Monochrom print - Karl-May-Stiftung
Monochrom print - Karl-May-Stiftung
Monochrom print - Karl-May-Stiftung
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
Karl Friedrich May
(De jaren 1842–1874)
Jaar Biografische notities Verblijfplaats
1842
1843
Carl May wordt op vrijdag 25 februari 1842 om 10 uur 's
avonds geboren en de volgende dag in de
evangelisch-lutherse kerk St. Trinitatis in Ernstthal gedoopt.
De peetouders zijn de meester wever Carl Gottlob Planer
(1792–1859), juffrouw Chr. Friederike Esche (datums
onbekend), en de smidsknecht Christian Friedrich Weißpflog
(1819–1894). Hij is het vijfde kind van de 32-jarige wever
Heinrich August May en zijn vrouw, de 27-jarige Christiane
Wilhelmine geb. Weise. Bij May thuis heerst grote ellende –
bittere armoede, soms zelfs hongersnood. Van zijn vier
zusters leeft alleen nog de vierjarige Auguste Wilhelmine.
In dat jaar "was het een heel droge en hete zomer. Vanaf
de zaaitijd had het 6 tot 7 weken helemaal niet geregend en
in de streek is er bijna de gehele zomer geen onweer met
regen geweest. Er was een algemeen gebrek aan water,
zodat veel graan niet kon worden gemalen en daarom slechts
gebroken werd. … Het vee had buitengewoon veel te lijden en
veel runderen werden toen bijna uitgedroogd en sterk
vermagerd geslacht. …"
De prijs van vlees gaat "wegens gebrek aan slachtvee. …"
fors omhoog. De situatie van de in bitterste armoede levende
wevers is vergelijkbaar met de huidige omstandigheden in de
ontwikkelingslanden – een ideale basis voor ziektes met
vitaminetekort en infecties; dit werd Karl May noodlottig.
Ernstthal,
Niedergasse 122
(Karl-May-Haus)
Ernstthal,
Niedergasse 122
1 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1844
1845
1846
28 mei: geboorte van Karl Mays zuster Christiane Wilhelmine,
de latere mevrouw Schöne. In Hohenstein en Ernstthal heerst
steeds grote hongersnood: »Ja het is de laatste tijd
inderdaad hier voorgekomen, dat mensen, die zich
schaamden om te bedelen, letterlijk verhongert zijn. Want
het is, vooral in kinderrijke families, helemaal niet vreemd,
dat er vaak meerdere dagen lang geen kruimel brood te eten
is en enkele aardappelen in porties gekookt en gegeten met
zout, zijn vaak de enige voedingsmiddelen van deze
ongelukkigen. Maar zelfs in veel families zijn ook de
aardappelen al op, of bijna op, en dan is verhongeren en
bedelen onvermijdelijk. … Het is inderdaad aangrijpend, deze
beklagenswaardigen met bleke afgetobte gezichten, met
doffe holle ogen, waarin elke vonk van levensvreugde gedooft
is, … rond moeten te zien sluipen als schimmen, …« Gebrek
aan vitamine A veroorzaakt met grote waarschijnlijkheid bij
Karl May nachtblindheid (blindheid door slechte verlichting,
schemerig zien). Daarnaast was Karl Friedrich Mayer
waarschijnlijk slechtziend – een beginnende xerophthalmie
bedreigt het licht van zijn ogen.
De toestand van Karl May verergerd zich: de oogleden zitten
dicht en zijn gezwollen, Hij kan langere tijd zijn ogen niet
open doen. Daardoor is hij blind (functionele blindheid) en
verleert het zien. Hij herinnert zich later niet zijn vroegere
ervaring van kijken. Goede artsen zijn niet te betalen, er zijn
nog geen ziekteverzekeringen. May beklaagt zich in zijn
autobiografie Mein Leben und Streben (in het deel »Ich« van
de verzamelde werken opgeno-men) over de verdervelijke
kwakzalverij, waaraan hij ten offer viel. Heel waarschijnlijk
worden zijn gesloten oogleden zinloos behandelt met zalfjes
en een oogverband; de toch al kleine kans om misschien
tijdelijk te kunnen zien, werd daardoor helemaal verprutst.
Ik kon de personen en dingen wel voelen, horen, ook
ruiken; maar dat was niet genoeg, het me reëel en
driedimensinaal voor te stellen. Ik kon me alleen maar een
voorstelling maken. Hoe een mens, een hond of een tafel er
uitzag, dat wist ik niet; ik kon me er innerlijk alleen een
voorstelling van maken, en deze voorstelling was geestelijk.
Als iemand praatte, hoorde ik niet zijn lichaam, maar zijn
ziel. Niet zijn uiterlijk, maar zijn innerlijk leerde ik beter
kennen.
Zijn grootmoeder Johanne Christiane May, de moeder van
zijn vader, heeft hem de hele dag onder haar hoede. Zij
beïnvloedt met haar sprookjesromantiek de gedachten- en
gevoelswereld van de jongen. De daaropvolgende maanden
worden de bron van Mays rijke fantasie.
Verhuizing naar het huis van de wever Carl August
Knobloch.
Op 15 augustus begint voor Mays moeder een zes maanden
durende opleiding tot vroedvrouw.
13 februari: aan de Chirurgisch-Medizinschen Akademie
(Kurländer Palais) in Dresden slaagt Mays moeder voor haar
vroedvrouwexamen met het "vorzüglich gut"
(uitmuntend). Daar worden ook de ogen van haar blinde kind
door de professoren Haase en Grenser met succes behandeld
- Karl May kan zien. Recent onderzoek heeft aangetoond, dat
in Dresden ook Rachitis, veroorzaakt door vitamine-D-gebrek,
met succes behandeld is. May schrijft dienovereenkomstig
Ernstthal,
Niedergasse 122
Ernstthal,
Marktplatz 183
Ernstthal,
Marktplatz 183
2 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1847
1848
1849
1850
1851
1852
1853
later in zijn autobiografie Mein Leben und Streben, blz. 20:
Ik leerde weer zien en kwam, verder gezond, weer thuis.
Op 19 maart wordt Mays moeder als vroedvrouw van
Ernstthal aangesteld.
Karl May wordt uit de sprookjeswereld van zijn grootmoeder
gerukt. Wrede opvoedingsmethoden van zijn vader zijn
schokkend voor Mays geest: Aan de weefstoel hing een uit
drie koorden gevlochten touw, dat blauwe striemen
achterliet, en achter de kachel stond de welbekende »birkene
Hans«, waar wij kinderen in het bijzonder bang voor waren,
omdat vader ervan hield, hem voor het pak slaag in de grote
»ovenschaal« te laten weken, om hem elastischer te maken
en dus nadrukkelijker te voelen.
2 juni: geboorte van zijn zuster Ernestine Pauline.
Pasen: Karl May gaat naar school. De klassen van de
Ernstthaler Volksschool zijn overvol; één onderwijzer moet
aan ± 90 leerlingen lesgeven. Wat Karl daar niet leert, brengt
zijn vader hem ruw aan het verstand. Eens moet de jongen
het beter krijgen. Zo moet Karl in de komende jaren talloze,
voor een deel wetenschappelijke boeken lezen, die zijn vader
hem voorschrijft. De weinige vrije tijd die hij heeft brengt
Karl door bij zijn peetoom, de smid Christian Weißpflog, die
veel gereisd heeft en waar hij luistert naar exotische
verhalen.
Karl May wordt tamboer bij de 7 e compagnie van Ernstthaler
burgerwacht, waar zijn vader soldaat 1 e klasse is. Zijn vader
exerceert en drilt hem tijdens diverse oefeningen.
9 juni: geboorte van Mays zuster Karoline Wilhelmine, de
latere mevrouw Selbmann.
Ferrys "Waldläufer" verschijnt. Negenentwintig jaar later zal
May dit boek bewerken voor de jeugd.
Vermoedelijk in dit jaar: verhuizing naar het huis van de
wevermeester Selbmann.
Poppentheater in Ernstthal:
Toen kwam een dag waarop er voor mij een wereld
openging, die me daarna nooit meer losgelaten heeft.
Theater. Weliswaar een heel gewoon poppentheater, maar
wel theater. Gespeeld werd er in het "Webermeisterhaus".
Eerste rang: drie stuivers; tweede rang: twee stuivers en
derde rang: één stuiver; kinderen halve prijs. Ik kreeg
toestemming om er samen met grootmoeder heen te gaan.
Dat koste voor ons samen 15 pfennig. Ze speelden: "Das
Müllerröschen oder die Schlacht bei Jena." Mijn ogen
brandden; ik gloeide van binnen: poppen, poppen, poppen!
Maar voor mij waren het levende wezens. [Mein Leben und
Streben, blz. 55]
7 april: geboorte van zijn broertje Heinrich Wilhelm; hij
overlijdt al enige maanden later op 20 september. Op 30
november overlijdt Christiane Friederike Weise, Mays
grootmoeder van moederskant, op 64-jarige leeftijd.
16 augustus: Mays zusje Anna Henriette wordt geboren; ook
zij sterft veel te vroeg, slechts enige weken oud, op 4
september.
De vader van May begaat een ernstigste opvoedingsfout door
er bij zijn zoon “kennis” in te hameren. In dit jaar bereikt dit
het hoogtepunt. Karl May schrijft een hoofdstuk onder de
Ernstthal,
Marktplatz 183
Ernstthal,
Marktplatz 183
Ernstthal,
Marktplatz 183
Ernstthal,
Marktplatz 183
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
3 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1854
1855
1856
treffende titel Keine Jugend (geen jeugd) in zijn
autobiografie:
Hij verzamelde alle mogelijke zogenaamde leerstof, zonder
dat hij een keuze of een goede volgorde kon bepalen. Alles
wat hij ook maar vond, nam hij mee. Ik moest het lezen of
zelfs overschrijven, omdat hij dacht dat ik het daardoor beter
kon onthouden. Wat heb ik toen allemaal moeten doorstaan.
Oude gebedenboeken, rekenboeken, geschiedenis van de
natuur, wetenschappelijke verhandelingen waar ik niets van
begreep. De geografie van Duitsland uit het jaar 1802, meer
dan 500 pagina's dik, moest ik helemaal overschrijven, zodat
ik de gegevens beter onthouden kon. Het klopte natuurlijk
allang niet meer! Hele dagen en halve nachten zat ik deze
ongeordende en overbodige rommel in mijn hoofd te
stampen. Ik werd er mee overvoerd. [Mein Leben und
Streben, blz. 53]
Karl May krijgt privé taalles, dat hij zelf betalen moet. Als hij
twaalf jaar is, moet hij in de herberg Engelhardt in het
naburige Hohenstein als kegeljongen werken - vaak tot na
middernacht! Daar wordt hij verslaafd aan de
uitleenbibliotheek: "Rinaldo Rinaldini, de roverhoofdman" -
"Himlo Himlini, de roverhoofdman in Spanje..." - Sallo Sallini,
de verschrikkelijkste roverhoofdman...", heten zijn helden en
zij worden een ideaalbeeld voor hem.
5 mei: geboorte van zijn broertje Karl Hermann, die al op
15 augustus overlijdt.
3 juli: Mays broertje Karl Heinrich wordt geboren; ook dit
kind overlijd na korte tijd op 30 oktober.
Vlucht uit de werkelijkheid!
Het boek dat ik gelezen had heette: "Die Räuberhöhle an
der Sierra Morena oder der Engel aller Verdrängten". Nadat
vader thuisgekomen was en zich ter ruste gelegd had, klom
ik uit bed, sloop de kamer uit en kleedde me aan. Dan
schreef ik een briefje:” jullie hoeven niet meer zo hard te
werken; ik ga naar Spanje om hulp te halen!” Dit briefje
legde ik op de tafel, ik stak een stuk droog brood in m’n zak
samen met een paar stuivers van het geld verdiend op de
kegelbaan en sloop de trap af naar beneden. Ik deed de deur
open, ademde diep in, heel zacht, zodat niemand het hoorde
en liep dan met gedempte stappen de Marktplatz over, door
de Niedergasse naar de Lungwitzerweg, die via Lichtenstein
naar Zwickau ging, naar Spanje, het land van de edele
rovers, de helpers in nood. - - - [Mein Leben und Streben,
blz. 79]
Karl komt niet ver, zijn bezorgde vader haalt hem naar
huis.
Nooit heb ik duidelijker gevoeld als toen, hoeveel hij eigenlijk
van me hield.. [blz. 93]
Palmzondag, 16 maart: Karl May doet belijdenis.
Michaelis, 29 september: Hij wordt eerstejaarsstudent op
de kweekschool in Waldenburg.
Het onderricht was koud, hard en streng. Er ontbrak elke
vorm van bekoring. In plaats van een mens gelukkig te
maken, te bezielen, stootte het af. De godsdienstlessen
waren de uren die het minste warmte uitstraalden. [blz. 95]
Op 22 november wordt Emma Lina Pollmer, Mays eerste
echtgenote, in Hohenstein geboren; haar moeder overlijdt op
4 december aan kraamkoorts.
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
Waldenburg
4 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1857
1858
1859
1860
1861
Karl May wordt verliefd op de 15-jarige Anna Preßler uit
Ernstthal. Hij dicht en componeert liefdesliederen, die hij haar
op de gitaar voorspeelt:
Von Dir geschieden,
Bin ich bei Dir
Und wo Du weilest,
Bist Du bei mir.
Von Dir zu lassen,
Vermag ich nicht,
Weil Du mein Alles,
Mein Lebenslicht!
(Van jou gescheiden
ben ik bij je
En waar je ook bent
ben je bij me.
Bij je weggaan
kan ik niet
Omdat je mijn alles bent
Het licht in mijn leven.)
21 november: Mays zusje Maria Lina wordt geboren; zij
overlijdt op 13 december.
In juli trouwt Anna Preßler, zestien jaar oud, met de winkelier
Carl Hermann Zacharias, ze is dan zwanger. Dit doet Karl
May veel pijn, hij zal het nooit helemaal verwerken.
May schrijft zijn eerste indianenverhaal en stuurt dit naar
de "Gartenlaube". Ernst Keil, de uitgever, wijst dit - nu
verdwenen - eerste werk af.
In november is May "lichtcorveeër" op de kweekschool in
Waldenburg. Bij deze gelegenheid hij ontvreemdt hij zes
kaarsen, die hij voor de kerstboom in het armzalige ouderlijk
huis wil gebruiken. Op 21 en 22 december wordt deze zaak
door de directeur van de kweekschool, Schütze, onderzocht.
28 januari: May wordt van de kweekschool gestuurd.
4 maart: Mays zusje Emma Maria wordt geboren; ze sterft
op 5 augustus.
6 maart: gesteund door dominee Schmidt uit Ernstthal,
richt May een gratieverzoek aan het Saksische ministerie van
cultuur. De directeur van de kweekschool, Schütze, die
ondertussen spijt heeft gekregen van zijn harde opstelling,
doet een goed woord voor hem.
4 juni: May mag zijn opleiding aan de kweekschool van
Plauen voortzetten. Daar lijdt hij, zoals zoveel
medescholieren, onder het spioneren van de schoolleiding; ze
interesseren zich voor het intieme seksuele leven van de
scholieren.
9, 10 en 12 september: May doet eindexamen.
13 september: zijn einddiploma heeft als eindcijfer "gut".
(goed)
May is slechts van 7 t/m 19 oktober als hulponderwijzer
aan het werk in Glauchau. Zijn kamerverhuurder Ernst
Theodor Meinhold maakt als jaloerse echtgenoot een scène.
De koopman betrapt May, als deze zijn negentienjarige vrouw
Henriette, die hij niet alleen maar pianoles geeft, kust.
Waldenburg
Waldenburg
Waldenburg
Ernstthal,
Marktplatz 185
Plauen
Plauen
Glauchau
5 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1862
1863
Meinhold meldt deze romance aan de superintendent Carl
Wilhelm Otto - Karl May wordt op staande voet ontslagen.
Zijn volgende baan als onderwijzer wordt hem fataal. In
Altchemnitz, waar hij sinds 6 november als
fabrieksonderwijzer bij de Firma Solbrig werkt, moet hij zijn
vrije woning, kamer en slaapkamer met de boekhouder Julius
Hermann Scheunpflug delen.
Tot dusverre had hij die alleen bewoond; nu werd ik bij
hem ondergebracht. Hierdoor verloor hij zijn zelfstandigheid
en kwam er een eind aan zijn gemakkelijk leventje. Hij kreeg
van zijn ouders een nieuw horloge cadeau; zijn oude horloge,
dat hij nu niet meer gebruikte, hing aan een spijker aan de
muur. Het was hoogstens twintig mark waard. Hij bood mij
dit horloge te koop aan; ik sloeg dit aanbod echter af, want
als ik eenmaal een horloge kocht, dan moest het een nieuw
en beter uurwerk zijn. Dat stond echter nog lang niet op het
programma, daar ik eerst nog mijn schulden moest afbetalen.
Toen deed hij zelf het voorstel dat ik zijn oude horloge, als ik
naar school moest, in mijn zak kon steken, daar ik altijd
precies op tijd moest zijn. Ik ging daarop in en was hem er
dankbaar voor. In het begin hing ik zodra ik uit school
terugkwam het horloge onmiddellijk weer aan de spijker.
Later deed ik dat af en toe niet; ik hield het vaak nog
urenlang op zak, want een zo duidelijke onderstreping van
het feit dat het niet mijn horloge was leek mij overbodig.
Tenslotte nam ik het zelfs mee als ik uitging en hing ik het
pas ‘s avonds op zijn plaats. Een werkelijk vriendschappelijke
of hartelijke omgang werd het niet; de boekhouder duldde
mij noodgedwongen en liet mij vaak opzettelijk merken, dat
het hem niet beviel met mij zijn woonruimte te moeten
delen. [Leben, blz. 103f.]
Als de kerstvakantie op 24 december begint, haast May
zich direct van de school naar het station en reist naar huis;
het horloge neemt hij mee. Daar wordt hij gearresteerd. Hij
zou het horloge, een pijp en sigarenstomp van zijn
kamergenoot gestolen hebben. May is ontsteld:
Ik beging de stommiteit te bestrijden dat ik het horloge
bezat; maar het werd gevonden toen men er naar zocht. De
leugen die mij had moeten redden vernietigde mij; dat is
altijd het geval; ik was........ een dief! [blz. 107]
Mays beschrijving is geloofwaardig. Onschuldig gevangen
door de intrige van de boekhouder - zijn carrière kapot!
Datgene wat ik heb verteld, had op mij de uitwerking van een
klap, een slag op het hoofd, waaronder men innerlijk in
elkaar zakt. En dat deed ik ook! [blz. 109]
May wordt hoogstwaarschijnlijk - die aktes bestaan niet meer
- wegens "onrechtmatig gebruik van andermans spullen"
volgens Art. 330, Abs. 3, veroordeeld. Hij krijgt de zwaarste
straf: zes weken gevangenis. Gratieverzoeken worden
afgewezen.
8 september tot 20 oktober: gevangenisstraf in Chemnitz
Tegenwoordig zou May niet in de gevangenis gekomen zijn.
Deze zware beproeving bezorgt May een beroepsverbod als
onderwijzer.
6 december: May wordt afgekeurd voor militaire dienst.
May treedt bij "musikalisch-declamatorischen
Abendunterhaltungen" (muzikaal-declamatorische
ontspanningsavonden) in Ernstthal op. Zijn levensonderhoud
Altchemnitz
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
6 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
verdient hij met privé-onderwijs. Op 12 februari wordt door
het lerarenkorps aangifte gedaan; de onderwijsinspectie
komt dit te weten door een brief van 20 maart geschreven
door dominee Schmidt uit Ernstthal.
20 juni: Mays naam wordt uit de lijst van Saksische
kandidaat-onderwijzers geschrapt. Het geven van
privé-onderwijs wordt hem uitdrukkelijk verboden. Zijn
burgerlijk bestaan is tot mislukken gedoemd.
Het was alsof ik uit die cel, waarin men mij zes weken had
opgesloten, een hele menigte misdadigers mee naar huis had
genomen, die het nu als hun taak beschouwden zich in mij te
nestelen en mij aan hen gelijk te maken. Ik zag hen niet; ik
zag slechts die donkere, honende hoofdgestalte uit het
moeras van thuis en de slechte Hohensteinse lectuur; maar
ze spraken tegen mij; ze beïnvloedden mij. En als ik mij
daartegen verzette, werden deze stemmen luider, om mij te
verdoven en zo te vermoeien, dat ik alle weerstand opgaf.
Hoofdzaak was dat ik mij wreken moest, wreken op de
eigenaar van dat horloge, die mij had aangeklaagd, slechts
om mij uit zijn woning kwijt te raken, wreken op de politie,
wreken op de rechter, wreken op de staat, op de mensheid,
op iedereen! Ik was een voorbeeldig mens, zuiver, wit en
onschuldig als een lam. De wereld had mij bedrogen in mijn
toekomst, mijn levensgeluk. Mij wreken? Waardoor?
Daardoor, dat ik bleef wat zij van mij gemaakt hadden: een
misdadiger! Dat was het, wat de verleiders in mijn binnenste
van mij verlangden. Ik verzette mij zoveel ik kon, zover mijn
krachten reikten. Ik gaf alles wat ik schreef, vooral mijn
dorpsverhalen, een ethische, een koningsgetrouwe tendens.
Dat deed ik niet alleen als steun voor anderen, maar ook als
steun voor mij zelf. Maar hoe ontzettend zwaar is mij dat
gevallen! Als ik niet deed wat de luide stemmen in mij wilden,
werd ik door hen met hoongelach, met vloeken en
verwensingen overstroomd, niet alleen urenlang, maar ook
halve dagen en hele nachten. Om deze stemmen te
ontvluchten, ben ik uit mijn bed gesprongen en de regen en
de sneeuwstorm ingelopen. [Leben, blz. 117f.]
Dat May werkelijk aan aanzienlijke psychische storingen lijdt,
‘s nachts buiten in de regen loopt, bewijst wel zijn uit die tijd
stammende gedicht:
Kennst du die Nacht, die auf die Erde sinkt
Bei hohlem Wind und scheuem Regenfall,
Die Nacht, in der kein Stern am Himmel blinkt,
Kein Aug durchdringt des Nebels dichten Wall?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege Dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!
Kennst Du die Nacht, die auf das Leben sinkt,
Wenn dich der Tod aufs letzte Lager streckt
Und nah der Ruf der Ewigkeit erklingt,
Daß dir der Puls in allen Adern schreckt?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!
Kennst Du die Nacht, die auf den Geist dir sinkt,
Daß er vergebens um Erlösung schreit,
Die schlangengleich sich ums Gedächniß schlingt
7 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1864
1865
Und tausend Teufel ins Gehirn dir speit?
O sei vor ihr ja stets in wachen Sorgen,
Denn diese Nacht allein hat keinen Morgen!
In eerste instantie vecht May met succes tegen deze "duizend
duivels". Hij componeert voor de zangvereniging "Lyra" uit
Ernstthal een hele rij eigen werken.
May is aangemeld in Naußlitz bij Dresden. Over deze tijd is
niets bekend. In de tweede helft van dat jaar treedt hij
waarschijnlijk met een theatergroep her en der in Saksen op
en heeft een liefdesverhouding met een ballerina van de
theater- en balletgroep H. Jerwitz uit Leipzig. Bijna 21
maanden zijn voorbij na Mays zes weken durende
gevangenisstraf in Chemnitz. Nu verliest hij elk houvast:
Die nacht was echter niet helemaal donker; er heerste
schemerlicht. En wonderlijk genoeg strekte zich dat slechts
uit over zielsaangelegenheden, niet over de geest. Ik was
zielsziek, maar niet geestesziek. Ik was tot logische
gevolgtrekkingen in staat, tot het oplossen van ieder
wiskundig vraagstuk. Ik had scherp inzicht in alles wat buiten
mij omging; maar zodra het mij zelf naderde, mij zelf betrof,
hield het inzicht op. Ik was niet in staat mij zelf te
observeren, mij zelf te begrijpen, mij zelf te leiden, mij zelf te
besturen. [Leben, blz. 111]
De "duizend duivels" leiden Karl May op 9 juli naar Penig.
Daar noemt hij zich "Dr. med. Heilig", "oogarts" en
"voormalig militair" uit Rochlitz. Hij laat zich kleding op maat
maken en verdwijnt zonder te betalen. Daarvoor heeft hij een
jonge man met een oogziekte een recept in het latijn
uitgeschreven..
16 december: in Chemnitz duikt May als "kweekschooldocent
Ferdinand Lohse" op en huurt in het Gasthof "Zum goldenen
Anker" twee aan elkaar verbonden kamers. Daar laat hij zich
verscheidene damesbontjassen brengen. Hij brengt ze in de
andere kamer naar de "zieke directeur" en is even later met
de bontjassen verdwenen.
28 februari: in Gohlis bij Leipzig woont May bij de
staalgraveur Schule. Op 20 maart bezoekt hij als
"koperslager Hermes", de god van dieven en handelaren, de
pelsbewerker Friedrich Erler en maakt hem een beverpels
afhandig. Een dag later verpandt May, geholpen door een
argeloze tussenpersoon, de pels bij de bank van lening. Bij de
poging om de opbrengst te laten afhalen, wordt May op 26
maart in Rosenthal, een park tussen Gohlis en Leipzig,
gepakt, waarbij een bijl "onder zijn jas vandaan gegleden" is.
Op het politiebureau is hij "roerloos en schijnbaar levenloos
geweest en heeft hij ook niet gepraat, zelfs niet nadat de
politiearts erbij geroepen is." Deze apathie, die in de akten is
opgetekend, geeft te denken. Het duurt geruime tijd voor
May weer aanspreekbaar is en alles bekent.
8 juni: Karl May wordt door het kantongerecht van Leipzig
"wegens meervoudig bedrog" tot 4 jaar en 1 maand
werkhuis veroordeeld. Op 14 juni wordt hij naar het werkhuis
"Schloss Osterstein" overgebracht. May is nu gevangene "Nr
171". Hij wordt op kantoor tewerkgesteld, maar schiet te kort
wegens psychische zwakte.
19 september: Mays sprookjesgrootmoeder sterft op
85-jarige leeftijd.
Naußlitz
bei Dresden
Gohlis
Zwickau,
Schloss Osterstein
8 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1866 May vervaardigt geldportefeuilles en sigarenetuis.
1867
1868
1869
De opzichter Friedrich Göhler ontdekt Mays muzikale
talenten. May speelt althoorn in het blazerskorps en is lid van
het gevangeniskerkkoor. Vermoedelijk aan het eind van het
jaar word hij de "speciale schrijver" van inspecteur Krell en
naar de gesloten afdeling overgeplaatst. De omvangrijke
gevangenisbibliotheek verandert zijn straftijd in een
studietijd.
Literaire schetsen ontstaan: das Repertorium C. May.
2 november: May wordt "als gevolg van Allerhoogste
Genade" wegens goed gedrag voortijdig - 253 dagen eerder
als oorspronkelijk gedacht - met een getuigschrift van
vertrouwen uit het werkhuis ontslagen. Thuis hoort hij van de
dood van zijn sprookjesgrootmoeder. Dit bericht brengt hem
weer uit zijn geestelijk evenwicht.
De vroegere ellende begon weer, de vroegere martelingen,
de vroegere strijd met onbegrijpelijke machten. Ze kenden al
mijn gedachten voordat ik me er zelf bewust van werd en
toch konden ze onmogelijk deel van me uitmaken, omdat dat
wat zij wilden bijna altijd het tegengestelde van mijn wil was.
... Ze verlangden net als vroeger van mij dat ik mij zou
wreken voor de in de gevangenis verloren kostbare tijd!
[Leben, blz. 157]
May probeert, deze "onbegrijpelijke machten" te ontlopen.
Voor de uitgeversboekhandelaar Münchmeyer uit Dresden
schrijft hij enige teksten, die thans verdwenen zijn.
Aan het begin van dit jaar leert May het dienstmeisje Auguste
Gräßler uit Raschau kennen. Uit deze kennismaking
ontwikkelt zich een liefdesrelatie.
Op 29 maart doet May in Wiederau als "politieluitenant von
Wolframsdorf uit Leipzig" bij de kruidenier Carl Reimann een
onderzoek naar vals geld. Omdat dit zogenaamd gevonden
wordt, neemt hij Reimann voor "verhoor" mee naar een
pension, waar hij Reimaan achterlaat en zelf spoorloos
verdwijnt.
10 april: May zoekt in het huis van touwslager Krause in
Ponitz opnieuw naar vals geld. De actie mislukt. May dwingt
met een ongeladen schietwapen ontzag af en vlucht "dwars
door de velden". Hij is steeds verkleed en draagt een valse
baard. In Ernstthal wekt hij op 20 april de indruk, als zou hij
naar Amerika zijn geëmigreerd.
Van 3 tot 5 mei is May in Jöhstadt; daar bezoekt hij op de
avond van 3 mei het theater.
Pinksteren, 16 - 17 mei: in Schwarzenberg ontmoet May
voor de laatste keer zijn geliefde Auguste Gräßler. Op 27 / 28
mei richt hij de “Eisenhöhle”, ten noorden van Hohenstein,
als verblijfplaats in. Met een kinderwagen (!) brengt hij daar
merkwaardige dingen naartoe, die hij van zijn peetoom
Weißpflog zou hebben gestolen.
31 mei: In Limbach steelt May in de Gaststätte van Victor
Reinhard Wünschmann een set biljardballen en gaat naar
Chemnitz, om ze te verkopen, wat echter door de
oplettendheid van twee politieagenten mislukt.
3 / 4 juni: Uit een stal in Bräunsdorf steelt May ‘s nachts
een paard van de Gasthofbezitter Schreier. Tevens steelt hij
een bit, rijzweep en halsriem; daarna rijdt hij weg. Als hij
enkele uren later het paard aan een slachter probeert te
Zwickau,
Schloss Osterstein
Zwickau,
Schloss Osterstein
Zwickau,
Schloss Osterstein
Ernstthal,
Marktplatz 185
Ernstthal,
Marktplatz 185
Eisenhöhle
(Karl-May-Höhle)
9 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1870
verkopen, mislukt dit.
15 juni: In Mülsen St. Jacob treedt May op als "bode van
advocaat Dr. Schaffrath uit Dresden" en lokt de bakker
Wappler voor een erfeniskwestie naar Glauchau.
Ondertussen geeft May zich bij de thuisgebleven echtgenote
als politieagent uit en neemt 28 Taler "vals geld" in beslag.
Eind juni ontvreemdt May uit de kegelbaan van herberg
Engelhardt in Hohenstein een handdoek en een sigarenpijpje.
Op 2 juli, ‘s nachts om 3 uur, word hij daar slapend
aangetroffen en "na een kort gevecht" overmeesterd en naar
de gevangenis in Mittweida overgebracht.
5 en 15 juli: gerechtelijk onderzoek in Wiederau en Mülsen
St. Jacob. 26 juli: op weg naar een ander gerechtelijk
onderzoek in Bräunsdorf ontsnapt May aan zijn bewakers; hij
zou de "eiserne Bretze" (handboeien) verbroken hebben.
Ondanks een grote zoekactie in de bossen rond Hohenstein
op 6 en 7 augustus blijft May aanvankelijk onvindbaar.
In de nazomer duikt hij in Siegeldorf bij Halle op. Hij geeft
zich uit voor "schrijver Heichel uit Dresden", daarna als
"natuurlijke zoon van de Prins von Waldenburg" en ontmoet
de huishoudster Malwine Wadenbach, die hij waarschijnlijk
van vroeger kent.
Verder weten we van Mays verblijf in Ellersleben, Plößnitz
en Coburg.
4 januari: in Niederalgersdorf (Bohemen) word May als
landloper in een schuur opgepakt. Hij noemt zich "Albin
Wadenbach", plantagebezitter uit Orby op het eiland
Martinique, West Indië. Een foto overtuigt de politie.
14 maart: May wordt naar de gevangenis in Mittweida
gebracht. Op 13 april wordt hij door het kantongerecht in
Mittweida "met behulp van de door hem afgelegde
bekentenis, wegens eenvoudige maar perfect uitgevoerde
diefstal, oplichterij en fraude onder verzwarende
omstandigheden, alsmede wegens weerspannigheid tegen
ongeoorloofde zelfhulp en verdraaiing van feiten, rekening
houdend met zijn terugval, tot een tuchthuisstraf in de duur
van 4 jaar en met betaling van de onderzoekskosten
veroordeeld."
De bekende strafrechtjurist Professor Dr. Claus Roxin heeft
vastgesteld, dat het niet uit te sluiten is, "dat May schizofrene
trekken gehad kan hebben, die zijn strafrechtelijke
verantwoordelijkheid in de zin van § 51 StGB uitsluiten of
tenminste als oorzaak van een aanzienlijk verminderde
toerekeningsvatbaarheid kan aanvoeren." [Karl May, das
Strafrecht und die Literatur, Tübingen 1997, blz. 47.]
Recent onderzoek van Dr. William E. Thomas, een
Australische arts, heeft aangetoond dat May aan dissociatieve
identiteitsstoringen leed en daarom "ontoerekeningsvatbaar"
moet zijn geweest.
De psychiater en neuroloog Edgar Beyer (arts in een kliniek
in Günzburg) vermoedt een ›asociale
persoonlijkheidsstoornis‹ in de vagantentijd van May en
daarmee een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Hoe men
Mays psychische toestand ook beoordeelt, de schade, die May
met zijn delicten heeft aangericht, bedraagt bij elkaar nog
geen 1000 Mark. »May heeft later, toen hij geld had, vele
duizenden mark geschonken aan behoeftigen, ook heeft hij
zijn gehele vermogen en alle inkomsten van auteursrechten
van zijn werken nagelaten aan een stichting voor behoeftige
Bohemen
Mittweida
Waldheim
10 von 11 31.01.2008 19:18
Karl Friedrich May http://www.karl-may-stiftung.de
1871
1872
1873
1874
kunstenaars. Ook is de gedachte aan loutering«, zoals Claus
Roxin opmerkt, »een van de hoofdtendenzen van zijn werk –
niet altijd literaire winst«.
3 mei: begin van de straf in tuchthuis Waldheim. May is
vanaf nu gevangene "Nr. 402" en komt in een isoleercel.
Minstens 13 uur per dag werkt hij als sigarenmaker.
Waarschijnlijk vervult "Nr. 402" aanvankelijk zijn opgelegde
taak niet, want met het niet geven van eten wordt hij
disciplinair gestraft.
Het ontplooien van schrijversactiviteiten is volgens het
reglement van het tuchthuis Waldheim onmogelijk! "Het
benodigde schrijfmateriaal wordt in de benodigde
hoeveelheden aan de gevangenen door de instelling tegen
betaling toegestaan; elk geval wordt apart bekeken.
Hetzelfde geldt voor de envelop waar een brief in moet
worden verstuurd. Het terzijde leggen van schrijfmateriaal is
verboden. Elke gevangene moet de hoeveelheid die hij
ontving, beschreven of niet, weer inleveren. Dit geldt ook
voor de inkt en het potlood en andere voorwerpen." [§ 50]
Tekenen van een gevangenispsychose in relatie met
eenzame opsluiting, zoals in de verdere literatuur wel wordt
aangenomen, zijn er niet. Zo'n voorval had beslist
teruggevonden moeten worden in zijn werk; dit is echter niet
het geval. May vond de eenzame opsluiting eerder
aangenaam, dan dat hij er onder leed.
De catecheet van de inrichting, Johannes Kochta, wordt een
vaderlijke vriend voor May. De ontmoetingen met de
Katholiek laten bij May een onuitwisbare indruk na; hij vindt
zichzelf terug.
29 april: Mays 25-jarige zuster Ernestine Pauline overlijdt
in Ernstthal.
Hoewel May luthers is, bespeelt hij bij katholieke
kerkdiensten het orgel.
May is tot begin maart in de gevangenisbibliotheek
werkzaam.
2 mei: ontslag uit het tuchthuis. May staat voor twee jaar
onder politietoezicht. Een terugblik in zijn latere teksten toont
aan, dat hij dan als smidsknecht bij zijn peetoom Weißpflog
werkt. In de zomer schrijft hij Die Rose von Ernstthal.
Waldheim
Waldheim
Waldheim
Waldheim
Ernstthal,
Marktplatz 185
Vertaler: Peter Baanstra, Arbeits- u. Forschungsgemeinschaft Beobachter an der Elbe
Copyright by Karl-May-Stiftung Radebeul
11 von 11 31.01.2008 19:18