09.09.2013 Views

Methodebeschrijving Oranje Huis - Movisie

Methodebeschrijving Oranje Huis - Movisie

Methodebeschrijving Oranje Huis - Movisie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Methodebeschrijving</strong><br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong><br />

Databank Effectieve interventies huiselijk geweld


Deze methodebeschrijving is gemaakt door:<br />

Els Kok<br />

MOVISIE<br />

e.kok@movisie.nl<br />

Els Kok is projectleider binnen het programma Effectiviteit en vakmanschap bij MOVISIE.<br />

Januari 2012<br />

Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kunt u terecht bij:<br />

www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies of www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieveinterventies<br />

Deze methodebeschrijving is mogelijk gemaakt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

Het werkblad dat gebruikt is voor het maken van deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het<br />

Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.<br />

2 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


Inhoudsopgave<br />

Inleiding: leeswijzer 04<br />

Samenvatting 05<br />

1. Beschrijving methode 08<br />

1.1 Probleemomschrijving 08<br />

1.2 Doel van de methode 09<br />

1.3 Doelgroep van de methode 10<br />

1.4 Indicaties en contra-indicaties 10<br />

1.5 Aanpak 11<br />

1.6 Materiaal 14<br />

1.7 Uitvoerende organisaties 15<br />

1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder 15<br />

1.9 Overige randvoorwaarden 17<br />

1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 18<br />

1.11 Contactgegevens ontwikkelaar 18<br />

2. Onderbouwing 19<br />

2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 19<br />

2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak 20<br />

3. Onderzoek naar praktijkervaringen 23<br />

3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder 23<br />

3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 25<br />

3.3 Praktijkvoorbeeld 27<br />

4. Effectonderzoek 29<br />

4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit 29<br />

4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit 29<br />

5. Conclusies 31<br />

5.1 Samenvatting werkzame elementen 31<br />

5.2 Samenvatting effectonderzoek 31<br />

6 Verantwoording 33<br />

6.1 Zoeken en selecteren van literatuur 33<br />

6.2 Literatuur 34<br />

Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek 35<br />

Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken 37<br />

Bijlage 3: Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken 38<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 3


Inleiding: leeswijzer<br />

Professionals worden geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze een weg in moeten<br />

vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de Databank Effectieve<br />

sociale Interventies brengen wij methoden bij elkaar waarmee de sociale sector werkt. De<br />

methodebeschrijvingen op het gebied van huiselijk geweld zijn ook beschikbaar via de Databank<br />

Effectieve interventies huiselijk geweld. De websites vindt u in het colofon. De methodebeschrijvingen<br />

geven een zo volledig mogelijk beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als<br />

hulpverlener, preventiewerker of politiefunctionaris kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt<br />

is voor de situatie waarin u of uw organisatie intervenieert. Als gemeente kunt u zich op de hoogte<br />

stellen van de methoden die er zijn en wat er bekend is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u<br />

met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over de inzet van deze methoden. Indien u besluit<br />

om met de methode aan de slag te gaan, verwijzen we u naar de ontwikkelaar voor het handboek en<br />

eventuele andere beschikbare materialen.<br />

De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel één van dit document beschrijft de<br />

methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel twee laat de onderbouwing<br />

van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar<br />

heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel drie geeft zicht op de praktijkervaringen<br />

van de professional en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel vier geeft inzicht in wat er<br />

wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode.<br />

De methodebeschrijving is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de<br />

methode. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en<br />

toestemming voor publicatie. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan ontwikkelaars op<br />

hun beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus niet<br />

stil, de beschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien.<br />

De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die<br />

zoektocht werken de onderzoeker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van<br />

de afdeling Kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over<br />

methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de<br />

ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken<br />

van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden<br />

informatiemateriaal en een internet deskresearch. De zoektocht is daarbij gericht op een breed<br />

spectrum aan informatiebronnen, variërend van (ongepubliceerde) verslagen van (interne)<br />

procesevaluaties of paneldiscussies tot wetenschappelijk (effect)onderzoek. De verantwoording van<br />

de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De<br />

zoekgeschiedenis is uitgebreid vastgelegd in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden<br />

materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in onderdeel 6.2.<br />

Bij het effectonderzoek (onderdeel vier) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte<br />

aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage één. Om de tekst in<br />

de methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken<br />

en resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage drie<br />

en verder.<br />

Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving.<br />

4 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


Samenvatting<br />

1. Beschrijving methode<br />

Doel<br />

Het doel van de methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is het doorbreken van de geweldspiraal in het gezin en<br />

de betrokkenen zodanig toerusten dat zij op een gezondere wijze verder kunnen gaan met hun<br />

relatie of contact kunnen houden.<br />

Doelgroep<br />

De methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> richt zich primair op vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld<br />

en hun kinderen. De geweldsvorm is meestal partnergeweld. Op de tweede plaats gaat het om<br />

de plegers, (ex-)partners die, als dat mogelijk is, betrokken worden bij het hulpverleningsproces.<br />

Aanpak<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak omvat advies en coördinatie, crisisopvang en vervolgopvang op één<br />

locatie. Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is herkenbaar als vrouwenopvanginstelling. Het bevindt zich niet op<br />

een geheime locatie, maar biedt wel een veilig verblijf. Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is ondergebracht in een<br />

gebouw waarin afzonderlijke woonunits voor vrouwen en hun kinderen zijn en daarnaast<br />

gemeenschappelijke ruimten voor gezamenlijke activiteiten en het ontvangen van bezoek.<br />

Gastvrouwen zijn verantwoordelijk voor de begeleiding tijdens het verblijf. Ieder gezin heeft in<br />

principe een eigen gezinshulpverlener die verantwoordelijk is voor de voortgang van het proces<br />

en de hulpverleningsgesprekken voert of bijwoont. Kinderwerkers organiseren en begeleiden de<br />

activiteiten voor kinderen.<br />

De crisisopvang duurt gemiddeld zes weken en draait vooral om het onderzoeken van de<br />

gezinssituatie met als doel te komen tot een gezinsactieplan op verschillende leefgebieden. In<br />

de vervolgopvang ondersteunt de gezinshulpverlener de uitvoering van het gezinsactieplan en<br />

stelt dit met cliënten iedere zes weken bij. Het verblijf in de vervolgopvang kan meerdere<br />

maanden duren.<br />

Materiaal<br />

Het volgende handboek is beschikbaar:<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak. Blijf van m’n Lijf nieuwe stijl, geschreven door Essa Reijmers, Simone<br />

Geutjes, Kristine Evertz en Nynke Poortinga en in november 2011 uitgebracht door de Blijf<br />

Groep Amsterdam.<br />

Bij het handboek hoort een gelijknamig werkboek. Hierin staan instrumenten, formulieren en<br />

achtergrondinformatie die tijdens het traject ingezet kunnen worden. Op een cd zijn alle<br />

formulieren en losse documenten opgeslagen.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 5


Uitvoerende organisaties<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak is ontwikkeld voor de vrouwenopvang. In principe kan iedere instelling<br />

voor vrouwenopvang de aanpak implementeren.<br />

Ontwikkelaar<br />

Blijf Groep<br />

Essa Reijmers<br />

www.blijfgroep.nl<br />

e.reijmers@blijfgroep.nl<br />

2. Onderbouwing<br />

Blijf Groep heeft de methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> ontwikkeld op basis van een vooronderzoek naar de<br />

mogelijkheden van een herkenbaar Blijfhuis en van eerdere ervaringen opgedaan met de<br />

methode Begeleide terugkeer. Het systeemgericht werken is één van de belangrijke<br />

methodische uitgangspunten van de methode (Choy e.a. 2003 in Van Dijk, 2008; Reijmers e.a.,<br />

2011). Het geweldsprobleem staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een systeem van<br />

verbindingen tussen mensen. Alle partijen hebben een rol in het voortduren en dus ook in het<br />

beëindigen van de geweldsspiraal. Een tweede uitgangspunt is het denken over verantwoord<br />

ouderschap en bufferprocessen van Van der Pas (1994, 2001, 2005 in Reijmers e.a., 2011).<br />

Volgens Van der Pas biedt het besef van verantwoordelijk-zijn, dat vrijwel iedere ouder heeft,<br />

de mogelijkheid om ouders te motiveren voor verandering en draagt versterking van de<br />

bufferprocessen bij aan een betere ouderschapsinvulling. Het veiligheidsconcept ten slotte is<br />

voortgekomen uit de eigen praktijkervaringen van Blijf Groep en een systematische reflectie<br />

hierop (Blijf Groep, 2011). Het uitgangspunt is de gedeelde verantwoordelijkheid van de<br />

volwassenen voor de veiligheid en waarbij elk, slachtoffer en pleger, een eigen rol hierin heeft.<br />

3. Onderzoek naar praktijkervaringen<br />

Lünnemann, Smit en Drost (2010) concluderen in een procesevaluatie dat medewerkers van<br />

het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> achter de systeemgerichte aanpak staan en ook echt niet alleen naar het<br />

individu kijken, maar de hele context meenemen. De meerderheid van de cliënten stemde<br />

daarbij ook in met het opnemen van contact met de geweldplegende partner. Wel was er in de<br />

beginperiode nog te weinig specifieke aandacht voor het kind, maar dit is later specifieker<br />

uitgewerkt.<br />

Cliënten zijn over het algemeen tevreden met de systeemgerichte aanpak en zeer tevreden met<br />

de scheiding tussen hulpverlening en verblijf. Problemen die de onderzoekers signaleerden,<br />

deden zich vooral in de beginperiode voor en zijn gaande de onderzoeksperiode verminderd of<br />

opgelost. Cliënten geven aan dat ze zich wakker geschud voelen door de vraaggerichte<br />

aanpak. Vrouwen zijn doorgaans tevreden over de eigen unit en de vrijheid die ze daar ervaren.<br />

In de beginperiode voelden niet alle vrouwen zich veilig. Dit lijkt door scherper toezicht op<br />

handhaving van de veiligheidsregels opgelost.<br />

6 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


4. Effectonderzoek<br />

Er zijn geen directe aanwijzingen voor de effectiviteit van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. Hier is nog geen<br />

onderzoek naar gedaan. Wel wijst een internationale review (Boersma, Van Luijtelaar, Janssen<br />

& Wolf, 2010) uit dat systeeminterventies even effectief lijken te zijn als de traditionele<br />

individuele behandelingen. Ook heeft een gezamenlijke behandeling niet tot meer geweld<br />

geleid. Door de afwezigheid van een controleconditie in de meeste in de review betrokken<br />

onderzoeken is het echter moeilijk te zeggen of de geweldafname aan de behandeling is toe te<br />

schrijven. Verder komen de onderzoekers op basis van de review tot een overzicht van vijf<br />

kenmerken van ‘op het oog succesvolle systeeminterventies’. Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> voldoet aan deze<br />

kenmerken.<br />

5. Samenvatting werkzame elementen<br />

Het duurzaam doorbreken van de geweldspiraal door via een systeemgerichte aanpak alle<br />

betrokken gezinsleden samenhangende hulpverlening te bieden en toe te rusten.<br />

Hulp op maat, toegesneden op de situatie van de cliënt en de geweldsvorm en het inzetten<br />

van variëteit in gespreksvormen.<br />

Veiligheid is gedeelde verantwoordelijkheid, betrokkenen worden aangesproken op hun<br />

eigen rol. Inzetten van meervoudige partijdigheid, waarmee geweld niet wordt gezien als een<br />

individueel probleem.<br />

Vraaggericht en dialooggestuurd, cliënten houden de regie en herkennen hun eigen inbreng<br />

en rol.<br />

Vergroten van de veerkracht van individu en systeem door te werken aan overtuigingen,<br />

organisatiepatronen en communicatiepatronen in het gezin.<br />

Betrokkenheid ouders bij kinderen en besef van verantwoordelijk-zijn inzetten. Aandacht<br />

voor versterking van de ouderrol en bufferprocessen.<br />

Kinderen als volwaardige cliënten tegemoet treden, kinderen krijgen basishulp aangevuld<br />

met externe specialistische hulp indien nodig.<br />

Open setting en de scheiding tussen hulpverlening en verblijf verhogen de leefbaarheid van<br />

de situatie van cliënten en versterken de eigen verantwoordelijkheid van cliënten.<br />

Integratie advies, coördinatie, crisis- en vervolgopvang op één plaats.<br />

Crisis als kans: de crisissituatie gebruiken om constructieve verandering op gang te<br />

brengen.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 7


1. Beschrijving methode<br />

De beschrijving van de methode is gebaseerd op:<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak. Blijf van m’n Lijf nieuwe stijl, geschreven door Essa Reijmers, Simone<br />

Geutjes, Kristine Evertz en Nynke Poortinga, in november 2011 uitgebracht door de Blijf Groep<br />

Amsterdam. Bij het handboek hoort een gelijknamig werkboek, geschreven door Simone<br />

Geutjes, Nynke Poortinga en Danijela Petrovic-Dadic.<br />

Dit handboek is een herziene versie van Crisisopvang in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> uit juni 2009,<br />

eveneens uitgegeven door de Blijf Groep.<br />

Als er in de beschrijving aanvullende informatiebronnen worden gebruikt, dan worden deze<br />

expliciet vermeld.<br />

1.1 Probleemomschrijving<br />

<strong>Huis</strong>elijk geweld<br />

De term ‘huiselijk geweld’ omvat verschillende vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties.<br />

Dit kan zijn partnergeweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, oudermishandeling en<br />

eergerelateerd geweld. In de praktijk van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> betreft het vooral partnergeweld,<br />

maar ook andere vormen van huiselijk geweld komen voor.<br />

Systeemgerichte aanpak<br />

In de afgelopen tien jaar is de visie op hulpverlening bij huiselijk geweld geleidelijk ingrijpend<br />

veranderd. Er zijn nieuwe inzichten ontwikkeld over de dynamiek van huiselijk geweld in<br />

gezinnen, over de wijze waarop slachtoffers het beste gehuisvest en begeleid kunnen worden<br />

en over de benodigde samenwerking tussen verschillende gezinsleden, andere betrokkenen en<br />

andere hulpverleners. Waar eerst de focus vooral lag op de opvang en ondersteuning van<br />

slachtoffers, is er nu meer oog voor de dynamiek van huiselijk geweld en de interactiepatronen<br />

in gezinnen. Dit heeft geleid tot een meer systeemgerichte aanpak met hulp voor het hele gezin.<br />

<strong>Huis</strong>vesting<br />

<strong>Huis</strong>vesting op geheime locaties blijkt in de praktijk vaak schijnveiligheid, omdat de geheime<br />

adressen in steeds grotere kring bekend worden. Voor de bewoners, meestal vrouwen en hun<br />

kinderen, doet wonen in een opvanghuis op een geheime locatie een enorme inbreuk op hun<br />

leven. Zij kunnen geen vrienden of familie uitnodigen en delen hun leefruimte met onbekenden.<br />

In de meeste instellingen voor vrouwenopvang is er weinig ruimte voor privacy. De hoge<br />

concentratie vrouwen en kinderen met forse problemen leidt tot een toename van stress en<br />

onderlinge conflicten.<br />

8 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


De visie op de hulpverlening bij huiselijk geweld is veranderd en de vraag naar de<br />

mogelijkheden van een herkenbaar opvangadres is toegenomen. Dit heeft geleid tot een<br />

verkenning van de opvangmogelijkheden. Hieruit bleek zelfs dat een herkenbaar en in de buurt<br />

zichtbaar opvangadres juist kon bijdragen aan de veiligheid van de bewoners.<br />

De documentatie over de methode bevat geen informatie over het vóórkomen van het<br />

probleem. Wij nemen bij het beschrijven van het probleem de informatie uit het handboek van<br />

de methode als uitgangspunt. Wanneer u wilt beschikken over meer actuele of gedetailleerde<br />

informatie, verwijzen wij u naar www.huiselijkgeweld.nl.<br />

1.2 Doel van de methode<br />

Het doel van de methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is het doorbreken van de geweldspiraal in het gezin.<br />

Betrokkenen worden toegerust om het geweld duurzaam te stoppen en herhaling van geweld in<br />

mogelijke andere relaties te voorkomen.<br />

Indien gezinsleden dit wensen, worden zij ondersteund om de relatie op een gezondere wijze<br />

voort te zetten of om de partnerrelatie op een veilige wijze te beëindigen en de<br />

ouderschapsrelatie ten bate van de kinderen voort te zetten.<br />

Doelen ontwikkeling <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong><br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> methode is ontwikkeld met de volgende drie doelen voor ogen:<br />

Het eerste doel is de verbetering van de hulpverlening aan cliënten. Op basis van jarenlange<br />

ervaring met hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld is het inzicht gegroeid dat<br />

geweld voortkomt uit de dynamiek tussen de partners. Maatschappelijke context, culturele en<br />

omgevingsfactoren en genderverschillen zijn hierbij van invloed. De hulpverlening richt zich<br />

daarom op het gehele gezinssysteem. De gevolgen voor de kinderen als zij getuige zijn van<br />

geweld, worden onderkend en expliciet besproken.<br />

Het tweede doel van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is de verbetering van de woon- en leefsituatie van<br />

vrouwen en hun kinderen in de vrouwenopvang. Aan de basis daarvan ligt de behoefte van<br />

cliënten aan meer privacy dan zij gewoonlijk in vrouwenopvanginstellingen kunnen krijgen.<br />

Het derde doel is het ontwikkelen van een nieuw concept van veiligheid. De geheimhouding en<br />

het isolement van de opvang die gebruikelijk zijn in de vrouwenopvang, worden opgeheven. Het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is zichtbaar in de wijk gesitueerd en er zijn zowel openbare, vrij toegankelijke<br />

ruimten als niet voor publiek toegankelijke ruimten. Het concept biedt mogelijkheden om snel op<br />

een bij de situatie passende wijze in te grijpen bij huiselijk geweld.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 9


Naam <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong><br />

De naam <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> verwijst naar de herkenbaarheid en het zichtbare karakter van de<br />

opvang. Het probleem wordt niet verstopt, maar is zichtbaar aanwezig in de wijk. De kleur<br />

oranje verwijst ook naar de situatie waarin de cliënten verkeren: mensen die tussen groen<br />

(veilig) en rood (levensgevaar) in zitten.<br />

1.3 Doelgroep van de methode<br />

In zijn geheel richt het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> zich op gezinnen, met uiteenlopende etnische, culturele en<br />

maatschappelijke achtergronden en van verschillende leeftijden, die te maken hebben met<br />

huiselijk geweld.<br />

Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> biedt opvang aan vrouwen en kinderen, gekoppeld aan eerste hulp voor de<br />

partner. In het merendeel van de gevallen gaat het om geweld in de partnerrelatie. Met de<br />

partner wordt telefonisch contact gelegd en vervolgens wordt hij uitgenodigd voor<br />

hulpgesprekken. Als de partner instemt met deelname aan de hulpverlening, is ook hij cliënt van<br />

het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>.<br />

Omdat huiselijk geweld in de praktijk het vaakst partnergeweld van de man tegenover de vrouw<br />

betreft, richt het handboek zich vooral hierop. Dat betekent niet dat uitgegaan wordt van een<br />

zwart-witbeeld van slachtoffers en plegers: juist de dynamiek in relaties staat centraal in het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. Ook wanneer er sprake is van geweld in andere afhankelijkheidsrelaties of door<br />

andere familieleden, is deze werkwijze bruikbaar gebleken (persoonlijke communicatie<br />

ontwikkelaar, 6 dec 2011).<br />

Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> vangt vooral gezinnen uit de eigen regio op omdat hierdoor de kansen en<br />

mogelijkheden van het open karakter zoveel mogelijk worden benut. Cliënten kunnen hun<br />

opleiding en werkzaamheden gewoon voortzetten en hun contacten onderhouden. De landelijke<br />

functie van de vrouwenopvang is echter ook in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> behouden: ook vrouwen uit<br />

andere delen van het land kunnen er voor opvang terecht.<br />

1.4 Indicaties en contra-indicaties<br />

De aanmelding bij het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> gebeurt op vrijwillige basis. In het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> worden geen<br />

vrouwen opgevangen die in een levensbedreigende situatie verkeren; hiervoor is andere<br />

opvang geëigend.<br />

Een voorwaarde voor het betrekken van de partner is dat er geen bedreiging is voor de<br />

veiligheid van de vrouw in kwestie of voor andere cliënten. Psychiatrische problematiek en<br />

10 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


drugs- of alcoholverslaving van de partner kunnen contra-indicaties vormen voor het opnemen<br />

van contact. Eventueel kunnen in zo’n geval aanvullende veiligheidsmaatregelen getroffen<br />

worden.<br />

1.5 Aanpak<br />

Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> bevindt zich op een niet-geheim adres en heeft een open setting. Het is een<br />

herkenbare en zichtbare voorziening waar verblijvende cliënten bezoek kunnen ontvangen. Ook<br />

samenwerkingspartners worden ontvangen op de locatie. In het pand is een gedifferentieerd<br />

hulpaanbod, dat wil zeggen dat advies, crisisopvang (eerste hulp) en vervolgopvang zijn<br />

samengebracht. Iedereen kan er terecht met vragen en voor advies. Er vindt ambulante<br />

hulpverlening plaats voor niet-verblijvende cliënten. Verblijvende cliënten wonen tijdelijk –<br />

gemiddeld zes weken – in de crisisopvang en stromen daarna deels door naar vervolgopvang<br />

op dezelfde locatie of elders.<br />

Voor de hulpverlening in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd.<br />

Hulp op maat.<br />

Meervoudige partijdigheid.<br />

Vraaggericht en dialooggestuurd.<br />

Crisis als kans.<br />

Vergroten van veerkracht in het gezin.<br />

Ouders als personen met een besef van verantwoordelijk-zijn.<br />

Kinderen zijn volwaardige cliënten.<br />

Samenwerking met ketenpartners.<br />

Voor meer informatie over de theoretische onderbouwing van de uitgangspunten: zie hoofdstuk<br />

2.2.<br />

Het hulptraject van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> begint met de crisisopvang, waarin de nadruk ligt op<br />

onderzoeken van de situatie en nog niet zozeer op veranderen. Een gezin rondt de periode van<br />

crisisopvang af met het opstellen van een gezinsactieplan. In dit plan staan de leefgebieden<br />

waarop gezinsleden verandering willen. Vervolgens stroomt een deel van de cliënten door naar<br />

de vervolgopvang <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> of naar vrouwenopvang elders. Ook zijn er cliënten die besluiten<br />

terug naar huis te gaan, met bijpassende hulp.<br />

Crisisopvang<br />

Het hulpverleningstraject in de crisisopvang duurt circa zes weken. Het traject bestaat uit<br />

verschillende onderdelen die in elkaar overlopen maar ieder apart kunnen worden<br />

geïdentificeerd. Achtereenvolgens zijn dit: een kennismakingsgesprek en gesprekken rond de<br />

thema’s veiligheid, ouderschap en kinderen, hulp aan kinderen, relatie, sociaal netwerk en<br />

gezondheid. In de gesprekken komen de uitgangspunten van de hulpverlening terug.<br />

Hulpverleners werken vraaggericht en dialooggestuurd. Geweld wordt gezien als onderdeel van<br />

het systeem en niet als een individueel probleem. Dat betekent dat gezinshulpverleners geen<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 11


partij kiezen maar met een open en betrokken houding luisteren en vragen stellen. Daarbij<br />

staan de wensen van de cliënt centraal en zetten hulpverleners de eigen professionele<br />

deskundigheid in om cliënten te ondersteunen bij de bewustwording van het proces en hun<br />

eigen rol daarin en bij het nemen van beslissingen.<br />

De zes weken kennen een vaste stapsgewijze opbouw. Het tempo waarin de stappen worden<br />

doorlopen, hangt af van de gezinssituatie. Als er geen kinderen zijn, vervallen de gesprekken<br />

met kinderen, het ouderschapsgesprek en de gezinsgesprekken. Door de vaste structuur is<br />

voor alle betrokkenen helder welke van de bovenstaande onderwerpen aandacht krijgen.<br />

Ook is er iedere week een individueel gesprek met beide partners om ruimte te scheppen voor<br />

actuele zaken en individuele behoeften. Indien nodig worden praktische zaken, bijvoorbeeld<br />

met betrekking tot schulden, direct geregeld, maar alleen als dit niet kan wachten. Dit voorkomt<br />

dat ondernomen acties naderhand moeten worden teruggedraaid en dat teveel energie gaat<br />

zitten in het regelen van praktische ondersteuning.<br />

Cliënten hebben een vaste hulpverlener die verantwoordelijk is voor de voortgang van het<br />

proces. De gezinshulpverlener voert ongeveer driemaal per week individuele gesprekken met<br />

de cliënt en daarnaast partnergesprekken en, indien er kinderen zijn, gezinsgesprekken. Samen<br />

met het gezin werkt de gezinshulpverlener aan een uitgebreide gezinstaxatie. Cliënten kijken<br />

terug, analyseren hoe het huiselijk geweld is ontstaan en bespreken met de hulpverlener de<br />

aandachtsgebieden en welke stappen wenselijk zijn. Voor iedere gezinstaxatie betrekt de<br />

hulpverlener alle relevante gezinsleden en contacten uit het cliëntsysteem.<br />

Indien enigszins mogelijk voeren partners in de crisisopvang in ieder geval één partnergesprek.<br />

Door dit gesprek krijgen partners inzicht in het ontstaan en de dynamiek van geweld en leren zij<br />

de spiraal van geweld te doorbreken. Ze maken afspraken over het vergroten van de veiligheid<br />

en leggen deze vast in het time-outformulier en het veiligheidsplan (zie onder 1.6 Materiaal).<br />

De gezinshulpverlener voert apart gesprekken met de kinderen. Zij krijgen uitleg over de situatie<br />

in voor hun begrijpelijke termen en ze krijgen de tijd en ruimte om hun behoeften en zorgen te<br />

uiten. Non-verbale werkvormen helpen daarbij. Kinderen van zeven jaar en ouder maken zelf<br />

een veiligheidsplan met de gezinshulpverlener. Voor jonge kinderen maakt de hulpverlener dit<br />

samen met de moeder. In gezinsgesprekken krijgen kinderen de kans beide ouders te vertellen<br />

hoe zij de situatie thuis hebben beleefd.<br />

Hulp op maat<br />

Er zijn vaak grote verschillen in de situatie van cliënten wat betreft de aard en ernst van het<br />

geweld. De hulpverlening moet daarom altijd worden aangepast aan de cliënt en diens situatie.<br />

Voorkomen moet worden dat er te veel, te weinig of niet-passende hulp wordt geboden. In<br />

principe laat de hulpverlener taken en verantwoordelijkheden bij de cliënt liggen, maar het kan<br />

nodig zijn om een aantal hiervan tijdelijk en in overleg met de cliënt over te nemen. In deze<br />

basishouding sluit het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> aan bij de basismethodiek Krachtwerk (Wolf & Jansen,<br />

2011). Krachtwerk is een krachtgerichte, herstelondersteunende basismethodiek voor de<br />

vrouwenopvang en is zo ingericht dat schakeling met andere interventies, zoals het <strong>Oranje</strong><br />

12 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


<strong>Huis</strong>, mogelijk is. Krachtwerk gaat vooral over houdingsaspecten, kwaliteit van de hulpverlening<br />

en de hulpverlener-cliëntrelatie. De hulpverlener zet daarbij in op de eigen kracht en<br />

steunfactoren van cliënten en neemt niet onnodig taken en verantwoordelijkheden over.<br />

Onderscheid tussen hulpverlening en verblijf<br />

Vrouwen met hun kind(eren) wonen in een eigen appartement. In een collectief deel zijn er<br />

ontmoetingsruimtes voor de cliënten en hun kinderen en ruimtes waarin zij bezoek kunnen<br />

ontvangen buiten de eigen woonruimte. Voor jongeren is er een jongerenruimte beschikbaar.<br />

Om veiligheidsredenen is het woongedeelte gescheiden van het collectieve deel van het pand<br />

en zijn aanvullende maatregelen getroffen, zoals een sluis bij de toegang en een ontvangstbalie<br />

in de ruimte waar mensen binnenkomen.<br />

De scheiding tussen hulpverlenings- en verblijfsfunctie biedt cliënten en hun kinderen een<br />

fysieke time out van de hulpverlening. De inrichting van de verblijfsfunctie biedt privacy en een<br />

rustige leefomgeving en geeft cliënten mogelijkheden om de energie te richten op hun eigen<br />

gezin en dagelijks leven en het ouderschap vorm te geven.<br />

Vervolgopvang<br />

Een deel van de cliënten stroomt na de crisisopvang door naar de vervolgopvang van het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>, hetzij in hetzelfde pand, hetzij in één van de andere vervolglocaties van Blijf Groep<br />

die ook met de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak werken. Ze doorlopen daar dezelfde gesprekscyclus, maar<br />

dan gericht op de doelen en de uitvoering van het gezinsactieplan. Een deel gaat naar<br />

vrouwenopvang elders. Als vrouwen doorstromen naar vrouwenopvang elders, dan gaat het op<br />

dit moment (begin 2012) nog om vervolgopvang die niet volgens de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak werkt.<br />

Er zijn ook cliënten die besluiten terug naar huis te gaan, met bijpassende hulp. Bij voorkeur<br />

begeleidt de gezinshulpverlener uit de crisisopvang het gezin gedurende het hele traject.<br />

In de vervolgopvang ondersteunt de gezinshulpverlener de uitvoering van het gezinsactieplan<br />

en stelt dit met cliënten iedere zes weken bij. Doelen van de hulpverlening in de vervolgopvang<br />

zijn het versterken van de veerkracht van het gezin, het stoppen van huiselijk geweld en het<br />

voorkomen van herhaling. De hulpverlening is gericht op de periode na het verblijf in het <strong>Oranje</strong><br />

<strong>Huis</strong>, waarbij het opbouwen van een sociaal netwerk en het versterken van de zelfstandigheid<br />

van de cliënt en haar kinderen belangrijke aandachtspunten zijn.<br />

In de vervolgopvang is een aparte kindhulpverlener. Deze kan werkzaam zijn binnen de<br />

vervolgopvang, maar het kan ook een kindhulpverlener uit een jeugdzorginstelling zijn die<br />

binnen de opvang taken verricht. Voor aanvullende specialistische hulp worden ketenpartners<br />

ingeschakeld. De basisinterventies in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> richten zich op de ontwikkeling van de<br />

veerkracht en op de verschillende leefgebieden. De activiteiten worden in verschillende vormen<br />

aangeboden, zowel groepsgericht als individueel en zowel op de kinderen gericht als op het<br />

versterken van de ouder-kindrelatie.<br />

Als de cliënt en haar partner nog geen definitieve beslissing hebben genomen over het laten<br />

voortduren of verbreken van de relatie, dan worden gesprekken hierover in de vervolgopvang<br />

voortgezet. Als in een gezinsactieplan is opgenomen dat individuele begeleiding van de<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 13


(ex-)partner gewenst is, dan is deze hulp extern georganiseerd.<br />

1.6 Materiaal<br />

Het volgende handboek is beschikbaar:<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak. Blijf van m’n Lijf nieuwe stijl, geschreven door Essa Reijmers, Simone<br />

Geutjes, Kristine Evertz en Nynke Poortinga en in november 2011 uitgebracht door Blijf Groep.<br />

Bij het handboek hoort een gelijknamig werkboek, geschreven door Simone Geutjes, Nynke<br />

Poortinga en Danijela Petrovic-Dadic.<br />

Dit handboek is een herziene versie van Crisisopvang in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> uit juni 2009,<br />

eveneens uitgegeven door Blijf Groep.<br />

Het handboek is bestemd voor zowel beleidsmakers en managers als voor hulpverleners in de<br />

vrouwenopvang. In het eerste deel staan de ontwikkelgeschiedenis en de uitgangspunten<br />

beschreven. Het tweede gedeelte beschrijft het hulpverleningstraject en de opzet van de<br />

verblijfsafdeling.<br />

In het werkboek De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak staan instrumenten, formulieren en andere materialen<br />

die medewerkers van een <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> en cliënten tijdens het traject gebruiken. In het werkboek<br />

is een schema van het hulpverleningstraject opgenomen waarin de verschillende onderdelen<br />

van het traject worden benoemd, de daarbij betrokken deelnemers en de bijbehorende<br />

instrumenten. Belangrijke instrumenten zijn bijvoorbeeld de Time-outmethode, de<br />

Relatiethermometer, het Bufferschema, het Veiligheidsplan en het Gezinsactieplan. Per<br />

onderdeel wordt achtergrondinformatie gegeven die hulpverleners kunnen gebruiken in de<br />

gesprekken. In een apart hoofdstuk worden per onderdeel van het hulpverleningstraject het<br />

gebruik en de inzet van de instrumenten beschreven. In het laatste hoofdstuk staan<br />

beschrijvingen van verschillende werkvormen die bij het maken van een gezinstaxatie kunnen<br />

worden gebruikt.<br />

Op een bijgevoegde cd zijn alle formulieren en losse documenten opgeslagen, zodat deze<br />

afzonderlijk en meerdere keren kunnen worden gebruikt.<br />

Naast de instrumenten uit het Werkboek De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak maken medewerkers ook<br />

gebruik van de Krachteninventarisatie uit de landelijke basismethodiek Krachtwerk. Tevens<br />

wordt in het handboek verwezen naar het werkboek Gevoelens en zo … (Blijf Groep, publicatie<br />

in voorbereiding), waarin aanvullende werkvormen voor kinderen staan. Het werkboek geeft<br />

geen informatie over de Krachteninventarisatie, noch over het werkboek Gevoelens en zo …<br />

14 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


1.7 Uitvoerende organisaties<br />

De methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> wordt uitgevoerd door Stichting Blijf Groep, op de locatie Alkmaar. Blijf<br />

Groep is een organisatie voor hulpverlening en opvang bij huiselijk geweld in Noord-Holland en<br />

Flevoland. In Alkmaar is een nieuw pand gebouwd dat geheel is aangepast aan de vereisten<br />

van de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>aanpak.<br />

De methode is in 2009 als pilot van start gegaan in de crisisopvang Alkmaar en sindsdien<br />

uitgewerkt en doorontwikkeld voor zowel crisis- als vervolgopvang. De uitgangspunten van de<br />

methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> worden binnen Blijf Groep ook ingezet op locaties waar geen crisisopvang<br />

is, maar wel begeleid wonenunits zijn. Blijf Groep implementeert momenteel (2011) de <strong>Oranje</strong><br />

<strong>Huis</strong>aanpak op drie vervolglocaties (Alkmaar, Zaanstreek en IJmond). In 2012 zal de aanpak<br />

eveneens geïmplementeerd worden in de crisisopvang in Amsterdam en de vervolglocaties in<br />

Amsterdam, Haarlem en Almere.<br />

Er zijn nog geen andere organisaties buiten Blijf Groep die met deze methode werken, maar<br />

verschillende vrouwenopvanginstellingen hebben belangstelling getoond. De uitgangspunten<br />

van de hulpverlening zijn in meer vrouwenopvanginstellingen terug te vinden. Volledige<br />

toepassing wordt bemoeilijkt doordat slechts in een klein deel van de accommodaties in de<br />

vrouwenopvang in Nederland sprake is van zelfstandige woonunits voor de opvang van<br />

cliënten. Scheiding van hulpverlening en verblijf is één van de methodische uitgangspunten<br />

voor het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>.<br />

1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder<br />

Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> heeft medewerkers die zich richten op de hulpverlening en medewerkers die<br />

verantwoordelijk zijn voor het verblijf. Op de verblijfsafdeling werken gastvrouwen en<br />

kinderwerkers.<br />

Het werken volgens de methodische uitgangspunten van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> stelt specifieke eisen<br />

aan de medewerkers. Blijf Groep heeft geïnvesteerd in een intensief trainingsprogramma en<br />

coaching van de medewerkers. Er zijn basis- en meerdaagse trainingen specifiek gericht op de<br />

verschillende disciplines (gezinshulpverleners, gastvrouwen, kinderwerkers en overig<br />

ondersteunend personeel) en aanvullende kortdurende trainingen en workshops voor specifieke<br />

thema’s.<br />

Van alle medewerkers wordt verwacht dat zij een duidelijke visie hebben op het stoppen van<br />

geweld en dat zij kunnen omgaan met uitingen van agressie en geweld. De medewerkers<br />

moeten vertrouwen hebben in eigen kunnen van cliënten en kunnen aansluiten bij hun<br />

behoeften. De houdingsaspecten van het werken met de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>methodiek sluiten aan bij<br />

die van de landelijke basismethodiek Krachtwerk. Alle hulpverleners binnen de vrouwenopvang<br />

in Nederland worden getraind in Krachtwerk.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 15


Gezinshulpverleners<br />

Gezinshulpverleners beschikken over een hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en<br />

Dienstverlening (MWD) of vergelijkbaar. Een opleiding op het gebied van systeemgericht<br />

werken is een pre, maar geen functie-eis.<br />

Specifieke competenties voor gezinshulpverleners zijn de volgende.<br />

Meervoudig partijdig kunnen optreden, dat wil zeggen openstaan voor het standpunt (en de<br />

motivering hiervan) van alle partijen.<br />

Een open sfeer kunnen creëren, zodat onderling vertrouwen ontstaat en een open<br />

communicatie mogelijk is.<br />

Goed problemen kunnen analyseren.<br />

Goed in kaart kunnen brengen welke mogelijkheden en beperkingen het probleemoplossend<br />

vermogen van verschillende gezinsleden beïnvloeden.<br />

Bewustzijn van verandering van het functioneren van cliënten in een crisissituatie en de<br />

tijdelijkheid hiervan.<br />

Kunnen motiveren.<br />

Kunnen en durven confronteren.<br />

In staat zijn de verantwoordelijkheid bij de cliënt te laten liggen.<br />

In staat zijn de informatie die uit de gezinstaxatie komt te vertalen naar de verschillende<br />

gezinsleden (op meerdere niveaus kunnen communiceren).<br />

In staat zijn gesprekken met meerdere personen tegelijkertijd te voeren.<br />

In staat zijn gesprekken te voeren met zowel volwassenen als kinderen.<br />

De grenzen van de eigen deskundigheid kennen en op de hoogte zijn van de sociale kaart<br />

en de expertise van netwerkpartners.<br />

Gastvrouwen<br />

Specifieke competenties van de gastvrouwen:<br />

Empathisch vermogen, waardoor zij op een begripvolle en doortastende wijze kunnen<br />

omgaan met de spanningen die de situatie met zich meebrengt en reacties hierop.<br />

Scherp besef van de eigen rol en verantwoordelijkheden, zodat de regie in handen van de<br />

cliënt kan blijven en de medewerkers ook een voorbeeldfunctie kunnen vervullen.<br />

Dienstverlenende houding.<br />

In staat zijn cliënten zowel te complimenteren als op een positieve manier te confronteren.<br />

Kinderwerkers<br />

Specifieke competenties van de kinderwerkers:<br />

Verantwoordelijkheid voor de opvoeding bij de ouder(s) laten liggen.<br />

Vertrouwensrelatie met de ouder(s) tot stand kunnen brengen.<br />

Eigen opvoedingsverantwoordelijkheid kennen en nemen.<br />

Kunnen werken met kinderen van alle leeftijden.<br />

Kunnen werken met kinderen die moeilijk gedrag vertonen.<br />

Op de hoogte zijn van de seksespecifieke aspecten in het werken met kinderen.<br />

Voor instellingen die willen gaan werken met de methode <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>, heeft Blijf Groep,<br />

behalve de methodebeschrijving en het bijbehorende werkboek, een landelijk scholingsaanbod<br />

16 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


ontwikkeld. Dit wordt vanaf 2012 aangeboden.<br />

1.9 Overige randvoorwaarden<br />

Inrichting organisatie en werkprocessen<br />

Om de methode consequent te kunnen uitvoeren is het van belang de organisatie en de<br />

ondersteunende processen in lijn met de methodische uitgangspunten in te richten.<br />

Leidinggevenden dienen over voldoende kennis van de methode te beschikken om<br />

medewerkers adequaat te kunnen aansturen.<br />

Leidinggevenden hebben oog voor de parallelprocessen tussen cliënten en medewerkers.<br />

Hulpverleners die lang met dezelfde doelgroep en/of problematiek werken lopen het risico te<br />

blijven hangen in aangeleerde patronen. Ze hebben dan geen oog meer voor<br />

gedragsalternatieven of andere oplossingsrichtingen. Ook teams waarin medewerkers langere<br />

tijd in dezelfde rollen functioneren, kunnen hiermee te maken krijgen. Leidinggevenden moeten<br />

hier alert op zijn en dit bespreken en aanpakken met betrokken medewerkers.<br />

De methode vergt een overlegstructuur die strookt met de uitgangspunten van de methode<br />

(vraaggericht en dialooggestuurd) zodat medewerkers voldoende ruimte hebben om met de<br />

methode te leren werken.<br />

De doelstellingen van elk overleg tussen medewerkers moeten helder zijn en ondersteunend<br />

voor hulpverlening en/of verblijf. Onmisbaar onderdeel in de overlegstructuur is een formele<br />

vorm van cliëntenparticipatie. In het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is deze op locatie vormgegeven in een<br />

tweemaandelijkse bijeenkomst waar cliënten met medewerkers en de leidinggevende van<br />

gedachten wisselen over een van tevoren bekendgemaakt thema.<br />

Gestructureerde dossiers waarin informatie die bijdraagt aan het gezinsactieplan helder wordt<br />

vastgelegd. Cliënten hebben recht op inzage. Verslagen van gezamenlijke gesprekken zijn door<br />

beide partners in te zien. Onderdelen die betrekking hebben op individuele cliënten, zijn alleen<br />

voor henzelf toegankelijk.<br />

Kwaliteitsbewaking<br />

Het werken volgens de methodische uitgangspunten stelt hoge eisen aan de medewerkers. Om<br />

de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>methode goed te kunnen implementeren en uit te blijven voeren, zijn een<br />

scholingsprogramma en coaching/werkbegeleiding (individueel of in kleine groepjes)<br />

noodzakelijk (zie ook 1.8).<br />

Kosten van de interventie<br />

Op de korte en middellange termijn vraagt het starten van een <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> meer investeringen<br />

dan een reguliere vrouwenopvanginstelling. Er zijn hogere kosten door de benodigde<br />

aanpassingen aan de huisvesting en door het intensieve hulpverleningstraject in de<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 17


crisisopvang met verschillende gespreksvormen. Daar staat tegenover dat de scheiding tussen<br />

hulpverlening en verblijf en het inzetten van minder hulpverlenende disciplines efficiencywinst<br />

oplevert. Daarbij biedt het gezinsactieplan handvatten om in de vervolgopvang gericht en<br />

efficiënt te werken.<br />

1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies<br />

Andere interventies in de vrouwenopvang die gericht zijn op de aanpak van huiselijk geweld en<br />

systeemgericht werken, zijn Begeleide terugkeer (Blijf Groep) en De Aanpak (De Waag,<br />

daderhulpverlening huiselijk geweld). Systeemgerichte interventies in een open setting in de<br />

vrouwenopvang zijn er in Nederland niet.<br />

Nadere studie moet uitwijzen of er soortgelijke methoden zijn en/of in welke mate deze<br />

methode(n) vergelijkbaar is (zijn).<br />

1.11 Contactgegevens ontwikkelaar<br />

Blijf Groep Bedrijfsbureau<br />

Postbus 2938<br />

1000 CX Amsterdam<br />

info@blijfgroep.nl<br />

020 521 01 50<br />

www.blijfgroep.nl<br />

Contactpersoon<br />

Essa Reijmers, hoofd beleid<br />

e.reijmers@blijfgroep.nl<br />

18 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


2. Onderbouwing<br />

2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode<br />

Blijf Groep Alkmaar presenteerde het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>concept in 2005 op een werkconferentie. De<br />

open setting is geïnspireerd op een voorbeeld van vrouwenopvanginstellingen in een open<br />

setting in de Verenigde Staten. Met één daarvan, The Women’s Center in Wisconsin, is contact<br />

opgenomen. In 2003 is dit Women’s Center overgegaan van een geheime locatie naar een<br />

herkenbare, maar wel goed beveiligde locatie. Het aantal ernstige incidenten is sindsdien niet<br />

toegenomen. De openheid draagt bij aan de bekendheid van het blijfhuis en vrouwen ervaren<br />

een lagere drempel om zich te melden. De herkenbaarheid en zichtbaarheid van het huis<br />

worden ingezet voor het bereiken van het doel: het geweld stoppen en veiligheid bieden. (Van<br />

Dijk, 2005)<br />

Vooronderzoek<br />

Het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie heeft een vooronderzoek uitgevoerd. Daarin is de<br />

vraag gesteld of een herkenbaar Blijfhuis en een andere manier van denken over preventie van<br />

huiselijk geweld en re-integratie van slachtoffers een bijdrage kunnen leveren aan de preventie<br />

van huiselijk geweld. De andere manier van denken betreft het inzetten van eigen kracht en de<br />

eigen verantwoordelijkheid van slachtoffers en hun partners. Naar aanleiding van de uitkomsten<br />

van het onderzoek is een experimenteel <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> gestart in Alkmaar met specifieke<br />

aandacht voor risico-inventarisatie en het waarborgen van de veiligheid voor slachtoffers en hun<br />

kinderen (Van Dijk, 2005).<br />

Ook eerdere ervaringen die Blijf Groep tussen 2001- 2003 heeft opgedaan bij het ontwikkelen<br />

van de methodiek Begeleide terugkeer, hebben als bron gediend voor de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>aanpak.<br />

Pilot<br />

Met ingang van 2008 heeft het ministerie van VWS gedurende drie jaar subsidie toegekend<br />

voor de inhoudelijke ontwikkeling van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>concept en in 2009 is de eerste<br />

beschrijving van een deel van de aanpak verschenen (Grit & Koning, 2009). In juli 2009 is het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> daadwerkelijk van start gegaan met een pilot in de crisisopvang. Het Verwey-<br />

Jonker instituut heeft een procesevaluatie uitgevoerd om te kijken of de methode daadwerkelijk<br />

en eenduidig werd toegepast en om knelpunten op te sporen. Op basis van deze evaluatie en<br />

de eigen praktijkervaringen is de methode verder uitgewerkt en aangepast.<br />

In 2009 is begonnen met de nieuwbouw. De nieuwe huisvesting wordt gezien als een<br />

randvoorwaarde om de methode ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren. In de nieuwe<br />

huisvesting zijn zelfstandige appartementen voor de bewoonsters met hun kinderen<br />

gerealiseerd en is streng gelet op de veiligheid en veiligheidsvoorzieningen.<br />

Herziene versie handboek<br />

In november 2011 is de herziene versie van de methodebeschrijving gepresenteerd. In de<br />

eerdere beschrijving was alleen het onderdeel crisisopvang uitgewerkt, nu is ook het traject in<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 19


de vervolgopvang beschreven. Tevens is een werkboek, dat voor de pilot ontwikkeld was,<br />

aangepast en in 2011 uitgebracht.<br />

2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak<br />

In het handboek is een aantal methodische uitgangspunten uitgewerkt in kenmerken en<br />

werkprincipes. Er zijn drie overkoepelende basisuitgangspunten en acht uitgangspunten voor<br />

de hulpverlening die in het verlengde hiervan liggen (zie 1.5). De basis wordt gevormd door het<br />

systeemgericht werken, het denken over ouderschap en het veiligheidsconcept.<br />

Systeemgericht werken<br />

In het systeemgericht werken staan de verbindingen tussen mensen centraal (Choy e.a. 2003 in<br />

Van Dijk, 2008; Reijmers e.a., 2011). De nadruk ligt op de interactie tussen personen, op de<br />

relatie- of gezinsdynamiek. Relaties die mensen met anderen hebben, beïnvloeden hoe iemand<br />

in het leven staat en welk beeld diegene heeft van zichzelf en de werkelijkheid. Choy spreekt<br />

hier van ‘belief systems’, geloofsovertuigingen. Overtuigingen geven mensen houvast, maar<br />

kunnen er ook toe leiden dat problematische situaties in stand gehouden worden.<br />

Om een goed beeld te krijgen van de situatie, is het van belang zicht te krijgen op de invloed<br />

van de interactie met andere gezinsleden, het bredere familiesysteem, het sociaal netwerk én<br />

de rol van culturele, maatschappelijke en sociaaleconomische factoren. Veranderingen in een<br />

deel van het systeem hebben hun weerslag in andere delen van het systeem. Vanuit de<br />

systeembenadering ligt de nadruk op het feit dat interactiepatronen en boodschappen die<br />

mensen meekrijgen in de loop van de tijd ontstaan en patronen kunnen vormen.<br />

Door in partner- en gezinsgesprekken aandacht te besteden aan de onderlinge interactie,<br />

kunnen partners zicht krijgen op het eigen aandeel in het escaleren van conflicten en daarmee<br />

de mogelijkheid om hier invloed op uit te oefenen. <strong>Huis</strong>elijk geweld ontstaat in de context van<br />

de familie en relatie. Het houdt niet noodzakelijkerwijs op wanneer betrokkenen naar een<br />

andere plaats vluchten.<br />

Vanaf de eerste stap binnen het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> wordt met de cliënt gesproken over de partner en<br />

onderzocht hoe deze betrokken kan worden. Veiligheid is daarbij het uitgangspunt. De<br />

risicotaxatie geeft zicht op de mogelijkheid om een gezamenlijk traject te starten. Het kan ook<br />

zijn dat gescheiden trajecten in samenhang op hun plaats zijn. Kinderen zijn een belangrijke<br />

motiverende factor voor het tot stand brengen van contact tussen de partners: ouders vinden<br />

het voor hun kinderen vaak belangrijk om samen te onderzoeken hoe zij de conflicten en het<br />

geweld blijvend kunnen stoppen.<br />

Denken over ouderschap<br />

De theorie over verantwoord ouderschap en bufferprocessen van Van der Pas (1994, 2001,<br />

2005 in Reijmers e.a., 2011) is het tweede belangrijke methodische uitgangspunt.<br />

20 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


De belangrijkste kenmerken van het bufferdenken zijn:<br />

Vrijwel iedere ouder heeft een besef van verantwoordelijk-zijn voor zijn of haar kind. Dit<br />

besef garandeert geen bekwaam ouderschap. Ouders aanspreken op dit besef draagt ertoe<br />

bij dat zij bereid zijn om zich kwetsbaar op te stellen.<br />

Het is belangrijk de ouder in de ouderpositie te plaatsen en de eindverantwoordelijkheid bij<br />

de ouder te blijven leggen. Dit maakt het mogelijk om een samenwerking tot stand te<br />

brengen waarin ouder en hulpverlener de zorg om het kind delen.<br />

De alledaagse opvoedingspraktijk kan door allerlei omstandigheden worden verstoord. Deze<br />

omstandigheden, de opvoedingspraktijk samen met de hierna genoemde bufferprocessen,<br />

geven inzicht in het functioneren van ouderschap.<br />

Op wat Van der Pas ‘de ouderlijke werkvloer’ noemt, worden ouders voortdurend<br />

geconfronteerd met keuzes, vragen en dilemma’s. Dit zijn ingewikkelde processen die om<br />

vaardigheden vragen.<br />

Vier processen bufferen de opvoeding tegen nadelige invloed van omstandigheden: een<br />

solidaire gemeenschap, taakverdeling tussen ouders/opvoeders, metapositie, dat wil zeggen<br />

het vermogen van ouders om te reflecteren op hun handelen en ‘goede-ouder ervaringen’,<br />

de ervaring dat je het goed doet.<br />

De concepten ‘werkvloer’, ‘omstandigheden’ en ‘bufferprocessen’ worden in de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>aanpak<br />

ingezet in de hulpverleningsgesprekken. Deze bufferprocessen zijn de eerste<br />

aangrijpingspunten voor verandering. Met elke nieuwe cliënt wordt besproken of zij de stap naar<br />

het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> ziet als een teken van goed ouderschap of juist als iets wat ze haar kinderen<br />

niet aan mag doen. Of neemt ze het zichzelf kwalijk dat ze deze stap niet eerder heeft gezet?<br />

Van hulpverleners vraagt het dat zij de verantwoordelijkheid en de zorg bij de ouders laten.<br />

Gezinshulpverleners besteden in de individuele en systeemgesprekken aandacht aan reflectie<br />

van de ouder op het eigen optreden. Als dit teveel gevraagd is, dan zetten ze in op het<br />

versterken van de andere buffers.<br />

Denken over veiligheid<br />

Het derde belangrijke uitgangspunt voor de visie is het veiligheidsconcept. Het<br />

veiligheidsdenken komt voort uit eigen praktijkervaringen van Blijf Groep en een systematische<br />

reflectie hierop. Dit is vastgelegd in een interne beleidsnotitie (Blijf Groep, 2011). In het denken<br />

over veiligheid neemt de gedeelde verantwoordelijkheid een belangrijke plaats in. Iedere<br />

volwassene is verantwoordelijk voor de eigen veiligheid. Degene die geweld gebruikt, moet<br />

(leren) erkennen dat dit onacceptabel is en verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag.<br />

Boven alles zijn volwassenen als ouders verantwoordelijk voor de veiligheid van hun kinderen.<br />

Veiligheid in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is een gedeelde verantwoordelijkheid van iedereen die in het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> verblijft en werkt.<br />

Daarnaast werkt de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>methode aan veiligheid en veiligheidsbeleving door het<br />

betrekken van het sociaal netwerk van cliënten en door verbinding te zoeken met de buurt.<br />

Steun vanuit het eigen netwerk is een belangrijke beschermende factor. Herkenbaarheid en<br />

sociale cohesie in de buurt bieden aanknopingspunten voor wederzijdse erkenning en vergroten<br />

de mogelijkheden tot het bieden van bescherming.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 21


Crisis als kans<br />

Volgens de theorie over crisisinterventie ervaren mensen in een crisis hoge druk,<br />

blikvernauwing en ‘veranderhuiver’ (Van Oenen e.a., 2007 in Reijmers et al., 2011). Een<br />

crisissituatie kan gebruikt worden om constructieve veranderingen in gang te zetten.<br />

Tegelijkertijd zijn er in een crisissituatie factoren die verbetering belemmeren. Niet alleen de<br />

cliënt zelf ervaart hoge druk, ook alle betrokkenen uit diens omgeving en de hulpverlener<br />

worden daarmee geconfronteerd. De hulpverlener moet ervoor waken zich verantwoordelijk te<br />

voelen het probleem op te lossen. Blikvernauwing is het gevolg van blijven vasthouden aan een<br />

visie en een manier van handelen, ook als deze niet blijken te werken. Dit leidt tot gevoelens<br />

van machteloosheid. Een bredere blik kan worden bereikt door samen met cliënten het<br />

probleem vanuit verschillende richtingen te benaderen. Meer mensen uit het netwerk betrekken<br />

kan ook blikverruimend werken. Angst voor verandering is een zelfbeschermingmechanisme.<br />

Het is moeilijk om onbekende wegen in te slaan, omdat je dan de controle kwijt kunt raken.<br />

Begrip, structuur en stabiliteit bieden kan helpen de angst te verminderen, evenals het<br />

vaststellen van realistische doelen. Hulpverleners dagen de cliënt uit om kleine stappen te<br />

zetten in de gewenste richting in plaats van te grote of definitieve. Het vervolgtraject biedt<br />

ruimte voor cliënten om nieuw gedrag uit te proberen of nieuwe wegen in te slaan.<br />

Vergroten van de veerkracht<br />

In een analyse van Wals (2006, in Reijmers et al, 2011) is veerkracht niet alleen een individuele<br />

eigenschap, maar ook deel van het systeem. Een grotere veerkracht helpt mensen om<br />

problemen het hoofd te bieden. De sleutelprocessen voor het vergroten van de veerkracht<br />

liggen op drie gebieden: overtuigingen in het gezin, organisatiepatronen in het gezin en<br />

communicatiepatronen. Overtuigingen gaan over de visie op het geweld, de achterliggende<br />

oorzaken en de rol van de verschillende gezinsleden. De gezinshulpverleners helpen cliënten<br />

hun gezichtspunt te verwoorden, die van anderen te begrijpen en naar oplossingsrichtingen te<br />

zoeken, Organisatiepatronen betreffen het vinden van een goede balans tussen flexibiliteit en<br />

stabiliteit in regels en rollen, het creëren van een stevige basis voor kinderen en het bevorderen<br />

van onderlinge samenhang.<br />

In het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> krijgt het vergroten van veerkracht aandacht op de niveaus van<br />

systeemgericht werken: individueel, binnen het gezin, in het sociaal netwerk en<br />

maatschappelijk. Samenwerking tussen gezinsleden wordt gestimuleerd en dit geeft, als het<br />

lukt, gezinsleden vertrouwen om toekomstige moeilijkheden het hoofd te bieden. De drie<br />

sleutelprocessen vormen de leidraad voor het methodisch handelen binnen de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>aanpak.<br />

Daarbij is de Krachteninventarisatie, een instrument uit de basismethodiek Krachtwerk,<br />

een goed instrument om de veerkracht van cliënten te vergroten.<br />

22 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


3. Onderzoek naar praktijkervaringen<br />

De beschrijving van de praktijkervaringen van de professional en cliënt/burger is gebaseerd op:<br />

De methodiek <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> in uitvoering, een procesevaluatie uitgevoerd in 2010 door K.D.<br />

Lünnemann, W. Smit & L.F. Drost van het Verwey-Jonker Instituut.<br />

Het doel van de procesevaluatie is inzicht te geven in de ervaringen met de methode van<br />

cliënten, partners en medewerkers. De drie hoofdvragen zijn: Hoe verloopt de uitvoering van de<br />

methode? Hoe beoordelen betrokkenen de methode? Behoeft de methode nog aanpassingen?<br />

Er is gekeken naar hoe in de praktijk van de crisisopvang wordt gewerkt met de zes<br />

werkprincipes van het theoretisch kader (Lünnemann, Smit, & Drost, 2010).<br />

De zes werkprincipes werden destijds als volgt gedefinieerd: onderscheid tussen hulpverlening<br />

en verblijf, vraaggerichte en dialooggestuurde hulpverlening, werken vanuit een systeemvisie,<br />

hulp op maat, veiligheid door sociale cohesie en samenwerking met ketenpartners.<br />

Er zijn tien maanden van de pilotfase (november 2009 tot september 2010) geëvalueerd. In die<br />

periode was alleen nog de crisisopvang van de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>methode geïmplementeerd. In de<br />

voorbereidende fase is gesproken met een aantal sleutelpersonen, zoals een sector- en<br />

teammanager en de cliëntenraad van de Blijf Groep. Het uitvoerend onderzoek bestond uit<br />

observaties en interviews (zie ook bijlage 2 en 3). Twee onderzoekers hebben zeven dagen de<br />

gang van zaken geobserveerd en interviews afgenomen. Er zijn interviews gehouden met 22<br />

cliënten, vijf partners, tien medewerkers van verschillende afdelingen en de teammanager. In<br />

de afrondende fase is er onder meer een groepsgesprek met medewerkers geweest.<br />

3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder<br />

Systeemgericht werken<br />

De hulpverleners staan achter de systeemgerichte aanpak en zien dit in feite als de kern van de<br />

methodiek: “De kern van de methodiek is om in een vrij korte periode naar boven te halen wat<br />

er speelt. We kijken naar het hele plaatje; wie hoort er bij jouw systeem en wie speelt er een<br />

rol?”<br />

In de procesevaluatie wordt geconcludeerd dat de medewerkers systeemgericht werken in de<br />

zin dat zij niet alleen naar het individu kijken, maar deze plaatsen in haar context. Dit betekent<br />

niet dat altijd contact wordt opgenomen met de partner: “Als zij zegt: nee, ik wil het niet, dan<br />

respecteer ik dat. Dat betekent niet dat ik er niet meer op terug zal komen.” (Lünnemann e.a.,<br />

2010).<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 23


In deze beginperiode hadden medewerkers nog te weinig specifieke aandacht voor het kind. In<br />

het werkboek ontbraken instrumenten om het gesprek aan te gaan met het kind. Dit is in de<br />

herziene uitgave aangevuld.<br />

De uitvoering van de systeemaanpak<br />

Het onderzoek rapporteert over 49 <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>cliënten die zijn uitgestroomd. Iets meer dan de<br />

helft (n=28) stemde in met het opnemen van contact met de partner, terwijl ongeveer een kwart<br />

dit weigerde (n=13). De belangrijkste reden om in te stemmen is de vaderrol of het feit dat de<br />

cliënt in gesprek wil met de partner. De belangrijkste reden om niet in te stemmen hangt samen<br />

met onveiligheid.<br />

De hulpverlener heeft 21 keer (meerdere malen) telefonisch contact gezocht met de partner. Dit<br />

mondde in 11 gevallen uit in een face-to-facecontact. Er is negen maal een gezinsgesprek<br />

geweest.<br />

Vraaggericht en dialooggestuurd<br />

Uit de observaties kwam goed naar voren hoe de vraaggerichte en dialooggestuurde aanpak tot<br />

uiting komt. Vragen worden gesteld in de trant van: “Ik kan me voorstellen dat …”, “Zou het<br />

kunnen helpen als …”, “Wat vind jij prettig …”. Medewerkers zijn goed in staat om vraaggericht<br />

en dialooggestuurd te werken. Zij gaan ervan uit dat elke cliënt uniek is en passen de methode<br />

daarop aan. Bij de start pasten hulpverleners de methode wel eens te strikt toe en voelden<br />

cliënten zich geobjectiveerd.<br />

Het niet spreken van de Nederlandse taal kan een belemmering vormen voor een vraaggerichte<br />

en dialooggestuurde aanpak. Hoewel hulpverleners over het algemeen goede ervaringen<br />

hebben met telefonisch tolken, kost het gesprek meer tijd en is het complexer en intensiever.<br />

Scheiding hulp en verblijf<br />

De scheiding tussen hulp en verblijf leverde vooral in de beginperiode problemen op, doordat er<br />

te veel of juist te weinig informatie werd uitgewisseld. De basisregel is dat gastvrouwen geen<br />

informatie over individuele vrouwen doorgeven aan de hulpverleners. Zo nodig zeggen zij tegen<br />

de vrouw in kwestie dat het verstandig is om de hulpverlener te informeren. Een hulpverlener:<br />

“Voorheen was het zo dat ik boven in de woonkamer ook activiteiten met vrouwen deed,<br />

waardoor ik veel meer meekreeg van het groepsproces.”<br />

De scheiding tussen hulpverlening en verblijf draagt er toe bij dat de hulpverlening meer gericht<br />

is op de cliënt zelf en meer de diepte in kan gaan. Klachten over het verblijf of over onderlinge<br />

onenigheden zijn geen onderwerp van gesprek. De hulpverlener kent de andere bewoonsters<br />

niet en er ontstaat minder ruis. Daardoor staat het verhaal van de cliënt centraal.<br />

Met betrekking tot kinderen en de scheiding van hulpverlening en verblijf spelen er twee punten.<br />

Het ene is dat bij irritaties en conflicten over kinderen de bewoonsters dit zelf moeten oplossen<br />

(uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid). In de praktijk zoekt het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> het midden<br />

tussen het zelfoplossend vermogen en het scheppen van randvoorwaarden. Het tweede punt is<br />

dat de scheiding een negatieve invloed kan hebben op de zorg voor de kinderen, omdat<br />

24 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


hulpverleners niet worden geïnformeerd. De wederzijdse contacten en informatie-uitwisseling<br />

tussen gastvrouwen, kinderwerkers en hulpverleners is later aangepast door onder andere<br />

wekelijkse casuïstiekbesprekingen in te voeren. Ook zijn kinderwerkers meer structureel<br />

betrokken bij het opstellen van het gezinsactieplan.<br />

In- en uitstroomgegevens<br />

De vrouwen die bij het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> instromen hebben verschillende nationaliteiten. De meeste<br />

vrouwen hebben de Nederlandse nationaliteit. De leeftijd varieert, maar de grootste groep<br />

bestaat uit vrouwen tussen de 30 en 40 jaar. Van 34 vrouwen is de reden van hun vlucht<br />

bekend. In vijf gevallen is er een andere reden dan partnergeweld, namelijk bedreiging door<br />

zoon, door moeder of vanwege mensenhandel.<br />

In de tien maanden waarover het onderzoek rapporteert (juli 2009 t/m april 2010) zijn er 49<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>cliënten uitgestroomd. Ongeveer een derde vertrekt binnen twee weken en<br />

eveneens een derde vertrekt na twee tot zes weken. Ruim 10% vertrekt na een periode tussen<br />

de zes en acht weken en ongeveer een kwart na meer dan acht weken. Dat een relatief grote<br />

groep langer dan de periode van zes weken die gepland zijn voor de crisisopvang in het <strong>Oranje</strong><br />

<strong>Huis</strong> verblijft, heeft te maken met het gebrek aan doorstroommogelijkheden.<br />

Van de 49 personen die vertrokken, ging meer dan de helft (n=26) naar een andere instelling<br />

binnen Blijf Groep (n=20) of een andere vrouwenopvang. Een relatief kleine groep (n=8) ging<br />

terug naar de partner. Daarnaast vonden vrouwen een eigen woning (n=6), of ze gingen bij een<br />

nieuwe vriend wonen (n=1), bij familie (n=1) of het is onbekend waar ze naartoe zijn gegaan<br />

(n=7).<br />

In de meeste gevallen (n=37) wordt een gezinsactieplan opgesteld bij vertrek. In feite gebeurt<br />

dit alleen bij vroegvertrekkers niet.<br />

3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger<br />

Systeemgericht werken<br />

Cliënten hebben uiteenlopende meningen over de gezinsaanpak (de systeemaanpak). De<br />

meeste cliënten staan achter de systeemaanpak, maar dat wil niet zeggen dat ze altijd<br />

instemmen met het betrekken van hun partner. Een minderheid staat er helemaal niet achter.<br />

Bij de voorstanders zit een variëteit aan redenen. Sommige vrouwen vinden het hoe dan ook<br />

prima en vinden het jammer dat hun partner niet zonder meer in therapie gaat, anderen vinden<br />

het alleen zinvol indien er kinderen zijn. “Van de ene kant weet ik heel goed dat je hem nodig<br />

hebt om de dingen nog verder te regelen, puur zakelijk, en in mijn geval het ouderschapsplan.<br />

… Maar als het aan mij had gelegen dan zie ik die man nooit meer. …” Soms staan cliënten<br />

theoretisch achter de aanpak, maar niet in hun eigen situatie of vinden zij onderling contact<br />

tussen de ouders niet nodig.<br />

In het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> is enkele maanden na de invoering een bijeenkomst geweest met cliënten,<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 25


medewerkers en de Cliëntenraad. Deze bijeenkomst heeft ertoe geleid dat medewerkers zich er<br />

meer bewust van werden dat cliënten zich onder druk gezet voelden om contact op te nemen<br />

met hun partner. Cliënten maken een onderscheid tussen het regelen van de omgang voor de<br />

kinderen en het werken aan de relatie. Hulpverleners trokken zich deze kritiek aan en in de later<br />

gevoerde gesprekken met cliënten kwam deze kritiek niet vaak meer naar voren.<br />

Vraaggericht en dialooggestuurd<br />

Uit interviews komt naar voren dat veel cliënten zich wakker geschud voelen door wat de<br />

hulpverlener zegt en een vraaggerichte aanpak ervaren: “Ze vroeg naar wat ik wilde. ...Mijn<br />

mening staat centraal en is uitgangspunt. Dat was heel fijn.” De bewoonsters voelen zich<br />

doorgaans gerespecteerd en vrij in hun beslissingen.<br />

Scheiding hulpverlening en verblijf<br />

De scheiding tussen hulpverlening en verblijf was ook bedoeld om de cliënten meer lucht en<br />

vrijheid te geven. Dit werd in de beginperiode niet zo ervaren. Er waren te veel vaste afspraken,<br />

zoals een verplicht gemeenschappelijk koffie-uurtje en Toontje, een wekelijkse activiteit rond<br />

Toontje, een schildpad aan wie je alle vragen kunt stellen. Cliënten vonden deze afspraken te<br />

beknellend. “Het is gewoon druk, er wordt aangeklopt op de deur. Je hebt niet echt privacy. Je<br />

kan niet in je kamertje wegblijven, dat gaat gewoon niet.”. Inmiddels is het verplichte koffieuurtje<br />

afgeschaft en zijn activiteiten niet meer verplicht.<br />

Vrouwen zijn doorgaans tevreden over hun eigen unit en de vrijheid die ze daar ervaren.<br />

Tegelijkertijd geeft een aantal cliënten ook aan dat ze behoefte hebben aan meer activiteiten.<br />

Sommigen vervelen zich. “Ik zou meer willen doen hier. Ik vind heel vaak de dagen te lang en te<br />

saai. Ik ga bijna dagelijks op de fiets naar het centrum om de dag maar een beetje door te<br />

komen.”<br />

Cliënten kenden in de beginperiode niet altijd de regels of bedoelingen en konden door de<br />

strakke scheiding niet makkelijk bij iemand terecht met hun vragen of problemen. Een scherpe<br />

scheiding tussen hulpverlening en verblijf kan ertoe bijdragen dat vrouwen zich in de steek<br />

gelaten voelen, omdat iedereen zegt: “We kunnen er niets aan doen, maar we zullen erop<br />

letten”. Dit lijkt vooral in de beginperiode een rol te hebben gespeeld.<br />

Veiligheid<br />

In de beginperiode voelden niet alle vrouwen zich veilig. Ze ervoeren te weinig toezicht en<br />

controle. Dit lijkt door een scherper toezicht op handhaving van de veiligheidsregels en het<br />

nemen van meer veiligheidsmaatregelen opgelost. Zo wordt er geoefend met cliënten in wat ze<br />

moeten doen als hun man plotseling voor de deur staat.<br />

Het feit dat er altijd iemand aanwezig is, ook een slaapwacht, geeft een veilig gevoel: “Ik voel<br />

me heel veilig hier. Ramen kunnen maar half open, er zijn deuren bij de ingang die zijn bewaakt<br />

en er is altijd iemand aanwezig.” Soms voelen vrouwen zich niet direct de eerste dag veilig,<br />

maar wel als ze langer in het huis zijn, gesprekken hebben gehad en de regels kennen<br />

(Lünnemann, Smit & Drost, 2010).<br />

26 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


3.3 Praktijkvoorbeeld<br />

Het verhaal van Nancy, Dennis, Wesley en Stefanie<br />

Situatieschets<br />

Nancy (34) woont met haar man Dennis (33) en hun tweeling Wesley en Stefanie (9) in een<br />

eengezinswoning. Nancy en Dennis kennen elkaar vanaf de middelbare school. De eerste jaren<br />

samen verliepen prettig, maar de situatie veranderde na de geboorte van hun tweeling. Nancy<br />

stopte met werken en had het heel druk met twee baby’s. Dennis ging meer werken en was<br />

steeds minder thuis. Als hij laat thuiskwam van het werk, was Nancy vaak te moe om te praten.<br />

Toen de kinderen vijf waren, ontdekte Nancy dat Dennis een relatie had. Het werd uitgepraat,<br />

maar Nancy vertrouwde Dennis niet meer. Er was vaker ruzie. Dennis voelde zich schuldig,<br />

maar werd het ook zat om voortdurend verantwoording af te leggen. Hij ergerde zich ook aan<br />

Nancy. De kinderen vroegen veel tijd en met elkaar praten lukte niet. Ruzies liepen uit op fysiek<br />

geweld. Als Dennis woedend werd, kon hij zich niet meer beheersen en draaide door. Het<br />

geweld werd met ieder conflict heviger.<br />

Vier keer is Nancy met de kinderen naar haar ouders gegaan en elke keer ging ze terug. Na de<br />

laatste keer heeft haar moeder gezegd dat Nancy niet meer op hun hulp hoeft te rekenen. Een<br />

gesprek waarin de school zorgen uitte over Wesley, maakte dat Nancy contact zocht met het<br />

Steunpunt <strong>Huis</strong>elijk Geweld voor advies. Daar hoorde ze van het bestaan van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>.<br />

Na weer een fysieke confrontatie hakte ze de knoop door en vertrekt met de kinderen naar het<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. De kinderen reageren heel verschillend. Wesley is boos op Nancy en scheldt haar<br />

uit. Stefanie reageert helemaal niet. Bij het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> worden ze opgevangen door Linda, een<br />

gastvrouw, die hen op hun gemak stelt en wat gegevens vraagt. Ze praten over van alles en<br />

dan wijst Linda hen de woonunit. Linda vertelt hoe ze haar altijd kunnen bereiken.<br />

De eerste dagen van het verblijf<br />

Nancy en de kinderen hebben met behulp van tips de weg in het gebouw en de buurt leren<br />

kennen. Ze hebben ieder een kennismakingsgesprek met Farida, de gezinshulpverlener,<br />

gehad. Farida heeft met Dennis gebeld. Nancy had hem daar al op voorbereid. Zij heeft hem de<br />

avond van haar vertrek zelf opgebeld en verteld waar ze was en waarom. Dennis zei niet te<br />

weten of hij wel aan de hulpverlening mee wilde werken. Farida heeft hem overtuigd. De<br />

kinderen zijn naar de kinderopvang geweest waar Milou, de kinderwerker, Nancy veel vragen<br />

over de kinderen heeft gesteld.<br />

Tijdens het verblijf<br />

Na de eerste dag hebben de kinderen de draad van hun leven weer opgepakt. Ze gaan naar<br />

school, drinken iets met Nancy en gaan naar de kinderopvang. Ze doen mee met de<br />

kinderactiviteiten. Nancy voert hulpverleningsgesprekken met Farida en twijfelt of ze met<br />

Dennis verder wil. Ze durft nog geen contact met haar ouders op te nemen. ’s Avonds is ze<br />

alleen en piekert. Een keer zwierf ze overstuur door het huis en is door Linda opgevangen. Ze<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 27


hebben zitten praten, onder andere over haar familie. De dag erna heeft Nancy contact met<br />

haar moeder gezocht. De kinderen bellen papa regelmatig en hebben hem ook een keer<br />

gezien. Gedurende het verblijf vinden wekelijks individuele gesprekken plaats met Nancy en<br />

Dennis, zijn er een aantal partner- en ouderschapsgesprekken met beide samen en enkele<br />

gezinsgesprekken waarbij ook de kinderen aanwezig zijn.<br />

Terug naar huis<br />

Dennis en Nancy hebben besloten om het nog een keer samen te proberen. In het<br />

gezinsactieplan hebben ze afspraken gemaakt voor de komende tijd. De eerste weken komt<br />

Dennis alleen in de weekenden thuis, zodat ze allemaal kunnen wennen. Er zijn afspraken<br />

gemaakt over verdere hulp. Dennis is gestart met hulpverlening bij De Waag, een groep waar<br />

hij kan leren zijn woede onder controle te krijgen. Nancy heeft gesprekken gehad bij de GGZ.<br />

Ook Stefanie en Wesley weten dat er een plan is gemaakt. Zij gaan meedoen aan een groep<br />

voor kinderen die huiselijk geweld hebben meegemaakt. Iedere maand gaan de kinderen een<br />

weekend bij oma logeren en gaan Nancy en Dennis samen iets doen.<br />

28 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


4. Effectonderzoek<br />

4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit<br />

De ontwikkelaar voert nog geen onderzoek aan naar de effectiviteit van de methode. Dergelijk<br />

onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearch (zie 6.1).<br />

4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit<br />

Studies naar soortgelijke methoden<br />

Effectieve systeeminterventies bij huiselijk geweld. Uitvoering en resultaten van review van<br />

internationale literatuur, geschreven door S. Boersma, M. van Luijtelaar, C. Janssen en J. Wolf,<br />

uitgegeven in 2010 door het Onderzoekscentrum Maatschappelijke Zorg in Nijmegen.<br />

Onderzoeksopzet<br />

Deze review omvat een uitgebreide internationale literatuursearch naar de definitie en<br />

theoretische uitgangspunten van systeeminterventies, welke systeeminterventies aantoonbaar<br />

effectief zijn en welke handelingsaanwijzingen hieruit gegenereerd kunnen worden.<br />

De abstracts van in internationale databases gevonden titels zijn door twee onderzoekers<br />

onafhankelijk van elkaar beoordeeld aan de hand van de inclusiecriteria. Bij verschillen in<br />

beoordeling is het besluit tot inclusie genomen op basis van consensus. De titels zijn<br />

vervolgens beoordeeld op interne validiteit en op kwaliteit van evidentie. Er waren 2.202<br />

treffers, na beoordeling zijn 21 publicaties gebruikt in de review. In de review staan de<br />

inclusiecriteria niet vermeld.<br />

Hoewel er in (overzichts)artikelen over het effect van systeeminterventies vaak positieve<br />

conclusies worden getrokken, blijken er weinig tot geen goed gefundeerde interventiestudies te<br />

zijn uitgevoerd naar het effect van systeeminterventies bij huiselijk geweld. De studies tonen<br />

een grote verscheidenheid aan onderzoeksopzetten en uitkomstmaten. Bij verreweg de meeste<br />

studies ontbreekt een controleconditie.<br />

Kanttekening is verder dat in de internationale literatuur de systeemgerichte benadering bij<br />

huiselijk geweldinterventies alleen gericht is op beide partners binnen het primaire systeem. Het<br />

betrekken van aanwezige kinderen, zoals in de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> methode gebeurt, is in de<br />

gevonden publicaties niet aangetroffen.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 29


Resultaten<br />

Systeeminterventies lijken op basis van de onderzochte studies tenminste even effectief te zijn<br />

als de traditionele individuele behandelingen. Ook heeft een gezamenlijke behandeling niet tot<br />

meer geweld geleid. Door de afwezigheid van een controleconditie is het echter moeilijk te<br />

zeggen of de afname in geweld aan de behandeling is toe te schrijven. De twee studies waarbij<br />

wel sprake was van een gerandomiseerde controlegroep, geven aan dat het gezamenlijk<br />

behandelen van partners in situaties waar lichte vormen van geweld voorkomen en waar verder<br />

geen structurele machtsproblematiek speelt, iets kan toevoegen aan het afzonderlijk<br />

behandelen van beide partners.<br />

Op basis van de onderzochte studies komt de review tot de volgende vijf kenmerken van “op<br />

het oog succesvolle interventies”.<br />

Het hoofddoel van de behandeling is altijd vermindering of stoppen van huiselijk geweld.<br />

Veiligheid is eerste prioriteit.<br />

Zorgvuldige screening vooraf op afwezigheid van ernstige mishandeling en<br />

psychopathologie en aanwezigheid van motivatie en durf om gevoelens met de partner te<br />

delen.<br />

Hoofddoel van de behandeling is het stoppen van alle vormen van mishandeling (fysiek,<br />

seksueel, emotioneel, verbaal) door de partner, niet het ten koste van alles redden van de<br />

relatie.<br />

Nadruk op het nemen van verantwoordelijkheid voor het huiselijk geweld door de agressor<br />

en het aanleren van vaardigheden als vroegtijdig kunnen herkennen van escalatie van<br />

geweld en het nemen van time-outs.<br />

De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>methode sluit goed aan bij deze kenmerken.<br />

30 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


5. Conclusies<br />

5.1 Samenvatting werkzame elementen<br />

Het duurzaam doorbreken van de geweldspiraal, door via een systeemgerichte aanpak alle<br />

betrokken gezinsleden samenhangende hulpverlening te bieden en toe te rusten (1, 2, 3, 4).<br />

Hulp op maat, toegesneden op de situatie van de cliënt en de geweldsvorm en het inzetten<br />

van variëteit in gespreksvormen (1, 2, 3).<br />

Veiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid, betrokkenen worden aangesproken op hun<br />

eigen rol. Inzetten van meervoudige partijdigheid, waarmee geweld niet wordt gezien als<br />

individueel probleem (1, 3).<br />

Vraaggericht en dialooggestuurd: cliënten houden regie en herkennen hun eigen inbreng en<br />

rol (1, 2).<br />

Vergroten van de veerkracht van individu en systeem door te werken aan de overtuigingen,<br />

organisatiepatronen en communicatiepatronen in het gezin (1, 2).<br />

Betrokkenheid ouders bij kinderen en besef van verantwoordelijk-zijn inzetten: aandacht<br />

voor versterking van de ouderrol en bufferprocessen (1, 2, 3).<br />

Kinderen als volwaardige cliënten tegemoet treden: kinderen krijgen basishulp aangevuld<br />

met externe specialistische hulp indien nodig (1).<br />

Open setting en de scheiding tussen hulpverlening en verblijf verhogen de<br />

leefbaarheidssituatie van cliënten en versterken hun eigen verantwoordelijkheid (1,2, 3).<br />

Integratie advies, coördinatie, crisis- en vervolgopvang op een plaats (1,3)<br />

Crisis als kans: de crisissituatie gebruiken om constructieve verandering op gang te brengen<br />

(1, 2).<br />

Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen:<br />

1 = Veronderstelling ontwikkelaar<br />

2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing<br />

3 = Praktijkervaringen<br />

4 = Wetenschappelijk effectonderzoek<br />

5.2 Samenvatting effectonderzoek<br />

Er zijn geen directe aanwijzingen voor de effectiviteit van het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. Hier is nog geen<br />

effectonderzoek naar gedaan. Wel wijst een internationale review (Boersma e.a., 2010) uit dat<br />

systeeminterventies even effectief lijken te zijn als de traditionele individuele behandelingen.<br />

Ook heeft een gezamenlijke behandeling niet tot meer geweld geleid. Door de afwezigheid van<br />

een controleconditie in de meeste in de review betrokken onderzoeken, is het echter moeilijk te<br />

zeggen of de afname in geweld aan de behandeling is toe te schrijven. De twee studies waarbij<br />

wel sprake was van een gerandomiseerde controlegroep geven aan dat het gezamenlijk<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 31


ehandelen van partners in situaties waar lichte vormen van geweld voorkomen en waar verder<br />

geen structurele machtsproblematiek speelt, iets kan toevoegen aan het afzonderlijk<br />

behandelen van beide partners. Ook komen de onderzoekers op basis van de review tot een<br />

overzicht van vijf kenmerken van ‘op het oog succesvolle systeeminterventies’. Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong><br />

voldoet aan deze kenmerken.<br />

Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet:<br />

A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up<br />

B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up<br />

C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up)<br />

D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk<br />

E = Veranderingsonderzoek<br />

F = Monitoring<br />

Z = Geen van de voorgaande alternatieven.<br />

Zie voor een toelichting bijlage 3.<br />

32 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


6. Verantwoording<br />

6.1 Zoeken en selecteren van literatuur<br />

Zoekvraag en zoektermen<br />

Wat is bekend over de onderbouwing en effectiviteit van de <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>aanpak voor<br />

slachtoffers en plegers van huiselijk geweld en hun kinderen ten behoeve van het beëindigen<br />

van het geweld en de terugkeer in de samenleving?<br />

Er is gezocht op basis van de volgende zoektermen: <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>, Blijf van m’n Lijf nieuwe stijl,<br />

vrouwenopvang, huiselijk geweld in combinatie met systeemgericht en vrouwenopvang in<br />

combinatie met open setting (in diverse bewoordingen).<br />

Zoekstrategieën<br />

Informatiemateriaal is opgevraagd bij de ontwikkelaar.<br />

De referenties van gevonden publicaties zijn nagetrokken.<br />

Er is gezocht in meerdere databanken:<br />

• Catalogus MOVISIE<br />

• Google<br />

• Google Scholar<br />

• NARCIS<br />

• HBO Kennisdatabank<br />

• PiCarta<br />

Aanvullend is in internationale sociaalwetenschappelijke databases gezocht naar<br />

vrouwenopvang in combinatie met systeemgericht en met open setting:<br />

• SoxINDEX<br />

• Sociological Abstracts<br />

• Violence & Abuse Abstracts<br />

Deze informatie is in het verslag van de literatuursearch te vinden.<br />

Selecteren van literatuur<br />

Op basis van titels en abstracts is een selectie gemaakt. Daarbij is ook gekeken naar literatuur<br />

die de bronnen voor de theoretische onderbouwing in onderlinge samenhang beschrijven.<br />

Zie 6.2 voor de geselecteerde literatuur.<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 33


6.2 Literatuur<br />

Blijf Groep (2011). Veiligheid maken we samen! Veiligheidsbeleid van Blijf Groep 2011-2013.<br />

Amsterdam: Blijf Groep.<br />

Boersma, S., Luijtelaar, M. van, Janssen, C. & Wolf, J. (2010). Effectieve systeeminterventies<br />

bij huiselijk geweld. Uitvoering en resultaten van een review van internationale literatuur.<br />

Nijmegen: Onderzoekscentrum Maatschappelijke Zorg.<br />

Dijk, P. van (2005). Het <strong>Oranje</strong>huis. Een onderzoek naar de (on)mogelijkheden van een<br />

herkenbaar blijfhuis. Leiden: Instituut voor Maatschappelijke Innovatie.<br />

Dijk, P. van (2008). Het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. Blijf van m'n Lijf nieuwe stijl. (Herziene druk ed.). Leiden:<br />

Instituut voor Maatschappelijke Innovatie.<br />

Grit, M. & Koning, A. (2009). Crisisopvang in het <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>. Beschrijving van de methodiek.<br />

Amsterdam: Blijf Groep.<br />

Lünnemann, K., Smit, W. & Drost, L. (2010). De methodiek <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> in uitvoering. Utrecht:<br />

Verwey-Jonker Instituut.<br />

Reijmers, E., Geutjes, S., Evertz, K. & Poortinga, N. (2011). De <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>-aanpak. Blijf van<br />

m'n Lijf nieuwe stijl. Amsterdam: Blijf Groep.<br />

Wolf, J. & Jansen, C. (2011). Krachtwerk. Basismethodiek in de vrouwenopvang. Nijmegen:<br />

UMC St. Radboud.<br />

34 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek<br />

Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) wordt het<br />

onderzoek hiernaar systematisch in kaart gebracht (bijlagen 2 en 3).<br />

Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit<br />

Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode:<br />

Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode<br />

die in het onderhavige document is beschreven.<br />

Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en<br />

dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’.<br />

Het gaat hier om:<br />

• resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational<br />

interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering of de<br />

Amerikaanse ABCD-methode als voorloper van de Nederlandse ABCD-methode)<br />

• resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type<br />

of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die alle gebaseerd zijn<br />

op Supported employment of de methode Samenwerking tegen agressie, een op Turkse en<br />

Marokkaanse plegers van huiselijk geweld gerichte versie van de methode Niet meer door het<br />

lint).<br />

Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe<br />

aanwijzingen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de<br />

methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of<br />

wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet<br />

van indirect bewijs voor effect.<br />

Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om<br />

binnen het kader van Effectieve sociale interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire<br />

onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie<br />

uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals<br />

gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van<br />

de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.<br />

Kenmerken effectonderzoek<br />

Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer<br />

er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect<br />

van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit<br />

van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad.<br />

Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer<br />

bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 35


samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een followupmeting.<br />

Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of<br />

veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial ofwel RCTonderzoek)<br />

en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de<br />

uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo<br />

zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de<br />

kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen.<br />

Monitoring wordt alleen meegenomen als ‘effectonderzoek’ wanneer het een cijfermatige indicatie<br />

geeft van de behaalde resultaten met betrekking tot de doelen van de methoden. Bijvoorbeeld: bij<br />

buurtbemiddeling gaat het bij het monitoren om het aantal geslaagde bemiddelingen afgezet tegen het<br />

totaal aantal bemiddelingen dat heeft plaatsgevonden. Het gaat hier niet om tevredenheidonderzoek,<br />

dit hoort bij deel 3.<br />

Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering<br />

van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen<br />

B t/m D).<br />

Gemeten effecten<br />

In een tabel (bijlage 3, onderdeel E) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De<br />

onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten.<br />

Uitkomstmaten<br />

Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid<br />

als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over<br />

effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In<br />

bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven.<br />

Effectgrootte<br />

De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte.<br />

Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil<br />

tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de<br />

experimentele groep en de controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in<br />

kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar<br />

als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn.<br />

De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten<br />

effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft<br />

hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen de experimentele<br />

(interventie-) en controlegroep. In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten<br />

gebruikt. In deze methodebeschrijving worden de effectmaten overgenomen uit de oorspronkelijke<br />

onderzoeksrapporten.<br />

36 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>


Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken<br />

Onderzoeken naar praktijkervaringen (deel 3)<br />

Methode Onderzoek 1<br />

Titel rapport De methodiek <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> in uitvoering<br />

Auteur K. Lünnemann, W. Smit & L. Drost<br />

Jaar 2010<br />

Onderzoeks-<br />

vraag<br />

In het onderzoek<br />

betrokken doelgroep<br />

Aantal geïncludeerde<br />

subjecten (n)<br />

Effectonderzoeken (deel 4)<br />

Methode Onderzoek 1<br />

Inzicht geven in de ervaringen met de methodiek <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>:<br />

hoe verloopt de uitvoering van de methodiek?<br />

hoe beoordelen betrokkenen de methodiek?<br />

behoeft de methodiek aanpassingen en zo ja, welke?<br />

Verblijvende cliënten, niet-verblijvende cliënten, medewerkers en leidinggevenden<br />

Face-to-face interviews: 17 cliënten, 11 medewerkers<br />

Telefonische interviews: vijf ex-cliënten, vijf partners, één teammanager<br />

Titel rapport Effectieve systeeminterventies bij huiselijk geweld. Uitvoering en resultaten van<br />

review van internationale literatuur<br />

Auteur S. Boersma, M. van Luijtelaar, C. Jansen & J. Wolf<br />

Jaar 2010<br />

Onderzochte doelen Vaststellen definitie en theoretische uitgangspunten systeemgerichte interventies bij<br />

In het onderzoek<br />

betrokken doelgroep<br />

Aantal geïncludeerde<br />

subjecten (n)<br />

Typering<br />

onderzoeksopzet ( zie<br />

bijlage 3)<br />

huiselijk geweld; aanwezigheid aantoonbaar effectieve systeeminterventies;<br />

genereren van handelingsaanwijzingen uit aantoonbaar effectieve interventies.<br />

In de systeemgerichte interventies uit de onderzoeken waren steeds beide partners<br />

uit het primaire systeem betrokken. Kinderen werden niet betrokken.<br />

21 Studies (n per studie niet bekend).<br />

Literatuurreview<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 37


Bijlage 3 – Methodologische kenmerken en resultaten<br />

effectonderzoeken<br />

Geef met dit formulier van elk effectonderzoek een aparte beknopte beschrijving.<br />

A. Naam effectonderzoek: Presenteer de titel, auteur, naam uitgever en jaar van uitgave van de<br />

onderzoekspublicaties in een lopende zin volgens het voorbeeld in het eerste kader van onderdeel 1.<br />

B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd<br />

Kruis ja of nee aan.<br />

1 Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode<br />

(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant).<br />

38 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong><br />

Ja Nee<br />

C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek<br />

Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van<br />

toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.<br />

1 De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende veronderstelde<br />

determinanten van de interventie.<br />

2 Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij de start van de interventie).<br />

3 Er is een nameting (aan het einde van de interventie).<br />

4 De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.<br />

5 De resultaten hebben een praktische relevantie.<br />

6 Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van<br />

de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).<br />

7 Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.<br />

8 Er is een experimentele en een controleconditie.<br />

9 De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.<br />

x


Typering opzet<br />

Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande<br />

schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.<br />

Z Geen van de onderstaande alternatieven x<br />

F Monitoring 1,3 5-6<br />

E Veranderingsonderzoek 1-4 5-6 (7)<br />

D Onderzoek met (quasi-)experimenteel design<br />

(niet in de praktijk)<br />

C Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk<br />

(zonder follow-up)<br />

B Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en<br />

met follow-up<br />

A Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met<br />

follow-up<br />

Typering overige methodologische kenmerken<br />

Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen<br />

(nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.<br />

1-4<br />

(7) 8 (9)<br />

1-4 5-6 8 (9)<br />

1-4 5-6 7 8<br />

1-4 5-6 7 8 9<br />

11 Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.<br />

12 Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk<br />

gespecificeerde methode.<br />

13 Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie: onderzoek<br />

waarbij herhaalde metingen worden verricht bij één cliënt om na te gaan of er sprake is van<br />

vooruitgang op de gestelde doelen.<br />

14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de<br />

methode.<br />

15 De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en<br />

specifieke eigenschappen).<br />

16 De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.<br />

17 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol,<br />

de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment<br />

integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).<br />

<strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong> * * * 39


D. Eventuele toelichting op scores onder C.<br />

E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat<br />

Onderzoek 1 Uitkomstmaat 1 Uitkomstmaat 2 Uitkomstmaat 3 Uitkomstmaat 4<br />

Omschrijving<br />

uitkomstmaat*<br />

Meetinstrument**<br />

Effectsize ***<br />

* Waarop is effect gemeten<br />

** Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x<br />

*** Voor het meten van effecten kunnen verschillende maten gebruikt worden; neem hier de in het<br />

desbetreffende onderzoek gebruikte effectmaten over.<br />

Zie voor toelichting: bijlage 1.<br />

Let op: Deze tabel mag ook vervangen worden door oorspronkelijke tabel(len) met onderzoeksresultaten uit<br />

het effectonderzoek.<br />

G. Eventuele toelichting op scores onder E.<br />

40 * * * <strong>Oranje</strong> <strong>Huis</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!