09.09.2013 Views

Oratie-boek Giep Hagoort - HKU

Oratie-boek Giep Hagoort - HKU

Oratie-boek Giep Hagoort - HKU

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

De creatieve industrie vormt binnen en buiten Nederland in<br />

toenemende mate de context voor het cultureel ondernemen van<br />

kunstenaars, vormgevers en kunstmanagers. Studies over cultureel<br />

ondernemerschap zijn voornamelijk conceptueel en casuïstisch van<br />

aard. Theorievorming vindt niet of nauwelijks plaats.<br />

In zijn oratie schetst <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> een onderzoeksgebied dat deze<br />

leemte opvult. Het fundament van het cultureel ondernemen is in zijn<br />

benadering het samengaan van de vrijheid van het maken en tonen<br />

van kunst én de vrijheid van het ondernemen.<br />

Om toonaangevend onderzoek te kunnen verrichten, beoogt<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> de oprichting van een European Research and Training<br />

Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE).<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> introduceerde in 1992 in Nederland het begrip<br />

Cultureel ondernemerschap. Vanaf 2000 is hij lector Kunst en<br />

Economie aan de Faculteit Kunst en Economie van de Hogeschool<br />

voor de Kunsten Utrecht. In 2006 is <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> als eerste<br />

hoogleraar Kunst en economie in Nederland benoemd aan de<br />

Universiteit Utrecht, Faculteit der Kunsten.<br />

With Art Management Entrepreneurial Style <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> moves to the front<br />

ranks of writers on arts and cultural management.<br />

Professor Archie Kleingartner, UCLA<br />

ISBN/EAN 978-90-71759-37-6<br />

Vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap<br />

Universiteit Utrecht<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht<br />

Cultureel<br />

ondernemerschap<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />

<strong>Oratie</strong> 6 juni 2007<br />

Over het onderzoek naar de vrijheid<br />

van kunst maken en de vrijheid van<br />

ondernemen


Cultureel ondernemerschap


Cultureel ondernemerschap<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />

Over het onderzoek naar de vrijheid van kunst maken<br />

en de vrijheid van ondernemen<br />

•<br />

<strong>Oratie</strong> 6 juni 2007<br />

Vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap<br />

Universiteit Utrecht<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht


Tekst<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />

Advies en ondersteuning<br />

Joke van den Berg, Derk Blijleven, Annelies Boutellier, Ad van Breugel,<br />

Nirav Christophe, Ria Douma, Hans van Dulken, Nelly van der Geest,<br />

Remy Harrewijn, Tjaard Horlings, John Huige, Ad Huijsmans, Dorian<br />

Maarse, Eva van der Molen, Jacob Oostwoud Wijdenes, Joost Smiers,<br />

Marijn van Thiel, Aukje Thomassen, Constance Uitenbogaard, Erik<br />

Uitenbogaard, Patricia Verschuuren, Ellis Visch, receptie <strong>HKU</strong>, team<br />

MKB U, INCO.<br />

Uitgave: Faculteit der Kunsten - vakgebied Kunst en economie,<br />

Universiteit Utrecht/Faculteit Kunst en Economie-Lectoraat Kunst en<br />

Economie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.<br />

Van deze tekst is een Summary Version verschenen, aan te vragen bij de<br />

schrijver. Beide teksten zijn te downloaden via www.hku.nl<br />

Boekverzorging<br />

Erik Uitenbogaard (BNO)<br />

Omslag<br />

De hoed van luitenant Willem van Ruytenburgh vormt een detail<br />

uit de Nachtwacht van Rembrandt van Rijn. Tijdens de oratie van<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, aangekondigd onder de titel “Weg met de Nachtwacht!”,<br />

hebben verschillende details uit het schilderstuk – waaronder deze hoed –<br />

in een computeranimatie gefigureerd. Vormgeving en titel:<br />

Erik Uitenbogaard.<br />

Foto achterzijde omslag:<br />

© Joke van den Berg, 2006. Beeldrecht Amsterdam<br />

giep.hagoort@central.hku.nl<br />

www.uu.nl<br />

www.hku.nl<br />

zomer 2007<br />

ISBN/EAN 978-90-71759-37-6<br />

Inhoud<br />

In het kort 7<br />

Aan de lezer 9<br />

Meer over kunst en economie 11<br />

Een verkenning, Cultureel ondernemerschap in fasen 16<br />

De conceptuele fase 24<br />

Van concept naar onderzoek 30<br />

Naar theorievorming over cultureel ondernemerschap 32<br />

Ondernemen 35<br />

Wetenschappelijke dialoog 41<br />

Onderzoeksagenda: een vijfpuntenplan 44<br />

Noten 52<br />

Literatuur 61<br />

Beknopt CV 69


In het kort<br />

Het vakgebied Kunst en economie van de nieuwe Faculteit der<br />

Kunsten aan de Universiteit Utrecht richt zich op de wetenschappelijke<br />

bestudering van het cultureel ondernemen binnen de creatieve<br />

industrie. Het onderzoeksgebied sluit aan op de praktijk- en<br />

onderwijsgebonden studies van het Lectoraat Kunst en Economie<br />

van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Deze studies zijn<br />

conceptueel en casuïstisch van aard maar missen in de regel een<br />

meer theoretische grondslag.<br />

Het conceptuele Cultureel ondernemerschap is missiegedreven,<br />

balanceert tussen culturele en economische waarden en heeft zorg<br />

voor de culturele infrastructuur. Vier invalshoeken geven inzicht in<br />

het ondernemen als algemeen kennisgebied: innoveren, persoonlijke<br />

drive, bedrijfsplanning en overleven. Deze invalshoeken zijn<br />

ook herkenbaar in de creatieve industrie.<br />

Bij theorievorming gaat het om de vraag naar de fundamenten<br />

van een onderzoeksgebied. Twee, op de autonomie-ontwikkeling<br />

gerichte, positieve vrijheden zijn te beschouwen als het fundament<br />

van cultureel ondernemerschap: de vrijheid van het maken en tonen<br />

van kunst én de vrijheid van het ondernemen. In een kunsteconomisch<br />

proces komen deze twee vrijheden tezamen. De materiële ondernemingsvrijheid<br />

is in dit proces dienstbaar aan de op verbeelding<br />

gerichte artistieke vrijheid. Het kunsteconomisch proces zal binnen<br />

het nieuwe vakgebied met name aan de hand van interdisciplinair<br />

kunst(enaars)onderzoek nader worden uitgediept. Resultaten met<br />

betrekking tot analyse, ontwerp en reflectie zijn dienstbaar aan het<br />

kunstvakonderwijs (keuzes leren maken in het combineren van twee<br />

verschillende vrijheden) en de praktijk (organiseren rond artistieke<br />

7


en economische waarden). Het opzetten van een wetenschappelijke<br />

dialoog in een lerende en interdisciplinaire context vormt een kernonderdeel<br />

van het nieuwe vakgebied. Studenten worden gestimuleerd<br />

een bijdrage aan deze dialoog te leveren.<br />

Om nationaal en internationaal onderzoek in de nieuwe faculteit te<br />

kunnen verrichten, wordt de oprichting van een European Research<br />

and Training Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE) beoogd.<br />

Aan de lezer!<br />

De tekst, die ik de lezer hier aanbied, is een bewerking van mijn oratie die ik<br />

op 6 juni 2007 aan de Universiteit Utrecht gehouden heb.<br />

Mijn professoraat betreft het vakgebied Kunst en economie, in het bijzonder<br />

Cultureel ondernemerschap. Deze vorm van ondernemen staat in het begin<br />

van de 21 e eeuw sterk in de belangstelling al gaan de eerste sporen terug naar<br />

prehistorische tijden.<br />

In mijn oratie schets ik de fundamenten van het cultureel ondernemerschap.<br />

Binnen deze nieuwe discipline zal de nadruk liggen op het onderzoek naar de<br />

relatie tussen de vrijheid van het maken van kunst én de vrijheid van het<br />

ondernemen. Onderzoek dat nog niet eerder in wetenschappelijke zin heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

Aan het slot van mijn oratie bepleit ik mede om die reden de oprichting<br />

van een European Research and Training Center for Cultural<br />

Entrepreneurship (ERTCCE).<br />

Een dergelijk centrum koestert binnen de creatieve industrie nationale en<br />

internationale ambities en toont een grote dienstbaarheid aan praktijk en<br />

onderwijs.<br />

Bij de voorbereiding en de afronding van deze oratie heb ik van vele kanten<br />

steun ontvangen. Mijn grote dank en diepe waardering daarvoor breng ik<br />

onder andere tot uiting door vermelding van de namen van de betrokkenen<br />

aan het begin van deze publicatie.<br />

Het formuleren van de fundamenten voor een wetenschappelijke discipline in<br />

ontwikkeling vraagt om een kritische bejegening.<br />

Reacties zijn meer dan welkom.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />

8 9


In het begin bestond de kosmos uit gas, dat zich langzaam tot een enorme<br />

steen vormde. Uit dit kosmische ei kwam een wezen voort, genaamd Pan Gu.<br />

De ene helft van de eierschaal bleef boven hem als de hemel, de andere onder<br />

hem als de aarde. Achttienduizend jaar lang werkte Pan Gu aan de aarde,<br />

totdat deze zijn huidige vorm kreeg. Toen hij tenslotte op wel zeer respectabele<br />

leeftijd stierf, werden zijn ledematen de bergen, zijn bloed de rivieren,<br />

zijn adem de wind, zijn zweet de regen en zijn stem de donder. Zijn twee<br />

ogen werden de zon en de maan, zijn haren de bomen en de planten, en de<br />

parasieten in zijn lichaam....de mensheid.<br />

Chinese mythe over het ontstaan der dingen<br />

•<br />

De verbeelding is een van de grootste gaven die wij hebben.<br />

Ben Okri<br />

•<br />

Ik kan natuurlijk niet uitsluiten, dat mijn vrijwel dagelijkse aanschouwing<br />

van moderne kunst toch tot een zekere reflexwerking daarvan op mijn wetenschappelijk<br />

werk heeft geleid.<br />

Professor mr. P. Verloren van Themaat, Afscheidscollege RUU<br />

Meer over kunst en economie 1<br />

Vanaf het moment dat de prehistorische jager-kunstenaar zijn tekeningen in<br />

een rotswand aanbracht - nu zo’n 20.000 tot 30.000 jaar geleden – is de<br />

mensheid geconfronteerd geweest met de relatie tussen kunst en economie.<br />

Hauser heeft opgemerkt dat de jager-kunstenaar over bijzondere<br />

gaven beschikte waardoor hij vrijgesteld was van de jacht. 2 Anders<br />

gezegd: wie is belast met het vinden van voedsel en wie met de verbeelding?<br />

Naarmate de primitieve maatschappij zich ontwikkelt in een landbouwsamenleving<br />

en ook in cultureel opzicht voorraadvorming van<br />

en handel in symbolen ontstaan, worden de eerste stappen in het<br />

cultureel ondernemerschap gezet. In de beperkt onafhankelijke<br />

werkplaatsen van de beeldhouwers kunnen de vertegenwoordigers<br />

van de goddelijke machthebbers hun grafbeelden bestellen. Later,<br />

tijdens de Griekse theaterfestivals, maken de adhoc sponsoren het<br />

mogelijk dat duizenden toeschouwers het winnende drama kunnen<br />

bezoeken.<br />

Vasari laat bij de bespreking van de Renaissance kunstenaars zien<br />

dat zij voortdurend hun onderneming draaiende moeten houden<br />

aan de hand van opdrachten die in een verfijnd netwerk verkregen<br />

worden. 3 Met de komst van Shakespeare, Rubens en Rembrandt<br />

komen voorbeelden van een diversiteit in cultureel ondernemerschap<br />

naar voren, die tot profijtelijke inkomens zorgt (al kon Rembrandt<br />

daarmee moeilijk omgaan 4 ).<br />

Aan het begin van de 21 e eeuw zorgt de groei van de creatieve industrie<br />

voor een meer maatschappelijke noodzaak van cultureel ondernemerschap:<br />

de behoefte aan versterking van het artistiek en<br />

10 11


MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />

cultureel organisatievermogen. Veel is nog van pioniershand binnen<br />

dit betrekkelijk nieuw terrein met zijn karakterstieken creativiteit,<br />

digitalisering en innovatie.<br />

Enkele recente gegevens maken duidelijk hoe omvangrijk deze<br />

groei echter is, bijvoorbeeld in de regio Utrecht. 5<br />

In de periode 1990-2005 is het aantal banen in de creatieve sector<br />

bijna verdubbeld. Het aantal banen is nu 8.484, ruim 4 % van<br />

het totaal aantal banen. Creatieve bedrijven vormen ruim 13% van<br />

de totale bedrijvigheid. In totaal groeit het aantal vestigingen in<br />

Utrecht in de periode 1990-2005 met 50%, de groei van het aantal<br />

vestigingen in de creatieve sector komt uit op 200%. Maar ook elders<br />

zien we deze groei, zoals onlangs in een rapport van de EU<br />

duidelijk is geworden. 6 Binnen de EU was in 2003 de steeds groter<br />

wordende bijdrage van de creatieve sector aan het gezamenlijk product<br />

2.6 %, en is deze sector de als prominent te <strong>boek</strong> staande voedselindustrie<br />

(1.9%) en chemie (2.3%) voorbijgestreefd.<br />

De groei is niet alleen kwantitatief, ook inhoudelijk zien we een<br />

forse ontwikkeling. De traditionele westerse cultuur moet het podium<br />

meer en meer delen met cultuuruitingen van niet-westerse<br />

aard op grond waarvan weer nieuwe stijlen en genres ontstaan.<br />

Over deze inhoudelijke complexiteit van de creatieve bedrijvigheid<br />

moge het aantal muziekstijlen als illustratie gelden. In totaal<br />

telt Wikipedia in alfabetische volgorde 150 stijlen. 7 Zo vinden we<br />

onder de J de stijlen Jazz, Jazzrock, Jive, Jumpstyle, Jumpcore en -<br />

last but not least - Jodelen.<br />

En elke stijl heeft een eigen keten van creatie, productie, distributie<br />

en beleving, met eigen makers, vertolkers en liefhebbers.<br />

Welke betekenis heeft nu het universitaire vakgebied Kunst en economie,<br />

in het bijzonder gericht op Cultureel ondernemerschap binnen<br />

deze historische en actuele context? Die vraag staat centraal in<br />

deze oratie.<br />

De naam kunst en economie is in 1999 door toedoen van de Hogeschool<br />

voor de Kunsten Utrecht (afgekort <strong>HKU</strong>), in nauwe samenspraak<br />

met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />

Wetenschap, ingevoerd in het landelijke CROHO-register. Opname<br />

was noodzakelijk om de toenmalige, samengstelde studierichting<br />

MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />

kunst- en mediamanagement de formele opleidingsstatus te geven. 8<br />

Studenten die binnen de <strong>HKU</strong> de opleiding kunst en economie volgen,<br />

worden erkend opgeleid voor organisatiefuncties in de creatieve<br />

industrie, op bachelor- en masterniveau. Inmiddels is ook een Faculteit<br />

Kunst en Economie opgericht, naast de faculteiten Muziek, Theater,<br />

Beeldende Kunst en Vormgeving, en Kunst, Media &<br />

Technologie. Met deze faculteiten wordt samengewerkt om het cultureel<br />

ondernemerschap te verankeren in het reguliere curriculum.<br />

In 2000 is binnen de <strong>HKU</strong> het Lectoraat Kunst en Economie<br />

ingesteld met het oog op kenniscreatie en kenniscirculatie van het<br />

cultureel ondernemerschap. 9 Van dat lectoraat ben ik de verantwoordelijke<br />

lector. De naam kunst en economie suggereert een bredere<br />

focus dan alleen de organisatie van culturele beroepspraktijken,<br />

kunstinstellingen en creatieve bedrijven (het microniveau). Registratie<br />

in het CROHO-register geeft de <strong>HKU</strong> evenwel de mogelijkheid<br />

onderwijsprogramma’s te ontwikkelen gericht op<br />

macro-vraagstukken binnen de creatieve industrie. Hierbij kan gedacht<br />

worden aan opleidingen arbeidsmarktbeleid, macrofinanciering<br />

en intellectueel eigendom. 10<br />

In het buitenland wordt de naam Art and Economics vooral gehanteerd<br />

voor het macro-economisch onderzoek waarbij de aandacht<br />

uitgaat naar de economische betekenis van kunst en cultuur, het<br />

cultuursubsidiebeleid van de overheid, culturele consumentenvoorkeuren,<br />

werkgelegenheid, en de relatie tussen cultuur en wereldhandel.<br />

11 De onderzoekers hebben eigen netwerken en<br />

beschikken over eigen wetenschappelijke vakbladen. 12<br />

Het vakgebied Kunst en economie is in 2006 door de Universiteit<br />

Utrecht gevestigd vanwege haar samenwerking met de <strong>HKU</strong>. Vanuit<br />

deze samenwerking is een nieuwe Faculteit der Kunsten ontstaan.<br />

De nieuwe faculteit geeft de mogelijkheid om met name<br />

kunstenaar-onderzoekers te doen promoveren, ook in het domein<br />

kunst en economie.<br />

In mijn oratie zal ik de contouren schetsen van het nieuwe vakgebied,<br />

dat ook hier in het bijzonder gericht zal zijn op cultureel ondernemerschap.<br />

Ik zal beginnen met een toelichting op het begrip<br />

12 13


MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />

Cultureel ondernemerschap. Vervolgens wil ik een verkenning plegen<br />

langs de fundamenten van het begrip Cultureel ondernemerschap<br />

waarin het kunst maken én het ondernemen centraal staan,<br />

om ten slotte uit te komen op een onderzoeksprogramma Cultureel<br />

ondernemerschap.<br />

In deze oratie hanteer ik de volgende concepten, daarbij aansluitend<br />

op mijn eerdere publicaties. 13<br />

• Kunst is een verzamelnaam voor de producten die kunstenaars<br />

en vormgevers maken en die het resultaat zijn van een creatief-artistiek<br />

proces. Deze producten bezitten vanuit een kunstbedrijfskundig<br />

optiek een aantal karakteristieken: individuele creativiteit<br />

als grondslag voor productie; creatie is meer idee- dan vraaggericht;<br />

in de creatiefase is er een neiging tot l’art pour l’art; in de creatie-<br />

en productiefase is rationalisatie van het werkproces beperkt<br />

mogelijk, de basisinvesteringen zijn niet of nauweljks terugverdienend;<br />

productvernietiging vindt niet plaats behoudens artistieke<br />

motieven; smaakmakers zijn dominant in productoordelen;<br />

intellectueel eigendom geeft een beperkte bescherming en inkomen<br />

maar neigt tot monopolievorming. 14 Meer specifiek voor de<br />

podiumkunsten geldt dat voorraadvorming van voorstellingen<br />

naar hun aard niet kan plaatsvinden en dat opvoering én beleving<br />

tegelijkertijd plaatsvinden. Creatieve producten als deel van kunst<br />

die door toedoen van technologie ontstaan (gaming, video, film)<br />

maken een massafabricage mogelijk maar kennen als regel een<br />

snelle doorlooptijd.<br />

• Cultuur is een verzamelnaam voor kunst en vormgeving en de<br />

daaraan verbonden producten als cultureel erfgoed en cultuureducatie.<br />

• Cultuurbeleid is de zorg van de overheid voor deze cultuur (in de<br />

lijn van de opvattingen van Boekman, gericht op instandhouding<br />

van, ontwikkeling van en deelname aan culturele waarden 15 ).<br />

• We spreken van de creatieve industrie als een verzamelnaam voor<br />

de sectoren 1. kunst en cultuur, 2. media en entertainment, en 3.<br />

creatieve dienstverlening, binnen de keten creatie-productiedistributie-beleving.<br />

16<br />

• Cultureel ondernemerschap slaat op het ondernemen binnen de<br />

diverse disciplines of op het gebied van cross overs. Indien het on-<br />

MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />

dernemen vanuit de creatieve industrie gericht is op het samenbrengen<br />

van creatieve en niet-creatieve sectoren wordt gesproken<br />

van creatief ondernemerschap. 17<br />

Duidelijke termen bevorderen het inzicht in de te bestuderen vraagstukken,<br />

al blijft ook het niet altijd gelijkluidende professionele<br />

woordgebruik aanwezig. We spreken van een Hogeschool voor de<br />

Kunsten maar qua onderwijs en onderzoek functioneert een dergelijk<br />

instituut als een ‘academie voor de creatieve industrie’. Een<br />

zelfde verschijnsel doet zich internationaal voor bij het begrip art<br />

management dat een veel bredere reikwijdte heeft dan het management<br />

van (gesubsidieerde) kunst en cultuur; ook de organisatie van<br />

creatieve bedrijvigheid van architectenbureaus, vormgevers en intermediaire<br />

instellingen valt eronder. Met een dergelijk woordgebruik<br />

moet rekening gehouden worden wil men niet met het<br />

wetenschappelijk onderzoek in een ivoren toren terecht komen.<br />

14 15


Een verkenning,<br />

Cultureel ondernemerschap in fasen<br />

Bij het positioneren van het begrip Cultureel ondernemerschap heb<br />

ik gebruik gemaakt van Van Riemsdijk’s inleiding over de dilemma’s<br />

in de bedrijfskundige wetenschap. 18 Deze jonge wetenschap<br />

heeft na de Tweede Wereldoorlog een sterke groei doorgemaakt en<br />

de behoefte om stil te staan bij de ontwikkeling van die wetenschap<br />

wordt alom gevoeld. Ook de oratie van Verweel, over Organisatiestudies,<br />

heb ik geraadpleegd omdat deze een denklijn aanreikt om<br />

nieuwe wetenschapsgebieden te positioneren. 19 Vanuit deze overwegingen<br />

vertrekkend, en rekening houdend met het gegeven dat<br />

cultureel ondernemerschap nog nauwelijks wetenschappelijk is bestudeerd,<br />

heb ik voor het schetsen van het begrip Cultureel ondernemerschap<br />

gekozen voor een indeling in drie fasen: 1. een<br />

pioniersfase, waarin een verschijnsel op de tafel van de onderzoekende<br />

professional belandt en een eerste, open verkenning plaatsvindt;<br />

2. een conceptuele fase die gericht is op het onder woorden<br />

brengen van het verschijnsel en waarbij concepten in de praktijk<br />

getoetst worden; en 3. een theoretische fase. In die laatste, derde<br />

fase ontstaat een behoefte om de grondslagen scherper in beeld te<br />

brengen, gekoppeld aan een meer expliciete uitwerking van te hanteren<br />

onderzoeksmethoden. Een set van samenhangende uitspraken,<br />

vervat in een geaccepteerd theoretisch raamwerk, typeert zo’n<br />

derde fase. Overigens door paradigmawisselingen - of de dreiging<br />

ervan - is een dergelijk raamwerk per definitie altijd in beweging.<br />

De pioniersfase vangt in Nederland aan met een in 1981 gehouden<br />

speciale studiedag met als titel ‘De dag van de Kunstondernemer’. 20<br />

EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

Veranderingen in de positie van de kunstsubsidiërende overheid en<br />

de daarmee gepaard gaande wens tot verzakelijking van de not for<br />

profit sector vormen de aanleiding van de studiedag. Het evenement<br />

blijkt een schot in de roos want er komen honderden belangstellende<br />

kunstdirecties, kunstenaars en beleidsmakers naar Tiel waar<br />

deze dag gehouden wordt. Op de dag zelf staan nut en noodzaak<br />

van management, marketing, personeelsbeleid en scholing voor de<br />

gesubsidieerde kunstensector centraal. Gevolg is onder meer dat<br />

een managementcursus Podiumkunsten voor directies wordt ontwikkeld,<br />

de eerste in ons land. Vervolgens maken in 1984 Joost<br />

Smiers en ik een start met een eenjarige cursus Kunstmanagement,<br />

Kunstbemiddeling en Kunstbeleid voor het middenkader en die in<br />

Utrecht en Amsterdam jarenlang aangeboden wordt. 21 Docenten<br />

uit beide cursussen zouden later bijdragen leveren aan het in 1990<br />

verschenen Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur (onder auspiciën<br />

van de <strong>HKU</strong>). 22<br />

In 1992 draagt mijn eerste leer<strong>boek</strong> over kunstmanagement de titel<br />

Cultureel ondernemerschap. 23 Het <strong>boek</strong> verschaft kennis over organisatievormen<br />

in de culturele sector en geeft aan dat ondernemerschap,<br />

in de zin van het benutten van nieuwe kansen en afstand<br />

nemen van subsidiegevers, een wenkend perspectief biedt. Vooral<br />

hecht ik belang aan het onder eigen verantwoordelijkheid ontwikkelen<br />

van een strategisch kunstmanagement met een open oog voor<br />

de eigen, steeds in verandering zijnde omgeving. Als basisreferenties<br />

voor het managementdeel gebruik ik de organisatietypologie<br />

van de Canadees Mintzberg en het algemeen managementoverzicht<br />

van zowel Keuning en Eppink als van de Amerikaan Griffin 24 .<br />

Bij het ondernemerschap gaat het in mijn <strong>boek</strong> om een gedrevenheid<br />

voor de kunst als ankerpunt voor de kunstmanager. Ook de<br />

begrippen risico nemen en innoveren krijgen een plaats. Het management<br />

als discipline wordt door mij als té rationeel, té formeel<br />

gezien hetgeen niet de vereiste kwaliteiten zal opleveren om wat organisatie<br />

betreft de kunst te dienen. Voor een bedrijfskundige schets<br />

van ondernemerschap raadpleeg ik de inzichten van met name<br />

Drucker (over innovatie en marketing als ondernemingsfuncties),<br />

Chakraborty (over creating goodness), Kets de Vries (over ondernemersgedrag)<br />

en Cornwall en Perlman (over persoonlijk commit-<br />

16 17


EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

ment met een organisatie, profit of not for profit). 25 De opsomming<br />

veronderstelt wellicht een systematische aanpak van de relatie management<br />

en ondernemerschap. Die benadering komt pas later.<br />

Hoewel ik als eerste de term Cultureel ondernemerschap in het Nederlandse<br />

taalgebied introduceer, blijkt later dat de term Cultural entrepreneurship<br />

al in Amerika was opgedoken in onderzoek van<br />

Dimaggio naar aanleiding van 19 e eeuwse culturele initiatieven van<br />

een welvarende Amerikaanse stadselite. 26 Deze initiatieven waren<br />

erop gericht om eigen podia te vestigen voor de Europees georiënteerde<br />

hoge kunsten zoals ‘klassieke’ muziek.<br />

Na de publicatie van mijn <strong>boek</strong> is het begrip Cultureel ondernemerschap<br />

27 steeds meer in de belangstelling gekomen van trainers,<br />

opleiders en consultants al heeft in hun praktijken lang in woord<br />

en daad het accent gelegen op het ambachtelijk management van<br />

culturele organisaties, summier aangelengd met inzichten uit de<br />

meer algemene managementliteratuur. Veranderingen in de omgeving<br />

van culturele organisaties door de introductie van budgetfinanciering,<br />

de eerder genoemde verzakelijking van het<br />

overheidsbeleid, het reduceren van inkomenssubsidies voor kunstenaars,<br />

vragen gaandeweg om een professioneel organiseren van<br />

kunst en cultuur, kortom van een praktisch doordacht kunstmanagement.<br />

Deze professionalisering heb ik onder andere beschreven<br />

in het in 2003 verschenen <strong>boek</strong> Kunstmanagement en<br />

Engagement, Wim Warmer een profiel, waarbij ik de loopbaan van<br />

de ondernemend kunstmanager Wim Warmer afzet tegen de ontwikkelingen<br />

in het culturele veld. 28<br />

In deze pioniersfase krijgt kunstmanagement een eigen herkenning.<br />

Daarbij gaat het om een expliciet geformuleerd strategisch kunstmanagement<br />

en het op orde hebben van de functies financiën, marketing,<br />

personeel en projectplanning. Ook een bewustzijn omtrent<br />

het hanteren van een leiderschapsstijl treedt op. 29<br />

Hoewel het denken in managementtermen binnen kunst en cultuur<br />

noodzakelijk is, gezien de behoefte aan professionele organisaties,<br />

blijft een meer systematische verkenning van het verschil<br />

tussen management en ondernemerschap uit, ook in mijn eigen publicaties.<br />

En dat is tevens het geval bij Noordman die in zijn eerste<br />

EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

<strong>boek</strong> Kunstmanagement hoe bestaat het? uit 1989 een groei- en<br />

ontwikkelingsmodel schetst, geënt op de artistieke en zakelijke bedrijfsvoering.<br />

30 Dit <strong>boek</strong> is praktijkgericht maar is vanwege het ontbreken<br />

van een theoretisch fundament minder geschikt om de<br />

begrippen van kunstmanager en cultureel ondernemer te kunnen<br />

doorgronden.<br />

Het toepassen van managementmodellen is van belang voor de aanpak<br />

van organisatievragen, maar management als mainstream is een<br />

theorie die zich impliciet ontwikkelt aan de hand van grootschalige<br />

processen. 31 Met name Amerikaanse uiteenzettingen zijn gericht op<br />

concernverhoudingen, globale strategieën, en uitgebreide organisatiestructuren<br />

met verschillende managementlagen. Arbeidsdeling<br />

voltrekt zich in divisies, en coördinatie wordt gedomineerd door<br />

een hiërachie van hoofdkantoor, staven en afdelingen, de organisatiecultuur<br />

is daarbij top down georiënteerd.<br />

Voor een basisbegrip van management is de sluimerende grootschaligheid<br />

geen probleem, immers strategievorming, organisatieontwerp<br />

en leiderschap zijn te beschouwen als de drie centrale<br />

kennisdomeinen. Maar als het gaat om het doordenken van managementvraagstukken<br />

in een specifieke sector, en in dit geval de<br />

culturele sector, dan ontstaan grote problemen op het vlak van diagnose,<br />

ontwerp en reflectie. 32 Immers, binnen de culturele bedrijfsvoering<br />

kennen we naast de eerder genoemde specifieke<br />

productkarakteristieken ook en vooral kleinschalige organisatievormen,<br />

een minimale verticale differentiatie (het aantal managementlagen),<br />

een informele organisatiecultuur en een primair proces<br />

(scheppend of herscheppend) dat gedomineerd wordt door een artistiek,<br />

sterk normatief oordeel.<br />

Kunstmanagement is in dit verband weliswaar een toepassing van<br />

het algemene management, maar kent in die toepassing ook eigen<br />

waarden zoals mijn promotieonderzoek uit 1998 heeft laten zien. 33<br />

Dat het opkomend managementdenken in de culturele sector zich<br />

ook uitdrukkelijk buiten Nederland aandient waarbij ook hier cultureel<br />

ondernemerschap fragmentarisch of geheel niet aan de orde<br />

komt, blijkt uit de verschillende periodieken en hand<strong>boek</strong>en die in<br />

die tijd verschijnen. 34 Byrnes verzamelt in zijn <strong>boek</strong> Management and<br />

18 19


EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

the Arts allerhande algemene managementmodellen die hem voor<br />

kunstinstellingen bruikbaar voorkomen. 35 Radbourne en Fraser en<br />

later Stevenson beschrijven de organisatie van het cultureel veld in<br />

Australië en zien in navolging van DiMaggio vooral Cultural Entrepreneurship<br />

als een private financiering van de cultuur. 36 Vanuit het<br />

zelfde continent verschijnt evenwel een onderzoek onder de titel<br />

The Entrepreneurial Arts Leader van Rentschler. 37 Dit onderzoek betreft<br />

niet een uiteenzetting van vraagstukken rond kunstmanagement<br />

of ondernemerschap maar de vraag welke mangementkwaliteit<br />

een cultureel leider moet hebben in een omgeving die (cultuurpolitiek,<br />

economisch, maatschappelijk) sterk aan verandering<br />

onderhevig is. Vanwege de noodzaak van creativiteit en innovatie (in<br />

programmering en financiering) is de conclusie - mede gebaseerd<br />

op empirisch materiaal - dat ondernemerschap voor de hand ligt en<br />

minder management en beheer of tegenovergesteld aan deze twee<br />

artistieke bevlogenheid.<br />

Chong zet zijn leer<strong>boek</strong> Arts Management thematisch op en maakt<br />

daarin ook op bescheiden wijze plaats voor Cultural Entrepreneurship<br />

waarin hij aan de hand van voorbeelden het cultureel ondernemerschap<br />

reserveert voor kunstenaar-ondernemers die marktgericht<br />

zijn. 38 In dat verband noemt hij met name de bekende Amerikaanse<br />

kunstenaar Andy Warhol. Ook ziet Chong binnen de culturele sector<br />

ruimte voor een meer sociaal georiënteerd ondernemerschap.<br />

In Ierland verschijnt From Maestro to Manager met veel aandacht voor<br />

het ondernemingsduo marketing en innovatie, maar in de competentieprofielen<br />

komen we het ondernemerschap als zodanig niet<br />

meer tegen. 39 In het Duitse taalgebied verschijnen voornamelijk cultuurpolitiek<br />

gerichte hand<strong>boek</strong>en waarin de relatie maatschappij,<br />

management en kunst uitgediept wordt maar geen ruimte is voor<br />

cultureel ondernemerschap. 40 Een in 2007 verschenen <strong>boek</strong> van<br />

Mandel Die neuen Kulturunternehmer lijkt radicaal met deze traditie te<br />

breken. De schrijfster breekt een lans voor cultureel ondernemerschap<br />

met een grote mate van onafhankelijkheid en creativiteit teneinde<br />

snelle veranderingen in de creatieve economie het hoofd te<br />

kunnen bieden. Traditioneel kunstmanagement gericht op overheidsfinanciering<br />

voldoet niet meer. 41<br />

Recent verschenen publicaties over kunstmanagement in Midden<br />

en Oost Europa - vaak een reflectie op de veranderingen na de val<br />

EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

van de Berlijnse Muur in 1989 - leggen geen verband met het ondernemerschap<br />

in de cultuur. 42<br />

De drie promotie-onderzoeken op het gebied van kunstmanagement,<br />

die in deze fase in Nederland verschijnen, illustreren de oriëntatie<br />

op algemene managementbenaderingen en stellen cultureel<br />

ondernemerschap slechts zijdelings of impliciet aan de orde.<br />

Mijn eigen interdisciplinair promotie-onderzoek over interactieve<br />

strategievorming in de culturele sector, bij Annemieke Roobeek in<br />

1998 afgerond, speelt achteraf bezien verschillende rollen. 43 Deze<br />

rollen zijn: 1. theorievorming binnen het vraagstuk van strategisch<br />

kunstmanagement met als bronnen Ansoff, Mintzberg, Roobeek<br />

en Prahalad 44 ; 2. binnen die theorievorming dilemma’s formuleren<br />

tussen culturele waarden en managementwaarden met als uitkomst<br />

een zevental culturele ‘sporen’ vooral gebaseerd op Boorstin en<br />

Hauser 45 ; 3. afscheid nemen van de grootschalige wereld van management<br />

op zoek naar meer adequate, interactieve vormen van<br />

kunstmanagement, 46 Een longitudinale case study naar de interactieve<br />

strategievorming bij de Toneelgroep Amsterdam maakt deel<br />

uit van dit promotieonderzoek. Wat het ondernemerschap betreft<br />

ga ik wel in op de ondernemingsconfiguratie van Mintzberg met als<br />

conclusie dat ondernemend artistiek leiderschap een dominant element<br />

is in het proces van strategievorming, maar een uitwerking<br />

naar de culturele organisatie als zodanig blijft achterwege.<br />

In het zelfde jaar verschijnt het proefschrift Kunstmarketing van<br />

Boorsma. 47 Het belang van dit proefschrift is dat het een wetenschappelijk<br />

kader schept voor het begrijpen van relaties tussen met<br />

name de toneelkunsten en hun (toekomstige) bezoekers. Tevens<br />

verschaft het onderzoek praktijkkennis voor het ontwikkelen van<br />

een op de kunsten toegepast marketingbeleid. Hiervoor is opgemerkt<br />

dat Drucker marketing ziet als één van de twee ondernemingsfuncties,<br />

maar Boorsma slaat die richting niet in. Integendeel,<br />

zij lijkt ondernemerschap economisch te identificeren met de Neoklassieke<br />

vrije markt. Veeleer zoekt ze de positionering van marketing<br />

in een sociaal-economische netwerkbenadering met het accent<br />

op relaties van actoren ten opzichte van vraag en aanbod.<br />

20 21


EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

In 2001 publiceert Bos haar proefschrift over de verzelfstandiging<br />

van rijksmusea. 48 Als theoretisch vertrekpunt neemt ze het autonomiseringsmodel<br />

van Kastelein, waarin de toenemende mate van autonomie<br />

van organisaties verbonden is met een toenemende<br />

passendheid van de organisatie in haar omgeving. De effectiviteit<br />

van die organisatie kan daardoor toenemen. Vanuit dit bestuurskundige<br />

model is het nog maar een kleine stap om ondernemerschap<br />

als besturingsfilosofie bij een grotere autonomie in te passen.<br />

Maar vanwege het bestuurskundige organisatieraamwerk van<br />

Kastelein wordt deze stap door Bos niet gedaan. Ook is haar literatuurkeuze<br />

dienovereenkomstig; relevante conceptuele en wetenschappelijke<br />

bronnen over kunstmanagement als zodanig of over<br />

bedrijfskunde zijn nagenoeg niet geraadpleegd.<br />

We kunnen concluderen dat in de eerste proefschriften over culturele<br />

organisaties zoektochten naar adequate modellen centraal staan<br />

met het oog op een professionalisering van het management van<br />

culturele organisaties. En dat is ook de focus van het beroepsveld.<br />

De onderzoeksresultaten kunnen zeker gaan in de richting van een<br />

explicitering van het cultureel ondernemerschap, maar doen dit niet.<br />

Het doek Cultureel ondernemerschap staat op de ezel maar het linnen<br />

laat slechts nog een leeg vlak zien. 49<br />

Ik ben zelf nog te veel bezig met een specifiek te formuleren strategisch<br />

kunstmanagement in het verlengde van mijn <strong>boek</strong> uit 1992,<br />

Boorsma is in de ban van een netwerkgerichte toneelmarketing en<br />

Bos ziet in een effectieve relatie met de omgeving de bestemming<br />

van musea in Nederland. In deze (los van elkaar staande) onderzoeken<br />

ligt ook het einde van de pioniersfase besloten. De vraag is<br />

rond de eeuwwisseling of uiteindelijk een algemeen raamwerk van<br />

kunstmanagement zal ontstaan of dat het Cultureel ondernemerschap<br />

zijn professionele en academische plaats zal weten in te<br />

nemen. Typerende vragen die een conceptuele fase inluiden.<br />

Twee artikelen uit de International Journal of Arts Management verdienen<br />

in deze afronding volledigheidshalve nog vermelding. Zij laten<br />

zien dat de ontwikkeling naar een specifiek kunstmanagement – zij<br />

het los van de beschouwingen rond ondernemerschap - ook in het<br />

EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />

buitenland voorwerp van debat is. In 2000 signaleren Evard en Golbert<br />

aan de hand van aantallen publicaties en trainingsprogramma’s<br />

de opkomst van kunstmanagement als op zijn minst een subdiscipline<br />

van het algemeen management. 50 De vraag of sprake is van<br />

een zelfstandige discipline durven zij nog niet (positief) te beantwoorden,<br />

daarvoor is hun benadering te kwantitatief. Dewey stelt in<br />

een artikel uit 2004 in hetzelfde tijdschrift, dat door de grote veranderingen<br />

in de culturele sector, internationaal, economisch, cultuurpolitiek<br />

en financieel, het traditionele kunstmanagement (Arts<br />

Management) transformeert in een strategisch cultureel bestuur (Cultural<br />

Administration). 51 Een dergelijk bestuur wordt gekenmerkt door<br />

een dominant veranderingsmanagement gericht op interactie, identiteit,<br />

audience development en gemengde financiering. Wellicht is<br />

‘debat’ hier een te sterk woord want reacties zijn nagenoeg uitgebleven.<br />

52<br />

22 23


De conceptuele fase<br />

Hij is econoom, PvdA-politicus en binnen de politieke arena eind<br />

jaren negentig van de vorige eeuw toe aan iets anders. Van der<br />

Ploeg, over hem hebben we het hier, krijgt het staatssecretariaat cultuur<br />

en media in het tweede kabinet Kok (1998-2002) toegeworpen.<br />

Hij introduceert het begrip Cultureel ondernemerschap binnen<br />

de context van cultuurbeleid, daarbij de opkomst van de creatieve<br />

industrie betrekkend. 53 Op allerlei terreinen wil de nieuwe staatssecretaris<br />

de subsidieafhankelijkheid verminderen, eigen inkomsten<br />

vergroten en de relatie met de samenleving versterken door vooral<br />

nieuwe publieksgroepen (jongeren, allochtonen) aan te trekken. De<br />

staatssecretaris spreekt in dat verband over de invoering van commerciële<br />

technieken binnen het raamwerk van een ondernemende<br />

samenleving. Het beeld van de ondernemende samenleving ontleent<br />

de staatssecretaris aan een voorstudie van de Wetenschappelijke<br />

Raad voor het Regeringsbeleid uit 1998. 54 Om zijn ideeën<br />

kracht bij te zetten publiceert hij de nota Ondernemende cultuur<br />

waarin duidelijk gemaakt wordt dat het stimuleren van de dynamiek<br />

van het ondernemen onderdeel dient te zijn van de overheidszorg<br />

voor kunst en cultuur. 55 De nota richt zich vooral op kunstenaars,<br />

programmeurs en producenten. De aan de overheid gelinieerde<br />

fondsen dienen ondernemerschap te stimuleren en dat geldt ook<br />

voor de kunstvakopleidingen. Nieuwe institutionele initiatieven<br />

worden aangekondigd.<br />

Opvallend is dat het management van culturele organisaties als<br />

zodanig buiten het gezichtsveld van de staatssecretaris is gebleven,<br />

behoudens enkele opmerkingen over cultural governance (toezicht cultureel<br />

besturen). Cultureel ondernemerschap is in zijn opzet vooral<br />

DE CONCEPTUELE FASE<br />

gericht op het verstevigen van de relatie tussen kunst en publiek.<br />

Maar de toon is gezet en de richting bepaald: cultureel ondernemerschap<br />

is een nieuwe toetssteen van cultuurbeleid.<br />

Hoe is daar vanuit het veld op gereageerd?<br />

Omdat cultuurbeleid in de praktijk voornamelijk als subsidiebeleid<br />

wordt gezien, maakt de staatssecretaris veel stemmen los, blijkens<br />

onder andere de reacties in het vaktijdschrift voor cultureel en creatief<br />

ondernemen MMNieuws.<br />

We kunnen de reacties als volgt in kaart brengen:<br />

1. Managementconsultants proberen greep te krijgen op het begrip<br />

Cultureel ondernemerschap en passen hun bestaande schema’s<br />

aan. Stichting Kunst en Zaken publiceert een managementmodel<br />

dat culturele organisaties kunnen gebruiken om de<br />

zaken goed op orde te krijgen richting overheid. 56 Ook het<br />

Hand<strong>boek</strong> Cultuurbeleid publiceert een overzicht van mogelijkheden<br />

en komt na een verkenning van het begrip tot de conclusie<br />

dat cultureel ondernemers zich vooral moeten opstellen<br />

als gewone ondernemers en zich een bedrijfskundig instrumentarium<br />

moeten eigen maken. 57<br />

2. Directies van culturele organisaties doen ook een duit in het<br />

zakje en benadrukken vooral het belang van een blijvende betrokkenheid<br />

van de overheid als financier. Daarnaast zetten zij<br />

zich steeds meer in voor een actief sponsorbeleid. 58<br />

3. Intermediaire organisaties als fondsen en ondersteuningsinstituten,<br />

publiek en particulier, vertalen het nieuwe concept naar<br />

hun financieringsvoorwaarden en verlangen cijfers omtrent alternatieve<br />

vormen van financiering en publieksbereik. 59<br />

Er zijn ook missers te melden die voor een deel een blokkering<br />

inhouden van het verder concretiseren van cultureel ondernemerschap<br />

op mesoniveau. Zo is de op cultureel ondernemerschap<br />

georiënteerde Stichting Kunst en Meerwaarde met als<br />

kernactiviteit de matching van publiek en privaat geld, door de<br />

Raad voor Cultuur negatief geadviseerd hetgeen voor deze<br />

stichting ‘einde oefening’ betekent. 60 Een ander voorbeeld is de<br />

speciaal op de cultuur gerichte participatiemaatschappij PAKC<br />

die vanwege gebrek aan rendement wordt opgeheven. 61<br />

4. Lagere overheden nemen het concept op in hun eigen cultuur-<br />

24 25


DE CONCEPTUELE FASE<br />

beleid, waaronder bijvoorbeeld de gemeente Utrecht met het<br />

beleidsissue Diversiteit, Integratie en Cultureel ondernemerschap<br />

in de wijken. 62<br />

5. Kennisinstellingen vertalen het begrip naar nieuwe onderzoeksactiviteiten,<br />

cursussen, seminars en symposia. Ook komt<br />

een meer academisch debat op gang. Zo geven in 1999 in een<br />

reactie op de staatssecretaris Klamer en Velthuis vanuit de Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam aan dat cultureel ondernemerschap<br />

vooral gericht moet zijn op innovaties en niet zo zeer op een<br />

commercialisering van het management zoals dit in hun ogen<br />

wordt voorgestaan door de staatssecretaris. 63 Een andere bijdrage<br />

komt van Langeveld die twee scenario’s schetst voor toekomstig<br />

cultuurbeleid: de ondernemende samenleving (accent<br />

op markt) en de ingetogen samenleving (accent op pluriformiteit).<br />

64 Aangezien Langeveld geen substantiële bronnen over het<br />

ondernemerschap raadpleegt, blijft het ondernemende scenario<br />

enigszins in de lucht hangen. Er zijn ook andere ‘blinde vlekken’,<br />

bijvoorbeeld bij de Raad voor Cultuur in zijn recente advies<br />

over cultuurbeleid Innoveren, Participeren! waarin de<br />

noodzaak van het ondernemerschap (of juist niet) geheel niet<br />

aan bod komt (ondanks een eerder geformuleerd advies van het<br />

Innovatieplatform in deze richting). 65 Onderzoeksnotities van<br />

het CBS over de creatieve industrie lijden aan hetzelfde euvel. 66<br />

Overigens is het selectieve gebrek aan aandacht voor het cultureel<br />

ondernemen geen typisch Nederlandse aangelegenheid. De<br />

Europese Commissie, die in oktober 2006 een rapport over de<br />

culturele en creatieve sector laat verschijnen, gaat in haar aanbevelingen<br />

geheel voorbij gaat aan de alom gevoelde noodzaak<br />

van ondernemerschap. 67 En heel opvallend: in het prominente<br />

<strong>boek</strong> van de Amerikaan Florida over de ontdekking van de dynamiek<br />

van de creatieve klasse wordt geen relatie gelegd met de<br />

ondernemende kleinschalige bedrijvigheid die achter deze dynamiek<br />

schuil gaat. 68 Hetzelfde kan gezegd worden van Landry,<br />

de ontwerper van het populaire concept van De creatieve stad. 69<br />

Intussen maakt de instelling van het <strong>HKU</strong>-lectoraat kunst en economie<br />

in 2000 een meer geconcentreerde aanpak van het cultureel<br />

ondernemerschap mogelijk. Ondanks dat we nog niet toe zijn aan<br />

DE CONCEPTUELE FASE<br />

een overzichtelijke theorie en een duidelijk methodologie, is in deze<br />

conceptuele fase wel een verzameling publicaties ontstaan mede<br />

vanwege het Masters Program Art Management (MA AM voorheen<br />

Art and Media Management in a European Context, MA<br />

AMMEC, beide gevalideerd door de Open University in het VK).<br />

Vanuit deze kenniscreatie is mede met steun van Van Dulken een<br />

conceptueel kader ontworpen, dat als volgt kan worden omschreven.<br />

70<br />

Cultureel ondernemerschap is het leiden van een culturele organisatie vanuit<br />

drie kenmerken: 1. Het formuleren van een richtinggevende culturele missie,<br />

2. Het balanceren en handelen tussen culturele en economisch waarden, 3. De<br />

zorg hebben voor een culturele infrastructuur.<br />

In dit concept vormen de culturele waarden het vertrekpunt. Het<br />

management inclusief het realiseren van inkomsten is noodzakelijk<br />

voor de realisering van de culturele missie en een externe betrokkenheid<br />

moet bijdragen aan een vitale, culturele omgeving. Het<br />

kader is gedurende een aantal jaren in een inductief-deductief proces<br />

ontstaan en draagt daardoor theoretische en empirische elementen<br />

in zich. Het concept leidt onder andere tot de methodiek<br />

van Cultural Business Modeling (CBM) waarbij empirisch onderzoek is<br />

gedaan naar alternatieve inkomstenbronnen. 71 Ook is een nieuw gebied<br />

rond culturele bedrijvigheid gedefinieerd: het Cultureel MKB<br />

dat de gezamenlijke culturele en creatieve bedrijfsvoering in een<br />

regio in kaart brengt en een gezicht geeft naar burgers, bedrijven, instellingen<br />

en overheden. 72 Ook wordt op systematische manier onderzoek<br />

gedaan naar intercultuele competenties van cultureel<br />

ondernemers. 73 Wat de manier van kenniscreatie en kennisdeling<br />

betreft is een nieuwe, flexibele leervorm StratLab ontwikkeld die<br />

tegemoet komt aan een behoefte binnen de creatieve industrie aan<br />

informeel netwerkleren. StratLab is een internovatief en mobiel<br />

kennislaboratorium en toepasbaar voor studenten en creatieve professionals.<br />

74<br />

Het beeld is eerst compleet indien we ook aandacht besteden aan<br />

de bezwaren die van verschillende kanten tegen cultureel ondernemerschap<br />

zijn ingebracht.<br />

26 27


DE CONCEPTUELE FASE<br />

Een tweetal bezwaren kan worden genoemd, elk met een eigen achtergrond:<br />

1. De cultureel-normatieve benadering: kunst en cultuur enerzijds,<br />

en management en economie anderzijds zijn niet te verenigen.<br />

Economie en management beogen rationele processen gericht<br />

op massaficatie en winstbejag die tot aantasting en vervlakking<br />

van de intrinsieke, verbeeldende waarde van de kunst leiden. Dit<br />

type bezwaren heeft zijn historische, filosofische en artistieke<br />

wortels. Vroege voorlopers in deze kritiek zijn vooral te vinden<br />

in de personen Horkheimer, Adorno en Benjamin. 75<br />

Opgemerkt moet worden dat de houdbaarheid van de bezwaren<br />

sterk ter discussie staat. Hedentendage is sprake van een<br />

grote culturele diversiteit en ondanks het bestaan van enkele<br />

grote culturele conglomeraten – waartegen onder andere Smiers<br />

publiekelijk ageert 76 - blijken kunst en cultuur vitaal genoeg om<br />

onafhankelijk te blijven. Ook de onlangs geuite kritieken die het<br />

Wereldmuseum Rotterdam, op weg naar een eigentijds museaal<br />

cultureel ondernemerschap te verduren heeft gehad, horen in<br />

deze categorie thuis.<br />

2. De mechanisch-economische benadering. In deze benadering<br />

heeft kunst geen bijzondere plaats in de relatie kunst, ondernemerschap<br />

en management. Kunst is te vervangen door welk<br />

product dan ook: management is een proces dat waardenvrij<br />

kan worden toegepast.<br />

Probleem is dat deze benadering zich onvoldoende rekenschap<br />

geeft van de eerder genoemde grootschaligheid van het management.<br />

Maar bovenal miskent ze het onafhankelijke creatieve<br />

proces dat aan kunst en cultuur ten grondslag ligt hetgeen<br />

met zich meebrengt dat telkenmale een uniek product ontstaat,<br />

hoe opdrachtgebonden de creatie ook is. 77 De praktijk heeft uitgewezen<br />

dat die uniciteit eigen organisatiebenaderingen verlangt.<br />

Zo zijn in de Rotterdamse beleidspraktijk pogingen<br />

ondernomen om culturele instellingen geheel af te rekenen via<br />

een kwantitatief System of Planning and Controle, maar moest men<br />

deze pogingen opgeven omdat cultuur niet kwantitatief inhoudelijk<br />

te meten was. Wat restte was het vergaren van cijfers aan<br />

de hand van niet-culturele indicatoren als financiën en publieksaantallen.<br />

Het pleidooi voor een puur zakelijk directeur<br />

DE CONCEPTUELE FASE<br />

28 29<br />

als hoofd van een schouwburg, van de kant van de directeur van<br />

de culturele koepelorganisatie VSCD, laat zien dat ook in de culturele<br />

sector zelf sporen van de mechanisch-economische benadering<br />

aangetroffen kunnen worden. 78<br />

Voor beide typen bezwaren geldt dat ze in feite een sterk polemisch<br />

karakter dragen. Toch moeten ze serieus genomen worden omdat<br />

deze manieren van zien ons behulpzaam kunnen zijn bij het formuleren<br />

van eigentijdse critical issues omtrent de plaats van kunst en<br />

cultuur binnen de context van de creatieve industrie. En bij het reflecteren<br />

op nieuwe praktijken van cultureel ondernemerschap.


Van concept naar onderzoek<br />

Nu het begrip Cultureel ondernemerschap - ook conceptueel - in<br />

toenemende mate tot de actualiteit van alle dag behoort en het managementdenken<br />

als zodanig onderdeel is geworden van de professionele<br />

routine van de culturele bedrijfsvoering, dringt de<br />

behoefte aan diepgaander theorievorming zich als vanzelf op. Het<br />

begrip Cultureel ondernemerschap dient nu onderzocht te worden<br />

om zowel de op de achtergrond gebleven theoretische elementen in<br />

kaart te brengen als de beroepspraktijk en het onderwijs van nieuwe,<br />

meer robuuste ondersteunende inzichten te voorzien. De conceptuele<br />

fase heeft weliswaar veel inzichten opgeleverd op grond waarvan<br />

vaak kortlopend onderzoek kon worden gedaan (en waarbij<br />

studenten in hun laatste studiefase zich kranig hebben geweerd),<br />

maar ook wordt duidelijk dat de conceptuele fase door gebrek aan<br />

theoretsiche verdieping niet langer tot verrijking van inzichten leidt<br />

en onvoldoende funtioneert als denkraam voor verder (empririsch)<br />

onderzoek.<br />

En zo komt de vestiging van het vakgebied kunst en economie, gericht op<br />

cultureel ondernemerschap aan de Universiteit Utrecht op een passend wellicht<br />

intrigerend moment.<br />

Maar ook elders in Nederland is men tot de ontdekking gekomen<br />

dat cultureel ondernemerschap een universitaire discipline in opkomst<br />

is.<br />

Met behulp van de VandenEnde Foundation is in 2005 de leerstoel<br />

Cultureel Ondernemerschap en Management opgericht en in<br />

de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Universiteit<br />

VAN CONCEPT NAAR ONDERZOEK<br />

van Amsterdam ondergebracht. 79 Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

is er vanuit de leerstoel Economie van kunst en cultuur een<br />

Master Program Cultural Economics and Cultural Entrepreneurship ontwikkeld.<br />

80 De twee initiatieven maken duidelijk dat een wetenschappelijke<br />

dialoog van start kan gaan. Van belang is in dat verband<br />

een working paper van de Rotterdamse leerstoelhouder uit 2006 over<br />

cultureel ondernemerschap als een eerste aanzet om het begrip<br />

boven het conceptuele niveau uit te tillen, al ontbreken in deze poging<br />

verbanden met Nederlandse bronnen. 81 De paper bevat een<br />

inventarisatie van losse fragmenten over het economisch begrip ondernemerschap<br />

en probeert een brug te slaan naar het cultureel domein<br />

tussen markt en staat. In deze benadering is de cultureel<br />

ondernemer een ondernemer die vanuit een positie van commitment<br />

met de derde (sociale) sfeer (tussen markt en staat) bijdraagt aan de<br />

kunsten als common good. Het economische komt hierbij op het<br />

tweede plan.<br />

Mijn observaties met betrekking tot de buitenlandse situatie zijn<br />

deze. Hier is nog evident sprake van een pioniersfase. De brede belangstelling<br />

voor mijn <strong>boek</strong> Art Management Entrepreneurial style, verschenen<br />

in 2000 als de opvolger van Cultureel ondernemerschap<br />

uit 1992, illustreert dit. 82 Er is een grote behoefte om het professioneel<br />

management van culturele instellingen en kunstenaarsinitiatieven<br />

op een rij te krijgen. Toch intrigeert ook in het buitenland –<br />

zij het nog zeer bescheiden - de entrepreneurial spirit van waaruit<br />

kunstmanagement wordt benaderd en worden staf en de kerndocenten<br />

vanuit Utrecht gevraagd om lezingen, trainingen en seminars<br />

te verzorgen over cultureel ondernemerschap. De onlangs door<br />

het lectoraatsprogramma C MKB uitgegeven <strong>boek</strong> Read This First,<br />

een hand<strong>boek</strong> over de groei en ontwikkeling van cultureel en creatief<br />

ondernemerschap, bevestigt deze prille belangstelling. Aan het<br />

<strong>boek</strong> hebben dertig professionals uit de internationale praktijk als<br />

schrijver deelgenomen, waaronder tien uit Utrecht. 83<br />

30 31


Naar theorievorming over cultureel<br />

ondernemerschap<br />

De conceptuele kennis en onderwijservaringen die vanuit het<br />

Utrechtse zijn opgedaan, leiden tot de behoefte een meer fundamentele<br />

benadering te ontwikkelen. Ontwikkelen wil in dit verband<br />

zeggen onderzoek doen naar de grondslagen van het maken en<br />

tonen van kunst en in samenhang daarmee het onderzoek naar ondernemerschap.<br />

Met het oog op deze theorievorming zullen we de diepere lagen<br />

met behulp van bestaande wetenschappelijk kennis aanboren. Deze<br />

kennis ligt primair op het vlak van kunst, cultuur en creativiteit enerzijds<br />

en op het vlak van economie, management en ondernemerschap<br />

anderzijds. Een dergelijke aanpak vraagt om een<br />

interdisciplinaire benadering (ik kom daar later nog op terug).<br />

Mijn oriëntering concentreer ik in eerste aanleg op het maken van<br />

kunst. Bij academische uiteenzettingen rond cultuur en creativiteit<br />

inclusief de wijze waarop deze zijn georganiseerd, wordt het maakproces<br />

van kunst in scheppende of herscheppende betekenis met<br />

het oog op ontdekking en verdieping als uitgangspunt, model, metafoor<br />

of analogie genomen. Het is niet gewaagd te veronderstellen<br />

dat wanneer het gaat om de bestaansvormen van (westerse) creativiteit<br />

en de processen die daaraan ten grondslag liggen, de namen<br />

van kunstenaars als Michelangelo, Leonardo da Vinci, Shakespeare,<br />

Rubens, Rembrandt, Bach, Mozart, Vincent van Gogh, Picasso,<br />

Frank Zappa tot de algemene verbeelding spreken.<br />

Het maken van kunst veronderstelt een artistiek proces. Voor het<br />

doordenken van dit proces is de vraag van belang of we ons nu in<br />

NAAR THEORIEVORMING OVER CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP<br />

een soort black box bevinden (denk aan Karel Appel’s uitspraak ‘ik<br />

rotzooi maar een beetje an’). Of dat we kennis kunnen aanwenden<br />

om te begrijpen wat artistieke creativiteit vermag. Een gezaghebbend<br />

onderzoeker is hier Csikszentmihalyi die de aanwezigheid van<br />

creativiteit en het creatief proces ziet als een resultaat van drie aan<br />

elkaar verbonden delen die in een voortdurende wisselwerking tot<br />

elkaar staan. 84 De drie onderdelen van dit zogenaamde stelselmodel<br />

zijn: 1. Er is een vakgebied waarop men werkzaam is, 2. Binnen het<br />

vakgebied functioneert een veld in de vorm van een kring van beoordelaars,<br />

opdrachtgevers, critici, etc., en 3. De creatieve mens die<br />

via zijn creativiteit het proces in gang zet.<br />

Wat de creatieve mens - en in ons geval de kunstenaar - betreft spelen<br />

bijzondere competenties een rol die in essentie neerkomen op<br />

de vaardigheid om te gaan met wat Csikszentmihalyi complexiteiten<br />

noemt en tegenstrijdigheden in zich dragen waarmee de echt<br />

creatieve mens bij uitstek weet om te gaan. Voorbeelden van die<br />

complexiteiten zijn het enerzijds abstract kunnen denken maar tegelijkertijd<br />

oog hebben voor het detail, enerzijds zeer gedreven zijn<br />

maar toch ook weer objectief. De kunstenaar is in dit omgaan met<br />

complexiteiten niet een ‘enkeling’ maar een ‘veelheid’. De ontwikkeling<br />

van die competentie staat in nauw verband met het kunnen<br />

begrijpen en vergaren van kennis van het betrokken stelselmodel.<br />

Van belang is in deze benadering dat het veld, (de beoordelaars, opdrachtgevers)<br />

zelf ‘competent’ zijn. In zijn uitleg geeft Csikszentmihalyi<br />

voorbeelden van het niet-competent zijn en die slaan bijna<br />

alle op het aan banden leggen van creativiteit door machtspolitieke<br />

organen, bijvoorbeeld door kerkelijke machten, communistische regiems<br />

of fundamentalistische groepingen.<br />

Competent zijn binnen het veld heeft derhalve ook te maken met<br />

de aanwezigheid van een besef van vrijheid van de creatieve mens. 85<br />

Csikszentmihalyi werkt dit thema niet verder uit maar voor het artistieke<br />

proces, dat in de kern een verbeeldingsproces is, is dit essentieel.<br />

Het promotie-onderzoek van Blokland uit 1991 met als titel Vrijheid,<br />

autonomie en emancipatie geeft een nader inzicht in de betekenis<br />

van het vrijheidsbegrip. 86 Blokland neemt het vrijheidsidee<br />

32 33


NAAR THEORIEVORMING OVER CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP<br />

van de filosoof Berlin als vertrekpunt. Dit vrijheidsbegrip kent een<br />

negatieve en een positieve uitwerking. Negatieve vrijheid staat voor<br />

het onbelemmerd uitoefenen van je vrijheid, positieve vrijheid stelt<br />

je in staat om meester te worden én te zijn over je eigen bestaan. De<br />

positieve vrijheid is actief en gaat uit van de keuzemogelijkheden die<br />

een individu daadwerkelijk hanteert, en staat tegenover het negatieve<br />

vrijheidsbegrip om niet gehinderd te worden. De negatieve<br />

vrijheid is passief, zijnde de mogelijkheid hebbend van het kiezen.<br />

De kern van de positieve vrijheid wordt bij Blokland gevormd door<br />

de autonomie van het individu; autonomie-ontwikkeling stelt het<br />

individu in staat te leren alternatieven af te wegen en daadwerkelijk<br />

keuzes te doen, in interactie met zijn omgeving. En in de ruimte<br />

tussen negatieve vrijheid enerzijds en autonomie-ontwikkeling anderzijds<br />

krijgt het individu door zijn handelen een eigen identiteit.<br />

Deze benadering betekent dat vrijheid van het maken van kunst een<br />

betekenisvol proces is dat bijdraagt aan zowel het kunnen doen van<br />

artistieke keuzes als het verkrijgen van een artistieke identiteit, en in<br />

mijn woorden van een eigen artistiek handschrift. 87 In het verlengde<br />

van het doen van artistieke keuzes ligt ook het levenslang schilderen,<br />

beeldhouwen, ontwerpen, theatermaken, muziek maken, enzovoort,<br />

als leerproces. En daaraan verbonden: het organiseren,<br />

tonen en spreiden van kunst en cultuur.<br />

Om deze inhoudelijke betekenis van artistieke keuzes en identiteit<br />

is het culturele in het cultureel ondernemerschap dan ook niet een min<br />

of meer toevallig bijvoeglijk naamwoord. Het culturele is richtinggevend<br />

voor hetgeen binnen en buiten het artistiek-creatieve proces<br />

ondernomen gaat worden. De vrijheid van de kunstenaar kunst<br />

te maken, in negatieve zin de ruimte hebben, en in positieve zin<br />

werken aan de eigen autonomie-ontwikkeling, vormt daarmee een<br />

belangrijk fundament voor het cultureel ondernemen. 88<br />

Ondernemen<br />

Vervolgens dient de vraag naar het kenmerkende van het ondernemen<br />

in het begrip Cultureel ondernemerschap zich aan. Met betrekking<br />

tot de literatuur over ondernemerschap zijn vier<br />

invalshoeken aan te geven wat ondernemen is, elk met een eigen<br />

signatuur: economisch, psychologisch, bedrijfskundig en biologisch.<br />

89 De vier invalshoeken zijn:<br />

1. Ondernemen is innoveren. De grondlegger van deze economische<br />

benadering is Schumpeter die bekendheid kreeg door Innovatie<br />

te zien als een Process of Creative Destruction, het<br />

vernietigen van bestaande producten en/of processen en/of<br />

werkvormen door het scheppen van nieuwe. 90 Deze innovatie<br />

kan in zijn ogen uitsluitend gerealiseerd worden door gedreven<br />

ondernemers en niet door managers.<br />

Een kanttekening moet hierbij worden gemaakt. Er is geen ene<br />

Schumpeter, er zijn er meer al gaat het om dezelfde persoon.<br />

Schumpeter 1 heeft in 1911 (en niet in 1934 toen zijn <strong>boek</strong><br />

Theorie der Wirtschaftlichen Entwicklung in het Engels verscheen)<br />

in reflectie op grote Duitse industriëlen het proces van<br />

innovatie bestudeerd en gesignaleerd dat de industriële sector,<br />

waaronder de staalindustrie, met het oog op kostenreductie<br />

voortdurend moet vernieuwen. Schumpeter 2 heeft in 1942 -<br />

dertig jaar later - in Capitalism, Socialism and Democracy aangegeven<br />

dat ondernemen = innoveren nog steeds valide is, maar nu<br />

veel minder nadrukkelijk. De uitleg over Destructieve Creativiteit<br />

is nu kernachtig gezegd een managementbenadering waarbij<br />

grote ondernemingen de oorspronkelijke persoonlijke<br />

ondernemingsrol om te innoveren als routine hebben overge-<br />

34 35


ONDERNEMEN<br />

nomen. Kortom: ondernemen is nu bij Schumpeter niet per definitie<br />

altijd exclusief innoveren. Zij vormen in de ogen van<br />

Drucker, die dicht staat bij de ideeën van Schumpeter, twee<br />

aparte disciplines. 91<br />

Innovatie is niet meer en niet minder een specifiek economisch<br />

instrument voor de ondernemer.<br />

2. De tweede invalshoek is de psychologische benadering van de<br />

persoon van de ondernemer die in met name de Amerikaanse<br />

literatuur als de nieuwe held van het management is opgestaan.<br />

Model staat de Amerikaan Jack Welch van General Electric<br />

waarbij men op zoek gaat naar bijzondere eigenschappen om<br />

deze te doen incorporeren in de onderneming. 92 Een andere invalshoek<br />

binnen dit psychologische veld wordt gekozen door<br />

Kets de Vries, die de individuele manager op de divan laat<br />

plaatsnemen om te achterhalen waar blokkades kunnen worden<br />

opgeruimd om als ondernemer te kunnen functioneren. 93 Ook<br />

in de organisatietypologie van Mintzberg komen we deze ondernemer<br />

tegen, die vanuit een dominante machtspositie zowel<br />

strategievorming, organisatieontwerp als persoonlijk leiderschap<br />

in zich heeft. 94<br />

3. De derde, meer bedrijfskundig georiënteerde invalshoek betreft<br />

de betekenis van het ondernemerschap in het starten van<br />

nieuwe bedrijven of het ondernemen van activiteiten in bestaande<br />

organisaties (hetgeen in navolging van Pinchot III intrapreneurship<br />

genoemd wordt. 95 ). Wanneer het gaat om eigen<br />

initiatieven wordt het accent gelegd op het voor eigen risico drijven<br />

van een onderneming. 96 Intrapreneurship accentueert het stimuleren<br />

van ondernemingsgeest in afzonderlijke afdelingen. In<br />

beide situaties wordt gewerkt aan marktpositionering, klantrelaties<br />

en financiering, waaraan een op groei en ontwikkeling gerichte<br />

bedrijfsplanning ten grondslag ligt.<br />

4. De vierde invalshoek wordt qua beelden ontleend aan de biologie:<br />

een survival of the fittest. 97 Je verkeert als routine-organisatie<br />

in een sterk veranderende omgeving die je tot strategisch<br />

ondernemen dwingt op straffe van ondergang van je organisatie<br />

of beroepspraktijk. SWOT-analyses helpen niet langer; waar<br />

het op aankomt is meebewegen, aanpassen en binnen een natuurlijke<br />

selectie aldoende ondernemend overleven.<br />

ONDERNEMEN<br />

De vier invalshoeken, die het ondernemerschap duiden als (1) innoveren,<br />

(2) persoonlijke drive, (3) bedrijfsplanning en (4) overleven,<br />

kunnen zonder moeite geïllustreerd worden aan de hand van<br />

voorbeelden uit de culturele en creatieve praktijk.<br />

• De noodzaak tot innovatie komen we tegen in mijn proefschrift<br />

waar ik de veranderingen bij Toneelgroep Amsterdam beschrijf.<br />

Binnen de culturele sector is overigens niets zo problematisch als<br />

het pleiten voor ‘innovatie’ aangezien in de beleving van creatieve<br />

professionals in hun werk een voortdurend proces van vernieuwing<br />

gaande is. 98<br />

• Ook de held van de ondernemer kennen we in de culturele sector<br />

met namen als theatermaker Rufus Collins, oud-zakelijk leider<br />

van het Nederlands Danstheater Carel Birnie, oud-directeur van het<br />

Concertgebouw Martijn Sanders, entertainmentycoon Joop van den<br />

Ende en oud-voorzitter van het college van bestuur van de <strong>HKU</strong><br />

Bert Groenemeijer. Maar ook eigentijdse varianten zijn te noemen:<br />

architect en Harvardprofessor Rem Koolhaas, beeldend kunstenaar<br />

Joep van Lieshout, modeontwerper Marlies Dekkers en DJ Tiësto<br />

kunnen tot deze categorie gerekend worden.<br />

• De meer bedrijfskundige benadering, de derde invalshoek, is<br />

terug te vinden in het zelfstandig ondernemerschap van artiesten,<br />

theatermakers, vormgevers, beeldend kunstenaars en overige professionals<br />

die rondom hun creatieve kernkwaliteiten een zelfstandige<br />

beroepspraktijk, individueel of in een groep, opbouwen als de<br />

meest adequate organisatievorm. De opleidingen van deze professionals<br />

kennen om die reden allerlei praktijkgerichte activiteiten omtrent<br />

bijvoorbeeld het maken van een ondernemingsplan en het<br />

ontwikkelen van ondernemingsvaardigheden. 99<br />

• Tenslotte de vierde invalshoek: de omgeving dwingt tot een<br />

meer ondernemende houding. Deze benadering is vanwege de subsidiereducties<br />

en een sterk concurrerende vrijetijd- en sponsormarkt<br />

in bijna alle sectoren van kunst en cultuur te vinden, profit en not for<br />

profit.<br />

Bij een groep middenmanagers van de blibliotheken werd deze<br />

vierde invalshoek als het meest dominant genoemd, veel minder<br />

scoorden de persoon van de bibliotheek-ondernemer of het ondernemerschap<br />

als bron van innovatie. De branche zelf werd in het<br />

geheel niet genoemd. Overigens ten onrechte want de eerste open-<br />

36 37


ONDERNEMEN<br />

bare biliotheken, rond 1900, kwamen voort uit particulier initiatief.<br />

De eerste echte openbare bibliotheek werd in 1892 in Utrecht gesticht.<br />

100 Het beeld van het cultural entrepreneurship van DiMaggio<br />

dringt zich hierbij nadrukkelijk op.<br />

De hier gegeven voorbeelden binnen de vier geformuleerde invalshoeken<br />

onderstrepen dat ondernemerschap een identificeerbare<br />

toepassing heeft in de culturele sector. De opbrengst is dat naast<br />

de conceptuele benadering, uitmondend in de eerder gegeven definitie,<br />

nu vanuit de literatuur over ondernemerschap een aantal aandachtsgebieden<br />

zijn aan te geven, zoals onderstaand overzicht laat<br />

zien.<br />

Cultureel ondernemerschap, Cultureel ondernemerschap,<br />

Conceptuele definitie Vier aandachtsgebieden op basis<br />

van algemene bronnen<br />

Cultureel ondernemerschap is het 1. Innoveren (economie)<br />

leiden van culturele organisaties 2. Persoonlijke drive (psychologie)<br />

vanuit drie kenmerken: 3. Bedrijfsplanning (bedrijfskunde)<br />

1. Het formuleren van een richting- 4. Overleven (biologie)<br />

gevende culturele missie.<br />

2. Het balanceren en handelen<br />

tussen culturele en economische<br />

waarden.<br />

3. De zorg hebben voor een<br />

culturele infrastructuur.<br />

Maar tegelijkertijd maakt de figuur duidelijk dat nog geen fundamentele<br />

aanzet tot theorievorming is ontstaan. De centrale betekenis<br />

van het ondernemen zelf - in de genoemde combinatie van<br />

innoveren, persoonlijke drive, bedrijfsplanning en overleven - in relatie<br />

tot de vrijheid van het maken van kunst, is nog onbehandeld<br />

gebleven.<br />

Opvallend punt bij de bestudering van ondernemerschap als gevestigd<br />

wetenschapsgebied is dat verhoudingsgewijs weinig recent<br />

onderzoek naar de fundamenten van dit gebied is gedaan. Het voorval<br />

rond Schumpeter I en II met betrekking tot het (onnauwkeurige)<br />

gebruik van het begrip innovatie lijkt enigszins illustratief. De vraag<br />

is of het komt door de betrekkelijk lage status van ondernemer-<br />

ONDERNEMEN<br />

schap in de economische wetenschap. Gezaghebbende hand<strong>boek</strong>en<br />

bespreken wel de plaats van de individuele onderneming als<br />

actor binnen de markteconomie maar hebben geen oog voor het<br />

onderzoeksveld van het ondernemerschap zodanig. 101 Ook onderzoekers<br />

zelf lijken niet de ambitie te hebben om te willen doordringen<br />

tot de fundamenten van ondernemerschap. 102 Dominant in<br />

het onderzoek is de aandacht voor het opstellen van ondernemingsplannen,<br />

institutionele beperkingen, en macro-economische<br />

verkenningen als de bijdrage van kleinschalig ondernemerschap aan<br />

economische groei (van een regio of land) of de plaats van ondernemerschap<br />

in het onderwijs. Het feit dat aan deze benaderingen<br />

veel statistisch materiaal gekoppeld wordt, geeft in zekere beleidsen<br />

wetenschapskringen wellicht het nodige aanzien, maar qua<br />

grondslagenonderzoek blijft de leemte bestaan. Nader onderzoek<br />

(buiten deze oratie vallend) is nodig om te bezien of deze leemte tot<br />

gevolg heeft dat de verbindingen tussen ondernemerschap en maatschappelijke<br />

sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en wetenschap<br />

inhoudelijk gebrekkig blijven. Verbindingen die onder meer<br />

bepleit worden door het al eerder genoemde rapport van de Wetenschappelijke<br />

Raad voor het Regeringsbeleid over de ondernemende<br />

samenleving. De hypothese zou kunnen zijn dat deze<br />

sectoren een sterke inhoudelijkheid kennen (wijzer worden, gezond<br />

blijven, kennis scheppen) maar zich niet kunnen spiegelen aan een<br />

zinvolle betekenis van het begrip ondernemerschap.<br />

Terug naar het ondernemerschap binnen het cultureel ondernemen.<br />

De denkoefening ligt dan voor de hand of binnen het ondernemen<br />

ook een concept van vrijheid te ontwaren valt dat ons in staat stelt<br />

deze ondernemingsvrijheid te verbinden met de eerder genoemde<br />

vrijheid van het maken van kunst. Om deze verbinding te kunnen<br />

maken, gaat het niet in de eerste plaats om algemene noties omtrent<br />

vrijhandel, een begrip dat dominant in de Neoklassieke benadering<br />

naar voren komt, maar om vrijheidsconcepten op het niveau<br />

van individuele vrijheidsrechten, negatief of positief zoals bedoeld<br />

door Blokland in navolging van Berlin. De denkoefening krijgt wetenschappelijke<br />

proporties door het promotieonderzoek van De<br />

Beus uit 1989 naar het economische vrijheidsbegrip in relatie tot<br />

politiek en democratie, waarbij hij ook gebruik maakt van de in-<br />

38 39


ONDERNEMEN<br />

zichten van Berlin. 103 Hoewel De Beus ondernemingsvrijheid niet<br />

expliciet noemt blijkt uit de context en de inhoud van zijn onderzoek<br />

dat het door hem gehanteerde begrip economische vrijheid<br />

daarmee wel geïndentificeerd kan worden. Economische vrijheden<br />

betreffen bij De Beus bijvoorbeeld materiële zaken als vestiging,<br />

ruil en vervoer van goederen. Deze vrijheden kunnen in zijn benadering<br />

middel zijn om andere vrijheden te realiseren. De eerste (economische<br />

vrijheden) noemt hij extrinsiek (van buiten af) en de<br />

andere intrinsiek (van binnen uit).<br />

Een dergelijk onderscheid is naar mijn oordeel voor de relatie<br />

kunst-economie van belang. We hebben al eerder gezien dat de artistieke<br />

vrijheid naar haar inhoudelijke, intrinsieke betekenis bezien<br />

moet worden. In navolging van De Beus is de economische vrijheid<br />

als middel op te vatten om het artistieke doel te dienen.<br />

De vrije markt ziet De Beus niet zozeer als een negatieve, economische<br />

markt waar het economische vraag-en-aanbod in de betekenis<br />

van de invisible hand van Adam Smith de vrije hand heeft.<br />

Veeleer ziet hij een pluriforme markt waar naast economische doelen<br />

ook gemeenschappelijke, meer sociale doelen in het geding zijn.<br />

In de afsluiting van zijn studie komt De Beus daarop terug en concludeert<br />

hij dat de complexe relatie tussen economische vrijheid en<br />

andere vrijheden nog nauwelijks is opgehelderd. Hij noemt daarbij<br />

expliciet de culturele vrijheid. Hij benadrukt ook dat we de relaties<br />

vooral in de praktijk moeten onderzoeken. Te veel is volgens De<br />

Beus de economische kennis op het gebied van de vrijheden nu nog<br />

te speculatief.<br />

Dat was in 1989. Maar de woorden zijn nog steeds actueel.<br />

We zien nu dat ook aan het ondernemen (in de combinatie innoveren,<br />

persoonlijke drive, bedrijfsplanning en overleven) het vrijheidsbegrip<br />

ten grondslag ligt waar evenzeer vanuit het positieve<br />

perspectief de autonomie-ontwikkeling centraal staat. Niet zozeer<br />

de negatieve vrijheid, samen te vatten met de woorden ’laat me economisch<br />

met rust’, maar vooral het actief invulling geven aan een<br />

positief besef van vrijheid, gericht op een dienende economische<br />

autonomie-ontwikkeling. De hiërarchie in vrijheden is daarmee gesteld:<br />

de economische vrijheid van het ondernemen dient in dienst<br />

te staan van de artistieke vrijheid van het maken en tonen van kunst.<br />

Wetenschappelijke Dialoog<br />

We zijn op weg naar een benadering die de fundamenten van het<br />

cultureel ondernemen blootlegt. Een dergelijke tocht wordt niet in<br />

eenzaamheid afgelegd, maar zoekt de meerstemmigheid bewust op.<br />

Het theoretisch raamwerk wordt in deze bepaald door het samengaan<br />

van de begrippen artistieke vrijheid en ondernemingsvrijheid,<br />

de een intrinsiek, de ander dienend. Wanneer deze vrijheden in hun<br />

positieve betekenis tezamen komen, ontstaat een kunsteconomisch<br />

proces van cultureel ondernemerschap. En dit proces kan een belangrijke<br />

methode vormen om het samengaan van vrijheden nader<br />

te onderzoeken met het oog op diagnose, ontwerp en reflectie.<br />

Dit onderzoek is interdisciplinair, zowel in grondslag - het samengang<br />

van vrijheidsbegrippen van verschillende betekenissen<br />

vanuit verschillende disciplines - , als in methode: een creatieve procesvorming<br />

die ruimte geeft aan de stemmen van kunst - met alle<br />

complexiteiten vandien - en economie. 104 Onlangs is een brochure<br />

verschenen van RMNO, KNAW, NWO en COS over de eigen aard<br />

van interdisciplinariteit. Kern van de brochure is dat interdisciplinair<br />

onderzoek meer aandacht verdient binnen en buiten het dominante<br />

bestaan van monodisciplinaire wetenschappen. Interdisciplinariteit<br />

betreft zowel de meest eenvoudige vorm, het uitwisselen van kennis<br />

tussen disciplines, als de meest complexe vorm het bereiken van<br />

een staat van transdisciplinariteit: het in interactie met de omgeving<br />

komen tot een wetenschappelijk proces van kenniscreatie. 105 Onderzoek<br />

op het gebied van cultureel ondernemerschap kan het niet<br />

zonder al deze gradaties van interactie stellen al kan ik op grond<br />

van mijn eigen interdisciplinair onderzoek bij de Amsterdam School<br />

of Management (ASOM) aangeven dat het begrip interactie in de<br />

40 41


WETENSCHAPPELIJKE DIALOOG<br />

zin van transdisciplinariteit nauwkeuriger moet worden omschreven<br />

dan in de brochure gebeurt. 106 Interactie slaat bij ASOM op<br />

drie dimensies: 1. kenniscreatie door het combineren van academische<br />

kennis met lokale kennis; 2. de organisatie van kenniscreatie<br />

staat in voortdurende wisselwerking met haar omgeving; en 3. de interactie<br />

van betrokkenen (onderzoekers, professionals, doelgroepen)<br />

is gebaseerd op de dialoogvorm.<br />

Dit interdisciplinaire, interactieve onderzoek is wat cultureel ondernemerschap<br />

betreft tevens internationaal gericht en vraagt om<br />

een betrokkenheid van wetenschappers uit alle delen van de wereld.<br />

In al die delen heeft het vrijheidsbegrip in kunsteconomisch perspectief<br />

geheel eigen contexten, denk hierbij aan de positie van kunstenaars<br />

en vormgevers in ontwikkelingslanden. De benadering van<br />

Nobelprijswinnaar Amartya Sen, die vrijheid plaatst in relatie tot<br />

107 108<br />

maatschappelijke ontwikkeling, is hierbij van groot belang.<br />

Voor het voeren van een wetenschappelijke dialoog is de betrokkenheid<br />

van onderzoekers uit alle relevante disciplines van groot<br />

belang. Alleen door deze betrokkenheid kan een robuust theoretisch<br />

fundament voor het cultureel ondernemen ontstaan. Door de<br />

hier geschetste benadering met betrekking tot de vrijheid van kunst<br />

maken en de vrijheid van ondernemen hoop ik dat gezamenlijk de<br />

dilemma’s en perspectieven verkend worden. Interactiviteit veronderstelt<br />

ook dat bij de dialoog actief de professionals (cultureel ondernemers,<br />

kunstenaars, beleidsmakers) betrokken worden teneinde<br />

probleemstellingen en oplossingsrichtingen van een kritische reflectie<br />

te voorzien. Zo’n wetenschappelijke dialoog respecteert optimaal<br />

de meerstemmigheid die het kunsteconomisch proces<br />

huisvest.<br />

Bij het in kaart brengen van deze stemmen is de hulp van het<br />

door KreaNet geïnitieerde en door de <strong>HKU</strong>-lectoren opgezette Informatienetwerk<br />

Creativiteitsonderzoek, afgekort INCO, van groot<br />

belang. Aan deze interdisciplinair samengestelde groep nemen<br />

hoogleraren uit de universiteiten van Amsterdam, Delft en Rotterdam<br />

actief deel. 109<br />

Binnen het Nederlandse universitaire veld bestaan er twee nieuwe<br />

Faculteiten der Kunsten, naast die van Utrecht is er ook één in Lei-<br />

WETENSCHAPPELIJKE DIALOOG<br />

den. Een intensieve relatie tussen deze faculteiten zal ook onderdeel<br />

moeten zijn van de dialoog. Als ik me niet vergis, zie ik wel een kenmerkend<br />

verschil tussen deze twee faculteiten. Leiden stelt naast de<br />

wetenschappelijke documentatie de artistieke prestatie (van met<br />

name de musicus) op de voorgrond en in Utrecht staat mede door<br />

toedoen van de <strong>HKU</strong>-lectoren meer het wetenschappelijk onderzoek<br />

naar het artistieke proces centraal. 110 Leiden zal wellicht voortdurend<br />

slag moeten leveren over de vraag waarom promoties<br />

gericht op objecten en prestaties niet ‘gewoon’ bij de lettterenfaculteit<br />

kunnen plaatsvinden. In Utrecht wordt vooral aandacht besteed<br />

aan de artistieke en academische verdieping van het creatieve<br />

proces, vanuit de kunstenaar én door de kunstenaar in de kwaliteit<br />

van kunstenaar-onderzoeker. Een dergeljke artistieke procesfocus<br />

legitimeert een eigen (onderzoeks)faculteit omdat zij onderscheidend<br />

is ten opzichte van wat al bestaat.<br />

Ook voor het kunstvakonderwijs is de dialoog over cultureel ondernemen<br />

van betekenis. De dialoog biedt kansen om het cultureel<br />

ondernemerschap op een hoger plan te tillen door bijvoorbeeld bewust<br />

om te gaan met het gegeven dat het proces waarbinnen een artistiek<br />

handschrift wordt ontwikkeld hand in hand gaat met het<br />

ontwikkelen van een economisch handschrift. Het opstellen van<br />

ondernemingsplannen door kunstvakstudenten is eerst van belang<br />

als de student zich realiseert dat deze plannen een plaats krijgen in<br />

de eigen autonomie-ontwikkeling, in interactie met de wereld om<br />

haar/hem heen. En zo’n proces stopt uiteraard niet na afloop van<br />

de opleiding maar is een permanent proces van kunst maken én ondernemen<br />

(Life long learning). 111 Tot dit kunstvakonderwijs behoort<br />

ook het <strong>HKU</strong>-onderwijs in kunst en economie en kunst en techniek<br />

al vallen zij formeel onder economisch en technisch onderwijs. Juist<br />

deze hybride vormen van onderwijs en inmiddels ook het onderzoek<br />

heeft aan ‘Utrecht’ een eigen gezicht gegeven.<br />

42 43


Onderzoeksagenda: een vijfpuntenplan<br />

Een concrete onderzoeksagenda mag bij al deze uitdagingen niet<br />

ontbreken. Bij deze wil ik een vijfpuntenplan voor het vakgebied<br />

Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap presenteren.<br />

1. Als eerste punt: het hier gepresenteerde, interdisciplinaire grondslagenonderzoek<br />

naar de twee samenhangende vrijheidsbegrippen<br />

van cultureel ondernemerschap, thematiseren en verdiepen. Diverse<br />

vragen die te maken hebben met de genoemde vrijheden blijven nu<br />

nog onbeantwoord, bijvoorbeeld over de mate waarin vrijheden tot<br />

autonomie-ontwikkeling leiden in de verschillende fasen van de<br />

keten creatie, productie, distributie en beleving. Daarbij is het volgens<br />

Smiers en Van Schijndel de vraag of in een werkelijke vrije<br />

markt geopereerd wordt, indien de toegang tot die markt bemoeilijkt<br />

wordt door het bestaan van culturele conglomeraten. 112 Ook<br />

de invloed van ICT/Internet is nog onaangeroerd gebleven. Het<br />

culturele en creatieve landschap is sterk veranderd (‘van massa naar<br />

niches’ 113 ) waarbij de vraag zich aandient op welke wijze artistieke<br />

en commerciële autonomie-ontwikkeling zich binnen een digitale<br />

context voltrekt. Binnen de digitale media als Internet gaat het bijvoorbeeld<br />

niet altijd om het afleveren van eindproducten maar eerder<br />

om de interactie met medegebruikers waarin artistieke<br />

ervaringen ontstaan en waarbij economische waarden op de achtergrond<br />

blijven. En: welke invloed heeft het door de creatieve industrie<br />

verlangde teamwork op het kunsteconomisch proces van het<br />

combineren van vrijheden?<br />

Voorrang wil ik geven aan talentvolle en ondernemende kunstenaars<br />

én vormgevers om deze in staat te stellen via promotie-on-<br />

ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />

derzoek te reflecteren op hun autonomie-ontwikkeling in een kunsteconomische<br />

betekenis. Inzet is daarbij het eigen werk (als proefontwerp),<br />

voorzien van een documentatie conform de<br />

wetenschappelijke vereisten. Het gehele onderzoek is een combinatie<br />

van grondslagenonderzoek én practice based research zoals dat<br />

ook elders in Europa beoefend wordt. 114<br />

De wetenschappelijke documentatie zal bestaan uit een beschrijving<br />

van het kunsteconomische proces mede met gebruikmaking<br />

van relevante, mogelijk confronterende artistieke en wetenschappelijke<br />

bronnen. Zo staan bijvoorbeeld in metaforische zin de Brieven<br />

van Vincent van Gogh aan zijn broer-financier Theo tegenover<br />

de concurrentieanalyse van Porter 115 , de gekwetste Tasso van Goethe<br />

tegenover de marktanalyse van de Boston Consultancy Group<br />

(BCG) 116 , Mefisto van Thomas Mann tegenover de SWOT analyse<br />

van de Strategische Ontwerpschool 117 , het leven van Frank Zappa<br />

tegenover dat van Nina Brink. 118<br />

De verdediging van het proefschrift gaat gepaard met het laten<br />

zien van het creatieve proces met behulp van een toneelvoorstelling,<br />

een expositie, een uitvoering of een multimediale presentatie. Elders<br />

heb ik aan de hand van het kunstenaars<strong>boek</strong> Kijkperk van Lejo<br />

den Hertog aangegeven wat het betekent als een kunstenaar-onderzoeker<br />

een kunstautobiografisch onderzoek realiseert en waarbij de<br />

stemmen inclusief tegenstemmen van de kunstenaar, vormgever,<br />

wetenschapper en redacteur in het geding zijn. 119 Een dergelijk onderzoek<br />

kan eerst plaatsvinden indien de onderzoeker over overtuigende<br />

competenties bezit op artistiek en wetenschappelijk terrein.<br />

Bij de interdisciplinariteit van het kunstonderzoek is het ook van<br />

belang de invloed op andere wetenschapsvraagstukken te betrekken.<br />

Het lectoraatsproject Jago de Wraak, samen opgezet met de<br />

Utrechtse theatergroep Growing up in Public, kan in dit verband<br />

gelden als een voorstudie. 120 Het project betreft de relatie tussen intrigemechanismen<br />

van Jago uit Shakespeare’s Othello en veranderingsprocessen<br />

in bedrijfsorganisaties. Kern van het project vormt<br />

de artistieke voorstelling van de Utrechtse theatermaker Paul Feld,<br />

getiteld Jago de Wraak, die de mechanismen vertaalt in een eigentijdse<br />

context. De ideeën om tot de tekst te komen zijn interactief<br />

gevormd, maar Paul Feld bepaalde zelf zijn eigen schrijf- en regie-<br />

44 45


ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />

werk. De vormgeving is primair een artistieke voorstelling maar de<br />

in het geding zijnde mechanismen helpen de managementtheorie<br />

over organisatieverandering van nieuwe inzichten te voorzien. Dat<br />

was ook de inzet van de dialogen met bedrijfsmanagers naar aanleiding<br />

van de voorstelling.<br />

Promotie-onderzoek door cultureel ondernemers die geen eigen<br />

artistieke praktijk hebben, zal nadrukkelijk worden gestimuleerd indien<br />

het bijdraagt aan de wetenschappelijke kennis bijvoorbeeld omtrent<br />

het samengaan van artistieke vrijheid (in programmering) en<br />

ondernemingsvrijheid (in strategievorming). Hier liggen mogelijkheden<br />

van masterstudenten Kunst en Economie (<strong>HKU</strong>) en Kunstbeleid<br />

en management (UU) die een wetenschappelijke loopbaan<br />

ambiëren<br />

Interessante onderzoeksvraag voor mij als begeleidend hoogleraar<br />

is: zal de wetenschappelijk kennisvermeerdering binnen de autonomie-ontwikkeling<br />

van een kunstenaar-onderzoeker (op de terreinen<br />

kunst en economie), ten koste gaan van de onbevangenheid<br />

die nodig is om kunst te maken? Een enkele kunstenaar is die mening<br />

toegedaan’ zo blijkt uit Blokland’s onderzoek. 121 Een kwestie<br />

die ook internationaal de aandacht verdient en die de relatie blootlegt<br />

tussen de resultaten van art research en de ontwikkeling van een<br />

knowledge based society.<br />

2. Tweede punt: Langdurig en internovatief 122 veldonderzoek naar<br />

de wijze waarop kunstenaars, vormgevers én kunstmanagers in hun<br />

dagelijks werk omgaan met autonomie-dilemma’s binnen het cultureel<br />

ondernemerschap. Onder autonomie-dilemma’s versta ik het<br />

bijeenkomen van mogelijk tegenstrijdige waarden en belangen die<br />

op het vlak van de meerstemmigheid binnen de autonomie-ontwikkelingen<br />

storingen kunnen veroorzaken. Een vooronderzoek is<br />

op dit gebied door het lectoraat gestart aan de hand van de eerder<br />

genoemde modellen Cultural Business Modeling en Creatief MKB, en<br />

het nog zeer experimentele Strategisch Artistiek Calculeren. 123 Ook<br />

met betrekking tot technologie-vraagstukken doen zich dilemma’s<br />

voor: vrij gebruik versus intellectueel eigendom; eigen artistiek<br />

handschrift versus de artistieke anonimiteit van het Internet; het<br />

maken van kunst door professionele kunstenaars versus de opkomst<br />

ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />

van de digitale Pro AM. 124 Het interactieve aspect van het veldonderzoek<br />

komt o.a tot uiting in aanpak en locatie. Met als voorbeeld<br />

mijn proefschrift is de plaats van handeling: de studio, het atelier,<br />

backstage of achter de draaitafel waar onderzoekers, kunstenaars,<br />

vormgevers, consultants en kunstmanagers samen onderzoeken,<br />

liefst op basis van opdrachten van opdrachtgevers die het wetenschappelijk<br />

avontuur willen meebeleven. Dit type onderzoek vormt<br />

ook het ontmoetingspunt van lectoraat (praktijkgebonden research)<br />

en leerstoel (grondslagenonderzoek). Overigens is dit een goede insteek<br />

om ook de brug te slaan naar cultureel ondernemerschap binnen<br />

de amateurkunst en naar cultureel ondernemerschap in een<br />

multiculturele context. 125<br />

3. Derde punt: Onderzoek naar richtinggevend onderwijs in cultureel<br />

ondernemerschap. Het onderwijs in cultureel ondernemerschap<br />

aan letterenfaculteiten, kunsthogescholen, academies, theaterscholen,<br />

conservatoria uitbouwen vanuit het huidige niveau van how to in<br />

de richting van to why en to what. Hier liggen talloze mogelijkheden<br />

om op een kleurrijke en intensieve wijze met het educatief proces<br />

van cultureel ondernemen om te gaan, in combinatie met het eerder<br />

genoemde netwerkleren.<br />

Onze studenten zullen we moeten uitdagen ook op hun manier prominente<br />

bijdragen te leveren anders dan zich voornamelijk te voegen<br />

in een studiepuntenregistratiesysteem. 126<br />

4. Vierde punt: Onderzoek naar kwaliteiten van cultureel ondernemerschap<br />

binnen het transformatieproces waarin de culturele sector<br />

zich bevindt op weg naar een volwassen creatieve industrie. 127<br />

Hier zullen binnen onze universiteit gezamenlijke initiatieven genomen<br />

kunnen worden met als uitvalbasis de nieuwe Faculteit der<br />

Kunsten, de Faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en<br />

Organisatie en de Faculteit Geowetenschappen. Binnen deze laatste<br />

faculteit is naar mijn waarneming een open oog voor interdisciplinair<br />

onderzoek 128 en waar zich een solide maar ook kritische<br />

onderzoekspraktijk aftekent met betrekking tot de creatieve industrie.<br />

129 De komst van de nieuwe, mede door de <strong>HKU</strong> gefinancierde<br />

bijzondere leerstoel Stedelijke dynamiek en cultuur binnen Geowetenschappen<br />

is in dit verband een belangwekkende stap voor-<br />

46 47


ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />

uit. 130 Maar er is geen exclusiviteit, ook zullen we vanuit het perspectief<br />

van het artistieke proces de collega’s binnen de bètawetenschappen<br />

en de geesteswetenschappen moeten uitnodigen om<br />

samen te werken, binnen en buiten het verband van PSAU, het samenwerkingsplatform<br />

van Universiteit Utrecht en <strong>HKU</strong>. De in het<br />

geding zijnde thematieken overschrijden de hier aangeven microbenadering<br />

van het cultureel ondernemerschap. Een dergelijke overschrijding<br />

is vanwege het turbulente karakter van de creatieve<br />

industrie niet te vermijden en tegelijkertijd uitdagend. Sommige onderzoeksvragen<br />

die zich op microniveau voortdoen, verlangen zelfs<br />

een mondiale benadering zoals het onderzoek van Smiers naar culturele<br />

diversiteit heeft laten zien. 131<br />

5. Tenslotte het vijfde punt. De organisatievorm. Volgens het principe<br />

Structure follows Strategy wil ik in 2008 een European Research and<br />

Training Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE) starten met<br />

een ideaal jaarbudget van 2.5 miljoen Euro, met tien senior onderzoekers<br />

en tien met name kunstenaar-onderzoekers - maar niet<br />

uitsluitend - als promovendi. Dit centrum is internationaal georiënteerd<br />

en beoogt de top van het onderzoek in cultureel ondernemerschap.<br />

Tevens geeft het een eigen academisch on line<br />

tijdschrift International Journal of Cultural Entrepreneurship uit, het eerste<br />

in zijn soort.<br />

In 2018 wanneer Utrecht Europese Culturele Hoofdstad hoopt te<br />

zijn wordt tevens het 10-jarig bestaan van dit onderzoeksinstituut<br />

gevierd, en wellicht in het Europahuis voor de Kunsten in het voormalige<br />

Art Deco postkantoor aan de Neude.<br />

Tenslotte ter overweging: Veel onderzoek op het gebied van de creatieve<br />

industrie dient beleidsdoelstellingen van de overheid. Overheden<br />

zijn in mijn observatie momenteel de grootste<br />

opdrachtgevers die dit beleidsgebonden onderzoek laten verrichten.<br />

Voor het intellectuele klimaat is het van groot belang dat de<br />

verhoudingen recht getrokken worden en er een onafhankelijk onderzoeksinstituut<br />

ontstaat (in dit geval toegespitst op cultureel ondernemerschap).<br />

ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />

De komst van een Utrechts onderzoekscentrum is ook om strategische<br />

redenen van belang want momenteel is er geen plek in de<br />

wereld waar aan de hand van een interdisciplinair propramma het<br />

begrip Cultureel ondernemerschap wordt onderzocht. Dat zal echter<br />

in de komende jaren veranderen want steeds meer universitaire<br />

centra – binnen en buiten Europa - zullen zich oriënteren op het<br />

cultureel ondernemen binnen de creatieve industrie. Utrecht kan<br />

haar huidige vooruitgeschoven positie inzetten om wereldwijd bij te<br />

dragen aan een stimulerende research community.<br />

48 49


Ter afsluiting<br />

Rembrandt vierde in het afgelopen jaar de dag dat hij vierhonderd<br />

jaar geleden (in 1606) in Leiden het levenslicht aanschouwde. In<br />

een email dankt hij zijn familie en kennissen voor de festiviteiten die<br />

ter ere van hem zijn georganiseerd. Over zijn cultureel ondernemerschap<br />

merkt hij in een terzijde het volgende op:<br />

“Nee, je kunt niet zeggen dat ik een gelukkige hand gehad hebt in het ondernemerschap<br />

van mijn cultureel bedrijf. Het van mijn lijf houden van de diverse<br />

schuldeisers heeft me veel hoofdbrekens gekost. Aan de andere kant heb ik ook<br />

een zeker genoegen beleefd aan het snel opkomende financiële verkeer. Vanuit<br />

mijn artistieke onafhankelijkheid kon ik regenten en kooplieden, die dit verkeer<br />

als hun eigen zaak beschouwden, tegenspel bieden. Ik bemerk nu dat mijn<br />

ervaringen in ieder geval ertoe hebben geleid dat de huidige generatie cultureel ondernemers<br />

met meer bewustzijn balanceren tussen hun artistieke vrijheid en de<br />

vrijheid van het ondernemen.”<br />

50 51


Noten<br />

1 De inhoud van dit document heeft ten grondslag gelegen aan de uitgesproken<br />

tekst. Alleen de inhoud van dit document geldt als aan te halen bron. De Chinese<br />

mythe over het onstaan der dingen is ontleend aan: Harry Floor, China, Terra,<br />

Zutphen, 1985.<br />

2 Arnold Hauser, Sociale geschiedenis van de kunst. SUN, Nijmegen, 1975 (oorspronkelijk<br />

verschenen in 1951).<br />

3 Vasari, De levens van de kunstenaars, 1 en 2, Pandora, S.I., 1990.<br />

4 Svetlana Alpers, De firma Rembrandt, Schilder tussen handel en kunst, Bert<br />

Bakker, Amsterdam, 1989.<br />

5 Irina van Aalst, Bianca Lubbers, Creatief profiel van de regio Utrecht, Faculteit<br />

Geowetenschappen, Universiteit Utrecht, 2007.<br />

6 KEA European Affairs, The economy of Culture in Europe, Study prepared for<br />

the European Commission, DG for Education and Culture, Brussels, 2006. In het<br />

rapport wordt gesproken over de culturele en creatieve sector, in deze oratie samengevat<br />

als de creatieve industrie.<br />

7 Wikipedia 1 juni 2007.<br />

8 De ontwikkelingen van het recente opleidingsaanbod van de <strong>HKU</strong> zijn op hoofdlijnen<br />

geschetst in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Afwisseling, Strategievorming in het<br />

Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een profiel (lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor de<br />

Kunsten Utrecht, 2007. Voor een stand van zaken betreffende kunstmanagementopleidingen<br />

raadplege men: Theater & Educatie, Kunstbedrijven (themanummer),<br />

jaargang 4, nummer 1, Nijmegen, 1997. Voor een recent overzicht van opleidingen<br />

in Europa: Corina Suteu, Another brick in the wall, A critical Review of Cultural<br />

Management Education in Europe, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />

9 Vanaf 2002 heeft het lectoraat financiële steun ontvangen van de Stichting Kennisontwikkeling<br />

Onderwijs hbo (SKO). Voorts worden inkomsten gerealiseerd<br />

vanuit de derde geldstroom (opdrachten, SIA RAAK). Specieke financieringsprogramma’s<br />

voor het onderzoek van lectoraten (tweede geldstroom) bestaan niet.<br />

<strong>HKU</strong>-Jaaroverzicht 2006: Wij doen onderzoek naar iets, Cultureel ondernemen,<br />

Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

10 Het belang van het thema intellectueel eigendom is in kritische zin aangegeven<br />

door Joost Smiers, in: Art under Pressure, Promoting cultural diversity in the age<br />

of globalisation, Zed Books, London/New York, 2003.<br />

11 Thema’s ontleend aan het standaardwerk V.A. Ginsburgh, D. Throsby, Handbook<br />

of the Economics of Art and Culture, Elsevier, 2007.<br />

52 53<br />

NOTEN<br />

12 In Nederland vooral: Hans Abbing, Een economie van de kunsten, Historische<br />

Uitgeverij, Groningen, 1993; - Why Are Artist Poor, The Exceptional Economy<br />

of the Arts, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2002; Arjo Klamer, The<br />

value of culture, Boekmancahier, Boekmanstichting, Amsterdam, 1995; Pim van<br />

Klink, Kunsteconomie in nieuw perspectief, kunstbeleid beoordeeld, K’S concern<br />

Groningen, 2005; Olav Velthuis, Imaginaire economie. Hedendaagse kunstenaars<br />

en de wereld van het grote geld, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2005. Over de Amerikaanse<br />

situatie: James Heilbrun and Charles M. Gray, The Economics of Art and<br />

Culture, an American Perspective, Cambridge University Press, New York, 1993.<br />

Recentelijk in het buitenland verschenen vanuit een meer populair perspectief beschreven:<br />

Piroschka Dossi, HYPE! Kunst und Geld, Deutscher Taschenbuch Verlag,<br />

München, 2007. Een toonaangevend periodiek is: Journal of Cultural<br />

Economics.<br />

Bijzonder vermeldendswaardig vanuit de tentoonstellingswereld: Zdenek Felix,<br />

Beate Hentschel & Dirk Luckow, Art & Economics, Hatje Cantz, Ostfildern-Ruit,<br />

2002, naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in Deichtorhallen, Hamburg<br />

in 2002.<br />

13 Met name mijn promotie-onderzoek, zie noot 45.<br />

14 Deze collage is samengesteld op basis van: Daniel Boorstin, De scheppende<br />

mens, Artistieke doorbraken in de wereldgeschiedenis, Agon, Amsterdam, 1993;<br />

Marcel Canoy, Richard Nahuis, Daniël Waagmeester, De creativiteit van de markt,<br />

CPB Document, Den Haag, 2005; Richard E. Caves, Creative Industries. Contracts<br />

between art and commerce, Harvard University Press, Cambridge, 2000; Peter S.<br />

Grant & Chris Wood, Blockbusters and Trade wars, Popular culture in a Globalized<br />

World, Douglas & McIntyre, Vancouver, 2004; Vasari, 1990. Olav Velthuis, 2005.<br />

15 E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland, Bijleveld, Utrecht, zj. Zie ook de<br />

eerste kunstnota: Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Nota<br />

Kunst en Kunstbeleid, Den Haag, 1976.<br />

16 Deze omschrijving is onder meer ontleend aan Paul Rutten cs, De creatieve industrie<br />

in Amsterdam en de regio, TNO, Delft, 2004; Innovatieplatform, Creativiteit.<br />

De gewichtsloze brandstof van de economie, Den Haag, 2005, zie ook de<br />

bronnen in noot 127. De definiëring van het begrip creatieve industrie bevindt<br />

zich in een conceptuele fase.<br />

17 <strong>Hagoort</strong>, 2007.<br />

18 M.J. van Riemsdijk (red.), Dilemma’s in de bedrijfskundige wetenschap, Van<br />

Gorcum, Assen, 1999.<br />

19 Paul Verweel, Betekenisgeving in organisatiestudies, De mechanisering van het<br />

sociale, Universiteit Utrecht, ISOR-Faculteit Sociale Wetenschappen, 2000.<br />

20 Theater & Educatie, zie noot 8; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Kunstmanagement en engagement,<br />

Wim Warmer een profiel, Eburon, Delft, 2003.<br />

21 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Joost Smiers, In dienst van de gekte. Bevindingen over twee<br />

jaar onderwijs in kunstmanagement. Centrum voor Kunstmanagement, Kunstbemiddeling<br />

en Kunstbeleid, Amsterdam/Utrecht, 1986 (in 1987 is het centrum onderdeel<br />

geworden van de in dat jaar opgerichte Hogeschool voor de Kunsten<br />

Utrecht).<br />

22 Joost Smiers, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur,<br />

Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, zj.<br />

23 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Cultureel ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement,<br />

Phaedon, Culemborg, 1992 (inmiddels in meerdere drukken verschenen en thans<br />

uitverkocht, in 1995 is een Poolse versie verschenen onder auspiciën van de Jagiel-


NOTEN<br />

lionen University te Krakow, Polen). In 2000 verscheen de Engelstalige opvolger<br />

van Cultureel ondernemerschap: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Art Management Entrepreneurial<br />

Style, Eburon, Delft, 2000 (thans vijfde druk, ook verschenen in het Roemeens en<br />

het Litouws).<br />

24 Henry Mintzberg, Mintzberg over Management, De wereld van onze organisaties,<br />

Veen, Amsterdam/Antwerpen, 1991; Ricky W. Griffin, Management, Boston,<br />

1987 (inmiddels achtste druk: Houghton Mifflin, Houston, 2005); D. Keuning/-<br />

D.J. Eppink, Management en organisatie, theorie en toepassing, Stenfert Kroese,<br />

Houten, 1990, (inmiddels achtste druk).<br />

25 Peter Drucker, The New Realities, London, 1989; S.K. Chakraborty, Management<br />

by Values, Oxfort University Press , Calcutta, 1991; Manfred F. Kets de<br />

Vries, De F-Factor, Contact, Utrecht, 1989; Jeffrey Cornwall, Baron Perlman, Organizational<br />

Entrepreneurship, Homewood, 1990.<br />

26 Jennefer Radbourne, Margaret Fraser, Arts Management a Practical Guide, Allen<br />

& Unwin, St. Leonards, 1996; Deborah Stevenson, Art and Organisation, Making<br />

Australian Cultural Policy, University of Queensland Press, Queensland, 2000.<br />

27 In de algemene managementliteratuur is het begrip ook opgedoken als een manier<br />

van storytelling door managers, zie: Michael Lounsbury and Mary Ann Glynn,<br />

Cultural Entrepreneurship: stories, legitimacy, and the acquisition of sources, in:<br />

Strategic Management Journal, 2001.<br />

28 <strong>Hagoort</strong>, 2003.<br />

29 Dorian Maarse, De touwtjes in handen, de poppen aan het dansen, Leiding<br />

geven in de kunstensector, in: Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn<br />

Stafleu Van Loghum, Houten, 1993.<br />

30 Dirk Noordman, Kunstmanagement, hoe bestaat het? Inmiddels is een vierde,<br />

herziene druk verschenen: Th.B.J. Noordman, Kunstmanagement, Elsevier, Den<br />

Haag, 2006.<br />

31 Vgl. Griffin, 2005.<br />

32 Vrij naar Igor Ansoff, Implanting Strategic Management, Prentice Hall, Cambridge,<br />

1990.<br />

33 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Strategische dialoog in de kunstensector. Interactieve strategievorming<br />

in een kunstorganisatie, Eburon, Delft, 1998. Zie noot 45 waar deze<br />

waarden staan vermeld.<br />

34 International Journal of Arts Management, HEC/AIMAC-conferenties over<br />

kunstmanagement, Montreal, Canada.<br />

35 William Byrnes, Management and the Arts, Focal Press, Butterworth-Heinemann,<br />

Stoneham, 1993.<br />

36 Radbourne & Fraser, 1996; Stevenson, 2000.<br />

37 Ruth Rentschler, The Entrepreneurial Arts Leader, Cultural Policy, Change and<br />

Reinvention, University of Queensland Press, Queensland, 2002.<br />

38 Derrick Chong, Arts Management, Routledge, London, 2002.<br />

39 Marian Fitzgibbon, Anne Kelly, From Maestro to Manager. Critical Issues in<br />

Arts & Culture Management, Oak Tree Press, Dublin, 1997.<br />

40 Armin Klein (Hrsg.) Kompendium Kulturmanagment. Handbuch für Studium<br />

und Praxis, Verlag Vahlen, München, 2004<br />

41 Birgit Mandel, Die neuen Kulturunternehmer. Ihre Motive, Visionen und Erfolgsstrategien,<br />

Transcript, Bielefeld, 2007. De ‘inhaalrace’ krijgt wellicht een extra<br />

impuls door de ook in Duitsland opkomende creatieve industrie: Friedrich Naumann<br />

Stiftung, Kulturwirtschaft Buro für Kulturpolitik und Kulturwirtschaft, Berlin,<br />

2006.<br />

54 55<br />

NOTEN<br />

42 Milena Dragicevic Sesic/Sanjin Dragojevic, Arts management in turbulent<br />

times. Adaptable Quality Management. Navigating the arts through the winds of<br />

change, European Cultural Foundation/Boekmanstudies, Amsterdam, 2005; Corina<br />

Suteu, 2006.<br />

43 <strong>Hagoort</strong>, 1998.<br />

44 Ansoff, 1990; Mintzberg, 1991; Gary Hamel, C.K. Prahalad, De strijd om de<br />

toekomst, Scriptum Management, Schiedam, 1994; Annemieke Roobeek, Strategisch<br />

Management van Onderop, in: Ecocratie, op weg naar waardevol op-organiseren,<br />

Van Arkel, Utrecht, 1994.<br />

45 De zeven waarden zijn: 1. Historisch besef, 2. Vernieuwing/traditie, 3. Multicultureel,<br />

4. Cultureel krediet, 5. Algemeen kunstbelang, 6. Artistieke processen, 7.<br />

Artistiek leiderschap. Boorstin, 1993; Hauser, 1975.<br />

46 In die laatste rol zijn de ‘creatieve kracht van het interactief management’ en ‘internoveren’<br />

ontstaan en verder uitgebouwd in het expertisenetwerk van de Amsterdam<br />

School of Management (ASOM): <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Internoveer! Innovaties<br />

realiseren door interactiviteit, Reed Elsevier, Den Haag, 2004. Op basis van Internoveer!<br />

is een internovatieprogramma Stad-Platteland uitgevoerd: John Huige (red.),<br />

Stad zoekt Boer, Amsterdam School of Management (ASOM), Amsterdam, 2006.<br />

47 Miranda Boorsma, Kunstmarketing. Hoe marketing kan bijdragen aan het maatschappelijk<br />

functioneren van kunst in het bijzonder van toneelkunst in Nederland,<br />

Boekmanstichting, Amsterdam, 1998.<br />

48 Jesse E. Bos, Openbare schatkamers in verandering. Musea in Nederland in een<br />

tijd van verzelfstandiging en privatisering, Universiteit van Amsterdam, Grafische<br />

publicaties, Amsterdam, 2001.<br />

49 Zo ook het economisch proefschrift van Merijn Sengers naar de inkomenspositie<br />

van kunstenaars waarin nagenoeg het ondernemerschap buiten het gezichtsveld<br />

blijft: Merijn Sengers, Economic lives of artists. Studies into careers and the labour<br />

markets in the cultural sector, Utrecht, 2002.<br />

50 Yves Evard, Francois Colbert, Arts Management: A New Discipline Entering<br />

the Millennium?, in: International Journal of Arts Management, Volume 2, Number<br />

2, Winter, Montreal, 2000.<br />

51 Patricia Dewey, From Arts Management to Cultural Administration, in international<br />

Journal of Arts Management, Volume 6, Number 3, Spring, Montreal, 2004.<br />

52 In Nederland is een vroege poging ondernomen door Th.B.J. Noordman, ‘Op<br />

zoek naar fundamenten voor een kunstmanagementtheorie’ in: T. Bevers, A. van<br />

den Braembussche en B.J. Langenberg (red.) De Kunstwereld , Verloren, Hilversum<br />

,1993.<br />

53 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuur als confrontatie,<br />

Cultuurnota 2001-2004, Den Haag, 2000 (aan de cultuurnota is een uitgangspuntennotitie<br />

voorafgegaan waarin het beleidsissue Cultureel ondernemerschap wordt<br />

aangekondigd).<br />

54 Krijn van Beek, De ondernemende samenleving. Een verkenning van maatschappelijke<br />

verandering en implicaties voor beleid, nr. V 104, Wetenschappelijke<br />

Raad voor het Regeringsbeleid, Sdu, Den Haag, 1998.<br />

55 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ondernemende cultuur,<br />

Den Haag, 1999.<br />

56 Stichting Kunst en Zaken, Cultureel ondernemerschap: een kwestie van balans.<br />

Aanbevelingen voor een dynamischer relatie tussen culturele instellingen en de<br />

overheid, Rotterdam, 2001.<br />

57 E.O.M. Geradts, Cultureel ondernemerschap in Nederland, in: Hand<strong>boek</strong> Cul-


NOTEN<br />

tuurbeleid, Elsevier, Den Haag, 2001.<br />

58 Wim Warmer, Cas Smithuijsen, Publiek-private samenwerking in de kunstensector,<br />

een inleiding in: Nieuwe partners in kunst, Publiek-private samenwerking in<br />

de kunstensector, Boekmanstudies, Boekmanstichting, Amsterdam, 1999; Henk<br />

van Os, Zien is genoeg, Balans, Amsterdam, 2003.<br />

59 Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, 02/2002;<br />

Ryclef Rienstra, Alles wat weerbaar is, is niet waardeloos, in: Boekman 68, Themanummer<br />

Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006; MMNieuws,<br />

2/3, Koepelorganisaties en cultureel ondernemerschap, 2007.<br />

60 <strong>Hagoort</strong>, 2003.<br />

61 Remy Harrewijn, Competitive Culture, The Dutch Venture Capital Cultural Industry,<br />

Festina Lente, Amsterdam (MA AMMEC thesis), 2006.<br />

62 Een nieuw programma is in voorbereiding.<br />

63 Arjo Klamer en Olav Velthuis, Culturele instellingen moeten innovatief bezig<br />

zijn, in: NRC Handelsblad, 23 maart 1999.<br />

64 H.M. Langeveld, Kunst op termijn. Toekomstscenario’s voor cultuurbeleid,<br />

Boekmanstudies/SCP, Amsterdam/Den Haag, 2000.<br />

65 Raad voor Cultuur, Innoveren, Participeren!, Advies agenda cultuurbeleid en<br />

culturele basisinfrastructuur, Den Haag, 6 maart 2007; Innovatieplatform, 2005.<br />

66 Canoy, Nahuis, Waagmeester, 2005.<br />

67 KEA European Affairs, 2006.<br />

68 Richard Florida, The Rise of the Creative Class, and how it’s transforming<br />

work, leisure, community, & everyday life, Basic Books, New York, 2002.<br />

69 Charles Landry, The Creative City, A Toolkit for Urban Innovators, Earthscan,<br />

London, 2000.<br />

70 Hans van Dulken, Cultureel ondernemerschap. Verkenning van een concept, in:<br />

Dwarsdoorsnede 2005. Faculteit Kunst en Economie, Hogeschool voor de Kunsten<br />

Utrecht, 2005.<br />

71 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Gabriëlle Kuiper, Niet het tekort maar de bron. Cultural Business<br />

Modeling (CBM) als eerste stap op weg naar creatief financieel management<br />

van gesubsidieerde kunstinstellingen, Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2004.<br />

Een samenvatting van het onderzoek is opgenomen in Boekman 62 en het Hand<strong>boek</strong><br />

Cultuurbeleid 2005.<br />

72 CMKB U Een veelbelovende onderneming, Lectoraat Kunst en<br />

Economie/CMKB, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />

73 Nelly van der Geest, Dwarspeiling Intercultureel, Lectoraat Kunst en Economie,<br />

<strong>HKU</strong>, 2006.<br />

74 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Netwerkleren in de culturele sector (essay), in: Stichting Scholingsfonds<br />

Kunst en Cultuur, Jaarverslag 2006. Zie voor het begrip internovatie<br />

noot 98.<br />

75 Max Horkheimer and Theodor W. Adorno, The Culture Industry: Enlightenment<br />

as Mass Deception; Walter Benjamin, The Work of Art in the Age of Mechanical<br />

Reproduction, in: Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner, Media<br />

and cultural studies, Blackwell Publishing, Malden, 2006 (origineel verschenen in<br />

resp. 1944 en 1969).<br />

76 Smiers, 2003.<br />

77 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68,<br />

Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006b. De<br />

relatie tussen werk scheppen en inkomen genereren binnen het cultureel ondernemerschap<br />

is als ‘money-meaning’ model genoemd in: Eric Poettschacher, Strategic cre-<br />

56 57<br />

NOTEN<br />

ativity. How values, beliefs and assumptions drive entrepreneurs in the creative industries,<br />

in: The International Journal of Entrepreneurship and Innovation, August<br />

2005, London, 2005.<br />

78 Hans Onno van den Berg, Profiel voor een succesvol kunstmanager, in: Boekmancahier<br />

47, Boekmanstichting Amsterdams, 2001.<br />

79 Leerstoelhouder is de dichter-econoom Nachoem Wijnberg.<br />

80 Leerstoelhouder is de econoom Arjo Klamer.<br />

81 Arjo Klamer, Cultural entrepreneurship, www.klamer.nl, juni 2006.<br />

82 <strong>Hagoort</strong>, 2000 (inmiddels vijfde druk, 2005).<br />

83 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Annefloor Oostinjen, Marijn van Thiel, Jane Szita (ed.), Read<br />

This First. Growth and Development of Creative SMEs, Lectoraat Kunst en Economie/C<br />

MKB U, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

84 Michaly Csikszentmihalyi, Creativiteit, Over flow, schepping en ontdekking,<br />

Boom, Amsterdam, 1999. Zie voor de beginfase van het creatieve proces: Sybren<br />

Polet, De creatieve factor. Kleine kritiek der creatieve (on)rede, Wereldbibliotheek,<br />

Amsterdam, 1993. Een bloemlezing over het creatieve proces is opgenomen in:<br />

Brewster Ghiselin (ed.), The creative process, New American Library/Penguin<br />

Books, New York, 1952.<br />

85 In het vooronderzoek over de relatie competentie en vrijheid zijn met name geraadpleegd:<br />

Daniel Boorstin, 1993; Hans van de Braak, Ontsnappingskunst, Evalutie<br />

van de creatieve geest, Amsterdam University Press, 2002; A.A. van den<br />

Braembussche, Denken over kunst. Een kennismaking met de kunstfilosofie, Coutinho,<br />

Bussum, 1994; Arnold Hauser, 1975; Ingrid Janssen (comp.), A portrait of<br />

the artist in 2015, artistic carreers and higher arts education in Europe, Boekmanstudies,<br />

Boekmanstichting, Amsterdam, 2004; Ministry of Education, Culture<br />

and Science, Boekmanstichting, Cultural Policy in the Netherlands, Amsterdam,<br />

Boekmanstudies 2006; Ben Okri, een vorm van vrijheid, Van Gennep Amsterdam,<br />

1997; Joost Smiers, 2003; Janneke Weijermars, The concept of autonomy<br />

under threat, in: A portrait of the artist in 2015, Boekmanstudies, Amsterdam,<br />

2004.<br />

86 H.T. Blokland, Vrijheid Autonomie Emancipatie, Eburon, Delft, 1991. Voor<br />

mijn oratie heb ik de voorkeur gegeven aan deze oorspronkelijke tekst al zijn<br />

nieuwe bewerkingen verschenen. Zie daartoe www.hans-blokland.nl. Het concept<br />

van de positieve en negatieve vrijheid heeft Blokland ontleend aan Two Concepts<br />

of Liberty, Berlin’s inaugurele rede uit 1958.<br />

87 Ontbreekt de negatieve vrijheid in het maken van kunst dan zal de autonomieontwikkeling<br />

van kunstenaars gaan in de richting van aanpassing (vgl. Thomas<br />

Mann, Mefisto) of verzet (van bijvoorbeeld schrijvers in het voormalige Oostblok).<br />

Extreme positieve vrijheid, gecombineerd met sentimenten omtrent negatieve<br />

vrijheid kan leiden tot het maken van kunst in isolement (Nederlandse<br />

BKR-kunst uit de zeventiger jaren uit de vorige eeuw).<br />

88 Het gaat in deze benadering om de autonomie-ontwikkeling van de kunstenaar<br />

of vormgever, en niet om de vraag of het kunstwerk zelf een autonoom karakter<br />

heeft. Zie voor de kunstbedrijfskundige karakteristieken van het kunstproduct de<br />

inleidende paragraaf.<br />

89 Voor het in beeld brengen van de vier invalshoeken zijn onder andere geraadpleegd:<br />

Andre E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate<br />

Hall, Dublin, 2006; Griffin, 2005; Tjaard Horlings, De kunst van het (leren) ondernemen<br />

in kunst, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.) Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit<br />

Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.


NOTEN<br />

90 Joseph A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, Harper Torchbooks,<br />

3 e ed., New York, 1950 (eerste druk in 1942), Het later in de hoofdtekst geschetste<br />

onderscheid Schumpeter 1 (Mark I) en Schumpeter 2 (Mark II) is<br />

genoemd door: Roy Thurik, Sander Wennekers, Lorraine M. Uhlanerr, Entrepreneurship<br />

and Economic Performance: A Macro Perspective, in: Burke (ed.), 2006.<br />

Schumpeter zet in zijn in 1942 verschenen <strong>boek</strong> een gedachte-experiment op: als<br />

alles in overvloed aanwezig is, zijn ondernemers van het toneel verdwenen.<br />

91 Peter F. Drucker, Innovation and Entrepreneurship, Butterworthy-Heinemann,<br />

Oxford, 1985.<br />

92 Griffin, 2005; Henry Mintzberg, Bruce Ahlstrand, Joseph Lampel, Strategy Safari,<br />

Prentice Hall, London, 1998.<br />

93 Kets de Vries, 1989.<br />

94 Mintzberg, 1991.<br />

95 Gifford Pinchot III, Intrapreneuring, Harper and Row, New York, 1985.<br />

96 P.O. van der Meer, Ondernemerschap in hoofdlijnen, Een integrale plan-aanpak,<br />

Wolters Noordhof, Groningen/Houten, 2005<br />

97 Beeld ontleend aan de strategische omgevingschool, in: Mintzberg, Ahlstrand,<br />

Lampel, 1998.<br />

98 Ik heb dit uitgewerkt in: Cultureel ondernemerschap (<strong>Hagoort</strong>, 1992), paragraaf<br />

2 Innovatie; Strategische Dialoog in de kunstensector (<strong>Hagoort</strong>, 1998), paragraaf<br />

4.2.3 Vernieuwingen scheppen tradities; Art Management Entrepreneurial Style,<br />

section 1.2.3 Cultural innovations (<strong>Hagoort</strong>, 2000). In Internoveer! (<strong>Hagoort</strong><br />

(red.), 2004) heb ik het accent gelegd op internovaties: bedrijfskundige innovaties<br />

die interactief tot stand komen.<br />

99 Zie www.kunstenaarsenco.nl . Kunstenaars & Co (Amsterdam) stimuleert in<br />

praktische zin het cultureel ondernemen door kunstenaars en vormgevers en<br />

draagt bij aan een landelijke kennisinfrastructuur.<br />

100 H. Molendijk, De overheid en de cultuur, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1971.<br />

101 Hand<strong>boek</strong>en van de Juridische bibliotheek UU (recht en economie).<br />

102 Burke (2005) schetst in het door hem geredigeerde <strong>boek</strong> een raamwerk dat<br />

functioneel onderzoek benadrukt maar geen ruimte schept voor een meer fundamentele<br />

benadering (p.iii).<br />

103 J.W.E. de Beus, Markt, democratie en vrijheid, een politiek-economische studie,<br />

Tjeenk Willink, Zwolle, 1989.<br />

104 Nirav Christophe, De dynamiek van een creatief maakmodel, paper Lectoraat<br />

Theatrale maakprocessen, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

105 Ymkje de Boer, Alice de Gier, Marije Verschuur en Bert de Wit, Bruggen bouwen,<br />

Onderzoekers over hun ervaringen met interdisciplinair onderzoek in Nederland,<br />

RMNO, KNAW, NWO, COS, Den Haag, 2006. Opvallend punt is dat de<br />

cultuurwetenschappen buiten het onderzoek zijn gebleven terwijl juist daar (in de<br />

creatieve industrie) cross overs zijn.<br />

106 <strong>Hagoort</strong>, 2004.<br />

107 Amartya Sen, Development as Freedom, Oxford University Press, Oxford, 1999.<br />

108 Van der Vlies heeft nog een geheel andere kwestie in het geding gebracht: het al<br />

dan niet grondwettelijke vastleggen van de artistieke vrijheid. Argument daarvoor is<br />

(onder andere) dat de maatschappelijke context de kunstenaar zou kunnen dwingen<br />

zich minder vrij te uiten, Inge C. van der Vlies, Vrijheid en betrokkenheid, in: Boekman<br />

64, Boekmanstichting, Amsterdam, 2005. In België is een debat ontstaan over<br />

de noodzaak om ondernemingsvrijheid als grondrecht op te nemen in de constitutie,<br />

in: Federaal Nieuws, 6 januari 2007.<br />

58 59<br />

NOTEN<br />

109 INCO, deelnemers zijn: Jan Buijs, hoogleraar TU Delft, Jan Dul, hoogleraar<br />

EUR, Dany Jacobs, hoogleraar UvA/lector Arnhem/Nijmegen, HU-lector<br />

Remko van der Lugt, <strong>HKU</strong> lectoren Nirav Christophe in gezelschap van Thera<br />

Jonker, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (gespreksleider) in gezelschap van Aukje Thomassen<br />

(PSAU) en Henk Slager, coördinatie is in handen van Sander Mulder (KreaNet).<br />

De bijeenkomsten worden zo mogelijk bijgewoond door NWO.<br />

110 Voor meer achtergrondinformatie: Gert Jan van Helden, Academisering van<br />

het kunstonderwijs in Nederland en Vlaanderen in internationaal perspectief, Vijf<br />

jaar Faculteit der Kunsten Universiteit Leiden, in: Thema, 2/2007, Elsevier, Den<br />

Haag, 2007. Van Helden signaleert het in de tekst genoemde onderscheid overigens<br />

niet maar het kan worden opgemaakt naar aanleiding van het vergelijken van<br />

het onderzoek van Leidse promovendi met het werk van de Utrechtse lectoren.<br />

111 Een dergelijke procesbenadering wordt ook bepleit door Per Davidson, The<br />

Types and Contextual Fit of Entrepreneurial Processes, in: Burke (ed.), 2005.<br />

112 Joost Smiers, Marieke van Schijndel, Imaging a world without copyright<br />

(forthcoming 2008).<br />

113 Chris Anderson, The long tail, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2006; John Batelle,<br />

Zoek. Hoe Google en andere zoekmachines een revolutie teweegbrachten,<br />

Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2006.<br />

114 Henk Borgdorff, Emancipatie Faculteit der Kunsten, in: NRC Handelsblad<br />

29.9.05; Henk Slager, Kunst en methode, in: Boekman 58/59, Themanummer<br />

Kunst en Wetenschap, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />

115 Ronald de Leeuw, The letters of Vincent van Gogh, Penguin Books, London,<br />

1996; Michael E. Porter, On Competition, Harvard Business School Press, Boston,<br />

1998.<br />

116 Torquanto Tasso is een toneelfiguur uit het gelijknamige stuk van Goethe (brochure<br />

Kikker met vertaling van Martijn Nieuwerf), 1977; BCG-model in:<br />

Mintzberg, Ahlstrand, Lampel, 1998.<br />

117 Klaus Mann, Mefisto: De carrière van een kunstenaar, Bussum, 1983;<br />

Mintzberg, Ahlstrand, Lampel, 1998.<br />

118 Frank Zappa, Peter Occhiogrosso, The Real Frank Zappa Book, Poseidon<br />

Press, 1989.<br />

119 Lejo den Hertog, LEJO, Kijkperk 1967-2007, Zeist, 2007.<br />

120 Paul Feld, Jago de Wraak (toneeltekst); Paul Feld: Deze verontrustende Jago is,<br />

vrees ik, van deze tijd (interview); <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Intrigeprocessen en Jago, relatie<br />

kunst en bedrijfsleven (achtergrondartikel), in: Jago Business Review, Lectoraat Kunst<br />

en Economie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2006. De relatie tussen ‘voorstelling<br />

op verzoek’ en de artistiek-economische autonomie-ontwikkeling van makers<br />

en ensemble, hier Growing up in Public, zal samen met het <strong>HKU</strong>-lectoraat Theatrale<br />

maakprocessen in het najaar van 2007 worden onderzocht.<br />

121 Blokland (1991) noemt onder andere de dichter Gerrit Komrij.<br />

122 Zie noot 98<br />

123 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68,<br />

Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />

124 Sinds 2007 heeft het <strong>HKU</strong>-Lectoraat Kunst en Economie met TNO een platformfunctie<br />

waar dergelijke dilemma’s verkend worden met als doel versterking<br />

van de C MKB bedrijfsvoering op microniveau.<br />

125 Van der Geest, 2006.<br />

126 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Een creatieve kennisrevoluitie, in: Ublad, 25 januari 2007b.<br />

127 Anderson, 2006; Batelle, 2006; Chris Bilton, Management and creativity, From


NOTEN<br />

creative industries to creative management, Blackwell Publishing, Malden, 2007;<br />

Florida, 2002; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Samengaan stedelijk en landelijk cultureel ondernemerschap,<br />

in: John Huige (red.), Stad zoekt Boer, ASOM reeks 2, Amsterdam,<br />

2006a; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, De creatieve industrie als context van de<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in: Thema, 2006; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje<br />

Thomassen, Marijn van Thiel, Voettocht door het landschap van de creatieve industrie,<br />

in: MMNieuws, 6/7 2006, jaargang 8, Amsterdam; Ellen Huijgh, Creatief<br />

Kapitaal, Naar een beleid voor de culturele industrieën in Vlaanderen, Vrije Universiteit<br />

Brussel, 2005; Innovatieplatform, 2005; Dany Jacobs, Adding Values. The<br />

cultural side of innovation, Veenman Publishers/ArtEZ Press, Rotterdam/Arnhem,<br />

2007; Rolf Jensen, the Dream Society, McGraw-Hill, Boston, 1999; KEA<br />

European Affairs, 2006; Landry, 2000; Trazy Metz, PRET! Leisure en Landschap,<br />

Nai Uitgevers, Rotterdam; Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Onderwijs,<br />

Cultuur en Wetenschap, Ons creatieve vermogen, Brief cultuur en economie,<br />

Den Haag, 2005; Hans Mommaas, De culturele industrie in het tijdperk van<br />

de netwerkeconomie, in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting, Amsterdam,<br />

2002; Javier Pérez de Cuéllar, Our Creative Diversity, Report of the World Commission<br />

on culture and development, Unesco Publishing, Paris, 1996; B. Joseph<br />

Pine II, James H. Gilmore, The experience Economy, Work is theatre & every<br />

business a stage, Harvard Business School Press, Boston, 1998; Paul Rutten, De<br />

toekomst van de verbeeldingsmachine, in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting,<br />

Amsterdam, 2000; Allen J. Scott, The Cultural Economy of Cities, Sage Publications,<br />

Nottingham, 2000; Aukje Thomassen, B.V. Creatief Nederland, Een analyse<br />

van de kansen en bedreigingen van Nederland als creatief en innoverend land, in:<br />

Hand<strong>boek</strong> Cultuurbeleid, Reed Elsevier, Den Haag, 2005; Marijn van Thiel,<br />

Utrecht en het Cultureel MKB, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Dwarsdoorsnede, Lectoraat<br />

Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />

128 De Boer cs (2006).<br />

129 Oedzge Atzema, The fall of the creative class, paper Faculteit Geowetenschappen,<br />

UU, 2007.<br />

130 In de samenwerking begint zich al een zekere identiteit inzake de creatieve industrie<br />

af te tekenen: gezamenlijke lustrumbijeenkomst in 2006 over creatieve<br />

stad/creativiteit in kunst en wetenschap (paper Oedzge Atzema en <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>,<br />

maart 2006), deelname aan het consortium C MKB U, voorbereidingen bijzondere<br />

leerstoel Stedelijke dynamiek en cultuur en de uitwisseling van docentschappen.<br />

131 Joost Smiers, Strategies in favour of cultural diversity: The need for a global<br />

cultural movement, in: Nina Obuljen, Joost Smiers (ed.) UNESCO’s Convention<br />

on the protection and Promotion of the Diversity of Cultural Expressions: Making<br />

it Work, Culturelink, Zagreb, 2006.<br />

Literatuur<br />

Irina van Aalst, Bianca Lubbers, Creatief profiel van de regio Utrecht, Faculteit<br />

Geowetenschappen, Universiteit Utrecht, 2007.<br />

Hans Abbing, Een economie van de kunsten, Historische Uitgeverij, Groningen, 1993.<br />

- Why Are Artists Poor, The Exceptional Economy of the Arts, Amsterdam University<br />

Press, Amsterdam, 2002.<br />

Svetlana Alpers, De firma Rembrandt, Schilder tussen handel en kunst, Bert Bakker,<br />

Amsterdam, 1989.<br />

Chris Anderson, The long tail, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2006.<br />

Igor Ansoff, Implanting Strategic Management, Prentice Hall, Cambridge, 1990.<br />

Oedzge Atzema, The fall of the creative class, paper Faculteit Geowetenschappen,<br />

Universiteit Utrecht, 2007.<br />

Oedzge Atzema, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Wetenschap, creativiteit en de stad, paper Lustrum<br />

UU, maart 2006.<br />

John Batelle, Zoek. Hoe Google en andere zoekmachines een revolutie teweegbrachten,<br />

Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2006.<br />

Krijn van Beek, De ondernemende samenleving. Een verkenning van maatschappelijke<br />

verandering en implicaties voor beleid, nr. V 104, Wetenschappelijke Raad voor het<br />

Regeringsbeleid, Sdu, Den Haag, 1998.<br />

Walter Benjamin, The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction, in:<br />

Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner, Media and cultural studies,<br />

Blackwell Publishing, Malden, 2006, (origineel verschenen in 1969).<br />

Hans Onno van den Berg, Profiel voor een succesvol kunstmanager, in:<br />

Boekmancahier 47, Boekmanstichting Amsterdam, 2001.<br />

J.W.E. de Beus, Markt, democratie en vrijheid, een politiek-economische studie, Tjeenk<br />

Willink, Zwolle, 1989.<br />

Chris Bilton, Management and creativity, From creative industries to creative management,<br />

Blackwell Publishing, Malden, 2007;<br />

H.T. Blokland, Vrijheid Autonomie Emancipatie, Eburon, Delft, 1991.<br />

E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland, Bijleveld, Utrecht, zj.<br />

Ymkje de Boer, Alice de Gier, Marije Verschuur en Bert de Wit, Bruggen bouwen,<br />

Onderzoekers over hun ervaringen met interdisciplinair onderzoek in Nederland, RMNO,<br />

KNAW, NWO, COS, Den Haag, 2006.<br />

Miranda Boorsma, Kunstmarketing. Hoe marketing kan bijdragen aan het maatschappelijk<br />

functioneren van kunst in het bijzonder van toneelkunst in Nederland,<br />

Boekmanstichting, Amsterdam, 1998.<br />

60 61


LITERATUUR<br />

Daniel Boorstin, De scheppened mens, Artistieke doorbraken in de wereldgeschiedenis,<br />

Agon, Amsterdam, 1993.<br />

Henk Borgdorff, Emancipatie Faculteit der Kunsten, in: NRC Handelsblad<br />

29.9.2005.<br />

Jesse E. Bos, Openbare schatkamers in verandering. Musea in Nederland in een tijd van<br />

verzelfstandiging en privatisering, Universiteit van Amsterdam, Grafische<br />

publicaties, Amsterdam, 2001.<br />

Hans van de Braak, Ontsnappingskunst, Evaluatie van de creatieve geest, Amsterdam<br />

University Press, 2002.<br />

A.A. van den Braembussche, Denken over kunst. Een kennismaking met de kunstfilosofie,<br />

Coutinho, Bussum, 1994.<br />

Andre E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate Hall, Dublin, 2006.<br />

William Byrnes, Management and the Arts, Focal Press, Butterworth-Heinemann,<br />

Stoneham, 1993.<br />

Marcel Canoy, Richard Nahuis, Daniël Waagmeester, De creativiteit van de markt,<br />

CPB Document, Den Haag, 2005.<br />

Richard E. Caves, Creative Industries. Contracts between art and commerce, Harvard<br />

University Press, Cambridge, 2000.<br />

S.K. Chakraboty, Management by Values, Oxfort University Press, Calcutta, 1991.<br />

Derrick Chong, Arts Management, Routledge, London, 2002.<br />

Nirav Christophe, Het Naakte Schrijven. Over de mythen van het schrijverschap, Veen,<br />

Amsterdam/Antwerpen, 2003. Inmiddels is een herziene versie verschenen bij<br />

International Theatre & Film Books/<strong>HKU</strong>, Amsterdam/Utrecht, 2007.<br />

- De dynamiek van een creatief maakmodel, paper Lectoraat Theatrale<br />

maakprocessen, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

CMKB U Een veelbelovende onderneming, Lectoraat Kunst en Economie/CMKB,<br />

<strong>HKU</strong>, 2005.<br />

Jeffrey Cornwall, Baron Perlman, Organizational Entrepreneurship, Homewood, 1990.<br />

Michaly Csikszentmihalyi, Creativiteit, Over flow, schepping en ontdekking, Boom,<br />

Amsterdam, 1999.<br />

Per Davidson, The Types and Contextual Fit of Entrepreneurial Processes, in:<br />

Andrew E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, 2006.<br />

Patricia Dewey, From Arts Management to Cultural Administration, in:<br />

International Journal of Arts Management, Volume 6, Number 3, Spring, Montreal,<br />

2004.<br />

Piroschka Dossi, HYPE! Kunst und Geld, Deutscher Taschenbuch Verlag,<br />

München, 2007.<br />

Milena Dragicevic Sesic, Sanjin Dragojevic, Arts management in turbulent times.<br />

Adaptable Quality management. Navigating the arts through the winds of change,<br />

European Cultural Foundation/Boekmanstudies, Amsterdam, 2005.<br />

Peter F. Drucker, Innovation and Entrepreneurship, Butterworthy-Heinemann,<br />

Oxford, 1985.<br />

- The New Realities, London, 1989.<br />

Hans van Dulken, Cultureel ondernemerschap. Verkenning van een concept, in:<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie,<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2005.<br />

Yves Evard, Francois Colbert, Arts Management: A New Discipline Entering the<br />

LITERATUUR<br />

Millennium?, in: International Journal of Arts Management, Volume 2,<br />

Number 2, Winter, Montreal, 2000.<br />

Paul Feld, Deze verontrustende Jago is, vrees ik, van deze tijd (interview), in: Jago<br />

Business Review, Lectoraat Kunst en Economie, Hogeschool voor de Kunsten<br />

Utrecht, 2006.<br />

- Jago de Wraak, in: Jago Business Review, Lectoraat kunst en economie,<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2006.<br />

Zdenek Felix, Beate Hentschel & Dirk Luckow, Art & Economics, Hatje Cantz,<br />

Ostfildern-Ruit, 2002.<br />

Marian Fitzgibbon, Anne Kelly, From Maestro to Manager, Critical Issues in Arts &<br />

Culture Management, Oak Tree Press, Dublin, 1997.<br />

Harry Floor, China, Terra, Zutphen, 1985.<br />

Richard Florida, The rise of the creative class, and how it ’s transforming work, leisure,<br />

community & everyday life, Basic Books, New York, 2002.<br />

Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, Amsterdam,<br />

02/2002.<br />

Friedrich Naumann Stiftung, Kulturwirtschaft, Buro für Kulturpolitiek und<br />

Kulturwirtschaft, Berlin, 2006.<br />

Nelly van der Geest, Dwarspeiling Intercultureel, Lectoraat Kunst en Economie,<br />

<strong>HKU</strong>, 2006.<br />

E.O.M. Geradts, Cultureel ondernemerschap in Nederland, in: Hand<strong>boek</strong><br />

Cultuurbeleid, Elsevier, Den Haag, 2001.<br />

Brewster Ghiselin (ed.), The creative process, New American Library/Penguin Books,<br />

New York, 1952.<br />

V.A. Ginsburgh, D. Throsby, Handbook of the Economics of Art and Culture, Elsevier,<br />

2007.<br />

Peter S. Grant & Chris Wood, Blockbusters and Trade wars, Popular culture in a<br />

Globalized World, Douglas & McIntyre, Vancouver, 2004.<br />

Ricky W. Griffin, Management, Houghton Mifflin, Houston, 2005.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Cultureel ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement, Phaedon,<br />

Culemborg, 1992.<br />

- Strategische dialoog in de kunstensector, Interactieve strategievorming in een kunstorganisatie,<br />

Eburon, Delft, 1998.<br />

- Art Management Entrepreneurial Style, Eburon, Delft, 2000.<br />

- Kunstmanagement en engagement, Wim Warmer een profiel, Eburon, Delft, 2003.<br />

- (red.), Internoveer! Innovaties realiseren door interactiviteit, Reed Elsevier/ASOM,<br />

Den Haag, 2004.<br />

- (red.), Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />

- Intrigeprocessen en Jago, relatie kunst en bedrijfsleven, in: Jago Business Review,<br />

Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2006.<br />

- Samengaan stedelijk en landelijk cultureel ondernemerschap, in: John Huige<br />

(red.), Stad zoekt Boer, ASOM reeks 2, Amsterdam, 2006a;<br />

- De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68, Themanummer<br />

Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006b.<br />

- (red.), Afwisseling, Strategievorming in het Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een<br />

profiel (Lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2007.<br />

- Netwerkleren in de culturele sector, in: Stichting Scholingsfonds Kunst en<br />

62 63


LITERATUUR<br />

Cultuur, Jaarverslag 2006, Amsterdam, 2007a.<br />

- Een creatieve kennisrevoluitie, in: Ublad, 25 januari 2007b.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Gabriëlle Kuiper, Niet het tekort maar de bron. Cultural Business<br />

Modeling (CBM) als eerste stap op weg naar creatief financieel management van<br />

gesubsidieerde kunstinstellingen, Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2004.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Annefloor Oostinjen, Marijn van Thiel, Jane Szita, Read This First.<br />

Growth and Development of Creative SMEs, Lectoraat Kunst en Economie/<br />

C MKB U, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Joost Smiers, In dienst van de gekte. Bevindingen over twee jaar onderwijs<br />

in kunstmanagement. Centrum voor Kunstmanagement, Kunstbemidddeling en<br />

Kunstbeleid, Amsterdam/Utrecht, 1986.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, De creatieve industrie als context van de<br />

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in: Thema, 2006.<br />

<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, Marijn van Thiel, Voettocht door het landschap<br />

van de creatieve industrie, in: MMNieuws, 6/7 2006, jaargang 8, Amsterdam.<br />

Gary Hamel, C.K. Prahalad, De strijd om de toekomst, Scriptum Management,<br />

Schiedam, 1994.<br />

Remy Harrewijn, Competitive Culture, The Dutch Venture Capital Cultural Industry,<br />

Festina Lente, Amsterdam (MA AMMEC thesis), 2006.<br />

Arnold Hauser, Sociale geschiedenis van de kunst. SUN, Nijmegen, 1975<br />

(oorspronkelijk verschenen in 1951).<br />

James Heilbrun and Charles M. Gray, The Economics of Art and Culture, an American<br />

Perspective, Cambridge University Press, New York, 1993.<br />

Gert Jan van Helden, Academisering van het kunstonderwijs in Nederland en<br />

Vlaanderen in internationaal perspectief, Vijf jaar Faculteit der Kunsten<br />

Universiteit Leiden, in: Thema, 2/2007, Elsevier, Den Haag, 2007.<br />

Lejo den Hertog, LEJO, Kijkperk 1967-2007, Zeist, 2007.<br />

<strong>HKU</strong>, Jaaroverzicht 2006. Wij doen onderzoek naar iets, Cultureel ondernemen, Lectoraat<br />

Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />

Max Horkheimer and Theodor W. Adorno, The Culture Industry: Enlightenment<br />

as Mass Deception; in: Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner,<br />

Blackwell Publishing, Malden, 2006 (origineel verschenen in 1944).<br />

Tjaard Horlings, De kunst van het (leren) ondernemen in kunst, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />

(red.) Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />

John Huige (red.), Stad zoekt Boer. Amsterdam School of Management (ASOM),<br />

Amsterdam, 2006.<br />

Ellen Huijgh, Creatief Kapitaal, Naar een beleid voor de culturele industrieën in<br />

Vlaanderen, Vrije Universiteit Brussel, 2005.<br />

Innovatieplatform, Creativiteit. De gewichtsloze brandstof van de economie, Den Haag, 2005.<br />

Dany Jacobs, Adding Values. The cultural side of innovation, Veenman<br />

Publishers/ArtEZ Press, Rotterdam/Arnhem, 2007.<br />

Ingrid Janssen (comp.), A portrait of the artist in 2015, artistic carreers and higher arts<br />

education in Europe, Boekmanstudies, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />

Rolf Jensen, The Dream Society, McGraw-Hill, Boston, 1999.<br />

KEA European Affairs, The economy of Culture in Europe, Study prepared for the<br />

European Commission, DG for Education and Culture, Brussels, 2006.<br />

Manfred F. Kets de Vries, De F-Factor, Contact, Utrecht, 1989.<br />

64<br />

LITERATUUR<br />

D. Keuning/D.J. Eppink, Management en organisatie, theorie en toepassing, Stenfert<br />

Kroese, Houten, 1990.<br />

Arjo Klamer, The value of culture, Boekmancahier, Boekmanstichting, Amsterdam,<br />

1995.<br />

- Cultural entrepreneurship, www.klamer.nl, juni 2006.<br />

Arjo Klamer en Olav Velthuis, Culturele instellingen moeten innovatief bezig zijn,<br />

in: NRC Handelsblad, 23 maart 1999.<br />

Armin Klein (Hrsg.) Kompendium Kultuurmanagment. Handbuch für Studium und Praxis,<br />

Verlag Vahlen, Muchen, 2004.<br />

Pim van Klink, Kunsteconomie in nieuw perspectief, kunstbeleid beoordeeld, K’S concern<br />

Groningen, 2005.<br />

Charles Landry, The Creative City, A Toolkit for Urban Innovators, Earthscan, London,<br />

2000.<br />

H.M. Langeveld, Kunst op termijn. Toekomstscenario’s voor cultuurbeleid,<br />

Boekmanstudies/SCP, Amsterdam/Den Haag, 2000.<br />

Ronald de Leeuw, The letters of Vincent van Gogh, Penguin Books, London, 1996.<br />

Michael Lounsbury and Mary Ann Glynn, Cultural Entrepreneurship: stories,<br />

legitimacy, and the acquisition of sources, in: Strategic Management Journal, 2001.<br />

Dorian Maarse, De touwtjes in handen, de poppen aan het dansen, Leiding geven<br />

in de kunstensector, in: Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn Stafleu<br />

Van Loghum, Houten, 1993.<br />

Birgit Mandel, Die neuen Kulturunternehmer. Ihre Motive, Visionen und Erfolgsstrategien,<br />

Transcript, Bielefeld, 2007.<br />

Klaus Mann, Mefisto: De carrière van een kunstenaar, Bussum, 1983.<br />

P.O. van der Meer, Ondernemerschap in hoofdlijnen, Een integrale plan-aanpak, Wolters<br />

Noordhof, Groningen/Houten, 2005.<br />

Trazy Metz, PRET! Leisure en Landschap, Nai Uitgevers, Rotterdam, 2003.<br />

Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Nota Kunst en<br />

Kunstbeleid, Den Haag, 1976.<br />

Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />

Wetenschap, Ons creatieve vermogen, Brief cultuur en economie, Den Haag, 2005.<br />

Ministry of Education. Culture and Science, Boekmanstudies, Boekmanstichting,<br />

Cultural Policy in the Netherlands, Amsterdam, 2006.<br />

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuur als confrontatie,<br />

Cultuurnota 2001-2004, Den Haag, 2000.<br />

- Ondernemende cultuur, Den Haag, 1999.<br />

Henry Mintzberg, Mintzberg over Management, De wereld van onze organisaties, Veen,<br />

Amsterdam/Antwerpen, 1991.<br />

Henry Mintzberg, Bruce Ahlstrand, Joseph Lampel, Strategy Safari, Prentice Hall,<br />

London, 1998.<br />

MMNieuws, 2/3, Koepelorganisaties en cultureel ondernemerschap, 2007.<br />

H. Molendijk, De overheid en de cultuur, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1971.<br />

Hans Mommaas, De culturele industrie in het tijdperk van de netwerkeconomie,<br />

in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting, Amsterdam, 2002.<br />

Th.B.J. Noordman, Op zoek naar fundamenten voor een<br />

kunstmanagementtheorie, in: T. Bevers, A. van den Braembussche en B.J.<br />

Langenberg (red.), De Kunstwereld, Verloren, Hilversum ,1993.<br />

65


LITERATUUR<br />

Dirk Noordman, Kunstmanagement, hoe bestaat het? (Th.B.J. Noordman,<br />

Kunstmanagement, Elsevier, Den Haag, 2006).<br />

Ben Okri, Een vorm van vrijheid, Van Gennep Amsterdam, 1997.<br />

Henk van Os, Zien is genoeg, Balans, Amsterdam, 2003.<br />

Javier Pérez de Cuéllar, Our Creative Diversity, Report of the World Commission on<br />

culture and development, Unesco Publishing, Paris, 1996.<br />

Gifford Pinchot III, Intrapreneuring, Harper and Row, New York, 1985.<br />

B. Joseph Pine II, James H. Gilmore, The experience Economy, Work is theatre & every<br />

business a stage, Harvard Business School Press, Boston, 1998.<br />

Eric Poettschacher, Strategic creativity. How values, beliefs and assumptions drive<br />

entrepreneurs in the creative industries, in: The International Journal of<br />

Entrepreneurship and Innovation, August 2005, London, 2005.<br />

Sybren Polet, De creatieve factor. Kleine kritiek der creatieve (on)rede, Wereldbibliotheek,<br />

Amsterdam, 1993.<br />

Michael E. Porter, On Competition, Harvard Business School Press, Boston, 1998.<br />

Raad voor Cultuur, Innoveren, Participeren!, Advies agenda cultuurbeleid en culturele<br />

basisinfrastructuur, Den Haag, 6 maart 2007.<br />

Jennefer Radbourne & Margaret Fraser, Arts Management a Practical Guide, Allen &<br />

Unwin, St. Leonards, 1996.<br />

Ruth Rentschler, The Entrepreneurial Arts Leader, Cultural Policy, Change and<br />

Reinvention, University of Queensland Press, Queensland, 2002.<br />

M.J. van Riemsdijk (red.), Dilemma’s in de bedrijfskundige wetenschap, Van Gorcum,<br />

Assen, 1999.<br />

Ryclef Rienstra, Alles wat weerbaar is, is niet waardeloos, in: Boekman 68,<br />

Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />

Annemieke Roobeek, Strategisch Management van Onderop, in: Ecocratie, op weg<br />

naar waardevol op-organiseren, Van Arkel, Utrecht, 1994.<br />

Paul Rutten, De toekomst van de verbeeldingsmachine, in: Boekmancahier 43,<br />

Boekmanstichting, Amsterdam, 2000.<br />

Paul Rutten cs, De creatieve industrie in Amsterdam en de regio, TNO, Delft, 2004.<br />

Joseph A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, Harper Torchbooks, 3 e<br />

ed., New York, 1950 (eerste druk in 1942).<br />

Allen J. Scott, The Cultural Economy of Cities, Sage Publications, Nottingham, 2000.<br />

Amartya Sen, Development as Freedom, Oxford University Press, Oxford, 1999.<br />

Merijn Sengers, Economic lives of artists. Studies into careers and the labour markets in the<br />

cultural sector, Utrecht, 2002.<br />

Henk Slager, Kunst en methode, in: Boekman 58/59, Themanummer Kunst en<br />

Wetenschap, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />

Joost Smiers, Confrontaties. Essays over de sociale en culturele condities voor de kunsten in<br />

Europa in de jaren negentig, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1995.<br />

- Art under Pressure, Promoting cultural diversity in the age of globalisation, Zed Books,<br />

London/New York, 2003.<br />

- Strategies in favour of cultural diversity: The need for a global cultural<br />

movement, in: Nina Obuljen, Joost Smiers (ed.) UNESCO’s Convention on the<br />

Protection and Promotion of the Diversity of Cultural Expressions: Making it Work,<br />

Culturelink, Zagreb, 2006.<br />

66<br />

LITERATUUR<br />

Joost Smiers, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn<br />

Stafleu Van Logum, Houten, zj.<br />

Joost Smiers en Marieke van Schijndel, Ruimte aan verscheidenheid, Hogeschool voor de<br />

Kunsten Utrecht, 1999.<br />

Joost Smiers en Marieke van Schijndel, Imaging a world without copyright (forthcoming<br />

2008).<br />

Deborah Stevenson, Art and Organisation, Making Australian Cultural Policy,<br />

University of Queensland Press, Queensland, 2000.<br />

Stichting Kunst en Zaken, Cultureel ondernemerschap: een kwestie van balans.<br />

Aanbevelingen voor een dynamischer relatie tussen culturele instellingen en de overheid,<br />

Rotterdam, 2001.<br />

Corina Suteu, Another brick in the wall, A critical Review of Cultural Management<br />

Education in Europe, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />

Theater & Educatie, Kunstbedrijven (themanummer), jaargang 4, nummer 1,<br />

Nijmegen, 1997.<br />

Marijn van Thiel, Utrecht en het Cultureel MKB, in: Dwarsdoorsnede, Lectoraat<br />

Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />

Aukje Thomassen, B.V. Creatief Nederland, Een analyse van de kansen en<br />

bedreigingingen van Nederland als creatief en innoverend land, in: Hand<strong>boek</strong><br />

Cultuurbeleid, Reed Elsevier, Den Haag, 2005.<br />

- Design Doctors?, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Afwisseling. Strategievorming in het<br />

Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een profiel (Lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor<br />

de Kunsten Utrecht, 2007.<br />

Roy Thurik, Sander Wennekers, Lorraine M. Uhlanerr, Entrepreneurship and<br />

Economic Performance: A Macro Perspective, in: Andre E. Burke (ed.),<br />

Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate Hall, Dublin, 2006.<br />

Vasari, De levens van de kunstenaars, 1 en 2, Pandora, S.I., 1990.<br />

Olav Velthuis, Imaginaire economie. Hedendaagse kunstenaars en de wereld van het grote geld,<br />

NAi Uitgevers, Rotterdam, 2005.<br />

P. Verloren van Themaat, Tussen werkelijkheid kunst en wetenschap, Afscheidscollege<br />

Rijksuniversiteit Utrecht, 10 september 1981.<br />

Paul Verweel, Betekenisgeving in organisatiestudies, De mechanisering van het sociale,<br />

Universiteit Utrecht, ISOR-Faculteit Sociale Wetenschappen, 2000.<br />

Inge C. van der Vlies, Vrijheid en betrokkenheid, in: Boekman 64,<br />

Boekmanstichting, Amsterdam, 2005.<br />

Wim Warmer, Cas Smithuijsen, Publiek-private samenwerking in de<br />

kunstensector: een inleiding, in: Nieuwe partners in kunst, Publiek-Private<br />

Samenwerking in de kunstensector, Boekmanstudies, Boekmanstichting,<br />

Amsterdam, 1999.<br />

Janneke Weijermars, The concept of autonomy under threat, in: A portrait of the<br />

artist in 2015, Boekmanstudies, Amsterdam, 2004.<br />

Frank Zappa, Peter Occhiogrosso, The Real Frank Zappa Book, Poseidon Press,<br />

1989.<br />

67


Beknopt CV <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (1948)<br />

1967 Thorbecke Lyceum Utrecht<br />

1976 Meester in de rechten, Universiteit Utrecht<br />

(Afstudeeronderzoek: Sociaal vestigingsbesluiten van de<br />

gemeenten Utrecht en Rotterdam)<br />

1977 Beleidsmedewerker Kunstenaarsorganisatie NVV, docent recht<br />

De Nyenburgh<br />

1985 Directeur Centrum voor Kunst en<br />

Mediamanagement/Interfaculteit, Hogeschool voor de Kunsten<br />

Utrecht<br />

1998 Promotie Universiteit Nyenrode /promotor Annemieke Roobeek<br />

(Promotie-onderzoek: Interactieve strategievorming in de<br />

kunstensector)<br />

2000 Lector Kunst en Economie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht<br />

2000 Dean Amsterdam School of Management<br />

2005 Intendant Europahuis voor de Kunsten Utrecht<br />

2006 Hoogleraar Kunst en economie Universiteit Utrecht<br />

Universitaire gastdocentschappen<br />

Ha Noi University of Culture, Istanbul Bilgi University,<br />

Jagiellonian University Krakow, New York University, Shota<br />

Rustaveli Georgian State University of Theatre and Film, Sibelius<br />

Academy Helsinki, University of California Los Angeles,<br />

University Blagoevgrad, University of Warwick, Witwatersrand<br />

University Johannesburg.<br />

68<br />

Ondernemend onderzoek op niveau<br />

Het vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap van<br />

de Universiteit Utrecht stimuleert in samenwerking met het<br />

lectoraat Kunst en Economie van de Hogeschool voor de Kunsten<br />

Utrecht ondernemerschap en interactieve kenniscreatie binnen de<br />

wetenschappelijke bestudering van het cultureel en creatief<br />

ondernemen.<br />

• Culturele bedrijven en instellingen kunnen (gezamenlijk) een eigen<br />

tweejarig onderzoeksprogramma Cultureel ondernemerschap opzetten<br />

onder supervisie van het vakgebied Kunst en economie/ERTCCE. Het<br />

onderzoek wordt verricht door een eigen onderzoeker of door<br />

verschillende onderzoekers uit de eigen organisatie(s). Het vakgebied is<br />

eindverantwoordelijk voor het wetenschappelijk resultaat.<br />

Basisfinanciering: € 50.000,- per jaar voor een periode van twee jaar<br />

(MAATWERK ONDERZOEK).<br />

• Fondsen, particulieren, bedrijven en maatschappelijke instellingen<br />

kunnen een vierjarige promotiebeurs ter beschikking stellen aan het<br />

vakgebied/ERTCCE. Aan de promotiebeurs kan een specifiek werktterein<br />

verbonden worden.<br />

Basisfinanciering: € 60.000,- per jaar voor een periode van vier jaar<br />

(VRIJE PROMOTIEBEURS).<br />

• Fondsen, particulieren, bedrijven en maatschappelijke instellingen<br />

kunnen een kandidaat voordragen voor een promotie op het gebied van<br />

cultureel ondernemerschap. De voordracht gaat gepaard met een<br />

garantieverklaring m.b.t. de financiering. De voordracht wordt in eerste<br />

instantie beoordeeld door de hoogleraar Kunst en economie.<br />

Basisfinanciering voor vier jaar: € 250.000,- (PROMOTIEPLAATS).<br />

• Kunstenaars, vormgevers en kunstmanagers die onderzoek willen doen<br />

op het gebied van het cultureel en creatief ondernemen en dit onderzoek<br />

willen afronden met een proefschrift, worden verzocht hun<br />

onderzoeksidee ter kennis te brengen van de hoogleraar Kunst en<br />

economie (ONDERZOEKSIDEE).<br />

69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!