10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

(Febr. 519) op aarde heerst, had nog niet lang geduurd; pas in de zomer van 520 was, na de<br />

opstanden, die in het rijk waren uitgebroken, de rust in hoofdzaak hersteld (zie Inleiding op Haggai).<br />

Het schijnt wel, dat bij sommigen <strong>der</strong> teruggekeerden (misschien ook bij Zacharia zelf) de hoop had<br />

geleefd, dat de daaraan voorafgegane opstanden het begin zouden zijn van die grote beroeringen in<br />

de volkerenwereld, waardoor de Messiaanse heilstijd zou worden ingeluid; en dat er nu<br />

teleurstelling was gewekt door het feit, dat deze opstanden beëindigd waren zon<strong>der</strong> dat de<br />

genoemde verwachting was vervuld; dit eerste visioen is er dan speciaal op gericht, tegenover dit<br />

gevoel van teleurstelling een Goddelijke bestiering en bemoediging te bieden. — Nu doet zich hier<br />

een vraag op. Die beweging on<strong>der</strong> de volken zou het werk des HEEREN zijn. Wanneer zij nog niet<br />

aanwezig is, komt dat, omdat de HEERE zelf de vervulling zijner belofte nog uitstelt, vgl. vs. 12. Maar<br />

is het dan niet ongerijmd, dat de HEERE (die toch van zijn eigen werken of niet-werken niet onkundig<br />

is) boden heeft uitgezonden, om den toestand op aarde te verkennen? Het antwoord zal moeten<br />

luiden, dat, al zijn die boden door de HEERE uitgezonden, vs. 10, toch de Engel des HEEREN (die als<br />

Middelaar niet alleen den HEERE, maar ook het volk vertegenwoordigt, vs. 12) Degene is, aan wien<br />

het verslag wordt uitgebracht. Waartoe dit dan moet dienen, blijkt uit het vervolg.<br />

Op het horen dezer boodschap richt — vs. 12 — de Engel des HEEREN Zich tot den HEERE met de<br />

klagende vraag, hoe lang het nog zal duren, eer Deze aan Jeruzalem en de steden van Juda zijn<br />

ontferming betoont, door een betere toekomst voor haar te doen aanbreken. De vraag houdt een<br />

bede in, en die bede is een voorbede voor het beproefde volk. Dat is het eerste, dat aan Zacharia tot<br />

vertroosting van hemzelf en van Juda wordt getoond: er is een Voorbid<strong>der</strong>, die bij den troon Gods<br />

voor hen pleit. Ter versterking van zijn biddende klacht herinnert de Engel den HEERE er aan, dat Hij<br />

nu op Juda reeds zeventig jaren heeft getoornd: is het dan nog niet lang genoeg? — Van zeventig<br />

jaren wordt in een soortgelijk verband het eerst gesproken door Jeremia, 25:11 vv.; 27:6v.; 29:10;<br />

dan ziet de uitdrukking op den tijd, dat "deze volken den koning van Babel zullen dienen"; in dezen<br />

zin is ze vrij letterlijk vervuld, als men rekent van 605 (slag bij Karchemis) tot 536 (het jaar <strong>der</strong><br />

vrijlating). In onzen tekst daarentegen is blijkbaar bedoeld de periode van 586—519, wat ook bijna<br />

[51] zeventig jaren is. Uit dit tweeledige gebruik <strong>der</strong> uitdrukking is tevens af te leiden, dat het getal<br />

zeventig toch ook symbolische betekenis heeft: het duidt dan aan een periode, welker duur door<br />

God is bepaald. — Dat de toorn des HEEREN, trots den terugkeer, nog niet van Juda is geweken,<br />

blijkt uit den noodtoestand, waarin het volk nog verkeert, vgl. vs. 16 v., en ook bij 1:3.<br />

13-15 Thans volgt, wat in deze openbaring het hoogtepunt vormt: het antwoord des HEEREN en de<br />

op grond daarvan aan Zacharia gegeven opdracht. Het valt ons op, dat het antwoord des HEEREN<br />

wordt gegeven niet aan den Engel des HEEREN, maar aan "den engel, die met mij sprak", dus den<br />

engel <strong>der</strong> uitlegging. De verklaring van dit verschijnsel ligt hierin, dat de Engel des HEEREN niet voor<br />

Zichzelf heeft gebeden, maar voor het volk: het antwoord op zijn gebed is daarom voor het volk<br />

bestemd, en wordt daartoe gegeven aan den engel <strong>der</strong> uitlegging, opdat deze het vertolke aan<br />

Zacharia, die het dan weer heeft te verkondigen aan het volk. Aangaande het antwoord des HEEREN<br />

wordt in vs. 13 slechts in het algemeen gezegd, dat het bestond uit woorden van vertroosting; de<br />

concrete inhoud wordt straks aan Zacharia medegedeeld door den engel <strong>der</strong> uitlegging.<br />

Deze doet dat — vs. 14 — door aan Zacharia op te dragen, aan het volk een boodschap te brengen in<br />

den naam van "den HEERE <strong>der</strong> heirscharen", een naam, die bijzon<strong>der</strong>en nadruk legt op de Goddelijke<br />

macht en majesteit, zie bij Hos. 12:6. De inhoud <strong>der</strong> opdracht (en dus van het antwoord, door den<br />

HEERE op de voorbede des Engels gegeven) is een vreugdeboodschap. De HEERE — zo luidt haar<br />

aanvang, waaruit al het volgende voortvloeit — is ontbrand in een groten liefdes-ijver (vgl. Joël 2:18;<br />

Jes. 9:6) voor Jeruzalem en Juda. Dus op de vraag des Engels "hoe lang nog?" luidt het antwoord:<br />

"het is nu genoeg!" vgl. Jes. 40:1. De omkeer is aanstaande.<br />

De liefdes-ijver voor Jeruzalem heeft — vs. 15 — haar keerzijde in een groten toorn tegen de volken,<br />

die Juda hebben verongelijkt. De beroering in de volkerenwereld, waarvan Haggai had geprofeteerd,<br />

2:8 (na<strong>der</strong> beschreven als een omverwerpen van koningstronen, enz., Hagg. 2:23) zal dus in<strong>der</strong>daad<br />

komen. Bij Zacharia wordt dit meer speciaal beschreven als een gericht over hetgeen die volken Juda<br />

30

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!