12.09.2013 Views

Download 'Het oudervolgsysteem' - School en Ouders

Download 'Het oudervolgsysteem' - School en Ouders

Download 'Het oudervolgsysteem' - School en Ouders

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Oudervolgsysteem

Taalvaardigheid evalueren binnen

Ouders in (inter)actie/ Kaap


Inhoudstafel

Ten geleide

A. Assessmenttaken

1. Eerste lesweek

Taak 1 ......... Kennismaking

Taak 2 ........ Naamkaartjes maken

Taak 3 ........ Mag ik iets vragen?

Taak 4 ........ Brieven van de school

Taak 5 ......... Kaft maken

Beoordelingsformulier Eerst lesweek

2. En vervolgens …

Taak 1 .........Breng je dit in orde?

Taak 2 .........Weg met luizen!

Taak 3 .........Help! Een luis!

Taak 4 .........Een nieuw trimester

Taak 5 .........Huiswerk

Taak 6 .........Helpende handen

Taak 7 .........Gevraagd

Taak 8 .........Is er een probleem?

Taak 9 .........Rapport

Taak 10 .......Oudercontact

Taak 11 .......Schoolfeest

Taak 12 .......Feestje in de klas

Taak 13 .......Op bezoek in de klas

Taak 14 .......Uit de trukendoos

Taak 15 .......De schoolfactuur

Taak 16 .......Een verhaal

Taak 17 .......De klasblog

Taak 18 .......Naar een nieuwe school

Beoordelingsformulier En vervolgens …

3. Turflijst

Niveau 1.1

Niveau 1.2

B. Ouderportfolio NT2

1. .............. Biografie

2. .............. Checklist

3. .............. Bewijzen

4. .............. Bijlagen


Ten geleide

Oudervolgsysteem. Taalvaardigheid evalueren binnen Ouders in (inter)actie/ Kaap is een verzameling

van evaluatiemateriaal voor Ouders in (inter)actie-/ Kaapgroepen. In deze groepen leren

anderstalige ouders Nederlands in de school van hun kinderen en participeren zij mee aan het

schoolgebeuren. Het voorliggende materiaal kan worden gebruikt om de taalvaardigheid van deze

cursisten in kaart te brengen.

Vermits Ouders in (inter)actie/ Kaap een aanbod is op niveau richtgraad 1 focust het

Oudervolgsysteem zich ook op dit niveau. Dit wil zeggen dat er in de eerste plaats geëvalueerd

wordt of cursisten de doelstellingen van richtgraad 1 kunnen. Daarnaast besteedt het materiaal

ook aandacht aan de cursisten wiens taalvaardigheid zich op een hoger niveau bevindt. Met het

materiaal kan de lesgever differentiëren naar verschillende niveaus toe en een goede inschatting

maken welke cursisten zich boven richtgraad 1 bevinden.

Het Oudervolgsysteem omvat twee instrumenten: Assessmenttaken en Ouderportfolio NT2. De

Assessmenttaken zijn lesactiviteiten die doorheen het schooljaar ingezet kunnen worden.

Tijdens de uitvoering van deze taken beoordeelt de lesgever of de cursisten de vooropgestelde

doelstelling(en) kunnen. In het Ouderportfolio NT2 beoordelen de cursisten zichzelf en verzamelen zij

bewijsmateriaal voor hun prestaties. De twee instrumenten kunnen volledig los van elkaar gebruikt

worden.

De Assessmenttaken werden in 2010 in opdracht van het Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen

ontwikkeld. Het Ouderportfolio NT2 werd ontwikkeld door een Kaaplesgeefster, Annemie Van

Beirendonck (SCVO Sité). Het Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen financierde de lay-out en

samenstelling van het pakket. In 2011 is dit pakket verder uitgebreid waardoor alle doelen van

richtgraad 1 (niveau 1.1 en 1.2) gedekt zijn. Deze heruitgave is gerealiseerd met steun van BAOAB

vzw Antwerpen en het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid.


Assessmenttaken

Joke Drijkoningen en Carolien Frijns


Inleiding

Ouders in (inter)actie/ Kaapgroepen zijn heterogene groepen qua taalvaardigheid.

De Assessmenttaken laten de lesgever toe de cursisten op verschillende niveaus te benaderen en

te beoordelen. Het geheel omvat lesactiviteiten die elk gekoppeld zijn aan doelen op verschillende

niveaus. Tijdens de uitvoering van de activiteit kan de lesgever de cursisten op hun niveau aan

het werk zetten en evalueren. De gekozen onderwerpen van de Assessmenttaken zijn relevante

onderwerpen voor anderstalige ouders. Het gaat om thema’s waarmee zij te maken zullen hebben

tijdens de schoolloopbaan van hun kind en waarbij Nederlandse taalvaardigheid vereist is.

Assessmenttaken bestaat uit drie delen:

‘eerste lesweek’: activiteiten die in de eerste we(e)k(en) ingezet worden om een

inschatting te maken van het beginniveau van de cursisten

en vervolgens…’: activiteiten die doorheen de cursus ingezet worden om een volledige

inschatting op niveau 1.1 en 1.2 te kunnen maken en een beoordeling

van een aantal doelen op hogere niveaus

‘turflijst’: invullijst om per cursist in kaart te brengen welke doelen hij op niveau

1.1 en 1.2 al of niet kan

Bij elke onderdeel wordt nog verder toegelicht wat er aan bod komt en hoe dit ingezet kan worden.

Zoals reeds eerder vermeld, is Ouders in (inter)actie/ Kaap een aanbod op richtgraad 1. Het pakket

Assessmenttaken is ontwikkeld binnen het Kaapproject in Antwerpen. Met de Kaappartners is er

gekozen om stapgsgewijs te werken en in de eerste plaats enkel een certificering op niveau 1.1 te

voorzien. Voor de Assessmenttaken is ervoor gekozen om voor een volledige dekking van doelen

op 1.1 en 1.2 te zorgen. Voor de doelen op 2.1 of hoger wordt binnen Ouders in (inter)actie/ Kaap

geen volledig dekking nagestreefd.


EERSTE LESWEEK

Het onderdeel ‘eerste lesweek’ bestaat uit taken waarmee je bij de start van een

Kaap-/Ouders in (inter)Actie-groep aan de slag kan. Deze taken bieden de mogelijkheid om

een eerste inschatting te maken van het niveau van je cursisten en van de werkbaarheid van

deze groep. Met andere woorden, kan je met deze groep aan de slag? Daarom bestaat dit

lespakket niet alleen uit taken waaraan een niveau-inschatting is gekoppeld, maar ook uit

taken waarin de cursisten praktisch aan de slag moeten gaan. Bij deze praktische opdrachten

kan je ook andere vaardigheden van cursisten in beeld brengen zoals naam kunnen schrijven,

samenwerken, zelfstandigheid, …

De ‘eerste lesweek’ bevat vijf taken:

1. Klassikale kennismaking (niveau inschatten)

2. Naamkaartjes maken (praktische opdracht)

3. Mag ik iets vragen? (niveau inschatten)

4. Brieven van de school (niveau inschatten)

5. Kaft maken (praktische opdracht)

De vijf taken van ‘eerste lesweek’ worden best als een geheel gebruikt. De taken brengen

verschillende vaardigheden in beeld. De taken samen geven dan ook een completer

eerste zicht op de taalvaardigheid van je cursisten. In de taken waarin het niveau wordt

ingeschat, wordt geobserveerd op niveau 1.1, 1.2, 2.1/2.2 en 2.3 (en hoger). De niveaus 2.1

en 2.2 worden samen genomen als ook 2.3 en 2.4, vermits het niveauverschil zich op het

doelenniveau bevindt en niet op het niveau van de tekstkenmerken.


TAAK

1 KENNISMAKING

Dit is een activiteit waarin je kennismakingsvragen stelt aan de cursisten. In bijlage

vind je deze vragen. Ze zijn opgebouwd over verschillende niveaus.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een gesprek

luisteren 1.2: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een gesprek

luisteren 2.1/2: zich een persoonlijke mening vormen over informatieve teksten zoals een

gesprek

spreken 1.1: informatie geven

spreken 1.2: informatie geven in informatieve teksten zoals een vraaggesprek

spreken 2.1/2: in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot

informatieve teksten zoals een gesprek

in een gesprekssituatie zijn beleving verwoorden in informatieve teksten

in een gespreksituatie verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een

situatie met betrekking tot informatieve teksten

spreken 2.3 (+): in een gesprekssituatie informatie geven met betrekking tot informatieve

teksten zoals een gesprek

in een gesprekssituatie zijn beleving verwoorden in informatieve teksten

in een gesprekssituatie verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een

situatie met betrekking tot informatieve teksten

Fase 1

Je voorziet eerst een aanbod waarin de cursisten kennismaken met de vragen op niveau 1.1.

Fase 2

Je stelt de vragen aan de cursisten. Je doet dit met elke cursist afzonderlijk, terwijl de

anderen luisteren. Je begint met vragen op 1.1 en gaat verder naar de volgende niveaus als

je merkt dat de cursist dit kan.

Beoordeling

Je duidt op het beoordelingsformulier aan tot welk niveau de cursist geraakt is en hoe de

cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

Eerste lesweek

Instructies


TAAK

1 KENNISMAKING

Vragen Tekstkenmerken SPREKEN

Niveau 1.1

• Hallo, ik ben … Wie ben jij?

• Ik kom uit België. Uit welk land kom jij?

• Ik woon in … Waar woon jij?

• Ik ben (niet) getrouwd? Ben jij getrouwd?

• Ik heb … (aantal) kinderen. Hoeveel

kinderen heb je?

• Hoe heten je kinderen?

• Hoeveel jaar zijn je kinderen?

Niveau 1.2

• Hoe gaat het met je kinderen?

• In welke klas zitten je kinderen?

• Hoe heet de juffrouw of de meester van

je kinderen?

• Heb je al eens Nederlandse les gevolgd?

Hoelang?

• Wat heb je daar geleerd?

Niveau 2.1/ 2.2

• Kom je vaak op de school van je

kinderen?

• Zie je dan soms de juffrouw of de meester

van je kinderen?

• Heb je al eens gesproken met de juffrouw

of meester van je kinderen?

Ja: Waarover hebben jullie dan

gesproken?

• Is het belangrijk om een goed contact

met de juffrouw of meester te hebben?

Waarom wel of niet?

Niveau 2.3 of hoger

• Waarom wil je graag nog Nederlandse les

volgen?

• Wat denk je dat wij in deze Nederlandse

les gaan leren?

• Is er een verschil tussen deze lessen en

de lessen die je al gevolgd hebt? Wat is

het verschil?

De gesproken tekst

• is zeer kort en eenvoudig gestructureerd

• bevat stereotype formuleringen en

standaarduitdrukkingen

• wordt aan een laag tempo uitgesproken

• kan geproduceerd worden met

medewerking van gesprekspartner

• kan uitspraakfouten bevatten

• kan een zekere mate van foutief

taalgebruik bevatten

De gesproken tekst

• is kort en eenvoudig gestructureerd

• bevat stereotype formuleringen en

standaarduitdrukkingen

• wordt aan een laag tempo uitgesproken

• kan geproduceerd worden met

medewerking van gesprekspartner

• kan uitspraakfouten en een zeker mate

van foutief taalgebruik bevatten die

het begrijpen van de boodschap niet

bemoeilijken

• De gesproken tekst is nog vrij kort

• De gesproken tekst bevat eenvoudig

gestructureerde zinnen

• Het lexicon is eenvoudig

• Talige middelen zijn nog beperkt

• Foutief taalgebruik komt nog geregeld

voor

• Het spreektempo is bedachtzaam

• De uitspraak is in toenemende mate

verzorgd.

• De gesproken tekst is relatief kort

• De gesproken tekst is in voldoende mate

gestructureerd

• De samenhang tussen zinnen kan nog

problematisch zijn

• Taalgebruik is nog eenvoudig maar in

toenemende mate adequaat

• Talige middelen zijn nog beperkt

• Woordgebruik is over algemeen correct

• Het spreektempo is redelijk vlot

Eerste lesweek

Bijlage


TAAK

2 NAAMKAARTJES MAKEN

Dit is een activiteit waarin je de cursisten een naamkaartje laat maken om op hun

tafel te zetten.

Doelstellingen

lezen 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen

andere vaardigheden

Fase 1

Je voorziet papier en stiften en legt ze op je bureau.

Je zegt de cursisten dat ze een naamkaartje gaan maken.

Je doet dit voor en geeft de instructies zoals ze ook op het werkblad staan.

Fase 2

Je geeft het werkblad en zegt dat hierop nog eens staat wat ze moeten doen.

Je zet de cursisten per drie en geeft hen de volgende opdracht: Hier staat wat je moet doen.

Trek een lijn tussen elke zin en de juiste tekening. Je doet dit zelf voor voor stap 1 en laat

de cursisten het zelf doen voor de andere 3 stappen. Vervolgens laat je de cursisten zelf hun

naamkaartje maken.

Beoordeling

• Deze taak bevindt zich op niveau 1.1. Je duidt in kolom 1.1 aan of de cursist het --, -, +, ++

gedaan heeft.

• Je duidt ook aan

- hoe hij zijn naam schrijft (--, -, +, ++)

- of hij de opdracht zelfstandig uitvoert of met hulp van andere

- hoe de cursist binnen het groepswerk functioneert (--, -, +, ++)

Dit zijn veel zaken die je op de korte termijn van de opdracht moet aanduiden. Je brengt

daarom best eerst de zaken/ cursisten in kaart die eruit springen of die je opvallen.

Eerste lesweek

Instructies


TAAK

2 NAAMKAARTJES MAKEN

Dit heb je nodig:

een blad een stift

1.

Ga naar de lesgever.

Vraag een blad en een stift.

2.

Plooi het blad in twee.

3.

Schrijf je naam op het blad.

4.

Zet het kaartje op je tafel.

Eerste lesweek

Werkblad


TAAK

3 MAG IK IETS vRAGEN?

Dit is een activiteit waarin je de cursisten schriftelijke vragen laat invullen.

De vragen lopen op in moeilijkheidsgraad. In bijlage vind je de vragen, gekoppeld

aan het niveau.

Doelstellingen

schrijven 1.1: een formulier en een document met betrekking tot personalia invullen

schrijven 1.2: informatie geven in informatieve teksten zoals een formulier

schrijven 2.1/2: informatie geven in informatieve teksten

schrijven 2.3 (+): informatie geven in informatieve teksten

zijn beleving verwoorden

Fase 1

Je laat de eerste pagina van het formulier zien (werkblad 1). Je vult het formulier in voor de

klas met je eigen gegevens.

Fase 2

Je vraagt de cursisten om werkblad 1 in te vullen met hun eigen gegevens. Je zegt er bij dat

ze invullen wat ze kunnen, dat het niet de bedoeling is dat ze al alles kunnen invullen.

Werkblad 2 (dit is niveau 2.1 en hoger) hou je nog even bij en geef je aan de cursisten die het

eerste werkblad vlot kunnen invullen.

Beoordeling

Je duidt op het beoordelingsformulier aan tot welk niveau de cursist geraakt is en hoe de

cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++)

Eerste lesweek

Instructies


TAAK

3 MAG IK IETS vRAGEN?

Vragen Tekstkenmerken SCHRIJVEN

Niveau 1.1

• Naam

• Geboorteland

• Adres

• Getrouwd

• Hoeveel kinderen

• Naam en leeftijd van de kinderen

Niveau 1.2

• In welke klas zitten je kinderen?

• Hoe heet de meester of juffrouw van je

kinderen?

• Heb je al Nederlandse les gevolgd?

Hoelang? En in welke school?

• Wat wil je graag leren in de Nederlandse

les?

Niveau 2.1/ 2.2

1. Brief schrijven

Niveau 2.3 of hoger

2. Is het belangrijk om een goed contact te

hebben met de juffrouw of de meester

van je kinderen? Waarom wel of niet?

3. Aan de juf mag je steeds vragen stellen:

over de school, over je kind, … Schrijf

drie vragen op die je zou willen stellen

aan de juf.

De geschreven tekst

• is qua taalgebruik zeer eenvoudig

en bestaat vooral uit kort zinnen,

met stereotiepe formulieren en

standaarduitdrukkingen

• kan fouten bevatten

• wordt in een laag redactietempo

geproduceerd

De geschreven tekst

• is kort en eenvoudig gestructureerd

• bevat standaardformuleringen

• mag een zekere mate van foutief

taalgebruik bevatten op voorwaarde dat

de boodschap duidelijk blijft

• De geschreven tekst bevat eenvoudig

gestructureerde zinnen

• Het lexicon is eenvoudig

• De talige middelen zijn nog beperkt

• Het aanpassen van het register aan

situatie en ontvanger/ lezer is nog

problematisch

• Foutief taalgebruik komt nog geregeld

voor

• De geschreven tekst is relatief kort

• De geschreven tekst is in voldoende mate

gestructureerd

• De samenhang tussen de zinnen kan nog

problematisch zijn

• Het taalgebruik is nog eenvoudig maar

in toenemende mate adequaat en

gevarieerd

• De talige middelen zijn nog beperkt

• De schrijfstijl is in toenemende mate aan

situatie en lezer aangepast

• Ze kunnen occasioneel schrijffouten

bevatten

• Het redactietempo is redelijk vlot

Eerste lesweek

Bijlage


TAAK

3 MAG IK IETS vRAGEN?

Naam:

Geboorteland:

Adres:

Getrouwd? ja nee

Aantal kinderen:

Naam kind Leeftijd kind

1. 1.

2. 2.

3. 3.

4. 4.

5. 5.

6. 6.

7. 7.

In welke klas zitten je kinderen?

Hoe heet de juffrouw of de meester van je kinderen?

Heb je al eens Nederlandse les gevolgd? ja nee

Zo ja, hoelang heb je Nederlandse les gevolgd?

In welke school?

Hoe wil je je kind graag helpen op school? Schrijf twee zaken op.

1.

2.

Eerste lesweek

Werkblad 1


TAAK

3 MAG IK IETS vRAGEN?

Naam:

1) Je moet morgen langer werken. Je kind mag meegaan met een andere mama. Schrijf een brief

aan de juf waarin je dit laat weten. Schrijf zeker de datum, de naam van je kind en de klas op.

2) Is het belangrijk om een goed contact te hebben met de juffrouw of de meester van je kinderen?

Waarom?

ja nee

3) Aan de juf mag je steeds vragen stellen: over de school, over je kind, … Schrijf drie vragen op die

je zou willen stellen aan de juf.

Eerste lesweek

Werkblad 2


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

In deze activiteit proberen de cursisten brieven van de school te begrijpen.

De brieven zijn van verschillende moeilijkheidsgraden.

Doelstellingen

lezen 1.1: informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren,

documenten

relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen,

schema’s

lezen 1.2: alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie

lezen 2.1/2: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities,

berichten, schema’s

lezen 2.3 (+): specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten,

schema’s

Fase 1

Er zijn vijf werkbladen met verschillende brieven op verschillende niveaus. Werkblad 1 en 2

zijn opdrachten op niveau 1.1, werkblad 3 op niveau 1.2, werkblad 4 op niveau 2.1/2.2 en

werkblad 5 op niveau 2.3 (en hoger).

Je geeft de cursisten een werkblad op het niveau dat je van hen inschat. Voor cursisten op

niveau 1.1 geef je werkblad 1. Je vraagt de cursisten de brief te lezen en de opdracht die erbij

hoort uit te voeren.

Fase 2

Je geeft de cursisten nu een werkblad van een hoger of lager niveau. Je geeft de cursisten

die de brief uit fase 1 moeilijk begrepen een brief van een lager niveau. Cursisten die de

brief uit fase 1 gemakkelijk begrepen, geef je een brief van een hoger niveau. De cursisten

die in fase 1 werkblad 1 gekregen hebben en moeilijkheden ondervonden met deze brieven,

geef opnieuw een brief op niveau 1.1, namelijk werkblad 2. Je laat de cursisten opnieuw de

opdracht op hun werkblad uitvoeren.

Beoordeling

Je duidt op het beoordelingsformulier aan op welk niveau de cursist brieven heeft behandeld

en hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

Eerste lesweek

Instructies


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Wat moet je doen?

Je kind moet iets meebrengen.

Je moet naar de school komen.

Je moet de brief alleen lezen. Je moet niets doen.

Je moet iets betalen.

Eerste lesweek

Werkblad 1


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Wat moet je doen?

Je kind moet iets meebrengen.

Je moet naar de school komen.

Je moet de brief alleen lezen. Je moet niets doen.

Je moet iets betalen.

Eerste lesweek

Werkblad 2


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Je krijgt deze brief van school. Vul de brief in.

Je bent de moeder of vader van Laetitia Marza. Laetitia zit bij juf Els van de tweede

kleuterklas. Je brengt haar om 8 uur naar school. Ze moet na school in de opvang blijven

omdat je haar pas om vijf uur kan komen halen. Alleen op woensdag kan je om 12 uur op

school zijn.

Laetitia eet boterhammen op school, want ’s avonds eten jullie samen warm. Je geeft ook

altijd een drankje mee, want ze lust geen melk.

Eerste lesweek

Werkblad 3


Leerrijke en

Welke kosten mag de school aanrekenen?

Stedelijke ve

Leren wordt nog

kan. De stad An

buiten de stad.

in het bos, op d

sisschool kan ge

De prijzen ligge

euro voor een w

Bijdrageregeling

De school is verplicht om bij het begin van het schooljaar

een bijdrageregeling voor te leggen aan de ouders. In dit

document staat welke onkosten de ouders mogen verwachten

tijdens het schooljaar (uitstappen, schoolvoorstellingen,

sportdagen, onkosten in de eetzaal). Ook de tarieven van

middag- en avondtoezicht worden hierin vermeld. De bijdrageregeling

wordt vooraf in de schoolraad met de ouders besproken.

Gratis Zoobez

Leerlingen uit d

nen gratis met d

Maximumfactuur

De maximumfactuur is het maximumbedrag dat de school

mag aanrekenen voor activiteiten die het leren aangenamer

en boeiender maken. Denk maar aan toneelbezoek, zwembeurten,

schoolreizen,…

Sociaal Fonds

Ouders met een

waarden rekene

kind op schoolu

gebeurt via de d

Schoolgaande kinderen kosten geld.

De Vlaamse overheid probeert deze kosten zo laag mogelijk

te houden voor ouders. Ook de stad Antwerpen levert heel

wat inspanningen voor de kinderen die in Antwerpen naar

school gaan.

Uw kind gaat naar … U betaalt maximaal …

de kleuterschool 20 euro per schooljaar

Andere finan

Informeer ook b

deelte van de m

OCMW’s komen

de schoolkosten

TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

V.U.: Luc Tesseur, Lerende Stad, Lange Gasthuisstraat 15, 2000 Antwerpen

de lagere school 60 euro per schooljaar

In deze folder leest u hoe de stad Antwerpen en de Vlaamse

overheid de schoolkosten voor elk kind in het basisonderwijs

zo laag mogelijk proberen te houden.

Voor een uitstap van meerdere dagen is er een maximumbedrag

van 360 euro per leerling. Opgelet: dit bedrag geldt voor

de hele lagere school! Als uw kind bijvoorbeeld in het vierde

leerjaar op bosklassen gaat en in het zesde leerjaar op zeeklassen,

mag dit alles samen maximaal 360 euro kosten.

De basisschool

Gaat uw kind naar school in de stad Antwerpen of in een van

de districten?

Lees dan zeker ook de stukjes aangeduid met een . Dit zijn

initiatieven van het Antwerps stadbestuur die enkel gelden

voor leerlingen die schoollopen in Antwerpen.

Eerste lesweek

Middag- en avondtoezicht, drankjes, een vrijblijvende aankoop

van bv. een tijdschrift, een solidariteitsactie, … vallen

niet onder de maximumfactuur. De aangerekende kosten

moeten wel in verhouding zijn met de geleverde prestaties.

betaalbaar voor elke ouder

Robert Voorhamme

schepen voor Onderwijs, Economie, Werk en Middenstand

Werkblad 4

03 201 33 66


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Op welke tussenkomsten kan u rekenen?

Leerrijke en betaalbare schooluitstappen

De school betaalt het schoolmateriaal

De school betaalt het materiaal dat uw kind nodig heeft om

de lessen op school te volgen: schrijfgerief, kleurpotloden,

een passer, een rekenmachine, een meetlat,… Materiaal als

een boekentas en een pennenzak moet u zelf nog aankopen.

Stedelijke verblijfscentra

Leren wordt nog leuker als het af en toe eens buiten de school

kan. De stad Antwerpen beschikt over enkele verblijfscentra

buiten de stad. Kinderen beleven er een leerrijke dag of week

in het bos, op de heide, of aan het water. Elke Antwerpse basisschool

kan gebruik maken van de stedelijke verblijfscentra.

De prijzen liggen zeer laag: 5 tot 7 euro voor een dag en 60

euro voor een week.

Schooltoelage

Gezinnen met een bescheiden inkomen kunnen een schooltoelage

aanvragen om de schoolkosten te betalen. Hiervoor

moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voor een kleuter

bedraagt de toelage 80 euro; voor een kind in de lagere

school tussen 90 en 180 euro.

Schooltoelage aanvragen? Informeer in de school of bel gratis

1700.

Gratis Zoobezoek

Leerlingen uit de derde kleuterklas en het vierde leerjaar kunnen

gratis met de klas naar de Antwerpse Zoo.

Schoolpremie

Dit jaar krijgen alle kinderen geboren tussen 1 juli 1983 en

31 december 2002 een schoolpremie. De premie schommelt

tussen 25 en 74,29 euro. U ontving dit bedrag in augustus

Sociaal Fonds

Ouders met een laag inkomen kunnen onder bepaalde voorwaarden

rekenen op een financiële bijdrage wanneer hun

kind op schooluitstap gaat. De aanvraag bij het sociaal fonds

gebeurt via de directie van de school.

bovenop de kinderbijslag. Meer info?

De Studiewijzer

Lange Gasthuisstraat 29

2000 Antwerpen

Te bereiken met tram 7 en

Andere financiële tussenkomsten

Informeer ook bij uw ziekenfonds. Zij betalen meestal een gedeelte

van de meerdaagse schooluitstappen.

OCMW’s komen voor hun cliënten eveneens tussen in bepaalde

schoolkosten.

Open alle werkdagen van 1

Eerste lesweek

Tel.: 03 201 33 66

E-mail: studiewijzer@stad

Website: http://studiewijz

Werkblad 4


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

V.U.: Luc Tesseur, Lerende Stad, Lange Gasthuisstraat 15, 2000 Antwerpen

Bekijk de folder en antwoord op de volgende vragen.

Op welke tussenkomsten kan u rekenen?

De school betaalt het schoolmateriaal

De school betaalt het materiaal dat uw kind nodig heeft om

de lessen op school te volgen: schrijfgerief, kleurpotloden,

een passer, een rekenmachine, een meetlat,… Materiaal als

een boekentas en een pennenzak moet u zelf nog aankopen.

Schooltoelage

Gezinnen met een bescheiden inkomen kunnen een schooltoelage

aanvragen om de schoolkosten te betalen. Hiervoor

moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voor een kleuter

bedraagt de toelage 80 euro; voor een kind in de lagere

school tussen 90 en 180 euro.

Schooltoelage aanvragen? Informeer in de school of bel gratis

1700.

Schoolpremie

Dit jaar krijgen alle kinderen geboren tussen 1 juli 1983 en

31 december 2002 een schoolpremie. De premie schommelt

tussen 25 en 74,29 euro. U ontving dit bedrag in augustus

bovenop de kinderbijslag.

Meer info?

De Studiewijzer

Lange Gasthuisstraat 29

2000 Antwerpen

Te bereiken met tram 7 en 8

De

betaa

Open alle werkdagen van 12 tot 17 uur.

Tel.: 03 201 33 66

E-mail: studiewijzer@stad.antwerpen.be

Website: http://studiewijzer.antwerpen.be

1. Op welk nummer kan je bellen om meer informatie te krijgen over de schooltoelage?

2. Woon je in Antwerpen dan kan je kind naar de stedelijke verblijfscentra. Hoeveel kost dit

voor één week?

3. Je kind is geboren in 2000. Krijg je een schoolpremie?

ja

nee

4. Je kind zit in de kleuterklas. Je betaalt maximum 20 euro per jaar. Dit is de

maximumfactuur voor kleuters. De school mag niet meer geld vragen. Voor een drankje

tijdens de speeltijd moet je wel nog extra bijbetalen.

juist

fout

5. Je moet niet alle schoolmateriaal zelf kopen. De school koopt een aantal dingen voor de

kinderen. Schrijf drie zaken op die de school zelf koopt.

1)

2)

3)

Eerste lesweek

03 201 33 66

Werkblad 4


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Eerste lesweek

Werkblad 5


TAAK

4 BRIEvEN vAN DE SCHOOL

Lees het schoolreglement en daarna de situaties hieronder. Bekijk voor elke situatie

of je in orde bent met het schoolreglement.

1. Je kind is vier dagen ziek. Als je kind terug beter is, schrijf je een briefje voor de school en

geeft dit mee met je kind. Je kind geeft het briefje aan de juffrouw.

Ja, dit is in orde.

Nee, dit is niet in orde

2. Er is tijdens de speeltijd gestolen in de klas van je kind. Je kind had veel geld bij. Dat is

gestolen. Je vindt dat de school dit moet terugbetalen.

Dit mag je vragen

Dit mag je niet vragen

3. Je kind zit in het vierde leerjaar. Je woont een paar huizen naast de school. Je laat je kind

alleen naar school komen.

Dat mag

Dat mag alleen als je dit in een briefje laat weten

Dat mag niet

4. Je kind zit in de eerste kleuterklas. Je kind weent elke ochtend als je haar op school afzet.

Je blijft bij je kind tot de bel gaat en brengt haar mee naar de klas. Daarna blijf je nog een

tijdje praten met andere ouders op de speelplaats.

Dat mag

Dat mag niet

5. Je kind kan drie maanden niet mee gaan zwemmen omdat ze geopereerd is aan haar

oortjes. Wat moet je doen?

Je schrijft zelf een briefje waarin je dit meldt.

Je laat de dokter een briefje schrijven.

Eerste lesweek

Werkblad 5


TAAK

5 KAFT MAKEN

In deze activiteit maken de cursisten een kaft waarin ze de brieven die ze van de

school krijgen, insteken en meenemen naar de les.

Doelstellingen

lezen 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen

lezen 1.2: alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie

andere vaardigheden

Vooraf

Waarom deze kaft? Ten eerste ben je niet volledig afhankelijk van de school om de brieven

te krijgen. Je cursisten brengen elke les de brieven mee die ze van school gekregen hebben.

Dit zal pas na een tijdje goed werken. Ten tweede kan je door deze brieven te behandelen

op moment dat de ouders deze krijgen, inspelen op wat er gebeurt in de school en wat er

belangrijk is voor de ouders op dat moment. Ten derde leren de cursisten ook het belang

inzien van de brieven die ze van de school krijgen.

Fase 1

Je legt de link met vorige taak en legt uit dat de cursisten veel brieven zullen krijgen van

de school. Je vraagt hen om deze brieven elke les mee te nemen, zodat jij hen er mee kan

helpen.Je laat een kaft zien en zegt de cursisten dat ze er zelf één gaan maken om de brieven

in te steken.

Dit is een taak die plaatsvindt tegen het einde van de startweek. Er zijn twee werkbladen:

één werkblad op niveau 1.1 en een op 1.2. Geef de cursisten die rond 1.1 zitten werkblad 1

en de cursisten die op een hoger niveau zitten werkblad 2.

Je zegt de cursisten dat ze op het werkblad kunnen lezen hoe ze de kaft moeten maken.

Je vraagt hen om dit zelf te proberen en dat ze altijd hulp kunnen vragen aan een collega.

Beoordeling

• Je zet in kolom ‘1.2 of 1.2’ het niveau van het werkblad dat de cursist gebruikt heeft

(werkblad 1 = 1.1 en werkblad 2 = 1.2) en je duidt aan hoe de cursist de opdracht

uitgevoerd heeft/ of hij de instructies begrepen heeft (--, -, +, ++)

• Je duidt ook aan

- hoe de cursist zijn naam schrijft (--, -, +, ++)

- hoe hij knipt/ kleurt (--, -, +, ++)

- of hij de opdracht zelfstandig uitvoert of met hulp van andere

- hoe de cursist in groep functioneert (--, -, +, ++)

Dit zijn veel zaken die je op de korte termijn van de opdracht moet aanduiden. Je brengt

daarom best eerst de zaken/cursisten in kaart die eruit springen of die je opvallen.

Eerste lesweek

Instructies


TAAK

5 KAFT MAKEN

Dit heb je nodig:

een kaft een schaar

lijm een balpen of stift

kleurpotloden

1. Knip deze tekst uit.

Brieven van de school

2. Kleur de letters met de kleurpotloden.

3. Plak de tekst op de kaft.

4. Schrijf je naam op de kaft.

5. Steek de brieven van de school in deze kaft. Breng de kaft altijd mee naar de les.

Eerste lesweek

Werkblad 1


TAAK

5 KAFT MAKEN

Dit heb je nodig:

• een kaft

• een balpen of stift om te schrijven

• lijm

• een schaar

• tijdschriften of kranten

Dit moet je doen:

1. Vraag een kaft aan de lesgever.

2. Schrijf bovenaan de kaft: “Brieven van de school”.

3. Zoek in een tijdschrift of krant een mooie foto. Knip de foto uit en kleef die op je kaft.

4. Schrijf je naam onderaan de kaft.

5. Breng de kaft altijd mee naar de les. Steek de brieven van de school in deze kaft.

Eerste lesweek

Werkblad 2


BEOORDELINGSFORMULIER

EERSTE LESWEEK

Richtlijnen bij het invullen

• Dit formulier is een hulpmiddel bij het beoordelen van je cursisten. Je hoeft het niet

volledig in te vullen. Bij sommige taken ga je wellicht te weinig tijd hebben om alles voor

iedereen aan te duiden. Focus je in dit geval dan op de zaken en cursisten die opvallen

zodat je op het einde van deze week een zicht hebt op het niveau en de werkbaarheid van

je groep.

• Voor taak 1, 3 en 4 kan je per cursist het niveau aanduiden waarop hij de taak kon. In de

kolom van het desbetreffende niveau duid je aan hoe de cursist het deed op dat niveau:

--, -, +, ++

-- = Dit ging helemaal niet goed. Cursist begreep bijna niets van de tekst.

Deze oefening was veel te moeilijk.

- = Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Cursist heeft veel dingen niet

begrepen of fout begrepen. Deze oefening was moeilijk.

+ = Dit ging goed. Cursist begreep niet alles, maar zeker het belangrijkste.

Deze oefening was gemakkelijk.

++ = Dit ging heel erg goed. Cursist begreep alles heel goed, zelfs de details.

Deze oefening was té gemakkelijk.

• Voor taak 2 en 5 vul je in de lege kolommen ook --, -, +, ++ in. In de andere kolommen bij

deze taken omcirkel je wat past bij de cursist.

• Bij elke taak heb je een vakje opmerkingen. Hierin kan je in het oog springende zaken

formuleren:

Bv. Kent de school al een beetje

Heeft heel veel ondersteuning nodig

Is heel verlegen en durft niet goed

• Bij elke taak vind je ook nog een keer wat je op het beoordelingsformulier moet invullen.

Eerste lesweek

Beoordeling


1

Opmerkingen

Taak 1 Taak 3 Taak 4

1.1 1.2 2.1

/2 2.3

(+) Opmerkingen 1.1 1.2 2.1

/2 2.3

(+) Opmerkingen 1.1 1.2 2.1

/2 2.3

(+)

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

Eerste lesweek

18)

19)

20)

Beoordeling


2

LESGEVER:

SCHOOL:

Taak 2 Taak 5

1.1 naam

schr.

hulp in groep 1.1 of naam

Opmerkingen 1.2 schr.

hulp in groep Opmerkingen

1) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

2) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

3) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

4) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

5) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

6) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

7) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

8) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

9) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

10) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

11) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

12) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

13) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

14) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

15) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

16) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

17) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

18) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

19) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

20) zelfst. / afkijken /

zelfst. / afkijken /

hulp / niet zelf

hulp / niet zelf

Eerste lesweek

Beoordeling


3

Conclusie

i.v.m. niveau i.v.m. functioneren in groep Aanvullende opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

Eerste lesweek

18)

19)

20)

Beoordeling


EN VERVOLGENS…

Het onderdeel ‘en vervolgens…’ bestaat uit achttien taken over uiteenlopende onderwerpen

die interessant en relevant zijn voor anderstalige ouders van schoolgaande kinderen. Deze

taken kunnen gedurende het hele schooljaar ingezet worden. De vooropgestelde nummering

van de taken is niet dwingend. Het is de bedoeling de taken in te zetten op het moment dat

het onderwerp van belang is en kan aansluiten bij de gang van zaken op de school.

In het deel ‘en vervolgens…’ vind je de volgende taken:

1. Breng je dit in orde?

2. Weg met luizen!

3. Help! Een luis!

4. Een nieuw trimester

5. Huiswerk

6. Helpende handen

7. Gevraagd

8. Is er een probleem?

9. Rapport

10. Oudercontact

11. Schoolfeest

12. Feestje in de klas

13. Op bezoek in de klas

14. Uit de trukendoos

15. De schoolfactuur

16. Een verhaal

17. De klasblog

18. Naar een nieuwe school

Net zoals in ‘eerste lesweek’ situeren de taken zich op verschillende niveaus. Zoals in de

inleiding bij Assessmenttaken verduidelijkt is, werd er gezorgd voor een volledige dekking

van de doelen op niveau 1.1 en1.2. De taken uit ‘en vervolgens’ zijn dan ook zo uitgewerkt

dat er aan de overblijvende doelen – naast deze van ‘eerste lesweek’ – minimaal één keer

gewerkt wordt. Daarnaast, rekening houdend met de heterogeniteit van de groepen, is er in

elke taak differentiatie voorzien naar één of meerdere hogere niveaus toe. Er is in elke taak

zeker een aanbod op 2.1 of hoger.


TAAK

1 BRENG JE DIT IN ORDE?

In deze activiteit beluisteren de cursisten klachten van de juf of meester. De

cursisten leren te begrijpen waarover de klachten gaan. Dit gebeurt op verschillende

niveaus.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in een klacht

luisteren 1.2: de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een

klacht

luisteren 2.1: de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een

uiteenzetting

Fase 1

Je staat met de cursisten even stil bij klachten van de juf of de meester. Via voorbeelden als

‘agenda niet getekend’, ‘zwemzak vergeten’, … kan je dit onderwerp introduceren. Je legt uit

dat de school van de ouders verwacht dat er een aantal dingen in orde zijn. Dat als dat niet

zo is, de leerkracht van hun kind hen daarover kan aanspreken. Je legt uit aan de cursisten

dat zij een aantal klachten van de juf of de meester gaan beluisteren. Je splitst de groep op:

een groep A met de cursisten op niveau 1.1 en 1.2; een groep B met de cursisten op niveau

2.1 en hoger. Groep B werkt zelfstandig, terwijl jij met groep A aan de slag gaat.

Je geeft aan groep B de cd met luisterfragmenten. Je zegt hen dat hierop klachten van een

juf of meester staan en dat ze deze klachten één voor één moeten beluisteren. Je geeft elke

cursist van groep B ook werkblad 2. Je legt hen uit dat ze hierop moeten aanduiden waarover

de klacht gaat. De cursisten moeten dit individueel invullen. In bijlage 2 vind je de neerslag

van de luisterfragmenten. Aan groep A lees jij de klachten voor. Die staan in bijlage 1.

De cursisten duiden individueel de antwoorden aan op werkblad 1.

Fase 2

Je bespreekt deze opdracht nog kort. Je vraagt aan cursisten of het goed gegaan is. Je hoort

ook nog bij de cursisten

• welke klachten herkenbaar zijn

• of ze zelf ook al zijn aangesproken over zo’n zaken

• of ze kunnen begrijpen waarom een school deze dingen belangrijk vindt

• …

Beoordeling

• Voor groep A:

Op basis van de ingevulde werkbladen duid je in de kolommen 1.1 en 1.2 aan hoe de

cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

• Voor groep B:

Op basis van de ingevulde werkbladen duid je in de kolom 2.1 aan hoe de cursist het

gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

1 BRENG JE DIT IN ORDE?

Deze uitspraken zijn voor de cursisten op niveau 1.1 en 1.2. Jij leest deze uitspraken één voor

één voor. De cursisten duiden op hun werkblad aan wat de juf of meester vraagt. Je leest aan

de hele groep zowel de klachten voor op niveau 1.1 als op niveau 1.2.

Niveau 1.1:

1. Het is koud nu. Je kind heeft geen handschoenen. Kan je je kind handschoenen aandoen?

2. Op woensdag is het fruitdag. Dan eten alle kinderen een stuk fruit. Je kind brengt nooit

fruit mee. Er zit altijd een koek in zijn boekentas. Kan je op woensdag fruit in de boekentas

steken?

3. Je kind had chocolade mee vandaag. Chocolade maakt veel vlekken. De kinderen kunnen

het niet proper opeten. Geef je volgende keer koekjes mee, en geen chocolade?

Niveau 1.2:

4. Op donderdag is het turnen. Je dochter heeft dan dikwijls een rok aan. Dat is niet zo

gemakkelijk om te turnen. Zorg je ervoor dat ze een broek aan heeft op donderdag?

Ze moet ook gemakkelijke schoenen aan hebben. Schoenen die ze zelf kan uit- en aandoen.

Vergeet je ook niet om turnpantoffels mee te geven?

5. Je bent vaak te laat op school met je kind. De school begint om half negen. Dan moet je

kind er zijn. Ook ’s middags zijn jullie vaak te laat. Dan moet je kind om één uur terug op

de school zijn. Probeer je in het vervolg op tijd op school te zijn?

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

1 BRENG JE DIT IN ORDE?

Neerslag luisterfragmenten, voor cursisten op niveau 2.1 of hoger.

1

Dag mevrouw. Het is fijn om te zien

dat je je kleuter zo warm aankleedt in

de winter. Ze heeft altijd een warme

muts en handschoenen aan. Toch wil

ik je vragen om wanten te voorzien in

plaats van handschoenen. Wanten zijn

gemakkelijker aan te doen. Kleuters

kunnen dit ook zelf. Handschoenen

aandoen is veel moeilijker. Als ik alle

kleuters moet helpen, duurt het te

lang om heel de klas aan te kleden. We

geraken dan niet op tijd klaar.

3

Dag mevrouw. Gisteren was het

oudercontact. Je had een afspraak

gemaakt, maar je was er niet. Zou je een

andere keer kunnen komen? Het is heel

belangrijk dat je naar het oudercontact

komt. Dan kan ik met jou bespreken

hoe het gaat met je kind. Wat er goed

gaat en wat er minder goed gaat? Het

is fijn voor jou om te horen wat je kind

al allemaal kan. En als er zaken niet zo

goed lopen, kunnen we samen naar een

oplossing zoeken. Kunnen we misschien

een afspraak maken voor volgende week?

2

Hallo mevrouw. Je kind had vandaag een

appelsien bij. Het is heel goed dat je kind

fruit meebrengt. We proberen immers op

school om de kinderen zoveel mogelijk

fruit te laten eten. Maar mag ik je vragen

om in het vervolg geen appelsienen meer

mee te geven? Voor de kleuters is het

moeilijk om zelf appelsienen te schillen.

Als ik dat voor elke kleuter moet doen,

is de speeltijd voorbij. Geef je volgende

keer een stuk fruit mee dat je kleuter zelf

kan schillen, bijvoorbeeld een banaan?

Of een stuk fruit dat al geschild is? Dank

u wel.

4

Hallo mevrouw. In ons schoolreglement

staat dat er voor verjaardagen geen

snoep mag meegebracht worden. Je

kind had vorige week zakjes snoep mee

voor haar verjaardag. Ik begrijp dat het

voor kinderen heel leuk is om snoepjes te

geven en te krijgen. Maar we proberen

toch wel een gezonde school te zijn

en kinderen te leren dat snoepen niet

gezond is. Er zijn veel andere soorten

cadeautjes mogelijk. Fruit, een klein

cadeautje, een boek of cd voor de hele

klas, … Kan je volgend jaar misschien

geen snoep geven, maar iets anders?

Bedankt hoor.

5

Dag mevrouw. Ik zou je graag even willen spreken. Er is een probleem. Je kind pest andere

kinderen in de klas. Ik heb al een aantal keren met je kind proberen te praten, maar het lijkt

wel of hij niet luistert. Misschien kan jij eens proberen te praten met je kind? Hem vragen

waarom hij pest? Of hij zich misschien niet goed voelt in de klas? Of wordt hij misschien zelf

gepest door anderen? Zou jij dit met hem eens willen bespreken? Het kan maar helpen. Laat

je mij daarover nog iets weten?

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

1 BRENG JE DIT IN ORDE?

Je kind is niet in orde. De juf of meester van je kind legt het probleem uit. Luister goed.

Zet een kruisje bij de juiste tekening. Zorg ervoor dat je kind in orde is.

1. Wat heeft je kind nodig?

2. Wat moet er op woensdag in de boekentas?

3. Wat geef je mee naar school?

4. Het is turnles. Wanneer is je kind in orde?

5. Hoe laat moet je kind op school zijn?

’s morgens ’s morgens ’s morgens

‘s middags ‘s middags ‘s middags

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

1 BRENG JE DIT IN ORDE?

De lesgever heeft jullie een cd met luisterfragmenten gegeven. Jullie luisteren naar wat de

juf of meester vraagt. Duid op dit blad aan wat de juf of meester vraagt en waarom. Ga als

volgt te werk:

• Bekijk eerst het voorbeeld hieronder.

• Lees op dit blad wat er staat bij fragment 1.

• Beluister fragment 1 één keer.

• Duid het juiste antwoord aan.

• Zet de CD terug op. Je hoort nog eens fragment 1. Controleer je antwoord.

• Ga nu verder naar de volgende fragmenten. Doe dit op dezelfde manier als voor fragment 1.

Je vult dit blad alleen in.

Voorbeeld

7

Wil je de agenda van je kind tekenen

het is koud buiten.

Wil je je kind een sjaal aandoen want je moet weten of je kind huiswerk heeft.

Wil je fruit meebrengen de school heeft geen verwarming.

Fragment 1

Wil je je kind handschoenen andoen

handschoenen aandoen kost teveel tijd.

Wil je je kind wanten aandoen want ik wil alle kleuters helpen aankleden.

Wil je je kind warm aankleden het is anders te koud.

Fragment 2

Wil je geen appelsienen meegeven

Wil je geen banaan meegeven

want

fruit is heel gezond.

kleuters kunnen dit moeilijk alleen

schillen.

Wil je koekjes meegeven de speeltijd is heel fijn.

Fragment 3

Wil je een oplossing zoeken

Wil je naar je kind komen kijken in de

klas

want

dan kan ik vertellen hoe het met je kind

gaat.

het gaat niet goed met je kind.

Wil je naar het oudercontact komen je afspraak is morgen.

Fragment 4

Wil je geen snoep meegeven als je kind

jarig is

Wil je een zak snoep meebrengen voor

de verjaardag van je kind

Wil je fruit meebrengen

Fragment 5

Wil je met mij eens praten

want

de kinderen vinden snoep heel leuk.

ik wil graag een cd voor de klas.

we proberen de kinderen te leren dat

snoepen ongezond is.

hij pest andere kinderen op school.

Wil je eens praten met je kind want je kind wordt gepest op school.

Wil je het probleem oplossen je kind voelt zich heel goed op school.

7

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

In deze activiteit lezen cursisten een brief van de school over de behandeling van

luizen. Ze proberen de verschillende behandelingsmethodes te begrijpen. De brieven

bevinden zich op verschillende niveaus.

Doelstellingen

lezen 1.1: informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een oproep

lezen 1.2: informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een oproep

lezen 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten

Fase 1

Je laat aan de hele groep een brochure over luizen zien. Een voorbeeld vind je in bijlage 1.

Je vraagt de cursisten of ze weten waarover deze brochure gaat. Je vraagt verder naar hun

ervaringen hierover: Heeft hun kind dit al gehad? Wie had luizen ontdekt: zijzelf of school?

Doet de school een luizencontrole? …

Je kan ook een aantal stellingen formuleren. Je geeft de cursisten een groen en rood kaartje

en vraagt hen na elke stelling een kaartje in de lucht te steken: rood als ze het niet eens zijn,

groen als ze het wel eens zijn. In bijlage 2 vind je een aantal stellingen.

Fase 2

Je vertelt de cursisten dat je luizen kan verwijderen. De school zal hen ook op de hoogte

brengen wanneer er luizen zijn op school. Je geeft de cursisten een brief van de school

waarin staat hoe je luizen kan bestrijden. Werkblad 1 is voor cursisten op niveau 1.1,

werkblad 2 voor cursisten op 1.2. Voor cursisten op niveau 2.1 en hoger, is er werkblad 3.

Je vraagt de cursisten de brief van de school te lezen en de opdracht uit te voeren.

Bronnen: De brieven zijn afkomstig van of gebaseerd op brieven van het Departement

Onderwijs: http://www.ond.vlaanderen.be/formulieren/lijstperrubriek.asp?rubr=145

De gebruikte foto’s zijn van Claire Lemmens.

Beoordeling

Op basis van het ingevulde werkblad duid je aan hoe de cursist het gedaan heeft

(--, -, +, ++). Deze beoordeling zet je in de kolom met het niveau dat overeenkomt met het

gebruikte werkblad. Werkblad 1 is niveau 1.1, werkblad 2 is niveau 1.2 en werkblad 3 is

niveau 2.1.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

Als het kriebelt ...

moet je kammen!

LUIZEN

Wat?

Hoe opsporen?

Hoe behandelen?

Hoe voorkomen?

Dienst Gezondheidspromotie

President Kennedypark 2 - 8500 Kortrijk

056 52 87 88

E-mail: gvo.westvlaanderen@socmut.be

2

www.socmut.be

Je kind komt thuis met een

briefje, over een luizenplaag in

school of ...

je eigen kind heeft luizen

Iedere ouder maakt het zeker

en vast wel eens mee.

Schaam je niet en begin vooral

niet te panikeren! Luizen

kunnen bestreden worden.

Deze brochure helpt je op weg!

Bron:

http://www.socmut.be/NR/rdonlyres/518ACA07-6581-40DE-982A-9FE046A507B3/0/brochure_luizen_WEB.pdf

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

2

Stellingen

Niet iedereen kan luizen krijgen; luizen komen enkel voor bij kinderen met vuile

hoofdjes

FOUT! Een besmetting met luizen heeft niets te maken met persoonlijke hygiëne. Luizen

hebben geen voorkeur voor slecht verzorgd of netjes gewassen haar en komen in alle lagen

van de bevolking voor.

Luizen gaan dood in water of in het zwembad

FOUT! Luizen gaan niet dood van water. Als luizen in contact komen met water, klampen ze

zich vast aan het haar. Er bestaat een klein risico dat een luis loslaat en in het water valt. Om

dit kleine risico uit te sluiten volstaat het om in het zwembad een badmuts te dragen.

Luizen kunnen springen en vliegen

FOUT! Luizen kunnen alleen maar lopen en/of kruipen. De overdracht gebeurt in de eerste

plaats door intens contact van hoofd tot hoofd: tijdens het kleden, wassen, knuffelen of

wanneer kinderen met elkaar spelen. Ook kan je besmet raken door een muts of sjaal aan te

trekken die besmet is.

Luizen kan je krijgen van je huisdier

FOUT! De hoofdluis die bij de mens voorkomt leeft niet op dieren en omgekeerd. Luizen

kunnen dus niet worden overgedragen van dier op mens (of omgekeerd), alleen van mens op

mens.

Luizen blijven leven zonder mensenbloed

FOUT! Luizen hebben bloed nodig om te overleven. Zonder bloed kunnen ze maximum 1 à 2

dagen overleven. Ze voeden zich een vijftal keren per dag met bloed van de gastheer. Neten

overleven 10 dagen op kledij.

Luizen voorkom je door je haar veel te wassen

FOUT! Zelfs drie keer per dag haren wassen houdt de hoofdluis niet weg.

Bron: www.klasse.be

WEG MET LUIZEN!

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

2

Wat kan je doen tegen luizen? Lees de brief van de school.

Zet deze zinnen in de juiste volgorde. Zet er een nummer voor.

Methode 1

Je kamt het haar elke dag met een luizenkam.

Je gebruikt het product van de apotheker.

Na een week kijk je of je kind nog luizen heeft.

1 Je gaat naar de apotheek. Daar koop je een product.

Methode 2

WEG MET LUIZEN!

Je doet dit twee keer per week, twee weken.

Je wast het haar.

1 Je koopt een crèmespoeling of conditioner. Je koopt een luizenkam.

Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten.

Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt niet uit.

Je spoelt het haar uit. Je kamt nog eens.

Je kamt de knopen uit het haar. Je kamt met een gewone kam.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

Dit is de brief van de school:

Geachte ouders,

Wat moet u doen als uw kind luizen heeft?

U kunt kiezen tussen methode 1 of methode 2.

1°methode:

Koop een luizenproduct bij de apotheker. Vraag aan uw apotheker hoe u het

product moet gebruiken. Lees het briefje dat in het doosje zit.

Zorg ook voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes

dicht tegen elkaar zitten.

Behandel het haar met het product.

Kam het haar elke dag grondig met het fi jne luizenkammetje. Elk

achtergebleven luisje wordt daardoor weggehaald.

Kijk na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test.

Zijn er nog luizen, begin opnieuw met het product.

2°methode: u gebruikt de nat-kam-methode.

Koop in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner.

Koop bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fi jn mogelijk.

Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit.

Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en

spoel niet uit. Kam het haar met een gewone kam.

Kam de knopen eruit.

Kam het haar met de luizenkam van achter in de nek naar voor

over het hele hoofd. Daarna van de linker- naar de rechterkant

(van oor naar oor) en ook van de rechter- naar de linkerkant.

Veeg de kam af aan een keukenpapier. Kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15

min. lang.

Spoel het haar goed uit. Kam het nog eens met de luizenkam, van

voor naar achter en van oor naar oor.

Doe dit opnieuw om de 3 à 4 dagen, twee weken lang.

Met vriendelijke groeten,

Het CLB-team

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

2

Wat kan je doen tegen luizen? Zet de volgende zinnen in de juiste volgorde. Zet er een

nummer voor. Lees eerst de brief die je van de school gekregen hebt.

Methode 1

Methode 2

WEG MET LUIZEN!

Je kamt het haar elke dag met een luizenkam.

Je gebruikt het product van de apotheker.

Na een week kijk je of je kind nog luizen heeft.

Je gaat naar de apotheek. Daar koop je een product.

Je doet dit twee keer per week, twee weken.

Je wast het haar.

Je koopt een crèmespoeling of conditioner. Je koopt een luizenkam.

Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten.

Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt niet uit.

Je spoelt het haar uit. Je kamt nog eens.

Je kamt de knopen uit het haar. Je kamt met een gewone kam.

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

Dit is de brief van de school:

Geachte ouders,

Bij een controle op ____ / ____ / ____ vonden wij luizen in het haar van uw dochter / zoon

................................................

Wat moet u doen als uw kind luizen heeft?

U kunt kiezen tussen methode 1 of methode 2.

1°methode :

Koop een luizenproduct bij de apotheker. Vraag aan uw apotheker hoe u het product moet

gebruiken. Lees het briefje dat in het doosje zit.

Zorg ook voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes dicht tegen elkaar zitten.

Behandel het haar met het product.

Kam het haar elke dag grondig met het fi jne luizenkammetje. Elk achtergebleven luisje

wordt daardoor weggehaald.

Kijk na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test.

Zijn er nog luizen, begin opnieuw met het product.

2°methode : u gebruikt de nat-kam-methode.

Koop in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner.

Koop bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fi jn mogelijk.

Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit.

Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en spoel niet uit. Kam het haar met een

gewone kam. Kam de knopen eruit.

Kam het haar met de luizenkam van achter in de nek naar voor over het hele hoofd.

Daarna van de linker- naar de rechterkant (van oor naar oor) en ook van de rechter- naar de

linkerkant.

Veeg de kam af aan een keukepapier. Kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15 min. lang.

Spoel het haar goed uit. Kam het nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van

oor naar oor.

Doe dit opnieuw om de 3 à 4 dagen, twee weken lang.

Met vriendelijke groeten,

Het CLB-team

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

Onderstaande brief krijg je van de school. Lees de brief en probeer de vragen te

beantwoorden.

Geachte ouders,

Zowel de ouders, de school als het CLB dragen verantwoordelijkheid bij het voorkomen en

bestrijden van besmetting door de hoofdluis. Iedereen kan luizen krijgen. Dit is helemaal

geen schande. Overal waar kinderen samen zijn (thuis, op school, in de jeugdbeweging of

sportclub, enz.) kunnen luizen worden doorgegeven.

Ook volwassenen kunnen er hebben. Het is van het grootste belang dat een besmetting vroeg

wordt opgespoord en behandeld. Op die manier helpt u niet alleen uw eigen kind, maar ook

zijn omgeving (gezinsleden, klasgenoten, vrienden). Enkel als we allen samenwerken kunnen

we de luis uit de school bannen.

Daarom vragen we u de hoofdharen van uw kind regelmatig te controleren op luizen.

U kunt luizen het best opsporen met de nat-kam-test. Een test die bij de wekelijkse

wasbeurt kan toegepast worden.

I. Wat is een nat-kam-test concreet?

1. U koopt in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner.

2. U koopt bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fi jn mogelijk.

3. Leg klaar bij een wastafel: handdoeken, gewone kam, luizenkam, gewone shampoo,

crèmespoeling (conditioner), keukenrol, lauw water.

4. Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit.

5. Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en spoel niet uit. Kam het haar door met een

gewone kam om de knopen te verwijderen.

6. Kam het haar volledig door met de luizenkam van achter in de nek naar voor over het hele

hoofd. Daarna van de linker- naar de rechterkant (van oor naar oor) en ook van de rechter-

naar de linkerkant.

7. Veeg de kam af aan een vel keukenrol en kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15 min. lang.

8. Spoel het haar goed uit en kam het nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en

van oor naar oor.

9. Herhaal het nat-kammen van de haren met conditioner om de 3 à 4 dagen, twee weken

lang.

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

2

WEG MET LUIZEN!

II. Wat moet u doen als uw kind luizen heeft?:

U kiest tussen methode 1 of methode 2.

1°methode : Na de nat-kam-test en het vaststellen van luizen, kunt u starten met een

behandeling met producten die aangekocht worden bij de apotheker.

Onderzoek wees uit dat producten op basis van malathion 0.5% lotion,

Permethrine 1% of Bio-alletrine goede resultaten geven.

1. Om de luizenbesmetting te behandelen haal je bij de apotheker een product op basis van

de hogergenoemde producten. Vraag aan uw apotheker hoe je het product moet gebruiken

en lees het briefje dat in het doosje zit.

2. Zorg bovendien voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes dicht tegen elkaar

zitten. Ook die is te koop bij uw apotheker.

3. Behandel het haar zoals is voorgeschreven en bescherm de ogen goed met een doek.

4. Kam het haar dagelijks grondig met het fi jne luizenkammetje. Elk achtergebleven luisje

wordt daardoor weggehaald.

5. Controleer na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test.

6. Zijn er nog luizen, herhaal dan de behandeling met het product.

2°methode : u gebruikt de nat-kam-methode.

Die methode steunt volledig op het principe van de nat-kam-test.

Herhaal het nat-kammen van de haren met conditioner om de 3 à 4 dagen, twee weken lang.

III. Wat is nog belangrijk?

• Controleer alle gezinsleden. Binnen het gezin krijgen de anderen ook makkelijk luizen.

Indien ze ook besmet zijn, behandel ze op dezelfde manier.

• Ververs de kussenslopen bij elke behandeling. Was mutsen, sjaals, haarbanden, ...

• Reinig goed de kammen en borstels, ook de luizenkam, na elk gebruik!

• Controleer eerst dagelijks, daarna wekelijks het haar van iedereen.

• Kinderen jonger dan zes maanden worden pas behandeld na bespreking met de

huisarts. Veel producten zijn immers te sterk voor jonge kinderen.

• Preventief behandelen is niet goed. Behandel slechts als er werkelijk luizen zijn.

• Waarschuw de school en de vriendjes waar uw kindje veel mee omgaat. Zo voorkomt u

dat de besmetting verdergaat en helpt u iedereen.

Voor verdere informatie kan u steeds terecht bij de CLB-arts of CLB-verpleegkundige.

We hopen op een verdere vlotte samenwerking.

Met vriendelijke groeten

Het CLB-team

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

2

1. Hoeveel manieren zijn er om luizen te behandelen?

2. Wat is de nat-kam-test? Hieronder staan drie beschrijvingen. Welke is de juiste

beschrijving van de nat-kam-test? Zet een kruisje bij de juiste beschrijving.

Bij de nat-kam-test maak je eerst de haren nat. Daarna kam je het haar. Je doet dit

een kwartier. Je hebt hier niets speciaal voor nodig.

Voor de nat-kam-test heb je een luizenkam en een speciaal product van de apotheker

nodig. Je wast het haar met het product van de apotheker. Daarna kam je het haar

met de luizenkam.

Bij de nat-kam-test kam je het haar met een luizenkam. Je doet dit een kwartier.

Je doet wel eerst conditioner op het haar voor je begint te kammen.

3. Als je de haren behandelt met een product van de apotheker heb je geen

luizenkam meer nodig.

juist

fout

4. Als je de haren behandelt met een product van de apotheker moet je dit om

de 3 à 4 dagen doen.

juist

fout

WEG MET LUIZEN!

5. Hoe lang moet je de haren kammen bij de nat-kam-test?

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

In deze activiteit geven de cursisten instructies aan elkaar over hoe luizen

behandeld kunnen worden.

Doelstellingen

spreken 1.1: een instructie geven aan een bekende taalgebruiker

spreken 1.2: een instructie geven aan een onbekende taalgebruiker

spreken 2.1: in een gesprekssituatie een instructie geven met betrekking tot

prescriptieve teksten

Fase 1

Deze activiteit doe je het best nadat je de activiteit ‘Weg met luizen!’ gedaan hebt. Als

opstap voor deze nieuwe activiteit verwijs je naar de activiteit ‘Weg met luizen!’ Je herinnert

de cursisten eraan dat ze al gelezen hebben wat je tegen luizen kan doen. Je vraagt hen kort

wat ze hierover nog weten, zonder in detail te treden. In de volgende fase komt dit immers

opnieuw aan bod. Je kan met je cursisten ook volgend filmpje nog bekijken:

http://www.klasse.be/tvklasse/13248-Pak-luizen-aan. Het gaat over de nat-kam-methode.

Fase 2

Je vertelt de cursisten dat ze aan elkaar moeten uitleggen hoe je luizen kan behandelen.

Je zet de cursisten per twee. De cursisten krijgen een rol: één cursist is een ouder die niet

meer weet hoe hij luizen moet behandelen, de andere cursist geeft uitleg. Je zet een sterkere

en zwakkere cursist samen.

Je geeft alle cursisten werkblad 1. Hierop staat uitgelegd hoe de nat-kam-methode werkt.

Je overloopt dit klassikaal met de cursisten en gaat na of ze het begrepen hebben. Je vraagt

daarna aan de cursisten om het werkblad weg te leggen.

Je zegt dat één van de twee cursisten moet uitleggen hoe de nat-kam-methode werkt.

Je geeft de cursisten die de uitleg gaan geven het werkblad om deze uitleg te kunnen geven.

Aan de cursisten op niveau 1.1 geef je werkblad 2 (dit bevindt zich op niveau 1.1), aan de

cursisten op niveau 1.2 geef je werkblad 3 (dit bevindt zich op niveau 1.2) en aan de

cursisten op een hoger niveau geef je werkblad 4 (dit bevindt zich op niveau 2.1).

Als iedereen klaar is, geef je de opdracht aan de andere cursisten om uit te leggen hoe je

luizen behandelt met een product van de apotheker. Je geeft eerst alle cursisten werkblad 5.

Hierop staat uitgelegd hoe deze methode werkt. Je overloopt dit klassikaal met de cursisten

en gaat na of ze het begrepen hebben. Je vraagt daarna aan de cursisten om het werkblad

weg te leggen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

De andere cursist van het duo moet nu uitleggen hoe de methode met het product van de

apotheker werkt. Je geeft deze cursisten het werkblad om deze uitleg te kunnen geven. Ook

hier zijn drie werkbladen voorzien: werkblad 6 (op niveau 1.1) voor de cursisten op niveau

1.1, werkblad 7 (op niveau 1.2) voor de cursisten op niveau 1.2 en werkblad 8 (op niveau 2.1)

voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.

Fase 3

Je laat de cursisten nu een evaluatieformulier invullen. Dit formulier vind je op werkblad 9.

Daarna bespreek je samen met de cursisten de ingevulde formulieren.

Beoordeling

De beoordeling per cursist (--, -, +, ++) zet je in de kolom met het niveau dat overeenkomt

met het gebruikte werkblad. Kolom 1.1 is voor cursisten die werkblad 2 of 6 hebben gebruikt,

kolom 1.2 is voor de cursisten die werkblad 3 of 7 hebben gebruikt en kolom 2.1 is voor de

cursisten die werkblad 4 of 8 hebben gebruikt.

Je kan slechts enkele cursisten zelf horen spreken om hen rechtstreeks te beoordelen.

Je richt je aandacht dan ook vooral op de zwakkere 1.1 cursisten. Voor de andere cursisten

maak je een inschatting op basis van de evaluatieformulieren en de bespreking ervan in

fase 3.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

Wat is de nat-kam-methode?

1 Wat heb je nodig? Crèmespoeling of conditioner en een luizenkam.

2 Je wast het haar en spoelt het uit.

3

4

5

Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar.

Je spoelt het haar niet uit.

Je kamt de haren met een gewone kam.

Je kamt de knopen eruit.

Je kamt het haar met de luizenkam.

Je doet dit 15 minuten.

6 Je spoelt het haar uit.

7 Je kamt het haar nog eens met de luizenkam.

8 Hoelang? Je doet dit twee keer per week, twee weken lang.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

2

3

4

5

6

7

8

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode

werkt. Maak zinnen!

Nodig?

crèmespoeling of conditioner en

een luizenkam

wassen en uitspoelen

kammen, gewone kam

uitspoelen

luizenkam

Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar.

Je spoelt het haar niet uit.

Je kamt het haar met de luizenkam.

Je doet dit 15 minuten.

Hoelang?

Je doet dit twee keer per week, twee weken lang.

En vervolgens... Werkblad 2


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

2

3

4

5

6

7

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode

werkt. Maak zinnen!

Nodig?

crèmespoeling of conditioner en

een luizenkam

wassen en uitspoelen

• crèmespoeling of conditioner in

het haar

• niet uitspoelen

kammen, gewone kam

• luizenkam

• 15 minuten

uitspoelen

luizenkam

8 Hoelang?

twee keer per week, twee weken

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode

werkt.

1 Nodig?

2

3

4

5

6

7

8 Hoelang?

En vervolgens...

Werkblad 4


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

Wat kan je doen tegen luizen met een product van de apotheker?

Wat heb je nodig? Je koopt een product bij de apotheker en een luizenkam.

2 Je gebruikt het product van de apotheker.

3 Je kamt het haar met een luizenkam.

Hoelang moet je kammen? Je kamt elke dag. Je doet dit 8 dagen.

En vervolgens...

Werkblad 5


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met

een product van de apotheker. Maak zinnen!

Nodig?

2 product gebruiken

3

product bij de apotheker luizenkam

haar kammen met een

luizenkam

Hoelang? elke dag, 8 dagen

En vervolgens... Werkblad 6


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met

een product van de apotheker. Maak zinnen!

Nodig?

product luizenkam

2 product gebruiken

3 luizenkam

Hoelang? elke dag, 8 dagen

En vervolgens...

Werkblad 7


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

1

2

3

Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met

een product van de apotheker.

Wat heb je nodig?

Hoelang?

En vervolgens...

Werkblad 8


TAAK

3 HELP! EEN LUIS!

Wat vond je van deze taak?

Naam:

Ik vond deze taak gemakkelijk

Ik heb de uitleg van mijn collega goed begrepen? ja

Mijn collega heeft de uitleg goed gegeven. ja

De uitleg van mijn collega was juist

Ik heb zelf goed uitleg gegeven? ja

En vervolgens...

moeilijk

een beetje

nee

een beetje

nee

niet juist

een beetje

nee

Werkblad 9


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

In deze activiteit krijgen de cursisten informatie over activiteiten in de school. Ze

noteren deze activiteiten in hun agenda. De informatie bevindt zich op verschillende

niveaus.

Doelstellingen

lezen 1.1: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten

lezen 1.1: de informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten

lezen 1.2: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten

lezen 1.2: de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een

persoonlijke brief

lezen 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten

schrijven 1.1: uit schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren

schrijven 1.2: een boodschap voor zichzelf noteren

Fase 1

Het nieuwe trimester is gestart. De ouders krijgen een nieuwe kalender. Hierop staat wat er

de komende maanden op school gebeurt. Je geeft de cursisten de kalender van het nieuwe

trimester. Deze staat op werkblad 1. Je geeft de opdracht om de activiteiten te omcirkelen

die relevant zijn voor hun kind. Of je geeft een fictieve situatie: Je kind zit in de derde

kleuterklas. Welke activiteiten op de kalender zijn dan belangrijk? Vervolgens geef je de

cursisten werkblad 2. Dit is een agenda voor de maand februari. Je legt de cursisten uit dat

dit hun eigen agenda is. Ze moeten hierop de activiteiten noteren die ze in de kalender van

de school omcirkeld hebben.

Fase 2

Je vertelt aan de cursisten dat er nog een paar dingen veranderen in de kalender. De

school laat dit weten via een briefje. Je geeft de cursisten briefjes van de school waarin

een activiteit verplaatst of extra aangekondigd wordt. Werkblad 3 (op niveau 1.1) is voor

cursisten op niveau 1.1 en werkblad 4 (op niveau 1.2) is voor cursisten op niveau 1.2 en

werkblad 5 (op niveau 2.1) is voor cursisten op niveau 2.1 en hoger. De cursisten moeten de

aanpassingen noteren in hun agenda die ze in de vorige fase gekregen hebben.

Beoordeling

• In fase 1 beoordeel je of de cursisten relevante gegevens kunnen selecteren uit

informatieve teksten. Je beoordeelt hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++) en zet dit in

kolom Le 1.1(a) en Le 1.2 (a).

• In fase 2 bekijk je de doelstellingen ‘informatie overzichtelijk ordenen’ (niveau 1.1 en 1.2)

en ‘specifieke informatie zoeken’ (niveau 2.1). Je beoordeelt hoe de cursist het gedaan

heeft (--, -, +, ++) op zijn niveau. Voor de cursisten die werkblad 3 gebruikt hebben, zet je de

beoordeling in kolom Le 1.1(b). Voor de cursisten die werkblad 4 gebruikt hebben, zet je de

beoordeling in kolom Le 1.2 (b). Voor de cursisten die werkblad 5 gebruikt hebben, zet je

de beoordeling in kolom Le 2.1.

• Op basis van de ingevulde agenda beoordeel je de doelstelling m.b.t. schrijven. Je duidt in

de betreffende kolom, Sch 1.1 of Sch 1.2, aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

Januari

zondag 3/01 einde kerstvakantie

maandag 4/01 instapdag voor nieuwe kleuters

vrijdag 15/01 filmvoorstelling 4de, 5de en 6de leerjaar

maandag 25/01 oudercontact 3K

vrijdag 29/01 filmvoorstelling 1ste, 2de en 3de leerjaar

Februari

woensdag 10/02 pedagogische studiedag (geen school)

donderdag 11/02 openklasdag

vrijdag 12/02 carnavalstoet

maandag 15/02 begin krokusvakantie

zondag 21/02 einde krokusvakantie

maandag 22/02 instapdag voor nieuwe kleuters

moedergroep

dinsdag 23/02 oudercontact 1K + 2K

woensdag 24/02 rapport lagere school

donderdag 25/02 grootouderfeest

Maart

woensdag 10/03 pedagogische studiedag (geen school)

zaterdag 13/03 taartenslag

maandag 15/03 verlofdag (geen school)

vrijdag 19/03 fotograaf

dinsdag 30/03 filmvoorstelling kleuters

April

maandag 4/04 begin paasvakantie

zondag 18/04 einde paasvakantie

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

Februari

Dit is je eigen agenda. Het is je agenda voor de maand februari.

Schrijf hier de activiteiten van de school die voor jou en je kind belangrijk zijn.

maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

1 2 3 4 5 6 7

8 9 10 11 12 13 14

15 16 17 18 19 20 21

22 23 24 25 26 27 28

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

Je hebt in je agenda opgeschreven wat er allemaal te doen is op school.

Maar er worden een aantal dingen veranderd.

Lees de briefjes van de school.

Schrijf de nieuwe datum of de nieuwe activiteit in je agenda.

Beste ouders,

Op 11 februari is de openklasdag. Jammer genoeg kan deze niet doorgaan.

U hoeft dus niet naar school te komen.

We zoeken een nieuwe datum. Als we een nieuwe datum hebben, laten we

dit zo snel mogelijk weten.

Vriendelijke groeten,

Jan Op de Beeck, directeur

Beste ouders,

De moedergroep van 22/2 wordt verplaatst naar 25/2. We verwachten jullie

dan ook op donderdag 25 februari.

Vriendelijke groeten,

Jan Op de Beeck, directeur

Beste ouders,

Op 26 februari mogen we met de hele school naar het toneel. We gaan

in de namiddag. We zijn op tijd terug.

Vriendelijke groeten,

Jan Op de Beeck, directeur

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

Je hebt in je agenda opgeschreven wat er allemaal te doen is op school.

Maar er worden een aantal dingen veranderd.

Lees de briefjes van de school.

Schrijf de nieuwe datum of de nieuwe activiteit in je agenda.

Moet je iets meebrengen? Schrijf dat ook op in je agenda.

Beste ouders,

U heeft zich aangemeld voor de instapdag voor nieuwe kleuters.

De instapdag gaat niet op maandag 22 februari door.

De instapdag is verzet naar woensdag 24 februari.

Brengt u op die dag de SIS-kaart van uw kind mee? Dank u.

Met vriendelijke groeten,

Ingrid de Clerck, directrice

Beste ouders,

Het oudercontact op 22/02 wordt verplaatst naar 26/02. U bent om 16:45 uur

aan de beurt. Vergeet u niet de takenmap van uw kind mee te nemen naar het

oudercontact?

Met vriendelijke groet,

juf Leslie

Beste mama,

In april spelen we met de klas een toneelstuk.

Daarna geven we een feest in de refter.

Het zou heel tof zijn als de mama’s van de moedergroep het feest organiseren.

Kan u dinsdag 16 februari om 15:45 uur naar de klas komen?

Dan praten we over het feest.

Dank u!

juf Leslie

En vervolgens... Werkblad 4


TAAK

4 EEN NIEUW TRIMESTER

Je hebt in je agenda de belangrijke activiteiten van de school genoteerd. Maar de school

verandert een paar dingen. Je krijgt hierover een brief. Lees hieronder de brieven van de

school en schrijf de nieuwe data en nieuwe activiteiten in je agenda.

Beste ouders,

Naar jaarlijkse gewoonte organiseren we een grootouderfeest. Dit feest was

aangekondigd op 25 februari. Jammer genoeg is er op die dag geen zaal

beschikbaar. Daarom zullen we het grootouderfeest verplaatsten. Het zal nu

doorgaan op woensdag 24 februari. Onze excuses hiervoor, hopelijk kunnen er

toch nog veel (groot)ouders aanwezig zijn.

Met vriendelijke groeten,

Liliane Claeys, directeur

Beste ouders,

We zijn uitgenodigd om een bezoekje te brengen aan de dierentuin. Dit gaat

door op 22 februari. We gaan die dag echter wat later terug zijn op school.

U kan uw kinderen komen afhalen om 16u in plaats van om 15.30u.

U krijgt later nog een briefje van de juf of meester waarin zal staan wat

uw kind moet meebrengen voor die dag.

Met vriendelijke groeten,

Liliane Claeys, directeur

Beste ouders,

Sinds dit schooljaar zijn wij gestart met een ouderraad. De ouderraad bestaat

uit jullie, ouders, en leerkrachten om samen na te denken wat er allemaal kan

gebeuren op de school. Alle ouders zijn hierop van harte welkom. Vermits er

de laatste keer niet zoveel aanwezigen waren, willen wij iedereen nog eens

expliciet uitnodigen op de volgende bijeenkomst op 26 februari. We starten

om 19u.

Met vriendelijke groeten,

Liliane Claeys, directeur

En vervolgens...

Werkblad 5


TAAK

5 HUISWERK

In deze activiteit moeten de cursisten een probleem in verband met huiswerk

formuleren. Dit doen ze zowel mondeling als schriftelijk.

Doelstellingen

schrijven 1.1: een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven

schrijven 1.2: informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een persoonlijk

briefje

schrijven 2.1: informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een mededeling

spreken 1.1: een probleem of klacht formuleren

spreken 1.2: een probleem en een klacht formuleren

spreken 2.1: in een gesprekssituatie informatie geven met betrekking tot informatieve

teksten zoals een gesprek

Fase 1

Je laat een stuk uit een agenda van een kind zien waarin huiswerk geschreven staat. Dit vind

je als bijlage 1. Je vraagt kort of de kinderen van de cursisten vaak huiswerk moeten maken,

of dat moeilijk is, …

Je legt de cursisten de volgende situatie voor:

Je kind moet huiswerk maken. Het staat in zijn agenda. Maar je kind is ’s avonds ziek. Je legt

hem in bed. Hij kan geen huiswerk meer maken. Je gaat een briefje schrijven aan de juf.

Je geeft werkblad 1 (op niveau 1.1) aan de cursisten die op niveau 1.1 zitten. Werkblad 2

(op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Werkblad 3 (op niveau 2.1) geef je aan de

cursisten op niveau 2.1 en hoger. Je legt de cursisten uit dat hier staat wat er in het briefje

moet staan en dat ze het briefje alleen moeten proberen te schrijven. Indien nodig, lees je de

hierboven vermelde situatie nog eens voor.

Fase 2

Je vertelt de cursisten dat ze de volgende dag de juf tegenkomen op de speelplaats. Jij speelt

de juf. Je zegt de cursisten dat ze aan jou, de juf, komen zeggen dat hun kind ziek was en

dat hij zijn huiswerk niet gemaakt heeft. Je vraagt de cursisten om dit elk om beurt bij jou

te komen doen. Als bijlage 2 vind je de instructies voor de cursisten: kader A (op niveau 1.1)

voor cursisten op niveau 1.1, kader B (op niveau 1.2) voor cursisten op niveau 1.2 en kader C

(op niveau 2.1) voor cursisten op niveau 2.1 en hoger.

Bij kader A (voor cursisten op niveau 1.1) leg je uit wat er op de afbeeldingen staat. Je laat

daarna de cursist het gesprek voeren met behulp van de afbeeldingen die je op tafel legt.

Bij kader B (voor cursisten op niveau 1.2) laat je de cursist eerst deze instructie lezen of lees

je het voor. Daarna laat je hem het gesprek voeren met behulp van de afbeeldingen die op

tafel liggen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

5 HUISWERK

Bij kader C (voor cursisten op niveau 2.1 en hoger) laat je de cursist eerst deze instructie

lezen of lees je het voor. Daarna laat je hem het gesprek voeren. Je stelt vervolgens nog extra

vragen bij.

• Is je kind vandaag beter?

• We gaan vandaag buiten turnen. Kan hij meedoen? Waarom niet?

Je vraagt de andere cursisten om ondertussen zelfstandig een opdracht uit te voeren.

Hiervoor gebruik je de doosactiviteit ‘Heb je huiswerk vandaag?’ Deze taak bevindt zich op

niveau 1.2. Je zet de cursisten hiervoor per twee: een zwakkere en sterkere cursist samen.

Beoordeling

• Voor de schrijfopdracht in fase 1 duid je op het niveau van het gebruikte werkblad aan hoe

de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++): voor cursisten die werkblad 1 gebruikt hebben, zet

je de beoordeling in kolom Sch 1.1, voor cursisten die werkblad 2 gebruikt hebben in kolom

Sch 1.2 en voor cursisten die werkblad 3 gebruikt hebben in kolom Sch 2.1.

• Ook voor de spreekactiviteit in fase 2 duid je op het niveau van de gebruikte instructie

aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++): voor cursisten die instructie A gekregen

hebben, zet je de beoordeling in kolom Sp 1.1, voor cursisten die instructie B gekregen

hebben in kolom Sp 1.2, voor cursisten die instructie C gekregen hebben in kolom Sp 2.1.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

5 HUISWERK

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

5 HUISWERK

A.

Je geeft bij de afbeeldingen de volgende uitleg:

Afbeelding 1: ‘Je gaat naar de juf en zegt goedendag.’

Afbeelding 2: ‘Je zegt dat je kind ziek was gisteren.’

Afbeelding 3: ‘Je zegt dat je kind zijn huiswerk niet heeft kunnen maken.’

Afbeelding 4: ‘Je zegt dat er een briefje in de boekentas zit.’

Je vraagt de cursist om het gesprek zelf te voeren. Je laat de afbeeldingen op tafel liggen ter

ondersteuning.

B.

Je gaat naar de juf van je kind.

Je spreekt haar aan.

Je vertelt wat er aan de hand is.

Gebruik de afbeeldingen op tafel om je verhaal te vertellen.

C.

Je kind is nog niet helemaal genezen. Hij komt wel naar school. Misschien blijft hij het best

binnen tijdens de speeltijd.

Spreek de juf aan. Leg de juf uit dat je kind ziek was gisteren en dat hij zijn huiswerk niet heeft

kunnen maken. Zeg ook tegen de juf dat je een briefje in de boekentas hebt gestoken.

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

5 HUISWERK

Hallo!

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

5 HUISWERK

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

5 HUISWERK

Schrijf een briefje aan de juf.

1. Vergeet de datum niet te noteren.

2. Schrijf op dat je kind ziek was.

3. Schrijf op dat je kind zijn huiswerk niet heeft gemaakt.

4. Schrijf op hoe je kind heet.

5. Vergeet ook jouw naam niet op het einde.

Beste juf,

Met vriendelijke groeten,

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

5 HUISWERK

Schrijf een briefje aan de juf.

1. Vergeet de datum niet te noteren.

2. Begin de brief op een goede manier.

3. Schrijf op dat je kind ziek was.

4. Schrijf op dat je kind zijn huiswerk niet heeft gemaakt.

5. Vergeet zeker niet de naam van je kind te noemen.

6. Eindig de brief op een goede manier.

7. Vergeet ook jouw naam niet op het einde.

..............................................,

......................................

...................................................................................................................

...................................................................................................................

...................................................................................................................

...................................................................................................................

...................................................................................................................

...................................................................................................................

..............................................,

...................................................................................................................

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

5 HUISWERK

Schrijf een briefje aan de juf.

Vergeet de datum, naam en klas van je kind niet te vermelden.

Begin en eindig de brief op een goede manier.

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

In deze activiteit maken de cursisten een afspraak met elkaar om samen te komen

helpen op de school.

Doelstellingen

spreken 1.1: een afspraak maken en afzeggen

spreken 1.2: informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een afspraak

spreken 2.1: in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot

informatieve teksten zoals een gesprek

Fase 1

Je laat een briefje zien waarin de school hulp vraagt (bijlage 1). Je stelt vragen over de

inhoud van de brief: Wat staat er in het briefje? Voor wie is het bedoeld? Wat vraagt de

school? … Je vraagt de cursisten waarvoor de school al eens hulp gevraagd heeft aan hen.

Je hangt de vier afbeeldingen uit bijlage 2 op het bord. Deze afbeeldingen hebben betrekking

op activiteiten waarvoor de school een helpende hand kan vragen: pannenkoeken komen

bakken, mee komen knutselen, een uitstap begeleiden en komen voorlezen. Je overloopt kort

wat er op de afbeeldingen staat. Je zegt dat de school hulp wil voor één van deze activiteiten

en dat de cursisten per twee een datum en uur zullen afspreken.

Fase 2

De cursisten moeten vertellen voor welke activiteit ze kunnen komen helpen. Je deelt

hiervoor de kaartjes uit die je vindt als bijlage 3. Je zorgt ervoor dat de kaartjes met hetzelfde

nummer zeker alle twee worden uitgedeeld. Je deelt de kaartjes ook het best volgens de

volgorde uit (beginnend bij nummer 1).

Je vraagt de cursisten te vertellen voor welke activiteit ze kunnen komen en op welke dag

(niet het uur). Dit staat op hun kaartje. Je zegt de cursisten dat ze goed naar elkaar moeten

luisteren want ze moeten gaan samen zitten met de cursist die voor dezelfde activiteit op

dezelfde dag kan komen.

De cursisten met dezelfde activiteit op dezelfde dag gaan per twee zitten. Je vraagt hen om

een uur af te spreken waarop ze alle twee kunnen komen (op het uur: dus 1 uur of 2 uur). Je

schrijft de instructie ‘Spreek een uur af. Zoek een tijdstip waarop jullie allebei kunnen.’ ter

ondersteuning op het bord. Als je merkt dat het zoeken van een gemeenschappelijk uur bij

een duo moeilijk verloopt, dan doe je het voor met een ander kaartje. Daarna probeert het

betreffende duo het zelf.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

Fase 3

De duo’s vertellen aan de rest van de groep voor welke activiteit ze komen en wanneer (dag

én uur). Als er in het duo een cursist zit met een hoger niveau dan 1.1, dan zorg je ervoor

dat de cursist op niveau 1.1 aan het woord komt. Je vraagt de cursisten te luisteren en een

seintje te geven als een duo op dezelfde dag en hetzelfde uur wenst te komen. Deze twee

duo’s maken dan een nieuwe afspraak. Dit doe je allemaal klassikaal. Voor de volgende

nummers is er een mogelijke overlap van datum en uur: 1 en 7, 2 en 4, 3 en 5, 6 en 8.

Als er in het duo een cursist zit die niveau 1.2 heeft, dan stel je de volgende vragen bij:

• Heb je deze activiteit al eens gedaan op de school van je kind?

• Wat heb je toen gedaan?

• Waarmee zou je de juf graag eens gaan helpen? Waarom?

Aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je een bijkomend briefje uit bijlage 4 waarin

staat dat ze op dat moment een andere afspraak hebben (bij de tandarts, het CLB,

de kinesist of de dokter). Briefje 1 hoort bij de activiteitenkaartjes 1, briefje 2 hoort bij

activiteitenkaartjes 2, briefje 3 hoort bij activiteitenkaartjes 3, enz. Je vraagt de cursisten het

briefje te lezen en te zoeken op welke dag en op welk uur uur ze precies de andere afspraak

hebben. Je zegt dat ze telefonisch een nieuwe afspraak moeten maken en ook moeten

vertellen waarom ze de afspraak willen verzetten. Jij speelt de telefoniste van de tandarts,

het CLB, de kinesist of de dokter.

Beoordeling

Voor de cursisten op niveau 1.1 duid je in het beoordelingsformulier in kolom 1.1 aan hoe

de cursist de opdracht gedaan heeft (--, -, +, ++). De cursisten op niveau 1.2 beoordeel je

o.b.v. de bijkomende vragen die je in fase 3 hebt gesteld. Je duidt in kolom 1.2 aan hoe

deze cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). De cursisten op niveau 2.1 en hoger beoordeel je

o.b.v. het telefoongesprek dat ze in fase 3 gevoerd hebben. Je duidt in kolom Le 2.1 aan hoe

goed ze de specifieke gegevens over de andere afspraak op het briefje uit bijlage 4 begrepen

hebben (--, -, +, ++). In kolom Sp 2.1 duid je aan hoe het telefoongesprek ging (--, -, +, ++).

Denk bij het beoordelen van de spreekopdrachten ook aan de tekstkenmerken spreken

op niveau 1.1, 1.2 en 2.1. Een overzicht daarvan vind je bij ‘Beoordelingsformulier en

vervolgens...’

En vervolgens...

Instructies


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

Beste ouders,

Op 9 mei gaan de kleuters naar de fi lm.

We vertrekken om 9u. in de school. We zijn terug om 11u.

Zijn er ouders die mee kunnen gaan? Laat het dan weten aan de juf.

Bedankt alvast!

Vriendelijke groeten

José De Pauw, directrice

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

pannenkoeken bakken

mee knutselen in de klas

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

mee op uitstap

voorlezen in de klas

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

1.

Wanneer kan je komen?

dinsdag

van twaalf uur tot drie uur

2.

Wanneer kan je komen?

donderdag

van twee uur tot vier uur

3.

Wanneer kan je komen?

maandag

van negen uur tot twaalf uur

4.

Wanneer kan je komen?

donderdag

van twee uur tot vier uur

1.

Wanneer kan je komen?

dinsdag

van één uur tot vier uur

2.

Wanneer kan je komen?

donderdag

van twaalf uur tot vier uur

3.

Wanneer kan je komen?

maandag

van tien uur tot één uur

4.

Wanneer kan je komen?

donderdag

van twaalf uur tot vier uur

En vervolgens...

Bijlage 3


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

5.

Wanneer kan je komen?

maandag

van negen uur tot twaalf uur

6.

Wanneer kan je komen?

woensdag

van negen uur tot twaalf uur

7.

Wanneer kan je komen?

dinsdag

van twaalf uur tot drie uur

8.

Wanneer kan je komen?

woensdag

van negen uur tot twaalf uur

5.

Wanneer kan je komen?

maandag

van tien uur tot één uur

6.

Wanneer kan je komen?

woensdag

van tien uur tot twaalf uur

7.

Wanneer kan je komen?

dinsdag

van één uur tot vier uur

8.

Wanneer kan je komen?

woensdag

van tien uur tot twaalf uur

En vervolgens...

Bijlage 3


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

1.

2.

3.

4.

Beste heer/mevrouw,

Het is weer tijd voor de jaarlijkse controle van uw gebit.

We verwachten u dinsdag 11/01 om 14:00 uur.

Als dat niet voor u past, bel dan voor een nieuwe afspraak.

Met vriendelijke groet,

Tandarts Weerts

Beste heer/mevrouw,

Het is weer tijd voor de jaarlijkse controle van uw gebit.

We verwachten u donderdag 13/01 om 14:00 uur.

Als dat niet voor u past, bel dan voor een nieuwe afspraak.

Met vriendelijke groet,

Tandarts Weerts

Beste heer/mevrouw,

Uw afspraak met CLB is op maandag 10/01 om 11:00 uur.

Kan u niet komen? Laat dit dan telefonisch weten.

Dan maken we een nieuwe afspraak.

Met vriendelijke groet,

CLB Antwerpen

Beste heer/mevrouw,

Uw afspraak met CLB is op donderdag 13/01 om 15:00 uur.

Kan u niet komen? Laat dit dan telefonisch weten.

Dan maken we een nieuwe afspraak.

Met vriendelijke groet,

CLB Antwerpen

En vervolgens... Bijlage 4


TAAK

6 HELPENDE HANDEN

5.

6.

7.

8.

Beste heer/mevrouw,

Uw volgende afspraak is op maandag 10/01 om 11:00 uur.

Laat u het minstens 24 uur van tevoren weten als u verhinderd bent?

Anders zijn we genoodzaakt kosten aan te rekenen. Dank u.

Met vriendelijke groet,

Kinesistenpraktijk De Zon

Beste heer/mevrouw,

Uw volgende afspraak afspraak is op op woensdag woensdag 12/01 om om 11:00 uur. uur.

Laat u het minstens 24 uur van tevoren weten als u verhinderd bent?

Anders zijn we genoodzaakt kosten aan te rekenen. Dank u.

Met vriendelijke groet,

Kinesistenpraktijk De Zon

Beste heer/mevrouw,

Aanstaande dinsdag 11/01 verwacht de de huisarts huisarts u om 14:00 uur.

Als dit niet voor u past, laat het dan zo snel mogelijk weten zodat we een

nieuwe afspraak kunnen maken.

Met vriendelijke groet,

Assistente dr. Somers

Beste heer/mevrouw,

Aanstaande Aanstaande woensdag 12/01 verwacht de huisarts u om 11:00 uur. uur.

Als dit niet voor u past, laat het dan zo snel mogelijk weten zodat we een

nieuwe afspraak kunnen maken.

Met vriendelijke groet,

Assistente dr. Somers

En vervolgens... Bijlage 4


TAAK

7 GEVRAAGD

In deze activiteit luisteren de cursisten naar instructies van het schoolpersoneel.

De cursisten voeren deze instructies uit.

Doelstellingen

luisteren 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen

luisteren 1.2: de informatie overzichtelijk ordenen in prescriptieve teksten zoals een

instructie

luisteren 2.2: alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie

Vooraf

De doelstelling ‘instructies begrijpen’ bevindt zich voor de hogere niveaus op niveau 2.2. Op

niveau 2.1 is er hiervoor immers geen doelstelling geformuleerd in de opleidingsprofielen.

Fase 1

Je vertelt de cursisten dat een leerkracht of de directeur je kan vragen om iets te doen: naar

het oudercontact komen, eens langs komen bij de directeur, papieren invullen, … Je vraagt

de cursisten of dit al eens gebeurd is en welke vragen de directeur of juf dan gesteld heeft.

Je luistert samen met de cursisten naar het eerste luisterfragment (a) waarbij je hen de vraag

stelt wat de directeur vraagt. Je schrijft de volgende mogelijkheden op het bord. Je vraagt de

cursisten wat de drie juiste antwoorden zijn.

• Juf Els komt naar jou.

• Jij moet naar juf Els.

• Juf Els wil je iets vragen.

• Juf Els heeft nu tijd.

• Je gaat het best als de school gedaan is.

Je bespreekt dit klassikaal. Daarna geef je de cursisten werkblad 1 waarbij je zegt dat dit de

plattegrond is van de school waar ze naartoe moeten komen. Je moet ook even vermelden

dat de dikke zwarte streepjes deuren zijn. Je vertelt dat de directeur nu zal vertellen waar de

afspraak doorgaat en dat de cursisten dit op de plattegrond moeten aanduiden. De cursisten

luisteren naar het fragment (b) en duiden de plaats aan op de plattegrond. Ze doen dit eerst

individueel. Daarna bekijk je klassikaal de oplossing.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

7 GEVRAAGD

Fase 2

Je geeft de cursisten werkblad 2 en legt hen uit dat ze gaan luisteren naar verschillende

vragen van de school. De cursisten moeten op het werkblad de opgave bij elk luisterfragment

maken. Er zijn opdrachten die op niveau 2.2 zitten. Dit zal voor sommige cursisten wellicht

te moeilijk zijn. Je moedigt aan om elke opgave te maken, maar je zegt ook dat ze niet

alles moeten kunnen oplossen, enkel datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk:

je leest eerst de opdracht (ook de keuzemogelijkheden) en vervolgens laat je de cursisten

het fragment horen. Indien nodig laat je het fragment nog een tweede keer horen. Als alle

fragmenten beluisterd zijn, dan haal je de werkbladen op.

Beoordeling

Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren

(1.1, 1.2 of 2.2). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +,

++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

7 GEVRAAGD

Dit is de neerslag van de luisterfragmenten. Je vindt bij elk fragment (vanaf nr. 1) op welk

niveau de opdracht zich bevindt.

• Fragment a (fase 1, klassikaal)

Ga je straks even naar juf Els? Zij moet iets vragen over je kind. Wanneer de school gedaan is,

heeft ze tijd. Ga je naar juf Els als de school gedaan is?

• Fragment b (fase 1, klassikaal)

Je vindt juf Els in haar klas. De klas van juf Els is naast de refter. Je komt de poort binnen. Je

loopt rechtdoor. Op het einde ga je links. De tweede deur rechts ga je binnen. Daar is de klas

van juf Els.

1) Morgen is het oudercontact. We willen graag dat alle ouders naar het oudercontact komen. Je

moet een afspraak maken met de juf van je kind. Je moet aan de juf vertellen wanneer je kan

komen.

(niveau 1.1)

2) Het oudercontact gaat door in de refter. Je loopt vanaf de poort altijd rechtdoor. Op het einde

ga je naar links. Dan neem je de derde deur rechts. Daar is de refter.

(niveau 1.1)

3) Je moet papieren invullen voor je kind. Dat moet je doen bij de directeur. Je moet wel eerst een

afspraak maken bij de directeur. Breng zeker de SIS-kaart van je kind mee.

(niveau 1.1)

4) Het bureau van de directeur vind je naast het secretariaat. Als je op de speelplaats komt, zie

je recht voor je het secretariaat liggen. Je gaat binnen in het secretariaat. Je gaat terug buiten

langs de andere deur. Je komt in de gang. Verder in de gang zie je nog een deur. Daar is de

bureau van de directeur.

(niveau 1.2)

5) Kan je morgen eens langs gaan bij de CLB-medewerker? Zij is elke week op de school, maar

alleen in de voormiddag. Je moet een aantal dingen meebrengen: de SIS-kaart van je kind, het

bewijs van inschrijving en het boekje van Kind en Gezin. Als je het rapport van vorig jaar nog

hebt, breng je dit best ook mee.

(niveau 1.2)

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

7 GEVRAAGD

6) Het lokaal van het CLB vind je in gebouw A. Als je binnenkomt langs de poort, ligt gebouw A

rechts. Ga langs de grote deur binnen en neem de eerste deur links. Daar is het CLB-lokaaltje.

En vervolgens...

(niveau 1.1)

7) Dank je wel allemaal om te komen helpen. Wat moet er vandaag allemaal gebeuren? Eerst

moeten de tenten gehaald worden. Dit moet voor 10 uur gebeuren. Daarna gaan we de tenten

opzetten. Als de tenten er staan, gaan we het podium bouwen voor de optredens. De bakken

en planken voor het podium staan in de refter. Het podium moet voor het secretariaat komen.

Als we het podium gebouwd hebben, zetten we de stoelen er rond. De bankjes en stoelen staan

ook in de refter. Dan hangen we nog overal vlaggen en ballonnen zodat de speelplaats mooi

versierd is.

(niveau 2.2)

8) De ouderavond gaat door in de lerarenkamer. Je gaat binnen langs de poort. Je gaat rechtdoor

tot het einde. Dan sla je linksaf. Je wandelt naar de speelplaats. De derde deur links ga je

binnen. Je loopt de gang door. Op het einde van de gang is de lerarenkamer.

(niveau 1.2)

9) We gaan morgen met de klas naar het park. We vertrekken om kwart voor negen. Breng je kind

om half negen naar school. Doe je kind ook warme kleren aan. Het wordt koud morgen. Een

warme jas is goed.

(niveau 1.1)

10) Kom jij ook helpen op de klusjesdag? De leerkrachten hebben gezegd wat er allemaal moet

gebeuren. De muur van de speelplaats moet geschilderd worden. De fietsjes van de kleuters

en de bankjes buiten moeten gekuist worden. De zandbak is ook heel vuil. Daar moeten alle

papiertjes, al het vuil, uitgehaald worden. Er zijn gisteren bloemen gekocht, die moeten

geplant worden in de bakken op de speelplaats. Als er nog tijd over is, zullen we de klas van

het 3de leerjaar ook nog schilderen. We hebben dus mensen nodig die goed kunnen poetsen,

schilderen en planten.

(niveau 2.2)

Bijlage


TAAK

7 GEVRAAGD

Dit is de plattegrond van de school. Hierop moet je verschillende plaatsen aanduiden.

speelplaats

poort

En vervolgens...

straat

Werkblad 1


TAAK

7 GEVRAAGD

Je luistert naar verschillende vragen en uitleg van de school. Bij elk fragment hoort een

opdracht. De leerkracht leest eerst met jou de opdracht. Nadat je geluisterd hebt, voer je de

opdracht uit.

1. Luister naar de GOK-leerkracht. Ze vraagt je iets. Je moet twee dingen doen. Duid de twee

juiste dingen aan.

Je moet naar het oudercontact komen.

Je moet niet naar het oudercontact komen.

Je moet een afspraak maken.

Je moet geen afspraak maken.

Je moet het rapport komen halen.

2. Het oudercontact gaat door in de refter. Luister waar de refter ligt op de plattegrond.

Schrijf daar REFTER.

3. Luister naar de juf van je kind. Ze vraagt je iets. Wat moet je doen? Je moet twee dingen

doen. Duid de twee juiste dingen aan.

Je moet een afspraak maken met de juf.

Je moet een afspraak maken bij de directeur.

Je moet papieren komen invullen.

Je moet een briefje aan de juf geven.

Je moet de juf bellen.

Wat moet je meebrengen?

niets

je kind

papieren

SIS-kaart

4. Luister waar het bureau van de directeur is. Schrijf BUREAU op de juiste plaats op de

plattegrond.

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

7 GEVRAAGD

5. De juf vraagt om naar het CLB te gaan. Wat moet je allemaal meenemen? Duid het juiste

lijstje aan.

attest van CLB, boekje van Kind en Gezin, bewijs van inschrijving

SIS-kaart, bewijs van inschrijving, rapport, boekje van Kind en Gezin

bewijs van inschrijving, SIS-kaart, leesboek, attest van CLB

boekje van Kind en Gezin, SIS-kaart, rapport

6. Luister waar het CLB-lokaal is. Schrijf CLB op de juiste plaats op de plattegrond.

7. Je gaat helpen op het schoolfeest. De directeur vertelt wat er allemaal moet gebeuren. Zet

de zaken die moeten gebeuren in de juiste volgorde. Zet er de nummers 1 tot 5 voor.

Het podium moet gebouwd worden.

De tenten moeten gehaald worden.

De speelplaats moet versierd worden met vlaggen en ballonnen.

De tenten moeten opgezet worden.

De bankjes en de stoelen moeten rond het podium gezet worden.

8. Je komt naar de ouderavond. Een leerkracht van de school vertelt waar de ouderavond

doorgaat. Schrijf OUDERAVOND op de juiste plaats op de plattegrond.

9. Je kind gaat met de klas naar het park. De juf vraagt je twee dingen te doen. Duid de twee

juiste dingen aan.

Je moet om half negen op school zijn.

Je moet om kwart voor negen op school zijn.

Je moet je kind om kwart voor negen komen halen op school.

Je moet je kind warm aankleden.

Je moet niets meebrengen. De school geeft je kind een warme jas.

10. De ouderraad organiseert een klusjesdag op school. Iemand van de ouderraad vertelt je

wat er allemaal moet gebeuren op de klusjesdag. Hieronder staat wat je allemaal goed

kan. Duid aan of je kan komen helpen.

- Je kan goed naaien. Kan je komen helpen? ja nee

- Je kan schilderen. Kan je komen helpen? ja nee

- Je kan goed kuisen. Kan je komen helpen? ja nee

- Je kan goed koken. Kan je komen helpen? ja nee

- Je kan goed planten. Kan je komen helpen? ja nee

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

In deze activiteit verwoorden en beluisteren de cursisten klachten of problemen die

bestemd zijn voor de leerkracht van hun kind. Dit gebeurt in gesprek met jou en op

verschillende niveaus.

Doelstellingen

spreken 1.1: een probleem of klacht formuleren

spreken 2.1: in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot

informatieve teksten zoals een gesprek

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in een klacht

Fase 1

Je legt de cursisten uit dat ze de leerkrachten van de school voor alles kunnen aanspreken.

Ook als er een probleem is, of als ze over iets niet tevreden zijn. Je vraagt de cursisten

waarover zij niet zo tevreden zijn op school of er al eens een probleem geweest is.

Je vertelt de situaties uit bijlage 1 één voor één. De cursisten krijgen werkblad 1 waarop alle

problemen vermeld staan die in de situaties aan bod komen. Je vraagt de cursisten om voor

elk probleem het nummer te zetten van de situatie die jij net verteld hebt. Daarna laat je de

cursisten één situatie kiezen. Je zegt dat ze dat probleem zo dadelijk aan jou mogen komen

vertellen. Jij zal de juf van hun kind spelen. Voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef

je bijkomende informatie in verband met hun gekozen probleem. Deze uitbreiding vind je in

bijlage 2.

Fase 2

Ter voorbereiding van het gesprek met jou, geef je de cursisten werkblad 2. Hierbij leg je uit

dat het gesprek er zo zal uit zien. Je overloopt wat er in de tekstballonnen staat en geeft de

cursisten even de tijd om het gesprek individueel voor zichzelf te oefenen. Je voegt hier ook

nog aan toe dat je met de cursisten die de extra informatie gekregen hebben ook over die

extra informatie wat zult praten.

Je geeft alle cursisten werkblad 3. Je legt uit dat hierop alle klachten staan die de cursisten

net gehoord hebben. Je vraagt de cursisten om zo dadelijk naar de gesprekken te luisteren en

op het werkblad de naam van de cursist bij het probleem te zetten dat deze cursist vertelt.

De cursisten komen één voor één naar voren. Jij speelt de juf en voert het gesprek met hen.

Voor de cursisten op niveau 1.1 en 1.2 houd je je aan het gespreksstramien van het werkblad

(2). Voor de cursisten die op niveau 2.1 of hoger zitten, doe je dit ook maar breid je het

gesprek uit door vragen te stellen of informatie te vragen over de extra informatie die ze in

fase 1 gekregen hebben.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Beoordeling

• Je beoordeelt de doelstelling spreken op basis van het gesprek dat je met de cursisten voert

in fase 2. Je duidt aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Je zet deze beoordeling

in de kolom bij het niveau waarop je met de cursist het gesprek gevoerd hebt (Sp 1.1 of

Sp 2.1).

• Je beoordeelt de doelstelling luisteren op basis van de oefening in fase 1 en fase 2 waarbij

de cursisten moeten aanduiden over welk probleem of welke klacht het gaat. Je duidt in

kolom Lu 1.1 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Situatieschetsen

1. Je kind heeft geen huiswerk gemaakt. Je kind was heel moe.

2. Je kan niet naar het oudercontact komen.

3. Je bent niet tevreden over het rapport. Je vraagt of er een probleem is.

4. Een ander kindje heeft jouw kind pijn gedaan. Je vraagt wat er gebeurd is.

5. Je bent vergeten turnpantoffels mee te geven. Je verontschuldigt je.

6. Je kind is gevallen. Je vraagt hoe dat gekomen is.

7. Je kind kan niet mee gaan zwemmen want zijn voet doet pijn.

8. Je kind is zijn sjaal vergeten. Je vraagt aan de juf of zij de sjaal gevonden heeft.

9. Je kind zegt dat hij het niet fijn vindt in de klas. Je vraagt aan de juf of er een probleem is.

10. Je moeder is ziek. Je gaat haar helpen. Je kind kan morgen niet naar school komen.

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Extra informatie bij de situatieschetsen. Deze informatie geef je aan de cursisten op niveau

2.1 of hoger.

Situatie 1

• Je kind had hoge koorts.

• Je kind is nu terug beter.

Situatie 2

• Je kan een andere keer naar het oudercontact komen.

• Je wil graag een afspraak maken ’s avonds. Overdag moet je werken, dan kan je niet.

Situatie 3

• Je kind heeft altijd zijn huiswerk gemaakt.

• Je kind vertelt thuis dat hij geen problemen heeft op school.

Situatie 4

• Je kind zei dat Damiaan hem altijd pijn doet.

• Er is niets ergs gebeurd. Je kind heeft geen pijn meer.

Situatie 5

• Je had nog geen tijd om nieuwe turnpantoffels te kopen.

• Je zorgt ervoor dat je kind volgende turnles nieuwe turnpantoffels heeft.

Situatie 6

• Je bent met je kind ’s avonds nog naar de dokter gegaan.

• Meester Cas heeft je kind zien vallen en heeft je kind verzorgd.

Situatie 7

• Je kind is gisteren gevallen met de fiets.

• De dokter heeft gezegd dat je kind nog twee weken niet mag gaan zwemmen.

Situatie 8

• Je hebt de naam van je kind in de sjaal geschreven.

• Je kind is ook nog een muts kwijt. Dit gebeurde een week geleden.

Siuatie 9

• Je kind zegt dat andere kinderen altijd haar koekjes afpakken.

• Je kind vindt vooral de speeltijd niet leuk.

Situatie 10

• Je kind kan maar 1 dag niet komen. Daarna komt hij zeker terug naar school.

• Je moeder heeft alleen deze week nog hulp nodig.

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Je luistert naar de lesgever. Zij vertelt een aantal problemen die je aan de juf van je kind kan

vertellen. In de lijst hieronder staan alle problemen op een rij. Als de lesgever een probleem

heeft verteld, zet jij het nummer bij het juiste probleem in de lijst.

.....

.....

.....

.....

Je kind is gevallen. Je vraagt wat er

gebeurd is.

Een ander kind heeft jouw kind pijn

gedaan. Je vraagt wat er gebeurd is.

Je kind was moe. Je kind heeft geen

huiswerk gemaakt.

Je kind vindt het niet fi jn in de klas.

Je vraagt de juf of er een probleem is.

..... Je kan niet naar het oudercontact komen.

.....

.....

.....

.....

.....

Je kind heeft zijn voet pijn gedaan. Hij kan

niet mee gaan zwemmen.

Je kind kan morgen niet naar school

komen.

Je moet je zieke moeder gaan helpen.

Je zegt: ‘Sorry’, omdat je de turnpantoffels

van je kind vergeten bent.

Het rapport van je kind is niet goed. Je

vraagt of er een probleem is.

Je vraagt aan de juf of zij de sjaal van je

kind gevonden heeft.

De sjaal is verloren.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Je moet je probleem aan de lesgever gaan vertellen. Hoe doe je dat? Hieronder zie je wat de

lesgever zegt. Bij de lege tekstballonnen moet jij iets zeggen. Je hoeft niets op te schrijven.

lesgever

cursist

lesgever

cursist

lesgever

cursist

Goede dag mevrouw.

Is er een probleem?

Dank je wel om dit te vertellen.

Tot een volgende keer. Daag.

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

8 IS ER EEN PROBLEEM?

Je luistert naar de andere cursisten. Zij vertellen een probleem. Zoek het probleem in de lijst.

Schrijf bij het probleem de naam van de cursist die het probleem vertelt.

het probleem Wie vertelt het probleem?

Haar kind is gevallen. Ze

vraagt wat er gebeurd is.

Een ander kind heeft haar kind

pijn gedaan. Ze vraagt wat er

gebeurd is.

Haar kind was moe. Haar kind

heeft geen huiswerk gemaakt.

Haar kind vindt het niet fi jn in

de klas. Ze vraagt de juf of er

een probleem is.

Ze kan niet naar het

oudercontact komen.

Haar kind heeft zijn voet pijn

gedaan. Hij kan niet mee

gaan zwemmen.

Haar kind kan morgen niet

naar school komen. Ze moet

haar zieke moeder gaan

helpen.

Ze zegt: ‘Sorry’, omdat ze de

turnpantoffels van haar kind

vergeten is.

Het rapport van haar kind is

niet goed. Ze vraagt of er een

probleem is.

Ze vraagt aan de juf of de

juf de sjaal van haar kind

gevonden heeft. De sjaal is

verloren.

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

9 RAPPORT

In deze activiteit halen de cursisten informatie uit een rapport. Fase 1 is voor de hele

klasgroep. Fase 2 is enkel bedoeld voor ouders met kinderen in de lagere school. Zij

voeren fase 2 zelfstandig uit.

Doelstellingen

lezen 1.1: de informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren en

documenten

lezen 1.1: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen

schrijven 1.2: voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding van een gesprek

lezen 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en

berichten

Vooraf

Vermits de cursisten met kinderen in de kleuterschool meestal geen rapport krijgen, is een

deel van deze activiteit enkel bedoeld voor cursisten die kinderen hebben in de lagere school

(fase 2). Deze cursisten voeren dit onderdeel zelfstandig uit. Ze moeten hiervoor het laatste

rapport van hun kind meebrengen.

Fase 1

Deze fase is voor de hele klasgroep. Je laat een rapport zien en vraagt welke cursisten een

rapport hebben gekregen voor hun kind. Je polst bij de cursisten wat zij weten over inhouden

van een rapport: Wat staat er op het rapport? Vind je het rapport duidelijk? …

Je vertelt de cursisten dat ze gaan kijken naar verschillende rapporten. Je legt de rapporten

uit de bijlage op een tafel. Je legt hier ook nog het rapport bij van de eigen school. Je geeft

de cursisten werkblad 1. De cursisten moeten aan de hand van de rapporten een antwoord

zoeken op de vragen. Je voegt op het werkblad nog twee vragen toe over het rapport van

de school. Je laat de cursisten de opdracht per twee uitvoeren. Je overloopt dit daarna

klassikaal.

Fase 2

Deze fase is enkel voor de cursisten die kinderen hebben in de lagere school. Je zegt de

cursisten dat ze het rapport van hun kind moeten bekijken aan de hand van de vragen op het

werkblad. Werkblad 2 is voor de cursisten op niveau 1.1, werkblad 3 is voor de cursisten op

niveau 1.2 en werkblad 4 is voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Je laat de cursisten dit

deel van de opdracht zelfstandig en individueel uitvoeren.

Daarna zet je een cursist op niveau 1.1 met een cursist op niveau 1.2 samen. Op basis van

de antwoorden op het eerste deel van dit werkblad bespreken ze of ze tevreden zijn over het

rapport. Ze denken ook samen na over welke vragen ze willen stellen op het oudercontact.

De cursist op niveau 1.2 schrijft deze vragen op. Deze instructies staan op de werkbladen.

De cursisten op niveau 2.1 en hoger zet je ook voor dit deel samen. Ook zij volgen zelfstandig

de instructies op hun werkbladen. Waar nodig, ondersteun je de verschillende duo’s.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

9 RAPPORT

Beoordeling

Je beoordeelt de cursisten op basis van het werkblad dat ze ingevuld hebben. Voor cursisten

op niveau 1.1 beoordeel je, op basis van werkblad 1, de leesdoelstelling ‘de informatie

herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren en documenten’ (Le 1.1 (a)). Op basis

van werkblad 2 beoordeel je vervolgens voor dezelfde cursisten de doelstelling ‘relevante

gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen’ (Le 1.1 (b)). Voor de cursisten op

niveau 1.2 beoordeel je de schrijfopdracht op werkblad 3. Voor de cursisten op niveau 2.1 en

hoger beoordeel je tot slot de leesopdracht op werkblad 4. Je duidt bij het juiste niveau (Le

1.1 (a) en (b), Sch 1.2 en Le 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

Tip: denk bij de beoordeling van de schrijftaken van de cursisten op niveau 1.2 ook aan de

tekstkenmerken voor schrijven op niveau 1.2. Een overzicht van deze kenmerken vind je

achterin deze bundel bij ‘Beoordelingsformulier en vervolgens...’

En vervolgens...

Instructies


TAAK

9 RAPPORT

Rapport A

Periode 2:

Nederlands

De Klavertjes

Brederodestraat 34

2600 Berchem

92,5

Spelling 85%

Spelling 2.1 8,5 10

Spreken en luisteren 95%

Spreken: vertellen over het weekend 9 10

Luisteren: een luisteroefening 2.1 10 10

Stellen 90%

Stellen 2: De Watermeloenwedstrijd 9 10

Taalbeschouwing 100%

Taalbeschouwing 2.1 10 10

Taalsystematiek 95%

Taalsystematiek: vragen stellen/ 2.1 9 10

Taalsystematiek 2.1 10 10

Toegepast lezen 90%

Begrijpend lezen: 2.1: De Wolken

Besluit: Je behaalt nu AVI 9B. Knap!

9 10

Wiskunde 90,4

Bewerkingen 94,3%

Bewerkingen: Cijferen 2.1 20 20

Bewerkingen Toets 12/2.1 17,6 20

Getallenkennis 85,5%

Getallenkennis 2.1 15 20

Getallenkennis Toets 12/2.2 19,2 20

Meetkunde 93%

Meetkunde 2.1 9,3 10

Meten en metend rekenen 90%

Meten en metend rekenen 2.1 8,5 10

Meten en metend rekenen Toets 12/2.2

Besluit: De tafels lukken al veel beter, op een paar moeilijke na.

9,5 10

Wereldoriëntatie 93,1

Algemeen 93,1%

Transport 2.1 19,3 20

De herfst 2.2 18,6 20

Het weer 2.2

Besluit: Mooie resultaten!

18 20

Algemeen besluit totaal: 93,1

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

9 RAPPORT

Rapport B

De Vlinder

Kloosterstraat 8

2000 Antwerpen

Lenterapport 2010 – 1ste Leerjaar

Schooljaar 2009-2010

Nederlands 95,9

Algemeen 95,9%

kern 5: letterkennis 12 12

kern 5: begrijpend lezen 5 5

kern 5: klankpositie bepalen 20 20

kern 6: letterkennis 12 12

kern 6: begrijpend lezen 4 5

kern 7 29 30

kern 8: spellingtoets lentesignalering 37 40

Lezen

kern 5 – veilig en vlot twijfelachtig

kern 6 – veilig en vlot onvoldoende

Wintersignalering kern 6 – lettertoets voldoende

Wintersignalering kern 6 – woorden lezen twijfelachtig

Wintersignalering kern 6 – leestekst twijfelachtig

kern 7 – veilig en vlot

Besluit: Knappe resultaten, doe zo verder.

onvoldoende

AVI-niveau

Algemeen

AVI-niveau 0 Op het einde van het eerste leerjaar moet je

minstens AVI 2 behaald hebben.

Wiskunde 87,5

Bewerkingen 91,1%

blok 5: optellen en aftrekken, helft en dubbel, … 24 25

blok 6: optellen en aftrekken tot 10, … 23,5 25

blok 7: optellen en aftrekken tot 10, … 12 15

plus tot 10 8,5 10

min tot 10 9,5 10

Getallen 86,3%

blok 5: splitsen tot 10, 1-1 verbinding 4 5

splitsen tot 10 20 20

blok 6: splitsen en tellen tot 10, is gelijk aan 10 15

blok 7: cijfers tot 20, groeperen per 10, … 13,5 15

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

9 RAPPORT

Meten 40%

blok 5: de euro, het uur (kloklezen) 2 5

Besluit: Goed!

Wereldoriëntatie 88

Algemeen 88%

thema: waar ben ik? 9 10

thema: beestenboel 13 15

Godsdienst

Algemeen

thema: Elmer in Bolivia goed

Muzische vorming

Algemeen

zingen, dansen, tekenen, knutselen, … Goed naar de opdracht luisteren en dan lukt het wel.

Bewegingsopvoeding 80

Algemeen 80%

touwspringen 8 10

Algemeen besluit

Knappe resultaten. Nu alleen nog wat minder je eigen zin doen en wat beter luisteren. Prettige

paasvakantie en goed blijven oefenen voor lezen!

totaal: 91,2%

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

9 RAPPORT

Rapport C

april, mei, juni 2010 BEH GEM AAN

GODSDIENST

Algemeen 25-04 A Thema: Vergeving en verzoening 9,0 7,5

Algemeen

WISKUNDE

04-06 A Thema: Aarde en vruchtbaarheid 7,5 7,5

Getallenkennis 03-06 A Eindtoets derde leerjaar 8,8 7,5

Bewerkingen 29-05 A Cijferen: algemene kennis derde leerjaar 8,0 7,5

Bewerkingen 09-06 A Hoofdrekenen: eindtoets derde leerjaar 6,7 7,0

Meten – Met. Rek 10-06 A

Eindtoets: lengte, inhoud, gewicht, tijd en

temperatuur

4,8 6,5

Meetkunde 12-06 A Eindtoets meetkunde 9,0 7,0

TAAL

Luisteren 10-06 A Eindtoets taalmethode 8,0 7,0

Spreken 16-06 B

Spontaan spreken. Spreken voor de klasgroep over

vakantieplannen

9,5 7,5

Express. Lezen 17-06 B Vlot en expressief lezen van een tekst 7,5 7,5

Begr. Lezen 05-05 B

Eigenschappen, kenmerken, samenstellende delen

herkennen

8,5 7,5

Begr. Lezen 11-06 A Gevarieerd lezen: eindtoets 6,7 7,0

Begr. Lezen 17-06 A Eindtoets: taalmethode 8,0 7,0

Spelling 07-04 B Verenkelings- en verdubbelingsregel toepassen 9,2 8,0

Spelling 29-04 B

Hoofdletters. Woorden met meerdere medeklinkers na

elkaar

8,7 8,0

Spelling 09-05 B Alfabetiseren. Werkwoordsvormen 8,6 8,0

Spelling 28-05 B Hoofdletters en leestekens. Werkwoordsvormen 8,8 8,0

Spelling 13-06 A Evaluatie derde leerjaar: deel 1 7,9 8,0

Spelling 16-06 A Evaluatie derde leerjaar: deel 2 7,9 8,0

Crea. Schrijven 06-06 B Verslagje schoolreis: Met de knapzak mee 8,5 7,5

Taalbeschouwing 12-06 A Taalschat: eindevaluatie taalmethode 7,9 7,5

Taalbeschouwing 13-06 A Evaluatie derde leerjaar taalmethode 7,6 7,5

WERELORIËNTATIE

W.O. 07-04 A Thema: Niet moeten maar mogen 9,0 7,5

W.O. 15-04 A Thema: Van blad tot boek 10,0 7,5

W.O. 27-05 A Thema: Tussen wolken en water 8,5 7,0

W.O. 19-06 A Thema: Veelsprekerij 8,0 7,5

Verkeer

LICH. OPVOEDING

06-05 A Thema: Wegen en bewegen 10,0 7,5

L.O. 09-05 B Evenwicht op balk 8,0 7,1

L.O. 06-06 B Sprong over toestellen - 7,1 Z

SOCIALE VAARDIGHEDEN EN LEERHOUDING

Jij zet je flink in bij groepswerk. Jij durft te zeggen wat je niet graag hebt en niet fijn vindt.

Je werkt graag en met aandacht aan een taak, prima zo!

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

9 RAPPORT

Bekijk de rapporten die de lesgever heeft meegebracht. Zoek de antwoorden op de vragen

hieronder.

1.

2.

Maxim heeft voor lichamelijke opvoeding een 8. Voor godsdienst behaalde

hij een 9 en een 7,5.

Welk rapport is van Maxim? …………

In het rapport van Romaisa staat dat Romaisa goed heeft gewerkt voor rekenen.

Welk rapport is van Romaisa? …………

3. In welk rapport vind je het AVI-niveau van het kind terug? …………

4.

5.

Karim heeft 90,4% voor wiskunde en 93,1% voor wereldoriëntatie.

Welk rapport is van Karim? …………

In welk rapport staan de sociale vaardigheden en leerhouding? Daar staat hoe

het kind is in de klas, of het kind goed meewerkt. ………

6. Kijk naar rapport B. Hoeveel punten heeft dit kind voor Nederlands? …………

7. Kijk naar rapport A. Hoeveel punten heeft dit kind in totaal? …………

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

9 RAPPORT

Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport?

Beantwoord eerst de vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.

1. Hoeveel punten heeft je kind op rekenen?

2.

Hoeveel punten heeft je kind op

wereldoriëntatie?

3. Hoeveel punten heeft je kind op taal?

4.

5.

Hoeveel punten heeft je kind op

lichamelijke opvoeding?

Staat er een opmerking over je kind op het

rapport? Over attitudes of vaardigheden of

over hoe je kind is in de klas? Schrijf er één

of twee op.

Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven.

Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet?

Spreek erover met je collega.

Welke vragen wil je stellen op het oudercontact? Denk samen met je collega na.

Je collega schrijft de vragen op.

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

9 RAPPORT

Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport?

Beantwoord eerst de vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.

1. Hoeveel punten heeft je kind op rekenen?

2.

Hoeveel punten heeft je kind op

wereldoriëntatie?

3. Hoeveel punten heeft je kind op taal?

4.

5.

Hoeveel punten heeft je kind op

lichamelijke opvoeding?

Staat er een opmerking over je kind op het

rapport? Over attitudes of vaardigheden of

over hoe je kind is in de klas? Schrijf er één

of twee op.

Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven.

Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet?

Spreek erover met je collega.

Welke vragen wil je stellen op het oudercontact? Denk samen met je collega na.

Jij schrijft de vragen op.

En vervolgens... Werkblad 3


TAAK

9 RAPPORT

Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport? Beantwoord eerst de

vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.

1.

2.

3.

4.

5.

Vergelijk de resultaten van rekenen

doorheen het jaar. Zijn de resultaten beter

of slechter geworden?

Vergelijk de resultaten van taal in januari

en in april. Zijn de resultaten nu beter of

slechter?

Staan er opmerkingen over de attitudes

van je kind? Zijn deze positief of negatief?

Vergelijk de attitude van je kind nu met

die van het eerste rapport? Is dit hetzelfde

gebleven? Is dit beter of slechter?

Schrijf twee vakken op waarvoor je kind

goede punten heeft.

Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven.

Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet? Spreek erover met je

collega.

Schrijf nu op welke vragen je wil stellen op het oudercontact.

En vervolgens...

Werkblad 4


TAAK

10 OUDERCONTACT

In deze activiteit lijsten de cursisten op welke vragen ze willen stellen op het

oudercontact. Ze voeren een gesprek met de lesgevers waarin deze vragen aan bod

komen.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in de beleving (d.i. de wensen, noden en

gevoelens) van een spreker

spreken 1.1: zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen

naar de beleving van zijn gesprekspartner

spreken 1.2: zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen

naar de beleving van zijn gesprekspartner

spreken 2.1: in een gesprekssituatie zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en

gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn

gesprekspartner in informatieve en persuasieve teksten

Fase 1

Je voert een klassengesprek over de ervaringen van de cursisten met een oudercontact. Zijn

ze al naar oudercontact geweest? Hoe is dat gelopen? … Je laat de cursisten die al naar een

oudercontact zijn geweest, vertellen over hun ervaringen. Je vertelt de cursisten dat ze gaan

oefenen hoe ze een gesprek op het oudercontact kunnen voeren.

Je geeft de cursisten werkblad 1 en luistert met hen naar de luisterfragmenten waarin de

ouders vragen stellen op een oudercontact of iets vertellen over hun kind (neerslag in bijlage

1). Je geeft de cursisten de opdracht om voor elk luisterfragment aan te duiden welke vraag

de ouders stellen of wat ze vertellen. Je leest eerst de vraag en antwoordmogelijkheden voor.

Vervolgens laat je het luisterfragment horen. De cursisten vullen het werkblad individueel in.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

10 OUDERCONTACT

Fase 2

Je overloopt klassikaal welke vragen een ouder allemaal kan stellen op het oudercontact.

Dit doe je door de antwoorden uit werkblad 1 te overlopen. Als je de taak ‘Rapport’ hebt

gedaan, kan je ook nog eens klassikaal inventariseren welke vragen de cursisten daar hadden

genoteerd (op het einde van de activiteit). Je laat de cursisten vervolgens voor zichzelf

aankruisen welke vragen zij graag willen stellen op het oudercontact. Je legt uit dat ze zo

dadelijk over deze vragen een gesprek gaan voeren met jou. Jij zal dan de leerkracht van hun

kind spelen.

De cursisten mogen het gesprek voor het oudercontact eerst oefenen per twee. Je zet

de cursisten per twee. Je zet cursisten met een gelijkaardig niveau bij elkaar. Je deelt de

werkbladen uit waarop de gespreksleidraad staat. Werkblad 2 is voor de cursisten op niveau

1.1, werkblad 3 voor de cursisten op niveau 1.2 en werkblad 4 voor de cursisten op niveau

2.1 of hoger. Je vraagt de cursisten dit gesprek in te oefenen per twee.

Je laat de cursisten één voor één bij jou komen. Je speelt de leerkracht van hun kind en voert

het gesprek voor het oudercontact. Je vertrekt vanuit het gespreksstramien waarmee de

cursist geoefend heeft (volgens niveau). Je stelt eventueel bijkomende vragen als het gesprek

hierdoor natuurlijker verloopt. Je vragen dienen zich dan wel te bevinden op hetzelfde

niveau als het stramien. De andere cursisten maken ondertussen een doosactiviteit. Er zijn

verschillende doosactiviteiten die het onderwerp ‘oudercontact’ hebben.

Beoordeling

• Je beoordeelt de cursisten voor luisteren op basis van het ingevulde werkblad 1 uit fase 1.

Je duidt in kolom Lu 1.1 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

• Voor het spreekdoel beoordeel je de cursisten op het niveau afhankelijk van het gebruikte

gespreksstramien (1.1, 1.2 of 2.1). Je duidt in de juiste kolom (Sp 1.1, 1.2 of 2.1) aan hoe de

cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

10 OUDERCONTACT

Neerslag luisterfragmenten

1. Mama van Hicham spreekt met de juf

Leerkracht: Dag mevrouw

Ouder: Goedenavond

Leerkracht: Vindt Hicham het fijn op school?

Ouder: Ja, hij komt heel graag naar school.

Leerkracht: Hicham is altijd heel enthousiast. Hij werkt goed mee

Ouder: Doet Hicham zijn best op school?

Leerkracht:

Ja hoor, hij speelt heel goed samen met de andere kinderen. Hij luistert ook heel

goed als ik iets vraag.

2. Mama van Hicham spreekt verder met de juf

Ouder:

Dat is goed, want thuis luistert Hicham helemaal niet. Als ik iets vraag, doet hij

alsof hij het niet hoort. Dan moet ik alles twee keer zeggen.

Leerkracht:

Nee, in de klas is hij helemaal anders. Als ik iets vraag, komt hij direct dat is heel

fijn.

Ouder: Daar ben ik blij om. Ik vind het belangrijk dat hij goed zijn best doet op school.

Leerkracht: Je hoeft je geen zorgen te maken. Heb je nog vragen mevrouw?

Ouder: Nee. Bedankt, tot een volgende keer.

Leerkracht: Ja, goedenavond mevrouw.

3. Papa van Alexia spreekt met de juf

Ouder Dag mevrouw

Leerkracht Dag meneer. Jij bent de papa van Alexia, niet?

Ouder Ja.

Leerkracht Hoe gaat het?

Ouder Ik vind dat het met Alexia niet zo goed gaat.

Leerkracht Hoe zo? Waarom niet? Alexia doet heel hard haar best op school.

Ouder Wat vind jij van het rapport van Alexia? Ze heeft toch niet zo’n goede punten.

Leerkracht

Meneer, ze heeft inderdaad niet zo’n goede punten voor rekenen, maar de rest is

wel heel goed.

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

10 OUDERCONTACT

4. Papa van Alexia spreekt verder met de juf

Ouder

Ik vind haar punten voor taal toch ook niet zo goed. Hoe doen de andere kinderen

van de klas het? Doen ze het beter of slechter dan Alexia?

Voor rekenen is ze iets minder goed dan de andere kinderen van de klas. Maar voor

Leerkracht taal doet ze het goed. Het gemiddelde van de klas voor taal is 7,5 op tien. Alexia

heeft ook 7.5, dus dat is niet slecht hé.

Ouder Ok dat is fijn.

Leerkracht

Alexia doet echt heel hard haar best en is heel flink in de klas. Dat is toch het

belangrijkste. Wilt u nog iets vragen?

Ouder Nee, dank je wel. Een prettige avond nog.

Leerkracht U ook. En tot ziens.

5. Mama van Hannah spreekt met de juf

Leerkracht Dag mevrouw Condé. Ik ben blij dat je toch naar het oudercontact gekomen bent.

Ouder Dag mevrouw. Ja, u wilde me graag spreken.

Hannah doet wel haar best, maar het is nog niet goed genoeg. Ze kan zich heel

Leerkracht moeilijk concentreren. Ze heeft veel werkjes gewoon niet afgemaakt. Ook als ik een

verhaal voorlees of iets vertel, luistert ze dikwijls gewoon niet.

Ouder

Oei, dat is niet goed. Hannah moet toch niet blijven zitten? Ze mag toch naar de

derde kleuterklas?

Leerkracht

Ja, normaal wel, maar misschien moeten we samen eens kijken hoe we haar

kunnen helpen. Anders wordt het volgend schooljaar echt heel moeilijk.

6. Mama van Hannah spreekt verder met de juf

Leerkracht Misschien moet Hannah wat meer leren zich te concenteren.

Ouder Wat bedoel je precies?

Als Hannah met een werkje bezig is en ze ziet iets anders, laat ze alles vallen. Ze

Leerkracht wil niet meer verder werken en met het andere verder doen. Ze moet leren iets af

te maken waar ze mee bezig is.

Ouder En kan ik daar iets aan doen? Hoe zou ik misschien kunnen helpen?

Leerkracht Tekent of kleurt Hannah soms thuis?

Ouder Ja.

Misschien kan je haar vragen om eerst haar tekening af te maken vooraleer met

Leerkracht iets nieuws te beginnen. Erop letten dat ze niet altijd met drie dingen tegelijk aan

het spelen is. Eerst het ene, dan het andere.

Ouder Ik zal er mee op letten.

Leerkracht

Dat is fijn. Ik let sowieso ook nog wat extra op Hannah en dan komt het wel in

orde.

Ouder Bedankt hoor. Tot ziens.

Leerkracht Daag mevrouw.

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

10 OUDERCONTACT

7. Papa van Thomas spreekt met de meester

Leerkracht Goedendag meneer. U bent toch de vader van Thomas?

Ouder Ja, dat klopt.

Leerkracht

Ik denk dat we wel heel tevreden kunnen zijn over het rapport van Thomas. Hij

heeft heel hard zijn best gedaan en goede punten op alles.

Ouder

Ja, dat heb ik gezien. Maar voelt Thomas zich eigenlijk wel goed op school? Heeft

hij veel vriendjes?

8. Papa van Thomas spreekt verder met de meester

Leerkracht

Hij speelt wel dikwijls alleen op de speelplaats. In de klas zit hij altijd bij Denis en

Warre. Ze maken eigenlijk nooit ruzie.

Ouder

Als ik Thomas naar school wil brengen, wil hij nooit vertrekken. Hij zegt altijd dat

hij niet naar school wil. Dat niemand zijn vriendje wil zijn.

Ik zal het wat in het oog houden. Hij doet altijd wel heel flink mee in de klas. Hij is

Leerkracht

ook altijd vrolijk. Maar misschien verveelt hij zich op de speelplaats. Ik zal er met

Thomas eens over praten en kijken wat we kunnen doen. Ik zal je vertellen hoe het

verder gaat met hem. Ok?

Ouder Ja, dat is prima.

Leerkracht Had u nog vragen, over het rapport of over andere dingen?

Ouder Nee, dank je wel.

Leerkracht Goed, tot ziens dan.

Ouder Tot ziens.

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

10 OUDERCONTACT

Welke vragen stellen de ouders op het oudercontact? Wat vertellen ze over hun kinderen?

Luister naar de gesprekjes tussen de leerkracht en de ouder. Duid bij elk gesprek aan welke

vraag de ouders stellen of wat ze vertellen.

1. De mama van Hicham stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze?

Voelt Hicham zich goed op school?

Doet Hicham zijn best op school?

Speelt Hicham met andere kinderen?

Heeft Hicham goede punten?

2. De mama van Hicham vertelt hoe Hicham thuis is. Wat vertelt ze?

Hicham doet heel goed zijn best thuis.

Hicham komt altijd direct als mama het vraagt.

Hicham gaat niet goed slapen.

Hicham luistert niet goed naar zijn mama.

3. De papa van Alexia stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt hij?

Heeft Alexia veel vriendjes?

Doet Alexia haar best op school?

Wat vind jij van het rapport van Alexia?

Heeft Alexia goede punten voor rekenen?

4. De papa van Alexia stelt nog een vraag aan de juf. Welke vraag stelt hij?

Hoeveel punten heeft Alexia voor taal?

Doet Alexia haar best?

Hebt u nog vragen?

Hoe doen de andere kinderen van de klas het? Doet Alexia het beter of slechter?

5. De mama van Hannah stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze?

Moet Hannah blijven zitten?

Kan Hannah zich concentreren?

Luistert Hannah goed?

Doet Hannah haar best op school?

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

10 OUDERCONTACT

6. De mama van Hannah stelt nog een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze?

Kan Hannah zich concentreren?

Kan ik iets doen? Hoe kan ik helpen?

Moet ik mee tekeningen maken met Hannah?

Moet Hannah werkjes thuis maken?

7. De papa van Thomas stelt een vraag aan de meester. Welke vraag stelt hij?

Zijn de punten van Thomas goed?

Bent u tevreden over Thomas? Doet hij zijn best?

Voelt Thomas zich goed op school? Heeft hij veel vriendjes?

Bent u de vader van Thomas?

8. De papa van Thomas vertelt waarom Thomas niet naar school wil komen. Wat vertelt hij?

Niemand wil het vriendje zijn van Thomas.

Thomas verveelt zich op de speelplaats.

Thomas heeft ruzie met Denis en Warre.

Thomas wil in de klas blijven en op de speelplaats spelen.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

10 OUDERCONTACT

Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De

lesgever speelt de juf van je kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact. Hieronder

vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere cursist. Daarna

ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

De lesgever reageert op je vragen.

Goedenavond mevrouw.

U bent de mama van …..?

Komt je kind graag naar school?

Je kind doet heel hard haar best. Ze doet met alles flink mee.

Heb jij vragen?

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

10 OUDERCONTACT

Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De

lesgever speelt de juf van jouw kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact.

Hieronder vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere

cursist. Daarna ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

De lesgever reageert op je vragen.

Goedenavond mevrouw.

U bent de mama van …..?

Komt je kind graag naar school?

Kan je vertellen waarom je kind wel/niet graag

naar school komt.

Zelf heb ik geen vragen meer. Heb jij nog vragen voor mij? .

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

10 OUDERCONTACT

Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De

lesgever speelt de juf van jouw kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact.

Hieronder vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere

cursist. Daarna ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

lesgever

jij

De lesgever reageert op je vragen.

Goedenavond mevrouw.

U bent de mama van …..?

Hoe gaat het met je kind? Voelt hij zich goed op school?

Wat vertelt je kind over de school?

Ben je zelf tevreden over hoe het op school gaat met je kind?

Vertel eens waarom wel of niet.

Waarover heb je nog vragen?

En vervolgens...

Werkblad 4


TAAK

11 SCHOOLFEEST

In deze activiteit zoeken de cursisten uit voor welke taken de school hulp kan

gebruiken tijdens het schoolfeest. Ze bekijken samen wie wanneer kan komen

helpen.

Doelstellingen

luisteren 1.1: de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een

uitnodiging en een afspraak

luisteren 1.2: de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een

aankondiging, een klacht en een waarschuwing

luisteren 2.1: de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een

uiteenzetting, een verslag, een nieuwsbericht en een documentaire

Fase 1

Je zegt de cursisten dat deze activiteit over het schoolfeest gaat. Je vraagt hen of ze al eens

geholpen hebben op het schoolfeest en waarom wel of niet. De school doet immers graag

een beroep op de ouders om een handje te helpen. Je vertelt de cursisten dat jullie samen

gaan bekijken hoe zij zouden kunnen helpen.

Werkblad 1 (op niveau 1.1) geef je aan de cursisten op niveau 1.1 en 2.1 en hoger. Werkblad

2 (op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Op deze werkbladen staan dingen

opgesomd waarbij ouders kunnen helpen op een schoolfeest. Je overloopt dit lijstje klassikaal

en geeft de cursisten de opdracht om een kruisje te zetten bij de zaken waarbij ze zouden

willen helpen.

Fase 2

Je vertelt dat de school heeft vergaderd over wat er moet gebeuren op het schoolfeest.

Er is ook afgesproken voor welke zaken ze hulp willen vragen aan de ouders. Je verdeelt de

klas in twee groepen. In groep 1 zet je de cursisten op niveau 1.1 en 1.2, in groep 2 zet je

de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Groep 1 neem jij onder je hoede. Voor groep 2 vraag je

iemand van de school (een andere leerkracht, GOK-leerkracht, …).

Voor groep 1 lees je de uitnodiging voor waarin staat voor welke taken de school graag de

hulp heeft van de ouders. Je vraagt aan de cursisten op niveau 1.1 om werkblad 1 en aan

de cursisten op niveau 1.2 om werkblad 2 erbij te nemen, waarop ze aangeduid hebben

waarvoor ze graag willen komen helpen. Je zegt dat ze dadelijk goed moeten luisteren

naar de uitnodiging van de school. Om te weten waarnaar ze moeten luisteren, zeg je dat

ze eerst het kader onderaan hun werkblad moeten lezen. In het kader op werkblad 1.1 (op

niveau 1.1) krijgen de cursisten de instructies aan te duiden voor welke taken, waarvoor zij

willen helpen, de school ook effectief hulp vraagt. Niet alle taken die op het werkblad staan

worden vermeld in de uitnodiging. Als ze een kruisje gezet hebben bij een taak die nu ook

in de uitnodiging van de school vermeld wordt, dan moeten zij deze taak onderstrepen. De

cursisten met werkblad 2 (op niveau 1.2) doen dit ook, maar duiden daarnaast ook aan voor

welke andere taken de school hulp vraagt. Als deze opdracht uitgevoerd is, dan vraag je

aan twee cursisten op niveau 1.2 om voor de klas te komen en op het bord te schrijven voor

welke taken de school hulp vraagt. Ze mogen hun werkblad meenenemen als spiekbriefje.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Voor groep 2 laat je iemand van de school het verslag voorlezen van de ouderraad over

het schoolfeest. Deze persoon geeft werkblad 3 aan de cursisten en vraagt hen goed te

luisteren en het schema in te vullen: wat moet er wanneer gebeuren en hoeveel mensen

zijn er nodig? Het schema wordt eerst met de groep overlopen. Daarna wordt het verslag

voorgelezen. De cursisten vullen het werkblad individueel in. Omdat het mogelijk is dat

groep 2 eerder klaar is dan groep 1, geef je de persoon die het verslag voorleest de tip om,

in geval van extra tijd, met de cursisten te praten over de taken waarbij ze graag willen

helpen en waarom (Zijn ze bijvoorbeeld graag technisch en/of creatief bezig? Houden ze van

koken?). Het is interessant om deze kans op interactie met een andere moedertaalspreker te

benutten.

Fase 3

Je zet de twee groepen weer samen. Je laat de cursisten uit groep 1 vertellen wat zij

onderstreept hebben (waarvoor de school hulp vraagt én waarvoor zij willen helpen).

De cursisten uit groep 2 vertellen op dat moment ook voor welke taken zij zich hadden

opgegeven in fase 1. Je wijst een cursist uit groep 1 aan die de namen opschrijft in het

takenlijstje dat in fase 2 op het bord is gezet.

Daarna vraag je aan de cursisten uit groep 2 om hun kennis met de klas te delen. Zij

vertellen wanneer er wat moet gebeuren en hoeveel mensen er bij elke taak nodig zijn.

Naar aanleiding van die informatie vraag je de cursisten de lijst op het bord te bekijken.

Ze bekijken voor welke taken ze voldoende hulp hebben en voor welke niet of te veel. Je

moedigt de cursisten vervolgens aan om tot een goede verdeling te komen. Je laat de

cursisten met elkaar erover praten en je stuurt bij als je merkt dat het gesprek vastloopt. Dat

kan je doen door vragen te stellen als ‘Is er misschien iemand die een andere taak op zich wil

nemen?’ Tot slot vertel je de cursisten dat ook op hun school hulp kan gevraagd worden voor

het schoolfeest en dat alle hulp welkom is.

Beoordeling

Op basis van de ingevulde werkbladen beoordeel je de cursisten op niveau 1.1 (werkblad 1),

niveau 2 (werkblad 2) of niveau 2.1 (werkblad 3). Je duidt in de desbetreffende kolom aan

hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Dit is de uitnodiging van de school waarin hulp gevraagd wordt voor het schoolfeest. Je leest

deze uitnodiging voor aan groep 1.

Dus zaterdag is het schoolfeest. De school vraagt of er mensen zijn die

kunnen komen helpen. Wie kan er komen helpen? Er moet van alles

gebeuren. Wat moet er gebeuren?

1. Er moeten tenten opgezet worden.

2. De tafels en stoelen moeten allemaal klaargezet worden.

3. Er zijn ook mensen nodig die willen meehelpen om frietjes bakken

4. en mama’s of papa’s die eten willen klaarmaken.

5. Op het schoolfeest worden er spelletjes gespeeld met de kinderen.

Zijn er ouders die een spel willen meespelen met de kinderen?

6. En dan moet er natuurlijk ook na het schoolfeest opgeruimd worden.

Wie kan er ons komen helpen? Dat zou heel fi jn zijn. Bedankt allemaal.

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Dit is het verslag van de ouderraad waarin vermeld wordt wat er allemaal moet gebeuren

voor het schoolfeest. Je leest dit verslag voor aan groep 2.

Op de ouderraad zijn de volgende zaken afgesproken voor het schoolfeest.

Het schoolfeest gaat door op zaterdag. Op de dag zelf hebben we mensen

nodig om te helpen. Maar ook de dag ervoor, op vrijdag, en de dag erna,

op zondag.

Op vrijdag hebben we mensen nodig die tenten kunnen komen opzetten

en de tafels en stoelen klaarzetten. Als we tien mensen hebben, is dat

genoeg.

De mensen die eten klaarmaken, brengen dit ook vrijdag naar de school.

Op zaterdag hebben we hulp nodig van de ouders om spelletjes te spelen

met de kinderen en om mee frietjes te bakken. Voor de spelletjes hebben

we zeven ouders nodig. Om frietjes te bakken zijn zes ouders die helpen,

genoeg.

Op zondag moet alles opgeruimd worden. Hier hebben we graag veel

mensen. Hoe meer mensen er zijn, hoe sneller het gedaan is.

Als er nog vragen zijn, kan je altijd terecht bij juf Leen.

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Op een schoolfeest is er van alles te doen. Hieronder staat een lijstje. Wat zou jij graag doen?

Zet er een kruisje bij.

schilderen

knutselen

eten klaarmaken en meebrengen

schminken

een spel spelen

eten opdienen

stoelen en tafels klaarzetten

tenten opzetten

opruimen

de speelplaats versieren

Luister nu goed naar de uitnodiging van de school. De school vraagt hulp voor een aantal

taken, maar niet voor alle taken uit het lijstje. Voor welke taken vraagt de school hulp? Heb

jij er een kruisje bij gezet, dan onderstreep je deze taak. Dat zijn dan de taken waarbij jij graag

wilt helpen.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Op een schoolfeest is er van alles te doen. Hieronder staat een lijstje. Wat zou jij graag doen?

Zet er een kruisje bij.

schilderen

knutselen

eten klaarmaken en meebrengen

schminken

een spel spelen

eten opdienen

stoelen en tafels klaarzetten

tenten opzetten

opruimen

de speelplaats versieren

Luister nu goed naar de uitnodiging van de school. De school vraagt hulp voor een aantal

taken, maar niet voor alle taken uit het lijstje. Voor welke taken vraagt de school hulp? Heb

jij er een kruisje bij gezet, dan onderstreep je deze taak. Dat zijn dan de taken waarbij jij

graag wilt helpen. Luister ook naar de andere taken waarvoor de school hulp zoekt. Zet een

uitroepteken (!) bij deze taken. Dat zijn dan de taken waarbij jij liever niet wilt helpen.

En vervolgens... Werkblad 2


TAAK

11 SCHOOLFEEST

Luister goed naar het verslag van de ouderraad. Hierin wordt gezegd wat er moet gebeuren

op vrijdag, zaterdag en zondag. Vul de taken in op de juiste dag. Schrijf er ook bij hoeveel

mensen er nodig zijn om te komen helpen. Dit wordt ook in het verslag vermeld.

vrijdag

zaterdag

zondag

Wat moet er gebeuren?

En vervolgens...

Hoeveel mensen

zijn er nodig?

Werkblad 3


TAAK

12

FEESTJE IN DE KLAS

Je organiseert met je cursisten een feestje in de klas. De cursisten nodigen de

leerkrachten van de school hiervoor uit.

Doelstellingen

luisteren 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen

spreken 1.1: een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop

reageren

spreken 1.2: een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop

reageren

spreken 2.1: in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot

informatieve teksten zoals een gesprek

Vooraf

Je zegt de leerkrachten dat er een cursist zal langskomen om hem of haar uit te nodigen

voor het klasfeest. Je geeft de leerkracht een beoordelingsformulier (als bijlage). Er zijn drie

verschillende beoordelingsformulieren: formulier A op niveau 1.1, formulier B op niveau

1.2 en formulier C op niveau 2.1. Afhankelijk van welke cursist gaat langskomen, geef je

formulier A, B of C (A voor cursisten op niveau 1.1, B voor cursisten op niveau 1.2 en C voor

cursisten op niveau 2.1 en hoger). Bij formulier B en C moet de leerkracht nog enkele extra

vragen stellen aan de cursist. Deze staan ook op het formulier.

Fase 1

Deze activiteit kan je organiseren op het einde van het schooljaar of voor een vakantie. Je

vertelt de cursisten dat je graag een feestje wilt organiseren in de klas om het schooljaar/

trimester af te sluiten. Je vraagt de cursisten of zij dit een goed idee vinden en of ze dit mee

willen organiseren.

Je voert een klasgesprek met de cursisten over de praktische organisatie:

• Wanneer doen we dit feestje? Je bekijkt met je cursisten de laatste lesdagen.

• Hoe laat? Heel het lesuur of een uurtje?

• Wat gaan we doen? Gewoon iets drinken of ook iets eten? Wie kan wat maken/

meebrengen?

Voor de taakverdeling maak je met de cursisten een overzicht (zie werkblad). Samen maak

je een inventaris op van de taken en benodigdheden en je vraagt wie wat kan doen of

meebrengen. De taken en benodigdheden schrijf je zelf op het bord. Je geeft de cursisten

de opdracht dit in het schema over te nemen op het werkblad en hun naam bij de juiste

zaken te schrijven. De cursisten vullen dit individueel in. Op basis van deze opdracht kan je

beoordelen of je cursisten de instructie begrepen hebben (zie verder ‘Beoordeling’).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

12

Fase 2

FEESTJE IN DE KLAS

Je zegt de cursisten dat ze de leerkrachten moeten gaan uitnodigen. Klassikaal vraag je

de cursisten hoe ze de leerkracht gaan uitnodigen. Je zorgt ervoor dat de cursisten tot de

volgende zaken komen: eerst goedendag zeggen, zichzelf voorstellen, zeggen dat ze een

feestje gaan organiseren, vermelden wanneer (datum + uur), vragen of de leerkracht komt

en afscheid nemen. Noteer deze inhouden als volgt op het bord:

• goedendag zeggen

• zichzelf voorstellen

• wat? feest organiseren

• datum + uur van het feestje

• vragen of leerkracht komt

• afscheid nemen

De cursisten mogen eerst het gesprek oefenen met elkaar. Je laat de cursisten de zaken van

het bord ook overschrijven als ze deze ondersteuning nodig hebben om het gesprek met de

leerkracht te voeren. Vervolgens gaan de cursisten elk naar een leerkracht om te vragen of

hij/zij kan komen naar het feest.

Fase 3

Je vraagt aan de cursisten of het goed gegaan is. Je overloopt met hen welke leerkrachten

gaan komen. Je bereidt het feestje verder voor met de cursisten.

Beoordeling

• Na fase 1 beoordeel je de cursisten op niveau 1.1 voor het luisterdoel ‘een instructie

begrijpen’. Focus hier enkel en alleen op de cursisten die hier problemen mee hebben. In

kolom Lu 1.1 vul je in hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

• Op basis van het beoordelingsformulier dat door de leerkrachten is ingevuld, beoordeel je

hoe de cursist de spreektaak heeft uitgevoerd. Je duidt bij het desbetreffende niveau

(Sp 1.1, Sp 1.2 of Sp 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

12

FEESTJE IN DE KLAS

Dit zijn de beoordelingsformulieren voor de leerkrachten. Afhankelijk van het niveau van de

cursisten vullen zij het juiste beoordelingsformulier in: formulier A voor de cursisten op niveau

1.1, B voor de cursisten op niveau 1.2 en C voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.

Beoordelingsformulier A

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

je gevraagd of je kan komen naar het feestje ja / nee

datum en uur van het feestje vermeld ja / nee

Opmerkingen

Beoordelingsformulier B

Laat de cursist jou eerst uitnodigen voor het feestje, vervolgens stel je nog de volgende

vraag bij: Moet ik zelf iets meebrengen?

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

je gevraagd of je kan komen naar het feestje ja / nee

datum en uur van het feestje vermeld ja / nee

Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen? ja / nee

Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vraag?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Opmerkingen

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

12

FEESTJE IN DE KLAS

Beoordelingsformulier C

Laat de cursist jou eerst uitnodigen voor het feestje, vervolgens stel je nog extra vragen bij

• Wat gaan jullie doen op het feestje?

• Moet ik zelf iets meebrengen?

• Hoe lang duurt het feestje?

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

je gevraagd of je kan komen naar het feestje ja / nee

datum en uur van het feestje vermeld ja / nee

Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen? ja / nee

Hoe heeft de cursist zijn taalgebruik aan de situatie aangepast?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vragen?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed)

Opmerkingen

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

12

FEESTJE IN DE KLAS

In dit schema vul je in wat er allemaal moet gebeuren en wat er meegebracht moet worden.

Zet je naam bij datgene wat jij gaat doen en wat jij gaat meebrengen.

Wat gaan we doen? Wie doet dat?

Wat brengen we mee? Wie brengt het mee?

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

In deze activiteit gaan de cursisten een kijkje nemen in de klas van hun kind. De

cursisten observeren wat er in de klas gebeurt. Ze geven een beschrijving van wat ze

gezien hebben.

Doelstellingen

schrijven 1.1: een formulier invullen

schrijven 1.2: een beschrijving geven

schrijven 2.2: een verslag schrijven over uitgevoerde werkzaamheden, een situatie en

een gebeurtenis

Vooraf

De doelstelling ‘een beschrijving geven’ bevindt zich voor de hogere niveaus op niveau 2.2.

Op niveau 2.1 is hiervoor immers geen doelstelling geformuleerd in de opleidingsprofielen.

Je vraagt de leerkracht(en) of je cursisten een twintigtal minuten in de klas mogen komen

kijken. Bij voorkeur laat je de cursisten in de klas van hun eigen kind kijken. Als dat niet

mogelijk is, organiseer dan een observatie, met de hele groep samen of in kleinere groepen,

in een klas die het dichtst aansluit bij de leefwereld van je cursisten. Je vraagt aan de

leerkracht(en) een moment uit te kiezen waarop er veel te zien is in de klas, bijvoorbeeld

wanneer de leerlingen in groepjes werken.

Fase 1

Je vraagt je cursisten het volgende: Wat doen de kinderen een hele dag in de klas? Wat

denken jullie?

Je schrijft op het bord wat je cursisten vertellen. Je vraagt ook, als ze het nog niet van elkaar

weten, om te vertellen in welke klas hun kinderen zitten.

Je vertelt dat ze vandaag een klas gaan bezoeken en dat ze gaan kijken wat er in de klas

gebeurt.

Je vertelt dat je op verschillende dingen kan letten als je op bezoek bent in een klas. Je hangt

de foto’s uit bijlage 1 op het bord en overloopt ze:

• Wat doet de juf of meester? Hoe praat zij/hij tegen de kinderen? Welk materiaal gebruikt

zij/hij? Foto’s, boeken, het bord, …?

• Wat doen de kinderen? Luisteren ze goed? Zijn ze rustig of druk? Werken ze alleen of in

groepjes?

• Hoe ziet de klas eruit? Wat zie je aan de muren? Hoe staan de tafels en de stoelen?

En vervolgens...

Instructies


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Je geeft aan alle cursisten de opdracht om één onderwerp te kiezen waarop ze willen letten

tijdens het bezoek aan de klas. De cursisten mogen ook zelf een onderwerp voorstellen,

bijvoorbeeld: op het eigen kind letten. Vermijd dat de cursisten elkaars kinderen observeren;

daaruit voorvloeiende beoordelingen kunnen immers gevoelig liggen.

Aan de cursisten die op de leerkracht willen letten, geef je werkblad 1. Aan de cursisten

die op de kinderen willen letten, geef je werkblad 2. Aan de cursisten die op de klas willen

letten, geef je werkblad 3. Je overloopt samen de werkbladen en zegt dat ze het werkblad

tijdens de observatie moeten invullen. Je zegt ook dat ze niet met elkaar mogen praten

tijdens de observatie.

Aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je de extra opdracht om te letten op het gehele

lesverloop: wat gebeurt er wanneer? Zij schrijven achteraf een verslag over het bezoek aan

de klas.

Je geeft hen als ondersteuning het kader uit de bijlage 2. Dat mogen ze gebruiken tijdens de

observatie. Je zegt dat ze notities mogen nemen als ze dat willen.

Fase 2

Na het bezoek aan de klas zet je een cursist op niveau 1.1 en een cursist op niveau 1.2 in een

duo samen. Je geeft ze werkblad 4 (op niveau 1.2). Aan de hand van het werkblad bespreken

ze wat ze in de klas gezien hebben. Daarna zoeken ze iets dat ze allebei leuk vonden. Je

zorgt ervoor dat de cursist op niveau 1.2 dit noteert. De cursist op niveau 1.1 mag dit ook

opschrijven, maar dat hoeft niet. Werkblad 5 (op niveau 2.2) is voor cursisten op niveau 2.1

en hoger. Deze cursisten werken individueel en zelfstandig aan hun verslag. Als iedereen met

de opdracht klaar is, bespreek je klassikaal hoe het ging: vonden je cursisten het moeilijk of

niet? Willen ze graag nog eens de klas bezoeken?

Beoordeling

Je beoordeelt de cursisten op niveau 1.1 op basis van het ingevulde werkblad in fase 1.

De cursisten op niveau 1.2 en 2.1 beoordeel je op basis van de tekstjes die ze in fase 2 hebben

geschreven. Je duidt bij het juiste niveau (1.1, 1.2 of 2.2) aan hoe de cursist het gedaan heeft

(--, -, +, ++).

Denk bij de beoordeling ook aan de tekstkenmerken voor schrijven voor de verschillende

niveaus. Deze vind je achterin bij ‘Beoordelingsformulier en vervolgens…’

En vervolgens...

Instructies


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Wat doet de leerkracht?

Wat doen de kinderen?

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Hoe ziet de klas eruit?

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Dit is het kader dat je als ondersteuning aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger meegeeft

die op het gehele lesverloop letten. Achteraf schrijven ze er in de klas een verslag over.

Wat gebeurt er wanneer in de klas?

Je hebt gekozen waarop je let in de klas: de leerkracht, de kinderen of de klas.

Jij let daarnaast ook op het lesverloop. Let zeker op de volgende zaken:

Je mag notities nemen.

• In welke klas ben je op bezoek?

• Hoe heet de juf of meester?

• Hoe begint de juf of meester de les?

• Waar gaat de les over?

• Wat moeten de kinderen doen?

• Waarmee eindigt de juf of meester de les?

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de juf of meester.

Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen.

Dit doe je alleen.

1. In welke klas ben je op bezoek?

Met welke juf of meester?

2. Welke kleding draagt de

leerkracht?

Klas:

Leerkracht:

een rok

een jurk

een broek

een trui

een blouse

een hemd

3. Wat doet de leerkracht? op het bord schrijven

voorlezen uit een boek

een verhaal vertellen

een rekensom uitleggen

4. Welk materiaal gebruikt de

leerkracht?

boeken

foto’s

het bord

speelgoed

tekeningen

5. Hoe is de leerkracht? vriendelijk

onvriendelijk

te streng

normaal

niet streng

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de kinderen.

Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen.

Dit doe je alleen.

1. In welke klas ben je op bezoek?

Met welke juf of meester?

2. Hoeveel kinderen zitten er in de

klas?

Klas:

Leerkracht:

3. Wat doen de kinderen? Ze knutselen.

Ze lezen een boek.

Ze zingen een lied.

Ze schrijven iets op.

Ze spelen in een hoek.

Ze maken een tekening.

Ze maken rekensommen.

Ze luisteren naar de leerkracht.

4. Hoe werken de kinderen? alleen

per twee

in groepjes

met de hele klas

5. Hoe zijn de kinderen? rustig

druk

geconcentreerd

afgeleid

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de klas.

Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen.

Dit doe je alleen.

1. In welke klas ben je op bezoek?

Met welke juf of meester?

Klas:

Leerkracht:

2. Hoe staan de stoelen en tafels? per twee

in groepjes

in rijen

in een kring

in hoeken

3. Wat zie je aan de muren? foto’s

posters

doeken

het bord

tekeningen

een schilderij

een kalender

een landkaart

4. Wat zie je nog meer in de klas? een plant

een knuffel

een tapijt

speelgoed

een wasbak

een spiegel

een wereldbol

een vissenkom

een boekenkast

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

13

Jullie zijn op bezoek geweest in de klas.

Wat heb je gezien? En je collega?

Hebben jullie hetzelfde gezien?

Bekijk samen de lijstjes. Spreek erover.

Wat vond jij leuk in de klas? En je collega?

Wat vonden jullie allebei leuk?

Spreek erover.

OP BEZOEK IN DE KLAS

Schrijf op wat jullie allebei leuk vonden en waarom.

En vervolgens...

Werkblad 4


TAAK

13

OP BEZOEK IN DE KLAS

Je bent op bezoek geweest in de klas. Schrijf een verslag over je bezoek aan de klas. Schrijf

op hoe de les is verlopen. Denk na: hoe begon de juf of meester de les? Wat moesten de

kinderen doen? Waarmee eindigde de les? Vergeet ook zeker niet te vermelden in welke klas

je bent geweest, welke juf of meester er les gaf en waar de les over ging. Is er iets waarop

je extra hebt gelet? Dan mag je dat ook schrijven in je verslag. Tip: neem je notities van het

bezoek erbij.

En vervolgens...

Werkblad 5


TAAK

14

UIT DE TRUKENDOOS

In deze activiteit bekijken de cursisten verschillende filmpjes van TV Klasse. In de

filmpjes komen enkele tips voor dagelijkse problemen aan de orde. De cursisten

bepalen het globale onderwerp van de filmpjes.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten

luisteren 1.2: het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in

informatieve teksten zoals fragmenten van een tv-programma

luisteren 2.1: de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een

documentaire

Vooraf

Je reserveert de pc-klassen voor je cursisten.

Fase 1

Je hangt de foto’s uit bijlage 1 op het bord. Je vraagt kort aan de cursisten of ze wel eens

problemen ondervinden met de dagelijkse gang van zaken. Bijvoorbeeld: de kinderen op tijd

naar school brengen, alle spullen aan hun kind meegeven voor school, ... Je vraagt ook of de

cursisten zelf al trucs kennen. Die noteer je op het bord.

Fase 2

Je vertelt dat jullie filmpjes gaan bekijken waarin zulke problemen aan de orde komen. Je

zegt dat ouders en leerkrachten in de filmpjes tips geven of trucjes bedacht hebben. Je geeft

je cursisten het volgende internetadres en je laat ze dit in duo’s opzoeken: http://www.

klasse.be/tvklasse/. Je zegt dat ze bovenaan op ‘Reeksen’ moeten klikken en vervolgens

op ‘De Truc’. Je deelt de werkbladen uit. Er zijn opdrachten op niveau 1.1, 1.2 en 2.1 (zie

bijlage 2). De opdrachten op 1.2 en 2.1 zullen voor sommige cursisten wellicht te moeilijk

zijn. Je moedigt de cursisten aan om elke opgave te maken maar je zegt ook dat ze niet alles

hoeven op te lossen, enkel datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk: je zegt welk

filmpje ze van de reeks ‘De Truc’ moeten zoeken en je leest de bijbehorende opdracht (ook de

keuzemogelijkheden). Indien nodig mogen ze het filmpje een tweede keer bekijken. Als alle

filmpjes bekeken zijn, dan haal je de werkbladen op.

Fase 3

Je kijkt samen met je cursisten naar het lijstje op het bord in fase 1. Je vraagt of ze handige

tips in de filmpjes hebben gehoord voor hun eigen dagelijkse problemen. Je noteert deze

op het bord. Geven de filmpjes dezelfde trucs? Of andere / betere? Als dat niet geval is, dan

vraag je of ze voor elkaars probleem een truc kunnen bedenken. Je laat de cursisten erover

brainstormen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

14

Beoordeling

UIT DE TRUKENDOOS

Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren

(1.1, 1.2 of 2.1). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft

(--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

14

UIT DE TRUKENDOOS

Op tijd op school?

Alle spullen mee voor vandaag?

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

14

UIT DE TRUKENDOOS

Dit is een overzicht van de filmpjes van TV Klasse met de bijbehorende opdrachten.

Je vindt bij elk filmpje op welk niveau de opdracht zich bevindt. Als je niet over

een internetverbinding beschikt, dan kun je de filmpjes via de bijgeleverde cd-rom

aanbieden. Voordat je cursisten het filmpje bekijken, lees je de opdrachten (en ook de

keuzemogelijkheden) bij het betreffende filmpje klassikaal voor. Je moedigt aan om elke

opdracht te maken.

Filmpje 1: ‘Links of rechts?’

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/13244-Links-of-rechts

Filmpje 2: ‘Kleurkaften tegen warhoofden

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/12968-Kleurkaften-tegen-warhoofden

Filmpje 3: ‘Minder bang voor toetsen

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/13919-Minder-bang-voor-toetsen

Filmpje 4: ‘Op tijd op school’

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/14507-Op-tijd-op-school

Filmpje 5: ‘Even relaxen

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/18424-Even-relaxen

Filmpje 6: ‘De trukendoos van juf Hilde’

Bron: TV Klasse – De Truc

http://www.klasse.be/tvklasse/12750-De-trukendoos-van-juf-Hilde

En vervolgens...

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 3: niveau 2.1

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 2.1

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 2.1

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

“De filmpjes van TV.Klasse mogen gebruikt worden onder de Creative Commons Naamsvermelding-

Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 2.0 licentie. Je mag de filmpjes kopiëren, verspreiden en

doorgeven als je TV.Klasse vermeldt als bron.” (Bron: http://www.klasse.be/colofon)

Bijlage 2


TAAK

14

Je kijkt naar verschillende filmpjes over tips bij dagelijkse probleempjes. Bij elk filmpje hoort

een opdracht. Jouw leerkracht leest eerst met jou de opdracht. Nadat je het filmpje bekeken

hebt, voer je de opdracht uit.

Filmpje 1

UIT DE TRUKENDOOS

1. Wat is het onderwerp van dit

filmpje?

2. Waarom tekent de juf vissen op

de schoentjes?

Filmpje 2

1. Wat is het onderwerp van dit

filmpje?

2. Waarom komt Lies, de mama

van Hanne, met dit idee?

dieren nadoen in de les

zelf schoentjes aantrekken

nieuwe schoenen kopen

kleuters die te dik zijn

De kleuters weten zo welke schoen rechts

en welke schoen links moet.

De kleuters vinden de schoentjes zo

mooier.

De kleuters leren zo over vissen.

De kleuters weten zo welke schoenen van

wie zijn.

de tafel opruimen

boeken kaften

schoolvakken kiezen

paarden verzorgen

Hanne kan zo beter haar paard verzorgen.

Hanne kan zo gemakkelijker haar boeken

terug vinden.

Hanne vindt zo de boeken mooier.

Hanne kan zo vaker met haar broertje

spelen.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

14

Filmpje 3

UIT DE TRUKENDOOS

1. Waar gaat dit filmpje over? over de huisdieren van kinderen

over kinderen die bij toetsen spieken

over de bibliotheek op school

over tips voor de toetsenperiode

2. Wat is de bedoeling van juf

Cindy?

Waar kan dit briefje gebruikt

worden?

3. Juf Cindy heeft een spiekbriefje

gemaakt. Waarom?

Filmpje 4

in de dierentuin

op het werk van de ouders

in de klas en bij de kinderen thuis

in alle scholen van de stad

Omdat sommige kinderen de leerstof

vergeten.

Omdat sommige kinderen bang zijn voor

toetsen.

Omdat sommige kinderen bang zijn voor

de juffrouw.

Omdat sommige kinderen graag briefjes

schrijven.

1. Waar gaat dit filmpje over? over tips om op tijd op school te zijn

over tips om wedstrijden te spelen

over tips om tot tien te tellen

over tips om zelf kleren uit te zoeken

2. Wat is het belangrijkste idee

van dit filmpje?

De kinderen leren op een leuke manier

tellen.

De kinderen leren zichzelf aankleden.

De kinderen leren hun kleren opvouwen.

De kinderen leren zelf hun tanden

poetsen.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

14

Filmpje 5

UIT DE TRUKENDOOS

1. Wat is het onderwerp van dit

filmpje?

2. Wat is het belangrijkste idee

van dit filmpje?

Filmpje 6

1. Wat is het onderwerp van dit

filmpje?

turnles in de klas

dieren nadoen in de klas

oefeningen om betere punten te halen

oefeningen om te ontspannen in de klas

De leerlingen hebben stress. De juffen

doen oefeningen om de leerlingen te

helpen met ontspannen.

De leerlingen zitten veel stil. De juffen

doen oefeningen om meer te bewegen.

De leerlingen willen dieren nadoen.

De juffen doen oefeningen om dit te leren.

De leerlingen vervelen zich in de klas.

De juffen doen oefeningen om de

leerlingen blij te maken.

parels opbergen in een kistje

leren rekenen

de klas opruimen

leren knikkeren

2. Waarom doet juf Hilde dit? De kleuters leren over verschillende

parels.

De kleuters leren kistjes versieren.

De kleuters leren beter samenwerken.

De kleuters leren op een speelse manier

rekenen.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

In deze activiteit bekijken de cursisten de schoolfactuur. Ze gaan op zoek naar

onduidelijkheden in de factuur en stellen hun vraag aan het secretariaat van de

school.

Doelstellingen

lezen 1.1: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen en

brochures

lezen 1.2: alle gegevens begrijpen in informatieve teksten zoals etiketten en een

zakelijke brief

lezen 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en

berichten

spreken 1.1: informatie vragen en geven

spreken 1.2: informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een

vraaggesprek

spreken 2.1: in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot

informatieve teksten zoals een gesprek

Vooraf

Je vraagt de cursisten om hun schoolfactuur van drank en maaltijden (of een andere factuur,

bijvoorbeeld van een schooluitstap) mee te brengen naar de les. Aan de cursisten op niveau

2.1 en hoger vraag je om twee facturen van dezelfde soort (dus: twee van een schooluitstap,

twee van een maaltijd, …) mee te brengen.

Je neemt ook contact op met het secretariaat van de school. Je vraagt om een voorbeeld

van een schoolfactuur en je vraagt wanneer er een rustig moment is. Je spreekt af dat je

cursisten op dat moment langskomen om enkele vragen te stellen over de schoolfactuur.

Vervolgens geef je de medewerkers van het secretariaat de beoordelingsformulieren uit

bijlage 1.

Fase 1

Je vraagt kort of de cursisten school duur of goedkoop vinden en waarom. Je vraagt

ook waarvoor ze op school moeten betalen, bijvoorbeeld: uitstappen, eten en drinken,

…? Je vraagt aan de cursisten hun schoolfactuur erbij te nemen. Wie geen rekening bij

zich heeft, geef je de voorbeeldrekening die je van het secretariaat hebt gekregen of de

voorbeeldfacturen uit bijlage 2.

Je geeft de cursisten op niveau 1.1 werkblad 1 (op niveau 1.1). De cursisten op niveau 1.2

geef je werkblad 2 (op niveau 1.2). De cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je werkblad 3

(op niveau 2.1). Je vertelt de cursisten dat ze de schoolfactuur moeten lezen en daarbij een

opdracht gaan maken. Dit doen ze alleen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Vervolgens zet je een sterkere en zwakkere cursist met dezelfde soort rekening samen

(factuur drank en maaltijden, factuur opvang, factuur schooluitstap, ...). Je vraagt hen

elkaars rekening te bekijken en de volgende vraag te bespreken: wie betaalt het meest? De

cursisten proberen te achterhalen waaraan het verschil in eindbedrag te wijten is. Je vraagt

aan de zwakkere cursist van elk duo om de oorzaak van het verschil in eindbedrag aan de

klas te vertellen. De bevindingen bespreek je klassikaal: wie betaalt het meest van de klas?

En wie het minst?

Fase 2

Vervolgens vraag je klassikaal welke onduidelijkheden er in de factuur zitten. Zit er misschien

een foutje in? Klopt het totaalbedrag? Begrijpen ze alle gegevens van de factuur? Je noteert

de volgende voorbeeldvragen op het bord. Deze vragen kunnen richting geven aan hun eigen

vraag.

• Wanneer moet ik betalen?

• Ik vergeet soms te betalen. Krijg ik dan een boete?

• Kan het bedrag automatisch van mijn rekening gehaald worden?

• Ik betaal liever contant. Kan dat?

• Mijn gegevens kloppen niet meer. Ik ben verhuisd. Kunt u mijn adres aanpassen?

Vervolgens vraag je aan de cursisten aan wie ze de vragen kunnen stellen en hoe ze dat

gaan doen. Helpt het bijvoorbeeld om vriendelijk te zijn wanneer je een vraag stelt? Je zorgt

ervoor dat de cursisten tot de volgende zaken komen (die zet je op het bord):

• goedendag zeggen

• zichzelf voorstellen

• vraag over de factuur stellen

• bedanken voor de hulp

• afscheid nemen

Fase 3

Je vertelt de cursisten dat ze nu zelf hun vraag aan het secretariaat gaan stellen. Je laat de

cursisten de zaken van het bord overschrijven als ze deze ondersteuning nodig hebben om

het gesprek met de medewerker van het secretariaat te voeren. De cursisten mogen eerst

het gesprek in duo’s met elkaar oefenen. Terwijl de cursisten oefenen focus je je vooral op

de zwakkere cursisten. Vervolgens gaan de cursisten één voor één naar het secretariaat om

hun vraag over de factuur te stellen. Aan de cursisten die nog niet aan de beurt zijn, vraag

je om zelfstandig een opdracht uit te voeren. Hiervoor gebruik je de doosactiviteiten ‘De

maximumfactuur’ (op niveau 1.1) en ‘Hoeveel kost het?’ (op niveau 1.2). Je zet de cursisten

hiervoor per twee, een zwakkere en sterkere cursist samen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

15

Als je merkt dat een cursist echt geen enkele vraag heeft die hij over de factuur aan het

secretariaat kan stellen, dan mag je dit onderdeel als optioneel beschouwen. Je laat de

betreffende cursist dan eerst het gesprek mee oefenen met de medecursisten die wel een

vraag hebben. Wanneer hij met de doosactiviteit ‘Hoeveel kost het?’ (op niveau 1.2) aan de

slag gaat, observeer je de betreffende cursist en stel je al naar het gelang het niveau vragen

bij. Omdat deze doosactiviteit aan hetzelfde spreekdoel werkt, baseer je de beoordeling van

spreken op deze doosactiviteit.

Fase 4

Je vraagt aan de cursisten hoe het gegaan is. Vonden ze het gemakkelijk of moeilijk?

Wat ging goed? Wat ging niet zo goed? Je sluit de les af met te zeggen dat ze met vragen

over de schoolrekening of andere documenten altijd bij het secretariaat van de school

terecht kunnen.

Beoordeling

DE SCHOOLFACTUUR

Op basis van de ingevulde werkbladen in fase 1 beoordeel je de doelstellingen lezen. Je duidt

bij het desbetreffende niveau aan (Le 1.1, Le 1.2 of Le 2.1) hoe de cursist het gedaan heeft

(--, -, +, ++). De doelstellingen voor spreken beoordeel je op basis van je eigen waarneming

tijdens fase 1 en 3 en op basis van de beoordelingsformulieren die de medewerkers van het

secretariaat ingevuld hebben. Je duidt bij het desbetreffende niveau (Sp 1.1, Sp 1.2 of 2.1)

aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Dit zijn de beoordelingsformulieren voor de medewerkers van het secretariaat.

Beoordelingsformulier A is voor de cursisten op niveau 1.1, formulier B voor de cursisten

op niveau 1.2 en formulier C is voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Bij formulier B en

C moet de medewerker extra vragen bijstellen aan de cursist. Deze staan op het formulier.

Je schrijft de namen van de cursisten op het goede formulier zodat de medewerkers van het

secretariaat weten welk formulier ze voor welke cursist moeten invullen.

Beoordelingsformulier A naam cursist:

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

vraag over de factuur gesteld ja / nee

bedankt voor de hulp ja / nee

Was de cursist vriendelijk? ja / nee

Opmerkingen

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Beoordelingsformulier B naam cursist:

Laat de cursist eerst het woord voeren, vervolgens stel je nog de volgende vraag bij:

Hebt u nog andere vragen over de factuur?

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

vraag over de factuur gesteld ja / nee

bedankt voor de hulp ja / nee

Was de cursist vriendelijk? ja / nee

Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen? ja / nee

Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vraag?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed)

Opmerkingen

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Beoordelingsformulier C naam cursist:

Laat de cursist eerst het woord voeren, vervolgens stel je nog de volgende vragen bij:

• Hoe heet uw kind? In welke klas zit uw kind?

• Hebt u nog andere vragen over de factuur?

• Kan ik u nog ergens bij helpen?

Hoe verliep het gesprekje?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed)

Heeft de cursist de volgende zaken vermeld?

goedendag gezegd en afscheid genomen ja / nee

zichzelf voorgesteld ja / nee

vraag over de factuur gesteld ja / nee

bedankt voor de hulp ja / nee

Was de cursist vriendelijk? ja / nee

Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen? ja / nee

Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vragen?

-- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed)

Opmerkingen

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

TAAK 15 DE SCHOOLFACTUUR

Basisschool De Schatkist Kessel-Lo, 15 februari 2011

Kerkstraat 3

3010 Kessel-Lo

016 28 57 88

secretariaat@deschatkist.be

De schatkist 2A

Aan de ouder(s) van

Binh Bahula

Lindelaan 53

3010 Kessel-Lo

Schooljaar 2010-2011

Kamp tweede klas (20 mei 2011)

Binh Bahula

Rekeningnummer BE63.9877.1010.1010

Referentienummer: 000/0069/45297

Artikel Aantal Prijs Totaal

Schoolreizen

Klaskamp tweede

klas

1

€45,00

€45,00

Totaal te betalen: €45,00

Uw financiële instelling wordt verzocht deze betaling vóór 15 maart 2011 uit te voeren.

Basisschool De Schatkist Kessel-Lo, 01 april 2011

Kerkstraat 3

En vervolgens...

En vervolgens… Bijlage 2

Bijlage 2


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

TAAK 15 DE SCHOOLFACTUUR

3010 Kessel-Lo

016 28 57 88

secretariaat@deschatkist.be

De schatkist 2A

Aan de ouder(s) van

Binh Bahula

Lindelaan 53

3010 Kessel-Lo

Schooljaar 2010-2011

Facturatie maaltijden (maart 2011)

Binh Bahula

Rekeningnummer BE63.9877.1010.1010

Referentienummer: 000/0069/45300

Artikel Aantal Prijs Totaal

Bereide maaltijden

Warme maaltijden

lagere school

4

€3,20

€12,80

Totaal te betalen: €12,80

Uw financiële instelling wordt verzocht deze betaling vóór 15 april 2011 uit te voeren.

En vervolgens...

En vervolgens… Bijlage 2

Bijlage 2


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Je neemt de schoolfactuur.

Beantwoord de vragen bij de factuur. Dit doe je alleen.

1. Staan jouw gegevens (je naam

en adres) juist op de factuur?

2. Hoeveel moet je in totaal

betalen?

3. Hoe moet je betalen?

Via overschrijving of contant?

4. Voor welke datum moet je

betalen?

Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur.

Wie betaalt het meest? Hoe komt dat?

Spreek erover met je collega.

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Je neemt de schoolfactuur.

Beantwoord de vragen bij de factuur. Dit doe je alleen.

1. Staan jouw gegevens (je naam

en adres) juist op de factuur?

2. Staan de gegevens van de

school juist op de factuur?

3. Hoeveel moet je in totaal

betalen?

4. Waaruit bestaat dit

totaalbedrag?

Schrijf alle bedrag

en op waaruit het

totaalbedrag

bestaat.

5. Hoe moet je betalen?

Via overschrijving of contant?

6. Voor welke datum moet je

betalen?

Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur.

Wie betaalt het meest? Hoe komt dat?

Spreek erover met je collega.

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

15

DE SCHOOLFACTUUR

Je hebt twee schoolfacturen meegebracht naar de les.

Voor de vraag 1 tot en met 5 neem je één factuur.

Voor vraag 6 neem je de twee facturen.

Beantwoord de vragen. Dit doe je alleen.

1. Staan jouw gegevens (je naam

en adres) juist op de factuur?

2. Kloppen de gegevens van de

school?

3. Hoeveel moet je in totaal

betalen?

4. Voor welke datum moet je

betalen?

5. Waaruit bestaat dit

totaalbedrag?

Schrijf alle bedragen op waaruit

het totaalbedrag

bestaat en tel het na.

Klopt het bedrag?

6. Vergelijk het totaalbedrag

van deze factuur met het

totaalbedrag van de andere

factuur. Moet je nu minder,

evenveel of meer betalen?

Als er een verschil is: waardoor

komt het?

Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur.

Wie betaalt het meest? Hoe komt dat?

Spreek erover met je collega.

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

16

EEN VERHAAL

In deze activiteit wonen de cursisten een voorleesmoment of een toneelstukje van

de kinderen op school bij. Ze luisteren naar het verhaal en bepalen het globale

onderwerp.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een gesprek

luisteren 1.2: het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in narratieve

teksten

luisteren 2.1: de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een

uiteenzetting en een documentaire

Vooraf

Je vraagt aan de contactpersoon op school of een leerkracht of je samen met je cursisten een

toneelstukje van de leerlingen of een voorleesmoment in de klas mag komen bijwonen.

Je vraagt de contactpersoon of leerkracht om je cursisten te komen uitnodigen.

Fase 1

Je vraagt kort of je cursisten wel eens naar het theater zijn geweest of een voorleesmoment

in de bibliotheek hebben bijgewoond. Je stelt de contactpersoon of leerkracht aan

de klas voor en laat hem of haar de cursisten uitnodigen voor de voorstelling of het

voorleesmoment. Je vertelt je cursisten dat ze goed moeten luisteren naar het verhaal omdat

ze er straks een vraag over krijgen.

Fase 2

Nadat je cursisten de voorstelling of het voorleesmoment bijgewoond hebben, vraag je kort

hoe ze het verhaal vonden en of ze het begrepen hebben. Vervolgens geef je het strookje uit

de bijlage met een vraag op hun niveau (1.1, 1.2 of 2.1) erop. Je laat ze even over de vraag

nadenken en je laat ze dan hun antwoord vertellen. Ze mogen noteren, maar dat hoeft niet.

Fase 3

Je vertelt je cursisten dat de contactpersoon op school graag hun mening over de

voorstelling of het voorleesmoment wil weten. Je deelt het werkblad uit en vraagt ze om

de vragen te beantwoorden. Dit doen ze alleen. Daarna zet je de cursisten per twee: een

zwakkere en sterkere samen. Ze bespreken per twee wat ze van het verhaal vonden.

Vervolgens vraag je klassikaal hoe het is gegaan. Wat vonden ze van het verhaal? Wat

vonden ze ervan om de kinderen te zien optreden? Je vraagt ook of ze denken dat je elk

woord van een verhaal moet kunnen begrijpen om het te kunnen volgen. Tot slot vraag je

wie de ingevulde formulieren aan de contactpersoon wil bezorgen. Je cursisten mogen het

formulier ook opnemen in hun eigen portfolio als ze dat graag willen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

16

Beoordeling

EEN VERHAAL

Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdracht hebben uitgevoerd (1.1, 1.2

of 2.1). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

Voor de cursisten op niveau 1.1 beoordeel je alleen hoe goed ze het globale onderwerp van

het verhaal bepaald hebben. De vraag ‘Wie, wat, waar?’ op strookje 1 in de bijlage is een

opstap naar het reflectieformulier en het gesprekje achteraf waarin de cursisten hun mening

over het verhaal geven. Het beantwoorden van die vraag hoef je daarom niet te beoordelen.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

16

EEN VERHAAL

Hier vind je de strookjes met vragen. Strookje 1 (op niveau 1.1) is voor de cursisten op niveau

1.1. Strookje 2 (op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Strookje 3 (op niveau 2.1) is

voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.

1

2

3

Waarover gaat het verhaal?

Wie, wat, waar?

Vertel het onderwerp van het verhaal.

Wat gebeurt er in het verhaal?

Vertel het verhaal in het kort.

Wat wil het verhaal duidelijk te maken?

Vertel het belangrijkste idee van het verhaal.

En vervolgens...

Bijlage


TAAK

16

EEN VERHAAL

Wat is jouw mening over het verhaal?

Beantwoord de vragen hieronder. Duid aan wat voor jou past. Dit doe je alleen.

1. Wat vind jij van het verhaal? heel leuk

gewoon leuk

niet leuk

2. Waarom vind je dat? Ik vond het verhaal interessant.

Ik vond het verhaal niet interessant.

3. Heb je alle woorden begrepen?

Is het een probleem als je niet

alle woorden begrijpt?

Ik vond het verhaal gemakkelijk.

Ik vond het verhaal moeilijk.

Ja

Nee

Zet je nu per twee. Bespreek de volgende vragen:

• Wat vindt je collega van het verhaal? Vind jij dat ook?

• Wat vonden de kinderen van het verhaal, denken jullie?

• Kennen jullie nog andere verhalen over dit onderwerp? Welke?

• Zouden jullie nog eens naar een verhaal willen gaan luisteren?

:) :| :(

Ja, dat is een probleem.

Anders begrijp ik het verhaal niet.

Nee, dat is geen probleem.

Ik luister naar wat ik wel begrijp.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

17

DE KLASBLOG

In deze activiteit lezen de cursisten een blog over de activiteiten in de klas van hun

kind. Ze zoeken de klasblog zelf op en beantwoorden er vragen over.

Doelstellingen

lezen 1.1: relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals advertenties

en brochures

lezen 1.2: relevante gegevens selecteren uit narratieve teksten zoals een verslag

lezen 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en

berichten

Vooraf

Je vraagt aan de contactpersoon op school of de klassen een blog hebben. Je vraagt de

webadressen. Als de school geen blog(s) heeft, dan maak je gebruik van bijvoorbeeld

de blogs van Basisschool Sint-Maria in Antwerpen. Op de volgende link vind je aan de

rechterkant een overzicht van alle klassen op deze school die een weblog hebben: http://

stmoudergroep.blogspot.com/

Je reserveert de pc-klassen voor je cursisten. Als er geen pc’s ter beschikking zijn, dan kan je

ook de klasblog afdrukken en meenemen naar de les.

Fase 1

Je vraagt je cursisten of ze de website van de school kennen of ze wel eens van een klasblog

gehoord hebben. Je vertelt dat sommige klassen op internet zetten wat ze meemaken.

Ouders kunnen dan via internet volgen wat er in de klas gebeurt. Je vertelt dat zij een

klasblog gaan lezen. Je geeft elke cursist het internetadres van de klasblog van (één van) zijn

kind(eren). Als de klas geen blog heeft, dan geef je een adres van een andere klas. Als geen

enkele klas op school een blog heeft, dan geef je deze van een andere school of werk je met

de klas- of schoolkrant.

Je laat de cursisten in duo’s de website opzoeken. Als ze dit niet kunnen, dan doe je dit voor

met een ander adres of vraag je aan een cursist met computerervaring om de medecursisten

te helpen die het nog niet kunnen. Daarna proberen de cursisten het zelf opnieuw.

Fase 2

Als je cursisten de klasblog voor zich hebben, dan deel je de werkbladen uit. Je geeft de

cursisten op niveau 1.1 werkblad 1 (op niveau 1.1). Cursisten op niveau 1.2 geef je werkblad

2 (op niveau 1.2) en cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je werkblad 3 (op niveau 2.1).

Je cursisten beantwoorden vragen over de inhoud van de klasblog. Dit doen ze alleen. Ze

mogen elkaar wel helpen als ze een vraag niet goed begrijpen. Je loopt rond en ondersteunt

waar nodig. Als de opdracht is afgerond, dan haal je de werkbladen op en vraag je kort hoe

het ging.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

17

Fase 3

DE KLASBLOG

Je geeft nu elke cursist werkblad 4. Je vertelt dat deze vragen niet over de inhoud van de

klasblog maar over hun mening gaan. Ze beantwoorden de vragen alleen.

Vervolgens zet je de cursisten per twee: een zwakkere en sterkere samen. Ze bespreken

samen wat ze van de klasblog vinden. Als deze opdracht is afgerond, bespreek je klassikaal

of je cursisten van plan zijn de klasblog te blijven volgen en waarom wel of niet. Als ze thuis

geen computer hebben, dan vertel je over de bibliotheek waar je van pc’s met internet

gebruik kan maken. Je vraagt ook of ze misschien zin hebben om zelf een klasblog over hun

groep te maken. Tot slot vertel je dat ze altijd een kijkje op de blog kunnen nemen als ze

graag willen weten hoe het met de klas gaat. Je laat de cursisten werkblad 4 in hun portfolio

opnemen.

Beoordeling

Je beoordeelt de cursisten op basis van het ingevulde werkblad. Je duidt bij het juiste niveau

(1.1, 1.2 of 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

17

DE KLASBLOG

Je leest de klasblog. Beantwoord de vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.

1. Van welke klas is deze klasblog?

2. Staat er

nieuws

over een

uitstap op de

klasblog?

3. Lees je iets

over een

verjaardag?

4. Zijn de

leerlingen

naar een

voorstelling

geweest?

5. Staat er iets

over eten op

de klasblog?

6. Staan er

foto’s op de

klasblog?

Ja

Nee

Waarheen?

Ja

Nee

Wie was er jarig? Wanneer?

Ja

Nee

Welke voorstelling? Wanneer?

Ja

Nee

Welk eten? Wie had er gekookt?

Ja

Nee

Wat zie je op de foto’s?

En vervolgens...

Werkblad 1


TAAK

17

DE KLASBLOG

Je leest de klasblog. Beantwoord de vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.

1. Van welke klas is deze klasblog?

2. Vind je nieuws over huiswerk? Ja

Nee

Waarover gaat het huiswerk?

3. Staat er nieuws over een

uitstap op de klasblog?

4. Vind je nieuws over een

verjaardag?

5. Zijn de leerlingen naar een

voorstelling geweest?

6. Staat er iets over eten op de

klasblog?

Ja

Nee

Waarheen? Wanneer?

Ja

Nee

Wie was er jarig? Wanneer?

Ja

Nee

Welke voorstelling? Wanneer?

Ja

Nee

Welk eten? Wie had er gekookt?

7. Staan er foto’s op de klasblog? Ja

Nee

Wat staat er op de foto’s?

En vervolgens...

Werkblad 2


TAAK

17

DE KLASBLOG

Je leest de klasblog. Je beantwoordt vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.

1. Van welke klas is deze klasblog?

2. Vind je nieuws over huiswerk? Ja

Nee

Welke leerstof?

3. Staat er nieuws over een

uitstap op de klasblog?

4. Vind je nieuws over een

verjaardag?

5. Staat er iets over eten op de

klasblog?

6. Wat is het belangrijkste nieuws

van deze week? Waarom?

Ja

Nee

Waarheen? Wanneer?

Ja

Nee

Wie was er jarig? Wanneer?

Ja

Nee

Welk eten? Wie had er gekookt?

En vervolgens...

Werkblad 3


TAAK

17

DE KLASBLOG

Wat is jouw mening over de klasblog?

Beantwoord de vragen hieronder. Dit doe je alleen.

1. Wat vind jij van de klasblog? heel leuk

gewoon leuk

niet leuk

2. Waarom vind je dat? Ik vond de klasblog interessant.

Ik vond de klasblog niet interessant.

3. Heb je alle woorden begrepen?

Is het een probleem als je niet

alle woorden begrijpt?

4. Soms staan er foto’s bij een

verhaal.

Helpen de foto’s om de klasblog

beter te begrijpen?

Zet je nu per twee.

Bespreek samen:

• Wat vindt je collega van de klasblog?

• Lees de tip hieronder. Wat vinden jullie daarvan?

• Zouden jullie graag de klasblog blijven volgen?

Waarom?

Ik vond de klasblog gemakkelijk.

Ik vond de klasblog moeilijk.

Ja

Nee

Ja, dat is een probleem.

Anders begrijp ik het verhaal niet.

Nee, dat is geen probleem.

Ik let op de woorden die ik wel

begrijp.

Ja

Nee

De klas van mijn kind heeft

een eigen klasblog. Ik lees de

klasblog. Dat is leuk!

Dan weet ik wat mijn kind doet.

Ik vraag ook aan mijn kind hoe

het was in de klas!

:) :| :(

En vervolgens...

Werkblad 4


TAAK

18

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

In deze activiteit beluisteren de cursisten een boodschap van drie directeuren die

over hun school vertellen. De cursisten kiezen de school die ze goed vinden voor hun

kind.

Doelstellingen

luisteren 1.1: het globale onderwerp bepalen in de beleving van een spreker

luisteren 1.2: relevante gegevens selecteren uit persuasieve teksten

luisteren 2.1: specifieke informatie zoeken in informatieve teksten

Vooraf

Je zoekt enkele namen van middelbare scholen in de buurt op en je bekijkt wat zij aanbieden.

Fase 1

Je vraagt je cursisten om in een cirkel te gaan zitten. Je laat de foto’s uit bijlage 1 één voor

één rondgaan. Je vraagt de cursisten per foto wat ze zien en je laat ze vertellen wat ze in de

foto’s herkennen. Je vraagt ook waar hun eigen kinderen zitten. Je vertelt dat hun kinderen

aan het eind van de basisschool mogen kiezen naar welke middelbare school ze gaan.

Meestal is dat een school in de buurt. Het kan ook een school zijn die wat verderop ligt,

maar bijvoorbeeld beter bij je kind past. Je stelt je cursisten de volgende vragen:

• Kennen jullie middelbare scholen in deze buurt?

• Aan cursisten met oudere kinderen: Weten jullie al naar welke middelbare school je

kind gaat?

Als je merkt dat je cursisten graag meer willen weten over middelbare scholen in de buurt,

dan vertel je kort wat je hebt opgezocht. Je vertelt vervolgens dat jullie naar directeuren

gaan luisteren die tijdens een infosessie op een lagere school hun middelbare school komen

voorstellen. Je vertelt je cursisten dat ze goed moeten luisteren, omdat ze moeten kiezen

welke school het best is voor hun kind.

En vervolgens...

Instructies


TAAK

18

Fase 2

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

Je geeft elke cursist hetzelfde werkblad. Er zijn ook opdrachten die op niveau 1.2 en

2.1 zitten. Dit zal voor sommige cursisten wellicht te moeilijk zijn. Je moedigt aan om

elke opgave te maken, maar je zegt ook dat ze niet alles hoeven op te lossen, enkel

datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk: je leest eerst de opdracht (ook de

keuzemogelijkheden) en vervolgens laat je de cursisten het fragment horen. Indien nodig

laat je het fragment een tweede keer horen. Als alle fragmenten beluisterd zijn, dan haal je

de werkbladen op.

Je zet je cursisten per twee, een zwakkere en sterkere samen. Je schrijft de volgende

instructies op het bord.

• Ben jij naar een middelbare school geweest? Was het een strenge school?

Vertel elkaar.

• Welke school kies jij voor je kind? Waarom? Vertel elkaar.

• Kies nu samen één school die jullie allebei goed vinden voor jullie kinderen.

Daarna overloop je klassikaal welke school elk duo kiest en waarom. Op basis van de

antwoorden roep je één van de drie scholen tot ‘winnaar’ uit.

Beoordeling

Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren

(1.1, 1.2 of 2.2). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft

(--, -, +, ++).

En vervolgens...

Instructies


TAAK

18

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

18

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

En vervolgens...

Bijlage 1


TAAK

18

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

Dit is de neerslag van de luisterfragmenten. Je vindt de luisterfragmenten op de bijgeleverde

cd-rom. Je vindt bij elk fragment op welk niveau de opdracht zich bevindt.

Fragment 1

Beste ouders. Welkom op deze infosessie over middelbare scholen in onze stad. Fantastisch dat

u met zoveel bent gekomen. Vanavond praten we over middelbare scholen in onze stad. Uw

kind gaat volgend schooljaar immers naar een nieuwe school. Er zijn drie middelbare scholen in

onze stad. Onze basisschool is partner van deze middelbare scholen. Dat betekent dat we met

elkaar samenwerken. We proberen samen de overstap van onze basisschool naar een nieuwe

middelbare school zo goed mogelijk te laten verlopen. Vanavond hebben we de directeuren van

deze middelbare scholen te gast: meneer Verduur van de middelbare school St. Jan, mevrouw

Franssen van College Santa Maria en meneer Van Doren van Instituut Hooghuis. De directeuren

komen vertellen over hun middelbare school. Als eerst stel ik u graag voor aan meneer Verduur,

directeur van de middelbare school St. Jan.

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 3: niveau 1.2

Fragment 2

Dag ouders en leerlingen. Wat de middelbare school St. Jan heel goed kan, is praktijkgericht

werken. Wij hebben klassen waar onze leerlingen heel actief met de praktijk bezig zijn. Ze

leren in onze lessen bijvoorbeeld koken, fietsbanden plakken en met computers werken. Die

vakken moeten alle leerlingen volgen. Maar wij bieden onze leerlingen ook veel vrijheid: ze

kunnen extra keuzevakken kiezen, zoals Spaanse lessen. Ze kunnen ook uit veel buitenschoolse

activiteiten kiezen. Die activiteiten gebeuren na de schooluren op woensdagnamiddag. Er is een

turnclub, een fotografieclub en een toneelvereniging. We hebben ook een schoolkrant die door

de leerlingen gemaakt wordt. Elke leerling kan gratis aan onze naschoolse activiteiten meedoen.

We geven onze leerlingen veel eigen verantwoordelijkheid. Zij beslissen zelf waar en wanneer

ze hun huiswerk maken. Ze mogen zelf kiezen of ze op school of thuis hun huiswerk maken. Wij

verwachten van onze leerlingen dus veel zelfstandigheid. Zo leren ze zelf plannen. Uw kind zal op

onze school veel leren, zowel binnen als buiten de klas.

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 3: niveau 2.1

Fragment 3

Bedankt voor uw uitleg, meneer Verduur. Dat klinkt interessant. Onze leerlingen die goed met

vrijheid om kunnen gaan en al zelfstandig zijn, zullen zich waarschijnlijk heel goed voelen op de

school St. Jan. We gaan nu luisteren naar mevrouw Franssen, directrice van College Santa Maria.

Zij vertelt ons hoe de leerlingen op College Santa Maria werken.

opdracht: niveau 1.2

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

18

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

Fragment 4

Goedendag allemaal. Op College Santa Maria hechten we veel belang aan strikte begeleiding

van leerlingen. Wij hebben ons gespecialiseerd in huiswerkbegeleiding. Onze leerlingen

moeten elke dag twee uur langer op school blijven om huiswerk te maken. We verlangen

van al onze leerlingen dat zij elke dag in het studieverblijf aanwezig zijn. Dat is verplicht. Dat

lijkt misschien streng, maar wij zien zelf dat de leerlingen deze structuur nodig hebben. Zo

leren ze gedisciplineerd te zijn. Tijdens het toezicht zijn er altijd leerkrachten aanwezig aan

wie de leerlingen vragen kunnen stellen. Zo zorgen we er elke dag voor dat hun huiswerk

gemaakt is. Buitenschoolse activiteiten hebben wij ook. Leerlingen kunnen op woensdag na de

huiswerkbegeleiding gratis op school sporten.

opdracht 1: niveau 1.1

opdracht 2: niveau 1.2

opdracht 3: niveau 1.1

Fragment 5

Dankuwel voor uw uitleg, mevrouw Franssen. Op de middelbare school Santa Maria is er dus

veel structuur. De leerlingen maken hun huiswerk altijd op school. Voor leerlingen die discipline

nodig hebben, is Santa Maria waarschijnlijk een heel goede school. Hoe zit dat op onze derde

middelbare school in deze stad? We gaan nu luisteren naar de laatste spreker van vanavond,

meneer Van Doren, directeur van de middelbare school Hooghuis.

opdracht: niveau 1.2

Fragment 6

Dag allemaal. Instituut Hooghuis is een technische middelbare school. Onze school geeft

technische opleidingen en is gericht op leerlingen die al weten dat ze een technisch beroep

willen leren. Het eerste jaar is een algemeen jaar. Daarna kiezen de leerlingen voor een bepaalde

richting. Ze studeren dan verder voor bijvoorbeeld monteur of lasser. Wij hechten veel waarde

aan buitenschoolse activiteiten, zoals uitstappen naar bedrijven. We vinden het heel belangrijk

dat de leerlingen kunnen oefenen in de praktijk. Daarom hebben wij verplicht een aantal stages.

Over een jaar hopen wij ook een internaat op onze school te openen. De leerlingen kunnen, als

zij willen, de hele week op het internaat verblijven waar zij verdere begeleiding krijgen en de

mogelijkheid hebben allerlei hobby’s te beoefenen.

opdracht 1: niveau 1.2

opdracht 2: niveau 2.1

Fragment 7

Dankuwel, meneer Van Doren. Leerlingen die een technisch beroep willen leren, zullen bij

Instituut Hooghuis op de goede plek zijn. Zo hoort u dus, beste ouders, dat elke school haar

eigen, bijzondere verhaal heeft. De vraag is nu welke school het best bij uw kind past. Alle

informatie van vanavond vindt u terug in de brochure die u straks meekrijgt. De leerkracht van

uw kind zal tijdens het oudercontact van volgende week ook advies geven over welke school

het best bij uw kind past. We hopen dat deze infosessie helpt bij het maken van de juiste keuze.

Bedankt, directeuren van de middelbare scholen, het was zeer leerzaam om uw verhaal te horen.

Bedankt ook aan alle ouders om te komen luisteren.

opdracht 1: niveau 1.2

opdracht 2: niveau 1.2

En vervolgens...

Bijlage 2


TAAK

18

Je luistert naar de directeuren. Bij de fragmenten horen opdrachten. De leerkracht leest eerst

met jou de opdrachten bij het fragment. Nadat je geluisterd hebt, voer je de opdracht uit.

Fragment 1

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

1. Je hoort de directeur van de

basisschool spreken. Is de

directeur tevreden met hoeveel

mensen er zijn?

2. Met wie werkt de basisschool

samen?

3. Wat komen de directeuren van

de middelbare scholen doen?

Fragment 2

1. Hoe spreekt de directeur van

St. Jan over zijn school?

2. Welke buitenschoolse activiteit

kunnen de kinderen op deze

school doen?

3. Wat vindt deze school heel

belangrijk?

Ja

Een beetje

Nee

met het stadskantoor

met de middelbare scholen

met de bibliotheek

met het ziekenhuis

Ze komen leerlingen helpen bij hun

huiswerk.

Ze komen luisteren naar de directeur van

de basisschool.

Ze komen vertellen over hun hobby’s.

Ze komen informatie geven over hun

middelbare school.

trots

neutraal

teleurgesteld

:) :| :(

fietsbanden plakken

tuinieren

toneel spelen

skiën

Leerlingen maken hun huiswerk op school.

Dan hoeven ze daaraan thuis niet te

denken.

Leerlingen krijgen veel vrijheid en

verantwoordelijkheid.

Leerlingen kiezen alle vakken zelf. Er zijn

geen verplichte vakken.

Leerlingen moeten veel boeken lezen.

Zo leren ze veel.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

18

Fragment 3

Fragment 4

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

Voor welke leerlingen is St. Jan

zeker een goede school?

1. Op College Santa Maria maken

de leerlingen hun huiswerk op

school.

Wat vindt de directrice

daarvan?

2. Wat is verplicht op College

Santa Maria?

Wat moet?

3. Helpen de leerkrachten de

leerlingen om hun huiswerk te

maken?

Fragment 5

Voor welke leerlingen is College

Santa Maria zeker een goede

school?

Voor leerlingen die discipline nodig

hebben.

Voor leerlingen die danser willen worden.

Voor leerlingen die zelfstandig zijn.

Voor leerlingen die weten dat ze een

technisch beroep willen leren.

Goed. Leerlingen hebben discipline nodig.

Goed. Leerlingen kiezen daar zelf voor.

Niet goed. Het is te streng.

sporten in de turnzaal

de speelplaats opruimen

op school huiswerk maken

thuis huiswerk maken

ja

soms

nee

Voor leerlingen die discipline nodig

hebben.

Voor leerlingen die danser willen worden.

Voor leerlingen die zelfstandig zijn.

Voor leerlingen die weten dat ze een

technisch beroep willen leren.

En vervolgens...

Werkblad


TAAK

18

Fragment 6

NAAR EEN NIEUWE SCHOOL

1. Wat is op deze school heel

belangrijk?

2. Wat hoopt de directeur van

Instituut Hooghuis?

Fragment 7

1. Voor welke leerlingen is

Instituut Hooghuis zeker een

goede school?

2. Wat wenst de directeur van de

basisschool?

Jouw mening

Denk na: op welke school zou

jouw kind zich goed voelen?

Welke school kies jij?

De leerlingen leren koken. Zo leren ze eten

bereiden.

De leerlingen doen stages in bedrijven.

Zo oefenen ze al in de praktijk.

De leerlingen sporten veel. Zo blijven ze

gezond.

De leerlingen gaan vaak op vakantie.

Zo hebben ze geen stress.

Dat veel leerlingen zich aanmelden voor

het nieuwe schooljaar.

Dat er over een jaar een internaat op de

school wordt geopend.

Dat de turnzaal opgeknapt wordt.

Dat er meer buitenschoolse activiteiten

komen.

Voor leerlingen die discipline nodig

hebben.

Voor leerlingen die danser willen worden.

Voor leerlingen die zelfstandig zijn.

Voor leerlingen die weten dat ze een

technisch beroep willen leren.

Dat het snel mooi weer wordt.

Dat de infosessie helpt bij het kiezen van

een nieuwe school.

Dat de directeuren van de middelbare

school nog eens op bezoek komen.

Dat de bibliotheek langer open blijft.

St. Jan

College Santa Maria

Instituut Hooghuis

Instituut Hooghuis met het internaat

En vervolgens...

Werkblad


BEOORDELINGSFORMULIER

EN VERVOLGENS...

Richtlijnen bij het invullen

• Je beoordeelt de cursist op het niveau waarop hij de taak heeft uitgevoerd. In de kolom van

het desbetreffende niveau duid je aan hoe de cursist het deed op dat niveau: --, -, +, ++

-- = Dit ging helemaal niet goed. Cursist begreep bijna niets van de tekst.

Deze oefening was veel te moeilijk.

- = Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Cursist heeft veel dingen niet

begrepen of fout begrepen. Deze oefening was moeilijk.

+ = Dit ging goed. Cursist begreep niet alles, maar zeker het belangrijkste.

Deze oefening was gemakkelijk.

++ = Dit ging heel erg goed. Cursist begreep alles heel goed, zelfs de details.

Deze oefening was té gemakkelijk.

• Bij elke taak vind je heel specifiek omschreven welke doelstellingen op welk niveau aan

bod komen en wat je op het beoordelingsformulier moet invullen.

• Bij de beoordeling van schrijf- en spreektaken, hou je ook rekening met de tekstkenmerken.

Die vind je hieronder.

• In de kolom ‘opmerkingen’ kan je voor elke taak en voor elke cursist in het oog springende

zaken formuleren.

Bv. Heeft heel veel ondersteuning nodig

Is heel verlegen en durft niet goed

Kan heel zelfstandig de taak uitvoeren

En vervolgens...

Beoordeling


Tekstkenmerken voor spreken

niveau 1.1 De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken

ze hebben betrekking op concrete, eenvoudige, voorspelbare en vertrouwde

inhouden

ze zijn zeer kort en eenvoudig gestructureerd

ze bevatten stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen

ze worden in een laag spreektempo uitgesproken

ze kunnen worden geproduceerd met de medewerking van een gesprekspartner

ze kunnen uitspraakfouten bevatten

ze kunnen een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten

niveau 1.2 De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken

ze hebben meestal betrekking op vertrouwde, alledaagse onderwerpen die voor

de cursist van persoonlijk belang zijn

ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd

ze zijn kort en eenvoudig gestructureerd

ze bevatten stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen

ze worden in een laag spreektempo uitgesproken

ze kunnen worden geproduceerd met de medewerking van een gesprekspartner

ze kunnen uitspraakfouten bevatten en een zekere mate van foutief taalgebruik

bevatten die het begrijpen van de boodschap niet bemoeilijken

niveau 2.1 De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken

ze hebben betrekking op de leef-, werk-, en leersituatie van de cursist, ze zijn

meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd

ze zijn nog vrij kort

ze bevatten eenvoudig gestructureerde zinnen

het lexicon is eenvoudig

de talige middelen zijn nog beperkt

het aanpassen van het register aan situatie en gesprekspartner is nog

problematisch

foutief taalgebruik komt nog geregeld voor

het spreektempo is bedachtzaam

de uitspraak is in toenemende mate verzorgd

En vervolgens...

Beoordeling


Tekstkenmerken voor schrijven

niveau 1.1 De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken

ze behandelen onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn

ze zijn qua taalgebruik zeer eenvoudig en bestaan vooral uit korte zinnen en met

stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen

ze kunnen fouten bevatten

ze worden in een laag redactietempo geproduceerd

niveau 1.2 De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken

ze hebben meestal betrekking op vertrouwde, alledaagse onderwerpen die voor

de cursist van persoonlijk belang zijn

ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd

ze zijn kort en eenvoudig gestructureerd

ze bevatten standaardformuleringen

ze mogen een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten op voorwaarde dat de

boodschap duidelijk blijft

niveau 2.1 De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken

ze hebben betrekking op de leef-, werk-, en leersituatie van de cursist, ze zijn

meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd

ze zijn nog vrij kort

ze bevatten eenvoudig gestructureerde zinnen

het lexicon is eenvoudig

de talige middelen zijn nog beperkt

het aanpassen van het register aan situatie en ontvanger/lezer is nog

problematisch

foutief taalgebruik komt nog geregeld voor

En vervolgens...

Beoordeling


1

Breng je dit in orde?

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


2

Weg met luizen!

Le 1.1 Le 1.2 Le 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


3

Help! Een luis!

Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


4

Een nieuw trimester

Le 1.1(a) Le 1.2(a) Le 1.1(b) Le 1.2(b) Le 2.1 Sch 1.1 Sch 1.2 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


5

Huiswerk

Sch 1.1 Sch 1.2 Sch 2.1 Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


6

Helpende handen

Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


7

Gevraagd

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


8

Is er een probleem?

Sp 1.1 Sp 2.1 Lu 1.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


9

Rapport

Le 1.1(a) Le 1.1(b) Sch 1.2 Le 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


10

Oudercontact

Lu 1.1 Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


11

Schoolfeest

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


12

Feestje in de klas

Lu 1.1 Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


13

Op bezoek in de klas

Sch 1.1 Sch 1.2 Sch 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


14

Uit de trukendoos

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


15

De schoolfactuur

Le 1.1 Le 1.2 Le 2.1 Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


16

Een verhaal

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


17

De klasblog

Le 1.1 Le 1.2 Le 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


18

Naar een nieuwe school

Lu 1.1 Lu 1.2 Lu 2.1 Opmerkingen

1)

2)

LESGEVER:

SCHOOL:

3)

4)

5)

6)

7)

8)

9)

10)

11)

12)

13)

14)

15)

16)

17)

En vervolgens...

18)

19)

20)

Beoordeling


TURFLIJST

De turflijst is een overzicht van de doelen op niveau 1.1 en 1.2 gekoppeld aan de taken

uit ‘eerste lesweek’ enen vervolgens…’ Aan elk doel zijn de nummeringen uit de

opleidingsprofielen NT2 voor zowel CVO als CBE toegevoegd. De turflijst laat dus zien hoe er

met de taken uit Assessmenttaken aan alle doelen op 1.1 en 1.2 wordt gewerkt. Op basis van

de ingevulde turflijst kan je op het einde van de module bepalen of een cursist niveau 1.1 of

1.2 gehaald heeft.

De turflijst kan ingezet worden als een overzichtsdocument van de al dan niet behaalde

doelen op niveau 1.1 en 1.2 per cursist. Op basis van de beoordelingslijsten uit ‘eerste

lesweek’ enen vervolgens…’ kan je per cursist het vakje van de taken een kleur geven: rood

(cursist kan het niet), oranje (cursist kan het enkel met veel ondersteuning) en groen (cursist

kan het). Op die manier zie je heel duidelijk welke doelen de cursist kan en welke niet.

Het laat je tegelijkertijd ook zien aan welke doelen je in het verdere verloop van de cursus

aandacht moet besteden en welk cursisten extra ondersteund moeten worden.

In de turflijst staan nu enkel de taken uit het pakket Assessmenttaken ingevuld. Je kan

deze turflijst verder aanvullen met eigen observaties, evaluatietaken, bewijzen uit het

portfolio, … Zo krijg je een nog duidelijker beeld van de nagestreefde doelstellingen

per cursist. Je moet de turflijst zeker aanvullen wanneer de cursist meer kan dan wat

de beoordeling van de Assessmenttaken laat zien. Wanneer een cursist tijdens de

Assessmenttaken doelen niet kan en ze later of tijdens andere taken toch blijkt te kunnen,

dan moet dit in de turflijst te zien zijn.


NAAM:

Spreken 1.1

BE BC 064 EV taak 3

M NT 001 BC

S01

Een instructie geven aan een bekende taalgebruiker (beschrijvend

niveau)

EV taak

12

BE BC 065

M NT 001 BC

S02

Een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop

reageren (beschrijvend niveau)

EV taak

10

BE BC 066

M NT 001 BC

S03

Zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en

vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (beschrijvend niveau)

BE BC 062 EV taak 6

Een afspraak maken en afzeggen (beschrijvend niveau) M NT 001 BC

S04

BE BC 069 EV taak 5 EV taak 8

Een probleem of klacht formuleren (beschrijvend niveau) M NT 001 BC

S05

EV taak

15

EL taak 1

BE BC 061

BE BC 063

Informatie vragen en geven (structurerend niveau) M NT 001 BC

S06

Schrijven 1.1

EV taak

13

BE BC 083 EL taak 3

M NT 001 BC

W01

Een formulier en een document m.b.t. personalia invullen (beschrijvend

niveau)

BE BC 085 EV taak 5

M NT 001 BC

W02

Een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven (beschrijvend

niveau)

EV taak 4

BE BC 084

BE BC 086

M NT 001 BC

W03

Uit mondelinge en schriftelijke informatie eenvoudige, concrete

gegevens noteren (structurerend niveau)

Turflijst

Niveau 1.1


Lezen 1.1

BE BC 091 EL taak 4 EV taak 9

M NT 001 BC

R01

De informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren,

documenten en alledaagse papieren (o.m. rijbewijs en identiteitskaart)

(beschrijvend niveau)

EV taak

17

EV taak

15

BE BC 093 EL taak 4 EV taak 4 EV taak 9

M NT 001 BC

R02

Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten, zoals tabellen,

advertenties, brochures, garantiebewijzen en schema's die ten dienste

van de bevolking geschreven zijn (beschrijvend niveau)

BE BC 092 EL taak 2 EL taak 5

M NT 001 BC

R03

Alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen (beschrijvend

niveau)

BE BC 094 EV taak 2 EV taak 4

M NT 001 BC

R04

De informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een

uitnodiging, een voorstel en een oproep (structurerend niveau)

Luisteren 1.1

Ev taak

16

EV taak

14

BE BC 073 EL taak 1

M NT 001 BC

L01

Het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een

mededeling, een gesprek en een advies (beschrijvend niveau)

EV taak

18

EV taak

10

BE BC 074

M NT 001 BC

L02

Het globale onderwerp bepalen in de beleving (d.i. de wensen, noden

en gevoelens) van een spreker (beschrijvend niveau)

BE BC 075 EV taak 1 EV taak 8

Het globale onderwerp bepalen in een klacht (beschrijvend niveau) M NT 001 BC

L03

EV taak

12

BE BC 072 EV taak 7

M NT 001 BC

L04

Alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen (beschrijvend

niveau)

EV taak

11

BE BC 076

M NT 001 BC

L05

De informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een

uitnodiging en een afspraak (structurerend niveau)

Turflijst

EL: taken uit ‘Eerste lesweek’

EV: taken uit ‘En vervolgens...’

Niveau 1.1


NAAM:

Spreken 1.2

M NT 002 BC S01 EV taak 3

Een instructie geven aan een onbekende taalgebruiker (beschrijvend

niveau)

M NT 002 BC S02 EV taak 12

Een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop

reageren (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC S03 EV taak 10

Zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en

vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (beschrijvend niveau)

Een probleem en een klacht formuleren (beschrijvend niveau) M NT 002 BC S04 EV taak 5

M NT 002 BC S05 EL taak 1 EV taak 6 EV taak 15

Informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een

mededeling, een mening, een vraaggesprek, een telefoongesprek en

een afspraak (structurerend niveau)

Schrijven 1.2

M NT 002 BC W01 EL taak 3 EV taak 5

Informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een

persoonlijk briefje, een mededeling, een dankbriefje, een formulier, een

memo en een ziektemelding (beschrijvend niveau)

Een beschrijving geven (beschrijvend niveau) M NT 002 BC W02 EV taak 13

Een boodschap voor zichzelf noteren (beschrijvend niveau) M NT 002 BC W03 EV taak 4

M NT 002 BC W04 EV taak 9

Voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding van een gesprek

(structurerend niveau)

Turflijst

Niveau 1.2


Lezen 1.2

M NT 002 BC R01 EV taak 4

Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een folder, een

catalogus en een bericht (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC R01 EV taak 17

Relevante gegevens selecteren uit narratieve teksten zoals een verslag

(beschrijvend niveau)

M NT 002 BC R02 EV taak 15

Alle gegevens begrijpen in informatieve teksten zoals etiketten en een zakelijke

brief (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC R02 EL taak 4 EL taak 5

Alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie en een

gebruiksaanwijzing (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC R03 EV taak 4

De informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een

persoonlijke brief (structurerend niveau)

M NT 002 BC R03 EV taak 2

De informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een

uitnodiging, een voorstel en een oproep (structurerend niveau)

Luisteren 1.2

M NT 002 BC L01 EV taak 14

Het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in informatieve

teksten zoals fragmenten van een radio- en tv-programma (beschrijvend

niveau)

M NT 002 BC L01 EV taak 16

Het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in narratieve

teksten zoals fragmenten van een tv-feuilleton (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC L02 EL taak 1

Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een gesprek, een

telefoongesprek, een weerbericht en verkeersinformatie (beschrijvend niveau)

M NT 002 BC L02 EV taak 18

Relevante gegevens selecteren uit persuasieve teksten zoals een

reclameboodschap (beschrijvend niveau)

Turflijst

M NT 002 BC L03 EV taak 1 EV taak 11

De informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een

aankondiging, een klacht en een waarschuwing (structurerend niveau)

M NT 002 BC L03 EV taak 7

De informatie overzichtelijke ordenen in prescriptieve teksten zoals een

instructie (structurerend niveau)

Niveau 1.2

EL: taken uit ‘Eerste lesweek’

EV: taken uit ‘En vervolgens...’


Ouderportfolio NT2

Annemie Van Beirendonck


Inleiding

Ouderportfolio NT2 bestaat uit drie delen: een biografie, een checklist en een overzicht van

bewijzen. De biografie bevraagt de cursisten over hun levensloop en schoolloopbaan. In de checklist

verzamelen de cursist en de lesgevers informatie over de behaalde doelen NT2. Deze worden in het

derde deel van het portfolio aangevuld met bewijzen die de cursisten verzamelen.

In de biografie vullen de cursisten in wie ze zijn, welke leer- en schoolervaring ze hebben, wat ze

weten en willen weten over de school (van hun kind). De cursisten vullen de biografie zelf in.

Dit gebeurt niet in één keer: de verschillende onderdelen worden ingevuld, gespreid doorheen de

Kaapcursus. Elk onderdeel van de biografie wordt gelinkt aan wat er eerder in de les aan bod kwam.

Bijvoorbeeld het gedeelte over de hobby’s van cursisten zal pas ingevuld worden wanneer er in de

les rond hobby’s is gewerkt.

De checklist vertrekt vanuit de NT2-doelen op niveau 1.1 en 1.2. De cursisten duiden zelf aan

hoe goed ze een doel kunnen – goed, met hulp of niet goed – en of ze het nodig vinden dit te

kunnen. Vermits het invullen en begrijpen van de checklist van de doelen op niveau 1.1 een hogere

taalvaardigheid vraagt dan niveau 1.1, is die checklist vertaald in verschillende talen. Er zijn

vertalingen in het Arabisch, Engels, Frans, Pools, Portugees, Russisch, Spaans en Turks. Deze staan

in de bijlagen. De vertalingen zijn gemaakt door de Stedelijke Tolk- en Vertaaldienst, Antwerpen. De

checklist van de doelen op niveau 1.2 is alleen beschikbaar in het Nederlands.

In het onderdeel met bewijzen verzamelen de cursisten materiaal waarmee aangetoond wordt

dat ze aan de verschillende doelen gewerkt hebben. Dit kan een werkblad zijn van een taak. Het

materiaal wordt verzameld per vaardigheid waaraan gewerkt werd. Bij elke vaardigheid hoort een

overzichtstabel waarin de cursisten de datum en het onderwerp van de bewijzen kunnen noteren. In

de bijlagen staan voorbeelden van ingevulde overzichten.

Ouderportfolio NT2 is gebaseerd op het Portfolio voor opvoeders, Citogroep (2003). Het werd

ontwikkeld door lesgeefster Annemie Van Beirendonck (SCVO Sité). Ze geeft sinds september 2007

les aan Kaapgroepen in Antwerpse basisscholen. Haar collega Monique Laenen (SCVO Sité) en het

Centrum voor Taal en Onderwijs werkten mee aan de definitieve versie.


Naam:

School:

Ouderportfolio NT2

Project Kaap: Nederlands voor ouders van schoolgaande kinderen


Ouderportfolio NT2

BIOGRAFIE


Persoonlijke gegevens

Naam

Voornaam

Adres

Postcode

Plaats

Telefoon

E-mail

Geslacht man / vrouw

Geboortedatum

Geboorteplaats

Geboorteland

Nationaliteit

In België sinds

Burgerlijke staat getrouwd / gescheiden / alleenstaand / weduwe

Ouderportfolio NT2

Biografie


School in geboorteland

Ik ben niet naar school geweest in mijn geboorteland.

Ik ben wel naar school geweest in mijn geboorteland.

Van ..................................... tot ...................................

Informatie over je (laatste) school in jouw land.

Naam van de school

Plaats

Soort school lagere school

Belangrijkste vakken

secundair tot ................jaar

universiteit

Heb je een diploma of certificaat? Ja / nee

Ouderportfolio NT2

Biografie


Buiten de school leerde ik

0 – 5 jaar (vb: spreken)

6-12 jaar (vb: fietsen)

13 – 18 jaar (vb: koken)

Vanaf 19 jaar (vb: autorijden)

Leren buiten de school

Ouderportfolio NT2

Biografie


Wat leer jij je kinderen?

Wat heb jij je kinderen al geleerd? (vb: Berbers)

Wat wil jij ze nog leren? (vb: liedjes uit mijn land)

Ouderportfolio NT2

Biografie


Job 1

Plaats

Wanneer

Taken

Job 2

Plaats

Wanneer

Taken

Werk in geboorteland

Kan je laten zien wat je gedaan hebt (met enkele foto’s)?

Ouderportfolio NT2

Biografie


School in België

Ik ben voor deze cursus nog niet naar school geweest in België.

Ik ben voor deze cursus al naar school geweest in België.

Van ..................................... tot ...................................

Naam van de school

Plaats

Vak

Heb je een diploma of certificaat? Ja / nee

Ouderportfolio NT2

Biografie


Job 1

Plaats

Wanneer

Taken

Job 2

Plaats

Wanneer

Taken

Werk in België

Kan je laten zien wat je gedaan hebt (met enkele foto’s)?

Ouderportfolio NT2

Biografie


Hobby’s

Heb jij hobby’s? ja / nee

Hobby Waar doe jij dat en wanneer?

Heb je foto’s ?

Ouderportfolio NT2

Biografie


De school van je kind

Hoeveel kinderen heb jij? Hoe oud zijn ze? Op welke school zitten ze?

In welke klas zitten je kinderen?

Vul het schema in:

geboortedatum school klas

jongen/

meisje

naam kind

Ouderportfolio NT2

Biografie


De school van je kind

Wat wil je dat je kind leert op school? (vb: goed Nederlands spreken)

Wat wil je dat de school voor je kind of voor jou doet? (vb: helpen met papieren CLB)

Wat wil jij voor de school doen? (vb: helpen op het schoolfeest)

Ouderportfolio NT2

Biografie


Naar school in België en in je geboorteland

Wat is hetzelfde?

(vb: de vakken)

Opgroeien in België en in je geboorteland

Wat is hetzelfde?

(vb: ook leerplicht in mijn land)

Wat is verschillend?

(vb: minder kinderen in de klas in België)

Wat is verschillend?

(vb: geen familie in België)

Ouderportfolio NT2

Biografie


Ouderportfolio NT2

CHECKLISTEN

voor niveau 1.1 en 1.2


CHECKLIST VOOR NIVEAU 1.1

Lees de lijst en vul die in.

Kleur in de lijst het eerste vakje:

Groen: Dat kan ik goed

Oranje: Dat kan ik met hulp

Rood: Dat kan ik nog niet

Zet een kruisje in de 2 de of de 3 de kolom, als je dat nodig vindt.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

A. Spreken

A1 Ik praat met de juf over mijn kind.

vb: bij afhalen of brengen van mijn kind

A2 Ik maak een afspraak met de juf als ik dat nodig

vind.

vb: ik wil een gesprek over mijn kind

A3 Ik vertel problemen aan de juf/ de school.

vb: als mijn kind ziek is, bel ik naar school

A4 Ik reageer op een uitnodiging van de school.

vb: ik zeg tegen de juf dat ik kom of niet kom

A5 Ik spreek over mijn kind zijn emoties.

vb: bij scheiding, verhuis, een nieuwe baby

A6 Ik spreek met de juf op het oudercontact

vb: bij een rapport, als er een schoolreis

georganiseerd wordt

A7 Ik vraag info over de lessen en over wat de

kinderen doen op school.

vb: bij een oudercontact, bij huiswerkproblemen

van mijn kind

A8 Ik vertel de kinderen wat ze moeten doen.

vb: wanneer ik meehelp in de klas, wanneer mijn

kind huiswerk moet maken

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

B. Schrijven

B1 Ik vul formulieren van de school in.

vb: invulstrookje middagoppas, religie

B2 Ik schrijf een briefje naar de juf of de school.

vb: mijn kind is ziek, mijn kind kan zijn huiswerk

niet maken

B3 Ik schrijf informatie op die ik hoor.

vb: data van activiteiten

datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

C. Lezen

C1 Ik herken belangrijke papieren van de school.

vb: agenda, afwezigheidsformulier,

schoolrekening

C2 Ik lees papieren van de school.

vb: agenda, brieven van de school, het

schoolreglement

C3 Ik lees info van de school waarin staat wat ik moet

doen.

vb: brieven met wat mijn kind moet meenemen op

uitstap

Ouderportfolio NT2

C4 Ik lees uitnodigingen van de school.

vb: uitnodiging kerstmarkt, oudercontact,

verjaardagsfeestje

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

D. Luisteren

D1 Ik begrijp informatie over mijn kind.

vb: rapportgesprek, gesprek met de juf in de klas

D2 Ik begrijp de juf als ze over de emoties van mijn

kind spreekt.

vb: bij problemen

D3 De juf zegt wat ik moet doen en ik begrijp dat.

vb: fruit schillen op woensdag, naam op de

turnpantoffels zetten

D4 Ik begrijp de juf wanneer er problemen zijn met

mijn kind.

vb: agenda is niet getekend, je kind vergeet altijd

zijn zwemzak

D5 Ik begrijp het advies van de juf.

vb: mijn kind heeft goede punten dus mijn kind

mag naar de volgende klas.

D6 Ik begrijp de juf wanneer ze een afspraak wil

maken.

vb: om te komen helpen in de school, voor een

oudercontact

Ouderportfolio NT2

Checklist


CHECKLIST VOOR NIVEAU 1.2

Lees de lijst en vul die in.

Kleur in de lijst het eerste vakje:

Groen: Dat kan ik goed

Oranje: Dat kan ik met hulp

Rood: Dat kan ik nog niet

Zet een kruisje in de 2 de of de 3 de kolom, als je dat nodig vindt.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

A. Spreken

A1 Ik vertel een juf of een kind wat zij moeten doen.

vb: medicatie tijdens de middagbewaking, een

spelletje uitleggen in de klas

A2 Ik reageer op een vraag/idee van de school of ik

stel zelf een vraag.

vb: Ik doe een voorstel voor een project op school.

Ik reageer op de tips van een oudercontact, van

het CLB.

A3 Ik maak me zorgen over mijn kind. Ik zeg het

tegen de juf.

vb: Ik vraag aan de juf of mijn kind

huiswerkbegeleiding kan krijgen. Ik zeg dat ik me

zorgen maak over de resultaten van mijn kind.

A4 Ik spreek over mijn verwachtingen tegenover de

juf.

vb: Ik vertel de juf dat oma overleden is en dat

mijn kind heel verdrietig is. Ik vraag of ze daar

rekening mee wil houden.

A5 Ik ga naar de juf, directie of het secretariaat om

een probleem met mijn kind/ de rekening/ de

brieven van de school te regelen.

vb: Ik kan de rekening voor school nu niet betalen.

Ik vraag of ik de rekening in termijnen mag

betalen.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

A. Spreken - Vervolg

A6 Ik telefoneer naar de school om iets te regelen.

vb: mijn kind ziek melden, een afspraak met

iemand van school maken.

A7 Ik stel vragen over schoolactiviteiten en geef

informatie over mijn kind.

vb: Ik vraag hoe laat de schooluitstap is en ik

zeg tegen de juf dat mijn kind medicijnen moet

nemen.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

B. Schrijven

B1 Ik schrijf zelf briefjes naar de school.

vb: Ik schrijf een briefje als mijn kind afwezig is.

B2 Ik vul formulieren en de schoolagenda in.

vb: Ik vul het formulier voor de schooluitstap

in. Ik noteer iets in de agenda als mijn kind zijn

huiswerk niet kon maken.

B3 Ik kan een verloren voorwerp beschrijven in de

agenda van mijn kind.

vb: Mijn kind is zijn jasje kwijt. Het jasje is groen

en er staat een hond op.

B4 Ik kan belangrijke info uit een moedergroep

noteren voor thuis.

vb: Ik schrijf op wanneer we het project op school

doen en wat ik moet meebrengen.

B5 Ik kan enkele belangrijke dingen noteren voor een

spiekbriefje op het oudercontact.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

C. Lezen

C1 Ik begrijp papieren van de school.

vb: Ik kan commentaar uit het rapport halen. Ik

kan info uit de CLB-folder en uit brieven van de

school halen.

C2 Ik kan de belangrijkste info uit een verslag van een

moedergroep halen.

C3 Ik begrijp een brief van de school, bv. over de

uitstap die mijn kind zal maken.

C4 Ik begrijp instructies.

vb: bij een gezelschapsspelletje voor mijn kind,

een brief over wat ik moet doen met luizen.

C5 Ik begrijp persoonlijke berichten of brieven van de

school.

vb: Ik begrijp wat de juf over het gedrag van mijn

kind in de agenda schrijft en ik denk na of mijn

kind thuis ook zo is.

C6 Ik begrijp een voorstel voor een project

(openklasdag, klusjesdag, …) en kan dat in een

actieplan zetten.

vb: We bakken koekjes voor het goede doel. Ik kan

een affiche schrijven.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

D. Luisteren

D1 Ik begrijp waarover de reportage gaat en kan het

het verloop van een reportage volgen.

vb: een filmpje van TV-Klasse (De Truc), een bericht

op de radio, …

D2 Ik begrijp waarover de serie gaat en kan het het

verloop volgen.

vb: een TV-Klasse serie (Op de hielen van), een

soap op televisie.

D3 Ik haal de belangrijkste info uit een oudercontact,

telefoongesprek van het secretariaat, …

vb: Op een oudercontact geeft de leerkracht van

mijn kind uitleg over de klasuitstap. Ik begrijp

wanneer de uitstap is en wat mijn kind moet

meebrengen.

D4 Ik begrijp reclame op de radio of info op het

oudercontact.

vb: Ik begrijp de reclame voor de rommelmarkt,

de sportclubs uit de buurt en de reclame voor de

leesboeken die mijn kind via school kan bestellen.

D5 Ik begrijp een aankondiging van school.

vb: Ik begrijp hoe ik mijn kind kan aanmelden of

hoe ik kan laten weten dat ik meehelp met de

schoolactiviteit.

Ouderportfolio NT2

Checklist


datum: datum: datum:

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

dat vind ik

niet nodig

dat wil

ik (beter)

leren

rood,

oranje,

groen

D. Luisteren - Vervolg

D6 Ik begrijp een klacht over mijn kind van de juf of

van andere ouders.

vb: De leerkracht van mijn kind zegt dat mijn kind

soms veel lawaai maakt tijdens de les. Ik begrijp

deze klacht en ik denk na of mijn kind thuis ook zo

is.

D7 Ik begrijp een waarschuwing van school.

vb: Mijn kind heeft niet altijd zijn huiswerk. Ik

begrijp de waarschuwing die de leerkracht van

mijn kind geeft. Ik denk na hoe ik mijn kind kan

helpen met het huiswerk.

D8 Ik kan info opzoeken in het schoolreglement. Ik

lees de regels en ik weet wat ik moet doen als er

een probleem is.

vb: als een familielid overlijdt en ik graag mijn

kind wil meenemen naar de begrafenis.

Ouderportfolio NT2

Checklist


Ouderportfolio NT2

BEWIJZEN


1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bewijzen in het dossier: schrijven

datum bewijs: wat heb je geschreven?

Ouderportfolio NT2

Bewijzen


1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bewijzen in het dossier: lezen

datum bewijs: wat heb je gelezen?

Ouderportfolio NT2

Bewijzen


1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bewijzen in het dossier: spreken

datum bewijs: over wat en met wie heb je gesproken?

Ouderportfolio NT2

Bewijzen


1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bewijzen in het dossier: luisteren

datum bewijs: naar wie en over wat heb je geluisterd?

Ouderportfolio NT2

Bewijzen


1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bewijzen in het dossier: project

datum bewijs

Ouderportfolio NT2

Bewijzen


Ouderportfolio NT2

BIJLAGEN


.!"#$%" &%'" '( )*%"+%" )',"-%" &#-"

%../00%" 1)1"2.)',"-%"" *$ 3%/&%"

#42&:."5*6 7%8 9*:+;&

*%"-+#


A



( (

) )








(

)






A1

A2

A3

A4

A5



.



.

/


.



.



.



.


:


.




.

A6

A7

Ouderportfolio NT2

A8

Arabisch


B



( (

) ) ) )




(

) )






B1

B2

B3


. .



. .


.

.

C



( (

) ) ) )




(

) )






C1

C2

C3



. .



. .





. .




. .

Ouderportfolio NT2

C4

Arabisch


D



( (

) )








(

)






D1

D2

D3

D4

D5



.



.



()

.




.




.





.

Ouderportfolio NT2

D6

Arabisch


Please read the list and complete.

Colour the first box in the list:

Green: I am good at this

Orange: I can do that with assistance

Red: I am not able to do that yet

Mark “x” in the 2 nd or 3 rd column if you consider this necessary.

Ouderportfolio NT2

Engels


date: date: date:

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

A. Speaking

A1 I talk to the teacher about my child.

e.g.: when I pick up my child from school or when

I bring my child

A2 I make an appointment with the teacher when I

find this necessary.

e.g.: I would like to talk about my child

A3 I inform the teacher / the school about any

problems.

e.g.: I call the school when my child is ill

A4 I respond to an invitation from the school.

e.g.: I tell the teacher whether I will come or not

A5 I talk about my child’s emotions.

e.g: divorce, when moving house, a newborn baby

A6 I talk to the teacher during the parents’ meeting.

e.g.: matters concerning the school report,

whenever a school trip is being organised

A7 I request further information about the lessons

and the children’s activities at school.

e.g.: during a parents’ meeting, in case of

problems concerning my child’s homework

Ouderportfolio NT2

A8 I tell the children what to do.

e.g.: when I’m helping in class, when my child

must do his / her homework

Engels


date: date: date:

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

B. Writing

B1 I complete the school forms.

e.g.: the form for the childminder at noon,

religion

B2 I write the teacher or the school a note.

e.g.: my child is ill, my child cannot do his / her

homework

B3 I make notes of the information I hear.

e.g.: dates of the activities

date: date: date:

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

C. Reading

C1 I can recognize important school documents.

e.g.: agenda, absence form, school bill

C2 I read the school documents.

e.g.: agenda, letters from school, school

regulations

Ouderportfolio NT2

C3 I read the school info explaining what I need to

do.

e.g.: letters explaining what my child should take

along on trips

C4 I read the invitations of the school.

e.g.: invitation for the Christmas market, parents’

meetings, birthday parties

Engels


date: date: date:

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

I do not

find this

necessary

I would like

to learn

(improve)

this

red, orange,

green

D. Listening

D1 I understand the information concerning my child.

e.g.: conversation about the school report,

conversation with the teacher in class

D2 I understand the teacher when she talks about my

child’s emotions.

e.g.: in case of problems

D3 The teacher will tell me what to do and I

understand her.

e.g.: peeling fruit on Wednesdays, marking gym

shoes with the child’s name

D4 I understand the teacher when she talks about

problems concerning my child.

e.g.: the school report was not signed, your child

always forgets his / her swimming bag

D5 I understand the teacher’s advice.

e.g.: my child got good marks and can move up to

the next class

D6 I can understand the teacher when she tries to

make an appointment with me.

e.g.: to help in the school, about a parents’

meeting

Ouderportfolio NT2

Engels


Lisez la liste et complétez-la.

Coloriez la première case de la liste :

Vert: Je sais bien le faire

Orange: Pour ceci j’ai besoin d’aide

Red: Je ne sais pas encore le faire

Si vous considérez nécessaire, marquez d’une croix la colonne 2 ou 3.

Ouderportfolio NT2

Frans


date: date: date:

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

A. Conversation

A1 Je discute avec l’institutrice au sujet de mon enfant.

par ex.: au moment où je viens chercher mon enfant

A2 Je fais un rendez-vous avec l’institutrice si je pense que

c’est nécessaire.

par ex.: je souhaite avoir un entretien concernant mon

enfant

A3 Je raconte les problèmes à l’institutrice/ avec l'école.

par ex.: si mon enfant est malade, je téléphone à

l’école

A4 Je réponds à une invitation de l’école.

par ex.: j'informe l'institutrice si je viens ou pas

A5 Je parle des émotions de mon enfant.

par ex.: lorsqu’il y a divorce, éménagement, un

nouveau bébé

A6 Je discute avec l’institutrice lors des réunions de

parents.

par ex.: au moment des bulletins, des voyages scolaires

qu’ils organisent

A7 Je demande des informations sur les cours et sur ce que

l’enfant fait à l’école.

par ex.: lors des réunions de parents, d’un problème

avec les devoirs de mon enfant

Ouderportfolio NT2

A8 Je dis aux enfants ce qu’ils doivent faire.

par ex.: lorsque je vais aider dans la classe, lorsque

mon enfant doit faire ses devoirs

Frans


date: date: date:

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

B. Écrire

B1 Je complète les formulaires scolaires.

par ex.: le talon pour la garde de midi

B2 J’écris une lettre à l’instituteur ou à l’école.

par ex.: mon enfant est malade, mon enfant ne

peut pas faire ses devoirs

B3 Je note l’information que j’entends.

par ex.: les dates des activités

date: date: date:

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

C. Lecture

C1 Je reconnais des papiers importants de l'école.

par ex.: journal scolaire, formulaires d’absences,

factures scolaires

C2 Je lis les papiers importants de l'école.

par ex.: journal scolaire, des lettres de l’école,

règlement scolaire

C3 Je lis les informations de l’école avec des

instructions à suivre.

par ex.: des lettres indiquant ce que mon enfant

doit prendre avec lui en excursion

Ouderportfolio NT2

C4 Je lis des invitations de l'école.

par ex.: l’invitation au marché de Noël, aux

réunions de parents, à un anniversaire

Frans


date: date: date:

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

je ne pense

pas que c’est

nécessaire

je voudrais

(mieux)

l’apprendre

rouge,

orange, vert

D. Écouter

D1 Je comprends l’information concernant mon

enfant.

par ex.: l’entretien concernant le bulletin scolaire,

la conversation avec l’instituteur dans la classe

D2 Je comprends l’institutrice quand elle parle des

émotions de mon enfant.

par ex.: en cas de problèmes

D3 L’institutrice dit ce que je dois faire et la

comprends.

par ex.: éplucher les fruits le mercredi, placer le

nom sur les pantoufles de gymnastique

D4 Je comprends l’institutrice lorsqu’elle parle des

problèmes de mon enfant.

par ex.: le journal de classe n’a pas été signé,

votre enfant oublie régulièrement son sac de

natation

D5 Je comprends les conseils de l’institutrice.

par ex.: mon enfant a de bons résultats, il peut

donc passer à l’année suivante

Ouderportfolio NT2

D6 Je comprends l'institutrice si elle souhaite faire un

rendez-vous.

par ex. : pour venir aider à l’école, pour une

réunion de parents

Frans


Przeczytaj i wypełnij listę.

Zakoloruj na liście pierwsze pole na:

Zielono : To dobrze potrafię

Pomarańczowo : To potrafię, ale potrzebuję pomocy

Czerwono : Tego jeszcze nie potrafię

Postaw krzyżyk w 2-giej lub 3-ciej kolumnie jeżeli uważasz, że jest to

potrzebne.

Ouderportfolio NT2

Pools


data: data: data:

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

A. Mówienie

A1 Rozmawiam z nauczycielką o moim dziecku.

np.: gdy odbieram lub przyprowadzam moje

dziecko

A2 Umawiam się na rozmowę z nauczycielką jeśli

uważam, że zachodzi taka potrzeba.

np.: chcę porozmawiać o moim dziecku

A3 Mówię nauczycielce/szkole o problemach

np.: dzwonię do szkoły, gdy moje dziecko jest

chore

A4 Reaguję na zaproszenie ze szkoły.

np.: mówię nauczycielce czy przyjdę czy nie

A5 Rozmawiam o emocjach mojego dziecka.

np.: przy rozwodzie, przeprowadzce, nowym

dziecku

A6 Rozmawiam z nauczycielką podczas zebrań z

rodzicami.

np.: przy raportach, gdy organizowana jest szkolna

wycieczka

A7 Proszę o informacje o lekcjach i o tym co dzieci

robią w szkole.

np.: podczas zebrań z rodzicami, gdy moje dziecko

ma problemy z zadaniami domowymi

Ouderportfolio NT2

A8 Mówię dzieciom co mają robić.

np.: kiedy pomagam w klasie, gdy moje dziecko

musi odrobić zadania domowe

Pools


data: data: data:

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

B. Pisanie

B1 Wypełniam szkolne formularze.

np.: pasek o opiece w południe, religia

B2 Piszę list do nauczycielki lub szkoły.

np.: moje dziecko jest chore, moje dziecko nie

potrafi odrobić zadania domowego

B3 Zapisuję informacje, które usłyszę podczas.

np.: aktywności szkolnych

data: data: data:

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

C. Czytanie

C1 Rozpoznaję ważne dokumenty szkolne.

np.: dzienniczek, formularz nieobecności, cennik

szkolny

C2 Czytam dokumenty szkolne.

np.: dzienniczek, listy ze szkoły, regulamin szkolny

C3 Czytam informacje ze szkoły o tym co mam zrobić.

np.: listy z informacją co moje dziecko musi zabrać

na wycieczkę

Ouderportfolio NT2

C4 Czytam zaproszenia od szkoły.

np.: zaproszenie na targi Bożonarodzeniowe, na

zebranie z rodzicami, na przyjęcie urodzinowe

Pools


data: data: data:

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

nie uważam

tego za

potrzebne

tego chcę

się (lepiej)

nauczyć

czerwony,

pomarańczowy,

zielony

D. Słuchanie

D1 Rozumiem informacje o moim dziecku.

np.: rozmowa o raporcie, rozmowa z nauczycielką

w klasie

D2 Rozumiem nauczycielkę jak mówi o emocjach

mojego dziecka.

np.: w przypadku problemów

D3 Nauczycielka mówi co muszę zrobić, a ja to

rozumiem.

np.: obrać owoce w środę, umieścić nazwisko na

obuwiu do gimnastyki

D4 Rozumiem nauczycielkę, gdy są problemy z moim

dzieckiem.

np.: dzienniczek jest niepodpisany, Twoje dziecko

zawsze zapomina torby na basen

D5 Rozumiem poradę nauczycielki.

np.: moje dziecko ma dobre punkty, więc może

przejść do następnej klasy

D6 Rozumiem nauczycielkę, gdy próbuje umówić się

na spotkanie.

np.: żeby przyjść pomóc w szkole, na zebranie z

rodzicami

Ouderportfolio NT2

Pools


Leia e preencha a lista.

Na lista, colore o primeiro espaço:

Verde : Isto eu sei fazer bem

Amarelo : Isto eu sei fazer se alguém me ajudar

Vermelho : Isto eu ainda não sei fazer

Se você achar necessário, marque a 2 a ou a 3 a coluna com um X.

Ouderportfolio NT2

Portugees


data: data: data:

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

A. Conversar

A1 Eu converso sobre meu filho com a professora.

p/ex: quando venho trazer ou vou buscar meu filho

A2 Eu marco uma conversa com a professora quando acho

necessário.

p/ex: quero falar sobre meu filho

A3 Eu falo com a professora / a escola quando há um

problema.

p/ex: se meu filho está doente, eu telefono para a

escola

A4 Quando recebo um convite da escola, eu reajo.

p/ex: digo à professora que venho ou que não posso vir

A5 Eu converso sobre as emoções de meu filho.

p/ex: durante divórcio, mudança de casa, bebé que

nasce

A6 Eu converso com a professora no encontro com os pais.

p/ex: um boletim, ou quando se organiza um passeio

escolar

A7 Eu faço perguntas sobre as aulas e o que as crianças

estão a fazer na escola.

p/ex: num encontro de pais, ou se meu filho tiver

problemas com o dever de casa

Ouderportfolio NT2

A8 Eu digo às crianças o que elas devem fazer.

p/ex: quando ajudo na classe, ou quando meu filho

precisa fazer o dever de casa

Portugees


data: data: data:

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

B. Escrever

B1 Eu preencho os formulários da escola.

p/ex: bilhete de acolhimento pós-escolar, religião

B2 Eu escrevo um bilhete para a professora, ou para a

escola.

p/ex: meu filho está doente, meu filho não pode fazer o

dever de casa

B3 Anoto informações que ouço.

p/ex: datas de actividades

data: data: data:

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

C. Ler

C1 Eu reconheço papéis importantes da escola.

p/ex: agenda, formulário de ausência, conta escolar

C2 Eu leio papéis da escola.

p/ex: agenda, cartas da escola, regulamento escolar

C3 Leio informações da escola que dizem o que devo fazer.

p/ex: cartas dizendo o que meu filho precisa levar num

passeio

Ouderportfolio NT2

C4 Eu leio convites da escola.

p/ex: convite para a feira de natal, encontro dos pais,

festa de aniversário

Portugees


data: data: data:

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

não acho

neces-sário

quero

aprender

(melhor)

vermelho,

amarelo,

verde

D. Ouvir

D1 Eu compreendo informações sobre meu filho.

p/ex: conversa sobre o boletim escolar, conversa com a

professora na sala de aula

D2 Eu compreendo a professora quando ela fala sobre as

emoções de meu filho.

p/ex: em caso de problemas

D3 A professora me diz o que devo fazer, e eu

compreendo.

p/ex: descascar frutas na quarta-feira, escrever o nome

nos ténis de ginástica

D4 Eu compreendo a professora quando há problemas

com meu filho.

p/ex: agenda não foi assinada, teu filho sempre

esquece a bolsa de natação

D5 Eu compreendo os conselhos da professora.

p/ex: meu filho tem boas notas e pode passar ao

próximo ano

D6 Eu compreendo a professora quando ela quer marcar

um encontro.

p/ex: para vir ajudar na escola, para um contacto com

os pais

Ouderportfolio NT2

Portugees


Прочтите список и заполните его.

Раскрасьте в списке первую клетку:

Зеленый : Это я умею хорошо

Оранжевый : Это я умею с чьей-то помощью

Красный : Этого я пока не умею

Поставьте крестик во 2 -й или 3 -й колонке, если считаете это нужным.

Ouderportfolio NT2

Russisch


Дата: Дата: Дата:

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

A. Устная речь

A1 Я разговариваю с учительницей о своем ребенке.

Напр.: когда забираю его или привожу

A2 Я договариваюсь с учительницей о встрече, если

считаю это нужным.

Напр.: я хочу поговорить о моем ребенке

A3 Я сообщаю о проблемах учительнице / школе.

Напр.: если ребенок заболел, я звоню в школу

A4 Я реагирую на приглашения из школы.

Напр.: я говорю учительнице, что я приду или не

приду

A5 Я говорю об эмоциях своего ребенка.

Напр.: в случае развода, переезда, рождения нового

ребенка

A6 Я беседую с учительницей на родительском

собрании.

Напр.: при получении табеля успеваемости, если

школа организует экскурсию

A7 Я интересуюсь уроками и тем, чем дети занимаются

в школе.

Напр.: на родительском собрании, в случае

трудностей при выполнении ребенком домашнего

задания

Ouderportfolio NT2

A8 Я рассказываю детям, чтó они должны делать.

Напр.: когда я помогаю в классе, когда мой ребенок

должен делать уроки

Russisch


Дата: Дата: Дата:

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

B. Письмо

B1 Я заполняю школьные бланки.

Напр.: касательно присмотра за ребенком в

обеденный перерыв, исповедуемой религии

B2 Я пишу записку для учительницы или школы.

Напр.: мой ребенок болен, он не может выполнить

домашнего задания

B3 Я записываю информацию, которую слышу.

Напр.: даты мероприятий

Дата: Дата: Дата:

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

C. Чтение

C1 Я знаю, как выглядят важные бумаги из школы.

Напр.: дневник, бланк для записи пропущенных

занятий, школьный счет

C2 Я читаю бумаги из школы.

Напр.: дневник, письма из школы, школьный

регламент

C3 Я читаю сообщения из школы, в которых написано,

чтó я должен делать.

Напр.: письма с указанием того, чтó ребенок должен

взять с собой на экскурсию

Ouderportfolio NT2

C4 Я читаю приглашения из школы.

Напр.: приглашение на рождественский базар,

родительское собрание, празднование дня

рождения

Russisch


Дата: Дата: Дата:

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

Я считаю это

ненужным

Я хочу этому

(лучше)

научиться

красный,

оранжевый,

зеленый

D. Восприятие на слух

D1 Я понимаю информацию о своем ребенке.

Напр.: беседа о табеле успеваемости, беседа с

учительницей в классе

D2 Я понимаю учительницу, когда она говорит об

эмоциях моего ребенка.

Напр.: в случае проблем

D3 Учительница говорит, чтó я должен делать, и я это

понимаю.

Напр.: почистить фрукты в среду, подписать

гимнастические тапки

D4 Я понимаю учительницу, когда возникают проблемы

с моим ребенком.

Напр.: не подписан дневник, ребенок

постоянно забывает мешок с плавательными

принадлежностями

D5 Я понимаю заключение учительницы.

Напр.: у ребенка хорошие отметки, следовательно,

он может перейти в следующий класс

D6 Я понимаю учительницу, когда она хочет назначить

встречу.

Напр.: чтобы придти и помочь школе, для участия в

родительском собрании

Ouderportfolio NT2

Russisch


Lea la lista y llénela.

Coloree la primera casilla de la lista:

Verde : Sé hacerlo bien

Anaranjado : Sé hacerlo con alguna ayuda

Rojo : Todavía no sé hacerlo

Ponga una cruz en la 2 da o 3 ra columna, si le parece necesario.

Ouderportfolio NT2

Spaans


fecha: fecha: fecha:

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

A. Hablar

A1 Hablo con la profe de mi hijo.

p. ej. al llevarlo o recogerlo

A2 Hago una cita con la profe cuando lo estimo necesario.

p. ej. quiero una entrevista sobre mi hijo

A3 Comunico mis problemas a la profe / en la escuela.

p. ej. si mi hijo está enfermo, llamo a la escuela

A4 Reacciono a una invitación de la escuela.

p. ej. aviso a la profe si voy o no voy

A5 Hablo de las emociones de mi hijo.

p. ej. en caso de divorcio, mudanza, nuevo bebé

A6 Hablo con la profe en la reunión de padres de familia.

p. ej. en la entrega de los boletines de notas, cuando se

organiza un viaje escolar

A7 Pido información sobre las clases y sobre las

actividades de los niños en la escuela.

p. ej. en una reunión de padres de familia, si mi hijo

tiene problemas haciendo sus tareas

A8 Les digo a mis hijos qué deben hacer.

p. ej. cuando colaboro en el aula, cuando mi hijo tiene

que hacer tareas

Ouderportfolio NT2

Spaans


fecha: fecha: fecha:

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

B. Escribir

B1 Relleno los formularios de la escuela.

p. ej. volantes acogida a mediodía, religión

B2 Escribo una nota a la profe o a la escuela.

p. ej. mi hijo está enfermo, mi hijo no puede hacer sus

tareas

B3 Anoto la información que escucho.

p. ej. fechas de actividades

fecha: fecha: fecha:

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

C. Leer

C1 Reconozco papeles importantes de la escuela.

p. ej. agenda, formulario de ausencia, cuenta escolar

C2 Leo documentos de la escuela.

p. ej. agenda, cartas de la escuela, el reglamento escolar

C3 Leo información de la escuela en que está descrito qué

debo hacer.

p. ej. cartas con una descripción de las cosas a llevar

para una excursión

C4 Leo las invitaciones de la escuela.

p. ej. invitación mercado navideño, reunión de padres

de familia, fiesta de cumpleaños

Ouderportfolio NT2

Spaans


fecha: fecha: fecha:

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

no me

parece

necesario

quisiera ir

aprendiéndolo

(más)

rojo, anaranjado,

verde

D. Escuchar

D1 Entiendo la información concerniente a mi hijo.

p. ej. entrevista al entregar los boletines de notas,

conversación con la profe en el aula

D2 Entiendo a la profe cuando habla de las emociones de

mi hijo.

p. ej. en caso de problemas

D3 La profe me dice qué se debe hacer y lo comprendo.

p. ej. pelar fruta los miércoles, indicar el nombre en los

zapatos de gimnasio

D4 Entiendo a la profe cuando hay problemas con mi hijo.

p. ej. agenda no firmada, a su hijo siempre se le olvida

llevar su bolsa de natación

D5 Entiendo los consejos de la profe.

p. ej. mi hijo ha sacado buenas notas y en consecuencia

podrá pasar al próximo grado

D6 Entiendo a la profe cuando ella quiere hacer una cita.

p. ej. para ayudarla en la escuela, para una reunión de

padres de familia

Ouderportfolio NT2

Spaans


Listeyi okuyun ve doldurun.

İlk karenin içini boyayın:

Yeşil : iyi yapabilirim

Turuncu : birinin yardımıyla yapabilirim

Kırmızı : daha yapamam

Gerekli görürseniz, 2nci veya 3üncü kolona çarpı işareti koyun.

Ouderportfolio NT2

Turks


tarih: tarih: tarih:

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

A. Konuşmak

A1 Çocuğum hakkında öğretmenle konuşuyorum.

ör: çocuğu getirip götürürken

A2 Gerekli görürsem, öğretmenle bir randevu yapıyorum.

ör: çocuğum hakkında bir görüşme yapmak istiyorum

A3 Problemleri öğretmene/okula anlatıyorum.

ör: eğer çocuğum hastaysa, okula telefon ediyorum

A4 Okulun davetine cevap veriyorum.

ör: öğretmene gelip gelmeyeceğimi söylüyorum

A5 Çocuğumun duygularından konuşuyorum.

ör: boşanma, taşınma, yeni bir bebek

A6 Veli toplantısında öğretmenle görüşüyorum.

ör: karnede, okul gezisi düzenlendiği zaman

A7 Dersler ve çocukların okulda ne yaptıkları hakkında

bilgi soruyorum.

ör: veli toplantısında, çocuğumun ev ödevleri

problemlerinde

A8 Çocukların ne yapması gerektiğini anlatıyorum.

ör: sınıfta yardım ettiğimde, çocuğum ev ödevi yapması

gerektiğinde

Ouderportfolio NT2

Turks


tarih: tarih: tarih:

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

B. Yazmak

B1 Okul formlarını dolduruyorum.

ör: öğle refakat formu, din dersi

B2 Öğretmene veya okula bir mektup yazıyorum.

ör: çocuğum hasta, çocuğum ev ödevini yapamıyor

B3 Duyduğum bilgileri yazıyorum.

ör: faaliyet tarihleri

tarih: tarih: tarih:

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

C. Okumak

C1 Okulun önemli kağıtlarını biliyorum.

ör: ajanda, devamsizlık formu, okul hesabı

C2 Okulun kağıtlarını okuyorum.

ör: ajanda, okulun mektupları, okul yönetmeliği

C3 Ne yapmam gereken okul bilgilerini okuyorum.

ör: çocuğumun okul gezisine neletr götürmesi

gerektiğini bildiren mektupları okuyorum

C4 Okulun davetiye mektubunu okuyorum.

ör: Noel pazarı davetiyesi, veli toplantısı, yaşgünü partisi

Ouderportfolio NT2

Turks


tarih: tarih: tarih:

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

gerekli

görmüyorum

(daha iyi)

öğrenmek

istiyorum

kırmızı,

turuncu,

yeşil

D. Dinlemek

D1 Çocuğumla ilgili bilgileri anlıyorum.

ör: karne görüşmesi, sınıfta öğretmenle görüşme

D2 Öğretmen çocuğumun duyguları hakkında konuştuğu

zaman anlıyorum.

ör: problemlerde

D3 Ne yapmam gerektiğini öğretmen söylüyor ve bunu

anlıyorum.

ör: çarsamba günü meyve soymak, jimnastik

ayakkabısına adını yazmak

D4 Çocuğumun problemleri olduğunda öğretmeni

anlıyorum.

ör: ajanda imzalanmamış, çocuğun yüzme torbasını her

zaman unutuyor

D5 Öğretmenin tavsiyelerini anlıyorum.

ör: çocuğumun iyi notları var, yani çocuğum bir üst

sınıfa geçebilir

D6 Öğretmen bir randevu almak istediği zaman, bunu

anlıyorum.

ör: okulda yardım etmek için, veli toplantısı için

Ouderportfolio NT2

Turks


SCHRIJVEN

Voorbeelden van bewijzen

datum bewijs: wat heb je geschreven?

1 Inschrijvingsformulier van de school

2 Medische fiche

3 Inlichtingenblad (contact bij ongeval, ineten, opvang, …)

4 Notities over emoties van kinderen

5 Boodschap i.v.m. huiswerk in de agenda

6 Notities voor telefoongesprek

7 Afwezigheidsbriefje

8 Notities bij een tv-klasse

9 Notities bij een nieuwsbericht

10 Uren/ afspraken noteren

LEZEN

datum bewijs: wat heb je gelezen?

1 Lessenrooster

2 Brief medische informatie (luizen, schoolarts, …)

3 Brief uitstappen van de school (excursie, bosklassen, …)

4 Fragmenten schoolreglement (uniform,uren, afwezigheid, …)

5 Brochures (bib, K&G, studietoelage, leerrecht/ leerplicht, …)

6 Schoolagenda

7 Rapport

8 Instructies i.v.m. veiligheid, uniform, …

9 Uitnodigingen (schoolfeest, moederdag, …)

10 Documenten gezondheid herkennen (siskaart, voorschrift, …)

Ouderportfolio NT2

Bijlage


SPREKEN

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

LUISTEREN

1

2

3

4

5

6

7

Voorbeelden van bewijzen

datum bewijs: over wat en met wie heb je gesproken?

Schoolpoortgesprek

Zeggen/vragen wat men wil (tijdens oudercontact, informeel gesprek

met de leerkracht, bij het secretariaat, …)

Sterke schouders (ouderproject van de school)

Kennismakingsgesprek met collega’s

Informeel gesprek met de leerkracht van het kind

Informatie uitwisselen (over gezinssituatie, gedrag van de kinderen,

eigen schoolervaring, opvoeden, huiswerk begeleiden, …)

Instructies geven (begeleiden workshop kleuters, …)

Uitnodigen (juffen uitnodigen naar de klas, op de koffie, …)

Reageren op uitnodigingen en vragen (van directie, juffen, collega’s, …)

Gevoelens uiten en vragen naar gevoelens (over opvoeden, relaties,

schoolervaringen, …)

Afspraak maken (met de dokter, met de juf, met CLB, …)

Afwezigheid en probleem melden (ziekte, huiswerk, …)

Informatie vragen/ geven (oudercontact, reglement, dokter, …)

datum bewijs: naar wie en over wat heb je geluisterd?

Gesprek begrijpen (oudercontact, schoolpoortgesprek met juf, andere

ouders, gesprek met directeur, secretariaat, …)

Advies begrijpen (overgaan, schooluitstappen, gedrag, huiswerk, dokter,

…)

Begrijpen wat iemand wil (workshop kleuters, juf, directie, …)

Gesprek over emoties en probleemgedrag begrijpen (CLB, andere ouders,

kind, ...)

Instructie begrijpen (schoolfeest, veiligheid, organisatie van de school, …)

Uitnodiging begrijpen (schoolfeest, workshops, begeleiden uitstappen,

schoolactiviteiten, …)

De belangrijkste informatie uit een videoreportage/ radionieuws

begrijpen (tv-klasse, ouders actief, Radio 1 weerberichten, …)

Ouderportfolio NT2

Bijlage


PROJECT

Voorbeelden van bewijzen

datum bewijs

1 Uitnodigingen maken

2 Affiches maken

3 Mails schrijven en sturen

4 Informatie verzamelen

5 Informatie verwerken

6 Organisaties selecteren

7 Takenlijst maken

8 Boodschappenlijst maken

9 Praktische afspraken maken met directie, juffen

10 Project zoeken

11 Project voorstellen en officiële toestemming vragen om het uit te voeren

12 Publiciteit organiseren, bekendmaking project

13 Onthaal en begeleiding organisaties

14 De juffen en het schoolpersoneel inlichten over het scenario

15 Onthaal bezoekers

16 Aankleding zaal organiseren (tekeningen van de kleuters, …)

17 Medewerking vragen aan juffen, directie, ouders, kinderen, …

18 Afspraken schematiseren

19 Notities nemen bij voorbereidende gesprekken

Ouderportfolio NT2

Bijlage


Colofon

© 2010 Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen en Centrum voor Taal en Onderwijs (K U Leuven)

© 2011 heruitgave: uitbreiding naar niveau 1.2. Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen en Centrum

voor Taal en Onderwijs (K U Leuven) met steun van BAOAB vzw Antwerpen en het Impulsfonds voor

het Migrantenbeleid

Tekst: Joke Drijkoningen, Carolien Frijns en Annemie Van Beirendonck

Foto’s: Beeldbank Stad Antwerpen, Mina Van Elewyck (Apache News Lab) en Claire Lemmens

Vormgeving: Zoing Design