10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

[10]<br />

VERTALING EN VERKLARING.<br />

Op tot den tempelbouw! 1:1-2:1a.<br />

1 In het tweede jaar van koning Darius, in de zesde maand, op den eersten dag <strong>der</strong> maand ging het<br />

woord des HEEREN uit door den dienst van Haggai, den profeet, tot Zerubbabel, den zoon van<br />

Sealtiël, den stadhou<strong>der</strong> van Juda, en tot Jozua, den zoon van Josadak, den hogepriester, als volgt: 2<br />

Zo zegt de HEERE <strong>der</strong> heirscharen: Dit volk zegt: de tijd is nog niet gekomen 1 , dat het huis des<br />

HEEREN worde herbouwd! 3 Maar het woord des HEEREN ging uit door den dienst van Haggai, den<br />

profeet, als volgt: 4 Is het voor ú dan de tijd, om in uw beschoten huizen te wonen, terwijl dit huis in<br />

puin ligt? 5 En nu, zó zegt de HEERE <strong>der</strong> heirscharen: Gaat met aandacht na, wat u is we<strong>der</strong>varen. 6<br />

Gij hebt veel uitgezaaid, en weinig binnengehaald; gij hebt gegeten, en zijt niet verzadigd geworden;<br />

gij hebt gedronken, en zijt niet vrolijk geworden; gij hebt u gekleed, en zijt niet warm geworden; en<br />

wie zich voor loon had verhuurd, ontving dat loon in een doorboorden buidel. 7 Zo zegt de HEERE <strong>der</strong><br />

heirscharen: Gaat met aandacht na, wat u is we<strong>der</strong>varen. 8 Klimt naar boven, het gebergte in, en<br />

haalt hout en bouwt het huis, dat Ik daaraan welgevallen hebbe en Mij verheerlijke, zegt de HEERE. 9<br />

Gij hebt veel verwacht, en zie! het liep uit op weinig; gij hebt in huis gehaald, en Ik heb erin<br />

geblazen. Waarom? spreekt de HEERE <strong>der</strong> heirscharen: om mijn huis, dat in puin bleef liggen, terwijl<br />

gij liept elk voor zijn eigen huis. 10 Daarom heeft de hemel boven u den dauw ingehouden, en de<br />

aarde haar opbrengst; 11 en heb Ik droogte ontboden over het land en over de bergen, over het<br />

koren en over den most [11] en over de olie en over hetgeen de bodem voortbrengt, over de mensen<br />

en over het vee en over eiken arbeid <strong>der</strong> handen. 12 Toen hoorde Zerubbabel, de zoon van Sealtiël,<br />

en Jozua, de zoon van Josadak, de hogepriester, en het gehele overblijfsel des volks naar de stem<br />

van den HEERE, hun God, en naar de woorden van Haggai, den profeet, overeenkomstig de<br />

boodschap, waarmede de HEERE hun God hem had gezonden; en het volk werd door vrees voor den<br />

HEERE aangegrepen. 13 En Haggai, de bode des HEEREN, zeide in opdracht des HEEREN tot het volk:<br />

Ik ben met u, spreekt de HEERE. 14 En de HEERE maakte den geest van Zerubbabel, den zoon van<br />

Sealtiël, den stadhou<strong>der</strong> van Juda, en den geest van Jozua, den zoon van Josadak, den hogepriester,<br />

en den geest van het gehele overblijfsel des volks wakker, zodat zij kwamen en het werk aan het huis<br />

van den HEERE <strong>der</strong> heirscharen, hun God, ter hand namen, 1a op den vierentwintigsten dag <strong>der</strong><br />

maand 2 .<br />

We hebben hier een opwekking tot den tempelbouw, tevens bestraffing over de tot dusver<br />

betoonde nalatigheid; en aan het slot een mededeling aangaande de uitwerking. De tempelbouw (in<br />

536, kort na den terugkeer, begonnen) was, in verband met de opgekomen tegenwerking, weldra<br />

gestaakt en lag nu reeds een zestiental jaren stil, zie Inleiding. Naar het hier uitgesproken profetisch<br />

oordeel lag de eigenlijke oorzaak <strong>der</strong> werkeloosheid thans bij het volk zelf.<br />

Het is wel duidelijk, dat de profeet in deze opwekking zowel het volk als zijn hoofden, Zerubbabel en<br />

Jozua, betrekt. In formeel opzicht ontstaat enige moeilijkheid uit het feit, dat vs. 3 een nieuwe<br />

inleiding brengt: "maar het woord enz.". Streng logisch redenerend, zou men deze woorden moeten<br />

rekenen tot hetgeen Haggai volgens vs. 1 zegt tot Zerubbabel en Jozua. Sommigen doen dit, en<br />

conclu<strong>der</strong>en dan, dat vs. 3 vv. den inhoud bevat van een tot het volk gehouden toespraak, en dat vs.<br />

1 verhaalt, dat de profeet hiervan aan Zerubbabel en Jozua verslag heeft uitgebracht. Deze opvatting<br />

is mogelijk, maar lijkt ons toch wat gekunsteld. Wij houden liever het geheel van vs. 2 af voor één<br />

toespraak, gehouden tot Zerubbabel en Jozua, maar tegelijk tot het volk, vgl. vs. 12; hiervoor pleit<br />

ook het feit, dat vs. 1 als datum een nieuwemaans-dag noemt (zie bij vs. 1). Vs. 3 is dan zakelijk een<br />

herhaling van de inleiding van vs 1; welke herhaling ten doel heeft, de tegenstelling [12] tussen het<br />

1 In plaats van c eth bō lezen we c attā ba.<br />

2 Wij schrappen bassjissi<br />

6

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!