Volgende - Gemeente West Maas en Waal

B OOT or ganis erend ingenieur s buro bv 

Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd overeenkomstig de AV-BOOT .

1 / 29 

OPDRACHTGEVER Leeuwse Veld VOF 

BOOT organiserend ingenieursburo BV Vestiging Elst 

Bemmelseweg 57 

6662 PE ELST GLD 

WEBSITE http://www.buroboot.nl 

E-MAIL info@buroboot.nl 

Postbus 4 

5386 ZG GEFFEN 

DATUM 23 april 2013 

DOCUMENTNUMMER P10-0485-003 

OPGESTELD DOOR ing. H.W. Boom 

GEAUTORISEERD ing. H.W. Boom 

PROJECTLEIDER ing. M. Boot 

GEZIEN 

PROJECT Beneden-Leeuwen - Het Leeuwse Veld 


REVISIEDATUM 23 april 2013 

RAPPORT WATERHUISHOUDING 

Plan 'Het Leeuwse Veld' 

te Beneden Leeuwen 

Revisiedatum: 23 april 2013

2 / 29 

Titelpagina 

SOORT ONDERZOEK Waterhuishoudkundig plan 

ONDERZOEKSLOCATIE 

Het Leeuwse Veld 

Van Heemstraweg 

Beneden-Leeuwen 

OPDRACHTGEVER VOF Het Leeuwse Veld 

Postbus 4 

5386 ZG GEFFEN 

Telefoon: 073-5340400 

Fax: 073-5340499 

CONTACTPERSOON de heer J.G.W. Hol 

UITGEVOERD DOOR BOOT organiserend ingenieursburo BV Vestiging Elst 

CONTACTPERSOON 


6662 PE ELST GLD 

ing. M. Boot 



REVISIEDATUM 23 april 2013

3 / 29 

Inhoudsopgave 

1 INLEIDING ............................................................................................................................................. 5 

1.1 ALGEMEEN ...................................................................................................................... 5 

1.2 DOEL ............................................................................................................................. 7 

1.3 KADER ........................................................................................................................... 8 

1.4 DOCUMENTEN ................................................................................................................. 8 

1.5 OPBOUW RAPPORTAGE ...................................................................................................... 8 

2 BESTAANDE SITUATIE ................................................................................................................... 9 

2.1 INRICHTING .................................................................................................................... 9 

2.2 MAAIVELDHOOGTEN EN BODEMOPBOUW ............................................................................... 9 

2.3 WATERHUISHOUDING ...................................................................................................... 10 

2.4 GEOHYDROLOGISCHE GESTELDHEID ................................................................................... 10 

2.5 RIOLERING .................................................................................................................... 12 

2.6 ARCHEOLOGIE ............................................................................................................... 12 

2.7 NATUURTOETS .............................................................................................................. 12 

3 UITGANGSPUNTEN ....................................................................................................................... 14 

3.1 ONTWERPRICHTLIJNEN .................................................................................................... 14 

3.2 DUURZAAMHEIDTHEMA’S ................................................................................................ 14 

3.3 OVERLEG ...................................................................................................................... 14 

3.4 RANDVOORWAARDEN T.A.V. ONTWERP WATERSYSTEEM ......................................................... 15 

4 ONTWERP WATERSYSTEEM ..................................................................................................... 17 

4.1 OMSCHRIJVING TOTALE PLANGEBIED .................................................................................. 17 

4.2 TOELICHTING ONTWERP FASE 1 ........................................................................................ 17 

4.3 AFVLOEIENDE OPPERVLAKKEN ........................................................................................... 19 

4.4 DIMENSIONERING WATERSYSTEEM ..................................................................................... 19 

4.5 BEHEER WATERSYSTEEM ................................................................................................... 20 

4.6 WATERKWALITEIT ........................................................................................................... 21 

4.7 AANDACHTSPUNTEN T.B.V. UITVOERING ............................................................................ 21 

4.8 ONTWIKKELING FASE 2.................................................................................................... 21 

5 NADERE DETAILLERING HWA-SYSTEEM FASE 1A ....................................................... 23 

5.1 TOELICHTING ONTWERP .................................................................................................. 23 

5.2 UITGANGSPUNTEN .......................................................................................................... 24 

5.3 BEREKENINGEN .............................................................................................................. 25 

5.4 CONTROLE AANGESLOTEN VERHARD OPPERVLAK OP WADI’S FASE 1A....................................... 26 

6 DIMENSIONERING DWA-STELSEL FASE 1 ......................................................................... 27 

6.1 UITGANGSPUNTEN .......................................................................................................... 27 

6.2 DIMENSIONERING ........................................................................................................... 27 

6.3 ONTWERPSYSTEEM ......................................................................................................... 28 




4 / 29 

Bijlagen 

A : Analyse grondwaterstanden T=10 Waalstand i.r.t. aanlegpeilen 

B : Retentieberekening T=10+10% en T=100+10% 

C : Ontwerp aspecten wadi’s 

D : Tekening oppervlakken toekomstige situatie 

E : Tekening waterhuishouding 

F : Tekening riolering & nutstracé 

G : Tekening profielen 

H : Tekening principe verwerking hemelwater op perceel 




1 Inleiding 

1.1 Algemeen 

5 / 29 

In opdracht van Leeuwse Veld VOF is een waterhuishoudingplan opgesteld t.b.v. het 

project ‘Het Leeuwse Veld’ te Beneden-Leeuwen. 

Het project is gelegen aan de zuidzijde van het dorp Beneden-Leeuwen. Het gebied is 

gelegen ten zuiden van de Van Heemstraweg (voormalige N322). Iets ten oosten van het 

plangebied ligt de Spijkerstraat, de westzijde wordt begrensd door het Zijveld. De zuidzij- 

de wordt begrensd door de ondertussen verlengde Maas en Waalweg (nieuwe N322). 

Het totale plangebied heeft een gezamenlijk oppervlak van circa 39 hectare. In figuur 1.1 

is met een rode lijn de zogenaamde ‘rode contour’ (ten noorden van deze lijn is bebou- 

wing toegestaan conform beleid van provincie) weergegeven. Het gebied ten noorden van 

deze lijn heeft een oppervlakte van ca. 24 hectare, waarvan ca. 18 hectare geschikt is voor 

woningbouw. Het gebied ten zuiden van deze lijn heeft een oppervlakte van ca. 15 hecta- 

re, die ingericht zal worden met diverse functies zoals uitloopgebied en wateropgave. 

Figuur 1.1 Afbeelding locatie plangebied 




6 / 29 

Ondertussen is het bestemmingsplan door diverse externe omstandigheden aangepast ten 

opzichte van het totale project. Het huidige globale bestemmingsplan omvat nu de plan- 

delen conform figuur 1.2. Dit globale bestemmingsplan omvat de mogelijkheid om in 

totaal maximaal 310 woningen te realiseren in de komende 10 jaar. Het globale bestem- 

mingsplan is medio juli 2012 onherroepelijk geworden. 

Figuur 1.2 Vastgesteld bestemmingsplan 

De te realiseren woningen en openbare inrichting, zullen binnen de mogelijkheden van 

het bestemmingsplan in diverse fasen worden uitgevoerd. De eerste fase (zie figuur 1.3) 

betreft de oostelijke ontwikkeling van het project en bestaat uit nieuwbouw van maximaal 

300 grondgebonden woningen, inclusief de daarbij behorende infrastructuur. De tweede 

fase betreft de westelijke ontwikkeling, de invulling van het woningbouwprogramma voor 

deze fase is in dit stadium nog niet bekend. De oppervlakte van planfase 1 bedraagt ca. 

12,7 ha, van planfase 2 ca. 5,2 ha. Tussen de beide planfasen is een strook particulier 

terrein aanwezig (ca. 6 ha), die binnen het huidige globale bestemmingsplan niet voor 

woningbouw zal worden benut. 




1.2 Doel 

7 / 29 

Figuur 1.3 Voorlopig stedenbouwkundig ontwerp fase 1 




Ten zuiden van de rode contour 

wordt door/namens de gemeente 

West Maas en Waal een gebied 

ingericht ten behoeve van 

waterberging, waarbij de 

landschappelijke inpassing om 

tevens te recreëren en te spelen een 

belangrijk uitgangspunt is. Door 

Arcadis is hiervoor een rapport met 

tekeningen vervaardigd (zie voor 

betreffende document §1.4), waarin 

mede de hiervoor benodigde 

waterhuishoudkundige structuur is 

uitgewerkt. In deze rapportage 

wordt waar nodig een koppeling 

gelegd naar deze aanliggende 

ontwikkeling. De aanleg van het 

zogenaamde Cool-nature park met 

de bijbehorende waterstructuur en 

kunstwerken is in september 2012 

gestart. De exacte ligging en 

begrenzingen van de bovenge- 

noemde planfasen is weergegeven 

op de tekening in bijlage D. 

In een eerder stadium van het project is een waterstructuurplan opgesteld door DHV (voor 

betreffende document zie §1.4). In deze rapportage is o.a. de huidige situatie m.b.t. de 

waterhuishoudkundige aspecten in beeld gebracht. De relevante gegevens omtrent de 

bestaande waterhuishoudkundige situatie zijn in deze rapportage overgenomen. 

Mede door fasering van de planuitvoering wijkt de stedenbouwkundige inrichting van de 

toekomstige planontwikkeling significant af van de door DHV voorgestelde waterstruc- 

tuur. In de onderhavige rapportage wordt de nieuwe waterstructuur ten behoeve van de 

huidige actuele planfase 1 nader uitgewerkt. 

Doel van dit waterhuishoudingplan is bepalen op welke wijze de waterhuishouding in het 

plangebied vorm kan worden gegeven om daarmee aan te sluiten bij de ambitie voor 

duurzaam waterbeheer. Tevens dient hierbij rekening te worden gehouden met de verde- 

ling in diverse planfases, welke ook een gefaseerde uitvoering van de waterstructuur met 

zich mee brengt. Het doel is om met uitvoering van iedere planfase een robuust en afge- 

ronde waterstructuur te realiseren. Daarbij wordt steeds ook gekeken dat vervolgfases 

weer hierop aan kunnen sluiten.

1.3 Kader 

8 / 29 

In het kader van een bestemmingsplanprocedure conform de Wet ruimtelijke ordening, 

dient te worden aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met hemelwater. Dit dient te 

worden uitgewerkt in een watertoets. De watertoets heeft als doel het voorkomen van 

nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. 

1.4 Documenten 

Onderstaand is een overzicht weergegeven van de documenten die betrekking hebben op 

dit rapport. 

Waterstructuurplan ‘Het Leeuwse Veld’ te Beneden Leeuwen; d.d. november 2010, 

DHV 

Het Leeuwse Veld te Beneden Leeuwen - Afvoer van afvalwater - Variantenstudie; 

concept d.d. november 2010, DHV 

Notitie effect droogweerafvoer nieuwe woonwijk ten zuiden van Beneden Leeuwen op 

rioolstelsel Beneden Leeuwen; concept d.d. 4 november 2010, Witteveen+Bos 

Ontwerptoelichting Leeuwse Veld; d.d. 1 februari 2012, Arcadis Nederland BV 

Grondwaterstandmonitoring gemeente West Maas en Waal t.p.v. plan Leeuwse Veld, 

onderzoeksdata (digitaal) van augustus 2008 t/m januari 2011 

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek; 

d.d. februari 2010, ADC ArcheoProjecten 

‘Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek’ 

d.d. februari 2010 van ADC 

Alternatieve zienswijze Beneden Leeuwen Zuid Heemstraweg gemeente West Maas en 

Waal ADC Synthegra bestemmingsplan; d.d. 17 juni 2010, Crevasse Advies 

Natuurtoets beschermde soorten in het kader van de natuurwetgeving; d.d. 30 au- 

gustus 2010, Bureau Waardenburg bv 

Compensatie- en mitigatieplan Beneden-Leeuwen Zuid: ‘Steenuil, grote modderkrui- 

per, kleine modderkruiper en poelkikker’; d.d. 30 augustus 2010, Bureau Waarden- 

burg bv 

Onderbouwing ontheffingsaanvraag Bestemmingsplan “Het Leeuwse veld” te Beneden 

Leeuwen; d.d. 16-11-2010, Bureau Waardenburg bv 

1.5 Opbouw rapportage 

Allereerst wordt de huidige waterhuishoudkundige situatie van het terrein in beeld ge- 

bracht. Vervolgens worden de uitgangspunten beschreven welke enerzijds gelden vanuit 

het beleid en anderzijds zijn opgesteld naar aanleiding van overleg met betrokken partij- 

en. Op basis van deze uitgangspunten en het ontwerp is daarna de benodigde retentie van 

hemelwater en de wijze van afvoer van hemel- en vuilwater uitgewerkt. De rapportage 

wordt afgesloten middels een waterparagraaf waarin de belangrijkste afwegingen en 

ruimtelijke invloeden zijn samengevat. 




2 Bestaande situatie 

9 / 29 

Alle in dit hoofdstuk genoemde informatie is afkomstig uit het waterstructuurplan van 

DHV (voor betreffende document zie §1.4). Daar waar het van toepassing is, is meer 

recente informatie gebruikt. 

2.1 Inrichting 

Het huidige gebruik van de planlocatie is voornamelijk landbouw met aan de noordkant 

langs de Van Heemstraweg lintbebouwing (blijft gehandhaafd). Er is geen verhard opper- 

vlak binnen de plangrenzen aanwezig, anders dan aansluiting op bestaande infrastruc- 

tuur. 

2.2 Maaiveldhoogten en bodemopbouw 

Het huidige maaiveldniveau in het plangebied varieert van ca. 4,8 m +NAP tot circa 5,6 m 

+NAP. In bijlage 1 van het rapport van DHV staat een hoogtekaart van het plangebied 

weergegeven. Ter plekke van bestaande woonkavels langs de Van Heemstraweg ligt het 

maaiveld nog iets hoger en nabij sloten ligt het maaiveld iets lager. 

Op 31 juli 2007 is door WM Grondboorbedrijf veldwerk uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de 

bodem uit een slecht doorlatende deklaag bestaat met daaronder een goed doorlatend 

zandpakket. In het zuidwesten van het plangebied is de kleilaag minder dik door de 

aanwezigheid van een oude rivierduin. Uit de zandbanenkaart in figuur 2.1 kan globaal 

worden opgemaakt hoe dik de ondoorlatende laag in het plangebied zal zijn. 

Figuur 2.1 Zandbanenkaart met dikte ondoorlatende kleilaag in meters 




2.3 Waterhuishouding 

10 / 29 

Het huidige oppervlaktewater binnen het plangebied bestaat uit poldersloten, nagenoeg 

alle met B-status, die het gebied van noord naar zuid doorkruisen (zie figuur 2.2). De 

afvoerrichting binnen het plangebied is van noord naar zuid. De peilgebieden staan weer- 

gegeven in bijlage 2 van het rapport van DHV. Het plangebied ligt in 2 peilgebieden. Het 

grootste deel van het plangebied ligt in peilgebied QvU46 met een zomerpeil van 4,25 m 

+NAP en een winterpeil van 3,95 m +NAP. Het meest westelijke deel van het plangebied 

ligt in peilgebied QvU32 met een zomerpeil van 4,60 m +NAP en een winterpeil van 4,30 

m +NAP. 

Figuur 2.2 Legger watergangen waterschap Rivierenland 




Legenda 

Algemeen 

Plangrens 

‘Rode contour’ 

Aan de noordzijde van het plangebied ligt langs de zuidkant van de Van Heemstraweg een 

A-watergang. Deze watergang ligt in peilgebied QvU47 (zomerpeil is 4,85 en winterpeil is 

4,35 m +NAP). Het waterpeil in deze watergang is hoger dan het waterpeil in het plange- 

bied. Deze watergang heeft een water aanvoerende functie in de zomer. 

Binnen de plangrenzen van fase 1 is het totale oppervlak (op de waterlijn) van de huidige 

watergangen ca. 1.850 m 2 . Bij een peilopzet van 0,30 m kunnen de watergangen ca. 555 

m 3 bergen. Deze berging dient in de toekomstige situatie te worden gecompenseerd. 

2.4 Geohydrologische gesteldheid 

De grondwaterstanden in het plangebied worden beheerst door de poldersloten. In de 

zomer is het waterpeil in de sloten hoog en kan het water vanuit de sloten infiltreren. In 

de winter is het waterpeil lager en hebben de sloten een drainerende werking.

11 / 29 

Het zandpakket onder de kleilaag staat in verbinding met de rivieren de Waal en de Maas. 

Met name tijdens hoog water in de Waal wordt de stijghoogte van het grondwater in het 

zandpakket onder het plangebied hoger waardoor een kwelstroom ontstaat vanuit het 

zandpakket richting maaiveld. De watergangen hebben in deze situatie een bergende en 

afvoerende functie voor kwelwater. Door de weerstand van de dikke kleilaag is de kwel- 

stroom naar verwachting zeer beperkt. In het zuidwesten is het kleipakket minder dik. Op 

deze locaties biedt de kleilaag minder weerstand, waardoor de invloed van kwelstromen 

hier groter is. 

Tijdens het veldwerk op 31 juli 2007 zijn er op 10 locaties peilbuizen geplaatst. Hier 

meten 10 peilbuizen het freatisch grondwater en 8 de stijghoogte in het eerste watervoe- 

rende pakket. Deze peilbuizen zijn vanaf augustus 2007 door de gemeente gemeten. De 

meetreeks van deze peilbuizen is gebruikt om de gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld 

laagste (GLG) grondwaterstand te kunnen berekenen (zie definitie GHG en GLG in figuur 

2.3). 

Figuur 2.3 Definitie GHG en GLG 

GHG/GLG: VOOR DE GEMIDDELD HOOGSTE/ LAAGSTE GRONDWATERSTAND WORDEN JAARLIJKS DE 3 HOOGSTE/ 

LAAGSTE GRONDWATERSTANDEN GEMIDDELD (HG3) OVER DE PERIODE VAN 1 APRIL TOT EN MET 31 MAART 

(HYDROLOGISCH JAAR) EN HET GEMIDDELDE VAN DEZE JAARLIJKSE HG3-WAARDEN OVER EEN PERIODE VAN TENMINSTE 8 

JAAR WAARIN GEEN INGREPEN HEBBEN PLAATSGEVONDEN WORDT GEBRUIKT ALS GHG/ GLG. 

Uit de meetreeks van een TNO-peilbuis (B39G0019) in Beneden-Leeuwen, welke gemeten 

is over een langere periode, blijkt dat de grondwaterstanden de afgelopen jaren redelijk 

stabiel zijn gebleven. De berekende GHG en GLG op basis van een relatief korte periode 

zijn daarom representatief voor de GHG en GLG in het plangebied. 

In bijlage 3 van rapport DHV zijn de grondwaterstanden over de periode maart 2007 tot 

juli 2010 geanalyseerd en staat een overzicht van de grondwaterstanden, GHG’s en GLG’s 

voor het plangebied weergegeven. In bijlage 2 van het genoemde rapport is een kaart 

opgenomen met de peilbuizen. Peilbuis 4 en 7 staan echt in het toekomstig woongebied. 

Peilbuis 2, 3 en 7 staan niet op de grens. Op basis van deze metingen schatten we in dat 

de GHG binnen het toekomstig woongebied varieert van 4,6 tot 4,95 m +NAP. Tussen de 

ontwateringsmiddelen loopt de GHG op en van zuid naar noord loopt de GHG met het 

maaiveld iets op. In het eerste watervoerende pakket is de GHG dicht bij sloten hoger dan 

de GHG in de deklaag, maar verder van ontwateringsmiddelen lager dan de GHG in de 

deklaag. Hieruit blijkt dat de sloten vooral invloed hebben op de grondwaterstand in de 

deklaag. 

Daarnaast is aanvullend door BOOT organiserend ingenieursburo een analyse gemaakt van 

de grondwaterstanden ten tijde van de hoogwatergolf in januari 2011 (zie bijlage A). 

Hieruit blijkt, dat bij een T=10 Waalstand de grondwaterstanden op de planlocatie variëren 

van 5,4 tot 5,6 m +NAP. 

In figuur 2.3 staat weergegeven hoe het freatisch grondwater, de stijghoogte in het eerste 

watervoerende pakket en de waterstanden in de Waal fluctueren. 




12 / 29 

Figuur 2.3 Waterstanden Waal, freatisch pakket en 1 e watervoerend pakket 

2.5 Riolering 

Binnen de contouren van het plangebied is geen riolering aanwezig. Langs de Van Heem- 

straweg is (gedeeltelijk) een gemengd rioolstelsel aanwezig. De exacte ligging en geogra- 

fische gegevens van de riolering zijn op tekening weergegeven (zie bijlage F). 

Langs de zuidzijde van het gebied ten zuiden van de ‘rode contour’, parallel aan de N322, 

ligt de bestaande persleiding van waterschap rivierenland, die afvoert naar de RWZI Dru- 

ten. 

2.6 Archeologie 

Conform rapportage ‘Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend 

booronderzoek’ d.d. februari 2010 van ADC ArcheoProjecten en aanvullende rapportage 

‘Alternatieve zienswijze Beneden-Leeuwen Zuid Heemstraweg gemeente West Maas en 

Waal ADC Synthegra bestemmingsplan’ d.d. 17 juni 2010 van Crevasse Advies, wordt 

planfase 1 niet aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. 

Wel bevind zich, conform bestemmingsplankaart, binnen planfase 1 een zone “Waarde– 

Archeologie 1”. Het betreft hier de noordoostzijde van het plangebied. Binnen deze zone 

dient voor werkzaamheden, dieper dan 2,0 meter beneden bestaand maaiveld, aanvullend 

archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. 

2.7 Natuurtoets 

Conform de rapportages van Waardenburg BV, genoemd onder §1.4, dient binnen planfa- 

se 1 rekening te worden gehouden met de leefomgeving van de kleine modderkruiper, 

grote modderkruiper en poelkikker. 

In het document ‘Onderbouwing ontheffingsaanvraag Bestemmingsplan “Het Leeuwse 

veld” te Beneden-Leeuwen’ wordt beschreven hoe met deze leefomgeving dient te worden 

omgegaan bij toekomstige woningbouwontwikkelingen. De hoofdconclusie voor planfase 

1 is hieronder omschreven en dient bij de uitvoering van de werkzaamheden te worden 

gehanteerd. 




13 / 29 

“In het plangebied ten noorden van de ‘rode contour’ zullen watergangen waar (veel) grote 

modderkruiper voorkomt waar mogelijk worden ingepast in de planvorming van de wo- 

ningbouw ontwikkeling. Tevens zal het dempen en/of vergraven van watergangen onder 

ecologische begeleiding uitgevoerd worden.” 




3 Uitgangspunten 

3.1 Ontwerprichtlijnen 

14 / 29 

Vanaf 1992 zijn richtlijnen van kracht met betrekking tot het functioneren van rioolstel- 

sels. Deze dienen tenminste te voldoen aan een zogenaamde basisinspanning. 

Deze basisinspanning houdt het volgende in: in nieuwe woon- en werkgebieden dient het 

(verbeterd) gescheiden rioleringssysteem (of minimaal met gelijkwaardige vuiluitworp) te 

worden toegepast. 

De uitgangspunten zoals deze in dit rapport genoemd zijn, zijn afkomstig uit: 

Rijksbeleid: ‘Nationaal Waterplan 2009-2015’, ‘Waterbeleid in de 21e eeuw (WB21)’ 

en ‘Nationaal Bestuursakkoord Water’. 

Provinciaal beleid: ‘Waterplan 2010-2015’ 

Waterschapsbeleid: ‘Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland 2010’. 

Gemeentelijk beleid: ‘Gemeentelijk Rioleringsplan’ d.d. december 2012. 

Tevens is door de provincie Gelderland het document “Beslisboom voor hemelwater” 

uitgegeven (BOR-G boom). Deze is verder door Werkgroep Riolering West- Nederland 

(wRw) aangevuld (Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken 2003). In beide 

afkoppelbomen staan diverse keuzemogelijkheden aangegeven met betrekking tot de 

afvoer van hemelwater. 

3.2 Duurzaamheidthema’s 

In dit plan zullen de mogelijkheden worden bekeken om op een duurzame wijze met het 

water om te gaan. De thema’s van duurzaam waterbeheer worden samengevat in 2 tritsen. 

Het gaat om de trits ‘schoonhouden – scheiden – zuiveren’ en de trits ‘vasthouden – 

bergen – afvoeren’. 

De algemene thema’s van duurzaam waterbeheer zijn als volgt: 

Stap 1: hemelwater niet op het rioolsysteem zetten 

Stap 2: benutten of infiltreren van hemelwater 

Stap 3: vertraagt afvoeren van hemelwater naar oppervlaktewater. 

De ambitie voor het omgaan met het hemelwater afkomstig uit het plangebied is om het 

hemelwater binnen het plangebied te bergen en vertraagd af te voeren naar oppervlakte- 

water. 

3.3 Overleg 

Met de onderstaande personen en instanties heeft overleg plaats gevonden inzake de te 

hanteren randvoorwaarden t.a.v. de waterhuishouding en riolering: 

Gemeente West Maas en Waal: mw. M.S. Grobben 

mw. E. van Norel 

mw. S. Venhorst 




15 / 29 

Waterschap Rivierenland: mw. M. Reijnierse 

dhr. D. Willems 

dhr. V. Vulto 

Leeuwse Veld VOF dhr. J.G.W. Hol 

De randvoorwaarden staan in onderstaande paragraaf omschreven. 

3.4 Randvoorwaarden t.a.v. ontwerp watersysteem 

Voor de waterhuishouding van het plangebied dient te worden uitgegaan van de rand- 

voorwaarden, genoemd in tabel 3.1 en overige genoemde aspecten. 

Tabel 3.1: Uitgangspunten ontwerp watersysteem 

UITGANGSPUNTEN 

Herhalingstijd bui (1) Herhalingstijd: 1x per 10 jaar +10% 

Droogleggingseisen: 

(zie figuur 3.1) 

Ontwateringseisen: 


Herhalingstijd bui (2) Herhalingstijd: 

Herhalingstijd bui (3) 

(Indien rivierkwel wordt vermoed) 

Droogleggingseis: 





* 1,00 m onder bebouwing (met kruipruimte) 

* 0,70 m onder wegen 

* 0,50 m onder tuinen / groenstroken 




1x per 100 jaar +10% 

* Inundatie (0,0 m t.o.v. laagste mv) 

Herhalingstijd: 1x per 2 jaar +10% i.c.m. T10 Rivierstand 

Droogleggingseisen: 


Ontwateringseisen: 


Lokaal peilbeheer Peilvak: 

Grondwaterstanden 

(op basis van meetgegevens gemeente) 

Zomerpeil: 

Winterpeil: 

Peilvak: 

Streefpeil: 

Peilvak: 

Zomerpeil: 

Winterpeil: 

GHG 

GLG 







QvU32 

4,60 m +NAP 

4,30 m +NAP 

QvU46 

4,25 m +NAP 

(mag uitzakken naar 4,10 m +NAP) 

QvU47 

4,85 m +NAP 

4,35 m +NAP 

ca. 4,90 à 5,15 m +NAP 

ca. 3,80 à 4,65 m +NAP 

Bestaande maaiveldhoogte ca. 4,8-5,6 m +NAP

16 / 29 

Figuur 3.1 Ontwatering c.q. drooglegging 

Overige uitgangpunten: 

Daken en wegverhardingen mogen niet worden aangesloten op het (vuilwater)riool. 

Dakoppervlakken mogen direct lozen op het oppervlaktewater, vuile oppervlakken 

(wegverhardingen e.d.) bij voorkeur via een filterende voorziening (bodempassage) 

afgekoppeld te worden. Binnen woonwijken is het zuiveren van afstomend hemelwa- 

ter volgens het Besluit lozingen buiten inrichtingen niet meer noodzakelijk; 

Op particulier terrein dient hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken, bo- 

vengronds bij de perceelgrens te worden aangeboden; 

In openbaar gebied dient hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken waar 

mogelijk bovengronds af te stromen naar de bergingsvoorziening; 

Er mogen geen uitlogende materialen worden toegepast; 

Er dient een kwantitatieve berging in het systeem aanwezig te zijn voor een bui T=10 

(+10%), T=100 (+10%) en een winterbui T=2+10% in combinatie met een T=10 rivier- 

stand in de Waal; 

Doodlopende watergangen binnen het plangebied dienen zoveel als mogelijk te wor- 

den voorkomen (bevordering doorstroming); 

Bestaande te dempen watergangen binnen het plangebied dienen te worden gecom- 

penseerd; 

Het toekomstige watergangenstelsel binnen het plangebied dient niet in directe ver- 

binding te worden gesteld met de oostelijk gelegen (toekomstige) A-watergang, zo- 

dat geen communicerend systeem ontstaat (toepassen inlaatconstructie); 

Bij een A-watergang, smaller dan 8 m tussen de boveninsteken, dient een enkelzijdi- 

ge onderhoudsstrook van tenminste 4,00 m breed aanwezig te zijn. Bij een A- 

watergang, breder dan 8 m en smaller dan 16 m tussen de boveninsteken, dient aan 

weerszijden een onderhoudsstrook van tenminste 4,00 m breed aanwezig te zijn; 

De helling van de onderhoudsstrook mag niet steiler zijn dan 1:6; 

Indien drainage onder de woningen c.q. wegen wordt aangelegd, dient de b.o.b. van 

de drainageleiding c.q. het overdrachtspunt boven de GHG te worden gesitueerd; 

Maximale afvoer naar landelijk gebied: 1,5 l/s.ha (gerekend over afvloeiende opper- 

vlakte); 

Taluds wadi’s minimaal 1:4 t.b.v. rijdend onderhoudsmaterieel; 

Maximale waterdiepte in wadi’s (bij T=10+10%) bedraagt 0,40 m 

Het watersysteem binnen het woningbouwplan dient in open verbinding te staan met 

de zuidelijke retentiezone (geen toepassing van peilregulerende kunstwerken) 

Onder de watergangen dient minimaal 1 meter klei aanwezig te zijn i.v.m. opbarsting 

c.q. tegengaan aantrekken kwel 




4 Ontwerp watersysteem 

4.1 Omschrijving totale plangebied 

17 / 29 

Voor het totale plangebied fase 1, fase 2 en de retentiezone ten zuiden van de rode 

contour is reeds een globaal bestemmingsplan vastgesteld. In zowel het watersysteem 

binnen fase 1 als fase 2 zal zoveel mogelijk berging ten behoeve van de planontwikkelin- 

gen gerealiseerd worden. In de retentiezone ten zuiden van de rode contour zal de aanvul- 

lende berging ten behoeve van de planontwikkelingen beschikbaar moeten worden ge- 

steld. De watersystemen van fase 1 en 2 zullen verbonden worden met de zuidelijke 

retentiezone, om afvoer vanuit de plangebieden te kunnen waarborgen. 

De zone tussen fase 1 en fase 2 betreft een particulier perceel, welke binnen het huidige 

globale bestemmingsplan niet voor woningbouw zal worden benut. Binnen deze tussen- 

liggende particuliere zone mogen geen waterhuishoudkundige ingrepen worden gedaan. 

In dit hoofdstuk wordt het watersysteem van fase 1 nader toegelicht. Een doorzicht naar 

de ontwikkeling van fase 2 in relatie tot het waterhuishoudkundig systeem wordt in §4.8 

beschreven. 

4.2 Toelichting ontwerp fase 1 

Algemeen 

Voor het onderhavige plangebied is getracht de thema’s van duurzaam waterbeheer aan 

te houden volgens de trits: vasthouden-bergen-afvoeren. Als gevolg van de planontwikke- 

ling neemt het verharde oppervlak toe. Middels deze rapportage wordt bepaald, hoe 

binnen de planlocatie wordt omgegaan met het (versneld afstromen van het) hemelwater. 

Hieronder zijn de ondernomen stappen weergegeven. 

De planlocatie wordt over het gehele terrein afgedekt door een bestaande kleilaag. Daar- 

naast treden bij hoge rivierwaterstanden in de Waal kwelsituaties in de planlocatie op. 

Vanwege beide aspecten wordt het infiltreren van hemelwater in de bodem niet wenselijk 

geacht. 

De benodigde ruimte om afstromend hemelwater (tijdelijk) te kunnen bergen kan gevon- 

den worden in de vorm van wadi’s en oppervlaktewater. Onder de wadi’s zullen drainlei- 

dingen worden gerealiseerd, welke vrij uitstromen in oppervlaktewater. De drains zullen 

hierbij de ontwaterende functie van de te dempen watergangen overnemen. Hieronder is 

het watersysteem per onderdeel nader omschreven. 

Wijze van afstroming particuliere percelen 

Hemelwater, dat valt op particuliere terreinen (afkomstig van verharde delen van percelen 

en daken van woningen en garages) zal, vanwege geen infiltratiemogelijkheden in de 

ondiepe bodem, oppervlakkig worden aangeboden bij de perceelgrens. 




18 / 29 

Om het hemelwater vanaf de achterzijde van alle type woningen naar de voorzijde te 

kunnen transporteren zal een leiding, onder de woning door, naar de perceelgrens aan de 

voorzijde worden aangelegd. De regenpijpen, van zowel de achter- als voorzijde van de 

daken, worden ondergronds op deze leiding aangesloten. Tegen de perceelgrens wordt op 

het perceel een “spuikolk” geplaatst, welke zal werken als hevelkolk (zie bijlage H, princi- 

pe verwerking hemelwater op perceel). 

De daken van schuren/bergingen zullen worden voorzien van een regenpijp, die op maai- 

veldniveau op het achterpad uitstroomt. Hemelwater afkomstig van achterpaden zal, via 

kolken, ondergronds middels het HWA leidingsysteem afgevoerd worden naar de aan te 

leggen bergingsvoorzieningen (zie tekening bijlage F). 

Wijze van afstroming openbare verharding 

Uitgangspunt van de gemeente West Maas en Waal is, dat hemelwater (afkomstig van 

verharde oppervlakken op openbaar terrein) waar mogelijk bovengronds moet afstromen 

naar open hemelwaterbergingsvoorzieningen. Binnen de planlocatie is echter niet binnen 

ieder wegprofiel ruimte voor bergingsvoorzieningen. Gezien de lange lengtes voor beno- 

digde afwateringsgoten en onvoldoende beschikbaar terreinverhang, is met de gemeente 

het volgende afwateringssysteem overeengekomen. 

Daar waar een bergingsvoorziening langs de rijbaan is gesitueerd, zal het hemelwater 

oppervlakkig afstromen naar de bergingsvoorziening. Daar waar geen bergingsvoorzie- 

ning binnen het straatprofiel realiseerbaar is, wordt onder de rijbaan een HWA-leiding 

aangelegd. Middels de aan te leggen HWA-leiding zal het hemelwater alsnog getranspor- 

teerd worden naar de aan te leggen hemelwater bergingsvoorzieningen binnen het plan- 

gebied. 

Keuze type bergingsvoorzieningen hemelwater 

Afstromend hemelwater, afkomstig van daken, verharde gedeelten van percelen, trottoirs, 

parkeervakken en wegen, zal grotendeels naar de wadi’s worden getransporteerd. De 

wadi’s zijn langs de centrale as binnen het plangebied geprojecteerd (zie tekeningen 

bijlage E en F). In de wadi’s zal het hemelwater tijdelijk worden geborgen en vervolgens, 

middels drainageleidingen, vertraagd worden afgevoerd naar de centraal binnen het 

plangebied geprojecteerde watergang. 

Het overige gedeelte van de benodigde kwantitatieve berging zal worden gevonden in het 

enerzijds verbreden van de bestaande en anderzijds in de nieuw aan te leggen watergan- 

gen. Alle geprojecteerde watergangen binnen het plangebied (incl. de oostelijk gelegen 

watergang) maken rechtstreeks deel uit van het watersysteem van het waterschap, hier- 

door is een reguliere peilopzet mogelijk van maximaal 0,30 m. 

In de watergangen binnen het plangebied (incl. de oostelijk gelegen watergang) zal het 

hemelwater worden geborgen en middels een door de ontwikkelaar te realiseren water- 

gang worden afgevoerd naar het ‘Cool Nature-gebied’ binnen de zuidelijke retentiezone 

van het waterschap / de gemeente (zie bijlage E). 




19 / 29 

Aanlegpeilen 

De aanlegpeilen van woningen en wegen zijn afgestemd op de bestaande omliggende 

woningen, straatpeilen en maaiveldhoogten. Daarnaast is de stijghoogte van het grondwa- 

ter bij een rivierstand T=10 maatgevend voor bepaling van de aanleghoogten (zie bijlage 

A). Het bestaande maaiveld binnen het plangebied is gelegen op gemiddeld 5,35 m +NAP. 

Conform bijlage A is, zonder aanleg van drainerende voorzieningen, een minimaal straat- 

peil benodigd van 5,8 à 6,0 m +NAP. De vloerpeilen dienen ca. 0,30 m hoger te worden 

aangelegd. 

4.3 Afvloeiende oppervlakken 

Er zijn, als gevolg van de planontwikkeling, diverse oppervlakken binnen het plangebied 

fase 1 geprojecteerd. Deze zijn aangegeven in tabel 4.1 (zie voor oppervlakken bijlage D). 

Tabel 4.1 Overzicht diverse oppervlakken fase 1 

TYPE OPPERVLAK AFVLOEIENDE 

OPPERVLAKTE [HA] 




ONVERHARDE 

OPPERVLAKTE [HA] 

OPPERVLAKTE 

Dakoppervlak 2,0 16 

Kavels (35% verhard) 1,8 3,3 56 

Rijbaan 1,5 

Parkeren 0,4 - 

Voetpaden 0,7 - 

Watergangen (op waterlijn) - 0,6 5 

Wadi’s - 0,3 3 

(Openbaar) groen - 2,7 

Subtotaal 6,4 6,3 

Totaal 12,7 

Het totaal afvloeiende oppervlak wordt t.b.v. het berekenen van de benodigde kwantitatie- 

ve berging ingevuld in de rekensheets in bijlage B. 

4.4 Dimensionering watersysteem 

In tabel 4.2 is de berging (géén infiltratie naar ondergrond) van de wadi’s en de uit te 

breiden c.q. nieuw aan te leggen watergangen berekend (voor indeling, oppervlakken en 

profielen, zie tekening bijlage D, F en G). 

Tabel 4.2 Overzicht beschikbare berging 

TYPE 

BERGINGSMEDIUM 

Uitbreiding 

oostelijke A- 

watergang 

Watergangen in 

plangebied 

OPPERVLAKTE 

OP BODEM / 

WATERLIJN [M 2 ] 

OPPERVLAKTE 

BIJ MAX. 

PEILOPZET [M 2 ] 

MAX. 

PEILOPZET 

[M 1 ] 

INHOUD 

T=10 +10% 

[M 3 ] 

2.700 3.500 0,30 930 

(%) 

100 

INHOUD 

T=100 

+10% [M 3 ] 

2.700 5.000 0,90 3.465 

3.200 3.700 0,30 1.035 

3.200 4.700 0,90 3.555 

Wadi’s * 1 1.940 2.900 0,40 968 

1.940 3.000 0,45 1.112

20 / 29 

TYPE 

BERGINGSMEDIUM 

OPPERVLAKTE 

OP BODEM / 

WATERLIJN [M 2 ] 

OPPERVLAKTE 

BIJ MAX. 

PEILOPZET [M 2 ] 




MAX. 

PEILOPZET 

[M 1 ] 

INHOUD 

T=10 +10% 

[M 3 ] 

INHOUD 

T=100 

+10% [M 3 ] 

Totaal 2.933 8.132 

* 1 De gereserveerde strook t.b.v. ontsluiting ‘Snack&skate’ in fase 1a is niet meegerekend; 

bij de wadi’s in fase 1b is uitgegaan van een gemiddelde breedte bij de boveninsteek van 

10 m. 

In bijlage B zijn voorgenoemde parameters verwerkt in de berekening t.b.v. het bepalen 

van de benodigde kwantitatieve berging. 

De volgende neerslaggebeurtenissen worden bekeken: T=10+10% en T=100+10% (zie voor 

berekeningen bijlage B). Hieruit blijkt dat tijdens de genoemde neerslaggebeurtenissen 

het hemelwater niet geheel binnen het plangebied van fase 1 kan worden geborgen. 

De winterbui T=2 i.c.m. T=10-rivierstand zal buiten beschouwing worden gelaten, gezien 

bij de voorgestelde peilhoogten nagenoeg geen kweltoename wordt verwacht (in afwijking 

op het rapport van DHV). De afwijking op de rapportage van DHV betreft de toekomstige 

peilhoogten binnen het plan. Deze zijn nu gebaseerd op voldoende ontwatering ten tijde 

van een T=10 Rivierstand. Hiermee zijn de aanleghoogten binnen het plan hoger gelegen, 

dan uitgangspunt was in de rapportage van DHV, en is bovengenoemde situatie niet 

maatgevend voor de waterberging. 

Volgens de berekeningen treedt een tekort in de waterbergingsopgave op (maatgevende 

situatie: T=10+10%; ca. 830 m 3 ). Contractueel is met gemeente West Maas en Waal in de 

waterbergingsbank vastgelegd dat de tekort komende retentieopgave binnen het plange- 

bied in de zuidelijke retentiezone is gereserveerd. 

Met inbegrip name van bovenstaande oplossingsrichting, zijn hiermee de kwantitatieve 

eisen, genoemd in §3.4, gewaarborgd. 

4.5 Beheer watersysteem 

De geprojecteerde watergangen, zowel binnen het plangebied als langs de oostzijde van 

het plan, zullen een A-status verkrijgen en zullen daarmee worden beheerd en onderhou- 

den door waterschap Rivierenland. Hiervoor worden de aanliggende onderhoudsstroken 

beschikbaar gesteld voor rijdend materieel (zie voor profielen bijlage G). 

De centraal in het plangebied gelegen oost-westgerichte watergangen zullen een breedte 

krijgen van max. 16 m tussen boveninsteken, waardoor de mogelijkheid voor tweezijdig 

onderhoud vanaf de kant wordt gewaarborgd. 

Het overige deel van de watergangen (oosten zuidwestzijde plan) zal een maximale 

breedte krijgen (max. 8,0 m), waarbij eenzijdig onderhoud vanaf de planzijde mogelijk 

gemaakt wordt door middel van het realiseren van relatief steile taluds (zie profielen 

bijlage G).

21 / 29 

De wadi’s binnen het plan zullen als B-status worden aangemerkt en worden beheerd en 

onderhouden door gemeente West Maas en Waal. Om het onderhoud met rijdend materi- 

eel te kunnen onderhouden, dienen de taluds flauw (minimaal 1:4) te worden aangelegd. 

4.6 Waterkwaliteit 

Om de waterkwaliteit van de watergangen binnen het woningbouwplan zoveel mogelijk te 

waarborgen, is doorstroming van het watersysteem gewenst. Directe aansluiting op het 

watersysteem van het waterschap, middels de aan te leggen A-watergang aan de oostzijde 

van het plangebied, heeft echter niet de voorkeur vanwege een aangesloten overstort- 

voorziening vanuit het gemengde stelsel van de kern Beneden-Leeuwen (zie rapportage 

DHV). 

De watergangen binnen het plangebied worden primair gevoed door regen- en grondwa- 

ter. Het watersysteem van fase 1 bevindt zich in de toekomstige situatie geheel in peilvak 

QvU46 (streefpeil. 4,25 m +NAP). Om in droge perioden de mogelijkheid tot doorspoeling 

te creëren, wordt een duikerput met schuif toegepast in de aansluiting van de oost- 

westelijk gerichte water op de oostelijk gelegen watergang. De schuif dient een minimaal 

doorlaatoppervlak te hebben van Ø800 mm. Deze schuif kan worden benut als sturings- 

mogelijkheid t.b.v. doorstroming van de watergangen in perioden van droogte (zie teke- 

ning bijlage E). 

4.7 Aandachtspunten t.b.v. uitvoering 

Binnen het plangebied bevindt zich een afdekkende kleilaag. Om kweltoename, als gevolg 

van de planontwikkeling, te vermijden dient onder de bodem van de watergang, minimaal 

1,0 meter klei te resteren c.q. te worden aangebracht. 

De kruisingen van de watergangen met de bestaande gasleiding ten zuiden van het plan- 

gebied dienen gerealiseerd te worden doormiddel van dammen met duikers (min. Ø1000 

mm). 

4.8 Ontwikkeling fase 2 

Na de ontwikkeling van woningbouwplan fase 1, zal aansluitend fase 2 worden ontwikkeld 

De stedenbouwkundige inrichting is in dit stadium nog niet bekend. 

Om het onderhoudsprincipe en stedenbouwkundige uitstraling te laten conformeren aan 

fase 1, zal het watersysteem van fase 2 in hoofdlijnen gelijk dienen te zijn aan fase 1. 

Fase 2 heeft een bruto verhard oppervlak van ca. 5,2 ha. Indien verhoudingsgewijs het 

bruto verhard oppervlak van fase 2 wordt vergeleken met fase 1, zal ook in het watersys- 

teem van fase 2 een bergingstekort optreden van ca. 340 m 3 . Aanvullend op de te realise- 

ren berging zal dit tekort, in een later stadium, in de retentiezone ten zuiden van de ‘rode 

contour’ dienen te worden gevonden. 




22 / 29 

Het watersysteem van fase 2 zal vanwege de tussenliggende particuliere kavel, die binnen 

het huidige globale bestemmingsplan niet voor woningbouw kan worden benut, niet 

aangesloten kunnen worden op het watersysteem in fase 1. Het toekomstige hemelwater- 

systeem in fase 2, zal evenals in fase 1 een eigen afvoer en overstortmogelijkheid op de 

zuidelijk gelegen retentiezone dienen te krijgen. 




5 Nadere detaillering HWA-systeem fase 1A 

5.1 Toelichting ontwerp 

23 / 29 

Het plangebied fase 1, welke onderdeel uitmaakt van het totale plan ‘Het Leeuwse veld’, 

omvat een tweetal deelfases (zie tekening bijlage D). Het betreft fase 1a (noordelijk deel) 

en fase 1b (zuidelijk deel). In dit stadium is de inrichting voor fase 1b globaal vastgelegd 

binnen het bestemmingsplan en is de inrichting voor fase 1a nader gedetailleerd in het 

uitwerkingsplan. In dit hoofdstuk wordt de uitwerking van fase 1a nader toegelicht. 

Binnen de plangrenzen zal, daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig afgevoerd 

worden. In de overige plandelen zal het hemelwater middels een ondergronds HWA-stelsel 

afgevoerd worden. Vanuit het ondergrondse hemelwaterstelsel zal het water uit kunnen 

stromen in de te realiseren wadi’s binnen het plangebied. 

De voornaamste eigenschap van de toe te passen wadi’s is de zuivering van het hemelwa- 

ter. De bodem van een wadi fungeert als filter, om de zgn. ‘first-flush’ te kunnen zuiveren. 

Onder de wadibodem wordt een drainleiding in een zandsleuf aangelegd, die het gezui- 

verde hemelwater verzamelt en afvoert naar de centraal gelegen watergang (zie figuur 

5.1). Naast het zuiverend vermogen heeft de wadi een bergende functie. In de wadi wordt 

een slokop (put met roosterdeksel) opgenomen, die de maximale waterdiepte waarborgt. 

De slokop wordt aangesloten middels een ondergrondse afvoerleiding op de watergang. 

Figuur 5.1 Impressie wadi-constructie 

Door het realiseren van de wadi’s binnen het plangebied zal de functie van de voormalige 

sloot, welke gedempt zal worden als gevolg van de planontwikkeling, overgenomen 

worden. De drainleiding onder de wadi’s met een vrije uitstroom op de te realiseren 

watergang zorgt hierbij voor voldoende ontwatering. 

De bodem van de wadi’s in de toekomstige woonwijk zal maximaal 0,50 m beneden 

toekomstig maaiveld worden aangelegd. De met gemeente overeengekomen maximale 

waterdiepte (bij bui T=10+10%) bedraagt 0,40 meter. Ten opzichte van het aansluitende 

maaiveld zal hierbij een waakhoogte van minimaal 0,10 meter aanwezig zijn. Voor de 

aanleg- en beheeraspecten wordt verwezen naar bijlage C. 




24 / 29 

Vanuit de wadi’s zal het hemelwater uitstromen in de te realiseren watergang aan de 

zuidzijde van fase 1A. Om de afvoer vanuit deze nieuw te realiseren watergang te kunnen 

waarborgen zal vooruitlopend op fase 1B de gehele watergang ten westen van het plange- 

bied gerealiseerd moeten worden. 

Het totaal verhard oppervlak binnen fase 1a betreft ca. 2,7 ha. Hiervan stroom ca. 1,9 ha 

af naar de wadi’s en ca. 0,8 ha naar de watergangen. Het verhard oppervlak wat afstroomt 

naar de wadi’s zal deels oppervlakkig afstromen en deels middels het te realiseren HWA- 

stelsel afstromen. Het verhard oppervlak binnen fase 1a wat aangesloten zal worden op 

het HWA-stelsel bedraagt ca. 1,4 ha. 

Het ontwerp is aangegeven op tekening KE0485-001 blad 03 d.d. 23 april 2012 (in bijlage 

F). 

5.2 Uitgangspunten 

De parameters in tabel 5.1 worden gehanteerd t.a.v. het ontwerp en dimensionering van 

het HWA-afvoersysteem. 

Tabel 5.1 Uitgangspunten 

ONDERDEEL PARAMETERS 

Hydraulische rekenwijze Statisch 

Hemelwaterbelasting 

conform Leidraad Riolering C2100 

Bui: 

Piek intensiteit: 

Norm: 




L08 

110 l/s.ha 

Geen water-op-straat 

Aangesloten verhard oppervlak op HWA stelsel Ca. 14.000 m 2 

Energieniveau in ontvangend watersysteem: 

Toe te passen materiaal Buizen: 

Putten: 

5,55 m +NAP (incl. gemiddelde 

peilopzet) 

Wandruwheid buizen 3,0 mm 

Putafstand maximaal 75 m 

Minimaal leidingverhang vlak 

Minimale inwendige buisdiameter 250 mm 

Minimale waakhoogte in inspectieput: 0,10 m 

PVC (tot en met Ø250 mm) 

Beton (vanaf Ø300 mm) 

Maatgevende peilmaat verharding 6,00 m +NAP 

Maatgevende lengte rioolstreng ca. 280 m 

Beschikbaar engergieverhang 1,3 mm/m 

Minimale h.o.h. afstand tot ander riool of nutsvoorzienin- 

gen 

1 à 1,5 m 

Minimale afstand tot uitgeefbare grond 2,0 m 

Minimale dekking op buizen 1,20 m 

Minimale ruimte tussen kruisingen riolen 100 mm 

Buizen berekenen op volledige vulling 

Voor de bepaling van de diameter is uitgegaan van: Energieverhang = terreinverhang 

Overige uitgangspunten: 

Riooltracé bij voorkeur maasstructuur;

25 / 29 

Riolering bij voorkeur onder wegverhardingen; 

Afstromend hemelwater afkomstig van verharding grenzend aan een watergang of 

wadi zal oppervlakkig afstromen en wordt buiten beschouwing gelaten in de bereke- 

ningen. 

De HWA-leidingen dienen zoveel mogelijk boven het waterpeil te worden aangelegd 

om zuurstofloos water in de leidingen te vermijden. 

5.3 Berekeningen 

Hieronder zijn de benodigde diameters van de HWA-leidingen binnen het plangebied 

berekend. De leidingen worden gedimensioneerd op een statische regenintensiteit van 

110 l/s.ha (conform piek bui L08 Leidraad Riolering). 

Voor het bepalen van het theoretisch maximaal af te voeren debiet in de leiding wordt 

gebruik gemaakt van de formule van Chézy: 

1/ 

2 

Q = A× 

C × R × 

Waarin: 

Q = gemiddeld debiet [m 3 /s] 

C = coëfficiënt van Chézy [m ½ /s] (wandruwheid ca. 3 mm) 

A = doorstroomd oppervlak [m 2 ] 

R = hydraulische straal [m] 

I = helling van de energielijn [-] 

Bij de genoemde uitgangspunten wordt de uitstroomleiding op de wadi’s belast met een 

totaal debiet van: 

Onderstaand zijn bij een terreinverhang (= energieverhang) van 1,3 mm/m de bijbehoren- 

de debieten weergegeven: 

Beton Ø300 mm: 32 l/s 




Voor de uitstroom in de wadi is een betonnen leiding met een diameter van Ø600 mm 

benodigd. Aangezien het hier een tweetal uitstroomleidingen betreft zal één leidingen met 

een diameter van 400 mm en één leiding met een diameter van 500 mm toegepast wor- 

den. De overige diameters zijn naar rato van het aangesloten verhard oppervlak bepaald 

en op tekening vermeld. Het stelsel kan zonder afwijkingen conform de uitgangspunten 

worden aangelegd. 

I 

( 14. 

000) 

10. 

000 

1/ 

2 

* 110 = 

154 l/s 




5.4 Controle aangesloten verhard oppervlak op wadi’s fase 1A 

26 / 29 

Om aan te tonen dat de aanwezige berging in de wadi’s in fase 1A volledig benut wordt is 

onderstaand de berging berekend. 

Dimensionering wadi’s bij T=10 +10%: 

Afvoerend oppervlak naar wadi: 19.200 m 2 

Bovenoppervlak bij max. peilopzet (0,40 m): 2900 m 2 

Inhoud bij max. peilopzet (0,40 m): 968 m 3 

Beschikbare berging: 43,8 mm 

Uit bovenstaande blijkt dat de berging in de toekomstige wadi’s tijdens een bui T=10+10% 

(43,6 mm) nagenoeg volledig benut zal worden. 




6 Dimensionering DWA-stelsel fase 1 

6.1 Uitgangspunten 

27 / 29 

Binnen het plangebied zullen alle woningen worden voorzien van een DWA-aansluiting. 

Gezien de niet voor woningbouw beschikbare particuliere kavel tussen fase 1 en fase 2 zal 

voor beide fasen een zelfstandig DWA-stelsel gerealiseerd worden. Bij de dimensionering 

van het DWA-stelsel in fase 1A is, gezien de toekomstige planontwikkeling in fase 1B, 

rekening gehouden met de afvoer van het totaal aantal woningen binnen fase 1 naar het 

te realiseren pompgemaal. Om zowel in fase 1A als in fase 1B aan te kunnen sluiten op 

het pompgemaal is deze centraal binnen het plangebied gepositioneerd. 

De parameters in tabel 6.1 worden gehanteerd t.a.v. het ontwerp en dimensionering van 

het DWA-afvoersysteem. 

Tabel 6.1 Uitgangspunten 

ONDERDEEL PARAMETERS 

Hydraulische rekenwijze Statisch 

Maximaal aantal woningen 300 st (totaal fase 1) 

Bezettingsgraad per woning 2,5 i.e. 

DWA-debiet 10 l/uur.pers over 12 uur 

Toe te passen materiaal Buizen: 

Putten: 




PVC / Beton 

Beton 

Putafstand maximaal 75 m 

Minimaal leidingverhang 1 e 150 m: 

2 e 150 m: 

overig: 

4,0 ‰ 

3,0 ‰ 

2,0 ‰ 

Minimale inwendige buisdiameter 250 mm 

Minimale h.o.h. afstand tot ander riool of 

nutsvoorzieningen 

1 à 1,5 m 

Minimale afstand tot uitgeefbare grond 2,0 m 

Minimale dekking op buizen 1,20 m 

Minimale ruimte tussen kruisingen riolen 100 mm 

Maximale vulling buizen: 50% 

Voor de bepaling van de diameter is uitgegaan van: Energieverhang = bodemverhang 

Overige uitgangspunten: 

Riooltracé bij voorkeur boomstructuur; 

Riolering bij voorkeur onder wegverhardingen; 

6.2 Dimensionering 

Uitgaande van maximaal 300 woningen in fase 1, bedraagt de hoeveelheid vuilwater die 

aangeboden wordt op het rioolgemaal: 

300 x (10 l/u x 2,5 i.e.) = 7.500 l/uur = 2,1 l/s (7,5 m 3 /u).

28 / 29 

Het aan te leggen DWA-rioolstelsel wordt uitgevoerd in een minimale praktische diameter 

van Ø250 mm vanwege eventuele onderhouden inspectiewerkzaamheden. Het maximale 

debiet (Qmax) van een PVC buis Ø250 mm met k=3,0 en I=0,003 (gemiddeld) bij 50% 

vulling bedraagt 14,8 l/s. De minimale diameter voldoet ruim. 

Bij calamiteiten dient het stelsel voldoende inhoud te hebben om, zonder overlast, een 

DWA afvoer gedurende 24 uur te kunnen bergen. Aangezien het stelsel, in zowel fase 1A 

als in fase 1B, hiervoor voldoende inhoud dient te hebben wordt de berging in dit stadium 

voor fase 1A onderstaand gecontroleerd. 

De benodigde berging in fase 1A (122 woningen) bedraagt hierbij: 

12 uur x 3,05 m 3 /h: 36,6 m 3 

De beschikbare berging in het stelsel bedraagt: 

1.075 m leiding (Ø250 mm): 52,8 m 3 

25 putten (0,8x0,8 m x 1 m): 16,0 m 3 

Totaal: 68,8 m 3 

De beschikbare berging in het DWA stelsel in fase 1A met een leidingdiameter van 250 

mm blijkt voldoende om de volledige DWA afvoer gedurende 24 uur te kunnen bergen. In 

een later stadium dient voor het DWA-stelsel in fase 1B tevens gecontroleerd te worden of 

hier voldoende berging aanwezig is. 

6.3 Ontwerpsysteem 

Gezien de diepteligging van het bestaande riool in de Van Heemstraweg waarop dient te 

worden aangesloten, kunnen in het plangebied de rioolstrengen bij genoemde uitgangs- 

punten niet onder vrijverval worden aangesloten. Hierdoor is het toepassen van een 

rioolgemaal noodzakelijk. 

De situering van het benodigde opvoergemaal is het meest praktisch centraal in het 

plangebied (ook gebaseerd op gefaseerde uitvoering van het woningbouwplan). Hierbij 

wordt ervan uitgegaan dat voor fase 2 in de toekomst een eigen opvoergemaal benodigd 

is, vanwege het tussenliggende plandeel waar op basis van het huidige bestemmingsplan 

geen woningbouw kan worden gepleegd. 

Als lozingspunt van de persleiding wordt, in afwijking op de genoemde variant conform 

de notitie met variantenstudie van DHV, het bestaande gemengde rioolstelsel van Bene- 

den-Leeuwen voorgesteld. Dit heeft geen effect op het milieutechnisch dan wel het hy- 

draulisch functioneren van het bestaande rioolstelsel Beneden-Leeuwen (zie concept 

notitie effect droogweerafvoer nieuwe woonwijk ten zuiden van Beneden-Leeuwen op 

rioolstelsel Beneden-Leeuwen door Witteveen+Bos). De exacte locatie zal nog in nader 

overleg met de gemeente worden bepaald. Voorgesteld wordt de persleiding middels een 

woelput aan te sluiten op de bestaande riolering in de Akkerstraat. Het betreft hier een 

relatief goed doorstroomde rioolstreng, zoveel mogelijk buiten de invloedsfeer van de 

huidige overstort (zie tekening bijlage F). 




29 / 29 

Redenen voor keuze van deze variant zijn: 

Persleiding meeleggen met nieuwe aanleg van vrijvervalriool, hierdoor is geen aparte 

rioolsleuf benodigd; 

Aansluiting op het gemengde rioolstelsel heeft, volgens de noot op pagina 2 van de 

variantenstudie (rapportage DHV), geen nadelig effect op het milieutechnisch en hy- 

draulisch functioneren van het bestaande gemengde rioolstelsel; 

De persleiding hoeft niet door de zuiverings- c.q. rententiezone te worden aange- 

legd, diverse zinkerconstructies worden hiermee vermeden; 





Bijlage A 

Analyse grondwaterstanden T=10 Waalstand i.r.t. aanlegpeilen

Inleiding 

In het kader van de planontwikkeling van woningbouwplan ‘Het Leeuwse Veld’ te Beneden- 

Leeuwen, is door DHV een waterstructuurplan opgesteld. Onderdeel daarvan was een 

grondwatermonitoring, die vanaf augustus 2007 tot februari 2010 is uitgevoerd. Hieruit is 

de bepaling van de GHG’s en GLG’s binnen het plangebied voortgekomen, die zijn be- 

schreven in bijlage 3 van het waterstructuurplan. 

Door gemeente West Maas en Waal zijn, ten tijde van de hoogwatergolf in januari 2011, 

de in bovengenoemde notitie gebruikte peilbuizen gemonitord. In deze onderhavige 

notitie wordt de statistische herhalingskans van de opgetreden hoogwatergolf geïnterpre- 

teerd, zodat de gemeten grondwaterstanden kunnen dienen als basis voor de te hanteren 

ontwateringsnorm voor de nieuwbouw. 

Bepaling statistische herhalingskans hoogwatergolf 

Door Rijkswaterstaat worden de waterstanden in de rivieren op vaste locaties periodiek 

geregistreerd. Daarnaast is per meetstation de statistische herhalingskans van verschil- 

lende optredende waterstanden bepaald. 

In tabel 1 zijn de gemiddelde overschrijdingsfrequenties van de waterstanden in de Waal 

weergegeven (bron: Rijkswaterstaat; Referentiewaarden waterstanden). Het plangebied in 

Beneden-Leeuwen is gelegen tussen de genoemde meetpunten. 

Tabel 1 Gemiddelde waterstanden Waal met overschrijdingskans 

MEETPUNT 1X PER JR 1X PER 2 JR 1X PER 10 JR 1X PER 100 JR 1X PER 1250 JR 

Nijmegen haven 11,40 11,90 12,90 13,70 14,75 

Tiel Waal 8,00 8,50 9,55 10,45 11,50 

NB. Waarden weergegeven in m t.o.v. NAP 

In tabel 2 zijn de gemeten waterstanden weergegeven, zoals deze optraden in januari 

2011 (bron: Rijkswaterstaat; Waterbase). 

Tabel 2 Waargenomen waterstanden Waal 

MEETPUNT 15-01-2011 16-01-2011 17-01-2011 18-11-2011 19-01-2011 

Nijmegen haven 12,18 12,31 12,32 12,29 12,10 

Tiel Waal 9,15 9,32 9,35 9,33 9,15 

NB. Waarden weergegeven in m t.o.v. NAP; hoogst gemeten per dag 

Conform tabel 2 trad op 17 januari 2011 de hoogst gemeten waterstand op. Het verschil 

tussen de gemeten waterstanden en de gemiddelde waterstanden bij een overschrijdings- 

kans van 1 x per 10 jaar bedraagt bij Nijmegen haven ca. 0,58 m en bij Tiel Waal ca. 0,20 

m. Vanwege de geringe afwijking van de gemeten waarden t.o.v. de berekende gemiddel- 

de waarden bij Tiel Waal, kan worden gesteld dat er min of meer sprake was van een 

herhalingsfrequentie van eens per 10 jaar. 

Bijlagen

Vanwege bovengenoemde constatering kan worden geconcludeerd, dat de gemeten 

grondwaterstanden in deze periode kunnen worden gebruikt ter bepaling van de straat- 

en vloerpeilen (ontwateringsnormen bij berekening T=10 rivierstand en T=2+10% winter- 

bui). 

Gemeten grondwaterstanden planlocatie 

Door gemeente West Maas en Waal zijn van augustus 2007 t/m maart 2013 de peilbuizen, 

genoemd in notitie van DHV, gemonitord. In tabel 3 zijn de gemeten piekwaarden weer- 

gegeven, alsmede de bijgestelde GHG’s en GLG’s. 

Tabel 3 Gemeten grondwaterstanden planlocatie 

MEETPUNT MAAIVELDHOOGTE GWS GHG GLG STIJGHOOGTE T10 WAAL 


[m +NAP] [m +NAP] 

01 5,41 nb 

02 hoog 5,52 4,89 

02 laag 5,17 

03 hoog 5,41 nb 

03 laag nb 

04 hoog 4,86 4,86 

04 laag 5,23 

05 hoog 5,87 4,83 5,02 4,63 5,26 

05 laag 4,50 5,13 3,99 5,60 

06 hoog 4,62 4,62 

06 laag 4,91 

07 hoog 5,37 4,48 5,00 4,01 5,38 

07 laag 4,36 4,90 3,88 5,39 

08 hoog 5,78 nb 

08 laag nb 

09 5,67 4,57 4,97 4,19 5,34 

10 hoog 5,56 4,69 5,15 4,27 5,56 

10 laag 4,38 5,08 3,80 5,56 

De locatie van de peilbuizen is weergegeven in figuur 1. In de tabel zijn tevens per peil- 

buis de maximaal gemeten grondwaterstanden, voortvloeiend uit tabel 3, genoteerd. 

Op basis van de gegevens in tabel 3 kan een goed beeld verkregen worden van de optre- 

dende grondwaterstanden bij een T=10 hoogwatersituatie in de Waal. In navolgende 

paragraaf wordt de toepassing van de verkregen gegevens benoemd.

Figuur 1 locatie peilbuizen 

Advies aanlegpeilen 

De grondwaterstanden, genoemd in tabel 3 en behorend bij een situatie T=10 rivierstand, 

kunnen worden gebruikt als basis voor de te creëren ontwatering. 

In tabel 4 zijn de ontwaterings- en droogleggingsnormen genoemd, zoals door water- 

schap Rivierenland worden gehanteerd (zie ook §2.4 van dit rapport). 

Figuur 2 Verschil ontwatering en drooglegging 

Tabel 4 Ontwaterings- en droogleggingsnormen 


T = 1 [M] T = 

10+10% [M] 

T=100 + 

10% [M] 

RIVIERKWEL * 

T=2 +10% 

WINTER T=10 

RIVIER [M] 

Ontwatering t.o.v. bouwpeil 1,0 0,7 - 0,7 

Drooglegging 

t.o.v. 

* Indien rivierkwel wordt vermoed. 

straatpeil 0,7 0,4 - 0,4 

bouwpeil 1,3 1,0 0,3 1,0 

straatpeil 1,0 0,7 0,0 0,7

Op basis van de ontwateringsnormen in de laatste kolom van tabel 4 en de optredende 

grondwaterstand bij T=10 Rivierstand in tabel 3 zijn hieronder de minimale aanlegpeilen 

van de woningen en wegen bepaald. Deze aanlegpeilen zijn gebaseerd op de situatie 

waarbij geen ontwateringsmiddelen benodigd zijn en nagenoeg geen toename van kwel 

wordt afgevoerd richting de watergangen en de bestaande kleilaag niet of nauwelijks 

wordt doorbroken. 

Ter plaatse van plangebied fase 1 varieert de hoogst gemeten GWS (Pb 5, 7 en 10) van 5,4 

tot 5,6 m +NAP. Bij de norm van 0,4 m ontwatering bij T=10-Waalstand is een minimaal 

straatpeil benodigd van 5,8 à 6,0 m +NAP. De woningen dienen minimaal 0,30 m hoger te 

worden gesitueerd. 



Bijlage B 

Retentieberekening T=10+10% en T=100+10%

Berekening benodigde berging bij een bepaalde bui. (Methode van Buishands en Velds) 

Opdrachtgever: VOF Het Leeuwse Veld 

Projectnummer: P10-0485 

Project: Beneden Leeuwen "Het Leeuwse Veld" 

Datum: 

23 april 2013 

wadi's en watergangen 

Herhalingstijd bui: 1 keer per 10 jaar + 10% 

Afvoernorm (landelijk gebied): 1,5 l/s.ha 

Bruto oppervlakte plangebied 12,70 ha 

Afvloeiende oppervlakte: 7,27 ha 

Oppervlakte wadi (bodem): 1940 m 2 

Oppervlakte wadi (bij max. peilopzet): 2900 m 2 

Geaccepteerde peilopzet wadi: 0,40 m 

Oppervlakte B-watergang (streefpeil): 3200 m 2 

Oppervlakte B-watergang (bij max. peilopzet): 3700 m 2 

Geaccepteerde peilopzet B-watergang: 0,30 m 

Oppervlakte (uitbreiding) A-watergang (streefpeil): 2700 m 2 

Opp. (uitbreiding) A-watergang (bij max. peilopzet): 3500 m 2 

Geaccepteerde peilopzet (uitbr.) A-watergang: 0,30 m 

Te compenseren waterberging: 555,0 m³ 

Geaccepteerde ledigingstijd: 48 uur 

Maximaal benodigde berging: 3760 m 3 

Aanwezige berging in media: 2933 m 3 

Extra benodigde berging: 827 m 3 

EXTRA BERGING NODIG 

Ledigingstijd (infiltratie-)media: 95,7 uur VOLDOET NIET 

BOOT organiserend ingenieursburo 

Duur Q regen Q afvoer Afvoernorm Q infiltratie Benodigde berging 

in min. in l/s.ha in m 3 

in m 3 

in m 3 

in m 

5 363,99 794,24 3,27 790,97 

15 217,91 1426,46 9,82 1416,64 

30 140,36 1837,62 19,64 1817,98 

45 104,28 2047,88 29,46 2018,43 

60 83,38 2183,26 39,28 2143,98 

90 61,38 2410,80 58,91 2351,88 

120 47,63 2494,33 78,55 2415,77 

180 34,87 2739,15 117,83 2621,32 

240 27,83 2914,85 157,11 2757,74 

300 23,10 3024,30 196,38 2827,92 

360 19,80 3110,71 235,66 2875,05 

480 15,73 3295,05 314,21 2980,83 

600 13,20 3456,34 392,77 3063,58 

720 11,33 3560,03 471,32 3088,71 

840 10,01 3669,48 549,87 3119,61 

960 9,02 3778,94 628,43 3150,51 

1080 8,25 3888,39 706,98 3181,41 

1200 7,59 3974,79 785,53 3189,26 

1440 6,60 4147,61 942,64 3204,97 

1680 5,83 4274,34 1099,75 3174,60 

1920 5,28 4424,12 1256,85 3167,27 

2160 4,84 4562,37 1413,96 3148,41 

2400 4,51 4723,67 1571,07 3152,60 

2640 4,18 4815,84 1728,17 3087,67 

2880 3,96 4977,13 1885,28 3091,86 

3360 3,52 5161,47 2199,49 2961,98 

3840 3,19 5345,81 2513,70 2832,11 

4320 2,97 5599,28 2827,92 2771,36 

5040 2,75 6048,60 3299,24 2749,36 

5760 2,53 6359,67 3770,56 2589,12 

7200 2,20 6912,69 4713,20 2199,49 

8640 1,98 7465,70 5655,83 1809,87 

10080 1,76 7742,21 6598,47 1143,74 

11520 1,65 8295,22 7541,11 754,11 

12960 1,54 8709,99 8483,75 226,23 

14400 1,54 9677,76 9426,39 251,37 

3 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 


6662 PE Elst (Gld.) 

Tel: 0481-377165 

Fax: 0481-377242

Berekening benodigde berging bij een bepaalde bui. (Methode van Buishands en Velds) 

Opdrachtgever: VOF Het Leeuwse Veld 

Projectnummer: P10-0485 

Project: Beneden Leeuwen "Het Leeuwse Veld" 

Datum: 

23 april 2013 

wadi's en watergangen 

Herhalingstijd bui: 1 keer per 100 jaar + 10% 

Afvoernorm (landelijk gebied): 1,5 l/s.ha 

Bruto oppervlakte plangebied 1,27 ha 

Afvloeiende oppervlakte: 7,53 ha 

Oppervlakte wadi (bodem): 1940 m 2 

Oppervlakte wadi (bij max. peilopzet): 3000 m 2 

Geaccepteerde peilopzet wadi: 0,45 m 

Oppervlakte B-watergang (streefpeil): 3200 m 2 

Oppervlakte B-watergang (bij max. peilopzet): 4700 m 2 

Geaccepteerde peilopzet B-watergang: 0,90 m 

Oppervlakte (uitbreiding) A-watergang (streefpeil): 2700 m 2 

Opp. (uitbreiding) A-watergang (bij max. peilopzet): 5000 m 2 

Geaccepteerde peilopzet (uitbr.) A-watergang: 0,90 m 

Te compenseren waterberging: 555,0 m³ 

Geaccepteerde ledigingstijd: 48 uur 

Maximaal benodigde berging: 5628 m 3 

Aanwezige berging in media: 8132 m 3 

Extra benodigde berging: -2504 m 3 

GEEN EXTRA BERGING 

Ledigingstijd (infiltratie-)media: 138,3 uur VOLDOET NIET 

BOOT organiserend ingenieursburo 

Duur Q regen Q afvoer Afvoernorm Q infiltratie Benodigde berging 

in min. in l/s.ha in m 3 

in m 3 

in m 3 

in m 

5 537,13 1213,93 3,39 1210,54 

15 328,13 2224,76 10,17 2214,59 

30 211,53 2868,39 20,34 2848,05 

45 155,98 3172,68 30,51 3142,17 

60 123,86 3359,14 40,68 3318,45 

90 88,88 3615,69 61,02 3554,67 

120 69,19 3752,92 81,36 3671,56 

180 50,49 4107,93 122,04 3985,89 

240 40,04 4343,61 162,72 4180,88 

300 33,11 4489,79 203,40 4286,38 

360 28,16 4582,27 244,08 4338,18 

480 22,22 4820,93 325,45 4495,48 

600 18,48 5011,85 406,81 4605,05 

720 15,73 5119,25 488,17 4631,08 

840 13,97 5304,21 569,53 4734,68 

960 12,54 5441,44 650,89 4790,55 

1080 11,33 5530,94 732,25 4798,69 

1200 10,45 5668,17 813,61 4854,56 

1440 9,02 5871,03 976,34 4894,69 

1680 8,03 6097,76 1139,06 4958,70 

1920 7,15 6205,15 1301,78 4903,37 

2160 6,60 6443,81 1464,50 4979,31 

2400 6,05 6563,14 1627,23 4935,92 

2640 5,72 6825,67 1789,95 5035,72 

2880 5,39 7016,60 1952,67 5063,92 

3360 4,84 7350,72 2278,12 5072,60 

3840 4,40 7637,11 2603,56 5033,55 

4320 4,07 7947,37 2929,01 5018,36 

5040 3,63 8269,56 3417,17 4852,39 

5760 3,41 8878,14 3905,34 4972,80 

7200 2,97 9665,72 4881,68 4784,04 

8640 2,64 10310,10 5858,01 4452,09 

10080 2,42 11026,08 6834,35 4191,73 

11520 2,31 12028,45 7810,68 4217,77 

12960 2,09 12243,24 8787,02 3456,23 

14400 1,98 12887,62 9763,35 3124,27 

3 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 

0,00 


6662 PE Elst (Gld.) 

Tel: 0481-377165 

Fax: 0481-377242


Bijlage C 

Ontwerp aspecten wadi’s

Opbouw wadi 

De wadi’s zullen vlak worden opgebouwd met een grastoplaag en een transportdeel van 

grof zand. Op basis van literatuur wordt het onderstaande ontwerp van een wadi voorge- 

steld: 

Figuur 1: Opbouw wadi 

Tabel 1: Samenstelling wadi-onderdelen 

ONDERDEEL LAAGDIKTE (M) SAMENSTELLING EIGENSCHAPPEN 

Toplaag 

(“schrale teelaarde”) 


0,30 Matig fijn tot matig grof zand 

M50: ca. 200 µm 

lutumgehalte: < 1 à 2 % 

os: ca. 2 à 3 % 

Onderbouw 0,30 Grof zand 

M50: 300 à 2000 µm 

Voeding gras 

kv>0,5 m/etm 

kv>5,0 m/etm 

voeding gras 

Koffer met drainzand 0,50 Drainagezand kv>10 m/etm 

Drain ∅ 160 mm h.o.h. 4,0 m Polypropyleen omhulling pp 450 

De toepassing van een afwerklaag, bestaande uit grof zand met een gradatie van 0,4 tot 

0,6 mm wordt van belang geacht voor het neerslaan van fijne delen. Deze laag kan in de 

tijd naar behoefte worden opgeschoond of vervangen. De wadi zal worden uitgevoerd met 

taluds 1:4. 

Inzaai en bemesting 

∆ h = 0,50 m 

Bestaande kleilaag 

∆h = Hoogteverschil tussen maaiveld en bodem wadi 

Om de grasgroei na aanleg van de toplaag van de wadi voldoende te activeren en te 

stimuleren, wordt geadviseerd een voorraadbemesting uit te voeren bestaande uit tripel 

fosfaat in een hoeveelheid van 800 kg/ha. De voorraadbemesting dient voorafgaande aan 

de laatste bewerkingen van de toplaag te worden opgebracht. 

Het voorstel is om een startbemesting te geven bestaande uit NPK 17+17+17 in een 

hoeveelheid van 300 kg/ha voorafgaande aan het inzaaien. 

Koffers met drainzand 

(b=0,3 m) 

drain ∅ 160 mm 

h.o.h. 4 m 

toplaag 

onderbouw

Om een goede en stevige grasmat te verkrijgen, wordt geadviseerd het veld in te zaaien 

met een graszaadmengsel bestaande uit Engels raaigras, veldbeemdgras en rietzwenk- 

gras. 

De geadviseerde hoeveelheid bedraagt 150 kilogram per hectare. 

De toepassing van graszoden wordt sterk afgeraden vanwege de rijke samenstelling van 

zoden, hetgeen de infiltratie belemmert. 

Onderhoudsaspecten wadi 

Om deze infiltratiecapaciteit in stand te houden worden jaarlijkse bezandingen van 0,005 

m in combinatie met vertidraineren en inslepen van het zand, voorafgegaan door verticu- 

teren en vegen van het wadi-areaal noodzakelijk geacht. 

Bij extensief maaien dient het gemaaide gras te worden afgevoerd, teneinde een versnelde 

afname van de infiltratie tegen te gaan. 

De aan te leggen drains onder de wadi dienen uitgevoerd te worden met doorspuitvoor- 

zieningen (putten) t.b.v. onderhoud en goed functioneren van het wadi-systeem. 

Tijdens het beheer dient tevens aandacht te worden besteed aan het werkelijke gebruik 

van de wadi. Indien de wadi in de praktijk ook voor andere doeleinden wordt gebruikt 

(bijv. voetballen, fietsen, hondenuitlaatplaats o.i.d.), kan worden gekozen voor het minder 

toegankelijk maken van de wadi, of het intensiveren van het onderhoudsprogramma. Het 

onderhoudsprogramma van de wadi kan in de loop van de tijd ook bijgesteld worden op 

basis van visuele inspecties. 

Bovengenoemde handelingen komen veelal overeen met behandeling van natuurgras 

sportvelden. Om efficiënt onderhoud te plegen, kan ervoor gekozen worden om binnen de 

gemeente de werkzaamheden te combineren. 

Tevens kan op basis van visuele inspectie de onderhoudsfrequentie worden bijgesteld. 



Bijlage D 

Tekening oppervlakken toekomstige situatie


Bijlage E 

Tekening waterhuishouding


Bijlage F 

Tekening riolering & nutstracé


Bijlage G 

Tekening profielen


Bijlage H 

Tekening principe verwerking hemelwater op perceel

Principedoorsnede verwerking hemelwater op perceel 

Schaal 1:50 

Principedetail spuikolk 

Schaal 1:50 

Leeuwse Veld VOF 

PROJECT 

ONDERWERP 

ruimtelijke informatie 

ruimtelijke inrichting 

: 

: 

Plan ''Het Leeuwse Veld'' 

Principe verwerking hemelwater op perceel 

organiserend ingenieursburo 

Veenendaal 

tel. 0318 - 52 76 00 

Elst (Gld) 

tel. 0481 - 37 71 65 

ruimtelijk beheer http://www.buroboot.nl 

Datum 

Tekenaar 

Projectleider 

Schaal 

Formaat 

Bestand 

Blad 

: 

: 

: 

: 

: 

: 

: 

30-01-2013 

jli 

mb 

1:50 

A3 

Principe Spuikolk 

00 

Ontwerp 

Concept 

Definitief 

Voor uitvoering 

Revisie

BOOT: ingenieurs met een verhaal 

Werken aan een duurzame leefomgeving. 

Dat is het kleurrijke verhaal van BOOT. Een 

verhaal dat zich afspeelt in woonwijken en 

op bedrijventerreinen, op sportvelden en 

bungalowparken of gewoon in de natuur. Een 

verhaal in grijs en groen dus. Ze wisselen 

elkaar af en gaan soms ook in elkaar over. 

En een verhaal met een rode draad: het 

verantwoord inrichten van de ruimte. De 

Contact 

Vestiging Veenendaal 

Plesmanstraat 5 

Postbus 509 

3900 AM Veenendaal 

T (0318) 52 76 00 

F (0318) 51 05 60 

E info@buroboot.nl 

W www.buroboot.nl 

Vestiging Elst 


Postbus 154 

6660 AD Elst 

T (0481) 37 71 65 

F (0481) 37 72 42 

E info@buroboot.nl 

W www.buroboot.nl 

leefomgeving waaraan we werken is immers 

evenzeer van ons als van toekomstige 

generaties. Bewust omgaan met ruimte is 

voor BOOT dan ook een belangrijke opgave. 

We zijn gespecialiseerd in ruimtelijke 

informatie en ruimtelijke inrichting. Daarin 

zijn we niet uniek, wel in onze visie en de 

aanpak die daaruit voortvloeit. We zijn 

ingenieurs met een verhaal. 

Bezoek ook onze website met onder meer aansprekende voorbeelden van onze projecten. 

B OOT organiserend ingenieur sburo bv 

Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd overeenkomstig de AV-BOOT 2011.

Volgende - Gemeente West Maas en Waal

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?