Arm-zalig?
Arm-zalig?
Arm-zalig?
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Percepties van armoede, 13de-18de <strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
eeuw<br />
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF - BRUSSEL<br />
expo<br />
01 05<br />
10 09<br />
2011<br />
CATALOGUS
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
Percepties van armoede,<br />
13 de -18 de eeuw<br />
Catalogus van<br />
de gelijknamige<br />
tentoonstelling in het<br />
Algemeen Rijksarchief<br />
te Brussel<br />
1 mei 2011 tot<br />
10 september 2011
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF<br />
IN DE PROVINCIËN<br />
EDUCATIEVE DIENST<br />
CATALOGI<br />
183<br />
ISBN: 978-90-5746-337-2<br />
Algemeen Rijksarchief<br />
D/2011/531/033<br />
Bestelnummer: Publ. 4975<br />
Algemeen Rijksarchief<br />
Ruisbroekstraat 2<br />
1000 Brussel
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF<br />
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
Percepties van armoede,<br />
13de-18de eeuw<br />
Auteur<br />
Lieve De Mecheleer<br />
Catalogus van de gelijknamige<br />
tentoonstelling in het<br />
Algemeen Rijksarchief<br />
te Brussel<br />
1 mei 2011 tot<br />
10 september 2011<br />
Brussel - 2011
Voorwoord<br />
<strong>Arm</strong>oede is een fenomeen van alle tijden. Het is niet alleen een historisch verschijnsel, maar<br />
het blijft zelfs in onze huidige welvaartsmaatschappij een prangende problematiek.<br />
Het Algemeen Rijksarchief kent een lange traditie van interessante tentoonstellingen over<br />
historische en maatschappelijke fenomenen. Thema’s als bijvoorbeeld lepra, prostitutie, het<br />
Belgische vreemdelingenbeleid, Brussel en Europa en recent nog de Belgische ballingen in<br />
Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog, kwamen reeds aan bod.<br />
Precies twintig jaar geleden liep in het Rijksarchief de succesvolle tentoonstelling over de<br />
armoede in onze gewesten van de middeleeuwen tot nu. Erfgoeddag 2011, met als thema<br />
<strong>Arm</strong>oe troef, is de ideale gelegenheid om dit boeiende en helaas nog steeds actuele thema<br />
opnieuw in beeld te brengen, zij het vanuit een andere invalshoek.<br />
Diverse aspecten komen in de tentoonstelling aan bod.<br />
Eerst wordt stilgestaan bij de relativiteit van ‘armoede’. Is het vandaag de dag al bijzonder moeilijk<br />
om het aantal armen te bepalen, dan is dit zeker zo voor het ancien régime. De bronnen die ons<br />
enig idee kunnen geven over het aantal armen, worden in de tentoonstelling nader toegelicht. Heel<br />
wat mensen leefden op de grens van de armoede. Diepe ellende loerde om de hoek bij persoonlijke<br />
tegenslagen zoals het verlies van werk, ziekte, invaliditeit, ouderdom, weduwschap.<br />
Hoe het beeld over de behoeftige evolueerde, vormt de kern van de expositie. Bijzondere aandacht<br />
gaat uit naar de ommezwaai in de inschatting van armen, bedelaars en zwervers in de overgang<br />
van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd. Tijdens de middeleeuwen berustte de armenzorg vooral<br />
op de caritas of liefdadigheid. <strong>Arm</strong>en en bedelaars werden aanvankelijk niet in een slecht daglicht<br />
geplaatst. De bedelaar is een middel voor de rijke om zijn hemel te verdienen. De armen hadden<br />
zelfs eigen patroonheiligen: Martinus van Tours en Elisabeth van Hongarije.<br />
In de 14de eeuw veranderde dit traditionele beeld en werden armen meer en meer als criminelen<br />
beschouwd. Zwervers en bedelaars werden voorgesteld als rabauwen, luiaards en huichelaars.<br />
Schilderijen en tekeningen van Bosch en Brueghel illustreren hoe over de armen gedacht werd: ze<br />
werden geassocieerd met mismaaktheid, slechtheid, zotheid, ze waren arbeidsschuw, lui, onkuis,<br />
vuil, leefden losbandig en vochten.<br />
De gevolgen van deze verschuivende percepties voor de aard van de armenzorg waren navenant.<br />
De 16de eeuw kende een radicale hervorming van de extreem versnipperde middeleeuwse<br />
armenzorg. Het nieuwe systeem was gebaseerd op drie principes: een strikt verbod van de<br />
bedelarij, arbeidsdwang voor armen – ongeacht leeftijd en geslacht – die in staat waren te<br />
werken en een centralisatie van de armenkassen in een ‘gemene beurs’ om de selectie en de<br />
controle van de ‘echte’ behoeftigen mogelijk te maken.<br />
Het principe dat de armenzorg essentieel een taak van de overheid was, had definitief ingang<br />
gevonden.<br />
In het laatste luik van de tentoonstelling wordt ingegaan op het initiatief van de ‘pandjeshuizen’<br />
of Bergen van Barmhartigheid: wie in geldnood verkeerde, kon er zijn schamele bezittingen in<br />
pand geven.<br />
7
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
8<br />
1. De relativiteit van armoede<br />
Is het vandaag de dag al bijzonder moeilijk om het aantal armen te bepalen, dan is dit<br />
zeker zo voor het ancien régime. <strong>Arm</strong>oede is immers een relatief begrip. De definitie<br />
van armoede is afhankelijk van wat een bepaalde samenleving op een gegeven moment<br />
als een passende levensstandaard beschouwt. Hoe verder terug in de tijd, hoe vager de<br />
criteria om iemand als arme te definiëren.<br />
De beschikbare bronnen om het aantal armen tijdens het ancien régime te achterhalen,<br />
hebben hun beperkingen. Voorzichtig gebruik ervan is geraden. Het gaat om twee<br />
soorten archiefdocumenten: enerzijds de haardtellingen en fiscale enquêtes, anderzijds<br />
de rekeningen van hulpverlenende instellingen. De eerste soort vermeldt de fiscale<br />
armen: mensen met onvoldoende inkomen om belastingplichtig te zijn. De tweede soort<br />
geeft het aantal ondersteunden weer.<br />
Volgens een haardtelling uit 1496 telde de Brusselse wijk Sint-Pieters ter Ziekelieden 79 bewoonde<br />
haarden, 31 onbewoonde en 35 arme haarden. Het Sint-Claragodshuis uit deze wijk verleende onderdak<br />
aan een arm man dien zy om goidswille houden.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, registers, 45795.<br />
Eind 1754 kondigde keizerin Maria Theresia een haardtelling aan voor het hele hertogdom Brabant. De<br />
telling van Frasnes-lez-Gosselies (dorp op de grens tussen Brabant en Henegouwen, nu behorend tot<br />
Henegouwen) vermeldt per haard het gezinshoofd en zijn beroep, overige aanwezige personen (echtgenote,<br />
kinderen, huispersoneel en gasten) en eventuele ondersteuning door de Heilige-Geesttafel.<br />
BRuSSEL (Anderlecht), Rijksarchief, Officie Fiskaal van de Raad van Brabant, registers, 368.<br />
Lijst van armen, per straat, die door de Heilige-Geesttafel van Sint-Jacobs te Leuven werden ondersteund<br />
(1656), met vermelding van de uitgekeerde bedragen. Opvallend is het grote aantal vrouwen en kinderen.<br />
Een ontoereikend gezinsinkomen volstond niet om steun te krijgen. Andere criteria waren o.m. een hoge<br />
leeftijd, werkonbekwaamheid en een grote kinderlast.<br />
LEuVEN, Rijksarchief, Openbare Onderstand Stad Leuven, 2316.<br />
Bon die recht gaf op een molenvat koren en zes stuivers in speciën, uitgereikt door de Heilige-Geesttafel<br />
van Leuven (19 februari 1656). De rentmeester van de Heilige-Geesttafel van de Sint-Jacobsparochie<br />
van Leuven zorgde voor de bedeling.<br />
LEuVEN, Rijksarchief, Openbare Onderstand Stad Leuven, 2316.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
In 1469 liet Karel de Stoute in de meeste gewesten van de Bourgondische staat<br />
haardtellingen uitvoeren. Volgens deze haardtelling uit 1469 telde Steenkerke 58 haarden: 4<br />
hiritiers (haarden van mensen die grond hadden geërfd), 11 haarden van mensen zonder grond,<br />
11 van armen die leefden van de armendis en 32 haarden van pachters.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, Administratieve dossiers, reeks I, 241 A.<br />
Voor de 18de eeuw nemen de bronnen met kwantitatieve gegevens over armoede<br />
aanzienlijk toe. Deze volkstelling van de inwoners van de parochie Sint-Andreas te Nijvel<br />
(januari 1755) vermeldt armen die leven van liefdadigheid.<br />
LOuVAIN-LA-NEuVE, Rijksarchief, Ville de Nivelles, 1197.<br />
9
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
10<br />
2. Flirten met de armoedegrens<br />
Verscheidene sociaal-economische en demografische ontwikkelingen lagen aan de basis<br />
van de verarmingsprocessen tijdens het ancien régime. Ze leidden tot de proletarisering<br />
van brede lagen van de bevolking. Alsmaar kwetsbaarder, leefden steeds meer mensen op<br />
de grens van de armoede. Diepe ellende loerde om de hoek bij persoonlijke tegenslagen<br />
zoals het verlies van werk, ziekte, invaliditeit, ouderdom, weduwschap. Maar ook<br />
noodsituaties zoals oorlog, een mislukte oogst of het uitbreken van een epidemie konden<br />
tot armoede leiden. De structurele kwetsbaarheid van de potentieel arme bevolking gaf<br />
aanleiding tot massale verpaupering.<br />
Rekening van de aalmoezenij van Vlaanderen uit 1500 die de begunstigden vermeldt. De lijst<br />
geeft zicht op de risicofactoren die tot armoede konden leiden: weduwschap, ziekte, hoge<br />
leeftijd, verlies ouders, hoog kinderaantal, oorlog… De bedelingen zijn eerder bescheiden.<br />
A Marguerite vesve de feu Germain le Clerc avec six enffans: 5 lb.<br />
A Michel le Duc avec sa femme et sept enffans tous malades de pocques et impotens: 8 lb.<br />
A Englebert de leage de 80 ans impotens: 5 lb.<br />
A Henry bacheler orphelin povre estudiant et delaissant l’escolle par faulte: 5 lb.<br />
A Katherine Lambert vesve en leage de 70 ans povre impotente: 5 lb.<br />
A Jehan lesqeull a avec 8 enffans tous malades de pocques: 8 lb.<br />
A Gillequin qui a este a l’ospital passe deux ans à Bruxelles: 7 lb.<br />
À une povre honteuse vesve nommee Guillecte quart qui souloit estre riche et par les guerres a<br />
tout perdu jusques à mendier son pain: 8 lb.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, doos 11, 11.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Vraag van de stadsmagistraat van Antwerpen aan de landvoogd om een loterij voor de armen te mogen<br />
oprichten. Hij geeft tevens zijn visie mee op het mislukken van het nieuwe systeem ter beteugeling van de<br />
armoede (ca. 1780): “La crise est terrible: le nombre des pauvres s’accroît, la chereté des vivres augmente,<br />
l’hijver n’est pas loin, les ressources sont épuisées!” De stadsmagistraat vreest zelfs voor volksoproer.<br />
Oorzaken zijn volgens de magistraat de steeds duurdere levensmiddelen, uitzonderlijk strenge winters,<br />
epidemieën, achteruitgang van de liefdadigheid, bevoordeling van bepaalde families bij de bedeling en<br />
ontoereikende inkomsten van de armentafels.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1284B.<br />
De Zwarte Dood<br />
Vooral de armere bevolkingslagen waren kwetsbaar voor besmettelijke ziektes zoals lepra en pest. Ze<br />
leefden in slechte hygiënische omstandigheden, waren vaak jarenlang ondervoed en konden de plaag<br />
niet ontlopen door naar een buitenverblijf uit te wijken. In West-Europa was de pest in de loop van de<br />
7de eeuw verdwenen, maar in 1347 dook ze opnieuw op. Wie besmet raakte met de longpest moest het<br />
na twee of drie dagen met de dood bekopen.<br />
<br />
Vanaf de 12de eeuw werden melaatsen<br />
ondergebracht in een lazarij of leprozerie:<br />
een complex o.l.v. lazarijmeesters met een<br />
centraal gebouw, een kapel annex kerkhof,<br />
dienstgebouwen, ziekenkamers en kleine<br />
woningen. Dit detail uit de Kaart van het<br />
Schaluinveld (Cornelis Lowis, 1669) toont<br />
de voormalige lazarij van Diest, vernield in<br />
de 16de eeuw.<br />
BRuSSEL (Anderlecht), Rijksarchief, Raad<br />
van Brabant, Processen der steden, 108.<br />
Gilles li Muisit (1275-1352), de abt<br />
van de Sint-Maartensabdij te Doornik,<br />
beschouwt de pest als een straf van God.<br />
Miniatuur over de openbare verbranding<br />
van joden, ervan beschuldigd de pest te<br />
hebben veroorzaakt door vergiftiging van<br />
bronnen en waterputten. In Europa werden<br />
zo tienduizenden joden terechtgesteld.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België,<br />
Handschriften, 13076-13077 – Miniatuur<br />
van Pierart dou Tielt uit de Kroniek van Gilles<br />
li Muisit (Doornik, 1349-1353), f° 12v°.<br />
11
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
12<br />
Ysabeau Carpentier ontving eind 1523 een kleine som van de aalmoezenij van Vlaanderen. Zowel de arme<br />
weduwe zelf als haar zes kinderen werden getroffen door de pest, en dat net in een periode van duurte.<br />
Suplie en toute humilité Ysabeau Carpentier vesve de feu Grard du Plony povre honeste femme<br />
quelle a eu elle et ses enffans tout de peste comme autrement ne luy est possible povoir vivere<br />
sans l’aumosne des bonnes gens et aussy a cause de la grand chierté du tampz qu’il vous plaise<br />
en aulmosne et pour l’amour de dieu luy donner quelque gracieuse le pour son entretenir en quoy<br />
faisant vous ferez œuvre meritoire et elle prira dieu pour vous.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, portefeuille 11, 45.<br />
Tijdens de pestepidemie van 1347-1350 had men nauwelijks tijd om alle slachtoffers te begraven.<br />
Begrafenis van de slachtoffers van de pest te Doornik in 1349.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 13076-13077 – Miniatuur van Pierart dou<br />
Tielt uit de Kroniek van Gilles li Muisit (Doornik, 1349-1353), f° 24v°.<br />
Werkloosheid<br />
Kwijtschrift van begin 1524 waarin de aalmoezenij van Vlaanderen een arme oude man begunstigt die<br />
reeds twee weken werkonbekwaam is door een borstvliesontsteking. De gevolgen voor zijn gezin met zeven<br />
kinderen zijn dramatisch:<br />
… griefve maladie de febvre et attaint du pleurisis pour quoy il ne poeult pour le present gaignier aulcune<br />
chose au moyen de quoy il est et tout son maisnage en extreme necessité …<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, portefeuille 11, 42.<br />
Hongersnood<br />
Verzoek van de leden van de Raad van State aan de leden van de Raad van Brabant om maatregelen<br />
te treffen tegen de weigering van graantoevoer naar de stedelijke markten, 8 november 1698. Bij<br />
hongersnood vaardigde de overheid maatregelen uit om hamsteren en fraude tegen te gaan. In deze<br />
brief hekelt de Raad van State het feit dat de plattelandsbewoners uit gierigheid (par un mouvement
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
d’avarice) en uit speculatie (d’esperance d’une plus grand cherté) weigerden graan naar de markten<br />
van de Brabantse steden te brengen. Gevolg was een groot graantekort en de dreiging van een extreme<br />
hongersnood. De Raad van State drong erop aan maatregelen te treffen tegen deze praktijken, zoals<br />
confiscatie van het graan en zelfs lichamelijke straffen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1833.<br />
Voorstel om openbare magazijnen op te richten voor de opslag van graan en ander voedsel gedurende 18<br />
maanden, als verzekering tegen les horreurs de la disette et de la famine.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Handschriftenverzameling, 264 – L.J. Cocquereaut, Projet pour établir<br />
des magasins publics à l’effet de prévenir la disette de subsistance nécessaire pour la nourriture des<br />
peuples et des animaux utiles et la leur assurer dans tel pays que ce soit, contre tous évènemens imprévus,<br />
17 januari 1790.<br />
Dronkenschap<br />
Dronkenschap kan zowel oorzaak zijn als gevolg van armoede. Een 17de-eeuws schilderij verhaalt hoe<br />
gebrek aan wooncomfort de lagere klassen naar de herberg dreef. Die bood ruimte, warmte en licht.<br />
ANTwERPEN, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten – Schilderij van willem van Herp, De bedelares<br />
in de kroeg.<br />
De uitgaven van een arbeidersfamilie<br />
in Antwerpen, 1586-1600<br />
voeding<br />
73,5%<br />
kleding<br />
16%<br />
huishuur<br />
6%<br />
verwarming & licht<br />
4,5%<br />
Tot het midden van de 19de eeuw besteedden gezinnen driekwart van hun budget aan voedsel.<br />
Stijgende voedselprijzen hadden bijgevolg een grote weerslag op de koopkracht, zo ook in het<br />
16de-eeuwse Brabant. In steden als Leuven en Mechelen steeg de broodprijs voortdurend, maar<br />
de nominale lonen bleven even laag. Deze grafiek toont de uitgaven van een arbeidersfamilie in<br />
Antwerpen, 1586-1600.<br />
Grafiek uit: J.A. VAN HOuTTE en L. VAN BuYTEN, The Low Countries, in G. PARKER (ed.), An<br />
Introduction to the Sources of the European Economy 1500-1800, Londen, 1977, p. 111.<br />
13
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
14<br />
3. Percepties van armoede<br />
Archieven, literatuur en beeldende kunst verraden veel over de houding tegenover de arme.<br />
Bedelaars en armen zitten vaak verscholen. Op de minder in het oog springende gedeelten<br />
van deze koorbanken worden we geconfronteerd met een profane en volkse wereld waarin<br />
de wijsheid van de volksmens opklinkt, zijn ongebreidelde fantasie, zijn lach en zijn spot.<br />
3.1 Caritas<br />
‘GA HEEN, VERKOOP AL wAT GIJ HEBT EN GEEF HET AAN DE ARMEN,<br />
EN GIJ ZuLT EEN SCHAT IN DE HEMEL HEBBEN’<br />
Tijdens de middeleeuwen berustte de armenzorg vooral op caritas of liefdadigheid.<br />
<strong>Arm</strong>en en bedelaars werden niet in een kwaad daglicht gesteld. Men zag behoeftige<br />
mensen als geprivilegieerde bemiddelaars tussen hemel en aarde. Ze vormden een<br />
onmisbare schakel in de christelijke samenleving. Het eigenlijke doel van de caritas<br />
was niet materiële noden te lenigen, maar het zielenheil van de donor te bevorderen. De<br />
bedelaar was een middel voor de rijke om zijn hemel te verdienen. De rijken hadden de<br />
armen nodig om <strong>zalig</strong> te worden en hadden er dus alle belang bij de sociale ongelijkheid in<br />
stand te houden.<br />
Oog in oog met de dood, hoopten welgestelde gelovigen op vergiffenis van hun zonden door een<br />
godvruchtig gebaar te stellen tegenover de armen.<br />
BRuGGE, Groeningemuseum – Schilderij van J. Provoost (1462-1529), De Gierigaard en de dood.<br />
Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme, afbeelding in het Cartularium van cijnzen en renten door de<br />
Doornikse Sint-Maartensabdij geïnd in Doornik, Kain, Rumillies en Orcq, 1346 of 1347.<br />
DOORNIK, Rijksarchief, Cartularia , 98.<br />
Christelyke bemerkingen om de werklien en armen te brengen tot een goed gebruyk van hunnen arbeid en<br />
armoede, ook dienstig voor de ryken, om niet op den rykdom hun bert te stellen, dien wel te gebruyken: en<br />
zeer troostelyk voor de gene die in tegenspoed en in lyden gesteld zyn, Kortrijk, 1765.<br />
Dit werk verheerlijkt de staat van armoede. Rijken moeten nederig en eenvoudig leven om een ellendig en<br />
ongelukkig hiernamaals te vermijden.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, EP 5214.
Spreekwoordelijke voorstelling van<br />
de sociale tegenstellingen.<br />
BRuSSEL, ©KIK-IRPA – A. Gelmers<br />
(1532-1548), Koorgestoelte<br />
van de Sint-Katharinakerk te<br />
Hoogstraten, Elck treckt zijn<br />
kant…, zitterke, eik.<br />
<br />
Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme,<br />
afbeelding op stadszegel van Kortrijk, 1298.<br />
Legende : + S’ . PREPOSITORUM : E/T :<br />
SCABINORUM : CVRTRACENSIUM.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers,<br />
Oorkonden van Vlaanderen, I/1083.<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Dit zitterke toont hoe een berooide<br />
bedelaar de hand uitsteekt naar een keurig<br />
geklede man, die zwijmelend zoekt naar de<br />
deur van het herenhuis aan de overkant.<br />
Vermoedelijk wil Gelmers hier het schrijnende<br />
contrast tussen armoede en rijkdom<br />
beklemtonen.<br />
BRuSSEL, ©KIK-IRPA – A. Gelmers<br />
(1532-1548), Koorgestoelte van de Sint-<br />
Katharinakerk te Hoogstraten, Bedelaar en<br />
soldaat, zitterke, eik.<br />
Een bedelaar vraagt tijdens een<br />
dodenofficie om een aalmoes in een koor met<br />
zingende monniken.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België,<br />
Handschriften, IV 145 – Miniatuur uit een<br />
15de-eeuws gebedenboek, f° 174r°.<br />
15
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
16<br />
Het motief van de Zeven Werken van Barmhartigheid gaat terug op een passage over het<br />
Laatste Oordeel uit Mattheüs (25,31-46). Mattheüs vermeldt echter maar 6 Werken, het<br />
zevende – de doden begraven – zou in de 3de of 4de eeuw zijn toegevoegd door Lactantius,<br />
op basis van het oudtestamentische boek Tobias (1,17).<br />
Op deze miniatuur beoefent Margareta van York, hertogin van Bourgondië en echtgenote van<br />
Karel de Stoute, de Zeven Werken van Barmhartigheid. Bovenaan herkent men, van links naar<br />
rechts: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemden herbergen.<br />
Onderaan van links naar rechts: de gevangenen bezoeken, de zieken troosten, de doden<br />
begraven. De schenkster, in gebed geknield, en haar patroonheilige Margareta, staan rechts<br />
onderaan.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 9296 – Miniatuur van Jean Dreux<br />
uit Benois sont les miséricordieux, ca. 1468, f° 1.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Martinus (de latere bisschop van Tours), zoon van Romeinse ouders, werd<br />
geboren omstreeks 316 in de Hongaarse stad Sabaria, nabij de Oostenrijkse provincie<br />
Stiermarken. Hoewel hij liever monnik was geworden, sloot hij zich al op jonge leeftijd aan bij<br />
het Romeinse leger. Pas vijftien jaar oud trok Martinus met het Romeinse leger naar Gallië.<br />
Daar, bij de stadspoort van Amiens, gaf hij de helft van zijn mantel aan een bedelaar. Bij vele<br />
Romeinse soldaten was de helft van hun mantel eigendom van Rome. Martinus gaf bijgevolg<br />
enkel zijn eigen helft weg. De legende verhaalt dat het Christus was die onder de gedaante<br />
van deze bedelaar aan hem verscheen. De Heilige Martinus is naast patroonheilige van de<br />
armen en bedelaars, ook die van de militairen, de ruiters, de smeden, de kleermakers, de<br />
reizigers, de gevangenen, de wijnboeren en de geheelonthouders.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 1175 – Sint-Martinus deelt<br />
mantel met een arme, in Le Vieil Rentier d’Audenaerde, na 1291, f° 92.<br />
Sint-Martinus deelt zijn<br />
mantel met een arme.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek<br />
van België, Handschriften, 9026<br />
– Miniatuur uit Breviarium van<br />
Filips de Goede, ca. 1455, Deel<br />
II, f° 500.<br />
Op het Sint-Maartensfeest (11 november)<br />
schonken de rijken vaten met jonge “Sint-<br />
Maartenswijn” aan de armen. Sint-Martinus wordt<br />
rechts afgebeeld. Links op de voorgrond zijn twee<br />
armmeesters herkenbaar aan hun donkere hoed en<br />
kledij.<br />
ANTwERPEN, Koninklijk Museum voor Schone<br />
Kunsten – Peeter Balten (1525-1598), Sint-<br />
Maartensfeest.<br />
17
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
18<br />
Na de dood van zijn rijke<br />
ouders, deelt de Heilige<br />
Rochus al zijn bezittingen<br />
aan de armen uit, hier<br />
gesymboliseerd door het<br />
uitstrooien van gouden en<br />
zilveren munten. Rochus<br />
werd pelgrim en bedelaar.<br />
Hij zou vele pestlijders<br />
genezen hebben, maar<br />
kreeg de ziekte ook zelf en<br />
stierf omstreeks 1327.<br />
Voorheen: AMSTERDAM,<br />
Bibliotheca Philosophica<br />
Hermetica – Miniatuur<br />
uit het getijdenboek van<br />
Albrecht van Brandenburg,<br />
1522-1533. Huidige<br />
bewaarplaats onbekend.<br />
De iconografie bevat talrijke voorstellingen van heiligen die caritas beoefenen. In onze gewesten zijn vooral<br />
de Heilige Elisabeth en de Heilige Martinus populair.<br />
De Heilige Elisabeth (Elisabeth van Thüringen of Elisabeth van Hongarije) werd in 1207 geboren als<br />
dochter van koning Andreas II van Hongarije. In 1221 trouwde ze met de Thüringse landgraaf Ludwig IV.<br />
Het paar vestigde zich in Eisenach, op het imposante kasteel de Wartburg. Elisabeth leefde in navolging<br />
van de Heilige Fransiscus van Assisi een sober en ascetisch leven en verleende hulp aan armen en<br />
lepralijders. Na de dood van haar man in 1227 werd ze verdreven en leefde ze in vrijwillige armoede in<br />
Marburg aan de Lahn, als lid van de Derde Orde van Sint-Franciscus. Ze overleed in 1231, amper 24 jaar<br />
oud. Reeds vier jaar na haar dood werd ze heilig verklaard.<br />
De spiritualiteit van haar liefdadigheid ontwikkelde zich op drie niveaus: de gift (largitio) heeft slechts<br />
waarde en betekenis als ze gepaard gaat met zelfvernedering (labor) en een oprecht medeleven met het<br />
lijden van de armen (compassio).<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, IV 280 – Miniatuur uit getijdenboek, eerste<br />
kwart 16 de eeuw, f° 234 r°.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
3.2 “Luiaards, bedriegers, parasieten”<br />
Door de catastrofale hongersnoden en een nieuwe pestepidemie in de 14de eeuw<br />
veranderde het traditionele beeld van de arme. De pestepidemieën waren selectief en<br />
troffen vooral de meest kwetsbaren, de armen. Zij ondergingen in tijden van epidemie<br />
allerlei discriminerende maatregelen, overtuigd als men was dat het gevaar van bij hen<br />
kwam. Stadspoorten werden gesloten voor de paupers, met nomadisme tot gevolg. Dat<br />
dit de verspreiding van epidemieën nog versterkte, is duidelijk. Een ander gevolg van<br />
de pest was een groeiend tekort aan arbeidskrachten. Tegen werkbekwame armen werd<br />
steeds repressiever opgetreden. Ze werden meer en meer gelijkgesteld met bedelaars<br />
en vagebonden en als criminelen beschouwd. Vanaf de 15de eeuw ontstond zelfs een<br />
specifiek literair genre rond ‘de listen van de bedelaar’. Iconografie uit die periode getuigt<br />
van eenzelfde negatieve houding. Ook Bosch en Brueghel stelden bedelarij gelijk aan<br />
mismaaktheid, slechtheid en zotheid.<br />
In 1459 werd de bestrijding van de bedelarij voor het eerst op landelijk niveau aangepakt, met name in<br />
Brabant. Met deze ordonnantie van 14 augustus 1459 legde Filips de Goede een bedelverbod op aan alle<br />
kinderen ouder dan twaalf jaar en leerjongens die de leeftijd van zestien hadden bereikt. Arbeidsongeschikte<br />
volwassenen ouder dan zestig en personen die kinderen ten laste hadden en bijgevolg niet konden werken,<br />
mochten bedelen op voorwaarde dat ze een bedelteken kregen van de meesters van de armentafels. Bij<br />
overtreding wachtte een gevangenis- en galeistraf.<br />
Placcaeten van Brabant, IV, p. 402-403.<br />
De Duitse humanist Sebastian Brant was een satirische poëet. Zijn werk Das Narrenschiff (1494) kende<br />
een bijzonder groot succes. Kort na de Duitse uitgave werd het vertaald o.m. in het Latijn, het Frans, het<br />
Nederlands (door Jakob Locher) en het Engels. Het boek stelt de menselijke gebreken en zonden voor als<br />
verschillende soorten dwaasheden. Al de zotten, die deze tekortkomingen verpersoonlijken, vormen samen<br />
de bemanning van het volgeladen zottenschip.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare werken, III 15891 B – Sebastian Brant, Der Sotten<br />
Schip, Antwerpen, 1548.<br />
Een levendige schildering van diverse bedelaarstypes: Walen, Ieren, Engelsen, Spanjaarden, mannen,<br />
vrouwen en kinderen van allerlei slag; echte en valse zieken en verminkten, zigeuners, muzikanten,<br />
pelgrims, invaliden, studenten uit Leuven en Dowaai, passeren de revue. Het werk is opgedragen aan de<br />
armmeesters van Antwerpen.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare werken, 3206 A – Kluchtighe Calliope<br />
uytbeeldende den aert, eygenschappen ende manieren der <strong>Arm</strong>e Bedelaeren, bestaende in verscheyde<br />
manieren van eyschen…, Antwerpen, 1652.<br />
19
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
20<br />
Op dit schilderij wordt het gesukkel<br />
van een groep bedelende marginalen<br />
(kreupelen, blinden, krankzinnigen en<br />
ouderen) treffend uitgebeeld.<br />
BRuSSEL, ©Koninklijke Musea voor Schone<br />
Kunsten – Meester van de Verloren Zoon,<br />
Kreupelen in een bedelaarswijk, 16de eeuw.<br />
Sebastian Brant, Van ‘t Narren-Schip;<br />
Sy zijn voor God gherekent voor sotten Die<br />
d’armoede versteken ende d’arme bespotten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief,<br />
Topografisch-historische atlas, 1845.<br />
Sommige armen probeerden wel degelijk<br />
medelijden op te wekken door ziekten of<br />
lichamelijke gebreken voor te wenden. In<br />
1516 onderwierp de amman van Brussel de<br />
vermeend kreupele Hans Vander Hofstadt aan<br />
een strafrechtelijk onderzoek, aangezien hij<br />
“zijn hant aen zijn arm droegh gelijck oft hij<br />
cropel oft verminct geweest waer” hoewel hij<br />
“nochtans aen zijn lijf gheen letsel en hadde en<br />
gaende alsoe om gode”. Dergelijke praktijken<br />
vormden evenwel de uitzondering op de regel.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief,<br />
Rekenkamers, registers, 12705 (rekening 24<br />
juni 1516-26 september 1516), f° 17v°.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Ook Erasmus had een negatieve kijk op bedelarij: asociaal, verfoeilijk en gevaarlijk voor de openbare orde.<br />
Hij wijdde in 1524 één van zijn Colloquia aan de ‘armoedeplaag’. Op het einde van deze dialoog wordt<br />
voorspeld dat de stedelijke overheden spoedig strenge maatregelen zullen treffen.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare werken, VI, 10885 A– Desiderius Erasmus,<br />
Dialoog van de bedelaars, in Familiarium colloquiorum, Basel, 1531.<br />
Typisch voor de bedelaars- en armeniconografie uit de 16de eeuw is de associatie bedelarijmismaaktheid-slechtheid-zotheid.<br />
Een burijngravure naar Jeroen Bosch stelt allerlei manieren en<br />
houdingen voor waarop bedelaars een gebrek simuleren. Ze draagt volgend opschrift:<br />
Al dat op den blauwen trughelsack, gheerne leeft<br />
Gaet meest al Cruepele, op beijde sijden<br />
Daerom den Cruepelen Bisschop, veel dienaers heeft,<br />
Die om een vette prove, den rechten ghanck mijden.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S I 8548 – Bedelaars, naar J. Bosch,<br />
uitgegeven door Hieronymus Cock, Antwerpen.<br />
Kopergravure waarop bedelaars als verminkten en kreupelen worden voorgesteld.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S III 24592 – Cornelis Metsys, De vier<br />
kreupele bedelaars, 16de eeuw.<br />
D.V. Coornhert, zowel dichter, prozaschrijver, graveur, theoloog als wijsgeer, maakt in zijn werk een<br />
onderscheid tussen “goede” en “slechte” armen. Zo zijn er de “gebrekkig geborenen” of zij die buiten<br />
hun schuld om bezittingen hebben verloren. Voor hen zit er niets anders op dan hun lot geduldig te<br />
aanvaarden. Anderzijds zijn er de “verspillers” (Verloren Zoon), “onachtzamen” en “luiaards”:<br />
Overdaad verarmde den zoone verloren<br />
Onachtsaamheyd bracht kaf onder ‘t goede koren<br />
En slapen traagh sloot buyten de maaghden gheck:<br />
Dees drie zijn meest oorsaeck van alle schuldigh ghebreck.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Kostbare werken, LP 131, 5 – Dirck Volkertszoon Coornhert, Recht<br />
ghebruyck ende misbruyck van tijdlicke have, Amsterdam, 1620.<br />
De afgebeelde brassende en feestende bedelaars illustreren de tweedeling vrijheid/feest en verarming,<br />
naar het model van de Verloren Zoon-iconografie. Het onderschrift van de prent legt de klemtoon op het<br />
verkwistend en parasitair gedrag van bedelaars:<br />
Die eens schaemt en Eer ter Kercken heeft gebracht<br />
Leeft boven zijn geven in Luyer weelden zacht.<br />
S’volx miltheyt versmetst hij avond en Morgen.<br />
En laet Sorgeloos den Vogelkens zorgen.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S II 85296 – Brassend bedelaarsgezelschap<br />
voor een herberg, gravure door Pieter Serwouters (1586-1657) naar een voorbeeld van David<br />
Vinckboons, 1608.<br />
21
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
22<br />
4. Extreem versnipperde armenzorg<br />
Ontelbare instellingen hielden zich tijdens het ancien régime op de één of andere manier<br />
bezig met steunverlening. Tot ver in de 11de eeuw bleef liefdadigheid het monopolie van<br />
de Kerk, maar vanaf de 12de eeuw begon ook de lekengemeenschap zich met armenzorg<br />
bezig te houden. Dit leidde tot een extreme versnippering van initiatieven. Verzorging in<br />
gestichten versus thuisverzorging vormde een eerste onderscheid. Sommige instellingen<br />
verleenden in principe bijstand aan alle noodlijdenden, terwijl andere gericht waren op<br />
specifieke groepen, zoals zieken (leprozen, blinden, geesteszieken), vondelingen, wezen,<br />
bejaarden, daklozen, enz.<br />
4.1 <strong>Arm</strong>entafels<br />
Vanaf het einde van de 12de eeuw rezen in vele steden en dorpen armentafels of<br />
Tafels van de Heilige Geest uit de grond, die bedeling aan huis verzorgden. Hoewel<br />
deze parochiaal georganiseerd waren, ging het hier om burgerlijke instellingen.<br />
<strong>Arm</strong>enmeesters bedeelden de armen met brood, kleding en schoenen, brandstof, vlees<br />
(in de vastenperiode vervangen door haring), vetstoffen, erwten, krenten, wijn en bier.<br />
Zegel van de Tafel van de Heilige Geest van Brugge, 1292.<br />
Schietspoelvormig zegel met voorstelling van een verheerlijkte Christus in een architecturaal decor.<br />
Onderaan afbeelding van een schild met de wapens van de stad Brugge. Legende: S’ / (…) : SCI : SPIR/<br />
IT/VS : IN : BRVGI/S<br />
BRuGGE, Rijksarchief, Blauwe charters, akte van 1292.<br />
Heilige Geestrekening van de Sint-Niklaaskerk te Gent, 1311.<br />
GENT, Rijksarchief, Fonds Sint-Baafs en Bisdom, Vreemde archieven, S.496.<br />
Vele schenkingen aan de Tafels gebeurden bij testament. Deze Naamse priester begunstigde naast de<br />
Heilige-Geesttafel van Onze-Lieve-Vrouw, de leprozerie “les Grands-Malades” en de Tafel van de arme<br />
begijnen (4 februari 1334). Met dergelijke vrome legaten trachtte men gebeden af te kopen.<br />
NAMEN, Rijksarchief, Charterverzameling van “Grands-Malades” van Namen, I, origineel op perkament,<br />
gezegeld.<br />
Cijnsrol van de Heilige-Geesttafel van Schelle, 1434.<br />
ANTwERPEN, Rijksarchief, Kerkarchief Schelle.
Schenking aan<br />
verschillende<br />
armendissen,<br />
chirograaf, 1323.<br />
GENT, Rijksarchief,<br />
Sint-Michielskerk,<br />
oorkonde nr. 11.<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Vele welstellenden stichtten bij<br />
testament een jaargetijde met bedeling aan<br />
de armen. Op het jaargetijde van Robert<br />
d’Aubermont worden hemden, schoenen<br />
en kousen uitgedeeld aan de behoeftigen,<br />
1793-1794.<br />
GENT, Rijksarchief, Bisdom, K 9764/1<br />
Jaargetijdenboek van het Sint-<br />
Veerlekapittel, met aantekeningen over<br />
ontvangsten en distributies aan de armen,<br />
1591-1607.<br />
Gent, Rijksarchief, Bisdom, S 235.<br />
23
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
24<br />
Miniatuur uit het<br />
renteboek van de<br />
Heilige-Geesttafel van de<br />
Sint-Jacobskerk te Gent,<br />
1436.<br />
In het onderste register<br />
zijn vier rijkelijk geklede<br />
armmeesters (de Gents<br />
patriciërs Gheerem<br />
Borluut, Jan van Munte,<br />
Willem van Meerdre en<br />
Arbaen Dammen) te zien<br />
die broden uitdelen aan<br />
vijf kreupele armen.<br />
Midden in de marge links<br />
zit een geknielde priester,<br />
met de spreukband<br />
Miserere mei Deus.<br />
Het bovenste register<br />
toont de Apocalyptische<br />
Christus.<br />
GENT, Rijksarchief,<br />
Kerkfabriek Sint-Jacobs,<br />
649.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Miniatuur uit het<br />
renteboek van de Tafel<br />
van de Heilige Geest van<br />
Assenede, 15de eeuw.<br />
De Heilige-<br />
Geestmeesters Jan de<br />
Ruddere en Pieter Craye<br />
innen de ontvangsten<br />
van de armentafel.<br />
Het vermogen van<br />
de armendissen<br />
kwam eerder uit de<br />
middenklasse dan uit de<br />
toplaag. Middenklassers<br />
beseften dat ze bij de<br />
minste tegenslag zelf<br />
in de armoede konden<br />
terechtkomen.<br />
GENT, Rijksarchief,<br />
Assenede kerk, 113 bis.<br />
25
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
26<br />
<strong>Arm</strong>enpenningen of “loodjes” die aan de armen van de<br />
Sint-Baafsparochie te Gent werden bedeeld. Op de loden<br />
konden de initialen van de parochie en de waarde van de<br />
penning voorkomen, maar ook het jaartal van uitgave, o.a.<br />
1762.<br />
Verzameling Bisdom Gent.<br />
In sommige gevallen werden speciale loden ter nagedachtenis van de overleden bisschop verdeeld. Deze<br />
droegen een afbeelding van diens wapenschild en hadden een gedenktekst met persoonsgegevens over<br />
de overledene op de keerzijde. Een voorbeeld hiervan is de armenpenning waarmee Antonius Triest<br />
(1577-1657), bisschop van Brugge en nadien van Gent, werd herdacht. Deze bisschop nam tijdens zijn<br />
leven verschillende inititatieven ten bate van armen en minderbedeelden, zoals het oprichten van een<br />
“Gratiskas”, waar renteloze leningen konden worden aangegaan.<br />
Verzameling Bisdom Gent.<br />
Aanhef van de rekening van een armendis, 1472-1473.<br />
GENT, Rijksarchief, Kerk Sint-Maartens Ekkergem, 120.<br />
4.2 Hospitalen<br />
<strong>Arm</strong>en die wegens ziekte of invaliditeit niet meer in staat waren te werken of te bedelen,<br />
konden in hospitalen terecht. Daar kregen ze gratis onderdak, een bed en voedsel.
Zicht op de drie<br />
grote ziekenzalen van het<br />
Brugse Sint-Janshospitaal.<br />
De houten ziekenbedden<br />
stonden in rijen van twee<br />
aan twee rond de zuilen en<br />
pijlers Mannen en vrouwen<br />
lagen in verschillende<br />
rijen. Soms werden<br />
twee zieken wegens<br />
plaatsgebrek samen in<br />
een bed gestopt. Zusters<br />
deelden het eten rond.<br />
BRuGGE, Hospitaalmuseum<br />
– Jan Beerblock (1778?),<br />
Schilderij Gezicht in de<br />
oude ziekenzalen.<br />
Register van sterfgevallen in het Groot Hospitaal te Namen (1639-1776).<br />
NAMEN, Rijksarchief, Institutions de bienfaisance de Namur sous l’Ancien Régime, 93.<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Twee mannen hebben een zieke binnengebracht met<br />
de draagstoel van de armendis van Sint-Anna. De zieke<br />
is door twee zusters uitgekleed en in bed gelegd.<br />
BRuGGE, Hospitaalmuseum – Jan Beerblock (1778?),<br />
Detail uit schilderij Gezicht in de oude ziekenzalen:<br />
<strong>Arm</strong>enstoel van de armendis van Sint-Anna.<br />
Zicht op het kapelletje van een kerkhof. De grafkuil voor een in stro gewikkeld lijk is reeds gegraven.<br />
De gebouwen op de achtergrond maken vermoedelijk deel uit van het Sint-Janshospitaal van Brugge. De<br />
tekst Caritate, tot het Celebrèn van Missen,// Voor de gelovige zielen, Wiens Lichaemen,// in Strooy<br />
begraven Syn,//bidt voor hun, moest de voorbijganger aanzetten tot caritas. In 1826 verbood het<br />
Brugse stadsbestuur nog doden in stro te begraven.<br />
BRuGGE, Hospitaalmuseum – anoniem, 18 de eeuw, Olieverf op hout.<br />
27
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
28<br />
Traktaat over thema’s als: hoe gezond blijven, hoe ziekten genezen met medicijnen (om meest alderhande<br />
sieckten met slechte ende oncostelijcke medicijnen te genesen, tot een vertroostinghe voor alle<br />
menschen, maer bysonder voor den armen, die meest hulpe van doen hebben). Liefdadigheid tegenover<br />
zieken zal volgens de auteur honderdvoudig worden beloond in de hemel.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare werken, III 93244 A – Heyman Jacobszoon, Van<br />
den schat der aermen oft een medecijn-boecxken dienstelyck voor alle menschen, inhoudende hoe men<br />
sijne gesondtheydt onderhouden sal, Antwerpen, 1641.<br />
Gravure waarop de dood wordt voorgesteld als redder van de armen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 1709.<br />
4.3 Godshuizen<br />
Het concept van de godshuizen gaat terug tot de 13de eeuw, toen de ambachten voor<br />
eigen leden dit soort initiatieven ontwikkelden. Een eeuw later verscheen een tweede<br />
soort godshuizen, de bejaardenhuizen. Afhankelijk van de stichting, werd onderdak en/of<br />
levensonderhoud aangeboden. Totaal berooiden of marginalen vielen evenwel uit de boot,<br />
aangezien een minimale uitzet was vereist.<br />
Volgens een ordonnantie van 1677 van koning<br />
Karel II was het godshuis van Sint-Jacob te Gent<br />
enkel toegankelijk voor “aerme deugdelyke<br />
ende bejaerden ofte gebrekelicke persoonen<br />
mans ofte vrauwen…”. In 1717 vroeg de<br />
vijftigjarige Caterine Thoorens om opname in<br />
deze instelling. Ze beklemtoonde haar goede<br />
afkomst en hoopte op een voorkeurbehandeling<br />
als achterkleindochter van kolonel Bertholis,<br />
die in het koninklijk leger had gediend. Om de<br />
aanvraag wat meer gewicht te geven, voegde ze<br />
enkele aanbevelingsbrieven toe.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Raad van<br />
State, 1548.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Verzoek van de 71-jarige Maria Neirman, een weduwe uit Lovendegem, om opname in het<br />
Sint-Jacobsgodshuis van Gent (7 juli 1787). Een geneesheer bevestigde dat ze wegens reuma en<br />
kortademigheid niet meer kon werken. De burgemeester, schepenen, chirurgijn en griffier van<br />
Lovendegem beklemtoonden haar goed gedrag. De hulpbehoevende weduwe zou hen die haar<br />
steunden in haar verzoek, gedenken in haar dagelijks gebed.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Algemene Regeringsraad, 2460.<br />
Gebedenboek van het Sint-<br />
Jacobsgodshuis te Gent, 1596.<br />
GENT, Rijksarchief, Bisdom, B 2769.<br />
29
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
30<br />
4.4 Onderwijs<br />
Vanaf de vroege 13de eeuw kregen ook arme scholieren – vaak Bonifanten, Bonipueri of<br />
Bons Enfants genoemd – specifieke opvanghuizen. Volgens een ordonnantie van Karel V<br />
van 7 oktober 1531 moesten arme kinderen die tijdens de week niet naar school gingen,<br />
op zon- en feestdagen godsdienstonderricht krijgen. Het eerste provinciaal Concilie van<br />
Mechelen (1570) bepaalde dat elke parochie een zondagsschool moest inrichten, inclusief<br />
lees- en schrijfonderricht.<br />
Voorstel tot oprichting van een armenschool te Sint-Niklaas, met reglement, 1717.<br />
Volgens het reglement moesten de kinderen regelmatig bidden en de mis bijwonen, godsdienst-,<br />
lees- en schrijfonderricht volgen, een blauw uniform dragen en zich bekwamen in een of andere<br />
vorm van handenarbeid, zoals spinnen.<br />
Een weekdag zag er zo uit:<br />
5u (zomer) of 6u (winter): opstaan, opmaak bedden, poetsen<br />
6u (zomer) of 7u (winter): handenarbeid<br />
8u: ontbijt (eenen boteram) gevolgd door een half uur speeltijd<br />
9u: gebed<br />
11u30: middagmaal, gevolgd door speeltijd<br />
13u: handenarbeid<br />
15u: gebed<br />
19u: avondmaal, gevolgd door speeltijd<br />
20u: avondgebed, daarna naar bed<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1546.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Richtlijnen voor wie catechismusonderricht gaf aan de armen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare werken, LP 2068 – M.A. Gambart, Le bon partage<br />
des pauvres en la doctrine chrestienne et connoissance du salut ou Instructions familieres pour les simples<br />
distribuées par chaque semaine pour les douze mois de l’année, Luik, 1671.<br />
Lijst van kinderen die in de ‘Blauwe Schoole’ te Gent wonen, 1727-1796.<br />
GENT, Rijksarchief, Fonds Gent, 86.<br />
Overzicht van de<br />
armenscholen<br />
(écoles de charité)<br />
in het aartsbisdom<br />
Kamerijk, per<br />
parochie, ca. 1780.<br />
BRuSSEL, Algemeen<br />
Rijksarchief,<br />
Geheime Raad<br />
Oostenrijkse<br />
Periode, 1285A.<br />
Handboek van de parochiale armenschool van de Sint-Michielskerk te Gent, met gegevens over de<br />
intrede van leerlingen en hun kostgeld, eind 18de eeuw.<br />
GENT, Rijksarchief, Sint-Michielskerk, 900.<br />
Brief uit 1779 van de bisschop van Antwerpen over de inrichting van een zondagsschool in de voormalige<br />
Jezuïetenkerk. Het plan om op vijf verschillende plaatsen in de stad catechismusles te geven aan de armen,<br />
lokte verzet uit van de bisschop. Hij pleitte voor centralisatie van alle lessen in één kerk: door elke zondag<br />
dezelfde lessen drie tot vier maal te herhalen, konden de leden van eenzelfde familie op verschillende<br />
tijdstippen naar school gaan; en door na elke les een eucharistieviering te voorzien, konden armen ertoe<br />
aangezet worden de mis bij te wonen. Men zou ook te biecht kunnen gaan. In de winter zouden de lessen<br />
worden geschorst, maar konden examens worden afgenomen. De bisschop realiseerde zich wel dat het<br />
verzamelen van armen een gevaar voor de openbare veiligheid kon betekenen. De kans op relletjes was<br />
volgens hem trouwens toch veel groter in de winter. Hij meende dat het veel gevaarlijker was om alle armen<br />
op hetzelfde tijdstip les te laten volgen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 926.<br />
Lijst van weldoeners van de armenschool van de Sint-Michielskerk te Gent, 18de eeuw.<br />
GENT, Rijksarchief, Sint-Michielskerk, 902.<br />
31
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
32<br />
5. Openbare onderstand<br />
Groeiende sociale en politieke onrust in de jaren twintig van de 16de eeuw zette de elites<br />
aan tot radicale hervormingen van de armenzorg. De levensstandaard van een aanzienlijk<br />
deel van de bevolking was dramatisch gedaald door misoogsten, hongersnood, epidemieën<br />
en oorlogen. Het verarmde volk kwam in actie en in talrijke steden brak oproer uit.<br />
Bergen – gevolgd door Ieper en andere steden – voerde in 1525 als eerste stad een nieuw<br />
systeem in, gebaseerd op drie principes: een strikt bedelverbod, arbeidsdwang voor de<br />
armen die in staat waren te werken, ongeacht leeftijd en geslacht, en een centralisatie<br />
van de armenkassen in een ‘gemene beurs’ om de selectie en de controle van de ‘echte’<br />
behoeftigen mogelijk te maken. Een dergelijke sociale politiek betekende een radicale<br />
breuk met de middeleeuwse armenzorg. Het principe dat de armenzorg essentieel een<br />
taak van de overheid was, vond definitief ingang.<br />
De magistraat van Ieper compileerde een nieuw plan uit het hervormingsplan van de armenzorg van de<br />
Ieperse stadsmagistraat van 1525 – met als belangrijkste principes een strikt bedelverbod, arbeidsplicht<br />
voor alle valide armen en centralisatie van de bestaande steunfondsen in een gemene beurs – en Vives’ De<br />
Subventione pauperum. Het plan werd voorgelegd aan de theologische faculteit te Parijs en goedgekeurd<br />
op 16 januari 1531. Zo vormde het de basis van de Keizerlijke Ordonnantie van 1531. Voorliggend werk is<br />
de eerste uitgave van dat plan en bevat zowel de vraag om goedkeuring aan de theologische faculteit van<br />
Parijs, als het antwoord.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare werken, LP 2053 – Martin de Keysere, Forma<br />
Subventionis pauperum quae ad Hyperas Flandrorum urbem viget, Antwerpen, 1531.<br />
Volgens de ordonnantie van Karel V van 7 oktober 1531 moesten de plaatselijke overheden de bedelarij<br />
verbieden, een gemene beurs oprichten, alle valide armen verplichten te werken en het drankmisbruik<br />
beteugelen. In de meeste kleine steden en in de dorpen bleef de ordonnantie dode letter omdat de<br />
plaatselijke overheden over onvoldoende financiële middelen beschikten. Ook in sommige middelgrote<br />
steden legden de magistraten het keizerlijk bevel naast zich neer.<br />
Recueil des Ordonnances de Pays-Bas, 2de reeks, III, 1530-1536, p. 265-273.<br />
De Brugse stadspensionaris Gillis Wyts werkte Vives’ voorstellen uit in een plaatselijk hervormingsplan. Hij<br />
pleitte voor centralisatie van de armenzorg en volstrekte laïcisering van de liefdadigheidsinstellingen. De<br />
ordonnantie van 1564 die hieruit voortkwam, lokte heel wat verzet uit. Vooral de bedelorden voelden zich<br />
bedreigd door het bedelverbod. De armmeesters vreesden hun zelfstandigheid te verliezen. Nog hetzelfde<br />
jaar werd het nieuwe armenreglement ingetrokken. De Brugse liefdadigheid zou tot het einde van het<br />
ancien régime haar middeleeuws karakter blijven bewaren.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare werken, LP 84 – G. wyts, De continendis et alendis<br />
domi pauperibus, et in ordinem redigendis validis mendicantibus, Antwerpen, 1562.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
De Spaanse humanist Vives (1492-1540) droeg op 6 januari 1526 zijn beroemde traktaat<br />
over de armoede, De Subventione pauperum, op aan de stadsmagistraat van Brugge. Het<br />
is het meest gekende en gedetailleerde werk rond deze problematiek van die tijd. Dankzij<br />
vertalingen in het Nederlands, Duits, Italiaans en Frans werd het boek toegankelijk voor<br />
een brede lezerskring. Vives pleitte voor een efficiënte en systematische aanpak van de<br />
armenzorg: alle bestaande voorzieningen centraliseren tot een gemene beurs, verbod op<br />
bedelarij en verplichte arbeid voor valide armen, ongeacht leeftijd en geslacht. Volgens Vives<br />
kon armoede vermeden worden door iedereen in overeenstemming met zijn mogelijkheden<br />
aan het werk te zetten. Wie geen vaardigheden had, moest scholing krijgen. En wie zich<br />
onterecht als ziek voordeed, moest streng gestraft worden. Omwille van de gelijkenis met<br />
Luthers leer over de armenzorg, werd Vives al snel van ketterij beschuldigd. Zijn plan was te<br />
Brugge jarenlang voorwerp van discussies.<br />
BRuSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, Impr. V.H. 9069 A – Portret van<br />
J. L. Vives uit J.-J. Boissard, Icones quinquaginta virorum illustrium doctrina et eruditione<br />
praestantium ad vivum effictae, cum eorum vitis descriptis a Jan. Iac. Boissardo Vesunti,<br />
Frankfurt, Théodore de Bry, 1597.<br />
33
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
34<br />
6. Arbeidsdwang en vrijheidsberoving<br />
De repressie van bedelarij en landloperij nam verder toe in de 17de en de 18de eeuw.<br />
Verblijfscriteria in de armenzorg werden steeds scherper. In het begin van de 17de eeuw<br />
richtten verschillende steden tuchthuizen op om bedelaars op te sluiten en aan het werk<br />
te zetten. Tijdens het derde kwart van de 18de eeuw nam ook de centrale regering nieuwe<br />
initiatieven op het vlak van de sociale politiek. Het aantal ronddolende werklozen was<br />
zozeer toegenomen dat de Oostenrijkse regering besloot een meer repressieve politiek<br />
te voeren. In Gent (1772) en Vilvoorde (1779) werden tuchthuizen opgericht – de zgn.<br />
‘provinciale correctiehuizen’ – waarin bedelaars en landlopers opgesloten werden en aan<br />
het werk gezet.<br />
Paspoort van 9 september 1767 dat aan Jean Viesse de toelating geeft zich vrij te verplaatsen<br />
voor zijn werk. Het bevat een stempel van Brussel en is getekend door de stadsgriffier. Volgens<br />
graaf Vanderstegen gaat het echter om een vervalsing en is het al te gemakkelijk om aan dergelijke<br />
certificaten te geraken.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 678 A.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Brief van graaf<br />
Vanderstegen aan<br />
landvoogd Karel van<br />
Lotharingen, over de<br />
arrestatie van de Fransman<br />
Jean Viesse als landloper,<br />
Brussel, 16 november<br />
1767. Dat ketellapper<br />
Jean Viesse door de<br />
drossaard van Brabant<br />
werd gearresteerd, was<br />
volgens de graaf volkomen<br />
te verantwoorden. Jean<br />
was een vreemdeling<br />
zonder domicilie. Volgens<br />
de graaf zwierven op<br />
het platteland heel wat<br />
mensen rond uit de streek<br />
van Limoges en Auvergne,<br />
onder het voorwendsel<br />
potten en ketels op te<br />
lappen. Ze waren evenwel<br />
te talrijk om van dit werk<br />
te kunnen leven, en dus tot<br />
de bedelstaf gedoemd, wat<br />
verboden was.<br />
BRuSSEL, Algemeen<br />
Rijksarchief, Geheime Raad<br />
Oostenrijkse Periode, 678 A.<br />
Ordonnantie van de Raad van Vlaanderen over bedelarij in het Graafschap Vlaanderen, Gent, 7 november<br />
1698. De talrijke “Vremdelingen, Vagabonden, Deughenieten ende leeghganghers” zouden in periodes van<br />
schaarste een gevaar voor de maatschappij vormen. Alle vreemde landlopers moesten Vlaanderen binnen<br />
drie dagen na publicatie van deze ordonnantie verlaten, op straffe van geseling bij een eerste arrestatie, en<br />
van de galeien bij een tweede. Alle Vlaamse bedelaars en landlopers moesten zich binnen twee dagen naar<br />
hun geboorteplaats begeven. Bij overtreding stond hen dezelfde straf te wachten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Spaanse Periode, 1301.<br />
Ordonnantie over bedelarij in het Graafschap Henegouwen, Bergen, 7 november 1698. De bepalingen waren<br />
dezelfde als die voor Vlaanderen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Spaanse Periode, 1301.<br />
35
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
36<br />
Correctiehuis Gent<br />
Aanvulling op het reglement van het correctiehuis te Gent van 18 februari 1773, daterend van 19 juli 1775.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281B.<br />
Plannen van architect Jean-Baptiste Malfeson voor een correctiehuis te Gent, met richtlijnen bij de functie<br />
van elke ruimte.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281B.<br />
Reglement van het correctiehuis te Gent van 18 februari 1773 (gepubliceerd in de Raad van<br />
Vlaanderen op 20 maart 1773). Het Gentse correctiehuis kwam tot stand op initiatief van<br />
Vilain XIIII. Hij was een vurig voorstander van vrijheidsberoving en arbeidsdwang als middel om de<br />
leegloperij te beteugelen, de criminaliteit een halt toe te roepen en de economie te stimuleren.<br />
Bedelaars en landlopers moesten in correctiehuizen tot nuttige arbeidskrachten worden<br />
omgevormd. Aanvankelijk bestond de populatie van de correctiehuizen vooral uit bedelaars en<br />
landlopers, naast veroordeelden wegens “liederlijk” gedrag, dieven, deserteurs. Later groeiden<br />
deze instellingen uit tot echte gevangenissen. Het correctiehuis van Gent kon 600 bewoners<br />
huisvesten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281A.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Correctiehuis Vilvoorde<br />
Tekening van het correctiehuis van Vilvoorde, 1779.<br />
Het correctiehuis had een maximumcapaciteit van 700 bewoners en was opgesplitst in afdelingen volgens<br />
de aard van de gedetineerden. Elke afdeling beschikte over een eigen werkplaats en een eigen refter.<br />
Mannen en vrouwen werden in individuele cellen opgesloten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Kaarten en plannen in handschrift, 557.<br />
Kleurenlitho met zicht op de gevangenis van Vilvoorde.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 2632.<br />
Plan uit een<br />
dossier rond<br />
de oprichting<br />
van een<br />
tuchthuis<br />
of “Hôpital<br />
Général” in<br />
het kasteel<br />
van Gent,<br />
1771.<br />
GENT,<br />
Rijksarchief,<br />
Familie Vilain<br />
XIIII, 15.<br />
Medisch rapport van het correctiehuis van Vilvoorde, naar aanleiding van een opmerkelijke toename van<br />
het aantal sterfgevallen in 1802. De teneur van dit verslag was over het algemeen positief, zeker wat de<br />
armen betrof. De kamers van de arme invaliden waren goed onderhouden en ze kregen goed te eten. Het<br />
toegenomen aantal sterfgevallen was te wijten aan koorts door vochtige lucht. De koorts trof vooral de<br />
gedetineerden. <strong>Arm</strong>en werden veel minder snel ziek. Volgens de auteurs was dit te wijten aan het gezonde<br />
en voedzame eten, de aangepaste kledij, het goede en ruime onderkomen, maar vooral aan de wandelingen<br />
waarvan armen in alle vrijheid mochten genieten. De gevangenen waren veel kwetsbaarder omdat ze een<br />
slechtere behandeling kegen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare werken, EP, 5524 – Rapport sur la situation médicale<br />
de la maison de détention située à Vilvorde, par les Citoyens Duval, Curtet et Fournier, Commissaires<br />
nommés par la Société de Médecine de Bruxelles, pour examiner ladite maison; d’après la demande du<br />
Préfet du Département de la Dyle, le 3 Floréal an X, 23 april 1802.<br />
37
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
38<br />
7. Taintenier en de aumônes générales<br />
Volgens Jean-François Taintenier, een textielfabrikant uit Aat, moesten ‘leeglopers’<br />
gedwongen worden zich voor een minimumloon in dienst te stellen van ondernemers.<br />
Zijn aumône générale berustte op dezelfde principes als de ‘gemene beurs’ uit de 16de<br />
eeuw: een strikt verbod op bedelarij, centralisatie van de bestaande steunfondsen, een<br />
nauwgezette registratie van de behoeftigen en een strenge selectie van de bedeelden. Een<br />
dergelijk systeem had slechts zin in centra waar de nijverheid veel werkgelegenheid<br />
bood en ondernemers behoefte hadden aan goedkope arbeidskrachten. In belangrijke<br />
textielcentra als Kortrijk (1774), Gent (1777), Doornik (1777), Antwerpen (1779) en Lier<br />
(1787) werd de armenzorg effectief georganiseerd volgens de richtlijnen van Taintenier.<br />
Door de zware economische crisis in de Zuidelijke Nederlanden op het einde van de 19de<br />
eeuw, kwijnden de aumônes générales overal weg.<br />
Interpretatie van ordonnantie van 30 okt. 1779 betreffende het nieuwe armenbestuur te Antwerpen, 12<br />
februari 1781. De oprichting in 1779 van de Nieuwe Bestiering ging gepaard met een aantal maatregelen<br />
tegen vreemde bedelaars en tegen burgers die ze logies zouden verschaffen. Elke nieuwe inwoner van<br />
de Scheldestad moet een borgsom van 150 gulden ophoesten. Men hoopte hierdoor de inwijking van<br />
noodlijdenden aan banden te leggen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1284A.<br />
Nota uit 1783 van de Geheime Raad betreffende de toelating die door de regering werd verleend aan het<br />
stadsbestuur van Antwerpen om een subsidie te verlenen van 20.000 gulden wisselgeld tot ondersteuning<br />
van de Nieuwe Bestiering. De stad haalde het geld bij notabelen, op voorwaarde van toekenning van<br />
erfrenten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1283.
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Ordonnantie betreffende de bestrijding van bedelarij en steunverstrekking aan armen in Doornik,<br />
27 mei 1777, gedrukt.<br />
De stadsmagistraat van Doornik verscherpt de controle op de paupers en voert een strenger<br />
beleid (art. II). Om de armenzorg op een efficiënte manier te laten verlopen, wordt het stedelijk<br />
grondgebied van Doornik verdeeld in 25 kwartieren. Tweemaal per jaar worden de armen bezocht<br />
en registreert men nauwgezet de leeftijd, de bezittingen, de geboorteplaats, het aantal kinderen,<br />
de inkomsten. Op basis van deze gegevens bepaalt men de uitkering (art. XVI). Tegen bedelaars<br />
wordt streng opgetreden: Niemand mag vreemde bedelaars herbergen.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1285A.<br />
39
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
40<br />
Geschiedenis van de armenzorg in de Nederlanden, met bijzondere aandacht voor de hervorming<br />
van de armenzorg onder invloed van Taintenier.<br />
In 1772 werd in Aat, de geboortestad van Taintenier, de eerste aumône générale opgericht. Te<br />
Antwerpen werd in 1779 een aumône générale of nieuwe bestiering van den algemeynen armen<br />
tot stand gebracht.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Handschriftenverzameling, 868 – Tractaat over de<br />
geschiedenis van de armenzorg in de Nederlanden, 1779, f° 49v° en 73v°.
8. Bergen van Barmhartigheid<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
Als laatste redmiddel konden gezinnen met ontoereikende inkomsten zich in de schulden<br />
steken en hun schamele bezittingen naar het pandjeshuis, de Berg van Barmhartigheid,<br />
brengen. Juwelen, maar ook kledingstukken en huisraad werden in pand gegeven. Beleners<br />
kwamen uit alle lagen van de samenleving, uitgezonderd totaal berooiden. Wie niets bezat,<br />
kon ook niets verpanden. Wenceslas Cobergher (ca. 1560-1634), een veelzijdig man die<br />
actief was als architect, ingenieur en schilder, kreeg op 9 januari 1618 van de aartshertogen<br />
Albrecht en Isabella de taak in alle steden van de Spaanse Nederlanden openbare pandhuizen<br />
op te richten. Hij werd daarvoor benoemd tot eerste superintendant-generaal van de<br />
Bergen van Barmhartigheid. Tussen 1618 en 1633 opende Cobergher 15 Bergen. Hij liet zich<br />
ongetwijfeld inspireren door de Italiaanse Monti di Pietà, die hij had leren kennen tijdens zijn<br />
langdurige verblijf in Italië. Op 28 september 1618 werd te Brussel de eerste Berg geopend.<br />
Gezicht op de voorgevel van de Berg van Barmhartigheid te Brussel, die als eerste Berg werd geopend<br />
op 28 september 1618.<br />
Gravure door W. Hollar naar W. Cobergher en P. Mercx, 17de eeuw.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 23.<br />
41
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
42<br />
Het eenvoudigste bewijsmiddel bij een kredietverrichting was de kerfstok. Eén deel van een overlangs in<br />
tweeën gesneden langwerpig stuk hout werd door de lener of schuldeiser bewaard (de kerf), het andere<br />
werd aan de belener of schuldenaar overhandigd (de tegenkerf). Doordat bij elke nieuwe schuld op beide<br />
helften van de kerfstok eenzelfde inkerving werd aangebracht, was eenzijdige toevoeging uitgesloten.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Oud Museum, 59, Brussel, 1693.<br />
Akte van de aartshertogen Albrecht en Isabella waarin zij Cobergher aanstellen tot super-intendentgeneraal<br />
van de in alle steden waar zich particuliere leentafels (lombarden) bevonden, op te richten<br />
Bergen van Barmhartigheid (9 januari 1618). Cobergher, zijn familie en de door hem aan te stellen<br />
medewerkers ontvingen daarbij een aantal privileges in de vorm van belastingvrijdom en exempties.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Audiëntie, 1415, dossier 17.<br />
Reglement en algemene instructie betreffende de Bergen van Barmhartigheid voor Wenceslas Cobergher,<br />
uitgevaardigd door de Aartshertogen, 17 maart 1618.<br />
Hierin werd door de Aartshertogen vastgesteld dat in de aanloopfase de prijs voor de belening nog niet zo<br />
laag zal zijn als zij dat voor de armen en behoeftigen hadden gewild (art. 23: ‘ne pourra estre prins, ny tauxé<br />
dés maintenant à si bas prix, que pour le soulagement des pauvres, & necessiteux nous eussions bien desiré,<br />
& le fera, Dieu aydant, à l’advenir’).<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1543.<br />
De hoge interest van 15% die gevraagd werd in de Bergen van Barmhartigheid, en de weelde die de gebouwen<br />
etaleerden, waren aanleiding tot een felle oppositie, met Jean de Lillers als woordvoerder. Omwille van zijn<br />
verzet tegen Coberghers pandjeshuizen werd hij van 1620 tot 1626 gevangen gehouden en op 20 februari<br />
1626 verbannen. Het is vanuit Frankrijk dat hij deze felle aanval op de Bergen richtte.<br />
Jean DE LILLERS, La Cassandre des Monts de Pieté belgiques, 1626.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare werken, LP 558.<br />
Binnenzicht van de Berg van Barmhartigheid te Brussel.<br />
Gravure door W. Hollar naar W. Cobergher en P. Mercx, 17de eeuw.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 24.<br />
Matrijs van zegel van de Berg van Barmhartigheid van Brussel, met het stadswapen van Brussel, 1645.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Verzameling zegelafgietsels, 27233.<br />
Verzoek van de arme weduwe David om de negentien el stof die zij verpand had in de Berg van Barmhartigheid<br />
van Brussel om brood te kunnen kopen voor zichzelf en voor haar twee kinderen, te mogen lossen,<br />
26 januari 1795.<br />
BRuSSEL, Algemeen Rijksarchief, Centrale en Hogere Administratie van België en Regeringsraad, 1794.
Colofon<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
De tentoonstelling <strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
Percepties van armoede, 13 de - 18 de eeuw<br />
is een organisatie van het Algemeen Rijksarchief.<br />
Teksten en selectie stukken: Lieve De Mecheleer<br />
Eindredactie: Geertrui Elaut en Karin Van Honacker<br />
Vertaling: Pascal Neckebrouck, m.m.v. Stéphanie Deschamps<br />
en Marc Libert<br />
Lay-out: Liesbeth Meurs<br />
Scenografie en montage: Geertrui Elaut en Rachid M’Rabti<br />
Beeldmontage: Sandra Théate<br />
Restauraties: Francis Meert en Frank Van Laethem<br />
Digitalisering: Afdeling Digitalisering van het Rijksarchief<br />
Foto’s: Bart Boon<br />
Druk catalogus: Drukkerij van het Rijksarchief<br />
Met dank voor bruiklenen en/of reproducties aan:<br />
het Bisdom Gent, de Koninklijke Bibliotheek van België,<br />
het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de<br />
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, het<br />
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, het<br />
Hospitaalmuseum Brugge, het Rijksarchief te Antwerpen,<br />
het Rijksarchief te Brugge, het Rijksarchief te Brussel<br />
(Anderlecht), het Rijksarchief te Doornik, het Rijksarchief te<br />
Gent, het Rijksarchief te Leuven, het Rijksarchief te Louvainla-Neuve,<br />
het Rijksarchief te Namen en het Museum Mayer<br />
van den Bergh (Antwerpen)<br />
De rechthebbenden van reproducties die niet konden worden<br />
gecontacteerd of geïdentificeerd, worden uitgenodigd zich<br />
te melden in geval van betwisting.<br />
Illustratie cover: Sint-Martinus deelt zijn mantel met een<br />
arme, afbeelding in het Cartularium van cijnzen en renten<br />
door de Doornikse Sint-Maartensabdij geïnd in Doornik, Kain,<br />
Rumillies en Orcq, 1346 of 1347.<br />
DOORNIK, Rijksarchief, Cartularia , 98.<br />
43
<strong>Arm</strong>-<strong>zalig</strong>?<br />
Percepties van armoede, 13 de -18 de eeuw<br />
Naar aanleiding van Erfgoeddag 2011 met als thema <strong>Arm</strong>oe troef gaat in de<br />
inkomhal van het Algemeen Rijksarchief een tentoonstelling door over de<br />
percepties van armoede tijdens het ancien régime.<br />
De tentoonstelling schetst op boeiende wijze hoe de kijk op armoede en op de arme<br />
doorheen het ancien régime evolueert. Aan de hand van originele archiefdocumenten<br />
die worden bewaard in het Rijksarchief, aangevuld met originele prenten en<br />
iconografische reproducties, wordt armoede in beeld gebracht.<br />
Verschillende aspecten komen aan bod: de relativiteit van armoede en de oorzaken<br />
ervan, de percepties van armoede en de evolutie van armenzorg tot openbare<br />
onderstand.<br />
Op een treffende en heldere manier wordt de oorsprong van wat later ‘de<br />
openbare onderstand’ zou heten, gecontextualiseerd. In de 16de eeuw leidden<br />
ernstige conjuncturele moeilijkheden zoals misoogsten, epidemieën en oorlogen<br />
tot de verpaupering van brede lagen van de bevolking. Nadat in tal van steden<br />
onlusten uitbraken, namen de elites initiatieven tot een radicale hervorming van<br />
de armenzorg.<br />
Hoewel de tentoonstelling zich toespitst op het ancien régime, is de link met het<br />
heden niet ver te zoeken. Ondanks de toename en verfijning van de kwantitatieve<br />
bronnen betreffende armoede, worden we ook tegenwoordig met uiteenlopende<br />
armoedecijfers geconfronteerd. <strong>Arm</strong>oede is immers een relatief begrip en de<br />
armoedecijfers schommelen volgens de definitie die aan ‘armoede’ wordt gegeven.<br />
Nog een vaststelling: vrouwen worden het vaakst getroffen. Zowel vroeger als nu<br />
behoren zieke, alleenstaande vrouwen met kinderen tot de meest kwetsbare groep.<br />
In 1524 beschrijft humanist Erasmus armoede als een “plaag”: bedelen was<br />
asociaal, verfoeilijk en gevaarlijk voor de openbare orde. Dat stigma van een<br />
behoeftige als een persoon met een gebrek aan verantwoordelijkheidszin en een<br />
verwerpelijke moraliteit, is zelfs in de 21ste eeuw nog zeer gangbaar.<br />
ISBN 978-90-5746-337-2<br />
4975 9789057463372<br />
D/2011/531/033