Test jezelf hoofdstuk 1 - Damon
Test jezelf hoofdstuk 1 - Damon
Test jezelf hoofdstuk 1 - Damon
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HOOFDSTUK<br />
<strong>Test</strong> <strong>jezelf</strong> <strong>hoofdstuk</strong> 1<br />
Vraag 1<br />
Deze vraag gaat over het verschil tussen gewone vragen en levensvragen.<br />
Zet een kruisje voor de levensvragen.<br />
o Wanneer leefde Napoleon?<br />
o Hoeveel poten hebben vier schaapskuddes van honderdvijftig schapen?<br />
o Waarom moest hij zo jong sterven?<br />
o Als a gelijk is aan 3, hoeveel is dan 8a?<br />
o Welke taalfout bevat het zinnetje: ‘Hun zeggen maar wat.’?<br />
o Hoeveel procent van ons lichaam bestaat uit water?<br />
o Wanneer zette een mens de eerste stap op de maan?<br />
o Waarom is liegen slecht?<br />
o Uit hoeveel laagjes bestaat onze huid?<br />
o Wat is de hoofdstad van Rusland?<br />
o Wanneer kun je iets mooi noemen?<br />
o Hoe schrijf je ‘trottwaar’ in het Nederlands?<br />
o Wat is een tsunami?<br />
Vraag 2<br />
Welke van de volgende vragen zijn gewone vragen en welke levensvragen?<br />
Gewone vraag Levensvraag<br />
a. Waar is mijn atlas? o o<br />
b. Wanneer is het nieuwe maan? o o<br />
c. Worden jonge moslims gedoopt? o o<br />
d. Hoeveel is twee min drie? o o<br />
e. Zal ik later gelukkig worden? o o<br />
f. Hoeveel hindoes wonen er in Nederland? o o<br />
Vraag 3<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Gewone vragen zijn vragen die je gemakkelijk kunt beantwoorden.<br />
o b. Een levensbeschouwelijke vraag gaat over levende zaken, een gewone vraag over levenloze dingen.<br />
o c. De levensbeschouwing van iemand is het geheel van antwoorden op zijn of haar levensvragen.<br />
o d. Gewone vragen zijn vragen over feiten waarop een duidelijk antwoord mogelijk is.<br />
Vraag 4<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3, 4 of 5 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Je kunt fi losoferen over het onderwerp ‘vakantie’.<br />
o b. Filosofi e begint met verwondering.<br />
o c. Filosoferen doe je om zekere antwoorden te krijgen op allerlei vragen.<br />
o d. Filosofi e betekent ‘geloof in God’.<br />
o e. Iemand die fi losofeert is op zoek naar feitenkennis.
Vraag 5<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2 of 3 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
Een individuele levensbeschouwing...<br />
o a. kan nooit een gemeenschappelijke levensbeschouwing zijn;<br />
o b. is ook altijd een gemeenschappelijke levensbeschouwing;<br />
o c. beide antwoorden zijn fout.<br />
Vraag 6<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Het woord ‘filosofie’ komt van het Griekse ‘Philo’ dat houden van betekent.<br />
o b. Het woord ‘filosofie’ is ontstaan naar aanleiding van een bekend boek dat ‘De wereld van Sofie’ heet.<br />
o c. Wie filosofeert denkt na over zijn levensbeschouwing.<br />
o d. Je kunt ook filosoferen over vragen van goed en kwaad.<br />
Vraag 7<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Het ‘ik-standpunt’ betekent dat je alleen van <strong>jezelf</strong> houdt.<br />
o b. Het ‘jij-standpunt’ betekent dat je meer van anderen houdt dan van <strong>jezelf</strong>.<br />
o c. Het ‘ik-standpunt’ houdt in dat je over je eigen bestaan filosofeert.<br />
o d. Het ‘jij-standpunt’ houdt in dat je filosofeert over alles wat bestaat.<br />
Vraag 8<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Om goed te communiceren moet je <strong>jezelf</strong> kunnen verplaatsen in een ander.<br />
o b. Als je een goed gesprek hebt met elkaar kun je zeggen dat je echt communiceert met elkaar<br />
o c. Wie het ‘jij-standpunt’ inneemt kan nooit meer het ‘ik-standpunt’ innemen.<br />
o d. Het ‘jij-standpunt’ betekent dat je je verplaatst in een ander.<br />
Vraag 9<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Filosofie kan van pas komen als je in je leven met grote levensvragen te maken krijgt.<br />
o b. Filosofie kan ook gezien worden als een activiteit die geen hoger doel dient dan dat iemand het leuk vindt om heel diep<br />
na te denken.<br />
o c. Filosofie is nuttig omdat je leert inzien dat je beter met goede antwoorden kunt komen dan steeds maar vragen stellen.<br />
o d. Als je een probleem filosofisch kunt benaderen kan dat ook bij andere vakken op school van pas komen.<br />
Vraag 10<br />
Welke uitspraken zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist of onjuist zijn.)<br />
o a. Het woord communiceren betekent hetzelfde als het innemen van het ik-standpunt.<br />
o b. Iemand die communiceert heeft eigenlijk teveel woorden nodig voor een heel eenvoudige boodschap.<br />
o c. Het woord communiceren betekent dat iemand anderen gemakkelijk kan overtuigen.<br />
o d. Het woord communiceren betekent het hebben van een goed gesprek waarbij men openstaat voor elkaar.<br />
Zie voor de goede antwoorden de volgende pagina.
Antwoorden <strong>Test</strong> <strong>jezelf</strong> <strong>hoofdstuk</strong> 1<br />
Vraag 1<br />
Antwoord<br />
De volgende drie zijn levensvragen, de rest zijn gewone vragen (gemakkelijke en moeilijke gewone vragen)<br />
-. Waarom moest hij zo jong sterven?<br />
-. Waarom is liegen slecht?<br />
-. Wanneer kun je iets mooi noemen?<br />
Vraag 2<br />
Antwoord<br />
Gewone vraag Levensvraag<br />
a. Waar is mijn atlas? x<br />
b. Wanneer is het nieuwe maan? x<br />
c. Worden jonge moslims gedoopt? x<br />
d. Hoeveel is twee min drie? x<br />
e. Zal ik later gelukkig worden? x<br />
f. Hoeveel hindoes wonen er in Nederland? x<br />
Vraag 3<br />
Antwoord<br />
a. en b. zijn fout, c. en d. zijn goed.<br />
Vraag 4<br />
Antwoord<br />
c., d. en e. zijn fout, a. en b. zijn goed.<br />
Vraag 5<br />
Antwoord<br />
Antwoord c is juist.<br />
Motivatie: ook al deel jij jouw standpunten (je individuele levensbeschouwing) met anderen (gemeenschappelijke levensbeschouwing),<br />
daarmee zijn die standpunten nog niet minder jouw standpunten. Daarom is antwoord a fout.<br />
Antwoord b is fout, omdat een individuele levensbeschouwing niet per se een gemeenschappelijke levensbeschouwing hoeft te zijn: je<br />
kunt een standpunt hebben dat niet past binnen welke gemeenschappelijke levensbeschouwing dan ook.<br />
Vraag 6<br />
Antwoord<br />
b. is fout, a., c. en d. zijn goed.<br />
Vraag 7<br />
Antwoord<br />
Alle antwoorden zijn fout.<br />
Vraag 8<br />
Antwoord<br />
a., b. en d. zijn goed, c. is fout.<br />
Vraag 9<br />
Antwoord<br />
a., b. en d. zijn goed, c. is fout.<br />
Vraag 10<br />
Antwoord<br />
Alleen d. is juist.