14.09.2013 Views

archief/Jaarboeken/Jaarboek VOM-2012.pdf - Vereniging Oud ...

archief/Jaarboeken/Jaarboek VOM-2012.pdf - Vereniging Oud ...

archief/Jaarboeken/Jaarboek VOM-2012.pdf - Vereniging Oud ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam<br />

j a a r b o e k 2 0 1 2


<strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam<br />

j a a r b o e k 2 0 1 2


<strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam Inhoud<br />

Voorzitter<br />

Jan Konijn<br />

Secretaris<br />

Vincent Keesmaat<br />

secretarisAoudmonnickendam.nl<br />

Wendelmoet Claesdochterlaan 15<br />

1141 ja Monnickendam<br />

Penningmeester<br />

Bertien van der Kolk<br />

penningmeesterAoudmonnickendam.nl<br />

telefoon 0299 652580<br />

Haringburgwal 8<br />

1141 at Monnickendam<br />

Omslagfoto<br />

De prijs ‘De Monnick’, een bronzen beeld,<br />

ontworpen door de Monnickendamse<br />

beeldend kunstenaar Silvia Bergvelt.<br />

Vice-voorzitter<br />

Koert Kraak<br />

Bestuursleden<br />

Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos,<br />

Ton Meijer en Frans Ronchetti<br />

Website<br />

www.oudmonnickendam.nl<br />

© 2012 <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam<br />

Redactie<br />

De redactie van het <strong>Jaarboek</strong> van de<br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam was dit jaar<br />

in handen van Vincent Keesmaat; met dank<br />

aan Lise Schokking.<br />

Grafische vormgeving<br />

Rolf Hermsen, GITS [www.gitsamsterdam.nl]<br />

Voorwoord 4<br />

In memoriam Dick Oosterveld 6<br />

Jaarverslag <strong>VOM</strong> 2011 9<br />

Jaarverslag penningmeester <strong>VOM</strong> 2011 18<br />

Verslag algemene ledenvergadering <strong>VOM</strong> 8 juni 2011 23<br />

Jaarverslag Stadsgidsen 2011 28<br />

Jaarverslag Waterlandsmuseum de Speeltoren 2011 32<br />

Jaarverslag Commissie Stads- en Dorpsbeheer 2011 38<br />

Jaarverslag Stichting IJsschuiten Gouwzee 2011 43<br />

Besturen 47<br />

Een cisterciënzer rapiarium 48<br />

Marieke Nijkamp, MA<br />

Het bestuur van Monnickendam in de achttiende eeuw 58<br />

drs J. Mewe-Reekers<br />

Weezenland 70<br />

Siem Koerse<br />

Monnickendamse jongens in het leger van Napoleon (1812) 72<br />

ds. C.A.E. Groot<br />

IJspaleis met café en de radja van Lombok 94<br />

Siem Koerse<br />

Monnickendam een veilige stad? (slot) 108<br />

Wachtmeesters, nachtwakers en (rijks)veldwachters in de negentiende en twintigste eeuw<br />

ds. C.A.E. Groot<br />

Het Hemmeland van 1879 146<br />

Siem Koerse<br />

Verslag van Leendert Hordijk over zijn ervaringen tijdens de<br />

oorlogsjaren 1940-1945 148<br />

met nawoord van Siem Altena<br />

Oorlogshelden 163<br />

Harry Voogel<br />

Het postkantoor op het Noordeinde 169<br />

Pieter Stegeman<br />

De loodwitfabriek van Monnickendam (op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal) 180<br />

ds. C.A.E. Groot


Voorwoord<br />

Ook dit jaar presenteren wij met trots het nieuwe jaarboek 2012, met daarin informatie<br />

over de vele activiteiten van onze historische vereniging en de aan haar gelieerde<br />

stichtingen en werkgroepen, zoals de Stadsgidsen, de Stichting IJsschuiten<br />

Gouwzee, de werkgroep Oral History, de werkgroep Archeologie en het Waterlandsmuseum<br />

de Speeltoren.<br />

Verschillende schrijvers en onderzoekers hebben ook dit jaar weer hun uiterste<br />

best gedaan om u een aantal interessante artikelen en verhalen over de Monnickendamse<br />

geschiedenis te presenteren. Wij zijn hen daar zeer erkentelijk voor en<br />

hopen nog vele jaren een beroep op hen te kunnen doen.<br />

De nieuwbouw van ons Waterlandsmuseum de Speeltoren stond in 2011 in de<br />

schijnwerpers en heel veel vrijwillig(st)ers hebben een groot deel van hun vrije tijd<br />

hieraan besteed. Wij zijn daarom ook zeer trots op hetgeen tot nu toe is gepresteerd.<br />

Er staan twee prachtige gebouwen rondom onze geliefde speeltoren, een<br />

echt museum waardig. Ik kijk met veel plezier en belangstelling uit naar de dag<br />

van de openstelling die naar verwachting medio 2012 zal plaatsvinden.<br />

Bij het schrijven van dit voorwoord kreeg ik het bericht dat onze erevoorzitter<br />

Dick Oosterveld op donderdag 2 februari 2012 is overleden. Wij hebben daarom<br />

in dit jaarboek zijn foto en een stukje over zijn toewijding voor onze vereniging<br />

en de stad Monnickendam geplaatst.<br />

Hetaantalactiviteitenvanonzevereniginggroeitenzoookhetaantalvrijwillig(st)<br />

ers. Echter, ons ledenaantal groeit niet mee maar loopt zelfs terug. Dit baart mij<br />

grote zorgen en wij zullen in 2012 meer aandacht moeten besteden aan het werven<br />

van nieuwe leden. Ook de huidige leden kunnen ons daarbij helpen en actief worden<br />

in het werven van nieuwe leden.<br />

Hoe? Door vrienden, familie etc. te attenderen dat eigenlijk iedereen die in Monnickendam<br />

woont lid moet worden van onze vereniging. De <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong><br />

Monnickendam is er voor iedere Monnickendammer!<br />

voorwoord<br />

In het voorwoord van het jaarboek 2013 hoop ik U te kunnen melden dat mede<br />

door U het ledenaantal weer groeit!<br />

Ook dit jaar is het jaarboek onder de bezielende leiding van Vincent Keesmaat tot<br />

stand gekomen. Hij is ook degene die onze website heeft ontwikkeld en beheert.<br />

Onder de andere oudheidkundige verenigingen en cultuurhistorische organisaties<br />

van Noord-Holland heeft hij daarvoor grote waardering ontvangen en heeft<br />

hij hen bruikbare adviezen kunnen geven.<br />

Namens het bestuur van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam dank ik alle vrijwilligers<br />

voor hun inzet voor en bijdragen aan onze vereniging, stichtingen en werkgroepen.<br />

Wij hopen nog vele jaren een beroep op hen te kunnen doen.<br />

Wij hopen dat u dit jaarboek weer met veel plezier en genoegen zult lezen en nodigen<br />

U van harte uit voor onze jaarvergadering.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Namens het bestuur van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam,<br />

Jan Konijn, voorzitter<br />

Monnickendam februari 2012<br />

4 5


In memoriam Dick Oosterveld<br />

Op zaterdag 4 februari ontving ik het bericht dat Dick Oosterveld de donderdag<br />

daarvoor was overleden. Op dat moment schoten er vele gedachten door me heen.<br />

Zoals:<br />

_ Gelukkig heeft hij de bouw van het museum nog meegemaakt!<br />

_ Jammer dat hij de opening van het nieuwe museum niet mee kan maken!<br />

_ Gelukkig is aan zijn lijden een einde gekomen en is hij nu bij Janny zijn vrouw<br />

die hij zo erg miste.<br />

Dick Oosterveld was één met Monnickendam, met de Grote Kerk, met de <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>Oud</strong> Monnickendam, met de Stichting IJsschuiten, met de Stadsgidsen, met<br />

het Museum de Speeltoren etc. etc. Geboren als zoon van de hoofdmeester (zo<br />

noemde men dat toentertijd) van de Christelijke school, heeft een groot deel van<br />

zijn leven in dienst gestaan van de gemeenschap. Hiervoor werd hij zeer gewaardeerd<br />

en werd hij Lid in de Orde van Oranje-Nassau.<br />

Ik ken hem vanaf de tijd dat ik in het bestuur kwam van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam.<br />

Zo’n 23 jaar geleden in 1989. Dick was ruim 40 jaar lid van het bestuur<br />

van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam, eerst als bestuurslid, toen als penningmeester<br />

en daarna sinds 26 november 1984 als voorzitter tot 9 juni 2004. Op de jaarvergadering<br />

van 9 juni 2004 nam Dick afscheid omdat hij vond dat hij te oud was<br />

geworden om nog een termijn uit te dienen. Dick werd benoemd tot ere-voorzitter<br />

van onze vereniging en vervulde deze erebaan samen met Paul Stoffels met verve.<br />

Beide ere-voorzitters hebben in het najaar van 2011 nog de eerste steenlegging gedaan<br />

van ons nieuwe museum. Dat was een zeer emotionele gebeurtenis aangezien<br />

wij al lange tijd wisten dat Dick ernstig ziek was en niet meer kon genezen.<br />

Op de bestuursvergaderingen van <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam, die stipt op<br />

tijd op de eerste dinsdag van de maand werden gehouden, had Dick altijd zijn<br />

‘schriftje’ bij zich, waarin hij punten noteerde die hij moest bespreken en notities<br />

maakte van de vergadering. De notulen kwamen meestal wat later in de maand en<br />

dan had Dick alle belangrijke zaken in zijn ‘schriftje’ staan, zodat hij daarmee kon<br />

in memoriam dick oosterveld<br />

beginnen. Dick was de spil<br />

van het bestuur en een man<br />

met visie en initatieven. Om<br />

een paar voorbeelden te noemen<br />

die heden ten dage zeer<br />

succesvol zijn: Hij was degene,<br />

die naar aanleiding van<br />

de tip van Jo Engelvaart tijdens<br />

de reünie van <strong>Oud</strong> Monnickendaminaugustus1990,<br />

dat de heer Van de Acker zijn<br />

verzameling ijsschuiten wil<br />

verkopen, meteen tot actie<br />

overging. Dick nam meteen<br />

het initiatief, ging met enkele<br />

bestuursleden naar Van de<br />

Acker en kocht de ijsschuiten<br />

voor ƒ 42.500,- Een Stichting<br />

Dick Oosterveld • foto Ria Houweling<br />

werd in november opgericht<br />

en de ijsschuiten werden ondergebracht<br />

bij Van Waveren (tegenwoordig de Firma Leguit & Roos) waar ze nu<br />

nog steeds een prachting onderkomen hebben.<br />

Ook nam Dick het initiatief voor de verzelfstandiging van het museum en de<br />

nieuwbouw. Reeds in 1990 werden tekeningen en begrotingen gemaakt en de eerste<br />

contacten gelegd met de gemeente Monnickendam voor de nieuwbouw van<br />

het museum. Nu in 2012 is het nieuwe museum gerealiseerd en ik ben heel blij dat<br />

Dick als ere-voorzitter van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam nog is uitgenodigd<br />

om de eerste steen in te metselen.<br />

Een ander bijzonder succesvol initiatief is de oprichting van de stadsgidsen. Dick<br />

voorzag de behoefte aan stadsgidsen en ging met de voorzitter van <strong>Oud</strong> Hoorn<br />

praten hoe zij dat daar opgezet hadden. Dick maakte een draaiboek hoe hij dat<br />

zag en nodigde belangstellenden uit op de informatieavond, waarin hij uitlegde<br />

hoe belangrijk het zou zijn voor Monnickendam en het toerisme als er stadsgidsen<br />

zouden zijn. En zo meldden zich plusminus 35 vrijwilligers die een cursus gingen<br />

volgen georganiseerd door Monnickendammers zelf. Het is een groot succes geworden<br />

en jaarlijks krijgen duizenden mensen met veel plezier een rondleiding<br />

onder leiding van ervaren gidsen door Monnickendam.<br />

6 7


Dit zijn slechts enkele van de vele zaken die Dick voor onze vereniging en stad<br />

heeft gedaan.<br />

Nadat bij hem enkele jaren geleden kanker werd ontdekt en hij ook nog Janny<br />

moest missen, was het voor Dick erg moeilijk. Wel had hij nog volop belangstelling<br />

voor wat er zich afspeelde in Monnickendam en in de verenigingen, maar je<br />

zag aan hem dat hij moest lijden en dat hij niet meer kon wat hij wilde.<br />

Wij zijn blij dat we Dick voor het project ‘Oral History’ hebben kunnen interviewen<br />

met video- opnamen. Hij vertelt in dit interview over zijn leven, over zijn<br />

werkzaamheden voor de Grote Kerk en <strong>Oud</strong> Monnickendam.<br />

Een paar maanden geleden belde hij nog op omdat hij alle kranten van het Noord-<br />

Hollands Dagblad vanaf 1945 had bewaard. Hij zei: ‘misschien is dat wel wat voor<br />

<strong>Oud</strong> Monnickendam. Kom het maar ophalen want ik moet het kwijt.’ Toen we de<br />

laatste doos bij hem van zolder haalden, deed hij er de laatst gelezen krant nog in.<br />

Zo was hij altijd betrokken bij de vereniging <strong>Oud</strong> Monnickendam.<br />

Dick wij zijn blij en trots dat wij je hebben mogen leren kennen. Dank je wel ook<br />

namens alle vrijwilligers en rust zacht.<br />

Jan Konijn<br />

voorzitter<br />

Jaarverslag <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam 2011<br />

Hieronder volgt, naar onderwerp gerangschikt, een verslag van de activiteiten van<br />

onze vereniging.<br />

Bestuur, leden en organisatie<br />

Lise Schokking heeft haar taak als bestuurslid neergelegd en in de Algemene Ledenvergadering<br />

is Frans Ronchetti aangesteld als haar vervanger. Frans is voormalig<br />

gemeenteraadslid en heeft te kennen gegeven interesse te hebben in de activiteiten<br />

van zowel de <strong>VOM</strong> als het Waterlandsmuseum de Speeltoren.<br />

Over het beleid van de <strong>VOM</strong> is intern door het bestuur discussie gevoerd. Aanleiding<br />

daartoe waren opmerkingen dat het bestuur in sommige gevallen teveel politiek<br />

zou bedrijven. Dit naar aanleiding van haar opvattingen met betrekking tot<br />

het verkeerscirculatieplan en het parkeerbeleid in de binnenstad van Monnickendam<br />

en haar commentaar naar aanleiding van het onderwerp ‘dichtregel’ op het<br />

dak van Swaensborch. Het bestuur is tot de conclusie gekomen dat er geen politiek<br />

is bedreven. Het bestuur zou haar woorden echter meer selectief kunnen gebruiken<br />

en daar waar namens het bestuur en niet namens de vereniging wordt<br />

gesproken, dit ook in haar commentaar kunnen melden. Ook zal er beter op gelet<br />

moeten worden wat wel en niet op onze website wordt vermeld. Wij moeten er<br />

voor waken niet ge(mis)bruikt te worden door diverse (belangen)groeperingen.<br />

Het primaire doel van onze vereniging is: ‘het bewaren en bevorderen van het stedenschoon<br />

van Monnickendam en omgeving’ in de ruimste zin van het woord.<br />

Het bestuur vindt dat ‘de bruine vloot’ behoort tot het cultureel erfgoed van oud<br />

Monnickendam en daarom moet worden meegenomen in haar beleidsvisie. Het<br />

bestuur ‘omarmt’ de notitie van ‘de bruine vloot’ en ondersteunt het beleid dat<br />

ruimte geeft aan het behouden en faciliteren van ‘de bruine vloot’ in Monnickendam.<br />

Het beleidsstuk ‘Verhoudingen <strong>VOM</strong> en haar dochters’ is definitief door het bestuur<br />

vastgesteld en besproken met alle betrokkenen. Aangezien de <strong>Vereniging</strong><br />

8 9


groeit en bloeit en er in de loop der jaren heel veel initiatieven zijn geweest, zijn<br />

er op dit moment veel stichtingen, werkgroepen en vertegenwoordigingen die<br />

alle op de een of andere manier een band hebben met of ontstaan zijn uit de <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>Oud</strong> Monnickendam. Om voor iedereen duidelijkheid te verschaffen wat<br />

de rechten en plichten zijn binnen deze grote familie, zijn de verhoudingen door<br />

Bertien van der Kolk op papier gezet. Het gaat om de financiële verhoudingen, de<br />

overlegstructuren en het onderling uitwisselen van informatie. Een belangrijke<br />

toevoeging was de werkgroep ‘Vrienden van het museum’. Deze is verantwoordelijk<br />

voor het verzamelen van fondsen voor de aanschaf van middelen voor het museum.<br />

De definitieve versie van de notitie zal op korte termijn door de betrokken<br />

partijen worden ondertekend.<br />

Het aantal aanwezigen in de Algemene Ledenvergadering van 2010 viel erg tegen.<br />

Ongeveer 30 personen waren aanwezig en dat is voor een vereniging van bijna<br />

1200 leden veel te weinig. Het bestuur beraadt zich over wat er kan worden gedaan<br />

om meer belangstelling te creëren voor de ALV. Het aantal leden is per saldo in<br />

2011 teruggelopen met 8 personen.<br />

Lezingen<br />

Op dinsdag 22 februari heeft de voorjaarslezing plaatsgevonden in het Weeshuis.<br />

Froukje Wieringa sprak over de watersnood in Waterland in 1825. De belangstelling<br />

was prima en Froukje gaf een boeiende presentatie waar het publiek met veel<br />

interesse naar luisterde. Het bestuur zal haar vragen of zij misschien in de toekomst<br />

ook een bijdrage zou kunnen leveren aan ons jaarboek middels een klein<br />

artikeltje, toegespitst op de Monnickendamse situatie.<br />

Op de algemene ledenvergadering heeft Vincent Keesmaat een lezing gehouden<br />

over en met behulp van de website. Hij toonde o.a. een aantal afbeeldingen op de<br />

zeer uitgebreide beeldbank en liet zien dat via het <strong>archief</strong> de meeste artikelen die in<br />

de jaarboeken hebben gestaan, via een simpele zoekopdracht opvraagbaar zijn.<br />

In onze najaarslezing van 20 oktober heeft Marieke Nijkamp uit Enschede een<br />

lezing gegeven over de verzameling teksten (het diversorium) uit de bibliotheek<br />

van het voormalige klooster Klein-Galilea. Er was een goede opkomst bij de lezing.<br />

Marieke Nijkamp had het onderwerp misschien iets uitgebreider kunnen<br />

inleiden want er werd nu door haar een beetje te veel uitgegaan van voorkennis<br />

bij het publiek. De lezing was goed opgebouwd en zeer interessant. Vincent Keesmaat<br />

zal haar vragen de lezing om te zetten in een artikel voor het jaarboek.<br />

Excursies<br />

Het was de bedoeling dit jaar een voorjaarexcursie naar Amsterdam Noord te organiseren.<br />

Helaas was het niet meer mogelijk voor de kleine groep uit Amster-<br />

Jaarverslag <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam 2011<br />

dam-Noord om de excursie in korte tijd samen te stellen. Volgend jaar zullen we<br />

proberen op tijd te zijn.<br />

De najaarsexcursie van 17 september was dit jaar naar de Hanzestad Kampen. Een<br />

verslag hierover is te lezen op onze website. Veel indruk maakte het prachtige museum<br />

met wellicht enkele waardevolle suggesties voor de inrichting van ons nieuwe<br />

museum.<br />

Het aantal deelnemers dat zich voor de najaarsexcursie heeft opgegeven was 63<br />

personen wat teleurstelde. Normaal ligt het aantal op 85 à 100 personen. Nu werd<br />

één bus besteld die helemaal vol was.<br />

Een <strong>VOM</strong>-lid de heer Tolman (zoon van Tolman de architect) die in Kampen<br />

woont, had aangeboden een bootreis op de IJssel te organiseren. Hiervan werd<br />

door velen gebruik gemaakt.<br />

Projecten<br />

1 _ Oral History<br />

‘Oral History’ ofwel mondelinge geschiedenis is het interviewen van mensen over<br />

hun leven of over bijzondere gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. In 2010<br />

is dit project onder leiding van Koert Kraak gestart. Vervolgens hebben zich Margit<br />

Kniesmeijer, Elly Beintema, Peter van Maanenberg en Pieternel Rol zich bij dit<br />

project aangesloten.<br />

Inmiddels is een taakverdeling gemaakt waarbij Margit Kniesmeijer het voortraject<br />

(opstellen vragen etc.) doet, Elly Beintema neemt het interview af, (zij is jarenlang<br />

bij de BBC betrokken geweest bij het maken van documentaires), Peter van<br />

Maanenberg verzorgt de opname van beeld en geluid en beheert het verzamelde<br />

materiaal, Pieternel Rol zorgt ervoor dat de interviews uitgewerkt worden en<br />

Koert Kraak doet de coördinatie.<br />

Met behulp van een gespecialiseerd bedrijf zal getracht worden om het materiaal<br />

zodanig te bewerken dat op thema of onderwerp gezocht kan worden. Hiervoor<br />

loopt momenteel een subsidieaanvraag om dit mogelijk te maken. Een deel van<br />

het materiaal van dit project zal gebruikt worden in het nieuwe Waterlandmuseum<br />

‘de Speeltoren’.<br />

Tot en met februari 2012 zijn de volgende personen geïnterviewd: Dick Oosterveld,<br />

Adri Stam, Jannie Ruiter, Stien Meijer-Holling, Cor Poel en Maarten Tessel.<br />

Het blijkt dat geïnterviewden vaak ook naar aanleiding van fotoalbums een verhaal<br />

kunnen vertellen. Het idee is een beeldbank te maken van de vele foto’s met<br />

daarbij de vermelding van plaats, datum, gebeurtenis en personen.<br />

Een samenwerking is tot stand gekomen met het 4 mei comité, aangezien de<br />

10 11


periode ’40-45’ ook regelmatig aan de orde komt tijdens het interviewen van de<br />

personen. Ton Meijer en Martin Visser doen voor het 4 mei comité een interview<br />

met Niek Bloem sr. volgens dezelfde aanpak.<br />

Tot nu toe loopt alles volgens planning en het bestuur is er van overtuigd dat dit<br />

project nog jaren kan doorgaan, want de lijst met het aantal te interviewen personen<br />

is nog lang.<br />

2 _ Prijs ‘De Monnick’<br />

In navolging van andere historische verenigingen heeft het bestuur een prijs in<br />

het leven geroepen waarvoor personen of instellingen in aanmerking kunnen komen<br />

die zich in een jaar het meest verdienstelijk hebben gemaakt voor Monnickendam.<br />

De prijs moet echt waarde hebben en deze ook behouden. Door Silvia<br />

Bergvelt is een beeldje ontworpen van een slanke (i.p.v. de stereotype dikke) monnik.<br />

Als voorbeeld heeft de afbeelding van een monnik op de kaart van De Wit<br />

(1698) gediend. Het beeld is ongeveer 30 cm hoog. Er moeten nog sokkels worden<br />

aangeschaft en plaatjes waarop de naam van de prijs en het jaartal moet komen te<br />

staan. Het bestuur heeft het ontwerp goedgekeurd en besloten dat er in eerste instantie<br />

vijf beelden zullen worden gegoten.<br />

Het kan dat er in een bepaald jaar geen prijs wordt uitgereikt als er geen geschikte<br />

kandidaten zijn. De winnaar moet als het ware ‘vanzelf boven komen drijven’.<br />

Iedereen mag een kandidaat of project voordragen. De jurering van de kandidaten<br />

vindt plaats ‘en petit comité’. In de Algemene Ledenvergadering wordt de winnaar<br />

bekend gemaakt en het beeldje uitgereikt.<br />

3 _ Een Straatje Om in Monnickendam<br />

Met de inspanning van de verschillende deelnemers is er een basis gelegd voor een<br />

nieuwe uitgave van de publicatie ‘Een straatje O.M.’ die in 1998 is samengesteld<br />

door Paul van ’t Hof. De werkgroep bestaat naast Paul van ’t Hof zelf, uit Vincent<br />

Keesmaat, Bertien van der Kolk, Wim van Leeuwen, Jan Meijer, Anky Mewe, Pieter<br />

Stegeman, Rini de Weijze, Ed Willms en Garrelt Bont. Addy van Overbeeke<br />

staat de werkgroep met raad en daad bij. Men is zich er van bewust dat deze uitgave<br />

aan de door de <strong>VOM</strong> verlangde hoge kwaliteitseisen moet voldoen. De duiding<br />

van een naamgeving van een straat, water, brug of steeg blijkt vaak een zeer<br />

gecompliceerde zaak te zijn waar verschillende opvattingen over mogelijk zijn.<br />

De problematiek van de toponymie (plaatsnaamkunde) blijkt af en toe ingewikkelder<br />

dan vooraf werd gedacht. Over namen als ‘’t Prooyen’ of ‘Pierebaan’ valt<br />

bijvoorbeeld weinig met zekerheid te zeggen. Het streven is om het boek in 2012<br />

te kunnen presenteren maar dat is geen harde planning.<br />

Jaarverslag <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam 2011<br />

4 _ Gevelsteentjes<br />

In verband met het grote succes van de oude gevelsteentjes (koelkastmagneten)<br />

zijn er nieuwe gevelsteentjes gemaakt door de firma Artitec Models en Eurocasting<br />

i.s.m. Herman van Elteren. Ook alle nieuwe gevelstenen van Herman van<br />

Elteren zijn nu in miniatuur te verkrijgen. Ze zijn beschilderd door Mathilde<br />

Ooms. De eerste series zijn inmiddels geleverd en te koop in de het informatiepunt<br />

en via het secretariaat/website . De totale investering voor dit project is om<br />

en nabij de H 2600.<br />

Werkgroepen<br />

1 _ Stadsgidsen<br />

Het aantal rondleidingen in 2011 was weer enorm met relatief veel grote groepen. Er<br />

is intensief contact met het museum i.v.m. toekomstige gezamenlijke activiteiten.<br />

De stadsgidsen zijn bezig zichzelf bij te scholen met zelfontwikkeld cursusmateriaal.<br />

De boot ‘de Cornelia’ zou misschien ingezet kunnen worden voor rondleidingen<br />

per boot. Er moet wel bekeken worden of de boot, met dieselmotor, onder<br />

alle bruggen door kan. De staat en de geschiktheid van de boot zal worden bekeken<br />

door Klaas Roos en zijn broer Piet Roos. Het aantal rondleidingen van plusminus<br />

1600 geeft aan dat de stadsgidsen een belangrijke rol spelen in het huidige<br />

aanbod voor toeristen in Monnickendam. Samenwerking met de SPW en het<br />

Museum is van groot belang.<br />

2 _ Website<br />

Door het adverteren via Google Adwords (via de coupon met gratis advertentietegoed)<br />

heeft de website van de <strong>VOM</strong> in januari een record aantal bezoekers gehad<br />

(1060).<br />

Vincent Keesmaat heeft drie Facebookpagina’s aangemaakt, nl. voor de <strong>VOM</strong>, het<br />

Museum de Speeltoren en voor de Stadsgidsen. Via de applicatie Issuu kunnen op<br />

de website een aantal jaarboeken en ook het VCP en het beleidsplan van het museum<br />

als ‘boek’ doorgebladerd worden.<br />

Ook heeft hij een paar nieuwe filmpjes op de website geplaatst: ‘Stadsfeesten Monnickendam<br />

1923’, ‘Slag op de Zuiderzee 1973’, ‘Rook, een documentaire over de<br />

Monnickendamse visrokers’, en de Hollywoodfilm ‘Betrayed’ die voor een deel in<br />

Monnickendam is geschoten. Naast verschillende nieuwe afbeeldingen is er ook<br />

een grote verzameling foto’s uit het <strong>archief</strong> van Piet Jongert en op de beeldbank<br />

gezet. Hij heeft de leden hier via een e-mail op geattendeerd. Het bestuur vraagt<br />

zich af of de documentaire ‘Rook’ over de Monnickendamse visrokers op de website<br />

kan blijven staan, aangezien het de bedoeling is dat deze film in het nieuwe<br />

museum vertoond gaat worden. Tot die tijd zal hij wel blijven staan.<br />

12 13


De pagina van het Waterlandsmuseum de Speeltoren is aangepast en verfraaid en<br />

de website voor de IJsschuiten is inmiddels totaal vernieuwd en wordt in 2012<br />

overgedragen aan de Stichting IJsschuiten. Het is de bedoeling dat Vincent Keesmaat<br />

supervisie houdt over de websites van de <strong>VOM</strong> en van de IJsschuiten.<br />

3 _ Archeologie<br />

Marco Feenstra en Arjan Ouwehand hebben een oprichtingsdocument voor de<br />

archeologische werkgroep Waterland geschreven. Het bestuur is hier zeer verheugd<br />

over en vindt dat het er goed doordacht uitziet.<br />

Een enthousiaste groep geïnteresseerden was aanwezig bij de eerste bijeenkomst<br />

van de archeologische werkgroep, in totaal tien personen met diverse achtergronden<br />

(een afgestudeerde in de mediterrane archeologie, een oud-econoom, een kunstenaar,<br />

twee studenten archeologie, een informatiespecialist, een amateurarcheoloog,<br />

een medewerkster Monumentenzorg Gemeente Waterland en twee gepensioneerden).Dewerkgroepwil‘deogenendeoren’zijnvandegemeentebijsloop-en/<br />

of nieuwbouwactiviteiten binnen de gemeente. Bekeken moet worden hoe hier<br />

uitvoer aan te geven. Structureel overleg met de gemeente Waterland is noodzakelijk.<br />

In een eerder stadium was al oriënterend overleg gevoerd met Marieke Leeverink,<br />

beleidsmedewerker monumentenzorg van de gemeente Waterland.<br />

Vanuit de gemeente is er geen subsidie beschikbaar voor de werkgroep. Het is de<br />

bedoeling dat deze werkgroep zich, net zoals de stadsgidsen, zelf gaat bedruipen,<br />

bv. door opdrachten aan te nemen van derden voor archeologisch onderzoek. De<br />

aanloopkosten zijn door Bertien van der Kolk opgenomen in de museumbegroting.<br />

In februari 2012 komt de werkgroep weer bij elkaar.<br />

Vertegenwoordigingen<br />

1 _ CSDB<br />

De fusie van de CSDB met de Commissie Kring Waterland (CKW) lijkt geen negatieve<br />

gevolgen te hebben voor het goed bewaken van het beschermde stadsgezicht<br />

van oud Monnickendam. In de nieuwe commissie (naam wordt binnenkort bekend)<br />

zijn vertegenwoordigers van de betrokken oudheidkundige verenigingen<br />

aanwezig naast een aantal professionele stedenbouwkundigen. In de commissie<br />

worden alle plannen besproken maar Lodewijk Duymaer van Twist, onze vertegenwoordiger,<br />

hoeft alleen de plannen betreffende Monnickendam bij te wonen.<br />

Dit werkt een stuk efficiënter.<br />

Het bestuur is van mening dat het proces van de samenwerkingsverbanden in de<br />

regio Groot Waterland nauwlettend gevolgd dienen te worden. Gevreesd wordt<br />

dat de lokale monumenten te weinig aandacht zullen krijgen.<br />

Jaarverslag <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam 2011<br />

2 _ Taakgroep Versterking Monnickendam (TVM)<br />

In deze werkgroep is er o.a. gesproken over bewegwijzering met toeristische informatie,<br />

het bedienen van de Middendamsluis, het toeristisch vaarbeheer, een<br />

‘laad- en losplek’ voor toeristenbussen en de verplaatsing van de weekmarkt.<br />

Ed Willms heeft in de vergadering van 10 januari het punt van de verplaatsing van<br />

de weekmarkt aan de orde gesteld. Dit wordt nu serieus overwogen. Ton heeft een<br />

tekening gemaakt waarop precies staat aangegeven hoe de markt voor een groot<br />

deel naar de haven kan worden verplaatst. De wethouder heeft gezegd dat het plan<br />

ook met de marktcommissie zal worden besproken en dat er een enquête zal worden<br />

gehouden.<br />

Er is in de TVM ook gesproken over de parkeerproblematiek.<br />

Het bestuur geeft Ed Willms de opdracht om bij de volgende TVM-vergadering<br />

aan te dringen op een evaluatie van het functioneren van deze taakgroep, aangezien<br />

de oorspronkelijke opdracht van de taakgroep blijkbaar niet wordt uitgevoerd.<br />

Diversen<br />

3 _ Bestemmingsplan binnenstad Monnickendam/gemeentelijk parkeerbeleid<br />

De gemeente heeft een ‘discussienota bestemmingsplan binnenstad Monnickendam’<br />

laten verschijnen. De eerste inspraakavond was op 18 juli en de reactietermijn<br />

op de nota werd daarna verlengd tot 15 september. De kaart waarop de panden<br />

staan aangegeven was niet correct en onvolledig. Op 29 augustus heeft er een<br />

ingelaste bestuursvergadering <strong>VOM</strong> plaatsgevonden waarin de discussienota over<br />

het nieuwe bestemmingsplan Binnenstad is besproken. Door het bestuur is vervolgens<br />

een brief gezonden waarin het standpunt inzake de discussienota is weergegeven<br />

(de brief is op website te raadplegen). Praten over het nieuwe bestemmingsplan<br />

wordt volgens onze vertegenwoordiger bij de CSDB pas echt interessant<br />

als zaken concreet ingevuld gaan worden.<br />

Door de gemeente is een ‘actieplan parkeren’ opgesteld waarmee het parkeervolume<br />

moet worden uitgebreid. Er wordt gesproken van een ‘theoretisch tekort<br />

van 350 parkeerplaatsen’. Het plan omvat o.a. de ontwikkeling van parkeerplaatsen<br />

aan de Nieuwpoortslaan, een herziening van de blauwe zone aan ’t Prooyen,<br />

een herziening van de parkeermogelijkheden in de Kerkstraat, een onderzoek<br />

naar de ontwikkeling van een parkeergarage op het verenigingsplein (inmiddels<br />

afgerond, niet haalbaar), het efficiënter parkeren op ’t Bolwerk, het evalueren van<br />

gehandicaptenparkeerplaatsen, het schuin parkeren in de teen van de Vesting en<br />

het creëren van parkeerruimte op het Hemmeland bij grote evenementen. Het<br />

bestuur vindt dat er een goed begin is gemaakt maar dat dit lang niet voldoende<br />

14 15


is. Om de binnenstad parkeerluw te maken en de toekomstige parkeerprobleem<br />

op te lossen moeten er veel meer maatregelen worden genomen. Het in 2007 door<br />

een <strong>VOM</strong>-werkgroep opgestelde Verkeerscirculatieplan geeft daarvan volgens het<br />

bestuur een goede richting en uitgangspunten. Op 7 februari was er een inloopavond<br />

over het voorontwerp van de gemeentelijke parkeernota. Ton Meijer, Koert<br />

Kraak en Klaas Roos zijn hier naartoe geweest. Klaas vroeg zich van te voren af of<br />

op deze avond ook gediscussieerd zou worden over de gemeentelijke visie op de<br />

toekomst. Hij zou graag zien dat deze discussie op gang wordt gebracht. Volgens<br />

Koert Kraak moet dat ook in de gemeenteraad gebeuren. Hij zal dit daar aankaarten.<br />

Volgens de wethouder is de sluiproute vanuit Volendam/Edam inmiddels met 61%<br />

afgenomen. Helaas is de handhaving door de politie (Het aantal BOA’s is gehalveerd)<br />

nog steeds marginaal. Het blijft een aandachtspunt.<br />

Doordat veel vrachtwagens gebruik maken van de TomTom, worden zij vaak ongewild<br />

door de binnenstad van Monnickendam geleid. Er wordt nu gewerkt aan<br />

een oplossing hiervoor.<br />

Jan Konijn is minder positief over het gemeentelijke parkeerbeleid dat hij meer<br />

ziet als ‘een doekje voor het bloeden’, terwijl er alleen maar nog meer auto’s de<br />

binnenstad in worden gehaald. Het idee van Ton om het <strong>VOM</strong>-VCP nog een keer<br />

goed uit te leggen binnen de TVM, vindt bijval bij het bestuur.<br />

Ook in Edam is nu een VCP is opgesteld door <strong>Oud</strong> Edam dat een kopie lijkt van<br />

dat van Monnickendam. Het bestuur kijkt met belangstelling toe hoe het proces<br />

in Edam/Volendam zal verlopen.<br />

2 _ Manuscript H. Voogel<br />

Harry Voogel heeft aan het bestuur van <strong>VOM</strong> het manuscript over ‘De tien grootste<br />

monumenten van Monnickendam’ voor een mogelijke uitgave van een nieuw<br />

boek gepresenteerd. Het bestuur is onder de indruk van de enorme hoeveelheid<br />

informatie die in dit manuscript wordt tentoongespreid. Het is duidelijk dat Harry<br />

Voogel buitengewoon veel tijd en energie heeft gestoken in het onderzoek en<br />

het optekenen van zijn bevindingen. Hij heeft geprobeerd een zo omvangrijk en<br />

gedetailleerd mogelijk verhaal te vertellen over de Monnickendamse panden en<br />

daarmee over stukken geschiedenis van Monnickendam. Nadat een aantal bestuursleden<br />

het manuscript gelezen heeft, is vooralsnog besloten het boek niet uit<br />

te geven om redenen van kwaliteit en financieel risico omdat het bestuur verwacht<br />

dat er voor dit boek te weinig kopers zullen zijn waardoor de investering ook op<br />

langere termijn niet terugverdiend kan worden. De <strong>VOM</strong> kan zich in de huidige<br />

Jaarverslag <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam 2011<br />

situatie (nieuwbouw museum) geen financieel risico permitteren. Inmiddels is<br />

Harry Voogel op de hoogte gesteld en heeft hij te kennen gegeven het manuscript<br />

als informatiemateriaal aan te bieden aan de stadsgidsen. Overigens blijven we<br />

met Harry Voogel over dit onderwerp in gesprek.<br />

Jan Konijn, voorzitter<br />

Monnickendam, februari 2012<br />

16 17


Verslag van de penningmeester over het jaar 2011<br />

Rekening van baten en lasten over 2011<br />

2010 begroting<br />

2011<br />

2011<br />

H H H<br />

Baten<br />

Contributies 15.011,48 14.500,00 15.195,50<br />

Opbrengst Stadsgidsen (netto) 775,80 5.000,00 463,54<br />

Bijdrage gevelsteen 0,00 0,00 0,00<br />

Giften 546,20 0,00 74,01<br />

Opbrengst loterij 3.000,00 0,00 0,00<br />

Saldo jubileumweek 1.310,04 0,00 0,00<br />

Interest 1.394,45 500,00 1.088,12<br />

Winst op verkopen 963,21 1.500,00 996,86<br />

Diversen 0,00 0,00 0,00<br />

Totaal baten 23.001,18 21.500,00 17.818,03<br />

Lasten<br />

Bankkosten 247,01 0,00 243,63<br />

Bureaukosten (porti, kopieën,<br />

kantoorartikelen) 2.724,33 4.650,00 2.825,14<br />

Drukkosten jaarboek 5.356,91 5.650,00 5.961,82<br />

Drukkosten enveloppen 0,00 0,00 685,00<br />

Werkgroepen 0,00 1.000,00 520,00<br />

Assurantie 707,43 1.000,00 747,92<br />

Donatie Stg Museum de Speeltoren 3.177,00 3.000,00 3.176,46<br />

Toevoeging Fonds Stadsgidsen 775,80 5.000,00 463,54<br />

Toevoeging Nieuwbouw Museum 4.310,04 0,00 0,00<br />

Lidmaatschappen andere ver. en KvK 110,14 250,00 160,64<br />

Website 47,95 500,00 94,27<br />

Ledenactiviteiten 757,58 750,00 235,29<br />

Vergaderkosten, lief en leed 248,60 1.000,00 879,25<br />

Totaal lasten 18.462,79 22.800,00 15.992,96<br />

verslag van de penningmeester over het jaar 2011<br />

2010 begroting 2012<br />

2011<br />

H H H<br />

De baten bedroegen 23.001,18 21.500,00 17.818,03<br />

De lasten bedroegen 18.462,79 22.800,00 15.992,96<br />

Voordelig saldo 4.538,39 -1.300,00 1.825,07<br />

Toelichting resultatenrekening<br />

Er zijn minder giften specifiek voor de Ver. <strong>Oud</strong> Monnickendam gegeven, omdat<br />

de meeste giften voor het museum bestemd waren<br />

De verkopen zijn aanzienlijk gestegen door de verkoop in het informatiepunt.<br />

Dit is niet in de rekening te zien omdat we ook een bedrag van ruim H 2.000<br />

besteed hebben aan de aankoop van nieuwe gevelsteentjes.<br />

Onder bureaukosten vallen ook de mailings aan de leden, inclusief de porti daarvoor.<br />

De werkgroepen oral history en boekenuitgaven maakten in 2011 kosten.<br />

De vergaderkosten zijn in 2011 hoog omdat, betaald, uitgeweken moest worden<br />

naar het informatiepunt.<br />

Ook de vergaderkosten van het museum heeft de <strong>VOM</strong> dit jaar betaald, omdat<br />

wij anders altijd gratis in het museum zaten.<br />

Balans per 31 december 2011<br />

Voorraden 1,00<br />

Vorderingen 1.907,23<br />

Lening aan Museum 0,00<br />

Banksaldo Stadsgidsen 17.662,47<br />

Banksaldo Vrienden van het Museum 0,00<br />

Kas en Bank 117.863,50<br />

137.434,20<br />

Vermogen 22.690,21<br />

Resultaat 2010/2011 4.538,39<br />

Lening aan Museum de Speeltoren, reservering 59.000,00<br />

31-12-2010 31-12-2011<br />

H H<br />

2.434,18<br />

1.498,83<br />

59.000,00<br />

18.126,01<br />

2.020,42<br />

49.335,81<br />

132.415,25<br />

86.228,60<br />

1.825,07<br />

0,00<br />

Fonds aankopen Museum de Speeltoren 21.091,29 18.967,66<br />

Rekening Courant Museum de Speeltoren 9.460,83 5.187,49<br />

›<br />

18 19<br />

14<br />

15


› 31-12-2010 31-12-2011<br />

H H<br />

Vrienden van het Museum, saldo _ 2.020,42<br />

Fonds Stadsgidsen 17.662,47 18.126,01<br />

Vooruitontvangen gelden 0,00 60,00<br />

Schulden 2.991,01 0,00<br />

137.434,20 132.415,25<br />

Toelichting op de balans per 31 december 2011<br />

Voorraden<br />

In 2011 zijn 5 beeldjes gekocht die zullen worden<br />

gebruikt als prijs ‘De Monnick’ per 2012<br />

2010 2011<br />

Vorderingen<br />

Interest 1.907,23 1.389,14<br />

Vooruitbetaalde assurantie premie 0,00 109,69<br />

1.907,23 1.498,83<br />

Kas en bank<br />

Kas 27,50 33,80<br />

ING 1.314,72 724,36<br />

Rabobank 5.313,18 1.962,32<br />

Rabobank spaarrekening 111.208,10 46.615,33<br />

117.863,50 49.335,81<br />

Vermogen<br />

Per 1 januari 2010/2011 bedroeg dit fonds 81.690,21 27.228,60<br />

Af/Bij: lening Museum de Speeltoren - 59.000,00 59.000,00<br />

Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo 4.538,39 1.825,07<br />

Het vermogen per 31 december 2010/2011 27.228,60 88.053,67<br />

Fonds aankopen Museum de Speeltoren<br />

Per 1 januari 2010/2011 bedroeg dit fonds 20.737,30 21.091,29<br />

Aanschaffingen 0,00 2.360,00<br />

Bijgeboekt aan rente 353,99 236,37<br />

Het fondsvermogen per 31 december 2010/2011 21.091,29 18.967,66<br />

verslag van de penningmeester over het jaar 2011<br />

31-12-2010 31-12-2011<br />

H H<br />

Rekening Courant Museum de Speeltoren<br />

Per 1 januari 2010/2011 bedroeg dit fonds 1.465,52 9.460,83<br />

Museum betaald voor <strong>VOM</strong> (2011) - 1.465,52 685,00<br />

<strong>VOM</strong> nog te betalen aan Museum (2011) 1.310,04 176,46<br />

Bij: opbrengst loterij 3.000,00 2.800,55<br />

Bijgeboekt aan giften e.d. 4.992,00 -8.000,00<br />

Bijgeboekt aan rente 158,79 64,65<br />

Het fondsvermogen per 31 december 2010/2011 9.460,83 5.187,49<br />

Schulden<br />

Vooruitbetaalde contributies 75,00 0,00<br />

Excursies, incl. vooruitontvangen bijdragen 0,00 60,00<br />

Stichting Museum de Speeltoren 2.916,01 0,00<br />

2.991,01 60,00<br />

Begroting 2012<br />

Rekening van baten en lasten<br />

2011 2012<br />

H H<br />

Baten<br />

Contributies 14.500,00 15.000,00<br />

Netto opbrengst Stadsgidsen 5.000,00 500,00<br />

Interest 500,00 500,00<br />

Winst op verkopen 1.500,00 1.500,00<br />

Totaal baten 21.500,00 17.500,00<br />

Lasten<br />

Algemene kosten, zoals drukwerk, porti,<br />

kosten ledenvergadering, lezingen enz. 4.650,00 4.000,00<br />

Drukwerk jaarboek 5.650,00 6.000,00<br />

Bankkosten 0,00 250,00<br />

Kosten werkgroepen 1.000,00 500,00<br />

Kosten vertegenwoordigingen 250,00 200,00<br />

Verzekering premies 1.000,00 750,00<br />

Kosten website 1500,00 100,00<br />

Toevoeging aan fonds Stadsgidsen 5.000,00 500,00<br />

›<br />

20 21<br />

16<br />

17


Kosten werkgroepen 1.000,00 500,00<br />

Kosten vertegenwoordigingen 250,00 200,00<br />

Verzekering premies 1.000,00 750,00<br />

› Kosten website 1500,00 2011 100,00 2012<br />

Toevoeging aan fonds Stadsgidsen H 5.000,00 H 500,00<br />

Algemene Ledenactiviteiten kosten, zoals drukwerk, porti,<br />

750,00 250,00<br />

kosten Bijdrage ledenvergadering, aan informatiekantoor lezingen (VVV) enz. 4.650,00 1.000,00 4.000,00 200,00<br />

Drukwerk Bijdrage injaarboek exploitatie Museum de Speeltoren 5.650,00 3.000,00 6.000,00 5.000,00<br />

Bankkosten Totaal lasten 22.800,00 0,00 17.750,00 250,00<br />

Kosten werkgroepen 1.000,00 500,00<br />

De Kosten baten vertegenwoordigingen worden begroot op 21.500,00 250,00 17.500,00 200,00<br />

De Verzekering lasten worden premies begroot op 22.800,00 1.000,00 17.750,00 750,00<br />

Begroot Kosten website nadelig/voordelig saldo - 1.300,00 1500,00 -250,00 100,00<br />

Toevoeging aan fonds Stadsgidsen 5.000,00 500,00<br />

Ledenactiviteiten 750,00 250,00<br />

Toelichting Bijdrage aan informatiekantoor begroting 2012 (VVV) 1.000,00 200,00<br />

De Bijdrage stadsgidsen in exploitatie zullen voortaan Museumhun de Speeltoren exploitatieoverschot 3.000,00 grotendeels gebruiken 5.000,00<br />

aan Totaal ietslasten duurzaams.<br />

22.800,00 17.750,00<br />

Omdat er aan voorraad is aan papier en postzegels, zullen de kantoorkosten<br />

De lager baten zijn. worden begroot op 21.500,00 17.500,00<br />

De bankkosten lasten worden zijnbegroot in 2012op voor het eerst opgevoerd om22.800,00 een beter inzicht 17.750,00 te<br />

Begroot krijgen innadelig/voordelig deze kosten. saldo - 1.300,00 -250,00<br />

De bijdrage aan het VVV kantoor betreft de vergaderkosten van <strong>VOM</strong> en<br />

museum. Waarschijnlijk in mei 2012 zullen de vergaderingen weer, gratis,<br />

Toelichting plaatsvinden begroting in het museum. 2012<br />

De stadsgidsen bijdrage aanzullen het museum voortaan wordt hunper exploitatieoverschot 2012 verhoogd, omdat grotendeels de <strong>VOM</strong>gebruiken een<br />

aan beheervergoeding iets duurzaams. betaalt aan het museum voor de collectie, en het beheren<br />

Omdat daarvaner inaan hetvoorraad nieuwe museum is aan papier tijdrovender en postzegels, wordtzullen en er meer de kantoorkosten<br />

uitgaven zullen<br />

lager zijn voor zijn. tentoonstellen van de collectie.<br />

De bankkosten zijn in 2012 voor het eerst opgevoerd om een beter inzicht te<br />

krijgen in deze kosten.<br />

De bijdrage aan het VVV kantoor betreft de vergaderkosten van <strong>VOM</strong> en<br />

museum. Waarschijnlijk in mei 2012 zullen de vergaderingen weer, gratis,<br />

plaatsvinden in het museum.<br />

De bijdrage aan het museum wordt per 2012 verhoogd, omdat de <strong>VOM</strong> een<br />

beheervergoeding betaalt aan het museum voor de collectie, en het beheren<br />

daarvan in het nieuwe museum tijdrovender wordt en er meer uitgaven zullen<br />

zijn voor tentoonstellen van de collectie.<br />

Verslag algemene ledenvergadering<br />

8 juni 2011<br />

Aanwezig: 5 bestuursleden en 25 leden<br />

Afwezig met bericht: Anne Feenstra, Wim van Zaanen, Wiea Klok, Nard Jansen, Albert Mol, Ton Meijer en Klaas Roos<br />

1. Opening<br />

Voorzitter Jan Konijn heet iedereen van harte welkom op deze 61e jaarvergadering<br />

in het bestaan van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam. Aangezien er afgelopen<br />

jaar geen bijzondere activiteiten of festiviteiten waren, zullen dit keer slechts de<br />

standaard agendapunten aan de orde komen. Jan Konijn hoopt dat het toch een<br />

positieve vergadering wordt.<br />

2. Goedkeuring van de notulen van de jaarvergadering d.d. 9 juni 2010<br />

Er zijn geen opmerking en de notulen worden goedgekeurd.<br />

3. Mededelingen van het bestuur<br />

Helaas zijn de bestuursleden Klaas Roos en Ton Meijer wegens omstandigheden<br />

niet aanwezig bij deze vergadering. Ook voorzitter van de Stichting Museum de<br />

Speeltoren, Frans Fontaine, moet verstek laten gaan. Bertien van der Kolk zal namens<br />

hem het woord doen.<br />

Het bestuur is van plan een jaarlijkse prijs te gaan uitreiken aan een persoon of<br />

een instantie die in hun ogen een bijzondere prestatie heeft geleverd. Er zijn veel<br />

historische verenigingen in Nederland die een dergelijk prijs uitreiken, denk aan<br />

Edam met ‘het gele steentje’. Het wordt een prijs die zeer aantrekkelijk wordt om<br />

te winnen.<br />

4. Jaarverslag van de vereniging <strong>Oud</strong> Monnickendam over de<br />

activiteiten in 2010<br />

Jan Konijn meldt dat er helaas een paar foutjes in het jaarverslag zijn geslopen.<br />

Naar aanleiding van de zinsnede in het jaarverslag dat het Toeristisch Informatie<br />

Punt (TIP) gevestigd op Zuideinde 2, te zijner tijd naar het nieuwe museum zal<br />

verhuizen, heeft Nard Jansen een brief aan het bestuur geschreven. In de eerstvolgende<br />

ledenbrief zullen de correcties worden opgenomen.<br />

22 23


Er zijn nu geen opmerkingen van de leden over het jaarverslag. Wel is er de vraag<br />

wanneer het straatnamenboek wordt gepubliceerd. Antwoord: Het streven is<br />

april 2012.<br />

5. Financieel verslag over het kalenderjaar 2010 en goedkeuring van het<br />

budget 2011<br />

Penningmeester Bertien van der Kolk meldt dat het voor de penningmeester een<br />

zeer prettig jaar is geweest en dat het met een positief saldo is afgesloten. Dit is<br />

volgens Bertien vooral te danken aan de belangeloze inzet van de vele vrijwilligers<br />

tijdens de jubileumweek. Het bestuur van de <strong>VOM</strong> had zich garant gesteld voor<br />

de kosten van de jubileumweek maar is hier dus positief uitgesprongen. Voor dit<br />

overschot zal een bestemming worden gezocht, waarschijnlijk voor het nieuwe<br />

museum. De contributie zal komend jaar niet worden verhoogd. Wel zou het erg<br />

prettig zijn als alle leden hun uiterste best zouden doen, nieuwe leden aan te brengen<br />

want door verhuizing en overlijden verliest de vereniging elk jaar plusminus<br />

25 leden.<br />

Suggestie van mw. de Vries-Wijchers: Het zou goed zijn als wanbetalers in een<br />

eerder stadium zouden worden aangesproken dan nu het geval is. Bertien van der<br />

Kolk neemt dit ter harte.<br />

Bertien van der Kolk meldt verder dat de kosten voor de productie van de reeds<br />

door Jan Konijn aangehaalde prijs ‘de Monnick’, een bronzen beeld, nog niet in<br />

de begroting is opgenomen, en vraagt hiervoor toestemming van de leden. Met de<br />

productie van vijf beelden is een bedrag van H 2000,- gemoeid. De leden gaan hiermee<br />

akkoord. Jan meldt nog dat de gevelsteen-koelkastmagneten zullen worden<br />

vernieuwd en dat er ook een nieuwe serie zal worden geproduceerd.<br />

Het financiële verslag en de begroting worden door de leden goedgekeurd.<br />

6. Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en<br />

verantwoording (kascommissie)<br />

De heren Jan Meijer en Jaap Boon vertegenwoordigden dit jaar de kascommissie<br />

en hebben de financiële overzichten van de penningmeester gecontroleerd en in<br />

orde bevonden. De commissie adviseert daarom décharge te verlenen.<br />

Lise Schokking merkt op dat zij graag zou zien dat de financiële verantwoordingen<br />

van de verschillende stichtingen en werkgroepen die aan de <strong>VOM</strong> zijn gelieerd,<br />

apart worden beoordeeld. Jan Konijn merkt naar aanleiding van deze opmerking<br />

op dat er een werkgroep ‘De <strong>VOM</strong> en haar dochters’ bezig is een docu-<br />

24<br />

ment te produceren waarin de relaties tussen de verschillende stichtingen en<br />

werkgroepen met de <strong>VOM</strong> helder worden omschreven, inclusief de onderlinge<br />

rechten en plichten. De bedoeling van het document is dat er beter wordt samengewerkt<br />

en gecommuniceerd tussen de partijen onderling. Aan dit convenant zullen<br />

de betrokken partijen zich allen moeten committeren. De partijen behouden<br />

uiteraard hun eigen identiteit en de jaarverslagen zullen opgenomen worden in<br />

het jaarboek.<br />

7. Benoeming nieuwe kascommissie<br />

De kascommissie zal volgend jaar worden vertegenwoordigd door de heren Jaap<br />

Boon en Martin Visser. Als reserve-lid zal Johan Mengers optreden.<br />

8. Verkiezing/samenstelling bestuur<br />

verslag algemene ledenvergadering<br />

Aftredend zijn dit jaar de heren Ton Meijer, Ed Willms en mevrouw Bertien van<br />

der Kolk. Zij stellen zich alledrie herkiesbaar voor een nieuwe termijn. Mevrouw<br />

Lise Schokking wil haar bestuursfunctie beëindigen. Dit heeft te maken met haar<br />

gezondheid. Jan Konijn bedankt Lise Schokking , die vanaf 2003 bestuurslid was,<br />

namens iedereen van harte voor haar tomeloze inzet voor de vereniging en met<br />

name voor haar inspanningen betreffende de productie van het jaarboek, waarvoor<br />

ze heel veel werk verrichtte. Ondanks het feit dat Lise Schokking nu aftreedt,<br />

wil ze graag haar steentje blijven bijdragen voor de jaarboekproductie.<br />

Voor de vacante functie in het bestuur heeft zich Frans Ronchetti zich aangemeld<br />

als mogelijke kandidaat en hij wordt bij deze door het bestuur voorgedragen.<br />

Frans Ronchetti kon helaas vanavond niet bij de vergadering aanwezig zijn en<br />

daarom leest Jan Konijn diens motivatie voor.<br />

De benoeming van Frans Ronchetti en de herbenoeming van Bertien van der Kolk,<br />

Ed Willms en Ton Meijer wordt door de leden goedgekeurd en met een applaus<br />

bezegeld.<br />

9. Stand van zaken nieuwbouw waterlandsmuseum de Speeltoren<br />

Bertien van de Kolk doet namens Frans Fontaine het woord. Zij meldt dat er eind<br />

2010 een belangrijke doorbraak is geforceerd inzake de nieuwbouw van het museum.<br />

Eind september 2010 ging de gemeenteraad akkoord met een financiële<br />

garantie en op 1 december 2010 volgde hierop nog het verlossende telefoontje van<br />

Gedeputeerde Staten voor de co-financiering. Hiermee was de weg vrij om in volle<br />

vaart aan de slag te gaan. Er is een bouwcommissie ingesteld die volgens gemeentelijke<br />

regels een onderhandse aanbesteding heeft uitgeschreven en een aan-<br />

25


tal gesloten offertes heeft ontvangen. De gunning is, na gedegen overleg, verleend<br />

aan bedrijf Leguit en Roos en inmiddels is de eerste paal geslagen! De omwonenden<br />

worden geïnformeerd over de mogelijke overlast die de bouw met zich meebrengt.<br />

Er loopt nog een discussie met één buur over de uitvoering van de bouw.<br />

Voor de inrichting van het museum zijn vier werkgroepen ingesteld die elk een<br />

ruimte gaan inrichten. Het betreft ruimtes voor: de Waterlandse natuur, De Waterlandse<br />

geschiedenis, Moderne Kunst, en het zichtbaar maken van het carillon,<br />

o.a. door middel van webcams. Er is ook een werkgroep educatie opgericht die<br />

activiteiten voor de jeugd gaat organiseren.<br />

Definanciënvoordebouwzijndusrondmaarvoordeinrichtingisnog H 200.000,nodig.<br />

Om dit gat te dichten zal de promotiecommissie verschillende donateursacties<br />

gaan organiseren, zowel voor Monnickendammers als niet-Monnickendammers.<br />

Vragen uit de zaal:<br />

Hoeveel suppoosten komen er in het museum? Antwoord: Er zullen circa 25 vrijwillige<br />

suppoosten in het museum gaan werken.<br />

Komt er een aparte ruimte voor archeologische vondsten? Antwoord: Hiervoor en<br />

ook voor activiteiten van de werkgroep archeologie zal in het museum ruimte zijn.<br />

Verhuist het Toeristisch Informatiepunt naar het museum? Antwoord: Tenzij de<br />

Stichting Promotie Waterland zelf naar het museum wil verhuizen, blijft TIP op<br />

het Zuideinde 2 gehuisvest.<br />

Hoeveel inschrijvingen waren er voor de onderhandse aanbesteding? Antwoord:<br />

er waren drie inschrijvingen.<br />

Wordt de gevelsteen van de Noordeinderpoort teruggeplaatst op het nieuwe museum?<br />

Antwoord: dit zal in de bouwcommissie worden besproken.<br />

10. Rondvraag<br />

Vraag: Hoe staat het met het overleg met de gemeente over het verkeerscirculatieplan<br />

zoals door het <strong>VOM</strong>-bestuur opgesteld?<br />

Antwoord: Dit overleg loopt, maar niet zo voorspoedig als was gehoopt. Er is één<br />

keer per half jaar een overleg. De gemeente lijkt zich te willen concentreren op het<br />

creëren van meer parkeerplekken maar niet op het meer autoluw maken van de<br />

binnenstad. De Schapenwei is door de gemeenteraad voorlopig afgewezen als mogelijke<br />

plek waar een parkeerplaats kan worden aangelegd. De rijrichting blijft<br />

voorlopig ook hetzelfde. Er loopt een discussie om de markt te verplaatsen naar<br />

het havengebied.<br />

Vraag: Komt er een publicatie over het archeologisch onderzoek bij de Speeltoren?<br />

Antwoord: Dit is nog niet bekend.<br />

26<br />

verslag algemene ledenvergadering<br />

Vraag: Heeft de samenvoeging van de Commissie Stads- en Dorpsbeheer met de<br />

Commissie Kring Waterland (CKW) negatieve consequenties voor de controle op<br />

de verbouwactiviteiten in Monnickendam?<br />

Antwoord: De vertegenwoordiger van de <strong>VOM</strong> in deze commissie, de heer Lodewijk<br />

Duymaer van Twist, zal de zaken alert blijven volgen. Het mankeert bij de gemeente<br />

vaak nog aan toezicht en handhaving betreffende de verbouwactiviteiten.<br />

Vraag: Is er op het Weezenland onder ‘Plan Klok’ een schuilkelder gevonden? Antwoord:<br />

hierover is bij het bestuur niets bekend. Misschien kan dit aan Dolf Sluiters<br />

worden gevraagd.<br />

_ pauze _<br />

Na de pauze geeft secretaris Vincent Keesmaat een presentatie, met beeld en geluid<br />

over de website van de vereniging <strong>Oud</strong> Monnickendam. Hij toont o.a. een<br />

aantal afbeeldingen op de zeer uitgebreide beeldbank en laat zien dat via het <strong>archief</strong><br />

de meeste artikelen die in de jaarboeken hebben gestaan, via een simpele<br />

zoekopdracht opvraagbaar zijn. Mede dankzij het digitaliseren van de artikelen<br />

door Cees Lagrand is dit mogelijk geworden.<br />

Verder kan men filmpjes ‘uit de oude doos’ bekijken over verschillende onderwerpen,<br />

bv. de stoomtram en is het klokkenspel van de Speeltoren te beluisteren. Verder<br />

zijn er heel veel links te vinden, en uiteraard ook naar de websites van de aan<br />

de <strong>VOM</strong> gelieerde stichtingen en werkgroepen. Tevens publiceert het bestuur al<br />

haar brieven aan de gemeente op de website. Zo wil het bestuur met de website<br />

zorgen voor een goede presentatie van de vereniging en tevens informatie geven<br />

aan de leden over de vele activiteiten.<br />

27


Jaarverslag stadsgidsen 2011<br />

Het jaar 2011 was een goed jaar voor de stadsgidsen. Ondanks de regenachtige zomer<br />

hebben we een groot aantal rondleidingen verzorgd.<br />

Ook dit jaar begonnen we weer met een drietal bijscholingsavonden in de Kosterij<br />

van de Grote Kerk. In januari bekeken we op verzoek, zeer nostalgisch, de in de jaren<br />

’70 in Monnickendam opgenomen sinterklaasfilm ‘Een huis voor Annabel’.<br />

In februari beantwoordden<br />

we 30 vragen over benamingen<br />

in Monnickendam<br />

en in maart 30<br />

algemene vragen. Op de<br />

jaarvergadering van 2011<br />

in december bespraken<br />

we de invulling van de<br />

avonden in 2012.<br />

Anne Lagrand en Harry<br />

Voogelzettenzichinvoor<br />

de opleiding van de nieuwe<br />

stadsgidsen.<br />

Door omstandigheden<br />

zijn er een paar cursisten afgevallen en zijn er op dit moment 10 deelnemers. In<br />

april 2012 hopen we de cursus af te ronden.<br />

Van de folder die we in 2009 lieten maken in een oplage van 3000 exemplaren,<br />

lieten we er in 2011 nog 1000 exemplaren bijdrukken. Ze werden verspreid in Monnickendam<br />

en omringende gemeenten, en op verzoek toegestuurd. De gratis vrijdagavondwandeling<br />

stond ook dit jaar wekelijks in de evenementenkalender en<br />

we hadden het hele jaar door elke week een kleine advertentie in Prettig Weekend.<br />

Ook in de andere huis-aan-huisbladen stonden we een aantal keren met een wervend<br />

stukje. We kregen dit jaar weer veel aanmeldingen via de website van de<br />

<strong>VOM</strong> www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen en via rondleidingenAoudmonnickendam.nl.<br />

Verder kregen we aanmeldingen via www.gilde-nederland.nlwaar<br />

28<br />

jaarverslag stadsgidsen 2011<br />

we bij aangesloten zijn, en via ons nieuwe Toeristische Info Punt op de Middendam<br />

www.vvv-waterland.nl.<br />

We werkten op verzoek van de Gemeente Waterland en het Toeristisch Informatiepunt<br />

mee aan een virtuele toer door Monnickendam van Bureau Toerisme Laag<br />

Holland, dat het toerisme in Waterland/Purmerend/Zeevang bevordert. Ze ontwerpen<br />

de zogeheten Laaglanders, dat zijn allerlei arrangementen en aanbiedingen<br />

voor een dagje uit, zie www.laagholland.com . Verder werkten we het afgelopen<br />

jaar mee aan de monumentendag.<br />

Joop Klaver en Pieter Stegeman bezochten in het voorjaar een jubileumdag van<br />

het Gilde in Rotterdam en kregen daar een rondleiding en maakten een boottocht<br />

door de havens.<br />

Rini de Weijze bezocht de vergadering van de provincie Noord-Holland in Alkmaar.<br />

De landelijke dag van de Wandelgilden werd dit jaar in Deventer gehouden en<br />

werd bezocht door Rini de Weijze en Joop Klaver. Het is interessant en nuttig te<br />

horen hoe stadsgidsen in andere plaatsen vorm geven aan hun werk. Monnickendam<br />

trekt verhoudingsgewijs veel bezoekers.<br />

We hadden dit jaar 1624 bezoekers. Hieronder, op verzoek van het Steunpunt en<br />

het Museum, een rondleiding aan een paar groepen studenten die onderzoek deden<br />

en doen in Monnickendam en rondleidingen bij de heropening van de Grote<br />

Kerk . De aanvragen voor een rondleiding werden, evenals in voorafgaande jaren,<br />

vooral in de maanden mei, juni, juli, september en oktober gedaan maar liepen<br />

dit jaar langer door dan in voorgaande jaren.<br />

Om een indruk te geven: we ontvingen in het voorjaar de Roverclub, waarbij oude<br />

auto’s uit heel Europa te zien waren met hun eigenaars, en we een rondleiding<br />

gaven in diverse talen. We hadden een paar uitstapjes van bedrijven, die een stadswandeling<br />

combineerden met een boottocht van Waterland Recreatie. Verder veel<br />

bedrijfsuitjes, familie-uitstapjes, vriendengroepen, reünies, twee grote groepen<br />

Duitstalige toeristen, een groep die alle historische kerken van Nederland bezoekt,<br />

een kerkelijk werker uit Drachten die een sponsortocht maakte langs alle<br />

Grote Kerken van Nederland om geld te verzamelen voor de kerk in Drachten, de<br />

geheel gesluierde vrouw van de Saoedische minister van onderwijs, Het Historisch<br />

Genootschap Middenbeemster, Vluchtelingenwerk.<br />

De vrijdagavonden in de maanden mei tot en met september, waarop iedereen<br />

gratis vanaf half acht vanaf de Speeltoren met een gids een wandeling kan maken,<br />

werden als vanouds goed bezocht. Omdat de eerste vrijdag van mei in 2012 op<br />

29


Rabo Kosten <strong>Vereniging</strong>srekening Rabobank H 1.297,00 H 16,62<br />

Kas Adv. Prettig weekend H 95,82<br />

jaarverslag stadsgidsen 2011<br />

H 28,56<br />

Totaal Rini debeginsaldo Weyze december 2010 H 17.664,47 H 75,05<br />

4 mei valt, starten we het komende seizoen op 11 mei met onze vrijdagavondwan-<br />

› Herman van Elteren onkosten<br />

deling.<br />

steen Gruttersteeg inkomsten uitgaven H 230,00<br />

We zijn bezig ons te oriënteren op de rondleidingen van 2012.<br />

Stichting Kosten Rabobank Philadelphia weeshuis H 119,70 16,62<br />

Greetje Adv. Prettig de Haan weekend onkosten 2011 H 75,00 28,56<br />

We leverden een financiële bijdrage van 2500 euro aan het Speeltorenmuseum om<br />

Bankkosten Rini de Weyze H 75,05 0,30<br />

een Aartsengel te worden. We hopen in het nieuwe jaar meer inzicht te krijgen in<br />

Gilde Herman Nederland van Elteren onkosten<br />

H 140,00<br />

het Klokkenproject van de kosterij van de Grote Kerk waaraan we onze financiële<br />

Adv. steenPrettig Gruttersteeg weekend H 230,00 24,99<br />

medewerking hebben toegezegd.<br />

Vergaderingen Stichting Philadelphia Grote Kerk weeshuis H 455,00 119,70<br />

De Greetje Zwaan denieuwe Haan onkosten stadsgidsen 2011 H 22,00 75,00<br />

In november maakten we ons jaarlijkse gidsenuitstapje, niet ver van huis dit keer:<br />

Onkosten Bankkosten Rini H 11,10 0,30<br />

we gingen naar Broek in Waterland. Hier werden we enthousiast ontvangen en de<br />

Kosten Gilde Nederland Rini H 140,00 10,00<br />

Broekers bezorgden ons een leuke middag. In het voorjaar van 2012 hebben we<br />

Adv. Prettig weekend H 34,81 24,99<br />

hen uitgenodigd voor een tegenbezoek.<br />

Kosten Vergaderingen Rabobank Grote Kerk H 455,00 17,60<br />

De Kosten Zwaan Rabobank nieuwe stadsgidsen H 19,26 22,00<br />

Ik wil ermee afsluiten alle gidsen te bedanken voor hun inzet in 2011 en met een<br />

Drukken Onkostenfolders Rini Ditems group H 661,44 11,10<br />

uitnodiging aan alle (nieuwe) leden van de <strong>Vereniging</strong> <strong>Oud</strong> Monnickendam die<br />

Adv. Kosten Prettig Rini Weekend H 34,81 10,00<br />

nog nooit een stadswandeling maakten: loop in 2012 op vrijdagavond tussen be-<br />

Adv. Prettig weekend H 23,21 34,81<br />

gin mei en eind september eens met ons mee!<br />

Reiskosten Kosten Rabobank naar gilde Deventer H 47,00 17,60<br />

Adv. Kosten Prettig Rabobank weekend H 30,94 19,26<br />

Greetje de Haan-Rundervoort (voorzitter stadsgidsen)<br />

Witte Drukken Swaen folders uitjeDitems<br />

group H 661,44<br />

december 2011<br />

Adv. BroekPrettig in Waterland Weekend H 38,00 34,81<br />

Bankkosten Adv. Prettig weekend H 18,62 23,21<br />

Grote Reiskosten Kerk naar vergaderingen gilde Deventer H 108,00 47,00<br />

Financieel verslag Stadsgidsen december 2010 tot december 2011<br />

+ bedr. Adv. Museum Telerek. Prettig de weekend Speeltoren H 401,95 H 2.500,00 30,94<br />

Rondleidingen Witte RenteSwaen Depositorekening<br />

uitje<br />

H 4.063,00<br />

Beginsaldi Financieel verslag Stadsgidsen december 2010 tot december 2011<br />

Giften Broek + bedr. inTelerek. Waterland H H 738,60 401,95 H 38,00<br />

Rabobank deposito H 14.000,00<br />

Totalen Bankkosten Rondleidingen H H5.203,55 4.063,00H<br />

H4.742,01 18,62<br />

Bedrijfstelerekening Beginsaldi<br />

H 2.271,65<br />

Grote GiftenKerk vergaderingen H 738,60 H 108,00<br />

RaboRabobank <strong>Vereniging</strong>srekening deposito H H1.297,00 14.000,00<br />

Saldo Museum 29 Totalen de Speeltoren H 5.203,55H H 461,54 2.500,00 4.742,01<br />

Kas Bedrijfstelerekening H H 95,82 2.271,65<br />

Rente Depositorekening<br />

Totaal Rabo beginsaldo <strong>Vereniging</strong>srekening december 2010 H 17.664,47 H 1.297,00<br />

Eindsaldi Saldo H 461,54<br />

Kas H 95,82<br />

Rabobank deposito H 14.000,00<br />

Totaal beginsaldo december 2010 inkomsten H 17.664,47uitgaven<br />

Bedrijfstelerekening Eindsaldi<br />

H 2.673,60<br />

Kosten Rabobank H 16,62<br />

Rabo29 Rabobank <strong>Vereniging</strong>srekening deposito H H1.097,09 14.000,00<br />

Adv. Prettig weekend inkomsten H uitgaven 28,56<br />

Kas Bedrijfstelerekening H H 247,32 2.673,60<br />

RiniKosten de Weyze Rabobank H H 75,05 16,62<br />

NogRabo te ontvangen <strong>Vereniging</strong>srekening H H 108,00 1.097,09<br />

Herman Adv. Prettig van Elteren weekend onkosten<br />

H 28,56<br />

Totaal Kaseindsaldo december 2011 H 18.126,01 H 247,32<br />

steenRini Gruttersteeg de Weyze H H 230,00 75,05<br />

Nog te ontvangen H 108,00<br />

Stichting Herman Philadelphia van Elterenweeshuis onkosten<br />

H 119,70›<br />

Totaal eindsaldo december 2011 H 18.126,01<br />

Greetje steen deGruttersteeg Haan onkosten 2011 H H 75,00 230,00<br />

Bankkosten 30 Stichting Philadelphia weeshuis H H 0,30 119,70<br />

31<br />

Gilde Greetje Nederland de Haan onkosten 2011 H H 140,00 75,00<br />

Adv. Bankkosten Prettig weekend H H 24,990,30


Jaarverslag 2011 Waterlandsmuseum de Speeltoren<br />

Het was een bijzonder jaar voor museum De Speeltoren, laten we dat voorop stellen.<br />

Een jaar waarin we ook steevast het woord Waterland aan onze naam toegevoegd<br />

hebben. Een toevoeging omdat het nieuwe museum over meer dan alleen<br />

Monnickendam zal gaan.<br />

Het jaar begon met de verhuizing van de collectie. Een verhuizing die we ook aangrepen<br />

om orde op zaken te stellen. Uit hoeken en gaten kwamen collectiestukken<br />

die soms nog geen nummer hadden of nooit gefotografeerd waren. Zorgvuldig<br />

werd alles geregistreerd, verpakt en in genummerde dozen opgeborgen. Kwetsbare<br />

collecties werden kosteloos door Kortmann Artpackers en Shippers gehaald<br />

en opgeslagen. Minder kwetsbare collecties gingen, ook zonder kosten, naar CJ<br />

Hendriks Veembedrijven en een klein deel naar het Tropenmuseum waar het eerst<br />

in vriescellen tegen houtluis behandeld werd. Dit alles als genereuze en collegiale<br />

sponsoring.<br />

De aanbesteding van het bouwproject was onderhands, drie aannemers uit de regio<br />

waaronder uiteraard ook Leguit en Roos. Om elke schijn van belangenverstrengeling<br />

te voorkomen, vroegen we in de beoordelingscommissie een vertegenwoordiger<br />

van de gemeente, Peter Scheuldermann, een onafhankelijke bouwkundige en<br />

Hepko Wink, een Monnickendammer met een topfunctie en onomstreden reputatie<br />

bij de gemeente Amsterdam om de gesloten enveloppen en de berekeningen<br />

te beoordelen. Leguit en Roos kwam als laagste uit de bus. En natuurlijk waren we<br />

daar heel blij mee, gezien de goede relaties. Het was een uitslag waar we op gehoopt<br />

hadden, daar kunnen we eerlijk in zijn. Juist daarom was een zuivere en controleerbare<br />

procesgang zo belangrijk, dus ‘honi soit qui mal y pense’.<br />

Op 21 februari verrichtte onze waarnemend burgemeester Cornelis Mooij de eerste<br />

sloophandeling en kon het grote werk beginnen. Na de sloop ontstond er vertraging<br />

omdat er plotseling nieuwe inzichten in het delicate proces van de torenfundering<br />

waren. Uiteindelijk werd door de gemeente voor een ander dan gepland<br />

systeem gekozen waardoor ook de museumfundering aangepast moest<br />

jaarverslag 2011 Waterlandsmuseum de speeltoren<br />

worden. De onvoorziene meerkosten werden door de gemeente elegant afgehandeld.<br />

Daarna is de bouw eigenlijk zeer voorspoedig gegaan. Herman van Elteren<br />

maakte in overleg met de architect Bosch van Drakestein en Klaas Roos de modellen<br />

voor de ornamenten in de Vingboonsgevel; Ornamenten die in China verder<br />

uitgehakt worden.<br />

Natuurlijk waren er kleine problemen, een foutje in een tekening, een noodzakelijke<br />

bouwkundige aanpassing, maar alles bleek oplosbaar. Zo kon Dick Oosterveld<br />

op 23 september de eerste steen leggen voor het pand Middendam. Paul Stoffels<br />

mocht dat op 18 november doen voor het pand Noordeinde. Beiden werden<br />

tot erevoorzitters van het nieuwe museum benoemd, een genoegen dat Dick toch<br />

nog enige tijd heeft mogen smaken voor zijn overlijden begin 2012.<br />

Helaas heeft er vrijwel het hele jaar een onaangenaam conflict met de eigenaar van<br />

een buurpand gespeeld met steeds terugkerende beschuldigingen dat er op zijn<br />

grond gebouwd werd, niettegenstaande de uitslagen van de kadastrale metingen.<br />

Een conflict waarbij bouwstops werden aangevraagd en advocaten ultimatums stelden<br />

zowel aan ons als aan de gemeente. Aan het eind van 2011 lijkt één en ander in<br />

een voor ons rustiger vaarwater gekomen te zijn. Bouwstops werden afgewezen en<br />

zo kon het gebeuren dat rond Kerst 2011 al de eerste oplevering van het casco kon<br />

plaatsvinden. Nog voor het einde van het jaar waren de binnenschilders al bezig, en<br />

werkten de lift en de verwarming. We konden zo de eerste rondleidingen voor genodigden<br />

organiseren. Een waar record in museumland! Grote broers zoals het Stedelijk<br />

en het Rijks kunnen jaloers op ons zijn! De eerste indrukken van onze gasten<br />

waren allemaal zeer positief. De grootte van het pand maar ook de fraaie trappartij<br />

langs de torenmuur en de doorgang naar het speelmechaniek oogstten grote bewondering.<br />

De ruime opzet van de bovenverdieping deed ons besluiten om de zolderverdieping<br />

van de Middendam een nieuwe bestemming te geven, we maken er<br />

nu een speciaal juniormuseum voor kinderen van 4-12 jaar van; de ‘KID/T´s zaal’.<br />

Uiteraard was 2011 ook het jaar waarin we de laatste gaten (200.000 H) in de begroting<br />

moesten dichten. Dat was ook zo gepland want donateuracties binnen Waterland,<br />

met name binnen Monnickendam, leken ons alleen succesvol te kunnen<br />

zijn als de bevolking ook echt zou zien dat het gebouw er daadwerkelijk komt.<br />

Onze eerste sponsorbrief zette wat te hoog in en richtte zich meteen al op goede<br />

gevers (‘torenengelen’) die wel 1000 H zouden willen storten. Later zijn we door<br />

schade en schande wijs en ook wat discreter in onze acties geworden. Dat heeft ons<br />

geen windeieren gelegd. In 2011 kregen we uiteindelijk 6 aartsengelen (2500 H),<br />

19 engelen (1000 H) , 21 torenridders (500H) en 79 steunpilaren (100 H). Daarnaast<br />

32 33


waren er veel creatieve acties als ´draag een steentje bij ´, buitenlandse valuta en<br />

gulden acties en de beschreven dakpannen. Ze brachten geld op maar zorgden ook<br />

voor publiciteit, voor reuring en vooral voor goodwill. Al die acties hebben veel<br />

werk gekost; Bertien van der Kolk, Take Dammen maar ook Klaas Roos en vele<br />

vrijwillige standwerkers hebben hard gewerkt om onze droom waar te maken. Ik<br />

heb er goede herinneringen aan, standwerken maakte ook in mij een luidruchtige<br />

marktkoopman los.<br />

Mensen die voorheen geen idee hadden wat er rondom de toren gebeurde, werden<br />

zo mee gezogen in ons onstuitbare enthousiasme. Zelfs de kritische aarzeling bij<br />

velen over het ´gele´ steentje en het ontwerp voor de Middendam ging over in een<br />

milde bewondering: ‘toch wel mooi’! Het totale bedrag dat aan giften binnengekomen<br />

was, bedroeg eind 2011 net iets meer dan H 100.000. De helft van het totale<br />

begrote tekort hadden we dus binnengehaald!<br />

Tegen het einde van 2011 begon ook het inhoudelijke werk meer aandacht te krijgen.<br />

De groep vrijwilligers die het museum inhoudelijk vorm moet gaan geven<br />

groeide. Er werden werkgroepen per zaal geformeerd; Water en Land, hedendaagse<br />

kunst, historie, KID/t´s en toren/ carillon. De gehele collectie werd in subthema´s<br />

opgedeeld en met foto´s op cd-roms gezet voor de werkgroepleden. En daarmee<br />

werd de basis gelegd voor het vele werk dat ons in 2012 nog rest want zoals onze<br />

laatste campagneslogan luidt: ‘Een kaal gebouw maakt nog geen museum’!<br />

Frans Fontaine<br />

Voorzitter Waterlandsmuseum de Speeltoren<br />

St. Museum de Speeltoren<br />

Frans Fontaine voorzitter<br />

Bart Kuilman secretaris<br />

Bertien van der Kolk penningmeester<br />

leden:<br />

Paul van ’t Hof<br />

Louis Ponsioen<br />

Frans Ronchetti<br />

Garrelt Bont<br />

Nelleke Persoons<br />

Arjan Ouwehand<br />

St. Beheer Waterlandsmuseum de Speeltoren<br />

Frans Fontaine voorzitter<br />

Bertien van der Kolk secretaris/penningmeester<br />

Klaas Roos lid<br />

Raad van Toezicht museum de Speeltoren<br />

Jan Konijn en Klaas Roos<br />

jaarverslag 2011 Waterlandsmuseum de speeltoren<br />

Jaarrekening Stichting Beheer Waterlands Museum ‘de Speeltoren’<br />

2010 2011<br />

H H<br />

Inkomsten<br />

Gouwzeefonds 11.015,26 0,00<br />

Sponsors – algemeen 37.000,00 10.350,00<br />

– Gem. Waterland 0,00 659.663,16<br />

– Prov. Noord Holland 50.000,00 110.000,00<br />

– Particulieren 5.101,00 8.386,00<br />

Rente 0,00 80,40<br />

103.116,26 788.479,56<br />

Uitgaven<br />

Oprichtingskosten Stichting 511,55 0,00<br />

Voorbereidingskosten 36.357,85 0,00<br />

Leges 0,00 11.565,08<br />

Verhuiskosten 617,88 174,71<br />

Bankkosten 3,18 10,36<br />

Aannemer 0,00 615.000,00<br />

Architect 0,00 6.400,00<br />

Kosten buurpanden 0,00 5.042,00<br />

Gas/Licht/Water aansluitingen 0,00 670,00<br />

Diversen 56,04 723,19<br />

37.546,50 639.585,34<br />

Toevoeging aan vermogen 65.569,76 148.894,22<br />

›<br />

34 35


› 2010 2011<br />

H H<br />

Balanspositie<br />

Betaalrekening 66.014,20 1.070,13<br />

Lening Ver. <strong>Oud</strong> Monnickendam 0,00 - 59.000,00<br />

Nog te betalen - 444,44 0,00<br />

Nog te ontvangen 0,00 54.313,45<br />

Spaarrekening 0,00 218.080,40<br />

Vermogen 65.569,76 214.463,98<br />

Toelichting<br />

Het nog te ontvangen bedrag bestaat uit te ontvangen omzetbelasting (BTW).<br />

Van de toegezegde subsidie van de Prov. NH dient nog H 40.000 te worden<br />

ontvangen.<br />

Jaarrekening 2011 exploitatie Waterlands Museum ‘de Speeltoren’<br />

H<br />

Inkomsten<br />

Gem. Waterland 250,00<br />

Ver. <strong>Oud</strong> Monnickendam 3.117,46<br />

Omroep Waterland 845,68<br />

Rente 963,98<br />

Sponsoren 19.350,00<br />

Giften via vrienden 63.790,31<br />

Stenenactie 5.438,00<br />

Dakpannenactie 4.070,00<br />

Buitenlandsgeldactie 2.497,59<br />

Kerstballenactie 505,50<br />

100.828,52<br />

Uitgaven<br />

Gas/licht/water 993,25<br />

Belastingen 619,96<br />

Bankkosten 135,81<br />

Verzekeringen 141,11<br />

Lidmaatschappen 415,67<br />

Telefoon 241,40<br />

›<br />

› H<br />

Internet 120,00<br />

Alarm 266,50<br />

Huur 226,44<br />

Representatie 270,71<br />

Publiciteit 65,00<br />

KvK 45,14<br />

Diverse kosten 509,66<br />

Verhuiskosten 625,51<br />

Aanschaffingen 4.688,55<br />

9.364,71<br />

Toevoeging aan vermogen 91.463,81<br />

Verloop vermogen<br />

Vermogen per 1/1/2011 12.668,00<br />

Bij 91.463,81<br />

Af: vriendenrekening naar <strong>VOM</strong> - 2.020,42<br />

Vermogen per 31/12/2011 102.111,39<br />

jaarverslag 2011 Waterlandsmuseum de speeltoren<br />

Balanspositie 2011<br />

D C<br />

H H<br />

Voorziening inventaris 28.278,00<br />

Vermogen 102.111,39<br />

Inventaris 1,00<br />

Voorraden 1,00<br />

Rabobank 6.008,58<br />

Spaarrekening 118.072,34<br />

R.C. <strong>VOM</strong> 5.187,49<br />

R.C. Beheer 785,00<br />

Vorderingen 1.903,98<br />

Totaal 131.174,39 131.174,39<br />

Toelichting<br />

De voorziening aankopen collectie is per 2011 samengevoegd met<br />

de voorziening inventaris.<br />

De R.C. <strong>VOM</strong> wordt verklaard bij de jaarrekening van de <strong>VOM</strong>.<br />

36 37


Jaarverslag Commissie Stads- en Dorpsbeheer<br />

Gemeente Waterland 2011<br />

In 2011 heeft de commissie 66 plannen behandeld, waarvan 28 binnen de historische<br />

kern van Monnickendam. Dit is even veel als in het vorige jaar, maar de lijst<br />

was minder spectaculair: er werden relatief meer kleine plannen zoals dakramen,<br />

kozijnen e.d. ingediend. Daarnaast kwamen verschillende grotere plannen – zoals<br />

een ingrijpende verbouwing of het geheel vernieuwen van een woning – na het<br />

eerste of tweede overleg niet meer terug in de commissie. Mogelijk tekenen dat<br />

we in economisch moeilijker vaarwater zitten.<br />

Voor de ingediende plannen kon in de meeste gevallen (soms na meerdere zittingen)<br />

een positief advies afgegeven worden. In drie gevallen werden hieraan nog<br />

voorwaarden verbonden. Zes plannen waren niet akkoord, deels ook omdat het<br />

later in het jaar aan tijd ontbrak. Mogelijk komen deze volgend jaar nog een keer<br />

terug.<br />

Ook 2011 kende weer een paar interessante ontwikkelingen, hieronder volgen enkele<br />

plannen die in de commissie behandeld zijn.<br />

_ Weezenland 18<br />

Het plan voor dit rijksmonument op de hoek van het Weezenland en de brug naar<br />

de Schoolstraat behelst de uitbreiding van de woning d.m.v. een bijgebouw, naast<br />

het hoofdgebouw aan de straat gelegen.<br />

Uit historisch onderzoek is gebleken, dat schuin achter het woonhuis in het verleden<br />

een schuur heeft gestaan. Het ingediende plan refereerde aan deze schuur<br />

door het gebouw in hout uit te voeren – echter met uitzondering van de gemetselde<br />

voorgevel aan de straat – en door een wat landelijke detaillering.<br />

Aangezien een dergelijke vermenging van stijlen atypisch is voor Monnickendam<br />

vroeg de commissie om een duidelijke keuze te maken tussen een stedelijke of een<br />

landelijke architectuur en deze keuze consistenter toe te passen, zowel in materiaalkeuze<br />

als in detaillering. Bij de keuze voor een stedelijke architectuur kan het<br />

gebouw op de rooilijn geplaatst worden met een gemetselde voorgevel. Indien<br />

gekozen wordt voor een landelijke uitstraling dan dient het gebouw als een bij-<br />

jaarverslag Commissie stads- en dorpsbeheer gemeente Waterland 2011<br />

gebouw duidelijk achter de voorgevelrooilijn geplaatst te worden en de gevel in<br />

hout opgetrokken. De indiener heeft de suggesties opgepakt en gekozen voor een<br />

stedelijke benadering. Tijdens de verdere uitwerking is het plan nog meermaals<br />

terug geweest in de commissie en werd op 13 september akkoord bevonden.<br />

_ Molenstraat 1<br />

Dit plan voor de verbouwing van de voormalige drukkerij tot woningen en ateliers<br />

kwam 1 februari bij de commissie op tafel.<br />

De commissie staat positief tegenover deze ontwikkeling en ziet hierin een versterking<br />

van het straatbeeld. In het plan blijven de gevels zo veel mogelijk intact,<br />

38 39


op enkele ramen na, om redenen van privacy en brandveiligheid. Om het industriële<br />

karakter van het gebouw te behouden, was het voor de commissie essentieel<br />

dat deze raamopeningen niet dichtgezet worden. De commissie heeft daarom gevraagd,<br />

naar een alternatief te zoeken.<br />

Het plan werd op hoofdlijnen akkoord bevonden, maar is sindsdien helaas niet<br />

meer terug geweest.<br />

_ Nieuwezijds Burgwal 33-34<br />

Het betreft hier de verbouwing van de voormalige Rabobank tot woningen en een<br />

kantoor van de woningbouwvereniging op de begane grond – een welkome uitbreiding<br />

van het woningaanbod in Monnickendam. De nieuwe indeling bracht<br />

geen noemenswaardige gevelwijzigingen met zich mee en werd in de commissie<br />

dan ook akkoord bevonden.<br />

Tijdens de bouw werd de speelse dakbeëindiging aan de achterkant echter plotseling<br />

strak doorgetrokken, wat hier een optische schaalvergroting van het complex<br />

tot gevolg had. Op de achteraf ingediende tekening van deze wijziging volgde dan<br />

ook een negatief advies van de commissie. Het college van B&W volgde het advies<br />

in dit geval niet.<br />

_ Haven 3<br />

Dit is een interessant voorbeeld van de regelmatig terugkerende discussies over<br />

het plaatsen van dakkapellen.<br />

Het gemeentelijke welstandsbeleid zoals verwoord in de welstandsnota, is gericht<br />

op het handhaven, herstellen en versterken van de ruimtelijke karakteristiek van<br />

de historische kern van Monnickendam. Het daklandschap is daar een belangrijk<br />

onderdeel van en was oorspronkelijk – afgezien van de dakvlakken aan de straatkant-<br />

grotendeels onaangetast. Nieuwe dakkapellen dienen dan ook ondergeschikt<br />

te zijn aan het hoofddak. In de welstandsnota zijn een heel aantal concrete<br />

beleidsregels opgenomen om dit te waarborgen.<br />

Voor Haven 3 werden, naast de bestaande dakkapel, nog drie nieuwe dakkapellen<br />

aangevraagd. Door de ligging aan de haven is er vanaf de openbare ruimte zeer<br />

goed zicht op de dakvlakken. De commissie zag in het grote aantal dakkapellen<br />

dan ook een te grote aantasting van het daklandschap in Monnickendam, en was<br />

van mening dat de dakkapellen ook door hun afmetingen en ligging vrij hoog in<br />

het dakvlak (in dit geval bepaald door de kapconstructie) niet ondergeschikt zijn<br />

aan het hoofddak.<br />

Met één dakkapel minder en iets kleinere afmetingen is vervolgens tegemoet gekomen<br />

aan de genoemde bezwaren.<br />

jaarverslag Commissie stads- en dorpsbeheer gemeente Waterland 2011<br />

_ Hakvoort<br />

Aangezien het huidige bestemmingsplan niet meer voldoet aan de ontwikkelwensen<br />

van de in de loop der jaren tot een internationale onderneming uigegroeide<br />

scheepswerf Hakvoort, zijn in het verleden op projectbasis diverse ontwikkelingen<br />

toegestaan. De huidige ambitie van Hakvoort maakt verdere groei noodzakelijk,<br />

wat een grote ingreep in het silhouet van de stad met zich mee brengt.<br />

Met het oog op het nieuwe bestemmingsplan heeft de gemeente Hakvoort verzocht,<br />

met een visie ten komen voor de ontwikkeling van het bedrijf in de komende<br />

20 à 30 jaar. Daarop heeft Hakvoort een masterplan op laten stellen door W3<br />

architecten. Om deze plannen goed te kunnen toetsen heeft de gemeente van haar<br />

kant een stedenbouwkundig programma van eisen in opdracht gegeven bij HZA.<br />

Het is de bedoeling dat deze randvoorwaarden vervolgens geïntegreerd worden<br />

in het nieuwe bestemmingsplan.<br />

In dit stedenbouwkundige programma van eisen vindt een zoektocht en afweging<br />

plaats naar het maximale ‘laadvermogen’ van de locatie, oftewel naar een verantwoorde<br />

ontwikkeling door het aangeven van het maximale bouwvolume. Aansluiting<br />

van de bebouwing op de omgeving en parkeerproblematiek spelen hierbij<br />

naast andere aspecten een centrale rol.<br />

Eind 2011 is een concept programma van eisen ook aan de commissie voorgelegd,<br />

voor eventuele opmerkingen, aanvullingen of andere suggesties. De commissie is<br />

positief over dit concept. Het uitwerken van de definitieve versie zal – aangezien<br />

masterplan en stedenbouwkundig programma van eisen uiteindelijk goed op elkaar<br />

moeten aansluiten – naar verwachting nog enkele maanden tijd vergen.<br />

Handhavingsbeleid<br />

Niet altijd wordt een vergunning aangevraagd waar dit wel vereist is. Ook 2011<br />

kende weer een frappant voorbeeld waartoe dit kan leiden: de schutting om het<br />

grondstuk Burgemeester Versteegstraat 11. Hoogte, materiaal en kleur tarten hier<br />

– van veraf zichtbaar – alle redelijke eisen van welstand. De gemeente heeft een<br />

handhavingsprocedure gestart, vooralsnog echter zonder zichtbaar resultaat.<br />

Een ander geval betreft de schoeiing aan het water bij Weezenland 1, onderdeel<br />

van het ‘Plan Klok’ (oftewel ‘De Meubelmakerij’). Voor de aanleg van parkeerplaatsen<br />

is hier extra grond op de oever aangebracht en – afwijkend van de ingediende<br />

tekeningen – een meterhoge schoeiing bovenop de bestaande schoeiing.<br />

De vereniging <strong>Oud</strong> Monnickendam heeft in november in een brief aan het College<br />

bezwaar gemaakt tegen deze schoeiïng die in strijd is met welstandsnota<br />

(schoeiïngen dienen traditioneel te worden gedetailleerd, wat inhoudt dat op<br />

deze locatie de aanwezige lage houten schoeiïng in zijn geheel door een hogere<br />

40 41


vervangen zou moeten worden, zoals gebruikelijk langs de grachten in de binnenstad<br />

van Monnickendam).<br />

Tot op heden heeft de gemeente niet gereageerd op dit bezwaarschrift.<br />

Wijze van vergaderen<br />

Door de invoering van de WABO eind 2010 heeft de CSDB in 2011 voor het eerst<br />

een heel jaar lang met twee commissies kunnen werken: naast de grote commissie<br />

die eens in de vier weken bijeenkomt, ook nog met een kleine commissie die alle<br />

14 dagen vergadert en de kleinere plannen behandelt. Hierdoor is in de grote commissie<br />

alle tijd beschikbaar gekomen voor de grotere plannen, terwijl de kleine<br />

plannen dankzij de tweeweekse vergaderfrequentie sneller afgehandeld konden<br />

worden.<br />

Daarnaast worden ingediende plannen niet meer eerst stedenbouwkundig getoetst,<br />

voordat ze in de commissie komen, maar beide procedures lopen nu parallel.<br />

Hierdoor wordt niet alleen de procedure ingekort maar kunnen eventuele<br />

suggesties van de CSDB ook nog in de stedenbouwkundige toetsing meegenomen<br />

worden.<br />

Deze beide vernieuwingen worden zowel door de commissie als door de indieners<br />

positief ervaren.<br />

Vanaf 2012<br />

Sinds jaar en dag kent de gemeente Waterland twee adviescommissies voor welstand<br />

en monumenten: de Commissie Stads- en Dorpsbeheer (CSDB) voor de historische<br />

kernen, en de Commissie Kring Waterland (CKW) voor de overige gebieden.<br />

Per 1 januari 2012 zijn deze twee commissies samengevoegd tot één geïntegreerde<br />

monumenten- en welstandscommissie voor Waterland. Daarbij is de coördinatie<br />

overgegaan van de gemeente naar de Stichting Welstandszorg Noord-Holland<br />

(WZNH).<br />

De inbreng van de oudheidkundige verenigingen via hun vertegenwoordiger is<br />

ongewijzigd gebleven. Meer hierover dus in het jaarverslag van 2012.<br />

Lodewijk Duymaer van Twist<br />

lid van de Commissie Stads- en Dorpsbeheer in de gemeente Waterland<br />

1 maart 2012<br />

Jaarverslag 2011 Stichting IJsschuiten Gouwzee<br />

Na een korte zeilwinter met veel sneeuw en slecht ijs is het nieuwe jaar met dooiweer<br />

ingezet.<br />

De schuiten worden in afwachting van een eventuele voortzetting van de winter<br />

op de kant geplaatst. Als de winter uitblijft, worden de schuiten weer op zolder<br />

gezet.<br />

Zoals gebruikelijk na een zeilperiode volgt weer het nodige reparatiewerk.<br />

Op 9 januari is de gebruikelijke nieuwjaarsreceptie die goed is bezocht door vrijwel<br />

alle vrijwilligers.<br />

Eind maart is de jaarvergadering die het ijszeilseizoen officieel afsluit.<br />

Op 3 april vindt het jaarlijkse evenement ‘Monnickendam maritiem’ plaats. Ook<br />

hier is de stichting IJsschuiten Gouwzee vertegenwoordigd. De ‘IJsvogel’ wordt<br />

opgetuigd neergezet aan de haven en er is tevens een demonstratie knopen en<br />

schiemanswerk, die verzorgd is door de vrijwilligers.<br />

De ‘IJsvogel’ staat opgetuigd gedurende de zomerperiode in de Grote Kerk en<br />

trekt veel belangstelling. Gedurende de zomer wordt door enkele vrijwilligers<br />

gewerkt aan de schuiten, het betreft voornamelijk schilderwerk aan de schuiten.<br />

Op 13 juli overlijdt één van onze dierbare en gewaardeerde vrijwilligers Donald<br />

Gillissen.<br />

Een gepassioneerd ijszeiler en schipper van de ‘Emma’. Zijn helmstok wordt in<br />

overleg met de familie overgedragen aan Timo Boven, een ijszeiler van de jongere<br />

generatie waarmee de Emma weer in goede handen is (foto’s 1 en 2).<br />

Op 19 juli is de ruwe vorm van het boek gereed over het ijszeilen in Monnickendam,<br />

gemaakt door Jan Schilder met behulp van diverse vrijwilligers. Het boek is<br />

met veel aandacht en kennis van zaken tot stand gekomen en zal verder worden<br />

bewerkt voor de definitieve eerste druk.<br />

42 43


1 3<br />

2<br />

Op 1 oktober is de opening van het seizoen<br />

en wordt er een start gemaakt met de zolderactiviteiten.<br />

Er wordt een inventarisatie<br />

gemaakt van de belangrijkste klussen aan<br />

de schuiten waarmee kan worden gestart.<br />

De restauratie van de ‘Poolvos’, de grootste<br />

en zwaarste ijsschuit van de vloot, begint<br />

vorm te krijgen. Half november wordt een<br />

afweging gemaakt of de restauratie van de<br />

vitale punten nu moet plaatsvinden of na<br />

de winter. Dit in verband met de mogelijke<br />

winter die als streng wordt voorspeld. Bij<br />

het voortzetten en demonteren van vitale<br />

steunpunten in de schuit, kan er dit seizoen<br />

definitief niet mee worden gezeild. Er wordt besloten om de restauratie<br />

voort te zetten (foto 3).<br />

Op 3 december is vindt er een overleg plaats over de eventuele komst van de ijsschuit<br />

‘Finta’.<br />

Het is de schuit van Cor Konijn die zijn leven lang de ‘Finta’ heeft gekoesterd en<br />

jaarverslag 2011 stiChting ijssChuiten gouWzee<br />

goed heeft onderhouden. Het is een lastige beslissing voor de familie en uiteindelijk<br />

is de overdracht van de schuit een feit op 17 december. De schuit heeft een<br />

plaats gekregen op de werkzolder en is daarmee behouden voor Monnickendam.<br />

Twee gelijke schuiten, de ‘Maris Stella’ en de ‘Fram’ staan al op de zolder en zijn<br />

zogenaamde ‘zusterschuiten’.<br />

Allen zijn omstreeks 1925-1929 gebouwd.<br />

Op 8 december wordt een artikel geplaatst<br />

in het Streekblad over de werkzaamheden<br />

van de vrijwilligers.<br />

Op 10 december wordt een prijs overhandigd<br />

die ooit gewonnen is door de<br />

‘Poolvos’. De prijs is gewonnen in 1954<br />

en is geschonken door de zusters van de<br />

neef van dhr. van Goor, die destijds de<br />

schipper was van de ‘Poolvos’ (foto 4).<br />

Op 11 december is de jaarlijkse open dag die bezocht is door vele belangstellenden.<br />

Er stonden diverse ijsschuiten opgesteld en ook het koek en zopie ontbrak niet.<br />

44 45<br />

4


Verslag van de penningmeester Stichting IJsschuiten Gouwzee<br />

Jaargang 21, boekjaar 1 oktober 2010 – 30 september 2011<br />

Rekening baten en lasten<br />

2010/2011 Begroting 2009/2010 Begroting<br />

2010/2011 2011/2012<br />

H H H H<br />

Baten<br />

Giften 1.000,00 3.500,00 1.000,00 3.500,00<br />

Rente 224,23 300,00 325,61 250,00<br />

Donaties Vrienden 3.548,50 3.400,00 3.497,42 3.500,00<br />

Overige inkomsten 66,45 50,00 25,21 0,00<br />

Totaal baten 4.839,18 7.250,00 4.848,24 7.250,00<br />

Lasten<br />

Onderhoud<br />

ijsschuiten 3.334,19 4.800,00 1.329,00 4.500,00<br />

Beheerskosten 628,18 500,00 455,50 500,00<br />

Opslagkosten 1.000,00 1.000,00 1.000,00 1.000,00<br />

Verzekeringen 256,06 225,00 223,72 250,00<br />

Bankkosten 76,54 350,00 337,63 400,00<br />

Overige<br />

administratiekosten 458,65 375,00 370,10 427,00<br />

Totaal lasten 5.753,62 7.250,00 3.715,95 7.077,00<br />

De baten bedroegen 4.839,18 7.250,00 4.848,24 7.250,00<br />

De lasten bedroegen 5.753,62 7.250,00 3.715,95 7.077,00<br />

Saldo - 914,44 0,00 1.132,29 173,00<br />

Balans per 30 september 2011<br />

30-09-2011 30-09-2010<br />

H H<br />

IJsschuiten 22.773,60 22.773,60<br />

Rekeningcourant Bank 987,47 94,43<br />

Rendementsrekening Bank 12.487,39 14.073,16<br />

Kas 2,85 104,45<br />

Schulden - 190,00 - 69,89<br />

Vermogen 36.061,31 36.975,75<br />

Toelichting op de balans per 30 september 2011<br />

IJsschuiten zijn opgenomen in de balans tegen de oorspronkelijke aankkoopprijs.<br />

Overzicht besturen<br />

Bestuursleden <strong>VOM</strong><br />

Voorzitter: Jan Konijn<br />

Secretaris: Vincent Keesmaat<br />

Penningmeester: Bertien van der Kolk<br />

Vice-voorzitter: Koert Kraak<br />

Leden: Garrelt Bont<br />

Ed Willms<br />

Klaas Roos<br />

Ton Meijer<br />

Frans Ronchetti<br />

Bestuur Stichting Museum de Speeltoren<br />

Voorzitter: Frans Fontaine<br />

Secretaris: Bart Kuilman<br />

Penningmeester: Bertien van der Kolk<br />

Leden: Nelleke Persoons<br />

Paul van ’t Hof<br />

Garrelt Bont<br />

Arjan Ouwehand<br />

Bestuursleden Stadsgidsen<br />

Voorzitter en organisator van de rondleidingen: Greetje de Haan-Rundervoort<br />

Penningmeester: Ineke Plat-Pauws<br />

Publiciteit: Rini de Weijze<br />

Bestuursleden Stichting IJsschuiten Gouwzee<br />

Voorzitter: Klaas Roos<br />

Secretaris: Bert Jonker<br />

Penningmeester: Jan Konijn<br />

Bestuursleden: Ton Meijer<br />

Nico Lammers<br />

Henk Kalshoven<br />

46 47


Een cisterciënzer rapiarium<br />

Marieke Nijkamp, MA<br />

1 Ic, Florencius<br />

‘Ende ic florencius liep over ijs te burmerlant (...)’ Zo schrijft Florijs Claeszoon,<br />

als hij zijn relaas van een rechtszaak in 1514 over landeigendommen en de nalatenschap<br />

van een broeder optekent in het notitieboekje dat hij jarenlang bijhoudt.<br />

Hij loopt over het ijs naar Purmerend, om daar ene meester Jacob op te halen, die<br />

kan getuigen van afspraken over het land. Florijs Claeszoon, de hoofdpersoon van<br />

een unieke kijk in het kloosterleven in Monnickendam in de vroege zestiende<br />

eeuw.<br />

Op het moment van de rechtszaak is hij twee jaar cellerarius van Klein-Galilea, te<br />

Monnickendam. Het is een cisterciënzer klooster, dat zich verbonden heeft aan<br />

de idealen van de Moderne Devotie. Als cellerarius, of keldermeester, is Florijs<br />

beheerder van de voorraden van Klein-Galilea. Hij is verantwoordelijk voor een<br />

groot aantal administratieve overzichten, de briefwisselingen met andere kloosters,<br />

en de verzameling van contracten en oorkonden. Geen lichte taak, voor een<br />

gemeenschap die tijdens haar hoogtijdagen meer grond bezat dan het juridisch<br />

territorium van de stad en het schependom Monnickendam zelf. Toch vond Florijs<br />

daarnaast de tijd alles wat maar enigszins van belang kon zijn voor het wel en<br />

wee van het klooster, bij te houden. Rechtszaken, pestepidemieën, winters en<br />

oogsten. De ontstaansgeschiedenis van het klooster zelf. En veel, veel meer.<br />

Florijs is de schrijver van het handschrift dat later bekend is komen te staan als het<br />

‘Diversorium van Galilea Minor, te Monnickendam’, zo genoemd naar een aantekening<br />

van een archivaris die de bonte verzameling van teksten in het handschrift<br />

onder ogen krijgt.<br />

Naast administratieve teksten schrijft Florijs de biografieën van de monniken van<br />

het klooster, vanaf het moment dat zij intrede doen, tot het moment dat ze sterven.<br />

Hij neemt verschillende religieuze teksten in het diversorium op, zowel in<br />

het Latijn als in het Middelnederlands: van citaten van de kerkvaders en brieven<br />

van vroegchristelijke schrijvers tot traktaten over de biecht, pauselijke privileges,<br />

48 49


een gedicht over de cisterciënzer orde. Er is een historielied over het mislukte beleg<br />

van het kasteel Poederoyen door de Hollanders, een berijmde samenspraak<br />

over het Turkengevaar en een gedicht dat de lezer aanspoort verstandig met zijn<br />

geld om te gaan.<br />

Het is zonder twijfel een bonte verzameling van teksten, maar het is ook bij uitstek<br />

een persoonlijk document, omdat het merendeel van de teksten samengebracht<br />

is door die ene cellerarius op het ijs richting een rechtszaak.<br />

2 Deze goede broeder schrijft<br />

Het rechtbankrelaas is slechts één van de weinige keren dat Florijs zichzelf daadwerkelijk<br />

als schrijver identificeert in het diversorium. Gelukkig neemt hij zijn<br />

overzicht van monniken in Klein-Galilea serieus en neemt hij niet alleen de levensbeschrijvingen<br />

van andere monniken op, hij schrijft ook zijn eigen – zij het<br />

korte – biografie.<br />

‘Deze goede broeder’, zo schrijft Florijs, trad toe tot Galilea Minor om daar te gaan<br />

wonen. Hij trad acht dagen voor Pasen toe tot het klooster en bleef daar tot zijn<br />

dood. Na een jaar werd hij geprofest, subdiaken, diaken en ten slotte ook tot priester<br />

gewijd. Florijs vermaakte al zijn bezittingen en de erfenis van zijn ouders aan<br />

het klooster, en schreef vele boeken, sommige voor gebruik in het convent, sommige<br />

voor verkoop. Hij is niet de enige broeder in Galilea die op deze manier bijdraagt<br />

aan het klooster. In het dagelijks leven, zal het vervaardigen van boeken<br />

één van de belangrijkste taken van de kloosterlingen zijn geweest.<br />

In het diversorium wordt gesproken over monniken die een vaardigheid hadden<br />

met betrekking tot het vervaardigen van boeken: ‘gloriosus illuminator’ een beroemd<br />

boekverluchter, ‘satis artificialis scriptor’ een redelijke schoonschrijver,<br />

‘bonus scriptor’ een goede schrijver, ‘ligator librorum’ boekbinder.<br />

Gedurende zeventien jaar was Florijs bursarius, gevolgd door een lange periode<br />

als subprior. Uiteindelijk zou hij weer subprior worden, maar op het moment dat<br />

hij zijn diversorium schrijft, is Florijs voor een periode van vijf jaar cellerarius.<br />

Eén van de eerste dingen die hij doet, behalve het bijhouden van de administratie,<br />

is het optekenen van de geschiedenis van het klooster.<br />

3 Galilea te Monnickendam, Klein-Galilea genaamd<br />

Op het moment dat Florijs begint met de samenstelling van het diversorium,<br />

bestaat het klooster een kleine tachtig jaar. Zoals vrijwel alle andere informatie<br />

een CisterCiënzer rapiarium<br />

bekend over Klein-Galilea, is de ontstaansgeschiedenis van het klooster van hem<br />

afkomstig.<br />

Galilea werd in 1431 opgericht als een lekenklooster, behorende tot de derde orde<br />

van St. Franciscus. In 1465 besloot het merendeel van de monniken echter om de<br />

regels van de cisterciënzer orde te omarmen. Het lijkt erop dat dit te maken heeft<br />

gehad met het verlangen naar een strengere levenswijze. Er werden contacten gelegd<br />

met het klooster Galilea in het Overijsselse Sibculo. Twee monniken van Sibculo<br />

kwamen naar Monnickendam, en tegelijk met de overgang naar de Cisterciënzer<br />

orde, sloot Galilea zich aan bij de Colligatie van Sibculo. Dit verband van<br />

een twintigtal kloosters vormde een schakel tussen de Cisterciënzer orde en de<br />

Moderne Devotie.<br />

Dit betekende een uniek kruispunt van tradities. De kloosters van de Colligatie<br />

van Sibculo onderscheidden zich van andere cisterciënzer abdijen doordat hun<br />

statuten enkele bijzondere, veelal strengere, bepalingen kenden. Zo zagen de<br />

kloosters af van een status als abdij, maar waren in plaats daarvan priorijen, onder<br />

leiding van een benoemde prior, niet een door het convent zelf voor het leven aangestelde<br />

abt. Deze priors konden afgezet worden. In een jaarlijkse visitatie werd<br />

onderzocht of de prior zijn werk goed deed. Er was een sterk idee van wederzijdse<br />

hulp, waardoor de kloosters van de Colligatie van Sibculo in hechte samenhang<br />

met elkaar stonden. Onderlinge visitaties waren verplicht – iedere prior moest<br />

tenminste één keer per jaar de aan hem toegewezen kloosters bezoeken, en op<br />

straffe van drie dagen brood en bier moest hij binnen een maand de noodzakelijk<br />

gebleken veranderingen aanbrengen.<br />

Vanaf het moment van toetreding tot de orde en de Colligatie, wordt Florijs’<br />

klooster Galilea Minor of Klein-Galilea genoemd om het te onderscheiden van het<br />

klooster in Sibculo, dat bekend zal komen te staan als Galilea Maior.<br />

4 De pestepidemie ‘duerde een weynich in die herfsts’<br />

In de eerste decennia na 1465 ging het Galilea Minor voor de wind. Het aantal<br />

kloosterlingen steeg al snel naar 44 in 1471 en in 1475 bezat het klooster meer<br />

grond dan het juridisch territorium van de stad en het schependom Monnickendam<br />

zelf. Jonge broeders en kandidaten werden naar Harderwijk en Zwolle gestuurd<br />

om daar in de huizen van de broeders van het Gemene Leven te leven en<br />

studeren. Deze broeders leefden onder leiding van een rector. Sommigen hadden<br />

een geestelijke wijding, maar niet allemaal. In tegenstelling tot de monniken uit<br />

Monnickendam, waren de broeders (en zusters) van het Gemene Leven, niet aan<br />

50 51


een kloosterregel gebonden. Zij richtten zich op de idealen van de Moderne Devotie<br />

– verinnerlijking en het persoonlijk geestelijk leven. Vanuit het broederhuis<br />

bezochten de jonge Monnickendamse kandidaten de stadsschool, waar zij zich<br />

bezighielden met Bijbelstudie en grammatica.<br />

Omgekeerd werd er ook actief gerekruteerd onder de broeders van het Gemene<br />

Leven toen het aantal kloosterlingen terugliep. Zo heeft Florijs een afschrift van<br />

een brief in het diversorium opgenomen, van de prior van Galilea Minor aan Henricus<br />

Edam, op dat moment de rector van één van de huizen van de broeders van<br />

het Gemene Leven in Deventer. Daarin vraagt de prior of Edam nog geschikte kandidaten<br />

voor het klooster onder zijn leerlingen had. De rector reageerde ontkennend,<br />

maar stuurde de vraag door aan de rector van het Hiëronymushuis te<br />

Utrecht, eveneens een fraterhuis, waar twee goede kandidaten zouden zijn. Beiden<br />

deden intrede in het klooster in Monnickendam.<br />

Deze bloeiperiode bleek echter van korte duur. Kort na 1500 zette de neergang in. De<br />

stad Monnickendam kende zelf rampspoeden, zoals een zware pestepidemie in<br />

1509, die ook door Florijs wordt genoteerd, hoewel hij enkel vermeldt dat de pest in<br />

Monnickendam was in het jaar 1509, begon na Pasen en ‘duerde een weynich in die<br />

herfsts’. Daarnaast werd de stad geteisterd door omvangrijke stadsbranden. Hoewel<br />

de branden aan het klooster voorbij gingen, eiste de pestepidemie zijn tol.<br />

5 De officio cellerariatus<br />

Ondanks dat Florijs pas keldermeester is als de neergang van het klooster heeft<br />

ingezet, heeft hij ambitieuze plannen voor zijn taak. Hij houdt het overzicht over<br />

alle administratie van het klooster en maakt van zijn diversorium in eerste instantie<br />

een overzicht met contracten, oorkonden en brieven. De afschriften zijn in<br />

eerste instantie simpel, maar worden steeds uitgebreider uitgevoerd. Met opschriften,<br />

versierselen, en titels in de marge met geografische rubrieken. Zoals een<br />

overzicht van de ‘landen gheleghen in Monikebroeck’.<br />

Dergelijke overzichten en afschrijvingen van oorkonden zijn niet ongewoon. Het<br />

geeft een overzichtelijke staat van goederen en inkomsten weer, aangevuld met<br />

aantekeningen en afschriften of uittreksels van akten die van belang werden geacht<br />

voor de materiële staat van het klooster.<br />

Alleen wil Florijs het liefst alles beschrijven, zoals al duidelijk werd door zijn historische<br />

beschrijvingen en levensbeschrijvingen. Zo haalt hij ook informatie uit<br />

de stukken van de vorige cellerarius, uit broeder Jan Claeszoons ‘boeck’ en broeder<br />

52<br />

een CisterCiënzer rapiarium<br />

Lubberts ‘scriften’. Daarnaast schrijft hij over de taken van de keldermeester en<br />

zijn werkzaamheden bij bijzondere gelegenheden. Hij neemt de levensmiddelenrekening<br />

op en de onderhoudsplicht van de dijken en wegen in het beheer van het<br />

klooster. Hij neemt vijftiende-eeuwse oorkonden op betreffende de geestelijke<br />

rechtspraak, al dan niet met directe betrekking tot Galilea en gebruikt het papier<br />

van oudere teksten om niets verloren te laten gaan.<br />

De administratieve overzichten worden daarnaast gevolgd door een briefcollectie.<br />

Evenmin ongewoon, ware het niet dat het hier om alle brieven schijnt te gaan die<br />

ook maar enigszins relevant zijn voor Klein-Galilea. En dat het om binnengekomen<br />

stukken gaat en afschriften van daadwerkelijke brieven, in plaats van bijvoorbeeld<br />

formulieren voor uitgaande brieven, zoals gebruikelijk was.<br />

Deze brieven leveren echter wel een completer beeld van Florijs’ leefwereld. In een<br />

brief gedateerd 4 maart 1515 vraagt hij bijvoorbeeld de sermones van Bernardus<br />

de Busti te leen van een zekere broeder Reynerus. Uit hetzelfde werk citeert hij<br />

vervolgens fragmenten die in het diversorium terug te vinden zijn.<br />

En dan is er nog de brief van abt Arnoldus van Monnikendam. De brief is niet specifiek<br />

aan Galilea Minor gericht, maar aan de Hollandse Cisterciënzer kloosters in<br />

het algemeen. In de brief wordt meegedeeld dat de abt van Cîteaux zeer ontstemd<br />

is over de kloosters, omdat zij zich onvoldoende aan de cisterciënzer gebruiken<br />

conformeren, maar de statuten van de eigen Colligatie volgen.<br />

Dit roept uiteraard de vraag op, of Florijs al die tijd in een boekwerk schreef of dat<br />

zijn losse papieren na zijn dood bijeen zijn gebracht. Of misschien zelfs een combinatie<br />

van beide. Het is onmogelijk hier een eenduidig antwoord op te geven. Het<br />

diversorium zoals dat nu als <strong>archief</strong>stuk in het Waterlands Archief ligt, is een ingebonden<br />

boekwerk, maar dat is niet de originele binding.<br />

Echter, ook op het moment dat Florijs zijn stukken schrijft, moet het manuscript<br />

ingebonden zijn. Een argument hiervoor is dat op sommige plaatsen zijn schrift,<br />

naarmate het de binnenmarge nadert, onduidelijker wordt. De pendruk wordt<br />

geringer en onregelmatiger en de pen wordt veelvuldig van het papier gelicht.<br />

Aan de onderkant van een aantal bladzijden wordt het schrift ook onduidelijker,<br />

vermoedelijk omdat Florijs zijn hand niet meer op het boek kon laten rusten. Dat<br />

betekent uiteraard niet dat alle bladen in het huidige diversorium op hetzelfde<br />

moment bijeen zijn gebracht, maar op basis van het handschrift kan wel met<br />

zekerheid gezegd worden dat het ruime merendeel door Florijs geschreven is.<br />

53


6 Van onser liever vrou Maria een scoen ghedicht van Marrie grote<br />

barmhartight<br />

Het zijn Florijs’ volgende teksten die uiteindelijk het beste weergeven in welke<br />

wereld hij leeft. Dat de overgang naar de Colligatie van Sibculo niet alleen betekent<br />

dat het klooster de gebruiken van de cisterciënzer orde overnam, maar ook<br />

het karakter van de Moderne Devotie kreeg, blijkt namelijk uit de tweede helft<br />

van het diversorium. Meer en meer richt Florijs zich niet alleen op de administratieve<br />

teksten en de bijzonderheden van het klooster zelf, hij begint ook teksten op<br />

te nemen die voor hem persoonlijk – en geestelijk – interessant zijn. En deze geschriften<br />

raken meer en meer verweven.<br />

Zo is, onder het overzicht van landverwervingen, een aantekening toegevoegd<br />

over de pest in Monnickendam in 1509, en zijn de open stukken voor en na de<br />

pestaantekening opgevuld met religieuze citaten afkomstig uit de openbaringen<br />

van de heilige Brigitta van Zweden en een citaat van Aristoteles.<br />

Florijs leest Modern Devoot bij uitstek Thomas à Kempis, en neemt citaten van hem<br />

over in zijn eigen handschrift, citeert zowel de kerkvaders in het Latijn, als een behoorlijk<br />

aantal Middelnederlandse gebeden. Zo kan het zijn dat op de ene bladzijde<br />

een ingewikkeld Latijns traktaat over de heiligen en het rijk der hemelen is<br />

opgenomen, en op een andere bladzijde het veel leesbaardere ‘Van een vrouwe die<br />

te rome een ghebed hoerde’, dat verhaalt over een vrouw die in het jubeljaar 1300 in<br />

Rome was. ‘Int iaer ons heren dusent ccc int gulde jaer doe was een vrouwe van romen<br />

dese vrouwe was daer xiii weken ende hoert die ghebet van den paeus.’<br />

Enerzijds is er het ‘Van onser liever vrou Maria een scoen ghedicht van Marrie<br />

grote barmhartight’, een gebed ter ere van Maria ten hemel opneming. ‘Als die<br />

droefenisse ende banghicht daer die moeder goeds Maria gheleden heeft in haers<br />

liefs kints passien...’ zo begint de tekst, dan zal zij de mensen ook te hulp komen<br />

en bijstaan.<br />

Anderzijds zijn er theologische en filosofische verhandelingen. Cisterciënzer<br />

traktaten en mystieke devotie. Of historiën, zoals een lied op het beleg van Poederoyen,<br />

die helemaal niets uit te staan hebben met Monnickendam.<br />

Florijs kopieert langere stukken tekst voor eigen gebruik, uittreksels, teksten<br />

rond een bepaald thema waarin hij verschillende meningen parafraseert, citaten,<br />

uitspraken en overwegingen. Wel is het zo dat de teksten vrijwel allemaal een duidelijke<br />

titel hebben, dan wel marginale beschrijvingen en een titel bovenaan de<br />

een CisterCiënzer rapiarium<br />

pagina. Het zorgt voor teksten die bijzonder herkenbaar zijn. Maar de inhoudelijke<br />

relatie van de ene tekst met de andere is niet altijd duidelijk of aanwezig.<br />

De betiteling ‘diversorium’ blijft tekenend voor het geheel.<br />

Zijn schrijven getuigt van een brede wereldblik en interesse, zoals ook blijkt uit<br />

het gedicht ‘Van die penninc te raet te houden’, wederom iets dat niet binnen een<br />

administratieve verzameling lijkt te passen, noch in een religieuze verzameling.<br />

Het lijkt aannemelijk dat dit een tekst is die Claeszoon ooit heeft opgevangen,<br />

wellicht in zijn administratieve werk, maar wellicht dat hij ook ooit als kandidaat<br />

naar Zwolle of Harderwijk is gezonden. Daar rept hij zelf niet over, dus het eerste<br />

is waarschijnlijker.<br />

Maar het is hierin dat de modern-devote invloed in Florijs’ wereld en Klein-Galilea<br />

het duidelijkst wordt. In de cisterciënzer wereld zijn notitieboekjes zoals die<br />

van Florijs niet gewoon. In tegendeel, het is lange tijd verboden geweest voor<br />

monniken om boeken te kopiëren die niet voor het gebruik van het klooster of de<br />

verkoop waren. In de Moderne Devotie echter, gaat het vooral om de persoonlijke<br />

geestelijkheid. Teksten zijn daarbij een doel om het individu te helpen nadenken<br />

over de weg naar God.<br />

Sterker nog, de Moderne Devotie stelde dat schrijven een vorm van devotie is, niet<br />

enkel het lezen of reciteren. Door middel van schrijven kunnen teksten worden<br />

beleefd, onthouden en overdacht. Kenmerkend daarvoor zijn de rapiaria, van het<br />

Latijnse ‘rapere’: snel grijpen of snel opnemen. Rapiaria waren persoonlijke verzamelingen<br />

van passages en teksten om altijd de goede meditatiestof bij de hand<br />

te hebben. Teksten die indruk maakten, teksten die men wilde overdenken, en<br />

vaak alles wat maar de moeite waard lijkt te zijn. Ooit moeten duizenden van dergelijke<br />

verzamelingen hebben bestaan.<br />

54 55


Florijs’ diversorium sluit aan bij die traditie. Wellicht dat hij niet zo begonnen is<br />

en dat de tekst in eerste instantie vooral administratief bedoeld is, maar het diverse<br />

manuscript dat de eeuwen heeft doorstaan, is wel degelijk een rapiarium.<br />

Een cisterciënzer rapiarium. Waarin de zaken van het klooster, de geestelijke<br />

overpeinzingen, en de wereldse eigenaardigheden allemaal een weg hebben gevonden.<br />

7 De eindigheid der dingen<br />

Nadat de pestepidemie en de stadsbranden Monnickendam en omgeving troffen,<br />

slaagde Klein-Galilea er niet meer in om de gloriedagen van weleer te hervinden.<br />

Het klooster raakte verwikkeld in langdurige processen over zijn bezittingen. Er<br />

klonken vooral klachten vanuit Monnickendam over het feit dat de kloosterlingen<br />

weigerden belasting te betalen over deze landerijen, ondanks alle aanmaningen<br />

daartoe. Toen deze periode van neergang ook nog eens gevolgd werd door<br />

interne spanningen was dat het begin van het einde. In de volgende jaren nam de<br />

aanwas af en liet de kloostertucht te wensen over. De inkomsten namen af, de belastingen<br />

werden hoger en de Reformatie won aan terrein.<br />

Toen de stad in 1570 door de Geuzen geplunderd werd en zich twee jaar later gewonnen<br />

moest geven, werd ook het klooster niet gespaard. De overgebleven monniken<br />

kregen in ruil voor hun bezittingen nog alimentatie van de stad. In 1584<br />

werd het kloosterbezit geveild en vóór 1589 had het klooster al plaats gemaakt<br />

voor een hofstede.<br />

Een andere hand, de tekst geschreven door de opvolger van Florijs, voegt tenslotte<br />

aan de biografie toe dat Florijs Claeszoon op hoge leeftijd was gestorven, 63 in<br />

jaren, 42 in religie, in het jaar 1521. Zijn diversorium wordt daarna gebruikt om<br />

hier en daar nog aantekeningen te maken, wat ertoe leidt dat het geheel nog diverser<br />

wordt dan het al was. Door zijn opvolger bijvoorbeeld wordt Florijs omschreven<br />

als eerbiedwaardige broeder, inschikkelijk en hardwerkend. Maar zijn<br />

diversorium overleeft hem, en daarin komt hij vooral naar voren als een schrijver,<br />

die de hele wereld aan het papier wilde toevertrouwen, al zijn gedachtekronkels<br />

en ervaringen.<br />

Daarmee vormt het diversorium een unieke kijk in het leven van een bijzondere<br />

monnik in een even zo bijzonder klooster in Monnickendam.<br />

56<br />

Bronnen met betrekking tot Klein-Galilea en het diversorium<br />

Waterlands <strong>archief</strong>, inv.nr. 154.<br />

Besteman, J.C. en H.A. Heidinga, ‘Het klooster Galilea Minor bij Monnickendam. Een historisch en<br />

archeologisch onderzoek’, in: Hollandse Studiën VIII (Dordrecht 1975) 1-130.<br />

Dijk, R. van en M. Vonk ed., Moderne Devoten in Monnikspij. Klooster en Colligatie van Sibculo 1406-1580<br />

(Nijmegen 2007).<br />

Goudriaan, Koen ed., Vernieuwde innigheid. Over de Moderne Devotie, Geert Grote en Deventer<br />

(Deventer 2008).<br />

Mikkers, E., ‘Een verzameling brieven uit het klooster Klein-Galilea bij Monnikendam’, Cîteaux in de<br />

Nederlanden 3 (1952) 3-23, 69-85.<br />

Mikkers, E., ‘Het handschrift van Klein-Galilea. Gemeente<strong>archief</strong> Monnikendam, 154’, Cîteaux in de<br />

Nederlanden 2 (1951) 24-29.<br />

Pleij, Herman, ‘Een onbekend historielied over het beleg van Poederoijen in 1507’ in: Tom Cram<br />

Weerwerk, 19-31.<br />

Wüstenhoff, D.J.M., ‘De priorij van Galilea nabij Monnikedam’, Archief voor Nederlandsche kerkgeschiedenis<br />

7 (1899) 113-171, 278-326.<br />

een CisterCiënzer rapiarium<br />

57


Albrecht van Beieren Graaf van Holland 1358-1404<br />

58<br />

Het bestuur van Monnickendam in de achttiende eeuw<br />

drs. J. Mewe-Reekers<br />

Hoe zag het bestuur van Monnickendam er in de achttiende eeuw uit, hoe was die<br />

bestuursvorm ontstaan en waar was men in deze eeuw zoal mee bezig? En wat<br />

waren tenslotte in grote lijnen de veranderingen tot de Franse tijd in 1795? Daarover<br />

zult u in dit artikel het één en ander lezen. De meeste informatie is door ondergetekende<br />

gehaald uit de ‘resolutieboeken’. Hierin werden door de secretaris<br />

de vergaderingen van het bestuur vastgelegd.<br />

Ontstaansgeschiedenis van het Monnickendamse bestuur<br />

Het bestuur van de stad Monnickendam was ingesteld in 1404 door hertog Albrecht<br />

van Beieren. De oorkonde waarop dit is vermeld is helaas verloren gegaan.<br />

Er zijn eind vijftiende en begin zestiende eeuw grote branden in de stad geweest<br />

en vermoedelijk is toen ook deze oorkonde verbrand. Maar de procedure zoals<br />

vastgelegd in 1404 werd, met een aantal aanpassingen in de tijd, consequent gevolgd.<br />

In het stadhuis, gelegen naast de Speeltoren, zetelde het bestuur van de stad, ‘de<br />

vroedschap’, bestaande 21 personen. Van deze vroedschap waren voor de dagelijkse<br />

gang van zaken vier burgemeesters,<br />

verantwoordelijk. De gehele vroedschap<br />

kwam maandelijks bijeen, men had geen<br />

vaste vergaderdag en vergaderen op zaterdag<br />

of zondag was geen uitzondering.<br />

De verkiezingsprocedure zoals vastgelegd<br />

in 1404 ging als volgt:<br />

Op de dag voor 9 augustus, st. Laurensdag<br />

kwamen de 61 rijkste inwoners bijeen in de<br />

kerk, om drie burgemeesters te kiezen. Die<br />

waren, samen met de oudste burgemeester<br />

van het vorig jaar, de president commissaris,<br />

59


de belangrijkste bestuurders van de stad voor het komende jaar. Voor die gelegenheid<br />

had men speciale kleding, maar helaas is die niet meer bekend. De burgemeesters<br />

vormden samen met de overige kiesmannen de vroedschap.<br />

In Edam vormden een paar jaar later, in 1414, de 31 rijkste inwoners de vroedschap.<br />

In die tijd moet Monnickendam met de 61 kiesmannen een grote stad zijn geweest.<br />

Na een kerkdienst gingen deze burgers met een bode en de schout naar het ‘hoghe<br />

koor’ in de Grote Kerk.<br />

Daar waren in het midden drie stoelen<br />

naast elkaar geplaatst.Aan beide kanten<br />

van het koor ging men zitten. Vervolgens<br />

werd door de schout evenveel bonen als er<br />

burgers waren in een zak gedaan, 58 witte<br />

en drie zwarte bonen, totaal 61. Deze zak<br />

noemde men ‘de bonenzak’. Deze zak<br />

werd er als volgt beschreven; een zwarte<br />

zak met een wapen van Monnickendam<br />

erop, een koord aan de bovenkant en versierd<br />

met kwastjes. Vervolgens ging de<br />

bode met de bonenzak langs de aanwezigen<br />

en haalde men er een boon uit. Degenen<br />

die een zwarte boon hadden getrokken,<br />

werden de boondragers genoemd, zij<br />

gingen op de drie stoelen zitten. Zij wezen<br />

vervolgens drie anderen aan die op de drie<br />

stoelen gingen zitten en tenslotte wezen<br />

deze laatste drie de definitieve drie burgemeesters voor het komende jaar aan.<br />

Gedurende deze verkiezing mocht men de kerk niet verlaten op straffe van een<br />

boete.<br />

De president burgemeester van het afgelopen jaar, nam de nieuwe burgemeesters<br />

de volgende dag de eed af op het stadhuis en trad vervolgens af. De na hem komende<br />

oudste burgemeester van het afgelopen jaar werd vervolgens de nieuwe<br />

president burgemeester.<br />

Hierdoor bleef in de leiding van het bestuur continuïteit bestaan.<br />

De president burgemeester had ook de functie van ‘ordinaris generaal’. Dit hield<br />

in dat hij de stad vertegenwoordigde bij de staten van Holland. Dit college vergaderde<br />

maandelijks in Den Haag. Vertegenwoordigers van 18 Hollandse steden<br />

hadden hierin zitting.<br />

De Monnickendamse vertegenwoordiger vertelde in de maandelijkse vergaderingen<br />

van de vroedschap wat er in Den Haag besproken was.<br />

Zowel bij de burgemeesters als in de vroedschap mochten geen familieleden zitting<br />

hebben.<br />

In de loop van de zestiende eeuw was het niet meer mogelijk om 61 burgers bij<br />

elkaar te krijgen voor het vormen van de stadsregering en werd hun aantal drastisch<br />

verlaagd tot 21.<br />

De oorkonde die deze vermindering vastlegt, is wel bewaard gebleven en ligt in<br />

het Streek<strong>archief</strong> in Purmerend.<br />

Hierop is te lezen dat Philips II in 1564 op verzoek van burgemeesters, baljuw, de<br />

rechter voor rechtspraak buiten de stad en schepenen de vroedschap verkleinde tot<br />

de ‘21 oudste, meest notabele, meest gegoede burgers met de meeste expertise.’<br />

Het bestuur in de achttiende eeuw<br />

het bestuur van monniCkendam in de aChttiende eeuW<br />

Door de verslechterende economische situatie verlieten in de achttiende eeuw veel<br />

inwoners de stad en werd het steeds moeilijker om voldoende vroedschapsleden<br />

te vinden onder de burgers. Het aantal vroedschapsleden werd dan ook in de loop<br />

van die eeuw teruggebracht tot 15.<br />

Toen verviel ook de beperking dat in de vroedschap geen familieleden zitting<br />

mochten hebben, alleen bij de burgemeesters bleef deze beperking gehandhaafd.<br />

In het begin van de achttiende eeuw zie je langzamerhand een verschuiving optreden.<br />

Men hield nog wel vast aan het ritueel van de verkiezing in de kerk maar<br />

de burgemeesters werden niet meer zoals eerst slechts voor één jaar gekozen. Zij<br />

bleven nu drie jaar zitten zodat ieder op zijn beurt presidentburgemeester werd.<br />

Deze burgemeester was de belangrijkste bestuurder in de stad. De functie van vertegenwoordiger<br />

in Den Haag, de ordinaris generaal bleef in de tweede helft van<br />

de achttiende eeuw langdurig uitgeoefend door de apotheker van de stad.<br />

De maandelijkse vergaderingen van de vroedschap werden gehouden op wisselende<br />

dagen van de week, waarbij men ook vaak op zaterdag of zondag bijeen kwam.<br />

Deze vergaderingen werden gehouden in het stadhuis op de plaats waar vroeger de<br />

voorganger van de Grote Kerk had gestaan. Dit stadhuis zal gebouwd zijn in de<br />

tweede helft van de vijftiende eeuw nadat de Grote Kerk in gebruik was genomen.<br />

Beneden in het gebouw zaten de schout en zijn schepenen, de politie van die tijd,<br />

de lokale rechtbank van de stad en de financiële afdeling waarvoor twee jaarlijks<br />

gekozen thesauriers verantwoordelijk waren. Boven waren de burgemeesterskamer,<br />

de kamer voor de vroedschapsvergaderingen en de kamer voor de secretarissen<br />

en het <strong>archief</strong>.<br />

60 61


Dit <strong>archief</strong> was heel belangrijk voor de stad want daar lagen alle boeken, oorkonden<br />

en papieren die van belang waren voor de stad en het werd consequent bijgehouden.<br />

Het stadhuis was in de achttiende eeuw in slechte staat, regelmatig moesten er<br />

reparaties aan worden verricht. Zo moesten in 1768 de vensters en kozijnen worden<br />

vernieuwd omdat de ramen niet meer open gingen. Ook aan de toren waren<br />

regelmatig reparaties nodig. In 1762 werden de hardstenen waterlijsten vernieuwd<br />

met nieuw hardsteen voor f. 400.- En in 1781 moest het houtwerk waaraan<br />

de klokken hingen vernieuwd worden, men was bang dat anders de klokken naar<br />

beneden zouden vallen. Ook reparatie van het speel- en slagwerk was hoog nodig.<br />

Ook de klok, die het vertrek van de trekschuit aangaf, werkte niet meer. De hele<br />

reparatie werd begroot op 8 á 9 duizend gulden. Zoveel geld had men niet meer<br />

in kas door de aanschaf van een nieuw orgel voor de grote kerk en reparaties aan<br />

de toren van die kerk. Men moest daarom het benodigde geld lenen.<br />

De invloed van de bestuurders van de stad was op alle fronten aanwezig. Op het<br />

gebied van belastingheffing, handel, visverwerking, veiligheid, onderwijs, kerk,<br />

het vervoer en de gezondheidszorg. Maar ook voor de benoeming van de stadsdokter<br />

en vroedvrouw, het aantal bakkers, (er mochten totaal 14 bakkers in de stad<br />

zijn) of slagers, (maximaal 9, waaronder 1 joodse,) lag de beslissing bij de vroedschap.Het<br />

gildesysteem was nog steeds aanwezig maar ook hier had het stadsbestuur<br />

het laatste woord.<br />

Het bestuur hield wel duidelijk rekening met de arme inwoners van de stad. De<br />

stadsdokter, de vroedvrouw en de onderwijzers kregen een tractement van de<br />

stad. Hiermee waren zij verplicht de armen niets te rekenen voor hun diensten.<br />

De burgers met voldoende middelen moesten betalen voor hun diensten.Voor het<br />

gehele functioneren van de stad waren de inwoners afhankelijk van de regenten.<br />

Inwoners kwamen met klachten bij de burgemeesters, die ze vervolgens in de<br />

vroedschap aandroegen. Soms besliste men op de vergadering over de klacht,<br />

maar ook werd de klacht vaak terugverwezen naar de burgemeesters, want, zo zei<br />

men die zouden hun beslissing nemen in het belang van de stad.<br />

De meeste vroedschapsleden hadden er een functie bij, zoals zitting bij de admiraliteit,<br />

dijkgraaf voor de Purmer, dijkgraaf voor Waterland, dijkgraaf voor de<br />

Waterlandse meren, (dat waren het Belmermeer, het Broekermeer en het Buikslotermeer,)<br />

commissaris van de Westindische Compagnie, of gedeputeerde in de<br />

staten van Westfriesland en het Noorderkwartier. Hierin waren de zeven steden<br />

het bestuur van monniCkendam in de aChttiende eeuW<br />

van Noord Holland vertegenwoordigd, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam,<br />

Monnickendam, Medemblik en Purmerend.<br />

Al deze functies mochten slechts voor een paar jaar worden uitgeoefend worden,<br />

maar in de achttiende eeuw werden deze posten bijna altijd tot hun overlijden<br />

door dezelfde personen bekleed. Sommigen grossierden in functies. In de 60er<br />

jaren van de achttiende eeuw hadden een burgemeester en een ordinaris generaal<br />

in totaal 11 functies. Dit tot grote ergernis van andere vroedschapsleden.<br />

De macht van de vroedschap<br />

In oktober 1742 hadden twee deftige personen, de vader en een getuige, te goeder<br />

naam en faam bekend staand, een kind in de grote kerk ter doop gebracht. De dominee<br />

vroeg de getuige en de vader of zij lidmaat van de kerk waren. Beiden waren<br />

dat echter niet, waarop de dominee zei alleen te willen dopen als er wel een lidmaat<br />

bij was.<br />

Daarop heeft de stadsvroedvrouw de plaats van de vrouw ingenomen om het kind<br />

ten doop te houden, maar de arme vader zei al voor hem iets werd gevraagd ‘ja’.<br />

Hierop werd de dominee zo kwaad, dat hij de man begon uit te schelden,- ‘jou<br />

plomboer, beest’ en nog meer vuile woorden. De doop ging vervolgens niet<br />

door.<br />

De ouderlingen waren door dit voorval echter zeer geschrokken en de dominee is<br />

een paar dagen later door de kerkenraad over zijn gedrag onderhouden. Hij bleef<br />

echter bij zijn besluit, alleen te dopen bij aanwezigheid van een lidmaat. De kerkenraad<br />

was van mening dat hij wel moest dopen volgens een artikel van de synode<br />

van Dordrecht van 1619.<br />

Tijdens een dienst eind november beklaagde de dominee zich over de kerkenraad.<br />

Nu was de maat vol. De kerkenraad ging naar het stadsbestuur, dat besloot dat de<br />

dominee geen ministeriële functies mocht uitoefenen in de stad en dat zijn traktement<br />

werd ingetrokken.<br />

De synode in Hoorn besliste dat de dominee zijn functie vacant moest stellen en<br />

hij kon vertrekken. Het functioneren van de dominee viel onder de verantwoordelijkheid<br />

van het stadsbestuur, evenals de hoogte van zijn tractement. Ook bij<br />

benoemingen van dominees en de aanvangstijden van de preken had de stadsregering<br />

het laatste woord.<br />

Een ander belangrijk onderwerp wat regelmatig ter sprake kwam waren de ‘stadsveren’.<br />

Dat waren het oude en het nieuwe veer. Ook zij vielen onder het bestuur<br />

van de stad. Het nieuwe veer was de trekschuit naar Amsterdam via de zesstedenvaart<br />

langs Broek in Waterland en het Schouw . Het oude veer zeilde over de Zuiderzee<br />

naar Amsterdam.<br />

62 63


Van het nieuwe veer vertrokken dagelijks drie schepen naar Amsterdam en werd<br />

gebruikt voor personenvervoer. Het oude veer was voor het vervoer van goederen.<br />

Voor deze beide veren was een commissaris, ‘de commissaris voor het oude en<br />

nieuwe veer’ aangesteld. Daarnaast was hij ook enige tijd nog organist en klokkenist<br />

en opwinder van het stadshorloge. Al deze functies waren als bezuinigingsmaatregel<br />

in 1749 door het bestuur bij elkaar gevoegd maar dit bleek in praktijk<br />

niet haalbaar. De functie van commissaris van het oude en nieuwe veer was al druk<br />

genoeg. Elke dag behalve zondag moest hij ’s morgens om 4 uur aanwezig zijn bij<br />

vertrek van de boot en aan de schippers een lijst meegeven van de goederen die de<br />

vorige avond waren aangeboden.<br />

’s Middags moest hij van 5 uur tot 9 uur aanwezig zijn in het veerhuis om alle goederen<br />

voor Amsterdam in ontvangst te nemen en in het register van uitgaande<br />

goederen, met vermelding van adressant te schrijven.<br />

De schippers moesten ’s avonds om 9 uur komen kijken welke goederen waren<br />

aangeboden, zodat zij de volgende ochtend wisten hoe het schip te beladen. Als<br />

men door slecht weer niet kon uitvaren moest dit onmiddellijk aan de president<br />

burgemeester worden gemeld.<br />

Als er ijs lag en er twee weken niet gevaren kon worden, moest er afhankelijk van<br />

de hoeveelheid vracht één of twee keer per week met een wagen naar Amsterdam<br />

worden gereden. De stad betaalde de huur van de wagen. De vrachtprijs werd dan<br />

met 1/3 verhoogd.<br />

De schepen vertrokken ’s middags om 2 uur weer uit Amsterdam en de goederen<br />

die zij meenamen werden diezelfde avond nog thuisbezorgd. Op verzoek van de<br />

schippers op het oude veer, in 1752, wordt er ’s avonds een lantaarn op de lange<br />

brug gezet zodat zij makkelijker de haven kunnen vinden.<br />

Naast deze veren waren er ook veren op Haarlem, Alkmaar en Purmerend, deze<br />

schippers moesten de stad een afleggeld betalen voor dit recht. Wanneer men weer<br />

stopte kreeg men dat geld weer terug. De schipper van het veer op Haarlem had<br />

bijvoorbeeld ƒ 100.- betaald.<br />

In de loop van de achttiende eeuw waren er minder goederen te verschepen, ook<br />

al omdat de brouwer gestopt was.<br />

Ook bij het onderwijs was het bestuur nauw betrokken. Er waren twee scholen,<br />

de armenschool, waarvoor ouders geen schoolgeld hoefden te betalen en een<br />

school voor kinderen van beter gesitueerden. In 1774 was de onderwijzer van de<br />

school op het Noordeinde, de armenschool, gevraagd om op het stadhuis te komen<br />

werken.<br />

Het was een verhulde bezuinigingsmaatregel, want er waren door de economi-<br />

het bestuur van monniCkendam in de aChttiende eeuW<br />

sche neergang steeds minder inwoners waren en dus ook minder kinderen. Dit<br />

scheelde de betaling van 1 onderwijzer. De beide scholen werden samengevoegd<br />

en er kwam een ondermeester bij, die uiteraard minder verdiende. Twee jaar later<br />

bleek dat de samenvoeging geen succes was.<br />

De betalende ouders klaagden over het vele ongemak m.n. ongedierte, dat sommige<br />

arme kinderen bij zich droegen, bovendien was het zomers te vol en te benauwd<br />

in de school.<br />

Sommige ouders stuurden hun kinderen al naar Katwoude op school. Ook deze<br />

bezuiniging bleek geen verbetering en werd er weer een nieuwe schoolmeester<br />

benoemd.<br />

De angst voor brand was erg groot, begrijpelijk met al die open vuren in de huizen<br />

en het gebruik van kaarsen. Tegen brand waren altijd zoveel mogelijk maatregelen<br />

genomen.<br />

Sinds midden 17e eeuw was er al sprake van brandspuiten in Monnickendam.<br />

Voor het onderhoud had men een brandspuitschoonmaker in dienst. Toen deze in<br />

1751 overleed besloot men geen nieuwe meer te benoemen, maar het onderhoud<br />

door stadswerkers te laten doen. In de achttiende eeuw waren er drie brandspuiten.<br />

Bij het gebruiken van deze spuiten hadden zich grote problemen voorgedaan. Niemand<br />

had namelijk een duidelijke taak bij het blussen van een brand. Besloten<br />

werd duidelijk te omschrijven wat men moest doen bij brand en tweemaal per jaar<br />

te controleren of alles nog werkte en ook te oefenen. De eerste maal in mei en de<br />

tweede keer in september tijdens de kermis. Ook kwam een lijst van de burgers die<br />

dienst deden op de diverse brandspuiten en onder welke brandmeester men viel.<br />

Men kreeg een loden penning met aan de ene kant het stadswapen en aan de andere<br />

kant een G voor grote spuit, een N voor nieuwe spuit en een K voor kleine<br />

spuit. Dus als de brandklok luidde wist iedereen wat hij moest doen. De drie<br />

brandspuiten stonden over de stad verdeeld.<br />

De grote spuit stond op het Wezenland t.o. het weeshuis, de nieuwe spuit stond<br />

op het Zuideinde en de kleine spuit in de Wijde of 2e Molensteeg. Als het pompen<br />

van de brandspuit te zwaar werd mocht men met emmers gaan blussen. Degene<br />

die het eerste water in de brand kreeg ontving f. 25.- premie, veel geld als je bedenkt<br />

dat het dagloon in die tijd f. 1.- was.<br />

Als er brand was binnen de stad, bij de zaagmolens, het kruithuis en de huizen<br />

buiten de Zuiderpoort luidde alleen de brandklok. Bij brand buiten de stad zou<br />

de brandklok 20 slagen slaan en vervolgens de poortklok 20 slagen en dit voor iedere<br />

klok driemaal.<br />

De burgers in de stad moesten bij brand ’s nachts allemaal een lantaarn met een<br />

brandende kaars aan hun huis hangen. In 1785 was de kleine brandspuit versleten<br />

64 65


en volgens de brandspuitmaker een grote reparatie niet meer waard. Besloten<br />

werd een nieuwe brandspuit te kopen. Deze kostte ƒ 320.- en daar kwam nog ƒ 50.bij<br />

voor de wielen.<br />

Vuilnis vormde een groot probleem in de stad, niet dat men zo hygiënisch was,<br />

maar het was onpraktisch, iedereen gooide van alles op straat en in de grachten,<br />

daarbij moet je denken aan mest, slachtafval en as.Met allerlei voorschriften probeerde<br />

men de inwoners ertoe te krijgen hun vuilnis niet op straat, in haven of<br />

grachten te gooien. Met name de grachten werden hierdoor te ondiep en daardoor<br />

niet meer bevaarbaar, ook kon men bij brand er met de brandspuit geen water<br />

meer uit pompen. Al die verbodsbepalingen werkten toen evenmin als nu en men<br />

bedacht in 1744 eerst of iemand voor ƒ1.- per week, een douceurtje noemde men<br />

dat, de stad wilde schoonhouden, maar daar had niemand zin in. Vervolgens werd<br />

in 1745 iemand bereid gevonden voor ƒ 250- per jaar dagelijks een paard en wagen<br />

door de stad te laten rijden om het vuil bij de huizen op te halen en het buiten de<br />

stad bij de Zuider- en Noorderpoort te brengen. Later werd de plaats bij de Noorderpoort<br />

verplaatst om voor reizigers het zicht op de stad wat aangenamer te maken.<br />

De stank deed er blijkbaar niet zoveel toe. Voor het regelmatig uitdiepen van<br />

de grachten en haven moest men diepgeld betalen.<br />

Het belang van schoon water zag men wel in met name voor de bierproductie, de<br />

stadsboeren moesten ’s winters planken slaan rond opgeslagen mest, zodat geen<br />

mestwater in de grachten kon sijpelen.<br />

De relatie met Oranje<br />

De relatie met de erfstadhouder, de prins van Oranje was dubbel, aan de ene kant<br />

erkende men zijn autoriteit, aan de andere kant probeerde men hem letterlijk en<br />

figuurlijk buiten de poort te houden. De door god gezonden soeverein erkende<br />

men maar binnen de stad wilde men het zelf voor het zeggen hebben. Een stadhouder<br />

heeft in de achttiende eeuw tweemaal Monnickendam bezocht. De eerste<br />

keer Willem IV in 1747, toen hij op weg naar Enkhuizen bij de Noorderpoort aan<br />

land kwam. Daar werd hij ontvangen door de burgemeesters, er werden kanonsschoten<br />

gelost, het carillon speelde, maar de prins kwam niet in de stad.<br />

Bij het overlijden van deze prins in 1751 kreeg de vroedschap wel een dresscode<br />

voorgeschreven voor hun gang naar de kerk. Zij moesten gekleed gaan in zwarte<br />

laken rokken en vesten met saaien voering, gemonteerd met lakense knopen, geen<br />

knopen op de opgeslagen zakken, ‘pleureuses’ – zeg maar huildoekjes- aan de<br />

omslag van de mouwen, zwarte wollen kousen, leren schoenen,manchetten,<br />

het bestuur van monniCkendam in de aChttiende eeuW<br />

zwarte degens, poeder, pruiken<br />

en hoed. De dames mochten zelf<br />

bepalen wat passend was.<br />

Het tweede bezoek was van Willem<br />

V aan de stad in juli 1773. Van<br />

te voren had men vastgelegd hoe<br />

men dit bezoek moest organiseren,<br />

een heus draaiboek. En vervolgens<br />

werd van het bezoek zelf<br />

een verslag gemaakt in het resolutieboek.Door<br />

windstilte en laag<br />

water kwam de prins pas om half<br />

tien bij het Tolhuis, in wat nu Amsterdam<br />

noord, is aan.<br />

Vandaar ging hij per koets richting<br />

Monnickendam, waar hij om<br />

half twaalf aankwam. De president<br />

burgemeester en de schout<br />

hadden hem bij Broek in Waterland<br />

opgewacht. Nu stapte hij binnen<br />

de Broeker- of Nieuwe Poort<br />

uit de koets, daar stonden zeven<br />

meisjes, met elk in de linkerhand<br />

een speer en in de rechterhand een<br />

mandje met bloemblaadjes.<br />

Eerst bezocht hij de kerk. Op zijn<br />

wegdaarnaartoewerdendebloemblaadjes<br />

gestrooid. Bij zijn bezoek<br />

aan de kerk speelde het orgel.<br />

Vervolgens liep men, terwijl de<br />

klokken luidden, van de kerk tussen<br />

eerst het groene, dan het gele<br />

en dan het oranje vaandel van de<br />

burgerwacht door over de Kerkstraat<br />

naar het stadhuis. Door de burgerij waren erebogen gemaakt op deze route.<br />

Voor het stadhuis hield de president commissaris een toespraak, daarna werd de<br />

prins door de twee oudste schepenen naar de rechtbank gebracht, waar hij werd<br />

voorgesteld aan de schout de overige schepenen, de kerkraden van de gerefor-<br />

66 67


meerde kerk, de lutherse kerk, de doopsgezinde en de rooms- katholieke gemeente.<br />

Vervolgens werd buiten gekeken naar het voorbij marcheren van de gele en<br />

groene vaandels van de burgerwacht, begeleid door trompetters en pijpers. Dan<br />

volgde er een kleine wandeling over de Dam, de lange brug, de wijde steeg en vervolgens<br />

over het Noordeinde weer terug naar het stadhuis. Boven in de vroedschapskamer<br />

werden hem twee bijzondere voorwerpen getoond, de bonenzak,<br />

waarmee de burgemeesters verkiezingen werden gehouden en de keten van Bossu,<br />

veroverd op de Spanjaarden bij de slag op de Zuiderzee. Het laten zien van de<br />

bonenzak geeft duidelijk aan hoeveel belang men hechtte aan de onafhankelijke<br />

verkiezing van burgemeesters in de stad. Een wel heel gelukkig toeval wil dat zowel<br />

de zak als de keten nog steeds in Monnickendam zijn en wel in het Museum.<br />

Het stadswapen op deze zak is heel bijzonder, de monnik houdt in de ene hand<br />

zoals gebruikelijk een knots, maar in de andere hand een rozenkrans en dat is<br />

vreemd gezien het geldende geloof in die tijd.<br />

De prins heeft nog wat gegeten en gedronken en is om half twee weer vertrokken,<br />

voorafgegaan door de secretarissen, de burgemeesters en de stadsbodes tussen de<br />

burgerij richting Noorderpoort, waar de koets op hem wachtte. Afgesproken was<br />

dat de president burgemeester voor het eten zou zorgen en dat na vertrek van de<br />

prins men met het ‘overgeschotene’ zou natafelen. Er moet behoorlijk wat zijn<br />

overgebleven, want men heeft langdurig getafeld, men heeft de prins bedacht met<br />

een glaasje wijn en om negen uur ’s avonds is ieder weer naar huis gegaan.<br />

Einde oud regime<br />

Sinds het midden van de eeuw had de prins geprobeerd in de steden meer macht<br />

te krijgen en hadden de regenten zich daar met meer of minder succes tegen verzet.<br />

In Monnickendam probeerde de prins kandidaten voor de jaarlijkse verkiezing<br />

voor te dragen en de ene keer accepteerde men dat dan weer verzette men<br />

zich. Zoals in 1766 de vroedschap opmerkte dat de voorouders van de prins zich<br />

nooit met de benoemingen hadden bemoeid en bovendien de kandidaten niet<br />

persoonlijk kende. Men bedenkt dan een compromis, de stad stelt de kandidaten<br />

voor en de prins benoemt ze.<br />

De tweede helft van de 18 eeuw geven de verslagen in de resolutieboeken niet veel<br />

weer over de onrust die er toch geweest moet zijn in de stad. De economie verslechterde,<br />

er was oorlogsdreiging en in 1780 verklaarde Engeland de republiek de oorlog.<br />

Door de al ingezette verslechtering van de economie en de dramatisch afgelopen<br />

oorlog, honderden schepen werden door de Engelsen opgebracht, kwam de<br />

handel vrijwel stil te liggen. Veel inwoners van de republiek werden politiek be-<br />

het bestuur van monniCkendam in de aChttiende eeuW<br />

wuster. Het al een aantal jaren groeiende verzet tegen de regenten bracht een politisering<br />

opgang die ook Monnickendam niet onberoerd liet: de patriottentijd.<br />

Niet alleen de regenten wilden hun oude machtspositie terug, maar ook de gewone<br />

burgers wilden hun oude rechten en privileges weer terug.<br />

In het land escaleerde de situatie zodanig dat de Pruisen, hun koning was een<br />

broer van prinses Wilhelmina, de vrouw van Willem V Holland binnenvielen en<br />

de prins weer aan de macht kwam.Voor Monnickendam hield dat in, dat in 1788<br />

de prins in een brief meedeelde, dat hij ter voorkoming van verder onheil tussen<br />

de burgers en de regenten de patriottische regenten zou ontslaan en in hun plaats<br />

oranje gezinde zou benoemen. De hele stadsregering zou worden ontslagen, ook<br />

de schepenen.Hij zond hiertoe twee vertegenwoordigers naar de stad om namens<br />

hem alle regenten te ontslaan. De oude privileges, vrijheden en rechten bleven<br />

echter bestaan.De ontslagen regenten behielden hun plaatsen in de kerk.<br />

Er kwam nu een vroedschap van tien leden, w.o. wel weer vier burgemeesters, zeven<br />

schepenen en 2 secretarissen, allemaal oranjegezind.In de toekomst zouden<br />

nog vijf vroedschapsleden worden benoemd.Op dit moment zo zei de prins, waren<br />

er te weinig voldoende gekwalificeerde en de huidige constitutie toegedane<br />

personen, kortom oranjegezind, in de stad om meer vroedschapsleden te benoemen.<br />

Omdat er te weinig mensen waren om een boontrekking te houden liet de<br />

prins weten dat men hiervan geen gebruik meer hoefde te maken.<br />

Er kwam een nieuwe procedure voor het kiezen van de burgemeesters door de leden<br />

van de vroedschap, als vanouds komt men op de dag voor st. Laurens in de kerk<br />

en na de dienst gaat men naar het hoghe koor aan weerzijden in de banken zitten<br />

maar met nu geen stoelen maar een tafel in het midden waaraan de secretaris zit.<br />

Deze zal de keuze van de burgemeesters door de prins voorlezen. Vervolgens kan<br />

dan ieder lid zijn stem uitbrengen op de door prins genoemde kandidaat-burgemeeesters.<br />

Deze manier van kiezen was geen lang leven beschoren.De Franse troepen<br />

vielen in 1795 Holland binnen en met deze inval begon de Bataafse Republiek<br />

Er kwamen vertegenwoordigers van de Franse generaal Daandels in de stad.Deze<br />

stelden de stad voor de keuze ofwel men werkte mee, ofwel men werkte niet mee,<br />

maar dan zou de stad volgens oud oorlogsrecht worden geplunderd.De keuze was<br />

snel gemaakt, men werkte mee.<br />

De belangrijkste burgers, totaal zo’n 200 werden bijeen geroepen in de stadsdoelen<br />

om nieuwe regenten te benoemen. Er kwam een overgangsregering in de stad,<br />

alle posten zoals men zei, waren nu in handen van weldenkende vaderlanders en<br />

in het eerste resolutieboek van het nieuwe regime kwam in grote letters op de eerste<br />

bladzijde te staan; Mensch en Burger. Het oude systeem had afgedaan.<br />

68 69


Weezenland<br />

Door nieuwbouw aan de<br />

oostkant van het Weezenland<br />

werd ons nog een<br />

blik gegund op de<br />

prachtige 17e eeuwse<br />

bovengevels aan de<br />

overkant van deze straat.<br />

Zo zou het toenmalig<br />

Monnickendam er hebben<br />

uitgezien als we de kaart<br />

van De Witt/Blauw<br />

1860/80 bekijken.<br />

foto: Siem Koerse<br />

70 71


Monnickendamse jongens in het leger van Napoleon<br />

(1812)<br />

Ds. C.A.E. Groot<br />

Het is tweehonderd jaar geleden, dat Napoleon met een leger van 600.000 man<br />

Rusland binnentrok, om oorlog te voeren tegen Czaar (of Tsaar) Alexander.<br />

De historicus Adam Zamoyski heeft over deze veldtocht naar Moskou (juni-december)<br />

een dik boek geschreven. Ik citeer de omslag: ‘De invasie van Rusland en<br />

de verschrikkelijke terugtocht vanuit Moskou die daar op volgde, betekende militair<br />

vertoon en menselijke tragedie op kolossale schaal. Het eerste historische<br />

voorbeeld van een totale oorlog. De uitkomst van deze strijd is van grote betekenis<br />

geweest voor het verloop van de Europese geschiedenis.<br />

Napoleons Grande Armee, het grootste leger in de wereldgeschiedenis, had naast<br />

Franse, Spaanse, Portugese, Italiaanse, Poolse, Duitse, Kroatische, Zwitserse en<br />

Nederlandse soldaten in zijn gelederen. Napoleon joeg ze het uitgestrekte Rusland<br />

in, waar ze niet aan eten of water konden komen. Toen ze de Russen bij Moskou<br />

uiteindelijk tegenover zich vonden, volgde een veldslag die tot aan de Eerste<br />

Wereldoorlog zijn weerga niet kende. De ontberingen die de overlevenden daarna<br />

moesten doorstaan waren welhaast ondragelijk’ (1).<br />

Van het lezen van dit boek ben ik bepaald niet vrolijk geworden. De wreedheden,<br />

begaan door mensen tegenover mensen, waren weerzinwekkend. Wat soldaten<br />

deden om te overleven grenst aan het ongelooflijke. Maar soms waren er ook staaltjes<br />

van heldenmoed en menslievendheid die je met instemming leest.<br />

Geen van beide partijen kwam als overwinnaar uit de bus. Maar het koste in enkele<br />

maanden tijd, minstens een miljoen mensen het leven, tamelijk eerlijk verdeeld<br />

over de twee partijen. Er waren dagen dat er op één dag tien tot dertigduizend<br />

mensen omkwamen, door oorlogsgeweld, gebrek aan voedsel of door de<br />

barre kou van zo’ n 35 of meer graden Celsius onder nul. Bevriezingen en sneeuwblindheid<br />

waren het gevolg. Moreel verval, harteloosheid, egoïsme, kannibalisme,<br />

het zijn woorden waar een hele wereld achter schuil gaat, maar die uiterst<br />

reëel waren tijdens de barre tocht.<br />

Napoleons invasie van Rusland in 1812 is één van de meest dramatische episoden<br />

in de Europese geschiedenis. Grote reputaties stonden op het spel: die van Napo-<br />

72 73


leon en van tsaar (russisch voor ceasar, keizer, caeg) Alexander I. De strijd had vaak<br />

een verwarrend verloop. Na ieder treffen eisten beide partijen de overwinning op.<br />

Weliswaar hadden de Fransen de veldtocht verloren, maar er kon nauwelijks worden<br />

beweerd dat de Russen de overwinnaars waren.<br />

Napoleon Bonaparte Tsaar Alexander I<br />

74<br />

Hark Schonevelt<br />

Ik heb me in deze oorlog verdiept, omdat ook tieners en jonge mannen uit Monnickendam<br />

deel uitmaakten van het immense leger dat naar het Oosten is gemarcheerd.<br />

Eén van hen was Hark Schonevelt. Hoever hij is gekomen blijft onbekend.<br />

Vast staat dat hij één van de zeer<br />

velen is, die de barre tocht niet<br />

heeft overleefd.<br />

Hark was één van de 15.000 landgenoten<br />

die deel uitmaakte van de<br />

Grande Armee, dat in juni 1812 op<br />

weg ging naar dat uitgestrekte<br />

land in Oostelijk Europa. Van<br />

deze 15.000 soldaten hebben er<br />

niet meer dan 5 à 600 de tocht<br />

Napoleon in Rusland<br />

overleefd. Een deel van hen moest<br />

de rest van hun leven gehandicapt<br />

verder, omdat ze één of meer ledematen misten, veroorzaakt door oorlogshandelingen<br />

of bevriezingen. Anderen waren blind of hadden andere fysieke ongemak-<br />

ken opgelopen. En dan hebben we het nog maar niet over psychische schade, veroorzaakt<br />

door de verschrikkelijke beelden, die ongetwijfeld diep in hun geheugen<br />

waren achtergebleven.<br />

De Franse tijd<br />

In eerder verschenen jaarboekjes heeft wijlen dhr. Appel uitgebreid geschetst, hoe<br />

de aanwezigheid en de invloed van de Fransen in ons land vanaf 1795 is geweest (2).<br />

Hij noemt een groot aantal feiten en gebeurtenissen uit de Bataafse periode (1795-<br />

1805) en de periode van het koningschap van Lodewijk Napoleon (1806-1810).<br />

Mijn verhaal begint als de inmiddels tot keizer gekroonde Napoleon, op 8 juli<br />

1810, na het vertrek van zijn broer, de macht over de Bataafse Republiek naar zich<br />

toetrekt (3).<br />

Maar eerst wat informatie vooraf.<br />

Typering van de periode 1806-1813<br />

Ons land telde rond 1800 circa twee miljoen inwoners. Het merendeel daarvan<br />

woonde in het westen, met name in de provincie Holland, rond 1840 opgedeeld in<br />

Noord- en Zuid-Holland. Als gevolg van de Franse overheersing was er een uiterst<br />

slechte economische situatie ontstaan. De scheepvaart, handel, nijverheid en zeevisserij<br />

kwamen in een diepe malaise terecht, mede veroorzaakt, doordat veel<br />

jonge mannen opgeroepen werden<br />

voor oorlogsdoeleinden.<br />

Continentaal Stelsel<br />

Ook het Continentaal Stelsel speelde<br />

een belangrijke rol. Vanaf het Europese<br />

vasteland was elke vorm van<br />

Douaniers<br />

handel met Groot-Brittannië verboden.<br />

Kon er tijdens de periode van<br />

Lodewijk Napoleon nog behoorlijk worden gesmokkeld, toen ons land in 1810 bij<br />

het Franse keizerrijk werd ingelijfd, werd dat, door de komst van een groot leger<br />

douaniers, vrijwel onmogelijk. In alle kust- en grensplaatsen van ons land werden<br />

deze douanebeambten gestationeerd. Ze hadden veel bevoegdheden, zoals controles<br />

bij de poorten of een onverwacht huisbezoek om bv. kelders en zolders te<br />

inspecteren.<br />

Armoede<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Vooral in het westelijk deel van ons land heerste enorme armoede. De steden hadden<br />

te maken met grote groepen bedeelden. Het aantal bedelaars nam toe en dief-<br />

75


stallen, waar ook veel kinderen bij betrokken waren, kwamen veelvuldig voor. In<br />

maart 1810 werd in Monnickendam een zekere Anna Schouten aangehouden. Ze<br />

was 70 jaar en probeerde al zwervend te overleven door zwavelstokken te verkopen.<br />

Waar ze vandaan kwam blijft onduidelijk.<br />

Tiërciering<br />

Naast het Continentaal Stelsel had ook de zogeheten tiërciering voor een geweldige<br />

achteruitgang gezorgd. Vanwege een torenhoge staatsschuld van circa 1 miljard<br />

gulden, werd er vanaf 1810 nog maar een derde van de rente op staatsobligaties<br />

uitbetaald. En dat had grote gevolgen voor bijvoorbeeld de armen- en wezenzorg.<br />

Het onderhoud van de Franse soldaten en nieuwe belastingmaatregelen, ze legden<br />

een zware druk op het leven van rijk en arm.<br />

Trieste periode<br />

Geen wonder dat deze periode als deprimerend, triest en troosteloos werd ervaren.<br />

Er was sprake van verval in de steden (geen of weinig geld voor onderhoud of<br />

vernieuwing van huizen en gebouwen), een hoge sterfte, gekoppeld aan de reeks<br />

oorlogen die Europa, door toedoen van Napoleon, teisterden. Huwelijksontbindingen<br />

en zelfmoorden namen toe en het aantal vondelingen en verlaten kinderen<br />

nam dramatische vormen aan.<br />

De economische problemen die gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw<br />

al aan de oppervlakte waren gekomen, werden nu in volle omvang zichtbaar en<br />

verscherpten zich. Vooral de scheepvaart, visserij en handel en aan de handel gerelateerde<br />

takken van nijverheid hadden zeer te lijden onder de vrijwel permanente<br />

staat van oorlog. Werkeloosheid en hoge voedselprijzen waren het gevolg.<br />

Iedereen moest maar zien te overleven.<br />

Conscriptie<br />

Vooral de invoering van de dienstplicht zorgde voor veel onrust. Tot aan de Franse<br />

tijd (1795-1813) kende de Republiek geen eigen nationaal leger. Als er al sprake<br />

was van een leger, dan bestond dat uit beroepssoldaten van meest Duitsers en<br />

Zwitsers, die daartoe werden ingehuurd.<br />

Dienstplicht was in de Republiek onbekend. Onze voorouders dachten voornamelijk<br />

defensief. Aanvalsoorlogen waren niet aan de orde. Verweer en verdediging<br />

vonden eeuwenlang plaats vanuit versterkte huizen, burchten en kastelen, waarvan<br />

ons land er nog heel wat heeft.<br />

Maar toen de Fransen het in de Bataafse Republiek voor het zeggen kregen, veranderde<br />

de situatie. Napoleon dacht offensief en was uit op alleenheerschappij<br />

76<br />

over Europa. Daarvoor waren veel<br />

soldaten nodig. Het systeem van<br />

huurlegers was voor zijn veroveringsdrift<br />

ontoereikend. De oorlogshandelingen<br />

onder Napoleon<br />

waren massaslachtingen, met zeer<br />

grote veldlegers die tegenover elkaar<br />

stonden.<br />

Daarom koos hij in 1798 voor het<br />

zogeheten conscriptie-stelsel. Dat<br />

hield in dat, uit de landen waar hij<br />

het voor het zeggen had, jonge<br />

mannen tussen de 20 en 25 jaar<br />

werden opgeroepen om verplicht<br />

te dienen in zijn legers.<br />

De invoering van dat conscriptiesysteem<br />

in de Republiek verliep in<br />

fasen. Het begon met de vorming<br />

van de Bataafse Armee van zo’n<br />

30.000 manschappen. Maar toen<br />

eerst Lodewijk Napoleon en vanaf<br />

1810 Napoleon zelf de zeggenschap in ons land hadden, werd dat steeds meer gestructureerd.<br />

De uitvoering was opgedragen aan de Franse bestuurders van de<br />

verschillende departementen waarin ons land was verdeeld (4). Zij moesten een<br />

van te voren bepaald aantal militairen leveren.<br />

De werving van manschappen ging via een lotingssysteem. Wie ingeloot was, kon<br />

echter een remplaçant (vervanger) sturen. Dat kostte uiteraard geldt, dus profiteerde<br />

vooral de rijkere klasse van dit systeem. Daar kwam nog iets bij. Los van het<br />

levensgevaar dat aan het vervullen van de dienstplicht was verbonden, was het<br />

voor de hogere standen en voorname burgers onaanvaardbaar, dat hun zonen als<br />

soldaat zouden moeten dienen, samen met lieden van een lage stand. Het leefpatroon<br />

van de pauper uit de stad of van het platteland en dat van de deftige jonge<br />

mannen was zo verschillend, dat een gemeenschappelijk verblijf in een soldatenonderkomen<br />

ondenkbaar was.<br />

Onrust en protest<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Het mag duidelijk zijn dat de conscriptie bepaald niet met gejuich werd ontvangen.<br />

Integendeel, hij werd aan alle kanten gesaboteerd en zorgde nogal voor wat<br />

onrust.<br />

77


In een pamflet getiteld ‘Klagt eener Vlissingsche Moeder’ uit januari 1806 schrijft<br />

een onbekende scribent, die de gang van zaken rond het fenomeen conscriptie<br />

hartstochtelijk betreurde ‘dat haar zoonen en die van haar stadgenotes daardoor<br />

het slachtoffer zouden worden van de hatelijke vreeselijke Conscripte die elk Jon-<br />

Loting<br />

geling in gevaar bracht van als Soldaat het jeugdige leven te verliezen’. En dat het<br />

beter was ‘in eenen roemvolle opstand te sneuvelen dan als slaaf ver van hier’ (5).<br />

Deserteurs<br />

Voor onze, op vrijheid ingestelde, landgenoten was de conscriptie een dwangmaatregel,<br />

waar velen onderuit probeerden te komen. Van alles werd er gedaan<br />

om de gehate dienstplicht te ontlopen. Er werden schijnhuwelijken aangegaan.<br />

Sommige dienstplichtigen verminkten zichzelf door bv. een vinger of een deel<br />

daarvan af te snijden/hakken, waardoor ze geen geweer konden bedienen. Anderen<br />

wendden een lichamelijk gebrek voor, soms ondersteund door een ‘geneeskundig<br />

rapport’.<br />

Meest voorkomend was echter het geen gehoor te geven aan een oproeping- of<br />

vertrekbevel.<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Sommigen weken uit naar een ander land of doken onder. Desertie kwam veel<br />

voor. De burgemeesters moesten onderzoek doen naar mogelijke verblijfplaatsen<br />

van deserteurs. Bij het opsporen van de jongens werden de ouders vaak onder<br />

druk gezet en moesten ze een boete betalen. Was de persoon in kwestie overleden<br />

dan moest dat bewezen worden. Bij de opsporing werd, heel slim, de bevolking<br />

ingeschakeld. Gedreigd werd namelijk dat mannen die vrijgeloot waren, alsnog<br />

opgeroepen zouden worden om de plaats van de deserteurs in te nemen. En omdat<br />

niemand daar behoefte aan had, was een kliksysteem geboren! Desondanks bleven<br />

heel wat lotelingen‘vermist’ (6).<br />

Economische gevolgen<br />

Het conscriptie-stelsel had ook economische gevolgen. Immers de lotelingen waren<br />

vaak kostwinner in het gezin of de familie. Geen wonder dus dat, zoals ik eerder<br />

opmerkte, handel, nijverheid en visserij zienderogen achteruitging, vanwege<br />

het gebrek aan arbeidskrachten.<br />

Weeskinderen en bedeelden<br />

Een nieuwe ontwikkeling deed zich voor tijdens de regering van koning Lodewijk<br />

Napoleon.<br />

Hij was begaan met het lot van weeskinderen. Op 5 september 1808 verbood hij<br />

het dragen van veelkleurige kleding van wezen, want dat zou alleen maar stigmatisering<br />

in de hand werken. Ook moest het welzijn van deze kinderen bevorderd<br />

worden. Ze moesten goed te eten krijgen, waaronder ook vleesspijzen en gezondheid<br />

op doen door zoveel<br />

mogelijk te wandelen, zowel<br />

binnen als buiten de<br />

stad.<br />

Maar er zat een addertje onder<br />

het gras. In een schrijven<br />

van 22 september 1806<br />

kregen de lokale bestuurders<br />

en regenten van weesen<br />

armhuizen en andere gestichten<br />

die uit ‘publieke<br />

fondsen’ werden gefinancierd,<br />

de idee ter overweging, dat er in hun tehuizen zich jongens moesten bevinden<br />

‘welke uyt hoofde van hunne jaaren en lighaamsgestel geschikt zouden zijn<br />

om hun land te dienen’. Deze jongens zouden ‘alleen het aanvuuren van eene betamelijke<br />

geestdrift behoeven om liever onder de Verdedigers van het vaderland<br />

78 79


te worden opgeschreven, dan tot last van gemelde huijzen te blijven, welke door<br />

omstandigheden reeds zo zeer zijn gedrukt’.<br />

Het bleef echter niet bij een ‘idee’, want de prefect van het Departement Amstelland<br />

– Mollerus – eiste vervolgens niet alleen dat de bestuurders en opzichters een<br />

wervende oproep in de godshuizen zouden doen, maar bovendien dat zij ‘ten<br />

spoedigste eene opgave van alle subjecten, welke daartoe in aanmerking zouden<br />

komen aan het Ministerie zouden inzenden, zodat nader over derzelver plaatsing<br />

in de Armee kon worden beslist’.<br />

Een maand later verviel de ‘vrijblijvendheid’ en werd het dienstnemen voor de<br />

jongens in zowel de in de openbare als in de bijzondere gestichten verplicht gesteld<br />

(7).<br />

Reacties in het land<br />

Deze verplichting riep verontwaardigde reacties op, waardoor 15 oktober 1806 een<br />

nieuw rondschrijven werd verstuurd met de mededeling, dat de koning ‘geenszins<br />

van intentie was om een geforceerde krijgsdienst in te voeren’. Dienstnemen<br />

zou alleen op basis van vrijwilligheid gebeuren. De jongens uit de wees- en armhuizen<br />

die inmiddels al naar verschillende legeronderdelen waren gebracht,<br />

mochten, desgewenst, naar huis terugkeren. En daar werd dankbaar gebruik van<br />

gemaakt.<br />

Nieuwe ontwikkelingen<br />

Er zijn tussen 1806 en 1813 allerlei ontwikkelingen geweest rondom het ronselen<br />

van kinderen van bedeelden en weeskinderen. Ook het stadsbestuur van Monnickendam<br />

kreeg er mee te maken. Op 15 september 1808 wordt een schrijven van de<br />

Landdrost beantwoord, n.a.v. een Koninklijk decreet van de 29e juli 1808, waarin<br />

wordt bevolen om een bijzondere administratie in te richten met de naam ‘Pupillen<br />

des Konings’. Onder dit bestuur zullen alle welgeschapen mannelijke weeskinderen<br />

vallen die ten laste komen van de staat of van het algemeen. Ze zullen op<br />

grond van hetzelfde decreet worden opgevoed en ‘aangekweekt’ tot soldaten en<br />

zeelieden. Verzocht wordt om een juiste opgave van het aantal kinderen dat op kosten<br />

van het publiek wordt grootgebracht. Aldus gebeurde en in Monnickendam<br />

moet stadschirurgijn Schmidt bekijken of de jongens zonder gebreken zijn (8).<br />

Opnieuw bleven protesten niet uit. Een voorbeeld. In een pamflet met de titel:<br />

‘Droevige klagt van een Aalmoeseniers-Weeskind’ uit december 1808 schrijft de<br />

scribent: ‘Hij (bedoeld wordt koning Lodewijk) die zich onzen Koning noemt en<br />

ons Vaderland overheerscht, waarna zijn plan om de weesjongens tot moordenaars<br />

van onze medemenschen te maken...’<br />

Protest in Monnickendam blijft uit<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Terwijl in meerdere plaatsen van ons land allerlei protesten en opstandjes plaatsvonden,<br />

bleef het in Monnickendam stil. Misschien kwam dat wel vanwege het<br />

‘economisch’ voordeel. Het vertrek van zoveel jongens betekende immers een lastenverlichting<br />

van de armenzorg die overbelast was en van het weeshuis dat overvol<br />

was.<br />

Geen reactie van de Kerken<br />

Ik heb de notulen van de Kerkenraad van de Gereformeerde gemeente over de periode<br />

1806-1813 doorgenomen, maar kwam over de kwestie van de weeskinderen<br />

en bedeelden, die voor Franse dienst waren opgeroepen, geen enkele notitie tegen.<br />

De heren waren te druk met vooral allerlei binnenkerkelijke zaken.<br />

Het zou me echter niet verbazen als de Monnickendamse Kerkenraad net zo dacht<br />

als de Barneveldse dominee Speelman. Hij trachtte in die jaren, met allerlei argumenten,<br />

de jonge mannen te troosten, die door de Franse conscriptie getroffen<br />

waren en schrijft o.a. ‘gehoorzaamheid en onderwerping is voor u hoogst belangrijk<br />

en Gode alleen welbehagelijk. Wanneer het lot der opschrijving (loting) u<br />

moge treffen en gij kunt u, indien gij dit anders verkiezen mogt, op geene gewettigde<br />

wijze daarvan ontslaan, dan is gehoorzaamheid en bedaarde onderwerping<br />

uwe zaak. Daar gij door tegenstreving en pogingen om u, ware het mogelijk, te<br />

onttrekken, u zelven en de uwen nutteloos vele ongelegenheden en verdrietigheden,<br />

die gij dan geheel aan u zelven en aan uw verkeerde redeneringen zoudt te<br />

wijten hebben, veroorzaken zoudt’. En zo gaat het betoog van deze predikant nog<br />

een tijdje door (9).<br />

Respect voor de overheid?<br />

Het zal een deel van onze lezers niet onbekend zijn, dat in de kerken van de Reformatie,<br />

respect voor de overheid altijd een belangrijk item is geweest. Men beriep<br />

zich op een woord van de apostel Paulus in Rom.13:1 ‘Ieder mens moet zich<br />

onderwerpen aan de overheden die boven hem staan. Want er is geen overheid dan<br />

door God en die er zijn, zijn door God gesteld’.<br />

Men was het er ook wel over eens dat, bij een aanval van een vreemde mogendheid,<br />

zelfverdediging van het land niet alleen geoorloofd, maar geboden was. Echter,<br />

de oorlogen van Napoleon waren aanvalsoorlogen, met als doel om volken en naties<br />

onder een eenhoofdige leiding te krijgen. En dat ging gepaard met het onnodig<br />

verlies van duizenden, tienduizenden mensenlevens! Daarom was een duidelijke<br />

stellingname op z’n plaats geweest, maar bleef in kerkelijk Monnickendam<br />

helaas achterwege!<br />

80 81


Reacties elders in het land<br />

Bleef het in Monnickendam stil, elders in het land was er wel degelijk sprake van<br />

(verontwaardigde) reacties over de gang van zaken onder de keizerlijke heerschappij.<br />

Vooral de uitvoering van de conscriptiewetgeving riep veel weerstand op. Er<br />

bestond zowel een theologische als humanitaire aversie tegen het voeren van oorlog.<br />

Maar ook practische aangelegenheden speelden een rol. Immers, de Burgerlijke<br />

Stand moest nog op gang komen en dat betekende, dat de predikanten de<br />

doopboeken moesten doorbladeren en de namen noteren die werden opgevraagd.<br />

Administratieve rompslomp dus. Daar kwam bij dat, voor de loting en de keuring<br />

van de aanstaande dienstplichtingen, de kerk werd gebruikt. Daartoe was een bewakingsapparaat<br />

opgezet waar o.a. de schutterij bij betrokken was. Kortom, er<br />

kwam heel wat bij kijken.<br />

Scheiding tussen kerk en staat?<br />

Het leek er op dat er, door de omwenteling in 1795, een duidelijke scheiding was<br />

gekomen tussen Kerk en Staat. Niet dus. In september 1811 kregen de Utrechtse<br />

predikanten te horen dat ‘het één der eerste plichten van de leraren der onderscheidene<br />

godsdienstige genootschappen was, de souverain (de keizer dus) te<br />

doen eerbiedigen en de gehoorzaamheid aan de wetten te prediken, terwijl zij van<br />

hun invloed gebruik moesten maken om de conscrits aan te sporen tot onderdanigheid’.<br />

Om te controleren of de heren zich hier aan zouden houden, moesten zij<br />

bij de burgemeester de afschriften van hun preken inleveren!<br />

Toenemend protest<br />

Naarmate de tijd verstreek werden de protesten niet minder, integendeel. Toen<br />

er in de eerste vier maanden van 1812, kort na elkaar, allerlei lichtingen dienstplichtigen<br />

werden opgeroepen ter voorbereiding van de oorlog tegen Rusland,<br />

waren de protesten niet van de lucht. Sommigen weigerden om nog langer doopbewijzen<br />

aan de dienstplichtigen af te geven.<br />

Anderen kritiseerden in woord of geschrift de keizerlijke dictatuur en de slechte<br />

maatschappelijke en economische situatie waarin Nederland zich bevond.<br />

Wel even anders dus dan in Monnickendam.<br />

Niet vreemd dus dat van hogerhand een bericht naar de stadsbestuurders werd<br />

gestuurd,om er op toe te zien, dat het bij de conscriptie ordelijk zou toegaan. Er<br />

moest voor worden gewaakt dat de jongelui, die voor de loting waren opgeroepen,<br />

zich niet aan overmatig gebruik van spiritualiën te buiten zouden gaan en zich,<br />

als gevolg daarvan, op de meest wanorderlijke wijze langs de straten zouden<br />

voortbewegen. Daarom moesten herbergen die zich in de nabijheid van de verza-<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

melplaats van de conscrits bevond, worden bewaakt. De herbergiers kregen te horen<br />

dat zij de eerste waren die er voor moesten zorgen, dat degenen die veelvuldig<br />

hun café bezochten, zich niet aan buitensporigheden zouden overgeven. Politiedienaren<br />

moesten niet alleen behoorlijk surveilleren, maar ook tactvol weten op te<br />

treden, want het was nogal eens voorgekomen dat wanordelijkheden te wijten waren<br />

aan de onhandige, brutale manier waarop de dienaren hun taak opvatten.<br />

Nieuwe oproep van conscrits<br />

Op 12 juni 1809, vaardige Lodewijk Napoleon een maatregel uit, die duidelijk lijkt<br />

te maken, waarom men de gezondheid van weeskinderen zo belangrijk vond. De<br />

politieke en militaire aspiraties van zijn broer Napoleon maakte het noodzakelijk,<br />

dat diens legers voortdurend werden aangevuld. Daarvoor waren soldaten uit alle<br />

delen van het Keizerrijk nodig. Weesjongens boven de 16 jaar werden opgeroepen<br />

voor militaire dienst. Degenen die geschikt werden bevonden, zouden hun opleiding<br />

krijgen in het etablissement van Koninklijke kwekelingen te ’s Gravenhage.<br />

Ook nu werd door de bestuurders en regenten van Monnickendam zonder enig<br />

protest, aan de oproep voldaan. Op 21 juni 1809, wordt een lijst samengesteld van<br />

jongens tussen de zestien en twintig jaar, die in aanmerking komen om ‘opgezonden’<br />

te worden.<br />

01 Gerrit Nieuwenhuis, 22 jaar, zoon van Dirk Nieuwenhuis en Maritje Vreling<br />

02 Roelof Verkuijl, 23 jaar, zoon van Willem Verkuijl en Trijntje Waijer<br />

03 Hark Schoneveld, 16 jaar, zoon van Benjamin Schoneveld en Anna Barnar<br />

04 Jan Komen, 20 jaar, zoon van Gerrit Komen en Geertje Jans<br />

05 Lucas Mol, 18 jaar, zoon van Cornelis Mol en Lijsbet Lucas<br />

06 Harmanus (Hein) Donker, 22 jaar, zoon van Gerrit Donker en Neeltje van<br />

Eggen<br />

07 Jan Spekker, 21 jaar, zoon van Arend Spekker en Lijsbet Meijer<br />

08 Dirk Krumpelman, 18 jaar, zoon van Barend Krumpelman en Lijsbet van<br />

Dulmen<br />

09 Harmanus Knikker, 21 jaar, zoon van Tames Knikker en Klaasje Siepersma<br />

10 Klaas Martens, 17 jaar, zoon van Jan Martens en Maretje Kroes<br />

11 Jacob Hoppe, 17 jaar, zoon van Jochem Hoppe en Grietje Wulk<br />

12 Johannes Fris, 19 jaar, zoon van Jacob Jansz Fris en Grietje Cornelis Hulst.<br />

13 Jan Klerk, 18 jaar, zoon van Klaas Klerk en Lammertje Barnar<br />

14 Hendrik Beuneker, 16 jaar, zoon van Klaas Beuniker en Metta U.D. Gastman<br />

15 Reindert Swart, 17 jaar, zoon van Willem Zwart en Aaltje Kool<br />

16 Klaas Sijmonsz Groot, 17 jaar, zoon van Sijmon Groot en Aagje Bruijn<br />

82 83


De eerste dertien zijn jongens, waarvan één of beide ouders gealimenteerd werden.<br />

Nummer 14 had geen ouders meer en werd door de Lutherse armenzorg onderhouden.<br />

De laatste twee jongens kwamen uit het weeshuis. Ook hun ouders<br />

waren overleden.<br />

Niemand wil vrijwillig in Franse dienst<br />

Op 9 juli 1809’s morgens om half twaalf, waren deze jongens, samen met hun ouders,<br />

aanwezig op het stadhuis voor een buitengewone vergadering. De president<br />

memoreerde dat het ging om jongens en hun ouders die tot de zogeheten bedeelden<br />

behoren. Toen de president vervolgens de vraag stelde ‘of zij genegenheid<br />

hadden, om in de koninklijke kweekschool te worden opgenomen, hebben zij allen<br />

een weigerend antwoord gegeven, waarna de President hen wel ernstig onder<br />

het oog heeft gebragt dat zij zich in alle gevallen als ordentelijke en ijverige jongelingen<br />

zouden hebben te gedragen, ten einde door hunne vlijt en arbeid zoo<br />

veel mogelijk te zorgen dat hunne ouders geene uitdeelingen van Armenfondsen<br />

zouden behoeven, en tevens herinnerende dat een als nu de gelegenheid wierd<br />

aangeboden, om door een roemrijke loopbaan hun toekomstig geluk te volmaken<br />

en waar omtrend den president de sterkste aandrang bezigde, om hen daar toe aan<br />

te moedigen’.<br />

Een dag later wordt aan de landdrost gemeld dat ‘terwijl wij met opzigte tot het<br />

encouragement van andere jongelingen, de ouders en kinderen der gealimenteerden<br />

voor ons hebben ontboden en aan dezelve op eene gepaste wijze zijn Majesteits<br />

Intentie ten dezen aanzien hebben kenbaar gemaakt, zonder dat wij tot op heden<br />

enige reusite (goede afloop, caeg) hebben kunnen obtineeren (verkrijgen, caeg)<br />

daar zij allen hebben verklaard ongenegen te zijn hen vrijwillig aan te bieden’.<br />

De onderstreping staat in de brief.<br />

Op transport naar Utrecht<br />

Op 2 augustus komt een brief van de landdrost ter sprake waarin hij opdracht<br />

geeft om de genoemde zestien jongelingen voor het Koninklijk Etablissement van<br />

Militaire kwekelingen naar Utrecht over te brengen. Een tussenstation want Den<br />

Haag was het uiteindelijke doel. Onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur<br />

en in het bezit van hun doopbewijs moesten de jongens naar Utrecht worden<br />

gebracht. Niet in militaire maar in ‘politieke’ kleding. Gewone kleren dus. In<br />

Utrecht moeten ze aan de militaire commandant worden overgedragen. Het<br />

stadsbestuur moet er voor zorgen ‘dat het transport op een zagtzinnige en allessints<br />

gepaste wijze geschiede’ en daarna de landdrost verslag uitbrengen. De regenten<br />

van het Gereformeerd weeshuis en huiszittende huis en ook de armen-<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

voogden van de Lutherse gemeente worden van deze brief op de hoogte gesteld.<br />

Aldus gebeurt. Begin augustus 1809 vertrekt de groep, onder begeleiding van Pieter<br />

Kous Bos, regent van het weeshuis, een diaken van de Gereformeerde gemeente<br />

en een armenvoogd van de Lutherse kerk, naar Utrecht. Hoe het vervoer heeft<br />

plaatsgevonden, wordt niet vermeld, maar het zal wel per boot zijn geweest, via<br />

Amsterdam.<br />

Terug naar Monnickendam!<br />

Maar dan gebeurt er wat vreemds. Op acht augustus van dat jaar schrijft de secretaris<br />

van het stadsbestuur, Cornelis Mars‘ dat op laatstleden vrijdagavond de bij<br />

die aanschrijving genoemde jongelingen onder geleijde van drie heeren regenten<br />

van onderscheijdene armen behoorlijk na Utrecht zijn opgezonden en aldaar in<br />

conformiteit van gemelde aanschrijving zijn overgeleverd. Wij hebben echter bij<br />

retour van gemelde Commissie ontwaard dat slegts negen van de zestien jongelingen<br />

zijn aangenomen en zeven derzelve, met name Roelof Verkuijl, Dirk Krumpelman,<br />

Harmanus Knikker, Jacob Hoppe, Johannes Fris, Hendrik Beuniker en<br />

Jan Komen met gemelde commissie zijn teruggekeerd’.<br />

Afgekeurd?<br />

Wat is er gebeurd? Waren ze onderweg gedeserteerd? Nee. Vermoedelijk zijn deze<br />

zeven jongens niet goed genoeg bevonden om als militair opgeleid te worden. Mogelijk<br />

had dat te maken met hun lengte (1.55 mtr. of minder) ,want veel jongeren en<br />

ouderen waren in die fase van de geschiedenis klein van stuk en daarmee ongeschikt<br />

voor het zware werk in een leger. Ze kunnen ook ziek zijn geweest, een handicap<br />

hebben gehad of een zwakke gezondheid. Allemaal zaken waar verderop in de negentiende<br />

eeuw goed naar gekeken werd, zoals de militieregisters laten zien.<br />

Erzijnduszevenjongensteruggekomen.Hoehetverdermethenisgegaan,vertellen<br />

ons de registers van de Burgerlijke Stand van Monnickendam.<br />

* Harmanus Knikker, overleden op 21 december 1857, is op 25 augustus 1833 getrouwd<br />

met weduwe Huibertje de Graaf.<br />

* Jacob Hoppe, overleden op 5 augustus 1831, is op 8 september 1822 getrouwd met<br />

Lena Margaretha Rieman.<br />

* Johannes Fris, overleden op 24 september 1851, is op 14 april 1822 getrouwd met<br />

weduwe Wilhelmina Scheeve.<br />

* Roelof Verkuijl, overleden op 17 mei1841, trouwde op 8 mei 1814 met Maritje<br />

Greuter.<br />

* Klaas Martens, overleden 2 november 1852, trouwde op 9 april 1820 met Pietertje<br />

Gerrits Stroman.<br />

84 85


Een huwelijk en/of overlijden in Monnickendam van Jan Komen, Dirk Krumpelman<br />

en Hendrik Beuniker wordt niet vermeld. Waarschijnlijk hebben ze op enig<br />

moment de stad verlaten.<br />

Jan Klerk gedeserteerd?<br />

Op 25 april 1811 komt er bij het stadsbestuur een brief binnen van de heer van den<br />

Broek uit Haarlem, majoor van het 126e regiment infanterie, dat fuselier Jan Klerk<br />

van de lichting 1808 gedeserteerd zou zijn. Dat bleek echter niet het geval. Hij bevond<br />

zich, volgens ingewonnen informatie, op de kanonneerboot nr. 129.<br />

Jan Eggers<br />

Er zijn verschillende jongens uit Monnickendam, waarvan onbekend is wat er van<br />

hen is geworden. Zoals Jan Eggers bijvoorbeeld. Hij is op 29 november 1785 in Amsterdam<br />

geboren, maar op 7 september 1788 in Monnickendam gedoopt, een zoon<br />

van Neeltje Winkes. In een brief wordt gemeld, dat hij sinds 1810 krijgsgevangene<br />

is in Engeland. Sindsdien heeft zijn moeder niets meer van hem vernomen.<br />

Harmanus Donker<br />

Ook Har(manus) Donker, gedoopt op 16 december 1787 als zoon van Gerrit Jacobs<br />

Donker en Neeltje van Eggen, de laatste uit Purmerend, is niet teruggekeerd. In<br />

een acte, opgemaakt door notaris Age Volkerse nr. 2187 d.d. 23 september 1817,<br />

vanwege de verkoop van een huis, staat de zinsnede: ‘ voor de zoon der eerste (bedoeld<br />

wordt Gerrit Donker) en broeder der laatste comparant (bedoeld wordt Maretje<br />

Donker) van welke men, als in Fransche Krijgsdienst opgenomen, in lange<br />

niets heeft gehoord’. We kunnen er vanuit gaan dat Harmanus Donker op dat moment<br />

niet meer in leven was.<br />

Vermoedelijk zullen er in het Notarieel-<strong>archief</strong> na 1813 wel meer van dit soort notities<br />

voorkomen.<br />

Jan Vlugt en Cornelis Hardebeek<br />

Over deze twee jongens uit het weeshuis het volgende:<br />

Jan Vlugt, geboren 24 augustus 1792, zoon van Willem Vlugt en Aaltje Philippus<br />

Peet is 12 augustus 1811 in keizerlijke dienst gegaan. In 1814 is hij vertrokken, in<br />

dienst van zijne Majesteit de koning (WillemI) naar Oostindie. Hij had toen de<br />

rang van korporaal.<br />

Cornelis Hardebeek is via Alkmaar, op 13 november 1811 in keizerlijke dienst terechtgekomen.<br />

Evenals Jan Vlugt, is ook hij in 1814 als militair in Koninklijke<br />

dienst naar Oost-Indië vertrokken.<br />

Deze jongens hebben dus de tijd in Franse dienst wel overleefd.<br />

Hark Schonevelt<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Over één van de jongens, die in het leger van Napoleon zijn opgenomen, valt wat<br />

meer te vertellen: Hark Schoneveld (z’n naam wordt wisselend met een t of een d<br />

geschreven, soms ook met twee o’s). Hij is een telg uit een oud Monnickendams<br />

geslacht, waarvan de wortels teruggaan tot circa 1600 (zie bijlage 1).<br />

Hark, gedoopt in de Gereformeerde gemeente op 17 februari 1793, is de zoon van<br />

Benjamin Harks Schooneveld en diens tweede vrouw Annaatje Jans Barnar. Vader<br />

Benjamin was nachtwacht en woonde eerst op het Weezenland, daarna (maart<br />

1805) op het Zonnepad.<br />

Uit zijn eerste huwelijk met Neeltje Pieters Decker had hij drie kinderen en uit<br />

het tweede huwelijk werden, naast Hark, nog een Jan en Dirk Schoneveld geboren,<br />

respectievelijk in 1796 en 1798.<br />

Hark was veertien jaar toen zijn vader op 22 december 1807 werd begraven. Zijn<br />

moeder Anna is op 5 december 1827 gestorven, maar dat heeft hij niet meegemaakt.<br />

Uit het vervolg zal blijken dat Hark deel uit maakte van het leger van Napoleon<br />

dat in de zomer van 1812 naar Rusland is vertrokken.<br />

Gewonde soldaat<br />

Rusland 1812<br />

In het voorjaar van 1812 formeerde keizer Napoleon<br />

rond Dresden een leger van zo’n 600.00 man,<br />

samengesteld uit Fransen (minder dan de helft) en<br />

verder uit allerlei nationaliteiten, waaronder, als<br />

vermeld, zo’n 15.000 Hollanders. Een deel van hen<br />

was ingedeeld bij de pontonniers, de mannen die<br />

verantwoordelijk waren voor het bouwen van<br />

bruggen bij een overtocht over water.<br />

Op 27 juni stak dat immense leger de Russische<br />

grens over en bezette midden september 1812<br />

Moskou, waar Napoleon zijn residentie vestigde<br />

in het Kremlin.<br />

86 87


Napoleon in het Kremlin<br />

Op 18 september brak er in die<br />

stad een grote brand uit. Het leger<br />

van Napoleon begon aan de<br />

terugtocht, maar door een ongewoon<br />

strenge winterkou leed<br />

de armee zeer grote verliezen,<br />

niet alleen veroorzaakt door de<br />

Terugtocht<br />

kou overigens, maar ook door<br />

gebrek aan voedsel. Daarnaast<br />

waren er aanvallen van Russische zijde. Vooral de Kozakken deden van zich spreken,<br />

waardoor het aantal gesneuvelden alsmaar toenam.<br />

Brief van Hark Schonevelt uit Polen<br />

Als gezegd, onder de soldaten die in 1812 vertrokken was ook de toen 19-jarige<br />

Hark Schoneveld. Dat blijkt uit een brief die hij schreef vanuit het Duitse Starghard.<br />

Er zijn meerdere plaatsen in Duitsland die zo heten, maar uit zijn brief valt<br />

op te maken dat het om de Poolse stad Starghard gaat, ongeveer 50 kilometer ten<br />

zuiden van Dantzig.<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Starghard West Pommeren<br />

Omdat het zo’n bijzonder tijdsdocument is, neem ik de oorspronkelijke tekst van<br />

deze brief in z’n geheel over. Hark schreef niet al te goed Nederlands, maar de<br />

strekking van zijn brief is duidelijk.<br />

Het adres staat op de buitenkant: ‘Aan de wedu Ben Schoonevelt tot Monnickendam.<br />

Departement Zuiderzee tot Holland. Met de post den HRme (Armee?), waaroverheen<br />

staat gestempeld: no. 8 Grande Armée. Starghard den 27 Mei 1812 (10).<br />

Zeer Gelievden Moeder, daar ik U Niet Na Laaten kan om u een Letterjen te Schrijven,<br />

hooppenden Dat Gij allen Nog Vris en gezond Zijn. En Zoo het anders met u<br />

Is, het zou mijn van herten Leed zijn om te hooren.<br />

Maar Lieven Moeder, ik Moet u met Grootten Armoed Latten Weeten, alsdat Tans<br />

in Poolen legt, In Als dat daar zoo Grooten Hongers Nood, Alsdat veelen Menschen<br />

sterven van de honger en van het ongedierten Krappee. Alsdat Gij mijn omstandigheid<br />

Wel Kunnen Begrijpen. En alsdat Wij allen oogen Blikken Na het<br />

Slagtveld Toe gaan.<br />

Terzijde. Nog voor er nog maar één schot was gelost, kwam het leger al in de problemen. De<br />

bevoorrading bleek in de praktijk niet zo te werken als op papier stond. Het kostte toen al heel<br />

wat mensen en dieren het leven, terwijl de strijd nog moest beginnen!caeg)<br />

Maar lieven Moeder, Weest zoo Goed En Laat mijn broer Dirk Een Brief schrijven<br />

na Mijn Lieven Vrinddin tot Aarhem (Arnhem? Haarlem?). Har adres is: aan Zien<br />

van der Kragt, woonden op de Beek tot Harhem, Bij het tughuis (tuchthuis, tuig-<br />

88 89


huis??). Want Mijn hert En Bloed verlangt Na haar. En schrijf haar alsdat zij Maar<br />

Goeden Moet houden alsdat God Mijn het Leeven Spaard, als ik Dan Weeder te<br />

Rugkom. En ander Hoop ik, alsdat ik in de Eeuwigen Zalligheid Bekommen Magt<br />

en Alsdat dan allen voor de Eewigen Regter Stoel Mag verscheinen Mag.<br />

En doen deezen Wens aan alle vrienden van mijn. Maar og, Lieven Broers en Zusters,<br />

wees Tog u Moeder Gehoorzaam, doen tog het Geen Wat zij Beveeld, en Gedenk<br />

toch dat God eenmaal van U zijden Weg Neemd en Daar om, Eerd haar zoo<br />

lang zij nog Bij u Lieden is.<br />

Mijn adres is: H. Schooneveld, Voltezeur onder 123 Regement, 5 Batteljon, 5 Kompenie<br />

Voltezeur, de tweeden diviezen, het 2 Korps der prince.<br />

Maar Lieven Moeder, Gij moet mijnnen Wens voldoen, dat Mijn Verzoek is, Zoo<br />

Gou het Mogelijk Is te Schrijven, want mijn hert en Ziel Verlangd Na u om te Weeten,<br />

Hoe het met u gesteld is. Maar gij moet den Brief op de post de Grooten Armee<br />

doen, dat is eindelijk de Veldpost.<br />

Nu weet ik Geen Meer te Schrijven als Duizend maal De Groetenis van mijn u E D W<br />

Zoon tot ter Dood toe.<br />

Hark Schooneveld tot der dood toe. Duizend Maal.<br />

Notariëel stuk<br />

Zijn laatste woorden ‘tot der Dood toe’ zijn niet lang daarna werkelijkheid geworden,<br />

al blijft onduidelijk waar, wanneer en onder welke omstandigheden hij gestorven<br />

is.<br />

Zeker is, dat hij niet is teruggekomen. Dat blijkt op 18 april 1822 als de nalatenschap<br />

van Pieter Schooneveld en zijn vrouw Stijntje Kater notariëel aan de orde<br />

komt. Een hele reeks leden van beide families worden genoemd. In de acte komt<br />

de volgende zin voor: ‘De heer Age Volkerse, notaris in qualiteit als bij dispositie<br />

van den regtbank van eerste aanleg te Hoorn in dato 31 october 1821 gecommiteerd<br />

tot curator, ten einde de afwezige Hark Schoneveldt te representeeren’...<br />

Deel acte notaris Volkerse 18 april 1822<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Op laatstgenoemde datum is dus een<br />

acte opgemaakt waarbij de onbekendheid<br />

van de verblijfplaats van<br />

Hark wordt vermeld. Ik neem aan<br />

dat de meesten toen al wel beseften,<br />

dat Hark de veldtocht naar Rusland<br />

niet had overleefd. Maar een overlijdensverklaring<br />

was er niet.<br />

Zamoyski schrijft op blz. 450: ‘Nicolas<br />

Planat de la Faye en zijn superieur,<br />

generaal Lariboisiere, kwamen<br />

op een avond bij een kleine hut en besloten<br />

daar halt te houden. Ze troffen<br />

er twee Hollandse lotelingen die zich<br />

binnen bij een vuur zaten te warmen<br />

en gooiden hen eruit, ondanks de<br />

smeekbeden van een van hen, een tiener.<br />

Ze hoorden hem buiten jammeren<br />

toen ze in slaap vielen en toen ze<br />

de volgende morgen op weg gingen,<br />

bleek hij doodgevroren’.<br />

Het zou zo maar het verhaal kunnen zijn van tiener Hark uit Monnickendam!<br />

Geraadpleegde bronnen:<br />

* 1812. Napoleons fatale veldtocht naar Moskou, Adam Zamoyski, uitg. Balans. De veldtocht tegen<br />

Rusland beschreven vanuit Westers perspectief.<br />

* Napoleon tegen Rusland. De strijd om Europa 1807-1814, Dominice Lieven, Unieboek, Het Spectrum<br />

mei 2011. In dit boek wordt de strijd beschreven vanuit Russisch perspectief.<br />

* De Adelaar en het Lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk<br />

Holland en de inlijving bij het Franse keizerrijk (1806-1813), Johan Joor.<br />

* <strong>Oud</strong> Archief Monnickendam, nrs. 30,31, 46-48, 50-53<br />

* Notulen van de Kerkenraad van Monnickendam 1806-1813.<br />

* Departementaal bestuur Zuiderzee, RA Haarlem.<br />

* Ons erfgoed 11e jrg. nrs. 1, 2, 3 en 6.<br />

90 91


Noten<br />

1. Het boek van historicus Adam Zamoyski telt 560 pagina’s en is een relaas van deze strijd, gebaseerd op<br />

een groot aantal ooggetuigen uit heel Europa. De schrijver heeft zo’n 600 bronnen en werken geraad-<br />

pleegd die sindsdien over deze strijd zijn verschenen. Het resultaat is een even meesterlijk als aangrijpend<br />

boek. 1812, Napoleons fatale tocht naar Moskou, is verhalende geschiedenis van de hoogste orde. Elegant<br />

geschreven en schitterend verteld. Het doet Tolstojs ‘Oorlog en vrede’ verbleken, aldus NRC-Handelsblad.<br />

2. Het gaat om de jaarboekjes (in het vervolg afgekort tot JOM) 1999, 2001 en 2002.<br />

3. Over de periode 1806-1813 is een boek verschenen dat ik u van harte aanbeveel om te lezen, wanneer u in<br />

deze periode geïnteresseerd bent: ‘De Adelaar en het Lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland<br />

ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813)’, geschreven door<br />

Johan Joor. Dit boek bevat niet alleen belangrijke, historische informatie, maar vertelt vooral het verhaal<br />

van de reacties die de verschillende maatregelen onder de Bonapartes onder onze voorouders hebben<br />

opgeroepen. Joor noemt vijf oorzaken van onrust:<br />

1. Dienstplicht; 2. Overheidsheffingen; 3. Gezag; 4. Godsdienstige en kerkelijke conflicten; 5. Arbeids- en<br />

burgerconflicten.<br />

Voor dit verhaal is vooral hoofdstuk 12 – over de dienstplicht – belangrijk, terwijl hoofdstuk vier een kort<br />

historisch overzicht geeft van Nederland onder de Bonapartes.<br />

4. Monnickendam behoorde tot 1807 bij het Departement Amstelland, ongeveer zo groot als de huidige<br />

provincie Noord-Holland. Na de inlijving bij Frankrijk werden Amstelland en Utrecht bij elkaar gevoegd<br />

onder de naam Departement Zuiderzee.<br />

5. Joor, blz. 319<br />

6. In Haarlem heb ik de desertie-registers van deze periode doorgenomen, maar kwam geen Monnicken-<br />

dammers tegen.<br />

7. Joor, blz. 299,300<br />

8. In JOM 2002 blz. 85 en 86 vind u een namenlijst van deze ‘pupillen des konings’.<br />

9. Helaas kon ik de herkomst van dit citaat niet meer achterhalen.<br />

10. Omdat Hark schrijft dat hij in Polen is, zal het vermoedelijk gaan om Stargard in Pruisen. Uit andere<br />

bronnen is bekend dat het leger van Napoleon in juni van dat jaar de Njemen is overgestoken.<br />

Toevoeging<br />

Bij mijn onderzoek in het Rijks<strong>archief</strong> te Haarlem kwam ik een aantal namen van Monnickendammers<br />

tegen, te vinden in Archief 14 – Departement bestuur Zuiderzee.<br />

Onder nummer:<br />

555: d.d. 29.3.1813 in het corps gearriveerd: Dirk Klaver (geb. 27.2.1791), Jan Bloem, Adriaan Bos; in een<br />

hospitaal: Simon Kaars, Jurriaan van Loenen, Willem Dekker.<br />

556: Jan Middelbeek, geb. 11.12.1784 neemt de plaats in van Klaas Kater; Albert Groot, geb. Weesp 21.1.1787<br />

voor Jan Bovenkamp.<br />

558: Simon Simons Groot, schoenmakersknecht, 23 jr, geb. 11.10.1787; Stoffel Coblents, 42 jr, geb.<br />

25.12.1767, Jan Bloem, 14.4.1811<br />

Ook genoemd in 1812:<br />

Jacobus Johannes Thierens, geb. 3.6.1792, vervanger van Hendrik Wilhelm Duijker, geb. A’dam 22.10.1786;<br />

Gerrit de Jong, Klaas Kater, vervanger van Willem Groenewoud, geb. M’dam 8.6.1781; Cornelis Luijten,<br />

vervanger van Zweris Entink, geb. A’dam 20.8.1784; Albert Bont, Pieter Swart, Jan Pronk, Gerrit Mes.<br />

Bijlage: Het geslacht Schonevelt<br />

I. Harck, geboren rond 1600<br />

MONNICKENDAMSE JONGENS IN HET LEGER VAN NAPOLEON (1812)<br />

Overl. 1637/1638 Hark de beeldsnijder, idem een kind en zijn vrouw<br />

II. Jan Harcks, geboren circa 1625, kuiper van beroep, begraven 18 juli 1662. Zijn weduwe, vermoedelijk<br />

Weijntje, begraven 18 december 1673, woont in 1671 in het Aartsengelsteegje.<br />

III. Harck Jansz ‘thuijnman, koopt een warmoestuin op 26 december 1671. Hark begraven 26 augustus<br />

1682, trouwt circa 1674 met Jannetje Jans (<strong>Oud</strong>ejans). Jannetje trouwt (2) in 1686 met Jacob Heers.<br />

Onder de kinderen Jan, zie volgende generatie.<br />

IV. Jan Harcksz Schonevelt, dp. 8 mei1681, otr. 15 januari 1707 Eefje Martens Bording, dp. 25 september<br />

1687, begr. 29 december 1723.Onder de kinderen Hark, zie volgende generatie. Alle kinderen worden<br />

op 20 december 1723 in het weeshuis geplaatst.<br />

V. Hark Jans Schonevelt, dp. 13 november 1707, begr. 9 mei 1765, tr. 4 oktober 1733 (otr. 19.9.) Aagje Jans<br />

Marsman, dp. 21 januari 1712, begr. 20 januari 1778, dr. v Benjamin Marsman en Stijntje Lubbers. Hark<br />

Jans is in 1758 stadswaker. Legt op 8 juni 1747 de schutterseed af. Bij de ondertrouw van zijn zoon<br />

Benjamin op 1 mei 1762 leeft hij nog, maar hij komt niet meer voor op de schutterslijst van 22 februari<br />

1766. Onder de kinderen Benjamin, zie volgende generatie.<br />

VI. Benjamin Harks Schooneveld, dp. 5 februari 1736, lidmaat 1764, nachtwacht, begr. 25 december<br />

1807, tr. 16 mei 1762 (otr. 1.5) met Neeltje Pieters Decker, dp. M’dam 19 oktober 1732, begr. 8 maart 1783,<br />

dr v Pieter Jansz Dekker en Geertje Klaas Korf.<br />

Hij was enige tijd majoor van de nachtwacht, maar is wegens een vals getuigenis infaam verklaard en<br />

van zijn post gecasseerd. Zie verder JOM 2011 blz. 100 v.<br />

Benjamin genoemd in de schutterslijst van 22.2.1766, idem 3.12.1784, 9.10.1788, 1792 en 10.5.1794<br />

Hij koopt op 1 december 1798 van Gerrit en Cornelis Middelbeek een huis en erf op het Weezenland<br />

voor f 100,-. Daar woont hij in 1788. Op 22 december 1807 is Benjamin overleden, nog jonge kinderen<br />

nalatend. Uit dit eerste huwelijk werden drie kinderen geboren.<br />

Na het overlijden van Neeltje Dekker trouwt Benjamin op 12 augustus 1792 met Annaatje Jans Barnar,<br />

dp. EL 15 februari 1758, overl. 5 december 1827, begr. 8.12. Haar vader Jan Barnard of Barning, kwam uit<br />

het Duitse Minde en was voor 1743 getrouwd met Trijntje Jans. Uit dit huwelijk is Hark geboren, de<br />

jongeman waar dit verhaal over gaat.<br />

VII. Hark, dp. 17 februari 1793, lidmaat van de Gereformeerde gemeente in 1810 na belijdenis, soldaat in<br />

Napoleons leger; niet teruggekeerd van de veldtocht naar Rusland<br />

92 93


Opname uit circa 1885<br />

van de steenrijke radja<br />

(koning) van Lombok<br />

IJspaleis met café en de radja van Lombok<br />

Siem Koerse<br />

Er waait een striemende Oostenwind over de Gouwzee. Vanuit de buitenhaven,<br />

lopen door het Monnickendammergat, de haventoegang, enkele figuren dik aangekleed<br />

tegen de striemende wind over het ijs van de Gouwzee. Wat moeten deze<br />

mensen in hemelsnaam nu op het ijs? Thuis brandt de kachel en de naden en kieren<br />

zijn met kranten dichtgestopt en er liggen voor de ramen en bij de deuren<br />

gebreide opgevulde lange rollen om de ergste kou tegen te houden. Toch lopen ze<br />

daar met ijsbijlen en ijszagen over hun schouder tegen de kou in om met dit gereedschap<br />

het ijs van de Gouwzee te bewerken. Waarom?<br />

Het plan moet zijn geboren thuis, bij een vereniging, of in de kroeg. Wat wil namelijk<br />

het geval: In 1894 had zich in Indonesië een drama voorgedaan dat in Nederland<br />

als een bom moet zijn ingeslagen. Er zijn soldaten van het Nederlands<br />

Indische leger gevangen genomen door de radja van Lombok en er zijn aan beide<br />

kanten doden gevallen.<br />

... (Ik had 30 zeer zwaar gewonde kameraden en geen instrumenten, geen lapje verbandgoed,<br />

geen druppel water! Arme, ongelukkige menschen, vooral zij die buikwonden hadden gekregen<br />

kermden riepen en smeekten om hulp. Lindgreen vroeg eerst de officieren, vervolgens de<br />

Europeesche onderoffichieren, en daar er niemand was, die een andere uitweg meer wist,<br />

besloot hij tot de caputilatie over te gaan) ...<br />

De kranten en de radio moeten er in die dagen veel aandacht aan hebben geschonken<br />

aan dit incident dat zo ver van huis had plaatsgevonden. Waarom in Monnickendam<br />

het plan ontstond om het paleis van de radja van Lombok na te bouwen<br />

is een volkomen raadsel. Het is natuurlijk te gek voor woorden om ’s winters een<br />

tropische situatie na te bouwen in Nederland en dan ook nog met ijs. Om dit plan<br />

te laten slagen moesten er vele vierkante meters ijs met de hand worden gehakt<br />

en gezaagd. Dat moest ver van de plek gebeuren waar het ijspaleis zou verrijzen<br />

om de eenvoudige reden dat men natuurlijk niet het risico wilde lopen om in hun<br />

eigen gemaakte gaten te lopen. Er moet van deze radja een vreselijke voorstelling<br />

zijn gemaakt, hij was wreed en moordzuchtig en zag er niet uit.<br />

94 95


Maar laten we bij het begin beginnen.<br />

Wie was de radja van Lombok? De nieuwsbrief ‘TOEN’ van Het Geheugen van Nederland<br />

werpt enig licht op de zaak Lombok. We volgen het bericht in ‘TOEN’:<br />

Eigenlijk moeten we spreken over de oude radja van Lombok. De chique heer op de foto uit circa<br />

1885 is de steenrijke radja van het Indonesische eiland Lombok.<br />

De radja was een heerser met gevoel voor handel én het vullen van zijn eigen portemonnee. Zijn<br />

vermogen bedroeg maar liefst 18 miljoen euro. In 1894 was de radja nauw betroken bij de moord<br />

op ongeveer 100 soldaten van het Nederlands-Indische leger (KNIL). Dit bloedige voorval zou<br />

de geschiedenis ingaan als ‘het verraad van Lombok’.<br />

Lombok was een opstandig Indisch eiland dat in de ogen van het Nederlandse koloniale<br />

bestuur in de regio ‘onder bewind’ moest worden gebracht. Na vreedzame<br />

onderhandelingen met de radja in augustus 1894, meenden de Nederlanders hun<br />

macht te hebben beklonken. Een paar dagen later werden de KNIL-soldaten echter<br />

in de val gelokt door handlangers van radja. Het ‘verraad van Lombok’ groeide<br />

uit tot een nationaal trauma, dat wraakgevoelens aanwakkerde onder de Nederlanders.<br />

En uitzinnige wraak is er uiteindelijk gekomen: onder leiding van onze voormalige<br />

minister-president Colijn werd een militaire strafexpeditie uitgezet, die een<br />

Lombok lag tussen Bali en Sumbawa. In de ‘gordel van smaragd’.<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

waar bloedspoor trok over het eiland. Wie bleef echter gespaard? Inderdaad, de<br />

rijke radja van Lombok. Beroofd van zijn schatten werd de radja gedwongen de<br />

rest van zijn leven in ballingschap door te brengen. Bijna alle schatten zijn in het<br />

kader van de ‘wiedergutmachung’ teruggegeven aan de Republiek Indonesië. Een<br />

aantal bijzondere foto’s en straatliedteksten uit ‘Het Geheugen van Nederland’<br />

herinneren nog aan deze duistere bladzijde uit onze koloniale geschiedenis en aan<br />

het roerige leven van de oude radja.<br />

Mede hierdoor werd in de winter van 1895 besloten om in Monnickendam het paleis<br />

van deze radja na te bouwen.<br />

Er moet bij de bouw van het ’IJspaleis’ deskundige hulp zijn geweest. Als we goed<br />

naar de architectuur van dit bouwwerk kijken zien we dat er bij de benedenverdieping<br />

van het paleis pilasters (vooruitstekend deel in de gevel) zijn gemaakt.<br />

Deze zijn precies uitgezaagd en keurig op elkaar gezet. Misschien is wel een mal<br />

gebruikt om tot dit resultaat te komen. Om de zaak op te vangen zijn er over de<br />

twee ramen en de toegang tot het paleis planken gelegd. Dit bewijst ook dat er<br />

iemand is geweest die verstand van bouwen had. Op deze planken en links en<br />

rechts op de ijsblokken werden nog eens drie lagen gelegd om daarna het geheel<br />

af te sluiten met een heuse vooruitspringende waterlijst. De ruimte tussen de<br />

plank en de waterlijst wordt fries genoemd. Er zijn in <strong>Oud</strong> Monnickendam nog<br />

verschillende voorbeelden van een fries aan woningen te zien.<br />

Ook zijn er achter de gevel nog twee palen geplaatst. Dat kunnen steigerpalen zijn<br />

geweest maar dat hoeft niet. Naar de top toe ging het mis, in vergelijking met de<br />

onderkant van de gevel is de top een zooitje bij elkaar geraapte gehakte en gezaagde<br />

schotsdelen. Wat er gebeurd is, dat zullen we nooit zeker weten.<br />

Maar een korte bespiegeling van de situatie ter plekken is op zijn plaats: De ondergevel<br />

is met veel pijn en moeite voor elkaar gekomen omdat de deskundige zijn<br />

poot stijf hield bij de vormgeving van de ondergevel, het moest een mooi bouwwerk<br />

worden. Omdat het koud was, morden de bouwers, de beloofde drank, om<br />

warm te blijven, was niet gekomen en de man werd eigenlijk al vervelender. Het<br />

bouwen duurde te lang en er zal ongetwijfeld zijn opgemerkt achter zijn rug: ‘Hij<br />

kan van mijn wat, we gooien de top er op en ‘klaar is kees’. En zo gebeurde het ook.<br />

Het werd een rommeltje die top. Maar de man was een volhouder. Het mooie opbouwen<br />

kon hij vergeten, maar hij kreeg toch voor elkaar dat het evengoed een<br />

trapgevel werd met daarin nog vier muurankers. Deze muurankers waren niet<br />

voor de sier, zij hadden wel degelijk de functie om de top bij elkaar te houden zodat<br />

hij niet zou instorten. Dit gevaar van instorten was van korte duur, de vorst<br />

maakte er al snel een compact geheel van. De top bestaat uit zeven treden met als<br />

sluitstuk in de top een tuit. Door de plank boven op het bovenraam is het mis ge-<br />

96 97


gaan, links moest één ijsblok worden gesmokkeld om weer op het goede aantal<br />

treden uit te komen.<br />

In de voorgevel bevinden zich drie ramen. Onder, twee 12 ruiters en boven een<br />

vierruiter in empirestijl (de verticale roede is zwaarder dan de horizontale roede)<br />

Van de twee onderramen zijn de roeden allemaal even dik. (traditionele Hollandse<br />

bouw) Rechtsonder staat nog een bovenlicht met een roede in reserve. Tevens<br />

staat er een handkar, misschien voor het vervoer van bouwmaterialen voor de<br />

bouw van het ’IJspaleis’. Deze ramen zijn waarschijnlijk onderdelen van voor- of<br />

achtergevels van woningen die al waren gesloopt. Dat kwam mooi uit voor de<br />

bouw van het ’IJspaleis’.<br />

Volgens een artikel in ‘Het nieuws van de dag’ uit 1895 waren er tafels van ijs gemaakt,<br />

over het vervaardigen van stoelen uit ijs werd nog nagedacht. Verder kon<br />

er worden gedanst en ook iets worden genuttigd. Om het geheel compleet te maken<br />

werden er ook twee zijgevels opgetrokken. In de linkergevel werd nog een<br />

raam aangebracht. (zie foto met kind voor het linker raam) En er staat links op<br />

deze foto een constructie die bij de bouw nodig is geweest. Om het geheel af te<br />

sluiten werd een dak van zeildoek aangebracht.<br />

Aan de rechterkant zien we een kleine opening, bij nadere bestudering moeten we<br />

toch uitgaan van een volledige opening in de muur van ijs. Misschien een nooduitgang<br />

of een toegang, buitenom, tot de toiletgroep<br />

van het café. Misschien waren er<br />

mensen die hun tijd ver vooruit waren met<br />

o.a. het droogmalen van de Monnikmeer en<br />

het verhogen van de dijk door Monnickendam.<br />

Je weet het nooit!<br />

Als men de foto’s bekijkt staat er achter het<br />

‘paleis’ ook een tent volledig gemaakt van zeildoek.<br />

‘De tent was in elkaar gezakt en de radja liep verdooft,<br />

door welke oorzaak dan ook, over het ijs en<br />

was volledig de weg kwijt, volgens ‘Het nieuws van<br />

de dag’.<br />

Deze tent, was tegen de achtergevel van het<br />

Er is een poging gewaagd om van het ’paleis’ aangezet. Zou dit het onderkomen<br />

’IJspaleis’ interieur een voorstelling te van de radja zijn geweest en kon men hem<br />

maken. Van het interieur is wel iets bekend daar bewonderen?<br />

o.a. tafels van ijs en een tent waarin de We laten de radja even rusten op het ijs van<br />

radja van Lombok zijn onderkomen had. de buitenhaven.<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

Het ’IJspaleis’ met elf personen.<br />

Waarvan o.a. één ‘official’ met<br />

boord en stropdas achter in de<br />

toegangsopening. Er staan twee<br />

mannen met een ijsbijl.<br />

Slechte opname van het ’IJspaleis’. Een kind staat voor het linker raam en enkele personen achter in de<br />

toegangs opening. Het bijzondere van deze opname is dat de fotograaf enkele meters naar rechts is<br />

gaan staan waardoor ook een raam in de linkerzijgevel zichtbaar werd.<br />

98 99


Als we het gaan hebben over de breedte van het ’IJspaleis’ dan komen we ongeveer<br />

uit bij de maat van gebouw ‘De Bonte Os’ aan het Noordeinde. Dit geldt niet voor<br />

de hoogte van het ’IJspaleis’, de ‘De Bonte Os’ is zeker twee meter hoger! Of de ‘De<br />

Bonte Os’ model heeft gestaan is niet meer te achterhalen. We moeten ervan uitgaan<br />

dat het de bedoeling was om een café van ijs te bouwen. Door de toevoeging<br />

van de ‘radja van Lombok’ is de naamgeving gekanteld naar ’IJspaleis’.<br />

Waar heeft het ’IJspaleis’ gestaan? De exacte plek is niet bekend, maar we moeten<br />

er van uit gaan dat het wel op de buitenhaven heeft gestaan. Bij bestudering van<br />

de twee foto’s, is links een deel van het Kleiperk zichtbaar en rechts een deel van<br />

het Galgenveld (ook wel de Blikhoek genoemd). Achter het bouwwerk is het gat of<br />

de boom niet te zien, dit zijn twee namen voor de toegang tot de buitenhaven.<br />

De dukdalf die midden in de buitenhaven stond is ook aan het zicht onttrokken.<br />

Normaal gezien zou er in onze tijd wel een deel van de toegang tot de buitenhaven<br />

waarschijnlijk wel te zien zijn geweest.<br />

100<br />

Op deze opname (geen foto maar een opname uit een blad) staat Jan Ballet (Jan Buter) in het midden<br />

van de achtergrond. Hij is degene die uitverkoren was om de rol van de radja van Lombok in het<br />

’IJspaleis’ te vertolken.<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

Enkele tientallen jaren geleden is deze toegang naar rechts met tien meter verbreed<br />

om een persleiding naar de waterzuiveringinstallatie in Katwoude aan te<br />

brengen. Het laatste nieuws is (2011) dat er weer een correctie van enkele meters<br />

wordt gemaakt, maar nu aan de linkerzijde van de toegang tot de buitenhaven in<br />

de vorm van een drijvende steiger. Dit ten behoeve van scheepsbouwer Hakvoort<br />

om de prachtige schepen zonder problemen te water te laten en eventueel naar<br />

binnen te halen in de loods.<br />

We zien op de foto’s van het ’Paleis’ dat er een ‘dranghek’ is geplaats om de bezoekers<br />

in goede banen te leiden. Het liep storm volgens de verslaggever van ‘Het<br />

nieuws van de dag’ dankzij de commotie in Nederland over het gebeuren in Nederlands<br />

Indië. Het bezoekersaantal moeten we niet willen vergelijken met die in<br />

onze tijd, als de ijsbaan naar Marken is vrijgegeven!<br />

Het enige vervoer was de stoomtram (1888) en een enkele auto, die niet over de al<br />

te brede weg naar Monnickendam toe kon komen.<br />

Als men dan op de buitenhaven aankwam was daar de runner die tot taak had om<br />

de mensen naar binnen te krijgen in het ’IJspaleis’ Met volle overgave riep hij<br />

dan:<br />

‘Gaat dat zien, gaat dat zien. De gevangengenomen radja van Lombok is hier te zien. Hij is<br />

geketend met zware ijzeren kettingen en eet rijst met tabak’.<br />

De bezoekers die over de streep waren getrokken om deze persoon te aanschouwen<br />

moesten eerst betalen voor men het ’Paleis’ mocht betreden. (Zie berichten<br />

uit het verleden. Familie<strong>archief</strong> Voortman, aan het eind van dit artikel)<br />

Binnen moet diffuus licht zijn geweest, ondanks de deuropening, de twee ramen<br />

links en rechts en zelfs nog een derde raam in de westgevel van het ’Paleis’.<br />

Er zijn twee foto’s gemaakt (voor zover bekend). De eerste foto geeft elf personen<br />

weer, enkele kinderen en een aantal oudere mensen. Twee hebben een ijsbijl op<br />

hun nek. Let vooral op de persoon achter in de deuropening: Dit moet een official<br />

zijn, gezien het overhemd met daar waarschijnlijk een vadermoordenaar om! Misschien<br />

wel de penningmeester, die over de centjes waakte voor – IJsvereniging<br />

Olympia – die verantwoordelijk was voor de organisatie op het ijs van de buitenhaven.<br />

In het verre Nederlands Indië werd de radja van Lombok tot ballingschap veroordeeld.<br />

Hij was met zijn paleizen en al, in het verre Indië, door het ‘ijs’ gezakt. In<br />

Monnickendam gebeurde hetzelfde. Toen de dooi inviel zakte het ’paleis’ op de<br />

buitenhaven in elkaar. De radja zal er geen weet van hebben gehad en zal het ook<br />

101


niet hebben begrepen wat de woede van zijn heerschappij op Lombok teweeg had<br />

gebracht in dat verre Nederland. In Monnickendam is het verhaal van de radja<br />

verteld en weer verteld en weer doorgeven aan de volgende generatie. Of al die<br />

verhalen waar zijn, we weten het niet. Het enige wat echt waar is zijn de twee foto’s<br />

van het ’Paleis’ van de RADJA VAN LOMBOK in Monnickendam!<br />

Het wordt hoog tijd dat er weer een strenge winter komt (3 februari 2012, 11.30 uur:<br />

het sneeuwt en de thermometer staat op 5 graden onder 0!) misschien kan er dan weer een<br />

ijspaleis kan worden gebouwd!<br />

Berichten uit het verleden<br />

Krantenartikelen – Herinneringen aan <strong>Oud</strong> Monnickendam – Familie<strong>archief</strong> Voortman –<br />

Gierslede – Vertellingen<br />

Dagblad ‘Het nieuws van de dag’ neemt ons mee naar het Monnickendam van<br />

1895.<br />

Nieuws van de dag van donderdag 7 februari 1895<br />

Men is op de Gouwzee bij Monnikendam reeds druk bezig met het maken van het<br />

zoogenaamde (nog al euphemistisch!)* ‘ijspaleis’: het zal bestaan uit een tent met<br />

een front van ijs; het geheel zal een niet onaardig effect maken en met de overige<br />

nummers van het programma (rutschbaan en ringrijderij, terwijl de bekende<br />

gierslede** ook aanwezig zal zijn) zeker tal van schaatsenrijders lokken zal. De<br />

vereniging ‘Olympia’ van welke dit feest uitgaat, heeft den datum nog niet bepaald,<br />

doch hoopt het feest zoo spoedig mogelijk te doen plaats hebben.<br />

* euphemistisch: verzachtend/verbloemend.<br />

** gierslede: zie aan het eind van dit artikel.<br />

Nieuws van de dag van vrijdag 8 februari 1895<br />

Nu door de vorst der laatste dagen het ijs op de Gouwzee sterk genoeg geworden<br />

is, zodat geen gevaar meer te duchten is, heeft de vereniging Olympia te Monnikendam,<br />

besloten het ijsfeest zoo spoedig mogelijk te doen houden, en wel<br />

morgen, Vrijdag.*<br />

Aan het reeds vroeger medegedeelde programma — ijstent, (waar tevens ververschingen<br />

zijn te verkrijgen) rutschbaan, ringstekerij per schaats en giersleden —<br />

heeft men nog toegevoegd eene ringstekerij bij de rutschbaan. Een bal op de<br />

Gouwzee zal den feestelijke dag besluiten.<br />

Het ‘ijspaleis’ met front in den 16e eeuwsche stijl** (trapgevel) is zo goed als gereed<br />

en maakt een goed effect; twee prachtige ronde tafels van ijs zijn reeds als ameublement<br />

geplaatst. Men zal ook trachten eenige stoelen van dezelfde grondstof te<br />

vervaardigen.<br />

* Vrijdag: Vrijdag 9 februari 1895.<br />

** 16e eeuwse stijl: 17e eeuwse stijl.<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

De mededelingen over tafels en stoelen in het ’ijspaleis’ geven aan dat er binnen meer gebeurde<br />

en dat de radja van Lombok een toevoeging was aan het geheel.<br />

Het’ijspaleis’ was eigenlijk de voorloper van het latere <strong>Vereniging</strong>sgebouw aan de Kermergracht.<br />

Dit <strong>Vereniging</strong>sgebouw is aan het eind van de 20e eeuw gesloopt, het was te gedateerd<br />

en niet meer warm te stoken.<br />

Nieuws van de dag van dinsdag 12 februari 1895<br />

Het groote ijsfeest van de Vereeniging ‘Olympia’ op de Gouwzee zou eindelijk<br />

plaats hebben! Wel was Vrijdag reeds een dergelijk feest gegeven, doch dat was<br />

slechts een voorproefje geweest; Het echte feest, dat weer de duizenden vreemdelingen<br />

naar Monnickendam zou trekken, evenals in de gulden dagen van 1890-91,<br />

toen men voor een broodje een gulden of rijksdaalder betaalde, dat feest zou Zondag<br />

gegeven worden.<br />

En toen zoo vol verwachting de burgers des morgens vroeg uit de veeren kropen<br />

en het waagden een tipje van hun neus buiten de deur te steken, toen betrok aller<br />

gelaat, en moedeloosheid en treurigheid stond er op te lezen ! Het had gesneeuwd<br />

en het mistte ! Twee factoren, die ongetwijfeld het gansche feest moesten doen<br />

mislukken. Gelukkig klaarde het spoedig op ; de mist trok op en moest het veld<br />

ruimen voor de schitterende stralen der Februarizon, die reeds menigeen met zijn<br />

warmte verkwikte.<br />

En ook de sneeuw bleek niet zoo erg te wezen, baanvegers waren er in overvloed,<br />

met een weinig krachtsinspanning zou de baan wel weer in orde komen. En waarlijk,<br />

zoals gehoopt werd gebeurde, de sneeuw werd weggeruimd en nauwelijks<br />

was men klaar, of men zag reeds als voorlopers eenige matineuze* vreemdelingen<br />

met hunne schaatsen door Monnikendam’s straten wandelen. Om twaalf uur verzamelde<br />

het Broeker fanfarecorps, dat voor die dag geëngageerd was, zich voor<br />

het café ‘Het Hof van Holland’,** en zo begaf men zich, onder de opwekkende tonen<br />

van de muziek, naar het terrein***.<br />

Niet lang duurde het of de bezoekers, die eerst nog aarzelden, namen toegangs-<br />

102 103


kaarten tot het terrein, en voordat de wedstrijd in schoonrijden nog begonnen<br />

was, wemelde het reeds van schaatsenrijders op het terrein. Een geest van gezelligheid<br />

heerschte alom, geen wanklank werd gehoord, en het scheen wel of ook<br />

de bezoekers allen besloten hadden het feest zoo goed mogelijk te doen slagen.<br />

Verschillende eigenaardigheden lokten de schaatsenrijders naar het terrein. De<br />

gierslede stond bijna geen ogenblik stil; telkens namen dames en heeren plaats in<br />

het door velen als gevaarlijk beschouwde toestel en volbrachten onder luid hoezee<br />

der omstanders hunne tocht.<br />

Het bij tusschenpoozen gehouden bal lokte menigeen, die nog buiten de omheining<br />

stond, naar binnen. Op sommige ogenblikken waren meer dan honderd paren<br />

aan het dansen, vreemdelingen zoowel als ingezetenen.<br />

Ten slotte, ongeveer halfzes, begonnen de instrumenten der muzikanten te bevriezen,<br />

en daarop ging men, onder groot geleide, marcheerend op de half bevroren<br />

tonen der muziek joelend en zingend, naar ‘de Doele’,**** waar door den voorzitter<br />

enige speeches werden afgestoken, om allen te bedanken, die medegewerkt<br />

hadden tot het welslagen van het feest.<br />

Olympia mag met dankbaarheid en vreugde op dezen dag terug zien.<br />

* matineuze: Vroeg aanwezig.<br />

** ‘Het Hof van Holland’: Nu parkeerterrein tegenover De Posthoorn.<br />

*** terrein: Gouwzee voor de buitenhaven.<br />

**** ‘de Doele’: Nu groot woonhuis aan de Zarken.<br />

Ook de ‘Radja van Lombok’ mocht zich in een talrijk bezoek verheugen, tot tenslotte<br />

de tent waarin zijne Majesteit huisde, in elkaar viel, waarna Z. M. (nog al<br />

tamelijk aangeschoten) over het terrein wandelde en een ieder tot het geven van<br />

een borrel trachtte over te halen. Nu, voor iemand in zulke treurige omstandigheden<br />

was eene kleine hartversterking wel noodig!<br />

Ook het ‘ijspaleis’ had niet te klagen; men had de grond met hooi belegd, wat<br />

waarlijk niet overbodig was, daar het vorige maal er haast niet uit te houden was<br />

van de kou. Menigeen kwam thans in het paleis eene verversching gebruiken.<br />

Nieuws van de dag van vrijdag 15 februari 1895<br />

De vereniging Olympia te Monnickendam zal morgen op de Gouwzee een marker<br />

bruiloft arrangeeren, waarvoor reeds welwillende medewerking toegezegd is. In<br />

het ijspaleis zal een soort Café chantant gehouden worden door drie ‘muzikale<br />

Samojeden’*.<br />

* ‘muzikale Samojeden’: Volk uit de Sovjet-Unie. Oorspronkelijk nomadisch.<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

Bericht in het weekblad ‘De Monnickendammer’ van 2 februari 1895<br />

IJsvereniging Olympia.<br />

Vergadering op dinsdag 29 januari 1895 der vereniging Olympia. Na opening der<br />

vergadering geeft de voorzitter zijn leedwezen te kennen over de kleine opkomst.<br />

De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd en gearresteerd. Hierna<br />

wordt in rondvraag gebracht om feest te vieren of niet. Het eerste wordt met algemene<br />

stemmen aangenomen. Eveneens het programma, bestaande in het bouwen<br />

van een IJspaleis met café, waaraan zal worden verbonden een, ringrijderij enz.<br />

Voor het bouwen van het IJspaleis worden benoemd de Heren P. Blankevoort, K.<br />

De Haas en K. Klaver. Voor de Rutschbaan De Heren C. Bootsman, G. Schram en<br />

J. Hoppe. Met het regelen der ringrijderij werden belast de Heren Jacob Mol en K.<br />

Oosterveld Jzn. Al deze heren hebben deze opdracht aanvaard.<br />

Na enige besprekingen wordt besloten een lijst te laten circuleren. De Heeren<br />

Teengs en Cornelissen verklaren zich bereid met de lijst rond te gaan.<br />

Na enige besprekingen wordt de vergadering door de voorzitter gesloten.<br />

Familie<strong>archief</strong> zum vorde – vortman(n) – Voortman<br />

De radja van Lombok. De opstandige vorst werd gevangen genomen en daar profiteerden<br />

de Monnickendammers van. Zij kondigden aan dat de radja van Lombok<br />

voor straf gevangen zat in het ijspaleis op de Zuiderzee en tegen een kleine vergoeding<br />

bezichtigd kon worden.<br />

Inderdaad zat in het ijspaleis een kleurrijk uitgedost en donker figuur, met kettingen<br />

aan zijn zetel vastgeklonken. Was er veel publiek dan begon hij vervaarlijk<br />

te brullen en met de kettingen te rammelen tot grote schrik van de bezoekers.<br />

Uiteraard was het niet de radja van Lombok, maar Jan Buter (1831-1907) in 1859<br />

gehuwd met Trijntje Voortman (1841-1911) die met roet zijn gezicht had zwart gemaakt.<br />

Tegen een vergoeding en met inname van het nodige geestrijk vocht om<br />

de kou te doorstaan, was hij bereid gevonden de rol te spelen en met overtuiging.<br />

Gierslede<br />

Zo was men in de benarde winters, waarin geen cent verdiend werd, bezig toch<br />

nog de monden van het gezin te stoppen. Een andere mogelijkheid was de gierslede.<br />

In de strenge winter van 1909 is dit apparaat nog gebruikt. Er werd een dikke<br />

paal dwars door het ijs geheid. Lange dikke touwen werden en omheen gewonden<br />

en aan het eind van die touwen een slee of toog aangebracht. Aan het touw werd<br />

ook een dwarspaal bevestigd. Toeristen stapten in de slee en een paar man begonnen<br />

tegen de paal te duwen waardoor de slee in beweging kwam.<br />

104 105


De paal zat dicht bij de geheide paal, dus de mannen liepen op sukkeldraf rond,<br />

maar de slee zat enige tientallen meters verder en tolde met een ijselijke snelheid<br />

rond. Het was vermakelijk te zien hoe de toeristen na de rit, volslagen dronken uit<br />

de slee tuimelden. De mannen verdienden er een paar centen mee en dat was in<br />

die tijden wel nodig.<br />

Herinneringen aan <strong>Oud</strong> Monnickendam<br />

De heer J. Veltrop* vertelt in het boek over de radja van Lombok.<br />

In het Zuideinde, naast de galanteriewinkel van de weduwe Trapman woonden<br />

onder een afdak vader en zoon Buter, bijgenaamd ‘Jan Ballet’ en de ‘Balletmeester’.<br />

Van mijn vader hoorde ik het verhaal over Jan Ballet als de ‘radja van Lombok’.<br />

In 1895, een zeer strenge winter, werd op de Gouwzee van ijsblokken een<br />

ijspaleis gebouwd. Losse arbeiders zaagden ijsschotsen, stapelde die op elkaar en<br />

gooiden er water overheen zodat de zaak vastvroor. Het werd een compleet paleis<br />

met ramen en deuren. In het paleis zat Jan Ballet, uitgedost als de radja van Lombok.<br />

Juist was de Lombok oorlog achter de rug, een opstand op dit eiland door de<br />

koloniale troepen met veel moeite neergeslagen, waarbij de generaals Vetter en<br />

Van Ham sneuvelden.<br />

Het was een winter met veel schaatstoeristen en deze werden naar het ijspaleis<br />

gelokt met de uitroep:<br />

‘Gaat dit zien, gaat dit zien. De gevangen genomen Radja van Lombok is hier te zien. Hij is<br />

geketend met zware ijzeren kettingen en eet rijst met tabak’.<br />

Het publiek stroomde binnen tegen betaling van een dubbeltje en zagen daar Jan<br />

Ballet met roet zwart gemaakt, getooid met een rode tulband en gestoken in Indische<br />

gewaden. De nodige jajem zorgde ervoor dat hij warm bleef en was er genoeg<br />

publiek dan ging hij brullen en met de kettingen rammelen.<br />

Of het niet genoeg was trok hij op dinsdagmorgen naar de Purmerender markt,<br />

in een landauer met twee paarden, werd uitgeladen voor het gebouw Amicitia van<br />

de familie Semeijns aan de Weerwal en ook daar tentoongesteld voor boeren, burgers<br />

en buitenlui. Deze trapten erin en stroomde toe om de Radja te bekijken.<br />

Veltrop 1975. Heruitgave 1997, pagina 72 /73.<br />

Historische uitgave Oostzaan- 25 november 2010<br />

In dit artikel over eind 19e eeuw gaat het over Dirk Keyzer. Hij was een zeer rijke<br />

Oostzaansche boer die er een kleine hofhouding op nahield! Had vele dienstbodes<br />

en knechten. Deze Dirk Keyzer was voor zijn tijd een grote boer met 100 koeien.<br />

Het gevolg daarvan was zijn bijnaam: De radja van Oostzaan.<br />

106<br />

Zuiderwoude<br />

Maar het kan ook dichter bij Monnickendam n.l. in Zuiderwoude. Als je flink in<br />

je slappe was zat en je bezat o.a. een mooi groot stuk land. Dan noemde je dat gewoon<br />

Lombok. (geheel uit overlevering).<br />

Bronnen:<br />

Koninklijke Bibliotheek: Het geheugen van Nederland – Radja van Lombok.<br />

‘<strong>Oud</strong>e prentbriefkaarten vertellen over Monnickendam’. G. Bont en J.A. Koek (1971) – F.Duikerken:<br />

opname nr. 19.<br />

Veltrop: ‘Herinneringen aan <strong>Oud</strong> Monnickendam’ (1975/1997)<br />

Fam. Archief Voortman. – Martin Verbeek: Krantenartikelen – Historisch vereniging Oostzaan.<br />

Correctie: Antje Wals<br />

Technische ondersteuning: Elsa Koerse<br />

ijspaleis met Café en de radja van lombok<br />

107


Geldblok voor veldwachters<br />

108<br />

Monnickendam een veilige stad? (slot)<br />

Wachtmeesters, nachtwakers en (rijks)veldwachters in de negentiende en<br />

twintigste eeuw<br />

Ds. C.A.E. Groot<br />

Het derde en laatste deel over de veiligheid van en in de stad Monnickendam gaat<br />

over de negentiende en twintigste eeuw (1).<br />

Tot nu toe was het verhaal redelijk overzichtelijk, maar gaandeweg de negentiende<br />

eeuw kwamen er nieuwe veiligheidsbeambten bij en werden werkzaamheden<br />

van de nachtwacht herzien en/of opnieuw vastgesteld. De marechaussee, de veldwachter,<br />

de politieman, de schutterij, de rijksveldwachter (vanaf 1858) en in veel<br />

steden nog steeds de nachtwacht, ze worden regelmatig genoemd. Hoe de diverse<br />

verantwoordelijkheden lagen, was menigmaal onderwerp van discussie in het<br />

parlement (2).<br />

Veiligheid in de negentiende eeuw<br />

Toen ons land in 1810 bij Frankrijk werd ingelijfd, bracht Napoleon op het terrein<br />

van de veiligheid allerlei vernieuwingen aan. In plaats van versnippering was er<br />

nu sprake van een sterk gecentraliseerde aansturing. En het moet gezegd, dat politieapparaat<br />

werkte efficiënt. De nachtwacht werd opgeheven. Veldwachters en<br />

politiebeambten kwamen er voor in de plaats.<br />

Dat nieuwe veiligheidsapparaat was echter maar een kort leven beschoren. Toen<br />

Napoleon in oktober 1813 bij Leipzig een gevoelige nederlaag leed en de prins van<br />

Oranje 30 november 1813 op het strand van Scheveningen voet aan wal zette, was<br />

het snel gedaan met de centraal georganiseerde politiedienst. De nachtwacht, net<br />

als voorheen, voornamelijk gerekruteerd uit de lagere bevolkingsklassen, werd in<br />

ere hersteld, terwijl veldwachters (3) en politiefunctionarissen verantwoordelijk<br />

waren voor de veiligheid overdag.<br />

Ontwikkelingen tot 1851<br />

In februari 1814 werd er een nieuwe politieorganisatie geformeerd, waarbij vrijwel<br />

alle sporen van het politiewezen tijdens de Franse bezetting werden uitgewist.<br />

Maar dat laat onverlet, dat de Franse periode grote invloed heeft gehad op de inrichting<br />

van het politiewezen van de negentiende eeuw en later. De Marechaussee<br />

en de (hoofd)commissaris van politie zijn een Franse ‘uitvinding’.<br />

109


De oprichting van dat nieuwe politiestelsel betekende een breuk met het verleden<br />

(4). Voor 1795 was er geen sprake van zoiets als een landelijke politie. De veiligheid<br />

en wat daar mee samenhing, werd plaatselijk geregeld.<br />

Indekleinereplaatsenwasdegemeentelijkepolitie,geleiddoordeburgemeester(s),<br />

blijven bestaan en dat is nog lange tijd zo gebleven. Wel werd het politietoezicht<br />

wat verbeterd. De nieuw aan te stellen veldwachters bijvoorbeeld, moesten kunnen<br />

lezen en schrijven, van goed gedrag zijn en ‘drankvrij’. Dat dat laatste apart<br />

werd vermeld, is veelzeggend.<br />

Desondanks was hun optreden in de eerste helft van de negentiende eeuw vaak<br />

pover. (001)<br />

Dolle honden afmaken<br />

Waarvoor werden de nieuwe beambten ingezet?<br />

In juni 1815 ontvangt het stadsbestuur een bericht van de Provinciale overheid. Er<br />

zijn, o.a. in de Beemster, verschillende ‘droevige ongelukken gebeurd’. Schapen<br />

en lammeren zijn gebeten en daardoor dol geworden. De gemeenten moeten alles<br />

in het werk stellen om meerdere ongelukken<br />

en verspreiding te voorkomen. Als er in<br />

de gemeente een dolle hond wordt gevonden,<br />

dan moet die onmiddellijk worden<br />

vastgelegd. Sterker nog, de dienaren van<br />

justitieenveldwachterwordenaangespoord<br />

tot verhoogde waakzaamheid om alle loslopende<br />

honden zonder pardon te doden.<br />

Extra toezicht bij o.a. bedelarij<br />

De negentiende eeuw staat bekend om z’n<br />

armoede (5). De oorzaak is divers, maar een<br />

belangrijke factor was de tiërciering. Napoleon<br />

had in 1810 besloten dat er nog maar<br />

Bedelen<br />

een derde van de rente op de staatsschuld<br />

uitbetaald zou worden. Door economische<br />

problemen en de vele geldverslindende oorlogen, was de rente een niet langer te<br />

dragen last voor de schatkist geworden. Deze beslissing had desastreuze gevolgen.<br />

Weeshuizen raakten overvol.<br />

Gezinnen moesten hun hand ophouden bij de diaconie. Bedelaars, waaronder veel<br />

kinderen en landlopers, werden een steeds groot probleem en zorgden voor een<br />

toenemende onveiligheid (6).<br />

110<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Verscherpte waakzaamheid in en om de stad<br />

Op 23 november 1816 wordt in de Raad een brief van de Procureur-Generaal besproken.<br />

Daarin wordt aangedrongen ‘alles in het werk te stellen dat in dit wintersaizoen,<br />

door een regelmatige waking door de dienaars der justitie, veldwagters<br />

en schutterij de ingezetenen zo binnen als buiten deze steede worden gewaarborgd<br />

tegen mishandeling van landlopers of kwalijk gezinde lieden en om met<br />

concurrentie van de plaatselijke bestuuren deeze middelen in het werk te stellen’.<br />

Het stadsbestuur is overeengekomen ‘om aan de dienaars der justitie te gelasten<br />

om des avonds, tot dat de nagtwagts hunne post betrekken, zorgvuldig de ronde<br />

te houden en toe te zien dat geen dieverijen, nog iets van dien aart plaats hebben,<br />

waar na de nagtwagts hunne ronde zullen moeten verdubbelen totdat de gewone<br />

tijd van hun aflossing daar is, als wanneer deselve zullen vervangen worden door<br />

een patrouille van de schutterij en welke zal moeten duuren tot zeven uuren in<br />

den ochtend. Terwijl al verder aan den veldwagters zal worden gelast om hunnen<br />

ijver te verdubbelen en meer dan gewoonlijk buiten deze stad in deselve jurisdictie<br />

hunne tour moet doen plaats hebben en om te gelijktijdig de gegoede inwooners<br />

van Overleek, de Purmer en Katwoude als zijnde Klaas Zinger, Reijer <strong>Oud</strong>,<br />

Sijmon Vermeij, Cornelis Willems Visser, Jan Wessels, Gerrit Sas, Lammert de<br />

Ruijter en Gerrit Middelbeek te ontbieden en aan te zeggen dat ieder in zijn buurt<br />

nagtwagts moeten aanstellen, waarover zij het generaal toeverzicht zullen hebben<br />

en met dezelve zodanige verordeningen te maken als de localiteit van iedere<br />

plaats zulks toelaat’.<br />

Als in juli 1816 de jaarlijkse kermis in aantocht is, wordt bekendgemaakt dat tijdens<br />

de festiviteiten ‘dobbelaars, horoscooptrekkers, kwakzalvers en bedelaars<br />

zullen worden geweerd en<br />

de stad uitgezet’.<br />

Een half jaar later worden<br />

officierenvanpolitieenveldwachters<br />

aangespoord ‘de<br />

nodige en meest stellige orders<br />

te geven om, elk in den<br />

kring der hem opgedragen<br />

ambtsverrigtingen, hunne<br />

waakzaamheid te verdubbelen<br />

en zorg te dragen dat<br />

elke aanslag op personen of<br />

goederen der ingezetenen,<br />

Kermis<br />

tot welke klasse of beroep<br />

111


zij ook behoren, worde tegengegaan en voorkomen en dat indien het nodig mogte<br />

wezen dat deze winter buitengewone nagtronde plaats hadden’.<br />

De nieuwe (oude) nachtwacht<br />

Als gezegd, de nachtwacht was in 1814 weer in ere hersteld! Voor een deel waren<br />

dat de nachtwakers van voor 1810, deels ook nieuwe. Op 22 december 1813 werd<br />

Pieter van Hoorn opnieuw als wachtmeester aangesteld. Hij werd bijgestaan door<br />

de oudgedienden Christiaan Schaatsbergen, Christiaan Meijer en Tijmon bij ’t<br />

Vuur en aangevuld met de heren Adriaan Reurs, Cornelis Kwakman, Cornelis<br />

Deun en Hendrik Kroon. Inclusief de wachtmeester dus acht man. Hun inkomen<br />

bleef bescheiden. In 1823 kregen de wakers samen fl. 45.50 per maand, te delen<br />

door zeven. De majoor/wachtmeester verdiende, net als voorheen, 28 gulden per<br />

kwartaal. Als Pieter van Hoorn in december 1835 overlijdt, wordt hij opgevolgd<br />

door de oudste nachtwacht Tijmen bij ’t Vuur.<br />

Plichtsverzuim<br />

Ookdeoude‘kwalen’vanvoordeFransetijddedenzichweergelden,zoalsplichtsverzuim,<br />

dronkenschap en gemakzucht (slapen tijdens de nachtdienst). Christiaan<br />

Schaatsbergen bijvoorbeeld, werd op 25 november 1815 voor zes weken geschorst,<br />

omdat hij tegen zijn instructie had gehandeld. Met een laatste waarschuwing<br />

op zak, mocht hij op 13 januari 1816 weer aan het werk. Ook Christiaan Meijer<br />

kreeg te maken met een schorsing, want op 28 oktober 1820 vraagt hij ‘of zijn suspensie<br />

(schorsing, caeg) als nachtwagt mag worden opgeheven’. Hij zegt ‘dat de<br />

door hem begane fouten in het vervolg zullen worden gecorrigeerd en tracht in<br />

alle opzichten door zijn daden deze gedane misslag uit te wissen’.<br />

Taakuitbreiding van de nachtwacht<br />

We maken een sprong in de tijd. De nachtwacht kreeg er een nieuwe taak bij. De<br />

verlichting in de stad was sterk verbeterd door de uitvinding van gaslantaarns (7).<br />

Tijdens het surveilleren moesten de wakers controleren of alle revèrbères (lantaarns)<br />

brandden en voldoende licht gaven. Liet dat te wensen over, dan moest het<br />

worden doorgegeven aan de wachtmeester, die de tekortkomingen in zijn dagrapport<br />

aan B&W vermeldde, zo werd in oktober 1836 bepaald.<br />

December 1841 wordt besloten, dat er, gedurende de winter, de hele nacht, aan de<br />

toren bij de hoofdwacht, een lantaarn moet branden. Die moet ‘s morgens door<br />

de wacht worden uitgedaan.<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Ondeugdelijke nachtwacht<br />

Dat de heren nachtwachten in Monnickendam, ondanks eedsaflegging en beloften<br />

van goed gedrag regelmatig in gebreke bleven hun werk goed te doen, blijkt<br />

uit het volgende.<br />

Op 23 oktober 1840 merkt Raadslid E.J. de Rooij in de Raadsvergadering op ‘dat<br />

hij jaarlijks op de begroting ziet gebracht een somma van f 700,- ten behoeve van<br />

de nachtwacht en welke gelden dan ook jaarlijks aan deselve worden uitgereikt,<br />

dat deze gelden, zo dikwijls te behandelen dan onder de aandacht van de heren<br />

komt, onwillekeurig bij hem voor de geest zweeft het ondoelmatige waartoe deze<br />

uitgaaf zich strekt, uit hoofde het weinige genot welke de ingezetenen van deze<br />

wacht heeft en wel dat het hem onderscheidene malen is gebleken, dat zo niet allen,<br />

echter het grootste gedeelte van deze zogenaamde wakers des nagts op bedden<br />

slapen en daardoor dus geenszins kunnen beantwoorden aan de betrekking<br />

welke men van een nachtwacht verlangd, waarom hij de vrijheid neemt om hier<br />

op terug te komen, met verzoek of B&W de zaak in ernstige overweging willen<br />

nemen’.<br />

Op de 25e begint de Rooij opnieuw<br />

over deze kwestie en herhaalt dat<br />

de uitgave voor de nachtwacht ondoelmatig<br />

is. Burgemeester Frans<br />

Nooij zegt dat hij ‘binnen korte<br />

dagen, hier in zodanige veranderingen<br />

zal maken, dat hij hoopt<br />

daar door meer het doel zal treffen,<br />

welke men van eene stedelijke<br />

nachtwagt kan verwagten’.<br />

Maar ondanks deze toezegging<br />

van de burgemeester verandert er<br />

de eerstvolgende jaren niets aan<br />

het gemeentelijk beleid betreffende<br />

de nachtwacht. Pas in 1852 is er<br />

sprake van vernieuwing, als alle<br />

‘oude’ nachtwachten worden ontslagen<br />

en er een geheel nieuwe<br />

ploeg wakers op het toneel verschijnt.<br />

Het gevolg was, dat de<br />

eeuwenoude ratelwacht, door het<br />

volk spottend ‘klompenwacht’ genoemd<br />

omdat deze mannen op<br />

112 113


klompen hun dienst verrichten, een wat beter<br />

aanzien kreeg.<br />

Zowel de wachtmeester als de nachtwachten<br />

krijgen een nieuwe instructie ter hand gesteld,<br />

die begint met de woorden: ‘Er bestaat<br />

alhier een vast corps nachtwachts welke bij<br />

nacht de policie dienst verrigten, bij dezelve<br />

heeft veel leemten bestaan, waarom voor hun<br />

een geheel nieuwe instructie is opgemaakt,<br />

welk met 1 april in werking zal worden gebragt’.<br />

Dan volgen een hele reeks artikelen.<br />

De nieuwe ontwikkelingen, waartoe ook die<br />

zojuist genoemde instructies behoorden, waren<br />

het gevolg van de Gemeentewet van de liberale<br />

staatsman Thorbecke, die op 1 januari<br />

1852 van kracht was geworden.<br />

Actief bij brand<br />

Eén van de artikelen van de instructie luidt als volgt: ‘Bij brand geven zij bij ontdekking<br />

daarvan dadelijk bericht aan de heer burgemeester of die hem vervangt<br />

en aan de beambte der spuit welke op brandspuit ligt. Zij zullen ingevolge de bepalingen<br />

van het reglement op het brandwezen, bij het doen der ronde nauwkeurig<br />

letten op alle fabrieken in welke vuur gebruikt worden en wanneer zij bevinden<br />

daarin zonder behoorlijke waarschuwing gestookt wordt, daarvan in hun<br />

rapport aan de wachtmeester kennis te geven. Zij zullen tot het bewaren van orde<br />

bij het proberen der brandspuiten tegenwoordig zijn’.<br />

Een illustratie bij dit artikel 9 komt uit 1864. In de nacht van 30 op 31 oktober is er<br />

brand geweest in een winkel aan het Zuideinde. De secretaris schrijft in een brief<br />

van B&W aan de officier van justitie in Hoorn: ‘dat de personen Lourens Koster,<br />

Sijmen Schram, Dirk Westrik, Jan Snieder sr, Dirk Nieuwenhuizen, Gerbrand Visser,<br />

Jacob Tol, Job Schaap en Adrianus Roos in hun betrekking als nachtwacht (..)<br />

hebbende dienst gedaan door het luiden der klok, ratelen, brand roepen en trommelen<br />

langs de straten aan dit onheil ruchtbaarheid hebben gegeven’. Hier liet de<br />

nachtwacht zich dus van z’n goede kant zien.<br />

Aanstelling van nieuwe nachtwachters<br />

Het benoemen en ontslaan van nachtwakers was, volgens de nieuwe gemeentewet<br />

van 1852, voorbehouden aan de burgemeester, maar de Raad zou wel graag verne-<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

men welke personen er benoemd zouden worden, zo wordt eind 1857 genotuleerd.<br />

Op 20 mei 1852 wordt er een ploeg nieuwe wachters aangesteld. Christiaan Meijer,<br />

Jan Jansz Snieder, Pieter van den Berg, Cornelis Jansz Leger, Gerbrand Visser, Dirk<br />

Nieuwenhuijzen, Willem Bakker en Sjoert Siebes Hoornsma. Daarnaast vier substituut<br />

(vervangende) nachtwakers: Adriaan Roos, Jan de Vries, Adriaan Meet en<br />

Roelof Boddeke. Christiaan Meijer bedankt al in juli van dat jaar en wordt vervangen<br />

door Adriaan Meet. Als ook Jan de Vries bedankt, worden Jacob Westerbaan<br />

en Jurriaan Voortman als substituut nachtwacht aangesteld.<br />

Nieuwe wachtmeesters<br />

Was er tot die tijd altijd maar één wachtmeesters geweest, per 1 juli 1852 werden<br />

dat er drie. Ik stel ze aan u voor:<br />

Lourens Koster kwam uit Amsterdam, maar was sinds 1843 politieagent in Monnickendam<br />

en daarvoor cipier. Vanwege zijn hoge leeftijd krijgt hij op 1 juli 1866<br />

ontslag met een pensioen van f 250,- per jaar en vrij wonen in een huis dicht bij de<br />

Noordeinderpoort. Daar overlijdt hij op 29 juni 1870, 74 jaar oud.<br />

Tjepke Bijleveld en zijn vrouw Johanna de Vries zijn beide in Hoorn geboren en<br />

daar in 1844 getrouwd. In het bevolkingsregister wordt hij gerechtsdienaar genoemd,<br />

in 1847 dienaar van justitie en bij het overlijden van een dochter in 1857<br />

agent van politie. In Monnickendam worden vier kinderen geboren. Op 27 januari<br />

1860 vertrekt het gezin naar de Rijp.<br />

Frans Gerhard Stevens is in 1809 in Arnhem geboren. Hij was getrouwd met Alijda<br />

Brugman uit Doesburg. In Monnickendam zijn drie kinderen geboren. Mei<br />

1854 vertrekt het gezin naar Edam.<br />

Fooien ophalen<br />

De nieuw aangetreden nachtwachters vragen in december 1852 al om verhoging<br />

van hun jaarwedde. Dat zit er niet in, maar ze krijgen wel toestemming om aan<br />

de huizen van de ingezetenen, ‘volgens oude gewoonte’ nieuwjaar te gaan wensen.<br />

Gewoon een fooitje ophalen, zoals bij ons krantenbezorgers dat doen. Daartoe<br />

gaven ze aan de deur een gedrukte wens af. Dat deden ze ook tijdens de kermisweek.<br />

De ‘kermis-wensch’ van nachtwaker C.J. Leger uit augustus 1855, is bewaard<br />

gebleven.<br />

Dat voorrecht van ‘nieuwjaar wensen’ was andere burgers niet toegestaan. Op 28<br />

december 1854 schrijven B&W dat zij willen voldoen ‘aan het verlangen en de<br />

wensch van het meerendeel der ingezetenen en naar aanleiding, dat bij wettelijke<br />

bepaling is verboden te bedelen en te schooijen, hebben besloten strengelijk te<br />

verbieden bedelarij op de eerste dag van het jaar bedreven worden onder de naam<br />

114 115


van Nieuwjaarwenschen. Zulke bedelarij<br />

die maar al te veel tot onmatigheid<br />

en onzedelijkheid aanleiding<br />

geeft’.<br />

De laatste zin is een wat merkwaardige<br />

onderbouwing van de beslissing,<br />

maar zal wel gebaseerd zijn<br />

op de praktijk.<br />

Terwijl in Monnickendam dit gebruik<br />

nog heel lang heeft stand gehouden,<br />

werd in december 1867 te<br />

Purmerend besloten, dat vanaf het<br />

a.s. nieuwe jaar niemand meer van<br />

de nachtwachten, gemeenteveldwachters,<br />

omroepers, lantaarnopstekers<br />

en ophalers van as en vuilnis,<br />

Kermis- en Nieuwjaarswensen<br />

aan de huizen van de inwoners<br />

mochten aanbieden.<br />

1855<br />

Op 27 januari 1855 blijkt dat er tien<br />

‘veiligheidsbeambten’ zijn op<br />

2809 inwoners. Koster en Bijleveld<br />

worden zowel agent van politie als<br />

wachtmeester genoemd, met onder<br />

hen de nachtwachten: Jan Jansz Snieder, Pieter van den Berg, Cornelis Jansz<br />

Leger, Gerbrand Visser, Dirk Nieuwenhuizen, Willem Bakker, Jacob Westerbaan<br />

en Roelof Boddeke. De laatste twee aangesteld respectievelijk 27 januari 1853 en<br />

23 april 1853.<br />

Veldwachter op wacht voor de Roomse Kerk<br />

Soms kom je in de archieven een berichtje tegen, waarbij je een glimlach niet kunt<br />

onderdrukken. Een voorbeeld van zo’n schilderachtig verhaal is het conflict dat<br />

in 1860 ontstond tussen de pastoor van Monnickendam en zijn kerkkoor. Dat<br />

zong nog steeds concertmissen, ofschoon al geruime tijd versobering van de zang<br />

werd gepreekt. De pastoor wilde zijn kerkkoor ontslaan, omdat dat steeds maar<br />

‘ontstichting’ veroorzaakte. Hij nam deze maatregel in de aanloop naar de Goede<br />

Week, wanneer de geprogrammeerde passiemuziek de hoogste inzet en passie van<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

de koorleden vroeg. Maar het kerkkoor liet zich niet tot zwijgen brengen, integendeel,<br />

het zong de ‘verkeerde’ muziek en het ‘raasde’. Het gevolg was dat een rijksveldwachter<br />

voor de kerkdeur werd geposteerd om de koorleden de gang naar de<br />

koorzolder te beletten. Burgemeester Frans Nooij, van protestantse huize en hoofd<br />

als het om ordeverstoring ging, moest er aan te pas komen. Hij stelde de pastoor<br />

gerust en het conflict werd vervolgens naar Roomse zeden gesust. De te hulp geroepen<br />

bisschop berispte het kerkkoor, maar in zulke bewoordingen dat de muzikale<br />

en vocale opstandelingen, na betoond berouw, konden terugkeren (8).<br />

Te weinig ‘blauw’ op straat<br />

Op 13 maart 1866 schrijven de notabelen P.L. Thierens, N. Costerus en J. Boerlage<br />

een brief aan het stadsbestuur. Wat is het geval? Er worden bij herhaling diefstallen<br />

gepleegd en dat vraagt om maatregelen. De drie heren doen verschillende aanbevelingen:<br />

* meer ‘blauw’ op straat, d.w.z. een verdubbeling van de plaatselijke nachtwacht;<br />

* vier patrouilles tegelijk door de stad tussen zonsondergang en zonsopgang;<br />

* verdachte personen nauwkeurig in de gaten houden;<br />

* een geldelijk beloning ‘voor wie een dief of dieven, zelfs poging tot diefstal, weet<br />

aan te wijzen en te ontdekken’.<br />

Langdurige straatverlichting is daarbij van groot belang. De heren dreigen dat, als<br />

B&W niet met spoed maatregelen nemen, zij zich direct met de bevolking verstaan<br />

omtrent de nodige maatregelen ter herkrijging van veiligheid en rust van de inwoners.<br />

Ze verwachten op of voor de 17e ‘daar omtrent geïnformeerd te worden’.<br />

Dat is gebeurd, waarop de heren opnieuw in de pen klimmen en op de 21e schrijven:<br />

‘Onverklaarbaar was het voor ons dat de Raad, hoezeer de daarbij voorgestelde<br />

maatregelen de vergadering niet verwerpelijk zijn voorgekomen, echter uit hoofde<br />

de financiële toestand der gemeentekas de vereiste uitgaven niet toelieten,<br />

daaraan geen gevolg heeft willen geven. Het ‘laissez faire’ (laat maar op z’n beloop,<br />

caeg) in deze onrustige en onveilige tijd vast te houden, brengt toch al de gevolgen<br />

daarvan ter verantwoording van de Raad’. Tijdens een bijeenkomst van de burgerij<br />

op de 18e is besloten ‘een adres de inwoners ter tekening aan te bieden, waarin<br />

uitdrukkelijk op het nemen van betere voorzorgsmaatregelen bij de Policie alhier,<br />

aangedrongen wordt’. Gevraagd wordt om nogmaals naar de situatie te kijken.<br />

In een brief van 27 maart antwoord B&W, dat de gevraagd maatregelen, wegens<br />

geldgebrek, niet gehonoreerd kunnen worden.<br />

116 117


B&W hebben echter wel contact opgenomen met de commissaris van de koningin<br />

in Noord-Holland over deze kwestie. Die schrijft op 31 maart: ‘ In antwoord op uw<br />

missieve van de 29e maart (...) dat ik voorhands geen vrijheid kan verlenen aan het<br />

doen stationeren van meerdere Rijksveldwachters binnen Uw gemeente dan de<br />

daar aanwezige Antonie van Elst, rijksveldwachter der 3e klasse, opziener der jagt,<br />

visserij, aangezien in de eerste plaats door u maatregelen moeten worden genomen<br />

ter verbetering en uitbreiding van het personeel Uwer gemeente politie’.<br />

In Monnickendam was in dat jaar slechts één agent van politie in dienst, de eerder<br />

genoemde Laurens Koster. Hij was inmiddels 71 jaar en dus ‘niet in staat is om de<br />

diensten die van hem gevorderd mogen worden te kunnen bewijzen’. De commissaris<br />

van de koning schrijft verder: ‘Die persoon kan niet in de betrekking worden<br />

gelaten, wanneer men op een goede politie prijs stelt, maar om de publieke veiligheid<br />

beter te kunnen verzekeren, is het noodzakelijk dat hij wordt vervangen door<br />

een paar personen die krachtig en geschikt zijn om als politieagenten of als gemeentelijke<br />

veldwachters te kunnen handelen. Ik moet u daarom door deze aanbevelen<br />

ten spoedigste maatregelen te nemen, dat in de dienst der gemeentepolitie<br />

op een behoorlijke en afdoende wijze worde voorzien. Aangenaam zal het zijn<br />

weldra te mogen vernemen, wat te dezer zake door u verricht is’.<br />

Burgemeester Tjeerd van der Zee<br />

118<br />

Van de provincie valt dus geen steun te verwachten.<br />

B&W moeten het zelf opknappen en graag zo<br />

spoedig mogelijk. Dat zou echter nog vijftien jaar<br />

duren! Een wezenlijke verandering en verbetering<br />

ontstaat pas, als in februari 1881 dhr. Tjeerd van der<br />

Zee burgemeester van Monnickendam wordt. Een<br />

doortastend man die, anders dan zijn voorganger,<br />

een hervorming van de nachtwacht/nachtpolitie<br />

doorvoerde. Wat, vanwege financiële overwegingen,<br />

in 1866 niet lukte, kon vijftien jaar later dus<br />

wel (9). (007)<br />

Johannes Born<br />

Wel werd in juli 1866 Lourens Koster vervangen door een nieuwe dienaar van politie,<br />

Johannes Born. Maar deze man tobde met een zieke vrouw en een ziek kind.<br />

Dat kostte hem zoveel geld aan geneeskundige hulp en medicijnen, dat hij op 30<br />

april 1874 een smeekbrief aan het stadsbestuur stuurt om bijstand. Of het geholpen<br />

heeft blijft onduidelijk. Feit is wel, dat hij, vanwege betere vooruitzichten, in<br />

september 1875 naar Nijmegen vertrekt.<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Baldadigheid<br />

Dat er alle reden was voor meer toezicht op straat, blijkt uit het volgende verhaal.<br />

Op 27 april 1875 rijdt landman en wethouder Jan Slegt uit Broek in Waterland,<br />

komend van de markt te Purmerend, door Monnickendam. Daar krijgt hij een<br />

ongeluk, veroorzaakt door baldadige jeugd. Hij schrijft: ‘Een der bengels gooide<br />

mijn paard met een ijzeren stok van zijn hoepel tegen het achterpoot, waardoor<br />

onwillekeurig, met inspanning mijner mede rijders, het ons onmogelijk werd<br />

mijn paard te houden en wij ons aan de magt van het paard moesten overlaten,<br />

zoodat de wagen eindelijk op de stoep van de Heer van Dijk vloog en wij door die<br />

schok alle vier er af vlogen, waarvan één de wagen over zich heen kreeg en anderen<br />

ook deerlijke wonden bekwamen. Bevreemdend is het, dat, als men door de stad<br />

Monnickendam rijd, nooit geen politie beambte ziet, daar menigeen overklaagt,<br />

omdat er meestal in het Noordeinde, zo wel als in de Kerkstraat, dergelijke ondeugden<br />

worden ontmoet’.(...) Hij meent ‘dat er toch wel zoiets als een plaatselijke<br />

verordening bestaat, m.b.t. baldadigheid langs de publieke weg en zo ja, ‘dat<br />

die verpligting tot waarnemen dier order zoo slecht word gehandhaafd’. Bestaat<br />

die (verordening) niet dan is het wenselijk dat er een komt ‘ter voorkoming van<br />

meerdere ongelukken, omdat alwaar zulke gruwelen en ongeregeldheden met<br />

ijzeren hoepels en zo geschieden, door een verbeterd bestuur of toezicht mogen<br />

worden tegengegaan, daar ik bij deze ontmoeting ondervind hoe treurig het is,<br />

dat baldadigheden en staatschenderij word toegelaten, zoo dat daar door de veiligheid<br />

om met paarden door de stad te gaan geheel ontnomen word’. Dat dit<br />

voorval geen incident was, zal verderop duidelijk worden.<br />

Goed werk van de nachtwacht<br />

Op 13 januari 1880 was er een ongeval met de postkar van Hoorn naar Amsterdam.<br />

Even buiten de stad brak, bij het afrijden van de brug, de schroef van de spoorstok.<br />

Het paard ging er met het voorste gedeelte van door en trok de postiljon uit<br />

de kar, terwijl de conducteur ook een zeer onzachte buiteling maakte. Het paard<br />

viel in het water, maar werd er spoedig, met behulp van de nachtwachten, uitgehaald.<br />

Conducteur en postillon kwamen met de schrik vrij, terwijl met een huurrijtuig<br />

de rit kon worden voortgezet, zodat de correspondentie geen vertraging<br />

opliep, PC 18.1.1880. (Betekenis van de afkortingen vind u aan het einde van dit<br />

verhaal).<br />

Nachtwakers ook als buitengewoon veldwachter actief<br />

Tot 1881 waren er acht nachtwakers plus twee wachtmeesters en een brigadier.<br />

Burgemeester van der Zee stelt voor om het aantal wakers terug te brengen naar<br />

vier, onder leiding van een majoor. De Raad vindt het een goed idee en op 14 mei<br />

119


(boven) Sollicitatie voor nachtwacht; (onder) Nachtwachten 1881<br />

wordt besloten dat Monnickendammers dagelijks tussen 10 en 13 uur naar de betrekking<br />

van nachtwacht kunnen solliciteren, met als deadline 1 juni. Het tractement<br />

zal f 176,- per jaar bedragen. Goed kunnen schrijven is een vereiste.<br />

Op 14 juni wordt een lijst van zes personen gepresenteerd. Gekozen worden:<br />

120<br />

* Klaas van Zalinge, 26 jaar, NH, gehuwd, 2 kinderen<br />

* Hendrik Boddeke, 30 jaar, RK, gehuwd, twee kinderen<br />

* Jan Visser, 36 jaar, NH, gehuwd, 2 kinderen<br />

* Jacob Duif, 33 jaar, NH, gehuwd, 3 kinderen<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Als substituut (reserve dus) worden Bernardus Meerman, 33 jaar, RK, gehuwd, 4<br />

kinderen en Jacobus Jansen, 34 jaar, RK, gehuwd, 7 kinderen, aangewezen, maar<br />

smid Jansen bedankt voor de eer. De vier wakers worden beëdigd als nachtwacht<br />

maar zijn tevens onbezoldigd veldwachter.<br />

Naast deze nachtwakers/veldwachters werden er in januari 1882 nog eens vier buitengewone<br />

veldwachters aangesteld en beëdigd: Simon Schonevelt, Cornelis Jacobus<br />

Pronk, Jan Hamburg en Jochem Andries Hoppe. De laatste wordt in 1891<br />

opgevolgd door Sent de Ruijg, die tevens haringtelder was. Sent wordt in maart<br />

1893 eervol ontslagen.<br />

Nieuwe instructie<br />

Als de heren op 1 juli 1881 met hun werkzaamheden beginnen krijgen ze een nieuwe,<br />

uitgebreide instructie aangereikt. ‘Bij de samenstelling daarvan is ieder artikel<br />

van het oude reglement op de voet gevolgd en in overeenstemming gebracht<br />

met de eischen waaraan iedere goede instructie dient te voldoen, nl. eenvoud’.<br />

Ik vat de 32! artikelen kort samen. Ze zijn een ‘update’ van de instructie van 1852.<br />

De heren moeten van goed zedelijk gedrag zijn, tussen den 25 en 60 jaar, gezond<br />

en sterk van lichaam en kunnen lezen en schrijven. Ontstaan er lichamelijke gebreken<br />

dan moeten ze hun ontslag indienen, zo ook bij de leeftijd van 60 jaar. Het<br />

wachtgebouw onder de Speeltoren moet wekelijks worden gereinigd, elke week<br />

door een ander, te beginnen bij de oudste. Er mag geen beddengoed in het lokaal<br />

zijn. Wie geen dienst heeft mag de brits gebruiken.<br />

In artikel 5 worden de tijden aangegeven, ruwweg van ’s avonds negen tot ’s morgens<br />

zes uur. De rondes door de stad blijven gehandhaafd. De orders van de majoor<br />

zijn bindend. Hij staat in contact met de burgemeester. Als er iets bijzonders<br />

is voorgevallen moet dat ’s morgens bij het inrukken worden gemeld. Ook als er<br />

lantaarns niet branden moet dat bekend worden gemaakt.<br />

Anders dan vroeger heeft de man op patrouille niet meer een bel of ratel bij zich<br />

maar een haringfluitje waarmee hij zijn collega kan bereiken. Bij brand moet onmiddellijk<br />

de burgemeester worden bericht, de schildwacht bij de toren moet de<br />

klok luiden en de nachtwacht met een trommel door de straten gaan en ‘brand’<br />

roepen, met aanwijzing waar die brand is. Ook in geval van hoog water worden er<br />

voorschriften uitgegeven. Controle van de fabrieken waarbij vuur wordt gebruikt,<br />

121


staat hoog in het vaandel. Er moet toezicht worden gehouden op de haven, want<br />

er mogen ’s nachts geen schepen binnenlopen als er geen havengeld betaald is.<br />

Eigenlijk is alles van belang waar het de rust en veiligheid van de burgers betreft.<br />

Zo ook het attent zijn op een mogelijk misdrijf zoals diefstal, inbraak of brandstichting.<br />

De ingezetenen moeten respectvol bejegend worden en als iemand hulp<br />

nodig heeft moet dat verleend worden, voor zover dat past binnen de opdracht.<br />

Is één van hen ziek, dan moet hij zelf voor een plaatsvervanger zorgen. Die krijgt<br />

dan een deel van zijn loon.<br />

Bij aanvang van hun werk leggen ze de volgende eed af: ’Ik zweer (beloof) dat ik<br />

mijn verplichtingen als nachtwacht getrouw zal vervullen en mij nimmer zal laten<br />

overhalen door aanbiedingen of geschenken enig misdrijf of overtreding te<br />

verzwijgen’.<br />

Nadat er vanuit het provinciale bestuur wat aanmerkingen zijn gemaakt en veranderingen<br />

zijn aangebracht, wordt de definitieve instructie vastgesteld.<br />

Kostenplaatje 1890<br />

In oktober 1890 is de jaaruitgave voor dienaar van politie f 400,- met vrij wonen<br />

en bovenkleding gratis. De vier nachtwachten verdienen ieder nog steeds f 176,per<br />

jaar. Daarbij gevoegd de kosten van het wachthuis met verwarming en verlichting<br />

en verpleging (bewaking, eten en drinken) van politiegevangenen in de cel<br />

aan de Dam, betekende jaarlijks een kostenpost van f 1433,40.<br />

Het functioneren van nachtwacht en politie<br />

In het jaarverslag over 1889 schrijft burgemeester Lamaison van Heenvliet: ‘De<br />

dienst der gemeentepolitie gaf geen aanleiding tot bijzondere aanmerkingen. De<br />

politie, ook de nachtwacht kwijt zich naar behoren van hun plichten’.<br />

Twee jaar later meldt hij: ‘De dienst wordt stipt en naar behoren uitgevoerd, op<br />

het gedrag dier ambtenaren is geen aanmerking te maken’.<br />

In het jaarverslag van 1896 schrijft de burgemeester, dat de dienst naar behoren<br />

wordt verricht maar dat voor een ‘richtige toepassing van wetten en verordeningen<br />

het politietoezicht ten enen male onvoldoende is.’ Deze laatste zin komt regelmatig<br />

terug in de volgende jaaroverzichten, zo bv. in 1901 en 1906. In 1896 was<br />

er toegevoegd (maar later doorgestreept) de notitie: ‘terwijl de baldadigheid en<br />

straatschenderij hand over hand toenamen’.<br />

In 1899: ‘De maatregelen van de politie bepaalde zich tot het gewone toezicht;<br />

buitengewone maatregelen behoefden niet genomen te worden.’ De gemeenteveldwachter<br />

werd, waar nodig, bijgestaan door de nachtwachten, tevens onbezoldigd<br />

rijksveldwachter.<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Ik denk dat de burgemeester in zijn jaarverslagen een tamelijk rooskleurig beeld<br />

van de veiligheid in de stad geeft. De doorgestreepte notitie over baldadigheid–<br />

zie boven – had in elk jaarverslag opgenomen kunnen worden. Want dat baldadigheid<br />

veel voorkwam (eerder las u al wat dhr. Slegt uit Broek met zijn paard was<br />

overkomen), zal uit het vervolg van dit verhaal nog regelmatig blijken. Een voorbeeld<br />

uit 1892. ’Te Monnickendam hebben na afloop van de loting voor de Nationale<br />

Militie enige jongens schandelijk huisgehouden. Een grote spiegelruit in een<br />

der wagons van de Noord-Hollandse tram werd verbrijzeld. Buiten Monnickendam<br />

heeft men zekere de Vries te water geworpen, de wachts geslagen etc’, SPC<br />

28.2.1892.<br />

Ongetwijfeld zal dat te maken hebben gehad met drank. Regelmatig kom je namelijk<br />

berichten tegen dat de jongelui, die voor de loting in aanmerking kwamen,<br />

zich op of rond die dag te buiten gingen aan drank. De kasteleins worden in dat<br />

verband regelmatig gewaarschuwd om een oogje in het zeil te houden.<br />

Processen-verbaal<br />

Ik heb de notulen van B&W en de Gemeenteraad van de negentiende eeuw doorgenomen.<br />

Wat daarin opvalt, is het grote aantal processen-verbaal, met name in<br />

het laatste kwart van de negentiende eeuw. Overmatig drankgebruik, diefstal en<br />

dobbelen op de openbare weg waren de meest voorkomende ‘bestraffingen’, alle<br />

verordeningen ten spijt. Heel wat Monnickendamse voorouders hebben in die tijd<br />

de ‘wet’ overtreden, kan ik u verzekeren.<br />

Een bericht uit 1901 sluit hier bij aan: ‘Het einde van het oude en begin van het<br />

nieuwe jaar kenmerkte zich hier weer door een groot getal beschonkenen. Een<br />

nieuwtje is dit niet, want op Weesp na, staat Monnickendam in de provincie<br />

Noord-Holland het hoogst in drankverbruik per persoon. Voor ongeveer twee jaar<br />

was dat f 15,- met inbegrip van vrouwen en kinderen, Hoeveel vrouwen zullen hier<br />

en elders die beide dagen weer geleden hebben onder die vreselijkste aller lichaams-<br />

en zielsziekten, de drankzucht van echtgenoten, vaders en broeders’,<br />

NPC 6.1.1901.<br />

Plichtsgetrouw<br />

Maar er zijn ook goede dingen te melden. Dienaars van de veiligheid die plichtsgetrouw<br />

hun werk deden. Zo bijvoorbeeld Gerrit Kramer, op 27 maart 1883 tevens<br />

aangesteld als buitengewoon veldwachter. In de nacht van 6 op 7 januari 1884 was<br />

er bij schilder Hendrik Schram, aan de Zarken, wijk 1 nr. 35, brand uitgebroken.<br />

Nachtwacht Kramer heeft om half twaalf op het raam geklopt. Het achterhuis<br />

stond vol zwarte rook en er was een vlam zichtbaar. Schram en Kramer hebben<br />

122 123


kans gezien de brand te blussen door emmers water op het vuur te gooien. Ze hadden<br />

echter niet kunnen voorkomen dat er een hoop kleren waren verbrand. Ook<br />

een kast had schade opgelopen. Schram, van 1875 tot 1878 zelf ook nachtwacht<br />

geweest, neemt bij een nabespreking van de brand met de brandmeester J. van<br />

Leeuwen Azn de gelegenheid te baat, om de ambtsijver en de oplettendheid van<br />

nachtwacht Gerrit Kramer hulde te brengen, ‘waarover men in aanmerking neemt<br />

dat de mensen in het huis in hun eerste slaap waren en wegens de affaire in het<br />

huis terpentijn en olie aanwezig is, dan waren zeker, zonder de tegenwoordigheid<br />

van den nachtwacht de gevolgen allertreurigst geweest’. In een brief aan de burgemeester<br />

schrijft van Leeuwen: ‘De ondergetekende heeft daarom de eer de<br />

nachtwacht G. Kramer aan U voor te dragen voor een loffelijke vermelding en een<br />

stoffelijk bewijs van waardering’.<br />

Veldwachter<br />

Veiligheid in de twintigste eeuw<br />

Aan het begin van de twintigste eeuw waren er vier nachtwachten, annex veldwachters.<br />

Daarnaast nog een rijksveldwachter, meestal als politieman aangeduid,<br />

die in een wat groter gebied verantwoordelijk was.<br />

De nachtwakers liepen twee aan twee wacht. De eerste groep van tien tot twee uur,<br />

de tweede groep van twee tot vijf. Ze kregen daarvoor zes gulden per week. En de<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

oude gewoonte om met Nieuwjaar de burgers een gedrukte zegen en heilwens aan<br />

te reiken, in ruil voor een fooitje, was nog steeds in tact.<br />

Maar dat het beroep van nachtwacht nog steeds een uiterst karig bestaan was,<br />

blijkt op 31 augustus 1903. De heren Klaas van Zalinge, Daniël Meerman, Adriaan<br />

Mol en Gerrit Hoppe vragen verhoging van hun tractement, van f 176,-naar f 225,per<br />

jaar per persoon. Ze hebben uitgerekend dat hun huidige salaris slechts acht<br />

cent per uur bedraagt ‘hetgeen voor nachtwerk zuinig genoeg is’. Ze konden dan<br />

ook alleen het hoofd boven water houden als ze overdag nog werkzaamheden hadden<br />

als bijvoorbeeld hooisteker, postbode of ander werk. Maar dat houd je op de<br />

duur natuurlijk niet vol.<br />

Verderop zal blijken dat er – op jaarbasis – 25 gulden is bij gekomen.<br />

Bekende nachtwachten en veldwachters<br />

Op deze en de volgende pagina’s komt u de namen van een aantal veiligheidsbeambten<br />

tegen, die u mogelijk bekend in de oren zullen klinken. Niet zo bekend<br />

als de man op de foto, maar<br />

toch. (0011)<br />

Daniel Meerman<br />

Nachtwacht Daniël Meerman,<br />

tevens hooisteker, aangesteld<br />

in 1887, het sterfjaar<br />

van zijn vader Bernardus die<br />

ook nachtwacht is geweest,<br />

is enkele maanden door dr. C<br />

van Tijen behandeld voor<br />

zwaar lichamelijk lijden. Wat<br />

dat ‘lijden’ inhield wordt niet<br />

vermeld, maar dr. van Tijen schrijft op 15 september 1904 dat het lijden ‘bedoelde<br />

persoon dermate in zijn krachten heeft aangegrepen, dat er geen verwachting<br />

mag gekoesterd worden, ook met het oog op zijn rijpe leeftijd, (Meerman was in<br />

december 1843 geboren dus ruim 60 jaar, caeg), dat deze persoon zijn nachtelijke<br />

werkzaamheden weder naar behoren zal kunnen hervatten’. Het gevolg is dat<br />

Meerman op 25 september ‘door een hevige ziekte blijvend krachteloos geworden<br />

zijnde, tot zijn diep leedwezen gedwongen was zijn ontslag te verzoeken’, terwijl<br />

hij ‘eerbiedig vraagt dat de Edelachtbare Raad zo moogelijk (hem) in pensioen<br />

moge nemen na zijn bijna 20-jarige dienstvervulling, deze zoo verschrikkelijke<br />

slag te verlichten met een klein pensioen’. Als je in die tijd zonder werk kwam,<br />

betekende dat ook meteen geen inkomen. Zijn vraag was dus heel begrijpelijk.<br />

124 125


Meerman in actie<br />

Uit de periode dat hij nog gezond was, is het volgende voorval bewaard gebleven.<br />

‘De bewoners van Monnickendam beleefden donderdagmiddag eenige angstige<br />

oogenblikken. Enkele jongelui zakten op de gracht van de Binnendijk door het<br />

ijs. Toegeschoten helpers vermeerderden dat aantal tot dertien, die allen in het<br />

water lagen te spartelen en zichzelf zo goed mogelijk trachtten te helpen, wat aan<br />

sommigen gelukte. De overigen werden met touwen, staken, ladders en vooral<br />

door schipper Winkel die met zijn knecht, benevens nachtwacht Meerman te water<br />

sprongen, gered’, SPC 8.1.1890.<br />

Rebels gedrag<br />

Eerder las u wat dhr. Slegt uit Broek in Waterland in Monnickendam is overkomen.<br />

De toen genoemde baldadigheid was beslist geen incident. Twee voorbeelden.<br />

‘Door de rijksveldwachter Koeleman worden hier scherpe nasporingen gedaan<br />

omtrent enige jongelieden die de vuile ongemanierdheid hebben gehad om de<br />

woning van een stil, eenvoudig ingezetene van onder tot boven vol koedrek te<br />

werpen en nog bij anderen in een laag gelegen woning stenen door de schoorsteen<br />

te gooien. Men vermoedt dat de plegers dezer baldadigheden ….catichisanten zijn.<br />

Een schoone praktijk van de pas opgedane theorie!! Daar de rijksveldwachter<br />

Koeleman een buitengewoon scherpe neus heeft, zal het hem ook ongetwijfeld<br />

gelukken, de daders te vinden’, NPC 19.12.1900.<br />

En ja hoor, begin januari meldt de krant, dat de catechisanten, die zich vermoedelijk<br />

aan straatschenderij schuldig hadden gemaakt, gedagvaard zijn en voor de<br />

rechtbank moeten verschijnen, NPC 6.1.1901. De vijf heren met de initialen WV, JC,<br />

SW, SdV en J.M zijn veroordeeld tot het betalen van f 2,- boete elk, NPC 30.1.1901.<br />

Het kan nog erger<br />

‘Het blijft een treurig verschijnsel dat de jeugd zo weinig medelijden gevoelt voor<br />

zwakken en ongelukkigen. Zo werd zondagavond een in hoge mate zenuwachtig<br />

en aan toeval lijdend jongmens dusdanig geplaagd, dat hij in, woede ontstoken,<br />

alles kort en klein sloeg wat onder zijn bereik kwam en eindelijk in een toeval<br />

neerviel. Ook zwakken van geestvermogens worden dikwijls het slachtoffer van<br />

meedogenloze jongelieden die er zich mee vermaken hun toorn op te wekken. Het<br />

schijnt dat men niet gevoelen kan, hoe verregaand wreed en gevaarlijk zulk spel<br />

is’, SPC 24.6.1903.<br />

Denk niet dat dit incidenten waren. In de kranten van de vorige eeuw, staan talloze<br />

voorbeelden van een gedrag waaruit een, laat ik het voorzichtig zeggen,<br />

vreemde gezindheid spreekt.<br />

126<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Monnickendam een ongunstige uitzondering in de provincie<br />

Eind december 1904 krijgt het stadsbestuur een brief van de commissaris van de<br />

koningin in Noord-Holland. De Directie van de Noord Hollandsche Tramwegmaatschappij<br />

ondervindt, als zij door de stad rijden, regelmatig problemen van<br />

de Monnickendamse jeugd.<br />

Het grondgebied van de gemeente is zo uitgestrekt, dat er meer politiebewaking<br />

nodig is. Blijkbaar heeft het stadsbestuur aan het Provinciale Bestuur gevraagd of<br />

de Trammaatschappij niet mee kan betalen aan een tweede politiedienaar. Maar<br />

dat verzoek krijgt geen steun. Dat er meer politietoezicht zou moeten zijn, mag<br />

blijken uit de zinsnede van de commissaris van de koningin: ‘dat de bevolking<br />

Uwer gemeente als eene ongunstige uitzondering moet worden beschouwd op de<br />

rustige bevolking van het zuidoostelijk deel van deze provincie’. Hij schrijft dan:<br />

‘Het komt mij toch in elk geval voor, dat alleen in overleg met de Directie der<br />

Maatschappij door U verbetering in de toestand, waarover ook bij mij van verschillende<br />

zijden geklaagd wordt en die bij wijlen, inzonderheid in het goede seizoen<br />

onhoudbaar schijnt, eene enigszins afdoende verbetering zal kunnen worden<br />

verkregen. Ik heb mij tevens overtuigd, dat door U in deze, voor over dit mogelijk<br />

is, op de krachtige medewerking van de zijde van de Rijkspolitie zal kunnen<br />

gerekend worden.<br />

Het kwaad waarover geklaagd wordt, zal echter wel niet alleen en zelfs niet in de<br />

eerste plaats door vermeerdering van politiepersoneel kunnen worden bestreden.<br />

Indien een enkele maal, of door U persoonlijk, of door een gezaghebbend persoon<br />

krachtig en zo nodig met voldoende macht kon worden opgetreden, hetzij door<br />

de dien ten gevolge opgemaakte processen verbaal (door latere veroordeling van<br />

de belhamels gevolgd) een heilzame schrik onder de ongebonden schooljeugd of<br />

volwassen kwaadwilligen en daardoor verbetering in de toestand gebracht worden.<br />

Wellicht zou daartoe ook in sterke mate kunnen medewerken, indien door<br />

U het onderwijzend personeel in Uw gemeente er toe gebracht werd om door vermaning<br />

als anderszins de schooljeugd in andere richting te brengen. Indien ik mij<br />

niet vergis, heeft elders zoodanige medewerking goede gevolgen gehad’.<br />

Drank een groot probleem<br />

‘In de nacht van zondag op maandag (juni 1905) is de drank weer eens oorzaak geweest<br />

van een hevige snijpartij. Door C van D werden aan Willem Kool verscheidene<br />

wonden toegebracht aan arm en handen. Dr. van Tijen, wiens hulp ingeroepen<br />

moest worden, is ongeveer twee uur bezig geweest met aannaaien van het<br />

vlees. Naar men ons uit betrouwbare bron heeft meegedeeld, moet het geval zeer<br />

ernstig zijn. Maar we verwachten dat de hand der justitie hier krachtig zal ingrijpen,<br />

zo niet tot verbetering der beide drankslaven, dan toch tot voorbeeld voor<br />

127


anderen. Onbekend is het politietoezicht er in ieder geval niet mee, daar de nachtwacht<br />

dr. van Tijen geassisteerd heeft’, SPC 7.6.1905<br />

Nog meer baldadigheid<br />

Nog twee voorbeelden van baldadigheid. Het eerste vond plaats in december 1906.<br />

‘Maandagavond hebben enige baldadigen een ongeluk veroorzaakt, dat betrekkelijk<br />

goed is afgelopen. Het paard van D. Sch (het zou Schooneveld of Schaatsbergen<br />

kunnen zijn) alhier, dat door de knecht aan de hand huiswaarts werd geleid,<br />

werd door hen met allerlei middelen aan het schrikken gemaakt. Het gevolg<br />

was dat de geleider het meer en meer wilder wordende dier niet meer kon houden<br />

en na over straat te zijn meegesleurd het moest loslaten. In zijn angst sprong het<br />

dier op de stoep voor het Gemeenelandshuis van Waterland en kwam met kop en<br />

borst tegen een van de ramen terecht, zodat twee roeden en zeven ruiten werden<br />

verbrijzeld en het arme beest enkele bloedende wonden opliep. Daarop rende het<br />

de stad in, maar werd spoedig gegrepen.<br />

De straatschenderij neemt hand over hand toe en de ondeugd woekert hier maar<br />

voort. Om daar aan paal en perk te stellen zou misschien een detachement rijksveldwachters<br />

nog niet voldoende zijn’, PC 16.12.1906<br />

Eind juni 1908. ‘Tijdens de afwezigheid van de heer C de Haas, hebben enkele<br />

straatbengels uit baldadigheid een 8-tal pannen van zijn woning, aan de ingang<br />

van onze stad gelegen, naar beneden geworpen en daarmee vernield en erg huisgehouden<br />

in de bloementuin. Gelukkig zijn de vernielers bekend. Moge zij voor<br />

hun minne daad eens goed worden gestraft’, PC 1.7.1908. En dat er gestraft werd<br />

blijkt uit de berichten in de krant, waarin maandelijks alle veroordelingen door<br />

de rechtbank van Haarlem worden vermeld.<br />

U ziet, rebels gedrag is van alle tijd en de roep om meer gezagsdragers is ook niet<br />

alleen van vandaag. Maar ja, met slechts één veldwachter kom je natuurlijk niet<br />

zo ver. Ook al werd hij, zoals de jaarverslagen wordt aangeven, waar nodig, bijgestaan<br />

door de vier nachtwachten annex buitengewone veldwachters. Maar als je<br />

‘s nachts moet surveilleren, ben je overdag vast niet zo helder en alert, lijkt me.<br />

2007<br />

Overigens, ook in de 21e eeuw is vandalisme nog steeds actueel. Op 10 mei 2007,<br />

zo lees ik op internet, schrijft de krant: ‘Het kerkbestuur van de Grote Kerk in<br />

Monnickendam wil dat de gemeente maatregelen neemt om de kerk tijdens de<br />

kermis tegen vandalen te beschermen. Honderden glas-in-lood raampjes zijn tijdens<br />

de laatste kermis door vandalen met bierflesjes ingegooid. De vandalen zijn<br />

128<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

meerdere nachten actief geweest. De schade bedraagt duizenden euro’s. Bestuursvooorzitter<br />

Klaas Roos hoopt dat er een beroep kan worden gedaan op het calamiteitenfonds<br />

van de gemeente. Desnoods draaien de vandalen op voor de onkosten.<br />

De politie onderzoekt de zaak’.<br />

Klaas van Zalinge(n)<br />

Klaas van Zalinge was zowel brieven- en telegrambesteller als nachtwacht. Vanwege<br />

een verandering in de dienst der posterijen, is hij gedwongen ontslag te nemen<br />

als nachtwacht. Hij komt met het vriendelijke verzoek ‘wegens bijna 24 jaar<br />

eerlijke en trouwe dienst als nagtwagt, in<br />

aanmerking te mogen komen voor een gratificatie’.<br />

Zijn eervolle ontslagaanvraag<br />

wordt gehonoreerd. Hij krijgt eenmalig<br />

vijftig gulden. Johan Hartwigsen neemt<br />

zijn taak als nachtwacht over, PC 13.5.1908.<br />

Over hem verderop meer.<br />

Gerrit Hoppe maakt een dolle hond af<br />

Nachtwacht Gerrit Hoppe, maakte in 1910<br />

iets bijzonders mee. ‘Zaterdagmorgen<br />

kwam alhier met zijn hondenkar de winkelier<br />

D.E. uit Zuiderwoude. Op de Zeedijk<br />

kreeg één der trekhonden een stuip, zoodat<br />

hij hem uitspande. Nadat, naar zijne meening,<br />

de aanval was geweken, wilde hij de<br />

hond weer inspannen. Plotseling rukte de<br />

hond zich los en vloog op zijn baas aan, verscheurende<br />

hem broek en kiel, zonder hem<br />

gelukkig lichamelijk letsel toe te brengen. Daarna rende hij de vesting op. De eigenaar,<br />

vreezende dat het razende dier gevaarlijk zou worden voor zijn omgeving,<br />

verzocht nachtwacht Hoppe het beest dood te schieten. Hoppe raakte het dier wel,<br />

maar niet doodelijk, maar toch zoodanig dat het geen kwaad meer kon doen.<br />

Daarna heeft E het dier verdronken. Dinsdag j.l. had hij den hond voor een hoogen<br />

prijs gekocht’, PC 9.11.1910<br />

Brand op de huwelijksdag<br />

Diezelfde Gerrit Hoppe was op 14 april 1904 getrouwd met Niesje Mooij. Dat huwelijk<br />

heeft echter maar acht jaar geduurd. Op 12 september 1912 is Niesje overleden,<br />

41 jaar oud.<br />

129


Een half jaar later, op 13 maart 1913, trouwt Gerrit met Margje Bosch uit het Friese<br />

Weststellingerwerf (Noordwolde). Maar terwijl het bruidspaar met hun gasten<br />

eenwandelingdoorde stad maken,ontstaatin Gerritshuis eenbeginnendebrand.<br />

Het achtergebleven vrouwelijk personeel is naar buiten gelopen om hulp te halen.<br />

De heren Sijmen Meij senior en junior slagen er in om op het dak te klimmen en<br />

met een aantal emmers water het vuur te blussen, PC 19.3.1913. Een wel heel erg<br />

memorabele huwelijksdag!<br />

Koperdiefstal<br />

Dat diefstal van koper niet alleen een probleem van onze tijd is, blijkt in 1917.<br />

‘Reeds enige tijd werd er bij het electriciteitsbedrijf koperdraad vermist, zonder<br />

dat men de daders op het spoor kon komen. Totdat het in de nacht van jl. dinsdag<br />

aan de rijksveldwachter Hansma en nachtwacht Leguit gelukte twee personen op<br />

heterdaad te betrappen. De ene was een beambte van de gasfabriek A.K, de ander<br />

een werkman bij de firma van Hattum en Blankevoort.<br />

Beide personen zijn in voorarrest gesteld, terwijl het gerechtelijk onderzoek reeds<br />

twee dagen duurt’, SPC 3.6.1917<br />

Nieuw wachtlokaal<br />

In mei 1918 kan er bij de speeltoren een nieuw wachtlokaal in gebruik worden<br />

genomen. Een ruim verblijf voor de wachters en twee arrestantenlokalen, die<br />

’s winters daarvan warmte ontvangen. Het oude lokaal was middeleeuws en voor<br />

arrestanten ’s winters onbruikbaar.<br />

Boven is een<br />

goede bergruimte. Het<br />

uitwendige, in de oude<br />

stijl herbouwd, is een aanwinst<br />

voor de stad. Een<br />

grote verbetering, aldus<br />

de PNHC van 29 mei.<br />

Plattegrond nieuw wachthuis<br />

130<br />

Hoe het ontbreken van<br />

verwarming in de arrestantencellen<br />

werd opgelost,<br />

blijkt uit het volgende<br />

verhaal.<br />

‘Dat zich hier niet zo licht<br />

een geval zal voordoen als<br />

reeds elders is gebeurd,<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

waarbij een in het arrestantenhok<br />

opgesloten vreemdeling<br />

de dood vindt, kan men uit het<br />

volgende opmaken. Zaterdag<br />

jl. belden twee fatsoenlijk geklede<br />

vreemdelingen aan bij<br />

den rijksveldwachter in onze<br />

stad en vroegen een giftje, wegens<br />

werkeloosheid. Natuurlijk<br />

werden ze ingepikt en naar<br />

de cellen der Nor gebracht.<br />

Maar onze overheid, met het<br />

stormachtige, gure weer zelf<br />

bij een warme kachel zittend,<br />

voelde voor de arme zwervers<br />

en kwam op de gedachte, met<br />

goedvinden der nachtwachten,<br />

hen een onderdak in het wacht-<br />

Tekening nieuw wachthuis<br />

lokaal van de politie te geven.<br />

Daar werden de mensen nu<br />

heen gebracht en van het nodige voorzien, wat ze dankbaar aanvaardden. Het lot<br />

was hun gunstig, wijl, wegens de zondag, ze eerst maandag naar Haarlem gebracht<br />

konden worden, om er de straf wegens landlooperij te ondergaan’, SPC<br />

23.11.1913.<br />

Onrust in de Purmer<br />

In oktober 1918 vraagt het ‘Purmer belang’ om nachtbewaking. Er is sprake van<br />

verschillende diefstallen en inbraken in de Purmer, met name ‘s nachts. Er is ingebroken<br />

in de kerk, in de school, het brandspuitenhuisje en in de laatste nacht (3<br />

op 4 oktober) is er een schaap geslacht in de wei van de heer G. Vels aan de Westerweg.<br />

Gevraagd wordt om een geregelde en doorlopende nachtelijke surveillance<br />

door de politie van ’s avonds tien tot ’s morgens vier uur.<br />

Blijkbaar is er aan dit verzoek geen gehoor gegeven, want in juni 1919 valt er opnieuw<br />

bij het stadsbestuur een brief op de mat. De heren W. Korevaar en J. Koning<br />

schrijven namens de bewoners in de Purmer ‘dat het hoogst wenselijk en noodzakelijk<br />

is dat er in de Purmer twee veldwachters gestationeerd worden met het oog<br />

op diefstallen die de laatste tijd zijn gepleegd en ook met het oog op ongewenst<br />

bezoek van woonwagenbewoners, dewelke tot groote overlast van de bewoners<br />

daar soms geruime tijd bivakkeren, alsmede voor nachtbewakingsdienst. Ze vra-<br />

131


gen om een veldwachter te plaatsen aan de Kerkebuurt en een aan de Driesprong’.<br />

Maar op 1 juli deelt het stadsbestuur dat het in zijn vergadering ‘geen tekenen gevonden<br />

heeft om te voldoen aan uw verzoek tot het stationeren van twee veldwachters<br />

in de Purmer’.<br />

Een soortgelijke brief gaat ook naar B&W van Purmerend. Daar heeft men er kennelijk<br />

het belang van ingezien, gelet op het volgende bericht: ‘Herhaalde malen<br />

werd in de Purmer geklaagd over onvoldoende politietoezicht. Op verzoek van de<br />

vereniging ‘Purmer belang’ heeft tenslotte Purmerend een veldwachter aangesteld,<br />

welk vooral in het deel van de gemeente in de Purmer dienst zou doen. De<br />

genoemde vereniging heeft nu onlangs<br />

aan de drie overige gemeenten, Ilpendam,<br />

Edam en Monnickendam, het verzoek<br />

gericht om bij te dragen in het salaris<br />

van de veldwachter, die vanwege de<br />

gemeente Purmerend in de Purmer gestationeerd<br />

is. Aldus wilde men, dat die<br />

veldwachter in de gehele polder dienst<br />

zou doen, op kosten van de vier betrokken<br />

gemeenten. De drie overige besturen<br />

waren echter niet bereid om hiertoe<br />

mee te werken.(..) De raden waren het<br />

met de colleges van B&W eens, dat de politie<br />

van hunne gemeenten voldoende<br />

dienst in de Purmer deden. Dat is dus<br />

niet in overeenstemming met de herhaalde<br />

klachten over gebrekkig politie-<br />

Veldwachter met arrestant<br />

toezicht in de Purmer’, WA 9.7.1921<br />

Piet van Dijk, nachtwacht en veldwachter<br />

Als burgemeester Versteeg begin januari 1924 sollicitanten oproept voor de vacante<br />

betrekking van nachtwacht, is het Piet van Dijk die op 1 februari benoemd<br />

wordt. Van Dijk was in 1926 ook afslager van de vis en zou zijn loopbaan bij de<br />

Rijkspolitie eindigen.<br />

Begin april 1928 werd hij op het stadhuis gehuldigd voor het feit dat hij binnen<br />

25 jaar zes kinderen uit het water had gered. In tegenwoordigheid van het politiekorps<br />

overhandigde de burgemeester de redder namens het Carnegie-Heldenfonds<br />

een getuigschrift in lijst en vijftig gulden contanten.<br />

132<br />

Van Dijk attent bij brand<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

In de nacht van woensdag op donderdag<br />

brak er door onbekende oorzaak brand<br />

uit in de garage en opslagplaats van de<br />

heer Tol man in het Zuideinde. De nachtwacht<br />

van Dijk en dhr. Sta van Uiter, welken<br />

het vuur ontwaarden maakten onmiddellijk<br />

alarm, waarop spoedig een<br />

tweetal brandweerlieden en enkele burgers<br />

met drie slangen op de waterleiding<br />

het blussingswerk werd aangevangen.<br />

Een angstig ogenblik was het, toen de<br />

voorgevel van het gebouw zich begaf en<br />

plotseling over de gehele lengte van de<br />

straat neerstortte, waarbij als door een<br />

wonder geen ongelukken werden veroorzaakt.<br />

De gehele bovenverdieping en het<br />

achtergebouw brandde uit. In het voorgedeelte<br />

dat ook deerlijk gehavend werd,<br />

Nachtwachten van Dijk (l) en Hartwigsen (r) stond de auto van de heer Tolman. Toen<br />

(Collectie G. Bont)<br />

de vlammen geblust waren en de motor<br />

van de wagen werd aangeslagen deed<br />

deze het, tot ieders verwondering, uitstekend, reed met een sierlijke zwaai over<br />

de puinhopen de straat op en maakte voor de heer Ford een uitstekende reclame.<br />

Het kalme weer was mede de oorzaak, dat de brand geen grotere afmetingen heeft<br />

aangenomen, anders waren de belendende percelen zekerlijk in vlammen opgegaan’,<br />

PNHC 24.8.1929.<br />

In november 1932 wordt vermeldt dat nachtwacht van Dijk bevorderd is tot gemeenteveldwachter,<br />

SPC 12.11.1932 en in november 1935 meldt de krant dat hij<br />

begin van die maand is benoemd tot onbezoldigd rijksveldwachter, WA<br />

6.11.1935.<br />

De laatste nachtwacht: Johan Hartwigse(n)<br />

De laatste nachtwacht van Monnickendam is Johan (Jo) Hartwigsen). Hij is vernoemd<br />

naar zijn grootvader, kuiper van beroep, die begin negentiende eeuw vanuit<br />

Braderup naar Monnickendam was gekomen (10).<br />

Johan, geboren op 31 juli 1865, is ook kuiper, als hij op 16 augustus 1894 trouwt<br />

met Sjieuwke van Assen uit Bolsward, geboren op 24 oktober 1863, dochter van<br />

Jan van Assen en winkelierster Jannetje Joekes Dijkstra. Beiden behoren tot de<br />

133


Lutherse gemeente en wonen op het Noordeinde, wijk 3 nr. 42, later op nr. 65. Johan<br />

en Sjieuwke krijgen vier kinderen, waar van er twee jong overlijden.<br />

Per 1 mei 1908 wordt Johan, actief als omroeper in de stad, door burgemeester van<br />

Aken benoemd tot nachtwacht, met een jaarwedde van 201 gulden. Zo’n nevenfunctie<br />

was hard nodig, want de beloning van de nachtwacht was al jaren uiterst<br />

matig, zoals we eerder zagen.<br />

Ook Hartwigsen meldt zich bij het stadsbestuur. Samen met zijn collega Pieter<br />

Leguit (de laatste was ook hooisteker), schrijft hij op 28 juli 1917 een brief. Hij en<br />

z’n collega doen zeven nachten dienst voor slechts f 4,60. Het voordeeltje dat ze<br />

lange tijd hadden, nl. het uitdoven van de gaslantaarns (wat extra betaald werd)<br />

zijn ze door de tijdsomstandigheden (elektrische verlichting had de gaslantaarns<br />

overbodig gemaakt, caeg) kwijtgeraakt. En nu het dijkwerk bijna voltooid is, is<br />

het wekken van de arbeiders vrijwel ook niet meer nodig. Niettegenstaande dat<br />

wij even nauwkeurig onze plichten vervullen, doen wij in deze een beroep op uwe<br />

welwillendheid en macht, om in deze kwade positie verbetering te brengen’.<br />

Hartwigsen eindigt met: ‘Aangezien bovenstaand schrijven buiten critiek is gesloten,<br />

hopen wij op den goedgunstige beschikking en verblijven wij met de meeste<br />

eerbied’.<br />

Het helpt in zoverre, dat beiden vanaf 1 juli een gulden per week toeslag krijgen.<br />

Op 8 maart 1918 schrijft Johan opnieuw een brief: ‘Ondergetekende, gemeente<br />

nachtwacht veroorloofd zich de vrijheid uw edel achtbare heeren vriendelijk te<br />

verzoeken het loon als nachtwacht te verhogen, nu het porren is verboden en er<br />

niet meer wordt bij verdient, is het loon van 70 cent per nacht toch wel wat kort.<br />

Hopende op een gunstige beslissing, noem ik mij uw dienaar J. Hartwigsen.’<br />

Opnieuw blijkt zijn verzoek te hebben geholpen, want met ingang van 1 oktober<br />

van dat jaar wordt zijn jaarwedde en dat van zijn college Leguit verhoogd van f<br />

300,- naar f 400,-, PNHC 20.3.1918 en 16 oktober 1918. De heren bedanken het<br />

stadsbestuur vanwege een verkregen gratificatie, PNHC 21.2.1925.<br />

Zo’n gratificatie ontvingen deze veiligheidsbeambten overigens wel vaker. Vanaf<br />

begin 1900 kreeg de veldwachter f 10,- en de vier nachtwachten samen f 20,- vanwege<br />

buitengewone diensten gedurende de kermis. Dat extraatje was hard nodig,<br />

want het leven werd in de twintigste eeuw gaandeweg duurder en duurder.<br />

Opnieuw salarisverhoging<br />

Een jaar later gaat op 1 oktober de jaarwedde van Hartwigsen en Leguit opnieuw<br />

omhoog naar f 600,- per jaar. Dat zal wel te maken met het verzoek dat de heren<br />

op 10 september 1919 hadden ingediend, om verhoging van hun tractement. Het<br />

argument daarbij was ‘gezien onze functie meest nachtarbeid is en de steeds stij-<br />

134<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

gendelevensstandaardkunnen<br />

wij met het tegenwoordige<br />

salaris in zoverre niet<br />

toekomen’. Zij leggen hun<br />

omstandigheden als volgt<br />

voor: ‘De diensturen bedragen<br />

thans 40 uur per week,<br />

dat wordt alzoo f. 0,20 per<br />

uur, waarvoor wij bovendien<br />

verplicht zijn zonodig<br />

gratis buitengewone diensten<br />

te verlenen. Benevens<br />

zijn wij genoodzaakt eenige<br />

uren van onze dagtaak af te<br />

zonderenvoor rust. Ook hebben<br />

wij ons rijwiel ten dienste<br />

der Gemeente en doen<br />

onze schoenen en kleederen<br />

Politiewachthuis<br />

slijtage, wat tegenwoordig<br />

niet onderschat moet worden.<br />

Zo ziet u, edele Heren dat wij nog ver beneden een burgerpositie zijn gesalariëerd.<br />

Het is niet uit ontevredenheid doch uit dringende noodzakelijkheid dat<br />

wij tot u komen en hopen en vertrouwen om gunstig beoordeeld te mogen worden’.<br />

Nee, een vetpot is het werk van een nachtwacht nooit geweest.<br />

Gevaarlijk werk<br />

Het beroep van nachtwacht was niet altijd ongevaarlijk was. Genoemde Hartwigsen<br />

had dat al aan te begin van zijn functie aan den lijve ondervonden. ‘Wegens<br />

mishandeling zonder eenige reden van den nachtwacht Johan Hartwigsen is proces-verbaal<br />

opgemaakt tegen P.v D. Jz, alhier’, PC 1.9.1909. Op 17 november kreeg<br />

v D daarvoor vijf dagen gevangenisstraf. (Deze P. van D stond bekend als een notoire<br />

drinker en veroorzaakte heel wat overlast. Zijn naam kom je dan ook regelmatig,<br />

in ongunstige zin, in de kranten tegen).<br />

Einde loopbaan<br />

Als Johan Hartwigsen ruim 66 jaar is, krijgt hij op 1 februari 1932 eervol ontslag<br />

als nachtwacht. Hij wordt benoemd tot buitengewoon veldwachter, hetgeen betekent<br />

dat hij bij bijzondere gelegenheden kon worden opgeroepen om te assisteren.<br />

135


Op 15 maart 1942 is Hartwigsen overleden. Zijn vrouw Sjieuwke was hem op 11<br />

maart 1931 al voorgegaan.<br />

Porren<br />

U las eerder iets over ‘porren’. Dhr. Veltrop (11) schrijft daarover het volgende: ‘Het<br />

was ook de tijd van beroepen die nu al lang niet meer bestaan. Eén van die beroepen<br />

was de porder, de man die als wekker fungeerde en de stadgenoten die vroeg<br />

uit bed moesten wakker maakte’. Zo’n porder was van Dijk. Hij woonde aan de<br />

Korte Burgwal. Bakkers, slagers, boeren en anderen die vroeg op moesten werden<br />

door van Dijk gewekt. Eerst kwam hij vragen hoe laat er gepord moest worden en<br />

op welke dagen. Een keer porren kostte 3 centen, meerdere dagen 5 of 6 centen per<br />

week. Het pordersbaantje werd na de 1e Wereldoorlog overgenomen door de vier<br />

nachtwachten die Monnickendam toen telde: Arie Mol, Gerrit Hoppe, Johan<br />

Hartwigsen en Piet van Dijk’. Bijverdienste dus van deze heren.<br />

De nachtwacht afschaffen?<br />

In de Raadsvergadering van november 1927 wordt de post van nachtwacht besproken.<br />

Het kost de kas f 1200,- per jaar. De heer Wijchers: ‘Zijn er wel termen aanwezig<br />

om die te handhaven? Kadwoude, Ilpendam en meerdere plaatsen houden er<br />

niet een op na, Monnickendam wel. Ik stel voor de nachtwacht af te schaffen’. De<br />

voorzitter geeft aan dat hij van tegenovergestelde mening is. De nachtwacht is<br />

voor velen een schrik. Waarop dhr. Wijchers vraagt: ‘Waarom dan niet in Overleek<br />

en Kadwoude? Waarop de voorzitter antwoord dat het werk daar door de rijksveldwachter<br />

wordt gedaan. Het voorstel van Wijchers wordt afgwezen, PNH<br />

23.11.1927<br />

Maar het bleef Wijchers bezighouden, zoals blijkt uit de Raadsvergadering van 21<br />

november 1929. Hij zegt: ’t Spijt mij om de persoon, maar ik zou de werkzaamheden<br />

van aanplakker in Monnickendam en de Purmer niet extra bezoldigen, doch<br />

dit de gemeenteveldwachter opdragen. Deze is goed gesalariëerd en heeft er tijd<br />

genoeg voor. Ze hebben wel eens gezegd, Wijchers woont op een mooi hoekje, die<br />

ziet wel meer dan goed is. Maar er gaat geen dag voorbij of ik zie de veldwachter<br />

om den hoek bij de Speeltoren staan, misschien wel voor het regelen van het verkeer.<br />

Daarom, zou ik zeggen, heeft hij ook wel tijd voor aanplakken’.<br />

Maar de voorzitter antwoord dat het een politieman is en dat zijn instructie door<br />

de commissaris van de koningin wordt vastgesteld.<br />

Een paar jaar later komt het onderwerp opnieuw ter sprake. ‘De heer Wijchers<br />

merkt op, met betrekking tot de kleding van de gemeenteveldwachter, dat deze<br />

136<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

soms wat sober aandeed. f 150,- per jaar is toch genoeg? Laat de dienaar van de<br />

Heiligen Hermandad zich voortaan behoorlijk kleeden’. Spreker ziet het nut van<br />

de nachtwachten niet in. Bij de niet geslaagde inbraak bij juwelier Kroone heeft<br />

de nachtwacht wel een persoon gezien, doch niet aangehouden. In Broek in Waterland<br />

wordt iedereen aangehouden, die zich op straat bevindt op een nachtelijk<br />

uur’. De voorzitter meent dat de nachtwachten wel actief zijn geweest. Zij waren<br />

echter lopend, de inbreker op de fiets. Wel is de rijkspolitie gewaarschuwd en zijn<br />

de wegen afgezet, doch de inbreker is ontsnapt. Hij is er tegen om de post nu of<br />

later af te schaffen. Het voorstel van de heer Wijchers krijgt dus opnieuw geen<br />

steun, WA 12.12.1931<br />

Overstroming haalt de landelijke pers<br />

1928. ‘Het was maandag morgen een droevig gezicht, het Oostelijk gedeelte van<br />

de stad diep onder water te zien staan, hier en daar een drijvende ton of een stuk<br />

hout, waartussen de eenden, wellicht blij dat ze nu eens verder konden komen.<br />

Maar voor de bewoners van de buitenwijken zag het er allertreurigst uit. In sommige<br />

huizen een meter water, hierin een stoel drijvende of een mat. Iets verderop<br />

in de rokerijen dreven lege kisten bij honderdtal.<br />

Een leger van persfotografen kwam deze overstroming op de gevoelige plaat vastleggen,<br />

zelfs een filmoperateur ontbrak niet. Dinsdagmiddag is het water weer<br />

geleidelijk weggezakt, vuil, slik en bovendien nog vele, zeer terecht, ‘uit hun humeur’<br />

gebrachte inwoners achter latende. Over dit laatste het volgende: Het heeft<br />

zeer veel ontstemming gewekt dat, hoewel de verschillende nachtwachts de was<br />

van het water hebben gadegeslagen en gezien dat het water ongewoon snel opkwam,<br />

zij de omwonenden niet hebben gewaarschuwd, zodat nu schade is geleden<br />

die men had kunnen voorkomen door de bewoners tijdig te waarschuwen.<br />

Toen het water reeds enige huizen binnendrong, werden de bewoners door enkele<br />

buitenstaanders gewaarschuwd. Hulpvaardigheid is ook een deugd’, PNHC<br />

28.11.1928<br />

Blijkbaar heeft de nachtwacht zich deze kritiek aangetrokken, want als er in januari<br />

1929 weer sprake is van hoog water en ijsvorming rond de Haven, meldt de<br />

krant: ‘Aangezien het ijs begon te werken en er dus gevaar zou kunnen ontstaan,<br />

werden de omwonenden door de nachtwachten gewaarschuwd. Gelukkig ging<br />

het water tegen de morgen langzaam zakken’, PNHC 19.1.1929<br />

Veldwachter Gerrit Nagelhout<br />

Een man die de oudste lezers van ons jaarboekje misschien nog gekend hebben,<br />

is gemeenteveldwachter Gerrit Nagelhout. Hij kwam uit Gaasterland waar hij op<br />

137


20 september 1862 in Mirns en Bakhuizen was geboren. Op 12 mei 1894 trouwde<br />

hij in Gaasterland met Taetkse Bouwhuis uit St. Nicolaasga. Op 5 april 1899 wordt<br />

hij met zijn vrouw en twee kinderen hier ingeschreven. Het jongste meisje, Meike,<br />

geboren op 1 maart, overlijdt nog datzelfde jaar op 30 december. Het gezin behoorde<br />

tot de RK-gemeente.<br />

Op 1 april 1899 werd Gerrit Nagelhout aangesteld als gemeenteveldwachter. Hij<br />

woonde eerst in het centrum op de Middendam, wijk 3 nr. 2/3, maar kwam via<br />

Noordeinde wijk 3/51 op de Nieuwe Zijds Burgwal terecht, wijk 4/201.<br />

Ook Nagelhout had veel te stellen met de jeugd. ‘Onze straatjeugd munt nog<br />

steeds uit door verregaande brutaliteit en onbeschoftheid. Dagelijks zien we, welk<br />

een strijd onze agent<br />

Nagelhout tegen de bengels voert bij aankomst en vertrek der trammen. Is de man<br />

er bij tegenwoordig en rijdt hij mee de stad uit, dan blijven de passagiers gevrijwaard<br />

voor het getier en gevlieg over de balcons, maar zodra hij niet aanwezig is<br />

en elders moet zijn, gaan ze te keer als rotten uit de fabel van La Fontaine en bezorgen<br />

onze stad in den vreemde een slechte reputatie.’ SPC 20.7.1902<br />

Een paar bijzonderheden over Nagelhouts verblijf in Monnickendam, waar hij tot<br />

zijn dood zou blijven wonen. Hij heeft heel wat processen-verbaal uitgeschreven.<br />

Ik pik er twee uit.<br />

Op 2 september 1906 wordt pv opgemaakt tegen P.Z. wegens mishandeling en verwonding<br />

van metselaar P.K. Dat akkefietje had plaatsgevonden tijdens de kermis.<br />

In diezelfde maand wordt pv opgemaakt tegen A. Greuter wegens het op- en afspringen<br />

van de tram, terwijl deze in gang was.<br />

In september 1909 heeft Nagelhout een zekere S.A. aangehouden, voorheen bakkersknecht,<br />

maar nu zwervend. Hij had bij rijwielhandelaar Jansen een fiets verkocht<br />

voor slechts vier gulden. Het vermoeden van de fietsenmaker bleek juist: de<br />

fiets was gestolen. Uit een woning onder Landsmeer, zo bekende de dader tegenover<br />

de burgemeester.<br />

Omdat hij ook nog in Broek in Waterland goud en zilver had ontvreemd, werd de<br />

man daar opgesloten en de volgende dag naar Haarlem getransporteerd om voor<br />

de rechter te verschijnen.<br />

Nagelhout ontving jaarlijks een gratificatie bovenop zijn wedde. Zo bv. in september<br />

1910 tien gulden, wegens buitengewone politiediensten tijdens de kermis. In<br />

december 1918 ontvangt Nagelhout een gratificatie van 35 gulden. In april 1919<br />

138<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

krijgt hij het zilveren kruis met brevet uitgereikt door burgemeester Versteeg,<br />

wegens twintig jaar trouwe politiedienst.<br />

Voogel over Nagelhout<br />

Dhr. Voogel vertelt over veldwachter Nagelhout het volgende (12):<br />

‘Het was het jaar 1913 en de twee vrienden Andries Greuter en Freek Springer, beiden<br />

15 jaar oud, waren in de Grote Kerk zonder toestemming een kijkje aan het<br />

nemen. Veldwachter Nagelhout had ze gesignaleerd en zat het tweetal op de hielen.<br />

De heren, op de vlucht, belandden in de goot van de noordbeuk, aan de kant<br />

van de ‘Doelen’ en besloten naar beneden te springen. Freek Springer brak daarbij<br />

een been en een pols. Andries Greuter kwam er zonder kleerscheuren vanaf’.<br />

Veltrop over Nagelhout<br />

Dhr. Veltrop (13) noemt veldwachter Nagelhout, als hij iets vertelt over de kermisweek:<br />

‘De kermissen voor 1914 waren hoogtepunten in het leven van de Monnickendamse<br />

gezinnen. Er werd gespaard door jong en oud en zonder veel ongenoegen<br />

werd de kermis week doorgebracht.<br />

Een enkele keer werd<br />

er wel eens gevochten (...) uiteraard<br />

onder invloed van alcohol.<br />

De stad werd in die dagen bewaakt<br />

door één gemeenteveldwachter,<br />

de heer Nagelhout en<br />

één rijksveldwachter, onder<br />

meer de bekende Pater uit Broek<br />

in Waterland. Over de gemeenteveldwachter<br />

zongen wij als<br />

Veldwachter Nagelhout (collectie G. Bont)<br />

jongens het liedje: ‘Nagelhout is<br />

van de winter pas getrouwd, dat<br />

hele kleine stukkie Nagelhout’ en dat kon de man weinig waarderen’. Het was<br />

echter deze Nagelhout, die op zaterdagmiddag twaalf uur het ‘kermisklokje’ dat<br />

aan de Speeltoren hing luidde, waarna het feest kon beginnen. En wie dronken<br />

was, kon er op rekenen Nagelhout tegen te komen’.<br />

Nagelhout alert bij brand<br />

Dat de man z’n werk naar behoren deed, mag blijken uit een bericht van december<br />

1914 ‘Toen de gemeente-veldwachter langs de Binnendijk liep, zag hij uit de<br />

schoorsteen van het perceel , bewoond door F.S. dikke rookwolken stijgen. Vermoedend<br />

dat de schoorsteen in brand stond, begaf hij zich er onmiddellijk heen<br />

139


en waarschuwde S, die met zijn zoon achter het huis aan het werk was. In een oogwenk<br />

waren de drie mannen op de zolder en bleek het vermoeden van de veldwachter<br />

juist te zijn. Het houten deurtje in de schoorsteen was reeds bijna geheel<br />

verbrand, zodat de vlammen zich weldra naar de zolder een uitweg konden banen.<br />

Met vereende krachten was het onheil spoedig afgewend en bleef S. voor erger<br />

gespaard’, PC 16.12.1914<br />

Nagelhout attent op kerstavond<br />

Op kerstavond 1922 was Nagelhout betrokken bij de arrestatie van D.B. Wat was<br />

het geval. Nagelhout surveilleerde bij het gebouw waar het kerstfeest werd gevierd.<br />

Daar zag hij een paar jongens, die hij sommeerde zich te verwijderen en<br />

geen stoornis te veroorzaken. De jongens waren namelijk even daarvoor van het<br />

kerstfeest weggestuurd, vanwege hun gedrag. Maar om toch nog iets van wat er<br />

binnen gebeurde mee te krijgen, gingen ze dieper de steeg in. Daar zagen ze licht<br />

branden bij de heer Meij. Ze ontdekten ook een man die over de schutting klom<br />

en een tweede die zich in de steeg bevond. Toen er over diefstal gesproken werd,<br />

vertelden de jongens dit aan Nagelhout, die tot arrestatie van D.B. overging. De<br />

tweede dader was tot dan toe onbekend gebleven, SPC 6.1.1923<br />

Zigeuners<br />

In mei 1923 werd de burgerij van Monnickendam door de omroeper gewaarschuwd<br />

dat er een groep zigeuners in aantocht was. Met het oog op het lastig vallen<br />

aan de huizen en het wisselen van geld, werden ze door politieman Nagelhout<br />

naar de Kloosterdijk gebracht, waarna de groep verdween in de richting van de<br />

Purmer. Het waren, aldus het krantenbericht, drie woonwagens met onguur uitziende<br />

kerels. De respectievelijke dames echtgenoten vloekten en raasden toen ze<br />

de winkelzaken gesloten vonden, wat men na berichten uit Broek in Waterland<br />

wel genoodzaakt was te doen, SPC 8.5.1923<br />

Nagelhout jubileert<br />

Op 30 maart 1924 was het weer feest in huize Nagelhout. Gerrit was 25 jaar rijksveldwachter,<br />

waardoor hij van Hare Majesteit de gebruikelijke medaille ontving.<br />

Ook het gemeentebestuur liet zich niet onbetuigd. Van hen ontving de jubilaris<br />

een gouden horloge met inscriptie en bijbehorende gouden ketting, PNHC 2.4 en<br />

9.4.1924<br />

De veldwachter gebeten door een hond<br />

Een paar weken later, begin mei 1924, toen dhr. Nagelhout in de Purmer de boerenplaats<br />

van veehouder C. Groot passeerde, werd hij onverwachts aangevallen<br />

140<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

door diens hond. Het woedende dier trok de veldwachter van zijn fiets en beet een<br />

flink stuk vlees uit een van zijn benen. Per wagen werd de gewonde naar huis gebracht,<br />

waar de wond door de arts werd gekramd. ‘Zijn toestand is thans redelijk<br />

wel, doch hij zal vooreerst nog geen dienst kunnen doen’, aldus het krantenbericht,<br />

PNHC 7.5.1924.<br />

De krant van 28 juni meldt dat gemeenteveldwachter Nagelhout, na een achttal weken<br />

huisarrest, in zoverre genezen is, dat hij weer zijn dagelijkse dienst kan doen.<br />

Diefstal in de tram<br />

Een 15-jarig meisje uit Edam (J.M.K) had begin september 1924 in Amsterdam wat<br />

inkopen gedaan, waarna zij met de tram terug naar huis ging. Haar koffertje met<br />

boodschappen legde zij, omdat het bagagenet vol was, onder een bank, terwijl ze<br />

zelf op het balkon van de tramwagen plaatsnam. Onder de passagiers waren er die<br />

een reisje naar Marken wilden maken. Toen het meisje, terug in Edam, haar koffertje<br />

onder de bank vandaan wilde halen, merkte ze tot haar schrik dat het verdwenen<br />

was. De politie van Edam adviseerde haar onmiddellijk naar Monnickendam<br />

terug te gaan en daar de gemeentepolitie van het voorval in kennis te stellen.<br />

Aldus gebeurde. Veldwachter Nagelhout ging met het meisje naar de Markerboot.<br />

Onder de passagiers bevonden zich ook degenen die met haar in de tramwagen<br />

hadden gezeten. Eén van hen hield het bewuste koffertje op de rug en verklaarde<br />

desgevraagd, dat zij het per vergissing (?) had meegenomen. Het liep goed af. Het<br />

meisje uit Edam kreeg haar eigendom terug, WA 9.8.1924<br />

Alweer feest<br />

Op zaterdag 27 april 1929 herdacht Gerrit Nagelhout de dag, waarop hij dertig jaar<br />

daarvoor bij de politie in dienst trad. Door de Algemene Nederlandse Politiebond<br />

werd hem het gouden dienstkruis voor dertig jaar trouwe dienst uitgereikt. In de<br />

burgemeesterskamer van het stadhuis waren allerlei vertegenwoordigers van zowel<br />

rijks- als gemeentepolitie uit de omliggende plaatsen aanwezig en natuurlijk<br />

ook leden van het plaatselijke korps.<br />

Burgemeester Versteeg sprak lovende woorden (Nagelhouts eerlijkheid en trouw<br />

werden genoemd) en bood namens het gemeentebestuur een zilveren inktkoker<br />

en penhouder aan. Ook de collega’s van Nagelhout spraken de jubilaris toe en<br />

overhandigden hem een cadeau. Nagelhout dankte allen met enkele welgekozen<br />

woorden, WA 4.5.1929<br />

IJsventers met elkaar op de vuist<br />

Twee Monnickendamse ijsventers J.P.M en J.J.W. hadden in augustus 1930, tijdens<br />

de kermis, met elkaar gevochten. Het ging om een pure concurrentiestrijd.<br />

141


Toen veldwachter Nagelhout op het veld arriveerde hadden de twee verdachten<br />

elkaar al te pakken. Nagelhout had niet kunnen achterhalen bij wie de schuld lag.<br />

Tijdens de rechtszitting zei verdachte W dat M een uitdagende houding had aangenomen<br />

en hem herhaaldelijk beledigend had uitgescholden. De kantonrechter<br />

vonniste: f 1,- of 1 dag zitten en voegde daar aan toe (!) ‘Als jullie weer vechten, doe<br />

het dan zo, dat je in Haarlem terecht komt voor mishandeling’.<br />

Een wat merkwaardige opmerking uit de mond van een rechter, lijkt me, WA 30.8<br />

en 13.9.1930<br />

Volkstelling<br />

Eind 1930 vond er een volkstelling plaats. Daarbij werd ook Gerrit Nagelhout, samen<br />

met J. Bootsman, Kl. De Ruiter en Jac. Van de Lingen ingezet, o.l.v. gemeenteambtenaar<br />

ter secretarie, dhr. A. Nagelhout, geen zoon van de veldwachter, WA<br />

22.11.1930.<br />

Nagelhout overleden<br />

Het is maandag 1 november 1937 als de oud gemeenteveldwachter (hij was toen<br />

niet meer in functie) op 75-jarige leeftijd overlijdt. Zijn vrouw Taetske Bouwhuis<br />

heeft hem een aantal jaren overleefd, WA 3.11.1937<br />

Veldwachter trekt z’n pistool<br />

Een paar maanden voor rijksveldwachter W. Schouten naar Oostzaan werd overgeplaatst,<br />

moest hij nog in actie komen. De krant schrijft: ‘Het schijnt gewoonte<br />

te geworden te zijn dat op <strong>Oud</strong>ejaarsavond, St. Maarten en Vastenavond de jeugd<br />

zich aan buitensporigheden te buiten moet gaan. In grote slierten wordt dan door<br />

de straten gerend, allerlei afval meevoerend, vooral lege blikken wat een waar ketelmuziek<br />

veroorzaakt. De bedoeling hiervan is de politie te sarren en relletjes uit<br />

te lokken, waaraan oudere personen nog een handje meehelpen door de jongens<br />

door houding en gebaar aan te moedigen.<br />

Veldwachter Schouten sommeerde, na overleg met de burgemeester, uit elkaar te<br />

gaan. Toen hieraan geen gehoor werd gegeven, loste de politieman enige schoten,<br />

met het gevolg dat het plein om de speeltoren in weinige ogenblikken schoongeveegd<br />

was. Na dit onverwacht intermezzo zat de schrik er zo in, dat de rust spoedig<br />

weerkeerde’, WA 21.2.1931.<br />

Nieuwe verordening voor veldwachters<br />

Op 23 maart 1933 wordt er een nieuwe verordening voor veldwachters vastgesteld.<br />

Een paar bijzonderheden: Hij moet tussen de 25 en 35 zijn bij het begin van zijn<br />

142<br />

dienst. Hij moet in bezit zijn van het gewone politie-diploma, waaruit zijn bekwaamheid<br />

blijkt. Lichamelijk geschikt, waarbij controle van de plaatselijke geneeskundige<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Bij volledige dienst krijgt hij 1500 gulden per jaar, voor nachtdienst 1200 gulden.<br />

Uniform en schoeisel krijgt hij bij aanstelling van het stadsbestuur. Vrij wonen<br />

en 1 gulden vergoeding per week (vermoedelijk voor gas en licht). Ook verlof en<br />

vakantie zijn geregeld.<br />

Wat een vooruitgang vergeleken bij lange jaren daar aan voorafgaande. De nachtwacht<br />

was daarmee overbodig geworden.<br />

Slot<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

Er is een grote hoeveelheid informatie over het ‘politiewezen’ in de zeventiende<br />

tot de twintigste eeuw bewaard gebleven. In drie bijdragen (2010, 2011, 2012) heb<br />

ik uit deze informatie een keus gemaakt en u verteld, hoe de beveiliging van de<br />

stad door de eeuwen heen heeft plaatsgevonden. Dat die veiligheid niet altijd gegarandeerd<br />

was, zal u niet ontgaan zijn. Dat het in de stad niet altijd even rustig<br />

was, daarvan hebt u voorbeelden gelezen. Laten we onze veiligheidsdienaars vandaag<br />

met respect bejegenen. Dat komt ons allemaal ten goede.<br />

De nachtwacht bestaat niet meer. Maar onze voorouders leerden zeggen:<br />

‘Lieve klepper, houdt de wacht; ik ga slapen, goeden nacht’.<br />

143


Naschrift<br />

Over een aantal van de, in de artikelen genoemde mensen, is meer te vertellen dan<br />

in dit verhaal aan de orde kon komen. Een lijst met namen van alle wachtmeesters<br />

en nachtwachten in de negentiende en twintigste eeuw is beschikbaar. Misschien<br />

is er familie van u bij. Wilt u meer over hen te weten komen? Stuur dan een berichtje<br />

naar cae-grootAzonnet.nl.<br />

Geraadpleegde bronnen negentiende en twintigste eeuw:<br />

* Gemeente <strong>archief</strong> Monnickendam 1814 – 1943 waaronder notulen van B&W en Raadsvergaderingen,<br />

jaarverslagen, persoonsdossiers etc.<br />

* Van Nachtwacht tot computermacht, N. Groeneweg, Europese bibliotheek Zaltbommel<br />

* Van rakkers en gemeente-ezels. De politie in de loop der tijd der tijden, J.W. Koten, Ons erfgoed, 12e<br />

en 13e jaargang.<br />

* De geschiedenis van de Nederlandse politie, C. Fijnaut, uitg. Boom. Samenvatting van vier delen, met<br />

illustraties.<br />

Afkortingen:<br />

Ik heb o.a. gebruikgemaakt van diverse kranten uit de negentiende en twintigste eeuw. Vaak worden er<br />

alleen maar initialen gebruikt, maar de oplettende lezer kan daar wel een en ander uit opmaken.<br />

Dit zijn de afkortingen onder het verhaal:<br />

PNHC – Provinciale Noord-Hollandse Courant\<br />

PC – Purmerender Courant<br />

NPC – Nieuwe Purmerender Courant<br />

SPC – Schuitemakers Purmerender Courant<br />

WA – Waterlander<br />

Noten:<br />

1. Zie voor deel 1 en 2 de jaarboekjes 2010 en 2011.<br />

2. Meer hierover bij Fijnaut, hoofdstuk 1<br />

3. Veldwachters waren vaak gewezen militairen, die de dienst zonder strafblad hadden verlaten.<br />

Oproepen tot sollicitatie waren te vinden in plaatselijke of provinciale nieuwsbladen.<br />

4. Fijnaut, blz. 13<br />

5. Op blz. 107 en 108 van het jaarboekje 2011, meer informatie over de armoede die aan het begin van de<br />

negentiende eeuw was ontstaan.<br />

6. Bedelaars die in Monnickendam werden opgepakt, gingen de cel in en werden daarna door de cipier<br />

naar Hoorn gebracht, waar ze werden vastgezet in het bedelaarsgesticht aldaar. Bedelen was overigens<br />

niet alleen een probleem van die tijd alleen. De Memorialen vanaf 1692 maken er regelmatig melding<br />

van.<br />

7. Zie JOM 2008 blz. 135vv.<br />

144<br />

8. Van Monnikenwerk naar Parochiekerk blz. 86vv. Eigen uitgave van de RK Nicolaas- en Antoniuspa-<br />

rochie, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de R.K. kerk aan het Noordeinde te Monnickendam.<br />

9. In JOM 1991 schrijft wijlen dhr. Appel op blz. 37 behartenswaardige dingen over Monnickendam in<br />

de tweede helft van de negentiende eeuw. Daarbij komt, in tegenstelling tot burgemeester Tjeerd van<br />

der Zee (1881vv), burgemeester Frans Nooij er niet zo goed van af. Een man, voormalig apotheker, met<br />

weinig initiatief, die, toen hij in 1854 burgemeester werd, al 60 jaar was. Van der Zee was helaas maar<br />

kort in Monnickendam, van 1981 tot 1984 en vertrok toen naar Enschede.<br />

10. Braderup ligt in de Duitse provincie Sleeswijk-Holstein met als hoofdstad Kiel. Deze provincie was<br />

van oorsprong Deens gebied, maar is in 1864 geannexeerd door de Pruisen en daarmee Duits<br />

grondgebied geworden. Met dank aan dhr. Mol uit Graft die mij hierop attent maakte.<br />

11. Herinneringen aan <strong>Oud</strong> Monnickendam, J. Veltrop 1975, blz. 75<br />

12. Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel, Geneaboek, St. Pancras, blz. 171<br />

13. Herineringen aan <strong>Oud</strong> Monnickendam, J. Veltrop, 1975, blz. 13<br />

Correctie:<br />

In het jaarboekje 2011 zijn op blz. 191 een paar letters weggevallen. De sloper van de Noordeinderpoort<br />

is niet Jan Boot maar Jan Bootsman.<br />

monniCkendam een veilige stad? (slot)<br />

145


4<br />

5<br />

3<br />

1<br />

2<br />

Het Hemmeland van 1879<br />

Siem Koerse<br />

Het Hemmeland is nog volledig boerengebied, dit zal standhouden tot het derde<br />

kwart van de twintigste eeuw.<br />

Op de tekening uit 1879 is de Gouwzee nog Goud-zee. Van een Afsluitdijk is in<br />

1879 nog geen sprake, wel van De Zuiderzee.<br />

Langzaam kwamen er toch andere activiteiten in dit gebied. In de jaren dertig van<br />

de twintigste eeuw werd er al gezwommen bij het Hemmeland. Bekend is het ‘Herengaloppie’<br />

*) uit het eerste kwart van de twintigste eeuw. De heren van de ‘upper<br />

ten’ lieten zich daar, bij warm weer, te water. Waarschijnlijk bij de noordoostpunt<br />

van het Hemmeland ver weg van het gewone volk. (1)<br />

In de vijftiger jaren van de twintigste eeuw werd er ook gezwommen aan de oostkant<br />

bij de Inpamp. (2) Een merkwaardige naam voor een uitgegraven stukje buitenland.<br />

Er kon met een bootje aangeland worden en je kon heen en weer duiken<br />

naar de andere kant van het uitgegraven stukje land. De breedte was maar een paar<br />

meter. Voor deze Inpamp, achter het dijkje, dus in het Hemmeland, lag een soort<br />

kleiput. Niet diep, ook niet groot maar wel tot vermaak van de zwemmende<br />

jeugd.<br />

In het zuiden lag ook nog een zwemmogelijkheid nl. ‘De eerste zee’. (3) Deze<br />

‘zee’ was niet erg populair in de hoek Hemmeland/Waterlandse zeedijk. Door het<br />

los komen van het veen uit de bodem van de Gouwzee spoelde het aan in deze hoek<br />

en was het niet aantrekkelijk om hier te water te gaan. De gangbare naam voor het<br />

aangespoelde veen was ‘koffieprut’. Ook in onze tijd komen aan de oostzijde van<br />

het Hemmeland er nog ‘bonken’ veen omhoog uit de bodem van de Gouwzee.<br />

Deze bieden dan plaats aan zeer veel vogels. Deze ‘bonken’verdwijnen echter vanzelf<br />

weer.<br />

Toen het slootje, dat tussen het Hemmeland en de dijk lag, was gedempt, werd er<br />

een gemaaltje geplaatst om dit gebied droog te houden. (4)<br />

Aan de noordkant van het Hemmeland waren in vijftigerjaren van de twintigste<br />

eeuw enkele opstallen van boer Prins uit Monnickendam. (5)<br />

*)’Herengaloppie’: Herinneringen aan Monnickendam. J. Veltrop.<br />

Kaart, handtekening en datum: collektie C. Bonhoff.<br />

146 147


148<br />

Verslag van Leendert Hordijk over zijn ervaringen<br />

tijdens de oorlogsjaren 1940-1945<br />

Introductie<br />

Op de foto links ziet u Leo Hordijk met zijn groentekar. Hij dreef samem met zijn vrouw Lies<br />

vanaf 1935 in het pand Kerkstraat 12 een groenten- en fruitwinkel en ventte die op deze manier<br />

uit in de wijk. Het gezin Hordijk is echter vooral bekend vanwege het feit dat zij vanaf 1943 tot<br />

het eind van de WOII in hun woning vijf Joodse Nederlanders, het gezin Akker met twee kinderen<br />

en Naatje van Moppes, hebben laten onderduiken en daarmee hun leven hebben gered.<br />

De gevelsteen in pand Kerkstraat 12 met de tekst<br />

‘Voor moffenkracht<br />

en menschenjacht<br />

onden hier vijf<br />

een schuilverblijf’<br />

is een blijvende herinnering aan de heldendaad van de Hordijks.<br />

De familie Hordijk werd na de oorlog, als dank voor de betoonde moed, door de gefortuneerde<br />

fabrikant H. Rabin uitgenodigd om naar Californië te emigreren en daar een grote moderne<br />

woning te betrekken. Dit gebeurde nadat H. Rabin de gevelsteen had gezien en het verhaal over<br />

de onderduikers had gehoord. Aldus vertrok de familie Hordijk in 1955 naar Amerika en Leo<br />

Hordijk werkte daar tot zijn pensioensgerechtige leeftijd in de fabriek van Rabin in Norwalk,<br />

Californië.<br />

In 1984, op 79-jarige leeftijd, begon Leo Hordijk met het op schrift stellen van zijn herinneringen<br />

aan de oorlogstijd. In dit verslag beschrijft hij hoe hij tot zijn besluit was gekomen om zijn<br />

woning beschikbaar te stellen als onderduikadres en wat er in die spannende jaren daarna zoal<br />

was voorgevallen. Niet lang nadat hij met het optekenen van dit stuk geschiedenis was begonnen,<br />

is hij echter overleden. Hierdoor is zijn verhaal helaas (lang) niet compleet. De tekst van<br />

Leendert (Leo) Hordijk vindt u (zonder redactionele veranderingen) hieronder. Het naschrift<br />

is van zijn neef Siem van Altena die de aantekeningen heeft bewaard.<br />

In een toespraak op 10 oktober 2002, naar aanleiding van de restauratie van de gevelsteen in<br />

pand Kerkstraat 12, blikte Harry Voogel uitgebreid terug op dit stuk Monnickendamse geschiedenis.<br />

Deze toespraak staat afgedrukt in het jaarboek 2003.<br />

149


150<br />

1.<br />

‘Na een bezoek aan de markt in Amsterdam was ik lopende via het Waterlooplein<br />

op de terugweg naar huis en was ik getuige van een hartverscheurend tafereel. Er<br />

werden joodse mensen in vrachtauto’s geladen, mannen gescheiden van vrouw en<br />

kinderen. Wanneer je zelf drie kinderen hebt en je ziet dat voor je ogen gebeuren,<br />

dan breekt je hart. Ik zei tegen een man die naast mij stond, moeten we nu zomaar<br />

stilzwijgend dit toelaten? De man zegt, doe maar niets want ze schieten je zo neer,<br />

daar de Duitse militairen zwaar bewapend waren. Bij mijn thuiskomst was ik er<br />

kapot van, daar de Monnickendamse joden reeds allemaal naar Amsterdam waren<br />

getransporteerd. Nadat ik dit had meegemaakt ben ik naar een vriend van mij gegaan<br />

en ik vertelde hem wat ik had gezien die ochtend. Ik zei tegen die vriend, als<br />

ik er iemand mee kan helpen dan kan hij of zij bij mij in huis komen. Meen je dat<br />

zei hij, waarop ik antwoordde: natuurlijk doe ik dat. Nu vertelde hij mij, dat hij<br />

een kennis had die had willen onderduiken, maar toen het er op aan kwam, zag<br />

men daar vanaf. En zo is het menig keer gegaan. Geen mens durfde het aan om<br />

joodse mensen in huis te nemen. Ik vroeg waar of die kennis woonde. Dat was in<br />

Enkhuizen maar hij was inmiddels reeds met zijn gezin naar Amsterdam gebracht.<br />

Later kwam uit dat die vriend van mij zelf reeds een zuster in huis had van<br />

degenen (Hr. Akker en gezin) die later bij mij een onderdak zouden vinden. Amsterdam<br />

was de verzamelplaats waar alle joden uit Noord-Holland en wijde omgeving<br />

naar toe werden gebracht. Dit was een goed doordacht plan van de Duitsers<br />

en N.S.B’ers,<br />

2.<br />

Nog diezelfde avond nadat die vriend (Hr.Jacob Stam) mij het adres had gegeven<br />

ben ik naar die joodse mensen in Amsterdam gegaan. Ik belde aan en na een poosje<br />

ging er een klein raampje in de deur open. Een man maakte de deur van een<br />

groot herenhuis open en ik vertelde hem dat ik een kennis en vriend van de Heer<br />

Stam was en dat hij mij de verhalen had verteld van de vele teleurstellingen die hij<br />

met betrekking tot onderduikpogingen had meegemaakt. Ook z’n beste vrienden<br />

durfden het niet aan. Ik vertelde hem dat hij en zijn vrouw en kinderen welkom<br />

waren in m’n huis te Monnickendam.Hij zei: jongen, dat is een goede daad. Ik zal<br />

je m’n leven lang er dankbaar voor zijn. Ik vroeg hem toen, wanneer denk je te<br />

kunnen komen. Hij zei daarop dat z’n 2 kinderen (een meisje en een jongen) een<br />

plaatsje in Friesland was toegezegd, maar dat was op het laatste moment afgezegd,<br />

daar ze het niet aandurfden. Ik vroeg toen hoe oud ze waren, dat bleek 14 en<br />

12 jaar te zijn. Ik dacht bij mezelf dat zijn kinderen, die oud genoeg zijn om op<br />

eigen benen te kunnen staan en weten wat zij wel of niet moeten doen. Ik zei tegen<br />

de heer Akker, weet je wat, jullie komen met z’n vieren naar mij toe. Ik zag aan z’n<br />

gezicht dat daarmede alle zorgen waren weggevaagd. Wij zullen nooit onder<br />

woorden kunnen brengen wat datgene voor ons betekent. Ik vroeg hem wanneer<br />

hij van plan was om te komen. Omdat hij bij de joodse raad was, dacht hij nog genoeg<br />

tijd te hebben voor dat hij aan de beurt was om op transport te worden gesteld.<br />

Achteraf gezien heeft de joodse raad alle gegevens aan de Duitsers verstrekt,<br />

waardoor ze zelf dachten, dat ze hun eigen leven konden redden. Ik heb er zo mijn<br />

gedachten over laten gaan. Op de terugweg heb ik al lopen te denken, hoe of wat<br />

ik moest doen om een veilige schuilplaats te vinden voor in tijden van nood. Je<br />

hebt wat beloofd en dan moet je het ook volbrengen en niet terug krabbelen. Nu<br />

hadden wij een groot huis met hoge kamers die indertijd van een plafond waren<br />

voorzien dat wel een halve meter onder de zoldering van de bovenverdieping was<br />

gelegen en zodoende ruimte bood voor een schuilplaats.<br />

3.<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

Ik heb daarna een timmerman (Teun Mol was z’n naam) geraadpleegd en mijn<br />

idee voorgelegd. Ik vertelde hem dat ik wel eens het een en ander clandestien deed<br />

en wat weggeborgen moest worden indien er een controle of zoekactie zou plaatsvinden.<br />

Wat is je plan vroeg hij. Ik wees hem op de plafonds, dat een mooie ruimte<br />

bood voor een geheime bergplaats. Hoe wil je dat maken vroeg hij, en ik stelde<br />

hem voor om een zwevende vloer te maken zodat er een grote ruimte ontstaat<br />

waar het een ander kon worden verborgen. Het was een oud huis met zware binten,<br />

om de meter een dikke balk, dat is dus zo maar niet voor elkaar. Ik zeg zoek<br />

het maar uit en geef me opgave van de prijs. Een paar dagen later kwam hij bij me<br />

met het gehele plan op papier. Toen het werk gereed was, konden we zien dat het<br />

een goed idee van mij was geweest. De opening in de vorm van een luik was in een<br />

donkere hoek gemaakt waardoor iemand die hiermede onbekend was, het ook nu<br />

nog niet had gevonden. Het luik was gecamoufleerd met ijzeren buizen, zoals ze<br />

in die tijd werden gebruikt voor elektrische bedrading. Voor dat de familie Akker<br />

bij mij kwam, ben ik nog verscheidene keren naar hen toe geweest met voedsel en<br />

vis. Voor dat de familie evenwel kwam ben ik eerst nog naar onze huisarts Dr.<br />

Scholte geweest, want die was met een joodse vrouw gehuwd en omdat het een<br />

gemengd huwelijk was, kon zij bij haar man blijven. Zij moest echter wel een davidster<br />

met de letters jood er op dragen, hetgeen zij ook deed. Ik vertelde aan hem,<br />

wat ik van plan was en vroeg hem of hij bereid was om medische hulp te bieden<br />

indien er één ziek mocht worden. Leo zei hij, dat is een goede daad van je, ik zorg<br />

voor alle medische hulp welke je ook mocht verlangen en als ik die hulp niet kan<br />

bieden zorg ik wel dat een andere arts die kan geven. Dat was voor ons een hele<br />

geruststelling want je zou voor problemen kunnen komen te staan indien er één<br />

ziek zou worden of ergere dingen zouden gebeuren.<br />

151


4.<br />

Nadat ik bij de huisarts op bezoek was geweest, werd er om 10 uur s’avonds op de<br />

deur geklopt, ik dacht zo bij me zelf, zou er nu al wat aan de hand zijn. Maar door<br />

de deur waar glas in zat, zag ik twee brillenglazen schitteren en een stem zei: goed<br />

volk Leo, het geen een pak van mijn hart was. Het was Dr.Scholte en ik vertelde<br />

hem dat ik geen zieke mensen had. Dat weet ik zei hij, maar kun je nog een gast<br />

in je huis opnemen. Toen vertelde hij, dat zijn schoonmoeder hem vanuit Den<br />

Haag had gebeld, dat zij op een verkeerde plaats was beland en daar zo spoedig<br />

mogelijk vandaan gehaald wilde worden. Inmiddels was zij reeds gehaald en ik<br />

weet ook door wie, maar dat staat hierbuiten. Ik vroeg wanneer zij kwam, hij zei<br />

zo gauw mogelijk. Indien het nu uitkomt dan graag. Ik vertelde hem dat ik nu<br />

geen bed klaar had staan, maar geen half uur later stond de schoonmoeder van de<br />

dokter in ons huis. Heel schuchter en met een mager gezicht stond zij voor ons.<br />

M’n vrouw Lies was ook al bij ons groepje komen staan en maakte kennis met onze<br />

nieuwe vriendin. Van slapen is die avond en nacht niet veel gekomen. Maar Jans<br />

Tol onze hulp in de huishouding was reeds ingelicht over al hetgeen we begonnen<br />

waren en zou alles ook strikt geheim houden. Nadat zij geruime tijd alleen bij ons<br />

was kregen wij van de familie Akker bericht of ik ze zo gauw mogelijk zou kunnen<br />

halen, want ze waren s’avonds opgepakt en naar de Hollandse schouwburg gebracht.<br />

Toen ze daar waren zat het al vol met joden die al werden ingeladen om op<br />

transport te worden gesteld. Toen hij er met z’n vrouw stond zag hij een politieman<br />

en vroeg aan hem is er geen weg om hier uit te komen. Hij zei: ik ga naar die uitgang<br />

en wanneer ik knik kom je hierheen en dat is hun behoud geweest. Ze moesten door<br />

verschillende obstakels voor ze de weg naar huis hadden gevonden.<br />

5.<br />

Zodoende werd ik de volgende morgen ingelicht. Ik ben zo vlug als het mogelijk<br />

was er heen gegaan. Hun kinderen waren al een paar dagen tevoren opgepikt geweest<br />

maar waren door een ambulance weer thuis gebracht. Volgens de heer Akker<br />

is dat een wonder geweest, dat dit hen was overkomen zo dicht bij de dood en toch<br />

nog gered. Aldaar aangekomen heb ik gezegd Mijnheer Akker u en uw vrouw lopen<br />

voorop, doe net of er niets aan de hand is. En de twee kinderen moeten met<br />

tas of boek lopen, zodat het lijkt of zij naar school gaan. Wanneer zij bij het trambootje<br />

komen, dat hen naar de overkant van het IJ zal brengen, dan niet bij elkaar<br />

gaan zitten. Ik zelf zou een 50 meter achter hen aan lopen en kijken of alles goed<br />

ging en dat lukte uitstekend. Ik had ook tegen hen gezegd, dat wanneer de tram<br />

in Monnickendam aankomt bij de eerste halte, zij eerst een paar minuten moesten<br />

wachten om mij de tijd te geven naar huis te lopen. Toen ik de winkel binnenstapte,<br />

stond het vol met klanten en mijn vrouw was hen alleen aan het helpen. Ik<br />

152<br />

ging onmiddellijk meehelpen en na een poosje stond de familie Akker ook in de<br />

winkel. Ik gaf een sprong opzij en riep daar heb je m’n Neef uit Rotterdam, die ik<br />

in jaren niet meer heb gezien, zeker hier naar toegekomen vanwege de schaarste<br />

aan voedsel. Kom er in en loop naar achteren, daar is Jans en die zal jullie wel ontvangen.<br />

Even later ben ik zelf naar de keuken gegaan en heb ze direct naar de zolder<br />

gebracht waar we voor zover we in staat waren het een en ander hadden ingericht.<br />

Op dat moment hebben ze niet kunnen bevroeden dat zij daar meer dan 2<br />

jaar zouden moeten blijven. Er werd uiteraard kennis gemaakt met Jans en Mw.<br />

van Moppens dat was de naam van de schoonmoeder van onze huisarts. Ik zeg:<br />

trek jullie schoenen maar uit zodat we beneden niet kunnen horen dat erboven<br />

wordt gelopen. Er moest overal op gelet worden dat er geen geluiden van boven<br />

kwamen. Voorlopig ging alles goed, maar wij hadden ook een knecht, die bij ons<br />

‘s middags at, maar die niet op de hoogte was van de onderduikers en ook nooit<br />

iets heeft bemerkt van dat alles. Als het eten naar boven gebracht moest worden<br />

en Jan zat dan al in de keuken, dan zei ik tegen Jan (van Zanten was zijn naam)<br />

kijk eens of het paard er nog staat of een of ander karweitje en dan liep hij altijd<br />

morrend weg en zei, ik heb ook altijd een klusje net voor ’t eten.<br />

6.<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

Leo Hordijk met groentekar op de kade van de Haven<br />

Maar verder heeft hij nooit iets gemerkt. Na de oorlog heeft hij mij bedankt, dat<br />

wij hem zo buiten de wetenschap van de onderduikers hebben gehouden, zodat<br />

hij nooit iets heeft gehoord en geen geheimen mee heeft hoeven te dragen. Maar<br />

153


een ander probleem deed zich voor, en dat was Mw.Scholte (de echtgenote van de<br />

huisarts) die kwam veel te veel naar haar moeder kijken, hetgeen risico met zich<br />

meebracht. Ik ben daarom naar hen toegeweest en hen duidelijk gemaakt dat dit<br />

niet langer kon, daar we allen gezond waren. Dat heeft de dokter zelf opgelost.<br />

Ook kwamen kleine tekortkomingen voor de dag, zo o.a slechts één w.c. die buiten<br />

stond. Ook hadden wij een oom in huis, die z’n vrouw (een zuster van mijn schoonmoeder)<br />

was overleden. Die man was zo van streek en zag het niet meer zitten,<br />

waarna hij in het oude mannenhuis is gegaan. Je kunt dus begrijpen, voor welke<br />

problemen wij alzo kwamen te staan en die weer snel opgelost moesten worden.<br />

Het is allemaal voortreffelijk gegaan, zodat ik wel door kan blijven schrijven, want<br />

er zijn zo veel dingen gebeurd waarmee een boek zou zijn te vullen. Zo had o.a.<br />

de heer Akker een partij sigaren mee gebracht waar we veel te hard aan hebben<br />

getrokken, want later toen ze opgerookt waren, hadden we er spijt van dat we er<br />

niet langer mee hadden gedaan. Zo waren er nog meer dingen, waar we niet op<br />

gerekend hadden. Op een avond kwam Dr.Scholte naar ons toe en vertelde ons,<br />

dat hij een andere plaats voor zijn schoonmoeder had gevonden, want zo zei hij:<br />

vijf mensen op één adres ondergedoken kan nooit goed gaan op de duur. Ze werd<br />

dezelfde avond nog gehaald en zou volgens de dokter naar Brabant gaan, maar<br />

later bleek dat ze niet verder dan het Zuideinde bij Dirk Boerlage tegenover mijn<br />

schoonzuster is gekomen. Als wij zondags daar op bezoek kwamen, kon zij ons<br />

zien gaan. Ook Manuel de Leeuw was daar onder gebracht, maar die heeft wel een<br />

aantal keren van plaats moeten wisselen. We kregen bericht dat we onze radiotoestellen<br />

moesten inleveren, op straffe van levensbedreigende waarschuwingen indien<br />

we daar geen gehoor aan zouden geven. Ik had een nieuw toestel, maar ik heb<br />

een oud ding op het stadhuis gebracht, ze hadden nog nooit zo een bijeen geraapt<br />

stelletje bij elkaar gezien. Het waren echter ook stadgenoten die aan de goede kant<br />

stonden en de toestellen in ontvangst namen tegen een afgiftebewijs.<br />

154<br />

7.<br />

Maar dat toestel wat ik dus heb achtergehouden, heeft ons veel waardevolle meldingen<br />

gegeven. Niet alleen de Nederlandstalige uitzendingen vanuit Engeland,<br />

maar ook de Engelstalige, Radio Oranje en de Belgische uitzending van Jan Moedwil,<br />

die altijd eindigde met de woorden: zonder er op te pochen en toch zullen we<br />

ze krijgen die moffen. Ik gaf aan mijn zwager de laatste berichten door. Ik heb<br />

eens een week op bed moeten liggen vanwege mijn rug waarvan ik veel last had.<br />

Ik lag in de woonkamer en als er nieuws was, dan schreef Dhr. Akker het op een<br />

stukje papier en liet het zo naar beneden op mijn bed vallen. Herman kon niet<br />

begrijpen (Herman was de broer van mijn vrouw) hoe ik alles zo gauw wist. Ik zei<br />

Herman niets vragen alleen maar luisteren. Later vertelde hij ons, ik heb nooit uit<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

kunnen vinden van wie je die berichten kreeg. Ik heb wel eens staan te kijken, wie<br />

er bij jullie binnenkwam om die gegevens door te geven. Dit was nu ook weer zo’n<br />

voorval, waarbij je toch vooral voorzichtig mee moest zijn. Maar de toestand werd<br />

elke dag benauwder, alles was op de bon gezet. In de grote steden werd het heel<br />

erg met de voedselvoorziening. Wij op het platte land konden nog wel het een<br />

ander op de kop tikken bij goede kennissen en bij een of andere boer zoals o.a.melk<br />

en boter voor geld en goede woorden. Maar er kwamen steeds meer mensen uit<br />

Amsterdam, die voor eten de boer opgingen. Er waren goede boeren die uitstekend<br />

hebben meegeholpen om ’t leven te verzachten. Zij konden ook niet iedereen<br />

helpen en moesten aan hun verplichtingen wat betreft de leveringen voldoen,<br />

waarvoor ze door de Duitse weermacht aansprakelijk werden gesteld. Maar ook<br />

hier was kaf onder het koren. Volgens een oud spreekwoord: die zich verrijkt door<br />

het leed van een ander enz. Maar genoeg hierover, wij allen weten wie dit waren.<br />

Even op de onderduikers terug te komen, Mw.van Moppens die bij ons was weg<br />

gehaald, was ineens weer terug gekomen, want er was een persoon in Monnickendam<br />

gearresteerd die wist dat er bij Dirk Boerlage ondergedoken mensen waren.<br />

Wanneer hij zou doorslaan, zou dit gevaarlijk zijn. Dus Mw. van Moppens was<br />

weer op het oude nest bij Lies en Leo en we hadden weer een vol huis. En zo leefden<br />

wij maar onder spanning door. We raakten er al een beetje aan gewend, maar<br />

mochten niet onvoorzichtig worden en altijd ogen open houden voor elk ding dat<br />

plotseling komt opdagen en waar je niet aan gedacht zou hebben. Ik had een heel<br />

goede vriend Piet Doets was zijn naam. Ik hielp hem wel eens, wanneer hij naar<br />

Purmerend ging op dinsdag, dan was het marktdag, dat was voor hem evenals vele<br />

anderen boerenzondag en die wilden ze voor geen goud missen.<br />

8.<br />

Als ze niet naar de markt waren geweest, was het niet best en ook niet voor z’n<br />

vrouw, want die kon dan geen goed doen. Ik hielp hem in de hooitijd samen met<br />

mijn zoons Piet en Wim om het hooi op tijd binnen te krijgen, Zoals ik al eerder<br />

vermeldde met betrekking tot goede en slechte boeren. De heer P. Doets was grof<br />

in de mond, maar zijn hart zat op de goede plaats en daar hebben we veel aan te<br />

danken gehad. Hij heeft er namelijk voor gezorgd, dat ik een koe kreeg op mestcontract,<br />

zo noemde ze dat, dan moest hij weer worden geleverd als hij vetgemest<br />

was. Maar voor mij was het een goede melkgever, genoeg melk waar Hr.Akker<br />

menig pondje boter van heeft zitten schudden, de ene dag wat langer dan de andere,<br />

maar het kwam altijd weer goed uit. Ik schrijf dit als een anekdote om wat<br />

er al niet uit te zoeken was hoe we met zoveel mensen in ’t leven kunnen blijven.<br />

Als ik daar aan terug denk dan hebben we kracht naar kruis gekregen, hetgeen<br />

m’n vrouw en ik wel hebben ondervonden. Ik was op een avond mijn koe gaan<br />

155


melken, die liep bij Pauw Bark in het weiland, waar ik wel eens voor melkte als hij<br />

op ongelegen dagen iemand nodig had. Dat was dan elkaars handen wassen zoals<br />

de oude mensen dat vroeger uitdrukten. Wat hebben we daar een goede voedselvoorziening<br />

van gehad. Maar op die dag terug te komen dat ik daar aan het melken<br />

was, het was naar ik meen in augustus, de datum ben ik kwijt, zo ongeveer tussen<br />

5 en 6 uur, het was een hete dag geweest en tijdens het melken pakte zich donkere<br />

wolken samen waaruit het in de verte al donderde en alles ging zo snel in z’n<br />

werk, dat er een hevige wind opstak, niet mooi meer, ik kon de melk niet in de<br />

emmer krijgen zodat ik hem maar op het land heb uitgemolken. Bij het naar huis<br />

gaan stond Piet Kwakman bij het joodse kerkhof met zijn pet diep over z’n oren<br />

bij de muur van het oude kerkhof (zoals in dat versje gezongen werd.) Hij zei tegen<br />

mij: je mag wel gauw naar huis gaan, want je dak is van je huis gewaaid. Mijn<br />

knieën begonnen te knikken en ik zag ze al voor mij, al die mensen in m’n huis,<br />

open en bloot. Het spelletje zou gelijk over zijn. Hoe dichter ik bij huis kwam en<br />

naar mijn huis keek, zag ik evenwel niets.<br />

156<br />

9.<br />

Maar net toen ik door de achterdeur naar binnen ging, kwam mijn vrouw me al<br />

tegemoet om te zeggen dat er een groot gat in het dak was gewaaid. De buren kwamen<br />

al om te helpen. Maar Lies mijn vrouw zei: mensen we kunnen nu toch niets<br />

doen en ook de heer Jacob Stam was al aan komen lopen en die heeft ook iedereen<br />

tegengehouden. Het was een wervelwind geweest, want ook bij anderen waren<br />

pannen van het dak gewaaid, maar niet zo erg als bij ons. We hebben onze gasten<br />

in hun kamer laten zitten totdat alles voor zover weer was geregeld. Er was een<br />

gat weggedrukt, niet aan de kant waar de wind opstond, maar aan de luwe kant<br />

(10 meter lang en 2 meter breed) al de pannen lagen bij buurman Lammes in zijn<br />

tuin en op zijn dakgoot. Dezelfde avond ben ik weer naar Teun Mol gegaan om<br />

het te laten maken. Nu dat zou de andere morgen zo spoedig mogelijk gemaakt<br />

worden. Dat was dus ‘s morgens vroeg op en vroeg ontbijten want om 8 uur zouden<br />

de timmerlui al komen. Het heeft anderhalve dag geduurd voor het gereed<br />

was. Als het koffietijd was, dan riep ik vanonder aan de trap: De koffie is klaar<br />

hoor! Zodra ze beneden waren konden de gasten weer het een en ander doen. Ik<br />

hield ze nog wel even aan de praat en zei: we beginnen weer hoor! Dat was voor<br />

hen het teken om zich weer koest te houden en een boek te gaan lezen. Dat zijn<br />

dingen waar je voor komt te staan, waar je helemaal niet aan zou durven denken.<br />

Maar het was nog niet helemaal achter de rug. De nieuwe pannen moesten nog<br />

vast gesmeerd worden met cementspecie en daar heeft een man ook nog anderhalve<br />

dag aan gewerkt. Na de oorlog kwam deze man als eerste om ons te feliciteren.<br />

Hij zei: ik heb daar haast 2 dagen gewerkt en niets gehoord noch gezien, het-<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

geen voor hem ongelooflijk was. Indien we achteraf dit alles bekijken, dan wordt<br />

ons leven toch anders geregeld dan we hadden voorzien. Mijn vader zei altijd:<br />

jongen prent dit in je geheugen – acht is meer dan duizend – ik had liever duizend,<br />

maar nu heb ik hem pas begrepen. Zo gingen de dagen en maanden voorbij, het<br />

zouden jaren worden. Het zou een sleur zijn geworden maar daar stonden we niet<br />

bij stil.<br />

10.<br />

Voor ons gold het mooie spreekwoord – horen zien en zwijgen – twee dingen die<br />

ons goed van pas zijn gekomen. Ik moet hier ook vermelden, dat in al die tijd dat<br />

ze bij ons zijn geweest, er niet één verkeerd woord is gevallen. Wanneer het Vrijdagavond<br />

was en de zon ging onder, dat was voor hen de Sabbat, die inging. En<br />

dan werd het keppeltje opgezet en het brood uitgedeeld. Zelf ben ik er ook dikwijls<br />

bij geweest en mij werd dan ook een stukje op de tong gelegd. De heer Akker<br />

zei dan de gebeden op fluisterende toon op. Zo verstreek de tijd, de berichten werden<br />

goed, zoals ons werd verteld, maar de honger werd erger en erger. Mijn buurman<br />

Dirk Ton, een slager van beroep, had een beste koe clandestien gekocht ( zo<br />

als dat werd genoemd.) En die moest geslacht worden, dat was nog voor dat ik de<br />

joodse familie in huis kreeg, ik had dit al eerder moeten schrijven, maar daar ik<br />

schrijver noch dichter ben, zijn dit toch allemaal voorvallen die ik heb meegemaakt.<br />

Er zal er nog wel één in mijn gedachten komen. Ik schrijf dit namelijk op<br />

bijna 79 jarige leeftijd. En om dan alle gebeurtenissen achtereen in de juiste volgorde<br />

neer te schrijven zoals we ze indertijd hebben beleefd, valt niet mee. Maar ik<br />

doe het voor het nageslacht en voor mijn kleinkinderen, zodat die weten dat het<br />

een ware geschiedenis is geweest. Nu om met mijn verhaal verder te gaan over de<br />

koe, die bij mij in de keuken geslacht zou worden. We hadden een stelling met een<br />

takel gemaakt zodat wij dachten dat alles goed zou gaan. Laat ik nu weer die rugpijn<br />

krijgen, waar ik bijna elk jaar mee te kampen kreeg, waardoor ik zelf niet staat<br />

was om mee te helpen. O zegt Dirk Ton maak je maar niet druk, ik vraag Gerrit<br />

Veltrop wel (ook een slager van beroep.) En dat zou dan de volgende morgen vroeg<br />

moeten gebeuren. Het zal zo ongeveer 4 uur in de morgen zijn geweest, dat ze met<br />

de koe binnen kwamen. Lies mijn vrouw was ook wakker geworden en zei tegen<br />

mij: jij bent toch wat begonnen. Nu zeg ik zo dadelijk hoor je een klap en dan ligt<br />

hij. Even later klonk een klap en een bons, waarna Dirk Ton en Gerrit Veltrop de<br />

keuken uitkwamen. Ze hadden mis geschoten en ik er uit in nachtgewaad. Ik deed<br />

de deur open en zag in een paar seconden de koe de gang inkomen en naar de<br />

slaapkamer. Ik dacht bij me zelf, ik dood of jij dood en ik pakte hem bij zijn horens<br />

en draaide zo zijn nek naar beneden.<br />

157


158<br />

11.<br />

Inmiddels was Dirk weer komen kijken en gaf hem een gericht schot, maar dat<br />

was het einde nog niet, want er moest eerst nog wat anders gebeuren. Het beest<br />

lag met zijn poot te slaan tegen een kastdeur, waar allemaal keukenbenodigdheden<br />

aan de binnenkant hingen en dat maakte een geweldig lawaai. Ik zag al een<br />

raampje bij de buren opengaan en ik met een gebroken rug wilde die poot tegen<br />

of vast houden en daar krijg ik toch een klap, dat ik haast dubbel onder het fornuis<br />

lag. Alles onder het bloed, want ze hadden zijn nek al afgesneden dus reken zelf<br />

maar uit in wat voor een toestand wij terecht waren gekomen. Het is evenwel goed<br />

afgelopen. Het vlees werd verdeeld, zodat ieder weer tevreden was. Het was voor<br />

mij echter een gebeurtenis om nooit meer te vergeten. Ze zullen wel zeggen, hoe<br />

kon je die koe nu bij zijn horens vasthouden. Maar wanneer je in nood bent, dan<br />

ben je sterk en weet zelf niet waar een mens toe in staat is. Het had zo moeten zijn!<br />

Ik kan nu wel doorgaan en verder schrijven over de honger. Dat het erg was als je<br />

die vermagerde mensen zag gaan met fietsen zonder banden, alleen met een tuinslang<br />

of massief rubberen strip om de wielen. Zij kwamen lopende van Amsterdam<br />

naar diep in Noord-Holland en gingen overvaren naar Friesland. Het was<br />

gewoon niet om aan te zien. Ieder moest voor zichzelf zorgen om aan eten te komen.<br />

En als ze dan wat bij elkaar hadden verzameld werd het vaak door de Duitsers<br />

en hun vrienden weer afgenomen. Ook moet ik hier nog iemand noemen, die<br />

Monnickendam nooit mag vergeten, Hij was nl. met een schip met aardappelen<br />

van uit Friesland onderweg naar Amsterdam en moest dit schip lossen voor de<br />

Duitse weermacht. Want er zouden troepen Duitse soldaten komen om uit te rusten<br />

voor 14 dagen om daarna weer goed gevoed naar het front terug te kunnen<br />

gaan. In Monnickendam waren ook een paar honderd Duitse soldaten<br />

in scholen gelegerd en bij Gerard <strong>Oud</strong> (Cafe Bellevue) stond de keuken. Als groentehandelaar<br />

had ik een toewijzing ontvangen, want alles werd op punten verkocht,<br />

hetgeen niet zo eenvoudig is om uit te leggen. Het ging namelijk zo, wanneer<br />

je aanneemt dat er 100 punten zijn te verdelen, dan kreeg je voor elke punt<br />

die aan je werd toegewezen 1/100 gedeelte van de te verdelen partij.<br />

Maar de tuinders brachten niet alles naar de veiling en verkochten hun producten<br />

ook voor gewone prijzen aan de burgers. Een en ander ging echter niet naar de zin<br />

van onze vrienden en zij kwamen zelf naar de veiling of markten met een brief bij<br />

zich (een vordering)<br />

12.<br />

Om daarmede op te eisen wat zij nodig hadden en zodoende werden onze porties<br />

steeds maar kleiner. Ik ben zelf op mijn manier ook naar een oplossing gaan zoeken.<br />

Ik ben naar het Westland gegaan waar ik ook heb gewerkt. Dit was in Wate-<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

ringen, vlak bij Rijswijk waar ik bij C.v/d Eijk heb gewerkt. Daar had ik vele bekenden<br />

onder de tuinders en het veilingpersoneel. En pratende weg, dat uiteraard<br />

over de nijpende voedselvoorziening ging zei men tegen mij: Leo jij komt uit<br />

Monnickendam, is daar nog vis of kaas te krijgen? Ik zei wanneer jullie een vracht<br />

groenten bij elkaar zien te zoeken, dan breng ik voor jullie vis of wat er ook te eten<br />

is, mee. Ik ben verscheidene keren heen<br />

geweest en kreeg dan vrachtbrieven<br />

van de veilingmeester mee, waarin<br />

keurig stond vermeld het aantal kisten<br />

en het eindbedrag, waardoor ik ongestoord<br />

door de Duitse controleposten<br />

heen kon komen.Ik liet de veilingbrief<br />

maar zien en ik kon doorrijden. Eens<br />

hebben ze onder het rijden door, 4 kisten<br />

met druiven leeg gestolen. Hoe of<br />

ze dat hebben geflikt, is altijd een raadsel<br />

voor ons geweest. En we hadden een<br />

auto die op antraciet van een potkachel<br />

liep (gasgenerator) en slechts 35 km per<br />

uur reed, sneller ging hij niet. Een keer<br />

was ik al dicht bij huis beland en ik had<br />

nog een sigarettenbon, zodat ik stopte<br />

De familie Hordijk in 1955, vlak voor hun op het Rokin te Amsterdam bij een ta-<br />

emigratie naar Amerika.<br />

bakswinkel. Toen ik de winkel uit<br />

kwam stond er een controleur bij de<br />

auto en vroeg mijn papieren, toen hij daarin had gekeken, vroeg hij mij of ik het<br />

touw en het zeil van de auto los wilde maken. Ik zei tegen hem: u bent controleur<br />

en wanneer u de brief niet vertrouwt, maakt u het zelf maar los en ook weer vast<br />

zoals het heeft gezeten. En dat hielp, hij gaf de veilingbrief terug en we konden<br />

doorrijden. Dat was ook de eerste keer dat ons dat is overkomen.’<br />

Naschrift 2002 – Siem van Altena<br />

Helaas eindigt hier het verslag van Leo Hordijk, doordat hij ziek werd. De bedoeling<br />

was om dit relaas nog af te maken, maar daar is hij niet meer aan toegekomen.<br />

Hij is namelijk kort nadat hij een en ander had opgeschreven overleden, te weten<br />

op 2 mei 1984. Wij (m’n vrouw en ik) waren ten tijde van z’n overlijden in California.<br />

Van mijn neven en nichten hoorde ik dat hij bezig was om zijn ervaringen<br />

tijdens de oorlogsjaren op schrift te zetten. Hij was daar toe aangezet door vrien-<br />

159


den en bekenden, die dikwijls zijn verhalen gehoord hadden en er bij hem op aandrongen<br />

dit op te tekenen, zodat deze gebeurtenissen voor het nageslacht bewaard<br />

konden blijven. Ik heb er destijds kopieën van laten maken en meegenomenomzenogeensdoorte<br />

lezenen zonodigvanop-ofaanmerkingente voorzien.<br />

Op het moment dat hij hiermede begon was hij bijna 79 jaar en zo als hij zelf reeds<br />

schrijft, was hij schrijver noch dichter. Hij beschikte echter wel over een zeer goed<br />

handschrift en voor z’n leeftijd (daarbij rekening te houden dat hij reeds bijna 30<br />

jaar in Amerika woonde en de Nederlandse taal niet meer dagelijks onder ogen<br />

kreeg) toch betrekkelijk goed Nederlands schrijft, al hoewel er al enkele engelse<br />

woorden doorheen liepen. De kopieën waren bij mij op onverklaarbare wijze zoek<br />

geraakt. In 1994 had ik ze nl. nodig om een verzoek te schrijven aan de Israëlische<br />

Ambassade voor toekenning van de Yad Vashem-onderscheiding. Maar zoals ik al<br />

aangaf waren toen de kopieën niet te vinden. Ik zelf wist al veel van deze geschiedenis<br />

en heb toen ook het enige levende lid van de onderduikerfamilie aangeschreven,<br />

waarvan ik nog enige details te weten ben gekomen. Mede door aanspo-<br />

Familie Hordijk voor hun woning in Norwalk, Californië<br />

ring van de heer Dirk Stam heb ik het verzoek samengesteld en doorgezonden. De<br />

heer D.Stam was nl. in 1994 bij me geweest, om bij de 50e herdenking van de bevrijding<br />

in 1995, waarbij in Monnickendam een straatnaambordje zou worden<br />

onthuld van de Leo Hordijkstraat en daarbij alle vijf kinderen van Leo Hordijk<br />

met hun echtgenoten aanwezig zouden zijn, dan ook de onderscheiding te kunnen<br />

uitreiken. Wij zijn samen naar de Gemeente gestapt om te proberen dit voor<br />

ons te verzorgen. We kregen echter te horen dat dit op zo’n korte termijn niet was<br />

te verwezenlijken. Dirk vroeg toen aan mij, jij bent familie en probeer jij het dan<br />

160<br />

verslag van leendert hordijk over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren<br />

om die onderscheiding aan te vragen, hetgeen door mij toen is gedaan. Hoewel<br />

één en ander heel lang heeft geduurd is het toch gelukt dat deze onderscheiding<br />

op 20 november 1998 op het terrein van de Israëlische Ambassade te Los Angeles<br />

is uitgereikt en waarbij ik was uitgenodigd en ook aanwezig was. Ik heb daarvan<br />

een videoverslag gemaakt. In 2002 werd ik benaderd door de heer Harry Voogel<br />

i.v.m. de vernieuwing van de gevelsteen in het huis Kerkstraat 12. Toevallig werden<br />

juist dezer dagen bovenvermelde kopieën door mij weer gevonden, zodat ik<br />

nu 18 jaar later opnieuw het relaas heb doorgelezen en nu ook nog van enige opmerkingen<br />

wil voorzien.<br />

Allereerst heeft Leo Hordijk al aangegeven dat zijn relaas niet in chronologische<br />

volgorde is neergeschreven. Voorts schrijft hij dat hij werd gebeld door de fam.<br />

Akker om hen zo spoedig mogelijk op te halen. Leo beschikte echter niet over telefoon.<br />

Hoe het contact tot stand is gekomen is nu niet meer te achterhalen. Op<br />

pag.5 van het verslag wordt dan verteld hoe de fam. Akker in Monnickendam aankwam<br />

en werd verwelkomd in de winkel met zoals Hordijk het zelf uitdrukte:<br />

jullie zijn gekomen vanwege de honger. De familie kwam in mei 1943, toen was<br />

er nog geen sprake van honger, bovendien stonden er vele klanten in de winkel<br />

wat er op duidt dat er nog het één ander was te krijgen. Hij zal dus wel een andere<br />

smoes hebben gebruikt, om bij de aanwezige klanten geen argwaan te wekken. In<br />

pag. 6 van het verslag wordt een oom genoemd, die op het moment dat de joodse<br />

onderduikers kwamen, bij hem in huis was. Dat was de heer Simon Schot die met<br />

een zuster van Leo z’n schoonmoeder getrouwd was geweest nl. Geertje Uidam.<br />

Zij hebben achteraan in het Noordeinde gewoond. De heer Schot is lange tijd organist<br />

geweest in de Lutherse Kerk. Z’n vrouw liep met een petroleumwagentje<br />

te venten door Monnickendam. Uit eigen wetenschap is mij bekend, dat de familie<br />

niet kon begrijpen dat hij naar het oude mannenhuis is gegaan. Niemand kon<br />

toen de werkelijke reden vermoeden. De heer Schot is tijdens de oorlogsjaren overleden<br />

en heeft z’n geheim mee in het graf genomen. De genoemde schoonzuster<br />

in het Zuideinde is mijn moeder Neeltje van Altena – de Vries. Manuel de Leeuw<br />

die ook o.a.bij Dirk Boerlage ondergedoken heeft gezeten, is later gehuwd met<br />

Mw.van Moppens, ze hebben elkaar tijdens de onderduiktijd leren kennen. De in<br />

pag.7 van het verslag genoemde zwager Herman was Herman de Vries die een bakkerij<br />

enige huizen verderop in de straat had.Verderop wordt verteld dat Leo samen<br />

met z’n zoons Piet en Wim, Piet Doets in de hooitijd hielpen. Dat de zoons meewerkten<br />

kan alleen maar duiden op na de oorlog. Hun geboortedata waren van<br />

dec.1937 en jan.1942 en zij waren dus nog kinderen. In pag.11 van het verslag wordt<br />

gememoreerd aan iemand die Monnickendam niet mag vergeten. Leo verzuimt<br />

echter te vermelden, om welke reden dat was. Uit eigen wetenschap is mij echter<br />

161


ekend dat dit de heer Jaap van Dam is geweest. Het schip met aardappelen is onttrokken<br />

aan de Duitse Weermacht en de inhoud is in de gaarkeuken van Monnickendam<br />

beland.<br />

Dat er enige niet op de juiste tijd vermelde gebeurtenissen zijn genoemd, is Leo<br />

echter niet te verwijten daar hij alles uit z’n geheugen neerschreef en bij niemand<br />

(dan behalve in sommige gevallen bij z’n vrouw) te rade kon gaan.<br />

162<br />

Oorlogshelden<br />

Harry Voogel<br />

Na een hartenkreet van Piet Peereboom om niet alleen Leo Hordijk tijdens de<br />

rondleidingen van de stadsgidsen alle eer te geven voor zijn verdiensten in de<br />

Tweede Wereldoorlog, maar toch vooral Dirk en Gerard Boerlage niet te vergeten,<br />

heb ik een poging gedaan om wat meer van hun oorlogsverleden te achterhalen.<br />

Gaandeweg de gesprekken ging echter ook Gerrit Boonstoppel een belangrijke rol<br />

in dit verhaal spelen.<br />

Ik sprak met Gerbrand Boerlage, geboren in 1935 als oudste zoon van Gerard, de<br />

dames Jannie Ruiter, Buter-Pool en de heren Piet Peereboom, Cees Vlugt, Herman<br />

Leek, Jaap Bakker en Jan en Coba Boonstoppel.<br />

In de oorlog was het echter wel vooral ‘horen, zien en zwijgen’, ofwel ‘als één het<br />

weet, weet geen het, als twee het weet, weet iedereen het’. Dat was de reden waarom<br />

ik eigenlijk alleen van Gerbrand Boerlage en Jan en Coba Boonstoppel bruikbare<br />

informatie heb mogen krijgen.<br />

Als oudste kind in het gezin van Gerard Boerlage heeft Gerbrand als enige de oorlogsjaren<br />

bewust meegemaakt en kan hij zich uit die tijd nog veel herinneren.<br />

We beginnen bij de getuigenis van Herman Leek, ter gelegenheid van de onthulling<br />

van de herdenkingssteen van Herman van Elteren, op 4 mei 2005, in de Nieuwe<br />

Steeg. Een menora met enkele afgehakte takken, als symbool voor de omgekomen<br />

joden.<br />

Herman Leek was 12 jaar toen de oorlog begon en was goed bevriend met Benno<br />

Witmond. Benno was de zoon van Andries Witmond, ook wel ‘de jood van de toren’<br />

genoemd, omdat hij zijn manufacturenzaak had tegenover de Speeltoren,<br />

waar nu Hoekstra & van Eck Makelaars is gevestigd. Herman was er getuige van<br />

dat Benno en de overige joodse bewoners van Monnickendam met de tram naar<br />

Amsterdam vertrokken, op last van de Duitse bezetters.<br />

Herman: ‘Op enig moment vertelde Benno mij dat zij, de joden, waren opgeroepen<br />

om zich te melden bij de tramhalte op het Noordeinde om te vertrekken naar<br />

163


Amsterdam. Hij was toen 13 jaar, ik juist 14. Hij sprak erover dat zij misschien naar<br />

een kamp moesten.<br />

Ik vroeg hem of ik dan nog eens wat van hem zou horen. Hij antwoordde dat dit<br />

natuurlijk zou gebeuren. Zelf dacht ik aan een kamp zoals dat voor de oorlog werd<br />

gebruikt om werklozen in onder te brengen. Ook vader Witmond zei er zeker van<br />

te zijn dat zij terug zouden komen.<br />

Toen kwam de dag dat zij zich moesten melden; 1 mei 1942. Ik zag dat de joodse<br />

bewoners met hun bagage naar de tramhalte liepen bij de Posthoorn. Zij werden<br />

begeleid door enkele politiemannen. Duitsers waren er niet bij. Ik zag hen opstappen.<br />

Bij het wegrijden zag ik Benno met zijn familie op het achterbalkon staan.<br />

‘Daar gaat mijn vriend’, dacht ik. Ik zou hem missen. Benno en ik zeiden of riepen<br />

niets tegen elkaar. De sfeer was beklemmend. Geen moment drong het tot mij<br />

door dat dit de laatste keer was dat ik hem in leven had gezien’. Op 4 juni 1943<br />

werd hij, samen met zijn ouders en zijn broer Flip, gedood in het vernietigingskamp<br />

Sobibor in Polen.<br />

De zeventien Monnickendammer joden werden gebracht naar het getto in de Amsterdamse<br />

jodenbuurt. Zestien van hen werden later weggevoerd naar Westerbork<br />

en uiteindelijk naar kamp Sobibor.<br />

Emanuel Leuw, voor de Monnickendammers Manu, was de enige die uit het getto<br />

wist te ontsnappen en in Monnickendam en omgeving kon onderduiken.<br />

Manu, geboren op 2 mei 1899, vrijgezel, had sinds 1940 een manufacturenzaak op<br />

het adres Noordeinde 16, hoek Nieuwe Steeg. Deze steeg wordt ook wel de ‘jodensteeg’<br />

genoemd, omdat aan de Noordeinde kant de joodse familie Leuw vanouds<br />

hier haar winkel had en aan de kant van de Havenstraat de voormalige synagoge<br />

staat.<br />

Manu had de winkel overgenomen van zijn vader Herman, die vanwege de naam<br />

van de zaak, ‘De Vlijt’, als ‘Herman De Vlijt’ door het leven ging.<br />

De eerste Leuw was hier al gevestigd in 1861, maar tot en met Herman Leuw bestond<br />

de helft van de nering ook uit antiek.<br />

Manu kwam dus terug in Monnickendam en volgens mijn buurvrouw Jannie Ruiter<br />

zou hij zich eerst een dag en een nacht hebben verstopt in zijn pakhuis in de<br />

Groote Noord. Jannie woonde in de oorlog met haar ouders twee huizen verder.<br />

Tot de winter van 1942-1943 zat Manu ondergedoken op de zolder van de evangelisch<br />

lutherse predikant Theodoor Scharten in de Kerkstraat 32. Vanwege de aankomende<br />

kou kon hij daar niet blijven, werd eerst enige tijd ondergebracht bij<br />

bakker Niek Out in het Noordeinde (Niek Out was de broer van de vrouw van Ge-<br />

164<br />

oorlogshelden<br />

rard Boerlage) en kreeg daarna een veilig onderkomen bij Dirk Boerlage in het<br />

Zuideinde.<br />

Dirk Boerlage, eveneens ongehuwd, woonde daar op no. 32 en had een paar koeien<br />

die bij broer Gerard in de stal stonden. Na de oorlog had hij zijn woning en<br />

boerderij in de Rozendaalstraat 1.<br />

Naast hem in het Zuideinde had zijn broer Gerard een boerderij en woonde met<br />

zijn gezin daarnaast op no.36. Beiden zouden in de oorlog veelvuldig een gastvrij<br />

onderkomen verlenen aan joden en andere onderduikers.<br />

Ik laat nu Gerbrand Boerlage aan het woord.<br />

‘Ik was in 1943 acht jaar oud en kan mij van de oorlogsjaren nog veel herinneren.<br />

Wanneer ze er gekomen zijn weet ik niet precies, maar op een gegeven moment<br />

wist ik dat ome Dirk op de vliering van zijn huis drie onderduikers had. Dat waren<br />

‘ome Henk’,’tante Betje’ en ‘tante Nel’. Na de oorlog bleken die namen te hebben<br />

gestaan voor, Manu, Naatje van Moppes en een mij onbekende vrouw. Gezien heb<br />

ik die mensen in die tijd nooit, maar er werd in ons gezin wel over hen gesproken.<br />

’s Avonds kwamen de onderduikers naar beneden, naar de woonkamer van ome<br />

Dirk, of ze liepen achter onze boerderij langs om bij mijn vader en moeder de<br />

avond door te brengen. Ik, noch mijn vijf broertjes en zusjes hebben de onderduikers<br />

ooit gezien. In onze jeugd ging je naar bed en van naar beneden gaan was in<br />

die tijd geen sprake.<br />

Ik heb geen idee hoe lang die mensen bij ome Dirk hebben gezeten.<br />

Na de oorlog kwamen de drie onderduikers een keer bij ons op visite om met ons<br />

kennis te maken. We kenden ze natuurlijk wel van naam, maar hadden ze nooit<br />

gezien.<br />

Als ik na de oorlog Manu op straat tegen kwam of in zijn winkel was noemde ik<br />

hem nog steeds ‘ome Henk’’. Van ‘tante Betje’ weten we dat het Naatje van<br />

Moppes was, één van de vijf joodse onderduikers die bij de familie Leo Hordijk<br />

twee jaar en twee dagen ondergedoken hebben gezeten. Van ‘tante Nel’, van wie<br />

trouwens niemand van mijn gesprekspartners enig idee had, wist Gerbrand Boerlage<br />

dat zij na de oorlog haar kinderen achterna was geëmigreerd naar Israël. Jaren<br />

geleden zag hij haar nog eens op de televisie.<br />

Bij Gerard Boerlage was het in de oorlog een doorgangshuis voor één of twee dagen<br />

voor joden of onderduikers. Voor hen was altijd een slaapkamer beschikbaar.<br />

Het kwam ook wel voor dat groepjes mannen om eten kwamen vragen. Aangezien<br />

Gerard Boerlage altijd over veel graan beschikte, zelf vee had en regelmatig een<br />

schaap slachtte, was hij in staat die mensen van eten te voorzien.<br />

Kregen de onderduikers een bed in een slaapkamer aangeboden, de etensgasten<br />

zochten hun slaapplaats in de boerderij.<br />

165


‘In september 1943 besloot men dat Manu naar zou Overleek gaan. Om daar te komen<br />

liepen mijn vader en Manu in de nacht naar dat deel van de Markgouw, waar<br />

mijn vader, op de hoogte van de ‘derde zee’, een schuur had waarin hij wat kleinvee<br />

hield. Zij gingen ‘land over zand’ om de weg langs de dijk te vermijden.<br />

Mijn vader en Manu hadden ieder een polsstok waarvan ook Manu zich bediende<br />

om over de dijksloot te komen.<br />

Volkomen onbekend met dit hulpmiddel moest dat natuurlijk wel fout gaan.<br />

Midden in de sloot staande gleed Manu langs de stok naar beneden.<br />

Daar het hen niet raadzaam leek hun weg met een nat pak te vervolgen, werd<br />

Muus de Groot gealarmeerd, of er was met Muus al een tijd afgesproken, om hen<br />

met zijn auto naar Overleek te brengen. Muus de Groot had een visrokerij en één<br />

van de weinigen in Monnickendam die een auto bezat. Ondertussen konden zij<br />

zijn komst in de schuur afwachten’.<br />

Manu werd in een zeil gerold en zo bij de boerderij van Gerrit Boonstoppel afgeleverd.<br />

De oudste zoon Jan stond erbij toen de onderduiker arriveerde.<br />

‘Hij zat onder dat zeil. Ik vroeg aan mijn moeder: ‘wat is dát nou?’.<br />

Ze zei dat het een mud tarwe was’.<br />

Dat er iets meer aan de hand was bleek toen er iedere middag een bord eten naar<br />

de schuur verdween. ‘Voor de hond’. Een vreemd antwoord vond hij toen al. Niet<br />

zozeer dat er kostbaar eten naar de hond ging.<br />

‘Nee, nog erger, we hadden niet eens een hond’.<br />

Officieel wisten de kinderen Boonstoppel van niks. ‘Ik had altijd wel iets in de gaten’,<br />

zegt Jan, ‘maar ik heb Manu nooit gezien’. Het was net als bij de kinderen<br />

van Gerard Boerlage.<br />

De boerderij bestond uit een voorhuis met daarachter de stal en de hooiberg.Voor<br />

Manu was in de hooiberg een schuilplaats gemaakt, zo kunstig dat een onbekende<br />

de ingang ervan niet kon opvallen.<br />

Tot de bevrijding zou Manu hier verblijven. Hij kwam alleen ’s nachts uit zijn<br />

‘hok’. Overdag doodde hij de tijd met het schoonmaken en invetten van wapens.<br />

In de hooiberg, boven Manu’s hoofd, werden regelmatig vergaderingen en oefeningen<br />

gehouden van de L.O. (landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers)<br />

en de K.P. (knokploeg van het gewapend verzet).<br />

Daar bleef Manu tot het einde van de oorlog. Hij zou als enige van zijn familie de<br />

oorlog overleven. Zijn broers Salomon en Maurits werden met hun gezinnen in<br />

Auschwitz vermoord.<br />

Manu was zeker niet de enige onderduiker op het adres Overleek 25.<br />

Andere joodse en niet-joodse onderduikers vonden hier ook een tijdelijk of langer<br />

166<br />

De boerderij van Gerrit Boonstoppel, Overleek 25. Deze tekening ‘naar een schilderij van een zwager<br />

van Jan Boonstoppel’ stond in het Noordhollands Dagblad van 4 december 1999.<br />

oorlogshelden<br />

verblijf. Maurits Bierman bijvoorbeeld verbleef er ongeveer een jaar. De boerderij<br />

van Gerrit Boonstoppel fungeerde ook als opslagplaats voor wapens en als drukkerij<br />

voor anti-Duitse lectuur, zoals ‘Vrij Nederland’.<br />

Manu en Naatje van Moppes, geboren op 5 mei 1898, trouwden op 21 november<br />

1945. Naatje overleed op 27 november 1958. Manu hertrouwde op 18 april 1966 met<br />

Judith de Swarte, geboren op 18 december 1902. Op 2 november 1972 vertrokken zij<br />

naar Bussum, waar Manu overleed op 5 februari 1974 en Judith op 21 maart 1980.<br />

Onze hoofdpersonen van dit stukje Monnickendammer oorlogsgeschiedenis,<br />

Dirk en Gerard Boerlage en Gerrit Boonstoppel, overleden in respectievelijk in<br />

1966, 1976 en 1974.<br />

Op 10 februari 1984 ontvingen Gerard Boerlage en Gerrit Boonstoppel in de Grote<br />

Kerk postuum het ‘Verzetsherdenkingskruis’.<br />

Namens zijn vader mocht Gerbrand als oudste zoon en Gerrits weduwe Sijtje deze<br />

uit handen van Prins Bernhard in ontvangst nemen.<br />

167


Op 6 december 1999 mochten Jan en Klaas, de zoons van Gerrit Boonstoppel, de<br />

Yad Vashem, ‘hand en naam’, -onderscheiding voor hun vader, in het Weeshuis<br />

uit handen van de consul van Israël, postuum in ontvangst nemen.<br />

Deze onderscheiding wordt beschouwd als de hoogste onderscheiding van Israël.<br />

Op de medaille staan de wijze woorden uit de Talmoed te lezen: ‘Diegene die een<br />

mensenleven redt, heeft de hele mensheid gered’.<br />

Jan vindt het een eer dat zijn vader de onderscheiding heeft gekregen, al vindt hij<br />

dat ook zijn moeder Sijtje de eer toekomt.<br />

‘Een man alleen had het nooit gekund. Mijn moeder heeft ook doodsangsten uitgestaan,<br />

maar ze stond er wel achter’.<br />

Gerard en Dirk Boerlage, Gerrit Boonstoppel en Leo Hordijk waren niet de enige<br />

Waterlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog hun leven op het spel zetten<br />

door hun woning open te stellen voor onderduikers.<br />

Zij zijn als zodanig bekend geworden, maar vele anderen zullen altijd anoniem<br />

blijven, want het motto was ‘horen, zien en zwijgen’.<br />

168<br />

Het postkantoor op het Noordeinde<br />

Pieter Stegeman<br />

Het postkantoorgebouw op het Noordeinde is nu ruim 100 jaar oud en is van belang<br />

als één van de grotere panden in onze stad met bovendien een bijzondere<br />

bouwstijl. In dit artikel wordt ingegaan op de bouw en functie van het postkantoor<br />

in de Monnickendamse gemeenschap en hoe gebouwen als deze behouden<br />

kunnen worden door ze geschikt te maken voor nieuwe functies.<br />

Het voormalige postkantoor van Monnickendam staat op Noordeinde 12, kadastrale<br />

aanduiding MNK A 3001, bouwjaar 1898, architect C.H. Peters. Het is gemeentelijk<br />

monument nr. 16 bij Raadsbesluit Gemeente Waterland van 13 september<br />

2001. Het pand is op deze monumentenlijst geplaatst vanwege architectonischeenlokaalgeschiedkundigewaarde.<br />

In dit besluit staat verder onder meer<br />

het volgende:<br />

Postkantoor met tramrails<br />

Gevelwand<br />

Het postkantoor is een in de straatwandvanhetNoordeindeopgenomen<br />

pand, twee bouwlagen, lijstgevel,<br />

4-zijdig schilddak eindigend in plat<br />

dak. Gebouwd in neo-renaissancestijl,<br />

zoals de dakkapellen met spits, putti<br />

bij de muurroosters, maar ook met<br />

Jugendstil muurankers.<br />

Gevel begane grond<br />

Geheel rechts de oorspronkelijke ingang<br />

met een nog originele dubbele<br />

houten paneeldeur, een natuurstenen<br />

stoep met drie treden, een geprofileerd<br />

natuurstenen kalf en een drieruits<br />

glas-in-lood bovenlicht met een<br />

169


Paneeldeur Brievenbus<br />

gesneden natuurstenen kozijn. In het midden een moderne dubbele glazen deur,<br />

geflankeerd door twee moderne vensters. De winkelvensters hebben een tweeruits<br />

bovenlicht met segmentbogen met natuurstenen aanzet-, boog- en sluitstenen. De<br />

begane grond heeft ter hoogte van de boven-, tussen-<br />

en onderdorpel natuurstenen banden.<br />

Lang na het bouwjaar is geheel links een natuurstenen<br />

brievenbus in de gevel geplaatst en in 1991<br />

een gedenksteen.<br />

Muuranker en rooster<br />

170<br />

Gevel 1e etage<br />

Op de eerste etage bevinden zich vier kruisvensters<br />

met in de gevel op dorpel- en kalfhoogte en<br />

in de strekken natuursteen elementen. In de voorgevel<br />

zijn in Jugendstil uitgevoerde muurankers<br />

opgenomen en drie terracotta roosteromlijstingen,<br />

die gedecoreerd zijn met cherubijnen (puttikinderkopjes)<br />

en guirlandes.<br />

Tijdens het Gevelstenenproject in 2000 van Harry<br />

het postkantoor op het noordeinde<br />

Voogel zijn ook deze roosteromlijstingen door de restaurateur Jan Hilbers onder<br />

handen genomen. De twee bovenste muurroosters zijn nog in goede staat, het<br />

onderste rooster is door de restaurateur nageschilderd. De gevel wordt afgesloten<br />

door een geprofileerde kroonlijst. De goot rust op natuurstenen consoles, waartussen<br />

ook terracotta bakstenen zijn gemetseld.<br />

De kap<br />

De kap is belegd met rechthoekige leien in maasdekking. Midden op de kap staat<br />

een gemetselde en gedecoreerde dakkapel, geflankeerd door twee kleinere, eenvoudiger<br />

uitgevoerde dakkapellen. Zij zijn alle voorzien van een spits en eveneens van<br />

leien in maasdekking. Bovenaan, aan de uiteinden van het schilddak, zijn vier hoge,<br />

gemetselde schoorstenen geplaatst: nu vierkant, maar oorspronkelijk rond.<br />

Architect C.H. Peters<br />

Cornelis Hendrik Peters (Groningen 1847 – Den Haag 1932). Hij volgde een architectenopleiding,<br />

o.a. bij P.J.H. Cuypers, de architect van onder meer het Rijksmuseum<br />

te Amsterdam. Peters bouwde rond de eeuwwisseling tientallen openbare<br />

nutsgebouwen, zoals raadhuizen, stations<br />

en 120 postkantoren.<br />

Hij bekleedde de functie van Rijksbouwmeester<br />

van 1884 tot aan zijn pensionering<br />

in 1915.<br />

De bekendste gebouwen van hem zijn het<br />

neo-renaissance Ministerie van Justitie (1883)<br />

in Den Haag en het in opvallend uitbundige<br />

neo-gotische stijl opgetrokken Hoofdpostkantoor<br />

(1899) in Amsterdam, in de volksmondookwelPetersburggenoemd,of–door<br />

de peervormige torenspitsen – Perenburg,<br />

thans ingericht als winkelcentrum Magna<br />

Plaza. Ook het postkantoor (1888) in Edam<br />

aan het Damplein is van zijn hand, met daarin<br />

veel elementen van de door hem en zijn<br />

leermeester Cuypers gebruikte neo-gotiek /<br />

Architect C.H. Peters<br />

renaissancestijl. Door toepassing van baksteen-profielsteen<br />

en gotische motieven kregen<br />

veel van de gevels van zijn postkantoren een steeds drukker aanzien, wat men<br />

wel de postkantorengotiek noemde (M. Hageman, De Nederlandse architectuur<br />

1000-2005, Thoth, 2004, p. 161).<br />

171


Beschrijving anno 1911<br />

In de ‘Post- en Telegraafwereld’ , jaargang 15, nr 10, januari 1911, p. 200-201, staat<br />

een artikel over het postkantoor. Er werden voor dit postkantoor sollicitanten opgeroepen<br />

voor de functie van kantoorhouder/directeur. Er staat een beschrijving<br />

in van het gebouw en de diensten en ook nog interessante gegevens over onder<br />

meer schoolgeld en openbaar vervoer in Monnickendam in die tijd. Ik laat hier de<br />

complete tekst volgen, in de oude spelling:<br />

‘Monnikendam. Post- en Telegraafkantoor. Zie D. O. 8.<br />

Het kantoorlokaal van het Rijksgebouw<br />

is ruim en gerieflijk, groot ongeveer 7,5<br />

x 7,5 M. met aangrenzende telefoon- en<br />

bestellerskamer. Achter bestellerskamer<br />

2 privaten met bergplaats voor materiaal<br />

en <strong>archief</strong>.<br />

Verder beneden een kamer die voor provisiekamer<br />

gebruikt wordt. Gangen<br />

breed, waarin een privaat. Er is maar één<br />

ingang voor publiek en woning, wat dikwerf<br />

hinderlijk is. Tuin groot 25 bij 11 M.<br />

met schuur voor brandstoffen, enz.<br />

Breede trap met dertien treden leidt naar<br />

keuken groot 3x4 M. waar naast privaat.<br />

Verder 7 treden opwaarts leidende naar<br />

twee kamers en suite, beide ongeveer van<br />

gelijke grootte, 5x5 M., een tusschenkamertje<br />

(met raamphje in de hoogte), een<br />

achterkamer op tuin en gedeelte zee uit-<br />

Plattegrond postkantoor<br />

ziende, groot 5x4,5 M. Een kamer 3x3 M.<br />

uitzicht als voren. Zolder over het geheele<br />

huis, waarop 2 logeer- of meidenkamertjes.<br />

Regen- en welwater waarop pompen. Gas. Water moet gefiltreerd worden, is overigens<br />

uitmuntend.<br />

Dienst. ’s Morgens 7,5 komt de eerste post aan. Het kantoor is open van 8-4 en 6-8.<br />

De posten valle alle in de diensturen, uit genomen de eerste en de laatste, die 8.40a<br />

vertrekt.<br />

Personeel en ressort. Directeur, 1 klerk en 1 tijdelijke kantoorbediende.<br />

172<br />

Hulptelegraafkantoor Marken<br />

Lager onderwijs.<br />

1 voor openbaar onderwijs.<br />

1 school met den bijbel.<br />

1 R.-C. school<br />

1 Nutsbewaarschool (uitstekend)<br />

1 R.-C. bewaarschool<br />

Schoolgeld openbaar 5 ct. p. week<br />

Schoolgeld m/d bijbel 5 á 20 ct. p. week<br />

Schoolgeld R.-C. school 5 á 10 ct. p. week<br />

Bewaarschool 10 ct. p. week<br />

het postkantoor op het noordeinde<br />

Twee hulpkantoren: Broek in Waterland en<br />

Marken, laatstgenoemde tevens hulptelegraafkt.<br />

Verkeer 1910<br />

Bedrag zuivere ontvangst (post)<br />

7327.39<br />

Bedrag geldelijke verantwoording<br />

294738.46<br />

Aantal behandelde telegrammen<br />

5715<br />

Tfn. gesprekken<br />

3115<br />

Belasting (personele)<br />

ongeveer f 60<br />

Id. (gemeentelijke)<br />

f 60<br />

Er zijn kerken voor de Ned. Herv., Luth.,<br />

R. Kath., Doopsgez., Chr. Geref. En Isr.<br />

Er wordt les in vreemde talen verstrekt á f 1.- per maand.<br />

Vereeniging Witte Kruis en Kolfsocieteit.<br />

Acht maal kan men per tram heen en weer naar Amsterdam. Een paar motorboten<br />

onderhouden den vrachtdienst, terwijl zomers van Amsterdam uit verschillende<br />

groote booten de vreemdelingen naar Marken en terug vervoeren.<br />

Er zijn twee gemengde zangvereenigingen, 1 Fanfarecorps en 1 Gymnastiekver-<br />

173


eeniging; verder bestaat nog de beroemde vereeniging Olympia, bekend door zijn<br />

vroegere excentrieke ijsvermaken en verbinding met Marken.<br />

Gezondheidstoestand goed. Malariakoorts komt slechts sporadisch voor.’<br />

Tot zover de beschrijving uit 1911.<br />

174<br />

Hoe het postkantoor verdween uit Monnickendam<br />

In 1799, onder de Franse bezetting in de Bataafse Republiek, kwam het beheer van<br />

de briefpost onder de Staat te vallen. In 1810 kwam de Postwet tot stand waarin het<br />

staatsmonopolie op brievenpost en gestandaardiseerde tarieven werden geregeld.<br />

Uit een verzoek van burgemeester Frans Nooij van Monnickendam van 19 december<br />

1865 aan de Minister van Binnenlandse Zaken blijkt, dat Monnickendam dat<br />

jaar 20.000 brieven op het postkantoor heeft ontvangen, en dit op een bevolking<br />

van toen 2.900 zielen. (JOM 1991,<br />

p. 53-54). Het aantal verstuurde en binnengekomen buitenlandse brieven wordt<br />

geschat op 3.000 stuks. Argumenten die hij gebruikte om hier een telegraafkantoor<br />

te krijgen: in die tijd waren post en telegraaf nog niet in één dienst ondergebracht.<br />

Het telegraafkantoor werd in 1868 gevestigd in een huis naast het pand<br />

Noordeinde 10, nu de rechterhelft van de rijwielzaak. Op 1 juli 1869 werd de eerste,<br />

beperkte telegraaflijn geopend. In 1870 werd besloten tot een telegraaflijn van<br />

Monnickendam naar Amsterdam, die ondergronds werd aangelegd. De kosten<br />

voor dit door de gemeente Monnickendam gestichte telegraafkantoor bedroegen<br />

Hfl. 2.575,- . Later werd het pand eigendom van het Rijk.<br />

Er was toen dus al een postkantoor in Monnickendam, getuige ook de tekst van<br />

de Engelsman C.G. Tebbut, die in 1890 in Holland schaatstochten maakte en in<br />

Monnickendam vaststelde dat Monnickendam ‘very picturesque is and the fine<br />

church has had a wing altered so as to be used as a postoffice’ (uit: Skating, door<br />

J.M. Moyer Heathcote, C.G. Tebbut, e.a., Longmans, Green and Co, Londen, 1892).<br />

Aangezien de nieuwe katholieke kerk pas in 1900 werd gebouwd, zal hij dus de<br />

Grote of Sint Nicolaaskerk aan het Zarken hebben bedoeld, mogelijk in de entree<br />

van de kosterij of elders in de kerk zelf.<br />

In 1872 besloot het Rijk dat Post en Telegraaf samengevoegd moesten worden. Om<br />

beide diensten in één pand te kunnen onderbrengen werd het huis naast het telegraafkantoor<br />

gekocht en beide panden werden in 1874 verbouwd tot een post- en<br />

telegraafkantoor annex dienstwoning voor de directeur. Willem Geerke werd in<br />

1874 de nieuwe directeur.<br />

het postkantoor op het noordeinde<br />

In 1898 werd besloten tot nieuwbouw<br />

en een jaar later werd het pand opgeleverd.<br />

De sloop van het oude en de bouw<br />

van het nieuwe pand had Hfl. 21.700,gekost.<br />

Van dit kantoor werd Herman<br />

Cornelissen de directeur en hij nam met<br />

zijn vrouw en zes kinderen intrek in de<br />

dienstwoning boven het kantoor. Cornelissen,<br />

die al in 1881 naar Monnickendam<br />

kwam, was ook voorzitter van de<br />

vereniging Olympia en werd in 1895<br />

tevens mede-oprichter en voorzitter<br />

van de <strong>Vereniging</strong> ter bevordering van<br />

het vreemdelingenverkeer (JOM 1992,<br />

p. 82).<br />

Een van zijn opvolgers, van 16.10.1922<br />

tot 1 april 1930, was J.P.J.A.M. van Daal-<br />

Directeur H. Cornelissen<br />

en, die boven het postkantoor woonde<br />

met vrouw en vijf kinderen. Van zijn<br />

tweelingzoons Guus en Ton van Daalen ontving ik nog enige documentatie, zoals<br />

dit gedichtje uit het feestalbum voor hun vader:<br />

Een deel van zijn ambtsgebied<br />

Is Marken, waar men wijde broeken ziet.<br />

Waar Sijtje Boes de scepter zwaait<br />

En alle vreemdelingen paait.<br />

Dat Marken is een zorgenkind,<br />

Vooral als het vriezen begint,<br />

Dan moet de post over ijs, per schaats of boot,<br />

U begrijpt allen, de moeilijkheden zijn groot.<br />

Ook blijkt dat een van de toenmalige postbeambten Jan G. Jofriet was, beter bekend<br />

onder zijn pseudoniem Gerard den Brabander (1900-1968), dichter, schrijver<br />

en vertaler. Eén van zijn gedichtenbundels droeg hij op ‘Aan mijn geestelijke vader’,<br />

directeur Van Daalen, die hem steunde in zijn poëzie-werk (pers.meded.<br />

16.2.2012). Andere directeuren waren J. Bootsman, P.A. van Dieren en als laatste<br />

Jaap Duit.<br />

175


In 1913 werden de particuliere telefoonnetten staatseigendom en in 1928 werd de<br />

naam gewijzigd in Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, beter bekend<br />

als de PTT.<br />

In 1989 werd de PTT verzelfstandigd en kreeg de naam Koninklijke PTT Nederland<br />

(KPN) met de PTT Post BV als belangrijkste werkmaatschappij. Na nog enkele<br />

naamswijzigingen kreeg de postdienst in 2011 de naam Koninklijke PostNL.<br />

Door afsplitsing en verzelfstandiging van een aantal diensten, zoals telefonie,<br />

pakketpost en ook door concurrentie van internet en bedrijfsleven werd het dienstenpakket<br />

van de PTT steeds verder ingekrompen, wat meteen ook gold voor het<br />

aantal postkantoren en medewerkers. In 2011 werd in Utrecht het laatste postkantoor<br />

in Nederland gesloten. (Over TNT Post, meer dan twee eeuwen TNT Post in<br />

Nederland, 2010) en bestonden alleen nog de TNT/ING verkooppunten en postagentschappen.<br />

In 1983 werd nog zoveel van de diensten van de PTT gebruik gemaakt, dat het<br />

loonde een nieuw kantoor in Monnickendam te vestigen aan de Hermanus Reijntjeslaan,<br />

maar nog geen twintig jaar later werd ook dat buiten gebruik gesteld. Er<br />

werd een agentschap van PostNL gevestigd in de supermarkt van Deen aan de<br />

Graaf Willemlaan. Zo werd door privatisering, afstoten van diensten, moderne<br />

technieken bij telefoon en internet het grote postkantoor na een eeuw overbodig<br />

en resteert voor Monnickendam slechts een hulpkantoor in de supermarkt.<br />

176<br />

Van postkantoor tot fietsenwinkel<br />

Het oude postkantoor aan het Noordeinde werd na 1983 door de gemeente verhuurd<br />

aan meerdere tijdelijke huurders. In enkele gebouwtjes aan de achterzijde<br />

werd tijdelijk de Sociale Dienst van de gemeente gehuisvest.<br />

In 1989 kochten Ber Koning en zijn vrouw Nel Koning-van Waveren het pand van<br />

de gemeente. Zij waren uit hun fietsenwinkel op het Zuideinde gegroeid, waarin<br />

zij sinds 1975 hun zaak hadden, en keken om naar een ruimer pand. Inmiddels<br />

was het postkantoor erg verwaarloosd, maar bij de daarop volgende verbouwing<br />

bleek dat het een solide gebouwd pand was. Op de bouwtekeningen van 1898 is te<br />

zien dat het gebouwd werd op pijlerfundering. De geplande kelder werd niet gerealiseerd.<br />

Na veel en langdurig overleg was de gemeente eindelijk akkoord met de verbouwingsplannen.<br />

De ingrijpende verbouwing zelf, naar ontwerp van architect Cok<br />

van Veen, Amsterdam, was al binnen een half jaar gereed. De nieuwe rijwielzaak<br />

werd in 1991 in gebruik genomen. Een aardig detail is dat bij de opening geld werd<br />

Bouwtekening met pijlerfundering<br />

het postkantoor op het noordeinde<br />

ingezameld, dat het echtpaar Koning bestemde voor een bijdrage aan de aanschaf<br />

van een ijsveegmachine voor de ijsvereniging Olympia (nog steeds dezelfde vereniging<br />

die al in de ‘Post- en Telegraafwereld’ van januari 1911 werd genoemd en<br />

waarvan de eerste postkantoordirecteur Cornelissen ooit voorzitter was). Deze<br />

gemotoriseerde borstelmachine heeft in februari 2012 nog steeds haar goede diensten<br />

heeft bewezen op de bevroren grachten van Monnickendam.<br />

Helaas is Ber Koning al in 2004 overleden. De zaak werd na zijn overlijden voortgezet<br />

door zijn vrouw Nel en nu door hun dochter Carly en schoonzoon Rob Roos.<br />

Bij de verbouwing werd onder meer de winkelvloer uitgediept en het niveau gelijk<br />

gemaakt aan de trottoirhoogte. In de oorspronkelijke bouw stak de ingang drie<br />

treden boven het plaveisel uit, zoals met de toegangsdeur tot de woning nog<br />

steeds het geval is. Dit omdat vóór de afsluiting van de Zuiderzee met de Afsluitdijk<br />

in 1932 het Noordeinde bij hoog water nog regelmatig werd overspoeld. Maar<br />

door de verlaging van de winkelentree tot stoephoogte heeft men bij hevige regenval<br />

nu af en toe nog last van binnenstromend water uit de goot, wat men dan<br />

met zandzakken tegen probeert te gaan. Bij de verlaging van de entree heeft men<br />

de oorspronkelijke stijl weten te handhaven door bij de verbrede toegang weer<br />

177


Rijwielhandel anno 2012<br />

Houten trap<br />

178<br />

natuurstenen basementlijsten aan<br />

te brengen.<br />

Is de voorgevel in herkenbare staat<br />

gebleven, dit geldt echter niet voor<br />

het interieur: het achterdeel van de<br />

begane grond werd vervangen door<br />

een veel langer winkeldeel met<br />

werkplaats. De bruikbare winkelruimte<br />

werd nog aanzienlijk vergroot<br />

door een vrijstaande tussenverdieping<br />

aan te brengen. Om toch<br />

voldoende daglicht te krijgen werd<br />

een originele oplossing gevonden<br />

door schuin geplaatste ramen in het<br />

plafond te zetten.<br />

De eerste etage met de oorspronkelijk<br />

indeling is nog steeds in gebruik<br />

als woonruimte, met enkele aanpassingen<br />

aan de moderne wooneisen.<br />

Ook zijn de brede benedengang en<br />

de statige houten trap nog in de originele<br />

staat aanwezig en liggen er<br />

op verschillende plaatsen nog de<br />

zwarte Naams hardstenen tegels uit<br />

België.<br />

In de bijna 100 jaar dat het als postkantoor<br />

in gebruik was is de drempel<br />

voor de rechter toegangsdeur<br />

duidelijk zichtbaar uitgesleten. In<br />

de hardstenen brievenbus worden<br />

door toeristen af en toe nog prentbriefkaarten<br />

gestopt, die vervolgens<br />

naar een officiële brievenbus worden<br />

gebracht. Het uitzicht op zee, dat in<br />

1911 werd genoemd, is inmiddels wel<br />

verdwenen achter de bebouwing.<br />

Na ruim een eeuw werd het nodig om de leien dakbedekking te vervangen. In 2012<br />

worden nieuwe natuurstenen leien geplaatst, een ingrijpend en kostbaar karwei.<br />

In het later gebouwde pandje aan de Nieuwe Steeg, achter de winkel, met het<br />

kleine gevelsteentje met PTT-logo, was de telefooncentrale ondergebracht en dit<br />

is nu in gebruik als opslagruimte.<br />

Anno 2012 is het voormalige postkantoor een fraai voorbeeld van zorgvuldig behoud<br />

van een betekenisvol gebouw in Monnickendam, wat betreft zijn geschiedenis,<br />

functie en architectuur.<br />

PTT embleem<br />

Veel documentatie werd gevonden in het <strong>archief</strong> van de familie Koning, waarin documenten, foto’s en tekeningen van<br />

gebouw, gebruik en verbouwing worden bewaard. Harry Voogel was behulpzaam bij het verzamelen van materiaal en<br />

Klaas Roos bij de bouwtechnische aspecten.<br />

179


180<br />

(boven) Kogel van loodwit<br />

(links) Loodwit proces Hollandse methode<br />

De loodwitfabriek van Monnickendam<br />

(op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal)<br />

Ds. C.A.E. Groot<br />

Monnickendam heeft door de eeuwen heen verschillende soorten molens op zijn<br />

grondgebied gehad. Korenmolens bij de Noordeinder- en Zuideinderpoort, een<br />

kruitmolen, eerst in, later buiten de stad. Even buiten de Saksteegpoort (1676) en<br />

aan de Kloosterdijk (20e eeuw) een houtzaagmolen; aan de Poel enkele watermolens.<br />

In de jaren zestig van de zeventiende eeuw werd gebruikgemaakt van een<br />

moddermolen om de vaarwegen op diepte te houden. Geen molen met wieken in<br />

dit geval, maar een baggermolen.<br />

Minder bekend is de rosmolen die op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal, naast het voormalige<br />

Veerhuis werd gebruikt. Het woord zegt het al, het ging om paarden die molenstenen<br />

in beweging brachten. Ze draaiden hun rondjes in een loodwitfabriek.<br />

Loodwitfabricage, een bloeiende nijverheid<br />

In het tweede deel van de achttiende eeuw ging, landelijk gezien, vrijwel allerlei<br />

nijverheid sterk achteruit. Er was echter één uitzondering: de loodwitindustrie<br />

wist, internationaal gezien, als enige haar positie aanzienlijk te versterken. Was<br />

de totale jaarlijkse loodwituitvoer via Amsterdam en Rotterdam in 1753 nog zo’n<br />

950.000 kilo, in 1790 was dat opgelopen tot 1.350.000 kilo. Die toename van de<br />

export werd mede veroorzaakt, doordat er in de tweede helft van de achttiende<br />

eeuw in de Republiek verschillende nieuwe loodwitmakerijen bijkwamen, waaronder<br />

die van Monnickendam.<br />

Deze nijverheid was een bedrijfstak, waarin heel wat arbeiders hun brood verdienden.<br />

Afhankelijk van het seizoen en de omvang van de productie, werkten er in de<br />

loodwitbedrijven gemiddeld tussen de tien en dertig werknemers. De fabrikanten<br />

vestigden zich bij voorkeur in de buurt van water, waardoor handel en transport<br />

werden bevorderd.<br />

Wat is loodwit?<br />

Loodwit is een stof die tot in de vorige eeuw in grote hoeveelheden werd gebruikt<br />

bij de productie van allerlei verven en pleisterwerk. Het materiaal heeft goede<br />

conserverende eigenschappen, maar is erg giftig.<br />

181


Witloodpigment werd in de oudheid al gemaakt door loden platen in aarden vaten<br />

op een warme plaats bloot te stellen aan de damp van sterke azijn. Als het, na<br />

een dag of tien, enige dikte verkregen had door een soort roestvorming, werden<br />

de vaten geopend en schrapte men de roest er af, alsof het vuil was. Dat proces<br />

werd een aantal keren herhaald, net zo lang tot het lood geheel vernietigd was.<br />

Het schraapsel werd verpulverd door er op te slaan en daarna lange tijd gekookt.<br />

Wat er uiteindelijk op de bodem van het vat achterbleef was loodwit.<br />

Deze kennis kwam in de 16e eeuw via Venetië naar Antwerpen en breidde zich<br />

vandaar verder naar het noorden uit. De eerste loodwitfabriek in ‘Nederland’ dateert<br />

van omstreeks 1650.<br />

182<br />

De Hollandse methode<br />

In de zeventiende eeuw was er een nieuwe manier van bereiding ontstaan, die de<br />

‘Hollandse methode’ werd genoemd. Vanuit Engeland werd het lood in blokken<br />

van 75 kilo aangevoerd en dan versmolten tot dunne platen bladlood, die vervolgens<br />

werden opgerold.<br />

Voor het fabriceren van loodwit volgens de Hollandse methode, was een broeiproces<br />

nodig. Daarbij werd gebruik gemaakt van bierazijn, paardenmest en stro. Het<br />

broeien van die paardenmest zorgde voor een oplopende temperatuur. Het bereidingsproces<br />

was afhankelijk van de buitentemperatuur, want als het vroor kon er<br />

niet geproduceerd worden.<br />

Na vier tot zes weken broeitijd was verreweg het meeste lood in loodwit veranderd.<br />

De mest werd verwijderd en als de hoop loodwit een nachtje was afgekoeld,<br />

werd het naar een grote, stevige tafel gebracht,<br />

waar arbeiders met klophamers het loodwit<br />

scheidden van het nog resterende lood. Dat<br />

kloppen was een uiterst ongezonde bezigheid,<br />

omdat er veel loodwitstof in de lucht kwam.<br />

Het verkregen loodwit moest daarna gemalen<br />

worden. Dat kon door middel van een windmolen,<br />

zoals bijvoorbeeld in de Zaanstreek het<br />

gevalwas.InMonnickendamwerd,alsgezegd,<br />

gebruik gemaakt van een rosmolen. Paarden-<br />

Rosmolen<br />

kracht dus.<br />

Ongezond beroep<br />

Door de jaren heen was men zich bewust geworden van de gevaren, die aan deze<br />

tak van arbeid kleefden. Bij de bereiding van loodwit werden fijne stofdeeltjes ingeademd,<br />

die vaak vergiftiging tot gevolg hadden. Loodvergiftiging betekende<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

pijn, uitputting en een ongeneeslijke vermoeidheid. Het veroorzaakte hersenaandoeningen<br />

en verlammingen, gaf geheugenverlies en vermindering of zelfs uitval<br />

van lichamelijke functies, met name van<br />

de spijsverteringsorganen. Heel wat<br />

schilders kregen er in hun leven mee te<br />

maken.<br />

Ook onder de werknemers in de fabrieken<br />

kwam loodvergiftiging veel voor.<br />

Maar er moest brood op de plank komen<br />

en deelname aan dit gevaarlijke chemische<br />

loodwitproces was daartoe een mogelijkheid.<br />

Gedurende de achttiende<br />

eeuw waren het nogal eens Duitse gastarbeiders<br />

die dit ongezonde werk verrichtten.<br />

Het was een hele verbetering toen in ons<br />

land het loodwitbesluit van kracht werd.<br />

Bij werkzaamheden van het Rijk werd<br />

vanaf 1906 zinkwit gebruikt in plaats van loodwit. Maar een algeheel verbod van<br />

loodwit voor binnenverf kwam er pas in 1939.<br />

Vergiftigd door loodwit<br />

Dat loodwit werkelijk giftig was voor dieren en mensen, blijkt uit de volgende<br />

berichten.<br />

* In Noord-Holland (plaats niet genoemd) stierven koeien aan loodvergiftiging<br />

omdat de watergoot waaruit ze dronken met loodbevattende verf was bestreken,<br />

PC 3.1.1869.<br />

(De afkortingen vind u aan het eind van dit verhaal, na de bronvermeldingen verklaard).<br />

* In Hedel stierven zes van de 80 stuks vee op de uiterwaard. De rijksveearts constateerde<br />

loodvergiftiging als oorzaak van hun dood. Bij het schilderen van de<br />

spoorbrug over de Maas was door onwillekeurig morsen van verf het gras onder<br />

de brug met loodwit in aanraking gekomen, SPC 27.5.1896<br />

* In Tilburg is een heel gezin onwel was geworden na het eten van pannenkoeken.<br />

De magen van de vrouw en de vier kinderen werd door enkele doctoren leeggepompt.<br />

Eén meisje van zeven overleed, drie anderen bleven ernstig ziek. De oorzaak<br />

moet zijn geweest dat de vrouw een zakje met loodwit had genomen, dat na<br />

het overlijden van haar vader bij verdeling in haar bezit was gekomen en dat ze<br />

voor meel had aangezien, SPC 12.2.1908<br />

183


* Een vrouw en haar kostganger worden verdacht van vergiftiging van de echtgenoot<br />

van de vrouw, door middel van loodwit, PC 25.5.1913<br />

* In Oostzaan zijn meerdere melkkoeien gestorven die, met het gras ook wel aarde<br />

naar binnen hebben gewerkt, waarin zich loodwit zou hebben bevonden. Op het<br />

stuk land had voorheen een loodwitfabriek gestaan, PC 13.11.1920.<br />

* Bij de arbeider W.V. te Wirdum was het water van de regenbak vergiftigd. De<br />

vrouw des huizes heeft gelukkig op tijd bemerkt dat er iets aan het water mankeerde,<br />

anders waren de gevolgen voor het uit vier personen bestaande gezin zeer<br />

ernstig kunnen zijn, daar loodwit was gebruikt. Een 68-jarige koperslager heeft<br />

bekend de laffe daad te hebben gepleegd vanwege een burenkwestie, PNHC<br />

14.11.1923<br />

* Een 57-jarige arbeider uit Hattem is tot anderhalf jaar gevangenisstraf veroordeeld.<br />

Hij had geprobeerd een 21-jarige huisgenoot om het leven te brengen door<br />

tussen diens brood en de worst een laagje loodwit aan te brengen. Vermoed wordt<br />

dat deze daad verband houdt met een brand die enkele maanden eerder het huis<br />

van de verdachte in de as heeft gelegd.<br />

Het waren de apothekers ter plaatse die vermoedden dat er loodwit op het brood<br />

was gestrooid. De vader van het slachtoffer heeft daarop een klacht ingediend bij<br />

de politie. Men hoopt het slachtoffer in leven te kunnen houden, PNHC<br />

3.11.1928<br />

Een greep uit de vele berichten als illustratie hoe giftig dit goedje wel is. Desondanks<br />

bleef, als gezegd, het gebruik van loodwitgebruik tot 1939 toegestaan.<br />

184<br />

De toepassing<br />

Terug naar de achttiende eeuw. Loodwit werd in het binnenland gedistribueerd<br />

via kruideniers en apotheken, die het bij de producenten insloegen. Het was het<br />

belangrijkste deel van de verfnijverheid. Het product werd op grote schaal toegepast<br />

in de bouw, hoewel het loodwit er op termijn dan wel wat grauw uit kon gaan<br />

zien.<br />

Ook de oude meesters gebruikten vaak loodwit in hun schilderijen. Panelen en<br />

doeken werden eerst met loodwit bewerkt voordat de kunstenaar aan de slag ging.<br />

Het had het voordeel dat, mits van goede kwaliteit, de levensduur van het schilderij<br />

werd verlengd. Veel schilderijen van bekende Meesters als Rembrandt, Hals<br />

en Vermeer, vertonen beschadigingen die terug zijn te voeren op het gebruik van<br />

vervuild loodwit.<br />

Omdat loodwit röntgenstralen weerkaatst, maakt het gedegen onderzoek naar de<br />

opbouw van schilderijen mogelijk.<br />

Loodsuikerfabrieken maakten van het loodwit azijnzuur, dat vervolgens werd<br />

gebruikt bij het bedrukken van katoen en het verven van manufacturen. (Loodsuiker<br />

of loodacetaat is een zoetstof die de Romeinen wel gebruikten om hun wijn<br />

zoeter te maken. Bepaald niet gezond!)<br />

In zogeheten potloodmolens, waarvan in de zeventiende eeuw het monopolie in<br />

handen was van Middelburg en Rotterdam, werd loodwit tot poeder gemalen<br />

voor gebruik in de keramische industrie om aardewerk te plamuren, glazuren en<br />

vernissen. Loodwit kende dus een brede verspreiding en verwerking.<br />

De loodwitmolen van Monnickendam<br />

Het is 18 januari 1766 als in de vergadering van de burgemeesters van Monnickendam,<br />

de heren Braar, Roos en van Wallendal, een verzoek van de dan vierenveertig<br />

jarige Claas Muus (1) aan de orde komt. Hij vraagt toestemming ‘om een Traficq<br />

(2) van wit loot makerij alhier op te setten, ’t geen hem is geaccordeert en ook het<br />

burgerregt van de Stad te mogen hebben, aannemende het selve te voldoen, ’t geen<br />

mede aan hem is toegestaan’. De toestemming zal zeker ook gegeven zijn omdat,<br />

in een economisch zwakke periode, nieuwe nijverheid in de stad zeer welkom was.<br />

Claas Muus kreeg van het stadsbestuur dan ook alle medewerking, zoals nog zal<br />

blijken.<br />

Inwoning<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Claas Willemsz. Muus woonde met zijn gezin al enkele maanden in de stad. Een<br />

lidmatenlijst geeft aan, dat hij zich in 1765 bij de Doopsgezinde gemeente van<br />

Monnickendam heeft aangesloten. Dat wordt bevestigd als hij op 25 november<br />

1765 ‘versogt de inwoningheijd te mogen genieten van de Doopsgezinde leraar<br />

Roelof van Dokkum, ’t welke hem is geaccordeert, mits betalende het burgerrecht’<br />

(3). Claas en zijn gezin hadden toen nog geen eigen woning, maar woonden in bij<br />

tante Nelletje Muus in de Kerkstraat (4).<br />

Waarom een loodwitfabriek?<br />

Hoe was Claas Muus op het idee gekomen om een loodwitfabriek te beginnen? We<br />

kunnen het hem niet vragen, maar ik noem enkele mogelijkheden.<br />

1. Deze tak van nijverheid had in Nederland en ver daarbuiten grote bekendheid.<br />

Ons land was een grootleverancier van loodwit.<br />

2. In de Zaanstreek, Koog aan de Zaan in het bijzonder, waar Claas Muus was getrouwd<br />

en enige tijd had gewoond, stonden minstens vier loodwitmolens, waarvan<br />

‘de Rob’ de grootste was. Vermoedelijk zal hij daar wel eens rondgekeken<br />

hebben.<br />

3. Ook in Nieuwendam, waar in 1763 zoon Willem werd geboren, stond zo’n loodwitmolen.<br />

185


Loodwitmolen de Rob<br />

Kortom, het is niet onwaarschijnlijk dat Claas in die fase van zijn leven de vereiste<br />

kennis heeft opgedaan en op het idee is gekomen om zelf zo’n trafiek op te<br />

zetten.<br />

186<br />

Het begin<br />

Om zijn nijverheid te beginnen had Claas Muus bedrijfsruimte nodig. Van het<br />

echtpaar Dirk Teerhuijs en Geertje Lakeman kocht hij op 18 februari 1766 voor 400<br />

gulden een houten loods en het erf waarop de loods stond, met nog een kleinere<br />

loods ernaast. Het ging om een stuk grond op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal, met als buren<br />

Jan Wijnands Groot en Jochem Springer aan de noordkant en zijn tante Nelletje<br />

Muus aan de zuidkant. Hoewel haar huis aan de Kerkstraat stond, liep het erf<br />

aan de achterkant door tot op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal.<br />

Arbeidskrachten<br />

Het werk in de loodwitfabriek werd door arbeiders gedaan. Op 22 februari vroeg<br />

Claas aan het stadsbestuur toestemming voor inwoning van twee knechten. Hun<br />

namen worden niet genoemd (5). De eerste knecht was getrouwd, had een kind<br />

maar kon voor dat kind geen borgtocht krijgen van zijn plaats van herkomst (6).<br />

De tweede was ook getrouwd, maar had geen kinderen.<br />

Beide echtparen kregen toestemming om in de stad te komen wonen ‘schoon de<br />

eerste een kind sonder borgtogt meede brengt om de opregting van deeze nieuwe<br />

Traficq binnen deeze Stad niet te stremmen maar alle faciliteijt tot te brengen’.<br />

Het stadsbestuur was blijkbaar zo ingenomen met deze nieuwe nijverheid, dat<br />

andere verplichtingen even iets minder belangrijk werden gevonden.<br />

Er moeten door de jaren heen veel meer werknemers in de loodwitfabriek van<br />

Claas Muus hebben gewerkt. Een hele reeks echtparen en families hebben in die<br />

tijd gevraagd om in de stad te mogen komen wonen. Maar op een enkele uitzondering<br />

na, valt uit de bronnen niet op te maken wie er daadwerkelijk in de loodwitfabriek<br />

van Claas Muus aan de slag is geweest.<br />

Uitbreiding<br />

Op 8 maart 1766 vraagt Claas aan het stadsbestuur of hij een klein stukje van het<br />

erf van het veerhuis mag nemen, omdat de gang te nauw is om de vaten (vermoedelijk<br />

gevuld met azijn, caeg) voor zijn bedrijf te kunnen rollen, ‘soo hebben Heeren<br />

Burgemeeesteren om hem soo veel in sijn Traficq te favorileeren (tegemoet te<br />

komen, caeg) als mogelijk is, geresolveert hem sijn versoek toe te staan een wijnig<br />

van ’t Erf te vergeven mits alles weeder digt en in order te maaken ten sijne kosten’.<br />

Die vaten werden voornamelijk over water aangevoerd.<br />

Huur stadsvesten<br />

Ieder jaar werden stukken grond van de stadsvesten aan de hoogste bieder verhuurd.<br />

In maart 1766 en het jaar daarop kon Claas een stuk van deze stadsvesten<br />

huren. Hij zal het gras mogelijk nodig hebben gehad als voer voor zijn paarden in<br />

de rosmolen.<br />

Opnieuw uitbreiding<br />

Blijkbaar kwam Claas Muus voor zijn trafiek ruimte tekort, want op 29 april 1766<br />

koopt hij van zijn buren Jan Wijnands Groot en Jochem Springer een stuk grond<br />

met een stalling op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal. Aan de noordoostkant stond het veerhuis,<br />

aan de zuidwest kant woonde Claas zelf, vermoedelijk nog steeds bij tante<br />

Nelletje Muus in huis. Hij kocht dat stuk grond voor honderd gulden, waarbij de<br />

verkopers aan de Gaarder de 40e penning + een tiende verhoging schuldig waren,<br />

totaal 2.15.-. De loodwitfabriek stond dus op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal naast het<br />

veerhuis.<br />

Azijn<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Voor de loodwitbereiding was veel azijn nodig. Bierazijn wel te verstaan (7). Op 1<br />

november 1766 stapt Claas naar het stadsbestuur. De bierdragers vragen zes stuivers<br />

per oxhoofd (ca. 220 liter) bierazijn. Claas meent dat hij, net als de ‘anderen<br />

van die trafieken vrij te moeten sijn’ van betalen. De burgemeesters zullen het aan<br />

de vroedschap voorstellen en ‘intussen hem, Claas Muus, gequalificeert wanneer<br />

187


Bierdragers<br />

188<br />

Stankoverlast<br />

asijn komt te krijgen, deselve<br />

te mogen laten werken en<br />

de bierdragers geordonneert<br />

sulks sonder hinder te<br />

laten doen, sullende wanneer<br />

goetgevonden wert, sij<br />

(de bierdragers dus, caeg)<br />

loon moeten hebben, sulks<br />

wel bekoomen’.<br />

De vroedschap antwoordde<br />

door ‘de bierdragers aan te<br />

seggen geen meer geld van<br />

Muus te vorderen van de<br />

azijn die hij tot zijn traficq<br />

komt in te slaan en zij niet<br />

bewerken, dog wanneer hij<br />

haar requireert (hun dienst<br />

inroept, caeg) en zij’t bewerken<br />

zullen zij ‘t geld mogen<br />

vorderen’.<br />

De arbeidsomstandigheden in de stinkende en giftige loodwitbedrijfjes waren,<br />

naar hedendaagse maatstaven, onmenselijk. Dat had o.a. te maken met die bierazijn,<br />

terwijl er ook wel gebruik werd gemaakt van urine.<br />

De fabriekjes stonden dus letterlijk in een kwade reuk en het zal voor de omwonenden<br />

bepaald geen pretje zijn geweest, om in de nabijheid van zo’n bedrijf te<br />

wonen en te leven.<br />

Nieuwe privileges<br />

Inmiddels had Claas een compagnon gekregen: Claas Walbeek (8). Op 7 maart 1767<br />

vragen zij, onder toezicht van de stadsbaas, een hoofd (een soort steiger, caeg) aan<br />

hun land over de Broekervaart te mogen maken en ook aan de jaagweg kant. De<br />

bedoeling daarvan is om met een schouw zo gemakkelijk mogelijk de paarden,<br />

die ze in de fabriek nodig hebben, buiten het land te brengen. Het verzoek wordt<br />

ingewilligd.<br />

Nog meer privileges<br />

Drie maanden later, 27 juni 1767, vraagt Claas Muus of hij voor zijn pakhuis een<br />

straat met kleine steentjes mag leggen. Ook dat is akkoord.<br />

Eind januari 1769 vraagt Claas of de bomen op het Wagenpad mogen worden gerooid<br />

‘vermits deselven voor sijn fabrieq omtrent het droogen zeer nadelig sijn’.<br />

Aldus gebeurt. De bomen zullen op 1 februari worden verkocht en er worden nieuwe<br />

bomen geplant.<br />

U ziet, er werd Claas Muus niets in de weggelegd om zijn bedrijfje te laten draaien.<br />

Dat kwam uiteraard ook de stad ten goede, vanwege de verponding, die jaarlijks<br />

voor de panden en de grond betaald moest worden. En ook voor de ‘werkgelegenheid’<br />

was de trafiek uiteraard niet onbelangrijk.<br />

Vervuilde waterwegen<br />

In de resolutieboeken van de Vroedschap wordt regelmatig melding gemaakt dat<br />

burgers en schippers klagen over ernstige vervuiling van de stadsgrachten. Die<br />

zijn daardoor zo ondiep, dat schepen vast komen te zitten. Op 23 september 1770<br />

blijkt dat ook de fabrieken en trafieken in de stad onder deze vervuiling en ondiepte<br />

te lijden hebben. Aangezien Claas Muus afhankelijk was van aan- en afvoer<br />

van materialen en producten over water, zal ook hij daar ongetwijfeld last van<br />

hebben gehad. Al snel volgt dan ook de toezegging, dat de grachten uitgediept<br />

zullen worden. Het probleem, dat al vele malen eerder was vermeld in de notulen,<br />

zou zich overigens ook daarna nog regelmatig voordoen. De mensen in de stad<br />

toen, waren min of meer gewend om hun rommel, as, uitwerpselen etc. gewoon<br />

in het water te deponeren. En dat ondanks diverse keuren, die het stadsbestuur<br />

door de jaren heen had uitgevaardigd.<br />

Tja, dan hoopt het vuil zich gestaag op.<br />

Claas Muus kerkelijk actief<br />

Evenals destijds in Krommenie, was Claas ook in Monnickendam betrokken bij<br />

de Doopsgezinde gemeente. Op 16 februari 1771 vraagt hij of de nieuw benoemde<br />

Doopsgezinde leraar Jan Nieuwenhuijzen van Aardenburg, in de stad mag komen<br />

wonen. Dat is akkoord, maar de Mennonietengemeente moet wel borg staan voor<br />

zijn twee kinderen. Jan Nieuwenhuijzen is in mei van dat jaar in Monnickendam<br />

komen wonen.<br />

Deal<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Op 25 juni 1773 verkoopt Claas Muus voor 175 gulden aan zijn nicht Geertje Muus,<br />

laatst weduwe van Jan Grobbe, de helft van een stuk land, gelegen aan de Kloosterdijk.<br />

Hij bedingt daarbij, dat hij zijn leven lang gebruik zal mogen maken van<br />

189


het huisje dat op het land staat en van het tuintje, zoals het nu omheind is met een<br />

schutting. De verkoper zegt toe, dat hij het toegangshek voor zijn rekening zal<br />

onderhouden. Mocht Claas dat stuk land op een later tijdstip nodig hebben, dan<br />

kan hij het onmiddellijk voor dezelfde prijs terugkopen.<br />

Op diezelfde dag verkoopt Geertje Muus aan Claas voor 180 gulden een huis met<br />

een stalling en hooiberg op het Bloemendaal. De buren zijn Cornelis Soet en Gerrit<br />

Beerens.<br />

190<br />

Claas erft het huis van zijn tante Nelletje Muus<br />

Het is maandag 7 maart 1774 als Nelletje Muus, weduwe van voormalig stadssecretaris<br />

Jacob Teerhuijs, bij notaris Claas Bruijn haar testament laat opmaken.<br />

Verschillende mensen worden genoemd en bedeeld,<br />

waaronder het Doopsgezinde echtpaar<br />

(Willem) Wijnstok, dat tweeduizend gulden<br />

krijgt.<br />

De vier kinderen van Claas Muus, Sijmon,<br />

Grietje, Willem en Mietje (Maria), krijgen elk<br />

duizend gulden. Nelletjes neef Claas Walbeek<br />

krijgt 4000 gulden en de andere helft van haar<br />

nalatenschap is voor Claas Muus. Hij mag er<br />

mee doen en handelen ‘na welgevallen’.<br />

Als Nelletje Muus op 1 juli 1775 is begraven,<br />

wordt haar nalatenschap verdeeld zoals in<br />

haar testament is vermeld. Op 24 oktober 1776<br />

erft Claas Muus het huis van Nelletje. Een huis<br />

met erf en een schuur en pakhuis en tuinhuis<br />

daarachter uitkomende op de <strong>Oud</strong>e Zijds<br />

Burgwal, waar de loodwitmakerij gevestigd is.<br />

Het huis zelf staat aan de Kerkstraat, met als<br />

Locatie loodwitfabriek<br />

buren ten zuidwesten de Mennonieten gemeente<br />

(9) en ten noordoosten Bernardus van<br />

Ketel. Het geheel is 1000 gulden waard.<br />

Daarnaast zijn er diverse obligaties plus wat contant geld, een totaal van 5130 gulden.<br />

Ook zijn er nog wat stukken land, die een zekere waarde vertegenwoordigen.<br />

U ziet, Nelletje Muus was bepaald niet onbemiddeld.<br />

Loodwitgebruik<br />

Productiegegevens van de witloodfabriek zijn niet bewaard gebleven. Maar het is<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

denkbaar dat de schilders uit de stad en omgeving bij Claas Muus witlood voor<br />

hun schilderwerkzaamheden hebben gekocht.<br />

Op 1 augustus 1775 krijgt Claas van de thesaurier (de penningmeester van het<br />

stadsbestuur) veertien gulden en tien stuivers uitbetaald, vanwege leverantie van<br />

loodwit dat gebruikt was voor de kerktoren.<br />

Brand in de loodwitfabriek<br />

De meeste huizen in de stad waren destijds van hout, waardoor brand een groot<br />

gevaar vormde. Zo was, door een geweldig zwaar onweer op 31 mei 1769, de korenmolen<br />

van Leendert Andriesz. Blauw bij de Noorderpoort afgebrand, waarbij<br />

zijn derde vrouw, Hiske Ipes, om het leven was gekomen.<br />

In de nacht van 6 op 7 mei 1773 brandde de zeepziederij ‘De Gecroonde Bruinvis<br />

aan de <strong>Oud</strong>ezijds Burgwal geheel af en op 13 oktober 1774 de zeepziederij ‘De<br />

Bruinvis’ op de Nieuwe Zijds Burgwal. Op 16 september had de brandweer uit moeten<br />

rukken voor een brand in de hooiklamp van Dirk Jansen op het Nieuweland.<br />

Ook Claas Muus kreeg met brand te maken. Dat blijkt als op 5 juli 1777 in de Memorialen<br />

van de Burgemeesters wordt opgetekend, dat er geen premie is bepaald<br />

aan de brandmeesters van de kleine spuit, in verband met de brand in de loodwitmakerij<br />

van Claas Muus. Als reden wordt aangegeven, dat de brandweerlieden<br />

water hebben gegeven met de spuit, zonder dat de aanbrenger daar aan was gezet.<br />

Wat ik me daarbij moet voorstellen weet ik niet. Mogelijk gaat het om het metalen<br />

uiteinde. Hoe groot de schade in de fabriek was, wordt nergens vermeld, maar de<br />

productie is, na een korte onderbreking, vanwege herstelwerkzaamheden, weer<br />

doorgegaan.<br />

De loodwitfabriek verkocht<br />

We zijn een paar jaar verder als Claas Muus zijn loodwitmolen te koop aanbiedt.<br />

Dat gebeurt via de custingbode (10). Op 17 juli 1779 kan een bod uitgebracht worden,<br />

waarbij de omschrijving als volgt luidt: ’een wel geappropieerde (goed lopende,<br />

caeg) loodwitmakerij, voorzien van een zo goed als nieuwe paardenmolen<br />

(mogelijk was de oude bij de brand geheel of gedeeltelijk verwoest), platte steenen<br />

met hunnen spillen, schijfkoppen en maatbakken, lootpot, broeijloods, broeijbakken<br />

als mede een huijs, erve en schuur met een somerhuijs daar agter staande<br />

en gelegen binnen dezen<br />

Stadt in de Kerkstraat en<br />

agter uijtkomende op de<br />

<strong>Oud</strong>e Sijts burgwal en terzijdeopdeKermergracht,<br />

alles in éen verbonden,<br />

191


elent met de Mennonietengemeente ten zuijdwesten en de heer Adriaan ´t Hooft<br />

en het veerhuijs ten noordoosten´. Vermeld wordt dat Claas het complex in eigendom<br />

heeft verkregen uit de nalatenschap van zijn ´meu´ (tante) Nelletje Muus.<br />

‘De koper zal enige materialen en gereedschappen die tot de loodwitmakerij dienstig<br />

zijn en welke op een inventaris zijn gebracht, die de omstanders worden voorgelezen,<br />

moeten overnemen en ook de kooppenningen betalen’, zeg maar de overdrachtsbelasting.<br />

Op 31 juli 1779 wordt de loodwitmakerij en het huis aan de Kerkstraat voor 3150<br />

gulden verkocht aan de heren Teengs (11) uit Edam en Kous Bos uit Ransdorp (12).<br />

Over dat bedrag moet aan de Gaarder belasting worden betaald, de zogeheten 40e<br />

penning met een tiende verhoging, een bedrag van 86 gulden 12 stuivers en 8 penningen.<br />

192<br />

Koop en verkoop van land<br />

Een paar maanden later, op 26 oktober 1779, koopt Claas Muus van Claas Walbeek<br />

de helft van een stuk land, gelegen in de polder Monnikenbroek met de naam ‘Calaars<br />

Weer’ en ook een stuk grond aan de Kloosterdijk met daarop een huisje. Claas<br />

Walbeek had dat stuk land in 1776 geërfd van de eerder genoemde Geertje Muus.<br />

Claas betaalt voor beide stukken land en het huisje 1175 gulden. Drie maanden<br />

later, januari 1780, verkoopt hij deze stukken grond voor 1400 gulden aan zijn<br />

voormalige buurman in de Kerkstraat, Adriaan ’t Hooft, regent van het weeshuis.<br />

Een snelle winst. Tja, je bent koopman, toch?<br />

Overlijden van Aagje Kuijper<br />

Het is een donkere dag voor Claas Muus als begin mei 1783 zijn vrouw overlijdt<br />

met wie hij bijna 28 jaar getrouwd was geweest. Aagje Sijmons Kuijper wordt op<br />

6 mei 1783 in een eigen graf op het choor in de kerk begraven, rij III, graf 5. De klok<br />

werd een uur geluid, kosten twaalf gulden.<br />

De laatste jaren van Claas Muus<br />

Als Claas op 30 mei van dat jaar de voogdij over zijn twee, nog minderjarige kinderen<br />

Willem en Maria regelt (de twee voogden zijn neef Claas Walbeek (Enkhuizen)<br />

en Jan Minnen Boon), dan is hij ‘wonende tot Embden in Oostvriesland, dog<br />

thans nog hebbende selfs domicilium binnen dese stad’. Of Claas Muus daadwerkelijk<br />

in Embden heeft gewoond, heb ik niet bevestigd gekregen. Feit is wel dat,<br />

als er in 1784 een nieuw lidmatenboek wordt aangelegd van de dan nog levende<br />

kerkleden van de Doopsgezinde gemeente, Claas daarin als tweede wordt genoemd.<br />

Hij was toen dus blijkbaar nog steeds lidmaat van de Monnickendamse<br />

gemeenschap.<br />

Dan blijft het een paar jaar stil.<br />

Het laatste dat we van Claas<br />

Muus weten is, dat hij op 13 november<br />

1788 in Amsterdam is<br />

overleden en de 17e in de <strong>Oud</strong>ezijds<br />

Kapel aldaar is begraven.<br />

Bloeitijd van de loodwitfabriek<br />

De compagnons Remmet Kous<br />

Bos en Boudewijn Teengs heb-<br />

<strong>Oud</strong>ezijds kapel Amsterdam<br />

ben de exploitatie voortgezet.<br />

En dat de handel voorspoedig<br />

ging, blijkt uit wel uit de aankoop van nieuwe panden. Op 30 oktober 1782 kopen<br />

zij in compagnie een stalling voor vijf paarden, een ruim wagenhuis, loods en erf<br />

op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal, hoek 2e Molensteeg. Kosten 1270 gulden. Daar had tot<br />

1773 de zeepziederij ‘De Gecroonde Bruinvis’ gestaan, maar die was in dat jaar afgebrand.<br />

Op 10 juli 1783 kopen de heren voor 130 gulden van oud-burgemeester Dirk Claus<br />

een stalling en hooiberg in de Kerkstraat op de (andere) hoek van de Kermergracht.<br />

Boudewijn Teengs koopt op 5 februari 1784 van burgemeester Koelemeij, voor<br />

1100 gulden een huis en schuur of pakhuis er achter in de Kerkstraat, achteruit<br />

komend op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal. Gelet op het verpondingsnummer stond dit<br />

huis drie huizen af van het pand en erf waarop de loodwitfabriek stond. Dirk Claus<br />

en Johannes Broos zijn de buren.<br />

De verkoper bedingt dat hij tot 1 april in het pand mag blijven wonen en de toonbank<br />

en winkelborden mag meenemen.<br />

Boudewijn Teengs verkoopt een jaar later, op 15 april 1785, dit pand voor vier honderd<br />

gulden aan zijn compagnon Remmet Kous Bos. De laatstgenoemde had een<br />

maand daarvoor, op 24 maart, voor twee honderd gulden de helft van het huis in<br />

de Kerkstraat, dat hij gekocht had van Claas Muus, aan zijn compagnon Boudewijn<br />

Teengs over gedaan.<br />

Op 23 april 1785 tenslotte, kopen de heren Teengs en Kous Bos van oud schepen<br />

Jan Bent een stalling, hooiberg en wagenhuis op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal, hoek 1e<br />

Molensteeg. Ze betalen er vijfhonderd gulden voor.<br />

Europees georiënteerd<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Uit notariële actes van Boudewijn Teengs blijkt, dat hij niet alleen de compagnon<br />

van Remmet Kous Bos, maar ook, samen met anderen, actief was in de kaashandel.<br />

193


Hij had o.a. contacten in Lisboa (Lissabon, Portugal) en Curaçao. Die contacten<br />

zullen ook wel belangrijk zijn geweest voor het afzetten van loodwit in Europa.<br />

194<br />

Afnemers<br />

Schilder Pieter van Veen, in 1759 te Zaandam geboren, wordt in 1801 genoemd als<br />

iemand die bij de heer Kous Bos loodwit afnam, zij het in bescheiden hoeveelheden,<br />

200 liter in het jaar. Hij was getrouwd met de in 1762 in Monnickendam geboren<br />

Eegje Nannings Kroon.<br />

Nieuwe buren<br />

Op 16 januari 1805 wordt het huis van de Doopsgezinde gemeente in de Kerkstraat<br />

voor 130 gulden verkocht. In het pand werd de spin- en weeffabriek gevestigd. De<br />

heren Teengs en Kous Bos kregen dus nieuwe buren, met een nijverheid, opgezet<br />

ten dienste van de armen van de stad (13).<br />

Ontwikkelingen tijdens de Franse periode (1795-1813)<br />

Voor 1800 beleefde de Nederlandse loodwitindustrie goede tijden. Technische<br />

kennis, gecombineerd met voorspoedige handel zorgden er voor, dat ons land aan<br />

het eind van de negentiende eeuw toonaangevend was. Deze sterke positie van de<br />

loodwitindustrie was o.a. te danken aan een technologische voorsprong, die door<br />

de jaren heen was opgebouwd. Voor het buitenland werd die kennis zorgvuldig<br />

verborgen gehouden.<br />

Toch lukte het een aantal Europese landen om een eigen loodwitindustrie op te<br />

zetten. Die ontwikkeling zou, gaandeweg de negentiende eeuw, het voortbestaan<br />

van de Nederlandse loodwitindustrie ernstig bedreigen. Het zou een concurrentiestrijd<br />

worden tussen het beproefde Hollandse procédé en nieuwe productieprocessen<br />

die in het buitenland ontwikkeld werden (14).<br />

Goldberg enquête, deel Monnickendam<br />

Goldberg-enquête<br />

In de zogeheten Goldberg-enquête<br />

(15) uit 1801 wordt over de loodwitfabriek<br />

van Monnickendam gezegd,<br />

dat deze aan het water ligt,‘ nodig<br />

omdat een vrachtschuit naar Amsterdam<br />

daarbij afvaart. Gebruikt worden<br />

water, lood, azijn en mest. Het<br />

beste is Hull lood, maar gebruikt<br />

soms Duits lood als Hull lood hoog in<br />

prijs en schaars is, maar de broeiing<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

daarvan is niet zo goed als het Hull lood. Er zijn twee molens. Het getal en geslacht<br />

van werklieden is wisselend, hun loon naar verdiensten en capaciteit. Thans (1801<br />

dus) minder aftrek. Vervoer naar Vrankrijk, Duitsland etc. te scheep’.<br />

Deze enquête wekt de indruk, dat de productie van loodwit dat jaar nog een redelijk<br />

niveau had. Misschien was dat ook zo, maar de komende jaren zou dat, door<br />

een opeenhoping van omstandigheden, steeds minder worden.<br />

Oorzaken van achteruitgang 1: het Continentaal Stelsel<br />

Heel algemeen kan gesteld worden dat de Franse tijd een omslagpunt voor deze<br />

tak van industrie in Nederland is geworden. Engeland, de stad Hull in het bijzonder,<br />

was tientallen jaren een belangrijk leverancier van lood geweest, maar het<br />

door Napoleon in 1806 ingestelde Continentaal Stelsel, waardoor alle handel met<br />

Groot-Brittanië werd verboden, betekende een zware slag voor de Nederlandse<br />

loodwitindustrie. Er was sprake van een terugloop van de handel over zee, waar<br />

ons land altijd zo goed in was geweest. Vanouds belangrijke exportgebieden als<br />

Spanje, Portugal, Duitsland, Oost- en West-Indië en Scandinavië waren over zee<br />

vrijwel niet meer te bereiken. Ook in het binnenland kon steeds minder loodwit<br />

worden afgezet.<br />

Het gevolg was een vermindering van het aantal loodwitfabrieken in de negentiende<br />

eeuw. Waren er in 1800 nog zesendertig, acht jaar later was dat verminderd<br />

tot eenendertig en in 1819 tot zesentwintig.<br />

Kijken we naar een wat langere termijn,<br />

dan blijken er in 1855 nog maar zestien,<br />

tien jaar later negen en in 1890 nog<br />

slechts acht loodwitfabrieken in ons land<br />

te zijn.<br />

Smokkelen vrijwel onmogelijk<br />

Het Continentaal Stelsel werd tijdens de<br />

regering van koning Lodewijk Napoleon<br />

(1806-1810) op tamelijk grote schaal ontdoken,<br />

tot woede van zijn broer Napoleon<br />

Bonaparte. Maar toen ons land in 1810 bij<br />

Frankrijk werd ingelijfd en er in vrijwel<br />

alle kust- en havenplaatsen, douaniers<br />

werden aangesteld, met verregaande bevoegdheden<br />

van controle, werd smokkelhandel<br />

vrijwel onmogelijk. Elk schip,<br />

elke wagen, alles en iedereen werd gecon-<br />

195


troleerd en bij overtreding waren de straffen niet mals. Napoleon bepaalde dat alle<br />

vervoer van goederen uit en naar Engeland, koste wat kost, moest worden tegengehouden.<br />

En dat lukte aardig door de scherpe controle van Franse douaniers in<br />

hun donkergroene lakense uniformen met zilveren knopen en zwarte steken op.<br />

Dit paramilitaire beambtenapparaat was zwaar bewapend en had ook honden tot<br />

haar beschikking.<br />

Desondanks vonden onze landgenoten van weleer wel gaten in het net en werd<br />

smokkelen een uiterst lucratieve bezigheid. Kinderen propten hun laarsjes vol met<br />

rietsuiker en passeerden de douaniers aan de stadspoorten. Zelfs rouwstoeten die<br />

de stad introkken om de overledene in de kerk de laatste eer te bewijzen, hadden<br />

niet zelden een kist bij zich zonder lijk, maar vol smokkelwaar. Vrouwen verborgen<br />

vaak kleine hoeveelheden smokkelwaar onder hun kleding, in de hoop dat douaniers,<br />

om een genante situatie te voorkomen, hen wel zouden laten passeren.<br />

Oorzaken van achteruitgang 2: accijnzen en invoerrechten<br />

Een twee de belangrijke factor voor de achteruitgang was de betaling van forse<br />

invoerrechten op lood en de hoge binnenlandse accijnzen op azijn. Europese landen<br />

als Frankrijk vroegen, om de opkomende eigen industrie te beschermen, hoge<br />

bedragen aan invoerrechten. Kortom, grensbewaking en accijnzen werden meer<br />

en meer een sta-in-de-weg van de Nederlandse export.<br />

De fabriek in Monnickendam<br />

Al deze maatregelen hadden ook gevolgen voor de nijverheid in Monnickendam.<br />

Het kostte steeds meer moeite om de loodwitfabriek rendabel te houden.<br />

Op de lijst van impost wordt in juli 1806 de ‘Lootwitmakerij’ genoemd. De eigenaar<br />

krijgt een vermindering van 12 penningen per ton lange turf. Het was slechts<br />

een kleine tegemoetkoming in de strijd om te overleven.<br />

Generaal Tableau<br />

Als er in september 1808 door het stadsbestuur een Generaal Tableau van de Staat<br />

der Fabrieken en Trafieken in Monnickendam moet worden ingeleverd, zeg maar<br />

een overzicht van alle beschikbare nijverheid in de stad, wordt ook de Lootwitmolen<br />

genoemd. Op de vraag naar de ‘vorige staat’, is het antwoord: reedelijk bloeijende.<br />

Op de vraag naar de ‘tegenwoordige staat’ is het antwoord: kwijnende. Op<br />

de vraag: Middelen tot herstel of aanmoediging, is het antwoord: gelukkige Vreede,<br />

Negotie scheepvaart. De antwoorden zeggen genoeg, lijkt me.<br />

De antwoorden sluiten aan bij de vragen die op 30 juli van dat jaar door het Departement<br />

Amstelland aan het stadsbestuur waren voorgelegd:<br />

Vraag 1: ‘Welke zijn de buitenlandsche handelsbetrekkingen der Stad in Europa,<br />

196<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Asia, Africa en America en in het bijzonder met de Hollandsche kolonieën?’<br />

Antwoord: ‘De wijnige handel welke Monnickendam noch buitenslands had, is<br />

thans geheel door den oorlog gestremd.’<br />

Vraag 2: ‘Welke plaatselijke bronnen van bestaan zijn er sedert de laatste dertig<br />

jaar afgenomen?’<br />

Antwoord: ‘Genoegzaam alle takken van nering zijn uitgedroogd, uitgenomen de<br />

haringvisserij.’ Duidelijke taal. (13)<br />

Spotprent op het verval van handel en nijverheid<br />

De loodwitfabriek in 1811<br />

Hoe sterk de fabriek achteruit is gegaan, vertelt een in het Frans gesteld overzicht<br />

van 1806 en 1811 (Fabrique de la Ceruse ou Blanc de plomb).<br />

In 1806 was er nog sprake van productie van zeven soorten loodwit, in 1811 nog<br />

slechts één.<br />

Waren er in 1806 nog 20 tot 25 mannen in vaste dienst, in 1811 is er sprake van één<br />

vaste kracht en afhankelijk van de situatie vier losse arbeiders, zeg maar oproepkrachten.<br />

197


Werd er in 1806, verdeeld over zeven soorten, nog 95.189 kilo loodwit geproduceerd,<br />

in 1811 was dat nog slechts 8100 kilo.<br />

Werd er in 1806 voor die zeven loodwitproducten aflopend 56, 52, 50, 44, 42, 36 en<br />

32 francs per kilo betaald, in 1811 is dat voor één product 50 franc.<br />

198<br />

Remmet Kous Bos: van pro- naar anti-Frans<br />

Toen de Fransen in 1795 ons land binnenkwamen en er op bestuurlijk gebied<br />

sprake was van een ‘omwenteling’, was het Remmet Kous Bos die op 21 januari,<br />

tijdens de eerste vergadering van de Provisionele Representanten van het volk in<br />

een‘vrij Monnickendam, een gloedvolle toespraak hield (16). Ook de jaren daarna<br />

blijkt hij, politiek gezien, gelukkig te zijn met de nieuwe situatie. Maar gaandeweg<br />

is hij tot het inzicht gekomen, dat ons land onder Franse leiding bepaald niet<br />

de goede kant was opgegaan.<br />

De problemen, veroorzaakt door het Continentaal Stelsel, raakten ook de eerst zo<br />

bloeiende loodwitfabriek. En net als veel anderen, maakte ook Remmet Kous Bos<br />

zich schuldig aan smokkelarij.<br />

Dat zijn opstelling tegenover de Fransen radicaal<br />

was veranderd, blijkt uit wat dhr. W. van<br />

Engelenburg uit Broek in Waterland schrijft:<br />

‘Voorts Remmet Kous Bos, lid van de Munici-<br />

Handtekening Remmet Kous Bos palen Raad, koopman en fabrikant die gewoon<br />

was over Hamburg clandestien handel<br />

te drijven met Engeland; hij haatte de Franschen hartgrondig en stond wederkerig<br />

bij hen in een kwaad daglicht’ (17).<br />

Een nieuwe compagnon: Jacob Boot<br />

In juni 1808 overlijdt Remmets compagnon Boudewijn Teengs. Deze had enkele<br />

jaren daarvoor een opvolger aangewezen, de Edammer Jacob Boot (18) die bij testament,<br />

verleden bij notaris Muller in Amsterdam op 2 oktober 1805, de helft van<br />

de loodwitfabriek en toebehoren tot z’ n beschikking krijgt. Het gaat om het deel<br />

dat eerder aan Boudewijn Teengs toebehoorde. Het compagnonschap wordt op 1<br />

februari 1810 van kracht en is geregeld bij en door notaris Pieter Kerk in Edam.<br />

Jacob Boot krijgt:<br />

* de helft van de loodwitfabriek, wijk 4 nr. 121 (de verpondingsnummers waren<br />

inmiddels vervangen door wijknummers)<br />

* de helft van een stal, wijk 4/113;<br />

* de helft van een stalling wijk 4/114;<br />

* de helft van een alle paarden, het hooi, de stro en de haver<br />

Werknemers in de Loodwitmolen<br />

Toen Claas Muus in 1766 de loodwitmakerij begon, was er sprake van twee knechten,<br />

waarvan de namen niet genoemd werden. Ook de heren Kous Bos en Teengs<br />

hadden knechten in dienst. Het moeten er enkele tientallen zijn geweest, waaronder<br />

vermoedelijk ook seizoenarbeiders (19). Ze zijn echter moeilijk te achterhalen<br />

omdat er slechts in een enkel geval een link wordt gelegd tussen de naam en<br />

het beroep.<br />

De fabriek in 1812<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Gegevens over de fabriek uit 1812 geven aan, dat er één man het hele jaar in vaste<br />

dienst was. Dat zal Jacob Rust zijn geweest (20). Hij verdiende f 5,10, per week.<br />

Ook zijn er twee meisjes enkele dagen per week aanwezig.<br />

Het lood werd uit Duitsland aangevoerd. De azijn, die 12 gulden per okshoofd<br />

kost, kwam uit eigen land. Er werd in dat jaar 22.000 kilo lood verbruikt en 40<br />

okshoofden azijn. Het jaarinkomen van Remmet Kous Bos is rond de duizend<br />

gulden.<br />

De ondergang van de fabriek<br />

Als je deze gegevens van 1812 overziet, zou je denken dat de loodwitfabriek nog<br />

redelijk draaide. Maar de werkelijkheid was anders. Steeds meer gebouwen en<br />

toebehoren werden noodgedwongen afgestoten en verkocht.<br />

Op 29 juli 1812 wordt door Remmet Kous Bos, namens de firma Bos & Boot, aan<br />

koopman Huijbert Stam, die wat verderop in de Kerkstraat woont, voor 150 gulden<br />

een stalling en hooiberg verkocht, gelegen op het erf waar ook de loodwitmolen op<br />

staat. De koper neemt op zich alle lasten, waaronder de verponding, te betalen.<br />

Remmet en zijn gezin blijven wel in het huis in de Kerkstraat wonen.<br />

Op 11 november volgt opnieuw een transactie. Jan Robert, de hoefsmid, koopt een<br />

stal, koetshuis en pakhuis op de <strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal, hoek 2e Molensteeg, wijk 4<br />

nr. 113, met Gerrit van Meerbeek als buurman. Hij betaalt daar 250 gulden voor.<br />

Op 25 juli 1815 volgt uit het privé bezit van Remmet Kous Bos een verkoop van allerlei<br />

roerende goederen, in de acte ‘rommeling’ genoemd. De verkoping is via<br />

biljetten en door de omroeper bekendgemaakt. Het betreft goederen uit het huis<br />

wijk 4 nr. 17 en levert een bedrag van 2755 gulden, 11 stuivers en 8 penningen op.<br />

Een half jaar later, op 21 november 1812, maakt Remmet Kous Bos, samen met zijn<br />

vrouw Elisabeth Claus een nieuw testament. Er in opgenomen is een lijst van alle<br />

goederen die tesamen 1641 gulden en zes stuivers waard blijken te zijn.<br />

199


Aan Remmets zoon Pieter wordt de helft van de loodwitfabriek vermaakt, met alles<br />

wat daarbij bij hoort, ter waarde van 2000 gulden. Daarnaast krijgt hij nog een<br />

aantal spullen van vader, ten bedrage van 634 gulden en 12 stuivers.<br />

200<br />

De fabriek in de verkoop<br />

Als er op 26 augustus 1814 een opsomming wordt gegeven van alle nijverheid in<br />

de stad, wordt de loodwitfabriek niet meer genoemd. De zaken zijn blijkbaar zo<br />

achteruit gegaan dat de compagnons Kous Bos en Boot op 15 februari 1817 besluiten<br />

de fabriek te verkopen. Via advertenties in couranten, biljetten en bekendgemaakt<br />

door de stadsomroeper (Hendrik Groot, een broer van één van mijn voorvaders,<br />

caeg), is de verkoop, die in de Doelen zal plaatsvinden, onder de aandacht<br />

gebracht van potentiële kopers. De fabriek en alles wat er toe behoort, zal aan de<br />

meestbiedende worden verkocht. Een aantal voorwaarden waar de koper zich aan<br />

heeft te houden, worden door notaris Volkerse voorgelezen.<br />

De verkoop betreft een ‘loodwitfabriek, zijnde een spatieus uitgebreid gebouw<br />

met twee paardemolens, negen broeijhokken en twee droogloodsen’. Vervolgens<br />

een ‘huis met erf, stalling en koetshuis, alles staande en gelegen langs het Wagenpad<br />

en strekkende van het veerhuis tot in de Kerkstraat met nog een huis daarnaast<br />

in de Kerkstraat, alles belend met het Wagenpad ten Noordoosten en Jan<br />

Mobron ten zuidwesten’.<br />

Er is achttien gulden plokgeld voor de meest biedende. Dat is een premie voor degene<br />

die bij een veiling, na het afslaan, het bod als laatste verhoogd heeft.<br />

Als echter op de 21e februari de feitelijke verkoop plaatsvindt, blijkt ‘niet tegenstaande<br />

veel malen daartoe gedaan aan vragen, niemand daarvoor iets te willen<br />

bieden en heeft alzoo de verkooping van dit Perceel geen plaats kunnen hebben’.<br />

Ook een stalling en hooiberg op de Binnendijk, hoek 1e Molensteeg, blijkt onverkoopbaar.<br />

De fabriek afbreken?<br />

Een maand later, op 15 maart 1817, schrijven de eigenaren van de loodwitfabriek,<br />

een brief aan het stadsbestuur. Het is een ‘verslag’ van wat er de laatste twintig<br />

jaar is gebeurd met deze tak van nijverheid. ‘Dat door de Fransche overheersing<br />

en de daar aan verbonden vernietiging van allen koophandel en verzending van<br />

oorspronkelijke voortbrengselen der supplianten Fabriek, sedert al dien tijd heeft<br />

gekwijnd en eindelijk geheel heeft stilgestaan. Dat na de jongste gezegende omwenteling<br />

(Napoleon van het toneel verdwenen) de supplianten (iemand die bij<br />

een instantie of autoriteit een verzoek indient, caeg) wel hebben gepoogd hun fabriek<br />

wederom aan de gang te brengen, dan dat aan hen toen, tot hun groot leedwezen<br />

gebleken is, dat gedurende de tijd van de stremming der verzending op die<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

plaatsen waar zij, supplianten, voorheen hun meeste goederen debiteerden, reeds<br />

fabrieken voor loodwitbereiding waren opgericht. Dat de supplianten door herhaalde<br />

reizen hunne fabriek bij publieke advertenties in de couranten ter verkoop<br />

hebben aangeboden, doch, dat ook dit zonder gevolg blijvende, zij hebben begrepen<br />

daar van een Publieke Verkoping op de 15e februari laatsleden alhier te moeten<br />

aanleggen,’ etc. Bij die Publieke verkoping waren ook twee zeer voorname<br />

loodwitfabrikeurs aanwezig. Zij hebben de fabriek bezocht, maar uiteindelijk is<br />

de poging tot verkoop op niets uitgelopen.<br />

‘Dat dan nu ook aan de supplianten niets anders overschiet dan, om met behoud<br />

der stalling en woonhuizen, hun fabriek te vernietigen. Reden waarom zij zich<br />

wenden tot het stadsbestuur met het verzoek te mogen afbreken hun loodwitfabriek’.<br />

Volgen nog de gegevens als eerder bij de poging tot verkoop genoemd.<br />

Antwoord van het stadsbestuur<br />

Twee dagen later, 17 maart, reageert het stadsbestuur. ‘Is gelezen een request van<br />

de heren R. Kous Bos en Jacob Boot, verzoekende de lootwitfabrick, staande in<br />

wijk 4 nr. 121 te amoveren (af te breken, caeg), uit hoofde alle aangewende pogingen<br />

door de supplianten vruchteloos zijn geweest om deze fabrick, na de gezegende<br />

omwending van zaken (de Fransen waren verdwenen) wederom aan den<br />

gang te doen brengen, dat zij supplianten daarna bij herhaalde wijzen hun fabriek<br />

in de Publieke nieuwspapieren bij advertentie ter verkoop hebben aangeboden,<br />

dan hetwelk ook zonder gevolg geweest zijnde, zij supplianten eindelijk zijn<br />

overgegaan tot publieke verkopinge van voornoemde fabriek’.<br />

Als de Raad van de gemeente zich nog eens over de kwestie gebogen heeft, is de<br />

uitkomst: ‘gezien dat alle aangewende pogingen door de supplianten vruchteloos<br />

zijn geweest om deze loodwit fabriek te verkopen, zoo bij advertentien als bij publieke<br />

verkoping, considererende (overwegende, caeg) dat indien voornoemde<br />

Fabriek langer staande bleef, zulks tot grote schade van de supplianten zoude zijn<br />

alzoo er geen veruitzigten opdoen, dat dezelve in florisantere omstandigheden<br />

zoude kunnen gebragt worden, en eindelijk overwegende dat er geen termen<br />

voorhanden zijn om het verzoek van de supplianten op den duur te weigeren, is<br />

goedgevonden het verzoek van de heren Bos en Boot, de loodwitfabriek te amoveren<br />

(afbreken, caeg) te accorderen (goed te vinden, caeg), evenwel onder de bepalingen<br />

dat voor het erf, zowel op het Wagenpad als de Binnendijk zal moeten<br />

worden geplaatst een goede sufficiënte (toereikend, caeg, in dit geval voor het<br />

waarborgen van de veiligheid) muur, en dat de 10-jarige verponding (jaarlijks 14<br />

gulden en 13 stuivers) en stedelijke belastingen (jaarlijks 12 gulden en 5 stuivers)<br />

door hen ineens zal worden aangezuiverd of des verkiezende borg zal moeten<br />

201


worden gesteld tot voldoening van de Jaarlijkse lands- en stedelijke belastingen,<br />

expirerende (eindigende, caeg) 1827’.<br />

De fabriek verkocht<br />

In de stad en wijde omgeving is bekendheid gegeven dat de fabriek te koop is, met<br />

het recht van afbraak. Betaald hoeft er pas op 15 januari van het nieuwe jaar.<br />

Op zaterdag18 oktober 1817 lukt het om de loodwitfabriek te verkopen, waarbij de<br />

verkopers bedingen dat de beide<br />

paardenmolens, die zich in het perceel<br />

bevinden, door hen mogen worden<br />

uitgebroken en weggehaald. Die<br />

paardenmolens waren dus niet bij de<br />

verkoop inbegrepen.<br />

Als alle voorwaarden zijn voorgelezen<br />

blijkt er een koper te zijn. Het is Dirk<br />

Uilham uit Enkhuizen. Hij koopt het<br />

perceel voor f 3225,- Toch nog een behoorlijk<br />

bedrag voor een pand dat feitelijk<br />

alleen nog maar voor afbraak in<br />

aanmerking kwam.<br />

De fabriek afgebroken<br />

Dat de loodwitfabriek metterdaad is<br />

afgebroken blijkt uit een zevental notariële<br />

aktes (21).<br />

Koopman Uilman is met de afbraak<br />

begonnen en biedt via publieke verkopingen<br />

‘een partij timmerhout en<br />

brandhout, dezelve toebehorende en<br />

Verkoopacte 1818<br />

liggende te Monnickendam op het<br />

Binnenijk (de bijnaam voor de <strong>Oud</strong>e<br />

Zijds Burgwal) bij de loodwitmolen’ ter verkoop aan.<br />

De stadsomroeper is rondgegaan om de verkoop aan te kondigen. Een hele reeks<br />

Monnickendammers is er op af gekomen en hebben, de meesten voor iets meer<br />

dan een gulden, hout gekocht. Zo’n verkoop heeft zeven keer plaatsgevonden, de<br />

eerste op 11 februari 1818, de laatste op 1 augustus van dat jaar. Het leverde de verkoper,<br />

op een paar stuivers na, 700 gulden op.<br />

Wat er met de paardenmolens is gebeurd, heb ik niet kunnen achterhalen.<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Huizen in de Kerkstraat verkocht<br />

Op 5 november 1818 wordt het huis in de Kerkstraat, wijk 4 nr. 20, voor honderd<br />

gulden verkocht aan timmermansbaas Jan Mobron.<br />

Op dezelfde dag wordt ook voor f 300,- een stalling en koetshuis op het Wagenpad<br />

en een huis in de Kerkstraat verkocht aan smidsbaas Jan Roelofs (Boerlage). Het<br />

betreft wijk 4 nr. 21 en 22. De verkopers, Bos en Boot, wonen er naast. Beiden ontvangen<br />

de helft van de opbrengst.<br />

Einde van de loodwitfabriek<br />

Zo kwam, na ruim een halve eeuw, een einde aan een chemische industrie op de<br />

<strong>Oud</strong>e Zijds Burgwal die de eigenaars enkele tientallen jaren een heel goede broodwinning<br />

opleverden, maar gaandeweg, met dank aan Napoleon, tot verval<br />

kwam.<br />

Een en ander betekende overigens niet dat Remmet Kous Bos met de handen in<br />

de schoot zat. Hij heeft de stad nog op allerlei manieren gediend, zoals u in zijn<br />

korte levensbeschrijving (bijlage C) kunt lezen.<br />

Overlijden Remmet Kous Bos<br />

Op 18 februari 1826 wordt in de Raad vermeld dat Remmet Kous Bos overleden is,<br />

78 jaar oud. Hij is de 22e begraven in de kerk in een graf op het Choor, grafrij V,<br />

graf 5. Het graf moest voor altijd verzegeld blijven. Zijn tweede vrouw, Elisabeth<br />

Claus, was hem op 31 december 1817 al voorgegaan. Ze werd begraven in een graf<br />

op het choor, grafrij VII, graf 5. (Remmet had vijf graven op het choor van de kerk,<br />

zo bleek bij de verdeling van zijn bezittingen).<br />

Testament van Remmet Kous Bos<br />

Remmet Kous Bos heeft meerdere keren een testament laten maken, mede vanwege<br />

veranderingen in de familiesfeer of omstandigheden van zijn bedrijfswerkzaamheden.<br />

Zo was in 1812 Remmets deel van de loodwitfabriek nog bestemd voor zijn zoon<br />

Pieter. Maar die fabriek was er dus niet meer.<br />

In een testament van 25 februari 1817 is zijn dan nog levende vrouw Elisabeth<br />

Claus erfgename van alle persoonlijke en huishoudelijke spullen, waaronder het<br />

zilverwerk dat zij, ter gelegenheid van hun 25-jarige huwelijk, hadden gekregen.<br />

De rest van zijn nalatenschap is bestemd voor zoon Pieter en zijn kleinzoon Cornelis<br />

Klaasz. Kuijper. Remmets dochter Clasina, op 29-jarige leeftijd overleden op<br />

4 januari 1805, was getrouwd met fabrikeur en koopman Klaas Kuijper (Wormer<br />

1775-1830). Uit dit huwelijk was op 1 september 1802 in Wormer Cornelis geboren.<br />

202 203


Hij trouwde op 1 augustus 1824 te Zaandijk met Maartje Jacobs Vis (Zaandijk<br />

29 oktober 1803-7 december 1855).<br />

Zoon Pieter en kleinzoon Cornelis kregen een behoorlijk<br />

bedrag in handen. Remmet had een heleboel stukken<br />

land, obligaties die een aardig bedrag waard waren. Hij<br />

was mede-eigenaar van twee kofschepen en het schip de<br />

‘Monnickendam’ en verder is er sprake van roerende goederen<br />

en contant geld. De beide heren konden samen f.<br />

32.929,12 verdelen, bijna 16.500 gulden de man. Een omrekentabel<br />

van het Instituut voor sociale geschiedenis<br />

geeft aan dat een bedrag van 16.500,- in 1825 vandaag zo’n<br />

162.570,- euro waard is!<br />

Zoon Pieter heeft er maar kort van kunnen genieten. Hij<br />

overlijdt op 20 maart 1830 in Monnickendam. Remmets<br />

Clasina Maria Kous Bos, kleinzoon Cornelis Kuijper, koopman en verffabrikant,<br />

dochter van Remmet<br />

overlijdt op 25 juni 1845 in Zaandijk.<br />

Ds C.A.E. Groot: cae-grootAzonnet.nl<br />

Bronnen:<br />

* De memorialen van de burgemeesters, <strong>Oud</strong> Archief Monnickendam 36-39<br />

* Resoluties van de Representanten des volks, van de Municipaliteit en de Raad, 1795-1811,<br />

* <strong>Oud</strong>-Archief Monnickendam nrs. 23-31<br />

* <strong>Oud</strong>-Rechterlijk Archief Monnickendam<br />

* Notariëel Archief Monnickendam<br />

* Artikelen op internet over loodwitbereiding<br />

* Paardenkracht en mensenmacht, I.J. Brugmans. Sociaal-Economische geschiedenis van Nederland<br />

1795-1940, Nijhoff/Den Haag.<br />

Afkortingen:<br />

JOM is een afkorting van <strong>Jaarboek</strong>je <strong>Oud</strong> Monnickendam + het jaar van verschijnen<br />

PC – Purmerender Courant<br />

SPC – Schuitemakers Purmerender Courant<br />

PNHC – Provinciale NH Courant<br />

Noten:<br />

1. Zie bijlage A<br />

2. Een trafiek was een koopmansbedrijf dat zich bezig hield met het bewerken en/of veredelen van<br />

grondstoffen voor een nieuw gebruik.<br />

3. Roelof van Dokkum, geboren in Amsterdam, was de opvolger van de Mennonietenleraar Daniel<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

Hovens, die van 1761-1764 de Doopsgezinde gemeente van Monnickendam gediend heeft en in 1764<br />

naar West-Zaandam is vertrokken.<br />

In Monnickendam trouwt van Dokkum op 12 november 1768 met Johanna Brouwer, geboren<br />

10 oktober 1743 in Middelburg.<br />

In 1770 gaat Roelof van Dokkum naar Huizen, waar hij het werk van de Doopsgezinde leraar Cornelius<br />

van Engelen (1764-1769) voortzet. Vanuit Huizen zal hij op 5 december 1776 naar Aardenburg vertrekken.<br />

4. Nelletje Muus, geboren rond 1700/1705 was een dochter van Sijmon Muus en Nelletje Claas<br />

Bruijning. Sijmon was een broer van Claas’ vader Willem. Nelletje was dus een tante.<br />

Zij ondertrouwde op 17 juli 1729 met weduwnaar Jacob Jansz Teerhuijs, secretaris van de stad en later<br />

ook van de Waterlandse Meren. Het kinderloze echtpaar woonde vanaf 1733 in de Kerkstraat, hoek<br />

Kennemergracht. Hun erf liep door tot aan de <strong>Oud</strong>ezijds Burgwal.<br />

Als Jacob Teerhuijs op 8 januari 1750 is overleden, trouwt Nelletje in 1753 met Dirk Heijms, overleden<br />

in 1764, weduwnaar van Guurtje Sluijs. Nelletje wordt op 1 juli 1775 in de kerk begraven. Een 1e klasse<br />

begrafenis, gelet op de 30 gulden begraafkosten. De klok werd een uur geluid, kosten 12 gulden.<br />

5. Het zou o.a kunnen gaan om de heren Jan Aartsz en Heijn Jurriaansz. Zij worden, vlak na Claas<br />

Muus, genoemd op de lijst van mensen die het burgerschap van M’dam (zes gulden) moesten betalen.<br />

Maar ongeveer in dezelfde periode doet ook ene Jan Bies uit Nieuwendam een verzoek om inwoning.<br />

6. Als iemand burger van Monnickendam wilde worden en van elders kwam, moet hij, ten behoeve van<br />

zijn minderjarige kinderen, een acte van borgtocht of indemniteit meebrengen. De plaats van<br />

herkomst stond dan garant voor het onderhoud van die kinderen, voor het geval de ouders in armoede<br />

mochten komen te vervallen of zouden overlijden. Omgekeerd, vertrok een gezin uit de stad, dan<br />

kregen zij op verzoek zo’n akte mee voor hun nieuwe woonplaats.<br />

7. Bierazijn is azijn, dat van bier gemaakt wordt. Het bier wordt door azijnbacteriën omgezet in<br />

bierazijn. Na dit proces, dat enkele maanden kan duren, en rijping van soms wel enkele jaren, is geen<br />

alcohol meer aanwezig.<br />

8. Klaas Walbeek was, net als zijn neef Claas Muus, van Doopsgezinde huize. Hij trouwde in 1776 met<br />

Maria Belkmeer uit Enkhuizen.<br />

Vermoedelijk waren Claas Muus en Claas Walbeek een compagnonschap aangegaan, want in de<br />

notulen wordt gesproken over de ‘loodwitmakerij van de Heren Muus en Walbeek’.<br />

9. In allerlei koop- en verkoopactes wordt het huis in de Kerkstraat, naast dat van Claas Muus, genoemd<br />

als ‘Mennonietengemeente’. Daar was niet het kerkgebouw van de Doopsgezinden gevestigd, want dat<br />

stond op het Wezenland. Naast Claas woonden de leraren die de Doopsgezinde gemeente in die fase<br />

van de geschiedenis hebben gediend.<br />

10. De custingbode – wij zouden hem vandaag een vandaag een veilingmeester noemen – was<br />

verantwoordelijk voor het verkoopproces.<br />

11. Zie bijlage B<br />

12. Zie bijlage C<br />

13. De Spin- en weeffabriek was bedoeld om aan behoeftigen werk te verschaffen. Zie verder JOM 2001<br />

blz. 88 en JOM 2002 blz. 81.<br />

14. In Clichy, even boven Parijs, waren de Fransen een eigen loodwitfabriek begonnen. In een<br />

Franstalig rapport d.d. 21 juli 1813 wordt een vergelijking gemaakt tussen het Franse en het Hollandse<br />

204 205


fabrikaat, RA Haarlem 14/470<br />

15. Tijdens de Franse periode werd begonnen met het verzamelen van gegevens op nationaal niveau<br />

over alle vormen van nijverheid. Er zijn drie nijverheidsenquêtes gehouden, in 1801 de eerste gedaan<br />

door Joh. Goldberg in 1800/1801, de tweede in 1808 en de derde in 1812. Zie ook Brugmans blz. 3<br />

16. JOM 2011 blz. 94<br />

17. Aldus een feuilleton in de Provincilae Noordhollandsche Courant met als titel ‘Monnickendam,<br />

Waterland en Marken gedurende de Fransche overheersching (1810-1813), geschreven door W. van<br />

Engelenburg (1860-1934), historicus en secretaris van de gemeente Broek in Waterland in 1915. Zie ook<br />

JOM 2011 blz. 162. Zijn bericht is ontleend aan een verslag van de griffier van de stad, Servais van der<br />

Graaf, die, zoals later bleek, een verklikker te zijn en iedereen observeerde om te bepalen of hij prof of<br />

anti Frans was. Kous Bos kwam er in zijn verslag niet goed af. ‘Hij is helemaal niet te vertrouwen en<br />

heeft een verachtelijk karakter...<br />

Dat Remmet Kous Bos bekend was in Hamburg wordt bevestigd door en testament d.d. 25 februari<br />

1817. Hij blijkt nl. in het bezit van ‘een Hamburger Porcelein Servies’.<br />

Ook zijn broer Klaas Kous Bos dreef handel met Hamburg, zoals blijkt uit een verhaal in het boek van<br />

John Dehé: Een slaafsch en ongezond bedrijf, blz. 307 over een zoekgeraakte postzak, begin 1780.<br />

18. Zie bijlage D<br />

19. In het boek ‘Loodwitfabrieken in de negentiende eeuw’ schrijft dr. ir. J Mac Lean op blz. 234: ‘In 1816<br />

waren er in Noord-Holland, Amsterdam uitgezonderd, 5 loodwitmolens gevestigd: Monnickendam (20<br />

à 30 werknemers en reeds in 1816 stilgelegd), Zaandam (2 werknemers), Nieuwendam (2 werknemers),<br />

Westzaan (drie) en Sloten’. De daglonen bedroegen f 1,- à f 1,50. Zie ook ‘Drie eeuwen verfstoffen’, D.<br />

Vis, 1943.<br />

Een paar van deze werknemers worden genoemd in de Memorialen van de Burgemeesters. Het zijn<br />

Pieter Barends en Daniel Mulder. Op 22 mei 1790 vraagt ene Pieter Barends voor hemzelf, zijn vrouw en<br />

twee kinderen inwoning in de stad. Dat wordt hem vergund ‘so lange dezelve in dienst van de Heeren<br />

Bos en Teengs blijft en wel betalende sijn burgerrecht’. De 29e legt hij de eed af, ‘mitsgaders die op de<br />

Constitutie’.<br />

Op 16 juli 1791 is het Daniel Mulder, zoon van zilversmid Jan Daniel Mulder en Maria Froger, die<br />

permissie krijgt om in de stad te komen wonen ‘so lange dezelve in actuele dienst is van de heren Teengs<br />

& Bos compagnie en langer niet’. Ook hij heeft de gewone burgereed en de eed op de constitutie<br />

afgelegd. Daniel kwam uit Edam en was getrouwd (in Edam voor 1772) met Lijsbet Breemburg, begraven<br />

30 juni 1804 in de kerk. Daniel wordt op 10 december 1808 begraven, is 59 jaar en heeft vier kinderen.<br />

20. Die ene werknemer in vaste dienst is Jacob Rust, geboren in Rotterdam rond 1776, want bij zijn<br />

overlijden op 13 februari 1848 is hij 72 jaar. Het kan ook 1774 want bij zijn huwelijk in 1811 wordt<br />

aangegeven dat hij 37 jaar is. Mogelijke ouders zijn Bartholomeus Rust (1745-1823) die op 23 november<br />

1772 trouwt met Helena van Loghem (1744-1814)<br />

Jacobus, inmiddels weduwnaar, ondertrouwt op 13 februari 1808 in Monnickendam met Cornelia<br />

(Neeltje) Mobron, RK gedoopt op 20 juli 1767, dochter van Willem Mobron en Dirkje Waterland,<br />

weduwe van Gerrit Lenior. Zij wonen na hun huwelijk op het Wezenland.<br />

Er worden geen kinderen geboren want Neeltje was bij haar tweede huwelijk al 41 jaar. Zij<br />

overlijdt op 5 maart 1847 in een huis op het Doelepad, 79 jaar oud, Jacobus op 13 februari 1848, precies<br />

de loodWitfabriek van monniCkendam (op de oude zijds burgWal)<br />

veertig jaar na zijn ondertrouw, 72 jaar oud. Gelet op de zeer ongezonde werkzaamheden in de<br />

loodwitfabriek toch een behoorlijke leeftijd.<br />

21. Notaris Volkerse de nrs. 2259, 2265, 2270, 2311, 2319, 2325 en 2331.<br />

206 207<br />

Bijlage A<br />

Claas Willems Muus is een telg uit een oud Monnickendams, Doopsgezind geslacht, waarvan de<br />

oudste, bekende voorvader in de tweede helft van de 16e eeuw leefde en in 1604 is overleden.<br />

Claas is op 19 april 1722 in Monnickendam geboren, zoon van Willem Klaas Muus en Grietje Alders<br />

Heertjes met wie hij in 1713 te Oosterlant was getrouwd. Het echtpaar is na hun huwelijk in Monnic-<br />

kendam gaan wonen, maar in 1736 naar Krommenie vertrokken.<br />

Op 17 september 1755 wordt daar de toestemming tot een huwelijk vermeld van Claas Willemsz Muus<br />

en Aagje Sijmons Kuijper, geboren op 12 oktober 1736 in Krommenie, dochter van Simon Jansz Kuijper<br />

en Maria de Vries.<br />

In Krommenie wordt op 8 augustus 1756 een zoon geboren, Simon en op 9 januari 1759 een dochter,<br />

Grietje. In Krommenie was Klaas diaken in de Doopsgezinde kerk.<br />

In Nieuwendam wordt op 7 augustus 1763 zoon Willem geboren. Of Klaas daar toen woonde heb ik niet<br />

kunnen achterhalen, omdat er in 1765 een kerkelijke attestatie van Krommenie naar Monnickendam is<br />

afgegeven. In 1765 is hij als lidmaat van de Doopsgezinde gemeente ingeschreven. In Monnickendam<br />

wordt op 10 augustus 1767 dochter Maria geboren.<br />

In Monnickendam wordt op 6 mei 1783 Klaas’ vrouw Aagje begraven in een graf op het choor van de<br />

kerk, 47 jaar oud. Claas overlijdt in Amsterdam op 13 november 1788. Hij werd 66 jaar. (Er zijn meer<br />

gegevens over het geslacht Muus beschikbaar).<br />

Bijlage B<br />

Boudewijn Teengs, gedoopt in Edam op 3 september 1747, zoon van mr. Klaas Teengs, in 1735 te<br />

Edam getrouwd met Wellemoet Pont, was de compagnon van Remmet Kous Bos.<br />

Hij was in Edam schepen. In 1783 vraagt hij het burgerschap van Monnickendam aan en zou ook daar<br />

schepen worden. Op 15 december 1776 was hij getrouwd met Maria Tijssen, geboren te Monnickendam<br />

in 1756, dochter van Dirk Tijssen en Ludewina Teengs. Boudewijn is op 30 juni 1808 in Edam<br />

overleden.<br />

Boudewijn Teengs was koopman, o.a. in kaas en had in verschillende Europese landen een afzetgebied,<br />

waaronder Portugal (Lisboa = Lissabon) en Engeland (Londen). Hij was om die reden nogal eens<br />

‘uitlandig of afweezigh’ en had in juli 1796 notarieel laten vastleggen dat Remmet Kous Bos hem dan<br />

zou representeren en beslissingen mocht nemen die de nijverheid ten goede kwamen.<br />

De gegevens van het geslacht Teengs gaan tenminste terug tot halverwege de 15e eeuw. De meeste<br />

nakomelingen woonden in Edam. De familie had een wapen.<br />

(Er zijn meer gegevens over het geslacht Teengs beschikbaar)<br />

Bijlage C<br />

Remmet Kous Bos kwam uit Ransdorp. Daar is hij op 24 september 1747 gedoopt, zoon van Pieter Bos<br />

en Maritje Kous.


Pieter en Maritje (roepnaam Pietje) hadden toen al een dochter, Hilletje, dp. 30 juli 1747, maar dat meis-<br />

je is op twaal-jarige leeftijd overleden, begraven 18 februari 1752. Vader en moeder waren tamelijk<br />

bemiddeld, want het is en 2e klasse begrafenis, kosten vijftien gulden.<br />

Na Hilletje werd Klaas geboren, dp. Ransdorp 1.9.1743. Hij ondertrouwt op 28 juni 1766 met Geertruida<br />

Os, begraven 30 december 1790.Klaas was in Monnickendam regelmatig burgemeester. Hij wordt op 8<br />

maart 1792 in de kerk begraven, graf IV/5.<br />

Op 6 juni 1752 een kindje dat dood ter wereld is gekomen en op 4 januari 1756 nog een meisjes dat ook<br />

weer Hilletje wordt genoemd.<br />

In 1764/1765 wordt Remmet als burger van Monnickendam ingeschreven. Daar trouwt hij op 5 juli 1772<br />

met Wilhelmina Boon, dochter van Pieter Dirks Boon en Hillegond Minnen. Het echtpaar krijgt drie<br />

kinderen, waarvan de eerste jong overlijdt.<br />

* Pieter dp. 26.8.1773 (overleden M’dam 1830)<br />

* Clasina, dp. 16.2.1775 (overleden Wormerveer 1805).<br />

Wilhelmina Boon is vanwege de bevalling van het tweede kind overleden. Ze wordt op 4 maart 1775 in<br />

de kerk begraven op het Choor.<br />

Remmet ondertrouwt dan op 6 december 1783 met Elisabet Claus, overleden 31 december 1817, dochter<br />

van Dirk Claus en Elisabeth Houting. .<br />

Remmet heeft haar negen jaar overleeft als hij op 18 februari 1826 overlijdt, 78 jaar oud. Hij is de 22e<br />

begraven in de kerk in een graf op het Choor, V/5. Het graf moest voor altijd verzegeld blijven. Hij had<br />

een werkzaam leven:<br />

* koopman, eigenaar van de loodwitfabriek<br />

* schepen in 1778, 1781, 1783, 1784 en 1785;<br />

* armenvoogd en regent van het WH in 1779;<br />

* kerkmeester in 1795 en 1796, 1812-1814, 1821-1825 pres. kerkmeester<br />

* burgemeester in de periode 1816-1824.<br />

* voorgesteld als hoogheemraad van Waterland, waarvoor hij op 10 april 1804 bedankt<br />

* hoofdingeland van de Waterlandse meren, 5.4.1809<br />

* directeur van een haringvisserij op de Noordzee, 1818 (JOM 1976 blz. 58)<br />

Een aardig verhaal over de 22-jarige Remmet, die toen betrokken was bij allerlei baldadigheden in de<br />

stad, kunt u lezen in JOM 1990 blz. 22vv.<br />

(Ook over deze belangrijke figuur voor Monnickendam is meer te vertellen dan hier is vermeld).<br />

Bijlage D<br />

Jacob Justus Boot is op 27 januari 1786 in Edam geboren, overleden op 19 mei 1844 te Edam, zoon van<br />

Justus Hermanus Boot en Margaretha Cloribus. Zijn vader Justus was in 1765 auditeur van de rekening<br />

(één van de vier heren die de kas moest controleren van de stad Monnickendam).<br />

Hij trouwde op 15 mei 1829 in Edam een gescheiden vrouw, Magdalena Petronella Versteegh, geboren<br />

in 1807.<br />

Justus was houtkoper en reder en dreef, samen met zijn neef William Pont, handel met de Noorse en<br />

Oostzeese houthandel.<br />

208

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!