Industrieel erfgoed vormt inspirerende werkomgeving
66 Vastgoedmarkt februari 2012 www.vastgoedmarkt.nl
THEMA PUBLIEK VASTGOED
PUBLIEK / HERONTWIKKELING / MONUMENTEN
Ook in Nederland beleeft maakindustrie een revival
Industrieel
erfgoed vormt
inspirerende
werkomgeving
Nederland moet zijn industriële erfgoed net zoals Duitsland gaan
koesteren. Anders dreigt sloop of verpaupering voor een deel van de
huidige 10.000 leegstaande of in onbruik geraakte monumenten.
Eerherstel van de maakindustrie, minder regels en een pragmatischer
aanpak zijn nodig om dit maatschappelijk vastgoed te redden,
stellen Friso de Zeeuw (Bouwfonds Ontwikkeling en TU Delft) en
Arno Boon (Boei).
Martijn van Leeuwen
Monumentaal vastgoed herbestemmen
zit niet in onze genen, legt Friso de
Zeeuw, directeur Nieuwe Markten bij
Bouwfonds Ontwikkeling, uit. ‘We zijn
een land van ingenieurs, van ordenen,
scheppen en opruimen. Bij herbestemmen
zijn improvisatie en laissez-faire
belangrijke eigenschappen. Dat zit
ons niet in het bloed. In Nederland is
daardoor in tegenstelling tot Duitsland
al veel industrieel erfgoed gesloopt. Het
ging bij ons om grootschalige nieuwbouw,
vooral van de jaren zeventig tot
eind vorige eeuw. Het uitgangspunt was
met een schone lei te beginnen: oprollen,
slopen en dan uitrollen. Zo komt
het dat in Nederland de bouwproductie
voor 10 procent uit herbestemming
bestaat tegen 40 procent in Duitsland’,
aldus De Zeeuw.
Enkele jaren geleden is daarin gelukkig
een kentering gekomen, vertelt
Arno Boon. Hij is directeur van Boei,
een non-profi t herbestemmer van
industrieel erfgoed. Boei, met negen
aandeelhouders waaronder Bouwfonds
en Volker Wessels, is zowel ontwikkelaar,
belegger als adviseur. ‘Tot eind
vorige eeuw beperkte de interesse zich
vooral tot behoud van monumenten in
dorps- en stadcentra. De laatste jaren is
ook het maatschappelijk draagvlak voor
industrieel erfgoed gegroeid. Boei knokt
al sinds 1996 voor het behoud van industrieel
erfgoed. De communis opinio
is nu dat herbestemming voorrang
heeft boven nieuwbouw. Het kabinet
heeft in 2010 het Nationaal Programma
Herbesteding in het leven geroepen,
met het H-team onder leiding van Duco
Stadig als trekker’, vertelt Boon.
De toegenomen aandacht voor erfgoed
komt als geroepen. De Rijksadviseur
voor het Cultureel Erfgoed heeft ongeveer
1.000 leegstaande monumenten
opgespoord. Maar het werkelijke aantal
schat hij op maar liefst 10.000.
Schone taak
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) rekende vorig jaar voor dat 500 industriële
objecten, 1.100 boerderijen
en 1.000 kerken binnen vijf jaar leeg
komen te staan. Hier ligt een schone
taak voor de vastgoedsector, stelt De
Zeeuw. ‘De crisis heeft ook een eind
gemaakt aan het blauwdrukdenken.
Een kleinere planomvang en menging
van nieuwbouw met hergebruik van bestaande
gebouwen is het nieuwe credo.
Herbestemd erfgoed is bij gebiedsontwikkeling
bovendien een vooraanstaande
drager voor de identiteit van
een gebied. Probleem is dat een groot
deel van de vastgoedprofessionals geen
affi niteit meer heeft met herbestemming,
juist door die jarenlange focus op
grootschalige nieuwbouw. De kennis en
kunde om nieuwe functies te combineren
met oude gebouwen is verloren
gegaan. Herbestemmen, zeker van industrieel
erfgoed, is het tegen de heuvel
opduwen van een wagen met vierkante
wielen. Je moet een gebouw kunnen
lezen, tekenen, urgentie vertalen in
haalbaarheid met verrassende coalities
en inventieve fi nanciële arrangementen
kunnen sluiten. Minstens tien tot
vijftien jaar ervaring in het vastgoed
is nodig om hier effectief te opereren’,
aldus De Zeeuw en Boon.
Valkuilen
Boei-directeur Boon legt uit welke
valkuilen ontwikkelaars moeten vermijden.
‘Een onrendabele top wegwer-
ken is een van de lastigste kwesties.
Dat onrendabele deel is grofweg de
restauratiekosten van het casco, weten
we uit ervaring. Het is dus zaak om zo’n
gebouw voor een symbolisch bedrag
over te nemen. Maar veel projecten
monden uit in kluitjesvoetbal en eindeloos
brainstormen. Er zijn projecten
waaraan we al elf jaar werken, waarvan
zeven jaar met praten. Ook de strenge
regelgeving en veiligheidseisen zijn een
complicatie. Zo moet herontwikkeld
vastgoed aan dezelfde strenge eisen
voldoen als nieuwbouw, schrijft het
Bouwbesluit nu nog voor. Het nieuwe
Bouwbesluit maakt dat op papier
gemakkelijk, maar de praktijk moet
uitwijzen of de handhavers daarin ook
meegaan.’
Bovendien heeft de ontwikkelaar met
veel verschillende, meest onervaren,
gebruikers te maken. In hetzelfde
gebouw een bibliotheek, theater en
school onderbrengen is geen sinecure.
Ontwikkelaars en erfgoedinstanties
zitten vaak op een ander spoor. Voor
de eersten is gebiedsontwikkeling een
tienkamp. Daarbij kun je niet op elk onderdeel
uitblinken en slaag je ook als je
op een onderdeel een minder goed cijfer
haalt. Maar een erfgoedinstelling wil
zonder concessies het maximale uit een
gebouw halen. Voor de ontwikkelaar is
bovendien de fi nanciële rationaliteit bepalend.
Een belangenconfl ict tussen de
‘fans’ van het gebouw en de ontwikkelaar
ligt dan ook snel op de loer. Omdat
Boei beide disciplines verenigt, kunnen
wij die klippen ontwijken.’
Voormalige fabrieksterreinen
Talloze ontwikkelaars hebben zich vastgebeten
in dergelijke herbestemmin-
Boei herbestemt tien mooiste gebouwen van voormalige ijzergieterij Dru bij Doetinchem.
gen, vaak met grootschalige woningbouw
als drager. In het oog springende
projecten zijn binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen
op voormalige fabrieksterreinen.
Dan gaat het bijvoorbeeld
om Bergse Haven in Bergen op Zoom,
het Scheldekwartier in Vlissingen,
Belvédère in Maastricht of het Enkaterrein
in Ede. Deze projecten hebben
het zwaar of zijn zelfs vastgelopen door
de ingestorte woningmarkt, erkent
De Zeeuw. ‘Hier is te veel ingezet op
een grootschalige aanpak en blijken
de aankoopprijzen van het vastgoed te
hoog. Enige manier om verder te gaan,
is vaak versobering van de plannen en
Herbestemd erfgoed
is drager
gebiedsontwikkeling
kleinschaliger en sterk gefaseerd verder
gaan. Het wordt de komende periode
hoe dan ook lastiger om de business
case voor herbestemming rond te krijgen.
Nu vallen ook nog eens subsidies
weg, trekken woningcorporaties zich
terug als risicodragende partners en
hebben commerciële marktpartijen
nauwelijks nog fi nanciële armslag.’
Om deze en soortgelijke projecten
mogelijk te maken, is pragmatisme
noodzakelijk, stelt De Zeeuw. ‘We willen
met z’n allen ook de Zaan-, IJ- en
Maasoevers hergebruiken en bebouwen.
Maar hier ontwikkelen betekent
een onrendabele top die richting
de 40.000 euro per woning gaat. Je
hebt te maken met bodemsanering,
uitkopen van bedrijven, het verleggen
van infrastructuur. Wetgeving schrijft
nu eenmaal voor dat woongebieden
niet in de milieuzones van bedrijven
mogen liggen. Die regelgeving moet op
de schop. We moeten pragmatischer
handelen. Sta woningbouw hier nu
al toe en accepteer dat het niet spic
and span is. Dan stinkt het er soms en
maken de langsvarende schepen herrie.
Er is een doelgroep die er interesse in
heeft hier te wonen en te werken en
juist houdt van die stoere, stedelijke
omgeving. Deze locaties zijn kansrijk,
maar we moeten er geen wonderen van
verwachten. Hier woningen bouwen
kan, maar dan wel in een rustig tempo.’
Harde keuzes
Pragmatisme betekent volgens De
Zeeuw ook harde keuzes maken. ‘We
kunnen niet al het erfgoed redden. Veel
objecten staan op kansarme locaties,
vooral buiten de economisch krachtige
stedelijke gebieden. Twente kent bij-
www.vastgoedmarkt.nl
voorbeeld veel leegstand in industrieel
erfgoed. Maar ook kansrijke locaties
als voormalig defensieterrein Hembrug
in Zaandam hebben hun beperkingen.
Instanties willen alle honderd objecten
daar behouden, maar dat is fi nancieel
niet mogelijk. Dit aspect moet in een
maatschappelijke dialoog beter voor
het voetlicht komen, op landelijk en
lokaal niveau. De gebouwen die bij
mensen blijken te leven, de identiteitsverschaffers,
moeten we proberen te
behouden.’
Het succes van de projecten valt of
staat echter bij de beschikbaarheid van
eindgebruikers, constateert De Zeeuw.
Hier ziet de Bouwfonds-directeur een
nieuwe interessante partij opkomen.
‘Onder de huurders van herbestemd
erfgoed is nauwelijks verloop. Het klassieke
kwaliteitsbegrip doet hier opgeld:
gebruikswaarde, belevingswaarde en
toekomstwaarde. Tot voor kort kwamen
de belangrijkste gebruikers uit de
creatieve industrie. Maar nu heeft elke
stad al minimaal één creatief broeinest.
Ik zie de maakindustrie een revival
beleven. In Duitsland en Engeland zie
je al een ommekeer. Bedrijven die naar
India en China vertrokken, hebben hun
hoogwaardige industriële productie
weer naar het moederland gebracht. In
Noordrijn-Westfalen is het industriële
landschap volledig herontwikkeld.
Vooral het Ruhrgebied is daarin erg
goed geslaagd.
Ook in Nederland zie ik het kleine eerherstel
voor de industrie als een trendbreuk.
Nederland heeft sterke troeven
in handen met Philips en ASML in en
rond Eindhoven, Corus in IJmuiden en
Shell in Amsterdam Noord.’ Boon gaat
hierin mee: ‘De maakindustrie hebben
we vakkundig de grens overgewerkt.
Die industrie moeten we weer koesteren.
Industrieel erfgoed vormt daarbij
de meest inspirerende werkomgeving
voor het beoefenen van technische
ambachten, het denkwerk en de
innovatie.’
Dru-fabriek
Boon noemt deze trend de drijvende
kracht achter de ontwikkeling van Dru-
Industriepark in Ulft. ‘Boei is eigenaar
van de Dru-fabriek nabij Doetinchem.
Deze voormalige ijzergieterij met
zes rijksmonumenten hebben we in
2006 gekocht. We hebben 13 miljoen
euro in het Portierscomplex, het
vliegwielproject, gestopt. Een locatie
buiten de Randstad of Noord-Brabant
werkt dus ook. In 2009 hebben we iets
dergelijks gedaan met de Creatieve
Fabriek in Hengelo op het voormalige
Hazemeijerterrein, later Holec. Het
complex hebben we in 2009 overgenomen
uit de failliete boedel van
Van Hoogevest Bouw. Nu zitten er
gebruikers uit de horeca, cultuur, en
onderwijs in de gebouwen die huren
vanaf 65 euro per vierkante meter. De
25.000 m 2 maken we verder geschikt
voor ateliers en technische bedrijvigheid.
Dit project is ook het bewijs dat
kleinschalig herontwikkelen loont.
Ontwikkelaars moeten nu geen te
ambitieuze en daarmee onuitvoerbare
plannen maken. De leegstand en rentekosten
kunnen ze zich niet permitteren.
Het is zaak om per gebouw een
goede analyse te maken en die snel te
ontwikkelen. Met geëngageerde partijen,
praktische expertise, fi nanciële
creativiteit en pragmatische regelgeving
moeten we een heel eind komen.’
PUBLIEK / BEHEER / CORPORATIES / ZORG
Zorgvastgoed en woningcorporaties beschouwt
algemeen directeur Eddy Smit
van MVGM als zijn belangrijkste groeimarkten.
MVGM Vastgoedmanagement
heeft alle kennis en ervaring op het gebied
van zorgvastgoed al een paar jaar
geleden gebundeld in een afzonderlijke
business unit in Rijswijk. Daarbij laat
het bedrijf zich terzijde staan door
een raad van advies die als denktank
fungeert. De raad bestaat uit twee
zorgspecialisten, oud-Eerste Kamerlid
Hans Klein Breteler en Wim Meijer, de
voormalige algemeen secretaris van het
College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen
(Bouwcollege).
De ontwikkeling van de zorgmarkt
loopt wel een stuk minder soepel dan
Smit aanvankelijk had gedacht. ‘We lopen
al drie jaar te duwen en te trekken
en hebben nu zo’n 2.500 zorgeenheden
onder beheer.’ Dat komt volgens hem
vooral door het getalm van de politiek
om de scheiding van wonen en zorg
in zorginstellingen, verpleeghuizen en
psychiatrische inrichtingen te regelen.
‘Dat had eigenlijk al drie jaar geleden
moeten zijn gerealiseerd, maar ik verwacht
dat het binnen twee jaar een feit
zal zijn. De wet ligt nu bij de Tweede
Kamer. Het is een bezuinigingsmaatregel
dus ik verwacht dat het wel vaart
gaat krijgen.’
Core business
Maar waarom zouden de zorginstellingen
en de in zorgvastgoed gespecialiseerde
corporaties het beheer niet in
eigen hand houden? Waarom zouden
ze dat uitbesteden aan MVGM? Smit:
‘Vastgoedmanagement is onze core
business. Corporaties en zorginstellingen
doen het er naast. Bovendien zijn
hun arbeidskosten door andere cao’s
een stuk hoger. Wij kennen geen 36urige,
maar een 40-urige werkweek en
het salaris is lager. Daarnaast hebben
we veel meer kennis en ervaring. Wij
kunnen het beheer voor 50 procent
van de kosten van een corporatie doen.
Zo nemen we bijvoorbeeld voor diverse
zorgcorporaties het beheer over voor
duizenden eenheden in het land.’
Ook woningcorporaties beschouwt
Smit als een aantrekkelijke doelgroep.
Alle woningcorporaties worstelen met
geldgebrek, omdat ze geen woningen
kunnen verkopen door de crisis, weet
hij. ‘Daardoor is er geen geld om te
investeren. Bovendien worden ze
sterk beperkt in hun activiteiten door
Brussel. Hun duurdere woningbezit
moeten ze in aparte vennootschappen
gaan onderbrengen. Je ziet nu al dat we
steeds meer worden ingeschakeld voor
februari 2012 Vastgoedmarkt 67
PUBLIEK VASTGOED THEMA
Beheerder heeft nu productgestuurde organisatie
MVGM ziet groei in
zorg en corporaties
Tegen de trend in groeit MVGM nog altijd fl ink. Om verder te groeien
zette de grootste vastgoedbeheerder van Nederland zijn beheertak
MVGM Vastgoedmanagement vorige maand om van een regionale in een
productgestuurde organisatie. Zorgvastgoed en woningcorporaties
vormen de belangrijkste markten.
Erik Wiegerinck
de verhuur. Beheer is nog mondjesmaat,
maar dat komt ongetwijfeld. Ook
zij kunnen rekenen.’
Inkoopbureau
Welke vastgoeddienstverleners komen
als winnaar uit de crisis? Daarover
hoeft Smit geen seconde na te denken.
‘Bedrijven die zich fl exibel aanpassen
aan veranderende marktomstandigheden,
kansen grijpen en blijven innoveren’,
klinkt het prompt.
Zo was MVGM volgens Smit de eerste
vastgoedbeheerder met een eigen
inkoopbureau. De inkooporganisatie
werd twee jaar geleden opgericht voor
de klanten van vastgoedmanagement
met als doelstelling kosten te verlagen
en duurzaamheid juist te vergroten.
Het team van vijf mensen werkt
inmiddels ook voor derden, de partijen
die geen beheerdiensten afnemen,
maar het voordeel van gebundelde
inkoopkracht op hun waarde weten
te schatten. Het betreft de inkoop van
diensten als groenonderhoud, energie,
dakbedekking, gevelinstallaties,
dakbedekking, roltrappen, verlichting,
afvalmanagement en andere services.
De besparingen die de raamcontracten
opleveren, variëren tussen de 5 en 25
procent. ‘Voor de huurder en verhuurder
telt op dit moment maar één ding:
de kosten moeten omlaag. De verhuurder
wil de huurder aan zich binden, die
moet tevreden blijven. Zo zijn we op de
gedachte gekomen voor een inkoopbureau’,
legt Smit bedrijvig uit.
Toen hij in 2004 werd aangesteld als
directeur van wat toen nog Meeùs
Vastgoedmanagement heette, telde de
onderneming 175 mensen. Dat zijn er
inmiddels 550.
Vastgoedregisseur
Via een management buy-out werd
Smit in 2008 gedeeltelijk en in 2009
volledig eigenaar samen met fi nancieel
directeur Menno van der Horst.
Vorig jaar werd het vroegere zusterbedrijf
Meeùs Bedrijfshuisvesting
ingelijfd. De zestien vestigingen zijn
geïntegreerd in de bestaande achttien
MVGM-vestigingen. Naast MVGM
Vastgoedmanagement en MGVM
Bedrijfshuisvesting (veertig mensen)
is er nog het taxatiebedrijf, MVGM
Vastgoedtaxaties (25 mensen). Als
full service vastgoeddienstverlener
mag MVGM zich tegenwoordig graag
profi leren als dé vastgoedregisseur van
Nederland.
MVGM Vastgoedmanagement is
onder leiding van Smit uitgegroeid
tot de grootste vastgoedbeheerder van
Eddy Smit: ‘We nemen voor diverse
zorgcorporaties het beheer over voor
duizenden eenheden in het land.’
Nederland en heeft 50.000 woningen,
meer dan twee miljoen vierkante
meter bedrijfsruimten en kantoren,
een ruime anderhalf miljoen vierkante
meter winkelruimte, 40.000 eenheden
VvE (lees: appartementen) en tal van
andere projecten in beheer.
Groei
Ondanks de duidelijk verslechterde
markt voorziet deze rasondernemer de
komende jaren verder groei. De bulk
van de personeelsleden is verbonden
aan MVGM Vastgoedmanagement.
‘Vastgoedmanagement vormt de
basis van onze business. Het biedt een
mooie, constante cashfl ow en je krijgt
zo ook enorm veel informatie over de
huurdermarkt.’
Maar een verslechterende markt vraagt
ook meer specialisatie en een groter
probleemoplossend vermogen. Daarom
heeft MGVM Vastgoedmanagement
zijn bedrijfsvoering recentelijk aangepast
van een regionale naar een productgestuurde
organisatie. Dit houdt
in dat de regio’s noord, midden en
zuid zijn omgevormd naar de productgroepen
kantoren, winkels, woningen,
zorgvastgoed en VvE Management
(Vereniging van Eigenaars).
Wat niet verandert volgens Smit is de
sterke lokale en regionale aanwezigheid.
MVGM heeft achttien vestigingen
door het hele land. ‘Dat zullen er in
de toekomst eerder meer dan minder
worden’, spreekt hij gedreven. MVGM
is een echte Nederlandse speler, die
sterk is geworteld in de lokale en regionale
markt voor zowel Nederlandse als
buitenlandse eigenaren van vastgoed.