Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc
Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc
Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HOOFDSTUK 3<br />
assurantietussenpersoon wist dit en heeft dat niet aan de verzekeraar medegedeeld.<br />
Aardbeienmanden (1913) T.a.v. de in bewaring gegeven zaken heeft de bewaarnemer als verzekerde een tegen<br />
brand verzekerbaar belang; dat belang bestaat in de mogelijkheid van schade, indien<br />
de bewaarnemer tegenover de bewaargever niet kan bewijzen, dat hem t.a.v. het<br />
verloren gaan door brand van het in bewaring gegeven goed in geen enkel opzicht<br />
schuld is te wijten. De aansprakelijkheid van de bewaarnemer als verzekerde<br />
tegenover de verzekeraar reikt niet zo ver (art. 294 K); Begrip ‘onvermijdelijk toeval’<br />
in art. 1745 BW; art. 256 K vordert wel in de polis een duidelijke omschrijving van<br />
het voorwerp, doch noch in dit art., noch elders wordt bepaald, dat het belang van de<br />
verzekerde moet zijn uitgedrukt. Uit de vermelding van roerende goederen zonder<br />
aanduiding van het belang, mag niet worden afgeleid dat alleen het eigenaarsbelang is<br />
bedoeld.<br />
Vis-Azië (1915) Meerdere branden in een verzekerd pand gedurende dezelfde verzekeringsperiode<br />
(één jaar tegen één premie), terwijl nooit meer dan het bij overeenkomst aangegeven<br />
bedrag zou hoeven worden vergoed. De omvang van des verzekeraars<br />
vergoedingsplicht bij latere schaden is alleen verminderd, omdat zijne gehoudenheid<br />
daartoe bij de overeenkomst is beperkt tot een bepaald bedrag, waarvan een deel door<br />
hem is voldaan. Zolang echter het gezamenlijk bedrag der schaden nog binnen het<br />
beloop der verzekering valt, is er geen enkele reden om de geleden schade slechts<br />
gedeeltelijk te vergoeden.<br />
Bensdorp-Huying (1956) Afwijking in de verzekeringsovereenkomst van art. 263 K. Verplichting van de<br />
oorspronkelijke verzekerde om gegevens te verschaffen aan opvolgende<br />
belanghebbenden. Art. 263 K bevat, blijkens de zinsnede: ‘alles tenzij het tegendeel<br />
tussen de verzekeraar en de oorspronkelijke verzekerde ware bedongen’, een<br />
voorschrift van regelend recht. Zodra in een verzekeringsovereenkomst een clausule<br />
voorkomt m.b.t. de rechten van opvolgende belanghebbenden, komt het voor de<br />
vaststelling van deze rechten in de eerste plaats aan op de uitlegging van deze clausule<br />
en is voor een toepassing van de in art. 263 gegeven regel nog slechts plaats voor<br />
zover daarvan blijkens de inhoud van het gemaakte beding niet is afgeweken. Nu het<br />
Hof de in de contractpolis van verweerster voorkomende condities betreffende het<br />
medeverzekeren van belangen voor derden aldus heeft uitgelegd, dat door deze<br />
condities alleen aan de oorspronkelijke verzekerde door de verzekeraar de<br />
bevoegdheid werd verleend om aan een opvolgende belanghebbende de rechten uit de<br />
verzekering over te dragen, is er geen plaats voor een beroep op art. 263, teneinde - in<br />
strijd met de door het Hof vastgestelde inhoud van de tussen verzekeraar en de<br />
oorspronkelijke verzekerde getroffen regeling - een overgang van de verzekering op<br />
eiseres enkel door haar verkrijging van de eigendom der verzekerde goederen te<br />
verdedigen.<br />
Maring-Assuradeuren (1972) Brandverzekering op de grondslag van nieuwwaarde. Wettelijke bepalingen waarop,<br />
hoewel zij niet door een latere wet haar kracht hebben verloren, voor de rechter geen<br />
beroep meer kan worden gedaan. In haar algemeenheid is onjuist de stelling dat een<br />
verzekering, waarbij de verzekeraar op zich neemt om, ingeval de verzekerde zaak<br />
teniet gaat of waardeloos wordt, aan de verzekerde een vergoeding te verstrekken op<br />
de grondslag van nieuwwaarde, of voor gebouwd onroerend goed van herbouwwaarde<br />
of herbouwkosten, met het indemniteitsbeginsel onverenigbaar zou zijn. Er kunnen<br />
zich immers zeer wel gevallen voordoen waarin slechts door een vergoeding op die<br />
grondslag de schadelijke gevolgen van het voorval voor de verzekerde kunnen worden<br />
weggenomen. Niet alleen de praktijk maar ook de wetgever heeft zich blijkens art. 29<br />
Pachtwet op het standpunt gesteld, dat de artt. 288 en 289 K, voor zover zij zich tegen<br />
dergelijke verzekeringen verzetten, hun kracht hebben verloren, en kan daarop ook<br />
voor de rechter geen beroep meer worden gedaan.<br />
Kraaybeek (1978) Brandverzekering naar herbouwwaarde zonder verplichting tot herbouw. Is de<br />
verzekeraar gehouden naar herbouwwaarde af te rekenen, wanneer de verzekerde niet<br />
herbouwt? In het cassatiemiddel wordt terecht niet aangevoerd dat het<br />
indemniteitsbeginsel zich er tegen verzet een opstal te verzekeren tegen brandschade<br />
naar herbouwwaarde zonder verplichting tot herbouw. Het middel betoogt echter dat<br />
het indemniteitsbeginsel niet toelaat bij een zodanige schadeverzekering de schade als<br />
overeengekomen naar herbouwwaarde te vergoeden, wanneer de verzekerde niet<br />
herbouwt. Deze opvatting kan in haar algemeenheid niet worden aanvaard. Of ook in