Oratie-boek Giep Hagoort - HKU
Oratie-boek Giep Hagoort - HKU
Oratie-boek Giep Hagoort - HKU
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
De creatieve industrie vormt binnen en buiten Nederland in<br />
toenemende mate de context voor het cultureel ondernemen van<br />
kunstenaars, vormgevers en kunstmanagers. Studies over cultureel<br />
ondernemerschap zijn voornamelijk conceptueel en casuïstisch van<br />
aard. Theorievorming vindt niet of nauwelijks plaats.<br />
In zijn oratie schetst <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> een onderzoeksgebied dat deze<br />
leemte opvult. Het fundament van het cultureel ondernemen is in zijn<br />
benadering het samengaan van de vrijheid van het maken en tonen<br />
van kunst én de vrijheid van het ondernemen.<br />
Om toonaangevend onderzoek te kunnen verrichten, beoogt<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> de oprichting van een European Research and Training<br />
Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE).<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> introduceerde in 1992 in Nederland het begrip<br />
Cultureel ondernemerschap. Vanaf 2000 is hij lector Kunst en<br />
Economie aan de Faculteit Kunst en Economie van de Hogeschool<br />
voor de Kunsten Utrecht. In 2006 is <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> als eerste<br />
hoogleraar Kunst en economie in Nederland benoemd aan de<br />
Universiteit Utrecht, Faculteit der Kunsten.<br />
With Art Management Entrepreneurial Style <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> moves to the front<br />
ranks of writers on arts and cultural management.<br />
Professor Archie Kleingartner, UCLA<br />
ISBN/EAN 978-90-71759-37-6<br />
Vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap<br />
Universiteit Utrecht<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht<br />
Cultureel<br />
ondernemerschap<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />
<strong>Oratie</strong> 6 juni 2007<br />
Over het onderzoek naar de vrijheid<br />
van kunst maken en de vrijheid van<br />
ondernemen
Cultureel ondernemerschap
Cultureel ondernemerschap<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />
Over het onderzoek naar de vrijheid van kunst maken<br />
en de vrijheid van ondernemen<br />
•<br />
<strong>Oratie</strong> 6 juni 2007<br />
Vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap<br />
Universiteit Utrecht<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Tekst<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />
Advies en ondersteuning<br />
Joke van den Berg, Derk Blijleven, Annelies Boutellier, Ad van Breugel,<br />
Nirav Christophe, Ria Douma, Hans van Dulken, Nelly van der Geest,<br />
Remy Harrewijn, Tjaard Horlings, John Huige, Ad Huijsmans, Dorian<br />
Maarse, Eva van der Molen, Jacob Oostwoud Wijdenes, Joost Smiers,<br />
Marijn van Thiel, Aukje Thomassen, Constance Uitenbogaard, Erik<br />
Uitenbogaard, Patricia Verschuuren, Ellis Visch, receptie <strong>HKU</strong>, team<br />
MKB U, INCO.<br />
Uitgave: Faculteit der Kunsten - vakgebied Kunst en economie,<br />
Universiteit Utrecht/Faculteit Kunst en Economie-Lectoraat Kunst en<br />
Economie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.<br />
Van deze tekst is een Summary Version verschenen, aan te vragen bij de<br />
schrijver. Beide teksten zijn te downloaden via www.hku.nl<br />
Boekverzorging<br />
Erik Uitenbogaard (BNO)<br />
Omslag<br />
De hoed van luitenant Willem van Ruytenburgh vormt een detail<br />
uit de Nachtwacht van Rembrandt van Rijn. Tijdens de oratie van<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, aangekondigd onder de titel “Weg met de Nachtwacht!”,<br />
hebben verschillende details uit het schilderstuk – waaronder deze hoed –<br />
in een computeranimatie gefigureerd. Vormgeving en titel:<br />
Erik Uitenbogaard.<br />
Foto achterzijde omslag:<br />
© Joke van den Berg, 2006. Beeldrecht Amsterdam<br />
giep.hagoort@central.hku.nl<br />
www.uu.nl<br />
www.hku.nl<br />
zomer 2007<br />
ISBN/EAN 978-90-71759-37-6<br />
Inhoud<br />
In het kort 7<br />
Aan de lezer 9<br />
Meer over kunst en economie 11<br />
Een verkenning, Cultureel ondernemerschap in fasen 16<br />
De conceptuele fase 24<br />
Van concept naar onderzoek 30<br />
Naar theorievorming over cultureel ondernemerschap 32<br />
Ondernemen 35<br />
Wetenschappelijke dialoog 41<br />
Onderzoeksagenda: een vijfpuntenplan 44<br />
Noten 52<br />
Literatuur 61<br />
Beknopt CV 69
In het kort<br />
Het vakgebied Kunst en economie van de nieuwe Faculteit der<br />
Kunsten aan de Universiteit Utrecht richt zich op de wetenschappelijke<br />
bestudering van het cultureel ondernemen binnen de creatieve<br />
industrie. Het onderzoeksgebied sluit aan op de praktijk- en<br />
onderwijsgebonden studies van het Lectoraat Kunst en Economie<br />
van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Deze studies zijn<br />
conceptueel en casuïstisch van aard maar missen in de regel een<br />
meer theoretische grondslag.<br />
Het conceptuele Cultureel ondernemerschap is missiegedreven,<br />
balanceert tussen culturele en economische waarden en heeft zorg<br />
voor de culturele infrastructuur. Vier invalshoeken geven inzicht in<br />
het ondernemen als algemeen kennisgebied: innoveren, persoonlijke<br />
drive, bedrijfsplanning en overleven. Deze invalshoeken zijn<br />
ook herkenbaar in de creatieve industrie.<br />
Bij theorievorming gaat het om de vraag naar de fundamenten<br />
van een onderzoeksgebied. Twee, op de autonomie-ontwikkeling<br />
gerichte, positieve vrijheden zijn te beschouwen als het fundament<br />
van cultureel ondernemerschap: de vrijheid van het maken en tonen<br />
van kunst én de vrijheid van het ondernemen. In een kunsteconomisch<br />
proces komen deze twee vrijheden tezamen. De materiële ondernemingsvrijheid<br />
is in dit proces dienstbaar aan de op verbeelding<br />
gerichte artistieke vrijheid. Het kunsteconomisch proces zal binnen<br />
het nieuwe vakgebied met name aan de hand van interdisciplinair<br />
kunst(enaars)onderzoek nader worden uitgediept. Resultaten met<br />
betrekking tot analyse, ontwerp en reflectie zijn dienstbaar aan het<br />
kunstvakonderwijs (keuzes leren maken in het combineren van twee<br />
verschillende vrijheden) en de praktijk (organiseren rond artistieke<br />
7
en economische waarden). Het opzetten van een wetenschappelijke<br />
dialoog in een lerende en interdisciplinaire context vormt een kernonderdeel<br />
van het nieuwe vakgebied. Studenten worden gestimuleerd<br />
een bijdrage aan deze dialoog te leveren.<br />
Om nationaal en internationaal onderzoek in de nieuwe faculteit te<br />
kunnen verrichten, wordt de oprichting van een European Research<br />
and Training Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE) beoogd.<br />
Aan de lezer!<br />
De tekst, die ik de lezer hier aanbied, is een bewerking van mijn oratie die ik<br />
op 6 juni 2007 aan de Universiteit Utrecht gehouden heb.<br />
Mijn professoraat betreft het vakgebied Kunst en economie, in het bijzonder<br />
Cultureel ondernemerschap. Deze vorm van ondernemen staat in het begin<br />
van de 21 e eeuw sterk in de belangstelling al gaan de eerste sporen terug naar<br />
prehistorische tijden.<br />
In mijn oratie schets ik de fundamenten van het cultureel ondernemerschap.<br />
Binnen deze nieuwe discipline zal de nadruk liggen op het onderzoek naar de<br />
relatie tussen de vrijheid van het maken van kunst én de vrijheid van het<br />
ondernemen. Onderzoek dat nog niet eerder in wetenschappelijke zin heeft<br />
plaatsgevonden.<br />
Aan het slot van mijn oratie bepleit ik mede om die reden de oprichting<br />
van een European Research and Training Center for Cultural<br />
Entrepreneurship (ERTCCE).<br />
Een dergelijk centrum koestert binnen de creatieve industrie nationale en<br />
internationale ambities en toont een grote dienstbaarheid aan praktijk en<br />
onderwijs.<br />
Bij de voorbereiding en de afronding van deze oratie heb ik van vele kanten<br />
steun ontvangen. Mijn grote dank en diepe waardering daarvoor breng ik<br />
onder andere tot uiting door vermelding van de namen van de betrokkenen<br />
aan het begin van deze publicatie.<br />
Het formuleren van de fundamenten voor een wetenschappelijke discipline in<br />
ontwikkeling vraagt om een kritische bejegening.<br />
Reacties zijn meer dan welkom.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />
8 9
In het begin bestond de kosmos uit gas, dat zich langzaam tot een enorme<br />
steen vormde. Uit dit kosmische ei kwam een wezen voort, genaamd Pan Gu.<br />
De ene helft van de eierschaal bleef boven hem als de hemel, de andere onder<br />
hem als de aarde. Achttienduizend jaar lang werkte Pan Gu aan de aarde,<br />
totdat deze zijn huidige vorm kreeg. Toen hij tenslotte op wel zeer respectabele<br />
leeftijd stierf, werden zijn ledematen de bergen, zijn bloed de rivieren,<br />
zijn adem de wind, zijn zweet de regen en zijn stem de donder. Zijn twee<br />
ogen werden de zon en de maan, zijn haren de bomen en de planten, en de<br />
parasieten in zijn lichaam....de mensheid.<br />
Chinese mythe over het ontstaan der dingen<br />
•<br />
De verbeelding is een van de grootste gaven die wij hebben.<br />
Ben Okri<br />
•<br />
Ik kan natuurlijk niet uitsluiten, dat mijn vrijwel dagelijkse aanschouwing<br />
van moderne kunst toch tot een zekere reflexwerking daarvan op mijn wetenschappelijk<br />
werk heeft geleid.<br />
Professor mr. P. Verloren van Themaat, Afscheidscollege RUU<br />
Meer over kunst en economie 1<br />
Vanaf het moment dat de prehistorische jager-kunstenaar zijn tekeningen in<br />
een rotswand aanbracht - nu zo’n 20.000 tot 30.000 jaar geleden – is de<br />
mensheid geconfronteerd geweest met de relatie tussen kunst en economie.<br />
Hauser heeft opgemerkt dat de jager-kunstenaar over bijzondere<br />
gaven beschikte waardoor hij vrijgesteld was van de jacht. 2 Anders<br />
gezegd: wie is belast met het vinden van voedsel en wie met de verbeelding?<br />
Naarmate de primitieve maatschappij zich ontwikkelt in een landbouwsamenleving<br />
en ook in cultureel opzicht voorraadvorming van<br />
en handel in symbolen ontstaan, worden de eerste stappen in het<br />
cultureel ondernemerschap gezet. In de beperkt onafhankelijke<br />
werkplaatsen van de beeldhouwers kunnen de vertegenwoordigers<br />
van de goddelijke machthebbers hun grafbeelden bestellen. Later,<br />
tijdens de Griekse theaterfestivals, maken de adhoc sponsoren het<br />
mogelijk dat duizenden toeschouwers het winnende drama kunnen<br />
bezoeken.<br />
Vasari laat bij de bespreking van de Renaissance kunstenaars zien<br />
dat zij voortdurend hun onderneming draaiende moeten houden<br />
aan de hand van opdrachten die in een verfijnd netwerk verkregen<br />
worden. 3 Met de komst van Shakespeare, Rubens en Rembrandt<br />
komen voorbeelden van een diversiteit in cultureel ondernemerschap<br />
naar voren, die tot profijtelijke inkomens zorgt (al kon Rembrandt<br />
daarmee moeilijk omgaan 4 ).<br />
Aan het begin van de 21 e eeuw zorgt de groei van de creatieve industrie<br />
voor een meer maatschappelijke noodzaak van cultureel ondernemerschap:<br />
de behoefte aan versterking van het artistiek en<br />
10 11
MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />
cultureel organisatievermogen. Veel is nog van pioniershand binnen<br />
dit betrekkelijk nieuw terrein met zijn karakterstieken creativiteit,<br />
digitalisering en innovatie.<br />
Enkele recente gegevens maken duidelijk hoe omvangrijk deze<br />
groei echter is, bijvoorbeeld in de regio Utrecht. 5<br />
In de periode 1990-2005 is het aantal banen in de creatieve sector<br />
bijna verdubbeld. Het aantal banen is nu 8.484, ruim 4 % van<br />
het totaal aantal banen. Creatieve bedrijven vormen ruim 13% van<br />
de totale bedrijvigheid. In totaal groeit het aantal vestigingen in<br />
Utrecht in de periode 1990-2005 met 50%, de groei van het aantal<br />
vestigingen in de creatieve sector komt uit op 200%. Maar ook elders<br />
zien we deze groei, zoals onlangs in een rapport van de EU<br />
duidelijk is geworden. 6 Binnen de EU was in 2003 de steeds groter<br />
wordende bijdrage van de creatieve sector aan het gezamenlijk product<br />
2.6 %, en is deze sector de als prominent te <strong>boek</strong> staande voedselindustrie<br />
(1.9%) en chemie (2.3%) voorbijgestreefd.<br />
De groei is niet alleen kwantitatief, ook inhoudelijk zien we een<br />
forse ontwikkeling. De traditionele westerse cultuur moet het podium<br />
meer en meer delen met cultuuruitingen van niet-westerse<br />
aard op grond waarvan weer nieuwe stijlen en genres ontstaan.<br />
Over deze inhoudelijke complexiteit van de creatieve bedrijvigheid<br />
moge het aantal muziekstijlen als illustratie gelden. In totaal<br />
telt Wikipedia in alfabetische volgorde 150 stijlen. 7 Zo vinden we<br />
onder de J de stijlen Jazz, Jazzrock, Jive, Jumpstyle, Jumpcore en -<br />
last but not least - Jodelen.<br />
En elke stijl heeft een eigen keten van creatie, productie, distributie<br />
en beleving, met eigen makers, vertolkers en liefhebbers.<br />
Welke betekenis heeft nu het universitaire vakgebied Kunst en economie,<br />
in het bijzonder gericht op Cultureel ondernemerschap binnen<br />
deze historische en actuele context? Die vraag staat centraal in<br />
deze oratie.<br />
De naam kunst en economie is in 1999 door toedoen van de Hogeschool<br />
voor de Kunsten Utrecht (afgekort <strong>HKU</strong>), in nauwe samenspraak<br />
met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />
Wetenschap, ingevoerd in het landelijke CROHO-register. Opname<br />
was noodzakelijk om de toenmalige, samengstelde studierichting<br />
MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />
kunst- en mediamanagement de formele opleidingsstatus te geven. 8<br />
Studenten die binnen de <strong>HKU</strong> de opleiding kunst en economie volgen,<br />
worden erkend opgeleid voor organisatiefuncties in de creatieve<br />
industrie, op bachelor- en masterniveau. Inmiddels is ook een Faculteit<br />
Kunst en Economie opgericht, naast de faculteiten Muziek, Theater,<br />
Beeldende Kunst en Vormgeving, en Kunst, Media &<br />
Technologie. Met deze faculteiten wordt samengewerkt om het cultureel<br />
ondernemerschap te verankeren in het reguliere curriculum.<br />
In 2000 is binnen de <strong>HKU</strong> het Lectoraat Kunst en Economie<br />
ingesteld met het oog op kenniscreatie en kenniscirculatie van het<br />
cultureel ondernemerschap. 9 Van dat lectoraat ben ik de verantwoordelijke<br />
lector. De naam kunst en economie suggereert een bredere<br />
focus dan alleen de organisatie van culturele beroepspraktijken,<br />
kunstinstellingen en creatieve bedrijven (het microniveau). Registratie<br />
in het CROHO-register geeft de <strong>HKU</strong> evenwel de mogelijkheid<br />
onderwijsprogramma’s te ontwikkelen gericht op<br />
macro-vraagstukken binnen de creatieve industrie. Hierbij kan gedacht<br />
worden aan opleidingen arbeidsmarktbeleid, macrofinanciering<br />
en intellectueel eigendom. 10<br />
In het buitenland wordt de naam Art and Economics vooral gehanteerd<br />
voor het macro-economisch onderzoek waarbij de aandacht<br />
uitgaat naar de economische betekenis van kunst en cultuur, het<br />
cultuursubsidiebeleid van de overheid, culturele consumentenvoorkeuren,<br />
werkgelegenheid, en de relatie tussen cultuur en wereldhandel.<br />
11 De onderzoekers hebben eigen netwerken en<br />
beschikken over eigen wetenschappelijke vakbladen. 12<br />
Het vakgebied Kunst en economie is in 2006 door de Universiteit<br />
Utrecht gevestigd vanwege haar samenwerking met de <strong>HKU</strong>. Vanuit<br />
deze samenwerking is een nieuwe Faculteit der Kunsten ontstaan.<br />
De nieuwe faculteit geeft de mogelijkheid om met name<br />
kunstenaar-onderzoekers te doen promoveren, ook in het domein<br />
kunst en economie.<br />
In mijn oratie zal ik de contouren schetsen van het nieuwe vakgebied,<br />
dat ook hier in het bijzonder gericht zal zijn op cultureel ondernemerschap.<br />
Ik zal beginnen met een toelichting op het begrip<br />
12 13
MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />
Cultureel ondernemerschap. Vervolgens wil ik een verkenning plegen<br />
langs de fundamenten van het begrip Cultureel ondernemerschap<br />
waarin het kunst maken én het ondernemen centraal staan,<br />
om ten slotte uit te komen op een onderzoeksprogramma Cultureel<br />
ondernemerschap.<br />
In deze oratie hanteer ik de volgende concepten, daarbij aansluitend<br />
op mijn eerdere publicaties. 13<br />
• Kunst is een verzamelnaam voor de producten die kunstenaars<br />
en vormgevers maken en die het resultaat zijn van een creatief-artistiek<br />
proces. Deze producten bezitten vanuit een kunstbedrijfskundig<br />
optiek een aantal karakteristieken: individuele creativiteit<br />
als grondslag voor productie; creatie is meer idee- dan vraaggericht;<br />
in de creatiefase is er een neiging tot l’art pour l’art; in de creatie-<br />
en productiefase is rationalisatie van het werkproces beperkt<br />
mogelijk, de basisinvesteringen zijn niet of nauweljks terugverdienend;<br />
productvernietiging vindt niet plaats behoudens artistieke<br />
motieven; smaakmakers zijn dominant in productoordelen;<br />
intellectueel eigendom geeft een beperkte bescherming en inkomen<br />
maar neigt tot monopolievorming. 14 Meer specifiek voor de<br />
podiumkunsten geldt dat voorraadvorming van voorstellingen<br />
naar hun aard niet kan plaatsvinden en dat opvoering én beleving<br />
tegelijkertijd plaatsvinden. Creatieve producten als deel van kunst<br />
die door toedoen van technologie ontstaan (gaming, video, film)<br />
maken een massafabricage mogelijk maar kennen als regel een<br />
snelle doorlooptijd.<br />
• Cultuur is een verzamelnaam voor kunst en vormgeving en de<br />
daaraan verbonden producten als cultureel erfgoed en cultuureducatie.<br />
• Cultuurbeleid is de zorg van de overheid voor deze cultuur (in de<br />
lijn van de opvattingen van Boekman, gericht op instandhouding<br />
van, ontwikkeling van en deelname aan culturele waarden 15 ).<br />
• We spreken van de creatieve industrie als een verzamelnaam voor<br />
de sectoren 1. kunst en cultuur, 2. media en entertainment, en 3.<br />
creatieve dienstverlening, binnen de keten creatie-productiedistributie-beleving.<br />
16<br />
• Cultureel ondernemerschap slaat op het ondernemen binnen de<br />
diverse disciplines of op het gebied van cross overs. Indien het on-<br />
MEER OVER KUNST EN ECONOMIE<br />
dernemen vanuit de creatieve industrie gericht is op het samenbrengen<br />
van creatieve en niet-creatieve sectoren wordt gesproken<br />
van creatief ondernemerschap. 17<br />
Duidelijke termen bevorderen het inzicht in de te bestuderen vraagstukken,<br />
al blijft ook het niet altijd gelijkluidende professionele<br />
woordgebruik aanwezig. We spreken van een Hogeschool voor de<br />
Kunsten maar qua onderwijs en onderzoek functioneert een dergelijk<br />
instituut als een ‘academie voor de creatieve industrie’. Een<br />
zelfde verschijnsel doet zich internationaal voor bij het begrip art<br />
management dat een veel bredere reikwijdte heeft dan het management<br />
van (gesubsidieerde) kunst en cultuur; ook de organisatie van<br />
creatieve bedrijvigheid van architectenbureaus, vormgevers en intermediaire<br />
instellingen valt eronder. Met een dergelijk woordgebruik<br />
moet rekening gehouden worden wil men niet met het<br />
wetenschappelijk onderzoek in een ivoren toren terecht komen.<br />
14 15
Een verkenning,<br />
Cultureel ondernemerschap in fasen<br />
Bij het positioneren van het begrip Cultureel ondernemerschap heb<br />
ik gebruik gemaakt van Van Riemsdijk’s inleiding over de dilemma’s<br />
in de bedrijfskundige wetenschap. 18 Deze jonge wetenschap<br />
heeft na de Tweede Wereldoorlog een sterke groei doorgemaakt en<br />
de behoefte om stil te staan bij de ontwikkeling van die wetenschap<br />
wordt alom gevoeld. Ook de oratie van Verweel, over Organisatiestudies,<br />
heb ik geraadpleegd omdat deze een denklijn aanreikt om<br />
nieuwe wetenschapsgebieden te positioneren. 19 Vanuit deze overwegingen<br />
vertrekkend, en rekening houdend met het gegeven dat<br />
cultureel ondernemerschap nog nauwelijks wetenschappelijk is bestudeerd,<br />
heb ik voor het schetsen van het begrip Cultureel ondernemerschap<br />
gekozen voor een indeling in drie fasen: 1. een<br />
pioniersfase, waarin een verschijnsel op de tafel van de onderzoekende<br />
professional belandt en een eerste, open verkenning plaatsvindt;<br />
2. een conceptuele fase die gericht is op het onder woorden<br />
brengen van het verschijnsel en waarbij concepten in de praktijk<br />
getoetst worden; en 3. een theoretische fase. In die laatste, derde<br />
fase ontstaat een behoefte om de grondslagen scherper in beeld te<br />
brengen, gekoppeld aan een meer expliciete uitwerking van te hanteren<br />
onderzoeksmethoden. Een set van samenhangende uitspraken,<br />
vervat in een geaccepteerd theoretisch raamwerk, typeert zo’n<br />
derde fase. Overigens door paradigmawisselingen - of de dreiging<br />
ervan - is een dergelijk raamwerk per definitie altijd in beweging.<br />
De pioniersfase vangt in Nederland aan met een in 1981 gehouden<br />
speciale studiedag met als titel ‘De dag van de Kunstondernemer’. 20<br />
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
Veranderingen in de positie van de kunstsubsidiërende overheid en<br />
de daarmee gepaard gaande wens tot verzakelijking van de not for<br />
profit sector vormen de aanleiding van de studiedag. Het evenement<br />
blijkt een schot in de roos want er komen honderden belangstellende<br />
kunstdirecties, kunstenaars en beleidsmakers naar Tiel waar<br />
deze dag gehouden wordt. Op de dag zelf staan nut en noodzaak<br />
van management, marketing, personeelsbeleid en scholing voor de<br />
gesubsidieerde kunstensector centraal. Gevolg is onder meer dat<br />
een managementcursus Podiumkunsten voor directies wordt ontwikkeld,<br />
de eerste in ons land. Vervolgens maken in 1984 Joost<br />
Smiers en ik een start met een eenjarige cursus Kunstmanagement,<br />
Kunstbemiddeling en Kunstbeleid voor het middenkader en die in<br />
Utrecht en Amsterdam jarenlang aangeboden wordt. 21 Docenten<br />
uit beide cursussen zouden later bijdragen leveren aan het in 1990<br />
verschenen Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur (onder auspiciën<br />
van de <strong>HKU</strong>). 22<br />
In 1992 draagt mijn eerste leer<strong>boek</strong> over kunstmanagement de titel<br />
Cultureel ondernemerschap. 23 Het <strong>boek</strong> verschaft kennis over organisatievormen<br />
in de culturele sector en geeft aan dat ondernemerschap,<br />
in de zin van het benutten van nieuwe kansen en afstand<br />
nemen van subsidiegevers, een wenkend perspectief biedt. Vooral<br />
hecht ik belang aan het onder eigen verantwoordelijkheid ontwikkelen<br />
van een strategisch kunstmanagement met een open oog voor<br />
de eigen, steeds in verandering zijnde omgeving. Als basisreferenties<br />
voor het managementdeel gebruik ik de organisatietypologie<br />
van de Canadees Mintzberg en het algemeen managementoverzicht<br />
van zowel Keuning en Eppink als van de Amerikaan Griffin 24 .<br />
Bij het ondernemerschap gaat het in mijn <strong>boek</strong> om een gedrevenheid<br />
voor de kunst als ankerpunt voor de kunstmanager. Ook de<br />
begrippen risico nemen en innoveren krijgen een plaats. Het management<br />
als discipline wordt door mij als té rationeel, té formeel<br />
gezien hetgeen niet de vereiste kwaliteiten zal opleveren om wat organisatie<br />
betreft de kunst te dienen. Voor een bedrijfskundige schets<br />
van ondernemerschap raadpleeg ik de inzichten van met name<br />
Drucker (over innovatie en marketing als ondernemingsfuncties),<br />
Chakraborty (over creating goodness), Kets de Vries (over ondernemersgedrag)<br />
en Cornwall en Perlman (over persoonlijk commit-<br />
16 17
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
ment met een organisatie, profit of not for profit). 25 De opsomming<br />
veronderstelt wellicht een systematische aanpak van de relatie management<br />
en ondernemerschap. Die benadering komt pas later.<br />
Hoewel ik als eerste de term Cultureel ondernemerschap in het Nederlandse<br />
taalgebied introduceer, blijkt later dat de term Cultural entrepreneurship<br />
al in Amerika was opgedoken in onderzoek van<br />
Dimaggio naar aanleiding van 19 e eeuwse culturele initiatieven van<br />
een welvarende Amerikaanse stadselite. 26 Deze initiatieven waren<br />
erop gericht om eigen podia te vestigen voor de Europees georiënteerde<br />
hoge kunsten zoals ‘klassieke’ muziek.<br />
Na de publicatie van mijn <strong>boek</strong> is het begrip Cultureel ondernemerschap<br />
27 steeds meer in de belangstelling gekomen van trainers,<br />
opleiders en consultants al heeft in hun praktijken lang in woord<br />
en daad het accent gelegen op het ambachtelijk management van<br />
culturele organisaties, summier aangelengd met inzichten uit de<br />
meer algemene managementliteratuur. Veranderingen in de omgeving<br />
van culturele organisaties door de introductie van budgetfinanciering,<br />
de eerder genoemde verzakelijking van het<br />
overheidsbeleid, het reduceren van inkomenssubsidies voor kunstenaars,<br />
vragen gaandeweg om een professioneel organiseren van<br />
kunst en cultuur, kortom van een praktisch doordacht kunstmanagement.<br />
Deze professionalisering heb ik onder andere beschreven<br />
in het in 2003 verschenen <strong>boek</strong> Kunstmanagement en<br />
Engagement, Wim Warmer een profiel, waarbij ik de loopbaan van<br />
de ondernemend kunstmanager Wim Warmer afzet tegen de ontwikkelingen<br />
in het culturele veld. 28<br />
In deze pioniersfase krijgt kunstmanagement een eigen herkenning.<br />
Daarbij gaat het om een expliciet geformuleerd strategisch kunstmanagement<br />
en het op orde hebben van de functies financiën, marketing,<br />
personeel en projectplanning. Ook een bewustzijn omtrent<br />
het hanteren van een leiderschapsstijl treedt op. 29<br />
Hoewel het denken in managementtermen binnen kunst en cultuur<br />
noodzakelijk is, gezien de behoefte aan professionele organisaties,<br />
blijft een meer systematische verkenning van het verschil<br />
tussen management en ondernemerschap uit, ook in mijn eigen publicaties.<br />
En dat is tevens het geval bij Noordman die in zijn eerste<br />
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
<strong>boek</strong> Kunstmanagement hoe bestaat het? uit 1989 een groei- en<br />
ontwikkelingsmodel schetst, geënt op de artistieke en zakelijke bedrijfsvoering.<br />
30 Dit <strong>boek</strong> is praktijkgericht maar is vanwege het ontbreken<br />
van een theoretisch fundament minder geschikt om de<br />
begrippen van kunstmanager en cultureel ondernemer te kunnen<br />
doorgronden.<br />
Het toepassen van managementmodellen is van belang voor de aanpak<br />
van organisatievragen, maar management als mainstream is een<br />
theorie die zich impliciet ontwikkelt aan de hand van grootschalige<br />
processen. 31 Met name Amerikaanse uiteenzettingen zijn gericht op<br />
concernverhoudingen, globale strategieën, en uitgebreide organisatiestructuren<br />
met verschillende managementlagen. Arbeidsdeling<br />
voltrekt zich in divisies, en coördinatie wordt gedomineerd door<br />
een hiërachie van hoofdkantoor, staven en afdelingen, de organisatiecultuur<br />
is daarbij top down georiënteerd.<br />
Voor een basisbegrip van management is de sluimerende grootschaligheid<br />
geen probleem, immers strategievorming, organisatieontwerp<br />
en leiderschap zijn te beschouwen als de drie centrale<br />
kennisdomeinen. Maar als het gaat om het doordenken van managementvraagstukken<br />
in een specifieke sector, en in dit geval de<br />
culturele sector, dan ontstaan grote problemen op het vlak van diagnose,<br />
ontwerp en reflectie. 32 Immers, binnen de culturele bedrijfsvoering<br />
kennen we naast de eerder genoemde specifieke<br />
productkarakteristieken ook en vooral kleinschalige organisatievormen,<br />
een minimale verticale differentiatie (het aantal managementlagen),<br />
een informele organisatiecultuur en een primair proces<br />
(scheppend of herscheppend) dat gedomineerd wordt door een artistiek,<br />
sterk normatief oordeel.<br />
Kunstmanagement is in dit verband weliswaar een toepassing van<br />
het algemene management, maar kent in die toepassing ook eigen<br />
waarden zoals mijn promotieonderzoek uit 1998 heeft laten zien. 33<br />
Dat het opkomend managementdenken in de culturele sector zich<br />
ook uitdrukkelijk buiten Nederland aandient waarbij ook hier cultureel<br />
ondernemerschap fragmentarisch of geheel niet aan de orde<br />
komt, blijkt uit de verschillende periodieken en hand<strong>boek</strong>en die in<br />
die tijd verschijnen. 34 Byrnes verzamelt in zijn <strong>boek</strong> Management and<br />
18 19
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
the Arts allerhande algemene managementmodellen die hem voor<br />
kunstinstellingen bruikbaar voorkomen. 35 Radbourne en Fraser en<br />
later Stevenson beschrijven de organisatie van het cultureel veld in<br />
Australië en zien in navolging van DiMaggio vooral Cultural Entrepreneurship<br />
als een private financiering van de cultuur. 36 Vanuit het<br />
zelfde continent verschijnt evenwel een onderzoek onder de titel<br />
The Entrepreneurial Arts Leader van Rentschler. 37 Dit onderzoek betreft<br />
niet een uiteenzetting van vraagstukken rond kunstmanagement<br />
of ondernemerschap maar de vraag welke mangementkwaliteit<br />
een cultureel leider moet hebben in een omgeving die (cultuurpolitiek,<br />
economisch, maatschappelijk) sterk aan verandering<br />
onderhevig is. Vanwege de noodzaak van creativiteit en innovatie (in<br />
programmering en financiering) is de conclusie - mede gebaseerd<br />
op empirisch materiaal - dat ondernemerschap voor de hand ligt en<br />
minder management en beheer of tegenovergesteld aan deze twee<br />
artistieke bevlogenheid.<br />
Chong zet zijn leer<strong>boek</strong> Arts Management thematisch op en maakt<br />
daarin ook op bescheiden wijze plaats voor Cultural Entrepreneurship<br />
waarin hij aan de hand van voorbeelden het cultureel ondernemerschap<br />
reserveert voor kunstenaar-ondernemers die marktgericht<br />
zijn. 38 In dat verband noemt hij met name de bekende Amerikaanse<br />
kunstenaar Andy Warhol. Ook ziet Chong binnen de culturele sector<br />
ruimte voor een meer sociaal georiënteerd ondernemerschap.<br />
In Ierland verschijnt From Maestro to Manager met veel aandacht voor<br />
het ondernemingsduo marketing en innovatie, maar in de competentieprofielen<br />
komen we het ondernemerschap als zodanig niet<br />
meer tegen. 39 In het Duitse taalgebied verschijnen voornamelijk cultuurpolitiek<br />
gerichte hand<strong>boek</strong>en waarin de relatie maatschappij,<br />
management en kunst uitgediept wordt maar geen ruimte is voor<br />
cultureel ondernemerschap. 40 Een in 2007 verschenen <strong>boek</strong> van<br />
Mandel Die neuen Kulturunternehmer lijkt radicaal met deze traditie te<br />
breken. De schrijfster breekt een lans voor cultureel ondernemerschap<br />
met een grote mate van onafhankelijkheid en creativiteit teneinde<br />
snelle veranderingen in de creatieve economie het hoofd te<br />
kunnen bieden. Traditioneel kunstmanagement gericht op overheidsfinanciering<br />
voldoet niet meer. 41<br />
Recent verschenen publicaties over kunstmanagement in Midden<br />
en Oost Europa - vaak een reflectie op de veranderingen na de val<br />
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
van de Berlijnse Muur in 1989 - leggen geen verband met het ondernemerschap<br />
in de cultuur. 42<br />
De drie promotie-onderzoeken op het gebied van kunstmanagement,<br />
die in deze fase in Nederland verschijnen, illustreren de oriëntatie<br />
op algemene managementbenaderingen en stellen cultureel<br />
ondernemerschap slechts zijdelings of impliciet aan de orde.<br />
Mijn eigen interdisciplinair promotie-onderzoek over interactieve<br />
strategievorming in de culturele sector, bij Annemieke Roobeek in<br />
1998 afgerond, speelt achteraf bezien verschillende rollen. 43 Deze<br />
rollen zijn: 1. theorievorming binnen het vraagstuk van strategisch<br />
kunstmanagement met als bronnen Ansoff, Mintzberg, Roobeek<br />
en Prahalad 44 ; 2. binnen die theorievorming dilemma’s formuleren<br />
tussen culturele waarden en managementwaarden met als uitkomst<br />
een zevental culturele ‘sporen’ vooral gebaseerd op Boorstin en<br />
Hauser 45 ; 3. afscheid nemen van de grootschalige wereld van management<br />
op zoek naar meer adequate, interactieve vormen van<br />
kunstmanagement, 46 Een longitudinale case study naar de interactieve<br />
strategievorming bij de Toneelgroep Amsterdam maakt deel<br />
uit van dit promotieonderzoek. Wat het ondernemerschap betreft<br />
ga ik wel in op de ondernemingsconfiguratie van Mintzberg met als<br />
conclusie dat ondernemend artistiek leiderschap een dominant element<br />
is in het proces van strategievorming, maar een uitwerking<br />
naar de culturele organisatie als zodanig blijft achterwege.<br />
In het zelfde jaar verschijnt het proefschrift Kunstmarketing van<br />
Boorsma. 47 Het belang van dit proefschrift is dat het een wetenschappelijk<br />
kader schept voor het begrijpen van relaties tussen met<br />
name de toneelkunsten en hun (toekomstige) bezoekers. Tevens<br />
verschaft het onderzoek praktijkkennis voor het ontwikkelen van<br />
een op de kunsten toegepast marketingbeleid. Hiervoor is opgemerkt<br />
dat Drucker marketing ziet als één van de twee ondernemingsfuncties,<br />
maar Boorsma slaat die richting niet in. Integendeel,<br />
zij lijkt ondernemerschap economisch te identificeren met de Neoklassieke<br />
vrije markt. Veeleer zoekt ze de positionering van marketing<br />
in een sociaal-economische netwerkbenadering met het accent<br />
op relaties van actoren ten opzichte van vraag en aanbod.<br />
20 21
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
In 2001 publiceert Bos haar proefschrift over de verzelfstandiging<br />
van rijksmusea. 48 Als theoretisch vertrekpunt neemt ze het autonomiseringsmodel<br />
van Kastelein, waarin de toenemende mate van autonomie<br />
van organisaties verbonden is met een toenemende<br />
passendheid van de organisatie in haar omgeving. De effectiviteit<br />
van die organisatie kan daardoor toenemen. Vanuit dit bestuurskundige<br />
model is het nog maar een kleine stap om ondernemerschap<br />
als besturingsfilosofie bij een grotere autonomie in te passen.<br />
Maar vanwege het bestuurskundige organisatieraamwerk van<br />
Kastelein wordt deze stap door Bos niet gedaan. Ook is haar literatuurkeuze<br />
dienovereenkomstig; relevante conceptuele en wetenschappelijke<br />
bronnen over kunstmanagement als zodanig of over<br />
bedrijfskunde zijn nagenoeg niet geraadpleegd.<br />
We kunnen concluderen dat in de eerste proefschriften over culturele<br />
organisaties zoektochten naar adequate modellen centraal staan<br />
met het oog op een professionalisering van het management van<br />
culturele organisaties. En dat is ook de focus van het beroepsveld.<br />
De onderzoeksresultaten kunnen zeker gaan in de richting van een<br />
explicitering van het cultureel ondernemerschap, maar doen dit niet.<br />
Het doek Cultureel ondernemerschap staat op de ezel maar het linnen<br />
laat slechts nog een leeg vlak zien. 49<br />
Ik ben zelf nog te veel bezig met een specifiek te formuleren strategisch<br />
kunstmanagement in het verlengde van mijn <strong>boek</strong> uit 1992,<br />
Boorsma is in de ban van een netwerkgerichte toneelmarketing en<br />
Bos ziet in een effectieve relatie met de omgeving de bestemming<br />
van musea in Nederland. In deze (los van elkaar staande) onderzoeken<br />
ligt ook het einde van de pioniersfase besloten. De vraag is<br />
rond de eeuwwisseling of uiteindelijk een algemeen raamwerk van<br />
kunstmanagement zal ontstaan of dat het Cultureel ondernemerschap<br />
zijn professionele en academische plaats zal weten in te<br />
nemen. Typerende vragen die een conceptuele fase inluiden.<br />
Twee artikelen uit de International Journal of Arts Management verdienen<br />
in deze afronding volledigheidshalve nog vermelding. Zij laten<br />
zien dat de ontwikkeling naar een specifiek kunstmanagement – zij<br />
het los van de beschouwingen rond ondernemerschap - ook in het<br />
EEN VERKENNING, CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP IN FASEN<br />
buitenland voorwerp van debat is. In 2000 signaleren Evard en Golbert<br />
aan de hand van aantallen publicaties en trainingsprogramma’s<br />
de opkomst van kunstmanagement als op zijn minst een subdiscipline<br />
van het algemeen management. 50 De vraag of sprake is van<br />
een zelfstandige discipline durven zij nog niet (positief) te beantwoorden,<br />
daarvoor is hun benadering te kwantitatief. Dewey stelt in<br />
een artikel uit 2004 in hetzelfde tijdschrift, dat door de grote veranderingen<br />
in de culturele sector, internationaal, economisch, cultuurpolitiek<br />
en financieel, het traditionele kunstmanagement (Arts<br />
Management) transformeert in een strategisch cultureel bestuur (Cultural<br />
Administration). 51 Een dergelijk bestuur wordt gekenmerkt door<br />
een dominant veranderingsmanagement gericht op interactie, identiteit,<br />
audience development en gemengde financiering. Wellicht is<br />
‘debat’ hier een te sterk woord want reacties zijn nagenoeg uitgebleven.<br />
52<br />
22 23
De conceptuele fase<br />
Hij is econoom, PvdA-politicus en binnen de politieke arena eind<br />
jaren negentig van de vorige eeuw toe aan iets anders. Van der<br />
Ploeg, over hem hebben we het hier, krijgt het staatssecretariaat cultuur<br />
en media in het tweede kabinet Kok (1998-2002) toegeworpen.<br />
Hij introduceert het begrip Cultureel ondernemerschap binnen<br />
de context van cultuurbeleid, daarbij de opkomst van de creatieve<br />
industrie betrekkend. 53 Op allerlei terreinen wil de nieuwe staatssecretaris<br />
de subsidieafhankelijkheid verminderen, eigen inkomsten<br />
vergroten en de relatie met de samenleving versterken door vooral<br />
nieuwe publieksgroepen (jongeren, allochtonen) aan te trekken. De<br />
staatssecretaris spreekt in dat verband over de invoering van commerciële<br />
technieken binnen het raamwerk van een ondernemende<br />
samenleving. Het beeld van de ondernemende samenleving ontleent<br />
de staatssecretaris aan een voorstudie van de Wetenschappelijke<br />
Raad voor het Regeringsbeleid uit 1998. 54 Om zijn ideeën<br />
kracht bij te zetten publiceert hij de nota Ondernemende cultuur<br />
waarin duidelijk gemaakt wordt dat het stimuleren van de dynamiek<br />
van het ondernemen onderdeel dient te zijn van de overheidszorg<br />
voor kunst en cultuur. 55 De nota richt zich vooral op kunstenaars,<br />
programmeurs en producenten. De aan de overheid gelinieerde<br />
fondsen dienen ondernemerschap te stimuleren en dat geldt ook<br />
voor de kunstvakopleidingen. Nieuwe institutionele initiatieven<br />
worden aangekondigd.<br />
Opvallend is dat het management van culturele organisaties als<br />
zodanig buiten het gezichtsveld van de staatssecretaris is gebleven,<br />
behoudens enkele opmerkingen over cultural governance (toezicht cultureel<br />
besturen). Cultureel ondernemerschap is in zijn opzet vooral<br />
DE CONCEPTUELE FASE<br />
gericht op het verstevigen van de relatie tussen kunst en publiek.<br />
Maar de toon is gezet en de richting bepaald: cultureel ondernemerschap<br />
is een nieuwe toetssteen van cultuurbeleid.<br />
Hoe is daar vanuit het veld op gereageerd?<br />
Omdat cultuurbeleid in de praktijk voornamelijk als subsidiebeleid<br />
wordt gezien, maakt de staatssecretaris veel stemmen los, blijkens<br />
onder andere de reacties in het vaktijdschrift voor cultureel en creatief<br />
ondernemen MMNieuws.<br />
We kunnen de reacties als volgt in kaart brengen:<br />
1. Managementconsultants proberen greep te krijgen op het begrip<br />
Cultureel ondernemerschap en passen hun bestaande schema’s<br />
aan. Stichting Kunst en Zaken publiceert een managementmodel<br />
dat culturele organisaties kunnen gebruiken om de<br />
zaken goed op orde te krijgen richting overheid. 56 Ook het<br />
Hand<strong>boek</strong> Cultuurbeleid publiceert een overzicht van mogelijkheden<br />
en komt na een verkenning van het begrip tot de conclusie<br />
dat cultureel ondernemers zich vooral moeten opstellen<br />
als gewone ondernemers en zich een bedrijfskundig instrumentarium<br />
moeten eigen maken. 57<br />
2. Directies van culturele organisaties doen ook een duit in het<br />
zakje en benadrukken vooral het belang van een blijvende betrokkenheid<br />
van de overheid als financier. Daarnaast zetten zij<br />
zich steeds meer in voor een actief sponsorbeleid. 58<br />
3. Intermediaire organisaties als fondsen en ondersteuningsinstituten,<br />
publiek en particulier, vertalen het nieuwe concept naar<br />
hun financieringsvoorwaarden en verlangen cijfers omtrent alternatieve<br />
vormen van financiering en publieksbereik. 59<br />
Er zijn ook missers te melden die voor een deel een blokkering<br />
inhouden van het verder concretiseren van cultureel ondernemerschap<br />
op mesoniveau. Zo is de op cultureel ondernemerschap<br />
georiënteerde Stichting Kunst en Meerwaarde met als<br />
kernactiviteit de matching van publiek en privaat geld, door de<br />
Raad voor Cultuur negatief geadviseerd hetgeen voor deze<br />
stichting ‘einde oefening’ betekent. 60 Een ander voorbeeld is de<br />
speciaal op de cultuur gerichte participatiemaatschappij PAKC<br />
die vanwege gebrek aan rendement wordt opgeheven. 61<br />
4. Lagere overheden nemen het concept op in hun eigen cultuur-<br />
24 25
DE CONCEPTUELE FASE<br />
beleid, waaronder bijvoorbeeld de gemeente Utrecht met het<br />
beleidsissue Diversiteit, Integratie en Cultureel ondernemerschap<br />
in de wijken. 62<br />
5. Kennisinstellingen vertalen het begrip naar nieuwe onderzoeksactiviteiten,<br />
cursussen, seminars en symposia. Ook komt<br />
een meer academisch debat op gang. Zo geven in 1999 in een<br />
reactie op de staatssecretaris Klamer en Velthuis vanuit de Erasmus<br />
Universiteit Rotterdam aan dat cultureel ondernemerschap<br />
vooral gericht moet zijn op innovaties en niet zo zeer op een<br />
commercialisering van het management zoals dit in hun ogen<br />
wordt voorgestaan door de staatssecretaris. 63 Een andere bijdrage<br />
komt van Langeveld die twee scenario’s schetst voor toekomstig<br />
cultuurbeleid: de ondernemende samenleving (accent<br />
op markt) en de ingetogen samenleving (accent op pluriformiteit).<br />
64 Aangezien Langeveld geen substantiële bronnen over het<br />
ondernemerschap raadpleegt, blijft het ondernemende scenario<br />
enigszins in de lucht hangen. Er zijn ook andere ‘blinde vlekken’,<br />
bijvoorbeeld bij de Raad voor Cultuur in zijn recente advies<br />
over cultuurbeleid Innoveren, Participeren! waarin de<br />
noodzaak van het ondernemerschap (of juist niet) geheel niet<br />
aan bod komt (ondanks een eerder geformuleerd advies van het<br />
Innovatieplatform in deze richting). 65 Onderzoeksnotities van<br />
het CBS over de creatieve industrie lijden aan hetzelfde euvel. 66<br />
Overigens is het selectieve gebrek aan aandacht voor het cultureel<br />
ondernemen geen typisch Nederlandse aangelegenheid. De<br />
Europese Commissie, die in oktober 2006 een rapport over de<br />
culturele en creatieve sector laat verschijnen, gaat in haar aanbevelingen<br />
geheel voorbij gaat aan de alom gevoelde noodzaak<br />
van ondernemerschap. 67 En heel opvallend: in het prominente<br />
<strong>boek</strong> van de Amerikaan Florida over de ontdekking van de dynamiek<br />
van de creatieve klasse wordt geen relatie gelegd met de<br />
ondernemende kleinschalige bedrijvigheid die achter deze dynamiek<br />
schuil gaat. 68 Hetzelfde kan gezegd worden van Landry,<br />
de ontwerper van het populaire concept van De creatieve stad. 69<br />
Intussen maakt de instelling van het <strong>HKU</strong>-lectoraat kunst en economie<br />
in 2000 een meer geconcentreerde aanpak van het cultureel<br />
ondernemerschap mogelijk. Ondanks dat we nog niet toe zijn aan<br />
DE CONCEPTUELE FASE<br />
een overzichtelijke theorie en een duidelijk methodologie, is in deze<br />
conceptuele fase wel een verzameling publicaties ontstaan mede<br />
vanwege het Masters Program Art Management (MA AM voorheen<br />
Art and Media Management in a European Context, MA<br />
AMMEC, beide gevalideerd door de Open University in het VK).<br />
Vanuit deze kenniscreatie is mede met steun van Van Dulken een<br />
conceptueel kader ontworpen, dat als volgt kan worden omschreven.<br />
70<br />
Cultureel ondernemerschap is het leiden van een culturele organisatie vanuit<br />
drie kenmerken: 1. Het formuleren van een richtinggevende culturele missie,<br />
2. Het balanceren en handelen tussen culturele en economisch waarden, 3. De<br />
zorg hebben voor een culturele infrastructuur.<br />
In dit concept vormen de culturele waarden het vertrekpunt. Het<br />
management inclusief het realiseren van inkomsten is noodzakelijk<br />
voor de realisering van de culturele missie en een externe betrokkenheid<br />
moet bijdragen aan een vitale, culturele omgeving. Het<br />
kader is gedurende een aantal jaren in een inductief-deductief proces<br />
ontstaan en draagt daardoor theoretische en empirische elementen<br />
in zich. Het concept leidt onder andere tot de methodiek<br />
van Cultural Business Modeling (CBM) waarbij empirisch onderzoek is<br />
gedaan naar alternatieve inkomstenbronnen. 71 Ook is een nieuw gebied<br />
rond culturele bedrijvigheid gedefinieerd: het Cultureel MKB<br />
dat de gezamenlijke culturele en creatieve bedrijfsvoering in een<br />
regio in kaart brengt en een gezicht geeft naar burgers, bedrijven, instellingen<br />
en overheden. 72 Ook wordt op systematische manier onderzoek<br />
gedaan naar intercultuele competenties van cultureel<br />
ondernemers. 73 Wat de manier van kenniscreatie en kennisdeling<br />
betreft is een nieuwe, flexibele leervorm StratLab ontwikkeld die<br />
tegemoet komt aan een behoefte binnen de creatieve industrie aan<br />
informeel netwerkleren. StratLab is een internovatief en mobiel<br />
kennislaboratorium en toepasbaar voor studenten en creatieve professionals.<br />
74<br />
Het beeld is eerst compleet indien we ook aandacht besteden aan<br />
de bezwaren die van verschillende kanten tegen cultureel ondernemerschap<br />
zijn ingebracht.<br />
26 27
DE CONCEPTUELE FASE<br />
Een tweetal bezwaren kan worden genoemd, elk met een eigen achtergrond:<br />
1. De cultureel-normatieve benadering: kunst en cultuur enerzijds,<br />
en management en economie anderzijds zijn niet te verenigen.<br />
Economie en management beogen rationele processen gericht<br />
op massaficatie en winstbejag die tot aantasting en vervlakking<br />
van de intrinsieke, verbeeldende waarde van de kunst leiden. Dit<br />
type bezwaren heeft zijn historische, filosofische en artistieke<br />
wortels. Vroege voorlopers in deze kritiek zijn vooral te vinden<br />
in de personen Horkheimer, Adorno en Benjamin. 75<br />
Opgemerkt moet worden dat de houdbaarheid van de bezwaren<br />
sterk ter discussie staat. Hedentendage is sprake van een<br />
grote culturele diversiteit en ondanks het bestaan van enkele<br />
grote culturele conglomeraten – waartegen onder andere Smiers<br />
publiekelijk ageert 76 - blijken kunst en cultuur vitaal genoeg om<br />
onafhankelijk te blijven. Ook de onlangs geuite kritieken die het<br />
Wereldmuseum Rotterdam, op weg naar een eigentijds museaal<br />
cultureel ondernemerschap te verduren heeft gehad, horen in<br />
deze categorie thuis.<br />
2. De mechanisch-economische benadering. In deze benadering<br />
heeft kunst geen bijzondere plaats in de relatie kunst, ondernemerschap<br />
en management. Kunst is te vervangen door welk<br />
product dan ook: management is een proces dat waardenvrij<br />
kan worden toegepast.<br />
Probleem is dat deze benadering zich onvoldoende rekenschap<br />
geeft van de eerder genoemde grootschaligheid van het management.<br />
Maar bovenal miskent ze het onafhankelijke creatieve<br />
proces dat aan kunst en cultuur ten grondslag ligt hetgeen<br />
met zich meebrengt dat telkenmale een uniek product ontstaat,<br />
hoe opdrachtgebonden de creatie ook is. 77 De praktijk heeft uitgewezen<br />
dat die uniciteit eigen organisatiebenaderingen verlangt.<br />
Zo zijn in de Rotterdamse beleidspraktijk pogingen<br />
ondernomen om culturele instellingen geheel af te rekenen via<br />
een kwantitatief System of Planning and Controle, maar moest men<br />
deze pogingen opgeven omdat cultuur niet kwantitatief inhoudelijk<br />
te meten was. Wat restte was het vergaren van cijfers aan<br />
de hand van niet-culturele indicatoren als financiën en publieksaantallen.<br />
Het pleidooi voor een puur zakelijk directeur<br />
DE CONCEPTUELE FASE<br />
28 29<br />
als hoofd van een schouwburg, van de kant van de directeur van<br />
de culturele koepelorganisatie VSCD, laat zien dat ook in de culturele<br />
sector zelf sporen van de mechanisch-economische benadering<br />
aangetroffen kunnen worden. 78<br />
Voor beide typen bezwaren geldt dat ze in feite een sterk polemisch<br />
karakter dragen. Toch moeten ze serieus genomen worden omdat<br />
deze manieren van zien ons behulpzaam kunnen zijn bij het formuleren<br />
van eigentijdse critical issues omtrent de plaats van kunst en<br />
cultuur binnen de context van de creatieve industrie. En bij het reflecteren<br />
op nieuwe praktijken van cultureel ondernemerschap.
Van concept naar onderzoek<br />
Nu het begrip Cultureel ondernemerschap - ook conceptueel - in<br />
toenemende mate tot de actualiteit van alle dag behoort en het managementdenken<br />
als zodanig onderdeel is geworden van de professionele<br />
routine van de culturele bedrijfsvoering, dringt de<br />
behoefte aan diepgaander theorievorming zich als vanzelf op. Het<br />
begrip Cultureel ondernemerschap dient nu onderzocht te worden<br />
om zowel de op de achtergrond gebleven theoretische elementen in<br />
kaart te brengen als de beroepspraktijk en het onderwijs van nieuwe,<br />
meer robuuste ondersteunende inzichten te voorzien. De conceptuele<br />
fase heeft weliswaar veel inzichten opgeleverd op grond waarvan<br />
vaak kortlopend onderzoek kon worden gedaan (en waarbij<br />
studenten in hun laatste studiefase zich kranig hebben geweerd),<br />
maar ook wordt duidelijk dat de conceptuele fase door gebrek aan<br />
theoretsiche verdieping niet langer tot verrijking van inzichten leidt<br />
en onvoldoende funtioneert als denkraam voor verder (empririsch)<br />
onderzoek.<br />
En zo komt de vestiging van het vakgebied kunst en economie, gericht op<br />
cultureel ondernemerschap aan de Universiteit Utrecht op een passend wellicht<br />
intrigerend moment.<br />
Maar ook elders in Nederland is men tot de ontdekking gekomen<br />
dat cultureel ondernemerschap een universitaire discipline in opkomst<br />
is.<br />
Met behulp van de VandenEnde Foundation is in 2005 de leerstoel<br />
Cultureel Ondernemerschap en Management opgericht en in<br />
de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Universiteit<br />
VAN CONCEPT NAAR ONDERZOEK<br />
van Amsterdam ondergebracht. 79 Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam<br />
is er vanuit de leerstoel Economie van kunst en cultuur een<br />
Master Program Cultural Economics and Cultural Entrepreneurship ontwikkeld.<br />
80 De twee initiatieven maken duidelijk dat een wetenschappelijke<br />
dialoog van start kan gaan. Van belang is in dat verband<br />
een working paper van de Rotterdamse leerstoelhouder uit 2006 over<br />
cultureel ondernemerschap als een eerste aanzet om het begrip<br />
boven het conceptuele niveau uit te tillen, al ontbreken in deze poging<br />
verbanden met Nederlandse bronnen. 81 De paper bevat een<br />
inventarisatie van losse fragmenten over het economisch begrip ondernemerschap<br />
en probeert een brug te slaan naar het cultureel domein<br />
tussen markt en staat. In deze benadering is de cultureel<br />
ondernemer een ondernemer die vanuit een positie van commitment<br />
met de derde (sociale) sfeer (tussen markt en staat) bijdraagt aan de<br />
kunsten als common good. Het economische komt hierbij op het<br />
tweede plan.<br />
Mijn observaties met betrekking tot de buitenlandse situatie zijn<br />
deze. Hier is nog evident sprake van een pioniersfase. De brede belangstelling<br />
voor mijn <strong>boek</strong> Art Management Entrepreneurial style, verschenen<br />
in 2000 als de opvolger van Cultureel ondernemerschap<br />
uit 1992, illustreert dit. 82 Er is een grote behoefte om het professioneel<br />
management van culturele instellingen en kunstenaarsinitiatieven<br />
op een rij te krijgen. Toch intrigeert ook in het buitenland –<br />
zij het nog zeer bescheiden - de entrepreneurial spirit van waaruit<br />
kunstmanagement wordt benaderd en worden staf en de kerndocenten<br />
vanuit Utrecht gevraagd om lezingen, trainingen en seminars<br />
te verzorgen over cultureel ondernemerschap. De onlangs door<br />
het lectoraatsprogramma C MKB uitgegeven <strong>boek</strong> Read This First,<br />
een hand<strong>boek</strong> over de groei en ontwikkeling van cultureel en creatief<br />
ondernemerschap, bevestigt deze prille belangstelling. Aan het<br />
<strong>boek</strong> hebben dertig professionals uit de internationale praktijk als<br />
schrijver deelgenomen, waaronder tien uit Utrecht. 83<br />
30 31
Naar theorievorming over cultureel<br />
ondernemerschap<br />
De conceptuele kennis en onderwijservaringen die vanuit het<br />
Utrechtse zijn opgedaan, leiden tot de behoefte een meer fundamentele<br />
benadering te ontwikkelen. Ontwikkelen wil in dit verband<br />
zeggen onderzoek doen naar de grondslagen van het maken en<br />
tonen van kunst en in samenhang daarmee het onderzoek naar ondernemerschap.<br />
Met het oog op deze theorievorming zullen we de diepere lagen<br />
met behulp van bestaande wetenschappelijk kennis aanboren. Deze<br />
kennis ligt primair op het vlak van kunst, cultuur en creativiteit enerzijds<br />
en op het vlak van economie, management en ondernemerschap<br />
anderzijds. Een dergelijke aanpak vraagt om een<br />
interdisciplinaire benadering (ik kom daar later nog op terug).<br />
Mijn oriëntering concentreer ik in eerste aanleg op het maken van<br />
kunst. Bij academische uiteenzettingen rond cultuur en creativiteit<br />
inclusief de wijze waarop deze zijn georganiseerd, wordt het maakproces<br />
van kunst in scheppende of herscheppende betekenis met<br />
het oog op ontdekking en verdieping als uitgangspunt, model, metafoor<br />
of analogie genomen. Het is niet gewaagd te veronderstellen<br />
dat wanneer het gaat om de bestaansvormen van (westerse) creativiteit<br />
en de processen die daaraan ten grondslag liggen, de namen<br />
van kunstenaars als Michelangelo, Leonardo da Vinci, Shakespeare,<br />
Rubens, Rembrandt, Bach, Mozart, Vincent van Gogh, Picasso,<br />
Frank Zappa tot de algemene verbeelding spreken.<br />
Het maken van kunst veronderstelt een artistiek proces. Voor het<br />
doordenken van dit proces is de vraag van belang of we ons nu in<br />
NAAR THEORIEVORMING OVER CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP<br />
een soort black box bevinden (denk aan Karel Appel’s uitspraak ‘ik<br />
rotzooi maar een beetje an’). Of dat we kennis kunnen aanwenden<br />
om te begrijpen wat artistieke creativiteit vermag. Een gezaghebbend<br />
onderzoeker is hier Csikszentmihalyi die de aanwezigheid van<br />
creativiteit en het creatief proces ziet als een resultaat van drie aan<br />
elkaar verbonden delen die in een voortdurende wisselwerking tot<br />
elkaar staan. 84 De drie onderdelen van dit zogenaamde stelselmodel<br />
zijn: 1. Er is een vakgebied waarop men werkzaam is, 2. Binnen het<br />
vakgebied functioneert een veld in de vorm van een kring van beoordelaars,<br />
opdrachtgevers, critici, etc., en 3. De creatieve mens die<br />
via zijn creativiteit het proces in gang zet.<br />
Wat de creatieve mens - en in ons geval de kunstenaar - betreft spelen<br />
bijzondere competenties een rol die in essentie neerkomen op<br />
de vaardigheid om te gaan met wat Csikszentmihalyi complexiteiten<br />
noemt en tegenstrijdigheden in zich dragen waarmee de echt<br />
creatieve mens bij uitstek weet om te gaan. Voorbeelden van die<br />
complexiteiten zijn het enerzijds abstract kunnen denken maar tegelijkertijd<br />
oog hebben voor het detail, enerzijds zeer gedreven zijn<br />
maar toch ook weer objectief. De kunstenaar is in dit omgaan met<br />
complexiteiten niet een ‘enkeling’ maar een ‘veelheid’. De ontwikkeling<br />
van die competentie staat in nauw verband met het kunnen<br />
begrijpen en vergaren van kennis van het betrokken stelselmodel.<br />
Van belang is in deze benadering dat het veld, (de beoordelaars, opdrachtgevers)<br />
zelf ‘competent’ zijn. In zijn uitleg geeft Csikszentmihalyi<br />
voorbeelden van het niet-competent zijn en die slaan bijna<br />
alle op het aan banden leggen van creativiteit door machtspolitieke<br />
organen, bijvoorbeeld door kerkelijke machten, communistische regiems<br />
of fundamentalistische groepingen.<br />
Competent zijn binnen het veld heeft derhalve ook te maken met<br />
de aanwezigheid van een besef van vrijheid van de creatieve mens. 85<br />
Csikszentmihalyi werkt dit thema niet verder uit maar voor het artistieke<br />
proces, dat in de kern een verbeeldingsproces is, is dit essentieel.<br />
Het promotie-onderzoek van Blokland uit 1991 met als titel Vrijheid,<br />
autonomie en emancipatie geeft een nader inzicht in de betekenis<br />
van het vrijheidsbegrip. 86 Blokland neemt het vrijheidsidee<br />
32 33
NAAR THEORIEVORMING OVER CULTUREEL ONDERNEMERSCHAP<br />
van de filosoof Berlin als vertrekpunt. Dit vrijheidsbegrip kent een<br />
negatieve en een positieve uitwerking. Negatieve vrijheid staat voor<br />
het onbelemmerd uitoefenen van je vrijheid, positieve vrijheid stelt<br />
je in staat om meester te worden én te zijn over je eigen bestaan. De<br />
positieve vrijheid is actief en gaat uit van de keuzemogelijkheden die<br />
een individu daadwerkelijk hanteert, en staat tegenover het negatieve<br />
vrijheidsbegrip om niet gehinderd te worden. De negatieve<br />
vrijheid is passief, zijnde de mogelijkheid hebbend van het kiezen.<br />
De kern van de positieve vrijheid wordt bij Blokland gevormd door<br />
de autonomie van het individu; autonomie-ontwikkeling stelt het<br />
individu in staat te leren alternatieven af te wegen en daadwerkelijk<br />
keuzes te doen, in interactie met zijn omgeving. En in de ruimte<br />
tussen negatieve vrijheid enerzijds en autonomie-ontwikkeling anderzijds<br />
krijgt het individu door zijn handelen een eigen identiteit.<br />
Deze benadering betekent dat vrijheid van het maken van kunst een<br />
betekenisvol proces is dat bijdraagt aan zowel het kunnen doen van<br />
artistieke keuzes als het verkrijgen van een artistieke identiteit, en in<br />
mijn woorden van een eigen artistiek handschrift. 87 In het verlengde<br />
van het doen van artistieke keuzes ligt ook het levenslang schilderen,<br />
beeldhouwen, ontwerpen, theatermaken, muziek maken, enzovoort,<br />
als leerproces. En daaraan verbonden: het organiseren,<br />
tonen en spreiden van kunst en cultuur.<br />
Om deze inhoudelijke betekenis van artistieke keuzes en identiteit<br />
is het culturele in het cultureel ondernemerschap dan ook niet een min<br />
of meer toevallig bijvoeglijk naamwoord. Het culturele is richtinggevend<br />
voor hetgeen binnen en buiten het artistiek-creatieve proces<br />
ondernomen gaat worden. De vrijheid van de kunstenaar kunst<br />
te maken, in negatieve zin de ruimte hebben, en in positieve zin<br />
werken aan de eigen autonomie-ontwikkeling, vormt daarmee een<br />
belangrijk fundament voor het cultureel ondernemen. 88<br />
Ondernemen<br />
Vervolgens dient de vraag naar het kenmerkende van het ondernemen<br />
in het begrip Cultureel ondernemerschap zich aan. Met betrekking<br />
tot de literatuur over ondernemerschap zijn vier<br />
invalshoeken aan te geven wat ondernemen is, elk met een eigen<br />
signatuur: economisch, psychologisch, bedrijfskundig en biologisch.<br />
89 De vier invalshoeken zijn:<br />
1. Ondernemen is innoveren. De grondlegger van deze economische<br />
benadering is Schumpeter die bekendheid kreeg door Innovatie<br />
te zien als een Process of Creative Destruction, het<br />
vernietigen van bestaande producten en/of processen en/of<br />
werkvormen door het scheppen van nieuwe. 90 Deze innovatie<br />
kan in zijn ogen uitsluitend gerealiseerd worden door gedreven<br />
ondernemers en niet door managers.<br />
Een kanttekening moet hierbij worden gemaakt. Er is geen ene<br />
Schumpeter, er zijn er meer al gaat het om dezelfde persoon.<br />
Schumpeter 1 heeft in 1911 (en niet in 1934 toen zijn <strong>boek</strong><br />
Theorie der Wirtschaftlichen Entwicklung in het Engels verscheen)<br />
in reflectie op grote Duitse industriëlen het proces van<br />
innovatie bestudeerd en gesignaleerd dat de industriële sector,<br />
waaronder de staalindustrie, met het oog op kostenreductie<br />
voortdurend moet vernieuwen. Schumpeter 2 heeft in 1942 -<br />
dertig jaar later - in Capitalism, Socialism and Democracy aangegeven<br />
dat ondernemen = innoveren nog steeds valide is, maar nu<br />
veel minder nadrukkelijk. De uitleg over Destructieve Creativiteit<br />
is nu kernachtig gezegd een managementbenadering waarbij<br />
grote ondernemingen de oorspronkelijke persoonlijke<br />
ondernemingsrol om te innoveren als routine hebben overge-<br />
34 35
ONDERNEMEN<br />
nomen. Kortom: ondernemen is nu bij Schumpeter niet per definitie<br />
altijd exclusief innoveren. Zij vormen in de ogen van<br />
Drucker, die dicht staat bij de ideeën van Schumpeter, twee<br />
aparte disciplines. 91<br />
Innovatie is niet meer en niet minder een specifiek economisch<br />
instrument voor de ondernemer.<br />
2. De tweede invalshoek is de psychologische benadering van de<br />
persoon van de ondernemer die in met name de Amerikaanse<br />
literatuur als de nieuwe held van het management is opgestaan.<br />
Model staat de Amerikaan Jack Welch van General Electric<br />
waarbij men op zoek gaat naar bijzondere eigenschappen om<br />
deze te doen incorporeren in de onderneming. 92 Een andere invalshoek<br />
binnen dit psychologische veld wordt gekozen door<br />
Kets de Vries, die de individuele manager op de divan laat<br />
plaatsnemen om te achterhalen waar blokkades kunnen worden<br />
opgeruimd om als ondernemer te kunnen functioneren. 93 Ook<br />
in de organisatietypologie van Mintzberg komen we deze ondernemer<br />
tegen, die vanuit een dominante machtspositie zowel<br />
strategievorming, organisatieontwerp als persoonlijk leiderschap<br />
in zich heeft. 94<br />
3. De derde, meer bedrijfskundig georiënteerde invalshoek betreft<br />
de betekenis van het ondernemerschap in het starten van<br />
nieuwe bedrijven of het ondernemen van activiteiten in bestaande<br />
organisaties (hetgeen in navolging van Pinchot III intrapreneurship<br />
genoemd wordt. 95 ). Wanneer het gaat om eigen<br />
initiatieven wordt het accent gelegd op het voor eigen risico drijven<br />
van een onderneming. 96 Intrapreneurship accentueert het stimuleren<br />
van ondernemingsgeest in afzonderlijke afdelingen. In<br />
beide situaties wordt gewerkt aan marktpositionering, klantrelaties<br />
en financiering, waaraan een op groei en ontwikkeling gerichte<br />
bedrijfsplanning ten grondslag ligt.<br />
4. De vierde invalshoek wordt qua beelden ontleend aan de biologie:<br />
een survival of the fittest. 97 Je verkeert als routine-organisatie<br />
in een sterk veranderende omgeving die je tot strategisch<br />
ondernemen dwingt op straffe van ondergang van je organisatie<br />
of beroepspraktijk. SWOT-analyses helpen niet langer; waar<br />
het op aankomt is meebewegen, aanpassen en binnen een natuurlijke<br />
selectie aldoende ondernemend overleven.<br />
ONDERNEMEN<br />
De vier invalshoeken, die het ondernemerschap duiden als (1) innoveren,<br />
(2) persoonlijke drive, (3) bedrijfsplanning en (4) overleven,<br />
kunnen zonder moeite geïllustreerd worden aan de hand van<br />
voorbeelden uit de culturele en creatieve praktijk.<br />
• De noodzaak tot innovatie komen we tegen in mijn proefschrift<br />
waar ik de veranderingen bij Toneelgroep Amsterdam beschrijf.<br />
Binnen de culturele sector is overigens niets zo problematisch als<br />
het pleiten voor ‘innovatie’ aangezien in de beleving van creatieve<br />
professionals in hun werk een voortdurend proces van vernieuwing<br />
gaande is. 98<br />
• Ook de held van de ondernemer kennen we in de culturele sector<br />
met namen als theatermaker Rufus Collins, oud-zakelijk leider<br />
van het Nederlands Danstheater Carel Birnie, oud-directeur van het<br />
Concertgebouw Martijn Sanders, entertainmentycoon Joop van den<br />
Ende en oud-voorzitter van het college van bestuur van de <strong>HKU</strong><br />
Bert Groenemeijer. Maar ook eigentijdse varianten zijn te noemen:<br />
architect en Harvardprofessor Rem Koolhaas, beeldend kunstenaar<br />
Joep van Lieshout, modeontwerper Marlies Dekkers en DJ Tiësto<br />
kunnen tot deze categorie gerekend worden.<br />
• De meer bedrijfskundige benadering, de derde invalshoek, is<br />
terug te vinden in het zelfstandig ondernemerschap van artiesten,<br />
theatermakers, vormgevers, beeldend kunstenaars en overige professionals<br />
die rondom hun creatieve kernkwaliteiten een zelfstandige<br />
beroepspraktijk, individueel of in een groep, opbouwen als de<br />
meest adequate organisatievorm. De opleidingen van deze professionals<br />
kennen om die reden allerlei praktijkgerichte activiteiten omtrent<br />
bijvoorbeeld het maken van een ondernemingsplan en het<br />
ontwikkelen van ondernemingsvaardigheden. 99<br />
• Tenslotte de vierde invalshoek: de omgeving dwingt tot een<br />
meer ondernemende houding. Deze benadering is vanwege de subsidiereducties<br />
en een sterk concurrerende vrijetijd- en sponsormarkt<br />
in bijna alle sectoren van kunst en cultuur te vinden, profit en not for<br />
profit.<br />
Bij een groep middenmanagers van de blibliotheken werd deze<br />
vierde invalshoek als het meest dominant genoemd, veel minder<br />
scoorden de persoon van de bibliotheek-ondernemer of het ondernemerschap<br />
als bron van innovatie. De branche zelf werd in het<br />
geheel niet genoemd. Overigens ten onrechte want de eerste open-<br />
36 37
ONDERNEMEN<br />
bare biliotheken, rond 1900, kwamen voort uit particulier initiatief.<br />
De eerste echte openbare bibliotheek werd in 1892 in Utrecht gesticht.<br />
100 Het beeld van het cultural entrepreneurship van DiMaggio<br />
dringt zich hierbij nadrukkelijk op.<br />
De hier gegeven voorbeelden binnen de vier geformuleerde invalshoeken<br />
onderstrepen dat ondernemerschap een identificeerbare<br />
toepassing heeft in de culturele sector. De opbrengst is dat naast<br />
de conceptuele benadering, uitmondend in de eerder gegeven definitie,<br />
nu vanuit de literatuur over ondernemerschap een aantal aandachtsgebieden<br />
zijn aan te geven, zoals onderstaand overzicht laat<br />
zien.<br />
Cultureel ondernemerschap, Cultureel ondernemerschap,<br />
Conceptuele definitie Vier aandachtsgebieden op basis<br />
van algemene bronnen<br />
Cultureel ondernemerschap is het 1. Innoveren (economie)<br />
leiden van culturele organisaties 2. Persoonlijke drive (psychologie)<br />
vanuit drie kenmerken: 3. Bedrijfsplanning (bedrijfskunde)<br />
1. Het formuleren van een richting- 4. Overleven (biologie)<br />
gevende culturele missie.<br />
2. Het balanceren en handelen<br />
tussen culturele en economische<br />
waarden.<br />
3. De zorg hebben voor een<br />
culturele infrastructuur.<br />
Maar tegelijkertijd maakt de figuur duidelijk dat nog geen fundamentele<br />
aanzet tot theorievorming is ontstaan. De centrale betekenis<br />
van het ondernemen zelf - in de genoemde combinatie van<br />
innoveren, persoonlijke drive, bedrijfsplanning en overleven - in relatie<br />
tot de vrijheid van het maken van kunst, is nog onbehandeld<br />
gebleven.<br />
Opvallend punt bij de bestudering van ondernemerschap als gevestigd<br />
wetenschapsgebied is dat verhoudingsgewijs weinig recent<br />
onderzoek naar de fundamenten van dit gebied is gedaan. Het voorval<br />
rond Schumpeter I en II met betrekking tot het (onnauwkeurige)<br />
gebruik van het begrip innovatie lijkt enigszins illustratief. De vraag<br />
is of het komt door de betrekkelijk lage status van ondernemer-<br />
ONDERNEMEN<br />
schap in de economische wetenschap. Gezaghebbende hand<strong>boek</strong>en<br />
bespreken wel de plaats van de individuele onderneming als<br />
actor binnen de markteconomie maar hebben geen oog voor het<br />
onderzoeksveld van het ondernemerschap zodanig. 101 Ook onderzoekers<br />
zelf lijken niet de ambitie te hebben om te willen doordringen<br />
tot de fundamenten van ondernemerschap. 102 Dominant in<br />
het onderzoek is de aandacht voor het opstellen van ondernemingsplannen,<br />
institutionele beperkingen, en macro-economische<br />
verkenningen als de bijdrage van kleinschalig ondernemerschap aan<br />
economische groei (van een regio of land) of de plaats van ondernemerschap<br />
in het onderwijs. Het feit dat aan deze benaderingen<br />
veel statistisch materiaal gekoppeld wordt, geeft in zekere beleidsen<br />
wetenschapskringen wellicht het nodige aanzien, maar qua<br />
grondslagenonderzoek blijft de leemte bestaan. Nader onderzoek<br />
(buiten deze oratie vallend) is nodig om te bezien of deze leemte tot<br />
gevolg heeft dat de verbindingen tussen ondernemerschap en maatschappelijke<br />
sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en wetenschap<br />
inhoudelijk gebrekkig blijven. Verbindingen die onder meer<br />
bepleit worden door het al eerder genoemde rapport van de Wetenschappelijke<br />
Raad voor het Regeringsbeleid over de ondernemende<br />
samenleving. De hypothese zou kunnen zijn dat deze<br />
sectoren een sterke inhoudelijkheid kennen (wijzer worden, gezond<br />
blijven, kennis scheppen) maar zich niet kunnen spiegelen aan een<br />
zinvolle betekenis van het begrip ondernemerschap.<br />
Terug naar het ondernemerschap binnen het cultureel ondernemen.<br />
De denkoefening ligt dan voor de hand of binnen het ondernemen<br />
ook een concept van vrijheid te ontwaren valt dat ons in staat stelt<br />
deze ondernemingsvrijheid te verbinden met de eerder genoemde<br />
vrijheid van het maken van kunst. Om deze verbinding te kunnen<br />
maken, gaat het niet in de eerste plaats om algemene noties omtrent<br />
vrijhandel, een begrip dat dominant in de Neoklassieke benadering<br />
naar voren komt, maar om vrijheidsconcepten op het niveau<br />
van individuele vrijheidsrechten, negatief of positief zoals bedoeld<br />
door Blokland in navolging van Berlin. De denkoefening krijgt wetenschappelijke<br />
proporties door het promotieonderzoek van De<br />
Beus uit 1989 naar het economische vrijheidsbegrip in relatie tot<br />
politiek en democratie, waarbij hij ook gebruik maakt van de in-<br />
38 39
ONDERNEMEN<br />
zichten van Berlin. 103 Hoewel De Beus ondernemingsvrijheid niet<br />
expliciet noemt blijkt uit de context en de inhoud van zijn onderzoek<br />
dat het door hem gehanteerde begrip economische vrijheid<br />
daarmee wel geïndentificeerd kan worden. Economische vrijheden<br />
betreffen bij De Beus bijvoorbeeld materiële zaken als vestiging,<br />
ruil en vervoer van goederen. Deze vrijheden kunnen in zijn benadering<br />
middel zijn om andere vrijheden te realiseren. De eerste (economische<br />
vrijheden) noemt hij extrinsiek (van buiten af) en de<br />
andere intrinsiek (van binnen uit).<br />
Een dergelijk onderscheid is naar mijn oordeel voor de relatie<br />
kunst-economie van belang. We hebben al eerder gezien dat de artistieke<br />
vrijheid naar haar inhoudelijke, intrinsieke betekenis bezien<br />
moet worden. In navolging van De Beus is de economische vrijheid<br />
als middel op te vatten om het artistieke doel te dienen.<br />
De vrije markt ziet De Beus niet zozeer als een negatieve, economische<br />
markt waar het economische vraag-en-aanbod in de betekenis<br />
van de invisible hand van Adam Smith de vrije hand heeft.<br />
Veeleer ziet hij een pluriforme markt waar naast economische doelen<br />
ook gemeenschappelijke, meer sociale doelen in het geding zijn.<br />
In de afsluiting van zijn studie komt De Beus daarop terug en concludeert<br />
hij dat de complexe relatie tussen economische vrijheid en<br />
andere vrijheden nog nauwelijks is opgehelderd. Hij noemt daarbij<br />
expliciet de culturele vrijheid. Hij benadrukt ook dat we de relaties<br />
vooral in de praktijk moeten onderzoeken. Te veel is volgens De<br />
Beus de economische kennis op het gebied van de vrijheden nu nog<br />
te speculatief.<br />
Dat was in 1989. Maar de woorden zijn nog steeds actueel.<br />
We zien nu dat ook aan het ondernemen (in de combinatie innoveren,<br />
persoonlijke drive, bedrijfsplanning en overleven) het vrijheidsbegrip<br />
ten grondslag ligt waar evenzeer vanuit het positieve<br />
perspectief de autonomie-ontwikkeling centraal staat. Niet zozeer<br />
de negatieve vrijheid, samen te vatten met de woorden ’laat me economisch<br />
met rust’, maar vooral het actief invulling geven aan een<br />
positief besef van vrijheid, gericht op een dienende economische<br />
autonomie-ontwikkeling. De hiërarchie in vrijheden is daarmee gesteld:<br />
de economische vrijheid van het ondernemen dient in dienst<br />
te staan van de artistieke vrijheid van het maken en tonen van kunst.<br />
Wetenschappelijke Dialoog<br />
We zijn op weg naar een benadering die de fundamenten van het<br />
cultureel ondernemen blootlegt. Een dergelijke tocht wordt niet in<br />
eenzaamheid afgelegd, maar zoekt de meerstemmigheid bewust op.<br />
Het theoretisch raamwerk wordt in deze bepaald door het samengaan<br />
van de begrippen artistieke vrijheid en ondernemingsvrijheid,<br />
de een intrinsiek, de ander dienend. Wanneer deze vrijheden in hun<br />
positieve betekenis tezamen komen, ontstaat een kunsteconomisch<br />
proces van cultureel ondernemerschap. En dit proces kan een belangrijke<br />
methode vormen om het samengaan van vrijheden nader<br />
te onderzoeken met het oog op diagnose, ontwerp en reflectie.<br />
Dit onderzoek is interdisciplinair, zowel in grondslag - het samengang<br />
van vrijheidsbegrippen van verschillende betekenissen<br />
vanuit verschillende disciplines - , als in methode: een creatieve procesvorming<br />
die ruimte geeft aan de stemmen van kunst - met alle<br />
complexiteiten vandien - en economie. 104 Onlangs is een brochure<br />
verschenen van RMNO, KNAW, NWO en COS over de eigen aard<br />
van interdisciplinariteit. Kern van de brochure is dat interdisciplinair<br />
onderzoek meer aandacht verdient binnen en buiten het dominante<br />
bestaan van monodisciplinaire wetenschappen. Interdisciplinariteit<br />
betreft zowel de meest eenvoudige vorm, het uitwisselen van kennis<br />
tussen disciplines, als de meest complexe vorm het bereiken van<br />
een staat van transdisciplinariteit: het in interactie met de omgeving<br />
komen tot een wetenschappelijk proces van kenniscreatie. 105 Onderzoek<br />
op het gebied van cultureel ondernemerschap kan het niet<br />
zonder al deze gradaties van interactie stellen al kan ik op grond<br />
van mijn eigen interdisciplinair onderzoek bij de Amsterdam School<br />
of Management (ASOM) aangeven dat het begrip interactie in de<br />
40 41
WETENSCHAPPELIJKE DIALOOG<br />
zin van transdisciplinariteit nauwkeuriger moet worden omschreven<br />
dan in de brochure gebeurt. 106 Interactie slaat bij ASOM op<br />
drie dimensies: 1. kenniscreatie door het combineren van academische<br />
kennis met lokale kennis; 2. de organisatie van kenniscreatie<br />
staat in voortdurende wisselwerking met haar omgeving; en 3. de interactie<br />
van betrokkenen (onderzoekers, professionals, doelgroepen)<br />
is gebaseerd op de dialoogvorm.<br />
Dit interdisciplinaire, interactieve onderzoek is wat cultureel ondernemerschap<br />
betreft tevens internationaal gericht en vraagt om<br />
een betrokkenheid van wetenschappers uit alle delen van de wereld.<br />
In al die delen heeft het vrijheidsbegrip in kunsteconomisch perspectief<br />
geheel eigen contexten, denk hierbij aan de positie van kunstenaars<br />
en vormgevers in ontwikkelingslanden. De benadering van<br />
Nobelprijswinnaar Amartya Sen, die vrijheid plaatst in relatie tot<br />
107 108<br />
maatschappelijke ontwikkeling, is hierbij van groot belang.<br />
Voor het voeren van een wetenschappelijke dialoog is de betrokkenheid<br />
van onderzoekers uit alle relevante disciplines van groot<br />
belang. Alleen door deze betrokkenheid kan een robuust theoretisch<br />
fundament voor het cultureel ondernemen ontstaan. Door de<br />
hier geschetste benadering met betrekking tot de vrijheid van kunst<br />
maken en de vrijheid van ondernemen hoop ik dat gezamenlijk de<br />
dilemma’s en perspectieven verkend worden. Interactiviteit veronderstelt<br />
ook dat bij de dialoog actief de professionals (cultureel ondernemers,<br />
kunstenaars, beleidsmakers) betrokken worden teneinde<br />
probleemstellingen en oplossingsrichtingen van een kritische reflectie<br />
te voorzien. Zo’n wetenschappelijke dialoog respecteert optimaal<br />
de meerstemmigheid die het kunsteconomisch proces<br />
huisvest.<br />
Bij het in kaart brengen van deze stemmen is de hulp van het<br />
door KreaNet geïnitieerde en door de <strong>HKU</strong>-lectoren opgezette Informatienetwerk<br />
Creativiteitsonderzoek, afgekort INCO, van groot<br />
belang. Aan deze interdisciplinair samengestelde groep nemen<br />
hoogleraren uit de universiteiten van Amsterdam, Delft en Rotterdam<br />
actief deel. 109<br />
Binnen het Nederlandse universitaire veld bestaan er twee nieuwe<br />
Faculteiten der Kunsten, naast die van Utrecht is er ook één in Lei-<br />
WETENSCHAPPELIJKE DIALOOG<br />
den. Een intensieve relatie tussen deze faculteiten zal ook onderdeel<br />
moeten zijn van de dialoog. Als ik me niet vergis, zie ik wel een kenmerkend<br />
verschil tussen deze twee faculteiten. Leiden stelt naast de<br />
wetenschappelijke documentatie de artistieke prestatie (van met<br />
name de musicus) op de voorgrond en in Utrecht staat mede door<br />
toedoen van de <strong>HKU</strong>-lectoren meer het wetenschappelijk onderzoek<br />
naar het artistieke proces centraal. 110 Leiden zal wellicht voortdurend<br />
slag moeten leveren over de vraag waarom promoties<br />
gericht op objecten en prestaties niet ‘gewoon’ bij de lettterenfaculteit<br />
kunnen plaatsvinden. In Utrecht wordt vooral aandacht besteed<br />
aan de artistieke en academische verdieping van het creatieve<br />
proces, vanuit de kunstenaar én door de kunstenaar in de kwaliteit<br />
van kunstenaar-onderzoeker. Een dergeljke artistieke procesfocus<br />
legitimeert een eigen (onderzoeks)faculteit omdat zij onderscheidend<br />
is ten opzichte van wat al bestaat.<br />
Ook voor het kunstvakonderwijs is de dialoog over cultureel ondernemen<br />
van betekenis. De dialoog biedt kansen om het cultureel<br />
ondernemerschap op een hoger plan te tillen door bijvoorbeeld bewust<br />
om te gaan met het gegeven dat het proces waarbinnen een artistiek<br />
handschrift wordt ontwikkeld hand in hand gaat met het<br />
ontwikkelen van een economisch handschrift. Het opstellen van<br />
ondernemingsplannen door kunstvakstudenten is eerst van belang<br />
als de student zich realiseert dat deze plannen een plaats krijgen in<br />
de eigen autonomie-ontwikkeling, in interactie met de wereld om<br />
haar/hem heen. En zo’n proces stopt uiteraard niet na afloop van<br />
de opleiding maar is een permanent proces van kunst maken én ondernemen<br />
(Life long learning). 111 Tot dit kunstvakonderwijs behoort<br />
ook het <strong>HKU</strong>-onderwijs in kunst en economie en kunst en techniek<br />
al vallen zij formeel onder economisch en technisch onderwijs. Juist<br />
deze hybride vormen van onderwijs en inmiddels ook het onderzoek<br />
heeft aan ‘Utrecht’ een eigen gezicht gegeven.<br />
42 43
Onderzoeksagenda: een vijfpuntenplan<br />
Een concrete onderzoeksagenda mag bij al deze uitdagingen niet<br />
ontbreken. Bij deze wil ik een vijfpuntenplan voor het vakgebied<br />
Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap presenteren.<br />
1. Als eerste punt: het hier gepresenteerde, interdisciplinaire grondslagenonderzoek<br />
naar de twee samenhangende vrijheidsbegrippen<br />
van cultureel ondernemerschap, thematiseren en verdiepen. Diverse<br />
vragen die te maken hebben met de genoemde vrijheden blijven nu<br />
nog onbeantwoord, bijvoorbeeld over de mate waarin vrijheden tot<br />
autonomie-ontwikkeling leiden in de verschillende fasen van de<br />
keten creatie, productie, distributie en beleving. Daarbij is het volgens<br />
Smiers en Van Schijndel de vraag of in een werkelijke vrije<br />
markt geopereerd wordt, indien de toegang tot die markt bemoeilijkt<br />
wordt door het bestaan van culturele conglomeraten. 112 Ook<br />
de invloed van ICT/Internet is nog onaangeroerd gebleven. Het<br />
culturele en creatieve landschap is sterk veranderd (‘van massa naar<br />
niches’ 113 ) waarbij de vraag zich aandient op welke wijze artistieke<br />
en commerciële autonomie-ontwikkeling zich binnen een digitale<br />
context voltrekt. Binnen de digitale media als Internet gaat het bijvoorbeeld<br />
niet altijd om het afleveren van eindproducten maar eerder<br />
om de interactie met medegebruikers waarin artistieke<br />
ervaringen ontstaan en waarbij economische waarden op de achtergrond<br />
blijven. En: welke invloed heeft het door de creatieve industrie<br />
verlangde teamwork op het kunsteconomisch proces van het<br />
combineren van vrijheden?<br />
Voorrang wil ik geven aan talentvolle en ondernemende kunstenaars<br />
én vormgevers om deze in staat te stellen via promotie-on-<br />
ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />
derzoek te reflecteren op hun autonomie-ontwikkeling in een kunsteconomische<br />
betekenis. Inzet is daarbij het eigen werk (als proefontwerp),<br />
voorzien van een documentatie conform de<br />
wetenschappelijke vereisten. Het gehele onderzoek is een combinatie<br />
van grondslagenonderzoek én practice based research zoals dat<br />
ook elders in Europa beoefend wordt. 114<br />
De wetenschappelijke documentatie zal bestaan uit een beschrijving<br />
van het kunsteconomische proces mede met gebruikmaking<br />
van relevante, mogelijk confronterende artistieke en wetenschappelijke<br />
bronnen. Zo staan bijvoorbeeld in metaforische zin de Brieven<br />
van Vincent van Gogh aan zijn broer-financier Theo tegenover<br />
de concurrentieanalyse van Porter 115 , de gekwetste Tasso van Goethe<br />
tegenover de marktanalyse van de Boston Consultancy Group<br />
(BCG) 116 , Mefisto van Thomas Mann tegenover de SWOT analyse<br />
van de Strategische Ontwerpschool 117 , het leven van Frank Zappa<br />
tegenover dat van Nina Brink. 118<br />
De verdediging van het proefschrift gaat gepaard met het laten<br />
zien van het creatieve proces met behulp van een toneelvoorstelling,<br />
een expositie, een uitvoering of een multimediale presentatie. Elders<br />
heb ik aan de hand van het kunstenaars<strong>boek</strong> Kijkperk van Lejo<br />
den Hertog aangegeven wat het betekent als een kunstenaar-onderzoeker<br />
een kunstautobiografisch onderzoek realiseert en waarbij de<br />
stemmen inclusief tegenstemmen van de kunstenaar, vormgever,<br />
wetenschapper en redacteur in het geding zijn. 119 Een dergelijk onderzoek<br />
kan eerst plaatsvinden indien de onderzoeker over overtuigende<br />
competenties bezit op artistiek en wetenschappelijk terrein.<br />
Bij de interdisciplinariteit van het kunstonderzoek is het ook van<br />
belang de invloed op andere wetenschapsvraagstukken te betrekken.<br />
Het lectoraatsproject Jago de Wraak, samen opgezet met de<br />
Utrechtse theatergroep Growing up in Public, kan in dit verband<br />
gelden als een voorstudie. 120 Het project betreft de relatie tussen intrigemechanismen<br />
van Jago uit Shakespeare’s Othello en veranderingsprocessen<br />
in bedrijfsorganisaties. Kern van het project vormt<br />
de artistieke voorstelling van de Utrechtse theatermaker Paul Feld,<br />
getiteld Jago de Wraak, die de mechanismen vertaalt in een eigentijdse<br />
context. De ideeën om tot de tekst te komen zijn interactief<br />
gevormd, maar Paul Feld bepaalde zelf zijn eigen schrijf- en regie-<br />
44 45
ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />
werk. De vormgeving is primair een artistieke voorstelling maar de<br />
in het geding zijnde mechanismen helpen de managementtheorie<br />
over organisatieverandering van nieuwe inzichten te voorzien. Dat<br />
was ook de inzet van de dialogen met bedrijfsmanagers naar aanleiding<br />
van de voorstelling.<br />
Promotie-onderzoek door cultureel ondernemers die geen eigen<br />
artistieke praktijk hebben, zal nadrukkelijk worden gestimuleerd indien<br />
het bijdraagt aan de wetenschappelijke kennis bijvoorbeeld omtrent<br />
het samengaan van artistieke vrijheid (in programmering) en<br />
ondernemingsvrijheid (in strategievorming). Hier liggen mogelijkheden<br />
van masterstudenten Kunst en Economie (<strong>HKU</strong>) en Kunstbeleid<br />
en management (UU) die een wetenschappelijke loopbaan<br />
ambiëren<br />
Interessante onderzoeksvraag voor mij als begeleidend hoogleraar<br />
is: zal de wetenschappelijk kennisvermeerdering binnen de autonomie-ontwikkeling<br />
van een kunstenaar-onderzoeker (op de terreinen<br />
kunst en economie), ten koste gaan van de onbevangenheid<br />
die nodig is om kunst te maken? Een enkele kunstenaar is die mening<br />
toegedaan’ zo blijkt uit Blokland’s onderzoek. 121 Een kwestie<br />
die ook internationaal de aandacht verdient en die de relatie blootlegt<br />
tussen de resultaten van art research en de ontwikkeling van een<br />
knowledge based society.<br />
2. Tweede punt: Langdurig en internovatief 122 veldonderzoek naar<br />
de wijze waarop kunstenaars, vormgevers én kunstmanagers in hun<br />
dagelijks werk omgaan met autonomie-dilemma’s binnen het cultureel<br />
ondernemerschap. Onder autonomie-dilemma’s versta ik het<br />
bijeenkomen van mogelijk tegenstrijdige waarden en belangen die<br />
op het vlak van de meerstemmigheid binnen de autonomie-ontwikkelingen<br />
storingen kunnen veroorzaken. Een vooronderzoek is<br />
op dit gebied door het lectoraat gestart aan de hand van de eerder<br />
genoemde modellen Cultural Business Modeling en Creatief MKB, en<br />
het nog zeer experimentele Strategisch Artistiek Calculeren. 123 Ook<br />
met betrekking tot technologie-vraagstukken doen zich dilemma’s<br />
voor: vrij gebruik versus intellectueel eigendom; eigen artistiek<br />
handschrift versus de artistieke anonimiteit van het Internet; het<br />
maken van kunst door professionele kunstenaars versus de opkomst<br />
ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />
van de digitale Pro AM. 124 Het interactieve aspect van het veldonderzoek<br />
komt o.a tot uiting in aanpak en locatie. Met als voorbeeld<br />
mijn proefschrift is de plaats van handeling: de studio, het atelier,<br />
backstage of achter de draaitafel waar onderzoekers, kunstenaars,<br />
vormgevers, consultants en kunstmanagers samen onderzoeken,<br />
liefst op basis van opdrachten van opdrachtgevers die het wetenschappelijk<br />
avontuur willen meebeleven. Dit type onderzoek vormt<br />
ook het ontmoetingspunt van lectoraat (praktijkgebonden research)<br />
en leerstoel (grondslagenonderzoek). Overigens is dit een goede insteek<br />
om ook de brug te slaan naar cultureel ondernemerschap binnen<br />
de amateurkunst en naar cultureel ondernemerschap in een<br />
multiculturele context. 125<br />
3. Derde punt: Onderzoek naar richtinggevend onderwijs in cultureel<br />
ondernemerschap. Het onderwijs in cultureel ondernemerschap<br />
aan letterenfaculteiten, kunsthogescholen, academies, theaterscholen,<br />
conservatoria uitbouwen vanuit het huidige niveau van how to in<br />
de richting van to why en to what. Hier liggen talloze mogelijkheden<br />
om op een kleurrijke en intensieve wijze met het educatief proces<br />
van cultureel ondernemen om te gaan, in combinatie met het eerder<br />
genoemde netwerkleren.<br />
Onze studenten zullen we moeten uitdagen ook op hun manier prominente<br />
bijdragen te leveren anders dan zich voornamelijk te voegen<br />
in een studiepuntenregistratiesysteem. 126<br />
4. Vierde punt: Onderzoek naar kwaliteiten van cultureel ondernemerschap<br />
binnen het transformatieproces waarin de culturele sector<br />
zich bevindt op weg naar een volwassen creatieve industrie. 127<br />
Hier zullen binnen onze universiteit gezamenlijke initiatieven genomen<br />
kunnen worden met als uitvalbasis de nieuwe Faculteit der<br />
Kunsten, de Faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en<br />
Organisatie en de Faculteit Geowetenschappen. Binnen deze laatste<br />
faculteit is naar mijn waarneming een open oog voor interdisciplinair<br />
onderzoek 128 en waar zich een solide maar ook kritische<br />
onderzoekspraktijk aftekent met betrekking tot de creatieve industrie.<br />
129 De komst van de nieuwe, mede door de <strong>HKU</strong> gefinancierde<br />
bijzondere leerstoel Stedelijke dynamiek en cultuur binnen Geowetenschappen<br />
is in dit verband een belangwekkende stap voor-<br />
46 47
ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />
uit. 130 Maar er is geen exclusiviteit, ook zullen we vanuit het perspectief<br />
van het artistieke proces de collega’s binnen de bètawetenschappen<br />
en de geesteswetenschappen moeten uitnodigen om<br />
samen te werken, binnen en buiten het verband van PSAU, het samenwerkingsplatform<br />
van Universiteit Utrecht en <strong>HKU</strong>. De in het<br />
geding zijnde thematieken overschrijden de hier aangeven microbenadering<br />
van het cultureel ondernemerschap. Een dergelijke overschrijding<br />
is vanwege het turbulente karakter van de creatieve<br />
industrie niet te vermijden en tegelijkertijd uitdagend. Sommige onderzoeksvragen<br />
die zich op microniveau voortdoen, verlangen zelfs<br />
een mondiale benadering zoals het onderzoek van Smiers naar culturele<br />
diversiteit heeft laten zien. 131<br />
5. Tenslotte het vijfde punt. De organisatievorm. Volgens het principe<br />
Structure follows Strategy wil ik in 2008 een European Research and<br />
Training Center of Cultural Entrepreneurship (ERTCCE) starten met<br />
een ideaal jaarbudget van 2.5 miljoen Euro, met tien senior onderzoekers<br />
en tien met name kunstenaar-onderzoekers - maar niet<br />
uitsluitend - als promovendi. Dit centrum is internationaal georiënteerd<br />
en beoogt de top van het onderzoek in cultureel ondernemerschap.<br />
Tevens geeft het een eigen academisch on line<br />
tijdschrift International Journal of Cultural Entrepreneurship uit, het eerste<br />
in zijn soort.<br />
In 2018 wanneer Utrecht Europese Culturele Hoofdstad hoopt te<br />
zijn wordt tevens het 10-jarig bestaan van dit onderzoeksinstituut<br />
gevierd, en wellicht in het Europahuis voor de Kunsten in het voormalige<br />
Art Deco postkantoor aan de Neude.<br />
Tenslotte ter overweging: Veel onderzoek op het gebied van de creatieve<br />
industrie dient beleidsdoelstellingen van de overheid. Overheden<br />
zijn in mijn observatie momenteel de grootste<br />
opdrachtgevers die dit beleidsgebonden onderzoek laten verrichten.<br />
Voor het intellectuele klimaat is het van groot belang dat de<br />
verhoudingen recht getrokken worden en er een onafhankelijk onderzoeksinstituut<br />
ontstaat (in dit geval toegespitst op cultureel ondernemerschap).<br />
ONDERZOEKSAGENDA: EEN VIJFPUNTENPLAN<br />
De komst van een Utrechts onderzoekscentrum is ook om strategische<br />
redenen van belang want momenteel is er geen plek in de<br />
wereld waar aan de hand van een interdisciplinair propramma het<br />
begrip Cultureel ondernemerschap wordt onderzocht. Dat zal echter<br />
in de komende jaren veranderen want steeds meer universitaire<br />
centra – binnen en buiten Europa - zullen zich oriënteren op het<br />
cultureel ondernemen binnen de creatieve industrie. Utrecht kan<br />
haar huidige vooruitgeschoven positie inzetten om wereldwijd bij te<br />
dragen aan een stimulerende research community.<br />
48 49
Ter afsluiting<br />
Rembrandt vierde in het afgelopen jaar de dag dat hij vierhonderd<br />
jaar geleden (in 1606) in Leiden het levenslicht aanschouwde. In<br />
een email dankt hij zijn familie en kennissen voor de festiviteiten die<br />
ter ere van hem zijn georganiseerd. Over zijn cultureel ondernemerschap<br />
merkt hij in een terzijde het volgende op:<br />
“Nee, je kunt niet zeggen dat ik een gelukkige hand gehad hebt in het ondernemerschap<br />
van mijn cultureel bedrijf. Het van mijn lijf houden van de diverse<br />
schuldeisers heeft me veel hoofdbrekens gekost. Aan de andere kant heb ik ook<br />
een zeker genoegen beleefd aan het snel opkomende financiële verkeer. Vanuit<br />
mijn artistieke onafhankelijkheid kon ik regenten en kooplieden, die dit verkeer<br />
als hun eigen zaak beschouwden, tegenspel bieden. Ik bemerk nu dat mijn<br />
ervaringen in ieder geval ertoe hebben geleid dat de huidige generatie cultureel ondernemers<br />
met meer bewustzijn balanceren tussen hun artistieke vrijheid en de<br />
vrijheid van het ondernemen.”<br />
50 51
Noten<br />
1 De inhoud van dit document heeft ten grondslag gelegen aan de uitgesproken<br />
tekst. Alleen de inhoud van dit document geldt als aan te halen bron. De Chinese<br />
mythe over het onstaan der dingen is ontleend aan: Harry Floor, China, Terra,<br />
Zutphen, 1985.<br />
2 Arnold Hauser, Sociale geschiedenis van de kunst. SUN, Nijmegen, 1975 (oorspronkelijk<br />
verschenen in 1951).<br />
3 Vasari, De levens van de kunstenaars, 1 en 2, Pandora, S.I., 1990.<br />
4 Svetlana Alpers, De firma Rembrandt, Schilder tussen handel en kunst, Bert<br />
Bakker, Amsterdam, 1989.<br />
5 Irina van Aalst, Bianca Lubbers, Creatief profiel van de regio Utrecht, Faculteit<br />
Geowetenschappen, Universiteit Utrecht, 2007.<br />
6 KEA European Affairs, The economy of Culture in Europe, Study prepared for<br />
the European Commission, DG for Education and Culture, Brussels, 2006. In het<br />
rapport wordt gesproken over de culturele en creatieve sector, in deze oratie samengevat<br />
als de creatieve industrie.<br />
7 Wikipedia 1 juni 2007.<br />
8 De ontwikkelingen van het recente opleidingsaanbod van de <strong>HKU</strong> zijn op hoofdlijnen<br />
geschetst in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Afwisseling, Strategievorming in het<br />
Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een profiel (lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor de<br />
Kunsten Utrecht, 2007. Voor een stand van zaken betreffende kunstmanagementopleidingen<br />
raadplege men: Theater & Educatie, Kunstbedrijven (themanummer),<br />
jaargang 4, nummer 1, Nijmegen, 1997. Voor een recent overzicht van opleidingen<br />
in Europa: Corina Suteu, Another brick in the wall, A critical Review of Cultural<br />
Management Education in Europe, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />
9 Vanaf 2002 heeft het lectoraat financiële steun ontvangen van de Stichting Kennisontwikkeling<br />
Onderwijs hbo (SKO). Voorts worden inkomsten gerealiseerd<br />
vanuit de derde geldstroom (opdrachten, SIA RAAK). Specieke financieringsprogramma’s<br />
voor het onderzoek van lectoraten (tweede geldstroom) bestaan niet.<br />
<strong>HKU</strong>-Jaaroverzicht 2006: Wij doen onderzoek naar iets, Cultureel ondernemen,<br />
Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
10 Het belang van het thema intellectueel eigendom is in kritische zin aangegeven<br />
door Joost Smiers, in: Art under Pressure, Promoting cultural diversity in the age<br />
of globalisation, Zed Books, London/New York, 2003.<br />
11 Thema’s ontleend aan het standaardwerk V.A. Ginsburgh, D. Throsby, Handbook<br />
of the Economics of Art and Culture, Elsevier, 2007.<br />
52 53<br />
NOTEN<br />
12 In Nederland vooral: Hans Abbing, Een economie van de kunsten, Historische<br />
Uitgeverij, Groningen, 1993; - Why Are Artist Poor, The Exceptional Economy<br />
of the Arts, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2002; Arjo Klamer, The<br />
value of culture, Boekmancahier, Boekmanstichting, Amsterdam, 1995; Pim van<br />
Klink, Kunsteconomie in nieuw perspectief, kunstbeleid beoordeeld, K’S concern<br />
Groningen, 2005; Olav Velthuis, Imaginaire economie. Hedendaagse kunstenaars<br />
en de wereld van het grote geld, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2005. Over de Amerikaanse<br />
situatie: James Heilbrun and Charles M. Gray, The Economics of Art and<br />
Culture, an American Perspective, Cambridge University Press, New York, 1993.<br />
Recentelijk in het buitenland verschenen vanuit een meer populair perspectief beschreven:<br />
Piroschka Dossi, HYPE! Kunst und Geld, Deutscher Taschenbuch Verlag,<br />
München, 2007. Een toonaangevend periodiek is: Journal of Cultural<br />
Economics.<br />
Bijzonder vermeldendswaardig vanuit de tentoonstellingswereld: Zdenek Felix,<br />
Beate Hentschel & Dirk Luckow, Art & Economics, Hatje Cantz, Ostfildern-Ruit,<br />
2002, naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in Deichtorhallen, Hamburg<br />
in 2002.<br />
13 Met name mijn promotie-onderzoek, zie noot 45.<br />
14 Deze collage is samengesteld op basis van: Daniel Boorstin, De scheppende<br />
mens, Artistieke doorbraken in de wereldgeschiedenis, Agon, Amsterdam, 1993;<br />
Marcel Canoy, Richard Nahuis, Daniël Waagmeester, De creativiteit van de markt,<br />
CPB Document, Den Haag, 2005; Richard E. Caves, Creative Industries. Contracts<br />
between art and commerce, Harvard University Press, Cambridge, 2000; Peter S.<br />
Grant & Chris Wood, Blockbusters and Trade wars, Popular culture in a Globalized<br />
World, Douglas & McIntyre, Vancouver, 2004; Vasari, 1990. Olav Velthuis, 2005.<br />
15 E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland, Bijleveld, Utrecht, zj. Zie ook de<br />
eerste kunstnota: Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Nota<br />
Kunst en Kunstbeleid, Den Haag, 1976.<br />
16 Deze omschrijving is onder meer ontleend aan Paul Rutten cs, De creatieve industrie<br />
in Amsterdam en de regio, TNO, Delft, 2004; Innovatieplatform, Creativiteit.<br />
De gewichtsloze brandstof van de economie, Den Haag, 2005, zie ook de<br />
bronnen in noot 127. De definiëring van het begrip creatieve industrie bevindt<br />
zich in een conceptuele fase.<br />
17 <strong>Hagoort</strong>, 2007.<br />
18 M.J. van Riemsdijk (red.), Dilemma’s in de bedrijfskundige wetenschap, Van<br />
Gorcum, Assen, 1999.<br />
19 Paul Verweel, Betekenisgeving in organisatiestudies, De mechanisering van het<br />
sociale, Universiteit Utrecht, ISOR-Faculteit Sociale Wetenschappen, 2000.<br />
20 Theater & Educatie, zie noot 8; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Kunstmanagement en engagement,<br />
Wim Warmer een profiel, Eburon, Delft, 2003.<br />
21 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Joost Smiers, In dienst van de gekte. Bevindingen over twee<br />
jaar onderwijs in kunstmanagement. Centrum voor Kunstmanagement, Kunstbemiddeling<br />
en Kunstbeleid, Amsterdam/Utrecht, 1986 (in 1987 is het centrum onderdeel<br />
geworden van de in dat jaar opgerichte Hogeschool voor de Kunsten<br />
Utrecht).<br />
22 Joost Smiers, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur,<br />
Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, zj.<br />
23 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Cultureel ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement,<br />
Phaedon, Culemborg, 1992 (inmiddels in meerdere drukken verschenen en thans<br />
uitverkocht, in 1995 is een Poolse versie verschenen onder auspiciën van de Jagiel-
NOTEN<br />
lionen University te Krakow, Polen). In 2000 verscheen de Engelstalige opvolger<br />
van Cultureel ondernemerschap: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Art Management Entrepreneurial<br />
Style, Eburon, Delft, 2000 (thans vijfde druk, ook verschenen in het Roemeens en<br />
het Litouws).<br />
24 Henry Mintzberg, Mintzberg over Management, De wereld van onze organisaties,<br />
Veen, Amsterdam/Antwerpen, 1991; Ricky W. Griffin, Management, Boston,<br />
1987 (inmiddels achtste druk: Houghton Mifflin, Houston, 2005); D. Keuning/-<br />
D.J. Eppink, Management en organisatie, theorie en toepassing, Stenfert Kroese,<br />
Houten, 1990, (inmiddels achtste druk).<br />
25 Peter Drucker, The New Realities, London, 1989; S.K. Chakraborty, Management<br />
by Values, Oxfort University Press , Calcutta, 1991; Manfred F. Kets de<br />
Vries, De F-Factor, Contact, Utrecht, 1989; Jeffrey Cornwall, Baron Perlman, Organizational<br />
Entrepreneurship, Homewood, 1990.<br />
26 Jennefer Radbourne, Margaret Fraser, Arts Management a Practical Guide, Allen<br />
& Unwin, St. Leonards, 1996; Deborah Stevenson, Art and Organisation, Making<br />
Australian Cultural Policy, University of Queensland Press, Queensland, 2000.<br />
27 In de algemene managementliteratuur is het begrip ook opgedoken als een manier<br />
van storytelling door managers, zie: Michael Lounsbury and Mary Ann Glynn,<br />
Cultural Entrepreneurship: stories, legitimacy, and the acquisition of sources, in:<br />
Strategic Management Journal, 2001.<br />
28 <strong>Hagoort</strong>, 2003.<br />
29 Dorian Maarse, De touwtjes in handen, de poppen aan het dansen, Leiding<br />
geven in de kunstensector, in: Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn<br />
Stafleu Van Loghum, Houten, 1993.<br />
30 Dirk Noordman, Kunstmanagement, hoe bestaat het? Inmiddels is een vierde,<br />
herziene druk verschenen: Th.B.J. Noordman, Kunstmanagement, Elsevier, Den<br />
Haag, 2006.<br />
31 Vgl. Griffin, 2005.<br />
32 Vrij naar Igor Ansoff, Implanting Strategic Management, Prentice Hall, Cambridge,<br />
1990.<br />
33 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Strategische dialoog in de kunstensector. Interactieve strategievorming<br />
in een kunstorganisatie, Eburon, Delft, 1998. Zie noot 45 waar deze<br />
waarden staan vermeld.<br />
34 International Journal of Arts Management, HEC/AIMAC-conferenties over<br />
kunstmanagement, Montreal, Canada.<br />
35 William Byrnes, Management and the Arts, Focal Press, Butterworth-Heinemann,<br />
Stoneham, 1993.<br />
36 Radbourne & Fraser, 1996; Stevenson, 2000.<br />
37 Ruth Rentschler, The Entrepreneurial Arts Leader, Cultural Policy, Change and<br />
Reinvention, University of Queensland Press, Queensland, 2002.<br />
38 Derrick Chong, Arts Management, Routledge, London, 2002.<br />
39 Marian Fitzgibbon, Anne Kelly, From Maestro to Manager. Critical Issues in<br />
Arts & Culture Management, Oak Tree Press, Dublin, 1997.<br />
40 Armin Klein (Hrsg.) Kompendium Kulturmanagment. Handbuch für Studium<br />
und Praxis, Verlag Vahlen, München, 2004<br />
41 Birgit Mandel, Die neuen Kulturunternehmer. Ihre Motive, Visionen und Erfolgsstrategien,<br />
Transcript, Bielefeld, 2007. De ‘inhaalrace’ krijgt wellicht een extra<br />
impuls door de ook in Duitsland opkomende creatieve industrie: Friedrich Naumann<br />
Stiftung, Kulturwirtschaft Buro für Kulturpolitik und Kulturwirtschaft, Berlin,<br />
2006.<br />
54 55<br />
NOTEN<br />
42 Milena Dragicevic Sesic/Sanjin Dragojevic, Arts management in turbulent<br />
times. Adaptable Quality Management. Navigating the arts through the winds of<br />
change, European Cultural Foundation/Boekmanstudies, Amsterdam, 2005; Corina<br />
Suteu, 2006.<br />
43 <strong>Hagoort</strong>, 1998.<br />
44 Ansoff, 1990; Mintzberg, 1991; Gary Hamel, C.K. Prahalad, De strijd om de<br />
toekomst, Scriptum Management, Schiedam, 1994; Annemieke Roobeek, Strategisch<br />
Management van Onderop, in: Ecocratie, op weg naar waardevol op-organiseren,<br />
Van Arkel, Utrecht, 1994.<br />
45 De zeven waarden zijn: 1. Historisch besef, 2. Vernieuwing/traditie, 3. Multicultureel,<br />
4. Cultureel krediet, 5. Algemeen kunstbelang, 6. Artistieke processen, 7.<br />
Artistiek leiderschap. Boorstin, 1993; Hauser, 1975.<br />
46 In die laatste rol zijn de ‘creatieve kracht van het interactief management’ en ‘internoveren’<br />
ontstaan en verder uitgebouwd in het expertisenetwerk van de Amsterdam<br />
School of Management (ASOM): <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Internoveer! Innovaties<br />
realiseren door interactiviteit, Reed Elsevier, Den Haag, 2004. Op basis van Internoveer!<br />
is een internovatieprogramma Stad-Platteland uitgevoerd: John Huige (red.),<br />
Stad zoekt Boer, Amsterdam School of Management (ASOM), Amsterdam, 2006.<br />
47 Miranda Boorsma, Kunstmarketing. Hoe marketing kan bijdragen aan het maatschappelijk<br />
functioneren van kunst in het bijzonder van toneelkunst in Nederland,<br />
Boekmanstichting, Amsterdam, 1998.<br />
48 Jesse E. Bos, Openbare schatkamers in verandering. Musea in Nederland in een<br />
tijd van verzelfstandiging en privatisering, Universiteit van Amsterdam, Grafische<br />
publicaties, Amsterdam, 2001.<br />
49 Zo ook het economisch proefschrift van Merijn Sengers naar de inkomenspositie<br />
van kunstenaars waarin nagenoeg het ondernemerschap buiten het gezichtsveld<br />
blijft: Merijn Sengers, Economic lives of artists. Studies into careers and the labour<br />
markets in the cultural sector, Utrecht, 2002.<br />
50 Yves Evard, Francois Colbert, Arts Management: A New Discipline Entering<br />
the Millennium?, in: International Journal of Arts Management, Volume 2, Number<br />
2, Winter, Montreal, 2000.<br />
51 Patricia Dewey, From Arts Management to Cultural Administration, in international<br />
Journal of Arts Management, Volume 6, Number 3, Spring, Montreal, 2004.<br />
52 In Nederland is een vroege poging ondernomen door Th.B.J. Noordman, ‘Op<br />
zoek naar fundamenten voor een kunstmanagementtheorie’ in: T. Bevers, A. van<br />
den Braembussche en B.J. Langenberg (red.) De Kunstwereld , Verloren, Hilversum<br />
,1993.<br />
53 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuur als confrontatie,<br />
Cultuurnota 2001-2004, Den Haag, 2000 (aan de cultuurnota is een uitgangspuntennotitie<br />
voorafgegaan waarin het beleidsissue Cultureel ondernemerschap wordt<br />
aangekondigd).<br />
54 Krijn van Beek, De ondernemende samenleving. Een verkenning van maatschappelijke<br />
verandering en implicaties voor beleid, nr. V 104, Wetenschappelijke<br />
Raad voor het Regeringsbeleid, Sdu, Den Haag, 1998.<br />
55 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ondernemende cultuur,<br />
Den Haag, 1999.<br />
56 Stichting Kunst en Zaken, Cultureel ondernemerschap: een kwestie van balans.<br />
Aanbevelingen voor een dynamischer relatie tussen culturele instellingen en de<br />
overheid, Rotterdam, 2001.<br />
57 E.O.M. Geradts, Cultureel ondernemerschap in Nederland, in: Hand<strong>boek</strong> Cul-
NOTEN<br />
tuurbeleid, Elsevier, Den Haag, 2001.<br />
58 Wim Warmer, Cas Smithuijsen, Publiek-private samenwerking in de kunstensector,<br />
een inleiding in: Nieuwe partners in kunst, Publiek-private samenwerking in<br />
de kunstensector, Boekmanstudies, Boekmanstichting, Amsterdam, 1999; Henk<br />
van Os, Zien is genoeg, Balans, Amsterdam, 2003.<br />
59 Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, 02/2002;<br />
Ryclef Rienstra, Alles wat weerbaar is, is niet waardeloos, in: Boekman 68, Themanummer<br />
Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006; MMNieuws,<br />
2/3, Koepelorganisaties en cultureel ondernemerschap, 2007.<br />
60 <strong>Hagoort</strong>, 2003.<br />
61 Remy Harrewijn, Competitive Culture, The Dutch Venture Capital Cultural Industry,<br />
Festina Lente, Amsterdam (MA AMMEC thesis), 2006.<br />
62 Een nieuw programma is in voorbereiding.<br />
63 Arjo Klamer en Olav Velthuis, Culturele instellingen moeten innovatief bezig<br />
zijn, in: NRC Handelsblad, 23 maart 1999.<br />
64 H.M. Langeveld, Kunst op termijn. Toekomstscenario’s voor cultuurbeleid,<br />
Boekmanstudies/SCP, Amsterdam/Den Haag, 2000.<br />
65 Raad voor Cultuur, Innoveren, Participeren!, Advies agenda cultuurbeleid en<br />
culturele basisinfrastructuur, Den Haag, 6 maart 2007; Innovatieplatform, 2005.<br />
66 Canoy, Nahuis, Waagmeester, 2005.<br />
67 KEA European Affairs, 2006.<br />
68 Richard Florida, The Rise of the Creative Class, and how it’s transforming<br />
work, leisure, community, & everyday life, Basic Books, New York, 2002.<br />
69 Charles Landry, The Creative City, A Toolkit for Urban Innovators, Earthscan,<br />
London, 2000.<br />
70 Hans van Dulken, Cultureel ondernemerschap. Verkenning van een concept, in:<br />
Dwarsdoorsnede 2005. Faculteit Kunst en Economie, Hogeschool voor de Kunsten<br />
Utrecht, 2005.<br />
71 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Gabriëlle Kuiper, Niet het tekort maar de bron. Cultural Business<br />
Modeling (CBM) als eerste stap op weg naar creatief financieel management<br />
van gesubsidieerde kunstinstellingen, Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2004.<br />
Een samenvatting van het onderzoek is opgenomen in Boekman 62 en het Hand<strong>boek</strong><br />
Cultuurbeleid 2005.<br />
72 CMKB U Een veelbelovende onderneming, Lectoraat Kunst en<br />
Economie/CMKB, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />
73 Nelly van der Geest, Dwarspeiling Intercultureel, Lectoraat Kunst en Economie,<br />
<strong>HKU</strong>, 2006.<br />
74 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Netwerkleren in de culturele sector (essay), in: Stichting Scholingsfonds<br />
Kunst en Cultuur, Jaarverslag 2006. Zie voor het begrip internovatie<br />
noot 98.<br />
75 Max Horkheimer and Theodor W. Adorno, The Culture Industry: Enlightenment<br />
as Mass Deception; Walter Benjamin, The Work of Art in the Age of Mechanical<br />
Reproduction, in: Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner, Media<br />
and cultural studies, Blackwell Publishing, Malden, 2006 (origineel verschenen in<br />
resp. 1944 en 1969).<br />
76 Smiers, 2003.<br />
77 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68,<br />
Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006b. De<br />
relatie tussen werk scheppen en inkomen genereren binnen het cultureel ondernemerschap<br />
is als ‘money-meaning’ model genoemd in: Eric Poettschacher, Strategic cre-<br />
56 57<br />
NOTEN<br />
ativity. How values, beliefs and assumptions drive entrepreneurs in the creative industries,<br />
in: The International Journal of Entrepreneurship and Innovation, August<br />
2005, London, 2005.<br />
78 Hans Onno van den Berg, Profiel voor een succesvol kunstmanager, in: Boekmancahier<br />
47, Boekmanstichting Amsterdams, 2001.<br />
79 Leerstoelhouder is de dichter-econoom Nachoem Wijnberg.<br />
80 Leerstoelhouder is de econoom Arjo Klamer.<br />
81 Arjo Klamer, Cultural entrepreneurship, www.klamer.nl, juni 2006.<br />
82 <strong>Hagoort</strong>, 2000 (inmiddels vijfde druk, 2005).<br />
83 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Annefloor Oostinjen, Marijn van Thiel, Jane Szita (ed.), Read<br />
This First. Growth and Development of Creative SMEs, Lectoraat Kunst en Economie/C<br />
MKB U, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
84 Michaly Csikszentmihalyi, Creativiteit, Over flow, schepping en ontdekking,<br />
Boom, Amsterdam, 1999. Zie voor de beginfase van het creatieve proces: Sybren<br />
Polet, De creatieve factor. Kleine kritiek der creatieve (on)rede, Wereldbibliotheek,<br />
Amsterdam, 1993. Een bloemlezing over het creatieve proces is opgenomen in:<br />
Brewster Ghiselin (ed.), The creative process, New American Library/Penguin<br />
Books, New York, 1952.<br />
85 In het vooronderzoek over de relatie competentie en vrijheid zijn met name geraadpleegd:<br />
Daniel Boorstin, 1993; Hans van de Braak, Ontsnappingskunst, Evalutie<br />
van de creatieve geest, Amsterdam University Press, 2002; A.A. van den<br />
Braembussche, Denken over kunst. Een kennismaking met de kunstfilosofie, Coutinho,<br />
Bussum, 1994; Arnold Hauser, 1975; Ingrid Janssen (comp.), A portrait of<br />
the artist in 2015, artistic carreers and higher arts education in Europe, Boekmanstudies,<br />
Boekmanstichting, Amsterdam, 2004; Ministry of Education, Culture<br />
and Science, Boekmanstichting, Cultural Policy in the Netherlands, Amsterdam,<br />
Boekmanstudies 2006; Ben Okri, een vorm van vrijheid, Van Gennep Amsterdam,<br />
1997; Joost Smiers, 2003; Janneke Weijermars, The concept of autonomy<br />
under threat, in: A portrait of the artist in 2015, Boekmanstudies, Amsterdam,<br />
2004.<br />
86 H.T. Blokland, Vrijheid Autonomie Emancipatie, Eburon, Delft, 1991. Voor<br />
mijn oratie heb ik de voorkeur gegeven aan deze oorspronkelijke tekst al zijn<br />
nieuwe bewerkingen verschenen. Zie daartoe www.hans-blokland.nl. Het concept<br />
van de positieve en negatieve vrijheid heeft Blokland ontleend aan Two Concepts<br />
of Liberty, Berlin’s inaugurele rede uit 1958.<br />
87 Ontbreekt de negatieve vrijheid in het maken van kunst dan zal de autonomieontwikkeling<br />
van kunstenaars gaan in de richting van aanpassing (vgl. Thomas<br />
Mann, Mefisto) of verzet (van bijvoorbeeld schrijvers in het voormalige Oostblok).<br />
Extreme positieve vrijheid, gecombineerd met sentimenten omtrent negatieve<br />
vrijheid kan leiden tot het maken van kunst in isolement (Nederlandse<br />
BKR-kunst uit de zeventiger jaren uit de vorige eeuw).<br />
88 Het gaat in deze benadering om de autonomie-ontwikkeling van de kunstenaar<br />
of vormgever, en niet om de vraag of het kunstwerk zelf een autonoom karakter<br />
heeft. Zie voor de kunstbedrijfskundige karakteristieken van het kunstproduct de<br />
inleidende paragraaf.<br />
89 Voor het in beeld brengen van de vier invalshoeken zijn onder andere geraadpleegd:<br />
Andre E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate<br />
Hall, Dublin, 2006; Griffin, 2005; Tjaard Horlings, De kunst van het (leren) ondernemen<br />
in kunst, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.) Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit<br />
Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.
NOTEN<br />
90 Joseph A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, Harper Torchbooks,<br />
3 e ed., New York, 1950 (eerste druk in 1942), Het later in de hoofdtekst geschetste<br />
onderscheid Schumpeter 1 (Mark I) en Schumpeter 2 (Mark II) is<br />
genoemd door: Roy Thurik, Sander Wennekers, Lorraine M. Uhlanerr, Entrepreneurship<br />
and Economic Performance: A Macro Perspective, in: Burke (ed.), 2006.<br />
Schumpeter zet in zijn in 1942 verschenen <strong>boek</strong> een gedachte-experiment op: als<br />
alles in overvloed aanwezig is, zijn ondernemers van het toneel verdwenen.<br />
91 Peter F. Drucker, Innovation and Entrepreneurship, Butterworthy-Heinemann,<br />
Oxford, 1985.<br />
92 Griffin, 2005; Henry Mintzberg, Bruce Ahlstrand, Joseph Lampel, Strategy Safari,<br />
Prentice Hall, London, 1998.<br />
93 Kets de Vries, 1989.<br />
94 Mintzberg, 1991.<br />
95 Gifford Pinchot III, Intrapreneuring, Harper and Row, New York, 1985.<br />
96 P.O. van der Meer, Ondernemerschap in hoofdlijnen, Een integrale plan-aanpak,<br />
Wolters Noordhof, Groningen/Houten, 2005<br />
97 Beeld ontleend aan de strategische omgevingschool, in: Mintzberg, Ahlstrand,<br />
Lampel, 1998.<br />
98 Ik heb dit uitgewerkt in: Cultureel ondernemerschap (<strong>Hagoort</strong>, 1992), paragraaf<br />
2 Innovatie; Strategische Dialoog in de kunstensector (<strong>Hagoort</strong>, 1998), paragraaf<br />
4.2.3 Vernieuwingen scheppen tradities; Art Management Entrepreneurial Style,<br />
section 1.2.3 Cultural innovations (<strong>Hagoort</strong>, 2000). In Internoveer! (<strong>Hagoort</strong><br />
(red.), 2004) heb ik het accent gelegd op internovaties: bedrijfskundige innovaties<br />
die interactief tot stand komen.<br />
99 Zie www.kunstenaarsenco.nl . Kunstenaars & Co (Amsterdam) stimuleert in<br />
praktische zin het cultureel ondernemen door kunstenaars en vormgevers en<br />
draagt bij aan een landelijke kennisinfrastructuur.<br />
100 H. Molendijk, De overheid en de cultuur, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1971.<br />
101 Hand<strong>boek</strong>en van de Juridische bibliotheek UU (recht en economie).<br />
102 Burke (2005) schetst in het door hem geredigeerde <strong>boek</strong> een raamwerk dat<br />
functioneel onderzoek benadrukt maar geen ruimte schept voor een meer fundamentele<br />
benadering (p.iii).<br />
103 J.W.E. de Beus, Markt, democratie en vrijheid, een politiek-economische studie,<br />
Tjeenk Willink, Zwolle, 1989.<br />
104 Nirav Christophe, De dynamiek van een creatief maakmodel, paper Lectoraat<br />
Theatrale maakprocessen, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
105 Ymkje de Boer, Alice de Gier, Marije Verschuur en Bert de Wit, Bruggen bouwen,<br />
Onderzoekers over hun ervaringen met interdisciplinair onderzoek in Nederland,<br />
RMNO, KNAW, NWO, COS, Den Haag, 2006. Opvallend punt is dat de<br />
cultuurwetenschappen buiten het onderzoek zijn gebleven terwijl juist daar (in de<br />
creatieve industrie) cross overs zijn.<br />
106 <strong>Hagoort</strong>, 2004.<br />
107 Amartya Sen, Development as Freedom, Oxford University Press, Oxford, 1999.<br />
108 Van der Vlies heeft nog een geheel andere kwestie in het geding gebracht: het al<br />
dan niet grondwettelijke vastleggen van de artistieke vrijheid. Argument daarvoor is<br />
(onder andere) dat de maatschappelijke context de kunstenaar zou kunnen dwingen<br />
zich minder vrij te uiten, Inge C. van der Vlies, Vrijheid en betrokkenheid, in: Boekman<br />
64, Boekmanstichting, Amsterdam, 2005. In België is een debat ontstaan over<br />
de noodzaak om ondernemingsvrijheid als grondrecht op te nemen in de constitutie,<br />
in: Federaal Nieuws, 6 januari 2007.<br />
58 59<br />
NOTEN<br />
109 INCO, deelnemers zijn: Jan Buijs, hoogleraar TU Delft, Jan Dul, hoogleraar<br />
EUR, Dany Jacobs, hoogleraar UvA/lector Arnhem/Nijmegen, HU-lector<br />
Remko van der Lugt, <strong>HKU</strong> lectoren Nirav Christophe in gezelschap van Thera<br />
Jonker, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (gespreksleider) in gezelschap van Aukje Thomassen<br />
(PSAU) en Henk Slager, coördinatie is in handen van Sander Mulder (KreaNet).<br />
De bijeenkomsten worden zo mogelijk bijgewoond door NWO.<br />
110 Voor meer achtergrondinformatie: Gert Jan van Helden, Academisering van<br />
het kunstonderwijs in Nederland en Vlaanderen in internationaal perspectief, Vijf<br />
jaar Faculteit der Kunsten Universiteit Leiden, in: Thema, 2/2007, Elsevier, Den<br />
Haag, 2007. Van Helden signaleert het in de tekst genoemde onderscheid overigens<br />
niet maar het kan worden opgemaakt naar aanleiding van het vergelijken van<br />
het onderzoek van Leidse promovendi met het werk van de Utrechtse lectoren.<br />
111 Een dergelijke procesbenadering wordt ook bepleit door Per Davidson, The<br />
Types and Contextual Fit of Entrepreneurial Processes, in: Burke (ed.), 2005.<br />
112 Joost Smiers, Marieke van Schijndel, Imaging a world without copyright<br />
(forthcoming 2008).<br />
113 Chris Anderson, The long tail, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2006; John Batelle,<br />
Zoek. Hoe Google en andere zoekmachines een revolutie teweegbrachten,<br />
Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2006.<br />
114 Henk Borgdorff, Emancipatie Faculteit der Kunsten, in: NRC Handelsblad<br />
29.9.05; Henk Slager, Kunst en methode, in: Boekman 58/59, Themanummer<br />
Kunst en Wetenschap, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />
115 Ronald de Leeuw, The letters of Vincent van Gogh, Penguin Books, London,<br />
1996; Michael E. Porter, On Competition, Harvard Business School Press, Boston,<br />
1998.<br />
116 Torquanto Tasso is een toneelfiguur uit het gelijknamige stuk van Goethe (brochure<br />
Kikker met vertaling van Martijn Nieuwerf), 1977; BCG-model in:<br />
Mintzberg, Ahlstrand, Lampel, 1998.<br />
117 Klaus Mann, Mefisto: De carrière van een kunstenaar, Bussum, 1983;<br />
Mintzberg, Ahlstrand, Lampel, 1998.<br />
118 Frank Zappa, Peter Occhiogrosso, The Real Frank Zappa Book, Poseidon<br />
Press, 1989.<br />
119 Lejo den Hertog, LEJO, Kijkperk 1967-2007, Zeist, 2007.<br />
120 Paul Feld, Jago de Wraak (toneeltekst); Paul Feld: Deze verontrustende Jago is,<br />
vrees ik, van deze tijd (interview); <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Intrigeprocessen en Jago, relatie<br />
kunst en bedrijfsleven (achtergrondartikel), in: Jago Business Review, Lectoraat Kunst<br />
en Economie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2006. De relatie tussen ‘voorstelling<br />
op verzoek’ en de artistiek-economische autonomie-ontwikkeling van makers<br />
en ensemble, hier Growing up in Public, zal samen met het <strong>HKU</strong>-lectoraat Theatrale<br />
maakprocessen in het najaar van 2007 worden onderzocht.<br />
121 Blokland (1991) noemt onder andere de dichter Gerrit Komrij.<br />
122 Zie noot 98<br />
123 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68,<br />
Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />
124 Sinds 2007 heeft het <strong>HKU</strong>-Lectoraat Kunst en Economie met TNO een platformfunctie<br />
waar dergelijke dilemma’s verkend worden met als doel versterking<br />
van de C MKB bedrijfsvoering op microniveau.<br />
125 Van der Geest, 2006.<br />
126 <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Een creatieve kennisrevoluitie, in: Ublad, 25 januari 2007b.<br />
127 Anderson, 2006; Batelle, 2006; Chris Bilton, Management and creativity, From
NOTEN<br />
creative industries to creative management, Blackwell Publishing, Malden, 2007;<br />
Florida, 2002; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Samengaan stedelijk en landelijk cultureel ondernemerschap,<br />
in: John Huige (red.), Stad zoekt Boer, ASOM reeks 2, Amsterdam,<br />
2006a; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, De creatieve industrie als context van de<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in: Thema, 2006; <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje<br />
Thomassen, Marijn van Thiel, Voettocht door het landschap van de creatieve industrie,<br />
in: MMNieuws, 6/7 2006, jaargang 8, Amsterdam; Ellen Huijgh, Creatief<br />
Kapitaal, Naar een beleid voor de culturele industrieën in Vlaanderen, Vrije Universiteit<br />
Brussel, 2005; Innovatieplatform, 2005; Dany Jacobs, Adding Values. The<br />
cultural side of innovation, Veenman Publishers/ArtEZ Press, Rotterdam/Arnhem,<br />
2007; Rolf Jensen, the Dream Society, McGraw-Hill, Boston, 1999; KEA<br />
European Affairs, 2006; Landry, 2000; Trazy Metz, PRET! Leisure en Landschap,<br />
Nai Uitgevers, Rotterdam; Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Onderwijs,<br />
Cultuur en Wetenschap, Ons creatieve vermogen, Brief cultuur en economie,<br />
Den Haag, 2005; Hans Mommaas, De culturele industrie in het tijdperk van<br />
de netwerkeconomie, in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting, Amsterdam,<br />
2002; Javier Pérez de Cuéllar, Our Creative Diversity, Report of the World Commission<br />
on culture and development, Unesco Publishing, Paris, 1996; B. Joseph<br />
Pine II, James H. Gilmore, The experience Economy, Work is theatre & every<br />
business a stage, Harvard Business School Press, Boston, 1998; Paul Rutten, De<br />
toekomst van de verbeeldingsmachine, in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting,<br />
Amsterdam, 2000; Allen J. Scott, The Cultural Economy of Cities, Sage Publications,<br />
Nottingham, 2000; Aukje Thomassen, B.V. Creatief Nederland, Een analyse<br />
van de kansen en bedreigingen van Nederland als creatief en innoverend land, in:<br />
Hand<strong>boek</strong> Cultuurbeleid, Reed Elsevier, Den Haag, 2005; Marijn van Thiel,<br />
Utrecht en het Cultureel MKB, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Dwarsdoorsnede, Lectoraat<br />
Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />
128 De Boer cs (2006).<br />
129 Oedzge Atzema, The fall of the creative class, paper Faculteit Geowetenschappen,<br />
UU, 2007.<br />
130 In de samenwerking begint zich al een zekere identiteit inzake de creatieve industrie<br />
af te tekenen: gezamenlijke lustrumbijeenkomst in 2006 over creatieve<br />
stad/creativiteit in kunst en wetenschap (paper Oedzge Atzema en <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>,<br />
maart 2006), deelname aan het consortium C MKB U, voorbereidingen bijzondere<br />
leerstoel Stedelijke dynamiek en cultuur en de uitwisseling van docentschappen.<br />
131 Joost Smiers, Strategies in favour of cultural diversity: The need for a global<br />
cultural movement, in: Nina Obuljen, Joost Smiers (ed.) UNESCO’s Convention<br />
on the protection and Promotion of the Diversity of Cultural Expressions: Making<br />
it Work, Culturelink, Zagreb, 2006.<br />
Literatuur<br />
Irina van Aalst, Bianca Lubbers, Creatief profiel van de regio Utrecht, Faculteit<br />
Geowetenschappen, Universiteit Utrecht, 2007.<br />
Hans Abbing, Een economie van de kunsten, Historische Uitgeverij, Groningen, 1993.<br />
- Why Are Artists Poor, The Exceptional Economy of the Arts, Amsterdam University<br />
Press, Amsterdam, 2002.<br />
Svetlana Alpers, De firma Rembrandt, Schilder tussen handel en kunst, Bert Bakker,<br />
Amsterdam, 1989.<br />
Chris Anderson, The long tail, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2006.<br />
Igor Ansoff, Implanting Strategic Management, Prentice Hall, Cambridge, 1990.<br />
Oedzge Atzema, The fall of the creative class, paper Faculteit Geowetenschappen,<br />
Universiteit Utrecht, 2007.<br />
Oedzge Atzema, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Wetenschap, creativiteit en de stad, paper Lustrum<br />
UU, maart 2006.<br />
John Batelle, Zoek. Hoe Google en andere zoekmachines een revolutie teweegbrachten,<br />
Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2006.<br />
Krijn van Beek, De ondernemende samenleving. Een verkenning van maatschappelijke<br />
verandering en implicaties voor beleid, nr. V 104, Wetenschappelijke Raad voor het<br />
Regeringsbeleid, Sdu, Den Haag, 1998.<br />
Walter Benjamin, The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction, in:<br />
Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner, Media and cultural studies,<br />
Blackwell Publishing, Malden, 2006, (origineel verschenen in 1969).<br />
Hans Onno van den Berg, Profiel voor een succesvol kunstmanager, in:<br />
Boekmancahier 47, Boekmanstichting Amsterdam, 2001.<br />
J.W.E. de Beus, Markt, democratie en vrijheid, een politiek-economische studie, Tjeenk<br />
Willink, Zwolle, 1989.<br />
Chris Bilton, Management and creativity, From creative industries to creative management,<br />
Blackwell Publishing, Malden, 2007;<br />
H.T. Blokland, Vrijheid Autonomie Emancipatie, Eburon, Delft, 1991.<br />
E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland, Bijleveld, Utrecht, zj.<br />
Ymkje de Boer, Alice de Gier, Marije Verschuur en Bert de Wit, Bruggen bouwen,<br />
Onderzoekers over hun ervaringen met interdisciplinair onderzoek in Nederland, RMNO,<br />
KNAW, NWO, COS, Den Haag, 2006.<br />
Miranda Boorsma, Kunstmarketing. Hoe marketing kan bijdragen aan het maatschappelijk<br />
functioneren van kunst in het bijzonder van toneelkunst in Nederland,<br />
Boekmanstichting, Amsterdam, 1998.<br />
60 61
LITERATUUR<br />
Daniel Boorstin, De scheppened mens, Artistieke doorbraken in de wereldgeschiedenis,<br />
Agon, Amsterdam, 1993.<br />
Henk Borgdorff, Emancipatie Faculteit der Kunsten, in: NRC Handelsblad<br />
29.9.2005.<br />
Jesse E. Bos, Openbare schatkamers in verandering. Musea in Nederland in een tijd van<br />
verzelfstandiging en privatisering, Universiteit van Amsterdam, Grafische<br />
publicaties, Amsterdam, 2001.<br />
Hans van de Braak, Ontsnappingskunst, Evaluatie van de creatieve geest, Amsterdam<br />
University Press, 2002.<br />
A.A. van den Braembussche, Denken over kunst. Een kennismaking met de kunstfilosofie,<br />
Coutinho, Bussum, 1994.<br />
Andre E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate Hall, Dublin, 2006.<br />
William Byrnes, Management and the Arts, Focal Press, Butterworth-Heinemann,<br />
Stoneham, 1993.<br />
Marcel Canoy, Richard Nahuis, Daniël Waagmeester, De creativiteit van de markt,<br />
CPB Document, Den Haag, 2005.<br />
Richard E. Caves, Creative Industries. Contracts between art and commerce, Harvard<br />
University Press, Cambridge, 2000.<br />
S.K. Chakraboty, Management by Values, Oxfort University Press, Calcutta, 1991.<br />
Derrick Chong, Arts Management, Routledge, London, 2002.<br />
Nirav Christophe, Het Naakte Schrijven. Over de mythen van het schrijverschap, Veen,<br />
Amsterdam/Antwerpen, 2003. Inmiddels is een herziene versie verschenen bij<br />
International Theatre & Film Books/<strong>HKU</strong>, Amsterdam/Utrecht, 2007.<br />
- De dynamiek van een creatief maakmodel, paper Lectoraat Theatrale<br />
maakprocessen, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
CMKB U Een veelbelovende onderneming, Lectoraat Kunst en Economie/CMKB,<br />
<strong>HKU</strong>, 2005.<br />
Jeffrey Cornwall, Baron Perlman, Organizational Entrepreneurship, Homewood, 1990.<br />
Michaly Csikszentmihalyi, Creativiteit, Over flow, schepping en ontdekking, Boom,<br />
Amsterdam, 1999.<br />
Per Davidson, The Types and Contextual Fit of Entrepreneurial Processes, in:<br />
Andrew E. Burke (ed.), Modern Perspectives on Entrepreneurship, 2006.<br />
Patricia Dewey, From Arts Management to Cultural Administration, in:<br />
International Journal of Arts Management, Volume 6, Number 3, Spring, Montreal,<br />
2004.<br />
Piroschka Dossi, HYPE! Kunst und Geld, Deutscher Taschenbuch Verlag,<br />
München, 2007.<br />
Milena Dragicevic Sesic, Sanjin Dragojevic, Arts management in turbulent times.<br />
Adaptable Quality management. Navigating the arts through the winds of change,<br />
European Cultural Foundation/Boekmanstudies, Amsterdam, 2005.<br />
Peter F. Drucker, Innovation and Entrepreneurship, Butterworthy-Heinemann,<br />
Oxford, 1985.<br />
- The New Realities, London, 1989.<br />
Hans van Dulken, Cultureel ondernemerschap. Verkenning van een concept, in:<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie,<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2005.<br />
Yves Evard, Francois Colbert, Arts Management: A New Discipline Entering the<br />
LITERATUUR<br />
Millennium?, in: International Journal of Arts Management, Volume 2,<br />
Number 2, Winter, Montreal, 2000.<br />
Paul Feld, Deze verontrustende Jago is, vrees ik, van deze tijd (interview), in: Jago<br />
Business Review, Lectoraat Kunst en Economie, Hogeschool voor de Kunsten<br />
Utrecht, 2006.<br />
- Jago de Wraak, in: Jago Business Review, Lectoraat kunst en economie,<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2006.<br />
Zdenek Felix, Beate Hentschel & Dirk Luckow, Art & Economics, Hatje Cantz,<br />
Ostfildern-Ruit, 2002.<br />
Marian Fitzgibbon, Anne Kelly, From Maestro to Manager, Critical Issues in Arts &<br />
Culture Management, Oak Tree Press, Dublin, 1997.<br />
Harry Floor, China, Terra, Zutphen, 1985.<br />
Richard Florida, The rise of the creative class, and how it ’s transforming work, leisure,<br />
community & everyday life, Basic Books, New York, 2002.<br />
Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, Amsterdam,<br />
02/2002.<br />
Friedrich Naumann Stiftung, Kulturwirtschaft, Buro für Kulturpolitiek und<br />
Kulturwirtschaft, Berlin, 2006.<br />
Nelly van der Geest, Dwarspeiling Intercultureel, Lectoraat Kunst en Economie,<br />
<strong>HKU</strong>, 2006.<br />
E.O.M. Geradts, Cultureel ondernemerschap in Nederland, in: Hand<strong>boek</strong><br />
Cultuurbeleid, Elsevier, Den Haag, 2001.<br />
Brewster Ghiselin (ed.), The creative process, New American Library/Penguin Books,<br />
New York, 1952.<br />
V.A. Ginsburgh, D. Throsby, Handbook of the Economics of Art and Culture, Elsevier,<br />
2007.<br />
Peter S. Grant & Chris Wood, Blockbusters and Trade wars, Popular culture in a<br />
Globalized World, Douglas & McIntyre, Vancouver, 2004.<br />
Ricky W. Griffin, Management, Houghton Mifflin, Houston, 2005.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Cultureel ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement, Phaedon,<br />
Culemborg, 1992.<br />
- Strategische dialoog in de kunstensector, Interactieve strategievorming in een kunstorganisatie,<br />
Eburon, Delft, 1998.<br />
- Art Management Entrepreneurial Style, Eburon, Delft, 2000.<br />
- Kunstmanagement en engagement, Wim Warmer een profiel, Eburon, Delft, 2003.<br />
- (red.), Internoveer! Innovaties realiseren door interactiviteit, Reed Elsevier/ASOM,<br />
Den Haag, 2004.<br />
- (red.), Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />
- Intrigeprocessen en Jago, relatie kunst en bedrijfsleven, in: Jago Business Review,<br />
Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2006.<br />
- Samengaan stedelijk en landelijk cultureel ondernemerschap, in: John Huige<br />
(red.), Stad zoekt Boer, ASOM reeks 2, Amsterdam, 2006a;<br />
- De artistieke opdracht van commercialiteit, in: Boekman 68, Themanummer<br />
Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006b.<br />
- (red.), Afwisseling, Strategievorming in het Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een<br />
profiel (Lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2007.<br />
- Netwerkleren in de culturele sector, in: Stichting Scholingsfonds Kunst en<br />
62 63
LITERATUUR<br />
Cultuur, Jaarverslag 2006, Amsterdam, 2007a.<br />
- Een creatieve kennisrevoluitie, in: Ublad, 25 januari 2007b.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Gabriëlle Kuiper, Niet het tekort maar de bron. Cultural Business<br />
Modeling (CBM) als eerste stap op weg naar creatief financieel management van<br />
gesubsidieerde kunstinstellingen, Lectoraat Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2004.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Annefloor Oostinjen, Marijn van Thiel, Jane Szita, Read This First.<br />
Growth and Development of Creative SMEs, Lectoraat Kunst en Economie/<br />
C MKB U, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> en Joost Smiers, In dienst van de gekte. Bevindingen over twee jaar onderwijs<br />
in kunstmanagement. Centrum voor Kunstmanagement, Kunstbemidddeling en<br />
Kunstbeleid, Amsterdam/Utrecht, 1986.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, De creatieve industrie als context van de<br />
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in: Thema, 2006.<br />
<strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong>, Aukje Thomassen, Marijn van Thiel, Voettocht door het landschap<br />
van de creatieve industrie, in: MMNieuws, 6/7 2006, jaargang 8, Amsterdam.<br />
Gary Hamel, C.K. Prahalad, De strijd om de toekomst, Scriptum Management,<br />
Schiedam, 1994.<br />
Remy Harrewijn, Competitive Culture, The Dutch Venture Capital Cultural Industry,<br />
Festina Lente, Amsterdam (MA AMMEC thesis), 2006.<br />
Arnold Hauser, Sociale geschiedenis van de kunst. SUN, Nijmegen, 1975<br />
(oorspronkelijk verschenen in 1951).<br />
James Heilbrun and Charles M. Gray, The Economics of Art and Culture, an American<br />
Perspective, Cambridge University Press, New York, 1993.<br />
Gert Jan van Helden, Academisering van het kunstonderwijs in Nederland en<br />
Vlaanderen in internationaal perspectief, Vijf jaar Faculteit der Kunsten<br />
Universiteit Leiden, in: Thema, 2/2007, Elsevier, Den Haag, 2007.<br />
Lejo den Hertog, LEJO, Kijkperk 1967-2007, Zeist, 2007.<br />
<strong>HKU</strong>, Jaaroverzicht 2006. Wij doen onderzoek naar iets, Cultureel ondernemen, Lectoraat<br />
Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2007.<br />
Max Horkheimer and Theodor W. Adorno, The Culture Industry: Enlightenment<br />
as Mass Deception; in: Meenakshi Gigi Durham, Douglas M. Kellner,<br />
Blackwell Publishing, Malden, 2006 (origineel verschenen in 1944).<br />
Tjaard Horlings, De kunst van het (leren) ondernemen in kunst, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong><br />
(red.) Dwarsdoorsnede 2005, Faculteit Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />
John Huige (red.), Stad zoekt Boer. Amsterdam School of Management (ASOM),<br />
Amsterdam, 2006.<br />
Ellen Huijgh, Creatief Kapitaal, Naar een beleid voor de culturele industrieën in<br />
Vlaanderen, Vrije Universiteit Brussel, 2005.<br />
Innovatieplatform, Creativiteit. De gewichtsloze brandstof van de economie, Den Haag, 2005.<br />
Dany Jacobs, Adding Values. The cultural side of innovation, Veenman<br />
Publishers/ArtEZ Press, Rotterdam/Arnhem, 2007.<br />
Ingrid Janssen (comp.), A portrait of the artist in 2015, artistic carreers and higher arts<br />
education in Europe, Boekmanstudies, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />
Rolf Jensen, The Dream Society, McGraw-Hill, Boston, 1999.<br />
KEA European Affairs, The economy of Culture in Europe, Study prepared for the<br />
European Commission, DG for Education and Culture, Brussels, 2006.<br />
Manfred F. Kets de Vries, De F-Factor, Contact, Utrecht, 1989.<br />
64<br />
LITERATUUR<br />
D. Keuning/D.J. Eppink, Management en organisatie, theorie en toepassing, Stenfert<br />
Kroese, Houten, 1990.<br />
Arjo Klamer, The value of culture, Boekmancahier, Boekmanstichting, Amsterdam,<br />
1995.<br />
- Cultural entrepreneurship, www.klamer.nl, juni 2006.<br />
Arjo Klamer en Olav Velthuis, Culturele instellingen moeten innovatief bezig zijn,<br />
in: NRC Handelsblad, 23 maart 1999.<br />
Armin Klein (Hrsg.) Kompendium Kultuurmanagment. Handbuch für Studium und Praxis,<br />
Verlag Vahlen, Muchen, 2004.<br />
Pim van Klink, Kunsteconomie in nieuw perspectief, kunstbeleid beoordeeld, K’S concern<br />
Groningen, 2005.<br />
Charles Landry, The Creative City, A Toolkit for Urban Innovators, Earthscan, London,<br />
2000.<br />
H.M. Langeveld, Kunst op termijn. Toekomstscenario’s voor cultuurbeleid,<br />
Boekmanstudies/SCP, Amsterdam/Den Haag, 2000.<br />
Ronald de Leeuw, The letters of Vincent van Gogh, Penguin Books, London, 1996.<br />
Michael Lounsbury and Mary Ann Glynn, Cultural Entrepreneurship: stories,<br />
legitimacy, and the acquisition of sources, in: Strategic Management Journal, 2001.<br />
Dorian Maarse, De touwtjes in handen, de poppen aan het dansen, Leiding geven<br />
in de kunstensector, in: Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn Stafleu<br />
Van Loghum, Houten, 1993.<br />
Birgit Mandel, Die neuen Kulturunternehmer. Ihre Motive, Visionen und Erfolgsstrategien,<br />
Transcript, Bielefeld, 2007.<br />
Klaus Mann, Mefisto: De carrière van een kunstenaar, Bussum, 1983.<br />
P.O. van der Meer, Ondernemerschap in hoofdlijnen, Een integrale plan-aanpak, Wolters<br />
Noordhof, Groningen/Houten, 2005.<br />
Trazy Metz, PRET! Leisure en Landschap, Nai Uitgevers, Rotterdam, 2003.<br />
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Nota Kunst en<br />
Kunstbeleid, Den Haag, 1976.<br />
Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />
Wetenschap, Ons creatieve vermogen, Brief cultuur en economie, Den Haag, 2005.<br />
Ministry of Education. Culture and Science, Boekmanstudies, Boekmanstichting,<br />
Cultural Policy in the Netherlands, Amsterdam, 2006.<br />
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuur als confrontatie,<br />
Cultuurnota 2001-2004, Den Haag, 2000.<br />
- Ondernemende cultuur, Den Haag, 1999.<br />
Henry Mintzberg, Mintzberg over Management, De wereld van onze organisaties, Veen,<br />
Amsterdam/Antwerpen, 1991.<br />
Henry Mintzberg, Bruce Ahlstrand, Joseph Lampel, Strategy Safari, Prentice Hall,<br />
London, 1998.<br />
MMNieuws, 2/3, Koepelorganisaties en cultureel ondernemerschap, 2007.<br />
H. Molendijk, De overheid en de cultuur, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1971.<br />
Hans Mommaas, De culturele industrie in het tijdperk van de netwerkeconomie,<br />
in: Boekmancahier 43, Boekmanstichting, Amsterdam, 2002.<br />
Th.B.J. Noordman, Op zoek naar fundamenten voor een<br />
kunstmanagementtheorie, in: T. Bevers, A. van den Braembussche en B.J.<br />
Langenberg (red.), De Kunstwereld, Verloren, Hilversum ,1993.<br />
65
LITERATUUR<br />
Dirk Noordman, Kunstmanagement, hoe bestaat het? (Th.B.J. Noordman,<br />
Kunstmanagement, Elsevier, Den Haag, 2006).<br />
Ben Okri, Een vorm van vrijheid, Van Gennep Amsterdam, 1997.<br />
Henk van Os, Zien is genoeg, Balans, Amsterdam, 2003.<br />
Javier Pérez de Cuéllar, Our Creative Diversity, Report of the World Commission on<br />
culture and development, Unesco Publishing, Paris, 1996.<br />
Gifford Pinchot III, Intrapreneuring, Harper and Row, New York, 1985.<br />
B. Joseph Pine II, James H. Gilmore, The experience Economy, Work is theatre & every<br />
business a stage, Harvard Business School Press, Boston, 1998.<br />
Eric Poettschacher, Strategic creativity. How values, beliefs and assumptions drive<br />
entrepreneurs in the creative industries, in: The International Journal of<br />
Entrepreneurship and Innovation, August 2005, London, 2005.<br />
Sybren Polet, De creatieve factor. Kleine kritiek der creatieve (on)rede, Wereldbibliotheek,<br />
Amsterdam, 1993.<br />
Michael E. Porter, On Competition, Harvard Business School Press, Boston, 1998.<br />
Raad voor Cultuur, Innoveren, Participeren!, Advies agenda cultuurbeleid en culturele<br />
basisinfrastructuur, Den Haag, 6 maart 2007.<br />
Jennefer Radbourne & Margaret Fraser, Arts Management a Practical Guide, Allen &<br />
Unwin, St. Leonards, 1996.<br />
Ruth Rentschler, The Entrepreneurial Arts Leader, Cultural Policy, Change and<br />
Reinvention, University of Queensland Press, Queensland, 2002.<br />
M.J. van Riemsdijk (red.), Dilemma’s in de bedrijfskundige wetenschap, Van Gorcum,<br />
Assen, 1999.<br />
Ryclef Rienstra, Alles wat weerbaar is, is niet waardeloos, in: Boekman 68,<br />
Themanummer Kunst en commercie, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />
Annemieke Roobeek, Strategisch Management van Onderop, in: Ecocratie, op weg<br />
naar waardevol op-organiseren, Van Arkel, Utrecht, 1994.<br />
Paul Rutten, De toekomst van de verbeeldingsmachine, in: Boekmancahier 43,<br />
Boekmanstichting, Amsterdam, 2000.<br />
Paul Rutten cs, De creatieve industrie in Amsterdam en de regio, TNO, Delft, 2004.<br />
Joseph A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, Harper Torchbooks, 3 e<br />
ed., New York, 1950 (eerste druk in 1942).<br />
Allen J. Scott, The Cultural Economy of Cities, Sage Publications, Nottingham, 2000.<br />
Amartya Sen, Development as Freedom, Oxford University Press, Oxford, 1999.<br />
Merijn Sengers, Economic lives of artists. Studies into careers and the labour markets in the<br />
cultural sector, Utrecht, 2002.<br />
Henk Slager, Kunst en methode, in: Boekman 58/59, Themanummer Kunst en<br />
Wetenschap, Boekmanstichting, Amsterdam, 2004.<br />
Joost Smiers, Confrontaties. Essays over de sociale en culturele condities voor de kunsten in<br />
Europa in de jaren negentig, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1995.<br />
- Art under Pressure, Promoting cultural diversity in the age of globalisation, Zed Books,<br />
London/New York, 2003.<br />
- Strategies in favour of cultural diversity: The need for a global cultural<br />
movement, in: Nina Obuljen, Joost Smiers (ed.) UNESCO’s Convention on the<br />
Protection and Promotion of the Diversity of Cultural Expressions: Making it Work,<br />
Culturelink, Zagreb, 2006.<br />
66<br />
LITERATUUR<br />
Joost Smiers, <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Hand<strong>boek</strong> Management Kunst en Cultuur, Bohn<br />
Stafleu Van Logum, Houten, zj.<br />
Joost Smiers en Marieke van Schijndel, Ruimte aan verscheidenheid, Hogeschool voor de<br />
Kunsten Utrecht, 1999.<br />
Joost Smiers en Marieke van Schijndel, Imaging a world without copyright (forthcoming<br />
2008).<br />
Deborah Stevenson, Art and Organisation, Making Australian Cultural Policy,<br />
University of Queensland Press, Queensland, 2000.<br />
Stichting Kunst en Zaken, Cultureel ondernemerschap: een kwestie van balans.<br />
Aanbevelingen voor een dynamischer relatie tussen culturele instellingen en de overheid,<br />
Rotterdam, 2001.<br />
Corina Suteu, Another brick in the wall, A critical Review of Cultural Management<br />
Education in Europe, Boekmanstichting, Amsterdam, 2006.<br />
Theater & Educatie, Kunstbedrijven (themanummer), jaargang 4, nummer 1,<br />
Nijmegen, 1997.<br />
Marijn van Thiel, Utrecht en het Cultureel MKB, in: Dwarsdoorsnede, Lectoraat<br />
Kunst en Economie, <strong>HKU</strong>, 2005.<br />
Aukje Thomassen, B.V. Creatief Nederland, Een analyse van de kansen en<br />
bedreigingingen van Nederland als creatief en innoverend land, in: Hand<strong>boek</strong><br />
Cultuurbeleid, Reed Elsevier, Den Haag, 2005.<br />
- Design Doctors?, in: <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (red.), Afwisseling. Strategievorming in het<br />
Kunstonderwijs, Bert Groenemeijer een profiel (Lustrum<strong>boek</strong>), Hogeschool voor<br />
de Kunsten Utrecht, 2007.<br />
Roy Thurik, Sander Wennekers, Lorraine M. Uhlanerr, Entrepreneurship and<br />
Economic Performance: A Macro Perspective, in: Andre E. Burke (ed.),<br />
Modern Perspectives on Entrepreneurship, Senate Hall, Dublin, 2006.<br />
Vasari, De levens van de kunstenaars, 1 en 2, Pandora, S.I., 1990.<br />
Olav Velthuis, Imaginaire economie. Hedendaagse kunstenaars en de wereld van het grote geld,<br />
NAi Uitgevers, Rotterdam, 2005.<br />
P. Verloren van Themaat, Tussen werkelijkheid kunst en wetenschap, Afscheidscollege<br />
Rijksuniversiteit Utrecht, 10 september 1981.<br />
Paul Verweel, Betekenisgeving in organisatiestudies, De mechanisering van het sociale,<br />
Universiteit Utrecht, ISOR-Faculteit Sociale Wetenschappen, 2000.<br />
Inge C. van der Vlies, Vrijheid en betrokkenheid, in: Boekman 64,<br />
Boekmanstichting, Amsterdam, 2005.<br />
Wim Warmer, Cas Smithuijsen, Publiek-private samenwerking in de<br />
kunstensector: een inleiding, in: Nieuwe partners in kunst, Publiek-Private<br />
Samenwerking in de kunstensector, Boekmanstudies, Boekmanstichting,<br />
Amsterdam, 1999.<br />
Janneke Weijermars, The concept of autonomy under threat, in: A portrait of the<br />
artist in 2015, Boekmanstudies, Amsterdam, 2004.<br />
Frank Zappa, Peter Occhiogrosso, The Real Frank Zappa Book, Poseidon Press,<br />
1989.<br />
67
Beknopt CV <strong>Giep</strong> <strong>Hagoort</strong> (1948)<br />
1967 Thorbecke Lyceum Utrecht<br />
1976 Meester in de rechten, Universiteit Utrecht<br />
(Afstudeeronderzoek: Sociaal vestigingsbesluiten van de<br />
gemeenten Utrecht en Rotterdam)<br />
1977 Beleidsmedewerker Kunstenaarsorganisatie NVV, docent recht<br />
De Nyenburgh<br />
1985 Directeur Centrum voor Kunst en<br />
Mediamanagement/Interfaculteit, Hogeschool voor de Kunsten<br />
Utrecht<br />
1998 Promotie Universiteit Nyenrode /promotor Annemieke Roobeek<br />
(Promotie-onderzoek: Interactieve strategievorming in de<br />
kunstensector)<br />
2000 Lector Kunst en Economie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht<br />
2000 Dean Amsterdam School of Management<br />
2005 Intendant Europahuis voor de Kunsten Utrecht<br />
2006 Hoogleraar Kunst en economie Universiteit Utrecht<br />
Universitaire gastdocentschappen<br />
Ha Noi University of Culture, Istanbul Bilgi University,<br />
Jagiellonian University Krakow, New York University, Shota<br />
Rustaveli Georgian State University of Theatre and Film, Sibelius<br />
Academy Helsinki, University of California Los Angeles,<br />
University Blagoevgrad, University of Warwick, Witwatersrand<br />
University Johannesburg.<br />
68<br />
Ondernemend onderzoek op niveau<br />
Het vakgebied Kunst en economie/Cultureel ondernemerschap van<br />
de Universiteit Utrecht stimuleert in samenwerking met het<br />
lectoraat Kunst en Economie van de Hogeschool voor de Kunsten<br />
Utrecht ondernemerschap en interactieve kenniscreatie binnen de<br />
wetenschappelijke bestudering van het cultureel en creatief<br />
ondernemen.<br />
• Culturele bedrijven en instellingen kunnen (gezamenlijk) een eigen<br />
tweejarig onderzoeksprogramma Cultureel ondernemerschap opzetten<br />
onder supervisie van het vakgebied Kunst en economie/ERTCCE. Het<br />
onderzoek wordt verricht door een eigen onderzoeker of door<br />
verschillende onderzoekers uit de eigen organisatie(s). Het vakgebied is<br />
eindverantwoordelijk voor het wetenschappelijk resultaat.<br />
Basisfinanciering: € 50.000,- per jaar voor een periode van twee jaar<br />
(MAATWERK ONDERZOEK).<br />
• Fondsen, particulieren, bedrijven en maatschappelijke instellingen<br />
kunnen een vierjarige promotiebeurs ter beschikking stellen aan het<br />
vakgebied/ERTCCE. Aan de promotiebeurs kan een specifiek werktterein<br />
verbonden worden.<br />
Basisfinanciering: € 60.000,- per jaar voor een periode van vier jaar<br />
(VRIJE PROMOTIEBEURS).<br />
• Fondsen, particulieren, bedrijven en maatschappelijke instellingen<br />
kunnen een kandidaat voordragen voor een promotie op het gebied van<br />
cultureel ondernemerschap. De voordracht gaat gepaard met een<br />
garantieverklaring m.b.t. de financiering. De voordracht wordt in eerste<br />
instantie beoordeeld door de hoogleraar Kunst en economie.<br />
Basisfinanciering voor vier jaar: € 250.000,- (PROMOTIEPLAATS).<br />
• Kunstenaars, vormgevers en kunstmanagers die onderzoek willen doen<br />
op het gebied van het cultureel en creatief ondernemen en dit onderzoek<br />
willen afronden met een proefschrift, worden verzocht hun<br />
onderzoeksidee ter kennis te brengen van de hoogleraar Kunst en<br />
economie (ONDERZOEKSIDEE).<br />
69