15.09.2013 Views

Medische besluitvorming aan het einde van het leven

Medische besluitvorming aan het einde van het leven

Medische besluitvorming aan het einde van het leven

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Medische</strong><br />

<strong>besluitvorming</strong><br />

<strong>aan</strong> <strong>het</strong> <strong>einde</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> <strong>leven</strong><br />

De praktijk en de toetsingsprocedure euthanasie<br />

Verslag <strong>van</strong> de Begeleidingscommissie


Verslag <strong>van</strong> de begeleidingscommissie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

evaluatieonderzoek naar de medische <strong>besluitvorming</strong><br />

<strong>aan</strong> <strong>het</strong> <strong>einde</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>leven</strong>


2<br />

Inhoudsopgave<br />

1 Algemeen 3<br />

a Inleiding 3<br />

b Taak en samenstelling <strong>van</strong> de begeleidingscommissie 4<br />

c Werkwijze <strong>van</strong> de begeleidingscommissie 6<br />

2 Het onderzoek 7<br />

a Beoordeling <strong>van</strong> de opzet en de uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek 7<br />

b Beoordeling <strong>van</strong> de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gegevens 10<br />

3 Opmerkingen naar <strong>aan</strong>leiding <strong>van</strong> de evaluatie <strong>van</strong> medische<br />

beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> 12<br />

a Inleiding 12<br />

b De kwantitatieve gegevens 12<br />

c Specifieke gegevens 13<br />

1 Euthanasie en palliatieve zorg 13<br />

2 Terminale sedatie 14<br />

3 Levensbeëindigend handelen niet op verzoek en de<br />

wilsverklaring 16<br />

d Melding en toetsing 17<br />

4 Beschouwing 19<br />

Bijlage<br />

Het benoemingsbesluit <strong>van</strong> de begeleidingscommissie 21<br />

Inhoudsopgave


1 Algemeen<br />

a Inleiding<br />

Tijdens de behandeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> wetsvoorstel Toetsing <strong>leven</strong>sbeëindiging op<br />

verzoek en hulp bij zelfdoding in de Tweede Kamer in 2000 hebben de toenmalige<br />

ministers <strong>van</strong> Justitie en VWS een nieuw onderzoek naar de praktijk<br />

<strong>van</strong> medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> <strong>aan</strong>gekondigd. De ministers<br />

hebben dit <strong>aan</strong> de Tweede Kamer der Staten-Generaal als volgt verwoord:<br />

“Het is inmiddels vijf jaar geleden dat onderzoek is ged<strong>aan</strong> naar <strong>het</strong><br />

functioneren <strong>van</strong> de meldingsprocedure en naar de stand <strong>van</strong> zaken op <strong>het</strong><br />

terrein <strong>van</strong> euthanasie en andere medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong>.<br />

Nu intussen de toetsingscommissies werkzaam zijn, ligt <strong>het</strong> in ons voornemen<br />

om een onderzoek uit te doen voeren naar de werkwijze en <strong>het</strong> functioneren<br />

<strong>van</strong> deze commissies en naar de ervaringen die artsen hebben met deze<br />

commissies. Ten<strong>einde</strong> evenwel <strong>het</strong> functioneren <strong>van</strong> deze commissies in de<br />

juiste context te kunnen beoordelen, is <strong>het</strong> naar onze mening noodzakelijk een<br />

zo volledig mogelijk inzicht te hebben in de factoren die <strong>van</strong> invloed zijn op de<br />

wijze <strong>van</strong> <strong>besluitvorming</strong> rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> en in de meldingsbereidheid<br />

<strong>van</strong> artsen. Een herhaling in grote lijnen <strong>van</strong> de onderzoeken <strong>van</strong> 1990/1991 en<br />

1995/1996 naar medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> lijkt daarom<br />

<strong>aan</strong>gewezen om tot een goede vergelijking te kunnen komen met de gegevens<br />

uit die onderzoeksperiodes en om de veranderde omstandigheden rond de<br />

meldingsprocedure in de juiste context te kunnen beoordelen. Bij dit onderzoek<br />

zal tegelijkertijd worden betrokken de invloed <strong>van</strong> betere kennis over en<br />

de beschikbaarheid <strong>van</strong> palliatieve zorg in relatie tot de <strong>besluitvorming</strong> rond<br />

een verzoek <strong>van</strong> een patiënt om <strong>leven</strong>sbeëindiging of hulp bij zelfdoding”<br />

(Kamerstukken II, 1999-2000, 26 691 nr. 6, blz. 2).<br />

Met deze beschouwing is de kernvraag <strong>van</strong> de onderzoeksopdracht<br />

geformuleerd.<br />

De opdracht tot uitvoering <strong>van</strong> dit onderzoek is, mede omdat <strong>het</strong> een<br />

vervolgonderzoek betreft waarbij goede vergelijking met de vorige onderzoeken<br />

<strong>van</strong> belang is, verstrekt <strong>aan</strong> prof. dr. P.J. <strong>van</strong> der Maas (Erasmus<br />

Medisch Centrum te Rotterdam) en prof. dr. G. <strong>van</strong> der Wal (Vrije Universiteit<br />

3<br />

Algemeen


4<br />

Medisch Centrum te Amsterdam), die ook <strong>het</strong> evaluatieonderzoek in 1995/1996<br />

hebben uitgevoerd, terwijl prof. Van der Maas de leiding had <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek uit 1990/1991.<br />

Het sterfgevallenonderzoek is uitgevoerd door <strong>het</strong> Centraal Bureau voor de<br />

Statistiek, met als projectleider mr. D. Koper.<br />

b Taak en samenstelling <strong>van</strong> de begeleidingscommissie<br />

Evenals bij <strong>het</strong> vorige onderzoek is ook de uitvoering <strong>van</strong> dit onderzoek<br />

begeleid door een begeleidingscommissie. Deze commissie heeft volgens de<br />

instellingsbeschikking “tot taak om <strong>het</strong> onderzoek te begeleiden, de onderzoekers<br />

die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek te<br />

adviseren en voorstellen te doen inzake opzet, inhoud en voortgang <strong>van</strong> de<br />

uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek“.<br />

De leden <strong>van</strong> de begeleidingscommissie zijn vrijwel allen op persoonlijke titel<br />

<strong>aan</strong>gezocht. Zij zijn benoemd op grond <strong>van</strong> hun deskundigheid en/of zijn<br />

werkzaam in sectoren die <strong>het</strong> beleidsterrein <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek direct<br />

regarderen.<br />

De samenstelling <strong>van</strong> de commissie is als volgt:<br />

Prof. dr. J.A. Knottnerus,<br />

Voorzitter <strong>van</strong> de Gezondheidsraad en hoogleraar huisartsgeneeskunde<br />

<strong>aan</strong> de Universiteit Maastricht,<br />

voorzitter<br />

Prof. mr. dr. J.K.M. Gevers<br />

Hoogleraar gezondheidsrecht <strong>aan</strong> de Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam<br />

(<strong>van</strong>af 1 september 2002)<br />

Drs. J.C.M. Lavrijsen<br />

Verpleeghuisarts en hoofd vervolgopleiding tot verpleeghuisarts<br />

<strong>aan</strong> <strong>het</strong> UMC St. Radboud te Nijmegen<br />

Algemeen


Prof. mr. dr. J. Legemaate,<br />

Hoogleraar gezondheidsrecht <strong>aan</strong> de Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

(tot 1 september 2002)<br />

Mevr. L. <strong>van</strong> Leeuwen<br />

Verpleegkundige<br />

Prof. dr. H.A.M. Manschot<br />

Hoogleraar Ethiek <strong>aan</strong> de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht<br />

Mevr. mr. W.M. de Jongste<br />

Medewerker <strong>van</strong> <strong>het</strong> Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie<br />

Centrum bij <strong>het</strong> Ministerie <strong>van</strong> Justitie<br />

Mevr. drs. J. A. Schulkes-<strong>van</strong> de Pol<br />

Huisarts te Amsterdam<br />

Dr. L. Wigersma<br />

Directeur Beleid en Advisering bij de KNMG<br />

Jhr. mr. J.L. de Wijkerslooth de Weerdesteyn<br />

Voorzitter <strong>van</strong> <strong>het</strong> College <strong>van</strong> Procureurs-Generaal<br />

Mr. A. Kors<br />

Hoofd <strong>van</strong> de sector Staats- en Bestuursrecht <strong>van</strong> de directie Wetgeving<br />

bij <strong>het</strong> Ministerie <strong>van</strong> Justitie<br />

Mr. J.J.F. Visser<br />

Senior beleidsmedewerker <strong>van</strong> de afdeling Ethiek bij <strong>het</strong> Ministerie <strong>van</strong><br />

Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

secretaris<br />

5<br />

Algemeen


6<br />

Mevr. mr. I.S. Keizer<br />

Beleidsmedewerker <strong>van</strong> de afdeling Ethiek bij <strong>het</strong> Ministerie <strong>van</strong><br />

Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

secretaris<br />

c Werkwijze <strong>van</strong> de begeleidingscommissie<br />

De commissie heeft negen keer vergaderd. Vrijwel altijd waren de projectleiders<br />

en hun hoofdonderzoekers in de vergaderingen <strong>aan</strong>wezig. Ook de projectleider<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> deelonderzoek dat door <strong>het</strong> CBS is uitgevoerd (<strong>het</strong> sterfgevallenonderzoek)<br />

is meestentijds in de vergaderingen <strong>aan</strong>wezig geweest om waar<br />

nodig <strong>aan</strong>vulling en toelichting te kunnen geven. In de eerste vergadering heeft<br />

de commissie de voorgestelde onderzoeksopzet besproken, voor zover deze<br />

een vergelijkbare structuur had als <strong>het</strong> vorige evaluatieonderzoek.<br />

In de tweede vergadering heeft de commissie de opzet besproken <strong>van</strong> delen<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek die nieuw zijn in vergelijking met <strong>het</strong> evaluatieonderzoek<br />

1995/1996. Het betreft hier <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>het</strong> functioneren <strong>van</strong> de<br />

toetsingscommissies, de mening <strong>van</strong> artsen over de toetsingscommissies, <strong>het</strong><br />

publieksonderzoek, <strong>het</strong> onderzoek onder nabest<strong>aan</strong>den en <strong>het</strong> diepte-interview<br />

onderzoek naar de relatie euthanasie – palliatieve zorg.<br />

In de door de onderzoekers opgestelde vragenlijsten zijn de opmerkingen <strong>van</strong><br />

de commissie meegenomen.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat de onderzoeksopzet is goedgekeurd<br />

door de medisch-ethische commissie <strong>van</strong> VU Medisch Centrum.<br />

De commissie heeft <strong>van</strong>af eind 2002, toen de eerste concept-resultaten werden<br />

gepresenteerd, vergaderd <strong>aan</strong> de hand <strong>van</strong> de stukken die door de onderzoekers<br />

werden <strong>aan</strong>geleverd en waarin de meest recente uitkomsten werden<br />

<strong>aan</strong>gegeven. Tijdens de vergaderingen heeft de begeleidingscommissie de<br />

voortgang <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek bewaakt en bezien of de vragen die in de<br />

opdrachtbrief zijn gesteld werden beantwoord door <strong>het</strong> onderzoek.<br />

De commissie heeft de samenwerking met de projectleiders en onderzoekers<br />

als constructief ervaren.<br />

Algemeen


2 Het onderzoek<br />

a Beoordeling <strong>van</strong> de opzet en de uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek<br />

De begeleidingscommissie heeft zich bij haar beoordeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek<br />

gebaseerd op de onderzoeksvragen zoals de onderzoekers deze op grond <strong>van</strong><br />

de onderzoeksopdracht hebben geformuleerd en op de <strong>aan</strong>vullende vragen die<br />

in een latere fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek zijn gesteld door de ministers <strong>van</strong> Justitie<br />

en <strong>van</strong> Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />

De onderzoeksvragen luidden als volgt.<br />

1 Hoe is <strong>het</strong> gesteld met <strong>het</strong> gedrag <strong>van</strong> artsen met betrekking tot medische<br />

beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> en <strong>leven</strong>sbeëindigend handelen in <strong>het</strong><br />

bijzonder, zoals de mate waarin en de redenen waarom verzoeken om<br />

euthanasie of hulp bij zelfdoding al dan niet worden ingewilligd, de<br />

om<strong>van</strong>g en achtergronden <strong>van</strong> <strong>leven</strong>sbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk<br />

verzoek, pijn- en symptoombestrijding met <strong>leven</strong>sbekorting als<br />

mogelijk neveneffect, terminale sedatie en <strong>het</strong> afzien <strong>van</strong> mogelijk <strong>leven</strong>sverlengende<br />

handelingen?<br />

2 Hoe staat <strong>het</strong> met <strong>het</strong> meldingsgedrag <strong>van</strong> artsen, dat wil zeggen in<br />

hoeverre worden euthanasie en hulp bij zelfdoding al dan niet gemeld, wat<br />

zijn daarbij de overwegingen en zijn er verschillen tussen wel en niet<br />

gemelde gevallen, bijvoorbeeld ten <strong>aan</strong>zien <strong>van</strong> <strong>het</strong> in acht nemen <strong>van</strong><br />

zorgvuldigheidseisen, zoals consultatie?<br />

3 Hoe is de feitelijke gang <strong>van</strong> zaken in de meldingsprocedure en hoe wordt<br />

er met de gemelde gevallen omgeg<strong>aan</strong> door de verschillende actoren, zoals<br />

meldende artsen, (leden <strong>van</strong> de) toetsingscommissies, <strong>het</strong> college <strong>van</strong><br />

procureurs-generaal en inspecteurs voor de gezondheidszorg?<br />

4 Wat zijn de ervaringen met en de opvattingen <strong>van</strong> behandelend artsen,<br />

leden <strong>van</strong> de toetsingscommissies en nabest<strong>aan</strong>den over <strong>leven</strong>sbeëindigend<br />

handelen, <strong>het</strong> melden er<strong>van</strong>, en <strong>het</strong> toetsen door de toetsingscommissies?<br />

5 Wat zijn de opvattingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> publiek over <strong>leven</strong>sbeëindigend handelen,<br />

<strong>het</strong> melden er<strong>van</strong> en <strong>het</strong> toetsen door de toetsingscommissies?<br />

6 Hebben zich de afgelopen jaren belangrijke veranderingen voorged<strong>aan</strong> in<br />

<strong>het</strong> gedrag, de ervaringen en de opvattingen <strong>van</strong> (met name) artsen met<br />

7<br />

Het onderzoek


8<br />

betrekking tot medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> en de melding<br />

<strong>van</strong> euthanasie en hulp bij zelfdoding?<br />

Toen de uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek reeds g<strong>aan</strong>de was hebben de ministers<br />

<strong>van</strong> Justitie en <strong>van</strong> VWS nog de volgende vragen toegevoegd. Het gaat hier<br />

om toezeggingen die tijdens de parlementaire behandeling <strong>van</strong> de Wet<br />

toetsing <strong>leven</strong>sbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding <strong>aan</strong> de orde zijn<br />

gekomen.<br />

1 Wordt mogelijkerwijs de privacy <strong>van</strong> de overledene geschonden bij de<br />

toepassing <strong>van</strong> de Wet op de lijkbezorging in geval <strong>van</strong> <strong>leven</strong>sbeëindigend<br />

handelen? Is de betrokkenheid <strong>van</strong> de officier <strong>van</strong> justitie zodanig dat <strong>het</strong><br />

niet afgeven <strong>van</strong> een verklaring <strong>van</strong> overlijden dit overlijden in de<br />

strafrechtelijke sfeer brengt en daarmee de privacy wordt geschonden?<br />

2 Het is <strong>van</strong> belang dat onderzoek wordt ged<strong>aan</strong> naar de wijze waarop de<br />

zorgvuldigheidseisen worden toegepast in geval <strong>van</strong> dementie.<br />

3 Bij <strong>het</strong> onderzoek naar de toepassing <strong>van</strong> de zorgvuldigheidseisen wordt<br />

expliciet betrokken de vraag hoe met onvolkomenheden in de toepassing<br />

<strong>van</strong> die eisen wordt omgeg<strong>aan</strong>. Het gaat daarbij ook om de vraag in hoe<br />

verre de formulering <strong>van</strong> art. 9, 2e lid, onder a, <strong>van</strong> de wet <strong>aan</strong>sluit bij de<br />

gedachte dat een positief oordeel, dat tot stand is gekomen ondanks een<br />

onvolkomenheid in de toepassing <strong>van</strong> de zorgvuldigheidsnormen, niet <strong>aan</strong><br />

<strong>het</strong> College <strong>van</strong> procureurs-generaal en de regionaal inspecteur voor de<br />

gezondheidszorg wordt gestuurd.<br />

4 Inzicht zou moeten worden verkregen in <strong>het</strong> belang, de behoefte en de reikwijdte<br />

<strong>van</strong> een databank. Bij de wenselijkheid <strong>van</strong> zo’n databank is ook enig<br />

inzicht nodig in de voorwaarden die <strong>aan</strong> de toegang tot die databank moeten<br />

worden gesteld. Daarbij spelen aspecten <strong>van</strong> privacy een belangrijke rol.<br />

De commissie merkt op dat deze later toegevoegde vragen door de onderzoekers<br />

niet meer geheel konden worden meegenomen in de onderzoeksopzet<br />

en daardoor niet volledig konden worden beantwoord. Wel is <strong>aan</strong> deze<br />

aspecten door de onderzoekers waar mogelijk <strong>aan</strong>dacht besteed, in <strong>het</strong> licht<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> geheel <strong>van</strong> de onderzoeksresultaten.<br />

Het onderzoek


De ministers hebben in hun opdrachtbrief <strong>aan</strong>gegeven dat uit de jaarverslagen<br />

<strong>van</strong> de toetsingscommissies euthanasie blijkt dat <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal meldingen de<br />

laatste jaren enigszins is gedaald. De reden <strong>van</strong> deze daling kan volgens de<br />

ministers alleen duidelijk worden wanneer de context <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal uitgevoerde<br />

gevallen <strong>van</strong> euthanasie en hulp bij zelfdoding in ogenschouw wordt<br />

genomen. Zo is een vraag, die daarbij naar de mening <strong>van</strong> de ministers<br />

beantwoord zal moeten worden, of de <strong>aan</strong>wending <strong>van</strong> palliatieve zorg,<br />

inclusief een goede pijnbestrijding, er oorzaak <strong>van</strong> kan zijn dat in een kleiner<br />

<strong>aan</strong>tal gevallen wordt overgeg<strong>aan</strong> tot uitvoering <strong>van</strong> euthanasie, of dat<br />

bijvoorbeeld bij toegenomen toepassing <strong>van</strong> medicamenten ter verlichting <strong>van</strong><br />

<strong>het</strong> lijden patiënten ten gevolge <strong>van</strong> die medicatie overlijden, waarbij artsen<br />

<strong>het</strong> overlijden als natuurlijke dood kunnen <strong>aan</strong>merken.<br />

De begeleidingscommissie wijst erop dat in dit onderzoek geen verpleegkundigen<br />

zijn betrokken. Naar de positie <strong>van</strong> verpleegkundigen bij medische<br />

beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> wordt afzonderlijk onderzoek verricht.<br />

De commissie is <strong>van</strong> oordeel dat de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek een wetenschappelijk<br />

verantwoord antwoord geven op de onderzoeksvragen en een goed<br />

inzicht geven in de verschillende aspecten waarop de vragen betrekking hebben.<br />

Bij de onderzoeken kon gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> de ervaringen en de<br />

zorgvuldig opgezette vragenlijsten <strong>van</strong> <strong>het</strong> vorige evaluatieonderzoek. Dit gold<br />

in <strong>het</strong> bijzonder voor <strong>het</strong> sterfgevallenonderzoek, <strong>het</strong> gemelde gevallenonderzoek,<br />

de artseninterviews, en de te hanteren procedures, waaronder<br />

begrepen <strong>het</strong> trainen <strong>van</strong> artsen ten behoeve <strong>van</strong> de te houden interviews.<br />

Maar de ervaring <strong>van</strong> de onderzoekers kwam ook <strong>van</strong> pas in hun samenwerking<br />

met <strong>het</strong> CBS en bij <strong>het</strong> onderzoek bij <strong>het</strong> Openbaar Ministerie (hierbij<br />

ging <strong>het</strong> om dossieronderzoek en notulen <strong>van</strong> de vergadering <strong>van</strong> de<br />

procureurs-generaal).<br />

Het meldingsgedrag <strong>van</strong> artsen vergde dit keer bijzonder <strong>aan</strong>dacht. Daarnaast<br />

vloeiden uit de onderzoeksopdracht nieuwe onderzoeksterreinen voort, zoals<br />

<strong>het</strong> functioneren <strong>van</strong> de nieuwe toetsingsprocedure, onderzoek bij nabest<strong>aan</strong>den,<br />

onderzoek naar de mening <strong>van</strong> <strong>het</strong> publiek, en onderzoek op <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong><br />

9<br />

Het onderzoek


10<br />

enkele bijzondere thema's, zoals terminale sedatie, de relatie tussen<br />

euthanasie en palliatieve zorg, de invloed <strong>van</strong> wilsverklaringen en medische<br />

beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> bij kinderen. De verschillende onderdelen<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> om<strong>van</strong>grijke onderzoek zijn goed op elkaar afgestemd, zodat een<br />

duidelijk beeld kan worden verkregen <strong>van</strong> de actuele stand <strong>van</strong> zaken op <strong>het</strong><br />

terrein <strong>van</strong> medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong>.<br />

b Beoordeling <strong>van</strong> de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gegevens<br />

In <strong>aan</strong>sluiting op <strong>het</strong>geen hierboven is gezegd, maakt de commissie nog<br />

enkele opmerkingen over de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gegevens.<br />

In de eerste plaats is voor <strong>het</strong> verkrijgen <strong>van</strong> gegevens de medewerking nodig<br />

<strong>van</strong> vele personen en instanties. Dat geldt voor de artsen <strong>aan</strong> wie wordt<br />

gevraagd mee te werken <strong>aan</strong> <strong>het</strong> sterfgevallenonderzoek en <strong>aan</strong> de interviews,<br />

voor leden <strong>van</strong> de toetsingscommissies, voor leden <strong>van</strong> <strong>het</strong> Openbaar<br />

Ministerie, voor andere beroepsbeoefenaren en voor betrokken beroepsverenigingen.<br />

De artsen zijn steekproefsgewijs uitgekozen, dus niet op basis<br />

<strong>van</strong> eerdere deelname.<br />

Evenzeer als bij de beide vorige onderzoeken is de respons ook in dit onderzoek<br />

bijzonder hoog geweest, <strong>het</strong>geen een noodzakelijke waarborg is voor een<br />

goed inzicht in de werkelijkheid inzake medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong>.<br />

Evenals bij de vorige onderzoeken was er ook bij dit onderzoek weinig<br />

verschil in uitkomsten tussen <strong>het</strong> sterfgevallenonderzoek en de artseninterviews.<br />

Het feit dat uit beide onderdelen weinig verschil in frequentie blijkt<br />

bij gevallen <strong>van</strong> euthanasie, hulp bij zelfdoding en <strong>leven</strong>sbeëindigend<br />

handelen zonder verzoek, bevestigt naar de mening <strong>van</strong> de commissie de<br />

betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gegevens.<br />

De samenwerking met <strong>het</strong> CBS is een onmisbaar element in dit onderzoek.<br />

Het is interessant te zien hoe de vergelijking met de vorige twee onderzoeken<br />

uitvalt. De gelijke wijze <strong>van</strong> uitvoeren <strong>van</strong> de onderzoeken geeft een betrouwbaar<br />

beeld <strong>van</strong> de frequentie <strong>van</strong> medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong><br />

in al zijn facetten en <strong>van</strong> <strong>het</strong> verloop in deze beslissingen op de toetsingsmomenten.<br />

Het onderzoek


De wederom hoge respons en de vergelijkbaarheid <strong>van</strong> gegevens met voorg<strong>aan</strong>de<br />

onderzoeken zijn ook <strong>van</strong> belang voor de internationale beoordeling.<br />

Nederland is nog steeds een <strong>van</strong> de zeer weinige landen waar de om<strong>van</strong>g en<br />

de <strong>besluitvorming</strong> inzake medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> door<br />

empirisch onderzoek kunnen worden gevolgd en beoordeeld.<br />

Samenvattend is de commissie <strong>van</strong> mening dat de opzet <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek<br />

en de wijze <strong>van</strong> uitvoering in overeenstemming zijn met de wetenschappelijke<br />

eisen die <strong>aan</strong> een dergelijke studie gesteld dienen te worden. De algehele<br />

opzet is adequaat geweest, de uitvoering was gedegen en heeft tot goed<br />

onderbouwde conclusies geleid: deze feiten hebben de commissie de overtuiging<br />

gegeven <strong>van</strong> een grote betrouwbaarheid <strong>van</strong> de uitkomsten.<br />

11<br />

Het onderzoek


12<br />

3 Opmerkingen naar <strong>aan</strong>leiding <strong>van</strong> de evaluatie <strong>van</strong><br />

medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong><br />

De commissie heeft in de onderzoeksopdracht de mogelijkheid gekregen om<br />

op grond <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek opmerkingen te maken over<br />

aspecten die naar haar mening speciale <strong>aan</strong>dacht vereisen.<br />

De onderzoekers hebben over alle onderdelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek uitvoerig<br />

gerapporteerd.<br />

De begeleidingscommissie zal zich beperken tot een beknopte beschouwing<br />

en <strong>het</strong> markeren <strong>van</strong> enkele <strong>aan</strong>dachtspunten.<br />

a Inleiding<br />

In de achter ons liggende decennia hebben vele discussies over de maatschappelijke,<br />

juridische en ethische aspecten <strong>van</strong> medische beslissingen rondom <strong>het</strong><br />

<strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> plaatsgevonden. Deze discussies hebben geleid tot <strong>het</strong> bespreekbaar<br />

maken <strong>van</strong> dit thema op een wijze die in weinig andere landen voorkomt.<br />

De empirische onderzoeken hebben een goed inzicht opgeleverd in de praktijk<br />

en in hoe men in Nederland denkt over de mogelijkheid dat mensen niet tot<br />

<strong>het</strong> uiterste hoeven te lijden als zij zelf de wens uiten dit niet meer te willen.<br />

Het moeilijke terrein <strong>van</strong> medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> is op<br />

verschillende tijdstippen en op verschillende manieren in kaart gebracht, zoals<br />

dat tot nu toe vrijwel nergens heeft plaatsgevonden. Terwijl een land zich met<br />

een dergelijke opstelling enerzijds kwetsbaar maakt voor kritiek, blijkt tegelijkertijd<br />

hoe belangrijk <strong>het</strong> is dat op een open wijze met de problematiek <strong>van</strong><br />

<strong>besluitvorming</strong> rond <strong>het</strong> <strong>einde</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>leven</strong> wordt omgeg<strong>aan</strong>, zodat de samenleving<br />

weet wat er op dit terrein gebeurt en hoe daarover wordt gedacht.<br />

b De kwantitatieve gegevens<br />

Op grond <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> evaluatieonderzoek uit 1995-1996 zijn<br />

maatregelen genomen ten<strong>einde</strong> <strong>het</strong> handelen en de wijze <strong>van</strong> <strong>besluitvorming</strong><br />

door artsen kwalitatief te bevorderen en inhoudelijk te kunnen toetsen.<br />

De beroepsgroep zelf heeft de <strong>aan</strong>zet tot deze maatregelen gegeven, er terecht<br />

Opmerkingen


<strong>van</strong> uitg<strong>aan</strong>de dat <strong>het</strong> <strong>leven</strong>sbeëindigend handelen getoetst moet blijven<br />

worden en dat dit handelen met strikte waarborgen omkleed moet zijn.<br />

De commissie constateert dat <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> euthanasie sinds <strong>het</strong><br />

vorige onderzoek uit 1995/1996 tot <strong>het</strong> peiljaar 2001 niet statistisch significant<br />

is veranderd. Ook de frequentie <strong>van</strong> gevallen <strong>van</strong> hulp bij zelfdoding is<br />

nauwelijks veranderd.<br />

Het lijkt er op dat ten <strong>aan</strong>zien <strong>van</strong> <strong>het</strong> uitvoeren <strong>van</strong> euthanasie en hulp bij<br />

zelfdoding een zekere stabilisatie in <strong>het</strong> frequentieniveau is bereikt. Het is<br />

echter <strong>van</strong> belang om zicht te houden op de toekomstige ontwikkeling. Het zou<br />

zinvol kunnen zijn om, terwijl door middel <strong>van</strong> de jaarverslagen <strong>van</strong> de<br />

toetsingscommissies een inzicht wordt verkregen in <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal meldingen,<br />

jaarlijks ook <strong>het</strong> totale <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> euthanasie en hulp bij zelfdoding in<br />

kaart te brengen. Op deze manier kan <strong>het</strong> meldingsgedrag <strong>van</strong> artsen<br />

nauwkeurig gevolgd worden.<br />

Een aspect dat recent veel <strong>aan</strong>dacht heeft gekregen, ook in de jurisprudentie,<br />

is de zogenaamde "klaar met <strong>leven</strong>" of “lijden <strong>aan</strong> <strong>het</strong> <strong>leven</strong>” problematiek:<br />

mensen vragen om beëindiging <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>leven</strong>, niet omdat zij ernstig ziek zijn,<br />

maar omdat <strong>het</strong> <strong>leven</strong> geen enkele zin of waarde meer voor hen heeft, waarbij<br />

zij <strong>aan</strong>geven hieronder ernstig te lijden.<br />

De commissie constateert dat <strong>leven</strong>sbeëindiging in deze gevallen nauwelijks<br />

voorkomt. Dit sluit echter niet uit dat de met dit onderwerp samenhangende<br />

complexe problematiek in de komende jaren een thema <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

discussie zal zijn.<br />

c Specifieke onderwerpen<br />

1 Euthanasie en palliatieve zorg<br />

Een belangrijke vraag voor <strong>het</strong> onderzoek was of een relatie <strong>aan</strong>getoond kan<br />

worden tussen <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> euthanasie en hulp bij zelfdoding<br />

enerzijds en toegenomen kennis over en beschikbaarheid <strong>van</strong> palliatieve zorg<br />

anderzijds.<br />

13<br />

Opmerkingen


14<br />

Uit de interviews is gebleken dat een <strong>aan</strong>tal artsen niet tot euthanasie is overgeg<strong>aan</strong><br />

omdat er mogelijkheden waren voor verdere zorg om <strong>het</strong> lijden <strong>van</strong> de<br />

patiënt te verminderen. Meer kennis over en betere kwaliteit <strong>van</strong> palliatieve<br />

zorg lijken te kunnen bijdragen <strong>aan</strong> een afgewogen <strong>besluitvorming</strong> wanneer<br />

een patiënt een verzoek doet voor euthanasie. De commissie vestigt de<br />

<strong>aan</strong>dacht op <strong>het</strong> gegeven dat uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat ongeveer de helft<br />

<strong>van</strong> de ondervraagde artsen <strong>van</strong> mening is dat Nederlandse artsen door<br />

onvoldoende kennis over palliatieve zorg te weinig inzicht hebben in de mate<br />

waarin er nog behandelalternatieven zijn, en dat de kwaliteit <strong>van</strong> palliatieve<br />

zorg nog te wensen overlaat. Echter, tegelijkertijd is de meerderheid <strong>van</strong> de<br />

artsen <strong>van</strong> oordeel dat de mogelijkheden die er zijn op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong><br />

palliatieve zorg, adequate pijnbestrijding en stervensbegeleiding, euthanasie<br />

niet overbodig maken. Nabest<strong>aan</strong>den <strong>van</strong> patiënten bij wie euthanasie is<br />

toegepast zijn over <strong>het</strong> algemeen tevreden over de zorg die <strong>aan</strong> de patiënt is<br />

gegeven.<br />

De commissie meent op grond <strong>van</strong> de verschillende interviews dat goede<br />

palliatieve zorg in een <strong>aan</strong>tal gevallen (verzoeken om) euthanasie kan voorkómen.<br />

In welke mate dit precies <strong>het</strong> geval is, is op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek<br />

niet te zeggen.<br />

Alle uitkomsten overziende heeft de commissie echter geen <strong>aan</strong>wijzingen<br />

gevonden dat euthanasie regelmatig <strong>het</strong> gevolg zou zijn <strong>van</strong> gebrekkige<br />

palliatieve zorg.<br />

2 Terminale sedatie<br />

In dit onderzoek is, evenals in de beide vorige onderzoeken, <strong>aan</strong>dacht besteed<br />

<strong>aan</strong> medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> in <strong>het</strong> grensgebied tussen <strong>het</strong><br />

handelen dat tot <strong>het</strong> domein <strong>van</strong> de medische zorg gerekend kan worden en<br />

<strong>het</strong> handelen dat <strong>het</strong>zij als euthanasie of hulp bij zelfdoding <strong>het</strong>zij als <strong>leven</strong>sbeëindigend<br />

handelen zonder verzoek voor een juridische toetsing in<br />

<strong>aan</strong>merking komt.<br />

Naar <strong>het</strong> oordeel <strong>van</strong> de commissie blijkt uit <strong>het</strong> onderzoek dat de ervaren<br />

medische werkelijkheid niet altijd overeenkomt met de juridische werkelijkheid.<br />

Onder de ervaren medische werkelijkheid moet in dit geval worden<br />

verst<strong>aan</strong> de gevoelde plicht en de overtuiging <strong>van</strong> de hulpverlener om de best<br />

Opmerkingen


mogelijke zorg te verlenen <strong>aan</strong> de individuele, ernstig lijdende patiënt, binnen<br />

de sfeer <strong>van</strong> de specifieke vertrouwensrelatie met de patiënt en diens naasten.<br />

De juridische werkelijkheid is daarenboven gericht op volledige procedurele<br />

correctheid en maximale verantwoording jegens recht en samenleving. Voorts<br />

zijn voor de arts de consequenties <strong>van</strong> diens medisch handelen in relatie tot<br />

zijn juridische verantwoordelijkheid niet altijd duidelijk.<br />

In <strong>het</strong> kader <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek in dit grensgebied is deze keer desgevraagd<br />

speciaal <strong>aan</strong>dacht besteed <strong>aan</strong> <strong>het</strong> toepassen <strong>van</strong> terminale sedatie dat in dit<br />

onderzoek is gedefinieerd als een combinatie <strong>van</strong> twee handelwijzen: naast de<br />

toediening <strong>van</strong> middelen om een patiënt in diepe sedatie of coma te brengen<br />

wordt afgezien <strong>van</strong> kunstmatige toediening <strong>van</strong> voeding of vocht. Over dit<br />

thema is de laatste jaren veel gediscussieerd.<br />

De onderzoekers hebben de verschillende mogelijkheden en situaties waarin<br />

(terminale) sedatie wordt toegepast uitvoerig en duidelijk beschreven. Zij geven<br />

<strong>aan</strong> dat terminale sedatie in 4 à 10% <strong>van</strong> alle sterfgevallen wordt toegepast.<br />

In de internationale literatuur en in de Nederlandse media is naar voren<br />

gebracht dat terminale sedatie zou worden toegepast om de uitvoering <strong>van</strong><br />

euthanasie te kunnen vermijden en op deze wijze ook geen melding <strong>van</strong> nietnatuurlijk<br />

overlijden te behoeven te doen. Op grond <strong>van</strong> de gevonden<br />

uitkomsten lijkt terminale sedatie echter in de regel te worden gezien als<br />

onderdeel <strong>van</strong> de zorg om <strong>het</strong> lijden <strong>van</strong> de patiënt te verlichten.<br />

De commissie constateert ook dat er over de toepassing <strong>van</strong> terminale sedatie<br />

in relatie tot een niet-natuurlijke dood bij artsen soms onduidelijkheden<br />

best<strong>aan</strong>. Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat terminale sedatie soms wordt toegepast<br />

met <strong>het</strong> uitdrukkelijke doel <strong>het</strong> overlijden te bespoedigen. Meestal gebeurt dit<br />

op uitdrukkelijk verzoek <strong>van</strong> de patiënt. Soms is een dergelijk verzoek niet<br />

meer mogelijk. Deze gevallen hadden gemeld moeten worden, <strong>het</strong>zij als<br />

vallend onder <strong>het</strong> regiem <strong>van</strong> de Wet toetsing <strong>leven</strong>sbeëindiging op verzoek en<br />

hulp bij zelfdoding (melding <strong>aan</strong> de toetsingscommissie), <strong>het</strong>zij als <strong>leven</strong>sbeëindigend<br />

handelen niet op verzoek (melding direct <strong>aan</strong> <strong>het</strong> OM).<br />

Het is naar <strong>het</strong> oordeel <strong>van</strong> de commissie belangrijk dat de beroepsgroep<br />

middels kwalitatief hoogwaardige protocollen duidelijk maakt bij welke<br />

beslissing <strong>het</strong> handelen gemeld moet worden en bij welke instantie.<br />

15<br />

Opmerkingen


16<br />

3 Levensbeëindigend handelen niet op verzoek en de wilsverklaring<br />

Het <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> <strong>leven</strong>sbeëindiging niet op verzoek is ongeveer gelijk<br />

geb<strong>leven</strong> in vergelijking tot de uitkomsten <strong>van</strong> de beide vorige onderzoeken.<br />

Het patroon <strong>van</strong> de <strong>besluitvorming</strong> bij deze vorm <strong>van</strong> medische beslissingen<br />

rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> is niet wezenlijk veranderd.<br />

Op dit terrein vinden meldingen vrijwel niet plaats, <strong>het</strong>geen de commissie tot<br />

zorg stemt. Zij beveelt <strong>aan</strong> te bezien op welke wijze vigerende, en kennelijk<br />

niet <strong>aan</strong> hun doel beantwoordende, procedures kunnen worden herzien, opdat<br />

melding <strong>van</strong> ook deze vorm <strong>van</strong> <strong>leven</strong>sbeëindiging in de toekomst regel wordt.<br />

Hoewel de wettelijke verankering <strong>van</strong> de wilsverklaring pas een jaar <strong>van</strong> kracht is,<br />

maakt de commissie naar <strong>aan</strong>leiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek reeds enkele opmerkingen.<br />

Het is voor artsen dikwijls moeilijk te bepalen wanneer er een situatie is<br />

ontst<strong>aan</strong> die de patiënt heeft bedoeld bij <strong>het</strong> opstellen <strong>van</strong> zijn wilsverklaring.<br />

Er is voorts nog geen duidelijke consensus in de medische beroepsgroep of<br />

binnen <strong>het</strong> juridisch domein, over de vraag wanneer <strong>aan</strong> de vereiste zorgvuldigheidseisen<br />

is vold<strong>aan</strong>. De interpretatie daar<strong>van</strong> blijkt in de praktijk<br />

gecompliceerd in situaties waarin sprake is <strong>van</strong> wilsonbekwaamheid, zoals bij<br />

dementie en coma.<br />

De problematiek hoe om te g<strong>aan</strong> met een wilsverklaring speelt in <strong>het</strong> bijzonder<br />

bij dementie. Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat dementie als reden voor <strong>leven</strong>sbeëindiging<br />

op zichzelf vrijwel niet voorkomt. Bijkomend ernstig en uitzichtloos<br />

lichamelijk lijden wordt vaker als reden genoemd. Door de beroepsgroep<br />

zijn <strong>aan</strong> deze problematiek reeds diverse beschouwingen gewijd. Ook kan in<br />

dit verband gewezen worden op de analyse in <strong>het</strong> recente advies Dementie <strong>van</strong><br />

de Gezondheidsraad (2002).<br />

Bovenst<strong>aan</strong>de betekent dat bij <strong>aan</strong>wezigheid <strong>van</strong> een wilsverklaring in geval<br />

<strong>van</strong> dementie in de praktijk sprake is <strong>van</strong> een discrepantie tussen de eerder<br />

geuite wens <strong>van</strong> de patiënt en de mogelijkheid tot uitvoering er<strong>van</strong>.<br />

Opmerkingen


d Melding en toetsing<br />

Het verkrijgen <strong>van</strong> inzicht in <strong>het</strong> functioneren <strong>van</strong> de toetsingsprocedure in<br />

haar huidige vorm is een belangrijke doelstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> onderzoek.<br />

De ervaringen met de samenstelling <strong>van</strong> de toetsingscommissies zijn in <strong>het</strong><br />

algemeen positief. Belangrijk is dat <strong>het</strong> onderzoek heeft <strong>aan</strong>getoond dat de<br />

uniformiteit in oordeelsvorming door de diverse commissies groot is.<br />

Uit <strong>het</strong> onderzoek blijkt dat artsen in <strong>het</strong> algemeen positief st<strong>aan</strong> tegenover de<br />

procedure <strong>van</strong> de regionale toetsingscommissies euthanasie. Met name <strong>het</strong><br />

deskundige oordeel en de kortere doorlooptijd worden als positieve punten<br />

naar voren gebracht. Nadere vraagstelling door de toetsingscommissies wordt<br />

in voorkomende gevallen wel eens negatief ervaren.<br />

De commissie constateert dat in de vijf jaar tussen <strong>het</strong> vorige en <strong>het</strong> huidige<br />

onderzoek <strong>het</strong> meldingspercentage is toegenomen <strong>van</strong> 41% tot 54%. Niettemin<br />

is er nog steeds een groot <strong>aan</strong>tal artsen dat niet meldt: in <strong>het</strong> onderzoeksjaar<br />

2001 betrof <strong>het</strong> percentage niet gemelde gevallen ongeveer 46%.<br />

De redenen voor <strong>het</strong> niet melden zijn niet altijd duidelijk. In <strong>het</strong> gemelde<br />

gevallenonderzoek is <strong>aan</strong> artsen gevraagd of zij <strong>het</strong> niet-melden <strong>van</strong> een geval<br />

denkbaar achten. De artsen die <strong>aan</strong>gaven dat zij dit wel denkbaar achten,<br />

gaven uiteenlopende redenen <strong>aan</strong> zoals ‘wanneer de kans op vervolging groter<br />

is’, wanneer er geen toetsingscommissies zouden zijn geweest of wanneer<br />

door omstandigheden geen consultatie had plaatsgevonden. Over de motieven<br />

<strong>van</strong> artsen die daadwerkelijk niet melden is echter nog weinig bekend. Om hier<br />

meer inzicht in te verkrijgen is nader onderzoek <strong>aan</strong>gewezen.<br />

De commissie constateert dat <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal meldingen <strong>van</strong> huisartsen <strong>aan</strong>zienlijk<br />

is gestegen. Dat is <strong>van</strong> bijzonder belang omdat euthanasie en hulp bij zelfdoding<br />

<strong>het</strong> meest door huisartsen worden uitgevoerd. Deze meldingsbereidheid is<br />

vooral ook sinds de invoering <strong>van</strong> <strong>het</strong> SCEN-project gestegen. De kwaliteit <strong>van</strong><br />

de consultaties is door <strong>het</strong> SCEN-project toegenomen. Dit pleit er voor om <strong>het</strong><br />

SCEN-project ook tot specialisten en verpleeghuisartsen uit te breiden.<br />

17<br />

Opmerkingen


18<br />

Hoewel tussen <strong>het</strong> vorige onderzoek (1995-1996) en <strong>het</strong> peiljaar 2001 <strong>het</strong><br />

meldingspercentage duidelijk is gestegen, is er blijkens de jaarverslagen <strong>van</strong><br />

de toetsingscommissies in de afgelopen jaren (<strong>van</strong> 1999 tot en met 2002)<br />

sprake <strong>van</strong> een daling <strong>van</strong> <strong>het</strong> absolute <strong>aan</strong>tal gemelde gevallen. Hiervoor zijn<br />

twee verschillende verklaringen mogelijk, omdat over die recente periode geen<br />

gegevens beschikbaar zijn wat betreft <strong>het</strong> verloop <strong>van</strong> de totale <strong>aan</strong>tallen <strong>van</strong><br />

euthanasie en hulp bij zelfdoding. De eerste verklaring houdt in dat er sprake<br />

zou kunnen zijn <strong>van</strong> een afname <strong>van</strong> <strong>het</strong> totaal <strong>aan</strong>tal gevallen, bijvoorbeeld<br />

ten gevolge <strong>van</strong> een afgenomen <strong>aan</strong>tal verzoeken, toegenomen mogelijkheden<br />

in de palliatieve zorg, of afgenomen bereidheid <strong>van</strong> artsen om euthanasieverzoeken<br />

te honoreren. In dat geval zou <strong>het</strong> percentage meldingen niet zijn<br />

afgenomen. Indien echter <strong>het</strong> totale <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> euthanasie niet is<br />

afgenomen, zou sprake zijn <strong>van</strong> een afgenomen meldingspercentage en dus<br />

wellicht -bereidheid. Dit, in weerwil <strong>van</strong> de positieve uitkomsten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek inzake de waardering door artsen <strong>van</strong> de toetsingsprocedure. Welke<br />

verklaring de juiste is kan alleen duidelijk worden indien inzicht wordt<br />

verkregen in <strong>het</strong> precieze verloop <strong>van</strong> <strong>het</strong> totaal <strong>aan</strong>tal gevallen over de jaren,<br />

zoals reeds naar voren gebracht in 3b.<br />

Onafhankelijk hier<strong>van</strong> is, zoals eerder in deze paragraaf <strong>aan</strong>gegeven, echter<br />

duidelijk dat <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal niet gemelde gevallen nog <strong>aan</strong>zienlijk is. Het bevorderen<br />

<strong>van</strong> melding is en blijft dus hoe dan ook een belangrijk punt <strong>van</strong> <strong>aan</strong>dacht.<br />

Opmerkingen


4 Beschouwing<br />

De commissie is <strong>van</strong> oordeel dat, hoewel de wet zelf nog geen onderwerp <strong>van</strong><br />

evaluatie kon zijn, de (mede op voorstel <strong>van</strong> de beroepsgroep) genomen<br />

maatregelen, waarbij zorgvuldigheidsvoorwaarden wettelijk zijn verankerd en<br />

de toetsingsprocedure is vastgelegd, een belangrijke stap vormen om tot een<br />

verantwoorde en toetsbare <strong>besluitvorming</strong> te komen. De uitkomsten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

onderzoek geven naar <strong>het</strong> oordeel <strong>van</strong> de commissie geen <strong>aan</strong>leiding om op<br />

dit punt <strong>het</strong> beleid te wijzigen. Door voort te g<strong>aan</strong> op de ingeslagen weg kan<br />

de nog recente wetgeving in de praktijk verder haar beslag krijgen.<br />

In <strong>het</strong> onderzoek zijn met betrekking tot <strong>het</strong> handelen <strong>van</strong> artsen en de<br />

problematiek <strong>van</strong> ernstig lijdende patiënten rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> vraagstukken<br />

naar voren gekomen waarover nog onduidelijkheid bestaat, mede in relatie tot<br />

de beroepsinhoudelijke en juridische implicaties. De commissie is <strong>van</strong> mening<br />

dat ook ten <strong>aan</strong>zien <strong>van</strong> deze aspecten transparantie in <strong>besluitvorming</strong> en<br />

afleggen <strong>van</strong> verantwoording <strong>aan</strong> de samenleving <strong>van</strong> groot belang zijn.<br />

Dit mede ten behoeve <strong>van</strong> verdere medische, maatschappelijke en politieke<br />

discussie, en de beleidsontwikkeling. Zowel de beroepsgroep als de overheid<br />

hebben hierbij een eigen verantwoordelijkheid.<br />

Er is een proces <strong>van</strong> professionalisering g<strong>aan</strong>de. De openbare discussie over<br />

medische beslissingen rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong> heeft de kennis- en deskundigheidsontwikkeling<br />

inzake de zorg in de laatste fase <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>leven</strong> sterk<br />

bevorderd. Deze kennis kan verder worden verbeterd. Hier ligt een belangrijke<br />

verantwoordelijkheid voor de opleiding en de nascholing. Onderwerpen als<br />

terminale en palliatieve zorg, zowel intra- als extramuraal alsmede in <strong>het</strong> kader<br />

<strong>van</strong> multidisciplinaire transmurale samenwerking, pijnbestrijding en hoe te<br />

handelen als patiënten hun wil niet meer kenbaar kunnen maken, verdienen<br />

hierbij veel <strong>aan</strong>dacht. Ook intensivering <strong>van</strong> de voorlichting <strong>aan</strong> <strong>het</strong> publiek en<br />

<strong>aan</strong> de beroepsgroep met betrekking tot de toetsingsprocedure is in dit<br />

verband essentieel. Daarbij dienen naast de procedure op zich en de daar<strong>aan</strong><br />

verbonden verplichtingen, ook de meerwaarde voor de kwaliteit <strong>van</strong> de zorg<br />

en de samenleving en de in <strong>het</strong> onderzoek gebleken positieve ervaringen <strong>aan</strong><br />

de orde te komen. Van een dergelijke voorlichting mag verwacht worden dat<br />

<strong>het</strong> percentage niet gemelde gevallen, dat nog <strong>aan</strong>zienlijk is, zal afnemen.<br />

19<br />

Beschouwing


20<br />

Een belangrijke vraag voor <strong>het</strong> onderzoek was of meer kennis over vormen <strong>van</strong><br />

palliatieve zorg en pijnbestrijding <strong>van</strong> invloed zijn op <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen<br />

waarin wordt overgeg<strong>aan</strong> tot uitvoeren <strong>van</strong> euthanasie. Hoewel over dit aspect<br />

nog geen volledig beeld is ontst<strong>aan</strong>, concludeert de commissie op grond <strong>van</strong><br />

de onderzoeksgegevens dat goede palliatieve zorg kan bijdragen <strong>aan</strong> een<br />

afgewogen <strong>besluitvorming</strong> en in een <strong>aan</strong>tal gevallen euthanasie kan voorkómen.<br />

Er zijn echter geen <strong>aan</strong>wijzingen dat euthanasie regelmatig <strong>het</strong> gevolg<br />

is <strong>van</strong> gebrekkige palliatieve zorg. Om een meer gedetailleerd inzicht te<br />

verkrijgen in de precieze relatie tussen euthanasie en palliatieve zorg zou<br />

nader onderzoek moeten plaatsvinden. Daaronder valt ook onderzoek naar de<br />

vraag in hoeverre meer kennis <strong>van</strong> palliatieve zorg bijdraagt <strong>aan</strong> <strong>het</strong> voorkómen<br />

<strong>van</strong> euthanasie.<br />

De regionale toetsingscommissies euthanasie brengen jaarlijks een verslag uit,<br />

waarin <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal meldingen staat <strong>aan</strong>gegeven. Indien men een exact beeld wil<br />

krijgen <strong>van</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong><br />

euthanasie en hulp bij zelfdoding per jaar en dus <strong>van</strong> <strong>het</strong> meldingsgedrag, dan<br />

zou ieder jaar een sterfgevallenonderzoek of een soortgelijk onderzoek plaats<br />

moeten vinden. Hierdoor zou de discrepantie tussen de kennis over <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal<br />

meldingen (de teller <strong>van</strong> <strong>het</strong> meldingspercentage) en <strong>het</strong> inzicht in <strong>het</strong> totaal<br />

<strong>aan</strong>tal gevallen <strong>van</strong> euthanasie en hulp bij zelfdoding per jaar (de noemer)<br />

opgeheven worden. Dit zou echter jaarlijks een grote inspanning vragen <strong>van</strong><br />

de <strong>aan</strong> <strong>het</strong> onderzoek deelnemende artsen.<br />

Gezien de uitkomsten <strong>van</strong> <strong>het</strong> uitgevoerde publieksonderzoek constateert de<br />

commissie dat er in de Nederlandse samenleving een breed draagvlak bestaat<br />

voor een goede regeling voor de zorg en de <strong>besluitvorming</strong> rond <strong>het</strong> <strong>leven</strong>s<strong>einde</strong><br />

<strong>van</strong> ernstig lijdende patiënten, inclusief euthanasie en hulp bij<br />

zelfdoding. Een open en eerlijke dialoog tussen patiënt en behandelend arts is<br />

hierbij onontbeerlijk. Met inachtneming <strong>van</strong> de medische en procedurele<br />

zorgvuldigheidseisen, alsmede juridisch vastgelegde verantwoordelijkheden,<br />

leveren waarborgen voor transparantie en toetsbaarheid positieve bijdragen<br />

<strong>aan</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> deze <strong>besluitvorming</strong>.<br />

Beschouwing


Bijlage<br />

21<br />

Bijlagen


22<br />

Bijlagen


23<br />

Bijlagen


24<br />

Bijlagen


Uitgave:<br />

Begeleidingscommissie<br />

evaluatieonderzoek<br />

naar de <strong>besluitvorming</strong><br />

euthanasie<br />

Internetadres:<br />

www.minvws.nl<br />

www.justitie.nl<br />

Mei 2003<br />

DVC 03-0074

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!