11.09.2013 Views

Bekijk een hoofdstuk

Bekijk een hoofdstuk

Bekijk een hoofdstuk

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

490D4.FM<br />

Hoofdstuk4<br />

Goederenhandel<br />

Dit <strong>hoofdstuk</strong> gaat over het onderdeel goederenhandel.<br />

De onderwerpen zijn:<br />

- inkoop-, kost- en verkoopprijs<br />

- omzetbelasting<br />

- kortingen op gewicht en waarde<br />

- kredietbeperkingstoeslag<br />

- rabatten.<br />

Deze onderwerpen vormen de basis voor het samenstellen van <strong>een</strong><br />

<strong>een</strong>voudige factuur.<br />

Goederenhandel<br />

Ter ondersteuning van de theorie zijn veel oefenopgaven opgenomen. Het is<br />

van groot belang dat u deze opgaven zorgvuldig maakt om inzicht te krijgen<br />

in de leerstof.<br />

Prijzen in de handel<br />

Inkoopprijs<br />

1 De inkoopprijs is het bedrag dat voor <strong>een</strong> partij goederen betaald wordt aan <strong>een</strong><br />

leverancier.<br />

In de handel wordt deze partij bijna altijd weer doorverkocht en -geleverd aan<br />

<strong>een</strong> derde persoon, de afnemer.<br />

Schematisch voorgesteld:<br />

leverancier ´ handelaar ´ afnemer.<br />

Bij deze doorleveringen speelt het winstbegrip <strong>een</strong> belangrijke rol. De<br />

handelaar moet immers niet all<strong>een</strong> zijn kosten goedmaken, maar ook nog wat<br />

verdienen. Deze winst wordt meestal uitgedrukt in <strong>een</strong> percentage (%).<br />

Meestal wordt dit winstpercentage uitgedrukt in <strong>een</strong> % van de inkoopprijs of<br />

in <strong>een</strong> % van de verkoopprijs.<br />

2 Stel, het winstpercentage wordt vastgesteld op 15% van de inkoopprijs. Dat is<br />

<strong>een</strong> procent van het honderd. We krijgen dan de volgende opstelling:<br />

Inkoopprijs 100% van de inkoopprijs<br />

Winst 15% van de inkoopprijs +<br />

Verkoopprijs 115% van de inkoopprijs<br />

4.1


Goederenhandel<br />

4.2<br />

2 Nemen we echter het percentage van de verkoopprijs, dan stellen we de<br />

verkoopprijs op 100%.<br />

Inkoopprijs 85% van de verkoopprijs<br />

Winst 15% van de verkoopprijs +<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs<br />

We moeten dus iedere keer goed opletten waarvan we iets in procenten moeten<br />

berekenen. Het bedrag waarvan het procent wordt berekend, moeten we steeds<br />

100% stellen, terwijl de andere onderdelen van de berekening ook in procenten<br />

van dat bedrag worden uitgedrukt.<br />

Afb. 1. Zal doorlevering nog mogelijk zijn? (Bron: H. Kuipers – Leiderdorp.)<br />

Voorbeeld<br />

Een partij goederen met <strong>een</strong> inkoopprijs van € 5.300,– wordt verkocht met<br />

<strong>een</strong> brutowinstopslag van 12% van de inkoopprijs.<br />

Bereken de verkoopprijs.<br />

Uitwerking:<br />

De winst is van de inkoop, dus de inkoop stellen we op 100%.<br />

We krijgen dan de volgende opstelling:<br />

Inkooprijs 100% van de inkoopprijs<br />

Winst 12% van de inkoopprijs +<br />

Verkoopprijs 112% van de inkoopprijs.<br />

Dit levert op:<br />

Inkoopprijs 100% = € 5.300,–<br />

Winst 12% = - 636,– +<br />

Verkoopprijs 112 % = € 5.936,–.


490D4.FM<br />

Ofwel:<br />

112<br />

------- × € 5.300,– = € 5.936,–.<br />

100<br />

Ofwel: 1,12 × € 5.300,– = € 5.936,–.<br />

Goederenhandel<br />

Voorbeeld<br />

Een partij goederen met <strong>een</strong> inkoopprijs van € 6.300,– wordt verkocht met<br />

<strong>een</strong> brutowinstopslag van 18% van de verkoopprijs.<br />

Bereken de verkoopprijs en de brutowinst.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs 82% van de verkoopprijs = € 6.300,–<br />

Winst 18% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs.<br />

Verkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 6.300,– = € 7.682,93.<br />

82<br />

Winst =<br />

18<br />

---- × € 6.300,– = € 1.382,93.<br />

82<br />

Hier is dus sprake van <strong>een</strong> percentage onder het honderd.<br />

Controle:<br />

18 % van het honderd van de verkoopprijs:<br />

-------<br />

18<br />

× € 7.682,93 = € 1.382,93.<br />

100<br />

Voorbeeld<br />

Een partij goederen met <strong>een</strong> verkoopprijs van € 2.400,– wordt verkocht met<br />

<strong>een</strong> brutowinstopslag van 16% van de inkoopprijs.<br />

Bereken de inkoopprijs en de brutowinst.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs 100% van de inkoopprijs<br />

Winst 16% van de inkoopprijs<br />

Verkoopprijs 116% van de inkoopprijs = € 2.400,–.<br />

Inkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 2.400,– = € 2.068,97.<br />

116<br />

Brutowinst = -------<br />

16<br />

× € 2.400,– = € 331,03.<br />

116<br />

Hier is dus sprake van <strong>een</strong> percentage boven het honderd.<br />

Controle:<br />

16% van het honderd van de inkoopprijs =<br />

-------<br />

16<br />

× € 2.068,97 = € 331,04.<br />

100<br />

16% boven het honderd van de verkoopprijs =<br />

-------<br />

16<br />

× € 2.400,– = € 331,03 (1 eurocent afrondingsverschil).<br />

116<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs van <strong>een</strong> partij goederen bedraagt € 3.500,–. De verkoopprijs<br />

bedraagt € 4.713,50.<br />

Bereken het brutowinstpercentage (tot op 2 decimalen)<br />

a. in procenten van de inkoopprijs<br />

b. in procenten van de verkoopprijs.<br />

4.3


Goederenhandel<br />

4.4<br />

Uitwerking:<br />

De Brutowinst is: verkoopprijs − inkoopprijs =<br />

€ 4.713,50 − € 3.500,– = € 1.213,50.<br />

a. Inkoopprijs € 3.500,– 100%<br />

Winst - 1.213,50 + ... +<br />

Verkoopprijs € 4.713,50 ...<br />

In procenten van de inkoopprijs<br />

-------------------------------------<br />

€ 1.213,50<br />

= 34,67%.<br />

1% van € 3.500,–<br />

b. Inkoopprijs € 3.500,– ...<br />

Winst - 1.213,50 + ... +<br />

Verkoopprijs € 4.713,50 100%<br />

In procenten van de verkoopprijs<br />

----------------------------------------<br />

€ 1.213,50<br />

= 25,75%.<br />

1% van € 4.713,50<br />

Kostprijs<br />

Het begrip kostprijs is veel ruimer dan het begrip inkoopprijs.<br />

3 De kostprijs van <strong>een</strong> hoeveelheid goederen is de inkoopprijs (= de aan de<br />

leverancier betaalde prijs) vermeerderd met alle kosten die gemaakt zijn voor<br />

de inkoop en opslag van de goederen tot het moment van de verkoop, dus<br />

exclusief de verkoopkosten. De kostprijs dient als uitgangspunt voor de aanbiedingsprijs<br />

voor de afnemer.<br />

Voorbeeld<br />

A. Aalbers van Groentewinkel Gezond koopt 5 kisten appels à € 60,– per kist<br />

en 3 kisten peren à € 75,– per kist.<br />

De kosten die Aalbers maakt om het fruit op te halen en op te slaan in zijn<br />

koelcel bedraagt € 195,–.<br />

Bereken de totale kostprijs van deze kisten appels en peren.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs is 5 × € 60,– + 3 × € 75,– = € 525,–<br />

Inkoop- en opslagkosten - 195,– +<br />

Kostprijs € 720,–<br />

Een handelaar kan zijn kosten verdelen in directe en indirecte kosten.<br />

Directe kosten 4 Directe kosten zijn kosten die per partij rechtstreeks aanwijsbaar zijn en per<br />

partij bepaald kunnen worden, bijvoorbeeld de inkoopprijs en de voor <strong>een</strong><br />

partij betaalde vrachtkosten.<br />

Indirecte kosten 5 Indirecte kosten zijn kosten die niet per partij afzonderlijke bepaald kunnen<br />

worden en niet per partij direct aanwijsbaar zijn. Het zijn de kosten waarvan de<br />

oorzakelijke samenhang met <strong>een</strong> bepaalde partij nog moet worden vastgesteld,<br />

bijvoorbeeld magazijnkosten, telefoonkosten en salarissen van het kantoorpersoneel.<br />

Opslagmethode 6 Deze indirecte kosten kan men in de kostprijs opnemen door ze uit te drukken<br />

in <strong>een</strong> percentage van de directe kosten. Dit kan gebeuren op basis van cijfers<br />

van <strong>een</strong> voorgaand boekjaar.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Voorbeeld<br />

De eigenaar van groentewinkel Lekker verkoopt naast fruit ook groente.<br />

Voor het inkopen van fruit heeft hij vorig jaar € 45.000,– uitgegeven. Aan<br />

directe inkoopkosten, zoals vervoer van het fruit, gaf hij € 13.900,– uit.<br />

Aan indirecte kosten, zoals opslag in de koelcel, gaf hij € 17.500,– uit.<br />

1. Bereken de totale directe kosten voor het fruit.<br />

2. Bereken het opslagpercentage voor de indirecte kosten als percentage van<br />

de directe kosten (afronden op 1 decimaal).<br />

3. Bereken de kostprijs voor 1 kist fruit, als de totale directe kosten voor 1<br />

kist € 65,– bedragen.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs € 45.000,–<br />

Directe inkoopkosten - 13.900,–<br />

Totale directe kosten € 58.900,–<br />

2. ----------------------------------------------indirecte<br />

kosten<br />

× 100% =<br />

totale directe kosten<br />

€<br />

------------------------<br />

17.500,–<br />

× 100% = 29,7%<br />

€ 58.900,–<br />

3. Directe kosten € 65,–<br />

Opslag indirecte kosten 29,7% × € 65,– = - 19,31<br />

Kostprijs € 84,31<br />

Voorbeeld<br />

Een handelaar ontl<strong>een</strong>t aan zijn boekhouding over het afgelopen jaar de<br />

volgende cijfers:<br />

Inkopen € 850.000,–<br />

Directe inkoopkosten € 120.000,–<br />

Indirecte kosten € 135.800,–<br />

1. Bereken het opslagpercentage voor indirecte kosten.<br />

2. Bereken de kostprijs van <strong>een</strong> partij goederen waarvan de directe kosten<br />

€ 3.315,– bedragen, uitgaande van het opslagpercentage dat onder 1 is<br />

berekend.<br />

Uitwerking:<br />

1. Opslagpercentage indirecte kosten: -----------------------------------------<br />

€135.800,–<br />

= 14 %.<br />

1% van €970.000,–<br />

Dus: directe kosten = inkoopprijs + directe inkoopkosten.<br />

2. Directe kosten € 3.315,–<br />

Opslag indirecte kosten 14% (van € 3.315,–) - 464,10<br />

Kostprijs € 3.779,10<br />

Het bepalen van het opslagpercentage kan problemen opleveren als er bijvoorbeeld<br />

sprake is van verschillende soorten goederen of verschillende opslagtijden.<br />

Deze problematiek valt echter niet binnen het bestek van deze cursus.<br />

4.5


Goederenhandel<br />

4.6<br />

Afb. 2. Telefoonkosten en salarissen zijn voorbeelden van indirecte kosten.<br />

Ook de verkoopkosten moeten in de verkoopprijs van de verkochte goederen<br />

worden terugverdiend.<br />

Ook hier kan men <strong>een</strong> splitsing aanbrengen in directe en indirecte verkoopkosten.<br />

Meestal drukt men de totale verkoopkosten echter uit in <strong>een</strong><br />

percentage van óf de kostprijs óf de verkoopprijs. Hoewel in berekeningen met<br />

percentages altijd moet staan waarover het percentage berekend moet worden,<br />

gebeurt dit in opgaven niet altijd. Mocht dit het geval zijn in <strong>een</strong> opgave over<br />

verkoopkosten, gaat u dan uit van <strong>een</strong> percentage van de verkoopprijs.<br />

Behalve <strong>een</strong> opslag voor verkoopkosten moet ook nog <strong>een</strong> opslag voor nettowinst<br />

aan de kostprijs worden toegevoegd. Ook hier geldt dat we dit percentage<br />

kunnen berekenen in procenten van de kostprijs of in procenten van de<br />

verkoopprijs. Als niet gegeven is waarover het percentage berekend moet<br />

worden, gaat u dan uit van de verkoopprijs.<br />

Uitgaande van wat behandeld is, kunnen we de volgende opstelling maken:<br />

Inkoopprijs<br />

Inkoopkosten +<br />

Kostprijs<br />

Verkoopkosten<br />

Nettowinst +<br />

Verkoopprijs<br />

Voorbeeld<br />

Verkopen € 1.800.000,–<br />

Verkoopkosten (directe en indirecte kosten) € 90.000,–<br />

1. Bereken het opslagpercentage voor verkoopkosten in procenten van de<br />

verkoopprijs.<br />

2. Bereken de verkoopprijs van het artikel dat <strong>een</strong> kostprijs heeft van<br />

€ 600,–. De opslag voor nettowinst is 15% van de verkoopprijs.<br />

Gebruik het opslagpercentage voor de verkoopkosten zoals berekend is<br />

onder 1.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Uitwerking:<br />

1. Opslagpercentage ----------------------------------------------<br />

€ 90.000,–<br />

× 1% = 5%.<br />

1% van € 1.800.000,–<br />

2. De winst is van de verkoop, dus de verkoop stellen we op 100%. We<br />

krijgen nu de volgende opstelling:<br />

Kostprijs 80% van de verkoopprijs = € 600,–<br />

Verkoopkosten 5% van de verkoopprijs<br />

Nettowinst 15% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs.<br />

De kostprijs bedraagt € 600,– en dit is 80% van de verkoopprijs.<br />

De verkoopprijs bedraagt dan ------- 100<br />

× € 600,– = € 750,–.<br />

80<br />

Controle:<br />

Kostprijs € 600,–<br />

Verkoopkosten en winst: 20% van € 750,– - 150,–<br />

Verkoopprijs € 750,–<br />

Zoals we al eerder zagen ten aanzien van de inkoopprijs, berekent men bij<br />

handelsondernemingen vaak de verkoopprijs rechtstreeks uit de inkoopprijs<br />

(incl. directe inkoopkosten) door deze inkoopprijs te verhogen met <strong>een</strong> opslag<br />

voor brutowinst. Dit percentage komt in de plaats van de opslagpercentages<br />

voor indirecte kosten, verkoopkosten en nettowinst.<br />

Dan geldt de opstelling:<br />

Inkoopprijs + brutowinst = verkoopprijs.<br />

Voorbeeld<br />

Bereken de verkoopprijs van <strong>een</strong> partij goederen met <strong>een</strong> inkoopprijs<br />

(inclusief directe en indirecte inkoopkosten) van € 8.800,– als de brutowinst<br />

22% van de verkoopprijs bedraagt.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs 78% van de verkoopprijs = € 8.800,–.<br />

Brutowinst 22% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs =<br />

100<br />

-------<br />

× € 8.800,– = € 11.282,05.<br />

78<br />

De volgende voorbeelden van dit <strong>hoofdstuk</strong> gaan over het berekenen van <strong>een</strong><br />

verkoopprijs met behulp van de opslagpercentages voor indirecte kosten,<br />

verkoopkosten en nettowinst.<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten van <strong>een</strong> partij goederen is<br />

€ 1.200,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 18% van de directe<br />

kosten.<br />

1. Bereken de kostprijs.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 4% van de verkoopprijs.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 16% van de verkoopprijs.<br />

2. Bereken de verkoopprijs.<br />

4.7


Goederenhandel<br />

4.8<br />

Uitwerking:<br />

1. Inkoopprijs<br />

Indirecte kosten:<br />

€ 1.200,– = 100% van de inkoopprijs<br />

18% van € 1.200,– - 216,– = 18% van de inkoopprijs<br />

Kostprijs € 1.416,– = 118% van de inkoopprijs.<br />

2. Kostprijs € 1.416,– = 80% van de verkoopprijs<br />

Verkoopkosten en<br />

nettowinst ... = 20% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs ... = 100% van de verkoopprijs.<br />

80 % van de verkoopprijs = € 1.416,–.<br />

Verkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 1.416,– = € 1.770,–.<br />

80<br />

Voorbeeld<br />

Bereken het brutowinstpercentage uit het voorgaande voorbeeld<br />

a. in procenten van de kostprijs<br />

b. in procenten van de verkoopprijs.<br />

Uitwerking:<br />

Brutowinst = verkoopprijs − inkoopprijs.<br />

Brutowinst = € 1.770,– − € 1.200,– = € 570,–.<br />

a. In procenten van de kostprijs ------------------------------------- € 570,–<br />

× 1% = 40,25 %.<br />

1% van € 1.416,–<br />

b. In procenten van de verkoop -------------------------------------<br />

€ 570,–<br />

× 1% = 32,2 %.<br />

1% van € 1.770,–<br />

Verkoopprijs<br />

De verkoopprijs (eventueel aanbiedingsprijs) wordt bepaald door de inkoopprijs<br />

te verhogen met <strong>een</strong> brutowinstpercentage of via opslagpercentages zoals<br />

behandeld onder het prijsbegrip kostprijs.<br />

Tenzij anders vermeld is, verstaan we onder de verkoopprijs altijd de verkoopprijs<br />

exclusief omzetbelasting. De prijs inclusief omzetbelasing komt later aan<br />

de orde.<br />

Oefenopgave 1<br />

De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van <strong>een</strong> partij goederen is<br />

€ 7.500,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 15% van de inkoopprijs.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de verkoopprijs.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 12% van de verkoopprijs.<br />

Bereken de verkoopprijs.<br />

Oefenopgave 2<br />

De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van <strong>een</strong> partij goederen is<br />

€ 6.000,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de kostprijs.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 20% van de verkoopprijs.<br />

Bereken de verkoopprijs.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Oefenopgave 3<br />

a. De inkoopprijs bedraagt € 1.250,–, de brutowinst bedraagt 25% van de<br />

inkoopprijs.<br />

Bereken de brutowinst en de verkoopprijs.<br />

b. De inkoopprijs bedraagt € 4.200,–, de brutowinst bedraagt 30% van de<br />

verkoopprijs.<br />

Bereken de brutowinst en de verkoopprijs.<br />

c. De verkoopprijs bedraagt € 5.200,–, de brutowinst bedraagt 24% van de<br />

verkoopprijs.<br />

Bereken de inkoopprijs en de brutowinst.<br />

d. De verkoopprijs bedraagt € 3.808,–, de brutowinst bedraagt 19% van de<br />

inkoopprijs.<br />

Bereken inkoopprijs en brutowinst.<br />

Oefenopgave 4<br />

De kostprijs van <strong>een</strong> artikel is € 210,–.<br />

De brutowinst bedraagt 30% van de verkoopprijs.<br />

a. Bereken de verkoopprijs.<br />

Men verwacht 10% van het aantal artikelen te moeten verkopen in de<br />

opruiming. In de opruiming verlaagt men de prijs met 60%.<br />

b. Bereken de brutowinst als er 100 stuks worden verkocht waarvan 10% in de<br />

opruiming.<br />

Omzetbelasting<br />

Ondernemers die onder de Wet Omzetbelasting vallen, dienen over hun<br />

leveringen en diensten omzetbelasting af te dragen aan de belastingdienst.<br />

Btw 7 Omzetbelasting wordt soms afgekort als ob, maar wordt in de praktijk meestal<br />

btw genoemd. Dit is <strong>een</strong> afkorting van belasting over de toegevoegde waarde,<br />

<strong>een</strong> aanduiding die alles te maken heeft met de manier waarop deze belasting<br />

geheven wordt. De officiële naam luidt echter omzetbelasting.<br />

Toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de prijzen van<br />

de ingekochte goederen of diensten, beide exclusief omzetbelasting. In principe<br />

wordt over dit bedrag (dus de toegevoegde waarde) de omzetbelasting geheven.<br />

Het voordeel van deze manier van heffen van de omzetbelasting is dat goederen<br />

en diensten die <strong>een</strong> groot aantal ondernemers passeren voordat ze de<br />

consument bereiken, in beginsel niet zwaarder worden belast dan goederen en<br />

diensten die rechtstreeks van de producent aan de consument worden<br />

geleverd. In <strong>een</strong> volgend onderdeel van dit <strong>hoofdstuk</strong> (het stelsel in de praktijk)<br />

komen we hier nog uitgebreid op terug.<br />

Afdracht door<br />

leveranciers<br />

Soort belasting<br />

Omzetbelasting is <strong>een</strong> verbruikersbelasting die geheven wordt bij de aanschaf<br />

van alle mogelijke goederen en diensten. Wat deze belasting voor veel mensen<br />

zo onbegrijpelijk maakt, is dat de consument (gebruiker) deze belasting in<br />

wezen betaalt, maar dat de leverancier die omzetbelasting aan de fiscus af moet<br />

dragen.<br />

4.9


Goederenhandel<br />

4.10<br />

8 Omzetbelasting is <strong>een</strong> indirecte belasting, d.w.z. <strong>een</strong> belasting die niet geheven<br />

wordt via <strong>een</strong> aanslag. Als gewone consument hoef je nooit <strong>een</strong> aangifteformulier<br />

voor de omzetbelasting in te vullen. En daarom merk je er in het<br />

dagelijkse leven maar weinig van. Want omzetbelasting zit in de regel<br />

”verscholen” in de prijs die je voor goederen en diensten moet betalen. Soms<br />

staat het btw-bedrag op <strong>een</strong> kassabon of nota vermeld. Zo zie je als in <strong>een</strong><br />

restaurant de rekening wordt gepresenteerd, daarop nog wel<strong>een</strong>s de<br />

aanduiding ”inclusief btw en bedieningsgeld”.<br />

De consument betaalt De btw wordt dus uiteindelijk door de consument betaald.<br />

Momenteel (2007) gelden er drie tarieven.<br />

Algem<strong>een</strong> tarief a. Het algem<strong>een</strong> tarief van 19%, dat geldt voor de meeste goederen en<br />

diensten.<br />

Verlaagd tarief b. Het verlaagd tarief van 6% geldt voor de goederen en diensten die tot de<br />

noodzakelijk levensbehoeften worden gerekend, zoals aardappelen,<br />

groenten, fruit, brood, zuivel, openbaar vervoer of geneesmiddelen.<br />

c. Het nultarief, dus 0%, wordt in hoofdzaak toegepast in het internationale<br />

goederen- en dienstenverkeer, waardoor goederen vrij van omzetbelasting<br />

kunnen worden uitgevoerd.<br />

Waarover btw<br />

berekenen?<br />

Levering van goederen<br />

in Nederland<br />

9 De omzetbelasting moet worden berekend over de nettoverkoopprijs van de<br />

goederen of over de vergoeding voor geleverde diensten.<br />

Voorbeeld<br />

Stel dat <strong>een</strong> grossier van <strong>een</strong> fabrikant 2.000 gloeilampen ontvangt tegen de<br />

prijs van € 1,– per stuk.<br />

De fabrikant stuurt hem dan de volgende nota:<br />

2.000 gloeilampen à € 1,– € 2.000,–<br />

Btw: 19 % van € 2.000,– - 380,–<br />

Factuurbedrag € 2.380,–<br />

Als de grossier 500 van deze lampen aan <strong>een</strong> winkelier verkoopt tegen de<br />

prijs van € 1,25 maakt hij de volgende factuur:<br />

Afb. 3.<br />

Geleverd:<br />

500 gloeilampen à € 1,25 € 625,–<br />

BTW: 19 % van € 625,– - 118,75<br />

Factuurbedrag € 743,75<br />

Goederen<br />

Fabrikant Grossier Winkelier<br />

Betaling van 2.380,-<br />

(incl. 380,- BTW)<br />

Goederen<br />

Betaling van 743,75<br />

(incl. 118,75 BTW)<br />

Waarop wordt belasting geheven?<br />

0 Omzetbelasting wordt geheven in de volgende gevallen.<br />

a. Levering van goederen in Nederland.<br />

Levering van goederen omvat niet all<strong>een</strong> de gewone verkoop via de winkel,<br />

maar bijvoorbeeld ook huur. Als u <strong>een</strong> auto huurt, moet u omzetbelasting


490D4.FM<br />

Verrichten van<br />

diensten<br />

Goederenhandel<br />

betalen over de huurprijs. Ook het zg. ”eigen gebruik” is belast. Als <strong>een</strong><br />

kruidenier uit zijn winkel <strong>een</strong> kilo suiker neemt voor eigen gebruik, moet<br />

hij omzetbelasting over de aanschafprijs betalen. Een kleermaker die voor<br />

zichzelf <strong>een</strong> kostuum maakt, moet btw betalen over de gebruikte<br />

materialen.<br />

b. Verrichten van diensten in Nederland.<br />

Ook over diensten tegen betaling is omzetbelasting verschuldigd. Ondernemers<br />

die diensten verrichten, zijn bijvoorbeeld monteurs, schilders,<br />

kappers. Deze diensten worden all<strong>een</strong> belast als ze in Nederland zijn<br />

verricht. Als <strong>een</strong> buitenlander profijt heeft van de diensten in Nederland<br />

moet de ondernemer omzetbelasting berekenen. Profiteert de buitenlander<br />

all<strong>een</strong> van de verrichte dienst in het buitenland, dan is de ondernemer g<strong>een</strong><br />

omzetbelasting verschuldigd. Over de diensten in de medische sector (o.a.<br />

van artsen en tandartsen) is g<strong>een</strong> omzetbelasting verschuldigd.<br />

Invoer van goederen c. Invoer van goederen.<br />

Het systeem van omzetbelastingheffing brengt mee dat bij invoer van<br />

goederen evenveel belasting wordt geheven als over de in Nederland<br />

vervaardigde artikelen. Er zijn echter enkele vrijstellingen die in het kader<br />

van deze cursus niet relevant zijn (bijvoorbeeld huwelijksgeschenken en<br />

inboedels).<br />

Kleineondernemersregeling<br />

Als u als ondernemer weinig omzet maakt, dan hebt u toch te maken met<br />

verplichtingen voor de btw. Om u hierin tegemoet te komen is er voor u de<br />

kleineondernemersregeling. Deze regeling houdt in dat u in aanmerking kunt<br />

komen voor vermindering van het btw-bedrag dat u moet betalen aan de Belastingdienst.<br />

Er gelden drie voorwaarden voor de kleineondernemersregeling:<br />

- U hebt <strong>een</strong> <strong>een</strong>manszaak of de onderneming is <strong>een</strong> samenwerkingsverband<br />

van natuurlijke personen, zoals <strong>een</strong> maatschap of <strong>een</strong> vennootschap onder<br />

firma of <strong>een</strong> man/vrouw-firma.<br />

- U moet na aftrek van de voorbelasting € 1.883,– (geldt voor 2007) of minder<br />

btw betalen in <strong>een</strong> jaar.<br />

- U voldoet aan uw administratieve verplichtingen voor de btw.<br />

Het kan zo zijn dat u, als gevolg van de kleineondernemersregeling, structureel<br />

g<strong>een</strong> btw meer hoeft te betalen aan de Belastingdienst.<br />

In dat geval kunt u <strong>een</strong> ontheffing van de administratieve verplichtingen voor<br />

de btw aanvragen.<br />

4.11


Goederenhandel<br />

Factuur is belangrijk<br />

voor de btw<br />

4.12<br />

Vermindering voor kleine ondernemers<br />

Hoeveel btw zou u per jaar moeten betalen Hoeveel vermindering kunt u krijgen?<br />

aan de Belastingdienst?<br />

Meer dan € 1.883,– G<strong>een</strong> vermindering<br />

€ 1.883,– of minder, maar meer dan € 1.345,– Vermindering van te betalen btw:<br />

2,5 × (€ 1.883,– − (btw-bedrag))<br />

€ 1.345,– of minder De vermindering is gelijk aan het btw-bedrag. U<br />

hoeft dus g<strong>een</strong> btw te betalen.<br />

Voorbeeld: € 1.883,– of minder, maaar meer dan € 1.345,–<br />

Een bloemenkiosk heeft <strong>een</strong> jaaromzet (exclusief btw) van € 75.000,–. Over<br />

deze omzet is de onderneemster 6% btw verschuldigd, namelijk € 4.500,–. Zij<br />

heeft kosten gemaakt en bloemen en planten ingekocht. Hierover heeft zij<br />

€ 2.865,– aan btw betaald. Dit bedrag mag zij als voorbelasting van de verschuldigde<br />

btw aftrekken. Om te bepalen hoeveel btw zij moet betalen, maakt zij de<br />

volgende berekening:<br />

Verschuldigde btw (6% van € 75.000,–) € 4.500,–<br />

Voorbelasting - 2.865,– −<br />

Btw-bedrag € 1.635,–<br />

Vermindering voor kleine ondernemers<br />

2,5 × (€ 1.883,– − € 1.635,–) - 620,–<br />

Te betalen € 1.015,–<br />

Voorbeeld: € 1.345,– of minder<br />

Een fotograaf heeft <strong>een</strong> jaaromzet (exclusief btw) van € 30.000,–. Over deze<br />

omzet heeft hij 19% btw in rekening gebracht, namelijk € 5.700,–. Hij heeft<br />

goederen gekocht (zoals camera’s, films, filters en lenzen) waarover hij<br />

€ 4.730,– btw heeft betaald. Dit bedrag mag hij als voorbelasting van de<br />

verschuldigde btw aftrekken. Om te bepalen of hij nog btw moet betalen,<br />

maakt hij de volgende berekening:<br />

Verschuldigde btw (19% van € 30.000,–) € 5.700,–<br />

Voorbelasting - 4.730,– −<br />

Btw-bedrag € 970,–<br />

Vermindering voor kleine ondernemers is gelijk aan de<br />

verschuldigde belasting - 970,– −<br />

Te betalen € 0,–<br />

De factuur<br />

q Volgens de wettelijke bepalingen is <strong>een</strong> ondernemer verplicht voor alle<br />

leveringen en diensten door hem aan <strong>een</strong> andere ondernemer gedaan, <strong>een</strong><br />

genummerde en gedateerde factuur te verstrekken.<br />

Hierop moeten de prijs en de verschuldigde btw afzonderlijk worden vermeld.<br />

Facturen aan ondernemers moeten worden uitgeschreven vóór de 15de dag na<br />

de maand waarin de levering of de dienst heeft plaatsgevonden. Dus: facturen<br />

over de maand april moeten uitgeschreven zijn vóór 15 mei van dat jaar.<br />

Van elke factuur moet <strong>een</strong> kopie worden bewaard.<br />

Wat moet op de factuur staan?<br />

w a. Naam en adres van de firma die de goederen levert.<br />

b. Naam en adres van degene aan wie is geleverd of de dienst werd verricht.<br />

c. Datum waarop de levering of de dienst werd verricht.


490D4.FM<br />

Te vorderen omzetbelasting<br />

Verschuldigde<br />

omzetbelasting<br />

Goederenhandel<br />

d. Omschrijving van de dienst of van de goederen met de hoeveelheid daarvan.<br />

e. De vergoeding.<br />

f. Bedrag aan btw.<br />

De factuur wordt nog uitvoerig besproken.<br />

Het stelsel in de praktijk<br />

e Het bedrag van € 380,– dat de grossier in het eerste voorbeeld betaalt aan zijn<br />

leverancier (de fabrikant) noemen we wel de voorbelasting. Deze voorbelasting<br />

mag de grossier weer terugvorderen van de belastingdienst. Hierdoor is deze<br />

omzetbelasting g<strong>een</strong> kostenpost voor de ondernemer (de grossier).<br />

Deze belasting blijft dus buiten de kostprijsberekening, tenzij het <strong>een</strong> ondernemer<br />

betreft die is vrijgesteld van de omzetbelasting zoals de al genoemde<br />

artsen en tandartsen.<br />

Op alle facturen moet de omzetbelasting apart vermeld staan, omdat terugvordering<br />

anders niet mogelijk is.<br />

r Van de afnemer (de winkelier) ontvangt de grossier in het eerste voorbeeld<br />

€ 118,75 aan btw. Deze btw noemt men de verschuldigde omzetbelasting.<br />

Af te dragen bedrag De grossier moet nu aan het eind van <strong>een</strong> bepaald tijdvak (meestal <strong>een</strong><br />

kwartaal) het verschil tussen de betaalde omzetbelasting en de ontvangen<br />

omzetbelasting verrekenen met de belastingdienst.<br />

t Dit betekent dus:<br />

Betaald = Te vorderen omzetbelasting.<br />

Ontvangen = Verschuldigde omzetbelasting.<br />

Verschil = Af te dragen omzetbelasting.<br />

In het eerste voorbeeld heeft de grossier € 380,– betaald en € 118,75 ontvangen.<br />

Hij krijgt dus voor dit specifieke geval € 261,25 terug van de belastingdienst.<br />

Vanzelfsprekend worden alle transacties van de afgelopen drie maanden<br />

getotaliseerd en niet afzonderlijk met de belastingdienst verrekend.<br />

Afhankelijk van de grootte van onderneming moet de ondernemer elke maand<br />

of elk kwartaal elektronisch aangifte doen voor de omzetbelasting.<br />

Voorbeeld<br />

Een handelaar heeft op zijn facturen in <strong>een</strong> bepaalde maand aan omzetbelasting<br />

berekend <strong>een</strong> totaal bedrag van € 13.412,50<br />

Zelf heeft hij in die maand de volgende facturen ontvangen:<br />

Grondstoffen € 66.000,– btw € 12.540,–<br />

Reclamekosten € 400,– btw - 76,–<br />

Kantoorbehoeften € 100,– btw - 19,–<br />

Vrachtkosten € 1.000,– btw - 190,–<br />

Emballage € 2.000,– btw - 380,–<br />

Totaal betaald aan omzetbelasting - 13.205,–<br />

Hij moet afdragen aan de belastingdienst € 207,50<br />

4.13


Goederenhandel<br />

4.14<br />

Zoals al is genoemd, is de omzetbelasting, enkele uitzonderingen daargelaten,<br />

g<strong>een</strong> kostenpost voor <strong>een</strong> ondernemer. Wat hij ontvangt van zijn afnemers<br />

moet hij afdragen aan de belastingdienst en wat hij betaalt aan zijn leveranciers<br />

krijgt hij terug van de belastingdienst.<br />

Het is juist de consument die de omzetbelasting betaalt.<br />

Voorbeeld<br />

Stel dat <strong>een</strong> radiohandelaar <strong>een</strong> stereoradio aan <strong>een</strong> consument levert.<br />

Wat is hieraan voorafgegaan?<br />

1. De fabrikant P levert het toestel aan de grossier Q voor € 200,–<br />

2. De grossier Q levert het toestel aan winkelier R voor € 300,–<br />

3. De winkelier R levert het toestel aan de consument S voor € 450,–<br />

<strong>Bekijk</strong>en we nu de diverse nota’s:<br />

1. P ´ Q<br />

Radio € 200,–<br />

19% btw - 38,– Afdracht P aan fiscus € 38,–.<br />

P ontvangt<br />

2. Q ´ R<br />

€ 238,–<br />

Radio € 300,–<br />

19% btw - 57,– Afdracht Q aan fiscus:<br />

Q ontvangt<br />

3. R ´ S<br />

€ 357,– € 57,– − € 38,– = € 19,–.<br />

Radio € 450,–<br />

19% btw - 85,50 Afdracht R aan fiscus:<br />

R ontvangt € 535,50 € 85,50 − € 57,– = € 28,50.<br />

Totaal ontvangt de belastingdienst dus:<br />

€ 38,– + € 19,– + € 28,50 = € 85,50.<br />

De consument betaalt:<br />

Radio € 450,–<br />

19% btw - 85,50 (€ 450,– × 19%)<br />

€ 535,50 door consument te betalen<br />

In dit <strong>hoofdstuk</strong> is al gezegd dat de omzetbelasting wordt geheven volgens het<br />

stelsel van de toegevoegde waarde.<br />

Omzetbelasting moet niet all<strong>een</strong> betaald worden over producten die men kanten-klaar<br />

in de winkel koopt, maar ook over goederen die nog ”in de maak” zijn.<br />

Hoe dat in zijn werk gaat, laten we u aan de hand van <strong>een</strong> voorbeeld zien.<br />

Voorbeeld<br />

Hoe wordt de omzetbelasting over <strong>een</strong> fiets geheven?<br />

Laten we voor het gemak bij de rijwielfabrikant beginnen. Die heeft<br />

materialen en onderdelen nodig die hij elders moet inkopen. Stel dat hij<br />

voor elke fiets € 100,– aan onderdelen nodig heeft. Daarvoor betaalt hij dan<br />

aan zijn leverancier 19% omzetbelasting. Dus <strong>een</strong> bedrag van € 19,– per<br />

fiets, dat de leverancier aan de belastingen afdraagt.<br />

De € 100,– is in feite ook toegevoegde waarde.


490D4.FM<br />

Materialen + onderdelen<br />

Goederenhandel<br />

De rijwielfabrikant heeft z’n fietsen gemaakt. Daar zijn arbeidskosten in<br />

gaan zitten en de fabrikant wil er óók nog wat op verdienen.<br />

Hij verkoopt z’n fietsen voor € 300,– per stuk exclusief btw aan de winkelier.<br />

Zijn ”toegevoegde waarde” bedraagt dan € 300,– minus € 100,– aan onderdelen<br />

is € 200,–. Over die € 300,– moet de winkelier even<strong>een</strong>s<br />

19% omzetbelasting betalen aan de fabrikant. Dat is € 57,– per fiets. De<br />

fabrikant moet dat bedrag afdragen aan de belastingen, verminderd met het<br />

bedrag dat hij zelf aan omzetbelasting heeft moeten betalen.<br />

De rijwielfabrikant betaalt dus uiteindelijk € 38,– (= € 57,– minus € 19,–) aan<br />

omzetbelasting; ofwel 19% over de toegevoegde waarde van € 200,–.<br />

Ook de winkelier heeft z’n kosten en moet er wat aan verdienen. Hij<br />

berekent zijn klanten € 450,– per fiets en verhoogt dat bedrag met 19%<br />

omzetbelasting, dus € 85,50. Op het prijskaartje komt dus uiteindelijk<br />

(€ 450,– + € 85,50 =) € 535,50 te staan.<br />

Die € 85,50 omzetbelasting moet de winkelier aan de belastingen afdragen,<br />

verminderd met het bedrag van € 57,– dat hij zelf aan omzetbelasting heeft<br />

betaald. € 28,50 dus, wat weer gelijk is aan 19% over ”zijn” toegevoegde<br />

waarde van € 150,– (€ 450,– minus € 300,–).<br />

Leverancier Rijwielfabrikant<br />

Winkelier Consument<br />

100,-<br />

+ 19,- BTW<br />

Afb. 4.<br />

Fiets<br />

300,-<br />

+ 57,- BTW<br />

450,-<br />

+ 85,50 BTW<br />

In feite wordt er van fabrikant tot consument dus uitsluitend omzetbelasting<br />

betaald over de toegevoegde waarde. In het voorbeeld is dat 19% over achter<strong>een</strong>volgens<br />

€ 100,– (€ 19,–), € 200,– (€ 38,–) en € 150,– (€ 28,50).<br />

En nu zien we duidelijk waar de afkorting btw (belasting over de toegevoegde<br />

waarde) vandaan komt.<br />

Berekening btw-bedrag<br />

Als er in de opgaven gesproken wordt over in- en verkoopprijzen en er wordt<br />

niet uitdrukkelijk bij vermeld of de prijzen inclusief of exclusief omzetbelasting<br />

zijn, neem dan altijd aan dat er sprake is van prijzen exclusief omzetbelasting.<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs inclusief inkoopkosten van <strong>een</strong> partij goederen bedraagt<br />

€ 4.000,–.<br />

Het opslagpercentage voor winst bedraagt 15% van de inkoopprijs.<br />

Het btw-percentage is 19%.<br />

Bereken de verkoopprijs inclusief btw.<br />

Fiets<br />

4.15


Goederenhandel<br />

4.16<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs<br />

Winstopslag 15%<br />

€ 4.000,– (= 100%)<br />

(0,15 × 4.000 = 600) - 600,– + (= 15%)<br />

Verkoopprijs (excl. btw) € 4.600,– (= 115%)<br />

Verkoopprijs (excl. btw) € 4.600,– (= 100%)<br />

Btw 19%<br />

(0,19 × 4.600 = 874) - 874,– + (= 19%)<br />

Verkoopprijs (incl. btw) € 5.474,– (= 119%)<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs inclusief kosten bedraagt € 1.250,–.<br />

Het opslagpercentage voor winst bedraag 20% van de verkoopprijs.<br />

Het btw-percentage is 19%.<br />

Bereken de verkoopprijs incl. btw.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoopprijs<br />

Winstopslag 20%<br />

€ 1.250,– (= 80%)<br />

(<br />

20<br />

----<br />

80<br />

× 1.250 = 312,50)<br />

- 312,50 + (= 20%)<br />

Verkoopprijs (excl. btw)<br />

(<br />

100<br />

-------<br />

× 1.250 = 1.562,50<br />

80<br />

€ 1.562,50<br />

Verkoopprijs (excl. btw) € 1.562,50 (= 100%)<br />

Btw 19%<br />

(0,19 × 1.562,50 = 296,88) - 296,88 + (= 19%)<br />

Verkoopprijs (incl. btw) € 1.859,38 (= 119%)<br />

Bij <strong>een</strong> winkelier zal het vaak voorkomen dat hij bij zijn winkelontvangsten zijn<br />

verkoopprijs inclusief de omzetbelasting kent. Hoe moet hij dan zijn omzetbelasting<br />

berekenen, die hij aan de belastingdienst moet afdragen?<br />

Voorbeeld<br />

De ontvangsten van <strong>een</strong> winkelier bedragen in <strong>een</strong> maand € 178.500,–<br />

(= brutoverkoopprijzen).<br />

In dit bedrag is 19% btw begrepen.<br />

Bereken:<br />

1. de verkoopprijs exclusief btw (= nettoverkoopprijs)<br />

2. de verschuldigde omzetbelasting.<br />

Uitwerking:<br />

Omdat de omzetbelasting berekend wordt over de nettoverkoopprijs stellen<br />

we deze op 100%. Dus:<br />

Nettoverkoopprijs € .... (= 100%)<br />

Btw 19% - .... + (= 19%)<br />

Brutoverkoopprijs € 178.500,– (= 119%)


490D4.FM<br />

1. De nettoverkoopprijs is dus:<br />

100<br />

------- × € 178.500,– = € 150.000,–.<br />

119<br />

2. De verschuldigde omzetbelasting is dan:<br />

-------<br />

19<br />

× € 178.500,– = € 28.500,–.<br />

119<br />

Goederenhandel<br />

Dit laatste bedrag hadden we ook als volgt kunnen vinden:<br />

Brutoverkoopprijs € 178.500,–<br />

Nettoverkoopprijs - 150.000,–<br />

Verschuldigde omzetbelasting € 28.500,–.<br />

Voorbeeld<br />

Een handelaar verkoopt <strong>een</strong> artikel met 25% winst van de inkoopprijs en<br />

inclusief 19% btw voor € 1.041,25.<br />

Bereken:<br />

a. de omzetbelasting<br />

b. de inkoopprijs.<br />

Uitwerking:<br />

Nu stellen we twee schema’s op:<br />

Nettoverkoopprijs 100% en Inkoopprijs 100%<br />

Btw 19% Winst 25%<br />

Brutoverkoopprijs 119% Nettoverkoopprijs 125%<br />

In het eerste schema kunnen we achter brutoverkoopprijs nog invullen:<br />

119% = € 1.041,25.<br />

De nettoverkoopprijs is nu<br />

100<br />

------- deel van de brutoverkoopprijs van<br />

119<br />

€ 1.041,25 = € 875,–.<br />

a. Btw = -------<br />

19<br />

deel van de brutoverkoopprijs =<br />

119<br />

-------<br />

19<br />

× € 1.041,25 = € 166,25.<br />

119<br />

In het tweede schema kunnen we nu invullen achter nettoverkoopprijs:<br />

125% = € 875,–.<br />

b. Inkoopprijs is<br />

100<br />

------- deel van de nettoverkoopprijs =<br />

125<br />

100<br />

-------<br />

× € 875,– = € 700,–.<br />

125<br />

Controle:<br />

Inkoopprijs € 700,–<br />

Winstopslag 25% - 175,– + (0,25 × 700,–)<br />

Verkoopprijs (excl. btw) € 875,–<br />

Btw 19% - 166,25 + (= 0,19 × 875,–)<br />

Verkoopprijs (incl. btw) € 1.041,25<br />

4.17


Goederenhandel<br />

Consumentenprijs is<br />

winkelwaarde<br />

4.18<br />

Voorbeeld<br />

Als <strong>een</strong> winkelier <strong>een</strong> 19%-artikel inkoopt voor € 10,– en hij wil dit artikel<br />

verkopen met <strong>een</strong> winst van € 2,50, kost dat artikel de consument dus (excl.<br />

btw) € 12,50.<br />

Aan de klant moet hij nu nog 19% btw gaan berekenen.<br />

De prijs wordt dan:<br />

Inkoopprijs + winst € 12,50<br />

Btw 19% - 2,38<br />

Verkoopprijs € 14,88<br />

We kunnen dit in de volgende tekening goed zien:<br />

inkoop € 10,–<br />

nettoverkoopprijs<br />

brutowinst € 2,50 a<br />

btw € 2,38<br />

. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . brutoverkoopprijs = winkelwaarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . <br />

a. Wanneer de tekst luidt: ”de winst bedraagt 25%” betekent dat altijd van de inkoop, anders moet er<br />

uitdrukkelijk bij staan dat de winst 25% bedraagt van de verkoop.<br />

Staat er: de winst bedraagt 25% van de verkoop, dan moeten we de verkoop op 100% stellen en wordt<br />

het schema:<br />

Inkoop 75%<br />

Winst 25% +<br />

Verkoop 100%<br />

Onthoud dus goed:<br />

Winkelwaarde = inkoop + brutowinst + btw.<br />

We hebben echter gesteld dat veel winkeliers de verschuldigde omzetbelasting<br />

berekenen en betalen naar aanleiding van hun omzet, dus vanuit de totale<br />

winkelwaarde. De volgende tekening laat zien hoe zijn daarbij te werk gaan.<br />

nettoverkoopprijs 100% btw 19%<br />

. . . . . .. . . . .. . . . . . . .. . . . . . . . brutoverkoopprijs 119% . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . .<br />

Vorenstaande tekening laat zien dat de btw -------<br />

19<br />

deel is van de winkelwaarde,<br />

119<br />

ofwel 15,97%.<br />

Oefenopgave 5<br />

Een bepaald artikel wordt verkocht voor € 822,50 inclusief 19% omzetbelasting.<br />

Bereken:<br />

a. de nettoprijs van dit artikel<br />

b. het bedrag van de omzetbelasting.<br />

Oefenopgave 6<br />

De inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten van <strong>een</strong> partij goederen bedraagt<br />

€ 5.000,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs<br />

incl. directe inkoopkosten.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs<br />

exclusief omzetbelasting.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 14% van de verkoopprijs<br />

exclusief omzetbelasting.<br />

Btw-percentage is 19%.<br />

Bereken de verkoopprijs inclusief omzetbelasting. Maak ook de controleberekening.<br />

Oefenopgave 7<br />

De inkoopprijs incl. directe en indirecte inkoopkosten van <strong>een</strong> artikel bedraagt<br />

€ 60,– exclusief omzetbelasting.<br />

De brutowinst bedraagt 25% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.<br />

Omzetbelasting 19%.<br />

Ten gevolge van breuk kan 5% niet worden verkocht.<br />

De totale brutowinst dient echter gelijk te zijn aan de brutowinst die men zou<br />

maken als er g<strong>een</strong> breuk zou zijn en alle artikelen tegen normale prijs verkocht<br />

zouden kunnen worden.<br />

Bereken de verkoopprijs (per stuk) inclusief omzetbelasting.<br />

De factuur<br />

De factuur is bij het onderwerp omzetbelasting al kort aan de orde geweest. We<br />

gaan er nu nog wat dieper op in.<br />

y Bij het verhandelen van goederen dient tussen koper en verkoper <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komst<br />

te worden gesloten, waarin de voorwaarden van deze transactie worden<br />

vastgesteld. Deze over<strong>een</strong>komst dient niet all<strong>een</strong> als bezegeling van deze transactie,<br />

maar ook om achteraf problemen over allerlei zaken te vermijden.<br />

Als de transactie daadwerkelijk wordt afgewikkeld, zendt de verkoper <strong>een</strong><br />

factuur (= rekening) aan de koper. De hoeveelheid, prijs en kwaliteit die op<br />

deze factuur moeten worden vermeld, zijn punten die ook in de koopover<strong>een</strong>komst<br />

zijn terug te vinden.<br />

De hoeveelheid kan zijn uitgedrukt in stuks, aantal kilogrammen, liters enz. De<br />

<strong>een</strong>heidsprijs kan uitgedrukt zijn in ½ kg, in kg, in 50 kg, per stuk, per liter enz.<br />

Bij het samenstellen van deze factuur dient ook te worden vermeld of er<br />

kortingen worden gegeven (op het gewicht en/of de prijs) en of er nog bijkomende<br />

kosten zijn. Deze onderwerpen worden apart behandeld.<br />

Wanneer het aantal stuks of het nettogewicht bekend is, kunnen we met behulp<br />

van de <strong>een</strong>heidsprijs het factuurbedrag bepalen.<br />

We doen dit als volgt:<br />

Factuurbedrag =<br />

------------------------------------------------------------------------------------------nettogewicht<br />

× prijsnotering<br />

hoeveelheid geldend voor de prijsnotering<br />

Voorbeeld<br />

Het nettogewicht van <strong>een</strong> partij goederen is 32.640 kg. De prijs bedraagt<br />

€ 21,42 per 50 kg.<br />

Bereken het factuurbedrag.<br />

4.19


Goederenhandel<br />

4.20<br />

Uitwerking:<br />

= € 13.982,98.<br />

U moet het factuurbedrag afronden op eurocenten nauwkeurig volgens de<br />

normale regel: <strong>een</strong> halve eurocent of meer naar boven, minder dan <strong>een</strong> halve<br />

eurocent naar beneden.<br />

Kortingen en toeslagen op de prijs<br />

Rabat u Rabat is <strong>een</strong> korting op de prijs wegens afname van <strong>een</strong> grote hoeveelheid. Men<br />

spreekt ook van rabat wanneer de fabrikant de verkoopprijs bepaalt, die de<br />

consument moet betalen. De fabrikant berekent aan de handelaar de consumentenprijs<br />

en verl<strong>een</strong>t hem dan <strong>een</strong> rabat (korting), wat dus de winst is voor<br />

de handelaar.<br />

Korting voor contant i Korting voor contant is <strong>een</strong> korting op de prijs (na aftrek van rabat), die wordt<br />

toegestaan als bijvoorbeeld binnen acht dagen wordt betaald terwijl betaling op<br />

termijn (over 2 of 3 maanden) gebruikelijk is. Het is eigenlijk <strong>een</strong> rentevergoeding<br />

van verkoper aan koper. Omdat bij het bepalen van de verkoopprijzen<br />

de korting voor contant (meestal) wordt ingecalculeerd, betekent het in de<br />

praktijk dat de koper de normale prijs betaalt als hij de korting voor contant<br />

wel aftrekt. Als van de korting g<strong>een</strong> gebruik wordt gemaakt, betaalt de koper<br />

Kredietbeperkingstoeslag<br />

-------------------------------------<br />

32.640 × € 21,42<br />

50<br />

eigenlijk <strong>een</strong> rentevergoeding aan de verkoper.<br />

o Kredietbeperkingstoeslag is <strong>een</strong> toeslag op de prijs (na aftrek van rabat), die<br />

betaald moet worden als men bijvoorbeeld niet binnen acht dagen betaalt. Hier<br />

is sprake van <strong>een</strong> rentevergoeding van koper aan verkoper. We lichten de<br />

korting voor contant en de kredietbeperkingstoeslag nog toe in <strong>een</strong> voorbeeld.<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van <strong>een</strong> partij goederen<br />

bedraagt € 4.000,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 15% van de directe<br />

kosten.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de verkoopprijs<br />

na aftrek van rabat.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 15% van de verkoopprijs na<br />

aftrek van rabat.<br />

Rabat bedraagt 20% van de brutoverkoopprijs.<br />

Korting voor contant bedraagt 1% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.<br />

Het btw-percentage is 19%.<br />

Bereken het factuurbedrag.<br />

Uitwerking:<br />

Directe kosten<br />

Indirecte kosten:<br />

€ 4.000,– = 100% van de inkoopprijs<br />

15% van € 4.000,– - 600,– = 15% van de inkoopprijs<br />

Kostprijs € 4.600,– = 115% van de inkoopprijs.<br />

Brutoverkoopprijs 100% van de brutoverkoopprijs<br />

Rabat 20% van de brutoverkoopprijs<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat 80% van de brutoverkoopprijs.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

De verkoopprijs na aftrek van rabat is 100% van de verkoopprijs na aftrek<br />

van rabat.<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat 100%<br />

- verkoopkosten 5%<br />

- nettowinst 15%<br />

- korting voor contant 1%<br />

21%<br />

Kostprijs 79%<br />

€ 4.600,– = 79% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat<br />

100<br />

------- × € 4.600,– = € 5.822,78.<br />

79<br />

€ 5.822,78 = 80% van de brutoverkoopprijs.<br />

Brutoverkoopprijs =<br />

100<br />

-------<br />

× € 5.822,78 = € 7.278,48.<br />

80<br />

Controleberekening:<br />

Kostprijs € 4.600,–<br />

Verkoopkosten: 5% van € 5.822,78 - 291,14<br />

Nettowinst: 15% van € 5.822,78<br />

Korting voor contant:<br />

- 873,42<br />

1% van € 5.822,78 - 58,23<br />

Verkoopprijs na aftrek rabat € 5.822,79 (1eurocent<br />

afrondingsverschil)<br />

Rabat: 20% van € 7.278,48 - 1.455,70<br />

Brutoverkoopprijs € 7.278,49 (1 eurocent<br />

afrondingsverschil).<br />

De koper ontvangt nu de volgende afrekening:<br />

Geleverde goederen € 7.278,48<br />

Rabat 20% - 1.455,70<br />

€ 5.822,78<br />

Korting voor contant 1% - 58,23<br />

€ 5.764,55<br />

Omzetbelasting 19% - 1.095,26<br />

Totaal € 6.859,81<br />

We hebben al eerder opgemerkt dat bij procentberekeningen datgene waarvan<br />

we <strong>een</strong> percentage moeten berekenen 100 procent is. Dat geldt ook voor dit<br />

voorbeeld. We hadden echter ook het percentage van de verkoopprijs na aftrek<br />

van rabat om kunnen zetten in <strong>een</strong> percentage van de brutoverkoopprijs.<br />

Als gegeven is:<br />

- het opslagpercentage voor verkoopkosten, winst en korting = 21% van de<br />

verkoopprijs na aftrek van rabat<br />

en<br />

- de verkoopprijs na aftrek van rabat = 80% van de brutoverkoopprijs<br />

dan geldt:<br />

- het opslagpercentage voor verkoopkosten, winst en korting<br />

= 21% van 80% van de brutoverkoopprijs<br />

= 16,8% van de brutoverkoopprijs.<br />

4.21


Goederenhandel<br />

4.22<br />

De uitwerking wordt dan als volgt:<br />

Brutoverkoopprijs 100%<br />

Rabat 20%<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat 80% van de brutoverkoopprijs.<br />

De kostprijs is dan : 80% − 16,8% van de brutoverkoopprijs = € 4.600,–.<br />

De brutoverkoopprijs is dan --------<br />

100<br />

× € 4.600,– = € 7.278,48.<br />

63,2<br />

Voorbeeld<br />

De inkoopprijs van <strong>een</strong> partij goederen (inclusief directe inkoopkosten)<br />

bedraagt € 1.200,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten is 12% van de inkoop.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten is 4% van de kostprijs.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst is 18% van de kostprijs.<br />

De kredietbeperkingstoeslag is 1% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.<br />

De omzetbelasting is 19%.<br />

Bereken de verkoopprijs inclusief de omzetbelasting.<br />

Uitwerking:<br />

Inkoop = directe kosten<br />

Indirecte kosten:<br />

€ 1.200,–<br />

12% van € 1.200,– - 144,–<br />

Kostprijs<br />

Verkoopkosten en winst:<br />

€ 1.344,–<br />

22% van € 1.344,– - 295,68<br />

Verkoopprijs<br />

Kredietbeperking:<br />

€ 1.639,68<br />

1% van € 1.639,68 - 16,40<br />

Omzetbelasting:<br />

€ 1.656,08<br />

19% van € 1.656,08 - 314,66<br />

€ 1.970,74<br />

NB: Past u hierbij zelf de controleberekening toe!<br />

Bij berekeningen in verband met kortingen voor contant wordt de te<br />

verstrekken korting (meestal) eerst in de prijs ingecalculeerd ter berekening<br />

van de verkoopprijs. Als men dan later op de factuur de korting aftrekt, houdt<br />

men toch het gewenste percentage winst over. Betaalt de cliënt te laat, dan<br />

betaalt hij meer; dit is dan <strong>een</strong> rentevergoeding voor de verkoper.<br />

Bij kredietbeperking wordt voor de berekening van de verkoopprijs g<strong>een</strong><br />

rekening gehouden met de kredietbeperking maar wordt de verkoopprijs<br />

verhoogd met de kredietbeperking. Betaalt de koper nu binnen de tijd, dan<br />

hoeft hij de kredietbeperking niet te betalen; de verkoper houdt zijn percentage<br />

gecalculeerde winst over. Betaalt de koper later, dan betaalt hij ook de kredietbeperkingstoeslag,<br />

wat dan <strong>een</strong> rentevergoeding is voor de verkoper.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

We zullen dit met cijfers toelichten.<br />

Als in het voorgaande voorbeeld de koper de kredietbeperking niet betaalt, is<br />

de gecalculeerde winst van de verkoper: 18% van € 1.344,– = € 241,92. Betaalt<br />

de koper niet op tijd, dan ontvangt de verkoper € 16,40 als rentevergoeding.<br />

Wanneer nu in dit voorbeeld in plaats van de kredietbeperking zou staan:<br />

korting voor contant 1%, dan zou de uitwerking worden:<br />

Inkoop = directe kosten<br />

Indirecte kosten:<br />

€ 1.200,–<br />

12% van € 1.200,– - 144,–<br />

Kostprijs<br />

Verkoopkosten en winst:<br />

€ 1.344,–<br />

22% van € 1.344,– - 295,68<br />

Korting voor contant:<br />

€ 1.639,68<br />

----<br />

1<br />

van € 1.639,68<br />

99<br />

- 16,56<br />

Verkoopprijs € 1.656,24.<br />

Als in dit geval de koper gebruikmaakt van de korting, is de gecalculeerde winst<br />

van de verkoper 18% van € 1.344,– = € 241,92. Betaalt hij niet op tijd, dan<br />

ontvangt de verkoper € 16,56 als vergoeding.<br />

Op de factuur komt te staan bij kredietbeperking:<br />

Geleverde goederen<br />

Kredietbeperking:<br />

€ 1.639,68<br />

1% van € 1.639,68 - 16,40<br />

€ 1.656,08<br />

Bij korting ziet de factuur er als volgt uit:<br />

Geleverde goederen<br />

Korting voor contant:<br />

€ 1.656,24<br />

1% van € 1.656,24 - 16,56<br />

€ 1.639,68<br />

Het verschil van € 0,16 is het verschil tussen:<br />

----<br />

1<br />

van € 1.639,68<br />

99<br />

€ 16,56<br />

-------<br />

1<br />

100<br />

van € 1.639,68 - 16,40 −<br />

Kortingen op het gewicht<br />

€ 0,16<br />

Brutogewicht p Het brutogewicht van <strong>een</strong> partij goederen is het gewicht van de goederen<br />

inclusief de emballage.<br />

Nettogewicht a Onder nettogewicht verstaan we het gewicht van de goederen. Dit nettogewicht<br />

Tarra<br />

dient de koper te betalen. In de meeste gevallen zou het te veel moeite zijn om<br />

precies het gewicht van de verpakking te bepalen. Daarom neemt men dan op<br />

de factuur <strong>een</strong> korting op, die ongeveer gelijk is aan het gewicht van de<br />

4.23


Goederenhandel<br />

4.24<br />

verpakking. Deze tarra wordt genoteerd in kg of in procenten van het brutogewicht.<br />

Het bepalen van het gewicht van de verpakking van de goederen kan op<br />

verschillende manieren gebeuren, o.a.:<br />

s 1. door de gehele verpakking te wegen (nettotarra)<br />

2. door <strong>een</strong> deel van de verpakking te wegen en het gemiddelde gewicht<br />

hiervan als doorsnee gewicht van de gehele verpakking aan te nemen<br />

(gereguleerde tarra)<br />

3. door <strong>een</strong> door ervaring geleerd percentage van het brutogewicht als tarra<br />

aan te nemen (usotarra)<br />

4. bruto voor netto. De prijs van de goederen wordt dan berekend over het<br />

brutogewicht. Men betaalt dus voor de emballage dezelfde prijs als voor de<br />

goederen.<br />

Extra tarra d Als voor <strong>een</strong> bepaalde zending meer emballage nodig is dan gebruikelijk,<br />

spreken we van extra tarra. Als voorbeeld nemen we goederen die normaal<br />

all<strong>een</strong> in dozen verzonden worden en die nu door <strong>een</strong> afnemer zijn besteld die<br />

behoorlijk ver weg zit. Wegens de grote afstand worden de goederen verpakt in<br />

dozen, waarna de dozen in kisten verpakt worden. We noemen het gewicht van<br />

deze kisten extra tarra.<br />

Rafactie f Een derde korting op gewicht is rafactie. Rafactie wordt toegestaan wanneer<br />

tijdens het transport de partij beschadigd is, of wanneer, bv. door het<br />

aantrekken van vocht, het gewicht van de goederen toeneemt.<br />

De kortingen op het gewicht moeten worden afgetrokken in de volgorde:<br />

1. extra tarra<br />

2. tarra<br />

3. rafactie.<br />

Zijn deze kortingen in procenten gegeven, dan dient elke korting berekend te<br />

worden over het gewicht dat ontstaat na aftrek van de vorige korting.<br />

Brutogewicht a kg<br />

af: Extra tarra x% van a kg<br />

b kg<br />

af: Tarra x% van b kg<br />

c kg<br />

af: rafactie x% van c kg<br />

Nettogewicht d kg<br />

De gewichten en kortingen worden steeds afgerond op hele kilogrammen tenzij<br />

de opgave anders vermeldt. Indien de prijs per <strong>een</strong>heid geldt voor minder dan<br />

1 kg, moet over<strong>een</strong>komstig die <strong>een</strong>heid worden afgerond.<br />

Bijkomende kosten<br />

Als door de verkoper bepaalde kosten worden betaald, die voor rekening van<br />

de koper zijn, bijvoorbeeld vrachtkosten, worden deze afzonderlijk op de<br />

factuur vermeld. In sommige gevallen gebeurt dit vóór de berekening van de<br />

omzetbelasting, namelijk als deze kosten ook belast zijn.<br />

In sommige gevallen gebeurt het ná berekening van de omzetbelasting,<br />

namelijk als deze kosten niet belast zijn. In rekening gebrachte statiegelden


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

voor emballage (bijvoorbeeld lege flessen) zijn niet belast voor omzetbelasting,<br />

ook al worden ze niet geretourneerd.<br />

Afb. 5. Emballage wordt niet altijd geretourneerd. (Bron: H. Kuipers – Leiderdorp.)<br />

Schema van <strong>een</strong> factuur<br />

We kunnen nu het volgende schema van <strong>een</strong> factuur maken, waarbij we<br />

moeten bedenken dat <strong>een</strong> aantal posten op de meeste facturen niet voor zal<br />

komen. (Dit geldt vooral voor extra tarra, tarra en rafactie.)<br />

In het schema is de hoeveelheid uitgedrukt in kilogrammen. We hebben al<br />

opgemerkt dat dit ook kan in stuks, liters enz.<br />

Factuur<br />

Bruto a kg<br />

af: Extra tarra x% van a kg .......<br />

b kg<br />

af: Tarra x% van b kg .......<br />

c kg<br />

af: Rafactie x% van c kg .......<br />

Netto d kg à € ... per kg = € e<br />

af: Rabat x% van € e -.........<br />

€ f<br />

af: Contant x% van € f -.........<br />

€ g<br />

bij: Diverse kosten (btw belast) -.........<br />

€ h<br />

bij: Omzetbelasting x% van h -.........<br />

€ i<br />

bij: Statiegeld emballage -.........<br />

bij: Kosten (btw vrij) -.........<br />

Eindbedrag van de factuur € k<br />

Als er sprake is van kredietbeperkingstoeslag, is er uiteraard g<strong>een</strong> sprake van<br />

contant.<br />

af: Contant ×% van € f wordt dan:<br />

bij: Kredietbeperkingstoeslag ×% van € f.<br />

4.25


Goederenhandel<br />

4.26<br />

Voorbeeld<br />

Bereken het aankoopbedrag van <strong>een</strong> partij goederen met behulp van de<br />

volgende gegevens:<br />

Bruto 16.450 kg<br />

Extra tarra 200 kg<br />

Tarra 2%<br />

Rafactie 1%<br />

Prijs € 71,50 per 100 kg<br />

Korting voor contant 1%<br />

Rabat 2%<br />

Omzetbelasting 19%.<br />

Uitwerking:<br />

Bruto 16.450 kg<br />

Extra tarra 200 kg<br />

16.250 kg<br />

Tarra 2% van 16.250 kg 325 kg<br />

15.925 kg<br />

Rafactie 1% van 15.925 kg 159 kg<br />

Netto 15.766 kg à € 71,50 per 100 kg = € 11.272,69<br />

Rabat 2% van € 11.272,69 - 225,45 −<br />

€ 11.047,24<br />

Contant 1% van € 11.047,24 - 110,47 −<br />

€ 10.936,77<br />

Omzetbelasting 19% van € 10.936,77 - 2.077,99 +<br />

Factuurbedrag € 13.014,76<br />

Voorbeeld<br />

Bereken het aankoopbedrag van <strong>een</strong> partij goederen met behulp van de<br />

volgende gegevens:<br />

Bruto 60.000 kg<br />

Extra tarra 1%<br />

Tarra 2%<br />

Rafactie 1%<br />

Prijs € 2,50 per kg<br />

Rabat 3%<br />

Kredietbeperking 1%<br />

Omzetbelasting 19%.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Uitwerking:<br />

Bruto 60.000 kg<br />

Extra tarra 1% 600 kg<br />

59.400 kg<br />

Tarra 2% 1.188 kg<br />

58.212 kg<br />

Rafactie 1% 582 kg<br />

Netto 57.630 kg à € 2,50 per kg = € 144.075,–<br />

Rabat 3% van € 144.075,– - 4.322,25 −<br />

€ 139.752,75<br />

Kredietbeperking 1% van € 139.753,– - 1.397,53 +<br />

€ 141.150,28<br />

Omzetbelasting 19% van € 141.150,28 - 26.818,55 +<br />

Factuurbedrag € 167.968,83<br />

Voorbeeld<br />

Bereken het aankoopbedrag van <strong>een</strong> partij goederen met behulp van de<br />

volgende gegevens:<br />

Bruto 28.016 kg<br />

Extra tarra 1%<br />

Tarra 2%<br />

Prijs € 6,80 per kg<br />

Rabat 10%<br />

Kredietbeperking 2%<br />

Omzetbelasting 19%.<br />

Uitwerking:<br />

Bruto<br />

Extra tarra:<br />

28.016 kg<br />

1% van 28.016 kg<br />

Tarra:<br />

280 kg<br />

27.736 kg<br />

2% van 27.736 kg 555 kg<br />

Netto 27.181 kg à € 6,80 per 100 kg = € 184.830,80<br />

Rabat: 10% van € 184.830,80 - 18.483,08<br />

€ 166.347,72<br />

Kredietbeperking 2% van € 166.347,72 - 3.326,95<br />

€ 169.674,67<br />

Omzetbelasting: 19% van € 169.674,67 - 32.238,19<br />

Factuurbedrag € 201.912,86<br />

Oefenopgave 8<br />

Bereken het aankoopbedrag van <strong>een</strong> partij goederen met behulp van de<br />

volgende gegevens:<br />

Bruto 30.000 kg<br />

Extra tarra 1%<br />

Tarra 1%<br />

Prijs € 750,– per 100 kg<br />

Rabat 5%<br />

Contant 1%<br />

Omzetbelasting 19%.<br />

4.27


Goederenhandel<br />

4.28<br />

Oefenopgave 9<br />

De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van <strong>een</strong> partij goederen<br />

bedraagt € 7.200,–.<br />

Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 14% van de inkoopprijs.<br />

Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs na<br />

aftrek van rabat.<br />

Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 11% van de verkoopprijs na<br />

aftrek van rabat.<br />

Rabat is 12% van de brutoverkoopprijs.<br />

Korting voor contant is 1% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.<br />

Bereken de brutoverkoopprijs.<br />

Oefenopgave 10<br />

Een ondernemer verkoopt <strong>een</strong> partij van 1.200 balen meel met <strong>een</strong> brutogewicht<br />

van 44.450 kg.<br />

Tarra 1 kg per baal.<br />

Prijs € 41,20 per 100 kg.<br />

Contant 2%.<br />

Er wordt contant betaald.<br />

a. Wat is de opbrengst van deze partij?<br />

Deze partij was ingekocht voor € 42,50 per 100 kg.<br />

Tarra 1 kg per baal.<br />

Rabat 20%.<br />

Korting voor contant 1%.<br />

Er is contant betaald.<br />

b. Bereken de brutowinst.<br />

c. Druk de brutowinst uit in <strong>een</strong> percentage van de verkoopprijs.<br />

Afronden op 2 decimalen.<br />

d. Druk de brutowinst uit in <strong>een</strong> percentage van de inkoopprijs.<br />

Afronden op 2 decimalen.<br />

Verzekering<br />

(Ned. Ass. Proefexamen BKC.)<br />

Goederen worden tijdens transport verzekerd tegen bv. beschadiging of<br />

diefstal.<br />

Wanneer het bedrag van de schade is bepaald, drukt men dit bedrag uit in <strong>een</strong><br />

percentage van de gezonde waarde (= werkelijke waarde vóór de schade) van de<br />

goederen.<br />

Dit percentage noemt men het schadepercentage. Het schadepercentage vermenigvuldigd<br />

met het verzekerde bedrag geeft dan het bedrag van de schadeuitkering<br />

tot uitkomst. Dit spreekt eigenlijk vanzelf. Men kan nooit uitgekeerd<br />

krijgen over <strong>een</strong> hoger bedrag dan waarvoor men verzekerd heeft, dus niet<br />

hoger dan de verzekerde waarde. Maar men kan ook niet meer krijgen dan die<br />

werkelijke waarde, dit is de gezonde waarde. Men hoeft deze berekening dan<br />

ook all<strong>een</strong> uit te voeren als er sprake is van onderverzekering.


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Voorbeeld<br />

Een winkelier koopt <strong>een</strong> partij goederen ter waarde van € 13.750,–. Tijdens<br />

het vervoer treedt er schade op voor € 4.372,50. De goederen waren<br />

verzekerd voor € 12.000,–.<br />

Bereken het uitkeringsbedrag.<br />

Uitwerking:<br />

Gezonde waarde is € 13.750,–<br />

Verzekerd bedrag € 12.000,–, dus de goederen waren onderverzekerd.<br />

Schadepercentage = -----------------------------------<br />

schadebedrag<br />

× 100%<br />

gezonde waarde<br />

= ------------------ 4.372,50<br />

× 100% = 31,8%<br />

13.750,–<br />

Uitkeringsbedrag =<br />

schadepercentage<br />

--------------------------------------- × verzekerd bedrag<br />

100<br />

= ---------<br />

31, 8 × 12.000 = € 3.816,–.<br />

100<br />

Oefenopgave 11<br />

Een ondernemer koopt <strong>een</strong> partij goederen in. Bruto 15.000 kg. Tarra 2%.<br />

Prijs € 68,50 per 25 kg. Rabat<br />

3<br />

--<br />

%.<br />

4<br />

Korting voor contant 1%.<br />

De ondernemer verzekert de goederen voor € 30.000,–.<br />

Door brand ontstaat voor € 18.500,– schade aan de goederen.<br />

Bereken het schade-uitkeringsbedrag.<br />

Oefenopgave 12<br />

Bivos bv te Vianen koopt personal computers van Acer nv te Den Bosch. Voor<br />

het type Tower is de verkoopadviesprijs € 1.713,60 inclusief 19% omzetbelasting.<br />

Acer nv levert haar producten onder de volgende voorwaarden:<br />

- uitgangspunt voor de berekening van de factuur is de verkoopadviesprijs<br />

exclusief omzetbelasting<br />

- rabat, afhankelijk van de grootte van de bestelling<br />

- kredietbeperkingstoeslag 0,5%<br />

- over het totaal wordt 19% omzetbelasting berekend.<br />

Bivos bv bestelt 500 pc’s type Tower. Hiervoor geldt <strong>een</strong> rabat van 42,5%.<br />

Bereken het eindbedrag van de factuur die Acer nv zendt aan Bivos bv voor de<br />

levering van 500 pc’s van het type Tower.<br />

Oefenopgave 13<br />

Aan het einde van <strong>een</strong> jaar blijkt dat Dakapi 420 producten Rofra heeft<br />

verkocht voor <strong>een</strong> bedrag van € 336.000,– inclusief 19% omzetbelasting.<br />

De fabricagekostprijs per product bedraagt € 550,– en de verkoopkosten per<br />

product bedragen € 57,36.<br />

Bereken de verkoopwinst over het jaar op de verkoop van producten Rofra.<br />

4.29


Goederenhandel<br />

4.30<br />

Oefenopgave 14<br />

Ondernemer Tric heeft voor de volgende periode de volgende begroting<br />

opgesteld:<br />

Materiaalverbruik € 124.100,–<br />

Loonkosten € 715.600,–<br />

Afschrijving machines € 30.000,–<br />

Rentekosten € 15.000,–<br />

Huisvestingskosten € 12.300,–<br />

Autokosten € 1.000,–<br />

Diverse kosten € 8.000,–<br />

Tot de directe kosten worden gerekend het materiaalverbruik en 75% van de<br />

loonkosten.<br />

Voor de kostprijsberekening worden de totale indirecte kosten uitgedrukt in<br />

<strong>een</strong> percentage van de totale directe kosten.<br />

Bereken het opslagpercentage voor indirecte kosten (afronden op<br />

2decimalen).<br />

Oefenopgave 15<br />

Een reclameadviesbureau moet aangifte omzetbelasting doen over het 2de<br />

kwartaal.<br />

Uit zijn administratie haalt hij de volgende gegevens:<br />

Omzet (excl. btw) € 16.325,75<br />

Kosten (excl. btw) € 849,70, waarvan € 235,40 onder het tarief van 6% vallen.<br />

De omzet valt onder het tarief van 19%.<br />

a. Bereken het bedrag dat het reclameadviesbureau moet betalen of moet<br />

ontvangen van de Belastingdienst.<br />

Over het 1ste kwartaal kreeg deze onderneming € 1.250,– terug van de Belastingdienst<br />

en over het 3de en 4de kwartaal samen moet hij € 345,– afdragen.<br />

b. Komt deze ondernemer in aanmerking voor vermindering btw volgens<br />

kleineondernemersregeling?


490D4.FM<br />

Parate-kennisvragen<br />

1 Wat is de inkoopprijs van <strong>een</strong> hoeveelheid goederen?<br />

Goederenhandel<br />

2 Wanneer stelt u de inkoopprijs op 100% en wanneer stelt u de verkoopprijs op<br />

100%?<br />

3 En wat is kostprijs?<br />

4 Wat zijn directe kosten?<br />

5 Wat zijn indirecte kosten?<br />

6 Hoe kunnen de indirecte kosten in de kostprijs worden opgenomen?<br />

7 Wat betekent de afkorting BTW?<br />

8 Wat voor belasting is de omzetbelasting?<br />

9 Waarover moet de BTW worden berekend?<br />

0 Waarop wordt BTW geheven?<br />

q Welk document is voor de BTW zeer belangrijk?<br />

w Wat moet er op de factuur staan?<br />

e Wat is de voorbelasting en wat doet <strong>een</strong> ondernemer hiermee?<br />

r Wat is de verschuldigde omzetbelasting?<br />

t Wat moet <strong>een</strong> ondernemer aan de belastingdienst afdragen?<br />

y Waartoe dient <strong>een</strong> koopover<strong>een</strong>komst?<br />

u Wat is rabat?<br />

i Wat is korting voor contant?<br />

o Wat houdt de kredietbeperkingstoeslag in?<br />

p Wat is het brutogewicht van <strong>een</strong> partij goederen?<br />

a Wat verstaat u onder tarra?<br />

s Hoe kan het gewicht van de verpakking van de goederen o.a. worden bepaald?<br />

d Wat is extra tarra?<br />

f Wat is rafactie?<br />

4.31


Goederenhandel<br />

4.32<br />

Uitwerking van de oefenopgaven<br />

Oefenopgave 1<br />

Inkoopprijs (= directe kosten) € 7.500,–<br />

Indirecte kosten: 15% van € 7.500,– - 1.125,–<br />

Kostprijs € 8.625,–<br />

Kostprijs 83% van de verkoopprijs<br />

Verkoopkosten 5% van de verkoopprijs<br />

Nettowinst 12% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs<br />

Kostprijs = 100 − 5 − 12 = 83%.<br />

De kostprijs bedraagt € 8.625,–. Dit is 83% van de verkoopprijs.<br />

Verkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 8.625,– = € 10.391,57.<br />

83<br />

Controle:<br />

Kostprijs<br />

Verkoopkosten:<br />

= € 8.625,–<br />

5% van € 10.391,57<br />

Nettowinst:<br />

= - 519,58<br />

12% van € 10.391,57 = - 1.246,99<br />

Verkoopprijs € 10.391,57<br />

Oefenopgave 2<br />

Inkoopprijs € 6.000,–<br />

Indirecte kosten: 12% van € 6.000,– - 720,–<br />

Kostprijs € 6.720,–<br />

Verkoopkosten: 5% van € 6.720,– - 336,–<br />

€ 7.056,–<br />

Verkoopprijs 100%<br />

Nettowinst 20%<br />

Kostprijs + verkoopkosten = 80% = € 7.056,–<br />

Verkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 7.056,– = € 8.820,–.<br />

80<br />

Controle:<br />

Kostprijs € 6.720,–<br />

Verkoopkosten: 5% van € 6.720,– - 336,–<br />

Nettowinst: 20% van € 8.820,– - 1.764,–<br />

Verkoopprijs € 8.820,–<br />

Oefenopgave 3<br />

a. Inkoopprijs € 1.250,– = 100% van de inkoopprijs<br />

Winst - 312,50 = 25% van de inkoopprijs<br />

Verkoopprijs € 1.562,50 = 125% van de inkoopprijs.<br />

Of:<br />

125<br />

-------<br />

× € 1.250,– = € 1.562,50.<br />

100<br />

Of: 1,25 × € 1.250,– = € 1.562,50.


490D4.FM<br />

b. Inkoopprijs = 70% van de verkoopprijs<br />

Winst = 30% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs = 100% van de verkoopprijs.<br />

70% van de verkoopprijs = € 4.200,–<br />

1% van de verkoopprijs = € 4.200,– : 70 = € 60,–.<br />

Verkoopprijs = 100 × € 60,– = € 6.000,–.<br />

Brutowinst = 30 × € 60,– = € 1.800,–.<br />

Of: Verkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 4.200,– = € 6.000,–.<br />

70<br />

Brutowinst =<br />

30<br />

---- × € 4.200,– = € 1.800,–.<br />

70<br />

c. Inkoopprijs € 3.952,– = 76% van de verkoopprijs<br />

Brutowinst - 1.248,– = 24% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs € 5.200,– = 100% van de verkoopprijs.<br />

Of: -------<br />

76<br />

× € 5.200,– = € 3.952,–.<br />

100<br />

Of: 0,76 × € 5.200,– = € 3.952,–.<br />

d. Inkoopprijs = 100% van de inkoopprijs<br />

Winst = 19% van de inkoopprijs<br />

Verkoopprijs = 119% van de inkoopprijs.<br />

119% van de inkoopprijs = € 3.808,–<br />

1% van de inkoopprijs = € 3.808,– : 119 = € 32,–.<br />

Inkoopprijs = 100 × € 32,– = € 3.200,–.<br />

Brutowinst = 19 × € 32,– = € 608,–.<br />

Of: Inkoopprijs =<br />

100<br />

------- × € 3.808,– = € 3.200,–.<br />

119<br />

Brutowinst = -------<br />

19<br />

× € 3.808,– = € 608,–.<br />

119<br />

Oefenopgave 4<br />

Goederenhandel<br />

a. Kostprijs 70% van de verkoopprijs = € 210,–<br />

Brutowinst 30% van de verkoopprijs<br />

Verkoopprijs 100% van de verkoopprijs.<br />

Verkoopprijs:<br />

100<br />

-------<br />

× € 210,– = € 300,–.<br />

70<br />

b. Van 100 stuks is 10% in de opruiming, dat is 10 stuks.<br />

Prijs in opruiming is 40% van € 300,– = € 120,–.<br />

Opbrengst is:<br />

90 × € 300,– = € 27.000,–<br />

10 × € 120,– = - 1.200,– +<br />

Totale verkopen € 28.200,–<br />

Totale kostprijs is 100 × € 210,– = - 21.000,–<br />

Brutowinst = € 28.200,– − € 21.000,– = € 7.200,–<br />

4.33


Goederenhandel<br />

4.34<br />

Oefenopgave 5<br />

a.<br />

100<br />

------- × € 822,50 =<br />

119<br />

€ 691,18.<br />

b. -------<br />

19<br />

× € 822,50 =<br />

119<br />

€ 131,32.<br />

ook: -------<br />

19<br />

× € 691,18 =<br />

100<br />

€ 131,32.<br />

Oefenopgave 6<br />

Inkoopprijs € 5.000,–<br />

Indirecte kosten: 12% van € 5.000,– - 600,–<br />

Kostprijs € 5.600,–<br />

Verkoopprijs excl. btw 100%<br />

Verkoopkosten en nettowinst 20%<br />

Kostprijs 80% = € 5.600,–<br />

Verkoopprijs excl. btw:<br />

100<br />

------- × € 5.600,– = € 7.000,–<br />

80<br />

Verkoopprijs incl. btw:<br />

119<br />

------- × € 7.000,– = € 8.330,–.<br />

100<br />

Controleberekening:<br />

Inkoopprijs € 5.000,–<br />

Indirecte kosten: 12% van € 5.000,– - 600,–<br />

Kostprijs € 5.600,–<br />

Verkoopkosten: 6% van € 7.000,– - 420,–<br />

Nettowinst: 14% van € 7.000,– - 980,–<br />

Verkoopprijs excl. btw € 7.000,–<br />

Btw 19% van € 7.000,– - 1.330,–<br />

Verkoopprijs incl. btw € 8.330,–<br />

Oefenopgave 7<br />

Verkoopprijs 100% van verkoopprijs<br />

Brutowinst 25% van verkoopprijs<br />

Kostprijs 75% van verkoopprijs = € 60,–.<br />

1% van de verkoopprijs = ------------<br />

€ 60,–<br />

= € 0,80.<br />

75<br />

Verkoopprijs = 100 × € 0,80 = € 80,–.<br />

Verkoopprijs exclusief omzetbelasting € 80,–.<br />

100 stuks dienen dus op te brengen 100 × € 80,– = € 8.000,–.<br />

Van iedere 100 ingekochte stuks worden er 95 verkocht.<br />

95 stuks moeten dus € 8.000,– opbrengen.<br />

Dit is per stuk -------------------<br />

€ 8.000,–<br />

=<br />

95<br />

€ 84,21<br />

Omzetbelasting 19% - 16,–<br />

Verkoopprijs inclusief omzetbelasting € 100,21


490D4.FM<br />

Goederenhandel<br />

Oefenopgave 8<br />

Bruto<br />

Extra tarra:<br />

30.000 kg<br />

1% van 30.000 kg<br />

Tarra:<br />

300 kg<br />

29.700 kg<br />

1% van 29.700 kg 297 kg<br />

Netto 29.403 kg à € 750,– per 100 kg = € 220.522,50<br />

Rabat: 5% van € 220.522,50 - 11.026,13<br />

€ 209.496,37<br />

Contant: 1% van € 209.496,37 - 2.094,96<br />

€ 207.401,41<br />

Omzetbelasting: 19% van € 207.401,41 - 39.406,27<br />

Factuurbedrag € 246.807,68<br />

Oefenopgave 9<br />

Inkoopprijs incl. directe kosten € 7.200,–<br />

Indirecte kosten: 14% van € 7.200,– - 1.008,–<br />

Kostprijs € 8.208,–<br />

Verkoopkosten 6%<br />

Nettowinst 11%<br />

Korting voor contant 1%<br />

18% van verkoopprijs na aftrek van rabat.<br />

Kostprijs ad € 8.208,– = 100% − 18% = 82% van de verkoopprijs na aftrek van<br />

rabat.<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat is<br />

100<br />

------- × € 8.208,– = € 10.009,76.<br />

82<br />

Brutoverkoopprijs = -------------------<br />

100<br />

=<br />

100<br />

------- × € 10.009,76 = € 11.374,73.<br />

100 – 12 88<br />

Of -----------<br />

100<br />

× € 8.208,– = € 11.374,73.<br />

72,16<br />

Want: 18% van 88 is gelijk aan 15,84% van 100.<br />

--------------------------------------<br />

100<br />

= -----------<br />

100<br />

.<br />

100 – 12 – 15,84 72,16<br />

Ter opfrissing nogmaals de controleberekening:<br />

Kostprijs € 8.208,–<br />

Verkoopkosten: 6% van € 10.009,76 - 600,59<br />

Nettowinst: 11% van € 10.009,76 - 1.101,07<br />

Korting voor contant: 1% van € 10.009,76 - 100,10<br />

Verkoopprijs na aftrek van rabat € 10.009,76<br />

Rabat: 12% van € 11.374,73 - 1.364,97<br />

Brutoverkoopprijs € 11.374,73.<br />

4.35


Goederenhandel<br />

4.36<br />

Oefenopgave 10<br />

a. Opbrengst:<br />

Bruto 44.450 kg<br />

Tarra: 1.200 × 1 kg 1.200 kg<br />

Netto 43.250 kg à € 41,20 100 kg = € 17.819,–<br />

Contant 2% - 356,38<br />

Opbrengst € 17.462,62<br />

b. Inkoopbedrag:<br />

Bruto 44.450 kg<br />

Tarra: 1.200 × 1 kg 1.200 kg<br />

Netto 43.250 kg à € 42,50 100 kg = € 18.381,25<br />

Rabat 20% - 3.676,25<br />

€ 14.705,–<br />

Contant 1% - 147,05<br />

Kostprijs € 14.557,95<br />

Brutowinst: € 17.462,62 − € 14.557,95 = € 2.904,67.<br />

c. Brutowinst in procenten van de verkoopprijs:<br />

------------------------------------------<br />

€ 2.904,67<br />

× 1% = 16,63%.<br />

1% van € 17.462,62<br />

a. Brutowinst in procenten van de inkoopprijs:<br />

------------------------------------------<br />

€ 2.904,67<br />

× 1% = 19,95%.<br />

1% van € 14.557,95<br />

Oefenopgave 11<br />

Bruto 15.000 kg<br />

Tarra: 2% 300 kg<br />

Netto 14.700 kg à € 68,50 per 25 kg = € 40.278,–<br />

Rabat<br />

3<br />

- % van € 40.278,–<br />

4<br />

- 302,09<br />

€ 39.975,91<br />

Contant 1% - 399,76<br />

Factuurbedrag (excl. btw) € 39.576,15<br />

Gezonde waarde = € 39.576,15.<br />

Schade-uitkering = ---------------------------<br />

€ 18.500<br />

× € 30.000,– = € 14.023,60.<br />

€ 39.576,15<br />

Oefenopgave 12<br />

Advies verkoopprijs excl. btw ... 100%<br />

Btw 19% ... + 19%<br />

Advies verkoopprijs incl. btw € 1.713,60 119%<br />

Advies verkoopprijs excl. btw =<br />

100<br />

-------<br />

× € 1.713,60 = € 1.440,–.<br />

119


490D4.FM<br />

Oefenopgave 13<br />

Verkoopprijs excl. btw ... 100%<br />

Btw ... + 19%<br />

Verkoopprijs incl. btw € 336.000,– 119%<br />

Verkoopprijs excl. btw =<br />

100<br />

------- × € 336.000,– = € 282.352,94.<br />

119<br />

Oefenopgave 14<br />

Totale directe kosten:<br />

materiaalkosten € 124.100,–<br />

loonkosten - 536.700,– (75% van € 715.600,–)<br />

€ 660.800,–<br />

Totale indirecte kosten:<br />

loonkosten € 178.900,– (25% van € 715.600,–)<br />

afschrijvingskosten - 30.000,–<br />

rentekosten - 15.000,–<br />

huisvestingskosten - 12.300,–<br />

autokosten - 1.000,–<br />

diversekosten - 8.000,–<br />

€ 245.200,–<br />

Oefenopgave 15<br />

a. 19% btw over omzet = 19% van € 16.325,75 = € 3.101,89 1<br />

19% btw over kosten = 19% van (849,70 − 235,40) = € 116,72 1<br />

6% btw over kosten = 6% van € 235,40 = € 14,12. 1<br />

Goederenhandel<br />

Voor 500 pc’s is adviesverkoopprijs<br />

(excl. btw) € 720.000,– (500 × € 1.440,–)<br />

Rabat 42,5% - 306.000,– −<br />

€ 414.000,–<br />

Kredietbeperkingstoeslag 0,5% - 2.070,– +<br />

€ 416.070,–<br />

Btw 19% - 79.053,30 +<br />

Factuurbedrag € 495.123,30<br />

Fabricage kostprijs € 231.000,– (420 × € 550,–)<br />

Verkoopkosten - 24.091,20 (420 × € 57,36)<br />

Kostprijs € 255.091,20<br />

Verkoopwinst = verkoopprijs − kostprijs<br />

= € 282.352,94 − € 255.091,20 = € 27.261,74.<br />

Opslagpercentage =<br />

tot.----------------------------------ind.<br />

kosten<br />

× 100%<br />

tot. dir. kosten<br />

=<br />

€<br />

---------------------------<br />

245.200,–<br />

× 100% = 37,11%.<br />

€ 660.800,–<br />

1. Let op: de bedragen mag u afronden in uw voordeel. Dat wi lzeggen, de btw over de omzet afronden<br />

naar boven en de btw over de kosten afronden naar beneden.<br />

4.37


Goederenhandel<br />

4.38<br />

Overzicht omzetbelastingaangifte:<br />

verschuldigde btw € 3.101,–<br />

voorbelasting € 117,–<br />

- 15,–<br />

- 132,– −<br />

te betalen (aan Belastingdienst) € 2.969,–<br />

b. Totaal betaald aan de Belastingdienst: € 2.969,– + € 345,– − € 1.250,– =<br />

€ 2.064,–. Dit is meer dan € 1.883,–, dus krijgt hij g<strong>een</strong> vermindering.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!