10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hij wendt zijn gunst, die Hij van de stad had afgetrokken, haar we<strong>der</strong> toe. Tengevolge hiervan zal zijn<br />

huis daar worden herbouwd; dit betekent hier dan, dat de reeds vóór vijf maanden aangevangen<br />

bouw (zie bij vs. 7) gelukkig ten einde zal worden gebracht. En over Jeruzalem zal "het meetsnoer<br />

worden gespannen", d.w.z. de stad zal in percelen worden ingedeeld, om herbouwd te worden. We<br />

zagen vroeger (bij Hagg. 1:4), dat met dien herbouw wel reeds een begin, maar nog slechts een<br />

gering begin was gemaakt; hier wordt dus voorzegd, dat die arbeid zal worden hervat en voortgezet<br />

met zulk een kracht, dat heel de stad uit haar puin herrijzen zal.<br />

Vs. 17 brengt nog een an<strong>der</strong>e toevoeging. Niet alleen Jeruzalem, maar ook de an<strong>der</strong>e steden van<br />

Juda — de HEERE noemt ze "mijne steden", om zijn liefde tot haar uit te drukken — zullen we<strong>der</strong> van<br />

het goede overvloeien. — Maar on<strong>der</strong> al die steden blijft toch Jeruzalem de eerste, daarom luidt het<br />

slot, dat de HEERE Sion we<strong>der</strong> vertroosten en Jeruzalem we<strong>der</strong> verkiezen zal, vgl. 2:16 en 3:2. "Sion"<br />

duidt evenals "Jeruzalem" de stad aan, maar dan speciaal als de plaats, waar de tempel is gevestigd.<br />

Dat de HEERE Jeruzalem we<strong>der</strong> "verkiezen" zal, geeft te kennen, dat Hij deze stad weer zal maken<br />

tot de plaats zijner heilsopenbaring. De uitdrukking, dat Hij Sion zal "vertroosten", vgl. Jes. 51:3, zegt<br />

in wezen hetzelfde: dit [54] "troosten" geschiedt doordat de HEERE Sions ellende en nood veran<strong>der</strong>t<br />

in heil en voorspoed. Naturlijk is "troosten" figuurlijke spreekwijze, berustend op de voorstelling van<br />

de stad als persoon. Overigens behoeft men onze uitspraak niet tot de stad te beperken; veeleer<br />

vloeien stad en bevolking tot één begrip samen.<br />

Aangaande de vervulling valt hier in hoofdzaak hetzelfde op te merken als bij an<strong>der</strong>e soortgelijke<br />

profetieën (vgl. bij Hagg. 2:10). Een aanvankelijke vervulling is gekomen in het goede, dat Juda in de<br />

komende jaren is ten deel gevallen: eerst de voltooiing van den tempel, dan het werk van Ezra en<br />

Nehemia, en de nieuwe opbloei van het volksbestaan, die toen en in de volgende eeuwen is<br />

aanschouwd. Maar in den grond <strong>der</strong> zaak is Jeruzalem en Sion de gemeente Gods; daarom bestaat<br />

de vervulling principieel in het aan haar door Christus' eerste komst geschonken geestelijke heil, en<br />

finaal in de heilsvoltooiing ten jongsten dage.<br />

Het tweede gezicht: de horens en de smeden. 1 :18-21.<br />

18 En ik sloeg mijn ogen op en ik zag, en zie: vier horens. 19 En ik zeide tot den engel, die tot mij sprak:<br />

Wat zijn dat? En hij zeide tot mij: Dat zijn de horens, die Juda, Israel en Jeruzalem verstrooid hebben.<br />

20 Toen toonde de HEERE mij vier smeden. 21 En ik zeide: Wat komen dezen doen ? En hij zeide: Dat<br />

zijn de horens, die Juda verstrooid hebben, zó dat niemand zijn hoofd kon opheffen; en nu zijn dezen<br />

gekomen om hen te verschrikken, en om neer te slaan de horens <strong>der</strong> volken, die den horen verheven<br />

hebben tegen het land van Juda om het te verstrooien.<br />

Dit tweede gezicht vertolkt een gedachte, die ook in het eerste reeds tot uitdrukking kwam (1:15):<br />

de verne<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> aan Juda vijandige volkerenwereld.<br />

18, 19 Opnieuw heeft Zacharia een gezicht. Wij nemen aan (zie boven 1:7), dat het in denzelfden<br />

nacht is als waarin hij het eerste gezicht ontving. Dit eerste gezicht is voorbijgegaan, en na een<br />

kortere of langere rustpoos heeft Zacharia (in den geest) de gewaarwording van iemand, die zijn<br />

ogen opslaat en dan iets bijzon<strong>der</strong>s voor zich ziet, dat zijn aandacht in beslag neemt: m. a. w. hij<br />

ontvangt een nieuw visioen. Wat hij ziet, zijn allereerst vier horens. Men kan het zich zó voorstellen,<br />

dat ze, evenals bij het brandofferaltaar, bevestigd zijn aan de hoeken van een of an<strong>der</strong> lichaam;<br />

maar dit staat er niet bij: het gaat om de horens. Ook hier wordt het visioen aan Zacharia verklaard<br />

door den engel <strong>der</strong> [55] uitlegging (vgl. bij 1:9): die horens hebben Juda, Israel en Jeruzalem<br />

verstrooid. Het beeld is doorzichtig: de horen is het symbool van kracht en macht, vgl. Ps. 18:3; 75:5,<br />

6, 11, enz.; deze horens symboliseren de macht <strong>der</strong> volkeren, die Juda hebben verstrooid. Het getal<br />

vier komt ook voor in het gezicht van Dan. 7 aangaande de vier dieren, die vier op elkan<strong>der</strong> volgende<br />

wereldrijken voorstellen (vgl. ook Dan. 8:8). De vier horens van Zacharia's visioen zijn daarmede niet<br />

te vereenzelvigen, daar hier sprake is niet van wereldrijken, die voor een deel nog toekomstig zijn<br />

(zoals bij Daniël), maar van volkeren, die Juda hebben verstrooid. Het getal vier zal hier wel wijzen op<br />

32

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!