09.09.2013 Views

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Vrolijke Verhalen<br />

Ein Herumspringen im Dunkel<br />

Naomi Boekwijt<br />

Het was op een zaterdagnacht in september<br />

dat wij terugkeerden. De eerste kilometers<br />

moesten we helemaal teruglopen, omdat<br />

het de Gemeenschap zo’n tien jaar geleden<br />

was gelukt om, binnen een bepaalde omtrek,<br />

een verbod op gemotoriseerd verkeer in te<br />

stellen. Nu was het er zo onherbergzaam<br />

donker dat we haastig in de berm sprongen<br />

toen er een paard met koets langs daverde.<br />

Het harde geklater van de hoeven op het<br />

daar nog verharde pad was veel beter<br />

hoorbaar dan het tafereel zichtbaar was:<br />

slechts de glanzende, vonkende ijzers van<br />

het paard en de lampen op de zijkanten van<br />

de koets lichtten langs flitsend op.<br />

De koetsier had ons niet opgemerkt.<br />

Voor Marten een opluchting, die zou<br />

wel eindeloos en onvermoeibaar kunnen<br />

blijven lopen, zolang het hem verzekerde<br />

van zo weinig mogelijk afhankelijkheid. Hij<br />

en ik liepen soms even naast elkaar, maar<br />

meestal liep hij voorop en ik een stuk achter<br />

hem. Tobias liep al de hele tijd zuchtend<br />

en sloffend achteraan. Het was vreemd en<br />

vanzelfsprekend tegelijk dat Marten veel<br />

voorop liep - vanzelfsprekend omdat hij<br />

wel wist waar-ie heen moest lopen, omdat<br />

we dezelfde weg terug moesten als dat we<br />

gekomen waren; vreemd omdat het niet zijn<br />

weg was, hij liep dat verrekte pad niet al z’n<br />

hele leven op en neer. Marten kwam dan ook<br />

niet uit de Gemeenschap. Het opmerkelijkste<br />

aan hem was dat hij alles unheimlich<br />

beter aanvoelde dan wij. De waanzinnige<br />

koelte in zijn houding leek elk aanvoelen te<br />

ontkennen, maar was er juist de bevestiging<br />

van.<br />

Wanneer ik To niet meer hoorde ging ik wat<br />

langzamer lopen, tot ik zijn geluiden weer<br />

kon onderscheiden. Zin om naast hem te<br />

hem te lopen had ik niet, ik wilde dat stuk<br />

alleen lopen, zoals ik vroeger ook altijd had<br />

gedaan op dagen dat ik in het naburige dorp<br />

iets moest halen voor mijn ouders. Ook nu<br />

nog, of juist nu, zag ik hem als de zwakste<br />

van ons twee, juist omdat hij zich altijd het<br />

sterkst had willen tonen in het onthouden<br />

van de Schrift en in de gehoorzaamheid aan<br />

moeder. In vergelijking met Marten stak zijn<br />

slappe houding des te meer af. Marten liep<br />

altijd zeer rechtop. Eigenlijk was alles recht<br />

aan hem: van de contouren van zijn gezicht<br />

tot aan de lijn van z’n schouders <strong>–</strong> als je een<br />

lat op die schouders zou leggen, dan zou-ie<br />

evenwijdig lopen met de horizon.<br />

We liepen nu al ruim een uur. Het<br />

was veel later dan we hadden berekend,<br />

natuurlijk omdat we er niet op gerekend<br />

hadden nog terug te moeten lopen. Ik liep<br />

inmiddels al door het zeer van mijn voeten<br />

heen, maar geen haar op m’n kop die<br />

eraan dacht om daarover te klagen, want<br />

Martens Härte kon zulk een klagen niet<br />

verdragen. Waarheen we liepen was mij nu<br />

niet meer duidelijk, maar het kon me ook<br />

niets schelen. Het duister was zo diep dat<br />

ik Marten niet voor mij zag lopen, terwijl<br />

er hooguit een paar meter tussen ons kon<br />

zijn, omdat de ontkenning van mijn pijn<br />

luid weerklonk in het ritme van zijn ferme<br />

passen. “Die vent loopt zó snel,” had Hans<br />

gezegd. Ik glimlachte toen ik er aan dacht.<br />

Hans was de enige die opmerkingen over<br />

Marten durfde te maken. Ik leed aan een<br />

quasi-neutrale beschrijvingsdwang, vond-ie.<br />

Op een afstandje van het huis waren we<br />

even blijven staan. In de keuken scheen<br />

nog licht. We konden de lichtbron zelf niet<br />

zien, omdat de keuken achter was, maar<br />

vanaf buiten was een in vier vierkanten<br />

flauw verlicht vlak op het gras te zien. Daar<br />

moesten ze zitten, achterin dat huis, aan<br />

die vervloekte keukentafel. Het huis kwam<br />

me nu niet meer voor als een huis, maar<br />

als moeder met een gebouw om zich heen,<br />

waar haar bewind zich in elk hoekje had<br />

genesteld.<br />

Marten knikte ons niet goedmoedig toe ter<br />

geruststelling voordat hij aan de laatste<br />

meters begon. Hij liep gewoon, of niet, en<br />

dan moest je maar volgen, of niet. Natuurlijk<br />

volgden we. We hadden geen angst meer,<br />

onverschillig geworden voor onze houding<br />

jegens moeder en voor moeders houding<br />

jegens ons. Het oude hout van de veranda<br />

kraakte, de buitendeur maakte nog<br />

precies hetzelfde hoge geluid. En hij<br />

beklom de Sinaï en naderde de donkerte<br />

waarin God was.<br />

Daar zaten ze. Een kaars in hun midden, de<br />

Schrift op een hoek van de tafel, door vaders<br />

neurotisch verlangen zo neergelegd. Het<br />

viel me nu op dat moeders haar grijs was,<br />

al was het dat vast ook al toen wij een jaar<br />

daarvoor waren vertrokken. Vader hing nog<br />

altijd in zijn gebogen denkende houding,<br />

zwaar op de tafel leunend, waar moeder<br />

altijd kaarsrecht zat en hem commanderend<br />

toesprak. De onderdanigheid droop nog<br />

steeds van hem af in de vorm van kleine<br />

zweetdruppels op zijn slapen. Ik keek de<br />

kamer rond, alles zwart, dat vond moeder<br />

‘stijlvol’. Ik haatte de stoelen met de houten<br />

spijlen als rugleuning waar ik zo vaak tot<br />

beursheid aan toe mijn ruggengraat precies<br />

tussen de middelste twee spijlen had<br />

gedrukt, wanneer moeder weer met het vuur<br />

van haar verbolgenheid aan het blazen was.<br />

Zonder een spoor van verbazing keken<br />

ze op. Daar stonden we, rechtop, lange<br />

School / 65<br />

smalle mensen als we alle drie waren.<br />

We stonden daar zwijgend, met onze<br />

mechanisch gereduceerde harten en het<br />

verlies aan Not dat vanuit die harten rustig<br />

door onze aderen vloeide. Het opkijken van<br />

vader was te vergelijken met dat van een<br />

sloom, gebroken dier; dat van moeder was<br />

meer zenuwachtig. De aanwezigheid van<br />

Marten werd niet opgemerkt. Het was of<br />

hij helemaal niet in het huis was, omdat de<br />

grens van zijn lichaam al genoeg huis was<br />

voor hem. Un-heim-lich, dat was-ie.<br />

Moeder zei toen met haar monotone,<br />

serieuze stem: “Kinderen, ga zitten, dan<br />

lezen wij tezamen de Schrift.”<br />

En wij gingen zitten. En vader begon<br />

te lezen wat hij al honderdmaal gelezen<br />

en nog steeds niet begrepen had. Moeder<br />

gaf bij elke zin een uitspraakverbetering,<br />

zoals altijd. Na een eerste passage stelde<br />

zij ons vragen over de Grote Woorden, die<br />

mij belachelijker dan ooit ter ore kwamen.<br />

Tobias, met zijn misselijkmakende drang<br />

naar ouderlijke liefde en goedkeuring,<br />

deed nog pogingen tot antwoord geven: “Is<br />

het iets met het…Im Ganzen?” Hij zei dat<br />

op zijn hakkelende, autistische toon, die<br />

vreemd weerklonk in de bedompte ruimte.<br />

Met minachting bekeek ik zijn gezicht, om<br />

daarna Martens gezicht te bekijken, met de<br />

felle ogen die compleet onverschillig naar<br />

de muur staarden. Niets-zeggend, maar niet<br />

nietszeggend, zo zat-ie daar naast mij aan<br />

die vervloekte keukentafel.<br />

Boven en om ons heen strekte de nacht<br />

zich sternenlos uit. Ik wist me door haar<br />

omringd en opgenomen tegelijk. Steeds<br />

herhaalde zich onvrijwillig die zin in mijn<br />

hoofd: En hij beklom de Sinaï, en naderde<br />

de donkerte waarin God was. Dan bedacht

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!