10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vooreerst: het feit, dat onze hoofdstukken tot één boek zijn samengevoegd met profetieën, die<br />

zeker van Zacharia zijn, vindt haar meest voor de hand liggende verklaring, zo men aanneemt, dat<br />

ook van onze hoofdstukken Zacharia de auteur is. Ook de in Matth. 27 voorkomende aanhaling op<br />

Jeremia's naam kan hiertegen niet opwegen; bij de vele mogelijkheden van tekstcorruptie mag in<br />

een zaak als deze het beroep op één enkel woord niet te veel gewicht in de schaal leggen.<br />

Wat voorts de door den inhoud van het boek geboden gegevens betreft, valt in ie<strong>der</strong> geval te<br />

constateren, dat deze aan de voor-exilische theorie niet gunstig zijn.<br />

Vooreerst worden in 9:13 de zonen van Javan (de Grieken) genoemd als de aan Israel vijandige<br />

wereldmacht. Zover de bedoelde woorden als oorspronkelijk kunnen worden aanvaard (zie<br />

beneden), pleiten ze voor den tijd na de ballingschap, daar de voor-exilische profeten van an<strong>der</strong>e<br />

wereldmachten plegen te gewagen.<br />

In de tweede plaats spreken onze profetieën over de ballingschap meermalen als over een historisch<br />

feit. Reeds bij 9:8b ("geen dwingeland zal hen meer on<strong>der</strong> den voet lopen") is waarschijnlijk aan de<br />

ballingschap te denken. Duidelijker is dit nog bij de belofte van 9:11, dat de HEERE Sions gevangenen<br />

zal bevrijden uit den put zon<strong>der</strong> water; en vooral in 10:6-10. waar uitvoerig voorzegd wordt, dat de<br />

HEERE de Judeeërs en de Efraïmieten zal we<strong>der</strong>brengen uit Egypte en Assyrië en van al de volken,<br />

on<strong>der</strong> welke Hij ze verstrooid had.<br />

Weliswaar kan hieraan door ons niet al te veel bewijskracht worden toegekend, daar we plegen te<br />

rekenen met de mogelijkheid, dat een profeet verplaatst is in een lateren tijd dan dien, waarin hij<br />

leeft (dus dat hij uitgaat van een ideëel standpunt). Nu echter de samenvoeging dezer hoofdstukken<br />

met hh. 1:8 aanleiding geeft, aan Zacharia als auteur te denken, mag toch worden [37] opgemerkt,<br />

dat het in genoemde plaatsen ingenomen historische standpunt hiermede overeenstemt; en<br />

tegenover de theorie van den voor-exilischen oorsprong is dit niet zon<strong>der</strong> betekenis.<br />

4. Toegestemd moet worden, dat bij vergelijking van onze hoofdstukken met die <strong>der</strong> eerste groep er<br />

een aantal verschillen vallen te constateren. O.i. kan men deze verschillen echter geheel tot hun<br />

recht doen komen door aan te nemen, dat deze profetieën wel door Zacharia zijn ontvangen, maar<br />

in een latere periode van zijn leven.<br />

Dat er in dit tweede deel geen visioenen meer voorkomen, zegt weinig; ook in het eerste deel vindt<br />

men niet-visionnaire stukken; bovendien is naar de door ons aangenomen verklaring 11:4-17 een<br />

visioen. Maar wel een zeer belangrijk on<strong>der</strong>scheid is dit, dat we in het eerste deel voortdurend het<br />

innige verband kunnen waarnemen met Zacharia's tijd, terwijl we in het tweede deel niets meer<br />

vernemen van den tempelbouw (blijkbaar is de tempel aanwezig, 11:13), van Jozua of Zerubbabel,<br />

noch eigenlijk van iets, dat ons als een bijzon<strong>der</strong>heid uit Zacharia's tijd bekend is.<br />

Wij achten het dan ook buitengesloten, dat Zacharia deze profetieën zou hebben ontvangen in<br />

denzelfden tijd als die van het eerste deel. Maar aan den an<strong>der</strong>en kant maakt dit alles het toch niet<br />

nodig, te denken óf dat de. verwoesting des tempels nog in het geheel niet had plaats gehad, òf dat<br />

we zijn in de na-Zachariaanse periode. Niets belet ons aan te nemen, dat Zacharia na het ontvangen<br />

(en optekenen) van de profetieën <strong>der</strong> eerste groep nog ettelijke jaren heeft geleefd; en in dien<br />

lateren tijd deze tweede groep van profetieën heeft ontvangen. Dat we hierin weinig vinden, dat ons<br />

aan zijn tijd (nl. aan deze tweede periode ervan) doet denken, heeft ten dele zijn oorzaak in het<br />

reeds vermelde eschatologisch karakter van onze profetieën, maar kan voor een an<strong>der</strong> deel ook<br />

worden verklaard uit de geringe kennis, die we aangaande de hier bedoelde periode (den tijd, die<br />

onmiddellijk op de voltooiing des tempels volgde) bezitten.<br />

5. Bevat blijkens het sub 3 gezegde de inhoud onzer hoofd stukken enkele aanduidingen, die aan de<br />

voor-exilische theorie niet gunstig zijn, het is misschien moeilijker gegevens te vinden, die met enige<br />

duidelijkheid pleiten tegen een na-Zachariaanse datering, of ook zulke, die in positieven zin getuigen<br />

voor Zacharia's auteurschap. Wel heeft men ook in dit opzicht op verschillende dingen gewezen,<br />

maar krachtig zijn deze argumenten o.i. niet. In verband met het bovenstaande schijnt het ons<br />

22

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!