschiedenis<br />
van ‘volkscultuur’ het gebruik van dat begrip problematisch.<br />
Ook extreem-rechts gebruikt die term. “Voor<br />
mij is volkscultuur alles, maar het feit dat er een<br />
campagne Actuele Volkscultuur wordt gelanceerd, heeft<br />
ermee te maken dat nu we ontdekken wat niet in onze<br />
kunst-, geschiedenis- en cultuurboeken staat. In die<br />
boeken zitten grote gaten. Veel waardevolle levende<br />
cultuur ontbreekt. Nu plakken ze daar de naam volkscultuur<br />
op. De levende, actuele cultuur vind ik een<br />
betere term.” Ook het alledaagse past in die cultuur.<br />
“In geschiedenis- en kunstboeken vind je altijd alleen<br />
maar het uitzonderlijke, wat op een piëdestal staat.<br />
Terwijl veel waardevol materiaal uit het dagelijks leven<br />
nog nooit gezien werd.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Vzw Kunst in de stad gaat ook bij allochtonen op zoek<br />
naar het universele karakter van heldenverhalen.<br />
Martine Verheye verduidelijkt: “Vader- en moederschap<br />
bijvoorbeeld is voor iedereen belangrijk, dat is<br />
universeel. Allochtonen zitten in onze samenleving<br />
dikwijls in een minderwaardige positie. Net door hun<br />
verhaal te tonen, zeg je ‘die mensen zijn belangrijk, ze<br />
zijn gelijkwaardig’. Door zo’n actie kom je mee op<br />
tegen allerlei racistische bewegingen. Zonder woorden<br />
zeggen we dat we hen belangrijk vinden, dat we hun<br />
geschiedenis de moeite waard vinden. Tegelijkertijd<br />
tonen we ook aan de rest van de samenleving dat we<br />
alle verhalen even belangrijk vinden. Er zit zoveel<br />
universeels in die verhalen. Daardoor kun je de<br />
communicatie opentrekken: de ander is niet zo anders<br />
als je zou denken. Turkse heldenverhalen verschillen<br />
niet veel van die van ‘echte’ Gentenaars.”<br />
“Mensen hebben hun trots”, gaat Martine Verheye<br />
verder, “ze komen op onze projecten af omdat ze<br />
willen deelnemen aan cultuur. Als er andere redenen<br />
zijn, zien we die wel maar we confronteren hen daar<br />
niet mee. Niemand wil immers bestempeld worden als<br />
kansarm of in nood. Na de culturele activiteit komt er<br />
wel van alles naar boven. Maar we gaan dat sociale<br />
aspect niet aªcheren. Gaandeweg verdwijnen de<br />
sociale motieven trouwens naar de achtergrond. Als ze<br />
bijvoorbeeld een theaterproject hebben gedaan, verandert<br />
hun motivatie, wordt die cultureel gericht: passie.<br />
Dat is net zo typisch voor sociaal-artistieke projecten.”<br />
Omgekeerd kan ook. Martine Verheye begeleidt een<br />
theaterproject en put daaruit een voorbeeld: “Sommige<br />
mensen komen binnen en zeggen dat ze veel ervaring<br />
hebben, gedreven zijn, in het amateurtoneel bezig<br />
zijn. Na tien sessies, blijkt dan bij de evaluatie dat ze<br />
zich voor het eerst in lange tijd weer opgenomen<br />
voelen in een groep. Dat tweerichtingsverkeer is er<br />
altijd.”<br />
Martine Verheye beschouwt haar taak als<br />
empowerment. Door kunst wil ze maatschappelijke<br />
participatie bevorderen: “Als ik vanuit mijn job in<br />
contact kom met mensen die maatschappelijk uit de<br />
boot vallen, wil ik twee zaken bereiken: de kans bieden<br />
tot deelname aan cultuur, en daarnaast psychische en<br />
sociale versterking.”<br />
CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN / ACTIEF<br />
BURGERSCHAP<br />
De dienst Kunsten beseft dat er groepen zijn die geen<br />
toegang hebben tot het culturele aanbod. “We stellen<br />
vast dat het verenigingsleven een groot deel van die<br />
mensen niet meer bereikt. Iedereen moet kansen<br />
krijgen om tot culturele participatie te komen. Gent is<br />
rijk aan cultuur en iedereen moet er aan kunnen deelnemen,<br />
ook de zwakkere groepen,“ betoogt Nele<br />
Goethals. Kunst en cultuur worden gezien als een<br />
hefboom tot sociale integratie. “Kijk bijvoorbeeld hoe<br />
mensen die deelnemen aan onze projecten, nu op<br />
studiedagen assertief het woord nemen… Zij eisen<br />
meer hun recht op. Ons publiek leert aan actief<br />
HOOFDSTUK 3<br />
73<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNST IN DE STAD<br />
74<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
burgerschap te doen. Ze nemen deel aan een project,<br />
raken daardoor uit hun isolement, doen volgende keer<br />
weer mee met andere activiteiten, gaan mee op uitstap<br />
naar een vergelijkbaar project… Zo leren ze zich maatschappelijk<br />
te bewegen. Naar een persconferentie<br />
zouden ze zelf nooit gaan. Maar omdat ze horen dat<br />
wij er zullen zijn, trekken ze er ook naartoe. Er komt<br />
een politicus spreken in de buurt? Plots gaan ze daar<br />
naartoe. Omdat ze het ondertussen gewoon zijn aan<br />
bijeenkomsten deel te nemen en daar het woord te<br />
voeren,“ vult Martine Verheye aan. Actief burgerschap<br />
groeit al doende. “We proberen dan ook van niet<br />
constant met dezelfde mensen te werken. Na een jaar<br />
of twee moeten ze zichzelf gevonden hebben. Ze<br />
mogen ons dan niet meer nodig hebben.”<br />
Kunst is een aangename manier om rond sociale<br />
thema’s te werken. “Je kunt het op een niet-probleemstellende<br />
manier doen.”<br />
CONCLUSIE<br />
Met dit project gaan de initiatiefnemers een originele<br />
uitdaging aan. Ze gebruiken heldenverhalen als horizontale<br />
doorsnede van de 19de-eeuwse wijken.<br />
Vroeger was vertellen dagelijkse kost. Er was geen tv<br />
en de mensen vertelden elkaar ‘s avonds verhalen. Via<br />
de ‘heldenoproep’ haalt Kunst in de stad het materiaal<br />
dat nog leeft naar boven. Wat sluimerend aanwezig is<br />
in de herinneringen en dreigt verloren te gaan, wordt<br />
zo terug in de actualiteit gebracht.<br />
Het partnerschap staat borg voor een realistische<br />
uitwerking. De continuïteit en de blijvende communicatie<br />
rond het eindproduct vragen wel organisatorische<br />
maatregelen. De ploeg van Kunst in de stad werkt<br />
binnen een traditie van sociaal-artistieke projecten. Ze<br />
vertrekt voor de Heldenbank vooral vanuit de mensen.<br />
De werking is gedefinieerd in agogische termen. Het<br />
initiatief is laagdrempelig: ze gaan naar de mensen<br />
toe, doen oproepen via kranten, televisie en dergelijke.<br />
Bijzonder waardevol is de creatie van een artistiek<br />
product (beeldencataloog, op basis van de knowhow<br />
van Stadskroniek) en ook de terugkoppeling naar de<br />
wijken waar het materiaal vandaan komt (via de<br />
heldenwebsite). Het is de bedoeling dat de verhalen<br />
ook door andere mensen artistiek worden benut.<br />
Zeker de multimediale verwerking kan een katalysator<br />
zijn. De vraag rijst wel of een website de ideale manier<br />
is om de verhalen breed te verspreiden. Artistieke<br />
producenten hebben toegang tot het internet, maar het<br />
doelpubliek dikwijls niet. Vormingsmomenten voor<br />
het internet kunnen de toegankelijkheid vergroten,<br />
maar de drempel blijft hoog omdat niet iedereen een<br />
computer thuis heeft. Daarom zijn andere vormen van<br />
publicatie belangrijk: regionale kranten en televisie.<br />
Ook het bibliotheekproject (bladwijzers) is een interessante<br />
manier om de Heldenbank ruimere bekendheid<br />
te geven.<br />
Dit project vertoont veel overeenstemming met Brussel<br />
behoort ons toe/Bruxelles nous appartient, dat naar<br />
aanleiding van Brussel 2000 werd opgezet.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
7436,81 euro<br />
vzw Kunst in de stad<br />
Veldstraat 82<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-269 84 80 - fax: 09-269 84 99<br />
dienst.kunsten@gent.be<br />
www.gent.be/gentsehelden
20 jaar Vooruit<br />
Het verhaal van een feestlokaal<br />
Naar aanleiding van zijn 20ste verjaardag wil<br />
Kunstencentrum Vooruit de orale geschiedenis van het<br />
‘Feestlokaal Vooruit’ op wetenschappelijk verantwoorde<br />
wijze verzamelen en bewaren. Dat moet uitmonden in<br />
publicaties. De verhalen zullen aangeboden worden aan<br />
andere Gentse kunstencentra en podiumkunstenaars, met<br />
het doel ze te vertalen naar hun artistieke praktijk. De<br />
resultaten daarvan zullen de rode draad vormen voor het<br />
feestjaar 2002. Het project biedt het Kunstencentrum de<br />
kans zijn hoofdactiviteit, de podiumkunsten, te voeden<br />
vanuit de geschiedenis van het eigen gebouw en de stad<br />
waar het tot stand kwam.<br />
Vanaf haar oprichting in 1982 had de vzw Vooruit een<br />
dubbele doelstelling: de restauratie van het Feestlokaal<br />
en dat gebouw opnieuw een culturele en maatschappelijke<br />
bestemming geven. Vrij snel werd gekozen voor<br />
het model van een hedendaags kunstencentrum: een<br />
multidisciplinaire werking met de focus op podiumkunsten.<br />
Guy Cools van Vooruit: “Reeds in het<br />
oorspronkelijke concept werd heel duidelijk vanuit de<br />
kunstenaar gedacht. Een hele generatie artiesten kwam<br />
in de jaren ‘80 gewoon niet aan de bak. Wij wilden<br />
hen begeleiden, niet alleen bij het presenteren van hun<br />
werk maar ook bij de productie.”<br />
Sinds kort zijn de basisdoelstel-<br />
Hun eigen verhalen<br />
lingen van vzw Vooruit min of<br />
teruggeven<br />
meer gerealiseerd. In september<br />
2000 werd – na 18 jaar – de restauratie<br />
afgerond. Als kunstencentrum kan de vzw ook de<br />
komende jaren rekenen op ondersteuning door de<br />
Vlaamse Gemeenschap, de stad Gent en de provincie<br />
Oost-Vlaanderen. “Omdat onze subsidies behoorlijk<br />
werden verhoogd, kunnen we nu onze artistieke<br />
werking consolideren.”<br />
Kunstencentrum Vooruit heeft zijn functie de voorbije<br />
tien jaar verschoven van overwegend receptief naar<br />
grotendeels productief. “De 80/20-verhouding tussen<br />
zaalverhuur en eigen artistieke projecten, hebben we<br />
omgedraaid. We willen dat ons aanbod een grotere<br />
consistentie heeft.” Buiten het zichtbare gedeelte, het<br />
HOOFDSTUK 3<br />
75<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNSTENCENTRUM VOORUIT<br />
76<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
café en de drie publiekszalen, heeft Vooruit ook al<br />
jaren vijf studio’s in bedrijf waarin kunstenaars het<br />
hele jaar door aan de slag zijn. Vooruit heeft 62<br />
mensen in betaalde dienst en ook nog 30 vrijwilligers.<br />
Vorig jaar draaide het centrum met een artistiek<br />
budget van ruim 4.115.000 euro.<br />
DE STENEN ÉN DE MENSEN<br />
In 1992 werd de tiende verjaardag gevierd met vuurwerk<br />
en een groots feest van een dag en een nacht.<br />
Zijn twintigste verjaardag wil het Kunstencentrum<br />
meer diepgang geven door verleden en heden, gebouw<br />
en werking nog beter op elkaar af te stemmen dan<br />
reeds het geval is. Vooruit wil de activiteiten van de<br />
recente twintig jaar inbedden in de geschiedenis van<br />
het Feestlokaal, dat de hele voorbije eeuw omvat, en<br />
daar één groot verhaal rond vertellen. Guy Cools: “We<br />
willen twee elementen binnen onze basisdoelstellingen<br />
scherper of duidelijker profileren: enerzijds die<br />
recente geschiedenis van 20 jaar Kunstencentrum,<br />
anderzijds de bijna 100-jarige geschiedenis van het<br />
Feestlokaal dat altijd een culturele bestemming heeft<br />
gehad, als cultureel huis van de arbeidersbeweging.<br />
Dat zijn twee geschiedenissen die tot nu toe te veel los<br />
van elkaar stonden.” Guy Cools vindt dat er te veel<br />
aandacht ging naar de architectuur van het gebouw,<br />
zeker wat de geschiedenis van Vooruit betreft. “We<br />
willen de aandacht verleggen van de stenen naar de<br />
mensen die 100 jaar lang dit huis hebben bevolkt en<br />
hier dingen hebben georganiseerd.”<br />
Het kunstencentrum wil de mondelinge geschiedenis,<br />
de vele verhalen over Vooruit, wetenschappelijk verzamelen,<br />
documenteren en archiveren. “De anekdote<br />
van de weeskinderen uit de Spaanse burgeroorlog, die<br />
op de scène van onze theaterzaal hun Gentse adoptieouders<br />
vonden en daarmee de basis legden voor een<br />
bloeiende Spaanse gemeenschap in Gent, is slechts<br />
een van de vele voorbeelden.” Kortom, de studie van<br />
het leven in en om het Feestlokaal Vooruit. In een<br />
tweede fase wil het centrum daar een reeks publicaties<br />
aan koppelen. De derde stap is de belangrijkste:<br />
Vooruit gooit als opdrachtgever en producent zijn<br />
eigen geschiedenis te grabbel, geeft die aan kunstenaars<br />
om daaruit te putten voor producties. Guy Cools:<br />
“We merken dat steeds meer hedendaagse kunstenaars<br />
teruggrijpen naar verhalen, dat ze mondelinge<br />
geschiedenis een interessante bron vinden om hun<br />
eigen praktijk te voeden. Gent is daar een beetje baanbreker<br />
in geweest – denk aan Sierens of Platel. Elke<br />
artistieke praktijk is een vorm van vertalen. Iedere<br />
kunstenaar is op zoek naar iets inspirerends, een bron<br />
om te vertalen naar het eigen medium, de eigen<br />
artistieke praktijk. Wij hopen dat het geplande vertaalproces<br />
al die historische verhalen veel gevarieerder<br />
gaat verwerken dan een interactief museum, waaraan<br />
we aanvankelijk ook dachten.”<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Binnen Vooruit groeide een consensus dat het zoeken<br />
naar artistieke vertalingen van mondelinge geschiedenis<br />
de beste manier was om het accent te verleggen<br />
van de stenen naar de mensen. “Oorspronkelijk<br />
wilden we de onderzoeksfase integraal uitbesteden aan<br />
het Nieuwpoorttheater. We hoopten ons project binnen<br />
hun Stadskroniek te kunnen onderbrengen en het zo te<br />
laten uitgroeien tot een volgende editie van het Timefestival.<br />
Dat liep uiteindelijk fout.” Intussen werden<br />
twee partnerschappen uitgewerkt: met het Amsab voor<br />
het wetenschappelijk onderzoek en met uitgeverij<br />
Ludion voor het publicatiebeleid. Het artistieke luik zal<br />
door de artistieke staf van Vooruit worden gestuurd.<br />
Guy Cools, tot voor kort verantwoordelijk voor het<br />
dansprogramma van Vooruit, houdt zich sinds<br />
1 september voltijds bezig met de coördinatie: Ik wil<br />
met zoveel mogelijk partners praten, goede pistes<br />
uitzoeken om alles op gang te brengen.”<br />
TIMING<br />
In 2001 zou Vooruit zich concentreren op het wetenschappelijk<br />
verzamelen van de verhalen, maar door<br />
discussies over de aanpak werd een half jaar vertraging<br />
opgelopen. “We blijken meer tijd nodig te hebben
om al die dingen op de goede weg te zetten, het vooronderzoek<br />
af te ronden.” Het eerste grote publieksevenement<br />
zal pas in het voorjaar van 2002 plaatsvinden.<br />
Daar wil Vooruit zijn langetermijnplan publiekelijk<br />
lanceren. Guy Cools wil vertrekken vanuit een zeer<br />
brede bevraging van de Gentse bevolking: “We denken<br />
aan een mini-enquête: ‘als ik Vooruit zeg, waar denk je<br />
dan aan?’. Misschien kunnen we daar een evenementje<br />
aan koppelen, een databank van respondenten mee<br />
aanleggen en thema’s uit distilleren.<br />
Vooruit wil de onderzoeksresultaten een speerpuntfunctie<br />
toekennen binnen zijn artistieke werking. Guy<br />
Cools: “We hopen voortdurend nieuwe verhaallijnen te<br />
ontginnen, zodat we binnen onze productiepolitiek<br />
kunnen zoeken naar de artistieke vertaling ervan.”<br />
Guy Cools denkt eraan om vanaf het feestseizoen<br />
2002-2003 jaarlijks een of twee nieuwe lijnen uit te<br />
zetten. “We willen een eerste spanningsboog uitzetten<br />
van 17 september 2002, de historische herdenking van<br />
de opening, naar september 2003, wanneer de eerste<br />
resultaten van de vertaling zichtbaar zullen zijn.”<br />
Vooruit hoopt dat zijn project kan passen binnen het<br />
volgende Time-festival, dat draait rond het thema<br />
‘geheugen’. Ook met Gent Cultuurstad werden<br />
intussen gesprekken gevoerd. Misschien wordt in het<br />
voorjaar van 2003 het Gentse erfgoedweekend gekoppeld<br />
aan het project van Vooruit. Tegen dezelfde tijd<br />
verschijnen de eerste publicaties bij uitgeverij Ludion.<br />
In zijn meest ambitieuze vorm kan dit project ad<br />
infinitum doorlopen.<br />
METHODE & INSPIRATIE<br />
Tijdens de vorige edities van het Gentse Time-festival<br />
werd met het Kuiperskaai-project en Stadskroniek,<br />
volgens de promotoren zelf, een unieke werkmethode<br />
ontwikkeld voor het historisch en wetenschappelijk<br />
correct verzamelen van de ‘mondelinge geschiedenis’<br />
van een Gentse stadsbuurt. Als inspiratiebron verwijst<br />
Cools naar het boek The Voice of the Past. Oral History,<br />
van Paul Thomson. Dat dit soort materiaal op een interessante<br />
manier kan verwerkt worden tot een artistieke<br />
praktijk en/of een publieksevenement, bewezen de<br />
Capitole-avonden tijdens het Time-festival 1998 of de<br />
vaststelling van Arne Sierens dat het Kuiperskaaiproject<br />
hem voldoende stof leverde voor de rest van<br />
zijn carrière als auteur en theatermaker. Maar ook het<br />
recente docudrama van Het Muziek Lod in Molenbeek<br />
(Brussel 2000) of de geëngageerde theaterpraktijk van<br />
bijvoorbeeld DitoDito of Toneelgroep Hollandia putten<br />
vaak uit de grootstedelijke verhalenstof van de voorbije<br />
eeuw(en). Guy Cools: “Zo’n onderzoeksmethode lijkt<br />
ons de ideale manier om de Verhalen van een<br />
Feestlokaal te verzamelen en te bewaren. Dat ook wij<br />
het zo aanpakken, toont aan dat we weer een stap<br />
verder gaan in de richting van een meer productieve<br />
functie. Tegenover artiesten met de vraag ‘dit is mijn<br />
project, ben je daarin geïnteresseerd?’ plaatsen wij ‘dit<br />
zijn onze verhalen’. We zullen kunstenaars kiezen<br />
waarvan we weten dat ze aªniteit hebben met de<br />
verhaalstof of met die manier van werken. De<br />
artistieke projecten die eruit voortvloeien, moeten<br />
uiteraard ook passen in het artistieke project van die<br />
kunstenaar. We willen duidelijker de rol spelen van<br />
intermediair.”<br />
Vooruit wil voor het grote publiek een ‘artistieke<br />
herdenking’ organiseren, waarbij op alle relevante data<br />
wordt teruggeblikt naar een bepaald feit uit zijn<br />
geschiedenis. “Er komen eenmalige kleinschalige en<br />
middelgrote evenementen die bijvoorbeeld terugblikken<br />
naar onze heropening in september 1982,<br />
naar Chambres d’Amis in 1986 of zelfs naar Vooruit<br />
als filmzaal. We willen daar zeer ver in gaan. Wat<br />
dacht je van de betekenis van onze toiletten? Binnen<br />
de wetenschappelijke onderzoeksgroep denkt men dat<br />
die de reden waren waarom hier al snel ook vrouwen<br />
over de vloer kwamen. De Vooruit was in de stad een<br />
van de weinige publieke ruimtes die over stromend<br />
water beschikte.” De evenementen zijn bedoeld om de<br />
ontginning van de verhaallijnen publiekelijk te<br />
lanceren. Via de media-aandacht hoopt Vooruit nieuwe<br />
bronnen aan te spreken. Guy Cools: “De arbeidersbeweging<br />
is zo breed dat we deelprojecten zullen moeten<br />
HOOFDSTUK 3<br />
77<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNSTENCENTRUM VOORUIT<br />
78<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
onderscheiden. Dat kan zowel chronologisch als<br />
thematisch.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Guy Cools geeft prioriteit aan het ontwikkelen van<br />
goede netwerken met lokale artistieke partners, zoals<br />
Time-festival, Nieuwpoorttheater, DAS, les ballets C de<br />
la B. Daarnaast legt hij contact met de mensen van het<br />
erfgoedconvenant en de musea. “Los van dit project<br />
willen de podiumkunstensector en de musea al langer<br />
beter samenwerken. Zo zijn in het voorjaar alle Gentse<br />
museumdirecteurs hier op bezoek geweest. Zij hebben<br />
onze artistieke staf ontmoet om mogelijke synergieën<br />
te onderzoeken.” Uit die sector zijn de voor de hand<br />
liggende partners bij dit project in de eerste plaats het<br />
MIAT (Museum voor Industriële Archeologie en<br />
Textiel) en het Huis van Alijn.<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
De Vooruit is de concretisering in steen van het belang<br />
dat de arbeidersbeweging in haar emancipatiestrijd<br />
hechtte aan cultuur en volkscultuur. Guy Cools: “Dat<br />
was ook om die mensen te organiseren en samen te<br />
brengen, hen letterlijk brood en spelen te bieden: de<br />
coöperatieve, de bakkerijen en een cultureel centrum,<br />
een cultureel gemeenschapsleven. Er is een duidelijke<br />
band tussen de huidige werking en het historische,<br />
namelijk het element feest. Ook toen was feest belangrijk<br />
in de culturele beleving. Het feestlokaal vertaalde<br />
volkscultuur naar de eigen arbeidersgemeenschap. Dat<br />
is ook wat we als kunstencentrum proberen te doen:<br />
een zeer brede profilering uitzetten in plaats van een<br />
elitaire.” De podiumkunsten zijn hier niet introspectief<br />
of geïsoleerd. De focus ligt op artistieke projecten<br />
die naar buiten kijken. “Theoretisch gezien zouden we<br />
een model kunnen ontwikkelen dat niet buiten de vier<br />
muren van de theaterzaal gaat. We hebben er echter<br />
altijd voor gekozen om van kelder tot zolder te gaan en<br />
eventueel op locatie.”<br />
Guy Cools verwijst naar het actuele succes van volkscultuur.<br />
Waarom zijn zoveel mensen daarmee bezig?<br />
“Volkscultuur blijkt een manier te zijn om zeer brede<br />
lagen van de bevolking aan te spreken. Want in feite<br />
doe je niets anders dan de mensen hun eigen verhalen<br />
teruggeven, via een vertaling in een artistiek project.<br />
We vinden dus niets uit. Het is een maatschappelijke<br />
tendens waar de Gentse context misschien meer dan<br />
andere een zekere gevoeligheid voor heeft. Het<br />
verklaart wellicht ook gedeeltelijk het succes van de<br />
Gentse artistieke scène.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Neemt Vooruit met dit project een maatschappelijke<br />
rol op? Is dit een vorm van actief burgerschap? Guy<br />
Cools vindt dat nogal zwaar klinken. “In onze werking<br />
gaat het altijd over betrokkenheid. Als mensen zich<br />
betrokken voelen bij het project, dan is er een engagement.<br />
De artistieke werking van Vooruit heeft een<br />
bemiddelende functie tussen een artistieke gemeenschap<br />
en het publiek. We proberen altijd nieuwe<br />
manieren te vinden om mensen aan te spreken en<br />
erbij te betrekken. We doen dat ook tegenover de<br />
media en de overheid, opdat zij zich betrokken zouden<br />
voelen bij wat wij uitstippelen. Als die betrokkenheid<br />
er is, ga je vooruit.” Ter illustratie verwijst Cools naar<br />
les ballets C de la B: “Al van bij hun eerste tournee<br />
door Europa, trokken zij volle zalen. Die groep komt<br />
aan in een stad en sluit zich niet op in het theater. Het<br />
zijn open, nieuwsgierige mensen, ze leggen contacten,<br />
spreken je aan op straat. En dat werkt. Je moet durven<br />
afstappen van de grootschaligheid. Ook in het theater<br />
gaat het niet meer om het drukken van tienduizend<br />
folders, maar om het rechtstreeks aanspreken. Je ziet<br />
dat ook elders. Iemand als Jan Hoet is daar sterk in.<br />
Denk aan de tentoonstelling die was opgezet met de<br />
lievelingsvoorwerpen van Gentenaars. Je moet enkel<br />
het juiste evenwicht vinden en eerlijk blijven.”<br />
VISIE OP CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN<br />
Vooruit is als kunstencentrum niet bezig met sociaalartistiek<br />
werk. Het artistieke primeert; het uitgangspunt<br />
is de keuze van de kunstenaars. Het gaat erom
goede artistieke projecten te realiseren en daarmee een<br />
zo breed mogelijk publiek te bereiken. “De laatste<br />
jaren zie je daarin een sterke evolutie; ten goede, vind<br />
ik.” Volgens Cools was in de jaren ‘80 en een groot<br />
stuk van de jaren ‘90 ‘kunst om de kunst’ bon ton,<br />
maar nu ziet hij het sociale engagement bijna vanzelf<br />
ontstaan vanuit de artistieke gemeenschap. “Wij volgen<br />
altijd als centrum. Omdat de tijdsgeest zo is en omdat<br />
de kunstenaars met wie wij werken, geïnteresseerd<br />
zijn in dit soort verhalen, schuiven wij dat aspect explicieter<br />
naar voren, gaan wij dat ontwikkelen en voeden.<br />
We zijn natuurlijk blij met die artistieke evolutie. En<br />
we maken ons sterk dat wij – en dus ook de kunstenaars<br />
– daardoor nog meer groepen zullen bereiken<br />
dan nu. Maar we programmeren niet in functie van<br />
doelgroepen. De prioriteit ligt bij het begeleiden van<br />
kunstenaars. Het gaat over hun keuze en het geloof in<br />
hun potentie en waarde.”<br />
Vooruit houdt vast aan zijn artistieke doelstellingen.<br />
Guy Cools verwijst naar het Helter Skelter-project van<br />
Fred Frith, een muziektheaterproject dat helaas nooit<br />
in België te zien was. (Que de la gueule, de muziekgroep<br />
van Helter Skelter en het uiteindelijke project<br />
van Fred Frith, waren wel in Vooruit te zien, tijdens<br />
het Time-festival ‘93) “Fred Frith heeft dat gerealiseerd<br />
in de banlieue van Marseille. Het was een fantastische<br />
hedendaagse opera, oorspronkelijk opgezet vanuit het<br />
sociaal-culturele veld om met sociaal achtergestelde<br />
jongeren te werken. Fred Frith heeft zeer terecht van<br />
het begin af gezegd: ‘Het interesseert mij niet of die<br />
gasten achtergestelde jongeren zijn of niet. Ik wil<br />
gewoon goede muzikanten hebben. Ik heb een<br />
artistiek project voor ogen.’ Maar okay, als die<br />
jongeren uit een achtergestelde buurt komen en het<br />
project helpt ze vooruit, dan is dat mooi meegenomen.”<br />
CONCLUSIE<br />
De hedendaagse podiumkunsten zijn de hoofdactiviteit<br />
van Vooruit. Nu wil het centrum die kunsten<br />
voeden vanuit haar eigen geschiedenis. Men is ervan<br />
overtuigd dat die verhalen een rijke voedingsbodem<br />
zijn voor een maatschappelijk relevant, artistiek<br />
project. Vooruit heeft zijn ambities, het Amsab heeft<br />
wetenschappelijke doelstellingen, de individuele<br />
kunstenaars hebben hun eigen dromen en ook uitgeverij<br />
Ludion heeft haar uitgangspunt en doelstelling.<br />
Niemand is ermee gediend als dat allemaal op een<br />
hoop wordt gegooid. Daarom zet Vooruit het wetenschappelijk<br />
onderzoek, het publicatiebeleid en de<br />
artistieke vertaling naast elkaar uit als drie lijnen. Die<br />
moeten elkaar geregeld ontmoeten, voeden en<br />
bevruchten. Ze volgen een eigen dynamiek en tempo.<br />
Het zijn parallelle processen. Als initiatiefnemer zoekt<br />
Vooruit de juiste momenten om die tot wisselwerking<br />
te brengen. Het artistieke blijft de bindende factor.<br />
Alleen is tijdens de momentopname van dit onderzoek<br />
niet duidelijk waarop de artistieke vertaalslag zal<br />
worden geënt?<br />
Vooruit doet maximaal een beroep op de ervaring van<br />
andere actoren. Zo wil het centrum de onderzoeksfase<br />
van zijn project laten aansluiten bij de ervaring die in<br />
Gent werd opgedaan met het verzamelen van de<br />
buurtverhalen. Ook voor de daaropvolgende artistieke<br />
vertalingen streeft het naar samenwerking met zoveel<br />
mogelijk Gentse partners. Vooruit hoopt dat die<br />
producties de verhalen zullen uitdragen tot buiten<br />
Gent. “Als we bijvoorbeeld een creatieopdracht aan<br />
Hollandia geven en zij zijn bereid die op te nemen, is<br />
het de bedoeling dat zij het stuk dat daaruit ontstaat in<br />
hun repertoire opnemen en het ook elders brengen.<br />
Het is niet onze bedoeling projecten op te zetten die<br />
gebonden zijn aan de lokale context. Uit de aangeboden<br />
verhalen moet een zeer gevarieerd artistiek<br />
repertoire ontstaan, niet alleen theater, ook muziek en<br />
dans.”<br />
Dit project positioneert zich binnen een bredere maatschappelijke<br />
en historische context, met als kansen en<br />
uitdagingen onder andere de creatie van een databank<br />
voor orale bronnen en het starten van een kenniscen-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
79<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KUNSTENCENTRUM VOORUIT<br />
80<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
trum voor de studie van orale bronnen. Vanuit de<br />
empirie zal Vooruit het nut en de meerwaarde<br />
schetsen van mondelinge bronnen binnen het sociaalhistorisch<br />
onderzoek. Het kunstencentrum wil<br />
artistieke projecten voeden vanuit verzamelde verhalen<br />
en ondertussen zijn eigen geschiedenis archiveren en<br />
documenteren.<br />
De grootste uitdaging voor Vooruit bestaat in het<br />
aantrekken van actoren voor de artistieke vertaling.<br />
Wat onderzoek en publicatie betreft, heeft het<br />
Kunstencentrum geopteerd voor zekerheid en veiligheid,<br />
voor huizen van vertrouwen: Nieuwpoorttheater,<br />
Time-festival, Amsab, Ludion. Zal Vooruit erin slagen<br />
ook het wijd vertakte informele circuit bij zijn activiteiten<br />
te betrekken?<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4957,87 euro<br />
Kunstencentrum Vooruit vzw<br />
Sint-Pietersnieuwstraat 23<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-267 28 82<br />
info@vooruit.be<br />
www.vooruit.be
Stadskronieken<br />
Ontwikkeling en activering van een structureel<br />
kader vanuit het Nieuwpoorttheater<br />
Stadskroniek ontstond in 1997 binnen het Gentse<br />
Nieuwpoorttheater, als methode om onderhuidse verhalen<br />
over de stad te registreren en te ontsluiten. Het<br />
kunstencentrum heeft nu de ambitie om samen met de<br />
Gentse universiteit en de dienst Kunsten van de stad Gent<br />
een structureel kader voor Stadskroniek te ontwikkelen.<br />
Dat moet garanties bieden voor een kwalitatief sterke<br />
invulling van diverse projecten rond volkscultuur en<br />
maatschappelijke ontwikkeling binnen het Gentse<br />
stadsweefsel.<br />
ZO VERS ALS EEN GAZET<br />
In Nieuwpoort 35, vlakbij Sint-Jacobs in Gent, werd in<br />
1984 een voormalig spinnerijpakhuis verbouwd tot<br />
Nieuwpoorttheater. Met Dirk Pauwels als artistieke spil<br />
werd het kleinschalige kunstencentrum al snel een<br />
trendsetter inzake vernieuwende podiumkunsten in en<br />
buiten Vlaanderen. “Het theater was op dat ogenblik in<br />
België verstard en werd niet ter discussie gesteld. Er<br />
was ook geen dynamiek die de stap zette naar beeldende<br />
kunsten. Veel jonge kunstenaars<br />
We riskeren dat het weer verdwijnt<br />
vonden geen plek,“ vertelt huidig<br />
artistiek leider Geert Opsomer.<br />
“Nieuwpoorttheater was een van de eerste kunstencentra<br />
die ook jonge mensen kansen gaf.” Het startte<br />
als ondersteuning bij het produceren van stukken,<br />
maar heeft ook altijd een receptieve werking gehad.<br />
Die tweedeling is er nu nog.<br />
Na een paar snelle artistieke wissels, arriveerde<br />
halfweg 1995 het driemanschap Stef Ampe, Johan<br />
Dehollander en Arne Sierens. Vanuit het credo<br />
‘stukken zo vers als een gazet’, gooiden zij de structuur<br />
en intenties van Nieuwpoorttheater (NPT) helemaal<br />
om. De nadruk kwam te liggen op eigen producties:<br />
het maatwerk van Sierens en Dehollander werd<br />
optimaal ontwikkeld en met een publiek geconfronteerd.<br />
Het succes was navenant: Sierens’ Bernadetje<br />
speelde in Nieuwpoorttheater een totaal uitverkochte<br />
premièrereeks van 20 voorstellingen. Het recept werd<br />
in mei ‘97 herhaald met Napels, van Sierens en<br />
Dehollander. Najaar ‘97 organiseerde het Nieuwpoort-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
81<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NIEUWPOORTTHEATER<br />
82<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
theater het bejubelde Time-Festival, met het verrassende<br />
Openbaar Onderzoek Kuiperskaai als talk of the<br />
town. Het kunstencentrum maakte daarmee als<br />
productiehuis ook een maatschappelijk statement. Niet<br />
alleen met de realisatie van interessante eigen producties,<br />
maar ook in de programmering van andere voorstellingen:<br />
onder meer de beroemde doortocht van het<br />
Amerikaanse bejaardenkoor Young at Heart, en veel<br />
stukken van De Onderneming en Theater Zuidpool.<br />
Uit de eigen creaties ontstond recent een nieuw gezelschap:<br />
DAS-theater (Dehollander - Ampe - Sierens);<br />
kortom, een verzelfstandiging van de eigen productie.<br />
Met de komst van Geert Opsomer als artistiek leider<br />
(maart 2001) ging NPT een nieuwe uitdaging aan: het<br />
accent werd verlegd van productie en receptieve<br />
werking, naar de combinatie van receptieve werking<br />
en artistiek onderzoek. Geert Opsomer: “Onderzoek is<br />
een stap terug zetten en de zaken op langere termijn<br />
bekijken: mensen de kans geven om iets te ontwikkelen.<br />
Het gaat hier om een strategie die ontwikkeling<br />
ondersteunt, veeleer dan een strategie om te produceren.<br />
Dat is een belangrijk nieuw accent. Mensen die<br />
zich nu aan NPT willen binden, vragen we daarom<br />
niet in de eerste plaats welke voorstellingen ze willen<br />
maken. We hebben nu nood aan herbronning of aan<br />
een onderzoek bijvoorbeeld, of aan een brainstorm.”<br />
Opsomer ziet het artistieke onderzoek binnen NPT<br />
gespreid over twee velden: “We willen eerst het mechanisme<br />
kunst/theaterproductie doorbreken door plaats<br />
te maken voor onderzoek dat losstaat van onmiddellijke<br />
productie. Er is behoefte aan ruimte voor makers<br />
om vooraf veel artistiek onderzoek te doen: teksten en<br />
concrete mogelijkheden aftasten: de bekende laboratoriumfunctie,<br />
maar dan zonder enige vorm van productiedwang.<br />
Bovendien vertrekken we vanuit het idee dat<br />
kunst en theater hun verantwoordelijkheid moeten<br />
opnemen in een maatschappelijk discours.”<br />
De invalshoek is wel artistiek. Joon Bilcke, communicatieverantwoordelijke<br />
bij het NPT: “Wij zijn geen<br />
artistieke sociale werkers en vormen evenmin een<br />
sociale beweging, dat terrein is al bezet, er wordt in de<br />
wijken al goed werk geleverd.”<br />
Bij Nieuwpoorttheater werken 9 mensen. Voor de<br />
zakelijke en artistieke werking gaat het om drie<br />
voltijdse en één viervijfdebaan, met name om een<br />
germanist, een socioloog-theaterwetenschapper, een<br />
sociaal agoog en een financiële deskundige. Het<br />
kunstencentrum heeft verder drie technici in dienst.<br />
Twee mensen zijn verantwoordelijk voor de catering.<br />
NAAR EEN STRUCTURELE ONDERBOUW<br />
Het NPT werkte de afgelopen jaren samen met de<br />
RUG en de dienst Kunsten van de stad Gent om het<br />
geheugen van de stad op te frissen. Geert Opsomer:<br />
“We onderzoeken hoe je door middel van interviews<br />
de onderliggende dramatisering van wat mensen<br />
zeggen op het spoor kunt komen.” De aanpak is<br />
gebundeld onder de naam Stadskroniek en staat voor<br />
archivering en presentatie, publieksparticipatie en<br />
deskundigheidsverhoging. Stadskroniek wil de<br />
‘oªciële’ geschiedenis aanvullen met subjectieve<br />
verhalen van de gewone man/vrouw: “de stemlozen<br />
opnieuw een stem geven, om de oªciële geschiedenis<br />
zoals die in geschiedenisboeken of kranten is vastgelegd,<br />
aan te vullen en te confronteren met wat nog niet<br />
in ‘de boekskes’ staat.” In de woorden van Geert<br />
Opsomer: “voicing the voices”. Het is de bedoeling dat<br />
die subjectieve verhalen de ‘gewone’ geschiedschrijving<br />
doorkruisen. De aldus vervolledigde stadsgeschiedenis<br />
kan dan als bron worden gebruikt voor culturele<br />
en maatschappelijke ontwikkeling.<br />
De projecten Openbaar Onderzoek Kuiperskaai in 1997,<br />
Sluizeken-Tolhuis-Ham en Stadsgezichten in 2000<br />
waren vooral geënt op de Stadskroniek-methode.<br />
Sindsdien doen steeds vaker andere initiatiefnemers<br />
(Het Huis Van Alijn, vzw Kunst in de stad, Vooruit<br />
enz.) een beroep op het samenwerkingsverband rond<br />
het Nieuwpoorttheater. Dat wil nu een structuur<br />
ontwikkelen om die (over)bevraging en de veelheid<br />
aan projecten te kanaliseren. “Dat structurele kader<br />
moet in de toekomst borg staan voor een kwalitatief<br />
sterke invulling van diverse projecten rond volkscul-
tuur en de maatschappelijke ontwikkeling binnen het<br />
Gentse stadsweefsel. We beogen daarmee een stelselmatige<br />
accumulatie van deskundigheid en het ontwikkelen<br />
van een reflectieforum voor alle betrokkenen.<br />
Bovendien willen we de artistieke, sociale en wetenschappelijke<br />
kwaliteit van de projecten vergroten.” Om<br />
deze doelstellingen te realiseren, stelt NPT de oprichting<br />
van een vast secretariaat en een bibliotheek in het<br />
vooruitzicht.<br />
In het kader van de campagne Actuele Volkscultuur<br />
waagt het Nieuwpoorttheater zich aan de ontwikkeling<br />
van die structuur. Die onderbouw wordt opgezet als<br />
een nieuwe, afzonderlijke entiteit, los van theater,<br />
universiteit en stadsdienst. “Een structuur die garant<br />
kan staan voor de kwalitatieve basis van gelijk welk<br />
project.” Nieuwpoorttheater zou begin 2001 starten<br />
met het opzetten van de Stadskroniek-structuur. Men<br />
wilde op korte termijn de netwerken formaliseren die<br />
waren ontstaan uit alle vorige uitgaven van Stadskroniek.<br />
In juli 2001 zou – tijdens de Gentse Feesten –<br />
een eerste publiekspresentatie volgen. Van deze timing<br />
werd evenwel afgestapt, toen bleek dat de Koning<br />
Boudewijnstichting dit initiatief niet financieel zou<br />
ondersteunen. Wegens zijn grote verdienste kreeg<br />
Stadskroniek wel een bijzondere vermelding en de<br />
belofte van organisatorische ondersteuning. De jury<br />
was van oordeel dat dit structurele project nood had<br />
aan een specifieke vorm van medewerking, meer dan<br />
aan een eenmalige projectsubsidie.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Kort na zijn intrede bij het Nieuwpoorttheater kreeg<br />
het trio Sierens-Ampe-Dehollander de opdracht om<br />
Time-festival 1997 te organiseren. Samen met dit trio<br />
en met socioloog Pascal Gielen dacht Geert Opsomer<br />
toen al na over de toekomst van het stadsfestival. “We<br />
wilden van Time een grote stadskroniek maken. Dat<br />
was volgens ons een middel om artiesten, een stadspubliek<br />
en wetenschappers te binden.” Het woord heeft<br />
immers een betekenis voor elk van die drie groepen.<br />
“Het is voor elk van hen een trigger.” Geert Opsomer<br />
benadrukt dat de impuls kwam uit een kunstopvatting<br />
en dus niet vanuit wetenschap of vanuit de vraag hoe<br />
je een publiek kunt aanspreken.<br />
De eerste Stadskroniek kreeg de naam Openbaar<br />
Onderzoek Kuiperskaai en werd het meest interdisciplinaire<br />
luik van Time-festival. De inzet was het teloorgegane<br />
stadsweefsel weer voor het voetlicht brengen; het<br />
vertrekpunt: de story van de man in de straat. Het<br />
Nieuwpoorttheater zag de combinatie van wetenschappelijke<br />
creativiteit en artistiek onderzoek als een noodzakelijke<br />
voorwaarde voor een openbaar onderzoek dat<br />
de oªciële geschiedschrijving zou aanvullen.<br />
Ook tijdens het Time-festival in 2000 doorkruiste het<br />
kroniekaspect het festival. Stadskroniek claimde toen<br />
de buurt Sluizeken-Tolhuis-Ham. De diversiteit van de<br />
bevolking zorgt daar voor zeer verschillende levenswijzen<br />
en voor een concurrerend gebruik van de openbare<br />
ruimte. “Elke politieke strekking heeft daar zo<br />
haar eigen ‘oplossingen’ voor, maar Stadskroniek vond<br />
het hoog tijd de mensen zélf eens aan het woord te<br />
laten.” Hoe bouwen mensen hun eigen netwerk op in<br />
de buurt? Hoe komen netwerken van nachtwinkels tot<br />
stand? Hoe ver reikt de activity space van buurtbewoners?<br />
Wat zien de bewoners als de mentale grenzen<br />
van hun wijk of hun territorium? Allemaal vragen die<br />
werden opgeworpen.<br />
In samenwerking met de Gentse Universiteit en de<br />
dienst Kunsten van de stad Gent introduceerde het<br />
Nieuwpoorttheater naar eigen zeggen methodieken<br />
voor orale geschiedenis, materiaalverzameling, archivering,<br />
presentatie, publieksparticipatie en deskundigheidsverhoging.<br />
Aldus ontwikkelde Stadskroniek zich<br />
volgens Geert Opsomer tot een bruikbaar instrument;<br />
niet enkel om verhalen op te rakelen, maar ook om de<br />
resultaten van zo’n onderzoek op een sociale, artistieke<br />
en wetenschappelijke manier te presenteren.<br />
METHODE<br />
“Je moet mensen niet alleen nieuwsgierig maken, je<br />
moet ze ook laten participeren,“ vindt Joon Bilcke.<br />
“Voor het project Sluizeken-Tolhuis-Ham hebben we<br />
HOOFDSTUK 3<br />
83<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NIEUWPOORTTHEATER<br />
84<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
samengewerkt met de dekenij, de pastoor, drie cafés<br />
en twee bakkerijen”. De dekenij speelde een cruciale<br />
rol in de mondelinge verspreiding van informatie.<br />
Ook al is het geen gemakkelijke opgave, “toch moet je<br />
proberen om samen met de mensen iets uit te werken,<br />
anders wordt het paternalistisch”, vindt Bilcke. Ook<br />
kom je door die manier van werken sneller in contact<br />
met de gevoeligheden in de wijk. Dan wordt algauw<br />
duidelijk dat het allemaal veel complexer is dan eventjes<br />
een tentje neerzetten, een feestje vieren onder de<br />
Nieuwpoorttheatervlag en wegwezen.”<br />
Voor de editie van het Time-festival in 2003 hoopt<br />
Nieuwpoorttheater een nieuwe versie van openbaar<br />
onderzoek te kunnen aanbieden, gebaseerd op de visie<br />
van de ervaren Colombiaanse theatermaker en antropoloog<br />
Enrique Vargaz. Die actualiseert de aanpak van<br />
Arne Sierens en Johan Dehollander tijdens de voorbije<br />
edities van Time. Het theater vraagt ook aan wetenschappers<br />
om te participeren: professoren aan de<br />
Gentse universiteit zoals Bruno de Wever (nieuwste<br />
geschiedenis) en Rik Pinxten (vergelijkende cultuurwetenschappen).<br />
Het is de bedoeling dat de drie poten<br />
– sociaal, artistiek en wetenschappelijk – elk verder<br />
ontwikkeld worden. Ook educatieve werkers en sociologen<br />
worden bij het initiatief betrokken.<br />
Geert Opsomer wil niet dat de Stadskroniek in ‘een<br />
evenementenmachinerie’ terechtkomt en gerecupereerd<br />
wordt. Als je kunst kunt bestellen op maat van<br />
een stadsproject, ontstaat er volgens hem geen interessante<br />
spanning. Dan gaat het over amusement en<br />
wordt er niets ter discussie gesteld. “We riskeren dat<br />
het weer verdwijnt als de wetten van de mode uitgewerkt<br />
zijn en dat we weer met dezelfde leegte geconfronteerd<br />
worden. Daarom moeten we een structurele<br />
dimensie uitzetten.” Die moet volgens Geert Opsomer<br />
worden geënt op het artistieke. “Het zou meer voor de<br />
hand liggen om een instelling Stadskroniek in het<br />
leven te roepen. Maar dan krijg je een bureaucratisering,<br />
dan zit het vast. Je zou ook de wetenschappelijke<br />
kern ervan kunnen uitwerken, bijvoorbeeld in een<br />
universitaire context. Maar je kunt het ook artistiek<br />
structureren: daar is de bevraging groot. Het artistieke<br />
zet zich niet snel vast op een instelling, blijft<br />
beweeglijk.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Al sinds 1997 werkt Nieuwpoorttheater voor<br />
Stadskroniek samen met de dienst Kunsten van de stad<br />
Gent en de RUG. De dienst Kunsten engageert zich<br />
om de sociale relevantie te bewaken van de activiteiten<br />
die binnen Stadskroniek worden ontwikkeld. De vakgroepen<br />
Nieuwste Geschiedenis, Vergelijkende<br />
Cultuurwetenschappen en Afrikaanse Talen en<br />
Culturen van de Gentse Universiteit leveren expertise<br />
over de historische methodologie van mondelinge<br />
geschiedschrijving. Ze bieden wetenschappelijke<br />
ondersteuning bij beeldvorming rond en tekstanalyse<br />
van stadsverhalen.<br />
Joon Bilcke voegt toe dat het Nieuwpoorttheater ook<br />
geregeld samenwerkt met andere partners, waaronder<br />
‘Het Huis van Alijn’. Voor zijn tentoonstelling ‘Gentse<br />
Stadsgezichten’ (september/december 2000) deed het<br />
museum een beroep op Stadskroniek. Alijn riep de<br />
stadsbewoners op om foto’s en documenten over een<br />
dierbare plek op te sturen. Uit dat ‘geheugen van de<br />
stad’ werden in de tentoonstelling tien verhalen gepresenteerd.<br />
“De mensen van het Huis van Alijn zochten<br />
een originele manier om dat materiaal te presenteren,<br />
in plaats van alles gewoon aan de muur te hangen.<br />
Iemand van Nieuwpoorttheater stelde hun een computersysteem<br />
voor: een digitale plattegrond waarop je<br />
kon inzoomen. Het idee was: wij hebben het systeem<br />
en jullie het materiaal, dus laten we samenwerken.”<br />
INSPIRATIE<br />
Geert Opsomer noemt het Engelse Institute of<br />
Contemporary Art (ICA) als belangrijke inspiratiebron<br />
voor het Nieuwpoorttheater. Dat huis functioneert als<br />
public playground voor de ontwikkeling en presentatie<br />
van nieuw en uitdagend werk in diverse kunstdisciplines.<br />
Experiment en innovatie staan voorop in de
werking. “Als inspiratie gelden voor mij vooral de<br />
jaren ‘90, want in 1996 werd bij ICA een nieuw<br />
regime geïnstalleerd dat zich meer op nieuwe media<br />
richt.”<br />
Geert Opsomer verwijst ook naar het colloquium City<br />
of Cultures, een discussieplatform in de marge van het<br />
eerste KunstenFESTIVALdesArts in Brussel, waarop<br />
geprobeerd werd de artistieke praxis terug te koppelen<br />
naar een complexe socio-economische en politieke<br />
realiteit. Peter Sellars, professor of world arts and<br />
culture aan de University of Southern California in Los<br />
Angeles, hield toen een pleidooi om de artistieke<br />
aanpak van een stadsfestival meer te enten op de spanningen<br />
die leven in een stad. “Het idee om stem te<br />
verlenen aan mensen is daarna verschenen in een pak<br />
publicaties, bij Kunst en Democratie, bij de start van<br />
Brussel 2000, in De Morgen enz. Zijn boodschap<br />
werd dus breed geciteerd.”<br />
Dito’Dito blijkt eveneens een inspirerende collega. Dit<br />
gezelschap maakt theater in, met en over Brussel. Het<br />
is zich sterk bewust van de groeiende onverdraagzaamheid<br />
en samenlevingsproblemen en werkt vaak<br />
samen met mensen uit diverse culturen. “Dito’Dito<br />
maakt een soortgelijke evolutie door als het<br />
Nieuwpoorttheater. Zoals wij ons meer op Gent gingen<br />
enten, deden zij hetzelfde met Brussel. Ze gingen ook<br />
allianties aan met kunstenaars en met mensen uit<br />
totaal verschillende culturen die in Brussel leven, om<br />
zo een artistiek statement over de stad te ontwikkelen.<br />
De biografie van Dito’Dito wijzigt op dat ogenblik. Het<br />
is niet alleen de biografie van een groep kunstenaars,<br />
maar wordt op dat ogenblik ook die van een stad.”<br />
In dezelfde periode – de eerste helft van de jaren ‘90 –<br />
gooide ook de Beursschouwburg zijn werking open,<br />
met als nieuw adagium: ‘de stadscontext vult onze<br />
programmering in’.<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
“De nadruk ligt op sharing,“ zegt Geert Opsomer, “het<br />
delen en uitwisselen van herinneringen en ervaringen.”<br />
Hij vindt dat we ook vandaag, in de stad en<br />
binnen deze maatschappelijke context vragen moeten<br />
stellen over volkscultuur. “Wat is dat? Wat zou het<br />
kunnen zijn? We kunnen die vragen alleen stellen als<br />
we in een proces betrokken raken.” Opsomer pleit<br />
ervoor in de praktijk te stappen en op basis van de<br />
reflectie op die praktijk mensen nieuwsgierig te<br />
maken, te verleiden en een nieuw platform te ontwikkelen.<br />
“Dat zal altijd wel uitmonden in een gedeelde<br />
ervaring. Bepaalde gedeelde identiteiten, gedeelde<br />
feesten... Het woord delen, in de zin van ‘iets gemeenschappelijk<br />
hebben’, is belangrijk. Delen van herinneringen,<br />
uitwisselen van herinneringen, delen van<br />
ervaringen.”<br />
Hij zou graag zien dat een begrip als stadsbiografie of<br />
Stadskroniek een heleboel biografieën en kronieken<br />
zou verzamelen. “Het uitwerken, beleven, beschrijven<br />
of performen van biografieën kan een alternatief<br />
worden voor het gestandaardiseerde erfgoed of het<br />
gestandaardiseerde boekenweefsel, zodat ook daarover<br />
weer een discussie mogelijk wordt. Dat impliceert het<br />
onttrekken aan de instellingen van het schrift of van<br />
de media. We willen een minder definieerbare zone<br />
van organisch erfgoed creëren: vanuit artistieke<br />
impulsen, maar begeleid door wetenschappelijke en<br />
sociale impulsen. Een zone waar een gesprek of een<br />
platform mogelijk is.” Actuele volkscultuur betekent<br />
voor Geert Opsomer dat mensen betrokken worden bij<br />
kunst en dat dit over een brede groep gaat.<br />
“Stadskroniek heeft te maken met een stad, is de<br />
kroniek van de stad. Het gaat om het mentale frame<br />
waarbinnen je die ervaringen plaatst.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE ANALYSE<br />
Het begrip ‘dagelijks leven’ roept bij Geert Opsomer<br />
heel wat vragen op. “Het dagelijks leven is een fictie<br />
die voor een groot deel wordt bepaald door wetenschappelijk<br />
onderzoek en media: hoe ziet het dagelijks<br />
leven eruit volgens de wetenschappers, volgens de<br />
media?” Er is een exotisering, een zoektocht naar het<br />
verhaal van de rare kleine man, een zonderling in het<br />
dagelijks leven. Maar daarnaast is er ook het dagelijks<br />
HOOFDSTUK 3<br />
85<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NIEUWPOORTTHEATER<br />
86<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
leven van de grijze massa: daar gebeurt niets. “Dat is<br />
allemaal dagelijks leven. Het zijn allemaal ficties. Het<br />
is van belang die ficties te onderzoeken en met elkaar<br />
in spanning te brengen.” Geert Opsomer is vooral<br />
geïnteresseerd in de machtsverhoudingen. “Vaak<br />
zitten onder het oppervlakkige laagje van dagelijks<br />
leven conflicten, strijdelementen, pijn, vaak ook een<br />
enorm verlangen, een droom. Die machtsverhoudingen<br />
zijn integraal aanwezig in de opvatting die ik<br />
heb van dagelijks leven. Dat spanningselement maakt<br />
er substantieel deel van uit.” Veel analyses over dagelijks<br />
leven betrekken er geen machtsanalyses bij.<br />
Uitsluiting, samenwerking, groepsvorming, het sluiten<br />
van allianties enz. zijn machtsgegevens, ook binnen<br />
het artistieke. Voor Nieuwpoorttheater zijn dat belangrijke<br />
factoren. “De mensen die wij rond de tafel verzamelen,<br />
zijn daar niet blind voor. Die trekken zich niet<br />
terug om hun eigen artistieke dingetje te doen, maar<br />
hebben ook oog voor die machtsfactoren. Dat is ook<br />
een integrerend onderdeel van de Stadskroniek: die<br />
spanningen niet wegwerken.” Als Geert Opsomer het<br />
heeft over sharing, dan gaat het niet om het mooie<br />
verhaaltje (’we zijn allemaal kameraden’), maar vooral<br />
over de spanning tussen dat mooie verhaal, die droom<br />
en de realiteit. “Die spanningen zijn er, en daar moet<br />
mee worden gespeeld. Dat strijdgegeven vind ik<br />
belangrijk.”<br />
ACTIEF BURGERSCHAP<br />
OF GEËNGAGEERD ETHISCH INDIVIDUALISME<br />
Geert Opsomer is de inhoud van de term ‘actief<br />
burgerschap’ naar eigen zeggen zeer genegen, maar<br />
heeft bedenkingen bij de woordkeuze. “Burgerschap is<br />
een politiek begrip. Het woord ‘actief’ verwijst naar<br />
het begrip ‘actieve welvaartsstaat’. Als actief burgerschap<br />
betekent dat de overheid via zo’n begrip meer<br />
controle zou willen verwerven, dan vind ik dat een<br />
probleem omdat het de artistieke vrijheid beperkt.”<br />
Daarom kiest hij een andere terminologie, waarin de<br />
machtsfactor omgekeerd wordt. “In de ogen van de<br />
filosoof Benjamin is de actieve burger de kritische<br />
persoon, klasse of kunstenaar die te denken geeft over<br />
de interruption of the state. Daarom lijkt ethisch individualisme<br />
mij beter geschikt als term. We zijn allemaal<br />
individualisten, maar we zijn op zoek naar een ethische<br />
betrokkenheid in een gemeenschap.” Voor Geert<br />
Opsomer impliceert dat geen ethiek die vastligt in één<br />
of andere religieuze, politieke of zuilenethiek. “Het is<br />
een voortdurend opnieuw vragen stellen, over de<br />
wereld waar wij zelf deel van uitmaken. Daardoor<br />
komt er een engagement. Dat is wat ik bedoel met<br />
verlangen naar collectiviteit of geëngageerd ethisch<br />
individualisme.”<br />
CONCLUSIE<br />
Sinds enige jaren neemt de belangstelling voor stadskronieken<br />
en/of stadsbiografieën exponentieel toe. Er<br />
moet voorkomen worden dat de talrijke goedbedoelde<br />
initiatieven verzanden in een versnippering van<br />
middelen, werkwijzen, presentatievormen en<br />
methodes. Daarom is er nood aan structurele ondersteuning.<br />
Het Nieuwpoorttheater heeft aan de Koning<br />
Boudewijnstichting voorgesteld een studie op te zetten<br />
naar de artistieke meerwaarde van de stadsbiografie in<br />
Vlaanderen, om zo te komen tot een structurele onderbouw.<br />
Een kortlopend onderzoek moet uitmonden in<br />
een evaluatie en een beschrijvende studie van het<br />
conceptueel kader, de methodologie, de artistieke<br />
impulsen en de nieuwe noden en uitdagingen die zich<br />
aandienen.<br />
Naast de interessante combinatie van een solide theoretische<br />
basis en methodologische expertise moet ook<br />
de dynamische aanpak van het Nieuwpoorttheater<br />
behouden worden in de nieuw op te richten structuur.<br />
Anders rijst het gevaar van bureaucratisering, zoals de<br />
initiatiefnemers zelf signaleren. Op artistiek vlak staat<br />
de vrijheid voorop. Een onderzoekscentrum waar<br />
kunstenaars zonder ‘opvoeringsdrang’ kunnen<br />
bouwen aan een nieuwe invulling van hun relatie met<br />
de maatschappij is een waardevolle toevoeging aan het
terrein. Tot op vandaag blijven onderzoek en artistiek<br />
werk te veel gescheiden werelden. Zo’n structuur kost<br />
echter niet alleen organisatorisch veel werk, het is ook<br />
een dure opzet. In een artistieke instelling mensen<br />
vrijstellen voor onderzoek is niet gebruikelijk.<br />
De artiest wordt onderzoeker; moet de onderzoeker<br />
dan meer artiest worden? De opheªng van de klassieke<br />
verhouding tussen onderzoek en artistieke<br />
productie herpositioneert de traditionele taakverdeling<br />
tussen enerzijds de dramaturg, als leverancier van een<br />
betrouwbare basis en anderzijds de regisseur en<br />
acteurs die instaan voor de artistieke bewerking. De<br />
vraag kan gesteld worden hoe in zo’n nieuwe aanpak<br />
de betrouwbaarheid en de bewerking zichtbaar<br />
blijven.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
concrete organisatie- en onderzoeksondersteuning<br />
Nieuwpoorttheater vzw<br />
Nieuwpoort 31-35, 9000 Gent<br />
tel.: 09-223 00 00<br />
nieuwpoorttheater@pandora.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
87<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KONINKLIJKE HARMONIE ‘VRANK EN VRIJ’ NAZARETH<br />
88<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
150 jaar<br />
blaasmuziek te<br />
Nazareth<br />
Hafabramuziek lokaal en universeel<br />
Vroeger kon je niet<br />
zonder majorettes<br />
De Koninklijke Harmonie ‘Vrank en Vrij’ uit Nazareth<br />
viert haar 150-jarig jubileum. Naar aanleiding daarvan<br />
organiseert ze een feestprogramma dat gespreid over twee<br />
werkingsjaren wordt uitgevoerd. Dat programma omvat<br />
een resem acties die tot doel hebben het rijke verleden van<br />
volkse blaasmuziek te herwaarderen, de eigentijdse<br />
mogelijkheden van een harmonieorkest te demonstreren en<br />
grensoverschrijdende en universele aspecten van<br />
hafabramuziek te tonen.<br />
De Koninklijke Harmonie ‘Vrank en Vrij’ Nazareth<br />
(KHVVN) werd opgericht in 1850 en is nog steeds een<br />
feitelijke vereniging. Volgens het oorspronkelijke reglement<br />
luidden haar doelstellingen “door de gezamenlijke<br />
studie en beoefening der muziekkunst, een<br />
muziekkorps te vormen dat de openbare en andere<br />
manifestaties zal opluisteren, waartoe het wordt uitgenodigd;<br />
door alle nuttig geachte maatregelen of initiatieven<br />
de kennis en de verspreiding van de muziek te<br />
bevorderen.” Deze initiële doelstellingen werden de<br />
voorbije jaren geactualiseerd en aangevuld. Vandaag<br />
wil de harmonie uitdrukkelijk “een zinvolle en persoonsgebonden<br />
activiteit aanbieden aan jongeren”. Dat<br />
doet ze bijvoorbeeld via muziekonderricht. Ze streeft<br />
ook voortdurend naar kwaliteitsverbetering. Daartoe<br />
neemt ze deel aan tornooien en wedstrijden en engageert<br />
ze een professionele dirigent. De harmonie organiseert<br />
concerten en luistert binnen de gemeente allerlei<br />
feestelijkheden op.<br />
Alle leden zijn vrijwilligers. Alleen de dirigent ontvangt<br />
een onkostenvergoeding. “Er zijn vijftien vaste<br />
bestuursleden, maar veel meer mensen zijn van dichtbij<br />
betrokken bij de activiteiten,“ getuigt voorzitter Luc<br />
Vandamme. De KHVVN doet immers aan projectmanagement.<br />
“Sommige mensen zijn wel geïnteresseerd,<br />
maar kunnen of willen zich niet voor honderd procent<br />
engageren. Het bestuur lanceert daarom projecten.”<br />
Die vragen van de leden een tijdelijk engagement voor<br />
duidelijk omschreven en afgebakende opdrachten. De<br />
voorzitter is de draaischijf van alle kleine comités. Luc<br />
Vandamme: “Soms voelen ook externen zich aange-
sproken om in een bepaalde subgroep verantwoordelijkheid<br />
op te nemen. Dat is positief, omdat we zo ons<br />
draagvlak verruimen en buiten de grenzen van onze<br />
vereniging gaan.”<br />
De achtergrond van de leden is uiteenlopend. “Er zitten<br />
echte stielmannen tussen, zoals elektriciens, ook<br />
zelfstandigen en vooral veel hoger opgeleiden. Dat<br />
laatste komt onder meer omdat muzikale scholing vereist<br />
is,“ licht projectcoördinator Marc Van Praet toe.<br />
IN HARMONIE MET DORP EN WERELD<br />
Het project wil aantonen dat harmonies en fanfares<br />
een belangrijke peiler van de volkscultuur waren (en<br />
zijn), zeker in kleine landelijke gemeenten zoals<br />
Nazareth, waar de kansen tot actieve cultuurparticipatie<br />
veeleer zeldzaam zijn. Om dat nut te bewijzen,<br />
werkte de KHVVN een resem acties uit, verdeeld over<br />
drie hoofddoelstellingen.<br />
Als eerste doel wil Vrank en Vrij het rijke verleden van<br />
blaasmuziek herwaarderen, door de lokale geschiedenis<br />
en betekenis van de diverse Nazarethse fanfares en<br />
harmonies voor een breed publiek te ontsluiten. De<br />
KHVVN geeft daartoe een boek uit over de geschiedenis<br />
van de vereniging: 150 jaar Blaasmuziek te<br />
Nazareth. Het wel en wee op een notenbalk.<br />
“Het boek illustreert hoe sterk de band is tussen de<br />
plaatselijke harmonie en het sociale en culturele leven<br />
in Nazareth. De harmonie is er altijd bij geweest: bij<br />
grote en kleine momenten van verdriet en vreugde. De<br />
geschiedenis van de KHVVN is dus ook een stukje<br />
geschiedenis van ons dorp”, zegt auteur Marc Van<br />
Praet. Het lees- en kijkboek van zowat 250 bladzijden<br />
koppelt archiefmateriaal aan anekdotes en duiding. De<br />
harmonie wil dat deze heemkundige gegevens een<br />
groot publiek bereiken en dat andere verenigingen<br />
zich hierdoor gesteund voelen om ook hun geschiedenis<br />
te onderzoeken en te ontsluiten.<br />
Nog in dat historisch perspectief organiseerde de<br />
KHVVN in juni 2001 een ‘concert uit de oude doos’<br />
ten voordele van een instelling voor jongeren met<br />
moeilijk gedrag, en in september een volksconcert<br />
zoals dat in de 19de eeuw plaatsvond.<br />
“Het dominante mediabeeld van de geüniformeerde<br />
zatlap met een instrument onder de arm, stemt niet<br />
overeen met de actuele werkelijkheid van onze harmonie,“<br />
betoogt Marc Van Praet. De actuele meerwaarde<br />
van muziekbeoefening in de harmonie aantonen, is<br />
daarom een tweede belangrijke doelstelling. Daartoe<br />
zette de KHVVN een website op, schreef ze een compositieopdracht<br />
uit voor jonge Belgische musici en<br />
organiseerde ze een drempelverlagend concert met<br />
Gunther Neefs. Verder plande de harmonie een<br />
bezoek aan de wijken om de kinderen te laten kennismaken<br />
met de instrumenten. De belangstelling hiervoor<br />
was volgens de voorzitter evenwel onvoldoende.<br />
Daarom gooide men het over een andere boeg: er kwamen<br />
twee gratis concerten voor de buurtbewoners en<br />
er werd een project opgezet in samenwerking met<br />
enkele basisscholen.<br />
Ten slotte wil de harmonie, als derde doel, de grensoverschrijdende,<br />
zelfs universele aspecten van hedendaagse<br />
harmonie-, fanfare- en brassbandmuziek (kortweg<br />
hafabra) in de kijker plaatsen. De vereniging organiseerde<br />
een uitwisselingsconcert met een Waalse<br />
zustervereniging en de opvoering van een werk ‘over<br />
de waanzin van burgeroorlog en de hoop op vrede’.<br />
Dit werd meteen een huldeconcert voor de Belgische<br />
blauwhelmen in de Balkan. “Dankzij deze vorm van<br />
volksmuziek blijft een dorp verbonden met de wereld.”<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
In 2000 bestond de Nazarethse harmonie 150 jaar.<br />
Om dat jubileum voor te bereiden, werd al in februari<br />
1997 een werkgroep opgericht: het ‘comité 150 jaar’.<br />
Vooral de publicatie van het naslagwerk plaatste de<br />
harmonie voor een zware financiële uitdaging. De uitgave<br />
van het boek dreigde ten koste te gaan van het<br />
jeugdbeleid en de aankoop van instrumenten. De<br />
financiële steun van de Koning Boudewijnstichting<br />
bracht soelaas, evenwel niet zonder slag of stoot. “De<br />
Stichting liet ons weten dat we ondersteund zouden<br />
worden, maar dat we het project op enkele punten<br />
HOOFDSTUK 3<br />
89<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KONINKLIJKE HARMONIE ‘VRANK EN VRIJ’ NAZARETH<br />
90<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dienden te heroriënteren”, vertelt Luc Vandamme. “We<br />
hadden er al ongelooflijk veel energie in gestoken,<br />
dachten dat we een prima dossier hadden geschreven<br />
en toch kregen we een herexamen. We waren er even<br />
niet goed van.” Van de aandacht voor het traditionele<br />
instrumentarium – een boek – verschoven de organisatoren<br />
de klemtoon naar de pioniersfunctie die een<br />
muziekvereniging in de samenleving kan vervullen.<br />
“Via de richting die de Koning Boudewijnstichting<br />
aangaf – jongeren en onderwijs – kwamen we terecht<br />
in de muziekschool van Deinze en bij de directeur van<br />
een andere grote school. De gevolgen van die bijsturing<br />
waren voor ons een boeiende verrijking. Door de<br />
expliciete opdracht om – naast de samenwerkingsverbanden<br />
in ons eigen Nazareth – nog andere partners<br />
te vinden, kwamen we bijvoorbeeld ook terecht bij de<br />
Stichting Filip Decock, die actief is op het vlak van<br />
journalistiek, kunst en derde wereld.” De bijsturing op<br />
verzoek van de Koning Boudewijnstichting was een<br />
harde noot om te kraken, maar wordt intussen als erg<br />
positief ervaren.<br />
METHODE EN TIMING<br />
De harmonie telt meer dan 70 leden (muzikanten en<br />
sympathisanten). In het ‘comité 150’ werken zowel<br />
bestuurs- als gewone verenigingsleden mee. Het<br />
bestaat uit twaalf mensen. Brainstormen doen ze vaak<br />
in de verschillende werkgroepen, maar de ideeën worden<br />
uiteraard ter goedkeuring voorgelegd aan het<br />
bestuur.<br />
De (bestuurs)leden trachten soepel op knelpunten in<br />
te spelen. Het projectmanagement is daar een voorbeeld<br />
van. De initiatiefnemers lassen ook geregeld<br />
reflectiemomenten in, voor evaluatie en eventuele bijsturingen.<br />
De uitvoering van het project werd gespreid<br />
over de werkingsjaren 2000 tot 2002. De meeste projecten<br />
zijn ondertussen achter de rug. Het boek verscheen<br />
in november 2001.<br />
Zoals elke vrijwilligersvereniging moet de KHVVN<br />
voortdurend nieuwe leden trachten te engageren.<br />
Eigentijds als ze wil zijn, richt ze haar pijlen daarbij in<br />
het bijzonder op jongeren en vrouwen. “Muzikaal<br />
gezien is de man/vrouwverhouding 50/50, maar in het<br />
bestuur zijn er toch vooral mannen, al komen via deelprojecten<br />
ook daar stilaan vrouwen terecht. Een van<br />
hen is een jonge sociologe die aanvankelijk enkel<br />
werkte aan een bevraging van de leden, maar die nu<br />
ook in het bestuur zetelt.” Ook de jongeren worden<br />
gemotiveerd om niet enkel harmoniemuzikant te worden,<br />
maar zich ook in het bestuur te engageren. “We<br />
trachten voeling te houden met jongeren en zo die<br />
nieuwe geest in de vereniging binnen te halen.”<br />
Daarom hebben de bestuursleden een nieuw toetredingssysteem<br />
gelanceerd: jongeren kunnen vanaf hun<br />
zestiende in het bestuur komen. “Ze engageren zich<br />
voor een jaar, volledig zoals ze het zelf willen. Daarna<br />
volgt een evaluatie op basis van een afsprakennota.”<br />
Dit systeem van jaarcontracten geldt overigens voor<br />
elk bestuurslid. Het geeft de vereniging de kans om<br />
‘dode gewichten’ te verwijderen en het bestuurslid om<br />
er zonder complexen na een jaar uit te stappen.<br />
“Als ik de geschiedenis van de harmonie bekijk, dan is<br />
die soepelheid de enige overlevingskans. Ongeveer om<br />
de 15 jaar waren er crisissen. ‘De ondergang nadert<br />
met rasse schreden’, schreef men dan. Op zo’n ogenblik<br />
moet je een paar mensen hebben, goeie zotten,<br />
die coördineren. Wij hebben daar zelf ervaring mee:<br />
tien jaar geleden was er een doe-het-al-voorzitter met<br />
enorm veel verdiensten. Die man nam ontslag na een<br />
ruzie. Toen hebben we beseft dat we ons anders<br />
moesten gaan organiseren, zodat we niet meer van<br />
één persoon afhankelijk zouden zijn. Vandaag is iedereen<br />
misbaar.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Zoals gezegd, doet Vrank en Vrij extra inspanningen<br />
om jongeren aan te trekken. “We hebben ervaring<br />
opgebouwd hoe we jeugd kunnen aanspreken en mensen<br />
kunnen motiveren om in de harmonie te komen.<br />
Dat houdt natuurlijk in dat de vereniging verandert.<br />
Vroeger kwamen we vaak op straat. Tijdens de kermis<br />
deed de harmonie bijvoorbeeld een hele reeks cafés
aan. Dat kun je nu niet meer verkopen aan de ouders<br />
van kinderen die in de harmonie willen spelen.” De<br />
laatste 25 jaar is er een andere aanpak. Daarin staat<br />
een degelijke muzikale opleiding centraal. Vooral de<br />
jongere muzikanten worden gemotiveerd om muziekacademie<br />
te volgen. Nieuwelingen komen soms van<br />
ver buiten de gemeente omdat ze weten dat het niveau<br />
hoog is.<br />
De harmonie werkte al eerder samen met andere organisaties<br />
en vond dit steeds boeiend. Voor dit project is<br />
er samenwerking met de Nazarethse afdeling van het<br />
Davidsfonds, het gemeentebestuur, de cultuurraad, de<br />
Waalse zusterharmonie, plaatselijke wijkcomités, de<br />
muziekacademie en enkele basisscholen.<br />
De voorzitter stipt aan dat de harmonie zich verankert<br />
in de gemeente door haar samenwerking met diverse<br />
Nazarethse verenigingen. “Onze basis wordt daardoor<br />
steviger, want de mensen uit het Nazarethse verenigingsleven<br />
en uit het dorp vereenzelvigen zich met de<br />
harmonie. We zijn een beetje de ambassadeurs van<br />
Nazareth.”<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
Marc Van Praet besteedt in zijn boek naar eigen zeggen<br />
veel aandacht aan ‘het volkse’. “Er zitten veel<br />
anekdotes in. Over sloeberstreken van lang geleden<br />
waarin de harmonie een rol speelde. Vroeger was er<br />
ook een toneelafdeling bij de harmonie. De huisschrijvers<br />
maakten hun eigen tekstinvulling op bekende<br />
meezingers. Nu nog beginnen oude mensen uit<br />
Nazareth spontaan liedjes zoals ‘het kanariekooitje’ te<br />
zingen zodra ze de titel horen. Die liedjes gaven commentaar<br />
op het dagelijks leven in de gemeente. Die<br />
volkse anekdotes zijn kleine faits divers, historisch niet<br />
belangrijk, maar ze zorgen er wel voor dat je je kunt<br />
inleven in de geschiedenis van de gemeente.”<br />
Volgens Marc Van Praet speelt de harmonie nog<br />
steeds een rol in het volkse gebeuren. Hij geeft enkele<br />
voorbeelden: “Als het kermis is in Nazareth, trekken<br />
we de straat op. Onze poging om het record op de<br />
langste noot te breken is volks, niet cultureel. We orga-<br />
niseren ook een Vlaamse kermis, met volksspelen. Er<br />
zijn kleine concertjes en er is onze aanwezigheid op<br />
de bierfeesten enz. Je moet onze hele jaarwerking<br />
bekijken om dat te zien. Die speelt sterk in op het<br />
volkse. Zich amuseren, daar komt het bij het volkse op<br />
neer.”<br />
Deelnemen aan het ‘volkse’ gebeuren in de gemeente,<br />
beschouwt Marc Van Praet als een teruggave: “Als ze<br />
ons vragen om aanwezig te zijn bij speciale gelegenheden<br />
zoals kermissen of vieringen, dan doen we dat. Zo<br />
geven we de gemeente iets terug. We zitten verankerd<br />
in de lokale gemeenschap, die ons bovendien subsidieert.”<br />
Toch gaat de harmonie niet op alle vragen van<br />
de gemeente in om tijdens evenementen aanwezig te<br />
zijn. Dat is volgens Marc Van Praet een algemene evolutie<br />
van harmonies in binnen- en buitenland: ze willen<br />
het vroegere hoempapa-imago van zich afschudden.<br />
“Typerend daarvoor is dat de majorettekorpsen<br />
systematisch verdwijnen. Vroeger was de aanwezigheid<br />
van majorettes een uiting van volkscultuur en<br />
kon je als harmonie niet zonder. Nu degradeer je de<br />
harmonie met zo’n majorettekorps: je haalt er je muzikale<br />
sérieux mee naar beneden.”<br />
ACTIEF BURGERSCHAP<br />
Luk Vandamme stelt dat de harmonie een uitstekende<br />
leerschool is. Er is sprake van een procesmanagement<br />
en dat versterkt de mogelijkheden van de harmonie als<br />
actieve leeromgeving. “Mensen leren zich in te zetten<br />
en groeien in hun rol. De vijftienjarigen van vroeger<br />
nemen nu als twintigers een deelproject op zich. De<br />
leden zijn niet enkel muzikant, ze leren ook veel bij op<br />
andere vlakken. Als verantwoordelijke van een deelproject<br />
of als bestuurslid leer je initiatief nemen, verantwoordelijkheid<br />
dragen, naar de mensen toestappen,<br />
een perscontact organiseren, je engageren en samenwerken<br />
in een groep... Die mensen worden zelf ook<br />
weer elders actief, bijvoorbeeld als voorzitter van een<br />
volleybalclub. Ze leren hier dus sociale vaardigheden<br />
die ze later op andere vlakken gebruiken, zelfs professioneel.”<br />
HOOFDSTUK 3<br />
91<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
KONINKLIJKE HARMONIE ‘VRANK EN VRIJ’ NAZARETH<br />
92<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
De voorzitter benadrukt dat behalve de muzikale referenties<br />
van de harmonie ook de sfeer en het gemeenschapsgevoel<br />
belangrijk zijn. “Onder muzikanten is de<br />
verbondenheid groot, en jongeren zoeken die ook. Ze<br />
vinden die bijvoorbeeld minder makkelijk in sportclubs.<br />
Daar speelt het competitieve immers een grotere<br />
rol: de beste wint. Wij bewaken het wijgevoel. Dat<br />
heeft ook maatschappelijk belang. We zijn allemaal<br />
vrijwilligers. Het zich gratis inzetten, het pure engagement<br />
voor een hobby of een passie is ook voor jongeren<br />
een persoonlijkheidsvorming. Dat is van onschatbaar<br />
belang.”<br />
“De warmte en de verrijking die je ervaart als je met<br />
mensen werkt,“ geven Luc Vandamme en Marc Van<br />
Praet als reden voor hun enthousiasme op. “Ik heb elk<br />
vrij ogenblik gespendeerd aan het schrijven van het<br />
boek. Dat doe je niet als je geen warmte ervaart vanuit<br />
het verenigingsleven”, verduidelijkt Marc Van Praet.<br />
“Ik geloof niet in serviceclubs”, vertelt Luc Vandamme,<br />
“elke maand samen aan tafel zitten, lekker en duur<br />
eten, één of twee keer per jaar een project uit de<br />
mouw schudden… Mijn engagement gaat veel verder:<br />
elke dag van het jaar. Daar zet ik mij voor in. Dat is<br />
mijn maatschappelijk engagement: mensen opleiden,<br />
iets nieuws leren, elkaar leren kennen en waarderen.<br />
Onder gelijkgestemden is dat geen uitdaging: dat is<br />
een clubje dat elkaar helpt. Dit gaat over belangeloos<br />
engagement.”<br />
CONCLUSIE<br />
De vereniging werkt uitsluitend met vrijwilligers en<br />
dat is opmerkelijk. Vooral de bestuursleden besteden<br />
behoorlijk wat vrije tijd aan projecten en reguliere werking.<br />
Het ‘volkse’ krijgt een erg traditionele en minimale<br />
invulling: zich amuseren. De maatschappelijke potenties<br />
en concrete doelstellingen die eraan worden verbonden,<br />
zijn echter helemaal bij de tijd en allesbehalve<br />
minimaal. De harmonie toont zich als een lerende<br />
organisatie. Niet alleen is het een omgeving waar mensen<br />
praktische en sociale vaardigheden leren, de orga-<br />
nisatie evolueert ook zelf. Dat heeft te maken met initiatieven<br />
van (bestuurs)leden, maar ook met een openheid<br />
voor invloeden van buitenaf. De expliciete wil om<br />
jongeren erbij te betrekken en zo vernieuwing te zoeken,<br />
is daar een voorbeeld van. De bestuursleden<br />
getuigen van een sterk zelfreflexief vermogen.<br />
De vereniging heeft veel potentieel, maar kan zeker<br />
coaching gebruiken, zodat ze impulsen krijgt om de<br />
platgetreden paden te verlaten. Al waren de bestuursleden<br />
na de vergadering met de Stichting danig van de<br />
kaart, naderhand wisten ze de bijsturing toch te<br />
waarderen. Dankzij de impulsen van de Stichting<br />
sloeg de harmonie nieuwe en voor haar onbekende<br />
wegen in. Dit was voor de vereniging een absolute<br />
meerwaarde.<br />
Het project focust nog steeds deels op het traditionele<br />
instrumentarium (een publicatie), maar de initiatiefnemers<br />
overstijgen dit door een interessante mix van<br />
acties met eigentijdse relevantie en een breed maatschappelijk<br />
en cultureel perspectief. Niettemin kan de<br />
harmonie haar blikveld nog verder verruimen.<br />
Hafabramuziek en het lichte lied van Gunther Neefs,<br />
liggen bijvoorbeeld nog veilig dicht bij elkaar.<br />
Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen de harmonie<br />
en de muziekschool. Gedurfder grensverkeer<br />
kan ervoor zorgen dat de harmonie haar artistieke<br />
kwaliteiten verder uitdiept en een ruimer en gevarieerder<br />
publiek bereikt.<br />
Belangrijk is ook dat de harmonie een rol wil spelen<br />
voor de identiteit van een kleine landelijke gemeente<br />
zoals Nazareth. Het succes van de vereniging straalt af<br />
op de gemeenschap en voedt het gemeenschapsgevoel.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4957,87 euro<br />
Koninklijke Harmonie ‘Vrank en Vrij’ Nazareth (KHVVN)<br />
Steenweg Deinze 124<br />
9810 Nazareth<br />
home.tiscalinet.be/vrank_en_vrij
Coi¤eurs van<br />
de stad<br />
Antwerpen Averechts gaat naar de kapper<br />
Aan bepaalde meer<br />
traditionele kapsels kun je<br />
zelfs zien of iemand getrouwd<br />
is, welk beroep iemand heeft<br />
Antwerpen Averechts had met de feestelijke<br />
publieksmanifestatie Coi¤eurs van de stad diverse pijlen<br />
op zijn boog. Via een bezoekersroute, een tentoonstelling,<br />
een themamagazine en een originele theaterwandeling<br />
werd de sociale en (multi)culturele betekenis van het kapsel<br />
en het kapsalon in beeld gebracht. Het project was meteen<br />
een steuntje in de rug voor de herwaardering van de wijk<br />
Stuivenberg en haar oude winkelstraat. Het voegde ook een<br />
dimensie toe aan Mode 2001, het culturele jaarthema van<br />
de stad Antwerpen.<br />
Antwerpen Averechts organiseert al bijna 20 jaar<br />
vormende en toeristische evenementen in de stad, de<br />
regio en de provincie Antwerpen, met de beleving van<br />
stad en stedelijkheid als centraal thema. De vereniging<br />
werd bekend als organisator van frisse stadswandelingen,<br />
die vaak samen met overheden en andere verenigingen<br />
werden opgezet.<br />
Antwerpen Averechts startte klein: met een paar<br />
vrienden die rondleidingen gaven in hun eigen buurt.<br />
Medeoprichter Jan Van Alsenoy: “De eerste stap naar<br />
professionalisering werd gezet in 1989, toen we op<br />
verzoek van vzw Stad aan de Stroom een parcours<br />
uittekenden en grote wandelingen organiseerden.<br />
Onze inzet was meteen goed voor twee personeelsleden<br />
aan het loket van de toeristische dienst. Voor een<br />
tweede grote impuls zorgde Antwerpen ‘93.” De culturele<br />
hoofdstad had nood aan gidsen en Antwerpen<br />
Averechts kreeg de opdracht mensen rond te leiden in<br />
diverse wijken. In één klap kwamen er een heleboel<br />
gidsen bij, die na het volgen van een cursus de wijken<br />
werden ingestuurd. Later realiseerde de vereniging<br />
onder meer stadsbezoeken op Open Monumentendag.<br />
Sinds 1989 opereert ze als vzw.<br />
Antwerpen Averechts gidst plusminus 30.000 bezoekers<br />
per jaar, verdeeld over 1.600 groepen. De vereniging<br />
biedt 20 verschillende wandelingen aan, naast<br />
een reeks arrangementen waarbij deelnemers een<br />
volledige dag op stap gaan met een gids. Katherine<br />
Ennekens: “We laten bijvoorbeeld de joodse gemeenschap<br />
in Antwerpen zien of we nemen de mensen<br />
HOOFDSTUK 3<br />
93<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ANTWERPEN AVERECHTS<br />
94<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
mee op de bus voor een parcours langs de verdwenen<br />
polderdorpen, onder de titel ‘Terug naar<br />
Oosterdonk’…” In opdracht van Antwerpen Woonstad<br />
heeft Antwerpen Averechts ook wandelingen ontwikkeld<br />
met als thema de kwaliteiten van het wonen in de<br />
stad. De vereniging wil hiermee het wonen in de stad<br />
promoten. Katherine Ennekens legt uit dat het bij<br />
Antwerpen Averechts niet in de eerste plaats draait om<br />
een historisch verhaal over oude gevels, zoals vaak bij<br />
andere rondleidingen. “We kijken naar de kleine<br />
verhalen, naar het leven. Het gaat bij ons ook nadrukkelijk<br />
over het heden en de band met de toekomst.”<br />
De vzw heeft een platte structuur: de samenstelling<br />
van Algemene Vergadering en Raad van Beheer zijn<br />
identiek. Binnen het collectief zetten een dozijn<br />
mensen – allen vrijwilligers – de lijnen uit. Nog steeds<br />
zijn in die beheersstructuur enkele oprichters actief.<br />
De vereniging telt vier werknemers: één voltijds en<br />
drie deeltijds. Zestig gidsen verzorgen de rondleidingen.<br />
Zij krijgen per wandeling een ereloon uitbetaald<br />
en ontvangen daarvoor een fiscaal strookje. De<br />
organisatie draait autonoom met de opbrengsten van<br />
de wandelingen. In juli 2001 ontving Antwerpen<br />
Averechts van minister van Cultuur Anciaux de eerste<br />
Prijs Cultureel Erfgoed, goed voor 12.000 euro. De<br />
minister loofde wat Antwerpen Averechts al twintig<br />
jaar doet: de stad als leefplek promoten, bewoners en<br />
bezoekers anders leren kijken en Antwerpen een<br />
gezicht geven door verhalen van de bewoners te<br />
vertellen.<br />
MAGAZINE, TENTOONSTELLING,<br />
THEATERWANDELING<br />
Antwerpen Averechts vond het Modejaar het aangewezen<br />
moment om een project rond haar uit te<br />
werken. Coi¤eurs van de stad is een project over kapsalons,<br />
kappers en krultangen. Het is ook het verhaal<br />
van een levendige volksbuurt, verteld via een magazine,<br />
een tentoonstelling en een theaterwandeling.<br />
Het kleurrijke magazine geeft een rondleiding langs<br />
de kapsalons van Antwerpen Noord. Het gaat dieper in<br />
op de sociale en culturele betekenis van haartooi: “In<br />
de Westerse wereld is het kapsel tegenwoordig uitsluitend<br />
een kwestie van mooi maken en verzorging. Bij<br />
andere culturen heeft het haar, al dan niet verstopt<br />
onder een sjaal, vaak een rijkere en veelzijdige betekenis.<br />
Het kan geloof weerspiegelen of sociale status<br />
aanduiden. Verbanden of verschillen met onze eigen<br />
cultuur zijn erg boeiend.”<br />
In het magazine komt elke kapper aan bod. Het gevolg<br />
is een grote herkenbaarheid, maar ook een grote<br />
erkenning. “Veel kappers appreciëren dat. Slechts drie<br />
wilden er niks mee te maken hebben. Zo bijvoorbeeld<br />
een oudere man die heel erg verbitterd is over de<br />
buurt, die niks positiefs meer kan zien.”<br />
De tentoonstelling in/aan vitrines van kapsalons gaat<br />
dieper in op fenomenen als kaalscheren, pijpenkrullen,<br />
pruiken, Gillettemesjes en Egyptische<br />
vlechtjes. “Wie in de buurt woont en misschien niks<br />
van het project afweet, pakt vanuit de ooghoeken bijna<br />
ongemerkt toch iets mee. Wie veel in de wijk rondloopt,<br />
leest misschien ook de teksten. Maar of er veel<br />
mensen met een plannetje van A naar B lopen, dat<br />
weet ik niet. Maar misschien is dat ook niet het<br />
belangrijkste.”<br />
De haarthema’s waren ook de aanleiding voor de<br />
buurtwandeling Met de coi¤eur op stap: “Vier kappers<br />
uit Antwerpen reizen de wereld rond en komen<br />
onderweg in contact met lokale kappers van wie ze<br />
heel wat leren. Meer dan ooit laait de passie voor hun<br />
werk op. Teruggekomen in Antwerpen besluiten ze<br />
samen een salon te beginnen, waar al die invloeden<br />
samenkomen. Met een groepje bezoekers gaan ze op<br />
stap en stellen hun collega’s uit Antwerpen Noord<br />
voor. Zo ontdekken ze samen wat er leeft in de salons<br />
van diverse culturen.”<br />
Het project Coiffeurs van de stad paste in het<br />
programma van de Zomer van Antwerpen. De stad<br />
Antwerpen, het Sociaal Impulsfonds, de Erfgoedcel, de<br />
Vlaamse Gemeenschap en de Koning<br />
Boudewijnstichting steunden het financieel.
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
De jongste jaren was Antwerpen Averechts erg actief<br />
in de wijk Stuivenberg, onder meer met de projecten<br />
Zwemmen in een monument en 10 Scholen in<br />
Stuivenberg. Toen reeds viel Katherine Ennekens het<br />
grote aantal kapsalons op. “Het gaat om vijftig salons,<br />
op zich is dat misschien niet zo ongewoon. Wel<br />
uitzonderlijk is de diversiteit. Hier vinden we salons<br />
van zeven verschillende nationaliteiten.”<br />
Een kapsalon is meer dan een plek om je haar te laten<br />
verzorgen. Het is een ontmoetingsplek. “Een kapper<br />
staat, letterlijk, dichtbij de klant en is een belangrijke<br />
schakel in het buurtleven. Wie hoort meer verhalen<br />
dan een kapper? Wij hebben daarover geen wetenschappelijk<br />
onderzoek gedaan, maar we hebben wel<br />
geluisterd naar de kappers zelf. Hun verhalen<br />
proberen we door te geven.” Volgens Jan Van Alsenoy<br />
ligt het project Coiffeurs van de stad volledig in de lijn<br />
van de ontwikkeling die Antwerpen Averechts doormaakt:<br />
“We hebben altijd met een kritische blik naar<br />
de stad en haar beleid gekeken. Dat is zo gebleven,<br />
maar de blik is wel verruimd. We focussen nu niet<br />
enkel op het stadsbestuur, maar benadrukken steeds<br />
meer het leven in de stad in zijn totaliteit. Vroeger<br />
benaderden we de stad vooral als een stedenbouwkundig<br />
project, nu komt het sociale aspect meer op de<br />
voorgrond, de verhalen zijn belangrijker geworden.<br />
Het coiffeursproject bevestigt die ontwikkeling.”<br />
Tegelijk bekrachtigt Antwerpen Averechts met dit<br />
project zijn keuze om in minder toeristische buurten<br />
te werken en daar een maatschappelijk engagement<br />
aan te verbinden, in het bijzonder door een volgehouden<br />
pleidooi voor een leefbare stad.<br />
TIMING EN METHODE<br />
Katherine Ennekens heeft de vijftig kappers uit de wijk<br />
allemaal zelf geïnterviewd. “Ik heb hun verhalen genoteerd<br />
en kort samengevat. Die informatie is gebruikt<br />
voor de tentoonstelling. Veel verhalen die we bij de<br />
kappers hoorden, zijn verwerkt in de wandelvoorstelling.<br />
Jan Roets schreef hiervoor de verhaallijn: over<br />
vier jonge coiffeurs die niet goed weten wat ze willen,<br />
die hun draai niet vinden en daardoor geleidelijk een<br />
brede visie ontwikkelen en kennis opdoen. Wat ik<br />
totaal niet verwachtte is dat ruim de helft van de deelnemers<br />
aan zo’n wandeling tot op het eind gelooft dat<br />
de gidsen échte kappers zijn. Sommigen wilden zelfs<br />
een afspraak maken.”<br />
“We hebben het hele project in te korte tijd in elkaar<br />
gestoken. Het ziet er allemaal makkelijk uit: even<br />
langslopen bij die kappers en hun verhalen<br />
opschrijven. Maar alleen al contact leggen met al die<br />
Belgen, Irakezen, Marokkanen… is een zeer intensief<br />
en tijdrovend werk. En dan moet je nog achterhalen<br />
wat haar precies betekent voor hen.” Katherine<br />
Ennekens begon eraan in januari 2001. “Bij de<br />
Belgische kappers viel het nog mee. Die kunnen zich<br />
een voorstelling maken bij zo’n project. Maar veel<br />
allochtonen reageerden zeer verwonderd op onze<br />
plannen voor een tentoonstelling. ‘Waarover? Over<br />
háár?’ Ik had altijd een kaartje bij waarop alle kapsalons<br />
waren aangeduid. Dan kon ik al iets over de<br />
aantallen vertellen. Ook nam ik kleurenkopieën mee<br />
van wat in de tentoonstelling aan bod zou kunnen<br />
komen: aanschouwelijk materiaal om het toch een<br />
beetje te kunnen uitleggen. Bij sommigen werkte dat,<br />
bij anderen heb ik de indruk dat ze nog steeds niet<br />
goed vatten wat we er mee willen.”<br />
De kappers zijn de aanleiding om de buurt te laten<br />
zien. “In het opzet om mensen eens met andere ogen<br />
naar die buurt te laten kijken, zijn we wel geslaagd,“<br />
denkt Ennekens. Misschien is de wandeling wat<br />
oppervlakkig uitgewerkt, maar alleen al het feit dat je<br />
mensen daar naartoe krijgt is al belangrijk.” De theaterwandeling<br />
trok veel bezoekers die vroeger in die<br />
buurt hebben gewoond. Zij komen nog eens kijken<br />
hoe de wijk geëvolueerd is. “Zij dragen soms ook die<br />
negatieve beeldvorming, het stigma van die buurt, met<br />
zich mee. Met dit soort interventies trachten we daar<br />
iets aan te doen.”<br />
HOOFDSTUK 3<br />
95<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ANTWERPEN AVERECHTS<br />
96<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
INSPIRATIE<br />
Antwerpen Averechts wil stadsbewoners laten kennismaken<br />
met minder toegankelijke stadsdelen.<br />
“Daarvoor heb je een houvast nodig. Dat kan een mooi<br />
gebouw zijn of een thema dat de nieuwsgierigheid<br />
prikkelt, zoals kappers en kapsalons. Dit thema is<br />
– ook los van de buurt – gewoon verrassend en leuk.”<br />
Die uitgangspunten waren voldoende om er een<br />
project van te maken. “Wanneer we een thema<br />
belichten, verwijzen we ook naar allerlei raakpunten<br />
en verbanden. We gaan niet enkel na hoe Marokkanen<br />
henna gebruiken, maar hebben het eveneens over<br />
Belgische vrouwen die hun haar rood kleuren. Je kunt<br />
allerlei facetten met elkaar verbinden. Als het gaat over<br />
gesluierde vrouwen, dan kun je ook eens nagaan waar<br />
nonnenkleren hun oorsprong vinden, of terugblikken<br />
naar de jaren ‘50 toen vrouwen de kerk niet binnengingen<br />
zonder hun hoofd te bedekken. Al die raakpunten<br />
hebben we proberen duidelijk te maken in de<br />
tentoonstelling. We zien wel verschillen tussen al die<br />
mensen en culturen, maar vooral ook veel gelijkenissen.”<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
“Wij hebben volkscultuur geïnterpreteerd als cultuur<br />
van het alledaagse leven,“ zegt Katherine Ennekens.<br />
“Het project is het dagelijks leven. Bijna iedereen gaat<br />
naar de kapper of is af en toe met haartooi bezig. Ik<br />
ben ervan overtuigd dat net de toegankelijkheid het<br />
succes van het project vormt. We wilden met dit<br />
project laten zien dat je best even kunt stilstaan bij iets<br />
gewoons als haar. Daarom hebben we er ook een<br />
historisch onderdeel in verwerkt. We hebben het over<br />
de Grieken en de Romeinen en over de pruikentijd. Er<br />
zijn veel benaderingen mogelijk, zowel binnen onze<br />
cultuur als daarbuiten.”<br />
Maar als je wat dieper graaft, blijkt dat gewone onderwerp<br />
toch complex te zijn, veel betekenissen te<br />
hebben. “Je kunt aan haartooi bijvoorbeeld de sociale<br />
status van iemand aflezen. Aan bepaalde meer traditionele<br />
kapsels kun je zelfs zien of iemand getrouwd is,<br />
welk beroep iemand heeft. Ook wat je dagelijks in het<br />
straatbeeld ziet, roept vragen op. Waarom hebben<br />
sommigen een ‘hanenkam’? Waarom willen sommige<br />
vrouwen hun haar niet tonen? Waarom dragen<br />
Indische vrouwen hun haar in een vlecht? Welke betekenis<br />
kan een snor hebben? Door zo’n project ga je op<br />
een totaal andere manier kijken. En dat maakt zo’n<br />
stad ook boeiend. Ik loop nooit meer door die wijk<br />
zonder daar een coiffeurverhaal aan vast te knopen.<br />
Dat geldt misschien ook voor de bezoekers.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Stuivenberg is een volksbuurt. Een kwart van de bewoners<br />
zijn migranten. Veel van hen wonen er al jaren<br />
en hebben er hun handel opgezet, dus ook kapperszaken.<br />
De vastgoedprijzen zijn er laag. De kwaliteit<br />
van de huizen is dan ook niet bijster goed. Het project<br />
gaat echter niet over een probleemwijk. Antwerpen<br />
Averechts ervaart de stad niet als een probleem, maar<br />
als een verzameling uitdagingen. “Je moet altijd vooral<br />
naar de kansen en de mogelijkheden kijken. Om die<br />
switch te maken, tonen we de stad op een leuke<br />
manier. Maar we focussen niet alleen op het positieve.<br />
Er komen tijdens onze stadsbezoeken best ook minder<br />
rooskleurig zaken aan bod. Maar we willen de mensen<br />
vooral op een andere manier naar de wijk laten kijken.<br />
Dat is ons engagement. Voor mij gebeurt dat echt<br />
vanuit een evidentie. Ik kan niet begrijpen hoe er zo<br />
gezeurd wordt in de stad. Die rijkdom aan culturen<br />
vind ik net zo uniek.”<br />
Dat Antwerpen Averechts een verschil maakt, is te<br />
merken aan de reacties van mensen die hebben<br />
meegewandeld. “Ik herinner me een mevrouw die het<br />
coi¤eursboekje iedere keer opnieuw vastneemt als er<br />
‘s avonds niets te zien is op televisie. Aan zo’n reactie<br />
merk je dat het werkt. Ik weet ook dat je daarmee geen<br />
visie of mentaliteit kunt keren. Maar toch, als je een<br />
paar mensen mee hebt, vind ik het al waardevol. Het<br />
is in elk geval belangrijk dat er iets kwaliteitsvols<br />
gebeurt in die buurt.”<br />
De theaterwandelingen waren bijzonder snel uitver-
kocht. “In samenwerking met het Sociaal Impulsfonds<br />
hebben we nog 100 kaarten verkocht via de plaatselijke<br />
bibliotheek. We wilden zeker zijn dat ook de<br />
mensen uit de buurt de kans kregen om mee te<br />
wandelen. Maar de verkoop liep niet echt los. Toch ben<br />
ik ervan overtuigd dat veel buurtbewoners iets van het<br />
project hebben oppikt. Het is niet omdat ze geen<br />
kaartje kochten, dat ze alles hebben gemist. Ik hoor<br />
van kappers dat veel van hun klanten deelnemen. Voor<br />
mij is het echter even waardevol als mensen van<br />
buiten de buurt – vaak doordrongen van vooroordelen<br />
– deelnemen aan de wandeling. Heel soms<br />
wandelt er een migrant mee, maar nooit op eigen initiatief.<br />
Zelfs op de openingsreceptie kwamen de buitenlandse<br />
kappers niet opdagen, terwijl we toch bijzonder<br />
veel moeite hadden gedaan om ze uit te nodigen.” Op<br />
het slotfeest waren ze er wel, talrijk zelfs. Ze waren<br />
intussen veel directer bij het project betrokken geraakt.<br />
CONCLUSIE<br />
Inhoudelijk heeft dit initiatief alles te maken met de<br />
cultuur van alledag, van het gewone leven: het<br />
kapsalon als stedelijke ontmoetingsplaats, forum voor<br />
verhalen, discussies, plaatselijk nieuws; de kapper als<br />
verteller, moderator, psycholoog, animator, verzorger;<br />
en niet te vergeten, het kapsel, in alle culturen een<br />
expressie van de persoonlijke en sociale identiteit…<br />
Het levert een knap project op, met een duidelijke<br />
visie op de maatschappelijke relevantie van volkscultuur.<br />
Bovendien is het creatief en vernieuwend<br />
opgevat, al is de theaterwandeling op zich wat minder<br />
geslaagd. De verhaallijn is te ver verwijderd van de<br />
wijk. De dramaturgie van de theaterwandeling staat te<br />
veel los van het hier en nu.<br />
Hoewel het project paste binnen het Modejaar, heeft<br />
Antwerpen Averechts het toch niet echt over die boeg<br />
gegooid. De focus bleef gericht op wat er leeft in de<br />
kapsalons. Dat houdt het project concreet en geeft<br />
aanleiding tot echt contact, tot gesprekken en levende<br />
verhalen. Die verhalen maken de stad tastbaar.<br />
Antwerpen Averechts doorbreekt de evidente manier<br />
van omgaan met de stad.<br />
De sterkte van de organisatie is ook dat zij – meer dan<br />
traditionele gidsen – iets over vandaag vertelt, zodat<br />
mensen op een andere manier naar de stad kijken. Er<br />
is geen sprake van nostalgie. Het verleden van een<br />
wijk wordt aangegrepen als context om het heden te<br />
begrijpen; of in dit geval: een ongebruikelijke doorsnede<br />
van een buurt om haar verhaal te vertellen. Dit<br />
is een project met verscheidene niveaus. Het gaat<br />
bijvoorbeeld over de middenstand, maar ook over integratie,<br />
zonder dat dit allemaal geëxpliciteerd hoeft te<br />
worden.<br />
Met de wandeling, het magazine, de tentoonstelling en<br />
de vele artikels in de krant heeft Antwerpen Averechts<br />
een zeer divers publiek bereikt. De hamvraag is echter<br />
welke doelstellingen werden nagestreefd en vervolgens<br />
of en hoe die werden bereikt. Bij dit initiatief lijkt het<br />
op het eerste gezicht om wijkwerking te gaan, al ligt<br />
de nadruk even sterk op een bredere presentatie van<br />
onderzoekselementen via een culturele manifestatie.<br />
Meer nog dan de buurt of wijk, wordt echter de nietterritoriale<br />
samenhang naar voren geschoven. Haar als<br />
gemeenschappelijkheid. Dit project richt zich op een<br />
terrein van overeenkomst, een symbolische plaats. Het<br />
realiseert daarmee een nieuw verband, een nieuwe<br />
gedeelde ervaring. Of dat blijvende e¤ecten ressorteert,<br />
is onduidelijk. Misschien heeft het de wijk wat<br />
sympathieker gemaakt. Deze imagoverbetering is<br />
alvast een uitdrukkelijk doel van Antwerpen<br />
Averechts.<br />
Voor de meeste kappers was het project een revelatie.<br />
Ze waren verwonderd over hun aantal en culturele<br />
diversiteit. Dit initiatief heeft alvast veel kappers zin<br />
doen krijgen om elkaar te leren kennen.<br />
De wandeling op zich was voor de deelnemers interessant,<br />
maar de klanten van de coi¤eurs leken niet altijd<br />
even enthousiast. Tijdens een van de wandelingen<br />
werd een Afrikaanse klant erg boos: “This is not a<br />
zoo!” Katherine Ennekens springt erg omzichtig om<br />
met die kritiek. “We moeten daar erg goed over<br />
communiceren, er nog eens langs gaan en het<br />
HOOFDSTUK 3<br />
97<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
ANTWERPEN AVERECHTS<br />
98<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
opnieuw uitleggen. We bese¤en dat we veel verlangen<br />
van die kappers en veel klanten gaan ze daardoor niet<br />
werven. Een mevrouw die dreadlocks wil en op zoek is<br />
naar een adres, is een uitzondering. Ik wil daar niet<br />
flauw over doen en hen dus ook niks voorliegen. Wij<br />
zijn gewoon geïnteresseerd in hun cultuur en willen<br />
die leren kennen. Alleen blijkt het erg moeilijk om dat<br />
over te brengen. Bovendien weet ik niet hoe ik zelf als<br />
klant zou reageren op een groep toeschouwers<br />
rondom mij.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
12.394,68 euro<br />
Antwerpen Averechts vzw<br />
Haringrokerij - Kronenburgstraat 34<br />
2000 Antwerpen<br />
tel.: 03-248 15 77 - fax: 03-248 50 71<br />
secretariaat@antwerpenaverechts.be
De kleren maken<br />
de wijk<br />
Sint-Andries wordt modeontwerper<br />
Het cultureel wijkcentrum Sint-Andries organiseerde een<br />
reeks wijkactiviteiten rond het Antwerpse modejaar. Het<br />
ankerpunt was een modeatelier, centraal in de wijk. Het<br />
wijkcentrum beoogde interactie tussen de bewoners en de<br />
organisatoren, tussen de nieuwe dynamiek en de oude<br />
tradities van deze volksbuurt, tussen haute couture en<br />
volkscultuur rond kleding en vooral tussen de bewoners<br />
onderling. Het einddoel was een wijkmodefeest op 8<br />
september 2001. Onder de naam Wasdag vonden een<br />
tachtigtal optredens en acts plaats in het Sint-<br />
Andrieskwartier.<br />
Het Antwerpse cultureel wijkcentrum Sint-Andries<br />
bestaat zeven jaar. Het groeide vanuit de wijk, dankzij<br />
het opbouwwerk en in samenwerking met bewoners<br />
en verenigingen. In 1994 werd dat initiatief overgenomen<br />
door de stad Antwerpen en bevolkt met stadspersoneel.<br />
In 1997 kreeg het erkenning als onafhankelijk<br />
wijkcentrum en werd het team vervolledigd.<br />
Momenteel werken er twaalf mensen, allen op de loonlijst<br />
van de stad. Eén persoon staat als cultuurambtenaar<br />
in voor educatief werk.<br />
Andere werknemers<br />
Ontmoetingskansen bieden<br />
verzorgen het secretariaat,<br />
de promotie, de boekhouding,<br />
de toogbediening, de techniek. Sinds 1997 heeft<br />
vooral het eigen programma meer vorm gekregen. Het<br />
wijkcentrum wil een evenwichtig cultuuraanbod<br />
ontwikkelen dat nauw aansluit bij de behoeften van de<br />
wijk: van namiddagconcerten voor senioren tot experimentele<br />
DJ-sets voor jongeren, kinderdisco, cursussen,<br />
tentoonstellingen, debatavonden.<br />
Het wijkcentrum stelt daarnaast infrastructuur ter<br />
beschikking van socio-culturele verenigingen uit de<br />
wijk. Het wil fungeren als ontmoetingsplaats en de<br />
identiteit van de wijk meer kleur geven door de<br />
communicatie tussen autochtone en nieuwe bewoners<br />
te stimuleren. Het wordt sinds 1998 gefinancierd via<br />
de vzw Financieel Beheer. Deze vzw beheert de enveloppe<br />
die de stad Antwerpen toekent voor het ontwikkelen<br />
van een eigen programma in het cultureel wijk-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
99<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUREEL WIJKCENTRUM SINT-ANDRIES<br />
100<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
centrum. Hetzelfde kanaal verzamelt de subsidiegelden<br />
voor grote projecten zoals het wijkfeest.<br />
DE WIJK EN DE MODE<br />
In 2001 verbond het wijkcentrum een deel van zijn<br />
werking aan het thema ‘mode’. Het zette de wijkbewoners<br />
en buurtverenigingen ertoe aan om gedurende<br />
enkele maanden de rol van modeontwerper op zich te<br />
nemen. Het Antwerpse modejaar en de inplanting van<br />
de ModeNatie in Sint-Andries waren de aanleidingen.<br />
“Door die inplanting wordt deze volkswijk het epicentrum<br />
van het internationaal vermaarde Antwerpse<br />
modegebeuren. Die inplanting is niet toevallig en<br />
evenmin de verbinding ervan met een lokaal volkscultuurproject.<br />
Tot in de jaren ‘70 kocht half Antwerpen<br />
zijn nieuwe jas of pak in deze wijk, meer bepaald in<br />
de Nationalestraat. Het comité ‘Sint-Andrieskwartier<br />
Herleeft’ bezit ook een collectie van 400 merkwaardige<br />
kledingstukken van zakkennaaisters,<br />
viswijven, dokwerkers enz. Tot in de jaren ‘60 hielden<br />
buurtbewoners halfvastenwedstrijden met verklede<br />
caféploegen.” Die tradities vallen volgens het cultureel<br />
wijkcentrum Sint-Andries aardig te koppelen aan de<br />
huidige ontwikkelingen, die niet beperkt blijven tot de<br />
oprichting van de ModeNatie. Ook vooraanstaande<br />
modeontwerpers hebben in de wijk een stek<br />
gevonden. Coördinator Lieve Eyskens verwijst naar<br />
nog andere boeiende aspecten in de marge van mode<br />
en trendsetting, zoals de talrijke antiek- en curiosawinkels<br />
en een flamboyante Afrikaanse buurt. De keuze<br />
van de stad Antwerpen voor mode als cultureel jaarthema,<br />
gaf de doorslag om het jaarlijkse grote wijkfeest<br />
hieraan te koppelen. Het hele voorjaar werd<br />
gewerkt aan het concept. Maar liefst 23 bewonersgroepen<br />
en traditionele verenigingen werkten iets uit<br />
rond het thema: mode in de muziek, mode in de<br />
kleding, in de meubelkunst, in de geschiedenis... Op<br />
Wasdag 2001 waren een tachtigtal groepen aan het<br />
werk op zeventien podia; het feest werd gemaakt voor<br />
en door buurtbewoners. Volgens Lieve Eyskens is het<br />
dan ook een belangrijk evenement voor de gemeen-<br />
schapsvorming in deze volkswijk.<br />
Het festival is een organisatie van Cultureel<br />
Wijkcentrum Sint-Andries, Jeugddienst Antwerpen,<br />
Dienstencentrum Den Oever, groepen en verenigingen<br />
uit het Sint-Andrieskwartier.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
De Sint-Andrieswijk is een erg communicatieve wijk,<br />
verbonden door pleintjes. “Dat zijn allemaal kruispunten<br />
waar mensen elkaar ontmoeten. Het is een<br />
wijk waar veel buiten wordt geleefd.”<br />
Enkele jaren geleden vonden in de Sint-Andrieswijk<br />
op diverse fronten activiteiten plaats, die als vanzelf<br />
uitmondden in een wijkfeest. Lieve Eyskens verwijst<br />
naar de vroegere Kloosterstraatfeesten, toen nog<br />
zonder de hulp van het wijkcentrum. Het centrum<br />
infiltreerde in de wijk via logistieke en technische<br />
ondersteuning, maar met de jaren groeide ook het<br />
inhoudelijke draagvlak: “Ons initiatief groeide uit tot<br />
een groepje mensen dat iets meer wilde doen, dat op<br />
een permanente basis wilde samenkomen. In 1999<br />
hebben we voor het eerst iets groots opgezet: de<br />
parade van Sint-Andries. We wilden daarmee de<br />
banden aanhalen tussen de oude volkscultuur en de<br />
jongerencultuur in de wijk.” Het resultaat was een mix<br />
van underground, techno, hiphop, reggae, klassieke<br />
flamenco… een parade met wagens, voetvolk, traditionele<br />
verenigingen zoals de harmonies enz. Naar<br />
aanleiding van die stoet is de organiserende groep<br />
hechter geworden. “En toen ontstond het idee om in<br />
2000 een groot wijkfeest te organiseren. We doopten<br />
het Wasweekend. Dit jaar zijn we erin geslaagd ook de<br />
commerciële straten erbij te betrekken. Het initiatief<br />
valt samen met de populaire Laundry Day in de trendy<br />
Kammenstraat.”<br />
DOELSTELLINGEN<br />
De naam ‘wasdag’ verwijst naar de wasvrouwen van<br />
Sint-Andries. “Vroeger was er veel contact en communicatie<br />
tussen de mensen, onder meer als ze in de<br />
wijk samen de was deden. Sinds er wasserettes zijn en
vooral nu zoveel mensen over een wasmachine<br />
beschikken, is dat contact weggevallen. De mensen<br />
missen die gesprekken; ze vereenzamen in de stad.<br />
Wij willen het sociale en culturele leven levendig<br />
houden.” Het cultureel wijkcentrum doet dat bijvoorbeeld<br />
met een naaicursus. “Als zo’n groep mensen<br />
samenkomt, gaat dat om meer dan naaien alleen, dat<br />
is vooral ontmoeting, daar kan iets uit voortkomen.<br />
We hebben bijvoorbeeld een workshop gehad over<br />
juwelenontwerp. De deelnemers hebben nadien hun<br />
realisaties hier tentoongesteld en waren erg enthousiast.<br />
Ook zij nemen deel aan Wasdag.”<br />
Victor Cuyt, 86 jaar, was vroeger, net als zijn vader en<br />
grootvader, kleermaker in de wijk Sint-Andries, gespecialiseerd<br />
in maatpakken. Hij neemt elk jaar deel aan<br />
het wijkfeest. Dit jaar heeft hij, zoals andere jaren,<br />
getapdanst. Maar hij werkte ook in het modeatelier en<br />
relativeert het resultaat van dat deelproject, waarvan<br />
hij overigens de opzet wel heel erg waardeert. “Er was<br />
een atelier in het wijkcentrum en ik zat daar als enige<br />
kleermaker samen met nog enkele meisjes. Van de 10<br />
naaimachines werden er maar 2 gebruikt.” In dat<br />
atelier mochten de mensen uit de buurt kleren<br />
brengen om gratis te laten naaien. De kleermakers<br />
gaven er uitleg bij. “Maar de meesten brachten draperieën;<br />
dat heeft niets met mode te maken. Ik heb er<br />
zelfs nog mee naar huis moeten nemen om het werk<br />
gedaan te krijgen. Als het gratis is, zijn ze er als de<br />
kippen bij.” Ook over een kinderatelier is hij niet zo<br />
enthousiast: “Ze maakten snel iets van wat gordijnenstof.<br />
Als je dat om iemand drapeert, dan is dat ook een<br />
jurk.” Voor een echte kleermaker is dat teleurstellend.<br />
Misschien was het met meer deskundige begeleiding<br />
mogelijk geweest om het modeatelier doeltre¤ender in<br />
te zetten.<br />
MOTIVATIE<br />
Het wijkcentrum is ervan overtuigd dat het, door de<br />
wijkbewoners aan te zetten tot cultuurproductie, een<br />
positieve bijdrage levert ‘in de strijd tegen de verzuring’.<br />
Het wil de sociale en culturele netwerken<br />
voeden en versterken en met een variërend aanbod<br />
van methodieken en activiteiten diverse bewonersgroepen<br />
aanzetten om een eigen invulling te geven<br />
aan wat er in Antwerpen rond mode gebeurt. “Via het<br />
medium mode willen we de wijkbewoners creatieve<br />
ontmoetingskansen bieden. Zowel verenigingen,<br />
groepen als de individuele bewoners worden ingeschakeld.<br />
Tijdens de workshops krijgen ze de kans om<br />
buren te ontmoeten, samen te werken en elkaar te<br />
leren waarderen.”<br />
VOORBEREIDING<br />
De invulling en uitwerking van het project gebeuren<br />
vanuit een breed wijkoverleg. Het wijkcentrum richtte<br />
een werkgroep op om te reflecteren over het modeproject.<br />
Na een paar gezamenlijke bijeenkomsten werd<br />
die opgesplitst volgens specifieke doelgroepen en<br />
onderwerpen. “Mode in de muziek was zo’n thema.<br />
De ‘Andries-sisters’ wilden dan weer werken rond<br />
strijdliederen, terwijl een daklozenactiecomité dacht<br />
aan een modeshow. We hebben ook gezocht naar<br />
artiesten uit de wijk, naar semi-professionele muzikanten<br />
om de podia verder te vullen.”<br />
Lieve Eyskens organiseerde en coördineerde het<br />
project grotendeels zelf. In een eerste fase werd een<br />
activiteitenplan opgesteld voor de periode januari tot<br />
september 2001. Dat hield rekening met de wensen<br />
en intenties van de diverse deelnemers.<br />
Het project omvatte tentoonstellingen, workshops,<br />
presentaties en ateliermomenten waarin diverse benaderingen<br />
van mode aan bod kwamen. Het geheel zou<br />
uitmonden in een wijkmodefeest op 8 september.<br />
Bij zo’n feest is behoorlijk wat organisatie en infrastructuur<br />
noodzakelijk. “Zeventien podia, dat<br />
veronderstelt zeventien keer elektriciteit en zeventien<br />
keer water. Bovendien moeten er nogal wat straten<br />
worden afgesloten. Als stadsdienst hebben we goede<br />
afspraken kunnen maken met de politie en hoefden<br />
we ook niet te betalen voor de service. Een privé-vereniging<br />
zou het wellicht moeilijker hebben.”<br />
HOOFDSTUK 3<br />
101<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUREEL WIJKCENTRUM SINT-ANDRIES<br />
102<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
ACTUELE VOLKSCULTUUR<br />
Volkscultuur is voor Lieve Eyskens vooral een informele<br />
aangelegenheid: “Hier gaat het volgens mij om<br />
een cultuur die voortkomt uit het verwaterde traditionele<br />
verenigingsleven, dat nu op een of andere manier<br />
nieuw leven wordt ingeblazen. Je kunt dat zelfs vrij<br />
letterlijk interpreteren. Recent werd in de wijk een<br />
klein muziekschooltje opgericht, met jonge leerkrachten.<br />
De plaatselijke harmonie, die op sterven na<br />
dood was, krijgt nu plots nieuwe voeding want die<br />
leerkrachten sluiten aan. De socialistische achtergrond<br />
van die harmonie en de traditie die ze meedraagt zijn<br />
nu niet meer van belang. Wel belangrijk is dat er weer<br />
mensen zijn die muziek willen spelen en dat die<br />
aansluiting vinden bij een bestaand initiatief.” Ook de<br />
graªticultuur op het Muntplein is volkscultuur voor<br />
Lieve Eyskens: “De mensen die zich ginds in woonwagens<br />
willen vestigen en daar iets artistieks willen<br />
brengen… dat is een stuk van de wijk. Voor mij is dat<br />
ook volkscultuur. Het is namelijk geen cultuur die<br />
gepromoot wordt met folders of brochures. De hiphop<br />
hier illustreert dat. Daar zijn kerels bij die doorbreken,<br />
die in heel Vlaanderen bekend worden. Maar als ze<br />
hier spelen, doen ze dat gratis. Volkscultuur is deels<br />
de subcultuur waar je als individu of groep bij behoort.<br />
De andere cultuur is gemaakt om te consumeren.”<br />
Voor Eyskens is actuele volkscultuur een stedelijke<br />
kwestie. “Mensen komen en gaan in deze wijk, veel<br />
sneller dan pakweg in een dorp in West-Vlaanderen.<br />
Ook daar zie je vast nieuwe verenigingen ontstaan,<br />
maar hedendaagse volkscultuur heeft zeker met de<br />
dynamiek van stedelijkheid te maken.”<br />
CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN<br />
Eyskens onderscheidt volkscultuur en burgerlijke<br />
cultuur. “Als ik het programma van een doorsnee<br />
cultureel centrum bekijk, dan is dat voor veel mensen<br />
niet interessant. Er staan namen in die de mensen<br />
niet kennen. Dat is een ander soort cultuur. Als je met<br />
die mensen zelf werkt, kun je proberen iets te brengen<br />
op basis van hun artistieke achtergrond. Dat is kwalita-<br />
tief misschien niet hoogstaand, maar wel van henzelf.<br />
Zoiets is natuurlijk moeilijker dan de brochure van<br />
een boekingskantoor erbij te nemen en maar te<br />
beginnen programmeren, zoals dat vaak gebeurt. Maar<br />
dat kan toch de bedoeling niet zijn.”<br />
De rol van het cultureel wijkcentrum is die van intermediair.<br />
Zijn activiteiten zijn vooral ondersteunend.<br />
“Daarnaast willen we de contacten tussen groepen<br />
onderhouden en proberen de mensen te laten samenwerken.”<br />
Het wijkcentrum zit tussen buurtwerking en<br />
cultureel centrum in. “We maken een combinatie van<br />
eigen programmering enerzijds en een receptieve,<br />
logistieke ondersteuning anderzijds. We begeleiden<br />
organisatorisch en inhoudelijk.”<br />
Het centrum wil de diverse groepen uit de buurt<br />
samen iets laten realiseren. Volgens Lieve Eyskens is<br />
dat zeldzaam. In andere stadswijken werken buurtcentra<br />
immers wel met kinderen, jongeren of senioren,<br />
maar niet met al die groepen tegelijk en samen.<br />
“En inderdaad, dat is niet evident. Die groepen hebben<br />
tegenstrijdige belangen en verschillende meningen<br />
over inhoud. Maar op een vierkante kilometer wonen<br />
hier 7000 mensen en die maken allemaal deel uit van<br />
dezelfde kleine gemeenschap. Als je dan over volkscultuur<br />
praat, gaat het over al die mensen.”<br />
CONCLUSIE<br />
Cultureel wijkcentrum Sint-Andries bevindt zich in<br />
een Antwerpse wijk die door de eeuwen heen steeds<br />
onderhevig is geweest aan snelle veranderingen. Een<br />
wijk in de stad, maar ook een stukje echt stadscentrum<br />
in de wijk. In hetzelfde beperkte gebied tussen<br />
de Kloosterstraat en de Kammenstraat vind je antieken<br />
curiosawinkels, sociale woningbouw, gerenoveerde<br />
burgerhuizen, modepaleizen, commerciële en alternatieve<br />
jongerenculturen, een belangrijke kerk, verscheidene<br />
scholen, een bibliotheek en een braakliggend<br />
graªtiplein. Geografisch precies in het midden van<br />
deze mix, heeft het cultureel wijkcentrum Sint-Andries<br />
de kans zich te ontpoppen als culturele en sociale<br />
ontmoetingsplaats bij uitstek. Het samen op touw
zetten van wijkgerichte activiteiten voor en door<br />
groepen met cultureel verschillende achtergronden is<br />
daarom een boeiende uitdaging.” Het aanboren van<br />
een gemeenschappelijk thema – zoals kleding en<br />
mode – kan daarbij nuttig zijn, maar leidt niet automatisch<br />
tot succes. Ook rijst de vraag of het aanzetten<br />
tot actieve cultuurproductie een instrument kan zijn<br />
tegen de zogenaamde verzuring, en of het stimuleren<br />
van gedeelde ervaringen mensen kan leren omgaan<br />
met verschillende posities in de samenleving.<br />
Bovendien kan men zich afvragen of dergelijke<br />
eenmalige evenementen blijvende sociale e¤ecten<br />
kunnen genereren, zeker als daarin geen duidelijk<br />
scenario aanwezig is.<br />
Thematisch wordt in dit project het verband gelegd<br />
met de haute couture. Maar in de praktijk is dat niet<br />
echt een rode draad. Al is de onderlinge toenadering<br />
en samenwerking van de bewoners een belangrijke<br />
bonus, toch betreft het hier in essentie een thematisch<br />
– weliswaar grootschalig – wijkfeest, met als aanloop<br />
een ruilbeurs, doe-het-zelf-ateliers, thematische workshops<br />
en een wedstrijd ‘ontwerp je eigen mode-T-shirt’.<br />
De doelstelling is vooral het uitlokken van sociaal<br />
contact en samenwerking. Daarom hoopt Lieve<br />
Eyskens op enthousiasme, massale en jaarlijks<br />
herhaalde deelname aan de activiteiten. Dat kan inderdaad<br />
tot een zelfversterkend proces leiden, zowel voor<br />
de toekomstige initiatieven als voor het samenleven in<br />
de wijk. Maar wellicht kunnen dergelijke e¤ecten<br />
versterkt worden door een meer doelgerichte, procesmatige<br />
aanpak, waarbij de gevolgen van het project<br />
minder aan het toeval worden overgelaten.<br />
De financiële ondersteuning vanwege de Koning<br />
Boudewijnstichting was deels bedoeld voor agogische<br />
begeleiding, maar die taak werd intern opgenomen<br />
door de cultuurfunctionaris en de jeugdconsulente.<br />
Misschien was het zinvol geweest die extra steun aan<br />
te wenden om een externe begeleider aan te trekken<br />
met een welomschreven functie. Het organiseren van<br />
een dergelijk grootschalig en gevarieerd initiatief is<br />
immers niet alleen een erg zware opdracht voor één<br />
persoon, het is ook gebaat bij de visie van een buitenstaander<br />
als aanvulling bij de voordelen van de zeer<br />
nauwe interne betrokkenheid die er nu reeds is.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
7436,81 euro<br />
Cultureel Wijkcentrum Sint-Andries<br />
St.-Andriesplaats 24<br />
2000 Antwerpen<br />
tel.: 03-248 64 96 - fax: 03-248 64 97<br />
ccandries@cs.antwerpen.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
103<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM MUZE<br />
104<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Circo Paradiso<br />
Een circusachtig kunstenfestival<br />
Circo Paradiso is een internationaal circusproject in een<br />
speciaal daarvoor gebouwd mobiel kermisdorp op het<br />
domein van Kasteel Meylandt in Heusden-Zolder. Behalve<br />
voorstellingen uit de hele wereld zijn er doorlopend<br />
straatacts, workshops en een tentoonstelling die het circus<br />
in een bredere context plaatsen. Deze samenwerking van<br />
cultuurcentrum Muze, de Academie Meylandt en talrijke<br />
partners steunt op een sterke vrijwilligerswerking.<br />
De vzw Muze - cultuurcentrum Heusden-Zolder werd<br />
opgericht in 1974. Het cultuurcentrum heeft vier<br />
beleidsprincipes: geïntegreerd cultuurbeleid, actief<br />
participatiebeleid, interdisciplinariteit en een multigenerationele<br />
aanpak. Die worden op drie manieren gerealiseerd:<br />
in een brede programmering (theater, muziek,<br />
beeldende kunsten), in educatieve projecten en door de<br />
creatie van producties. De leden van de vzw zijn afgevaardigden<br />
van de gemeenteraad en de gemeentelijke<br />
adviesraden, een mengeling van hoog en laag<br />
geschoolden die actief zijn in het Zolderse verenigingsleven.<br />
Het personeel van het cultuurcentrum bestaat<br />
uit 20 mensen. De helft werkt voltijds,<br />
Het straalde gewoon de helft halftijds. Ze worden bijgestaan<br />
gezelligheid uit<br />
door een team vrijwilligers.<br />
Het cultuurcentrum hecht veel belang<br />
aan maatschappelijke inbedding en<br />
organiseert liever “geen starre, passieve evenementen,<br />
maar feestelijke gebeurtenissen die diepgang hebben<br />
en ook inspelen op ontmoeting”, zo vertelt Tom<br />
Michielsen, directeur van het centrum.<br />
Het doelpubliek is heel ruim: alle inwoners van<br />
Heusden-Zolder, alle leeftijden en alle culturen.<br />
Daarom worden grootschalige evenementen als Circo<br />
Paradiso gerealiseerd, waarin wordt samengewerkt met<br />
veel partners uit diverse sectoren, van welzijnszorg tot<br />
toerisme. “De migrantengemeenschap blijft moeilijk<br />
bereikbaar, ook al hebben we daar partners voor: het<br />
integratiecentrum en het OCMW. De samenwerking<br />
staat nog niet helemaal op punt, maar de moeilijkheid<br />
ligt ook in de doelgroep zelf.<br />
Het cultuurcentrum betrekt culturele actoren uit moei-
lijke doelgroepen (zoals kansarmen en mindervaliden)<br />
direct bij de producties. Zo wil het hen toch ten<br />
minste één keer per seizoen bereiken.<br />
De opdracht van een cultuurcentrum is cultuurspreiding.<br />
De uitvoering daarvan is vooral een professionele<br />
aangelegenheid. Toch probeert Muze ook semiprofessionelen<br />
en amateurs te laten participeren in de<br />
werking. “Wij doen ook jaarlijks met de academie een<br />
tentoonstelling, waarvoor ikzelf de selectie maak,<br />
samen met de plaatselijke kunstkring. Daartegenover<br />
staan echter kunstenaars als Sam Dillemans of Fred<br />
Bervoets”, zegt Tom Michielsen. Ouwe rotten in het<br />
vak en lokale talenten worden rond een thema bijeengebracht<br />
in een project. Als Roland speelt, verzorgt de<br />
plaatselijke bluesgroep het voorprogramma. De<br />
verhouding amateurs - professionelen is ongeveer<br />
50/50. In het werken met amateurs kruipt echter veel<br />
meer tijd en energie.”<br />
EEN LEERSCHOOL<br />
VOOR GEÏNTEGREERDE CULTUUR<br />
Circo Paradiso was een internationaal circustheaterevenement<br />
dat plaatsvond in de maanden april en mei<br />
2001 in het groene domein Kasteel Meylandt, voor de<br />
gelegenheid omgetoverd tot een kermisachtige<br />
ontmoetingsplaats met tenten, woonwagens en een<br />
spiegeldanspaleis. Voor dit project werkte het cultuurcentrum<br />
Muze samen met onder meer de Academie<br />
Meylandt, verscheidene scholen, het Belgisch<br />
Circusarchief, het integratiecentrum, een ontwerperscollectief<br />
en circus Picolini. Samenwerken met zoveel<br />
partners geeft een grote draagwijdte maar is ook moeilijk.<br />
“Circo Paradiso is een heel goede leerschool<br />
geweest voor een geïntegreerd cultuurbeleid. We<br />
hebben heel veel gecommuniceerd met de partners,<br />
maar toch ook fouten gemaakt. De mensen van de<br />
technische dienst bijvoorbeeld hebben we er te weinig<br />
bij betrokken. En het schepencollege hadden we ook<br />
iets meer moeten briefen”, geeft Tom Michielsen toe.<br />
Circo Paradiso was een drieluik waarbij, volgens de<br />
filosofie van het cultuurcentrum, educatie, program-<br />
mering en creatie te pas kwamen. In een romantisch<br />
kader wandelde de bezoeker door een tentoonstelling<br />
over ‘het circus’. Die tentoonstelling werd gemaakt<br />
door de leerlingen van de academie en door het<br />
Belgisch Circusarchief en ging over circussen van<br />
eigen bodem, maar ook van Azerbeidzjan, Ghana en<br />
Australië. De bezoeker werd getrakteerd op straattheater,<br />
op een mobiel muziekensemble of stapte de<br />
nostalgie van het spiegeldanspaleis binnen.<br />
Schoolkinderen werden gedurende één dag ondergedompeld<br />
in het circusleven. Circo Paradiso was een<br />
feest voor groot en klein. De centrale doelstelling van<br />
het festival was het circus in een bredere context<br />
plaatsen en de relatie aantonen tussen circus, straattheater<br />
en kermis. Het uitgangspunt was het Belgische<br />
familiecircus Picolini, dat in opdracht van het festival<br />
een nieuwe productie maakte, met professionele muzikanten<br />
van gezelschappen als Cro-Magnon en<br />
Walpurgis en een regisseur uit de theaterwereld, Vital<br />
Schraenen.<br />
De promotiecampagne van Circo Paradiso was een<br />
belangrijk aandachtspunt. Een programmafolder en<br />
aªches werden in heel Vlaanderen verspreid, zodat<br />
het publiek, niet alleen uit de directe omgeving, maar<br />
uit het hele land en zelfs uit het buitenland<br />
toestroomde. Er werd ook reclame verspreid op bieren<br />
postkaartjes. Bovendien was er een mediacampagne<br />
en een website. Verder bleek ook mondelinge<br />
reclame heel belangrijk. Het project kreeg steun van<br />
gemeente, provincie, Vlaamse overheid en Koning<br />
Boudewijnstichting. Het kostte in het totaal ongeveer<br />
450.000 euro en de inkomsten bedroegen zowat<br />
370.000 euro.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Aan de oorsprong van dit project staat Paul Boudtsen,<br />
een vriend van Tom Michielsen. Boudtsen heeft een<br />
adviesbureau inzake culturele producties. Hij kwam<br />
toevallig in contact met circus Picolini, een typisch<br />
familiecircus: vader en moeder trekken met vijf<br />
kinderen van dorp tot dorp. Ze beleven de harde<br />
HOOFDSTUK 3<br />
105<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM MUZE<br />
106<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
realiteit van het circusbestaan iedere dag.<br />
Picolini is op zoek naar nieuwe vormen van publiekswerking,<br />
bijvoorbeeld met schoolprojecten. Men trekt<br />
een week lang naar een school. Daar worden alle<br />
kinderen in alle lessen bij het circus betrokken.<br />
Paul Boudtsen bracht de familie in contact met het<br />
cultuurcentrum Muze. En zo ontstond het idee om<br />
een educatief project op te zetten waarin de rollen<br />
omgekeerd zouden worden: de scholen zouden naar<br />
het circus komen in plaats van vice versa. “Uiteindelijk<br />
is het project nog veel verder verruimd: er werd een<br />
hele infrastructuur neergezet, circusgezelschappen uit<br />
de hele wereld werden uitgenodigd om naar dit nomadisch<br />
circusdorp te komen. Zo groeide Circo Paradiso<br />
uit tot een groot circusachtig kunstenfestival.”<br />
METHODE<br />
De eerste stap is het smeden van banden met het<br />
maatschappelijk werk, met seniorenorganisaties,<br />
toerisme, scholen, culturele instellingen enz. Op die<br />
manier worden alle segmenten van de bevolking<br />
bereikt. Daarna komt het artistieke luik: een stevig<br />
programma dat goed gefundeerd is, trekt veel vrijwilligers<br />
aan die zo een zinnige vrijetijdsbesteding vinden.<br />
De doestellingen worden nauwkeurig vastgelegd en<br />
gekoppeld aan een strak financieel, technisch en infrastructureel<br />
beleid.<br />
De balans tussen het artistieke en het sociale is<br />
belangrijk. “Maar als je echt een goede slaagkans wilt,<br />
dan komt het sociale op de eerste plaats,“ vindt Tom<br />
Michielsen. “Als er een goed sociaal netwerk is en een<br />
gezellige sfeer, dan kunnen mensen op artistiek<br />
niveau heel veel aan. Want wij hebben dingen getoond<br />
die toch niet evident waren, Indische trancemuziek en<br />
dergelijke.”<br />
Er komt overigens een vervolg op Circo Paradiso<br />
waarin de vriendschapsbanden die ontstaan zijn<br />
tijdens het festival worden uitgediept en verder wordt<br />
gewerkt aan een geïntegreerd cultuurbeleid met veel<br />
partners. “Naar aanleiding van de wereldkampioenschappen<br />
wielrennen willen we in 2002 het wiel als<br />
thema nemen. Wielrennen is typische volkscultuur,<br />
daar zijn prachtige dingen mee te doen” verklapt Tom<br />
Michielsen.<br />
INSPIRATIE<br />
Michielsen zegt uitdrukkelijk niet te willen vervallen<br />
in Bourdieu-termen die een onderscheid maken<br />
tussen elitaire en populaire cultuur. Die termen<br />
hebben het voordeel van de duidelijkheid: ze bakenen<br />
de dingen af, vooral ook omdat Bourdieu zeer streng<br />
en vaak zwart-wit redeneert. Michielsen: “Ik hou meer<br />
van cultuurfilosofen als Hans Blokland. Die heeft me<br />
heel veel bijgebracht over actief en passief participatiebeleid.<br />
Hij presenteert ook diverse benaderingen.” En<br />
dan zijn er de theaterwetenschappers zoals Patrice<br />
Pavy, Peter Sellers en Homi Baba. Die laatste spreekt<br />
in Locations of culture over hibriditeit en heterogeniteit,<br />
thema’s die Michielsen koestert. “Als je echt begint te<br />
spitten in zo’n thematiek als circus, dan heb je een rijk<br />
internationaal gegeven en daar zijn Homi Baba en<br />
Peter Sellers ook mee bezig.”<br />
PARTICIPATIE<br />
In Circo Paradiso waren veel mensen uit de regio op<br />
een actieve manier betrokken. Als deelnemer,<br />
bezoeker of vrijwilliger. De hele Academie Meylandt<br />
bereidde een jaar lang de tentoonstelling voor. Een<br />
ploeg van meer dan 100 vrijwilligers hielp bij de kaartverkoop<br />
en de catering. Een heel belangrijk aspect van<br />
het actief participatiebeleid is volgens Tom Michielsen<br />
gezelligheid. Mensen vinden het plezierig om pannenkoeken<br />
te bakken of te tappen. En dat het werkte,<br />
bevestigt ook een vrijwilliger “Circo Paradiso had zijn<br />
aantrekkingskracht, het straalde gewoon gezelligheid<br />
uit. Er waren kinderen aan het jongleren en tussen de<br />
terrasjes liepen muzikanten door. Ik denk dat dat het<br />
publiek wel bereikt heeft.”<br />
Gezelligheid en diepgang gaan voor Tom Michielsen<br />
samen. De goede sfeer maakt dat de deelnemers overtuigd<br />
raken van de zin van het evenement.
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
De maatschappelijke dimensie van dit project werd in<br />
de eerste plaats heel lokaal ingevuld. Door de samenwerking<br />
met zoveel partners die op hun beurt met<br />
heel veel mensen werken, wordt “de polsslag van de<br />
maatschappij gevoeld”, vindt Tom Michielsen.<br />
Het lokaal-maatschappelijke was het vertrekpunt van<br />
dit project, maar toch werd er ook gezocht naar een<br />
bovenlokaal maatschappelijk engagement. Zo werden<br />
de problemen van circussen toegelicht op een<br />
studiedag, waar de politie, boze buren en dierenrechten<br />
aan bod komen en ook de thematiek van het<br />
nomadenbestaan.<br />
In de teksten over het project wordt circus tegenover<br />
individualisering en onverdraagzaamheid geplaatst.<br />
Ook wordt het thema in verband gebracht met<br />
migratie- en vluchtelingenproblematiek. In de praktijk<br />
was daar niet zoveel concreets van te merken, maar<br />
Tom Michielsen vindt wel dat het publiek die brede<br />
context toch meekrijgt via de communicatie, het<br />
programma en de actieve participatie, (bijvoorbeeld in<br />
de workshops voor migrantenkinderen). Bovendien is<br />
ook in de publiekswerving een maatschappelijke<br />
dimensie aanwezig, door bijvoorbeeld gehandicaptenverenigingen<br />
uit te nodigen.<br />
VISIE OP CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN<br />
Het nieuwe decreet op de cultuurcentra somt veel<br />
actoren van het culturele veld op. Omdat het cultuurcentrum<br />
Muze uitgaat van een sociaal-culturele visie,<br />
steunt het in het lokale netwerk op nog meer actoren.<br />
Alle mensen of instellingen die met of voor het<br />
publiek werken rond zinvolle vrijetijdsbesteding en<br />
bijdragen tot welzijn, doen voor Tom Michielsen aan<br />
cultuur. Ook een OCMW, een academie, een<br />
toeristisch informatiepunt, behoren daarbij. De taak<br />
van het cultuurcentrum bestaat erin een zinvol cultureel<br />
aanbod samen te stellen in samenwerking met<br />
partners die als bemiddelaars kunnen optreden naar<br />
bepaalde doelgroepen.<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
In de brochure van Circo Paradiso wordt circus een<br />
voorbeeld van authentieke en universele volkscultuur<br />
genoemd. De term ‘volkscultuur’ is trouwens prominent<br />
aanwezig in de verantwoording van dit project.<br />
Tom Michielsen heeft daar goede argumenten voor,<br />
die ook een nieuw licht werpen op dat moeilijk te<br />
hanteren begrip.<br />
Het volkse van volkscultuur betekent voor hem dat het<br />
door heel veel mensen gesmaakt wordt. Niet alleen zij<br />
die kaas gegeten hebben van cultuur, maar het grote<br />
publiek dat op het marktplein samenkomt en feest, de<br />
mensen die zich daar ontspannen en elkaar<br />
ontmoeten. Volkscultuur verenigt mensen en heeft<br />
volgens Michielsen per definitie een zeer grote doelgroep.<br />
Circo Paradiso, biedt, net als veel andere organisatoren,<br />
de combinatie van lekker eten en drinken en<br />
feest voor jong en oud. En juist zulke projecten zitten<br />
volgens Michielsen in de lift. “Een tiental jaar geleden<br />
waren er alleen maar de pretparken, dat is ook een<br />
boom geweest. Nu zien we een zeer sterke groei van dit<br />
soort festivals.”<br />
Maar Circo Paradiso gaat verder. Volkscultuur spreekt,<br />
volgens Tom Michielsen, het publiek niet alleen aan in<br />
het hier en nu, maar biedt ook een historische<br />
voedingsbodem. Circus heeft een rijke traditie.<br />
Theoretisch is het ontstaan in de 18de eeuw, maar het<br />
gaat terug op veel oudere vormen van vertier: carnaval,<br />
commedia del arte… De nar, bijvoorbeeld, is een eeuwenoude<br />
figuur en er zijn nog veel meer archetypes in<br />
het circus verenigd. In Circo Paradiso worden al die<br />
facetten weer bijeengezocht. Actualisering van volkscultuur<br />
kan dan ook betekenen dat juist de geschiedenis<br />
van de volkscultuur wordt weergegeven, hoe<br />
contradictorisch dat ook mag klinken. “Circus is de<br />
afgelopen jaren opnieuw populair geworden. Maar om<br />
het te kunnen interpreteren is kennis van de traditie<br />
en de context belangrijk. “<br />
Actualiseren gebeurt ook door bezoekers aan hun<br />
eigen verleden te herinneren. “We hadden een spiegeldanspaleis<br />
staan uit 1920. Oudere mensen kennen dat<br />
HOOFDSTUK 3<br />
107<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM MUZE<br />
108<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
nog. Voor hen is dat een aanleiding om daarover te<br />
vertellen. Volgens Tom Michielsen heeft volkscultuur<br />
veel met vertellen te maken.<br />
Circus is universele volkscultuur en daardoor bijzonder.<br />
Dat heeft volgens de bezieler van Circo Paradiso te<br />
maken met het feit dat het vooral een lichamelijke<br />
kunst is. “Er zijn circusgezelschappen in Latijns-<br />
Amerika, in Afrika, in Azië… Allemaal gaan ze op een<br />
eigen manier met het lichaam om. En dat maakt het<br />
juist interessant, dat het fenomeen niet alleen een<br />
historische achtergrond heeft, maar ook geografisch<br />
zeer verspreid is.” Daardoor zegt het iets over mensen<br />
in het algemeen. De voorstelling Eh voilà nog meer circ,<br />
met kinderen van verschillende nationaliteiten, ging<br />
daarop in. Er werd bijna niet gesproken.<br />
In vorige projecten van Muze werd volkscultuur traditioneler<br />
geïnterpreteerd: “in de zin van eigenheid en<br />
identiteit, maar dat wordt een beetje gevaarlijk,“ vindt<br />
Michielsen. Volkscultuur, gericht op een volk binnen<br />
bepaalde grenzen, krijgt dan iets homogeens. En daar<br />
heeft hij het moeilijk mee. Volkscultuur gaat inderdaad<br />
vaak over clichés, maar die bestaan alleen in de<br />
ogen van buitenstaanders. Typische dingen worden<br />
dan uitvergroot. Michielsen: “Door op een iets diepere<br />
manier met die volkscultuur om te gaan, komen soms<br />
heel andere dingen boven. Met La dolce vita (een<br />
project over Italië) waren hier niet alleen de pasta’s,<br />
maar ook andere gerechten, zoals de aristocini en de<br />
panoteca en ook op muzikaal vlak gingen we buiten<br />
het traditionele: Batistuti bijvoorbeeld, dat is de John<br />
Lennon van Italië.”<br />
De term cultuur van het dagelijkse leven mist voor<br />
Michielsen het aspect actualisering. Het gaat alleen<br />
over hier en nu. Populaire dingen zijn volgens hem<br />
trouwens niet alledaags. Een heel belangrijk aspect in<br />
volkscultuur is verwondering. Daarom gaan mensen<br />
graag naar circusvoorstellingen: om geconfronteerd te<br />
worden met de grenzen van een menselijk lichaam.<br />
“Het spektakel van plooimeisjes, die hun benen in<br />
hun nek leggen en nog een paar pirouetten draaien...<br />
Dat is spektakel. Er wordt iets getoond dat niet<br />
normaal is, niet alledaags. Volkscultuur als de cultuur<br />
van het alledaagse: daar zit iets contradictorisch in.<br />
Volkscultuur is in een vertrouwde omgeving opmerkelijke<br />
dingen meemaken,“ besluit Michielsen. Hij is<br />
een fan van fanfares, straattheater en commedia del<br />
arte, omdat die artiesten door de straten lopen of op<br />
het marktplein staan. “Dat is cultuur die naar mensen<br />
toe gaat: de omgekeerde beweging. Een gemeenschap<br />
creëert altijd wel een plek waar die dingen kunnen<br />
gebeuren. Elke stad of dorp heeft daar wel een plein<br />
voor.”<br />
CONCLUSIE<br />
Brede, goed uitgewerkte partnerschappen en vrijwilligerswerking<br />
gaven dit project heel sterke, lokale<br />
wortels. Een zeer aantrekkelijk programma en veel<br />
reclame zorgden voor regionale en zelfs nationale<br />
uitstraling. De maatschappelijke dimensie was vooral<br />
plaatselijk: het project creëerde nieuwe samenwerkingsverbanden.<br />
Het verband met migratie en vluchtelingen,<br />
waarvan sprake bij de indiening voor de<br />
campagne, was niet echt uitgewerkt, maar wel impliciet<br />
aanwezig in de programmering en de werking.<br />
Circus heeft een dialectische relatie met het dagelijkse<br />
leven. Het is een kunst die beheerst wordt door een<br />
heel klein segment van de bevolking, namelijk circusartiesten,<br />
die als rondtrekkend volk een marginale<br />
plaats in de maatschappij innemen. De toeschouwers<br />
kijken in verwondering naar het spektakel dat ver van<br />
hen afstaat, al zijn ze dicht bij huis in een tent op het<br />
marktplein. Deze vorm van volkscultuur wordt door<br />
heel veel mensen gesmaakt, maar men kan zich<br />
afvragen of het daarom ook universele volkscultuur is,<br />
stelt de initiatiefnemer. ‘Volk’ betekent in dit geval<br />
vooral een breed publiek.<br />
Een risico van dit project, en ook van andere populaire<br />
festivals, is dat het zich vooral gaat richten naar een<br />
consumerende massa die niet echt cultureel partici-
peert, maar vooral geniet van de sociale ontmoeting en<br />
de gezelligheid. Op zich is daar niets mis mee, maar<br />
voor de organisatoren moet het wel een bewuste keuze<br />
zijn. Het ene sluit trouwens het andere niet uit. De<br />
initiatiefnemers programmeerden ook workshops en<br />
een tentoonstelling, zodat het publiek werd gestimuleerd<br />
om actief deel te nemen aan de nieuwe betekenisgeving<br />
van het circus vandaag.<br />
De visie dat actualisering vooral contextualisering is,<br />
biedt veel mogelijkheden. Het combineren van<br />
kermis-, straattheater- en circuselementen kan inderdaad<br />
een nieuw licht werpen op tradities.<br />
Actualisering gaat dan hand in hand met historisering.<br />
Door terug te gaan naar de wortels worden clichés<br />
opnieuw interessant. De programmering van Circo<br />
Paradiso illustreerde dat.<br />
Die actualisering ook omzetten in een artistieke<br />
creatie, vergt echter veel werk. Het is een project op<br />
zich. Een brede programmering combineren met<br />
eigen artistieke creaties is misschien te hoog<br />
gegrepen. Het door de initiatiefnemer bedachte<br />
verband tussen volkscultuur en lichamelijkheid biedt<br />
in elk geval interessante perspectieven.<br />
Misschien kunnen thema’s zoals wielrennen, die<br />
dichter bij het dagelijkse leven staan en dus meer kans<br />
bieden op participatie, in de toekomst nóg opmerkelijke<br />
resultaten geven.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
9915,74 euro<br />
Cultuurcentrum Muze<br />
Dekenstraat 40<br />
3550 Heusden-Zolder<br />
tel.: 011-53 31 24<br />
info@muze.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
109<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM BELGICA<br />
110<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Duik in<br />
de Dender<br />
Een kunstenaar confronteert het museum<br />
met actuele diversiteit<br />
In Dendermonde wil het Cultuurcentrum Belgica de<br />
bezoekers van de Stedelijke Musea een meer genuanceerde<br />
kijk bieden op de eigen culturele identiteit en op het<br />
gaandeweg gemanipuleerde collectieve geheugen. Daartoe<br />
werd de hulp ingeroepen van kunstenaar Nilton Moreira<br />
da Silva. Hij hield de presentatie van de erfgoedcollectie in<br />
de Stedelijke Musea kritisch tegen het licht en trachtte<br />
aansluiting te vinden bij de huidige maatschappelijke<br />
diversiteit.<br />
Cultuurcentrum Belgica vzw werd in 1996 opgericht<br />
door de stad Dendermonde. De stad brengt personeel,<br />
werkingsmiddelen en infrastructuur in. De vzw bepaalt<br />
zelf de inhoudelijke werking. Het Cultuurcentrum<br />
heeft 17 mensen in dienst, die samen het equivalent<br />
vormen van 11 voltijdse krachten. Belgica situeert zich<br />
in de sector van de culturele centra. In zijn werking<br />
ligt de nadruk op podiumkunsten en in mindere mate<br />
op tentoonstellingen, vormingswerk en sociale<br />
projecten.<br />
Het Cultuurcentrum wil een gevarieerd aanbod<br />
brengen voor Dendermonde en<br />
zijn hinterland. Naast de ‘normale’<br />
Dat erfgoed werd<br />
programmering probeert het<br />
weer van henzelf<br />
centrum elk jaar een project op te<br />
zetten dat ruimer werkt. Natuurlijke<br />
vijanden? en Halqa, respectievelijk in 1999 en 2000,<br />
waren projecten waarbij enerzijds de participatie van<br />
allochtone jongeren werd beoogd en anderzijds de<br />
beeldvorming over cultuur en culturele identiteiten<br />
kon worden bijgesteld. Voor Natuurlijke vijanden? werd<br />
de 900ste verjaardag van de eerste kruistocht naar<br />
Jeruzalem aangegrepen om met tentoonstellingen,<br />
workshops, optredens en lezingen te peilen naar de<br />
kloof die nog steeds gaapt tussen de Westerse wereld<br />
en de Arabisch-islamitische. Met deze projecten wil<br />
Cultuurcentrum Belgica een breed publiek aanspreken<br />
én bij de actie betrekken. Krist Biebauw, directeur van<br />
het Cultuurcentrum Belgica: “Men verwart vaak<br />
aandacht voor een brede laag van de bevolking met<br />
populisme. Dat is jammer. We proberen in alles wat
we ondernemen de kwaliteit hoog te houden, maar we<br />
zorgen er ook voor dat we al van in een vroeg stadium<br />
in contact treden met het publiek. We nodigen<br />
mensen uit om actief te participeren zodat ze het<br />
gevoel krijgen dat het project ook van hen is.”<br />
Voor de jaarlijkse bijzondere projecten volstaat de<br />
ondersteuning door de stad Dendermonde niet. Krist<br />
Biebauw: “Wij gaan ervan uit dat we zelf een substantieel<br />
bedrag op tafel kunnen leggen en vragen dan<br />
bijkomende (en noodzakelijke) subsidies aan. Dat is<br />
een risico, want als er dan geen subsidies volgen, kan<br />
dat tot serieuze financiële katers leiden.”<br />
DODE CULTUUR LEVEND MAKEN<br />
Met het project ‘Duik in de Dender’ wil<br />
Cultuurcentrum Belgica de kloof dichten tussen de<br />
erfgoedcollectie in de Stedelijke Musea en de huidige<br />
culturele diversiteit. De erfgoedcollectie en haar<br />
presentatie in het Stedelijk Museum appelleren<br />
immers nauwelijks nog aan de maatschappij van<br />
vandaag. De collecties zijn indertijd ook geconcipieerd<br />
vanuit een Westerse kijk op het verleden, die niet meer<br />
in overeenstemming is met de steeds mondialere<br />
samenleving. Krist Biebauw: “In zo’n museum komt<br />
weliswaar een stuk volkscultuur terecht, maar die gaat<br />
daar dood. Het is de bedoeling de band te herstellen<br />
tussen die historische cultuur van een stad en haar<br />
actuele bewoners: ‘dode’ cultuur weer levend te<br />
maken.”<br />
Nilton Moreira da Silva, die zichzelf omschrijft als een<br />
kunstenaar die niet bezig is met kunstproductie maar<br />
met de culturele dimensie van sociale processen, werd<br />
uitgenodigd om de tweespalt tussen heden en<br />
verleden op te he¤en. Voor hem is de erfgoedcollectie<br />
onlosmakelijk verbonden met haar omgeving en met<br />
de ‘echte’ eigenaars ervan. Daarom koos hij voor een<br />
intense samenwerking met enkele Dendermondenaars.<br />
De tentoonstelling werd het resultaat van samenwerking<br />
tussen de kunstenaar, de participanten en het<br />
Stedelijk Museum zelf. Dat laatste was bereid ver mee<br />
te gaan in de visie van de kunstenaar. Omdat het<br />
proces even belangrijk was als het resultaat, werd het<br />
op video opgenomen. Medewerkers van de regionale<br />
omroep Kanaal 3 stonden het cultuurcentrum hierin<br />
bij en zonden de beelden uit. Tijdens de tentoonstelling<br />
werden ze ook vertoond in het museum.<br />
Behalve deze tentoonstelling werd er, voor een meer<br />
gespecialiseerd publiek, ook een studiedag georganiseerd<br />
over de plaats van het museale erfgoed in de<br />
maatschappij van vandaag.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Zoals bij de twee vorige projecten die gericht waren op<br />
beeldvorming over allochtonen, zo wilde het CC<br />
Belgica nu de beeldvorming over culturele identiteit<br />
centraal stellen. Krist Biebauw: “Het project is<br />
ontstaan tijdens Halqa. Maar deze keer was de<br />
erfgoedcollectie het onderwerp. Het historisch erfgoed<br />
is nog sterk aanwezig in Dendermonde en ook in zijn<br />
musea. Die uitgebreide collectie heeft echter niets<br />
meer te maken met de veelzijdigheid van onze samenleving.<br />
Dat was het uitgangspunt.”<br />
De voorbereiding ging van start in mei 2000. Bij de<br />
vorige projecten had het centrum ervaren dat het<br />
belangrijk is de diverse partners van bij het begin bij<br />
het initiatief te betrekken. Evidente partners waren de<br />
Stedelijke Musea van Dendermonde, waar het culturele<br />
verleden van Dendermonde bewaard en gedocumenteerd<br />
wordt en waar de voorbereiding en de<br />
tentoonstelling zelf plaatsvonden. De inzet en de<br />
kennis van conservator Aimé Stroobants waren voor<br />
dit project onontbeerlijk.<br />
Om het uitgangspunt van de tentoonstelling – de<br />
afwezigheid van de huidige maatschappelijke diversiteit<br />
in de erfgoedcollectie van de musea – mee te<br />
ondersteunen werd een beroep gedaan op Hoofdstuk<br />
27. Deze organisatie is een door de minister van<br />
Cultuur erkend steunpunt voor culturele diversiteit in<br />
de kunsten en heeft al eerder projecten met dat thema<br />
begeleid. De inbreng van het publiek was een essentieel<br />
element in de hele opzet van het project. Omdat<br />
het CC noch de musea hierin ervaring hadden, werd<br />
HOOFDSTUK 3<br />
111<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM BELGICA<br />
112<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
een externe deskundige aangezocht. De keuze viel op<br />
Rudy Cleemput die als productieverantwoordelijke in<br />
de theaterwereld (Kunstencentrum Vooruit, Victoria,<br />
Toneelgroep Ceremonia) en als begeleider van jongerenprojecten<br />
(voor o.a. CC Hamme en CC Belgica)<br />
ervaring had in het stimuleren en begeleiden van<br />
mensen in een artistiek proces. Bijkomend pluspunt<br />
was dat Rudy Cleemput zelf in Dendermonde woonde.<br />
MDM Media werd bij het project betrokken als<br />
communicatiedeskundige, terwijl Anneke Lippens,<br />
museumconsulente van de provincie Oost-Vlaanderen<br />
werd aangetrokken wegens haar ervaring met projectwerking<br />
binnen musea.<br />
De uitwerking van het artistieke proces werd in<br />
handen gegeven van een kunstenaar. De keuze van<br />
deze kunstenaar was erg belangrijk omdat het hele<br />
project zou staan of vallen met deze persoon. Eerst<br />
werd gepraat met Sven ‘t Jolle die eerder onder meer<br />
gewerkt had rond de sluiting van Renault Vilvoorde.<br />
Daar vergeleek hij de aªches en wervingscampagnes<br />
van Renault in de jaren ‘60 met de gebeurtenissen<br />
rond de sluiting. Lieve Van Cauwenberge, cultuurfunctionaris<br />
van CC Belgica: “Hij kijkt naar de maatschappij<br />
van vandaag, hoe die veranderd is, hij kijkt<br />
naar de diverse culturen die de maatschappij maken…<br />
Samenwerking met hem leek dus interessant. Op het<br />
laatste moment is hij echter uit het project gestapt<br />
omdat hij aan een ander, voor hem wellicht interessanter<br />
project kon meewerken. Dat zette wel even een<br />
domper op het project.”<br />
Plots moest het CC dus op zoek gaan naar een andere<br />
kunstenaar. Via hoofdstuk 27 kwamen ze terecht bij<br />
Nilton Moreira da Silva. Door het afhaken van Sven ‘t<br />
Jolle bleef er voor de praktische realisatie van het hele<br />
project niet meer dan drie maanden over. De initiatiefnemers<br />
zeggen zelf dat dit veel te kort was om het<br />
project uit te werken zoals oorspronkelijk bedoeld.<br />
De tentoonstelling vond plaats van 2 februari tot 25<br />
maart 2001, de studiedag op 19 maart.<br />
METHODE EN PARTICIPATIE<br />
Van de kunstenaar werd verwacht dat hij een proces<br />
op gang zou brengen waarin erfgoed, het publiek en<br />
het museum een rol speelden. Met Nilton Moreira da<br />
Silva koos men voor een buitenstaander (hij is<br />
Braziliaan en woont momenteel in Utrecht) die niet<br />
vertrouwd was met de situatie in Dendermonde en<br />
daardoor een heel frisse kijk had op de dingen. Voor<br />
de gevraagde inbreng van het publiek kon Nilton<br />
Moreira da Silva ervaring voorleggen uit projecten die<br />
hij eerder realiseerde. Voor de tentoonstelling oh my<br />
god (Eindhoven 2000) waren interviews het uitgangspunt.<br />
Nilton Moreira da Silva haalde voor dit project enkele<br />
objecten uit de bestaande erfgoedcollectie en gaf ze in<br />
handen van hun erfgenamen. Hij koos ervoor met een<br />
beperkte groep van 10 personen te werken. Samen<br />
met Rudi Cleemput zocht het CC Belgica die uit. Krist<br />
Biebauw: “Eerst hebben we gekeken hoe<br />
Dendermonde wat betreft bevolking in elkaar zit en<br />
daar hebben we een raster van gemaakt. Dan hebben<br />
we mensen gekozen die beantwoordden aan dat<br />
profiel en die zijn we gaan opzoeken. Deze mensen<br />
dienden niet alleen te passen in het profiel, ze<br />
moesten bij voorkeur ook een beetje bekend zijn in<br />
Dendermonde. Op die manier zouden ze de uitstraling<br />
van het project vergroten en bewoners nieuwsgierig<br />
maken.”<br />
Da Silva nam vervolgens samen met deze tien mensen<br />
en met conservator Stroobants een kijkje in het<br />
museum. Anders dan bij een gewoon museumbezoek<br />
mochten de mensen voorwerpen aanraken. Ze konden<br />
ook vragen stellen. Uiteindelijk werd hen verzocht uit<br />
de collectie één voorwerp te kiezen. De kunstenaar<br />
voerde daarna met elk van hen een gesprek over het<br />
object en hun keuze. Met de conservator sprak hij over<br />
de geschiedenis van de objecten. Lieve Van<br />
Cauwenberge: “Vanuit die gegevens is hij vertrokken<br />
om met elk van de gekozen objecten een installatie te<br />
maken – dus niet meer vertrekkend vanuit de geschiedenis,<br />
maar vanuit het verhaal van de mensen. Zo was
er een mevrouw die een heel klein lepeltje had uitgekozen.<br />
Nilton Moreira da Silva heeft dat lepeltje dan<br />
omringd met alle andere heel kleine voorwerpen in<br />
het museum.”<br />
Behalve de tien mensen die aan het project<br />
meewerkten, wilde de kunstenaar ook de andere bewoners<br />
van Dendermonde bij het project betrekken. Dat<br />
probeerde hij met een postercampagne. Er werden<br />
aªches verspreid met foto’s van de participanten in<br />
duikhouding. Het was de bedoeling nieuwsgierigheid<br />
te wekken in Dendermonde en de drempel van het<br />
project te verlagen door de aanwezigheid van<br />
vertrouwde personen of personen met wie men zich<br />
kon identificeren.<br />
Tijdens de tentoonstelling werden ook workshops<br />
aangeboden voor jongeren. Lieve Van Cauwenberge:<br />
“Voor de hoogste graad van het secundair onderwijs<br />
ontwikkelde Nilton Moreira da Silva een workshop<br />
met als doel erfgoed te creëren voor later. Na een<br />
bespreking van het project, gingen de leerlingen op<br />
stap om zichzelf te fotograferen met een voorwerp<br />
waarvan zij vonden dat het bewaard moest blijven voor<br />
later. De foto’s van de workshops werden opgeborgen<br />
in een kistje en verstopt. Ooit komen ze misschien als<br />
vondst in het museum terecht. De leerlingen waren<br />
heel enthousiast over deze workshop en kregen een<br />
duidelijk beeld over hoe een voorwerp in het museum<br />
kan belanden en hoe erfgoed kan ontstaan. De workshops<br />
voor de lagere school, die door een stagiair<br />
sociaal-cultureel werk werden ontwikkeld, waren gebaseerd<br />
op een soortgelijk concept. De actieve participatie<br />
rond het thema ‘erfgoed’, dat vrij abstract is voor<br />
zo’n jong publiek, leek de ideale manier om hen dit<br />
begrip uit te leggen.”<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
Krist Biebauw: “Het begrip volkscultuur blijft moeilijk,<br />
zeker hier in Vlaanderen waar dat nog altijd geassocieerd<br />
wordt met ondemocratische politieke partijen,<br />
zangfeesten en dergelijke. Maar volkscultuur is een<br />
veel breder begrip. Wij zijn daarmee bezig, ook in<br />
onze dagelijks programmering, maar niet noodzakelijk<br />
alleen met Vlaamse volkscultuur. Wij focussen ook<br />
heel erg op wat gemeenzaam ‘wereldmuziek’ wordt<br />
genoemd. Daarin zit heel wat etnische en traditionele<br />
volksmuziek, levende volkscultuur van elders. Een deel<br />
van het probleem is dat de oude volkscultuur nog zo<br />
weinig banden heeft met vandaag dat het heel elitair<br />
wordt daarmee bezig te zijn. Slechts een elite is geïnteresseerd<br />
in oude volksmuziek terwijl de doorsnee<br />
mens naar de deuntjes op Radio 2 luistert. Je krijgt<br />
dus de contradictie dat volkscultuur iets voor hoger<br />
opgeleiden wordt. De definitie van volkscultuur heeft<br />
dus ook met tijd en context te maken. Gaat het over de<br />
volkscultuur van vroeger of is er nu een andere volkscultuur:<br />
van bijvoorbeeld soaps met bekende acteurs<br />
die in de zomer optreden op de dijk in Oostende?<br />
Volgens mij is dat laatste de volkscultuur van nu.<br />
Misschien moet je de ‘actuele volkscultuur’ dan ook zo<br />
bekijken: als wat er nu leeft bij het volk. En dat zouden<br />
dan wel eens heel vreemde, heel on-Vlaamse zaken<br />
kunnen zijn. De problematiek heeft ook te maken met<br />
globalisering. De gewone mensen zijn gekoloniseerd<br />
door bijvoorbeeld de Angelsaksische muziek. Dat heeft<br />
niets meer te maken met de oorspronkelijke volkscultuur.<br />
Maar het is misschien wel een nieuwe volkscultuur<br />
aan het worden. En weer kijken we erop neer<br />
omdat het niet hoogstaand is.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
De kloof die normaal bestaat tussen een ‘elitair’<br />
museum en het publiek werd door dit project wat<br />
kleiner. Lieve Van Cauwenberge: “Door de voorwerpen<br />
letterlijk in de handen van gewone mensen te duwen,<br />
werd dat erfgoed echt weer van henzelf. De drempel<br />
werd verlaagd door de mensen zelf te laten kiezen,<br />
zonder criteria op te leggen. Ze mochten iets kiezen<br />
omdat ze het mooi vonden en er hun eigen verhaal bij<br />
konden maken. Dat hoefde geen bestudeerde keuze te<br />
zijn.”<br />
Tien herkenbare mensen gingen een engagement aan.<br />
Ze kozen een voorwerp uit het museum en zijn<br />
HOOFDSTUK 3<br />
113<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUURCENTRUM BELGICA<br />
114<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
daarmee ook op aªches in de hele stad verschenen.<br />
Het ‘elitaire’ van de tentoonstelling werd geneutraliseerd<br />
doordat iedereen wel iemand van deze mensen<br />
kende. Dat bleek ook uit het aantal bezoekers dat veel<br />
hoger was dan bij een normale tentoonstelling met<br />
hedendaagse kunst. Het gebruikelijke publiek van<br />
dergelijke tentoonstellingen was dan weer veel minder<br />
sterk aanwezig. Het initiatief werd door de mensen<br />
echt ervaren als een Dendermonds project.<br />
De impact van zo’n project is volgens de organisatoren<br />
moeilijk in te schatten, maar uit vorige initiatieven<br />
blijkt toch dat mensen achteraf geïnteresseerd blijven<br />
in wat het CC onderneemt.<br />
De initiatiefnemers hadden ook gehoopt dat er iets van<br />
het project in de werking van het museum zou<br />
binnensluipen, maar dat zal pas op langere termijn<br />
blijken. Tijdens het project nam het museum wel een<br />
wat afwachtende houding aan, zonder zelf veel in te<br />
brengen. Een positief punt is echter dat vanuit het<br />
museum de vraag kwam om aan een volgende tentoonstelling<br />
mee te werken en de programmering van het<br />
CC aan die lopende tentoonstelling aan te passen.<br />
CONCLUSIE<br />
Het initiatief om de wat ingedommelde erfgoedcollectie<br />
van een stad op een andere manier te bekijken is<br />
op zich erg waardevol. Het kan duidelijk maken hoe<br />
een eenzijdige kijk op het verleden de hedendaagse<br />
blik kan beïnvloeden.<br />
Hoewel het project inspeelt op de sterke band die in<br />
Dendermonde nog bestaat met het collectieve verleden<br />
(de nog steeds levendige belangstelling voor de mythe<br />
van het Ros Beiaard bijvoorbeeld), kan dit soort project<br />
makkelijk uitgebreid worden naar andere collecties in<br />
Vlaanderen.<br />
Ook het initiatief om de uiteindelijke uitwerking van<br />
het concept in handen te geven van een kunstenaar<br />
verdient navolging. De keuze voor een kunstenaar<br />
wiens methode er niet op gericht is tot een hermetisch<br />
resultaat te komen, maar die de interactie en de<br />
context het proces laat bepalen, lijkt gegrond.<br />
Toch is het net de wat verstoorde samenwerking met<br />
de kunstenaar die maakte dat het project niet helemaal<br />
is geworden wat de initiatiefnemers ervan hadden<br />
verwacht. Krist Biebauw: “We hebben een kunstenaar<br />
geselecteerd die zover mogelijk af stond van heel die<br />
traditie, zodat hij een heel frisse blik op het gebeuren<br />
kon werpen. Maar dat leverde toch ook wel praktische<br />
problemen op: de kunstenaar woont in de buurt van<br />
Utrecht en gaf geen blijk van een al te grote mobiliteit.<br />
Er blijkt ook een verschil te bestaan tussen Nederland<br />
en Vlaanderen in de perceptie van dit soort projecten.<br />
Zij hebben veel grotere budgetten en deze kunstenaar<br />
bleek vrij zakelijk ingesteld. Zijn engagement ging ook<br />
niet zover als verwacht en als hij oorspronkelijk had<br />
laten uitschijnen. Dat gaf toch wel problemen. Bij zo’n<br />
project moet de kunstenaar meer aanwezig zijn, zich<br />
meer inlaten met de mensen.”<br />
De initiatiefnemers zeggen zelf dat het beter ware<br />
geweest de kunstenaar vanaf het begin duidelijk te<br />
maken wat precies van hem werd verwacht. Als dat<br />
anders was aangepakt, had het project volgens hen<br />
veel meer diepgang kunnen krijgen.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
7436,81 euro<br />
Cultuurcentrum Belgica vzw<br />
Kerkstraat 24<br />
9200 Dendermonde<br />
tel.: 052-20 26 26<br />
ccbelgica@dendermonde.be
Identificatiekamer<br />
Het Huis van Alijn houdt een interactieve<br />
tentoonstelling<br />
Onze open houding<br />
lokt toeval uit<br />
Met de identificatiekamer wil het Huis van Alijn de vaste<br />
collectie van het museum op een verfrissende en interactieve<br />
manier ontsluiten, verhalen naar boven spitten en via die<br />
interactie met het publiek zelf extra kennis verwerven over<br />
de getoonde voorwerpen. Het project gaat dus over<br />
ontsluiting en communicatie maar ook over beeldvorming<br />
rond het museum en zijn collectie.<br />
EEN MUSEUM WORDT HUIS<br />
Het 14de-eeuwse ‘Kinderen Alynshospitaal’, een<br />
beschermd monument, herbergt sinds 1962 het<br />
Gentse Museum voor Volkskunde. In 1997 droeg het<br />
stadsbestuur het beheer van het museum over aan een<br />
vzw. Sylvie Dhaene werd de nieuwe directeur en zij<br />
koos resoluut voor heroriëntering en intense publiekswerking.<br />
De nieuwe werking werd gedurende twee jaar<br />
voorbereid en symbolisch bezegeld met een naamsverandering<br />
in ‘Huis van Alijn’.<br />
Het Huis van Alijn wil de communicatie over het<br />
volkskundig cultureel erfgoed bevorderen en een<br />
ontmoetingsforum zijn voor een ruim publiek: zowel<br />
lokaal als internationaal. Dat publiek is uiteraard<br />
iedereen, maar extra aandacht gaat uit naar jongeren<br />
en allochtonen. Ze kunnen er kennismaken met een<br />
verleden dat ze niet hebben meegemaakt. Meteen<br />
houdt dat een confrontatie in met allerlei evoluties in<br />
de samenleving. De collectie werd opgebouwd vanaf de<br />
jaren ‘20 van de vorige eeuw. Vandaag groeit ze aan<br />
dankzij schenkingen, want voor aankopen is er onvoldoende<br />
geld. In de permanente collectie ligt de nadruk<br />
op de Vlaamse stedelijke volkscultuur tussen 1880 en<br />
1950. In tijdelijke tentoonstellingen worden aspecten<br />
uit de vaste opstelling uitgediept en komen ook andere<br />
volksculturen aan bod. Zo wordt de bezoeker uitgedaagd<br />
om verbanden te leggen tussen heden en<br />
verleden, tussen eigen en andere culturen.<br />
Het museum zet ook evenementen op, zowel binnen<br />
als buiten het museum, maar steeds met de bestaande<br />
museumcollectie als vertrekbasis.<br />
De Alijnploeg bestaat uit jonge historici en kunsthistorici<br />
(twintigers en prille dertigers). De bezetting<br />
HOOFDSTUK 3<br />
115<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
HUIS VAN ALIJN<br />
116<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
wisselt: in augustus 2001 liep één tijdelijk contract<br />
reeds af; in december stopte een tweede. Vier mensen<br />
vormen de vaste Alijnploeg. Twee daarvan zijn voltijds<br />
voor Alijn aan de slag. Directeur Sylvie Dhaene vindt<br />
een kleine kern van vaste medewerkers ideaal. Extra<br />
taken worden uitbesteed.<br />
TWAALF RAADSELS<br />
In de identificatiekamer presenteert Alijn voorwerpen<br />
waarvan het oorspronkelijke gebruik binnen het<br />
museum onbekend is. Sylvie Dhaene: “We doen expliciet<br />
een beroep op de hulp van de bezoeker. Hij wordt<br />
uitgenodigd zijn verhaal aan het object te verbinden:<br />
ervaringen, herinneringen, kennis en anekdotes. Die<br />
interactie vindt eveneens plaats op onze website. Een<br />
online-presentatie van de voorwerpen roept de sitebezoeker<br />
op mee te werken.” Voor mensen die niet naar<br />
het museum konden komen, was er de krant: de voorwerpen<br />
die gedurende twaalf weken in het museum<br />
centraal stonden, werden in dezelfde periode in De<br />
Gentenaar gepresenteerd. Via de site en de krant<br />
werden de verhalen ook ‘teruggegeven’ aan het<br />
publiek.<br />
Als eindresultaat dacht de Alijnploeg aanvankelijk aan<br />
een publicatie met reacties van de bezoekers. Van dat<br />
idee zijn ze teruggekomen, omdat zich andere, meer<br />
interactieve mogelijkheden aandienden – meteen een<br />
staaltje van de flexibele houding van het museum en<br />
de medewerkers. Het alternatief werd een afsluitende<br />
nocturne op 22 november, verzorgd door de<br />
fotografiestudenten van de Gentse Academie. Ze<br />
kenden de objecten uit de identificatiekamer een denkbeeldige<br />
functie toe. “Het resultaat is soms bijzonder<br />
grappig. Zo werd een antiek voorwerp om wijnflessen<br />
van kurken te voorzien, door een student visueel<br />
omgedoopt tot ‘schaambladaanbrenger’ bij een naaktmodel.”<br />
De foto’s van de studenten werden in de<br />
identificatiekamer tentoongesteld.<br />
Als blijvend gevolg van dit project wordt een permanente<br />
onderzoekskamer in de vaste opstelling van het<br />
museum geïntegreerd.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS & TIMING<br />
Het project ontstond vanuit reflectie over de vaste<br />
collectie van het museum. Daar zitten nogal wat voorwerpen<br />
tussen waarvan niemand het verhaal of de<br />
precieze functie kent. Literatuuronderzoek is vaak<br />
moeilijk omdat er weinig echt ontsloten is. Elke heemkundige<br />
kring heeft een eigen ontsluitingssysteem,<br />
vaak gebaseerd op een persoonlijke visie en bijgevolg<br />
ontoegankelijk voor buitenstaanders. Vandaar het idee<br />
om het publiek mee te laten zoeken. Het oorspronkelijke<br />
doel was dus louter kennis verwerven over<br />
bepaalde voorwerpen. Nadien kwamen daar andere<br />
doelstellingen bij. Het Huis van Alijn wil in zijn<br />
identificatiekamer ook educatief werken. Belangrijk in<br />
dat verband zijn de verhalen rond een voorwerp. Aan<br />
die context wordt de hele kamer gewijd. Daar zijn de<br />
voorwerpen te zien, samen met identificatiefiche die<br />
zo goed mogelijk wordt ingevuld: datering, vindplaats,<br />
oorsprong enz. De hiaten tonen het zoekproces. Wie<br />
de kamer bezoekt, mag aanvullen. Zo wordt elke<br />
bezoeker een partner. “We maken samen een tentoonstelling,<br />
gaan samen op zoek naar de betekenis van<br />
een voorwerp.”<br />
Na acht maanden voorbereiding, gingen de tentoonstelling<br />
en het onderzoek van start op 1 september<br />
2001. Het project werd op dezelfde dag in De<br />
Gentenaar aangekondigd. De krant besteedde daarna<br />
wekelijks aandacht aan een ander voorwerp uit de<br />
reeks van twaalf.<br />
Ondertussen trok de Alijnploeg, voorzien van een<br />
ko¤ertje met de ongeïdentificeerde voorwerpen, naar<br />
bejaardentehuizen en dienstencentra. Dat gebeurde<br />
meestal op maandag, omdat het museum dan gesloten<br />
is. De voorwerpen kunnen dan zonder probleem<br />
worden meegenomen.<br />
Tegelijk werden de binnengekomen reacties verwerkt<br />
en werd verder wetenschappelijk onderzoek verricht.<br />
Op 22 november volgde de afsluitende nocturne met<br />
het werk van de academiestudenten. De ‘uitslag’ van<br />
de identificatieronde werd toen bekend gemaakt: het<br />
publiek vernam de ware identiteit en functie van de
voorwerpen, voor zover op dat moment bekend.<br />
Zo’n achthonderd mensen hebben daar mee naar<br />
gezocht. Vooral senioren lieten zich gelden. Acht van<br />
de twaalf objecten werden inmiddels geïdentificeerd.<br />
Informatie daarover is op de website te vinden.<br />
Ongeïdentificeerde voorwerpen blijven in de permanente<br />
onderzoekskamer tentoongesteld, objecten<br />
waarvan gebruik en herkomst werden achterhaald,<br />
ruimen plaats voor nieuwe onbekende voorwerpen.<br />
METHODE: CREATIVITEIT LOONT<br />
Het Huis van Alijn is al enige jaren bekend om zijn<br />
originele, soms opzienbarende acties waarin kwaliteit<br />
en inhoud toch altijd centraal blijven staan. Waar<br />
komen die bekendheid, en die creativiteit vandaan? Er<br />
is uiteraard een verband: wie origineel en creatief is,<br />
komt in de belangstelling. Maar er valt wat dat betreft<br />
ook wat te forceren. Alijn gebruikt graag methodieken<br />
uit andere sectoren, zoals marketing- en reclame. Kijk<br />
maar naar de kabouterinvasies, naar aanleiding van de<br />
tentoonstelling Mannen met baarden 2 .<br />
Ook besteedt het museum altijd veel zorg aan de<br />
manier waarop het zichzelf en zijn projecten presenteert.<br />
Het tracht steeds aanknopingspunten te vinden<br />
in de hedendaagse samenleving, denkt vanuit de<br />
ontvanger, werkt flexibel en interdisciplinair, speelt erg<br />
kort op de bal, betrekt ook ‘buitenstaanders’ bij de<br />
werking (studenten bijvoorbeeld) en durft risico’s<br />
nemen. Dat alles zorgt er ook voor dat de pers graag<br />
en veel over Alijn bericht.<br />
Een stap verder is samenwerking met de pers, zoals<br />
dat gebeurde voor het identificatieproject.<br />
Voor die bekendmaking was echter niet alleen de<br />
krant van belang, maar ook de aanpak van de<br />
bezoeken aan de dienstencentra, clubhuizen en<br />
bejaardentehuizen. Daarbij werd het ‘Tupperwaresysteem’<br />
toegepast. Met een ko¤ertje vol objecten<br />
trokken de museummedewerkers naar die instellingen<br />
en confronteerden de mensen daar met de voorwerpen.<br />
Wegens groot succes doen ze dat trouwens<br />
nog steeds. Liefst van al willen ze een busje voor die<br />
verplaatsingen: een Huis van Alijn op wielen. Zo<br />
kunnen ze aanwezig zijn tijdens evenementen en<br />
festiviteiten.<br />
Dergelijke initiatieven zijn niet louter bedoeld om te<br />
stunten. Ze bevorderen ook de beoogde interactie met<br />
het publiek. Om dat e¤ect nog te versterken wordt er<br />
soms een spelelement en zelfs enige competitie aan<br />
gekoppeld. “Denk aan de kabouters. Mensen werden<br />
uitgedaagd om het door hen meegenomen witte exemplaar<br />
te beschilderen en in het museum te zetten.” En<br />
wie wil er dan niet de mooiste hebben.<br />
Ook met het identificatieproject daagt het Huis van<br />
Alijn het publiek op allerlei manieren uit tot participatie<br />
en interactie. Dat kan via een gesprek met een<br />
museummedewerker, door in het museum verkrijgbare<br />
postkaartjes in te vullen en terug te sturen, via de<br />
site of de krant. Deze aanpak doorbreekt het eenrichtingsverkeer<br />
dat in veel musea gebruikelijk is.<br />
Precies door die wisselwerking krijgt het Huis van<br />
Alijn ook vaak suggesties van buitenaf voor nieuwe<br />
initiatieven en randactiviteiten. “We trekken daartoe<br />
doelbewust de straat op. Via ontmoetingen en<br />
gesprekken stoten we geregeld op interessante ideeën<br />
en verhalen. Onze open houding lokt het toeval uit.”<br />
Na lancering van een project zorgt het publiek ook<br />
voor de reality-check. Als mensen niet reageren op een<br />
oproep in de krant of in een tijdschrift, dan scheelt er<br />
iets. Misschien leeft het onderwerp dan niet of is er<br />
iets mis met de aanpak.<br />
Binnenshuis ontstaan de ideeën voor die aanpak op<br />
elk ogenblik en overal. Het Huis van Alijn plant geen<br />
brainstormsessies. “We praten gewoon veel met<br />
elkaar,“ zegt Sylvie Dhaene. “We lunchen altijd samen;<br />
we zijn continu aan het werk. Ideeën zijn een kwestie<br />
2. ‘Mannen met baarden’ liep van 14 juli tot 2 december 2001 in het Huis<br />
van Alijn: een tentoonstelling over de historische, culturele en actuele betekenis<br />
van de tuinkabouter. Vóór en tijdens de tentoonstelling organiseerde<br />
het museum enkele nachtelijke invasies van witte plaasteren tuinkabouters<br />
in de Gentse binnenstad. Bedoeling was dat bewoners de volgende ochtend<br />
onverhoeds met de nachtelijke bezoekers zouden worden geconfronteerd<br />
en hen mee naar huis zouden nemen. Bovendien werden de Gentenaars<br />
opgeroepen het meegenomen exemplaar zelf te beschilderen, aan te kleden<br />
of hoe dan ook creatief te bewerken en het dan terug te brengen naar het<br />
museum voor de tentoonstelling.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
117<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
HUIS VAN ALIJN<br />
118<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
van alertheid. We putten uit wat we in de omgeving<br />
zien, horen en ervaren. Voor de tentoonstelling<br />
Mannen met baarden inspireerden de acties van het<br />
tuinkabouterbevrijdingsfront ons.”<br />
Uit dergelijke associaties ontstaan allerlei mogelijke<br />
invullingen. Gaandeweg wordt er geschrapt en<br />
verfijnd. “We maken geen tentoonstelling op papier. Pas<br />
twee dagen voor de opening zet onze kleine ploeg een<br />
tentoonstelling uit, want iedereen blijft open voor goede<br />
ideeën. Bij ons geen ‘sorry, daarvoor is het te laat’.”<br />
PROFESSIONELE INSPIRATIE EN PARTICIPATIE<br />
Voor de fundamentele opties waaruit die verfrissende<br />
en hedendaagse omgang met volkscultuur voortkomt,<br />
vond het Huis van Alijn onder andere inspiratie in<br />
Nederland, meer bepaald bij het Meertens Instituut,<br />
en in Vlaanderen bij het Vlaams Centrum voor<br />
Volkscultuur.<br />
Voor het identificatieproject op zich ging Alijn ook op<br />
onderzoek in het Museum voor de Oudere Technieken<br />
(MOT) in Grimbergen. Dit museum werkte eerder al<br />
een identificatieproject uit op het internet. Het MOT<br />
ontving toen weinig reacties. Dat had onder meer te<br />
maken met de specialistische aard van de voorwerpen.<br />
Uit die ervaringen leerde Alijn veel.<br />
Voor praktische tips inzake registratie van mondelinge<br />
geschiedenis ging de museumploeg te rade bij het<br />
Ieperse museum ‘In flanders Fields’.<br />
Voorts werkt Alijn geregeld samen met specialisten uit<br />
andere sectoren: jeugdwerk (Graªti Jeugddienst<br />
bijvoorbeeld), de Gentse Universiteit,<br />
Nieuwpoorttheater en andere organisaties die niet<br />
expliciet met volkscultuur bezig zijn. Alijn streeft<br />
grensverkeer en netwerking na, ook met individuele<br />
partners zoals historici of psychologen. Zo kunnen<br />
ook zij vanuit hun eigen domein deelnemen aan het<br />
debat over volkscultuur.<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
Het Huis van Alijn gebruikt het begrip ‘volkscultuur’<br />
niet graag. “Het woord ‘volk’ heeft een vervelende<br />
connotatie,“ vindt Sylvie Dhaene. “Volk staat tegenover<br />
elite en suggereert een niveauverschil en een waardeoordeel.<br />
De term volkskunde gebruiken we alvast<br />
nergens meer. Wij hebben het liever over de ‘cultuur<br />
van het alledaagse leven’, een omschrijving die ook in<br />
Nederland wordt gebruikt.”<br />
In gespecialiseerde publicaties verschijnen geregeld<br />
bijdragen van Sylvie Dhaene. Op die manier engageert<br />
Alijn zich in het debat van de deskundigen, terwijl het<br />
met opvallende, publieksgerichte acties ook het maatschappelijk<br />
debat voedt. Mensen worden door die<br />
acties immers uitgedaagd hun visie op volkscultuur,<br />
als stoªge en obscure nostalgie, bij te stellen.<br />
“Volkscultuur was lang het exclusieve terrein van<br />
heemkundigen en andere specialisten, een heel<br />
gesloten wereld. Ook vandaag nog moet je al goed<br />
geïnformeerd zijn om de kleine heemkundige en<br />
volkskundige musea in Vlaanderen te ontdekken, want<br />
die zitten verborgen. Die heem- en volkskundigen zijn<br />
niet bezig met de vraag hoe je een breed publiek kunt<br />
bereiken. Ze doen vooral hún ding: de studie van<br />
tradities. En blijkbaar kunnen ze ermee leven dat die<br />
kennis in beperkte kring blijft.”<br />
Het Huis van Alijn wil er een ruim publiek bij<br />
betrekken. Volgens Sylvie Dhaene kan volkscultuur<br />
iets betekenen in het leven van mensen. Er is nood<br />
aan. Dat bewijst de overrompeling tijdens de kabouterinvasies,<br />
maar ook het succes van televisieprogramma’s<br />
zoals Afrit 9 en In de Gloria. Volkscultuur gaat<br />
tenslotte over mensen: over producten van mensen,<br />
over hoe mensen omgaan met de dingen, over hoe ze<br />
iets beleven. Voor het publiek is herkenning daarbij<br />
een belangrijke factor. Onder meer daarom gaat volkscultuur<br />
niet alleen over het verleden, maar ook over<br />
vandaag en over evolutie. Aansluiting vinden bij het<br />
multiculturele, als kenmerk van de hedendaagse stedelijkheid,<br />
is dan ook een basisdoelstelling van het Huis<br />
van Alijn. “Je kunt verbanden leggen tussen vroeger<br />
en nu, met andere culturen, in tijd en ruimte enz.<br />
Daar zit de mogelijke meerwaarde voor mensen: de<br />
verwondering, herkenning en soms bevreemding
wanneer je met die verschillen geconfronteerd wordt.”<br />
“Het voorwerp is daarom maar één aspect, het belangrijkste<br />
is het verhaal erachter. Dat verhaal is, net zoals<br />
dat voorwerp zelf, erfgoed. Je moet de voorwerpen<br />
kunnen activeren en mensen erover doen nadenken.<br />
Als studenten verpleegkunde in ons museum een<br />
oude verlostang zien, wordt geschiedenis plots<br />
realiteit: zo werden kinderen vroeger geboren! Door de<br />
confrontatie denken mensen na over hoe het vroeger<br />
was en dus ook over nu.”<br />
Alledaagsheid refereert voor het Huis van Alijn aan<br />
het leven van elke dag, de dingen waar mensen mee<br />
bezig zijn. “Dat kan gewoon of speciaal zijn. Het<br />
woord alledaagsheid houdt zeker geen waardeoordeel<br />
in. Alledaagsheid is niet altijd alledaags: veel gewone<br />
gebruiksvoorwerpen zijn bijvoorbeeld fantastisch<br />
vormgegeven. Alledaagsheid heeft recht op esthetiek.<br />
Lange tijd ging men ervan uit dat je in een museum<br />
voor volkskunde maar kon stapelen, dat het er allemaal<br />
vies en oud en afgeleefd moest uitzien. Dat paste<br />
bij de nostalgie: het is gebruikt en dat moet je goed<br />
kunnen zien. Alsof het niet gewoon mooi mag zijn en<br />
goed onderhouden. Tussen de collectiestukken zitten<br />
vaak prachtige objecten. Die moet je mooi en in goede<br />
staat presenteren.”<br />
CONCLUSIE<br />
Sylvie Dhaene en haar ploeg hebben een missie: volkscultuur<br />
sexy maken, actualiseren en bij de mensen<br />
brengen. De identificatiekamer is in belangrijke mate<br />
bedacht vanuit het standpunt van de bezoeker. Door te<br />
breken met het imago van het traditionele museum<br />
voor volkskunde heeft het Huis van Alijn wellicht<br />
vaste bezoekers verloren. Toch overheerst de indruk<br />
dat de Alijnploeg het vertrouwen van het publiek<br />
iedere keer opnieuw weet te winnen, door de dialoog<br />
aan te gaan. Het feit dat Alijn ook migrantenculturen<br />
herbergt is een belangrijke stellingname. Volkscultuur<br />
kan niet langer alleen over autochtonen gaan.<br />
Bovendien wordt er niet in gesegmenteerde doelpublieken<br />
gedacht. Over welke cultuur het ook gaat,<br />
iedereen moet zijn gading kunnen vinden in wat het<br />
museum doet.<br />
Alijn zoekt niet alleen inhoudelijk, maar ook bij<br />
publiekswerking voortdurend naar verruiming en<br />
interactie: met jongeren, senioren, allochtonen, maar<br />
ook met de stad, met de pers, met collega-volkskundigen<br />
en specialisten uit andere disciplines en overheden.<br />
Iedereen wordt betrokken bij het ontsluiten<br />
van het erfgoed. Zo vervult het museum een belangrijke<br />
rol als intermediair tussen specialisten en<br />
publiek.<br />
De impact van het Huis van Alijn is zo groot, dat het<br />
volkscultuur in zekere zin kan maken of kraken.<br />
Behoren tuinkabouters immers nog tot de volkscultuur,<br />
na de gecreëerde ‘hype’? Zelfreflectie blijft<br />
daarom belangrijk. Het museum heeft een verantwoordelijkheid<br />
– ook tegenover de traditionele heemkundigen.<br />
Ook met hen moeten stevig banden blijven.<br />
Het mag geen kloof laten ontstaan tussen het archiefen<br />
studiewerk van de heemkundigen en de publieksgerichte<br />
projecten van Alijn.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4462,08 euro<br />
Huis Van Alijn<br />
Kraanlei 65<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-269 23 50 - fax: 09-269 23 58<br />
huis.alijn@gent.be<br />
www.huisvanalijn.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
119<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
RIMO LIMBURG - PROJECT WIJKONTWIKKELING WATERSCHEI EN NIEUW TEXAS<br />
120<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Wortelen uit<br />
Waterschei<br />
Het mijnverleden als bindende factor<br />
Dit project wil het materiële en immateriële erfgoed van het<br />
mijnverleden aangrijpen om Waterschei en zijn<br />
geschiedenis in de kijker te plaatsen. De titel verwijst naar<br />
het agrarische gehucht Waterschei waar 150 jaar geleden de<br />
groenteteelt nog enig economisch belang had, maar vooral<br />
naar de gemeenschappelijke roots die autochtonen en<br />
allochtonen gedurende 100 jaar mijngeschiedenis met<br />
elkaar hebben verbonden. Het project bundelt een<br />
tentoonstelling, een verhalenroute, een praatshow en een<br />
multicultureel feest.<br />
De initiatiefnemer van dit project is RIMO Limburg<br />
vzw. RIMO staat voor Regionaal Instituut voor Maatschappelijk<br />
Opbouwwerk. Het werd opgericht in 1994.<br />
Het opbouwwerk is in Vlaanderen organisch gegroeid.<br />
In de jaren ‘80 werd de sector gereorganiseerd. De<br />
situatie in Limburg week af van de rest van Vlaanderen<br />
omdat het opbouwwerk er verkaveld was in buurt- en<br />
streekopbouwwerk. Begin jaren ‘90 is alles veranderd.<br />
Tot dan viel het opbouwwerk onder het departement<br />
Cultuur, maar onder impuls van toenmalig<br />
minister van Cultuur, Patrick<br />
Zoiets werkt op<br />
Dewael, werd het naar de welzijnssector<br />
langere termijn<br />
overgeheveld.<br />
Ook het Limburgse RIMO situeert zich in<br />
de sector van het opbouwwerk. Projectcoördinator<br />
Peter Meeuwissen: “In dat opbouwwerk werken we<br />
altijd met projecten en vaak rond wijkontwikkeling.<br />
Daartoe proberen we, in samenwerking met de stad<br />
Genk, allerlei partnerschappen op gang te brengen. De<br />
stad heeft voor dit soort projecten een wijkmanager in<br />
dienst.” De vereniging werkt aan de leefbaarheid van<br />
de wijk met projecten rond groenonderhoud, samenlevings-<br />
en overlastproblemen enz.<br />
RIMO Limburg heeft zowat 25 mensen in dienst en<br />
wordt gesubsidieerd via het decreet op het maatschappelijk<br />
opbouwwerk en met SIF-middelen van de<br />
gemeentebesturen. Dat geld wordt gebruikt voor personeel<br />
en infrastructuur. Een project als Wortelen uit<br />
Waterschei kan met deze middelen niet gerealiseerd<br />
worden. Daarvoor wordt op diverse plaatsen steun
gezocht. De Koning Boudewijnstichting gaf 7436,80<br />
euro. De stad Genk wees 3718,40 euro toe aan alle<br />
vroegere mijncités die zich inzetten voor een project<br />
rond 100 jaar steenkool in Limburg. De verhalenroute<br />
wordt mee gefinancierd door het Cultureel Centrum<br />
van Genk. En er komt ook geld van de provincie<br />
Limburg.<br />
Peter Meeuwissen: “Privé-sponsoring zoeken ligt<br />
moeilijker omdat wij daar absoluut niets van kennen.<br />
De resultaten vallen dan ook tegen; 10.000 frank<br />
(247,89 euro) is het grootste bedrag dat we totnogtoe<br />
hebben gekregen. Geen enkele medewerker hier heeft<br />
kaas gegeten van fundraising. Bovendien kruipt er<br />
enorm veel energie in, energie die wij liever in het<br />
project zelf steken.”<br />
EÉN PROJECT VEEL INITIATIEVEN<br />
Honderd jaar geleden, in 1901, ontdekten André<br />
Dumont en zijn boorploeg in Limburg de eerste steenkool.<br />
De mijn en het mijnverleden zijn een bepalende<br />
factor geweest in de ontwikkeling van de wijk<br />
Waterschei. Die groeide van een klein boerengehucht<br />
met amper enkele tientallen inwoners uit tot een<br />
multiculturele wijk met ongeveer twintig nationaliteiten<br />
en meer dan 5000 inwoners. Omdat zowat<br />
iedereen van ver of dichtbij met de mijn te maken<br />
had, werd die ook de bindende factor in de wijk. Sinds<br />
de sluiting is die bindende factor weggevallen. Door<br />
het mijnverleden centraal te stellen wilde Wortelen uit<br />
Waterschei, teruggaan naar de gemeenschappelijke<br />
roots. Een tentoonstelling over het mijnverleden, een<br />
verhalenroute langs historische plaatsen in de mijncité,<br />
een praatshow en een multicultureel wijkfeest<br />
waren de componenten van het project.<br />
Het multiculturele feest werd georganiseerd door een<br />
kerngroep bestaande uit medewerkers van een achttal<br />
verenigingen, waaronder het RIMO en de Vereniging<br />
voor Behoud van het Mijnverleden. Verenigingen uit<br />
de wijk werden ingeschakeld om de multiculturele<br />
hapjes en de dansoptredens te verzorgen. Het<br />
programma bestond verder uit rondleidingen in het<br />
mijngebouw, een tombola, smaakmakers voor de<br />
verhalenroute enz.<br />
De verhalenroute werd samen met het Cultureel<br />
Centrum van Genk uitgewerkt. Dat organiseert jaarlijks<br />
al een eigen vertelfestival. Tijdens de verhalenroute<br />
vertelden bewoners op diverse locaties in de<br />
mijn en de cité hun belevenissen van vroeger. De<br />
mijngebouwen zelf waren het vertrekpunt. Daar werd<br />
een diashow over het mijnverleden vertoond en<br />
werden enkele verhalen verteld. Daar vertrok ook een<br />
toeristisch treintje dat de overige locaties aandeed.<br />
Samen met de Vereniging voor Behoud van het<br />
Mijnverleden werkt het RIMO aan een permanente<br />
basis voor deze verhalenroute. Nu al is de belangrijkste<br />
activiteit van die Vereniging het organiseren<br />
van rondleidingen in de mijngebouwen. Deze rondleidingen<br />
gebeuren enkel op aanvraag. Hiervoor staan 24<br />
vrijwillige gidsen – allemaal ex-mijnwerkers – ter<br />
beschikking. Jaarlijks nemen ongeveer 4000 mensen<br />
deel aan zulke rondleidingen. Deze rondleidingen<br />
zouden samen met een tentoonstelling de kern gaan<br />
vormen van het permanent bezoekerscentrum<br />
waaraan op dit ogenblik gewerkt wordt.<br />
Bij de zoektocht naar vertellers voor de verhalenroute<br />
kon de vereniging ook enkele ‘grote namen’ strikken<br />
– eigenlijk té groot voor de verhalenroute, vonden de<br />
organisatoren zelf: Rocco Granata (zoon van een<br />
Italiaanse mijnwerker uit Waterschei), politicus Jef<br />
Ulburghs, Michel André Dumont (achterkleinzoon<br />
van de geoloog die 100 jaar geleden in Limburg de<br />
eerste steenkool bovenhaalde), Ivo Vandekerkhove<br />
(technisch bediende in de mijn van Waterschei en<br />
later hoofdredacteur bij Het Belang van Limburg). Om<br />
die ‘grote namen’ toch ook aan het woord te laten werd<br />
uiteindelijk een praatshow georganiseerd met schrijver<br />
René Swartenbroekx als moderator.<br />
Ten slotte was er de tentoonstelling over 100 jaar<br />
steenkool in Limburg. Daarin werd de geschiedenis<br />
van de koolmijn en de mijncité van Waterschei<br />
getoond met foto’s, historische documenten, grondplannen<br />
en gereedschap. Het tentoongestelde mate-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
121<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
RIMO LIMBURG - PROJECT WIJKONTWIKKELING WATERSCHEI EN NIEUW TEXAS<br />
122<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
riaal was afkomstig van wijkbewoners, uit het archief<br />
en uit de collectie van de Vereniging voor Behoud van<br />
het Mijnverleden. Ook dat materiaal zou later een<br />
vaste stek kunnen krijgen in het permanent bezoekerscentrum.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Twee jaar geleden wilde het RIMO de samenwerking<br />
tussen de verschillende wijkverenigingen bevorderen<br />
met een gezamenlijk project, een multicultureel wijkfeest.<br />
In 1999 vond het plaats in een tent in het<br />
centrum van Waterschei. Er kwamen ongeveer 300<br />
mensen op af. Een van de partners van dat wijkfeest<br />
was de Vereniging voor Behoud van het Mijnverleden.<br />
Deze vereniging had een overeenkomst met de NV<br />
Mijnen, eigenaar van de mijngebouwen. In ruil voor<br />
toezicht mocht zij in de vroegere mijngebouwen<br />
kleine activiteiten organiseren. Na de sluiting van de<br />
mijn van Waterschei in 1987 werden er allerlei grootse<br />
reconversieprojecten ontwikkeld, van het ERC-project<br />
van Thyl Ghijselinck, over een toeristisch project<br />
Genk-Waterschei, tot het Fenixproject. “Al die plannen<br />
zijn op niets uitgedraaid en de mijngebouwen staan<br />
nog steeds leeg.”<br />
Als gevolg van die leegstand kon het wijkfeest in 2000<br />
in de vroegere mijngebouwen plaatsvinden. Dat was<br />
een succes: ongeveer 1000 mensen vonden hun weg<br />
naar de vroegere mijnsite.<br />
Peter Meeuwissen: “Dat wijkfeest vond plaats in<br />
september 2000. Ik besefte toen dat de mijn nog<br />
steeds een grote aantrekkingskracht uitoefende en<br />
mensen kon mobiliseren; van verschillende culturen<br />
bovendien. Toen de Koning Boudewijnstichting de<br />
campagne Actuele Volkscultuur lanceerde, zag ik de<br />
mogelijkheid om een en ander in elkaar te passen.”<br />
De belangrijkste partner voor Wortelen uit Waterschei<br />
was de Vereniging voor Behoud van het Mijnverleden.<br />
Dit is een vereniging van ex-mijnwerkers van de<br />
verschillende mijnzetels. De vereniging zet zich in om<br />
het erfgoed van de mijn te bewaren voor het nageslacht.<br />
Zij werkte al mee aan het jaarlijkse wijkfeest en<br />
plande voor 2001 in de vroegere mijngebouwen een<br />
tentoonstelling rond 100 jaar steenkool in Limburg.<br />
Samenwerking lag dus voor de hand. Die verliep<br />
evenwel niet zonder conflicten. Peter Meeuwissen: “De<br />
vereniging bestaat uitsluitend uit ex-mijnwerkers en<br />
voor het mee organiseren van een project van zulke<br />
omvang (de tentoonstelling en de verhalenroute die<br />
later een permanent karakter kan krijgen) hebben zij<br />
niet alle nodige capaciteiten in huis. Bovendien<br />
claimen ze het alleenrecht op het mijnverleden. Nietmijnwerkers<br />
die ‘iets met de mijn willen doen’<br />
bekijken ze argwanend, alsof die het mijnverleden<br />
willen inpalmen of hen willen tegenwerken. Daar<br />
komen nog interne strubbelingen bovenop.”<br />
Dat alles kan misschien veranderen aangezien de vereniging<br />
in overleg met het RIMO op haar beurt ondersteuning<br />
heeft gevraagd en gekregen van de Koning<br />
Boudewijnstichting, ditmaal via de campagne<br />
Management van erfgoedprojecten. De daardoor<br />
verkregen adviesbeurs voor team- en organisatieontwikkeling<br />
zal de vereniging meteen ook op weg zetten<br />
naar verdere uitbouw van het permanent bezoekerscentrum.<br />
TIMING<br />
De voorbereiding van Wortelen uit Waterschei startte in<br />
oktober 2000. Vanaf januari 2001 organiseerde de<br />
vereniging trips met als thema het mijnverleden.<br />
Aankondigingen verschenen in de Buurtgazet. Er<br />
werden uitstappen georganiseerd naar de mijnen van<br />
Eisden, Beringen, Zolder en Blegny. Deze laatste is de<br />
enige mijn in België waar je nog in de ondergrondse<br />
mijnschachten kunt afdalen. Vooral ex-mijnwerkers<br />
bleken deze uitstappen te appreciëren. Ze werden<br />
meestal vergezeld door vrouw en kinderen, die zo<br />
konden kennismaken met het ondergrondse leven in<br />
de mijn. De tentoonstelling liep van 11 tot 26<br />
augustus. Het jaarlijkse multiculturele wijkfeest had<br />
plaats op 29 september. De praatshow en de verhalenroute<br />
vonden plaats van 12 tot 14 oktober 2001.
METHODE EN PARTICIPATIE<br />
Peter Meeuwissen: “Wij zitten niet in de sociaalartistieke<br />
sector maar in de opbouwsector. Dit is geen<br />
sociaal-artistiek project. Ik heb dit project voor de<br />
campagne Actuele Volkscultuur omschreven als een<br />
activiteit op het snijpunt van volkscultuur, samenlevingsopbouw,<br />
integratiewerk, jeugdwelzijnswerk en<br />
toerisme.<br />
Wij trachten bij alle projecten te vertrekken vanuit de<br />
mensen zelf en werken altijd samen met de verenigingen<br />
van de wijk. Het initiatief komt dus van het<br />
opbouwwerk en niet van een lokale vereniging. Toch<br />
merken we dat de mensen geïnteresseerd zijn en er<br />
graag aan meewerken. Voor de verhalenroute zochten<br />
we verschillende mensen die over het mijnverleden<br />
konden vertellen. We zijn zelf op zoek gegaan en<br />
hebben mensen gevonden die blij waren dat ze eindelijk<br />
eens hun verhaal mochten doen.”<br />
Bij de uitwerking van het tentoonstellingsconcept<br />
kreeg de vereniging steun van Bert Vandoorslaer,<br />
werkzaam bij het Provinciaal Centrum voor Cultureel<br />
Erfgoed. Hij is een kenner van alles wat in Limburg<br />
met mijnerfgoed te maken heeft. Hij engageerde zich<br />
ook voor de ontwikkeling van een historisch onderdeel<br />
in de tentoonstelling. Dit is evenwel niet tijdig klaar<br />
geraakt. Net het deel dat veel kwaliteit had kunnen<br />
toevoegen, zat er dus uiteindelijk niet bij. Wel raakten<br />
negen van de geplande panelen klaar voor het wijkfeest<br />
en de verhalenroute. Het is de bedoeling de resterende<br />
panelen alsnog af te werken en ze deel te laten<br />
uitmaken van het permanent bezoekerscentrum.<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Dit project wil het imago van de wijk en het zelfbeeld<br />
van de bewoners opkrikken. De toestand in Waterschei<br />
is niet pas na de sluiting van de mijnen achteruit<br />
beginnen gaan. Dat gebeurde al eerder: bij de fusie<br />
van de diverse Limburgse mijnzetels. De exploitatie<br />
van de mijnen werd toen overgeheveld naar de<br />
Kempense Steenkoolmijnen, terwijl het onroerend<br />
goed in handen bleef van de stichtende mijnvennoot-<br />
schappen. Voor die vennootschappen was het niet langer<br />
interessant te investeren in het onroerend goed; de mijncités<br />
en het vroegere patronale systeem vielen weg.<br />
De stichtende vennootschappen verkochten dat onroerend<br />
goed. Dat had echter ook voordelen. In<br />
Waterschei zijn – anders dan in de overige mijncités –<br />
bijna alle woningen verkocht aan de huurders, zodat<br />
de vroegere samenstelling van de wijk vrijwel<br />
behouden bleef. Daardoor wonen er nog overal<br />
mensen die hun wortels in de mijn hebben. De band<br />
is dus deels bewaard gebleven. Het is dan ook niet<br />
echt een probleemwijk. Volgens Meeuwissen hebben<br />
de laaggeschoolde migrantenjongeren het wel moeilijk.<br />
“Vroeger gingen zij automatisch in de mijn<br />
werken. Nu hebben ze geen perspectieven meer.”<br />
De vaak aangehaalde uitspraak ‘in de mijn was<br />
iedereen zwart’ behoort nu mee tot het erfgoed van de<br />
mijn. De interculturele contacten die vroeger vanzelfsprekend<br />
waren, zijn sinds de sluiting weggevallen.<br />
Ook in Waterschei steekt racisme de kop op. Die<br />
contacten herstellen, is een van de bedoelingen van<br />
het opbouwwerk en zeker ook van dit project.<br />
Peter Meeuwissen: “Je kunt natuurlijk niet verwachten<br />
dat zo’n project onmiddellijk e¤ect heeft op de wijk.<br />
Zoiets werkt op langere termijn. Op het projectdossier<br />
staat als ondertitel ‘het mijnverleden als bindende<br />
factor voor een multiculturele wijk’ en we zijn dan ook<br />
gaan zoeken wat die ‘verbondenheid’ precies kan<br />
herstellen en verstevigen. Om het ook theoretisch te<br />
staven, hebben we onder meer contact opgenomen<br />
met criminologe Anouk Depuyt. Zij heeft een concept<br />
uitgewerkt: ‘verbondenheid als fundamentele<br />
preventie’. Haar uitgangspunt is dat als mensen zich<br />
verbonden voelen met hun geschiedenis, met elkaar<br />
en met het materieel erfgoed om zich heen, er veel<br />
minder kans is op delinquentie. Met projecten die<br />
deze verbondenheid stimuleren, doe je op lange<br />
termijn aan criminaliteitspreventie. Dat is de achterliggende<br />
visie.”<br />
“Wij hebben ook teksten opgevraagd van bijvoorbeeld<br />
Mauve! Wit, in Antwerpen, (eveneens een campagne-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
123<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
RIMO LIMBURG - PROJECT WIJKONTWIKKELING WATERSCHEI EN NIEUW TEXAS<br />
124<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
project, zie verder) waar voetbal en het Beerschotstadion<br />
de bindende factoren zijn. Hier is dat de mijn.<br />
Zo’n kapstok heb je nodig.”<br />
CONCLUSIE<br />
RIMO Limburg speelt met dit project in op de impact<br />
van het mijnverleden. Decennialang was de mijn dé<br />
bindende factor in de wijk. Door terug te grijpen naar<br />
dat collectieve verleden wordt getracht de sociale<br />
cohesie weer op te wekken die door het sluiten van de<br />
mijn verloren lijkt.<br />
De vraag rijst of dat mogelijk is. De mijn is dertien<br />
jaar geleden gesloten en als ze vandaag de bouwsteen<br />
moet worden voor een nieuw gemeenschapsgevoel,<br />
dan moet de symbolische dimensie daarvan heel sterk<br />
uitgewerkt worden. Er moet ook een actualisering van<br />
dit erfgoed gebeuren. Misschien kan er in een artistiek<br />
project gewerkt worden aan een nieuwe invulling van<br />
het gemeenschappelijk verleden, met aandacht voor de<br />
diverse culturen die daaraan deelnamen. Maar juist<br />
het artistieke luik ontbreekt in dit project. Peter<br />
Meeuwissen zegt zelf: “Wij zitten niet in de sociaalartistieke<br />
sector maar in de opbouwsector.” Als het<br />
project artistiek was ingevuld zou de symbolische betekenis<br />
misschien dieper zijn gegaan, terwijl nu vrij kort<br />
op de realiteit van het mijnverleden wordt gespeeld;<br />
een realiteit die voor steeds minder mensen ook echt<br />
kortbij is.<br />
Interessant is het verband met toerisme. De initiatiefnemers<br />
gebruiken de mijnen om een ruimere context<br />
dan de mijncité te bespelen. De dichtst betrokkenen,<br />
de ex-mijnwerkers, worden hierbij ingezet. Als de<br />
verhalenroute op permanente basis wordt voortgezet<br />
vanuit het bezoekerscentrum in de mijn, dan reikt dit<br />
project veel verder dan een kortstondig evenement.<br />
Bezoekers zullen dan mee genieten van een project<br />
dat gestart is in de buurt maar een bovenlokaal thema<br />
aansnijdt. Wortelen uit Waterschei kan dan het mijnverleden<br />
actualiseren en de geschiedenis aanschouwelijk<br />
maken voor een breed publiek.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
7436,81 euro<br />
RIMO Limburg - project wijkontwikkeling Waterschei en<br />
Nieuw Texas vzw<br />
Wielewaalstraat 8<br />
3600 Genk<br />
tel.: 089-38 05 84<br />
peter@rimo.be
Hoe zal ‘Skilt<br />
ende Vrient’ in<br />
2002 klinken?<br />
Buurtcentrum, theater en wijkbewoners<br />
herdenken 1302<br />
Met hen in plaats<br />
van voor hen<br />
Theater Antigone en buurtcentrum Achturenhuis enten<br />
zich op de feestelijkheden in Kortrijk voor de 700ste<br />
verjaardag van de Guldensporenslag. De initiatiefnemers<br />
willen de bewoners van de wijk Venning-Veemarkt bij die<br />
herdenking betrekken en de sociale betekenis van deze strijd<br />
in de verf zetten. Ze doen dat met wekelijkse ateliers rond<br />
de Guldensporenslag, een artikelenreeks in de buurtkrant,<br />
een themawandeling en de realisatie van een<br />
wijktheaterstuk.<br />
Het project Hoe zal ‘Skilt ende Vrient’ in 2002 klinken?<br />
wordt gedragen door twee initiatiefnemers. De eerste<br />
is het buurtcentrum Achturenhuis, dat werkt voor de<br />
Kortrijkse aandachtswijk Venning-Veemarkt. Deze wijk<br />
verpauperde snel na de sluiting van textielfabrieken<br />
zoals Vetex, in 1994, en het slachthuis. De aandachtswijk<br />
werd samen met twee andere Kortrijkse wijken<br />
afgebakend voor het Sociaal Impulsfonds (SIF) en<br />
wordt nu sterker begeleid door het stadsbestuur en het<br />
OCMW. Het SIF wil de kansarmoede bestrijden en de<br />
leefbaarheid bevorderen. Communicatie met de<br />
bevolking en participatie van de doelgroep zijn de<br />
belangrijkste aandachtspunten. In Venning-<br />
Veemarkt wonen ongeveer 6.800 mensen, waaronder<br />
veel kansarmen. Voor deze wijkbewoners is<br />
het buurtcentrum Achturenhuis een ontmoetingsplaats<br />
of een ‘tweede thuis’. Er worden ontspannende,<br />
informatieve en culturele activiteiten georganiseerd in<br />
samenwerking met vrijwilligers. De bewoners kunnen<br />
er ook terecht met vragen over huisvesting, werkgelegenheid,<br />
gezondheid, justitie, leefbaarheid enz. Het<br />
centrum geeft maandelijks de buurtkrant ‘Nieuws van<br />
de maand’ uit. De naam Achturenhuis verwijst naar<br />
het vroegere café dat plaats ruimde voor het buurthuis.<br />
De tweede initiatiefnemer is Theater Antigone, een<br />
professioneel theatergezelschap met sociale reflexen.<br />
Het theater bestaat sinds 1958. Het begon als een<br />
semi-professioneel gezelschap; later werd het<br />
structureel gesubsidieerd. Antigone opereert vanuit de<br />
Tacktoren, een voormalige brouwerijtoren die vandaag<br />
HOOFDSTUK 3<br />
125<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
THEATER ANTIGONE • BUURTHUIS ACHTURENHUIS<br />
126<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
– omgebouwd door Stéphane Beel – als kunstenaarshuis<br />
dienstdoet. Sinds ‘98 werkt Antigone samen met<br />
de aandachtswijk Venning-Veemarkt aan een uniek<br />
project: theater maken met in de hoofdrol wijkbewoners<br />
zonder podiumervaring, maar met des te meer<br />
levenservaring en ‘goesting’. CA VA? (januari 1999)<br />
bracht het authentieke verhaal van de vroegere<br />
arbeid(st)ers en buren van de intussen gesloopte<br />
textielfabriek Vetex. Dit gedurfde experiment blijkt<br />
intussen het prille begin te zijn geweest van een<br />
sociaal-artistiek avontuur, dat met Pitstop (februari<br />
2000), Mammelies (augustus 2000) en ORT! (juni<br />
2001) uitgegroeid is tot een vast onderdeel van het<br />
seizoenprogramma van Theater Antigone. Het zijn<br />
theaterstukken door en voor wijkbewoners. Zij zijn de<br />
acteurs of participeren op een andere wijze: kostuums,<br />
decor, bar enz. Piet Lareu, tot voor kort werkzaam in<br />
het Achturenhuis als wijkmanager, is tegenwoordig<br />
gedetacheerd medewerker bij vzw Theater Antigone.<br />
Hij heeft het project Hoe zal ‘Skilt ende Vrient’ in 2002<br />
klinken? als het ware meegenomen naar zijn nieuwe<br />
werkplek en coördineert het nu nog steeds.<br />
Bij Antigone is een vaste kern van acht mensen aan de<br />
slag (naast de los-vaste artistieke medewerkers). Bij het<br />
Achturenhuis zijn het er zeven. Theater Antigone en<br />
buurtcentrum Achturenhuis willen via cultuur en<br />
geschiedenis de sociale cohesie in de wijk versterken.<br />
Ze hebben al veel samengewerkt en daaruit vloeide de<br />
traditie van jaarlijkse wijktheaterstukken voort.<br />
BEWUSTMAKING, EMANCIPATIE,<br />
WIJKONTWIKKELING<br />
Het 1302-project – voor de werktitel Hoe zal ‘Skilt ende<br />
Vrient’ in 2002 klinken? is nooit een passend alternatief<br />
gevonden – wordt volledig geïntegreerd binnen de<br />
sociaal-artistieke werking van Theater Antigone.<br />
Tijdens wekelijkse ateliers op zaterdagnamiddag<br />
onderzoeken de bewoners de ‘rijke geschiedenis van<br />
hun arme wijk’. Samen met de West-Vlaamse<br />
Gidsenkring Kortrijk-Menen en een geschiedenisleraar,<br />
wordt er gezocht naar de actuele betekenis van<br />
1302. Iedereen neemt vrijblijvend deel. Volgens initiatiefnemer<br />
Piet Lareu kan zo’n participatief onderzoek<br />
een verrijking en horizonverruiming zijn voor de deelnemers.<br />
“Eigenlijk gaat het om een bewustmakings-,<br />
emancipatie- en wijkontwikkelingsexperiment.<br />
Misschien worden ze er sterker, mondiger en<br />
verdraagzamer door.”<br />
Piet Lareu organiseert de bijeenkomsten, belegt de<br />
vergaderingen met de partners, onderhoudt contacten<br />
met de bewoners en met culturele actoren. Dit alles<br />
gebeurt in nauw overleg met acteur Geert Six, die zich<br />
als regisseur engageert voor de themawandelingen en<br />
het wijktheaterstuk Flandriens. Hiervoor gaat hij<br />
samen met twee andere regisseurs aan de slag met het<br />
materiaal dat uit de atelierwerking voortkomt. Zo<br />
ontstaat het stuk.<br />
Voor het eerst wordt daarbij heel nadrukkelijk<br />
verwezen naar de geschiedenis van de wijk.<br />
Volgens historische bronnen valt Venning-Veemarkt<br />
geografisch samen met de Groeningekouter waar in<br />
1302 de Guldensporenslag werd uitgevochten. In 2002<br />
wordt daarvan onder meer in Kortrijk de 700ste<br />
verjaardag gevierd met allerhande culturele festiviteiten,<br />
georganiseerd door Anno ‘02. Piet Lareu<br />
vreest dat die feestelijkheden volledig aan de wijkbewoners<br />
voorbij zullen gaan: “Het opzet is prestigieus,<br />
groots, internationaal en dus hoogdrempelig. Ik wil<br />
ervoor zorgen dat de wijkbewoners zich wél betrokken<br />
voelen en dat de wijk een deel wordt van het<br />
programma.”<br />
BUURTKRANT, THEMAWANDELING, WIJKTHEATER<br />
“Ik heb een participatief onderzoek opgezet, waarin<br />
gepeild wordt naar de historische roots van deze wijk<br />
en naar de actuele betekenis van de Guldensporenslag.<br />
Geen (saaie) geschiedenisles,“ zegt Piet Lareu. Zijn<br />
doel is de wijkbewoners te laten reflecteren over hun<br />
buurt, hen te confronteren met het verleden en zo tot<br />
nadenken te stemmen over heden en toekomst. De<br />
essentie van het participatieve onderzoek is de verrijkende<br />
informatie-uitwisseling, als basis van een actief
ewustmakings- en emancipatieproces dat sociale<br />
weerbaarheid en wijkontwikkeling kan ondersteunen.<br />
En ook het contact tussen de diverse culturen in de<br />
buurt is essentieel. “Elke cultuur heeft zijn 1302: zijn<br />
datum waar mensen hun identiteit vandaan halen.”<br />
Antigone en het Achturenhuis willen wijkbewoners<br />
van diverse culturen de kans geven daarover met<br />
elkaar te praten.<br />
De 1302-ateliers bestaan uit rondleidingen en interactieve<br />
‘geschiedenislessen’ die de Guldensporenslag in<br />
zijn context plaatsen en waarin zowel de historische<br />
als de actuele betekenis van feiten en legenden aan<br />
bod komt. Belangrijk daarbij zijn: de plaats van de<br />
gewone man in de gebeurtenissen; het zoeken naar<br />
het waarheidsgehalte van overgeleverde of in boek en<br />
film vastgelegde verhalen; het vergelijken van verschillende<br />
interpretaties en zeker ook de vaststelling dat de<br />
Guldensporenslag vooral een sociaal-economische<br />
strijd was. Tot slot worden enkele ateliers georganiseerd<br />
waar de informatie verwerkt wordt en omgezet<br />
in basismateriaal voor een artikelenreeks in de maandelijkse<br />
buurtkrant, voor themawandelingen in samenwerking<br />
met de wijk en voor het wijktheaterstuk<br />
Flandriens.<br />
Kort nadat de steun van de Koning Boudewijnstichting<br />
werd gevraagd, besliste cultuurminister Anciaux om<br />
de jaarlijkse wijkprojecten te erkennen als sociaalartistiek<br />
project (eind 2000). Hierdoor kon deze spontaan<br />
gegroeide atelierwerking worden gecontinueerd,<br />
verbreed, verdiept en verankerd binnen de werking<br />
van Theater Antigone. Wekelijks worden nu ateliers en<br />
workshops georganiseerd, die inhoudelijk en artistiek<br />
een voorbereiding zijn voor tal van projecten.<br />
De ondersteuning van de Koning Boudewijnstichting<br />
(ongeveer 5000 euro in plaats van de gevraagde<br />
12.000) wordt vooral aangewend om de inhoudelijke<br />
verdieping rond de Guldensporenslag te realiseren.<br />
Behalve voor de vergoeding van de partners (gidsenwandelingen,<br />
geschiedenislessen…) en de aankoop van<br />
didactisch materiaal, dat aan de deelnemers geschonken<br />
wordt (o.a. strips over Kortrijk en de Guldensporenslag),<br />
worden deze middelen vooral gebruikt om de nieuwe<br />
themawandelingen te realiseren.<br />
METHODE<br />
De atelierwerking werd op gang gebracht met een<br />
gratis vertoning van de film De Leeuw van Vlaanderen<br />
in de wijk. Piet Lareu: “Het is belangrijk dat iedereen<br />
het verhaal ongeveer beet heeft. Vergeet niet dat we<br />
ook met mensen van andere culturen te maken<br />
hebben, die niet weten wat 1302 is.”<br />
Samen met de gidsen van de Kortrijkse Gidsenkring<br />
gaan geïnteresseerde buurtbewoners tijdens een rondleiding<br />
op zoek naar materiële sporen van 1302 in de<br />
stad en de wijk: het Groeningemonument, de<br />
Groeningebeek, straatnamen als de Jan Breydellaan,<br />
Pieter Deconincklaan, Guldensporenlaan enz. “Deze<br />
zoektocht is de aanleiding om immaterieel erfgoed te<br />
verzamelen en te verifiëren. Welk beeld hebben we uit<br />
de geschiedenisboeken meegekregen over 1302? Wat<br />
onthouden we uit de film De Leeuw van Vlaanderen of<br />
uit het gelijknamige boek? Welke interpretaties<br />
bestaan er? Welk gevoel roept 1302 bij mensen op?”<br />
Piet Lareu wijst erop dat het voor de gidsen niet<br />
eenvoudig is om de juiste toon te tre¤en en de wijkbewoners<br />
te boeien. “Gidsen zijn sterk gefocust op<br />
feiten- en cijferkennis. Als ze op de klassieke manier<br />
hun gidsenbeurten doen, blijft niemand langer dan<br />
tien minuten luisteren. We trachten dat te voorkomen<br />
door goede afspraken. En ik ga ook mee op wandel.”<br />
Achteraf bleek de Guldensporenwandeling meer dan<br />
geslaagd, omdat de uitleg verhalend, anekdotisch en<br />
pittig werd gebracht. Aansluitend peilde geschiedenisleraar<br />
Guido Coorevits tijdens een vijftal ‘geschiedenislessen’,<br />
samen met de wijkbewoners, naar de historische<br />
achtergronden van de Guldensporenslag. Lareu:<br />
“Hij haalt de aandacht weg van de strijd: hoe leefden<br />
de mensen toen, waar kwamen de burgers vandaan,<br />
hoe ontstonden de gilden? Zijn taak is niet gemakkelijk,<br />
want als de mensen al interesse hebben voor<br />
1302, dan is dat vooral voor de strijd: hoe Vlamingen<br />
HOOFDSTUK 3<br />
127<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
THEATER ANTIGONE • BUURTHUIS ACHTURENHUIS<br />
128<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
met hun goedendags inslaan op de Fransen. Maar<br />
Coorevits geeft al tien jaar les in het beroepsonderwijs.<br />
Hij kent de trucs om te blijven boeien.”<br />
Aanvankelijke werd Marc Reynebeau, als auteur van<br />
het boek Het klauwen van de leeuw, De Vlaamse identiteit<br />
van de 12de eeuw tot de 21ste eeuw, aangezocht om<br />
de Guldensporenslag te situeren als een sociaal-economische<br />
ontvoogdingsstrijd, en dus als meer dan alleen<br />
een taalstrijd. Toen die verstek gaf, werd cabaretier<br />
Wouter Deprez uitgenodigd. Hij brengt het stuk De<br />
weliswaar lichtelijk ongelooflijke doch volledig waargebeurde<br />
historie van Verlorenbrood, dat op een ludieke en<br />
cabareteske manier de sociale ontvoogdingsstrijd<br />
evoceert en het zogenaamde Vlaamse bewustzijn en<br />
de dito identiteit op de korrel neemt. “Hij brengt<br />
dezelfde boodschap als Reynebeau, alleen is de vorm<br />
waarschijnlijk beter geschikt voor het betrokken<br />
publiek.”<br />
In de laatste ateliers worden de opgedane kennis en<br />
ervaringen verwerkt en omgezet in materiaal dat, zoals<br />
gezegd, moet resulteren in een artikelenreeks in de<br />
buurtkrant; teksten voor het nieuwe wijktheaterstuk<br />
Flandriens; themawandelingen voor het publiek,<br />
waarbij de wijkbewoners een actieve rol spelen: zij<br />
vertellen zelf over hun actuele beleving van de wijk.<br />
PARTICIPATIE<br />
Deelname aan een wijktheaterstuk vraagt een groot<br />
engagement. “Zeker op het eind van een repetitieperiode<br />
wordt het intensief: elke dag van zes tot elf<br />
‘s avonds. De mensen laten voor de wijktheaterstukken<br />
bijna alles vallen. Ze vergeten even hun problemen<br />
en staan elke avond klaar voor de repetitie.”<br />
Aan het eerste wijktheaterstuk werkten zeker vijftig<br />
wijkbewoners mee: als acteur, maar ook als technicus<br />
of barpersoneel. De groep was gemengd: oudere en<br />
jonge mensen, mannen en vrouwen, allochtonen en<br />
Vlamingen of beter ‘inwijkelingen en wijkelingen’.<br />
Ook voor de opvoering was de belangstelling groot.<br />
Naast geroutineerde theaterbezoekers en belangstellende<br />
professionelen uit de sociale sector, zaten in de<br />
zaal ook vrienden en familieleden van de acteurs.<br />
“Veel van die mensen gingen voor de eerste keer in<br />
hun leven naar het theater.”<br />
Volgens Piet Lareu versterkte dit initiatief de sociale<br />
cohesie in de wijk, ook tussen mensen die elkaar<br />
tevoren niet kenden of elkaar wantrouwden. Je buren<br />
leren kennen, een babbeltje slaan, informeren naar<br />
een zieke wijkbewoner: volgens Piet Lareu zijn het<br />
gevolgen van het wijktheaterstuk. “De mensen in de<br />
wijk zijn vooral bezig met overleven. Financiële<br />
problemen zijn een rode draad. Toch engageren zij<br />
zich voor cultuur. Maar zij gaan door hun ervaringen<br />
met het wijktheater niet ineens het programma van de<br />
schouwburg naast hun bed leggen en kijken wanneer<br />
Vandekeybus komt.” Piet Lareu benadrukt dat hij niet<br />
kan voorspellen hoe het eindresultaat er zal uitzien.<br />
“Wij zorgen ervoor dat het kader er is, dat de centen er<br />
zijn, dat er begeleiding is... Maar hoe alles wordt uitgewerkt,<br />
dat hangt af van de wijkbewoners. Zij vertalen<br />
het zelf, het komt van hen. We stippelen niets tot in de<br />
puntjes uit.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
“Het Vlaams Blok groeit in Kortrijk en de partij speelt<br />
in op de aanwezigheid van allochtonen in deze wijk.<br />
De verdienste van deze projecten is dat ze alle wijkbewoners<br />
naast elkaar aan tafel zetten. Nu praten ze met<br />
elkaar, groeten ze elkaar, bezoeken een vluchteling die<br />
in het ziekenhuis ligt. Maar hun globaal mens- en<br />
maatschappijbeeld passen ze daarom niet aan. Politiek<br />
zal het zich dus niet vertalen. Ze stemmen waarschijnlijk<br />
nog altijd voor het Vlaams Blok. Maar ik heb ook<br />
niet de ambitie om hun stemgedrag te wijzigen,” zegt<br />
Lareu. Wat Antigone wel kan doen is door middel van<br />
projecten een nieuwe samenhang creëren in de wijk.<br />
“Dat is een van de grote problemen van vandaag:<br />
mensen kennen hun buren niet, leven anoniem. En<br />
dat in arbeiderswijken waar vroeger iedereen samenleefde.<br />
Op den duur wist je niet meer van wie de<br />
kinderen waren.” De uitstraling van het project situeert<br />
zich vooral in de wijk, bij de mensen zelf. Volgens
Piet Lareu ontdekken veel mensen door dit project dat<br />
ze niet alleen zijn met hun miserie en dat ze in groep<br />
dingen kunnen die ze op hun eentje niet rond krijgen.<br />
VISIE OP CULTUUR EN CULTURELE ACTOREN<br />
Cultuur moet democratisch zijn, dat wil zeggen dat<br />
iedereen eraan moet kunnen deelnemen. Dat betekent<br />
onder meer dat voorstellingen betaalbaar moeten zijn.<br />
Iedereen moet in principe alles kunnen zien. Hiermee<br />
wordt stelling genomen tegen de ‘toeleidingsstrategie’.<br />
“Ik ga de mensen niet vertellen of iets voor hen is of<br />
niet. Laat ze dat zelf maar beslissen. Je kunt nooit in<br />
een ander zijn plaats beslissen wat hij goed vindt.”<br />
Soms levert democratisering van kunst onverwachte<br />
resultaten: “Met de Schouwburg hebben we het project<br />
Gentse Zooi gedaan, met onder meer Bernadetje van<br />
Arne Sierens. Dat was toen hét theaterstuk van het<br />
seizoen. Op de Veemarkt was het op dat moment de<br />
jaarlijkse Paaskermis. Bernadetje gaat over een kermisattractie.<br />
Sommige jonge gasten kwamen buiten en<br />
vonden het magnifiek. Ze herkenden zichzelf erin.<br />
Anderen vroegen zich ontgoocheld af: ‘Is dat cultuur?<br />
Is dat kunst? We zien dat elke Pasen voor onze deur. Dat<br />
geeft lawaai en vuiligheid.’ Die pure ontgoocheling! Het<br />
was de eerste keer dat ze in de Schouwburg kwamen<br />
en waarschijnlijk ook de laatste keer.”<br />
Toch moeten culturele instanties extra inspanningen<br />
doen om ook een niet-elitair publiek bij cultuur te<br />
betrekken, vindt Klaartje Mertens, verantwoordelijke<br />
PR, pers, promotie en planning bij Antigone: “Dit<br />
theatergezelschap wil met beide voeten in de samenleving<br />
staan. Hoe krijg je mensen die normaal niet naar<br />
het theater gaan, toch naar een voorstelling? Door ze<br />
er rechtstreeks bij te betrekken, door ze te laten<br />
meewerken. Een voorstelling mét hen maken, in<br />
plaats van voor hen.”<br />
Piet Lareu is echter geen tegenstander van de zogenaamde<br />
elitaire cultuur. “Ik vind dat er ook geld moet<br />
gaan naar zaken voor een beperkt publiek. Als het<br />
maar zinvol is. Maar dan rijst de vraag: wat is zinvol?”<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
Regisseur Geert Six neemt de mensen zoals ze zijn.<br />
Hij laat ze op de scène hetzelfde zeggen als in hun<br />
dagelijks leven. Piet Lareu: “In hun dagelijks leven<br />
worden ze daarvoor uitgestoten, maar zodra je het in<br />
een artistiek kader past, in een theaterstuk, krijgen ze<br />
applaus. Dan is het cultuur. Een medewerker van de<br />
wijkprojecten heeft een alcoholprobleem. Iedereen in<br />
Kortrijk kent hem, omdat ze hem in de goot vinden.<br />
Hij is niet stom, hij zegt zinnige dingen. Maar op café<br />
lachen ze hem weg omdat hij gedronken heeft. Als hij<br />
hetzelfde vertelt in een theaterstuk, krijgt hij applaus<br />
nog voor hij helemaal klaar is met zijn verhaal.”<br />
CONCLUSIE<br />
Theater Antigone en buurthuis Achturenhuis hebben<br />
een mooie invalshoek gevonden door hun wijkproject<br />
te verbinden aan de herdenking van de<br />
Guldensporenslag. Het resultaat is een inhoudelijk<br />
sterk project dat op een artistieke manier bijdraagt tot<br />
sociale weerbaarheid en ontvoogding.<br />
Het project is erg ambitieus, groots opgezet en bevat<br />
zowel ateliers, rondleidingen, interactieve ‘geschiedenislessen’<br />
als een wijktheaterstuk. De structurele<br />
ondersteuning is een extra hulp om al deze aspecten<br />
kwalitatief tot een geheel af te ronden. Dat één<br />
persoon (Piet Lareu) de coördinatie op zich neemt, is<br />
evenwel een bedreiging voor een project van deze<br />
omvang. Het gevaar voor overbelasting kan worden<br />
ingedijkt door deelaspecten te delegeren. Omdat het<br />
project lang loopt, moet veel zorg worden besteed aan<br />
de motivering van de deelnemers en moet ook de<br />
continuïteit van het proces worden bewaakt. De lange<br />
samenwerkingsperiode biedt veel mogelijkheden,<br />
maar evenzo nieuwe uitdagingen. Aangezien in deze<br />
wijk al enkele jaren opeenvolgende projecten plaatsvinden,<br />
lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de initiatiefnemers<br />
doorgaans dezelfde, reeds geëngageerde bewoners<br />
meekrijgen. Het is echter belangrijk dat ze ook<br />
nieuwe doelgroepen kunnen engageren.<br />
Piet Lareu heeft een nuchtere kijk op het eigen project.<br />
HOOFDSTUK 3<br />
129<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
THEATER ANTIGONE • BUURTHUIS ACHTURENHUIS<br />
130<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Hij is zich bewust van het gevaar voor paternalisme.<br />
Deze zelfreflectieve houding toont aan hoeveel belang<br />
in dit project gehecht wordt aan participatie. Als voormalig<br />
buurtwerker die nu in een artistiek huis werkt,<br />
heeft Lareu trouwens een unieke plaats in de rij<br />
projecten die werden gesteund door de Koning<br />
Boudewijnstichting. Hij versterkt ook Antigone’s statement<br />
in het debat over sociaal-artistieke projecten.<br />
De maatschappelijke betrokkenheid van Lareu is groot.<br />
De herdenkingen rond 1302 worden eenzijdig door de<br />
Vlaamse Beweging opgeëist, vindt hij, terwijl 1302 ook<br />
een sociaal-economische ontvoogdingsstrijd, van<br />
(Vlaamse) burgerij tegen (Franse) patriciërs was. Die<br />
strijd actualiseren in achtergestelde buurten heeft een<br />
nieuwe ontvoogding tot gevolg. Hiermee wordt volkscultuur<br />
een maatschappelijk project dat een artistiek<br />
hoogstaande productie voortbrengt.<br />
Indien er ook werkelijk aandacht wordt besteed aan<br />
andere culturen (wat betekent 1302 voor de lokale<br />
Iraniër, Marokkaan, Kosovaar?), kan dit project clichés<br />
doorbreken. Daardoor wordt de lokale betekenis van<br />
ver overstegen. Als toegevoegd project, zou een boek<br />
die nieuwe kijk op de Guldensporenslag wellicht<br />
ruimer bekend kunnen maken.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4957,87 euro<br />
Theater Antigone vzw<br />
Tacktoren<br />
Korte Kapucijnenstraat<br />
8500 Kortrijk<br />
tel.: 056-24 08 87 - fax: 056-24 08 88<br />
post@antigone.be<br />
www.antigone.be<br />
•<br />
Buurthuis Achturenhuis<br />
Spoorweglaan 7<br />
8500 Kortrijk<br />
tel.: 056-24 42 50 - fax: 056-24 42 60<br />
bc8uren@hotmail.com<br />
www.kortrijk.be/welzijn/OCMW.htm
Anneessens<br />
beweegt!<br />
Met Anneessens Beweegt wil de Buurtwinkel een<br />
alternatieve historische kijk bieden op deze ‘volkse buurt’ en<br />
de verbinding maken met heden en toekomst. Door de<br />
bewoners inzicht te geven in de lokale geschiedenis en<br />
evolutie, wil het centrum de broze wijkdynamiek<br />
aanzwengelen.<br />
Verleden, heden en toekomst van de<br />
De Buurtwinkel vzw werd in 1984 opgericht in de<br />
Anneessenswijk in foto’s, interviews en<br />
Brusselse Sint-Jacobswijk. Omdat in de jaren ‘90 de<br />
tekeningen<br />
kansarmoede in deze wijk zowat tot nul was herleid en<br />
de buurt zelfs een place to be was geworden, verhuisde<br />
de vzw. “De Buurtwinkel had er zichzelf overbodig<br />
gemaakt,“ zegt opbouwwerker en coördinator Thierry<br />
Goossens. “Aangezien we worden gefinancierd door<br />
het Sociaal Impulsfonds, dienden we ons dus te heroriënteren.<br />
Ver moesten we niet zoeken om een nieuwe<br />
werkplek te vinden. Het werd de vlakbij gelegen<br />
Anneessenswijk.”<br />
Deze wijk lag vroeger midden in het commerciële hart<br />
van Brussel, met de Philipsvestiging, de winkels van<br />
Van den Borre en veel meubelfabrikanten.<br />
Vanaf de jaren ‘60<br />
Zijn anekdotes wel wetenschappelijk?<br />
trokken die economische<br />
actoren weg. Toen werd ook de<br />
metro aangelegd, zodat er veel minder winkelende<br />
passanten waren. Tegelijkertijd werden de centrale<br />
Brusselse lanen commercieel belangrijker. Die evolutie<br />
nekte de middenstand. Bijgevolg trokken in de jaren<br />
‘70 en ‘80 steeds meer winkeliers weg. De economische<br />
uitstraling van de buurt ging verloren. Dat was<br />
het begin van het algemene verval. De wijkdynamiek<br />
werd erdoor geparalyseerd. De half afgebroken<br />
fabrieksgebouwen die tot de jaren ‘90 de buurt<br />
ontsierden, bezorgden haar de bijnaam ‘Klein<br />
Sarajevo’.<br />
Dit proces ging gepaard met een snelle bevolkingsevolutie.<br />
“De Anneessenswijk is een transitwijk: twee<br />
derde is vaste bewoner, de anderen zijn ‘passanten’ die<br />
komen en gaan. Door die demografische bewegingen<br />
ontstond een huisvestingsproblematiek: mensen die<br />
op zoek zijn naar tijdelijke huisvesting worden uitge-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
131<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BUURTWINKEL<br />
132<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
buit door huisjesmelkers. Gevolg: de huizen<br />
verkrotten omdat ze niet onderhouden worden en<br />
alleen maar zoveel mogelijk moeten opbrengen, er is<br />
veel leegstand, vochtigheid en ongedierte tasten de<br />
gezondheid van de bewoners aan, de mensen voelen<br />
zich slecht. Ze sturen hun kinderen niet naar school.”<br />
Ook deze evolutie heeft uiteraard een negatieve weerslag<br />
op de wijkdynamiek. Thierry Goossens noemt het<br />
een vicieuze cirkel. “De mensen zijn hier alleen bezig<br />
met overleven.”<br />
SAMEN MET DE BEWONERS<br />
Thierry Goossens heeft iets tegen de term ‘achtergestelde<br />
wijk’: “Je definieert de buurt daarmee uitsluitend<br />
op basis van problemen, terwijl er ook veel potenties<br />
zijn. Ik las onlangs dat de hoofdcommissaris van<br />
Brussel deze wijk ‘de zwarte vlek van Brussel’ noemt.<br />
Ik kan niet ontkennen dat hier problemen zijn, maar<br />
je moet verder durven kijken. Ruim de helft van de<br />
bevolking is jonger dan 30. Ruw geschat wonen hier<br />
tweeduizend jongeren en kinderen. Als daar 100<br />
amokmakers tussen zitten, dan heb je nog 1900<br />
anderen waar niet over wordt gepraat. Dat zijn vaak<br />
mensen die fantastische dingen doen. Als je wat<br />
dieper graaft, kom je uit bij heel boeiende zaken. Daar<br />
focussen de media niet op. Die vinden het interessanter<br />
dat ze kunnen schrijven over een gestolen<br />
handtas.”<br />
Diverse organisaties zijn vandaag in de wijk actief om<br />
de kansarmoede te helpen doorbreken: met<br />
naschoolse opvang, alfabetisering, jongeren- en<br />
kinderwerking, sociale restaurants, huurderssyndicaten,<br />
sociale dienstwaarneming enz.<br />
De Buurtwinkel vervult in de Anneessenswijk drie<br />
opdrachten: contact-, informatie- en initiatiefpunt.<br />
“Het is meer dan louter een ontmoetingscentrum. We<br />
proberen animatie te brengen in de wijk. De mensen<br />
kunnen in de Buurtwinkel ook terecht voor informatie,<br />
bijvoorbeeld bij de sociale dienst. Verder ontwikkelen<br />
we initiatieven voor en met de wijk, zoals werkgelegenheidsprojecten.”<br />
Het adagium van de Buurtwinkel<br />
luidt: alles samen met de bewoners.<br />
Thierry Goossens werkt op het ogenblik van het<br />
gesprek vier jaar voor de Buurtwinkel. Hij heeft een<br />
bewonerscomité opgericht voor de wijk.<br />
“Buurtbewoners hadden allerlei ideeën, maar daar<br />
werd niet naar geluisterd. Anneessens is een van die<br />
wijken waar jarenlang een wanbeleid is gevoerd. Ik<br />
vond dat we die mensen aan het woord moesten<br />
laten.” Hij vertelt over de vele bewoners die bij de<br />
eerste vergadering enkel op een aªche afkwamen.<br />
“Mensen met ideeën, maar die er niet meer in<br />
geloofden. De mensen bekeken mij als een pipo die<br />
verandering wilde, maar het niet lang zou uitzingen.”<br />
Toen kreeg de Buurtwinkel steun van de Koning<br />
Boudewijnstichting, binnen de campagne Buiten<br />
Gewone Buurt. “Dat was een eerste stap die de bewoners<br />
aantoonde dat er echt iets mogelijk was met<br />
weinig middelen en samen met hen. Via sociaalartistieke<br />
projecten en kleinere acties zoals wijkfeestjes<br />
en plantenacties, werden we vrij snel bekend. De<br />
mensen begonnen erin te geloven.” Het bewonerscomité<br />
bestaat sinds 1998. Gemiddeld 20 buurtbewoners<br />
komen naar de maandelijkse vergaderingen. Dat<br />
zijn meestal mensen die al jaren in de wijk wonen.<br />
“Het viel me op dat vooral mensen met problemen<br />
zich engageerden, niet de gegoede burgers. In de<br />
knoei met hun partner, hun huis, hun kinderen, noem<br />
maar op, maar toch langskomen om na te denken over<br />
hun wijk! “Het buurtcomité is cultureel gemengd,<br />
zoals de buurt zelf. “Dat zorgt soms voor zware discussies,<br />
bijvoorbeeld over rondhangende jongeren.<br />
Marokkanen minimaliseren het, terwijl een Belg<br />
misschien zegt dat het allemaal crapuul is.”<br />
Het opbouwwerk ondersteunt het participatieproces in<br />
de wijk. Uiteraard is zo’n bewonerscomité daarvoor<br />
niet genoeg. Volgens Goossens moet je ook aanwezig<br />
zijn op straat: luisteren naar de mensen en een<br />
netwerk ontwikkelen.<br />
De Buurtwinkel heeft drie mensen voltijds in dienst,<br />
waaronder twee maatschappelijk werkers.
“Anneessens was mijn derde wijk in Brussel,“ vertelt<br />
Thierry Goossens. “Ik heb eerst in Schaarbeek<br />
gewerkt, daarna in Kuregem.” Het project Anneessens<br />
beweegt heeft hij samen met Patrick Sereno uitgewerkt.<br />
In augustus 2001 verliet hij de Buurtwinkel en werkt<br />
sindsdien voor het Centrum voor Sociale<br />
Stadsontwikkeling. Zijn opvolger, David Van Vooren,<br />
is sinds half oktober aan de slag.<br />
VERLEDEN HEDEN EN TOEKOMST<br />
Anneessens beweegt draaide om de evolutie van de<br />
buurt. Het project bestond uit drie deelprojecten, rond<br />
verleden, heden en toekomst van de wijk. “Die werden<br />
met elkaar verbonden om de vroegere, tegenwoordige<br />
en toekomstige wijkdynamiek bloot te leggen.”<br />
Het project werkte naar een expositie toe, in het<br />
metrostation ‘Anneessens’. “De drie deelprojecten<br />
kwamen daar samen. Die afsluitende tentoonstelling<br />
lokte honderden bezoekers, meer dan verwacht, want<br />
de mensen moesten er toch ondergronds voor gaan.<br />
Over het verleden werden tijdens de expositie foto’s<br />
tentoongesteld. Het materiaal over de geschiedenis<br />
van de wijk in de 20ste eeuw werd verzameld in<br />
samenwerking met de Cercle d’Histoire de Bruxelles.<br />
“De vroegere wijkapotheker had een enorme fotocollectie.<br />
Hij schonk zijn hele verzameling aan de Cercle.<br />
Die mensen arriveerden hier met honderden foto’s.<br />
We zaten al meteen met de handen in het haar: het<br />
was te veel.” Bij de selectie koos de Buurtwinkel voor<br />
symboliek, voor plekken met een grote impact op de<br />
wijk: het Anneessensplein, het Fontainasplein, de<br />
metro. Aan die beelden werden interviews en een fotoreportage<br />
gekoppeld, zowel met nieuwkomers als met<br />
mensen die er al hun hele leven wonen. “Wij stelden<br />
vragen die de relatie legden tussen verleden, heden en<br />
de toekomst van de wijk en letten daarbij op de diversiteit<br />
van de getuigenissen: een Belg, een Fransman,<br />
een Marokkaan, een Kongolees, jonge en oudere<br />
mensen.” De interviews haalden heel wat naar boven:<br />
“Veel oudere Belgische mensen beweren dat het<br />
vroeger beter was. De wijkdynamiek is er volgens hen<br />
op achteruitgegaan. Ze wijzen hiervoor de allochtone<br />
nieuwkomers als schuldigen aan. Uit hun levensverhaal<br />
blijkt echter dat ook zij migranten zijn, uit<br />
Vlaanderen of Wallonië. Anneessens is dus altijd een<br />
buurt met veel ‘vreemdelingen’ geweest. De bevolkingsbewegingen<br />
gaan ook vandaag door: Anneessens<br />
is een erg multiculturele buurt.”<br />
Er vonden veel gesprekken plaats tussen de medewerkers<br />
van de Buurtwinkel en de bewoners, en tussen de<br />
bewoners onderling. Maar tot de geplande debatavond<br />
over de migratiestromen en de invloed ervan op de<br />
wijk kwam het niet. “Het werd allemaal te veel voor de<br />
Buurtwinkel: we werkten naar die tentoonstelling toe;<br />
dit konden we er niet nog eens bijnemen.”<br />
Voor het heden was het thema J’aime et j’aime pas mon<br />
quartier – Ik hou wel en niet van mijn wijk. Samen met<br />
jonge bewoners werd er gewerkt rond de vraag wat ze<br />
het mooist en het lelijkst vonden in de<br />
Anneessenswijk. Het onderwerp werd verwerkt in een<br />
videoreportage die jongeren en volwassenen aan het<br />
woord laat met hun visie op de buurt nu. Deze video<br />
werd tijdens de tentoonstelling in het metrostation in<br />
een loopingsysteem vertoond. Zowel bewoners die in<br />
de wijk geboren en getogen waren als nieuwkomers<br />
werden aan het woord gelaten. “Uit die gesprekken<br />
bleek dat mensen zich verzetten tegen het toenemende<br />
transitkarakter van de buurt. Steeds meer<br />
mensen verblijven er maar kort. Zodra ze het iets<br />
beter hebben, trekken ze weg. De rest van Brussel<br />
wordt steeds duurder, zodat meer kansarme mensen<br />
in de Anneessenswijk belanden.”<br />
Jongeren en kinderen volgden ateliers rond muziek en<br />
schrijven. Daaruit resulteerde een ‘soundtrack’ voor<br />
het project: het lied Anneessens bouge, gebaseerd op een<br />
nummer van Britney Spears. De kinderen zongen het<br />
liedje tijdens de expositie in het metrostation en later<br />
ook nog tijdens een editie van Brussel Gekleurd. Het<br />
is trouwens ook daarna blijven hangen.<br />
Voor het derde onderdeel werd samen met de<br />
kinderen een projectie gemaakt van de Anneessenswijk<br />
in de toekomst: tekeningen van herkenbare<br />
HOOFDSTUK 3<br />
133<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BUURTWINKEL<br />
134<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
plaatsen zoals die er mogelijk of hopelijk in de<br />
toekomst zullen uitzien. Interviews met kinderen en<br />
volwassen bewoners, over hoe ze de wijk willen zien<br />
veranderen, ondersteunden dit prospectieve onderdeel.<br />
FEEST<br />
Alle voorbereidingen gebeurden in nauwe samenwerking<br />
met de wijkbewoners, onder meer via het bewonerscomité.<br />
Ze werden betrokken bij het volledige<br />
ontwikkelingstraject van Anneessens Beweegt. De<br />
opening van de tentoonstelling werd gekoppeld aan<br />
een wijkfeest. “Die opening was een succes; onze<br />
aªches verdwenen zeer snel: iedereen wilde ze<br />
hebben. De oude foto uit de jaren ‘50 van de basketbalploeg<br />
van de wijk sprak velen aan. Sommigen<br />
hadden de spelers op de foto nog gekend.” Tijdens de<br />
opening waren volgens Thierry Goossens niet alleen<br />
veel wijkbewoners, maar ook belangstellenden uit het<br />
werkveld, lokale overheidsmensen, partners en ook<br />
sympathiserende politiemensen aanwezig.<br />
“Ik vind het belangrijk dat er ook iets ludieks in zo’n<br />
actie zit. Dat was dus ook het geval bij de opening van<br />
Anneessens Beweegt. Er was niet alleen de tentoonstelling<br />
– die kunnen de mensen achteraf nog bekijken –<br />
maar ook muziek, hapjes en drank.” Het mocht wat<br />
geld kosten, want ook gewone mensen hebben recht<br />
op kwaliteit, vindt Goossens. “We hadden ook breakdansers<br />
in contact gebracht met een jazzgroepje. Die<br />
zijn samen aan het jammen geslagen. De mensen<br />
waardeerden dat.”<br />
Tijdens de evaluatie werd beslist om een tweede wijkmoment<br />
te organiseren. Goossens: “Het was de bedoeling<br />
in de school op het Anneessensplein een soortgelijke<br />
tentoonstelling op te zetten, met nieuw verzameld<br />
materiaal en van jongeren en kinderen. Veel mensen<br />
realiseerden zich immers pas bij het bezoek aan de<br />
tentoonstelling in het metrostation, dat ze zelf ook<br />
foto’s hadden, anekdotes kenden of wilden eveneens<br />
hun visie op de wijk ventileren. Deze tweede tentoonstelling,<br />
oorspronkelijk gepland voor september 2001,<br />
werd uiteindelijk verdaagd wegens renovatiewerk in de<br />
school, maar ook wegens de moeizame personeelswissel<br />
in de Buurtwinkel. Ik ben ginder weg sinds<br />
augustus, mijn opvolger kon pas in oktober oªcieel<br />
aan de slag… Zulke projecten vragen intensieve begeleiding.”<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
De Buurtwinkel organiseerde in 2000 naar aanleiding<br />
van het multiculturele feest Brussel Gekleurd een<br />
wijkrally: een zoektocht door de buurt. Op ludieke<br />
wijze maakten de buurtbewoners kennis met de<br />
verwezenlijkingen van de Buurtwinkel langs het zogenaamde<br />
AAA-parcours (Alternatief, Artistiek,<br />
Anneessens): muurschilderingen, groenvoorzieningen,<br />
artistieke stoeptegels enz. Dit project werd<br />
door de Koning Boudewijnstichting ondersteund<br />
binnen de campagne Buiten Gewone Buurt. De bewoners<br />
beantwoordden tijdens dat parcours vragen over<br />
het verleden van hun buurt. “Dat was een succes.<br />
Jongeren en kinderen gingen bij oudere mensen te<br />
rade om bepaalde meerkeuzevragen te kunnen beantwoorden.<br />
Ongelooflijk was dat, want tussen de<br />
jongeren en de oudere mensen klikte het tevoren<br />
nooit. Die leefwerelden zijn normaal volledig tegengesteld.<br />
De geschiedenis van de Anneessenswijk is blijkbaar<br />
iets wat veel buurtbewoners interesseert. Het<br />
brengt ze dichter bij elkaar. Zelfs al behoren ze tot<br />
verschillende culturen, levensovertuigingen of leeftijden:<br />
ze delen dezelfde buurt. We concludeerden dan<br />
ook dat de geschiedenis van de wijk een bepaalde<br />
dynamiek teweegbracht en dat dit een interessant<br />
thema was om verder mee te werken. Anneessens<br />
Beweegt is een rechtstreeks gevolg van dat inzicht.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Alles staat in het teken van de bewoners. “Tussen hen<br />
willen we een dynamiek op gang trekken.” Thierry<br />
Goossens noemt artistieke input belangrijk als er<br />
– minstens passief, liefst actief – betrokkenheid is van<br />
de bevolking. “Vaak ontstaat die artistieke inbreng<br />
boven de hoofden van de mensen. Het gebeurt in
opdracht, de kunstenaar wordt serieus betaald, het<br />
werk wordt geplaatst, maar er is geen enkele band met<br />
de wijk. Die band vind ik echter belangrijk om van<br />
volkscultuur of volkskunst te kunnen spreken: het<br />
moet samen met de mensen gebeuren. Passief: vraag<br />
naar hun mening, laat ze bekendmaken wat ze ongeveer<br />
willen, engageer een kunstenaar om het uit te<br />
werken. Actief: laat ze het penseel opnemen en het<br />
zelf doen.” Thierry Goossens vindt het vooral belangrijk<br />
de mensen het gevoel te geven dat de wijk van hen<br />
wordt. “Onze poortschildering staat er ondertussen<br />
twee jaar. Onlangs lieten we er preventief een antitaglaag<br />
op aanbrengen. De persoon die dat kwam<br />
doen, stond ervan versteld hoe weinig die geschilderde<br />
poort te lijden had van graªti. De bewoners zien die<br />
als een stukje van henzelf: ze tasten dat niet aan. Als<br />
dat lukt, dan ben je toch geslaagd in je opzet?”<br />
VOLKSCULTUUR<br />
“In een volksbuurt kan de cultuur niets anders dan<br />
volkscultuur zijn.” Thierry Goossens heeft het naar<br />
eigen zeggen altijd moeilijk met definities van cultuur.<br />
“Volkscultuur is de cultuur van het gewone volk, van<br />
de straat. Cultuur is volgens mij een manier van leven,<br />
hoe je praat met elkaar, hoe je met elkaar omgaat,<br />
maar het kan evengoed een schilderij van Rubens zijn.<br />
Cultuur kan alles zijn. Maar Rubens interesseert me<br />
niet. Zijn kunde vind ik fantastisch, maar de cultuur<br />
van de straat vind ik interessanter.” Nadat Anneessens<br />
Beweegt was goedgekeurd voor ondersteuning door de<br />
campagnejury, vernam Thierry Goossens dat die jury<br />
vragen had bij de wetenschappelijke fundering van<br />
zijn aanpak. “De jury vond blijkbaar dat alles wat je<br />
vertelt wetenschappelijk bewezen moet kunnen<br />
worden. Zijn anekdotes – nochtans volkscultuur – wel<br />
wetenschappelijk?” Hij verduidelijkt zijn standpunt:<br />
“In de Bodegemstraat was er begin 20ste eeuw een<br />
bekende worstelclub. Die mannen waren zo goed dat<br />
ze internationale uitstraling hadden. Het verhaal gaat<br />
dat ze naar Amerika werden uitgenodigd voor een<br />
tornooi. Omdat een van de bazen zich vergist had in<br />
het uur, hebben die kerels de Titanic gemist. Een<br />
fantastische anekdote! Maar hoe kan ik nu bewijzen of<br />
dat waar is? Als je dat wetenschappelijk moet<br />
aanpakken, ben je niet meer met volkscultuur bezig,<br />
vind ik. Volkscultuur komt van de bewoners zelf en<br />
deels is wat zij zeggen ingekleurd. Als een verhaal tien<br />
keer wordt voortverteld, wordt dat een ander verhaal:<br />
de eerste keer gooien ze met een kiezelsteentje en de<br />
laatste keer waren het bakstenen. Dat is net het<br />
volkse.”<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
“Sinds ik hier werk, hebben we vijf sterfgevallen gehad<br />
waarbij de Buurtwinkel de begrafenissen heeft moeten<br />
regelen: geen familie of kennissen te vinden,“ vertelt<br />
Thierry Goossens. Ook op die manier speelt de<br />
Buurtwinkel een belangrijke sociale rol: het is een<br />
thuis voor wie geen thuis meer heeft, een familie voor<br />
wie geen (contact met) familie meer heeft. Daardoor<br />
hebben de buurtwerkers een goede kijk op het dagelijks<br />
leven van de bewoners. Persoonlijk contact tussen<br />
buurtwerker en buurtbewoners is erg belangrijk.<br />
Alleen op die basis kan een vertrouwensrelatie<br />
ontstaan. Dat vraagt tijd. “De mensen testen je, kleden<br />
je bij manier van spreken uit.” Als de buurtwerker de<br />
proef doorstaat mag hij zijn kleren weer aandoen en<br />
beginnen.<br />
CONCLUSIE<br />
Dit is geen spectaculair project, maar het heeft wel<br />
belang voor de wijk. Het bevordert de sociale cohesie.<br />
Mensen uit de buurt ontmoeten elkaar rond een positief,<br />
wijkverzamelend initiatief. Het project biedt<br />
buurtbewoners de kans zich op een positieve manier<br />
te identificeren met hun wijk.<br />
De vertraging die dit project opliep door de personeelswissel,<br />
bewijst hoe belangrijk continuïteit is in buurtprojecten.<br />
Alleen door permanente aanwezigheid en<br />
alertheid kan een vertrouwensrelatie ontstaan tussen<br />
bewoners en sociale werkers. Een realistische planning<br />
had kunnen voorkomen dat de debatavond moest<br />
HOOFDSTUK 3<br />
135<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BUURTWINKEL<br />
136<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
worden afgelast. Maar ook zonder die avond waren er<br />
voor, tijdens en na Anneessens Beweegt veel gesprekken<br />
en acties rond de evolutie van de buurt. Er ontstond<br />
zelfs een reflectiegroep van een dertigtal mensen.<br />
Daarin zitten wijkbewoners, al dan niet aangesloten<br />
bij het buurtcomité, een medewerker van de<br />
Buurtwinkel, beleidsverantwoordelijken en ook politiemensen.<br />
Ze komen elke maand samen om na te gaan<br />
hoe ze de leefbaarheid en veiligheid in de buurt<br />
concreet kunnen verbeteren.<br />
De vraag van de campagnejury naar de wetenschappelijkheid<br />
van het project was terecht. Het is inderdaad<br />
opvallend hoe weinig reflectie er is op de methode.<br />
Niet het materiaal (volksverhalen) maar wel de manier<br />
waarop dat materiaal tot stand komt, wordt door de<br />
jury ter discussie gesteld. Hoe worden de verhalen<br />
verzameld? Welke interviewtechnieken worden toegepast?<br />
Het zou de kwaliteit van dit project vergroten als<br />
op dit vlak een inspanning werd geleverd. Het feit dat<br />
gezocht wordt naar representativiteit in de interviews<br />
is een eerste stap in die richting. Overigens is de<br />
botsing tussen werkvormen eigen aan historisch<br />
onderzoek en aan buurtwerking erg interessant.<br />
Ook partnerschappen hadden kunnen bijdragen tot de<br />
diepgang van dit project. Met Els Dietvorst en haar<br />
ploeg bijvoorbeeld, die vanuit dezelfde Buurtwinkel in<br />
de Anneessenswijk aan de slag waren. Er waren wel<br />
informele contacten en Els Dietvorst filmde aspecten<br />
van het Anneessensproject, maar van een echte<br />
samenwerking was geen sprake.<br />
De titel Anneessens Beweegt verwijst naar de verhalen<br />
van nostalgische buurtbewoners: de wijk bewoog<br />
vroeger, elke dag was er feest. Dit project bewijst<br />
echter dat Anneessens nog altijd beweegt en ook zal<br />
blijven bewegen. De verbinding van vroeger, nu en<br />
toekomst maakt dat dit project niet blijft steken in<br />
eendimensionale interpretaties. In die context is het<br />
ook belangrijk dat zowel de daar geboren en getogen<br />
wijkbewoners als de nieuwkomers het woord krijgen.<br />
Als de buurt een toenemend transitkarakter heeft, dan<br />
zal juist die karakteristiek de eigenheid van deze wijk<br />
gaan bepalen.<br />
Het tonen van het materiaal op openbare plaatsen<br />
zoals de metro is eveneens een strategie die bijdraagt<br />
tot de slaagkansen van een buurtproject.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
4957,87 euro<br />
De Buurtwinkel vzw<br />
Anneessensplein 9<br />
1000 Brussel<br />
tel.: 02-512 69 85 - fax: 02-503 44 31<br />
buurtwinkel@yucom.be
De terugkeer van<br />
de zwaluwen<br />
In dit project staat communicatie centraal. Het richt zich<br />
tot wijkbewoners en passanten. Twee jaar onderzoek in de<br />
wijk leverde materiaal op voor een film. De inspiratiebron<br />
is de Franse dichter Arthur Rimbaud. Zijn leven en werk<br />
vormen de rode draad in de film. Gekoppeld aan de<br />
filmopname is er een permanente werking met een<br />
magazine, toonmomenten en workshops.<br />
Een multimediaproject in de Brusselse<br />
Anneessenswijk<br />
De vzw Firefly is opgericht in 2000 door de kunstenaressen<br />
Orla Barry en Els Dietvorst. Volgens de statuten<br />
wil de vereniging kunst buiten het galerijencircuit<br />
brengen en integreren in alle geledingen van het<br />
sociale leven. Een vzw is volgens Els Dietvorst de beste<br />
constructie: “Omdat er geen kunstenaarsstatuut<br />
bestaat, is het de enige uitweg om eigen projecten te<br />
organiseren onder wettelijke norm en om subsidies te<br />
verkrijgen.”<br />
De vzw zet artistieke activiteiten op met sociale inslag.<br />
De leden zijn sociale werkers, economen, kunsthistorici,<br />
advocaten, een socioloog, een journaliste en<br />
kunstenaars. Het personeel bestaat<br />
Wat je maakt, ontstaat collectief<br />
uit drie vrouwen: één voltijds<br />
kunstenaar (Els Dietvorst) en twee<br />
halftijdse krachten, een schrijfster en een sociologe.<br />
Verder zijn er stagiaires van de sociale hogeschool en<br />
andere vrijwillige medewerkers.<br />
MULTIMEDIAPROJECT<br />
De terugkeer van de zwaluwen/Le retour des hirondelles is<br />
een multimediaproject in de Brusselse<br />
Anneessenswijk. Communicatie staat centraal. Met<br />
alle bestaande journalistieke en artistieke middelen<br />
wordt er gezocht naar een vorm om de bewoners en<br />
passanten in de wijk een stem te geven. “Het project is<br />
gebaseerd op een wisselwerking tussen verwachting en<br />
waarneming, realiteit en fictie, instinct en verbeelding,<br />
kortom tussen alle bewegingen die het dagelijks leven<br />
uitmaken,“ zo staat er in het eerste magazine, waarin<br />
bewoners en passanten samen met beeld- en woordkunstenaars<br />
hun levensverhalen en fantasie op een<br />
zeer aantrekkelijke manier verbeelden. Behalve kunste-<br />
HOOFDSTUK 3<br />
137<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
FIREFLY<br />
138<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
naars zijn andere deskundigen zoals journalisten, fotografen,<br />
sociologen, antropologen en schrijfsters<br />
betrokken bij het project. In de eerste fase van De<br />
terugkeer van de zwaluwen (1999) werd “de straat opgegaan”.<br />
Dat resulteerde in contacten met buurtbewoners<br />
en passanten, in verhalen, foto’s en zo meer. In<br />
die fase kwamen samenwerkingsverbanden tot stand<br />
met partners als de Buurtwinkel, Albatros (een daklozenorganisatie),<br />
ADZON (mannelijke prostituees) en<br />
de Beursschouwburg (repetitieruimte, toonmomenten<br />
en logistieke steun). Er was geen eindresultaat vooropgesteld.<br />
Alle artistieke media werden gebruikt, met als<br />
resultaat 50 foto’s, 8 video’s, 2 installaties, gedichten,<br />
muziek en ontelbare verhalen.<br />
In fase 2 werd ingezoomd op elementen, verhalen en<br />
mensen uit fase 1. Het magazine en het posterproject<br />
werden uitgewerkt. Biografische schetsen van mensen<br />
uit de wijk werden Jukeboxstories. Video bleek het beste<br />
communicatiemiddel. Tekstfragmenten uit de wijk<br />
werden met flarden uit het werk van de Franse dichter<br />
Arthur Rimbaud geconfronteerd. Rimbaud heeft een<br />
tijd in Brussel verbleven en passeerde toen dikwijls in<br />
de Anneessenswijk. Later liet hij Europa achter zich<br />
en werd handelsreiziger in Afrika.<br />
Fase 3 bundelt de elementen uit de vorige fases in een<br />
scenario voor een film die het verhaal van Rimbaud en<br />
de buurtbewoners bij elkaar brengt. “Het zijn allemaal<br />
mensen die iets hebben achtergelaten of nog bezig<br />
zijn dat te doen. Nomaden.” Els Dietvorst herkent<br />
Rimbauds gebalde opzwepende en ritmische stijl in de<br />
manier waarop Marokkaanse jongeren spreken. Het<br />
heeft lang geduurd voor de Marokkaanse gemeenschap<br />
meewerkte. Maar in de huidige ploeg spelen<br />
zeven Marokkaanse acteurs en actrices.<br />
Er werken 32 acteurs en muzikanten mee aan de film.<br />
“Het zijn bewoners en mensen die hier komen maar<br />
niet wonen, passanten, die mix vind ik heel belangrijk.”<br />
De passanten zijn gerekruteerd tijdens een<br />
auditie in een container. De acteurs zijn bijna allemaal<br />
eerste generatie Belg, maar van origine hebben ze tien<br />
verschillende nationaliteiten. Er zijn maar vier autochtone<br />
Belgen bij. De jongste is 14, de oudste 55. Ze<br />
worden betaald, al is het niet veel: 7,5 euro per uur en<br />
maaltijdcheques.<br />
Het project kost in totaal meer dan 123.950 euro en<br />
wordt gesteund door het SIF, door het Ministerie van<br />
de Vlaamse Gemeenschap, Brussel 2000 en de CERA<br />
Holding. Er zijn nu subsidies toegekend voor de<br />
komende drie jaar. De ondersteuning door de Koning<br />
Boudewijnstichting bedraagt net geen 12.400 euro.<br />
Interne communicatie gebeurt in maandelijkse vergaderingen;<br />
externe via het magazine, via kaarten – “bij<br />
elke fase maken we er zo één”– de website en toonmomenten.<br />
“Door repetities in de open lucht, hier op het<br />
plein, bereiken we mensen met wie we normaal niet<br />
in contact zouden komen. Toonmomenten worden<br />
afwisselend in buurtcafés of in de beursschouwburg<br />
gehouden, zodat een zeer divers publiek wordt aangesproken,<br />
op soirees, miniconcerten en videoavonden.<br />
Met de pers wordt via de Beursschouwburg contact<br />
gezocht voor de grote toonmomenten. Maar ook Els<br />
Dietvorst zelf houdt de pers op de hoogte van de<br />
evolutie. Voor het overige is er heel veel mondelinge<br />
reclame, dat werkt nog altijd het best.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Els Dietvorst, drijvende kracht achter dit project,<br />
vertelt over het ontstaan van het project in ‘99. “Ik had<br />
een tentoonstelling hier in de wijk in Etablissement<br />
d’en Face. Toen was het moeilijk om een werk te laten<br />
communiceren met de straat. Ze waarschuwden mij<br />
dat dit absoluut niet mogelijk was in deze buurt omdat<br />
de agressie tegenover inmenging te groot was.” Dat is<br />
de oorsprong van dit project: agressie, zowel verbaal<br />
als fysiek, in Brussel allebei voelbaar. Vanuit die vaststelling<br />
is Dietvorst beginnen wandelen in de<br />
Anneessenswijk en zo is het idee gegroeid.<br />
Het tweede uitgangspunt was een persoonlijke en<br />
artistieke nood aan communicatie. Els Dietvorst was
tien jaar beeldend kunstenaar, voelde zich geïsoleerd<br />
van het ‘echte leven’ en had geen zin om haar sculpturen<br />
(altijd mensen) alleen maar in galerijen en<br />
musea tentoon te stellen. Op zoek naar sociaal contact<br />
ging ze met dit project terug de straat op.<br />
TOEKOMSTPERSPECTIEVEN<br />
Els Dietvorst wil aan het eind een boek maken over<br />
het project: een reflectie, een handleiding ook voor<br />
andere projecten.<br />
Het project zelf vertrekt vanuit een sociale dialoog,<br />
maar het artistieke product, de film, moet daar uiteindelijk<br />
wel los van staan. De film moet begrepen<br />
kunnen worden zonder dat de kijker de geschiedenis<br />
van het project te kent. Ook is het de bedoeling dat<br />
bepaalde stukken die in de film te zien zijn een eigen<br />
leven gaan leiden, als kleine podiumproducties los van<br />
de film. “Als het project stopt, gaan die acteurs niet<br />
stoppen. Ik denk dat ik hen eerder ga verliezen dan zij<br />
mij.”<br />
De methode van het project is erg individueel, maar in<br />
de nawerking ligt toch een maatschappelijke dimensie<br />
verscholen: “omdat de mensen die uit het project<br />
komen, misschien verder kunnen gaan en op hun<br />
manier zulke dingen kunnen verspreiden.”<br />
Voor Els Dietvorst blijft de toekomst liefst een open<br />
vraag. “Misschien geef ik hier nog wel workshops of<br />
zo. Ik weet niet hoe dat zal evolueren. Op dat punt<br />
hebben kunstenaars een heel vrij leven.”<br />
METHODE<br />
Els Dietvorst vertrekt van het sociale om van daaruit<br />
een artistieke vorm te zoeken. Haar eerste stap was de<br />
straat op: praten met voorbijgangers en thee drinken<br />
met bewoners. Daarna bezocht ze organisaties die<br />
actief zijn rond vluchtelingenproblematiek of<br />
daklozen. Na die eerste onderzoeksfase begon ze op<br />
een intuïtieve manier te zoeken welke vorm haar<br />
bevindingen kon omvatten. Het kon een boek worden<br />
of iets tussen een theaterstuk, een opera en een film.<br />
De zoektocht naar vorm is voor Els Dietvorst nog altijd<br />
niet afgelopen, het blijft een belangrijk vraagstuk. In<br />
de tweede fase merkte ze wel dat video het beste<br />
werkte. Zelf had ze geen ervaring met video, maar<br />
sinds ze het medium door dit project leerde kennen, is<br />
ze er wel door gebeten. “Een film als werksituatie<br />
spreekt mij aan omdat het een heel sociaal proces is.<br />
Met heel veel mensen samenwerken en regisseren, dat<br />
ligt mij wel.”<br />
Het werk met de acteurs is erg individueel. Als regisseur<br />
wil Dietvorst bij iedereen van nul vertrekken om<br />
“terug te keren naar het diepmenselijke oergevoel dat<br />
alle mensen gemeen hebben.” De rol die de acteurs<br />
spelen, staat heel dicht bij hun leven. Bij wat ze willen<br />
of hopen te zijn.<br />
Els Dietvorst heeft een heel groot sociaal gevoel, al<br />
noemt ze zichzelf een misantroop. Dat gaat volgens<br />
haar samen. Als een project gedaan is, blijft ze niet<br />
tussen de mensen. Ze zit dan liever in de bossen of<br />
aan zee. Maar ondertussen is ze er zo hartstochtelijk<br />
mee bezig dat het project een stuk van haar eigen<br />
leven is geworden en dat er weinig plaats meer overblijft<br />
voor een privé-leven. “Als je passioneel met iets<br />
bezig bent, kun je geen grenzen leggen aan je inzet.<br />
Maar ik krijg ook veel terug. Ik steel een soort van<br />
energie die ik zelf teweegbreng. Alsof je uit ieders tuin<br />
een bloem plukt en daar een boeket van maakt.”<br />
Collega-kunstenaars, die haar horen vertellen, zeggen:<br />
“Het is fantastisch maar ik zou het niet kunnen.”<br />
De afstand tussen het sculptuurwerk en het zwaluwenproject<br />
is voor Els niet zo groot. Ook haar sculpturen<br />
zijn gevoed door het sociale. “Hoe zeer een kunstenaar<br />
ook durft beweren dat hij authentiek is, als kunstenaar<br />
ben je onbewust door de wereld gecontroleerd. Wat je<br />
maakt, ontstaat collectief, je wordt gevoed door<br />
iedereen om je heen.”<br />
Omgekeerd is het opzetten van een project als De<br />
terugkeer van de zwaluwen helemaal niet zo verschillend<br />
van haar sculptuurwerk. “Voor mij is dit project<br />
zoals een beeld maken. Je begint met een binnenstructuur<br />
en maakt daar dingen omheen. Je moet een<br />
volume creëren, materiaal kiezen. Dat is fantastisch,<br />
HOOFDSTUK 3<br />
139<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
FIREFLY<br />
140<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dat doe ik het liefst. Maar dan volgt de vraag, hoe stel<br />
je dat tentoon? En dat haat ik, dat moment. Met dit<br />
project is het anders. Bij een film hoef je helemaal niet<br />
bezig te zijn met de vraag hoe je het resultaat in een<br />
galerij gaat plaatsen.”<br />
INSPIRATIEBRONNEN<br />
Joseph Beuys is volgens Els Dietvorst de beeldende<br />
kunstenaar die het sociale bewustzijn van vele kunstenaars<br />
wakker maakte en de lijn tussen kunst en dagelijks<br />
leven doorbrak. Verder zijn ook theater- en<br />
filmmakers als Peter Brook, Cassavetes en Eisenstein<br />
haar voorbeelden. En Tone Brulin.<br />
Jean-Jacques Rousseau en dan vooral zijn Emile ou<br />
l’éducation speelt een grote rol in de manier waarop ze<br />
met acteurs werkt. “Dat was een van de eerste sociologen<br />
die teruggingen op de diepmenselijke natuur.”<br />
En Lévi-Strauss. Die in de praktijk ging zoeken naar<br />
dat oerinstinct. Ook de antropologische studies van<br />
Margaret Mead hebben hun stempel gedrukt op De<br />
terugkeer van de zwaluwen. Vooral Meads onderzoek in<br />
verband met ‘afwijkelingen’ – iedereen die gemarginaliseerd<br />
wordt in etnische groepen – heeft indruk<br />
gemaakt. “De man die met een handtas rondloopt,<br />
maar toch geaccepteerd wordt, dat is prachtig! Voor<br />
mij staan die mensen soms veel verder dan wij. Die<br />
kunnen er mee om. Maar hier wordt dat meteen een<br />
probleem.”<br />
Rimbaud is natuurlijk ook een grote inspiratiebron.<br />
Het eerste deel van De terugkeer van de zwaluwen zal<br />
ook Après le déluge heten. “Rimbaud schreef de hele<br />
wereld de hel in. Hij vond dat er een zondvloed moest<br />
plaatsvinden en daarna – après le déluge – zou er een<br />
nieuwe wereld opgebouwd moeten worden, waarin<br />
mensen elkaar accepteren. Une saison en enfer is een<br />
aanklacht tegen de maatschappij, die voor Dietvorst<br />
nog steeds actueel is. “Het kolonialisme heeft alles<br />
verknoeid en heeft machtsstructuren teweeggebracht<br />
die uitmondden in het kapitalisme.” Rimbaud gaat op<br />
een poëtische manier tekeer tegen iedereen in deze<br />
maatschappij, die zwarten, homo’s en anderen<br />
verdrukt. Hij is ook heel spiritueel bezig geweest”,<br />
vertelt Dietvorst, “iets dat in onze Westerse wereld<br />
helemaal verdrukt is.”<br />
PARTICIPATIE<br />
Het hele project De terugkeer van de zwaluwen vertrekt<br />
van de bewoners en passanten in de Anneessenswijk.<br />
Geen enkele geïnteresseerde werd vooraf uitgesloten,<br />
maar er was wel selectie in de vorm van audities: wie<br />
het meest interesse had voor de film, een droom wilde<br />
verwezenlijken of een band met de camera had werd<br />
uitgekozen. “Achteraf heeft er nog een natuurlijke<br />
selectie plaatsgevonden. Onhandelbare gevallen of<br />
mensen die achterstand hadden, vielen af omdat ze<br />
geen ritme en discipline hadden om te werken.”<br />
Zij die bleven, zijn sterke mensen geworden.<br />
Sommigen verhuizen uit deze buurt.”<br />
Het heeft lang geduurd voor de Marokkaanse gemeenschap<br />
wilde meewerken. Maar het is toch gelukt. Het<br />
vertrouwen werd gewonnen door interventies in een<br />
kinderopvangcentrum. “We doen nu nog altijd workshops<br />
met kinderen. Zij zijn heel spontaan, hebben<br />
geen vooroordelen.” Via hen werden contacten gelegd<br />
met ouders, broers en zussen.<br />
De inbreng van de acteurs en actrices is enorm. Hun<br />
levensverhaal en dromen zijn het materiaal waarmee<br />
gewerkt wordt. Uit dat materiaal wordt een selectie<br />
gemaakt door de kunstenaars die hen begeleiden. Dat<br />
gebeurt in interactie, zoals Miguel, een 25-jarige acteur<br />
van Spaanse afkomst illustreert met zijn verhaal: “Ik<br />
heb er altijd van gedroomd prins te zijn en prinses<br />
Diana was mijn idool. Zo ben ik op het idee gekomen<br />
om in de film de prins te spelen. Ik heb het aan Els<br />
voorgesteld en zij ging akkoord. Ze had hetzelfde idee<br />
al in gedachten.”<br />
In het creatieve proces van verwerking van het materiaal<br />
nemen de kunstenaars wel het voortouw. Zo is<br />
het met het magazine, dat Orla Barry samenstelt, en<br />
zo is het ook met de film. Miguel: “Als ik acteer, ben ik<br />
een beetje verloren, dan zegt Els mij hoe ik het moet<br />
doen. Zij is de regisseur.”
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
De werkwijze van De terugkeer van de zwaluwen is,<br />
zoals gezegd, erg individueel. Het project vertrekt van<br />
het individu, niet van de maatschappij. Els Dietvorst<br />
weigert zich tot groepen als ‘de Marokkanen’ of ‘de<br />
Belgen van de wijk’ te richten, omdat daar altijd<br />
normen aan vastzitten die niet voor iedereen opgaan.<br />
Het resultaat zal voor de deelnemers iets heel bijzonders<br />
betekenen, zij hebben de kans gekregen zich<br />
emotioneel te ontwikkelen en hebben minder vooroordelen<br />
tegenover andere mensen. Ook bij het publiek<br />
zal deze film die boodschap uitstralen en op die<br />
manier bijdragen tot verdraagzaamheid. Els Dietvorst<br />
zelf droomt nog altijd van een directere maatschappelijke<br />
rol. Haar grootste frustratie is dat ze de primaire<br />
problemen van de acteurs niet kan behandelen. Daar<br />
zou ze nu mee willen starten, ondersteuning bij privéproblemen<br />
met papieren, werkloosheid en dergelijke.<br />
Met kinderen werken geeft echter meer vooruitzichten.<br />
Dietvorst: “In onze workshops met kinderen<br />
kunnen we sterker ingrijpen. Ik denk dat zij zoiets<br />
meedragen in hun leven en dat het zich voortzet in de<br />
wijk. Maar om zoiets te doen, hebben we veel meer<br />
middelen nodig. We zouden bijvoorbeeld een centrum<br />
kunnen oprichten waar videolessen worden gegeven<br />
maar dat kost pakken geld en vergt een hele organisatie.”<br />
VISIE OP CULTUUR EN VOLKSCULTUUR<br />
Cultuur is voor Els Dietvorst “een typisch menselijk<br />
geheel van codes, van sociale gedragingen die toebehoren<br />
aan een bepaald volk, een regio of land, en die<br />
door anderen worden overgenomen of niet. Iedereen<br />
neemt deel aan cultuur, wat nog niet betekent dat<br />
iedereen deelneemt aan een creatief proces.”<br />
Maar hedendaagse kunst staat heel ver van ieders bed.<br />
Ze beperkt zich tot een klein elitewereldje. Het is<br />
belangrijk kunst opnieuw te confronteren met de<br />
straat. Maar er zijn heel veel manieren om dat te doen.<br />
Weinig kunstenaars getroosten zich de moeite of<br />
nemen het risico de confrontatie met de straat echt<br />
aan te gaan.<br />
Els Dietvorst heeft zelf geen term voor wat ze doet. “Er<br />
moet eens iemand met een nieuwe term komen,“<br />
vindt ze. ‘Volkscultuur’ is volgens haar in ieder geval<br />
een betere omschrijving dan ‘sociaal-artistiek’ of<br />
‘cultuur van het dagelijks leven’. Dat laatste vindt ze<br />
denigrerend. “Volkscultuur klinkt ook raar, maar het<br />
zegt toch veel. Oud en nieuw zijn in die term vervat.<br />
‘Volks’ verwijst naar iets ouds, naar iets dat mensen<br />
samenbrengt, dat vroeger in dorpen bestond, maar<br />
voorbij is. Maar er is ook een nieuwe invulling van het<br />
begrip ‘volk’. In het geval van De terugkeer van de<br />
zwaluwen, zijn het de acteurs, mensen die in Brussel<br />
gestrand zijn en exemplarisch zijn voor het menselijk<br />
ras. Ze hebben allemaal dat oermenselijke verwerkt in<br />
hun leven en in hun dromen.”<br />
CONCLUSIE<br />
De kracht van dit project schuilt in de combinatie van<br />
een sterke sociale inbedding en hoge artistieke<br />
kwaliteit. Veel voorbereiding en toewijding maken dat<br />
het een van de weinige geslaagde pogingen is om<br />
‘kunst op straat te brengen’. De samenwerking met<br />
sociale organisaties, artiesten, een cultureel centrum<br />
en buurtcafés leidt tot een interessant en erg toegankelijk<br />
werkproces. Een film, een magazine en toonmomenten<br />
op straat, maken dat een breed publiek<br />
toegang krijgt tot het verhaal. Het feit dat het eindresultaat<br />
zo open blijft, vegroot de mogelijkheden van dit<br />
project. Niet alleen artistiek, maar ook maatschappelijk.<br />
Het gebruik van diverse media houdt wel het gevaar in<br />
van een versnippering die uiteindelijk de kracht van<br />
het project ondermijnt. In dit geval blijkt dat gevaar<br />
echter op een veilige afstand te blijven door de<br />
kwaliteit van elk onderdeel.<br />
Wat presentatie betreft, heeft een film, net als een<br />
beeld, extra begeleiding nodig. Hij wordt niet zonder<br />
meer geprojecteerd, zoals Dietvorst stelt. Er zal<br />
gezocht moeten worden naar de juiste circuits. Als de<br />
film alleen in artistieke kringen te zien is, raakt het<br />
resultaat van dit intensieve werkproces minder bekend<br />
dan wanneer hij ook in de buurten binnen en buiten<br />
HOOFDSTUK 3<br />
141<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
FIREFLY<br />
142<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Brussel wordt vertoond. Maar zo’n verspreiding vraagt<br />
extra aandacht.<br />
Als er na afronding van dit project inderdaad een boek<br />
wordt gepubliceerd, kunnen ook professionelen in het<br />
sociaal-culturele veld gebruik maken van de opgedane<br />
ervaring en is er hopelijk ook mogelijkheid tot meer<br />
methodologische reflectie op dit project, dat erg intuïtief<br />
ontwikkeld werd. Het is trouwens jammer dat er<br />
geen contacten bestaan tussen dit project en bijvoorbeeld<br />
de Gentse onderzoeksprojecten. Uitwisseling<br />
van ervaringen zou hier veel stof voor nieuwe ontwikkeling<br />
geven.<br />
De aantrekkingskracht van De terugkeer van de<br />
zwaluwen ligt in de balans tussen de individuele en<br />
maatschappelijke betekenis van het werk, zowel bij de<br />
kunstenaars als bij de deelnemende bewoners en<br />
passanten. Het project is zeer individueel opgezet,<br />
maar vertrekt vanuit een maatschappelijke vaststelling,<br />
namelijk de nood aan communicatie. Het feit dat de<br />
artistieke kwaliteit gegarandeerd wordt door gepassioneerde<br />
deskundigen, maakt dat het resultaat niet<br />
drammerig is, maar erg open staat voor interpretatie.<br />
Soms is het misschien iets té artistiek, waardoor het<br />
ondoorzichtig wordt. De keuze om te vertrekken van<br />
Rimbaud bijvoorbeeld, zullen sommigen ter discussie<br />
stellen.<br />
Belangrijk is echter dat de bewoners en passanten een<br />
stem krijgen en elkaars verhaal kunnen horen. Dat is<br />
uiteindelijk volkscultuur, vindt Miguel, de prins-acteur:<br />
“dat de mensen zich kunnen uitdrukken zoals ze<br />
willen.” Op die manier wordt Brussel leefbaarder:<br />
“moins de racisme, moins de dégats, moins de pollution,<br />
ça c’est la culture du peuple.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
12.394,68 euro<br />
Firefly vzw<br />
Wielemans Cueppenslaan 111<br />
1190 Brussel<br />
tel.: 0479-275920<br />
firefly@skynet.be
100/100<br />
100 Molenbekenaars vertellen<br />
100 jaar Molenbeekse geschiedenis<br />
Buurtwerk Molenbeek-centrum, sinds kort herdoopt tot<br />
‘buurthuis Bonnevie’, presenteert met 100/100<br />
getuigenissen van wijkbewoners over het Molenbeek van<br />
vroeger en nu. Dat gebeurt in de vorm van een<br />
tentoonstelling, een multicultureel wijkfeest en een<br />
publicatie. De initiatiefnemers willen met dit project het<br />
zelfbewustzijn van de bewoners opkrikken en de<br />
buitenwereld een positievere kijk bieden op de wijk.<br />
Buurtwerk Molenbeek-centrum ontstond in 1976 naar<br />
aanleiding van de metrowerken die aanleiding gaven<br />
tot grote huisvestingsproblemen. Om die wantoestanden<br />
te keren werd een actiegroep opgericht,<br />
waaruit vervolgens de vzw ontstond die sinds kort<br />
Buurthuis Bonnevie heet. De werking heeft twee<br />
componenten: opbouwwerk en dienstverlening.<br />
Het buurthuis tracht zijn omgeving te herwaarderen.<br />
Veerle Depoorter, buurtwerker van Bonnevie: “Al van<br />
in de beginjaren zijn we bezig met het creëren van<br />
een positief beeld over de wijk. We proberen dat via<br />
allerlei projecten, zoals het huidige<br />
Van een drempel was geen sprake<br />
maar bijvoorbeeld ook de realisatie<br />
van een speelplein voor de buurtkinderen.”<br />
De dienstverlening van het buurtcentrum<br />
focust vooral op de huisvestingsproblematiek in de<br />
wijk. De buurtwerkers assisteren bijvoorbeeld bewoners<br />
die een renovatiepremie willen aanvragen.<br />
Daarnaast verzorgen ze een huisvestingspermanentie<br />
en organiseren ze een klusjesdienst. Dat actiewerk uit<br />
de beginjaren is nog steeds noodzakelijk omdat de<br />
pijnpunten op het vlak van huisvesting na twintig jaar<br />
nog steeds niet van de baan zijn. In het buurthuis<br />
werken twaalf personen waarvan sommigen deeltijds.<br />
Bij bepaalde projecten worden ook vrijwilligers ingeschakeld.<br />
VERHALEN EN FOTO’S<br />
De tentoonstelling 100/100 liep van 16 september tot<br />
12 oktober 2000. Daarin werden getuigenissen gebundeld<br />
van 100 wijkbewoners over Molenbeek vroeger en<br />
nu. Deze verhalen en anekdotes werden gepresenteerd<br />
HOOFDSTUK 3<br />
143<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
BUURTWERK MOLENBEEK-CENTRUM<br />
144<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
samen met foto’s over de voorbije honderd jaar. Die<br />
foto’s waren afkomstig van de bewoners.<br />
Ook het jaarlijkse buurtfeest (voorjaar 2001) stond in<br />
het teken van de tentoonstelling. Panelen met verhalen<br />
en foto’s werden tentoongesteld in de vensters van de<br />
huizen. Van een drempel was er zo geen sprake meer.<br />
Tijdens het buurtfeest (mei 2001) werd de diamontage<br />
100/100 voorgesteld, een combinatie van oude postkaarten,<br />
foto’s uit het archief van het buurthuis, de<br />
gemeentefotograaf en bewoners. Deze montage<br />
illustreerde enkele representatieve verhalen van buurtbewoners.<br />
Een bijgewerkte versie van de diamontage<br />
zal later ook in de verenigingen in de buurt worden<br />
vertoond.<br />
Tegelijk werden voor de kinderen oude volksspelen<br />
georganiseerd, verwijzend naar de Vlaamse kermissen<br />
en braderijen waar de oude buurtbewoners nog altijd<br />
nostalgisch over spreken.<br />
In dezelfde periode (van 17 tot 25 mei 2001) liep in de<br />
hoofdzetel van de KBC, gevestigd in een van de grote<br />
kantoorblokken in de wijk, een samenvattende versie<br />
van de tentoonstelling. Daarmee wilde het buurthuis<br />
de bankbedienden betrekken bij de buurt waarin ze<br />
werken. De bedienden hebben immers maar een<br />
beperkte visie op de buurt en komen er op geen<br />
enkele manier mee in contact. Voor de personeelsleden<br />
werden eerder al geleide buurtwandelingen en<br />
bezoeken aan de oorspronkelijke tentoonstelling georganiseerd.<br />
De respons op deze acties was evenwel<br />
gering. De organisatoren bese¤en dat ze alleen<br />
bereikten wie al geïnteresseerd was.<br />
Als afsluiter van het project brengt het buurthuis de<br />
interviews en foto’s van de tentoonstelling samen in<br />
een boek. Dat gebeurt op vraag van de buurtbewoners:<br />
zij dringen erop aan het kostbare materiaal te bewaren<br />
en beschikbaar te stellen. Het is de bedoeling met dit<br />
boek andere organisaties en ook de KBC en de Franse<br />
gemeenschap te bereiken. Voor het buurthuis zelf zal<br />
het boek een mooi visitekaartje zijn.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Buurthuis Bonnevie is sinds zijn ontstaan bezig met<br />
de gebouwen en de omgeving. De kaalslag die de<br />
metrowerken in de jaren zeventig in de wijk<br />
aanrichtten, was de directe aanleiding voor het<br />
ontstaan van het buurthuis. De wijk verloederde mede<br />
door de werken. Later vestigden zich veel allochtonen<br />
in Molenbeek wat specifieke problemen meebracht.<br />
Het buurthuis houdt zich dagelijks bezig met huisvestingsproblemen<br />
en met de zorg voor heraanleg van<br />
straten en pleinen in de wijk. Een concreet voorbeeld<br />
is het project rond renovatiepremies. “We helpen eigenaars<br />
die hun woning willen renoveren, maar niet<br />
weten hoe ze subsidies kunnen aanvragen. We gaan er<br />
immers van uit dat die eigenaars in de buurt<br />
investeren door hun woning te renoveren. Daarom<br />
helpen we hen met de administratieve rompslomp.<br />
Meteen worden deze mensen ook aanspreekbaar voor<br />
andere projecten. Dat is een bijkomend resultaat”,<br />
vertelt Veerle Depoorter.<br />
Vorig jaar draaide de Brusselse Open Monumentendag<br />
rond het thema ‘100 jaar stedenbouw en architectuur’.<br />
In Molenbeek bleek niemand van plan daar iets rond<br />
te doen. Daarom besloot het buurthuis een project te<br />
starten. Geert De Pauw, maatschappelijk werker bij<br />
Bonnevie: “Met architectuur en stedenbouw is het<br />
buurthuis immers al jaren bezig. We zagen hierin een<br />
kans om ons los van het reguliere opbouwwerk te<br />
profileren en tegelijk bij te dragen tot een positieve<br />
beeldvorming van de buurt.” Het buurthuis wilde<br />
meer opzoekwerk doen over de wijk, de geschiedenis<br />
bekijken, kennismaken met nog meer wijkbewoners.<br />
“We wilden niet alleen over stenen praten, maar ook<br />
de menselijke aspecten bekijken.” Het project gaf<br />
aanleiding tot een samenwerking met andere organisaties<br />
die in de buurt actief zijn en met specialisten uit<br />
andere disciplines, zoals architecten. “Die samenwerking<br />
trekt het wereldje wat open: het is eens iets<br />
anders dan altijd maar die maatschappelijk werkers<br />
onder elkaar.”
METHODE<br />
In een eerste fase werd een vragenlijst opgesteld, gebaseerd<br />
op drie pijlers:<br />
· gebouwen: de huizen, de fabrieken, openbare<br />
gebouwen, hoe gebruik je je woning, hoe ga je met je<br />
woning om?<br />
· straten en pleinen: hoe worden / werden ze ervaren<br />
en gebruikt, welke grote stedenbouwkundige ingrepen<br />
en evoluties hebben de buurt bepaald, vragen naar het<br />
gebruik van de straten, waar ga je naar de winkel,<br />
welke evolutie zie je daarin?<br />
· sociaal en cultureel leven: winkels en cafés, feesten,<br />
religie, school, werken…<br />
Op basis van deze vragenlijst werden ongeveer 60<br />
interviews verzameld. Bewust werd gezocht naar een<br />
grote variatie in gesprekspartners: zo is er een interview<br />
met Eric, een Kongolees die pas vorig jaar in de<br />
wijk arriveerde, met Camille die al zeventig jaar in<br />
Molenbeek woont en met pastoor De Meulder die al<br />
sinds 1960 verantwoordelijk is voor de Sint-Jan-<br />
Baptistparochie. Al die verhalen en anekdotes leveren<br />
een gevarieerd beeld op van de buurt: hoe ze er<br />
vroeger uitzag, hoe de eerste allochtonen zich organiseerden<br />
of hoe asielzoekers vandaag nog steeds moeizaam<br />
op zoek gaan naar een verblijfplaats. In deze<br />
verhalen komen niet alleen de culturele verschillen<br />
naar voren, maar ook opmerkelijke gelijkenissen. “Het<br />
is een manier om de mythe dat vroeger alles beter was<br />
door te prikken.”<br />
Het uitgangspunt was het thema ‘architectuur en<br />
stedenbouw’, maar dan bekeken vanuit de leefwereld<br />
van de bewoners. Geert De Pauw: “We zijn naar de<br />
mensen toegestapt om te vragen waar ze naar de<br />
winkel gaan, hoe ze dat vroeger deden, hoe ze hun<br />
woning gebruiken, hoe een bruiloft gevierd wordt en<br />
werd enz. Vroeger was het makkelijk om met buurtbewoners<br />
te praten, ze naar een vergadering te krijgen of<br />
warm te maken voor een project. Vandaag is dat veel<br />
moeilijker. Daarom hebben we in een eerste beweging<br />
contact gezocht met mensen die actief deelnemen aan<br />
het sociale leven in de wijk, die ‘bekend’ zijn in het<br />
buurthuis en makkelijk aanspreekbaar. Van daaruit<br />
ging de bal aan het rollen; ‘je moet ook eens met die<br />
en die gaan praten want die had vroeger een bloemenwinkel<br />
op de parvis en kan daar goed over vertellen’…<br />
Maar we zochten ook bewust contact met mensen die<br />
niet in de bekende ‘netwerken’ zitten, mensen die<br />
geïsoleerd leven, net zijn aangekomen enz. We hebben<br />
gezorgd voor een evenwicht in leeftijden, beroepen,<br />
achtergronden. We trachten de leemten nog op te<br />
vullen. Zo kwamen de zwarte Afrikaanse vrouwen nog<br />
niet aan het woord.”<br />
De hele organisatie werd integraal door het buurthuis<br />
gedragen. “Toen de Koning Boudewijnstichting ons<br />
suggereerde om met externe partners samen te<br />
werken, was ons project daarvoor al te ver gevorderd.<br />
Het ging zo vlot vooruit omdat de medewerkers van<br />
het buurthuis erg enthousiast waren en het zelf als<br />
een aangenaam uitstapje uit de dagelijkse werking<br />
beschouwden. Anderzijds was het ook niet evident om<br />
er iemand bij te halen die de buurt, de buurtbewoners<br />
en het buurthuis zelf niet kende. Veerle Depoorter:<br />
“Het is immers op zich al vrij delicaat om contacten<br />
met de bewoners te leggen. We waren bang met<br />
iemand te maken te krijgen die er met vuile voeten<br />
door zou lopen.”<br />
Samenwerking was er wel met Dar Amal, een lokaal<br />
steunpunt voor migrantenwerking en met de<br />
Vaartkapoen. Dat laatste is een dienstencentrum dat<br />
zijn doelgroep vooral bij de bejaarde bevolking van<br />
Molenbeek zoekt. Beide worden erkend en gesteund<br />
door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Deze<br />
contacten zorgden op hun beurt voor ‘aanknopingspunten’,<br />
elk vanuit hun eigen achtergrond en doelgroep.<br />
Het project werd naar buiten gebracht via het<br />
programma van de Brusselse Open<br />
Monumentendagen 2000. Daarnaast verscheen informatie<br />
in de buurtkrant van het buurthuis en in enkele<br />
lokale kranten. De publicatie met de verzamelde foto’s<br />
en verhalen richt zich in de eerste plaats tot de deelnemers<br />
aan het project. Er wordt echter gehoopt dat ook<br />
HOOFDSTUK 3<br />
145<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
BUURTWERK MOLENBEEK-CENTRUM<br />
146<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
anderen het boek zullen kopen. “Zelfs al zijn dat<br />
misschien vooral mensen die al belangstelling hebben<br />
voor dergelijke projecten, toch zal het boek hun beeld<br />
van Brussel en van deze wijk verfijnen.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Aan de hand van persoonlijke getuigenissen en anekdotes<br />
van buurtbewoners wilde het buurtcentrum een<br />
juister beeld geven van het leven in Molenbeek. Zelfs<br />
bij de eigen bewoners heeft de gemeente een slechte<br />
reputatie. Dat gaat zelfs zover dat nogal wat mensen<br />
de naam niet meer vermelden en hun woonplaats<br />
omschrijven als ‘dicht bij Koekelberg’ of ‘1080<br />
Brussel.’ Volgens de buurtwerkers heeft die perceptie<br />
ook een negatieve invloed op het zelfbeeld van de<br />
inwoners.<br />
Ook de zogenaamde multiculturaliteit van de buurt<br />
vraagt correctie. Er wonen misschien wel veel nationaliteiten<br />
en culturen in Molenbeek, maar die leven<br />
naast elkaar. Over elkaars geschiedenis en gewoonten<br />
bestaat enkel oppervlakkige kennis, wat vaak leidt tot<br />
onbegrip en spanningen. Daarom wordt met dit<br />
project de culturele rijkdom van de buurt – vroeger en<br />
nu – getoond. Zo krijgen buitenstaanders en bewoners<br />
een beter inzicht in de geschiedenis van hun buurt en<br />
hun buren.<br />
Geert De Pauw: “De manier waarop mensen hun<br />
leven inrichten en hun buurt ervaren is een belangrijke<br />
realiteit. Het is essentieel dat deze mondelinge<br />
geschiedenis wordt vastgelegd, bewaard en naar buiten<br />
gebracht. Die realiteit mag niet verloren gaan.”<br />
Voor het buurthuis zelf was dit project een gelegenheid<br />
om buiten het sociale en het problematische om<br />
te werken. Het was een manier om de buurt waarin<br />
dagelijks wordt gewerkt anders te benaderen en op<br />
een andere wijze in contact te treden met de bewoners.<br />
De dagelijkse realiteit werd voor het eerst positief<br />
benaderd. Het initiatief heeft de banden tussen de<br />
buurtwerkers, de verwante organisaties en de wijkbewoners<br />
dan ook aangehaald. Dat zal de betrokkenheid<br />
bij toekomstige buurtactiviteiten ongetwijfeld ten<br />
goede komen. Tegelijk kreeg het buurthuis naar<br />
buiten toe een ‘gezicht’.<br />
Het is volgens de initiatiefnemers bijzonder moeilijk<br />
te zeggen of zo’n project de doelstellingen – een beter<br />
imago en een beter zelfbeeld – al dan niet bereikt<br />
heeft. Het project had zeker een impact op de mensen<br />
die werden geïnterviewd. “Aanvankelijk reageerden ze<br />
wat onwennig op de belangstelling. ‘Hebben jullie<br />
enkel mijn verhaal nodig? Wat gaan jullie daarmee<br />
doen?’ Het verbaasde ze dat gewone verhalen ons interesseerden.<br />
Daarna konden ze zelf ervaren wat met<br />
hun verhaal gebeurde en hoe het in de tentoonstelling<br />
terechtkwam. Ze merkten dat het buurthuis zich niet<br />
alleen bezighoudt met problemen, maar dat ook hun<br />
dagelijkse realiteit voor ons belangrijk is. Verder maakt<br />
de tentoonstelling toch ook bij de bezoekers wat los.<br />
Naar aanleiding van hun bezoek begonnen mensen<br />
met elkaar te praten. Je kunt dus wel zeggen dat we<br />
een kader hebben geschapen waarin mensen makkelijker<br />
met elkaar in contact komen. Maar of dit een<br />
blijvende invloed zal hebben?”<br />
SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN EN<br />
VOLKSCULTUUR<br />
De initiatiefnemers vinden 100/100 geen sociaalartistiek<br />
project, maar veeleer een uitloper van het<br />
gewone buurthuiswerk. “Onze belangrijkste zorg blijft<br />
het buurtwerk. We hebben nooit overwogen om nu<br />
eens ‘kunst te creëren’, maar we gebruiken kunst en<br />
cultuur wel om de buurt leefbaar te maken.” Buiten<br />
zijn sociale doelstellingen moet een buurthuis ook oog<br />
hebben voor wat leeft bij de mensen, de manier<br />
waarop mensen hun leven inrichten en hun buurt<br />
ervaren. Dit vastleggen en naar buiten brengen is<br />
belangrijk. Het bevordert de samenhang in de wijk.<br />
Daarom nam het buurthuis deze taak op zich.<br />
De term volkscultuur is niet echt geschikt voor dit<br />
project, vinden de initiatiefnemers. “Het was onze<br />
wens om iets te doen rond de verhalen van buurtbewoners,<br />
met getuigenissen die misschien niet spectaculair<br />
zijn, maar die toch een realiteit weergeven die
weinig bekend is en die door haar omvang en variatie<br />
waarde heeft.” De basis voor het project was er dus al.<br />
De beschrijving in de folder van de Koning<br />
Boudewijnstichting kwam wat betreft visie en doelstellingen<br />
wonderwel overeen met dat idee. “Maar zelf<br />
zouden we er nooit de term volkscultuur opgeplakt<br />
hebben,“ stelt Geert De Pauw.<br />
CONCLUSIE<br />
100/100 is ontstaan vanuit het buurtwerk. De initiatiefnemers<br />
willen met dit project ingrijpen in de lokale<br />
context. Ze lijken niet echt te reflecteren over hun<br />
positie in de maatschappij en wat cultuur of volkscultuur<br />
daarin precies kunnen betekenen. Ze<br />
beschouwen dit project als een onderdeel van hun<br />
werk als buurthuis en zeker niet als een sociaalartistiek<br />
of cultureel initiatief.<br />
De basis voor dit project lijkt dus op het eerste gezicht<br />
nogal beperkt. Toch kun je de resultaten zeker niet als<br />
teleurstellend bestempelen. De kracht van 100/100<br />
schuilt juist in het feit dat het initiatief uitgaat van de<br />
buurtopbouwwerkers zelf. Zij gaan met dit project een<br />
stapje verder dan de zuiver dienstverlenende functie<br />
van het buurthuis en investeren samen met de buurtbewoners<br />
in een project rond positieve beeldvorming.<br />
Bovendien weten deze mensen hoe ze de wijkbewoners<br />
kunnen engageren, welke de beste aanspreekpunten<br />
zijn en hoe je ook de moeilijk toegankelijke<br />
bewoners warm kunt maken.<br />
Ook methodologisch waren de buurtwerkers gewapend<br />
voor de strijd: ze bereidden de interviews<br />
grondig voor en dachten goed na over de representativiteit<br />
van hun steekproef. Op die manier zijn zij erin<br />
geslaagd een indrukwekkende en gevarieerde verzameling<br />
interviews en foto’s te verzamelen. Daarbij is erop<br />
gelet niet te vast te lopen in nostalgie naar vroeger:<br />
‘toen alles beter was’.<br />
De presentatie van de foto’s in de vensters van de<br />
huizen, is een manier om de beoogde laagdrempeligheid<br />
waar te maken. Opmerkelijk is ook de poging om<br />
bijkomend een ander publiek te bereiken, met name<br />
de mensen die alleen maar werken in de buurt. Het<br />
feit dat dit niet helemaal lukt, betekent niet dat dit<br />
soort experimenten opgegeven moeten worden.<br />
Integendeel, deze poging moet een stimulans zijn om<br />
dit soort publieksverruiming voort te zetten, ook in<br />
andere projecten.<br />
Het sterke punt van het project, de inworteling in de<br />
buurt, is misschien meteen ook de zwakke schakel in<br />
het proces. Met de verzamelde getuigenissen is uiteindelijk<br />
weinig meer gedaan dan louter bijeenbrengen in<br />
een ‘toonmoment’. Met de berg interessant materiaal<br />
wordt verhoudingsgewijs weinig diepgang en creativiteit<br />
gegenereerd. De initiatiefnemers kijken niet<br />
verder dan de lokale context. Een creatieve, artistieke<br />
geest had met dit basismateriaal ongetwijfeld nog<br />
meer kunnen beginnen, zonder daarmee het doelpubliek<br />
af te schrikken of de fameuze drempel te<br />
verhogen.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
7436,81 euro<br />
Buurtwerk Molenbeek-centrum vzw<br />
Bonneviestraat 74<br />
1080 Molenbeek<br />
tel.: 02-410 76 31<br />
bonnevie@misc.irisnet.be<br />
HOOFDSTUK 3<br />
147<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUREEL CENTRUM DE KERN<br />
148<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Mauve! Wit<br />
Voetbal als bindmiddel<br />
Met Mauve! Wit zet Cultureel Centrum De Kern te Wilrijk<br />
een artistiek buurtparticipatieproject op rond de<br />
geschiedenis en actuele beleving van de multiculturele wijk<br />
het Kiel in Antwerpen. Het hele project draait om het<br />
voetbalstadion van Germinal Beerschot Antwerpen dat hét<br />
determinerend element in de wijk is. Met een<br />
tentoonstelling, een verhalenshow, een themaweek in de<br />
lagere school en een publicatie rakelen ze samen met de<br />
buurtbewoners het roemruchte verleden van de wijk op en<br />
proberen haar zo een nieuwe culturele impuls te geven.<br />
De Kern is een erkend cultureel centrum van de stad<br />
Antwerpen met een interne vzw Financieel Beheer. Bij<br />
CC De Kern ligt de nadruk op ‘het woord’. Er werken<br />
een tiental mensen in de programmering en de organisatie.<br />
Het centrum heeft zowel interne als externe activiteiten.<br />
Binnenshuis is er een ruim aanbod aan theatervoorstellingen,<br />
klassieke concerten, lezingen enz.<br />
Daarnaast trekt het CC vaak letterlijk de straat op.<br />
Jaarlijks worden gratis concertavonden in de open<br />
lucht georganiseerd. Tijdens<br />
Sport bepaalt hier ‘Valavond’ organiseert het centrum<br />
de identiteit<br />
samen met de lokale bevolking allerlei<br />
festiviteiten in de wijk Valaar.<br />
DE GROOTSTE GEMENE DELER<br />
In de Antwerpse agglomeraties bekleedt het Kiel<br />
sociaal en artistiek gesproken een weinig benijdenswaardige<br />
positie. Verstoken van enige betekenisvolle<br />
culturele infrastructuur en door de Antwerpse ring<br />
afgesneden van zijn naaste stedelijke omgeving, dreigt<br />
de wijk in sociaal en cultureel opzicht helemaal<br />
achterop te raken. Het gebrek aan een geschikte<br />
ontmoetingsplaats en de heterogene samenstelling van<br />
de bevolking maken dat het Kiel langzaam een amalgaam<br />
geworden is van op zichzelf en naast elkaar<br />
levende bevolkingsgroepen en organisaties. Een<br />
cultuur zonder orale geschiedenis, zonder gedeeld<br />
verleden of gemeenschappelijke identiteit is volgens de<br />
initiatiefnemers gedoemd om uit te sterven. Om dat<br />
probleem aan te pakken gingen zij op zoek naar een
onderwerp dat alle inwoners van de wijk kon raken.<br />
En dat onderwerp was op het Kiel snel gevonden. Als<br />
je de wijk binnenrijdt kom je terecht in een microkosmos<br />
van eenrichtingsstraatjes met grappige, sportieve<br />
namen. Al deze straatjes, die duidelijk één wijk<br />
vormen, worden gedomineerd door de massieve aanwezigheid<br />
van het voetbalstadion van de nieuwe fusieclub<br />
Germinal Beerschot Antwerpen. Enkele straten<br />
lopen zelfs uit op de tribunes en je moet al ver gaan<br />
om de enorme lichttorens boven het stadion niet meer<br />
te zien.<br />
Max Temmerman, cultuurfunctionaris bij CC de Kern:<br />
“We wilden iets doen op het Kiel en hebben het<br />
voetbal als thema genomen omdat dat de grootste<br />
gemene deler is. Voetbal spreekt immers zowel jonge<br />
migranten als ‘oude Belgen’ aan. Daarbij kwam ook<br />
dat het stadion hét centrale element is in die wijk.”<br />
Mauve! Wit wil via allerlei activiteiten oprakelen wat er<br />
leeft in de hoofden van de buurtbewoners. In hoeverre<br />
worden bijvoorbeeld hun levens gekleurd door de aanwezigheid<br />
van dat stadion? Tegelijk wil CC De Kern de<br />
rijke geschiedenis van de Beerschotwijk laten herleven<br />
en dat verleden een confrontatie laten aangaan met het<br />
heden.<br />
Een themaweek rond voetbalclub GBA in leefschool<br />
De Toverbol was een eerste project dat onder de<br />
gemeenschappelijke noemer Mauve! Wit werd georganiseerd.<br />
De school wordt bezocht door een zeer grote<br />
concentratie kansarme en Nederlandsonkundige<br />
kinderen. Ze wil met dit soort projecten een positiever<br />
beeld van zichzelf opbouwen en aansluiting vinden bij<br />
de sociale leefomgeving. De school kon voor dit initiatief<br />
rekenen op een financiële ondersteuning van ruim<br />
3700 euro vanuit het SIF. Deze themaweek stond<br />
enigszins los van de andere projecten: een tentoonstelling,<br />
een verhalenshow en een publicatie, allemaal met<br />
hetzelfde materiaal opgebouwd.<br />
ONTSTAANSGESCHIEDENIS<br />
Ongeveer drie jaar geleden ontstond in de wijk Kiel<br />
een werkgroep waarin onder meer mensen van het<br />
buurthuis en het CC De Kern de koppen bij elkaar<br />
staken om na te gaan welke culturele impulsen<br />
konden gegeven worden aan deze wijk. Onder de<br />
noemer 2020 (postcode van de wijk) werden subsidies<br />
aangevraagd bij het fonds voor cultuurprojecten van<br />
Cultuurminister Bert Anciaux. Kristien Mangelschots,<br />
medewerker van het CC De Kern: “Dat geld is er nooit<br />
gekomen maar de oorspronkelijke intenties zijn altijd<br />
blijven hangen. De gesprekken zijn verder blijven<br />
gaan.” Ook was het de bedoeling een netwerk op te<br />
bouwen met culturele partners van de buurt. Met<br />
2020 wilden de initiatiefnemers projecten ontwikkelen<br />
op die plaatsen waar de diverse bevolkingsgroepen<br />
van het Kiel samenkomen. Dat betekende:<br />
echt naar de mensen toe stappen.<br />
Het probleem bij dit soort initiatieven is de samenwerking<br />
met de plaatselijke organisaties. CC de Kern<br />
zorgde in dat stadium enkel voor de artistieke ondersteuning.<br />
Veel hing dus af van de samenwerking met<br />
die lokale partners. In dat verband is het belangrijk dat<br />
je gedurende lange tijd kunt samenwerken met<br />
dezelfde mensen. Die continuïteit is er echter niet<br />
altijd. Kristien Mangelschots: “Er vallen vaak mensen<br />
weg waardoor je geregeld met anderen rond de tafel<br />
zit, die bovendien niet allemaal even cultuurminded<br />
zijn. Dat maakt het hele proces wel moeilijk.”<br />
In diezelfde periode werd het Cultureel Centrum<br />
verbouwd en moesten de activiteiten elders worden<br />
ondergebracht. De programmering van het CC<br />
verschoof naar allerlei plaatsen in de zuidrand van<br />
Antwerpen. Een belangrijke locatie was het buurthuis<br />
van het Kiel. Kristien Mangelschots: “Je zag dan dat<br />
enkele mensen van de buurt een kijkje kwamen<br />
nemen en zelf leerde je de buurt ook kennen.”<br />
Inspiratie voor het project zelf haalden de initiatiefnemers<br />
bij de sociaal-artistieke projecten van theater<br />
Antigone in Kortrijk. Max Temmerman: “Goele en ik<br />
hebben die theaterstukken van Geert Six gezien en<br />
daar hebben wij goesting gekregen om ook zoiets te<br />
doen.”<br />
HOOFDSTUK 3<br />
149<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUREEL CENTRUM DE KERN<br />
150<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
PARTNERS<br />
Buurtwerking De Tiret zoekt binnen het opbouwwerk<br />
naar oplossingen voor problemen die collectief worden<br />
ervaren in de woon-, werk- en leefsituatie. Ze doet dit<br />
door via wisselende en afzonderlijke projecten samen<br />
te werken met organisaties en bewoners uit de wijk<br />
waar de problemen zich stellen.<br />
Cultuurwijzer Zuidrand staat in voor de uitvoering van<br />
het cultuurprogramma van het Sociaal Impulsfonds.<br />
Deze organisatie inventariseert alle culturele actoren<br />
in de wijk en levert ondersteuning en advies aan alle<br />
wijkbewoners en organisaties die betrokken zijn bij<br />
culturele initiatieven. Kristien Mangelschots:<br />
“Cultuurwijzer krijgt van het SIF middelen om in de<br />
wijk op cultureel vlak impulsen te geven. Vandaar dat<br />
het logisch was hen erbij te betrekken. In de beginfase<br />
had de vertegenwoordiger van de cultuurwijzer vooral<br />
een ondersteunende rol. Het eerste dat hij heeft<br />
gedaan, is een inventaris opmaken van wat er aan<br />
culturele en sociale initiatieven in de wijk aanwezig<br />
was. Er zijn niet zoveel organisaties in de wijk bezig<br />
en het buurthuis is de enige die over een ontmoetingsplaats<br />
beschikt. Dus was het ook logisch dat wij hen<br />
aanzochten om mee te werken.”<br />
Van bij het begin was besloten de artistieke uitwerking<br />
van het project in handen te geven van iemand buiten<br />
het CC. De hamvraag was natuurlijk wie dat dan<br />
moest zijn, want met die keuze kon het project staan<br />
of vallen. Via Geert Six is het CC de Kern in contact<br />
gekomen met Johan Petit, drijvende kracht achter het<br />
theatercollectief MartHa!Tentatief. Max Temmerman:<br />
“We wilden een Antwerpenaar vinden, hij/zij moest<br />
van voetbal houden en het geheel op een wat ‘volkse’<br />
manier benaderen.”<br />
Johan Petit aanvaardde de job en Tom Clement, decoren<br />
kostuumontwerper van MartHa!Tentatief nam de<br />
vormgeving van de tentoonstelling op zich.<br />
De grote lijnen van het project werden uitgestippeld<br />
door de stuurgroep, maar voor de artistieke en inhoudelijke<br />
uitwerking van het geheel kregen de kunstenaars<br />
carte blanche.<br />
TIMING<br />
De voorbereiding van het project ging van start in mei<br />
2000, met een eerste samenkomst van de Mauve! Wit<br />
stuurgroep. Daarin zaten vertegenwoordigers van CC<br />
de Kern, de Cultuurwijzer Zuidrand, buurtwerking De<br />
Tiret en ook de artistiek verantwoordelijke voor het<br />
project, Johan Petit.<br />
De uitvoeringsfase begon in juli 2000 met de bekendmaking<br />
van het project en een oproep om medewerking<br />
van het publiek. Van 11 tot 16 november 2000<br />
volgde de projectweek De Toverbol, als eerste onderdeel<br />
van het project. De resultaten van deze week werden<br />
mee opgenomen in de tentoonstelling, die in het voormalig<br />
dierenasiel van het Kiel liep van 21 januari tot 5<br />
februari 2001. De verhalenshow van Johan Petit werd<br />
zeven maal opgevoerd in januari 2001.<br />
METHODE EN PARTICIPATIE<br />
De themaweek van Leefschool de Toverbol werd<br />
gedragen door de school zelf, maar Johan Petit en Tom<br />
Clement bedachten enkele kernactiviteiten als rode<br />
draad voor het project. Voetbalclub Germinal<br />
Beerschot zette eveneens haar schouders onder het<br />
project, onder meer om het voetbalimago van hooliganisme<br />
in de buurt bij te stellen. De kinderen mochten<br />
de match GBA-Charleroi bijwonen, mochten een<br />
kijkje nemen achter de schermen en zelf eens op de<br />
legendarische mat van ‘den Beerschot’ voetballen.<br />
Max Temmerman: “Dat was echt wel een succes, al die<br />
kleine ventjes die met hun ouders gratis naar de<br />
match mochten gaan en in hun T-shirt over dat veld<br />
mochten lopen terwijl de meeste ouders zich normaal<br />
geen kaartje voor zo’n voetbalmatch kunnen veroorloven.<br />
Dat was echt wel de dag van hun leven. Daar<br />
moet toch wel iets van blijven hangen bij die<br />
kinderen.”<br />
Op het Kiel zelf werd bovendien een zoektocht uitgestippeld<br />
waardoor de kinderen op een actieve manier<br />
konden kennismaken met de bibliotheek, het cybercafé<br />
en de Turks-Marokkaanse vereniging Tumajo.<br />
Voor de tentoonstelling werden particulieren en open-
are diensten opgeroepen hun dierbaarste<br />
Beerschotbezittingen tijdelijk af te staan. De tentoonstelling<br />
was het formele, historische luik over de club,<br />
het olympisch stadion en de omliggende wijk. Om die<br />
‘dode’ materie nieuw leven in te blazen werden ook de<br />
bewoners zelf gehoord. Johan Petit trok een tijdlang de<br />
wijk in om stra¤e verhalen en anekdotes te verzamelen<br />
over het verleden van de wijk en het voetbal. Zo<br />
heeft hij een schat aan materiaal bij elkaar gesprokkeld:<br />
interviews met Kielenaars en oud-Kielenaars,<br />
met Beerschotfans en Beerschotspelers, oude kinderliedjes<br />
verzameld uit lang vervlogen tijden, anekdotes<br />
over de Olympische Spelen en verhalen over roemruchte<br />
figuren uit het verleden. Die foto’s, video’s en<br />
minidiscs werden bewerkt tot montages die op de<br />
tentoonstelling bekeken en beluisterd konden worden.<br />
Enkele markante getuigenissen over het verleden van<br />
voetbalclub Beerschot en het Kiel werden bijeen<br />
gebracht in een publicatie.<br />
Al dat materiaal vormde ook de basis voor een verhalenshow<br />
die werd opgevoerd door Johan Petit. Max<br />
Temmerman: “Oorspronkelijk was het de bedoeling<br />
om, zoals Geert Six in Kortijk, theater te maken met<br />
amateurs. Op de oproepen in de krant kwamen wel<br />
wat mensen af, eigenlijk alleen oude mensen, maar<br />
toen die beseften dat ze ook echt moesten spelen<br />
zagen ze het niet meer zitten. Johan heeft dan maar<br />
besloten om het allemaal zelf te doen en er een verhalenshow<br />
van te maken.” De verhalenshow bestond<br />
iedere keer uit twee delen: het eerste was een soort<br />
reisverhaal door het Kiel, bekeken door de ogen van<br />
‘klein Johanneke’. Hierin bracht Johan Petit getuigenissen,<br />
anekdotes, televisiefragmenten en liedjes bij<br />
elkaar in een soort revue. Na de pauze werden<br />
‘bekende’ Kielenaars als Robert Voorhamme (SP.apoliticus)<br />
en Ferre De Coster (ex-keeper van Beerschot)<br />
door Johan Petit geïnterviewd.<br />
VISIE OP VOLKSCULTUUR<br />
De initiatiefnemers willen met Mauve! Wit een volkscultureel<br />
aspect aanwenden om een kwalitatieve<br />
bijdrage te leveren tot de samenleving. Een samenleving<br />
zonder gedeeld verleden, zonder duidelijk vastomlijnd<br />
imago, loopt immers het gevaar versplinterd<br />
uit de strijd te komen. Volkscultuur, in dit geval<br />
liederen, gedeelde herinneringen en de manier waarop<br />
met een roemrucht verleden wordt omgegaan, kan<br />
trachten de ruggengraat van een samenleving te<br />
verstevigen.<br />
Goele Haest, directeur van De Kern: “Volkscultuur is<br />
dat wat mensen bindt. Niet meer en niet minder. Maar<br />
dat is al heel veel. Vaak wordt er vertrokken van een<br />
gedeeld verleden om die volkscultuur te benoemen,<br />
maar evenzeer gaat het over het heden. Volkscultuur<br />
betekent dan dat mensen hun gemeenschappelijkheid<br />
gaan zoeken. En dan blijkt (o.a. bij Mauve! Wit) dat het<br />
in de verhalen die ze vertellen inderdaad steeds over<br />
de ander gaat, over de medemens, over wat mensen al<br />
dan niet gemeenschappelijk hebben. Volkscultuur kan<br />
vertaald worden in ‘figuren’ die een wijk, een heden<br />
en/of een verleden, een gezicht geven. In Mauve! Wit,<br />
waar vertrokken werd van het voetbal, kreeg die volkscultuur<br />
verschillende gezichten: van de legendarische<br />
voetballers tot de alom bekende figuur Trees Max.<br />
Voor mij is cruciaal dat de tendens doorbroken wordt<br />
om volkscultuur te verbinden met een gevoel van<br />
‘vroeger was het beter’. Het zoeken naar wat mensen<br />
bond (in het verleden) zou moeten leiden tot een<br />
nieuwe kijk op volkscultuur (in het heden). Een frisse<br />
kijk op volkscultuur en volkskunde is dus belangrijk.<br />
Een van de mooiste voorbeelden is zonder twijfel ‘Het<br />
Huis van Alijn’. Volkscultuur is iets levends en moet<br />
ook zo benaderd worden. Mauve! Wit was voor ons<br />
een en al volkscultuur. In de verhalenbundel, de<br />
tentoonstelling en de voorstelling werden de verhalen<br />
opnieuw levend, verhalen die dreigden verloren te<br />
gaan, maar die nu bewaard werden en die mensen<br />
weer een gezicht gaven. Verhalen over het verleden<br />
maar ook over het nu.<br />
Voetbal was een uitgangspunt omdat het een deel van<br />
de buurt typeerde waarvoor het project was opgezet,<br />
een instap als het ware maar geen eindpunt. Voetbal is<br />
HOOFDSTUK 3<br />
151<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
CULTUREEL CENTRUM DE KERN<br />
152<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
ook een onderdeel van de volkscultuur of je het nu<br />
volksvermaak noemt of keihard zakendoen, het is iets<br />
wat mensen samenbrengt, vandaag maar ook 70 jaar<br />
geleden, het bindt mensen (in het stadion, in het café,<br />
in de huiskamer). Het is een onderdeel van de<br />
Belgische cultuur én zeker van de Kielse.”<br />
MAATSCHAPPELIJKE DIMENSIE<br />
Mauve! Wit wendt de sport, als volkscultureel facet,<br />
aan om bij te dragen tot de kwaliteit van de samenleving.<br />
Dat kan hier omdat sport hier in belangrijke<br />
mate de lokale identiteit bepaalt. Dit uit zich in straatnamen<br />
en in de leefomgeving, maar ook in het immateriële:<br />
gedeelde herinneringen, anekdotes, verhalen<br />
over volksfiguren of over het actuele leven rond het<br />
voetbalstadion.<br />
Goele Haest: “Maar het participatieproces is de<br />
essentie van het project. En dat veronderstelt een goed<br />
georganiseerde communicatie, want het Kiel is een<br />
smeltkroes van culturen. Precies dat maakt de uitdaging<br />
des te boeiender: de historische achtergronden<br />
verbinden met een actuele identiteit en zo de ruggengraat<br />
van de lokale samenleving verstevigen.”<br />
CONCLUSIE<br />
In dit project komen diverse elementen, zoals gemeenschappelijk<br />
verleden, buurtparticipatie en artistieke<br />
inbreng, op een inspirerende manier samen.<br />
CC de Kern wil zo een impuls geven aan Het Kiel dat<br />
totnogtoe verstoken was gebleven van zulke initiatieven.<br />
Max Temmerman: “Ik denk dat ons project<br />
inhoudelijk niet zo vernieuwend is. Geert Six, bijvoorbeeld,<br />
is in Kortrijk al langer bezig met dit soort initiatieven.<br />
De verhalenshow, met zijn mix van theater,<br />
muzikale voorstelling en gespreksavond, was wel iets<br />
aparts, maar vooral het werken op het Kiel is de<br />
vernieuwing.”<br />
Met het voetbalstadion en het olympische verleden van<br />
de wijk hebben de initiatiefnemers een onderwerp<br />
aangesneden dat iedereen aanspreekt. Dit onderwerp<br />
was de rode draad van een proces waarbij de buurtbe-<br />
woners actief betrokken werden. Het was immers niet<br />
de bedoeling met een project naar de wijk te stappen,<br />
maar wel om mét de bewoners, vanuit het verleden én<br />
het heden van de wijk, een gezamenlijk project uit te<br />
werken. Om de buurtbewoners bij het project te<br />
betrekken én om het vorm te geven heeft CC De Kern<br />
twee jonge theatermakers aangesproken om vanaf het<br />
begin mee te werken. Hun inbreng mag zeker niet<br />
onderschat worden. Johan Petit is zelf de wijk ingetrokken<br />
en heeft bij de bewoners reacties, verhalen en<br />
anekdotes verzameld. Met deze ingrediënten hebben<br />
hij en Tom Clement de tentoonstelling, de verhalenshow,<br />
de themaweek en de publicatie opgebouwd.<br />
Uit de reacties op de verhalenshow en de tentoonstelling<br />
blijkt dat ze geslaagd zijn in hun opzet. En dat<br />
opzet was niet zozeer het reguliere theater- en<br />
tentoonstellingspubliek bereiken, maar iets maken dat<br />
zo nauw mogelijk aansluit bij de leefwereld van het<br />
plaatselijke publiek. De commentaar van een<br />
toeschouwer, over de verhalenshow, zegt genoeg: “Een<br />
zeer geslaagde voorstelling van ‘de man met de pet’ en<br />
zijn dagelijkse belevenissen. Wij hebben veel opgestoken<br />
over een gepasseerd tijdvak.”<br />
Cultureel Centrum De Kern wil het niet houden bij dit<br />
ene project. Met de ervaring van Mauve! Wit in het<br />
achterhoofd, wordt al volop gewerkt aan nieuwe<br />
projecten die elk op hun manier op Het Kiel iets<br />
willen betekenen. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan<br />
een project rond hoogbouw of een project dat inspiratie<br />
zoekt bij de vele schilders waarnaar straten in de<br />
buurt genoemd zijn.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
9915,74 euro<br />
Cultureel Centrum De Kern<br />
Kern 18<br />
2610 Wilrijk<br />
tel.: 03-821 01 20<br />
kern@antwerpen.be
hoofdstuk 4<br />
Naar een vertooganalyse:<br />
referenties van de<br />
terreinwerkers<br />
ERIC CORIJN<br />
BARBARA VAN HOESTENBERGHEERIC CORIJN EN BARBARA VAN HOESTENBERGHE<br />
153<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NAAR EEN VERTOOGANALYSE<br />
154<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
[ “Zodra het over grote theorieën gaat, haak ik een beetje af.<br />
Ik vind dat we onze tijd beter besteden samen met de mensen<br />
en dat we daar het verschil kunnen maken. Ik minacht dat<br />
niet, het is belangrijk dat er kaders zijn, maar soms is het wel<br />
heel ver van de praktijk. Laten we niet<br />
te veel energie verliezen met<br />
terminologie, laten we vooral het<br />
verschil maken op het terrein.” ]<br />
Zo reageerde één van de projectleiders toen we peilden<br />
naar de achterliggende opvattingen die het project<br />
inspireerden. Het is een standpunt dat we dikwijls<br />
tegenkomen. Het is niet makkelijk in Vlaanderen de<br />
uitgangspunten expliciet te krijgen en er een discussie<br />
over te voeren. Pragmatisme en het impliciet houden<br />
van de uitgangspunten krijgen de voorkeur. Er heerst<br />
geen debatcultuur. Men zou ook dat tot een deel van de<br />
volkscultuur kunnen rekenen, tot een alledaagse<br />
cultuur. Die wordt vaak in verband gebracht met de<br />
eeuwenlange buitenlandse overheersing en de slechts<br />
zeer recente culturele emancipatie. Die situaties<br />
zouden tot een ietwat verdoken geuzenhouding<br />
hebben geleid, een overlevingsstrategie waarin de<br />
eigenzinnigheid van de praktijk werd afgeschermd van<br />
het controlerende vertoog van de elite; een ‘laat ze<br />
maar praten als ze ons maar laten doen’, dat tot vandaag<br />
een zeker anti-intellectualisme voedt. Die<br />
houding is niet erg bevorderlijk voor een discussiecultuur<br />
met helder geformuleerde standpunten noch<br />
voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk<br />
referentiekader.<br />
Het was dus ook niet makkelijk de referenties van de<br />
ingediende projecten te achterhalen. Over het algemeen<br />
bestaat er weinig ‘metataal’, weinig verhaal over<br />
de praktijk. Een (gemeenschappelijk) conceptueel<br />
kader zou echter kunnen bijdragen tot reflectie over<br />
het terreinwerk en daardoor de kwaliteit van projecten<br />
verhogen. Voorwaarde is wel dat deze constructie<br />
vanuit de realiteit vertrekt en niet van de belangen van<br />
beleidsmakers, geldschieters en academici. Daarom
wordt in dit onderzoek getracht de intuïtieve kaders<br />
expliciet te maken waarbinnen de projectvoerders op<br />
het terrein werken.<br />
Hiervoor werd al duidelijk dat de interviews, waarop<br />
deze studie gebaseerd is, naast het informatieve luik<br />
waarin het project werd uiteengezet, ook vragen<br />
bevatten die peilden naar de achterliggende denkbeelden.<br />
Die vragen werden rond vijf kernbegrippen<br />
opgesteld: dagelijks leven, gemeenschap, maatschappij,<br />
cultuur en volkscultuur. Het was er ons om te doen de<br />
betekenissen naar voren te halen die deze woorden in<br />
de projecten droegen. De geïnterviewden reageerden<br />
er spontaan op. Sommigen pasten ze in in hun eigen<br />
verhaal, anderen reageerden alsof die begrippen niets<br />
te maken hadden met hun werk.<br />
Wij wilden echter een kijk krijgen op het kader waarin<br />
de actuele volkscultuur ter discussie staat. Hiervoor<br />
bleek al hoe omstreden het begrip is. Willen we het<br />
een beetje verduidelijken, dan moeten we het situeren<br />
tegenover enkele andere begrippen die geregeld voorkomen<br />
in het vertoog rond actuele volkscultuur.<br />
Vandaar de vijf ter discussie gestelde thema’s.<br />
Uit de antwoorden op de inhoudelijke vragen kozen<br />
we per thema enkele citaten die het bereik en de verschillen<br />
van het vertoog illustreren. Die citaten worden<br />
hieronder tussen oranje haakjes weergegeven. Ze<br />
tonen verschillende posities tegenover het besproken<br />
thema.<br />
Vervolgens analyseerden we de citaten in hun samenstellende<br />
delen. Zo kwamen we tot een deconstructie<br />
van de uitspraken in een aantal elementen die als<br />
bouwstenen kunnen worden gezien voor een meer<br />
omvattende begripsomschrijving. Deze elementen<br />
worden achter elkaar geplaatst. Daarna leest u een<br />
‘reconstructie’ waarin getracht wordt een begripsomschrijving<br />
te geven, gesteund op de vermelde elementen.<br />
Die elementen verkrijgen dus een nieuwe<br />
samenhang die leidt tot een definitie. Het is inderdaad<br />
slechts één van de mogelijke definities. Het is echter<br />
wel een omschrijving opgebouwd uit de elementen die<br />
in de gesprekken en dus vanuit de praktijk werden<br />
aangereikt.<br />
Met deze thema’s zullen we in de volgende hoofdstukken<br />
verder werken om tot een model te komen dat<br />
het vraagstuk van de actuele volkscultuur kan duiden.<br />
De hier verkregen omschrijvingen zullen ons helpen<br />
structuur te geven aan de discussie. Het gaat niet om<br />
strikte definities, maar veeleer om een weergave van<br />
een (misschien wel impliciet) denkkader van waaruit<br />
de projecten voor de campagne van de Koning<br />
Boudewijnstichting werden ingediend. Het moet ons<br />
helpen de ‘sensibiliteiten’ van de campagne weer te<br />
geven binnen de brede discussie rond volkscultuur en<br />
cultuur van het dagelijks leven.<br />
HOOFDSTUK 4<br />
155<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NAAR EEN VERTOOGANALYSE<br />
156<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
CITATEN<br />
[ “Alledaags betekent voor mij niet ‘gewoon’ en houdt zeker<br />
geen waardeoordeel in. Alledaags refereert aan het leven<br />
van elke dag, waar mensen mee bezig zijn. Dat houdt alles<br />
in, en dat kan gewoon of speciaal zijn. Rituelen kun je als<br />
iets speciaals en dus niet-alledaags zien, maar volgens mij<br />
behoren die toch tot het dagelijkse leven. Ik maak dus geen<br />
verschil, alles behoort tot het dagelijkse leven.” ]<br />
[ “Het dagelijks leven is een fictie die voor een groot deel<br />
wordt bepaald door wetenschappelijk onderzoek: hoe ziet<br />
het dagelijks leven eruit volgens de wetenschappers? Hoe<br />
ziet het eruit volgens de media? Ik denk aan programma’s<br />
als Man bijt hond.” ]<br />
[ “Dat komt omdat het dagelijks leven, waar men in zit<br />
en mee geconfronteerd wordt, niet belangrijk genoeg geacht<br />
wordt om te bestuderen. Dat merk je ook aan de films die<br />
wij af en toe vinden. De mensen snappen niet wat er<br />
belangrijk is aan een video van een huwelijksreportage.<br />
Maar als je zo’n film over een huwelijk uit de jaren ‘50<br />
ziet en vergelijkt met hoe dat nu verloopt, dan is daar een<br />
heel stuk cultuurgeschiedenis uit af te leiden. Je kunt eraan<br />
zien hoe de maatschappij is geëvolueerd. Niet enkel voor<br />
ons is dat belangrijk. Je ziet bij heel veel regionale<br />
omroepen dergelijke programma’s over het leven van<br />
alledag vroeger en nu. En die hebben bijzonder veel<br />
succes.” ]<br />
[ “Iedereen gaat naar de kapper. Dus eigenlijk is dat een<br />
zeer toegankelijk thema. Maar als je dan wat dieper gaat<br />
graven… Er zijn zeer veel aanknopingspunten, naar<br />
andere culturen en naar de onze. Vrouwen die hun haar<br />
niet willen tonen, waarom is dat? Indische vrouwen die<br />
hun haar in een vlecht dragen, hoe komt dat?” ]<br />
[ “Vaak zitten onder het oppervlakkige laagje van het<br />
dagelijkse leven zeer veel conflicten, strijdelementen, pijn,<br />
vaak ook een enorm verlangen dat al of niet werd gerealiseerd,<br />
een droom. Die spanningsverhoudingen die ook vaak<br />
machtsverhoudingen zijn (niet alleen interne spanningsverhoudingen,<br />
maar vaak ook verhoudingen tussen<br />
machten), worden niet altijd blootgelegd in het dagelijks<br />
leven. Maar in mijn opvatting van het ‘dagelijks leven’ zijn<br />
die machtsverhoudingen integraal aanwezig.” ]<br />
HET DAGELIJKSE LEVEN<br />
DECONSTRUCTIE<br />
· De term ‘dagelijks’ wordt hier niet in de pejoratieve<br />
zin gebruikt.<br />
· Het dagelijkse leven is a whole way of life, een hele<br />
levenswijze, die niet bijzonder reflexief of kritisch is<br />
en op ongelijke wijze wordt gedocumenteerd.<br />
· Er is routine in het dagelijks leven, maar er zijn ook<br />
bijzondere gebeurtenissen.<br />
· Observatoren maken een selectieve constructie die<br />
het dagelijks leven weergeeft.<br />
· Het dagelijks leven wordt soms bestudeerd in<br />
feesten en rituelen, bijzondere momenten die het<br />
dagelijks leven markeren.<br />
· Universele basisgedragingen worden cultureel op<br />
verschillende manieren vormgegeven.<br />
· Er zijn contradicties en conflicterende elementen.<br />
RECONSTRUCTIE<br />
Het dagelijks leven is een hele levenswijze die als een<br />
‘natuurlijk gegeven’ voorkomt. Het bevat dagelijkse<br />
routine en niet-dagelijkse momenten, zoals feesten.<br />
Het is niet harmonieus, maar bevat contradictorische<br />
elementen. Aldus krijgt het een interne structuur.<br />
Het dagelijks leven verwijst naar algemeen menselijke<br />
karakteristieken, maar de vormgeving ervan is<br />
verscheiden. Daardoor ontstaat culturele diversiteit.<br />
Op basis van die interne structurele kenmerken<br />
construeren externe observatoren (of de actoren zelf als<br />
ze zich reflexief opstellen) een cultuurproductie van het<br />
alledaagse. Die constructie staat opnieuw in een zekere<br />
spanning met de ervaringswereld van elke dag.
CITATEN<br />
[ “Na de Tweede Wereldoorlog… dan krijg je een massale<br />
schok in die cultuur. Dan zie je hoe die plattelandscultuur,<br />
die dorpscultuur eigenlijk, die ook heel eng is, heel ongelukkig<br />
– ik zou er niet willen in leven –, dan zie je hoe die<br />
opengetrokken wordt, wijzigt en teloorgaat, ook met de<br />
nadelen daarvan: met de ontworteling…” ]<br />
[ “Dat is een van de grote problemen van vandaag:<br />
mensen kennen hun buren niet, leven anoniem in een<br />
buurt. En dat in arbeiderswijken waar vroeger iedereen<br />
samenleefde in de cités… Met onze projecten willen we die<br />
samenhang herstellen, niet zoals vroeger, maar er wel voor<br />
zorgen dat mensen hun buren weer kennen en met hen een<br />
babbeltje slaan.” ]<br />
[ “De maatschappij is gebaseerd op individuen. Ik weiger<br />
dezelfde fout te maken en me te richten tot een groep: ‘de<br />
Marokkanen’ of ‘de Belgen’ van die wijk, want dat zijn van<br />
die groeperingen die niet opgaan voor iedereen. En er<br />
hangen ook normen aan vast…” ]<br />
[ “Bepaalde gedeelde identiteiten. Gedeelde feesten. Het<br />
woord delen, ‘sharing’, gemeenschap is belangrijk. Delen<br />
van herinneringen, uitwisselen van herinneringen, delen<br />
van ervaringen.” ]<br />
[ “Dat we mensen van buiten de gemeente aantrekken,<br />
ligt ook aan ons niveau… Blijkbaar weten muzikanten die<br />
op niveau muziek willen spelen dat ze bij ons terechtkunnen…<br />
Men komt bovendien niet alleen voor de muziek.<br />
Uiteindelijk is ook de sfeer en het gemeenschapsgevoel<br />
belangrijk. Onder muzikanten is de verbondenheid<br />
groot.” ]<br />
GEMEENSCHAP<br />
DECONSTRUCTIE<br />
· Gemeenschap is problematisch. Het is niet<br />
gegeven.<br />
· Gemeenschap wordt tegenover de atomisering en<br />
een gebrek aan communicatie gesteld.<br />
· Gemeenschapsband, verbondenheid wordt<br />
gemaakt.<br />
· Gemeenschappen normeren individuen.<br />
· Gemeenschappen steunen op gedeelde identiteiten,<br />
rituelen, herinneringen en ervaringen.<br />
RECONSTRUCTIE<br />
Gemeenschap komt voort uit gemeenschappelijkheid.<br />
Die ontstaat in gedeelde handelingen, ervaringen,<br />
herinneringen, waarden en communicatiepatronen.<br />
Ze creëren een verbondenheid die kan worden uitgedrukt<br />
in identiteit en tradities. De gemeenschap<br />
normeert individuen en is historisch bepaald.<br />
HOOFDSTUK 4<br />
157<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NAAR EEN VERTOOGANALYSE<br />
158<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
CITATEN<br />
[ “Het project draait rond het maatschappelijk probleem<br />
communicatie en daarmee ook rond verdraagzaamheid en<br />
integratie. Het brengt een dialoog op gang tussen mensen<br />
die elkaar niet kennen en anders nooit met elkaar in contact<br />
zouden komen of vooroordelen hebben.” ]<br />
[ “De realiteit van multiculturele buurt moet toch ook wat<br />
bijgesteld worden: er wonen veel culturen, maar naast<br />
elkaar. Er is enkel oppervlakkige kennis.” ]<br />
[ “Allochtonen bevinden zich in onze samenleving dikwijls<br />
in een minderwaardige positie. Net door hun verhaal te<br />
tonen, zeg je ‘die mensen zijn belangrijk, ze zijn gelijkwaardig’.<br />
Door zo’n actie werk je mee aan het tegengaan<br />
van allerlei racistische bewegingen. Zonder woorden zeg je<br />
tegen hen dat we hen belangrijk vinden, dat we hun<br />
geschiedenis de moeite waard vinden”. ]<br />
[ “Maar hun denkbeelden passen ze daarom niet aan.<br />
Politiek zal het zich dus niet vertalen. Ze stemmen waarschijnlijk<br />
nog altijd voor het Vlaams Blok. Ik heb ook niet<br />
de ambitie om hun stemgedrag te wijzigen, dat is een probleem<br />
van de politici. Ik vind het ook niet tof dat zoveel<br />
mensen voor het Blok stemmen, maar het is niet mijn taak<br />
om daar iets tegen te doen. We verkiezen mensen om<br />
daarmee bezig te zijn.” ]<br />
[ “De problematiek heeft ook te maken met globalisering.<br />
De gewone mensen zijn gekoloniseerd door bijvoorbeeld de<br />
Angelsaksische muziek.”<br />
[ “Mobiliteit speelt ook een belangrijke rol, hoewel je dat<br />
weer niet mag overschatten. Ook dat gaat over een heel<br />
beperkte laag van de bevolking. Maar zelfs zij die niet<br />
bewegen, weten toch nog altijd meer over wat er in de<br />
wereld omgaat dan vroeger.” ]<br />
[ “Deze job is een bewuste keuze: er is zo’n onevenwichtigheid<br />
tussen de haves en de have nots. Ik krijg er een goed<br />
gevoel van als ik weet dat ik door mijn werk bezig ben mee<br />
kansen te creëren voor mensen die maatschappelijk uit de<br />
boot vallen.” ]<br />
DE SAMENLEVING I DE MAATSCHAPPIJ<br />
DECONSTRUCTIE<br />
· De samenleving zorgt voor een dialoog tussen<br />
vreemden, communicatie tussen verschillende<br />
mensen en van op afstand.<br />
· De maatschappij vereist verdraagzaamheid.<br />
· De samenleving kent een segmentering van verschillende<br />
levensstijlen.<br />
· De maatschappij kent machtsverhoudingen, posities<br />
geven maatschappelijke ongelijkheid.<br />
· Zeggenschap, uitdrukkingsmogelijkheden zijn verbonden<br />
aan die posities.<br />
· De samenleving heeft een politieke structuur.<br />
· Ze heeft een schaal.<br />
· Mobiliteit en interactie vergroten het bereik.<br />
RECONSTRUCTIE<br />
De maatschappij staat in voor communicatie en participatie,<br />
op afstand, tussen onbekenden en ongelijken.<br />
Dat vereist verdraagzaamheid en een politieke<br />
structuur. Binnen de samenleving bestaan verschillende<br />
posities met ongelijke macht en zeggenschap.<br />
De maatschappij heeft een bepaalde schaal. De transformatie<br />
van de samenleving (globalisering) en toenemende<br />
interactie veranderen de schaal.
CITATEN<br />
[ “Cultuur is volgens mij een manier van leven, hoe je<br />
praat met elkaar, hoe je met elkaar omgaat, maar het kan<br />
evengoed een schilderij van Rubens zijn. Cultuur kan alles<br />
zijn. Maar Rubens interesseert me niet. Zijn kunde vind ik<br />
fantastisch, maar de cultuur van de straat vind ik<br />
interessanter.” ]<br />
[ “Veel cultuur groeit uit de manier waarop mensen met<br />
elkaar omgaan. Dat is, denk ik, de essentie van cultuur.<br />
Vroeger was de samenleving georganiseerd rond het werk.<br />
De organisatie van het werk bepaalde hoe de mensen met<br />
elkaar omgingen. En daaruit ontstaat cultuur. Nu wordt<br />
dat als elitair en zwevend gezien, terwijl cultuur toch haar<br />
wortels heeft in de manier waarop de samenleving geordend<br />
is. Kijk bijvoorbeeld naar de zwarte samenleving.<br />
Muziek en dans zijn deels gebaseerd op het ritme van<br />
het werk.”]<br />
[ “Wij (makers) komen allemaal van de blanke, welgestelde<br />
middenklasse. Er zijn heel veel andere groepen die de<br />
weg niet vinden naar subsidieorganen en naar het maken<br />
van cultuur.” ]<br />
[ “In geschiedenis- en kunstboeken vind je altijd alleen<br />
maar het uitzonderlijke, wat op een piëdestal staat. Terwijl<br />
er heel veel waardevol materiaal uit het dagelijks leven is<br />
dat nog nooit gezien werd.” ]<br />
[ “Hoe een kunstenaar ook durft beweren dat hij authentiek<br />
is, hij is onbewust zodanig door de wereld gecontroleerd<br />
dat wat hij maakt, collectief ontstaat, gevoed door<br />
iedereen om hem heen.” ]<br />
[ “Hedendaagse kunst staat heel ver van ieders bed. Ze<br />
blijft beperkt tot een klein elitewereldje dat zich daarmee<br />
bezighoudt. Het is belangrijk kunst weer meer te confronteren<br />
met de straat.” ]<br />
[ “Onze belangrijkste bekommernis blijft het buurtwerk.<br />
We hebben nooit overwogen om nu eens kunst te gaan<br />
maken, maar we gebruiken kunst en cultuur wel om de<br />
buurt leefbaar te maken.” ]<br />
CULTUUR<br />
DECONSTRUCTIE<br />
· Cultuur is een way of life, een manier van (dagelijks)<br />
leven, ze levert de omgangsvormen.<br />
· Cultuur is ook artistieke productie.<br />
· Het cultuuraanbod is institutioneel bepaald en<br />
wordt sociaal gedragen. Er zijn drempels.<br />
· Cultuur wordt selectief gedocumenteerd.<br />
· Culturele en artistieke productie gebeurt in een<br />
maatschappelijke context.<br />
· Om cultuurproducten te lezen is een gedeeld<br />
referentiekader noodzakelijk.<br />
· Er is een onderscheid tussen kunst en cultuur.<br />
RECONSTRUCTIE<br />
Cultuur heeft veel betekenissen. Het is een manier<br />
van leven, een geheel van omgangsvormen die het<br />
dagelijks leven regisseren. Daarnaast verwijst het ook<br />
naar culturele en artistieke productie. Ten derde<br />
verwijst cultuur naar beschaving, naar de meest algemene,<br />
symbolische orde. Cultuur is maatschappelijk<br />
ingebed, institutioneel verankerd en wordt sociaal<br />
gedragen. Cultuur drukt tezelfdertijd de samenleving<br />
uit en geeft er een vertekend beeld van. Culturen<br />
representeren het samenleven op verschillende<br />
niveaus (groepen, naties...). Niet ieders ervaring wordt<br />
op dezelfde wijze gedocumenteerd en daardoor werkt<br />
het cultureel systeem meer of minder vervreemdend<br />
voor bepaalde sociale groepen. Om die bijzondere<br />
relatie tussen het dagelijks leven en de cultuur te<br />
duiden, moet een analytisch kader worden uitgewerkt<br />
(zie verder).<br />
HOOFDSTUK 4<br />
159<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
NAAR EEN VERTOOGANALYSE<br />
160<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
CITATEN<br />
[ “Tot ongeveer 20 jaar geleden dacht men dat volkscultuur<br />
zich situeerde in de boerengemeenschappen, niet in<br />
de stad, en dat het ging om het bestuderen van heel oude<br />
tradities die teruggingen naar een mythologisch<br />
verleden…” ]<br />
[ “De heemkundigen die vooral vroeger het museum<br />
bevolkten, dreven op nostalgie. Kijk naar de teksten, zoals<br />
‘de ballade van de volkskundige’: de boodschap die daaruit<br />
spreekt is nostalgisch: vroeger was het beter. Heimwee naar<br />
teloorgegane Vlaamse tradities: dat was nu eens echt<br />
schoon en puur.” ]<br />
[ “Met die hiphop zou je dat goed kunnen illustreren. (…)<br />
Volkscultuur is deels de subcultuur waar je als individu of<br />
groep bij behoort. De andere cultuur, dat is dan een cultuur<br />
die gemaakt is om te consumeren.” ]<br />
[ “Anderzijds gaat volkscultuur over verhalen en over<br />
plaatsen die betekenis krijgen door die verhalen.” ]<br />
[ “Als ik denk aan volkscultuur, dan denk ik aan wat niet<br />
in de geschiedenisboeken staat.” ]<br />
[ “Voor mij is met volkscultuur bezig zijn: met mensen<br />
werken aan een project dat buiten jezelf ligt en dat jezelf<br />
overstijgt. Samenwerken met mensen van verschillende<br />
achtergronden. Een project uitwerken waarin niet slechts<br />
één specifiek segment van de bevolking aan zijn trekken<br />
komt, maar dat mensen van allerlei slag kan beroeren…<br />
dat is voor mij volkscultuur. Maar dat is natuurlijk geen<br />
definitie.” ]<br />
[ “Volkscultuur was te verwaarlozen en werd als een<br />
afzonderlijke discipline beschouwd. Zelfs de mensen die<br />
zélf die cultuur uitmaken, hebben die nooit als belangrijk<br />
ervaren, laat staan de moeite genomen om die te bestuderen.<br />
Vroeger was geschiedschrijving geconcentreerd rond<br />
koningen of adellijke geslachten, die de artefacten wél allemaal<br />
zorgvuldig bijhielden.” ]<br />
[ “De term volkscultuur is problematisch. Zo lang ‘volks’<br />
daarvoor blijft staan, heeft het een vervelende connotatie,<br />
ook al vul je het anders in. Volk staat tegenover elite en<br />
suggereert een niveauverschil en waardeoordeel.” ]<br />
(ACTUELE) VOLKSCULTUUR<br />
[ “Het gaat om levende cultuur en levende geschiedenis.<br />
Die mogen niet opgesloten, gemusealiseerd worden. Het is<br />
gemeenschapsbezit. En dat het leeft is duidelijk, anders<br />
komt daar geen 2000 man op af.” ]<br />
[ “Actualisering van volkscultuur is eigenlijk - en dat kan<br />
misschien contradictorisch klinken - de geschiedenis van<br />
die volkscultuur weergeven (…) en dan in het hier en nu<br />
plaatsen, in een zeer brede context.” ]<br />
[ “Volkscultuur groeit deels uit het dagelijks leven, uit de<br />
manier waarop de mensen met elkaar en met de dingen<br />
omgaan, dus uit de samenleving. Dat kan uit het gezinsleven<br />
voortspruiten of uit het verenigingsleven, maar ook<br />
uit het werkmilieu.” ]<br />
[ “Maar vandaag dicteert volkscultuur dat ze confronterend<br />
moet zijn, dat ze de confrontatie moet aangaan met<br />
andere culturen, dat ze bijvoorbeeld moet zorgen voor de<br />
integratie van culturen.” ]
DECONSTRUCTIE<br />
· ‘Volk’ draagt veel verschillende betekenissen: een<br />
bepaalde laag van de bevolking, massa, subcultuur,<br />
natie…<br />
· Er is verwarring tussen volkscultuur als de cultuur<br />
van het volk en de studie ervan (volkskunde).<br />
· Volkscultuur gaat over geplaatste, gesitueerde<br />
verhalen.<br />
· Er wordt dikwijls verwezen naar verdrongen<br />
elementen van de geschiedenis. In de officiële<br />
versie werden ze niet geselecteerd.<br />
· Er heerst soms verwarring met nationalistische<br />
cultuur.<br />
· Volkscultuur wordt vaak gezien als lage tegenover<br />
elitaire (hoge) cultuur.<br />
· De historische component is zeer belangrijk. Als<br />
die evenwel afgezonderd wordt van de levende<br />
cultuur, dreigt musealisering.<br />
· Multiculturele diversiteit leidt tot verschillende<br />
volksculturen.<br />
· Volkscultuur is bovenindividueel.<br />
RECONSTRUCTIE<br />
Volkscultuur is een containerbegrip. Het verwijst naar<br />
het geheel of naar delen van het volk en is steeds een<br />
bovenindividuele groepscultuur. De historische<br />
component verwijst naar traditie en erfgoed. De studie<br />
van volkscultuur (volkskunde) heeft zich sterk op het<br />
historisch gegeven gericht en die oriëntatie had een<br />
musealisering tot gevolg. Volkscultuur als levende cultuur<br />
van alledag wordt ondergewaardeerd en bijgevolg<br />
te weinig gedocumenteerd. Actuele volkscultuur documenteert<br />
het alledaagse door het te verbinden met de<br />
historische wortels ervan.<br />
HOOFDSTUK 4<br />
161<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
162<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
hoofdstuk 5<br />
De balans van<br />
een campagne<br />
BARBARA VAN HOESTENBERGHEERIC BARBARA VAN HOESTENBERGHE<br />
163<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BALANS VAN EEN CAMPAGNE<br />
164<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
In het vorige hoofdstuk werd het vertoog geanalyseerd dat<br />
in al zijn verscheidenheid tot uiting komt als de initiatiefnemers<br />
van de campagneprojecten worden uitgedaagd tot<br />
uitspraken over enkele kernbegrippen. Daarmee is meer<br />
helderheid ontstaan over het denkkader en de motieven<br />
achter de projecten.<br />
Het huidige hoofdstuk analyseert de methodiek en de praktijk<br />
zelf van die projecten. Op zich reikt dat interessant<br />
materiaal aan voor wie actief is rond volkscultuur. Net als<br />
de voorafgaande vertooganalyse biedt deze kritische<br />
beschouwing echter ook bouwstenen voor het model dat in<br />
hoofdstuk 6 wordt uitgewerkt en dat de problematiek van<br />
het omgaan met actuele volkscultuur duidt.<br />
1. DRIE KLEMTONEN<br />
De campagneprojecten hebben we ingedeeld in drie<br />
groepen naargelang de focus van het project: onderzoek,<br />
evenement, samenlevingsopbouw. Deze indeling<br />
dient als analyse-instrument en mag zeker niet tot het<br />
besluit leiden dat er in de praktijk drie soorten of categorieën<br />
van projecten zouden bestaan. Integendeel,<br />
alle projecten zijn in feite een combinatie van de<br />
genoemde elementen. De groepering slaat echter op<br />
de belangrijkste focus van de projecten. Die focus<br />
houdt, zo mag worden aangenomen, ook een zekere<br />
concentratie in op bepaalde doelstellingen, vaardigheden,<br />
instrumenten… Dat maakt het mogelijk projecten<br />
met dezelfde focus te vergelijken en toch enigszins<br />
in hun algemeenheid te bespreken. Hierbij dient<br />
wel opgemerkt dat sommige projecten geen duidelijke<br />
focus hebben en daardoor op de grens van of binnen<br />
diverse sectoren gesitueerd kunnen worden.<br />
Sommige initiatieven zijn inderdaad in de eerste<br />
plaats gericht op het onderzoek van bepaalde thema’s<br />
uit de volkscultuur. Het zijn als het ware projecten van<br />
‘actuele volkskunde’, ook al behoren ze organisatorisch<br />
niet altijd tot die decretaal vastgelegde sector. Ze<br />
richten zich op het documenteren en ontsluiten van<br />
stukken geschiedenis. Het sluitstuk daarvan, de presentatie<br />
(boek, tentoonstelling, uiteenzetting...), is<br />
gericht op het ter beschikking stellen van de verworven<br />
informatie.<br />
Een tweede groep richt zich vooral op de organisatie<br />
van een evenement dat thematisch verbonden is met<br />
volkscultuur. Meestal gaat dat gepaard met een<br />
specifiek onderzoek, dat dan in het teken staat van het<br />
nagestreefde product: een gebeurtenis, een festival,<br />
een feest, een optreden.<br />
Een derde groep gebruikt actuele volkscultuur in een<br />
project van samenlevingsopbouw. De doelstelling ligt<br />
hier in het sociale effect van binding, samenhorigheid,<br />
gemeenschapsvorming. Onderzoek en evenement zijn<br />
middelen tot die sociale doelstelling. De projecten<br />
richten zich doorgaans op buurten, hebben in zekere<br />
zin een sociaal-artistieke inslag en gebruiken volkscultuur<br />
als een van de mogelijke ingangen.<br />
2. ONDERZOEKSPROJECTEN<br />
BRONNEN EN METHODIEKEN<br />
Alle onderzoeksprojecten gaan in op een behoefte aan<br />
studie van het dagelijks leven. Tot voor enkele<br />
decennia was dat een blinde vlek in onze kennis over<br />
de maatschappij vroeger en nu, maar ook vandaag is<br />
dit onderzoeksterrein nog grotendeels onontgonnen.<br />
Het studieobject is specifiek. De aandacht voor bijzondere<br />
methodieken is eveneens kenmerkend. Meestal<br />
gaat historisch onderzoek om met geschreven<br />
bronnen. In deze projecten worden vooral nieuwe<br />
bronnen aangesproken: interviews, video, foto’s. De<br />
documenten en verslagen van de mensen zelf worden<br />
gebruikt en opgeslagen.<br />
Er is dus een bijzondere interesse voor nieuwe<br />
bronnen. Niet zelden echter is er onvoldoende inzicht<br />
in de reeds beschikbare informatie (die al dan niet<br />
gebaseerd is op klassieke bronnen). Men gaat met<br />
andere woorden nogal eens voorbij aan het onderzoek<br />
dat reeds gebeurd is. Dat is soms heel wat, maar het is<br />
vaak weinig bekend en nieuwe initiatieven doen niet<br />
altijd de moeite het bestaande materiaal op te sporen.<br />
Vandaar ook dat men het dagelijks leven soms on-
terecht als braakliggend onderzoeksterrein beschouwt.<br />
Vooral de mondelinge geschiedenis is in. Enerzijds<br />
wordt de behoefte aan vakbekwaamheid voor het verzamelen<br />
van getuigenissen daarbij dikwijls onderschat.<br />
(Overigens vraagt ook het gebruik van foto’s en<br />
video een eigen methodologie.) Anderzijds bewijzen<br />
de campagneprojecten dat er intens gezocht wordt<br />
naar nieuwe methodes en dat er vooruitgang wordt<br />
geboekt: er komen nieuwe archieven tot stand, databanken<br />
op het internet, cd-rom’s; er worden colloquia<br />
op het getouw gezet en er verschijnen boeken waarin<br />
de nieuwe bronnen voor een breed publiek bekend<br />
worden gemaakt.<br />
STRUCTURERING<br />
In Gent werd de afgelopen jaren bijzonder veel ervaring<br />
opgedaan op dit terrein. Universitaire, artistieke<br />
en sociale inbreng wordt er verenigd in een samenwerking<br />
die nu als ‘stadskroniek’ zal worden gestructureerd.<br />
Zo’n structuur is nodig om de expertise die<br />
aanwezig is verder te verspreiden. Veel projecten<br />
missen immers een voldoende methodologische basis.<br />
In opdracht van de Koning Boudewijnstichting voert<br />
het Nieuwpoorttheater een onderzoek uit rond stadsbiografieën.<br />
Daaruit zou een platform kunnen groeien.<br />
Die nieuwe structuur moet interdisciplinair zijn, want<br />
de combinatie van wetenschappelijke creativiteit en<br />
artistiek onderzoek is niet in één vakgebied te vinden.<br />
Het onderzoeksforum moet ook een grote openheid<br />
bewaren om in te spelen op maatschappelijk tendensen<br />
en artistieke evoluties. Het onderzoek moet<br />
zeer flexibel zijn. De principes waarvan wordt uitgegaan,<br />
staan steeds ter discussie. Hoewel een zekere<br />
theorievorming noodzakelijk is, is het ook van groot<br />
belang dat er praktijkervaring wordt opgedaan waarop<br />
dan verder gereflecteerd kan worden. Het onderzoeksproces<br />
is even belangrijk als het resultaat en moet dan<br />
ook liefst zichtbaar worden gemaakt. Het vergroot de<br />
agogische waarde van de projecten voor initiatiefnemers<br />
en participanten. Vooral van groot belang is het<br />
opslaan van de ervaringen uit projecten waarin docu-<br />
menteren gepaard gaat met een actieve deelname van<br />
de informanten in het vormgeven van een (artistiek)<br />
product. Het gaat hier immers om vrij nieuwe<br />
praktijken.<br />
THEMA EN CONTEXT<br />
Om werkbaar materiaal te leveren hebben deze onderzoeken<br />
nood aan een thema, een concreet gegeven dat<br />
mensen aanmoedigt het verhaal van alledag te vertellen.<br />
Dikwijls is het een object, bijvoorbeeld een<br />
gebouw, dat als kapstok dient waaraan een verhaal kan<br />
worden opgehangen. Het onderwerp kan echter ook<br />
symbolisch zijn, zoals muziek. Soms is het een begrip<br />
of een idee dat gevoelens oproept (het beloofde land,<br />
helden). Als dit thema ontbreekt dreigen projecten<br />
vast te lopen in de archieffase of te verdrinken in een<br />
overvoed aan materiaal.<br />
Opvallend is dat veel projecten het recente verleden<br />
bestuderen (tot de jaren ‘50) en de resultaten projecteren<br />
op het actuele dagelijkse leven. De Gentse Stadskronieken<br />
en de Heldenbank zijn hierop uitzonderingen.<br />
Ook het overwicht van het stedelijke valt op.<br />
Het lijkt de meest problematiserende context voor het<br />
actuele dagelijkse leven en dus de beste voedingsbodem<br />
voor dergelijke projecten. (Zelfs de haalbaarheidsstudie<br />
van het enige plattelandsonderzoek bleek<br />
niet haalbaar wegens ‘andere prioriteiten’.)<br />
HET PUBLIEK BEREIKEN<br />
Er zijn verscheidene manieren om verhalen te verzamelen:<br />
via een website of rechtstreeks via interviews.<br />
Oproepen om oude films, video’s en foto’s worden<br />
gepubliceerd in wijkkranten of verspreid via kaartjes<br />
en regionale radio of televisie. Een combinatie van al<br />
deze middelen blijkt het meest efficiënt. Alle media<br />
bereiken immers andere doelgroepen. Moeilijker toegankelijke<br />
groepen zoals jongeren, allochtonen en<br />
bejaarden vragen meer energie, maar moeten ook aangesproken<br />
worden om uitsluiting te vermijden. Dikwijls<br />
is naar hen toe gaan de enige oplossing.<br />
HOOFDSTUK 5<br />
165<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BALANS VAN EEN CAMPAGNE<br />
166<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Ook bij de presentatie is het spectrum aan media erg<br />
breed. Opnieuw is een combinatie aangewezen. Een<br />
boek, een video, een databank, een tentoonstelling<br />
hebben allemaal hun beperkt bereik. Interactieve toepassingen<br />
vergroten de aantrekkelijkheid en daarmee<br />
de toegankelijkheid. De openbare ruimte leent zich<br />
uiteindelijk nog het best als tentoonstellingsplatform.<br />
Foto’s voor de vensters tijdens het buurtfeest worden<br />
door iedereen gezien. Als ze in het heemkundig<br />
museum hangen, zal alleen een beperkte kring van<br />
geïnteresseerden ze bewonderen.<br />
Het materiaal dient in veel gevallen ook als basis voor<br />
artistieke producties, waardoor de draagkracht van de<br />
informatie versterkt wordt. Een artistieke interpretatie<br />
zal veel mensen op een blijvende manier raken, op<br />
een manier die een tentoonstelling of een website niet<br />
kunnen evenaren.<br />
BESLUIT<br />
De onderzoeksprojecten kunnen sterk worden verbeterd<br />
door een methodologische begeleiding. Hun<br />
belang en bereik kunnen worden vergroot door thematische<br />
campagnes die diverse projecten bundelen en in<br />
synergie plaatsen. Bijzondere aandacht moet worden<br />
besteed aan de presentatie van de resultaten, zowel in<br />
de vormgeving als in het bereiken van het publiek (en<br />
zeker van het onderzochte publiek zelf).<br />
3. EVENEMENTEN<br />
De projecten die uitmonden in evenementen stellen<br />
het contact met een publiek centraal. Ze proberen<br />
cultuur op een aangename en speelse manier in een<br />
brede context te plaatsen en toegankelijk te maken<br />
voor iedereen. Ze kunnen onderverdeeld worden naargelang<br />
hun centrale thematiek: levensstijl, (cultureel)<br />
erfgoed en (sociaal-economische) geschiedenis.<br />
De eerste categorie snijdt thema’s aan uit het dagelijks<br />
leven, doorgaans universeel herkenbaar en illustratief<br />
voor de context waaruit ze voortkomen. Het zijn dankbare<br />
aanknopingspunten om de vanzelfsprekendheid<br />
van culturele patronen ter discussie te stellen: hoe was<br />
het vroeger, hoe doen ze dat aan de andere kant van de<br />
wereld en vooral: hoe is dat elke keer zo herkenbaar en<br />
toch ook zo anders? Deze projecten maken het verschil<br />
in levenstijl tegelijk begrijpelijk en interessant.<br />
Ze duiden ook de ‘eigenheid’ en onderstrepen het<br />
belang van onderscheid.<br />
De tweede categorie vertrekt van specifieke cultuuruitingen,<br />
volks of elitair en plaatst die in een ruimere<br />
context, zodat ze toegankelijker worden voor een uitgebreid<br />
publiek. Dat gebeurt door een minder bekend<br />
gegeven te duiden in tijd en ruimte.<br />
Evenementen die inspelen op het verleden, ten slotte,<br />
proberen de aandacht te vestigen op een weinig<br />
gedocumenteerde fase in de geschiedenis en zo de<br />
sociale ervaring uit die periode breder bekend te<br />
maken.<br />
TENTOONSTELLINGEN EN FEESTEN<br />
Om cultuur toegankelijker te maken worden twee uiteenlopende<br />
strategieën gevolgd. De eerste werkt vanuit<br />
traditionele cultuurinstellingen, bijvoorbeeld musea en<br />
grootschalige evenementen zoals festivals. Sterke communicatie<br />
moet dan een ruimer en nieuw publiek aantrekken.<br />
De tweede strategie draait de redenering om<br />
en wil cultuur juist weg uit de imposante gebouwen<br />
om ze naar de mensen te brengen: op straat of op het<br />
marktplein. Het zou interessant zijn na te gaan of<br />
beide alternatieven hetzelfde dan wel een ander<br />
publiekssegment bereiken.<br />
Tentoonstellingen en feesten zijn traditionele vormen<br />
waarin volkscultuur tot een evenement wordt. Met<br />
beide wordt in de campagne Actuele Volkscultuur geëxperimenteerd.<br />
Men gaat op zoek naar aantrekkelijke<br />
formules waarin toch veel informatie wordt meegegeven.<br />
Tentoonstellingen gaan verder dan het louter<br />
uitstallen van voorwerpen in glazen kasten. Er wordt<br />
aandacht besteed aan de toegankelijkheid en interactie<br />
in publiekswerking. Dikwijls worden workshops georganiseerd<br />
om het publiek ook te betrekken bij het<br />
maken van de expositie (cf. het Stedelijk Museum van
Dendermonde of het Huis van Alijn). Op die manier<br />
kan een museum een attractie worden, ook voor<br />
kinderen.<br />
Buurtfeesten zijn saai als er alleen de gebruikelijke<br />
(multiculturele) hapjes en het voorspelbare freepodium<br />
zijn. Maar als het feest op een creatieve manier meer<br />
inhoud krijgt en de hele buurt deelneemt aan de voorbereiding<br />
en uitwerking, dan kan het uitmonden in<br />
een festival waar amusement en diepgang samen<br />
gaan. Combinaties van tentoonstellingen en feesten<br />
zijn populair. De tentoonstelling krijgt er meer aandacht<br />
en het feest meer betekenis door. Het aangename<br />
wordt aan het nuttige gekoppeld.<br />
Wandelingen zijn, in de context van volkscultuur, een<br />
nieuwe vorm van evenement. Het publiek wordt uitgenodigd<br />
ter plekke te gaan kijken en sfeer zelf te<br />
beleven. Wandelingen stimuleren tot actieve<br />
participatie. In de vormgeving en de beleving van<br />
evenementen is participatie trouwens altijd het sleutelwoord.<br />
ARTISTIEKE BENADERING EN SOCIALE SFEER<br />
Projecten zonder artistieke benadering missen een<br />
dimensie. Artiesten maken evenementen soms langs<br />
onverwachte wegen mooier en interessanter, schenken<br />
ze buiten hun reële betekenis ook een symbolische<br />
toegevoegde waarde, waardoor de impact van het<br />
gebeuren toeneemt. Het alledaagse wordt<br />
geësthetiseerd in een niet-alledaags moment.<br />
Daardoor kunnen bekende elementen plots ook betekenis<br />
krijgen. Ook het sociale aspect mag niet verwaarloosd<br />
worden. In een goede sfeer kunnen clichés<br />
worden doorbroken op een speelse manier. Als een<br />
presentatie aangenaam is om naar te kijken en<br />
gezellig om in te vertoeven, kan er veel meer.<br />
Het is niet makkelijk geschikte personen te vinden om<br />
de goede atmosfeer voor een evenement te creëren.<br />
Om voeling te hebben met de gemeenschap en haar<br />
noden, moet hij redelijk dicht bij de buurt staan en er<br />
veel tijd doorbrengen, er eventueel wonen. Door de<br />
juiste partners en lokale bekende gezichten bij de eve-<br />
nementen te betrekken weet hij dan door te breken tot<br />
bredere lagen van de bevolking. De inbreng van de<br />
doelgroep moet reëel zijn, wil men geen paternalistische<br />
indruk wekken. Men moet ervan uitgaan dat ook<br />
die doelgroep een eigen en relatief verfijnd referentiekader<br />
heeft.<br />
Sommige evenementen willen de sociale cohesie in<br />
een bepaalde gemeenschap vergroten. Daarom wordt<br />
getracht gedeelde ervaringen te creëren, waarop<br />
samenhang kan groeien. Een verhalenroute langs<br />
kappers creëert een nieuwe samenhang, terwijl Wortelen<br />
in Waterschei een oud verband wil reanimeren.<br />
Projecten die oude gedeelde ervaringen kunnen koppelen<br />
aan een hedendaagse invulling hebben de<br />
grootste slaagkans.<br />
PUBLICITEIT<br />
Publiciteit is belangrijk om het draagvlak van evenementen<br />
te vergroten. Een combinatie van plaatselijke,<br />
regionale en eventueel nationale mediacampagnes<br />
geeft het beste resultaat. Het komt er niet alleen op<br />
aan publiek naar het evenement te lokken. De gebeurtenis<br />
moet ook bekendheid krijgen bij de nietparticipanten.<br />
Zo kan de inhoud achteraf via mondelinge<br />
of schriftelijke overlevering verder leven. Informatiecampagnes<br />
moeten dus op lange termijn worden<br />
uitgezet. Sensibilisatie, informatie en duiding zijn<br />
even belangrijk als aankondiging en uitnodiging. Het<br />
gaat hier dus wel degelijk om publiciteit, niet louter<br />
om reclame. Daarom kan het nuttig zijn aan de participanten<br />
informatie mee te geven gericht op de<br />
‘nazorg’.<br />
Tentoonstellingen, routes en feesten zijn voorbijgaand.<br />
Daarom wordt dikwijls geprobeerd het materiaal ook<br />
vast te leggen in een boek. Een mooie publicatie is<br />
echter duur en wordt dus meteen minder toegankelijk<br />
voor het publiek. Als verhalenroutes permanent<br />
worden gemaakt, vormen ze een levend boek en<br />
meteen ook een toeristische attractie. Door dat<br />
toerisme worden de verhalen ook in een grotere regio<br />
verspreid.<br />
HOOFDSTUK 5<br />
167<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BALANS VAN EEN CAMPAGNE<br />
168<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
BESLUIT<br />
Evenementen zijn een mooi en samengebald sluitstuk<br />
van een project. Het evenement tot een succes maken<br />
vergt echter veel vaardigheden en inspanningen. Op<br />
dat vlak zouden ondersteuning en professionele hulp<br />
nuttig kunnen zijn. Toch is er ook bijzondere aandacht<br />
nodig voor de kwaliteit van het vooronderzoek en de<br />
inhoudelijke inbreng in de gebeurtenis. De nazorg -<br />
het publieksbereik en de verwerking van de gebeurtenis<br />
- blijft vaak nog marginaal.<br />
4. SAMENLEVINGSOPBOUW<br />
Enkele projecten zijn gericht op het vergroten van de<br />
sociale verbondenheid en dan vooral in wijken. De elementen<br />
van de locatie – huizen, publieke gebouwen<br />
en ruimten, industriële sites enz. – zijn dan belangrijk.<br />
Ze vertellen over het leven van de mensen die er<br />
verbleven en verblijven. Vaak komt daarin een samenhorigheid,<br />
een vorm van solidariteit of de potentie<br />
daartoe tot uiting.<br />
Buurtprojecten die gebruik maken van openbare locaties<br />
– de metro, een plein of straat – hebben de symboliek<br />
van die plaatsen mee. Mensen zijn verbonden<br />
met de plekken die ze op hun pad dagelijks doorkruisen.<br />
Als er op die locaties iets gemeenschappelijks<br />
wordt georganiseerd – een tentoonstelling, een wandeling,<br />
een feest – waarmee het karakter van die plek<br />
wordt benadrukt, dan krijgen de dagelijkse handelingen<br />
die de mensen zelf op die plek uitvoeren<br />
opeens ook een socialer karakter. Als er iets artistieks<br />
gebeurt, krijgen die plekken zelfs een esthetische<br />
waarde. Ze ontstijgen het alledaagse en worden het<br />
territorium van een rituele ontmoeting.<br />
THEMAKEUZE EN ACTUALISERING<br />
Projecten rond thema’s als voetbal of mode zijn een<br />
welkome verfrissing in een buurtwerk dat vaak zichzelf<br />
als thema neemt. Andere onderwerpen nemen<br />
meer afstand van de buurt maar hebben juist daarom<br />
misschien een grotere slaagkans. Is het soms niet zin-<br />
voller de samenhang te verstevigen door nieuwe verbanden<br />
te creëren dan alleen te proberen de oudere<br />
verbanden (“het buurtgevoel van vroeger”, “iedereen<br />
was zwart in de mijn”) een nieuw leven in te blazen?<br />
Als er teruggegrepen wordt naar het verleden, dan<br />
moet de link met het heden goed worden overwogen,<br />
volgens een uitgebalanceerde methode, zoals in het<br />
1302-project.<br />
ARTISTIEK BUURTWERK<br />
Buurtwerkers zijn ideaal geplaatst om uitspraken te<br />
doen over het dagelijks leven van de mensen in de<br />
wijk. Zij zijn geïnteresseerd in het vastleggen van dat<br />
dagelijkse leven omdat ze aanvoelen dat er in de<br />
officiële beeldvorming te weinig ruimte is voor die verhalen.<br />
Misschien is de eigen behoefte aan aanvulling<br />
van de geschiedenis soms wel even belangrijk als het<br />
ontvoogdingsproces van de buurt waarin men werkt.<br />
Buurtwerkers zijn dus aangewezen partners in dergelijke<br />
projecten.<br />
De impact van deze projecten is niet te onderschatten.<br />
Buurtwerkers of artiesten of buurtwerkers-artiesten<br />
komen op bezoek bij de mensen en hechten waarde<br />
aan hun alledaagse verhalen. Mensen worden van de<br />
ene dag op de andere herkend op straat want ze staan<br />
in de wijkkrant, spelen in een film. Vanuit een slachtofferrol<br />
springen ze in de rol van de acteur die het verhaal<br />
van zijn gemeenschap vertelt door over zichzelf te<br />
spreken. Buurtbewoners krijgen opeens sterallures,<br />
spreken wordt een artistieke daad. Die overgang van<br />
passief slachtoffer naar actor en verteller staat centraal<br />
in het verwerven van zeggenschap. Het opzetten van<br />
wijkprojecten met artistieke inslag en uiteraard met<br />
participatie van de bewoners verdient aanbeveling.<br />
Deze projecten dragen ook bij tot actief burgerschap.<br />
Nooit gehoorde stemmen komen aan bod. Toch<br />
bestaat ook hier het risico van verdringing: vooral zij<br />
die toch al het meest mondig waren, laten van zich<br />
horen. Vaak blijven de anderen zwijgen. Onder meer<br />
bejaarden en jongeren moeten daarom ook bij dit<br />
soort projecten met speciale aandacht worden bena-
derd. Dergelijke groepen uit de relatieve isolatie halen,<br />
is geen eenvoudige opdracht. Het is geen aangenaam<br />
uitstapje uit dagelijkse werking van een buurthuis.<br />
Het vereist artistieke vindingrijkheid, sociale vaardigheden<br />
en een wetenschappelijke doortastendheid.<br />
BESLUIT<br />
Als alle vereiste eigenschappen samenkomen in een<br />
professionele ploeg, dan kan die samen met de<br />
mensen in de wijk een waardevol project maken. Dat<br />
streeft bij voorkeur naar een artistieke waarde en naar<br />
een voortzetting op een periodieke of structurele basis.<br />
Pas dan breekt zo’n project door tot een breder publiek<br />
en overstijgt het zijn lokale belang. En als het door de<br />
buitenwacht wordt gevaloriseerd, wordt het ook sterker<br />
als referentiepunt voor een lokale identiteit. In samenlevingsprojecten<br />
is het van het grootste belang zoveel<br />
mogelijk inwoners bij het project te betrekken, want<br />
alleen voldoende bekende projecten kunnen ook<br />
gemeenschappelijke waarde krijgen.<br />
5. ALGEMENE CONCLUSIE BIJ DE GEVALSTUDIES<br />
Het dagelijks leven is in de mode. Vertellen is ook<br />
weer in. Dat blijkt ook uit de twintig onderzochte projecten.<br />
Toch is er argwaan. Enkele deelnemers aan de<br />
campagne vrezen echter dat “er niets overblijft als de<br />
bui voorbij is.” Die vrees is misschien niet ongegrond,<br />
maar intussen is er wel veel ervaring opgedaan met<br />
dergelijke werkvormen en precies daarop zou voortgebouwd<br />
kunnen worden. Dit zou gerealiseerd kunnen<br />
worden met de oprichting van een soepele structuur<br />
die behoud en uitwisseling van de expertise mogelijk<br />
maakt.<br />
UITWISSELING VAN ERVARING EN METHODE<br />
In Gent is er nu een poging om zo’n structuur op te<br />
zetten rond ‘stadskronieken’. Het Nieuwpoorttheater<br />
heeft samen met de Koning Boudewijnstichting een<br />
kortlopend onderzoek opgezet dat de artistieke meerwaarde<br />
van de stadsbiografie en de mogelijkheden tot<br />
inhoudelijke ondersteuning onder de loep neemt.<br />
Deze studie moet uitmonden in een beschrijving en<br />
evaluatie van het conceptueel kader, de methodologie<br />
(vele projecten gebruiken verhalen en doen dus aan<br />
mondelinge geschiedenis), de artistieke impulsen en<br />
de nieuwe noden en uitdagingen die zich aandienen<br />
in de golf van stads- en wijkbiografieën die het<br />
Vlaamse culturele landschap vandaag overspoelt.<br />
Niet alle projecten hebben echter een stad of wijk als<br />
focus. Andere initiatieven vertrekken van het meer<br />
symbolische en creëren daarmee een nieuwe samenhang:<br />
gedeelde interesses, gevoelens en ervaringen.<br />
Ook zulke projecten hebben nood aan samenwerking<br />
en ervaringsuitwisseling. Ervaringen uit Antwerpen<br />
kunnen ook in Gent en Brussel nuttig zijn, wisselwerking<br />
tussen onderzoeksprojecten, evenementen en<br />
projecten rond samenlevingsopbouw is eveneens verrijkend.<br />
Dat is zeker zo voor projecten waarin deze<br />
drie benaderingen tegelijk aanwezig zijn – wat in veel<br />
campagneprojecten het geval is. En misschien is dat<br />
zelfs de ideale combinatie. Als daar dan ook nog een<br />
artistieke dimensie wordt aan toegevoegd vergroot dat<br />
de slaagkansen des te meer, zeker als die dimensie al<br />
van bij het onderzoek in het project geïntegreerd is.<br />
Creatief onderzoek en sociale inworteling vormen de<br />
basis voor een goed artistiek evenement. Er is dus echt<br />
wel veel knowhow nodig.<br />
Onderzoeksprojecten zijn goed vertegenwoordigd in<br />
de campagne. Meer dan de helft ervan heeft een duidelijk<br />
artistiek eindproduct voor ogen. Bijna alle<br />
artistieke realisaties zijn gefundeerd op een grondig<br />
voorafgaand onderzoek. Opvallend is dat vooral de projecten<br />
die zich op wijkwerking concentreren weinig<br />
aandacht besteden aan de twee andere aspecten. Het<br />
artistieke of documentaire luik wordt soms verwaarloosd.<br />
‘De terugkeer van de zwaluwen’ is hier een interessante<br />
uitzondering. Dit project vertrekt van een<br />
artistieke impuls en kiest de wijk als locatie in plaats<br />
van omgekeerd, zoals bij de meeste buurtprojecten.<br />
HOOFDSTUK 5<br />
169<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
DE BALANS VAN EEN CAMPAGNE<br />
170<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
REËLE EN IMAGINAIRE LOCATIES<br />
Wat de thematiek betreft, zijn er diverse opties. Het<br />
dagelijks leven wordt op verscheidene manieren benaderd.<br />
Via het verleden, een plaats, een voorwerp, een<br />
gevoel. De eerste drie zijn nog duidelijk gebonden aan<br />
tijd en plaats, maar maken verbanden mogelijk die tijd<br />
en ruimte overstijgen. Veel projecten kiezen een buurt<br />
als de plaats om verbanden (opnieuw) op te bouwen.<br />
Territorium is een fundamenteel begrip in de buurtlogica.<br />
Als evenementen de straat innemen wordt die<br />
weer gemeenschappelijk bezit. Als ook halfopenbare<br />
plekken (zoals een winkel of bank) worden gebruikt<br />
als locatie voor projecten, verschuift de grens van het<br />
gemeenschappelijk terrein. Die keuze is minder<br />
evident en daarom ook een grote uitdaging.<br />
Meer abstracte thema’s zoals levensstijl, gevoelens en<br />
gedeelde interesses kunnen worden beschouwd als<br />
niet begrensde, imaginaire locaties. De gedeelde ervaring<br />
creëert hier een samenhang die niet territoriaal<br />
geënt is en daardoor misschien ook minder zichtbaar.<br />
Toch maken evenementen rond muziek of haartooi<br />
ook herkenning mogelijk. Ze raken immers algemeenmenselijke<br />
thema’s zoals emoties en lichamelijkheid.<br />
Meer nog dan de buurt of de wijk, laten ze plaats voor<br />
verschil. Niemand vraagt hier naar een adres of<br />
afkomst, wat telt is de gedeelde ervaring. Zulke evenementen<br />
zijn een welkome aanvulling op andere projecten<br />
die oude verbanden nieuw leven of een nieuwe<br />
interpretatie inblazen.<br />
Die verovering van nieuwe terreinen voor gemeenschapsvorming<br />
is even belangrijk als de herinterpretatie<br />
van bestaande publieke plaatsen of gegevens.<br />
Optimaal is wellicht een combinatie van reële en imaginaire<br />
locaties voor gemeenschapsvorming. Op die<br />
manier kan volkscultuur actueel zijn zonder nostalgie,<br />
zonder ‘vroeger was het beter’.<br />
DOCUMENTEREN EN DEMOCRATISEREN<br />
De projecten vertrekken van twee actuele noden in het<br />
culturele landschap. Enerzijds is er de behoefte om het<br />
dagelijks leven te documenteren, anderzijds de wens<br />
tot democratisering van de cultuur.<br />
Eerst het documenteren van het dagelijks leven. Via<br />
interviews wil men gedeelde ervaringen, gevoelens en<br />
interesses vastleggen. Thuis, vrije tijd, werk, lichaam…<br />
veel domeinen komen in aanmerking. Dit dagelijks<br />
leven wordt onder de loep genomen en in een ruimere<br />
context geplaatst. Verbanden in tijd en ruimte, met<br />
vroegere of vreemde culturen, voorkomen eenzijdige<br />
interpretaties.<br />
De maatschappijwetenschappen (sociologie, geschiedenis)<br />
hadden lange tijd vooral belangstelling voor<br />
grote entiteiten. De interesse voor het dagelijks leven<br />
nam toe naarmate meer contextgebonden en interpretatief<br />
onderzoek werd opgezet. Er is op dat gebied<br />
intussen heel wat werk gebeurd, maar dat materiaal is<br />
onvoldoende ontsloten. Veel snel en oppervlakkig<br />
documentatiewerk zou kunnen worden vervangen<br />
door een beter gebruik van het bestaand materiaal.<br />
Het democratiseren van cultuur gebeurt op twee<br />
manieren. Er is enerzijds een beweging vanuit de cultuur<br />
naar het dagelijks leven. Kunstenaars gebruiken<br />
het dagelijks leven als materiaal en stellen het ook tentoon<br />
op plekken die dagelijks beleefd worden. Een<br />
mooi voorbeeld is de tentoonstelling van buurtportretten<br />
in de metro. Anderzijds breekt het dagelijks<br />
leven ook door tot de cultuurbastions. De musea proberen<br />
dagelijkse ervaringen te laten binnensijpelen<br />
door het publiek te betrekken bij de samenstelling van<br />
een tentoonstelling en bij het interpretatieproces.<br />
Een nieuwe vorm die opgang maakt zijn de wandelingen<br />
en locatieprojecten. Het zijn manieren om<br />
plekken die dagelijks beleefd worden een nieuwe<br />
invulling te geven en tot gemeenschappelijk domein te<br />
maken. Het publiek voelt de sfeer van de plek en<br />
neemt actief deel aan de betekenisgeving van het<br />
gebeuren. In dergelijke projecten is duidelijk voelbaar<br />
hoe een eigentijdse omgang met volkscultuur werkzaam<br />
kan zijn in de samenleving. π
hoofdstuk 6<br />
Een model voor<br />
cultuurproductie<br />
van het alledaagse<br />
ERIC CORIJN<br />
171<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
172<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
1. INLEIDING<br />
Het belangrijkste obstakel voor een antwoord over het<br />
hoe en het waarom van een eigentijds omgaan met<br />
volkscultuur, lijkt het gebrek aan een gemeenschappelijke<br />
agenda voor de diverse actoren en operatoren op<br />
dat terrein. Er bestaat met andere woorden geen vertooggemeenschap,<br />
geen gemeenschappelijke inhoudelijke<br />
benadering, waarbinnen beleidsactoren, beoefenaars<br />
van verschillende werksoorten met het etiket<br />
‘volkscultuur’ en andere cultuurwerkers in gesprek<br />
zijn.<br />
Een toekomst maken voor volkscultuur hangt nauw<br />
samen met het creëren van een nieuw soort veld dat<br />
een eigen praktijk heeft. In dat werkveld zullen<br />
actoren vanuit verschillende horizonten moeten leren<br />
omgaan met een herkenbare probleemdefinitie en<br />
methodiek en met gedeelde praktijkervaringen vanuit<br />
aangepaste samenwerkingsverbanden. Om zulke<br />
nieuwe praktijken om te zetten tot een specifiek werkveld<br />
is het noodzakelijk dat er ook een discursieve<br />
praktijk (met elkaar over hetzelfde praten) wordt opgebouwd<br />
waarin de ervaring wordt uitgedrukt, gedocumenteerd<br />
en ter discussie gesteld. Dat niveau wordt<br />
onvoldoende geleverd door de volkskunde, ook niet in<br />
haar geactualiseerde vorm van (nationale) etnologie.<br />
Waarschijnlijk is dat zowel te wijten aan de inhoudelijke<br />
richting die de actualisering van de volkskunde is<br />
ingeslagen, als aan het feit dat ze (nog) geen referentiediscipline<br />
is voor veel culturele praktijken die ze tot<br />
onderzoeksobject neemt.<br />
De ontwikkeling van een vertooggemeenschap vergt<br />
enerzijds een actualisering van het vertoog (de manier<br />
van spreken over volkscultuur) en anderzijds een<br />
gewoon worden en tot routine maken van partnerschappen,<br />
samenwerkingsverbanden die de praktijk<br />
kunnen duiden via dat nieuwe vertoog. We proberen<br />
hierna vanuit de onderzoeksresultaten een bijdrage te<br />
leveren tot het uittekenen van (enkele, mogelijke) contouren<br />
van dat nieuwe veld.<br />
2. NAAR EEN MODEL<br />
We hebben totnogtoe in verschillende bewegingen<br />
getracht de ervaringen uit twintig eenmalige projecten<br />
te bespreken met het oog op meer algemeen bruikbare<br />
conclusies. We hebben de twintig cases aan een onderzoek<br />
onderworpen en de lessen daaruit gebundeld. We<br />
hebben gevraagd naar opvattingen over een aantal<br />
kernbegrippen die in de algemene discussie over<br />
actuele volkscultuur gebruikt worden en hebben die<br />
besproken. En nog komen we niet tot een bevredigende<br />
veralgemening.<br />
Wat totnogtoe ontbreekt is een duidelijke positionering<br />
van de campagne Actuele Volkscultuur in het hele<br />
veld van culturele ontwikkelingen in Vlaanderen. De<br />
initiatiefnemers, noch de projectleiders zelf nemen<br />
daarover een zeer duidelijke stelling in. Daarom is het<br />
zo moeilijk een samenspraak, een vertooggemeenschap<br />
of een metaverhaal op te bouwen. Die vaststelling<br />
heeft ons ertoe gebracht zelf een poging te ondernemen<br />
de verschillende elementen van de discussie in<br />
een model onder te brengen. Het heeft het voordeel de<br />
wisselwerking en de samenhang van verschillende<br />
onderdelen te visualiseren. Zolang men die aanpak als<br />
één mogelijke lezing blijft beschouwen (en niet als de<br />
enige), kan het model bijdragen tot een discussie die<br />
ruimer is dan alleen het duiden van een eigen praktijk.<br />
We zijn op zoek naar een goed discussieplatform over<br />
de actualiteit van volkscultuur. Verscheidene dynamieken<br />
worden daarbij bevraagd.<br />
Het gaat onder meer om de vraag over de maatschappelijke<br />
relevantie van een werkveld, zoals het vanuit de<br />
geschiedenis en het beleid is vormgegeven. We<br />
hebben dat geïnstitutionaliseerde domein van de<br />
volkscultuur reeds beschreven en in de gevalstudies<br />
ook gezien hoe weinig het in de projecten aan bod<br />
komt.<br />
Het gaat eveneens over de zichtbaarheid van de<br />
actuele cultuur van het alledaagse.<br />
Het gaat ten slotte ook over voorkomen, vorm en
inhoud van cultuurproductie ‘voor en van het volk’.<br />
Anders gezegd: de vraag moet worden gesteld naar<br />
een bijzondere vorm van alledaagse cultuur en hoe die<br />
zich verhoudt tot het bredere culturele veld.<br />
Die vraag komt vooral naar voren als men het heeft<br />
over een cultureel deficit, over de niet-participatie.<br />
Daarbij wordt dan vooral gedacht aan die delen van de<br />
bevolking die wegens sociale of culturele redenen<br />
minder deel hebben aan het (zichtbare) culturele<br />
leven. Een ‘actuele volkscultuur’ zou dan, zo wordt<br />
soms verondersteld, toegankelijker zijn.<br />
De actualiseringvraag kan dus op diverse wijzen<br />
worden geïnterpreteerd.<br />
a) Hoe kan de werking van de sector volkscultuur<br />
worden gericht op het documenteren van nieuwe<br />
domeinen in het erfgoed en/of het dagelijks leven?<br />
b) Hoe kunnen de producten van de werking van de<br />
sector volkscultuur zichtbaar worden gemaakt in de<br />
brede diversiteit van cultuuruitingen?<br />
c) Hoe kan de cultuurproductie in het algemeen zich<br />
richten op de cultuur van het alledaagse?<br />
d) Hoe kan een cultuurproductie van het alledaagse<br />
bijdragen tot verhoogde cultuurparticipatie?<br />
De diverse vraagstellingen kunnen, maar hoeven niet<br />
met elkaar in verband te worden gebracht. Het is<br />
inderdaad mogelijk de problematiek van de modernisering<br />
van de sector volkscultuur te stellen in termen<br />
van een inschakeling in de mainstream cultuurwerking.<br />
Op dat eerste niveau kan het een nogal onproblematische<br />
vraag zijn naar mogelijke elementen uit het<br />
erfgoed die als cultuurproducten kunnen worden ingeschakeld<br />
in de heersende consumptiecultuur. Het<br />
bestaande proces van ‘commodificatie’ wordt dan ook<br />
op het erfgoed toegepast. Daartoe moet vooral een<br />
interne dynamisering van de sector worden nagestreefd.<br />
In feite beperken sommige ‘actualiseringen’<br />
zich tot die ombouw die in de hele museumsector, in<br />
vele delen van het educatief werk, in de sector van de<br />
conservatie enz. aan de gang is en waarbij de ruilver-<br />
houding tussen producent en consument het model<br />
van werking bepaalt.<br />
De vraag naar actuele volkscultuur reikt echter verder.<br />
Als men nagaat in hoeverre (delen van) volksculturen<br />
kunnen worden ingezet in de strijd tegen culturele (en<br />
sociale) uitsluiting, dan zoekt men naar een betere<br />
representatie, een betere voorstelling, van het dagelijks<br />
leven van mensen die zich niet (kunnen) herkennen<br />
in de heersende cultuur. Het is inderdaad zo dat de<br />
heersende voorstelling van het dagelijks leven (in de<br />
media, in de kranten, in de meeste presentaties) een<br />
levensstijl laat zien die niet noodzakelijk door iedereen<br />
herkend wordt. Een deel van de culturele uitsluiting<br />
gebeurt immers door een onaangepaste voorstellingswereld,<br />
die sommige leefervaringen meer en beter en<br />
andere slechter of niet behandelt. Het gaat er dus om,<br />
delen gedocumenteerde cultuur of delen van de tradities<br />
terug te geven, opnieuw actief te betrekken op het<br />
dagelijks leven van bepaalde (groepen) mensen. Die<br />
vraag sluit aan bij de vraag naar de eigen waardigheid,<br />
naar de (h)erkennning van de eigenheid enz. In<br />
essentie gaat het dan om het documenteren van<br />
levensvormen die niet of onvoldoende in de cultuur<br />
gerepresenteerd zijn.<br />
Bij de hier onderzochte projecten is die bekommernis<br />
dikwijls aanwezig. In veel gevallen gaat het om<br />
dezelfde bedoelingen als bij sociaal-artistieke projecten.<br />
Zoals reeds opgemerkt, werden in de campagne<br />
vooral initiatiefnemers uit het brede culturele<br />
veld geselecteerd en komen relatief weinig projecten<br />
uit de institutionele sector volkscultuur aan bod.<br />
Daardoor levert de campagne weinig lering die rechtstreeks<br />
in verband staat met de modernisering van die<br />
georganiseerde sector. Toch zullen we pogen de mogelijke<br />
verbindingen aan te geven tussen de problematiek<br />
van een werkveld en de maatschappelijke kwestie<br />
van de cultuur van het alledaagse.<br />
Ten slotte rijzen er ook de vragen naar het verband<br />
tussen traditie(s) en de huidige vormgeving van het<br />
leven. Het is daarbij duidelijk dat we in een periode<br />
HOOFDSTUK 6<br />
173<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
174<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
van ‘detraditionalisering’ leven. Dat wil vooral zeggen<br />
dat de inzichten en oplossingen die voorheen moesten<br />
instaan voor de duiding en de reproductie van het<br />
dagelijks leven, vandaag niet langer automatisch<br />
geldig zijn. Men moet ervan uitgaan dat de maatschappelijke<br />
dynamiek van dien aard is dat het verleden niet<br />
alle antwoorden in zich draagt, dat ‘herhaling’ niet het<br />
beste antwoord is. Het is dus steeds ook een creatieve<br />
zoektocht naar mengvormen, naar de interculturaliteit,<br />
naar de kruising die nodig is om nieuwe toestanden<br />
aan te kunnen en om hier en nu samen te leven met<br />
culturen uit andere streken, uit andere tijden of van<br />
andere sociale groepen. Het gaat om het belang van<br />
het historisch bewustzijn (het geheugen), van het<br />
thuisbewustzijn, van het plaatsbewustzijn, van het<br />
sociaal bewustzijn bij het vormgeven van een gemeenschapscultuur<br />
voor die mensen van verschillende<br />
afkomst die samen (moeten) leven.<br />
Samenleven op basis van diversiteit en verschil is niet<br />
evident. De heersende opvattingen over cultuur, de<br />
vormgeving van cultuur, cultuurbeleid en culturele lidmaatschappen<br />
steunen nog sterk op een model van<br />
representatie en identiteit. Daarbij wordt het reële<br />
leven voorgesteld en vertegenwoordigd in meer<br />
abstracte, meer gedecontextualiseerde vormen. Men<br />
doet een poging de gemeenschappelijkheid uit te<br />
beelden. Het is op dat niveau van abstractie dat een<br />
identiteit vorm krijgt die dan wordt ‘teruggegeven’ als<br />
een wezenskenmerk van het eigen leven. Die identiteitsvorming<br />
rekent op projectie vanuit de eigen ervaring<br />
op een meer idyllische uitbeelding ervan. Deze<br />
uitbeelding wordt dan ondersteund met rituelen en<br />
symbolen. Ook de representatieve democratie werkt<br />
met die beginselen: verkozen vertegenwoordigers van<br />
het volk vormen samen in de raad (het parlement) de<br />
uitdrukking van de natie en die wordt via aangepaste<br />
instellingen gesocialiseerd, tot gemeenschappelijk<br />
goed gemaakt. Zo’n veralgemening kan echter slechts<br />
werken als ze dicht genoeg bij de ervaring van vele<br />
mensen blijft. En daartoe moet die ervaring zelf ook<br />
voldoende gelijk zijn.<br />
Dat is vandaag niet meer zo vanzelfsprekend. De<br />
representativiteit is in crisis. De complexiteit en de<br />
pluraliteit van het reële leven is toegenomen (mondialisering,<br />
lokalisering, sociale mobiliteit enz). Eigenheid<br />
is dus helemaal niet meer vanzelfsprekend. Iedereen<br />
beseft dat, als men het heeft over de ‘inburgering’ van<br />
nieuwkomers, het niet zo eenvoudig is te omschrijven<br />
wat onze gemeenschappelijke cultuur dan wel is. En<br />
als men dat toch doet, merkt men dat veel leden van<br />
de autochtone samenleving zelf onvoldoende zijn<br />
‘ingeburgerd’.<br />
Hoe meer men de kwestie van representatie en identiteit<br />
onderzoekt, des te meer komt men tot de conclusie<br />
dat het onmogelijk is de werkelijkheid in een<br />
beeld of in een symbool te vatten zonder manipulatie.<br />
Men komt tot het besef dat de menselijke cultuur een<br />
constructie is en dat ‘het reële’ representeren niet zo’n<br />
eenvoudige kwestie is. (De symbolische, de imaginaire<br />
en de reële registers passen immers niet op elkaar, taal<br />
representeert immers niet, de waarheid is immers niet<br />
in het object vervat maar in het vertoog enz).<br />
Representatie is in elk geval van kortere duur, identiteiten<br />
zijn minder stabiel.<br />
En toch moeten we om samen te leven een gemeenschappelijk<br />
referentiekader hebben. We moeten dus<br />
met onze verschillende achtergronden, tradities en<br />
ervaringen op zoek naar een nieuwe soort verbondenheid.<br />
Vorm geven aan een nieuwe hybride cultuur als<br />
product van artistieke activiteit, verbonden met een<br />
lokale context, is niet gewoon.<br />
3. EEN MODEL VAN CULTURELE MOBILISATIE<br />
(zie schema hiernaast)<br />
Op basis van literatuurstudie, de bovenstaande gevalstudies,<br />
de deconstructie en reconstructie van<br />
begrippen, doen we hierna een poging om de<br />
verschillende termen van het debat in hun samenhang<br />
voor te stellen. Het schema stelt ons in staat een
EEN MODEL VAN CULTURELE MOBILISATIE<br />
STRATEGIE CULTUURBELEID<br />
|- Participatie<br />
|- Democratie<br />
|- Pluralisme<br />
|- Eigenheid<br />
CULTUURBELEID<br />
|- Erfgoed<br />
|- Volkscultuur<br />
Andere beleidsdomeinen<br />
CULTUURSECTOR<br />
Volkscultuur<br />
|- Heemkunde<br />
|- Familiekunde<br />
|- Volkskunde<br />
|- Industriële Archeologie<br />
|- Thematisch<br />
(gastronomie,<br />
volksmuziek, volkskunst,<br />
volkssport, poppenspel<br />
en kant)<br />
Andere culturele<br />
en artistieke<br />
sectoren,<br />
instellingen en<br />
producties<br />
?<br />
KUNST EN CULTUUR<br />
|- Mediatisering<br />
|- Vermarkting<br />
|- Vervagende referenties<br />
?<br />
ONDERZOEK<br />
EN STEUN<br />
|- Academie<br />
|- VCV, KBS<br />
|- Vrijwilligers<br />
|- Eruditie<br />
|- Professionelen<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
|- Dagelijks pad<br />
|- Regelmaat<br />
|- Levensstijl<br />
|- Gedeelde ervaringen<br />
|- Habitus<br />
?<br />
MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT<br />
|- glokalisering en multicultuur<br />
|- detraditionalisering<br />
|- fragmentering en individualisering<br />
|- vermarkting<br />
|- dualisering en uitsluiting<br />
|- fundamentalisme / racisme<br />
|- levenskwaliteit<br />
CULTUURPRODUCTIE<br />
VAN HET ALLEDAAGSE<br />
|- Esthetisering van het<br />
| dagelijks leven<br />
|- Contrapuntische spiegel<br />
| (Vormgeving - Feest - Kunst -<br />
| Ruimte - Ritueel - Ritme)<br />
|- Onderzoek - Evenement -<br />
| Samenlevingsopbouw<br />
|- Esthetisering van<br />
| het burgerschap<br />
| (conflict en macht)<br />
SAMEN-LEVEN<br />
|- Modularisering van het<br />
| dagelijks leven<br />
|- Media en Populisme<br />
|- Burgerschap<br />
|- Imaginaire constitutie<br />
HOOFDSTUK 6<br />
175<br />
Welke verbondenheid bouwen?<br />
Welk pluralisme vieren?<br />
CULTUREN VAN HET ALLEDAAGSE<br />
= actief en collectief; concreet en particulier referentiekader<br />
van het (dagelijks) samen-leven<br />
Welke ongelijkheid bestrijden?<br />
METHODIEKEN<br />
|- Bronnen<br />
|- Partners<br />
|- Onderzoek en Kunst<br />
|- Organisatiestructuur<br />
|- Publiekswerking<br />
OP EEN PLAATS<br />
|- Multiculturele wereld<br />
|- Stad en buurt<br />
|- Imaginair<br />
|- Feest<br />
|- Lijfgeur van de plek<br />
© eric corijn (cosmpolis 2002)
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
176<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
mogelijke wisselwerking tussen vandaag nog<br />
oriëntaties, beleidsinstrumenten en de geïnstitutionali-<br />
gescheiden maatschappelijke problematieken en werkseerde sector volkscultuur (zoals die door het beleid<br />
velden ter discussie te stellen. Het is een poging om wordt gedefinieerd). De wisselwerkingen en bemidde-<br />
de – doorgaans verdoken – samenhang expliciet te lingen tussen deze sector en enerzijds de cultuurpro-<br />
maken, die uit verscheidene projecten en teksten valt ductie in het algemeen, anderzijds en vooral de cul-<br />
af te leiden. Het moet ook een praktisch hulpmiddel tuurproductie van het alledaagse, moeten centraal<br />
zijn om projecten te ontwikkelen of werkingen door te staan in het zoeken naar antwoorden op de vragen<br />
lichten. Men krijgt immers de mogelijkheid doelstellingen<br />
en projecten in een bredere context te plaatsen.<br />
naar een geactualiseerde volkscultuur.<br />
We bespreken het model in de volgende paragrafen<br />
Laten we beginnen met een grove schets van de in het<br />
model opgenomen onderdelen. De rechterkant van het<br />
meer in detail.<br />
schema behandelt de brede maatschappelijke context.<br />
Bovenaan wordt gewag gemaakt van de maatschappe-<br />
4. EEN MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT<br />
lijke probleemstelling waarin de hele discussie wordt Veel discussies draaien vandaag rond de kwestie van<br />
ingebed. Onderaan worden drie velden aangeduid die de maatschappelijke verbondenheid. De naoorlogse<br />
een cultuur van het alledaagse onderstutten: het dage- maatschappelijke structuur kent sinds de jaren tachtig<br />
lijks leven, de problematiek van het samenleven en het grondige wijzigingen. De economie van massapro-<br />
bereik van dat dagelijkse samenleven (het niveau van ductie en massaconsumptie en de daarmee gepaard<br />
regulering). De discussie van deze drie elementen gaande vormen van sociale reproductie en program-<br />
moet het mogelijk maken de cultuur van het allemering en van culturele en ideologische verzuiling<br />
daagse beter te omschrijven vanuit een maatschappe- werken niet langer. Er is een toenemende seculariselijke<br />
benadering. Die cultuur wordt echter ook geproduceerd<br />
en gereproduceerd en is dus een<br />
onderdeel van het brede veld van de culring<br />
en ontzuiling. Er is een verregaande liberalisetuurproductie.<br />
MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT<br />
De belangrijkste afstemmingsvraag inzake<br />
actuele volkscultuur situeert zich in de<br />
relatie tussen de ervaring van het alledaagse<br />
leven en de productie van een alledaagse<br />
cultuur. Is de geproduceerde cultuur<br />
van het dagelijks leven adequaat voor het<br />
geleefde leven? Hebben beide aspecten van<br />
het alledaagse een e¤ect op elkaar?<br />
|- glokalisering en multicultuur<br />
|- detraditionalisering<br />
|- fragmentering en individualisering<br />
|- vermarkting<br />
|- dualisering en uitsluiting Welke verbondenheid bouwen?<br />
|- fundamentalisme / racisme Welk pluralisme vieren?<br />
|- levenskwaliteit<br />
Welke ongelijkheid bestrijden?<br />
Die vraagstelling is een toetssteen voor iedereen die ring, privatisering en deregulering. Dat alles leidt tot<br />
expliciet de bedoeling heeft cultuurproductie en dage- een grotere verbrokkeling die sommigen pluralisme<br />
lijks leven op elkaar te betrekken; ook voor de geïnsti- noemen, anderen fragmentering.<br />
tutionaliseerde praktijk rond volkscultuur, als die meer Men kapittelt een toenemende individualisering,<br />
wil zijn dan historisch onderzoek.<br />
atomisering en een teloorgang van gemeenschappe-<br />
De georganiseerde cultuursector wordt links in het lijke waarden. Daartegenover wijst onderzoek op het<br />
schema weergegeven in een hiërarchie van beleids- blijvend belang van het verenigingsleven en het
middenveld. Daar wordt dan weer tegen ingebracht<br />
dat de leden zich als klanten gedragen in de verenigingen;<br />
en ook dat het verenigingsleven de politieke<br />
democratie niet ondersteunt. Men verwijst dan naar<br />
‘de kloof tussen burger en politiek’, naar het onveiligheidsgevoel<br />
of naar de onmogelijke multicultuur. Het<br />
is duidelijk dat de eenheid van het samenleven ter discussie<br />
staat. In hoofdstuk 2 gingen we daar reeds uitgebreid<br />
op in.<br />
De kernvariabelen van de huidige maatschappelijke<br />
omwenteling zijn de mondialisering die zich echter op<br />
elke plek op een eigen wijze voordoet (glokalisering)<br />
en een gewijzigde verhouding tussen staat en markt.<br />
Dat brengt een samenleving voort met sociale ongelijkheid<br />
en verscheidene culturen, meestal afgescheiden<br />
in deelsamenlevingen en gekenmerkt door<br />
een voortschrijdende individualisering en atomisering.<br />
De natiestaat en de nationale cultuur blijken in die<br />
context niet de enige niveaus van integratie te zijn.<br />
Mensen zijn steeds meer op verschillende niveaus en<br />
vanuit verschillende posities in interactie. Dat doet de<br />
vraag rijzen naar de nieuwe maatschappelijke samenhang.<br />
Die kan moeilijk steunen op traditie als de traditie<br />
juist afbrokkelt ten voordele van een (hedonistische)<br />
consumptiecultuur. Oude tradities zoals<br />
Sinterklaas, of nieuwe zoals Valentijn, Secretaressedag<br />
of Halloween worden daarin omgebouwd tot consumptierituelen,<br />
waarin het kopen van geschenken<br />
centraal staat. De samenhang steunt ook minder op<br />
sociaal-economische gelijkheid, omdat de sociale verschillen<br />
tussen arm en rijk toenemen en de integratie<br />
van de kansarmen steeds moeilijker wordt. Een deel<br />
van de samenleving legitimeert die dualisering met<br />
racistische of fundamentalistische stellingen. Een<br />
ander groeiend deel van de samenleving opteert voor<br />
‘niet meer maar beter’ 1 en zoekt een uitweg in een<br />
meer kwalitatief leven.<br />
Welke positie men in het debat ook inneemt, men kan<br />
niet ontkennen dat oude vormen van samenhang<br />
onderhevig zijn aan een zekere ontbinding en dat<br />
nieuwe vormen nog geen duidelijke stabiliteit hebben<br />
laten zien. Deze discussie interpelleert ook het cultuurdebat.<br />
Centraal staat dan de vraag naar het verband<br />
tussen cultuur en sociale verbondenheid. Het<br />
gaat dus om de sociale functie van cultuur (in de brede<br />
zin van het woord).<br />
Hoe dan ook, de problematiek van de actualisering van<br />
de volkscultuur kan beschreven worden in termen van<br />
een onaangepaste culturele praktijk in relatie met de<br />
snel gewijzigde maatschappelijke context. Dat verwijst<br />
zowel naar de algemene detraditionalisering door de<br />
ontbindende kracht van de vermarkting, als naar een<br />
culturele uitsluiting van achtergestelden die ook materieel<br />
onvoldoende deel (kunnen) hebben aan de heersende<br />
consumptiecultuur. De vermarkting van de cultuur<br />
lijkt echter geen antwoord te bieden op de vragen<br />
naar maatschappelijke samenhang. Vandaar dat een<br />
toetssteen voor elk cultureel beleid die is van de culturele<br />
inbedding van stemlozen. Ze hebben geen deel<br />
aan de heersende middenklassecultuur en herkennen<br />
zich nauwelijks in de beeldvorming van de massamedia.<br />
Maar ze komen ook niet aan bod via een traditionele<br />
volkscultuur of via een ‘eigen-kamp-cultuur’<br />
(cf. de oude arbeiderscultuur), noch via een ‘cultuur<br />
van herkomst’. Het is niet makkelijk het cultureel<br />
deficit juist te omschrijven.<br />
5. DAGELIJKS SAMENLEVEN OP EEN PLAATS<br />
Het is daarom noodzakelijk op zoek te gaan naar een<br />
mogelijke sociale (maatschappelijke) inbedding van de<br />
cultuur en de cultuurproductie. De problematiek van<br />
de cultuurparticipatie kan niet worden herleid tot de<br />
vraag hoe er meer mensen deel kunnen hebben aan<br />
de consumptie van het bestaande aanbod. Dan gaat<br />
het immers vooral over het verbreden van de cultuurconsumptie,<br />
zonder<br />
inzicht in de manier<br />
waarop dat wordt inge-<br />
1. Zie bijvoorbeeld Geldof, D.<br />
(1999): Niet meer maar beter. Over<br />
zelfbeperking in de risicomaatschappij,<br />
Leuven/Amersfoort, Acco.<br />
HOOFDSTUK 6<br />
177<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
178<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
past in het alledaagse leven. Het vraagstuk van de cultuurparticipatie<br />
is een afstemmingsproblematiek. Het<br />
gaat om het verband tussen de dagelijkse levenservaring<br />
en de levensstijl enerzijds en het cultuuraanbod<br />
anderzijds. Of om het nog anders te formuleren:<br />
welke cultuur is behulpzaam bij de zingeving aan welk<br />
dagelijks leven?<br />
Men kan uitgaan van een ‘methodologisch individualisme’,<br />
waarbij de samenleving uiteindelijk alleen<br />
bestaat uit een netwerk van individuen. In die opvatting<br />
heb je enerzijds de zingeving door cultuurproducten<br />
en anderzijds individuen die er het hunne uithalen.<br />
Cultuur is echter altijd in zekere mate gedeelde<br />
cultuur, duiding is nooit een individuele aangelegenheid.<br />
De afstemmingsvraag slaat dus op het verband<br />
tussen gedeelde ervaringen en een gedeelde cultuur<br />
van het alledaagse.<br />
Om deze problematiek verder te bespreken, vertrekken<br />
we van drie sleutelbegrippen: het dagelijks leven, het<br />
samenleven en de plaats voor vernieuwde sociale<br />
samenhang. Het gaat daarbij om: een beter begrip van<br />
de notie ‘dagelijksheid’, een duiding van ‘gemeenschappelijkheid’<br />
en tenslotte een bepaling van het<br />
terrein van de gedeelde cultuur.<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
Laten we eerst iets verder ingaan op de notie ‘dagelijks<br />
leven’. We bedoelen daarmee activiteiten en interacties<br />
die de regelmaat van het alledaagse uitmaken. Die<br />
structuur van het alledaagse kan worden voorgesteld<br />
als een dagelijks pad in tijd en ruimte door opeenvolgende<br />
sociale praktijken.<br />
Het dagelijkse moet<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
regelmatig, alle<br />
|- Dagelijks pad<br />
dagen, bijna altijd,<br />
|- Regelmaat<br />
voorkomen. Het<br />
|- Levensstijl<br />
geeft de basisstruc-<br />
|- Gedeelde ervaringen<br />
tuur aan het leven.<br />
|- Habitus<br />
Het wordt geordend<br />
door tijdseenheden<br />
en plaatsen die de regelmaat uitdrukken. Die regelmaat<br />
komt voort uit het feit dat de tijd-ruimtelijke<br />
momenten doorgaans getekend worden door dezelfde<br />
sociale praktijken, dezelfde interactiepatronen. Het is<br />
die opeenvolging van regelmatig terugkerende activiteiten<br />
die het dagelijkse tekent.<br />
Mensen gaan vanuit een privé-sfeer, gezin, huishouden,<br />
waarin bepaalde verhoudingen gelden, via<br />
een publieke ruimte (waar weer andere verhoudingen<br />
gelden), meestal naar een arbeidssituatie (waar<br />
opnieuw specifieke verhoudingen spelen), waarna de<br />
vrije tijd ook wordt ingevuld met bepaalde activiteiten.<br />
Elk van die sociale praktijken kent eigen regels en<br />
structuren. De regelmaat, de selectie, de beperking en<br />
het economische en a¤ectieve belang van die sociale<br />
praktijken maken het dagelijks leven uit. De cultuur<br />
van het dagelijkse leven refereert aan die symbolische<br />
en imaginaire orde, aan die leefregels en omgangsvormen<br />
die deze dagelijkse interacties ondersteunen.<br />
Nu leven we in een tijd en in omstandigheden die<br />
fragmenterend werken. Voorheen was het dagelijks<br />
leven van mensen uit dezelfde gemeenschap, van<br />
dezelfde woonplek, uit dezelfde sociale groep zodanig<br />
gelijklopend in de werkelijkheid dat ook de voorstellingswereld<br />
en de waardepatronen sterk in overeenstemming<br />
waren. De arbeidssituatie was daarbij bepalend<br />
voor inkomen, leefstijl en leefomgeving.<br />
Vandaag vallen niet alleen leefgemeenschappen en<br />
sociale groepen uit elkaar, elk individu leert ook steeds<br />
meer om te gaan met modules in het dagelijks leven<br />
die allemaal een specifieke culturele eigenheid<br />
hebben. Nog steeds is de verzorgingspositie (de positie<br />
van waaruit in het levensonderhoud wordt voorzien)<br />
bepalend. Maar die is steeds minder homogeen<br />
verdeeld. Er is wel de massale deelname van de<br />
vrouwen aan de arbeidsmarkt, maar er is ook een<br />
sterke generationele beperking (25-50 jarigen) en er is<br />
een grotere inkomensongelijkheid. We zien dus zowel<br />
een uiteenvallen van verschillende vormen van dage-
lijks leven als een opdeling van het dagelijks leven van<br />
elk individu. Denken we maar aan de totaal verschillende<br />
verhouding met tijd en ruimte van een hoger<br />
opgeleid tweeverdienersgezin met kinderen, tegenover<br />
een uit de arbeid gestapt huishouden van vijftigers.<br />
Denken we ook aan het verschil in sociale omgang<br />
tussen een werksituatie en vrijetijdsactiviteiten.<br />
In het dominerende culturele vertoog (dat vooral in de<br />
media wordt opgehouden) kan geen enkel segment<br />
van het dagelijks leven instaan voor de homogenisering<br />
van de andere modules. Zelfs al blijft de arbeid<br />
beschouwd als de belangrijkste weg tot sociale inschakeling,<br />
dan nog structureert die onvolledig (in elk<br />
geval minder dan voorheen) de andere sociale praktijken<br />
(gezinsleven, vriendenkring, vrijetijdsbesteding,<br />
politiek-filosofische overtuiging e.d.). Dat is precies de<br />
essentie van de zogenaamde individualisering en van<br />
de modularisering van het dagelijks leven.<br />
Om met die verscheidenheid van omstandigheden en<br />
milieus te kunnen omgaan is het zeer nuttig verschillende<br />
culturele codes te kunnen onderscheiden en<br />
vanuit de eigen achtergrond creatief om te gaan met<br />
het verschil. De culturele vaardigheden die voor zo’n<br />
flexibilisering nodig zijn, blijken niet gelijkelijk verdeeld.<br />
In de eerste plaats beantwoordt het dagelijks<br />
levenspad voor sommige groepen helemaal niet aan<br />
dat beeld van verscheidenheid aan sociale praktijken<br />
en van veelvuldige tijd-ruimtelijke ervaringen. Om het<br />
in onderzoekstermen te stellen: er is steeds een<br />
belangrijke niet-participatie en die is doorgaans niet<br />
op te vangen door ze om te zetten in participatie aan<br />
het bestaande.<br />
In de tweede plaats is de vermeende verscheidenheid<br />
ook vaak overschat, vooral in Vlaanderen met een nog<br />
sterke lokale verankering. Vandaar ook de vaststelling<br />
dat de heersende culturele expressie slechts spreekt tot<br />
beperkte sociale groepen (cf. de cultuurparticipatiecijfers).<br />
De cultuur van het alledaagse tracht wel de samenhang<br />
in het leven te duiden. Dat gebeurt doorgaans via<br />
een eengemaakte stijl die in de diverse modules terug<br />
te vinden is. Die stijl komt meestal voort uit die sociale<br />
praktijken die voor iedereen dichtheid, consistentie<br />
leveren aan het dagelijks bestaan. Dat wordt de verzorgingspositie<br />
genoemd: die activiteit die centraal staat<br />
in het overleven en die de centrale regels en levensbronnen<br />
levert.<br />
Belangrijk is hier de zoektocht naar de samenhang in<br />
het alledaagse. Zoals we verder zullen zien, wordt die<br />
vooral geleverd door ‘contrapuntische’ elementen die<br />
structuur aanbrengen: onderbrekingen in het werkritme,<br />
feesten, momenten van bezinning, collectieve<br />
rituelen...<br />
SAMEN-LEVEN<br />
Elk samenleven, elke interactie, vereist een gedeelde<br />
cultuur. Een samenleving kan niet uitsluitend door<br />
externe regels worden geregeerd, ze vraagt gedeelde<br />
waarden en inzichten. Dat moet in de eerste plaats als<br />
een praktische vereiste worden gezien: er is geen interactie<br />
zonder<br />
gemeenschappe-<br />
SAMEN-LEVEN<br />
lijke referenties, zij<br />
|- Modularisering van het<br />
| dagelijks leven<br />
het dat die gemeen-<br />
|- Media en Populisme schappelijkheid van<br />
|- Burgerschap<br />
cultuur soms<br />
|- Imaginaire constitutie<br />
beperkt kan blijven<br />
tot de structureringsvereisten<br />
van<br />
de sociale praktijk. Ze kan oppervlakkig zijn en dienen<br />
voor eenmalige ontmoetingen (beleefdheidsregels bijvoorbeeld).<br />
Ze wordt meer ontwikkeld als de interacties<br />
intenser en ook functioneler worden. Zo is er een<br />
zekere bedrijfscultuur op de werkplek, een generationele<br />
cultuur bij de jeugd, zo hebben voetbalsupporters<br />
of kunstliefhebbers een zeker gemeenschappelijk referentiekader.<br />
HOOFDSTUK 6<br />
179<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
180<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Niet zozeer het (overschatte) individualisme stelt een<br />
probleem, maar de fragmentering van de verschillende<br />
deel- of subculturen, die minder dan voorheen met<br />
elkaar in interactie zijn. Die fragmentering wordt versluierd<br />
door het overheersende beeld dat de massamedia<br />
vormen en door de atomisering van de bevolking.<br />
Aldus wordt een zeker populisme een algemeen<br />
kenmerk van het heersende vertoog. Dat gebrek aan<br />
herkenning van ‘eenheid’ en ‘samenhang’ (die ook in<br />
termen van conflict kunnen bestaan), komt eveneens<br />
tot uiting in een zekere depolitisering, in de ‘kloof<br />
tussen burger en politiek’ en in een onmondigheid<br />
van de burger.<br />
Er bestaat vandaag een brede consensus over het feit<br />
dat er onvoldoende maatschappelijke verbondenheid<br />
is. Die verbondenheid kan niet worden afgeleid uit een<br />
wezenlijke eigenheid waaraan iedereen zich moet<br />
onderwerpen en evenmin uit een traditie van vroegere<br />
maatschappelijke praktijken. Zij zal moeten worden<br />
opgebouwd rond een gedeeld maatschappelijk project<br />
dat opnieuw inclusief is en uitdrukking geeft aan de<br />
reëel bestaande diversiteit in de samenleving. Men zou<br />
kunnen stellen dat de interculturele confrontatie van<br />
de alledaagse cultuur een eerste niveau is waarop cultureel<br />
samenleven wordt gebouwd. De confronterende<br />
vergelijking van het verschillend omgaan met algemeen<br />
menselijke bekommernissen – de haartooi bijvoorbeeld<br />
– maakt deel uit van het produceren van een<br />
actuele volkscultuur.<br />
Hier onthouden we de moeilijkheid om de maatschappelijke<br />
verbondenheid af te leiden uit de gelijkheid van<br />
levenstijlen of uit de gedeelde wereldbeschouwing en<br />
tradities. Waarschijnlijk is het project, de gedeelde toekomst,<br />
een moment van integratie van verschillende<br />
herkomsten en stijlen.<br />
OP EEN PLAATS<br />
De vraag die dan rijst is die naar het niveau, het terrein,<br />
waarop dat dagelijkse ontmoeten een culturele<br />
uitdrukking zoekt. We weten dat we ‘naast elkaar’<br />
kunnen blijven leven, maar dat leidt vroeg of laat tot<br />
conflictsituaties die geen gemeenschappelijk vergelijk<br />
meer kennen. Vandaar dat culturele projecten op proactieve<br />
wijze een terrein van gemeenschappelijkheid,<br />
van gedeelde ervaringen<br />
opzoeken.<br />
De zoektocht naar OP EEN PLAATS<br />
verbondenheid vergt |- Multiculturele wereld<br />
dus een bepaling |- Stad en buurt<br />
van het niveau van |- Imaginair<br />
|- Feest<br />
integratie dat wordt<br />
|- Lijfgeur van de plek<br />
nagestreefd: de<br />
woonbuurt, de<br />
sociale groep, de<br />
subcultuur... In elk van de gevallen kan men ervan uitgaan<br />
dat de gedeelde cultuur zal worden samengesteld<br />
uit elementen van verschillende culturen. Een geactualiseerde<br />
volkscultuur steunt op vermenging, op een<br />
kruisbestuiving om uiting te geven aan een mogelijke<br />
samenhang tussen (sterk) verschillende levensstijlen.<br />
Men kan natuurlijk belangstellend kennis nemen van<br />
verschillende levenstijlen. Men kan vanuit een zeker<br />
cosmopolitisme omgaan met culturele verschillen.<br />
Daar waar er interferentie is in de dagelijksheid van<br />
het leven wordt de eigen cultuur van het alledaagse<br />
echter ter discussie gesteld. Denken we maar aan de<br />
cultureel verschillende omgang met de publieke<br />
ruimte, met de verhouding tot geluidssterkte, met verschillende<br />
ritmes... Het zijn net die dagelijkse cultuurverschillen<br />
die met afwijzing of verdraagzaamheid<br />
worden benaderd. Het is net in de dagelijkse omgang<br />
dat een nieuwe cultuur van het alledaagse vorm moet<br />
krijgen.<br />
Men kan dat benaderen vanuit een norm – meestal<br />
een eigen, niet geproblematiseerde leefstijl – en de<br />
‘anderen’ opleggen zich daaraan aan te passen. Dat is<br />
om minstens twee redenen niet erg verstandig. Het<br />
weerhoudt de heersende cultuur ervan zich echt te verrijken<br />
vanuit andere culturen. Het zet nieuwkomers<br />
aan tot weerstand en tot het cultiveren van hun ‘eigen-
heid’ als verzet. We denken dat een compromis uitgaande<br />
van de reëel voorkomende verschillen veel<br />
werkzamer is dan het beeld van de noodzakelijke ‘integratie’<br />
van de nieuwkomers in een (vermeende)<br />
gevestigde eenheidscultuur; niet alleen om praktische<br />
redenen, maar vooral omdat, zoals we hebben gezien,<br />
die ‘volkseigen’ cultuur vandaag niet langer bestaat.<br />
Het publieke domein is de plaats van die interactie.<br />
Het bestaat uit plekken waar uitwisseling tussen verschillende<br />
maatschappelijke groepen kan plaatsvinden<br />
en ook plaatsvindt. We maken in dit verband een verschil<br />
tussen ‘openbare ruimte’ en ‘publieke ruimte’.<br />
Openbare ruimte is alleen maar ‘niet privé’; publieke<br />
ruimte daarentegen houdt een gedeelde ervaring in.<br />
Publiek domein kan ook uit andere ruimtes bestaan<br />
dan straten, parken en pleinen. Wel moet men vaststellen<br />
dat er een sterke tendens bestaat tot privatisering<br />
van de openbare ruimte en dat de nog behouden<br />
publieke ruimtes naar een sterk ‘parochiaal’ karakter<br />
neigen. (’Parochiaal’ wil hier zeggen dat een bepaalde<br />
subcultuur er dermate dominant is dat andere stijlen<br />
zich moeilijk kunnen vertonen). Echte gedeelde<br />
publieke ruimte is schaars en dat maakt het zoeken<br />
naar een gedeelde cultuur des te moeilijker; niet in de<br />
laatste plaats omdat daardoor ook een plek van sociaal<br />
conflict verdwijnt, een plek waarin verschillen met<br />
elkaar geconfronteerd worden.<br />
We moeten dus op zoek naar een concreet terrein van<br />
gedeelde dagelijkse cultuur. Dat vergt meer en meer<br />
een voluntaristische animatie. Dat is de betekenis van<br />
de band die cultureel-artistieke projecten opzoeken<br />
met de samenlevingsopbouw die meestal vanuit de<br />
woonplaats wordt gedacht. Maar de ‘plaats’ van verbondenheid<br />
hoeft niet noodzakelijk de reële nabijheid<br />
te zijn, het kan ook een virtuele lotsverbondenheid<br />
zijn die zich uitdrukt in een gemeenschappelijke belevingswereld.<br />
Hoe het ook zij, de afbakening van het<br />
terrein is ook belangrijk om de culturele participatie te<br />
meten.<br />
En dan moet men er nog over waken dat elke culturele<br />
‘eigenheid’ zichtbaar kan worden. Bij culturele uitsluiting<br />
worden twee opvallende fenomenen vastgesteld.<br />
Enerzijds is de mobiliteit van de ‘kansarmen’ merkelijk<br />
lager dan de standaard van de middengroepen en<br />
delen de eersten dus minder de ervaring van verschillende<br />
plaatsen en culturen. Het dominante verhaal van<br />
een gediversifieerd dagelijks leven dat ruim gebruik<br />
maakt van keuzemogelijkheden op verschillende<br />
plaatsen en tijden gaat voor heel wat mensen niet op.<br />
Hun bereik is veel beperkter. En het verschil wordt des<br />
te schrijnender naarmate de getoonde standaard<br />
steeds meer gericht is op verandering, vernieuwing en<br />
flexibiliteit.<br />
Anderzijds wordt de levenstijl van die groepen merkelijk<br />
minder gedocumenteerd en bevat het culturele<br />
aanbod onvoldoende of geen elementen die gericht<br />
zijn op die levenservaringen. (Een deel van de ‘kansarmoede’<br />
van de migrantenculturen is dat ze onvoldoende<br />
eigen intellectuelen en artiesten hebben – of<br />
ze zijn onvoldoende zichtbaar of actief – om hun leefwijze<br />
in culturele objecten vast te leggen en zo een<br />
spiegel voor te houden die een zekere kritische<br />
reflectie mogelijk maakt).<br />
Een belangrijk element van diagnose is dan ook het<br />
antwoord op de vraag welke culturele (symbolische en<br />
imaginaire) elementen voorradig of afwezig zijn om<br />
het dagelijks leven te documenteren. Onderzoek wijst<br />
uit dat precies de uitdrukking van die eigen identiteit<br />
een eerste noodzakelijke stap is naar een interculturele<br />
dynamiek. (Soenen, 2001)<br />
De mondialisering heeft de grote complexiteit van het<br />
wereldsysteem in elke ietwat belangrijke stad gebracht.<br />
De 19de-eeuwse opbouw van een wereld met afzonderlijke<br />
en cultureel vrij homogene natiestaten is niet<br />
langer duurzaam. Niet alleen is daardoor het onderscheid<br />
tussen hoge en lage cultuur vervaagd, ook het<br />
onderscheid tussen de eigen cultuur en die van de<br />
ander is minder duidelijk. De hiërarchieën worden<br />
vervangen door netwerken en lagen. Een en ander vergroot<br />
het belang van een plaatsing van de cultuur. De<br />
HOOFDSTUK 6<br />
181<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
182<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
culturele component van het samenleven hangt samen<br />
met de tijd-ruimtelijke condities van de interactie. Een<br />
sociale en culturele wederopbouw van samenhang kan<br />
en moet op verschillende niveaus worden gedacht.<br />
Het is in die toegenomen complexiteit dat er een verband<br />
ontstaat tussen het dagelijkse en het nabije. Het<br />
dagelijks leven van de meeste mensen speelt zich<br />
immers af op een relatief beperkte schaal, vertrekkende<br />
van de woonplaats. Het bepalen van de gemeenschappelijkheid<br />
van het dagelijkse hangt samen met<br />
een oordeel over de nabijheid. Een cultuur voor dagelijks<br />
gebruik moet de greep op de meest onmiddellijke<br />
leefomgeving vergroten. Vandaar dat een aantal projecten<br />
van sociaal-artistieke aard zich ook territoriaal<br />
verankeren, meestal in een buurt of wijk. Vooral<br />
gemengde wijken, met verschillende bewoners en<br />
gebruikers, verschillende culturen, verschillende<br />
sociale categorieën zijn een terrein voor het testen van<br />
de culturele vereisten van het dagelijks samenleven (cf.<br />
Borgerhout, Oud Molenbeek, Muide, Sledderloo).<br />
Dit accent op de plaats valt, zoals gezegd, ook samen<br />
met een veel ruimer e¤ect van de mondialisering en<br />
multiculturalisering van onze samenlevingen. Niet<br />
alleen worden zowel het internationale als het lokale<br />
niveau steeds belangrijker, ook de vormgeving van de<br />
natiestaat moet worden aangepast. Die processen<br />
hebben immers een ontbindend e¤ect op de romantische<br />
culturalistische visie van de samenhang van een<br />
volk en het daarmee gepaard gaande droit du sang. Ze<br />
geven een sterke steun aan die andere visie van natieopbouw,<br />
op basis van een politieke democratische<br />
gemeenschap van mensen onderhevig aan dezelfde<br />
wetten en het daarmee gepaard gaande droit du sol. Op<br />
die manier wordt de politieke besluitvorming losgekoppeld<br />
van de culturele identiteit van de burgers. De<br />
gemengde culturen die plaatsen bezetten, dragen dan<br />
elke keer bij tot een lokaal erfgoed dat de specificiteit<br />
van een plek kan tekenen.<br />
In beide benaderingen – cultuur van het samenwonen<br />
en plaatselijk cultureel erfgoed – is de plaats en dus de<br />
buurt of wijk een belangrijk domein voor de actualisering<br />
van volkscultuur. Men zou kunnen zeggen dat de<br />
culturele verankering verschuift van de mensen naar<br />
de plaatsen en dat het vertrekpunt van interculturele<br />
interactie juist de plek van interactie is.<br />
Zeker wanneer de culturele ervaring wordt verbonden<br />
met de vragen naar burgerschap, zeggenschap en<br />
sociale cohesie, vereisen ze een positionering, een<br />
lokaliteit. Het is in die zin dat multiculturaliteit en<br />
historische gelaagdheid van de cultuur kunnen<br />
behoren tot een zelfde patrimonium van de plaats en<br />
kunnen dienen tot de vormgeving van de plaatselijke<br />
culturele eigenheid. Hoe meer mensen multicultureel<br />
en hybride worden hoe minder de culturele definitie<br />
van volk en natie praktisch is, maar hoe meer<br />
plaatsen, territoria cultureel gemarkeerd kunnen<br />
worden. Inburgering betekent dan in de eerste plaats<br />
leren samenleven op een bepaalde plaats. Een cultuur<br />
van het alledaagse maakt deel uit van duurzame wijkontwikkeling<br />
en de ontwikkeling van een participatieve<br />
democratie.<br />
6. CULTUREN VAN HET ALLEDAAGSE<br />
We kunnen de cultuur van het alledaagse dus het best<br />
omschrijven als het gemeenschappelijk referentiekader<br />
van het (dagelijks) samenleven. Het gaat om die<br />
culturele expressies die de omgang met elkaar op een<br />
zelfde plek mogelijk maken en kunnen duiden. Het<br />
CULTUREN VAN HET ALLEDAAGSE<br />
= actief en collectief; concreet en<br />
particulier referentiekader van<br />
het (dagelijks) samen-leven<br />
gaat om het onmiddellijke niveau van cultuur, om een<br />
praktisch gebruikte cultuur die in verband wordt<br />
gebracht met ‘zeden en gewoonten’, vastgelegd in<br />
onze opvoeding.
HOOFDSTUK 6<br />
Precies omdat deze sociale definitie van cultuur, eren ook het alledaagse, dat alleen door het zichtbaar<br />
omdat de ‘habitus’ niet langer spontaan zorgt voor maken van de regelmaat ook echt bestaat. Ze dragen<br />
homogeniteit, is het belangrijk in te zien dat deze cul- bij tot een culturele lading van het dagelijks leven. In<br />
tuur van het alledaagse evenzeer geconstrueerd wordt een multiculturele context kan dat op verschillende<br />
en actief tot uiting komt in de concrete oplossing van manieren gebeuren. Zo kan men zich richten op de<br />
concrete problemen. Daarom denken we ook dat de continuïteit met het verleden, op de homogeniteit van<br />
cultuur van het alledaagse leven minder de vorm van sociale groepen, op de verscheidenheid van lokale<br />
‘identiteit’ zal aannemen, maar meer de vorm van praktijken of op de diversiteit van individuele keuzes.<br />
‘lokale gewoonten’ waarin mensen van verschillende Er zal iedere keer een andere vorm van verbondenheid<br />
afkomst en met verschillende achtergronden zich worden gepresenteerd. Het is vooral belangrijk in te<br />
kunnen herkennen. Het komt erop aan de ‘lijfgeur van zien dat het elke keer gaat om een constructie, die op<br />
de plek’ juist te omschrijven. De cultuur van het alle- haar beurt in wisselwerking treedt met de dagelijkse<br />
daagse als een (zelfkritische) spiegel voor de dagelijkse levenservaring. Het zelf kunnen deelnemen aan die<br />
routine. Men zou kunnen stellen dat in de actuele alledaagse cultuurproductie vergroot het cultureel<br />
volkscultuur mensen steeds meer reizigers, toeristen,<br />
passanten, worden in hun eigen leven. De culturele<br />
vaardigheden richten zich<br />
kapitaal en de culturele vaardigheid.<br />
niet zozeer op het automa-<br />
KUNST EN CULTUUR<br />
tische, de belichaamde |- Mediatisering<br />
eigenheid, maar op de |- Vermarkting<br />
omgang met het verschil, |- Vervagende referenties<br />
op het andere.<br />
Er ontstaat dus een creatieve<br />
scheiding tussen de geleefde cultuur<br />
van het alledaagse en een steeds ONDERZOEK<br />
EN STEUN<br />
voortgaande cultuurproductie van het<br />
alledaagse. Hoe meer men zich kan |- Academie<br />
|- VCV, KBS<br />
richten op een actieve verhouding met<br />
|- Vrijwilligers<br />
dat eerste niveau van cultuurpro-<br />
|- Eruditie<br />
ductie, hoe meer men het eigen leven |- Professionelen<br />
kan duiden. Dat gebeurt dan niet<br />
langer als een wezenlijke gegeven-<br />
CULTUURPRODUCTIE<br />
VAN HET ALLEDAAGSE<br />
|- Esthetisering van het<br />
| dagelijks leven<br />
|- Contrapuntische spiegel<br />
| (Vormgeving - Feest - Kunst -<br />
| Ruimte - Ritueel - Ritme)<br />
|- Onderzoek - Evenement -<br />
| Samenlevingsopbouw<br />
|- Esthetisering van<br />
| het burgerschap<br />
| (conflict en macht)<br />
METHODIEKEN<br />
|- Bronnen<br />
|- Partners<br />
|- Onderzoek en Kunst<br />
|- Organisatiestructuur<br />
|- Publiekswerking<br />
heid, als een bijna natuurlijk automatisme, maar als CULTURELE VORMGEVING VAN<br />
een particuliere positie in een wereld van verschil. HET DAGELIJKS LEVEN<br />
Vormgeving is in het dagelijkse leven belangrijk(er)<br />
7. ALLEDAAGSE CULTUURPRODUCTIE<br />
geworden. Het vormgeven is het belangrijkste onderdeel<br />
van een levensstijl. Bourdieu (La Distinction)<br />
De studie van de volkscultuur (in het verleden of in heeft al aangegeven dat smaken en stijlen sociaal ver-<br />
het heden), noch de productie van ‘volksculturele’ actideeld zijn en gecombineerd worden in een zekere<br />
viteiten zijn neutrale ingrepen. Ze doen meer dan habitus die sociale groepen kenmerkt. Het aandeel van<br />
objectief documenteren of presenteren. Ze constru- de verandering, vooral door het consumptiegedrag, is<br />
183<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
184<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
groter geworden zodat de levensstijl ook onderhevig is<br />
aan modes en stromingen. In die zin wordt in de literatuur<br />
gesproken van een ‘esthetisering van het dagelijks<br />
leven’ en ook wel van een zekere postmoderne<br />
‘bricolage’ van het leven. Het ene duidt op het toenemend<br />
belang van de (mooie) vorm ten nadele van de<br />
(goede) inhoud in de symboliek van het gedrag. Het<br />
andere verwijst naar het actief vormgeven van de<br />
eigenheid door elementen uit verschillende contexten<br />
en werelden te combineren tot een eigen mix.<br />
De levensstijl van de trendsettende nieuwe middenklasse<br />
wordt vooral gekenmerkt door de beweeglijkheid<br />
in het consumptiepatroon, teken van dynamisme,<br />
flexibiliteit en aanpassingsbereidheid. Sociale uitsluiting<br />
kent niet alleen een belangrijke materiële component<br />
(te weinig inkomen om aan dat consumptiepatroon<br />
deel te nemen) maar ook een culturele component<br />
(te weinig culturele competentie in de heersende<br />
symboliek van de consumptie). De cultuur van alledag<br />
is bij diegenen die niet meedraaien, veelal ook meer<br />
onderhevig aan een eenduidige routine en een ‘traditioneel’<br />
referentiekader.<br />
We verwijzen naar het analytisch model van Williams 2<br />
om drie niveaus te onderscheiden.<br />
1. In de eerste plaats is er de ‘sociale’ definitie van cultuur,<br />
de beleefde cultuur of het dagelijks leven, de<br />
levenstijl, die een zekere ‘structuur van het gevoel’<br />
(structure of feeling) oplevert, een referentiekader dat<br />
spontane reacties ondersteunt 3 . Het is de meest praktische<br />
laag van cultuur. Deze cultuur van het dagelijks<br />
leven is aan tijd en ruimte gebonden. Het is de typisch<br />
‘communautaire’ cultuur, vooral toegankelijk voor de<br />
‘leden’, voor diegenen die erin thuis zijn. Ze is ook<br />
zeer vluchtig, in de zin dat ze weinig wordt vastgelegd,<br />
dat er weinig over wordt gesproken... Het is op dit<br />
niveau dat we de cultuur van het dagelijks leven<br />
moeten situeren<br />
2. Dan is er de vastgelegde cultuur, de gedocumenteerde<br />
cultuur. Het gaat om al die cultuuruitingen, cultuur-<br />
objecten, die enigszins blijvend zijn, die de levenscultuur<br />
uitdrukken. Het gaat van gebruiksvoorwerpen en<br />
gebruiken, tot artistieke creaties. Hier wordt de<br />
levende cultuur van elke dag enigszins vastgelegd en<br />
ook verder bewerkt. Instellingen en culturele bemiddelaars<br />
spelen hier een belangrijke rol. Het ligt dus voor<br />
de hand dat het leven van de middenklassen bijvoorbeeld<br />
meer wordt gedocumenteerd, dan dat van het<br />
‘gewone’ volk; en dat van de autochtonen meer dan dat<br />
van de allochtonen. Een reeks culturele activiteiten<br />
refereert overigens niet meer aan het reële leven, maar<br />
werkt met documenten, bewerkt de gedocumenteerde<br />
cultuur. Het is op dit niveau dat we de werking van de<br />
cultuursector moeten situeren.<br />
3. Tenslotte is er de ‘ideale’ opvatting over cultuur, die<br />
waarden, normen, gedragingen en vormen die we aan<br />
iedereen willen doorgeven. Het gaat om een ‘selectieve<br />
traditie’ die wordt opgebouwd vanuit de gedocumenteerde<br />
cultuur en die centraal staat in de imaginaire<br />
constitutie van een samenleving4 Het is op dit niveau<br />
dat beleid en processen van sociale reproductie actief<br />
zijn.<br />
De kloof tussen de selectieve traditie en het dagelijks<br />
leven is te wijten aan een onvolledige documentatie en<br />
een ondemocratische selectie. Bepaalde levenservaringen<br />
worden niet vastgelegd en dringen helemaal<br />
niet door tot de selectieve traditie. De oorzaak van deze<br />
situatie moet in de geschiedenis worden gezocht. De<br />
selectieve traditie steunt nog op ideeën uit de 19de<br />
eeuw, die de natiestaat verbinden met een zekere culturele<br />
homogeniteit van het ‘volk’. Cultuur moet<br />
daarom universeel zijn en representeert alleen de<br />
actieve middenklassen die het gehele ‘volk’ moet belichamen.<br />
Dat gebeurt op een bemiddelde wijze zolang<br />
een geïntegreerd middenveld zorgt voor de doorstroming.<br />
Dat gebeurt op een populistische wijze wanneer<br />
2. Williams, R. (1961): The long revolution, Chatto and Windus, London<br />
3. Vergelijk ook de notie ‘habitus’ bij Bourdieu, P. (1979): La distinction.<br />
Critique sociale du jugement, Paris, Editions de Minuit.<br />
4. Zie bijvoorbeeld Durkheim, E. (1912): Formes élémentaires de la vie<br />
religieuze. Paris, Alcan.
massamedia en massacommunicatie gericht op<br />
geatomiseerde individuen de bovenhand halen.<br />
Culturele werkers en instellingen zijn dan ook gericht<br />
op het documenteren van het dagelijks leven in de zin<br />
van een selectieve traditie die de ‘eigenheid’ versterkt.<br />
Anderzijds zorgen media en vormingsinstellingen dan<br />
weer voor het voorstellen en aanleren van die ‘eigen’<br />
cultuur. Afwijkingen en verschillen worden weggemo¤eld.<br />
En zo ontstaat er ook een zeker isolement<br />
van de culturele praktijk die de voorstelling als werkelijkheid<br />
begint te nemen. Men valt dan terug op de<br />
‘eigen ervaring’, op de eigen groep als referentiekader.<br />
Daarvan komt de notie ‘nieuwe middenklasse’. Het is<br />
een containerbegrip om die groep professionelen aan<br />
te duiden die zich een thuis hebben gemaakt in de<br />
ondernemerscultuur die het postfordisme, de flexibele<br />
arbeid, heeft gecultiveerd. Het zijn doorgaans loon- en<br />
weddetrekkenden met een degelijk inkomen, die met<br />
een sterke arbeidsethiek verbonden zijn aan hun<br />
bedrijvigheid en zich aangepast hebben aan een competitieve<br />
omgeving. De scheiding tussen arbeid en<br />
vrije tijd vervaagt en ze schakelen zich in in een snelle<br />
en drukke consumptiecultuur, waarin vormgeving en<br />
presentatie een grote rol spelen. Die middenklassecultuur<br />
komt op de voorgrond door de sterkte van deze<br />
sociale laag, maar ook door haar invloed in de maatschappelijke<br />
instellingen.<br />
In deze situatie komt stilaan verandering. De roep om<br />
een brede maatschappelijke inbedding klinkt steeds<br />
luider in artistieke kringen. De campagneprojecten<br />
spelen in deze ontwikkeling een belangrijke rol omdat<br />
ze een schakel vormen tussen het (gesegmenteerde)<br />
dagelijks leven en de gedocumenteerde cultuur.<br />
De culturele instellingen die zich met de reproductie<br />
van de traditie bezighouden (religie, traditionele cultuur,<br />
gezinswaarden e.d.) worden niet alleen door de<br />
heersende consumptiecultuur gemarginaliseerd, ze<br />
hebben zich ook onvoldoende aangepast aan de<br />
nieuwe complexiteit die zich (vooral in de stad) aandient.<br />
Die culturele vervreemding – de afstand tussen<br />
een eenvoudig waardepatroon en de veelheid aan<br />
levensstijlen – is een van de elementen van een toegenomen<br />
angst, waarop door uiterst rechtse of fundamentalistische<br />
groepen wordt ingespeeld.<br />
Een cultuurproductie die zich richt op sociale en culturele<br />
inclusie (en niet op het reproduceren van een<br />
heersend commercieel cultuurmodel) moet rekening<br />
houden met de centrale elementen van de uitsluiting:<br />
(a) de onmogelijkheid zich alleen via de consumptiecultuur<br />
‘vorm te geven’ en (b) de onaangepastheid van<br />
de traditionele identificaties aan een heterogene en<br />
plurale culturele omgeving.<br />
We moeten de culturele kloof echter niet overdrijven<br />
en de culturele vaardigheden niet onderschatten. Dat<br />
valoriseert immers de fundamentalistische culturele<br />
zelfdefinities en een paternalistische, populistische<br />
visie op massacultuur (zie de commerciële massamedia).<br />
De werkelijkheid is dat de ‘kansarmen’ doorgaans<br />
veel creatiever omgaan met overlevingsstrategieën,<br />
maar dat die levensstijl noch cultureel<br />
gedocumenteerd noch gevaloriseerd wordt. Het gaat<br />
dus niet om een ‘civilisatieproces’ waarbij de uitgeslotenen<br />
door middel van een educatief proces worden<br />
opgenomen in de meer algemene consumptiecultuur.<br />
Het gaat vooral om een kritische bevraging van de<br />
heersende eigenheid, van het gebrek aan openheid,<br />
van het veralgemenen van particularismen. Zodra het<br />
eigen dagelijkse leven wordt geduid als een bijzondere<br />
vorm van het brede veld van de cultuur van het alledaagse,<br />
wordt ook duidelijk dat de gemeenschappelijkheid<br />
niet gegeven is, maar het resultaat van een actieve<br />
productie.<br />
EEN CONTRAPUNTISCHE SPIEGEL<br />
Literatuur en voorbeelden wijzen erop dat de cultuur<br />
van het alledaagse vooral voorgesteld wordt in nietalledaagse<br />
fenomenen zoals feesten, vieringen, rituelen<br />
enz. Het dagelijks leven wordt ‘gescandeerd’ door<br />
HOOFDSTUK 6<br />
185<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
186<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
de momenten waarin de dagelijkse (niet-reflexieve)<br />
routine wordt onderbroken. Het is via die momenten<br />
dat de realiteit van het samenleven ook wordt voorgesteld<br />
in een cultureel moment. Meer nog: het is via het<br />
bestaan van een culturele expressie, van een niveau<br />
van culturele uitdrukking, dat gemeenschappelijke realiteit<br />
vorm krijgt. Het is dus een vervormde spiegel die<br />
wordt voorgehouden. Het is een contrapunt. Het<br />
begrip verwijst naar de tegentijd, naar de dialogische<br />
constructie van de muziek. De verschillende elementen<br />
zijn niet elkaars spiegelbeeld, ze verwijzen<br />
alleen naar elkaar, maar ze dekken elkaar niet af.<br />
Dit gegeven moet centraal staan in de vraagstelling<br />
naar actuele volkscultuur. Willen culturele producten<br />
e¤ect sorteren op de ervaring van een zekere dagelijkse<br />
gemeenschappelijkheid, dan moeten ze rekening<br />
houden met een dubbele paradox. De realiteit van het<br />
gemeenschappelijke vervaagt in de veelheid van<br />
sociale praktijken en de pluraliteit van culturen. Zo<br />
lijkt de constructie van het individualisme als cultureel<br />
model voor de hand te liggen (wat op zijn beurt nogmaals<br />
bijdraagt tot de atomisering). Het dominante<br />
cultuurmodel ontbindt de verbondenheid. En culturele<br />
modellen die gemeenschappelijkheid voorstellen door<br />
de verschillen te minimaliseren en de overeenkomsten<br />
sterk te documenteren zijn gericht op herhaling en op<br />
externe bewaking (tradities). Ze mogen dan wel een<br />
sterke identiteit uitdrukken, ze worden zeer onpraktisch<br />
in een omgeving die zo’n complexiteitsreductie<br />
tegenspreekt. Ze worden alleen werkzaam wanneer ze<br />
samengaan met een autoritaire praktijk.<br />
De uitdaging bestaat er aldus in op de tegentijd, op de<br />
niet-dagelijkse momenten, een cultureel platform te<br />
ontwikkelen waarin de (reëel bestaande) verscheidenheid<br />
zich in een gemeenschappelijke voorstelling kan<br />
herkennen. Het is een artistieke uitdaging culturele<br />
representaties aan te bieden die weerklinken in verschillende<br />
‘tradities’ of referentiepatronen. Geen<br />
enkele traditie is voldoende om een actuele volkscultuur,<br />
een actuele cultuur van het alledaagse op te leveren.<br />
Daarenboven is ook de identiteit een maatschappelijk<br />
product. Het is geen wezenskenmerk van de mensen,<br />
het is hoogstens een constante in de omgang van<br />
mensen met hun omgeving van objecten en anderen.<br />
In plaats van een geconstrueerde volksidentiteit als<br />
inburgeringsplatform te nemen (waarin vooral de<br />
kansarmen, meer dan de nieuwe middenklasse, de<br />
culturele inspanning moeten leveren) vraagt de complexiteit<br />
van de samenleving van iedereen vaardigheden<br />
van culturele bemiddeling. De heersende<br />
pseudo-kosmopolitische consumptiecultuur is daarbij<br />
veeleer deel van het probleem dan een deel van de<br />
oplossing.<br />
Het toegenomen belang van een artistieke productie<br />
van het samenleven komt precies voort uit die noodzaak<br />
tot grensoverschrijding of -verlegging, tot grenservaringen.<br />
Het zou ons te ver leiden hier in te gaan<br />
op de implicaties daarvan, die onder andere worden<br />
uitgewerkt in de zogenaamde Actor Network Theory<br />
(ANT). 5<br />
HET ALLEDAAGSE EEN PLAATS GEVEN<br />
IN DE CULTUUR<br />
In de reeds beschreven context van mondialisering,<br />
van gewijzigde verhouding tussen staat en markt, van<br />
sociologische di¤erentiëring, is de maatschappelijke<br />
positie van de cultuur en de cultuursector veranderd.<br />
De cultuur staat niet meer marginaal naast de economie<br />
in een geïnstitutionaliseerde praktijk van maatschappelijke<br />
reproductie. Cultuur is een centraal element<br />
geworden in de vormgeving van economie en<br />
maatschappij. De cultuurproductie en -consumptie<br />
heeft zich steeds meer moeten aanpassen aan de<br />
marktwetten. Rentabiliteitscriteria en concurrentie<br />
deden hun intrede. Een van de aspecten daarvan is<br />
een zekere standaardisering en schaalvergroting die<br />
vooral in de media voelbaar is.<br />
5. Latour, B. (1991): Nous n’avons<br />
jamais été moderne. Essai d’anthropologie<br />
symétrique, Paris, La<br />
Découverte.
Kunst en cultuur zijn tezelfdertijd ruimer aanwezig en<br />
minder specifiek geworden. De oude hiërarchische<br />
referentiekaders werden doorbroken. Hoge en lage<br />
cultuur werden vermengd. Standaarden zijn vervaagd.<br />
Maar ook de professionalisering en ‘industrialisering’<br />
is doorgegaan. De schaalvergroting en de commercialisering<br />
hebben in zekere zin de afstand tussen de productie<br />
en de consumptie, tussen de kunstenaar en de<br />
consument vergroot. Het kunstwerk of cultuurproduct<br />
wordt gemaakt in een eigen omgeving en dan aan een<br />
publiek voorgesteld.<br />
De levenservaring en het cultureel kapitaal van dat<br />
publiek wordt ondergeschikt gemaakt aan dat van de<br />
beperkte groep cultuurproducenten. Die neigen zeer<br />
sterk naar zelfreferentie. Zie bijvoorbeeld de inteelt bij<br />
het maken van televisieprogramma’s, het gebruik van<br />
BV’s, de commentaren daarop in de kranten... Een<br />
zeer beperkte groep invloedrijke cultuurmakers verwijst<br />
voortdurend naar zichzelf. Alleen diegenen die<br />
dat referentiekader (willen) delen kunnen op een<br />
actieve wijze cultuur consumeren.<br />
Het alledaagse, in zijn concrete verschijning en verscheidenheid,<br />
moet een plaats krijgen in de heersende<br />
cultuur; vooral ook het alledaagse dat niet geïnstitutionaliseerd<br />
of gecommercialiseerd is. Slechts zeer<br />
weinig kunstenaars werken in context, laten zich<br />
inspireren door specifieke of minder zichtbare bevolkingsgroepen.<br />
Slechts weinig kunstproducties richten<br />
zich in de fase van opbouw op een participatief proces.<br />
Waar die context en die productieparticipatie wel aanwezig<br />
is, wordt de tegenstelling duidelijk tussen de<br />
rijke verscheidenheid van het reële dagelijkse leven en<br />
de verschraling in de voorstelling daarvan in de massamedia.<br />
Zowel een toegenomen invloed van het reële<br />
leven als van de verscheidenheid en de gelaagdheid<br />
van het verleden kan de heersende cultuur meer diepgang<br />
geven.<br />
8. HET BELANG VAN METHODIEKEN<br />
EN WERKPROCESSEN<br />
Met dit onderdeel van het schema duiken we van het<br />
metaniveau weer even helemaal in de praktijk.<br />
De projecten in de campagne Actuele Volkscultuur<br />
hebben allemaal een sociale dimensie. Sommige projecten<br />
hebben ook een artistieke dimensie en kunnen<br />
tot de ‘sociaal-artistieke’ sector worden gerekend. Het<br />
verschil tussen deze projecten en soortgelijke ondernemingen<br />
in de sociaal-artistieke sector is dat volkscultuur<br />
ook een erfgoedcomponent heeft en een studieluik<br />
bevat.<br />
METHODIEKEN<br />
Het onderzoek dat aan<br />
|- Bronnen<br />
de basis ligt van de eve-<br />
|- Partners<br />
nementen bepaalt in |- Onderzoek en Kunst<br />
grote mate de presenta- |- Organisatiestructuur<br />
tievorm die gekozen |- Publiekswerking<br />
wordt. Het werkproces<br />
blijft lang open omdat<br />
een sterk afgelijnd onderwerp en eindresultaat hindernissen<br />
vormen voor vrij onderzoek en creatieve verwerking.<br />
Ze moeten steeds opnieuw gedefinieerd<br />
kunnen worden. Daarom is het tonen van de werkwijze<br />
een interessante optie. Het publiek neemt op die<br />
manier deel aan de constructie van het object.<br />
Niet alleen de vorm, ook technische en productiekeuzes<br />
worden bepaald door het onderzoek. Locaties,<br />
media en middelen veranderen soms tijdens het werkproces.<br />
De projectvoerders maken keuzes en hebben<br />
een grote individuele inbreng. Hun vrijheid is erg<br />
groot, zeker als het om artistieke volkscultuurprojecten<br />
gaat. Dat brengt ook een grote verantwoordelijkheid<br />
mee, omdat het over sociale projecten gaat.<br />
Bij de uitwerking van de projecten zouden enkele<br />
voorwaarden vervuld moeten zijn. Deze minimumvoorwaarden<br />
betre¤en onderzoeksmethode, participatie,<br />
organisatie en publiekswerking.<br />
HOOFDSTUK 6<br />
187<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
188<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Volkscultuurprojecten vertrekken van een sociale<br />
basis. Het materiaal voor de producties wordt<br />
gevonden in het dagelijks leven. Veel verschillende<br />
soorten bronnen worden voor het onderzoek aangewend:<br />
foto’s, video, geschreven bronnen. Elk van deze<br />
bronnen heeft zijn eigen technische context en vraagt<br />
een specifieke methode. Voor het werken met<br />
geschreven bronnen heeft de onderzoeker het meest<br />
houvast: de historisch methode is in talloze boeken<br />
uitvoerig beschreven en gedocumenteerd. Vooral<br />
‘nieuwere bronnen’, zoals mondelinge verhalen, video<br />
en foto, zijn nog lang niet zo ingeburgerd en hebben<br />
niet zo’n duidelijke leidraad. Dikwijls worden ze<br />
intuïtief gebruikt, waardoor ze ook misbruikt kunnen<br />
worden. We kunnen hier geen handleiding geven voor<br />
deze nieuwe bronnen, maar het is duidelijk dat de<br />
methodologie en de kwaliteitsbewaking die in de<br />
academische wereld werden ontwikkeld, onvoldoende<br />
zijn doorgedrongen tot de praktijk.<br />
INTERVIEWEN EEN VAK APART<br />
Wel gaan we even dieper in op de eigenheid van mondelinge<br />
bronnen, omdat interviews in bijna alle projecten<br />
als materiaal worden gebruikt. Ten eerste is het<br />
belangrijk duidelijkheid te creëren over de doelgroep.<br />
Welk dagelijks leven wil men documenteren? Het gaat<br />
niet zozeer om het maken van representatieve steekproeven,<br />
wel om het vermijden van ongewilde onevenwichtigheden.<br />
Wil men de diversiteit van de bevolking<br />
niet negeren, moet men bestuderen welke stemmen<br />
aan het woord moeten komen. Hierbij moet speciale<br />
aandacht worden geschonken aan de verborgen<br />
stemmen, zij die meestal niet worden gehoord zoals<br />
jongeren, senioren, vreemden, mindervaliden.<br />
Het leggen van contacten voor interviews is een aparte<br />
vaardigheid. Men moet kunnen motiveren en vertrouwen<br />
inboezemen. De bemiddeling van organisaties<br />
in het veld en buurtwerkers kan handig zijn als de<br />
onderzoeker niet vertrouwd is met het terrein. Op die<br />
manier bereikt men personen die bekend zijn op de<br />
plaats van het onderzoek en al een zeker sociaal<br />
engagement hebben. Minder bekende leden van de<br />
doelgroep moeten echter actief opgespoord worden.<br />
Zij worden niet bereikt door de terreinwerkers maar<br />
moeten gemobiliseerd worden, ter plekke in subculturen<br />
en achter gesloten muren van bejaardentehuizen<br />
en instellingen. Ook daar zijn weer specialisten<br />
die kunnen bemiddelen tussen de interviewer<br />
en de geïnterviewde. Uiteindelijk moet de onderzoeker<br />
zelf het vertrouwen winnen door een voortdurende<br />
aandacht en openheid. Dit eist veel engagement van<br />
mensen die niet professioneel getraind zijn. Zelfs<br />
sociale werkers worstelen nog elke dag met het afbakenen<br />
en afschermen van hun privé-leven.<br />
Gesprekspartners zijn makkelijker te motiveren als<br />
men de nadruk legt op de artistieke daad van het vertellen.<br />
De geïnterviewden worden dan aangemoedigd<br />
om in geuren en kleuren verslag te doen van dagelijkse<br />
dingen en gevoelens. Als ze op een wetenschappelijke,<br />
afstandelijke, manier worden benaderd,<br />
krijgen ze er geen zin in. Enquêtes inspireren niet<br />
echt tot spannende verhalen. Belangrijk is ook dat niet<br />
gezocht wordt naar problemen, zoals sociale werkers<br />
doen, maar naar het vertellen van het dagelijks leven.<br />
Om een gesprek daarover op gang te krijgen is een<br />
aanknopingspunt handig (de buurt, een gebouw, interesses,<br />
sport, een droombeeld). De fantasie van de<br />
spreker wordt erdoor gekieteld. Soms raakt hij zo op<br />
dreef dat hij een kwartier lang aan het woord is zonder<br />
interruptie door de interviewer. Dat is de ideale interviewsituatie.<br />
De onderzoeker moet dan met weinig<br />
woorden en veel lichaamstaal tonen dat hij luistert.<br />
Het is ook handig voor de verwerking van het geluidsmateriaal<br />
als er niet veel interventies zijn.<br />
De anonimiteit van de sprekers moet gewaarborgd<br />
zijn. Dit maakt een beredeneerde strategie noodzakelijk<br />
in verband met publicatie. Tijdens het onderzoek<br />
is ook om inhoudelijke redenen voorzichtigheid<br />
geboden. Het te vroeg bekend raken van materiaal kan<br />
het onderzoek schaden.
PARTICIPATIE BIJ HET PRODUCT<br />
De doelgroep kan ook betrokken worden bij het verwerken<br />
van het materiaal. Ideaal is een combinatie van<br />
professionelen (die de technische vaardigheid hebben)<br />
en amateurs (die de bron zijn van het materiaal). Op<br />
die manier krijgen participanten ook beslissingsrecht.<br />
Als ze niet betrokken zijn bij dat proces moeten ze<br />
minstens de kans krijgen tot feedback op het eindresultaat.<br />
Dat moet voorgelegd worden aan alle deelnemers.<br />
Wil men het product gebruiken in samenlevingsopbouw,<br />
dan mag op geen enkele manier iets<br />
gepubliceerd worden zonder toestemming. Ook voor<br />
foto’s is dat het geval en dan kunnen er problemen<br />
ontstaan, omdat niet alle mensen die in beeld komen<br />
op te sporen zijn.<br />
Ook de publiekswerking heeft een eigen karakter. Het<br />
resultaat van het onderzoek moet immers ‘teruggegeven’<br />
worden aan de gebruikers van de plaats en<br />
liefst ook ruimer gecommuniceerd (bv. aan toeristen<br />
of passanten). Omdat participanten vaak hun familie<br />
en vrienden meebrengen naar het uiteindelijke evenement,<br />
bereiken deze projecten een breder publiek dan<br />
de doorsnee culturele manifestatie. Toch moet nog<br />
speciale aandacht worden besteed aan de toegankelijkheid<br />
van evenementen. Als ze in de open lucht plaatsvinden<br />
is de barrière het kleinst. De straat, de metro,<br />
publieke gebouwen lenen zich voor tentoonstelling<br />
van het materiaal. Idealiter zijn cultuurproducties van<br />
het alledaagse gratis, als dat niet haalbaar is moet de<br />
toegangsprijs laag worden gehouden.<br />
De projecten moeten gebaseerd zijn op een reflectie<br />
over de maatschappelijke betekenis van volkscultuur.<br />
Het kader van kernbegrippen dat in hoofdstuk 4 werd<br />
geschetst, kan hier een leidraad zijn. Onder meer cultuur,<br />
culturele actoren, participatie, volkscultuur, dagelijks<br />
leven, alledaagse cultuur zijn elementen die in<br />
deze theorie moeten opgenomen worden. Daarnaast is<br />
ook een reflectie op de methode broodnodig. Daartoe<br />
zijn contacten met soortgelijke projecten zeer nuttig.<br />
Partnerschappen zijn een goede manier om al deze<br />
objectieven te bereiken. Binnen de praktijk van het<br />
project is er behoefte aan samenwerking van wetenschappelijke,<br />
artistieke en organisatorische vaklui.<br />
9. HET BELANG VAN ONDERSTEUNING<br />
EN PROFESSIONALISERING<br />
Wat opvalt is de stijgende nood aan documentering<br />
van de verscheidenheid, dus aan onderzoek en archivering.<br />
Dat geeft het belang aan van historisch en<br />
sociaal onderzoekswerk als zodanig. Een zekere operationalisering<br />
en betere afstemming van diverse professionele<br />
onderzoeksinstellingen enerzijds en van verscheidene<br />
amateur- (of functionele) onderzoekers<br />
anderzijds lijkt aangewezen.<br />
Uit de praktijk komt de behoefte naar voren aan een<br />
databank met de beschikbare<br />
gegevens uit de acade-<br />
ONDERZOEK<br />
mische sector, de erfgoed-<br />
EN STEUN<br />
sector en het verenigings-<br />
|- Academie<br />
leven. Bovendien is er nood<br />
|- VCV, KBS<br />
|- Vrijwilligers<br />
aan een ondersteuning en<br />
|- Eruditie<br />
eventueel een systematise-<br />
|- Professionelen<br />
ring van het onderzoekswerk.<br />
(Mogelijk kan de<br />
sector volkscultuur verder<br />
geactiveerd worden door een vorm van begeleide programmering<br />
van onderzoek.) Nog een ondersteuningsmogelijkheid<br />
is informatieverzameling over ervaringen<br />
en good practices inzake producties (van documentaire<br />
of artistieke aard) die doelgroepen actief<br />
betrekken in het productieproces.<br />
Ten slotte kan een ander type professionele bemiddeling<br />
nuttig zijn. Het gaat om het coachen van een project<br />
van bij de conceptie tot de realisatie. Die bemiddeling<br />
is vooral van belang om een goede interdisciplinariteit<br />
en een goede publiekswerving te verkrijgen.<br />
HOOFDSTUK 6<br />
189<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
190<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
10. DE ACTUALISERING VAN DE SECTOR<br />
VOLKSCULTUUR<br />
Het model laat een zeer complexe problematiek van<br />
cultuurbemiddeling zien. Verschillende actoren<br />
kunnen zich op verschillende posities opstellen. Iedere<br />
keer is er een dialoog en een wisselwerking nodig met<br />
actoren op andere posities. Soms zijn die culturele<br />
bemiddelaars er, soms zijn ze er (nog) niet. Soms<br />
willen actoren interdisciplinair samenwerken, soms<br />
ook niet. In elk geval laten de diverse projecten mogelijkheden<br />
zien voor een dynamisering van de geïnstitutionaliseerde<br />
sector volkscultuur. Drie kernvragen<br />
komen daarbij naar voren. Het lijken ons de belangrijkste<br />
relatievragen voor de sector volkscultuur (de<br />
dikke pijlen in het schema op p. 175).<br />
1. Welke bijdrage levert de werking van de sector<br />
volkscultuur tot de algemene moderne cultuurproductie,<br />
met andere woorden hoe verhoudt zich die<br />
STRATEGIE CULTUURBELEID<br />
CULTUURBELEID<br />
CULTUURSECTOR<br />
Volkscultuur<br />
|- Heemkunde<br />
|- Familiekunde<br />
|- Volkskunde<br />
|- Industriële Archeologie<br />
|- Thematisch<br />
(gastronomie,<br />
volksmuziek, volkskunst,<br />
volkssport, poppenspel<br />
en kant)<br />
Andere culturele<br />
en artistieke<br />
sectoren,<br />
instellingen en<br />
producties<br />
KUNST EN CULTUUR<br />
|- Mediatisering<br />
|- Vermarkting<br />
|- Vervagende referenties<br />
DAGELIJKS LEVEN<br />
ONDERZOEK<br />
EN STEUN<br />
|- Academie<br />
|- VCV, KBS<br />
|- Vrijwilligers<br />
|- Eruditie<br />
|- Professionelen<br />
sector tot kunst en cultuur in het algemeen?<br />
2. Welke bijdrage levert de sector volkscultuur tot de<br />
cultuurproductie van het alledaagse, met andere<br />
woorden wat is de relevantie van dat (onderzoeks)werk<br />
over het verleden voor een actuele volkscultuur?<br />
3. Welke activiteiten ontplooit de sector volkscultuur<br />
om ook de actuele cultuur van het alledaagse te documenteren,<br />
meer in het bijzonder voor die levenstijlen en<br />
groepen die buiten de dominante beeldvorming vallen?<br />
We hebben reeds de beleidslijnen van de minister van<br />
Cultuur en hun e¤ecten op de reorganisatie van de<br />
sector volkscultuur uiteengezet. We hebben ook aangegeven<br />
in welke termen het vraagstuk van de cultuurproductie<br />
van het alledaagse in een multiculturele en<br />
sterk dynamische omgeving kan worden gesteld.<br />
Het is in dat spanningsveld dat de werkingsperspectieven<br />
voor een sector moeten worden gedacht,<br />
wil men inderdaad een partner zijn in de cultuurproductie<br />
van het alledaagse. Het komt er dan op aan uit<br />
te gaan van de eigen capaciteiten en die aan te wenden<br />
CULTUURPRODUCTIE<br />
VAN HET ALLEDAAGSE<br />
|- Esthetisering van het<br />
| dagelijks leven<br />
|- Contrapuntische spiegel<br />
| (Vormgeving - Feest - Kunst -<br />
| Ruimte - Ritueel - Ritme)<br />
|- Onderzoek - Evenement -<br />
| Samenlevingsopbouw<br />
|- Esthetisering van<br />
| het burgerschap<br />
| (conflict en macht)<br />
SAMEN-LEVEN OP EEN PLAATS
om producten vorm te geven die ‘bruikbaar’ zijn in de<br />
sectorale cultuurproductie.<br />
De traditionele en geïnstitutionaliseerde sector van de<br />
volkscultuur kan op verscheidene manieren bijdragen<br />
tot een dergelijke complexe vormgeving van een<br />
cultuur van het alledaagse.<br />
ONDERZOEK<br />
Dat gebeurt op een eerste niveau van de historische<br />
documentatie, het niveau van het onderzoek. Dat kan<br />
nu beter worden ingepast in een geschiedenis van de<br />
plaats, dan in de geschiedenis van een ‘volk’ omdat het<br />
op die wijze ook makkelijker te mobiliseren is voor<br />
actuele artistieke projecten. Daarmee moet al rekening<br />
worden gehouden bij de presentatie van de onderzoeksresultaten:<br />
het gaat in algemene zin om de documentatie<br />
van de mensen die daar verbleven. Of dat al<br />
dan niet ‘volkseigen’ kenmerken zijn, behoort al tot de<br />
interpretatie.<br />
Dat documenteren vereist kwaliteit in de methode, ook<br />
als het gericht is op een artistiek project. Het is niet in<br />
de onderzoeksfase, maar wel in de artistieke productie<br />
dat de eigenheid van een kunstwerk overweegt. Toch<br />
vervagen ook hier grenzen. Het wetenschapsbedrijf<br />
kan de ene waarheid niet garanderen, komt hoogstens<br />
tot ondersteunde waarheidsaanspraken. Het wetenschappelijk<br />
vormgeven van het verleden is ook een<br />
kunst. Alleen is het publiek, de ‘controlegroep’ anders.<br />
Maar zowel voor wetenschappers als voor kunstenaars<br />
geldt nu dat wanneer mensen als uitgangspunt<br />
worden genomen, men ze niet als object, maar wel als<br />
sprekend subject moet betrekken.<br />
In elk geval moet worden vastgesteld dat op het vlak<br />
van onderzoek de eruditie, de schatkamers aan gegevens<br />
en ook wel de vaardigheden in de historische<br />
kritiek die in de mainstream volkskunde aanwezig<br />
zijn, te veel afgesneden zijn van en miskend door de<br />
gevestigde historische onderzoekscentra.<br />
EVENEMENT<br />
Bij het inzetten van (elementen uit) de volkscultuur in<br />
evenementen (feesten, festivals, voorstellingen) zijn<br />
twee aspecten van belang (indien men ze wil zien als<br />
bijdrage tot een cultuur van het alledaagse). Ten eerste<br />
moet het evenement in zijn constructie de bemiddeling<br />
laten zien tussen de traditionele gegevens en het<br />
actuele meer complexe dagelijks leven. Ten tweede<br />
lijkt een publiekswerking aangewezen in een poging<br />
het evenement als een gedeelde ervaring mee te geven<br />
aan mensen die ook in het dagelijks leven samenleven.<br />
Het evenement kan zich dus best richten op een<br />
publiek dat in de voorstelling ook wordt gerepresenteerd.<br />
Beter nog wordt het samen met die mensen<br />
opgebouwd.<br />
SAMENLEVINGSOPBOUW<br />
Ten slotte richten projecten zich op samenlevingsopbouw.<br />
Het gaat dan om een specifieke cultuurproductie<br />
gericht op bewoners en gebruikers van een wijk<br />
met het oog op een betere interactie en conflictbeheersing.<br />
De doelstelling is een betere communicatie. Om<br />
het gedrag van mensen in een gedeelde ruimte op<br />
elkaar af te stemmen, is een zekere regelgeving nodig.<br />
Ze wordt vandaag nog steeds hoofdzakelijk gelegitimeerd<br />
vanuit een dominantie van de ‘autochtonen’ (zij<br />
die er eerst waren) over de ‘allochtonen’ (zij die van<br />
elders komen). Die tweedeling wordt kunstmatig in<br />
stand gehouden door een deel van de bewoners als<br />
‘vreemd’ te blijven bestempelen en aldus een machtsoverwicht<br />
te behouden in het gebruik van de publieke<br />
ruimte. Het is dus zaak de culturele eigenheid van de<br />
ruimte via een bepaling van het erfgoed aan te duiden<br />
en te scheiden van de politieke regeling van het<br />
samenleven van mensen.<br />
Het moet gezegd dat de volkskunde, de studie van de<br />
volkscultuur, nog centraal staat in de activiteiten van<br />
de verenigingen, bedoeld door het decreet. Die studie<br />
lijkt vooralsnog sterk historisch gericht. In het licht<br />
van de dynamiek die we in onze bespreking hebben<br />
HOOFDSTUK 6<br />
191<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN MODEL VOOR CULTUURPRODUCTIE VAN HET ALLEDAAGSE<br />
192<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
willen uiteenzetten komen twee ontwikkelingslijnen<br />
sterk naar voren: (1) een verbetering van kwaliteit,<br />
afstemming, thematisering en presentatie van het<br />
onderzoek en (2) het bijdragen tot een hedendaagse<br />
documentatie van de cultuur van het dagelijks leven<br />
(vooral van de meest verborgen en stemloze groepen).<br />
We willen ten slotte nog twee vragen opwerpen.<br />
Ten eerste: hoe kan de werking van de vele<br />
verenigingen in de volkscultuur worden omgezet in<br />
moderne en herkenbare vrijetijdsactiviteiten?<br />
Er is een stijgende belangstelling voor alledaagse cultuur<br />
en voor de cultuur van de plek. Maar die belangstelling<br />
komt vooral voort uit een zoektocht vanuit de<br />
brede cultuursector naar een betere inworteling, naar<br />
een inspiratie vanuit de ervaringen van een publiek.<br />
Dat is waarschijnlijk het terrein waar de werking van<br />
de volkskunde een goede partner zou kunnen zijn.<br />
Ten tweede: in hoeverre moet de volkscultuur zich<br />
richten op de studie van alle in de samenleving vertegenwoordigde<br />
culturen?<br />
Zowel de samenstelling van de (stedelijke) bevolking<br />
als de gebruikte culturele referenties zijn vandaag<br />
meerduidig. Onder invloed van verdere mondialisering<br />
en multiculturalisering zal die complexiteit nog<br />
toenemen. Het samenleven steunt dus steeds meer op<br />
interculturaliteit, waarbij de historische achtergronden<br />
van alle culturele actoren van belang zijn. Een werking<br />
die zich richt op het documenteren van de historische<br />
achtergronden van de alledaagse cultuur moet zich<br />
dus richten op de volkskunde van alle culturele<br />
actoren. π
hoofdstuk 7<br />
Besluiten en<br />
aanbevelingen<br />
ERIC CORIJN<br />
TOBIAS DE PESSEMIER<br />
VEERLE DEVOS<br />
HELGA DUCHAMPS<br />
BARBARA VAN HOESTENBERGHEERIC CORIJN<br />
193<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
BESLUITEN EN AANBEVELINGEN<br />
194<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
1. VOLKSCULTUUR IS<br />
EEN NIET ERG WERKZAAM BEGRIP<br />
Weinig initiatiefnemers gebruiken de term volkscultuur,<br />
zelfs niet als containerbegrip. Het woord heeft<br />
voor velen een negatieve connotatie. De ene verzet<br />
zich tegen de impliciete waardebeoordeling van hoge<br />
versus lage cultuur. De andere denkt aan een rechtse,<br />
nationalistische achtergrond. Het begrip krijgt ook<br />
geen positieve invulling in de zin van democratisering<br />
van de cultuur of cultuur van de gewone man. Het is<br />
dus de vraag of de term in het denken over actuele<br />
volkscultuur kan overleven. Het begrip verwijst zowel<br />
naar een reeks culturele fenomenen verbonden met<br />
het dagelijks leven als naar de studie van die fenomenen,<br />
vooral in de vorm van een interdisciplinaire<br />
historiografie. Het is die laatste betekenis die aanleiding<br />
heeft gegeven tot het definiëren van een sector in<br />
het culturele werkveld. Dat onderzoekswerk op het terrein<br />
heeft een eigen geschiedenis die niet steeds<br />
parallel verloopt met de ontwikkelingen in de academische<br />
onderzoekswereld. De alternatieve term ‘cultuur<br />
van het alledaagse’ is een mooie naam die wel aanduidt<br />
dat het gaat om het zingevings- en betekenisniveau<br />
van het nabije en van de dagelijkse regelmaat.<br />
Het verbreedt in elk geval het perspectief ook tot de<br />
studie van de actuele volkscultuur en tot de cultuur<br />
van het alledaagse van ‘iedereen’. Zo’n verbreding<br />
vergt in de praktijk toch wel weer enige inperking. Ten<br />
eerste is het noodzakelijk naast de cultuur van het alledaagse,<br />
de niet-alledaagse cultuur af te bakenen. Dat is<br />
des te meer nodig aangezien ook de alledaagse cultuur<br />
vooral door ‘contrapuntische’ momenten wordt getekend.<br />
De cultuur van het alledaagse wordt geduid als “dynamische,<br />
groepsgebonden processen van betekenisgeving<br />
en toe-eigening” (Dekker e.a. 2000.9).<br />
Het is dus noodzakelijk dat sociaal-culturele draagvlak<br />
te duiden en ook altijd oog te hebben voor de aansluiting<br />
van de respectieve culturen van het alledaagse<br />
met de heersende cultuur waarin het culturele kapitaal<br />
wordt uitgedrukt. Het gaat daarbij ook over de<br />
specifieke aansluiting met het ‘erfgoed’ en over<br />
‘democratisering van cultuur’.<br />
2. DE PROBLEEMSTELLING EXPLICIET MAKEN<br />
De projecten uit de campagne Actuele Volkscultuur van<br />
de Koning Boudewijnstichting zijn niet getekend door<br />
de tradities van de ‘volkskunde’. Ze werken niet met<br />
dezelfde verdeling van werkvormen en beschouwen de<br />
volkscultuur als een brede verzameling fenomenen die<br />
dicht bij de mensen staan. Het zijn ook projecten die<br />
inhoudelijk meer aansluiten bij cultuurstudies of performance<br />
studies. Aangezien ze daarmee in een weinig<br />
gevestigde praktijk terechtkomen, lijkt inhoudelijke<br />
duidelijkheid over het experimenteel gehalte van de<br />
projecten noodzakelijk. Het is opvallend hoe weinig<br />
initiatiefnemers in staat zijn op een metaniveau over<br />
hun eigen werk te discussiëren. Men denkt niet aan de<br />
diverse elementen in het project, aan de beoogde dynamiek,<br />
aan beoordelingscriteria... Er is zelden een duidelijke<br />
problematiek of diagnose in het spel. Bijgevolg<br />
is er evenmin een systematische evaluatie van het<br />
proces, het product en het e¤ect daarvan bij het doelpubliek.<br />
Vaak lijkt het voor initiatiefnemers te volstaan<br />
als er veel publiek opdaagt. De intensiteit van de deelname<br />
en het bereiken van de doelstellingen worden<br />
nauwelijks nagegaan.<br />
Om te komen tot een meer expliciete inhoudelijke<br />
oriëntatie en methodische evaluatie lijkt externe<br />
ondersteuning nuttig.<br />
3. ONDERZOEK<br />
EN DOCUMENTERING STIMULEREN<br />
Er is een grote belangstelling voor de onderzoeksmethoden.<br />
Vormen van ‘orale geschiedenis’ worden makkelijk<br />
geaccepteerd. De overlevering, de mondelinge<br />
cultuur, verhalen, sagen en legenden, het gesproken<br />
woord, het immateriële erfgoed liggen goed in de<br />
markt en blijken een ingang te zijn voor participatie
en voor lokalisering van de cultuur. Een kwaliteitscontrole<br />
op en -ondersteuning van de methodiek lijkt<br />
nuttig. Die ondersteuning kan in de eerste plaats<br />
gebeuren door wetenschappelijke en methodologische<br />
expertise ter beschikking te stellen. Sterke projecten<br />
geven blijk van een goede samenwerking tussen<br />
onderzoeksinstellingen als het Amsab en een lokale<br />
inplanting. Valt het niet te overwegen dergelijke partnerschappen<br />
meer kansen te geven, door ze op te<br />
tillen tot een meer algemeen niveau? Nu gebeurt die<br />
samenwerking binnen een project en is ze dus sterk<br />
gelokaliseerd. Het kan worden overwogen de projecten<br />
waarin de onderzoeksfase centraal staat, op één spoor<br />
te zetten via een centraal campagneplan (van VCV,<br />
Amsab e.a.) en rond een thematische aanpak: bijvoorbeeld<br />
een oproep om overal de broodgeschiedenis in<br />
kaart te brengen (cf. de samenwerking tussen professionelen<br />
en amateur-ornithologen bij de vogeltrektelling).<br />
Misschien moet worden gedacht aan campagnelijnen<br />
waarin een thema wordt gekoppeld aan een<br />
methodologie en aan specifieke partnerschappen, bijvoorbeeld<br />
voeding – orale geschiedenis – heemkundige<br />
kringen en een gemeenschappelijke begeleidingscel...<br />
of kunst in de wijk – buurtopbouw en<br />
artiestenpool. Dergelijke campagnelijnen zouden de<br />
zelfreflexieve houding kunnen ondersteunen door een<br />
expliciete probleemstelling en door gelijktijdig onderzoek.<br />
Zo’n zelfreflexieve houding maakt het ook mogelijk<br />
de spanningsvelden binnen het partnerschap beter<br />
te beheersen. Zo hebben het onderzoekswerk en de<br />
artistieke creatie elk hun regels en kwaliteitsstandaarden.<br />
Ook al is het duidelijk dat het onderzoek<br />
varieert naargelang het gaat om een wetenschappelijke<br />
studie, de opbouw van een verzameling, de voorbereiding<br />
van een spektakel of evenement, toch zou het<br />
onverstandig zijn de kwaliteitscontrole te laten bepalen<br />
door het eindproduct. Het is aan te raden dat elke<br />
deeldiscipline haar eigen normen behoudt en dat het<br />
eventuele spanningsveld wordt ingebouwd in het<br />
proces en het product. Ook het publiek heeft immers<br />
recht op inzage in deze polariteiten.<br />
4. INTERDISCIPLINAIRE SAMENWERKING ALS EEN<br />
WEZENLIJKE BIJDRAGE INTEGREREN<br />
Interdisciplinaire partnerschappen zijn niet alleen van<br />
belang voor het onderzoek. Ze hebben invloed op alle<br />
aspecten van het project en ook op de betrokken organisaties.<br />
Partners doen hun voordeel met elkaars<br />
expertise en inzichten. Vaak heeft dat zowel inhoudelijk,<br />
organisatorisch als financieel gunstige gevolgen<br />
voor het project. Bovendien hebben de diverse partners<br />
hun eigen achterban en publiek, wat de draagvlakversterking<br />
nog vergroot. Nog een bijzonder e¤ect<br />
van interdisciplinaire samenwerking heeft te maken<br />
met inspiratie, motivatie, horizonverbreding… en met<br />
het cliché dat het geheel meer wordt dan de som van<br />
de delen. Het gaat er niet om een project te versterken<br />
door meer disciplines naast elkaar te plaatsen.<br />
Partnerschappen zijn pas echt volwaardig als ze kruisbestuiving<br />
en verknoping van methodieken, doelstellingen<br />
en aspiraties mogelijk maken. Pas dan wordt<br />
samenwerking echt interdisciplinair. Pas dan vormen<br />
partners een echt partnerschap waarin niet meer<br />
louter vanuit de eigen (wetenschappelijke, sociale,<br />
artistieke…) achtergrond en doelstellingen wordt<br />
gedacht. Als die synergie werkelijkheid wordt, kunnen<br />
de inzichten en de aanpak van de ene partner ook (op<br />
een niet-bedreigende wijze) invloed uitoefenen op de<br />
structuren, methoden en gewoonten van de andere<br />
partner. Dat kan daar doorbraken veroorzaken, dynamieken<br />
vernieuwen, voor een sprong zorgen naar een<br />
hoger energie-, relevantie- of kwaliteitsniveau. Er zijn<br />
dus diverse redenen om de samenwerking niet alleen<br />
aan te gaan, maar ook goed te organiseren, te plannen,<br />
te structureren, uitdrukkelijk bespreekbaar te houden<br />
en te evalueren. De praktijk wijst uit dat dit ondersteuning<br />
vergt. Partnerschap wordt nog te veel beschouwd<br />
als een marginale uitbreiding van de eigen werking en<br />
te weinig als een interdisciplinaire grensoverschrijding<br />
en draagvlakversterking. Daarom is een specifieke culturele<br />
bemiddeling nodig en behalve methodologische<br />
ook organisatorische coaching. Deze coaching moet<br />
HOOFDSTUK 7<br />
195<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
BESLUITEN EN AANBEVELINGEN<br />
196<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dan wel voldoende rekening houden met de aard van<br />
de initiatieven en de organisaties erachter. Zo zal er<br />
buiten de kernsector wellicht meer behoefte zijn aan<br />
ondersteuning inzake onderzoeksmethodiek, terwijl de<br />
kernsector vooral nood heeft aan begeleiding en steun<br />
bij ontsluiting en publiekswerking, waaronder evenementen<br />
en artistieke producties.<br />
5. DE KWALITEIT VAN DE ARTISTIEKE INBRENG<br />
VERZORGEN<br />
Het succes van een project waarin een artistiek proces<br />
en product wordt betrokken, hangt sterk af van de<br />
samenwerking met de artistieke kracht. Zodra de kunstenaar<br />
bereid is het hele proces te begeleiden en zich<br />
in te passen in een concrete samenwerking (zie bv.<br />
Johan Petit in Mauve!Wit of Els Dietvorst in Terugkeer<br />
van de Zwaluwen) ontstaat er een echte meerwaarde. In<br />
andere gevallen is de artistieke inbreng beperkt of niet<br />
helemaal gelukt of wordt die herleid tot een middel in<br />
een sociaal-cultureel project. Een precisering van de<br />
rol van de artistieke inbreng en een verhoging van de<br />
criteria (artistieke kwaliteitscontrole) is noodzakelijk.<br />
Artistiek werk moet met artistieke criteria worden<br />
beoordeeld. Het gaat niet op de kwaliteitscriteria aan te<br />
passen omdat het slechts zou gaan om een middel<br />
binnen een bredere educatieve doelstelling. Het<br />
gebruik van artistieke processen en producten wordt<br />
immers verantwoord door hun specifieke eigenschap<br />
nieuwe expressies te creëren en zo bij uitstek aangewezen<br />
te zijn in interculturele of interdisciplinaire<br />
processen. Dat veronderstelt echter wel een artistieke<br />
creatie in een context, in dialoog met een cultureel<br />
referentiesysteem. Dat is altijd wel zo, maar wordt in<br />
de heersende cultuurproductie impliciet, waardoor het<br />
particuliere verdwijnt onder de aspiratie naar universaliteit.<br />
De cultuurproductie van het alledaagse is steeds<br />
gebonden.<br />
6. HET BELANG VAN DE DRIJVENDE KRACHT<br />
ONDERKENNEN<br />
Een project staat of valt met de drijvende kracht die<br />
het draagt, vaak meer nog dan met de organisatie<br />
erachter. Die centrale persoon, de ‘trekker’, is de<br />
bemiddelaar tussen verschillende disciplines en de<br />
katalysator van de processen. In de meest dynamische<br />
gevallen heeft een organisatie zo’n persoon aangetrokken<br />
en kansen gegeven. Dat positieve element<br />
zorgt er natuurlijk ook voor dat de gevestigde waarden<br />
onder de organisaties ook de meeste steun vinden voor<br />
hun projecten (Nieuwpoorttheater, Huis van Alijn,<br />
Theater Antigone, Amsab, Vooruit, Antwerpen<br />
Averechts...). In het geval van de campagne Actuele<br />
Volkscultuur verlaagt dat wel enigszins het beoogde<br />
impulsgehalte. Ook die vaststelling leidt weer naar een<br />
pleidooi voor een ondersteunende structuur en voor<br />
thematische campagnes opgezet met bovenlokale<br />
samenwerkingsverbanden. Dergelijke initiatieven<br />
kunnen weliswaar het ‘trekkere¤ect’ niet vervangen,<br />
maar wel zorgen voor een betere verspreiding van good<br />
practices.<br />
7. HOE ZO’N ONDERSTEUNENDE STRUCTUUR<br />
OPVATTEN?<br />
Er is een grote variatie aan projecten en binnen elk<br />
project komt vaak een verscheidenheid aan disciplines<br />
aan bod. Bovendien is er een meerlagigheid inzake<br />
doelstellingen. Zo hebben projecten bijvoorbeeld een<br />
sociale en daarnaast een culturele component; zijn ze<br />
proces- en/of productgericht, wat onder meer kan<br />
betekenen dat ze zich sterker op de deelnemers dan op<br />
het publiek richten; leggen ze soms meer het accent<br />
op het bestuderen, dan weer op het in beeld brengen<br />
van de volkscultuur, maar soms ook op het gestalte<br />
geven aan die cultuur.<br />
Hoe kan voor dat alles een doeltre¤ende praktijkondersteuning<br />
worden ontwikkeld?<br />
Het ligt voor de hand dat het Vlaams Centrum voor
Volkscultuur zo’n structuur opzet of als coördinerende<br />
partner optreedt voor disciplines die zijn taak te buiten<br />
gaan. Bevordering van de artistieke kwaliteit kan bijvoorbeeld<br />
beter door het Vlaams Theater Instituut<br />
worden opgenomen. En de specifieke ondersteuning<br />
van methodieken voor stads- of wijkbiografieën, al dan<br />
niet uitmondend in een artistieke productie, kan ongetwijfeld<br />
in samenwerking met het Nieuwpoorttheater<br />
dat daarin reeds jarenlang een voortrekkersrol speelt.<br />
Concreet zou de ondersteuning kunnen bestaan in:<br />
· een databank van mogelijke samenwerkingsverbanden,<br />
methodes, processen, e¤ecten en producten<br />
die op het terrein werden gerealiseerd;<br />
· vorming en coaching rond inhoudelijke en organisatorische<br />
technieken en methodieken;<br />
· sensibilisatie rond kwaliteitsbevordering, interdisciplinaire<br />
samenwerking en het neerhalen van<br />
beschotten tussen diverse sectoren.<br />
8. VOLKSCULTUUR EEN PLAATS GEVEN IN<br />
INTEGRAAL CULTUURBELEID<br />
Het denken over de campagneprojecten leidt naar de<br />
vraag hoe zulke projecten ingebed kunnen worden in<br />
het cultuurbeleid. Volkscultuur – zowel de sector als<br />
de projectwerking – dient plaats te krijgen in het integrale<br />
cultuurbeleid. Het gaat dan om een plaatsgebonden,<br />
integraal, intersectoraal en interdisciplinair<br />
beleid, gericht op het beantwoorden van een ‘diagnose’<br />
en een ‘culturele vraag’. De typische plaats die de cultuur<br />
van het alledaagse, de actuele volkscultuur, kan<br />
innemen is het documenteren en het ‘teruggeven’ van<br />
het alledaagse. Dat wil zeggen: het ontwikkelen van<br />
een eerste reflexief en kritisch niveau, waarvoor alleen<br />
het cultureel kapitaal van het alledaagse leven vereist<br />
is. Naarmate dat alledaagse via objecten, erfgoed,<br />
omgeving en verhalen verbonden is met het bredere<br />
culturele veld, kunnen die bronnen worden aangewend.<br />
Zo’n afbakening van een ‘eerste niveau’ is<br />
vooral belangrijk voor die mensen die niet (of minder)<br />
via een breed referentiekader verbonden zijn met een<br />
breed cultureel veld. Dat eerste niveau kan ook zeer<br />
specifiek verbonden zijn met de praktijk van het<br />
samenleven en geeft dus uiting aan de specifieke interculturaliteit<br />
van de sociale praktijken in het dagelijks<br />
leven. Het is slechts voor zover het alledaagse van<br />
iedereen cultureel wordt gerepresenteerd, dat de verdere<br />
productie van het culturele veld verbonden blijft<br />
met ervaringen van iedereen en zo blijft ‘spreken’. Het<br />
is ook in zulke optiek van culturele democratie dat het<br />
erfgoed op een niet-traditionele wijze kan worden<br />
geactiveerd. π<br />
HOOFDSTUK 7<br />
197<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
198<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
hoofdstuk 8<br />
Een samenvatting<br />
ERIC CORIJN<br />
199<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN SAMENVATTING<br />
200<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Actuele volkscultuur, wat kunnen we ons daarbij voorstellen?<br />
Het lijkt een mooie vraag voor een straatinterview,<br />
of een populair debatprogramma of zelfs voor<br />
vele cultuurwerkers. Er komen ongetwijfeld zeer verschillende<br />
antwoorden en men zal het niet snel eens<br />
worden over een definitie. Actuele volkscultuur heeft<br />
geen gewone betekenis, behoort niet tot de common<br />
sense.<br />
Men kan daarom proberen het begrip te ontleden.<br />
‘Actueel’ is wat nu bestaat, is hedendaags, is de voorkomende<br />
vorm. Maar ‘actueel’ verbonden met ‘volkscultuur’<br />
verwijst ook naar die delen van de traditionele<br />
volksculturen die in de levende cultuur zijn opgenomen.<br />
‘Actueel’: hedendaags en ook wel<br />
‘geactualiseerd’.<br />
En dan is er ‘volkscultuur’. Is dat de cultuur van de<br />
hele bevolking? Is dat de hele cultuur? Heeft elk deel<br />
van de bevolking zijn eigen volkscultuur en moeten<br />
we dan spreken van volksculturen? Of gaat het precies<br />
om de gemeenschappelijke elementen in de cultuur?<br />
En zijn het dan die elementen die een basis leveren<br />
voor een groepsidentiteit? Men kan ook niet om de<br />
verwijzing heen naar het volk als natie en naar de<br />
volkscultuur als de ‘volkseigen’ cultuur. Maar is die<br />
dan nog wel actueel? En zo ja, voor wie? Misschien<br />
worden we wel gevangen in die woordenstrijd.<br />
Daarom spreken sommigen liever over de ‘cultuur van<br />
het alledaagse’, over de meer triviale elementen uit de<br />
cultuur. En vrij snel zitten we opnieuw in een ‘duidingsprogramma’:<br />
wat bedoelen we met het alledaagse<br />
en met de cultuur daarvan en waarin verschilt die met<br />
de cultuur van het niet-alledaagse...<br />
Met een pure definitiediscussie raken we er niet uit, al<br />
is die oefening wel nuttig. In een samenleving gaat het<br />
veeleer om een ‘problematiek’, om het vernieuwd<br />
beschrijven van bepaalde praktijken. Zo gaat ook deze<br />
reflectie uit van een poging meer duiding te krijgen<br />
over een aantal elementen van de culturele dynamiek.<br />
Maar door welke maatschappelijke ontwikkelingen<br />
wordt die dynamiek dan wel veroorzaakt? En wie zijn<br />
de actoren in die problematiek? Zijn het vooral diegenen<br />
die hun werking zelf als volkscultuur of volkskunde<br />
benoemen? Of zijn het vooral andere cultuurwerkers<br />
die elementen uit de traditionele en hedendaagse<br />
volkscultuur gebruiken in culturele, educatieve<br />
of artistieke projecten? En hoe gaan beleidsmensen of<br />
instellingen om met die problematiek? Hoe reageert<br />
het publiek? Welke publieken?<br />
Het viel buiten het bestek van het onderzoek de volledige<br />
problematiek te beschrijven en te duiden. De<br />
opdracht was in de eerste plaats twintig projecten door<br />
te lichten die werden ondersteund door de Koning<br />
Boudewijnstichting.<br />
Bij die gevalstudies hebben we gepeild naar de<br />
inzichten van de initiatiefnemers inzake enkele centrale<br />
kwesties, om zo een beter beeld te krijgen van de<br />
ideeënwereld waarin de projecten baden.<br />
Maar er werd ook gevraagd naar de maatschappelijke<br />
meerwaarde van die projecten, naar hun bijdrage tot<br />
vernieuwende actie. Vandaar dat we verplicht waren<br />
ook iets over die maatschappij te zeggen, over de dynamiek<br />
en de culturele problematieken die zich voordoen.<br />
We hebben onze blik niet laten sturen door de<br />
projecten zelf, noch door de sector, de opdrachtgever<br />
of het beleid. We hebben een zo breed mogelijk perspectief<br />
gekozen van waaruit we met een schuinse blik<br />
naar de campagne en naar de volkscultuur konden<br />
kijken. Natuurlijk gaat het dan om een analyse en niet<br />
om de analyse. Alleen is het niet per se een analyse die<br />
in het verlengde ligt van de onderzochte praktijk en zo<br />
gewild of ongewild legitimerend werkt. De maatschappelijke<br />
analyse staat los van die praktijk en is voldoende<br />
ruim om ook andere praktijken te kunnen<br />
duiden. De analyse werkt wel met de begrippen die uit<br />
de interviews werden gedistilleerd. Aldus komen de<br />
spanningsvelden makkelijker aan het licht en wordt<br />
elke actor verplicht ook de meer impliciete kanten van<br />
zijn handelen ter discussie te stellen. Niets is nog vanzelfsprekend,<br />
alles moet worden gezegd. En vooral
inzake de cultuur moet de band met de samenleving<br />
iedere keer weer worden geëxpliciteerd.<br />
Dat die discussie noodzakelijk is, is wellicht de meest<br />
centrale conclusie van dit onderzoek. Er bestaat geen<br />
gemeenschappelijke agenda voor de vele actoren in dit<br />
veld. Er zijn veel impliciete onderstellingen aan het<br />
werk, die zich vooral via de praktijk manifesteren en<br />
naarmate ze meer of minder kracht ontwikkelen aan<br />
belang winnen of verliezen. Het lijkt alsof verschillende<br />
culturele inzichten met elkaar worden geconfronteerd<br />
op een cultureel strijdtoneel en dingen naar<br />
de gunst van het publiek, van de publieken. Wij hopen<br />
dat dit onderzoeksverslag kan bijdragen tot een meer<br />
reflexieve omgang met de praktijk, tot een meer expliciete<br />
plaatsbepaling van de eigen praktijk, tot een verduidelijking<br />
van maatschappelijke opties. Niets is neutraal<br />
in de cultuur, niets gaat op voor iedereen en in<br />
dezelfde mate.<br />
Onze reflectie situeert zich dus op twee terreinen, zij<br />
het dat die niet zomaar van elkaar gescheiden kunnen<br />
worden. Enerzijds gaat ze over de achtergronden, doelstellingen<br />
en kenmerken van de concrete projecten,<br />
anderzijds betreft ze het maatschappelijke kader<br />
waarin die projecten en volkscultuur in het algemeen<br />
concreet werkzaam zijn. Deze maatschappelijke context<br />
heeft uiteraard consequenties voor het beleid, voor de<br />
‘sector’ in zijn geheel en voor de individuele initiatieven.<br />
In de reflectie – zo blijkt uit het onderzoek – staan de<br />
twee begrippen uit de campagnetitel ter discussie. Het<br />
‘actuele’ is deels een vanzelfsprekendheid – volkscultuur<br />
is actueel – deels het resultaat van een niet altijd<br />
eenvoudige oefening, met name de actualisering van<br />
het omgaan met en het denken over volkscultuur.<br />
Vooral dat laatste leidt naar de tweede discussievraag:<br />
wat is volkscultuur? In de campagne worden zowel<br />
projecten ondersteund die zich binnen de kern van de<br />
(institutionele) sector volkscultuur situeren als projecten<br />
van initiatiefnemers buiten die kern. Bovendien<br />
roept het begrip ‘volkscultuur’ en dan vooral het meerduidige<br />
woord ‘volk’ bij veel initiatiefnemers weerstand<br />
op, onder meer wegens de mogelijke ideologische<br />
connotaties. Vaak is men meer geporteerd voor<br />
een omschrijving zoals ‘cultuur van alledag’, ook al<br />
lijkt dat op het eerste gezicht niet echt te kloppen.<br />
De vragen naar de maatschappelijke rol van volkscultuur<br />
situeren zich op het concrete niveau van de projecten:<br />
voor wie zijn de projecten bedoeld, over welke<br />
of wiens cultuur gaat het, met wiens erfgoed is het<br />
project verbonden, voor wie ‘werkt’ het project,<br />
waarom zijn buurt (wijk, dorp, stad) en geschiedenis<br />
zo vaak aan de orde, wat is de relatie tussen geschiedenis<br />
en actualiteit…?<br />
1. AANDACHTSPUNTEN UIT DE GEVALSTUDIES<br />
Eerst enkele algemene vaststellingen. De stedelijke initiatiefnemers<br />
zijn beter vertegenwoordigd dan die van<br />
het platteland. Dat wijst er toch wel op dat de stedelijke<br />
context meer aanleiding geeft tot wisselwerking<br />
tussen cultuurproducten en diverse publieken. De<br />
aard van de indienende organisaties varieerde sterk.<br />
En er waren heel wat kandidaten bij die niet tot de<br />
kern van de sector volkscultuur kunnen worden gerekend.<br />
Net die organisaties dienden vaak zelfs de meest<br />
vernieuwende projecten in.<br />
In die vernieuwing viel een tendens op naar wisselwerking<br />
tussen de werkwijzen van culturele en sociale<br />
organisaties: culturele organisaties met sociale doelstellingen<br />
en methodieken; sociale organisaties met<br />
aandacht voor culturele ontwikkeling als doel en cultureel<br />
instrumentarium als middel. Uit beide sectoren<br />
werden bijvoorbeeld projecten ingediend die gebaseerd<br />
waren op een wijkbiografische aanpak, op lokale<br />
geschiedenis, herinnering, verhalen… en de ‘teruggave’<br />
daarvan aan het (doel)publiek via artistieke<br />
middelen. Bij dat alles speelde het documenteren van<br />
het dagelijks leven heel vaak een belangrijke rol.<br />
HOOFDSTUK 8<br />
201<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN SAMENVATTING<br />
202<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
DOCUMENTEREN EN DEMOCRATISEREN<br />
De campagneprojecten gaan klaarblijkelijk uit van<br />
twee actuele noden in het culturele landschap: de<br />
behoefte om een nieuw terrein te documenteren, met<br />
name het dagelijks leven, en de wil om in te gaan op<br />
de aangevoelde nood tot democratisering van de<br />
cultuur. Beide klemtonen wijzen op een keuze om de<br />
creativiteit niet alleen te laten uitgaan van de referenties<br />
en ervaringen van het eigen milieu, maar ook<br />
andere vormen van dagelijks leven aan bod te laten<br />
komen.<br />
Het documenteren gebeurt vaak via interviews. Op die<br />
manier wil men gedeelde ervaringen, gevoelens en<br />
interesses vastleggen. Dat gaat dan over domeinen of<br />
onderwerpen als thuis, vrije tijd, werk, lichaam enz.<br />
Deze aandacht voor het kwalitatieve en het evenementiële<br />
vult de meer algemene, universalistische<br />
inzichten aan. Het alledaagse wordt onder de loep<br />
genomen en in een ruimere context geplaatst. Het<br />
leggen van verbanden met andere tijden en andere<br />
culturen voorkomt aldus eenzijdige interpretaties en<br />
situeert het dagelijks leven in de hedendaagse multiculturele<br />
(meerduidige) context. Het moet echter<br />
gezegd dat op dit vlak veel bestaand materiaal over het<br />
hoofd wordt gezien en dat een betere toegankelijkheid<br />
van collecties en onderzoek al vele blinde vlekken zou<br />
kunnen invullen.<br />
Aan de andere actuele nood tot democratisering van<br />
cultuur, wordt in essentie op twee manieren voldaan.<br />
Er is een beweging van cultuur naar het dagelijks<br />
leven. Kunstenaars gebruiken het dagelijks leven als<br />
materiaal en stellen het in geësthetiseerde vorm tentoon<br />
op plekken die dagelijks beleefd worden. Aldus<br />
wordt getracht een bekend maatschappelijk uitsluitingsmechanisme<br />
te doorbreken. Kunstproductie die<br />
naar zichzelf verwijst beperkt het referentiekader doorgaans<br />
tot de cultuur van de geschoolde middenklasse.<br />
De verwijzing naar het dagelijks leven van andere<br />
mensen kan de toegankelijkheid van de cultuurproducten<br />
verhogen.<br />
Daarnaast is er de beweging waarbij het dagelijks<br />
leven inbreekt in de cultuurbastions. Door het publiek<br />
te betrekken bij hun werking leggen musea het verband<br />
tussen dagelijkse ervaringen en het tentoongestelde.<br />
Dikwijls worden ook workshops georganiseerd om op<br />
die manier het publieksbereik te vergroten en moeilijk<br />
toegankelijke groepen toch aan te spreken. Men zou<br />
kunnen stellen dat beide bewegingen hier aan de orde<br />
zijn, zodat het halverwege tot een ontmoeting komt.<br />
STRUCTURELE INHOUDELIJKE ONDERSTEUNING<br />
De vernieuwde aandacht voor het dagelijks leven en de<br />
verhalen daarover leidt bij enkele deelnemers tot de<br />
vrees dat er sprake is van een trend, een mode. Zij<br />
vragen zich af wat er overblijft na de bui. Die vrees<br />
kan terecht zijn, maar tegelijk is er juist dankzij deze<br />
trend de laatste jaren veel ervaring, kennis en professionaliteit<br />
opgedaan met nieuwe werkvormen. Het<br />
lijkt daarom aangewezen dat er een structurele samenwerking<br />
en ervaringsuitwisseling ontstaat tussen die<br />
individuele initiatieven, zodat de expertise die nu<br />
wordt opgebouwd niet verloren gaat en de kwaliteit<br />
van dergelijke projecten in de toekomst bevorderd,<br />
genormeerd en bestendigd kan worden.<br />
Die ondersteuning varieert. In de documentatiefase<br />
die een productie voorafgaat, moet de materiaalverzameling<br />
gebeuren volgens de regels van de kunst, zeker<br />
als men op zoek is naar ‘waar gebeurde’ verhalen.<br />
Orale geschiedenis, interviews, kritische bronnenstudie<br />
en dergelijke vergen een kwaliteit die vaak niet<br />
wordt gehaald in snel opgezette culturele initiatieven.<br />
Hier kan een samenwerking met de gepaste onderzoeksinstellingen<br />
(universiteiten, archieven enz.), met<br />
steunpunten (VCV) en met de soms onderschatte<br />
onderzoekservaring in de volkskunde soelaas brengen.<br />
Ondersteuning kan ook nodig zijn in het ontwikkelen<br />
van de meest geschikte samenwerkingsverbanden om<br />
een project op te zetten. Professionele projectbegelei-
ding kan veel initiatieven tot een beter product<br />
brengen. Samenwerking met professionele begeleiders<br />
van het beoogde publiek is eventueel ook aangewezen.<br />
En ten slotte zou het goed zijn de opgebouwde ervaringen<br />
in dit soort werk te archiveren en beschikbaar<br />
te stellen voor nieuwe projecten. In Gent is er een<br />
poging om zo’n structuur op te zetten rond de<br />
Stadskronieken. Het Nieuwpoorttheater heeft er in<br />
2001 samen met de Koning Boudewijnstichting een<br />
kortlopend onderzoek uitgevoerd dat de artistieke<br />
meerwaarde van de stadsbiografie in Vlaanderen<br />
onder de loep neemt. Dit onderzoek beschrijft en evalueert<br />
het conceptueel kader, de methodologie voor<br />
mondelinge geschiedschrijving, de artistieke impulsen<br />
en de nieuwe noden en uitdagingen die gepaard gaan<br />
met de golf van stads- en wijkbiografieën in het<br />
Vlaamse culturele landschap.<br />
Op termijn kan uit dit alles een inhoudelijk en organisatorisch<br />
ondersteunende structuur ontstaan.<br />
De vraag rijst echter of die ondersteuning zich<br />
moet/mag beperken tot het wijkbiografische werk.<br />
Alvast in de campagne Actuele Volkscultuur hebben de<br />
projecten niet allemaal de stad of wijk als focus.<br />
Dikwijls is de gedeelde omgeving vooral het vertrekpunt<br />
om meer te leren over het leven van de bewoners.<br />
Andere projecten vertrekken van gedeelde interesses,<br />
gevoelens en ervaringen om daarop nieuwe<br />
samenhang te creëren. Ook die initiatieven hebben<br />
nood aan samenwerking en ervaringsuitwisseling en<br />
aan een ondersteunende structuur.<br />
PLAATS ALS THEMA - THEMA ALS PLAATS<br />
Het dagelijks leven wordt op diverse manieren benaderd.<br />
Via het verleden, een plaats, een object, een<br />
gevoel… De eerste drie zijn gebonden aan tijd en<br />
plaats, maar maken verbanden mogelijk die tijd en<br />
ruimte overstijgen. Veel projecten kiezen de buurt als<br />
terrein. De plaats is dan het thema maar tegelijk ook<br />
het gebied waarin gemeenschappelijkheid herkenbaar<br />
is of kan worden. Territorium is een fundamenteel<br />
begrip in de buurtlogica. Als buurtbewoners tijdens<br />
evenementen en manifestaties de straat innemen<br />
wordt die weer gemeenschappelijk bezit en mogelijk<br />
drager van nieuwe verbanden.<br />
Meer abstracte thema’s zoals levensstijl, gevoelens en<br />
gedeelde interesses kunnen worden beschouwd als<br />
niet-begrensde, imaginaire of symbolische locaties,<br />
ontmoetingsplaatsen van de geest. De gedeelde ervaring<br />
creëert dan de samenhang. Die samenhang heeft<br />
weliswaar geen territoriale basis en is dus minder<br />
zichtbaar, maar daarom niet minder sterk. Projecten<br />
rond thema’s als ‘muziek’ of ‘helden’ maken evengoed<br />
herkenning mogelijk. Het zijn zelfs ideale aanleidingen<br />
om gemeenschappelijkheid te ontdekken,<br />
omdat ze raken aan algemeen-menselijke thema’s<br />
zoals lichamelijkheid en emoties.<br />
Meer nog dan de buurt of wijk, laten deze imaginaire<br />
ontmoetingsplekken ruimte voor verschil. Niemand<br />
vraagt er naar woonplaats of afkomst, wat telt om ‘erbij<br />
te horen’ en dus als basis voor nieuwe verbanden<br />
tussen mensen, is de gedeelde ervaring. Toch rijst de<br />
vraag of het niet wenselijk is juist deze universele verbanden<br />
ook een plaatselijke inbedding te geven. Ze<br />
kunnen immers de samenhang versterken waar concrete<br />
locaties de gemeenschapsvorming niet (meer)<br />
ondersteunen. De uitspraak “vroeger kende iedereen<br />
elkaar in deze buurt” wijst erop dat een bindende<br />
factor verdwenen is. In het verleden was het gemeenschappelijke<br />
territorium vaak die factor. In onze<br />
mobiele en elektronisch communicerende samenleving<br />
volstaat dat blijkbaar niet meer. Mogelijk is een<br />
gedeelde ervaring meer van deze tijd en flexibeler als<br />
het gaat om actualisering.<br />
Het volstaat trouwens evenmin de oude verbanden<br />
nieuw leven in te blazen. Ze vergen altijd herinterpretatie.<br />
Voor hedendaagse passanten heeft een buurt<br />
altijd een verleden dat niet van hen is en dat daarom<br />
eigen moet worden gemaakt. De verovering van<br />
HOOFDSTUK 8<br />
203<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN SAMENVATTING<br />
204<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
nieuwe terreinen voor gemeenschapsvorming is even<br />
belangrijk als de herinterpretatie van bestaande<br />
publieke plaatsen of gegevens. Deze problemen vergen<br />
een nieuwe kijk op het ‘publieke domein’, op de openbaarheid<br />
waarin verschillende mensen met elkaar een<br />
samenleving opbouwen. Dat publieke is een ‘plaats’<br />
– concreet of imaginair – en is niet direct verbonden<br />
met een groep mensen. Dat publieke moet het verschil<br />
toelaten en tonen en op die manier dialoog verwekken<br />
in plaats van het gemeenschappelijke te construeren.<br />
DRIE CATEGORIEËN?<br />
De projecten van de campagne werden in een eerste<br />
benadering door het onderzoeksteam onderverdeeld in<br />
drie groepen: (a) documentatie, onderzoek, presentatie<br />
van cultureel erfgoed, (b) manifestaties, evenementen<br />
en (c) wijkwerking, samenlevingsopbouw. In het eerste<br />
geval ligt de nadruk en de expertise op het onderzoek,<br />
in het tweede op een productie en in het laatste geval<br />
op de e¤ecten bij een doelgroep. Diverse projecten<br />
combineren echter de drie werkvormen. Ze vertrekken<br />
van creatief onderzoek dat gebaseerd is op een sociale<br />
inworteling in de wijk en ontwikkelen met het resultaat<br />
een artistiek evenement. Elk project moet dus in<br />
zijn bijzonderheid worden beoordeeld. Van een algemene<br />
en vaste indeling kan geen sprake zijn...<br />
Hoe dan ook blijven enkele algemene vaststellingen<br />
geldig. Zo zijn de ‘onderzoeksprojecten’ goed vertegenwoordigd<br />
in de campagne. Bijna de helft van de projecten<br />
legt de klemtoon op het onderzoeksaspect. Van<br />
al die onderzoeksprojecten heeft meer dan de helft wel<br />
een artistiek eindproduct voor ogen. Omgekeerd zijn<br />
bijna alle artistieke realisaties gefundeerd op een<br />
grondig voorafgaand onderzoek.<br />
Sommige evenementen of wijkprojecten besteden (te)<br />
weinig aandacht aan het artistieke of documentaire<br />
luik. Twee projecten, met name Hoe zal skilt en de<br />
vriend klinken in 2002? en Terugkeer van de zwaluwen<br />
vormen hierop interessante uitzonderingen. Beide<br />
projecten steunen zwaar op het engagement van personen<br />
die een sociale en artistieke gevoeligheid in zich<br />
verenigen. Het belang van gepassioneerde ‘trekkers’<br />
– vrijwilligers en professionelen – is trouwens een<br />
vaststelling die opgaat voor alle campagneprojecten.<br />
De twee genoemde initiatieven vertrekken van een<br />
artistieke impuls en kiezen de wijk als locatie. Bij de<br />
meeste buurtprojecten gaat dat omgekeerd. In alle<br />
gevallen waarin er sprake is van zowel artistiek als<br />
maatschappelijk engagement, blijkt er echter spanning<br />
te ontstaan tussen beide componenten: de artistieke<br />
vrijheid commandeert openheid en flexibiliteit maar<br />
de sociale betekenis van de projecten mag tijdens de<br />
evolutie in het werkproces niet uit het oog worden verloren.<br />
2. AANDACHT VOOR CULTUURPRODUCTIE<br />
VAN HET ALLEDAAGSE<br />
Op basis van literatuurstudie en van de twintig gevalstudies<br />
gingen we over tot de uitwerking van kernbegrippen<br />
die belangrijk zijn voor een beter inzicht in<br />
het vraagstuk van de actuele volkscultuur. Het gaat<br />
daarbij zowel om het in kaart brengen van het erfgoed<br />
en dat toegankelijk maken voor dagelijks cultuurgebruik,<br />
als om het creatief bewerken van verscheidene<br />
vormen van dagelijks leven. Volkscultuur heeft veel<br />
facetten en kan op diverse wijzen worden benaderd. Je<br />
kunt ze als een onproblematische beschrijvende categorie<br />
beschouwen: ze is er zonder meer en is verbonden<br />
met het bestaan van elk mens. Je kunt ze verbinden<br />
met een ‘collectief onderbewuste’. Je kunt ze<br />
bekijken als de uitdrukking van een bewuste eigenheid<br />
van bepaalde groepen. Ze is onderwerp van studie en<br />
wordt aldus geconstrueerd door de volkskunde of de<br />
etnografie. Ze wordt getoond en is zo het product van<br />
een bewerking door auteurs. Ze wordt soms als instrument<br />
gebruikt, voor allerlei doeleinden. En ze wordt in<br />
al die operaties iedere keer weer geproduceerd en<br />
gereproduceerd. Juist door die vele facetten wordt de
volkscultuur ook ongrijpbaar en moeilijk te definiëren.<br />
Als elementen uit de volkscultuur worden gecombineerd<br />
met elementen uit de kunsten en als die worden<br />
ingezet in een gerichte publiekswerking, dan rijzen er<br />
vragen naar de afstemming van die verschillende<br />
velden op elkaar. Actuele volkscultuur heeft inderdaad<br />
verschillende verschijningsvormen en elke bevolkingscategorie<br />
heeft een alledaagse cultuur en al die cultuurvormen<br />
zijn gerelateerd aan het bredere veld van<br />
cultuur en kunsten. Het is echter niet altijd duidelijk<br />
wie bij wie, wat bij wat en wat bij wie hoort.<br />
Daarom stellen we een model ter discussie dat een<br />
wisselwerking beoogt tussen vandaag nog gescheiden<br />
maatschappelijke problematieken en werkvelden. Het<br />
is een poging de – meestal verdoken – samenhang<br />
expliciet te maken, die uit verscheidene projecten en<br />
teksten af te leiden is. Dit model stelt de vele impliciete<br />
intuïties in de campagne Actuele Volkscultuur<br />
expliciet ter discussie. De toetsing van het model aan<br />
de praktijkervaringen van initiatiefnemers en andere<br />
deskundigen uit de sector is eveneens een doel van de<br />
verdere discussie.<br />
Zo’n samenhang onderzoeken wordt maar relevant als<br />
men externe criteria nodig heeft om een werking te<br />
toetsen. Zolang het om een studie of evenement op<br />
zich gaat, volstaan intrinsieke kwaliteitscriteria voor<br />
een beoordeling: is de studie, het evenement uitgevoerd<br />
volgens de regels van de kunst? Het is maar op<br />
het moment dat men bijkomende doelstellingen<br />
opneemt, dat ook de externe criteria spelen. Wil men<br />
bepaalde aspecten van de volkscultuur in het licht<br />
stellen om het publiek inzicht te verscha¤en in het<br />
eigen verleden, wil men het erfgoed gebruiken om een<br />
stad of stadsdeel te (laten) ontdekken, of wil men een<br />
bepaald verhaal gebruiken om aansluiting te vinden<br />
bij een bepaalde bevolkingsgroep... dan worden ook<br />
afstemmingsvragen belangrijk. En het is duidelijk dat<br />
het cultuurbeleid in het algemeen gericht is op een<br />
‘betere’ afstemming van producten en publieken.<br />
Publiekswerking staat centraal.<br />
De (ethische) objectieven van de campagne Actuele<br />
Volkscultuur lijken nogal expliciet. Aan de initiatiefnemers<br />
wordt in de campagneoproep gevraagd om volkscultuur<br />
“midden in de samenleving te plaatsen” en “in<br />
te zetten voor maatschappelijke ontwikkeling”. Daarbij<br />
wordt geponeerd dat die wisselwerking zich situeert<br />
op het niveau van de cultuur van het alledaagse.<br />
We hebben een model uitgewerkt als mogelijke basis<br />
voor een discussieplatform. Twee dynamieken worden<br />
daarbij bevraagd.<br />
Ten eerste gaat de vraag over hoe in het algemeen vandaag<br />
de cultuur van het alledaagse wordt geproduceerd<br />
en wordt ingezet in het dagelijks leven, wat daarin het<br />
aandeel is van traditie en vernieuwing en welke bevolkingsgroepen<br />
daarbij in mindere of meerder mate<br />
betrokken zijn. Ten tweede gaat het om de maatschappelijke<br />
relevantie van een werkveld, zoals het vanuit de<br />
geschiedenis en het beleid is vormgegeven (de sector<br />
volkscultuur: de heemkunde, de familiekunde, volkskunde,<br />
industriële archeologie en thema’s als gastronomie,<br />
volkssport, volksmuziek e.d.) en over hoe dat<br />
werkveld betrokken is bij de hierboven (onder ten<br />
eerste) aangehaalde algemene cultuurproductie.<br />
Zo komen we tot de afgeleide vraag of die actuele<br />
volkscultuur een bijdrage kan leveren tot de toename<br />
van cultuurparticipatie en maatschappelijke integratie.<br />
Daarbij wordt dan vooral gedacht aan die delen van de<br />
bevolking die om sociale of culturele redenen minder<br />
deel hebben aan het (zichtbare) culturele leven. Het is<br />
een doelstelling die in veel projecten expliciet aanwezig<br />
is. Het gaat er dan om delen gedocumenteerde<br />
cultuur of delen van de tradities terug te geven,<br />
opnieuw actief te betrekken op het dagelijks leven van<br />
bepaalde (groepen) mensen.<br />
ZOEKEN NAAR SAMENHANG<br />
We gaan ervan uit dat de cultuur van het alledaagse en<br />
het dagelijks leven met elkaar in verband staan. Het<br />
gaat inderdaad om de meest directe cultuur, om het<br />
HOOFDSTUK 8<br />
205<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN SAMENVATTING<br />
206<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
zingevingskader voor een levenswijze. Zo tracht de<br />
volkskunde in haar historisch onderzoek de traditionele<br />
zeden en de gewoonten in verband te brengen<br />
met de leefwijze en leefomstandigheden waarin ze<br />
werden gebruikt. Zulke benadering plaatst de cultuuruitingen<br />
in een context en maakt ze betekenisvol.<br />
Ook bij de cultuur van het alledaagse moet men op<br />
zoek gaan naar de contexten. Die situeren zich in het<br />
dagelijks leven: de activiteiten en interacties die de<br />
regelmaat van het alledaagse uitmaken. Het gaat om<br />
een dagelijks pad in tijd en ruimte door opeenvolgende<br />
sociale praktijken. De regelmaat, de selectie, de<br />
beperking en het economische en a¤ectieve belang<br />
van die sociale praktijken maken het dagelijks leven<br />
uit. De cultuur van het dagelijks leven refereert dan<br />
aan de symbolische en imaginaire orde, aan de leefregels<br />
en omgangsvormen die deze dagelijkse interacties<br />
ondersteunen.<br />
Een deel van de actuele cultuur van het alledaagse<br />
komt voort uit een traditie die via de opvoeding, het<br />
familiale milieu of de socialisatie is overgedragen. Een<br />
ander deel wordt ‘geproduceerd’: als nieuwe ervaringen<br />
aanleiding geven tot nieuwe cultuurproducten<br />
of als bestaande cultuurproducten uit andere velden in<br />
het eigen dagelijks milieu betekenis krijgen. Er bestaat<br />
dus een niveau van cultuurproductie van het alledaagse<br />
waarop de meest directe zingevingstructuren<br />
vorm krijgen.<br />
De samenhang tussen de dagelijkse levenservaringen<br />
en de culturele uitdrukking daarvan is niet altijd zichtbaar.<br />
De samenleving is complexer en in zekere zin<br />
ondoorzichtiger geworden. We leven immers in een<br />
tijd en in omstandigheden die fragmenterend werken.<br />
Vroeger was het dagelijks leven van mensen uit<br />
dezelfde gemeenschap, van dezelfde woonplek, uit<br />
dezelfde sociale groep, zodanig gelijklopend in de werkelijkheid<br />
dat ook de voorstellingswereld en de<br />
waardepatronen in overeenstemming waren. Vandaag<br />
vallen niet alleen leefgemeenschappen en sociale<br />
groepen uit elkaar, ieder individu leert ook steeds<br />
meer omgaan met modules in het dagelijks leven, die<br />
elk een specifieke culturele eigenheid hebben.<br />
Gemeenschappelijke ervaringen zijn veelvuldig en versnipperd.<br />
Gemeenschapsvorming is steeds moeilijker<br />
en komt zeker niet voort uit de realiteit van het<br />
samenleven.<br />
Ook het culturele veld zelf doet zich voor als een<br />
afzonderlijk terrein, met een veelvuldig productieaanbod<br />
voor een veelvuldige consumentengroep. De<br />
band van het cultuurproduct met de achterliggende<br />
levenservaring wordt dikwijls verhuld achter de<br />
artistieke creatie. Bovendien vervaagt de onderlinge<br />
band tussen verschillende cultuurproducten. De postmoderne<br />
consument wordt gevraagd zich een zingevingskader<br />
in elkaar te knutselen met een keuze uit<br />
het brede aanbod. Op dit vlak speelt zich de esthetisering<br />
van het dagelijks leven af. De vormgeving van het<br />
dagelijkse hoeft immers niet meer volgens een<br />
traditionele canon te gebeuren. De consumptiecultuur<br />
maakt het mogelijk – bijvoorbeeld via design –<br />
gebruiksvoorwerpen en inrichting, expressief gedrag<br />
en smaak te verbinden met een eigen levensstijl.<br />
De cultuur van het alledaagse en het alledaagse leven<br />
sluiten nog het best bij elkaar aan in de meest<br />
geschoolde bevolkingslagen die hebben geleerd om te<br />
gaan met verscheidenheid en verandering. Het<br />
vormen van identiteit – één van de traditionele<br />
opdrachten van culturele actie – wordt moeilijker door<br />
de toegenomen complexiteit van het reële leven (mondialisering,<br />
lokalisering, sociale mobiliteit enz).<br />
Niet iedereen beschikt echter over alle culturele<br />
vaardigheden, nodig voor die flexibilisering. In de<br />
eerste plaats is het dagelijks levenspad voor sommige<br />
groepen niet zo verscheiden aan sociale praktijken en<br />
veelvuldig aan tijd-ruimtelijke ervaringen. In de<br />
tweede plaats is de vermeende verscheidenheid ook<br />
overschat, vooral in Vlaanderen waar nog een sterk
lokale verankering bestaat.<br />
Vandaar de vaststelling dat de heersende culturele<br />
expressie slechts spreekt tot beperkte sociale groepen,<br />
wat ook blijkt uit de lage cultuurparticipatiecijfers.<br />
Dergelijke afstemmingsproblemen verklaren de aandacht<br />
voor voluntaristische inspanningen die verbondenheid<br />
en samenhang kunnen bevorderen. Enerzijds<br />
wordt gezocht naar uitdrukkingen van samenhang in<br />
het verleden, naar het materiële en immateriële erfgoed;<br />
vooral dan naar die delen waarvan men denkt<br />
dat ze ook vandaag identiteitsvormend kunnen<br />
werken. Anderzijds wordt gezocht naar verborgen of<br />
minder zichtbare, minder commerciële vormen van<br />
dagelijkse cultuur, die een beter kader kunnen creëren<br />
voor wie zijn gading niet vindt in het bestaande<br />
aanbod.<br />
Dat is echter geen makkelijke opdracht. Er is in de<br />
huidige maatschappij weinig consensus over ‘het<br />
goede leven’. Toch heeft een samenleving nood aan<br />
gedeelde cultuur. Er is geen interactie zonder gemeenschappelijke<br />
referenties. Om nieuwe gemeenschappelijkheid<br />
te vinden, moet daarom een gedeeld maatschappelijk<br />
project tot stand komen dat uitdrukking<br />
geeft aan de reëel bestaande diversiteit in de samenleving.<br />
Dat project kan niet terugvallen op een identiteit<br />
waaraan iedereen moet deelhebben of op een traditie<br />
van vroegere maatschappelijke eenheid. De basis voor<br />
zo’n nieuwe samenhang zal een plaats zijn, waarop<br />
mensen ervaringen delen. ‘Nabijheid’ speelt een vitale<br />
rol. Een grotere zeggenschap begint bij een grotere<br />
greep op de onmiddellijke leefomgeving. Vandaar dat<br />
sommige projecten zich ook territoriaal verankeren in<br />
een buurt of een wijk. Maar de plaats van ontmoeting<br />
kan ook andere vormen aannemen: een subcultuur,<br />
bijvoorbeeld, is niet territoriaal gedefinieerd. Het kan,<br />
zoals gezegd, een symbolische of imaginaire plaats<br />
zijn waarop mensen elkaar ontmoeten: een hobby, een<br />
interesse, een gevoel. In elk geval kan men ervan uitgaan<br />
dat de gemeenschappelijke cultuur zal worden<br />
samengesteld uit elementen met verschillende oor-<br />
sprong. Een geactualiseerde volkscultuur steunt op<br />
een vermenging van elementen uit diverse levensstijlen,<br />
om uiting te geven aan een mogelijke samenhang<br />
tussen (sterk) verschillende levensstijlen.<br />
Documenteren is daarbij een belangrijk aandachtspunt,<br />
omdat ‘culturele achterstelling’ begint waar<br />
levensstijlen niet gedocumenteerd worden en dus<br />
minder doordringen in het culturele aanbod.<br />
Een belangrijk element van diagnose is dan ook het<br />
antwoord op de vraag welke culturele (symbolische en<br />
imaginaire) elementen voorradig of afwezig zijn om<br />
het dagelijks leven te documenteren. De artistieke<br />
praktijk moet er dan op gericht zijn de ‘leemtes’ in<br />
onze cultuur op te vullen.<br />
Een cultuur van het alledaagse wordt dan minder een<br />
kwestie van identiteit. Ze zal meer de vorm van ‘lokale<br />
gewoonten’ aannemen, waarin mensen van diverse<br />
afkomst en met verschillende achtergronden zich<br />
kunnen herkennen. In zekere zin wordt culturele<br />
eigenheid opnieuw meer verbonden met de plek, in<br />
plaats van met de mensen. Ruimte en tijd bepalen de<br />
culturele context waarin mensen als ‘bezoekers’ met<br />
elkaar kunnen omgaan.<br />
HET ALLEDAAGSE TOONT ZICH IN<br />
HET NIET-ALLEDAAGSE<br />
De cultuurproductie van het alledaagse is als het ware<br />
een artistieke vertaling van het dagelijks leven.<br />
Literatuur en voorbeelden wijzen erop dat dit vooral op<br />
‘contrapuntische’ wijze gebeurt: het gaat niet echt om<br />
een spiegel, het gaat vooral over niet-alledaagse evenementen<br />
zoals feesten, vieringen en rituelen. Die<br />
maken het dagelijks leven zichtbaar. De samenhang<br />
wordt getoond op bijzondere gelegenheden die de<br />
dagelijkse routine net onderbreken. Het is op zulke<br />
uitzonderlijke momenten dat het samenleven wordt<br />
gerepresenteerd in een culturele vorm. Sterker nog,<br />
het is alleen via het bestaan van een culturele<br />
expressie, tijdens zo’n niet-dagelijks gebeuren, dat aan<br />
de realiteit vorm wordt gegeven door het proces van<br />
versmelting van verschillende elementen uit diverse<br />
HOOFDSTUK 8<br />
207<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
EEN SAMENVATTING<br />
208<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dagelijkse levens die op deze plaats samenkomen.<br />
Elke keer komen dus drie concrete bronnen naar<br />
voren: de structuur van het alledaagse leven, de plaats<br />
van interactie (het publieke domein, de wijk...) en de<br />
gedeelde (of te delen) elementen om een zinvolle<br />
interactie mogelijk te maken.<br />
Dit gegeven staat centraal in de vraag naar actualisering<br />
van volkscultuur. Het is een artistieke uitdaging<br />
culturele representaties aan te bieden die resoneren<br />
met verschillende tradities of referentiepatronen.<br />
Op een eerste niveau moet daartoe onderzoek worden<br />
verricht. Uit de projecten blijkt dat dit onderzoek beter<br />
ingepast kan worden in een plaats (reëel of symbolisch)<br />
dan in een ‘volk’. Op die manier is het onderzoek<br />
immers ook makkelijker te verwerken in actuele<br />
artistieke voorstellingen.<br />
Bij het inzetten van de cultuur van het alledaagse in<br />
evenementen (feesten, festivals, voorstellingen…) zijn<br />
twee aspecten van belang. Ten eerste moet het evenement<br />
in zijn constructie de bemiddeling laten zien<br />
tussen de traditionele gegevens en het actuele dagelijks<br />
leven. Optimaal is een evenwichtige combinatie<br />
van de twee, zodat volkscultuur geactualiseerd wordt<br />
zonder nostalgie, zonder ‘vroeger was het beter’. Ten<br />
tweede lijkt een publiekswerking aangewezen omdat<br />
een evenement zich bij voorkeur richt tot een publiek<br />
dat in de voorstelling wordt gerepresenteerd, in een<br />
poging een gedeelde ervaring terug te geven aan<br />
mensen die de (symbolische of reële) plek dagelijks<br />
betreden.<br />
Dikwijls is deze plaats de buurt of wijk waarin mensen<br />
leven. Actualiseringsprojecten richten zich dan expliciet<br />
op samenlevingsopbouw door een grotere communicatie<br />
met het oog op conflictbeheersing. Het komt<br />
erop aan de culturele eigenheid van de ruimte, via een<br />
bepaling van het erfgoed en het dagelijkse samenleven<br />
op die plek, aan te duiden en te scheiden van de politieke<br />
regelgeving, die nog te zeer gelegitimeerd wordt<br />
vanuit een denken in termen van autochtonen en<br />
allochtonen.<br />
CULTUUR VAN HET ALLEDAAGSE EN DÉ CULTUUR<br />
De cultuur van het alledaagse, de volkscultuur,<br />
bekleedt een bijzondere plaats in de cultuurproductie.<br />
Ze is een eerste niveau van reflectie op het gedrag: het<br />
gaat om de meest directe vormgeving van het leven.<br />
En ze is algemeen-menselijk: alle lagen van de bevolking<br />
gaan om met een zekere alledaagse cultuur. In<br />
die zin begrepen, levert de actuele volkscultuur dus<br />
een dagelijkse documentatie en informatie voor<br />
verdere culturele bewerking en geïnstitutionaliseerde<br />
cultuurproductie en -spreiding. Die band tussen de<br />
‘sector’ en het brede cultuurveld versterken maakt deel<br />
uit van een actualisering. Het is een belangrijk<br />
element in de discussie over cultuurparticipatie en<br />
- democratisering. Die wisselwerking tussen het alledaagse<br />
en een meer abstract referentiekader is immers<br />
noodzakelijk opdat de heersende cultuurbeleving zou<br />
‘spreken’. Dat gaat niet alleen over kansarmen die zich<br />
niet herkennen in de heersende consumptiecultuur,<br />
maar ook over een verstard kosmopolitisme dat niet<br />
openstaat voor dialoog met de ander.<br />
De interactie tussen culturele praktijken en tussen verschillende<br />
beleidsvelden gebeurt tegen een achtergrond<br />
van diepe maatschappelijke processen. De mondialisering<br />
en de vermarkting, twee met elkaar verbonden<br />
processen, verwekken een erosie van de<br />
‘gemeenschap’ waarop de natiestaat werd gebouwd. De<br />
samenleving is multicultureel, samenleven gebeurt<br />
intercultureel. Niet zozeer de gelijkheid zorgt voor de<br />
band, het gaat om verbondenheid over het verschil<br />
heen. Dat alles maakt dat een deel van de cultuur een<br />
aangelegenheid wordt van groepen en individuele<br />
keuzes, zonder dat er een verband is met een natie. Er<br />
ontstaat een grotere scheiding tussen staat en cultuur<br />
(cf. de scheiding tussen staat en kerk).<br />
Een ander deel van de cultuur, de intercultuur, kan een<br />
maatschappij afbakenen waarin kan worden samengeleefd<br />
door diverse culturen en wereldvisies. De vermaatschappelijking,<br />
de ‘politisering’ is bij uitstek de<br />
opdracht van beleid en overheid.
In de 21ste eeuw moeten mensen leren samenleven op<br />
basis van hun verschil, veeleer dan op basis van hun<br />
overeenkomsten. Actuele volkscultuur heeft een plaats<br />
in die ombouw. Een ombouw van premoderniteit naar<br />
postmoderniteit zeggen sommigen; in elk geval een<br />
grote spanningsboog. Alleen al daarom is de discussie<br />
maar net geopend. π<br />
HOOFDSTUK 8<br />
209<br />
CULTUUR VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
Reflecties op de<br />
spiegel van het<br />
dagelijks leven<br />
ZES ESSAYS<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
ACTUEEL? INCLUSIEF…<br />
212<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Actueel?<br />
Inclusief…<br />
MARC JACOBS<br />
“Aber der Ausbau einer Orientierungsrichtung bedeutet<br />
nicht, dass alle anderen abgebaut werden.” 1<br />
Mahatma Gandhi zei ooit: “Geen cultuur kan leven, als<br />
die probeert exclusief te zijn”. Een van de onderliggende<br />
doelstellingen en hopelijk ook e¤ecten van de<br />
campagnes Actuele Volkscultuur van de Koning<br />
Boudewijnstichting is precies het verbinden van het<br />
concept ‘inclusief’ aan de idee (studie van) volkscultuur.<br />
Inclusief: “met inbegrip van’ of ‘er mede onder<br />
gerekend” (van Dale). Het propageren van ‘inclusie(f)’,<br />
mede door het eigen prestige en (symbolisch) kapitaal<br />
daaraan te verbinden, is wellicht een rode draad door<br />
de activiteiten van de Stichting.<br />
Insluiting (vooral in de betekenissen van aansluiting<br />
en toe-eigening) en uitsluiting (vooral door afstand te<br />
nemen): het zijn krachten die steeds op ‘volkscultuur’<br />
inwerken en het begrip zelf vorm geven. Een streefdoel<br />
is het begrip volkscultuur zo open en breed mogelijk te<br />
houden maar daar tegelijkertijd ook constructief<br />
kritisch mee om te gaan. In deze bijdrage gaat het om<br />
perspectieven op of studie van …’volkscultuur’. Ook<br />
daar is ‘inclusief’ het hoofdbestanddeel van het<br />
medicijn ‘actueel’.<br />
Het woord ‘actueel’ of het proces van ‘actualisering’<br />
kan zowel insluitende als uitsluitende effecten<br />
sorteren. Actueel kan ‘op het ogenblik bestaand, werkzaam<br />
of van kracht zijnd’ betekenen maar ook ‘van<br />
ogenblikkelijk belang, toepasselijk op of van belang<br />
voor de toestand van het ogenblik’. Alleen hedendaagse<br />
fenomenen? Met uitsluiting van wat niet onmiddellijk<br />
(meer) relevant is? Met uitsluiting van dingen die<br />
voorbij zijn, van datgene wat vroeger bestond, wat<br />
vroeger werkzaam of van kracht was (maar nu niet<br />
meer)? Uitgerekend in een sector als volkscultuur,<br />
zoals het Vlaamse decreet van 1998 die construeerde,<br />
zou dat het weggooien<br />
van de kinderen betekenen<br />
met het water van<br />
het pas geopend<br />
1. Bausinger (H.), Heimat und<br />
Globalisierung, in: Osterreichische<br />
Zeitschrift für Volkskunde, 104,<br />
2001, p. 121-135, p. 125.
Olympisch zwembad. Dat decreet is trouwens zelf<br />
interessante stof voor een discussie over de spanning<br />
tussen inclusief en exclusief en over de rol die actualisering<br />
kan spelen bij het openwrikken van te weinig<br />
inclusieve definities. Maar dat is een ander verhaal. 2<br />
Er bestaan diverse gradaties van actualiseren, van het<br />
actueel maken, aan de eigen tijd aanpassen of moderniseren.<br />
Allerlei fenomenen kunnen worden aangetrokken<br />
en kunnen mee in rekening worden gebracht:<br />
zo evolueert een begrip als volkscultuur geleidelijk. De<br />
nieuwe elementen stralen af op de andere delen van<br />
het geheel dat er al was. De maatschappij evolueert en<br />
de actualiteit is niet te beperken tot attractieve, leuke<br />
en fijne fenomenen (zoals die in een sympathieke<br />
campagne gehonoreerd worden). Hiervoor is een kritische<br />
blik aangewezen. Dit lijkt mij van groot belang:<br />
reflexiviteit, de mogelijkheid de situatie te overstijgen,<br />
kritische vragen te stellen, een stapje opzij te zetten.<br />
De grenzen en invulling blijven open voor onderhandeling.<br />
Als actualisering van volkscultuur die bewegingsruimte<br />
kon bieden, garanderen of vergroten, dan<br />
zou dat mooi zijn.<br />
Inclusief anderen…<br />
Inclusief oude benaderingen…<br />
Inclusief andere benaderingen…<br />
Inclusief het ouderwetse…<br />
Inclusief het nieuwe…<br />
Inclusief traditie(s)…<br />
Inclusief innovatie(s)…<br />
Inclusief een vleugje romantiek..<br />
Inclusief deconstructie<br />
Inclusief theorie(en) …<br />
Inclusief praktijk(en)…<br />
Inclusief conflicten, conflictzones en discussies…<br />
Inclusief een kritische houding…<br />
NIET EXCLUSIEF<br />
Peter Burke propageerde de definitie dat “cultuur een<br />
systeem van gedeelde meningen, attitudes en waarden<br />
is en de symbolische vormen (performances, artefacten)<br />
waarin die uitgedrukt worden of belichaamd<br />
zijn”. 3 Een erg inclusieve omschrijving. Volkscultuur<br />
past daar perfect in, vooral in combinatie met en als<br />
afzetbasis voor vormen van exclusievere culturele circuits,<br />
interpretatieschema’s en omgangsvormen.<br />
Exclusief betekent volgens van Dale: niet inbegrepen,<br />
iets of mensen van een andere (lagere) klasse uitsluitend<br />
en ten slotte zeer chic en niet overal verkrijgbaar.<br />
In de loop van de geschiedenis zijn er geregeld<br />
‘hogere’ groepen mensen actief geweest die de artefacten,<br />
rituelen, feestjes, belevenissen en denkbeelden<br />
van andere, ‘lagere’ groepen als minderwaardig, voor<br />
verbetering, voor (selectieve, esthetiserende of ideologisch<br />
recupererende) musealisering of desnoods voor<br />
repressie vatbaar achtten. Soms kreeg dit een vertaling<br />
in religieuze termen, zoals het onderscheid ‘sacraal’ en<br />
‘profaan’. Dit kon afgelezen worden in rituele en ruimtelijke<br />
markeringen: passend gedrag binnen of buiten<br />
de kerk(hof)muren bijvoorbeeld. Dit is één wijze<br />
waarop volkscultuur in de loop der tijden is uitgekristalliseerd:<br />
datgene waarvan groepen mensen<br />
afstand willen nemen (door een eigen subsysteem te<br />
cultiveren) maar dat er binnen een breder cultureel<br />
systeem toch bij behoort in een bepaalde streek.<br />
Cruciaal voor mij – sinds twee decennia de belangrijkste<br />
reden om het concept te gebruiken – zijn de interessante<br />
inzichten die de cultuurgeschiedenis en de<br />
sociale geschiedenis sinds de jaren 1970 hebben opgeleverd;<br />
ook al is het debat de laatste jaren wat verzand.<br />
E. P. Thompson benadrukte dat men conflict, discussies<br />
en interactie inclusief moet houden bij volkscultuur.<br />
Hij stelde dat men cultuur ook kan beschouwen<br />
als: “a pool of diverse resources, in which traªc passes<br />
between the literate and the oral, the superordinate<br />
and the subordinate, the village<br />
and the metropolis; it is an arena<br />
of conflictual elements, which<br />
requires some compelling pressure<br />
– as, for example, nationalism<br />
or prevalent religious orthodoxy<br />
or class consciousness – to<br />
take form as ‘system’.” 4<br />
MARC JACOBS<br />
2. Jacobs (M.), Volkscultuur, een<br />
sector in beweging tussen sociaalcultureel<br />
werk en cultureel erfgoed,<br />
in: Gids sociaal-cultureel en educatief<br />
werk, 32, 2001, pp. 383-394.<br />
3. Burke (P.), Popular culture in<br />
Early Modern Europe, London,<br />
Temple Smith, 1978.<br />
4. Thompson (E. P.), Customs in<br />
Common, London, The Merlin<br />
Press, 1991, p. 6.<br />
213<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
ACTUEEL? INCLUSIEF…<br />
214<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Conclusie? De grens tussen exclusief en inclusief ligt<br />
niet vast. Zowel druk van buitenaf (bestrijding, daarna<br />
ontdekking door elitaire volks(des)kundigen) als van<br />
binnenin of onderop (sociale strijd of klassenbewustzijn)<br />
kan culturele fenomenen tot systemen kneden,<br />
die dan volkscultuur (arbeiderscultuur, populaire<br />
cultuur enz.) worden genoemd.<br />
Als exclusief niet onmiddellijk rijmt op volkscultuur,<br />
dan kan inclusief dat misschien wel, in positieve<br />
inkleuringen. In de meest recente benaderingen wordt<br />
het accent gelegd op het feit dat volkscultuur zelf een<br />
systeem is dat mogelijk fenomenen, denkbeelden of<br />
voorwerpen kan aantrekken… Roger Chartier pleitte<br />
ervoor het woord volkscultuur vooral te gebruiken in<br />
een context van toe-eigening van cultuurverschijnselen:<br />
“Volkscultuur dient in mijn ogen niet te worden<br />
gedefinieerd als een door anderen aan het ‘volk’ toegeschreven<br />
cultuur, maar als een specifieke manier van<br />
omgaan met cultuur die in de sociale groep of<br />
gemeenschap zelf ligt ingebed. Deze bottom-up-benadering<br />
verfijnt niet alleen de top-down-visie, die de<br />
volkscultuur als een historisch relict of een maatschappelijke<br />
restwaarde in de zich moderniserende samenleving<br />
beschouwt, maar draait het onderzoeksperspectief<br />
ook wezenlijk om”. 5 Ook dingen die er niet bij<br />
behoren, kunnen er bij nader inzien toch bij behoren,<br />
aangetrokken en inbegrepen worden door toeeigening.<br />
VOLKSKUNDE, VOLKSCULTUUR EN DE CANON<br />
De net aangehaalde auteurs en historiografische stromingen<br />
zijn, net als de repressieve constructies uit de<br />
Nieuwe Tijd, maar enkele van de mogelijke leesrasters<br />
om een systeem met de vlag ‘volkscultuur’ te laten<br />
oplichten of te laten uitkristalliseren. Het zijn de leesrasters<br />
waarlangs nogal wat van mijn generatiegenoten<br />
in contact zijn gekomen met volkscultuur en die we<br />
met volkskunde verbonden hebben (of omgekeerd).<br />
Dit klinkt soms door in debatten over de noodzaak om<br />
het historische niet te benadrukken maar vooral op de<br />
hedendaagse evoluties en het mythische veldwerk te<br />
focussen. Vaak is dit codetaal om de introductie van<br />
een hele interdisciplinaire onderstroom binnen de<br />
klassieke volkskunde te markeren en af te blokken.<br />
Gelukkig tevergeefs. De hiervoor aangehaalde<br />
inzichten moeten als verworven worden beschouwd:<br />
dit wordt gevierd in het handboek Volkscultuur. Een<br />
inleiding in de Nederlandse etnologie. Vreemdsoortige<br />
claims dat het boek niet volledig zou zijn want dat<br />
allerlei fenomenen vergeten werden of onvoldoende<br />
aan bod kwamen, zijn wellicht geen afwijzingen van<br />
het boek en de daarin geactualiseerde agenda maar<br />
ongetwijfeld net pleidooien tot meer aansluiting,<br />
pogingen om de klassieke benaderingen in Vlaanderen<br />
bij het internationale referentiekader te laten aansluiten<br />
en samen naar actuele en vooral toekomstgerichte<br />
benaderingen te groeien.<br />
Volkskunde is wetenschappelijk onderzoek naar brede<br />
(maar ook heel kleine of ‘triviale’) cultuurverschijnselen<br />
in heden en verleden: met een containerbegrip<br />
‘volkscultuur’ genoemd. Hierbij moet volgens Paul<br />
Post in de eerste plaats gedacht worden aan de zogenoemde<br />
‘volkskundige canon’, de brede<br />
historiografisch gefundeerde consensus in binnen- en<br />
buitenland over wat de volkskunde als haar specifieke<br />
aandachtsveld beschouwt. 6 Die canon wordt internationaal,<br />
zij het met varianten, ook gecultiveerd maar is de<br />
voorbije jaren sterk onder druk komen te staan en dat<br />
is een goede zaak (van ‘actualisering’). De ‘canon’<br />
omvat feesten, rituelen, kleding, wooncultuur, voeding,<br />
omgangsvormen en allerlei muzische expressievormen.<br />
Nog steeds lijkt het bibliografisch classificatieplan<br />
van de Zwitserse volkskundige E. Ho¤mann-<br />
Krayer (1864-1936) door te werken. Deze canon is in<br />
principe open van aard.<br />
Men kan het ook nog<br />
anders opvatten: de<br />
bestaande instrumenten<br />
om literatuur op te<br />
sporen gaven ook incentives<br />
om het tot de canon<br />
te beperken. De beschik-<br />
5. Frijho¤ (W.), Volkskunde en<br />
cultuurwetenschap: de ups en downs<br />
van een dialoog, in: Koninklijke<br />
Nederlandse Akademie van wetenschappen.<br />
Mededelingen van de<br />
Afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks,<br />
60, 1997, pp. 89-143, p. 94.<br />
6. Post (P.), Volkskunde in<br />
Nederland. Notities over disciplinaire<br />
eigenheid, in: Volkskundig Bulletin,<br />
20, 1994, pp. 229-244.
are kanalen (de ‘oranje’ Nederlandse Volkskundige<br />
Bibliografie, de periodieke troepen-, euh… tijdschriftenschouwingen<br />
enz.) leiden vooral naar de eigen<br />
citeergemeenschap, steeds opnieuw de cirkel rond. De<br />
bibliografisch belangrijke instrumenten om de waardevolle<br />
goudmijn van mobiliseerbare gegevens te<br />
ontsluiten zorgden voor een zekere mate van<br />
herkauwen van steeds hetzelfde. Maar er is ook leven<br />
daarbuiten: actualisering of passe-partouts als ‘het<br />
dagelijks leven’ attenderen ons daarop.<br />
Een andere stelling van Frijho¤ maakt dit duidelijk:<br />
“Intussen wordt ‘volkscultuur’ steeds vaker heuristisch<br />
gebruikt, als een attenderend begrip dat bij al zijn<br />
dubbelzinnigheid en onvolkomenheid toch in elk geval<br />
het wij-perspectief van de brede, alledaagse cultuur wil<br />
aangeven… de manier waarop mensen in een bepaalde<br />
samenleving vorm geven aan hun dagelijks leven.” 7<br />
Het gaat daarbij om meer dan de traditionele plattelandssamenlevingen<br />
of geschiedenis van onderop (ook<br />
al ligt het wij-perspectief doorgaans in zulke strijdbare<br />
politieke noties ingesloten). De relatie met de multiculturele<br />
realiteit blijft daarbij een problematisch<br />
gegeven, zo merkte ook Frijho¤ op.<br />
Cultuur van alledag is hier het paard voor Troje waarlangs<br />
allerlei invloeden en nieuwe onderwerpen<br />
kunnen binnensluipen. Wie vandaag goed rondkijkt<br />
merkt allerlei fenomenen die niet onmiddellijk<br />
geplaatst kunnen worden in de klassieke constructies<br />
van weleer: er zijn nu eenmaal computers, gsm’s,<br />
echografieapparaten, proefbuisbaby’s, draagmoeders,<br />
cliniclowns enz. Wie naar het verleden kijkt met een<br />
doordringende blik ziet ook veel elementen en details<br />
die op het eerste gezicht niet in het plaatje passen. Een<br />
etnoloog kan dag in dag uit aftoetsen in welke mate<br />
datgene waarmee hij en de collega’s bezig zijn, overeenkomt<br />
met het alledaagse leven. Dit is gemakkelijker<br />
voor wie vandaag gsm-rituelen, chatconventies,<br />
het omgaan met gekkekoeienziekte of grappen over<br />
motoronderhoud voor dioxinekippen bestudeert, dan<br />
voor wie oude volkssagen, oude geneeskundige handelingen,<br />
bedevaartvaantjes of marktzangers bestudeert,<br />
ook al vormen die laatste de leefwereld zoals die in<br />
volkskundige publicaties en instituties tot voor kort<br />
zwaar doorklonk. Waarbij overigens dient gezegd dat<br />
deze laatste onderwerpen eveneens belangrijk en interessant<br />
kunnen zijn, voor een studie op zich en om<br />
zichzelf (zie verder).<br />
De facto plaatsen musea zoals het Huis van Alijn of<br />
instellingen als het VCV nu onder de vlag ‘volkscultuur’<br />
fenomenen en benaderingen op de agenda, in de<br />
tijdschriften en de publicatiereeksen, waardoor die tot<br />
de canon doordringen. Naarmate de tijd vordert,<br />
verbreedt zo het blikveld en wordt de discussie aangezwengeld.<br />
Of het nu gaat om tuinkabouters,<br />
echografie of cybercultuur: er is nu een beweging<br />
mogelijk. Dit geldt ook voor de campagnes Actuele<br />
Volkscultuur. Door het feit dat allerlei onderwerpen,<br />
thema’s, organisaties en methoden aan bod komen en<br />
onder de vlag (actuele) ‘volkscultuur’ varen, worden ze<br />
gerecipieerd.<br />
INCLUSIEF THEORIE EN BREDERE<br />
WETENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSVORMING<br />
Toen Frijho¤ zijn kantelstuk schreef was volkskunde<br />
in Nederland vooral een zaak van individuele cultuurwetenschappers<br />
met een zeer uiteenlopende achtergrond<br />
die zich outten als bezig met volkscultuur,<br />
zonder dat er veel academische ijkpunten waren. Dit is<br />
belangrijk in het licht van de discussie over actualisering:<br />
“Wie nieuwe bronnen aanboort of methodisch op<br />
een andere toer gaat, spreekt een onbekende taal en<br />
loopt het risico niet als volkskundige te worden<br />
herkend. Er is geen veld van academische posities dat<br />
hem of haar in staat stelt een tegendraads geluid te<br />
laten horen en toch tot de discipline te blijven gere-<br />
kend.” 8<br />
Dit is in het begin van de 21ste eeuw net aan het<br />
veranderen met de aanstelling van verscheidene<br />
nieuwe hoogleraren etnologie in het Nederlands taalgebied<br />
(A.-J. Bijsterveld, G.<br />
Rooijakkers en L.P. Grijp).<br />
MARC JACOBS<br />
7. Frijho¤, Volkskunde, p. 95.<br />
8. Frijho¤, Volkskunde, p. 100.<br />
215<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
ACTUEEL? INCLUSIEF…<br />
216<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
In combinatie met bestaande structuren (leerstoel te<br />
Leuven enz.) kan dit veld nu ook academisch<br />
significant van de grond komen. Er is nood aan meer<br />
stemmen, meer kanalen, bijkomende tijdschriftenplatforms…<br />
Als we E. Corijn volgen in zijn advies dat er<br />
een vertooggemeenschap moet worden opgebouwd<br />
rond volkscultuur, kan dat volkskunde of etnologie<br />
zijn. Er uitgerekend net nu voor pleiten volkscultuur<br />
met het badwater weg te gooien is misschien niet zo<br />
verstandig.<br />
Hoe kan vermeden worden dat volkskunde, bijvoorbeeld<br />
in een (citeer)gemeenschap als Vlaanderen, niet<br />
meer is dan een beschrijvende, ordenende en documenterende<br />
activiteit? Door betekenisgeving, gevoeligheid<br />
voor abstractie en theorieën. Door reflectie, door<br />
openheid voor nieuwe visies, nieuwe inzichten…<br />
Volkskundigen bestuderen de historische ontwikkeling<br />
en geografische en sociale verspreiding van cultuurverschijnselen.<br />
Dit gebeurt vaak via een vergelijkende<br />
methode, via schriftelijke informatie en door diverse<br />
vormen van ‘veldwerk’. In zijn positiebepaling stelde<br />
Frijho¤ vast dat het tweede element van de volkskundige<br />
vierslag niet beperkt hoeft te zijn tot het laten<br />
vullen van vragenlijsten die allemaal samengevoegd<br />
een heel land dekken (in de vorm van schriftelijke<br />
enquêtes of ‘veldwerk’): “In tegenstelling tot wat men<br />
vroeger wel dacht, heeft de volkskunde in de ogen van<br />
de huidige beoefenaar echter geen exclusieve methode.<br />
Integendeel, de platformfunctie op een kruispunt van<br />
disciplines en methoden wordt thans sterk<br />
benadrukt”. 9 Precies de openheid van het begrip volkscultuur<br />
maakt het tot een potentieel platform van<br />
interdisciplinariteit.<br />
Een eerste mogelijkheid is een scherpe oriëntatie op<br />
het buitenland. Het is frappant hoe weinig van die<br />
buitenlandse kennis of debatten echo’s vinden in<br />
Vlaanderen in publicaties en discussies over volkscultuur.<br />
Refereren aan deze of gene buitenlandse auteur,<br />
dat model of die theorie wordt nog te vaak als ‘gezocht’<br />
of ‘moeilijk doen’ weggewuifd.<br />
Naar aanleiding van het verschijnen van het nieuwe<br />
handboek over de studie van volkscultuur, onder<br />
redactie van Dekker, Roodenburg en Rooijakkers,<br />
verscheen in België een opmerkelijke reeks recensies.<br />
Een van de belangrijkste aanbevelingen, met name<br />
voor het volkskundig onderzoek in Vlaanderen, was<br />
het aangaan van een dialoog met allerlei nieuwe<br />
inzichten en stromingen in de internationale cultuurwetenschappen:<br />
cultuursociologie, antropologie,<br />
kortom: theoretische en conceptuele actualisering<br />
graag. 10 Dit is niet echt uit de projecten van de<br />
campagnes Actuele Volkscultuur af te leiden, maar het<br />
staartje dat de campagnes gekregen hebben in de<br />
vorm van deze studie en publicatie, zet daartoe volgens<br />
mij een belangrijke stap.<br />
Sommigen kijken misschien verbaasd op. Waarom is<br />
dat allemaal nodig? Volstaat het niet te zeggen wat de<br />
gewone mens in de straat denkt, om goed bezig te<br />
zijn?<br />
Volkskunde en theorie. Voor sommigen kan dit even<br />
gek klinken als bijvoorbeeld ‘archeologie en theorie’.<br />
Michael Shanks beschrijft hoe hij als archeoloog jarenlang<br />
met interdisciplinariteit flirtte. Zijn relaas van<br />
invloeden en fascinaties leest als een intellectuele<br />
schoolagenda en balboekje vanaf de jaren 1970: van<br />
structuralistische antropologie à la Lévi-Strauss over<br />
Angelsaksische en Franse theorie (Giddens, Bourdieu,<br />
Barthes, Foucault, Derrida en anderen), langs Britse<br />
culturele studies à la Hall tot de linguistic turn en<br />
theorie rond actie en pragmatiek enzovoort. Mensen<br />
spraken over archeologische theorie of theoretische<br />
archeologie (alsof dat een soort bezweringstruc was).<br />
Schanks zelf gaf een leuke omschrijving: “archaeology<br />
with an attitude”. Dit drukt precies uit wat volgens mij<br />
ook een plaatsje onder de volkskundige zon verdient<br />
en als aanjaagfactor kan fungeren: volkscultuur/volkskunde<br />
met ballen, vrank en vrij maar ook doordacht,<br />
scherp en kritisch.<br />
Waarom theorie?<br />
Waarom de polemiek?<br />
Waarom niet simpelweg<br />
gewoon voortdoen met<br />
9. Frijho¤, Volkskunde, p. 99.<br />
10. Zie Een inleiding tot de<br />
Nederlandse etnologie. Een uit de<br />
hand gelopen boekbespreking, in:<br />
Oost-Vlaamse Zanten, 76, 2001,<br />
nummer 2, pp. 113-176.
het opgraven van het verleden? Shanks: “Hence for me<br />
it is an issue of attitude. Suspicion of easy answers, of<br />
neat schemes for partitioning the world which put<br />
things in their place, grand all-encompassing theories<br />
which purport to explain everything. A suspicion of<br />
comforting familiarity. The attitude is about debunking,<br />
retaining a sense of humility, constantly<br />
reflecting on what we do as archaeologists. (…)<br />
Archaeological theory for me is less about a body of<br />
theory than it is about this attitude. To think<br />
critically”. 11<br />
Ja, dàt is het. Ik had het zelf niet beter kunnen formuleren:<br />
spijker op de kop. Dat is ook de prikkel om<br />
voortdurend het denkkader, de interpretatieschema’s<br />
en het begrippenapparaat ter discussie te stellen, te<br />
herbronnen, te actualiseren… De bundel waarin de<br />
bijdrage verschijnt is daar mede een hulpmiddel voor.<br />
ACTUALISEREN EN INSTRUMENTALISEREN<br />
U begrijpt het: ik ben de eerste om critici, sceptici en<br />
ongelovige Thomassen met open armen te ontvangen<br />
en deze vorm van actualisering toe te juichen. Maar<br />
ook de eerste om blijvend aandacht te vragen voor het<br />
feit dat dit complementair kan zijn, dat de andere<br />
benaderingen ook nut hebben. Het is mogelijk dat<br />
actualiseren de connotatie instrumenteel in zich<br />
draagt: onderzoek naar volkscultuur kan maatschappelijk<br />
relevant zijn. Als dat zou kunnen, prima. Maar het<br />
hoeft niet.<br />
In een dwarsdenkend boek pleitten Jo Tollebeek en<br />
Tom Verscha¤el een decennium geleden voor de<br />
mogelijkheid om te ontsnappen aan de dictatuur van<br />
het heden… Hun boekje vervulde een provocerende<br />
rol, net na de val van de Muur en het versplinteren van<br />
het communistisch-marxistische wereldbeeld. Ik heb<br />
echter de indruk dat we dat boekje in deze happy days<br />
of heritage opnieuw ter hand moeten nemen. Zij verdedigden<br />
de radicale stelling dat de meest doeltre¤ende<br />
verdediging van de geschiedenis in het cultiveren van<br />
de historische interesse ligt. Door contact met<br />
bepaalde voorwerpen, beelden of documenten wordt<br />
het mogelijk voeling te krijgen met het verleden: zo<br />
“wordt de stellige illusie gewekt het verleden (of een<br />
deel van dat verleden) te kunnen aanraken: het<br />
verleden wordt tastbaar en zichtbaar.” 12 Mag een interesse<br />
in het verleden om het verleden niet meer<br />
kunnen? De historisch geïnteresseerde kan soms van<br />
historische sensatie overgaan in interesse, interesse in<br />
het vreemde. Een historisch geïnteresseerde – een<br />
historicus bijvoorbeeld – weet dat hij (of zij) dingen en<br />
contacten zoekt die hem niet eigen zijn, dat datgene<br />
wat gevonden zal worden vreemd is en dat hij precies<br />
daarin geïnteresseerd is, in het vreemde verleden.<br />
Vanuit het perspectief van culturele diversiteit is de<br />
suggestie van Tollebeek en Verscha¤el belangrijk<br />
maar, gezien het sluimerende essentialisme, ook<br />
wankel: “Interesse voor iets veronderstelt belangstelling<br />
voor het specifieke karakter ervan. En omgekeerd:<br />
wie het vreemde niet als zodanig wil leren kennen,<br />
eigent zich het vreemde, het andere, toe, maar interesseert<br />
er zich niet voor. Hij zoekt slechts instrumentele<br />
kennis: hij wil het andere gebruiken. Een werkelijke<br />
belangstelling in het andere daarentegen, kan slechts<br />
een belangstelling in het andere om het andere zijn”. 13<br />
Tollebeek en Verscha¤el stellen dat historische interesse<br />
interesse in het verleden om het verleden, helemaal<br />
niet hetzelfde is als de interesse in het (verleden<br />
om het) heden. Aan die historische interesse beantwoordt<br />
de discipline geschiedenis. Geschiedenis kan<br />
op zeer verschillende manieren spreken: in de taal van<br />
andere wetenschappen, maar ook in die van het alledaagse<br />
leven. Zij stellen dat precies de interesse in het<br />
verleden om het verleden de<br />
geschiedenis (als discipline)<br />
anders maakt dan wetenschappen<br />
als sociologie, politicologie<br />
of economie. Een bijzonder<br />
geval zijn de antropologen die<br />
dezelfde bedoelingen hebben, in<br />
zoverre ze geleid worden door<br />
een interesse in het vreemde dat<br />
MARC JACOBS<br />
217<br />
11. Geciteerd uit het ‘wilde’ doch<br />
ook inspirerende boek Pearson<br />
(M.) en Shanks (M.),<br />
Theatre/archeaology, London en<br />
New York, Routledge, 2001, p. 8.<br />
12. Tollebeek (J.) en Verschaffel<br />
(T.), De vreugden van Houssaye.<br />
Apologie van de historische interesse,<br />
Amsterdam, Wereldbibliotheek,<br />
1992, p. 18.<br />
13. Tollebeek & Verschaffel,<br />
Vreugden, p. 36.<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
ACTUEEL? INCLUSIEF…<br />
218<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
ze als vreemd willen bestuderen en kennen. Afstand<br />
in de tijd of afstand in de ruimte. Maar wat met antropologen<br />
of etnologen, die de nabije cultuur bestuderen?<br />
Als we historische belangstelling centraal plaatsen,<br />
dan bestaat er ook geen hiërarchie van onderwerpen<br />
meer, zo stelden Tollebeek en Verscha¤el in de volle<br />
hoogdagen van het postmodernisme. Zij menen dat<br />
men tegen de idee moet vechten dat het verleden interessanter<br />
wordt naarmate het dichter bij het heden<br />
staat. Ook een ver verleden kan interessant zijn.<br />
De vraag – de eis – van relevantie voor het heden<br />
berust op een misverstand, want historische belangstelling<br />
maakt zo’n onderscheid niet.<br />
“Zij komt integendeel in opstand tegen de uitsluiting<br />
van onderwerpen (een rebellie die ook door Veyne is<br />
opgemerkt: “Les érudits s’étaient toujours intéressés à<br />
tout le passé”). Een hodiëcentrisme dat de actualiteit<br />
en de actuele problemen als uitgangspunt bij de beoordeling<br />
van de waarde(loosheid) van historische studieonderwerpen<br />
neemt, gaat dan ook voorbij aan de kern<br />
van de geschiedbeoefening. Het verre verleden zal<br />
misschien zelfs, als zijnde vreemder en (op het eerste<br />
gezicht) onherkenbaar, makkelijker intrigeren, makkelijker<br />
de aandacht en de interesse opwekken (…) Alle<br />
onderwerpen zonder onderscheid – alles wat ooit is<br />
geweest – kunnen, in principe, historische belangstelling<br />
wekken”. 14<br />
Geschiedenis is gericht op het bevredigen van de historische<br />
interesse, wat vreugden genereert voor de historicus.<br />
Het archiefbezoek gaat om meer dan alleen het<br />
verzamelen van feiten. Het gaat om het contact met de<br />
materiële bronnen, of vooral om het verleden.<br />
Historici kunnen vele met liefhebbers gedeelde<br />
vreugden kennen; een historische sensatie beleven, het<br />
zoeken en doen van vondsten, het contact met het<br />
verleden. Nog los van het voorstellen van resultaten<br />
(schrijven, tentoonstelling…) is zoeken en vinden<br />
prettig en legitiem. Heemkunde en postmodernisme<br />
één strijd? Misschien wel. Geschiedschrijving is een<br />
intellectuele discipline. Een historicus probeert niet<br />
alleen de eigen interesse te bevredigen maar dat op<br />
zo’n manier te doen die ook anderen kan overtuigen.<br />
Het geven van een intellectueel surplus is belangrijk in<br />
bepaalde circuits: dat bepaalt de kwaliteit van een<br />
historisch werk en is open voor beoordeling. En daar<br />
komt opnieuw de theorie en methode, de interdisciplinariteit,<br />
de innovatie en de internationale oriëntatie te<br />
voorschijn.<br />
IEDEREEN BEROEMD OF MONDIG?<br />
Een recente bijdrage van Irene Götz tot een bundel<br />
over ‘veldwerk’, een concept waarmee ook in<br />
Vlaanderen geschermd wordt in discussies tegen<br />
reflectie, lijkt me uitermate relevant. Zwijg en graaf<br />
voort, om het met de woorden van Schanks te zeggen;<br />
kijk voor je en ‘zant’ voort, om het in volkskundige<br />
terminologie te zeggen. Ga naar het veld en ploeg<br />
empirisch voort. Alleen stelt Götz dat het veldconcept<br />
in onze hedendaagse maatschappij – die er anders<br />
uitziet dan dertig of zestig jaar geleden – verder moet<br />
ontwikkeld worden, onder andere in het licht van<br />
toenemende mobiliteit, globalisering, complexiteit en<br />
door de verwetenschappelijking van de praxis. 15 Met<br />
nieuwe onderwerpen als bijvoorbeeld bedrijfsetnografie<br />
(zeker in multinationals en a fortiori als<br />
hier een alliantie met de sociale studies van wetenschap<br />
en techniek kan worden aangegaan) of<br />
cyber(volks)cultuur 16 krijgt veldonderzoek een heel<br />
andere betekenis en scherpt het de aandacht voor het<br />
belang van netwerken, repertoires of situaties. 17<br />
Götz stelt dat het nodig is dat klassieke volkskunde<br />
zich bezint over de bias door overgeleverde concepties<br />
14. Tollebeek & Verschaffel, Vreugden, p. 47.<br />
15. Götz (I.), Neue Felder - neue Aufgaben. Anmerkungen zu spätmodernen<br />
Feld- und Forschungskonzeptionen im Tagungsrückblick, in: Löffler (K.) (red.),<br />
Dazwischen. Zur Spezifik der Empirien in der Volkskunde. Hochschultagung der<br />
Deutschen Gesellschaft für Volkskunde in Wien 1998, Wien, Institut für<br />
Europäische Ethnologie, 2001, pp. 111-130.<br />
16. Jacobs (M.), Folklore in Cyberië in het Jaar Twee Kilo. Oude modellen en<br />
nieuwe media, in: Volkskundig Bulletin 26, 2000, 3, pp. 3-41.<br />
17. Zie ook Corcuff (Ph.), Les nouvelles sociologies, Paris, Nathan, 1995 voor<br />
een korte maar intelligente inleiding op interessante stromingen van de<br />
voorbije jaren.
van het veld; bijvoorbeeld “wo sich ein ‘naiver’ auf<br />
ganzheitliche Erfahrung zielender Forscher aus einer<br />
mehr oder weniger unreflektierten<br />
Intellektuellenperspektive in sein Feld einzufühlen<br />
versucht”. Etnografen en volkskundigen slepen vaak<br />
een voorstelling van een veld mee als een relatief<br />
eenduidig begrensde ruimte die bevolkt wordt met<br />
grotendeels immobiele vreemden, die bezocht worden<br />
gedurende een in de tijd beperkte fase en waarover<br />
dan geschreven wordt (vaak zonder een vervolgonderzoek,<br />
tien jaar later, of zonder een reflectie over<br />
het e¤ect van wat gebeurt).<br />
Los van fascinerende bedenkingen over klassiek veldwerk<br />
(vaak door studenten), bedenkingen die ook in<br />
Vlaanderen wel eens het voorwerp van ernstige<br />
reflectie zouden mogen zijn, is een van de belangrijke<br />
conclusies van Götz dat men zich moet realiseren dat<br />
er allerlei nieuwe ontwikkelingen zijn en andere functies<br />
ontstaan. Terecht vraagt ze aandacht voor de<br />
sociaaltherapeutische e¤ecten van het gaan praten met<br />
geïsoleerde of in bejaardentehuizen ondergebrachte<br />
bejaarden: klassiek volkskundig sagenonderzoek krijgt<br />
zo een totaal andere functie dan enkele jaren geleden.<br />
De inspanningen kunnen toch ook wetenschappelijk<br />
nuttig zijn om de relevantie van verhalen, van het<br />
vertellen van verhalen, van het registreren van<br />
verhalen, kortom van aandacht en interesse duidelijk<br />
te maken.<br />
Vooral in studies over meer complexe fenomenen of<br />
hogere kringen (typisch voor hedendaagse etnologie)<br />
hebben onderzoekers te maken met vaak erg goed<br />
geïnformeerde en assertieve mensen, voor wie men<br />
zich goed moet voorbereiden en in de materie<br />
inwerken. Ook het fenomeen van ‘restudies’ – vervolgonderzoek<br />
vijf of tien jaar later – is ongebruikelijk<br />
maar fascinerend: het teruggaan naar de onderzochten…<br />
Tegenwoordig zijn onderzochten vaak<br />
mondiger: zij willen feedback (en verknoeien de ‘onbedorven’<br />
– alleen maar kijken en luisteren, nergens<br />
aankomen – veldmythe). Zo komt Götz tot een belangrijke<br />
vaststelling: “Das veränderte (Selbst-)Bewusstsein<br />
– einerseits die eigene Bedeutung als Quelle und<br />
andererseits die geforderte Transparenz der Ergebnisse<br />
betre¤end – mag sicherlich an der<br />
Popularisierung von Oral History und an der Inflation<br />
von Zeitzeugenberichten in den Medien während der<br />
letzten Jahrzehnthe liegen; es mag mit der Biographisierung<br />
unserer Gesellschaft im allgemeinen<br />
und nicht zuletzt mit der Dauerpräsenz von Talkshows<br />
im Fernsehen zu tun haben, nach denen prinzipiell<br />
Jedermann oder Jedefrau zum Star seines/ihres<br />
Alltags und sich selbst vor einer grossen Zuschauerschaft<br />
inszenieren und outen kan”. 18<br />
De hedendaagse informanten kijken niet zozeer meer<br />
op van wat de heren en dames studenten hen komen<br />
vragen; ze vinden hun eigen leven of mening waard<br />
om onderzocht te worden. Ze verwachten geïnformeerd<br />
te worden over de resultaten: er moet iets mee<br />
gedaan worden; vergelen in een universitaire dossierkast<br />
is niet voldoende. Er wordt feedback verwacht<br />
zonder hun naar de mond te praten. Bovendien is er<br />
sprake van wederzijdse achting, wat onder andere met<br />
discussies over privacyclaims correspondeert.<br />
Het dagelijks leven wordt in de media opgevoerd en<br />
daarin is ook wetenschap aanwezig. Het volstaat Man<br />
bijt Hond, Afrit 9 of Het leven zoals het is in herinnering<br />
te brengen om de belangrijkste referentie aan te<br />
duiden. Voortaan zijn de mensen interviewbaar,<br />
mondig. Met die dagelijkse confrontatie wordt de rol<br />
van volkskundigen die van uitlegger: zo simpel mogelijk,<br />
zonder nuances, in 20 seconden. Hun uitspraken<br />
in interviews worden dan vervolgens zelf door anderen<br />
als bronnen gebruikt.<br />
Dit gebeurt ook met andere sociale wetenschappers,<br />
zodat men in een soort spiegelpaleis terechtkomt. Zo<br />
ontstaat er een tweede onderzoeksveld, een metaveld.<br />
Ook de campagne Actuele Volkscultuur situeert zich op<br />
die weg. Götz wijst erop dat ironie en satire voor<br />
sommige regisseurs een middel zijn om iets te zeggen<br />
over de dagelijkse cultuur (denk ook aan bijvoorbeeld<br />
In de gloria of Vaneigens in plaats<br />
van eigen aard). Zij meent dat<br />
MARC JACOBS<br />
18. Götz, Neue Felder, p. 122.<br />
219<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
ACTUEEL? INCLUSIEF…<br />
220<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
verschillende wetenschappelijke theorieën een ander<br />
kritisch register zijn om dit ook te doen.<br />
CONCLUSIE? INCLUSIE!<br />
Sluit het concept ‘volkscultuur’ nog niet te snel buiten<br />
uit het academische salon of de beleidsmakelaarsbeurs<br />
Het vak etnologie, volkskunde of cultuur(erfgoed)wetenschap<br />
wordt nu opnieuw uitgevonden. Het<br />
gebruiken van de toverstaf of het breekijzer ‘actualisering’<br />
doet zijn werk. Fenomenen in de realiteit worden<br />
waargenomen en bij veldwerk niet weggefilterd maar<br />
in beeld gebracht. Andere benaderingen worden<br />
ernstig genomen.<br />
Zich ervan bewust worden dat een inspanning nodig<br />
is, vaak een investering van tijd en energie, om iets<br />
met een volkskundige blik te zien is belangrijk. Het<br />
volop doorgronden van wat de implicaties zijn, als<br />
men met een bepaald wetenschappelijk interpretatiekader<br />
kijkt, zou een interessante vorm van actualisering<br />
zijn. De grote instroom van gewone, dagelijkse<br />
elementen en bekommernissen beïnvloedt de canon in<br />
de volkskunde, maar ook in andere cultuurwetenschappen<br />
en geschiedenis. Hier spelen campagnes als<br />
die van de Koning Boudewijnstichting een belangrijke<br />
rol.<br />
Het fenomeen mondelinge geschiedenis is hier op<br />
verscheidene manieren illustratief. Bruno De Wever<br />
bracht in een recent artikel een belangrijke duiding<br />
aan: mondelinge geschiedenis is in diverse fasen<br />
(opnieuw) in de canon van de historiografie in<br />
Vlaanderen opgenomen, na een fase waarin vooral<br />
geschreven bronnen die door historici werden geïnterpreteerd<br />
tot de kern van de canon gingen behoren, een<br />
positivistische inkleuring (in de 19de eeuw: de doorbraak<br />
van de volkskunde). Aandacht voor de verliezers,<br />
marginalen en machtelozen, sinds de jaren 1960,<br />
heeft de mondelinge geschiedenis nieuw leven ingeblazen.<br />
Nu is die insteek er terug. Het inzicht dat een<br />
reflexieve houding belangrijk is, wordt vooral gekoppeld<br />
aan het inzicht dat het verleden meerstemmig is,<br />
mede omdat de historicus zelf deel uitmaakt van de<br />
interpretatie! Mondelinge geschiedschrijving blijkt dus<br />
voor de historische canon eveneens een positief paard<br />
van Troje te zijn. 19<br />
Het feit dat meerstemmigheid moet kunnen, betekent<br />
niet dat men bij het beoordelen van projecten, bijvoorbeeld<br />
rond constructie van de identiteit van nieuwkomers,<br />
de kritische inzichten en reflecties achterwege<br />
moet laten. Inclusief betekent niet het overboord<br />
gooien van wetenschappelijke reflectie, maar een<br />
nieuwe confrontatie, discussie en reflectie.<br />
De omschrijving die Barbara Kirshenblatt-Gimblett<br />
van haar vak performance studies gaf, lijkt me hier inspirerend<br />
bij het nadenken over benaderingen van volkscultuur:<br />
“A postdiscipline of inclusions, Performance<br />
Studies sets no limit on what can be studied in terms<br />
of medium and culture. Nor does it limit the range of<br />
approaches that can be taken. A provisional coalescence<br />
on the move, Performance Studies is more<br />
than the sum of its inclusions”. 20<br />
Performance studies vult het rijtje aan van internationale<br />
en interdisciplinaire wetenschappelijke stromingen die<br />
de voorbije jaren wetenschappelijke prikkelingen en<br />
sidderingen veroorzaakten. Kirshenblatt-Gimblett somt<br />
ze zelf op: culturele studies, visuele cultuur, postkoloniale<br />
studies, gender studies en performance studies. In<br />
een andere hoedanigheid is ze ook bezig met folklore<br />
studies, zeg maar actuele etnologie (volkskunde).<br />
Hiermee worden aanzetten gegeven tot de vorming<br />
van nieuwe bemiddelaars die van ‘bruggen bouwen’,<br />
‘in contact brengen’ en ‘aansluiting doen vinden’ hun<br />
handelsmerk maken.<br />
Een campagne is een stelselmatige<br />
publieke actie.<br />
Woorden als een reclamecampagne<br />
of politieke<br />
campagne illustreren dit.<br />
2000 en 2001 waren<br />
twee campagnejaren: in<br />
de militaire geschiedenis<br />
verwijzend naar jaren<br />
19. De Wever (B.), Een poort van<br />
het museum naar de stad.<br />
Mondelinge geschiedenis in het<br />
museum aan de stroom, in:<br />
Cultureel Jaarboek 2000,<br />
Antwerpen, Stad Antwerpen, 2001,<br />
pp 25-33. Vergelijk: Jacobs (M.),<br />
Actornetwerk. Geschiedenis, sociale<br />
wetenschappen. De nieuwe Annales<br />
en het werk van Boltanski en<br />
Thévenot: een (re)viewartikel, in:<br />
Tijdschrift voor sociale geschiedenis,<br />
22, 1996, pp. 260 - 289.<br />
20. http://www.nyu.edu/classes/<br />
bkg/issues/rock2.htm
waarin een veldtocht werd gehouden, een jaar van<br />
zware arbeid of een jaar dat dubbel telt. Mede dankzij<br />
dit rapport (en deze bijdrage) worden ze op zijn minst<br />
opgenomen in de totnogtoe gebruikelijke histoire<br />
bataille van de volkskunde en andere cultuurwetenschappen<br />
in Vlaanderen, dus ook wellicht in de canon<br />
en de vertogen. Het is het moment… π<br />
MARC JACOBS<br />
221<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘JEUNE PREMIER’ ZKT VITALE KERNSECTOR VR UITDAGENDE RELATIE<br />
222<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
‘Jeune Premier’<br />
zkt Vitale<br />
Kernsector vr<br />
uitdagende<br />
relatie<br />
BRUNO DE WEVER<br />
Uit de campagne Actuele Volkscultuur van de Koning<br />
Boudewijnstichting is gebleken dat wat in het domein<br />
van de volkskunde wel eens de ‘kernsector’ wordt<br />
genoemd, er niet altijd in lukte om succesvolle projectvoorstellen<br />
in te dienen. Een van de doelstellingen van<br />
de campagne was nochtans de inzetbaarheid van het<br />
onderzoek naar volkscultuur in de hedendaagse<br />
samenleving te vergroten. De genoemde kernsector<br />
bestaat uit vier pijlers: industriële archeologie, heemkunde,<br />
familiekunde en volkskunde. De bestudering<br />
van (verleden) volkscultuur is hun gemene deler. Ik<br />
definieer dit begrip in de lijn van het toonaangevende<br />
Nederlandse handboek Volkscultuur als de ‘levende<br />
cultuur van alledag’. Het mag dus verwondering baren<br />
dat organisaties die vaak decennialang expertise<br />
hebben opgebouwd inzake het bestuderen en documenteren<br />
van volkscultuur niet met meer succes<br />
hebben ingespeeld op een campagne die toch een<br />
substantiële ondersteuning ter beschikking stelde.<br />
Niemand loopt graag geld mis.<br />
Ik wil onderzoeken hoe de kernsector adequaat kan<br />
reageren. In deze bijdrage bepleit ik een open houding<br />
tegenover de vraag om zijn expertise ter beschikking te<br />
stellen van de hedendaagse samenlevingsopbouw. Het<br />
impliceert meteen een pleidooi om positief te reageren<br />
op het nieuwe beleid.<br />
De campagne Actuele Volkscultuur kwam op een<br />
moment dat de sector volkscultuur volop in beweging<br />
was. Op 27 oktober 1998 vaardigde de Vlaamse<br />
Gemeenschap een decreet uit over (de studie van)<br />
volkscultuur. Het richtte het Vlaams Centrum voor<br />
Volkscultuur (VCV) op als nieuw steunpunt en zette de<br />
hele sector in beweging. Dat zorgde voor onrust, want<br />
het werd al gauw duidelijk dat het de overheid menens<br />
was. Het VCV nam de rol over van de oude door de<br />
overheid gepatroneerde commissies, onder meer als<br />
verdeelpost van overheidsgeld. Tegelijk werd een heel<br />
nieuw begrippenkader geïntroduceerd. In mei 2001<br />
verscheen de eerste Informatiebrochure Cultureel Erfgoed<br />
waarin de Vlaamse beleidsmakers, in navolging van
een internationale trend, het containerbegrip ‘erfgoed’<br />
weer in de arena gooiden. Erfgoed – zeg maar het<br />
geheel van materiële en immateriële dingen die door<br />
de huidige generatie als voldoende belangrijk worden<br />
ervaren om ze in een of andere vorm te bewaren en<br />
onder de aandacht van het publiek te brengen – werd<br />
het verbindingsteken tussen musea, archieven en de<br />
sector volkscultuur. En opnieuw was het menens.<br />
Erfgoedconvenants – afspraken tot samenwerking<br />
tussen instanties en organisaties die rond erfgoed<br />
werken – zijn de sleutel tot (extra) overheidssteun. De<br />
overheid wenst zo het erfgoed beter te ontsluiten en<br />
inzetbaar te maken voor de hedendaagse maatschappij.<br />
In Mores, het tijdschrift van het VCV, schreef<br />
minister van Cultuur, Bert Anciaux, dat heemkundigen,<br />
lokale historici, familiekundigen en anderen die<br />
op dit terrein actief zijn als bemiddelaars tussen de<br />
lokale bevolking en het erfgoed, een belangrijke rol<br />
kunnen spelen in de verhoging van de culturele<br />
competentie en participatie van die bevolking. Ook de<br />
campagne van de Koning Boudewijnstichting vertrok<br />
vanuit de overtuiging dat volkscultuur heel actueel kan<br />
zijn door onder meer lokale geschiedenis, orale overlevering,<br />
getuigenissen, verhalen en legenden aan te<br />
wenden als inspiratiebron voor cultuurbeleving en<br />
samenlevingsopbouw.<br />
De discussie over historisch onderzoek en maatschappelijk<br />
engagement – want daarover gaat het onder<br />
meer – wordt al heel lang gevoerd. Al in de 19de eeuw<br />
maakte Friederich Nietzsche het onderscheid tussen<br />
‘monumentale geschiedschrijving’ die het verleden als<br />
na te volgen voorbeeld gebruikte, de ‘antiquarische<br />
geschiedbeoefening’ die het verleden piëteitsvol<br />
vereerde en de ‘kritische geschiedwetenschap’ die de<br />
mens bevrijdde van de twee eerste vormen van<br />
omgang met het verleden. Velen hebben in het spoor<br />
van de beroemde filosoof nagedacht over de gewenste<br />
omgang met het verleden. In het domein dat ons hier<br />
bezighoudt, is de Amerikaans historicus David<br />
Löwenthal de laatste decennia trendsettend. In zijn<br />
BRUNO DE WEVER<br />
The Past is a Foreign Country waarschuwde hij dat een<br />
al te nostalgische omgang met het verleden culturele<br />
onveranderlijkheid in de hand werkt en in The<br />
Heritage Crusade wees hij erop hoe allerlei intolerante<br />
politieke bewegingen geobsedeerd zijn door het zogeheten<br />
nationale erfgoed. Kritische geschiedbeoefening<br />
is noodzakelijk om het politiek misbruik van het<br />
verleden aan de kaak te stellen. Maar zo’n kritische<br />
omgang met het verleden verhoudt zich ook moeilijk<br />
met een relatief onschuldige nostalgische en romantische<br />
benadering. Wetenschappelijke geschiedbeoefening<br />
herinterpreteert het verleden voordurend, zaait<br />
systematische twijfel, toont aan dat veel van de<br />
common sense aangaande het verleden geen steek<br />
houdt. Kritische geschiedbeoefening aliëneert mensen<br />
van hun verleden door van dat verleden een vreemd<br />
land te maken, veeleer dan een bekende achtertuin.<br />
Löwenthal en anderen, zoals de Franse historicus<br />
Pierre Nora in de inleiding van zijn spraakmakende<br />
reeks Les Lieux de Mémoire, hebben erop gewezen dat<br />
die vervreemding niet uitsluitend positieve gevolgen<br />
heeft. Een bepaalde vorm van historisch besef is noodzakelijk<br />
om het heden minder vreemd te maken.<br />
Historische belangstelling voorziet in een gerechtvaardigde<br />
behoefte aan identiteit.<br />
Dat is ook een van de uitgangspunten van de<br />
campagne van de Koning Boudewijnstichting. Het<br />
verleden kan worden ingezet om het heden leefbaarder<br />
te maken. Verdraagzaamheid, burgerzin,<br />
sociale cohesie, culturele weerbaarheid en nog meer<br />
maatschappelijk gewenste zaken kunnen worden<br />
bevorderd door de inzet van het verleden. Daarnaast<br />
bestaat minstens het vermoeden dat de campagne<br />
spoort met een aanzwellende belangstelling voor<br />
historisch erfgoed en geschiedenis. Zeer veel mensen<br />
houden zich vandaag bezig met een of andere vorm<br />
van geschiedbeoefening. Mensen documenteren hun<br />
familiegeschiedenis, de geschiedenis van hun woonplaats<br />
en hun streek als nooit tevoren, historische<br />
tentoonstellingen trekken veel volk, Open<br />
Monumentendagen hebben veel succes, het historisch<br />
223<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘JEUNE PREMIER’ ZKT VITALE KERNSECTOR VR UITDAGENDE RELATIE<br />
224<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
toerisme is big business, historische films zijn kaskrakers.<br />
De actieve en passieve omgang met het verleden<br />
wint aan belangstelling, zo blijkt alvast uit onderzoek<br />
in Nederland. Voor België en Vlaanderen zijn weinig<br />
cijfers beschikbaar. De projecten voor de campagne<br />
werden ingediend door personen en organisaties uit<br />
een sociaal-cultureel en artistiek milieu, kozen vaak<br />
een expliciete historische invalshoek, wat op zich een<br />
aanwijzing is van hoe de historische belangstelling<br />
breed verspreid is, ook buiten het traditionele milieu<br />
van professionele en niet-professionele actieve<br />
geschiedbeoefenaars.<br />
Waarom de belangstelling voor geschiedenis de laatste<br />
decennia toeneemt, is een moeilijk te beantwoorden<br />
vraag. Een hypothese is dat de aanzienlijke maatschappelijke<br />
veranderingen als gevolg van politieke en<br />
economische ontwikkelingen, de behoefte doen<br />
toenemen aan een gemeenschappelijk historisch<br />
houvast. Dat houvast wordt niet langer meer gevonden<br />
in een glorierijk nationaal verleden en de grote<br />
verhalen daarover, maar in het lokale verleden, in een<br />
geschiedenis ‘dicht bij de mensen’.<br />
Het optreden van vele nieuwe ‘bemiddelaars’ tussen<br />
heden en verleden leidt binnen de traditionele sector<br />
soms tot schampere opmerkingen over de naïviteit en<br />
het gebrek aan knowhow van de debutanten. Het is<br />
een echo van wat soms wordt gehoord bij professionele<br />
historici over de geschiedvorsing in de traditionele<br />
sector van amateurs. Wat dit laatste betreft, ben ik<br />
als professioneel historicus van mening dat dit oordeel<br />
van sommigen van mijn vakgenoten afbreuk doet aan<br />
het professionalisme dat nu reeds aanwezig is in de<br />
traditionele sector en aan de wil tot verbreding van de<br />
deskundigheid. De Gentse historicus Jan Art heeft er<br />
bovendien op gewezen dat het verleden veel te belangrijk<br />
is om de constructie ervan over te laten aan<br />
beroepshistorici. Hij gebruikte daarvoor het historischtheoretische<br />
argument dat het verleden maar objectiever<br />
benaderd kan worden naarmate het vanuit<br />
verschillende oogpunten, invalshoeken en achtergronden<br />
wordt bekeken. Lokale historici beschikken<br />
over local knowledge en over andere achtergrondkennis<br />
– bijvoorbeeld doordat ze ook nog een beroep uitoefenen<br />
– waarover professionele historici niet<br />
beschikken.<br />
Dezelfde argumenten kunnen mutatis mutandis<br />
gebruikt worden om een niet-defensieve houding te<br />
bepleiten tegenover de nieuwe spelers. Ook zij voegen<br />
nieuwe competenties toe, stimuleren nieuwe vragen<br />
en openen nieuwe onderzoeksterreinen. Dat een<br />
vruchtbare samenwerking mogelijk is, heb ik zelf al<br />
herhaaldelijk ondervonden. Ik geef een voorbeeld uit<br />
1997 dat inmiddels spraakmakend is geworden. Ik<br />
werkte toen met enkele van mijn studenten mee aan<br />
het Kuiperskaaiproject dat het Gentse<br />
Nieuwpoorttheater uitvoerde in het kader van het<br />
Timefestival. Spil van het hele gebeuren was Arne<br />
Sierens, die het plan opvatte om een van de bekendste<br />
en beruchtste uitgangsbuurten van Gent virtueel tot<br />
leven te wekken nadat ze stedenbouwkundig de nek<br />
was omgewrongen. Sierens startte een ‘openbaar<br />
onderzoek’ waarin getuigenissen, verhalen, voorwerpen<br />
en andere historische bronnen werden verzameld<br />
en in een ‘redactielokaal’ verwerkt tot materiaal<br />
dat bruikbaar was om vrijwel onmiddellijk ‘terug te<br />
geven’ aan het publiek, in de vorm van uiteenlopende<br />
evenementen. Mijn studenten bemanden/-vrouwden<br />
het redactielokaal en interviewden mensen die spontaan<br />
getuigenissen over de Kuiperskaai kwamen<br />
afleggen. Het was een vingeroefening in de techniek<br />
van de mondelinge geschiedenis en vanuit dat<br />
oogpunt een leerrijke ervaring.<br />
Als ik kritisch terugkijk op het hele project, dan<br />
constateer ik dat er heel verschillende manieren van<br />
omgaan met het verleden werden gecombineerd. De<br />
drie oervormen die reeds door Nietzsche werden<br />
onderscheiden, kwamen aan bod. De Kuiperskaai werd<br />
weer opgetrokken, als een monument, als de plaats<br />
waar ‘iedereen zijn lief vond’ bijvoorbeeld. Een<br />
pleisterplaats van het geheugen, niet van de ‘grote<br />
geschiedenis’ maar van een ‘geschiedenis die niet in<br />
de boekskes staat’, een uitspraak van Sierens die
inmiddels een boutade is geworden. Daarachter<br />
verschool zich de niet of maar half uitgesproken vooronderstelling<br />
dat er een oªcieuze geschiedenis bestaat<br />
die meer waarachtig is dan de oªciële geschiedenis,<br />
een geschiedenis van de gewone mens die ‘het leven<br />
toont zoals het is’ en waaruit lering kan worden<br />
getrokken. De ‘helden’ van de Kuiperskaai – legendarische<br />
cafébazen, buitenwippers en tooghangers –<br />
werden met veel egards behandeld en letterlijk op een<br />
podium geplaatst. Hoe ver dit ook afstaat van de grotemannen-geschiedenis<br />
waar Nietzsche het over had, het<br />
procédé is hetzelfde. Het Kuiperskaaiproject was zeker<br />
ook een vorm van antiquarische geschiedbeoefening.<br />
Hoewel in de oªciële teksten afstand werd genomen<br />
van een nostalgische omgang met het verleden,<br />
ademde het hele project heimwee uit naar een<br />
verloren verleden. Op de keper beschouwd, ging het<br />
over de jeugd van de protagonist van het project zelf.<br />
De verhalen en voorwerpen die op het redactielokaal<br />
werden binnengebracht werden met grote piëteit<br />
bejegend en alles leek het bewaren waard. Tegelijk had<br />
het project ook geschiedwetenschappelijke pretenties<br />
doordat het verankerd werd in een ruimere geschiedenis<br />
van de uitgaanscultuur, de urbanistische ontwikkelingen,<br />
stadsmythes enz., door de ambachtelijke<br />
omgang met historische bronnen en de aandacht voor<br />
de methodiek. Er werd ‘ernstig gewerkt’, terwijl het<br />
toch ook een project was met een zeer hoog pleziergehalte.<br />
Alvast mijn studenten die vrijwillig twee weken<br />
lange dagen in touw waren, beleefden de vreugden<br />
van Houssaye. Het was ook een geëngageerd project.<br />
Het vestigde nadrukkelijk de aandacht op de gevolgen<br />
van stedenbouw die geen rekening houdt met de<br />
betekenis van bepaalde buurten en locaties, voor de<br />
mensen die er gebruik van maken. Het was een voorbeeld<br />
van een stadsbiografische benadering die er de<br />
beleidsmakers op attendeert dat het stedelijke weefsel<br />
een levend organisme is, waarmee omzichtig moet<br />
worden omgesprongen.<br />
Er kan op het Kuiperskaaiproject vanuit historisch<br />
standpunt ongetwijfeld kritiek worden uitgebracht. Zo<br />
BRUNO DE WEVER<br />
had en heb ik bedenkingen bij een al te eenvoudige<br />
tegenstelling tussen zogenaamd oªciële en oªcieuze<br />
geschiedenis en de naïeve idee dat ‘gewone mensen’<br />
dichter bij ‘de werkelijkheid’ zouden staan. In die<br />
opvatting schuilt het gevaar van een versimpelde en<br />
populistische geschiedschrijving. Op het vlak van de<br />
methode ontbrak de tijd voor een voldoende breed<br />
bronnenonderzoek, waardoor heel wat beschikbare<br />
informatie niet of onvoldoende kon worden gevaloriseerd.<br />
Inzake presentatie stond het evenement<br />
centraal en werd onvoldoende geïnvesteerd in andere<br />
vormen van ontsluiting. Er werden wel plannen<br />
gemaakt voor een publicatie, maar al gauw verdween<br />
de energie die aanwezig was tijdens het evenement<br />
zelf en het eindigde ermee dat de computer waarop<br />
het verzamelde materiaal werd gedigitaliseerd,<br />
geschonken werd aan het Gentse stadsarchief. Het ligt<br />
er te wachten op verdere verwerking. Liefhebbers?<br />
Dat brengt me weer bij de traditionele sector van<br />
amateurs van het verleden. Een project zoals hierboven<br />
beschreven, heeft nood aan de inbreng van<br />
lokale historici, huizenonderzoekers, archiefratten,<br />
interviewers, verzamelaars enz. Dat geldt voor veel van<br />
de projecten in de campagne van de Koning<br />
Boudewijnstichting, die niet uit de traditionele sector<br />
afkomstig zijn. De inbreng van de traditionele sector<br />
kan de projecten een noodzakelijke injectie geven van<br />
wetenschappelijk sérieux en ambachtelijke zorgvuldigheid.<br />
Dit zou de evenementen, publicaties en wat er<br />
nog meer uit voortvloeit, kunnen behoeden voor historische<br />
naïviteit en voor het gevaar van de inzet van een<br />
versimpeld verleden voor hedendaagse belangen.<br />
Omgekeerd kan de traditionele sector zijn voordeel<br />
doen met een samenwerking door bijvoorbeeld kennis<br />
te maken met minder voor de hand liggende<br />
manieren van omgaan met het verleden. De artistieke,<br />
literaire of filmische achtergrond van vele initiatiefnemers<br />
leidt tot frisse presentatievormen en publieksmomenten.<br />
De sociaal-culturele achtergrond van weer<br />
andere initiatiefnemers geeft uitzicht op nieuwe<br />
225<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘JEUNE PREMIER’ ZKT VITALE KERNSECTOR VR UITDAGENDE RELATIE<br />
226<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
onderzoeksvragen en -terreinen. Veel van de gehonoreerde<br />
projecten worden uitgevoerd in een stedelijke<br />
context waar sommige geledingen van de traditionele<br />
sector minder aanwezig zijn. Ze focussen op problematieken<br />
die ook typisch zijn voor een stedelijke<br />
samenleving, zoals multiculturaliteit, sociale uitsluiting,<br />
erosie van het sociale weefsel, globalisering enz.<br />
Maatschappelijk relevante thema’s die beslist ook<br />
aandacht verdienen vanuit een historisch standpunt en<br />
die omgekeerd het publiek warm kunnen maken voor<br />
zo’n onderzoek. Het gaat immers vaak om geëngageerde<br />
projecten die stelling durven nemen in hedendaagse<br />
politieke problemen. Ook dat aspect kan een<br />
gunstige injectie van maatschappelijk engagement<br />
toedienen aan de traditionele sector, die daarmee nog<br />
beter zijn meerwaarde kan aantonen op een moment<br />
dat vele professionele historici een vrijblijvende ironiserende<br />
postmoderne lezing van het verleden<br />
verkiezen.<br />
De nieuwkomers op het toneel introduceren dus<br />
problematieken, methoden en vormen van presentatie<br />
die de traditionele sector kunnen uitdagen. Het is aan<br />
de traditionele sector om de jeune premier eens alle<br />
hoeken van het historische veld te laten zien. En het is<br />
bekend dat het uitzicht op een nieuwe partner elke<br />
liefhebber vleugels geeft. Er kan iets moois uit groeien.<br />
π<br />
AANGEHAALDE LITERATUUR<br />
B. Anciaux, Een jaar voorbij, in: Mores: Tijdschrift voor volkscultuur<br />
in Vlaanderen, jg. 1, 4, oktober-december 2000, pp. 1-3.<br />
J. Art, De wetenschappelijke en andere waarde van de lokale<br />
geschiedschrijving, in: De toekomst van ons verleden:<br />
Interprovinciale studiedag over heemkundig onderzoek en<br />
geschiedschrijving in Zeeland en Vlaanderen, Zierikzee, 1999.<br />
J. de Haan, Het gedeelde erfgoed: een onderzoek naar veranderingen<br />
in de cultuurhistorische belangstelling sinds het einde van de jaren<br />
zeventig, Rijswijk, 1997 (Het culturele draagvlak, 3).<br />
T. Dekker, H. Roodenburg en G. Rooijakkers (eds.), Volkscultuur:<br />
een inleiding in de Nederlandse etnologie, Nijmegen, 2000.<br />
L. Dorsman, E. Jonker en K. Ribbens, Het zoet en het zuur.<br />
Geschiedenis in Nederland, Amsterdam, 2000.<br />
M. Jacobs, Cultureel erfgoed. Een beleidsbrief in perspectief, in:<br />
Mores: Tijdschrift voor volkscultuur in Vlaanderen, jg. 2, 2, meijuli<br />
2001, pp. 4-11.<br />
M. Jacobs, Volkscultuur, een sector in beweging tussen sociaal-cultureel<br />
werk en cultureel erfgoed, in: Gids sociaal-cultureel en educatief<br />
werk, 32, december 2001.<br />
D. Löwenthal, The Heritage Crusade and the Spoils of History,<br />
Cambridge, 1998.<br />
Idem, The Past is a Foreign Country, Cambridge, 1999 (9de uitg.)<br />
(1ste uitg. 1985).<br />
F. Nietzsche, Von Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben,<br />
in: Idem Unzeitgemässe Betrachtungen, Stuttgart, 1976 (1ste<br />
uitg. 1874).
‘I am from<br />
Ohio, and<br />
we don’t live<br />
like that’<br />
Actuele volkscultuur:<br />
streven, mythe en werkelijkheid<br />
JORIS JANSSENS<br />
– I think purity is good and I think it’s important. – Do<br />
you think it exists? – Sure. – Where? At cattle auctions. 1<br />
De lijst van geselecteerde projecten van de campagne<br />
Actuele Volkscultuur oogt opvallend divers 2 . Naast initiatieven<br />
uit de kernsector van de volkskunde werden ook<br />
buurtwerking, projecten van allochtonenorganisaties<br />
en initiatieven uit de podiumkunstensector gehonoreerd.<br />
In dat laatste geval is de hoogste activiteit te<br />
vinden bij de kunstencentra, traditionele broeihaarden<br />
van nieuwe tendensen en avant-gardestrekkingen in<br />
het podiumkunstenlandschap: het Nieuwpoorttheater,<br />
de Vooruit, het Stuk in Leuven… Wie ‘volkscultuur’<br />
spontaan met Bokrijk associeert wacht dus een verrassing.<br />
Wat is dan die ‘actuele volkscultuur’, waar het in<br />
deze campagne om draait? Is dat een volkscultuur die<br />
zich niet op een ver verleden richt, maar het heden en<br />
de toekomst wil vormgeven? Of gaat het hier om een<br />
‘geactualiseerde’ volkscultuur: een update van de klassieke<br />
volkskunde in het schrille licht van de Zeitgeist?<br />
Spreken – zevenhonderd jaar na de Guldensporenslag<br />
– lemen hutjes in Limburg de gemiddelde<br />
Vlaming (mocht die al bestaan) nog aan? Kan het<br />
verleden nog dienstdoen als fundament voor een<br />
gemeenschapsvormende artistieke praktijk? En mag je<br />
‘kunst’ of ‘gemeenschapsvorming’ als excuus<br />
gebruiken om het verleden en zelfs het heden naar je<br />
hand te zetten? Indien niet, bestaat er dan een alternatief?<br />
HET ‘HOEMPAPA’- IMAGO<br />
Niet zonder ironie identificeert de Amerikaanse<br />
schrijver Douglas Coupland in zijn debuutroman<br />
Generation X. Tales for an Accelerated Culture een<br />
nieuwe trend die hij ‘historisch ramptoerisme’ doopt:<br />
“het bezoeken van locaties als wegrestaurants,<br />
JORIS JANSSENS<br />
1. Harmony Korine in gesprek met Dimitri Ehrlich, 1997.<br />
2. Voor een overzicht van de geselecteerde projecten en een inhoudelijke analyse van de<br />
campagne Actuele Volkscultuur, zie elders in deze publicatie in het bijzonder het onderzoeksrapport<br />
van Eric Corijn, Tobias De Pessemier e.a., Cultuur voor dagelijks gebruik.<br />
Actuele volkscultuur en samenleving, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2002.<br />
227<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘I AM FROM OHIO, AND WE DON’T LIVE LIKE THAT’<br />
228<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
industriële sites met schoorstenen, rurale dorpjes<br />
– plaatsen waar de tijd jaren geleden lijkt te zijn<br />
bevroren – met als doel opluchting te ervaren wanneer<br />
men terugkeert naar ‘het heden’.” 3 Couplands citaat<br />
laat een haast perverse actualisering van het verleden<br />
zien: een ongecomplexeerd ‘misbruik’ van het historische,<br />
dat gereduceerd wordt tot een vrijblijvend bevredigingsmiddel<br />
voor een individuele ervaring. Vandaag<br />
is het verleden niet meer wat het geweest is. De postmoderniteit<br />
heeft in de canon lelijk huisgehouden. Dit<br />
heeft er niet alleen voor gezorgd dat het verleden een<br />
warenhuis is geworden waar een individu willekeurig<br />
in kan grasduinen, tegelijk heeft het de aandacht doen<br />
toenemen voor culturele praktijken en identiteiten die<br />
in de traditionele grote verhalen geen plaats kregen.<br />
Juist die laatste verschuiving is belangrijk voor de door<br />
de campagne Actuele Volkscultuur gehonoreerde<br />
projecten. Als je de lijst doorneemt, dan blijkt bovendien<br />
dat het verleden nauwelijks nog gebruikt wordt<br />
als basis voor een gemeenschapsvormende culturele<br />
praktijk. Het gros van de geselecteerde projecten grijpt<br />
niet verder terug dan vijftig jaar geleden.<br />
Het verleden had het vroeger beter en ook de status<br />
van het ‘volk’ is niet meer wat die ooit was. Ooit – in<br />
de tijd dat Vlaams-België een achterlijk gebied was<br />
met een Franstalige bovenlaag en een idiote, aan drank<br />
verslaafde sociale onderklasse – cultiveerde een<br />
flamingantische middenklasse dit beeld van<br />
Vlaanderen en zijn volk: een ongerept en tijdloos landschap,<br />
bevolkt door wezentjes die, welja, ietwat onderontwikkeld<br />
zijn, maar die tegelijk barsten van de<br />
levensvreugde en spontaan genieten van spijs en<br />
drank. Ook al laat het succes van The Lord of the Rings<br />
zien dat dergelijke romantische stereotypen nog steeds<br />
mensen kunnen warm maken, een term als ‘volkscultuur’<br />
is tegenwoordig erg beladen. Vanwege de vervelende<br />
connotaties met nationalisme (’ondemocratische<br />
politieke partijen’), vanwege een minderwaardige<br />
bijklank tegenover een ‘elite’, vanwege haar ‘hoempapa’-imago…<br />
De actualisering van de volkscultuur uit<br />
zich allereerst in de zoektocht naar een nieuwe naam.<br />
In navolging van Gerard Rooijakkers parafraseren de<br />
verantwoordelijken van de Koning Boudewijnstichting<br />
en van de geselecteerde projecten ‘volkscultuur’ als de<br />
‘cultuur van het alledaagse’.<br />
HET VERLEDEN VAN DE VOLKSKUNDE<br />
Ooit vielen volk en verleden nagenoeg samen. Aan het<br />
einde van de 18de eeuw trok zich een interesse voor de<br />
volkscultuur op gang. Tegen de universalistische en<br />
rationalistische pretenties van het verlichte denken<br />
nam – binnen het kader van de historische<br />
romantiek – de culturele aandacht toe voor de natuur,<br />
het gevoel, het lokale en het particuliere en het<br />
verleden. Aan het begin van de 19de eeuw kregen deze<br />
bekommernissen een politieke inzet. Toen na de val<br />
van Napoleon de meeste moderne natiestaten<br />
ontstonden, was dat niet in de eerste plaats de uitdrukking<br />
van de ‘wil van het volk’. Op het Congres van<br />
Wenen (1815) verdeelden de grote mogendheden het<br />
Europese territorium met grote aandacht voor de<br />
bestaande machtsverhoudingen. Ook in het geval van<br />
revoluties waren nationalistische motieven veeleer<br />
secundair. Vaak ging het om sociale revoluties, waarbij<br />
de burgerij aan de macht kwam. Slechts in tweede<br />
instantie werd het romantisch-nationalistische gedachtegoed<br />
gebruikt om de politieke en economische<br />
macht van de nieuwe klasse te ondersteunen. Als het<br />
volk een ‘ziel’ had waarmee het zich van andere<br />
volkeren onderscheidde, dan legitimeerde dat de onafhankelijkheid<br />
van de vaak nog onstabiele naties tegenover<br />
mogelijk annexionisme van omringende landen.<br />
Dat patriottische gevoelens de nieuwe burgers een<br />
groepsidentificatie bijbrachten die het lokale oversteeg,<br />
ondersteunde de economie in een tijd van schaalvergroting.<br />
Binnen die romantisch-nationalistische visie op de<br />
volkscultuur bekleedde het verleden een cruciale<br />
plaats. Het was politiek belangrijk om de wortels van<br />
de moderne natiestaten te situeren in de nevels van<br />
een ver verleden. Niet toevallig vinden tal van historische<br />
mythes hun oorsprong in deze tijd 4 . Als Julius
Caesar de Belgen al de dappersten van alle Galliërs<br />
noemde, dan werd het ontstaan van de Belgische natie<br />
losgeweekt van de politieke spanningen van de eigen<br />
tijd en voorgesteld als een directe uitdrukking van ‘de<br />
wil van het volk’. Daarom gingen historici graven in<br />
het verleden, op zoek naar elementen die aan de 19deeeuwse<br />
noodzaken voldeden. Geschiedschrijving ging<br />
dus gepaard met in- en uitsluitingsmechanismen:<br />
feiten werden geselecteerd, voor zover ze pasten in<br />
een rechtlijnig en teleologisch verhaal dat het<br />
‘ontwaken’ van het volk illustreerde. Het 19de-eeuwse<br />
verleden was een combinatie van feit en fictie, een<br />
constructie gestroomlijnd door een eigentijdse<br />
behoefte. Actualisering van de volkscultuur is dus<br />
niets nieuws: het erfgoed heeft altijd al een plaats<br />
gekregen in heel eigentijdse verhalen.<br />
IDENTITEIT EN VERSCHIL<br />
In de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw<br />
ontstond er een ‘postmoderne’ volkscultuur die niet in<br />
de eerste plaats bekommerd was om de zuivere geiten<br />
van de volksvreemde bokken te scheiden, maar die<br />
integendeel etnieën als constructies wilde bekijken en<br />
de condities van dergelijke selectieprocessen ging<br />
onderzoeken. Men voelde een behoefte om de traditionele<br />
volkscultuur open te breken en een meer inclusieve<br />
en democratische mutant te creëren, bevrijd van<br />
de zuiverheidsdwang van haar klassieke voorganger.<br />
Die interesse is vandaag nog steeds belangrijk en is<br />
zoals gezegd bezegeld met een nieuwe nomenclatuur:<br />
de ‘cultuur van het alledaagse’. Gedaan met het<br />
marxistische ‘proletariaat’ of met het romantisch-nationalistische<br />
‘volk’, kortom: met collectiva schatplichtig<br />
aan de traditionele ‘grote verhalen’. Verleden en<br />
erfgoed dienen niet meer als bevoorrecht fundament<br />
voor sociaal-culturele praktijken. De focus ligt niet<br />
meer op het nostalgische bewaren van het teloorgegane<br />
plattelandsleven. De meeste projecten van de<br />
campagne Actuele Volkscultuur richten zich op een<br />
nadrukkelijk stedelijke problematiek. Ook neemt de<br />
aandacht toe voor de kleine verhalen, het immateriële<br />
erfgoed in de ogen van mensen die in de boeken nooit<br />
het woord hebben gekregen. Maar misschien moeten<br />
deze verschillen ook gerelativeerd worden. Misschien<br />
is de ‘cultuur van het alledaagse’ ook een kind dat niet<br />
wil toegeven dat het zo sterk op zijn vader lijkt. Want<br />
tot op zekere hoogte vertellen de klassieke volkskunde<br />
en de nieuwe cultuur van het alledaagse nog steeds<br />
hetzelfde verhaal. Beide nemen een maatschappelijke<br />
crisis als uitgangspunt. In het ene geval is de premisse<br />
dat de zogezegd traditionele waarden verloren zijn<br />
gegaan (die waarden waren in de meeste gevallen niet<br />
echt traditioneel, maar wel een eigentijdse politieke<br />
agenda, die om strategische redenen op het verleden<br />
werd geprojecteerd). In het andere geval bestaat de<br />
pathologie uit een zogezegde versplintering op individueel<br />
en maatschappelijk niveau. Termen als ‘versplintering’<br />
of ‘fragmentatie’ zijn echter nog steeds schatplichtig<br />
aan de romantische opvatting van een<br />
persoonlijkheid of een gemeenschap. Ze impliceren<br />
nog steeds de teloorgang van een oorspronkelijke<br />
eenheid of totaliteit. Zowel de traditionele volkscultuur<br />
als de cultuur van het alledaagse gaan met artistieke<br />
middelen op zoek naar herstel (van iets dat waarschijnlijk<br />
nooit heeft bestaan).<br />
Dat het traditionele en het postmoderne crisisdiscours<br />
naar andere oplossingen grijpen ligt voor de hand. De<br />
remedie ligt niet meer in een nostalgische terugblik<br />
naar een verloren gegane zuiverheid. Om evidente<br />
redenen is een puristische zoektocht naar een<br />
gedeelde identiteit in ras-, stam- of enig ander verband<br />
niet meer correct. Na de Tweede Wereldoorlog gaat de<br />
communis opinio in West-Europese democratieën op<br />
zoek naar een postmoderne culturele identiteit als<br />
sociaal bindmiddel. De tegenstelling<br />
tussen de traditionele volkskunde<br />
en de nieuwe cultuur van<br />
het alledaagse verdient relativering.<br />
De inhoud van de politiek<br />
verandert, terwijl de structurele<br />
relatie tussen politiek en een<br />
functionele artistieke praktijk<br />
JORIS JANSSENS<br />
229<br />
3. Coupland (D.), Generation X.<br />
Tales for an Accelerated Culture,<br />
London, Abacus, 2000 (eerste<br />
druk: 1991).<br />
4. Voor een boeiend overzicht van<br />
een aantal Vlaamse, Waalse en<br />
Belgische mythes, zie Morelli (A.)<br />
(red.), De grote mythen uit de<br />
geschiedenis van België, Vlaanderen<br />
en Wallonië, Berchem, Epo, 1996.<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘I AM FROM OHIO, AND WE DON’T LIVE LIKE THAT’<br />
230<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
(gemaskeerde) constanten in zich draagt. De vraag is<br />
met name of die zogezegd inclusieve en multiculturele<br />
politiek niet eveneens vraagt om de censuur van<br />
andere meningen, die de laatste jaren in onze West-<br />
Europese democratieën opgeld hebben gedaan.<br />
NIEUWE POLITIEKE CULTUUR<br />
Wat de campagne Actuele Volkscultuur betreft, geven<br />
nogal wat projectverantwoordelijken te kennen dat een<br />
verhoging van de democratische participatie hoog op<br />
hun agenda staat. De projecten zijn gericht op de<br />
constructie van een gemeenschap die weet om te gaan<br />
met verschillen en met culturele diversiteit. De vraag<br />
is vervolgens: bepaalt die agenda ook wie er recht van<br />
spreken heeft en wie niet? Worden er ook bij ons geen<br />
meningen geformuleerd die ‘vragen om censuur’?<br />
Bestaat er een relatie tussen de politieke bekommernis<br />
om het ‘recht van spreken van elkeen’ en de grenzen<br />
aan de vrije meningsuiting bij het cordon sanitaire?<br />
Kan de nieuwe, inclusieve cultuur van het alledaagse<br />
meer dan haar voorganger claimen de vox populi te<br />
laten weerklinken, of gaan beide invullingen van de<br />
volkscultuur nog steeds uit van een top-downbenadering?<br />
Anders geformuleerd: is er vandaag nog steeds<br />
een politieke elite aan het werk, bezig de massa op te<br />
voeden volgens haar eigen opvattingen die een bepaald<br />
beleid moeten legitimeren en ondersteunen?<br />
Sociologisch onderzoek laat zien dat hoger en lager<br />
opgeleiden op een uiteenlopende manier omgaan met<br />
culturele verschillen 5 . Zo hangt ook de houding tegenover<br />
allochtonen significant samen met de scholingsgraad.<br />
Vanuit dit perspectief gebeurt de beoogde<br />
verhoogde sociale inclusie nog steeds volgens dezelfde<br />
aloude structuur: een politieke en culturele elite onderneemt<br />
een poging om haar eigen opvattingen over<br />
aard en samenstelling van een gemeenschap een<br />
breder draagvlak te geven door haar ‘universele’<br />
waarden onder de lagere klassen te verspreiden. Een<br />
eerlijke opvatting van de cultuur van het alledaagse<br />
moet alvast de ruime verspreiding van intolerantie<br />
durven erkennen.<br />
De bekommernis om het recht van spreken van elkeen<br />
komt voort uit een democratische (cultuur)politieke<br />
agenda die – als ze zichzelf ernstig bevraagt – onvermijdelijk<br />
met haar eigen grenzen geconfronteerd zal<br />
worden. Enerzijds dreigt er voor de overheid een<br />
democratisch deficit, als ze een beleid gaat voeren dat<br />
door een groot deel van de bevolking niet wordt<br />
gesteund. 6 Sociaal-artistieke projecten anderzijds,<br />
lopen een groot risico enkel voor de eigen kerk te<br />
preken. Het is alvast een goede keuze om kleinschalige<br />
initiatieven op gang te brengen in stedelijke omgevingen.<br />
De vraag is tegelijk of de verzuring en zelfgenoegzame<br />
individualisering niet evenzeer plaatsvindt<br />
in die suburbane mutant die het Vlaamse platteland<br />
vandaag geworden is.<br />
BRUCE BREYDEL<br />
De uitdrukking ‘cultuur van het alledaagse’ impliceert<br />
verder aanspraken op een meer inclusieve en democratische<br />
representatie van de realiteit. Concreet ondernemen<br />
nogal wat projecten pogingen om ook wat niet<br />
in de boekjes staat te documenteren. Gaan we de<br />
constanten na tussen de traditionele volkscultuur en<br />
haar postmoderne bastaardkind, dan rijst verder de<br />
vraag of die nieuwe cultuur van het alledaagse niet<br />
eveneens een constructie is, net als haar klassieke<br />
voorganger. Als de agenda nog steeds bepaald wordt<br />
door specifieke (cultuur)politieke uitgangspunten,<br />
leveren pogingen om het alledaagse leven te representeren<br />
dan niet eveneens een heel strategisch beeld op,<br />
waarvan met in- en uitsluitingsmechanismen wordt<br />
bepaald wat erbij hoort en wat niet? Sociaal-artistieke<br />
praktijken hebben de neiging zich in het artistieke veld<br />
te positioneren tussen enerzijds de commerciële mainstream<br />
en anderzijds een om haar hermetisme afgewezen<br />
avant-garde. Om die reden maak ik hier een<br />
korte excursus naar de Amerikaanse cinema. Een<br />
vergelijking van de ‘cultuur van het alledaagse’ met<br />
zowel de mainstream van<br />
Hollywood als met kleine,<br />
‘elitaire’ avant-gardepro-<br />
5. Zie Laermans (R.), Het Vlaams<br />
cultureel regiem, (publicatie in<br />
voorbereiding), 2002.<br />
6. Ibidem.
jecten kan verhelderend zijn. Zo’n excursus levert<br />
namelijk materiaal op, dat de binnen de campagne<br />
Actuele Volkscultuur gangbare representaties van alledaagse<br />
verschijnselen lijkt uit te dagen.<br />
Gemeenschapsvormende kunst hoeft helemaal niet<br />
gesitueerd te worden in de kleinschalige marge, als<br />
verkoopsartikel maakt ze juist deel uit van de mainstream<br />
van de culturele industrie. Zijn de<br />
Benettoncampagnes van Oliviero Toscani en designer<br />
Tibor Kalman, die handig inspelen op maatschappelijke<br />
thema’s als de mensenrechten en aids, een<br />
schaamteloos commerciële recuperatie, of zijn de<br />
‘united colors’ een welkome afwisseling voor de<br />
uniformiteit van een bepaald schoonheidsideaal? En<br />
wat met Hollywood-blockbusters als Armageddon of<br />
Independence Day? Films als deze zijn eveneens voorbeelden<br />
van een gemeenschapsvormende kunst: een<br />
narratieve analyse kan laten zien dat ze de erfgenamen<br />
zijn van de nationalistische tendensromans uit de<br />
19de eeuw. In de Hollywoodfilms wordt de wereld niet<br />
bedreigd door Leliaards of Sansculotten, maar door<br />
aliens, meteoren of andere vernietigende incarnaties<br />
van het vreemde. Uiteindelijk staat er in beide gevallen<br />
wel een held op, Jan Breydel of Bruce Willis, die de<br />
wereld redt van vreemde dreiging.<br />
Gemeenschapsvorming is steeds de constructie van<br />
een gedeelde identiteit, waarmee de leden van een<br />
groep zich kunnen vereenzelvigen. De constructie van<br />
een in-group-identiteit gaat meestal gepaard met de<br />
constructie van een verschil ten opzichte van een outgroup.<br />
Maar ook al wappert de Amerikaanse vlag<br />
uitvoerig, de makers ‘bezondigen’ zich niet aan de<br />
agressieve oorlogstaal uit de recente speeches van<br />
George W. Bush. Anders dan in het ‘echte’ leven situeren<br />
de meeste Hollywoodblockbusters de ‘as van het<br />
kwaad’ niet in Noord-Korea of in Iran. De vernielzuchtige<br />
‘aliens’ zijn te vinden in ‘outer space’. Daardoor<br />
brengt bijvoorbeeld Armageddon een gemeenschappelijke<br />
identificatie met ‘de mensheid’ tot stand en<br />
brengt die film een blijde boodschap. Als Bruce Willis<br />
de wereld redt, dan juicht naast New York, Londen en<br />
Parijs ook de islamitische wereld. Door de extrapolatie<br />
van de Amerikaanse droom wordt de mensheid één.<br />
Uiteraard is de creatie van een globale humanistische<br />
identiteit niet onbaatzuchtig; ze kan geplaatst worden<br />
binnen de context van een globale culturele industrie,<br />
mét winstoogmerk. De constructie van een gedeeld<br />
mondiaal groepsgevoel tegenover aliens en andere<br />
groene Fremdkörper dient een multinationaal economisch<br />
doel. In die zin is ze de laatkapitalistische erfgenaam<br />
van het 19de-eeuwse verlichte nationalisme. De<br />
creatie van een groepsidentificatie staat nog steeds ten<br />
dienste van de afzetmarkt. En toch kan een cultuurproductie<br />
van het alledaagse in Hollywood misschien<br />
inspiratie vinden. Een afkeer van het commerciële en<br />
een voorkeur voor een op verschil gebaseerde esthetica<br />
kan dit kind met het badwater weggooien: de toegankelijke<br />
overtuigingskracht van een goed verteld verhaal<br />
en van meeslepende epiek. Verder lijkt een geborneerde<br />
afkeer van all things commercial een bij voorbaat<br />
verloren strijd te zijn. In een onlangs verschenen<br />
studie 7 stelt architect Rem Koolhaas vast dat shopping<br />
“de primaire modus van het menselijke bestaan” is<br />
geworden. In zijn onderzoek is “de kruising van detailhandel<br />
en culturele en recreationele omgevingen” een<br />
van de belangrijkste aandachtspunten. Is het dan geen<br />
utopie om te menen dat om het even welk ‘alledaags<br />
leven’ zich aan dit proces van ‘commodificatie’ kan<br />
onttrekken? Is de censuur van de commercie een<br />
actuele manifestatie van een soort jaren-dertig-achtige<br />
smetvrees en dito zuiverheidsdrang? Interesse voor de<br />
ervaring van het dagelijkse leven kan dit domein<br />
onmogelijk links laten liggen.<br />
Hoe verhouden zich verder uitingen van actuele volkscultuur<br />
tot ‘elitaire’, aan de tegenpool van Hollywood<br />
en Kinepolis te situeren artistieke praktijken? In de<br />
marge van de hedendaagse Amerikaanse cinema pikt<br />
een schare alternatieve regisseurs<br />
als Larry Clark (Kids, Bully), Todd<br />
Solondz (Happiness, Story-telling)<br />
en Harmony Korine (Gummo,<br />
Julien Donkey-boy) in op de toege-<br />
JORIS JANSSENS<br />
7. Chuihua Judy Chung, Jeffrey<br />
Inaba, Rem Koolhaas, Sze Tsung<br />
Leong (red.), The Harvard Design<br />
School Guide to Shopping. Harvard<br />
Design School Project on the<br />
City n° 2, Keulen, Taschen, 2001.<br />
231<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
‘I AM FROM OHIO, AND WE DON’T LIVE LIKE THAT’<br />
232<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
nomen aandacht voor het alledaagse en op de tendens<br />
om ‘kansarmen’ een stem te verlenen. Ik ga hier<br />
dieper in op Gummo (1997) van Harmony Korine, die<br />
deze film een “anti-Hollywood-genre fuck” noemde.<br />
Zijn werk bereikt geen breed publiek en beoogt geen<br />
gemeenschapsvorming, maar is duidelijk een<br />
commentaar op gelijksoortige themata als die<br />
waarmee de actuele volkscultuur worstelt 8 .<br />
Gummo laat het leven zien in het fictieve dorpje Xenia<br />
in Ohio, dat in 1974 half verwoest werd door een<br />
tornado en waar de overlevenden antisociale avonturen<br />
beleven en lijm snuiven, katten geselen, seks hebben<br />
en naar black metal luisteren. De lijst van personages<br />
is een ongeziene freakshow en omvat bijvoorbeeld een<br />
homoseksuele joodse dwerg en zijn lief, een man die<br />
als pooier optreedt voor zijn geesteszieke vrouw, een<br />
twaal∆arige travestiet die katten doodt en – last but not<br />
least – een nimfachtige skater die in zwembroek rondloopt<br />
en roze konijnenoren draagt. Gummo is zeer<br />
goedkoop en korrelig gefilmd en beoogt een groot<br />
realiteitse¤ect. Dat de film geen plot heeft maar een<br />
bijna gratuite aaneenrijging is van losse schetsen,<br />
verklaart Korine door een realistisch argument: “Ik<br />
hou niet van plots, want naar mijn gevoel heeft het<br />
leven geen plot.”<br />
Gummo pretendeert realisme, maar is ook een<br />
groteske constructie van het ‘alledaagse’, maar tegelijk<br />
uiterst bizarre en asociale leven van de Amerikaanse<br />
‘white trash’-onderlaag. Die focus op het afwijkende<br />
maakt zo’n film natuurlijk heel tendentieus. Op de<br />
website van de internetboekhandel Amazon.com<br />
noemde Katie Durante (een surfster uit Cleveland) de<br />
film “oneerlijk”: “I am from Ohio, and we don’t live<br />
like that”. Op een gemeenschap kan Gummo het e¤ect<br />
hebben van een aanval. De film toont de achterkant<br />
van de medaille. Met de woorden van Werner Herzog<br />
is Gummo “een angstwekkend toekomstvisioen: het<br />
verlies van de ziel, het verlies van spiritualiteit.” Die<br />
interpretatie reikt de film echter niet expliciet aan.<br />
Gummo is nihilistische actuele volkscultuur: de film<br />
toont een crisis zonder die als dusdanig te duiden, te<br />
veroordelen of er oplossingen voor te bieden. Het is<br />
alvast interessant om tegenover een bepaalde opvatting<br />
van een ‘cultuur van het alledaagse’ andere representaties<br />
van het alledaagse leven te stellen. Maken geweld,<br />
terrorisme, fascisme, banaliteit, morele transgressie,<br />
de inboedel van de Zillion en het shoppingcentrum<br />
van Wijnegem ook deel uit van de realiteit? Hoe liggen<br />
de verhoudingen tussen ‘volks’, ‘alledaags’, ‘bizar’ en<br />
‘asociaal’?<br />
CODA<br />
De diversiteit van de geselecteerde projecten in de<br />
campagne Actuele Volkscultuur is het resultaat van<br />
diverse evoluties in verschillende sectoren, die uiteindelijk<br />
convergent lijken te zijn. In de podiumkunsten<br />
tekent zich een zoektocht af naar radicale en democratische<br />
alternatieven na het failliet van wat ooit ‘politiek<br />
theater’ werd genoemd. In verscheidene richtingen<br />
wordt daar gezocht naar een verhoging van de democratische<br />
participatie en een doorbreken van de<br />
traditionele theatrale machtsverhoudingen (zie de<br />
bijdrage van Michel Uytterhoeven in deze bundel).<br />
Vanuit de kernsector van de volkscultuur en -kunde<br />
zien we enerzijds een mutatie van de traditionele<br />
puristische nostalgie naar die elementen die door de<br />
zuiverheidsdwang werden weggefilterd en anderzijds<br />
een grote bekommernis om de constructie en maatschappelijke<br />
implementatie van cultureel diverse identiteiten.<br />
Het middelpunt is een (schijnbaar) gemeenschappelijk<br />
programma onder de noemer van de<br />
‘cultuur van het alledaagse’. Die fictie van een all-inclusive,<br />
new and improved ‘cultuur van het alledaagse’<br />
draagt echter het gevaar in zich dat de onvermijdelijke<br />
in- en uitsluitingsmechanismen gemaskeerd aan het<br />
werk blijven. Een cultuurproductie van het alledaagse<br />
mag daarom niet blijven steken in een hoerastemming<br />
om het afschudden van een besmette erfenis en hogeborstopzetterij<br />
over goede bedoelingen, en moet die<br />
machtsmechanismen in<br />
de projectwerking<br />
kunnen thematiseren. π<br />
8. Zie ook Harmony Korines<br />
debuutroman A Crack-Up at the<br />
Race Riots, New York, Main Street<br />
Books/Doubleday, 1998.
Een archipel<br />
van gedeelde<br />
cultuur<br />
Kunst op zoek naar gemeenschap,<br />
mensen op zoek naar de vormgeving van<br />
hun versplinterde identiteit.<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
INLEIDING<br />
Bij het begin van dit nieuwe millennium staat het<br />
publiek onmiskenbaar in de kijker.<br />
De deelname aan het democratisch besluitvormingsproces<br />
moet beter en directer, denk aan de roep om<br />
referenda, de opkomstcijfers bij verkiezingen waar<br />
geen stemplicht geldt, het recht voor migranten om<br />
mee te stemmen en hun politieke vertegenwoordiging<br />
zelf vorm te geven. De media voeren een onverbiddelijke<br />
publiekscijfersoorlog om zo meer adverteerders of<br />
subsidies binnen te halen, en ook de kunst mag er niet<br />
meer zijn voor een kleine elite, ze moet op alle niveaus<br />
op zoek naar meer toeschouwers, bezoekers, klanten,<br />
gebruikers, hits. Publiekswerking, publieksparticipatie,<br />
-verbreding en -verdieping staan hoog op alle agenda’s.<br />
Voor de podiumkunsten komt minister Bert Anciaux<br />
niet de eer toe die discussie geïnitieerd te hebben (ze<br />
leefde al enkele jaren in het landschap), maar in zijn<br />
toespraak Kunst veredelt, een utopie? En dan!, bij de<br />
heropening van de gerestaureerde theaterzaal van de<br />
Vooruit (Gent, 7 september 2000) heeft hij de vraagstelling<br />
wel scherp gesteld, geprovoceerd, tot topprioriteit<br />
van het beleid verheven: de kunstensubsidies<br />
van de Vlaamse Gemeenschap, ‘geld van ons allemaal’,<br />
moesten zo ingezet worden dat ze artistieke eindproducten<br />
afleverden, die niet alleen voor een kleine<br />
minderheid, maar meteen ook voor ‘ons allemaal’<br />
bereikbaar, verstaanbaar en genietbaar waren.<br />
Daar is in de weken en maanden daarna veel inkt over<br />
gevloeid, dat gaan we hier niet overdoen, maar de<br />
sector is er wel mee bezig geweest, was al in die<br />
discussie verwikkeld en kreeg snel een subsidiekraantje<br />
aangeduid om geld voor de zogenaamde<br />
sociaal-artistieke projecten af te tappen.<br />
Met de campagne Actuele Volkscultuur zette de Koning<br />
Boudewijnstichting een gelijklopende thematische lijn<br />
uit. Hoe problematisch de term ‘volkscultuur’ wel is en<br />
of de nood aan actualisering zo acuut zou zijn, laat ik<br />
over aan medeauteurs in deze publicatie.<br />
Mij is het erom te doen een aantal nieuwe tendensen<br />
binnen de (podium)kunsten te detecteren, die duidelijk<br />
233<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
234<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
een bekommernis vertonen om een groter,<br />
ander, jonger of net ouder, anders gekleurd,<br />
in elk geval sociaal meer gemixt publiek te<br />
zoeken of nog liever te vinden. Niet omdat de<br />
minister van Cultuur dat zo dringend wilde,<br />
maar omdat er in de dynamiek en de<br />
reflectie vanuit het artistieke werk zélf<br />
behoefte bestond om hierrond te gaan experimenteren.<br />
In eerste instantie wil ik de intenties van de makers en<br />
mijn eigen toeschouwerservaringen zo precies mogelijk,<br />
maar beknopt beschrijven, slechts in tweede<br />
instantie zou ik – onderweg, tussendoor, in de zijlijn –<br />
een aantal elementen voor een theoretisch kader willen<br />
aangeven, die me van belang lijken in het complexe<br />
discours over publieksverbreding in het algemeen en<br />
de actualisering van de volkscultuur in het bijzonder.<br />
AFRIKAANSE TOESTANDEN<br />
Royal de Luxe, meester-tovenaars van het Franse straattheater,<br />
Petits contes nègres, de Zomer van Antwerpen,<br />
2 tot 13 augustus 1999.<br />
De site, in Antwerpen bekend als de Konijnenwei:<br />
(toen nog) een urbanistisch domweg vergeten stuk<br />
grasland met bosjes, afgezoomd door de Ring en een<br />
spoorweg, de binnensingel en invalswegen naar het<br />
centrum van de stad, overvlogen door schaars luchtverkeer<br />
voor Antwerp Airport.<br />
Het theater: een gebogen, speciaal voor deze productie<br />
ontworpen tribune, geen dak, perfecte zichtbaarheid,<br />
royale ruimte voor lange benen, elk van de 870 stoelen<br />
met smeedijzeren designwerk. De tribune is zo opgesteld<br />
dat alle toeschouwers op het aanvangsuur (19<br />
uur) in de schaduw zitten en het speelvlak precies de<br />
laatste avondzon vangt. Dan de scène in roodbruine<br />
aarde en de poppen en rekwisieten verborgen onder<br />
vaalbruine doeken, daarachter een canvaswand met<br />
uitzicht op de coulissen: een Afrikaans dorp met een<br />
mikmak van allerlei materialen en rommel. Citybikes<br />
voor de spelers om straks naar hun hotel te fietsen.<br />
Uitzicht op de passanten van de Wei, het verkeer op de<br />
Singel, een<br />
Amelinckxblok:<br />
bijzonder Belgisch.<br />
De strategie: uit<br />
puur principe zijn<br />
de voorstellingen<br />
van Royal de Luxe<br />
altijd gratis voor<br />
het publiek (niet zo<br />
voor de organisator!), dus: “Tijdig aanwezig zijn is de<br />
boodschap!” waarschuwt de folder. Het werd een<br />
vreedzame overrompeling: bij de première zat de<br />
tribune om 19 uur, met zo’n 870 overwegend witte<br />
mensen, keurig vol. De laatste voorstellingen<br />
begonnen al rond 18u15 en het publiek was veelgekleurd<br />
en zeker 1500 mensen groot, zittend op de<br />
grond, halsreikend staand of hangend in de nadarhekken.<br />
Afrikaanse toestanden. De negerverhaaltjes<br />
zijn aardig, maar van geen tel: wel grandioos geacteerd<br />
door mensen en poppen, de technische snu∆es blijven<br />
jong en oud verblu¤en.<br />
Maar wat een opluchting om zo theater te zien: geen<br />
reclame of sponsoring, geen vip-tenten, hostesses of<br />
recepties, geen vrijkaarten of voorkeursbehandeling<br />
voor pers of prominenten, geen rang 1 of 4 of gereserveerde<br />
plaatsen voor abonnees, geen wachtlijsten, geen<br />
kassa’s, coulissen of conventies, niet voor een uitgelezen<br />
en betalend publiek, maar voor allen. En zeer<br />
comfortabel voor de vroegkomers. Strategieën om<br />
minder publiek… meer gemeenschap te worden.<br />
HET GEWETEN VAN HET NIEUWE DUITSLAND<br />
Een ervaring uit de wereld van de architectuur.<br />
Men kan Duitsland en Berlijn-als-weerom-hoofdstad<br />
niet verwijten dat ze de Britse toparchitect Norman<br />
Foster uitgekozen hebben om hun nieuwe parlement<br />
in de oude, met veel geschiedenis en emoties beladen<br />
Reichstag in te richten. Die verbouwing is uitermate<br />
geslaagd: een mooie, overzichtelijke en transparante<br />
vergaderzaal, ruime wandelgangen en zithoeken voor<br />
meer informele ontmoetingen, respect voor het monu-
ment en zijn<br />
verleden (ook de<br />
graªti van de<br />
bevrijders van het<br />
Rode Leger zijn<br />
behouden),<br />
zinvolle integratie<br />
van hedendaagse<br />
kunst (Boltanski,<br />
Haacke, Rückriem).<br />
Maar vooral de<br />
herstelde koepel<br />
boven de vergaderzaal<br />
‘werkt’: van 8 uur ‘s ochtends tot middernacht<br />
opengesteld voor het publiek, als een permanente<br />
symbolische controletoren over het gedrag van hun<br />
democratisch verkozenen, met een schitterend panorama<br />
op de stad, een constant heen-en-weergewriemel<br />
van activiteit in die sublieme dubbele spiraal van klimmend<br />
en dalend voetgangersverkeer, een toeristische<br />
topattractie als een brainmachine bovenop het parlement.<br />
Een bewustmakend en emanciperend cadeau<br />
aan hen voor wie dit imposant gebouw van meet af<br />
aan bedoeld was: “Dem Deutschen Volke”, zo staat het<br />
in het fronton gebeiteld.<br />
Een architecturale geste om het geweten van de eengemaakte<br />
natie te verbeelden en een hooglied aan de<br />
democratie, die net hier een en ander te verduren<br />
kreeg.<br />
GOESTING<br />
Goesting II was een project, opgezet door<br />
het kinderkunstencentrum Villanella en<br />
de Zomer van Antwerpen – editie 2000<br />
– op locatie, eerst in het districtshuis<br />
(het voormalige gemeentehuis) van<br />
Borgerhout, daarna in het Station Dam,<br />
dat door de HST-werken zijn spoorwegfunctie<br />
verloor en een nieuwe bestemming<br />
als buurtcentrum kreeg. Op beide<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
locaties was het opgevat als een parcours door het<br />
gebouw en zijn omgeving, begeleid door de rapmelodietjes<br />
van de zangeressen van Maskesmachien en de<br />
vrolijke zigeunermuziek van de Anti-fare.<br />
De route voerde langs een bonte mengeling van<br />
‘mensen met een verhaal’: lokale (amateur)kunstenaars<br />
of volksfiguren, die de toeschouwers met veel<br />
gevoel voor humor, nostalgie en couleur locale enkele<br />
van de plaatselijke stadsmythes over het station en de<br />
buurt wilden bijbrengen.<br />
Het project was belangrijk omdat het de ‘geest van de<br />
plek’ precies wist te vatten voor een mix van buurtbewoners<br />
en toevallige festivalpassanten, in een<br />
ontspannen en optimistische sfeer van “niks onveiligheidsgevoel,<br />
ja veranderingen en tijdelijke overlast en<br />
verloedering, maar wacht maar: we komen er ook wel<br />
weer doorheen!”<br />
Een verademing in de algemene attitude van ‘klagen<br />
en zagen’ van niet eens zo weinig Antwerpenaren in<br />
deze buurten, die zich door een meer destructief en<br />
plat populistisch discours op sleeptouw laten nemen.<br />
Theater dat er niet voor terugdeinst de achterkant van<br />
een hedendaagse stedelijkheid te tonen, kritiek levert<br />
waar nodig, maar tijdelijk vrede neemt met de vervelende<br />
situatie, in afwachting op beterschap. Binnen<br />
vier jaar schiet de Thalys hier bovengronds en sluit de<br />
buurt aan bij de voortgang van een nieuwe eeuw.<br />
Tussen haakjes: in de hoge (want kapitaalkrachtige)<br />
regionen van de stadsplanning komt men slechts in<br />
laatste instantie aankloppen bij de artiesten en de<br />
culturele werkers<br />
om ook hun visie<br />
en verwachtingen<br />
over de ontwikkeling<br />
van een stadsdeel<br />
of buurt te<br />
verwerken in een<br />
eindrapport. De<br />
kantoorbouw, de<br />
(nieuwe)<br />
235<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
236<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
industrie, de woningbouw en de handel zijn dan<br />
meestal al de revue gepasseerd. Toch zijn culturele<br />
infrastructuurinvesteringen vaak de motor en de beeldbepalende<br />
factor van stadsvernieuwing. Het typevoorbeeld<br />
is Bilbao waar het Guggenheimmuseum van<br />
Frank Gehry er in zijn eentje in slaagde de stad en de<br />
regio (Baskenland) tot in de toptien van de toeristische<br />
attracties van Europa te parachuteren. Het Museum<br />
aan de Stroom heeft dezelfde potentie voor het<br />
Antwerpse Eilandje, het Permekegebouw als nieuwe<br />
Centrale Bibliotheek kan de grimmigheid van de<br />
Antwerpse stationsbuurt doen omslaan, het<br />
Muziekforum het Gentse Zuid.<br />
Wij, van de culturele sector, zijn ons te weinig bewust<br />
van de generatieve kracht die onze voorstellen kunnen<br />
hebben voor de verbreding van het maatschappelijk<br />
draagvlak van vernieuwende stadsprojecten.<br />
DE SKYLINE ALS ACHTERDOEK<br />
Het Antwerpse theatergezelschap De Onderneming,<br />
dat sinds een drietal jaar heel bewust vanuit het proletarische<br />
Hoboken (vroeger scheepsbouw, nog steeds<br />
staalnijverheid) opereert, heeft binnen de Zomer van<br />
Antwerpen een mooie traditie opgebouwd om stukken<br />
van Marcel Pagnol nieuw leven in te blazen. Pagnol is<br />
hier vooral bekend bij een wat oudere generatie, door<br />
de verfilmingen van zijn theaterstukken met<br />
Fernandel in de hoofdrol. In zijn Marius-trilogie vertelt<br />
Pagnol het verhaal van Marius, die gedoemd lijkt om<br />
het druk bezochte café van zijn vader over te nemen<br />
aan de kade van Marseille, maar uiteindelijk toch voor<br />
een leven op zee en het grote avontuur kiest, maar dan<br />
uit heimwee en<br />
liefdesverdriet<br />
terugkeert naar<br />
zijn thuisstad<br />
enz. Vele bladzijden<br />
en<br />
normaal gezien<br />
drie theateravonden<br />
lang.<br />
De Onderneming slaagt erin om de weeë geur van een<br />
bepaald kleinburgerlijke moraal ver te overstijgen door<br />
een knappe vertaling en bewerking van de drie<br />
stukken en door ze resoluut in de open lucht, van op<br />
<strong>Link</strong>eroever en dus met de Schelde en de onweerstaanbare<br />
skyline van Antwerpen als natuurlijk decor aan<br />
het publiek te presenteren. Dat publiek mag ook meedelen<br />
als er goed nieuws is in het café van Marius’<br />
vader en iemand een tournee générale geeft. De<br />
pauzes tussen de stukken brengen we culinair door in<br />
een loods met troostend lommer, eerst aan een huwelijksmaal<br />
met geroosterde sardines en daarna op een<br />
begrafenisdis met koªe, pastis en zuiders gebak. De<br />
acteurs en actrices zorgen voor de bediening en de<br />
ambiance.<br />
Door het gezamenlijk bekijken van de lotgevallen van<br />
Marius in het stuk, maar ook door deelgenoot te<br />
worden aan de grote momenten uit zijn leven, door<br />
samen – spelers en publiek – te eten, worden we één<br />
grote familie en is het daardoor zoveel gewoner en<br />
makkelijker praten wanneer de illusie van het theater,<br />
na vier uur kijken en feesten, wegvalt.<br />
Gemeenschapsvormend theater.<br />
Misschien moeten we, heel af en toe, de kleinburgerlijke<br />
(en historische) subtekst toch maar meenemen en<br />
aanvaarden, want te veel kritisch geëmmer zou alleen<br />
maar tot onnodige familieruzies leiden en die kunnen<br />
we toch missen als kiespijn op dit soort reünies...<br />
EEN ZITBANK OP EEN PLEIN<br />
Bij de heraanleg van de Leopold De Waelplaats aan het<br />
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van<br />
Antwerpen wilden de architecten Robbrecht, Daem &<br />
Van Hee een prominente inbreng van kunstenaars<br />
binnen hun ontwerp. Hun keuze viel op modeontwerpster<br />
Ann Demeulemeester, die voorstelde om een<br />
zitbank voor het museumplein te bedenken. Dat is<br />
tegelijkertijd banaal, maar meteen bijzonder nuttig:<br />
aan het museum stoppen heel wat toeristen- en<br />
schoolgroepenbussen en het uitstappen neemt zijn tijd<br />
en dan is de zitbank een herkenbare plek om de
hergroepering te organiseren, eventueel zelfs een<br />
inleiding op het museumbezoek te starten.<br />
De bank is een bijzonder object geworden, een driekwartcirkel<br />
met de zitbanken van de Parijse parken als<br />
model, maar die waren gewoon recht en niet gebogen<br />
tot een cirkel. Er is heel wat smeedvakmanschap aan<br />
te pas gekomen om dit ontwerpidee tot een goed einde<br />
te brengen. De onverwachte ontmoetingen die zich op<br />
een bank met deze vorm kunnen voordoen, hoeven<br />
niet veel woorden.<br />
MUSEUM OF THEATER?<br />
Meg Stuart zette tussen december 1999 en juni 2001<br />
Highway 101 op, een project dat de raakvlakken tussen<br />
dans en architectuur wilde onderzoeken, maar dat<br />
meteen ook een diepgaande studie was naar de<br />
verschillende toeschouwerscondities van museum- en<br />
theaterbezoekers,<br />
tussen de uiteenlopende<br />
codes in de<br />
white cube van het<br />
museum en de black<br />
box van het theater.<br />
Ik ga er hier even<br />
dieper op in omdat<br />
uit onderzoek bleek<br />
dat achtergestelde groepen in onze samenleving<br />
zeggen deze codes niet te kennen en dat dit hen in de<br />
weg staat om aan deze culturele activiteiten deel te<br />
nemen.<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
In het theater is het een goede gewoonte om als<br />
toeschouwer niet meer te praten, te kuchen, recht te<br />
staan, chips te eten, vanaf het ogenblik dat het zaallicht<br />
uitdooft of het doek opgaat of iemand vanaf de<br />
scène ons begint toe te spreken of de muziek weerklinkt<br />
en iemand begint te dansen, tot op het moment<br />
dat het licht helemaal uitgaat of de muziek stopt of de<br />
scène leeg is of iemand op de scène zegt dat het afgelopen<br />
is of pauze. Zolang zijn we overgeleverd aan de<br />
beleefdheid om dit statement van de podiumkunstenaar<br />
te genieten, uit te zitten. We kunnen ook<br />
opstappen, maar dat is in alle gevallen een moedige<br />
onderneming, want het is donker in de zaal en<br />
opstappen is zo’n uitzonderlijke daad dat ze als een<br />
acuut teken van fysische malaise of van extreme afkeuring<br />
kan geïnterpreteerd worden. De theatertoeschouwer<br />
stemt dus impliciet – uit gewoonte, beleefdheid,<br />
code, conventie – in met de manipulatie van de<br />
tijd, die de podiumkunstenaar hem (voor de duur van<br />
de voorstelling) vraagt of oplegt.<br />
Dat is fundamenteel anders in de museumcontext:<br />
daar heeft een kunstenaar, een curator of een<br />
museumdirecteur in een (min of meer) sacrale ruimte<br />
een aantal kunstwerken opgehangen of neergezet, die<br />
lijdzaam – maar niet onverschillig – wachten op<br />
bezoekers. Het is van belang te onderkennen dat ook<br />
de museumbezoeker met een bepaald verwachtingspatroon<br />
een tentoonstelling binnenloopt: gemiddeld<br />
wenst deze bezoeker ongeveer één uur in de<br />
voorgestelde setting te vertoeven (merk de<br />
verschillen met de gemiddelde<br />
Hollywoodfilm (100 minuten), de opera (2 à<br />
3 uur), een klassiek toneelstuk (2 uur) enz.).<br />
De museumbezoeker is dus geen gegijzelde<br />
van de tijd, hij kan het parcours, als hij of zij<br />
dat zou willen, in vijf minuten afleggen. Het<br />
komt er dus voor de tentoonstellingsmaker<br />
op aan geregeld zodanig interessant materiaal aan te<br />
bieden dat de bezoeker verleid wordt om stil te staan,<br />
even nader toe te kijken, verbanden te leggen, of even<br />
te gaan zitten om een videofragment of een kort stukje<br />
237<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
238<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
film te bekijken. Hij verleidt de ‘vrije’ museumbezoeker<br />
zodoende om, zo nu en dan, in het gareel van<br />
de theaterbezoeker te stappen en hem zijn ‘vrije tijd’ te<br />
gunnen.<br />
Door in de locaties, waar Highway 101 gepresenteerd<br />
werd (in Brussel in de Kaaitheaterstudio’s en in de<br />
Raªnerie du Plan K), het hele gebouw met alle<br />
hoeken en kanten, kelders en achterkamers te<br />
gebruiken in een voor het publiek opgelegd parcours,<br />
speelt Meg Stuart in op de tegenstrijdige condities van<br />
de museum- en de theaterbezoeker: soms is het<br />
publiek één en al gefocust op een actie in een theatrale<br />
setting, dan weer staan de dansers als tentoonstellingsstukken<br />
opgesteld in een ruimte en moet de<br />
toeschouwer zijn eigen parcours kiezen en de tijd die<br />
hij aan hun actie gunt. Voeg daarbij nog een manipulatie<br />
met bewakingscamera’s, die het publiek filmen<br />
– videofragmenten, die later weer aan datzelfde<br />
publiek worden getoond – en je hebt een complexiteit<br />
en meerlagigheid in de productie waar kunsttijdschriften<br />
graag lange artikels aan willen wijden.<br />
En dat verdient de productie echt wel, want dit was<br />
ontzettend hedendaags werk, inhoudelijk en vormelijk<br />
rijk en op vele niveaus te interpreteren, bewust van<br />
zijn poging om een métissage tussen twee moeilijk te<br />
verzoenen toeschouwerscodes van onze Westerse<br />
cultuurcanon te realiseren.<br />
En toch: waarom hebben de Brusselse programmatoren<br />
geen poging gedaan om dit werk ook voor een<br />
nieuw, jong, gekleurd publiek te ontsluiten? Temeer<br />
omdat dit een belevingswereld is, die zij beter kennen<br />
dan de gemiddelde lezer van de Witte Raaf, omdat er<br />
een eerste laag in de voorstelling zit die voor iedereen<br />
onmiddellijk leesbaar en verstaanbaar<br />
is, omdat Highway 101 geen<br />
voorkennis van culturele conventies<br />
vergt en veeleer uitnodigt om met<br />
de gangbare codes onbevangen om<br />
te gaan, zelfs ermee te gaan experimenteren,<br />
omdat Highway 101 ten<br />
slotte zo over vandaag spreekt, dat<br />
een jongere generatie dit had moeten kunnen<br />
meemaken en ervaren. In die zin was net deze zogenaamd<br />
moeilijke dansproductie publieksvriendelijker<br />
en bezat ze meer werfkracht dan tien educatieve diensten<br />
van gerenommeerde cultuurinstituten samen.<br />
DE ‘NATUREL’ VAN DE AMATEUR<br />
Alain Platel en Arne Sierens, die ik beschouw als twee<br />
raspaarden van de actuele Europese theaterscène,<br />
hebben samen drie producties gemaakt die enorm veel<br />
emoties losweekten: Moeder en kind, Bernadetje en<br />
Allemaal indiaan.<br />
Die voorstellingen zijn bij velen in het geheugen<br />
blijven hangen wegens een soort hyperrealisme, een<br />
voyeurisme in de laagste regionen van onze klassenmaatschappij,<br />
met een hoog ‘het leven zoals het is’gehalte.<br />
Ze leiden ons binnen in het onverbloemd<br />
bestaan van kapotgerukte gezinnen, foorkramers,<br />
vluchtelingen, mentaal gehandicapten, een overspannen<br />
brandweerman, halve of hele allochtonen.<br />
Maar Platel en Sierens ‘verdichten’ die rauwe werkelijkheid<br />
meteen, maken ze poëtisch door ook de tederheid<br />
en de verbondenheid tussen deze outlaws te<br />
tonen. Dit is wellicht het ‘volk’, waarover de Koning<br />
Boudewijnstichting het wil hebben, en niet een<br />
mythisch Vlaams volk dat enkel als (vervlogen) ideaalbeeld<br />
in het hoofd van extreem-rechtse politici leeft.<br />
Platel en Sierens hebben gewerkt met een aantal<br />
amateurs in deze producties en die inbreng is in de<br />
kritiek steevast geloofd als authentiek, van een grote<br />
‘naturel’, rauw maar uiterst geloofwaardig. Dat<br />
herkennen mensen (en hier hebben de producenten<br />
–Nieuwpoorttheater en Victoria – wél de moeite<br />
genomen om een breed en<br />
gemixt publiek in de zaal te<br />
krijgen) en daar reageren ze<br />
erg gunstig op.<br />
Wat is dat dan toch met onze<br />
professioneel opgeleide<br />
acteurs, die er ondertussen een<br />
eeuw over doen om natuurlijk
en levensecht te leren spelen (Stanislavski, Actor’s<br />
Studio, Van der Groen en vele anderen) en daar,<br />
enkele uitzonderingen niet te na gesproken, zo zelden<br />
in slagen?<br />
EEN NIEUWE SJAMAAN<br />
Benjamin Verdonck hanteert een heel eigen strategie,<br />
anders dan in de bovenstaande voorbeelden uit de<br />
wereld van de podiumkunsten. Hij bouwde reeds twee<br />
keer een hutje (stijl vroege bOb Van Reeth) op een vijftien<br />
meter hoge paal in<br />
het midden van het<br />
Baraplein aan het<br />
Brusselse Zuid en op<br />
het immense Sint-<br />
Jansplein van<br />
Antwerpen-Noord.<br />
Daar leeft hij dan een<br />
week of twee: doet een<br />
ochtendritueel op zijn<br />
terrasje met een<br />
paardenkop op zijn hoofd, daalt af om boodschappen<br />
te halen in de superette, nodigt voorbijgangers uit op<br />
de koªe, gaat in discussie met pleinbewoners en<br />
pendelaars, soms blijft er zelfs een meisje overnachten.<br />
In het theater hebben we de gewoonte om mensen<br />
samen te zoeken, ze in een gebouw in de stad uit te<br />
nodigen, waar we dan alle lichten doven en hen via<br />
enkele scenografische ingrepen de illusie aandoen dat<br />
ze op een andere plek zijn, waar een verhaal zich kan<br />
afwikkelen. Het theater, zelf vaak een beeldbepalend<br />
stuk stedelijke architectuur, heeft de neiging om de<br />
stad op die manier buiten te sluiten, zich van de stad<br />
en wat die allemaal aan ontmoetingen en betekenissen<br />
kan meebrengen, af te wenden. Als we het de moeite<br />
vinden om met kunst in het algemeen en met theater<br />
in het bijzonder (onder andere) meer gemeenschap te<br />
laten ontstaan, dan zijn er tactieken bedacht om die<br />
stedelijkheid meer onder ogen te zien en theaterpraktijken<br />
toe te laten, die zich niet zo narcistisch van de<br />
stad wegdraaien, zie Royal de Luxe, De Onderneming,<br />
Goesting, Highway 101. Meer nog: als het getoonde<br />
theater dan de nodige kwaliteit heeft, dan wordt de<br />
stad niet ervaren als te weren ruis, maar weet ze de<br />
signalen die het theater uitzendt nog te versterken.<br />
De strategie van Benjamin Verdonck is nog radicaler:<br />
hij vraagt geen tijd van de toeschouwers, vertelt zelf(s)<br />
geen verhaal meer en heeft genoeg aan een minimaal<br />
en zeer tijdelijk bouwsel, dat in verhouding tot de<br />
weidsheid van het plein amper grondoppervlakte<br />
inneemt. Loutere aanwezigheid.<br />
Het enige wat hij doet, is wonen: midden in de stad,<br />
midden op het plein, te midden van een gevonden<br />
publiek, van wie hij de verhalen opneemt en – in dat<br />
heilig moment van magie – helend teruggeeft, als een<br />
nieuwe sjamaan.<br />
‘SAD SONG’ ALS TUSSENSPEL<br />
“De postmoderniteit is het dagelijkse, banale tafereel<br />
waarin, ergens in Vlaanderen, weiden, een alleenstaand<br />
rijhuis met blinde zijgevels langs een betonnen<br />
tweevaksweg, een gigantische lantaarnpaal en een<br />
tuinkabouter, een auto, een smalle tuin met kippen en<br />
prei, een eiken eetkamer met een dik kleed, een grootscherm-kleurentelevisie<br />
met MTV en per dag tien<br />
lijken, tien romantische bedscènes, tien Bekenden,<br />
tien winnaars, tien grootsteden en één ramp, huwelijks-<br />
en kinderfoto’s, vroeg gesloten rolluiken en een<br />
vermoeid, uitgezakt lichaam in een zetel, bij elkaar<br />
zijn op een spanningsloze, volstrekt ondramatische<br />
wijze.” 1<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
Deze prangende situatiebeschrijving van het grote<br />
publiek, het volk, Jan Modaal, waar het ons in dit boek<br />
om te doen is, grijpt me steeds opnieuw naar de keel.<br />
Wellicht zou Bart Verscha¤el er<br />
vandaag nog een halve zin Big<br />
Brother aan toevoegen, maar echt<br />
vrolijker wordt het beeld daar niet<br />
van. Net daarom wil ik in dit<br />
1. Verschaffel (B), De kring en het<br />
netwerk. Over het statuut van de<br />
‘publieke ruimte’, in Figuren /<br />
Essays, Van Halewijck, Leuven,<br />
1995.<br />
239<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
240<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
artikel wat tegengif toedienen, hoewel de basisintuïtie<br />
van Verscha¤el daardoor niet minder overeind blijft.<br />
Ik roep dit beeld ook op omdat het me dichter bij de<br />
waarheid lijkt te liggen dan de, naar verhouding, erg<br />
vitale groepen, om wie het in de actualisering van de<br />
volkscultuur te doen is: heemkundigen en volksdansfanaten,<br />
carnavalcomités en amateurtheaters, die het<br />
lokale dialect willen bewaren, de dorpsfanfares en fotoof<br />
filmclubs, de stoetenmakers en stadsmythenverzamelaars.<br />
Bij hen is er steeds nog dat onmiskenbaar<br />
socialiserende aspect, het aanknopen bij een buurtweefsel,<br />
het elkaar opzoeken in plaats van zielig en<br />
alleen weg te zakken in een zetel voor de treurbuis.<br />
IEDEREEN APART, EN DAN WEER SAMEN<br />
De Colombiaanse theatermaker Enrique Vargas toonde<br />
tijdens Klapstuk 99 in Leuven weer een totaal andere<br />
aanpak in zijn Oraculos. Als we wat new-age-gedoe<br />
welwillend wegwissen uit ons geheugen, dan blijft de<br />
herinnering over aan een desoriënterend parcours<br />
door een onherkenbaar gemaakt Arenberginstituut,<br />
met allerlei fascinerende ervaringen, die werkelijk op<br />
alle zintuigen een<br />
beroep deden.<br />
Bijzonder aan Oraculos<br />
was dat elke<br />
toeschouwer totaal<br />
individueel de doolhof<br />
binnenging en geen<br />
enkel contact had met de andere toeschouwers die ook<br />
in de ruimten aanwezig waren, op wat ‘kreten en<br />
gefluister’ na. De productie was meer sensatie dan<br />
verhaal, meer queeste dan ritueel. De discussies<br />
achteraf waren des te heftiger en de behoefte was groot<br />
om de individuele ervaringen bij andere toeschouwers<br />
te toetsen. Het groepsgevoel voltrekt zich toevalliger,<br />
kleiner en explicieter op straat of op café dan in de<br />
voorstellingsruimte. Of hoe gemeenschap ook in<br />
tweede instantie kan ontstaan.<br />
9 X 9, THEATER TOT DE TWEEDE MACHT<br />
Wanneer een bevlogen en talentvolle artieste als<br />
Christine De Smedt, danseres en choreografe bij Les<br />
Ballets C. de la B., iets wil met 72 amateurs (en 9<br />
professionele dansers), samen 9 x 9 = 81 mensen op<br />
de scène, word ik heel nieuwsgierig. Ik ken haar fascinatie<br />
voor religieuze stoeten en processies en weet dat<br />
ze die volkse traditie over de hele wereld en in<br />
verschillende culturen bestudeerd heeft.<br />
9 x 9 is een voorstudie op dit werken met grote<br />
groepen amateurs, liefhebbers dus, onbetaalde vrijwilligers,<br />
die twee weken van hun vrije tijd aan deze<br />
productie geven.<br />
De Smedt houdt van deze mensen, dat voel je, behandelt<br />
ze als ongeslepen diamant, laat ze hun genereuze<br />
zelf zijn, wars van de artistieke canons die in de cenakels<br />
van de hoge cultuur de norm zijn. De macht van<br />
het getal wordt subtiel uitgebuit, zoals het koor in de<br />
opera, maar tegelijkertijd is er ook aandacht voor de<br />
uitzonderlijkheid van<br />
iedere performer,<br />
voor zijn/haar unieke<br />
lijf en identiteit. Dit<br />
is geen hulpeloze<br />
poging om het<br />
professionele theater<br />
na te bootsen, maar<br />
een precieze inschatting<br />
van wat met<br />
deze mensen, in dit<br />
korte tijdsbestek, in<br />
deze ruimtelijke<br />
setting (theater of<br />
locatie) aan maximaal e¤ect kan bereikt worden. Voor<br />
de deelnemers wellicht een onvergetelijke ervaring,<br />
voor het publiek een avond als een openbaring. Ik kijk<br />
uit naar de 9 x 9 ‘s, die Christine De Smedt en haar<br />
ploeg in de toekomst willen opzetten met de bewoners<br />
van het Klein Kasteeltje in Brussel en met de gedetineerden<br />
van de Begijnenstraat in Antwerpen.
HET MUSEUM VAN REDE EN WAANZIN<br />
Vooral in Zuiderse landen valt het me altijd op: hier<br />
lopen nog bedelaars, in de hoofdwinkelstraat van<br />
Lissabon zit al jaren een gehandicapte met een witte<br />
kap over zijn hoofd en in de dorpen zie je geregeld<br />
nog de dorpsgek ronddwalen, vanuit een waakzame<br />
ooghoek wel gevolgd door zijn ‘normale’ medeburgers<br />
die klaarstaan om de argeloze toerist bij te veel<br />
ongemak te ontzetten, maar net als de bejaarden zijn<br />
ze er nog: in de straten, op de pleinen en markten,<br />
volop in de openbaarheid.<br />
Bij ons zijn deze groepen met enigszins afwijkend<br />
gedrag weggemo¤eld, opgesloten in speciale instituten:<br />
OCMW-centra, gehandicaptenhomes, bejaardentehuizen,<br />
psychiatrische klinieken, misschien jeugdgevangenissen<br />
straks. Geel met zijn thuisverplegingsmodel<br />
is de grote uitzondering en terecht wereldvermaard.<br />
Het Gentse Museum dr. Guislain, een museum dat de<br />
geschiedenis van de psychiatrie tot onderwerp heeft en<br />
bovendien gevestigd is in een psychiatrische kliniek<br />
uit de 19de eeuw, overigens een monument van een<br />
gebouw met de kerk netjes in het midden, leek me tot<br />
voor kort geen al te aantrekkelijke bestemming voor<br />
een culturele zondagmiddagtrip. Ik heb die mening<br />
moeten bijstellen na een bezoek aan de tentoonstelling<br />
Het hoofd ten voeten uit onder de bezielende begeleiding<br />
van Patrick Allegaert, een van de tentoonstellingsmakers.<br />
Ook geesteszieken behoren tot dat volk van ons en de<br />
zorg ervoor heeft een korte maar bewogen geschiedenis,<br />
met veel vallen en opstaan. De ziekte maakt<br />
overigens geen of weinig klassenonderscheid, kan<br />
iedereen overkomen, als patiënt, familielid, buur of<br />
vriend.<br />
Onze beste kunstenaars gaan met de zieken aan de<br />
slag: als beeldhouwer, fotograaf, auteur of videast:<br />
geëngageerd maar discreet en met een bijzonder<br />
respect voor de geschonden identiteit van hun<br />
‘modellen’. Die zieken die hun lijden wat weten te<br />
verlichten door er met expressieve middelen uitdruk-<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
king aan te geven, zijn met precies dezelfde égards en<br />
toewijding behandeld als ‘normale’ kunstenaars.<br />
Een geestesverruimende ervaring.<br />
MAN BIJT HOND<br />
In een wat Don Quichotte-achtig gevecht voor een<br />
herovering van het publieke domein (en dus ook van<br />
de digitale openbare ruimte van de audiovisuele<br />
media) zou ik nogmaals willen pleiten voor meer<br />
bemoeienis van de artistieke sector met de omroep. Ik<br />
heb vroeger mijn bewondering<br />
voor het productiehuis<br />
Woestijnvis, hun<br />
programma Man bijt<br />
hond en meer bepaald de<br />
vroegere afsluiter<br />
Vaneigens niet onder<br />
stoelen of banken gestoken. De ‘human intrest’aanpak<br />
van het programma en de benadering van het<br />
wereldnieuws tot op het microniveau van deze of gene<br />
concrete en alledaagse mens, hebben soms meer<br />
begrip en e¤ect teweeggebracht dan menig duidingsprogramma<br />
van de nieuwsdienst zelf. Denk aan het<br />
serietje over het asielzoekerscentrum in Kapellen of de<br />
meer recente reeks over het revalidatiecentrum voor<br />
verkeersslachto¤ers.<br />
Vaneigens had een constant knappe kwaliteit en een<br />
eigenzinnige humor, die in staat was om een beeld<br />
van de wereld, zoals het de rest van de lange uren van<br />
een modale televisieavond op ons afkomt, even te<br />
doen kantelen, ter discussie te stellen, te relativeren.<br />
Mijn respect voor Man bijt hond sloeg om in achterdocht,<br />
toen bleek dat men Vaneigens ging commercialiseren<br />
door een video met ‘the best of …’ op de markt<br />
te gooien: dat ging helemaal in tegen de homeopathische<br />
porties (licht) ondermijnende humor die we<br />
mondjesmaat-doch-dagelijks toegediend kregen en die<br />
net daardoor verteerbaar waren. De opvolger Zonder<br />
handen is een aanfluiting van het concept en<br />
onwaardig om opvolger van Vaneigens te zijn: een éénminuut-durend<br />
free podium, dat eindigt met een<br />
241<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
242<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
guillotineknal en beslecht wordt in een referendumachtige<br />
stemming via telefoon of sms. Een knieval<br />
voor de grijze smaak van de meerderheid die altijd<br />
gelijk heeft – zo hebben we geleerd. De formule is wel<br />
een postuum eerbetoon aan de (overwegend) jonge<br />
ploeg van acteurs en actrices, professionals én<br />
amateurs, die Vaneigens moeiteloos twee jaar op het<br />
scherm hielden.<br />
In gesprekken met vertegenwoordigers van kansarme<br />
groepen over een betere culturele participatie is het me<br />
de laatste jaren opgevallen dat, wanneer we hen<br />
vroegen tot welke culturele activiteiten ze een vlottere<br />
toegang wilden, ze voortdurend verwezen naar Marco<br />
Borsato, ‘Night of the Proms’, Cirque du Soleil of één<br />
of andere musicalproductie. Allemaal zaken die ze<br />
kenden van de reclamespots en de mediasponsoring<br />
op televisie: niet de goedkoopste maar wel de meest<br />
bekende cultuurevents, want ze komen op televisie<br />
(die ook in meest kansarme situaties een verworven<br />
goed is). De kloof tussen massale promotie en<br />
financiële onhaalbaarheid wordt dan als uitsluitend<br />
ervaren.<br />
Als het inderdaad zo zal zijn dat de bevoegdheden<br />
voor cultuur en media in de toekomst en voor een<br />
langere tijd bij één en dezelfde minister van de<br />
Vlaamse regering zullen liggen, dan hoeft die minister,<br />
als die meer culturele participatie wil, zich niet te laten<br />
weerhouden om in de beheersovereenkomst met de<br />
gesubsidieerde openbare omroep een culturele<br />
paragraaf in te schrijven, die de omroepen (radio- en<br />
televisienetten) verplicht om de gesubsidieerde cultuur<br />
te promoten, net op dezelfde manier als de commerciële<br />
omroep nu allianties sluit met de commerciële<br />
showbusiness? Daar ligt een strijdpunt voor de<br />
komende jaren.<br />
PLATTELANDSIDYLLE<br />
Kunst en cultuur laten zich nog altijd iets te makkelijk<br />
en vanzelfsprekend verbinden met de stad. En het is<br />
waar: daar wonen de meeste artiesten, want in<br />
bepaalde stadsdelen is dat bepaald goedkoop, daar<br />
staan de meeste theaters en musea, daar kan je aan<br />
een goed bereikbare repetitieruimte geraken, daar zijn<br />
de cafés waar artiesten van alle slag elkaar ontmoeten<br />
en tot in de kleine uurtjes discussiëren over de laatste<br />
kunsttheorieën.<br />
Er is echter een waslijst aan argumenten om<br />
Vlaanderen als één groot, aaneengeklit stedelijk gebied<br />
te bekijken, en inderdaad: ook op het platteland rijden<br />
er bussen van De Lijn, beschikken burgers over een<br />
gsm, kabeltelevisie, een computer en internet, zitten<br />
de inwoners op maximaal twintig minuten van een<br />
oprit naar het autowegennetwerk, zijn er zelfs culturele<br />
centra die<br />
de hedendaagsecultuurproductie<br />
tot in<br />
de buurt<br />
brengen.<br />
Ik doe een<br />
poging om<br />
zogenaamde plattelandsgemeenten op te sommen, die<br />
toch een culturele weerklank wisten te verwerven,<br />
sinds lang of maar heel recent: Alden-Biezen, Bilzen,<br />
Boechout, Dranouter, Dworp, Geel, Heist-op-den-Berg,<br />
Jabbeke, Kapellen, Machelen-aan-de-Leie, Peer, Temse,<br />
Torhout, Werchter, Zoersel.<br />
Maar het liefst is me Watou, het meest dorpse en plattelandse<br />
van allemaal, daar ergens bij ‘die schreve’, in<br />
het achterland van een voormalige technology valley uit<br />
de vorige eeuw, diep Vlaams maar al op zijn Frans<br />
uitgesproken. Elk jaar, dankzij de inspiratie en het<br />
enthousiasme van één man, Gwij Mandelinck, maar<br />
met het hele dorp achter zich: een zomer lang alle<br />
aandacht voor hedendaagse poëzie in confrontatie met<br />
even hedendaagse kunst. Chapeau!<br />
HEEL GEWONE MENSEN<br />
De Amerikaanse videokunstenaar Gary Hill vroeg 17<br />
arbeiders, die om de hoek van zijn studio in Seattle<br />
elke dag wachten om voor zwartwerk opgepikt te
worden, om even voor hem te poseren.<br />
Men moet het zich zo voorstellen: je bent bezoeker in<br />
een museum en plots staat daar die rij van 17 etnisch<br />
en cultureel ‘anderen’ voor je geprojecteerd (iets groter<br />
dan ten voeten uit) en staren je aan, blijven je<br />
aanstaren: minimale oogbewegingen, wat ongecontroleerde,<br />
kleine bewegingen van de handen, soms een<br />
voet die even verzet wordt. Wie Viewer ooit zag, vergeet<br />
het beeld en de ontmoeting nooit meer.<br />
Verder geen commentaar.<br />
KLEUR IS ALLES<br />
Voor het modejaar in Antwerpen (2001) bedacht<br />
curator Walter Van Beirendonck het idee van<br />
Landed/Geland en in de aanloop van het grote zomerevent<br />
van Antwerpen Open en het Flanders Fashion<br />
Institute was het enige beeld (op postkaartjes, posters,<br />
website, tv-spots) dat we te zien kregen een panorama<br />
van Antwerpen, waarin enkele spraakmakende sites<br />
met felle fluorkleuren overschilderd waren. De idee<br />
was even simpel als e¤ectief: de creativiteit van de<br />
modewereld geeft weer kleur aan de grijsbruine, door<br />
de zwaarte van zoveel geschiedenis doodvermoeide<br />
stad, die Antwerpen is.<br />
De idee werd iets minder conceptueel, toen men in de<br />
luttele dagen vóór het openingsweekend in mei de<br />
kleurvlakken ook e¤ectief in de stad ging aanbrengen.<br />
Ze waren inderdaad ‘geland’ op pleinen en gebouwen,<br />
aan de Scheldehangars, op de gevel van het MUHKA,<br />
op een groot staketsel op <strong>Link</strong>eroever, met als orgelpunt<br />
de 15 meter hoge, helrode A, die de Boerentoren<br />
ging bekronen.<br />
Nog mooier werd het toen de politietoren (op de<br />
Oudaan) opengesteld werd voor het publiek – je kon<br />
er in de turnzaal op de hoogste verdieping de tentoonstelling<br />
Emotions gaan bekijken – en dat het panorama<br />
van op de dertiende verdieping de ideale plek bleek<br />
om alle kleurvlakken te zien en te lokaliseren. Op die<br />
manier wist het project ook heel wat oudere en<br />
gewone Antwerpenaren aan te spreken, die de tijd nog<br />
meegemaakt hadden dat de kathedraaltoren en de<br />
MICHEL UYTTERHOEVEN<br />
Boerentoren nog niet onveilig bevonden waren om de<br />
stad vanuit een absoluut weergaloos vogelperspectief<br />
te bewonderen. (De politietoren, een ontwerp van<br />
architect Renaat Braem, communist en volgeling van<br />
Le Corbusier, werd in de herfst van 2001, samen met<br />
acht andere realisaties van Braem, door de Vlaamse<br />
Gemeenschap erkend en beschermd als ‘monument<br />
van moderne architectuur’.)<br />
Dat is van het beste wat kunst kan doen: door kleur<br />
aan te brengen en uit-/inzicht te bieden, de mensen<br />
een stuk trots over hun stad, hun plaats, hun ‘metropool’<br />
teruggeven. Die moeilijke stad, waarmee hun<br />
verhouding zo onheilspellend vertroebeld geraakte en<br />
die zo hard meespeelde in hun onbehaaglijk omgaan<br />
met een versplinterde identiteit.<br />
NAAR CONCLUSIES<br />
Wat moet kunst? Moet kunst niks, alleen maar ‘er<br />
zijn’? En voor wie is ze er dan en voor wie niet? Het is<br />
waar, soms is kunst heel individueel en lijkt iemand<br />
die een boek leest erg op een spelend kind: haast<br />
autistisch teruggetrokken in de fantasiewereld die de<br />
lectuur hem of haar aanreikt. En ook de schilder<br />
spreekt mij heel persoonlijk aan, fascineert me met<br />
zijn beeld, laat me stilstaan en mijmeren, doet me<br />
zoeken naar verband of betekenis. Of niet.<br />
Maar een heel aantal kunstwerken (podiumkunsten,<br />
muziek, film) bekijken we in groep, organiseren we zo<br />
dat het economischer, leuker, beter wordt om dat met<br />
een aantal mensen tegelijk te doen. Soms gaan we<br />
meer voor de ambiance om tussen de mensen te zijn<br />
en is de kunst maar een alibi of een aanleiding om het<br />
groepsbeest in ons los te laten: denk aan popconcerten<br />
of houseparties, vuurwerk of carnavalstoeten.<br />
Kunst eenzijdig en dwingend inzetten om meer<br />
gemeenschap te realiseren, zou een aanfluiting zijn<br />
van de vrijplaatspositie die kunst in onze samenleving<br />
inneemt en die haar toelaat alle grenzen, normen,<br />
taboes, waarden te bevragen, zonder rekenschap te<br />
moeten afleggen tegenover het politieke gezag, de<br />
markt of de religies. Dat is tenminste (nog?) de heer-<br />
243<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
EEN ARCHIPEL VAN GEDEELDE CULTUUR<br />
244<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
sende consensus binnen onze Europese democratieën.<br />
En daarvoor heeft de staat een behoorlijk pak geld<br />
(‘van ons allemaal’) over, in de vorm van culturele<br />
instituties en subsidies.<br />
Want die kunst geeft vorm aan ons samenleven, weet<br />
onze dromen en angsten in woorden en beelden te<br />
vangen, helpt ons omgaan met ons verleden, vraagt<br />
openheid voor andere culturen, reikt verlangen aan om<br />
ons een toekomst te verbeelden. En totnogtoe<br />
beschouwen we deze kritische en proactieve functie<br />
van de kunst als een te verdedigen goed.<br />
Bert Anciaux vraagt als minister van Cultuur terecht<br />
meer aandacht voor een grotere participatie van een<br />
ruimer publiek. Een betere toegankelijkheid,<br />
wegnemen van allerlei drempels (financieel, sociaal,<br />
cultureel), meer aandacht voor kunsteducatie in onderwijs<br />
en andere vormingsinstellingen, toeleidingsactiviteiten<br />
voor kansarme groepen: het zijn aandachtspunten<br />
die culturele werkers zeker ter harte willen<br />
nemen. Als hij straks echter ook minister van Media<br />
wordt (media zijn bij uitstek dé bemiddelaars, de<br />
faciliterende interface) dan krijgt Bert Anciaux er zelf<br />
een grote verantwoordelijkheid en een uitdagende<br />
opdracht bij. En die bestaat erin de (kijk)cijferaars een<br />
tijdje wandelen te sturen en (een stukje van) de media<br />
terug te geven aan de kunstenaars.<br />
In dit artikel heb ik willen aantonen dat enkele van<br />
onze beste regisseurs, choreografen, architecten,<br />
modeontwerpers, museumdirecteurs en televisiemakers<br />
niet gewacht hebben op de donderpreek van een<br />
bevlogen minister om zich, weliswaar in heel verschillende<br />
omstandigheden en met de meest verscheiden<br />
methodes, het lot van het volk, de amateur-kunstenaars,<br />
kansarme groepen, het gevonden publiek, het<br />
uitgezakte lichaam in een fauteuil, vanuit een authentieke<br />
maatschappelijke en artistieke bezorgdheid eigen<br />
te maken en aan te trekken. Ze bewijzen hoe je<br />
publieksgericht te werk kunt gaan zonder aan<br />
artistieke kwaliteit in te boeten. Hun artistiek parcours<br />
verdient de grootste aandacht en steun, want ze<br />
kleuren vaak doelbewust buiten de lijntjes van het<br />
theaterdecreet en dat geeft wel eens administratieve<br />
moeilijkheden.<br />
Overigens lijkt de huidige overdreven focus op de<br />
publieksfactor het onherroepelijke startsein voor een<br />
artistieke tegenbeweging, waar kunstenaars opnieuw<br />
het recht zullen claimen om ‘l’art pour l’art’ te gaan<br />
maken: hermetisch, introvert, in berookte kelders,<br />
loodsen en garages, voor kleine groepen aanhangers<br />
en fans, die zich met de nodige branie een ‘ascetische<br />
elite’ zullen noemen.<br />
Ik voel het aankomen. Kijk er naar uit. π
Moteur!<br />
KOEN PEETERS<br />
In onderstaande tekst zouden alle namen net zo goed fictief<br />
kunnen zijn. Behalve E.D., die initialen staan onmiskenbaar<br />
voor Els Dietvorst. De tekst bevat, in het sociaalartistiek<br />
jargon, impressies van activiteiten en e¤ecten op<br />
het terrein. Hij verscheen voor het eerst in Dietsche<br />
Warande en Belfort, april 2002.<br />
LES HIRONDELLES<br />
We gingen dat volkscafé binnen, nabij de Pont Albert<br />
in Schaarbeek. De betonnen brug was opmerkelijk:<br />
alsof de primitieve vorm ervan met dikke trage handen<br />
was geboetseerd. De berm stond onverschrokken in<br />
bloei. Les hirondelles. Ik wist niet wat het betekende<br />
tot mijn vriend vertaalde: de zwaluwen.<br />
Het was een café als een living. Alle mensen waren<br />
broeders en zusters. Men kon er vragen stellen over<br />
gezondheid, verloren voorwerpen of het weer. Men<br />
aanhoorde met veel geduld elkaars verhalen: gezangen,<br />
antifonen, verzen. Alles garandeerde echtheid. Mijn<br />
vriend en ik bespraken de zaken van belang, literatuur<br />
en andere hoogstemmigheid, en wij noteerden<br />
intussen ernstig. Kwam daar een oudere man ons<br />
mededelen: “J’aime bien les gens qui écrivent, qui<br />
étudient. Mon rève était de devenir docteur.” Hij vroeg<br />
daarna beleefd: “Je ne vous gêne pas?”<br />
Dat soort uitspraken of situaties, lelijk en onscherp,<br />
door een of andere barmhartigheid achtergebleven.<br />
Soms gaan verhalen verloren omdat een dronkaard ze<br />
slecht vertelde, omdat niemand ze geloofde of<br />
noteerde. Kunnen we die woorden stelen, als<br />
chemische formules?<br />
KOEN PEETERS<br />
245<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
MOTEUR!<br />
246<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
“Begrijpt ge waar ik heen wil?” vroeg Louis Paul Boon<br />
retorisch in Reservaat. Zijn oproep ging verder als<br />
volgt: “Al te veel is er in dit leven, deze samenleving,<br />
deze mensen, waarvan wij helemaal niets afweten. Er<br />
ontbreekt ons een basis van werkelijkheid, waarop wij<br />
onze romans en verhalen kunnen bouwen. Stuur mij<br />
documenten, die ons een beeld geven van het harde,<br />
levende en waarachtige gelaat van ons volk. Ik bezit<br />
reeds het dagboek van een man, die zijn jeugd in het<br />
verbeteringshuis heeft doorgebracht. Ik wacht nog op<br />
getuigenissen uit onze gevangenissen, krankzinnigengestichten,<br />
sanatoria, mijnen, fabrieken, kloosters,<br />
Gheel en Moll en Merxplas. En de rest.”<br />
DE FEITEN IN BRUSSEL<br />
Met rood gestifte lippen, in een rood leren jekkertje en<br />
opzichtige streepjesrok liep E.D. van het<br />
Anneessensplein naar het Fontainasplein, maakte<br />
foto’s van mensen die verhalen vertelden en<br />
poseerden. Gewoon in cafés waar de dronkenschap<br />
aan de muren beteugeld werd, bij bakkers of op straathoeken.<br />
Praten en koken met Marokkanen en<br />
Brusselaars. E.D. schreef op, maakte foto’s, liet<br />
studenten filmen. Dat alles met de blik van straatjochies,<br />
in achteloze cadrages. Geen agogentaal van<br />
kabinetsmedewerkers, geen sociocu van het sociaalartistieke<br />
veld. Deze mensen waren haar onderwerpen:<br />
Bahman, Kokou, David, Sylvie, Guillane, Emma en<br />
Nourfik.<br />
Dit waren de feiten in Brussel: Bahman uit Iran kreeg<br />
zijn papieren niet in orde. Kokou slenterde naar zijn<br />
job, als security man op de Amerikaanse ambassade.<br />
David keek hem na, bewonderde zijn lichte tred. “Je<br />
prends le temps de vivre,“ zei Sylvie, haar lievelingskleur<br />
was blauw. En een mens kon zich afvragen uit<br />
welke exotische landen Guillane, Emma en Nourfik<br />
afkomstig waren, want dat is nooit eenvoudig te<br />
zeggen.<br />
Al die bewoners van de Anneessenswijk kenden elkaar<br />
niet, tot E.D. hen fotografeerde.<br />
DE KUNST LIGT IN STAPELS<br />
Anna stond daar wijdbeens in jeans en een gehaakt<br />
sjofel truitje. Laatst was ze nog op tv geweest, als voorzitster<br />
van de literaire jury en met een fruithoed. Haar<br />
kleed had toen het feest gestolen. Wij tweeën praatten<br />
over samizdat, occulte genootschappen, de Kempen,<br />
de kunst, en ook over de wereld van onbevormde,<br />
ongeschoolde verhalen. Boven ons ro¤elden treinen<br />
met daarin de forenzen die Brussel verlieten. In het<br />
toilet hingen aªches: “Druggebruik nog steeds<br />
verboden”.<br />
In het grauwe licht was Anna ongemeen interessant.<br />
Onbevormd, ongeschoold, daarover hadden we het, en<br />
over het werk van E.D. De kunst is heden tevreden<br />
met een opsomming van real-liveportretten en foto’s<br />
zonder pretentie. De kunst ligt in stapels gratis magazines<br />
die je mag meenemen en zelfs weggooien.<br />
Foto’s van gewone mensen. In de opsomming van
hun onbelangrijke namen ontstaat een verrassend<br />
kunstwerk.<br />
Anna citeerde Guido Minne die Peter Sellars citeerde:<br />
“een stem geven aan diegenen die geen stem hebben”.<br />
Het gaat over zoeken, emoties laten delen, het verhaal<br />
eerlijk laten doen. Het gaat over veeltaligheid, anekdotiek<br />
van snapshots, slib van histories, songs die<br />
gekozen werden op een jukebox, woorden gestrand op<br />
bierkaartjes in een binnenzak, een gedicht met haken<br />
en ogen, de montage van personnes trouvées.<br />
Anna wiegde terwijl wij praatten. Ze schonk me haar<br />
e-mailadres. Iets met ping, het klonk als het gedicht<br />
van Singer.<br />
EFKES UIT DE STRAAT<br />
In het cultureel centrum woekerde cultuur met veel<br />
folders in de cafetaria. Cultuur werd in helvetica<br />
onderkast en soms ook met k geschreven.<br />
Binnenmuren in baksteen. In de tentoonstellingsruimte<br />
stond een professionele filmset gebouwd. Er<br />
hingen aªches “Stilte. Opnamen nu bezig”. De lange,<br />
magere Bahman, 30 jaar, Iraniër, trommelde op zijn<br />
drum. Op zijn T-shirt een zwaluw. Het ritme was<br />
meteen zeer meeslepend.<br />
E.D. zei: “Moteur,“ met platte Vlaamse tongval en twee<br />
of drie camera’s begonnen te draaien. Dat woord<br />
moteur: soms lijkt het een lichtvoetig vliegtuig, soms<br />
een vod in een garage.<br />
Kokou, Togolees, 35 jaar, begon te dansen. Hij ro¤elde<br />
met zijn rechterhand op zijn gezellige buik en met<br />
zijn linker maakte hij een uitnodigend gebaar. Zijn<br />
kaalgeschoren hoofd blonk en met blikkerende ogen<br />
beval hij de jongen naast hem te dansen. David, Belg,<br />
23 jaar, danste als een jongen in een dancing. “Criez<br />
tambour,“ zei Kokou en hij beval opnieuw: “Dance”,<br />
alsof dansen zo eenvoudig is. Kokou danste en hijgde<br />
zich snel en zwetend in trance.<br />
E.D. had hen hier samengebracht, E.D. met haar<br />
persoonlijke, vriendelijke stijl. Ze legde uit, wat vettig:<br />
“We wilden efkes uit de straat, het was te triestig om<br />
altijd daar te blijven. Het moet doenbaar zijn. Hier<br />
voelen ze zich beter. Door improvisaties hebben ze dat<br />
allemaal zelf gevonden. Nu hebben ze de grote gevoelens.”<br />
Buitenbeelds stonden de andere amateur-acteurs<br />
toe te kijken. Sylvie begon ook te dansen, aangestoken<br />
door de hypnotische drum en Kokous optreden. Sylvie:<br />
Belgisch-Zaïrese, 27 jaar. Ze droeg een grijs rolkraagtruitje<br />
en was geheel in jeans zoals in de jaren zestig.<br />
Ze wuifde haar helmbos en haar borsten. De camera’s<br />
liepen, iedereen danste behalve ik. E.D. fluisterde zes<br />
keer: “Très bien,“ vervolgens: “C’est meilleur.” Dan<br />
dankte ze nadrukkelijk het gezelschap en vroeg: “Vous<br />
pouvez aller encore plus loin?” Zij overlegde druk met<br />
hen en mengde daarbij alle talen, Engels, Frans en<br />
Antwerps. E.D. legde uit: “Dit is een seizoen in de hel,<br />
heel caleidoscopisch. Een beeldenstoet waarin de Grote<br />
Emoties passeren. Volgend jaar maak ik een echte<br />
film. Ik heb altijd fictie willen maken.” Ze zei dat het<br />
allemaal geen details waren, rende rond en als zij een<br />
man was geweest, had zij op ieders schouders geklopt.<br />
KUNST<br />
Zij is nederig maar betrokken. Zij doet soms iets<br />
nuttigs zoals mensen in gesprek brengen met elkaar,<br />
hen doen lachen, zelfs koppels vormen. Als de straat<br />
een scène wordt, wil de straat de rejalitaait ontstaaigen.<br />
Zij beweegt met fototoestellen en een notaboekje rond<br />
de werkelijkheid, versterkt het geluid en geleidt het op<br />
mengtafels. Ze bedient zich van goedkope kleuren,<br />
ruis zonder belang. Ze noteert slechts wat gebeurt.<br />
Tegen een acteur zegt ze: “Tu as peur” en “gaaakomtnaagewoeën<br />
recht en gaavalt,“ en zij verwacht dat emotie<br />
dan zichtbaar zal worden.<br />
KOEN PEETERS<br />
247<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
MOTEUR!<br />
248<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
ANDERE SCÈNE, MET SCHATTIGE IJSTAART<br />
Nog steeds in dat cultureel centrum met de binnenmuren<br />
in baksteen. Een decor met witte verhoogjes, in<br />
de vorm van immense witte roomtaarten. Net<br />
Hollywood. E.D. haalde met spons en water uit een<br />
rood emmertje de laatste vegen weg. Haar gelegenheidsactrices<br />
stapten de scène op: eerst Guillane, 20<br />
jaar, Ile de Réunion. Vervolgens Emma, 24 jaar,<br />
Spanje/Colombia. Ten slotte Nourfik, 18 jaar, Marokko.<br />
Hun ogen blonken van opwinding, hun lippen van<br />
lipgloss. De meisjes toonden zich op hun voordeligst<br />
voor de camera. Stromend haar, lange engelenkleren,<br />
hun lach: perfect prentje van multicultureel geluk. Het<br />
licht spatte als regelmatige fonteinen op hun lange<br />
witte soepjurken. De vrouwen waren plots rijzige<br />
schoonheden van Broadway. “Si tu m’aimes,“ zong<br />
iemand om de hoek, met operastem. Schaduwen op<br />
de wanden werden zuivere grijze silhouetten.<br />
Toen de ijstaart werd binnengebracht, werd die mignon<br />
en great en hiëlknap genoemd. E.D. riep: “Action,<br />
maintenant le grand plan” en ten slotte: “Moteur”. De<br />
camera zoemde in op het lief wit lammetje, op een<br />
bed van roomijs, versierd met een roos van suiker en<br />
dennetjes van chocolade. Emma hield het mes bij het<br />
hoofdje van ijs. Traag zaagde zij het eraf, de grenadine<br />
stroomde voorzichtig uit de taart.<br />
De drie vrouwen schaterden. E.D. lachte hartelijk mee.<br />
Ze legde omstandig uit wat ze met de foto’s ging doen.<br />
UITEINDELIJK<br />
De avond was aangekondigd als afsluitend ‘feest met<br />
fuif’, wat betekende dat binnen twee dagen het decor<br />
zou worden afgebroken. Er waren journalisten, wat<br />
kunstlui en vooral de amateur-acteurs. De enige man<br />
met een das was de directeur, en hij sprak consequent<br />
van het centrum: “Welkom in het centrum. Het<br />
centrum waar E.D. te gast is en het centrum dat openstaat<br />
voor de multiculturele wereld.” Na enkele oppervlakkige<br />
beschouwingen gaf hij zoenen en bloemen<br />
aan E.D. Voor de Franstaligen voegde hij er aan toe:<br />
“Vive la culture dans le monde.”De amateur-acteurs<br />
liepen met hun vrienden en familie door het decor: ze<br />
toonden enthousiast wat ze hadden gedaan en gezegd<br />
en gezongen. Voor een fotograaf van De Standaard<br />
deden ze hun acteerprestaties nog ‘s over. Vijf keer<br />
klik, merci, dank u wel. Net toen E.D. mij de kunst<br />
wilde verklaren, kwamen er dikke, vriendelijke, jonge<br />
Marokkanen langs die zij één voor één bij de elleboog<br />
nam en op de borst klopte. Dan volgde een Indisch<br />
meisje met rode rozen in plastic kokertjes en E.D.<br />
overlegde met haar in een mengeling van Antwerps en<br />
slecht Frans, en dan kwam dat meisje van Réunion.<br />
Allen converseerden ze sociaal vaardig, oprecht en<br />
schuldloos.<br />
Alsof ze uitwisselden.<br />
Alsof er weegschalen tussen mensen staan en de<br />
gewichtjes op de schalen doen de mensen ja knikken,
en ze bevestigen altijd opnieuw dat er een zekere vooruitgang<br />
is. Communicatie. Dat we slechts in de werkelijkheid<br />
de rejalitaait ontstaaigen. En zelfs gesteld dan<br />
dat we willen weten of dit kunst is, en gesteld bovendien<br />
dat we weten wat de kunst zou zijn, is het nog de<br />
vraag of we iets vooruit zouden zijn met het antwoord<br />
op die vragen. Wat is het statuut van deze contacten?<br />
Verandert het iets aan iemands sterfelijkheidswaarde?<br />
Chatting die wegscrollt op het scherm, collecties<br />
vuilnis langs de snelweg, exposities, botfragmentjes op<br />
kerkhoven: al die naamloze of naamdragende<br />
portretten. Hoe raken we vanuit die onbevormdheid<br />
tot algemene uitspraken? Licht van eeuwigheid dat<br />
schijnt?<br />
E.D. zei: “Het moet doenbaar zijn.”<br />
Opnieuw, gesteld dat we willen weten of dit kunst is,<br />
en gesteld bovendien dat we weten wat de kunst zou<br />
zijn, kunnen we hiermee niet volstaan: dat we niet te<br />
veel geloven in maakbaarheid van de wereld, dan wel<br />
vaststellen dat de wereld doenbaar is, te doen, in alle<br />
betekenissen van dat woord. π<br />
KOEN PEETERS<br />
249<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
DE VREEMDHEIDSERVARING ALS GEBROKEN LANS VAN IDENTITEIT<br />
250<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
De vreemdheidservaring<br />
als gebroken lans<br />
van identiteit<br />
GERARD ROOIJAKKERS<br />
Een campagne voeren onder de titel Actuele Volkscultuur<br />
maakt een strijdbare indruk. Niet voor niets<br />
geeft het woordenboek bij dit begrip onder meer de<br />
omschrijving van een veldtocht. Uiteraard bedoelt de<br />
Koning Boudewijnstichting geen militaire operatie<br />
maar een stelselmatige publieke actie voor een maatschappelijk<br />
doel, te weten volkscultuur – van ‘de’ volkscultuur<br />
zou ik niet willen spreken. Al meer dan een<br />
eeuw vormt dit domein het onderwerp van bezorgdheid.<br />
EEN DAPPERE DODO<br />
Aanvankelijk betrof het vooral het, al dan niet<br />
vermeende, verdwijnen van die cultuur die als een<br />
soort dodo allerwegen werd bedreigd door de oprukkende<br />
asfaltcultuur van een zich moderniserende<br />
samenleving. ‘Redden wat er te redden valt’, was het<br />
credo van amateurs en professionals in de volkskunde,<br />
het echte authentieke leven gaat teloor. Uitgaande van<br />
een wijdverbreide continuïteitsgedachte werd elke<br />
verandering steevast geduid in termen van verlies en<br />
verval. De volkskundige werd op deze wijze een<br />
Todesansager, van wie men wist dat als deze zijn<br />
gezicht vertoonde er ook de dood rondwaarde. Een<br />
doodsbidder die de relicten van een archaïsche en<br />
doorgaans reeds goeddeels ten ondergegane cultuur<br />
documenteerde. Het betrof daarbij steevast de cultuur<br />
van de kleine Leute, bij voorkeur op het platteland. Daar<br />
was immers de band met de voorouderlijke levenswijze,<br />
zo dacht men, het best in stand gebleven. Het<br />
plattelandsvolk was in deze optiek een locus van ware,
onbedorven authenticiteit. Men wilde deze volksbeschaving<br />
niet alleen registreren, maar ze ook weer<br />
inzetten voor nieuwe ‘volkskracht’. Volgens het<br />
adagium ‘door het volk, voor het volk’ werd het volksleven<br />
beschouwd als een soort van culturele energiecentrale.<br />
Het aan de samenleving ‘teruggeven’ van<br />
deze volkskracht was dan ook een van de – al dan niet<br />
impliciete – motivaties van folkloristen die zich groepeerden<br />
rond tijdschriften als Volkskunde (1888-) met<br />
vele regionale varianten en voorlopers als Rond den<br />
Heerd en Biekorf.<br />
Van de cultuur van de kleine Leute naar de cultuur met<br />
een kleine ‘c’ lijkt een simpele stap, maar die werd pas<br />
relatief laat en dan nog aarzelend gezet. Van groot<br />
belang daarbij is het debat over de wisselwerking<br />
tussen volk en elite geweest, dat eind jaren zeventig en<br />
begin jaren tachtig van de 20ste eeuw internationaal<br />
werd gevoerd met als uitkomst dat van een dichotome<br />
kloof slechts hoogst zelden sprake is. De kleine ‘c’<br />
sloeg met andere woorden net zo goed op de dagelijkse<br />
routines van de gegoede burgerij, de notabelen<br />
en de adel. De scheidslijn tussen volkskunde en wat in<br />
Duitsland Alltagsgeschichte heet, werd daarbij weliswaar<br />
erg dun, maar dat was veeleer een winstpunt, temeer<br />
daar volkskundigen zich in toenemende mate zouden<br />
richten op de studie van een afgebakend sociaal-cultureel<br />
verleden in plaats van uitsluitend op actuele historische<br />
overblijfsels. De overgang in het benoemen van<br />
het centrale object, van de cultuur van de lagere<br />
sociale strata naar de cultuur van het dagelijks leven,<br />
was evenwel niet eenduidig. In de praktijk betrof het<br />
doorgaans combinaties of mengvormen van beide<br />
perspectieven, waarbij aandacht voor het dagelijks<br />
leven van kleine luiden op het platteland dominant<br />
was. Stedelijke samenlevingen werden in deze optiek<br />
meestal beschouwd als motoren van dynamiek en<br />
verandering, die hun al dan niet verderfelijke invloed<br />
op het steeds verder ontsloten, statische platteland<br />
deden gelden en – zoals Eugen Weber het in een<br />
beroemde boektitel apodictisch formuleerde – de<br />
GERARD ROOIJAKKERS<br />
‘peasants into Frenchmen’ transformeerde.<br />
Exclusief volkskundige studies over ‘volkscultuur’ in<br />
steden bleven uitzonderlijk en toen er in het Vlaams<br />
Openluchtmuseum te Bokrijk, omstreeks 1975, een<br />
Antwerps kwartier verrees, had dat veeleer praktische<br />
en cultuurpolitieke achtergronden dan dat daar een<br />
weloverwogen inhoudelijke beleidskeuze aan ten<br />
grondslag lag. In dit museum waar de Vlaming kon<br />
zien en ondergaan wie hij of zij ‘eigenlijk’ was, werd<br />
de toon immers gezet door een meeslepende evocatie<br />
van het rurale. Die erfenis van de – vooral door heemkundigen<br />
buiten het museum – als ‘volksheilige’<br />
vereerde conservator Jozef Weyns (1913-1974) hangt<br />
als een loden last rond het imago van het museum.<br />
‘Bokrijk’ werd spreekwoordelijk voor een achterhaald<br />
en onwaarachtig nostalgisch beeld van een cultuur, bij<br />
wijze van filmdecor. Dat ook die plattelandssamenleving<br />
uiterst dynamisch was en is, kreeg daarbij niet<br />
of nauwelijks ruimte – geheel in lijn met de taaie<br />
romantische mythe van boerenautarkie, plaatsgebondenheid<br />
en zelfvoorziening – laat staan het feit dat het<br />
eerst en vooral ook de plattelanders zélf waren die op<br />
specifieke wijzen gestalte gaven aan de modernisering<br />
van hun leefwereld. De boer, liefst een keuter, als<br />
slachto¤er van de grote boze wereld die hem zijn<br />
onschuld ontneemt, als in een streekroman over de<br />
heile Welt we have lost.<br />
VAN PLATTELAND EN GEHUCHT<br />
NAAR STAD EN BUURT<br />
Als we de door de Koning Boudewijnstichting in haar<br />
campagne Actuele Volkscultuur gehonoreerde projecten<br />
bekijken, komen we niets van dit alles tegen. Sterker<br />
nog: het platteland lijkt zowat afwezig te zijn. De toon<br />
wordt overduidelijk gezet door stedelijke initiatieven.<br />
Nu was het natuurlijk altijd al wel zo dat het juist de<br />
stedelingen waren die zich uit verheerlijking of juist<br />
beschavende distantie naar het platteland richtten,<br />
maar zelfs dat lijkt thans niet aan de orde. Men<br />
concentreert zich op de urbane samenleving, zonder<br />
dat daarbij bijvoorbeeld de stad-landrelaties nadere<br />
251<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
DE VREEMDHEIDSERVARING ALS GEBROKEN LANS VAN IDENTITEIT<br />
252<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
aandacht krijgen. En dat is op zich ook geen probleem,<br />
maar het is wel tekenend voor de enorme aardverschuiving<br />
die zich binnen de Vlaamse omgang met<br />
een concept als ‘volkscultuur’ aan het voltrekken is.<br />
Een transitie die ik van harte ondersteun, maar waarbij<br />
de balans – het lijkt welhaast onvermijdelijk – in het<br />
streven naar vernieuwing ook wel weer in een<br />
bepaalde richting dreigt door te slaan.<br />
Geconstateerd kan worden dat het aantal kwalitatief<br />
goed onderbouwde aanvragen die betrekking hebben<br />
op het platteland sterk in de minderheid is. Van het<br />
enige gehonoreerde project dat zich nadrukkelijk richt<br />
op het buitengebied onder de titel ‘Woeste gronden’<br />
bleek zelfs het vooronderzoek niet haalbaar! Een van<br />
de dieper liggende redenen daarvan bleek het feit dat,<br />
als het een cultuurtoeristisch project rond het platteland<br />
betreft, regionale bestuurders en landbouworganisaties<br />
graag uitsluitend de nadruk willen leggen bij<br />
landschapsschoon en duurzaamheid; kortom positieve<br />
zaken waarmee men graag voor de dag wil komen bij<br />
de promotionele positionering van een regio.<br />
Antiruimten en paradoxen, die behoren tot de dwarse<br />
en wonderlijke dynamiek van cultuur, wil men daar<br />
liever niet zien. Die horen in deze cultuurdiagnose<br />
kennelijk beter thuis in het stedelijke domein. Op deze<br />
wijze wordt het achterhaalde beeld van een platteland<br />
waar men verblijft vanwege ongereptheid, met grazige<br />
weiden langs klaterende beken, in plaats van dorre<br />
heidevelden en militaire oefenterreinen, e¤ectief in<br />
stand gehouden. Het beeld van een arcadisch platteland<br />
mag kennelijk niet vertroebeld worden door ook<br />
de ‘achterkant’ van het landschap open te leggen. Een<br />
platteland als traumaland is in de wereld van het<br />
cultuurtoerisme vooralsnog taboe. Hoe kun je anders<br />
de streekproducten en de regionale gastronomie in het<br />
land van Pieter Brueghel aan de man brengen? Op<br />
deze wijze wordt, met een folkloristisch beroep op<br />
‘volkscultuur’, aan de lopende band een vertekend<br />
beeld van de rurale samenleving gereproduceerd,<br />
waarbij men het publiek – zowel inwoners als<br />
toeristen – niet lastig wil vallen met de historische en<br />
actuele problemen rond het niet-stedelijke landschap.<br />
Nu is een inhaalslag met betrekking tot de stedelijke<br />
leefwereld, met name op het microniveau van de<br />
buurten, heel wenselijk. Geconstateerd kan worden<br />
dat, zowel wat betreft institutionele structuren als<br />
aanwezige creativiteit, de steden vooralsnog een betere<br />
voedingsbodem bieden voor vernieuwende initiatieven<br />
in het kader van zo’n campagne over actuele volkscultuur.<br />
Hopelijk gaat hiervan de komende jaren ook een<br />
impuls uit naar het platteland. Is het dan echt zo dat,<br />
zoals historici lange tijd beweerd hebben, vernieuwing<br />
altijd uitgaat van stedelijke centra? Ik meen dat een<br />
taaie beeldvorming ook hier het zicht ontneemt op een<br />
andere werkelijkheid. Het Vlaamse platteland is al lang<br />
geen ongerept Bokrijk meer, en is dat natuurlijk ook<br />
nooit geweest. Met alle veranderingen die zich in de<br />
stedelijke samenleving hebben voltrokken de afgelopen<br />
decennia, lijkt het alsof het platteland daarbij is<br />
achtergebleven; wat aansluit bij het oude beeld dat de<br />
ontwikkelingen daar trager verlopen. Het statische<br />
platteland waarbij het continuïteit is die de klok slaat,<br />
vormt een achterhaald beeld dat bovendien in plaats<br />
van een stedelijk heterostereotype, in toenemende<br />
mate een ruraal autostereotype is geworden. Het is<br />
dan ook een veilig beeld dat bij wijze van safe story met<br />
graagte door plattelanders als imago wordt gereproduceerd.<br />
Dit proces van rurale representatie en musealisering,<br />
waarbij het platteland in toenemende mate transformeert<br />
van een productie- tot een consumptieruimte, is<br />
een prachtig onderzoeksterrein voor etnologen. In die<br />
zin is zo’n campagne over actuele volkscultuur dan<br />
ook een uitgelezen kans voor nadere reflectie. Dat de<br />
Koning Boudewijnstichting niet alleen in toegepaste<br />
zin projecten op het brede terrein van volkscultuur wil<br />
stimuleren en daadwerkelijk mogelijk maken, maar<br />
daarnaast ook fundamenteel wil reflecteren op de<br />
krachtenvelden en processen die daarin besloten<br />
liggen is een groot goed. En de goede projecten in
deze campagne maken dan ook meteen duidelijk dat<br />
een dergelijke reflectie niet alleen onvermijdelijk dient<br />
samen te gaan met de uitvoering ervan, maar de participanten<br />
ook in staat stelt allerlei onverwachte en<br />
ongedachte bespiegelingen te maken die de<br />
suggestieve hermetiek van de cultuur van het dagelijks<br />
leven openbreken.<br />
REFLECTIES DOOR VERSCHOVEN STANDPUNTEN<br />
In de campagne Actuele Volkscultuur zijn duidelijke<br />
keuzes gemaakt. Propaganda maken voor een<br />
bepaalde omgang met volkscultuur, waarbij subsidiëring<br />
als beleidsinstrument wordt ingezet, impliceert<br />
onvermijdelijk een standpuntbepaling. Hierbij worden<br />
bepaalde tendensen gestimuleerd en andere afgewezen.<br />
Om dan nog even de militaire metafoor te<br />
hanteren: waartegen trekt men dan ‘ten strijde’? In de<br />
eerste plaats betreft het een afwijzen van een statische<br />
opvatting van cultuur, waarbij wordt uitgegaan van<br />
continuïteit. Traditionele zaken zijn daarbij niet ‘beter’<br />
dan nieuwe ontwikkelingen. Traditie is daarbij geen<br />
exclusief normatief argument voor behoud en verstarring.<br />
Integendeel, juist de omstandigheid dat elke<br />
traditie dynamisch en veranderlijk is, vormt hier een<br />
uitgangspunt. Voorts is de neiging om volkscultuur te<br />
reduceren tot een monolithisch en hermetisch<br />
gesloten geheel, kritisch benaderd. Volkscultuur wordt<br />
immers gemakkelijk geobjectiveerd tot een essentie<br />
die als het ware ‘buiten de mens om’ zou bestaan, als<br />
een ideologische component die in een landschap en<br />
volk besloten zou liggen bij wijze van Blut und Boden.<br />
Een reductionistische omgang met een begrip als<br />
volkscultuur leidt in de derde plaats tot esthetisering,<br />
waarbij alleen de mooie en representatieve kanten van<br />
het dagelijks leven worden belicht. Volkscultuur<br />
verwordt daarmee tot een product van ‘Vlaanderen<br />
vakantieland’, dat wordt geclaimd en geëxploiteerd<br />
door overheden en ondernemers als een e¤ectief<br />
marketinginstrument. Uitsluiting, stigmatisering en<br />
geweld – zaken die ik gemakshalve maar aanduid als<br />
‘zwarte folklore’ – worden in deze optiek niet tot ‘de<br />
GERARD ROOIJAKKERS<br />
volkscultuur’ gerekend.<br />
De campagne is dan ook op te vatten als een pleidooi<br />
voor gelaagdheid, dynamiek, actualisering en een<br />
brede participatie van bevolkingsgroepen. De actualisering<br />
krijgt daarbij gestalte door traditie en omgang<br />
met het verleden in hun contemporaine contexten te<br />
plaatsen, waarbij er ruimte en respect is voor<br />
gedi¤erentieerde betekenisgevingen terwijl verschoven<br />
standpuntbepalingen worden aangemoedigd. Dit<br />
laatste impliceert bovendien een sectoroverschrijdende<br />
samenwerking tussen de wereld van het erfgoed en<br />
die van de hedendaagse kunst, onder meer in de vorm<br />
van theatrale performances en installaties. De grootste<br />
winst daarbij is dat ‘volkscultuur’ niet uitsluitend<br />
verwijst naar het eigene en vertrouwde, maar ook<br />
vensters opent naar het vreemde en ongeziene. Zo<br />
e¤ectief als folkloristen en heemkundigen zich vanaf<br />
het einde van de 19de eeuw de cultuur van het dagelijks<br />
leven als het ware hebben toegeëigend en haar<br />
onschadelijk hebben gemaakt, zo prikkelend wordt in<br />
veel gehonoreerde projecten de vergeten angel weer<br />
aangeraakt en gemobiliseerd. Veilige uitkomsten en<br />
resultaten zijn daarbij niet in de eerste plaats interessant.<br />
Het gaat hier eerst en vooral om het op gang<br />
brengen van processen waarvan het e¤ect, hoezeer<br />
vaak ook onstuurbaar, hopelijk zal beklijven. In het<br />
landschap van de Vlaamse volkscultuur is met deze<br />
incidentele campagne, en vooral ook door de structurele<br />
werking van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur,<br />
op overtuigende wijze een vernieuwing<br />
ingezet.<br />
DE VREEMDHEIDSERVARING KOESTEREN<br />
Ingrijpende transformaties als gevolg van commercialisering,<br />
migratie en toerisme – om slechts enkele<br />
fenomenen aan te duiden – zijn in deze optiek geen<br />
bedreigende gevaren voor een volkscultuur die lange<br />
tijd als kwetsbaar ‘eigen’ patrimonium werd<br />
beschouwd, maar spannende processen in een dynamische<br />
samenleving, waaraan niemand zich kan<br />
onttrekken en die de moeite van etnologische reflectie<br />
253<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
DE VREEMDHEIDSERVARING ALS GEBROKEN LANS VAN IDENTITEIT<br />
254<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
meer dan waard zijn. Aangezien processen niet alleen<br />
een sociaal-culturele dynamiek kennen, maar ook een<br />
diachronisch verloop, zou het een gemiste kans zijn<br />
om niet ook de oudere cultuurdiagnosen daarin een<br />
plaats te geven. Hierbij is de notie van de culturele<br />
biografie, op te vatten als het gelaagde levensverhaal<br />
van een object, uitstekend bruikbaar. Uitgaande van de<br />
culturele biografie van een stad, buurt, landschap of<br />
regio, kunnen we de sporen die mensen daarin<br />
hebben getrokken en tot op de dag van vandaag<br />
nalaten, samenhangend interpreteren. Daarbij staat<br />
dan niet het object maar de actor centraal. Wat is er<br />
kortom met de mens gebeurd? In die zin verwijst de<br />
titel Actuele Volkscultuur mijns inziens heel e¤ectief<br />
naar het feit dat cultuur, of dit nu het contemporaine<br />
dagelijkse leven of de betekenisgeving van historische<br />
sporen betreft, mensenwerk is. Het is de actor van<br />
vlees en bloed die actualiseert, die zijn of haar leefwereld<br />
al naar gelang de culturele categorieën benoemt,<br />
variërend van rozig erfgoed tot stinkend afval. Mensen<br />
in staat stellen om op een speelse en creatieve wijze op<br />
dergelijke processen van betekenisgeving en toe-eigening<br />
te reflecteren is wellicht de grootste verdienste<br />
van deze vernieuwingsslag in het populaire domein.<br />
Door de culturele biografie als uitgangspunt te nemen,<br />
komt het traditionele kind, dat we op het eerste gezicht<br />
geneigd zouden zijn met het badwater weg te werpen,<br />
in een ander daglicht te staan. Een avant-gardebenadering<br />
betekent niet dat oudere ‘lagen’ van de culturele<br />
biografie obsoleet zijn, integendeel. Het impliceert een<br />
voortdurend hernemen en duiden, waarbij het<br />
vreemde niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden gereduceerd<br />
tot iets eigens en veiligs. In het kader van<br />
‘volkscultuur’ pleit ik met andere woorden, paradoxaal<br />
genoeg, juist voor de menselijke vreemdheidservaring.<br />
Dat de ander (de ‘migrant’ of ‘voorouder’) ons in<br />
sociaal-cultureel of diachronisch opzicht vreemd is en<br />
blijft, dient ten volle geaccepteerd te worden, niet als<br />
een deficit maar juist als een verrijking van de cultuur<br />
van het dagelijks leven. Daarbij komt dat heel veel dat<br />
we hebben leren zien als ‘eigen’ in feite vreemd voor<br />
ons is.<br />
Laat ik tot slot het openluchtmuseum Bokrijk nog eens<br />
aanhalen. Het verschijnsel ‘Bokrijk’ en zijn receptiegeschiedenis<br />
laat zich lezen als een verschuivende<br />
diagnose van cultuur; het vormt in feite de neerslag<br />
van vijftig jaar denken over volkscultuur als een<br />
mentale categorie. In de loop van de tijd is het contrast<br />
met de wereld binnen dit openluchtmuseum en de<br />
etnografische realiteit daarbuiten, steeds groter en<br />
schriller geworden. Stonden er in de jaren vijftig en<br />
zestig van de 20ste eeuw langs de toegangsweg naar<br />
het museum in Genk nog vele boerenbedrijven en<br />
arbeiderswoningen, tegenwoordig betreft het voornamelijk<br />
burgerwoningen, bedrijfspanden en ruimten<br />
van dienstverleners waaronder niet in de laatste plaats<br />
relaxhuizen. Ziehier de wereld waarin we leven met<br />
enerzijds een gemusealiseerd veilig statisch volkscultuurdomein<br />
als een eiland in de tijd met allerlei<br />
erfgoedactiviteiten en anderzijds een totaal afwijkende<br />
vormgeving van actueel dagelijks leven.<br />
Was Bokrijk lang een geconstrueerd oord van herkenning<br />
en herinnering, met het voortschrijden van de<br />
tijd is het voor nieuwe generaties kinderen vooral een<br />
plek van verwondering en vervreemding. Het kantoor<br />
als werkomgeving van de ouders of de Turkse moskee<br />
zijn voor hen heel wat vertrouwder dan de<br />
Wellenshoeve en Vlaamse schuur. Dit stelt het<br />
museum uiteraard voor nieuwe keuzes. Moeten<br />
kantoor en moskee in het museum ook een plaats<br />
gaan krijgen? Of blijft het archaïsche beeld van een<br />
voorgoed verdwenen plattelandsamenleving ongerept<br />
intact? Het ene is niet noodzakelijkerwijs beter dan het<br />
andere; voor beide standpunten is wat te zeggen. Maar<br />
in het laatste geval dient wel een reflexieve ‘slag er<br />
overheen’ gemaakt te worden, waarmee duidelijk<br />
wordt gemaakt wat de representatieve reikwijdte van<br />
dat beeld is en hoe dat door bepaalde maatschappelijke<br />
groepen als een identiteitsconstructie is geëxploiteerd.<br />
Het is juist heel boeiend om de stereotypen te tonen,<br />
gesteld dat men daarbij bovendien het verschoven
perspectief hanteert, waardoor ook de ‘achterkant’ van<br />
cultuur en landschap in beeld komt. Vanuit het<br />
concept van de culturele biografie wordt Bokrijk dan<br />
opeens weer een spannend landschap met allerlei<br />
paradoxen. De kunst bestaat erin bezoekers in staat te<br />
stellen zo’n gemusealiseerd landschap te lezen. Dan<br />
zal blijken dat het, in het kader van de contrastervaring<br />
tussen de wereld binnen en buiten het museum,<br />
onvermijdelijk is in toenemende mate relaties met die<br />
buitenwereld aan te gaan, waarin vreemd en eigen<br />
voortdurend worden uitgewisseld. De hermetiek van<br />
het museum, waarvoor juist ook vele bezoekers<br />
komen, kan dan op een speelse en verrassende manier<br />
af en toe worden doorbroken met culturele confrontaties<br />
uit andere domeinen. Dan zal bovendien blijken<br />
dat ‘Bokrijk’ zijn sporen in het Vlaamse cultuurlandschap<br />
op allerlei wijzen heeft nagelaten, bijvoorbeeld<br />
als architectonisch ideaal of als verheerlijkte levenswijze<br />
bij wijze van mindscape in een gemusealiseerde,<br />
niet minder actuele, cultuur. π<br />
GERARD ROOIJAKKERS<br />
255<br />
REFLECTIES OP DE SPIEGEL VAN HET DAGELIJKS LEVEN
Portrettengalerij<br />
22 ‘TREKKERS’ VAN HET VELDWERK AAN HET WOORD<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON
258<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
inleiding<br />
Parallel met het onderzoek waarover in deze publicatie<br />
wordt gerapporteerd, lanceerde de Koning<br />
Boudewijnstichting in 2001 een tweede campagne<br />
Actuele Volkscultuur.<br />
De oproep leverde 116 inzendingen op. Hieruit selecteerde<br />
een onafhankelijke jury 22 projecten voor<br />
ondersteuning.<br />
Dit hoofdstuk is geschreven door de ‘trekkers’ van die<br />
initiatieven of door hun naaste medewerkers. Het is<br />
dus geen extern verslag, zelfs niet echt een verslag,<br />
maar een portrettengalerij met in de eerste plaats<br />
momentopnames van de projecten, maar daardoor ook<br />
van de mensen erachter, de mensen die het doen en de<br />
mensen voor wie ze het doen.<br />
Uit deze portrettengalerij komen vooral de drijfveren,<br />
de motivatie, de ambities en het enthousiasme naar<br />
voren, waarmee aan dergelijke projecten wordt<br />
gewerkt. Als geheel is dit deel een perfecte illustratie<br />
van de talloze manieren waarop volkscultuur een<br />
actuele betekenis kan hebben en van de verscheidenheid<br />
aan wegen waarlangs die betekenis mensen<br />
bereikt.
Aan den<br />
achterkant van<br />
de wereld ligt<br />
den Dam,<br />
manneke.<br />
KRIS MOTMANS<br />
Focus even op het noordelijke deel van de 19de-eeuwse<br />
wijken van Antwerpen. Seefhoek, Stuivenberg, oud<br />
Borgerhout: volksbuurten waarvan de namen tot ver<br />
buiten ‘t Stad negatieve associaties oproepen. Dikwijls<br />
terecht, geregeld ook onterecht. Beeldvorming behelst<br />
altijd een schematisering van de werkelijkheid,<br />
nuances vallen weg. Er gaan wonen is een manier om<br />
de situatie te vatten. Ik kan het aanraden. De prijzen<br />
vallen trouwens best mee…<br />
Die 19de-eeuwse gordel lijkt verder noordwaarts dood<br />
te lopen op een gigantisch spoorwegemplacement.<br />
Anderhalve kilometer lang, 24 hectaren groot. Van op<br />
de Noorderlaan krijgt men een goed uitzicht op het<br />
unieke van dit terrein: een uitgestrekte prairie in het<br />
midden van de grootste Vlaamse stad. Vandaag ligt het<br />
er helemaal verlaten bij. De treinstellen zijn<br />
vertrokken, de sporen opgeruimd, reconversieplannen<br />
ondertekend. Jan Kempenaers doolt er eenzaam rond<br />
met zijn fototoestel en breedhoeklenzen. Een paar<br />
onderaannemers bouwen in een<br />
hoekje aan de tunnel van een nieuwe<br />
Het verleden is het ijkpunt<br />
noordzuidverbinding.<br />
geworden<br />
Maar weggedrukt achter dat verlaten<br />
emplacement ligt nog een 19deeeuwse<br />
volkswijk: de Dam. Onbekend en onbemind.<br />
Een verloren gelopen enclave, een aloude Antwerpse<br />
volksbuurt tussen verkeersaders, dokken, kanalen,<br />
spoorwegen en het emplacement. Als in een dal van<br />
de wereld afgesloten. Er zijn alles bij elkaar twee langgerekte<br />
toegangswegen. Het MartHa!tentatief doopte<br />
de buurt Waaiendijk, de plek waar alles samenwaait wat<br />
in de stad te los of te licht is. De achterkant van de<br />
wereld, bezwoer een sinjoor.<br />
VROEGER WAS ALLES BETER,<br />
ZELFS DE ZOMERS<br />
Net als op het naburige en veel bekendere Eilandje<br />
druipt er op de Dam een ondefinieerbare melancholie<br />
van de muren, een heimwee naar vroeger. Vroeger was<br />
dat hier nen bloeiende kant. Het slachthuis en<br />
KRIS MOTMANS<br />
259<br />
PORTRETTENGALLERIJ
STEDELIJK WIJKKANTOOR ANTWERPEN DAM<br />
260<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Noordschippersdok zorgden voor handel en wandel. Er<br />
woonden zo’n 12.000 mensen, vier keer meer dan<br />
vandaag. Het was hard werken maar de zaken<br />
draaiden goed. Oude telefoonboeken bewijzen: bijna<br />
elke benedenverdieping was een winkel. Groenten,<br />
fruit, ijs, wijn, sigaren, alles wat men nodig had.<br />
Cichorei De Beuckelaer en de chocolade Meurisse<br />
zorgden voor werkgelegenheid. Rijk geworden vleesgrossiers<br />
lieten er Belle Epoquehuizen bouwen. Nog<br />
tijdens de harde oorlogsjaren, toen de helft van de<br />
bevolking al vertrokken was, telde mijnheer pastoor tot<br />
zijn heilige schrik niet minder dan 98 cafés in de<br />
parochie. Een bewaard gebleven donderpreek over de<br />
mondaine bedorvenheid van jazzkrochten was het gevolg.<br />
Want wat men ook mag vertellen over het volkje van<br />
slagers, schippers of dokwerkers, godvrezend waren<br />
ze…<br />
Veel is ondertussen veranderd. De haven vrat zich de<br />
polders in, het slachthuis industrialiseerde, de nevenactiviteiten<br />
gingen ten onder aan schaalvergroting en<br />
regelgeving. Den modernen tijd zuchten de ouderen op<br />
de Dam. Vroeger was alles beter. Zelfs de zomers.<br />
‘Vroeger’ is het absolute ijkpunt geworden. En afgesloten<br />
van de buitenwereld heeft de Dam zich in de<br />
loop der jaren een eigenzinnig zelfbeeld gevormd.<br />
Over het Viaduct-Dam de buurt intrekken is in een<br />
andere wereld terechtkomen. Dit is niet meer de<br />
Metropool, maar een dorpje. Met veel fantasie kan<br />
men de verhoogde spoorwegbermen, de groteske<br />
viaducten van E19 en Noorderlaan en de overal het<br />
uitzicht belemmerende infrastructuren omtoveren tot<br />
brute bergketens. Waar zijn we dan? Ergens in<br />
Midden-Frankrijk?<br />
Ja, er zijn toekomstplannen voor de Dam. Goede en<br />
minder goede. Het bovengronds komen van de nieuwe<br />
noord-zuid-spoorverbinding op het centrale Damplein<br />
is niet bepaald constructief te noemen. De tunnel<br />
verder doortrekken zou te veel kosten, beweert men.<br />
De Dambewoner hoort de werken elke dag dichterbij<br />
komen. Binnenkort komt hier om het half uur een<br />
HST uit het onderaardse gedonderd. Binnenkort zal de<br />
Dam de Dam niet meer zijn.<br />
Daarnaast is er dat spoorwegemplacement. 24<br />
hectaren braakliggend terrein. Een internationale<br />
architectuurwedstrijd is al uitgeschreven. Het grootste<br />
gedeelte van het terrein moet sport- en parkzone<br />
worden. Zoveel keer groter dan het huidige stadspark!<br />
Ook nieuwe verbindingen tussen stad en Dam staan<br />
op het programma. De wijk zal en moet opnieuw<br />
ontsloten worden, voor het eerst sinds de jaren 1870.<br />
‘Hervitalisering’. Weer deel worden van ‘t stad.<br />
Binnenkort zal de Dam de Dam niet meer zijn.<br />
FUNDAMENTEN VOOR EVOLUTIE<br />
Drie elementen: ontwikkelingen op macroschaal, wijkontwikkeling<br />
en actuele volkscultuur. Duidelijk is dat<br />
de grote stedenbouwkundige plannen een moeilijk te<br />
onderschatten impact zullen hebben op de wijk Dam.<br />
Even duidelijk is dat structurele veranderingen tijd<br />
vergen, veel tijd. Zo’n project kan enkel slagen als het<br />
duurzaam verankerd wordt in de geesten van de<br />
bewoners. Sine qua non.<br />
Hoe? Wij denken: door de aard van deze deprived<br />
neighbourhood respectvol te benaderen, en door de<br />
Dam, daar aan de achterkant van de wereld, weer op<br />
de mentale kaart van Antwerpen te zetten met een<br />
‘wervende presentatie’ ervan.<br />
Vanuit die visie is het Reminiscentieproject Dam<br />
opgezet. Initiatiefnemer was de cel Wijkontwikkeling<br />
van de stad Antwerpen. Publiek leefcomfort is hun<br />
terrein. Het reminiscentieproject wil dus op zoek gaan<br />
naar het beeld, het verleden en de structuur van de<br />
Dam. Naar het geheugen van deze volkswijk, zo men<br />
wil. Naar het uit isolatie geboren koppige zelfbeeld, de<br />
verhalen die het verleden construeren en de daaruit<br />
voortvloeiende perceptie van het dagelijkse.<br />
Niet als een eindpunt of afscheid. Veeleer als een<br />
fundering voor verdere evolutie. Als stimulans tot
meer. Want stiekem-stiekem leeft de hoop dat het<br />
project een hele resem discussies doet losbarsten aan<br />
de Damse togen en dat een hele reeks brieven,<br />
meningen en eigen publicaties volgen. Dat die van den<br />
Dam zich gekend weten en zich laten kennen.<br />
Bruisend. Dat er duizend bloemen bloeien.<br />
Nuchter bekeken kunnen hierbij twee vragen worden<br />
gesteld. Of dit nu een ‘kerntaak’ is van een lokale<br />
overheid, en of dit nu niet allemaal te doelgericht is?<br />
Gezien de specifieke situatie in de oude Antwerpse<br />
volkswijken, kan men argumenteren dat beide vragen<br />
samenhangen en met een volmondig ‘ja’ kunnen<br />
worden beantwoord.<br />
De lokale overheid, en zeker de dagelijks op het veld<br />
actieve cel Wijkontwikkeling, scant beter dan wie ook<br />
de knelpunten, potenties en vacua in het stedelijke<br />
weefsel. Het louter vaststellen en onderzoeken hiervan<br />
is in jarenlang achtergestelde buurten niet genoeg.<br />
Vrijblijvendheid is meer dan ooit uit den boze. Een<br />
katalyserend optreden en het e¤ectief initiëren van<br />
projecten is meer dan nodig. Het op de deuren van<br />
mogelijke partners kloppen ook. Zij versterken dit<br />
stedelijke project. Stedelijk zoals in ‘voor de stad’. Niet<br />
‘van de stad’.<br />
Het klinkt allemaal nuchter, ‘beleidsmatig’. Droog en<br />
doordacht. Dat is het ook. Maar er is meer. Er is een<br />
extra dimensie: de menselijke factor. Want het reminiscentieproject<br />
draait in de eerste plaats om dat greintje<br />
meer: de mannen van de Dam (m/v) en hun zelfbeeld,<br />
symbolen, verhalen, codes en geheugen. Het lief en<br />
leed, leven en dood aan den achterkant van de wereld.<br />
Aan de slachterij, de dokskes, de ijskelder en de<br />
hofkes. En in de cafés natuurlijk, de eeuwige cafés.<br />
‘s Avonds, na een uitgelopen interview, zien dat het<br />
halfelf is en concluderen dat de tijd – alweer –<br />
verdomd snel is voorbijgevlogen. Het niet weten wat te<br />
doen wanneer iemand met haar tranen vecht bij het<br />
vertellen hoe vijftig jaar geleden de eerste bom van de<br />
oorlog op het café van haar vader viel. Zelf was ze nog<br />
niet geboren, maar toch. De stiltes die in het algemeen<br />
vallen bij verhalen uit de oorlogsjaren. De leute van<br />
een dokwerker die bij elke voor zich op tafel liggende<br />
foto een aanstekelijk verhaal klaar heeft. Na twee foto’s<br />
merkt hij op dat ik zeker niet van Antwerpen ben? Nee<br />
dus. Terwijl hij nog wat pintjes haalt moet hij ook daar<br />
eens hard om lachen…. Dat is, denk ik, de fond waar<br />
uiteindelijk alles op steunt: de histoire vivant.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting<br />
11.000 euro<br />
Stedelijk Wijkkantoor Antwerpen Dam<br />
Lange Lobroekstraat 177-179<br />
2060 Antwerpen<br />
tel.: 03-226 38 46 - fax: 03-226 39 71<br />
e-mail: wijkkantoor.dam@stad.antwerpen.be<br />
KRIS MOTMANS<br />
261<br />
PORTRETTENGALERIJ
HET HUIS VAN ALIJN<br />
262<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Het Huis van<br />
Alijn, een<br />
droomhuis met<br />
vele kamers<br />
SYLVIE DHAENE<br />
Wie ooit op bezoek is geweest in het Huis van Alijn,<br />
weet dat dit museum vele kleine kamertjes heeft. Een<br />
huis met veel kamers is meteen ook een huis met veel<br />
in- en uitgangen, veel hoeken en kantjes. Trap op, trap<br />
af, bovenverdieping links, rechts, voor, achter, benedenverdieping<br />
links, rechts, voor, achter, vleugel in, vleugel<br />
uit, kapel door, zolder op, kelder in, binnentuin oversteken,<br />
huisje in, huisje uit… bij een eerste bezoek<br />
heeft het museum iets weg van een doolhof. Als je niet<br />
goed oplet, raak je er al gauw je oriëntatie kwijt. Wie<br />
zoekt naar parcoursmarkeringen of wegwijzers zal er<br />
geen vinden. Ze zijn er gewoonweg niet en zullen er<br />
ook nooit komen. Het zijn de suppoosten die je<br />
wegwijs maken in dit museum, geen zaalwachters in<br />
traditionele museumzalen, maar gastheren en<br />
-vrouwen in kleine en grote kamers.<br />
Behalve op maandag, staat de poort elke dag open en<br />
iedereen is welkom. Dat hoeft zelfs niet voor een<br />
museumbezoek te zijn. Ook wie even wil genieten van<br />
de schoonheid en de rust van de binnentuin kan<br />
binnenstappen, of wie met vrienden een heerlijk<br />
glas bier wil drinken in de gezellige kleine<br />
Een museum is een museumherberg.<br />
ontmoetingsplaats<br />
Een huis wordt ingericht volgens de smaak<br />
van de bewoners en reflecteert doorgaans de<br />
tijdsgeest of de stijl van het gebouw, de kamers krijgen<br />
een specifieke functie toegewezen en de inrichting<br />
moet een welbepaalde sfeer uitademen, zo ook in het<br />
Huis van Alijn.<br />
ONTGRENZING<br />
Anno 2000 werd gestart met de renovatie van het<br />
voormalige Gentse Museum voor Volkskunde en werd<br />
besloten om met een nieuwe naam door het leven te<br />
gaan. Deze nieuwe naam kondigde meteen ook een<br />
nieuw beleid, een nieuwe oriëntatie aan waarbij een<br />
algehele ontgrenzing – fysiek en mentaal – de leidraad<br />
zou worden. De museumwerking zou zich voortaan<br />
binnen en buiten de muren van het museum afspelen<br />
en een andere dan de gangbare kijk op volkscultuur in
Vlaanderen zou er ingang vinden, weg van het keurslijf<br />
van de zogenaamde traditionele volkskundecanon.<br />
Aandacht voor culturele diversiteit, multidisciplinariteit<br />
en samenwerking met andere culturele en wetenschappelijke<br />
actoren in en buiten het Gentse werden<br />
in de missie ingeschreven. Publiekswerking en -participatie<br />
werd de centrale as waarop de komende jaren<br />
zou gewerkt worden. Ook de herwaardering van de<br />
bestaande museumcollectie en de aandacht voor de<br />
wijze waarop deze rijke en gediversifieerde collectie<br />
kan worden ontsloten, werden belangrijke doelstellingen.<br />
Die ontsluiting zou dan op een voor het<br />
publiek interessante, boeiende, innovatieve en verrassende<br />
manier moeten gebeuren. Er diende niet alleen<br />
nieuw publiek te worden gezocht, het contact met dat<br />
publiek moest ook intensiever. Om het publiek warm<br />
te maken voor een bezoek, zou zijn verwachtingspatroon<br />
een beetje worden ‘hertekend’. In 2000 en<br />
2001 werden al enkele proevertjes geserveerd; het<br />
programma had wat weg van fusion-kitchen; er waren<br />
twee tijdsreizen in het dagelijks leven rond 1900 – de<br />
nieuwe museumopstellingen Pillegift en Engelenbrood<br />
en Fanfares en Ander feestgedreun – er waren de exotische<br />
uitstappen naar Brazilië, Anatolië en Nagaland en<br />
ook de varkens, de kabouters en de speelgoedwapens.<br />
In 2001 werd de Identificatiekamer geopend en in<br />
2002 wordt de Taalkamer aan het publiek voorgesteld.<br />
TAALKAMER<br />
In de Taalkamer brengen we een multimediale presentatie<br />
van de Nederlandse dialecten. Dialecten zijn een<br />
bijzonder aspect van de volkscultuur. De identiteit van<br />
plaatselijke of regionale gemeenschappen wordt zeer<br />
sterk door het dialect bepaald. Dialecten reflecteren<br />
sociaal-economische verhoudingen en contacten<br />
binnen de bevolking. Een belangrijk deel van de materiële<br />
en geestelijke cultuur van heden en verleden is in<br />
de streektalen neergeslagen. Dankzij een digitale en<br />
multimediale presentatie van enkele dialectfragmenten<br />
die de diverse dialectgroepen van het<br />
Nederlandstalige taalgebied representeren, zal een<br />
breed publiek kunnen kennismaken met dit bijzondere<br />
immateriële erfgoed. Gezien de inbedding van<br />
het museum in Gent zal aan het Gentse dialect extra<br />
veel aandacht worden besteed. Dit project komt tot<br />
stand in samenwerking met de Vakgroep Nederlandse<br />
Taalkunde van de Universiteit Gent, die over een uitgebreid<br />
geluidsarchief beschikt van dialectopnames uit<br />
de jaren ‘60. Niet alleen zal de bezoeker in deze<br />
kamer kunnen kennismaken met de diverse dialecten,<br />
hij/zij zal via geluids- en tekstfragmenten eveneens<br />
een beeld krijgen van het dagelijks leven in de eerste<br />
helft van de 20ste eeuw. De inhoudelijke keuze staat<br />
garant voor een variëteit aan fragmenten die de<br />
bezoeker terugvoeren naar het leven van weleer. Het<br />
unieke aan dit project is dat het levende getuigen zijn,<br />
mensen die omstreeks 1900 zijn geboren en die nu<br />
hun verhaal doen. Grappige, ontroerende en ernstige<br />
fragmenten, ‘uit het leven gegrepen’: de feeststemming<br />
op een zilveren bruiloft in de Sint-Concordia te<br />
Hasselt, moeder Babelutte en de beste spekkenwinkel<br />
van Heist aan Zee, een uitstap naar Lourdes, de eerste<br />
‘velo’ in Vlissegem, de Gentse Jenny en Georgette over<br />
de opkomst van de wasserette, roddels uit het<br />
coi¤eursalon en nog tientallen andere mondelinge<br />
getuigenissen die de materiële getuigen in het<br />
museum weer tot leven wekken.<br />
EEN MUSEUM MET EEN GEZICHT<br />
Wij prijzen onszelf gelukkig dat de cultuur van het<br />
dagelijks leven ons werkterrein is. Het is een open<br />
veld met een onuitputtelijke rijkdom aan voedselbronnen.<br />
Inspiratiemogelijkheden en uitdagingen<br />
liggen voor het rapen als we onze blik richten op het<br />
actuele maatschappelijke gebeuren. Een eigentijdse,<br />
persoonlijke, verrassende en reflexieve manier om met<br />
het museum en het publiek om te gaan, is en blijft<br />
ons voornaamste streefdoel. Het Huis van Alijn wil<br />
vooral een museum met een gezicht zijn, een plek van<br />
experiment waar intuïtie, ernst en humor, het volkse<br />
en het intellectuele elkaar tre¤en, maar bovenal een<br />
huis waar openheid daadwerkelijk heerst en waar<br />
SYLVIE DHAENE<br />
263<br />
PORTRETTENGALERIJ
HET HUIS VAN ALIJN<br />
264<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
mensen op diverse manieren worden aangesproken.<br />
Niet alleen om te komen kijken naar de voorwerpen<br />
– ‘wij tonen en u mag kijken’ – maar ook om een<br />
eigen inbreng te doen, los van ‘goedkoop entertainment’.<br />
Een belangrijke beleidsoptie is dat we het 19de-eeuwse<br />
museumconcept in vraag blijven stellen. Een museum<br />
is voor ons geen school, geen theater, geen sociale<br />
instelling, geen wetenschappelijke onderzoeksinstelling,<br />
maar een ontmoetingsplaats, een plek waar<br />
mensen in contact worden gebracht met het culturele<br />
erfgoed, waar verbeelding, fragmentatie en subjectiviteit<br />
een plaats moeten krijgen. Een plek waar een<br />
verhaal wordt verteld dat een maatschappelijk belang<br />
heeft, een verhaal dat mensen kan boeien, dat hen<br />
doet nadenken en dat hen verbeeldingskracht schenkt.<br />
Verkennen, experimenteren, ontdekken en aftasten<br />
van grenzen, dat is wat we willen doen. Samen met<br />
anderen een bladzijde of misschien wel een hoofdstuk<br />
schrijven in de roman van het alledaagse leven. Het<br />
eigen verhaal van het museum, de visie van de<br />
museummedewerkers en die van het publiek, in één<br />
groot spannend netwerk met elkaar in contact<br />
brengen. Tot de vonken overslaan!<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting<br />
15.000 euro<br />
Het Huis van Alijn<br />
Kraanlei 65<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-269 23 50 - fax: 09-269 23 58<br />
e-mail: huis.alijn@gent.be
Barra//Barra:<br />
steltlopen<br />
nieuwe stijl<br />
JO ZANDERS<br />
Niet op het podium maar<br />
in de straat<br />
JUGGLE BEATS EN BARRA//BARRA<br />
Twee jaar geleden startte ik in Borgerhout onder de<br />
vleugels van vzw De Krijtkring met Juggle Beats, een<br />
sociaal-artistiek project rond circustechnieken. Tijdens<br />
wekelijkse workshops maakten de deelnemers kennis<br />
met steltlopen, jongleren, diabolo’s en vuur spuwen. In<br />
een later stadium kwam er samenwerking met<br />
Fanfarrah. Fanfarrah is een mobiele groep muzikanten,<br />
die zich voor het eerst in de kijker speelde op de<br />
Zinnekesparade 2000 in Brussel. Markant is vooral hun<br />
uniek instrumentarium van zelfgemaakte drums en<br />
bazuinen, gecombineerd met harde kopers (trompet,<br />
trombone en nfar (Marokkaanse bazuinen)).<br />
Juggle Beats was de voedingsbodem voor Barra//Barra.<br />
Barra//Barra is een groep van 14 zeer verschillende<br />
individuen tussen 17 en 33 jaar. Binnen de groep staat<br />
steltlopen centraal, maar er worden ‘uitstappen’<br />
gemaakt naar het (figuren)theater, vuurmanipulatie en<br />
jongleren. We liepen onder andere tussen folkloregroepen<br />
in een volkse stoet en samen met Fanfarrah<br />
namen we deel aan verscheidene parades. Tijdens het<br />
in 2002 boven de doopvont gehouden beeldend theaterfestival<br />
Driemast vergezelde Barra//Barra als side act<br />
de voorstelling Freaks van Theater FroeFroe. Samen<br />
met het kostuumatelier van Theater FroeFroe en onder<br />
regie van Mitzy Van Den Eynde werd er aan een<br />
complete voorstelling gewerkt. De toekomst ziet er<br />
veelbelovend uit met de Zinnekesparade (Brussel), de<br />
Jamboparade (Antwerpen) en theaterfestivals met<br />
Theater FroeFroe op het programma.<br />
OVER FANFARES EN PARADES, MAROKKO<br />
EN BRAZILIË<br />
Het begrip ‘actuele volkskunst’ – zonder het op dat<br />
moment zo te noemen – leerde ik voor het eerst van<br />
dichtbij kennen door als percussionist mee te spelen<br />
in Al Harmoniah, een saxofoonorkest aangevuld met<br />
een Marokkaanse percussiesectie, onder leiding van<br />
Luk Mishalle. Het repertoire is een mix van traditionele<br />
Marokkaanse muziek, hafabra, jazz en improvisatie.<br />
Zowel geschoolde musici als autodidacten,<br />
JO ZANDERS<br />
265<br />
PORTRETTENGALLERIJ
DE KRIJTKRING<br />
266<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
amateurs en professionelen uit alle culturen vinden er<br />
onderdak. Langs de ene kant borduurt Al Harmoniah<br />
voort op de bestaande Belgische hafabra-traditie, langs<br />
de andere kant worden er nieuwe elementen geïntegreerd.<br />
Het resultaat is een nieuw soort volksmuziek<br />
die zowel in culturele centra, op fanfarefestivals, als in<br />
Marokko van Casablanca tot Er Rachidia geapprecieerd<br />
wordt. Volksmuziek kreeg voor mij een frisse<br />
betekenis.<br />
Enkele reizen door Marokko – met Al Harmoniah of<br />
met z’n tweeën, op de fiets – brachten mij in contact<br />
met de levende Marokkaanse volksmuziek. Hier zag ik<br />
iets dat bij ons nagenoeg verdwenen is. Met eenvoudige<br />
instrumenten als tar (tamboerijn), bendir (framedrum<br />
met snaren) en tarija (kleine trommel uit keramiek)<br />
werd er instant een groove geïnstalleerd die de<br />
pannen van het dak swingde (en die voor Westerse<br />
muzikanten moeilijk onder de knie te krijgen is). Het<br />
waren in dit geval zeker geen geschoolde muzikanten<br />
in onze betekenis van het woord, maar gewoon<br />
mannen, jongens, vrouwen, meisjes die van elkaar de<br />
muziek leren die zo levend blijft. Voor het eerst zag ik<br />
duidelijk het verschil met de situatie in België en<br />
ervoer ik een soort gemis.<br />
Echter niet getreurd, want er was een nieuwe uitdaging:<br />
Fanfarrah! In de lijn van Al Harmoniah is, onder<br />
impuls van Luk Mishalle, Michael Weilacher en<br />
mezelf, Fanfarrah ontstaan. Een nieuwe, hedendaagse<br />
vorm geven aan de marching band of de fanfare was de<br />
boodschap. Zelfgemaakte drums, gevonden objecten,<br />
fanfaretrommels, koperblazers en nfars vormen het<br />
instrumentarium. In het repertoire herkent men<br />
Marokkaanse en Braziliaanse elementen naast funk,<br />
hiphop en drum&bRass.<br />
Dankzij Fanfarrah en de Zinnekesparade raakte ik<br />
geïntrigeerd door parades: niet zozeer muziek op het<br />
podium, maar in de straat. En liefst van de ene straat<br />
naar de andere trekken en zoveel mogelijk volk<br />
meekrijgen. Mijn zwak voor parades werd nog<br />
versterkt door een reis naar Salvador en Recife<br />
(Brazilië) begin dit jaar. In de voorbereidingsperiode<br />
voor carnaval houden de diverse bloco’s (percussiegroepen)<br />
publieke repetities op straten en pleinen. Die<br />
repetities zijn op zich al feesten tot in de vroege<br />
uurtjes. Hier had ik hetzelfde gevoel als indertijd in<br />
Marokko: jammer dat zoiets bij ons niet bestaat (alleen<br />
al omdat het dan ‘geluidsoverlast’ heet). En hoewel ik<br />
graag samba en aanverwante stijlen speel, heeft het<br />
ook niet veel zin om dat hier zo exact mogelijk na te<br />
spelen. Het zal altijd een kopie blijven. Daarom zullen<br />
we zelf met iets op de proppen moeten komen.<br />
Interessant waren ook de ateliers waar de instrumenten<br />
vervaardigd werden. Zo’n atelier is in handen<br />
van de bloco zelf: ketels worden geplooid, spanringen<br />
gelast, vellen gespannen, stokken gemaakt, draagriemen<br />
gestikt… Al deze kennis en kunde maakt er<br />
deel uit van het ‘muzikant zijn’.<br />
Bovendien zag ik in Salvador het netwerk achter de<br />
muziekgroepen: vaak is de bloco slechts een onderdeel<br />
van een organisatie die alle steken die de overheid laat<br />
vallen op gebied van gezondheidszorg, onderwijs en<br />
emancipatie, opraapt. Met andere woorden, de muziek<br />
staat niet los van de rest van het dagelijks leven, ze<br />
maakt deel uit van ieders leven, jong of oud, man of<br />
vrouw.<br />
DE WERELD VANUIT VOGELPERSPECTIEF<br />
Tegelijkertijd verdiepte ik mij in die andere volkse<br />
traditie, die van het circus. Ik was bezeten van ballen,<br />
kegels, diabolo’s en stelten. De link met de parades<br />
was snel gemaakt, en al gauw speelde ik op stelten<br />
mee met Fanfarrah. Maar het kon beter, er moesten<br />
nog steltlopers komen. Dat was het begin van Juggle<br />
Beats.<br />
Met het huidige Barra//Barra experimenteren we met<br />
de mogelijkheden van stelten: wat gebeurt er als je op<br />
slechts één stelt staat, hoe kan je het snelst zonder<br />
hulp rechtkomen, wat kan er meer met een extra stok<br />
in de hand enz.? Op deze manier zoeken we<br />
houdingen, bewegingen en combinaties die<br />
interessant zijn om te doen en naar te kijken.
De doe-het-zelf-mentaliteit proberen we ook in de<br />
praktijk om te zetten. De huidige aluminium stelten<br />
zijn er gekomen na heel wat geëxperimenteer en<br />
gesprekken met mensen van Stalker Theatre Company<br />
(Australië). Leerlingen van Steunpunt Tewerkstelling<br />
Antwerpen hebben het laswerk voor hun rekening<br />
genomen. De assemblage, het onderhoud en verdere<br />
reparaties doen we zelf.<br />
Wat de toekomst betreft, denken we aan een eigen<br />
percussieblok om de parades meer kracht te geven<br />
door muziek. Een permanente samenwerking met<br />
Fanfarrah is om praktische en financiële redenen<br />
immers moeilijk. Ook dat initiatief zal beginnen met<br />
het maken van drums, stokken en riemen. Op deze<br />
manier zijn mensen niet alleen muzikant, steltloper of<br />
constructeur, maar raken ze op alle terreinen een<br />
beetje thuis, waarna ze zich op een bepaald onderdeel<br />
kunnen toespitsen.<br />
Stilaan ontstaat er een groep die geënt is op steltengroepen<br />
zoals de Steltenlopers van Merchtem of Les<br />
Echasseurs de Namur, die onder luid tromgero¤el op<br />
nationale en internationale folklorefestivals<br />
verschijnen. Maar net zoals Al Harmoniah of<br />
Fanfarrah een hedendaagse verschijning zijn van de<br />
fanfare of het traditionele drumkorps, zo wil<br />
Barra//Barra een nieuw gezicht geven aan de eeuwenoude<br />
traditie van het steltenlopen. Hetzelfde, maar net<br />
een ietsje anders en eigenzinniger.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
vzw De Krijtkring<br />
Werfstraat 2<br />
1000 Brussel<br />
tel.: 02-218 70 52 - fax: 02-218 70 69<br />
e-mail: krijtkring@glo.be<br />
JO ZANDERS<br />
267<br />
PORTRETTENGALERIJ
LEUVENSE VERENIGING VOOR VOLKSKUNDE<br />
268<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Beklijvende<br />
beelden<br />
STEFAAN TOP<br />
Zelden realiseert men zich<br />
dat ook filmmateriaal een<br />
interessante bron kan zijn<br />
Toen de Leuvense Vereniging voor Volkskunde vzw<br />
(L.V.V.) in het najaar van 1982 werd opgericht, was een<br />
van haar hoofddoelstellingen de volkskundige studie in<br />
Vlaanderen te stimuleren en te beoefenen. Daarom<br />
zouden al dan niet eigen onderzoeksresultaten<br />
geregeld bekendgemaakt worden via studiedagen en<br />
publicaties. Ethnologia Flandrica - Jaarboek van de L.V.V.<br />
verscheen voor het eerst in 1985. In 2001 publiceerde<br />
de L.V.V. volume 17, waarin diverse volksculturele<br />
items zoals moderne hekserij, Hasseltse feestcultuur,<br />
volksverhalen over vrijmetselarij, Limburgse duivelssagen<br />
en alternatieve geneeswijzen inzake reuma en<br />
migraine uitgebreid aan bod komen.<br />
In de afgelopen twintig jaar heeft het volkskundig<br />
landschap in Vlaanderen niet alleen grondige wijzigingen<br />
ondergaan, het heeft uiteindelijk ook o¤iciële<br />
erkenning gekregen. De doorbraak gebeurde toen het<br />
Vlaams parlement het in veel opzichten innoverende<br />
‘Decreet voor de volkscultuur’ op woensdag 14 oktober<br />
1998 unaniem goedkeurde. De Vlaamse regering<br />
bekrachtigde dat besluit en in het Belgisch Staatsblad<br />
van 22 december 1998 verscheen de volledige tekst.<br />
Ondertussen heeft ook de Koning Boudewijnstichting<br />
de sector volkscultuur ontdekt en vastgesteld dat daar<br />
grote mogelijkheden zijn voor de sector zelf en vooral<br />
voor de professionalisering en de vermaatschappelijking<br />
ervan. Met de campagnes Actuele Volkscultuur<br />
wilde de Stichting door projectondersteuning het<br />
volksculturele veld ernstige kansen aanreiken. Als<br />
alerte vereniging heeft de L.V.V. deze opportuniteit met<br />
beide handen aangegrepen en het inventarisatieproject<br />
Dagelijks leven in bewegend beeld in het arrondissement<br />
Leuven met succes ingediend.<br />
ONUITPUTTELIJKE RIJKDOM<br />
Dit project stoelt op de markante vaststelling dat tot nu<br />
toe vrij eenzijdig bronnenmateriaal werd gebruikt voor<br />
de studie van het dagelijks leven in verleden en heden.<br />
Volkskundige onderzoekers vinden traditioneel makke-
lijk de weg naar archieven, bibliotheken, musea en<br />
allerlei informanten, zodat alle mogelijke geschreven<br />
documenten, foto’s, publicaties en getuigenissen<br />
worden verzameld voor studiedoeleinden en wetenschappelijk<br />
getoetst. Zelden realiseert men zich<br />
evenwel dat ook filmmateriaal een interessante bron<br />
kan zijn. Als we maar even denken aan onze kindertijd,<br />
toen de filmcamera een leuk gebruiksvoorwerp<br />
begon te worden, herinneren we ons meteen een hele<br />
resem unieke momenten aan zee, in het vakantiekamp,<br />
in de jeugdbeweging en de feestdagen thuis.<br />
Veel familie, buren en vrienden hebben hiervan onvergetelijke<br />
en dus ‘historische’ beelden gemaakt. Nog<br />
sensationeler waren de opnamen die amateurs<br />
maakten van het dorps- of stadsleven in de loop van de<br />
jaren 1950-70. Amusante en tragische momenten<br />
werden filmisch vastgelegd: de gloriedagen van de<br />
lokale voetbalclub, de ludieke inhaling van de pastoor<br />
of de burgemeester, de jaarlijkse grote kermis met de<br />
wielerkoers als absoluut hoogtepunt, de praal en<br />
pracht van de grote processie met al die herkenbare<br />
engelen en heiligen, het bezoek van Sinterklaas thuis,<br />
de begrafenis van een lokale figuur die een centrale rol<br />
speelde in het politieke en/of maatschappelijke leven<br />
van de gemeente, de jaarlijkse koningsschieting van de<br />
gilde, de kleurrijke beoefenaars van volkssporten zoals<br />
duivenmelkers, vinkeniers en hanenmannen. En dan<br />
zwijgen we nog van de filmbeelden uit de huiselijke<br />
sfeer: de eerste stappen van een broertje of zusje, het<br />
feestmaal naar aanleiding van een eerste of plechtige<br />
communie, de spelletjes en fratsen op een huwelijksfeest<br />
enz.<br />
De rijkdom van de volkscultuur is inderdaad onuitputtelijk.<br />
Waarom dan geen structurele aandacht besteden<br />
aan de honderden filmpjes die allerlei grepen uit het<br />
dagelijks leven tot onderwerp hebben? Daarom alle<br />
hens aan dek om dit ondergewaardeerde materiaal<br />
zonder verwijl boven water te halen! Meer nog: dit<br />
unieke en broze bronnenmateriaal, dat speciale<br />
bewaaromstandigheden veronderstelt, slingert door-<br />
gaans verwaarloosd rond, wat de urgentiewaarde van<br />
dit inventarisatieproject meteen gevoelig verhoogt. De<br />
honorering van dit initiatief is daarmee gelegitimeerd.<br />
Maar er is nog veel meer!<br />
BRON VAN REFLECTIE<br />
Terecht heeft de Koning Boudewijnstichting in haar<br />
campagnes Actuele Volkscultuur ook de maatschappelijke<br />
potenties van de te bekronen projecten beklemtoond.<br />
Welnu, als er één materie is die zoveel mogelijk<br />
op een sprankelende en educatieve wijze terug naar<br />
het publiek getransfereerd dient te worden, dan is het<br />
toch de volkscultuur in al haar facetten. Aangezien het<br />
geviseerde filmmateriaal zich daartoe perfect leent,<br />
was het in eerste instantie de bedoeling van de L.V.V.<br />
diverse bevolkingsgroepen te attenderen op de<br />
specifieke inhoudelijke en andere kwaliteiten van deze<br />
bronnen. Nu we ons dagelijks bewegen in een cultuur<br />
die gedomineerd wordt door snelle en flitsende<br />
beelden, biedt het zindelijk omgaan met eigen<br />
filmbeelden uit een recent verleden mooie kansen om<br />
jeugd en ouderen niet alleen een en ander uit de oude<br />
doos te laten zien, maar om hen ook te doen<br />
reflecteren over de tijdsbeleving vroeger en nu. Wie<br />
aandachtig oude films bekijkt – en zeker als ze<br />
handelen over dagelijkse dingen – kan meteen een<br />
boompje opzetten over opvallende veranderingen,<br />
onder meer inzake kleding, haartooi, vermaak, mobiliteit,<br />
religie, sport, het leven in het dorp, straatbeelden,<br />
landschappen… Al deze uiterlijke verschillen<br />
zijn geen toeval, maar kunnen moeiteloos in verband<br />
worden gebracht met een permanent wijzigende<br />
mentaliteit. Denken we maar aan het verschil tussen<br />
vroeger en nu inzake houding tegenover roken, huisvuil<br />
en ander afval, dieren, verkeer…<br />
Het ‘Jaar van het dorp’, 1978, heeft weliswaar geen<br />
diepgaande sporen getrokken, maar toch is het niet<br />
allemaal kommer en kwel. De mythe van de ‘goeien<br />
ouden tijd’ moet inderdaad doorgeprikt worden en dat<br />
kan vermoedelijk perfect met het tonen van oude door-<br />
STEFAAN TOP<br />
269<br />
PORTRETTENGALERIJ
LEUVENSE VERENIGING VOOR VOLKSKUNDE<br />
270<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
dringende filmbeelden van seizoenarbeiders, labeurende<br />
boeren, er als duivels uitziende mijnwerkers,<br />
vermoeide trotse vissers, werkende kinderen…<br />
Ontelbare kansen zijn er om met beeld en commentaar<br />
oud en vooral jong publiek duidelijk te maken dat<br />
het ooit – nog niet al te lang geleden – heel anders is<br />
geweest en dat het leven van nu bijlange niet zo<br />
evident is. Al met al een schitterende opdracht, zowel<br />
inhoudelijk als educatief.<br />
‘BEHOUDSGEZIND’<br />
De ervaring leert dat de realisatie van een project als<br />
dat van de L.V.V. uiterst langzaam op gang komt. De<br />
mensen zitten blijkbaar niet te wachten om hun<br />
filmpjes af te geven. En verwonderlijk is dat niet. Deze<br />
herinneringen aan vroeger hebben immers meestal<br />
een grote onuitgesproken emotionele waarde, die men<br />
blijvend wil koesteren. Vandaar dat men er niet zo<br />
gemakkelijk afstand van doet. Er zal dus enige overredingskracht<br />
en diplomatie nodig zijn om die ‘schatten<br />
op zolder’ tijdelijk aan de vertrouwde omgeving te<br />
onttrekken. Deze begrijpelijke behoudsgezinde reflex<br />
maakt het project nog relevanter, want hoe langer<br />
gewacht wordt, hoe groter de risico’s dat dit materiaal<br />
er door allerlei omstandigheden kwalitatief niet beter<br />
op wordt en wellicht op termijn verloren gaat. Vandaar<br />
dat de L.V.V. alles in het werk zal stellen om het in<br />
bruikleen ontvangen filmmateriaal, in originele versie<br />
of in kopie, veilig te stellen voor de toekomst. Dit<br />
wordt beslist de delicaatste, moeilijkste en duurste fase<br />
van de L.V.V.-operatie bewegend beeld. Maar het inventariseren<br />
en bewaren van dit uiterst kwetsbare cultureel<br />
erfgoed is tegelijk een waardevolle investering in de<br />
nieuwe toekomst van een stuk blijkbaar niet zo<br />
alledaags leven uit het nabije verleden.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Leuvense Vereniging voor Volkskunde vzw<br />
Blijde Inkomststraat 21<br />
3000 Leuven<br />
tel.: 016-32 48 56<br />
e-mail: e.tielemans@limburgsmuseum.nl<br />
e-mail: stefaan.top@arts.kuleuven.ac.be
Jonge honden<br />
weten waarom<br />
VEERLE DEVOS EN TOBIAS DE PESSEMIER<br />
De Gentse wereldtentoonstelling (1913) aan waslijnen<br />
in het Citadelpark, een concert voor elf binnenschepen,<br />
stadsgidsen en vertellers op doordeweekse stadstrams,<br />
een avant-garde radiomarathon vanuit het S.M.A.K. op<br />
de frequentie van radio Roeland, de veelpotige historie<br />
van de vergeten Gentse dierentuin als rode draad voor<br />
een wijkfeest, een straatlied en urban legends uit volks-<br />
Een goede neus en korte pootjes<br />
wijk de Muide als aanzet voor een internationale documentaire<br />
over migratie, een hedendaagse compositiewedstrijd<br />
voor de beiaard… Vzw de hondsjaren peutert<br />
VEERLE DEVOS EN TOBIAS DE PESSEMIER sinds haar ontstaan in 1997 de gevestigde canon uit<br />
zijn ondergesneeuwde context en mikt die vervolgens<br />
met plezier in een fris kader. De vereniging profileert<br />
zich als productiehuis en ideeënleverancier voor de<br />
openbare ruimte. De nadruk ligt op eigentijdsheid:<br />
cultuur die aansluiting vindt bij de leefwereld van<br />
vandaag, maar teruggrijpt naar wat al langer leeft, naar<br />
wat gedijt in een collectief geheugen. Interculturele<br />
dialoog, cultureel erfgoed, sociale antropologie, volkscultuur<br />
en regionale geschiedenis zijn haar ankerpunten.<br />
Binnenkort start de organisatie<br />
De lijfgeur van de stad mee bepalen<br />
in Gent met ‘Use-it’: een informatie- en<br />
servicecentrum voor jonge budgettoeristen,<br />
als dissection kit voor de stad. Na<br />
soortgelijke initiatieven in Denemarken, Noorwegen<br />
en Nederland, bij ons een primeur. Use-it laat<br />
jongeren op een laagdrempelige en no-nonsensemanier<br />
kennismaken met de meerwaarde van de<br />
stedelijke cultuur.<br />
NIEUWE SOUNDTRACK VOOR HET BELFORT<br />
Het Gentse belfort: sinds 1313 het trotse symbool van<br />
vrijheid en zelfbeschikking, drie jaar geleden erkend<br />
als UNESCO-werelderfgoed. De beiaard in de toren<br />
herinnert de Gentenaars sinds eeuwen aan hun autonomie.<br />
Om de twee jaar worden de beiaardmelodieën<br />
vernieuwd. In de 17de eeuw ging de voorkeur naar religieuze<br />
composities, in de 18de naar volkse melodieën,<br />
in de 19de werd gekozen voor opera- en operette-aria’s<br />
en in de 20ste eeuw bestond de compilatie uit historische<br />
thema’s. Nog steeds weerklinkt om het kwartier<br />
271<br />
PORTRETTENGALLERIJ
DE HONDSJAREN<br />
272<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
een melodie die de stadsbewoners het ritme van het<br />
stedelijke leven aangeeft. Maar wie kijkt er nog van op?<br />
Voor de doorsnee Gentenaar is de beiaard gaandeweg<br />
tot de muzak van de stad gaan behoren.<br />
Vzw de hondsjaren lanceert nu, met steun van de<br />
Koning Boudewijnstichting en IPEM - Department of<br />
Musicology (RUG), een compositiewedstrijd voor de<br />
Gentse beiaard. De wedstrijd roept componisten,<br />
muzikanten, studenten en andere muziekwizzards op<br />
om een ultrakorte ‘tune’ van acht maten te ontwerpen,<br />
nodigt hedendaags muziekvolk uit om dit eeuwenoude<br />
instrument in de armen te sluiten. De jury die de<br />
composities beoordeelt, verpersoonlijkt het kruispunt<br />
tussen klassiek instrumentarium en hedendaagse<br />
muziek. De juryleden, waaronder Peter Vermeersch en<br />
Yves De Mey (aka Eavesdropper), maar ook stadsbeiaardier<br />
Geert D’hollander, zijn zelf op een virtuoze<br />
en inventieve manier met klank bezig. De winnende<br />
melodie wordt in 2003 op de beiaard gemonteerd en<br />
als te downloaden gsm-ringtone op een webstek<br />
geplaatst. De beiaard scandeerde vanaf de 14de eeuw<br />
het dagelijks leven in de stedelijke samenleving; zeven<br />
eeuwen later bezigt vzw de hondsjaren hetzelfde<br />
uitgangspunt als metafoor.<br />
LIJFGEUR VAN DE STAD<br />
Vzw de hondsjaren opereert binnen een stedelijke<br />
context. Naast de gevestigde cultuurkanonnen wriemelt<br />
en wroet daar een spetterende veelheid aan<br />
onderhuidse initiatieven: individuen en informele<br />
groeperingen die met doorgaans kleinschalige acties<br />
de lijfgeur van de stad bepalen. Vzw de hondsjaren<br />
komt uit dat nest gekropen.<br />
Deze nieuwe stedelijke initiatieven surfen meestal op<br />
dezelfde golven: ze zijn gevarieerd en multidisciplinair,<br />
appelleren aan een alternatief cultureel hinterland en<br />
groeien organisch. Ze opereren in een vorm die overheden<br />
en subsidieorganen doorgaans nog niet<br />
(h)erkennen; ze ontstaan en evolueren daardoor met<br />
trial and error. Beginnende verenigingen kennen<br />
nauwelijks de weg naar subsidiërende instanties en<br />
ontberen een leidraad in de wet- en regelgeving. Een<br />
pak sprankelende initiatieven haalt daardoor nooit de<br />
realisatiefase.<br />
Overheden hebben nog geen traditie om hun diensten<br />
op maat van ‘de klant’ bekend te maken. Disciplineoverstijgende<br />
projecten smeken om een ‘geïntegreerd<br />
loket’ dat ze wegwijs maakt. Te veel subsidiesystemen<br />
enten zich op een artificiële en gefixeerde opdeling:<br />
“Ja maar, is het muziek of beeldende kunst, jeugd of<br />
podiumkunsten, cultuur of toerisme?” Een (cultuur)<br />
beleid dat voorwaarden wil scheppen die de samenleving<br />
in staat stellen om actief te participeren en de<br />
lijfgeur van de stad mee te bepalen, kiest best voor een<br />
geïntegreerde aanpak, met veel ruimte voor<br />
experiment en creatie.<br />
VERLANGEN, VERMOGEN, VERBONDENHEID<br />
De ‘actualisering’ van het culturele erfgoed is niet de<br />
enige reden om nieuwe onderhuidse initiatieven te<br />
stimuleren; dat ze ‘vrijheid en blijheid’ in de stad<br />
brengen evenmin. Het zijn uitingen van een nieuwsoortige<br />
vorm van actief burgerschap, acties die<br />
getuigen van engagement. Ze geven de samenleving<br />
mee vorm en mobiliseren daarbij een alternatief<br />
netwerk. Volgens Europees onderzoek is actief burgerschap<br />
een leerproces, gestructureerd volgens drie<br />
dimensies: ‘verlangen’, ‘vermogen’, ‘verbondenheid’. 1<br />
Anders geformuleerd: het persoonlijke of sociale<br />
aandachtspunt waarvoor je je verantwoordelijk voelt,<br />
het vermogen (vaardigheden, kennis, ervaringen) om<br />
de uitdaging aan te gaan, en verbondenheid met<br />
1. De drie V’s – ‘Verlangen’, ‘Vermogen’ en ‘Verbondenheid’ – zijn de<br />
Nederlandstalige tegenhangers van de drie C’s – ‘Challenge’, ‘Capacity’ en<br />
‘Connection’ – die in het kader van het ETGACE-onderzoek ontwikkeld<br />
werden. ETGACE staat voor Education and Training for Governance and<br />
Active Citizenship in Europe, een Europees onderzoek naar actief burgerschap<br />
dat in België wordt verzorgd door Danny Wildemeersch, Anne Snick<br />
en Veerle Stroobants (KU Leuven, faculteit Psychologie en Pedagogische<br />
Wetenschappen, afdeling Sociale Pedagogiek). Zie ook<br />
www.surrey.ac.uk/Education/ETGACE/index.htm
andere mensen, meningen en overtuigingen. Vaak<br />
zijn kleinschalige, informele initiatieven precies met<br />
die dimensies aan de slag. Hun verlangen en verbondenheid<br />
zijn complementair met de expertise van het<br />
klassieke veld. Zo raken steeds vaker jonge honden<br />
betrokken bij de vertaling van oude tradities naar de<br />
actuele samenleving. Want wie wil geen frisse neus<br />
halen?<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
6.000 euro<br />
de hondsjaren vzw<br />
Maaltebruggestraat 43<br />
9000 Gent<br />
www.hondsjaren.be<br />
e-mail: bimbam@hondsjaren.be<br />
VEERLE DEVOS EN TOBIAS DE PESSEMIER<br />
273<br />
PORTRETTENGALERIJ
GENT CULTUURSTAD<br />
274<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Oude films en<br />
een nieuwe rol<br />
Lentemode voor man en vrouw (1976), installatie van<br />
de nieuwe gemeenteraad en Willy De Clercq politicus<br />
van het jaar (1977), mislukte stunt van John Massis en<br />
interview met eerste minister Wilfried Martens (1979),<br />
kroonkurkenactie en een prijs voor Hugo Claus (1980),<br />
de oude en de nieuwe Bijloke (1982), bezoek van<br />
François Mitterand aan Gent (1983) …<br />
STEVEN THIELEMANS<br />
met dank aan Leen Charles en Wout De Vuyst<br />
SAMENVATTING<br />
Het Stadsarchief Gent bewaart exemplaren van de<br />
regionale filmjournaals die vroeger in Gentse<br />
bioscopen als Capitole, Majestic, Select, Savoy, Century<br />
en Rex werden vertoond. De thema’s van deze<br />
filmjournaals zijn zeer verschillend en van groot lokaal<br />
belang. Ze illustreren de meest diverse aspecten van<br />
het maatschappelijk leven uit het nabije verleden van<br />
de stad (vanaf 1976).<br />
Deze 35mm-films kunnen momenteel alleen<br />
getoond worden met behulp van een speciale<br />
Onvoorstelbaar hoe opslorpend dat<br />
projector. Hierdoor is het zowel voor<br />
– even bijna vergeten – verleden Gentenaars in het algemeen als voor onderzoe-<br />
voor een zeer divers publiek is<br />
kers moeilijk tot onmogelijk deze films te<br />
bekijken.<br />
SAMENWERKING<br />
Zowel experts als het grote publiek zijn sterk in deze<br />
filmjournaals geïnteresseerd. Dat bleek bijvoorbeeld<br />
tijdens het Erfgoedweekend 2001. Toen kwamen er<br />
zo’n drieduizend bezoekers op een frisse avond in mei<br />
naar de Nacht van de Bijloke. In een samenwerking<br />
tussen het Stadsarchief en de Erfgoedcel Gent (Gent<br />
Cultuurstad vzw) werd toen in de binnentuinen van de<br />
Bijlokesite onder meer een selectie filmjournaals<br />
getoond.<br />
Deze vertoningen waren zeer succesvol. Sommige<br />
toeschouwers, onder wie de stadsarchivaris zelf, sleten<br />
vrijwel de hele avond voor het doek. Het opfrissen van<br />
herinneringen aan het (alledaagse en soms minder<br />
alledaagse) leven uit een niet zover verleden blijkt<br />
voldoende boeiend om de koude te trotseren.<br />
Onvoorstelbaar hoe opslorpend dat – even bijna
vergeten – verleden voor een zeer divers publiek is:<br />
hoe herkenbaar, maar ook hoe anders soms…<br />
Tijdens het Erfgoedweekend 2002 werd een nieuwe<br />
selectie filmjournaals getoond. De samenwerking werd<br />
uitgebreid naar onder andere ‘t Archief. Gent on files<br />
vzw (vriendenvereniging Stadsarchief) en het Museum<br />
voor Industriële Archeologie en Textiel. Met de steun<br />
van de Vlaamse overheid, de Koning<br />
Boudewijnstichting en de Nationale Loterij worden de<br />
filmjournaals overgezet op een makkelijker consulteerbare<br />
drager, die zowel toekomstige publiekswerking<br />
als goede bewaring garandeert.<br />
SAMENLEVING<br />
De interesse van een groot (ook niet-gespecialiseerd)<br />
publiek is een belangrijke motivatie en heeft een reële<br />
bijdrage geleverd in de beslissing van alle betrokken<br />
partners om dit project op te zetten. Bovendien vervalt<br />
met dit project de vaak kunstmatig beklemtoonde<br />
afstand tussen publiekswerking en goede bewaring.<br />
Ontsluiting én behoud en beheer gaan hier wel<br />
degelijk samen.<br />
Het is dan ook onze taak het publiek verder de resultaten<br />
van het project te tonen: via evenementen als het<br />
Erfgoedweekend, via integratie binnen bestaande initiatieven<br />
zoals de filmvoorstellingen in het M.I.A.T. of<br />
het Internationaal Filmfestival Gent… Er wordt ook<br />
onderzocht of de verkoop aan het publiek, van op<br />
video of dvd overgezette films geen middelen kan<br />
genereren die betere bewaring, stapsgewijze<br />
digitalisering en verdere ontsluiting mogelijk maken.<br />
Waarom bestaat er zo een grote interesse voor deze<br />
filmjournaals? Misschien heeft het te maken met de<br />
herkenbaarheid van het nabije verleden; misschien<br />
met de directe betrokkenheid op de stedelijke leefomgeving;<br />
misschien met de verhalende kracht;<br />
misschien met de diversiteit aan thema’s uit het leven<br />
van alledag… Herkenbaarheid en betrokkenheid lijken<br />
bij wijze van spreken alle Gentenaars meteen tot<br />
onvermijdelijk geïnteresseerden te maken!<br />
ENIGE REFLECTIE<br />
Dit al bij al kleinschalige project heeft ook nog andere<br />
doelstellingen dan de genoemde concrete realisaties.<br />
We hopen immers het actuele denkproces rond<br />
erfgoed, volkscultuur en hun maatschappelijke rol<br />
mee aan te zwengelen. Dat wordt in een optimale<br />
situatie steeds meer een breed maatschappelijk denkproces:<br />
meedenken in plaats van geconfronteerd<br />
worden met wat enkel(e) experts bedacht hebben.<br />
Dit project wil een kleine bijdrage leveren op het vlak<br />
van de maatschappelijk essentiële dialoog en grensvervaging<br />
binnen de erfgoedsector. Op dat vlak rijzen<br />
immers veel uitdagende vragen. Wie? Publiek-expertsbeleidsmakers.<br />
Wat? Materieel-immaterieel. Waar?<br />
Wijk-stad-regio. Wanneer? Verleden-heden-toekomst.<br />
Waarom? Ontsluiten-bewaren…<br />
Deze reflectie lijkt misschien te suggereren dat de rol<br />
van de experts vermindert. Het tegendeel is waar! Het<br />
tot stand brengen van deze dialoog vraagt immers van<br />
de experts dat ze een essentiële intermediaire rol waarmaken<br />
in het erfgoedveld, namelijk die tussen het<br />
erfgoed (de dingen, de verhalen) en het publiek (de<br />
mensen). Net die twee factoren zijn in de erfgoedsector<br />
van wezenlijk belang! Meer dan alleen een<br />
verdere ontwikkeling van instituten en professionaliteit,<br />
vraagt deze rol van de experts een aanzienlijke<br />
dosis creativiteit.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Gent Cultuurstad vzw<br />
Bijlokekaai 7b<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-269 87 90 - fax: 09-233 07 09<br />
e-mail: gentcultuurstad@gent.be<br />
STEVEN THIELEMANS<br />
275<br />
PORTRETTENGALERIJ
DE LETTERHOUTEMSE TONEELGROEP<br />
276<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Het populaire en<br />
elitaire voorbij!<br />
Het Bal als drempelverlagende productie voor<br />
de toekomstige werking van Cultuurcentrum<br />
De Fabriek<br />
BJÖRN RZOSKA<br />
Sinds jaar en dag woedt in diverse gezelschappen<br />
wetenschappers, beleidsmakers, mediamensen en<br />
professionele cultuurmakers een hevige discussie: wat<br />
is populaire en wat is elitaire cultuur en vooral… waar<br />
trek je de grens? De Leuvense cultuursocioloog Rudi<br />
Laermans bond onlangs de kat de bel nog eens aan<br />
door te opperen dat “in de nabije toekomst het onderscheid<br />
tussen ‘hoog’ en ‘laag’, ‘kunst’ en ‘vermaak’<br />
verder zal vervagen […]”. Immers, voor een steeds<br />
groter wordende groep cultuurconsumenten is het van<br />
geen betekenis meer of iets artistiek of populair is.<br />
Enkel de zelfbeleving van het eigen ik staat bij de<br />
keuze voorop, Laermans heeft het dan ook over<br />
‘vlottende passanten’ die zappen tussen elitaire en<br />
populaire producten. 1<br />
Een wetenschap die zich jarenlang met de studie van<br />
de populaire of lage cultuur heeft ingelaten, is de<br />
volkskunde. Volkskundigen meenden lange tijd dat het<br />
authentieke juist te vinden was bij ‘het volk’ en niet bij<br />
de elite die te veel onder invloed stond van internationale,<br />
moderne tendensen. Reeds<br />
Ze kwamen terug om enkele jaren hebben de belangrijkste<br />
professionele volkskundige beoefe-<br />
mee te dansen<br />
naars de dichotomie tussen elitaire<br />
en populaire of lage cultuur verlaten.<br />
Vandaag de dag bestuderen volkskundigen de brede<br />
volkscultuur of de cultuur van alledag zonder onderscheid<br />
tussen rang of stand. Bij hen verschuift de<br />
discussie zich naar de gehanteerde – voor velen ideologisch<br />
geladen – concepten volk en volkscultuur.<br />
Een aanverwant boeiend thema waar volkskundigen de<br />
laatste jaren mee zijn begaan, is de problematische<br />
relatie tussen het professionele en wetenschappelijke<br />
enerzijds en het amateuristische of toegepaste veld<br />
anderzijds. In Vlaamse volkskundige kringen stond<br />
men traditioneel erg<br />
sceptisch tegenover de<br />
vertaling of representatie<br />
van volkscultuur naar het<br />
grote publiek. De<br />
Nederlandse historicus<br />
1. R. Laermans, Het Vlaams cultureel<br />
regiem. Onderzoeksrapport in<br />
opdracht van het Ministerie van de<br />
Vlaamse Gemeenschap,<br />
Administratie Cultuur, Leuven,<br />
Centrum voor cultuursociologie,<br />
2002, 198 blz. + bijlage. (hier blz.<br />
175-186).
Herman Roodenburg pleitte onlangs echter voor een<br />
‘reflexieve betrokkenheid’ van de professional bij wat<br />
de Amerikanen ook wel definiëren als public folklore. 2<br />
Enkele jaren geleden leek me dit een ver-van-mijnbed-discussie,<br />
tot ik enkele maanden geleden midden<br />
in de problematiek terechtkwam.<br />
DANSCULTUUR<br />
Als kersvers cultuurfunctionaris in Sint-Lievens-<br />
Houtem kreeg ik het verzoek van de lokale toneelvereniging<br />
een groots opgezet project rond de verdwenen<br />
danscultuur in het dorp wetenschappelijk en inhoudelijk<br />
te ondersteunen. Bedoeling was de mogelijkheden<br />
van het dansen als ontmoetingsmiddel in het buurten<br />
verenigingsleven aan te tonen. Meteen begreep ik<br />
de hierboven geschetste discussie al iets beter en<br />
kwam ik spontaan terecht in de positie van ‘reflexieve<br />
betrokkenheid’. Immers, vier jaar lang ben ik professioneel<br />
als wetenschapper bezig geweest met een<br />
historische studie naar de volkskundebeoefening in<br />
Vlaanderen in de jaren 1918-1945. Verder ben ik tot op<br />
vandaag redactiesecretaris van het tijdschrift<br />
Volkskunde, dat al meer dan honderd jaar op een toonaangevende<br />
wijze onderzoek voert naar volksculturele<br />
thema’s. In de samenwerking met de Letterhoutemse<br />
toneelgroep heb ik echter nooit het beklemmende<br />
gevoel ervaren me als wetenschapper te veel op glad ijs<br />
te begeven. Dat was vooral te danken aan de ernst<br />
waarmee de toneelgroep haar boeiende project realiseerde.<br />
Aan de hand van gerichte enquêtes, aangevuld<br />
met diepte-interviews, werd het hele Houtemse dansgebeuren<br />
van de jaren 1930 tot nu in kaart gebracht.<br />
Uitgangspunt bij de productie Het Bal, die gebaseerd<br />
is op de film van Ettore Scola, was vooral te focussen<br />
op de jaren 1930 tot 1950. Toen kende ook Sint-<br />
Lievens-Houtem, net als menig ander dorp in<br />
Vlaanderen, een bloeiende danscultuur. In verscheidene<br />
achterzaaltjes van herbergen danste de jeugd elke<br />
zondagnamiddag. Vaak was het hun enige verzetje na<br />
een week noeste arbeid in de lokale textielfabriek Saey.<br />
Meestal werd de muziek live gebracht, hoewel na de<br />
Tweede Wereldoorlog meer en meer de jukebox zijn<br />
intrede deed.<br />
De Letterhoutemse toneelgroep wilde de toeschouwer<br />
niet enkel opnieuw meevoeren naar dat verleden,<br />
maar hoopte vooral de bezoekers te transformeren van<br />
‘passieve kijkers’ naar ‘actieve dansers’ of in de termen<br />
van Laermans van ‘vlottende passanten’ naar<br />
‘betrokken participanten’. Vandaar dat de voorstelling<br />
gewoon doorliep en moest uitmonden in een heus bal<br />
waarbij de grenzen tussen acteurs en toeschouwers,<br />
tussen scène en schouwburg verdampten.<br />
Dat een en ander wel degelijk werkte, bleek niet enkel<br />
uit de massale opkomst – elke voorstelling was dagen<br />
vooraf uitverkocht, waardoor een kleine 2000 mensen<br />
Het Bal bijwoonden – maar ook uit de vaststelling dat<br />
sommige bezoekers achteraf meermaals terugkwamen<br />
om na de voorstelling mee te dansen… Over magie<br />
gesproken! Een sterker argument om aan te tonen dat<br />
Het Bal zijn doelstelling volledig inloste, is moeilijk te<br />
vinden. Jong en oud vonden na elke voorstelling<br />
massaal de dansvloer en dit tot in de vroege uurtjes.<br />
GODENGESCHENK<br />
Los van mijn historische vorming en volksculturele<br />
belangstelling had ik, als cultuurfunctionaris, stilletjes<br />
gedroomd van een dergelijk succes. Mijn huidige<br />
functie was dan ook een extra argument om in te gaan<br />
op de vraag tot medewerking vanuit de<br />
Letterhoutemse toneelgroep. Sinds september 2001<br />
beschikt Sint-Lievens-Houtem over een gloednieuw<br />
cultuurcentrum, De Fabriek. Voor een landelijke<br />
gemeente is zo’n culturele infrastructuur niet zo<br />
evident. Maar voor heel wat inwoners doet het nieuwe<br />
gebouw wat vreemd aan. Vele Houtemnaren stellen<br />
vragen bij het nut van een heuse<br />
culturele tempel. De drempel ligt<br />
voor sommigen erg hoog, velen<br />
gaan er immers van uit dat<br />
cultuur niet aan hen is besteed.<br />
BJÖRN RZOSKA<br />
2. H. Roodenburg, Tussen<br />
distantie en betrokkenheid. ‘Public<br />
folklore’ en de volkskunde in<br />
Nederland en Vlaanderen, in:<br />
Mores. Tijdschrift voor volkscultuur<br />
in Vlaanderen, Brussel, jg. 2, 1,<br />
2001, blz. 5-8.<br />
277<br />
PORTRETTENGALERIJ
DE LETTERHOUTEMSE TONEELGROEP<br />
278<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
De Letterhoutemse toneelgroep wilde koste wat het<br />
kost in het nieuwe cultuurcentrum spelen, gedreven<br />
door de ambitie de lokale gemeenschap te overtuigen<br />
van de grote toegankelijkheid van het nieuwe huis. De<br />
grote leidmotieven binnen het huidige cultuurbeleid in<br />
Vlaanderen, zoals gemeenschapsvorming, cultuurspreiding<br />
en cultuurparticipatie vonden een perfecte<br />
symbiose in de productie Het Bal. Vele inwoners van<br />
de gemeente bezochten voor het eerst CC De Fabriek<br />
en konden vaststellen dat er wel degelijk iets voor hen<br />
te beleven viel. Ze proefden van een eerlijke culturele<br />
manifestatie die zich bewoog voorbij de discussie over<br />
populaire en elitaire cultuur, en waarin met name de<br />
zelfbeleving van het eigen ik centraal stond. Het Bal<br />
was dan ook een waar godengeschenk voor de lokale<br />
uitstraling van het nieuwe cultuurcentrum De Fabriek.<br />
Voor de toekomstige werking van het cultuurcentrum<br />
wordt het vooral van belang de ingeslagen weg verder<br />
te bewandelen. In het programma voor het seizoen<br />
2002-2003 werd geopteerd voor toegankelijke kwaliteitsproducties,<br />
die De Fabriek op termijn hopelijk<br />
doen uitgroeien tot een regionaal bekende culturele<br />
ontmoetingsplaats. Dit onmiddellijk gaan typeren als<br />
een ‘volksculturele’ inslag, gaat me echter te ver. Het<br />
zou overigens radicaal ingaan tegen de huidige<br />
tendens in het debat over cultuur in Vlaanderen.<br />
Dat Het Bal het cultuurcentrum voor het eerst uit zijn<br />
voegen heeft doen barsten, is ook bij de jeugdverenigingen<br />
niet onopgemerkt voorbij gegaan. Zij spelen<br />
met het idee Het Bal jaarlijks te organiseren in samenwerking<br />
met de Letterhoutemse toneelgroep. Zelf<br />
droom ik ervan ooit een heus dansfeest met een<br />
antieke kermis en dito circus op het Marktplein te<br />
organiseren. Voorlopig beperk ik me echter tot een<br />
even boeiende opdracht: cultuurcentrum De Fabriek in<br />
de toekomst verschillende keren per seizoen te laten<br />
‘dansen’.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3.000 euro<br />
De Letterhoutemse toneelgroep<br />
Hazenakkerstraat 11<br />
9520 Sint-Lievens-Houtem<br />
tel.: 053-63 01 81 - fax: 053-62 43 86<br />
e-mail: lieven.latoir@pi.be
Hotel Ideal<br />
MARC VERSTAPPEN<br />
MARC VERSTAPPEN<br />
WAT IS HOTEL IDEAL<br />
De beginselverklaring is kort: van een als problematisch<br />
ervaren buurt het stralende middelpunt van de<br />
stad maken door middel van een sociaal-artistiek<br />
project dat tot ieders verbeelding moet spreken.<br />
‘Winkelen’ staat centraal in het concept. Hotel Ideal<br />
bundelt het werk van artiesten, gezelschappen uit de<br />
podiumkunsten, straathoekwerkers, verenigingen,<br />
bevlogen individuen, handelaarsverenigingen enzovoort.<br />
De eerste editie vond plaats tijdens het Tweetaktfestival<br />
(april 2001) in Antwerpen: tussen het station en het<br />
cultuurcentrum van Berchem. De feestelijke opening<br />
op Paasmaandag, met een optocht, trok de aandacht<br />
van de hele buurt: meer dan 1000 mensen reageerden<br />
enthousiast en zorgden voor een elan dat de hele week<br />
bleef bestaan.<br />
Pendelaars in het station werden verrast met een<br />
talkshow vanuit een chique hotelkamer. Piccolo’s<br />
deelden zeepjes uit. In de straat werden verhalen<br />
verteld, installaties gebouwd, een fototentoonstelling<br />
ingericht…<br />
Wat de initiatiefnemers (Villanella, Laika en<br />
Made in Taiwan<br />
CCBE) in drie maanden voor elkaar kregen, leek<br />
onvoorstelbaar voor een sector waarin altijd<br />
gepleit wordt voor ‘jarenlange voorbereiding en voorzichtige<br />
inbedding in het delicate sociale weefsel.’ En<br />
tegelijk werd ook duidelijk dat we hier een ‘interessant<br />
en werkbaar model’ in handen hadden.<br />
TURKSE TENT<br />
Een week voor de opening van de eerste Hotel Ideal in<br />
Berchem dreigt een licht crisismoment. Te weinig<br />
eigenaars van leegstaande panden willen hun winkel<br />
ter beschikking stellen of zelfs verhuren. Een paar<br />
mooie projecten zijn letterlijk dakloos.<br />
Net in die situatie komen twee Turkse dames luid en<br />
krachtig een groot pand opeisen “dat hun werd toegezegd”.<br />
Zij willen er een “Turkse tent” openhouden.<br />
Precies het gevraagde pand behoort echter bij de nietbeschikbare.<br />
Bovendien hebben we nu al een tekort<br />
aan panden. Maar de vrouwen dringen aan en na een<br />
279<br />
PORTRETTENGALLERIJ
VILLANELLA, KUNSTHUIS VOOR KINDEREN EN JONGEREN<br />
280<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
goed gesprek blijkt dat zij zelf, samen met familie en<br />
vrienden zo maar even drie panden kunnen leveren.<br />
Uiteindelijk hebben we dus met veel plezier hun werk<br />
financieel ondersteund. En in die ‘Turkse tent’<br />
ontvingen ze iedereen met koekjes en thee, te midden<br />
van de dierbaarste voorwerpen uit de familiegeschiedenis.<br />
Het werd een succes: vrolijke sfeer, de hele<br />
middag de bak vol, een glinsterende uitstalling van<br />
kostbaarheden, een warme ambiance.<br />
Actuele volkscultuur in Berchem. Een schitterend<br />
moment. Een kunstinstallatie op zich werd het, die in<br />
staat was om indringende en juiste vragen op te<br />
werpen. Want beeldt u zich in wat op meer dan de<br />
helft van de tentoongestelde voorwerpen gedrukt<br />
stond. “Made in Taiwan”.<br />
VAN EEN DORPSE OMGEVING NAAR EEN<br />
NIEMANDSLAND<br />
Het kunstencentrum Villanella en het theatergezelschap<br />
Laika waren al jaren actief in Berchem, maar<br />
dan binnen de muren van het cultuurcentrum. Dit<br />
eerste echte artistiek project met burgers en verenigingen<br />
leerde ons het dorpse karakter van Berchem<br />
kennen. Een hecht netwerk van kleinhandel(aars), een<br />
typisch sociaal weefsel van verenigingen waarin<br />
dezelfde mensen opduiken als voorzitter, secretaris,<br />
penningmeester. Af en toe vingen we iets op van de<br />
informele sociale hiërarchie, die we veeleer in een<br />
dorp dan in een stad hadden verwacht. En tijdens de<br />
voorbereiding kregen we verrassende cadeaus zoals die<br />
Turkse jongeman van 17 jaar die in onversneden<br />
Antwerps verzuchtte: “Onder deze kerktoren ben ik<br />
geboren en ik wil hier trouwen en blijven wonen.”<br />
De keuze voor een tweede Hotel Ideal viel op de<br />
O¤erandestraat. Ooit een straat die tot de verbeelding<br />
sprak voor de hele shoppende provincie Antwerpen.<br />
De eerste ‘winkelwandelstraat’. Nu een gebied dat<br />
zoekt naar een nieuwe adem. Om de hoek huisjesmelkers<br />
die politieke vluchtelingen opstapelen (met dank<br />
aan de OCMW’s uit heel Vlaanderen). Een andere<br />
hoek geeft uitkijk op keurige middenklassewijken. En<br />
wat geldt voor de hele buurt: een enorme concentratie<br />
van misschien wel meer dan 100 nationaliteiten op<br />
minder dan een vierkante kilometer. Een amalgaam<br />
van winkels die soms sneller van eigenaar veranderen<br />
dan u en ik van broek. En daartussen handelaars die al<br />
generaties lang actief zijn.<br />
De studie van shoppen en koopgedrag is hip, onder<br />
impuls van de Nederlandse architect Rem Koolhaas.<br />
Studies over vrijetijdsbesteding leerden ons eerder al<br />
dat winkelen het favoriete tijdverdrijf is van de<br />
westerse mens. Actuele volkscultuur? De hoeveelheid<br />
tijd, energie en concentratie die hieraan besteed wordt<br />
door de ‘gewone mens’ is een interessant fenomeen<br />
voor een kunstencentrum. En verder natuurlijk de<br />
winkelomgeving waarin voortdurend gezocht wordt<br />
naar interactie tussen nieuwsgierigheid, verleiding,<br />
visuele en auditieve impulsen.<br />
DE REALITEIT BREEKT IN<br />
“Hotel Ideal maakt van de O¤erandestraat tien dagen<br />
lang de bruisende en stralende Meir van Antwerpen.<br />
Kernwoorden: Kunst, Buurt, Shoppen en Goesting.<br />
Winkels met muziek en feestartikelen. Cafés met<br />
orkest. Verhalen van passanten uit verre windstreken,<br />
een bordeel met sprookjes, een huis verlaten door<br />
20 families. Hotel Ideal heeft een eigen menu: eten in<br />
de buurt.” Zo luidde de eerste promotietekst in het<br />
voorjaar van 2002.<br />
Met een geweldig gevoel voor timing komt mijn voorzitter<br />
even later aanzetten met een zelf ontworpen<br />
fraai drukwerkje met een tekst van Bertold Brecht. “De<br />
dingen zijn zo complex geworden dat een ‘weergave<br />
van de realiteit’ minder dan ooit iets zegt over de<br />
realiteit.”<br />
Begin april ‘02 is de O¤erandestraat het tafereel van<br />
een gewelddadige uitbarsting na een uit de hand<br />
gelopen pro-Palestijnse betoging. Winkels worden<br />
geplunderd. “Het sociaal weefsel is zwaar beschadigd”<br />
zo meldden de kranten.
Het zorgt voor heel wat getob. Relevante artistieke<br />
inhouden en noodzakelijke sociale frivoliteiten moeten<br />
opnieuw getoetst worden. Eerdere keuzes krijgen een<br />
onvermoede lading. Zo wilden we de Berchemse<br />
verhalenwinkel met anekdotes uit de geschiedenis<br />
opnieuw laten ontstaan maar dan met verhalen van<br />
vrouwelijke politieke vluchtelingen. Zo wilden we een<br />
provocerend werk van Joep Van Lieshout (een omgebouwde<br />
bestelwagen met levensecht machinepistool)<br />
neerzetten aan het begin van de straat – de ene dag<br />
gericht naar de buitenwereld, de andere naar de straat<br />
zelf. Zo zouden we op een wilde manier aan de slag<br />
gaan met een lokaal project dat winkeliers coacht bij<br />
het aantrekkelijk maken van hun etalages (iets wat<br />
onze verbeelding werkelijk op hol liet slaan). Zo<br />
wilden we een unieke mix van Afrikaanse swing en<br />
Vlaamse ‘pateekessalons’ verwezenlijken. Zo wilden<br />
we de hotelsfeer nog meer laten voelen op straat met<br />
schitterende rekwisieten uit het romantische hotelleven.<br />
Zo wilden we op zondagochtend tijdens Hotel<br />
Ideal alle buurtbewoners uitnodigen voor een<br />
gezamenlijk ontbijt.<br />
De redactie van het Nederlandse tv-magazine NOVA<br />
vermoedt dat een pro-Palestijnse betoging in Rabat<br />
waaraan maar liefst 2 miljoen mensen deelnamen<br />
(maar die geen vermelding waard werd geacht in het<br />
programma) een grote impact heeft gehad op de<br />
Marokkaanse mensen hier. Een project met schotelantennes<br />
is aan de orde.<br />
Actuele volkscultuur in Vlaanderen anno 02. Voor een<br />
kunstencentrum als Villanella is dit een goudmijn, een<br />
plaats om vragen te stellen, een draaischijf tussen<br />
hedendaagse kunst en een breed publiek. Een waarachtige<br />
ontmoetingsplek om te onderzoeken hoe dat<br />
nu zit met het wezen van de bewoners van Vlaanderen<br />
en hun kunst en cultuur.<br />
U bent welkom in Hotel Ideal.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Villanella, Kunsthuis voor kinderen en jongeren vzw<br />
Verviersstraat 15<br />
2018 Antwerpen<br />
tel.: 03-260 96 10 - fax: 03-272 06 14<br />
e-mail: villa@villanella.be - tim@villanelle.be<br />
MARC VERSTAPPEN<br />
281<br />
PORTRETTENGALERIJ
DE LUUPERS VAN HALLE<br />
282<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
De Luuper van<br />
Halle<br />
Documentatiecentrum voor<br />
volkse feestcultuur en carnaval<br />
ARMAND SERMON<br />
Carnaval is bewust<br />
spiegelen en parodiëren<br />
Dinsdag 26 maart! Verwondering bij het beluisteren<br />
van het ochtendnieuws! De Vlaamse regering belooft<br />
200 euro aan al wie op 11 juli 2002 een buurtbarbecue<br />
organiseert. Tegen de verzuring, terug naar de buurt,<br />
leve de feestcultuur, is het nieuwe adagium. 1 Dit na<br />
jaren van beleid gericht op ‘Ernst’ en ‘Cultuur’. Is er<br />
iets fout aan ‘Cultuur’ met een grote C? Integendeel,<br />
maar die grote C mist respons op wat misgaat aan de<br />
basis. 2<br />
De inkomstenkloof tussen arm en rijk lijkt niet te<br />
dichten in de postindustriële maatschappij. Bovendien<br />
groeit de tegenstelling tussen wie toegang heeft tot de<br />
moderne communicatiemiddelen en wie niet. Terwijl<br />
een groot gedeelte van de bevolking het gebruik van de<br />
fax nog niet kent, trekt de digitale voorhoede de cybermaatschappij<br />
binnen. Ook de toegang tot de culturele<br />
consumptie is onderhevig aan het Mattheuse¤ect. We<br />
leven in een duale maatschappij.<br />
Oude volksbuurten stellen een kwijnend verenigingsleven<br />
tegenover het overaanbod aan culturele evenementen<br />
voor het geschoolde marktsegment. In<br />
sommige buurten ontbreekt zelfs een café, dat<br />
historisch bastion van de volkscultuur.<br />
Zonder basisstructuren vervaagt het sociale weefsel.<br />
De contacten worden schimmig, de sociale controle<br />
verdwijnt. De minst mobiele inwoners vereenzamen.<br />
De straten waar vroeger een netwerk van kermissen en<br />
buurtanimatie bestond, zijn nu leeg. Vertier en<br />
ontspanning worden elders gezocht. Zowel het<br />
commerciële circuit als de overheidsinstituten concentreren<br />
hun producties in megatenten. Zij die buiten<br />
het aanbod vallen, trekken zich terug achter hun beeldbuis.<br />
Hun wereldbeeld wordt bepaald door de rampen<br />
1. Iedereen die een buurtfeestje wil bouwen die dag, komt in aanmerking<br />
voor een of twee Vlaamse 11 juli-cheques van 200 euro. De burenfeestjes<br />
moeten bedoeld zijn om de contacten tussen de mensen aan te halen. Dit<br />
initiatief is vooral bedoeld om de sociale cohesie in de Vlaamse wijken te<br />
versterken en de verzuring van de samenleving tegen te gaan. De Vlaamse<br />
minister van Cultuur, Bert Anciaux, heeft ook al een naam voor het beleid<br />
dat de verzuring tegengaat: het verzoetingsbeleid. De Standaard 8 februari.<br />
2. Zie de beleidsverklaring Bouwstenen voor het decreet & besluit voor de<br />
sociaal-culturele verenigingen, vormingsinstellingen, bewegingen.<br />
http://www.socius.be/index.html.
op het tv-journaal of de crime van de B-films op de<br />
populaire zenders. Het openen van de voordeur<br />
veroorzaakt een subjectief onveiligheidsgevoel.<br />
Eenmaal een bepaalde leeftijd voorbij, blijft men bij<br />
avond beter thuis. Want er is ook een reële onveiligheid.<br />
Wie sociaal en economisch uit de boot valt, is ook<br />
minder aanwezig in het verenigingsleven.<br />
Opleidingsniveau en levensbeschouwing bepalen in<br />
hoge mate het deelnemen eraan. Het verenigingsleven,<br />
van welke aard ook, is echter een stabiliserende<br />
factor in de maatschappij. Verenigingen zijn een leerschool<br />
in overleg en democratische besluitvorming.<br />
Men is immers vrijwillig lid, actieve deelname is<br />
evenredig met de inspraakmogelijkheden. Een maatschappij<br />
waar aan de basis een rijk potentieel aan<br />
structuren en samenwerkingsverbanden bestaat, zou<br />
minder vatbaar zijn voor extremistische avonturen. Er<br />
is een hogere mate van identificatie met de gemeenschap<br />
en de algemeen aanvaarde maatschappelijke<br />
waarden. 3<br />
Het nieuwe cultuurbeleid wil het verenigingsleven aan<br />
de basis herstellen, met respect voor de eigenheid van<br />
de lokale cultuur. Men promoot directe cultuurparticipatie,<br />
het opzetten van artistieke projecten met<br />
specifieke volkse doelgroepen. Een van de hefbomen<br />
tot buurtintegratie en herstel van het sociale weefsel is<br />
het opnieuw ontwikkelen van de feestcultuur want de<br />
rituelen ervan leveren een belangrijke bijdrage tot het<br />
lokale identificatieproces.<br />
Zo komen we tot het carnaval waarvan ons tijdschrift 4<br />
al jaren de spreekbuis is. In carnavalssteden leeft heel<br />
wat volkscultuur. Het deelnemen aan het (voor de<br />
buitenwereld) improviserende, spontane, ongeorganiseerde,<br />
chaotische, losbandige feest geeft een groot<br />
gemeenschapsgevoel, een echte ‘communitas’. 5 Ook<br />
een dorpsfeest zoals de verkiezing van Tineke van<br />
Heule of de Druivenprinses produceert dat gemeen-<br />
ARMAND SERMON<br />
schapsgevoel. Het carnaval mobiliseert en motiveert<br />
evenwel meer mensen, meer dan dat andere stoeten<br />
en feesten doen – dit tot verwondering van wie met<br />
het fenomeen niet vertrouwd is. Het carnaval heeft iets<br />
meer dan andere vormen van populaire feestcultuur.<br />
De mobiliserende kracht slaat niet enkel op de tienduizenden<br />
die naar de stoeten komen kijken. Nog veel<br />
meer is deze kracht terug te vinden in de tientallen<br />
verenigingen die maandenlang zeer intens werken aan<br />
de voorbereiding. In een relatief kleine stad zoals<br />
Halle, met haar paar tienduizend inwoners, zijn er een<br />
veertigtal o¤iciële carnavalsverenigingen, maar ook<br />
nog tientallen andere, kleine of minder gestructureerde<br />
groepen. Het is onvoorstelbaar hoeveel inspanningen<br />
gevraagd worden aan de leden.<br />
Tijdens een interview stelde een gewezen carnavalsprins,<br />
ooit voorzitter van het Hals carnaval: “Het werk<br />
dat de mensen er een heel jaar insteken. Het bouwen<br />
van de praalwagen. Het ontwerp van de kostuums,<br />
liedjes maken, dat lied instuderen, muziek bijmaken.<br />
Dat gezamenlijk zingen, die dansen uitvoeren, dat is<br />
toch volkscultuur. (…) En het originele is dat ze elk<br />
jaar iets nieuws brengen. Er is een nieuw thema, ze<br />
leren er rond, ze doen opzoekingen. Hun thema is<br />
ingestudeerd en alles moet binnen het thema passen:<br />
muziek, dans, kledij.” 6<br />
Deze mensen zie je meestal niet op het tenniscourt of<br />
bij grote culturele evenementen. Carnaval is een volksfeest.<br />
Bij zijn commentaar op het Romeinse carnaval<br />
3. Zie: Elchardus, M., Huyse, L., Hooghe, M., Het maatschappelijk middenveld in<br />
Vlaanderen: een onderzoek naar de sociale constructie van democratisch burgerschap.<br />
Brussel, VUBPRESS, 2001.<br />
Elchardus, M., Huyse, L., Hooghe, M., Tussen burger en overheid: een onderzoeksproject<br />
naar het functioneren van het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen: samenvatting van<br />
de onderzoeksresultaten. Tor rapport 2000, 5. Brussel, DWTC, 2000.<br />
4. De Luuper van Halle, Tijdschrift voor al wie het Halse carnaval een warm hart toedraagt.<br />
Redactie Sonny Vanderheyden. Lokaal Breugel, Beestenmarkt 13, 1500 HALLE. Contact:<br />
armand.sermon@skynet.be.<br />
5. Deneckere, G., Carnaval en communitas. In: Oost-Vlaamse Zanten, LXXV(2000)3, blz.<br />
241. “De communitas is een toestand waarin een groep zich tijdelijk bevindt en ervaart<br />
als een homogene, niet-hiërarchische, ongestructureerde en vrije gemeenschap. Het is<br />
een ideale toestand, waar mensen naar hunkeren en verlangen, maar die ook moet<br />
georganiseerd en gestructureerd worden. Het ludieke en losbandige communitasgevoel<br />
vereist een ritueel dat enerzijds de roes van eenheid en bevrijding encadreert, maar<br />
anderzijds ook tempert, en eventueel onderdrukt.”.<br />
6. Debrouwer, P. In: De Luuper Van Halle, jrg. 7, nr. 13, februari-maart 2001.<br />
283<br />
PORTRETTENGALERIJ
DE LUUPERS VAN HALLE<br />
284<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
schrijft Goethe: “Das Karneval ist ein Fest, das dem<br />
Volke eigentlich nicht gegeben wird, sondern das sich<br />
das Volk selbst gibt.” 7 Sonny Vanderheyden, hoofdredacteur<br />
van ons tijdschrift, is ook dit facet opgevallen:<br />
“Ik heb bewondering voor al die mannen en vrouwen<br />
die dagelijks een of andere sto¤ige hangar induiken<br />
om daar wat met polyester te kliederen. Ik ben er al<br />
vaak een kijkje gaan nemen. ‘t Is een sociaal gebeuren:<br />
jongeren die soms op school afgeschreven worden,<br />
bewijzen in die carnavalsloodsen dat ze wél talenten<br />
hebben, dat ze creatief zijn, dat ze hard kunnen<br />
werken, in groep en met spirit.” 8<br />
Iedereen, ook de toeschouwer, wordt actief bij het<br />
carnaval. De toeschouwer wordt acteur, een schril<br />
contrast met het passief voyeurisme bij grote cavalcades<br />
of stadsfeesten die nu overal georganiseerd<br />
worden. De metamorfose voltrekt zich zodra de<br />
‘toeristen’ verdwenen zijn. De straat hoort aan de<br />
vermomde, al draagt die slechts een kleurrijke sjaal of<br />
een zonnebril. En zelfs de eenzame zonder kostumering<br />
wordt opgenomen in een werveldans van zingen<br />
en praten. “Carnaval is voor het volk geen kijkspektakel,<br />
het beleeft het.” 9<br />
Het masker heeft ook een therapeutisch e¤ect. De<br />
losbandige dagen zijn een uitlaatklep. Iedereen wordt<br />
voor enkele dagen wat hij niet is. De bangerd vermomt<br />
zich in para, de stoere bink in Voil Jeannet. Het ACWbestuurslid<br />
kiest voor Bin Laden en een zielenpoot<br />
verkleedt zich in Dracula. De werkloze wordt eventjes<br />
bankier en prinsen en koningen zijn er bij de vleet.<br />
Wallebakken smeedt vriendschappen. Vermeende<br />
Arabieren drinken pils en dito Joden eten braadworst,<br />
samen.<br />
De carnavaleske wereld draait omgekeerd en de lach<br />
ervan is zeer complex. “Het is allereerst en voornamelijk<br />
een feestelijk lachen. Dus zeker geen individuele<br />
lach ten overstaan van één of andere potsierlijkheid.<br />
Ten tweede is de carnavaleske lach het bezit van het<br />
gezamenlijke volk. Het volkse is het wezen zelf van het<br />
carnaval. Ten derde willen we in het bijzonder het<br />
utopische karakter van deze carnavallach onder-<br />
strepen. Deze feestelijke lach heeft de waarde van een<br />
wereldbeschouwing, gericht tegen elke superioriteit.<br />
(…) Zo blijven enkel de menselijke, universele en<br />
utopische trekjes van de lach over.” 10 Carnaval is<br />
bewust spiegelen en parodiëren van de omgeving. Het<br />
is meer dan een feestritueel. Het is een methode om<br />
de wereld te analyseren.<br />
Carnaval motiveert en mobiliseert grote groepen<br />
mensen die doorgaans buiten de klassieke culturele<br />
consumptie vallen. Carnaval creëert een eigen cultuurvorm.<br />
Het stimuleren van deelname aan het totale<br />
carnavaleske gebeuren, is een middel om het sociale<br />
weefsel te versterken. Carnaval is een antidotum voor<br />
de verzuring. Misschien kan minister Anciaux volgend<br />
jaar elke carnavalgroep 2003 euro schenken.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3.000 euro<br />
De Luupers van Halle vzw<br />
Kortrijksestraat 129<br />
8501 Kortrijk-Heule<br />
tel.: 0475-83 08 57 - fax: 056-32 04 57<br />
e-mail: armand.sermon@skynet.be<br />
7. Johann Wolfgang Goethe, Römische Karneval. In: Karl Richter, Johann<br />
Wolfgang Goethe, Sämtliche Werke nach Epochen seines Scha¤ens, Band 19,<br />
München: Carl Hanser Verlag, 1964, blz. 484.<br />
8. Interview met Sonny. In: Argusogen, februari 2002, Internet.<br />
9. Bakthin, M., L’oeuvre de François Rabelais et la culture populaire au Moyen<br />
Âge et sous la Renaissance, Paris: Gallimard, 1970, blz. 7. Eigen vertaling.<br />
10. Bakthin, François Rabelais, blz. 16-19. Eigen vertaling.
Vaders filmdoos<br />
WEKKE BUYENS<br />
Ik ben geboren en getogen in Nieuwmoer, een deelgemeente<br />
van Kalmthout, in de Noorderkempen. Er<br />
heerst zelfs in deze prille 21ste eeuw nog steeds een<br />
dorpssfeer en ook een echt dorpsleven. De lokale<br />
gemeenschap is er economisch en sociaal nog sterk op<br />
zichzelf afgestemd. Bijnamen en dorpsfiguren zijn er<br />
nog springlevend. De lokale fietsenmaker blijft met<br />
zijn grappen en grollen op zijn tachtigste de bekendste<br />
inwoner. Het verenigingsleven is er nog erg lokaal<br />
georiënteerd. En er wordt nog echt kermis gevierd.<br />
En toch heeft ook daar de tijd niet stilgestaan, hoor je<br />
ook daar de oudere generatie met weemoed vertellen<br />
over vroeger… over wat er bij een echte dorpsgemeenschap<br />
hoorde… Elk huis was een ontmoetingsplaats.<br />
De hoeken van de straten waren ‘buurtplaatsen’.<br />
Plaatsen om te ‘buurten’, om samen te komen met de<br />
buren en te babbelen… En als er gefeest werd, feestte<br />
het hele dorp.<br />
Vandaag ben ik in Essen actief als gemeentelijk<br />
cultuurambtenaar en word ik op een heel andere<br />
manier met een<br />
Leuk hoe een project kan groeien<br />
dergelijk verleden<br />
geconfronteerd. Hier<br />
blijken namelijk professionele filmopnames te bestaan<br />
over de belangrijke lokale gebeurtenissen in de jaren<br />
‘50 en ‘60. Ze werden gemaakt door cineast Ernst Van<br />
Tomme, destijds onder meer verbonden aan het NIR.<br />
Toen bleek dat de erfgenamen van de cineast onder<br />
welbepaalde voorwaarden bereid waren de films af te<br />
staan aan de gemeente, was de burgemeester – zelf<br />
genealoog – er snel bij om een overeenkomst te<br />
sluiten. De originele opnames zouden in gepaste<br />
omstandigheden worden bewaard en het beeldmateriaal<br />
zou worden overgezet op een video- of dvdmaster.<br />
Daarvan zouden vervolgens, via de heemkundige<br />
kring, kopieën worden uitgeleend voor educatieve<br />
doeleinden. Kortom, conservatie en ontsluiting.<br />
Met een actieve plaatselijke Heemkundige kring en<br />
een jaarlijks gemeentelijk budget voor een ‘kunstwerk’<br />
ging het initiatief al vlug van start. En van het ene<br />
kwam het andere. De opnames kwamen van alle<br />
WEKKE BUYENS<br />
285<br />
PORTRETTENGALLERIJ
GEMEENTEBESTUUR ESSEN<br />
286<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
kanten aangerold, op diverse formaten en van diverse<br />
amateur-cineasten.<br />
DYNAMIEK<br />
Het idee om het project in te dienen voor de<br />
campagne Actuele Volkscultuur van de Koning<br />
Boudewijnstichting was veeleer een bevlieging, een<br />
beslissing genomen op een lucide moment. Maar<br />
daardoor moest er dus wel wat meer gebeuren dan de<br />
films bewaren en vertonen. Als medeoprichter van een<br />
lokale filmclub kon ik snel enkele plannen vormgeven:<br />
openluchtvertoningen, workshops rond videomontage<br />
met oude opnames, filmnamiddagen voor senioren…<br />
En wie weet wat er verder nog allemaal uit de bus<br />
komt op basis van de samenwerkingsverbanden die<br />
daaromheen ontstaan.<br />
Een heel belangrijke samenwerking is die met de<br />
Koninklijke Heemkundige Kring: 73 jaar jong en<br />
uiterst actief – overigens niet alleen met vrijwilligers<br />
maar ook met bezoldigde krachten. En die activiteit is<br />
er niet alleen tot nut van de leden, maar wordt zowel<br />
inhoudelijk als organisatorisch voor een flink stuk<br />
geïntegreerd in het gemeenteleven. Bovendien is de<br />
kring een essentiële steunpilaar in het niet onaardige<br />
(cultuur)toeristische aanbod van Essen en omgeving.<br />
Er is dan ook voortdurend wat te beleven dat inwoners<br />
en bezoekers aanspreekt: vaste en tijdelijke tentoonstellingen<br />
in het Karrenmuseum, het koetshuis, de<br />
kerk, het heemhuis of het Gerard Meeusenmuseum,<br />
deelname aan het erfgoedweekend en de Open<br />
Monumentendag, ambachtsateliers, een ambachtendag<br />
enz. Het karrenmuseum beschikt zelfs over<br />
alle infrastructuur (smidse, wagenmakerij enz.) om<br />
zelf karren te maken. Voorts zorgt de vereniging voor<br />
informatie via tijdschriften en publicaties over volkskundige,<br />
lokaal-historische en heemkundige onderwerpen<br />
uit een ver of nabij verleden en ook via de<br />
bibliotheek (plus archief en documentatiecentrum) en<br />
de al even toegankelijke genealogische werkgroep.<br />
De medewerking aan dit project past ook inhoudelijk<br />
helemaal in de visie van de kring, die in zijn acti-<br />
viteiten altijd een verbinding zoekt met het actuele<br />
leven en de belangstelling van de plaatselijke bevolking.<br />
De heemkundige kring creëert ook hier toegevoegde<br />
waarde, bijvoorbeeld door met de op dvd gekopieerde<br />
films een educatief pakket samen te stellen dat<br />
in de toekomst beschikbaar zal zijn voor de lokale<br />
scholen.<br />
BEELD EN SAMENHANG<br />
Het is altijd leuk om vast te stellen hoe een project kan<br />
evolueren, groeien. Mensen met elkaar in verbinding<br />
brengen is ideeën met elkaar in verbinding brengen.<br />
Je weet waar je begint, maar nooit helemaal waar je<br />
uitkomt en wat er, vertrekkend van dat lokale collectieve<br />
geheugen, allemaal mogelijk wordt.<br />
Dat collectieve geheugen, het fascinerende van de<br />
geschiedenis en de (volks)cultuur en dus ook het<br />
actuele leven leiden samen tot een oneindige som van<br />
verhalen, die steeds opnieuw moeten geschreven<br />
verteld, getoond, gereproduceerd worden. Misschien is<br />
dit de relatie, het verband tussen samenleving en<br />
volkscultuur. Beide zijn en blijven ze onderdeel van<br />
een (oneindige) verzameling verhalen, een verzameling<br />
die het beeld van een gemeenschap (gemeente)<br />
bepaalt en de samenhang versterkt door het doorgeven<br />
van die verhalen.<br />
En hoe meer verhalen er zijn, hoe kleurrijker het beeld<br />
wordt – zelfs met zwartwitopnames.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3.000 euro<br />
Gemeentebestuur Essen<br />
Heuvelplein 23<br />
2910 Essen<br />
tel.: 03-670 01 41 - fax: 03-670 01 55<br />
e-mail: wekke.buyens@publilink.be
Traditionele<br />
spelcultuur<br />
(even) aan de<br />
oppervlakte<br />
ERIK DE VROEDE<br />
Ik ben al jaren bezig met een onderwerp dat me fascineert.<br />
Eerst vanaf de zijlijn, als onderzoeker werkzaam<br />
bij de Vlaamse Volkssportcentrale, geïnteresseerd in<br />
wat er leeft in de marge van de Sport met grote S. En<br />
dat blijkt verrassend veel te zijn. Een beetje verdoken<br />
weliswaar, maar de traditionele sporten of volkssporten<br />
hebben een goede voedingsbodem in Vlaanderen. Er<br />
bestaat een doorgaans schriftloze spelcultuur, wat het<br />
documenteren van het onderzoeksobject bemoeilijkt,<br />
maar wat het tezelfdertijd ook uitdagend maakt. Ter<br />
plekke gaan, veel meespelen, de babbel bij een pintje<br />
achteraf, enthousiasme om de interesse van buitenaf,<br />
verwondering en waardering zelfs. En vooral geestdrift<br />
en ernst als het over de eigen sport gaat, steeds bereid<br />
tot het verscha¤en van uitleg.<br />
VERSCHEIDENHEID OVERKOEPELD<br />
Na verloop van tijd vervaagt de grens tussen de buitenstaander<br />
die observeert en de sympathisant die<br />
betrokken partij wordt. Sympathie die evolueert tot<br />
engagement, je neemt het samen op voor<br />
dit stuk van de sport- en spelscène die zich<br />
Als hij maar goed bolt, al bij al moeilijk staande weet te houden in<br />
meneer<br />
de snel evoluerende wereld. Volkssporten<br />
zijn haast per definitie een regionale<br />
aangelegenheid. Iedere streek heeft zowat<br />
haar eigen volkssport: klepschieten in Limburg, platte<br />
bol in West-Vlaanderen, beugelen en buksschieten in<br />
(Nederlands-) Limburg, dunne krulbol in het<br />
Meetjesland. Afzonderlijk zijn deze groepen sporters<br />
te klein om hun ideeën voor promotie van de eigen<br />
sport in daadkracht om te zetten of om invloed te laten<br />
gelden bij problemen.<br />
Onder het adagium ‘samen sterk’ wordt in 1988 de<br />
Volkssportconfederatie opgericht met een bescheiden<br />
aantal leden, nauwelijks 500. Als koepel met landelijke<br />
werking wordt de federatie door Bloso erkend en<br />
gesubsidieerd – het startschot om de zaken professioneler<br />
aan te pakken, een secretariaat op poten te<br />
zetten, de belangen te behartigen, de her en der<br />
verspreide volkssportdisciplines van de mogelijkheden<br />
ERIK DE VROEDE<br />
287<br />
PORTRETTENGALLERIJ
VLAAMSE VOLKSSPORT CENTRALE<br />
288<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
op de hoogte te brengen. Dat is ook nodig want de<br />
ervaring leert dat de clubs die geen onderlinge<br />
contacten onderhouden, snel verdwijnen. De zaken<br />
gaan goed en na tien jaar werking zijn twintig volkssportdisciplines<br />
aangesloten en is de kaap van 10.000<br />
leden gerond. Terwijl de Volkssportconfederatie de<br />
dagelijkse praktijk volgt en ondersteunt en promotie<br />
maakt op club- en federatieniveau, zet de Vlaamse<br />
Volkssportcentrale haar studie- en documentatieopdracht<br />
voort. Ze blijft bij het grote publiek promotie<br />
voeren voor volkssporten, ontwerpt tentoonstellingen,<br />
creëert toeristische routes, zet een nog steeds druk<br />
beklante uitleendienst voor volkssportmateriaal op.<br />
Ook internationaal ontluikt de interesse voor de traditionele<br />
spelcultuur en er wordt opgekeken naar het<br />
‘Vlaamse model’ inzake omgang met spelerfgoed.<br />
Vlaanderen voelt zich goed in deze internationale<br />
beweging en neemt volop deel aan de culturele<br />
uitwisseling.<br />
VISIES VERANDEREN<br />
Er verschijnen echter wolken aan de einder. Het sportlandschap<br />
dient herbekeken te worden, zo luidt het in<br />
beleidskringen. Te zeer versnipperd heet het, te<br />
gepolitiseerd ook. De beschikbare middelen moeten<br />
e¤iciënter worden aangewend. Er volgen hoorzittingen,<br />
vrijblijvend in de eerste fase. Gaandeweg wordt<br />
het plaatje duidelijker en wordt een nieuw decreet op<br />
de sportfederaties in een definitieve vorm gegoten. Het<br />
decreet wordt goedgekeurd (1999) maar alles zal<br />
afhangen van de uitvoeringsbesluiten, want daarin<br />
moet een sporttakkenlijst opgenomen worden. Zo<br />
wordt de hete aardappel doorgeschoven naar de<br />
volgende minister. Wie op de lijst staat kan erkend en<br />
gesubsidieerd worden, wie niet op de lijst staat, valt uit<br />
de boot. In weerwil van het welluidende ‘zoveel mogelijk<br />
mensen zo regelmatig mogelijk te laten sporten’ in<br />
de ministeriële beleidsbrief, stelt de Vlaamse<br />
Sportraad een lijst op waaruit de volkssporten rigoureus<br />
geweerd worden, wegens onvoldoende ‘cardiovasculaire’<br />
e¤ecten. De minister volgt de lijst: exit volks-<br />
sporten uit de o¤iciële sportwereld.<br />
Of hoe een deel van de sportscène, die dacht uit een<br />
schemerzone geklommen te zijn en erkenning te<br />
hebben verworven, terug naar af wordt verwezen. Het<br />
hele gebeuren kan op weinig begrip rekenen bij de<br />
actieve volkssporters, ze voelen zich te kort gedaan. Als<br />
betrokken voorzitter was het ook voor mij een pijnlijke<br />
ervaring. Het wegvallen van de financiële ondersteuning<br />
woog uiteraard zwaar want het hield een gewis<br />
einde in van de Volkssportconfederatie, maar meer<br />
nog stuitte de enge visie op bewegingscultuur tegen de<br />
borst: een gebrek aan respect voor de medemens met<br />
een andere sportieve vrijetijdsbesteding, dunkt me.<br />
Een zeker dédain voor activiteiten die niet te conformeren<br />
vallen aan de moderne sport met haar maximale<br />
standaardisatie, doorgedreven meetbaarheid en<br />
optimale beheersing van de omgevingsfactoren.<br />
Maar het komt toch nog goed. Twee jaar later is er een<br />
nieuw decreet op de sportfederaties (2001) waarin<br />
volkssporten volksspelen worden die om hun belang<br />
in het sociale weefsel toch (financiële) ondersteuning<br />
verdienen. En dan is er nog het decreet op de volkscultuur<br />
(1999) waar de Vlaamse Volkssportcentrale<br />
onderdak krijgt.<br />
TRADITIE OF GEZELLIGHEID<br />
Al die heisa is de directe aanleiding geweest om het<br />
specifieke onderzoeksproject te starten dat bij de<br />
campagne Actuele Volkscultuur werd ingediend. Het<br />
project is een samenwerkingsverband van de Vlaamse<br />
Volkssportcentrale, de federatie Vlaamse Traditionele<br />
Sporten vzw (de nieuwe naam van de<br />
Volkssportconfederatie) en de KU Leuven (onderzoekseenheid<br />
sociaal-culturele kinesiologie) waar het<br />
oorspronkelijk onderzoek naar de volkssporten in 1973<br />
(o.l.v. van R. Renson) van start ging. 1982 werd nog<br />
uitgeroepen tot het jaar van de volkssporten, dit in het<br />
bredere kader van de campagne sport-voor-allen.<br />
Twintig jaar later worden diezelfde volkssporten uit het<br />
nest gestoten. Is in die korte periode de mentaliteit zo
sterk veranderd? Allicht zijn de volkssporten zelf ook<br />
geëvolueerd. Die vergelijking kan worden gemaakt op<br />
basis van doctoraatsgegevens (H. Smulders) anno 1982.<br />
In het huidige onderzoek willen we ook peilen naar<br />
hoe de sporters zelf tegenover hun activiteiten staan.<br />
En hoe kijken ze aan tegen het traditionele aspect?<br />
Verrassend was de uitspraak van de secretaris van een<br />
schuttersgilde. De verenigingen en gilden die met het<br />
geweer of de buks schieten hebben nogal wat<br />
problemen met de Vlarem-wetgeving en de nieuwe<br />
wapenwet. Er wordt een verbeten strijd geleverd om de<br />
zaak ten goede te keren. Tijdens een grootse viering<br />
met de aanwezige gilden in vol schuttersornaat en een<br />
rijkelijk gesto¤eerde tentoonstelling om het eeuwenoude<br />
verleden in de verf te zetten, kwam het onderwerp<br />
ter sprake. Een relativerende stellingname: “als<br />
het hiermee niet verder kan, dan bedenken we wel iets<br />
anders. Wat echt van belang is, is dat we beweging<br />
hebben, gezellig samen zijn met de familie en de<br />
vrienden.” Is dat de kern van de zaak, de dingen in de<br />
juiste volgorde? Het samenzijn als basis en de tradities<br />
aanwenden om het echter en hechter te maken, echter<br />
als legitimatie naar de buitenwereld, hechter ter<br />
versterking van de groepsidentiteit?<br />
Of die bolder die er niet om maalt of zijn krulbol uit<br />
hout dan wel uit kunststof is gedraaid: “als hij maar<br />
goed bolt, mijnheer”. We kijken uit naar het resultaat.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Vlaamse Volkssport Centrale vzw<br />
Tervuursevest 101<br />
3000 Leuven<br />
tel.: 016-22 54 38 - fax: 016-20 15 95<br />
e-mail: sportimonium@sportimonium.be<br />
ERIK DE VROEDE<br />
289<br />
PORTRETTENGALERIJ
CULTUREEL CENTRUM DE KERN<br />
290<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Komen eten!<br />
GOELE HAEST<br />
De goesting groeit<br />
Als er iets is dat mensen bindt, dan is het eten, kokkerellen,<br />
samen tafelen… De Antwerpse volkswijk Kiel is<br />
(nog steeds) een erg multiculturele en volkse buurt.<br />
Een erg opwindende en veelkleurige smeltkroes, maar<br />
ook een buurt die gekenmerkt wordt door forse bevolkingstegenstellingen<br />
en ware samenlevingsproblemen.<br />
Zonder die moeilijkheden te willen negeren, is het<br />
onze uitdrukkelijke bedoeling bij het organiseren van<br />
projecten te vertrekken vanuit een element van<br />
gemeenschappelijkheid. Daarom bedienen we ons voor<br />
dit ‘project actuele volkscultuur’ zeer bewust van de<br />
eetcultuur: iedereen heeft toch een favoriet gerecht, en<br />
een of ander verhaal dat bij dat gerecht hoort. Een straf<br />
recept of een uitverkoren lijstje met culinaire hoogstandjes?<br />
Daarnaast weerspiegelen gerechten ook een enorme<br />
verscheidenheid: couscous, nasigoreng, spaghetti,<br />
salami, baklava, pita shoarma, sushi, frieten… (zelfs de<br />
spelling- en grammaticacontrole van mijn computer<br />
herkent ze…). De gewoonten en tradities die bij het<br />
eten horen zijn niet altijd bekend, of ze zijn intussen<br />
veranderd, maar we kennen nog wel de gerechten.<br />
Vorige generaties hadden nog die uitdrukkelijke<br />
verwondering als zij de eerste keer iets van een andere<br />
cultuur aten, zo getuigde ook een van de mensen die<br />
meedeed aan ons vorige project, Mauve!Wit: “Als ik in<br />
‘58 op de wereldtentoonstelling kwam, dan was ik ene<br />
keer in mijn leven naar Palma geweest. Ik was 24 jaar.<br />
En die wereldtentoonstelling ging open en dat was of<br />
de wereld voor mij open ging. Ge kwam in contact met<br />
andere culturen. (…) En dat Japanees paviljoen. Daar<br />
gingde eten en daar at ge met stokskes. Dat was iets…<br />
ongelooflijk. Daar spraakt ge dagen van. Daar heb ik<br />
voor den eerste keer maté gedronken. Maté. Dat is<br />
zo’n soort helen stra¤en thee. En dan dacht ge: Wat is<br />
dat, zeg?” (…) (Annie van<br />
Rompaey - 66 jaar). 1<br />
Het succes van<br />
Mauve!Wit, de nood aan<br />
1. De verhalen werden zeer<br />
bewust in het Antwerps<br />
geschreven en zijn een letterlijke<br />
weergave van hoe ze door de<br />
mensen werden verteld.
meer gemeenschappelijkheid op het Kiel, de evidentie<br />
van eten en zonder twijfel ook dit pareltje tekst van<br />
Annie Van Rompaey maakten dat we Kielse kookkunst<br />
koste wat kost wilden realiseren. Het zeer beperkte<br />
budget verhinderde ons wel al onze ambities te<br />
verwezenlijken, maar niet getreurd: schoonheid zit<br />
niet altijd in grootsheid…<br />
De schoonheid zit integendeel vaak net in de eenvoud<br />
van projecten actuele volkscultuur. De herkenning is<br />
steeds groot, de betrokkenheid is zeer persoonlijk.<br />
We vinden onze inspiratie voor projecten als Kielse<br />
Kookkunst graag bij de mensen thuis, omdat volkscultuur<br />
(zoals het woord het zegt) gaat over ‘het volk’ (ook<br />
al komt dit in deze termen redelijk denigrerend over,<br />
wat geenszins de bedoeling is). Volkscultuur gaat over<br />
de mensen, over wat zeker in een cultureel diverse<br />
samenleving de mensen bindt en verbindt of net<br />
onderscheidt. We eten allemaal, maar wat we eten en<br />
hoe we eten is niet alleen cultureel bepaald, het is ook<br />
een gevolg van de opvoeding, van de sociale ‘klasse’<br />
waar we deel van uitmaken. Dit laatste wordt vaak<br />
vergeten… Mooi om dit te illustreren is het idee van<br />
een partner op het Kiel, die voornamelijk met kansarmen<br />
werkt (Chris Haesendonckx - Een Paar Apart),<br />
om een boek ‘armzalige’ gerechten te maken. ‘Stoemp<br />
met een rauw ei’ bijvoorbeeld, dat was in kansarme<br />
gezinnen een heel goed gerecht. Of de tien regels voor<br />
een goede maaltijd zoals die werden opgesomd door<br />
de vrouwen van de Stobbe (een vluchthuis voor<br />
vrouwen): gezelligheid, goed gezelschap, aandacht<br />
voor elkaar… (de tien regels staan allemaal te lezen in<br />
het kookboek). In ieder geval: eten betekent veel voor<br />
mensen. Niet voor niets is de keuken vaak de gezelligste<br />
plek in huis, is de keukentafel de plek waar het<br />
gezin samenkomt, is de uitroep (en dit komt uit de<br />
projectoproep Kielse kookkunst) “Komen eten!!!” ongetwijfeld<br />
in eenieders geheugen gegrift; hoe dikwijls<br />
hebt u dit niet gehoord?<br />
Wanneer ik deze tekst schrijf, is het project nog niet<br />
afgerond, is het verzamelen van verhalen en recepten<br />
volop bezig. Dit is naar ons aanvoelen de moeilijkste<br />
fase in het project omdat wat we concreet willen zien<br />
er nog niet is. Artistiek coördinator Bart Klein en<br />
vormgever Andy Huysmans zullen zich in ieder geval<br />
nog culinair te goed kunnen doen bij het proeven en<br />
uitproberen van alle recepten. Het eindresultaat, een<br />
volksrestaurant en een bijbehorend verhalen/receptenboek<br />
is gepland voor juni. Dan willen we mensen<br />
letterlijk samen laten tafelen, laten proeven van de<br />
recepten en de verhalen, ze laten quizzen (want daar is<br />
Vlaanderen ook zeer sterk in!), en vooral ook elkaar<br />
leren kennen…<br />
Nobele bedoelingen alleszins, maar het kan werken.<br />
Ook bij Mauve!Wit merkten we dat er ‘mooie<br />
momenten ontstonden’ wanneer mensen in de<br />
koªekamer van de tentoonstelling samenkwamen.<br />
Mensen die hun verhaal eveneens wilden vertellen en<br />
die naar gemeenschappelijkheid zochten (“kende gij<br />
den die of weet ge nog dat?”).<br />
De keuze om projecten te organiseren op het Kiel is<br />
organisch gegroeid. CC De Kern kreeg in 1995 een<br />
grote feestzaal op het Kiel onder zijn beheer. Wat we<br />
toen niet wisten, was dat we niet enkel een zaal maar<br />
een hele wijk hadden gekregen. Een wijk die, met<br />
uitzondering van activiteiten georganiseerd door een<br />
cultureel zeer divers verenigingsleven, verstoken bleef<br />
van culturele (en gemeenschapsvormende) activiteiten.<br />
Diverse factoren maken dat we nu kiezen voor elkaar<br />
opvolgende projecten. Die factoren zijn: een infrastructuurprobleem<br />
(de zaal Kielpark bleek door haar<br />
grootte en toestand niet geschikt voor laagdrempelige<br />
culturele activiteiten); het totaal ontbreken van<br />
logistieke en financiële middelen en voldoende<br />
mensen om op jaarbasis een continue werking te<br />
ontwikkelen; de ervaring dat alleen en voor de vuist<br />
weg in de wijk cultuur programmeren, mensen niet<br />
mobiliseert als er geen continuïteit is.<br />
GOELE HAEST<br />
291<br />
PORTRETTENGALERIJ
CULTUREEL CENTRUM DE KERN<br />
292<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Het succes van Mauve!Wit sterkt ons des te meer in de<br />
overtuiging dat een projectmatige aanpak voorlopig de<br />
juiste keuze is. De vervulling van de voorwaarden om<br />
continu te werken – de betrokkenheid van individuele<br />
bewoners en organisaties op het Kiel – kan op deze<br />
manier stelselmatig worden opgebouwd.<br />
De goesting groeit.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3.000 euro<br />
Cultureel Centrum De Kern<br />
Kern 18<br />
2610 Wilrijk<br />
tel.: 03-821 01 20<br />
e-mail: goele.haest@cs.antwerpen.be
Tussen<br />
vuilnisbak en<br />
eeuwigheid1<br />
Een blik op de schrijftafel van Eric De Volder<br />
& Dick van der Harst<br />
ELLEN STYNEN<br />
Emoties die we liever onder<br />
controle hebben<br />
Het leven ligt veel dieper dan verwacht. Het ligt als lakens<br />
weggeschoven onder een matras. Verborgen onder vele lagen<br />
grond. Is zeker weten dat het denken zich zoals water, zich<br />
daar door, dus hoger boort en boven komt daar waar ik zat<br />
te wachten en gulzig dronk. (uit Achiel De Baere 1988)<br />
Ze hebben groene, gele, paarse, blauwgevlekte<br />
gezichten. Ze dragen oude kostuums, vuile trouwkleren,<br />
versleten baljurken. Ze zuchten en geeuwen,<br />
stamelen en stotteren. Ze spreken een taal die in geen<br />
enkel woordenboek terug te vinden is. Ze zijn honderd<br />
jaar of ouder. Of ze zijn dood. Maar ze dansen en<br />
zingen. Mensen, kortom.<br />
Vorig jaar kreeg Dick van der Harst (huiscomponist bij<br />
Het muziek Lod) de Louis Paul Boonprijs 2001 voor<br />
het maatschappelijk engagement en “de binding met<br />
de mens” die in zijn hele oeuvre terug te vinden zijn.<br />
Begin dit jaar mocht Eric De Volder, de bezieler van<br />
Toneelgroep Ceremonia, de Cultuurprijs van de Stad<br />
Gent voor Podiumkunsten in ontvangst nemen,<br />
“omwille van zijn grote artistieke integriteit, zijn<br />
aandacht voor de volkse identiteit en de keuze voor de<br />
thematiek van de mens in zijn kleine leefwereld.”<br />
In 1999 hebben Eric De Volder en Dick van der Harst<br />
elkaar gevonden. Hun samenwerking resulteerde in<br />
Diep in het bos, een productie waarin zeven vrouwen al<br />
zingend en dansend hun angst voor Dutroux en konsoorten<br />
proberen te bezweren. Daarna maakten ze<br />
Vadria, een muziektheatervoorstelling over een familie<br />
die bijeenkomt in de sterfkamer van Vader. En op het<br />
moment van dit schrijven wordt de laatste hand gelegd<br />
aan Zwarte vogels in de bomen, waarin we een blik<br />
werpen op het erf van een kleine boerenfamilie. Drie<br />
uiteenlopende thema’s, maar elke keer op een<br />
herkenbare artistieke manier benaderd.<br />
VEEL EN TOCH MAAR WEINIG VERHALEN<br />
“Mijn werk gaat over mensen”, begint De Volder zijn<br />
manifest. Voor Achiel De Baere<br />
ELLEN STYNEN<br />
1. Kantor, Het theater van de dood.<br />
293<br />
PORTRETTENGALLERIJ
HET MUZIEK LOD & TONEELGROEP CEREMONIA<br />
294<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
(1988) was het uitgangsmateriaal een grote stapel<br />
zakagendaatjes. De Volder kocht ze voor 50 frank op<br />
een rommelmarkt; ze bevatten het dagboek van een<br />
verarmde, zieke duivenmelker uit een Gentse volkswijk.<br />
“Wat mij het eerst raakte, was dat ik dat vond. Ik<br />
dacht, wie heeft de oneerbiedige onbedachtzaamheid<br />
gehad om die inboedel zo te verkopen en iemands<br />
leven zo in de kast te laten zitten? Iemand in totale<br />
anonimiteit weg te sto¤en.” Met hun saluut aan de<br />
eenvoud van een vergeten volksman redden Eric De<br />
Volder en zijn spelers Achiel van de anonimiteit en de<br />
vergetelheid: elke voorstelling opnieuw vertrekken ze<br />
met de hoop dat hun Achilleus het deze keer wel zal<br />
halen, dat het eindelijk goed zal aflopen. De toon voor<br />
alle volgende producties is gezet.<br />
Op de werktafel liggen niet enkel dagboeken en oude<br />
briefwisselingen, maar ook krantenknipsels, foto’s,<br />
kunstboeken, doodsprentjes, medische encyclopedieën,<br />
missalen… Eric De Volder en Dick van der<br />
Harst zoeken materiaal waaraan een geschiedenis<br />
kleeft, waar een potentieel verhaal achter zit. Ze gooien<br />
hun leefwereld open in alle mogelijke richtingen en<br />
leggen hun oor te luisteren. Ze geven een stem aan<br />
diegenen die door de o¤iciële geschiedschrijving nooit<br />
gehoord worden en vertellen hun toeschouwers<br />
authentieke verhalen die universeel herkenbaar zijn.<br />
De Volder: “De gewone dingen boeien mij. Dat heeft te<br />
maken met afkomst en wat ik dagelijks meemaak.<br />
Anderzijds denk ik toch ook dat er slechts enkele<br />
verhalen te vertellen zijn, terug te brengen tot enkele<br />
sprookjes en een aantal archetypische situaties en<br />
personages.” De vraag is hoe het op zich soms banale<br />
uitgangsmateriaal iedere keer weer vertaald wordt naar<br />
dat ene verhaal.<br />
Eric De Volder vergelijkt zijn werk zelf met een soort<br />
visnet dat heen en weer sleept en waar een oogst<br />
uitkomt die een neerslag is van het leven. Met het<br />
materiaal dat hij overal opvist, stuurt hij zijn spelers<br />
op de vloer. Aan de hand van improvisaties zoeken ze<br />
naar aanknopingspunten met hun eigen herinneringen<br />
en verbeelding. Jung is niet ver weg. De Volder<br />
gelooft dat ieder van ons sporen meedraagt uit een ver<br />
verleden en dat we die, als we diep genoeg graven,<br />
opnieuw kunnen bovenhalen om er het eeuwenoude<br />
verhaal mee te vertellen. Hij nodigt zijn spelers uit om<br />
te dansen met de schaduw van hun onbewuste: “Zoals de<br />
zon een schaduw voor mij uitwerpt die beweegt<br />
wanneer ik mij verplaats, zo stel ik mij voor in mijn<br />
verbeelding dat mijn onbewuste ook een schaduw voor<br />
mij uitwerpt. Het is de bedoeling vanuit dat beeld actie<br />
te provoceren voor uzelf.” Op de tonen van “The<br />
Unanswered Question” van Charles Ives gaan de<br />
spelers op zoek naar de latente stemmen in zichzelf,<br />
naar vergeten emoties en herinneringen, naar<br />
archetypische oerervaringen…<br />
HET VERLIES TEGENGAAN<br />
Het materiaal dat uit de improvisaties komt, wordt<br />
door De Volder bewerkt tot een eerste werktekst. Die<br />
tekst is het beginpunt van een nieuwe reeks improvisaties;<br />
zo is er een voortdurende wisselwerking tussen de<br />
vloer en de schrijftafel. “Werk samen / om het volledige<br />
verhaal te vinden, / want niemand bezit het volledige<br />
verhaal.” Ook bij de samenwerking met Dick van<br />
der Harst is er een constante wisselwerking tussen<br />
zijn composities en De Volders schrijfwerk. Van der<br />
Harst zoekt zijn inspiratie dikwijls bij volkse muziekstijlen,<br />
als vertrekpunt voor eigen composities. De<br />
Volder reikt hem zinnen en teksten aan, daar schrijft<br />
van der Harst dan nieuwe muziek voor, die De Volder<br />
weer aanzet om de teksten te vervolledigen… De<br />
uiteindelijke voorstelling is altijd het resultaat van een<br />
lange, intensieve samenwerking en vertelt een verhaal<br />
waarin iedereen zich kan herkennen.<br />
Die herkenbaarheidsfactor is echter niet vanzelfsprekend.<br />
Op het eerste gezicht lijkt het werk van De<br />
Volder en van der Harst niets met onze dagelijkse<br />
realiteit te maken te hebben: de groteske gebaren, de<br />
geschminkte maskers, de verwrongen taal, het onge-
wone instrumentarium, de onbekende muziek… Maar<br />
tegelijk zijn er de triviale anekdotes en de clichés, zo<br />
uit het leven gegrepen. Door ze uit te vergroten, overstijgen<br />
De Volder en van der Harst het banale en anekdotische<br />
en vinden ze een ingang naar ons collectieve<br />
onderbewuste. En juist dat is misschien een van de<br />
belangrijkste taken van de kunstenaar: stem geven aan<br />
het collectieve geheugen van het volk, in een poging<br />
het verlies tegen te gaan.<br />
Zwarte vogels in de bomen gaat over verlies: de teloorgang<br />
van de landbouw zoals die al eeuwenlang bestaat,<br />
de ondergang van een klein familiebedrij∆e dat niet<br />
langer kan opboksen tegen de toenemende industrialisering,<br />
het afbreken van de boerderij die al sinds generaties<br />
van vader op zoon doorgegeven wordt… De<br />
makers vertrokken van de actualiteit, van de dioxinecrisis,<br />
BSE en varkenspest, maar kwamen al snel uit in<br />
een achterkeuken waar de tijd lijkt stil te staan en waar<br />
een boerenfamilie het hoofd boven water probeert te<br />
houden. En net nu verschijnen er studies en artikels<br />
waaruit blijkt dat het grootste probleem van de landbouw<br />
vandaag niet de crisissen zijn waar het nieuws<br />
dagelijks van uitpuilt, maar wel de verborgen armoede.<br />
Het is op die wonde dat Zwarte vogels in de bomen de<br />
vinger legt. Men hoeft geen boer te zijn om de<br />
essentie van de voorstelling te begrijpen; het is niet<br />
zozeer de herkenning van een ervaringswereld als wel<br />
de herkenning van een levenservaring die bepalend is<br />
bij het inschatten van authenticiteit. Zwarte vogels in de<br />
bomen opent een achterdeurtje en laat ons gebeurtenissen<br />
zien die normaal tussen de vier muren van het<br />
bedrijf verborgen blijven, emoties die we liever onder<br />
controle hebben, herinneringen die al lang vergeten<br />
waren. De grenzen met dood, verleden, verbeelding en<br />
droom worden probleemloos overschreden. De knipsels,<br />
foto’s en oude partituren (en meer precies de<br />
verhalen daarachter) op de werktafel van De Volder en<br />
van der Harst komen niet in de vuilnisbak terecht,<br />
maar beginnen hier hun tocht naar de eeuwigheid.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Het muziek Lod vzw & Toneelgroep Ceremonia<br />
Pelikaanstraat 25<br />
9000 Gent<br />
tel.: 09-266 11 33 - fax: 09-266 11 30<br />
e-mail: info@hetmuzieklod.org<br />
ELLEN STYNEN<br />
295<br />
PORTRETTENGALERIJ
STUK KUNSTENCENTRUM<br />
296<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Leuvendijk<br />
BART VAN NUFFELEN<br />
SITUERING<br />
Leuvendijk is een initiatief van de werkgroep<br />
Buurtcultuur en kunstencentrum STUK. De werkgroep<br />
Buurtcultuur is een overkoepelende vereniging<br />
van Leuvense buurthuizen, wijkbureaus, OCMW-diensten<br />
en culturele organisaties. Opzet van het project is<br />
met inwoners van Leuven een voorstelling creëren<br />
onder begeleiding van professionele toneelmakers. Dat<br />
doel werd voor de eerste keer werkelijkheid met de<br />
voorstelling Mammelies (2000) onder de leiding van de<br />
onvolprezen Geert Six. Dit jaar wordt deze traditie<br />
voortgezet met Leuvendijk<br />
Leuvendijk begint waar Waaiendijk eindigde. Waaiendijk<br />
ging in première in de Zomer van Antwerpen 2001.<br />
Dit openluchttoneel vond plaats tegen het vallen van de<br />
avond op een braakliggend veldje ergens in de<br />
Antwerpse wijk Dam. Deze voorstelling doet eind mei<br />
Leuven aan. Net op het moment dat ook het reeds<br />
vermelde toneelstuk van buurtbewoners zou worden<br />
gepresenteerd. In dat vooruitzicht rees het plan om<br />
beide voorstellingen inhoudelijk aan elkaar te<br />
koppelen en te presenteren in één festival.<br />
Zo luidde de droom: Leuvendijk zou een soort van<br />
commentaar worden op Waaiendijk. Van een fictietekst<br />
naar een ‘doorleefd’ toneelspel. Tot hier de theorie.<br />
PRAKTIJK<br />
Gedurende twee maanden heb ik de potentiële deelnemers<br />
aan Leuvendijk geïnterviewd. Met vaak indiscrete<br />
vragen over leven, dromen en<br />
Het spel mag dan minder verlangens. En met vaak ontroerend<br />
eerlijke antwoorden als resul-<br />
virtuoos zijn<br />
taat. Over vergissingen, over<br />
onvergetelijke momenten, over<br />
hoe je staande te houden in een wereld die steeds<br />
sneller draait. Al die antwoorden samen vormden het<br />
uitgangspunt van Leuvendijk. En al snel bleek dat veel<br />
verhalen naadloos in de vertelling van Waaiendijk<br />
pasten.<br />
Het interview met een licht mentaal gehandicapte,
trotse vrouw van 39 was de directe aanleiding voor de<br />
beslissing om de structuur en de verhaallijn van<br />
Waaiendijk ook voor Leuvendijk aan te houden.<br />
Grenzeloos lief vertelde ze me dat ze eigenlijk heel<br />
graag eens wilde trouwen, dat ze als hobby ‘stripkes’<br />
leest, stripkes van Jommeke, hoe ze bang is dat er<br />
ineens mensen dood liggen… En ik dacht terug aan de<br />
repetities met Sofie Decleir (die in Waaiendijk Lutgard<br />
Fonteyn speelt) en hoe het ons doel was om net die<br />
uitstraling te verkrijgen voor haar personage: naïef en<br />
vertederend. Met andere woorden, hier moest Lutgard<br />
Fonteyn niet meer gecreëerd worden, Lutgard Fonteyn<br />
zat voor me. En het was vreemd en mooi tegelijkertijd<br />
hoe de werkelijkheid de fictie steeds overtrof. Vele<br />
verhalen konden de vergelijking met de bestaande<br />
scènes moeiteloos doorstaan en zo werd een nieuwe<br />
versie van hetzelfde stuk gemaakt. Een versie die voor<br />
mijn part in niets onderdoet voor het oorspronkelijk<br />
stuk. Het spel mag dan minder virtuoos zijn, de<br />
vreugde is minstens even groot en de beleving zo<br />
mogelijk nog intenser.<br />
VOLKSCULTUUR?<br />
Daarom kan ik ‘volkscultuur’ soms moeilijk scheiden<br />
van mijn ander theaterwerk. Ik zie duizend<br />
gelijkenissen en slechts enkele verschilpunten.<br />
Misschien heeft het te maken met het groot belang dat<br />
ik als ‘gewoon’ toneelmaker hecht aan de cultuur van<br />
alledag. Als ik een queeste in beeld wil brengen, zal ik<br />
bijvoorbeeld liever het verhaal vertellen van een vrouw<br />
die een tocht onderneemt door een haar vijandig<br />
gezind dorp, dan naar de Griekse mythologie te<br />
grijpen. De herkenbaarheid (en dus de mogelijkheid je<br />
in te leven) vind ik interessant. En wie weet maakt die<br />
‘alledaagsheid’ juist het verschil uit met de zogenaamde<br />
‘hogere cultuur’. Ik weet het eigenlijk<br />
allemaal niet.<br />
Wat ik wel weet; Leuvendijk – dat opgebouwd is uit<br />
stukjes leven – vertelt in al zijn herkenbaarheid uiteindelijk<br />
een universeel verhaal over een moeizame zoek-<br />
tocht naar geluk. En daar is het mij als regisseur om te<br />
doen. Dat het publiek zich door ons stuk aangesproken<br />
en geroerd voelt. Of het nu met professionele<br />
acteurs is of met Leuvense buurtbewoners.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
6.000 euro<br />
STUK Kunstencentrum vzw<br />
Van Evenstraat 2d<br />
3000 Leuven<br />
tel.: 016-23 67 73 - fax: 016-22 46 76<br />
e-mail: An-Marie.Lambrechts@stuk.be<br />
BART VAN NUFFELEN<br />
297<br />
PORTRETTENGALERIJ
MUZIEKPUBLIQUE<br />
298<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
De verborgen<br />
muzikale sterren<br />
van onze<br />
hoofdstad<br />
PETER VAN ROMPAEY<br />
Een grijze maandag in een appartement in<br />
Schaarbeek. Met strakke blik en in kleermakerszit<br />
bespeelt Issa Mbiaye Sow de nianiourou, een eensnarige<br />
Afrikaanse viool. Een televisie als stille getuige.<br />
Het contrast tussen de Westerse televisie en de eenvoudige<br />
nianiouri kon niet groter zijn en symboliseert<br />
perfect het verhaal achter Issa. Gevlucht uit<br />
Mauritanië, na een lange bootreis in Antwerpen<br />
beland. Uiteindelijk heeft hij zich in Brussel gevestigd,<br />
de drukke hoofdstad van België en Europa. In Brussel<br />
kun je de sfeer van Afrika wel opsnuiven door een<br />
bezoek in de winkels van Matonge of met een avondje<br />
uit in l’Horloge du Sud, een gezellig café waar veel<br />
optredens plaatsvinden. Maar als het Issa allemaal te<br />
veel wordt, roept hij zijn thuisland op met de<br />
nianiourou.<br />
Hij mag dan wel een trotse, lange man zijn, achter die<br />
uitstraling zit een verhaal vol verdriet. Als je een beetje<br />
interesse toont voor zijn muziek, word je direct een<br />
grote vriend. Respect, daar draait<br />
Waar muziek de toon zet<br />
het om en Issa krijgt dat lang niet<br />
altijd. Issa en andere hier wonende<br />
muzikanten spelen het soort van<br />
etnische muziek die geregeld op belangrijke podia te<br />
zien is, maar toch komen zij nauwelijks aan de bak.<br />
EXCLUSIEF?<br />
In het theater wordt die muziek plots grote kunst. Ze<br />
krijgt een intellectueel aura en zelfs wetenschappelijke<br />
interesse. Grote concertorganisatoren verkiezen echter<br />
meestal om de muzikanten uit het buitenland te laten<br />
komen. Iets meer dan een jaar geleden werden een<br />
dertigtal muzikanten uit het Kongolese binnenland<br />
nog per charter overgevlogen naar ons land, voor twee<br />
korte optredens tijdens een festival. De muzikanten<br />
stonden er wat verloren bij, niet gewoon om met<br />
microfoons te werken en het optreden leek uit zijn<br />
context gerukt. Wat is de meerwaarde hiervan, vraag je<br />
je dan af. De groep kwam even in een totaal andere<br />
leefwereld terecht en ging enkele dagen later back to<br />
life. Wat dragen ze daarvan mee in hun eigen land?
Wat is de impact van zo’n ervaring? Is die positief<br />
(misschien krijgt de traditie in Kongo daardoor<br />
opnieuw betekenis) of louter negatief?<br />
Waarom programmeert een ander festival ‘exclusieve’<br />
Oost-Europese zangers die soms voor de eerste keer<br />
hun land buitenkomen, terwijl de organisatoren geen<br />
oog hebben voor dergelijke muzikanten die naast de<br />
deur wonen. Het is waar, die nabije groep is niet<br />
bekend, haar optreden niet exclusief, want de muzikanten<br />
spelen op trouwfeesten en op de markt, als<br />
straatmuzikant… Misschien is het publiek op dat vlak<br />
ook wel snobistisch, vinden ze muzikanten die bij ons<br />
wonen niet authentiek.<br />
De wetten van de markt spelen evengoed in wereldmuziek<br />
een rol als in pop of rock. Wie het meest op<br />
televisie of op de radio komt, verkoopt ook het meest.<br />
De intrinsieke waarde van een muziekgroep komt niet<br />
zelden op de tweede plaats. Waarom zou je dan als<br />
organisator het risico lopen onbekende muzikanten te<br />
programmeren die in eigen land wonen, als je gerenommeerde<br />
namen uit het buitenland op het podium<br />
kunt zetten. Je loopt hiermee ook op artistiek vlak<br />
minder risico, want deze artiesten hebben doordachte<br />
technische fiches en biografieën, voldoende promotiemateriaal...<br />
Zo’n redenering verdringt echter de plaatselijke traditionele<br />
muzikanten naar de achtergrond, wat vooral<br />
jammer is op maatschappelijk vlak. Missen we in ons<br />
land geen symboolfiguren uit de migrantengemeenschappen:<br />
in politiek, industrie, media, maar ook in de<br />
cultuur? Spraakmakers die het leven en het debat in<br />
de maatschappij verrijken, figuren waar je trots op<br />
kunt zijn.<br />
PROEFPROJECT<br />
Met het project Verborgen Muziek proberen we onbekende<br />
maar waardevolle volksmuzikanten wél kansen<br />
te geven. We begeleiden ze op muzikaal, technisch en<br />
organisatorisch vlak en stellen hen voor aan het<br />
publiek: in work-in-progress-concerten en tijdens een<br />
festival eind juni. Het is de bedoeling dat ze eind juni<br />
PETER VAN ROMPAEY<br />
klaar zijn voor het serieuzere werk: theaters, festivals,<br />
culturele centra... en dat ze aan de professionele<br />
vereisten zoals technische fiches, foto’s, website en<br />
biografieën beantwoorden. Hopelijk kan het project als<br />
hefboom dienen en het concertlandschap een beetje<br />
openbreken.<br />
Neem nu de groep Tambura Diwan, een groep jonge<br />
‘verborgen’ Turkse muzikanten. Sazspeler en zanger<br />
Emre Gültekin bracht onlangs een cd uit in Turkije,<br />
die het daar niet onaardig doet, maar in ons land heeft<br />
nauwelijks iemand van hem gehoord. Met twee<br />
ouderen hebben ze de culturele vereniging Tambur<br />
Tambura opgericht. Elke zaterdag leren een dertigtal<br />
Turkse kinderen saz spelen in een kleine kamer. De<br />
benepenheid compenseren ze met hun goede moed.<br />
De muzikanten van Tambura Diwan dromen ervan<br />
ook andere instrumenten te kunnen aanleren en<br />
“waarom niet, de jongeren te laten samenspelen met<br />
Belgische muzikanten,“ aldus Emre Gültekin. “Maar<br />
voorlopig moeten we ons behelpen met de middelen<br />
die we hebben.”<br />
Het verhaal van Tambura Diwan vertoont gelijkenissen<br />
met dat van de andere groepen.<br />
Zo is er Habib Mohammed uit Djibouti met de voor<br />
een moslim wat vreemde artiestennaam Père Robert.<br />
Habib woont al vijf jaar als vluchteling in ons land. In<br />
Djibouti was hij een graag geziene professionele<br />
zanger. Omdat hij zich met zijn muziek niet achter<br />
een politieke partij wilde scharen, diende hij het land<br />
te verlaten. In Brussel probeert hij stap voor stap zijn<br />
carrière weer op te bouwen, maar hij mist ervaring<br />
met onze manier van werken. Waar begin je? Met<br />
welke muzikanten?<br />
Of wat te denken van Ys, jonge zangeressen die stevige<br />
referenties hebben: Zap Mama, Studio Pagol,<br />
Oblomov… Toch komen ze niet aan de bak. Zelfs een<br />
erg talentvolle Vlaamse folkgroep als Tantra raakt<br />
nauwelijks aan concerten.<br />
Het is het verhaal van mensen die kansen verdienen.<br />
Met het project Verborgen Muziek proberen we die aan<br />
299<br />
PORTRETTENGALERIJ
MUZIEKPUBLIQUE<br />
300<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
zes groepen te geven. Behalve de vermelde groepen<br />
zijn er Grupo Cumbe uit Colombia en Tsanko<br />
Mladenov & Lioutenitsa uit Bulgarije. We zien<br />
Verborgen Muziek als een proefproject. Er zijn tientallen<br />
andere groepen of muzikanten die even veel<br />
kansen verdienen.<br />
Elke week komen we wel nieuwe volksmuzikanten<br />
tegen: Roemeense zigeuners die om het best spelen,<br />
een Paraguayaanse harpist van topniveau… En dan zijn<br />
er nog diegenen die we bij onze selectie al te bekend<br />
vonden. Maar wat is bekend? Zo is er een bij de<br />
kenners erg gewaardeerde Turkse zanger die<br />
problemen heeft met zijn statuut. De man verhuisde<br />
van Nederland naar Brussel om dichter bij zijn<br />
kinderen te kunnen zijn, maar dat had hij net niet<br />
moeten doen. Als muzikant – we hebben nog steeds<br />
geen artiestenstatuut – slaagt hij er niet in aan te<br />
tonen dat hij vast werk heeft en dat moet je als EUburger<br />
hebben om je in een ander EU-land te kunnen<br />
domiciliëren. Een Marokkaanse berberzanger die een<br />
zestal jaren geleden in Marokko de best verkopende<br />
cassette van het jaar uitbracht, zit in hetzelfde schuitje.<br />
Vandaar… een proefproject. Verborgen Muziek zal niet<br />
meteen alle problemen oplossen. Onze droom blijft<br />
een wereldculturencentrum te creëren in de hoofdstad,<br />
waar traditionele muzikanten uit alle culturen terechtkunnen,<br />
waar je kunt spelen, kijken en luisteren. Een<br />
huis waar de traditionele muziek uit de stad haar<br />
plaats heeft en niet meer verborgen blijft. Een<br />
niemandsland of beter een plek van iedereen, waar<br />
geen onderscheid wordt gemaakt tussen afkomst en<br />
kleur, waar de muziek de toon zet en waar iedereen de<br />
kans krijgt zijn ding te doen.<br />
Een plaats waar papieren de identiteit niet bepalen,<br />
maar waar cultuur het hoge woord voert.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
11.000 euro<br />
Muziekpublique vzw<br />
Adolphe Maxlaan 97<br />
1000 Brussel<br />
tel.: 02-217 26 00 - fax: 02-219 57 01<br />
e-mail: info@muziekpublique.be
Centrum Ronde<br />
van Vlaanderen<br />
De Wielerklassieker in al zijn facetten<br />
GEERT VANDENBON EN<br />
RIK VANWALLEGHEM<br />
GEERT VANDENBON EN RIK VANWALLEGHEM<br />
Het Centrum Ronde van Vlaanderen wordt een multifunctioneel<br />
toeristisch project, opgebouwd rond een<br />
‘belevingsmuseum Ronde van Vlaanderen’. De<br />
opening is gepland voor februari 2003. Het Centrum,<br />
dat mikt op 65.000 bezoekers per jaar, wordt gebouwd<br />
in het hart van het historische Oudenaarde. Het maakt<br />
deel uit van het stedenbouwkundig project Droesbeke,<br />
dat het stadsweefsel tussen de Schelde en de Sint-<br />
Walburgakerk zal invullen. Buiten het museumgedeelte<br />
bevat het complex een sterk ontwikkelde infrastructuur:<br />
een auditorium, een tentoonstellingsruimte,<br />
een vergaderzaal, een toeristische infobalie, een<br />
Rondetaverne, een regioshop. Het Centrum zal ook<br />
openstaan voor verenigingen, instellingen en bedrijven<br />
die initiatieven willen opzetten in een culturele, recreatieve,<br />
educatieve en toeristische context (studiedagen,<br />
tentoonstellingen, presentaties, persconferenties…).<br />
DE RONDE: 89 JAAR OUD<br />
MAAR NOG STEEDS AANTREKKELIJK<br />
De Ronde van Vlaanderen is en blijft een opmerkelijk<br />
gebeuren, geworteld in de Vlaamse volksaard. De<br />
populariteit van Vlaanderens mooiste klassieker neemt<br />
elk jaar toe. Meer dan 500.000<br />
toeschouwers, meer dan 1<br />
Ik ben gefascineerd<br />
miljoen tv-kijkers in<br />
door de fascinatie<br />
Vlaanderen, 50 miljoen<br />
tv-kijkers wereldwijd… Als<br />
initiatiefnemers van het Centrum Ronde van<br />
Vlaanderen benaderen we de Ronde niet als een<br />
topsportevenement maar als een bijzondere uiting van<br />
onze volkscultuur. De Ronde van Vlaanderen is een<br />
‘icoon van het rijke Vlaamse immateriële erfgoed’. De<br />
Ronde ‘leeft’ en wordt ‘beleefd’ in Vlaanderen.<br />
OP ZOEK NAAR DE ZIEL VAN DE RONDE<br />
De Ronde bevat alle elementen voor de ontwikkeling<br />
van een pakkend museum: een sterke traditie, sport<br />
van de bovenste plank, helden en heroïek, drama en<br />
vreugde, spanning en sensatie. Die elementen zijn<br />
gevat in het unieke beeld- en archiefmateriaal dat de<br />
301<br />
PORTRETTENGALLERIJ
CENTRUM RONDE VAN VLAANDEREN<br />
302<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
VRT, Het Nieuwsblad en tientallen archivarissen ter<br />
beschikking stellen.<br />
Het museum is geen klassiek collectiemuseum, wil<br />
geen uitstalraam zijn met oude fietsen, truien en<br />
trofeeën. Het is een belevingsmuseum. De aanpak is<br />
dynamisch, informatief en animerend. Er wordt<br />
gebruik gemaakt van hedendaagse multimediatechnieken<br />
waarin beeld, geluid, computertechnieken,<br />
speciale projecties, wedstrijdsimulaties enzovoort<br />
worden geïntegreerd.<br />
Als belevingsmuseum heeft het Centrum tot doel de<br />
‘ziel van de Ronde van Vlaanderen’ en de brede waaier<br />
van emoties, die elk jaar ter gelegenheid van de<br />
wedstrijd weer opborrelen, te vatten, te analyseren en<br />
te delen met de bezoeker, binnen de brede context van<br />
sportieve, culturele, sociaal-historische en landschappelijke<br />
aspecten van de Ronde.<br />
WORD ZELF JOHAN MUSEEUW OF BRIEK SCHOTTE<br />
Aan de hand van een dag Ronde van Vlaanderen ‘van<br />
start tot finish’, beleef je als bezoeker alle aspecten van<br />
de Ronde, vroeger en nu, niet chronologisch maar<br />
thematisch. Een introductiefilm in het auditorium<br />
opent het bezoek. In de belevingsruimte worden<br />
diverse Rondethema’s in een tiental installaties<br />
verwerkt: het parcours, de deelnemers, de helden en<br />
winnaars, de meteorologische en andere (lichamelijke)<br />
ellende, de kasseien, de hellingen, de aanpak van radio<br />
en tv, de sociaal-historische achtergrond van de Ronde,<br />
de oorlogsjaren, het prijzengeld, de organisatie<br />
vandaag, de toekomst van de Ronde…<br />
De betrokkenheid van de bezoeker wordt opgevoerd<br />
door hem met een digitale badge in de huid van een<br />
‘levensechte’ Rondefiguur te laten kruipen: een renner<br />
(Van Lerberghe, Schotte, Merckx, Museeuw, Leman...)<br />
of een journalist, een verzorger, een cameraman op de<br />
motor… Zo beleeft elke bezoeker zijn of haar specifiek<br />
verhaal tijdens een virtuele wedstrijddag.<br />
ACTUELE VOLKSCULTUUR EN DE RONDE VAN<br />
VLAANDEREN<br />
Actueel: de Ronde lééft.<br />
Volks: de Ronde is van iedereen.<br />
Cultuur: de Ronde behoort tot onze eigenheid.<br />
De Ronde van Vlaanderen is belangrijk geweest voor<br />
de ontwikkeling (en zelfs ontvoogding) van het<br />
Vlaamse volk in de 20ste eeuw. De figuur van de<br />
stichter, journalist Karel Van Wijnendaele speelt hierin<br />
met zijn Sportwereld een belangrijke rol (”Niet<br />
Conscience, maar Van Wijnendaele leerde zijn volk<br />
lezen”). De Ronde (en de sport in het algemeen) was<br />
de trechter waarlangs het Vlaamse volk taalkundig<br />
werd opgevoed en door de Ronde als ultiem volksfeest<br />
te profileren slaagde Van Wijnendaele erin de Vlaming<br />
de dagelijkse sleur en de armoede te laten vergeten<br />
(vooral tussen beide wereldoorlogen in).<br />
De beleving van de Ronde loopt sinds het prille begin<br />
parallel met de ontwikkeling van de media: van<br />
geschreven, beeld- en fantasierijke verslaggeving in<br />
dagbladen, over radioverslaggeving en rechtstreekse<br />
hightechtelevisie, tot de Ronde op het Internet. Maar<br />
de ziel van de Ronde is steeds dezelfde geweest: de<br />
fascinatie van de kleine man voor de helden die<br />
vechten tegen de elementen.<br />
DE RONDE, EEN DEEL VAN ONS LEVEN<br />
Wie even om zich heen kijkt merkt dat de Ronde van<br />
Vlaanderen veel losmaakt, vele Vlamingen inspireert<br />
ook. Elke stad, elk dorp, elk gehucht heeft een eigen<br />
Rondeverhaal. Vaak zijn het kleine dingen, weetjes,<br />
anekdotes. Soms zijn het initiatieven die verder reiken.<br />
Tot op vandaag voedt de Ronde van Vlaanderen creatieve<br />
geesten van alle slag. De voorbeelden liggen voor<br />
het grijpen. De Ronde duikt op in poëzie, straatnamen,<br />
boeken, toneel, kunstwerken, televisie, radio… Maar<br />
ook de ludieke, volkse initiatieven zijn elk jaar weer de<br />
moeite waard: reuzenfietsen, fanfares met<br />
Rondemuziek, teksten in het gras, muurschilderingen…<br />
Iedereen wil zijn fascinatie voor de Ronde<br />
uiten.
Met het museum willen we de duizenden toeschouwers<br />
een spiegel voorhouden. We willen tonen waar de<br />
Ronde vandaan komt, hoe ze historisch is gegroeid op<br />
het substraat van de volkscultuur, hoe ze van die<br />
cultuur deel uitmaakt en waar ze naartoe gaat.<br />
De Ronde is Vlaanderen schatplichtig. De Ronde (is)<br />
van Vlaanderen.<br />
EVENTJES PERSOONLIJK<br />
Ik ben gefascineerd door de fascinatie van honderdduizenden<br />
voor de Ronde.<br />
Ik sta in bewondering voor de gebalde vuisten van die<br />
tienduizenden mensen – vaders, moeders, zonen en<br />
dochters – als ze de helden op de hellingen vooruitschreeuwen.<br />
Ik sta in bewondering voor de handvol zielen die al<br />
om kwart over zes, op een koude zondagmorgen in<br />
april, op de Markt in Brugge postvatten, starend naar<br />
een leeg podium en naar een organisatie in volle<br />
opbouw, terwijl ze weten dat de eerste renners pas<br />
rond negen uur op het toneel verschijnen.<br />
Ik sta in bewondering voor de mythische weerklank<br />
van de Koppenberg. Zelden zal een restauratie van een<br />
monument door de Vlaamse overheid zoveel aandacht<br />
hebben gekregen van de massa, van de pers uit<br />
binnen- en buitenland.<br />
KAN IK IETS TERUGDOEN VOOR DE RONDE?<br />
Het idee om een museum Ronde van Vlaanderen te<br />
creëren is ontstaan in 1992. We zijn dus al zo’n tien<br />
jaar in de weer. Ik voel me schatplichtig aan de Ronde.<br />
De voorbije editie was mijn 15de. Toen ik voor het<br />
eerst meegezogen werd in het idee om een museum te<br />
bouwen over de Ronde voelde ik de kans om mijn<br />
persoonlijke band met de wielerklassieker te concretiseren<br />
en iets toe te voegen (iets terug te geven) aan de<br />
Ronde.<br />
We zijn vergroeid met de Ronde van Vlaanderen, en in<br />
die zin ook bijzonder begaan met de toekomst ervan.<br />
De Ronde van Vlaanderen is een modelwedstrijd, op<br />
sportief vlak en op organisatorisch vlak. Hij staat<br />
GEERT VANDENBON EN RIK VANWALLEGHEM<br />
model voor de andere wedstrijden in Vlaanderen en<br />
voor de andere wedstrijden in het wereldbekercircuit.<br />
De startpresentatie op een groot podium, de brede<br />
publiekscampagne rond de wedstrijd, de veiligheidsboarding...<br />
het zijn maar drie voorbeelden die overal<br />
navolging krijgen. Voor het wielermilieu is het<br />
Centrum Ronde van Vlaanderen ook een ‘nieuw’<br />
gegeven. Geen enkele sportmanifestatie wordt op die<br />
manier geëvoceerd. Hopelijk wordt ook het Centrum<br />
een voorbeeld.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
6.000 euro<br />
Centrum Ronde van Vlaanderen vzw<br />
Issegem 10 b<br />
9860 Balegem<br />
tel.: 09-363 84 40 - fax: 09-363 84 41<br />
e-mail: geert@pinguinproductions.be<br />
303<br />
PORTRETTENGALERIJ
TERUGBLIK<br />
304<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Levensverhalen<br />
van gewone<br />
mensen<br />
verdienen beter<br />
SYLVAIN VAN LABEKE<br />
Ik word dit jaar zestig. Een jonge senior dus. En toch<br />
staat mijn jeugd reeds uitgestald in het MIAT en het<br />
Huis van Alijn. Mijn kleinzoon van tien kan er ervaren<br />
hoe het leven van zijn grootvader was in de tijd van<br />
voor de televisie, de computer, play station en gsm.<br />
Mijn vader zou 96 geworden zijn dit jaar. Het is<br />
wellicht een cliché, maar ik betreur nu zeer dat ik te<br />
weinig interesse heb betoond voor zijn harde levensverhaal.<br />
Hij begon zijn ‘carrière’ op zijn negende als<br />
koeienhoeder tijdens de Eerste Wereldoorlog. Later was<br />
hij onder meer seizoenarbeider in de Noord-Franse<br />
steenbakkerijen, mijnwerker in Charleroi en havenarbeider<br />
in Gent, afgewisseld met periodes van langdurige<br />
werkloosheid in de jaren dertig en vijftig. Zijn<br />
levensverhaal zal wellicht niet van groot belang zijn<br />
geweest voor de geschiedenis van de mensheid. Het is<br />
daarentegen wel een deel van mijn persoonlijk levensverhaal,<br />
waarvan ik nu het gevoel heb dat het onvolledig<br />
is. Ik zal mijn verhaal niet in zijn volle betekenis<br />
kunnen doorgeven aan mijn kleinkinderen. Ik had<br />
immers graag het besef van mijn en<br />
Toch staat mijn jeugd dus ook hun roots aan mijn kleinkinderen<br />
meegegeven. Het zal mij in het<br />
reeds uitgestald<br />
beste geval maar gedeeltelijk lukken.<br />
Misschien is dat de onbewuste drijfveer<br />
geweest die mijn interesse heeft gewekt voor het<br />
reminiscentiewerk of het werken met de levensverhalen<br />
en herinneringen van ouderen?<br />
REMINISCENTIE<br />
Reminiscentie staat voor het methodisch werken met<br />
de herinneringen en levensverhalen van ouderen.<br />
Reminiscentie is een koepelbegrip voor een grote<br />
diversiteit aan werkmethoden, van therapeutisch<br />
werken met dementerenden, over sociaal-artistiek<br />
werk met actieve ouderen, tot het vastleggen en archiveren<br />
van de herinneringen van ouderen. Het therapeutisch<br />
werken met dementerenden is een hoog<br />
gespecialiseerde ‘niche’ in het brede spectrum van het<br />
reminiscentiewerk en wordt hier verder niet<br />
behandeld.
Reminiscentie onderscheidt zich van orale geschiedenis<br />
door het verschil in doelstellingen en methodische<br />
aanpak. Reminiscentie heeft immers geen enkele<br />
wetenschappelijke pretentie en streeft aldus geen<br />
objectieve reconstructie van het verleden of geschiedschrijving<br />
na. Reminiscentie beperkt zich tot de<br />
registratie van de ‘gekleurde’ levensverhalen van<br />
gewone mensen om er intragenerationele, intergenerationele<br />
en interculturele processen mee op te zetten.<br />
De sociaal-artistieke methodiek is de meest dankbare,<br />
omdat hier een beroep wordt gedaan op de creatieve<br />
inbreng van de ouderen zelf. In die zin wordt een<br />
betekenisvolle bijdrage geleverd tot de levenskwaliteit<br />
van ouderen en hun maatschappelijke integratie. Door<br />
het vastleggen en doorgeven van de subjectieve herinneringen<br />
en levensverhalen op ‘artistieke’ dragers,<br />
wordt de geschiedenis van de gewone mens op een<br />
bijzonder aanschouwelijke en dynamische wijze<br />
gecommuniceerd naar de jongere generaties en de<br />
bredere samenleving. Voor zover ouderen dit zelf<br />
doen, bijvoorbeeld in het herinneringstheater of in het<br />
werken met ‘terugblikko¤ers’, wordt het een levend<br />
cultureel erfgoed. Het opzetten van sociaal-culturele<br />
processen met theater, tentoonstellingen, fotoboeken,<br />
audiovisuele producties, plastische creaties en literair<br />
werk als artistieke hoogtepunten, vormt de ruggengraat<br />
van het reminiscentiewerk zoals mijn collega’s<br />
en ik het interpreteren en beoefenen. In het verlengde<br />
ervan ligt het bewaren en archiveren van de verhalen<br />
en artistieke producten als een bijzondere vorm van<br />
cultureel erfgoed. Samengevat, reminiscentie bevindt<br />
zich op het snijpunt van ouderenzorg, sociaal-artistiek<br />
werk en (levend) cultureel erfgoed. Het ongewone en<br />
meteen ook boeiende aan het project Terugblik is dat het<br />
een gezamenlijk initiatief is van drie instellingen uit<br />
respectievelijk de werelden van welzijn, sociaal-cultureel<br />
werk en volkscultuur, met name het RVT Sint-<br />
Vincentius (Za¤elare), het theatervormingscentrum<br />
ICVA (Sint-Amandsberg) en het Huis van Alijn (Gent).<br />
SYLVAIN VAN LABEKE<br />
INTERNATIONAAL EN INTERGENERATIONEEL<br />
Dit soort reminiscentiewerk wordt al veel langer<br />
beoefend in de VS en Groot-Brittannië. Zelf heb ik de<br />
methode leren kennen tijdens een lezing van Pam<br />
Schweitzer in Gent. Dat was in 1993, het<br />
Internationaal Jaar van de Ouderen en de Solidariteit<br />
tussen de Generaties. Pam Schweitzer is de artistieke<br />
manager van het ‘Age Exchange - Reminiscence<br />
Centre’ in Blackheath (Londen), opgericht in 1982 en<br />
tot op heden het enige reminiscentiecentrum in<br />
Europa. Het is ook de zetel van het ‘European<br />
Reminiscence Network’, waar ik sinds 1996 lid van<br />
ben. Het reminiscentiewerk wordt in Groot-Brittannië<br />
hoog aangeslagen, wat onder meer moet blijken uit de<br />
verlening van een MBE (Member of the Order of the<br />
British Empire) door de Britse koningin aan Pam<br />
Schweitzer voor haar werk met het reminiscentiecentrum.<br />
In 1999 hebben mijn collega Joke Willaert en ikzelf de<br />
buitenkans gekregen om in het kader van UNESCO,<br />
reminiscentietrainingen te geven in Zuid-Afrika. De<br />
reminiscentiemethode bleek wonderwel aan te sluiten<br />
bij de tradities van de zwarte Afrikanen met wie wij<br />
gewerkt hebben, onder meer in Basotho Cultural<br />
Village in Oranje Vrijstaat. Tijdens een van de trainingen<br />
namen mensen van jong tot oud deel aan het<br />
groepsgesprek. Het onderwerp was de eetgewoontes.<br />
De oude grootmoeder wist te vertellen dat zij in haar<br />
jeugd slechts eenmaal per dag kon eten. De man van<br />
vijftig kon reeds tweemaal per dag van een stevig maal<br />
genieten, terwijl de jonge vrouw van eind twintig was<br />
opgegroeid met de ons vertrouwde moderne ‘drievuldigheid’<br />
van ontbijt, lunch en avondmaal. Hoe banaal<br />
het onderwerp ook was, de ervaringen waren confronterend<br />
en gaven aanleiding tot een diepgaande<br />
discussie over de evolutie van de leefomstandigheden<br />
van de zwarten in Zuid-Afrika. Verzamel daar nog wat<br />
materiaal bij en je krijgt een mooie ‘terugblikko¤er’<br />
om intercultureel en intergenerationeel te werken.<br />
Dichter bij huis zijn er bijvoorbeeld de migratiever-<br />
305<br />
PORTRETTENGALERIJ
TERUGBLIK<br />
306<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
halen van de eerstegeneratiemigranten om reminiscentieprojecten<br />
mee op te zetten. Ikzelf heb reeds een<br />
groot project mogen realiseren met de Turkse ouderen<br />
in Gent. Met de steun van de provincie Oost-<br />
Vlaanderen en in samenwerking met de Federatie van<br />
Vooruitstrevende Turkse Verenigingen, werden een<br />
tentoonstelling, een videofilm en een verhalenbundel<br />
geproduceerd.<br />
DROOM<br />
De belangstelling voor het sociaal-artistiek reminiscentiewerk<br />
in Vlaanderen en Brussel is sinds enige tijd<br />
onmiskenbaar groeiende. <strong>Link</strong>s en rechts zijn er kleinere<br />
projecten en éénmansinitiatieven, onder meer in<br />
Antwerpen en Brussel. Het zijn echter allemaal op<br />
zichzelf staande ondernemingen zonder onderlinge<br />
samenhang en/of structurele omkadering. Het project<br />
Terugblik is daarentegen een structureel initiatief dat<br />
tegen 2004 een ‘levend terugblikmuseum’ wil<br />
oprichten in Gent, als regionaal steunpunt en activiteitencentrum<br />
voor het reminiscentiewerk. De stad Gent<br />
heeft belangstelling voor het project en lijkt principieel<br />
bereid om het te integreren in haar seniorenbeleid.<br />
Het is de bedoeling dat het ‘Terugblikcentrum’ door de<br />
ouderen zelf wordt gerund, hopelijk op termijn ondersteund<br />
door een bescheiden professionele staf. Veel<br />
verder durf ik niet gaan in mijn ‘droom’. Tenzij dat in<br />
de nabije toekomst de verschillende initiatieven in<br />
Vlaanderen en Brussel elkaar uiteindelijk vinden in<br />
een gezamenlijk doel: de oprichting van een landelijk<br />
reminiscentiecentrum. En mijn stoutste droom is de<br />
oprichting van een ‘Huis van de migraties’, vanuit de<br />
overtuiging dat het cultureel erfgoed van de migranten<br />
een plaats verdient in de geschiedenis van Vlaanderen.<br />
Nu nog de respectieve overheden over de brug krijgen<br />
voor deze verschillende reminiscentiesporen en eventueel<br />
ook enkele visionaire mecenassen – wat niet zo<br />
eenvoudig is voor dit soort werk. Als de middelen<br />
verzameld kunnen worden, kunnen de levensverhalen<br />
van de gewone man en vrouw (autochtonen én allochtonen)<br />
op een bijzonder creatieve en aanschouwelijke<br />
wijze hun rechtmatig aandeel verwerven in het collectief<br />
erfgoed van onze samenleving.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
11.000 euro<br />
Terugblik (feitelijke vereniging)<br />
Theophiel De Jaegerstraat 17<br />
9050 Gentbrugge<br />
tel.: 09-228 19 33 - fax: 09-238 34 85<br />
e-mail: sylvain.van.labeke@wanadoo.be
Alles draait om<br />
herinnering<br />
MOHAMED ‘BEN’ BENAOUISSE<br />
Marika Ingels (samenstelling)<br />
MOHAMED ‘BEN’ BENAOUISSE<br />
In 1993 vroeg de Koning Boudewijnstichting aan<br />
Theater Victoria om in het teken van Antwerpen 93,<br />
culturele hoofdstad van Europa, een artistiek project op<br />
poten te zetten met verdraagzaamheid als thema. In<br />
beide landsdelen werden audities georganiseerd.<br />
Mohamed ‘Ben’ Benaouisse werd in Luik uitgekozen,<br />
kwam naar Gent en is er gebleven.<br />
Bij de opening van Invasif II, op 25 april 2002, vertelde<br />
Ben Benaouisse hierover:<br />
“Na twee jaar in Luik, besloot ik te stoppen met mijn<br />
universitaire studies om toch te doen wat ik altijd al<br />
wilde doen: leven met dans en met het podium. Ik gaf<br />
mezelf twee jaar om te leren, en om te kijken of ik<br />
daarvoor gemaakt ben. Het was dat of teruggaan naar<br />
Familleureux, mijn Waals dorpje, en werken in het<br />
bedrijf waar mijn vader bijna twintig jaar heeft<br />
gewerkt. Ik heb me toen ingeschreven voor een gratis<br />
stage van een paar dagen in ‘Le cirque divers’: beweging-stem-theater-improvisatie.<br />
Het ging goed. Ik had<br />
echt zin om te leren en kon goed opschieten met de<br />
stagedocenten. Aan het eind van de stage – ik wist<br />
daar niets van toen ik mij inschreef<br />
Wie kent er nu nog iets – bleek er een auditie te zijn voor<br />
een project in Gent. Ze zochten een<br />
uit het hoofd?<br />
dertigtal jonge amateurs uit verschillende<br />
Belgische steden. Een van de<br />
stagedocenten heeft me toen bijna verplicht om die<br />
auditie te doen. Ik wilde niet, ik wilde leren en ik had<br />
mezelf daar toch twee jaar de tijd voor gegeven.<br />
Uiteindelijk deed ik toch mee. Het was mijn eerste<br />
auditie en tot nu toe de laatste.”<br />
Binnen Victoria’s biotoop ontdekte men al vlug het<br />
talent van Benaouisse. Na zijn deelname aan De Beste<br />
Belgische Danssolo (eerste Victoria Festival, 1994) vroeg<br />
Alain Platel hem als acteur/danser voor de productie<br />
Moeder en Kind. Ben vormde samen met Helmut Van<br />
den Meersschaut en Noël Van Kelst het danstrio<br />
Latrinité dat dankzij producties als Dansé Donsé Dan<br />
Dan, Auri Sacra Fames en Limbus Patrum naam maakte<br />
307<br />
PORTRETTENGALLERIJ
INVASIF II<br />
308<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
in Europa. Vorig theaterseizoen was zijn sterkte als<br />
danser/schepper nog maar eens overduidelijk te zien<br />
in de Victoriaproductie Club Astrid van Lies Pauwels.<br />
Nu vertelt hij zijn eigen verhaal, in de vorm van een<br />
parcours bestaande uit verscheidene etappes. Hij<br />
startte in Rijsel met Invasif (juni 2001), daarna volgde<br />
Het is Lam (Victoria, Gent, december 2001) en in 2002<br />
is Invasif II te zien in het Caermersklooster, een<br />
tentoonstelling die ook de context vormt voor enkele<br />
performances.<br />
FRAGMENTEN UIT GESPREKKEN<br />
MET BEN BENAOUISSE<br />
“Behalve Perec gaf ook George Steiner een belangrijke<br />
lijn aan voor mijn reflectie, ma méthode de travail. Wat<br />
hij, in grote lijnen, zegt, is qu’on vie dans un siècle où la<br />
mémoire devient vide, devient falsifiée, ça devient une<br />
fausse mémoire. Je kunt nu alles doen met het verleden.<br />
Met alles eigenlijk. Het is niet meer zo belangrijk: er<br />
zijn mensen die er geen ethisch probleem mee hebben<br />
om te falsifiëren. Kijk bijvoorbeeld maar naar de pers:<br />
on est constamment en train de faire une fausse histoire.<br />
Steiner wijst bovendien op iets simpels maar heel frappants:<br />
wie kent er nu nog iets uit het hoofd? Wie kan<br />
nog een passage citeren? Niemand, behalve enkele<br />
wetenschappers, enkele wijzen, quelques lettrés. Volgens<br />
hem kunnen we ons de consequenties daarvan niet<br />
voorstellen, omdat het de eerste keer is dat dit gebeurt.<br />
Hij concludeert ook dat mensen niet meer kunnen<br />
lezen. Een interessante gedachte: als je niet meer kunt<br />
lezen, betekent dat ook dat je niet meer kunt<br />
interpreteren.<br />
Wat Steiner zegt over la mémoire boeit mij erg. Het<br />
heeft me echt aangemoedigd in wat ik doe. Het geeft<br />
me het idee dat het sowieso zin heeft, al is het maar<br />
voor mijzelf. Je beschermt iets, je zoekt een spoor in<br />
een wereld waar iedereen aan het vluchten is, niet<br />
meer kijkt, niet meer ziet.”<br />
“Citeren, reconstrueren... In feite draait alles om<br />
herinnering. En dan bedoel ik niet alleen mijn eigen<br />
herinneringen. Ik heb bijvoorbeeld fotoalbums van<br />
andere mensen gekocht op rommelmarkten. In één<br />
album zie je enkel foto’s van vakantie en feesten...<br />
Maar op de laatste pagina krijg je een foto van een<br />
oude man in het ziekenhuis. La dernière photo. C’est<br />
comme une histoire, et tu as l’image de la fin de l’histoire,<br />
et après tu fermes. Ik vond dat echt prachtig om te zien.<br />
Maar tegelijkertijd is het ook vreemd: mensen die je<br />
niet kent, hun leven zit daar in die dozen. Hoe kan<br />
dat? Ik zou het zelf ook heel jammer vinden als er<br />
foto’s van mij verloren zouden gaan; ik probeer al die<br />
documenten bij te houden. En als je dat dan ziet… c’est<br />
comme si ça n’a pas d’importance.”<br />
“Oorspronkelijk was Het is Lam geen werk over mijn<br />
vader of geen biografie. Je voulais travailler sur les souvenirs<br />
d’un côté formel. Je voulais récolter des souvenirs<br />
personels, mais aussi des souvenirs communs.<br />
Mijn bedoeling was zeer eenvoudig. Ik heb tot nu toe<br />
altijd met improvisatie gewerkt en nu wilde ik gewoon<br />
iets maken, iets bricoleren, et reconstituer tout ce dont je<br />
me souviens. Voor Invasif, in Rijsel, heb ik niets<br />
gecreëerd, alles bestond al. Het was een exacte reconstructie.<br />
In Het is Lam heb ik ook gereconstrueerd,<br />
maar dan op een compleet andere manier. Al ben ik<br />
vertrokken van herinneringen, ik herken het niet meer<br />
– ce n’est plus comme c’était en réalité, je ne pense pas que<br />
c’est le vrai réel qui est là. De reconstructie zit meer in<br />
het decor en in de video, niet zozeer in de idee van de<br />
voorstelling.”<br />
“Ik ben nooit graag thuis geweest, maar dat heeft<br />
vooral te maken met mijn moeder. Ma mère était une<br />
maniaque de propreté, mais en même temps elle était la<br />
plus grande paresseuse du monde. Dat is misschien niet<br />
helemaal waar – ze kan ook heel goed werken. Maar<br />
als kind waren wij het slachto¤er van het feit dat ze<br />
altijd wilde dat alles netjes was. In het begin moesten<br />
we gewoon ‘leren’ schoonmaken, want “je weet nooit<br />
of je later niet alleen zult zijn”. Maar dat ‘leren’ heeft<br />
jaren geduurd, het werd gewoon esclavage. Mijn broers<br />
en ik kwamen thuis en moesten beginnen met het<br />
hele huis schoon te maken. Ondertussen lag mijn<br />
moeder te slapen, of ze deed alsof ze sliep. Of ze ging
naar vrienden en verwachtte dat alles gedaan was als<br />
ze thuis kwam. Dat klopte niet. Ik heb slechte herinneringen<br />
aan die ervaring. Als je de hele tijd moet<br />
werken terwijl je andere kinderen in het dorp ziet<br />
voetballen en spelen, dan word je als kind heel<br />
ongelukkig.<br />
Gelukkig heb ik ook, dankzij mijn vader, in een voetbalploeg<br />
gespeeld. Eerst ging ik maar één keer in de<br />
week, maar het werd steeds belangrijker en ook steeds<br />
professioneler. Dat is ook altijd een discussiepunt<br />
geweest tussen mijn vader en mijn moeder: zij vond<br />
dat het te veel geld kostte. Maar ze had dan natuurlijk<br />
ook niemand om haar huis te poetsen...”<br />
“Een eerste stap die mij ertoe bracht iets te doen met<br />
het Lam Gods heeft te maken met de schaapslachting.<br />
Die is voor mij heel sterk verbonden met mijn vader.<br />
Er bestond een video van een schaapslachting bij ons<br />
thuis, door mijn vader. Na zijn dood wilde ik die video<br />
absoluut zien, wat niet evident was. Bij ons is dat zo:<br />
als iemand sterft, verdwijnt alles van die persoon –<br />
vraag mij niet waar alles naartoe gaat. Er zijn geen<br />
kleren meer van hem, geen foto’s, niets meer. Het<br />
heeft mij veel pijn gedaan om te zien dat ongeveer<br />
twee maanden na de dood van mijn vader alles van<br />
hem weg was, dat het huis veranderd was... Ik zou<br />
echt heel graag dingen van hem hebben, kleren<br />
bijvoorbeeld. Ik ben heel blij dat ik, stiekem, met de<br />
hulp van mijn broer, de video heb kunnen<br />
bemachtigen. Het is het enige document waarin ik<br />
mijn vader nog kan zien bewegen, horen praten... de<br />
rest kan ik alleen maar reconstrueren op basis van<br />
mijn herinnering.”<br />
“Het oorspronkelijke idee voor Het is Lam was te<br />
werken met een partituur die ik zou schrijven, gebaseerd<br />
op herinneringen van mezelf en van mensen<br />
van Arabische origine die juist in België gearriveerd<br />
waren. Jammer genoeg ben ik er niet in geslaagd om<br />
de 13 mensen die ik zocht, samen te brengen. Ik denk<br />
ook dat het een lang proces is om die mensen te<br />
betrekken bij wat ik doe, vooral omdat hun manier van<br />
leven heel ver af staat van het culturele en artistieke<br />
domein waarin ik werkzaam ben en leef. Wel merk ik,<br />
bijvoorbeeld nu met Invasif II, dat er steeds meer<br />
mensen van Arabische origine geïnteresseerd zijn in<br />
mijn werk, dat in belangrijke mate geïnspireerd is op<br />
en handelt over mijn Marokkaanse roots. In het<br />
Caermersklooster werk ik bijvoorbeeld met Ben<br />
Chikha Oualid. Hij is geboren in Tunesië en woont nu<br />
al iets langer dan een jaar in België. Hij heeft op dit<br />
gebied geen enkele ervaring, maar we proberen toch<br />
aan een solo te werken die tijdens een performance in<br />
het Caermersklooster wordt getoond.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
8.000 euro<br />
Mohamed ‘Ben’ Benaouisse<br />
Alexis Dallièrestraat 8<br />
9050 Ledeberg<br />
tel.: 0497-46 44 17 - fax: 09-225 00 76<br />
e-mail: bbenaouisse@yahoo.fr<br />
MOHAMED ‘BEN’ BENAOUISSE<br />
309<br />
PORTRETTENGALERIJ
ARCHIEF EN MUSEUM VAN HET VLAAMS LEVEN TE BRUSSEL<br />
310<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Vlaggen<br />
en vaandels<br />
in de wind<br />
Nederlandstalige verenigingen in Brussel<br />
en hun identiteit<br />
PATRICIA QUINTENS<br />
HET PROJECT<br />
Dit project begon bij de conservatie van de verzameling<br />
19de- en 20ste-eeuwse vlaggen en vaandels van<br />
Vlaamse verenigingen, die het AMVB in bezit heeft.<br />
Het doel van het initiatief was: vanuit die conservatie<br />
en vervolgens de ontsluiting in tentoonstellingen en<br />
een publicatie, te komen tot een actualisering van het<br />
thema ‘vlaggen’, in de wijk waar het AMVB zich bevindt.<br />
Aan dat laatste aspect werkten twee jonge kunstenaars<br />
mee, maar ook diverse buurten. Het project verbindt<br />
daardoor niet alleen het verleden met het heden, het<br />
creëert ook een band tussen die buurten en een wetenschappelijke<br />
instelling die een stuk geschiedenis van<br />
de stad en van een maatschappelijke groep ontsluit.<br />
HET VERLEDEN<br />
Vandaag bestaan er nauwelijks nog verenigingsvlaggen.<br />
Vroeger daarentegen had de vlag een centrale<br />
rol binnen vele culturele en politieke verenigingen.<br />
Vooral in het laatste kwart van de 19de en de eerste<br />
helft van de 20ste eeuw was ze belangrijk als symbool,<br />
bindmiddel en prestigestuk. Verenigingen leverden<br />
dan ook enorme financiële inspanningen om zich een<br />
vlag te kunnen veroorloven.<br />
Het prestige was een belangrijke drijfveer. Dat leidde<br />
zelfs tot de organisatie van vaandelwedstrijden waarbij<br />
de mooiste vlaggen werden gekozen. De vaandeldrager<br />
was daarbij een hoofdrolspeler. Vaandeldragers<br />
behoorden tot de kern van de vereniging.<br />
Een andere, meer fundamentele reden om een vlag te<br />
hebben was de zoektocht naar een identiteit. De vlag<br />
construeerde, alleen al door haar bestaan, een gemeenschappelijke<br />
identiteit bij de<br />
leden. Net als ook grotere<br />
Het belang van symbolen<br />
groepen en zelfs hele naties, had<br />
en hun evolutie<br />
elke vereniging behoefte aan<br />
mythische, symbolische representaties,<br />
zoals vlaggen, liederen of een gemeenschappelijke<br />
geschiedenis die door de jaren heen ‘gecultiveerd’<br />
werd. Die zaken creëerden een emotionele band<br />
tussen de leden en hun vereniging. Een vlag was dus
het bewijs van de organisatie- en mobilisatiekracht van<br />
een vereniging, van haar prestige en identiteit.<br />
In de traditionele volkscultuur zijn er veel thema’s die<br />
de hedendaagse ‘volks’-cultuur opnieuw kunnen inspireren.<br />
De verenigingsvlag is er zo een. Merkwaardig<br />
aan dit project is overigens dat het precies een periode<br />
en een sociologische groep betreft waarin er – net als<br />
vandaag – een sterk spanningsveld bestond tussen<br />
identiteit en interculturaliteit – weliswaar op een<br />
andere geografische schaal dan nu.<br />
DE PRAKTIJK<br />
Het project brengt volkscultuur via drie kanalen op<br />
straat en in de actualiteit:<br />
· een actualisering in de wijk door twee kunstenaars;<br />
· een actualisering in de handelsstraten met het deelproject<br />
De Kunst van het Samenleven.<br />
· cultuurwandelingen die deze nieuwe projecten<br />
verbinden met de volkscultuur uit het verleden, zoals<br />
weergegeven in diverse AMVB-tentoonstellingen en<br />
een publicatie.<br />
De kunstenaars Roel Kerkhofs en Thomas Olbrechts<br />
geven in de omgeving van het AMVB zichtbaarheid en<br />
ruchtbaarheid aan het project. De eerste werkte met<br />
veel enthousiasme aan zijn vlaggeninstallaties die<br />
vooral aandacht schonken aan de vormelijke, kleurrijke<br />
en symbolische aspecten van de vlag: kleurvlakken<br />
over de hele gevel van de passerelle in de<br />
Bisschopsstraat (Anspachcenter), windzakken op het<br />
AMBV-gebouw, vlaggen in de vorm van vissen, verwijzend<br />
naar de Visverkopersstraat waar het AMVB zich<br />
bevindt.<br />
In een vlaggenproject met geluidsperformances en<br />
tekstondersteuning ging Thomas Olbrechts meer in<br />
op de sociaal-psychologische en politieke aspecten van<br />
de vlag: hij stelt het spanningsveld tussen de inhoudelijke<br />
leegte en de betekenis van de Belgische<br />
identiteit/staat ter discussie, die gesymboliseerd wordt<br />
door de Belgische vlag en, met zijn performance, in<br />
vele tientallen bolletjestruien, toetertjes en waslijnen.<br />
PATRICIA QUINTENS<br />
Het deelproject De Kunst van het Samenleven benadrukt<br />
het interculturele en mondiale. Dit vlaggenproject<br />
bestaat reeds jaren. Iedere keer maken kinderen en<br />
kunstenaars uit een bepaalde buurt een reeks vlaggen,<br />
die dan in de straten worden opgehangen. Het project<br />
startte in ‘93 in Dakar (Senegal) op initiatief van de<br />
Antwerpse kunstenaar Bob Verhelst. Het werd later<br />
herhaald in Antwerpen en vervolgens in de Brusselse<br />
Brabantwijk. Dat project uit de Brabantwijk werd nu<br />
voortgezet in enkele winkelstraten rondom het AMVB.<br />
De bestaande vlaggen van het project – een zestigtal,<br />
gemaakt door leerlingen van de Sint-Lukas<br />
Kunsthumaniora en kinderen uit de Brabantwijk –<br />
werden opgehangen in Dansaertstraat,<br />
Karthuizerstraat en Kathelijnestraat.<br />
De cultuurwandelingen vertrekken vanuit de tentoonstelling<br />
Hoog waait de vlag en eindigen in de wijk waar<br />
de kunstenaars hun installaties en performances tonen.<br />
DE REFLECTIE<br />
Al die activiteiten ondersteunen niet alleen de conservatie<br />
en ontsluiting van de AMVB-vlaggencollectie. Ze<br />
brengen ook de betekenis van vlaggen – vroeger en<br />
nu – in de belangstelling. Precies door die betekenis<br />
– onder meer voor het Vlaamse verenigingsleven in<br />
Brussel – leidt dit onderwerp tot reflectie over het<br />
belang van symbolen en de evolutie daarvan in de<br />
samenleving; over feestcultuur die het dagelijks leven<br />
en de daarin beleefde waarden en betekenissen ‘scandeert’;<br />
over samenhorigheid, verscheidenheid en identiteit,<br />
waarbij de gedachte ‘ieder zijn vlag’ uiteindelijk<br />
ook een eenheid op macroniveau en zelfs op mondiale<br />
schaal aan het licht brengt.<br />
Het is fascinerend om te zien hoe in dit project de<br />
verschillende participanten, elk met eigen interpretatie<br />
en inbreng, de breedte van het thema illustreren (er<br />
zouden nog veel projecten aan gewijd kunnen worden)<br />
en hoe ze het thema zo tastbaar en dichtbij hebben<br />
kunnen maken.<br />
311<br />
PORTRETTENGALERIJ
ARCHIEF EN MUSEUM VAN HET VLAAMS LEVEN TE BRUSSEL<br />
312<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Vlaggen zijn dus wereldwijd en door de hele menselijke<br />
geschiedenis, maar ook voor ieder persoonlijk<br />
geladen met een grote symboliek en vervullen alom<br />
een belangrijke functie.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
6.000 euro<br />
Archief en Museum van het Vlaams leven te Brussel vzw<br />
Visverkopersstraat 13<br />
1000 Brussel<br />
tel.: 02-512 42 81 - fax: 02-502 83 21<br />
e-mail: amvb@skynet.be
De Zoölogie<br />
JOHAN PETIT<br />
De Zoölogie is een project dat verhalen verzamelt over<br />
de geschiedenis van de Antwerpse dierentuin, in<br />
relatie tot de stad en de mensen in die stad. Al die<br />
verhalen hebben de Zoo als onderwerp of achtergrond,<br />
maar hun waarheid is gekleurd en vervormd, ze<br />
zeggen vooral iets over de mensen die ze vertellen en<br />
over de ‘plaats’ van de Zoo in het stadsleven. Zo wordt<br />
de persoonlijke geschiedenis van de geïnterviewden de<br />
opstap naar die andere waarheid: de ‘historische<br />
geschiedenis’ van de Zoo, de stad en de inwoners.<br />
De alledaagse woorden en anekdotes worden verwerkt<br />
in een voorstelling en een tentoonstelling, zodanig dat<br />
ze de banaliteit overstijgen en iets vertellen over het<br />
dagelijks leven van gisteren en vandaag. Dat dagelijks<br />
leven, hoe het verandert en hoe de mensen daarmee<br />
omgaan, is de essentie van dit project. De Zoo en de<br />
stad worden het decor waartegen dat leven zich<br />
afspeelt en precies daardoor vertellen die verhalen<br />
meer dan de foto’s en droge feitelijkheden die in dikke<br />
boeken te lezen staan.<br />
Dat de mussen verdwijnen, Na een half jaar interviewen en een<br />
grondige selectie blijven de ‘essen-<br />
weten we van de radio<br />
tiële’ verhalen over. Daaruit worden<br />
de tentoonstelling en de voorstelling<br />
opgebouwd. Tijdens die door hemzelf geregisseerde<br />
voorstelling vertelt Johan Petit verhalen.<br />
Muzikanten spelen “liedjes en muziekskes die voortkomen<br />
uit de verhalen en uit het collectieve<br />
geheugen.”<br />
De tentoonstelling is opgevat als een groot levensboek<br />
waarin men kan rondwandelen.<br />
Het is een omkering van een klassieke tentoonstelling:<br />
hier staan woorden centraal en dienen objecten en<br />
beelden als illustratie. De grote uitdaging bestaat erin<br />
de woorden tot leven te brengen. “Je moet de vertellers<br />
als het ware kunnen horen terwijl je aan het lezen<br />
bent.” Zo blijft de spanning bestaan tussen de<br />
woorden en de beelden. Die spanning wordt nog opgevoerd<br />
door het grafisch werk van Tom Clement, die<br />
gedurende zes maanden tekende en schilderde in de<br />
JOHAN PETIT<br />
313<br />
PORTRETTENGALLERIJ
MARTHA!TENTATIEF<br />
314<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Zoo en de geïnterviewden portretteerde. Tom Clement<br />
maakt ook de tentoonstelling.<br />
ONGEWOON GEWOON<br />
Zoals gezegd is de Zoo vooral het decor, de aanleiding,<br />
de context, de kapstok… en niet alleen de opstap naar<br />
de historische waarheid, maar ook naar een hoger<br />
waarheidsniveau dat in alledaagse woorden en<br />
gedachten schuilgaat. Daarom ook neemt Johan Petit<br />
in zijn teksten het idioom over van de vertellers. Dat<br />
idioom dringt zelfs door tot in de teksten over zijn<br />
werk. Hierdoor ontstaat een onmogelijk want permanent<br />
‘vervreemdingse¤ect’: het verhaal is commentaar<br />
en de commentaar is verhaal.<br />
Johan Petit naar aanleiding van dit project:<br />
“Ge ziet en ge voelt de wereld rondom u veranderen.<br />
Altijd maar rapper en rapper. Ge hebt het gevoel dat er<br />
de laatste honderd jaar meer is uitgevonden, dan in<br />
heel de geschiedenis daarvoor. De mensen weten het<br />
niet meer. Ze geloven niet meer in dien ene God, maar<br />
in wat dan wel? Ieder in het zijne.<br />
Uw gezichtsveld is verbreed en vergroot. Ge ziet verder<br />
dan uwen neus lang is. Ge stopt niet meer aan ‘t eind<br />
van uw wijk, uw dorp, uw stad of uw land. Nee, ge ziet<br />
naar overal. Ge ziet negers uit een ver land op trommels<br />
kloppen, indianen met een talloor in hunne<br />
mond, grenswachters uit Pakistan totaal geschifte rituelen<br />
uitvoeren en ge verschiet daar allemaal niet meer<br />
van. Ge kent dat, of ge denkt toch dat ge dat kent. Ge<br />
kent liekes van d’Amerikanen, en schilderijen van de<br />
Fransen, ge gaat persoonlijk het regenwoud redden en<br />
ge adopteert een kindje uit Birma. Ge gelooft in de<br />
theorieën van de Boeddhisten en ge luistert aandachtig<br />
naar den Dalai Lama.<br />
En dat is fantastisch. Dat is ongelooflijk datdat kan.<br />
Dat ge vandaag hier instapt en morgen aan den andere<br />
kant van den aardbol uitstapt. (20 000 kilometer<br />
verder dus, als ge der ooit al eens tien hebt moeten<br />
stappen dan weet ge hoe belachelijk ver datdat is.)<br />
Der is veel meer tijd. Want alles gaat veel en vele<br />
rapper. Ge kunt een miljard dinges doen op nen dag.<br />
Ge bestelt fritten die ze een half uur later aan uw deur<br />
komen brengen. Terwijl dat ge aan het eten zijt, leest<br />
ge een artikel in de Gazet over waarom dat de<br />
Eskimo’s bekan nooit niet kanker krijgen. Daarna<br />
raadpleegt ge op het Internet een doctoraat van nen<br />
Engelsman over het broedgedrag van de Vietnamese<br />
salamivink, ‘s middags gaat ge nog efkes rap naar een<br />
communiefeest en ‘s avonds nog een matchke gaan<br />
zaalvoetballen in Grobbendonk. Ge kunt met iedereen<br />
klappen op de momenten dat ge zelf wilt. Ge pakt<br />
gewoon uwen telefon.<br />
En dat is fantastisch. Dat is ongelooflijk datdat kan.<br />
Dat ge int midden van de nacht in ‘t hol van Pluto<br />
(Grobbendonk) met uwen otto in panne valt, belt en<br />
dat ze u binnen het uur komen halen.<br />
Maar we weten niet meer waardat de Potvliet loopt<br />
omdat ze die onder de grond hebben weggestoken. We<br />
zieng niet dat de mussen aan ‘t verdwijnen zijn. (We<br />
wéten dat wel, want ze hebben het gezegd in de radio,<br />
maar we zieng het niet.) We kennen geen sprookskes<br />
niet meer (behalve de die waardat ze ooit ne film van<br />
hebben gemaakt) We hebben geen helden niet meer.<br />
(Beroemdheden wel. Maar hélden, echte helden die<br />
door tienduzenden worden opgewacht bij inkomst in<br />
de stad, helden die gemaakt worden door d’anekdoten<br />
die ge erover gehoord hebt en op uw beurt nog een<br />
tikkeltje graver voortvertelt, helden waardat liekes van<br />
drie regels van bestaan:<br />
Chareltje, Chareltje Verbist<br />
Hadde niet gerejen op de pist<br />
Hadde niet gelegen in oe kist<br />
Zo’n helden die hebben we niet meer.)<br />
En daarover maakt ge dan vanalles. Ge gaat met de<br />
mensen klappen. En dan verschiet ge van tijd hoe<br />
schoon dat die de vinger op de wonde kunnen leggen:<br />
“Het mut nu allemaal veel rapper gaan. Vroeger was er<br />
veel meer tijd. Ze hadden veel minder vrije tijd. Maar toch<br />
was er veel meer tijd. Nu moet alles vele rapper gebeuren.
Het moet vele sneller gaan. Ze willen overal vele rapper<br />
zijn. Vraagt me niet hoe datdat komt. Ik weet het ook niet.<br />
Maar zo is het leven toch. Het leven is toch veel gejaagder<br />
als over dertig, vijfendertig jaar.”<br />
(Jos Muyllaert, garagist)<br />
“Het is anders Het is niet slechter. Maar het is anders.”<br />
(Irma, abonnee van de Zoo)<br />
En voor de rest weet ik het ook allemaal niet. Maar<br />
vind ik het gewoon plezant om met de mensen te<br />
klappen. En daar samen met den Tom Clement voorstellingen<br />
en tentoonstellingen van te maken met<br />
liekes en moppen en vertelselkes en dat de mensen<br />
daar naar komen luisteren onder de bomen van de<br />
Zoologie en dat we dan daarna een pint drinken en<br />
zochtjes zuchten van: Allé… En dan zegt den Tom:<br />
“D’n allé is boven, en den trap staat eronder.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
11.000 euro<br />
MartHa!Tentatief vzw<br />
Fortstraat 100<br />
2640 Mortsel<br />
Tel.: 03-458 33 82<br />
e-mail: marthatentatief@hotmail.com<br />
JOHAN PETIT<br />
315<br />
PORTRETTENGALERIJ
HIDÂYA<br />
316<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
Hidâya<br />
MOHAMED EL ASJADI<br />
EN DE HIDÂYA-JONGEREN<br />
Hidâya betekent ‘gids, wegwijzer...’<br />
Deze Marokkaanse jongerenorganisatie wil als creatieve<br />
jeugdvereniging een brug slaan tussen de volkscultuur<br />
van de eerste en tweede generatie migranten<br />
en de dagelijkse culturele en maatschappelijke realiteit<br />
van de derde generatie jonge allochtonen in<br />
Vlaanderen.<br />
Via inspirerende vormingsactiviteiten wil Hidâya de<br />
traditionele Marokkaanse volkscultuur en de eigentijdse<br />
beleving hiervan door Marokkaanse jongeren,<br />
delen met de autochtone en allochtone bevolking in<br />
Vlaanderen.<br />
De betekenis van Hidâya krijgt een bijzondere<br />
dimensie in het project Migratieverhalen.<br />
Met het optekenen van de migratieverhalen van hun<br />
ouders en grootouders willen jongeren aan een breed<br />
publiek het boeiende en zeer menselijke avontuur<br />
vertellen van mensen die hun land achterlaten en zich<br />
wagen aan een leven in een ander land, met andere<br />
mensen, andere gewoonten en een andere cultuur.<br />
Vanuit dit intergenerationele<br />
De vertellers zijn<br />
project verkennen ze niet alleen<br />
hun culturele wortels maar maken<br />
ervaringsdeskundigen<br />
ze die tegelijk ook toegankelijk<br />
voor een ruim publiek in het<br />
eigentijdse multiculturele Vlaanderen. Dit leidt tot<br />
verhoogde culturele en maatschappelijke participatie<br />
van alle betrokkenen.<br />
VOLKSCULTUUR EN MAATSCHAPPIJ<br />
Het project omvat diverse activiteiten.<br />
· In de verhalenbundel tekenen jongeren verhalen op<br />
van hun ouders en grootouders (eventueel tijdens een<br />
vakantie in Marokko). Het kunnen traditionele<br />
Marokkaanse of berberse verhalen zijn, maar ook<br />
migratieverhalen.<br />
· Er wordt een vormingslokaal ingericht als woonkamer<br />
van een traditioneel berbers gezin (naar de<br />
gewoonten van Rifberbers). Daarbinnen worden in<br />
eenheid of contrast elementen aangebracht die staan<br />
voor de leefwereld van de hedendaagse jeugdcultuur,
zoals jongeren van Marokkaanse herkomst die<br />
kennen.<br />
· Als alternatief is er een typische berbertent waarin<br />
dezelfde inrichting eenvoudig opgesteld kan worden.<br />
Die tent wordt gebruikt als het project op andere<br />
locaties plaatsvindt.<br />
· Tot slot zijn er de workshops: verscheidene groepen<br />
(allochtonen en autochtonen, jongeren en volwassenen)<br />
kunnen gebruik maken van een aanbod op<br />
maat: verhalen in de woonkamer of tent, rondleiding<br />
in de moskee, theeceremonie. Sommigen van hen<br />
zullen zich misschien aangesproken voelen om de<br />
bundeling van verhalen voort te zetten.<br />
Door de verhalen van hun ouders en grootouders op te<br />
tekenen, willen de Marokkaanse jongeren een beeld<br />
brengen van de volkscultuur, zoals die overleeft in een<br />
Westerse omgeving en in de context van de migratie.<br />
Op die manier krijgen allochtone jongeren meer<br />
inzicht in en respect voor de volkscultuur van hun<br />
ouders en de invloed die de migratiecontext en het<br />
verblijf in Vlaanderen daarop hebben gehad.<br />
Allochtone jongeren toetsen zo ook hun eigen levenservaring<br />
aan de overgeleverde volkscultuur en brengen<br />
daartussen verbindingen tot stand.<br />
Bovendien verwerven ze vaardigheid in het optekenen<br />
en vertalen van verhalen. En ze geven die verhalen,<br />
doorspekt met ervaringen uit hun eigen dagelijks<br />
leven, door aan Marokkaanse kinderen en jongeren en<br />
aan groepen autochtonen van alle leeftijden.<br />
Ze willen daarbij een duidelijk beeld scheppen van<br />
hun cultuur en hoe die zijn weg vindt in een andere<br />
omgeving. Op die manier wordt ook gewerkt aan een<br />
positieve beeldvorming van de Marokkaanse gemeenschap<br />
in het algemeen en de Marokkaanse jongeren in<br />
het bijzonder.<br />
Autochtonen maken op hun beurt kennis met de overgeleverde<br />
Marokkaanse en berbercultuur als wezenlijk<br />
identiteitselement van een relatief grote etnischculturele<br />
minderheid in hun omgeving.<br />
MOHAMED EL ASJADI<br />
RELEVANTIE<br />
Het is algemeen bekend dat er een generatiekloof<br />
gaapt tussen de eerste generatie migranten en hun<br />
kinderen en kleinkinderen. De eerste generatie beleeft<br />
haar aanwezigheid hier in Vlaanderen nog grotendeels<br />
als een verblijf als gast. Veel van die mensen willen zo<br />
onopvallend mogelijk leven en nemen slechts beperkt<br />
deel aan het maatschappelijk leven. De jongeren<br />
willen enerzijds loyaal zijn aan hun ouders, anderzijds<br />
willen ze volop deelnemen aan het maatschappelijk<br />
leven maar wel met eigen accenten. Diverse culturele<br />
invloeden vloeien daarbij samen (Marokkaans,<br />
berbers, islamitisch, Vlaams…).<br />
Veel allochtone jongeren zijn nieuwsgierig naar<br />
verhalen van hun ouders maar komen er uit zichzelf<br />
zelden toe om ernaar te vragen. Het Hidâya-project<br />
Migratieverhalen biedt allochtone jongeren een kans<br />
om de geschiedenis en meer bepaald hun geschiedenis<br />
te leren kennen. Het biedt een kader voor<br />
gesprek en uitwisseling op basis van respect. Verhalen<br />
vertellen nog het best hoe onze ouders een bepaalde<br />
periode in hun leven (hebben) ervaren: indertijd in<br />
Marokko, tijdens de migratie en in het leven van<br />
alledag in Vlaanderen.<br />
In dat opzicht zijn de vertellers volwaardige ervaringsdeskundigen.<br />
Persoonlijke verhalen, levensverhalen zijn unieke<br />
informatiedragers, ze dragen echter meer dan informatie,<br />
ze vertolken ook de beleving. Zij kunnen<br />
inzicht verscha¤en aan de jonge allochtonen die het<br />
leven hier moeten voortzetten met wat ze zelf te<br />
bieden hebben en met wat ze meekrijgen van de generatie<br />
voor hen. Oudere vertellers en jongere navertellers<br />
gaan een zoektocht aan naar verborgen kennis die<br />
kan leiden tot een anders omgaan met herinneringen.<br />
Over migratie is veel sociologisch werk verschenen.<br />
Informatie uit de eerste hand over de beleving is<br />
echter nog maar schaars te boek gesteld.<br />
Het Hidâya-project Migratieverhalen biedt ook mogelijkheden<br />
voor interactie en samenwerking over de<br />
317<br />
PORTRETTENGALERIJ
HIDÂYA<br />
318<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
etnische grenzen heen… Het speelt in op een sociale,<br />
culturele en maatschappelijke nood bij allochtonen en<br />
autochtonen, bij jong en oud.<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
3.000 euro<br />
Hidâya<br />
Marokkaans Islamitische Culturele Vereniging vzw<br />
Heistraat 159 A<br />
9100 Sint-Niklaas<br />
tel.: 0486-52 47 87<br />
e-mail: hidaya2001@hotmail.com
Actuele<br />
volkscultuur<br />
heeft veel<br />
gezichten<br />
DIRK VERSTOCKT EN MARLEEN DECABOOTER<br />
Met het project Stijlstraten vestigt Anno ‘02 de<br />
aandacht op vier straten in vier gemeenten (Roeselare,<br />
Kuurne, Wevelgem en Izegem). Dirk Verstockt en<br />
Marleen Decabooter van het Mechelse kunstencentrum<br />
Nona werkten het project uit in de wijk Krottegem, in<br />
Roeselare. Anno ‘02 brengt cultuur in ‘vergeten’<br />
wijken en straten, rekening houdend met de behoeften<br />
en noden van de buurtbewoners.<br />
VANUIT DE MENSEN<br />
“Met Stijlstraten Krottegem hebben we geprobeerd op<br />
verschillende manieren artistieke experimenten van<br />
diverse pluimage in te passen in een wijk.<br />
DIRK VERSTOCKT<br />
Uitgangspunten waren de wijk, de buurt, de bewoners,<br />
EN MARLEEN DECABOOTER<br />
met daaromheen de stad als actuele context. Een goed<br />
Piet Van Buren (redactie)<br />
voorbeeld daarvan was het deelproject (onder meer een<br />
fietsroute) rond de lokale held en legendarische wielrenner<br />
Jempi Monseré. Vanuit een artistieke invalshoek<br />
werd in dat deelproject een icoon van de volkscultuur<br />
dertig jaar na datum geherformuleerd.”<br />
Curatoren Dirk Verstockt en Marleen Decabooter<br />
halen nog wel tientallen voorbeelden aan van hoe er<br />
vanuit de belangstelling van de bewoners wordt<br />
vertrokken om actuele volkscultuur, cultuur en kunst<br />
te versmelten.<br />
“Is er überhaupt een definitie van actuele volkscultuur”,<br />
vragen ze zich daarbij af. “Capoeiera, oorspronkelijk<br />
enkel een term voor dansers uit de streek van<br />
Bahia, is nu wereldwijd bekend. Dat bewijst het<br />
bestaan van iets zoals een mondiale volkscultuur.<br />
Volkscultuur kan dus blijkbaar losstaan van de<br />
oorspronkelijke locatie. Andere cultuurvormen, zoals<br />
Hip Hop, worden dan weer niet beschouwd als<br />
volkscultuur. Met de definitie van actuele volks-<br />
Ze willen geen volkscultuur die verontrust<br />
cultuur kun je makkelijk knoeien. Het grote<br />
verschil tussen volkscultuur en actuele volkscultuur<br />
ligt in het feit dat actuele volkscultuur, behalve<br />
een locatie, ook nog een bepaalde tijdsperiode vereist.”<br />
Door Stijlstraten loopt de rode draad dat het om<br />
buurten of straten gaat die om een of andere reden<br />
319<br />
PORTRETTENGALLERIJ
ANNO ’02<br />
320<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
‘achtergesteld’ zijn. In Roeselare werd resoluut<br />
gekozen voor Krottegem. De wijk dankt haar naam aan<br />
de verzameling krotten die er na de Tweede<br />
Wereldoorlog nog overeind stonden. Ondertussen is<br />
Krottegem een echte geuzennaam en wordt de buurt<br />
opnieuw aantrekkelijk voor jonge mensen. Toch is er<br />
heel wat zichtbare en onzichtbare armoede. Daarbij<br />
komt dat Krottegem door de spoorweg, het havenhoofd<br />
en drukke wegen is afgesloten van het mercantiele<br />
stadscentrum.<br />
De keuze voor Krottegem zorgde daarom ook voor<br />
ergernis bij de stad die liever haar positieve kanten<br />
benadrukt. “Voor politici is actuele volkscultuur enkel<br />
een glijmiddel om stemmen binnen te halen. Men had<br />
verwacht dat we Roeselare in beeld zouden brengen als<br />
welvarend en koopkrachtig. Zij willen liever geen<br />
volkscultuur die kan verontrusten. Maar toen we<br />
gingen samenwerken met de familie van Jempi<br />
Monseré voelden we niets dan enthousiasme.”<br />
BOTSING VAN VOLKSCULTUREN<br />
De hele buurt inschakelen in het project, is niet<br />
volledig gelukt. “Toch hebben we gemerkt dat bepaalde<br />
individuen een zekere dynamiek op gang brengen in<br />
Krottegem. Maar om de buurt echt mee te krijgen,<br />
hadden we er vier maanden langer moeten zijn.<br />
Blijvend is de website, die wordt ondersteund door het<br />
stadsbestuur en SoRT (Samenlevingopbouw Roeselare-<br />
Tielt). En de Jempi Monseré-route blijft eveneens.<br />
Bovendien is er een debat op gang gebracht over wat te<br />
doen met kunst, cultuur en actuele volkscultuur in een<br />
stad en hoe je die bijeenbrengt in een gepaste infrastructuur.”<br />
Tijdens het project Stijlstraten bleek hoe moeilijk het is<br />
om de volkscultuur in zo’n wijk te verzoenen met de<br />
maatschappij eromheen; ook al was het project<br />
grondig voorbereid op talrijke vergaderingen met<br />
buurtbewoners en het wijkcomité. “Ze hebben de<br />
neiging om je als een indringer te beschouwen, een<br />
vreemdeling. De verhouding tussen actuele volkscultuur<br />
en de samenleving is al even variabel als de<br />
verhouding tussen verschillende volksculturen onderling.<br />
Je hebt bijvoorbeeld de volkscultuur rond een<br />
voetbalploeg. Maar dat heeft dan weer niks te maken<br />
met de volkscultuur rond de schuttersgilde of de sfeer<br />
rond rommelmarkten. Er zijn zeer veel uitingsvormen<br />
van die actuele volkscultuur.”<br />
Ook tijdens Stijlstraten botsten die wel eens. “De tegenstelling<br />
tussen de cafécultuur van het zeer volkse café<br />
Breda en het plaatselijke koor dat voor het café Poolse<br />
strijdliederen zong, was enorm. Het koor herdacht de<br />
Poolse bevrijders (voor wie een monument is opgericht<br />
in de wijk) terwijl de cafégangers totaal ongeïnteresseerd<br />
door de muziek heen brulden. Op een ander<br />
moment paste alles dan weer wel perfect. In datzelfde<br />
café werd een documentaire vertoond over de bevrijding,<br />
met daarin veel getuigenissen van buurtbewoners;<br />
dat werd wel erg gesmaakt.”<br />
Niet alles wat als volkscultuur wordt voorgesteld, is dat<br />
overigens, vinden de curatoren. Zo wordt Plopsaland<br />
door reclame en bepaalde media voorgesteld als iets<br />
dat tot onze actuele volkscultuur behoort. “Het is<br />
volkscultuur die er geen is, die enkel commerciële<br />
doelen dient, maar die wel doet alsof ze vertegenwoordigt<br />
wat bij de bevolking leeft.” Toch is de scheidingslijn<br />
dun, want is Helmut Lotti volkscultuur of niet? Is<br />
Will Tura dat misschien meer? Authenticiteit is<br />
wellicht een centrale term, maar ook daar komen we<br />
niet ver mee, want wat dan met hip hop? Die volkscultuur<br />
leeft al jarenlang, maar is op zich niet origineel of<br />
authentiek te noemen. “Die soort van volkscultuur<br />
krijgt nog altijd niet de aandacht die ze verdient.<br />
Misschien moeten we besluiten dat je iets als actuele<br />
volkscultuur beschouwt als je het bekijkt vanuit een<br />
sociaal-cultureel oogpunt. Daarbij moeten de verschillende<br />
uitingsvormen niet boven, maar naast elkaar<br />
bestaan. Net zoals je naast de volkscultuur van het<br />
voetbal ook de schuttergilde hebt, kunnen daar hip<br />
hop en gra¤iti naast staan. Voor ons zijn die evenwaardig.”
STATEMENT<br />
Dirk Verstockt en Marleen Decabooter koesteren een<br />
droom. Met kunstencentrum Nona willen ze iets doen<br />
voor de actuele volkscultuur in het Mechelse. “Een<br />
collectief van Mechelse jongeren, gra¤itikunstenaars,<br />
zou graag over muren beschikken om hun ding te<br />
doen. Gra¤iti is echter een vorm van volkscultuur met<br />
een stempel van illegaliteit. Voor de actuele volkscultuur<br />
zou de realisatie van ons project een echt statement<br />
zijn. Maar wat doet het stadsbestuur? Ze trekken<br />
enkel geld uit om gra¤iti te verwijderen.”<br />
Stijlstraten Krottegem was voor Dirk Verstockt en<br />
Marleen Decabooter een prachtige confrontatie tussen<br />
actuele volkscultuur, kunst en jongerencultuur. In de<br />
voorbereiding werd Dirk Verstockt sterk geraakt bij de<br />
opname, door de Brusselse kunstfotograaf Hans Roels,<br />
van een groepsportret van al wie ooit te maken had<br />
met Jempi Monseré. “We stonden daar met 350<br />
mensen die allemaal daar waren voor dat ene moment<br />
rond Jempi Monseré. De foto zegt zo veel over de<br />
cultuur van die wijk en de figuur Monseré en is tegelijk<br />
ook een artistiek product van een kunstenaar. Een<br />
beeld waarbij actuele volkscultuur en kunst perfect<br />
ineenvloeien.”<br />
Ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting:<br />
11.000 euro<br />
Anno ’02 vzw<br />
Oude Vestingsstraat 15<br />
8500 Kortrijk<br />
tel.: 056-25 20 02 - fax: 056-52 82 39<br />
e-mail: info@anno-02.be<br />
DIRK VERSTOCKT EN MARLEEN DECABOOTER<br />
321<br />
PORTRETTENGALERIJ
322<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
epiloog<br />
Een toekomst maken<br />
voor volkscultuur<br />
Wie over de praktijk van de campagneprojecten leest,<br />
vraagt zich misschien af of het daar altijd over volkscultuur<br />
gaat; al was het maar omdat veel praktijkmensen<br />
zelf niet willen weten van die term. Ook rijst<br />
de vraag of er vandaag nog wel sprake is van een<br />
volkscultuur die tegenover een elitecultuur staat?<br />
Bestaat er werkelijk nog zo’n onderscheid? Of is de<br />
omschrijving ‘cultuur van alledag’ toepasselijker?<br />
En nog: is volkscultuur niet tot verdwijnen gedoemd<br />
in een samenleving waarin tradities verwateren of<br />
nauwelijks meer met een identiteit te verbinden zijn?<br />
Wat is volkscultuur? De vraag kwam in deze publicatie<br />
ruimschoots aan bod, maar werd terecht niet met een<br />
definitie beantwoord. Er is immers geen eenduidig en<br />
definitief antwoord. De actoren, de belanghebbenden<br />
en de inhouden veranderen voortdurend. Bovendien<br />
kan volkscultuur gelijktijdig op diverse manieren<br />
worden geïnterpreteerd. Alleen al het begrip ‘volk’,<br />
met al zijn betekenissen en bijbetekenissen, maakt<br />
een definitie uiterst moeilijk. En de discussie wordt er<br />
niet eenvoudiger op als men ‘cultuur’ probeert te<br />
omschrijven.<br />
Toch is het noodzakelijk hierover na te denken. Zelfs<br />
het actuele maatschappelijke debat dat her en der in<br />
West-Europa turbulente politieke gevolgen heeft, kan<br />
niet los worden gezien van de invulling van deze<br />
begrippen. Daarom is het des te belangrijker de<br />
discussie te voeren over de rol van volkscultuur in de<br />
samenleving.
THEORIEARMOEDE KEREN<br />
Volgens Eric Corijn vindt die theoretische discussie<br />
onvoldoende plaats, ook binnen het moeilijk af te<br />
bakenen werkveld van de volkscultuur zelf. Hij spreekt<br />
in dat verband over het ontbreken van een vertooggemeenschap.<br />
Een toekomst maken voor volkscultuur<br />
hangt volgens hem nauw samen met het creëren van<br />
een nieuw soort werkveld met een eigen praktijk. “In<br />
dat werkveld zullen actoren vanuit verschillende horizonten<br />
moeten leren omgaan met een herkenbare<br />
probleemdefinitie en methodiek en met gedeelde praktijkervaringen<br />
vanuit aangepaste samenwerkingsverbanden.<br />
Om zulke nieuwe praktijken om te zetten tot<br />
een specifiek werkveld is het noodzakelijk dat er ook<br />
een discursieve praktijk wordt opgebouwd waarin de<br />
ervaring wordt uitgedrukt, gedocumenteerd en ter<br />
discussie gesteld. Dat niveau wordt onvoldoende geleverd<br />
door de volkskunde.”<br />
INTENSIEVE SAMENWERKING<br />
Uiteraard is er in dat nieuwe werkveld, waarvan de<br />
contouren ter discussie zullen blijven staan, een<br />
belangrijke rol weggelegd voor de ‘sector volkscultuur’,<br />
zoals gedefinieerd door het Vlaamse Cultuurbeleid.<br />
Diverse auteurs stellen trouwens vast dat de methodieken<br />
van die sector essentieel zijn voor de kwaliteit<br />
en de e¤ectiviteit van wat andere actoren op dat terrein<br />
presteren. Die andere actoren kunnen op hun beurt de<br />
‘kernsector’ methodes en technieken bijbrengen om<br />
meer aansluiting te vinden bij wat vandaag leeft in de<br />
maatschappij. Op die manier kan de traditionele praktijk<br />
worden gedynamiseerd en geactualiseerd terwijl ze<br />
zelf de nieuwe praktijken methodisch ondersteunt.<br />
Zowel op het microniveau van lokale initiatieven als<br />
op het macroniveau van het beleid en de (inter)sectorale<br />
samenwerkingsverbanden, groeit het inzicht dat<br />
die aansluiting noodzakelijk is. Op beide niveaus<br />
wordt hoe langer hoe meer gezocht naar een interdisciplinaire<br />
wisselwerking die niet alleen een optelsom<br />
van deskundigheden is, maar door een verknoping van<br />
allerlei kennis en praktijkervaring, ook tot een nieuw<br />
organisatorisch en inhoudelijk geheel leidt dat meer<br />
vertegenwoordigt dan de som van de delen.<br />
Die grensverleggende wisselwerking en daarbij het<br />
onmiskenbare belang van één of meer enthousiaste en<br />
geïnspireerde ‘trekkers’, verklaart al in grote mate<br />
waarom de cultuur van alledag op zoveel plaatsen en<br />
in haar meest diverse uitingen, meer dan ooit bestudeerd,<br />
ontsloten, gecreëerd en beleefd wordt.<br />
En dan maakt het niet zoveel uit of (alleen) het label<br />
‘volkscultuur’ nog past. Dan blijken podiumkunsten<br />
en andere artistieke disciplines perfect hun rol te<br />
spelen in de wisselwerking. Dan zijn allerlei sociale<br />
initiatieven vaak de meest concrete verwijzingen naar<br />
het bredere werkveld waarin het maatschappelijk<br />
belang van volkscultuur gestalte krijgt. Dan staat volkscultuur<br />
midden in de samenleving en kan ze daar<br />
bijdragen tot de bevordering van verbondenheid en<br />
samenhang.<br />
EEN REFERENTIEKADER BIEDEN<br />
Het rapport wijst dat maatschappelijk belang uitdrukkelijk<br />
aan. Corijn plaatst de cultuur van alledag in de<br />
complexe samenleving waar diverse culturen met en<br />
naast elkaar leven, waar mondialisering steeds meer<br />
aan den lijve ervaren wordt, waar er sprake is van individualisering,<br />
versplintering en commercialisering<br />
enz. Wie over de nodige competenties, flexibiliteit<br />
en/of financiële middelen beschikt, kan zich daarin<br />
oriënteren, kan keuzes maken en zich zo door<br />
consumptie als het ware een persoonlijke instantcultuur<br />
samenstellen.<br />
Voor een grote groep mensen is het echter een problematische<br />
samenleving waarin noch de tradities, noch<br />
de heersende cultuur een antwoord bieden op hun<br />
vragen. Er ontbreekt hun een referentiekader in die<br />
koortsachtige, veranderende, zelden geruststellende en<br />
deels virtuele maatschappij. De campagnes Actuele<br />
Volkscultuur en de projecten die daarvoor werden geselecteerd,<br />
gaan ervan uit dat een eigentijdse omgang<br />
met volkscultuur hier baat kan brengen. Volgens<br />
Corijn moet dat gebeuren door – net in die<br />
EPILOOG<br />
323
EPILOOGVOORWOORD<br />
324<br />
ALLEDAAGS IS NIET GEWOON<br />
gedetraditionaliseerde samenleving – des te meer<br />
aandacht te schenken aan het documenteren van het<br />
dagelijks leven en aan de creatieve expressie ervan in<br />
een (artistieke) presentatie die wél aansluit bij de leefwereld<br />
van die groep.<br />
DEBAT ALS STEUN VOOR HET EXPERIMENT<br />
Het is een grote verdienste van het rapport dat het veel<br />
uitdagingen expliciet en precies aanwijst en ze situeert<br />
in hun maatschappelijke context. Zoals Corijn zelf<br />
stelt, gaat het echter om een analyse, niet om de<br />
analyse. Belangrijk is dat essentiële samenlevingsproblematieken<br />
worden geïntroduceerd in de reflectie en<br />
de praktijk rond volkscultuur en vice versa. Op die<br />
manier draagt het onderzoeksrapport bij tot het debat.<br />
Dat debat wordt reeds deels in de essays gevoerd en<br />
vanaf nu hopelijk ook op een breed maatschappelijk<br />
niveau.<br />
Het kan dan onder meer gaan over de rol van de natiestaat<br />
en de vraag hoe belangrijk die nog is in relatie tot<br />
cultuur en identiteit van individu en gemeenschap.<br />
Het kan een discussie zijn over hoe er moet worden<br />
omgegaan met de vermarkting van de cultuur.<br />
Reflecterend op de meer dan gerechtvaardigde inspanningen,<br />
gericht op achtergestelde groepen, kan ook de<br />
vraag worden gesteld of alleen kansarmen in de<br />
verdrukking komen, of alleen zij behoefte hebben aan<br />
een betere documentering en representatie van hun<br />
dagelijks leven. Geldt dat niet ook in zekere mate voor<br />
de ‘middenklasse’? Beschikt die meerderheid van de<br />
bevolking over alle kansen en middelen om zelf een<br />
cultureel referentiekader op te bouwen? Wordt haar<br />
dagelijks leven wél volledig en correct gerepresenteerd<br />
door de heersende cultuurproductie?<br />
Daarbij aansluitend roept het rapport op tot een kwalitatieve<br />
interpretatie als het gaat over de bevordering<br />
van cultuurparticipatie. Het vraagstuk van de cultuurparticipatie<br />
mag niet herleid worden tot een bevordering<br />
van kwantiteit. Het gaat om een afstemmingsproblematiek,<br />
om het verband tussen de dagelijkse levenservaring<br />
en het cultuuraanbod: welke cultuur is<br />
behulpzaam bij de zingeving aan welk dagelijks leven?<br />
Samen met de experimenten op het terrein, kan het<br />
debat mogelijk de vicieuze cirkel doorbreken die erin<br />
bestaat dat steeds dezelfde klassieke cultuurcanon<br />
wordt gevolgd, gecultiveerd, herhaald, waardoor het<br />
dagelijkse leven van een toenemend aantal bevolkingsgroepen<br />
niet meer wordt gedocumenteerd en bijgevolg<br />
ook niet meer gerepresenteerd.<br />
RESPECT EN AANMOEDIGING<br />
Hopelijk maakt deze publicatie de pennen en de<br />
tongen los en kan zowel het veldwerk als het lokale en<br />
het Vlaamse beleid vruchten plukken van de discussies<br />
en de hiervoor geformuleerde besluiten en aanbevelingen.<br />
Wat het beleid betreft, zijn er de afgelopen jaren<br />
belangrijke stappen gezet met het decreet volkscultuur<br />
en de omschrijving van de sector daarin. Even belangrijk<br />
is de oprichting van het Vlaams Centrum voor<br />
Volkscultuur vzw.<br />
De vraag luidt nu hoe de overheid en het VCV kunnen<br />
inspelen op het ontstaan van een ruimer werkveld. De<br />
praktijk geeft te kennen dat de omschrijving van de<br />
sector niet tot een afbakening en dus een uitsluiting<br />
van mogelijke partners of complementaire disciplines<br />
mag leiden. Een aantal van die partners bedanken voor<br />
het label ‘volkscultuur’ of zijn niet echt geïnteresseerd<br />
in een sterke band met het erfgoed. Het zou jammer<br />
zijn dat hun dynamische en vaak juist zo ‘actuele’<br />
inbreng zou botsen op de terminologie.<br />
Een te strikte afbakening zou trouwens ook betekenen<br />
dat volkscultuur wordt ‘ingesloten’, terwijl hier net zo<br />
duidelijk is geworden dat ze niet alleen tot de cultuursector<br />
behoort, maar tot alle disciplines die het dagelijks<br />
leven raken.<br />
Het werkveld kiest duidelijk voor verruiming, interdisciplinaire<br />
samenwerking, openheid. Deze publicatie<br />
toont aan dat er veel redenen zijn om die keuze niet<br />
alleen te respecteren, maar ook aan te moedigen.<br />
Zoals reeds vermeld in de besluiten en aanbevelingen<br />
van het rapport, is het bovendien belangrijk het onder-
zoek en de documentering te stimuleren, mogelijk<br />
met speciale aandacht voor het dagelijks leven van<br />
groepen die vandaag nauwelijks voor die documentering<br />
in aanmerking komen. Dit kan gepaard gaan met<br />
de ontwikkeling van een praktijkondersteunende<br />
structuur (databank, vorming, coaching, sensibilisatie).<br />
Tot slot kan de talrijke en zeer diverse initiatiefnemers<br />
op het terrein alleen maar worden aangeraden in te<br />
gaan op de uitnodiging tot het maatschappelijk debat<br />
dat de problematiek en het werkterrein expliciteert.<br />
Een debat dat allicht ook belangrijke krachtlijnen van<br />
de praktijk zal versterken, zoals interdisciplinaire<br />
samenwerking en de zorg voor een creatieve en<br />
artistieke inbreng bij het ‘teruggeven’ van het alledaagse<br />
aan het publiek.<br />
Het feit dat deze opening van het debat mee onderschreven<br />
wordt door steunpunten als het Vlaams<br />
Centrum voor Volkscultuur en het Vlaams Theater<br />
Instituut wijst erop dat beide instellingen zich engageren<br />
om ondersteunend en begeleidend door te gaan<br />
op de weg die in de praktijk werd ingeslagen en hier<br />
in kaart is gebracht.<br />
De Stichting zelf zal daar ook toe trachten bij te<br />
dragen vanuit haar programma Burgersamenleving en<br />
dan onder meer in haar zorg voor: deskundigheidsbevordering<br />
bij het vrijwilligerswerk en de<br />
verenigingen, versterking van het sociaal kapitaal,<br />
bevordering van burgerparticipatie in lokale ontwikkeling<br />
en het stimuleren van cultureel pluralisme.<br />
Een toekomst maken voor volkscultuur is immers bij<br />
uitstek bouwen aan een samenleving die zichzelf<br />
versterkt. π<br />
Koning Boudewijnstichting<br />
EPILOOG<br />
325
COLOFON<br />
verantwoordelijk uitgever<br />
· Guido Knops,<br />
directeur bij de Koning Boudewijnstichting<br />
algemene leiding<br />
· Tinne Vandensande,<br />
opdrachthouder bij de Koning Boudewijnstichting<br />
eindredactie<br />
· Ivo Adriaenssens<br />
begeleiding<br />
· Edith Vermeiren<br />
administratieve medewerking<br />
· Kathleen Van Ginderdeuren,<br />
assistent bij de Koning Boudewijnstichting<br />
· Nadine Van Overberghe,<br />
assistent bij de Koning Boudewijnstichting<br />
foto’s<br />
cases en portretten<br />
· Lander Loeckx<br />
coverpagina’s en bij essay van michel uytterhoeven<br />
· Alibi vzw, Orla Barry, Koen Broos, Phile Deprez,<br />
Nick Hannes, Jan Kempenaers, Joeri Neudt,<br />
Dirk Pauwels, Jean-Pierre Stoop, Studio Verne,<br />
Nigel Young<br />
tekeningen bij essay van koen peeters<br />
· Els Dietvorst<br />
vormgeving<br />
· Mega-L-Una<br />
druk<br />
· Arte-Print<br />
reflectiegroep<br />
Het onderzoek en de rapportering werden inhoudelijk<br />
begeleid door een reflectiegroep bestaande uit:<br />
· Bruno De Wever, docent Universiteit Gent,<br />
vakgroep Nieuwste Geschiedenis, fellow aan het NIAS<br />
(Netherlands Institute for Advanced Study) in Wassenaar<br />
· Marc Jacobs, directeur Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw<br />
· Marijke Pruyt, lector Sociale Hogeschool Gent<br />
· Gerard Rooijakkers, wetenschappelijk medewerker etnologie<br />
Meertens Instituut, bijzonder hoogleraar Nederlandse<br />
etnologie, universiteit Amsterdam<br />
· Michel Uytterhoeven, directeur Vlaams Theater Instituut vzw<br />
jury<br />
Behalve de leden van de reflectiegroep, maakten de volgende<br />
personen deel uit van één of beide campagnejury’s:<br />
· Jan Boulogne, juryvoorzitter, directeur UNIZO-Vorming vzw<br />
· Gerdie Borghuis, destijds museumconsulent<br />
collectieregistratie- en automatisering bij de Vlaamse<br />
Gemeenschap, nu docent Reinwardacademie in Amsterdam<br />
· Anne Brumagne, destijds journalist, nu raadgever bij<br />
het kabinet van de Vlaamse minister van Cultuur<br />
· Hans Bruneel, directeur Muziek Lod vzw<br />
· Guido De Dijn, adviseur Cultureel Erfgoed bij<br />
het provinciebestuur Limburg<br />
· Saïd El Khadraoui, schepen van Cultuur Leuven<br />
· Lone Leth Larsen, directeur Deens Cultureel Instituut Benelux<br />
· Anneke Lippens, museumconsulent Provincie Oost-Vlaanderen
WETTELIJK DEPOT D/2002/2893/10 ISBN 90-5130-405-6 NUR 600 © 2002 KONING BOUDEWIJNSTICHTING
met de steun van de nationale loterij