10.09.2013 Views

Logopedie bij kinderen met een tracheacanule (PDF)

Logopedie bij kinderen met een tracheacanule (PDF)

Logopedie bij kinderen met een tracheacanule (PDF)

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Leeftijd <strong>kinderen</strong>: 0 - 14 jaar<br />

Reden canule<br />

- Lymfatische malformatie<br />

- Stembandparese<br />

- Chronische longproblemen/<br />

Respiratoire insufficiëntie<br />

- Tracheamalacie<br />

- Bilaterale schisis + micrognatie<br />

- Larynxmalformatie/<br />

Subglottische stenose<br />

- Tumor tongbasis<br />

Medische diagnose<br />

- (Congenitale) aandoening Hoofd/Hals<br />

- Oncologie<br />

- Spina Bifida/Arnold Chiari<br />

- Trauma<br />

- Hernia diafragmatica<br />

- Omphalocele + meerdere congenitale<br />

afwijkingen<br />

- Myopathie<br />

- Syndromaal<br />

- Broncho Pulmonale Dysplasie<br />

- SMA<br />

Communicatie<br />

- Spraakklep<br />

- Stem langs canule<br />

- Gebaren<br />

- Ondersteunde communicatie<br />

Gedecanuleerd<br />

<strong>Logopedie</strong> <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>tracheacanule</strong><br />

Gevolgen voor slikken, communicatie en spraak<br />

Marjo van Gerven, Maud Verbeek<br />

Inleiding<br />

Een <strong>tracheacanule</strong> wordt geplaatst <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> die langdurig<br />

ademondersteuning nodig hebben om uit<strong>een</strong>lopende redenen<br />

(zie overzicht). De <strong>tracheacanule</strong> creëert <strong>een</strong> directe ademweg<br />

UMC St Radboud<br />

20 <strong>kinderen</strong><br />

308 <strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

3<br />

5<br />

5<br />

1<br />

5<br />

1<br />

8<br />

3<br />

2<br />

2<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

9<br />

4<br />

4<br />

2<br />

9<br />

MUMC+<br />

Maastricht<br />

11 <strong>kinderen</strong><br />

Figuur 1. Overzicht van <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> 2002-2010.<br />

4<br />

1<br />

1<br />

5<br />

7<br />

3<br />

1<br />

4<br />

4<br />

4<br />

1<br />

10<br />

van trachea via de hals naar buiten. Hierdoor stroomt de ademlucht<br />

niet of beperkt langs stemplooien en mondgebied. Stemgeven<br />

en communicatie worden problematisch. Eten en drinken<br />

kunnen negatief beïnvloed worden. In vrijwel alle gevallen zal<br />

dan ook de interventie van <strong>een</strong> logopedist gewenst zijn. Bij de<br />

zorg rondom <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> is vaak <strong>een</strong> intensieve<br />

multidisciplinaire samenwerking nodig. Zo wordt er regelmatig<br />

in canuleteams gewerkt, bestaande uit professionals<br />

als de KNO-arts, de kinderintensivist, de longarts, de verpleegkundig<br />

specialist en de logopedist.<br />

Bij dit alles staat samenwerking <strong>met</strong> en begeleiding van ouders/verzorgers<br />

en kind op de voorgrond. In de meeste ziekenhuizen<br />

verblijven <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> op de intensive<br />

care-afdeling in verband <strong>met</strong> de gespecialiseerde zorg die ze<br />

nodig hebben. Er is dan vaak veelvuldig contact tussen ouders/verzorgers<br />

en hulpverleners. Na ontslag uit het ziekenhuis<br />

zal er voldoende ondersteuning en aanpassing moeten zijn in<br />

de dagelijkse situatie. Hiervoor is goede overdracht en het onderhouden<br />

van contacten <strong>met</strong> hulpverleners in de eerste lijn van<br />

belang.<br />

Gevolgen voor eten, drinken en slikken <strong>bij</strong><br />

<strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong><br />

Regelmatig zien we eet- en drinkproblemen <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong><br />

<strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong>. De oorzaken hiervan, het verband tussen <strong>een</strong><br />

<strong>tracheacanule</strong> en eten en drinken, zal nader uitgelegd worden.<br />

Er zijn echter ook <strong>kinderen</strong> die weinig hinder ondervinden van de<br />

<strong>tracheacanule</strong> <strong>bij</strong> eten en drinken.<br />

De onderliggende aandoening als oorzaak voor de eet- en drinkproblemen<br />

In de klinische praktijk blijkt vaak dat <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> die in aanmerking<br />

komen voor de plaatsing van <strong>een</strong> canule, frequent al<br />

eet- en drinkproblemen spelen door onderliggend lijden in de<br />

vorm van neurologische, anatomische, respiratoire en/of conditionele<br />

problemen. Bij zuigelingen <strong>met</strong> conditionele problemen<br />

is de coördinatie van ademing <strong>met</strong> zuigen en slikken<br />

meestal <strong>een</strong> probleem. Slikken betekent altijd <strong>een</strong> onderbreking<br />

van de ademing en ook zal de ademfrequentie afgestemd<br />

moeten worden op de zuig- en slikfrequentie, hetg<strong>een</strong> doorgaans<br />

<strong>een</strong> vertraging van de natuurlijke ademfrequentie nodig<br />

maakt.


Voordat de canule geplaatst wordt, hebben deze <strong>kinderen</strong> vaak<br />

al <strong>een</strong> hele periode van ziekte en benauwdheid achter de rug.<br />

Het kind is mogelijk langere tijd beademd geweest en heeft gedurende<br />

deze periode waarschijnlijk sondevoeding gekregen.<br />

Hierdoor kan het kind <strong>een</strong> ervaringstekort wat betreft orale voeding<br />

hebben opgelopen. Daarnaast is er, als gevolg van de vervelende<br />

handelingen die het kind heeft moeten ondergaan (zoals<br />

het inbrengen van <strong>een</strong> neus-maagsonde, het uitzuigen en<br />

het plakken van pleisters) mogelijk <strong>een</strong> afweer tegen prikkels in<br />

het mondgebied ontstaan (Driver, 2000). Ook problemen als<br />

gastro-intestinale reflux en <strong>een</strong> historie van aspiratie kunnen<br />

het voedingsgebeuren negatief beïnvloeden (Norman et al.,<br />

2007). Nadat de canule geplaatst is, waardoor de voorwaarden<br />

tot eten en drinken in theorie ook verbeterd zijn, blijkt frequent<br />

dat de eet- en drinkproblematiek blijft persisteren.<br />

De canule als oorzaak van de eet- en drinkproblemen<br />

Ook kan de canule zelf het eten en drinken negatief beïnvloeden.<br />

Zowel neurofysiologische als mechanische problemen kunnen<br />

hier<strong>bij</strong> <strong>een</strong> rol spelen (Driver, 2000). Bij jonge <strong>kinderen</strong> zien<br />

de problemen er op <strong>een</strong> aantal punten anders uit en hangen<br />

deze <strong>met</strong> andere aspecten samen dan <strong>bij</strong> oudere <strong>kinderen</strong>:<br />

Zuigelingen en jonge <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> eet- en drinkproblemen ten<br />

gevolge van de <strong>tracheacanule</strong><br />

Bij het jonge kind hangen de sensomotorische ontwikkeling van<br />

de mondmotoriek, en eten en drinken nauw samen (Rommel et<br />

al., 2003). Jonge zuigelingen zijn nog in de reflexfase van zoeken,<br />

zuigen en slikken. Daarna gaan <strong>kinderen</strong> de willekeurige<br />

bewegingen, nodig voor eten en drinken, ervaren en ontdekken.<br />

Ze leren hun mondmotorische bewegingen af te stemmen op<br />

de sensorische prikkels van eten, drinken en de materialen waarmee<br />

dit wordt aangeboden.<br />

Problemen die kunnen voorkomen <strong>bij</strong> jonge <strong>kinderen</strong>/zuigelingen:<br />

- Oraal-sensorische problemen: Als <strong>kinderen</strong> veel negatieve ervaringen<br />

opdoen in het mondgebied, ontstaat er vaak afweer<br />

van allerlei prikkels om en in de mond. Bij <strong>bij</strong>voorbeeld de verzorging<br />

van de canule of het inbrengen van de neus-maagsonde<br />

leren ze dat aanraking in het mondgebied onprettig is. Vaak weren<br />

<strong>kinderen</strong> dan ook spenen, lepels en voedingsmiddelen af.<br />

Zeker als er daar<strong>bij</strong> gevoelens van ziek zijn en benauwdheid <strong>een</strong><br />

rol spelen.<br />

Oraal-sensorische problemen zijn significant geassocieerd <strong>met</strong><br />

<strong>een</strong> historie van aspiratie en/of beademing (Rommel et al., 2003).<br />

- Problemen ten aanzien van de coördinatie van zuigen, slikken<br />

en ademen: De canule kan <strong>een</strong> goede coördinatie tussen zuigen,<br />

slikken en ademen in de weg staan. Dit is <strong>een</strong> mechanisme<br />

dat zeer fijn op elkaar afgestemd functioneert. Als de ademweg<br />

verandert door canulatie of door decanulatie, kan dit patroon<br />

verstoord worden (Driver, 2000).<br />

- Oraal-motorische problemen: De mondmotorische vaardigheden<br />

en de spierkracht ontwikkelen zich te weinig. Als <strong>kinderen</strong><br />

<strong>een</strong> langere periode niet kunnen eten of drinken, kan door ge-<br />

brek aan ervaring <strong>een</strong> mondmotorische ontwikkelingsachterstand<br />

ontstaan. Zuigen, afhappen, kauwen worden onvoldoende<br />

geoefend. Kracht en variatie in mondmotorische bewegingen<br />

(lippen, tong, velum), maar ook de bewegingen van de stemplooien<br />

kunnen te beperkt blijven.<br />

Oudere <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> eet- en drinkproblemen ten gevolge van de<br />

<strong>tracheacanule</strong>.<br />

Bij <strong>kinderen</strong> die op latere leeftijd <strong>een</strong> canule krijgen treden andere<br />

problemen op de voorgrond, waar<strong>bij</strong> er meer over<strong>een</strong>komsten<br />

zijn <strong>met</strong> die van de volwassen patiënten <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong>.<br />

Vaak zijn eet- en drinkvaardigheden al ontwikkeld, er<br />

worden andere canules gebruikt en de anatomie en functie van<br />

het slikmechanisme is anders dan <strong>bij</strong> jongere <strong>kinderen</strong>.<br />

Problemen die <strong>bij</strong> oudere <strong>kinderen</strong> kunnen voorkomen:<br />

- Het slikken wordt moeilijker ten gevolge van de canule: De canule<br />

is <strong>een</strong> fixatiepunt, waardoor de normale slik minder soepel<br />

verloopt. De laryngeale elevatie, die plaatsvindt <strong>bij</strong> de slikact,<br />

wordt tegengehouden en de luchtweg wordt hierdoor minder<br />

beschermd. Hierdoor vindt er eerder aspiratie plaats. Ook<br />

kan het slikken door deze fixatie meer kracht en moeite kosten.<br />

Dit wordt vaker <strong>bij</strong> oudere <strong>kinderen</strong> waargenomen omdat de larynxelevatie<br />

toeneemt <strong>met</strong> de groei.<br />

- Ontbreken van expiratielucht heeft consequentie voor de sensitiviteit<br />

en het schonen van de farynx (clearance). Er is meer<br />

kans op faryngeaal residu. Dit is <strong>bij</strong> jonge <strong>kinderen</strong> minder het<br />

geval (Abraham & Wolf, 2002).<br />

- Slikken <strong>met</strong> <strong>een</strong> gecuffte canule: Bij oudere <strong>kinderen</strong> (> tien<br />

jaar) wordt er vaak <strong>een</strong> cuff 1 gebruikt om de canule op de plaats te<br />

houden, <strong>bij</strong> krachtige beademing of <strong>bij</strong> veel risico op aspiratie.<br />

(Jonge <strong>kinderen</strong> hebben <strong>een</strong> ongecuffte canule omdat de wand<br />

van de trachea nog te teer en gevoelig is voor enige druk en er<br />

hierdoor <strong>bij</strong> jonge <strong>kinderen</strong> te snel beschadiging kan optreden ten<br />

gevolge van de cuff. (Driver, 2000)) De opgeblazen cuff versterkt<br />

de fixatie. Dit kan soepel slikken in de weg staan. Laryngeale<br />

heffing wordt gereduceerd. Een te sterk opgeblazen cuff kan bovendien<br />

leiden tot oesofageale compressie.<br />

- Laryngeale aspiratie <strong>bij</strong> slikken <strong>met</strong> <strong>een</strong> opgeblazen cuff (verborgen<br />

aspiratie): Bij <strong>een</strong> inadequate slikact blijft er, ook <strong>bij</strong> <strong>een</strong><br />

opgeblazen cuff, <strong>een</strong> risico op laryngeale aspiratie. Deze gaat,<br />

<strong>bij</strong> het leeglaten van de cuff op <strong>een</strong> later tijdstip, alsnog over in<br />

tracheale aspiratie. Zie richtlijn cuff.(Kalf, 2002).<br />

Bij alle <strong>kinderen</strong> moet rekening gehouden worden <strong>met</strong> problemen<br />

als:<br />

- Hyposensibiliteit in het mondgebied: Zoals aangegeven kunnen<br />

<strong>kinderen</strong> hypersensibel worden voor aanraking. Door ontbreken<br />

van de luchtstroom kan echter ook <strong>een</strong> hyposensibiliteit<br />

ontstaan. Als gevolg van de desensitisatie van de larynx kunnen<br />

ook de beschermende reflexen als hoesten en stembandsluiting<br />

afnemen, waardoor <strong>een</strong> toenemende kans op laryngeale penetratie<br />

en aspiratie ontstaat (Kalf, 2002) (Abraham & Wolf, 2002).<br />

- Kortere, minder krachtige en vertraagde stemplooisluiting (ad-<br />

<strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

309


ductieproblemen) en het ontbreken van voldoende subglottische<br />

druk waardoor veiligheid en efficiëntie van de slik afneemt.<br />

- Onvoldoende inhalatie van vochtige lucht.<br />

- Veranderende coördinatie <strong>met</strong> mogelijk <strong>een</strong> te trage slik als gevolg<br />

(timingsprobleem).<br />

- Door <strong>een</strong> verminderde geur- en reukperceptie is eten vaak minder<br />

interessant.<br />

Taken logopedist<br />

Onderzoek<br />

Er zal onderzoek plaatsvinden naar de sensorische en motorische<br />

ontwikkeling en de mogelijkheden van het kind op het gebied<br />

van de mondmotorische vaardigheden. Hier<strong>bij</strong> wordt er gekeken<br />

naar de orale reflexen, zuigen, happen van de lepel, <strong>bij</strong>ten,<br />

kauwen, drinken en slikken. Er wordt rekening gehouden <strong>met</strong><br />

leeftijd, ervaring en medische gegevens van het kind (Rogers &<br />

Arvedson, 2005).<br />

Het slikken wordt klinisch beoordeeld en indien nodig vindt er<br />

aanvullend technisch onderzoek plaats om het slikken meer objectief<br />

te beoordelen (Arvedson & Brodsky, 2002). De volgende<br />

slikonderzoeken kunnen verricht worden:<br />

- Cervicale auscultatie (Zenner et al., 1995): Met de stethoscoop<br />

ter hoogte van overgang mondbodem/hals wordt de slik beluisterd:<br />

zo kunnen slikgeluid, timing van de slik en ademgeluiden<br />

voor en na de slik gehoord worden. Nadeel is dat faryngeale stase<br />

en ‘natte’ ademgeluiden moeilijk te horen zijn <strong>bij</strong> <strong>een</strong> nauw sluitende<br />

canule. Ook geeft de ademing via de canule veel <strong>bij</strong>geluid.<br />

- Test <strong>met</strong> <strong>met</strong>hyl<strong>een</strong>blauw: Aan <strong>een</strong> voedingssubstantie wordt<br />

blauwe kleurstof toegevoegd en na de slik wordt gecontroleerd<br />

of de blauwe kleur al of niet in de trachea terecht is gekomen,<br />

door via de canule uit te zuigen. Negatief betekent niet dat er zeker<br />

niet geaspireerd wordt. Als de aspiratie 10 procent of minder<br />

van de geslikte hoeveelheid bedraagt, is dit niet altijd te zien.<br />

Uitzuigen wordt gedaan direct na de slik en gedurende <strong>een</strong><br />

kwartier om de vijf minuten na de slik. Aspiratie hoeft namelijk<br />

niet <strong>met</strong><strong>een</strong> te zien te zijn. Er kan <strong>een</strong> vertraging optreden<br />

(Thorpe & Nash, 2007).<br />

- Slikvideo (Video Fluorscopic Swallow Study, VFSS): De slikvideo is<br />

<strong>een</strong> onderzoek waar<strong>bij</strong> er <strong>met</strong> behulp van röntgenopnamen en<br />

voeding <strong>met</strong> contrastmiddel <strong>een</strong> beeld verkregen kan worden<br />

van de bewegingen in het orofaryngeale gebied en van het bovenste<br />

gedeelte van de oesofagus gedurende het slikken (van<br />

Gerven en & Engel-Hoek, 2002). Bij <strong>een</strong> kind <strong>met</strong> <strong>een</strong> canule<br />

moeten tijdens dit onderzoek uitzuigapparatuur en zuurstof direct<br />

beschikbaar zijn, evenals <strong>een</strong> verpleegkundige die bekend<br />

is <strong>met</strong> de problematiek.<br />

- Flexible Endoscopic Evaluation of Swallowing (FEES): Door de<br />

KNO-arts wordt via <strong>een</strong> endoscoop de faryngeale fase van het<br />

slikken bekeken. Dit onderzoek wordt meer <strong>bij</strong> volwassenen dan<br />

<strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> gebruikt omdat het voor <strong>kinderen</strong> vaak moeilijk is<br />

mee te werken aan dit vrij invasieve onderzoek.<br />

Het heeft wel <strong>een</strong> aantal voordelen:<br />

- FEES kan aan bed verricht worden.<br />

- De voedingsmiddelen van het kind kunnen gebruikt worden<br />

310 <strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

zonder toevoeging van <strong>een</strong> contrastmiddel.<br />

- Beademing vormt g<strong>een</strong> contra-indicatie, om het onderzoek te<br />

kunnen uitvoeren.<br />

Beoordelen van de voorwaarden om <strong>met</strong> orale voeding te kunnen<br />

starten<br />

Voordat <strong>met</strong> orale voeding begonnen kan worden, is het nodig<br />

dat er aan <strong>een</strong> aantal voorwaarden voldaan is:<br />

- De slikfunctie moet als voldoende beoordeeld zijn zodat er uitgegaan<br />

kan worden van veilig slikken.<br />

- Het kind moet kunnen hoesten.<br />

- De conditie moet voldoende zijn. Fysiologische waarden als saturatie,<br />

ademhalingsritme en hartfrequentie moeten stabiel zijn. Daarnaast<br />

is de algehele conditie natuurlijk van belang. Het kind moet<br />

zich fit genoeg voelen om te kunnen oefenen. Hier<strong>bij</strong> wordt er ook<br />

op gelet of het kind in <strong>een</strong> goede staat is en voldoende alert is.<br />

- Als er nog sprake is van (gedeeltelijke) beademing, dan is het<br />

aan te raden niet te oefenen tijdens het weanen 2. Op zulke momenten<br />

is het kind namelijk belast <strong>met</strong> zelf leren ademen en<br />

heeft het mogelijk te weinig energie voor het innemen van de<br />

orale voeding.<br />

- De sondevoeding moet in porties gegeven kunnen worden. Bij<br />

continue sondevoeding is er meestal te weinig hongergevoel en<br />

animo om <strong>met</strong> orale voeding te starten of die op te bouwen. Bovendien<br />

moet de maag bolusvoeding kunnen verdragen.<br />

- Tijdens de voeding moet de canule ontcufft zijn. Als het kind<br />

all<strong>een</strong> kan slikken zonder aspireren <strong>met</strong> <strong>een</strong> opgeblazen cuff,<br />

dan is het nog niet toe aan orale voeding.<br />

Therapie<br />

Op grond van anamnestische gegevens, logopedisch onderzoek,<br />

informatie van ouders, artsen en verpleegkundigen kan <strong>een</strong><br />

beeld gevormd worden van de uitgangssituatie van het kind. In<br />

de therapie zal getracht worden direct aan te sluiten op deze informatie<br />

en op de mogelijkheden van het kind.<br />

Bij het bepalen van het tijdstip van de voeding wordt telkens<br />

opnieuw gekeken naar de omstandigheden: Is het kind fit genoeg?<br />

Interfereert de logopedische therapie niet <strong>met</strong> andere<br />

(para)medische handelingen? Is er voldoende pauze na de vorige<br />

sondevoeding?<br />

Er wordt zoveel mogelijk samengewerkt <strong>met</strong> ouders/verzorgers<br />

en verpleegkundigen en hiertoe worden afspraken in overleg gepland.<br />

Zeker in het begin van de therapie is verpleegkundige ondersteuning<br />

noodzakelijk omdat de prelogopedische handelingen<br />

vaak samengaan <strong>met</strong> verpleegkundige handelingen als onder<br />

meer uitzuigen, cuff leeg laten of het onder controle houden<br />

van de conditie van het kind.<br />

Orale stimulatie<br />

Als orale voeding nog niet mogelijk is, kan het toch zijn dat logopedische<br />

begeleiding nodig is om adviezen te geven over het<br />

onderhouden van de sensomotorische ontwikkeling van het<br />

mondgebied. Zeker <strong>bij</strong> jonge <strong>kinderen</strong>, die nog in de mondmotorische<br />

ontwikkelingsfase zijn, kan deze stimulatie zinvol zijn.


Het kind krijgt dan toch positieve ervaringen aangeboden als<br />

zuigen, sabbelen en <strong>bij</strong>ten op speelgoed of indien mogelijk het<br />

proeven van enkele druppels water of likjes voeding van verschillende<br />

smaken.<br />

Eet- en drinktherapie<br />

Bij de eet- en drinktherapie wordt ernaar gestreefd de normale<br />

voedingssituatie zoveel mogelijk te benaderen. Als het kan<br />

wordt het kind tijdens het oefenen uit bed gehaald, op schoot<br />

genomen of in de kinderstoel gezet. De logopedist zoekt uit<br />

welke materialen (als fles, lepel of beker) en welke soorten voeding<br />

het meest geschikt zijn voor dit kind. De keuze van voedingsproducten<br />

wordt aangepast aan de mogelijkheden van het<br />

kind en er zal rekening gehouden worden <strong>met</strong> mondmotorische<br />

vaardigheden, smaakvoorkeur, reacties op voeding en ervaring.<br />

Zonodig kan begonnen worden <strong>met</strong> het wegslikken van speeksel<br />

of steriel water. Soms moet het slikken gestimuleerd worden<br />

<strong>met</strong> ijs of moeten er juist zeer neutrale smaken en temperaturen<br />

gebruikt worden. De logopedist kan steeds opnieuw beoordelen<br />

welke stappen er genomen kunnen worden in de opbouw<br />

van smaken en consistenties van voeding en in het te gebruiken<br />

materiaal. Voor de overdracht van het aanbieden van<br />

orale voeding door ouders en verpleegkundigen is intensieve samenwerking<br />

geboden.<br />

Richtlijn cuff<br />

Bij eten en drinken is de cuff leeg. Voor en na het leeglaten van<br />

de cuff wordt de canule/trachea uitgezogen door de verpleegkundige.<br />

Daarna kan er gestart worden <strong>met</strong> de orale voeding.<br />

Na de voeding wordt er zonodig nogmaals uitgezogen, waarna<br />

de cuff weer wordt opgeblazen.<br />

Volledig zelf eten en drinken kan lange tijd niet haalbaar zijn,<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> <strong>een</strong> te kwetsbare conditie, <strong>een</strong> onveilige slik of<br />

<strong>een</strong> forse afkeer van voedsel. Dan zijn <strong>kinderen</strong> dus langdurig<br />

afhankelijk van sondevoeding en kan <strong>een</strong> gastrostomie worden<br />

aangelegd. Het voordeel van <strong>een</strong> gastrostomie boven <strong>een</strong> neusmaagsonde<br />

is dat het kind g<strong>een</strong> negatieve prikkels in het mondgebied<br />

ervaart en stimulatie van de mondmotoriek en normalisering<br />

van de sensibiliteit beter mogelijk zijn.<br />

Een wezenlijk onderdeel van de begeleiding van kind, ouders en<br />

omgeving is het telkens opnieuw zoeken naar het aanbieden<br />

van positieve ervaringen rondom eten en drinken. Er zal steeds<br />

rekening gehouden moeten worden <strong>met</strong> de grens die het kind en<br />

zijn conditie aangeeft. All<strong>een</strong> op die manier kan voorkomen worden<br />

dat de eet- en drinkproblemen blijven voortduren, terwijl<br />

het geven van voeding per sonde niet langer nodig is op puur<br />

medische gronden.<br />

Gevolgen voor communicatie, spraak, taal en<br />

stem <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong><br />

Zoals in de inleiding al aangegeven wordt, is stemgeven en spraak<br />

moeilijk of onmogelijk <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> door-<br />

dat de uitademingslucht via de canule naar buiten gaat. Stemplooien<br />

worden niet in trilling gebracht. All<strong>een</strong> als de canule niet<br />

de gehele trachea afsluit en er ruimte blijft voor het stromen van<br />

lucht langs de canule, is stemgeving en daarmee het spreken wél<br />

mogelijk. Een canule <strong>met</strong> grotere dia<strong>met</strong>er geeft betere ademing<br />

maar minder stem. Een canule <strong>met</strong> kleinere dia<strong>met</strong>er geeft minder<br />

gemakkelijke ademing maar <strong>een</strong> betere stem.<br />

Na decanulatie zijn de verwachtingen ten aanzien van verbale<br />

communicatie vaak hoog gespannen. Regelmatig komt deze<br />

echter niet vanzelf op gang. De opbouw hiervan hangt <strong>met</strong> <strong>een</strong><br />

aantal aspecten samen.<br />

Spraak- en taalproblemen <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong><br />

Bij <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> kan de spraak- en taalontwikkeling<br />

primair al moeizamer verlopen door het basislijden.<br />

Een aantal voorwaarden op het gebied van gehoor, anatomie,<br />

neurologie, cognitie en interactie <strong>met</strong> de omgeving is nodig voor<br />

<strong>een</strong> goede spraak- en taalontwikkeling. Deze voorwaarden kunnen<br />

onvoldoende aanwezig zijn door de onderliggende aandoening<br />

van het kind. Het effect van de canule zelf op de spraaken<br />

taalontwikkeling is variabel.<br />

In beperkte mate is er onderzoek gedaan naar de effecten van<br />

<strong>een</strong> tijdelijke <strong>tracheacanule</strong>-plaatsing <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> op de latere<br />

spraak- en taalontwikkeling (Simon & Handler, 1981)<br />

Het maakt verschil op welk tijdstip de canule geplaatst is, hoe<br />

lang de canule aanwezig blijft en wanneer de decanulatie plaatsvindt<br />

(Jiang & Morrison, 2003).<br />

- Tot circa vijftien maanden bevinden <strong>kinderen</strong> zich in de preof<br />

vroeglinguïstische fase. Als de canule in deze periode weer<br />

verwijderd wordt, is de kans groot dat de spraak- en taalontwikkeling<br />

conform de cognitieve mogelijkheden verloopt.<br />

- Wordt de canule geplaatst net voor of tijdens de linguïstische<br />

fase van 16-36 maanden en blijft deze over <strong>een</strong> periode van meer<br />

dan circa zes maanden aanwezig, dan is er veel kans op <strong>een</strong> vertraging<br />

in de spraak- en taalontwikkeling.<br />

- Wordt de canule geplaatst na afronding van de linguïstische fase,<br />

dan ontstaan er meestal g<strong>een</strong> spraak- en taalproblemen, ook als<br />

de periode van canule-plaatsing langer duurt dan zes maanden.<br />

Als <strong>kinderen</strong> in de linguïstische fase <strong>een</strong> canule hebben, hindert<br />

dit de normale spraak- en taalontwikkeling. Kinderen bouwen<br />

wel passieve taalontwikkeling op. Er is echter g<strong>een</strong> ervaring<br />

<strong>met</strong> auditieve en kinesthetische feedback van de eigen<br />

spraak. Als <strong>kinderen</strong> door de canule all<strong>een</strong> de brabbelfase overslaan<br />

heeft dit g<strong>een</strong> negatieve gevolgen. Het missen van de productie<br />

van spraakklanken in eerste woorden in de linguïstische<br />

fase, heeft vaak wel gevolgen voor de spraak- en taalontwikkeling.<br />

Zowel fonetische als fonologische articulatieproblemen<br />

komen regelmatig voor <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong>.<br />

Problemen <strong>met</strong> de productie van de juiste consonanten treden<br />

het meest frequent op, maar ook vocalen kunnen anders<br />

klinken als door <strong>een</strong> langdurige canuleplaatsing de anatomie<br />

van het aanzetstuk verandert. Spraak- en taaltherapie heeft<br />

<strong>bij</strong> de meeste <strong>kinderen</strong> <strong>een</strong> goed resultaat. Na decanulatie is<br />

<strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

311


het mogelijk dat de spraakontwikkeling versneld op gang komt<br />

(Kraemer et al., 2005) .<br />

Stemproblemen <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong><br />

Nadat de canule verwijderd is kunnen er naast de spraak- en<br />

taalproblemen ook stemproblemen naar voren komen. Dit zien<br />

we vaak als <strong>kinderen</strong> geïntubeerd zijn geweest, <strong>bij</strong> larynxmalasieën<br />

en ook als de stembanden te weinig gebruikt zijn geweest.<br />

Deze stemproblemen kunnen blijvend, voor<strong>bij</strong>gaand of gedeeltelijk<br />

voor<strong>bij</strong>gaand zijn, afhankelijk van de oorzaak.<br />

Kinderen proberen soms, ondanks het ontbreken van mogelijkheid<br />

tot stemgeven, toch geluid te produceren. Dit gebeurt<br />

dan door de lucht in de farynx of wangen in trilling te brengen<br />

(faryngeale of buccale spraak). Soms maken <strong>kinderen</strong> ook klikgeluiden<br />

ergens in het orale gebied om via <strong>een</strong> geluid aandacht<br />

te kunnen trekken. Al deze manieren en geluiden zijn niet bevorderlijk<br />

voor de latere spraakontwikkeling of het latere stemgebruik.<br />

Het kunnen verkeerde gewoonten worden, die de latere<br />

normale ontwikkeling in de weg kunnen staan. Er wordt<br />

getracht zo snel mogelijk het gebruik van de stem mogelijk te<br />

maken via <strong>bij</strong>voorbeeld <strong>een</strong> spraakklep 3 of anders alternatieve<br />

manieren van communicatie aan te bieden (Thorpe & Nash,<br />

2007).<br />

Communicatieproblemen <strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong><br />

Er is <strong>een</strong> groot verschil tussen wat <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> canule kunnen<br />

begrijpen en wat ze kunnen uiten. Ze zijn dus meestal heel<br />

stil. Het gevolg hiervan kan zijn dat er passiviteit ontstaat in de<br />

communicatie tussen kind en omgeving. Het overkomt veel<br />

mensen, dat ze stil vallen als <strong>een</strong> ander niet praat. Blijven communiceren<br />

<strong>met</strong> deze <strong>kinderen</strong> gaat niet vanzelf, maar is vaak<br />

iets wat bewust ondernomen moet worden. Er zal voortdurend<br />

moeite gedaan moeten worden om te ontdekken, wat <strong>een</strong> kind<br />

duidelijk wil maken, ook al gebeurt dit niet via de verbale weg.<br />

En het kind leert veel van de taal die het aangeboden krijgt vanuit<br />

zijn omgeving. Het hebben van <strong>een</strong> normaal taalbegrip in<br />

combinatie <strong>met</strong> niet of nauwelijks kunnen spreken, kan gedragsproblemen<br />

<strong>met</strong> zich meebrengen. Het is frustrerend niet of<br />

onvoldoende begrepen te worden, je te willen uiten, maar hiertoe<br />

de middelen niet ter beschikking te hebben. Het zoeken en<br />

aanbieden van geschikte ondersteunende communicatiemiddelen<br />

is dus noodzakelijk.<br />

Taken logopedist<br />

Onderzoek<br />

De logopedist analyseert het spraak- en taalniveau van het kind.<br />

Ook worden de verbale en nonverbale communicatieve mogelijkheden<br />

in kaart gebracht.<br />

Therapie<br />

Op grond van deze onderzoeksgegevens worden ouders en andere<br />

direct betrokkenen geadviseerd over de manier waarop ze<br />

het beste <strong>met</strong> het kind kunnen communiceren. Verder worden<br />

312 <strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

mondmotoriek, spraak en taal getraind en wordt het kind begeleid<br />

<strong>bij</strong> de opbouw en het toepassen van communicatieve mogelijkheden.<br />

Mogelijkheden tot communicatie<br />

- Spreken via stemplooien: In het gunstigste geval is stemgeving<br />

mogelijk doordat er lucht langs de canule lekt. De lucht kan<br />

nog beter langs de stemplooien gestuurd worden door deze telkens<br />

even af te sluiten tijdens de fonatie. Dit kan handmatig of<br />

via <strong>een</strong> spraakklep. Het nadeel van handmatig afsluiten is hygiëne<br />

en het praktische probleem van telkens <strong>een</strong> hand vrij moeten<br />

hebben. De spraakklep is all<strong>een</strong> mogelijk als de trachea niet<br />

geheel wordt afgesloten door de canule. Bij oudere <strong>kinderen</strong> kan<br />

<strong>een</strong> gevensterde canule gebruikt worden.<br />

- Mouthing: Dit is het articuleren zonder stem. Dit lukt vrijwel all<strong>een</strong><br />

<strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong> die al goed konden spreken vóór de canuleplaatsing.<br />

Het vergt veel aandacht en concentratie van de luisteraar.<br />

- Gebaren: Al op de ontwikkelingsleeftijd van negen maanden<br />

is het mogelijk gebaren te introduceren. Er wordt dan begonnen<br />

<strong>met</strong> de meest natuurlijke gebaren, die we in ons dagelijks leven<br />

al vaak gebruiken. De omgeving gebruikt deze gebaren <strong>bij</strong> haar<br />

eigen spraak zodat het kind de gebaren gaat overnemen en gebruiken.<br />

Er wordt meestal gebruikgemaakt van Nederlands <strong>met</strong><br />

Gebaren. Deze gebaren maken uitgebreide communicatie mogelijk,<br />

tot abstractie toe. Er is g<strong>een</strong> gevaar voor vertragen van de<br />

verbale spraak- en taalontwikkeling. Ondersteunende gebaren<br />

zouden zelfs faciliterend werken <strong>bij</strong> het ontwikkelen van de verbale<br />

taal. De ervaring wijst uit dat <strong>kinderen</strong>, zodra het mogelijk<br />

is, overschakelen op verbale communicatie.<br />

- Ondersteunende communicatiemiddelen:<br />

- aanwijssystemen <strong>met</strong> foto’s, plaatjes, picto’s, letters, spraakcomputer.<br />

- schrijven via laptop of gewoon schrift, mini-white-board, et cetera.<br />

- Oesofageale spraak: Oudere <strong>kinderen</strong> lukt het soms om via<br />

therapie te leren hoe ze lucht in de slokdarm kunnen brengen,<br />

om deze vervolgens te gebruiken om <strong>een</strong> geluid te produceren,<br />

wat ingezet kan worden ten behoeve van de articulatie.<br />

- Electrolarynx: Dit is <strong>een</strong> kunstmatig geproduceerd stemgeluid<br />

dat via <strong>een</strong> apparaat (de zogenoemde Servox) op gang komt. De<br />

electrolarynx wordt tegen de mondbodem gehouden en het geluid<br />

dat hier<strong>bij</strong> ontstaat, kan de articulatie ondersteunen. Dit is<br />

all<strong>een</strong> geschikt voor oudere <strong>kinderen</strong>, die het geluid echter vaak<br />

te kunstmatig vinden.<br />

- Spraakversterker: Als er wel stemgeving mogelijk is, maar het<br />

volume is te laag, dan kan <strong>een</strong> microfoontje <strong>met</strong> versterker ondersteuning<br />

bieden <strong>bij</strong> het vergroten van het volume om de verstaanbaarheid<br />

te bevorderen. Dit wordt soms gebruikt <strong>bij</strong> spreken<br />

in grotere groepen.<br />

Voordelen spraakklep:<br />

- Een spraakklep is meer dan <strong>een</strong> goed hulpmiddel om de stemgeving<br />

te verbeteren. Er kan namelijk meer kracht en druk opgebouwd<br />

worden. De ademhaling wordt krachtiger, er kan beter


geslikt worden en <strong>met</strong> meer kracht gehoest worden <strong>met</strong> als gevolg<br />

minder kans op aspiratie (Thorpe & Nash, 2007).<br />

- Als stemgeving mogelijk is langs de canule is deze krachtiger<br />

mét dan zonder spraakklep.<br />

- Het afsluiten van de canule via <strong>een</strong> spraakklep is hygiënischer,<br />

veiliger en handiger dan het afsluiten <strong>met</strong> <strong>een</strong> vinger. Ook wordt<br />

er wel <strong>een</strong>s <strong>een</strong> afsluiting gecreëerd door de kin naar de borst te<br />

bewegen. Dit is <strong>een</strong> onhandige houding en bovendien niet bevorderlijk<br />

voor het onderhouden van oogcontact tijdens de communicatie.<br />

- De spraakklep kan onderdeel zijn van de weg naar decanulatie,<br />

omdat de normale ademweg geleidelijk weer gebruikt gaat worden.<br />

Contra-indicaties voor <strong>een</strong> spraakklep:<br />

- Laryngeale papillomatose (agressieve vorm)<br />

- Ernstige subglottische stenose<br />

- Ernstige tracheamalacie<br />

- Excessief/terugkerend granuloom weefsel<br />

- Laryngeaal/tracheaal oedeem<br />

- Medische instabiliteit<br />

- Ernstig gereduceerde longcapaciteit<br />

- Dik, taai slijm<br />

- Met ‘foam’ gevulde gecuffte canule (deflatie is hier<strong>bij</strong> onvoldoende<br />

mogelijk)<br />

- Als <strong>een</strong> kind beademd wordt of aspireert, is het nodig dat de<br />

canule g<strong>een</strong> ruimte overlaat. Dan is <strong>een</strong> spraakklep niet mogelijk<br />

(Driver, 2000).<br />

- Bij heel jonge <strong>kinderen</strong> is het niet mogelijk voldoende ruimte<br />

te creëren. Soms moet de ontwikkeling van de primaire medische<br />

problematiek afgewacht worden, waarna eventueel herevaluatie<br />

kan plaatsvinden.<br />

Richtlijnen voor het gebruik van <strong>een</strong> spraakklep (Joosten & Rebers<br />

et al., 2007):<br />

- Een spraakklep is pas mogelijk na de leeftijd van zes maanden.<br />

Voor die tijd is de dia<strong>met</strong>er van de luchtweg te klein. Ook moet<br />

<strong>een</strong> kind voldoende longcapaciteit hebben en subglottische<br />

druk kunnen opbouwen.<br />

- Indien mogelijk is de leeftijd van zes maanden <strong>een</strong> mooi tijdstip<br />

om te beginnen omdat <strong>een</strong> kind dan in de meer gevarieerde<br />

brabbelfase komt.<br />

- Met name in het begin kan het zijn dat het kind benauwd<br />

wordt, de luchtstroom onvoldoende kan sturen en daardoor de<br />

spraakklep moeilijk verdraagt. Een geleidelijke opbouw is dan<br />

nodig.<br />

- Gebruik de spraakklep pas buiten het ziekenhuis als deze minimaal<br />

tien minuten, maar liefst <strong>een</strong> half uur verdragen wordt.<br />

- Gebruik ’s nachts g<strong>een</strong> spraakklep.<br />

- Tijdens het gebruik van de spraakklep moet de cuff altijd leeg<br />

zijn.<br />

Taken logopedist <strong>bij</strong> het gebruik van <strong>een</strong> spraakklep:<br />

Voordat <strong>een</strong> spraakklep aangeboden wordt, kan de canule even<br />

afgesloten worden <strong>met</strong> <strong>een</strong> vinger om <strong>een</strong> indicatie te krijgen<br />

van het effect hiervan op adem en stem.<br />

Er zijn <strong>kinderen</strong> die onmiddellijk gemakkelijk kunnen spreken<br />

als de spraakklep op de canule geplaatst wordt. Soms heeft het<br />

kind tijd nodig om te wennen en lukt het gebruik van de spraakklep<br />

all<strong>een</strong> via de geleidelijke weg. Factoren als ervaring <strong>met</strong><br />

spraak, conditie van de luchtweg, ruimte rondom de canule,<br />

leeftijd en aandoening van het kind spelen hier<strong>bij</strong> <strong>een</strong> rol.<br />

De spraakklep wordt aanvankelijk vaak in nauwe samenwerking<br />

tussen logopedist en verpleegkundige uitgeprobeerd. Bij de opbouw<br />

spelen de volgende aandachtspunten:<br />

- Duidelijke uitleg aan kind en ouder/verzorger.<br />

- Spelenderwijs oefenen (<strong>met</strong> <strong>bij</strong>voorbeeld <strong>een</strong> knuffel <strong>met</strong> canule)<br />

(foto).<br />

- Eerst uitzuigen.<br />

- Eventuele cuff leeg (daarna weer uitzuigen).<br />

- Bij <strong>een</strong> gevensterde canule moet eerst de binnencanule verwijderd<br />

worden.<br />

- Eerst oefenen van ademen en stemgeven via even afsluiten van<br />

de canule <strong>met</strong> <strong>een</strong> vinger.<br />

- Letten op ademhalingsritme, saturatie, hartslag.<br />

- Bewust zijn van tekenen van spanning, vermoeidheid.<br />

- Aandacht voor hoesten, frequentie van uitzuigen.<br />

- Beoordelen en oefenen van de fonatie, de luchtstroom (nasaal,<br />

oraal).<br />

Decanulatie<br />

Een canule is meestal tijdelijk. De meeste <strong>kinderen</strong> worden gedecanuleerd<br />

rond de leeftijd van vier jaar.<br />

Voorwaarden voor decanulatie:<br />

- Het kind heeft g<strong>een</strong> extra zuurstof meer nodig.<br />

- Frequentie van uitzuigen moet sterk verminderd zijn.<br />

- Het slikken verloopt veilig en goed.<br />

<strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

313


De decanulatie vindt geleidelijk plaats. Eerst zal geoefend<br />

worden <strong>met</strong> het tijdelijk afdoppen van de canule. Als <strong>een</strong> kind<br />

24 uur via de normale ademweg kan ademen, kan overgegaan<br />

worden tot decanulatie. Vervolgens wordt vaak nog 48 uur de<br />

tijd genomen om tijdens de ziekenhuisopname te observeren<br />

hoe het gaat. Daarna kan het kind naar huis (als het verder<br />

voldoende gezond is). Doorgaans sluit het stoma zich spontaan.<br />

In <strong>een</strong> enkel geval is het nodig dit operatief te sluiten.<br />

Tot slot<br />

De groep <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> is niet groot. In onze<br />

ziekenhuizen wordt er per jaar <strong>bij</strong> minder dan vijf <strong>kinderen</strong> <strong>een</strong><br />

<strong>tracheacanule</strong> geplaatst. Het gevolg daarvan is dat er niet veel<br />

over beschreven staat en er relatief weinig hulpverleners, waaronder<br />

logopedisten, bemoeienis hebben <strong>met</strong> deze <strong>kinderen</strong>. Omdat<br />

er hier<strong>bij</strong> wel sprake is van complexe problematiek en zorg,<br />

is voldoende aandacht, deskundigheid en onderzoek noodzakelijk.<br />

Dit artikel is <strong>een</strong> overzicht van de logopedische aspecten <strong>bij</strong><br />

<strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong> en <strong>een</strong> samenvatting van kennis<br />

uit klinische ervaring, literatuurstudie, cursussen en symposia.<br />

Hiermee hopen we <strong>een</strong> <strong>bij</strong>drage te leveren aan de deskundigheidsbevordering<br />

en goede zorg rondom deze <strong>kinderen</strong>. Samenwerking<br />

tussen de verschillende disciplines, die betrokken<br />

zijn <strong>bij</strong> deze <strong>kinderen</strong>, is <strong>een</strong> noodzaak om <strong>kinderen</strong> en ouders/verzorgers<br />

goed te kunnen begeleiden. Maar ook het contact<br />

tussen de verschillende centra waar <strong>kinderen</strong> <strong>met</strong> <strong>tracheacanule</strong>s<br />

onder behandeling zijn, draagt <strong>bij</strong> in verruiming van kennis<br />

en vaardigheden.<br />

Summary<br />

Children with tracheostomies tend to experience difficulties in<br />

swallowing, communication and speaking. These problems are<br />

associated with the diverted airway bypassing the upper airway.<br />

The underlying medical problems are usually complex and require<br />

much attention. In almost all cases the help of a speech<br />

language therapist is needed. The task of a speech language therapist<br />

includes assessment of swallowing, eating an drinking<br />

skills, investigation of the possibilities for communication, oral<br />

motor therapy, speech and language therapy and supervising the<br />

use of speaking valves. Collaboration with the parents/caregivers,<br />

the children and the disciplines involved, is an essential factor.<br />

Noten<br />

1. Een cuff is <strong>een</strong> ballon om de <strong>tracheacanule</strong> en deze sluit in gevulde<br />

toestand de luchtweg af.<br />

2. Weanen is ontwennen van de beademing via het langzaam en<br />

gecontroleerd afbouwen van de ondersteuning van de beademingsmachine.<br />

3. Een spraakklep is <strong>een</strong> dop <strong>met</strong> <strong>een</strong> membraan die op de canule<br />

wordt geplaatst. Het membraan gaat open <strong>bij</strong> de inademing<br />

en sluit <strong>bij</strong> de uitademing. Hierdoor zoekt de lucht <strong>bij</strong> de uitademing<br />

de weg naar boven via de stembanden naar de mondholte.<br />

Er kan dan stemgeluid gemaakt en dus gesproken worden.<br />

Bij gebruik van de spraakklep is het nodig dat de lucht langs de<br />

314 <strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

canule omhoog kan. Hiertoe moet <strong>een</strong> eventuele cuff leeg zijn en<br />

de dia<strong>met</strong>er van de canule moet <strong>een</strong> maat kleiner zijn dan past<br />

<strong>bij</strong> de dia<strong>met</strong>er van de trachea van het kind. Bij oudere <strong>kinderen</strong><br />

wordt soms <strong>een</strong> gevensterde canule gebruikt. Er is dan <strong>een</strong> opening<br />

in de bocht van de canule, waardoor de lucht zijn weg naar<br />

boven vindt. Bij jonge <strong>kinderen</strong> wordt deze canule niet gebruikt<br />

omdat het venster de wand van de nog tere luchtweg kan beschadigen.<br />

Bovendien hebben gevensterde canules <strong>een</strong> dia<strong>met</strong>er<br />

van minstens 4 milli<strong>met</strong>er en zijn ook daardoor niet geschikt<br />

voor jongere <strong>kinderen</strong>.<br />

Auteurs<br />

Marjo van Gerven werkt als logopedist op de afdeling Revalidatie,<br />

Kinderlogopedie van het UMC St Radboud in Nijmegen.<br />

Maud Verbeek werkt als logopedist op de afdeling <strong>Logopedie</strong> van<br />

het MUMC+ in Maastricht.<br />

Correspondentie<br />

Marjo van Gerven, Afdeling <strong>Logopedie</strong>, huispost 818, UMC St<br />

Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.<br />

m.vangerven@reval.umcn.nl<br />

Literatuur<br />

- Abraham,S.S. & Wolf, E.L. (2002). Swallowing Physiology of Toddlers<br />

with Long-Term Tracheostomies: A Preliminary Study. Dysphagia<br />

15 206-212.<br />

- Arvedson, J.C. & Brodsky, L.(2002). Chapter 4, The airway and<br />

swallowing. Pediatric Swallowing and Feeding. (153-187). New York:<br />

Singular Publishing Group<br />

- Driver, L.E. (2000). Chapter 7: Pediatric considerations. Tracheostomy<br />

and Ventilator Dependency.<br />

- Tippett, 193-236 D.C. (red.).New York: Thieme.<br />

- Gerven, M.van & Engel-Hoek, L. van den (2002): Logopedische<br />

diagnostiek van zuigen en slikken <strong>bij</strong> jonge <strong>kinderen</strong>. <strong>Logopedie</strong><br />

en Foniatrie 74 (3) 71-75.<br />

- Jiang, D. & Morrison, G.A.J. (2003). The influence of long-term<br />

tracheostomy on speech and language development in children.<br />

International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology 67 (1).217-<br />

220.<br />

- Joosten, K.F.M. & Rebers, B.L., et al. (2007). Richtlijn: Zorg voor<br />

<strong>een</strong> kind <strong>met</strong> <strong>een</strong> <strong>tracheacanule</strong>. Landelijke Werkgroep Tracheacanule<br />

<strong>bij</strong> <strong>kinderen</strong>.<br />

- Kalf, J.G. (2002). Slikstoornissen na langdurige beademing. Intensive<br />

Care, Capita Selecta. Bakker, J., Lange De, B. & Rommes,<br />

J.H. (red.), (p.101-112). Utrecht: Stichting Venticare.<br />

- Kraemer, R., Plante, E. & Gr<strong>een</strong>e, G.E. (2005). Changes in speech<br />

and language development of a young child after decannulation.<br />

Journal of Communication Disorders. 38 (5) 349-358.<br />

- Simon, B. & Handler, S.D. (1981): The speech pathologist and management<br />

of children with tracheostomies. The Journal of otolaryngology.<br />

10 (6) 440-448.<br />

- Thorpe, V. & Nash, L. (2007). Paediatric Tracheostomy for the<br />

Speech and Language Therapist, course Great Ormond Street Hospital<br />

for Children, London.


- Norman, V., Louw, B. & Kritzinger, A. (2007). Incidence and description<br />

of dysphagia in infants and toddlers with tracheostomies.<br />

International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology 71 (7)<br />

1087-1092<br />

- Rogers, B. & Arvedson, J. (2005). Assessment if Infant Oral Sensorimotor<br />

and Swallowing Function. Mental retardation and Development<br />

Disabilities 11 74-82<br />

- Rommel, N., Meyer, A. de, F<strong>een</strong>stra, L. & Veereman-Wauters, G.<br />

(2003). The complexity of feeding problems in 700 infants and<br />

young children presenting to a tertiary care institution. Journal<br />

of Pediatric Gastroenterology and Nutrition 37 (1) 75-84.<br />

- Zenner, P.M., Losinski, D.S., Russel, H. & Mills, PhD. (1995). Using<br />

Cervical Auscultation in the Clinical Dysphagia Examination in<br />

Long-Term Care. Dysphagia 10 27-31.<br />

<strong>Logopedie</strong> en foniatrie nummer 10 2011<br />

315

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!