Bijwerkingen Radiotherapie

Stel uw bestraalde huid, ook de eerst maanden na de laatste bestraling, niet
aan de felle zon bloot.
Mocht de huid toch open gaan, vraag de arts om een recept voor een zalf met
bijbehorend verband. Als u gestopt bent met de bestraling, werkt de behandeling nog
een paar weken door. Blijf uw huid dan als bovenstaand behandelen. De huid
geneest veelal in twee tot vier weken na de bestraling. De markeringslijnen mag u er
niet af boenen. Deze slijten vanzelf.
Als na het einde van de bestraling de huid toch nog stuk gaat, neem dan contact op
met de secretaresse van de afdeling radiotherapie.
Specifieke reacties
Afhankelijk van de plaats op het lichaam waarop u bestraald wordt, kunnen
specifieke bijverschijnselen optreden.
Deze zijn bij bestraling op:
het behaarde hoofd: haaruitval (vaak tijdelijk);
de mondholte: keel: een droge mond: verandering van smaak, slijmvorming
slokdarm: pijn bij slikken;
de borstkas:slikklachten, moeite met slijm ophoesten, soms prikkelhoest;
maag en omgeving: misselijkheid en braakneigingen;
de buik: misselijk gevoel, darmkrampen, dunne ontlasting;
de onderbuik: verschijnselen die lijken op blaasontsteking, zoals pijn bij
het plassen en vaker plassen. Loze aandrang, soms ook dunne ontlasting.
Bespreek uw bijwerkingen met de laboranten of met de arts. Zij kunnen u advies
geven hoe u het best met de klachten om kunt gaan of wat u er aan kan doen.
Adviezen en tips:
Adviezen bij haaruitval
Als u bestraald wordt op een plek waar haar groeit, kan dit uitvallen.
De radiotherapeut zal dit met u bespreken. Bij bestraling van de hele schedel, valt
het hoofdhaar meestal helemaal uit. Bij bestraling van een gedeelte van het hoofd zal
alleen dat deel haaruitval vertonen. Twee tot vier maanden na de bestralingen begint
het haar meestal weer te groeien. De aanschaf van een pruik wordt door de
zorgverzekeraar gedeeltelijk vergoed.
Adviezen bij droge mond, slijmvorming en slikklachten
Speekselklieren kunnen slecht tegen bestraling. Als zij in het bestraalde gebied
liggen, vermindert de hoeveelheid speeksel en verandert de samenstelling van het
speeksel. Het speeksel wordt taaier en dikker.
Houd uw mond vochtig door vaak kleine slokjes te drinken of met behulp van
ijsklontjes. Gebruik suikervrije kauwgom, zuurtjes, waterijsjes of kleine pepermuntjes.
Probeer tijdens het eten altijd iets te drinken.
Gebruik zure producten, bijvoorbeeld appels, thee met citroen, ananas
en augurk.