Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBOEK<br />
DER<br />
N E D E R L A N D E N .<br />
TWEEDE DEEL.
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBOEK<br />
DER .<br />
NEDERLANDEN,<br />
Bevattende de Levtnsbefchrijvingen van voorname STAATSMAN<br />
NEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken<br />
vanWetenfchappen, DIGTERS, SCHILDERS en andera<br />
KONSTENAREN:<br />
EN VERDER,<br />
Zodanige Perfonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd,<br />
of aan den Vaderlande veréenftelijk hebben gemaakt; veelal ver-<br />
zeld van hunne Karakterfclietzen, zeldzame Anekdoten die men<br />
tlders te vergeefs zal nafporen , onpartijdige beoirdeling<br />
hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwij<br />
zing der Schrijvers wette van hun gehandeld hebben.<br />
OPGEMAAKT,<br />
Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste<br />
Schrijvers in verfcheidene Talen over die onderwerpen<br />
handelende, en medegedeelde Berigten.<br />
VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE,<br />
DOOR<br />
J. A. DE CHALMOT.<br />
Met Pourtraitten.<br />
T W E E D E D E E L. ^ ^ ^ ^<br />
TE AMSTERDA M^yffi ^<br />
J O H A N N E S AL W^^pP
B I O G R A P H I S C H<br />
WOORDENBO EK<br />
DER<br />
N E D E R L A N D E N ,<br />
TWEEDE DEEL.<br />
%<br />
BAACX (JOACHIM) , een Rooms Priester, geboren té<br />
Utrecla den 10 augustus 1548, uit een aanzienlijk geflagt,<br />
zijnde zijn vader JOHAN BAACX, Secretaris van de Staten van<br />
Utrecht geweest. Hij was een ijveraar in het voortplant«i<br />
van den Roomfen godsdienst, en heeft zijne geloofsgenoten,<br />
zo wel door zijne predikatiën als uitgegeven fchriften grotelijks<br />
geftigt; om derzelver zonderlingheid, zullen wij van enigen<br />
de tijtels opnoemen: be Coïft of 3lbbOHaat ban alle op*<br />
regtc Catbolnncn. 1610. «£>e toaarom bet fetoaöe (Catholpen.<br />
1614. ban ban alle ïicttcrê $c. 1616. befem btr con*<br />
fcitntie
BAAN, (JAN DE)<br />
ïn linnens, en vlas dreven, toen hij nauwlijks drie jaren "had!<br />
bereikt; van welk tijdftip af aan, een oom van hem PIEMANS<br />
genaamd, Hopman van de burgerijs en Veertiger te Embden,<br />
hem in ajtjn huis nam, en een Schilder zijnde, in de begin,<br />
zelen van die konst onderwees. Dan dezen oom, hem in'1645<br />
door den dood ontvallen zijnde, wierdt hij het jaar daar aan<br />
13 jaar bereikt hebbende, naar Amjleldam gezonden, en aan<br />
het opzigt en beftfer van den Konstfchilder BAKKER overgege<br />
ven, Hier beijverde hij zig met zo veel vlijt, dat hij binnen<br />
kort onbedenkelijke vorderingen in 't fchilderen en tekenen<br />
maakte, 't welk wel verre van enen edelen naijver bij zijne<br />
medeleerlingen te ontvonken, een zo vuige nijd in hunne<br />
harten tegens hem ontftak, dat zij fomtijds zijn fchilderwerk<br />
en gereedfehappen bemorsten, 't welk den vlijtigen jongeling<br />
egter met een taai geduld verkropte , zonder daar over aan<br />
zijnen meester te klagen, die evenwel bij toeval hier agter<br />
gekomen zijnde, hen ernftig beftrafte, en zijne gunst en ach<br />
ting voor DE BAAN verdubbelde. Nu- was hij zo verre ge<br />
vorderd, om ene keuze van navolging in zijne wijze van<br />
fchilderen bij der hand te rnoeten nemen; de 'penfeelkonst<br />
van ANT. VAN DYK was in dien tijd ten toppunt van agting<br />
gefteigerd, daar die van REMBRAND ook vele aanhangers vondt;<br />
dit bragt hem enigen tijd in twesitrijd, doch hij bepaalde<br />
zig na rijp beraad, tot de behandeling van den eerften, als<br />
zijnde ingevolge zijn begrip, van enen duurzamer aart. In<br />
1660, trof hij enen MECENAS aan, die hem uit Amjleldam<br />
naar 's Hage lokte, en aldaar zo veel werk verfchafte, on<br />
der lieden van den eerften rang, als hij met mooglijkheid af<br />
konde. Hij fchilderde fchoon, en wist in zijne pourtraitten ene<br />
treffende gelijkenis te brengen, zo dat het een en ander zijnen<br />
roem wijd en zijd verbreidde, die zelvs tot in Engeland over<br />
woei, en Koning KAREL DE II. bewoog, om hem aan zijn<br />
Hof te ontbieden, ten einde zijn afbeeldzel te vervaardigen;<br />
hij verrigte zulks benevens vele andere ftukken tot zo veel ge<br />
noegen , dat de Hoffchilder PIETER LELY ZO jaloers wierdt,<br />
dat hij zijne vreugde niet kost bedwingen, toen DE BAAN<br />
het
BAAN. (JAN ai}<br />
•het beflu.it nam, om naar 's Hage te rug te keren; alwaar hij<br />
met opene armen wierdt ontvangen, en vele vorftelijke en<br />
andere voorname perfonaadjen fchilderde; ook onder anderen,<br />
de besldtenisfen van het doorlugtig broederpaar JAN en Kos-<br />
NELIS DE WITT vervaardigde , en den laatstgenoemden nog<br />
'eens op een ander fluk levensgrote tot de voeten toe uitfchil-<br />
derde, gezeten of ftaande op een zegepraal van opeengefta-<br />
pelde oorlogsgereedfchappen, leunende met den enen arm op<br />
een zwaar ftuk gefchut, onderwijlen dat enige zwevende kin<br />
dertjes, zijn hoofd met lauwrieren bekransten; voorts ftond ne<br />
vens hem ter regterzijde de Faam, die zijnen welverdienden<br />
lof bazuinde, en aan de linker een fchoon vrouwenbeeld,<br />
verzelt van enige wigtjes, die een hoorn van overvloed aan<br />
zijne voeten uitftorlten; in het verfchiet vertoonde zig de<br />
roemrugtige verovering van Cliattam, benevens het vei branden<br />
der Britfe fchepen op den Theems. Dit overkonftig 1<br />
tafereel,<br />
dat op een ongemeen kragtige wijxe alle deszelvs onderwer<br />
pen afbeeldde, en heerlijk was geschilderd; werdt tot een al-<br />
toosdurend gedenkteken van die mannelijke heldendaad, op het<br />
raadhuis te Dordrecht geplaatst; het was op voorftel van den<br />
Burgemeester HUGO REPELAAR, met goedvinden van den Raad<br />
vervaardigd. Dan het deerlijk lot, het edel broederpaar ver<br />
volgens op den i augustus 1672 te beurt gevallen, te be<br />
kend cm 'er van te gewagen, vernielde ook dit gedenkftuk,<br />
het grauw namelijk niet vergenoegd, die beroemde martelaren<br />
van Staat op de fchandclijkile wijze vermoord en mishandeld<br />
te hebben, wilden ook nog hunne afbeeldzels vernielen; ver-<br />
fcheidene malen rotte de razend hollend gemeente voor de<br />
woonplaats van DE BAAN bijeen, hem dreigende zijn huis om<br />
verre te halen, indien hij hun de fchilderftukken niet ten<br />
prooiie overgaf; dat die onder hem berustende waien, was<br />
door een zijner leerlingen, die zig méde onder het moordenaars<br />
rot hadt begeven, verklikt; DE BAAN na de Hukken in zeker<br />
heid geb' agt te hebben, Opende zijne deur, en liet zijn huis<br />
van onderen tot boven doorzoeken; voorts floeg de woede van<br />
het hollend kanaillie van 's Hane naar Dordrecht over, alwaar<br />
A 2 het
£. *AA». (JAN DE)<br />
het grauw bovengemelde uitmuntend konstfluk van een fcheuf-<br />
dèj en zodanig vernielde, dat men naderhand werk gehadt<br />
hoeft, uit enige Hukken en brokken die voor geld opgekogt<br />
waren, een fchets daar van te maken; het was toen onbe<br />
kend dat het eerfte model in zekerheid gebragt was. DE BAAK<br />
hadt uit dit voorval geleerd , hoe gevaarlijk het is zig den haat<br />
van het gemeen pp dqn hal? te halen; ook deedt hem deze<br />
ongelukkige bevinding befluiten, den Hertog VAN LUXEMBURS<br />
die zig als vijand in ons land met zijne krijgsbenden te Ut-<br />
techt bevondt, voor zijne dringende aanzpeken, om LODEWVK<br />
DEN XIV, te Zeist te komen fchilderen, vriendelijk te bedan<br />
ken. Met dit al voedde gemelde Koning zo veel achting voor<br />
Sijne konst, dat. hij naderhand aan zijnen Gezant D'AVAUX in<br />
'•sHage bevel gaf, om in het kopen van konstitukken, van DE-<br />
BAAN'S raad gebruik te maken.<br />
Veel eer en voordeel heeft onze Konstfchildcr van den Keur,<br />
Vorst van Brandenburg FREDERIK WILLEM genoten, wiens beeld-<br />
tenis hij verfcheidena malen heelt gefchilderd , als ook een<br />
groot aantal andere vorftelijke perfoncn. Gemelde Keurvorst<br />
beriep hem bij een verzegelde acte van 23 julij 1676, tot zijn<br />
Opper-hofichilder en Opziener van zijn konstkabinet en aka-<br />
demïe, op een jaargeld van 6000 guldens; doch DE BAAN'S<br />
huisvrouw burgerlijk en zedig van aart, hadt geen zin om te<br />
Berlijn aan 'tHof te gaan wonen, zulks hij voor dien voordeh'gqji<br />
ï>ost bedankte; waar op de Keurvorst hem om een van zijn bes<br />
te leerlingen verzogt, waar toe hij zijnen neef JAN VAN SWEEL<br />
uitkoos, zijnde deze verre in de konst gevorderd, en de be<br />
handeling van zijnen oom zeer nabij komende; deze beraadde<br />
zig niet lang om dien post te aanvaarden, en verkreeg jaarlijks<br />
SOOQ guldens, vrije tafel en een paard tot zijnen dienst op ftal.<br />
JAN DE BAAN heeft in zijn tijd door de konstoeffening veel<br />
geld gewonnen, doch hij teerde daar van ook rijkelijk, en al<br />
die hem kwamen bezoeken, wierden met ene gulle gastvrij-<br />
.heid ontvangen : ten nieuwen hoed, was zijn gewone zeggen, en<br />
een oxhoofd-tvijn op een jaar meer, daar maak ik veel geede v<br />
•mede; dit was ook letterlijk waar, want a'ijne vrien.delijkhe.id<br />
lok-
BAAN. (JAKGB DÉ) J<br />
lokten 'ér velen aan, doch het waren meest panlikkers of cafel-<br />
bezems waar onder zig de Landfchapfchilder Bi AFPELMAN<br />
tevondt, die inzonderheid gewóón was weken lang 'aan een<br />
eb zijne weiden te grazen; veeg hier bij, dat hij zes kinderen<br />
hadt, die hem niet weinig kostten; en daar bij nog drie van<br />
zijne zusters, en vijf van zijn vrouwen zusters onderhield; zo<br />
dat het niet vreemd moet voorkomen, dat JAN DE BAAN uit<br />
deze wereld flappende, geen gróte fchatten naliet; hij ftierf<br />
in 1702, twee jaren latér als zijn zóón JAKÓB, wiens jeugdig<br />
overlijden hij tot zijn laatfte ogenblik, met groot hartenleed<br />
betreurde. A. HOUBRAKEN, Schouwburg det Net> Konst*<br />
fchilders, IL D. bl. 303 enz,<br />
BAAN (JAK'ÖB DE) , Konstfchilder, zoon van dell boven*<br />
ftaanden, is geboren in 's Hage in i673- Van der jeugd af<br />
aan ftraalde de konstliefde reeds in hem door, ze dat hij ook<br />
het onderwijs van zijn' eigen vader met zulk een gewenst ge-'<br />
volg genoot, dat hij nog geen 18 jaren bereikt hebbende, al<br />
een meesterlijk pourtrait konde fchilderen. Op zijn 2ófte jaar<br />
beiloot hij, zijn konstfortuin aan vreemde Hovön te gaan zoc<br />
ken, waar toe hem zijn vaders alomverfpreide roem ten leUs-<br />
irian ftrekte, en hem gelegenheid verfchafte, oh! onder het<br />
gevolg tan WILLEM DEN III, naar Engeland óver te Heken }<br />
komende onder diens hoffleep te Londen, daar hij door het<br />
fchilderen van een groot aantal pourtraitten veel roem ver<br />
wierf, en den grondflag van zijn fortuin fcheen te vestigen;<br />
dan de wufte jeugd en driftige reislust deden onzen Schilder<br />
dien fchonen kans verwaarlozen, want na dat hij een wel<br />
gevulde goudbeurs hadt overgewonnen; hunkerde zijn hart, om<br />
Rome met alle deszelvs zo oude als nieuwe konstftukken, te<br />
gaan zien; Hij' nam zijn reis door Frankrijk, trók het Alpjs<br />
gebergte over; en rustte niet voor dat hij Florence bereikt<br />
hadt; hier wierdt hij door den Gröót-Hejtog gunftig ontvan<br />
gen , en vondt Hof om zijn aangeborene zugt tot het historie-<br />
fchilderen te oe-ftenen, aan een groot Werk in frisco, dat d«<br />
ÏMfchüder des Groct-Hertogs onder handen hadtj eri 't welk<br />
A 3
•f. «AAN. CJAKOB DRJ<br />
hij tot genoegen ten uitvoer bragt; voorts tot blijk van zijnd<br />
verdere-bekwaamheid, nog enige pourtraitten gefchilderd heb<br />
bende, trok hij op naai' Rome, niettegenflaande hem die vorst<br />
flerk aanzogt, om op voordelige voorwaarden in zijnen dienst te<br />
blijven. In die wereldberoemde Had komende, wierdt hij van<br />
het Bentgenootfchap, daar zig veifcheïdene Nederlanders onder<br />
bevonden, gulhartig ontvangen, en op zijn Hatelijke inwij<br />
ding met den naam Gladiator vei eert , zinfpelende op zijne<br />
kloeke en wakkere geftalte en moed, doordien hij niet be-<br />
fchroomd was, indien de nood aan den man kwam, een krab-<br />
belvuisje te wagen. Hier was het nu dat hij enige jaren fleet<br />
anet fchilderen van historiën, moderne gezelfchappen en pour<br />
traitten; dan hoe bekwaam hij ook ten aanzien van dit alles<br />
was, won hij egter zo veel geld niet als hij wel gedagt hadt,<br />
en ook nodig was om de levenswijze der meeste Bentvogels,,<br />
daar hij mede ook al deerlijk aan verflaaft was, gced te kun<br />
nen maken. Dus het ene jaar voor het andere na in dit<br />
llordig gedrag volhardende, was hij niet bedagt om een beurs<br />
bijeen te fpaien, ingevalle hij eens naai- zijn vaderland wilde<br />
te rug keren; en dit veroirzaaktc ook, dat hij geen gebruik<br />
konde maken van het gezelfchap vau MATHEUS TERWESTEN,<br />
zijn konst- en ftadgenoot, die ziende hoe de leeftrant der<br />
Bentvogels vele daar van in het verderf fieepte, de \'erflan-<br />
tfigfle partij koos, en na een jaar toevens te Rome, die Had en<br />
gants Italië vaarwel zeide, en zijn geboorteflad tot zijn woon<br />
plaats verkoos. DE BAAN die van begeerte brandde om me<br />
de te gaan* moest deze gelegenheid om mangel van geld la<br />
ten voorbijfiippen, en een' gunfliger afwagten, die, hem ook,<br />
in 't volgende jaar te beurt viel, doordien hij als toen, met<br />
den hoffleep van een Duits Prins, naar Wenen vertrok, en<br />
dus de flaaffe kluisters van de Bentvogels ontwortelde, doch<br />
om te Wenen zijn graf te vinden, op een tijd dat hij het<br />
hoekje fcheen te boven gezeild te zijn. In deze Had geko<br />
men, deed hem de naam zijn's vaders hier geen minder dienst<br />
dan elders waar die bekend - was, en hij kreeg gelegenheid om<br />
aan 't Keizerlijke Hof door het fchilderen van enige pourtrait<br />
ten,
BAANST. I<br />
ten, zijne kunstgaven te tonen en veel roem te behalen; dan<br />
te midden dezer bezigheden, wierdt hij van ene ziekte over<br />
vallen, die hem zo onbefuist en vinnig aangreep 5 dat hij'er<br />
•wel dra onder bezweek, fen in april 1:700 na Éen kortftondig<br />
verblijf të Wenen, in den weinig gevorderden ouderdom Van<br />
27 jaren overleed. Met roem wordt van zijne konstverdien-<br />
ften gefproken, en dat hij zijnén vader niet alleen rustig na«<br />
ftreefde in het keurig fchilderen van pourtraitten; maar hem<br />
^n het algemene fchilderen, ver vooruit zóu gêlopen zijn,<br />
indien zijn levensdraad niet zo ontijdig was afgefneden. »<br />
J. v. GOOLJ Nieuwe Schouwburg der Schilders. II. Di bl.466 enz,<br />
BAANST*, is de naam van een aloud adel ijk geflagt, oir-<br />
fprongelijk in Flaanderen te huis horende, waar aan het groot-<br />
fte gedeelte van het land van Cadzant in vroegere dagen heeft<br />
toebehoord; en reeds voor het jaar 1300 bekend was. SMAL-<br />
IEGANGE in zijn Kronijk van Zeeland, is niet zonder grond op<br />
de gedagtén gevallen, dat de Heren van BAANST voor een tak<br />
van den huize van BORSSELEN moeten gehouden worden. Rrr-<br />
ZARDT VAN BAANST , werdt in de XlIIde feeuwe, te Oost-Sou<br />
burg geboren; hij huwde aan ene dogter uit het geflagt van<br />
RENGERS ; en dezen RITZARDT houdt men voor den ftamvader<br />
der BAANSTEN. Uit dit huwelijk wierdt in 1307 of daarom<br />
trent verwekt een zoon 4 die JAN VAN BAANST 1<br />
Werdt ge<br />
naamd, en die ene dogtër teélde, welke hij zeer jeugdig ter<br />
vrouwe gaf aan Gm DE BEVEREN van Ninoven, in Flaanderen.<br />
Bij de huwelijksvoorwaarden verbond JAN zig met eede, niet<br />
weder të zullen hertrouwen, doch wel ras hadt hij hier van<br />
berouw, hij kogt zijne dogter af die hem van zijne belofw<br />
ontfloëg, en den ouden Heer hertrouwde in zijn 7ofte jaar<br />
met EUSABETH, dogter van Here JAN VAN BARNICHEM binnen<br />
Brugge; bij dit wijfje, dat toen zij huwde nauwlijks 20 jaren<br />
oud Was, teelde hij nog 10 kinderen, waar van alle de overi<br />
ge Heren van BAANST zijn afgedaald. De Heer W- TE WA-<br />
TfcRj maakt melding van den Ridder Gui in 1468, alsRentmees,<br />
m t<br />
ter van Zeeland, en op 1484 e hij'« een, (waarfchijnlijk<br />
A *<br />
D 5 N
& BAARLAND. BAARLAND. (ADRIAAN VAN)<br />
den zelvden,) als een der Kommisfarisfen en Revifeurs der<br />
Keuren van Zeeland. SHMJUSOUTGE, Kronijkvan Zeeland,<br />
W. 336"-<br />
BAARLAND, is de naam Van een beroemd adelijk geflagt,<br />
dat veel voorname Mannen zo in geleerdheid als dapperheid<br />
uitmuntende, heeft voortgebragt. Heer HUGO VAN BAARLAND<br />
leefde ten tijde van Graav FLORIS DEN V , tegen wien hij zig<br />
nevens anderen verbond, om den aanflag door JAN VAN KUIK<br />
geflneed, ten uitvoer té helpen brengen; dan dit bekwam hem<br />
euvel, doordien hij ook een deelgenoot werdt van hun, die<br />
om den gepleegden moord aan den Grave, te Dordrecht of daar-,<br />
omtrent, hunne ftraffen ontvingen.<br />
In het jaar 1500 leefde FREDRIK VAN BAARLAND,- wiens<br />
zoon was MATTHEUS, gehuwd met N. BOLLARDT, uit een'<br />
Brabandfe familie, waar bij hij naliet JAN VAN BAARLAND die<br />
ter vrouwe nam N. OOSTDYK , bij welke hij verwekte MICHIEL,die<br />
Bailjuw van Goes is geweest. Deze MICHIEL nu trouwde<br />
aan JACOBA VAN BANCHEM , die hem enen zoon ter wereld<br />
bragt, dien hij JAN noemde, en hem in de waardigheid van Baljuw<br />
is opgevolgd. JAN huwde met KORNELIA KIEN, en liet<br />
na MICHIEL, welken men als Secretaris der ftad Goes geboekt<br />
vindt, en zonder kinderen ftierf. — MELIS STOKE, V. Boek,<br />
vs. 467-469. SMALLEGANGE, Kronijk van Zeeland, fol. 792.<br />
BAARLAND (ADRIAAN VAN), dus genaamd na de plaats<br />
van zijne geboorte-, een dorp in Zeeland op het eiland Zuid-<br />
Iseveland gelegen. Deze vermaarde man kwam in 1488 ter<br />
wereld, leide de eerde gronden zijner letteroeffeningen te<br />
Cend, onder PETRUS SCOTUS, en naderhand heelt hij te Leuven<br />
zijne ftudien voortgezet. Inzonderheid zig| op de wijsbegeerte<br />
toegelegd hebbende, wierdt hij met'de waardig,<br />
heid van Meester in de vrije koniten befchonken, en leraarde<br />
vervolgens in de jaren 1518-1520 de latijnfe taal in het kollc*.<br />
gie van Busleiden. In het laatstgemelde jaar vertrok hij naar,<br />
Engeland, en van daar te rug gekeerd zijnde, wierdt hij i»<br />
pfeats van JOIIANNES PALUDANUS tot Hoogler aar in de redehm-<br />
de
BAARLAND. (IIUBERT VAN) (MICIIIËL) 9<br />
•de of welfprekentheid aangesteld, in welke wetenfchap lij<br />
een goed aantal voorname Jeerlingen heeft aangekweekt en<br />
bekwaam gemaakt; en na deze post met alle vlijt en ijver tot<br />
op zijnen dood toe te hebben uitgeoeffend, overleed hij in<br />
1542. ERASMUS getuigt van hem, dat hij een man was voor<br />
alle wetenfehappen. vatbaar; voorts, een beminnaar der zui<br />
vere latijnfe taal, die hij vaardig, ook net fchreef en fprak,<br />
waar van zijne fchriften tot volledige getuigen verftiekken,<br />
die men alle bij LA RUE opgeteld vindt, en waar van wij al<br />
leen de tijtels der Historife zullen opgeven: Chnnologia bre-<br />
vis ac Hijïoria ab orbe eondito ad annum 1532- De literatis urbh<br />
Rmnce principibus. Be Ducibus Venetis. De Comüibus Hollandice.<br />
De Episcopis Ultra]eÜinis. Chror.icen Ducum Brabantis. De re<br />
bus gestis Ducum Brabanthe. De urbibus inferioris Germanice.<br />
Deze werkjes zijn meest alle afzonderlijk op verfcheidene<br />
plaatzen gedrukt, gedeeltelijk ook met aantekeningen en pla<br />
ten verficrt, doch naderhand in een lighaam vergaderd door<br />
BERNARDUS GUALTERUS in 1603 in 8vo. uitgegeven. — •<br />
VAL. ANDR. , Biblioth. Belg. F. SWEERTII , Jthen. Belgiea p><br />
93. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 10. C. SAXI, Onom. litur.<br />
Pars III. p. 106. Jmleiï. p. 596- CRENII, Anhnadv. PJiüd.<br />
Part. VII. p. 197. P- DE LA RUE, Geletterd Zeeland, bl. 260.<br />
BAARLAND (HUBERT VAN), Geneesmeester te Namen,<br />
leefde omtrent het jaar 1530, en.verkeerde in enen gemeen-<br />
zamen omgang met den groten ERASMUS te Bazel, ingevolge<br />
wiens getuigenis, hij een ervaren en geleerd Artz was, en<br />
teffens een man van zeer voorbeeldige zeden, en aangename<br />
verkering. Hij heeft verfcheidene verhandelingen over genees<br />
kundige onderwerpen in 't latijn gefchreven. — — ERASMI,<br />
Epifi. Lib. II. Epift. 401. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 435- Ro»<br />
KEMA, Naamrol der Genees- en Heelmeesters, bi. 55.<br />
BAARLAND (MICHIEL VAN) , een vermaard Regtsge;<br />
loerde, was de zoon van JAN VAN BAARLAND en KORSELIA<br />
KIEN, en gelijk wij boven reeds gezegd hebben, Secretaris-<br />
der ftad GQSS. Dat deze geen onbevallig Di^tei: is ?eweeit,<br />
A 5<br />
W M
Jö BAARLAND: BAARSDORP; BAART.<br />
blijkt uit de verzameling zijner uitgegevene Mengeldigtesi<br />
gedrukt te Dordrecht 1058, in 8vo. < SMALLEGANGE'<br />
Kronijk van Zeeland, fol. 702.<br />
BAARLAND (SlMÖN VAN), te Goes gèbóren, was een<br />
jongeling van grote verwagting, doch wiens levensdraad in<br />
't prilfte van zijne jeugd wierdt afgefneden, ten tijd dat hij<br />
met veel ijver zijne letteroefeningen aan Leijdens HpgefchooJ<br />
vervorderde. ALBERTUS EÜFRENUS heeft een lofdigt op hem<br />
vervaardigd, waar in hij van hem niet alleen als een zeer<br />
deugdzaam, maar teffens als een allerkundigst jongeling ge.<br />
Waagt. — _ P. DE LA RUE, Geletterd Zeeland, hl 321,<br />
BAARLE (KASPAR VAN), zie BARLEUS.<br />
BAARSDORP (KÖRNELIS VAN), Genees- en Kamerheer<br />
Van Keizer KAREL DEN V, een Goefenaar van geboorte, is een<br />
zeer bekwaam Man gfiweèst, die een uitvoerig werk over d.<br />
Geneeskunde heeft gefchreven , in i S 38 gedrukt, onder den<br />
tijtel van ; Methodus univerjce artis Medice. Hij overleed tè<br />
Brugge in 15Ó5 J. F. FOPPENS, Biblioth. Belg. pag. 193.<br />
BAARSDORP (MARINUS), zoon van KORNEIIS, gebo<br />
ren te Bzezelingen, alwaar 'hij naderhand Pastoor wierdt, Hij<br />
was een godvrugtig en liefdadig mensen, en vermaakte in 1625-<br />
alle zijne goederen aan het gasthuis aldaar. Oudheden<br />
van Zeeland, II. D, bi. 135,<br />
BAART (ARNOLD), Raadsheer in 't Hof te McMeh, is<br />
geboren tsBrusfel, en heeft den roem verworven van een groot<br />
Regtsgeleerde geweest te zijn; daar bij met zulk een fchcrp<br />
geheugen begaafd, dat hij de Pandekten en meest alle andere<br />
wetten uit het Corpus Juris, na elkander konde opzeggen. Van<br />
de pleitzaal werdt hij geroepen tot Hoogleraar in de regten op<br />
de Akademie te Douai, en van daar tot Raadsheer in het Hof<br />
te Mechelen. Hij heeft verfcheidene regtsgeleerde verhande<br />
lingen in 't latijn uitgegeven, die te famen in 1572-1582 te<br />
Keulen zijn gedrukt VAL. ANDR. , Bibl. Belg.<br />
BAART (PIETER), JQoktor in de Geneeskunde, een Friet<br />
van
BABÜER. (TI1E0DO0R) EACCiüS. (MART.)<br />
van geboorte, was teffens een geestig en grappig Digter, zo<br />
wei in de latijnfe als nederduitfe taal; inzonderheid muntte<br />
hij uit in het oud boere friesch, zo als men kan zien in zijn<br />
jfricöcFj S3oerep?aatje/ waar in hij VIRGIXIUS, in de platheid<br />
van die taal gevolgd heeft, doch tevens zo geestig, dat al het<br />
natuurlijke van het origineel 'er in doorftraalt, en even als de<br />
Virgile travesti van den boertigen SCARRON, voor een meester-<br />
ftuk in zijn foort moet gehouden worden. Nog heeft hij in<br />
druk uitgegeven de jfrieéfcfte Criton op het veroveren van<br />
de Had Olinda in Femambuk, in fol. 1630, en «Deiirjuenfpooi<br />
in tic onöeilfiöcn bcjcr 3©trcl& afgebcelb/ te Leeuwarden in Ï2°.<br />
en in 8va. gedrukt, en met geestige prentjes verfiert.<br />
BABUER (THEODOOR) , Konstfchilder , een Hollander<br />
van geboorte; fchilderde vorlteüjke paleizen, en galerijen in<br />
perfpectief; inzonderheid ook gezigten van tempels en kerken<br />
inwendig te zien, met alle derzelver ornamenten, balkons,<br />
verheven koren , altaren, predikftoelen , en wat inwendig<br />
aan en tot dat werk behoort. •• A. HOUERAKEN, Schouwb.<br />
der Schild. L D. bl. 121.<br />
BACCARELLI, zie BAKKEREEL.<br />
BACCIUS (MARTINUS) , Aartspriester, geboortig va*<br />
Tiel in Flaanderen, werdt in 1564 te Leuven tot Meester in de<br />
vrije konften bevorderd; vervolgens tot Pastoor in de kerk<br />
van St. Martini te Aalst aangefteld, welke herderlijke post,<br />
hij met veel ijver en ftigting gedurende 16 jaren, waargeno<br />
men hebbende, in 1583 als Kanunnik in de Hoofdkerk te<br />
Jperen wierdt geplaatst, daar hij trapswijze verfcheidene kerke<br />
lijke waardigheden hebbende doorgelopen, eindelijk in i6or,<br />
tot Aartspriester werdt verheven. Hij ftierf den 25 februarij<br />
1609, en heeft den roem nagelaten van een geleerd man ge<br />
weest te zijn, zeer ervaren in de hebreuwfe en griekfe talen;<br />
ook zijn 'er van hem een bundel predikatiën in het latijn ge<br />
drukt, die van 's mans gezond oirdeel en geleerdheid getuige-'<br />
•lis dragen. —— J. F. FOPPENS, Ml. Belg. pag. 849.
H BACHERIUS. (ANDREAS ELJCIUS)<br />
BACHERIUS (ANDREAS ELIGIUS), Profesfor in dtf<br />
Regtsgeleerdhèid, is omtrent het Jaar 15-20 geboren te Poppe-<br />
ringen in flaanderen, alwaar bij als Advokaat heeft gèprakti-<br />
feerd; zijnde vervolgens tot Hoogleraar in Se regten te Bour-<br />
ges in Frankrijk beroepen, in welke bediening hij is verbleven<br />
tót aan zijnèn dood toe, die in het jaar 1562 voorviel; zijnde<br />
van hem in druk uitgekomen: Thefes CCIX. dejttre, Peifonis<br />
£? Rebus extra contraiïum acquirer.dis £?c. Men vindt niet ver.<br />
meM, of hij kinderen bij ene Juffrouw naliet', dié hij in Frank<br />
rijk trouwde: maar wel viftde ik ónder de graffchriftèn in dë<br />
Tiéters kerk te Ltijden, dat van een beroemd Medicus, 't welk<br />
zijn zoon of zijn neef kan geweest zijn; zie het hiér: D. Ö.<br />
M. S. Aelerna memorhe AKDRE/E EACUAERI., Poperiiigani<br />
Flandri, qui cum artis Medicce per'uia int er primus artis fuce ce<br />
retur, eamqae Principib. XXXIII., Comitib, XIII. raro exemp<br />
approbasfet , Lugdunumqia Batavorum (vitce Aulica £f hmm<br />
fatur) fecesfisfet, an?ios LXX. natus, Deo fi? 'natura ibidem co»<br />
cesfit^prid. kal. decemb. M.DC.XVL Conjtigi optlmo, optimPfit<br />
vxor liberique M. H. P. C. Op den zark dis het graf bedekt,<br />
leest men: D. ANDREAS BACCILERUS, Medicina: Do&or, quondam<br />
illuftrisf. Ducum Brimswicenfmm per XVIII. anr.os ArcUater &<br />
Confiliarius, beatam rejurreQionem bic exfpe&at. -—•- ForpEN<br />
Bibl. Belg. pag. 51. GRAMAYE, Antiq. Flandria, alt. edit. pag:<br />
129. SWEERTH, Am. Belg. PUIL, TIMARETJS, Collcüio Mc.<br />
num. £ff;<br />
BACHERIUS (JOHANNES AUGUSTINÜS), een Mon<br />
nik van de Augustiner Orden, geboren te' Leuren, is Prior<br />
van zijn klooster geweest. Hij was een kundig ma'n die in<br />
een vloeijeride en veffieferi ftijl heeft géfchrevèn, mén heeft<br />
van hem cèn bundel digêdtikl.en in 't licht, onder den tijtel r-<br />
Ffavisfae Potticae, Jive eletlorum Poeticonm thejaurus, facn-pr<br />
fanuï, Notis £f Ohfcrvationilnss amant» tlBJtraius. Antv: apiul<br />
HEKR. AERTSEHS. 1635. ForPENs, Bibl. Belg. pag, 566V<br />
BACHERIUS (JÓDOCUS), Kanunnik, van Brusjel geboor-<br />
tig, is een man vaneen fcherp oirdeel en vernuftig verftahd<br />
• - -
BACHERIUS. (PETRUS) BACHERUS. ("WOLF.) i$<br />
geweest; bij was een getrouw medehelper in het famenftellen<br />
van de Eiblinthcca fcripwum Hifpaiwnim , en heeft cok yej-<br />
fcheidene latijnfe digtftukken .in 't licht gegeven. Hij is om-<br />
trent het jaar 1661 overleden. FOPF-EKS, Bibl. L. {.<br />
pag. 761-<br />
BACHERIUS (PETRUS), Dominikaner Monnik en Hoog<br />
leraar in de Godgeleerdheid op de Academie te Leuven, is in<br />
1517 te Gent in Flaanderen geboren. Hij was niet ailccn een<br />
fchrander Godgeleerde, maar teffens ook een fierlijk Digter,<br />
groot Redenaar en nauwkeurig Taalkundige; daar bij een<br />
lieffelijk Prediker, doch met al te veel bitterheid en geweld<br />
uitvarende, tegens die genen welke hij voor ketters hieldt.<br />
Gedurende een tijdvak van bijna 60 jaren hcefc hij te Brusfel,<br />
Antwerpen, Gent, 's Hage, Dordrecht, Kalkar en Kleef, zijne<br />
"rote preekvermogens ten nutte van dje gemeenten zoeken<br />
te befteden; ook is hij op verfcheidene plaatzen Prior van zij<br />
ne Qrden geweest. Hij overleed in esn hogen ouderdom op<br />
den 12 februarij 1601 in zijne geboorteftad, hebbende een<br />
groot aantal van theologife fchriften en enige digtltukken na<br />
gelaten, waar van men de optelling vindt in de Bibliotliecs<br />
Belgica'wm FOFFEKS, pag. 952- F, SWEERTII, Athen.<br />
Belg.<br />
BACHERUS (WOLFERT), een der Klerken van den<br />
Raadpenfronaris JOHAN DEWITT, welken dien braven man ver-<br />
zelde, toen hij met mannenmoed naar de gevangenpoort ging,<br />
pm zo als hij dagt, zijnen broeder KORNELIS van daar te ka<br />
len. Na een weinig op de poort vertoefd te hebben, werdt<br />
BACHERUS door hem gezonden om een affchrift van de fenten-<br />
tie tegens den Ruwaart te halen, Deze met een onttlaid ge<br />
laat en wankelenden gang, ter poorte uitgetreden, was maar.<br />
weinige huizen vqortgeraakt, toen hpm 't volk agter nazette;<br />
men hadt hun wijs gemaakt, dat een Klerk van den verrader<br />
DE WITT, die alle ifeszelvs geheimen wist, uit de gev angenis<br />
gekomen was. Verfcheiden' wilden den zogenaamden fehelm<br />
ie live, doch BACHERCS verhaastte zijnen tred niet, waar door<br />
't grauw
H BACH. (JACOBÜS) BACHIENE. (JOH. HENDR.)<br />
*t grauw hem voorbij liep, zonder hem te ontdekken; maar<br />
eer hij met de fententie te rug kwam, was de menigte voor<br />
de poort reeds zo fterk aangegroeid, dat hij 'er niet door kon.<br />
Kort hier op nam het rampzalig treurtoneel een aanvang en<br />
de moord van deze beide broeders ging zo als een ieder weet<br />
met zodanige gruwelijkheden verzeld, dat het fcheen ais of<br />
die Haagje burgers, welke zig tot dit helsch misdrijf lieten<br />
gebruiken, even zo veel gevleesghte duivels waren. „<br />
.WAGEN., Vad. Hifi. XIV. D. bl. IÖZ enz.<br />
BACH (JACOBUS), Med. Doctor, geboortig van Rotterdam,<br />
heeft in de XVIIde eeuw geleeft, en onder anderen in<br />
•t licht gegeven: Disfert. de Corde, in qua agitur de nullitate<br />
fpiriiuum, de haemoptyfi, de viventium calore. 1648. wi2°<br />
FOPPENS, Biblioth. Belg. pag. 500.<br />
BACHIENE (JOHAN HENDRIK), Predikant te Utrecht<br />
Is geboren te Deil, op den 22 maart 1708; uit godvrugti-é<br />
ouders, hebbende tot vader gehadt JOHAN BAC H IENE, Predikant<br />
te Leerdam, en tot moeder GEERTRUID VAN KOTEN.<br />
Den kring van zijnen klasfieken en akademifen loop rond<br />
gelopen zijnde, wierdt hij Proponent, en kort daar na, op den<br />
22 julij 1731 tot Predikant te Driel in de' Bommelerwaard beroepen;<br />
in welke gemeente hij een tijdvak van n jaren, het<br />
werk des Heren met alle getrouwheid en wannen ijver uitoefFende,<br />
en den I 2 augustus 1742 mar Almelo vertrok; ver<br />
volgens naar Amersfoort den 20 feptember 1744; naar Middelburg<br />
den 28 julij 1752; en eindelijk naar Utrecht den 15<br />
ïneij 1757, alwaar hij zijnen 50 jarigen dienst heeft gevierd,<br />
den 22 julij 1781; en zijnen 25 jarigen arbeid in de gemeente<br />
van Utrecht op den eerften pinxterdag van 1782, en zederd<br />
wegens lighaams zwakheid zeven jaren gerust heeft, zijnde<br />
ten einde zijner loopbane gefneld en door een zagten dood in<br />
de eeuwige rust overgebragt, den 23 augustus 1789, in den<br />
hogen ouderdom van 81 jaren en 5 maanden.<br />
BACHIENE is driemalen getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw<br />
was, ANNA SWANIDA BUDDE; hier huwde hij mede den 12<br />
no-
BACHIEtfE, (PHILIP JAN) i 5<br />
november 1738, en na een genoeglijken egt van ruim 21 ja-<br />
ren, overleed deze deugdrijke huismoeder, na zes kinderen<br />
ter wereld te hebben gebragt. De twede vrouw van JOHAH<br />
was, KATHARINA HILLEGONDA ROELANS ; hier verbond hij zig<br />
mede in den egt op den 18 junij 1761, doch deze band werdt<br />
door haar overlijden verbroken op den 22 julij 1765. Nu<br />
reeds den ouderdom van ruim 62 jaren bereikt hebbende, nam<br />
aSjn Eerw. aan het gezellige huisleven gewoon, op den 28<br />
october 1771 tot zijne derde egtvriendin, GEERTRUID VASS<br />
DEN HENGST, daar hij 9 jaren en 8 maanden mede heeft ge-<br />
leeft, toen zij hem op den 24 augustus 1781 door den dood<br />
ontviel; en hier mede beiloot ook onze JOHANNES zijnen hu<br />
welijksloop,<br />
BACHIENE is een geleerd man geweest, van ene blinkende<br />
godsvrugt en voorbeeldigen wandel; ijverig, getrouw en on<br />
vermoeid in het waarnemen van zijne onderfcheidene leraars-<br />
pligten, die hij bij zijne verfchillende gemeentens tot nut voor<br />
zo vele zielen heeft uitgeoefFent; voorts bezat hij een eerlijk<br />
en opregt karakter, daar bij van een vriendelijken, gemeen-<br />
zamen en voorbeeldigen omgang zijnde, kost het niet misfen,<br />
of hij wierdt van een ieder geliefd en geacht. Tot gebruik<br />
van zijne leerlingen, heeft hij in 't licht gegeven: <br />
gm;ckn öcr «Öotibriijhc toaarftcöen. 1759- Ook atecn-futii<br />
ober Stpftnnja II. vs. 1-4. En ten laatften: Keet öcr<br />
Sacramenten na oen aart öcr «öoööclnne bcrbonöen bcrnlaart.<br />
J 7 7i. Boekz,, 1789. b. bl. 432-434.<br />
BACHIENE (PHILIP JAN) , zoon van JOHAN HENDRIK<br />
BACHIENE en ANNA SWANIDA BUDDE, is geboren te Amersfoort<br />
in het jaar 1750. Na zijnen klasfieken en akademifen loop<br />
volbragt te hebben, wierdt hij met alle lof Kandidaat, en<br />
daar op in 1773 tot Predikant te Jutpliaas beroepen, hier heeft<br />
hij met allen ijver en getrouwheid het dienstwerk des Heren<br />
waargenomen tot in 1776, toen hij naar Utrecht vertrok, al<br />
waar hg een tijdvak van 21 jaren niet alleen die bloeijende<br />
gemeente als Herder en Leraar heqft geftigt, maar teffens ook<br />
als
BACHIENE, ("WILHELM ALBERT)<br />
als Hoogleraar in de Godgeleerdheid Nederlands jongelingfchap<br />
tot het heilig dienstwerk onderwezen en opgekweekt. Hij<br />
ftieif zeer onverwagt op den 19 october 1797, in den ouder<br />
dom van 47 jaren, nalatende ene weduwe en vijf kinderen.<br />
Van PHILIP JAN wordt het getuigenis gegeven, dat zijne<br />
Kollega's in hem enen volftandigen, opregten, voorbeeldigen<br />
en hulpvaardigen Medebroeder verliezen , en de gemeente<br />
enen Leraar, met grote gaven en ongemene talenten voor<br />
dien. Nieuwe Konst- en Letterbode, VIII. D, hl. 137.<br />
jBoekz,, 1797- b W. 554, 555-<br />
BACHIENE (WILHELM ALBERT), Hoogleraar en Pre<br />
dikant te Mastricht, een broeder van JOIIAN HENDRIK; zag<br />
het eerfte levenslicht te Leerdam, op den 24 november 1712.<br />
Omtrent zes jaren oud zijnde, overleed zijn vader, op den<br />
27 feptember 1718, waar op zijne moeder zig met WILLEM<br />
en hare beide andere kinderen met 'er woon naar Thiel begaf,<br />
daar onze veel belovende jongeling gedeeltelijk onder het op-<br />
zigt van den kondigen Rector STRUCHTMEYER, door het onder<br />
wijs in de latijnfe en griekfe talen, tot de akademife ftudiea<br />
wierdt voorbereid, die hij van den jare 1729 tot 1733 op<br />
Utrechts Hogefchool volvoerde, de theologie inzonderheid be<br />
oefenende , door het onderwijs van den wijdbercemden JOIIAN<br />
VAN DEN HONERT. Na op den 1 feptember 1733 onder het<br />
getal der Proponenten te zijn aangenomen, werdt WILLEM<br />
den 25 october van dat zelvde jaar, tot Predikant bij de guar-<br />
nifcens gemeente te Namen, door den Raad van Staten aange-<br />
ileld. Den 28 oclober 1737, werdt hij beroepen te Kuilen-<br />
burg, na hier 10 jaren lang het heilig dienstwerk waargeno<br />
men te hebben, benoemde men hem in 1748 tot leger Predi<br />
kant, daar hij van den 22 april tot in november vertoefd<br />
hebbende, naar Kuilenburg te rug keerde, en na hier nog<br />
ajidere tien jaren het woord des Heren met veel ijver en niet<br />
zonder zegen verkondigd te hebben, werdt hem den 28 apr il<br />
3759 het beroep van Mastricht opgedragen, en den 18 julij<br />
1764 door Curatoren van het illustre fchool aldaar aange<br />
beld
• BACHIENE. (WILHELM ALBERT) 17<br />
field, tut Hoogleraar in de Starren en Aardrijkskunde. Met<br />
het uitoeffienèn der werkzaamheden, aan deze beide bedienin<br />
gen verknogt, heeft zijn Eerwaarde zig onvermoeid bezig ge<br />
houden, tot in 1733, wanneer hij na een langdurige ziekte<br />
en daar bij ontftanen rodenloop, op den 6 augustus, in den<br />
ouderdom van bijna 71 jaren, is overleden.<br />
Tot driemalen toe heeft de Hoogleraar BACHD-NE het egt-<br />
altaar bezogt; zijn eerfte vrouw, die hij in augustus 1737<br />
huwde, was ENGELBERTA ELIZABETH VAN MENNINGHEN, dog<br />
ter van Mr. GEORG GODEFRIED VAN MENNINGHEN , Rigter<br />
van den Thieler- en Bommelenvaard, en KATHARINA ELIZABETH<br />
VAN BÏSTERVELT; bij. deze heeft hij drie kinderen verwekt,<br />
waar van de zoon, GEORG GODEFRIED, en de dogter, KATHA-<br />
ÏINA ELIZABETH, bij zijn affcheiden nog in leven waren; zijne<br />
huis vrouwe overleed den 7 februari] 1760, in het 44fte jaar<br />
hares ouderdoms. Den 28 december 1761 trouwde de Pro-<br />
fesfor voor de twedemaal, met KORNELIA DU VERGER , jongfte<br />
dogter des Kollonels onder de Infanterij van dien zelvdea<br />
naam; deze hem mede op den 23 october 1776 in den ouder<br />
dom van ruim 61 jaren door den dood ontvallen zijnde, bleef<br />
zijn Eerw. omtrent vier jaren weduwenaar, als toen waagde<br />
hij het nogmaals fchoon bijna 70 jaren oud, zig voor de der<br />
demaal in het huwelijksgarcel te begeven, en trouwde op den<br />
29 feptember KLARA VAN YSENDOORN, laatst weduwe van JO<br />
IIAN PANNEHOETER, zeer waardig Euangeliedienaar en Hoog<br />
leraar in de Godgeleerdheid aan het doorlugtig fchool te Ma><br />
tyicht; welke vrouw hem heeft overleefd.<br />
Men getuigd'van BAGIIENE, dat hij is geweest een gaarn<br />
getrouw Leraar, die beide metieer en leven ftigtts; een ijve<br />
rig voorganger in Gods huis , een wakker Euangeliegezant ,<br />
een waar menfehenvriend; een opregt, nedrig en zagtmoedig<br />
Christen. Dat de Man geleerd is geweest en voorbeeldig<br />
werkzaam, getuigen zijne menigvuldige uitgegeven fchriften;<br />
inzonderheid zijn keurig en allernuttigst werk , getijteld :<br />
2Iarörperutntrige befchjnbmg ban fcet Sïccöfrhe 3£anb/ al.sS<br />
mebe öcr anöete 3Lanöm in be % ^thnft booJhcmtnbc/<br />
H. DEÏC. B 9lWfo
Sl BACKX. (ROMBOUT)<br />
g ffufiïteil met 12 StanöKaarten. 1765. waarlijk, een uitmun<br />
tend boek, dat om deszelvs nauwkeurigheid, met veel voordeel<br />
Aopi; Bijbelonderzoekers kan geraadpleegt worden. Ik wensch-<br />
te wel het zelvde getuigenis te kunnen geven, van de ftetMijÜe<br />
Wjtmftfblt in s fïuH&en met lEanti&aamn/ door zijn Eerw.<br />
in 17558 &c. in druk uitgegeven; want hoe fchoon het ontwerp<br />
van dit boek ook zijn moge, ontmoet men 'er verregaa-de<br />
jnisftellingen in, denkelijk door de onkunde of onoplettend<br />
heid van zijne correspondenten veroirzaakt; zulks heeft ten<br />
minften plaats ten aanzien van Friesland en -Overijsfel, wat het<br />
overig gedeelte betreft, kan ik bij mangel van locale kundig<br />
heid niet beoirdelen; voorts is men nog aan den vliitigen ar<br />
beid van den Hoogleraar verfchuldigd, ene .ffMctnne «JpecGja*<br />
jpïïfe ban öe ©creemgbe «ifieberianben in verfcheidene delen,<br />
ftrekkende tot een vervolg op A. F. BUSCHINGS «3eog?flj?hte of<br />
ïïzvtit'nhpbcftljnjbma; ook enen door hem veel vermeerderden<br />
druk van J. HUBNERS algemene «©CDgjaphie / 6 öeïcn. 1769.<br />
Nog
BACQUERE. EACULETO. BA DENS. 19<br />
veid hebben, doordien hij in zijne bediening bieef,• en. den<br />
3 janij 1703 te Antwerpen als Pastoor overleed. Hij heeft een<br />
menigte van Sermoenen in 't nederduits door den druk gemeen<br />
gemaakt, die het getuigenis wegdragen dat ze zuiver van taal<br />
zijn, en dat men 'er die lage uitdrukkingen en gezegdens,<br />
welke in vele boeken van dat foort gevonden worden, niet in<br />
ontmoet. PAQUOT, Hifi- litteraire des Pais?bas. Tom.<br />
VIII. p. 334- . i<br />
BACQUERE (BENEDICTUS DE) , Prior van het Cistereienfer<br />
Klooster te Brugge, is in 1613 geboren te Dendermonde<br />
in Flaanderen, en naar alle waarfchijnlijkheid heeft hij zijne<br />
ftudien aan het Hogcfchool te Leuven volvoert. Hij was een<br />
bevallig Digter, een welfprekend Redenaar en een bondig<br />
Godgeleerde. Na verfcheidene kerkelijke waardigheden bekleed<br />
te hebben, wierdt hij ten laatften geplaatst als Priorin<br />
de Abtdij van de Cistercienfers te Brugge, en teffens tot algemeen<br />
Vikaris van die Orden over Westphalen en het ftigt van<br />
Utrecht aangefteld; hij ffierf te Brugge den 28 julij 1678 in<br />
den ouderdom van 65 jaren. Bij FOPPENS vindt men ene lijst<br />
van zijne menigvuldige nagelatene fchriften. FOPPENS,<br />
Biblioth. Belg. pag. 132.<br />
BACULETO (MICHIEL DE), Hoogleraar in de Godgeleerdheid<br />
, zag het eerfte levenslicht te Stochem, een kleine ftad<br />
in Luikerland, trok het Monnikenkleed aan in het klooster<br />
van St. B-.vo te Gent, en wierdt vervolgens Profcsfor in dc><br />
Godgeleerdheid te Keulen. In 1372 «nerf hij: Trattatus Jive<br />
Jermo de facramento Altaris. PAQUOT, Hifi. litteraire des<br />
Pais-bas. Tom. X. pag. 213.<br />
BADENS (FRANCISCUS), Konstfchilder, te Antwerpen in<br />
I 5 7 i geboren, was nog fiegts vijfjaren oud ten tijde van den<br />
Spaanjen overval en woede,, in die flad op den 4 november<br />
i 5 76 gepleegd.; Zijn vader die in 1604 te Amfieldam overleden<br />
is, kwam kort na het plegen van gezegde moorddadig<br />
treurtoneel in Holland, zo dat onze FRANCISCUS van kindsbeen<br />
Ba
BADENS. (FRANCISCUS)<br />
ff te Amfieldam heeft gewoond, zijn vader alleen tot leer<br />
meester hebbende, die een gemeen Schilder was. Na verloop<br />
van enige jaren deed de jonge BADENS enereize naar Italië, ver<br />
gezeld van JACÓB MATHAN een fchoonzoon van GOLTZIUS', en<br />
bleef aldaar omtrent vier jaren, zijnen tijd ongemeen vlijtig<br />
beftedende, en zig inzonderheid toeleggende om de ItaHaanjè<br />
wijze van koloriet, zijnde die gloeijende vleeskleur en dien-<br />
zeis welke zij aan de lighamen weten te geven, na te volgen,<br />
waar in bij ook boven verwagting flaagde. Te Amjleldam té<br />
rug gekeerd, en de eerllc zijnde die dezen fchildertrant in ons<br />
land uitoeiTende, noemde men hem deswegens den Italiaanfen<br />
Schilder; ook was bij een uitnemend Meester, zo wel in'tfchil<br />
deren van historiën als pourtraitten. K. VAN MANDER getuigd,<br />
van hem, in 1604 een tamelijk groot ftuk gezien te hebben,'<br />
verbeeldende BATIISEBA zig badende , terwijl aan haar een<br />
brief werdt gebragt door ene oude koppelaarfter, die haar- iets<br />
ïn de oren fluistert, met meer andere vrouwenbeelden en veel<br />
bijwerk; zijnde dit ftuk zeer uitnemend, bevallig, zagt en<br />
lieffelijk geCchilderd, fraai van koloriet en geestig van ordon<br />
nantie. Ook vindt men van hem vele pourtraitten die uitmun<br />
tend gecontrefeit zijn, en waar van hij fommigen op ene aar-<br />
tige Wijze in historieftukken heeft weten te pas te brengen -<br />
ook vele banketten of gastmalen, en nagtmommerijen, waar<br />
rn de dragt of kleding van zijnen tijd gezien wordt, welk alles<br />
ftout en uitnemend wel uitgewerkt is. Onder zijne beste ftuk-<br />
ken, behoort een op den Italiaanfen trant gefchilderd, twee ge<br />
heven afbeeldende, die te famen zingen en malkander teder<br />
toelonken, terwijl de vrijer teffens op de luit fpeelt.<br />
Het regte jaar van BADENS overlijden is ons met geen ze<br />
kerheid gebleken; maar wel dat 'er een af beeldzei van hern<br />
is, dat m prent uitgaat, en waar onder dit vierregelig vers<br />
is geplaatst.<br />
Addtt PiUurae melhts te nemo colores,<br />
Qui verus color ejl, nofcis imaginïbus.<br />
Tu piclor dcftus; multum tft novisfe coloreA<br />
Dtfictat dottas pivgis & Italiae.<br />
Oll-
;<br />
ÊADIUS. OOD.ÖCUS)<br />
Önze FRANCTSCUS heeft nóg een broeder' gehad, JAIÏ BA*<br />
& E N S geheten, die veertien dagen na de gruwelijke moorderijeil<br />
en plunderingen door de Spanjaarden te Antwerpen gepleegd ,<br />
in die ftad ter wereld kwam. Deze naar Italië gereisd zijnde,<br />
maakte aldaar zulke grote vorderingen in 'de konst, dat men<br />
reden hadt iets verhevens van hem te verwagten; het gelukte<br />
hem ook door zijne konst en minzame verkering; bij véle<br />
Groten in achting en aanzien te geraken, die hem werk ver-<br />
fchaften en edelmoedig beloonden. Dan noodlottig wa9 zijne<br />
terugreize uit Italië over Duitsland, warit op den Nèderlandfen<br />
bodem gekomenj werdt hij wel uitgedost, zijn éigen paard<br />
berijdende en van eeii welgevulde goudbeurs voorzien, door<br />
éne bende krijgsvolk van alles beroofd en gevangen genomen;<br />
hij ontworftelde na veel leed doorgedaan te hebben, eindelijk<br />
hunne handen en kwam të huis; doch deze rarhpfpoed griefde<br />
hem zodanig, dat hij 'er de tering van zette, èn in 1603 a;<br />
vel-leed. K. v. M A N D E R , Leven der Schilders, II. D.- bh<br />
20ti<br />
BADIUS (JODOCUS), gebijnaamd ASCENSIUS, om réden<br />
dat hij te Asfche een vlek nabij Brusfel gelegen, het eerfte levenslicht<br />
zag, is een man geweest die zig grotelijks heeft<br />
doen achten, door het aantal van goede boeken die hij niet<br />
alleen gedrukt, maar velen daar van zelvs bewerkt heeft. I»<br />
3462 wierdt hij geboren, volbragt zijné eerfte lettéroeffeningen<br />
te Gent, reisde vervolgens naar Halun om die verder<br />
voort te zetten, én maakte te Ferrare onder opzigt van BAPTIST*<br />
GUARINI, grote vordering in de griekfe taal. Hij zette zig vervolgens<br />
te Lijm in Frankrijk neder, en gaf 'er zo wel in 't 0penbaar<br />
als privaat, onderwijs 'in de latijnfé en griekfe talen.<br />
Na enen geruimen tijd in die bezigheid daar ter ftede doorgebragt<br />
te hebben, verplaatfte hij zijne woonplaats naar Parijsn<br />
alwaar hij ene fchone drukkerij opzette, en een menigte latijnfé<br />
oude Schrijvers aan de wereld fchonk met zijne verklaringen<br />
en aantekeningen voorzien, als onder anderen HORA-<br />
TIUS, PERSIUS, TERENTIUS, JUVENALIS, SALLÜSTIUS, VALE-<br />
MUS M A X I M U S , QUINTILIANÜS, AUIAJS GSLLIVS, QVIPIUS, de<br />
B 3 treur-
aa BAECX VAN BAERLANDT. (ADRIAAN)<br />
treuifpelen van SENEKA , verfcheidene verhandelingen va»<br />
CICERO enz. Behalven dit, bepaalde hij ook zijnen arbeidza-<br />
men kring op enige hedendaagfe Schrijvers, als PETRARCHA,<br />
POLITIANUS, LAURENTIUS VALLA , BAPTIST MANTUANUS enz.<br />
Nog gaf hij enige boeken geheel van zijn eigen maakzel in.<br />
't licht, en moest aan des kundigen doen tcefternmen, dat bij<br />
aldien zijne huishoudelijke omftandigheden hem niet genood-<br />
drongen hadden tot onderhoud van zijn eigen gezin werkzaam<br />
te zijn, hij groter roem zoude verworven hebben. ERASMUS<br />
*» Ckeroniano pag. 73. laat zig hier vrij onbedwongen over uit,<br />
wanneer hij betuigd: Neeinfeliciter omnino cesfit conatus BA-<br />
EIO, adeft Mi facilitas non indoüa, felicius tarnen cesfurus, nifi<br />
curae domefticae reique parandae fiudium interrupisfet otium illuê<br />
Mufis amiewn hijus laudis candidato necesfarium. Ook bevestigd<br />
hij nader deze beoirdeling, daar hij in een zijner Brieven, den<br />
68ften namelijk van het 22fte Beek, bl. 1172, 1173 zegt:<br />
Aliis liberum erit de BADIO judicare quod voluut? ego femper Mum<br />
habui in eorum numero, quorum nee eruditionem, nee ingenium,<br />
nee eloquentiam posfis contemnere: tmnctfi non disfimuh Mum longe<br />
majorem fuisfe futurum, fi fortuna benignior otium- ac tranquülita-<br />
tem Jludiorum fuppeditasfet. BADIUS heeft verfcheidene kinde<br />
ren nagelaten, en ftierf zeer waarfcbijnlijk in het jaar 1535.<br />
Bij FOPPENS-vindt men ene .lijst van 's mans veelvuldige wer<br />
ken, en in Micn. MAITTAIRE, Amiales Tijpograph. kan men<br />
omftandiger berigt van hem vimden. FOPPENS, Biblioth-<br />
Belg. pag. 761. FABRICII, Bibl. Lat. Med. T. I. p. 4.36. C.<br />
SAXI, Onom. liter. P. II. p. 511.<br />
BAECX VAN BAERLANDT (ADRIAAN), Deken van St.<br />
Tieter te Oirfchot, is geboren te Mechelen den 9 augustus 1574,<br />
en volbragt ook in die ftad zijne eerfte letteroefeningen; ver<br />
volgens ging hij te Leuven ftuderen, eerst in de wijsbegeerte,<br />
vervolgens in de regtén, en naderhand npg in de godgeleerd<br />
heid, en hij bekwam in 1607.. den graad-.van Licentiaat in de<br />
regten. Intusfen hadt hij den geestelijken ftaat omhelst, en<br />
bij verkreag in 1606 , de bediening als Voorzitter van het Kol-<br />
Icgie
BAERLÉ. (JAN vA») VA . fig<br />
ïegie dei drie talen. In IÓII wierdt hem 'een Kanunnikaat Van<br />
den tweden rang in de Hoofdkerk van St. Remboud opgedra<br />
gen, waar bij op den 8ften julij van het zelvde jaar, iiog de<br />
bediening van Zanger en Kanunnik van Sb Pieter te Lèmn<br />
wierdt gevoegd. Den 30 augustus 1616, wierdt hij tot Doktor<br />
der beide regten aangenomen. In 1619 wierdt hij tot Rector:<br />
van de Hogefchool te Leuven aangefteld; doch voor welke<br />
waardigheid hij vijf jaren later bedankte, om te Oir/dot een<br />
groot dorp in de meijerij van den Bosch te gaan wonen, alwaar<br />
fcem het Dekenfchap van de Hoofdkerk aan St, Pieter gewijd,<br />
wierdt opgedragen. Ik weet niet of hij lang na dien tijd leef<br />
de , maar het is zeker, dat hij niet langer dan vijfjaren genot<br />
van zijn Dekenfchap hadt, doordien met den voortgang dér-<br />
Reformatie , de kerkelijke goederen wielden veibeurd. ver<br />
klaart, en in 1629 de oeffening van den Roomfen godsdienst<br />
ingants Staats-Braband verboden. SUFFRIDUS PETRI in IS93<br />
fchrijvende, noemt ADRIAANBAECX virum undiquaque doBisJimum.<br />
Hij heeft enige weinige verhandelingen in 't latijn gefchreven,<br />
n a g e i a t e l - , . , VAL. ANDR., Bibl. Belg. PAOUOT, Mem, Wh<br />
ter. des Pais-bas. Tom. XV. p. 132.<br />
BAECKS, zie BAACX.<br />
BAERL.E (JAN VAN) , dus genaamd na is plaats zijner ge«<br />
boorte, een fraai dorp in de baronie van Breda, alwaar hij in<br />
't laattle gedeelte van de XVde eeuw het eerfte levenslicht:<br />
za*. Na zijne ftudien-voleind te-hebben, wierdt hij Monnik<br />
in het klooster der Dominikanen van 's Hertogenbosch; later te<br />
Heidelberg met de waardigheid van.Dpktor bekleed, in welka<br />
ftad hij ook de Godgeleerdheid in *t openbaar leraarde. In<br />
''s Bosch te rug gekomen, was hij 'er een gehiimen tijd Prior<br />
van zijn klooster; vervolgens onthield hij zig enige jarën in<br />
het klooster van zijne orden te Zierikzee in Zeeland, Waar u{{<br />
hij op den 14 feptember 1524 door zijn' Generaal wierdt gé-<br />
roepen, om de bediening van Inquifiteur generaal in het bis<br />
dom van Luik tc aanvaarden, welken post hij met even zo veel<br />
ijver als waakzaamheid heeft waargenomen tot zijn dood tce,<br />
B 4
M BAERS. (JOHANNES) BAGGAERT. (JOHANNES)<br />
welke voorviel op den 4 julij 1539; z]jnde vervolgens i<<br />
's Hertogenbosch in zijn klooster begraven. Men heeft van<br />
hem, behalven ene latijnfe verhandeling, een werkje in J<br />
t nederduits,<br />
ge tij tel t: f anö&oerr&cn ban ïjet gbcefMijc lebein<br />
DE JONGHE, Defolata Batavia Dominic, p. 106, 107.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 567.<br />
BAERS (JOHANNES), zoon van PASCHASIUS BAEKS, welke,<br />
eerst te Leemvarden, daar na te Bergenopzoom heeft gewoond.<br />
Onze JOHANNES heeft gereisd in Engeland, en in<br />
Brazil; is Predikant geweest in 't begin der vorige eeuw, te<br />
Scherpenzeel, te Fijnaart', te Vreeswijk, op Fernambuk, en<br />
Zoest. Rustend van zijnen dienst, heeft hij een zonderling<br />
boekje uitgegeven, getijield: Comu Copice, bat / een toeft<br />
ban ariericij materiën/ te Stmfïelbtmi gtfijufct tot fo# en rast<br />
ban Den mitfjeur/ in 't jaar 1648. in 12°. Ook heeft hij uitgegeven:<br />
€>miöa ingenomen. % mft. 1530. in 4to.<br />
BAERSDORP, zie BAARSDORP.<br />
BAERSIUS • (HENDRIK), ook VEKENSTYL genaamd , is<br />
een zeer bekwaam Wiskonftenaar geweest, en teffens Boekdrukker<br />
te Leuven; zijnde door zijne pers, de volgende voortbrengzelen<br />
van zijn vernuft en letterarbeid wereldkundig gemaakt.<br />
1. De compojitione fc? ufu Decretorii Planetarwn, 1530<br />
4to. 2. De compofuione g? ufu Ouadrantis. 1535. 4to. Nog<br />
heeft men van hem, doch zonder dat 'er zijn naam bij vermeld<br />
wordt: Tabula- perpetue iongitudinem ac latitudiimn Planctanm<br />
ad Mmdianum Lovanienfem, editce a GILBERTO MASIO. 1528. 4to.<br />
11<br />
FOPPENS, Bibleth.-Belg, p. 434.<br />
BAGELAAR (JOAN), een aanzienlijk Burger te Jmfteldam,<br />
en niet onkundig beoeffenaar der digtkundé", heeft door den<br />
druk gemeen gemaakt: uwe Ocrcfcjmccrbe Chnsrclijïte<br />
«atccötfnui*/ in 5* hïinhöfcfjtcn; iicbcm? een naocrW enbc<br />
bcöenrung ober oe fiebenbaagfe Bijmoeffcmnff. ?Tmg. 1694. iu<br />
4to. P, RAEVS, Boekz. V. D. bi. S3--88.<br />
BAGGAERT (JOHANNES), geboren te Vlisfingen om<br />
trent
BAILLLEUL. (iEGIDIUS of GILLES DE). 25<br />
Sent het jaar 1657, wierdt ter oirzaak van zijne bekwaam?<br />
heid ftads Doktor te Middelburg, en oeffende aldaar zijn veel<br />
vuldige praktijk tot aan zijnen dood toe, welke voorviel in<br />
december 1710. Hij is een kundig Arts geweest, geenzints<br />
verflaafd aan de vooroirdelen die 'er in zijn tijd inzonderheid<br />
in liet beoefFenen der Medicijnen plaats vonden, maar hij ijver<br />
de zelvs ook op het voetfpoor van den geleerden Engelfen Arts<br />
SYDENHAM, tegens het oude gevoelen om in de Kinderpokjes<br />
en Mafelen, de lijders bijna te doen verflikken door 't ftêrk<br />
broeijen en hette waar aan men hen blootflelde. De ver<br />
nuftige RABUS noemt hem: „ een Arts, die in de woorden<br />
„ van oude en nieuwe Meesters niet wilde zweren, maar tot<br />
,', behoudenis der Kranken meest te rade gaan met een goede<br />
„ filozofie en onwederfprekelijke ervarentheid." Hij heeft<br />
gefchreven en door den druk gemeen gemaakt, het ongemeen<br />
geprezen werkje, tot tijtel voerende: toaar&etö onltoart<br />
ban bcoj-octföeelcn/ beo? een gc$onbe rcbeï^belino ober be $e|<br />
«iet ftatttttrfpe Dingen; teaar in gctoonD toerbt/ Batj&et b\m<br />
fcan ucceeren in fnclheiö en fritte/ M Dat men fomtgï^ te toci=<br />
nig be 500 genaamöe ^cfecurinifc Soft Met een bocgrrBcn<br />
cber be ïtinbernonic^ I^gaöèr^ enige aannicruinrtn obre<br />
be ftrmentaticn en ïjoofbjlcfen; toaar in be ötoaung ban 't<br />
dcidum en alcali, ïsiaar toert aangetoc;cn en tocöcrlegt. J3nfc<br />
Dclb. 1696. fn 8bo./ zijnde reeds in 1710 uitverkögt en her-<br />
&uè£ - PAQUOT, Mem. lit. des Pais-bas.'Tom. V. p. 377-<br />
LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 114. P. RABUS, Boekz. IX. D.<br />
bi. 120-136".<br />
BAILLLEUL (^GIDIUS of GILLES DE), Kanunnik van<br />
St. Pieter te Leuven, is te Lillers in Artois omtrent 't jaar 1422<br />
geboren; hij beoeffende de wijsbegeerte op de naWlijks ont-<br />
lokene Hogefchool té Leuven, en verkreeg 'er in 1441<br />
eerften rang onder de Meesters der vrije konften. Vervolgens<br />
trok hij het geestelijk, kleed aan, leide zig op de Godgeleerdr<br />
Leid toe, en wierdt den 9 meij H5.6" Doktoren die weten-<br />
fcLap. Het zelvde jaar wierdt hem een Kanunniksplaats van<br />
B 5<br />
D E N<br />
S<br />
^
26 #AILLIEÜÏL BAILLEü. BALLLY;<br />
St. Pictsr te Leuven opgedragen, met een gewonen Ieraars^ftoel<br />
in de Godgeleerdheid welke *er aan gehegt was, en die hij<br />
gedurende een tijdvak van 25 jaar met veel lof vervulde; ein<br />
delijk klom hij op tot Vicekancelier van zijn kapittel ,'cn'ftfetf<br />
te Leuren den 18 .mei). 1482 in den ouderdom van 60 jaren<br />
Hij heeft verfcheidene latijnfe verhandelingen nagelaten 1<br />
Forp£KSj Bibl. Belg., pag. 16. , . '• „<br />
_ BAILLIETJR (LODEWYK JÖSEPH E E), wierdt omtren*<br />
't midden der laatstverlopen euw te Antwerpen geboren j na<br />
zijne eerfte letteroefeningen verrigt te dabben, begaf hij zig<br />
in het genootfchap der Je/uiten, 't welk bij egter in 't ver<br />
volg verliet; na tot Priester geordent te zijn. In 1680 of<br />
het volgende jaar, wierdt hij Beftierder van de Augustincr<br />
Nonnen van het huis den Vredènberg. genaamd in de ftad Lire,<br />
en hij bragt door zijn voorbeeldig leven niet weinig too orri<br />
'er de godvrugt in bloei te brengén. Zijne lighaamszwakhe-<br />
den hem genoodzaakt hebbende om dien post na verloop van<br />
drie jaren te verlaten, begaf hij zig naar Antwerpen, fleét al-<br />
daar gedurende twee jaren een zukkelcnd leven, en ffierf in<br />
168 5 in den bloei van zijn jaren. Hij heeft gefchreven:<br />
m w*jfö/«m timw* f$m mfèm *<br />
alic mmfdmu mm btfoaöcrfijr& {tmJföSetécn etiöc rfjee^<br />
tcujdie perfanen cm,/ in ï%9. gedrukt tè Anfieldam bij JAN<br />
STICHTER, 1084. . PAQUOT, -Mm. litter. Tom. VI p<br />
147.<br />
BAILLEU, is een der verbondene Edelen geweest, wier<br />
namen men op de lijst bij BOR gemeld vindt; anderen noe<br />
men, hem BAILLEU BE HÜNNEPIAJK. Bij den Heer TE WATER<br />
kan men enige gisfingen ten aanzien van dezen Edelman vin<br />
den; doch hij bepaald egter niets met zekerheid. — TE WA<br />
TER, Verbond der Edelen, II. D. bl. 179.<br />
BAILLY (GESLUIN LE), is in de Nederlanüfe gefö&fed*<br />
nisfen bekend geworden, door zijne -onderhandeling met den<br />
Grave VAN RENNENBERG.' -Omtrent het jaar 1580, -en zclvs<br />
Vroeger, hadt men reeds enig vermoeden, dat die Graav *iic<br />
v tapt
BAILLY. (GESLUIN LE) éf<br />
gsigt voor den Roomfen Godsdienst, of om andere inzigter,<br />
mooglijk de Spaanfe zijde zou omhelzen. Het zij nu dat de<br />
Spanjaarden, hier van door hem zei ven, of door anderen on-<br />
derrigt waren; is het zeer zeker, dat de Hertog van TERRA<br />
NOVA zig van BAILLY bediende, om RENNENBERG tot den af<br />
val over te halen, en de voorwaarden waar op hij zulks ver-<br />
rigten zou, te bepalen. Waarfchijnlijk is het dat RENNEN<br />
BERG, in den beginne voor zig en de zijnen te veel,, heeft<br />
willen bedingen; ten minften de onderhandelingen moeten<br />
voor een wijle tijds afgebroken zijn geweest; want de Graav<br />
tekende gelijk men weet de Unie van Utrecht, en bragt Gro<br />
ningen aan der Staten zijde; zo dat men alle reden hadt, REN<br />
NENBERG als een waar voorftander der vrijheid aan te mer<br />
ken; doch het blijkt dat hij in januarij 1580 de onderhande<br />
ling met BAILLY weder heeft aangevangen. RENNENBERG hadt<br />
onder zijne Raden, zekeren POPKE UFKENS, een man die den<br />
Staat getrouw was; deze werdt door KORKPUT gewaarfchouwt<br />
op zijne hoede te zijn. De Friefen kregen ook agterdenken,<br />
en maakten zig met behulp der Staatfe knegten meester van<br />
het ilot te Leeuwarden, op den 1 februarij. Toen eisten zij<br />
't flot te Harlingen op; doch de bezetting hier m, buiten<br />
uitgedrukten last des Graven VAN RENNENBERG, zwarigheid ma<br />
kende , zou men zig genoodzaakt hebben gezien tot geweld,<br />
hadt men ten zelvden tijde, BAILLY niet in handen gekregen,<br />
bij wien men enige blanken vondt met RENNENBEEG'S hand<br />
getekend. Te weten, de Graav al in januarij, te wege ge-<br />
bragt hebbende, dat de Groninger gijzelaars voor de onderhou<br />
ding van 't verdrag van junij jongstleden genaakt, en te Gro<br />
ningen te rug gekeerd waren, fchijnt zig van hem bediend te<br />
hebben, om, onder de hand tekenaars te winnen, tegen de<br />
Utrechtje vereniging. Ten minften men heeft nog twee \er-<br />
bindtenisfen, tusfen den Grave en meer dan 300 ingezetenen<br />
van Groningen gemaakt, op den 24 februarij, waar bij men<br />
eikanderen beloofd: „ de Utrechtfe vereniging , tot welke.<br />
„ men de ftad, door onbehoorlijke middelen-dagt te luengen,<br />
„ op dat mei;ze daar na met bezetting^ bezwaien zou, tc<br />
... zul»
** 2AILY. (DAVID)<br />
* zullen tegenftaan, ten diénftë des Könihgs én'dèra1gém'ën#<br />
Staten." Met oogmerk nu om ene diergelijke verbindtenis<br />
in Friesland te bewerken,'fcheen BAILLY iri Harlingen geko<br />
men, en van de genoemde blanken voorzien geweest te zijn;<br />
doch men bediende zig nu van een derzelven, om 'er hem<br />
een bevel op te doen fchrijven tot overlevering van 't flot te<br />
Harlingen; 't \velk den 5 van februarij gefchiedde.- Zie ook<br />
RENNENBERG. — WAG., Vod. Hifi. VU. D. bi. 320-322.<br />
BALLY (DAVID), Konstfchilder, wierdt geboren te Leij-<br />
ien in 1584, en was een zoon van PIETER BAILY een vrij bé.<br />
kwaam Schilder, die in zijnen jongen knaap van dc vroegte jeugd<br />
af aan een natuurlijke drift tot de konst ontwa?r wordende<br />
hem enigen tijd onder zijn opzigt naar prenten: liet tekenen!<br />
Dan onze JAKOB bij toeval op een winkel van JACQUES DE<br />
GEYN gekomen zijnde, ontvonkte bij hem de lust van het'<br />
graveerijzer te Ieren behandelen, 't welk hij met veel ijvér'<br />
en geen geringe vordering * gedurende hét tijdvak van 'een<br />
jaar uitoeffende. Doch zijner zugt tot de fchilderkónst dé voor<br />
keur gevende, befteedde hem zijn vader, bij ADRIAAN VER<br />
BURG, om verder in bet fchilderen onderwezen te worden;<br />
hoewel deze zig in dien tijd bezig hield om de Gene'eskonst te<br />
oeffenen; hij bleef aldaar tot in 1601 , toen hij naar Amfiel-<br />
dam vertrok, om zig verder in de konst te volmaken, door<br />
het onderwijs van KORNELIS VAN DER VOORT, te dien tijd den'<br />
meest geagten Fourtraitfehilder; hier verbleef hij omtrent zes<br />
jaren; en doordien deze VAN DER VOORT , vele konftige fchil-<br />
derfttikken van andere Meesters in'bezit hadt, vondt DAVID<br />
gelegenheid om 'er nu en dan een van na' te fchilderen; onder<br />
deze ftukken was een Tempel van STEENWYK , welken hij zo<br />
natuurlijk gelijkende kopieerde, dat STEENWYK bezwaarlijk de<br />
kopij van zijn origineel wist te onderfcheiden. Van Amfieldam<br />
Weder naar Leijden te rug gekeerd, maalde hem de reislust<br />
zodanig in 't hoofd, dat hij in december 1608 naar Hamburg<br />
vertrok; van daar naar Duitsland, bezogt hij de (leden Frank<br />
fort, Wuremberg; Avgsburg en verfcheidene anderen; reizende<br />
ver-
BAJUS. (JAC0BU3) 2»<br />
Verders door 7ïrd naar Finetim, en van daar naar Romen, ten<br />
einde de behandeling der Italiaanse Konstfchilders v/aie 't<br />
mooglijk af te loeren; tot bereiking van dit ontwerp, was-<br />
.zijn voornemen om enen geruimen tijd in deze met konst-<br />
ftukken vervulde ftad, te vertoeven ; doch zeker voorval<br />
was oir?aak, dat hij van befluit veranderde, en naar Vene<br />
tien te rug keerde, daar hij flegts vijf maanden vertoefde,<br />
en van daar genoegzaam langs den zelvden weg dien hij ge<br />
komen was, naar zijn' vaderland reisde, daar hij in 1610<br />
aanlandde. Door Duitsland herwaarts komende, heeft hij ver<br />
fcheidene Hoven bezogt, daar hij een proef van zijn konst<br />
ter gedagtenis heeft nagelaten, inzonderheid aan 't Hof van<br />
Bninswijk, daar hem de.Hertog een jaarlijkfe wedde aanbood,<br />
indien hij zig voor enigen tijd aan zijnen dienst wilde ver<br />
binden ; doch de zugt om in zijn vaderland te rug te keren,<br />
deedt hem die gunftige aanbieding beleefdelijk weigeren. Ten<br />
laatften wars van omzwerven en reizen, is hij te Leijden in<br />
1613 te rug gekomen, teneinde wanneer hij uitgerust zoude<br />
hebben, zijn konst in ftilheid uit te oeffenen. Dan de men-<br />
fchen leven bij verandering, en dit fpreekwoord wierdt ten<br />
vollen aan onzen DAVID BAILY' bewaarheid; want in 1623,<br />
verwisfelde hij zijn kloek penfeel voor de fijn verfneden pen, .<br />
en tekende vele pourtraitten uitvoerig met inkt op parkement,<br />
die hij dan met het penfeel verder opmaakte; deze ftukken<br />
waren zo uitnemend wel getroffen, dat de liefhebbers van<br />
de konst 'er groot behagen in fchepten. Het jaar van zijn 0-<br />
veriijden is mij niet gebleken. —— A. HOUERAKEN, Schouw-<br />
iurg tfc. I. D. bi. 118,.<br />
BAJUS (JACOBUS), Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />
Leuven, geboren te Aath, was een broeders zoon of neef vaa<br />
MICHIEL BAJUS, en drukte ook volkomen deszelvs voetftap-<br />
pen in 't beoeffenen van geleerdheid en wetenfehappen; voor<br />
dezen oom ftigtte hij een fchwn praalgraf met een fraai op-<br />
fchrift. In 1568 bekwam hij de waardigheid van Doktor in de<br />
godgeleerdheid-, vervolgens wierdt hij Deken van St: fitter ie<br />
Leït-
3ö BAJUS. (MICHIEL)<br />
Leuven, en eindelijk Hoogleraar in de Godgeleerdheid aan die<br />
Akademie; hij is een werkzaam, voorzigtig en kundig man ge<br />
feest, die van veel nut was in die beroerde tijden tot infland-<br />
houding van den bloei der Hogefchool. Hij liet zijne goede-<br />
ren bij uiterften wille na, aan zijnen neef EGIDIUS BAJUS 0<br />
, Dr<br />
en Profesfor in de Godgeleerdheid, die 'er ingevolge dè be<br />
geerte van zijnen oom een Kollegie voor ftigtte, het Bajaanfe<br />
genaamd. Hij ffierf den 19 oétober 1614, en heeft enige<br />
latijnfe fchriften door den druk gemeen gemaakt, waar van<br />
men de optelling vindt bij FOPPENS, Bibl. Belg., pag. 500.<br />
F. SWEERTII, Athen. Belg,, pag. 355.<br />
BAJUS (MICHIEL), Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />
Leuven, wierdt te Melun onder het gebied van Aath geboren<br />
m 1513. Te Leuven ftuderende, maakte hij zulke uitmun<br />
tende voortgangen, dat hij van een leerling, wel dra opper-<br />
ite van 't kollegie van Standonk wierdt, en drie jaren later in<br />
*t openbaar de wijsbegeerte begost te onderwijzen; zes jaren<br />
hier mede gefleten hebbende, wierdt hem in 1549 het bellier<br />
over 'tPausfelijk kollegie opgedragen, teffens den eertijtel van<br />
Licentiaat in de Godgeleerdheid ontvangende , welke twee<br />
jaren later door dien van Doktor verwisfeld wierdt. In 1563<br />
zondt de Koning van Spanje hem naar 't Concilie van Trente,<br />
alwaar hij fprekende blijken van zijne uitmuntende bekwaam<br />
heden heeft gegeven; en in 1575 wierdt hij tot Deken van<br />
St. Pieter te Leuven aangefteld; voorts befchonk men hem met<br />
den post van Kanfelier der Hogefchool, waar nog bij gevoegd<br />
werdt, die van Inquifiteur generaal van de. Nederlanden. BAJUS<br />
is een zeer bekwaam man geweest, en niet minder achtens<br />
waardig, om zijne zedigheid, godvrugt, en befcheidenheid,<br />
dan om zijn verftand en geleerdheid. Negenmalen, getuigd'<br />
men van hem, las hij de werken van den Kerkvader Auous-<br />
TINUS door. Ook fchreef hij vele Godgeleerde werken, waar<br />
Van de voornaamften zijn: De meritis Operum libr. II; de pri<br />
ma hminis juftitia £f virtutibus impiorum, libr. II; de Sacra-<br />
tiimtis bi genere, contra CALVINUM; de forma Baptismi. Alle<br />
wel-
BAJUS. (PETRUS) BAKE. (LAURENS) 3 L<br />
welke verhandelingen, in een deel te famen te Leuven in<br />
1565 werden gedrukt; en waar bij in 't volgende jaar een<br />
tweede deel wierdt gevoegd , bevattende deze Hukken :<br />
-Be libero, hmninis arbitrio, libr. I; de Charitate, Juftkia &<br />
•Jvtfificatione, libr. IÏI; de Sacrificio, libr. I; de Peccato ori^i-<br />
nis, libr. I; de Indulgentiis, libr. I; de Oratione po defwi'iis,<br />
HIT. I. Voorts gaf men nog een derde deel van zijne wer<br />
ken in 1581 uit, bevattende: Refponfio ad Qiiajiiones Pfift.<br />
MARNIXII de Ecclefta CHRTSTI , £jf Sacramtnto Altaris; Apologia<br />
pro refponjione contra obje'cliones ejusdem de veritate Corporis CHRIS-<br />
TI in Euchariftia; Epijiola de fiatuum inferioris Germanice unione,<br />
cum iis qui Je defertores Romance Ecclefice vacant, 6? de Juramen-<br />
to quod eorum jiisfit i Clero & Monacho exigitur; Epijiola de<br />
Juramento jusfu Duels ALENZONII , • Antverpice in pratorio cori-<br />
cebto fcf comprobato. Hij ftfcrf na vele onaangenaamheden met<br />
de Jemiten doorgewoifield te hebben, den 16 december 1589,<br />
in den ouderdom van 77 jaren. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
pag. 888. PALLAVIC, Hjloria Conc. Trideniin. Lib; XV. cap.<br />
7. num. 11. VAL. ANOREAS , Bibl. Belg. p. 670. &c. GERV,<br />
Apologie des deux cenfures de Louvain cf de Douai pag. 26. P.<br />
BAYLE, Dittion. ed. de 1730. Tom. I. p. 420-424.<br />
BAJUS (PETRUS), geboortig van Aatli in Henegouwen,<br />
de vader van JACOBUS en broeder van MICHIEL, is Advuhaat<br />
geweest, en heeft uitgegeven Directorium Eleüionmn cjc<br />
ForrENS, Bibl. Belg. pag. 953-<br />
BAKE (LAURENS), Heer van Wulverlmst, geboren te<br />
Amfteldam, werdt in het begin van deze eeuw voor een der<br />
beroemdfte Nederlandfe Digters gehouden, en is bij velen in<br />
onze dagen, inzonderheid om de zuiverheid van taal, weinig<br />
in achting gedaalt; waarom ook zijn' tijdgenoot Jon. VOLLEN-<br />
HOVE , te regt van hem heeft gezongen:<br />
Wie niet verzeilen wil op klippen, noch op banken,<br />
Van onduitsch of kwaad duitsch, en harde basterdklanken,»<br />
Die volg dees poezij, gelijk een held're baak.<br />
ïleC
3if BAKE. (LAURENS)<br />
Het uitmuntendfte zijner werken is de Bijbelfe Gezangen,<br />
dat in 't jaar 1682 't eerst in 't licht kwam, en aan den<br />
Burgemeester KOENR. VAN BEÜNINGEN opgedragen werdt; men-<br />
ontmoet hier fchone gedagten, ongemene vonden, kragtige<br />
vernuftverbeeldingen, geestige leenfpreuken en uitdrukkingen,<br />
die den lezer als in verwondering opgetogen houden. Zo<br />
verheven nu als zijne gedagten in deze heilige gezangen ten<br />
toon gefpreid zijn, zo fcherp en ftekelijk, wanneer 't hem<br />
lustte, waren zijne punt- en hekeldigten. Ook is hij lid ge<br />
weest van 't konstgenootfchap, tot zinfpreuk voerende: In<br />
imgnis vohdsfe fat eft, waar van nog verfcheidene toneelfpe-<br />
Jen den fchouwburg verfieren. In de voorrede zijner Men-<br />
gelpoêzije, in 't jaar 1737, door L. VAN DEN BROEK uitgege<br />
ven, leest men, dat onze Digter, uit het oud Amfkeldams ge<br />
flagt der BAKEN , onder welken voorheen , ook LAURENSEN<br />
geweest waren, voortgefproten, en aan de aanziealijkfte hui<br />
zen van genoemde flad vermaagfchapt was; 't welk ook blijkt,<br />
uitliet gene de Digter ANTONIDES vermeld, daar hij zegt:<br />
Van het oud geflacht gedaald<br />
Der BAKEN, om hun deugt gelasterd en verdreven,<br />
Toen Spanjens fcherpe roe deedt gantsch Europa beven.<br />
Zijne ouders waren JUSTUS BAAK en MAGDALENA VAN ERP,<br />
ene zuster der eerfte vrouwe van den Ridder PIETER KOR-<br />
NEUSZOON HOOPT. Hij had zig in zijne jeugd met vrugt in de<br />
regten gcoeffend, en was daar in tot Meester bevorderd; ook<br />
was hij Heer van IVulverhorst, ene heerlijkheid in 't land van<br />
Montfoort, in 't fligt van Utrecht, welke zijn' vader reeds hadt<br />
bezeten. Uit een zijner gedigtcn op de Diemertneer blijkt, dat<br />
hij nog in 't begin dezer euwe geleefd heeft, en uit J. DE<br />
REGTS Mengeldigten bl. 45, dat hij in 't jaar 1715 reeds over<br />
leden was. Men vindt bij den Profcsfor C. EARLASUS, en den<br />
Ncderlandfen Digter JOOST VAN VONDEL, enige gezangen aan<br />
zijne voorouders JUSTUS en LAURENS BAKE toegewljdt; en uit<br />
het voorfte gedigt op zijne Bijbelzangen gemaakt, blijkt het,<br />
dat zijne ene zuster is gehuwd geweest met JOHAN WUITIERS,<br />
Hft.
BAKENESSE. )3<br />
Here van Asfmibtirg en Heemskerk. Zijn afbeeldzel is door J.<br />
C. PHILIPS in 't koper gebragt, en voor den druk zijner Bijbel-<br />
zangen in 1721 op nieuw uitgegeven, geplaatst. WAG.<br />
Befchr. van Amftelclam, XI. St. bl. 390 &c.<br />
BAKENESSE, is de naam van een adelijk geflagt in Kerf<br />
nemerland, dat reeds voor meer dan derdehalve eeuw is uitge-<br />
ftorvcn. BARTHOUT VAN BAKENESSE, Hofmeester van Grave<br />
JAN VAN EGMOND die in 1513 overleed, was het laatfte man- '<br />
jielijk oir van dien ftam, en liet enkel een onegte zoon na,<br />
met name PIETER BAKENESSE, die in 1561 is geftorven. Men<br />
vindt in de oude vaderlandfe Krorüjken en op de lijst der Ede<br />
len en Schildknapen, die omtrent het jaar 1310 onder Graav<br />
WILLEM DE III. .geleeft hebben, al vermeld JAKOB VAN BA<br />
KENESSE; voorts KLAAS VAN BAKENESSE in de rekeningen van<br />
't Haarlemmerhout, op 't jaar 1334; als Schepen te Haarlem, in<br />
1348 en in 1358. LYSBETH VAN B&KENESSE met haren zoon<br />
DIRK VAN BAKENESSE, 1395- BARTHOUT VAN BAKENESSE in<br />
't register van den ommezet over de ftad Leijden, als wonen<br />
de in 1433 aldaar op 't rapenburg. JAKOB VAN BAKENESSE,<br />
Schildknaap, die getrouwd was met N. VAN HEEMSKERK, en<br />
te Haarlem ftierf en begraven wierdt in 1455, nalatende KA-<br />
TRINA VAN BAKENESSE, die ten man hadt FRANS VAN DER BOEK<br />
HORST, zoon van ADRIAAN en van N. SAYT, en liet een zoon<br />
en ene dogter na, en leefde nog in 1457, *n welk jaar zij<br />
haar testament gemaakt heeft; en, ADRIAAN VAN BAKENESSE ,<br />
Ridder ten Heiligen lande, die 1450 trouwde met N. VAK<br />
HEUSSEN, zuster van MEINARD VAN HEUSSEN te Haarlem, waar<br />
bij hij gewonnen heeft den hier bovengenoemden BARTHOUT<br />
VAN BAKENESSE, Hofmeester van den Grave VAN EGMOND,<br />
gehuwd met N. SONK dogter van DIRK SONK JANSZOON , Schout<br />
van Delf, en MAGDALENA VAN BLEYSWYK , DIRKS dogter, en<br />
zuster van FRANCISCUS SONK , Coadjuteur van den Bisfchop<br />
van Utrecht. S. AMPSING, Befchr. van Haarlem, bl.<br />
21-25. Befchr. van Delft, in folio, bl. 665- GOUDHOEVEN»<br />
Kronijk, bl. 158. S. v. LEEUWEN, Bat. illuftr. bl. 856.<br />
II. DEEL. C<br />
B A I<br />
^
34* BAKHUIZEN. (LUDOLF)<br />
BADHUIZEN (LUDOLF), Konstfchiïder, fe geboren te<br />
Smbén den 18 'december 1631. Zijn grootvader was Predi<br />
kant- in Qostfriesland; zijn vader GEHARD BAKHUIZEN, Secreta<br />
ris van genoemde ftad, onder wien hij als Krerk diende tot<br />
zijn igdejaar; toen verliet hij Embden, en k\vam in 1650<br />
te Arfiddam wonen, om den koophandel te Ieren." De Heer<br />
BAETELOT, die zijn patroon was, hadt veel dienst van hem,<br />
dewijl hij het boekhouden en de fchrijfkonst meesterlijk<br />
verftond; dan hij bleef hier niet lang, doordien dekonstgo-<br />
din hem tot hare oeffenfchool lokte; gelijk hij zig dan met<br />
zijn 19de jaar tot het tekenen van den fcheepsbouw naar 't le<br />
ven begaf, zonder dat hij immer de wijze van tekenen of de.<br />
behandeling van de tekenpen gezien hadt;' dan het leven was<br />
zijn voorwerp, en de natuurdrift zijne onderwijs ter. Inmid<br />
dels kreeg hij kennis aan deze en gene konstoeffenaars, diq<br />
hem aanmoedigden tot het penfeelgebruik, daar hij. wel groten'<br />
lust toe hadt, maar niet wist hoe hetzelve te behandelen. AL-<br />
BERT, VAN EVERDINGEN was de eerfte, die hem een palet met<br />
verf en penfelen in handen gaf, om 'er een proef af te nemen;-<br />
dit ging zo 't best mogt, met maken en'hermaken; evenwel<br />
het werdt een ftukje fchilderij, en hij kreeg 'er 10 guldens<br />
voor. Dan vraagde hij eens dezen, dan eens'genen, aan<br />
gaande de tempering of vermenging der verwen, maakte zig<br />
door zijne vriendelijkheid en leergierigen aart bij elk bemind,<br />
en kwam hen op hunne fchilderkamers en 'in hunne bezig<br />
heid bezoeken, cm af te zien, hoe zij het een en ander behan<br />
delden. Veel vriendfchap genoot hij van den Zeefchilder HEN<br />
DRIK DunriELs, toen ter tijd den 'oudften broeder onder de bend<br />
der Konftenaren te Awfleldam, uit wiens openhartig berigt, hij'<br />
ongemeen veel dienst trok. Zodanige voetftappen drukkende,<br />
gelukte het hem eindelijk, de konst zo verre te brengen, dat<br />
zijn roem zig niet flegts aan de Ntderlandfe gewesten bepaal<br />
de, maar tot de naburige landen overklonk.<br />
. B A K<br />
HUIZEN hieldt een voorbeeldig levensgedrag, was nijve<br />
rig arbeidzaamftil en deugdzaam van aart, daar bij be-<br />
fcheMen en minzaam tegens een ieder; zodanig kajakter kost<br />
niet
BAKHUIZEN. (LUDOLF}' 35<br />
«ter. misten of moest hem vrienden verwekken. Nam hij<br />
enige uitfpanning, 't was naar den Amjlel of Taant dat hij<br />
zig begaf, daar men verfchot van vaartuigen vindt. Beftond<br />
FM dan eens uit zijn windkoiken te raren, of de ftormviolen<br />
op te rammeijen, waar door de waterbaren, fiag op flag<br />
fchuimende elkander agter na rollen, den zeeman met inge-<br />
bondene reven noodzakende om een goed heenkomen te zoe<br />
ken; dan was onze LUDOLF in zijn nopjes, en flapte als<br />
't maar enigzints kon hikken, in een fteigerboot, en liet zig<br />
tot aan den mond van de zee voeren, zo om van nabij de<br />
barning en botzing van 't gezwollen zeewater tegens 't fit and,<br />
als de verandering van lugt en water in die gefleldheid, af<br />
te loeren; inzonderheid deed hij zulke fpeelreisjes, wanneer<br />
hij in "t zin hadt, iets dergelijks op 't panneel te brengen,<br />
ten einde hij daar een levendigen indruk van zou bekomen,<br />
of het denkbeeld dat hij 'er van gevormd hadt, kragt bijzetten.<br />
Hij kwam van deze togten ook zo dra niet te huis, of hij<br />
begaf zig terftond naar zijn fchiidervertrek, daarl.ij voor een<br />
ieder ontoegankelijk was, ten tijd toe dat hij zijn oogmerk in<br />
't brengen van zijne bekomen denkbeelden te fchildeien, hadt<br />
bereikt. Met een woord, hij wist door zijne onvermoeide<br />
vlijt en nafporing , de menigvuldige veranderingen van de<br />
wufte lugt en water elementen, op ene verwonderlijke met<br />
de natuur overeenkomftige wijze, na te bootzen.<br />
In het jaar 1665, lieten Burgemeesteren van Amjteldam aan<br />
onzen BAKHUIZEN een groot ftuk fchilderen, vol gewoel van<br />
allerlei fchepen en jagten, en hun koopftad in 't verfchiet,<br />
waar voor zij hem 1300 guldens gaven, en nog ene verering<br />
daar te boven; dit konsttafereel verftrekte tot een gefchenk<br />
aan LODEWYK DEN XIV, Koning van Frankrijk, die 'er zo<br />
groot genoegen in nam, dat hij het in de Louvre, onder ene<br />
verzameling van de konftigfte fchiiderftukken liet plaatzen. De<br />
Groot-Hertog van Toskanen, de Koning van Pruis/en, de Keur<br />
vorst van Saxen, en verfcheiden' andere Duitje Prinfen, heb.<br />
ben niet alleen van zijne konstwerken gekogt, maar hem zelvs<br />
in perfoon te Amjteldam komen bezoeken; onder dit getal be-<br />
C 2 vondt
BAKHUIZEN. (LUDOLF)<br />
yondt zig ook PETER DE I, Czaar van Muskonen, dis zelvs?<br />
van hem'begeerde,'dat bij in zijne tegenwoordigheid, ver-<br />
fcfceideae fóort vaiï fchepen voor hem aftekende. Op de<br />
Konstkumer in het ftadshtiis te Amjleldam, hangt het pourtrait<br />
van onzen, BAKHUIZEN, door hem zei ven in den ouderdom van<br />
c'S jaien, zittende, en levensgrootte gcfchilderd ; hij houdt<br />
ene fchrijipen in de regter-, en een blad papier, waar op<br />
zijn eigen beeld, als in zwarte konst, door hem zeLven ge-<br />
fchrapt, nog eens te zien is, i n de iinkerhand; 't ftuk is in<br />
'£ ja^ 1609 gefchiiderd, en door den Schilder, die Mede-<br />
opziender van gemelde Konstkamer geweest; is, aan hetzelve<br />
yereerd. ".'..!<br />
De ijver tot de konst, bleef BAKHUIZEN tot zijn jongften !e-<br />
vensftond bij; en niettegenftaande hij in het laatfte zijner da<br />
gen, veeltijds met den fteen of het graveel deerlijk gekweld<br />
wierdt,' welk ongemak hij ook zeer te regt voor een bode<br />
hieïdi die hem zijn aftogt kwam aankondigen, waarom hij zig<br />
ook tijdig tot die grote reis zodanig wel getroost voorbereid<br />
de, dat hij 'er geen den minften fchrik voor liet blijken, bleef<br />
egter zijne werkzaamheid in hare volle kragt, want in den<br />
avondftond zijnes'levens, vervaardigde hij nog een Plaatwerk<br />
onder den tijtel van Tflróom en Zeegezigten, 't welk hij in het<br />
7ifte jaar zijnes ouderdoms geëtst heeft. Ook hadt hij altoos<br />
oen zonderlinge geneigtheid. tot de digtkonst laten ' blijken,<br />
en uit dien hoofde in een gemeenzame Verkering en vriend-<br />
fchap geleeft, met de geagtfle Digters van zijnen tijd, inzon-<br />
dprheid met FRANCIUS , BROEKHUIZEN , ANTONIDES' VAN DER<br />
GOES, en D. VAN HOOGSTRATEN; ook maakte hij zelve van<br />
tijd tot tijd een digtftukje, dat niet onaartig was.<br />
Nog iets zeldzaams ten aanzien van onzen Schilder, dient<br />
hier aangetekend ; daar men namentlrjk te Anfteldam en op<br />
andere plaatzen meer, de gewoonte hadt, om die genen wel-'<br />
ke den overledenen ter begravinge verzeldcn, met een glas<br />
wijn 'te befchenken, ene zcrge die den erfgenamen doorgaans<br />
is aanbevolen, zo hadt hij goedgevonden dien last zeLv nog<br />
fej zYin lsren te vervullen, en tot dien einde de wijn tpt zijne<br />
" * i * be,
, BAKHUIZEN. (LUDÖLF) 57<br />
tfegraaffenis 'nodig, bij zljneö wijnkoper üitgeproeft, geK'ögt,<br />
betaald en denzelven verzegeld doen wegleggen. Ook vo'ndt<br />
'men na zijnen dood eén zakje met géld, en daar in zo veel gul<br />
dens als bij jaren oud was, afgepast vóór de genen die Hem<br />
naar het graf zouden dragèn; nevens een géfcbrëvèhe lijst van<br />
de namen der Konstfchilders, die hij daar toe uit de bendé 'ge<br />
kozen hadt; niet last om hetzelve ter zijner gedagténis in gul<br />
le vriendfchap te verteren.<br />
Zo het rnooglijk ware alle de koristftukken die BAKHUIZEN<br />
vervaardigd heeft; bijeen te verzamelen, ên fiegts' mét een<br />
vlugtig oog te befchouwen; zou men verbaasd moeten ftaan<br />
over 's mans vlijt en werkzaamheid , inzonderheid wdnneex<br />
men in aanmerking neemt, welk éen geruim tijdvak hij van<br />
zijne in bezigheid doorgèbragte uien, heeft moeten afzonde<br />
ren, tot het onderwijs in de fchrijfköns't, daar hij wiskohftige<br />
.gronden of bepaalde leidingen toe uitgevonden hadt, en die hij<br />
aan vèrfcheiden voorname kooplieden kinderen onderwees J<br />
voég hier bij, een menigte uitvoerige tekeningen en geëtste<br />
platen, dié hij aan de wereld heeft medegedeeld; zo dat meri<br />
te regt mag befluiten, dat hij geen uur heeft laten ontflip<br />
pen , zonder het aan nuttige werkzaamheid te beftfeden. Dees<br />
brave Schilder overleed dén 7 november 1709, na 78 jaren<br />
bereikt te hebben; en zijn pourtrait is door A. HOÜBRAKSN<br />
ln 't koper gebragt. HOUBRAKEN, SchowSb. der Nederl.<br />
Schilders, II. D. bl. 236-244. WAGENAAR, Befchr. van Am*<br />
fieldam, VIL Stuk, bl. 80,<br />
• BAKHUIZEN (LUDOLF), Konstfchilder, een kleinzoon<br />
van den vorigen, geboren te Amjleldam den 29 augustus 1717,<br />
Zijnde zijn vader een voornaam Koopman op Duitsland; dan<br />
vermits de dood dezen in 1731 wegrukte, hieldt zijne moéde:<br />
het komptoir aan voor LUDOLF, dat hij ook in 1732 aanvaard<br />
de, doch niét met het grootfte genoegen, doordién hij een<br />
onverzettelijke geneigtheid tot den krijgsdienst gevoelde, daar zij<br />
ne moeder even fterk tegen was, buiten wier wille hij egtè*<br />
. G 3 •
33 SAKHUIZEN. (LÜDOLF)<br />
niet kunnende befluiten aan zijn lust voldoening te geven<br />
hij het komptoir nog al bleef waarnemen.<br />
Intusfen ontvonkte in hem door het lezen van HOUBRAKEN';<br />
Schouwburg, de lust tot de fchilderkonst te meer wijl hem<br />
daaruit bleek, dat zijn grootvader ook reeds de jongeling-<br />
fchap ontwasfen was, alvorens hij zig daar met de borst op<br />
hadt toegelegd. Hij begost dus den tijd tot zijne uitfpanning<br />
bertemd, met allen ijver aan deze edele wetenfchap toe te wij<br />
den, begevende zig onder 't bellier van den watteren Pour-<br />
Uaitfchilder JAN MAURITS QUINKIJARD, die toen naast zijn deur<br />
woonde, en hem in de tekenkonst onderwees j het welk zij<br />
nen lust en ijver zodanig aanvuurjie, dat hij met het begin<br />
van 1738 , toen 21 jaren bereikt hebbende, der koopmanfchap<br />
vaarwel zeide, en zig onder de leiding van zijnen bekwamen<br />
meester, .geheel en al der konst toewijdde, bij wien hij zig<br />
zo lang in 't tekenen en fchilderen oefFende, tot dat hij be<br />
kwaam wierdt gekeurd om zig zeiven te kunnen voorthelpen."<br />
Zijne zugt tot den krijgsdienst die gants niet uitgedoofd was<br />
beftierde zijne genegentheid meestal, tot 't fchilderen van paar!<br />
den en allerlei foort van oorlogstuig; teneinde nu hier toe<br />
ene nodige kundigheid te verkrijgen, deedt hij ene reize naar<br />
de legers, die in 1743 aan den lihijn en Maijn gekampeert<br />
Honden, en om hier zijn oogmerk ten vollen te bereiken,<br />
nam hij dienst als volontair, waar door hij gelegenheid kreeg'<br />
em alles van nabij te befcho.uwen, en af te tekenen wat hem<br />
maar eenigzints van dienst konde zijn, zig zeer. geduldig de<br />
vermoeijenisfen getroostende, die onaffcheidelijk liet krijgs-'<br />
leven verzeilen; ook toonde hij bij een voorvallenden veld-<br />
flag, dat het hem aan geen moed noch dapperheid ontbrak,<br />
hebbende hier van ook een volledig getuigfchrift van de ge!<br />
biedende legerhoofden bekomen. In i 7 4 6 e n I 7 4 7 > z e tt e hij<br />
zijne konst-met ijver naar zijne gemaakte tekeningen voort;<br />
en zijn voornemen was, om den veldtogt van 1748 te gaan bij<br />
wonen, toen hij daar in door de onverwagte tekening" der A-<br />
kenfi vrede verhinderd wierdt. _ J. V.GOOL, Nieuwe Sehouwb.<br />
fkr.Ncd. Schildert, ft D* bl. ysn ^AF-
BAKKER. (ADRI'AAIN) M<br />
BAKKER (ADRIAAN), Schout der ftad Haarlem, hekiëfed-<br />
de dit ambt in 1690, een tijdftip waar in de gemoederen<br />
'door velerlei ontroerende omftandighedeh, ligtelijk. tot het<br />
uitoeftenen van buitenfporighedën overfloegen. Té Rdtteida?)<br />
was nauwlijks een verbazend oproer geftild, of meri zag een<br />
diergelijk binnen Haarlem om een bijna niets betekenend<br />
voorval op het hevigfte uitbarüen, dat egter 8oor dfe fófog<br />
der gewapende burgerij in zijne beginzelen gefluit weidt, Ds<br />
Regering aldaar hadt namelijk ter voorkoming van brand, het<br />
roken van tabak op ftraten, wagens en fchuiten, en op ge<br />
vaarlijke plaatzen binnen's huis, verboden; cp ene boete vari<br />
zes guldens voor elk die 'er op betrapt werdt, Het gemeen<br />
fpotte met dit bevel, en overtrad hetzelve bijna ieder ogon-<br />
tlik. De Schout die zig ambtshalve verpligt rekende, de ge<br />
maakte keur te doen gehoorzamen, tastte bp den 23 october<br />
ènen jongeling cp de flraat aan, en vorderde Van hem &<br />
boete; de knaap weigeragtig of bnmagtig zijnde biö të betalen,<br />
trok Schout BAKKER hem den rok uit; het gemene volk dit<br />
iiende, hieldt zulks voor een zware belediging; loopt den<br />
Schout na, én dwingt hem den rok te rug të geven», dan hier<br />
mede niet te vrede, begeerde men ook de boeten die enigen<br />
reeds betaald hadden, te rug. _ Ook keef het hier nog niet<br />
bij; want als het woeste grauw eens aan 't hóllen is, heelt<br />
men veel werk om het te doen bedaren. Men fprak Van dei<br />
Schouts huis te willen plunderen; ook werden 'er de gla<br />
zen ingefmetën, en ander geweld gepleegd; en terwijl men<br />
met dit voorfpel van plundering doende was j waren 'er die<br />
zig bezig hielden, een lijst van regenten op te Hellen, die<br />
men verzekerde dat het zelvde lot zouden óndergaan. Thans<br />
dagt men ook het gunftige ogenblik aanwezig te zijn, om de<br />
zoutpagt'ën andere lasten af te krijgen; doch de fchuttsrij bij<br />
tijds in de wapenen gebragt, pfaatfte zig vóór de huizen, M<br />
't grootfte gevaar liepen, en ftuitte den opftand. Den a$<br />
's morgens bij tijds, kwam 'er een regiment voetvolk, bene<br />
vens enige ruiterij in de ftad, 't welk zo veel fchrik onder<br />
't grauw te wege bragt, dat niémand »6Sf durfde kikken;<br />
C 4<br />
t w e 3
4» BAKKER. (ADRIAAN) (JAKOB) (JAN DE)<br />
twee der oproerigen middelerwijl gegrepen zijnde, werden met<br />
geesfeling geftraft; twaalf anderen die gevlugt waren open<br />
lijk ingedaagd, en hier mede was de zaak afgelopen. .<br />
Europ. Merkur. van 1690. oüob.-decemb. bl. 91-9^ T- 7<br />
Wia, Vad. Hifi. XVI. D. bl. 129. '<br />
BAKKER (ADRIAAN), Konstfchüder, geboren ïtAnjlel<br />
dam, was een broeders zoon van JAKOB BAKKER; hij muntte<br />
inzonderheid uit, in het fchilderen van grote hiftorie-ftukken<br />
en pourtraitten. Onder zijne voorname konstwérken wordt ge-<br />
•teld, het ftuk op 1 ftadhuis van Amfteldam geplaatst, tegen het<br />
wulfzei boven den ingang van de pleitkamer, verbeeldende<br />
het laatfte oirdeel; waar in zig könftig getekende naakten<br />
doen zien, waar in hij meer als in zijn wijze van fchilderen<br />
geprezen wordt. Hij is geftorvèn te Amfteldam in 1686.<br />
HOUBRAKÉïf, Schouwb. der Ned. Schilders. III. D. bl. 18 ff.<br />
BAKKER (JAKOB), Konstfchüder, geboren te Harlingen<br />
m 1609, was de oom van ADRIAAN, en een meester in 't<br />
fchilderen van hiftorienen pourtraitten, welke laatften hij kön<br />
ftig met een goede gelijkenis en vaardig opmaakte; ja 't is<br />
bijna niet te geloven, 't gene van.zijne uitftekende vaardig<br />
heid in 't fchilderen, verhaald wordt; namentlijk: dat hij ene<br />
vrouwe van Haarlem gekomen om uitgefchilderd te worden<br />
niet kraag, klederen, twee handen levensgrootte, ruim halver!<br />
wegen en wel.gqfchilderd, op enen dag voltooide, en zij met<br />
het ftuk voor den avond naar Haarlem vertrok. Ook bezat hij<br />
ene uitftekende wijze van tekenen; zijne Akademie-beelden<br />
heeft hij, inzonderheid de vrouwtjes zo konftig op blauw pa<br />
lier met zwart en wit krijt getekend, dat hij daar door de<br />
kroon van alle zijne tijdgenoten heeft weggedragen. Hij i s te<br />
Amfteldam den 27 augustus 1651 geftorvèn, 42 jaren oud zijn<br />
de. HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 336.<br />
BAKKER (JAN DE), een der eerfte belijders en verkondi<br />
gers der lerevanLuxHER, in de. Nederlanden, hadt, in weer<br />
wil van hem zeiven,.en alleen op fterk aanhouden van zij.<br />
Ben vader, den geestelijken ftaat aangenomen. .Zedert wierdt
BAKKÉR. (JAN DE) 42<br />
bij Priester te Woerden. Getuige van de gruwelen, welke ds<br />
ongehuwde ftaat der Kerkelijken voortbragt, en zelve, daar<br />
enboven, niet ongenegen tot het gezellige leven, hadt hij ene<br />
vrouw getrouwd. Hem mishaagden, wijders, vele leerftellin.<br />
gen der roomfe Keike, omtrent welke hij van oirdeel was,<br />
dat het gros der Christenen nader diende onderrigt te worden.<br />
Van hier zijne koenheid in het wederfpreken van menfelijke in-<br />
ftellingen. 't Een en ander deedt hem, bij de Geloofsonder<br />
zoekeren, eerlang in 't oog lopen, 't Gevolg was, dat hij<br />
in 's Gravenhage in hegtenis geraakte. In zijn verhoor voor<br />
zijne Regters, vielen verfcheiden redewisfelingen voor. ' Hij<br />
verklaarde, niets te willen vastftellen, dan 't geen in de H.<br />
Schrifture was uitgedrukt, in zulk een vei Hand ,^ als de H<<br />
Geest, door wiens ingeving dezelve gefchreven was, die wil<br />
de verftaan hebben; tot welkers uitlegginge men geene andere<br />
woorden, dan die der Schrifture zelve nodig hadt. Den<br />
Christenen beweerde hij, ftondt het niet vrij, door geweld<br />
iemand tot het geloof te dwingen. Men moest de men'fcheri<br />
dwingen in te gaan , gelijk als GOD dwingt en gebiedt te dwin<br />
gen, niet met gevangenisfén, Hagen of vuur, maar met wel<br />
dadigheid en infcherping van 't Godlijk woord, met wel te<br />
leven en te leren. Hij beklaagde zig dat de hoererij, onder 1<br />
de Priesters dagelijks geplèegd, gebiegt en vergeven wierdt.<br />
Hij' bekende het geweld, welk hij op zig zeiven hadt geoef-<br />
fend, om zig van vrouwen te onthouden, doch de drift der<br />
nature niet te hebben- kunnen overwinnen; om allen aan-<br />
ftoot, zo veel mooglijk, - te vermijden, was hij daarom heime<br />
lijk en zonder getuigen getrouwd. Ondanks 's mans bondige<br />
redenen, wierdt JAN DE BAKKER ten vure verwezen. Zijn<br />
vader bezogt en verfierkte hem in de gevangenisfe: xifi wel<br />
remoed, dus fprak hij,hem aan, vw voort in 't goede. Naar<br />
% voorbeeld van ABRAHAM, ben ik bereid, mijnen zeer lieven zoon,<br />
die mij nooit misdaan heeft, Gode op te offeren. Op den dag,,<br />
't was den 15 feptember, als het doodvonnis aan hem zon<br />
volvoerd worden, ontwijdde men hem vooraf op ene hoge<br />
flellaadje: toen omhing men hem met een kort ^esl kleed,<br />
C - en
4* BAKKER. BAKEEREEL:<br />
en zette hem'een zotskap op het hoofd,. In 't voorbijgaan vari<br />
ide gevangenisfe naar de ftrafpiaats, riep hij de genen, welke<br />
om het geloof, aldaar zaten.opgefldtën, enige hartfterkendê<br />
en vertroostende woorden ttoe. Met een vrolijk gejuich en<br />
handgeklap; wiëfden deze beantwoord. Men bondt hem aan<br />
een paal, worgde hem, en verbrandde voorts.zijn lighaam toe<br />
asfche. Dus deerlijk een uiteinde hadt JAN DE BAKKER, ih den<br />
ouderdom van weinig meer dan 26 jaren. Zints de piediking<br />
ian LUTHER, was hij in Holland de eerfte martelaar. .<br />
G. GNAPHJÉI , Hiftoria. de Martijrio J. PISTORII a Woerdbu G.<br />
BRANDT, Hifi. der Reform. 1. D. bl. 26 en 95,<br />
BAKKER (KÖRNELIS ADRIAANSZOÖN) , bekleedde<br />
In 1575 hat ambt van Penfionaris te Zierikzee, in welke waardigheid<br />
hij een der Afgevaardigden was tot de vredehandeling<br />
te Breda. WAO. , Vad. Hifi. VII. D. bl. 29:<br />
BAKKER (IviEEUWES MEINDERTSZOON), een gebo<br />
ren bnrger van Amfteldam, verdient als de uitvinder van een<br />
allernuttigst werktuig, ene piaats in deze Siographie te bekle<br />
den; hij vondt namelijk in het begin van 1650, de Kameelen<br />
of Schip]igters uit, door middel van welken, de zwaarfte oor^<br />
logfchepen van 90 en 100 ftukken, zonder hinder over 'c<br />
Pampus en andere ondiepten in de Zuiderzee, van Amfteldam<br />
af naar de Vlieter tce worden geligt WAGEN;, Befchr.<br />
van Amfteldam, VI. St. bl. 177.<br />
BAKKEREEL CGUILIAM en GILLIS) , Konstfchilders ,<br />
geboortig van Antwerpen, leefden omtrent in 't midden der<br />
vorige eeuw; het waren twee broeders gelijk in naam, maar<br />
gants verfchillende van aart, geneigtheid en verkiezing hunne*<br />
konsthandeling; want de ene was een Iandfchapfchilder, de<br />
ander hadt zig tot het fchilderen van grote beelden bepaalt.<br />
Daar is geen geflagt bekend, waar onder 'de konst zo vele<br />
jaren agter een heeft gebloeit, als het geflagt der BAKKEREE-<br />
LEN. Van ouds her, heeft 'er altijd een of twee te Romen<br />
gewoond ; en de laatfte was aldaar niet geftorvèn, of 'er<br />
trok ftraks weder een ftuk of twee van Antwerpen naar toe,<br />
om
BALCK. (DOMINIKUS) 43<br />
om de plaats te vullen. SANDRART verhaalt: „ dat hij 'er in<br />
„ zijn leven zeven of agt van gekend heeft, die veel geld<br />
door hun konst wonnen, maai' ook alles weer in vrolijkheid<br />
„ verteerden." —— HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 218-<br />
BALCK (DOMINIKUS), Profesfor in de regtsgeleerdheid"<br />
£e Franeker wierdt geboren te Leeuwarden den 12 april 1684;<br />
hij was de zoon van JOHANNES BALCK Med. Doktor, en van<br />
SOFHIA VIGLIUS, ene dogter van KORNELIS VIGLIUS, Advokaat<br />
voor 't Hof van Friesland en Secretaris van Ferwerderadeel. Zijn<br />
enigfte broeder JOH. BALCK , was insgelijks Advokaat voor<br />
gemelden Hove en Rector der latijnfe fenolen te Leeuwarden;<br />
een man van grote geleerdheid, die bij zijn affterven op den<br />
20 feptember 1752, een uitmuntende Bibliotheek heeft nage<br />
laten. DOMINIKUS verloor zijn vader zes jaren oud zijnde,<br />
volvoerde zijn eerfte letteroeffeningen in zijn geboorteflad, en<br />
wierdt in december 1700 naar 't Hogefchool te Franeker ge<br />
zonden, alwaar hij zig in de latijnfe en griekfe lettei/.unde<br />
oeffende, onder het bellier van WILLEM COETIER en LAM»<br />
BOS, de wijsbegeerte hoorde hij bij RUARD. ANDALA, en on<br />
derwijs in de godgeleerdheid genoot hij van den groten CAM-<br />
PEG. VITFJNGA ; waar na hij de regten beoeffende, onder op •<br />
zigt van de kundige meesters ZACHAR. HUBER en AMT. SCHUL-<br />
TINO; gaande vervolgens naar Leijden, om ook de lesfen van<br />
JOH. VOET en GER. NOODT in die wetenfehap te horen. In<br />
't jaar 1706 naar Friesland te rug gekeerd, wierdt hij op<br />
den 17 feptember te Franetr tot Doktor in beide de regten<br />
gepromoveerd, en begaf zig toen naar Leeuwarden, om voor<br />
het Plof van Friesland de praktijk te oefFenen. Ruim twee-<br />
jaren later, namelijk den 29 maart 1709, wierdt hij te Frane<br />
ker als buitengewoon Hoogleraar in de regten beroepen; in<br />
welken poat hij verbleef tot den 4 november 1712, wanneer,<br />
hij door 't vertrek van Profesfor SCHULTINO naar Le ;<br />
jden, in ;<br />
diens plaatze tot gewoon Hoogleraar werdt bevorderd, in<br />
welke waardigheid hij op den 13 november 1713, door ene^<br />
plegtige • redevoeiing werdt ingewijd, en die hij gedurende<br />
eeu|
44 BALCK. (EVERHAKDJ<br />
eert tijdvak van ruim 36 jaren mét alle getrouwheid en ijver,<br />
heeft waargenomen, met het- verklaren der Injlituten en Pan-<br />
dekten, hebbende door zijn onderwijs vele bekwame Mannen<br />
voor den ftaat en pleitzaal gévormt. Hij ftierf dén 17 mejj<br />
1750, en zijn ambtgenoot CHRIST. HENDRIK TROTZ, zederc<br />
Profesfor te Utrecht, heeft zijne nagedagtehis door cên pleg-<br />
tige lijkoratle gevierd, welke door den druk 'wereldkundig is<br />
gemaakt. Onze Profesfor trouwde den 11 maart 1715, met<br />
ANNA LATANé, dogter van PIETER LATANé, Hoogleraar in<br />
de genees- en kruidkunde te Franeker, en MARGRIET GEER-<br />
TRUID STEINDAM; ene dogter van den Profesfor in de theold-<br />
gie ABRAHAM STEINDAM. Zijne vrouw ftierf 16 dagen voot<br />
hem; na-lange jaren een zukkelend.leven doorgeworfteld td<br />
hebben; drie kinderen hadt hij bij haar verwekt, waar. van<br />
hef ene vroegtijdig Overleed, en hij de bittere.fmertê hadt dé<br />
beide anderen te verliezen, toen zij hunne ftudien hadden<br />
voltrokken, en alle redenen gaven te hopen, dat zij in 't ia-<br />
ven gebleven , de loffelijke voetftappen van hunnen' va<br />
der in het vak der regisgeleerdheid,. zouden hebben .nage-<br />
wandelt. Gedagtig het goede dat bij ain Frieslands Hogefchool<br />
hadt genoten, befprak onze Profesfor aan de.zelver Biblio<br />
theek, 300 guldens tot aankoop van boeken. Hij heeft geene<br />
fchriften in druk nagelaten, dan alleen drie Dispuiten, en<br />
zijne Oratio inaiiguralis, de origine atque utilitate fitcionum Ju-<br />
ris, apud Romanos. Franeq. T714. fol. — . VRIEMOÜT, Athenl<br />
Frif. p. 758. feqq:<br />
BALCK (EVERHARD), Hoogleraar in' de regisgeleerd<br />
heid te Harderwijk, is geboren te Deventer in 1590. Na de<br />
gewone letteroeffeningen der jeugd doorgeworfteld te heb<br />
ben , bepaalde hij zig inzonderheid tot de beoeffening der<br />
r'egtsgeleerdheid , ten welken einde om daar in.kundig te<br />
Woiden, hij verfcheidene Hogefcholen bezógt, en de leslcn<br />
der voornaamfte Mannen in die wetenfehap bedreven, hoor<br />
de; de laatfte, en die hij tot den eindpaal van zijnen loop<br />
uitgekozen hadt, was Bourges; hier verkreeg hij de doktorale'<br />
v. aar-
BALCK. (EVERHARD) 4J.<br />
hardigheid, en wierdt 'er wel dra tot Hoogleraar in'deregi<br />
ten aangefteld, welken post hij met veel roem waarnam tot het<br />
jaar 1625, toen de bezorgers van het Harderwijker. Hogefchool,<br />
hem iri dien zelvden post aan hun pas ontlokene Akademie be<br />
nepen ; hij aanvaarde die' met genoegen, kweet 'er zig met<br />
alle vereiste'ijver en werkzaamheid van, en beantwoordde volv<br />
komen aan het vertrouwen van zijne MECENATEN. Dan de<br />
arbeidzame taak aan zijne bediening verknogt al te flaafagtig<br />
uitocffenende , zonder zig genoegzaam enige uitfpanning te.<br />
gunnen , was oirsaak, dat zijne gezondheid 'er grotelijks bij<br />
leed, en hij door een bederf in zijne vogten wierdt aangetast,<br />
waar van hij hoopte te zullen herftellen, met zijn gehoorte-<br />
lugt te Deventer te gaan ademen, voor welke plaats hij behal-<br />
ven dat nog een bijzondere betrekking hadt, doordien 'er zijne<br />
moeder woonde. Doch dit ingebeeld hulpmiddel was kragte-<br />
loos, zijn kwaal verergerde, en hij ftierf in de armen van zij<br />
ne bedrukte mceder, den 2 maart 1628, nauwlijks 38 jaren<br />
bereikt hebbende. Zijn vroegtijdige dood was een treffend<br />
verlies voorde aankweekende geleerdheid van dien tijd, want<br />
EVERHARD BALCK was een doorkundig mensen; hij paarde bij<br />
een gelukkig geheugen, een fijn en fchrander oirdee], en ene<br />
diepdenkende kunde in vele wetenfehappen, inzonderheid in<br />
de regtsgeleerdheid, waar op hij zig voornaamlijk hadt toege-<br />
legt. H. HEYENDAAL een regtsgeleerde, aan hem bevriend,<br />
heeft een uitmuntend vers in het nederduits op zijnen dood<br />
gedigt, doch te. lang om hier te kunnen plaatzen. Onze. Pro<br />
fesfor heeft enige latijnfe werken in druk uitgegeven, die eer ;<br />
aan zijne nagedagtenis doen, en waar van geen het minst ge-<br />
agtfte is: Ele$amm Juris Civilis Libr. II. in quibus varia Jut:<br />
Civ. loca, 6? quetstiones, noyiter erplicanpur, decidtmtur, trac- •<br />
' tantur. Harderovici., 1628. in L2°. JACOEUS ZEVECOTIÜS,<br />
voorheen Augustiner Monnik te Gent, doch toen ter tijd<br />
' Hoogleraar in de gefchiedenisfen en welfprekendheid te Har<br />
derwijk, heeft dit werk door enige laüjnfe digtregels vereeu<br />
wigt, die men W zijne uitgegevene Poëmata vindt, en ook<br />
ziin te lezen bij PAOL-OT, Mem. litter. Tom. XVIII. p. 435 £ C<br />
*<br />
— VAL.
45 BALBIAN. (JOSSE VAN) (KQRNELIS VAN)<br />
VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 2 X. REVII, Daventrtct<br />
ilhiftr. p. 673- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 629. WITTE, Diarium<br />
liogmph. ad ann. 1628. C. SAXI, Omm. liter. P. IV. pag. 325.<br />
BALBIAN (JOSSEVAN), Med. Doktor, is omftrcsks 155,<br />
te Aalst in Flaanderen geboren. Hij kreeg fmaak voor de ge-<br />
neeskonst, leide zig op de beoeffening van die wetenfchap toe,<br />
en wierdt te Padua tot Doktor daar in bevorderd; de beroer'<br />
ten die zijn vaderland ontrustten, en de vrees voor de gedtigte<br />
'vïeifchaar der Inquifitie, deden hem 't zelve verlaten, en el<br />
ders ene veilige wijkplaats zoeken, daar hij zonder fcbroom be<br />
lijdenis van den gereformeerden godsdienst konde doen wel<br />
ken hij grotelijks toegedaan was. In 1597 begaf hij zig met<br />
'er woon naar Gouda, daar hij in 1616 is geftorvèn, zo als<br />
blijkt uit het volgende graffchrift, 't welk men ontmoet in de<br />
grote kerk van die ftad, en waar uit fchijnt te blijken, dat hij<br />
vrouw en kinderen heeft gehadt: Singulos dies, fmgulas vitas<br />
puta. JÜSTI A BALBIAN, Flandri Alostani, Philo-Chijmici, ejus-<br />
que hceredum fepulchnnn. Bit heri, ego hodie, tu cras. Obiit anno<br />
"MDCXVI. JOSSE BALBIAN heeft verfcheidene werkjes in 't la-<br />
tijn gefchreven en doen drukken , waar van verre we-* de<br />
meesten over den Steei der Wijzen en het goudmaken handelen,<br />
en die hoe ongerijmd ook van inhoud, nogthans bij de begun-<br />
ftigers en beoefenaars van die ingebeelde konst, grotelijks ge<br />
acht worden. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 497. VAL.<br />
ANDR., Bibl. Belg. p. 598. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 783. Tx-<br />
MARETIS, Colleft. Monum. p. 239.<br />
BALBIAN (KORNELIS VAN), Med. Doktor, wierdt in de<br />
provintie van Flaanderen. geboren , en waarfchijnlijk uit de<br />
zelvde ftad en het zelvde gefiagt herkomftig als JOSSE. Hij gaf<br />
zig ook even als deze aan de beoeffening der Genees-en Scheij-<br />
kunde over, en bragt een gedeelte van zijn leven in Italië<br />
door, daar hij uitgaf: Iijpecchio della Chimia. Roma 1629. 12 0<br />
.<br />
• VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 143. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />
P- 194.<br />
BAL-
BALDERIR. BALDEUS. BALDUINUS. '0<br />
BALDERIK, Bisfchop van Utrecht- 1 zoon van LODEWTX?<br />
JJEJI X. Graav van Kleef, en broeder van Graav BALDEWYN,<br />
volgde op Bisfchop RADEODUS in 917, en voerde vele uitmun<br />
tende daden uit. Hij verdreef de Deenen, maakte de vesting<br />
van Utrecht groter, en vernieuwde de domkerk van St. Marter<br />
ongemeen pragtig. Hij was een man van diepzinnige geleerd<br />
heid, onder wiens tugt en opzigt de kinders. van Keizer HEB?<br />
J5MK DEN I, te weten OTTO, HENDRIK en BRUNO onderwe<br />
zen en opgevoed zijn. Lr 966 trok hij naar Italië om Keizer<br />
OTTO DEN I. te bezoeken, en verkreeg van hem de vrijheid<br />
om gouden en zilveren munt te flaan, als mede de bevestiging<br />
over de Kerk te Thiel in Gelderland. De bisfchoppelijke waar<br />
digheid een tijdvak van 59 jaren bekleed hebbende, ftierf hij<br />
op den 27 december 977. — BEKA £f HEDA, Hift. Uitr. cum<br />
Béfw BUCHELII; in HEDAM, p. 75. Batav. Sacra, I. D. bl. 613.<br />
BALDEUS (PHILIPPUS), eerst Predikant op. Ceijlon, in<br />
dienst van de Nederlandfe Oostindife Maatfchappij, en nader,<br />
hand in het vaderland te rug gekeerd te Geervliet, gaf in 't jaar<br />
1672 uit, ene befchrijving van 't eiland Ceijlon, Malabar ejgi<br />
de kust van Kormandel; 't welk gevoegd bij de werken van<br />
]. DAPPER, J. NIEUWHOF en A. MONTANUS, ene befchrijving<br />
Van de meeste Oostindife gewesten, benevens die van Sijrien<br />
cn Palestina oplevert, gedrukt te Amfteldam gedurende liet<br />
tijdvak van de jaren 1670-1683, in XII delen in folio, met<br />
vele fraaije prenten verfiert.<br />
BALDUINUS, Bisfchop van Utrecht, was de opvolger van<br />
POLKMARUS. De vermaarde JAN VELDENAAR zegt in zijnen<br />
Fasckulus temporum van hem: fji toa£ een gïoricrcfé man ban<br />
groter ueucfjöcn/ enoc fioctfjgebcren / uiant grebe arncitt bie<br />
xix grebe ban eïctte bie toap oem ban fjcm tr\be tesaf, fnn ftifïcr<br />
foen / cnbc biffchou baltwréug toaö 5ijn ouDocm. Naaf het gods-<br />
dienftig gebruik van die tijden, was volgens het eenparig ge<br />
tuigenis, BALDUINUS een man van bijzondere opmerkzaamheid,<br />
zonder valsheid of bedrog. Hij overleed in inejj 994, n a n<br />
°g<br />
géeit
ft BALDUINUS CE II. BALDUINUS. (FRANCBCUS><br />
geen volle vier Jaren cjen bisfchoppelijken zetel te hebben be»<br />
zeten BEKA fif HEDA, Hifi. Uit. cum notis Butaantii<br />
HEDAM, p. 9'i. •<br />
BALDUINUS DE II, Bisfchop v a n Utrecht, wierdt in rr7S<br />
met eenparigheid van ftemmen, als de opvolger van Gor*l<br />
VAART tot die waardigheid verheven. Hij was een Hollander<br />
van geboorte, zijnde een broeder van FLORIS DEN III Graav<br />
Van Holland, OTTO, Graav van Btmhtim en DIEDERIK Dom<br />
proost van Utrecht. Zijn roem beftond in de zagtmoe'digheid<br />
en kuisheid,die hem toegefchreven wordt; hij was zeer ftreng<br />
tegen rovers, ftraatfchenders en rebellen, die hij fcherp ver<br />
volgde, en allerwegen uit zijn Bisdom verdreef; ook voerde<br />
hij oorlog tegen GERARD en OTTO Graven van Gelder ter oir<br />
" zake van de Veluwe. Hij ftierf den ii april- l l g 6 a a n' e n e o n,<br />
verwagte ziekte, na dat hij het Bisdom r8 jaren beftierd hadt<br />
i Utfupra. p. 177-183.<br />
BALDUINUS (BENEDIKTUS), de zoon van een Schoen<br />
maker, die m zijn jeugd insgelijks het zelvde handwerk heeft<br />
gedaan en omtrent >t jaar l 6 o o leefde, begaf zig later tot<br />
de beceffenmg der Godgeleerdheid en Philologie. Zijn vroeg-<br />
fte levensfond gedenkt hij, in een door hem uitgegeven boek<br />
je, getijteld: Calceus antiquus g> mijfiicus. Paris 1615. Svo<br />
Van welk werkje mén berigt vindt bij FABRICIUS in Bihl—<br />
pha antiquaria, C. XVIII. (J. I 0. p. 573, 5 ? 4 sf<br />
Onom. liter. Pars IV. p. 114. '<br />
BALDUINUS (FRANCISCUS), Hoogleraar in de regtsge.<br />
eerdheid. Onder alle de voorname Mannen, die wij onzé<br />
lezers doen kennen, zal men 'er zeldzaam ja mooglijk geen<br />
één aantieffen, die op 's werelds fchouwburg meer wisfelingen<br />
heeft ondergaan, dan deze. Als Regtsgeleerde zal men hem<br />
mmmer van het pad der- deugd zien afdwalen; dan hoe groots '<br />
hoe verheven hij ook in dit vak der wetenfchappen uitblonk'<br />
zo veel te lager zonk hij ten aanzien van ene gepaste ftand-<br />
vastighe.d in het belangrijke ftuk van den godsdienst, en bragt<br />
daar door zijn zedelijk karakter in geen geringe minachting;<br />
te
BALDUINUS. (FRANCISCUS) •9<br />
te meer, daar geenzints zijn verftand, maar alleen tijdelijk be<br />
lang, hem tot die wuftheid fcheen over te halen.<br />
BALDUINUS wierdt op den eerften dag des jaars 1520 gebo<br />
ren te Arms, in 't graavfchap Artois, "t welk voorheen mede<br />
tot de Nederlanden behoorde, uit een aanzienlijk geflagt; bekle<br />
dende zijn vader ANTHONY BALDUINUS (BAUDOUIN) , aldaar heC 1<br />
ambt van 'Fiskaal; zijne moeder HENDRIKA JOHANNA , was afkom-<br />
ftig uit het vermaarde geflagt der FOEESTEN. De jonge BALDUINUS<br />
nauwlijks lójaien oud, werdt naar Leuven gezonden, alwaar<br />
hij zig beijverde om de meeste wetenfehappen, inzonderheid<br />
de regtsgeleerdheid, onder het opzigt der voornaarnfte Hoog<br />
leraren grondig te beoeffenen. Hoedanig hij hier in Haagde,<br />
bleek toen hij reeds in 1542 in't licht gaf: Leges Jufiiniani<br />
de re Rustica, met aanmerkingen, die hij twee jaren te voren<br />
te Parijs hadt bearbeid, BALDUINUS trok in 1543 ten tweden-<br />
male naar die ftad. Hij drong zig hier in de gunst en vriend-<br />
fchap van L. BAIF , KAREL DU MOULIN en CUJACIUS , en nam<br />
zijn intrek bij DU MOULIN. Aldaar betoonde hij reeds enigen af<br />
keer voor den roomfen godsdienst, en het duurde niet lang, of<br />
hij gaf daar opentiijk blijken van; want nog in dat zelvde jaar<br />
ondernam hij ene reize naar Geneve, en leidq aldaar belijdenis<br />
van de leer van CALVYN af. In 1545, kwam hij over Straats*<br />
lurg, na aldaar een mondgefprek met MARTINUS BÜCERUS ge<br />
houden te hebben, te Parijs te rug, begevende zig aldaar we<br />
der tot de roomfe Kerk. Ook nodigde hij door een Program-<br />
ma, onder den tijtel: Pmfata de Jure Cirili, de Studenten<br />
ter aanhoring van zijne voorlezingen, en bragt in 1546, de<br />
fchone verhandelingen over de Injlituten van JUSTINIAAN to<br />
voorfchijn. Zijne wufte onberadenheid, dreef hem ten tweden-<br />
male naar Geneve, en wel tot CALVYN , die hem met alle gul<br />
heid en de toegenegenheid enes vaders ontving, gunnende hem<br />
zijn huis en tafel, doordien hij voorgaf zijne leerflellingen op<br />
nieuw te willen omhelzen. Hier door ontging hem het ambt<br />
van Hoogleraar te Grenoble, dat hem toegedagt v/as. Hij keer<br />
de vervolgens te rug naar Parijs, verborg zijne herhaalde ver<br />
andering van godsdienst, en begaf zig met ongemene vlijt tot'<br />
II. DEEL. D het
S* BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />
het leraren en fchrijven. In i 5 4 8 , deedt hij zijne Commentarien<br />
over de voornaamfte Jufiiniaanfe Novellen, te Lion drukken,<br />
In dat zelvde jaar leide FRANCISOUS DUARENUS zijn profesfo-<br />
raat te Bourges neder, om het ambt van Advokaat te Parijs-<br />
te aanvaarden; deze een goed vriend van hem zijnde, wist<br />
bij de Regering van Bourges te bewerken, dat BALDUINUS in<br />
zijne plaats werdt aangefteld. Dan de vriendfehap tusfen deze<br />
twee grote Mannen, duurde niet lang, maar verwisfelde wel<br />
haast in enen onverzoenlijken haat; want EGUINARIUS BARA de<br />
ambtgenoot van BALDUINUS, met wien DUARENUS zig niet had<br />
L-rmen verdragen, en inzonderheid om die reden Bourges hadt<br />
verlaten, kwam in het jaar 1550 te flerven. DUARENUS wist<br />
2!g dooi; zijne vrienden dien post te verzorgen, met een aan<br />
zienlijke wedde, verre die van BALDUINUS te boven gaande;<br />
rdt gaf aanleiding niet alleen tot onaangenaamheden, maar<br />
veroirzaakte zelvs zodanig verregaande twist, dat de Studenten<br />
partij kozen, en het tot dadelijkheden overfloeg. De Regering<br />
van Bourges fcheen, door fcherpe verwijtingen-, BALDUINUS als<br />
den bewerker hiér van te befchouwen. Wat hier ook van<br />
mag zijn, zeker is het, dat hem het verbliif te Bowes on<br />
draaglijk werdt, en hij zonder iemand vaarwel te zeggen, in<br />
1.555 van daar vertrok. Gedurende deze twisten, trad hij in<br />
H huwelijk met KATAEINA BITON, weduwe van PHILIPPUS LAB-<br />
BEUS, een agter-kleinzoon van den geleerden Jefuit van dien<br />
zelvden naam; hier verwekte hij maar ene dogter bij, welke<br />
te Heidelherg geboren, en tweemalen gehuwd is geweest.<br />
Hij begaf zig naar Geneve, en nam zijn toevlugt weder tot<br />
CALVYN, die geen reden hadt om hem vriendelijk te ontvan<br />
gen; bij wist egter op nieuw zijne genegenheid te winnen,<br />
met zig ten derdenmale in 't openbaar tot de Hervormden te<br />
begeven. Van Geneve trok hij naar Tubingen, ter verkrijging<br />
van den post-als Hoogleraar, die door KAREL DU MOULIN aldaar<br />
zedert enigen tijd bekleed was; dan de onophoudelijke klagten<br />
zijner mededingers, ja zelvs naderhand die van zijne ambtge-<br />
roten, hoofdzaaklijk befTaande, dat hij zijne regtsgeleerde Ies-<br />
fêlï met ie veel theologie vermengde, maakten zo veel gerugt<br />
ten
BALDUINUS. fFRANCISCUS) JQ<br />
ten ziinea r.odele, dat hij genoodzaakt wierdt ten einde on-<br />
aangeiraamhedfa. te ontgaan, van die bediening vrijwilligen<br />
afftand te doen, fohoon de Hertog van Wurtemberg die hem<br />
gunftig was en zijne vcrdienften kende, hem gaarne wilde behouden;<br />
doch BALDUINUS onbuigzaam, wilde na geen stoor-<br />
flagen van bemiddeling, luisteren. Op raad van CALVYN nam<br />
hij toen op zeer voordelige voorwaarden, het ambt van Hoog<br />
leraar op het doorlugtig (obool van Straatsburg aan; dit Gijm-<br />
Xiafium in 1566 tot ene Hogefchool bevorderd, deedt hij aldaar<br />
een openbare redevoering over de Burgerlijke Regten, en liet<br />
dezelve in druk uitgaan; geen geringe trekken bragt hij daar<br />
in te berde, tegens DUARENUS, hem affchilderende als den<br />
fchijnheiligften aller ftervelingen, die de jeugd door ondeu<br />
gende leerftellingen tragtte te verleiden, om die reden de<br />
Duitfers aanradende, hunne kinderen niet naar Frankrijk tc<br />
aenden. Dan DUARENUS bleef hem niets fchuldig, want<br />
twee brieven die hij in druk uitgaf, den enen aan CALVYN en<br />
den ander aan F. HOTTMANKUS gerigt, waren met de gevoe-<br />
ligfte uitdrukkingen vervuld, ja van den laatften zou men ge<br />
bruik hebben kunnen maken, om een naamregister van fcheld.<br />
woorden famen te fielten. Doch BALDUINUS gaf geen kamp;<br />
in 155Ö, liet hij te Straatsburg een zogenaamd Christelijk antwoord<br />
drukken, waar in hij nog fterker fchold en raasde, dan DUA-<br />
RENUS gedaan hadt. In dat zelvde jaar wierdt HOTTMAN zijn<br />
ambtgenoot, welke tot dien tijd toe te Laufanne, defraaije lette<br />
ren onderwezen hadt. BALDUINUS hadt veel tot die beroeping<br />
toegebragt ; doch het gevolg beantwoordde in geenen dele<br />
aan de verwagting die hij 'er zig van hadt voorgeteld;^ want<br />
HOTTMAN werdt voor hem een twede DUARENUS, dat is zijn<br />
volflagen vijand; en om den eerften wraak te verfchalFen, nam<br />
de twede alle mooglijke middelen te baat, om hem te kwel<br />
len. Bij dit verdriet, kwam nog een ongemene duurte van<br />
levensmiddelen te Straatsburg; 't welk alles famengenomen,<br />
BALDUINUS deedt befluiten, een ander verblijf te zoeken; en<br />
hier toe deedt zig gemakkelijk ene gelegenheid op. De Keur-<br />
paltfife Kanfelier MINKWIS en nog twee voorname Hofraden,<br />
D z<br />
w a<br />
*
fS BALDUINUS. (FRANCISCUS;<br />
waren zijne vrienden; deze hadden hem reeds in den unnng<br />
van X55ó geraden, vóór zijn ambt te Straatsburg te bedan<br />
ken, en een dergelijk op het Hogefchool te Heidelberg te aan<br />
vaarden , waar toe zij zig fterk maakten hem zulks te bezorgen t<br />
zo zeer hij in den beginne daar over weifelde, zo min zwa<br />
righeid vondt hij 'er nu in om het aan te nemen; hij trok das<br />
ifi 1557 derwaarts, wierdt van Gereformeerd een Lutheraan,<br />
bragt zijne ledige uren Set fchrijven door, en leefde verge<br />
noegd; welk genoegen trapswijze vermeerderde, door de komst<br />
zijner huisvrouw, die hij in Frankrijk hadt agtergelaten , ea<br />
door de verkrijging van zijne bibliotheek, waar van hem 't ge<br />
bruik tot hier toe geweigerd was; voeg hier nog bij, de eer<br />
riiö hij genoot, van in dat zelvde jaar de vergadering te Frank,<br />
fifi bij te wonen, welke door middel van den Keurvorst van<br />
de Paltz, OTTO HENDRIK, was bewerkt, ten eindo door de<br />
bijeenkomst van enige Duitfe Vorften, een einde aan den lang,<br />
durigen twist te maken, tusfen de huizen van Hesfen en Nas,<br />
fa, over de Katzenelleboogfe erfopvolging; door zijn' cirdeel-<br />
kundige raadgevingen, bragt hij veel toe, om dat hatelijke ge,<br />
ühil te beflisfen, en tot genoegen van beide partijen ten dm-<br />
cie te brengen, Het was ook'op deze vergadering, dat BAL-<br />
.CÜÜïuS kennis maakte, met den beroemden, en dcor zijne<br />
fchriften alom bekenden JACOBUS OMMULIUS; en dat teffens<br />
•de grond gelegd wierdt van die vertrouwelijke vriendfehap,<br />
welke zedeit tusfen hem en den roomfen Geestelijken KASSAN'<br />
DER plaats heeft gevonden, wiens gemeenzame onderhoudin<br />
gen hem een verregaande onverfchilligheid voor de Protes<br />
tanten inboezemden; waar van egter eigenbelang, naar alle<br />
Waarfchijnlijkheid, het beweegrad was; want op dien tijd hadt<br />
Hertog WILLEM reeds op 't oog, om te Duisburg een Hoge-<br />
ichool op te rigten , alwaar KASSANDER den post van eerften<br />
Hoogleraar zoude vervullen, en BALDUINUS ongetwijfeld ook<br />
iiiet zoude vergeten worden; doch het gantfe werk blee," in<br />
de geboorte fteken. Hoe vergenoegd hij nu ook te Heidelberg<br />
gedurende enigen tijd leefde, bewerkte egter zijne onverzade-<br />
iykc zugt tot verandering, zonder 'cr enige fchijnbare reden,<br />
voor
BAJLDU1NU5. (PRANCIS-CüS) , |j<br />
. voor te hebben , dat hem daar alles tot een last wfevdj.<br />
Verblind door fiche nerende voortützigten, deedt hij zig in<br />
1561 , onder voorwendzel van dringende noodzaaklijkhsid f<br />
naar Frankrijk nodigen, en zeide de zekere plaats te Meidel-<br />
lerg vaarwel, om aldaar een hoger doch onzekerder trap van<br />
eer te beklimmen. Zijn eerfle bedrijf in Frankrijk komende,<br />
was al wederom van godsdienst te verwisfeien, en van pro<br />
testant wieidt hij nu op nieuw roomsgezind; want hij begreep<br />
wel, dat anderzints de weg tot fortuiii voor hem zoude geflc*-<br />
ten zijn. In dezen tijd werdt het ontwerp gevormt, om site 4?<br />
Roamft en protestantfe hoofden onder een hoed te brengent<br />
men wierp de ogen op KASSANDER, om zulks te bewerkite'digei?;<br />
dan deze die liever een anderen, dan zig zei ven dezen l89t<br />
op den hals gefchoven zag, prees BALDUINUS als den bekwsam-<br />
ften hier toe aan; ook nam 'er de Koning van Navttrre genoe<br />
gen in, en deed BALDUINUS bij zig komen, om, na eiiig? ge<br />
maakte ontwerpen, ene reize door het Duitfe rijk te. doen,<br />
waar toe de Koning hem 100 gouden kroonen fchoot, voor.<br />
ziende hem teffens van een onderrigtfchrift, waar naar hij mef<br />
goedvinden van KASSANDER, den vrede der Kerke moest zien te<br />
bewerken. Intusfen dat BALDUINUS zig tot deze reize bereid'<br />
de, werdt op bevel van den Kardinaal van Lotharingen F<br />
HEL, Hertog van Guife, te Poisfij ene Kerkvergadering be-.<br />
legd, waar bij zo wel Protestantfe als Roomfe Godgeleerden te<br />
genwoordig waren. BALDUINUS fchoon afwezend, toonde zig<br />
egter , niet onverfchillig daar omtrent, 's Mans pogingen<br />
hadden bijzonder ten oogmerke, om de Gereformeerden geen<br />
voordeel uit die vergadering te doen trekken, indien het hem<br />
K«'<br />
al nietmooglijk geweest ware, hen onder elkander verdeeld w<br />
piaken; het gelukte hem ook die vergadering vrugtloos te doen<br />
fcheidem Bij zijne terugkomst uit Duitsland, bragt hij £we-i<br />
voorhagen van vergelijking mot zig; doch om die van gee.r<br />
vrugtte doen zijn, kwam'hij niet eerder, dan toen de gezegd»,<br />
vergadering reeds uit een was gegaan; want niets ging h#ï<br />
jninder ter harte, dan die bedoelde vereniging;'doordien tóen<br />
•Biet zekerheid gemeld vindt, dat het hem niet aan de» ÏVÜ<br />
p 3 ont-
54 BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />
ontbroken heeft, om den Koning van Navarre den godsdienst<br />
der Hervormden zo hatelijk af te fchilderen , als dien der Room<br />
fen in een gimftig daglicht te (lellen. Voor deze en andere<br />
gedane dienden, verwagtte hij van de roomfe Vorften, ja zelvs<br />
van het Opperhoofd der Kerke, grote beloningen, en verbeeld<br />
de zig, het geluk reeds agierhaald en gegrepen te hebben. Dan<br />
ook in deze hoop vondt hij zig bedrogen; want de Bisftbop<br />
van raknee, JAN VAN MONTLUC, die hem voor zijn vertrek<br />
uit Duitsland, de belofte van een zeer voordelig Profesforaat<br />
te Valence gedaan hadt, was de eerfte dien hij ten enemalen<br />
van gedagten veranderd vondt. Na vele andere tegenftribbe-<br />
hngen ondergaan te hebben, moest hij zig ten laatften geluk-<br />
k.g rekenen, dat KAREL VAN BOURBON, natuurlijke zoon des<br />
Konings, op ene fobere bezolding, a a n zijn beftuur werdt toe-<br />
vertrouwd. Ook geraakte BALDUINUS in dezen tijd, in een zeer<br />
hevigen twist met CALVYN en S. CRISPYN, waar van zijne<br />
fchriften de duidelijkfte bewijzen opleveren; dan ook niet»<br />
genftaande deze moeilijkheid, begaf hij zig met zijnen leerling<br />
m 1562, naar Italië, ter bijwoning van de Kerkvergadering te<br />
Traite, 't welk men ook als het voornaamfte oogmerk zijner<br />
reize houdt; doch hier bij vondt hij wederom een verkeerde<br />
rekening, veroirzaakt door den dood van den Koning van Na,<br />
varre, die in de maand november van dat zelvde jaar over<br />
leed aan ene gevaarlijke wonde, die hij in de belegering van<br />
Rouaan bekomen hadt. Daar was dus niets anders voor BAL<br />
DUINUS op, dan langs den naasten weg fpoedig naar Parijs te<br />
keren, alwaar hij bij zijne komst, zijne meubelen en boeken<br />
gants niet in dien ftaat vondt, als hij wel gewenst hadt. In<br />
de beroerten door den binnenlandfen krijg veroirzaakt, was al-<br />
les deerlijk verftrooid geraakt, en hij behoefde niet zeer fcherp-<br />
ztonrg te zijn, om te bemerken, dat hij aldaar weinig vrien<br />
den hadt; ten minften niemand, die gedurende zijn afwezen,<br />
enige acht op zijné goederen geflagen hadt. \<br />
Daar het hem in Frankrijk geheel niet fcheen te willen ge<br />
lukken, en de onzekerheid wam- in hij zig be vondt, hem da<br />
gelijks met'fiienwe gevaren dreigde, dagt hij best het oog-naai 1
BALDUINUS. (FRANCISCLS) '5<br />
tün vaderland te flaan, en daar te rug te keren; doch de matigheid<br />
was, dat, zo dra de Regering de partij der Hervin<br />
den hadt. gekozen, hij daar uit gebannen was. Overbodig sya<br />
het zijn, hier te verhalen, hoe gruwzaam en beestagtig da<br />
Spanjaarden met die genen handelden, die zig gewetenshal ven<br />
verpligt hielden, van godsdienst te veranderen. Het griefde M<br />
Staten des Lands deerlijk, dagelijks onfchuldige flagtoffers. naaï<br />
het moordfchavottezien flepen, en zij zog.en hierom met allen<br />
ijver de verzagting van'sKonings plakaten te bewerken, hmm<br />
uiterfte pogingen aanwendende om een middenweg, öf chris<br />
telijke verdraagzaamheid, tusfen de Roomfen én Protestanten uit<br />
te denken. KASSANDER, óp wien men het oog geflagön hadt<br />
om zulks te bevorderen, behaagde egter aan de meesten met,<br />
om zijn ruw en verwaand karakter. Graav WILLEM LODE-<br />
WYK van Nasfau, herinnerde zig ter dezer gelegenheid, onzen<br />
BALDUINUS, dien hij te Straatsburg had horen leraren, en te<br />
Heide'berg beter van nabij leren kennen; ook waren zijn' broe<br />
der WILLEM DE I, en andere Groten, als de Aartsbisfchop<br />
van Kamerijk en MAXIMILIAAN VAN BERGEN, niet tegen hem;<br />
want BALDUINUS bezat, behalven zijne geleerdheid, al wat<br />
in een volkomen Hoveling vereischt wordt; en dus darten zrj<br />
hem in ftaat, die gewigtige zaak tot een gewenscht einde te<br />
kunnen brengen. Ter bevordering dan van dat heilzaam oog<br />
merk, werdt hij ontboden, het zij om alleen of wel met me<br />
dewerking van KASSANDER de hand aan den ploeg te flaan; en<br />
hiettegenftaande het opgemelde banvonnis tegens hem uitge-<br />
fproken, werdt hij in 't jaar 15Ö4 * door den Prins VAN ORAN<br />
JE en andere Groten, buitengemeen gunilig ontvangen, en met<br />
gefchenken overladen; ook verzekerden hem alle de Edelen,<br />
dat zij hem het ambt van Hoogleraar te Doitai of te Leuven<br />
zouden bezorgen.<br />
BALDUINUS dien het nimmer aan woorden ontbrak, verhief<br />
hemelsbreedte zijne daden. Hij aanvaardde zijnen arbeid mei<br />
het zamenftellen van het zo beroemde en alom bekende fmeek-<br />
Jchrift aan den Koning. Ook bevondt hij zig bij de onverge<br />
noegde Edelen, toen die bezig waren met het niet minder bc-<br />
£> 4<br />
r u e
pö BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />
rugtefmeeychrift, weik daar na aan de Hertoginne MARLET<br />
VAN PARMA, werdt overgegeven, op te flelien, en 't welk<br />
op den 3 april 1555 getekend wierdt. In het volgende jaar<br />
kwam dö tijran ALVA te Brüsfiï, en deedt kort daar op de<br />
Graven EGMOND en HOORN gevangen nemen. BALDUINUS die<br />
mtusfen wederom te Parijs geweest, en op aandrang van-<br />
Graav WILLEM LODEWYK, ter verkrijging van het ambt te<br />
Douaz in allerijl naar Brusfel gereisd was, maakte zijne op-<br />
wagtmg bij den Hertog. Het zal mooglrjk vreemd voorko<br />
men, dat gen man die toen een aanhangeltng van ORANJE<br />
was, waar van ALVA niet onbewust konde zijn, door hem<br />
gunftig ontvangen wierdt; doch deze verwondering zal ras<br />
verdwijnen, wanneer men zig herinnert, dat hij een regtfcha-<br />
pen Hoveling was, en zig zijn gantfche karakter voorftelle<br />
als dat van iemand, die korrflig de huik naar den wind wist<br />
te hangen. Hoe het ook zij, het fchijnt egter door zijn vol<br />
gend gedrag, dat liij den Hertog weinig betrouwde; want hij<br />
verzogt hem om verlof, zijne vrouw en boeken van Parijs.<br />
te mogen halen; doch eens daar zijnde, vergat hij naar den<br />
bloeddorftigen landvoogd te rug te keren. Hij hieldt zig nu<br />
te Parijs bezig, met het houden van voorlezingen over deP««-<br />
dektsn, die met algemene toejuiching aangehoord werden; ja<br />
GAUCHIER DE ST. MARTHE getuigd, in zijn lofredenen op ver-<br />
maarden Rcgtsgeleerden, dat zig onder zijne hoorders,<br />
de voornaamfte Raadsheren en Krijgslieden bevonden.<br />
In 1568, wist bij de Regering van Befanpn te overreden,<br />
om een Hogefchool in hare ftad te ftigten, en zij bei iepen<br />
hem tot Hoogleraar in de regten; doch nauwelijks'hadt hij zig<br />
daar ter neder gezet, of hij wierdt gewaar dat Keizer MAXI-<br />
MILIAAN DE II, aldaar geen Hoogleraar in dc regten wilde<br />
dulden; zulks fchrikte hem af, om enige lesfen televen, en<br />
welke dringende aanzoeken men hem ook daar toe deedt ver<br />
.weigerde hij het volftandig, met te zeggen: „ het rTaat , a n<br />
„ geen uitlegger der wetten vrij, de bevelen te overtreden<br />
„ van hem, die wetten geeft." Zijne bedoelingen hier dus<br />
ook verijdelt ziende, keerde bij zonder lang beraad naar Parijs<br />
te
BALDUINUS. (FBANCISCUS) 57<br />
* rug, en wierdt eindelijk na zo vele omzwervingen, dien<br />
woeligén levenftandmoede, en zugtte naar een beftenéige rus*<br />
plaatze; hier toe bood zig ook wel dra de gelegenheid aan;<br />
want hij wierdt op aanbeveling van den Kanfelier des Heitcgs<br />
VAN ANJOU, in 1569 door dien vorst, tot Hoogleraar in de reg<br />
ten te yfogmaangefteld, en bovendien benevens PIETERAY-<br />
RAULT, tot des Hertogs Raad benoemd.<br />
Dan ook hier , bereikte hij zijn doelwit niet; want voor dat<br />
vier jaren verlopen waren, werdt hij in 1573- tot Hoogleraar<br />
in de regten te Parijs beroepen; welken post hij gretig aan<br />
vaardde, en tegenswoordig was bij de luisterrijke pragt die<br />
bij de plegtige inhaling der Poolfe Gezanten ten toon gefpreid<br />
wierdt, ter gelegenheid, dat zij den Hertog VAN AKJCU kwa<br />
men verwittigen, dat hij op den 16 meij tot Koning van Po-<br />
tot was verkozen. Men verbeelde zig niet, dat BALDUINUS<br />
flegts een bloot aanfehouwer van deze plegtigheid was, verre<br />
van daar, hij (j-eelde J<br />
er ene hoofdrol, want zijne redevoering<br />
aan een dier Gezanten, met name Jon. SARIÜS Z/.MOSKY, daar<br />
hij groten lof mede behaalde, ftrekt tot een be .vijs van het te<br />
gendeel. In verfcheidene gefprekken met de Poolfe Edellie<br />
den , onderrigte hij hen, welke verbeteringen voor de Hoge-<br />
fcho'ol teKrakau noodzaaklek vereischt wierden , zou zij ir, bloei<br />
geraken; en tot een der gefcbüafte middelen , prees hij daar toe<br />
aan ene handleiding, hoedanig de beoerlening der regtsgelcerd-<br />
heid moest beftierd worden; fchenkende hen ten dien einde,<br />
enige zijner redevoeringen en lesfen, die hij te Bourges voor<br />
heen gehouden hadt. De Poolfe Gezanten deden hun uiterfte<br />
best, hem over te halen, met hun naar Krakau te vertrekken;<br />
ook 'was BALDUINUS hier niet vreemd van, en zon zig daar toe<br />
hebben laten bewegen, ware de dood niet tusfen beiden<br />
gekomen, die alle de grote ontwerpen verijdelde, welke hij<br />
reeds tot die reize gefmeed hadt. Hij wierdt door een aan<br />
houdende koorts aangetast , die hem fpoedig ten grave ücepte;<br />
en hij overleed in tegenwoordigheid van zijne huisvrouw<br />
en dogter, benevens den beroemden Jefuit MALDdKATj den<br />
11 november i
55 BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />
ras te Parijs. PAFIRIUS MASTOS droeg zorg dat BALDUINUS ia<br />
het klooster der Mathurinen wierdt begraven, en dat dit zonderlinge-graffchrift<br />
op dezark'die hem bedekte, wierdt geplaatst:<br />
CUJACI? BALDUINUS hicjacet; hoe team reputa, & vale!<br />
Mortuis vóbis, Jurisprudentiam cerripiet gravis fopbr. FRANCIScus<br />
BALDUINUS J. C. obiit anno etatis LUI. n Kovembris a,<br />
partu Virginis M.D.LXXIII. PAPYJUUS MASSÓNUS Balduim Lditor<br />
pos.<br />
Zie daar lezer, de gewigtigfte levenstrekken een's mans
BALDUINUS. (FRANCISCUS) 59<br />
hebben fommigen hem den naam van ECOBILIUS gegeven, een<br />
ouden Sophist, die om voordeelshalven onder KOKSTANTYN<br />
een ijverig Christen, en onder JULIAAN de roekelooste Afgo<br />
dendienaar was, en na diens dood, weder een der grootfte vx>r-<br />
ftanders van het Christendom werdt. Dan BALDUINUS verwisfeit<br />
fchielijk in een bevalliger gedaante, wanneer men hern als<br />
Geleerde befchouwt; want dan vertoont hij zig als een Man,<br />
die met behulp der griekfe en lat'tjnfe talen benevens de gron<br />
dige kennis der oudheden, een der voortreffeüjkfte uitleggers<br />
van het Roomfe Wetboek was, en met den zelvden glans in<br />
het verklaren der Burgerlijke Regten en Kerkelijke Gefchiedé-<br />
nis praalde. In een woord, zo lang 'er zugt voor ware ge<br />
leerdheid zal zijn, zullen de febriften van BALDUINUS als al-<br />
toosdurende gedenktekenen van zijn te regt verkregenen roem,<br />
in eerbiedige aandenking blijven. Men vindt ene optelling<br />
van zijne veelvuldige uitgegevene werken, onder andeien, in<br />
de Jurisprudentia Romana &f Attka, cum pivfat. J. G. HEINEC-<br />
cn Tom. I. p- 2-26. Ook bij PAQUOT, Hifi. litter. Tom.<br />
lil. p. 71-99- i PAPIR. MASSONUS , Elog. Part. II. p.<br />
255-263. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 221. FR. SWEERTII,<br />
Athen. Belg. p. 239, 240. J^F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 281-'<br />
284. CoNKiNfiius, ad Scec. XVI. c. III. p. 155-<br />
t w n<br />
'-Mis<br />
KRANTZII. TOB. MAGIRUS , voc. FR. BALDUINUS , JCtvs. POPE<br />
BLOUNT, p. 708-709. MORHOF., Polytifi. pratt. Tom. II. p.<br />
571. Jo. MOLLERI, Homonijmoscap. p. 650. CRENII, Animadv.<br />
Philolog. Part. VIII. p. Wfr 118. Jo. FABRICH, Hifi. Biblist.<br />
Part. I. p. 175- PETR. BURMANNUS, fenior, ad Sijllog. Epifi.<br />
Tom. II. p. 241-<br />
C a t a L<br />
BUNAV. Tom. I. vol. II. p. 1057.<br />
Jon. FRID. JUGLERI, SSeytragc lm 3ftt(Nifftf ïSiegtctytytf,<br />
Tom. H. p- 41-78. SCEVOL. SAMMARTHAN. II. Ekgior. p.<br />
107-109. B. G. STRUVIUS, in Thefaitr. var. Erudit. S. Biblio-<br />
theca antiiua. An. 1705- P- 382-386. 526-532. C. SAXI, O-<br />
nam. literar. Pars III. p. 239, 240. Analeü. p. 630. D. CLE<br />
MENT, Eiblioth. curieufe, Tom. II. p. 368. JONA WILLEM TE<br />
WAT2R, Verbond der Edelen , li D. bl. tifltkfö<br />
BAL-
Éo BALDUINUS. (PASCHAS.) BALEN. (HENDRIK VASy<br />
BALDUINUS (PASCHASIUS) , bekleed Je in" 1553 de<br />
waardighe.d van Prior te Pakmpkin, een klooster gelegen tus<br />
fen Rljsjel en Douai; en was een-gelee d man, die ver uitge.<br />
ftrekte kundigheden bezat, zeer ervaren was in de latijnfe,<br />
giiekfe en hebreu wfe talen, de welfprekéndheid, oudheden'<br />
mathefis enz., en geboren fcheen om aan anderen den fmaak tot<br />
tvetenfehappen en godsvrugt in te boezemen. Hij muntte in-<br />
zon eheid uit door zijne zagtaartigheid, zijn geduld en inge-<br />
togenhe d. Mij fchieef de volgende, werkjes: Epift. de Hebrceu<br />
Gsm • arum nominibus ac viribus. De Ponderibus £f Mevfuns. Dt<br />
Caendarii reformatione. Monumenta Chronicon PhanopU<br />
nmjh ap. BUZELINUM,• Gtdlo-FL p. 138. FOPPENS, Eiblioth. Belg,<br />
p. 933. PAQUOT, Memoires litter/Tom. II. p. 391, 392.<br />
BALEN (HENDRIK VAN-), Konstfchüder, is volgens het<br />
getuigenis van KAREL VAN MANDER, een leerling van ADAM<br />
VAN OÖRT geweest. Wat zijne fchilderwijze betreft , draagt<br />
*8 t S^'ftig getuigenis weg, dat zij zo ten aanzien van or<br />
donnantie, tekening als fchikiertrant, deugdzaam goed is, zo<br />
dat zijne Hukken wel in de reije van de konftigfte meesters ene<br />
p'aats verdienen; en, in 't bijzonder moet.men 'er van getui<br />
gen, dat hij zijne naakten zo fchoon, zo poezel van omtrek,<br />
en zo rond en kragtig heeft uitgevoerd, dat bijna' alle andere<br />
konst daar bij afvalt. Onder vele van zijne grote fchildei wer<br />
ken , munt inzenderheid uit, de Afbeelding der zondige/wereld,<br />
ten tijde van den Boetpiedi-ker No ACH; het dorjlige'' Israël \<br />
drinkende van 't water dat uit de fteemots ontfpringt; nog<br />
een ftuk daar FARAO in het rode meir verdrin: t. Een klein<br />
ftukje van hem op koper gefchildert, verdient als een kenstja»<br />
weel befchouwt te worden; het beeld 't oirdeel van PARIS af<br />
lijnde de drie Godinnen, inzonderheid VENUS die zig- van ag-<br />
teren met hare poezelige billen laat zien , zo rond, kragtig en<br />
uitvoerig gefchilderd, dat ze buiten het tafereel febijnen uit<br />
te fteken; de grond waar op zij ftaan, is met gras, kruid<br />
jes, en voorts het gehele landfehap, uitvoerig en konftig door<br />
den FiUwedm BREUGEL gefchildert,<br />
On-
BALEN. (MATHYS) $i<br />
Onze HENDRIK VAN BALEN, heeft een zoon nagelaten, Jo-<br />
KANNES genaamd, in 1611 te Antw rpen geboren, waar van<br />
K. DE BIE, op bh 120 zegt: hij heef; de konst hij zfn berugts<br />
vader HENDRIK VAN BALEN geleert. Nadeihand is JOHANNES<br />
naar Italië gereisd, heeft aldaar de konst voortgezet, en door<br />
gijn ijver en naarftigheid, nog gedurende het leven van zijnen<br />
vader groten roem verworven, waar op dit vers flaat:<br />
PYTHAGQRAS tijran van Lemnos heeft gefchreven :<br />
Als 't lighaam fteift, de ziel tot flegte of beter iTant<br />
Verhuist. Wie twijfelt aan dit oude leerftuk, want<br />
De .^eest van HENRIK leeft in JAN, bij 's vaders leven.<br />
JAN leefde nog in 1661, en woonde toen te Antwerpen, doch<br />
zijn vader was op dien tijd reeds overleden. — K. v. MAN<br />
DER, Leven der Schilders, II. D. bl. 17S. A. HOUBRAKEN,<br />
Schouwburg, I. D. bl. 81,<br />
BALEN (MATHYS), herkomftig uit een voornaam geflagt<br />
te Dordrecht, afftammende van MARIA BALEN, die benevens<br />
bare egtgenoot MATTHIAS AALBERTS, in 1557 het weeshuis te<br />
Gorkum heeft geftigt, werdt op den 1 october 1611 geboien,<br />
uit JAN BALEN en ELISABETH BOKSTAAL zijn eerfte vrouw,<br />
welke uit een aanzienlijke familie van Gent herkomftig was,<br />
en den 1 februarij 1620 overleed. MATHYS heeft diie vrou<br />
wen gehadt, de eerfte KRISTINA VAN DEN TAK, huwde hij den<br />
19 jünij 1632, deze ftierf den 18 october 1642, nalatende<br />
een zoon en twee dogters; met de twede MARTINA SAVARX<br />
trad hij in den egt den 17 april 1644, en deze ftierf den<br />
•?o october 1652, na hem een zoon en drie dogters gebaard<br />
ie hebben; de derde was ELISABETH VAN RVNBERK , hier trouw<br />
de hij mede den 21 december 1653, en heeft bij haar geen<br />
kinderen verwekt. Onze BALEN lei zig inzonderheid uit op<br />
de beoeffening van zijne moederspraak, en maakte versfea<br />
welke in dien tijd gefmaakt wierden; dan zijne voornaamUe<br />
letteroefening beftond, om de oudheden en de gefchiedenis<br />
van zijn vaderftad nauwkeurig op te fpoien, waar toe hij<br />
gee-
& MLEN. (MATHYS)- ««<br />
geenen aanhoudenden arbeid noch vlijt fpaarde, ook wierdt<br />
hem zeer gunitig door de Regering toegang tot de ftads archi-<br />
ven verleend; de vrugten die wij van 's Mans letterarbeid<br />
hebben, beitaan in de V$cftfyjjbi\W ter „Sta* ©oJÖwtSt/ bcr=<br />
tattente baar begin/ ounonrev tamemms cn tetteren fïant<br />
nij./ i(567 in 4to., en verfiert met vele fraaije platen. Dit<br />
werk benevens deszeivs maker, is door de pen van de verfian-<br />
dige Juffer MARGARETHA GODEWYK, met de volgende latijnfe.<br />
digtregels vereert :<br />
Qui Patrimn fervat meru.it geftare Coronam,<br />
BALEN quid meniit? qui Patrimn aedificaU<br />
Delirium Dordrechta tuum, laus prima Camoenae %<br />
Is prelium Famae non morientis habet.<br />
Het is ook waar, dat deze befchrijving alleruitmuntendst is-,<br />
en dat de Schrijver, met voorbijgaan van zaken, welke niet<br />
tot zijn onderwerp behoren, 'er alles in bevat, wat men in<br />
de befchrijving van ene ftad kan verlangen. Hoe veel nut hij<br />
daar mede gedaan, en te gelijk zijnen naam vereeuwigd heeft,<br />
is den Nederlandtren ten overvloede bekend, uit den inhoud<br />
van 't Boek zelve, dat onmisbaar is voor iemand, die de va-<br />
derlandfe gefchiedenisfen beoeffent, doch bezwaarlijk en niet<br />
dan voor een hogen prijs is te bekomen. De war? tijd van<br />
zijn overlijden is mij niet gebleken. FOPPENS, Bibl.<br />
Belg. p. 865. C. SAXI, Onèm. liter. Pars V. p. 246. PA'OUOT,'<br />
Memoires fitter. Tom. IV. p. 100-102. PARS, Naamrol van dt<br />
Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 159-160.<br />
BALEN (MATHYS), Konstfchüder, een kleinzoon van<br />
den Dordfen Hiftoriefchrijver, is te Dordrecht geboren den 24<br />
februarij 1684; zijn vader die in 1746 overleed, hadt den ou<br />
derdom van 100 jaren, min ruim twee maanden bereikt.<br />
Al vroeg toonde MATHYS , dat zijne neiging tot de fchilder-<br />
konst overhelde, met bij zijne ouders zo lang aan te houden,<br />
dat die hem eindelijk bij ARNOUD HOUERAKEN bedelden om te'<br />
leren tekenen; doch na dat hij twee jaren het fchrander on<br />
derwijs van dien begaafden Konftenaar genoten hadt, van be-<br />
fluit
BALEN. BALINGHEM. BALINUS. 6}<br />
fluit veranderden, en hem bij een Kruidenier te Rotterdam irf<br />
den winkel plaatteen, met oogmerk om hem in die nering op<br />
te b.engen; maar op zekeren tijd met zijn meester over het<br />
kloven der duigen van een pruimevat, in woorden rakende,<br />
kwam hij bij zijne ouders weer t'huis. Jritusfen begon de zugt<br />
tot de konst op. nieuw in hem te herleven; des begaf hij zig<br />
andermaal naar HOUBRAKEN, en viel met geen minder drift<br />
ais te voren aan de konstoefrening; daar hij zo lang met dien<br />
zelvden ijver in volhardde, tot hij zijne leerjaren door, en<br />
de grondregels der konst magtig zijnde, zig in ftaat oirdeelde,<br />
om voorts door eigen beoeffening zig te kunnen redden; vol<br />
gende in alles nauwkeurig de manier van zijnen meester, en<br />
meest hiftorien en landfehappen van eigen vinding fchilde-<br />
ïende. — J. v. GOOL, N. Schouwb, der Schilders, II. D.<br />
bl. 55~57-<br />
BALEN (PIETER KRISTOFFEL wj»), heeft ingevolge<br />
berigt van J. B. GRAMAYE, ene Befchrijving van 's Hatogen-<br />
bpsch in het latijn uitgegeven; doch Mr. J. H. VAN HEURN<br />
betuigd, naar die befchrijving te vergeefs gezogt te hebben,<br />
fchoon OUDENHOVEN die in zijnen druk van 1670, bl. 25. aan<br />
haalt. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 601. V. HEUEN,<br />
Befchr. van 's. Hertogenb. I. D. Voorrede, bl. 26.<br />
BALINGHEM (ANTONY VAN) , Jefuit, wierdt te Se.<br />
Omer geboren in 1571, in dc orden der Jefuiten in 1588 aan<br />
genomen, daar nauwer door de vier beloften in 1608 aan<br />
verbonden, en ftierf te Rijsfel den 24 januarij 1630, in zijn<br />
5ofte jaar. Hij heeft zig ten enenmalen tot den predikdienst<br />
toegewijd, en veel roem, door zijne vlugheid en welfprekend-<br />
heid, in die geestelijke renbaan verworven. PAQUOT , Hifi.<br />
litter. Tom. VIII. p. 131-138, telt niet minder dan 40 werk<br />
jes op, die hij over godvrugtige onderwerpen door den druk<br />
heeft gemeen gemaakt. F. SWEERTII, Ath. Belg. p. 35.<br />
ForrENS, Bibl. Belg. p. 6o.<br />
BALINUS (JOHANNES), Priester, geboren te Wezel,<br />
en ook in die zelvde ftad geftorvèn. Hij is geweest Kapellaan<br />
van
tf+ BALJUW. BALLAERT. BALLING.<br />
van CLAODIUS DE RVA, Baron van Baidnpan, en heeft gefchre<br />
ven: de Bello Belgico, mijpiciis Ducis AMBR. SHNUL*. Brux.<br />
1609. in 8w. Ook nog ene menigte andere werkjes, waar<br />
onder vele digtftukken, die men wil dat nog onder bewaring<br />
van zijne naastbeftaandeq berusten. . FOPPENS Bibl Bel*<br />
P- 567- ' ' "<br />
' BALJUW (NO, Konstfchüder, een Antwerper van geboor<br />
te, kwam in 't Iaatfte gedeelte van de voorgaande eeuw ter<br />
wereld. Zijn voornaamfte konstoeffen'ing beftond , in her<br />
fchilderen van Henen vafen, voor de Antwerpfe bioèmfchilders •<br />
welke vafen hij op een vasten prijs ftelde, even als de bakkers<br />
het brood. Men kan niet ontkennen, of zij zijn kondig g crchilderd<br />
en wel'gekleurd, doch vallen wat plat dat jammer<br />
is, want de kindertjes, faters, nijmfen en andere fieraden<br />
daar hij die mede heeft opgefchikt, zijn fraai en ftout gete!<br />
kend en uitnemend wel behandelt WEYERMAN, Leven<br />
der Schilders, III. D. bl. 230.<br />
BALLAERT (MICHIEL), Hoogleraar in de Godgeleerd-<br />
heid, is te Brusfel geboren den 15 april I f f 2 2. wndde<br />
zig vroegtijdig aan den geestelijken ftaat, en is Provintiaal<br />
geweest van de Karmeliten kloosters in Staats-Flaanderen &c.<br />
Hij ftierf den 2 februarij 1684; en heeft onder anderen gei<br />
fchreven : Fnjlitutidnum mijfticarum , libr. IV. Antv. 1671<br />
A-to. Introduttienem tri terram Canneli. Brux. 1659. gV, '<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 896".<br />
BALLING (PIETER), Priester, werdt op Sacramentsdag<br />
van het jaar 1578, na het lezen der Misfe, in de St. Bavo of<br />
grote Kerk te Haarlem, door een der moordzieke Soldaten die<br />
bezig waren met plunderen, zodanig van agteren gekwetst,<br />
dat hij op den fchoot van vrouwe MACHTELD VAN DER LAAN,'<br />
wier man een der nieuw aangeftelde Burgemeesteren was, ne-<br />
derzeeg, en kort na zijne bekomene wonden overleed. -<br />
AMPSING, Befchr. van Haarlem, bl. 463. WAG. , Vad. Hifi.<br />
VII. D. bl. 209. Oudheden van Kennemerl. bl. 27.<br />
BAL»
BALNEAVIS. (HENRY) CS<br />
BALNEAVIS (HENRY), een Schot van geboorte, Lt.<br />
Kollonel bij 't regiment van STUART, een Krijgsman ruim 70<br />
jaren oud, was in 1787 door de Staten van Holland buiten<br />
dienst gefield, om dat hij ronduit weigerde, zig aan derzelver<br />
bevelen te gedragen, in zo verre hij waande, dat die tegens<br />
zijnen eed den algemenen Staten gedaan , aanliepen. Hij be-<br />
ftondt ene daad, door dezen als een betoon van kloekmoedig<br />
heid aangezien, door anderen, zo zij dagten met meerder regt,<br />
voor verraad uitgekreten. Hij hadt Oudewater daar hij in<br />
guarnifoen lag, verlaten en zig naar 's Hage begeven; der<br />
waarts wederkerende, om in gevolge het befluit van den Raad<br />
van Staten, het vorige bevelhebberfchap weder op zig te ne- .<br />
men, werdt hij afgewezen, en moest met zijn rijdtuig te rug<br />
keren. Men droeg te Oudewater alle voorzorg om hem, die<br />
pien vastftelde dat voor hadt met bijftand van volk daar bin<br />
nen te komen, 'er buiten te houden. Verftandhouding met de<br />
Soldaten binnen de ftad, ftelde hem in ftaat, om den tijd der<br />
verrasiing te beramen en dezelve te volvoeren, 's Morgens<br />
tusfen vijf en zes uren naderde hij de poort, werdt door die<br />
zijne zijde hielden gekend, die op een door hem gegeven te<br />
ken , met geweld de wagt aanvielen en hem den ingang be<br />
zorgden , de gereedftaande geweren afhaalden, en hem verge<br />
zelden na het verblijf des Kollonels VAN CITTERS, daar thans<br />
bevel voerende. Men brak de deur open, haalde hem en<br />
den Kapitein MAY, op 't onzagtfte ten bedde uit, en zette<br />
deze beiden met nog twee Officieren, een Adjudant en een<br />
Kommandant der Vrijcorporisten in hegtenis. Intusfen ging<br />
• een gedeelte zijner manfchap de poort fluiten, een ander ge<br />
deelte het gefchut op de wal vernagelen, een derde maakte<br />
zig meester van het kruidmagazijn, om 'er patronen uit te<br />
halen , gelijk zij ook de vaandels en de batailjons-kas in handen<br />
kregen. Vervolgens een wagen geprest en zijn volk in orde<br />
,gefchaard hebbende, trok hij ter poorte uit met vliegende<br />
vaandels en flaande trommels, met vier kompagnien van<br />
STUART, het gehele derde batailjon van GRENIER, vijf Dra<br />
gonders van BYLAND, en een man van SAXEN-GOTHA. Een<br />
II. DEEL. E ge-
6$ BALNEAVIS. (HENRY)<br />
gedfalte y&n het batailjon van HARDENBROEK uit Heusden naar<br />
finmn trekkende, vervoegde zig bij dezen. De drie kom-<br />
pagnien, yan STUART in de Wierikkerfchans, onderrigt van bet<br />
Voornemen van BALNEAVIS, wagtten den uitflag van den toe<br />
leg te Oudewater af. Dezen vernomen hebbende, verlieten zij<br />
pnder aanvoering eens Korporaals, die van den bevelhebben-<br />
den Officier defleutels gevorderd, en, op het dreigen van ge<br />
weld, bekomen hadt, die fchans, waar behalven de Officie-<br />
ïen en enige Sergeanten, flegts 20 Soldaten bleven, alle volg<br />
den zij den weg naar Gelderland door BALNEAVIS ingeflagen.<br />
Dit bedrijf van BALNEAVIS, namen de Staten van Heiland op,<br />
als een verraderlijken aanflag en overweldiging van het krijgs<br />
volk ,
BALTEN. (PIETER) BALTENSZ. (FRANS) Cr<br />
door J. A. DE CHALMOT, II. Deel, bl. 9, 10. XXII. Deel,<br />
fel. 29. 45.<br />
BALTEN (PIETER), Konstfchilder, wierdt in 1579 te<br />
Antwerpen in 't Schilders-gilde als lid aangenomen; hij was<br />
een zeer goed Landfchapfchilder, die de manier van PIETES.<br />
BREUGEL volgde, en ook fraai met de pen tekende; ook hadt<br />
hij verfcheidene landen bezogt, daar hij een menigte tekenin<br />
gen naar het leven hadt vervaardigd. Hij fchilderde op een<br />
vaardige wijze, zo wel met water als olieverwen, en maakte<br />
zeer goede Beelden, fchflderende veelal Boerekermïsfen en<br />
gelijkfoortige Hukken, die gretig gczogt werden. PIETER die te<br />
Antwerpen overleden is, was ook Digter en Rhetorijker. ——<br />
K. v. MANDER, Leven der Schilders, I. D. bl. 306".<br />
BALTENSZ (FRANS), is geweest in 1648 Boekdrukke* te<br />
Dordrecht, blijkens een door hem als autheur uitgegeven boekje<br />
in 8vo., onder dezen zonderlingen tijtel: J»amariunie/ ofte<br />
*>piegf)el öcr Ooöpbjcefcr.thcijt cn «Êertaar&etjr/ ofte gefrneecït<br />
ban ben ï?ecrc met j»ct rcchtscfcohtgó Wijf ban 'éamaria/<br />
pft unt Saccb ban €ph?a:m ban ^ïctjar/ befcfeebcn ia l)rt<br />
bierbe Captttcl ban ben €bangcïi(ï fïcfjanne/ mpn$ boo$c=><br />
fielt / bic met bcrseïöingïjc bcrgoïucn foo:bt/ boïghen^ De tooof<br />
ben öc£ ï}ccrcn &c. Uit de voorrede en het werk zelve, zoude<br />
men niet zonder grond kunnen befluiten, dat de fchrijver<br />
het gantsal in ene verbijstering van zinnen, uit zijne pen<br />
heeft doen vloeijen, doordien 'er geen zamenhang noch ïlot in<br />
het werkje van voren tot agtcren is te vinden, en de woorden<br />
onverfchillig door eikanderen fchijnen geplaatst te zijn.<br />
BALTHASAR GERARDS, geboren te Villefans in Sourl<br />
gtmdie, was de moordenaar van WILLEM DEN I, Prinfe van<br />
•Oranje, welke gruwelijke fchendaad hij op den 10 julij 1584,<br />
door middel van een pistool ten uitvoer bragt, zijnde de Prins<br />
toen ter tijd te Delft in het St. Aagten klooster, 't welk tot een<br />
verblijf voor hem was vervaardigd. BALTHASAR was, terftond na<br />
het plegen van den moord, agter uit door de ftallingen wegge-<br />
vlugt, tot aan de veste, alwaar hij menende zig te water te<br />
E e be-
& SAETHASAR GERARDS.<br />
keggen, door twe? van ' ? Brlhfen dienaren, agterbaald ea<br />
gevat werdt. Men bragt hem terflond in de Conchergerie; hier<br />
'! van IW/ï, waar bij daar na Gemagtigden kwa<br />
men, uit den ffogen Rade en 't Hof van Hcjland, ondervraagd<br />
zijnde, beleedt hij: ,, dat hij BALTHASAR GEHARDS genoemd<br />
>i e<br />
l 9, in 't graavfchap Bqurgandie geboren was; dat<br />
P bl<br />
i $ van wille was geweest, en gelegenheid hadt re-<br />
o g t o m d e ! 1 P r l<br />
M ? ' : n s v<br />
? n<br />
kant,te helpen. Dat hij eindelijk<br />
« v<br />
^ n<br />
. 2 i<br />
J n<br />
voornemen kennis gegeven hadt aan een Jefuit te<br />
M<br />
d i e h e<br />
^<br />
J ) a d t<br />
geraden, deswege, met den Prinfe<br />
« VAN PARJIA te fpieken; dat hij hier op, naar Doornik aan<br />
,. dezen gefchreven hadt, doch geen antwoord duiven afwa*-<br />
„ ten, uit vreze dat hem 't overdragen der zegels van den<br />
Grave VAN MANSVELD, in wiens dienst hij waarlijk geweest<br />
was, kwalijk genomen zou worden. Dat bij hier op ber-<br />
waarts was gekomen, en den moord hadt uitgevoerd, daarbij<br />
„ de reis nog om doen zou, alfchoon hij zig ten dezen tijde<br />
,, duizend mijlen van hier bavondt." Men vondt twee blazen<br />
bij hem , met behulp van welke hij over de graft dagt te<br />
zwemmen. Voorts toonde hij zig bedroefd , dat de Prins dit<br />
feadt men hem wijs gemaakt, nog leefde. Doch vernemende<br />
dat hij gewond was, geliet hij zig blijde te zijn: waar uit men<br />
vermoeden mag, dat hij 't loot vergiftigd of hoekswijze ge<br />
vormd hadt. Daar na gepijnigd zijnde, verklaarde hij • i n<br />
,, zijn opzet gefterkt te zijn, door GERY' Minderbroeder te<br />
„ Doornik, die hem zijnen zegen gegeven, en door den Jefuit<br />
,, te Trier, die hem verzekerd hadt, dat hij omkomende, dn-<br />
„der de Martelaars gefteld zou worden." Andermaal ge-<br />
pijnigd, bekende hij: „ zijn "voornemen den Prinfe VAN PAR-<br />
,, MA geopenbaard te hebben, die hem gewezen hadt naar<br />
V<br />
d m Raads<br />
hee.r ASSONVILLE, met wien hij afgefprokeij was<br />
,, dat hij zig om toegang bij den Prinfe te krijgen, voor enen<br />
FRANCQIS GUION uitgeven zou. Voo^s hadt de. Raadsheer<br />
„ hem ernftig en bij herhaling vermaand, dat hij betrapt wor-<br />
„ dendg, den Prins VAN PA*ÏU njet melden moest." Den<br />
volgenden dsg, bleef hij ook bujten pijnej, bij de gemelde<br />
'• be-
BALTHASAR GERARBS". 6f<br />
' i 'irtentêiiis, daar bij vcegëridé: „ dat hij uit AssoNvïr.LE ver 3<br />
'<br />
j „ ftaan hadt, dat PARMA den toeleg preesj 'en hérri 't lö'orls,<br />
• j ,, bij oen Ban beloofd, verzorgen zou" &c. Voorts volharde<br />
• J hij bij de betuiging: „ dat heni zijne onderneming biet ÏOÜW»<br />
" u „ de, die hij nog ter hand liaan zou, al moest ze duizénd Ié*<br />
1] „ vens kosten, 't Pijnigen verklaarde hij te lijden, oni Zijne<br />
• fl „ voorgaande zonden. Om 't ftuk aan den Prinfe Begaan,<br />
' :<br />
I „ hadt hij, als een wakker voorvegter der Rocmfe Kerke, Üeil<br />
•' U „ hemel verdiend." Nogthans ontviel heffl, Htsferi bekten,<br />
" | dat hij 't ondernomen hadt, uit begeerte naar rijkdom. GB-<br />
;<br />
| geesfè'd zijnde, paste hij op' zig toe de woorden, dböï P'ii.A-<br />
' j TUS gefproken van den Heere CHRISTUS, Ecce Homó, He hift<br />
' II den mensch. Op den i3den, werdt hij door 'dé Gernagtigdci'!<br />
' I uit den Hogen en Provintialen Rade , en door die van óèü<br />
• Geregte en Schepenen van Delft, gevonnist: „ om op eên<br />
„ fchavot voor 't ftadshuis gebragt te worden, daat hem éi<br />
regterhand, tusfen een tocfluitend heet ijzer, gefchrÖéid|<br />
„ 't vleesch voorts, op zes plaatzen, met gloeijendé téngen><br />
! „ uit Zijn lighaam genepen zou worden, zijn lighaatri tQÜ<br />
•„ men daar na van onderen op levende vierendelen J 't hert<br />
! „ daar uit halen, en hem in *t aangezigt werpen; 't hoofd<br />
i; van den romp gehouwen,- zou agter 's Prinfen huizing op<br />
„ een' ftaak, op den fchooltoren gefteld, de vier delen zijirs<br />
i I „ lighaams, aan de bolwerken van vier poorten der ftad ge-<br />
"• g hangen worden. Voorts zouden zijne goederen verbeurd<br />
,; zijn." 't Horen van dit vonnis ontftelde hem dermate, dat<br />
:• hij het uur vervloekte, waar in hij eerst te Dokj den pleü-<br />
:• handel leerde, 't welk hem ter kennisfe der Groten inge-<br />
; wikkeld, en uit ziigt tot ftaat J tot zulk een ramp' gebragt hadt;<br />
dan hij herftelde zig egter fposdig. Des anderen daags den<br />
!, isden julij, werdt het vonnis uitgevoerd, 't welk bij met<br />
i veel hardvogtigheid doorftondt. Toen hem de hand, met<br />
ï : een gloeijend wafelijzer, gekneld was, fchudde hij de ftomp<br />
nog, als ware het om een kruis te maken en het volk te<br />
j zegenen; en het was op de zelvde wijze, dat hij het overga<br />
ï Zijner ftrafïe verdroeg. E. v. METERT-W , NtderL Ottli<br />
E 3 &
lo BALTIN. BAMESBIER, BANELT. BANJAART.<br />
fol. 229. HOOFT, Nederl Gefch.' fol. 903 en 904. WAGEN.*<br />
Vai. Hifi. VII. D. bl. 5- -535, en meer anderen.<br />
BALTIN (ADRIAAN,. geboren in 1545, is Penfionaris<br />
der ftad Brugge- geweest. Hij ftierf in 1623, in den ouder<br />
dom van 78 jaren, en heeft in druk uitgegeven: Orai. in fu-<br />
fiere feren. ALBERTI AUSTRIACI, Principis Belgamn. Ook vindt<br />
ik nog in de Befchrijving van Mechelen, gedrukt te Brasfel in<br />
1770. I. D. bl. 334, een graffchrift in de franfe taal, ter eere<br />
van enen JOSSE BALTIN, die Raad en gewoon Requestmeester<br />
is geweest van de Aartshertogen, geftorvèn is den 9 januarij<br />
1621 en in de Kerk van St. Jan te Mechelen begraven. ——<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 9.<br />
EAMEOOTS, zie LAAR (PlETER VAN).<br />
BAMESBIER (HANS), een Duitfer van geboorte, is ge<br />
weest een deftig Pourtraitfchilder, een leerling van LAMBERT<br />
LOMBARDUS. Hij woonde te Amftetdam, en ftierf aldaar in<br />
'£ laatst der XVIde eeuw, in den hogen ouderdom van bijna<br />
100 jaren, —— K. v. MANDER, Leven der Schilders, I D<br />
bh 155-<br />
BANELT (JOHANNES), 'een Luikenaar, en Geestelijke<br />
van de orden der Kruisbroeders, leefde in de XVIde en<br />
XVIIde eeuw; hij heeft een boekje gefchreven tot tijtel voe<br />
rende: De translatione Reliquiarum corporis S. ODILI;E Colon<br />
Agrippina ad locum clarum, Jive ccenobium Huenfe totius ord<br />
primarium. Col. 1621. 8vo. —— FOPPENS , Bibl. Belg. p, 567.<br />
BANJAART (ALBERT) , afkomftig uit het oud adelijk<br />
Hollandfe geflagt van dien naam, 't welk thans geheel is uitge-<br />
ftorven, was een der genen, die in het jaar 1168, als on<br />
dertekenaar van het verdrag, dat Graav FLORIS DE III. van<br />
Holland genooddrongen wierdt aan te gaan met zijnen overwin<br />
naar FILIPS Grave van Flaanderen, gemeld wordt; gelijk hij<br />
ook voorkomt op het jaar 1203, toen Graav DIRK zig ge<br />
dwongen zag, het oudfte gedeelte van Holland, als een leen<br />
van
BANJAART. (DIRK JANSSEN) fï<br />
itn Brtibmi, te ei kennen. Noodlottiger was vóór h#m | Sït<br />
het zelvde jaar, de partij die hij met anderen', tegens<br />
ADA, haren gemaal den Graav VANLOON, eh moeder gektJziïj<br />
hadt, en waar aan de verwoesting van zijn fchone kasteel tu?»<br />
fen Kastrikum en de Beverwijk gelegëh, moet worden töÊgS»<br />
fchreven, na dat hij nevens anderen, gants Kennemerlmd in<br />
rep en roer hadt gebragt, en het beleg voor den Leijdfen Éus%<br />
geflagen. VELIUS in zijn Kronijk van Hoorn, noemt ondèr énige<br />
der voomaamfte geflagten in die ftad bekend, ook dit, dag<br />
hij zegt 4<br />
, op het jaar 1419 reeds uitgeftorven te zijn, dan dit<br />
moet ene misileiling van dien Gefchiedfchrijver zijn, of $$<br />
de beide volgenden moeten niet tot dat geflagt behoord heb<br />
ben. GOUDHOEVEN, Kronijk, bl. 295, ïg6. WAGEN, ;<br />
Vod. Hifi. II. D; bl. 259- 295- 304-<br />
BANJAART (DIRK JANSSEN), te Htoïn jrborfen, ft<br />
een man geweest, die door zijn ondernemenden aart, boven<br />
het gemeen heeft uitgemunt, en zig tot een hoofd val! de<br />
volkspartij durfde opwerpen, zonder het gezag der Regering<br />
enigzints te fchromen. Hier van gaf hij een doorflaande blijk ,<br />
in het jaar 1477; want als te dier tijd binnen Hoorn een geweldig<br />
oproer ontftond, ter gelegenheid van het invoeren<br />
van enige nieuwe excijnfen die het volk wilde afgefchaft hebben<br />
, en° waar tegen de Regering geene maatregelen te werk<br />
|elde om die te beteugelen, zo drong BANJAART verzelt van<br />
enigen uit het gemeen, in het huis van den Schout, brak den<br />
ftok waar aan de gevangenen gefloten waren los. en voerde<br />
die in verzekering naar het ftadshuis. Daags daar aan, toen<br />
de Schout VELAER die grotelijks' in den haat van het gemeen<br />
ftondt, weder in de ftad kwam, fnelde het grauw naar zijn<br />
huis, doorzogt het van onderen tot boven , maar vondt<br />
hem tot zijn geluk niet, doch toen ging het aan 't plunderen<br />
, vernielende en rovende al wat 'er in was; waar na zij<br />
tiaar meer andere huizen trokken, waar van fommigen het zelvde<br />
lot ondergingen. De verbittering van velen zo wel groot<br />
als klein, tegen Schout VELAER en die genen welke tot zijn<br />
E 4 foo«
?a BANJAART. (DIRK JANSSEN)<br />
fiioer behoorden , was zo uitbundig, dat fommigen van ds<br />
regerende Burgemeesters, in plaats van den moedwil te Mui<br />
ten, van het fladshuis riepen; „ dat Burgemeesteren alles wat<br />
„ door BANJAART en de zijnen was bedreven, ter hunner ver-<br />
„ antwoording. namen." Het gemeen dus den ruimen teugel<br />
gevierd, behoeft men zig niet te verwonderen, dat met hollen<br />
voortvarende, alle palen van befcheidenheid overfchreedt.<br />
Daar waren van de Regenten die dezen moedwil reeds in den<br />
beginne hadden willen fluiten, gevangen gezet, en fommigen<br />
hadden al zestien dagen in den kerker gezugt, dagelijks on-<br />
diaaghjken hoon en fmaad ondergaande, met bedreiging zelvs<br />
dat men hun van 't leven zoude beroven, indien zij niet be<br />
werkten, dat VELAER viijwilligen afftand van het Schoutsambt<br />
deedt, en zijne commisfie aan hun in handen flelde. De vrien<br />
den van den Schout ziende, in welk dringend gevaar hij zig<br />
bevondt, bewogen hem ten laatften door bidden en fineken,<br />
om daar van afftand te doen; waar na men ten Hove wist té<br />
bewerken, dat de aanftelling van den Schout, mits voor die<br />
vergunning ene aanzienlijke fomme aan den Graav betalende<br />
voortaan door de ftad zoude gefchieden. Als nu Burgemeeste<br />
ren raadpleegden, aan wien dit gewigtig ambt te zullen op<br />
dragen, kwam 'er op aanftoking van BANJAART, een onbe-<br />
ftusde menigte ten ftadshuize in Burgemeesters kamer dringen,<br />
z-eggende: „ raadpleegt gijlieden wie gij Schout zult maken?<br />
„ wij waarfchouwen u, indien gijlieden'er enen anderen aah-<br />
„ fteld als onzen kapitein BANJAART, zal de drommel de kaars<br />
„ dragen, en wij zullen u zo veel volk op 't lijf fturen, dat<br />
„ gij 'er van gruwen zult." Deze bedreiging werkte uit, dat<br />
BANJAART het Schoutsambt verkreeg; waar na de rust ook<br />
genoegzaam in d e ftad wierdt herfteld, de gevangenen ont-<br />
flaakt, en aan de uitgewekenen vrijheid vergund om weder<br />
binnen te mogen komen. Doch BANJAART die ter bekoming<br />
van dit ambt, gewaagd hadt de ftad onderfte boven te keren,<br />
hadt weinig genot van zijne euveldaad, want korte maanden<br />
na dat hij in den eed was genomen, maakte de dood een einde<br />
aan zijne door geweld verkregene beftiering. VEJUÜS,<br />
Kronijk van Hoorn, bl. 97. 192. 107. 109. EAN-
BANJAART SCLI, ' 73<br />
BANJAART SCEI, was in 1447 Slotvoogd van Medmblik,<br />
te dier tijd dat Mr. GOOSWYN DE WILDE, een aanzienlijk man<br />
in Flaanderen geboren, het ambt van Prefident van Holland<br />
uitoefende. Tusfen deze beide menfchen, was zedert enigen<br />
tijd een onverzoenlijke haat ontftaan; veelligt alleen ter oir-<br />
zake van de oude partijfchap hier te lande, alzo de Prefident<br />
der Kabbeljauwfe, BANJAART der Hoekje zijde toegedaan was.<br />
De wrok ging zo verre, dat de Prefident BANJAART opentlijk<br />
van manflag of moord befchuldigde ; waar tegen BANJAART<br />
hem niets fchuldig bleef, maar aan DE WILDE de onnatuurlij<br />
ke zonde van Sodomie te last lei. Veel gerugts maakten deze<br />
verwijtingen door gants Holland. r Hertog FILIPS van Bourgon-<br />
dien kreeg 'er wel dra kennis van, en 't is te vermoeden dat<br />
hij den Prefident fchuldig hieldt; immers hij befloot hem van<br />
zijn ambt te ontzetten. Intusfen kwam JAN VANLANNOY, in<br />
junij des jaars 1448 over, bekleed met de waardigheid van<br />
Luitenant of Stedehouder des Hertogs. Op den 2often deedt<br />
hij den afgezetten Prefident, en deszelvs bcfchuldiger, den<br />
Slotvoogd van Medenblik, vatten, en in 's Hage enigen tijd<br />
op 't Hof bewaren; 't fcbijnt egter dat men federt goedvondt,<br />
de regtspleging over DE WILDE niet in V Hage te willen hou-<br />
den, om van de misdaad, die hem te iast gelegd werdt, zo<br />
weinig gerugts te' maken als mooglijk ware. De gevangenen<br />
werden beide naar Heusden gebragt, alwaar zij wel anderhalf<br />
jaar' zaten. Eindelijk voerde men den Prefident naar 't flot te<br />
Loevejlein; hier werd: hij zonder nog fchuld bekend te heb<br />
ben, ter dood vêroirdeelt. Om den ellendigen Heer egter<br />
tot bekentenis te brengen, werdt 'er een vuur ontfteken, in<br />
't voorhof van 't fiot, en een rood kleed daar nevens op de<br />
aarde gefpreid; men beloofde hem 't zwaard, zo hij belijdenis<br />
wilde doen; doch dieigde hem te verbranden, indien hij bij<br />
de ontkenning bleef volharden; waar op hij, uit overtuiging<br />
van fchuld, of uit vrees voor zwarer ftraf, de misdaad be-<br />
leedt, met welke men hem betigt hadt, en op ftaande voet<br />
onthalst werdt. De Slotvoogd die geoirdeeld werdt fiegts een'<br />
manflag te hebben begaan, werdt eerst op vrije voeten gefleld:<br />
E 5<br />
ÉOT[<br />
}
U BANK. (LAURENS) BANKKRT. (ADRIAAN,<br />
doch kort daar ni; bij vonnis van den 6 december i 4 4n t e r<br />
lande uitgebannen, en van alle zijne waardigheden vervallen<br />
verklaart. R. SNOV, kerwn Batav. lib. X. pag I 5 0<br />
DE RIEMER, Befchrijving van 's Gravenhage, II. D. bi. 25 aants<br />
v. en x. WAGEN., Vod. Hifi. IV. D. bl. 22-24.<br />
BANK (LAURENS), geboren te Kaping i : : ,v,,, ; ;, j,<br />
gedurende 15 jaren Hoogleraar in de regten te Wfe, ~<br />
wees, pe achting die hij daar als Student verkerende "reeds<br />
hadt verkregen , werkte uit, dat hij van zijne reizen door<br />
Z'-l '<br />
p a n j t m z<br />
- t e n ,<br />
3 komende, tot het Hoog-<br />
... ereambt aldaar bevorderd wtótfc Hij ftierf den r 3 october<br />
S*« was. een geleerd man, en heeft vele werken door den<br />
d uk weieidkundig gemaakt; * onder anderen: Rcna triul<br />
phans.Fran. 1645. De Tijran.idc Pap, i n R e r e s & p£<br />
2! * ift* ö J T £AÏ<br />
^ ^ 7/ * ^ * * > Mercator, Ma*<br />
;/? 9 l C 5 1<br />
U x a S<br />
tohcee Not, ü uflrata.<br />
'"<br />
I<br />
- " ^ - ^eUari.Z.<br />
b. I, ^ ^ ^ *<br />
nooufte zonden die 'er kunnen uitgedagt worden, het zj<br />
•door geestehjke * wel door wereldlijke pérfonen bedreven!<br />
In M £<br />
" S d d b 0 e t e t G b £ t a i e n<br />
' k<br />
verzoent wori<br />
M ? ï<br />
V e i f C h e i d C n C d n , k k £<br />
"<br />
d<br />
- alle oj><br />
dtfza en H- f M<br />
wetenswaa^<br />
d se zaken, bj BAYLE in zijn DiEUonaire, T. I. p. 4 3 7. *<br />
1730 E. L. VRIEMOET, Aihen; Frif. p a g. 403-405.<br />
*<br />
BANKERf (ADRIAAN), geboren te )%sfkgm e e ;,t fepitem<br />
ter zee onder t Kollegie ter Admiraliteit in'z-fa*<br />
wierdt Schout-brj-nagt den r 9 december I CT5 4, Viee-Admiraa<br />
d n rju,, I 6 6 s, e n l M t f t d i j k Lt. Admiraal den 20 augj"<br />
««ff. In t jaar ir55o beyondt hij zig op de vloot, die naar<br />
frrr, se den; Mj zende met<br />
;? *******<br />
naai Landskroon om aldaar de brandwagt voor de haven té hou<br />
den, en dat vaarwater voor de Sneden onbruikbaar te maken,<br />
fch.p de Z w;«^ genaamd voerende 28 ftukken 'gefchut*<br />
dreef
BANKERT. (ADRIAAN) 7-5<br />
&eef door de kragt der ijsfchollen, tot onder 't eiland Wem<br />
aan den grond. De Sweeden met dit ongeval tragtende hun<br />
voordeel te doen, gingen 'er twee kloeke oorlogfchepen<br />
van 40 en 50 fokken benevens drie mindere vaartuigen op<br />
los, ten einde hem te befpringen, lopende ten zuiden vag<br />
Wee» om, terwijl nog vijf andere fcheerboten en floepen, van<br />
gefchut en volk wel voorzien, benoorden het gemelde eiland<br />
omzeilden; doch de wind hun tegenlopende, dreven zij allen<br />
naar Kranenburg. Den 14 maart kwamen zij weder; verzelt<br />
van enen brander; en terwijl hun volk uit de boten op Ween<br />
landde zeilden de oorlogfchepen heen en weder, fchoten zeer<br />
hevig op het fchip van BANKERT; en bleven den gantfen nagt<br />
nabij hem ten anker liggen. Den isden met den dag gingen<br />
de Sweeden weder onder zeil, en bragten hunnen brander tot<br />
aan het fchip van BANKERT ; deze maakte hier op gebruik van<br />
zijne fokken die 't verst dragen konden , en fchoot niet alleen<br />
den brander in den grond, maar vuurde ook zo.hevigcpde ove<br />
rige Sweedfe fchepen, dat die hem kwartier beloofden, zo hij<br />
zig wilde overgeven; doch BANKERT zijn antwoord was, dat<br />
hij geen kwartier begeerde , maar zig tot den laatften man<br />
zoude verweren, en toonde daar bij met het ophalen van alle<br />
zijne vlaggen en wimpels, dat het hem regt ernst was. Intus-<br />
fen hadden de Sweeden hun gefchut op 'teiland Ween geplant,<br />
om hem mede na de landzijde te befchietcn ; dan ook hier<br />
werden zij door BANKERT dapper begroet; want door zijn ge<br />
fchut werdt van een der zwaarfte fchepen de raa afgefchoten,<br />
en de anderen zodanig geteisterd, dat zij den moed lieten<br />
zinken, en genoodzaakt wierden om af te deinzen. Met eo-<br />
danigen heldenmoed ver «veerde zig de zeevoogd BANKERT,<br />
fchoon aan den grond zittende, tegens twee oorlogfchepen,<br />
vier andere vaartuigen en een' brander, benevens 400 Sol<br />
daten , die op het eiland Ween gelegerd waren, om hem te<br />
overmannen. Alleen drie doden en tien gekwetften bekomen<br />
hebbende, kwam hij met groten roem te Koppenhagen te rug,<br />
alwaar hij op de vriendelijkfte wijze door den Koning van<br />
Mvmmjm wierdt ontvangen, die. nevens den Admiraal Os-<br />
»A>f
ïé BANKERT. (ADRLAAN;<br />
*AM en vele andere hoge Bevelhebbers, hem den wel verdien,"<br />
den lof gaven, dien hij door zijn dapper gedrag met zo veel<br />
ïegc hadt verkregen. "<br />
Als Vice-Admiraal was BANKERT f n- >l jaar, W * tegenswoor-<br />
d g bij den zwaren fcheepfhijd tegens de Èngelfe vloot, onde"-<br />
bevel van den generaal MONK, in welk gevegt z i; n T h• D ^<br />
nauw door de vijanden geprangd werdt, d„ §<br />
hij h t tZnZ<br />
be zonk, genoodzaakt wierdt te verlaten, na het in brT d<br />
geftoken, en zig benevens z,n volk in de boten geborgen te<br />
beoben. Op een ander fchip overgegaan zijnde, ontzette ^<br />
met zijn fmaldeel drie Staatfe fchepen, weike groot gevaar lij<br />
pen om door de Engeljen genomeb te worden. Schoon die •<br />
flag voor de Nedérlandje vloot in geenen dele voorfpoedig was<br />
tverdt egter de vo:rzigtigheid in den aftogt in "acht gel'<br />
men, grotelijks geprezen; en de Staten van Zeeland, betoon<br />
den ook hun genoegen in het gehouden beleid en de zonder<br />
linge dapperheid van bunnen zeevoogd. Als Vice-Admiraal •<br />
kwam hij ook met vijf Zeeuwje fchepen in 1667, bij s lands<br />
zegepralende vloot te Chattam, en fchoon de grboffte ze*e<br />
reeds bevogtcn was, zeilde bij egter met nog 14 fchepen de<br />
rivier verder op, om den vijand afbreuk te deen.<br />
Dan meer gelegenheid om zijnen heldenmoed te tonen ,<br />
kreeg BANKERT in het jaar i ü ? 2 , in den oorlog door dezen<br />
Staat tegens de Engeljen en Franfen gevoerd; want in enen zee-<br />
Lag tegens de famengevoegde vloot van die beide Mo-e-nhe<br />
den, geraakte hij in een hevig gevegt met het imaldeel'vafl<br />
de witte vlag, meest uit Franje fchepen beftaande, blijvend*<br />
hij bijna den gantfehen dag in 't gevcgt. Niet minder dapper<br />
betoonde hij zig in 't volgende jaar, benevens den Lt. Admi<br />
raal DE RUITER, tegens Prins RO S 1 ! ER T en SPRAG, hebbende<br />
DE RUITER met het roede, en onze BANKERT met het blauwe<br />
fmaldeel der Engelje fchepen, te kampen. DE RUETEK lag toen,<br />
met enige fchepen, in het midden der vijandelijke branders en<br />
andere vaartuigen, dan hij boorde door BANKERT verzelt, dwars<br />
door de Engeljen heen. Dï .RUITER bekwam bij dit r-evegt<br />
toinder fehade dan BANKERT, wiens voorfieng en groot tóars^<br />
zeil
BANKERT. (ADRIAAN) 57<br />
esil wierdt argefchoten; ook geraakte zijn fmaldeel enigzints-<br />
iji wanorde, 't welk DE RUITER ZO dra niet gewaar wierdt, of<br />
bij ontzette hem, en herltekle fpoedig de orde. In het twe-<br />
de gevegt welk in dat zelvde Jaar voorviel , ondervond<br />
D'ESTREES, die de witte vlag onder zijn gebied hadt, de moed<br />
en bekwaamheid van onzen zeeheld; en in het derde viel<br />
B AKKERT andermaal aan op het fmaldeel van D'ESTREES , die<br />
men zegt dat heimelijk bevel van zijnen Koning hadt, om het;-<br />
?evegt zo veel te vermijden als in zijn vermogen was; doch;<br />
deszelvs Schout-bij-nagt MARTEL, vogt als een leeuw; zelvs<br />
poogden de Franfen het fchip waar op zig de Lt. Admiraal<br />
bevondt in brand te Heken, dat hun egter mislukte, en zïj<br />
reifpilden hunne branders vrugteloos; hier op dreef BANKERT<br />
hen om de post, alwaar ze in den wind bleven hangen, zon*<br />
der weder af te komen. Bij de hervatting van den ftrijd, vog-<br />
ten de beste Kapiteinen van Prins ROBBERT als ware helden ;<br />
doch BANKERT , DE RUITER , VAN NES en TROMP die hun<br />
gantsch niet in moed en dapperheid toegaven, drongen 'er zo<br />
geweldig op in, dat de vijanden genoeg te doen hadden, men<br />
het Admiraalfchip van SPRAG, en meer ar.dere zwaar befcha-<br />
digde fchepen, te befchermen en uit het gevegt te liepen.<br />
In 1674, bevondt zig de Et. Admiraal weder op 's lands<br />
vloot, die last hadt om langs de kust van Flaanderen te lopen,<br />
Baar en door de Hoofden en agter de Cingels. De vloot van<br />
daar te rug kerende, kwam te Torbaij ten anker; alwaar de<br />
Admiraal DE RUITER 'er enige fchepen afzonderde, waar me<br />
de hij voornemens .was zijne onderneming betrekkelijk Ame<br />
rika, te gaan voortzetten. De overige fchepen bleven onder<br />
het bellier van TROMP, BANKERT en VAN NES, welke door<br />
verftandho.uding met den Ridder DE ROHAN, een landing op<br />
de Franje kust voornemens waren te ondernemen; doch dit<br />
ontwerp voor dat het uitgevoerd koste worden, ontdekt zijn-<br />
de, verviel in duigen; zo dat het aan de Staatjen alleen ge<br />
lukte, een ftroping op Belijle en Nokmoutier te doen, welke<br />
laatfte plaats zij ook veroverden, doch na verloop van wei?<br />
nige dagen, doordien dezelve niet te houden was, weder
?f BANKERT. (JOHAN)<br />
verlieten; z?j hadden aldaar 19 op het ftrahd gejaagde fchee<br />
n<br />
- P ' ?"* enf<br />
S S efchl,t<br />
veroverd, 17000 guldens hrandfchatting<br />
gevorderd, en tot zekerheid voor de betaling van deze<br />
fom, gijzelaars mede genomen.<br />
In 1671 begaf de Lt. Admiraal BANKERT zig in huwelijk<br />
met vrouwe CONSTANTIA CAU, weduwe van den Heer SAMUEI<br />
BISSCHOP; bij de gewone feestviering, hadt hij de eer vier Af<br />
gevaardigden uit 's lands Staten op zijn bruiloftsmaal te ver<br />
gasten; hij leefde met deze zijne huisvrouwe in een vergenoe-<br />
de egt tot m het jaar 1684, toen hij te Middelburg overleed<br />
Zijnde aldaar in de St. Pieters of oude kerk begraven<br />
Men ontmoet zijne Afbeelding op meer dan ene wijze in<br />
plaat gebragt; doch de beste daar van wordt gehouden die<br />
door H. BERKMANS is gefchilderd, en door C. HAGEN in 't ko<br />
per gemeden; onder deze, leest men het volgende Bijfchrift:<br />
Het oor dronk lang den roera van BANKERTS heldenaart •<br />
Nu ziet het oog den Held, tot Neerland* heil gefchaepen<br />
Die 't fnedig flaghfwaeit op de Franfche ruggen fchaerdt<br />
. En noijt voor vijandt heeft gefwicht in 't blanke wapen •<br />
Zijn moedt ontnam den Zweedde land- en zeelaurier<br />
De Deenfche Kroon erkent en eert hem als befchermer'<br />
In yieede bünckt fijn raedt; fijn deucht in oorlogsvier<br />
Men druk hem niet in Print, maer houw fijn beeld uit marmer..<br />
Ook wordt de lof van zijne heldendaden vermeid, ter gelegen<br />
herd van het flaan van verfcheidene Gedenkpenningen, waar<br />
van men de afbeelding en 'befchrijving vindt, bij Mr. G. VAN<br />
LOON, Ned. Hijloriepenningen, III. D. bl. 119. I S 6.<br />
SMAIXEGANGE, Kronijk van Zeeland, bl.' 425. 7 7 ? B R A N D T<br />
Leven van DE RUITER. P. d e LANGE,' Batavife Romein, bl. 480!<br />
P. DE LA RUE, Heldhaftig Zeeland, bl. 120. 273.<br />
• BANKERT (JOHAN) , Zee-Kapitein, waarfchijnlijk een<br />
broeder van ADRIAAN en zoon van JOOST, fneuvelde op den<br />
*J junij i«56 5, i„ den voor zo vele beroemde vaderland*<br />
Heiden nóodlettigen fcheepftrijd tegens de Engelfin, denzelv-<br />
den
BANKERT. (JOOST VAN TRAPPEN) 7-9<br />
•en dag, op welke de Lt. Admiraal WASSENAAR QGDAM met<br />
zün fchip in de lugt fprong, en behalven hem de Lt. Admi<br />
raal KORTENAAR, AUKE STELLINGWERF, en meer andeien het<br />
leven lieten. •—— WAGEN., Vad, Hift. XIII. D. bl. 147. .<br />
!'ANKERT (JOOST VAN TRAPPEN), Kommandcur ter<br />
?,ce, zag het eerfte levenslicht te Vlisfingen, en hadt d:t met<br />
vele andere zeehelden gemeen, dat de vereeuwiging van zijnen<br />
naam meer aan zijne dapperheid, dan aan den luister van zijne-<br />
geboorte moet toegefchreven worden. Zeer waarfchijnlijk was<br />
bij dc vader van den hier boven befchrevenen Lt. Admiraal<br />
ADRIAAN BANKERT; dan hoe het ook mag zijn, onze JOOST,<br />
is door zijne bekwaamheid en moed, trapswijze van een ge<br />
ring bootsgezel, tot het ambt van Kommandeur over de kust<br />
van Zeeland opgeklommen. Hij wierdt in 1624 tot Kapitein<br />
.onder het Kollegie van genoemde provintie aangefleld; en<br />
toen in 1628 de vermaarde PIETER PIHTERSZ. HEIN dei Span<br />
jaarden zilvervloot vermeesterde , voerde BANKERT als Vice-<br />
Admiraal , het fchip de Neptunus van 24 ftukken gefchut en<br />
bemand met 155 koppen. In die zelvde rang, verzelde hij de<br />
Generaal HENDRIK LONCQUE in een'togt naar de Wcstindiën,<br />
om ingevolge' het oogmerk der Westindife Kompagnie, een<br />
aanftag op Femambuk te ondernemen, die ook in 't jaar 1629,<br />
volkom.n en naar genoegen gelukte.<br />
In 1637 bekleedde BANKERT de rang van Kommanden",<br />
en het was in die waardigheid, dat hij met vier Staatje oorlog<br />
fchepen in zee gelopen zijnde, na een hevig gevegt tegen ze<br />
ven Duinkerker oorlogfchepen, 'er drie van vermeesterde, die<br />
hij zegevierende te Vlisfingen binnen bragt, alwaar hij onder<br />
groot gejuig van het volk wierdt ontvangen. Geen minder<br />
aandeel hadt onze JOOST het volgende jaar, in het gevegt te<br />
gens de Duinkerkers, fchoon de Lt. Admiraal MARTEN HAR-<br />
PERTZ. TROMP het opperbevel over de vloot voerde; en dat<br />
hij gerekend wierdt geen minder deel aan de bevogtene zege<br />
dan dien Admiraal te hebben, bleek, doordien hij even als-<br />
deze met -een gouden keten ter waards van 'aóoö gulders<br />
werdt
$o BANKERT. (JOOST VAH TRAPPEN)<br />
werdt befchonken, behalven nog een gifce van 800 guldens in<br />
geld. Ook deelde BANKERT in den roem der overwinning,<br />
.die TROMP in 1639 op de grote Spanje vloot aan de Engelfe<br />
kusten behaalde.<br />
ó<br />
Door zulke en dusdanige bedrijven meer , zig een grote<br />
roem verworven hebbende, verkoos hem de JVestmdife Kom-<br />
pagnïe in 16-45, tot Admiraal over een vloot, die zij voorne<br />
mens was naar de Wcsündièn te zenden, met inzigt om de ver<br />
vallene zaken in Brazil te bërftellen. Hij ging daar mede in<br />
februarij 1646 onder zeil, doch deze togt viel noodlottig uit,<br />
en hij hadt tegens vele rampfpoeden te worftelenj want reeds<br />
.leden twee van zijn' fchepen fchipbreuk bij Dmns, en nauwe-<br />
lijks die haven uitgelopen zijnde, dreef hem ftorm en tegen-<br />
. Wind te rug naar Engeland, alwaar de vloot door de ongel<br />
digheid der winden, genoodzaakt wierdt negen weken te ver<br />
toeven. Na het doorworftelen van een menigte andere nood<br />
lottige rampen, waar bij nog ten overmate kwam, dat 'er on<br />
enigheid onder de hoofden en 'muiterij onder het fcheepsvolle<br />
ohtftond; zeilde de vloot eindelijk naar OUnda en kwam aldaar<br />
op de rede, maar vondt 'er alles in den akeligften toeftand.<br />
, Gebrek aan leeftogt, deed de aldaar overgeblevene Nederlan<br />
ders, ten uiterften verheugd zijn, over de aankomst van di©<br />
vloot, doch welke vreugde wel dra op ene bittere wijze werdt<br />
getempert, door de vermeerdering der onenigheden onder de<br />
fchepelingen. BANKERT na aldaar enigen tijd vertoefd en zo.<br />
veel doenlijk de rust onder zijn volk herfteld te hebbe<br />
trok van daar met den Overften HINDERSON en een a 1<br />
ke vloot, naar Rio St. Francisco, en wierp aldaa<br />
met oogmerk om de Portugeezen derwaarts te lokken; djt<br />
mislukte hem ook, en het enigfte voordeel<br />
was het eiland Tagaripa te vermeesteren , , .„<br />
bloeds koste, en alwaar meer dan 2000 menfc<br />
ven geraakten; waarlijk een al te wrede opoffering tot beko<br />
ming van een klein hoekje lands, 't welk men bi it ;<br />
koste houden, maar fpoedig weer in handen der Pc-.;, rezen'<br />
geraakte.<br />
Dan
BANKERT. (JOOST VAN TRAPPEN) Èt<br />
Dan het Haagde hem gelukkiger ter zee, hij nam nu en dan<br />
een fchip of fchoot 'er een in den grond; ook tastte hij om<br />
trent de Baai de todos los Jantos, een uit Portugal komende vloot<br />
van zeven fchepen aan, waar van hij een in dep grond fchoot,<br />
een twedc ontfnapte het, doch de vijf overigen die rijkelijk ge<br />
laden waren , en over de twee millioenen waardig gefchat<br />
werden, wierden prijs gemaakt; 400 Portugeezen verdronken<br />
of fneuvclden in het gevegt, de 250 die overgebleven waren,<br />
wierden gevangen gemaakt en naar Olmda gevoerd. Onder<br />
dezen bevonden zig de nieuwe Onderkoning, de Admiraal,<br />
Vice-Admiraal, de Providoor en Regidoor van Brazil, andere<br />
mindere Bevelhebbers en drie Geestelijken. Nog enigen tijd<br />
hier na wierdt hij met enige koopvaardijfchepen verfterkt, en<br />
veroverde onder da linie, nog vier Portugeefe fchepen met<br />
fuiker geladen, waar bij hij 50, en de Portugeezen 120 man<br />
verloren.<br />
BANKERT was voornemens met vijf fchepen naar huis te ke<br />
ren , doch onder wege werdt hij door ene ziekte aangetast en<br />
ene daar op volgende beroerte overvallen , die hem na weini<br />
ge dagen den geest deedt geven. Zijn lighaam werdt geopend,<br />
gezouten, bewaard, en dus door zijne beide zonen aldaar te-<br />
gcnswoordig, niettegenftaande men het, wegens het toene<br />
mend bederf, verfcheidenemalon over boord wilde, zetten, in<br />
Zeeland gebragt en begraven.<br />
Men heeft twee Af beeldzeis van hem in prent, waar van<br />
het ene door UDEMANS is gegraveert; op het ander dat zonder<br />
naam van Plaatfnijder is, leest men dit vierregelig versje van<br />
D. J. Vos.<br />
Zie hier afgebeeld naar 't leeven,<br />
Zeelands zeemachts Commodoor,<br />
Spanjens vreefe, Duinkerks beeven,<br />
Die in 't vechten u ook gaat voor.<br />
Veel verloor het vaderland aan dezen wakkeren zeeman,<br />
en hij wierdt van velen nagetreurd, doordien van hem de<br />
roem uitging, dat hij een der beste zeehoofden was, die immer<br />
II. DEEL. F
82 BANXHEM. (JAN VAN)<br />
in drenst van 's lands Staten geweest waren. . SMALLE-<br />
CANGE, Kronijk van Zeeland, bl. 772. BRANDT, Leven van DE<br />
RUITER. DE LAAT, jaarl. verhaal van de Westind. Komp., bh<br />
167. P, DE LA RUE, Heldh. Zeeland, bl. 127-130.<br />
BANKHEM (JAN VAN), Prefident van den Hogen Raad,<br />
geboren te Leijden in het jaar 1540, uit aanzienlgke ouders!<br />
wierdt van der jeugd af aan, voorbefchikt tot de beceffening'<br />
der fraaije wetenfehappen. De eerfte gronden leide hij daar<br />
toe te Utrecht, onder beftier van MACROPKDIUS; van daar be<br />
gaf hij zig naar Leuven, alwaar toen de ftudie der regtsgeleerd-<br />
heid ten hoogden toppunt geklommen was; hier ftudeerde hij<br />
met onophoudelijke vlijt, een geruimen tijd; bazogt ver<br />
volgens Angers, en werdt aldaar tot Meester bevorderd. In<br />
zijn vaderland te rug gekeerd, begaf hij zig tot de praktijk, en<br />
oeffende die met veel roem; waar in hij ook, door ondervin<br />
ding en verftand, boven de meeste zijner tijdgenoten uitmunt<br />
te. Wanneer 'er in 1582 een Hoge Raad over Holland,<br />
Zeeland en Westfriesland, waar van het Berigtfchrift reeds in<br />
1580 was ontworpen, wierdt opgerigt en in bediening trad;<br />
werdt VAN BANKHEM, om zijne uitnemende verdienften en be<br />
kwaamheid, op aanbeveling van Prins WILLEM DEN I, tot lid<br />
daar van aangefteld, welken post hij egter niet dan na fterk<br />
aanhouden op zig nam; ook onttrok hij zig daarom niet, ten<br />
dienfte van het vaderland, zig in gewigtige regts- en ftaa'tsza-<br />
ken te laten gebruiken. Dus was hij, benevens zijnen Raads-<br />
vriend DIRK VAN LEUWEN fcheidsman tusfen den Magiftraat van<br />
Leijden en den Dijkgraav en Heemraden van Rijnland, over het<br />
regtsgebied; vervolgens bevlijtigde hij zig naderhand, den twist<br />
tusfen den zelvden Magiftraat en den Senaat der Akademie te<br />
doen eindigen, waar in hij zo gelukkig tot genoegen van beide<br />
partijen Haagde, dat hij kort daar na tot Curator van die Ho-<br />
gefchool verkoren wierdt, welke hij benevens DOUZA en JO<br />
IIAN DE GROOT met zo veel nut en ijver beftierde, dat die<br />
hand over hand in roem en bloei toenam. Bij uitnementheid<br />
wordt zijne deftigheid, billijkheid en kunde in 's lands weiten<br />
en
BANKHEM. (JAN VAN) &<br />
en regten geroemd. Het was ook enkel om z'rjne verdienden,<br />
dat hij na het overlijden van DIRK NIEUBURG, tot Prefident<br />
van den Hogen Raad werdt benoemd, in welke waardigheid<br />
hij den 29 november 1601 overleed. . WAG. Vod. Hifi.<br />
VH..D. bl. 451»<br />
BANKHEM (JAN VAN), eerst Schepen en vervolgens Bail-<br />
juw van 's Hage, waarfchijnlijk een afdammeling van den bö-<br />
vendaanden, doch zeer verfchillend van aart en karakter,<br />
want daar gene een allerbraafst en deugdzaam man was, tooiv<br />
de deze een deugniet te zijn, voor de fnoodde fchelmftukken<br />
berekend, zo als wij door het verkort verhaal van zijn bedrijf<br />
zullen zien. Hij bekleedde in 1672 het ambt van Schepen<br />
in 'sHage, en was een der bitterde vijanden en ijverigde ver<br />
volgers van de gebroeders C. en J. DE WIT; dit ging zo ver<br />
re, dat hij enige Kapiteins van de Haagje fchutterij, bij eede<br />
hadt doen beloven, om de WITTEN niet in 't leven te laten;<br />
ook hitde hij in perfoon de Burgers van het blauwe vendel,<br />
tegens die ongelukkige flagtoffers aan. Of dit nu daden wa<br />
ren welke ene beloning verdienden, late ik aan het oirdee!<br />
van mijne lezers gaarne over; maar zeker is het, dat hij in<br />
feptember van dit zelvde jaar, door Prins WILLEM DEN III, tot<br />
Bailjuw van 's Gravenhage wierdt aangedeld; dan dat hij zig<br />
in deze bediening zo fchelms van zijn pligt kweet, dat de<br />
mate zijner euveldaden overlopende, hij op last van 'tHoj van<br />
Hdland den 31 julij 1680 in hegtenis gezet en drengelijk ge<br />
pijnigd werdt; waar na hij nog in het zelvde jaar, wegens<br />
menigvuldige begane misdrijven en vuile handelingen veroirdeeld<br />
werdt, om onthalsd te worden. Hij beriep zig van dit vonnis<br />
op den Hogen Raad, en wist middel te vinden, om hangende<br />
het geding hier over, uit de gevangenis te ontfnappen, en be<br />
nevens zijn zoon een verblijf te Amfteldam te zoeken, doch bij<br />
werdt hier agterhaalt en betrapt, men bragt hem op nieuw<br />
naar 's Hage, op de gevangenpoort, alwaar hij na nog ver<br />
fcheidene jaren gezeten te hebben, dierf, terwijl zijn geding<br />
v«or den Hogen Raad nog onafgedaan was, en hij daar door de<br />
F 2<br />
w c I<br />
"
jïf BANNING. BANNIUS. BARBANCON,<br />
welverdiende ftraf, em door beulsfcanden op het fchavot te<br />
fterven,''ontging. 'Toen hij te Amfteldam gevat was, werdt<br />
hij befchuldigd met énen zekeren SAMUEL BOSCH een aan (lag<br />
geuneed'te hebben, op den perfoon van Burgemeester KOEN-<br />
EAAD VAN BEUNINGEN, die men weet, dat een groot Aiitago.<br />
nist van WILLEM DEN III. was DE RIEMER, Befchr. vak<br />
's Gravenhage, II. D. bi. 53,' 54. WAG. , Vad. Hifi. XIV D<br />
W.'i5 4. 169. XV. D.- bl. 204. WAG., Befclg. vmi Amftel<br />
dam, VI. St. bl.'ioi.<br />
BANNING (FRANS), zie KOK (F. B.)<br />
BANNING (JAN BODECHER) , geboren te Loosdrecïx,<br />
een dorp in Gooiland, is' gedurende een tijdvak van 23 jaren<br />
Hoogleraar in de wijsbegeerte aan Leijdem Akademie geweest.'<br />
Hij Was 'een geleerd man, en paarde bij de bcoeffening der<br />
wijsbegeerte die 'der dig'tkonst en andere fraaije wetenfehap,<br />
pen. ' Hij ftierf in 1642,' en heeft onder anderen in 't licht gegeven<br />
:' Epigrammata Brafüiana, £? Poematum lihros , una cum<br />
Dhfertatione epiflolica dc Philofophice £f Poèticès ftudiii conjungendis.<br />
lugd. Bat. 1637. 12 0<br />
.<br />
p. Ut- • •<br />
FOPPENS, Bibliotk Belg<br />
BANNIUS. (JOHANNES ALBERTUS), van Haarlem geboortig,<br />
is geweest Priester en een uitmuntend Mufikant. Hij<br />
beeft gefchreven e n uitgegeven:' Epiftolam ad PETRUM SCRI-<br />
VERIUM, de Mufico ftudio , retlé inftituendo i§ inftaurando; eri'<br />
in 't nederduits: gantfcFje famen|ïelïing öcr JBaufïjfs. .<br />
1 ;<br />
FOPPENS,' BPjlioth. Belg. p. 562. "<br />
BARBANCON (KONSTANTYN), geboren in 1565, in<br />
een dorp van den zelvden haam, gelegen een "klein uur gaans<br />
Van Beaumont in Henegouwen. Na het volvoeren van zijne eerfte<br />
letteroeffeninge'n, wierdt hij een Kloosterling van de orden<br />
der Kapucijnen, Vervolgens tot den Priësterftand verheven;<br />
hij was'uitmuntende in deugd, en onberispelijk van zeden;<br />
ook 'ftierf hij met' de geur van heiligheid, den 26 november<br />
J621; 'zónder ziek te zijn geweest, en hebbende nqg dien<br />
' • '-' ' zelv-
BARB2YRAC. (JAN) t$<br />
eèlvdfen dag de Vespers helpen zingen., Ene optelling van zij<br />
ne dweepzieke fchriftenj vindt men bij PAQUGT > Hifti lüter.,<br />
Tom. VIII. p. n6, 117. —— MIRJEI, Scriptores Sax. XVII.<br />
p. 331. edit. FABRIC ÜÏGID. GELENIUS , de admir. magnitud.<br />
Colonice, p. 523-527-<br />
BARBEYRAC (JAN), Hoogleraar in de regtdn te Gronin<br />
gen, is geboren te Bezien in Frankrijk, den 15 maart 1674. Zij 11<br />
vader was aldaar Gereformeerd Predikant, en wierdt genood-<br />
drongen na de intrekking van het edikt van .Nanles, om der<br />
vervolgingswille; zijn vaderland te ruimen en elders een ver<br />
blijf met zijn huisgezin te zoeken. Hij verkoos hier toe Lau,-<br />
•Janne in 1686, en JAN begaf zig naai- Berlijn.-, alwaar hij in<br />
1687 een aanvang maakte, om in hetFranfe kollegie, de fraaije<br />
letteren te onderwijzen. Enige, redenen die men niet gemeld<br />
vindt, deden hem van de beoeffening der Godgeleerdheid af-<br />
zjen, waar toe zijn vader hem hadt vooi befchikt , om zig<br />
der regtsgeleerdheid toe te wijden, en wel inzonderheid, tot het<br />
Regt der Natuur en der Volkeren. In .1710 wierdt hij tot Hoog<br />
leraar in de regten en gefchiedenisfen te Laufannè beroepen,,<br />
en hij verbleef 'er zeven jaren in dien post, in welk tijdvak<br />
hij driemalen de waardigheid van Reétor bekleedde, ianltii<br />
wierdt hij als lid van het Koninglijk Genootfchap der weten-<br />
fehappen te Berlin, opgenomen; en in 1717 aangefteld, tot<br />
Hoogleraar in de regtsgeleerdheid te Groningen, in welken post<br />
hij metèen onvoorbeeldelijken ijver en werkzaamheid, is ver<br />
bleven tot op zijn dood toe, welke voorviel in het jaar 17441<br />
Men heeft van hem de vertalingen in het frans van twee<br />
uitmuntende werken van SAM; PUFENDORF, te weten over het<br />
Regt der Natuur en der Volkeren; en, over de pligten van den<br />
Mensen en van den Burger. Bij het ene zo wel ais bij het an-<br />
deie, heeft hij uitmuntende aantekeningen gevoegd, en bij het<br />
eerfte nog ene voorreden, die 'er tot inleiding van verftreku<br />
De beste drukken van zijn Droit de la Nature &c. is van 1712<br />
en 1734 in 4to., en van les Devoirs de l'Homme &c. van 1718<br />
én 1759 in 4to. Nog heeft hij in het fransen vertaald, uitge-<br />
F 3 6*
U<br />
BARBIEUX. (ANTHONY)<br />
geven de beide redevoeringen van den Hoogleraar NOOIT<br />
*1 , T * Souvminen e n d e<br />
't Geweten, va<br />
nog<br />
verfcheidene Leerredenen van' den beroemden TILLOTSON Ene<br />
puntende franfe vertaling van H. GROTIUS oVer * ^<br />
l1LiT e,<br />
r 0k n e d e i d u i t f C V 6 r t a I i n<br />
' « h e t l i c h t<br />
U ! t g e e Z e n e<br />
^Iw ' het eerst te<br />
^/fcto» m I 7 2 4, e n n a d e r h a n d t e ^ i n I 7 j p h e r d r i ] k t ><br />
I 7 2 4<br />
; R<br />
- C ü m b e r l i n d<br />
«*- & z*<br />
Mnfrr, mede met fchone aantekeningen. Behaiven ver-<br />
kherdene Akademife Redevoeringen, z o te Gekevé, Laufahnè,<br />
te c^» uitgegeven, heeft hij nog oirftron-<br />
gelijk gefchreven en door den druk gemeen gemaakt: traité<br />
jur la morale des Peres, pour repondre au Pere CEILLIER Relig<br />
Bemhttm, uit deze verhandeiing w aar van een klein gedeelte<br />
M het nederduits is vertaald, wordt men des Hoogleraars VB.<br />
t.gö belezenheid in de fchriften der kerkelijke Oudvaders ont<br />
waar en telkens welk een geringen prijs hij in het oirdeel<br />
van dre Mannen fteide. Traité du Jeu & e. 3 torn. Amft. i 7 3 7.<br />
8vo ajloire des anciens Traiiêz repandus dans les Autheurs gr<br />
6? latms & autres Monumens de ïantiauité, depuis les tems<br />
plus reculez, jusque i l'Empcreur CHARLEMAGNE, in het eerfte<br />
deel van het Supplement au Corps Diplomatique de DUMON<br />
<br />
MAHMI ConfpeÜum, p. 540. C. SA», Ohm. liter., Pars VI.<br />
P- 99, 100. Anal. p. 637. MORERI, Dittionaire, ed. de 1740."<br />
Tom. II. ^ M É ( I T M M / I ? 4 4. M V_ P ? 8 I_ G N ^ (<br />
Jur ©efdjidift bt$ %m BARBEYRAC in SSWtatgtti |ur $i{loiit t«<br />
WatWdU $attó. 1749. 8vo. $0. iv. p. 244, 245.<br />
BARBIEUX (ANTHONY), Dominikaner Monnik, deedt<br />
zijne geloften in het klooster te Rijsfel, in welke ftad hij den<br />
4 augustus 1624 werdt geboren, en hij ftierf 'er na een god.<br />
vrugtig leven tot zijn einde toe geleid te hebben den 6 januarij<br />
1678. Hy]heeft verfcheidene latijnfe werken, nagelaten, dié<br />
tot
BARD. (PETRUS) BARDE3. (WILLEM DIRCKSË.) 87 .<br />
L ffigdng van zijne geloofsgenoten kunnen verltrekkens —*<br />
; PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 101, 102:<br />
BARD (PETRUS), Vikaris generaal vart de 'órden dér<br />
'Coenobiters, is in 1443 e» Doormk geboren, lardeerde ié Leu<br />
ven, en was aldaar de contubernaal van ADRIAAN van Utrecht,<br />
naderhand Paus, onder de benaming van ADRIAAN BE» VI.<br />
Hij ftierf als Vikaris generaal van de Coenobiters, zijnde tef<br />
fens Prior van het klooster van die orden te Parijs, in 1515*<br />
na 82 jaren geleëft te hebben. Hij heeft onder andéren ge<br />
fchreven: -Collationum feu Concionum facraruw , V. Vol: in folio i<br />
liog: Gallicce Cmlestinorum congregationis Monafteriorum fmiauo-<br />
nes, Virorum illuftrium elogia &c. Parif. i'i9- m 4«» '<br />
FOPPENS, Bibt. Belg- p- 953-<br />
BARDÈS (WILLEM DIRCKSZODN), Schout vari Am-<br />
fteldam, is een man geweest van kloek verftand en minzamen<br />
omgang, doch enigzints ftamelende van tale. Hij was Bud<br />
Schepen te Amfteldam, toen hij in 1542, onaangezien hij bij<br />
fommigen, van lutherije verdagtwas, tot Schout aangefteld<br />
werdt, op aanprijzing van Burgemeester HENDRIK DIRKZÖON,<br />
die gehouden werdt, de Regering der ftad op zijnen duim te<br />
draijen. Dan eer wij verder gaan met te befchrijven, op<br />
welk een harde wijze deze man is behandeld geworden, zal<br />
het vooraf nodig zijn te melden, dat 't Schoutambt der mees<br />
te Hollandje fteden, ten dezen tijde, ftondt aan de begevinge<br />
der Graven; doch 't was te Amfteldam in 1508 , onder de min<br />
derjarigheid des tegenwoordigen Graven, Keizer KARËL DEWV,<br />
voor 20000 guldens verpand aan de Wethouderfchap, mids<br />
dé lastbrief verleend wierdt op 's Graven naam; Burgemees-<br />
teren begaven, federt het Schoutambt op ene jaarwedde, en<br />
lieten de boeten, kleinigheden uitgezonderd, verrekenen aan<br />
de ftad. Agt jaren hadt BARDES het Sehoutambt bekleed, tot<br />
genoegen der Regeringe, toen hij, of om te minder af te han<br />
gen van zijns gelijken, en zijn ambt op vaster voet te behou<br />
den , of om andere redenen, ten Hove te wege bragt, dat<br />
de Landvoogd», vrouw MARIA; de 2o0«o guldens, door da<br />
F 4 fi 2<br />
"
ti BARDES. (WILLEM DlRCKSZOüiV) •<br />
.ftad op het Schoutambt gefchoten, afloste, en hem Schort<br />
«aak» van >s Keizers wegen. Van toen af, veranderd^!<br />
gunst der Wethouderfchap te hemwaards, in'afkeer en ni"<br />
Men gaf hem na, aat hrj de geheimen der ftad, met name<br />
haar_ veinzen van armoede, om met geene leningen gekweid<br />
te z, n ten Hove openbaarde. Niemand nogthans was meer<br />
op den Schout verbitterd, dan HENDRIK DIRKSZOON, do hem<br />
eerst bevorderd hadt, en wien zijn gezag nu me st tetns<br />
de borst was om dat "er zijn eigen meest door geknot werT<br />
Hy fmeedde dan, gelijk federt geregtelijk getuigd fa, een ftuk<br />
- hatelijk, dat 'er hier te lande, zelden weergade van J<br />
zien «. FLORIS ECHERTZOON, Kettermeester en Onder-pas<br />
toor der oude Kerke, op zijne zijde gelokt hebbende, befett<br />
^m getuigenisfen tegens den Schout, behelzende, dat hi<br />
enzyne huisvrouw herdoopt waren, ene vergadering van<br />
Herdopers ten hunnen huize gehouden, en anderen bijgewoond<br />
hadde,, De menfchen die deze zaken verklaarden waren<br />
^Vannen ^ ' " * * ^«><br />
e.n annehjk wijf, z,g generende met het befpieden en beklappen<br />
van zulken, die verboden vergaderingen bijwoonden;<br />
VOLKJE WILLEMS, vrouwmensen van gelijken ftempel, KOR-<br />
J E M<br />
<br />
0 N<br />
W , notaris, en ADRLV.» J A A A O O , .<br />
ftjper. De Pastoor fchreef den inhoud van hun getuigenis^<br />
over, aan R U ARD TAPPER, opper-Incjuinteur te Led. Doch<br />
2 0 det te werk gesaan<br />
2 «T, T ' of de Sch<br />
wt<br />
er de lugt van gekregen, en zig terftond bij de Landvoogdes*-vervoegd,<br />
klagende, dat men hem met lasteringen Jt<br />
iSr ren k vemicrf Mj<br />
-' °; ' dat<br />
2<br />
AnJleUani gezonden werden, die de getuigen onderzogt heb<br />
bende, fterk vermoeden of genoegzaam blijk kregen, van de<br />
valsheid der verklaringen. Sedert werdt de zaak den Hove<br />
van Holland bevolen, welk Gemagtigden ftelde, om dezelve<br />
rader te onderzoeken; en dus ftondt het 'er mede, o P 't einde<br />
des jaars 1554. In 't volgende jaar, werden VOLKJE en Fr<br />
in ftilte naar V Hage gevoerd, en op de gevangenpoort ge.'<br />
zet. Men ondervraagdeze hier, naar 't herdopen des Schout,;<br />
't welk
-BARDES. (WILLEM DIRCKSZOON) £<br />
f welk zij verklaarden gezien te hebben, ftaande op een:bank<br />
je, voor de glazen van zeker fpeelhuis buiten de ftad, welk<br />
BARDES in huur gebruikte. Hier ra kwamen 'er Gematigden<br />
van 't Hof naar Amfteldam, om de gelegenheid van dit fpeel<br />
huis te onderzoeken; een van welken, cp het bankje treden<br />
de, zijnen arm te kort bevondt om bij het glas te reiken;<br />
waar op hij tegen den Schout zeide, dat zijne zaken behouden<br />
waren; zonder hem egter verdere opening te geven, 't Liep'<br />
nog twee jaren aan, eer de andere medepligtigen, met name<br />
HENDRIK DIRKSZOON en de Pastoor, gevat en naar 's Hage<br />
gebragt werden; de Iaatfle weidt aangegrepen, daar hij voor<br />
't outer ftondt, en in zijn priesterlijk gewaad Vervoerd. De<br />
getuigen na lang zitten, bekenden einde ;<br />
ijk fchuld, en dat zij<br />
door den Burgemeester en den Pastoor, bewogen waren, om<br />
den Schout valfelijk te betigten. Toen deed het geregt zijnen<br />
pligt, de Notaris werdt van zijn ambt ontzet; ADRIAAN JANS-<br />
ZOON gegeesfeld, en beide ten lande uitgebannen; de Pastoor<br />
moest bekennen, dat hij op een roekeloze wijze en zonder<br />
grónd, ten nadele van den Schout, aan RUARD TAPPER ge<br />
fchreven hadt. Dan met F\' liep het zo gemakkelijk niet af;<br />
haar wierdt de tong uit den hals getarnd, voorts gewqrgd, ge<br />
blakerd, en naar J<br />
t galgeveld gevoerd, blijvende tot het jong-<br />
fte ogenblik ftaande houden ^ dat zij door HENDRIK DIRKSZOON<br />
en den Pastoor verleid was, met verzoek, dat men den Schout<br />
voor haar om vergiffenis wilde bidden; dit ftrafvonnis werdt<br />
op den 3 meij 1561 ten uitvoer gebragt, intusfen dat VOLKJE<br />
in de gevangenis was geftorvèn. De Burgemeester zig heb<br />
bende weten te hoeden voor fchrift van zijne hand, en do<br />
getuigen tegen hem, om derzelver gebleken' meinedigheid'<br />
wrakende, ontworftelde de jongfte ftraffe. Hij werdt onder<br />
borgrogt van 40000 ponden, geflaakt, en kwam na verloop<br />
van een jaar, wederom te Amfteldam; daar hij nog vier ja<br />
ren toefde, eer men hem van den borgtogt ontfloeg, zijnde<br />
ondertusfen van andere misdrijven befchuldigd, die egter niet<br />
geregteiijk bewezen werden. Daar na wanende enen vrijen<br />
hals te hebben, vorderde hij den Schout aan regt : om her.<br />
F 5 ftel-
J
t BARDES. (WILLEM) 91<br />
hq als Gelastigde van de Staten van Holland naar Weesp ge<br />
zonden , om aldaar de rust te herftellen , die door enige<br />
Roomsgezinden in 't ftoren van den hervormden Godsdienst,<br />
met kennis of door aandrijven van enigen uit de Regeringe<br />
^ebroken was; hij zette zeven leden uit de Vroedfehap, en<br />
drie derzei ven, nevens den Secretaris en een oude Pastoor,<br />
uit de ftad hebbende doen leiden, was de rust aldaar her<br />
boren.<br />
In't jaar Ï586", verzette hij zig mannelijk tegens de oogmer<br />
ken van LEICESTER , die op raad van JAKOB REINGOUD , Heer<br />
van Kouwenberge een' vreemdeling, ftraffèn en vorderingen<br />
ten laste der Kooplieden wilde invoeren, fchoon het den<br />
naam hadt, dat die ftraffèn alleen zouden dienen tegen de<br />
Lorrendraijers, zijnde zodanige lieden, die tegen deplakaten, en<br />
onaangezien de borgtogten bij hen gefteld, den vijand<br />
goederen toevoerden; ook niet min ijverde hij tegen het oprig-<br />
ten der kamer van geldmiddelen , waar van REINGOUD vlamde<br />
om Thefaurier te worden. Hij toonde op ene vrijmoedige<br />
wijze, dat LEICESTER geen magt hadt, zodanige oprigting to<br />
doen, zonder voorkennis der algemene Staten. Deze zaak op<br />
nieuw voor den Raad gebragt zijnde, wierdt van elk 't ftraffèn<br />
der Lorrendraijers redelijk gekeurd, alleenlijk gaf BARDES in<br />
bedenking, of het zonder gevaar van oproer te doen ware;<br />
doch over 't opregten ener kamer van geldmiddelen, merkte<br />
hij bij herhaling aan, dat alle nieuwigheid ongemak baarde,<br />
en dat hij 'er zo veel voordeels niet uit te halen zag. In<br />
J<br />
t voorbijgaan, liet hij iets merken van de klagten, die hem<br />
en zijne ambtgenoten uit Holland gedaan waren , over 't drin<br />
gen van vreemdelingen in de Regeringe, waar over LEICESTER<br />
zeer verftoord werdt. BARDES verzogt dat men zijne woorden,<br />
als fpruitende uit zugt tot vcorftand van 's lands vrijheden, ten<br />
goede nemen wilde; waar op de Graav hernam: dat de woor<br />
den goed, maar de werken gering waren. Maar met dit ftribbe-<br />
len tegen 's Graven welbehagen, werdt niets gevorderd; de<br />
kamer werdt opgeregt, en REINGOUD Thefaurier gemaakt.<br />
Het ambt van Burgemeester en Raad heeft BARDES te Amfieh
ë BARENDS. (BAREND) BARENDZEN. (DIRK)<br />
•fieldam verfcheidenemalen bekleed; en hij-overleed in 1 ij*<br />
MSoi, nalatende een zoon, insgelijks • WILLEM BARDES L<br />
Jiaamd, aan wien de Staten van Holland, in ieó 3, ene renté<br />
van 2 0 0 ponden 's jaars toeleiden, wegens 3200 ponden die<br />
*gn' grootvader, bij zijne Jaatile Scbouts-rekening van de Rad<br />
rog te vorderen hadt WAGEN., Vad. Hifi. VIL D<br />
bl- 205. zoo. 2 99. VIII. D. bl. I 5 7. a ? 3. w ft/cjSK<br />
«wi III. St. bl. 4 7 o. 477- 479.<br />
, BARENDS~(BAREND), geboortig van kampen, hadt zig<br />
h e t J a a r 1 5 7 2<br />
I? S^voegd bij de G**, r^ft^. Na dat bij<br />
benevens zijne makkers vele roverijen en. pïuBderingen ter<br />
IntflS V<br />
R I C<br />
E N<br />
K<br />
- A , S<br />
V<br />
" mdCn<br />
dagthij met<br />
zijnen bekomen buit naar EnMen te wijken, doch wierdt op<br />
znne retze derwaarts door de Enkhuisers agterhaald en geno!<br />
^^c^^ETlT'<br />
i n J t t U<br />
V-EIMEN, Hijt. van Enkh. bl. 141.<br />
BARENDS (WILLEM), Kapitein ter zee, wérd t ben even i<br />
JAN KORNELISZ in het jaar r 5 9 ö ( onder beleid van den dapi<br />
pi.ren zeeneld JAKOB VAN HEEMSKERK, ten derdenmale xs£<br />
zonden, om door het noorden enen doortogt naar Tarta^è<br />
én Chna te zoeken. Na Spitsbergen ontdekt te hebben ftierf<br />
hj op dien togt in *fe£ Met gemelden HEEMSKERK kwamen<br />
twaalf zijner fcheepsgenoten te rug in het vaderland, na dat<br />
ZIJ onder het doorftaan van veelvuldige gevaren, de uiterfté<br />
hoeken van het noorden, zonder den weg naar tinna gevon^<br />
SiS ' GSÖTU, Annfr<br />
^t R ZEN (BIRK)<br />
E 0 ' » S i<br />
^> ^oren te ^<br />
^ n 1534, genoot van zij, en vader, dat een tamelijk goed<br />
schilder was, doorkin? „r. -n , é<br />
op he ftad hms te gezi-en ^ t g f •<br />
beeldende de opfchuddingen, door de Wederdopers verwekt<br />
teien, m weik ftuk, naar dien tijd niet kwalijk behandeld,<br />
de
BARENDZEN. (DIRK) 93<br />
f e woede van dien muitzugtigen hoop zeer vreemd en ver-<br />
fchrikkelijk uitgebeeld is; het eerfte onderwijs in de konst.<br />
Toen DIRK den ouderdom van 21 jaren hadt bereikt, ver<br />
trok bij naar Italië, hieldt zig te Venetië op bij den beroem<br />
den TITIAAN , die buitengemeen veel van hem hieldt, hem in<br />
bUis nam, als zijn kind behandelde, en vergunde ja zelvs<br />
beval, zijne te Venetië komende landslieden, wel te onthalen.<br />
Hij die met een edelaartigen ziel en vlug verftand, was be-<br />
gaaft, verkeerde 't liefst met deftige en vermogende lieden,<br />
of geleerden, doordien hij zelv' in de fraaije letteren bedre<br />
ven, der latijnfe tale magtig, en zeer belezen was. In Italië.<br />
hieldt hij gemeenzame verkering met den Heer van ST. ALDE-<br />
èoNDE, welke vriendfehap en goede verftandhouding federd<br />
in Nederland tusfen hen altoos in wezen bieef; zulks AI.DE-<br />
COKDE nimmer te Amfteldam kwam, zonder DIRK te bezce-<br />
ken, vermaak fcheppende in deszelvs bijwezen. Om. kort te.<br />
gaan, BARENDS was een deftig en weigeziqn man; die ook<br />
liefhebberij hadt voor de muzijk, en tot zijne uitfpanning op<br />
verfcheidene fpeeltuigen zig oeffende. Hij hieldt ook gemeen<br />
zame verkering met den digtkundigen LAMPSONIUS, en zij hiel<br />
den onderlinge briefwisfeiing in de latijnfe taal.<br />
Na ene afwezentheid van omtrent zeven jaren, keerde,<br />
DIRK door Frankrijk naar Holland te rug, en trad te Amfteldam<br />
in huwelijk, met ene dogter uit een der treffelpfte huizen van<br />
die ftad In den ouderdom van 28 jaren, portraiteerde hij zig<br />
ze!ven en zijne buisvrouw, zijnde zeer aartig en fraaij behan<br />
deld. Offchoon hij zig meestal aan 't portraitfchilderen hieldt,<br />
waar in hij zeer vaardig was, en een bevallige manier volgde,<br />
heeft hij nogthans ook enige fraaije outerftukken, en meer<br />
andere uitmuntende taferelen gefchilderd, waar in men kenne<br />
lijk de voortreffelijke manter 'van TITIAAN ontdekken kan,<br />
dien hij ook geportraiteerd -<br />
heeft. Men vindt nog ten buidi-<br />
gen dage fchilderijen va» BAREKDS, inzonderheid op de Doe<br />
len of Schuttershaven te'Amfteldam, die in grote achting bij<br />
de liefhebbers worden gehouden.<br />
In het fpreken van de Italiaanfe taal, behieldt BARENES den<br />
V~e-
BARENDZOON. (HERMAN) BARKEY. (NIKLAAS)<br />
Venetiaanfen tongval, en beminde de landbouw zonder dezelve<br />
nogthans te beoeffenen. Zijne fchigtigheid voor de zee en het<br />
water, bragt te'wege, dat hij aan zijne begeerte om Haarlem<br />
of andere fteden te bezoeken, fchroomde te voldoen, door<br />
dien zijne zwaarlijvigheid hem belette, in een rijtuig derwaarts<br />
tè reizen. In het Gasthuis werdt hem een groot werk befteld<br />
dat half afgedaan is blijven Heken, doordien hem de dood<br />
overviel, bezig zijnde daar aan te fchilderen, in het jaar r592 f<br />
in den ouderdom van 58 jaren. Men heeft een afbeeldzel<br />
van hem in plaat D E P„. E S ) A h. e g é d e fa ^ ^ ^<br />
tres. K. v, MANDER, Leven der Schilders. I. p. bl. 317--320,<br />
BARENDZOON (HERMAN), bankbezoeker te Amftel<br />
dam, werdt in het jaar 1610, door den Kerkenraad buiten ken<br />
nis van Burgemeesteren, afgezet van zijn ambt, om dat zo<br />
als getuigd wordt, in 't ftuk der Predestinatie verfchilde van<br />
zyne medebroeders. G. BRANDT, Hifi. der Reform. IL<br />
D. bl. 148, 149.<br />
BARKEY (NIKLAAS), te Bremm geboren in 't jaar i 7o r<br />
is geweest S. S. Th. Doktor, Profesfor en Predikant in dp<br />
Hoogduitfe Kerk bij de gereformeerde gemeente in 's Hage.<br />
Hij wierdt op den 9 junij te Amfteldam Proponent, op den 6<br />
november 1732 als Predikant te Kleverskerk op het eiland<br />
Walcheren in Zeeland beroepen, alwaar hij na ruim 10 jaren lang<br />
het woord des Heren met allen ijver te hebben verkondigd,<br />
op den 12 julij 1744 te Hidst in den dienst werdt bevestigd,'<br />
daar hij vertoefde tot op den 4 februarij 1751, dat de ge-'<br />
meente van Middelburg hem tot haren Leraar aanftelde, wel.<br />
ke kudde hij drie jaren geleid hebbende, den 4 julij 1754<br />
in zijn vaderftad Bremen tot Predikant en Hoogleraar in da<br />
godgeleertheid wierdt beroepen, daar hij zig egter eerst op<br />
het einde van genoemde jaar na toe begaf, en intusfen den<br />
20 december aan het Hogefchool te Groningen de eeretrap<br />
Van Doctor Theologice bekwam; eindelijk wierdt deze geleerde<br />
man, tot Herder en Leraar in de Hoogduitfe Kerk in 's Gra-<br />
ienhage beroepen, daar vervolgens het Hoogleraarfchap wierdt<br />
bij-
BARLAEUS. (KASPER of GASPAR) BJ<br />
fegevoegd. Hij ftierf den 18 junij 1788, in den ouderdom<br />
van 79 jaren; zijnde vervolgens het lijk bij Scheveuingen, in<br />
de open lugt, op het kerkhof Ter Navolging begraven. BAR-<br />
; {Ey is een geleerd man geweest, en heeft zig niet weinig<br />
'roems, in het gemenebest der letteren, gedurende het tijdvak<br />
van zijn langdurig en arbeidzaam leven verworven, door zij<br />
ne uitgebreide kundigheden in de godgeleerdheid, kerkelijke<br />
gefchiedenisfen, als andere takken van wetenfchappen 5 waar<br />
van tot levendige bewijzen ftrekken, zijne veelvuldige uitge-<br />
gevene werken', wordende inzonderheid onder dezen geroemd:<br />
de Bibliotlieca Bmnenfis en Hagana, Mujaum Haganum en Sijm-<br />
bolce Hagana. HAMBERGERI, Erudita Germania. p. 33.<br />
C. SAXI, Cmom. literar. Pars VII. p. 102. Boekz. 1732. a.<br />
bl. 744- 1733- a<br />
- I 2 U<br />
i?45- «• 2<br />
34- 175Ü a<br />
- 2<br />
33- I7S4'<br />
b. 198. I7SS- «• 1765- b. 541- Kcnst- en Letter-Bode.<br />
1. D. bl. 4-<br />
BARLAEUS (KASPER of GASPAR), is Profesfor in de<br />
Philofophie te Amfteldam geweest, en geboren te Antwerpen.<br />
den rtt februarij 1584, in welke ftad zijn vader die den zelv-<br />
den naam voerde, Griffier was; doel; zijn ambt verliet, en<br />
naar Holland toog,*na dat den Hertog VAN PARMA, die ftad<br />
veroverd hadt. De jonge KASFER oeffende zig in de Godge<br />
leerdheid te Leijden, en werdt in 1608 tot Predikant beroepen<br />
in de Nieuwe Tonge, op 't eiland Overftakkéé, welke dienst<br />
bij tot in 'tjaar 1612 waarnam; wanneer hij op aanbeveling<br />
vanP. BERTIUS, in deszeivs plaatze, tot Onder-Regentin 't Sta-<br />
ten-Collegie te Leijden werdt aangefteld, en van den predik<br />
dienst afftondt. Op't einde des jaars 1617, werdt hij door<br />
de Bezorgers der Hogefchool, verkoren tot Profesfor in de<br />
Logica of Redeneerkunde. Middelerwijl waren de gefchillen<br />
der Remonftranten en Contraremonftranten ontftaan. BARLAEUS<br />
hieldt de zijde der eerften, welke hij van 't jaar 1615 af,<br />
piet zijne penne ten dienst ftondt. Ook woonde hij het Bord<br />
je Sijnode bij onder de aanfehouwers, zo lang die vergadering<br />
met open deuien gehouden werdt; makende aantekeningen<br />
van
$6 BARLAEUS. (KASPER of CASPAR)<br />
van 'tgene hij zag en hoorde, die federt in 't licht gegeven<br />
zijn. Hij hielp de gedaagde Remonjlranten enen geruimen tijd<br />
in het ftellen van enige fchriften en brieven, die gedurende<br />
het houden der Sijnode, ' ingefteld en afgevaardigd werden.<br />
Doch in februarij, keerde hij naar Leijden en tot de waarne<br />
ming van zijn gewoon beroep te rug. De leer der Remon-<br />
Jlra&n vcroirdeeld zijnde op de Sijnode, werdt ook het Ho,-<br />
gefchool, zo als men het noemde gezuiverd, en BARLAEUS<br />
onder anderen verlaten van 't Onder-Regentfchap, omtrent<br />
het midden van junij, en in de volgende maand ook van<br />
't profesforaat in de logica. Doch eer 't laatfte gebeurde,<br />
Jiadt hij die voorheen Predikant geweest was, de Acte van Stil-<br />
jland getekend, en zig verbonden voortaan niet te prediken,<br />
fchoon hij ten zelvden tijde betuigde, der Remonftrantfe za<br />
ken nog toegedaan te blijven; welke betuiging hij in julij<br />
1621, nog herhaalde. Middelerwijl hadt hij ontzet van zijn<br />
beroep, zig op de geneeskunde toegelegd, en was te Caën in<br />
Normandije, tot Doktor bevorderd. Hij heeft nogthans deze<br />
wetenfehap bijna niet ge-oeffend, en zig te Leijden- daar hg<br />
bleef wonen, bezig gehouden met het onderwijs van jongelin<br />
gen in de philofophie en in andere wetenfehappen, tot dat hij<br />
in 1631, tot Profesfor der philofophie en der welfprekend-<br />
heid, in het doorlugtig fchool te Amfleldam, beroepen werdt;<br />
daar hij van groot en klein geëerd en bemind, zijn beroep<br />
met allen ijver en vlijt waarnam; enige treffelijke latijnfe Ge-<br />
digten en andere werken in 't licht gaf, waar van enigen wor<br />
den'beoirdeelt in hetfehone artikel, dat den geleerden BAYLE,<br />
Ons in zijn Biüionaire Hijlorique £P Critique, van BARLAEUS heeft<br />
nagelaten, Met dit werkzanie leven hieldt hij aan, tot dat<br />
hij van ene zware ziekte aangetast, die hem den geest ge<br />
weldig benauwde, en alleenlijk nu en dan enige tusfenpozin-<br />
gen gunde, 's daags na dat hij voor zijne Studenten nog gele<br />
zen hadt, op den, 1$ januarij 1648 overleedt; zie G. BRANDT,<br />
Toezij, III. D. bl. 144. Over de natuur zijner ziekte, en<br />
de onmiddelijke oirzaak zijn's doods, is veifcheidelijk van ge-<br />
fproken en geoirdcelt. Dan tamelijk zeker is het, dat zijne<br />
ziek.
BARLAEUS. (KASPER of GASPAR) g?<br />
1 kiekte ene verregaande zwaarmoedigheid is geweekt, waar<br />
van, hij reeds in 'tjaar 1623, kort na't ontdekken van den<br />
aanflag op het leven van Prins MAURITS, aangetast geweest<br />
was, ter gelegenheid dat de zo vermaarde Schout BONT de<br />
onbefchofte ftoutheid hadt, te Leijden hem, op ftraat gaande ,<br />
onverhoeds een papier, welk hem ten dele uit de zak Rak,<br />
te ontrukken; 't welk hem fchoon 'er niets kwaads in Rondt,<br />
dermate ontftelde, dat hij om te minder verdagt te zijn, tot<br />
driemalen toe in de openbare kerke ging; waar op fchrijfc<br />
G. BRANDT, ene zware wroeging en droefgeestigheid volgde,<br />
die egter door den tijd wederom verdween. Doch na zijn<br />
beroep te Amfteldam, in 1632, trof hem nog groter zwaar-<br />
] moedigheid. Hij zelv' fpreekt 'er in zekeren latijnfen brief,<br />
aan zijnen neve CUNAELS, met deze woorden van: j, Ik el-<br />
„ lendige, ben geftort in ene droefgeestigheid, veel zwaar-<br />
„ der dan die mij voor negen jaren getroffen heeft. Eerst<br />
0 heb ik mij door fterk ftuderen, afgemat; daar op is verftop-<br />
„ ping gevolgd; vervolgens is mij 't gene te voren ligt fcheen,<br />
„ zwaar voorgekomen; eindelijk heb ik, door ik weet niet<br />
„ welk ene kleinmoedigheid, begonnen mij zeiven t'enemaal<br />
„ te mistrouwen, en te gevoelen, dat ik onbekwaam ben<br />
„ om dezen last te dragen. En ik ben mij zelv' nauwelijks,<br />
„ als mij het deerlijk lot van mijn huisgezin te binnen komt.<br />
„ Ik, die de gelukkigfte was, ben de ellendigfte in mijne<br />
„ ogen. De redenen door welken gij mij opbeurt, worden<br />
,, mij door brave lieden dagelijks voorgehouden. Ach neef \<br />
„ ik ben de man niet die gij meent dat ik ben. Ik heb dezen<br />
„ post, uit een ijdele en dwaze overtuiging aanvaard. Maar<br />
„ ik gevoel nu, dat het heel wat anders is in't bijzonder,<br />
„ heel wat anders is in 't openbaar te onderwijzen; ik heb<br />
„ die vrijmoedigheid niet, als ik in 't openbaar onderwijzen<br />
„ moet, die mij wanneer ik in 't bijzonder onderwees, plagt<br />
„ eigen te zijn. Ja, ik ben zo vervuld van fchroom , dat ik<br />
„ zelv' geen bijzonder onderwijs geven durf. Mijne gezond-<br />
„ heid is ook minder, uit hoofde mijner droefgeestige ver-<br />
U. DEEL. G „ beel-
# BARLAEUS. (KASPER of GASPAR)<br />
„ beeldingen, en der geneesmiddelen zeiven. Mijne flaap ö<br />
* z w a a r e n<br />
« o n t f<br />
afgebroken; de huishouding des lighaams, geheel<br />
¥ d<br />
- iWij fchiet geenehoop over, dan op de barmber-<br />
„ tigheld en magt'des groten Scheppers, die mij eertijds van<br />
diergelijke kwaal, doch allengskens, verlost heeft; want<br />
„ gij weet, dat deze ziekten van langen duur zijn. Ik be-<br />
., veel mij zeiven en mijn huisgezin, waaide neef, aan uwe<br />
„ gebeden. Ik heb geen lust om meer te fchrijven, en dit<br />
„ treurig en mij zeer lastig verhaal, te vervolgen. ' Uit mijn<br />
» ftijl, uit mijne uitfchrabbingen, zult gij l igteJjjk kunnen<br />
„ zien, hoe ik gefteld geweest ben, toen ik dit op't papier<br />
bragt. De vorige kragten van lighaam en geest zijn ge-<br />
? J?" AKT<br />
- M i j n e<br />
l is<br />
vrouw die bij mij Rondt terwijl ik dit<br />
„ fchreef, heeft mijne pen genoegzaam beftierd. GOD geve<br />
„ dat ik beter en Wijder fchrijven moge! Nu kan ik niet.'»<br />
Clam: Vim. Epist. e Mufeo ]. BRANDT, p. ii3.<br />
Doch uit dezen naren toeftand, is BARLAEUS ook gered zo<br />
dat hij in 't begin des jaars 1635, in ftaat was, om de open-<br />
biue redevoering van den wijzen Koopman te doen; en, uit de<br />
brieven van den Drosfaart FJOOÏT, na dien tijd aan, en we<br />
gens hem gefchreven, fchijnt men te mogen afleiden, dat hij<br />
nu en dan, en bijzonderlijk omtrent den aanvang des jaars<br />
1639, toevallen van onpasfelijkheid gehadt; maar verder, tot<br />
diep in 'tjaar 1646, ene redelijke gezondheid genoten heeft<br />
Epist. M. Z. BOXHORNH e Mufeo J. G. MEELII/P. j 6 6. Doch<br />
toen fchijnt hij van zijne oude kwale, op nieuws aangetast te<br />
zijn. Men heeft vertelt cn gelooft, dat hij meende van glas<br />
te wezen, en vreesde aan ftukken gefloten te zullen worden-<br />
of van boter of ftro, waarom bij zig ver van 't vuur hieldt'<br />
Sommige menen, dat hij in ene put gevallen ofgefprongen<br />
en zo verfmoordis; doch in de lijkrede, door JOHANNES AR-<br />
NOLBUS CORVINUS over hem uitgefproken , leest men, dat den<br />
Redenaar verhaalt was, hoe ene fchieiijke flauwte, die in'<br />
dien tijd velen trof, den overledenen de dood gedaan hadt.<br />
Hij is begraven in de Nieuwe Kerk nabij de grafkelder van.<br />
zij-
BARLAEUS.' (KASPER of GASPAR)<br />
•rf zijnen hartvriend P. C. HOOFT, die hem flegts weinige maan-<br />
• den overleefd heeft; waar op JOOST VAN VONDEL dit graf-<br />
iil fchrift maakte.<br />
Hier flüitner't BAARLE neffens Iloorr,<br />
Geen zark hun glans noch vriendichap dooft.<br />
BARLAEUS heeft zig, inzonderheid doDr zijne latijnfe verfea<br />
I en redevoeringen beroemd gemaakt. Over zijne begaaftheid<br />
i in de digtkonst, velt JAC. PHILD?P. D'ORVILLE, in Gratione in<br />
II natalem Athenaei Anftelaedamenfis, p. 14, 15. het volgende<br />
I oirdecl : A plurïbus eo. tempore inter Principes latinae Poèj'eos<br />
I habebaiur: muüi etiam Principatum in divina hac arte deferehant.<br />
I Ook zijn 'er brieven van hem in 't licht, die bij de kenners<br />
I weacht worden. Weinige maanden voor zijnen dood, heeft hij<br />
I een verhaal van de krijgsbedrijven van Prinfe JOHAN MAURITS<br />
;| van Nasfau in Brazil, in 't licht gegeven, en voorts door den<br />
I druk gemeen gemaakt : Poëmata pleraque prhnimi Jeparatim<br />
I fpdrfmque edita, in mum volumen contraEla, nimirum Heroicoruin<br />
[I 'libr. III. Elegiarum libri II. Lugd. Bat. 162,1. 12°. Triumphus<br />
'\ Fcderati Be'vii fuper debellatis ad Mafam urbibus &c. Amfi.<br />
1632. folio. In Ducatum Limburgicum addltum Foederatorum Im-<br />
perio. Amfi. 1633. fol. Tumulus GUSTAVI ADOLPHI &C.<br />
Panegyricus ARMAKDO Cardinali RICIIELIO &C. Amfi. 1655.,<br />
! in 12°. Disfertatio de bono Principe, &c. fol. 1633. Medicea<br />
Hospes, Jive defcriptio publicce gratulationis, qua MARMM DE<br />
MEDTCIS &C. Amfi. 1639- fol. Zijnde hier van ook ene ne-<br />
derduitie uitgave, in 1642 gedrukt. Oratio panegyrica de vicla<br />
Hfpanorwn Clasfi, Amfi. fol. Oratio de Ente rationis,. Amfi. jol.<br />
Epijiolcc varite. Amfi. 1667- 12°. Orfttiones. varia, 1643. 120.<br />
Methodus Jludiorum &? mor urn. 12°. Objervationes aut experimenta<br />
'Magnetis , cjf vis magnetica Terrce , (j'c. 1651. 120. Zijne<br />
fchriften ten voordele der Remonftrantcn in 't licht gegeven,<br />
vindt men aangewezen, in de Biblloiheca fcriptorwn Bernm-<br />
firantium, Authore AKT. CATTENBURG. Alle deze werken heb<br />
ben BARLAEUS ongemeen veal achting verworven bij de ge<br />
leerde wereld. Doch zijne fcherpe twistfehriften, ten behoe-<br />
G 2 ve
tw BARLAEUS. (LAMBERTUS)<br />
ve der Rmmjtmten, hebben hem de ongunst niet alleen<br />
maar zelvs den bitterften haat van veieKèrkelijken op denhals<br />
geladen; welker hevige wederleggingen ook, zomen wil kt<br />
hebb ?n tdegebragt, tot 's mans droefgeestigheid.<br />
Behalen de hier bijgevoegde afbeelding van den konstrij.<br />
ken VflMttUS . ontmoet men hem nog in prent door L. VIR-<br />
TEU; dóór MATHAM, naar SANDRART; door DELPIIIUS, naar<br />
BAILLY; en door meer anderen. , «oman, Bibl. vétut<br />
C? nova. MORHOVII, Polyhijhr. Tom. I. p. I 5 3. 2 0 7 ; 2 g^<br />
977- '1064. J. A. CORVINI, Ortt.funebr. WITTE, in Dia'-<br />
Hó biögraph. F, G. FREYTAG , AnaleOa litter. p. 57 6 8<br />
CRENII, Animadv. Philolog. Part. XIII. p. 4 5- 4 9 j 0 F a b r i<br />
CII, Hiftor. Bibl. Part. III. p. 2 ? ?. 3 0 5. F o m a f S j m ^<br />
p. 165, 166. C. SAXI, 0«öm. fóff. Pars IV. p. 2 5r 252<br />
Aaal. 588. P. BAYLE, ZXSfo,,. Tom. I. P. 4 S 4. «fc d e \ n *<br />
DAVID CLEMENT, Bïblhthéque curieufe, Tom. LI. p 4 2p 4 , Q<br />
6. BRANDT, Hifi. der Reform. II. D. bl. 243. 4 5 I. 5^ ^<br />
III. D. bl. 171. 4o 4. 4 4 4. WAGEN., Vai. Hifi. X. FJ bi'<br />
§88. XI. D. bl. 89. WAO., Befchr. van Amfi. XI. St.' b!"<br />
297-303. A. PARS, Naamrol der Batav. en Heil. Schrijvers'<br />
W<br />
; 2 7 7 ><br />
305- 328. SOERMANS, Kerkelijk Register, bl nc'<br />
^n&m. Register, bl. 63. 122.<br />
BARLAEUS (LAMBERTUS), Hoogleraar in de griekfe<br />
taal te Leijden, een broeder van KASPER, geboren te Bommel<br />
Ml 1598, wierdt na zijne letteroefFeningen met allen lof te \<br />
hebben volvoerd, en met ruimte tot den dienst toegelaten<br />
te zijn, als Predikant van 't Gezantfchap met den Baron VAN i<br />
LANGERAK, miandfen Ambasfadeur naar frankrijk benoemd-<br />
vervolgens werdt hij Conrektor der latijnfe fcholen te AmfieU<br />
dam, en eindelijk Hoogleraar in de griekfe tale te Leijden-<br />
welke bediening hij met een bpèntlfjke redevoering: de Grce-<br />
carum hterarum prceftantia £P Utükate, den 22 october 1641<br />
aanvaardde. Voorts gafhij uit, LUCIANI Timonem, Lugd. Bat.<br />
1652. 8vo. en HESIOD! Theogmiiam, Lugd. Bat. 16 58. 8vo.<br />
H.j ftierf den 16 juni} X65Sl<br />
in den ouderdom van 60 ja-<br />
ren.
BARLAEUS. EARLAIMÖNT. BARLOTTE. joï^<br />
|g n. KóNisn; Bibl: vet", &? nov'. CÓRVINUS, in Oratfunebr.<br />
CASP. BARLAEI. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. pag, io(to.<br />
C SAXI, Onom: liter. Pars IV. p. 374. P; BAYLE, G.iclkih<br />
Tom. I. p. 456- de 1730.<br />
BARLAEUS (MELCHIOR), een volle neef van KAS?EK'<br />
èn LAMBSRTUS , te Antwerpen in de XVIde eeuw geboren, was<br />
een zoon van LAMBERTUS BARLAEUS , Bewaarder der ftads Ai><br />
chiven te Antwerpen. MELCHIOR was een geleerd man, en<br />
heeft verfcheidene werkjes, zo in digt als profa gefchreven.<br />
. , CORVINUS in Orat.fun. C. BARLAEI. VAL. ANDR., Bibl'.<br />
Belg. FOPPENS, Bibliotli. Belg. p. 886. SAXI, Onom. liteiw.<br />
Pars III. p. 403-<br />
BARLAIMONT (GILLIS VAN], Heer van Hier ge s } uit de<br />
Öostenrijkfe Nederlanden geboortig, is een groot Staatsman en<br />
tèffens moedig Krijgsman getveêst, in dienst dés Kónings van'<br />
Spanje) gedurende den aanvang der Nederlandse beroerten, hl<br />
welke hij dén aanhang des Prinfen VAN ORANJE menig gevoè^<br />
Bgcn neep hééft toegebragt: Hij hééft vele roemrijke krijgs<br />
bedrijven uitgevoerd, doch wierdt gefluit in de loopbaan-<br />
zijner overwinningen, bij het beleg van Mastricht, door den<br />
Hertog VAN PARMA in het jaar 1579 ondernomen; want bier<br />
trof hem een kogel, die hem tot groot hartzeer van den Veld<br />
heer , in een ogenblik hét leven benam. - — — STRADA,'<br />
Neder!. Oorl.<br />
BARLANDUS, zie BAARLAND.<br />
BARLOTTE (CLAUDE LA), is een wakker Krijgsheld<br />
geweest, in dienst van den Kardinaal Aartshertog ALBERTUS *<br />
wien het aan moed noch beleid ontbrak, waar van hij de<br />
onlochenbaarfte blijken gaf in 1596, toen de Aartshertog voor<br />
nemens was Hulst te belegeren. LA BARLOTTE was met enige<br />
manfehap afgezonden, om Ware het mooglijk, den Graav yAN<br />
SOLMS, die door Prins MAURJTS met een magtige bezetting,<br />
daar binnen gelaten was, te verrasfen. Onder begunftighig<br />
van de duisterheid des nagts, gelukte het hem, in het begin<br />
G 3 van
102 BARRES. (ANATOLIUS DE)<br />
van julij, over de gragt te geraken, terwijl het Staatfe volk<br />
zeer onagtzaam de wagt hieldt. Door deze verrigting, maak<br />
te hij den aanvang van het beleg, voor den Aartshertog zeer<br />
voorfpoedig, waar van het vervolg niet min voordelig was.<br />
Toen in 1598 de Admirant VAN ARRAGON zijnen optogt langs<br />
den RJiijn wilde ondernemen, werdt LA BARLOTTE vooruit<br />
gezonden, hij noodzaakte alle de fchippers die hij aantrof,<br />
hunne fchepen, tusfen Bon en Keulen, bijeen te brengen, met<br />
dezelven voerde hij zijn volk over den Rhijn, en maakte zig<br />
meester van de beide wederzijdfche oevers; na deze verrig<br />
ting, joeg hij, met behulp van twee veldftukjes, de Staatfe<br />
uitleggers den ftroom af tot aan Rlnjnberk toe, en volvoerde<br />
dus den last die hem bevolen was. Niet minder nadeel deedt<br />
hij in het volgende jaar, mst den inval in de Bommekrwaard,<br />
waar door hij Prins MAURITS veel werks verfchafte, om hem<br />
daar weder van daan te drijven. Onder alle de voordelen<br />
welke de vijand behaalde, was wel het voornaamfte, dat zij<br />
MAURITS, ZO voor Bommel als in de Tielenvaard en elders af-<br />
matteden, en MENDOZA gelegenheid kreeg, tot het ftigten van<br />
de St. Andries fchans; ook fcheelde het weinig, of het zou<br />
aan BARLOTTE gelukt zijn, Woudrkhem te verrasfen; doch een<br />
weinig te lang toevende met zig te beraden, werdt hij in het<br />
lopen naar de poort, door een der burgers door den torenwag-<br />
ter gewekt, ontdekt, die fneller dan hij lopende, hem voor<br />
kwam , en de ftad in beweging bragt; LA BARLOTTE hadt meer<br />
dan 500 man bij zig, die gedeeltelijk als boeren gekleed, van<br />
korte roers en cpftekers voorzien waren. Gedurende het be-<br />
leg voor de Ifabella-Schans bij Oostende, werdt hij in het jaar<br />
1600 doorfchotcn, en door zijnen dood de Staat van een<br />
moedig en wakker beftrijder verlost. H. DE GROOT ,<br />
Jaarboeken, bl. 245. 369. WAG., Vod. Hifi. VIII. D. bl.<br />
432. IX. D. bl. 25. 48. 51. 88.<br />
BARNEVELD, zie OLDENBARNEVELD.<br />
BARRES (ANATOLIUS DE), geboren te Salins in het<br />
jaar 1524, was de zoon van PIETEX BARRES, Heer van Renet,<br />
Raads-
"BART. (JAN) ï?2<br />
Raadsheer in 't Parlement van Dole, tot in 1530, wanneer<br />
hij tot Prefident van dat zelvde Geregtshof wierdt verkozen;<br />
zijn moeder was GUYE D'ARBON genaamd'., ANATOLIUS werdt<br />
hog zeer jong zijnde naar Leuven gezonden \ alwaar hij de<br />
mathefis, én waarfchijnlijk ook, de wijsbegeerte en regtsgeleerd<br />
heid beoerlende; zedert kwain hij aan het Hof van KAREL<br />
DEN V. als Kamerheer. Hij overleefde zijnen Keizerlijken<br />
meester; maar men weet niet, waar hij vervolgens is geblé<br />
ven. Wij hebben van ANATOLIUS: Ï. AritUmetka p-aïïkx,<br />
lib. IV. Lov. r$4$I 4tó- De Schrijver Was hog geen ro ja<br />
ren oud, toen hij deze verhandeling in 't licht gaf. 2i CARÓ-<br />
Lus QUNTUS ccelo domtus. Lovanii, 1559- in 120. Dit is ené<br />
lijkrede over dien Vorst. VAL. ANDR. , Bibl. Belg> p.<br />
46. J. F. FOPPENS,. Bibl. Belg. p. 49. DUNOD DE CHJÜENA-<br />
GE, Mem. pour fervir a l'hiftoire du Comté de Bourgogne, p.<br />
625. PAQUOT, Hijl. litterar. Tom XIL* p. 268, 269»<br />
BART (JAN), een Kaper ter zee, geboren in 't jaar 1650<br />
te Duinkerken, van geringe ouders, heeft door zijnen meed \<br />
"beleid en dapperheid, zijn naam vereuwigd, Zijn vader was<br />
een visfer, die reeds met een talrijk huisgezin beladen was }<br />
toen JAN ter wereld kwam, die vervolgens nog door een broe<br />
der KASPER genaamd gevolgd wierdt. De behoeftige ftaat van<br />
den ouden BART, gedoogde niet, dat hij zijn' zonen iets an<br />
ders liet leren dan visfen, ja zelvs werden zij in geen lezen<br />
noch fchrijven onderwezen. JAN van enë geaartheid zijnde,<br />
die tot verhevener bedrijven dan de behandeling van het vis-<br />
want gefchikt was, verliet het huis en de plaats zijner ge<br />
boorte, ging naar Holland, en verhuurde zig te Amfteldam<br />
voor fcheepsjonge. Onder het beftier van den vermaarden<br />
zeeheld M . DE RUITER, klom hij als jonge van trap tot trap<br />
op, en wierdt een bekwaam zeeman. Met den oorlog, wel<br />
ke LO'DEWTK DE XIV, in 1672 dit Gemenebest aandeed, Was<br />
men 'er op uit, ten einde zulke twéé itiagtig verbondene!'<br />
Vijanden als Frankrijk en Engeland, ter zeé hét hoofd të kuli-<br />
tln bieden, naar mannen van kunde en ondervinding om ia<br />
Ö 4 zien>
W4 BART. (JAN)<br />
zien, en BART was onder het getal der genen, aan wien men<br />
een aanzienlijke bediening aanbood. Dan deze jongeling pas<br />
2i jaren oud, hier te eerlijk zijnde om tegens zijn vaderland<br />
en koning te willen vegten, weck hij uit Holland, keerde<br />
naar Duinkerken te rug, en aanvaardde de kostwinning van<br />
velen zijner ftadgenoten, om namelijk ter kaap te varen; en-<br />
in dit nieuwe beroep kweet JAN zig zo dapper, dat hij wel<br />
dra boven zijne medemakkers uitmuntte; zeldzaam keerde<br />
het kaperfchip waar op hij zig bevondt, zonder prijzen in de<br />
haven; en zijn Kapitein moest volmondig belijden, dat hij.<br />
zijn geluk grotendeels aan JAN BART hadt te danken, die zij<br />
ne fchepelingen door zijn voorbeeld, moed en een voorzigtig<br />
beleid, wist in te boezemen; ja zijn roem verbreidde zig zo<br />
ver, dat die fpoedig ter oren van LODEWYK DEN XIV, kwam.<br />
Met het ter kaap varen, een ftuivertje overgewonnen heb<br />
bende, bevondt BART zig in i6 7 5 in ftaat, om voor eigene<br />
rekening een galjoot uit te rusten, 't welk hij met twee ftuk<br />
ken kanon en 36 koppen wapende. Op zijn eerften togt met<br />
dit vaartuig, ontmoette hij op de Hollandje kust nabij Texel,<br />
een fregat van 18 ftnkken en met 60 koppen bemand; zonder<br />
zig lang te bedenken, klampte BART het aan boord, verover<br />
de het, en bragt het te Duinkerken op. Deze en meer an<br />
dere gemaakte prijzen ftelden hem in ftaat, om deel in ene<br />
kaaprederij te nemen, welke een fregatfehip van tien ftukken<br />
uitgerust hebbende, het bevel daar van aan BART toevertrouw<br />
den ;hij was daar mede nauwelijks buiten de haven van Duinkerk<br />
ken gekomen, of hij ontmoette een Hollands fregat, de Hoop ge<br />
naamd, met 12 ftukken gemonteerd; BART tastte het aan<br />
en overweldigde het, na een vrij hevig gevegt dat enige uren<br />
duurde. Vervolgens ondernam hij een kruistogt naar de Oost<br />
zee, alwaar hij op een aanzienlijke koopvaardij-vloot, be-<br />
fchermd door twee fregatten, het een van 12 en het ander<br />
van 18 ftukken kanon „aanviel; het zwaarfte fregat enterde<br />
hij terftond, veroverde het fpoedig, en joeg het twede op de<br />
vlugt, vernielde voorts een gedeelte der koopvaardij-vloot<br />
en overweldigde het oyerfchot. Deze laatfle togt ve.wekt:<br />
> even
BART. (JAN) . 105<br />
Sven veel fchrik bij zijne vijanden, als zij meed aan zijne<br />
mederederen inboezemde, die daar te boven door de beko-<br />
mene winften aangevuurd, het befluit namen vier of vijf fche j<br />
pen teffens uit te rusten; over het ene hier van ,• de Overwin<br />
ning genaamd, voerde BART het bevel, ook waren de vier an<br />
deren aan zijn gezag onderworpen. Met deze vloot op den<br />
23 maart 1676 in zee gedoken zijnde, vermeesterde hij een<br />
Hollands fchip van 10 ftukken, dat 50000 kronen waardig<br />
gefchat wierdt, en zondt het op naar Duinkerken. Zijnen<br />
koers vervolgende, vielen enige dagen daar na onder zijn<br />
bereik agt koopvaardij-fchepen, die van Londen kwamen, door<br />
drie oor logs fchepen verzeld, het ene zijnde een Zeeuw van<br />
18 , en de beide anderen Oostenrijkers, een van 24 en het an<br />
dere van 28 ftukken. Hij hadt die zo dra niet in het gezigt,<br />
of hij gaf aan een zijner fregatten bevel, om de koopvaardij-<br />
fchepen aan te tasten; dit was nauwelijks gefchiedt, of hij<br />
viel zonder zig lang te beraden, met zijn vier overige fche<br />
pen, op de drie oorlogsfchepen aan, enterde den Zeeuwenaar,<br />
ftak met eigen hand den Kapitein daar van dood, verwekte<br />
hier door zodanigen fchrik, dat het verbaasde fcheepsvolk om<br />
lijfsgenade bad en zig overgaf, waar na hij het Oostendife<br />
fchip van 28 ftukken noodzaakte zijn behoud in de vlugt te<br />
zoeken, zo als het andere ook reeds gedaan hadt; en JAN<br />
BART keerde als zegepralend overwinnaar met zijn gemaakts<br />
buit, beftaande uit het Zeeuwfe oorlogsfchip en agt koopvaar<br />
ders naar Duinkerken, daar hij juichende en met handgeklap<br />
in de haven wierdt verwelkomt.<br />
In meij 1677, ontmoette hij met zijn eskadertje, 16 fche<br />
pen met kostbare koopmansgoederen geladen, uit Holland naar<br />
Engeland ftevenende, en begeleid wordende door een oorlogs<br />
fregat van 24 ftukken. Volgens zijne aangencmene gewoonte,<br />
tastte hij het fregat 't eerfte aan, en geraakte daar mede in<br />
een hardnekkig gevegt; doch BART gewoon te overwinnen,<br />
verdubbelde zijnen moed, vuurde dien van zijn volk aan,<br />
en maakte zig na een bloedigen ftrijd die drie uren aanhieldt,<br />
nieeiter van het fregat en dr ie der koopvaardij-fchepen. In de<br />
G 5 maand
KW SART. (JAN)<br />
maand feptember van dat zelvde jaar, geraakte hij flaa^s m s»<br />
een fregat van 36 ftukken, dat gefehikt was ter bevellfeJ<br />
van enige koopvaardij-fchepen; ook dit met zijne onderheb<br />
bende fchepen, onderging het zelvde lot, uitgezonderd d a><br />
hij dezen buit, m Frankrijk opbragt. LODKWVK M XIV 00<br />
ene roemrugtige wijze van dit voorval hebbende horen fpre<br />
ken, zondtter verdere aanmoediging, aan den gedagten zee<br />
man een gouden gedenkpenning, hangende aan een ke en van<br />
't ze'vde metaal.<br />
In maart 1678, ftak hij met een nieuw fchip van 14 ftuk<br />
ken , de Dolplrjn genaamd, in zee. Weinige dagen hadt flegts<br />
zijn togt geduurd, of het fchip ScMedani, voerende 32 ftuk<br />
ken, dienende als kustbewaarder voor Texel, maakte jagt op<br />
hem, met oogmerk om hem aan te tasten. BAKT gaf terilond<br />
Wijken, dat hij noch dè meerderheid van het gefchut, noch<br />
die van dé manfchap fchroomde; want nauwelijks waren zij<br />
aan eikanderen, of hij gaf bevel om te enteren; hij was over<br />
al, dan voor; dan agter, gebood, vogt en bekwam verfchei<br />
dene wonden; doch ondanks dezelve, verfloeg hij a I wat hem<br />
voorkwam; viel op den Kapitein aan, doodde die, en maakte<br />
zig teen wel dra meester van het fchip.<br />
Nog in hét zelvde jaar, trad BART "in dienst des Konings<br />
van Frankrijk; waar toe hij des te gemakkelijker befloot om<br />
dat 'er na 't fluiten van den vrede, wéinig met kaapvaren te<br />
verdienen viel. LÓBEWYK M XIV, maakte hem Kapitein<br />
over een fchip van u ftukken, met be,el om jagt op de<br />
rovers van Salé te maken. Een van dezelve, voerende i
BART. (JAN) 107<br />
•vloot voor Kadix naderde, en in het gevegt dat daar mede<br />
voorviel, wonderen van dapperheid bedreef, en fchoon ge<br />
wond zijnde, nog twee Spaanfe fchepen veroverde. In 1689<br />
voerde hij het bevel over een fregat van 24 ftukken , en ver-<br />
trok daar mede in gezelfchap van den Ridder FORBIN, die<br />
een fregat van 16 ftukken onder zijn bevel hadt, naar Duin-<br />
ierken, ter geleide van enige koopvaardij-fchepen, die naar<br />
Brest moesten. Op dien togt overmeesterden zij een Hollandjen<br />
kaper, die zig zo lang verweerde en vogt, dat het fchip ge<br />
noegzaam aan flarden gefchoten was. Op hunnen tweeden<br />
togt naar Havrs de Grace, ter dekking van 20 koopvaarders,<br />
ontmoetten zij in 't midden van 't Kanaal, twee Engelfe oor-<br />
logsfchepen, die alie mooglijke zeilen bijzetteden, om hunne<br />
vloot te agterhalen. FORBIN was van gevoelen om hakken<br />
op te fpelen , doch BART betuigde gezworen te hebben, nim<br />
mer voor enig vijand te zullen wijken; en vermits hij het be<br />
vel voerde, moest FOREIN gehoorzamen. Drie der grootfte<br />
koopvaarders werden met matrozen van de andere fchepen<br />
genomen bemand, en kregen bevel om een van de Engeljen<br />
aan te tasten, en aan het zelve werk te verfchaffen, terwijl<br />
zij met het andere bezig zouden zijn. BART hier op FORBIN<br />
bevel gegeven hebbende, om hem te onderfteunen, liep hij<br />
met voile zeilen op zijnen vijand in; doch de wind eensklaps<br />
ftillende, mislukte de voorgenomen aanflag; en zijn boegfpriet<br />
raakte door den fchok in de hoofdtouwen van den Engelsman<br />
vast; doch FORBIN dadelijk ter zijner hulp toefchietende, raak<br />
te hij los, en zij bragten het zo verre, dat het volk op den<br />
Engelsman, dek en kampagne moest ruimen; teen het nu op<br />
het punt ftondt, dat zij hem .meester zouden geworden zijn,<br />
kwam het ander oorlogsfchip ter hulpe van dezen toefchieten,<br />
doordien de koopvaardij-fchepen hunnen pligt verwaarloosden.<br />
BART en FORBIN vogten als leeuwen, tot zo lang hun meeste<br />
volk gefneuveld en zij beide gewond waren, verpligt wier<br />
den zig over te geven; men voerde hen naar Plijmouth, al'<br />
waar zij in een nauwe gevangenis wierden opgeüoten. Hier<br />
fielden zij al hun vernuft te werk, om een middel tot ont-<br />
ko-
ï°8 BART. (JAN)<br />
htftttg te beramen, 't welk bun ten laatten ook door behufri'<br />
van een klein vaartuig gelukte. In Frankrijk te rug gekomen"<br />
begaf zig FORBIN ten Hove, daar hij aan den Koning vérflj<br />
deedt van al het voorgevallene, en een milde belonin» voor<br />
zijne dapperheid verkreeg; doch hij was edelmoedig genoeg ><br />
om aan zijne Majefteit te betuigen, dat BART ruim z o veel<br />
aanfpraak op de beloning hadt als hij; > t welk van die uitwer<br />
king was, dat men dezen ook een gelijk gefchénk toewees<br />
De Graav de TOURVILLE in 1690 door den Koning tot Vice-<br />
Admiraal aangefteld zijnde, bekwam BART onder zijn bevel<br />
een fchip van 40 ftukken met 240 man, benevens last om<br />
zig daar mede bij de vloot te Brest te voegen. Den - ju'<br />
tij üepen zij in Zee, en kwamen den 29 onder de EngeUè<br />
kust. Op den 4 julij befpiedde JAN BART als een visfer ge<br />
kleed, in een klein vaartuig de vloot, die uit 57 oorlogsfche-<br />
pen er, 30 kleinere vaartuigen, zo fregatten als kotters be<br />
ffend, leggende boven den wind in ene rij gefchaard', en flegts .<br />
een halve kabellengte van elkander: De. Hóllanden hadden<br />
de voorhoede, de Engeljen van de Me vlag de middentogt, en<br />
die van de blauwe vlag de agtèihoedé; op dit berigt maakte<br />
TOURVILLE Zig bereid tot den flag, en viel met allé dapper<br />
heid, de gecombineerde vloot aan; doch de Hollanders die het<br />
grootfte aandeel in 't gevegt hadden, leden veel meer nadeel<br />
clan de Engeljen, die zig zo veel mooglijk buiten het gevegt<br />
hielden; zes van hunne voornaamite fchepen wierden redde<br />
loos gefchoten, en verfcheiden anderen op het ftrand gejaagd. '<br />
Na het gevegt, zeilden de twee verenigde vloten de Theems'<br />
op, ten einde zig van hare bekomene fchade te herftellen.<br />
De Staten berigt van het geledene nadeel bekomen hebbende •<br />
wapenden terftond 14 grote fchepen, die naar Engeland zeil<br />
den, en z.g bij de vloot voegden. Terwijl TOURVILLE me<br />
de zijne fchepen herftelde, kruiste BART in 1691 met tweo<br />
fchepen op de Hollandje kusten, en Overviel aldaar de haring<br />
buizen , van welken 8 of 9 verbrand werden, na dat FORBIN<br />
het oorlogsfchip dat tot derzei ver dekking verftrekte, geno-<br />
fcen hadt; gelukkig nog dat 200 andere buizen zig in Eny<br />
land
BART. (JAN) log<br />
lmd wisten te bergen.' Op dien togt met dit bedrijf niet ver<br />
genoegd, ontmoette hij op de te rug reize naar Duinkerken,<br />
twee Engelje fchepen, die 450 Deenfi foldaten naar Engeland<br />
voerden; hij viel dezelven onvenvagt aan, en overmeesterde<br />
2e bijna zo fpoedig, als hij ze aangevallen hadt. Even ge<br />
lukkig flaagde hij, in het afhalen van twee fchepen van de<br />
Elve, met buskruid , koper, lood, wapens, granen enz. gela-;<br />
den; terwijl hij op dezelve was wagtende, rantfoeneerde hij,<br />
om niet ledig te zijn, enige groenlandsvaarders voor icoo<br />
Franje kronen, met dit rantfeen benevens de twee gemelde<br />
fchepen, zeilde hij ongeftoord naar Brest.<br />
LODEWYK DE XIV, ligt bevroedende, dat Holland en En<br />
geland alle mooglijke magt zouden bijeen brengen, om het na<br />
deel dat zij het vorige jaar geleden hadden, te hcrftellen;' gaf<br />
bevel aan TOURVILLE , om zig mede ten fpOedigften gereed te<br />
maken. BART kreeg onder die vloot, het bevel over een fchip<br />
van 66 ftukken en 400 man; doch in dat jaar niets aanmer<br />
kelijks tusfen de vijandelijke vloten voorvallende, begaf hij<br />
zig naar Duinkerken, welke ftad in 1694 door de Bondgeno<br />
ten, geblokkeerd en hevig gebombardeerd werdt. BART niet<br />
kunnende dulden dus opgefloten te zitten , ondernam alles<br />
om zig daar aan te onttrekken, openbaarde zijn ontwerp aan<br />
den Minister der zeezaken, de Heer DE POWTCHARTRAIN, die<br />
'er in den beginne genoegen in nam, en al wat 'er toe ver<br />
eist werdt bezorgde; doch naderhand van gedagten veran<br />
derende, beval hij de uitvoering te ftaken; dan op nader berigt<br />
en opening door BART gegeven , herhaalde hij zijne vorige<br />
bevelen. BART de uitrusting ingevolge zijn plan voltooid heb<br />
bende , ging "s nagts onder zeil, en voer met de bij zig heb<br />
bende vaartuigen midden door de Engelje fchepen heen, ge<br />
vende aan wederzijden de laag. Met kragt van zeilen, won<br />
hij de ruime .zee, zonder dat zij nog eens de tij! hadden ge-<br />
hadt in bedenking te nemen, om hem aan te tasten; mot<br />
het aanbreken van den dag, was hij reeds buiten hun gezigt.<br />
Tegen den avond ontdekte hij vier fchepen , die met hem<br />
een koers zeilden ; in 't eerst dagt hij dat ze tot de vloot<br />
be.
1141 BART. (JAN)<br />
behoorden die Duinkerken blokkeerde; doch bij nader onder-<br />
zoek bleken het drie rijkgeiadene fchepen te zijn, die uit En<br />
geland naar Rusland beftemd waren, en door een oorlogsfchipi<br />
gedekt wierden; den gantfchen nagt hieldt hij zig digt bij hen,<br />
en met het aanbreken van den dag, tastte hij het oorlogsfchipj<br />
aan, en overmeesterde het zo wel als de drie andere fche<br />
pen.<br />
Na de gemelde en meer heldendaden verrigt te hebben,<br />
keerde hij nevens den Ridder FORBIN naar Duinkerken te rug'<br />
alwaar zij bevel bekwamen, om aan 't Hof te komen, ten<br />
einde zig te verantwoorden, op de klagten door Denemarken<br />
tegens hen ingebragt. Zij trokken dan naar Verfailles, daar<br />
FORBIN niet zo dra aan 't Hof was verfchenen, of de Koning<br />
vroeg hem naar JAN BART, zeggende dien zeldzamen man te<br />
willen zien. Op bekomen bevel, begaf BART zig 's morgens<br />
ten Hove, en deedt zig aandienen om bij den Koning inge<br />
leid te worden; doch te vroeg gekomen zijnde, vertoefde lij<br />
in een der vertrekken, haalde zijn pijp uit den zak, ketfte<br />
vuur en begon te roken. Alle die daar tegenwoordig waren,<br />
verwonderden zig over deze floutheid, en de wagt wilde hem<br />
noodzaken van daar te gaan, zeggende, dat het niet geoir-<br />
loofd was, in de vertrekken van den Koning te roken; dan<br />
BART bekreunde zig hier weinig over, en antwoordde: „ ik<br />
„ heb in den dienst van den Koning mijnen meester deze<br />
„ gewoonte aangenomen, zij is mij onontbeerlijk geworden;<br />
„ en ik geloof dat hij veel te regtvaardig is, om kwalijk te<br />
„ nemen dat ik daar aan voldoe;" en ging dus met roken<br />
voort. Dewijl hij zig nimmer aan 't Hof vertoond hadt, was<br />
hij 'er ook bij niemand bekend, dan bij den Ridder FORBIN,<br />
die zig egter wel wagtte te zeggen, dat hij hem daar ge<br />
bragt hadt. De Koning werdt hier op aangediend, dat 'er<br />
een man was, ftout genoeg om in zijne vertrekken te ro<br />
ken , en die weigerde heen te gaan. LODEWYK antwoordde<br />
daar op al lachgende: het zal zekerlijk JAN BART zijn, laat<br />
hm maar begaan. Binnen komende, werdt hij van zijne Ma-<br />
jeiteit vriendelijk ontvangen, die tegens hem zeide: JAN<br />
BART,
BART. (JAN) u X<br />
BART, hei is alietii aan u geoirlcofd in mijn Hof te roken. Op<br />
Jen naam van JAN BART, en 's Vorflen vriendelijke bejege<br />
ning, Ronden alle de Hovelingen als opgetogen,- in de, be-<br />
fchouwing van dien zeldzamen mensen. De Koning was nauw-<br />
lijks vertrokken, of een ieder vraagde aan BART, hoe hij bet<br />
tog gemaakt hadt, om door de b okkade van Duinkerken te<br />
komen? hij plaatfte hen hier op alle in een rij,, en dreef hen<br />
uit den weg, door floten met zijne ellebogen en vuisten;<br />
ging midden door hen heen, keerde weder, en zeide : zie daar<br />
Ine ik gedaan heb. Sommigen kwamen lachgende bij den Ko<br />
ning, en verhaalden hem wat'er voorgevallen was; zijn Maje-<br />
fleit zig met hem willende vermaken, deedt hem hier op roe<br />
pen, cn hem in verlegenheid zoekende te brengen, vroeg hij<br />
hem: zeg mij tog eens JAN BART , hoe zijt gij door de Engelfe vloot<br />
geraakt? Onze JAN beantwoordde de vraag des Konings met<br />
de taal van een zeeman, dat is, in ruwe bewoordingen. De<br />
Hovelingen verwonderden zig daar over; doch de Koning<br />
zeide: hij fpreskt wel wat onbefcliaafd, maar verdedigd egter dap'<br />
per mijne belangens; en vervolgens op zijne Hovelingen zien<br />
de, voegde hij 'er bij: is 'er onder ulieden wel iemand, die doen<br />
kan wat hij doet? waar op zij met ene buiging, die neen te<br />
kennen gaf, moesten antwoorden. De Koning befchonk hem<br />
met ene erkentenis van icoo kronen, te betalen uit de Ko-<br />
jiinglijke fchatkamcr; bij den ontvangst daarvan, fpeelde BART<br />
geen minder belachgeiijke rol.<br />
Dan laten wij hem weder op zee verzeilen, waar voor hij<br />
geboren fcheen. Zonder alle zijne bedrijven aanëengefcha-<br />
keid te vermelden, vergenoegen wij ons nog alleen te zeggen,<br />
dat agt Staatfe oorlogsfchcpen in 1694, een graanvloot, uit<br />
de Oostzee naar Frankrijk beflemd, veroverd hebbende, dezel<br />
ve reeds op de hoogte van Texel gevoerd hadden, toen BART<br />
die zes corlogsfchepen bij zig hadt, hun aantastte, drie van<br />
de gemelde agt fchepen overweldigde, de vijf overigen op de<br />
vlugt dreef, en de graanvloot behouden binnen de haven van<br />
Duinkerken bragt. Terftond na zijne aankomst aldaar, deedt<br />
hij door zijnen zoon, den Koning kennis geven van het b3-<br />
haa'«
H2. BART. (JAN)<br />
haalde voordeel; waar op de boodfchapper tot vergeldin"'<br />
een hoger trap in den zeedienst bekwam, en aan zijnen vader<br />
prieven van adeldom werden verleend.<br />
Hij au Ridder geworden, viel in i6 9G, op een Hollandje<br />
vloot aan, die met granen uit de Oostzee kwam; de fregatten<br />
die dezelve ter befcherming dienden, veroverde hij, en* nam.<br />
of vernielde een aanzienlijk getal koopvaardij-fchepen. In het<br />
volgende jaar werdt hij door SOBIETSKY, Koning van Polen,<br />
tot Bevelhebber van een eskader dat te Duinkerken lag, aan*<br />
gefield. De ontwerpen, die hij bij den ontftanen oorlog in<br />
het begin van de volgende eeuw^beraamd hadt, Werden dooi<br />
den dood verijdeld; hij overleed'op den 27 april 1702, in<br />
den ouderdom van 52 jaren.<br />
Zie daar lezer, de verkorte levenfchets van dit zonderlinge<br />
mencch, groot, ja verheven in zijn foort. Wij zullen dit<br />
artikel befluiten , met enige karaktertrekken van hem op te<br />
geven. Hij wordt befchreven als rijzig en wel gemaakt van<br />
geftalte, fors van leden, hebbende een ftout en onvertzaagt<br />
voorkomen; ja zijn gactfe maakzel fcheen gefchikt, om de<br />
moeilijkheden aan het zeeleven eigenaartig verknogt, te kunnen<br />
verduren. Alle zijne trekken waren regelmatig, hij hadt een<br />
vriendelijk uitzigt en aangenaam gelaat, een blozende kleur,<br />
grote levendige ogen eji blond hair; was matig, fprak wei<br />
nig, bezat een gezond oirdeel, fchoon ruw en onbefchaafd,<br />
en was voor den omgang met de wereld geheel niet bere<br />
kend; zijne geaartheid was die van een regtfchapen zeeman,<br />
zijnde altoos werkzaam, ijverig, en een vijand van rust en<br />
ledigheid. Hij onderfteunde zijne daden door éen moed en<br />
dapperheid die den toets konden doorfïaan, en beituurde die<br />
met een wel aangelegde voorzigtigheid. Des noods durfde<br />
hij de grootfto gevaren trotferen; doch ontweek die zorgvul<br />
dig , als 'er geen roem 'noch voordeel bij te halen was. De<br />
overwinning die hij in 1694 voor Texel behaalde, was voor<br />
Frankrijk onbetaalbaar, want hij bevrijdde door 't hernemen<br />
van de graanvloot, dat rijk van hongersnood, en maakte hier<br />
door zijnen roem onfterffelijk. De naam van JAN BAKT, ver-<br />
ftrek-
BARTELS. (GERARD) BARUETH. (JOHANNES) ti*<br />
Jtrekte tot een fchrik op den Oceaan. Hij was doorgaans ge<br />
woon, van de vijanden daar hij tegen ftreedt, de eerfte laag<br />
af te wagten, en niet' te fchieten dan onder het bereik van<br />
een piftoo!fchoot, en vervolgens terftond tot de entering ovet<br />
te gaan. Ik weet niet dat 'er een ander pourtrait van hem in<br />
druk uitgaat, dan het hier bij gevoegde van den Konftenaar<br />
R. VINKELES. Levensbefchr. van JAN BART. Rott. 1781.<br />
WAGEN., Pad. Hift. XVI. D. bl. 153. 255. 265. 3*7-<br />
BARTEL ENTES, zie ENTES.<br />
BARTELS (GERARD), van A;H
«i* BARWELL. (QANIEL 0CTAVIUS)<br />
boren te Breda in het jaar 1709. Na zijnen klasfieken en aka-<br />
demifen" loop ten einde gefnelt te hebben, wierdt hij den 11<br />
junij 1732 Proponent, en Rondt niet lang ledig, maar wierdt<br />
den 27 augustus van dat zelvde jaar tot Predikant te Hoog-<br />
woud in Noordholland beroepen ; vervolgens den 9 november<br />
1736 te Charlois onder de klasfis van Schieland, en ten laat-<br />
Ren, óp den 24 meij r745 tc Dordnecht; alwaar hij verbleven<br />
is, tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 27 augustus<br />
1782, in den ouderdom van bijna 73 jaren, zijnde alvorens<br />
in janij 1775 met behoud van eer en bezolding, Emeritus ge-<br />
xvordcn. De Eerwaarde BARTJETH heeft vele gefchriften door<br />
dan druk gemeen gemaakt, doch indien zij van geen beter<br />
flempel zijn, dan de ïf ifïotie ban bet ^tabhoilutrfcljap btc<br />
ï&iiifenban
EARZiEUS. (GASPAR) BAS. (DIRK) ny<br />
jhv.ci faas delicias, fed £? quoddam fibi decus ma Gens hommum<br />
•Ireptum lugcat, Oincquid Hominibus aut qwerere aut haliere da-<br />
tut , Jlhxum £f fragils. Virtus fola femper rivet.<br />
Den Opperhéèlmeester van. het fchip Woestdidn, verdagt<br />
gehouden, dat hij liet lijk diens rijken Engelsmans, van vele<br />
edele gefleentens en andere kostbaarheden beroofd hadt, zette<br />
men hem op die losfe vermoedens der naastbertaanden, te<br />
Middelburg in hegtenis. Als niets tegen hem kon bewezen<br />
worden, ja z*Jn onfchuld in het volfte daglicht bleek, ontfloeg<br />
men hem eindelijk, en verwees partij in de kosten van het<br />
regtsgeding, mitsgaders in de vergoeding van alle fchaden,<br />
renten en winstderving, reeds door den onfchuldig gezettcn<br />
geleden, of nog verder te lijden. Zijn eisch was niet minder<br />
dan 9159 guldens; doch het werdt door tusfcnkomst van goe»<br />
de vrienden en minlijke fchikking, op 7856 guldens gevon<br />
den. Vod. Hift. XXVI. D. bl. 213, 214. Nieuwe Ned.<br />
Jaarb. 1780. bl. 765. 1092. 1782. bl. 367.<br />
EARZJEUS (GASPAR.), een Goefenaar van geboorte, door<br />
gaans JASPER DE NEDERLANDER genaamd, heefteerst in den<br />
oorlog gediend onder Keizer KAREL DE V; doch zulks moede,<br />
begaf hij zig tot het toen ontluikende Genootfchap der Jefui-<br />
ten, en was een onfeheidbaar medgezei van FRANCISCUS XAVE-<br />
RIUS, den zogenaamden Apostel der Indien; en men zegt, dat<br />
hij zig op het eiland Orjnus inzonderheid beroemd gemaakt<br />
heeft, door het bekcien der Heidenen tot het Christen ge<br />
loof. Hij heeft gefchreven Epijiola; Indicie. Lov. 1570. 8vo.;<br />
en is geftorvèn te Goa den 18 october 1553. PETR.<br />
MAFF/EI, Hift. Indic. Lib. XIV, XV. FOPPENS, Bibl. Belg,<br />
p. 327. LA RUE, Gelctt. Zeeland, bi.'234, 235.<br />
BAS (DIRK), in 1611 Burgemeester te Amfteldam, wierdt<br />
in dat zelvde jaar, benevens JAKOB VAN WASSENAAR, Heer<br />
van Obdam, en ROMCOUT HOOERBEETS, Raadsheer in den Ho<br />
gen Raad, tot Gezanten benoemd naar Denemarken, teneinde<br />
den vrede tusfen dat Rijk en Sweden te tragten te bewerken;<br />
doch zij kwamen eerlang van Koppenhagen te rug, zonder de be-<br />
PI 2 doe
WJ BASELIUS. (JAKOB) BASELIUS. (NIKLAAS) •<br />
dóeling hunner zending bereikt te hebben. . WAGEN. I<br />
m. Hift. X. D. bl. 48.<br />
BASELIUS (JAK0B), Predikant te Vlisfingen, géboren in<br />
j53?i Is naar alle waarfchijnlijkheid uit een Flaams geflagt<br />
:,fkopftlg, doordien'er anderen van dien naam in Flaanderen<br />
j;e-.i'oond hebben; hij vertrok in 1570 van Vlisfingen, om hier<br />
en daar de hervormde gemeenten? te ftigten en te leren ;<br />
Wötts begaf hij zig naar Enkhuizen en verder naar Leijden ,<br />
d.:.v; hij buiten vaste bediening was; van hier ging hij in 1586<br />
SilS Predikant naar Voorfchoten, en in dat zelvde jaar nog naar<br />
Ssrgempzoem, alwaar hij in 1598 is overleden in den ouderf.'M<br />
'van 68 jaren. Hij heeft de belegering van die vesting<br />
iri Ï588 voorgevallen, in het latijn befchreven, onder den<br />
tijtel Van J. BASELIUS, de obftdione Bergenopzomii, in $to.'Bergens,<br />
I603; een boekje dat zeer zeldzaam is, en ik niet weet<br />
immér gezien te hebben; men vindt liet vermeld in de Biblic-<br />
theca Duncanniana, in 4to. hum. 1068. GODEW. VRO-<br />
MKHERT, Vlisftngfe Kerkhemel, bl. 12-17.<br />
BASELIUS (JAKOB), een kleinzoon van den voorgaanden,<br />
geboren te Leijden, is Gereformeerd Predikant geweest op<br />
bet dorp Kerkwcrven in Zeeland; en een man van geleerdheid,<br />
inzonderheid ervaren in de kerk- en wereldlijke Gekhiedenisfen.<br />
Men heeft van hem in druk: Sidpitjus Belgu<br />
ais, Jive Hiftoria Religie-nis inftaurata, corruptie reformatie,<br />
in Belgio £f a Belgis, a nat.o CHRISTO ad annum 1600. Lugd.<br />
Bat. 1657. & 120.; het welk naderhand is gevoegd bij M. Z.<br />
VAST BOXHORN , ci$cerlan.u.$ merftuiaaruigfïe «öe&curtcnigfcn /<br />
feöctt Den jarc tooo tot üteijee KAREL DEN V. 2 Delen Amft.<br />
1753- Svo. FOPPENS, Bibl. Belgica. p. 501. A. PARS,<br />
'Naamr. der Bat. Schrijvers, bl. 213, 214.<br />
BASELIUS (NIKLAAS), Meel. Doktor en Chirurgijn te<br />
St. Wijnoxbergen in Flaanderen, heeft uitgegeven: Defcript. Ce~<br />
mtS qui app'aruit 14 novemb. anno 1577. un% cum prognostkis<br />
mi's a-mi calamiiófi.fimi 1578. tmtdti Jntv. HENR. HENRICIUS.<br />
e ede n
BASELIUS; (FIKTER) BASINUS. ÜASlUS. |#|<br />
fodcth anno 1578. in #0. FOPPJENS, BiöliA Belfica.<br />
p. 899-<br />
BASELIUS (PIÈTÊR), een Domiriikaner' Monnik, gerijen<br />
te Cent in 1631, geftorvèn den 30 maart 1689, in der,<br />
ouderdom van 58 jaren; heeft gefchreven; GÉoriojum illufips<br />
erdinis Cistercienfis Lilium, in utroque orbe fuaveolenti virtutum è<br />
fanclitatis germine janper floriduik Gandav. MICH: MASIUS .<br />
J671. 4W. DÉ JONGHE, Belgiièt Dominic. p. xog<br />
PAQUÓT, Mem. litter. Tom. VI. p. 53;<br />
BASILICUS MARCHETUS ("JAKOBUS), heeft gefchrë<br />
ven: Dialogum, de Morini quo'd Theruanam vacanti> atque Heditji<br />
expugnatione, deque prtelic apud Rentiacum, tempore CAEOW V-<br />
Ccejaris. Antv. apud BELLERUM. 1555. 8)'c. «~— FOPPENS;<br />
Bibl. Belg. p. 501 i'<br />
BASINUS (THOMAS), Aartsbisfchop van Ccejare.a, wiercr<br />
door Paus SIXTUS DE IV, benevens twee andere Prelaten benoemd,<br />
om in 't jaar 1479, het Geding van den Bisfchop LV<br />
VID VAN BOURGONDIEN, met de ftad Utrecht en dé Geestelijkheid<br />
te onderzoeken, en de twisten, op goedkeuring van hel<br />
Êausfelijkè Plof, ter nedèr tè leggeh; dan hij verfchoonde %\i<br />
Van dié commisfie, om dat te Utrecht wonende, wegens eenzijdigheid<br />
vérdagt konde gehouden worden, BASINVS was een<br />
geboren Fransman, eertijds grote gunfteling van KAREL DEN<br />
VII, Koning van Frankrijk, doch naderhand door zijnen op-,<br />
volger LÖDEWYK van alle zijne ëeramb'teh afgezet, en éci.vs<br />
gebannen, hadt de ftad Utrecht tot zijne woonplaats gekorcji.<br />
in weike ftad hij overleden is, in het jaar 1491. Ziet breder<br />
van heni bij HEDA , in DAVIDE Episcopo, p. 304. en de Aan<br />
tekening van BUCHEL, als mede MATTH^ÜS, Frajat. Tom. U.<br />
Analecl: vet. cevi. — K. BURJJAN, Utr. Jaarl, III. D. bi,<br />
396. en aant. (i).<br />
BASIUS (JOHANNES), geboren te Leeuwarden, gaf w<br />
2ijne kindfe jaren af, doorftralende blijken van een geestig-<br />
yernuR Te Leeuwarden en Haarlem, Icjde hij de nodige gron.<br />
H 3 Üen
Ïi3 BASNAGE. (JAKOBUS)<br />
den tot de befchavende wetenfchappen; waar na hij Leuven<br />
verkoor, om zijne ftudien verder voort te zetten, en van daar<br />
• naar Frankrijk reisde, alwaar hij het meesterfchap in de regten<br />
erlangde, en dus met groten roem naar zijn vaderiand keer<br />
de, en zig in zijne geboorteftad enigen tijd met de praktijk<br />
geneerde; onderwijlen tot vermeerdering van zijnen roem,<br />
fchrijvende: Paradoxarum Disputationum Jwïs civilis, Lib. IV.<br />
quibus dubix Jurisconfultorum traditienes & refponfa exam<br />
ac reconciliantur. Bajil. i 5 7 5 . in folio.; waar benevens hij een<br />
aartig verhaal van de herfst vacantien, in latijnfe versfen ge<br />
fchreven heeft. Zijne ervarene kundigheid in de regten, heeft<br />
hem aan Leeuwarden onttrokken, en op de nodiging der'Delffe<br />
Overigheid, het ambt van Secretaris van die ftad doen aan<br />
nemen. Ook is hij in dienst- van Prins WILLEM DEN I. ge<br />
weest, en wel in de hoedanigheid van Gemagtigde over de<br />
zeezaken; want ik vindt aangetekend, dat deze hem in 1569<br />
bevel gaf, om op zijnen naam,' nieuwe beftellingen ter zee<br />
uit te geven, trekkende de lastbrieven te voren verleend,<br />
allen wederom in. Ook, dat hij in 1570 bevel van den Prin-<br />
\fe ontving, zorg te dragen, dat de fchepen die de bruid van<br />
FiLirs naar Spanjen voerde, geen het minfte belet door de<br />
Staatfe fchepen wierdt aangedaan. F. SWEERTII, Athen.<br />
$ el<br />
g- P- 394- G. M. KONIG, Bibl. vet. & nov. VAL. ANDR,,<br />
Bibl. Belg. p. 455. SÜFFR. PETRI, de Scriptor. Frifice, uit. ed.<br />
P- 43o, 431. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 236-238.<br />
WAG., Vad. Hift. VI. D. bl. 312. 318.<br />
BASNAGE (JAKOBUS;, oudfte zoon van HENDRIK BAS-<br />
NAGE, Heer van Frar.qv.enei, Advokaat voor het Parlement<br />
van Rouaan, werdt in die ftad geboren den 8 augustus 1653.<br />
De eerfte gronden zijner ftudien leide bij te Saumur, onder<br />
den vermaarden TANAQUILLUS FABER , die hem om zijn vlug<br />
begrip grotelijks achtte en lief hadt. FABER weet men, hadt<br />
niet veel op met de Kerkelijken, en ziende dat BASNAGE ge<br />
negen was die orden te omhelzen, raadde hij zulks aan zij<br />
nen kwekeling ten fterkfien af;, doch des jongelings ne :<br />
girg<br />
be-
BASNAGE. (JAKOBUS)<br />
fcehicld de overhand boven des Hoogleraars raad. BASNAGE<br />
voldoende in de talen onderwezen en kundig, begaf zig naar<br />
Geneve, en beoeffende aldaar onder CHOVET de wijsbegeerte-;<br />
onder MESTRESATenFRANCISCUSTURRETTIN de godgeleerdheid,<br />
welke laatfte wetenfchap hij verder voortzette onder JURIEU<br />
te Sedan'. JURIEU was een man van een vlug en goed veriïand,<br />
maar zeer driftig en gants en al niet toegeeflijk; BASNAGE<br />
hoorde wel vlijtig zijne lesfen, doch drcokte beter met de ge-<br />
iaartheid van BEAULIEU, die veel gematigder was. DÉ ftak<br />
JURIEU geweldig, en om zig hier over te wreken, gaf hij hem<br />
toen hij zig als Proponent aandiende, de zwaarfte proeftexteri<br />
die-hij uit kon denken ; niet té min voldeed BASNAGE zo wel,<br />
en behandelde die zo oirdeelkundig, dat zijn meester niet kon<br />
nalaten om hem daar ovér te prijzen, li 'c jaar 1676, wierdt<br />
hij Predikant te R.ouaan in plaats van LE MOYNE, die als<br />
Hoogleraar naar Leijden beroepen was. BASNAGE begaf zig al<br />
daar ook in huwelijk met SUSANNA DU MOULIN, de dogter van<br />
CYRUS DU MOULIN; Predikant te Chatenadun, en kleindogter<br />
van den alom bekenden PIETER DU MOULIN. In 't jaar ic~8_;<br />
werdt de Kerk te Qidvellij, welke door de Gereformeerden van<br />
Roman gebruikt wierdt, gefloten, onder voorwendzel, dat de<br />
Gemeente de bevelen des Konings overtreden hadt. BASNAGE<br />
verzogt verlof, zig met zijn huisgezin naar Holland te mogen<br />
begeven, het welk hem niet zonder moeite na lang aanhou<br />
den, door een brevet eigenhandig van den Koning getekend,<br />
werdt toegedaan. In 1691 werdt hij te Rotterdam, op een<br />
behoorlijk jaarlijks penfioen, tot Leraar in de Franfë Gemeen<br />
te aangedeld. Aldaar geraakte bij in twist, met den Predi>-<br />
kant JURIEU, die zijn vrouws zuster getrouwd hadt; doch hij<br />
wagtte zig wel, om daar iets van door den druk gemeen te<br />
maken ; houdende hij zig liever aan zijne letterbezigheden ,<br />
en in de gemeenzame verkering met geleerde Mannen. Dit<br />
maakte hem zijn Verblijf te Rotterdam zo aangenaam ,• dat hij,<br />
wat moeite zijn zwager hem ook veroirzaakte, egter niet kon<br />
befluiten, die flad te verlaten, om de beroeping die te Leij<br />
den op hem gevallen was, te aanvaarden.<br />
H 4 tn
f2ê ' BASNAGÈ. (JAKÓBÜS)<br />
In het volgende jaar, geraakte hij in kennis met den broeder<br />
van den Marquis DE TORCY , die den naam voerde van dea<br />
Ridder CROISSY, welke als krijgsgevangen in den flag bij Hoch-<br />
fted, over Rotterdam naar Engeland gevoerd werdt. De be»<br />
lieftheid, welke hij- aan dien' Heer en deszelvs gezeifchap be<br />
wezen hadt, bragt hem in kennis met den gezegden Marquis<br />
DE TORCY, die enige jaren later als Franje Gezant in den<br />
Haag kwam, om voorilagen van vrede te doen. De achting<br />
'die d» Raadpenfionaris HEINSIUS , BASNAGE toedroeg, was<br />
oirzaak, dat hij in het jaar 1704, als Frans Predikant in<br />
die hofplaats beroepen werdt. De grote reden die hem be<br />
woog dat beroep aan te nemen, was, dat hij dagt aldaar be<br />
ter gelegenheid te zullen hebben, om de Franje vlug telingen<br />
van dienst.te zijn. HEINSIUS fchatte hem niet alleen hoog als<br />
Predikant, maar gaf ook blijken, dat hij in ftaatszaken veel<br />
vertrouwen in hem en zijne bekwaamheid ftelde; hij zondt<br />
hem met den Franjen Ambasfadeur D'UXELLES naar het Con<br />
gres te Utrecht, ter behandeling van zaken- van het grootite<br />
gewigt. Ook was zijne bekwaamheid buiten lands bekend.<br />
De Kardinaal BOULLION, als vlugteling in Holland zijnde,<br />
vertrouwde hem alle zijne belangens. De Abt WILLEM DU<br />
BOIS, naderhand Kardinaal, in 1716 als buitengewoon Ge<br />
zant van Frankrijk in 'jHage, hadt bevel van den Hertoge VAN<br />
ORLEANS , zig bij BASNAGE te vervoegen, en van zijnen raad<br />
gebruik te maken. De Abt gaf hem niet ..alleen van alles ken<br />
nis, maar werkte ook gemeenfchappelijk met hem, om de<br />
alliantie tusfen Frankrijk en Engeland tot ftand te brengen. Ene<br />
menigte brieven , door den Abt aan hem gefchreven, bewijst<br />
de verpligting, die Frankrijk erkende, hem dienaangaande ver-<br />
fchuldigd te zijn; de Regent liet het ook niet bij blote com<br />
plimenten berusten, maar toonde zijne dankbaarheid met 'er<br />
daad, door hem niet alleen alle zijne goederen die hij in Frank<br />
rijk hadt moeten agterlaten. te doen toekomen , maar bezorg<br />
de hem daarenboven nog een vast jaargeld.<br />
^ BASNAGE bezat bij ene grote geleerdheid, een gezonden fierk<br />
Jighaam; zijn geheugen- was uitmuntend; weinig van ziekte<br />
« we-
•EASNAGË. (JAKOBUS) jüi-<br />
wetende, trof dezelve hem, daar mede bezogt wordende,<br />
20 veel te flerker. In 1722 kwijnde hij aan ene maagziekte,<br />
daar na werdt bij door geelzugt aangetast, zijnde toen in het<br />
7ifte jaar zijn's ouderdoms, en voornemens zijne Kerkelijke Hi-<br />
Jlorie, in de franfe taal te doen herdrukken, waar van het<br />
eerfte Deel met de negende eeuw begint. Men hadt langen tijd<br />
bij hem aangehouden, om dit werk met een vroeger tijdvak<br />
te doen beginnen; doch de arbeid die daar aan moest te koste<br />
gelegd wordenen zijne hoge jaren, veroirzaakten, dat do<br />
Doktoren reeds voor enigen tijd hem het ftuderen hadden ver<br />
boden. Op den 3 december 1723, verklaarden zij, dat 'er<br />
geene herftelling zijner gezondheid te hopen was, en hij over<br />
leed zeer christelijk op den 22 van dezclvde maand. Hij heelt<br />
maar ene dogter nagelaten, getrouwd aan den Heer DE LA<br />
SARRAZ, geheimen Oorlogsraad van den Koning van Polen.<br />
's Mans geaartheid was ongeveinsd, gelijk uit zijne fchrifterc<br />
kenbaar is; hij eerbiedigde de waarheid tot in de geringfte<br />
Zaken, en hem was ene befchaaftheid eigen, die men zeldzaam<br />
bij geleerde• lieden ontmoet; voorts was hij minzaam, voorko<br />
mende, een volksvriend, gedienftig; hij kende geen groter<br />
vermaak, dan om iemand van nut te zijn, en zijn credit te ge<br />
bruiken ten voordele van ongelukkigen; hij ivas een getrouw<br />
vriend, en van ene braafheid, die de fterkile toets kost door-<br />
ftaan; en fchoon hij de dwalingen met veel levendigheid en<br />
vuur wederleide, behandelde hij nogthans de perfonen zelve,<br />
met de bedaardfte ingetogenheid, ja veeltijds met achting.<br />
BAYLE , die volmaakt de konst verlamd, om iemand naar de<br />
waarde zijn's arbeids te fchatten, noemde hem toen hij ilegts<br />
19 jaren oud was, ent levende Bibliotheek. Het is, zegt hij,<br />
„ een Man, in de gedaante van enen jongeling, niet alleen<br />
,, wegens zijne grote geleerdheid, maar cok om zijne opregt-<br />
„ heid en edelmoedigheid." Om van alle de gefchriften de<br />
zes geleerden en arbeidzamen Mans een verflag te geven, zou<br />
ene letterkundige gefchiedenis op zig zei ven vereisten; dus<br />
zullen wij alleen verflag geven van die, welke tot onze vader-,<br />
landfe gefchiedenisfen betrekking hebben. Deze zijn: Annales<br />
II 5 des
125 BASNAGE. (JAKOBUS)<br />
des Provinces mies depüis les Negotiations peur la paix de Munfter<br />
avec la Defcription hijlorique de leur Gouvernement &c. Dit w<br />
fchreef hij op last der Staten van Holland, die heiri tót hun-<br />
ren Hiftorie-fchrijver hadden aangefleld; doch hij ondernam:<br />
dien arbeid niet, voor dat hij de vergunning hadt bekomen,<br />
om de Registers van Staat te kunnen raadplegen, én de be<br />
lofte , dat hij onbefpierd de waarheid zou mogen fchrijven.<br />
Hier op zette hij zig aan den arbeid, en het eerfte Deel kwam<br />
in 1717 in folio gedrukt in 't licht, dat gretig gekogt werdt<br />
en meer'goedkeuring dan berispers vondt; ten aanzien van de<br />
befchrijving der regeringswijze van de zeven provintien in dit<br />
deel geplaatst, hadt hij in enige opzigten misgetast; doch hij<br />
hadt de edelmoedigheid zulks hem aangetoond zijnde, te er<br />
kennen , en zulks geredelijk te verbeteren, J<br />
t welk in een uit<br />
voerig berigt gefchiedde; waar bij hij ene nrhandeling over de<br />
Batavieren voegde, die met vrugt kan gelezen worden, en veie<br />
merkwaardige zaken bevat. Dit ftuk werdt voor het twede<br />
Deel van zijn werk geplaatst; dat in 1719 uitgegeven wierdt;<br />
en, welk Deel een Verhaal bevat, van het gebeurde in 1646--<br />
1648; een tijdvak waar in veelvuldige belangrijke en gewig-<br />
tige gebeurtenisfen zijn voorgevallen. Op 'tjaar 1648, ont<br />
meet men daar in de Mimfterje vredehandeling, waar bij Neer-<br />
lands vrijheid voor dien tijd is bevestigd geworden; en geduren<br />
de welke onderhandelingen, de Prinfen VAN CONDÓ en FRE-<br />
DRIK HSNDRIK VAN ORANJE ftierven. Over den laatften ,<br />
drukt de Schrijver zig in deze bewoordingen uit: dat 'er de<br />
Staat niet veel bij verloor, doordien hij ziekelijk was; en fchrij<br />
's Prinfen ongemakken en dood toe, aan naijver, dien hij te<br />
gens zijnen zoon, naderhand WILLEM DE II, zoude opgevat<br />
hebben. Het jaar 1649 was vermaard door den geweldigen dood<br />
van KAREL DENI, Koning van Engeland, zijnde Frankrijk in<br />
dien tijdkring ook beroerd door inwendige onenigheden, die<br />
als een verterend vuur, haren weiftand verflonden; en het<br />
fcheen, of in dezen tijd alles in onmin moeste leven, want<br />
dit Gemenebest hadt teffens ook een groot verfchil te beiiis-<br />
fen met den Keurvorst van Keulen, over de vesting Rhljnberk.<br />
Niet
BASSEE. (ADAM DE LA) èi§<br />
Niet min berugt daagde het jaar 1650 op, want hier viel<br />
onder anderen in voor de onbezonnen' toeleg van WILLEM<br />
DEN II. op Amfteldam; ene daad die bij BASNAGE wel uitvae-<br />
lig, doch bij anderen gefchikter en meer met de' waarheid<br />
overeenkomende geboekt is. Dan 's mans karakter raadple<br />
gende, ben ik overtuigd dat hij door verkeerde berigten hier<br />
omtrent gedoold heeft. Verder vindt men in 1651 de grote<br />
nationale vergadering in 's Hage gehouden; in 1653 en 1654<br />
den oorlog, en daar op gevolgde vrede met KROMWEL ; en<br />
vervolgens de komst van KAREL DEN II, in 's Hage; zijnde<br />
alles doormengd, met vele zaken die vreemde Hoven en Lan<br />
den betreffen. Onze taak zoude nu nog misfchien eisfen , dat<br />
Wij de tijtels opgaven van de overige werken, die door den<br />
noesten arbeid van den vlijtigen BASNAGE aan zijne mede<br />
burgers zijn gefchonken, doch zo als wij aanmerkten, zijn<br />
die zo menigvuldig , dat zulks ons te ver van ons voorge<br />
nomen beftek zoude doen afdwalen ; wij verwijzen daarom<br />
onze lezers, die belang ftellen om hier van onderrigt te<br />
zijn , tot de Memoires pour fervir a l'Hiftoire des Hommes<br />
ülustres par NICERON , en zulks te meer, dewijl men daar<br />
teffens ene korte beoirdeling van die onderfcheidene wer<br />
ken zal aantreffen. De Afbeelding van BASNAGE is eerlijk<br />
in 't koper gebragt door VAN GUNST. ——- JOH. ALB. FAEÏI-<br />
CIUS, Bibl. Crcec. L. VI. c. X. n. XXXV. p. 759-780. Catal»<br />
Bibl. BUNAV. p. 1065. STOLLE ad Heumannum, p. 976 & 1022.<br />
C. SAXI, Onomast. liter. Pars V. p. 300. & Anal. 632. J. G.<br />
DE CHAUFErié, Diiïim... Töm. I. p. 108 occ. NICERON, Memoi<br />
res des Hommes illuft. Tom. IV. p. 294-311. Tom. X. Part. L<br />
P- H7-I5I-<br />
BASSEE (ADAM DE LA) , Kanunnik van St. Pieter te Rijs-<br />
feï, welke naar alle waarfchijnlijkheid in de XlVde of XVde<br />
eeuw heeft geleefd, was van het klein fledeke la Pu fee, in<br />
het Artoifche daar hij zijnen naam van voert, afkomftig. Men<br />
heeft van hem: Ludus Aam de Basfeya, Canonici Pnfulenfis, fuper<br />
Anti-Claudianum Magistn Alani de Infida, rhjthmsè eoxpojitus.<br />
• FOPPENS, Bibl. Be g. p. 4. PAOTOT, Memcdr. litta.<br />
Tom. X. p. 59. j'AS-
S*4 BASSEE. BASSELIERS. BASSEN.<br />
BASSEE (BONAVENTURE DE LA), Licentiaat in de Go*,<br />
geleerdheid en Kapucijner'Monnik, is mede genoemd na zijne<br />
geboorteplaats het ftedeken Ia Basfóe, alwaar hij in 't begin<br />
van de XVIde enw ter wereld kwam. Hij Rierf in het Klooster<br />
te Boignies in Henegouwen , den n feptember 1650 , en<br />
heeft nagelaten: Tlieophilus Pqrochialis, feu de quadruplki debü»<br />
in propria Parochia perfolvendo ; Concionls, Mlsfce, Confesjionis<br />
fchalis, Pafchalisque communionis. Per BONAV. BASSEANUMÏ<br />
Capucinum Pradicatorem. Ant. 1635. 120. Romce. 1638. 120<br />
• FOPPENS, Bibl. Belg. p. 141. PAQUOT, Memoir. litten<br />
Tom. I. p, 311.<br />
BASSEE (ELOY DE LA), wierdt in 1585, ook al in meergemelde<br />
ftedeke geboren, hij heeft mede tot de orden dei-<br />
Kapucijnen behoord, leide een zèer ftigtelijk leven, en is in<br />
den ouderdom van 85 jaren op den 25 november 1670 in zijnklooster<br />
.te Rijsfel geftorvèn. Die Geestelijke was zeer belezen;<br />
wij hebben van hem: Flens totius Theologie praüicce,•<br />
turn Sacramentalis, turn Moralis. Duaci 1639. fol. Edit. emen<br />
Arav. 10-43. fol. - Maai, BibHoth. Ecclef. p. 331. VAL;<br />
ANDR., Bibl. Belg. p. 2oi.- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 258. PA-<br />
BASSON. BASSOT. BASTINGIUS. BASTONIER, 12*<br />
gedurende de beroertens in Gelderland in het jaar 1707, uit;<br />
Arnhm, aan het hoofd van enige vrijwillige Burgers, met<br />
drie of vier ftukken gefchut, naar JVageningen gezonden, en<br />
heeft die ftad ingenomen; is daar na deswege gevonnist, en<br />
heeft tot hogen ouderdom te Tiel gewoond, en zig in de ge,<br />
leerde wereld bekend gemaakt, zo door ene uitgegevene Ver<br />
dediging van zijn gedrag, ais door ene verhandeling de Jure-<br />
jurando vetenCm, inprimis Romanorum^ gedrukt te Utrecht 1728.<br />
in 8vo. STRUVII, Biblioth. Jur. p. 212. WAG., Vad.<br />
Hift. XVII. £>. bl. 302.<br />
BASSON (ADRIAAN), Regtsgeleerde, een' neef van den<br />
' Gondfen Pastoor JAN FRANSZ BASSON ; is insgelijks te Gouda ge<br />
boren, en gaf in 1665 in 't licht: Conjilia. ——— J. WALVIS^<br />
jBcfchr. van Gouda, I. D. bl. 314.<br />
BASSOT (JAN), Konstfchüder, woonde omtrent het jaar<br />
1583 te Parijs, zijnde een der eerfte Meesters geweest; welke<br />
den Nederlandfen Schilder ABR. BLOEMAART in die konst onder<br />
wezen heeft. K. v. MANDER, Leven der Schilders, II.<br />
D. bi. 194-<br />
BASTINGIUS (JEREMIAS), Hoogleraar in de Godge<br />
leerdheid te Leijden, is in 1554 te Iperen in Flaanderen gebo<br />
ren. Zijne ouders wegens de belijdenis van den Gereformeerden<br />
Godsdienst uit Gent verdreven zijnde, namen de wijk naar<br />
Leijden. De jonge BASTINGIUS ftudeerde te Breinen, Geneve en<br />
Jpeidelberg, en maakte grote vordering in de kennis der ta'en,<br />
bijzonder der griekfe en hebreuwfe. Hij wierdt tot de Her<br />
vormde gemeente te Antwerpen als Predikant beroepen; doch<br />
deze ftad in 1585 door den Hertog VAN PARMA verovert zijn<br />
de , trok onze BASTINGIUS naar Dordrecht. Naderhand tot<br />
Hoogleraar in de Godgeleerdheid op de nieuwe Leijdfe Akade-<br />
mie aangefteld zijnde, overleed hij kort daar na, op den 26<br />
october 1598; nalatende een Cathechismus met verklaringen.<br />
• MEURSIUS, Athence Batav.<br />
BASTONIER (JAN), werdt geboten. omtrent 't jaar 148©<br />
S te
ti$ BATELIER. (JAKOBUS) .<br />
tff Braine-k-Comte in Henegouwen; hij verkoor den Monniken<br />
ftand in de Abtdij van St. Manen te Doornik, en wierdt vervol<br />
gens tot Priester gefchoren. Zijne kundigheid, weike het<br />
tijdvak in agt genomen waar in hij leefde, groot was, ge<br />
voegd bij zijn onberispelijk levensgedrag, maakte dat hij tot<br />
Prior van het klooster te GemMours wierdt aangefteld. Dit ver<br />
liet hij omtrent 't jaar 1590, reeds bejaard zijnde, om Kar-<br />
thdzer te worden in het klooster St. Andri bij Doornik. Hier<br />
gaf hij zig ten enemalen aan het gebed, en andere oeffenin-<br />
gen van het befpiegelende leven over. Tot devijs voerde hij<br />
deze fpreuk: Nifi in Deo gaudium; en hij fchreef die in al zijn<br />
boeken en gefehriften , benevens deze betuiging: „ Ik zal<br />
„ niet geloven een Karthuizer te zijn, ja zelvs geen Geeste-<br />
„ lijke, zo-lang mij de minde begeerte zal bijblijven om mijn<br />
„ geest en hart, met iets anders werkzaam te houden, dan<br />
„ met GOD mijnen Schepper, en mijn hoogde goed." Men<br />
heeft van BASTOKIER : Libellus de ceremoniis ac confuetudinibus<br />
Reformationis Burfkldenjts. — VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.<br />
455, 456. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 576. PAQUOT, Memoires,<br />
Tom. XVII. p. 234, 235.<br />
BATELIER (JAKOBUS), is geweest Remondrants Predi.<br />
kant in 's Hage, en wel in dien tijdkring, dat de kerkverfchil-<br />
len op het hevigde aan 'f woeden waren. Hij hadt zijne du-<br />
dien volbragt in 't Walfe Kollegie te Leijden, en was in 1617<br />
Predikant te Kralir.gen geworden. Na de onenigheid en fcheu-<br />
ring die te Amfteldam, na het afzetten van den franfen Predi<br />
kant S. GOULART ontdaan was,, heeft hij volgens BRANDT,<br />
enigen tijd voor hen, die de Remondranten waren toegedaan,<br />
gepredikt, ten huize van zekeren WILLEM SWEERSEN. Hij<br />
werdt in 1619 in een latijns fchrift betigt, dat hij uit zijnen<br />
dienst als Predikant zou gevlugt zijn, om de draf te ontwij<br />
ken wegens het vertalen van zeker frans boekje, doch hij<br />
heeft de valsheid van deze aantijging middagklaar betoogd.<br />
Ik vindt egter, dat hij van zijnen dienst is ontzet; waar na<br />
hij zig nog enigen tijd te Leijden moet hebben Opgehouden,<br />
want
BATEN. BATENBURG. ï 2 7<br />
want >an daar begaf hij zig naar Rhijnsburg, om zig in de<br />
Kerkelijke vergadering aldaar, te doen horen over r Cor. IX.<br />
vs. 4 en 14, met oogmerk, om, ware 't mooglijk, de Rhijns',<br />
burgers, ten aanzien van het Leraars-ambt tot andere 'gedag*<br />
ten te brengen. In 't vervolg, heeft hij enige jaren de Re-<br />
monftranto-n in 's Hage, als Leraar bediend. Ook'heeft hij<br />
enige fchriften nagelaten, die gants en al niet mals zijn, 1<br />
te<br />
gens de leer der Gereformeerden. In hoe grote achting hij<br />
bij de zijnen geweest is, kan men opmaken, uit het bijfchrift<br />
door G. BRANDT onder zijn Afbeeldzel geitcld, van dezen<br />
inhoud :<br />
De grijfe wijsheid leeft en ghnftert in dit licht.<br />
Het hooggeleerdt verftand fchiet ftraalen door 't geficht;<br />
Maar klaarder op 't papier. Aenfchouw dat, daar zijn boeken<br />
De fpreuk van JACOB en van ESAU onderzoeken.<br />
Hij leerdt wat Godt met recht verwierp, uit gunst verkoor<br />
Het misverftand verdwijnt, fijn helder licht breekt door,,<br />
BATEN (HENDRIK), geboortig van Mechelen, heeft om<br />
trent het einde der XHIde euwe geleefd. Hij was Doktor in<br />
de Godgeleerdheid en Kan.'elier van het Hogefchool te Parijs •<br />
ook Kanunnik en Zanger van de Hoofdkerk- te Luik; hij heeft<br />
zig enigen tijd te Fez aan de Barbarife kust opgehouden. Het<br />
fchijnt dat de mathematife wetenfehappen en wijsgerige onder<br />
werpen, zijne voorname beoeffeningen uitmaakten. Hij heeft<br />
gefchreven: Specidum Divinorum fc? Naturalium quorumdam £fr.<br />
en Liber introduQorius ad judicia Astrologie a M. Henrico de Ma-<br />
lino in urbe Fez. B. DE MONTEAUCON, Bibl. Bïbliotheear,<br />
V. SWEERTII, Athen. Belg. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 542,<br />
543- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 434. PAQUOT, Memoires litt.<br />
P- 4*i 43-<br />
BATENBURG (GYSBERT en DIDERIK VAN), vindt<br />
men gemeld onder de tekenaars van het vermaarde VaborA da<br />
Edelen. In 1567 waren beide broeders, als Kapiteins in dienst<br />
van den Heer VAN BREDERODE; in welke waardigheid, zij ook<br />
enig volk naar Amfteldam aanvoerden; zij kwamen aldaar daags<br />
na
Ut BATENBURG.<br />
na dat BREDEKODE vertrokken was. Veel moeite fpilden zij;<br />
doch tc vergeefs, om binnen gelaten te worden; want zelvs de<br />
Onroomfen hadden befloten, hen buiten te houden. Van daar<br />
voerden zij hun volk over't Y, naar Waterland; en te Hoorn<br />
komende, namen de BATENBURGEN het befluit hunne manfchap<br />
te verlaten, en naar Friesland over te Heken; doch zij werden<br />
tót hun ongeluk door den Schipper verraden, en aan ERNST<br />
MULART Schout te Hasfelt en Kapitein van den Graav VAN<br />
AREMBERG, overgeievert. Behalven de BATENBURGEN, werden<br />
veel andere aanzienlijke mannen, wel ten getale van 100 gevangen<br />
genomen, en te Harlingen opgebragt; onder dezelven-<br />
bevonden zig SJOERD BEYMA, WILLEM BUMA en HERMAN<br />
GALAMA, di.e nevens hun de voornaamfte waren. Van deze<br />
gevangenen werden 'er 24 op de galeijen gebannen, en zeven<br />
te Harlingen opgehangen, waar onder ook drie Edelen waren •<br />
de overigen werden naar Vilvoorden en voorts naar Brusfel gezonden<br />
, om ten offer van ALVA'S wreedheid te verdrekken •<br />
(He ook op den 1 junij 1565, na een fchavot op de markt te'<br />
Brusfel te hebben doen oprigten, deze twee edele jongelingen,<br />
benevens vele andere mannen van verdienden, volgens<br />
zijne vloekvonnisfen deed onthalfen, als PIETER DE ANDELOT,<br />
PHILIPS VAN WINGELEN en MAXTMILIAAN KOK; hunne ligharaen<br />
werden-des nademiddags, ongekist, buiten Brusfel, voor<br />
de St. Lazarus Kapel, in ongewijde aarde gedoken. Ook anderen,<br />
namelijk SJOERD BEYMA, HERMAN GALAMA, TRESLONG, BROUX-<br />
ELLES, PELLETIER, BAUDECHAU en ILPENDAM, ondergingen<br />
het zelvde lot. De hoofden van nog zeven anderen, werden op<br />
daken en hunne lighamen op raderen gezet. De regerende<br />
Heer WILLEM VAN BATENBURG, hadt als Leenman van •JVlAxr-<br />
MILIAAN DEN II, denzei ven om voorfpraak gebeden, en da<br />
Keizer ook niet nagelaten, op alle wijze, vergiffenis voorliet<br />
edel broederpaar van den Hertog te verzoeken; doch deze<br />
tijran was doof voor alles, wat flegts naar menfchelijkheid<br />
zweemde ; waar door Heer WILLEM zo verdoord op ALVA<br />
werdt, dat hij de zijde van Prins WILLEM omhelsde. x<br />
WAGEN., Vod. Hifi. VI. D. bh 211. 231. 277.<br />
BAT.
BATTfNGIUS. BATTUS* u£<br />
BATTINGIUS (RUDOLPH) , een Fries van geboorte,<br />
Medicus en Mathematicus, heeft gefchreven: MetJiodum Astro-<br />
labii. Parif. 1557. • FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1080.<br />
BATTUS (BARTEL), is omtrent 't jaar 1515 te Aalst in<br />
Flaanderen geboren, en wierdt in de Lutherfe Godsdienst opge<br />
voed, waar van hij ook vervolgens belijdenis deedt; doch<br />
zulks ter oren van enen Inquifiteur gekomen zijnde, liet deze<br />
hem in een nauwe gevangenis opfluiten; negen maanden lang<br />
in deze kerker doorgebragt hebbende, wierdt hij op voorfpraak<br />
van enige Regeringsleden der ftad Gent op vrije voeten ge<br />
field,, en ging zig in die plaats nederzetten; hij bragt'er om<br />
trent tien jaren in rust door; maar verfchrikt door nieuwe<br />
bedreigingen die hem in 1556 door den Inquifiteur gedaan<br />
•werden, nam hij het befluit, om met zijn huisgezin naar<br />
Duitsland te wijken, en koos zijn verblijf te Bostock, alwaar<br />
hij den 24 januarij 1559 overleedt. BATTUS was getrouwd<br />
met MARTINA BISSOT, ene jnoeije van HENDRIK SMETIUS, uit<br />
welk huwelijk bij negen kinderen verwekte. Hij heeft ge<br />
fchreven: De Qeconomia Christiana, lib. II. ex facris (ƒ propha-<br />
nis Scripioribus diligenti cura labóre colletli, BARTHOLOMSO<br />
BATTO, Alostenji authore: prior, de officia cura parentum erga<br />
liberos traclat: posterior, qua cum obedientia parentes a liberis ho-<br />
norandi fint, ostendit. Aiitv. 1558,. 12°. ——— F. SWEERTIUS,<br />
Atlien. Belg. p. 154. MERCKLINI, Linden, renovat. p. 206. 748.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 124. PAQUOT, Man. litter. Tom. XII.<br />
p. 436-439.<br />
BATTUS (JAKOBUS), een Zeeuw van geboorte, was do<br />
vader van KORNELIS die hier volgt, en is in 't jaar 1500 ge<br />
weest Secretaris van Bergenopzoom. ERASMUS heeft vele brie<br />
ven aan hem gefchreven, waar van 16 in druk zijn; de eer<br />
fte van 1498, en de laatfte van 1500. Men kan hier uit af<br />
nemen, in welke grote achting hij is geweest; en de geleerd<br />
heid waar in hij uitgemunt heeft, zou uit zijne nagelatene<br />
fchriften blijken, waar van ik egter nergens ene lijst van vin-<br />
11. DEEL. I de
ï$© BATTUS, (KAREL) (KÓRNELIS) (LIvINUS)<br />
de opgetekend. W. v. GOUDHOEVEN, Kronijk, bl. iS.<br />
M . Z. y. BOXHORN, Kronijk van Zeeland, I. D. bl. 457. p, m<br />
LA P-UE, Ge/ef{. Zeeland, bl. 330.<br />
BATTUS (KAREL), een Nederlander, die in de XVIde<br />
eirw geleeft heeft, en in 1503-1598 Rads Med. Doktor te<br />
Dordrecht geweest is. Hij heeft zeer vele boeken, inzonder<br />
heid medicinale, uit het frans en hoogduits in 't nederduits<br />
vertaald, endoor den druk gemeen gemaakt; als onder anderen:<br />
de Chirurgie van AMB. PA Ré; het Medicijnboek van C. WURTS-<br />
. SÜNG; de Mammie operatien van GUILLEMEAU enz. — . p A-<br />
QUOT, Memoir. litter. Tom. XII. p. 442.<br />
BATTUS (KORNELIS), geboren te Fiere in Zeeland, om.<br />
trent het jaar 1470, een zoon van JAKOBUS, was een geleerd<br />
man en Rads Doktor in zijn vaderftad; hij heeft ook veelvul<br />
dige briefwisfeling met ERASMUS gehouden. In 1498 woonde<br />
hij op 't flot Zandenbwg, bij vrouwe ANNA VAN BORSSELEN ,<br />
weduwe van wijlen Here FILIPS VAN BEVEREN, om haren zoon<br />
Jr, ADOLF VAN BOURGONJE, Heer van Beveren, in de weten-<br />
fchappen en konRen te onderwijzen. Hij heeft verfcheidene<br />
boeken gefchreven; en onder anderen, is van hem'in 1512<br />
ene Wereldbefchjving gedrukt, waar in hij vele zonderlinge<br />
dingen verhaalt, betrekkelijk de Zeeu-wfe eilanden, waar van<br />
JAN REYGERSBERGH in zijne Kronijk ook gebruik heeft gemaakt,<br />
en welke ten tijde van BOXHORN, reeds zeer fchaars te beko<br />
men was. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 41. FOPPENS, '<br />
Bibl. Belg. p. 194. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 434.<br />
436. J. REYGERSBERGH, Kronijk van Zeeland, p. 343. GOUD<br />
HOEVEN, Kronijk, p. 18. BOXHORN, Kronijk van Zeeland, I. D.<br />
bl. 457. VANRHYN, Oudh. enCeJligten van Zeeland, bl. 52.<br />
DE LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 141.<br />
BATTUS (LIVINUS) , een zoon van BARTEL BATTUS,<br />
is geboren te Gent, in december 1645. Zo dra hij tot jaren<br />
van pnderfcheid was gekomen, plaatRe zijn vader hem in ge<br />
noemde ftad onder opzigt van den zo beroemden Hoogleraar<br />
JAN
BAUDART. (WILLEM) 13*<br />
JAN OTTIIO, die den jongen BATTUS door zijn onderwijs, vol<br />
komen kundig maakte in de griekfe en iatijnfc talen; waar<br />
na hij naar Antwerpen werdt gezonden, daar JAN STADIÜS hem<br />
in de beginzelen der matheus onderwees. Twee jaren later,<br />
volgde hij zijnen vader naar Rostock, daar hij ijverig zijne let<br />
teroefeningen voortzettede. Voorts begaf hij zig naar Witten*<br />
lerg, om van MELANCHTON zijne onderwijzingen gebruik te<br />
maken, en wierdt in 1559, aan die Hogefchool tot Meester<br />
in de vrije konften bevorderd. Te Rostock te rug gekomen, gaf<br />
hij Iesfen in de mathefis, die zodanig voldeden, dat de Re<br />
gering hem ene Leraarsplaats opdroeg, om dis wetenfehap<br />
jn 't openbaar te onderwijzen; hij vervulde die taak met veel<br />
lof gedurende het tijdvak van zes jaren, namelijk tot in 1565,<br />
wanneer oorhg en pest, hem noodzaakten Rostock te verlaten.<br />
Als toen reisde hij naar Italien, en wierdt te Venetien gepro-.<br />
moveert tot Doktor in de medicijnen; waar na hij tot Rostock<br />
te rug keerde, en aldaar tot Hoogleraar in die wetenfehap<br />
'werdt bevorderd ; welke bediening hij gedurende 25 jaren<br />
waarnam, teffens 'er de praktijk bij uitoefTenende, en hij ftierf<br />
in die zelvde ftad, in april 1591. BATTUS is tweemalen ge<br />
trouwd geweest, zijn eerfte vrouw was een meisje van aan<br />
zien , ANNA VAN PEGELT genaamd, wier vader KOENRAAD<br />
VAN' PEGELT, 60 jaren aanëengefchakelt, eerfte Opziender<br />
is geweest der Hogefchool te Rostock; hier teelde hij twee<br />
zoons bij ; vervolgens hertrouwde hij, met MAGDALENA<br />
TONCKIERN, die hem geene kinderen baarde: Hij heeft ge<br />
fchreven : Epijiola aliqnot, Medica tra&antes, die gevoegd zijn<br />
in de Mijcellanea van zijnen neef HENDRIK SMETIUS, en gedrukt<br />
te Frankfort, bij JONAS RIIODIUS, 161 r. 8vo. MELCH.<br />
ADAM, Vita Germ. Medic, edit. 1706. p. 141. 177, 178,<br />
PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 439-442.<br />
BAUDART (WILLEM), Predikant te Zutplicn, is gebo<br />
ren te Deinze, een kiein ftedeke in Flaanderen, uit ouders die<br />
om dat zij den Gereformeerden Godsdienst toegedaan waren,<br />
*erst hunne woonplaats en naderhand gants Nederland verpligt<br />
I 2 v wa-
- i BAUDIU3. (DOMINIKUS)<br />
waren vaarwel te zeggen. Zij begaven zig eerst naar Keuleii<br />
en vervolgens naar Embden. Hier gezeten zijnde, beijverde<br />
W41.LEM zig met vlijt in het leren der latijnfe, hebreeuwfe<br />
eii'griekfe talen, waarin hij ongemene vorderingen maakte,<br />
ra zelvs bijna den trap van volkomentheid beklom; vervol-<br />
gttlS ftudeerde hij in de godgeleerdheid, en verdere weten-<br />
fthappen die daar toe betrekking hebben; wierdt met lof Pro<br />
ponent, en eerst tot Predikant te Sneek en van daar te Ziitphsn<br />
beroepen. Door het Nationale Sijnode te Dordrecht in 1618<br />
en 1619 gehouden, wierdt BAUDARTIUS benevens BOOERMAN<br />
én BUCERUS, de commisfie opgedragen, om een nieuwe ver<br />
taling van het Oude Testament te bezorgen; met welken hij<br />
on BOGERMAN, zijnde BUCERUS inmiddels overleden, ruim zes<br />
jaren toegebragt hebben. Hij overleed in rö 4o, in den ou<br />
derdom van 76 jaren te Zatphen, na de Gereformeerde ge<br />
meente aldaar gedurende 36 jaar als Predikant'bediend te heb<br />
ben. Hij daalde ten grave met den lof van TRIGLAKD , doch<br />
UITEKBOGAARD, heeft zo gunftïg niet over hem gedag'f en<br />
geen wonder ook, doordien 'hij altoos de partij van den eerften<br />
op het fterkfte is toegedaan geweest. Zijne werken nagaande<br />
zal men moeten inftemmen, dat hij zijne gekozene fpreuki<br />
hhor mihi quies, dat is in den arbeid vind ik mijne rust, zeer<br />
wel betragt heeft. Zie hier de lijst van het gene hij' heeft<br />
uitgegeven: Gedenkwaardige Gefchicdènisfen, zo kerkelijke als we<br />
reldlijke , van den jare 1603 tot 1624. II Delen in folio. Am-<br />
hem '1624. Apophhegmata Christimia of. Gedenkwaardige Spre<br />
ken, Amfi. 1657. in 4». Nasfaufe Oorlogen, Amfi. 1616. 4/0'.<br />
Polemographia Belgica, in 299 platen, verbeeldende de Spaanfi<br />
en Nederlandje oorlogen, met vier latijnfe versjes onder ieder<br />
prent in langwerpig 4to. Amfi. i6zï. FOPPENS, Bibl.<br />
Belg. p. 391. J. LOMEJERI, 'Dies Genial. Tom. II. Disf. 1'.<br />
C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 317. A. PARS, Naamrol<br />
der Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 265, 266.<br />
BAUDIUS (DOMINIKUS), Hoogleraar in de Welfbre-<br />
kendheid en Regten te Leijden, is geboren te Rijsfil, den 8<br />
april
MüDIÜS; (DOMINIKUS) tftj<br />
üpril 1561. Zijn vader hadt zig om de geweldenarijen van<br />
ALVA te ontwijkén, naar Aken met 'er Woon begeven, daar hij<br />
in 1576 overleed. Het was ook m deze ftad, dat DOMINIKLS<br />
zijne eerfte letteroefeningen verrigtte , en inzonderheid gig<br />
op 'tgrieks toèleide. Kort hier na ging hij naar .Leijden, ten<br />
éindé aldaar zijne ftudien te vervolgen, alwaar hij zig flegts<br />
agt maanden ophield: van hier ging hij met zijne moeder eerst<br />
naar Gent, en vervolgens naar Geneve, daar hij in de theologie<br />
ftudeerde, en zelvs Proponent wierdt. Hij kwam ts Gent m<br />
1583 te rug, vervolgde 'er zijne theologife ftudien onder LAM*<br />
BERT DANEAU ; dan het fchijnt dat hij tegen het beoefenen der<br />
Godgeleerdheid een afkeer kreeg, want hij ging toen voor dq<br />
twedemaal naar Leijden, alwaar hij zig gedurende 15 maanden<br />
vlijtig beijverde in de regtkunde, en in 1585 tot Doktor in dit;<br />
wetenfehap wierdt bevorderd; in dat Zelvde jaar, deedt hij<br />
niet de Gezanten der Nederlandse Staten, een reis naar Enge.<br />
land, en geraakte aldaar in kennis met vele lieden van aan'<br />
zien; onder anderen, mét den beroemden FILIP SIDNEY. In<br />
1587 werdt hij Advokaat voor 't Hof van Holland, doch geen<br />
finaak in ft pleiten vindende, gaf hij dit beroep fchielijk den<br />
zak; en deedt een reis door Frankrijk, daar hij zig 10 jaren<br />
ophieldt, hij verwierf'er zig goede vrienden, en vondt 'ei-<br />
aanzienlijke begunftigers; onder welk laatfte getal, ACHILLES<br />
DE HARLAI, eérfte Prefident van/t Parlement te Parijs be<br />
hoorde, die hem in 1592 tot Advokaat voordat Geregtshaf<br />
deedt bevorderen. In 1602 deedt BAUDIUS, als Secretaris van<br />
den Gezant wegens Koning HENDRIK DE IV, CHRIST. HARLAI,<br />
Koon van den Prefident, weder een reis naar Engeland, en yan<br />
daar te rug komende, bepaalde bij-zijne woonplaats te Leijden,<br />
alwaar hij in meij van dat zelvde jaar, Hoogleraar in de wel-<br />
fprekendheid wierdt. Na den dood van MERULA leraarde bij<br />
ook de Hiftorien, en bekwam teffens verlof, om kollegie.<br />
over de regten te houden; en in 161 r, werdt hij benevens<br />
MEURSIUS,- tot Hiftorie-fchrijver van 's Lands Staten aange-<br />
fteld; bij welke gelegenheid, hij de Gefchiedenis van ,het twaalf,<br />
jarig Beftand heeft uigegeven; welk werk bijzonder wel er;<br />
\ ; • l 2 hl
J34 EAUDIÜS. (DOMINIKUS)<br />
in enen aangenamen vlceijenden ffijl is gefchreven, ook in<br />
het nederduits -vertaald, is gedrukt; te voren hadt hij reeds<br />
twee redevoeringen over dat onderwerp egter met verbloemde<br />
namen in 't licht gegeven; ook een lofdigt op de komst van<br />
SPINOLA in Holland; het een en ander verwekte hem onaan<br />
genaamheden, en het fcheelde maar weinig, of hij zou om het<br />
laatftg gebannen zijn geworden.<br />
BAUDIUS is tweemalen getrouwd geweest, ik weet niet dat<br />
hij andere kinderen heeft nagelaten, dan ene dogter, waar<br />
•van zijn tweede vrouw na zijnen dood beviel; zijn huwelijken<br />
zijn niet van de gelukkigflen geweest, waar over hij zig meer<br />
dan eens in zijne uitgegevene brieven beklaagt. Hij was bui<br />
tengemeen aan de drift voor vrouwen en wijn overgegeven,<br />
en hij koos doorgaans zodanige onderwerpen tot boeting van<br />
zijn eerstgemelde drift, die weinig tot ere van zijne kiesheid<br />
verftrekten, want de afkerigfle ilctten en kiöngels, dienden<br />
hem veelmalen om zijn lust te voldoen. Het een en ander<br />
maakte ook, dat hij grotelijks wierdt veracht, ja fomtijds tot<br />
een fpeelbal van fpotternij verilrekte; ook hebben zijne vrien<br />
den zelve, hem opentlijk daar over gegispt en ten toon ge<br />
field. Verders was hij een flordig huishouder, waar door hij<br />
veel fchulden maakte, J<br />
t welk ten gevolge hadt, dat hij on<br />
der curatele geraakte, en naderhand zijne goederen ten bate<br />
van zijne fchuldëisfers wierden verkogt. Met zijn tweede<br />
vrouw dat een boos wijf moet geweest zijn, en hem deerlijk<br />
kwelde, wordende hier in zeer gedienftig door haren vader<br />
geholpen, betrouwde hij geld,, waar door zijn finantïe-wezen<br />
in een gunftiger omftandigheid geraakte ; doch deze herftelde<br />
orde van zaken, overleefde hij niet lang, doordien hij negen<br />
maanden na het aangaan van zijn laatlte egt, met ijlende<br />
koortzen wierdt bezogt, die hem op den 22 augustus 1613 i n<br />
't graf ileepten. Daar is een Afbeeldzel van hein in plaat ge<br />
bragt, waar onder men deze woorden leest:<br />
Vane pitler, are credis posfe reddi BAUDIUM:<br />
BAUDIUM referte nemo quiverit, quam BAUDIUS.<br />
PJUSEVERANTI LAUKEA<br />
JS'atus 1561. Denams 1613. Nu.
BAUDIUS. (DOMINIKUS) 135<br />
Nü nog iets van dezes zonderlingen Mans wérken en ka<br />
rakter. BAUDIUS is onbetwistbaar de grootfte latijnfe Digter<br />
van zijnen tijd geweest; een lieflijke zoetvloeijénde ftijl, ge<br />
voegd bij aangename fchilderingen, waar in, om figuurlijk te<br />
fpreken, de diepzels en hoogzels op hunne eigenaartigê plaat<br />
zen , zeer kónfiig gefpreid lagen, maakten zijné verfen be<br />
koorlijk; Ook hadt hij zig alle de beval lighenen van de griek<br />
fe en latijnfe talen eigen gemaakt, en wonderlijk treffende<br />
dé finaak der ouden gevolgd, zonder egter op te houden; zei<br />
ven eèn origineel te blijven, In al 't gene hij gefchreven<br />
heeft, en wel voornamelijk uit zijne menigvuldige uitgegeven<br />
brieven, ftraalt inzonderheid het verhevene, bèfchaafde', na-<br />
'ive en tedere door; en 't gene men 't meest in hem bewon<br />
derd, is, dat hij zig van de zo verrukkende eïgenfchap heeft<br />
meester weten te maken, om te kunnen behagen en zig met<br />
finaak te doen lezen, tertvijl hij zelvs niéts belangrijks; of<br />
daar enige lering in bevat is, voortbrengt. Om kort te gaan,<br />
. hij was een der uitgelezenfte vernuften van den tijdkring waar<br />
in hij leefde; en hebben hem grove ondeugden aangekleefd,<br />
bezat hij in tegenoverfielüng ook beminnelijke hoedanigheden:<br />
hij was gul van aart, openhartig en rondborftig, èn van ene<br />
bnkreukbare trouwe voor zijne vrienden, vrolijk in gezelfchap,<br />
en de aanwezenden niet zelden door zijné geestige, zetten,<br />
hartig doende lachgen: Men vindt ene optelling vari zijne<br />
werken bij PAQUOT, Memoir. litter. Tom. VIII. p. 395-4Ö.4.,<br />
Ook, doch zo volledig niet in FOPPENS; BibliotJl. Belg. pag.<br />
247. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 228. MORHÓV.,<br />
ï. Polyh. liter, c. XXIV. J. 86-89. P- 303. L. VI. c. III. J. 4;<br />
p. 977. & L. VII. c. III. §. 12. p. 1068. Tom. h TH. EBEK-<br />
TI, Eulogta Jurisconf. &c. n. LXXVI. p. 79, 80. CKËMI,<br />
Animadv. Philolog. Part. V. c. II. p. 71. 97-101. 141. Catah<br />
B'.ll. BUNAV. Tom. I. vol. 2.'p. 1067; FREHERI, Theatfum,<br />
Part. IV. p. 1507, 1508. SAXI, :<br />
Ohbm. liter. Pars IV. p. 39;<br />
40. Amlecla, p. 569. BAILLET; jugemens. Toni; IV. p, ió*2,<br />
n. 1385. DAV. CLEMENT, BiMioth. turieuféj Tom. II, p. 495,<br />
/.95. P. BAYLE, Ditïïon. edit. dé 1730. Tom. II; p, 471-477.<br />
I 4 A.
Ï3* BAUDRY.-<br />
A. PARS, Naamrol van Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 321 «g.<br />
Levensbefchr. van voorname Mannen en Vrouwen. IV. D. b<br />
241-.250.<br />
BAUDRY, Zanger van de Hoofdkerk te Terouanne, wierdt<br />
geboren te Kamerik, omtrent het jaar 1015. Hij werdt in de<br />
fchool van die ftad opgevoed, en het geestelijk klèed aangeto<br />
gen hebbende, wierdt hij Kanunnik van de Hoofdkerk, nog.<br />
bij het leven van Bisfchop GERARD VAN FLORENNES, of GE-<br />
BARD I, of wel op zijn langst omtrent 't jaar 1040. Het fchijnt<br />
dat hij zeer gemeenzaam met die doorlogtige Prelaat heeft ver<br />
keerd , en het is niet onwaarfcbijnlijk, dat hij de functien van<br />
Secretaris en Kapellaan bij hem waarnam. Zeker is het ten<br />
minften, dat hij Secretaris van zijn opvolger S. LIETBERT is<br />
geweest, die de Bisfchopszetel van Kamerik in 1081 beklom.<br />
Deze laatfte ftondt hem in februarij 1082 af, op de fterke<br />
aanzoeken van HUBERT, Bisfchop van Terouanne, die hem<br />
gretig verlangde bij zig te hebben. . GERARD DE II, hem BAU-<br />
DRY zendende, gaf van hem een allerloffelijkst getuigenis, en<br />
verhief zeer hoog zijne geleerdheid en uitmuntende verdien-<br />
ften, waar van hij betuigde lange jaren getuige te zijn ge<br />
weest. Zedert werdt BAUDRY tot Zanger der Hoofdkerk van<br />
Terouanne aangefteld; dit wordt men ontwaar door enen brief,<br />
die RENAUD, Aartsbisfchop van Rheims den 15 januaiij 1095.<br />
aan hem fchreef; ook is men vair gedagten, dat hij niet lang<br />
na het ontvangen van dien brief geleefd heeft. Hij hoeft het<br />
getuigenis van een geleerd man te zijn geweest,, en dit gevoe<br />
len was gegiond, nicttegenftaande zijne kundigheid zig fiegts<br />
tot weinige takken bepaalde.<br />
Men heeft van hem in 't licht: 1. Vita S. GAUGERICI Epis-<br />
copi Cameracenfis... uitgegeven door de Bollandisten (Augusti<br />
Tom. II. pp. 676-690.) ex vetustisfimo manufcripto D. PRUDHOM<br />
ME, Canonici Cameracenfis, usque ad librum tertium: inde ex<br />
non inferioris nota; codhibus Mff. De Bollandisten hebben hie<br />
bijgevoegd pp. 691-693- Appendix, ex ejusdem Auüoris Chronico<br />
Cameracenfi £? Atrebatenfi, in antiquis vitce hujus exempla<br />
pos-
BAUDRY, 137<br />
pMtsnus adjunSa. Dit aanhangzel wordt gefloten door een zeer<br />
verkort naamregister der Bisfchoppen van Kamerik. 2. Cho-<br />
nican Cameraccnfe cjf Atrebatenje, Jive Hijtoria utriusque Ecclejice,<br />
tribus libris ab Mnc DC. jeré annis conjcripta a BALDERICO, JVO-<br />
riomenji .£? Tornacenji Episcopo; mme prhnum. in iticem edita,<br />
£? Notis illujlrata, per GEORGIUM COLVENERIUM, 5. Theol. Dac-<br />
torem, £ƒ in academia Duacena Regium £f ordinarium Projesjoremi<br />
Duaci, JOAN. BOGARDUS, 1615. in 120. . , AEla. SS. Torn.<br />
II. Aug. pag. 668-693. Gailia Christ., III. pag. 27-32,<br />
RIVET, Hiftl litteraire de la Frame, Tom. VIII. pag. 404-407.<br />
CEILLIER, Hijloire generale des Autheurs Jacrés ecclefxastiquesi<br />
Tom. XXI. pag. 73-76. PAQUOT , Memoires pour Jervir &<br />
l'Hijloire litter. des Pais-Bas. Tom. XVIII. pag. 305-312.<br />
BAUDRY, Bisfchop van Noijon, is waarfchijnclijk in de<br />
ftad van dien naam geboren, uit een oud adelijk geflagt. Van<br />
zijne tederfte jeugd af aan, wierdt hij in de hoofdkerk van<br />
zijn vaderftad opgevoed, en bekwam 'er opvolgelijk, de waar<br />
digheden van Klerk , Kanunnik en Aartsdiaken. Bisfchop RAD<br />
EOUD DE II, in liet begin van 1098 geftorvèn zijnde, werden<br />
de Kerkdijken van dat Bisdom, waar onder ook dat van Door<br />
nik bevat was, niet alleen met huisfelijke, maar daar te boven<br />
met van buiten veroirzaakte kwellingen, lastig gevallen. Om<br />
hier een einde van te maken, begreep men den, Aartsdiaken<br />
BAUDRY, even zeer van de Geestelijken als Wereldlijken geacht<br />
en geliefd, in de plaats van den overledenen te moeten aan-<br />
ftellen, en men gaf hier van kennis aan den Meirppolitaan,<br />
welker waardigheid als toen bekleed wierdt, door MANAssé<br />
DE II, Aartsbisfchop van Rheims. Deze Prelaat bepaalde de<br />
eerfte zondag na pinxteren, tot de ordening van den nieuw<br />
verkorenen: maar een toeval deed dezelve uitftellen tot op het<br />
begin van 't volgende jaar, want die van Dfiomik namen deze<br />
• gelegenheid te baat, om een ontwerp ter uitvoer té brengen,<br />
waar mede zij langen tijd hadden zwanger gegaan, van zig<br />
namentlijk een eigen Bisfchop te verfchaffen, 'er geene zedert<br />
het begin van de zesde euwe gehadt hebbende, te weten ze-<br />
I 5 , dcit
13$ BAUDRY;<br />
d:rt dat S. MEDAAD, de Bisdommen van 1<br />
Noijoh en Doornik<br />
bij malkander verenigd, hadt beftierd. Oneindig veel moeite<br />
gaven zij zig, om tot hun doelwit te geraken; eh zulks was<br />
öirzaak, dat MANASSÓ uitftelde, om BAÜDKY in te wijden, eri<br />
. hem eindelijk naar Romen zondt, om 'er zijne zaak zèlven te<br />
bepleiten. Hij gedroeg zig hier met zo veel omzigtigheid<br />
• dat hij de onderneming van de Doornikers ten enenmalën ver<br />
ijdelde, en een bevelfchriftvanUKBANUS DEN II terug bragt<br />
waar in deze aan den Metropolitan last gaf, om hem zonder<br />
en,g u.tfel te wijden; 'twelk ook ten uitvoer wierdt gebragt<br />
op zondag na Epiphania van h jaar 1 C 9 9. Dus werdt BAUDRY<br />
effens Bisfchop van Doornik en. van Nojon, en nam beurte-<br />
Iings de een of andere van die tijtels aan. In 't midden van<br />
juhj iioo, was hij te St. ömer tegenwoordig bij een Sijnode,<br />
alwaar z.g insgelijks de Aartsbisfchop van Rheims, met LAM!<br />
BERT, Bisfchop van Terras, MANASSÓ van Kamerik, en TAN<br />
Van Terouanne bevondt. Den 3 maart noi hieldt BAUDRY<br />
zeiven een Sijnode in zijn Bisdom. In het jaar 1103, fligtte<br />
hy in het Bisdom van Noijori, de Priorie van SuAmand, wel<br />
ke hij onderwierp aan de Abtdije van St. Martin te Doornik,<br />
en waar van men een Klooster oprigtte, dat enigen tijd zeer<br />
beroemd was. In rro 4 was hij tegenswoordig bij een Con<br />
cilie dat te Parijs wierdt gehouden, om Koning FILIP' AUGUS<br />
TUS uit den ban te ontdaan. In iï ö 8, plaatfte hij regulier*<br />
Kanunniken te Ham, een Klooster onder zijn Bisdom beho<br />
rende, en begaf de Kerk van Vermandouillé aan DKAGON,<br />
Prior van Lihons. Het gelukte aan dezen Prelaat, om een<br />
verregaande tweefpalt, welke 'er te No jon tusfen de Geeste<br />
lijkheid, den Adel en de Burgerij plaats vondt, te beviedi-<br />
gen en hij het van deze fchikking ene ade opfeilen, dien<br />
hij door de belanghebbenden deedt tekenen, en vervo'gens<br />
door Konmglijk gezag bevestigen. Hij nam zo veel moeite<br />
met, om regt te doen verfchafen aan de Geestelijken van St.<br />
Martm te Doornik, die vreesfelijk over hoop lagen met de<br />
Kanunniken van Notre-Dame; ook verweet hem Paus P.SCHAL<br />
BE II, zijne nalatigheid ten dien opzigte, en volmagtigde de<br />
lis-
BAUDRY. (PIETER)<br />
Bisfchoppen LAMBERT van Ar ras en JAN van Terouanne, cm dii<br />
139<br />
gebrek te vervullen. Hij bragt ook veel toe, tot de vergroting<br />
en herllelling van de katedrale of hoofdkerk te Doornik in me.<br />
Blaar eindelijk knorrig en te onvfeden over de inwoonders van<br />
deze ftad, die met alle geweld een eigen Bisfchop wilden heb<br />
ben, liet hij een algemeen interdikt of vei bod om kerkdienst<br />
te doen, tegens hen afkondigen, en zulks zonder de vereiste<br />
formalia daar bij in acht genomen te hebben. De Kanunniken<br />
getergd door dezen ftap, en daar bij nog aangevuurt door ha-'<br />
ren Deken GONTIIIER, verkozen ten einde hunne Onderneming<br />
te doen gelukken, twee zendelingen uit hun midden, die zij<br />
naar Romen zonden. PASCHAL DE II, keurde het ontwero van<br />
de Doomikers goed, en zond twee brieven, de ere aan het<br />
Kapittel van de Geestelijkheid, zo regulieren als feculieren,<br />
van het oude Bisdom van Doornik, waar bij hij hun gelaste, om<br />
voor zig enen bijzonderen Bisfchop te kiezen; de andere aan<br />
RAOLL LE VERD, Aartsbisfchop van Rheims, waar bij hij be<br />
vel kreeg, om die keuze te bellieren, en den verkorenen<br />
zonder uitftel te wijden. BAUDRY hadt het verdriet niet om<br />
die vermindering van zijn gezag, te beleven, want hij ftierf<br />
in 1113, voor dat de afgezanten waren te rug gekeerd. Men<br />
heeft van hem in 't licht : \. vier latijnfe Brieven, ingerigt<br />
aan LAMBERT VAN GUINES, Bisfchop van Arras, welke inge<br />
lijfd zijn , tusfen die van dezen Prelaat, apud BALUSIUM ,<br />
Miscellaneor. T. V. pag. 329, 330. 343. 363. 2. Een me<br />
nigte van Charters, ten voordele van de Kerken en Kloosters,<br />
waar van hij de weldoener was. DACHERY, Spicileg.<br />
Tom. VIII. p. 169-171. & XII. 450-465. CELLIER, Hifk<br />
Getier, des Autheurs facrés & ecclef. Tom. XXI. pag. 390, 391.<br />
RIVET, Hift. litt. de la France, Tom. IX. p. 578-583. Gallia<br />
Christ., Tom. III. p. 248. èc IX. 998-1000. PAOUOT , Me<br />
moir. litter. Tom. XVIII. p. 312-320.<br />
BAUDRY (PIETER), wierdt te Mons in Henegouwen ge<br />
boren, den 5 augustus 1710. Zijnen klaslieken loop voleinde<br />
hij in het kollegie van Hondain in genoemde ftad, en dien der<br />
wijs-
jjf EAÜHUIS. (BERNARD)<br />
Wijsbegeerte aan het Hogefchool te Leuven. Hiér fla -gig tot<br />
do omhelzing van den geestelijken Rand bepaald hebbende i<br />
ontving hij een Benediktijner monniksrok uit handen van den<br />
Abt JOSEPH HEKVINE, en deedt de pïegtige beloften daar toe<br />
vereist, den 25 julij 1723. Zig verder in dè theologie ge<br />
oefend hebbende, wierdt hij tot Priester gefchoren, den 20<br />
maart r 72 7. Zedert beklom hij de leerRoel als Profesfor in de<br />
theologie, en nam die verfcheidene jaren waar; vervolgens die<br />
van Mr. der Noviciaten, en die van Treforier. Eindelijk werdt<br />
PIETER door NIKLAAS BROUWET, welke door Keizer KAREL<br />
DEN VI, op den 3 februarij 1740, tot Abt van dat klooster<br />
wierdt verheven, tot zijnen Prior aangefteld; de laatstgenoem<br />
de hadt reeds zedert drie jaren gewerkt, aan ene volledige ge-<br />
fch.edenis der Abtdije van St. Guüain; hij vervolgde dezen ar<br />
beid terwijl hij Prior was, en om niets te verwaarlozen, van<br />
't gene tot zijn ontwerp dienstbaar- koste zijn, doorfmmelde<br />
hij alle de archiven Van dit huis, zelvs de oude rekeningen<br />
niet uitgezonderd, voorts raadpleegde hij alle de Nederlandft<br />
Schrijvers die/er iets van te boek hadden, en verfcheidene<br />
geleerde Mannen uit de zelvde provintien, die in Raat waren,<br />
om 'er hem enig licht over bij te zetten, inzonderheid 'de va<br />
ders Bollandisten; Het werk fpoedde ten einde, teen de dood<br />
hem op den 1 meij 1752, in het 5ofie jaar van zijn leven,<br />
bij verrasfing de pen uit de hand rukte. Deze Geestelijke<br />
was nauwkeurig gehegt in 't waarnemen der pligten aan zijn<br />
beroep verknogt, en .hij vervulde met veel ijver en den bes<br />
ten uitkomst, de verfchillende bedieningen, welke hem toe<br />
vertrouwd wierden. Men heeft van hem: 1. Enige latijnfe<br />
en franfe losfe digtjlukjes. 2. Annales de Vancienne Abbaye de<br />
St. Ghifiain-en-Celle, ordre de St. Benbit, au diocéfe de Cambrai.<br />
Mf. in fol. en 2 vol; 1- p A Quo T, Memoires litter. Tom,<br />
JX. p. 81-85.<br />
BAUHUIS (BERNARD), een Jefuit, van herpen ge '<br />
boortig, is een man geweest, van een zeer geregeld en voor<br />
beeldig levensgedrag. De lage fenolen doorgelopen zijnde,<br />
wierdt
BAULDRI. (PAULUS) 14*<br />
wierdt hij bij de Jefuiten tot verder onderwijs geplaatst, en hij<br />
gaf reeds blijken in die jeugdige loopkring, dat hij een fcherp-<br />
zinnig vernuft en buitengemeen fijn oirdeel bezat; inzonder<br />
heid bepaalde zig zijne werkzaamheid, in het beoeffenen der<br />
theologie, waar door zijne ouders door zijn eigen aanzoek,<br />
onderfteund door dat der Jefuiten , bewogen wierden, om<br />
hem voort te laten ftuderen, daar hij treffelijk in Haagde, en<br />
eindelijk befioot, zig in gemelde orden der Sociëteit van JESUS<br />
te begeven, waar in hij door die vaders met opene armen<br />
wierdt ontvangen, en ook wet dra door zijne geleerde en<br />
ftigtelijke predikatiën , de Sociëteit overtuigde, dat zij een<br />
weerdig lid verkregen hadden. Hij was een gemeenzamen<br />
vriend van FRANCISCUS SWEERTTUS, Schrijver van de Athenm<br />
Belgicce; en niet alleen een groot kennar en beminnaar der<br />
digtkonst, maar zelvs een uitnemend latijns digter; hebbende<br />
in druk uitgegeven: i. Epigmmmata fikSta. Antv. apud PLAN-<br />
TINUM, 1615. 1619 en 1620. in 12 0<br />
. 2. Protheus Parthe-<br />
nius, unius libri verfus, untus veifus liber Stelarum numero Jive<br />
formis MXXII variatus. Hij overlèedt den 17 november 1619,<br />
in zijne vaderftad in het profesfiehuis der Jefuiten, tot grote<br />
droefheid van zijne orden en bekenden. BERNARD heeft een<br />
broeder gehadt,-GYSISERT BAUHUIS, die de profesfie der Kar-<br />
thuizers heeft omhelst, en het werkje vaii den Jefuit LUCAS<br />
PINELLUS, de perfe-clime Religiofa, in het nederduits heeft ver<br />
taald, te Antwerpen in 1605 in 8vo. gedrukt. F. SWEER<br />
TII, Atlien. Belg. J. F. FOPFENS, Bibl. Belg. pag. 134., 135.<br />
L. MORERI, Dittion. Hifi. £?
BAULDRI, (PAULUS)<br />
NEGUY LE FEVRE, daar hij bijzonder aan gchcgt was, beoef-<br />
fende; het hebreeuws onder LODEWYK en JAKOBUS CAP'PELLUS<br />
en de dieolpgie onder MOSES AMYRALDUS en JOSUA DE LA PLA<br />
CE- Zijne ftudien onder deze geleerde Mannen voltrokken<br />
hebbende, ftak hij naar Engeland over,'en woonde enige ja<br />
ren te Oxford, alwaar hij de menigvuldige handfchriftcn van<br />
de Akademie dooifnuffelde, en 'er zijne aantekeningen uit ver<br />
vaardigde; hij gaf in dat rijk een bezoek aan den Marquis DE<br />
RUVIGNY, Ambasfadeur van het Franje Hof, die grote gene<br />
genheid voor hem opvatte, zo wel als HENDRIK JUSTEL , Ko-<br />
ningliike Bibliothekaris, en JAN FELL, Bisfchop van Oxford.<br />
Na twee reistogtjes door de binnenftreken van Engeland gedaan<br />
te hebben, keerde hij naar zijn vaderland te rug, gaf zig ten<br />
enemalcn aan de letteroeffeningen over, en verzamelde ene<br />
kostbare en teffens uitgelezene bibliotheek. Hij-hadt een Ara<br />
bier uit Engeland medegenomen, dien hij een jaar lang onder-<br />
hieldt en rijkelijk beloonde, ten einde hem in de taal van zijn<br />
land te onderwijzen. Ook onderhieldt hij een bijzondere<br />
vriendfehap met den beroemden EMMERIK BIGOT , en brief-<br />
wisfeling met een groot aantal andere geleerde Mannen. In<br />
1682, begaf zig BAULDRI in 't huwelijk met MAGDALENA BAS<br />
NAGE, ene dogter van HENDRIK BASNAGE de Frar.kenau, be<br />
roemd Regtsgeleerde en Advokaat, vader van HENDRIK en<br />
JAKOBUS BASNAGE. Intusfcn gingen de zaken der Gereformeer<br />
den, door de gruwelijke vervolgingen op bevel van LODEWYK<br />
DEN XIV, door de Jefuiten en-'dweepzieke Monniken aange<br />
hitst, deerlijk den kreeftengang; zo dat BAULDRI befloot, ten<br />
einde de vervolging te ontwijken, een veilige fchuilplaats in<br />
Engeland te zoeken; dan de vrienden die hij in Holland hadt,<br />
kwamen zulks voor, met te bewerken, dat de Regering van<br />
Utrecht, hem den 4 meij 1685 tot extraordinaris Profesfor in<br />
de Kerkelijke Gefchiedenisfen aan hunne Hogefchool beriepen,<br />
't welk hij inzonderheid hadt te danken, aan de medewerking<br />
van EVERHARD VAN WEEDE , Heer van Dijkveld. Het inzigt van<br />
zrjne beroepers, was juist niet, om hem den arbeid aan dien<br />
post verknogt, te doen uitoeftenen, maar enkel om hem een<br />
ge-
BAULDRI. (PAULUS) . r 43<br />
gepast middel te verfcbaffen, ten einde op ene veilige wijze<br />
iiiet zijne goederen uit Frankrijk te kunnen geraken; dan men<br />
kreeg 'er aldaar de lugt van, en HARLEY, Aartsbisfchop van<br />
Parijs, die hem kende, en vrugteloos getragt hadt hem zijn<br />
geloof te doen verzaken , en in den fchoot van de roomfe kerk<br />
over te brengen; verkreeg van den Koning een bevel, 'twelk<br />
hem verbood 't rijk uit te gaan. De intrekking van het Nan-<br />
tife Eilikt, op den 18 october van het zelvde jaar voorgeval<br />
len, bewoog BAULDRI, als een knegt verkleed, in dienst van<br />
een Kapitein, aan wien hij 500 guldens fchonk om zijne vlugt<br />
te bevorderen , naar Holland te wijken ; dit gelukte naar<br />
wensen, en zijne vrouw, met zijnen zoon en dogter nog jonge<br />
kinderen, volgden hem in die zelvde maand; ook bekwam hij<br />
zijne kostbaic bibliotheek te rug, die door enen der EASNA-<br />
GEN, benevens zijn eigene, was medegenomen. Te Utrecht<br />
gekomen, voerde hij negen jaren lang den tijtel van extraor-<br />
dinaris Profesfor in de Kerkelijke Gefchiedenisfen , toen die<br />
pp den 11 maart 1695, in dien van ordinaris werdt verwis-<br />
feld. Vier jaren later, fielden de Staten van Utrecht alles<br />
wat mooglijk was te werk, om hem door middel van het vre<br />
de-verbond te Rijswijk gefloten, zijne aanzienlijke goederen te<br />
rug te doen bekomen, doch alle hunne pogingen daaromtrent,<br />
liepen vrugteloos af. BAULDRI, na gedurende enigen tijd een<br />
kwijnend leven geile ten te hebben, ftierf den 16 februarij<br />
1706, in den ouderdom van ruim 66 jaren.<br />
Deze geleerde Man, heeft door den druk gemeen gemaakt:<br />
1. Lucn CAICIL. FIRM. LACTANTII, de mortibus Perfecutonm.<br />
Cum notis STEPH. BALUZII , Tutelenfts, qtii primus ex veten Codlce<br />
Mf. bibliotheek Colbertlnce vulgavit. Edit. Jecunda. Accesferunt<br />
GISB. CUPERI, JOH. COLUMBI, THOMAS SPARK, NIC. TOHVAR-<br />
DI, Jo. GEORG. GRJEVII, TH. GALE , ELLK BOHERELLI, aliorum.<br />
tue animadverfiones, tam haftenus editie, quam ineditce. Recen-<br />
juit,fuis auxit, cum verjionibus'contulit PAULUS BAULDRI. Ad-<br />
dita FIENR. DODWELLI, Disfert. de Ripa Striga, &f THEODORICI<br />
RUINARTI Prafatio ad Afta Mariyrum; cum Indicibus necesfariis.<br />
Traj. ad Rhenum, FR. HALMA, 1692. in II. vol. Zv
144' BAULDRI. (PAULUS)<br />
de aantekeningen welke 'er door den Autheur zijn bijgevoegd,<br />
niet alleen door geleerd, maar kondigen tenens een fijn oir-<br />
deel, fcherp vernuft, en verbazende belezenheid aan. 2. Dis-<br />
fertatio epiftolaris in duo Novi Testamenti loca, 1. TIMOTH. III.<br />
vs. 16. £? JOAN. XIX, a vin docco g> celebri ad Auclorem Bi-<br />
bliotheca hujus mis/a, ut eam pubKcijuris facéret. In de Biblio-<br />
theca novorum librorum van NEOCORUS of KOSTER, 1697.<br />
403-419. 3. Oratio, de antiquo more convlrtendi Hcereticos,<br />
multum disjimili ei, qui nunc viget m Gallüs. 4. Reflexims criti-<br />
quesjur le Chap. XXXIII. vs. 3. du livre de JOB, de la ver/ton<br />
de Geneve; geplaatst^, in de Hijloire des ouvrages des Scavans por<br />
BASNAGE DE BAÜVAL, Jout, 1696. art. 6. Lettre fiir le meme<br />
fujet. Ibid Juillet 1697. art. 5. 5. Nouvelle allegorique, ou Hi<br />
jloire des demieres troubles arrivés au royaume d'Eloquence. Der-<br />
niere edition, augmentée £? plus correSle que les precedentes. Utr.<br />
1703». in i2mo. Dit is de zesde druk van een der geestigfte.<br />
lettervrugten van den Abt FURETIERE; de eerfte druk daar van,<br />
kwam te Parijs uit in 1658. BAULDRI heeft het met ene voor<br />
rede, en enige wonderlijk fchone aantekeningen vermeerderd.<br />
6. Syntagma Kalendariorum, comprehendens, otlo & viginti Tabu-<br />
lis, totidem annos Periodi Juliana, in ujus Chronologorum. Traj.<br />
ad Rhen. 1706. in jolio. Al het gene de vcrfchillende' Alma-<br />
nachen bevat, is hier in tot tafels gebragt, door middel van<br />
dewelke men gemakkelijk kan vinden, op welk enen dag de<br />
gebeurtenisfen zijn voorgevallen, waar van in de gefchiedenis<br />
gefproken werdt.<br />
J. G. GR^VIUS in Prccfatione ad Tomum IV. Thejaur. Ant. Rom.<br />
p. 330. Pref. .£? Epist. Fabric., getuigd allerhoffelijkst van onzen<br />
BAULDRI, en noemt hem: Virum doUisJitnum, £? propter multa<br />
ingenii ei? animi Jingularia ornamenta Jibi carisjimum, qui cum eo<br />
ELLE BOBERELI.I vbjervationes in NARDINUM pro Jumma necesfitté-<br />
dine, qute vnter ipjos interecdebat, communicaverat. ADK.<br />
RELANDI, Oratio funebris in obitum clar. P. BAULDRI. Ultr. 1706.<br />
4to. DRAKENEORCH, Jeries Projesjor. qui TrajeÜi, &c. n. 47.<br />
G. BURMANNI, TrajeSum eruditum. p. 18-20. C. SAXI, Onom.<br />
liter. Pars V. p. 339. 3'4o> PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV.<br />
JJ. 104-110. BAU-
BAUSELE. BAUX. (GASPAR)<br />
145<br />
_ BAUSELE, een zeer aanzienlijk Brabands geflagt, waar<br />
van men vindt opgetekend: dat HENDRIK VAN BAUSELE , Rid<br />
der, in het jaar 1340 huwde met MARIA VAN DUFFLE, dogter<br />
van GEKARD, Heer van Rheti, en van MARIA VAN BERTHOXJT<br />
Dame van Eerlaar, Heverle en Oplintre, en klcindogtcr van<br />
JAN, Heer van Berlaer, en van MAKGARETIIA VAN HEVERLE;<br />
uit welk huwelijk zijn gefproten, 3 kinderen; zijnde de oud*<br />
Jïe zoon GERARD VAN BAUSELE, getrouwd in 1404 met HE-<br />
EUIGE VAN WEYRE, dogter van ARNOLD, Ridder, Keer van<br />
Holede. De twede, zoon, HENDRIK VAN BAUSELE, is gehuwd<br />
geweest met ALIDA DE WILRE, dogter van ARNOLD en van<br />
ALIDA VAN BISDOM, zijnde begraven in de Augustijner kerk<br />
te Leuven. GERARD VAN BAUSELE zoon van GERAKD, trouw<br />
de met KATIIARINA SMACHTS , gezegd Uten-Limminghen, ene<br />
dogter van HENDRIK, \velke drie kinderen hebben geteeld.<br />
De oudfte RASE VAN BAUSELE, huwde aan DOEOTHEA VAN<br />
MEERBERGEN. De twede RoMnouT VAN BAUSELE, verbondt<br />
zig in den egt met MARGARETHA DE PAPE, gezegd VOLKENS,<br />
dogter van Heer JAN; de derde eindelijk, GERARD VAN BAU<br />
SELE, is Secretaris geweest van Leuven in 1449, en werdt<br />
krijgsgevangen in den oorlog van MAXTMILIAAN VAN OOSTEN-<br />
KYK en MARIA VAN BOURGONDIEN in 1468. Hij Rierf den 10<br />
november 1500, en is getrouwt gexveest met MARGARETHA<br />
VAN DERHECKE, die den 4 november 1509 ftierf, in den ou<br />
derdom van 80 jaren, zijnde ene dogter van MICHIEL Sche<br />
pen te Brusfel, en van MARIA of KATIIARINA MENZF.NZEELE.<br />
Nog ten huidigen dage worden affiammelingen van dit geflagt,<br />
in Braband en Flaanderen gevonden. • ABR. FERWERDA<br />
Geneal. Wapenboek, LD. 1785.<br />
B A U X (GASPAR), in Frankrijk geboren, uit een aanzien<br />
lijk geflagt, ftudeerde enigen tijd te Sedan , begaf zig ver<br />
volgens in den militairen dienst, en wierdt Luitenant onder<br />
de kavallerij van 's Konings huistroepen. Door de vervol<br />
ging die de Gereformeerden in Frankrijk moesten ondergaan,<br />
verliet hij dat rijk, nam benevens een menigte andere ge<br />
il. D EEL. K l0Cfs-
H$ BAVJNCOURT. (GASPAR DE)<br />
leesgenoten de wijk naar Holland, en zette zig te Leijden na<br />
der, aldaar genegenheid voor de dogter van Profesfor GAIL-<br />
tASR opgevat hebbende, verzegt hij die van haren vader ten<br />
huwelijk, doch kreeg een weigerend antwoord van den ouden<br />
man, die betuigde zijne dogter, aan geen anderen dan aan<br />
een theologant te zullen uithuwelijken; zulks fchrikte B&ifk<br />
niét af, maar hij begaf zig met ijver tot die ftudie, en dewijl<br />
hij reeds in Frankrijk goede letterkundige gronden gelegd<br />
hadt, beoeffende hij de godgeleerdheid, met zulk een ge-<br />
vensten uitflag, dat Lij binnen korten tijd na een loffelijk<br />
examen, tot Proponent wierdt aangefteld, cn tot prijs van<br />
zijne naarftigheid, SUSANNA GAILLARD tot zijne egtgenote ver<br />
kreeg, benevens het beroep van Predikant in dc Walfe ge<br />
meente te Leeuwarden, alwaar hij van 1681 af tot op 1733,<br />
ön dns een tijdvak van ruim 50 jaren, als een waardig<br />
Euangeliedienaar, zijne Leuwarder kudde heeft geleid en be-<br />
ftierd, zijnde bijzonder door zijne gemeente geacht en ge<br />
liefd geweest. GASTAR BA; ;x was de grootvader, van den om<br />
'Zijne geleerdheid zo beroemden Hoogleraar LUDOV. GASP.<br />
VALCKENAER, en de moederlijke overgrootvader, van den fchrij-<br />
ver dezer Biographie. Ruim een jaar voor zijn dood hadt de<br />
oude man het genoegen, zijn agtqrkleinzoon GASPAR AMELIUS<br />
DE CHALMOT, mijnen oudflen broeder, den Doop toe te dienen;<br />
zijnde deze jongeling gedurende het beleg van Bergenopzoom<br />
in 174.7, daar hij als Faandrik onder de koinpagnie van zijnen<br />
vader diende, zodanig door een musketkogel getroffen, dat hij<br />
•mar Rotterdam gevoerd zijnde, weinig tijds daar na aldaar iu<br />
den ouderdom van nog geen 17 jaren overleed, en dus zijn le<br />
ven in het prilfle zijner jeugd, len dienfte van het vaderland<br />
heeft opgeofferd. •<br />
BAVINCOURT (GASPAR DE) , Ridder van Jmifalem,<br />
eerst Abt van het Bcncdiktijner klooster \ an Oudenburg nabij<br />
Brugge, deedt afftand van deze waardigheid in 1569; en<br />
Wierdt kort daar op wegens de Staten van Flaanderen, naar<br />
Sfahjin tct Ronirg FIWPS DE II, in gezantschap gezonden.<br />
- . Üj
BAX. BAXIUSi 147<br />
fïij ftierf den u februarij 1576, in het 48fte jaar zijnes le<br />
vens, en heeft gefchreven; 1. Iter Jerofolymitanum, .£? ad<br />
Montem Sinai. 2. De fid cognitione, libr. II. — De Arithme-<br />
tica, lib. I, J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 327.<br />
BAX (PAULUS en MARCELIS), is een broederpaar van<br />
Helden geweest, wiens gelijken men weinig onder alle de<br />
voorftanders der Nederlandfe vrijheid zal aantreffen, en nog<br />
minder die dezelven daar in voorbij geftreeft hebben. On<br />
gemene dienften hebben zij van 1576 tot 1610, aan dm<br />
vaderlande bewezen; en hunne namen zullen altoos bij be-<br />
•fchermers van ware vrijheid, in zegening blijven. Zie<br />
een omfiandig verhaal van hunne veelvuldige heldendaden, in<br />
J. KOK, Faderlandseh Woo'rderiboeli, V. D. bl. 232-245. WAG.<br />
Vod. Hift. VIII. D. bl. 128. IX. D. bl. 191.<br />
BAXIUS (NIKLAAS), op den 1 november 15S1 te Ant<br />
werpen, uit een aanzienlijk gcilagt geboren, was de zoon van<br />
JAN BAXIUS Schepen van genoemde ftad, en van MARIA MAT-<br />
THYSSEN. Hij verkreeg de klasfieke kundigheden in zijne ge<br />
boorteplaats, onder opzigt van GAUGERICUS RIVIUS, en het<br />
grieks werdt hem door den Jefuit ANDREAS SCIIOTT onderwe<br />
zen. Zijn 16de jaar bereikt hebbende, begaf hij zig in dc<br />
orden der Heremiten van St. Augustijn, en trok daar van het<br />
Monnikekleed aan op den 9 julij 1598. Hij leraarde gedu<br />
rende verfcheidene jaren als Rector te Brusfel en Antwerpen,<br />
was vervolgens 19 jaren Onderprior van zijne orden, en'-feu<br />
laatftcn Vikaris in zijne vaderftad. Het is ook hier, dat hij na<br />
pen langdurige ziekte, op den 22 october 1640, in den ou<br />
derdom van 59 jaren en bijna 6 maanden, het tijdelijke met het<br />
eeuwige .verwisfelde. Men vindt bij fommige Schrijvers ge<br />
mald , dat hij door een Porlugeefen Jood, met vergif wierdt van<br />
kant geholpen, welke zou beieden hebben, deze misdaad uit<br />
haat tegens den Christen - godsdienst te hebben gepleegd,<br />
doordien hij voorzag dat BAXIUS, die met 'er tijd grotelijks<br />
zou bevorderen; maar dit verhaal komt alleronwaarfchijne-<br />
Ujkst voor, en wordt do.«r geen fchijn van bewijs geftaafd.<br />
• K 2 Orv-
%i\ SAYLE. (PIETER;<br />
pnvermoeid W*S deze man in zijne ftudien, een zeer bekwaanf<br />
ïed*eüaar , welfprekend prediker, vlug ter penne, en een<br />
g?ööt*godgeleerde; daar bij onberispelijk van wandel, nëdrig,<br />
zedig, en van een alleraangëna'amfte verkering. Zijne<br />
Rijten ftrekken tot getuigen van zijne vlijtige naarftigheid,<br />
ja feftens bedrevenheid in de griekfe en latijnfe talen. Ds<br />
yooruaamften daar van zijn: i.Panegyricus GymmfiiAugustinia-<br />
Vi'&c- I6ït. 4f»- 2. Poëmata. 1614. izmo. 3. CORNELII<br />
^ALCRII, Rhetorka, verfibus fjf exemplis illujirata. 16*15.' I?MO.<br />
4, 'Jljefaurus Elegantiarum, feu latinee Phrafes ex ALDO MANL"-<br />
CriO, aliisque optimis Phrafiologis eleElce &c. cum Indkibus ïatim<br />
fynonymo, gallico et teutonico. 1617. 1623 et 1642. inno.<br />
'£« Elegantia RJietorica ; ejusdem Orationes aliquoi,, et Logidia<br />
pathetha. 1613. ï2mo. 6. Amplificandi. formulat Oratoria, et<br />
fgura aliquot Rhetorica, ex M. T. CICERONE concimiata. 1619.<br />
15«W, 7. Carmen de deviiïo 'Palatino ante Pragam. 1620. 8.<br />
pr'cmvmatica, Syntaxis, et Profoma graca, e diverfis 'concimiata<br />
Mi, — F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 570. VAL. ANDR.',<br />
ÏÏibl. Belg. p. 677, 678. 'J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 898.<br />
^ANDERI, Brabantla, 'edit. ÏL p. 203, 204. TOMISËLS, Chro-<br />
hol Augustin. 170. ELSSII, Encomiaft. Augustin. p'. 500, 501.<br />
PACHJOT, Mem. litterair. Tom. VI, pag. 242-248. ' '<br />
BAYLE (PIETER), was een man, welke door zijne zonderlinge<br />
geleerdheid, fijn oirdeel en fcherpzinnigheid van vernuft,<br />
onder het getal van die wezens behoort, waar van 5<br />
er<br />
m iedere eeuw maar een zeer gering getal te voorfchijn komt.<br />
Ook befpeurde men in hem, van der jeugd af, een doorichranderen<br />
geest f een treffelijk vernuft, en ene ongemene<br />
Weetgierigheid en oplettendheid op alles, waar in .men hem<br />
Onderwees. ' Hij is geboren te Carla, een ftedeke in het graavfchap<br />
Foix in Langüedok, den 18 november 1647; zijn vader<br />
JAN'BAYI.H, van' Mdntauban afkomftig, was aldaar Leraar van<br />
de Hervormde 'gemeente, en'zijne'móeder JEANNE BRUGUIERE,<br />
Van een oud en 'aanzienlijk geflagt in die gewesten, bragt bel-.-d-ci<br />
PIETER nog'twee andere zoons ter wereld, waar van<br />
de
BAYLE, (PIETER) * 45<br />
de oudfie JAKÓB zijnen vader ais Predikant.is. toegevoegd ga.<br />
veest, en de jongfte JOSEPH genaamd ? ook in de theologe<br />
heeft geifudeerd, doch als Proponent vroegtijdig is gfftorven»<br />
Doordien de Gereformeerden in de landgn daat zij onder d§<br />
Roomsgezinden vermengd zijn, doorgaans de gewoonte hebben<br />
de kinderen vroeger dan in andere Janden, tot ledematen aan,<br />
te nemen, zo werdt.ook BAYLE toen hij flegts den ouderdom<br />
van 15 jaren hadt bereikt, op den 25 december its'öi tcc<br />
lidmaat aangenomen, en tot Let Avondmaal toegelaten. - fjjj<br />
bleef tot in 't jaar 1666 in zijn ouders huis 4 tot welkqn tijd<br />
zijn vader niets verzuimde-, om de ongemene talenten waar<br />
mede zijn zoon begaafd was, op te wekken en aan te kwe<br />
ken. In dit zelvde jaar ging hij naar Puijlaurens, alwaar tog/)<br />
ter tijd een Hogefchool der Gereformeerden was; hier beoef<br />
fende hij verder de griekfe en latijnfe talen, als mede de wijs<br />
begeerte. Van hier vertrok hij den 29 meij 1668 naar Saverdun,<br />
een klein ftedeken in het graavfchap Foix, daar hij geen hrA<br />
verblijf hieldt, maar reeds in feptember naar Carla te rug keer<br />
de, en . voorts weder, naar Puijlaurens, alwaar hij tot den ffl<br />
februarij 1669 verbleef, en in die tijd met alle naarftigheid<br />
de gefchiedenisfen, weifprekendheid en oudheden beoeffende,<br />
teffens de wijsbegeerte niet verwaarlozende; welkers beftude-<br />
ring ja hem de nieuwsgierigheid opwekte, om dé gefchrifteij<br />
der Roomsgezinden over de gefchillen met de Gereformemkn i<br />
Wat nader te Ieren kennen, ter, einde volgens de grondbegin-<br />
zelen der Protestanten, een nauwkeuriger onderzoek te doen<br />
naar de waarheid van die godsdienftige begrippen, welke hij<br />
met de melk hadt ingezogen; en dat hem de tegenwerpingen •<br />
tegen het leerfluk van de Protestanten, dat men op aarde geen<br />
zigtbarei) en fprekenden regter, aan wiens beiluiten men zigj<br />
in verfchillen over den godsdienst, hadde te onderwerpen 3<br />
moest erkennen, zo waarfchljnlijk voorkwamen, dat hij zi;$<br />
zelve daar op niet wetende te,voldoen, aan't weiffelen raakte*<br />
De Roomfe Pastoor van Puijlaurens zulks vermerkende, te<br />
kende-het van zijnen pligt te moeten voltoijen 't gene dooi'<br />
W- lezen van controverfs boeken begonnen was, hij wist rffc<br />
S 2 TA
- 15* ÜATLË. (PJETKlt)<br />
20 wel in BAYLE zijnen gunst te dringen, dat hij hem ojs<br />
zijne wijze van de dolingen der godsdienst waar in hij ~ eboren<br />
en opgevoed was, in zoverre overtuigd hadt, dat wanneer<br />
hij den 29 februarij 1669 te Touloufe kwam, hij zig ais' een<br />
verdoold fchaap begost aan te merken, 't gene wel haast tot<br />
overtuiging overfloeg , toen hij in deze Had, tegens enige<br />
fchrandere beftrijders zintwistende., niet in ftaat was zijne'<br />
grondbeginzelen te verdedigen; hij bezweek hier op, en deedt<br />
opentlijke belijdenis van den Reomfen godsdienst; deze ftap-ge-<br />
daan zijnde, zette hij zijne ftudie in de wijsbegeerte onder de<br />
Jefuiten voort, zonder egter bij hen in te wonen, veel min<br />
dat zijn voornemen zoude geweest zijn, zig in hunne orden<br />
te begeven. Zijne verandering maakte veel gerugts, want<br />
fchoon hij flegts maar eenvoudig Student was; die nóg nim<br />
mer in de theologie hadt geftudeerd, was hij egter de zoon<br />
van een allergeachtst Predikant, en daarenboven reeds bekend<br />
voor enen vluggen geest, en een jongeling van grote verwag-<br />
tmg. Welk een grievende fmerte deze ftap van hem, ook<br />
aan zijne ouders en familie veroirzaakte, kan men beter be<br />
zetten dan uitdrukken; inzonderheid nam zijn vader die hem<br />
tederlijk beminde, zulks ongemeen ter harten, en hij wierdt<br />
teffens zodanig over hem verontweerdigd, dat hij weigerde<br />
om hem in "t toekomende te onderhouden; maar BAYLE ont<br />
moette een edelmoedigen bezorger in BERTIEB Bisfchop van<br />
Rieux , die hem alles verzorgde wat hij tot zijn onderhoud<br />
nodig hadt. Hij verbleef egter niet lang in de gemeenfchap '<br />
der Roomfe Kerk, naardien hij ontdekkende dat men in die be<br />
lijdenis, te veel eer en dienst aan menfchen bewees, en be-<br />
halven dat, dat de leer der transfubftaritiatie geheel en al met<br />
de gezonde wijsbegeerte niet overeen was te brengen, be<br />
greep hij al te voorbarig te hebben gehandeld, met van gods<br />
dienst te veranderen; hij verbleef ook maar 18 maanden te<br />
Touloufe, en ging den 19 augustus 1670 die ftad uit, zig naar<br />
een buitengoed van den Heer DU Vivié begevende, dat drie<br />
men van Cark af gelegen was; 's anderendaags kwam hier<br />
zijn oudfte broeder, JAKOB BAYLK, benevens enige Predikan<br />
ten
BAYLE. (PIETER} j 5k<br />
ten uil Ja omliggende flreken, en den volgenden dag zwoer<br />
bij in hunne tegenswoordigheid opentlijk den Roomfeh godsdienst<br />
af, en vertrok terftond naar Geneve, om 'er zijne fttfdipil voort<br />
te zetten; hier geraakte hij in kennis en vriendfehap met de<br />
Geleerden van die ftad, inzonderheid mét den Hoogleraar in<br />
de gefchiedenisfen MINUTOLI, welkers vriendfehap hij tot zijnen<br />
dood toe, door ene gemeenzame briefwisfeling heeft onderhou.<br />
den. Hij hadt bij de Jefuiten de Peripdtetifche wijsbegeerte ge<br />
leerd, en doordien hij 'er grondig in gëoeffehd was, verdedig<br />
de hij die met warmte; hij begreep jiogthans 1<br />
ook dé wijsbe<br />
geerte van CARTESIUS, die te Geneve gevolgd werdt 3 té moeten<br />
onde; zoeken, en het duurde niet lang, of hij gaf de voörkeuzp<br />
aan de beredeneerde grondbeginzelen dier nieuwe wijsbegeerte;<br />
boven de onvrugtbare fpitsvinnigheien der aanhangers van<br />
ARISTÖTELES. De uitnemende talenten waar mede BAYLE be<br />
gaafd was , verfpreiden wel dra zijnen roem wijd en zijd,<br />
't welk de Heer NORMANDIE Sijndicus van 't gemenebest uit<br />
lokte , hem te verzoeken, offi de zorg der Opvoeding zijner<br />
kinderen op zig te nemen; BAYLE bewilligde hier in, en ging<br />
het huis van dien Heer betrekken, daar hij kennis met den<br />
Heer BASNAGE maakte, die daar mede gelogeerd was, en zij gin<br />
gen ene vriendfehapsverbindtenis aan, die tot aan de dood toe<br />
Leeft ftand gehouden. Hij was nauwelijks twee jaren te Geneve<br />
geweest, of hij werdt op aanbeveling van den Heer BASNAGE,<br />
bij den Graav VAN DIIONA geplaatst, die zig op zijn landgoed<br />
Copet, niet verre van de ftad gelegen, onthield; om tot Gou<br />
verneur voor zijne zonen te verftrekken; dan die eenzame<br />
levenswijs hem fpoedig vervelende, verliet hij Copet, en be<br />
gaf zig naar Rouaan, alwaar de Heer BASNAGE hem bij een<br />
voornaam Koopman hadt aanbevolen, om onderwijs aan den-<br />
ze! vs zoon te verlenen; maar BAYLE bleef hier niet lang,<br />
.zijn gantfe verlangen ftrekte naar Parijs; ook begaf hij zig i'rj<br />
maart 1675 naar die ftad, én op aanbeveling van den Mar<br />
quis DE RUVIGNY, maakte mén hem Gouverneur Van de He<br />
ien DE BERINGHEN, broeders van enen Raadsheer in 't Pavie-<br />
t; ent van Parijs en van de Hertogin TE £A FORCE; Enige<br />
K 4 ti»tèi-
. BAYLE. (PIETER)<br />
maanden hier na, vertrok hij naar Sedan, om ware het moo»-<br />
lijk eenHoogleraarsftoel in de wijsbegeerte, welke aldaar door<br />
het overlijden van den Hoogleraar PITHOIS ledig Rond, te<br />
bekomen; PIETER JURIEU die aldaar Profesfor in de theologie<br />
was, en JAKOB BASNAGE die even zijne godgeleerde ftudien<br />
hadt volvoert, ftelden alles te werk wat in hun vermogen<br />
was om zijn doelwit te begunftigen, dan hij ontmoette magtige<br />
tegenftrevers, die te berde bragten, dat hij een vreemdeling '<br />
zijnde, niet boven drie inboorlingen, welke na de zelvde<br />
plaats ftonden, behoorde voorgetrokken te worden ; om dit<br />
gefchil te beflisfen, wierdt 'er ten laatften met goedkeuring<br />
van de vier Sollicitanten befloten, om ban afzonderlijk in eue<br />
. daar toe beftemde plaats cp te fluiten, ten einde binnen den<br />
tijd van 24 uren, zonder enige voorbereiding, en zonder boe<br />
ken of hulp van vrienden, ene verhandeling te vervaardigen<br />
de Tijd tot onderwerp hebbende; den 28 feptember 1675 gin<br />
gen de vier mededingers aan 't werk, en BAYLE verdedigde-de<br />
zijne opentlijk den-2 en 3 oétober, 't welk hij'zo uitftekend<br />
wel uitvoerde, dat hij 'er een ongemenen lof mede behaalde,<br />
den prijs won, en dus hem het Profesforaat wierdt opgedra<br />
gen, in welke bediening hij door het afleggen van den gewo<br />
nen eed den 4 november werdt bevestigd, en den 11 daar aan<br />
volgende enen aanvang met zijne openbare Iesfen maakte De<br />
beginzelen vielen hem zwaar, want het famenftellen zijner<br />
wijsgerige Iesfen koste hem een onbefchrijvelijken arbeid en<br />
moeite, en verflond daar bij veel van zijnen tijd; dan na ver<br />
loop van twee of driejaren, wierdt zijn taak gemakkelijker,<br />
zo darbij het genoegen kost fmaken om nieuwe uitgekomen*<br />
boeken te lezen, en zelve aan 't opftellen te gaan. Dc ge<br />
leerde ANCILLON Predikant te Mets, zondt hem in 1679 een<br />
boek van P. POIRET, geüjteldCogitatiónes ratiohales de Deo,<br />
de Anima et de Mak, en verzegt hem aanmerkingen over dit<br />
werk te vervaardigen; BAYLE deedt zulks, en zendt die aan<br />
den Heer ANCILLON, die bezorgde dat ze aan POIRET wer<br />
den ter hand gefteld, welke dezelve met zijne tegenbeden-<br />
kmgen, die volgens het zerken vau BAYLE en andere CTe-'<br />
Jeer»
BAYLE. (PIETER) ;g<br />
leerden niets met al afdeden, in den tweden druk van dac<br />
lijvige boek te Amfteldam in 16$5 uitgegeven, heeft geplaatst?<br />
daar nog een twede tegenwerping bijgevoegd is, over de onfterf*<br />
lijkhèïd der Ziele. Omtrent dezen tijd, gebeurde een voorval<br />
met den Marfchalk VAN LUXEMBURG,- dat veel gerugt maakte"<br />
hij was opendijk, bij de Vierfchaar, aangefteld om de vergifti<br />
gingen te onderzoeken, die toen ter tijd zo menigvuldig M<br />
Frankrijk in zwang gingen, aangeklaagd als fchuldig aan gods<br />
lastering, toverijen vergiftiging; hier op hadt hij zig vrijwil<br />
lig in gevangenis begeven, ten einde zijne daden toogten<br />
worden onderzogt; het gevolg was, dat hij onfchuldig wierdt<br />
verklaart, en de ftukken van het pleitgeding vernietigd. BAY<br />
LE die enige bijzonderheden van deze vreemde procedure te<br />
Parijs was ontwaar geworden, in welke ftad hij de najaarS-<br />
vacantien hadt doorgebragt, vermaakte zig om ene redevoe<br />
ring op te ftellén, waar in die Marfchalk zijne zaak voor<br />
de Regters bepleitte, en zig verontfchuldigde van een verbond-<br />
met den Duivel aangegaan te hebben; de redénen die BAYLE<br />
den Marfchalk deed te berde brengen, om zodanig buitenge<br />
meen verbond te regtveerdigen, bèrtonden, dat hij zulks ge<br />
daan hadt. 1. Om alle de vrouwen daar hij lust toe hadt, op<br />
hem te doen verlieven. 2. Om volftandig gelukkig in den<br />
oorlog te zijn. 3. Alle zijne procesfen te winnen. 4. Duur<br />
zaam's Konings gunst te genieten. Deze vier punten maakten de<br />
verdeling van de redevoering uit, welke een vrij flekelig he-<br />
kelfchrift, tegens den Marfchalk, en verfcheidene andere perfo-<br />
nen bevatte. Vervolgens maakte BAYLE onder een verbloem<br />
den naam, ene berispende wederlegging van deze redevoering,-<br />
die nog hekelzugtiger was dan de redevoering zelve. Hij zondt<br />
deze beide ftukken aan den Heer MINUTOLI, met verzoek om<br />
'er zijn gevoelen over te zeggen; doch het is mij niet geble<br />
ken, welk een antwoord hij hier op van dien Heer ontving.<br />
Enigen tijd hier na, ftelde hij iets ernftiger in 't werk; de<br />
Jefuit VALOIS van Caën, namentlijk, gaf onder den verfierden<br />
naam van Louis DE LA VILLE, te Parijs een boek in 't licht,<br />
gerijtelt: Sentiment de Mr. DESCARTES touclmvt l'esfence et les<br />
K 5- O*
S5* ÊAYLE.-(FIETER)<br />
propriet-s du Carps, oppofés a la Doürine 'de VEgliJe, et confor)r.è><br />
aux erreurs de CALVIN,/ar le fujet de l'Eucharistie. De Schrij<br />
ver vergenoegde zig niet alleen, om het gezag van het Con<br />
cilie van Trente aan de Caiisfianen tegen te werpen; maai- hij<br />
weerftreéfde hen ook door de redenering, met zo veel in zijn<br />
vermogen was, de gronden waar op CLERCELIER, ROIIAULT,<br />
én MALLEERANCHE gebouwd hadden, om te bewijzen, dat de<br />
nitgeftréktheid het wezen aan de floffe verleend, te verzwak<br />
ken , en ware 't moogiijk om ver te werpen. BAYLE las dit<br />
werk, dat hij bondig gefchreven vondt; hij was van oirdeel<br />
dat de Schrijver daar van onbetwistbaar bewezen hadt, dat<br />
de grondbeginzelen van CARTEUUS regtflreeks Orijdig waren<br />
met het geloof der Roomfe Kérk, cn ovcreenkomit ig met de<br />
lecrffellingen van CALVYN, 't welk in de grond, zegt BAYLE<br />
in enen brief aan den Heer MIMUTOLT, niet bezwaarlijk viel<br />
om te bewijzen. Dit bewoog BAYLE om ene verhandeling te<br />
fchrijven aan zijne leerlingen toegewijd, waar in hij het gtond-<br />
beginzel van CARTESIUS verdedigd, en aüe de uitzondering;n<br />
en listig uitgedagte draijingen, door welke de Jefuit VALOIS<br />
dit grondbeginzel hadt zoeken te ontzenuwen, ten enemalen<br />
kragteloos maakt; inzonderheid bepaalde hij zig, om qnwe-<br />
derftaanbaar te bewijzen, dat de doordringbaarheid der Jlofe on-<br />
mooglijk is.<br />
In de maanden november en december van het jaar iögo,<br />
verfcheen een der grootfte Kometen , die immer gezien wa<br />
ren , en bijna het gantfe wereldrond, was over dit verfchijnzel<br />
met verwondering en fchrik bevangen. BAYLE, ZO ais bij het<br />
ons zei ven betuigd in zijne IVaarJchmnving aan het hóoÜ-vau<br />
zijne Penfées. diverfesfur la Comité, zag zig onophoudelijk bloot-<br />
gefceld aan de vragen van verfcheidene menfehen die door de<br />
verfchijn'ing van deze' Komeet verbazend verfchrikt waren.<br />
Hij ftèlde hen gerust zo veel' in zijn vermogen was. maar<br />
hij vorderde bedroefd weinig met zijne wijsgerige redenerin<br />
gen ; men gaf hem altoos tot antwoord, dat GOD deze grote<br />
verfchijnzelen vertoonde, ten einde aan de zondaren tijd te<br />
gunnen om door boete en bekering, de rampen die-hen over<br />
,1 hoofd hingen, af te weren. j„.
BAYLE. (PIETER) : 5 5<br />
Intusfen bevonden zig de Gereformeerden van Frankrijk in ene<br />
akeligen toeftand; ten Hove was hunne uitroeijing befloten,<br />
men beroofde hen van alle hunne voorregten, en men befloot<br />
eindelijk hunne Hogefcholen af te fchaffen. Daar was grond<br />
van reden om te denken, dat die van Sedan gefpaart zoude<br />
worden; doordien dit Prinsdom tot in het jaar 1642 een fouvé*<br />
reine Staat geweest zijnde, de Hertog VAN BOUILLON dezelve<br />
aan LODEWYK DEN XIII. hadt afgeftaan, onder voorwaarde<br />
dat hij 'er alle dingen in die toeftand zou laten als Mj ze 'er<br />
vondt. LODEWYK DE XIV, bevestigde dit verdrag, en be<br />
loofde op nieuw, dat de Gereformeerde godsdienst zou gehand-<br />
haaft worden, benevens alle de regten en privilegiën die zij<br />
in bezit hadt. Maar dit alles kost de Akademie niet behou<br />
den. Wat ftoren vele Vorften en Groten zig aan hun gegeven<br />
woord, wanneer zulks niet langer met hunne inzigten of be-<br />
langens ftrookt? zij tragten door een fchoonfehijnenden glimp<br />
de menigte te misleiden; zo deedt LODEWYK DE XIV. in dit<br />
geval ook, hij beweerde namentlijk, dat hij gedwaalt hadt met<br />
deze vergunning te bekragtigen, dat hij daar toe geen magt<br />
hadt gehadt, dewijl het bevorderen der zuivere godsdienst<br />
hier mede vermengd was; hoe 't ook zij, Sedan was de eerfte<br />
Hogefchool, die op zijn bevel wierdt vernietigd; het beflyit<br />
daar toe tekende hij den 9 julij 1681 , en het zelve wierdt<br />
reeds den 14 daar aan volgende afgekondigd. BAYLE zag zig<br />
dus genoodzaakt, Sedan te verlaten; doch weinig tijd daar na<br />
wierdt hij tot Profesfor in de wijsbegeerte en gefehiedenisfen<br />
op ene bezolding van 500 guldens te Rotterdam beroepen.<br />
Gelegenheid tot dit beroep gaf, dat toen BAYLE nog te Sedan<br />
was, 'er zig mede een jongen heer , VAN ZOELEN genaamd,<br />
uit Rotterdam bevondt, die in het zelvde huis met hem logeer<br />
de ; deze hadt zo veeé nut getrokken uit de dageljjkfe verke-.<br />
ring van onzen Profesfor, dat hij ene warme vriendfehap voor<br />
hem hadt opgevat, 't welk ten gevolge hadt, dat op de dag<br />
zei ven dat het arrest wierdt afgekondigd, waar bij de Hoge<br />
fchool vernietigd werdt, hij een affchrift daarvan zondt aan zij<br />
nen naastbelkanden, de Heer PAETS Vroedfchap van Rotterdam,<br />
een
*5* BAYLE. (PlETElt)<br />
een tiegnnftigér del- wetenfchappen, en die zélve een • géi<br />
Jêérd Man zijnde, gaarne lieden van vérdienften voorftondr.<br />
De Heer VAN ZOELEN fchréef hém, dat BAYLE buiten bedie<br />
ning was, teffens naar waarde zijné vérdienften vermeldende;<br />
Zeer fpoedig ontving hij eengunftjg antwoord. Hier op fchreef<br />
BAYLE aan den Heer PAETS , om hem dank té zeggen voor de<br />
gnnftige gevoelens die hij voor hem hadt opgevat, teffens ver<br />
zoetende, dat hij in zijne goedwillighèid voor hem mogt werk<br />
zaam blijven. De Heer PAEÏS Voegde bij veel verftand enè<br />
warme liefde voor" de wetenfehappen, én inzonderheid voor<br />
het vak dér wijsbegeerte; zijne uitmuntende vérdienften had<br />
den hem een gróót aanzien en gezag verleend, dat nog gróter<br />
zou geweest zijn, indien de verdeeltheden die opdat tijdftip<br />
het gemenebest flingerden , geen plaats hadden gevonden;<br />
men befchouwde hem als het hoofd der partij tegens het Or«?j.<br />
js-Imis, en hier uit ontftond enige zwarigheid voor hem out<br />
weder in de Regering te geraken, toen hij als buitengewoon<br />
Gezant uit Spanje té rug keerde. Nogthans zegepraalde hij<br />
óver zijne tegenftrevers, en het gehoor dat de Regering van<br />
Rotterdam aan zijne raadgevingen gaf, hadt zo veel invloed,'<br />
dat het genoegzaam alle hare betluiten beftierde ; dezë nu be<br />
werkte dat de Heer BAYLE tot Profesfor in de wijsbegeerte en<br />
gefchiedenisfen te Rotterdam wiérdt beroepen, en dat teffens ené<br />
Jeerftoel ais Hoogleraar in de theologie, aan de Heer JURIEU<br />
werdt vergund. Hij kwam den 30 october IÓ8I in die ftad;<br />
en wierdt 'er zeer minzaam door de familie van den Heer VAK<br />
ZOELEN en van den Heer PAETS ontvangen. Den 5 december<br />
deedt hij zijne intrec-redevoering, die algemeen teegejuigd<br />
werdt; en den 8ften gaf hij zijne eerfte les van wijsbegeerte,-<br />
aan een groot aantal ftuderende jeugd. BAYLE was nog niet<br />
lang te Rotterdam geweest, toen Mevrouw PAETS, de huis<br />
vrouw van zijnen weldoener ftierf, eh een blijk gaf van de'<br />
achting die zij hem toedroeg , met aan hem een legaat van'<br />
2000 guldens te fchenken.<br />
MAIMEURG, gaf ter dezer tijd in 't licht, zijn Hijloire dn<br />
Calvinisme; dit werk hadt zeer belangrijke ftoffen tot onder-<br />
'
BAYLE. (PIETER) ,57<br />
HS'erp; het kwam 'er cp aan, om over de geest en het gedrag<br />
der Gereformeerds:! in Frankrijk, vgn de tijd af aan, dat zij<br />
•haar van de Roomfe Kerk afgezonderd hadden, eep vonnis te<br />
yellen; MAIMBURG hadt alle de listige draijingen zijner pen<br />
te werk gefteld, om de verachting en haat der Rnomsgezin.-<br />
den, op hen tc laden. BAYLE, verontwaardigd over de kwade<br />
trouw en het zo heilloze en verdeiflelijk inzigt van dien Schrij<br />
ver , beftoot om deszelvs gefchiedenis te wederleggen ; hij deedt<br />
•zulks, in het werkje tot tijtel voerende; Critique Génerale de<br />
V Hijloire du Calvinisme de Mr. MAIMBOURG. Villefranche, chez<br />
PIERRE LE BLANC. Dit werkje, dat met zeer veel geest, en<br />
op een aangename trant in een verlokkende ftijl is gefchre<br />
ven, droeg niet alleen de goedkeuring der Gereformeerden weg,<br />
maar zelvs die der oirdeelkundige en gematigde Roomsgezin-<br />
den; doch zpdanigen invloed maakte het op den Jefuit niet,<br />
integendeel werdt hij zo brutaal, dat hij een fchrftelijk bevej.<br />
van den Koning wist te verkrijgen, waar bij de Minister REI<br />
NIE gelast wierdt, om het door beuls handen te doen verbran<br />
den , en pp ftraffe des doods verboden werdt, het werk te<br />
drukken of te verkopen. REINIE , die het boek met veel ge<br />
noegen hadt gelezen, en MAIMBURG niét best mogt kigtcn , ge<br />
hoorzaamde egter zonder dralen, en liet al 't gene deze Jefuit<br />
maar verlangde, in het vonnis vloeijen, waar in men gemak-<br />
keliik de ftijj van een gallig vergramden Schrijver ontdekt. Doch<br />
REINIE die een pots aan MAIMBURG fchuldig was, liet meer<br />
als 3000 exemplaren van dat vonnis drukken, en het door<br />
gants Parijs heen aanplakken; dit wekte zodanig de nieuws-<br />
gierigheid van het gemeen op, dat ieder een de Critique de<br />
Mr. DE MAIMBOURG wilde hebben, ook waren 'er wel haast<br />
verfcheidene drukken van uitverkogt. De Heer JURIEU, ze r<br />
dert kort tot Profesfor in de godgeleerdheid te Rotterdam aan-<br />
rcrield, vervaardigde ook een antwoord aan MAIMÜURG, maar<br />
dal op lange na de achting niet verwierf, welke men aan dat<br />
van BAVI.E hadt gegeven; want fchoon dit werk wel was ge<br />
fchreven, en vollediger dan dat van BAYLE, de Schrijver ook<br />
MAIMBURG krggtig en met bondige redenen wedcrleide; ont<br />
brak
£5$ BAYLE. (PIETER)<br />
brak 'er egter dat geestige zout aan, het welk een aangena<br />
me en natuurlijke draai aan de ftijl bijzet, dat uitlokkende,<br />
't welk de leeslust opwekt, die levendige en zinrijke invallen<br />
die wel ingerigte wijze, om zonder bitterheid, de gebreken<br />
van zijnen tegenftrever ten toon te Hellen, en zonder boos te<br />
worden, noch zig door drift te laten vervoeren, geloofsver-<br />
fchillen weet te behandelen, 't welk tot kenfchetzende trek<br />
ken van BAYLE zijne Critique generale verftrekte. Het verfchil-<br />
lende oirdeel dat 'er over de werkjes van JURIEU en BAYLE<br />
geveld wierdt, ftak den eeistgemelden en maakte hem knor<br />
rig; hij befchouwde den laatften als zijnen medeftrever, en kost<br />
hem nimmer vergeven, alle de ftemmen van goedkeuring weg<br />
gedragen te hebben, zonder dat 'er enige lof voor hem zèj-<br />
ven overfchoot; ongelukkig wierp dit toeval in zijn hart, die<br />
zaden van haat en wangunst, welke vervolgens zulke wrange<br />
vrugten hebben voortgebragt.<br />
Op het einde van 't jaar 1682, hieldt men fterk bij BAYLE<br />
aan, om zig in *t huwelijk te begeven; maar hoe verleiden<br />
de en lieffelijk de lokftemme daar ook toe was, fcheen hij 'er<br />
geene roeping voor te hebben; de partij die men hem vcor-<br />
ftelde, was zeer voordelig; het was een jonge, fchone, be<br />
vallige, zagte, lieve juffer, die meesteiesfe van zig zeiven<br />
was, en daar bij het zoete ftuivertje van 15000 rijksdaalders<br />
bezat. Juffer DU MOULIN, kleindogter van den beroemden<br />
PIETER DU MOULIN, en zuster van JURIEU'S. vrouw, en die<br />
vervolgens zelve in den egt trad met den Heer BASNAGE,<br />
hadt deze huwelijksfuik gefpannen , en de baan in zo verre<br />
klaar gemaakt, dat 'er niets aan ontbrak dan de toeflemming<br />
van BAYLE; maar deze fcheen geheel geen geneigtheid voor<br />
het huwelijk te hebben; de zorgen en omflag van een huis<br />
gezin , fchenen hem toe, niet te ftroken met de levenswijze<br />
van een Letteroeffenaar, noch met die van een Wijsgeer,<br />
welke al zijn geluk tot de ftudie en daar uit voortvloeiende<br />
kundigheden bepaalt; behalven dat met het noodzakelijke te<br />
vreden, fchenen hem de rijkdommen toe, eerder ene last te<br />
zijn, dan vergenoeging op te leveren; jvMouw DU MOULIN<br />
ilel-
BAYLE. (PIETER) \f 9<br />
ftelde alle hare pogingen te werk, om hem van die denkbeel<br />
den af te trekken, en hem over te halen, om de gelegenheiï<br />
die zig nis van zeiven aanbood, niet ta laten ontglippen,<br />
doch alles even vrugteloos, en zij meest het ten laatlien op<br />
geven.<br />
' In 1684, gaf BAYLE fa 't licht: Rsceuil de quelqus Pieces<br />
'pttHeüfès concernant la Ttelofephie de Mr. DESCARTES. De roem<br />
die deze geleerde Man hadt verworven door zijnen Brief over<br />
de Kometen, hadt da Staten van Friesland, die hem niet an<br />
ders dan door dit Rukje kenden, bewogen, om hem tot Pro<br />
fesfor in de wijsbegeerte op de Hogefchool te Franeker te be<br />
roepen , met een jaarlijks inkomen van 900 guldens; na eni<br />
ge dagen beraad, bedankte BAYLE 'er zeer beleefdelijk voor.<br />
In het zelvde jaar maakte hij nog een aanvang niet de uitgave<br />
van zijne Nouvelles de la Republkipie des Lettres. Dit werk<br />
pndei'fchraagde niet alleen , maar vermeerderde zelvs den roem,<br />
fiie BAYLE reeds verworven hadt. De Hear PAETS in 1685<br />
'in Engeland zijnde, in de tijd dat 'er het gefchil voor en tegen<br />
de verdraagzaamheid zeer hevig wierdt bepleit, fchreef deze<br />
een latijnfe brief aan BAYLE over dat onderwerp; zij wierdt<br />
in 410. gedrukt, voerende tot tijtel: HADRIANI VAN PAETS<br />
ad BiELiUM, de nuperis Anglia: moub'us Epistola; in qua de di-<br />
verforum a piiblica Religione circa Divina fentientium disferituf,<br />
Tolerantia; BAYLE vertaalde deze brief in 't fians, cok is dièj<br />
naderhand in 't hollands gedrukt.<br />
De gruwzame vervolging die men de Gereformeerden in Frank^<br />
rijk aandeedt, troffen BAYLE allergevoeligst, maar hij wierdt<br />
van fmerte doordrongen, toen hij vernam dat men in october<br />
1685, hot Edikc van Nantes hadt ingetrokken,'en dat 'er gec-<br />
fle geweldenarijen van welk enen aart ook waren, die men,<br />
Ztg niet verqirloofde, ten einde de Gereformeerden te noodza<br />
ken, hare geloofsbelijdenis af te zweien. Intusfen bleven de<br />
Rutnrgesinde Schrijvers niet in gebreke, om met Rijve kake'a<br />
te ontkennen, dat 'er enig geweld plaats vondt, niettegea-<br />
Raande die ten aanfehouwen van de ganti'e wereld gepleegd<br />
wierden, en een wolke van getuigen zulks bevestigde. BAY-<br />
JE
*& BAYLE. (PIETER)<br />
lts gaf over dit onderwerp een klein boekje uit, getijteld-<br />
Ce que c'est que la Frame teute Catlwlique; en enigen tijd d<br />
na gaf hij in 't licht: Commentaire Philofophique fur ces parol<br />
CONTRMN LES D'ENTRER; maar hij plaatRe 'er zijn naam niet<br />
Tm, deedt zelvs al wat in zijn vermogen was, om bedekt te<br />
blijven, en heeft nimmer erkend dat hij 'er de fchrijvcr van<br />
was; de ijver en Rerke ingefpannentheid waar mede hij aan<br />
.deze verhandeling werkte, veroirzaakte hem de koorts, die<br />
door ene ziekte gevolgd wierdt, welke hem noodzaakte dc<br />
uitgave van de Nouvelle* de la Republique des Lettres te Raken<br />
Hij,herRelde egter eerlang, en deze herReliing veroirzaakte<br />
een zodanige vreugde aan den Heer DU TOT DE FERRARE,<br />
Raadsheer in 't Parlement van Rouaan, dat hij de volgende'in'<br />
fcriptie, a's ingcrigt om tot een duurzaam gedenkteken in Reen<br />
uitgebeiteld te worden, ter zijner eer opflelde. In doclisfimi<br />
BASI.II Jankatem refiitutam SOTERIA. Quce te mort vetat Glor<br />
agrotare prohibet. Omnibus carus fc? utüis, feriptores critica<br />
clucidaüi, cenforia nota emendasti. Qucefitor urnam movens m<br />
in nomen ituros ceternitati pronubq mam dicasti. Laboribus<br />
alicnos abfumis, deliciis nostris nunquam abfumendus. I n h<br />
réndus, quod nsminem formidasti. ' Dignus qui Verkatis ann<br />
exa:ques, qui labantem fuftentes cognatmn Veritati libertatem<br />
ad unius utiliiatem Regionis nafus, ita exilium toleras, ut vide<br />
cptasfe; ita cunBos eminus continus reficis, ut vix c r e d a r i s<br />
nbesfe. Theatrum eruditionis circumduMe faBus es Orbi. Sub<br />
lia, quce dkendo fatigare non potes, te ftlentem ferre, te quief<br />
tem quiefcere , ne fpera. Vale, vive, fcribe. Enccenia renovata<br />
facwuha fauftis LAteratorian acclamationibus ceiebrantur.<br />
Omtrent deze zelvde tijd, was BAYLE bedagt om Rotterdam<br />
.te verlaten; de dood van den Heer PAETS, en vooral het op<br />
lopend en gramfiorig karakter van JURIEU, maakte hem de in<br />
woning daar van onaangenaam; hij verzogt aan den beroem<br />
den ABBADIE, die toen ter tijd te Berlijn was, om hem ene be<br />
diening in die Rad te bezorgen; dit zoude ook gelukt zijn<br />
ware de Keurvorst van Brandenburg op dit pas niet geRorven*<br />
dus wierdt BAYLE genoodzaakt om te Rotterdam te blijven. In<br />
1688
BAYLE. (PIETER) a(jf<br />
4688 gaf hij het vierde deeltje van zijne Commentak'es PMhfophu<br />
ques in 't licht, waar in hij de grondbeginzelen die JUEISU in<br />
twee van zijne werken beweerd hadt, met veel oirdeel weder-<br />
legt. In het zelvde jaar nog, maakte BAYLE een uitnemende<br />
•voorrede voor de Dictionaire van FURETIERE , den fchriiver geftor<br />
vèn zijnde , terwijl het werk op de pers was. Het berugteyMr<br />
auv Refugiez in 't begin van 1690 te voorfchijn gekomen zijn<br />
de, geraakte BAYLE daar door in een heftig en onaangenaam<br />
gefchil met JURIEU, die hem niet alleen befchuldigde fchrijver<br />
van dat boek te zijn, maar hem ook verweet tot ene gevaar<br />
lijke kabaal te behoren, die tegens den Staat hadt aangefpan-<br />
nen. BAYLE wierdt niet zo dra van die befchuldiging verwit<br />
tigd, of hij vervoegde zig bij den Hoofdofficier van Rotterdam,<br />
met aanbod om in de gevangenis te gaan, mids zijn befchuldi-<br />
ger zulks insgelijks deedt, en zig de ftraf onderwicro die hij<br />
verdiende, indien, hij BAYLE onfchuldig wierdt bevonden. Ook.<br />
gaf hij kennis aan twee der voornaamfte regenten van Rotter<br />
dam , en aan twee of drie andere perfonen in den Haag, even<br />
aanzienlijk door hunne vérdienften als bedieningen, van de be-<br />
fchuldigingen die hem door JURIEU aangetijgd waren, en dat<br />
hij niets anders van den Staat verzogt, ais het regtom niet on<br />
verhoord veroirdeeid te worden. Misfchien hadt BAYLE wel<br />
gedaan, van het hier bij te laten. JURIEU hadt nimmer tegens<br />
hem in de vierfchaar durven verfchijnen, hij hadt geen het<br />
minfte gegrond bewijs tegens hein, men zou den fpot gedreven<br />
hebben met zijne vermetelheid, en hij was voor een lasteraar<br />
verklaard geworden. Maar opentlijk BAYLE aangeklaagd heb<br />
bende, als het hoofd ener kabale, die ene zamenzwering te<br />
gens den Staat hadt aangegaan, dagt BAYLE zig door de zelv<br />
de middelen te moeten regtvaardigen. Dewijl het hier niet te<br />
doen was met zodanige twisten, die veeltijds onder Geleerden<br />
ontftaan , over het een of ander punt van ftudie of wetenfehap,<br />
maar de eer en zelvs liet leven hier mede gemoeid waren,<br />
indien de ftaatsmisdaad bewezen was geworden ; dagt dus<br />
BAYLE zijnen aanklager niet te moeten fparen; maar hij ont<br />
maskerde hem zo dugtig, dat y»jn hoogmoed en vervaantbeid<br />
LI, DEEL. L niet
:oM 0A.YIX (PIETER)<br />
niet heiland waren, tegens een zo feilen floot; hij nam ter-<br />
ftond zijn toevlugt tot de regering van Rotterdam, aan wien<br />
hij een der zonderlingfte fmeekfchriften aanbood, dat men im<br />
mer gezien heeft, bewerende het regt te hebben, om te be-<br />
fdmldigen wien hij wilde, zonder dat de befchuldigden vrij<br />
heid hadden van zig te verdedigen. De regering van Rotter<br />
dam vondt niet goed, om hem zodanig onregtvaardig verzoek<br />
IJl te willigen; dan zij vermaanden met aandrang, zowel BAT-<br />
IE als JURIEU, om zig hoe fpoediger hoe beter te verzoenen,<br />
en verboden hen iets den een tegen den anderen in 't licht te<br />
je ven, voor en al eer het door den heer BEYER, Penfionaris<br />
van de ftad zoude onderzogt zijn. Niettegenftaande dit ver<br />
bod, randde JURIEU op nieuw BAYLE met zo veel geweld aan,<br />
dat hij dezen tot een nieuwe verdediging tegens zijne verregaan<br />
de lasteringen, noodzaakte. BAYLE dagt nu, dat hij zig ook niet<br />
inoest bepalen, om verdedigender wijze zijnen tegenflrever te<br />
keer te gaan, maar dat hij op zijn beurt ook aanvaller inoest<br />
worden; hij volvoerde zulks in 't latijn, ten einde het ftuk<br />
ruimer mogt verfpreid worden; hetzelve voerde tot opfchrift;<br />
f (trut/I Ccelorum referata ctmbtis Religionibus, a cekberrimo<br />
dum vin Domino PETRO JURIEU, Roterodami verbi Divini Pastor<br />
8" Thèokgix Profes/ore. Povta patens esto, nulli claudatur ho-<br />
nesio. Jmflelodami excudebat PETRUS CHAYER. 1692. Intusfen<br />
Werkte hij ook met zo veel ijver en vlijt aan zijn Diüionaire<br />
Eijloïique, dat het-drukken daar van een aanvang nam in fep<br />
tember 1693, niettegenftaande de afleidingen en moeijelijkhe-<br />
den die hem JURIEU geltadig berokkende; aan wien het ook<br />
ten laatften gelukte, om aan BAYLE zijn ambt als Profesfor<br />
te doen verliezen, waar van hij op den 2 november 1693<br />
wierdt beroofd. „ Hij droeg dit ongeval met de ftandvastigbeid<br />
., van enen wijsgeer," zegt de Heer DE BEAUVAL in zijn Eta<br />
ge de Mr. BAYLE, pag. XXX. „ en zelvs met al te grote •ma-<br />
„ te van onverfchilligheid; inzonderheid zonder enig verdriet<br />
„ te doen blijken, ten aanzien van zijn fortuin; hij was ten<br />
„ enemalen onverfchillig om goederen te verzamelen, door-<br />
„ dien hij 'er in de daad geene nodig hadt; zijne matigheid<br />
5. en
BAYLE. (PIETER) Ï R<br />
,7 en weltevredenheid maakten, dat met weinig zijne behoef-<br />
„ tens vervuld waren, zo dat hij. met geringe middelen aan<br />
„ nieüs gebrek leed; hij was met dat al in geen beboeftigen<br />
„ toeitand, verre van daar; ook deedt hij geen de minfte<br />
„ moeite om zig een andere bediening te verfchaffen; hij be-<br />
„ vondt zig in een vrijer toeftand, en tot een meerder genot<br />
„ van zig zeiven, ontheven van de vervelende bezigheid, om<br />
„ onderwijs te geven en Iesfen op te ftellen." Dit zijn de<br />
gevoelens die hij zelve in enen brief aan den Heer MINU-<br />
TIOLI betuigd, dat hem bezielden. Dan hoe weinig gevoel<br />
hij ook hadt over het verlies van zijne bediening, vergat hij<br />
egter JURIEU niet; want hij gaf niet alleen ene verhandeling<br />
tegens hem uit, ter gelegenheid van twee preken die deze<br />
onverdraagzame man ha.it gedaan, ten einde te betogen: dat<br />
het geoirlooft is Gods vijanden te haten. Beftaande deze verhan<br />
deling van BAYLE in een vliegend blaadje, getijteld: Nouvelle<br />
Herejie dans la Morale touchant la haine du Prochain, prechée<br />
par Monfieur JURIEU dans l'Eglife Wallonne de Rotterdam, les di~<br />
manches 24 de janvier & 21 de fevrier 1694, denoncte a toutes<br />
les Eglifes Reformées, £? nommement aux Eglifes Franfofes re-<br />
ceullies dans les -differens emlroits de leurs disperjïon; maar hij liet<br />
ook nog dat zelvde jaar drukken: Additions a fes penfées divey<br />
fes fur les Comités, waar in hij ene brochure van JURIEU tegens<br />
hem in 1690 uitgegeven, meesterlijk beantwoord, en teffens<br />
reden geeft waarom zulks niet eerder is gefchiedt. De drie<br />
of vier dagen die hij bezig was met dit antwoord te ver<br />
vaardigen , hinderden hem niet om al zijn vlijt en zorgen aan<br />
zijn Woordenboek dat men bezig was te drukken, te belleden.<br />
Weinig met zig zeiven ingenomen, vreesde BAYLE voor den<br />
goeden uitflag van dit werk, dan het algemeen voedde 'er een<br />
gunftiger gevoelen over, en verlangde 'er met ongeduld na.<br />
Het eerfte deel kwam in augustus 1695<br />
t e<br />
voorfchijn, en de<br />
beide andere delen, werden in eens uitgegeven in 11597. Een<br />
ieder weet, dat dit uitmuntend werk met ongemene gretigheid<br />
wierdt ontvangen, maar het bragt op nieuw de gistende gal<br />
van JURIEU weder aan 't zieden, en veroirzaakte een nieuw<br />
L 2 ge.
ÏÖJ, BAYLE. (PIETEK.)<br />
géfchfl tusfen BAYLE en hem; ook ontmoette hij een ander wek<br />
mg bezadigder tegenilrever van zijn Dictionaire, namelijk JAH<br />
Vk' CLERC , Hoogleraar op het kweekfchool der Rmonftranten tg<br />
Amjleidafr, en wel inzonderheid, over het artikel Manichéens;<br />
bewerende BAYLE, dat deze Secle grond hadt, om aan de<br />
Gillisten Godgeleerden zwarigheden te opperen, ten aanzien<br />
van het zedelijke en natuurlijke kwaad; LE CLEKC, om dit gevoelen<br />
te wederleggen, gaf een werkje uit, getijteid: 1'arrhafcncu<br />
ou penjées diverfes fur des matieres de Critique, d'Hijloire,<br />
dé Monde de Politique. BAYLE kwam hier weer tegens op;<br />
dit gefchil liep hoog, en zij lieten zig aan weerskanten uitdrukkingen<br />
ontvallen, die de vérdienften hunner geleerdheid<br />
niet weinig bezwalkte. LE CLERC beftempekie BAYLE, met<br />
de'haatlijkè namen van Godverzaker en Spinófist; en BAYLE be.<br />
fthuldigde LE CLERC, dat hij, zo geen Sociriiean, op zijn best<br />
genomen een Ariaan was, daar bij een groot fnorker, die in<br />
èlle zijne fchriften werk maakte, om de Godüjke openbaring<br />
Op los'fs fchroeven teftellen. De gefchillen die BAYLE met BER-<br />
XARD, Hoogleraar en Franfe Predikant te Leijden, en JAQUE-<br />
IOT, Predikant in 's Hage, over fommige uitdrukkingen in<br />
zijn woordenboek, betrekkelijk den Godsdienst voerde; wierden<br />
van weerskanten, op ene heusfer wijze behandeld.<br />
Dan hoe gretig de nijd ook gereed was, om met haar vergiftend<br />
fpog de letterarbeid van dezen wijsgeer te bezwad<br />
deren, wierdt egter dit woordenboek door alle Geleerden van<br />
fmaak' erkend, voor het nuttigde, leerzaamfte en tevens den<br />
leeslust uitlokkendften arbeid, waar mede het gemenebest der<br />
letteren in lange verrijkt was; geen wonder ook, want men<br />
vindt daar in ene uitgebreide verfcbetdenheid van onderwerpen,<br />
met geleerdheid, gezond oirdeel, vlugheid van vernuft,<br />
ên met dat al op een aangenamen trant verhandeld; de doorïugttgfteen<br />
aanzienlijke perfonaadjen van alierieijen godsdienst<br />
en landaart, worden daar in treffende naar 't leven afgefchilderd;<br />
hunne voornaamfte bedrijven en lotgevallen, met een<br />
vrije pen voorgedragen en onpartijdig beoirdeeld;' om kort<br />
te 'gaan, het is een werk, dat te regt voor een magazijn van<br />
• SS:
BAYLE. (PIETER) ifjj<br />
geleerdheid kan .gehouden worden. Onderwerpen over den<br />
godsdienst, zedekunde ; wijsbegeerte, welfprekendhsjd» g
168 BAYLE. (PIETER)<br />
ne werken fprak, die zij betuigde altoos met zig te voeren.<br />
De eerfte druk van BAYLE zijn Dictionaire uitverkogt zün-<br />
de, was hij bezig om 'er een twede in gereedheid te brengen,<br />
met aanzienlijke vermeerderingen verrijkt; deze kwam te<br />
voorfchijn, in het begin van 1702. Reeds bij de uitgave van<br />
den eerften, wierdt hij op nieuw zo als wij boven zeiden,<br />
door den heethoofdigen JURIEU aangevallen ; het is waar,<br />
BAYLE hadt in zijn Dictionaire, verfcheidene Hellingen en<br />
fchriften van dezen leraar vrij gevoelig aangerand; zulks zet<br />
te hem in vuur en vlam, en geenerlei middelen liet hij on-<br />
beproeft, om deze fchone lettervrugten van BAYLE, voor fcha-<br />
delijk en vergiftigend te doen doorgaan. Dit ging zo verre,<br />
dat hij tot bereiking van zijn oogmerk, zig niet alleen met een<br />
penneftrijd vergenoegde, maar zijnen koker V3n dieper won<br />
dende pijlen ontledigde, om ware 't mogelijk BAYLE tot in het<br />
innigfte van zijnen boefem te treffen. Hij hadt reeds daar van<br />
tegen hem afgefchoten, die hun doel bereikt hadden, met de-<br />
zen waardigen man zijn ambt te doen verliezen; dus dagt hij<br />
dat de op nieuws gefcherpte , van geen minder uitwerking<br />
zouden zijn, doch zulks mislukte hem, en zij ftuitten zonder<br />
enige fchade te veroirzaken, af. JURIEU ging namelijk heen, en<br />
ftookte den Walfen Kerkenraad van Rotterdam tegens BAYLE<br />
op; deze kerkelijke vicrfchaar benoemde hier op gevolmag-<br />
tigden, ten einde het Corpus deliBi te onderzoeken; zij ver<br />
vaardigden hier op enige uittrekzels van het woordenboek,<br />
waar bij zij hunne aanmerkingen voegden; hier van verflag<br />
aan hare committtenten gedaan hebbende, wierdt alles wel<br />
dra in' ftaat van wijzing gebragt, doch de vergadering aan de<br />
iegtmatige fpreuk denkende: audi e? alteram partem, begreep,<br />
dat men alvorens het vonnis te vellen, BAYLE moest horen;<br />
liij verfcheen dan op hun ontbod; hem wierden de uittrekzels<br />
en daar op gemaakte aanmerkingen voorgehouden, en ge<br />
vraagd , wat hij ter zijner verdediging hadt in te brengen;<br />
BAYLE zijn antwoord was eenvoudig, en beftondt hier in:<br />
„ dat dewijl hem onbekend was, over welke punten men<br />
j, voorgenomen ha.lt hem te ondervragen, hij zig voor dit pa?<br />
„ zou
BAYLE. (PIETER) ze<br />
il zou moeten vergenoegen, met in 't algemeen te betuigen :<br />
„ dat hij zeer veel hadt aan te voeren, om zig tegens de ver?<br />
„ fchillende befchuidigingen die men hém aantijgde, te regt-<br />
„ vaardigen; doch dat hij, ten einde öm aan de vergadering<br />
„ een langdurig en vervelend onderzoek te befparen, en blij-<br />
„ ken te geven, dat bevordering van vrede en lligting zijn<br />
„ ware doelwit was, liever alles wat aanftoot en ergernis<br />
„ hadt gegeven; in enen nieuwen druk wilde veranderen; en<br />
„ dat, indien hij enige dwalingen en ketterijen mogt hebben<br />
„ voorgedragen, 't welk hij egter in geenen dele geloofde;<br />
„ hij egter die nu opentlijk ontkende, zo als hij reeds in o-<br />
,, penbareu gefchrifte voor enige maanden gedaan hadt."<br />
Doch dit antwoord kwam de kerkelijke broeders te algemeetj<br />
voor; en men gaf hem daar op de aanmerkingen door den<br />
Kerkenraad op zijn woordenboek vervaardigd, in gefchrifte,<br />
met last om daar op te antwoorden. Dezelve betroffen in<br />
zonderheid de vijf volgende artikelen: i. De aanhalingen,<br />
uitdrukkingen en redeneringen , in ftaat tn'i kuisfche oren v.<br />
kwetzen. 2. Het artikel van DAVID. 3. Dat wegens de Mp-<br />
nichten. 4. Het gezegde ten aanzien van de Pijrrhoniste;i of<br />
Twijfelaars; 5. En eindelijk, de lof aan de zulken gegeven,<br />
die Gods beftaan of voorzienigheid ontkend hadden. BAYLE ant»<br />
Woordde voor de twedemaal: „ dat hij in ftaat was vele bs?<br />
„ wijzen ter zijner verdediging aan te voeren, maar dat hij<br />
„ nogmaals betuigde, bereid te zijn, om al het gene in zijn<br />
„ werk gevonden wierdt, dat enige aanftoo: koste geven, '
*5S BAYLE, (PIETER)<br />
„ tedere gemoederen 'er zig nier aan zouden kunnen ergeren;<br />
„ dat hij wat de Mankhéen betrof, voldoende getoond" hadt'<br />
„ hoe ongerijmd hij hunne Hellingen hieldt, en dat hij zulks<br />
„ in een twede druk nog nader wilde aandringen; dat hij zig<br />
„ als Gefchiedfchrijver in de noodzaak hadt gevonden, orn de<br />
„ tegenwerpingen van de Mankhéen in derzelver voile kragt<br />
„ te fchetzen, en dat hij in allen gevalle, ten dezen aa: zie; e<br />
„ niets anders gedaan hadt, dan 't gene de régtzinnigfte God^e-<br />
„ leerden dagelijks in weinige woorden doen, wanneer zij<br />
„ beweren: dat GODS heiligheid en goeeiheid, omtrent de zonden<br />
„ en ellende der menfehen een onbegrijpelijke verborgenheid is,<br />
„ welke wij gehouden zijn ootmoedig te aanbidden, verzekerd zij ï-<br />
„ de, dat, dewijl dezelve niet geopenbaard is, wij verpiigt zijn,<br />
„ de zwarigheden van onze zwakke reden, te doen zwijgen. Dat<br />
„ hij ten aanzien van andere Hukken, en in 't bijzonder be-<br />
„ trekkeiijk de aanwezigheid van de uitgeftrektheid en bevre-<br />
„ ging der lighamen, meermalen betuigd hadt, dat fchoon<br />
„ hij ene tegenweiping niet konde oplosfen, zulks egter hem<br />
„ tot geene reden verftrekte, om cue leer te verwerpen; dat<br />
„ hij aannam de tegenwerpingen da- Mankhéen nader te óver-<br />
„ wegen, en dat: zo hij enige opksfmg vondt, of zo de leden<br />
„ van den Kerkenraad hem enigen wilden aan de hand geven,<br />
„ hij die in het voordeligfle licht zoude voordragen; dat hij<br />
„ het zelvde antwoord gaf, ten aanzien van de Pijrrhonisten;<br />
„ en eindelijk, dat wat den lof betrof aan' de goede zeden van<br />
„ enige Godyerzakers gegeven, hij in een gefchrift op bewijzen<br />
„ gegrond zou betogen , dat hij zulks uit andere Schrijvers<br />
„ hadt overgenomen, ingevolge de wetten der gefchiedenis-<br />
„ fen, die de zeden en bedrijven, zonder aanzien van gods-<br />
„ dienst, geloof of gevoelens, regt doet, en niet vermag te<br />
„ verzwijgen, veelmin te verdraijen; dat gevolgelijk, die ge-<br />
„ Heidens niemand behoorden te ergeren; en om maar regtuit<br />
„ te fpreken, dat zij aan den waren godsdienst geen nadeel<br />
„ konden toebrengen." De gecommitteerden van den Kerken<br />
raad, gaven van dit alles verflag aan de vergadering, welke<br />
goedvond om van BAYLE te eisfen, dat hij zijn antwoord<br />
in
BAYLE. (PIETER) tt§<br />
in gefchrift zoude Hellen, zo als hij deedt. In dit Hul: be<br />
tuigde hij: „ nimmer een voornemen gehadt te hebben, iets<br />
voor zijn eigen gevoelen te willen uitgeven, dat enigzins<br />
„ tegens de geloofsbelijdenis der hervormde Kerk, in welke<br />
„ hij GOD dankte geboren te zijn, aanliep; dat indien 'er<br />
„ enige Hellingen van dien aart in zijn werk mogten gevon-<br />
„ den worden, dat hij egter niet geloofde, dezelve buiten zijn<br />
„ weten daar in moesten gefiopen zijn, en dat hij ze voor de<br />
„ zijne niet erkende; dat indien hij zig enige vrijheid hadt<br />
„ aangematigd, in zijne betoogtrant over de wijsbegeerte, men<br />
„ zulks aan den aart van zijn werk moest toefchrijven, het<br />
„ welk in grfchiedenisfen en aanmerkingen en niet in leerjicl-<br />
„ lingen beftond; dat de zorg dien hij gedragen hadt, om zij-<br />
„ ne wijsgerige redeneringen te doen firekken tot bevestiging<br />
„ van de voor de Kerk zo gewigtige voordragt, die wij den<br />
„ Socinianen altoos tegenwerpen, namelijk: dat men zijn ver-<br />
,, Jland moet gevangen geven, en geloven t gene GOD ons geopen-<br />
baart heeft, fchoon 't licht der wijsbegeerte, niet altoos daar m?-<br />
„ de ovcreenftemt, hem met grond hadt doen hopen, dat zijne<br />
„ Protestantfe lezers door zijne aanmerkingen en redenerin-<br />
„ gen zouden geftigt zijn, in plaats van geërgerd; en, dat<br />
„ het hem leed was, zo het anders mogt zijn uitgevallen."<br />
Na dat de Kerkenraad deze fchriftelijke verklaring van BAY<br />
LE hadt ontvangen , Heide zij ene acte op die wel overeen-<br />
komftig was met derzelver inhoud; doch met zodanige verkla<br />
ringen en bijvoegzels aangevuld, als de leden van die verga<br />
dering goedvonden; en hier mede nam de zaak een einde.<br />
Veie aanmerkingen en bijzonderheden., die BAYLE onder<br />
het famenftellen van zijn woordenboek voor den geest kwa<br />
men, en niet gevoeglijk ene plaats in hetzelve konden bekle<br />
den, vormde hij daar na een afzonderlijk werk van, onder<br />
de tijtel : Reponfe aux questlons dun Frovlncial, dat te Rot<br />
terdam in 1704, 1706 en 1707 in 't licht kwam; het befloeg<br />
vijf delen in 120, waar van het laatfle eerst na des Schrijvers<br />
dood is uitgekomen. Het eerfte deel bevat ene keurige verza<br />
meling van gefchied- en Ulterkvndige Mengelfchriften; de volgcr.-<br />
L 5
BAYLE. (PIETER)<br />
den beftaan meest uit brieven aan den Here Kixc ov^V?<br />
bhjpyov.g van het goed en hvaad; aan BERWARD, betrekkelijk<br />
het r GÓDS fc^ CT a s ^ M ^ foefeWfitf & £<br />
genen* overeenflemming der verjckülcnde volkeren; en aan LE<br />
CLERC, over de voorttelendc Natuur, en het gevoelen van ORI-<br />
«HIS. In februarij 1704 , gaf BAVLE een vervolg op zijn<br />
werk over de en in julij daar na nog een twede<br />
öeeh In het eerfte onderzoekt hij de tegenwerpingen waai<br />
meae men zijne Hellingen over de Kometen heeft zoeken te be-<br />
ftnjden; en het laat/ie deei is ingerigt, om nader het reeds<br />
aangevoerde bewijs in zijn eerfte deel betoogd aan te dringen-<br />
dat namelijk de Heidenfe Afgoderij, nadeliger is dan de OnJ.<br />
aisterij.<br />
In weerwil der vervolgingen die deze uitmuntende léttert<br />
he.d te Rotterdam moest ondergaan, verloor hij egter in 't eëi<br />
«ngfte niet van die achting, welke hij bij lieden van den eer-<br />
Ren rang m aanzien en geleerdheid, hadt tot zig getrokken j<br />
integendeel, verfcheidene grote Héren zogten hem aan, om op<br />
zeer voordelige voorwaarden bij hen inwoning t e nemén De<br />
Graav VA N Huim K 0 T Ö N i n Engeland, bood hem een jaarlijkfe<br />
lijfiente aan van 200 pond ilerlings,- met alle de vrijheid en<br />
genot van vermaken die hij zou kunnen verlangen. De Graav<br />
VA N<br />
ALCEMARLE verlangde ook zeer gretig dat hij zijn intrek<br />
bij hem m Hage mogt nemen, tén dien einde zondt hij den<br />
Baron VAN. WALEF naar Rotterdam; om 'er hem het voorftel<br />
van te doen; deze vernieuwde zijne aanzoekingen in enen<br />
brief dien hij hem fchreef, waar in hij de fterkfte drangredenen<br />
aanvoerde, ten einde hem hier toe over te halen; onder meer<br />
andere uitlokkende redenen, hem voorhoudende: „ dat hij<br />
t t e r d a i , :<br />
" *°<br />
e n o e<br />
S ~ d o o r<br />
*§n verblijf vereerd hadt, en dat de<br />
„ hoofdplaats van Holland, met alle derzelver voorreden<br />
» wettige aanfpraak hadt, om hem aldaar een verblijf te doen<br />
„ kiezen, boven dat van ere koopftad; voorts fchetfte men<br />
„ hem de eerbied en hoogachting, die hij daar onwederfpreke-<br />
„ hjk zou genieten; rijkvoorziene boekerijen en aangename wan-<br />
„ delingen waren op hem wagtende, ten einde aan zijne wijsbe-<br />
iigeer- ö
BAYLE. (PIETER) I~I<br />
„ geerte tot voedzel te verftrekken, en hem teffens te vervro-<br />
„ lijken." Mijlord ALBEMARLE fchreef hem vervolgens nog<br />
eigenhandig, de fterkfte drangredenen gebruikende om hem<br />
over te halen; doch alles was te vergeefs: BAYLE antwoordde,<br />
dat indien men hem zodanig aanbod enige jaren te vore" ge.<br />
daan hadt, hij zig gelukkig zou geacht hebben, maar dat zijn<br />
tegenswoordige toeftand, hem niet toeliet om zulks aan te<br />
nemen. >.<br />
BAYLE wierdt in meij 1706 van zware zinkingen op de<br />
borst, hoest en binnenkoorts aangetast, hier kwam ene ver<br />
magering bij, die dagelijks meer en meer toenam; hij wilde'<br />
egter volftrekt geene geneesmiddelen gebruiken; en was van<br />
begrip, doordien zijné moeder en enige anderen van zijne fa<br />
milie aan ene gelijkfoortige kwaal overleden waren, dat 'er<br />
geen hoop voor hem overbleef, maar hij daar aan insgelijks<br />
zou moeten fterven. In deze ziekelijke toeftand was hij egter<br />
niet bedrijveloos, maar hij vervaardigde een werk waar aan<br />
hij den tijtel gaf, van Entretiens de Maxime & de Ti:emiste,<br />
(trekkende tot verdediging van 't gene zijne vijanden tegens<br />
zijne godsdienftige gevoelens aangevoerd hadden. Dit werk<br />
is kort na zijn overlijden in 't licht gekomen. In tusfen nam<br />
de ziekte van BAYLE in augustus van dit zelvde jaar zeer<br />
aanmerkelijk toe, zonder dat hij was te bewegen, om en.ge<br />
geneesmiddelen te gebruiken. ,, Een kwijnend leven komt<br />
,, mij erger voor dan den dood; en, het is beter de natuur<br />
,, haren gang te laten gaan, dan haar door geneesmiddelen<br />
,, zoeken te dwarsbomen;" zegt bij in een van zijne brieven,<br />
daar hij verders bijvoegd: ,, zij zal vaardiger in hare verrig-<br />
„ tingen zijn; geneesmiddelen zouden flegts dienen om dit<br />
f, zukkelen, enen korten tijd te verlengen; mijn enig middel<br />
,, is, zo weinig te fpreken als mooglijk, want het minfte<br />
„ fpreken valt mij lastig; derhal ven geef nog ontvang ik van<br />
„ niemand bezoek; mijne beste vrienden hebben zulks inge-<br />
„ willigd; zo het al mooglijk ware, dat ik mij in déze een-<br />
zaamheid ten enemalen van werken koste onthouden, is het<br />
niet gezegd, dat mij zujks beter zou bekomen, dan de tijd-<br />
„ kor-
*?J MTLËi (fiETER)<br />
* ^ f l<br />
k<br />
"*<br />
D U t e r f c h a f<br />
> om enige zetrvmig,<br />
h fehriften die men goedgevonden heeft tegens mij uit te gT<br />
ƒ, ven, te wederleggen; het is hier toe, dat ik de kragten be-<br />
„ fteue die mij nog ziin bijgebleven "<br />
Intusfen verfpreidde zig de tijding van den gevaarlijken toe.<br />
ftand waar m z,g BAYLE bevondt, onder de Geleerden in aiie<br />
gorden van Europa. LA RÖQ«E; zijn boeiemvriend, ver<br />
kreeg van den beroemden FAGON, eerften liifartz van Lom?<br />
TVYK IOEN XIV, een treffelijk medicinaal voorfchrift, waar van<br />
het begm dus luidde: „ Men kan niet zonder fmerte ontwaar<br />
i, werden , dat de onvérfchilligheid voor het leven den<br />
h r<br />
° e i n i i j k e n B A Y L E h c : f t b c<br />
^gen, den voortgang ener ziekte<br />
„ te verwaarlozen, waar van dc minfte beginzels gevaarlijk<br />
,-, zijn. Hier op fchreef bij hem een mtftekend heilzame levensregel<br />
voor, zonder het gebruik van enige geneesmiddelen;<br />
en befluit zijn voorfchrift met deze Woorden: „ Van harten<br />
„ wenste ik, dat men al dezen bedwang koste befparen, en<br />
„ dat het mogelijk ware, een hulpmiddel uit te vinden, zo<br />
„ voortreffelijk als de vérdienften van den genen, voor tóen<br />
„ het gevraagd wórdt." Dan nauwelijks was dit voorfchrift<br />
met oen post van Parijs naar Rotterdam argevaardigd , of de<br />
mare verbreidde zig reeds, dat BAYLE overleden wat Schoon<br />
deez wijsgeer zijnen dood lang voorzien hadt, zonder daarna<br />
te verlangen of te vrezen, overviel hem egter dezelve enrgermaten<br />
onverwagt, want na den gantfen vorigen dag gewerkt<br />
te hebben, gaf hij >s avonds het aflehrift van zijne Eittretiens<br />
de Maxime g> ThemLte, ftrekkende ter wederlegging van TA-<br />
QUELOT en LE CLERC, aan den correcter van zijnen drukke,<br />
Lm»; hier op •« anderendaags morgens korten tijd gefproken<br />
hebbende met de vrouw bij wien hij huisveste, klaagde hij<br />
over koude, en verzogt haar een weinig vuur te brengen; doch<br />
eer deze te rug kwam, was hij reeds overleden; want het gezwel<br />
in de borst of long opengebroken zijnde , flikte bij m<br />
het bloed en den etter, en wierdt geheel gekleed op zijn bed<br />
dood gevonden, op den 2£ december 1706, hebbende hij den<br />
ouderdom bereikt van 59 jaren, 1 maand en 10 dagen. De<br />
Heer
BAYLE. (PIETER) 173<br />
Heer JAKOB BASNAGE, die hij tot uitvoerder van zijn laatfle<br />
wil hadt aangefteld, nam terftond alle zijne papieren in ver-<br />
aefcering, en liet hem meteen aanzienlijken ftoet in de walfe<br />
kerk te Rotterdam begraven, aan welkers armen hij 100 gul<br />
dens hadt gelegateerd. Verders befprak hij bij uiterfte wille,<br />
loooo guldens in geld aan den Heer BRüfeuiBRE zijnen neet van<br />
'S moeders zijde, benevens alle zijne Handfchriften, uitgezon<br />
derd alleen de artikels die hij voor het aanhangzel van zijn<br />
woordenboek hadt famengefteld, welke hij aan den Boekver<br />
koper LEERS legateerde. Alle zijne theologife boeken en die<br />
tot de kerkelijke gefchiedenis behoorden, fchonk hij aan den<br />
Heer JAKOB BASNAGE, en de overigen aan den Heer PAETS,<br />
Ontvanger van de Admiraliteit te Rotterdam, tot een blijk van<br />
erkentenis, voor de weldaden dien hij van deze aanzienlijke<br />
familie hadt genoten; voorts gaf hij aan de juffer PAETS een<br />
gouden medailje, die hem door den Graav VAN DOUNA waS<br />
gefehonken. Zijn testament gaf gelegenheid tot een proces,<br />
't welk voor *t Parlement van Touloufe is bepleit. Zijne erf<br />
genamen ab intestato, zijnde zijne naaste bloedverwanten, be<br />
weerden namelijk, dat ter zake van godsdienst voortvlugtig,<br />
en in een protestants land geftorvèn zijnde, hij niet over zijne<br />
goederen hadt kunnen befchikken, en diens vo'gens' zijn testa<br />
ment nul en van geener waarde was; men kan niet ontken<br />
nen , dat de aanleggers, de edikten, verklaringen en gewijs*<br />
dons op hunne zijde hadden, die voor hen pleitten; dan het<br />
Hoge Ceregtshof begreep egter, dat 3<br />
-er uitzondering moest<br />
plaats vinden ten aanzien van zulk_ een verdienftelijk groot<br />
man, en zij bckragtigden zijne laatfte wil.<br />
Wij zullen dit artikel eindigen, met ene karakterfchets van<br />
dezen groten wijsgeer aan onze lezers mede te delen, benevens<br />
ene optelling der Handfchriften welke na zijnen dood zijn ge<br />
vonden. BAYLE was tenger van geftalte, en van een onge<br />
zond geftel, en zodanig onverfchillig voor een lang leven,»<br />
dat hij voor 't behoud daar van weinig zorg droeg; buiten<br />
gemeen nugter en matig, was hij in het gebruik van fpijs en<br />
drank; haakte naar aanzien noch fclutten, en wist zig 00»<br />
ge-
' H BAYLE. (PIETER)<br />
gemeen wel naar de omftandigheden te fchikken en zuinig te<br />
behelpen. Van aart goedhartig, zeer gezellig i„ het best van<br />
zijn leven, en aangenaam in de verkering, die t zij m e n<br />
boerte of ernftig fprak, altoos leerzaam was; voorts was fa»<br />
beleefd en vriendelijk tegens een ieder, tederhartig en gedien-<br />
Rig ten aanzien van zijne vrienden, ongemeen liefdadig voor<br />
den armen, en teder na zijne vermogens zorgende voor huis<br />
gezinnen, die hij wist dat in kommer zaten; ook was hij zeer<br />
kuis en ingetogen bij vrouwen; om kort te gaan, BAYLE was<br />
^berispelijk in zeden, en onopfprakelijk in wandel. Een<br />
grootfe ziel huisveste in zijn zwakke lighaam; zijn geest was<br />
fchrander en doordringend, hij hadt een fijn gevoel en- le<br />
vendige verbeeldingskragt, vlug en vrugtbaar in voortbreng<br />
zelen van nieuwe gedagten; hij bezat een Aaien geheugen,<br />
en wist zig lang voorledene zaken met derzei ver geringde om-<br />
Rand:gheden, te herinneren. In de gefchied- en letterkunde<br />
was hij boven alle roem ervaren; en dat hij een goed wijs<br />
geer was, inzonderheid wat de bovennatuurkunde betreft, zul<br />
len zelvs zijne ergfte vijanden niet betwisten. In zijn fchrijven.<br />
was hij vrij, en durfde zijne gedagten over allerlei onderwer<br />
pen, zelvs den godsdienst, onbewimpeld voordragen; dan in<br />
zijn fpreken, was hij zo rondelijk niet, en bovenmate omzig-<br />
tig; want het is ene bekende zaak, dat verfcheidene vermaar<br />
de mannen van onderfcheidene gewesten, uitgelokt door zijn<br />
vrijmoedig fchrijven, hem voor enen vrijgeest houdende, zig<br />
bij hem vervoegden, om nader onderrigtingen, doch hij wees<br />
. hen telkens van de hand, betuigende, dat hij zeer te onregt<br />
jan vrijgeesterij verdagt werdt gehouden; dat zijn vrijmoedig<br />
fchrijven alleen was ingerigt, ten einde de geopperde zwarig-<br />
heden door anderen, die in meerdere geleerdheid dan hij uit<br />
blonken, mogten uit den weg geruimd worden; en tellens<br />
ook, om de noodzaaklijkheid van het erkennen en aannemen<br />
der Christelijke openbaringe, op het gemoed te drukken en<br />
aan te dringen. Voorts wordt 'er van hem getuigd, dat hij<br />
zeer nieuwsgierig van aart was, en gaarne alles wist, zelvs.<br />
tot het geringfte toe, wat 'er in de wereld, inzonderheid ten<br />
aan-
BAYLE. (PIETER) ,j 7 ?<br />
ganzier} van de geleerdheid omging; en dat een vrefflndeling.<br />
die hem iets wist te berigten, wegens de ftaat der geleerdheid<br />
aan uitlandfe Hogefcholen, bijzonder welkom was, en op da<br />
vriendelijkfte wijze werdt ontvangen. Zeer arbeidzaam e;i<br />
onvermoeid was hij in 't fhideren; tot op den ouderdom vair<br />
40 jaren, heeft hij 14 uren daags gewerkt; en hij'fchreef op<br />
zekeren dag aan den Heer DES MAIZEAUX, dut het hem niet<br />
heugde, zedert den ouderdom van 20 jaren, enigen ledigen tijd ge<br />
had te hebben Zijn fchrijftrant was levendig, ftotit, natuurlijk,<br />
vloeijende en tamelijk regelmatig, maar zijn fterk geheugen ca<br />
ongemene geleerdheid, deden hem niet zeiden in lange en<br />
leerzame tusfenredencn uitweiden , weike hij egter als een<br />
vrugtbare bron, altoos weer tot de gevolgen wist te leiden,<br />
dien hij daar uit wiide doen voortvloeijen.<br />
Dusdanig mensch is BAYLE geweest lezer! flegts flauwe trek<br />
ken van ons onkunftig penfeel, hebben hem gefchetst; maar<br />
om een regtfehapen denkbeeld van dezen wijsgeer te bekomen,<br />
moet men zijne werken,lezen; daar ontmoet men een onuit<br />
putbare fchat van geleerdheid, wijsheid, vlug vernuft, en fijn<br />
oirdeel, die zijn ware afbeeidzel fchilderen. En dezen let<br />
terheld , dezen waren menfehenvriend, moest om dat hii<br />
'•Hellingen leraarde, die tegens de dweperij en het bijgeloof<br />
ingerigt waren, de gevoelens van kirrciige Geleerden weer-<br />
leide, die geen tegenfpreken kosten verdragen, zig door fom<br />
mige menfehen aangevallen zien, die zig als zijne tegenflre-<br />
vers opwierpen, en waar van de vijandigfte was, den onver-<br />
draagzamen P- JURIEU, een man zo befaamt wegens zijne dro<br />
merijen, over de prophetien, en zijne verbijsterde misrekening<br />
ten aanzien van derzei ver vervulling; deze zig noemende een<br />
gezant der vredevorst, van den liefderijken JESU£, deze zeg<br />
ik, niet te vrede van door zijne onchristelijke kuiperijen te<br />
hebben bewerkt, dat aan BAYLE zijn Hoogleraars-ambt en dus<br />
een voornaam gedeelte van zijne kostwinning wierdt benomen,<br />
hem daar te boven nog voor een landverrader en een atheïst<br />
zogt te deen doorgaan; dan onze wijsgeer mogt te regt met<br />
CATO , tot zijnen troost zeggen: _<br />
Esto
373 BAYLE. (PiETER)<br />
Esto animo forti, quumfis damnatus inique;<br />
Nemo diu gaudet, qui Judice vincit iniquo.<br />
Nu nog iets volgens belofte, betrekkelijk de handichriften<br />
welke 'er na BAYLE'S dood, van hem zijn gevonden; die wa<br />
ren, i . Disfertationis fuper Virgilü fc? Homeri Poem'atis. mpet<br />
a quodam Gallo compofita refutatio: inchoata 9 decembris 1671<br />
Dit gefchrift is tegen P. RA PIN ingerigt. 2. Amico fuo carisfimó<br />
ac plurimum colendo JACOBO ABBADIE Epijiola, fuper qucestione,<br />
an Deus posjit japientiori perfeUiorive modo fe gerere, quam de facie<br />
fe gesfit? Dit is een brief van den lieer ABTADIE, over de<br />
vraag; of GOD een wijzer en volmaakter ontwerp van gedrag<br />
heeft kunnen volgen, dan hij gedaan heeft? 3. Bcelius Fetifmi;<br />
vel Responfte BMLII ad Obfervationes Fetifonis fuper Epijiola pro;-<br />
ditïa. Antwoord op de waarnemingen van den Heer FETISON,<br />
over den voorgemelden brief. 4. Colleclanea qucedam, ad Chrono-<br />
logiam, Geographiam & Hifloriam peninentia. Verzameling over<br />
de tijdrekenkunde, aardrijkskunde en de gefchiedenis. 5. Lee-<br />
tiones Hiftoricce. _ Deze Iesfen maken een lighaam van geichie-<br />
denisfen uit, beginnende met de fchepping der wereld 5<br />
tot op<br />
de roomfe Keizers; de tijdrekenkundige gebreken der fcbrij-<br />
vers worden 'er in aangewezen, en de allerzwaarfte tijdftip-<br />
pen der gefchiedenis, erlangen 'er opheldering door. 6. Lee<br />
tiones Philojophica. Deze wijsgerige Iesfen zijn vermengd met<br />
verfcheidene geleerde aanmerkingen, en SPINOSA werdt 'er op<br />
ene bondige wijze in wederlegd. 7. Curfus Philofophicus. Dit<br />
ftelzel van wijsbegeerte, is in vieren afgedeeld, de hgica, de<br />
zedeleer, de natuurkunde en de bovennatuurkunde. In de logica,<br />
geeft BAYLE de redenen op, welke 'er aanwezig zijn, om ons'<br />
aan vele zaken te doen twijffelen en in het onzekere te hou<br />
den, en ter zeiver tijd doet hij zien, dat 'er verfcheidene<br />
kundigheden beftaan, die alle de eigenfehappen bezitten, wel<br />
ke de wetenfehap vereist, zo als men gewoon is zig in de<br />
fchoolfe geleerdheid uit te drukken. In de natuurkunde, doet<br />
hij onderzoek na de oirzaken der verf hijnzelen, en lost die-op<br />
met ongemene klaarheid eji nauwkeurigheid. 8. Abregt des<br />
vies
BAYLE. (PIETER) 177<br />
mes des Hommes illujlres de PLUTARQUE , fur la traduiïion D'A-<br />
*rroT, avec des receuils ou extraits de V'Hijloire Romaine, qui jet-<br />
vent d lier les vies des illujlres Romains. In dezen verKorten PLU-<br />
TARCHUS , die allerfchoonst is behandeld, vult BAYLE de ledi<br />
ge vakken aan, door andere Gefchiedfchrijvers, zo dat het<br />
nu een gants volledig lighaam ople< ert van de Romeinfe ge-<br />
fchiedenis. 9. Indice Hijtorique. Dit register beftaat uit ene<br />
verzameling van alle het gene BAYLE als zondeiling en we<br />
tenswaardig, uit de door hem gelezene Gefchiedfchrijvers heeft<br />
opgetekend. Hij maakte 'er reeds een aanvang mede in 1672.<br />
De onderwerpen zijn 'er in een alphabetife orde gerangfchikt;<br />
bij voorbeeld onder letter A, handelt hij van de Oudheid<br />
(Avtiquité) van Afkomst, waar over de Egijptenaren en andere<br />
volken zig beroemen; onder letter B, befchrijft hij enige ge<br />
denkwaardige Batailjes, en den eerdienst aan de Beesten of Die<br />
ren bewezen, enz. Ook zijn 'er in dit deel, enige afgezon<br />
derde verzamelingen, die betrekking hebben tot de tijdreken<br />
kunde en de gefchiedenisfen. .10. Jugemens ou Journal de Lit-<br />
terature. Deze verzameling bevat oirdeelkundige aanmerkin<br />
gen , over de boeken die hij gelezen heeft, of die men hem<br />
door brieven als anderzins heeft leren kennen, ir. Brieven<br />
over het gefchil van GIRAC en van COSTAR, en enige andere<br />
brieven over verfcheidene onderwerpen. 12. Redevoering van<br />
den Marfchalk VAN LUXEMBURG aan zijn Regters, en een brief<br />
ter gelegenheid van die Redevoering. 13. Brief over de ge-<br />
fchiedkundige Twiiffelmg (Pijrrhonismus). 14. Brief ten einde<br />
de Gereformeerden te regtvaardigen over het eerfte opvatten<br />
van wapenen. 15. Gefchied- en oirdeelkundige Brief over<br />
de bijeenkomst te Pnisftj. Deze drie Brieven waren voorbe-<br />
ftemd, om te dienen tot een vervolg op de Nouvelles Lettres<br />
fur ï'Hijloire du Calvinisme de Mr. MAIMBOURG. 16.*Discours<br />
hiftorique fut la vie de GUSTAVE ADOLPIIE, Roi de Snede. "Van<br />
dit werk zijn flegts de beide eerfte Hoofdftukken voor handen ,<br />
maar deze zijn zeer uitgebreid. BAYLE heeft die ongetwijffeld<br />
na het jaar 1683 opgefteld, want 'er wordt van het laatfte be<br />
leg van Wenen door de Tinken in gefproken. Het eerfte Hoofd-<br />
11. D E E L. M . doel,
S.73F BAYLE, (PIETER}<br />
deel, bevat de daden van AUGUSTUS tot het Befhnd met Polei*<br />
in-TÖ2p gefloten, enigen tijd voor dat hij in Duitsland kwam-,-"<br />
óm Keizer FERDINAND DEN II, te beoorlogen. Het twede han<br />
delt'over'den oirfprong van het Oostenrijkfe Huis, en der ver-<br />
frhilleride gefleldheden waar in het zig beeft bevonden. 'Men<br />
geeft *'er de karakterfchets op van'de laatfte Keizers, en men<br />
dcèt'blljken dat FERDINAND DE II, zig alle zijne ongevalicn op<br />
denhals'haaide, en de magt van het Oostenrijkfe Huis ver<br />
nield?door'het oor aan de raadgevingen 'der Spanjaarden te<br />
hebben geleend, en door de Protestanten op zulk ene wrede<br />
wijz'e'te hebben vervolgd. -Hit Hoofdftuk bevat teffens, het<br />
gene''er'in Duitsland en Bohemen tot op het jaar 1620, is ge<br />
beurd." Jammer is het dat BAYLE dit werk niet voltooid heeft;<br />
maai- zo onvolkomen als het ook mag zijn, en fchoon 'er de<br />
ftijl yan verwaarloosd is, wordt men egter ontwaar, dat het<br />
uit'een'meesterlijke hand voortvloeit; men ontmoet 'er ge<br />
noegzaam''''op elke bladzijde oirdeelkundige en geestige aan<br />
merkingen, benevens levendige en ftoute trekken in, zo wel<br />
ten' 'aanzien van 't gene betrekking tot de zaken als perfonen<br />
heeft; ja men kan Iet met ruimte als een model, den Hiftorie-<br />
fchrijvers aanpiijzen. Alle deze ftukken zijn geplaatst in het<br />
IV. Deel van zijne Oeuvres diverfes in folio, in 1727 gedrukt<br />
Van de 'DiBionaire Hiftorique, zijn alleen in Holland vijf bij<br />
zondere drukken, in 't licht gekomen, als de eerfte te Ratter-<br />
damin'~i697; de tweede genoegzaam de helft vermeerdeid<br />
mede'te Rotterdam, in 3 Delen in folio, in 1703;'de derde<br />
druk, boor PROSPER MARCHAND bezorgd, en met de Artikels<br />
welke BAYLE bij zijn overlijden aan den Drukker LEERS hadt<br />
gelegateerd, vermeerderd, kwam in 1720 ook te Rotterdam in<br />
4 Dilen in folio te voorfebijn; voorts heeft men de onge<br />
mene fraaije drukken van dit werk in 1730 en in 1740'door<br />
e n<br />
^<br />
KOinpagniefchap van Amfteldamfe en Lcijdfe Boekverko<br />
pen bezorgd, mede in 4 Delen in folio; wordende deze twee<br />
la'ariTeh voorde beste drukken gehouden; nog heeft men een<br />
druk Van dit werk in" 1734 te Parijs of Trevoux 'vervaardigd,<br />
voor een Hollav.dfe willen doen doorgaan. Ook is het te Ge-<br />
neve
BEATRIX, .. M<br />
imve in 171? nagedrukt, en te Bazel in 1731. Insgelijks heeft<br />
Hieii 'er een gedrukte vertaling van in het Hoogduits, en ook<br />
in het Engels, welke laatstgemelde aanzienlijk door Geleer<br />
den van die natie is vermeerderd, en 't welk ook aanleiding<br />
heeft gegeven, tot den arbeid van den Heer JAQ. GEORGE DE<br />
CnAUFErié, wiens Nouveau DiBionaire Hiftorique fjf Critique<br />
pour Jervir de Jupplement ou de confimiation au DiBionaire Hiftorique<br />
Critique de Mr. PIERRE BAYLE, gedeeltelijk is famengefteld,<br />
uit de vermeerdering den Engeljen druk toegevoegd; en die,<br />
in 1750, in 4 Delen in folio te Amfteldam gedrukt, is uitge<br />
komen. —— MORHOVIÜS I. Polyh. Liter. c. XVI. g. 47. p.<br />
178. Tom. I. Jo. FAERICII, Hiftor. Biblioth. Part. III. p. 174.<br />
Jo. FRANC. BUDDEUS, in Hift. EccleJ. V. T. p. 66. DAN. FRID.<br />
PÖNMANNI, Vitte. Wttteb. 1714. 8vo. p, 101-115. J. B;UJC-<br />
KERI, Hift. Crit. PUI. Tom. IV. p. 574-603. £f in Apend. J.<br />
Vol. VI. p. 775-778. C. II. HEUMANNI, Via ad Hift. liter,<br />
p. 406. J. M . GESNERUS, ad JJagogen. g. 782. p. 87. C.<br />
SAXI, Onomast. liter. Pars V. p. 318, 319. NICERON, Mem.<br />
pour Jervir a l'Hift. des Hommes illujlres. Tom. VI. p. 251-<br />
300. Vie de Mr. BAYLE par DES MAIZEAUX : h la tite des édii<br />
tions de 1730 &? 1740 du DiBionaire. Nouveau DiBionaire &C.<br />
par J. G. DE CiiAUFEPié, Tom. I. let. B. pag. 131-156. Le-<br />
vensbejehr. van enige voorname Mannen en Vrouwen, IV. D. bl.<br />
I--47-<br />
BAIJUS, zie BAJUS.<br />
BEATRIX, 't welk de Gelukkige betekend, is de naam wel<br />
ke aan een klein wigt wierdt gegeven, 't welk op ene zonder<br />
linge wijze door de Goddelijke Voorzienigheid bewaard wierdt,<br />
ten tijde van den geweldigen watervloed in 1421, die boven<br />
al de Zuidhollandje Waard trof, en een verbazende menigte<br />
van Parochiën en Kerken verflond, te Dordrecht in zijn wieg<br />
en van ene kat verzeld, na lange op de golven gedobberd te •<br />
hebben , behouden kwam aandrijven. Daar wordt bij ver<br />
haalt, dat aan de kat menfchelijker wijze de behoudenis van<br />
het kind moet worden toegefchreven, doordien die, wanneer<br />
M 2 «te
m BEAUMONT. BEAUMONT. (DIRK VAK)<br />
wieg door het water, aan de ene zijde door het fiingere!i<br />
Overhelde, de kat aan de andere zijde fprong, en daar door<br />
de wieg In evenwigt wist te houden, 's Meisjes doopnaam,<br />
onbekend zijnde, gaf men haar den naam van BEATRIX. Tot<br />
3 wbaarheid gekomen zijnde, trad zij in den egt met enen<br />
JAkpr; ROEROM, uit wiens Ram en huwelijk vele aanzienlijke<br />
geilagten zo omftreeks als buiten Dordrecht, hunnen oirfprong<br />
tffleiden, als die van ROEROM, VAN DEN HAVERT, VAN DER<br />
HULK, VAN KAFTEL, BOUFKENS, VAN HOUVELINGEN, PIETER<br />
VAN WYNGAARDEN, en meer anderen. Iets dergelijks is gebeurd<br />
té S;ae'-: } in 1570. SCHOTAN., Friesfe Hift. bi. 757. Ter zei<br />
ver tijd kwam, op de hanebalk van een omgefpoeld huis, aan-<br />
';\en, PIETER DIRKSZ., benevens zijne huisvrouw, zijnen<br />
ijóoil PIETER DIRKSZ. , en twee dogters BEELTJE en MATTE, uit<br />
wciken DIRKSZ., mede vele familien in Dordrecht hunne afkomst<br />
fekélien. M . BALEN, Befchr. var. Dordreclit, bl. 770.<br />
BEAUMONT, is de naam van een aanzienlijk Hollands<br />
geflagt, waar van zedert het jaar 1421, de afftammelingen<br />
«iet alleen, de aanzienlijkfte. waardigheden binnen de ftad<br />
Dordrecht, maar ook veelvuldige Raatsambten ten dienfte van<br />
het gemenebest hebben bekleed, en zig zo wel in de manne<br />
lijke als vrouwelijke linie, met de. eerfte en aanzjeniijkfte fa<br />
milien hebben vermaagfchapL Men vindt hier van uitvoerige<br />
geflagtlijsten bij . M . BALEN, Befchrijving van Dordrecht.<br />
bh 029-937, en ABR. FERWERDA, GeneaL Wapenboek, 1785,<br />
I. Deel,<br />
BEAUMONT (DIRK VAN), een afftammeling van het bo<br />
vengemelde geflagt, was in het jaar 1481 Burgemeester te<br />
Dordrecht^ en deHoelfe factie toegedaan, alwaar die partij thans<br />
meester was; doch die ftad werdt door de Kaieljawwfen, op<br />
den 5 april van genoemde jaar, onder bevel van Here JAN<br />
VAN EGMOND verrast; hij hadt tot dien einde, enig gewapend<br />
volk verfteken in het fchip van JAN MATTHYSZOON , en nog<br />
een ander; Wélken, boven met rijst geladen, bij klaren dag,<br />
Jë ÖüdÖ haven invoeren; 't volk fpoedig ontfehcept zijnde,<br />
pveh
, BEAUMONT, (DIRK VAN) ,§-5<br />
'overviel de Hoslfen onverhoeds. Dé Burgemeester Gii-'us.<br />
ADRIAANSZOON , wierdt zodanig bedremmeld door deze. onver-<br />
wagte overrompeling, dat hij een 'koperen pot in plaats vgn<br />
een ftormmuts op het hoofd gezet hadt; hij benevens den On-<br />
derfchout, wierden vegtenderhand dood geflagen; véle ande<br />
ren , en onder dezen, de Schout WESTPALING , en de Burge<br />
meester DIRK VAN BEAUMONT, gevangen genomen, en naar<br />
\ Hage gevoerd. De verdreven' Dordfe Kabeljauw/en, vonnis<br />
ten Hove in hun voordeel bekomen hebbende, kwamen we-<br />
deiom binnen, en maakten zig meester van 't bewind der fta'j.<br />
Hertog MAXIMILIAAN, hadt zig reeds in de vasten j naar<br />
Breda begeven, ten einde op enige bewegingen in Gelderland<br />
een wakend oog te houden; doch hier het bemagtigen van<br />
Dordrecht verftaan hebbende, begaf hij zig omtrent den 8 aprii<br />
naar Rotterdam; hier reisden de Dordfe Gemagtigden naar toej<br />
en hielden hem voor: „ dat de ftad laatftelijk, alleenlijk in-<br />
„ genomen was, om 's Hertogen vonnis ter uitvoeringe tz<br />
,, flellen; dat men dezelve verder ten zijnen dienfte bewaren<br />
„ wilde, en dat men hem flegts zijne toeftemming tot de ge<br />
„ maakte verandering vetzogt." Voorts boden zij den Her ;<br />
toge de fleutels der ftad aan, en fielden hem hunne gevange<br />
nen in handen; de Hertog, geheel op de Êabeljauwfe zijde }<br />
ftondt hun geredelijk 't verzogte toe; en, omtrent drie we<br />
ken later, kwam hij in die ftad, brrnicttmciiue albaar/ dus<br />
luidt de oude aantekening, utat frjncc jf>JincelijHe niogentijcib /<br />
bij nmbtfie en $cmccr pjcjuöictc ban be Dnbifeajen en ïïccljtcu<br />
ber frab / Dat «JrVraht en bic iBet. Van hier, trok hij naar<br />
Gouda en Schoonhoven, alwaar hij insgelijks, de verandering<br />
door de Kabeljauw/en gemaakt, bekragtigde. Leijden, welk<br />
nog belegerd gehouden werdt, lei eerlang, geen aniëre uit<br />
komst ziende, het hoofd in den fchoot; de Overfte BROEK?<br />
JIL'IZEN, bedugt voor de magt van MAXIMILIAAN, ruimde met<br />
zijn onder hebbende volk, de ftad. De Hertog vertrok, op<br />
den 17 april, te fchepe van Gouda naar Leijden; te Leijder-<br />
dorp aan land geflapt, werdt hij ontmoet door de vootnaaiiiftc<br />
l-eijdfe burgers, i» rouwgewa-d, die hem de fleutels dei' ftid.
iZz BEAUMONT. (DIRK VAN)<br />
aanboden, en op de knieën om genade fmeekten; zij verwier<br />
ven dezelve, op agttien mannen na, met welken de Hertc<br />
zijnen wil wilde doen; ook werden 'er kort daar na, zes te<br />
Leijden geregt; en onder dezen, DISK POTTER VAN DER Loo<br />
die Hopman geweest was onder de Gelder/én. MAXIMILIAAN'<br />
begaf zig van hier naar den Hage, om het vonnis van dê<br />
Hoekje gevangenen uit verfcheideh' Reden te doen opmaken.<br />
De goederen van JAN, Bnrggraav van Montfeon, van REYE'R<br />
VAN BROEKHUIZEN, en van.verfcheiden' andere gewekenen<br />
werden verbeurd verklaard, en zij voor altoos gebannen. De*<br />
Heerhjkbeid van Purmcrende, bij koop aan den huizè van<br />
Montfoon gekomen zijnde, was ook onder deze verbeurdver<br />
klaarde goederen. MAXIMILIAAN fchonk dezelve, ten dezen<br />
bjde, aan zijnen neve, BALTHAZAR, Here van Valkejiein, die<br />
ze m 1484 aan JAN, Here van Egmond, verkogt. De mees<br />
te Hoekje gevangenen werden zedert, op voorbede der Her-<br />
toginne weduwe, MARGAREET VAN JORK, geflaakt, doch zij<br />
wierden ten lande uitgebannen. Dan ADRIAAN JANSZOON<br />
WESTFALING, Schout, en DIRK VAN BEAUMONT, Burgemees<br />
ter van Dordrecht, daar men inzonderheid op gebeten was,<br />
kosten geene genade verwerven, zij waren de enigften die<br />
in den aanvang van augustus 1491, in 's Hage onthalsd wier<br />
den. Uit het vonnis van BEAUMONT, welk nog voor handen<br />
is, en in zijn geheel wordt gevonden, bij BEVERWYK, Be-<br />
Jchrijving van Dordrecht, bl. 320, kan men afnemen, wat'bem<br />
te last gelegd wierdt. BEAUMONT hadt ingevolge hier van,<br />
beleden: „ 1. Dat hij in januarij des jaars 1478, Burgemees-<br />
„ ter zijnde, de Gemagtigden van onzen genadigen Here en<br />
„ Vrouwe van Oostenrijk," die toen waren ADOLF VAN RA-<br />
VESTEIN, LODEWYK VAN GRUITHUIZEN, en Mr. JAN KARON-<br />
DOLET , „ gedrongen hadt buitens tijds de Regering van<br />
„ Dordrecht te veranderen. 2. Dat hij, in februarij daar aan,<br />
„ mede bewilligd hadt in een befluit, om Gemagtigden naar<br />
„ 's Hage te zenden, en aldaar te bewerken, dat liet Hof<br />
„ geene Mandamenten meer naar Dordrecht zondt, om de uit-<br />
„ gewekenen wederom te doen innemen;'maar dat men de<br />
„ ftad
, 'ÉEAÜMOISÏ. (DIRK VAN) z~H<br />
fi ftad met hare zaken, liete begaan; en dat hij, ten zely-<br />
,j den einde, ock hadt geftemd, in het afvaardigen "Van deri<br />
„ Burgemeester Grxis ADRIAANSZOON, aan den Stadhouder<br />
„ LALAING, wien men belet hadt, met de uitgewekenen,<br />
„ wederom naar.de ftad te komen. 3. Dat hij. buiten ,ken«<br />
„ nis van den Kertoge, een verbond tusfen enigé H Utm<br />
„ en andere fteden bewerkt; en met de oproerig? Gelderje<br />
„ fteden , vriendelijke briefwisfelmg hadt helpen hoiiden.<br />
„ 4. Dat hij, Schepen zijnde , twee mannen hadt heipen ver-<br />
„ oirdelen, en een' vrij fpreken; welke beide vonnisfert, het<br />
„ Hof hieldt 'onregrvaardig. te zijn. S Dat hij j nevens an-<br />
j, deren, den Stadhouder hulp hadt gewéi 0erd, om de ftad<br />
„ Leijden, door BROEKHUIZEN ingenomen, wederom té be»<br />
„ magtigèn; ja dat hij daar in insgelijks nevens anderen,,den<br />
„ Leij'denaren, verlof gegeven hadt, om lijftogt te Dordrecht tè<br />
„ komen kopen, daar zulks door 't Hof verboden was. ó~.<br />
„ Dat hij eindelijk hadt geoirdeeld, dat men de vreemde kneg-<br />
„ ten des Hertogs, met weiken men Leijden bedwingen wil-<br />
5, de, met geweld den lande uit moest zoeken te jagen, onder<br />
„ dexel van Privilegiën; ten welken einde hij mede geftemd<br />
„ hadt, tot het befchrijven ener algemene dagvaart der Hel-<br />
„ landje fteden te Dordrecht" Om alle welke misdadenge<br />
lijk men ze noemde, BEAUMONT door Stadhouder en Raden,<br />
geoirdeeld wierdt den dood verdiend te hebben.<br />
Onpart'jdigen zien ondertusfen, dat de meeste punten, die<br />
zo hoog genomen werden, beftonden, in het verdedigen en<br />
behartigen der oude gewoonten en voorregten, grotendeels<br />
onlangs door 't Groot Privilegie van MARIA bevestigd; hier .toe<br />
behoorde gewisfelijk het weren van Mandementen van 't Hof,<br />
die met der fteden voorregten ftreden; het houden van Dag<br />
vaarten en het fluiten van Verbonden, zonder den Hertog te<br />
kennen; hoewel fommigen, naderhand in hét begrip zijn ge<br />
vallen, dat de vrijheid om Dagvaarten te ho iden, bepaald<br />
was bij een handvest van Hertoge JAN VAN BEYESEN, in junij<br />
1418 verleend, vorderende, dat ze niet tegen den Grave 0?<br />
deszelvs Heerlijkheid mce-:tcn dragen,-gelijk de Dagvaart,, dia'<br />
M 4 jSjiAV*
134 BEAUMONT. (Mr. SIMON £&)<br />
BEAUMOXT dieef, fchesn te zullen doen; zie C. v. BYMRERS-<br />
HOEK, Quast. Jurit Publ. Libr. II. Gap. I. p. 191. Het von<br />
nisten tegen regt, indien hier van al duidelijk blijk ware, be<br />
hoorde enen Regter, die anders gewoon was naar zijn gewe<br />
ten te oirdelen, nimmer tot ere misdaad gerekend te worden;<br />
ook moest het ondcrfteimen der Le Ij denaren, in zulke verwar<br />
de tijden, in welken nu de ene, dan de andere partij boven<br />
dreef, zo zwaar niet gewogen worden. De vriendelijke brief,<br />
wisfeling met de Gelderfen, kon misdadig zijn; doch men weet<br />
niet regt, waar in ze beftaan, of hoe veel fchuld er BEAU.<br />
MONT toe gehadt hebbe. Wij beiluiten dan, zegt de Heer<br />
WAGENAAR, dat 'er weinig of geene reden is, om hem en<br />
den Schout WESTFALING, anders dan als Martelaars van Staat<br />
aan te merken. De Hertog en het Hof hadden nu befloten<br />
de Kabeljmtwfm, die zwarer beden inwilligden, alleen-in't<br />
bewind te ftellen; waarom de Hoekfen in 'tonderfpit gebragt<br />
gebannen, of van 't leven beroofd moesten worden. De toe<br />
leg gelukte; de voornaamfte Hoelfen raakten het land uit; de<br />
anderen durfden zig reppen noch roeren; ook deedt de Hertog<br />
alomme een bevel afkondigen, waar bij de twistende gemeen<br />
te tot rust en eendragt vermaand werdt. MATTH BA<br />
LEN, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 793--796". WAGEN., Vod.<br />
Hift. IV. D. bl. 195-201.<br />
BEAUMONT (Mr. SIMON VAN), twede zoon van HER-<br />
BERT VAN BEAUMONT en KORNELIA VAN SLINGELAND, werdt te<br />
Dordrech geboren in 1574; hij leide zig reeds in zijn jeugd toe<br />
op het beoeffenen der wetenfehappen , inzonderheid der regts<br />
geleerdheid, en bragt genoegzaam zijn gantfe leven door in<br />
het waarnemen van ftaatsambten. In i 6 O (5 of 1607 was' hij<br />
Penfionaris der ftad Middelburg; in l 6 2 5 wegens Zeeland Ge-<br />
committeerde in de vergadering van de Staten Generaal; in<br />
1627 en 1628, ais buitengewoon Gezant in Polen, Sweden en<br />
Denmarken; eindelijk bekleedde hij in 1634 het ambt van<br />
Penfionaris te Rotterdam, dat hij waargenomen heeft tot aan '<br />
dood toe,, welke voorviel den 20 jumj. 1654, op een<br />
fa-
BEAUMONT. (Mr. SIMON VAN) fgjj<br />
faturdag, in den ouderdom van 80 jaren. Hij is tweemalen<br />
getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw was ARNAUDINA VAN<br />
ROSENEURG, bij wie hij zes kinderen verwekte, onder ande<br />
ren KORNELIA, welke aan PIETER VAN ROOSBEEK, Burgemees<br />
ter van Middelburg en Raadsheer in 't Hof van Flaanderen -<br />
huwde; en SIMON VAN BEAUMONT, lid van den Westindifen<br />
Raad in Brajilien, en zedert Secretaris van de ftad Middelburg.<br />
Voor de twedemaal trad hij in egt, met KATHARINA BRANDTj<br />
die hem geen kroost gaf. Hij heeft enige digtftukken uitgege<br />
ven, onder den tijtel van: Hora fubcifivx. - PAQUOT,<br />
Memoir. litterair. Tom. III. p. 407. M. BALEN, Befchrijving<br />
van Dordrecht, bl. 221. 934. WAGEN., Vad. Hifi. Xi.<br />
bl. 65. 179-<br />
BEAUMONT (Mr. SIM(^ VAN) , Secretaris der Staten<br />
van Holland, zoon van HER3F.RT VAN BEAUMONT, Penfiona<br />
ris der ftad Dordrecht, handelde in het jaar 1673 als Gcz. it<br />
wegens dit gemenebest aan 't Hof van Koppenhagen, ter<br />
wijl WILLEM VAN HAREN, Grietman van het Bilt, in die'<br />
zelvde hoedanigheid naar Zweden werdt gezonden. Het oog<br />
merk van deze bezendingen was, om de beide Noordfe Kronen<br />
le bewegen, tot het fluiten van een verbond, welk Engeland<br />
inzonderheid, tot vreedzame gedagten brengen moest; doch<br />
Sweden was te diep met Frankrijk ingewikkeld, om naar de<br />
voorfiagen der Staten te luisteren, alleenlijk hadt men den<br />
tweden meij van dit jaar, in den Hage een verbond getroffen<br />
met dit Rijk, waar bij enige punten van koophandel geregeld<br />
werden; maar met Denemarken, floten de Staten een verbond<br />
van onderlinge befcherming, welk op den 20 meij, te Koppen<br />
hagen, getekend werdt. In 't jaar 1G86, was hij als Secretaris<br />
van Staat, benevens FRANCO VAN DER GOES , en ADRIAAN<br />
BAART, die Burgemeester van Delft, deez' Penfionaris van<br />
Alkmaar, tot het berugte bezegelen der papieren van de ftad<br />
Amfteldam, benevens die van derzei ver Penfionaris Hor, ge-<br />
magtigd; 't welk op aanklagte van den Stadhouder WILLEM<br />
DSN III \ welke beweerde dat door een onderfchepten brief<br />
M 5 van
185 EEAUSARDUS. BEAÜVAIS. LEBBER. BEBIUS.<br />
van den Franfen Gezant D'AVAUX zoude gebleken zijn dat<br />
zij ongeoirloofde briefwisfeling met dien Minister onderhiel-<br />
den.' gefcbiedde. BEAUMONT is getrouwd gèweest, met KOR<br />
NELIA VAN STRYEN, dogter van Mr. ADRIAAN VAN STKYEN,<br />
Pe.jfionaris van Haarlem, bij wie hij drie zoons en twee<br />
dogiers heeft verwekt.' M. BALEN, Befchr. van Dord<br />
recht, bl. 935. WAGEN.', Vad. Hift. XIV. D. bi. XV.<br />
D. bl. 185.<br />
BEAUSARDUS (PETRUS), geboortig van Leuven, was<br />
Med. Doktor en Hoogleraar in de Mathefis in zijn vaderfta'd;<br />
een geleerd man, en niet onervaren in de griekfe letterkunde;<br />
hij ftierf té Leuven in augustus 1577. Daar is van hem in druk \<br />
1. Arithmetices Praxis, Lovan. 1573. Svo. 2. De Annulo Aftro-<br />
nomico liber. Ibid. 8vc. J.jF FOPPENS, Bibl. Belg. pag.<br />
S53-<br />
'. BEAÜVAIS (REMIGIUS), een Kapucijner Monnik, ge<br />
boortig te Doornik omtrent het jaar 1580, was een zeer ge<br />
acht Prediker, die zijne talenten veelvuldig heeft uïtgeoeffent<br />
te Mons, Doornik en elders; hij heeft een digtftuk in de franfd<br />
taal in 't licht gegeven, getijtelt: La Magdekine, llumaij<br />
1617. in 12°:, wélk digtftuk befchouwt kan worden,' als' een<br />
meesterftuk van den bedorven finaak, welke 'er ten aanzien<br />
van de franfe digtkonst in 't begin van deXVilde eeuw, plaats<br />
vondt. PAQUOT, Memoir. litter. Tom. XI. pag. 3 70-3 76.<br />
BEBBER (IZAAK), geboren te Dordrecht den 8 augustus<br />
3636, oeffende zig in de wetenfehappen te Utrech, en wierdt<br />
20 jaren oud zijnde, tot Doktor in de medicijnen gepromo-<br />
véert. Hij beoefende de praktijk in zijn geboorteftad, tot<br />
aan zijnen dood toe, welke voorviel op den 3 feptember 1668.<br />
Hij was een geleerd man, en heeft uitgegeven: J©arC cn ba.e'ce<br />
Sronöen ban De Hfecfljonjl «Zèojtar. bi) SIMON VAN EÉR LINDE,'<br />
1668. 12°. PAQUOT, Mém. litter. Tom. X.' p. 49. M.'<br />
BALEN, Befchr. van Dordrecht, bl. 228.<br />
BEBIUS (PHILÏPPUS), een Jefuit, geboren in Braband in<br />
het
BECANUS. (JOHANNES GOROPIUS) ÏS?<br />
het Jaar 1569, heeft het meeste van zijnen leeftijd" te Keulen<br />
doorgebragt, en ftierf aldaar den 26 februarij 1637 i ' n<br />
e n<br />
^ ou<br />
derdom van 68 jaren. Dat BEEIUS een geleerd man is ge<br />
weest, eh een liefhebber der digtkunde; getuigen zijne uitge-<br />
gevene werken die menigvuldig zijn, en waar van wij flegts<br />
de drie volgenden als de voornaamflen, zullen opgeven. 1.<br />
Pcrta Cazli et fcala Jacob, Jive tejera Jalutis, pradestinationis ac<br />
mortis Jelicis, cultus Virg. Deipara, 1616. 2. Commentarium<br />
in III partes Carminum Jelettiorum latinorum, ex diverfis Scholias-<br />
tis concinnatum; Typis HERM. MYLII. in 4to. 3. Commentarium<br />
in Lyrica Horaiii expurgata, ex veterihus recentioribus Jcho-<br />
liastis. Ibid. in Jolio. J. F. ForPENS, Bibl: Belg. p. 1022.<br />
BECANUS (JOHANNES GOROPIUS;, wierdt uit brave<br />
ouders geboren te Hilvarenbeek , een fraai) vlek in Brabandt<br />
Kempen, den 23 junij 1518. Na zijn klasfieken loop voleindigd<br />
te hebben, ftudeerde hij te Leuven in de wijsbegeerte en me<br />
dicijnen met zeer veel ijver, onder REINIER GEMMA, teffens<br />
ook van dezes Hoogleraars mathematife Iesfen, gebruik ma<br />
kende ; vervolgens reisde hij door Italien, Spanjen en Frank<br />
rijk; en bragt het zo verre, dat hij tot Geneesheer van Ko<br />
ningin LEONORA , huisvrouw van FRANCTSCUS DEN I, en van<br />
MARIA, Koninginne van Hongarijen, beide zusters van KAREL<br />
DEN V, wierdt benoemd. In Spanje nam bij dezen post waar,<br />
dien bij zowel naar genoegen uitoeffende, dat ene dier vorftin-<br />
nen hem bij haar uiterften wil een jaarlijkfe lijfrente befprak.<br />
In de Nederlanden te rug gekeerd, zette hij zig met J<br />
er woon<br />
te Antwerpen neder, daar hij veel prakt'jk kreeg, en in vriend<br />
fehap geraakte met BENEDIKTUS AHIAS MONTANUS, die FILIPS<br />
DE II, zo fterk voor hem innam, dat die hem de bediening<br />
van lijfartz aanbood met een aanzienlijke jaarwedde, en hem •<br />
bij voorraad met een deftig gefchenk begunftigde; doch BE-<br />
CANUS verdriet in het hofleven krijgende, en vervolgens een<br />
tegenzin in de praktijk der medicijnen, die hij langen tijd te<br />
Antwerpen hadt.uitgeoeffend, nam het befluit die te laten va<br />
ren, ten einde zig met de rantfe borst op het beoeffenen.<br />
der
X&8 BECANUS, (JOHANNES GOROPIUS-)<br />
der fiaije letteren en der oudheid toe te leggen; oek zoit<br />
men oppervlakkig zeggen, dat hij hier naar wens zou in ge-<br />
ftaagd zijn, want hij bezat ene bijzondere doordringende vat<br />
baarheid, en verflond,de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe ta<br />
len zeer grondig, daar bij was hij ongemeen ervaien in de<br />
oude en nieuwe teutonife of duitje fpraakj maar het was een<br />
hoofdig man, zeer verflaafd aan zijn eigen zonderlinge begrip<br />
pen , en in wiens geest een zeker verwarrend entbufiasmus<br />
plaats vondt, welk hem vreemde doolpaden deedt bewande<br />
len ; onder meer andere ongerijmdheden beweerde bij , dat<br />
ADAM de cimbrije of duitje taal heeft gefproken; en fchoon<br />
FRANCISC. SWEERTIUS, hem een iiitftekend en bijna hemels ver»<br />
Rand toefchrijft; heeft GEK. Jon. Vossius het beter getroffen j<br />
wanneer hij van hem getuigd, dat hij wel naarftig, geleerd<br />
en doorlezen was, maar een gemeen begrip, meteen middel<br />
matig oirdeel bezat. In den avondftond van zijn leven, zette<br />
hij zig te Luik neer, daar hij met den Antwerpfen Bisfchop LE-<br />
VINUS TORRENTIUS die reeds gemeenzaam in die ftad met hem<br />
hadt omgegaan, veelvuldige famenfprekingen hieldt, en hem<br />
in kennis bragt met den Prins GERHARD VAN GROESBEEK ; de<br />
Graav VAN MEDINA hem naar Mastrick ontboden hebbende,<br />
wierdt hij aldaar krank, en ftierf aan die ziekte den 28 junij<br />
2572, in den ouderdom van 54 jaren. Zijnde J<br />
er ene misreke<br />
ning van een jaar in zijn graffchrift, en van twee jaren bij<br />
VALERIUS ANDREAS. Zijn lighaam wierdt ter ruste geplaatst<br />
bij de Recolletten van die ftad, alwaar men het volgende<br />
graffchrift ontmoet, op een marmeren tombe gebeiteld:<br />
D. O. M. JoANNi Gosório BECANO divinar. atque liu-<br />
manar. rerum bonarumque artium peritisj. CATHARINA DE<br />
CORDES uxor & fdiolcc duce conjugi ac parenti dukisfimó<br />
f cum lacrymis pofuere. Procürantïb. LA-VIND TORRENTIO £?<br />
GASPARE PÜRCIIIO, quilus ille res Juas mariens commenda-<br />
vit. Vixit mm. Lilt Obiit IV. Éal. Jul. Arno'<br />
M.D.LXXIL<br />
KATIIARINA DES CORDES, zijne huisvrouwe, was de dogter<br />
V3IJ
BECANUS. (JOHANNES GOROPIUS) 189<br />
Van JAKOBUS DES CORDES, en van ISABELLA DE BERNUY, wiens<br />
eigentlijke naam BERNOUILLE was; zij was rijk, en was te ve<br />
ren gehuwd geweest, met JERONIMUS HELMAN, van wien zij<br />
kinderen hadt; aan BECANUS verfchafte zij twee dogters, ISA-<br />
B'ELLA en KATRYN, welke iaatüe gehuwd is geweest, aan AN-<br />
TlIONY VAN ZuRCK.<br />
Zijn Afbecldzel dat vrij wel gefneden is, vindt men aan<br />
't begin van zijne Opera postmma, in zijn regterhand houd hij<br />
een hemelkring, terwijl de flinker op een doodshoofd rust,<br />
liggende op een pedefial. In den rand leest men: II. J. W,<br />
.1580. De werken van'BECANUS zijn: I. Cngines Antverpia-<br />
nei ftve Ci-mmeriorum Beccsfelena novem libros complexa. Atvati-<br />
ca, 1. Glgantomachia, 2. Neioscopium. 3. Cronia, 4. Indofchyti-<br />
ca, 5. Saxonica, 6. Goiodanica. 7. Amazonka. 8. Venetica, es<br />
Hyperborea, 9. Typographus Leüorl S. Haleshic, candide Le&or y<br />
Gentmm origines, longe alher, quam a quoquani haBenus fcriptce.<br />
junt, explicatas, et Mfinkos er mes ex'Hiftoria fcriptoribus, turn<br />
vetutis, turn recentioribus fuuiatos: totam denique llijlcriam et<br />
ïoejim ad Mofem , et Orpheum rerocatam. Vale. et fruere. Ahtv,<br />
ap. CIIRISTOPH. PLANTIÏÏUM, 1569. fol. pp. 1058. — II. Ope<br />
ra JOAN. GOROPII BECAKI, ha&enus in lucem non edita: nempe,<br />
Hermathena, Hieroglyphka, Verf.mnus, Gallica, Francica, His-<br />
panka. Antv. ap. CHRIST. PLANTIN. 1580. fol. pp. 237. 270. 114.<br />
159. 107 & 118, zonder ene voorreden te rekenen van Lm,vi-<br />
NLS TORRÊNTÏÜS aan ARIAS MONTANUS, gedagtekend Luik den<br />
1 julij 1578. TORRENTIUS zegt, dat BECANUS heeft zoeken<br />
te betogen door enen nieuwen drai, dat de oude wijsbegeerte,<br />
welke door LINUS, ORPIIEUS en THAMYRAS in Thracien wierdt<br />
geleraart, voor dat die tot de Fhrijgiers en de Grieken oveiv<br />
ging, van NOACH en zijne kinderen, inzonderheid van JAPHET-<br />
arkomflig is, die dezelve aan de verfchillende volkeren mede<br />
gedeeld hebben; en dat deze wijsbegeerte nauwkeurig de zelv<br />
de is, welke in de gewijdde Boeken wordt gevonden. Hij<br />
voegt 'er bij, dat het zeer waarfcbijnlijk is, dat NOACH de<br />
cimbrife of brabandfe taal fprak, en dat zijne nakomelingen,<br />
'er geene andere, inzonderheid tot de piegtigheden van den<br />
gods-<br />
/
ipcr BECANUS. (MARTINUS)<br />
godsdienst, bezigden, in de verfcMlende landftreken daar zij<br />
verfpreid wierden. . F. SWEERT. , Annal. Belg. pag. 431,<br />
432. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 508, 509. KONIG., Bibliotlt.<br />
vet. et nova. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 391. PAQUOT<br />
Memoir. litter. Tom. III. p. 27-36. CARPENTIER, Hift. dg<br />
Cambraj, Tom. II. p. 427. RICHARD SIMON, Bibliotk Choifie,<br />
Tom. II. p. 35-59-<br />
BECANUS (MARTINUS), een beroemd Jefuit, geboren-<br />
te Hilvarenbeek, omtrent het jaar 1561. Hij beoeffendc de<br />
wijsbegeerte te Keulen, en wierdt den 4 maart 1583, met de<br />
waardigheid van Meester in de vrije konftcn bekieed; het<br />
zelvde jaar begaf hij zig in het genootfchap der Jefuiten, daar<br />
hij zedert in bevestigd wierdt, door de aanneming der ver ge<br />
loften. Vier jaren als Rector het Jefuiten fchooi beftierd heb<br />
bende, onderwees hij de wijsbegeerte in het kollegie der drie<br />
Kronen te Keulen, van 1590 tot 1593; vervolgens wierdt hij<br />
Doktor in de theologie, en beocffende die wetenfehap gedu<br />
rende het tijdvak van 22 jaren, eerst te Wirtzburg, vervolgens<br />
te Mentz, en laatftelijk te Wenen in Oostenrijk, alwaar hij om<br />
trent het jaar 1613 wierdt beroepen door Keizer MATTHIAS.<br />
FERDINAND DE II, koos hem vervolgens tot zijnen Biegtvader,<br />
en gedurende drie jaren lang, nam BECANUS dat beroep waar<br />
tot genoegen van het gantfe Hof, alwaar men met verwonde<br />
ring zag, dat die Jefuit zig tegens de gewoonte van die van zij<br />
ne orden, met geenerlei flaatszaken bemoeide, maai- zig enkel<br />
met ftuderen en het waarnemen van zijne pligten bezig hieldt;<br />
met zijne klimmende jaren, begaf bij zig tot ene ftrenge le<br />
venswijze, nam al het huishoudelijke in eigen perfoon waar,'<br />
maakte zijn bed op enz. Na enige dagen hevige fmerten van<br />
kolijkpijn verduurt te hebben, ftierf hij in het kollegie van<br />
Wenen, den 24 januarij 1624, in zijn 63fte jaar. Met reden<br />
hebben hem de Roomsgezinden aangemerkt, als een der voor-<br />
naamfte verdedigers van hunne geloofsbelijdenis, want hij was<br />
buitengemeen ijverig in het wederleggen der Protestanten.<br />
Voorts bezat hij een gelukkig geheugen, was begaaft met<br />
veel gezond oirdeel; hij fprak en fchreef met ene ongemene<br />
vaar-
BECANUS. (PIETER) BECANUS. (SIWERT) 5 9i<br />
twrdigheid; zijne zeden waren eenvoudig en geregeld, z"rr<br />
voorkomen innemende, en zijn omgang vriendelijk en be-<br />
fchaafd in zijne uitdrukkingen. Deze hoedanigheden verwier<br />
ven hem de achting van velen, zelvs die van fommige Pro-<br />
testanten. 'Hij heeft zeer vele latijnfe fchriften over de theo<br />
logie handelende, waar onder een aantal tot de wederleggen-»<br />
de Godgeleerdheid behoren, in druk uitgegeven; waar van<br />
men de optelling vindt bij PAQUOT. FE. SWEERTII, Am-<br />
nales Belgica, pag. 526-528. J. F. FORENS, Bibl. Belg. pag.<br />
849-851. PAQUOT, Memoir. litter. Tom. VIII. p. 343-369.<br />
BECANUS (PIETER), is geweest Kanunnik te Aken; hij<br />
was een geleerd man, inzonderheid in 't vak der gefchiede-<br />
nimfen. Men heeft van hem in druk: Aquisgranum, Jive His-<br />
tericam narratioitem de Civitatis Aquisgranenfis origine et prozres-<br />
f.i, de rebus Divi CAROLI MAGNI preeclare gestis, de ritu Coro-<br />
nandi Reges. Roman. etc. Aquisgrani, apud HENR. HULTINGIUM,<br />
1622. 4«. Edit. jee. Col. 1642. — 1 — J. F. FOPPENS , Bibl.<br />
Belg. pag. 953-<br />
BECANUS (SIWERT), is omtrent "t jaar 1270, waar-<br />
fchijnlijk te Beekbergen een dorp in Gelderland, geboren. Den<br />
behoorlijken ouderdom bereikt hebbende, wierdt hij Karmeliter<br />
Monnik in het grote klooster te Keulen, en vervolgens tot<br />
Priester geordent; ook verkreeg hij tie waardigheid van Dok<br />
tor in de theologie; in 1312 was hij lid van het algemeen<br />
Concilie te Vienne in Frankrijk; ook vindt men hem ais Pro<br />
fesfor in de Godgeleerdheid genoemd. In 1324, was hij Pro-<br />
yintiaal van Neder-Duitsland; en, in 1327 en 1330, van<br />
Hoog- en Neder-Duitsland beide. Deze Monnik Rierf in zijn<br />
klooster te 'Keulen in 1333, en wierdt aldaar in het koor van<br />
de kerk voor het groot autaar begraven. SIWERT BECANUS is<br />
jn zijn' tijd gehouden voor een fc'erpzinnig Wijsgeer, een<br />
fchrander Prediker, ervaren in de kerkelijke gefchiedenis, en<br />
pen geleerd Theologant; ook was zijn roem niet minder ten<br />
aanzien van deugdzame hoedanigheden, en volgens fommigen<br />
Rierf hij in een reuk van heiligheid. Hij' heeft verfcheidene<br />
wer.
19* BECANUS. BECARDUS. BECIUS.<br />
werken, meest zijne orden betreffende , gefchreven. -<br />
TMTHEMIÜS, de Scriptorib, Ecclef. n. 557. edit. Fabrkianae, pag.<br />
J35, 136- Idem, de laudibus Ord. Camel. pag. 38, 39. GE-<br />
IENIUS, de adnu magnkudine Colonia, pag. 48. F. SWEERTII<br />
Athen. Belg. p. 673. VAL. AKDR., Bibl. Belg. p. 808. J. F*<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p, J094. PAQUOT, Mem. litterair. Tom'.<br />
XVII. pag. 433-436.<br />
BECANUS (WILLEM), geboren te Iperen in Flaanderen,<br />
is een geleerd Jefuit geweest, daar bij een uitmuntend Digter<br />
en Redenaar, die zo wel in ondigt als rijm met een welbefne-<br />
den pen heeft gefchreven; 't welk blijkt uit zijne in druk ge-<br />
gevene werken, welke zijn: 1. Introitum Triumphalem ferenisf<br />
FERDINANDI Auftmci, S. R. E. Card. in Flandrice Metropolim<br />
Gandavum , anno M.D.C.XXX1V. Antv. 1636. fol. apud Jon.<br />
MEURSIUM. 2. Idyllia ö» Elegias, quce cxtant cum Poëmatibus<br />
P. HOSSCIIII. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 391.<br />
BECARDUS (JOHANNES), is geboren te Furne in Flaan-<br />
deren, in het laatst der XVIde eeuwe; wierdt Monnik in het<br />
klooster der Premonftratenfer orden vap die ftad, en naderhand<br />
Kanunnik, vervolgens Profesfor in de Godgeleerdheid, en na<br />
derhand Pastoor en Deken. Zijne uitgegevene boeken, ftrek-<br />
ken ten bewijze, dat hij werkzaam was; zij lopen meest over<br />
theologife gefchilpunten, en over de regten van zijne orden<br />
F. SWEERTII, Annal. Belgk. pag. 389. PAQUOT, Mem]<br />
litter. pag. 189-193;<br />
^ BECIUS (JOHANNES), geboren te Middelburg, omtrent<br />
't jaar 1622, alwaar hij naderhand Leraar en Profesfor is ge<br />
weest, en verders Predikant onder 't kruis,'of van den zoge-<br />
naamden Olijfberg; hadt zig in 1664 eerst in een bijzondere<br />
lamenfpraak met iemand , en naderhand voor afgezonde- en<br />
van den Kerkenraad, verklaard ten aanzien van de leerftuk-<br />
ken der Drieeenheid en Goddelijkheid van CHRISTUS met de So<br />
cinianen overeen te ftemmen, en betrekkelijk de vijf bekende<br />
pointen, daar even als de Remonftranten over te gevoelen;<br />
bier döor haalde hij zig veel onaangenaamheden en verdrietig»<br />
ont*
BECIUS. (JOHANNES) J03<br />
ontmoetingen op den hals, welke van dat gevolg waren, dat-<br />
na men gedurende een tijdvak van vier jaren vrugteloos getragt<br />
hadt, hem van zijne dwalingen te overtuigen; hij bij zijn op<br />
gevatte gevoelens verbleef, en goedvond naar Heiland te ver<br />
trekken, na alvorens zijne kerkelijke attestatie, zoal niet aan<br />
gaande zijne leerftcilingen, ten minften betrekkelijk zijne ze*<br />
den en gedrag, welke ook onbefprol.en waren verzogt te heb<br />
ben; doch hem telkens zulks geweigerd zijnde, wierdt hij hier<br />
over zo knorrig en te onvreden, dat hij zig grotelijks beledigd<br />
achtende, ene Apohgia modesta in druk ititgaf, die egter wel<br />
verre van ene gunflige uitwerking voor hem te hebben, niet<br />
anders te wege bragt, dan dat de regering van Middelburg den<br />
2 julij 1678, voor het ftadshui's liet afkondigen: „ Dat het<br />
„ Boeksken van J. BECIUS, verklaard werdt vooreen godslasterlijk,<br />
„ verdoemelijk, ziekerderfelijk, fondamentlijk dwalend fchrift, en<br />
„ op zware penen verboden enigzins het zelve te divulgerén, en be-<br />
„ last dat de genen die het hadden, moesten aan de A. Magiftraat<br />
„ overbrengen;" na hem alvorens een bevel te huis gezonden<br />
te hebben, om de ftad en provintie te ruimen; hier gehoor<br />
zaamde hij terftond aan, begaf zig eerst naar Dordrecht, voor-I's<br />
naar Rotterdam, en ten laatflen naar Amfteldam, daar hij nanr<br />
alle waarfcbijnlijkbeid zig tot zijnen dood toe heeft onthouden,<br />
en in een booggevorderden ouderdom is geftorvèn. Voorts<br />
wierdt op dcir 11 augustus van het semelde jaar 1678, in de<br />
Middelburger Kerkenraad befloten, om agtervolgens de refolu-<br />
tie van het Collegium Qualijkatum, des morgens daar aan, zijn<br />
de zondag, in alie de kerken bij openbare aflezing aan de, ge<br />
meente, zijne fchadelijke gevoelens bekend te maken, haar te<br />
waarfchuwen voor zijne verkeerde lere en mondelinge en fchrif-<br />
teiijke gemeenfehap enz. Ook fchreven tegens zijne Apologie<br />
DAVID LACCHER, PETRUS APPELDOORN, en wel inzonderheid<br />
NIKLAAS VAN HOORN, toen Emeritus Predikant van St. Aag-<br />
tekerkc; waar tegen BECIUS weder in 't licht gaf: Jiaütr 23e*<br />
pJCCbingc &c,, doch 't welk door de regering van Middelburg<br />
zo gramftorig wierdt opgenomen, dat dit papiere kind op<br />
haar bevel, door beuls handen wierdt verbrand. Veel heeft<br />
II. DEEL. N BE-
S9"4 BECK. (DAVID)<br />
BECIÜJ gefchreven tot verdediging van zijne aangenomens ge<br />
voelens, doch uit geene zijner fchriften kan men die beter le<br />
ren kennen, dan uit het volgende, waar door hij zig ook 't<br />
meest heeft berugt gemaakt, doch 't gene zeldzaam is te be<br />
komen ; Inftitutio Chistiana of €tyj$Klnk «Dnbtrtorj.é / loact in<br />
fclacr e» bondig ge&anoctt mott ban bccl boomame ï>ooft!ïtm--<br />
licn / fect nobig gemeten ter fabgljeijt/ tot onöejrichtinrj ban<br />
alfe bolenöe
BECK. (DAVID) R S >5<br />
De liefje tot de Konst luikt op met groter hope<br />
Van eer en prijs, nu BECKS de Vorften van Europe,<br />
Uit last der Koningin, door zijne konst herteelt,<br />
En hun CÖRISÏÏN ver Gert, in haar onflerflijk beelt.<br />
Zoo wordt GUSTAVÜS bioed van Hof tot Hof geboren.<br />
Wie klaagt dan aan dees verf en wisfel wordt verloren.<br />
Dit bedrijf van CHBJSTINA leide aan onzen BECK geene wind-<br />
eijers, maar gaf hem veel voordeel; want zijne vrienden ftrek-<br />
ken ten getuige, dat hij door deze gelegenheid negen gouden<br />
ketenen en medailjen van Koningen en Vorften ten gefchenke<br />
bekwam. Hij was zegt men , zo ongemeen vaardip in het<br />
fchilderen, dat de Koning van Engeland op zekere tikl tot hem<br />
zeide: „ BECK, ik geloof dat gij te paard zittende zond kunnen<br />
„fchilderen." In den jare 1653 te Romen zijnde, wierdt hem<br />
door de Bentvogels aldaar, veel eer bewezen, en zij gaven<br />
hem de bentnaam van Culde Scepter, ftaande onder zijn diplo<br />
ma meer dan 60 namen getekend, die ook op het imulmaal,<br />
ten kosten van den nieuwen Bentvogel, zijnen lof in verfen<br />
verkondigden.<br />
De verbindtenis waar in hij met CHRISTINA ftondt, eindelijk<br />
moede wordende en naar vrijheid hakende, nam hij voor in<br />
de tijd dat zij een fpeelreis naar Frankrijk zoude deen, om<br />
enigen tijd te Parijs te vertoeven, zijne Hcllandfe vrienden te<br />
gaan opzoeken. Hij verzogt haar hier toe om verlof, dat zij<br />
hem bezwaarlijk inwilligde, doordien zij het vermoeden hadt<br />
opgevat, dat hij zogt heen te gaan om nimmer weder te ke<br />
ren; gelijk ook gebeurt is, want hij overdeed in 's Hage op<br />
den 20 december 1656, niet zonder vermoeden van door<br />
vergif van kant geholpen te zijn.<br />
Men verhaalt van dezen'Schilder, dat hij in Duitsland rei<br />
zende, door een onvoorziene ziekte werdt aangevallen, en<br />
daar door in zulk een vetregaande flauwte verviel, dat hij zig<br />
ten enemalen gevoelloos bevondt, geen het minfle teken van<br />
leven gaf, en men hem volftrekt voor dood hieldt; naar ge<br />
woonte, werdt hij hier op uitgekleed, en uitgeftreJtt op zijn<br />
N a ledi-
ÏCS BEEK, (GEERTRUYD HENDRIKS VAK)<br />
ledikant gelegd; zittende zijn beide knegts in het zelvde vertrek<br />
, dis bezig waren, om met een bottel wijn de droefheid<br />
te ienigen, die BECK'S dood bij hun hadt verwekt. Onder<br />
hst famenkouf.cn en drinken, zegt een van deze knapen, denkelijk<br />
bJgïig en kortswijlig van aart, dat wij 't onzen Heer ook<br />
een; {cebragtens hij heeft het in zijn ieven zo gaarne gelust,<br />
en met een ftaat hij op, en duwt DAVID den roemer met<br />
wijn aa,n de lippen; naar aiie waarfchijnlijkheid, werkte de<br />
reuk van het geestrijk vogt zodanig op zijne zenuwen, dat hij<br />
min of meer bekwam, den mond opende, en een weinig van<br />
den wijn influrpte; de knegt zonder vervaard te worden; zeide<br />
hier op tegens zijnen makker, eij kijk JAK, ons Heer lust nog<br />
wijn na zijn dood, en met een zette hij hem het glas andermaal<br />
aan den mond, waar uit hij een frisfe teug nam,'van<br />
dat ogenblik af aan hcrftclde, en nog jaren na dien tijd geleefd<br />
heeft. Befchrip. der ftad Delft, i:i folio. 1729, bl. 783,<br />
Ï84> J- HO.UERAKEJI, Schow.yb. der Schilders. \l. D. bj. 83-87.<br />
BEEK (GEERTRUYD HENDRIKS VAN), ene weduwe,<br />
Wonende te Utrecht op 't zand, oud 72 jaren, ze! erlijk zo bij<br />
kare buren ais bij anderen, onder de dwaze verdenking van<br />
toverij liggende, befloot naar Ondewater te reizen, ten einda<br />
Zig aldaar op de ftads wage te doen wegen, en aldus door een<br />
verkregen getuigfehrift, zig van de blaam haar aangewreven<br />
te kunnen zuiveren. Zij deedt zulks, wierdt volgens gewoon<br />
ftads gebruik, in haar hembd, enkel met een falij of fluijer<br />
bedekt, gewogen, en ingevolge certificaat van Schepenen dier<br />
ftad, in dato 20 maart 1711, bevonden, dat haar gewigte met<br />
de natuurlijke proportie van haar lighaam wel was overeenko7 mende, en zij gevolgelijk geene tover-s was. Wij brengen<br />
dit geval niét alleen bij, om te dben zien, in hoe "erre het<br />
geloof aan fpoken en hekfen, nog in den aanvang van zufe<br />
een verligte eeuwe als deze, onder het gemeen plaats vondt,<br />
maar teffens ook om onze verwondering te kennen te geven,<br />
hoe 't mooglijk is, dat de regering van ene Nederiandfe ftad,<br />
aan het bijgeloof zodanig voedzel heeft kunnen verfchafFen,
BËËKi 'JöIiANNES VAI*} £}}<br />
feét het gemeen in den waan fe hóuden, dat door middel Vafl<br />
de waag, koste beflist worden, of iemand aan zulk een her-<br />
fenfchimirtige misdaad fchuldig ware dan niet. Na het jgay<br />
1729 weten Wij niet dat deze vreemde proef weder is te Werk<br />
gefield, als toen is die nog uitgeoeffend aan KLAAS ARIÉIVSÜ<br />
VAN DEN DOOL, en NEELTJE KEERSBÊRGEN, man fcn vro.-Wj,<br />
wooragtig óp den Dool onder Meerkerk. G, &. VAÏT<br />
KINSCHOT, Befchrijv. van Oudewater, bl. 160, iöïi<br />
BEEK (JOHANNES VAN) , meestal bekend onder dan naam<br />
Van Beka, was een Edelman, gefproten uit het geflagt der<br />
STOUTENBUÜ rEN, welke uit Amersfoort afkomftig waren. BEKA<br />
is Kanunnik geweekt te Utrecht, en heeft zo als bekend Is;,<br />
gefchreven : Chro .icon Epis opo'rum Uitrajettenfium et Cotniiuvi<br />
Hollandice, 'ad J'OANNEM AB ARKÈL, Episcopum, ét GuiLiELinjJÖ<br />
Holldndicè Comitem. De.ce zijn arbeid was door hem opgedra<br />
gen , aan Bbfehnp JAN VAN ARKEL en aan WILLEM, Grave van<br />
Holland; hebbende hij met de vervaardiging daai' vair, zig<br />
geduiende den tijd van zeven jaren beziggehouden, ingevol<br />
ge zijn eigen getuigenis, in gemelde opdiagt, aangevoerd*<br />
Deze kionijk, is door B. FURMERIUS, met heit vervolg vafi<br />
SUFFE. PETRI en zijne bijgevoegde aantekeningen, te Franeke.%<br />
in 1612 in 't licht gegeven; doch naderhand door ARN. BUCIIE-<br />
LIUS, in Corpore Hijiorice UltrajeQince veel verbeterd, in 1643<br />
in folio, ^qor den druk gemeen gemaakt. Ene nederduitfg<br />
vertaling van dit werk, op vele plaatzen vermeerderd en ver<br />
volgd, kwam door de bezorging van enen ongenoemden in<br />
ifèi in 'i licht , en is ingelijfd in de Analetla veteris 'JEvi,<br />
Van den Hoog'eraar ANT.' MATTHJÉUS , Tom. V. van den dniK<br />
in 8vo. en ih Tom. III. van dien in 4t\<br />
Voorts wordt de lof van onzen VAN BEEK Vermeld, in het<br />
werk van PHILIPPUS DE LEYDIS, de fitte Principantis. Cafu LXj<br />
daar hij fchrijft: Quid laudis, qua memoria, q'uis honot Cbmitifcis<br />
Hollandiat fuperesfet, nifi felix ccendbium St. Adalberti in Ëgmoni<br />
da £? monaftica vüa pro tempore Ulorum facla, £? deinde Lrevi<br />
tompendio JOANNES DE BEKA, Prasbikf vigiliis ctternasfet? ïMt<br />
N 3 K
Ï08 BEEK. (KORNELIS VAK) BEEK. (PIETER VAN)<br />
is waar, dat dit getuigenis veel verdonkerd wordt, door het<br />
gene GERH. GELDENHAUER , in Prafatione ad Gemanicarum rerum<br />
üluftrationem, ten zijnen aanziene zegt: „ dat hij namentlijk<br />
„ als een onervaren timmerman, die zijn handwerk niet ver-<br />
„ ftaat, de bouwftoffen die hij van elders gehaald heeft, niet<br />
„ naar behoren weet te plaatzen;" dan dit vernederend ge<br />
tuigenis vervalt ten dele, wanneer men in aanmerking neemt,<br />
dat PETR. SCRIVERSJS in zijne Kronijk der Hollandje Graven ,<br />
hem grotendeels gevolgd heeft. BEKA'S kronijk loopt tot<br />
aan het jaar 1393? en niet zo als Vossius zegt, tot 1245;<br />
ook niet, zo als GOUDHOEVEN fchrijft, tot 1345; want zij ein-<br />
digd met den dood van FLORIS VAN WEVELINKHÓVEN , en die<br />
weet men dat in 1393 overleden is. —— Vossius, de Hiji.<br />
Lat. c. LIX. p. 446. HENR. WHARTON. ad GUIL. CAVE. Vol.<br />
II. p. 11. FABRICII, Bibl. Lat. Med. Tom. IV. p. 153, 154.<br />
J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 576. G. BURMANNI, Trajec-<br />
ttm eruditum, p. 21-23. C. SAXI, Ononiast. litterar. Pars II.<br />
P- 366, 367-<br />
BEEK (KORNELIS VAN) , leefde in de XVde eeuw, en is<br />
geweest Kanunnik en Prior, van het Klooster divifio Aposto'.o-<br />
rum genaamd, te Utrecht. Hij heeft den roem nagelaten, een<br />
man geweest te zijn van een gezond oirdeel, fchrander ver<br />
nuft en diepe geleerdheid. Zijne nagelatene werken zijn:<br />
I. Chronicon fut Monasierii. 2. Orationem contra Proprietarios<br />
3. Trattatmn de viftationibus Monastericrum. J. F. Fop-<br />
TENS, Bibl. Belg. pag. 194.<br />
BEEK (PIETER VAN), is ftigter geweest in 1724 van een<br />
Hofje te Amfteldam, in de Schidjermakers-gang in de Angeliers-<br />
ftraat; beftaande uit tien woningen. De bewoonfters genie<br />
ten, behalven vrije woning, ieder 31 manden turf, in 'tjaar,<br />
en vijf guldens om vlees te kopen. De beftiering van dit Hof<br />
je ftaat aan twee Regenten, uit de maagfchap van den ftig<br />
ter, die zig in 't begeven der plaatzen, aan geene bijzondei e<br />
gezindheid bepalen. WAG., Befchrijv. van Amfi. VIII.<br />
St. bl. 613, 614.<br />
BEEK
BEEK. (ROBBERT visi) BEEKiL (jóil. VAN DER) it?<br />
BEEK (ROBBERT VAN) , is geweest Koningüjke Raad m<br />
de provintie van Overijsjel, en heeft gefchieven: Vaticinhm<br />
Fauni pré Inviiïïsf. PHILIPPO, Rege Anglice, Francice, Neapolis,<br />
Archiduce Aujtrice £fc. Swolla per Jo. RUREMONDANUM , 1553. p\<br />
jp-, _ J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 1074.<br />
BEEKE (JOH. VAN DER) , Burgemeester van Deventer,<br />
werdt benevens RAKOHERMAN SCHEELE én BERNARD BENTINCK;<br />
uit de Edelen van Zalland en 7we»ite, in het jaar 16555 gedurende<br />
den fveefpalt die 'er toen ter tijd, tusfen de Staatsleden<br />
van Gverijfel plaats vondt, wegens de verkiezing van een»<br />
DrosfaSrd in Twente , door de regering van Deventer en de<br />
Eoelen die het mee haar hielden, op enen geloofsbrief, die op<br />
name der Staten getekend was, naar 's Hage gezonden, cm<br />
ter vergadering van Holland, te klagen, over de ongeregelde<br />
verkiezing van enen Stadhouder in den perfoon van den jonger.<br />
Prins VAN ORANJE , aan wien WILLEM FREDERIK VAN NASSAU ,<br />
Stadhouder van Friesland, als Luitenant was toegevoegd, welke<br />
verkiezing onlangs tegen de privilegiën en tegen een be»<br />
fluit der Staten van den 19 feptember 1653, ondernomen<br />
was; welk befluit bepaalde, dat zulks niet dan met eenparigheid<br />
van Remmen mogt gefchieden. Voorts verzogten zij der<br />
Staten bijftand, tegens de verdrukking voor welke zij vreesden.<br />
De Staten van Holland hen gehoord hebbende, waren<br />
de Edelen, Dordrecht en Haarlem van begrip, dat men hen<br />
behoorde bij te flaan , indien de andere partij hen wilde noodzaken,<br />
tot liet erkennen van den Stadhouder, hier voegden<br />
zig nog zeven andere fleden bij. Nogthans, befloot de vergadering<br />
alleenlijk de bevelen te vernieuwen, die zij te voren<br />
aan 't krijgsvolk, ter harer betalinge ftaande, hadt later, afgaan<br />
, van zig namentlijk niet te fteken in den twist, die tusfen<br />
de Staten van Overijsjel öntftaah was, en der ene noch<br />
der andere partije de hand te bieden. In meij, kwam 'er ene<br />
bezending van de andere partij, die zig ook de Staten van<br />
Overijsjel noemden, aan de Staten van Holland. De gemagtig<br />
den waren ADRIAAN JURRLUN VAN HAAPSOLTE, tot den P/«fcy#<br />
N 4 h»
2CO EEEEE. (JOH. VAN DER)<br />
Lort, RUDOLF VAN LANGEN, Burgemeester van Kampen, en<br />
HENRIK WOLFSEN, Burgemeester van Zwolle. Zij vertoonden<br />
den Staten breedvoeriglijk.- „ dat de Edelen en de drie fteden,<br />
„ Deventer, Kampen en Zwolle, de opperfte magt van Overijsjel<br />
„ uitmaakten; dat 'er tegenwoordig 59 Edelen waren, die zit-<br />
„ ting hadden ten landdage, a!waar alles, uitgenomen zaken<br />
•„ van belastinge, metmeerdeiheid van ftemmen befloten werdt;<br />
„ dat deze meerderheid werdt. uitgemaakt, door een' Edelman-<br />
» gevoegd bij de drie.fteden; of door 24 Edelen, gevoegd<br />
„ bij twee fteden; of door 47 Edelen, gevoegd bij ene en-<br />
„ keie ftad,; dat 'er tegenwoordig maar 17 of 18 Edelen, ne-<br />
„ vens de ftad Deventer, waren, die zig kanteden, tegen het<br />
„ Drosfaardfchap van den Here VAN HAARSOI.TE; dat hier uit<br />
„ de fchetiring van den landdag en velerlei opfchuddingen en<br />
„ verwarringen gevolgd waren, om welken weg te nemen,<br />
„ en de enigheid te herftellen, zij geenen beteren raad gewe^-<br />
„ ten hadden, dan den Prins VAN ORANJE, tot Stadhouder,<br />
„ en WILLEM FEEDRIK, vorst van Nasfau, tot deszelvs Lui-<br />
„ tenant te verkiezen. Dat de laatstgemelde Prins hun den<br />
„ weg tot bemiddeling aangeraden hadt, om de gefchillen bij<br />
„. te leggen; doch dat die van Deventer zig hier tegen, en te-<br />
„ gen de aanftelling van enen Stadhouder hadden 'gekant.<br />
„ Dat zij dit alles, den Staten van Holland wel hadden willen<br />
„ vertonen', tot hunne eigene verdediging, en nu, ten beflui.<br />
„. te verzogten, dat hunne Ed. Gr. Mog. hun het regt wilden<br />
„ doen, van te verklaren, dat zij, en niet de ftad Deventer,<br />
» e n d e<br />
weinige Edelen, die zig bij dezelve gevoegd hadden,<br />
„ 's lands opperfte magt vertoonden, ter tijd toe, dat de ver-<br />
„ deelde leden allen wederom verenigd zouden zijn; en dat<br />
„ zij hen wilden helpen herftellen in het regtsgebied over<br />
„ Twente, welk die van Deventer zig aangematigd hadden, be-<br />
„ vel gevende, dat men daar niet HAARSOLTE, maar BEVER-<br />
„ VOORDE, als Drosfaard erkennen zou." Zij voegden 'er<br />
bij: „ dat dit zou kunnen gefchieden, door ter Generaliteit<br />
„ te bewerken, het intrekken van den last, aan 't krijgsvolk<br />
» v a a d e n<br />
Staat gegeven, om noch de ene noch dc andere<br />
„ par-
BEliKE» (JOH. VAN EER) ZOI<br />
„ partij te helpen." De Staten 't vertoog van die van Zwolle,'<br />
welken zig middelerwijl, ook bij de Staten S»n Zeeland ver<br />
voegd hadden, overwogen hebbende, verftonden daar na, dat<br />
men den twist in der minne moest zoeken bij te leggen; wan<br />
neer de zaken eerst herfteld waren in den ftaat, v/aar in zij<br />
geweest waren, voor het ontdaan der fcheuringe; oirdeelden<br />
zij, dat, ten minften in 't ftuk der aanftellingö van enen Stad<br />
houder, geene overftemming vallen kon. Men gaf van ditbe-<br />
fluit kennis ter Generaliteit, doch de algemene Staten oirdeel<br />
den in feptember, dat men, zonder zulk ene heiftelling te<br />
vorderen, gemagtigden afzenden kon, om de gefchillen te be<br />
middelen; maar de afgevaardigden van Holland, wel bevroe<br />
dende, dat zulke gemagtigden, uit en door de algemene Sta<br />
ten gekoren wordende, niet zouden kunnen nalaten, de ver<br />
kiezing des Stadhouders te bevestigen, kanteden zig hier te<br />
gen; ook verklaarden die van Deventer, dat zij zulk ene be<br />
zending niet zouden ontvangen, noch in onderhandeling tre<br />
den , met iemand, die van wegen da algemene Staten afge<br />
zonden werdt. De tweedtagt bleef derhalve, voortduren; ter<br />
wijl men het ondertasten onder de hand zo verre wist te bren<br />
gen, dat de algemene Staten , in den aanvang des jaars 1656 ,.<br />
die van' Overijfel bewogen, gemagtigden naar J<br />
s Hage te zen<br />
den , met welken zij of hunne afgevaardigden zouden kunnen<br />
handelen. Beide die van Zwolle en van Deventer kwamen toen<br />
overeen, om, tot beflisfing der gefchillen, te benoemen Prins<br />
WILLEM VAN NASSAU en den Raadpcnfionaris DE WITT, die<br />
eerlang eens werden: „ dat de voorgewende verkiezing van<br />
„ enen Stadhouder, zo wel ten opzigte van den prinfe VAN<br />
„ ORANJE, als ten opzigte van den vorst VAN NASSAU, ZOU<br />
„ gehouden woiden voor vernietigd; dat HAARSOLTE ook af-<br />
., ftand zou doen van het Drostambt van Twente, waar toe men<br />
„ hem hieldt te zijn aaugeileld, en dat dit ambt, bij voor-<br />
„ raad, zou gelaten worden aan den Here VAN BEVERVOOR-<br />
„ DE," die 't na 't overlijden van den jongften Drosfaard,<br />
reeds als Verwalter bekleed hadt. De vorst VAN NASSAU hadt<br />
fe voren reeds verklaard, dat hij om vredes wille, afftand<br />
N j wil-
£02 BEEKE. (JOH. VAN EER'<br />
wilde doen van de aan hem opgedragene wairdighéid; De<br />
beide partijen aangenomen hebbende, verflag te doen van de<br />
ze uitfpraak, vonden de leden van welke zij gemagtigd wa<br />
ren, met name die van Zwolle, ongezind, om zig aan dezelve<br />
te onderwerpen. De fcheuring fleepte middelerwijl ,• velerlei<br />
nadelige gevogen met zig; Hasfelt zelv' werdt, door die van.<br />
Zwolle in meij of junij des volgenden jaars 1657 belegerd, en<br />
fchreef aan Amfteldam, om bijftand. Doch toen het vuur'van<br />
twedragt op 't vinnigst aan 't branden was, werden het beide<br />
de partijen moede. Zij kwamen eindelijk oveieen, om de<br />
gefchiilon volfbektc'ijk, te verblijven aan de uitfpraak der<br />
Staten van Holland, die KOKNELIS DE GRAAF,' Heer van Zuid-<br />
polsbroek, en den Raadpenfionaris DE WITT, benoemden, cm,<br />
uit hunnen naam, de zaak af te doen; dezen arbeidden 'er<br />
enige dagen niet zo veel vlijt aan, dat zij eerlang, op den<br />
Sflen augustus, ene wijdlugtige uitfpraak deden, die niet al<br />
leen de beflisfing der gefchillen inhieldt, maar zelvs gehele<br />
fcMkkingèn" op het beleid der regeringe, in de vergadering©<br />
der Staten van 't gewest, en in de mindere kollegien en amb<br />
ten. De vöoirnaamfte punten kwamen hier op uit: „ dat dé<br />
„ aanflelling van RÜTGER VAN HAARSOLTE tot Drost van Twén-<br />
„ te, zou gèrèkèod worden, als niet gefchièd; ook de aan-<br />
„ ftelling van den Prinfe WILLEM VAN NASSAU , tot Luitenant<br />
„ Stadhouder; dat het gefchil over de verkiezing van denPrin-<br />
„ fe VAN ORANJE, zou gekten worden in zijne waarde én on-<br />
* v<br />
'" aarde<br />
> e<br />
" Mn hetoirdéeï der genen, die in de regeringe<br />
„ zouden zijn, wanneer zijne Hoogheid bekwame Jaren be-<br />
„ reikt zou hebben , om de waardigheid van Stadhouder te<br />
„ bekleden. Dat die van Deventer vrijheid zouden hebben,<br />
„ om de tegenwoordig openitaande ambten,'binnen den tijd<br />
„ van agt dagen, te verdelen in twee gelijke delen, cn dat de<br />
,-, andere partij de keuze hebben zou van een dezer delen,<br />
* t e n d n d e a a n d e<br />
ambten, in hetzelve gebragt, te bege-<br />
„ ven voor de vereniging der twee partijen; doch indien zij<br />
» h i e r toe n i e £ k o n<br />
verflaan, zouden aile de ambten, vijf<br />
., jaren lang, onbegeven blijven, en het Drostambt van Twen-
BEEKMAN. (IZAAK) 203<br />
J,, te, middelerwijl bediend wo;den, d^or den Feer VAN BE-<br />
„ VERVOORDE. Dat Hasjelt en Steenwijk, voortaan op zaken<br />
,, van vrede en oorlog, verandering van ia'idregten, verkie-<br />
„ zing van Stadliouderen en opftellinge van nieuwe lasten.<br />
„ ten Landdage befcbreven zouden worden, en helpen raad-<br />
„ plegen. Dat 'er een algemene vergiffenis van al 't voorge-<br />
„ vallene zou afgekondigd worden, waar van egter de ma-<br />
„ kers van fchimpfchriften zouden uitgefloten zijn." De ge<br />
magtigden van beide partijen onderwierpen zig aan deze uit<br />
fpraak , omhelsden eikanderen vriendelijk, ten teken van vol<br />
komen' verzoening, bedankten DE GRAAF en DE WITT, cn<br />
werden door de Gecommitteerde Raden, uit name der Sta<br />
ten van Holland, op de Doele ter maaltijd onthaald; waar<br />
na de rust in Overjjsfel,, eindelijk voor enen tijd herReld<br />
werdt. ——— TnuRLoés, Papers. Vol. III. p. 115. Vol. IV.<br />
p. 60, 61. 460. 470. 490. 514. 516. Vol. VI. p. 333. 335.<br />
459. WICQUEFORT, Hijloire des Provinces wües, Livr. IX.<br />
p. 495. Livr. X. p. 547, 548. DE WITT, Brieven. I. D.<br />
bl. 258. III. D. 'bi. 33. 47. 178. 397- 404- 408. 412-415.<br />
DE WITT, Rejolntien van Conjtderatie. bl. 241. L. VAN AIT-<br />
ZEMA, Zaken vanStaat enOorlog. IV. D. bl.i68--i78. 180--195.<br />
WAG., Vod. Hijl. XII. D. bl. 406-412.<br />
BEEKMAN (IZAAK), geboren omtrent het jaar 1570, na<br />
alle waarschijnlijkheid in den omtrek van Dordrecht, ieide zig<br />
ijverig toe op het beoeffenen der mathematife wetenfehappen,<br />
zo dat hij daar in grotelijks uitgemunt heeft, in zo verre dat<br />
de reizende vreemdelingen hem onder het getal van die ver<br />
maarde mannen rekenden, bij wien zij een bezoek moesten<br />
afleggen; maar doordien deze wetenfehap zeldzaam een ruim<br />
beftaan aan derzelver beoeffenaars verfchaft, nam hij de Rec<br />
torsplaats der latijnfe fenolen aan, die hem door de regering<br />
van Dordrecht op den 2 junij 1627 wierdt aangeboden, waar<br />
bij nadeihand gevoegd wier.it, de waardigheid van Hoogleraar<br />
in de-redeneerkunde. Dezen post nam hij met alle vlijt waar,<br />
zijne hoofdiiefhebberij, de mathematife wetenfehappen teffens<br />
niet
2C-4 BEEKMAN. (IZAAK)<br />
Biet verwaarlozende, tot op zijn dood toe, welke Voorviel<br />
den 20 meij 1637. Hij is gehuwd geweest, en heeft ene dog<br />
ter nagelaten , getrouwd met de Heer A. VAN DER PERRE<br />
Burgemefester te Vlisfingen. Twee zijner bl oeders, mede lief!<br />
hebbers der wetenfehappen, zijn Rectoren te Rotterdam en<br />
Pits ngen geweest.<br />
BEEKMAN was een der warmde vrienden vah CARTESICS-<br />
met wien hij door een zonderiing toeval in kennis geraakte!<br />
CASTESIÜS namelijk was in Hollandfen krijgsdienst, en zig te'<br />
Breda in guarnifoen bevindende, zag hij op zekeren morgen<br />
wand lende, dat de voorbijgangers hunne aandagt vestigden<br />
op een mat ematisch voorRel, 't welk ih het nederdui s op<br />
den hoek van ene Rraat aangeplakt was, htj deze taal niet<br />
verftaande, verzogt aan BEEKMAN een der omftandérs, dien<br />
hl egter .niet ken Je, cm het hem in *t iatijn of frans te wil<br />
le 1 uitleggen;-deze verwonderd over die vraag, beloofde den<br />
jongen krijgsman aan zijn verzoek te zullen voldoen, onder<br />
voorwaarde, dat hij hem de oplos mg van het vraagftuk zou<br />
de brengen; CASTESIÜS beloofde zulks, en hieldt woord; ter<br />
ze'.vei tijd redeneerde hij met zo veel grond en juist oirdeel<br />
over verfcheidene wetenfehappen, dat de géoeffehde Mathe<br />
maticus 'er over verftei-J RonJ, en belijden moest,, dat dé<br />
officier hem zaken leerde die hij niet wist; van dit ogen<br />
blik- af aan floten zij ook ene weerkerige vriendfehap, die 17<br />
jaien heeft Rand gehouden, namentlijk tot op den dood vari<br />
BEEKMAN ; ook onderhielden zij ene onafgebr kene briefwisfe-<br />
hng. Het was op aanhouden van dezen vriend, dat CARTE- *•<br />
sïus reeds in 1618 zijn Compendium Muftcts vervaardigde, dat<br />
ec:st 30 jaren daar na is in 't licht gekomen. BEEKMAN wilde*<br />
'er zig in de afwezigheid van den fchrijver de eer van toe<br />
eigenen; doch in >t vervolg beieed hij dat het 't werk van<br />
dien beroemden wijsgeer was, maar teffens gaf hij voor, 'er<br />
*t beftier over gehadt te hebben; hoe 't ook mag zijn,' dit<br />
voorval veroirzaakte in den beginne enige verkoeling in hunne '<br />
vriendfehap, doch die vuurde ivel dra weder aan, en heeft<br />
gelijk gezegd is, tot het einde van BEEKMA-NS leven Rand
BEEKMAN. .(MARTINUS) BEELDEMAKER. 205 .<br />
gehouden. Deez' geleerde man, heeft in druk nagel&ten:<br />
Mathematico-Phyfcarum Meditationum Centuria. Traje&i ad Rhe-<br />
num, 1644. in 4£c BAILLET, Vic de DESCARTES , en di<br />
vers endroits du Tom. I. & Tom. II. pag. 547. PAquOT, Me<br />
moires litter. Tom. XVII. p. 401-403. M. BALEN, Befchr.<br />
van Dordrecht, bl.' 674- 677.<br />
BEEKMAN (MARTINUS) , Drosfaard en Dijkgraav van<br />
de Baronn e van Asperen, heeft in het jaar 1745, onder'onze<br />
Vaderlandfe Historiefchrijvers, ene plaats verworven, door het<br />
in' 't licht geven, van zijne 23efch$bhig ban be £tat> en 23a*<br />
l'OlintjC ban St^ncrcn; waar in befchreven wordt dcrzelver<br />
oudheid, gebouwen, hoge en lage regering enz. De Dros<br />
faard heeft zijne befchrijving in XXII hoofdftukken afgedeeld,<br />
behelzende alies wat tot ene volledige plaats-befchrijving ver<br />
eist wordt; het is te Utrecht in gemelden jare in 8vo. ge<br />
drukt , en met enige frarje konstprentcn verliert,<br />
BEELDEMAKER (FRANS), Konstfchüder, een zoon van<br />
JOHAKKES, wieidt geboren in 'f,Gravenltage in het jaar 1669,<br />
en leerde de beginzelen der fchilderkonst bij zijnen vader,<br />
maar tot rijpere jaren gekomen zijnde, kwam zijn lust niet<br />
overeen, met zijn vaders konstverkiezing, in het fchilderen<br />
van jagten, dieren en andere voorwerpen meer van dien aart,<br />
maar zijne neiging helde over tot verhevener onderwerpen;<br />
om dan aan zijne geneigtheid te voldoen, weidt hij bedeld bij<br />
den beroemden Historiefchildcr WILLEM DOEDYNS , bij wien<br />
hij het ocflenen van zijn' konst met vlijt voortzette; ter tijd<br />
toe, dat hij zig bekwaam oirdeelde en belust werdt om Romen<br />
dat vermaard Palladium der fchilderkonst, te gaan bezoeken;<br />
hier enigen tijd geweest zijnde, geraakte hij wel dra in ken<br />
nis met de Bentbroeders, die hem om zijn nors en grijnzend<br />
humeur, den toenaam van Aap. gaven; BEELDEMAKE* wierdt<br />
hier hoopgaande knorrig over en fpeelde den beest, dan de op<br />
zijne kosten fmullende broeders beduiden hem ras met gevoe<br />
lige reden, dat fchoon hij traktant was, hij niets te zeggen<br />
hadt en vooral zoet moest zijn; 'iet manneke niet anders kun<br />
nen-
?9fi BEELDEMAKER. (JOHANNES)<br />
nende, bedaarde, en moest zig den bentnaam van Aap latei?<br />
welgevallen; verders bragt men den overigen tijd van de bij<br />
eenkomst', die tamelijk werdt uitgerekt, in flempen, drinken<br />
en gulle vrolijkheid dopr. Dit voorval egter kropte hem ge-<br />
weldig, en hij bleef ook niet lang daar na te Romen, maar<br />
kwam fpoedig naar Holland te rug, en zette zig met 'er woon<br />
op zijne geboorteplaats neder, daar hij in den beginne veel<br />
te doen hadt, met het fchilderen van zolder-, deur- en fcboor-<br />
fteenftukken; inzonderheid in de tusfentijd, dat MATTIIEUS<br />
TERWESTEN naar Romen was, doordien men daar op dat pas<br />
weinig keur hadt, vermits de oude Meesters meest dood wa<br />
ren; maar toen TERWESTEN van zijne driejarige reize te rug<br />
was gekomen, hadt hij weinig meer te doen, alzo deze hem<br />
verreweg in bekwaamheid overtrof. FRANS was ook lid der<br />
Haagje brpederfchap, maar hij gedroeg zig zo nors en grillig<br />
ten aanzien van zijne medebroeders, dat men ras begreep,<br />
dat hij te regt in Romen met den bentnaam van Aap gedoopt<br />
was. In 1717 ging hij buiten Rotterdam wonen ter plaatze<br />
daar zijne vrouw geboren was, en ftierf aldaar in een hogen<br />
ouderdom. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders, IV.<br />
D. b!. 61. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg &c. I. D. bl.<br />
289-292. . -<br />
BEELDEMAKER (JOHANNES), Konstfchilder, de vader<br />
van FRANS, is in het jaar 1630 in 's Hage geboren. Dezes kon-<br />
ftenaars voorname liefhebberij beftond, in het fchilderen van<br />
harten- en zwijne-jagten, en al wat tot deze vorftelijke tijd<br />
korting behoort, ook hazen, konijnen, honden; en mede<br />
de vereiste menfelijke beelden, ais heren, vrouwen, jagers,<br />
jongens en boeren; en doorgaans ftoffeerde hij de voorgronden'<br />
van zijtï ftukken, met klisfen, planten, distels, inlandfe krui<br />
den, en meer andere dingen van dien aart. Ook fchilderde<br />
hij fomtijds wel een ilapend boerinnetje, verzelt van melk-<br />
koeijen, fchapen, lammeren, huppelende bokken en geiten,<br />
die bij haar ontwaken de melkemmers door de jagers honden<br />
uitgeilurpt vondt. Daar is nog een ftuk van hem voor han<br />
den, dat zeer fchoon en wclgefchilderd is, verbeeldende een<br />
fla-
BEELS. (LEONARD) BEELS,. (MART. ADRIAAN) 2o 7<br />
flapende Nijmf, opgewagt bij een veldftoet van huppelende<br />
bokken en geiten; het is gejaartekend 1652. JAN BEELOEMA-<br />
KER hadt in zijn tijd veel leerlingen en ook vele kinderen;<br />
hij moet in een zeer hogen ouderdom geftorvèn zijn, want hij<br />
leefde nog in 1710. J. C. WEYERMAN, Leven der Schil,<br />
ders, IV. D- bl. 407, 40S. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg ^<br />
J. D. bi. 63, 64.<br />
BEELS (LEONARD), Predikant te Amfteldam, is geboren<br />
den 13 feptember 1674, wierdt in 1708 beroepen te Breuke-<br />
len, alwaar hij het Euangelie tot in 1722 heeft verkondigd-<br />
wanneer naar Amfteldam is vei plaatst, daar hij op den 5 no<br />
vember 1756 in den ouderdom van 82 jaren en omtrent twee<br />
maanden is overleden. Zijn Eerwaarde heeft zeer vele zijner<br />
lettervrugten door den druk gemeen gemaakt; waar van de<br />
yoornaamften zijn: 1. 93ü£t-/ 23eöc- C!l i£«M3?t#offen/ 1747.<br />
Stnfï. in 4to. 2. SSijbeloeftningtn. 1.744.3ïmfi4to. sextet».<br />
fcljcn uiterftcn. 1748. 3ïmft 4to. 4. iöcsbonrê fontw en fitaffe,<br />
1730. Stuift. 8bo. ; Beekz., 173-1. a. bl. 490. 1756. b.<br />
bl. 654. ABCOUDE, Naamregister, druk van 1772. bl. 37, 38.<br />
9lm (SttU (Europa/ III. SN f. 654. en XI. 2$. f. 76S.<br />
BEELS (MARTEN ADRIAAN), een zoon van LEONAMJ,<br />
was Burgemeester te Amfteldam in 1787; een tijdvak, waar<br />
in de gemoederen in ons gemenebest zodanig aan 't gesten<br />
waren en in denkbeelden verfebjlden, dat men aan de ene<br />
zijde he: toen plaats vindend boftier voor goedkeurende, van<br />
geene verandering noch verbetering der in zwang gaande mis<br />
bruiken en gebreken, die voorzeker vele waren, wilde ho<br />
ren, en zig met hand en tand daar tegen kantte; terwijl de<br />
andere partij die der vrijheid namelijk , geene middelen te<br />
i^eijeiijk vond om die htm tegen waren te overwinnen, en<br />
het zo nodig herftel in 's lands en ftedelijk bellier met kragt<br />
door te zetten, en ware 't mooglijk uit-te werken. Burgemees<br />
ter BEELS behoorde tot de eerstgenoemde partij, en geen won<br />
der dan ook, dat hij zig den haat van dat gedeelte des volks op<br />
den hals hadt geladen, die voor de vrijheid ijverden , en herftel<br />
van haie bezwaren vorderden. De eerfte uitwerkingen van<br />
de-
'zot BEELS. (MARTEN ADRIAAN)<br />
dezen haat en afkeer tegens hem, ondervondt hij, toen hij benevens<br />
agt zijner Mederaden, den 21 april 1787, op aandrang<br />
der Burgerij als lid van de Vroedfchap wierdt afgezet; het<br />
twede was noodlottiger, want op den 24 meij van dat zelvde<br />
jaar, fleurde ene hollende bende meest uit het flimfte gefpuis<br />
ieftaande, naar zijn huis, en plunderde hetzelve deerlijk uit.<br />
De Burgemeester door het voeteuvel aan huis en kamer gebonden,<br />
hadt nauwelijks tijd, om het naderend geweld vernemende,<br />
zig openen ftoel door zijne knegts naar het agterhuis,<br />
en voorts in den Hal te laten dragen. Een zijner zonen en dogters<br />
, bezig met enige papieren van aangelegenheid te bergen,<br />
werden daar in door het aanvangen der plunderinge geftoord;<br />
zij weken, en een der dogteren bragt, in een hoekje van den<br />
tuin vei fcholen, een akeligen nagt door. Bij het opdagen der<br />
1<br />
gewapende Burgerije, verdween de fchendzieke bende, om<br />
haren moedwil aan nog twee andere huizen te gaan koelen.<br />
De aanleider.de oirzaak, tot deze en meer geïijkfoortige fchendaden<br />
was zegt men, het ter tekening leggen van een request,<br />
behelzende hoofdzaaklijk een verzoek: „ om de herftelling<br />
„ van den Stadhouder in alle waardigheden en vooiregten;<br />
„ de afzetting der onlangs nieuw aangeftelde B.aden en Kollo-<br />
„ nellen; de herftelling der afgezetten; de handhaving van de<br />
„Burgers, in- en opgezetenen bij derzelvcr voorregten; het<br />
„ weren der inbreuken omtrent dit alles-gefchied; de beteu-<br />
„ geling van de losbandigheid der drukpersfe; de vernietiging<br />
„ van alle vrijcorpfen en genootfehappen van wapenhandel;<br />
„ voorziening tegen het oproepen der fchutterijen, buiten<br />
„ kennis en overleg der wethouderen; en eindelijk, het be-<br />
„ letten van gcldverzamelingen, ter betaling van vreemde en<br />
„ ongeregelde troepes." Ook verzekert men, dat deze ebloze<br />
feiten nimmer zouden gebeurd zijn, indien de toenmalige<br />
Hoofdofficier, de aanvangelijke ftorenisfen tegengegaan<br />
en geweerd hadt. Hoe het 'er ook mede gelegen mag geweest<br />
zijn, verre was 't zelve van voorfpraak of verdediging te vinden,<br />
ware Patriotten beklaagden zig over dit bedrijf, waar<br />
door men poogde ene zaak, die oneindig betere middelen ter<br />
ver-
BEELS. (MARTEN ADRIAAN) Bc>£<br />
verdediging hadt, en te werk fte'de, met onbehoorlijk en ai.<br />
toos laai;baar geweld te bevorderen. Later kwam een com-<br />
ïiiisrie uit den IL
2ï» BEER. (AART PE) (BOUDEWYN) (JAN) (JOOST)<br />
BEER (AART DE), Konstfchüder, een Antwerpenaar van<br />
geboprtg, tekende veel voor Glasfchilders, en hadt een kloe<br />
ke manier van fchilderen; hij wierdt in 1529 in 't Schilders<br />
gilde van zijne geboorteftad aangenomen. ——— K. v. MAN<br />
KER, Leven der Schilders, I. D. bl. 42.<br />
BEER (BOUDEWYN DE) , geboren te Gent, omhelsde<br />
den geestelijken ftaat, en wierdt Pastpor der Hoofdkerk van<br />
die ftad. In 1651, was hij Kanunnik van het zelvde Kapittel;<br />
en pok Biegtvader van verfcheidene Nonnen-kloosters. Hij<br />
ftierf te Gent den 22 januarij 1633, na in 't licht te hebben<br />
gegeven: ©en ïf. Kegel ban ben Hf. ©aocr AUGUSTINUS, ge*<br />
gbeberi boo| De ^onneben^ £c ia 12°. 2Snthj. 1651. ——<br />
J\ F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 116. PAQUOT, Mem .litter. Tom.<br />
VUL p. 35, 36.<br />
BEER (JAN DE), is geboren te Biest omtrent het jaar<br />
1360; na zijne letteroefteningen volvoerd te hebben, wierdt<br />
hij Meester der vrije konften, en Rector van St. Servaas te<br />
Mastricht, vervolgens bekleedde hij dien zelvden post in het<br />
kollegie van St. Salpin te Diest. JAN DE BEER, hadt zo veel<br />
overgegaard, om gemakkelijk te kunnen leven, toen hij eens<br />
klaps het befluit nam, de wereld te verzaken, en te Corfen-<br />
donk het monnikskleed aan te trekken, in welk klooster hij de<br />
bediening van Onderprior waarnam, tot aan zijn dood toe<br />
welke voorviel den 23 julij 1422. Hij heeft gefchreven: Bre-<br />
vis fumma circa Rhetoricam ; beginnende met deze woorden:<br />
Rhetorica asfecutura DialeBica est. SANDERI , Chorogr. Sacra<br />
Brabantiae, uit. edit. Tom. I. p. 297. II. 114. VAL. ANDR.,<br />
Bibl. Belg. pag. 455. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 577. PA<br />
QUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 338, 339.<br />
BEER (JOOST DE) , was een Konstfchüder, die in de<br />
XVIde eeuw te Utrecht woonde, en die fchoon geen overvlie<br />
ger in de konst zijnde, egter vele leerlingen hadt; hij zelve<br />
was een discipel van FRANS FLORIS. — — K. v. MANDER,<br />
Leven der Schilders, II. D. bl. 193.<br />
ZEE-
BEERENDRECHT. BEERING5. BEERWOUD. BEGA. sri<br />
EEERENDRECHT (JAN VAN), was in 't jaar 1568 Schout<br />
te Leijden, een braaf man, want toen de bloeddorftige ALVA<br />
den toeleg hadt gefmeed, om de Oi.roomfen, 's nagts voor<br />
asfen-woensdag, aan ve'e oorden tevens, te verrasfen, waar<br />
- toe verfcheidene gemagtigden waren afgezonden, waarfchouw-<br />
de hij een menigte dier ongelukkigen tegens deze lagen, waar<br />
door velen 't gevaar ontkwamen. •• • • WAGEN., Vad. Hift.<br />
VI. D. bl. 265.<br />
. BEERINGS (GREGORIUS), Konstfchüder, is geboren te<br />
Mechelen ; hadt in zijn jeugd Italien bezogt, en fchilderde zeer<br />
aartig en bevallig, in waterverf, ruïnen en antieke gebou<br />
wen. Gedurende zijn verblijf te Rome, zijn geld hebbende<br />
doorgebragt; fchilderde hij, om fpoedig weder aan ander te<br />
geraken, op een ftuk doek, den Zondvloed, waar in niets dan<br />
een regenagtige lugt, veel water en de dobberende Ark zonder<br />
bijvoeging van enige beelden gezien \verden. Gevraagd zijn<br />
de , wat die verbeelding beduiden wilde ? antwoordde hij ;<br />
den Zonnvloed; en op de twede viaag, waar dan de menfchen<br />
waren? hervattede hij: zij zijn alle verdronken of in de Ark<br />
en als 't water afgekpen is, zal men ze zien. Van dat tafereel<br />
begeerde ieder een kopij te hebben, en vermits die vaardig<br />
van de hand vlogen, geraakte BEERINGS zijn buidel welhaast<br />
weder vol geld. Hij overleed te Mechelen in 1570. . .<br />
K. v. MANDER, Leven dei' Schilders, I. D. bl. 161.<br />
BEERWOUD, voerde in 1384 als Overfte het bevel in<br />
Bergenoizoom; het was een fchurk, want hij fmeedde den ver»<br />
radelijken aanflag, om deze vesting waar van aan hem. de ver-<br />
dediging was toevertrouwd, in handen van den Spaanfen be<br />
velhebber PARMA te leveren; doch zijn "'heilloos voornemen,<br />
tijdig ontdekt zijnde, vlugtte hij op de aannadering van den<br />
Grave VAN HOHENLO tot den vijand, en ontweek daar door<br />
zijne welverdiende ftraf. WAGEN. , Vad. Hift. VIII. D.<br />
bl. 21.<br />
BEGA (KORNELIS), een -Konstfchüder, geboren te Haar-<br />
km, was de eerfte en beste leerling die OSTADE in de konst<br />
O 2 or;-
fff flEGYN. (ABRAHAM)<br />
Opgekweekt heeft; zijne moeder was MARIA KORNELISZE, dok<br />
ter van den vermaarden EORNELIS KORNELISZE VAN HAARLEM-,<br />
dia fraaij tekende en fchilderde, en zijn vader een houten<br />
beöldfnijder, BIETER JANZE BEGYN genaamd. KPRNELTS werdt<br />
een groot meester in 't fchilderen van boere-gezelfchapjes-,<br />
maar teffens een losfe knaap, zo dat zijn vader hem niet lan<br />
ger, vóór zijn kind wilde erkennen, waarom hij ook niet meer<br />
den naam van BEGYN wilde voeren, maar veranderde dien in<br />
liEGA* Hij is niet getrouwd geweest, maar was fmoorlijk ver<br />
liefd op een jonge juffer, die door de pestziekte wierdt aange<br />
tast, en die hij niet in haar kommerlijken toeftand willende<br />
verlaten, nagt en dag oppaste; waar door hij ook zelve van<br />
dip vernielende kwaal wierdt aangetast, welke hem kort na<br />
zijn meisje, op den 27 augustus 1664 in 't graf fleepte. Zijn<br />
penfeelkonst, gefchat onder de beste foort van .dien aart,<br />
pronkt in de geachtfte kabinetten van Nederland. Ook heeft<br />
hij een geëtst werkje van zijne hand uitgegeven, uit 24 plaat<br />
jes beftaande, dat overheerlijk is. J. C. WEYERMAN,<br />
Léven der Schilders, II. D. bl. 92, 93. K. v. MANDER, Lever,<br />
der Schilders, II, D. bl. 160. A. HOUBRAKEN, Schouwburg &c.<br />
I. D. bl. 349.<br />
BEGYN (ABRAHAM), Konstfchüder, is geboren in 1650.<br />
heeft veel jaren in Holland en wel den meesten tijd in 's Hag-<br />
gewoond. Hij is een groot meester in de konst geweest; de<br />
Voorwerpen van zijn penfeel waren landfehappen, water- cn<br />
landgezigten, geftoffeert met beelden, bomen en beesten. Hij<br />
verftondt de doorzigt- en bouwkunde in den grond , zo dat hij<br />
uitnemend bekwaam was om grote werken te vervaardigen;<br />
zo als men in 's Hage ook nog verfcheidene kamers vindt;<br />
die heerlijk van hem zijn gefchüderd en van een ongcloofliik<br />
rijke ordonnantie. In 1690 werdt hij aan het Hof des Keur-<br />
vorsts van Brandenburg naderhand Koning van Pruisfen, alsHof-<br />
fchüder beroepen. Hier vondt BEGYN een ruim en open veld,<br />
Om aan zijne konstvermogens den vrijen teugel te vieren; want<br />
Sie Vorst gondt h.Gin door zijn gantfe heerfdiappije, om ali.a<br />
' f' hoofd-
teBKS» (ALBERT)<br />
hööfdftéden3 omliggende kastelen eii laiïdgezigten, 'af té te<br />
kenen ; naar deze tekeningen fchilderde hij dan grote ftukken<br />
welke in uitgeftrekte zalen geplaatst wierden, en tot groet ge<br />
noegen van den vorst uitvielen',<br />
ABRAHAM was een man van een vcorbee'dig goed gedrag*<br />
'en is enige jaren voor den vorst overleden; zijn dood was<br />
zeer onverwagt en fchielijk, want ABRAH. TERWE.ITEN en an<br />
dere Konftenaars in de zaal komende daar hij bezig was met<br />
fchilderen, nodigden hem tot ene wandeling uit, het gene hij<br />
op een beleefde wijze affloeg, doordien hij nog iets te do£n<br />
hadt, daar nog ruim een uur werk aan was, belovende egtér<br />
dat zo dra Zulks afzoude zijn, hij bij hen zoude kbmèn. Doch<br />
in plaats van dit, deedt hem de dood den weg naar de eeuwig<br />
heid bewandelen; want van de ftelling tredende, en de trap rf<br />
naar beneden willende gaan, gevoelt hij zig niet wefj houdt<br />
zig aan de leuning vast, en fterft met het palet in de hand<br />
op dat zelvde ogenblik 5 hebbende in de andere hand enig<br />
geld, dat bij iemand naar wie.: hij wagtte , wilde gevetf*<br />
deez' boven komende; vondt hem tot zijn grote ontzetting in<br />
die geffalte, en maakte zijn dood aan 't Hof terftond mgfr<br />
baar. Op deze wijze is die grote Meester uit den t. d Wesgg.-<br />
lukt, 'nalatende ene dogter bij zijne weduwe, nevens den<br />
goeden naam van een deugdzaam man geweest te zijn t dig<br />
zijn vorst wel en met roem bediend heeft. — J. v. Goot,,<br />
Meuwe Schouwburg, I. D. bl. ico-102.<br />
BÈIERLINCK, zie BEYERLLNCK;<br />
BEJLLNG (ALBERT), een msn die zig 20 in zijn léven,<br />
als met zijnen dood, te:: tij ie van vrouwe JAKOBA VAN' Btf$è<br />
REN, beroem ! gemaakt, en den naam van den Hollamlfen RE-<br />
GULUS heeft verworven. Wanneer de zaken vari vorftm JA-<br />
KdBA reeds' zo vérre waren verlopen, dat Hertog JAN VAN<br />
BRABAND tot Graav van Holland en Zee.and gehuldigd WÉ)$<br />
poogde zij fommige fteden weder magtig te worden. FLORIS<br />
VAN KTFHOBK verdt ten dien einde met enig volk naar<br />
Schoonhoven gezonden, ten èin. ]<br />
e die ftad te bcmagdgen, het<br />
Ó 3 Wvlk
214 BELNTEMA VAN PËIMA. (JOH. ÏGNAT. WORP)<br />
welk ook door verftandhouding met enige Burgers daar bin<br />
nen , welhaast ten uitvoer wierdt gebragt. Maar het flot<br />
waar in zig WILLEM VAN DEN COULSTER en ALBERT BEILING<br />
bevonden, bood zes weken lang, dapperen tegenftand, tot<br />
dat zij door hongersnood gedwongen , met de bezetting uit<br />
50 man beftaande , onder beding van levembehoud BEILING<br />
alleen uitgezonderd, zig overgaven; hij moest ter goedkeuring<br />
van vrouwe JAKOBA gevangen blijven. ALBERT verzogt ont-<br />
flag voor een maand, ten einde zijne vrienden te bezoeken;<br />
KYFHOEK vergunde het hem, onder voorwaarde van na ver<br />
loop van dien tijd, te zullen te rug komen; tot ieders verwon<br />
dering, hieldt die dappere man zijn woord; hij ftelde zig in<br />
's vijands handen, fchoon hij te voren wist, het met den dood<br />
te moeten bekopen, zo als ook gebeurde. KYFHOEK liet hem<br />
den zelvden nagt van zijne terugkomst, op de molen werf in<br />
de aaide begraven; het gefchiedde in den donker, doordien<br />
ALBERT, wegens zijn gedrag door een ieder bemind worden<br />
de, men het vonnis niet in 't openbaar en bij dag durfde ten<br />
uitvoer brengen. M. Vossius, Jaarboeken, bl. 644. Iaat zig<br />
over deze wrede daad dus horen: „ Hadt KYFHOEK de geheu-<br />
„ genis van dit fnode ftuk ten zeiven dage met een konnen<br />
„ begraven, dan zoude Zijn deugd bij de nakomelingen niet<br />
„ bezwalkt zijn; maar, nu hij zijne getrouwheid aan JAKOBA<br />
„ betoond, en zijne overwinnirge met die vuile daad befmet<br />
„ heeft, zal BEILING eeuwig met eere leven, en hij daaren-<br />
„ tegen in vervloekinge bij de nakomelingen zijn." Deze<br />
fchandeliji e daad viel voor in 1424. GOUDHOEVEN,<br />
Kronijk, fol. 449. VELDENAAR, Kronijk, bl. 124. WAGEN--,<br />
Vad. Hift. III. D. bl. 463, 464.<br />
BEIMA, zie BEYMA.<br />
BEINTEMA VAN PEIMA (JOHANNES IGNATIUS<br />
WORP), Doktor in de medicijnen, gaf een boek uit, met<br />
den tijtel van 3Elrjentecn fjllïpmiüöel/ geheel beftaande uit den<br />
lof en de aanprijzing van het tabaksroken. SIM. DE<br />
VRIES, Merg van allerlei Boeken, bl. 48 enz.<br />
BEIS-
BEISSELAAR. (MARTINUS VAII) |||<br />
BEISSELAAR (MARTINUS VAN), géboren te Goes, iri<br />
het jaar 1667, was de zoon van een groot Graankoper in dié<br />
Rad, en zijne moeder was ene Juffrouw EVÊRSDYK. MARTIHUS<br />
kwam Iaat aan de ftudie, doordien bem sijne ouders tot hèt<br />
beroep van Notaris gefchikt, en teh' dien einde op zodanig<br />
comptoir befteld hadden; doth de jongeling hier geen zin iii<br />
hebbende, én meerder geneigd tot verhevener letteröeffeflifi»<br />
gen, wierdt naar de akadeinié gezonden, daar hij zo vlijtig zijia<br />
tijd waarnam, dat hij binnen korte jaren Froponent wierdt;<br />
en voorts daar aan tot Predikant te Övcrzande en Driewegen,<br />
onder de klasfis van Éuidbeveland wierdt beroepen 4 ëri van<br />
daar op den' 5 december 1696 naar 's Herenbroek t onder de<br />
zelvde klasfis wierdt verplaatst; voorts den 3 julij te öcstzdü*<br />
burg, op het eiland Walcheren; en van daar den 28 april 1709<br />
te Vlisfingen, daar hij verbleven is tot aan zijnen dood toe;<br />
welke voorviel op den 5 feptember 1722, in den ouderdom<br />
van 55 jaren,<br />
BEISSELAAR is getrouwd geweest, met ene Juffrouw ÖPHO*<br />
VEN , van Goes afkomftig, doch die van der jeugd af aan s in<br />
's Hage was opgevoed en woonde; hier heeft hij twee kinderen<br />
bij verwekt; ene dogter, die getrouwd is geweest met Bürgë"<br />
meester MATTHYS FRUYST ; en een zoon, dié te VAsfingèn de<br />
waardigheid van Schepen heeft bekleed, en die ter vrouwe<br />
nam SUSANNA WULPHERT , uit welk huwelijk een zoon en twee<br />
dogters gefproten zijn.<br />
Van de BEISSELAARS zijn 'èr nog te Goes in wezen. Ooi;<br />
vindt riïè'n op het jaar 1692, enen LUKAS VAN BEISSELAAR,<br />
als toeziend Rentemeester te Goes, en enen MARTINUS VAJÏ<br />
BEISSELAAR, Burger officier ter zelvde Rede, die in génoèm«<br />
de jaar,- dat de vrijheidminnende regering en burgerij Van<br />
deze ftad om het voorftaan van hare regten, ten einde öra<br />
aan de onbegrensde heerszugt van WILLEM' DEN III, vóed-<br />
zel te verfchaffen, zo deerlijk moesten lijden, benevens andé<<br />
ren in hegtenis wierdt genomen en nauw bewaard, en na»<br />
derhand bij vonnis is gebannen. —— Btekz. 1722. b. bl- 42:,<br />
O 4 êo*
*I6" BERE. (RUDOLF VAN DER) BEKEER. (BALTH.)<br />
GODEW. VROLIKHERT, Vlisf. Kerkhemel, bl, 219-221. WAG 1<br />
Vad. Hifi. XVI. D. bl. 204. 216".<br />
BEK, zie BECK.<br />
BEKA, zie BEEK (JOHANNES VAN).<br />
BEKE (RUDOLF VAN DER), geboren te Breda, was in zijn<br />
leven Deken van 't kapittel te Tongeren, en een zeer voor<br />
naam Digter en ILftoriefehrijver. IRj heeft het grootfte tijd<br />
vak van zijn leven te Romen doorgebragt, alwaar hij ook in<br />
1403 zijn arbeidzamen levensloop eindigde. Verfch.idene<br />
van zijne werken zijn lang na zijnen dood door den druk ge<br />
meen gemaakt; als ondér anderen: 1. De Canonum 'obfervdtitia,<br />
in Svo. Col. 1568. è? Paris. Tom. Vl. Bibl. Patrum. 2. Hifto-<br />
ria Episcoporum Leodienfium , ab anno 1327. usque ad annw<br />
1360, in Tomo tertio Rerum Leodienfium a JOANNE CHAPEAVIL-<br />
LIO editarum. 3. Martyrologium, veifibus complexum. 4. Calen<br />
darium Ecclefiasticum, Lovan. VAL. ANOR., Bibl. Belg.<br />
J. E. VAN GOOR, Befchr. van Breda. pag. 303, 304.<br />
BEKKER (BALTHASAR), Predikant te Amfteldam, een<br />
der vermaardfte Theologanten, daar bij een man van zeer<br />
grote geleerdheid, die niet alleen in zijn vaderland, maar ook<br />
in geheel Europa zig beroemd heeft gemaakt , door zijn uitmun<br />
tend doch zonderling werk, getijteld:
ÉÈKKER. (EALTHASAR) sjo<br />
tte akademre te Groningen, oeffende zig ald?ar met veel ijver<br />
in de wijsbegeeite, gefchiedenis en de geleerde talen, te-<br />
vastere grondlegging voor zijne ftudie in de godgeleeidheid.<br />
In de hebreeuwfe taal hadt bij in't bijzonder tot lee meester<br />
den beroemden JAKOS ALTING, met wien hij erewaime vi enr-<br />
fchap aanging, die tot aan de dood van den Hoogleraar fteeds<br />
heeft voortgeduurt en nimmer is verkoelt, Wordende ook fteeds<br />
levendig gehouden door er.e onafgebrokène biicfwi. leling; ja<br />
BEKKER zijne grote achting voor deez'- leermeester, ftfekte zig.<br />
zo ver uit, dat hij na zijnen dood a.le dèszelvs we;ken ver<br />
zamelde, en die door ene voorrede van hem voorz'c -<br />
, te<br />
Amfteldam in V Delen in folio in "t licht gaf. Van Groningen<br />
vertrekkende, bezogt bij de hogefchool te Franeker, alwaar<br />
bij gedurende het tijdvak van vier en een halfjaar, het on<br />
derwijs in de godgeleerdheid, door de aldaar toen aanwezig<br />
zijnde beroemde Profesfoien in dat vak, genoot. Den 10 april<br />
1655, werdt hij in de klasfis van Franeker geëxamineerd zijn<br />
de, na een allerloflijkst onderzoek tot Proponent aangenomen,<br />
en kort daarna tot Rector der Iatijhfe fcholen van die ftad<br />
aangefteld; van welke post, die gants en al niet na zijn :' Ü<br />
was, volgens zijn eigen zeggen, de g ede Goo hem ontzettede,<br />
door het beroep op hem uitgebragt te Oosterlittens, alwaai hij<br />
den 13 april 1657 Predikant werdt. Hier was het dat Hij zij<br />
ne Ietteroetlenïngen met de grootfte ijver voortzette, tragten-<br />
de niet alleen zijne verkregen kundigheden te befchaven en<br />
uit te breiden, maar'die ook, behalven door and&e middelen ,<br />
te vermeerderen, door ene geleerde briefwisfeling met de he<br />
ren COCCEJUS , ALTING en meer voorname mannen. Dan ene<br />
zaak die in deze tijd zijn naam inzonderheid beioemd maakte,<br />
was, dat hij de flegte gewoonte verbeterde, die 'er genoeg<br />
zaam algemeen ten platten lande in Friesland plaats vondt,<br />
dat, namentlijk, de Predikanten op de dorpen , des zondags<br />
maar eens predikten, en geheel geen huisonderwijs of cate-<br />
chifatien aan kinderen en meer gevorderden in c'e wsarfr.id,<br />
verleenden. Dit vondt BEKKER onbehoorl. k, hij fpia' 'er zelv*<br />
met zijne gemeenzaamfte vrienden over, als van ene taak, die<br />
O 5 hij
?i| BEKKER. (BALTHASAR)<br />
hij begreep dat hem opgelegd was, om ten minften in zijne<br />
gemeente te verbeteren; hij deedt zulks, predikte des zondags<br />
tweemalen, en rigtede ook een openbare catechifatie aan; tot<br />
leiddraad van welk onderwijs, hij, en zulks was zijn eerfte<br />
Jcttervrugt, een korte Catechismus opftelde en liet drukken<br />
ónder den naam van (Öcrnmue ïimücrter. Deze zo prijzend<br />
waardige handelwijs van BEKKER, wierdt egter niet algemeen<br />
door zijne ambtgenoten goedgekeurd; ja hij haalde "zig de<br />
vijandfehap van fommigen dezer broederen op den halze, wien<br />
de zorg voor het welzijn van de aan hun toebetrouwde ge-<br />
meentens niet zo zeer, als wel ene gemakkelijke levenswijze<br />
ter harte ging ; doch BEKKER ftcorde zig hier in 't geheel<br />
hiet aan , maar voer voort, *t gene hij pligt noérnde°, met<br />
ijver te betragten; Met dit al, groeide 's mans achting hier<br />
door bij veien, ook" verwierf hij in 1665, de waardigheid van<br />
Doktor in de Godgeleerdheid te Franeker , en Ook nog dat<br />
zelvde jaar, wierdt hij als Predikant in die ftad beroepen, en-<br />
op den li januarij 1666, in den dienst bevestigd. Terwijl<br />
BEKKER hier het leraarambt bekleedde, gaf hij aan enige ft*<br />
dènten onderwijs aan zijn huis, dan zulks droeg geenzins de<br />
goedkeuring van de Hoogleraren weg, te' meer, doordien de<br />
ftudenten betuigden, dat zij zig uitnemend wel bij zijn onder<br />
wijs bevonden;-zij verzèttedfen zig 'er bijster tegen, en lieten<br />
hem zulks verbieden; doch BEKKER bekreunde zig des luttel;<br />
hij begreep als Doilor fheohgi*, het regt van onderwijs té<br />
hebben. Dan de Hoogleraren lieten 't 'er niet bij berusten,<br />
zij bragten hunne klagten voor Curatoren, welke bij 's lands<br />
Staten uitwerkten, dat aan BEKKER bij zekere geldboete<br />
wierdt verboden, met dit onderwijs voort te gaan; hij moest<br />
gehoorzamen, doch het gevolg was, dat veie zo in- als uitland,<br />
fe ftudenten de akademie verlieten, 't welk fommige Profes-<br />
foren nog knoniger op BEKKER maakte,<br />
In de tijd dat BEKKER nog als ftudent in de godgeleerd<br />
heid te Franeker verkeerde, hadt hij reeds fmaak opgevat voor<br />
de Cartefiaanfe wijsbegeerte, welke in dat tijdvak in haar op<br />
gang, dcch teven;, gelijk doorgaans het lot van nieuwe leer- .<br />
wij-
BKKRER. (BALTHASAR)<br />
«rijzen is, bij velen in grote haat Rondt; hier van kan onder<br />
anderen ten bewijze ftrekken , zeker Gravamen in 1C68, door<br />
de klasfis van Leeuwarden, op de Friesfe Sijnode gebragt, be<br />
helzende onder anderen middelen, om de fchaJelijke nieuwig<br />
heden der philofophie van CARTESIUS t keer te gaan: ,-, dat<br />
„ men van 's lands Overheid moest verzoeken een bevel, dat<br />
„ geen Profesfor, Dokter of Magister, wie hij zoude mogen<br />
„ wezen, 't zij in de akademie of daar buiten, in 't geheel<br />
„ of ten de'e, met woord cf pen , zou mogen vocrfiellên, de<br />
philofophie van CARTESIUS, ten zij ze geiept wierdt om ze te<br />
„ wederleggen." Met zodanigen konstgreep tragte men de<br />
voortgang van ene leerwijze te Ruiten, die fchoon de meesten<br />
welke 'er zo vinnig op gebeten waren, niet eens kenden,<br />
maar om dat niet in hunne kraam te pas kwam, gaarne ver-<br />
oirdeeld zagen; ook was het enkel te doen, om BEKKER een<br />
gevoeligen neep te geven, wiens nieuwigheden, zo als zij<br />
het noemden, en die waarlijk ingerigt waren, om beter en<br />
redelijker Christenen te vormen, gants en al niet met hunne<br />
ingebeelde gevoelens van regtzi: migheid ftrookte; onze brave<br />
man begreep zulks ook, en dat men 't met dit Gravamen, in<br />
zonderheid op hem geladen hadt; hij oirdeeide het deswegens<br />
raadzaam, een nauwkeurig berigt, betrekkelijk deze wijsbe<br />
geerte, in 't ïaüjn op te Rellen, om daar door fommigen,<br />
welke hem onverhoord, zonder de fchriften van CARTESIUS<br />
immer gelezen te hebben, en dus zonder de gevoelens van<br />
partij te kennen, veroirdeeld hadden, nauwkeuriger kennis<br />
van zaken te geven; dit berigt, noemde hij: Admonitio candidh<br />
l§ fmcera de Phihfoplda Cartejlana; hij zondt het aan de Sijno<br />
de, in meij des gemelden jaars 1668, te Leeuwarden vergaderd.<br />
In het zelve onderzogt hij, welke gemeenfchap 'er p'aats<br />
vindt, tusfen de wijsbegeerte en godgeleerdheid; en hij toond<br />
aan, dat de Cartefiaanfe wijsbegeerte, in geenen dele ftrijdt-met<br />
enige geloofspunten; dat de vrijheid om philofophife de lingen<br />
te opperen, door geene kerkelijke wetten behoord belemmerd<br />
te worden, teffens aan de hand gevende, door welke midde<br />
len philofophife gefchillen bij de Kerk behoren beflist te wor<br />
den,
2?ö BEKKER. (BALT'HASAïS)<br />
' den; Zuil: feéfl openbaar én hartig verdédigfcbïift, haaldi<br />
BEKEER een algemeen misnoegen öp den hals, doch door tus-<br />
ffenkomst van anderen, wierdt de zaak tot zijn genoegen bij<br />
gelegd. In het zelvde jaar 1668 , hadt BEKKER een tweda<br />
Catechismus, lil vragen en antwoorden, welke hij U&efheÖeA<br />
noemde, in 't licht gegeven; waar op een derde van<br />
iets meerder uitgebreidheid; voor volwasfenen, onder den<br />
tijtel van: ©aste &ptfee/ volgde. BEKKER"ftondt nu bij ieder<br />
voor een openbaar Carteftaan te boek, en eer zijne ©agt*<br />
£sp-tj$c/ welke hij in 1670 ter drukpersfe gaf, tot op een der<br />
de gedeelte was afgedrukt, liep reeds het gerugt, dat zij veis<br />
Canefiaanfe en andere ketterijen behelsde. Tot gerustftelling<br />
gaf BEKKER, de afgedrukte bladen van dit werk, te lezen, aan<br />
drie Hoogleraren te Franeker, en aan verfcheiden anderen,<br />
op de hoge en doörlugtfge fenolen der naburige gewesten; al<br />
le welken, met enige weinige uitzonderingen, daar over hun<br />
volkomen genoegen betuigden.<br />
Dit werk afgedrukt en in 't licht gegeven zijnde, wierdt<br />
tóet grote graagte gelezen, intusfen dat het gerugt, dat het<br />
verfcheidene ketterijen behelsde, wijd en zijd werdt verfpreidj<br />
ja twe Hoogleraars kwamen 'er opèntlijk voor uit, dat het in<br />
verfcheidene opzigtön met Socinianerij bennet was: welke be-<br />
fchuldiging zij ook , daar over aangeïproken , vol hielden.<br />
BEKKER daagde hen , op raad van fommigen, voor het Hof<br />
Provintiaal van Friesland, doch een derzei ven, met name Jo-<br />
KANNES WUBBENA, wist bij den Prefident der Gedeputeerde<br />
Staten van dat gewest te bewerken, dat aan den gedaagden<br />
quanfuis wierdt verboden, niet voor het Hof te verfchijnen,<br />
en BEKKER wijders op ene boete van 25 gouden Friesfe rijders<br />
gelast, hen niet verder te moeijen. De Gedeputeerde Staten<br />
eisten vervolgens het ad vijs der drie bovengemelde Hooglera<br />
ren, wier ogen middelerwijl, ene ongemene verlichting moe<br />
ten bekomen hebben; want daar zij voorheen het werk ge<br />
noegzaam hadden goedgekeurd, vonden zij hu daar in niet<br />
minder dan 36 of 37 punten, vol van fnode ketterije; waar<br />
om zij van begrip waren,- dat het niet behoorde verfpieid n<br />
wcr--
BEKKER. (BALTHASAR) A 3 ?<br />
worden. Dit advijs werdt door de Staten aan de Friesfe Klasr<br />
ftn gezonden, met bevel: „ om 't zeive nevens het boek te<br />
J onderzoeken, en haar oirdeel aan de volgende Sijnode me^<br />
,i de te delen." Dit.bevpl gaf aan BEKKER moed, en vervul-,<br />
de hem met hoop, doch die verdween eensklaps, wanneer<br />
Oen maand daar na, en wel vier maanden voor dat de Sijnode<br />
vergaderde, 'er ene Woarfchomnng der Gedeputeerde Staten<br />
van. Frics}and verfcheen, waar bij het drukken en verkopen<br />
der ©as'tc JbpijjC/ op ene boete van 35 rijders, verboden,<br />
en dus het boek nog niet onderzogt'zijnde, verpirdeeld wierdt,<br />
BEKKER vervaardigde hier op een verdedigfehrift, onden den<br />
tijtel van: Üoöirj "iilltlnaCJu / het weik bij aan de Klasfen rond<br />
! zondt, met verzoek, dat hij de overige bezwaren, zo 'er eni<br />
ge waren, voor haar of voor de Sijnode mogt vei antwoorden;<br />
biedende tevens aan, zo 'er bij enen tweden druk der ©a.éte<br />
^>uij;e / iets te veranderen viel, hij zig daar na fchikken zou<br />
de ; deze aanbieding gaf aan velen geen gering genoegen ; doch<br />
wanneer hij een antwoord op zeker berigt der Franeker Hoog<br />
leraren ter drukpersfe hadt gegeven, wierdt het verder drukt<br />
Hen daar van, door hogerhand verboden. Kort daar na boodt<br />
hij aan, tegen zijne befchuldigers voor de Sijnode gehooid te<br />
worden; dit wierdt toegedaan; maar in de plaatze van voj-<br />
doenende reden van bezwaarnisfen, vernam hij hier alleen,<br />
dat men zijn boek, fchoon een geleerd gefchrift noemende,<br />
'cr nogthans verfcheiden vreemde uitdrukkingen, oujehriftmatig:<br />
JlcU'.ngen en gevaarlijke gevoelens, in ontdekt hadt. BEKKER gaf<br />
: , zijne hoogde verwondering over deze uitfpraak te kennen; te<br />
meer, daar het, ingevolge dc eigen bekentenis van den voor<br />
zitter van het Sijnode bleek, dat deze vergadering flegts de<br />
advijfen, en geenzins de aanmerkingen der Klasfen, hadt nage<br />
zien, en daar uit dit befluit opgemaakt; ook werdt het her<br />
drukken der Baste ^uu;e van nieuws, op ene boete van 50<br />
rijders, verboden. Dit fcheen nog niet voldoende, maar de<br />
Klasfis van Franeker, zogt daar te boven een fchrifteiijke be<br />
lofte van hem af te persfen, om geene der dingen, welke zij<br />
cis aandotclijk in zijn boek hadt aangemerkt, bij monde of<br />
go
822' BEKKER. (BALTHASAR)<br />
gefchrifte, openlijk of heimelijk te leren; doch van dit Vonnii<br />
beriep BEKKER zig op de_ volgende Sijnode, welke in junij des<br />
jaars 1672, fe Franeker zou vergaderen; hier wierdt hij daar<br />
van vrij gefproken, en de Klasfis gelast, het geftreken vonnis<br />
in haar boek te rojeren. Met dit al, namen de kwellingen,<br />
BEKKER over zijn boek de ©agte J>pij$c aan edaan, in 't ge<br />
heel nog geen pinde. Hoe zeer bij ook fommige uitdrukkin<br />
gen, over welke men 't meest gevallen was, verfchikte; met<br />
behoudenis egter zijner oude gevoelens; hoe zeer hij de onbe<br />
gaanbaarheid en tegenflrijdigheid der advijfen van fommige<br />
Klasfen aantoonde, 't was vergeefs; men wist gefladig nieuwe<br />
•Zwarigheden aan te voeren, en hem dus onophoudelijk werk<br />
te verfchaffen, Intusfen was het zeer vreemd, dat, terwijl<br />
BEKKER'S boek in Friesland genoegzaam ene algemene afkeu<br />
ring onderging, nogthans verfcheidene beroemde en om hunne<br />
regtzinnigheid zeer vermaarde Godgeleerden het hooglijk pre<br />
zen , en betuigden, daar in niets, dat met reden kon gewraakt<br />
worden, te hebben kunnen vinden; onder dezen munteden<br />
inzonderheid uit, de Heren FRANC. BURMAN, CHRIST. PERI-<br />
ZONIUS en JAKOS AXTING; die als uit enen mond betuigden,<br />
dat zij het beek van BEKKER , ön;c genaamd, voor<br />
geleerd, regtzinnig, en met de formulieren van enigheid over<br />
eenkomende , venden.<br />
Onder zo veel gewoel en verdrietelijkheden, was het geen<br />
wonder, dat BEKKER hijgend verlangde ene provintie te verla<br />
ten , daar men zijne braaffte pogingen en beste inzigten vergalde;<br />
hier toe kreeg hij in 1675 ge.egenheid, wanneer hem het be<br />
roep in het vermakelijke dorp Loenen in Holland aan de Vegt<br />
gelegen, werdt opgedragen. Men begrijpt dat hij niet aarzel<br />
de om het aan te nemen; en hier was het dat de aangename<br />
rust dien hij genoot, hem gelegenheid verfchafte, zig op we<br />
zenlijker en nutter oeffeningen, dan het zwaardrukkend werk<br />
om gefchilftukken famen te ftellen, onledig te houden. Dan<br />
hij verbleef egter niet lang op deze ftandp'aats, maar wierdt<br />
in 't volgende jaar naar Weesp beroepen, nam in 1677, als<br />
Predikant den legerdienst waar, en- vertrók twee jaren later,<br />
na-
BEKKER. (BALTHASAR)<br />
namelijk in 1679 naar Amfteldam, alwaar hij den 4 december<br />
bevestigd weidt.<br />
Op het einde des jaars 1680, vertoonde zig bijna door ge<br />
heel Europa , een Komeet, welker Haart fomtijds omtrent<br />
70 graden bejoeg. - Zij wierdt hier te lande gezien, tot in<br />
februarij des volgenden jaars, en in 't algemeen gehouden<br />
I als een voorbode yan velerleije rampen en onheilen. BEKKER<br />
een geflagen vijand en waakzame beftrijder, yan alle voorbc-<br />
duidzels, nam deze gelegenheid te berde, om ware J<br />
t doen<br />
lijk,' de bijgelovige menigte van dezen waan te ontheffen. In<br />
1683 gaf hij zijn werk over de Kometen in 't licht, getijteld:<br />
©nöcrjorft ban De betefcxntnrj Der öometen / bij getegenfjeiö<br />
ban De gene/ Die in Deiaren 1680/ IÖSI en 1682/ gcfcbcncn<br />
hebben/ in 4to.; in welk gefchrift hij inzonderheid bedoelde<br />
pm te bewijzen, dat deze verfchijnzels voor geene voorboden<br />
van goed of kwaad moesten gehouden worden, maar onder<br />
de hemelfe lighamen gerangfehikt, en gelijk de andere fter-<br />
ren, welke op gezette tijden verdwijnen en te rug keren<br />
aan vaste en beiïendige wetten, door den Schepper van het<br />
Gants-al zeiven gefield, zijn ondergefchikt. Voorts betoogd<br />
deez' kundige Leraar, dat het met de ftijl der H. Bladen<br />
ftrfjdt, dat men de verfchijningen van fterren ten kwaden<br />
duide; verder, dat alle voorzeggingen buiten GODS woord uit-<br />
• drukkeüjk zijn verboden, en wel inzonderheid, die welke<br />
uit den loop des hemels en der fterren worden afgeleid; op<br />
deze en meer aangevoerde gronden, bewezen hebbende, dat<br />
het gevoelen van de voorbeduiding der Kometen vals is, be<br />
toogd hij, dat dus die genen welke dat gevoelen voorftaan<br />
i tegens- het Opperwezen zondigen. Tot dus verre alleen van<br />
de doling gelproken hebbende dien hij verfoeit, ten einde die<br />
te wederleggen, poogt hij verder als een Christen leraar te<br />
betogen, dat de mens daar des te groter affchrik van behoort<br />
te hebben, als hij bemerkt, dat deze fchadelijke doling uit zijn<br />
; eigen onachtzaamheid omtrent GODS allerheerlijkfte werken<br />
voortfpruit: „ Het is bij ons welervare Hollands volk," (dit<br />
zijn de eigene woorden van BEKKER,) ,, niets groots het zee-
*H BEKKER. (BALTHASAR)<br />
„ watej- eiken etmaal te zien twemaal ebben en vloeijen?<br />
„ maar duurteen van beiden wat langer, zonder dat men de<br />
„ oirzaak ziet, dan is 't wat wonders. Vraagt iemand na<br />
„ d'oirzaak van een werk, dat de natuur gewoonlijk doet,<br />
„ hij krijgt ligteüjk een fchamper befcheidt; gelijk een boer bij<br />
„ Leijden gaf: vraagt gij, zeide hij tot een Geleerden, /20e<br />
„ dat komt? dat weet ik wel. Hoe komt 't dan? Dat is altijd<br />
„ zo, fprak de goede man. Zie daar 't geheim, 't was altijd<br />
„ 20, en daarom geen wonder,' noch waardig om te onder-<br />
„ zoeken. Maar verneemt men vis of vogel die men hier te<br />
„ lande niet gewoon is, men wil weten, niet zo zeer waar<br />
5, dat van daan komt, maar wat het beduid: In 't jaar 1577,<br />
„ zegt HOOFT, desnagts voor den inval te Amfteldam, quamen t<br />
„ ter Heijde, een zeedorp in Zuidholland, 139/14. Walvisjeheit<br />
„ zo digt onder't land gezwommen, dat 'er een aan Jlrand klemd<br />
„ d'anderen, om hem te veriosfen, bliezen kragt van water ter<br />
„ uit, en twee der voorbarigJien bekoften hunne trouwharti<br />
„ met ge'ijk ongeluk. De grootjle was lang luttel min dan 50,<br />
„ hoog bj de 14, breed 10 voeten ruim. Van dezeljjle zoo<br />
„ ongedierte was den 2 van Hooijmaand, in de Scheide tot Sastin-<br />
„ ge, een aangekomen, lang 58, dik in de rondte 43, breed va<br />
„ Jlaart over de 13 voeten. Deze zeldzaamheden, als beduidz<br />
„ van genakende ontfteltenisjen , Jlonden den volke dro.flijk<br />
„ Maar uit wat ïeden ? Hadden onze Hollanders nooit meer<br />
„ dan 13 of 14 walvisfehen om de Noord vernomen ? ja, maar<br />
„ zo digt onder ors land niet. Dit was de zeldzaamheid, en<br />
„ die alleen Jtond den volke droeflijk voor. De natuurlijke fchrik<br />
„ achtigheid des menfehen helpt hier niet weinig toe, en<br />
„ 't wan- en waan-geloof moeten bijzonderlijk in dezen vei><br />
„ dacht zijn. D'onwetenheid, fchrik, en vreze zijn de on-<br />
„ vaste gronden, daar het bijgeloof op rust, zijnde dit een<br />
„ gebrek, Rrijdig met de godsdienftigheid, door overmaat."<br />
Met dit werk, en nog een ander, niet lang daar na in 't licht<br />
gekomen, zijnde ene ©erfstaring ober be bocijjcgfjingcn ban<br />
DANIËL, verwierf hij veel roems, bij alle hoogfehatters van<br />
gezond verftand en wezenlijke geleerdheid.<br />
Dan
BEKKER. (BALTHASAR) **$<br />
Dan het gene den naam van BEKKER wel het meest be-<br />
toemd gemaakt, Ja vereeuwigd heeft; is zijn werk, tot tijtel<br />
voerende: SSetober&e Wmdis/ jijnbe'eeu grcnöig cmocr*<br />
joeh ban 't gemene geboelen / aangaande be
zzS, BEKKER. (BALTHASAR)<br />
pq bekwaamheid hadden, om 's Konings droom te verklaren •<br />
de woorden zijn: Want de fake die de Koningh begeert, is te<br />
f\t'a;f * ende daar en is niemant, die dezelve y.or den Koningh<br />
'kennen, kan geven, dan de Goden, wekker wooninge bij 't v<br />
•liet eti is. Hij onderzogt daar in het vermogen, welk den<br />
Duivel doorgaans wordt toegefchieven, en deedt, ten zei ven<br />
einde, hog ene leerreden over EXOD. VUL vs. 18. Hij ver<br />
handeld hier in de vraag, welke tog de reden zijn mogt,<br />
Waarom de Toveraars aldaar vermeld, zo wel geene luizen als<br />
varfthen en flangen konden voortbrengen? Nog tweemalen na<br />
derhand predikte hij over gelijkfoortige onderwerpen, als eens<br />
pver de Toveresfe van Endor of SAULS Waarzegfter, i SAMUEL<br />
XXVIII. vs. 7-25, en eens over JOBS Duivel. In de beider<br />
laatfte predikatiën, die hij te Amfteldam deedt drukken, be<br />
weerde hij inzonderheid, dat de zogenaamde Toverijen en Spo<br />
ken , eer voor bedrog van menfchen , dan voor werkingen<br />
Van den Duivel moesten gehouden worden, tevens te keimes<br />
gevende, voornemens te zijn, iets wegens de Toverijen es<br />
Spoken in 't licht te geven. Intusfen dat hij bezig was, met<br />
"x gene hij op den predikftoel hadt geleraart, in gefchrift te.<br />
{tellen en te befchaven, kwam. uit Engeland een verhaal we<br />
gens, een zeer zonderlinge toverij. BEKKER bepaalde zig ter-<br />
ftond om dit boek met enige aanmerkingen in 't nederduits<br />
uit te. geven; belovende tevens, zijn'werk over de Toverijen<br />
eerlang te doen drukken; en, uit dit een en ander, wierdt<br />
ten, laatiten zijn zonderling boek, de Betoverde Wereld genaamd,<br />
geboren,<br />
In dit zo be'rugte werk, fpreekt hij van de werkingen der<br />
geesten op de lighimen, zodanig, dat hij in dezelve genoeg<br />
zaam ene volkomene onmooglijkheid fchijnt te Hellen, en ver<br />
der alle zodanige plaatzen, in welke van Engelen zo goede<br />
als kwade wordt gefproken, en waar uit men derzelver be-<br />
ftaan en werking gewoon is te betogen, geheel anders ver<br />
klaart; hierom is hij ook verdagt gehouden , het gevoelen der<br />
Sadduteuwen aan te kleven, die aan het beilaan yan Geesten<br />
noch Engelen, geloof floegen; hij heeft zig nogthans van deze<br />
* * . blaam
'BEKKER. (PJALTTIASAK) 22?<br />
blaam gezuiverd, en getoond, dat hij het aanwezen van Gees<br />
ten en Engelen buiten GOD, erkende. Tot beter verftand,<br />
oirdelen wij niet ondienftig, 's ir.ans gevoelen hier omtrent<br />
voor te dragen, zodanig hij het zelve betoogd heeft in ene<br />
^cftjiftcln'he fatfêfactfe/ aan dc Klasfis van Amfteldam ingele-<br />
' verd: „ Hij erkende daar in namelijk, i. dat 'er Geesten zijn<br />
„ van GOD gefchapen, denkende wezens, geheel wat anders<br />
„, in hunne natuur en werking, dan de Iighamen en hunne<br />
„ werkingen kunnen zijn. 2. Dat deze Geesten zijn, ofmen-<br />
„ fchelijke, dat is onssjrrenfehen door de fchepping gegeven ,<br />
„ en voortgebragt tot een lighaam, om met het zelve verenigd<br />
„ zijnde, te werken. 3. Of ook andere, die tot geen lighaam<br />
„ zijn gefchapen, om in vereniging daarvan, gelijk de men-<br />
„ fchelijke ziel te werken. 4. De Geesten die tot geene ver-<br />
„ eniging met bijzoirdere Iighamen gefchapen zijn, worden in<br />
„ de H. Schrift, Engelen genaamd, die dan gefchift worden,<br />
„ in goede en kwade; het hoofd der goede Engelen, is Mi-<br />
„ CHAÖL, gelijk hij, die genoemd wordt Duivel en Satan, het<br />
„ hoofd is van de kwade. 5. Dat de goede Engelen, in de<br />
„ volmaaktheid hunner fcheppinge volhardende, GODS Engelen<br />
.„ genaamd worden; en dat hij dezelve gebruikt naar zijn be-'<br />
„ lieven in het uitwerken zijner oirdelen, tot dienst zijner<br />
„ uitverkorenen en tot ftraffe der godlozen; maar dat de boze<br />
„ Engelen, van GOD afgevallen, en daarom, naar hun hoofd,<br />
„ des Duivels Engelen genoemd, in de helfche verdoemenis<br />
„ verftoten, en vijanden van de gelovigen zijn." Ook bekend<br />
BEKKER te geloven, „ dat 'er een Duivel is, nogthahs niet<br />
„ meer dan een, doch die vele Engelen heeft." Dus kwam<br />
het op de werkingen van den Duivel omtrent de menfehen<br />
aan, die hij duidelijk ontkende; doordien hij beweerd, dat de<br />
Duivel met ketens in de helle geboeid en hem alle magt be<br />
nomen is. Doch doordien dit ronduit ftaande te houden, te<br />
veel zou aanlopen tegens GODS woord en tegen de formulie<br />
ren van enigheid, welke hij ondertekend hadt, die de verlei<br />
ding van den eerften mensen tot de zonde, aan den Duivel<br />
toefchrijven, erkent BEKKER hierom, dat de Duivel wel de<br />
P 2 oir-
£1$ BEKKER. (BALTHASAR)<br />
pïrfprorjg van het kwaad is, maar op welk ene wijze, bepaald<br />
hij nergens; bewerende tevens., dat de Duivel hier om ver<br />
doemd en m de, helle verftoten is, en noch door zig zei ven,<br />
noch door zijne Engejen werkt. Het verhaal van 's menfehen<br />
eerfte verleidinge, erkent hij wel ene befchrijving van net<br />
Werk des Duivels te zijn; doch hij gelooft niet dat die gefchie<br />
denis alzo gebeurd is, gelijk zij verhaald wordt, maar ver<br />
klaart dezelve in enen. leenfpreukigen zin. Qp de zelvde wijze<br />
handelt hij met de. verzoeking van CHRISTUS in de woestijnej<br />
welke, hij opvat als ene inbeelding des. Zaligmakers, die zig<br />
den Duivel, in eenzaamheid zijnde, dus fpiekende verbeeld<br />
de, en a'zo beftreedt. De, werkingen des Duivels, zijn bijj<br />
hem werkingen van de menfehen zelve, dcch aan den Duivel<br />
tqegefchreven, als die in den eerften me.nsch de boze begeer<br />
lijkheid die uit de zonde over alle menfehen gekomen is, ont-<br />
fteken beeft. Eveneens verklaart hij alle plaatzen, in weike van<br />
het u.itdrijyen van boze geesten wordt gefproken, van zekere<br />
krankheden, en beweert, dat de H. Schrift, in opzigt van de<br />
werkingen der Geesten, zo goede als kwade,, (preekt naar het<br />
gevoelen der Heidenen, door de Joden overgenomen, die.alle<br />
werkingen, van welke zij geene rede konden geven,'aan ze<br />
keren Geest toefchreven. Voorts handelt BEKKER van de bij<br />
zondere gemeenfehap met den Duivel, tot een uitgedrukt"ver<br />
bond; en na zulks aan de gezonde reden getoetst te hebben ,<br />
gaat hij met dit onderzoek voort, ten aanzien van dat gene,<br />
't welk de H. Schrift daar van aan de hand geeft, en dan be-<br />
vindt hij al mede niets dat naar een verbond met de.n Duivej.<br />
gelijkt, maar wel in tegendeel, dat het gevoelen van zulk een<br />
verbond der menfehen met den Duivel, door kragt yan wel<br />
ken alle toverijen zouden gefchieden, niet ftrookt met de le-<br />
Vt, noch met de beftieringe van GODS verbond, zo voor als<br />
onder de wet; en allerminst onder 't euangclie, Dus vqrre<br />
dan naa.r zijn inzigt bewezen hebbende., dat het gemeen ge<br />
voelen yap de toverij, en 't gene daar aan verbonden is, ge-<br />
b^J gn, al is buiten, en, wat mqer is, tegen den Bijbel, be<br />
fchouwt hij verder, wa,t dan datgene zij, da_t ons de Schriff<br />
van
LEKKER. (BALTHASAR) ïz£<br />
Vén zulke menfehen zegt, en wat zij van huh doén getuigd;<br />
Één dien einde brengt hij de perfonen die zulks betreft eers?<br />
te vouifciijn, om te doén vatten, wat van zulke liedera te<br />
verwagfefi was, wat oogmerk zij baddert, ten welkëri einde Zij<br />
hij gr tên en k'eihen zijn gevraagd èn te werk gefieldJ daar<br />
ha ziet hij Bun hunne handelingen en kunften af j eh vertoond<br />
daar bij de redenen, die 't volk, en zonderling de Koningen,'<br />
zelv in Israël, bewogen, om zig aan deze menfehen te vérga<br />
pen. Dit leidt hém nu als van zelve om na të géafl, Wat<br />
hu eigehtlijk naar de Schrift van al dat Volk te houden 2ij, en<br />
hij toont aan, dat h m doen van geen vermogen was', dat zij<br />
niet wisten t gene zij voorzeiden 'of als een bijzondere gehei<br />
menis openbaarden; dat ze waarlijk niets met al dedeh vffl<br />
*t gene zij zig onderwonden, maar alleenlijk zulkön enkelen<br />
fchijn wisten té makfen, en dat daar in hunne gehele konst<br />
beftond. D >'ch nademflal de Bijbel op ettelijke plaatzen ?.ó<br />
fchijnt te fpreken, dat ze in de bezweringen der Toveraars<br />
zelve geen kleine kragt ftelt, zb 'onderzoekt BEKKER , Wat ei-<br />
gentlijk daar mede te kennen Wordt gegeven; èn befhu't, dat<br />
de H. Schrift niet zegt; 't gene zij daar fchijnt te zeggen. .Hier<br />
cp verklaart hij, Waar in dan èigentlijk dit kwaad beftaat, en<br />
hoe 't bijkomt, dat die menfehen met hunne könftenarijen, en<br />
wel met name die van Israël; die hen agter na liepen, in den<br />
Bijbel zo flegt te boek ftaah, ên t'zedert bij 't eerfte Chris»<br />
tendóm- nog zo gehaat en geftraft zijn ; midsgaders welke de<br />
reden was, van die wetten, waar bij dezelve onder 't Oude<br />
en Nieuwe Testamënt verboden zijn. Tot hier toe nög maar<br />
gefproken hebbende van de genen, die gemeenfehap zouden<br />
hebben met deh Duivel, gaat hij verder over, om van eb<br />
zulken te fpreken, die mén acht dat den Duivel meest tegen<br />
hebben, en, naar den geest met hem in zwaren ftrijd, of aan<br />
den lijve zwaarlijk gekweid, dat is, bezeten zijn. Na Zulks<br />
korteüjk veihandeld te hebben; gaat hij voort, met aan ts<br />
wijzen, wat hier ons oirdéel over behoord te zijn, en hoed^<br />
hig een Christen zig daar omtrent behoort te gedragen. En s<br />
doordien hem door fommigen zijner tégenftrevers zijn vcorge»<br />
P 3 wor.'
230 BEKKER. (BALTHASAR)<br />
worpen, de zogenaamde •formuUt^a; poogt hij te betogen, op<br />
hoe zwakke gronden de voornaamfte Leraars bouwen, van<br />
welker meiningen bij Grsrj. VOETIUS is te vinden ; en dat de<br />
' Schrift, niet grondig onderzogt, alleenlijk op den klank der<br />
woorden, naar gewoonte, en op blote aanwijzinge, tot bewijs<br />
wordt bijgebragt. Daar tegen wijst hij aan, hoe de formulie<br />
ren, naar inhoud der verhandelde Schriftuurplaatzen moeten<br />
verftaan werden, In alles wat dezelve van aanvegtïnge of ver-<br />
leidinge des Duivels, geestelijken ftrijdt, toverij, waarzeggin<br />
gen , en belezingen vermelden; en dat derzelver welgevoegde<br />
ftijl dat ook medebrengt. Dat meer is, hij betoogd nog ver<br />
der, dat deze gemene doling, omtrent de voorzeide werken<br />
des Duivels en zijn volk, met onze formulieren ftrijdig is, en<br />
dat geene andere, dan die in zijn gevoelen ftaan, bekwaam<br />
zijn d'ondertekening, die alle Leraars der Gereformeerde Ker<br />
ken voor 't aanvaarden hunner dienften doen, in dezen dele<br />
goed te maken; teffens toont hij aan, dat 'er de godzaligheid<br />
des levens merkelijk door gebroken, GODS eere grotelijks ver<br />
kort, 't geloof en de liefde zeer gekrenkt, het Christendom<br />
voor d'ongelovige ten toon gefteld, en ons gebed ontheiligd<br />
en belemmerd wordt. Llier nu over maakt hij het beiluit op,<br />
wat ons van die dingen te geloven en te betragten ftaat; voor<br />
eerst van fpoken in 't gemeen, en dan bijzonderlijk van voor-<br />
fpook en voorfpelling; hoe verre die mooglijk is of niet, en<br />
aan welke oirzaak toe te fchrijven. Volgens zijn betoog, is<br />
ze aldaar natuurlijk , maar niet van den Duivel; 't zelve geeft<br />
hij ook te verftaan van de zogenaamde hexenfpoken, en wiche<br />
lingen; insgelijks ook van bezetenheid, die van den menfehen<br />
door verbond des Duivels zij gewrogt, en voorts, hoedanig<br />
een toverij in de wereld is, of niet; vervolgens leert hij, hoe<br />
wij ons in dit alles naar behoren moeten gedragen, met veel<br />
cerbieds en godvrugtigheids tot GOD, met liefde en befchei-<br />
denheid tot onzen naasten, en voor ons zelv tot oeffening<br />
van godzaligheid. Het verhandelde zou ons reden geven ts<br />
denken, dat de zaak hier mede voldongen ware; maar de<br />
ondervindiuge> de beste leermeester der dingen, op een me<br />
nig.
BEKKER. (BALTHASAR) |}|<br />
j sigte voorbeelden fieunende, fchijnt hier in den weg te zijn j<br />
doordien men zig daar op beroept, en dat met zulk een kragt a<br />
dat de óren doof flaan voor de redenen, tot hier toe bijge-,<br />
bragt. Om dan die ondervinding ten gronde toe te onderzee*<br />
ken; en op dat niemand zegge, dat hij met zijne nieuwe lere<br />
wil tegenfpreken de gantfe wereld, vol klaarblijkelijke proe-.<br />
ven zulker werkingen des Duivels, als hij ontkent, dat 'et-<br />
zijn; onderfcheidt hij die in een ondervindinge, die hij zijii er.<br />
gene noemt, en die van andere wordt Voorgegeven; éigeri<br />
gaat voor al; maar ten einde niet mis te tasten, toont hij<br />
eerst, hoe een inenscb op eigën ondervinding mag betrouwen,<br />
en dan hoe verre hij anderen daar in mag geloven, fot on«<br />
derrigting, geeft hij dan vooreerst te kennen, dat weinige van<br />
ons bekwaam zijn, om behoorlijk oirdeel van die dingen öp<br />
te maken; of ook wel, dat ons de gelegenheid ontbreekt; oiri<br />
alles, wat tot volle kennis vereist wordt, te vernemen, Het<br />
eerfte ftelt hij in 't vooroirdeel, daar wij medé ingenomen 5<br />
zijn, als ook de vreze en fchrik, dié ons op zulk ene ontmoe<br />
ting overvalt; als mede, in gebrek van kennis; wat de kreg-<br />
ten der natuur vermogen; het zij om iets te werken, hst zi]<br />
. om iets alleenlijk te doen fchijnen, dat zo niet is; het zij ook;<br />
om 't bedrog te merken van de menfehen, en de kragt der<br />
konst en oeffeningen, die ons zulke dingen, welke zij maar<br />
i natuurlijk doen, voor toverij doen aanzien en geloven; hier<br />
Van geeft hij verfcheidene proeven op ; en dan belangende' de<br />
gelegenheid; die dikmaals ontbreekt, om agter 't geheim 1<br />
der<br />
Natuur te komen. Dit afgehandeld, brengt hij te berde dé<br />
voorbeelden van fpokerij, van bezetenen en betoverden \ die<br />
hem zelv bejegend zijn; hij oirdeelt daar uit van den Papé-*<br />
gaaij, in de GedenkfchYiften van den Ridder TEMN-E' vernield,<br />
i die men geloofde dat betoverd was, en vergelijkt dat voorval<br />
met een andere ondervinding; hem zelv bekend. Van die<br />
betovettheid des lighaams gaat hij over tot de zie!, en meld<br />
zijn eigen ondervinding aan meer dan een perfoon, en op<br />
verfcheidene plaatzen, in 't bijzonder te Franeker; voorts brengi'<br />
: hij vele voorbeelden Y" van fookerijen s.n bszïtenhedsn, die<br />
f'4 ' m
tl 2 BEKKER.. (BALTHASAR)<br />
na nauwkeurig onderzoek, bevonden wierden van alle waar<br />
heid ontbloot te zijn, en na men die met alle zorgvuldigheid ont<br />
leed hadt, niet anders dan de fchim overlieten. Verder reist<br />
de Schrijver met zijn boek de wereld rond, en brengt allerlei}<br />
voorbeelden bij, die meest beroemd en ook de kragtigfle gere<br />
kend zijn, om 't gemeen gevoelen te bewijzen. Eerst van<br />
Spokerij en toverij, die voor gewoon te boek ftaat; gelijk de<br />
vitte wijven, van welke men in ons land fpreekt, de witte<br />
vrouw van Rozenburg, en meer dingen van dien zelvden aart.<br />
Voorts, handelt hij yan de zulken, die men zegt, fchoot-en<br />
fteekvrij te zijn; bewijzende dat alles vals is, wat daar van<br />
verteld wordt. Vervolgens begeeft hij zig tot 't onderzoek<br />
van vele bijzondere vertellingen; en in de eerfte plaats, van<br />
zulke die men geen zekeren naam kan geven, of 't fpokerij,<br />
of wichelarij of toverij, of bezetenheid voor 't merendeel te<br />
noemen zij, om dat in een verhaal verfcheidene fooiten te za<br />
aien komen; vervolgens wordt van wichelarij of toverij, ieder<br />
in 't bijzonder gehandelt; van alle deze onderfcheidene onder<br />
werpen een menigte verhalen bijbrengende, van gebeurtenis-<br />
fen die 't meeste gerugt in 't vak van Jpokerijen, betoveringen<br />
enz. gemaakt hebben, en teffens daar van de tastbaarfte vals<br />
heid aantonende. Voorts betuigd BEKKER , dat indien hij<br />
meer voorbeelden, die tot bewijs van des Duivels werkea<br />
worden aangevoerd, wilde onderzoeken, hij nimmer eén ein<br />
de zou vinden ; en dat hij derhalven de verhandelde vol<br />
doende befchouwt, alzo die boven anderen bekend, onlangs<br />
geleden, en nabij, of een van beiden zijnde, gewisfer on-<br />
derzogt, en op de plaats, en bij de levende bevraagd, tot<br />
des te klaarder overtuiginge des lezers moeten dienen. Van<br />
't werk eindelijk fcheidende, fluit hij met een t'zamenftel van<br />
al 't bewijs tot een , dat in alle' de vier boeken van zijn<br />
werk ergens t'zijner plaatze is aangewezen; 't welk zo veel<br />
uitbrengt, als dat er geen reden is in de Natuur, noch be<br />
wijs in de H. Schrift, noch blijk uit de bevinding, om aan<br />
de boze geesten toe te fchrijven de werkingen, die doorgaans<br />
gelooft worden voort (©komen van den Duivel, of van zulke<br />
mes-
BEKKER. (BALTHASAR) 23$<br />
toenfchen, die met hem in bondgenootfchap zouden ftaan. Uit<br />
dit alles toont onze Doktor dan ten flotte, hoe kwalijk zij<br />
doen, die in plaats van de bijgelovigheid uit te tugtigen, de<br />
zelve voeden; een fchuld die veel meer Kerkelijken en School<br />
geleerden, dan Overheden en Regters betreft, gevoigelijk dan<br />
ook verpligt, om op genezinge van 't ingekankerd kwaad be-<br />
dagt te zijn. Doch vermits dit langzamelijk te hopen is, wil<br />
Doktor BEKKER zijnen lezer, en hem zei ven te nutte maken<br />
de lesfe van den groten Kruisgezant PAULUS; verwerp d'ongod-<br />
delijke en oudwijffclie fabelen, u zeiven oeffenende tot godzaligheids<br />
1 TIM. IV. vs. 7. En dit, betuigd de Schrijver, het gehele<br />
werk door in acht genomen te hebben.<br />
Het kon niet misfen, of de Kerkenraad van Amfteldam „•<br />
Bioest van een boek 't welk zo veel gerugt maakte, en zo<br />
veelvuldige klagten en opfchuddingen verwekte, kennis ne<br />
men. Dit begon op den 31 meij 1691 met ene commisfie,<br />
om de wetten, aangaande het vifiteren der boeken na te zien;<br />
vervolgens kwam de zaak zelve te berde; een ieder wierdt<br />
vermaant het boek te lezen; men benoemde gelastigden om<br />
uittrekzels te maken, als mede om met BEKKER , die zig daar<br />
toe aanbood in onderhandeling te treden; het herdrukken zij<br />
ner boeken wierdt middelerwijl verboden. Inmiddels deedt<br />
BEKKER een reisje door Friesland, Groningen en Overijsfel. Te<br />
Amfteldam te rug gekomen zijnde, vondt bij zijn boek algemeen<br />
verfoeid, en orde gefteld om met hem te handelen over de<br />
vereiste voldoening wegens de ergernis, door hem aan de<br />
Kerk gegeven; 't welk BEKKER zig liet welgevallen. Men<br />
tradt dan met hem in onderhandeling; doch hij bleef volftan-<br />
dig weigeren, enige andere voldoening te geven, dan in al<br />
gemene bewoordingen behoudens namelijk zijn gevoelen, en<br />
alleen met betuiging van leedwezen , dat de Kerk uit zijn<br />
boek zulk een ergernis hadt genomen, daar bij met het fchrij<br />
ven van 't zelve een rein en zuiver oogmerk heeft gehadt, te<br />
weten, om GOD alleen de eere te geven, en de overblijfzels<br />
Van deze ongelovigheid des Pausdoms, uit veler harten weg te<br />
r.sraen. Deze betuiging voldeed egter gants en al denKerken-<br />
P 5 raad
Ü* REKKER. (BALTHASAR)<br />
raad niet, maar zij eiste ene uitdrukkelijke herroépin» zijne*<br />
gevoelens, waar toe hij evenwel niet konde befluiten<br />
kwam de zaak voor de Klasfis; dezelve oirdee'de d* he*<br />
boek behoorde gevifiteerd te worden, 't welk BEKKER ontkende<br />
z.g ten dien einde beroeper.de op zijne waardigheid van<br />
Dokter IJ de Godgeleerdheid. Vermits hij de zaak met deze<br />
vergadering niet eens konde worden, beriep BEKKER 2 IV O U<br />
een hoger regtbank, de Sijnode, niet'om dezelve als Regter<br />
te eikennen, maar gelijk fommigen verhalen, om'tijd te winnen<br />
en het overige nog niet gedrukte gedeelte van zijn werk<br />
de Betoverde Wereld, in 't licht tp n-P„ .... „,<br />
.<br />
m<br />
'<br />
c l l c m<br />
te geven, gehjk gefchieddë. Dé<br />
Sijnode trok de zaak tot zig; doch vernomen hebbende, wat<br />
er in oen Kerkenraad en Klasfis van Amfteldam was voorgevallen,<br />
en hoe deze de zaak naar behoren hadt behandeld, wijst<br />
zij na BEKKER gehoord te hebben, de zaak aan de Amfiel<br />
damfe Klasfis te rug; betuigende niet voldaan te zijn over des<br />
Doktors antwoorden, pr^endë de ernffige handelingen des<br />
Kerkenraads e n tevens last gevende aan de Klasfis van A,nfieldm<br />
en de Deputaten van de Sijnode, om verder over de<br />
zaak te handelen. Na dat de Kerkenraad de zaak weder in<br />
handen hadt genomen, wierden 'er ettelijke artikelen ontworpen,<br />
om BEKKER voor te houden, hij beantwoordde die fchrif.<br />
bragt hie, op de zaak voor Burgemeester, en doordien hij<br />
den Kerkenraad geene voldoening gaf, vondt deze andermaa<br />
goed zig aan de Klasfis te vervoegen. N a veel over en we-<br />
t<br />
6 n<br />
: l : V C n<br />
^<br />
'<br />
M h e t h o<br />
^ *» verfcheiden fa-<br />
menkomften ook met de regering der Rad, onderschreef BEK<br />
KER ten iaatften enige artikelen van voldoening; bij verklaarde<br />
>n dezelve te geloven: „ dat 'er goede en kwade geesten<br />
» -P; dat de Duivel, de begeerlijkheid in des menfehen<br />
» -u-ten ontftoken hebbende, den mensch verleidt, doch ook<br />
, daarom.m de helie geworpen is, en hem nu voortaan gee-<br />
>, ne werkingen omtrent de menfehen kunnen toegefchioven<br />
„ worden; dat hij dit niet hieldt voor een ter zaligheid noodzmiijk<br />
leerflak, maar het enkel aanmerkte als een pnMma<br />
h of
' BEKKER. (BALTHASAR) 235<br />
of voorftel dat te onderzoeken was; 't welk hij verzogt dat<br />
in hem geduld mogt worden; dat 't hem leed deedt, dat hij<br />
„ zig in geene onderfchcidener bewoordingen hadt uitgedrukt<br />
„ ten aanzien van de leer der Hervormde Kerk, even als of<br />
„ deze niet zuiver ware van de gevoelens der Mankhéen, en<br />
„ dat het gene in 't algemeen gezegd was, alleen op de bij-<br />
„ gelovige leden der Kerke moest worden toegepast; dat hij<br />
„ zig aan de formulieren van enigheid hieldt, en beloofde<br />
„ zijne gevoelens niet verder te zullen verfpreiden." Na de<br />
ze verklaring, wierdt de zaak bij de Klasfis in omvrage ge<br />
bragt, en nam de vergadering genoegen in dezelve; voorts<br />
fchorste zij BEKKER, om de gegevene ergernis, voor den tijd<br />
van twee maanden in zijnen dienst. De cenfure wierdt van<br />
hem aangenomen, en van dezelve kennis gegeven aan Burge-<br />
meesteren van Amfteldam, die zig dit lieten welgevallen, en<br />
bevel gaven, dat de artikelen van fadsfaüie gedrukt wierden.<br />
Dus dagt men dezen oorlog geëindigd, en den weg tot alle<br />
verdere onderhandelingen over de zaak van BEKKER te heb<br />
ben afgefneden. Doch verre van daar, men rekende buiten<br />
den waard; want zo dra wierdt het befluit van de Klasfis niet<br />
rugtbaar, of de opfchuddingen vermeerderden; 'er kwamen<br />
brieven van den Kerkenraad van Rotterdam, en remonilran-<br />
tien van de leden der Gemeente aan den Amfteldamfen Kerken<br />
raad , klagende over het afdoen dezer zaak met zo weinig ver<br />
genoegen, en over de geringheid der cenfure, in evenredigheid<br />
van de grootte der misdaad. Alle Klasfen en Sijnoden van<br />
geheel Nederland, raakten in iep en roer. Elks ogen waren<br />
na gevestigd op de naastvoigende Sijnode, welke in Notrd-<br />
holland moest gehouden worden, en men verlangde met on<br />
geduld, naar 't gene men daar in zoude befhuten. Dc Klas-<br />
jis van Hoorn fchreef een gravamen over deze zaak uit; dc<br />
Kerkenraad van Amfteldam bragt ccn confifioriaal advijs in de<br />
Klasfrs, dat BEKKER , voor dat de Sijnode was gehouden, van<br />
zijne cenfure niet mogt ontflagen worden. Eindelijk vergader<br />
de de Noordhllar.dfe Sijnode in 't begin van augustus 1692,<br />
binnen Alkmaar. H ;<br />
cr vierden hem de ingekomer.c grieven<br />
voor-
*3$ '• BEKKER; (BALTHASAR)<br />
Voorgehörderi. De Sijnode ham inzonderheid kwalijk, dat<br />
BEKKER, voorgevende voor de magt van GOD alleen te'pief<br />
ten, de Kerk befchuldigde, dat zij die ontkende. Ook dat hii<br />
her. Profetisch ambt van CHRISTUS benadeelde, indien hij fleü<br />
de, dat het gemeen gevoc'en van de werkingen dés Duivels<br />
ten tijde van JESUS verkering op aar.ie, reeds bekend was ge<br />
weest, zonder dat CHRISTUS zulk een wangevoelen hadt te-<br />
gengefprokëri. De Doktor bekende voor de Sijnode, dat JE*<br />
sus zekerlijk dat gevoelen zou hebben moeten tègenfpieken<br />
ingevalie het ten Z'inèn tijde onder de Joden was bekend ge<br />
weest ; doch hij ontkende, dat zulks met 'er daad plaats hadt.<br />
Men hieldt hem dan zijne eigene woorden voor, in welke<br />
hij zegt: „ dat dit wangevoelen reeds onder de Jodèn was<br />
„ en dat de zulkén, die bij JESUS over bezetenheid klaagden',<br />
* n i e t n a a r<br />
naarheid fprakën , maar naar dat wangevoelen, welk<br />
„ de Joden, na dat zij meer verkering met de Heidenfe Wïjs-<br />
" g e r e n<br />
è h a d t h a d d e i l<br />
S > «dd-t de Babijlonife gevangenis, had-<br />
,,, den overgenomen." BEKKER zogt zig hier over te verdé<br />
digen , doch het Sijnode nam geen genoegen in zijn antwoord.<br />
Na lang óver en weder handelen, kwam mén tot een befluit '<br />
dat ieder Predikant in NooydkUand zijne gedagten over BEK-<br />
KER'S boek, fchrifterijk zoude inleveren, en hij zelv' alle*<br />
waaromtrent de Kfasfo zoude overeenkomen , zou wegnemen,<br />
veranderen, herroepen, ja zelvs wederleggen. Doch BEKKER<br />
vondt hier m geen genoegen, maar leverde een Remonftrantiè<br />
m, waar m hij weigerde het Sijnode voor zijnen regter te er<br />
kennen , onder anderen voor reden gevende, dat hij reeds<br />
een cenfure hebbende uitgeïlaan, mét geene twede kon be<br />
zwaard worden, waar van de Sijnode het tegendeel beweerde.<br />
Na dan enigen tijd met BEKKER gehandeld te hebben, om te<br />
vernemen, of hij nadere voldoening zoude willen geven, en<br />
lm, by 'tgene te Amfteldam gefchied was, bleef volharden,<br />
wierden de advijfen ingenomen. Dezelve kwamen hier op uit,<br />
dat BEKKER geene'genoegzame voldoening hadt gegeven, en,<br />
zo lij hier omtrent weigeragtig bleef, in dè Kerk niet lan<br />
ter konde geduld worden, c n daarom van ztjnen dienst wierdt<br />
af
BEKKER. (BALTHASAR) 2 3 7<br />
afgezet. Dan BEKKER onverzettelijk op zijn ftuk ftaande blij-<br />
VenJe, wierdt na hem nogmaais te vergeefs vermaand te heb<br />
ben, van zijne gevoelgos af te flappen en meerder voldoe<br />
ning te geven, met eenparigheid van Hemmen, het volgen ie<br />
befluit genomen. „ De Christelijke Sijnode alle zagtmoedig-<br />
v heid en befchqidenheid gebruikt hebbende, om Dr. BAL-<br />
„ THASAR BEKKER, tot ene genoegzame retraciatie te induce-<br />
„ ren, en zijn Eerw. blijvende weigeren de Sijnode voor zii-<br />
,, nen competenten regter te erkennen, en de artikelen van<br />
,, fatisfa&ie, bij de Christelijke Sijnodüs opgefteld; heeft op da<br />
„ incebragte advijfen van de Klasfen, met eenparigheid van<br />
J ? ftemmen, denzei ven Dr, BEKKER verklaart, intolerabel als<br />
?, leraar ijl de Gereformeerde kerk, en vervolgens hem van<br />
,, zijnen predikdienst geremoveerd , gelijk ze denzelven re-<br />
„ moveerd mids dezen, en zal aan de Eerw. Klasfis en den<br />
„ Eerw. Kerkenraad van Amfteldam, ene copije van deze re-<br />
„ folutie en conclufie toegezonden worden, om haar zeiven<br />
„ daar naar te reguleren." Zodanigen vonnis geveld zijnde,<br />
wilde men BEKKER daar yan kennis geven; doch hij hadt Alk<br />
maar reeds verlaten, agterlatemde een fchriftelijk protest, waar<br />
in hij verklaarde, niet te kunnen berusten in ene Sententim<br />
c.ondemnatoria a non Judice, een vonnis van veroirdelinge ge<br />
veld door iemand, welke hij voor geenen regter erkende. Het<br />
yonnis door de Sijnode ge/Treken, wierdt kort daarna, door<br />
de wethouderfchap van Amfteldam bekragtigd, egter vondt zij<br />
tevens goed, om BEKKER zijne gewone jaarwedde tot aan zij<br />
nen dood te laten behouden.<br />
Dit vonnis bekend geworden zijnde, regende het eerlang<br />
boekjes en gefchriften, waar van fommigen waren ingerigt,<br />
om het gedrag van de Noordhollandje Sijnode en andere Kerke<br />
lijke handelingen omtrent BEKKER gehouden, hemelhoog te<br />
prijzen; terwijl anderen , het ten hoogften verfoeiden en als on-<br />
regtvaardig uitkreten. Wij zullen flegts van een der laatflc<br />
foort melding maken, om deszei vs zonderlingen inhoud; het<br />
is getijteld; ©en trinmp&tïcnocn ©uibel/ j'pofenDc omtrent<br />
öett bera. j^aniayfuG"; de ongenoemde Schrijver, vangt dus aan ;<br />
„ De
*3# B'EKKER. (BALTHASAR)<br />
„ De Duivel is zeer gelukkigen in vci'igheid, zegt MERKÜ-.<br />
„ RIUS , doordien de Grote Raad der Theologanten zig met<br />
„ zo veel ijver voor hém in de bresfe Reld. Maar hij kosto<br />
„ niet begrijpen, hoe dat menfehen, wier beroep vordert<br />
„ om den Duivel afbreuk te doen, en hare kudden de middc-<br />
„ len aan de hand te geven, ten einde hem te weerRreven,<br />
„ zijne belangens met zo veel ijver kunnen' omhelzen, eri<br />
„ voor hem en zijn rijk de wapenen aangorden. Zij hoor-<br />
„ den het evenwel, en zagen het: de ene zeide, BEKKER<br />
„ heeft geen eerbied genoeg voor de Duivel: de andere, hij<br />
„ fpot met den Duivel: een derde, bij fpreekt op een al te<br />
„ lugtigen trant van Satan, hij moest hem met meerder be*<br />
„ fchaaftheid behandelen, dewijl het een fchepzel van GOD is :<br />
„ nog anderen zeiden, de Duivel is noodzaaklijk, hij komt in<br />
„ onze kraam te pas, wij kunnen hem niet misferj; het volk<br />
„ zou ons niet geloven, en onze Jeerdienst zou te gronde<br />
„ gaan, indien dc Duivel niet in J<br />
t fpei kwam en ons vaarwel<br />
„ zeide: wie zou de moeite willen nemen om GOD te vrezen<br />
„ indien het niet was uit oirzaak van den Duivel ? De men-<br />
„ fchen zouden nimmer naar den hemel willen gaan, indien<br />
,, de Duivel hen 'er niet naar toe joeg." Uit dit enkelde Raait-<br />
je kan men afleiden, op welk een' trant fommigen der apolo-<br />
gisten van BEKKER , hem verdedigen. Ook wierdt 'er in dien<br />
tijd een allerkwaadaartigfte fpotpenning gemunt, verbeeldende<br />
een Duivel in een Predikants gewaad met mantel en bef uit-<br />
gedost, zittende op een ezel , en houdende een banier of<br />
vaandel in zijn hand, om aan te duiden, dat het een zegepraal<br />
, was door den Duivel bevogten.<br />
De Kerkenraad van Amfteldam was nog niet ten vollen ver<br />
genoegd, met de afzetting van Doktor BEKKER bewerkt te<br />
hebben, het geluste haar een Rap verder te gaan, met hem<br />
de kerkelijke gemeenfehap te ontzeggen, en hem van 't avond-<br />
maal te weren. Deez' brave man, hij mag dan zo ketters<br />
over den Satan en zijne Engelen gedagt hebben als men wil,<br />
bekreunde zig daar luttel over, en vervoegde zig bij de Wal-<br />
fe Gemeente, daar men geen zwarigheid maakte, om hem<br />
aan
BEKKER. (BALTHASAR)<br />
ffi) de tafel ces Heren als medebroeder en disgenoot te ont<br />
vangen. Dus van de vervolging der Geestelijkheid bevrijd<br />
Heet hij het overige zijner dagen in rust te Amfteldam, en over<br />
leed aldaar aan de pleuris op den 11 julij 1698, in den ou<br />
derdom van bijna 64 jaren Zijn Hoffelijk overblijfzel wierdt<br />
naar Friesland gevoerd, en te Jelfwn, een dorp nabij Leeuwar<br />
den gelegen, in zijn vrouws familiegraf, begraven. Die van<br />
b mans godvrugtig en in de daad christelijk affierven, als ook<br />
zijn gantfe gedrag, op zijn ziek- en fierfbed, daar hij ruim drie<br />
maanden met veie fmertcn worflelde, onderrigt wil zijn, raad<br />
plege het verhaal daar van door zijnen zoon, onder den tijtel<br />
van: JbtCtfütöiJC ban ©ent. BEKKER in 't licht gegeven; een ver<br />
haal dat door ieder, die enig gevoel van ware godsvrugt heeft,<br />
niet-zonder innerlijke zielsaandoening kan gelezen worden;<br />
voorts voihaidde hij tot aan zijn dood toe, bij zijne gevoe<br />
lens ten aanzien van den Duivel en de werkingen der Geesten,<br />
met betuiging, dat hij voor 't overige de aangenomen^ leert<br />
ftellingen der Hervormde Kerk yastlijk geloofde.<br />
BEKKER is getrouwd geweest, met FKQUK FULUOBUS, dog-<br />
ter van BERNAEDUS FUXLENIUS, in leven Profesfor te Fmieker,<br />
eerst in de hebreeuwfe taal, naderhand in de mathefis, en HF,.<br />
ÜELIA HINKMA AB HINKEXBORO, uit een adelijk geflagt, wiens<br />
zuster ALETHAJA , de moeder was van den wijdberoemden ge<br />
neraal en veldbouwkundigen MENNO VAN COEHOORN. Bij de<br />
ze vrouw heeft hij een zoon verwekt, met name JOHANKEÏ<br />
HENDRIK BEKKER, die in 1737 als Predikant te Jclfv.m is<br />
overleden; benevens twee dogters, "waar van de jongfte AN<br />
NA MARIA BEKKER, is getrouwd geweest met Ds. JEREMIAS<br />
HENDRIK BRÜINING, Predikant te Beetgum.<br />
Ten aanzien van de geftalte zijn's lighaams en houding, was<br />
BEKKER geenzins gunftig door de natuur begaaft; zijne tronie<br />
inzonderheid was. allerongelukkigst, een lange neus die ge<br />
noegzaam op zijn vooruitfiekencle kin ruste, met ingevallc; a<br />
konen, vormden een gants onbevallige tronie; 't weik i.A<br />
MOSNAYE zijn pourtrait ziende, voor den franfendruk van zijn-<br />
50?*
a 4*» BEKKER. (BALTHASAR)<br />
S&ctoucrbc Wmlo/ niet onaartig op derzelvet lelijkheid zu*<br />
Spelende, deedt zeggen ;<br />
Oui, par toi de Satan la puisfance est brifée,<br />
Mais tu n'as cependant pas encore asfez fait i<br />
Pour nous oter du Diable entierement l'idée,<br />
BEKKER fupprime ton portrait.<br />
Doch zo min gunftig hem de natuur, ten aanzien van zijne<br />
lighaamsgeftalte en tronie geweest was, zo veel te meer bezat<br />
hij van hare gaven, ten opzigte van zijne zielsvermogens en<br />
verftandige hoedanigheden. Onzijdigen getuigen, dat de naam<br />
van fchrander, geleerd, weetgierig en arbeidzaam, hem niet<br />
kan onthouden worden; bij bezat een vrijen geest, en wild©<br />
zig aan niemands gedagten flaafs verbinden, maar onderzogt<br />
alles ingevolge de geftrengfte regelen der reden, of 't gene<br />
hem zulks toe fcheen; voorts was hij vurig en vlug van ver<br />
nuft, en wanneer hij eenmaal een gevoelen hadt omhelst, was<br />
hij 'er niet gemakkelijk af te brengen, ja fomtijds betrouwde<br />
hij te veel op zijn eigen oirdeel; hij hadt met veel andere<br />
grote mannen die diep denken gemeen, dat hij fchranderder<br />
was, om twijffelingen en zwarigheden te opperen, dan die op<br />
te losfen; ongemeen moedig in gevaren te zijn toonde hij bij<br />
meer dan ene gelegenheid, als onder anderen ook, toen zijn<br />
borstbeen aangeftoken zijnde, men hem ene grote opening in<br />
de borst moest maken, en een ftuk vlees 'er uitfnijden'; deze<br />
pijnlijke bewerking, ftondt BEKKER met ene wonderbare'ftand-<br />
vastigheid door. Ook was hij zeer goedhartig en vriendelijk,<br />
en wist zig door zijne dienstvaardigheid, bij zijne ambtgenoten<br />
aangenaam en bemind te maken; van welken enigen ook alles<br />
hebben aangewend wat in hun vermogen was, om hem, wa<br />
re 't mogelijk te behouden. Hij hadt geen uitwendige gaven<br />
voor den kanfel ; en fchoon hij kundig was in de mathefis,<br />
de beste van alle de logica's, waren zijne leerredenen niet<br />
regelmatig, maar egter zodanig ingerigt, dat die voor ieder<br />
verftaanbaar waren; ook was hij door zijn ongemene vlugheid,<br />
bij-
BEKKER. (BALTHASAR) 241<br />
Bijkans altoos in ftaat tot het waarnemen van een predikbeurt.<br />
Van aart boertig en fcheitzend zijnde, ftak zulks fomtijds ook<br />
in zijne predikatiën gelijk in zijne fchriften, door. Dus ver<br />
koos hij wel eens texten, die op zekere voorvallen floeren,<br />
welke hij in 't oog hadt; zie 'er hier een paar voorbeelden<br />
van: een zijner ambtgenoten osfen hebbende te bezorgen, en<br />
onzen BEKKER verzogt hebbende om voor hem te prediken,<br />
nam hij tot text de woorden: 1 KORINT. IX. j*. 9. Zorgt<br />
ook GOD voor de Osfen? Toen hij van Weesp naar Amfteldam<br />
verroepen wassen de drie afgevaardigden, ter zijner losma-<br />
kinge, zig in de eerstgenoemde ftad bevonden, predikte hij<br />
over de woorden: HAND. X. vs. 19. Ziet drie Mannen zieken<br />
«.'. Zeer vaardig teffens was bij in zijne antwoorden, en, door<br />
zijne grote geoeffendheid in den bijbel, bekwaam, om bij al-<br />
ierleije gelegendheden een gepasten fchriftuurtext bij te bren<br />
gen ; ten voorbedde hier van ftrekke, dat een zijner ambtge<br />
noten van een lage afkomst, hem een grieks vers, door zijnen<br />
zoon die nog zeer jong was, vervaardigd, en tegen hem irge-<br />
rigt, in handen deedt floppen; hij las het vers, eiste pen en<br />
inkt, en fchreef terftond 'er onder; zie JOB, XXX. «r. 1., al<br />
waar men deze woorden leest: Maar nu lagchen over mij min<br />
dere dan ik van dagen, welker vader ik verfmaad zou hebben, om<br />
lij de honden mijner kudden te ftellen.<br />
BEKKER , is zes of zevenmalen op verfchillende wijzen, in<br />
plaat afgebeeld; onder dat, 't welk aan 't hoofd der laatfte<br />
druk van zijne 25ctoberöc JBacrclö is geplaatst, en door P. VAN<br />
GONST gefneden, leest men de volgende digtregels :<br />
Dit 's BEKKER, hier voor 't oog natuurlijk afgemaalt;<br />
Die 't fnode bijgeloof, het Christendom bekropen,<br />
En diep verpest, beftond ten gronde toe te flopen;<br />
De Duivel, idwaas gevreest, aan ketens heeft bepaalt.<br />
Schoon fmaad geworpen op zijn godgewijde veder,<br />
Hij gaf aan GOD zijn eer, te ftout gefchonden weder,<br />
TANDEM BONA CAUSA TRICMPHAT,<br />
Ter eeuwiger gedagtenis van dien diepdenkenden Theolo-<br />
II. DEEL. Q gant,
fff BEKKER. (BALTHASAR)<br />
gantj zijn 'er vijf penningen gemunt, die alle op de voorzij<br />
de Vmans beelJtenis vertonen , en waar van de eerfte, vierde<br />
en viifae tot randfchnft hebbe. : BALTHASAK BEKKER. S.S.T.D.<br />
£T V. p. M. A.M3T., te;wijl het randfchrift van den tweden en<br />
derden yan dezen'inhoud is': B. BEKKER. S. T. D. V. D. M<br />
AMST. NATUS METSLAV. FRIS. MD C XXXIV. Óp de tegenzijde<br />
van den eerften, leest men onder ei.e doorbieke.de zonne<br />
dit vienegeüg gedigt:<br />
Nu weid het wangeloof befli eên,<br />
De Duivel met de voet getieên,<br />
Van die op 't pad der waarheid gaan, •<br />
En BEKKER in zijn grond vei flaan.<br />
MDCXCII.<br />
De twede, waar op 's rra's beei enis met de flinkere;<br />
wang naar buiten is gekeerd, daar die op de ve andeien met<br />
de regterzijde voorkomt; heeft op de tegenzijde, die geene<br />
verbeelding heeft, dit zesregelig gedigt:<br />
Dit is dien fchriftdoorleerde BEKKER,<br />
Dien heil en toverij ontdekker,<br />
Die hoe getapt, getergd, noch ftil<br />
Zig onderwerpt zijn's Heien wil.<br />
Een man gezond in leer en lever, :<br />
Hoe meer verdrukt, hoe meer verheven.<br />
MDCXCII.<br />
De tegenzijde van den derden, heeft in 't verfchiet, het<br />
Apfïeldamfe Raadhuis'en de Nieuwe Kerk, verzeld van deze<br />
fpreuk : F-ROCUL ESTO PROFANI ; Ver van hier de mheiligen.<br />
Voorwaarts ftaat de beftraffende waarheid, tusfen een rond-<br />
gekrónkelde Hang, door twee zegetakken doorregen, en enen<br />
vuurfpuwenden leeuw, en die allen weder nevens deze ge<br />
wijde-fpreuk: MATTH. VI. vs. 13. LIBERA NOS A MALO; Ver<br />
los ons yan den 'bozen. Te weten van het te groot opgevatte<br />
denkbeeld der toegefchreven magt des Duivels, waarom men<br />
tot GOD met deze fpre.,k verzugt, die op den voet des<br />
pen-
BEKKER. (BALTHASAR) 243<br />
pennmgs gelezen wordt: SERVA DEUS ECCLESIAM; God bewaar<br />
de Kerk.<br />
Op de tegenzijde van den vierden, bevegt deez' Godgeleer<br />
de, tot geene kleine fpijt van de nevensgezeten nijd, in de<br />
gedaante van HERKULES, den twehoofdigen helhond CERBERUS,<br />
wiens ene hoofd met een zotskap, en wiens ander met een<br />
kruinmutsje of kallot je gedekt is, en welk laatile omtrent de<br />
zen tijd veeltijds door zeer eerwaardige en geestelijke mannen<br />
gedragen wierdt. Op den voet des pennings ftaat: OPUS<br />
VIRTUTIS VERITATISQUE TRIUMPHAT ; Het werk van de deugd en<br />
waarheid zegepraalt.<br />
Eindelijk ziet men in 't verfchiet der tegenzijde van den<br />
vijfden, enigen van 't gemeen zig tegens twee verfchijnende<br />
Duivelen verbazen; terwijl de waarheid, welke in de {lin<br />
kerhand twee fleutelen houdt, met haar 1 egter rust op een<br />
verzegeld boek, 't gene cp enen autaar, behangen met het<br />
AmfleUamfe wapenfehild, ligt. Het randfchnft ontleend uit<br />
HORAT. Carm. Lib. III. Od. 1. vs. 1. luidt aldus: ODI PRO-<br />
FANUM VULGUS E X<br />
ARCEO; Ik haat Let ongeletterde volk en weer<br />
het van mij af. MORHOF., Polyh. Philof. Tom. II. p.<br />
255. C. A. HEUMANNI, Via. ad Hifi. literar. p. 185. JAC.<br />
BRUCKERI, Hiftor. Crit. Philofoph. Tom. V. p. 712-721. Tom.<br />
VI. p. 926, 927. MOSHEMII, Infiitut. Hifi. Ecclef. Stee. XVII.<br />
Secl. 2. part. II, c 2. §. XXXV. FKEYTAG, 'Analecla literaria,<br />
pag. 79. E. L. VRIEMOET, Athen. Frif. pag. 256. C. SAXI,<br />
pnomast. literar. Pars. V. pag. 173, 174. Anale&a, pag. 612.<br />
Mufeum Mazzuchellianwn. Tom. II. pag. 176. Tab. CXL1V.<br />
Mufeum Hinderfteinianum, p. 279. n. 96Ö, 967. Mmxagïana,<br />
editiun de Amfi. 1716. Tom. III. p. 486. J. G. DE CHAUFE-<br />
Pié , Nouveau Dictionaire, Tom. I. lettre B. pag. 192. &c. DA<br />
VID CLEMENT , B :<br />
blioth. curievfe, Tom. III. pag. 43-49.<br />
ö5cr/tM
44
BEL. (JOHANNES DE) BELL. (THEÖD. VA» d e r) fcjj<br />
BEL (JOHANNES DE) 5 leefde in hét begin Van de XlVdc<br />
ee-. dewijl hij Raadsheer van JÖHAN VANAVENNES was; deil<br />
tveden van dien naam, Graav Van Henegouwen', dié ih 1394<br />
ftierf, ra dat Craavvchap vijf ja;en beftierd te hebbén. jd-<br />
BANwes Dl PET., was P iester en Kanunnik van St: Lakbé't!<br />
Kerk te Luik. Hij heeft een Kronijk gefchreven j Waar jri<br />
vele merkwaardigheden gevonden worden , betrekkelijk dé<br />
oorlogen d ;<br />
e in zijnen tijd vöorvie'en, en waar van de Hiftd><br />
tfefchrijver FROISSAET betmgd; veel gebruik te hébben gé*<br />
maakt in het fame'.iTellen van zijné gefchiedenis. '- ftirT VAL.<br />
ANDR., Bibl. Telg. p 457. J. F. FOPPENS, Xibl. Belg. p. 5775<br />
PAQUOT, Memoir. litteraire, Tom. VIII. pag. 293; 294,<br />
BELL (THEODORUS VAN DEBP) , geboren in 't jaar 1720,<br />
wierdt na yolbragte letteroefeningen en akademife ftud'en,<br />
bp den 5 januarij 1744 te Rakagne als Predikant beroepen; al<br />
waar na 8 jaren vei blijf, hij naar Rhijmburg wierdt verplaatst,<br />
daar hij tot zijn dood toe is verbleven, die voorviel op den<br />
30 maart 1794, in den ouderdom van 73 jaren en ruim S<br />
maanden, tot grote droefheid van zijne drie dogters en twea<br />
zonen, beide ook Pred kanten , de oudfie, JOHANNES Gvms<br />
VAN DER BELL, te Venbuizen, de andere, ANTHONY JOH. VAN<br />
DER BELL, te Schermerhorn.<br />
BELL heeft den lof wegged.agen, dat hij met ijver en ene<br />
voorbeeldige getrouwheid, in 't werk zijn's Heren, het ruime<br />
tijdvak van meer dan 50 jaren , onophoudelijk is bezig ge<br />
weest , waar door hij ook de achting van allen die hem ken- 5<br />
den, heeft verworven. Dat hij ook van een arbeioVamen aart<br />
was, blijkt onder anderen, door het in 't licht gegeten vtri.<br />
van hem, getijteld: ©e^ Hfcren tacnuertoeg in het ber&eget»<br />
ban het ©OIK ban
H
BELLAMY". (JAKOB) itf<br />
ként dit niet tot eer- van zijn hart? daar van te rug, zeiv<br />
na dat hij ïceds éénmad, daar toe het \ast befluit Lade gS-<br />
norrien. Dewijl het hem ook niet m gt gebeuren één Fijn*<br />
ïchilder te worden , waar toe zijn aangeboren fmaak voor<br />
alle fchone konften, hem genegenheid hadt ingeboezemd ,*koor<br />
hij, meer door ar.deien, dar, dooi zig zei ven geleid; èen be-<br />
roep, voor het welk hij allerminst was berekend, en leetds<br />
bakken,<br />
Zijne dienstbaarheid en arbeid kon den onverzadèlijkén lees-<br />
en weetlust, de hem eigen was niet verdo'en; doch van<br />
zijn digtvermogen, ontdek.e zig niets, voor dat tijdftip'; het<br />
genè juist het géfcbiktfté was, om het digtvuür van enen dap<br />
peren krijgzugtigen jongen t'ontvonken, namelijk in hét jaar<br />
1772 , wanreer men het twede eeuwfeest der vrijheid, binnert<br />
Vlisfingen vierde; toen den lof der dappere Zeeuwen, van aller<br />
lippen horende rollen, toen getuige zijnde, der eer welke<br />
men hunne nagedagtenis aandeedt, toen zelve, bij de inkomst<br />
van den Eifftadhouder, met ae jeugd zijner geboorteilad, voor<br />
énige dagen in het gewaad enes kiijgsmans gedost zijnde,<br />
bntfprong zijn digt-ader. Zijn vers, ter dier gelegenheid ge<br />
maakt, en onder het oog van anderen gekomen, ontving niet<br />
weinig lof; die lof vuurde hem aan, om het bij dien eerfteling<br />
niet te laten. Hij digtte voort, tot digten befteedde hij alle<br />
de ogenblikken, welke hem van zijne toenmalige bezigheden<br />
overfchoten, ja zelv wel andere, het geen voor hem, meer<br />
malen onaangename gevolgen, van dé zijde zijn's meesters<br />
hadt.<br />
Dan hem ontbraken, een leidsman, goede voorbeelden, en<br />
kennis onzer taal; de Digters die hem in handen vielen, wa<br />
ren veelal fiegte modellen. Hij ging egter zijnen gang „ op<br />
,', hun fpoor," fchrijft hij zelve, „ begon ik ook huwelijks-<br />
„ en verjaardigten te maken, in plaats van wezenlijke gedag-<br />
„ ten, fchaarde ik alle Goden en Godinnen, Nijmphen en<br />
^ Naijaden, in rijmende gelederen, ik vergat niet PHEECS ,<br />
„ als hoofd van dit corps, heerlijkst te doen urtkomen." Eik<br />
frïtusfen bewonderde hem, hij begon opzien te verwekken--<br />
k 4 dtti
249 BELLAMY. (JAKOB)<br />
daar hij trager voortgangen in het ambagt, waar toe hij werdt<br />
opgeleid, dan in de digtki.nde maakte, en de uitmuntende<br />
Digter een fiegt Bakker zou geworden zijn, deedt dit bij fom<br />
migen die hem kenden, de gedagten opkomen, om hem tot<br />
de ftudie te brengen, en de toenmalige Vlisfingje Refter, gaf<br />
hem enig afzonderlijk orderwijs in de latijnfe taal.<br />
BELLAMY verliet den baktrog en de dienstbaarheid, en met<br />
die verheffing, verhief zig ook zijne ziel. Hij, die reeds he'<br />
ongerijmde hadt gevoeld, dier Goden-volle verfén-, naar den<br />
ouden finaak, maar zig van die kluisters niet geheel omflaan,<br />
de inblazingen der natuur niet volkomen volgen durfde, ver<br />
brak gene, en liet zig door deze onbedwongen ieiden. Beteie<br />
lectuur-, de omgang met lieden uit befchaafder kring, bragtea<br />
niet weinig, ter verfijning van zijnen fmaak toe. Zijn goed<br />
gerugt werdt meer en meer verbreid, dooi- enige zijner voort-<br />
brengzels in de VaderlandjeLetteroefeningen, en in de Poëtijche<br />
Mengeljloffen van bet Haags Konstgenootfchap geplaatst- dit Ge<br />
nootfchap nam hem, gelijk daar na meer andere, van dien<br />
aart, tot medelid aan, doch op deze eer ftelde hij in het<br />
vervolg, weinig prijs; de aanmerkingen, welke men in de<br />
zelve, op de digtftukken maakte, kwamen hem over het ge<br />
heel, te niets betekenend voor; bij gevoelde te zeer zijne<br />
waarde, om de zijne, aan dé droge kritieke* van menigmaal<br />
koele rijmers bloot te Rellen ; al lachgende noemde hij de<br />
digtkundige Genootfchappen, Rijmkollegies,<br />
Zijn toenemen intusfen in de latijnfe taal, was min aanmer<br />
kelijk, dan het zoude geweest zijn, indien hij in vroeger ja<br />
ren,, daar aan begonnen, met weiniger viers bezield en min<br />
der aan het zelvdenken en opflellen gewoon geweest ware.<br />
Hij bragt het egter daar in zo ver, dat men hem voor het<br />
akademisch onderrigt, bekwaam keurde. En dewijl het h»m<br />
aan middelen ontbrak, veréénden zig enige Heren faam om<br />
jaarlijks tot zijne ftudien, iet toe te brengen, waar bij in h°t<br />
vervolg, nog meer uit andere bronnen kwam; en hij ver<br />
trok naar de Utrechtfe Hogefchool om zig tot den predik<br />
dienst voor te bereiden; niet, omdat men oirdeelde dat de-
BELLAMY. (JAKOB) 24$<br />
fce kring best voor hem gefchikt ware,- maar om dat in ons<br />
gemenebest, alwaar men niet, gelijk in koningrijken, jaargel<br />
den geeft aan fraije vernuften, die hun de vrijheid laten, om<br />
naar hunnen fmaak te weiken, dit bijna het enige middel is,<br />
om zulken als BELLAMY te verheffen, en ten eerlijken beftaa-n<br />
te brengen, hoewel egter hier door, menig Genie veronge<br />
lukt, en der Kerke weinig voordeels wordt aangebragt.<br />
Op het Hogefchool onderfcheide men hem ïas, zijn goed<br />
gerugt was hem vooruit gelopen; daar geraakte hij in gezel-<br />
fchap, daar kreeg hij kennis aan boeken, waar door zijn ver-<br />
Hand verlicht en zijn fmaak nog meer gezuiverd weidt. De<br />
tijd, in welken hij zig op dat toneel vertoonde, was ook bij<br />
uitftek gefchikt, voor ene Mvfe, als die van BELLAMY; oor-<br />
lo van buiten, aangording der wapenen van binnen, konden<br />
niet anders, dan het digtvuur enes krijgszugtigen Digters y<br />
fieeds meer doen ontvlammen. Dra ook zag men dit in zijne<br />
Vaderlandje Gezangen, welke hij onder den naam van ZELAN-<br />
DUS, eerst bij (hikjes uitgaf. Deze zijn het, welke den grond-<br />
ilag tot zijnen onvergangelijken roem gelegd hebben; men<br />
ontving die, als met een foort van enthufiasme, waar van de<br />
tijdsomlTandigheid niet alleen, maar vooral hare innerlijke<br />
waardij, de oirzaak was. Steeds (preekt daar in de held, of<br />
de vriend des vaderlands, en dat niet ene gekunftelde opge-<br />
fmukte taal, maar de fchone, edele taal der natuur, de taal<br />
des mannelijken gevoels; geene flikkeringen van vals vernuft<br />
maar het ware, heerst in dezelve; zij ftrelen door hunne har-<br />
monie, het gehoor; doen de ziel des lezers aan, en boeze<br />
men naar mate der onderwerpen, grootheid,- fchrik, eerbied,<br />
of weemoed in; de blodaardt gevoelt voor het ogenblik dat<br />
hij ze leest, moed in zijnen boezem ontbranden. Voor BEL»<br />
LAMY, hadt Nederland maar weinig gedigten van dien aart,<br />
en hij liet zijne navolgers ver agter zig. Alle de vrienden<br />
der digtkunde en des vaderlands, juichten hem tce. De rege<br />
ring van Vlisfingen toonde, dat zij zijne vérdienften wist te<br />
fchatten, en verwakkerde den ijver van haren Burger, door<br />
hem voor de toewijmg dier bijeen verzamelde gezangen, aan<br />
Q 5 Viis-
250 BELLAMY. (JAKOB)<br />
Vlisfingen, te begiftigen, met een aanzienlijk boek-gefchetiK"<br />
óp e:,e wijze,- die en haar., en hem, eer aandeedt. Dit ge-<br />
fche k berustte in het jaar 1792, en denkelijk nog, bij me-<br />
jiuüouw' FRANCJNA BAANE te Vlisfingen, aan welken de Dig<br />
ter, onder den naam van FILLIS, het giootfte gedeelte zijner<br />
jeugdige gezangen gewijd hadt.<br />
De liefde zig van zijn jeugdig hart meester gemaakt heb<br />
bende, hadt niet flegts enen verzagtenden invloed, op zijn'<br />
fors karakter, maar vormde mede onzen Krijgszanger, tot een<br />
Uitmuntend Minnezanger. De Gezangen mijner jeugd, door<br />
hem in zijnen akademie-tijd uitgegeven, ftrekken hier van ten<br />
bewijze. In deze bedingt hij de liefde; niet die liefde, welke<br />
het ge aat der eerbaarheid van fchaamte dopt gloeijen,' deze<br />
veifoeijde zijn edel hart, maar die kuisfe liefde, welke van<br />
hemel fe afkomst zijnde, door de Engelen zelv met welgeval<br />
len aanfchóüwd wordt, die de ziel verheft-, en het hart de<br />
zuiverfte genoegens finaken doet. Hij volgde ook daar in de<br />
natuur en zijn mannelijk gevoel; hij zong het geen hij onder-<br />
vondt, aan den fchoot ener kuisfe minnares, voor weike zijne<br />
liefde te fterker was, naar mate zij enen geruimen tijd, ge<br />
weldiger werdt gedwarsboomd.' Deze Zangen zijn nogthans<br />
min algemeen bekend, en hebben hem, zo veel lofs niet<br />
verworven , als hij door dezelve wel hadt verdiend. De<br />
fmaak onzer Natie, fchijnt over het geheel, dien weg niet<br />
heen te willen; men hegt aan het woord van Min en Min<br />
nezang maar al te onbepaald, het denkbeeld van onkuis<br />
heid, dit deedt zijne vrienden vrezen, dat BELLAMY, hoe<br />
onfchuldig, zig desniettegenftaande, door deze uitgaaf zou be<br />
nadelen.<br />
Men vindt van hem meer dan een ftukje, zo in digt als in<br />
ondigt, in de Proeven van het verfland, den fmaak en het hart,<br />
welke hij, in vereniging met enige Konstvrienden uitgaf, on<br />
der welke, de vertelling, ROOSJE betijteld, bijzonder uit-<br />
fteekt. Zeide de zo evengenoemd waardige fchrijver FEITH,<br />
dat hij geene enkelde Romanze bij ons wist, die aan de vereis<br />
ten van dit foort van digtftukken voldeed, is het niet te ver-<br />
moe-
BELLAMY. (JAKOB) 2 5j<br />
rnoeden, dat hij na de lezing van dit ftukje zulks zeggen zou;<br />
is toch, volgens MONCRIF, ene Rmnanze „ het naïve verhaal<br />
„ van ene aandoenlijke daad," wie kan dan ontkennen, dat<br />
ROOSJE waarlijk ene Romanze zij ?<br />
Bij zijne digtftukken moet men niet vergeten zijne Gezangen<br />
te tellen, het zijn alle ftukken van enen fomberen en ernfti-<br />
gen trant; fterren en zien ftcrven, zijn de gedurig daar in heer-<br />
fende denkbeelden. In het daar voor geplaatst Fragment,<br />
van enen Brief, aan zijnen vriend KLEYN, geeft hij enig verfla!*,<br />
van de ontwikkeling zijner Genie, en op den tijtel vindt men<br />
zijne vrij wel gelijkende Afbeelding. Deze bundel, het laat-<br />
fte gefcbenk, aan zijne vrienden en de nakomelingfchap, fchijnt<br />
faamgelteld, onder dat tot nog toe onverklaarde voorgevoel<br />
des doods, het geen men, in zo. veel levenden, kort voor<br />
hun fterven bemerkt, en waar van BELLAMY ZO vele blijken<br />
gaf. In het eerfte dier Gezangen, verzoekt hij reeds aan zijne<br />
vrienden, dat wanneer de dood zijne ogen zal geloken, en zij<br />
hem begraven zullen hebben, zij dezelve zullen lezen:<br />
„ En als gij mijn lieve vrienden,<br />
„ Dan uw weg weer rustig wandelt,<br />
,, Wilt mij dan niet gants vergeten:<br />
,, Leest, om aan uw vriend te denken,<br />
„ Somtijds eens in deze zangen.<br />
Konstrigters menen, dat zij minder goedkeuring, bij de<br />
meesten, dan zijne Vaderlandfe Gezangen wegdragen zullen,<br />
om dat zijne Genie het kragtigfte werkte , in het grote en<br />
heldhaftige. Het blijft nogthans zeker, dat men in dezelve,<br />
verfcheidene in der daad, zo In vinding, als in uitvoering,<br />
zeer fchone ftukken ontmoet, en dat zij alle het merk dragen,<br />
van zijn uitnemend digtvermogen. Hij was Digter in den na- •<br />
druk des woords; zijn digten beftond niet, in, mefenige ver<br />
andering van woorden, gedurig wederom dezelve beelden te<br />
herhalen, welke zo velen voor hem, reeds duizende malen,<br />
hadden gebruikt en misbruikt, hij fchiep nieuwe. Dit blijkt<br />
treffend, uit de overeenkomst, tusfen zijne gedagten, en die<br />
van
2?* BELLAMY. (JAKOB)<br />
van andere fcheppe^de vernuften, zonder dat hij oöit een'<br />
hunner voortbrengzeis, hadt onder 't oog gekregen; verbaast<br />
Hond hij toen men hem eenma.ft de overeenkomst toonde, tus<br />
fen een lied van ANACREON, en een ander, 't geen hij'voor-<br />
las, en dooi hem was gedigt, wanneer hij nauwlijks den naam<br />
van ANACREON kende, dit is hem naderhand meermaal, om-<br />
trent'andere grote Digters, vooral omtrent GLFIM gebeurd.<br />
Zijne digtftukken hebben alle ere rollende vloeibaarheid, en<br />
dragen de blijken der gemakkelijkheid, waar mede hij die'op-<br />
fteide. De harmonie welke hij aan zijne rijmloze verfeu wist<br />
te geven, heeft niet weinig toegebragt, om den fmaak, daar<br />
voor, algemener te maken. Door zijn voorbeeld, lost bij,-<br />
met enige weinige anderen onzer beste Digters, de beden<br />
king op: of niet, met het rijm, ook de weiklank in onze<br />
poëzij, verloren g a? Bij enen hal ven Digter mag dit zo zijn,<br />
en wat fchade? dan na menig vers van BEIXAMY gelezen te'<br />
hebben, zal men, indien men 'er opzettelijk acht op flaat<br />
niet eens gemerkt hebben, dat het rijmloos ware, duideiük<br />
bewijs, voor de harmonie zijner ftukken, en voor de niet<br />
volftrekte onontbeerlijkheid des rijms, tot den weiklank.<br />
Bewust, dat met de beoeffening, de befchouwirg moet gé-<br />
paard gaan, en dat onze Digters het verder zouden gebragt<br />
bebben, hadden zij deze niet te veel .verzuimd, lei hij, zo<br />
dra hem daar toe de gelegenheid verfchaft werdt, zig met ernst<br />
op de theorie der digtkunde toe, en maakte in dezehe géén<br />
geringe vorderingen. Zijn Brief aan Mr. VAN ALPHES, be-<br />
«evens.cen en ander ftukje van den POUfchm Spektor, die hij<br />
bei'e, zonder zijnen naam in het licht gaf, leveren daar van<br />
de bewijzen uit. Hadt het hem mogen gebeuren in dit vak<br />
verder voort te werken, hij zou door zijne gegronde kritiekes,<br />
de Nedertandfe Digtkunde niet weinig voordeels aangebragt<br />
en jonge Digters vee! geleerd hebben; hoewel het te vrezen<br />
is, dat hij zig daardoor tevens, het misnoegen van velen zij<br />
ner medebroeders, en van het geheel heirieger der Rijmers,<br />
welker fnerpende geesfel hij was, zou op den hals gehaald<br />
hebben, vooral door den toon, op welken hij recenfeerde.<br />
Edel-
BELLAMY. (JAKOB) a 53:<br />
Edelmoedighei 1 en menfchenliefde, blonken in alle zijne<br />
bedrijven uit; daar hij leedt, wan* eer hij ande.en zag lijden.,<br />
was hij, hoe fpaarzaam zeb'e .beueeid, altoos beicid, om an<br />
deren in het geen hij bezat, te doen delen; alleen in die<br />
ogenblikken, ih welke hij onder vondt, hoe magteloos zonder<br />
hetzelve , het medelijden was, kreeg het geld in zijn oog<br />
enige w v<br />
aarde, in elk ander geval, was hij 'er misfeh en al te<br />
onver.chi'lig omtrent. Van niets hadt hij meer afkoers, dan<br />
van vleijen en kruipen, een afkeer die zo ver ging, dat zij,<br />
door fommige aanzienelijken onder zijne weldoeners, die zijn<br />
karakter niet genoeg kenden, cn meenden dat hij, om het<br />
geen zij ten zijnen voordele toebragten, met lof- en dankdig-<br />
ten in de hand, voor hun behoorde te buigen, als trotshe ;<br />
d en<br />
ondankbaarheid , aangemerkt werdt. Zijne openhartigheid,<br />
zijne getrouwheid, zijne grootheid van ziel, die hem in ftaat'<br />
ftelde, om niemand te vei achten, noch te beledigen, om dat<br />
hij van hem, of in godsdienftige of in ftaatkundige begrippen<br />
verfchilde, won hem ene algemene hcogac'-.ting, bij alle bra<br />
ven. Hij beminde zijn vadeiland vurig, hij haatte desze'vs<br />
vijand, wie en onder welke partij die ook was. Hij hadt elk<br />
lief, die het vaderland lief hadt, en liet tevens élk zijne bij<br />
zondere gedagten geheel vrij; onder lieden, van hem veifchil-<br />
lende denkwijzen, haJt hij, in de holgaande tijden dooi hem<br />
beleefd, zijne vei trouwde vrienden, hij was niet klein genoeg,<br />
om paitijdig te kunnen zijn. Schoon ene fterke neiging tot:<br />
het fombeie en ernftige hebbende, hadt hij ene bijzondere,<br />
hem alleen eigen luim, die, in fommige zijner ftukken,<br />
en vooral in zijne gemeenzame gefprekken en brieven, zig<br />
vertoonde; een luim, die zijn gezelfchap allerbehaaglijkst<br />
maakte, en de rimpels der dioefgeestigheid, van het gefron-<br />
zeldftc ge'aat wijken deedt.<br />
Zijn fchertzen, met zekere door min.kundigen uit onver-<br />
ftand, geliefkoosde godsdieniti; e meningen, gaf aan menfehen<br />
van bekrompen doorzigt, en aan de nijd, die beftendige ge<br />
zellin van grote verdierften, gelegenheid, om niet gunftig<br />
omtrent zijne godsdienftige gevoelens te denken; met giond<br />
wordt
2S4. BELLAMY. (JAKOB)<br />
WOid£ nogthans verzekerd, dat hij, dcor de lezing van ge-<br />
gronde fchrift:n ten voordele der openbaring, volkomen o-<br />
vertuigd was , van 'de waarheid van onzen fchonen Gods-<br />
dienst, en genezen} van die twijfelingen, welke bij hem<br />
waren opgekomen, door zekere liegt beredeneerde, fchoon<br />
welgemeende godvrugtige boeken en gefpiekken, die hij in<br />
zijne jonkheid veslvuldigmalen hoorde en las. Of hij egter<br />
als Leraar, groten opgang zou gemaakt hebben, mag men<br />
twijffelen. Uit zijne in druk gegevene leerredenen blijkt het,<br />
dat hij ver afweek van die wijs van voordragt, welke in de voor<br />
heen publieke Kerk, tot heden toe, nog allermeest behaagt, en<br />
hij hadt te veel vastheid van geest, om zig blindelings naar den<br />
heerfenden fmaak te rigten. En, daar men in ons land, door<br />
enen Leraar niet wil gefchreven hebben, J<br />
t geen men aan<br />
elk anderen niet kwalijk duidt, is het te vrezen, dat dewijl<br />
het hem onmoogüjk was, zijn Genie aan zijn fortuin op te<br />
offeren, hj ene .aanzienlijke plaats onder de digterlijke mar<br />
telaars zou beflagen hebben.<br />
Dan van dit alles, zou de tijd alleen de zekeiheid of onze<br />
kerheid hebben kunnen leren, doch dit is, gelijk alle de<br />
grote vooruitzigten, die men zig van hem met reden vorm<br />
de, verijdeld; dewijl de levende, de werkzame, de zig tot<br />
een waarlijk groot Genie vormende, en zijne aanvangeajke<br />
grootheid reeds gevoelende BELLAMY, op den n maart 1786,<br />
aan de gevolgen ener verzuimde verkoudheid overleedt, tot<br />
gioot verlies der vaderlandfe digtkunde; tot grievende fmert<br />
voor zijne vrienden; en in het bijzonder voor zijne moeder,<br />
die haar enig kind, en zijner minnares, die enen minnaar<br />
zonder wederga, in hem verloor.<br />
' Het fpreken viel hem in zijne ziekte, te zwaar, dan dat<br />
men iet van zijne laatfte redenen zou kunnen melden. Som<br />
migen zijner vrienden namen de bezorging zijns lijks op zig;<br />
meer dan één Burger dong naar de eer, om het in zijn graf<br />
geplaatst te zien; en het werdt, onder het algemeen beklag<br />
der hem hoogfehattende Burgerij, in de St. Niklaas Kerk, dcor<br />
enige zijner, meest Zeemfe medefludenten , bijgezet. Zee<br />
land,
BELLE. BELLECHERE. BELLEGAMEE. 2 S S<br />
land, heeft in BELLAMY, eren Digter voortgebragt, wens<br />
naam het vrij naast dien van deszeivs twee grootften, CATS en<br />
ANTONIDES, mag plaatzen. Vlisfingen, het geen we! op ene<br />
beroemde Digteres, namelijk de door hare vlugge geest en<br />
fche.p vernuft zo beroemde ELTZA;ETH BEKKER, maar op geen<br />
groot Digter roemen mogt, heeft de eer door hem verkre<br />
gen. En Nederland zal altoos op hem bogen en zijn vroeg<br />
verlies betreuren. G. KuirEi.s, -Levensvei h. van JAKOS<br />
BELLAMY, -voor zijne twee nagel. Leerredenen. Nieuwe Ned. Jaarb.<br />
1784. bl. 1524 en 1938. Vad. Hifi. XXXIL D. bl. 37..<br />
BELLE (JAN VAN), een man uit den burgsrftaat te Haar<br />
lem, omtrent het midden van deXVIIIde eeuw geleefd hebben<br />
de, was een gioot kender en vöorftander der nederduitfe taai<br />
en d :<br />
gtkunde. Men' heeft van hem in druk:
«5* BELLEGARDE. (GABRIEL DU PARC DE)<br />
Jubilceo Ecclefiastico. Infutts. ïógg. in nm. PAQUOT,<br />
Memoir. litter. Tom. XIII. p. 213, 214.<br />
BELLEGARDE (GABRIEL DU PARC DE), is geboren uit<br />
een aaglijk geflagt in Languedok, op het flot Bedegarde, den<br />
18 october 1717. Zijne beoeffeningen der wetenfehappen, in<br />
het ouderlijk huis, ondereen afzonderlijken leeimeester, be<br />
gonnen hebbende, vervolgde hij die,nadeihand in een kost-<br />
fchool van'geleerde Geestelijken, welke geen minder zorg<br />
droegen, om zijn hart tot de deugd, als zijn verftand voor de<br />
wetenfehappen, te vormen. Van daar ging hij naar Touloufe,<br />
om aan het Hogefchool van die Rad, Iesfen in het kerkelijk<br />
regt te nemen, en verkreeg aldaar den graad van Licentiaat<br />
in de regten. Thans begaf hij zig naar Parijs, alwaar hij zijn<br />
vast verblijf nam, met oogmerk om zig geheel en al aan de<br />
beoeffening van de godgeleerdheid en de kerkelijke wetenfehap<br />
pen, over te geven. Hier gelukte het hem, in nauwe kennis<br />
te geraken, met de kundigfte Godgeleerden dier Rad, inzon<br />
derheid met den vermaarden BOURSIER, leraar der Sorbonne,<br />
gelijk mede met den Abt D'ELTEMARE ; welke laatffe hem bo<br />
venal dierbaar wierdt, en die hij Reeds als meester en vader<br />
befchouwde; zijnde dermate aan hem gehegt, dat, toen deze<br />
naar Holland ging, om aldaar het overfchot zijner dagen door<br />
te brengen, BELLEGARDE zig mede derwaarts begaf, endezen<br />
zijnen vriend bijbleef, tot op zijnen dood, die in het jaar 1770<br />
op Rijnwijk, een landhuis in de nabuurfchap van Zeijst, in de<br />
provintie Utrecht, voorviel.<br />
_ Twee jaar later, begaf zig BELLEGARDE met 'er woon naar<br />
de ftad Utrecht, in gezelfchap van enige vrienden, die zig<br />
nevens hem , met gelijken arbeid bezig hieiden. Het was<br />
daar, dat hij de laatfte hand Ieide, aan de Cclletcion generale<br />
des Oeuvres D'ANTOINE ARNAULD, Dotreur de Sorbonne, die te Lau-<br />
fanne, bij intekening, zedert 1772 tot 1782, gedrukt wierden,<br />
en in 49 Delen in 4to. het licht zagen, daar onder begrepen<br />
de VI. Delen over la perpetultè de la Foi, benevens I. Deel,<br />
bevattende het leven van ARNAULD, en het register op het werk,<br />
weike ftukken afzonderlijk zijn uitgegeven; hebbende tevens<br />
de
BELLEGARDE (GADRIEL pg PARC DE) 257<br />
;de uitgever; deze grote verzameling verrijkt, roet gefchied-<br />
Jcundige voorredenen, welke vervuld zijn met de nauwkeurig-<br />
fte en belangrijkfie nafporingen. Deze arbeid, die I em ge<br />
durende den tijd van 20 jaien , bezig bieldt, verhinderde hem<br />
egter geenzins, om in den jare 1765, te Utrecht ene andere<br />
aanzienlijke verzameling uit te geven, onderden tijtel van?<br />
Supplementum ad varias colleüknes Q t erum ZEGEKI BEENARDI VAN<br />
ESPEN, in gr. folio, makende een 5de deel uit der werken<br />
van dezen groten Ranonist. In dit Ruk vindt men een om-<br />
Randig levensverhaal van denautheyr, met ophelderingen om<br />
trent zijne fchriften. Het zelve is ook afzonderlijk in groot<br />
Jlvo. gedrukt.<br />
In den zelvden tusfentijd, gaf ook EELLEGARDE ene korte<br />
gefchiedenis van de RoomsKathoiijke Kerk te Utrecht in'tlicht,<br />
onder den tijtel van: Hifeire abregée de l'Eglife Metropolitaint<br />
d'Utrecht, ftrekkendp zedert haar opkomst tot aan de kerkver<br />
gadering van Utrecht in 1763, beflaande een deel in klein<br />
gvo. De belangrijke voorreden voor zijn Receuil des temoigna-<br />
ges, rendus a l'Eglife d'Utrecht; waar in de oirfprong en voort<br />
gang der fchetiringe, tusfen de Katholijken dier Kerk ontRaan,<br />
aangewezen en opgehelderd worden, is insgelijks uit zijne pen<br />
gevloeid. Nog heeft men van BELLEGARDE, buiten verfchei-<br />
den andere fchriften van minder aanbelang: Memoires Hifleri,<br />
ques fur l'affaire de la Rulle Unigenitus dans les Pais-Bas, be<br />
vattende een aanëenge.chakeld verhaal, van de gebeurtenisfen<br />
in de Nederlanden, ter gelegenheid van die Bulle veroirzaakt,<br />
zedert 1713 tot 1730, 4 delen in i2mo., zijnde dit het eerde<br />
werk dat door hem gemeen gemaakt is,<br />
IMen befpeurd in alle zijne fchriften, dat hij, Ithoon de<br />
leeiHellingen der Roomsgezinde kerk onveranderlijk toege<br />
daan blijvende, en geenzins aarzelende, om het hoofd dier<br />
kerke in den perfoon van den Paus te erkennen, nogthans<br />
verre af ware van alles te ondei fchrijven , wat de overige<br />
Roomsgezinden , ten aanzien van 's Pausfen onfeilbaarheid<br />
en volftrekte oppermagt over alle de kerken, voorwenden.<br />
Het was hierom, dat hij, hoe zeer zijne geboorte, zijne braaf-<br />
II DEEL. R heid
£SS BELLEGARDE. (GABRIEL DU PARC DE}<br />
heid en de dienften, welken hij aan die kerk bewees, hem<br />
boven zo veel anderen regt tot het bekleden van kerkelijke<br />
Waardigheden gaven, de deur daar toe fteeds voor zig gefloten<br />
vondt, aangezien men tot dezelve niet konde geraken zon<br />
der z :<br />
g aan de Roomfe Bullen tegen LVNSENIUS en QUESNEL te<br />
onderwerpen. Ondertusfen vondt hij zig omtrent 25 jaren ge<br />
leden, tot Kanunnik benoemd, bij de hoofd-en primaat-kerk<br />
van Lijon, alwaar zig een broeder van hem bevondt en waar<br />
van de Kanunniken, die bewijzen van hun oud adeldom moe<br />
ten geven, het teken van 't kruis dragen, en den tijtel van<br />
Graven, plegen te voeren. Dan, daar de arbeid waar aan<br />
hij zig hadde overgegeven, zijn vast verblijf aldaar niet ge<br />
heugde, verzogt hij wel dra zijn ontflag, en verwierf van 't<br />
kapittel den tijtel vaa Oud-Graav. Hij is geftorvèn te Utrecht,<br />
den 13 december 1780, in den ouderdom van ruim 72 jaren.<br />
Óp de zark, die zijne Hoffelijke overblijfzelen bedekt, ftaat<br />
hét volgende graffchrift gebeiteld •<br />
H I C J i C E T<br />
WóbiHs D. GABRIEL DU PARC DE BELLEGARDE f<br />
Diacefis Narbonenfis in Gallia Clericus,<br />
Nee non infignis Ecclefice Lugdunenjis<br />
Antiquus Canonicus & Comes:<br />
ÏTir pietati ac veritati ah adolescentia deditus :<br />
Scriptis diverfis, ac magnd potisfimum<br />
ARNALDI operum colleüione<br />
De Ecclejia beni meritus:<br />
Ecclefia Batavce, cujus fe caufae totum<br />
Mancipaverat,<br />
Cuique plurimos undiquaque Amices<br />
Conciliaverat,<br />
Nee non adiis longe lateque Ecclefiis t<br />
Multiplici Epifiolarum commercio,<br />
Multd Librorum communicaticne,<br />
Et coniinuis officiis utilisfimus:<br />
Qmnium denique fance doürince amkorii»}<br />
Amicus fidelis fjf fervidus, f$»
BELLr.MANS. (DANIËL) «5$<br />
ïpfe, in paucerum manen, quibus Idsce temporlbus<br />
Carafides & ventas potter fuit, mus è prcecipuis;<br />
Qui, d%m fusceptis in Ecclef.cs commodum<br />
Laboribus<br />
Ardens atque indefesfus incumbit,<br />
Viribus tandem exhaustis,<br />
Obiit in Domino Ultrajetli, in domo dicla<br />
Clarenburg,<br />
Die XIII Decembrit MDCCLXXXIX,<br />
Annos natus LXXII ac peni duos menfes.<br />
Directeuren van het Utrechts Provintiaal Genootfchap van<br />
konden en wetenfehappen, dezen waardigen Man in derzelver<br />
vergadering van 4 meij 1789, tot lid des Genootfchaps verkoren<br />
hebbende, wilde hij dit lidmaatfchap niet aannemen,<br />
dan in hoedanigheid van contribuerend lid. ———• Alg. Konsten<br />
Letter-Bode, IV. D. bl. 50, 51.<br />
BELLEMANS (DANIËL), is in 1641 te Antwerpen geboren.<br />
In den ouderdom van 18 jaren, kwam hij bij de reguliere<br />
Kanunniken van Grimbergen van de Premonjlraterfer orden,<br />
en zijn proeftijd doorgedaan hebbende, ieide hij 'er de<br />
gewijdde belofte van afin 1661. Vier jaren later, wierdt hij<br />
tot Priester-geordent, en vervolgens van ene parochie voorzien<br />
in de heerlijkheid van Horsfen, tusfen Waal en Maas;<br />
maar hij behield dien post niet lang, doordien hij den 21 februarij<br />
1671 in den ouderdom van 32 jaren gedorven is. BEL<br />
LEMAKS heeft twee verzamelingen van digtdukken of liedekens<br />
nagelaten, onder deze zonderlinge tijtels: 1. ïget Cijtljerftert<br />
ban JESUS/ fpcelenöe je^tigh nicutoe %ki}dim$ op bet groots-<br />
Spubihé ban bet ï|. Sacrament ban Mirakel tot 23jugfeï,<br />
en beffo<br />
lijchen patabijp'-^orjel / tot GODT om ïtoogh bliegbenöe / be*<br />
beïfenbe bcrfeljeijöe gïjee^tcltjbc 5Hicöeben«S ban be
BELLERHS. BELLIGHEM.<br />
den zo gretig gekogt, dat 'er in iss6, reeds een zade druk<br />
van werdt uitgegeven. Ook kan men van deze digtftukjes<br />
getuigen, dat alle niet alleen zeer ftigtelijk zijn, maar ook de<br />
meesten door hun gevoelige en met tederheid vervulde uit<br />
drukkingen , de zinnen ftrelen en het hart aandoen , ja<br />
dat fommigen zelvs ene zoetvloeijentheid van uitdrukkingen<br />
en verhevene gedagten bevatten, fchoon niet alle met dit<br />
merk zijn geilempelt, en enigen in een vrij gemeenzamen<br />
itijl zxjn gefchreven; zo als bi) voorbeeld het liedeken, dat<br />
dus aanvangt:<br />
m$ meenet $jan ben Cimmerrmui<br />
©an %uvicli nacr SSgügfel miam /<br />
3to3cerbc bij bij ï^crreman/ en;.<br />
Aan het hoofd van dit werkje, is ene Ioffpraak op den<br />
ichrijvër en zijne liedekens geplaatst, door den vermaarden<br />
digter in dat foort van poëzij, ADRIAAN DE POIRTRES. - .<br />
PAQUOT, Memoires litter. Tom. IX. p." 63-65.<br />
BELLERUS (JOANNES), van Antwerpen geboortig, was<br />
e,en geleerd Man en Boekdrukker in genoemde ftad. Hij<br />
beeft het Onomasticum van CONR. GESNERUS, uit het werk van<br />
ROB. STEPHANUS getrokken, op nieuw door hem vermeerderd,<br />
in 1553 uitgegeven. Ook heeft hij een groot aantal woorden<br />
gevoegd, bij het Ditcionarium Latino-Hispanicum ANTONII NE-<br />
/RISSENSIS. Hij is den 13 julij 1595 , zijn geboorteftad<br />
overleden. J. F. FOPPENS, Bibl Belg. pag. 577, 5 7 S.<br />
BELLIGHEM (PERSEVALD VAN) , een blindgeborene,<br />
geboortig van 'Brugge; maakte vrij wat opgang in *t beoeffe-<br />
r.en der letterkunde. Hij woonde in 1530 te Parijs, en be<br />
moeide zig met Iesfen aan de jeugd te geven. Hij hadt tot<br />
zijn zinfpreuk aangenomen: Bominus illuminat c '<br />
BEL-
BELLOCASSIÜS. EEMMEL, 24*<br />
BELLOCASSIÜS (STEVEN), is geboren teCasfel in Ftten-<br />
deren, nabij het dorp Belle, waar van hij ook zijnen naam<br />
heeft ontleend. Hij leide zig inzonderheid op.de latijnfe digt-<br />
kunde toe, daar hij ook vrij wel in.Haagde; zijn beroep was<br />
Secretaris van het Kapittel van St. Donatus te Brugge, welken<br />
post hij tot aan zijnen dood toe heeft waargenomen, welkecn><br />
trent het midden der XVIde eeuw is voorgevallen. Kort voor<br />
zijirdqöd maakte hij op zig zeiven, het volgende graffchrift;<br />
Hoe jaceo in tumulo: prins at quam munert vitte<br />
. Exuor, in voto hoe promere carmen erat.<br />
Huc vent, Mc vixi, peregrinte fabula vit»<br />
Nunc aüa est, redeo vita uli perpes eiït,<br />
Cygneo jïc more mei fum funeris ipfe<br />
Cantator. Longum, qui legis ista, vale.<br />
Ook hadt hij een foort van testament gemaakt, in déze be-<br />
ivóordingen!<br />
Calo animam, do corpus humo, do catera mundo,<br />
Ut capiat partem quilibet inde fuam.<br />
. BELLÖCASSIUS heeft in druk uitgegeven: Sylvida Cartidnunu<br />
5? Sanüologión Flandrice. Brugis 1544. 8vo. Item, Legatio.<br />
Hem Flandria- ad CAROLUM V. Imp., 't welk geplaatst is in de<br />
Rerum Cermanicarum feriptores van FREHERUS, Tom, III. pag,<br />
364-173, en in een gelijkfoortige verzameling van STRUvrusj<br />
Tom. lil. p. 196--204. F. SWEERT., Athen. Belg. p. 680.<br />
VAL. ANDR., Éibl. Belg. p. 817. J. F. FOPPENS, Bibl, Mig.<br />
p. 1107. PAQUOT, Mem. liter'.'Tom. I. p. 383-385.<br />
EEMMEL (ABRAHAM VAN), bekleed ene plaats onder<br />
de klasfe der Gefchiedfchrijvers van' ons land, door zijne uit<br />
gave van ene 'Befcfeijbing bet gtab 3imcr?"fco?t/ 2<br />
in 8bo. ïltrctljt 1760. met fraijè platen vóorzie'n. Dat VAN<br />
BEMMEL niet tot dé Rudien was opgevoed, en in zijne jeugd<br />
Klerk ter Secretarije van Amersfcmt is geweest, leert Ons
i&®s BEMMEL. BEMPDE. ' BEMPDEN,<br />
BEMMEL (GABRIEL VAN), een Jefuit te Leuven, welke<br />
in 1612 in die orden werdt ingelijft; is geweest Secretaris te<br />
Brusfel, en een man, die door zijne geleerdheid heeft uitge<br />
munt. Hij heeft gefchreven: Triumphos SS. IGNATII DE LOJOLA<br />
ci? FRANC. XAVERII, Societat. Jefu, in Divos relatorum. Brur.<br />
1628. 8vo. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 325.<br />
BEMMEL (WILLEM VAN), een Konstfchilder, is gebo<br />
ren te Utrecht, en wordt gehouden voor een der beste disci<br />
pels van ZAGTLEVEN. Toen hij zo ver in de konst gevorderd<br />
was, van op eigen wieken te kunnen drijven, trok hij naar<br />
Romen, om door de beoeffening van keurige modellen gehol<br />
pen, de konst verder voort te zetten, teffens ook om zijne<br />
neiging te voldoen, welke overhelde, om Italiaanfe gezigten of<br />
landfchappen te verbeelden. Ten einde dan dezen lust te boe<br />
ten, tekende hij met ijver en grote vlijt te Tivoli, en bragt de<br />
aftekeningen daar na op paneel, zo geestig en natuurlijk, dat<br />
hij groten roem daar door te Romen verwierf. Van daar trok<br />
hij naar Duitsland, daar zijne meeste werken gevonden wor<br />
den , inzonderheid te Neurenberg. Hij heeft alzins in zijne<br />
ftukken, de wijking , licht en fchaduw, ongemeen konftig '<br />
weten in acht te nemen; en met dat al wordt 'er getwist, of<br />
wer-zijn vernuft en zinrijke geest, of zijn penfeel 't meest ver<br />
diend geroemd te worden. A, HOUBRAKEN, Schouwburg<br />
I- D. bl. 343.<br />
BEMPDE (JORDAAN of GERARD VAN DEN), is om<br />
trent 't jaar 1634 te Doornik geboren; wierdt, na zijne eerfte<br />
letterocffeningen volvoert te hebben, Monnik in het Domi-<br />
kaner klooster te Brugge in 1652. Na 16 jaren hier doorga-<br />
bragt te hebben, ftierf hij den 11 maart 1671. Hij heeft ia<br />
't licht gegeven, een digtftuk over 't lijden van den Zaligma<br />
ker, getijteld: ©en bfoeötafjen ©•ijbaclj. %mbm 1670. in<br />
1 2<br />
°'• PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 370". MORE-<br />
*.Y, Ditlion. ed. de 1740. Tom. II. p. 200.<br />
BEMPDEN (GILLIS VAN DËN), Heer van Kastricum, ver-<br />
maag-
BEN ELBÉRTSZ. BENDIXIUS» 2ó.',<br />
inaagfchapt met de aanzienlijkfte geflagten, is zo wel als zijn<br />
vader EGIDIUS VAN DEN BEMPDEN, Burgemeester te Amfteldam<br />
geweest. In 1720 werdt hij Kommisfaris van kleine zaken,<br />
en in 1723 tot Raad in de Vroedfchap verkoren; in het jaar<br />
daar aan volgende tot Schepen, en eindelijk in 1738 beklom<br />
hij den eerenap van-Burgemeester; welke hoog aanzienlijke<br />
waardigheid hij insgelijks in 1741 en 1747 heeft bekleed; in<br />
welk laatfte jaar WILLEM DE IV, na dat hij tot Stadhouder<br />
Van Holland was aangefreld, bij zijne komst te Amfteldam,<br />
door hem en Burgemeester CORVER, verzeld van den Penfio<br />
naris STAAL , begroet werdt. Men getuigd van VAÏ( DEN<br />
BEMPDEN, dat hij een kundig Regent was; doch doordien hij<br />
het met de anti-ftadhouderiaanfe partij hield, heeft hij veio<br />
onaangenaamheden van de toen misnoegde gemeente moeten<br />
ondergaan. Hij ftierf den 20 januarij 1748. —— WAGEN.,<br />
Vad. Hifi. XX. D. bl. 95.<br />
BEN ELBÉRTSZ (YSBRAND) , was een der 36 Raderi<br />
in de Vroedfchap der ftad Amfteldam, waar toe hij in 1593'<br />
verkoren was, zijnde hij liet jaar te voren tot Schépen van db<br />
ftad aangefteld. Het achtbaar ambt van Raad bekleedde hij<br />
tot in het berugte jaar van 1618, wordende toen met méér<br />
anderen, op den 3 november door Prins MAURITS, doordien<br />
het hem niet geviel de geweldadige maatregelen van dien<br />
vorst goed te keuren, van eed .en dienst ontflagen. ——.<br />
WAG., Vad, Hift. X.'D. bl. 280. WAG., Befchrijv. van Amfi.<br />
IV. St. bl. 304.<br />
BENDIXIUS (DOMINIKUS), wierdt uit éérlijke ouders<br />
geboren te Sneek in 1523. Hij verloor zijn vader in zijn te-<br />
derfte jeugd, en volvoerde zijne letteroeffeningen aan de plaats<br />
zijner geboorte, onder opzigt van JAN RODIUS een Drentenaar;<br />
en vervolgens onder GERSON of GERARD VAN LEUWAKDEN,<br />
welke naderhand zijn fchoonvader werdt, deze hadt te veren<br />
de latijnfe en griekfé talen, in de ftad waar van hij den naam<br />
droeg, onderwezen. Den ouderdom van 13 jaren bereikt heb<br />
bende, wierdt BEKDIXIUS met zijnen makker JOACH. Hem^us<br />
R 4' nam-
354 BENDIXIUS. (DOMINIKUS)<br />
naar Haarlem gezonden, benevens enige andere fchoÜeïe'n van<br />
Sneek, om'er zijne letteroefFeningen te vervolgen onder den<br />
geieerden KORNELIS SCÏIONJEUS, als toen Rector der fcholen<br />
van die ftad. Na hier vier jaren onderwijs genoten te hebben,<br />
gfng hij naar Leuren, om in de regten te ftuderen; .doch nauw-<br />
lijks hadt hij een jaar op die Hogefchool geweest, of ene ziek<br />
te van zijn fchoohvader, noodzaakte hem naar zijn vaderland te<br />
rug te keren. Hij wierdt hier op te Leeuwarden aangefteid tot<br />
Preceptor van de latijnfe fcholen; dan hij verliet die ftad cp<br />
raad of bevel van zijnen fchoonvader, en vertrok naar Zwolle,<br />
als Conreétor van de fcholen aldaar, onder JAN DE NUYS,'<br />
die te voren Re£tor te Sneek en ook te Leeuwarden geweest<br />
was. Enigen tijd daar na, kwam hij te Leuven te r.-g, cp<br />
fterk aanftaan van HOPPERUS; doch daar gekomen zijnde" ver-<br />
ftond hij , dat deze naar Frankrijk was vertrokken ; zig, dus<br />
verftoken ziende van de hulpmiddelen, die hij zig van dezen<br />
triend beloofde, keerde hij naar Leeuwarden te rug. Na hier<br />
verfcheidene wisfelvatligheden van het wankelbare fortuin on<br />
dergaan te hebben, belloot hij zig tot den geestelijken ftaat<br />
te begeven, en tot Priester geordend zijnde, wierdt hij op-<br />
volgelijk Vikaris, en naderhand Pastoor van verfcheidene dor<br />
pen in Friesland; de uitmuntende predikgaven die hij bezat,<br />
bezorgden hem een beroep te Sneek, en vervolgens te Leeu<br />
warden. CUNERUS PETP.I, eerfte Bisfchop van die ftad, getrof<br />
fen dcor zijne bekwaamheid, maakte hem in 1570 Aartsdia<br />
ken van de kathedrale kerk. Ten einde dezen post met zo<br />
veel te meerder luister te bekleden, ging hij naar Leuven,<br />
em aldaar met de waardigheid vair Licentiaat in het kerküjfc<br />
regt bekleed te worden. Te Leeuwarden wedergekeerd, hadt<br />
hij het verdriet te vernemen, dat de- Gereformeerden de over<br />
hand hadden gekregen, en hij door die genen werdt geban<br />
nen, tegens wien hij met zo veel ijver in zijne predikatiën<br />
als anderzins hadt uitgevaren, en hen als ketters vervolgd.- Hij<br />
moest dus wijken, en begaf zig naar Keulen, vervolgens naar<br />
Ratingen een klein ftadje in het hertogdom van Bergen, waar<br />
Van hij Pastwr werdt. Na drie jaren verblijf aan deze plaats,<br />
ver-
EENINGA. (EG GERUIT) 255<br />
vertrok hij naar Dusfeldorp, alwaar hij van een Kanunnikaat<br />
werdt voorzien, doch van welke waardigheid hij weinig genot<br />
hadt, doordien hij den 14 januarij 1586 in den ouderdom van<br />
62 jaren, overieedt. Schoon BENDIXIUS Jange jaren onderwijs<br />
in de fraije letteren hadt gegeven, was hij egter onbefchaafd<br />
in zijne uitdrukkingen ; 't welk deels meet toegefchreven wor<br />
den aan zijne verkleeftheid aan de wijsbegeerte van dien tijd,<br />
en deels aan de leerwijze van RAYMOND LULLIUS, die hij<br />
ijverig volgde. Noch de vriendelijke vermaningen van DOMI-<br />
NIKUS BROERSMA, Secretaris van Sneek, en van den Gefchied-<br />
Rhrijver SUFFKIDUS PETRI, noch de raadgevingen van Doktor<br />
STEVEN SYLVIUS die Pastoer van Si. Steven te Groningen was,<br />
die hem voor een Lidlist en Eerbaar uitmaakte, waren toerei<br />
kende, om hem van dit tweledig gebrek te verbeteren. BENEV<br />
JOIXIUS heeft de volgende werken nagelaten, waar aan getwijf-<br />
feld wordt of gedrukt zijn: 1. Sermones de vita>:da peccati ccca-<br />
fione. 2. Disfert. de Humilitate. 3. De Ira, de Inyidia, de Conti-<br />
nentia, contra luxum £f crapulam. 4. De 'piir'a Castitcte £fc.<br />
SUFFRID. PETRI, de Scriptor. Frif. ed'.t. 2. pag. 4:7-421.<br />
J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 247, 248. PïqtoÖT, Memoir.<br />
litter. Tom. V. pag. 279 -282.<br />
BENINGA (ECGERIK), is gefpro'en uit een adelijk ftam-<br />
huis in Oostfriesland, 't welk reeds ingevolge het getuigenis<br />
van UBBO EMMIUS, in de XlVde eeuw bloeide; en, waar van<br />
men LUVARDUS BENIKGA als den eeiften bekenden ftamvader<br />
kan aanmerken. LUVARDUS hadt een zoon GEROLD BENINGA ge<br />
naamd, die in 't jaar 1378 leefde, en voor dat 'er nog Graven<br />
in Oostfriesland waren, het gebied als Heer voerde, over de<br />
vier vlekken Grimarfum, Wirdum, Jindelt en Kempen of Kam<br />
pen. Deze GEROLD liet twee kinderen na, een zoon en ene<br />
dogter; de zoon AJOLD genaamd, ftierf kinderloos, doch de<br />
dogter HEBA of HEURIG, die als erfdogter de vaderlijke goede<br />
ren in bezit kreeg, huwde aan IMELO ALLENA van Oosterhui-<br />
zm, zoon van FOLKMAR ALLENA , en ADDA dogter van IMELO<br />
KENESMA, die in 't jaar 1372 ftieif, en een ioon was van<br />
R 5 Kfr
$6$ BENINGA. (EGGERlK)<br />
KENO den jongen, die in 'tjaar 1375 overleed; hebbende cVC<br />
ze KENO een broeder OKKO , en twéé zusters ELBURG en<br />
DODO genaamd , welke Iaatfte in 't jaar r 4 I 4 t r o u v / d e a a n<br />
EDZARD SIRCSENA, fprr.itende uit dit huwelijk voort EKNÓ<br />
Hoveling van Grietzijl, vader van ULRICH, die in 1454 tot<br />
eerften Graav van Gbnfrieslmd wierdt verkoren, en Éh 146,<br />
openthjk daar voor erkend. Gemelde FOLKMAR ALLENA trouw<br />
de dan FfEBA of HEBRIG BENINGA, erfdogter van Grimarfum,<br />
en plantte dit adeüjk geflagt verder voort, door in den naam<br />
en 'tftamhuis der BENINOA'S zijne nazaten te doen overgaan<br />
verwekkende uit deze HEBA twee zonen, FOLKMAR en AIOLD<br />
BENINGA, welke laatstgenoemde Hoveling was te GrmaHm<br />
tn1 Proost te Hinte, zijnde geftorvèn in x 48 3, en hebbende<br />
NOORDDORP, ingevolge dit<br />
Cï'i^^ hare beeIdtenis 015 enen<br />
**s<br />
ANNO DOM. MO.CCCC.LXXXIIÏ<br />
OBIIT AILD BENIG. PETR. I. HIT.<br />
CAPITAL, IN GRIM., ANNO LXXIII<br />
OBIIT HYMA UXOR. EQUES. R. I. P.<br />
dat is'<br />
S'n 't jaar bt$ f eren MCCCCLXXXIII<br />
m oberfeoen AILD BENINGA/ p ?0o?r in ^üite/<br />
JJoKrfnm te ^iniarfiun. sr n 't jaar LXxm<br />
%i oberieben ö?£elb{5 fttu^outoe HYMA/ nijtoite fu bjcöc.<br />
Deze AJOLD of AILD BENINGA, verwekte twee zonen bij<br />
C HYMA<br />
FOL T ' F<br />
° L<br />
M *<br />
E<br />
» GEROLD<br />
FOLKMAR teelde ook enen GEROLD, en deze weder twee zo<br />
nen EGGERIK en FOLKMAR. GEROLD de jongfte zoon van ge-<br />
melden AJOLD, verwekte vier kinderen, ene dogter HYMA ge<br />
naamd, welke aan ULR IC„ VAN DOORNOM, Heer van Ollr-<br />
fum trouwde, onder welkers opzigt in 't jaar w , het ge-<br />
fpiek over den godsdienst te Olderfm wierdt gehouden, tusfen<br />
APORTANOS, eerften Gereformeerden Predikant te Snibden en'
BENINGA. (EGGERIK) i6f<br />
5en Roomsgezinden Doktor LAURENTIUS; voorts drie zonen<br />
SNELLIGER , HOMERUS , en EGGERIG genaamd. HOMERUS was<br />
Abt van 't Tedinger klooster, en Rierf in 1557 den 8 februa<br />
rij. Dit Tedinger klooster was bij Nutttrmoer in Oostfriesland<br />
in 't jaar 1283 gebouwd door den Abt THEDA ter eere van ST.<br />
BENEDIKTUS, en brande af in 1398. EGGERIK BENINGA de<br />
jongfte broeder van HOMERUS, was Proost te Wener enz. en<br />
fchreef ene ïHronhh ban (0O uétfric^ianb / welke door den Hoog<br />
leraar ANT. MATTHffius in het VIII. Deel van zijne Veteris cevi<br />
AnaleÜa in 8vo., is uitgegeven, doch niet volledig en ten<br />
énemaien verminkt, naderhand na een der beste affchriften te<br />
Embden berustende, in 1723 aldaar herdrukt, en met aanteke<br />
ningen en bijgevoegde andere oude Rukken veimeerderd, is<br />
uitgegeven door den Harlinger Predikant EILARDUS F. HAR-<br />
XENROTH in Ato.; makende ook een geheel deel uit van den<br />
tweden druk in 4to. der Analeüa van MATTIMEUS. Deze adelij-<br />
ke kronijkfchrijver is overleden in 1562, als uit dit volgende '<br />
graffchrift blijkt, te zien in 't koor van de kerk te Grimarfum<br />
egter deszelvs beeldtenis, op een groten blauwen Reen uit<br />
gehouwen.<br />
5Ino bni. 1562. ben 19 €>ct. tferf<br />
•jMntbcfïe un «Crbare EGGERICK<br />
BENINGA tc Onmarfiun / 23ojfiisn/<br />
Sïerfiun/ 3BiböeIstueei-. ï^obr^<br />
linflft, ^otoejï to l&tnet, fïn.ö<br />
oïöer.a"/ im 72. daarna bc erbare/<br />
imöe Dogetfame GELA ban 23o2|mn<br />
SCnberé 'Beninga. to €nim. 230^ $[etf,<br />
aBiöti, 3©cbme/ fine bucpfrutoe.<br />
2Enno 1574 bm 4 Jfcbj. creg olöerf. mi 85.<br />
EGGERIK BENINGA heeft bij zijn huisvrouw GELA, verwekt<br />
twee zoons, GERALD of GARRALD en SNELLINGER, welke Iaat<br />
fte in zijn vaders plaatze in 1562 Proost te Wener en Hakfiim<br />
wierdt, deze is in 1580 overleden. De Iaatfte van dit oud<br />
«n beroemd adelijk Hamhuis, was enen FOLKMAR BENINGA,<br />
Heer
£
BENNING of BENNINK. (DIRK SIMONSZ.) e&<br />
EENNING of BENNINK (DIRK SIMONSZ.), was i:i<br />
het jaar 1393 Schout te Amfteldam; in 1405 hadt hij, bene-<br />
yens den toenmaligen Schout JAN NOTTAED en AMEL JANS-<br />
ZOON RYZER, de Kabeljauwfe partij toegedaan , deel in den op-<br />
ftand bij de aanvaarding der regering door Hertog WILLEM<br />
verwekt; en waar bij de Priester WILLEM BRUINSZOON het<br />
leven liet. Om deze misdaad van oproer werden de drie -*e<br />
melde perfonen onverhoeds geligt, ter Rad uitgevoerd, voorts<br />
onthalsd,, en in dien ftaat hunne vrienden t'huis gezonden.<br />
Over deze perfonen is wel enig verfchil ? en inzonderheid<br />
over den laatstgenoemden , die bij den ongenqemden ouden<br />
Schrijver in het vonnis THRODORICUS STMON'IS DE HEEMSKERKS<br />
pf DIRK SYMONSZOON VAN HEEMSKERK, genoemd werdt; doch<br />
DAPPER en COMMELYN noemen hem uitdrukkelijk, DIRK SY<br />
MONSZOON BENNINK. De Burger WAGENAAR heeft hier op aan<br />
gemerkt, dat de onbekende Schrijver hem den toenaam van<br />
HEEMSKERK, en niet dien van BENNING geeft, en hij dus DIRK<br />
SYMONSZOON van Amfteldam, fchijnt verward te hebben met<br />
DIRK SYMONSZOON van Haarlem, die ook omtrent dezen rijd<br />
gedood werdt, en welligt HEEMSKERK bijgenaamd geweest is.<br />
— — DOMSELAAR, Befchrijv. van Amfteldam, bl. 137. DAP<br />
PER, Befchrijv. van Amfi. bl. 100. COMMELYN, Befchrijv. van<br />
Amft. bl. 898. WAGEN., Befchrijv. van Amfi. II. St. bl. 199,<br />
200.<br />
BENNING (HILLEBRAND), komt ons voor op het jaar<br />
1577, en wel op dien tijd, toen Anfteldam door- SONOY bï.<br />
zet was. Hij moet toen, het zij den post van Burgemeester-<br />
of wel dien van Geheimfchrijver in die ftad bekleed hebben,<br />
dewijl hij een brief aan SONOY zondt, begeiende dat zijne<br />
knegten zig van alle vijandelijkheden onthielden, doordien do<br />
ondeihandeling, wegens de fatisfactie met den Prins, op een<br />
goeden voet Rond. De overfte SONOY deedt goede beloften;<br />
en om over den fchrijftrant van dezen krijgsman te kunnen<br />
oirdelen, laten wij hier een letterlijk affchrift yan zijnen brief<br />
volgen.<br />
IN-
£70 BENNING. (HILLEERANB)<br />
INSONDERS GOUDE FSDXDT.<br />
V, L. Brief heb ych met blytfchap ferftan dat dy faeken vet<br />
eyn gouden hop fan, dar ych hyt got fynnen fegen fordts to te<br />
VÜlen gcffen, fan dat ych myn follich fal wyllen halden fan ymam<br />
te befehadige kant V. L. fych hyt allen ferfekeren van eenen husman<br />
dan van alle dy onder flat wonen of dy wtter flat follen wyllen ko<br />
men, al wollenfe geit vp hor haft dragen, ende es ock eyn orfaek dar<br />
van dat ych fellefs met % Knechten Mn gekomen ven fuolcxs ende<br />
dergelicke ver ie komen, hier met wyl ych V. L. den heer befellen<br />
ferwachtende hyer cwe kompfle bynne het Kathufer klofler. Déü<br />
leflen December Anno 77.<br />
V. L. goude f runt<br />
DIEDP.ICH Sofjor.<br />
Ondertusfen hieldt het benauwen der ftad aan; de regering<br />
befloot den 8 januarij, nader aan SOKOY te fchrijven, met<br />
verzoek dat hij haar kennis gave, uit wiens last haar'deze<br />
vijandelijkheden, tegen de Gentfe bevrediging, en tegen den<br />
wil zijner Doorlugtigheid, werden aangedaan, op dat zij we<br />
ten mogten, waar naar zij zig te voegen hadden. SOKOY ant<br />
woordde: „ dat hij uit last der Staten van Holland, voor Am-<br />
„ Jieldam gekomen was, niet om iets vijandelijks tegen de Had<br />
„ te ondernemen; maar om te beletten dat door de vijanden '<br />
„ van "t gemene land, iets, ten nadele van het zelve, op de<br />
„ ftad werdt aangevangen." En naardien men ook geklaagd<br />
hadt, dat den boden der ftad de weg naar de afgevaardigden<br />
te Delft werdt afgefneden, voegde hij 'er bij: „ dat men de-<br />
„ zelve vrijelijk naar zijn leger zenden mogt, daar htm geen<br />
„ doortogt geweigerd zou worden." Men nam hier van de<br />
proef ten volgenden dage, en bevondt dat SONOY zijn woord<br />
hieldt. Ondertusfen werdt 'er, nu en dan gefchoten, van bin<br />
nen en van buiten, zonder dat men regt wist, wie 'er 't eerst<br />
mede aangevangen hadt, waar door ter Wederzijde, enigen<br />
gelood en gekwetst werden. Ook fcholden die van binnen<br />
en d.e van buiten dikwils, vinnig op eikanderen; 't welk de<br />
onderlinge verbittering deedt toenemen. p. BOE, Ned.<br />
OorL
RENNING. (JAKOB) BENNING JANSZOON. (JAN) 271<br />
Oarl. XII. B. bl. 3. (921) enz. WAGEN., Befchrijv. van Amfi.<br />
III. St. bl. 439, 440.<br />
BENN1NG (JAKOB), werdt in 1578 , te Amfteldam met<br />
de verandering der Regering, tot Schepen en Raad aangeileid.<br />
Toen in 1581, geraadpleegd werdt over de opdragt der Hoge<br />
Overigheid aan Prinfe WILLEM DEN I,. was BENNING ee r :'er<br />
genen, die zig 't vinnigst daar tegen verzette; geüjk b'ijkt<br />
uit het befluit van de Vroedfchap, behelzende, dat deze!ve,<br />
op den 1 feptember, befloten hadt, JAKOU JANSZOON BENDING,<br />
JAKOB VAN KAMPEN, JAN LAUREMSZOON en JAKOB TRAKSZOON,<br />
Raden, die weigerden, zijne Doori. Hoogheid, als Hoge Ove<br />
righeid te zweren, op een boete van 10000 dubbelde Leijdfe<br />
Stenen, tegen den volgenden maandag te dagvaarden, en hen<br />
te verbieden, ondertusfen uit de ftad te gaan. Doch het is<br />
bekend, dat deze zaak, docr de belemmering die dezelve in<br />
Zeeland en Utrecht ontmoette, niet alleen in Amfteldam met<br />
flauwer ijver begost doorgezet te worden, maar geheel be<br />
koelde, en eindelijk met 's Prinfen dood te niet liep; waar<br />
door dan ook het vonnis der fleenboete, van zelv' verviel.<br />
-• WAGEN., Befchrijv. van Amfteldam, III. St. bl. 478.<br />
IV. St. bl. 33.<br />
BENNING JANSZOON (JAN), was in 1496 Schout te<br />
Amfteldam, en getrouwd aan een rijke boeren dogter van D:e-<br />
ir.cn, met name IMME; deze zou volgens fommigen, de ftigtfter<br />
geweest zijn van het Klarisfen Klooster binnen die And. In<br />
het jaar 1504, bragt Schout JAN te wege, dat de Gelderjen,<br />
die in een fchecpftrijd door de Hollanders gevangen genomen<br />
waren, en daar men 't erg mede voor hadt, genoegzaam al<br />
len , na 't afleggen van den gewoonlijken é6d, waar bij /ij<br />
zig verbonden, om het ontvangen leed op niemand der Hul-<br />
landeren te zullen wreken, op vrije vccen gefteld werden;<br />
fommigen betaalden enig losge'd; als onder anderen een Pries<br />
ter , die zig onder de Gelcerfen hadt bevonden, verpandde cm<br />
zig vrij te kopen, de autaarkelk voor 50 goudguldens. •<br />
WAG., Befchr. van Amft. I. St. bl. 107. II. St. bl. 411.<br />
BEN-
H73 PENNING. LENNIÜS. EENOIST.<br />
BENNING (JOHANNES), geboren tc Amersfoort, den 5<br />
februarij 1594- Hij werdt te Leuven tot Doktor in «ie beide<br />
regten verheven, en leraarde aldaar enige jaren; naderhand<br />
•werdt hij lid van den Hogen Raad te Mechelen, en vervol<br />
gens in 161 r, Prefident te Luxemburg. Hij is een man ge<br />
weest van een ongemeen fchrander vernuft, en was begaaft<br />
met een ilalen geheugen; ook zou hij het verre gebragt hebben<br />
ware hij niet nog maar 38 jaren oud zijnde uit dit leven<br />
gerukt, den 30 januarij 1632. Hij heeft gefchreven: Hifto-<br />
riam Luxemburgenfem, è diplmnatibus ac documemis antiquis cjfc.<br />
- J. F. ForPENs, Bibl. Belg. pag. 578.<br />
BENNING (STANS), leefde in 't jaar 1566 te Amfteldam,<br />
en Rond bekend voor een ijverig Gereformeerde; hij was het,<br />
die benevens REINIER KANT en nog twee anderen, op den<br />
3 januarij 1567, zeker verzoekfchrift aan Burgemeesteren van<br />
genoemde Rad overleverde, met bede, dat het Prins WILLEM<br />
ter hand gefield mogt worden ; werdende in hetzelve be<br />
geerd : „ dat de Gereformeerden vrijheid van geweten en gods-<br />
„ dienstoeffening mogten blijven behouden, tot op nader be-<br />
„ vel, bij den Koning en de algemene Staten te beramen.<br />
Doch na dat hier over twee dagen geraadpleegd was met de<br />
Vroedfchap, werdt dit verzoek afgeflagen. WAG., Be-<br />
fchr. van Amfi. III. St. bh 209. '<br />
BENNIUS (JOHANNES), leefde in de XVilde eeuw, en<br />
was Doktor in de godgeleerdheid, en een vermaard Leraar<br />
onder de Roomsgezinden; hij heeft het eerst de gemeente van<br />
Wasfenaar als Pastoor bediend, en naderhand die van Noord-<br />
wijk. Hij overleed te Delft in 1665; den roem met zig in 't<br />
graf dragende, dat hij een braaf man was, gezellig en vrien<br />
delijk in zijne verkering. Oudheden van Rhijnland,<br />
bl. 394. 602.<br />
BENOIST (ELIAS), Predikant in de Walfe gemeente te<br />
Delft, wierdt van Gereformeerde ouders geboren te Parijs,<br />
den 20 januarij 1640. Zijn vader FRANCOIS BENOIST, was<br />
Kaf-
BENOIST. (ELIASj 273<br />
Kastelein van het hotei la Trimouilk in genoemde ftad, en<br />
Zijne moeder was MARIA CALDERONE genaamd. Men was<br />
bepaalt, om hem tot den koophandel of het beocffenen der<br />
notariële praktijk op te trekken; doch zijne grote lust tot de<br />
letteroeffeningen ontwaar geworden zijnde, liet men hem zij<br />
ne geneigtheid opvolgen. Na in zijn vaderlijk huis de eerfte<br />
beginzelen der latijnfe taal geleerd te hebben, wierdt hij ne.<br />
gen jaren oud zijnde, in het kollegie van Harcourt geplaatst,<br />
daar hij boven andere jongelingen uitmuntte. Zijnr onder<br />
wijzer in de digtkunde, pogingen gedaan hebbende, om hein<br />
tot de roomfe belijdenis over te halen, werdt zijne moeder<br />
zulks gewaar, waar op z'rj hem naar een ander kollegie zondt,<br />
om in de rhetorika en philofophie het nodig onderwijs te genie<br />
ten ; doch deze Iaatfte wetenfehap in 't geheel niet van zijnen<br />
fmaak zijnde, verwisfelde hij wel dra de beoeffening van A-<br />
SISTOTELES, voor de kaatsbaan, de biljard, de romans en do<br />
komedie; zijne ouders lieten hem toen het grieks leren, dat<br />
beter Haagde; vervolgens lieten zij hem onder opzigt van een<br />
Preceptor, door enige provintien van Frankrijk reizen; en<br />
bij bepaalde zijn verblijf enigen tijd teMontauban, om zig ver<br />
der in de wijsbegeerte te oeffenen. Inmiddels ftierven beide<br />
Zijn vader en moeder, genoegzaam op den zelvden tijd; en<br />
hij zonder agt te geven op de bekrompenheid zijner erfpor-<br />
tie, gaf zig ten enemalen aan de wellust en vermaken over,<br />
en bevondt zig wel dra daar door in enen behoeftigen toeftand.<br />
Ka gedurende twee of drie jaren meest van geleend geld be-<br />
ftaan te hebben, wierdt hij Preceptor, 't welk hem gelegen<br />
heid gaf, om in de theologie te ftuderen; waar in hij zodanige<br />
vorderingen maakte, dat na proeven van zijne bekwaamheid<br />
tot prediken gegeven te hebben, hij tot den heiligen dienst<br />
wierdt toegelaten, die hij omtrent negen maanden lang op<br />
twee dorpen in Beausfe uitoeffende; vervolgens 20 jaren te<br />
Aienpwiy daar hij een meisje trouwde, bevriend aan de voor-<br />
jiaamfte lieden van die ftad, doch van zulk een verfoeijelijk<br />
karakter, dat zij hem gedurende het lange tijdvak van 47 ja<br />
ren , tot ene helleveeg heeft verftrekt; hij fpreekt 'er dus •<br />
II. DEEL. S zelv*.
174 BENOIST. (ELIAS)<br />
aelv' van; Uxorem duxit... vkiis omnibus, quct eonjugi paeem<br />
amanti gravin esje posfunt, implicita; avara, procax, jurgioja, in*<br />
conftans £p varia; indejesja contradicendi libidine per annos qua-<br />
draginla Jeptem mijerum ctmjugem omnibus diris affecit. Behal-<br />
ven deze vreesfelijke huisplaag, hadt hij nog andere verdrie<br />
telijkheden te verduren, die hem door de Roomsgezinden, en<br />
wel inzonderheid door de Hertoginne DE GUISE, ene volle nigte<br />
van LODEWYK DEN XIV, aangedaan werden. De kerk van<br />
Alenpon door de intrekking van het Edikt van Nantes, gefloten<br />
zijnde, fcheepte zig BENOIST te Dieppe in, om naar Holland<br />
over të. fteken, en kwam in 's Hage, alwaar hij in tegen<br />
woordigheid van de Princesfe VAN ORANJE predikte, en zeer<br />
veel genoegen gaf, doch egter niet in zijn hoop Haagde, om<br />
Kapellaan bij die vorftinne te worden j dan hij wierdt egter ge<br />
holpen , want die van Deljt beriepen hem tot derden' Pre<br />
dikant in de Walfe gemeente van die ftad, alwaar hij tot<br />
zijnen dood toe verbleven is. In het jaar 1695> nam hij de<br />
partij van JURIEU, in de gefchillen, welke deze twistzieke<br />
Roiterdamje Leraar, voor de Sijnode tegens ELIAS SAURIN en<br />
andere Predikanten hadt uitftaan. Hij zelve kreeg ook ruiie<br />
met IZAAK JAQUELOT, JAN LE CLERC, en TACO HAYO VAN<br />
HEN HONERT, toen ter tijd Predikant te Amfteldam. Na 51 ja<br />
ren het predikambt, als een waardig en getrouw Euangelie-<br />
dienaar uitgeoeffend te hebben, verkreeg hij van deDelffe re<br />
gering den tijtel van Emeritus. In den avondftond van zijn le<br />
ven verzwakte zijn gezigt zodanig, dat hij verpligt wierdt het<br />
ene oog te fluiten, om met het andere te kunnen zien. Zijn<br />
Iaatfte levensuur genaakte den 15 november 1728, en hij<br />
ftierf in zijn 89fte jaar. Bij zijne XANTIPPE hadt hij drie kin<br />
deren verwekt, een zoon, die 17 jaren oud zijnde, ftierf, en<br />
twee dogters, waar van de jongfte nog in 1750 leefde, en te<br />
Delft woonde; de oudfte was getrouwd met KAREL ANCILLON,<br />
Predikant te Berlijn, doch dit huwelijk was niet gelukkig, zo<br />
dat BENOIST in 1703 genoodzaakt wierdt, ene reize naar Ber-<br />
l'jn te ondernemen, om zijne dogter te halen, welke in Hol-<br />
land benevens twee kinderen, die zij bij haar man hadt be-<br />
ko-
BENOIST. (ELIAS) 27$<br />
I ftomen, ftierf. BENOIST is een geleerd man geweest, die vee!<br />
• ftnaak en gezond oirdeel bezat, daarbij buitengemeen werk-<br />
II zaam was; de gave was hem eigen om zig zo wei op den<br />
1 leerftoel als in de gemeenzame verkering, met een ongemene<br />
1 kragt en minzaamheid uit te kunnen drukken, lieffelijkefpreek-<br />
I wijzen en welbckookte, aaneengefchakelde redeneringen rol-<br />
4 den als 't ware van zijne tong; daar bij hadt hij een zeer<br />
ij vluggen en gemakkelijken fchrijfftijl. De gefchrevene papieren<br />
i\ welke men na zijnen dood heeft gevonden, ftrekken tot waar-<br />
J borge, dat hij vrij dagt, de waarheid langs allerleije wegen<br />
,j zogt, doch dat hij zig fomtijds in een kronkelend doolhof van<br />
a Zonderlinge en vreemde gevoelens begaf.<br />
Veel, ja zeer veel, heeft deze geleerde man gefchreven,<br />
j waar onder verfcheidene twistfchriften. Wij zullen ons ver-<br />
1 genoegen met.het voornaamfte zijner werken aan onze lezers<br />
te doen kennen, en dit is: 1. Hifioire de l'Edit de Nantes,<br />
contenant les chcjes les plus remarquahlcs, qui Je Jont pasjées eu<br />
France avant fj? cipres Ja piiblication, a l'occajïon de la dlyerjité<br />
des Religions, principalement les contraventions, inexecutions,<br />
chicanes, artifices, violences, £? autres injujiices, que les Rejor-<br />
. més ont Jouffert jusques a l'Edit de revocation en otlobre 1685, a-<br />
vec ce qui a fuivi ce nouvel Edit j'usques d prejent. Imprimé a<br />
' Delft 1695. en V. Vol. in gr. Lte. 2. Ene vertaling van bc~<br />
: venftaande werk in het nederduits, onder den tijtel van: ïfido*<br />
rie öcr niett'rjen ban 't gemtföc Cbibt/ öoo| ï!oning LODEWYK DE XIV<br />
öclcöcn hebben. 4,löet bnboeging ban alle öe gcönihruaar&tgfle<br />
«Sömten/ ©rclatatien/ en anöere atitbcnti)bc (iubben Daartoe<br />
behorenöe. %lh$ cc ene Mare en onjijDige mrjje uit De beroemt»<br />
S 2 ffe
S7S BENOYT. (LEONARD) BENSCOOP. (ARENT VAK)<br />
fk ^ttftiijnn^ fe. famcnnefïcfö en tot op bc;c ttjbcn se&?agfc<br />
ln II Delen in folio., te Amfteldam in 1696 bij JAN TEN HOORN,<br />
zeer frai gedrukt en met konstplaten verfiert. . j. G. DE<br />
GHAUFEPié, Nouv. Dictionaire, Tom. I. Iett. R. pag. 228--2 42,<br />
PAQUOT, Mem, litter. Tom. XIV. pag. 217-248.<br />
BENOYT (LEONARD), gebijnaamd de Waal, was een<br />
der ondertekenaren van 't vermaarde Verbond der Edelen, en<br />
tevens een ijverig voorftander van de hervorming in den gods<br />
dienst. In de fententien van ALVA wordt hij ook befchuldigd,<br />
geld voor den Heer VAN BREDERODE ontvangen te hebben.<br />
De geleerde TE WATER vertrouwd, zonder egter zulks te dur<br />
ven verzekeren, dat deze BENOYT tot het adelijke geflagt van<br />
dien naam behoord heeft, en berigt ons, dat hij den 2 junij<br />
1568 , te Brusfel op last van ALVA is onthoofd. . TE<br />
WATER, Verbond der Edelen, II. Stuk, bl. 190. MARCUS, Sententiën,<br />
bl. 162,<br />
BENSCOOP (ARENT VAN), was een der Edelen, die<br />
tegens Graav FLORIS DEN V famenfpanden, en bij 't gevangen<br />
nemen van dien vorst, na dat WOLFERT VAN BORSSELEN 'S Gra<br />
ven paard bij den toom gevat hadt, hem den fperwer uit de<br />
hand rukte. Na den beganen moord, bevondt zich deze BENS-<br />
coor, benevens KOSTYN VAN BOTERNISSE, ALEWYN en WILLEM<br />
VAN TEYLINGEN, WILLEM VAN SAANDEN en anderen, op het<br />
Rot Kronenburg, toen het zelve door GUY VAN HENEGOUWEN<br />
hemagtigd werdt; deze, na GERARD VAN VELZEN, VAN SAAN<br />
DEN en nog enige anderen, aan het volk tot Rilling van der-<br />
• zei ver woede overgegeven te hebben , deedt BENscoor,<br />
TEYLINGEN, en nog twee anderen, op het Rot KervenMm in<br />
Kleefsland voeren. In 1304, bevondt ARENT VAn BENSCOOP<br />
zig, met anderen onder den aanhang van JAN VAN RENESSE;<br />
met dezen, als ook met JAN VAN DER LEEDE, nam hij, na de<br />
nederlaag der Flamingen voor Zierikzee, de vlugt uit Utrecht,<br />
en begaf zig naar de Lek, tegen over Beuzighem, voornemens<br />
zijnde met een fchouw den ftroom over te varen. De meeste<br />
Edelen wier floten hier gelegen waren, hadden mede de zijde<br />
van
BENSIUS. (JOHANNES) BENT. (JOH. VAN RÓFI) 2j?<br />
van RENESSE gekozen, tiitgönomen JAN VAN BEÜZICÖEM, Héér<br />
van Kidlembwg, en nog een, wiens naam niet genoemd wordt.<br />
Deze beiden, die op de zijde der Henegouwers waren, Vah<br />
gemelde vlugt kennis gekregen hebbende, bragten enig volk<br />
in de wapenen, en troffen de vlugtenden, tegen over Kuikiiu<br />
lurg, aan. Op den 16 augustus des gemelden jaars, werdt<br />
RENESSE nevens de zijnen geflagen, én, ingevolge het ver<br />
haal van WILLEM PROCURATOR, in een fchouw gejaagd, dié<br />
omflaande, hen in 't water deedt fmoren. Behalven REHEssi<br />
fneuvelden hier ARENT VAN BENSCOOP, JAN en PELGRIM VA2S<br />
DER LEEDE , HUIEERT VAN E VERDINGEN; HENDRIK en BER-<br />
•THOLD VAN SciiALKWYK, Heer ARENT VAN BUUREN en velé<br />
anderen, welker getal, op meer dah JOO begroot wordt. • • ' •<br />
WILL. PROCURAT. , adannum 1304. p. 536. MEYERUS, ad unnum<br />
J304. ZüEDER. DE CULENBÖRCH, Orig. Cltkmb. p. 593. W^.<br />
GEN., Vad. Hift. HL D. bi. 78. 90. 179, i8öt<br />
BENSIUS (JOHANNES), geboren te Brusfel, leefde in de<br />
XVIde eeuw, en leraarde de fraije ietteren te Straatsburg. Hij<br />
onderhield een gemeenzame vriendfehap met JOH. STURMIUS<br />
en heeft uitgegeven: 1. Tliefaurum elocutionis Oratoria! greeco-<br />
^ latinum. Bafil. 1581. fol. 2. Locos communes comparandx Rerum<br />
£f Exemplorum copim accommodatos. Ar gent. 1581. ivo. 3. Era-<br />
temata in libros Cicer. de Officiis, Amicitia £f Seneüute. Ib. 1589<br />
1601. 120.<br />
BENT (JOHANNES VAN DER), Konstfchüder, is geboren<br />
te Amfteldam, omtrent het jaar 1650. Hij was een leerling<br />
van ADRIAAN VAN DEN VELDE en WOUWERMAN, naar wien<br />
zijn penfeelwerk wel meest zweemde, zo in verkiezing als<br />
behandeling van fchilderen. Hij bleef ongetrouwd, en woon<br />
de bij vreemde menfehen in, daar hij een vrije kamér hadt.<br />
Op zekere tijd hadt hij omtrent 4000 guldens op zijn kamer<br />
liggen, wel gefloten in ene kist; deze aanzienlijke fom werdc<br />
hem ontvreemd, terwijl hij enige dagen van huis was; dit<br />
verlies trof hem geweldig, en zo veel te meer, doordien hij<br />
niemand met dien diefftal dorst befchuMigsn; en offchoon hij<br />
S ? een
278 BENTHEM. (ERNST WILLEM Graav VAN)<br />
een waarfchijnlijk vermoeden op zijnen huiswaard hadt, man<br />
gelde het hem egter aan bewijs; zo dat hij in de droevige<br />
noodzaak was geduld te nemen, en zijn leed te verkroppen;<br />
de goudvink was hem ontvlogen, en 't was niet waarfchijnlijk<br />
dat die tot haar koij te rug zou keren. Kort hier aan wierdt<br />
hij mistroostig, verviel in ene teringziekte, en, na enigen tijd<br />
gekwijnd te hebben, ftierf hij in 't jaar 1690. - A. Hou-<br />
BRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 288, 289. J. C. WEYER-<br />
MAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 133, I 3 4. WAGEN.<br />
Befchrijv. van Amfteldam, XI. St. bl. 428.<br />
BENTHEM (ERNST WILLEM Graav VAN), verliet het<br />
Protestants geloof, en' nam in 't jaar 1668 den Roomfen gods-<br />
dienst aan. Zijne gemalin, den Hervormden godsdienst aan<br />
klevende, zondt toen zijne en hare kinderen, vijf in getal, naar<br />
's Hage, onder de befcherming der Staten. De Gravin volgde<br />
die eerlang zelve, en ftierf in die Hofplaats, den 29 maart<br />
3679- Zij hadt de algemene Staten en den Prins VAN ORANJE<br />
tot voogden over hare vier zonen aangefteid, en werdt in de<br />
kloosterkerk, in 't graf der Prinfen van Bohème, bijgezet. De<br />
Graav haar gemaal, trouwde, in junij daar na, met ene we<br />
duwe VAN SAXEN, geboren Landgravinne VAN HESSEN; waar<br />
na hij zijne kinderen die zig nog hier te lande onthielden,<br />
onterfde. De Staten, zulks ongaarne vernemende, zonden irl<br />
1685, den oudften zoon, met ernftige brieven van voorfchrij-<br />
ving, af, naar Benthem, op dat hij zig met zijnen vader ver<br />
zoenen, en verandering in den gemaakten uiterften wil te we-<br />
ge brengen mogt. Doch de Graav bleef onverzettelijk, en de<br />
zoon keerde ohverrigter zake te rug in den Hage. Hij en<br />
zijne drie broeders, vervoegden zig in 't volgende jaar, aan<br />
de rijksvergadering te Regensburg, met een \vijdluftig vertoog,<br />
waar in zij hun goed regt op het Graavfchap verdedigden,<br />
en aanwezen, dat zij alleenlijk uit haat van godsdienst, ont*<br />
e;fd geworden waren; doch met dit al, vondt het vertoog<br />
weinig ingang. Zo men aan het zeggen van D'AVAUX geloof<br />
mag liaan, zo zou de Prins VAN ORANJE, voor zig zei ven,<br />
het
BEN TINK. i 7p<br />
ïjet oog op het Graa"f chap Ber.tïiem gehadt hebben, en dat hij<br />
hiej om hadt te wege gebi agt, dat de Staten zig de zaak det<br />
jonge G.aven hadden aangetrokken. Negtciai. 'du 'Cow&e<br />
fc'AvAux, Tom. V. pag. 230. L> v. AITZEMA; Zaken van St.<br />
en Oorl. VI. D. bl. 593-595. 603. 892, 893- 901, 502.<br />
WAGEN, j Vad. Hift. XV. D. bl. 39. 295.<br />
BENTINK* of gelijk anderen fchrijven, BENTifïfck, dolt<br />
BENTING, is een oud en vermaard geflagt, in 't hertogdom<br />
Celder en het landfchap Overijsjel, en waar van zig ook csn<br />
tak heeft gevestigd in de provintie Van Holland. In de XlVde<br />
eeuw was dit geflagt reeds in groot aanzien; want men lees?<br />
bij PONTANUS, Hift. Gelr. dat reeds op het jaar 1368, Goos-<br />
6EN en JÖHAN BENTINK, beide tegenswoorcn'g waren bij het<br />
fluiten dèr huwelijks-voorwaarden van Hertog EDUARD VAN<br />
GELRÈ. Op het jaar 1377 wordt gemeld van GERRIT BEN-<br />
TINK, lid van de Gelderje Ridderfchap, en in 1392 van JOÜAitf<br />
BENTINK, geërfde tot Ölst. Zij waren reeds toen ter tijd,<br />
als mede in 't vervolg, en nog tegenwoordig, beleend met<br />
aanzienlijke goederen en heerlijkheden; onder anderen, met<br />
die van Berrinklmizen, Aller, Ane, 't Loo, IVesterhoj, tVerke-<br />
ten, DiepenJieim, Schoonheten, Witter.ftein, ten Velde, de Tienden<br />
in Engeland, enz. Onder dit geflagt hebben van 'vroeg af<br />
Mannen uitgemunt, die onder de eerfte voorftanders der edele<br />
Vrijheid een aanzienlijke plaats verdienen; Mannen s die de<br />
voortreffelijkfte ambten en waardigheden, zo in ftaats- als<br />
hadsregering, met luister bekleed, en niet rmVider in krijgs-<br />
bedieningen hebben uitgemunt; ja het mangelt aan geen Man<br />
nen uit dit geflagt, die hun leven voor het vaderland hebben<br />
opgeofferd; tot ene nog vers in geheugen getuige, verftrekt<br />
hier van, de dapperen Schout-bij-nagt WOLTER JAN GEIWIT<br />
BENTINK, die op den 5 augustus 1781, in den voor de Neder<br />
landers zo roemrijken zeeflag op Doggersbank, na de Engeljen<br />
veelvuldige afbreuk met zijn fchip de Batavier toegebragt te<br />
hebben, zijne geplukte laurieren in cijpresfen moest verwis-<br />
felen, door ene dodelijke wonde, welke hem in het best van<br />
S 4 zijo
260 BENTINK. (ADOLF) (ALARD) (ALEXANDER)<br />
zijn leven deedfneven, en zijn vaderland van eer en dappere*<br />
Held beroofde. Onze taak eist, dat wij van enige der Man-<br />
oen u.t dit geflagt, ene befchrijving a a n onze lezers mede^e-<br />
leu, wij zullen'dit op ene alphabetife wijze doen, en onder<br />
anderen gebruik maken van de geflagttafelen, te vinden in het<br />
Genealogisch Wapenboek van ABR. FERWERDA, ï. Deel, druk van<br />
I 785; het gebrekkige hiervan, zal ik verbeteren en aanvullen<br />
Uit bengten door ene kundige hand tot die familie behorende<br />
op een verpligtende wijze aan'mij medegedeeld. Het gene<br />
men ten dezen aanziene in de Diclmaire van MORERI, ed. de<br />
1740, en in het Woordenboek van HOOGSTRATEN vermeld vindt<br />
is gants niet nauwkeurig. '<br />
BENTINK (ADOLF) « Loo, zoon van JAN of JOHA*<br />
BENTINK en JANNE, dogter van den Heer van Appelmi; is<br />
geweest Erfjagermeester van de Veluwe, werdt in 1543 be.<br />
Ieend met Berrinkhuizen, Wenerhof, de Timden in Engeland:<br />
voorts in i S 47, met de Heerlijkheid '» Loo. Hij is gehuwd<br />
geweest met MARGARETA VAN VARICK, en overleed zonder<br />
kinderen na te laten in 1548, en wierdt begraven te Apeldoorn.<br />
*<br />
BENTINK (ALARD;, Raad en Hofmeester der Koning-<br />
mne MARGRIET, weduwe van den Hertog van Savoijen, Gou.<br />
Vernante der Nederlanden • was een medeondertekenaar van<br />
haar testament in i S 3o.<br />
Hij is getrouwd geweest met JOHAN-<br />
NA ESTOR , dogter van HENDRIK VAN BONGAARDEN en ANNA<br />
VAN DER SPONt.<br />
BENTINK (ALEXANDER), twede zoon van HENDR*<br />
en van MARGRETA HULS, werdt in 1501 bij overdragt van<br />
GYSBERT ALLER, Heer van de Heerlijkheid Aller op de Velu-<br />
w %<br />
In 1509 droeg ALEXANDER zijn kasteel Schoonderhoek op<br />
aan KAREL Hertog van Gelder, en na dode van zijnen heef<br />
ADOLE BENTINK, hier boven vermeld, werdt hij be'eend met<br />
Berrinkhuizen. Hij teelde bij JANNA VAN ZUILEN, vijf zonen<br />
en twee dogters. 1. KAREL, waar van in 't vervolg. 2 A-<br />
öOLr, Jong geftorvèn. 3. WILLEM, volgt, 4. HENDRIK,<br />
ddor
BENTINK. (ALEXANDER) 28i<br />
tloor huwelijk verenigd, met ene dogter uit den huize van<br />
Kidemburg, waar van hij Drost werdt; hij ft erf zonder'kinde<br />
ren. 5. WILLEM VAN ZUILEN BENTINK, volgt. 6. MAR-<br />
GRETA, gehuwd met KORNELIS LAHEY. 7. EUSEBIA, gehuwd<br />
met KORNELIS VAN WEESE.<br />
BENTINK (ALEXANDER) , weidt in 1555 Heer van<br />
Aller, in 1564 van Berrinkhuizen, voorts Raad van 't Hof van<br />
Gelderland en Burgemeester van Arnhem. Het was deze, die<br />
nevens GILLIS PIEK en JOACHIM LIERIE, als gemagtigden van<br />
de provintie Gelderland, de Unie van Utrecht aannamen en 011»<br />
dertekenden; zie PIETER PAULUS, Hifi. der Unie. I. D. bl.<br />
23. P. BOR, XIII. Boek, fol. 90. Deze ALEXANOER BEN<br />
TINK , komt ook Voor, als ondertekenaar van het Ren-et-faal der<br />
nadere Unie; zie v. D. SPIEGEL, Bundel van onuitgegevene Jluk-<br />
ken, bl. 295. ALEXANDER huwde met ALIDA VAN BUKKORST,<br />
bij wie hij vijf kinderen verwekte. 1. KAREL, waar van wij<br />
in 't vervolg zullen fpreken. 2. WILLEM, ongehuwd overle<br />
den , den 20 december 1640. 3. JANNE, in julij 1610 g e.<br />
trouwd met JAKOB SCHIMMELPENNING, fleer van Engelenburg<br />
en Keil, geftorvèn in 1652. 4. KRISTINA, trouwde in 1615,<br />
met WILLEM VAN HAERSOLTE tot Trst, ftierf in 1638. 5. A-<br />
i/EXANDRiNA, aan ene befmettelijke ziekte ongehuwd overle<br />
den.<br />
• BENTINK (ALEXANDER), wierdt na den dood van zij<br />
nen Vader KAREL, in 1646, Heer van Aller en Berrinkhuizen,<br />
vervolgens Burgemeester en Hoogfchout van Arnhem, in welke<br />
hoedanigheid, hij het voorftel in 1675 aan de regering van<br />
die ftad deedt: „ om den Prinfe VAN ORANJE, en deszelvs<br />
„ mannelijke nakomelingen, uit erkentenis zijner uitftekende<br />
„ dienften, de hoge regering des Furftendoms Gelte en des<br />
. „ Graavfchaps Zutphen aan te bieden, onder den tijtel van<br />
„ Hertoge van Gelder en Grave van Ztitfen;" en fchoon dit<br />
voorftel, door een eenparig befluit op den 29 jahiiarij des ge<br />
noemden jaars, door de Staten van Gehierland, wierdt goedge<br />
keurd en in ene refohitie veranderd, kwam hier egter gelijk<br />
S s men
é82 EENTINK. (ANDRIES) (BERENT HENDRIK)<br />
men weet geen vervolg op, doordien zijne Hoogheid-, den<br />
20 februarij in de Staatsve. gadering te Arnhem gehouden daar<br />
voor bedankte, met betuiging van zijne hartelijke deelneming<br />
voor het blijk van achting en vertrouwen. WAG., Vad. Hift.<br />
XIV. D. bl. 345-558, alwaar men een omftandig verhaal aan<br />
treft, van 'tjgene verder over- deze zaak is voorgevallen; en<br />
de waarfchijnlijke redenen, waarom de Prins 'er voor bedank<br />
te. ALEXANDER huwde met ANNA PEINSE VAN DER AA en<br />
verwekte bij haar verfcheidene kinderen ; zijne huisvrouwe<br />
ftierf den 1 junij 1678, en hij volgde haar omtrent driejaren<br />
later, op den 19 junij i68r.<br />
BENTINK (ANDRIES) , de twede zoon van WILLEM<br />
BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS , heeft nagelaten<br />
twee kinderen. 1. ELIZABETH, die Prioiesfe van het klooster<br />
Marienhoom, bij Kanten, is geweest. 2. WILLEM BENTINK,<br />
Drost van Emden, die bij zijne eerfte vrouw N. N. VAN DIE-<br />
FENBROEK, ene dogter verwekte, genaamd BINDELIEF, die de<br />
vrouw was van RUTGER VAN HAERSOLTE, tot IVeste'rveld en<br />
Wolfshagen; zij overleed zonder kinderen, den 4 febr. 1659.<br />
Uit het twede huwelijk met N. N. GRAWERT, kwam ene dog<br />
ter, HADRIANA genaamd, die in 1651 trouwde, met den Rit<br />
meester SIMON VAN HAERSOLTE, tot Bredenhorst en Zwaluwen*<br />
lurg.<br />
BENTINK (BERENT HENDRIK), zoon van EUSEBIÜS<br />
BORCHARD en ANNA AGNES BENTINK, is geboren den 2 fep<br />
tember 1703, en was Heer van Schoonheien en Diepenheim,<br />
Dingwaarder van de Hoge Bank van Juflitie, en Lt. Stad<br />
houder der Lenen van Overijsfel, Ridder van den Duitfen Or<br />
den, Kommandeur van Dieren, en Coadjutor der Balie binnen<br />
Utrecte, overleed in 1772. Hij trouwde den 12 december<br />
1732 met BONNE ELIZABETH JURRIANA DU TERTRE, welke<br />
den 1 julij 1795 is overleden, en enige dogter was van AM-<br />
BROSIUS DU TERTRE DE ECOSSE , die om de vervolging in Frank-<br />
rijk ontftaan, door de herroeping van 't Edikt van Nantes in<br />
1585, met zijne twee broeders de wijk herwaarts genomen,-<br />
en
BENTINK. (BEKENT HENDRIK) afiy<br />
1
284 BENTINK. (BERENT) *<br />
weest Generaal-Majoor van de infanterie. 10. BERENT H E *<br />
DRIK BENTINK, Heer van Bukhorst, Zalk en Vekaten, geboren<br />
in het jaar 1753; trouwde in 1775 met KAROLINA MEDIO-<br />
SURGIS VAN BORSSELE. Hij is geweest tot op genoemde re<br />
volutie, Kollonel van de kavallerie; en hieldt in 1787 guar-<br />
Jiifoen te Deventer, toen de jóngst voorgaande revolutie in fep<br />
tember 17S7 voorviel; bij welke gelegenheid hij het genoe<br />
gen hadt, 't leven van A. H. CRAMER, Secretaris van die<br />
Had, op ene edelmoedige wijze te befchermen, welke de<br />
dolle gemeente aan hare woedende razernie wilde opofferen.<br />
Zie Verzameling van Plakaaten, Rejolutien en andere authen<br />
Stukken enz. betrekking hebbende tot de gewigtige gébeurten<br />
in 1787 enz. voorgevallen, door mij verzameld en gedrukt,<br />
IX. D. bl. 217. Hij heeft een zoon bij zijn huisvrouwe ver<br />
bekt, HENDRIK KONING BENTINK, geboren 24 april 1787.<br />
BENTINK (BERENT), de derde zoon van HENDRIK BEN-<br />
TINK, was Heer van Diepenheim en Proost te Deventer. Hij<br />
maakte benevens zijnen mede-edele RATO HERMAN SCHEELE,<br />
en JOH. VAN DER BEEKE, Burgemeester van Deventer, het<br />
drietal Gecommitteerden uit, welke in de verdeeltheden die<br />
in 't jaar 1555 de provin tie vmOverijsJel zo deerlijk teisterden,<br />
"wegens de met hun houdende partij, op eenen geloofsbrief<br />
die uit name der Staten van dat gewest getekend was, naar<br />
fs Hage werden gezonden, om ter vergaderinge van Holland<br />
te klagen, over de ongeregelde wijze van enen Stadhouder te<br />
verkiezen, die onlangs, zo fprakenze, ondernomen was te<br />
gen de privilegiën en tegen een befluit der Staten van den<br />
39 feptember 1653, waar bij vastgefleld was, dat zulks niet<br />
dan met eenparige Hemmen zou mogen gefchieden. De ver<br />
dere voortgangen Van dezen tweefpalt, en hoedanig die verre<br />
gaande twist tot genoegen van beide partijen, inzonderheid<br />
door het fchrander beleid van den Raadpenfionaris JOH. DE<br />
WITT, vereffend wierd, vindt men geboekt bij WAGENAAR<br />
in zijne Vaderlandje Hijlorie, XII. D. bl. 404-412. BERENT<br />
BENTINK, was den 21 december van het jaar 1633 gehuwd<br />
mot
BENTINK: (EUSEBIÜS) (EVERT)' (FILIP) 2S5<br />
met ANNA VAN BLOEMENDAAL, ftierf den 29 julij r668, na<br />
{jij haar verwekt te hebben, de zeven volgende kinderen,<br />
j. WILLEM, ivaar van hier beneden. 2. EUSEBIUS BORCHARD,<br />
insgelijks. 3. ELEONORA SOPHIA, getrouwd met ROBBERT VAN<br />
ITTERSLM, tot Nijenhuis, Landdrost van Zalland. 4. JAN WIL-<br />
|.EM, Graav van Portland, zie beneden. 5. ISABELLA , ge-<br />
trouwd met ALEXANDER SCHIMMELPENNING VAN DER O YEN,<br />
tot Englenburg. 6. ADRIANA, geboren in 1656, getrouwd met<br />
DIDERIK BORRE VAN AMERONGEN, Heer van Zandenburg, en<br />
Hoogfchout van Utrecht. 7. ANNA.<br />
BENTINK (EUSEBIUS) , de oudfte zoon van WILLEM<br />
BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS, was Heer van<br />
ten Velde en Werkeren, Weidt in 1577 beleend met Esfchcrwei-<br />
de, trouwde in 1570 met JOHANNA VAN ITTERSUM, en verwek<br />
te bij haar vier kinderen, namelijk: i. WILLEM, die onge<br />
huwd , voor Wachtendonk fneu-elde. 2. HENDRIK, hier na<br />
*\<br />
vermeld. 3. JOHANNA, eerst de vrouw van FLORIS VAN BOK<br />
HORST, en daar na van GOOSSEN VAN DER LAUWIK, Drost van<br />
Brevoort, in 1597 beleend met het kasteel ten Velde. 4. So-<br />
ÏHIA.<br />
BENTINK (EUSEBIUS BORCHARD), een zoon van<br />
BERNARD BENTINK en ANNA VAN BLOEMENDAAL, was Heer<br />
tot Schoonheten, Hoogfchout in Mastricht enz., trouwde met<br />
ELIZABETH VAN BRAKEL, en verwekte bij haar twee zoons,<br />
als: EUSEBIUS KAREL BORCHARD BENTINK , Kollonél en Land-<br />
rentmeester van Twente, die in 1706 fneuvelde. 2. WILLEM,<br />
hier van beneden.<br />
BENTINK (EVERT) , Heer van den Berkelenkamp, een<br />
zoon van HENDRIK BENTINK en ERMGAART VAN ANXTEL , over<br />
leed in 1659, hebbende in huwelijk verwekt bij zijne vrouw<br />
FENNE VAN DER MARK , twee zoons HERMAN HENDRIK en GE<br />
RARD ADOLF BENTINK; en bij zijn twede huisvrouw nog een<br />
zoon, JOHAN genaamd.<br />
BENTINK (FILIP), een zoon van KAREL BENTINK , is<br />
Gouverneur geweest van Stralen in het oppergedeelte van Gel<br />
der*
iS6 BENTINK. (GERARD ADOLF) (GODEWYN en JAN)<br />
ieHand. Hij was een der gemagtigden van de zijde der Aarts»<br />
hertogen, die in 1600 naar Bergenopzoom, werdt gezonden, om<br />
over den vrede te handelen; doch welke famenkomst vrugte<br />
loos afliep. FILIP is getrouwd geweest, met ALVERADE VAN<br />
FLODOEP, vrouwe van Biecht, weduwe des Vrijheers van<br />
Bnnkhorst en Batenburg; bij wie bij beeft verwekt enen zoon<br />
JAN genaamt, die Drost is geweest van Buren; en drie dog<br />
ters. WAGEN., Vad. Hift. IX. D. bl. 90.<br />
BENTINK (GERARD ADOLF), zoon van EVERT en FEN-<br />
KE VAN DER MARX, wierdt door overdragt van zijnen broeder<br />
HERMAN HENDRIK, Heer van Berkelenkamp; hij trouwde den<br />
7 october 1647, met LUCRETIA CAMANS, die hem vijf kinde<br />
ren baarde. 1. WILLEM. 2. ELIZABETH, getrouwd met AR-<br />
NOLD BROSCHMADE, Raad des Konings van Spanje, zij over<br />
leed in IÓOO. 3. FLOIUS. 4. THEODORA KOKNELIA, Nonne<br />
te Vrede. 5. ANNA.<br />
. BENTINK (GODEWYN en JAN), zijn de pudften van<br />
dit geflagt, wiens namen in de gedenkfchriften voorkomen, en<br />
wel in 't jaar 1308, bij gelegenheid van de bezegeling'der<br />
huwelijks-voorwaarden van Hertog EDUARD VAN GELDER met<br />
vrouwe KATRINA VAN BETEREN, oudfle dogter van ALBERT<br />
VAN BETEREN. GODEWYN overleed zonder kinderen , doch<br />
JAN liet een zoon na, HENDRIK genaamd. SLIGTENHORST, in<br />
zijne Gelderfe Gefchiedenifen, bl. 146, fielt dezen als behoord<br />
hebbende tot het kwartier van Arnhem.<br />
BENTINK (HENDRIK), de zoon van JAN, werdt in het<br />
jaar 1400 beleend met de Heerlijkheid Arendsbergen, nu Ber<br />
rinkhuizen ; doch in de ondertekening des verdrags of verbonds-<br />
briefs der Gelderfe fteden, Nijmegen, Tinei, Bommel, de Graaf,<br />
Maasbommel en Gent, gefloten in 1418, wordt hij genoemd<br />
Heer van Spaldorp. Hij liet vier kinderen na. 1. J 0HAN.<br />
2. HENDRIK. 3. HELMICH; en 4. HILLE.<br />
BENTINK (HENDRIK), een zoon van den vorigen HEN<br />
DRIK, is getrouwd geweest met MARGRETA HULS, werdt in<br />
I45S
BENTINK, (HENDRIK) j $ )<br />
Ï45
*88 BENTINK. (HENDRIK)<br />
ren. r. ANNA ELSABÓ BEATRIX, Kanonesfe van Almenum'<br />
ove:leden in i 7r 5. 2. MECIITELD HELENA BEATRIX, Kano'<br />
pesfe van ,'t adeüjk Stift Gennep. 3. WOLF, Ritmeester, over-<br />
leed zonder kinderen. 4. KRISTOFFEL, Lt. Kollonel en Rit<br />
meester onder de Guarde, overleed in 1706 zonder kinderen.<br />
5. HENDRIK WILLEM, Lt. Koüonel. 6. HENDRINA WOLTE-<br />
SA, Kanonesfe te Weerzelo. 7. BERNARD, Heer van Arler en<br />
Witenftein, Lt. KoIIonel, getrouwd met SOPHIA ACNES TER<br />
BRUGGE, dogter van Wittenftein. 8. KRISTINA SEINA, ftierf<br />
in 1707, ongehuwd. 9. GERARD DIDERIK, Kapitein, ftierf<br />
in 1716 in Schotland, ongehuwd. 10. WILHELMINA JUDITH<br />
AGNES, getrouwd met WILLEM BENTINK, Heer van Schoon<br />
heten.<br />
BENTINK (HENDRIK), Kollonel te paard en Drost van<br />
Twente, verwekte bij zijne huisvrouw M GDALENA VAN ITTER<br />
SUM, drie dogters. 1. ANNA AGNES, getrouwd met WILLEM<br />
BENTINK tot Schoonheten. 2. MECHTELT ANNA , getrouwd met<br />
LAMBERT JOOST HAMCROICK , tot Arendshorst. 3. JOHANNA<br />
ISABELLA, getrouwd met JAN ZEGER VAN WELVELDE, tot Die-<br />
penbroek.<br />
BENTINK (HENDRIK), zoon van JOHAN of JAN BEN-<br />
•TINK , was Heer tot Leuwenberg en Landdrost van de Vduwe<br />
overleden in 1600; hadt met zijn eerfte vrouw ELIZABETH<br />
VAN SCHERPENZEEL, ene dogter, SOPHIA genaamd, die kort<br />
Jia hare moeder ftierf; zijne twede vrouw was ERMGAART VAN<br />
ANXTEL, waar bij hij gewon: 1. MAARTEN, Heer tot den<br />
Leuwenberg.^ 2. KRISTINA, huisvrouw van KRISTIAAN BARRE.,<br />
VELT, Kapitein. 3. CLEMENTIA, getrouwd met HANS SCHARF,<br />
Kapitein en Gouverneur van Rhijnberg. 4. MARIA, getrouwd<br />
met HERMAN VAN VILSTEREN, in Laarwolde. Uit zijn derde<br />
huwelijk, met SOPHIA VANMOERBEKE, won hij: 5. ODILLA.<br />
6. EVERT, Heer van den Berkelenkamp. 7. ANNA GEERTRUID,<br />
8. MARGRETA, getrouwd met FILIP VAN HOORN, Kapitein<br />
9- ALIDA, jong geftorvèn. zo. JOHAN, waar van hier beneden.<br />
BEN,
BENTINK. (HENDRIK) (HENDRIK ADOLPH) 209<br />
- BENTINK (HENDRIK), was de derde zoon van ALEXAN-<br />
DER BENTINK en JEANNE VAN ZUILEN ; J. W. TE WATER en<br />
anderen, noemen hem Drosfaart v^n Wmidrichem en Kuilem-<br />
lurg, en menen dat zijn huwelijksvermaagfchapping met den<br />
•huize van Kuilemburg, hem naderhand gelegenheid heeft ver-<br />
fchaft, om zig in 1566, bij het bondgcnootfchap der Edelen,<br />
te voegen. Ook bekleedde hij het ambt van Dijkgraav des<br />
lands van Altena, waar van hij in 1571-afftand deedt; wor<br />
dende daar in op last van ALVA, door PIETER VAN CLOOT-<br />
WYK opgevolgd. MARCUS, Sententiën van den Hertog VAN<br />
ALVA, bl. 433. 484. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verbond<br />
der Edelen, II. Stuk, bl. 191.<br />
BENTINK (HENDRIK), zoon van JAN WILLEM BEN<br />
TINK, wierdt na dode van zijr.en vader, door Koning GEOR-<br />
GE DEN I. in 't jaar 1716, tot Grave van Boniand verheven,<br />
en voorts tot Gouverneur van Jamaika aangefteld. Hij huwde<br />
met ELIZABETH NOEL, oudfte dogter en mede-erfgename van<br />
WRIOTESLEY BAPTIST , Grave yan Gainsborough, waar bij hij<br />
twee zonen verwekte. 1. WILLEM, Marquis van Tichifeld,<br />
en 2. GEORCE, dus genaamd naar den Koning.<br />
BENTINK (HENDRIK ADOLPH), tot Beverfderde, Drost<br />
van Ysfelmuiden, Hoofdfchout van Mastricht, Raad en Rente-<br />
meester Leneraal der Beden van Braband, geboren den 12 de<br />
cember 1078; hadt ten vrouwe MACHTELD ANNA VAN WEL-<br />
VELDE, bij wie hij twaalf kinderen heeft verwekt. Hij ftierf<br />
den 3 januarij 1734. Een zijner zonen ADOLPH KAREL BEN<br />
TINK, Heer van Beverföerde en Nijenhuis, geboren in 1721 is<br />
geweest Generaal-Majoor van de infanterie; deze huwde in<br />
1762 aan AGATHA VAN SLINGELAND, welke den 1 februarii<br />
1775 ftierf, en hij volgde haar in 't graf den 17 junij 1784,<br />
nalatende een zoon, ADOLPH KAREL BENTINK, Heer van Be<br />
verföerde en Nijenhuis, geboren den 20 augustus 1764;- is ge<br />
trouwd den 26 april 1789 met MARIE FRANCOISE VAN, AERS-<br />
SEN, geboren den 22 feptember 1767. JOSINA MECHTELD<br />
ANNA, ene der dogters van HENDRIK ADOLPH, is geboren den<br />
II. DEEL. T I .
'VP BENTINK. (HENDRIK FREDERIK) (JAN)<br />
14 junij 1720". Zij huwde den 16 junij 1761, met ALBRECHT<br />
NIKLAAS yAN AERSSEN-BEYEREN, Heer van Voshol, Lt. Ge;<br />
neraal yan de infanterie; geftorvèn den 23 maart 1790, na<br />
zes kinderen ter wereld te hebben gebragt; waar van ene<br />
dogter MECHTELD MARGARETHA VAN AERSSEN, geboren derj<br />
6 januarij 1766, op den 20 januarij 1795 is gehuwd met<br />
WOLF FLORIS VAN HEMERT, toen ter tijd Burgemeester te<br />
Campen; hebbende een zoon in leven, geboren den 10 no<br />
vember 1795, REINEER WILLEM.<br />
BENTINK (HENDRIK FREDERIK), een zoon van JO<br />
IIAN BENTINK, was Heer van Genswaart en Barkham; hij<br />
trouwde in 1651, niet ELIZABETH KATRINA RASEIIOORN, die<br />
in 1652 overleed; waar na hij, in het volgende jaar, her<br />
trouwde met LAURENTIA HOEN , bij wien hij drie dogters en<br />
enen zoon verwekte. 1. ANNA CHRISTOPHORA. 2. PETRONEL-<br />
LA. 3. ELIZABETH. 4. ERMGARD.<br />
BENTINK (JAN), JOHANS zoon, werdt in 14.55 beleend<br />
rr.e: B-'rinkhuizen; hij verwekte bij zijne vrouw N. N. afkom-<br />
ftig uit het Brabands geflagt van BERTHEM, twee zonen, HEN<br />
DRIK en ALBERT.<br />
BENTINK (JAN of JOHAN), werdt in 1503 Heer van<br />
Berrinkhnzen, en tevens beleend met de Tienden in Enge<br />
land; hij was Stalmeester en een groot gunfteling van KAREL,<br />
Hertog van Gelder, die hem de Heerlijkheid 't Loo vereerde<br />
en ook beleende met het ambt van Erfjagermeester van de<br />
Velmve, uit aanmerking zijner grootmoeder , die afkomftig<br />
was uit het buis van Heukelom, door welk geflagt dit ambt<br />
jaren lang bediend was. Hij hadt tot vrouwe JANNE , dogter<br />
van den Heer van Appeltem, een der eerfte familien op de<br />
Velmve. Hij verwekte bij haai- vier zonen en vier dogters:<br />
1. HENDRIK, overleed in 1530. 2. MARGARETHA, was Prio-<br />
resfe van het klooster te Zutphen. ' 3. FENNE, Nonne in het<br />
klooster te Tzendoom. 4. ADOLF, hier voor. 5. JAN, Proost<br />
van Arnhem en Deken van Deventer. 6. ANNA, gehuwd met<br />
' ZE-
BENTINK. (JAN WILLEM j 2or<br />
{CECER VAfl ARNHEM; wierdt in 1548, na den dood van A-<br />
DOLF BENTINK, Jagerrneester van de Velwwe, doch welke be<br />
diening hij nog in dat zelvde jaar afftond, aan FILIP VAN LA-<br />
LAING , Grave van Boogflraun. 7. ALIDA , getrouwd met<br />
FILIP VAN VARIK; en, na den dood van gemelden ADOLF, be<br />
leend in 1548 met 't Loo en Westerhof. 8. KAREL, die in<br />
3536 ongehuwd geitorven is.<br />
BENTINK (JAN WILLEM), een zoon van EERNARD<br />
BENTINK en ANNA VAN BLOEMENDAAL, plaatile men al vroeg<br />
als Pagie bij WILLEM DEN III, Prinfe van Oranje; en werdt<br />
kort daar na door denzelven tot Kamerjonker bevorderd. In<br />
1675 won hij door een bedrijf, dat zo wel zijnen moed, als<br />
zijne liefde en trouwe voor den Prins op 't levendigfle aan<br />
kondigde , de hoogde achting, welke die vorst immer aan<br />
iemand zijner gunfte'ingcn betoond heeft, en geen wonder<br />
pok, want BENTINK fis toen zijn Kamerheer en Dro t van<br />
Lingen zijnde, verliet hem niet gedurende den tijd dat hij aan<br />
de kinderziekte krank lag, fchoon hij zelve de pokjes nog<br />
iriet had gehadt. Hij was nagt en dag bij deszclvs b;udc,<br />
hem alles wat hij begeerde met eigen hand toedienende, ca<br />
wel met zulk een onvermoeithcid en verenagtzaming van zig<br />
zei ven, dat de Prins naderhand verklaarde: „ niet te wc-<br />
„ ten, of BENTINK geflapen hadt of niet; maar wel, dat hjj.<br />
„ in zestien etmalen,. niet hadt geroepen, zonder door dezen<br />
,, trouwen dienaar , vaardiglijk, beantwoord te worden."<br />
Doch de Prins was nauwlijks herlteld, of BENTINK Hortte in<br />
de zelvde ziekte, en genas, met veel groter gevaar, fchoon<br />
fpoedig genoeg, om zijne Hoogheid, isiettegenftaande zijne<br />
vriendelijke vermaningen om te huis te blijven, naar 't leger<br />
te verzeilen. Dit, en meer andere blijken van opregte aan<br />
kleving en toegenegenheid, veroirzaakten dat de Prins zo<br />
grote achting voor BENTINK kreeg, dac hij hem, na dat hij dc<br />
Heerlijkheden van Drum-melen en Bhoon verkregen hadt, in<br />
1677, fchoon buiten Holland geboren, zelvs voor den Here<br />
Van Veorfchtten, dien men gaarne de voorkeuze gegeven hadt,<br />
T 2 in
%9% iBENTINK. (JAN WILLEM)<br />
pi de orden der Ridderfchap befchrijven deedt. Ook hielde<br />
hij hem als zijnen geheimften vertrouweling en eerften Ministé'r;<br />
waar van' men de blijken ontwaar wordt, in zijne zendmg<br />
door dien vorst naar* Engeland in 1677 en 1685; in de<br />
onderhandelingen die hem toevertrouwd wérden in 1688, zo<br />
met de Heren. Van' Amfleldam, den Keurvorst van Brandenburg,<br />
de Hertogen van Lunenburg, Zelle en Wurtenburg, als met dert<br />
"Landgraye van Hes/en, wegens het groot ontwerp van den<br />
pvèrtogt naar Engeland, waar in hij allergelukkigst flaagde.'<br />
Niet minder ijverig toonde hij zig in zijne handelingen met de<br />
Engeljen, zelvs na dat Prins WILLEM aldaar geland was.<br />
ÓRANJE Koning geworden zijnde, werdt BENTINK tot Pair van<br />
't rijk verklaart,'en met de tijfels van Graav van Portland,<br />
Vicomte van Woodftok, in het Graavfchap van Oxford, en Baron<br />
van Cirencenster befchonken; zijnde hij reeds het jaar te<br />
voren, tot eerften Edelman van 's Konings kleer- en bedkamer<br />
benoemd. In 1690 werdt BENTINK door Koning WILLEM,<br />
naar Holland afgevaardigd, om als lid der Ridderfchap, zitting<br />
in de vergadering der Staten van Holland te nemen; ten dien<br />
einde kwam hij den 18 januarij in 's Hage, en twee dagen<br />
later verfcheen hij in der Statén vergadering. Ten zelvden<br />
tijde, leverden de Afgevaardigden van Amfteldam een befluit<br />
hunner Vroedfchap, op den iaden genomen, ter vergaderingeover,<br />
waar in verklaard werdt: „ dat, Burgemeesteren den<br />
„ achtbaren Raad hebbende aangediend, dat de Heer BEN-<br />
„ TINK, Graav van Portland, alle uren, uit Engeland verwant<br />
„ werdt, en, naar alle waarfchijnlijkheid, zitting nemen<br />
„ zou, in hunner Ed. Gr. Mog. vergadering; men hadt goed-<br />
,, gevonden naar te zien, wat hier omtrent, in vroeger tijd<br />
„ voorgevallen ware, en hier op bevonden hadt, dat de Sta-<br />
„ ten, in "t jaar 1586, befloten hadden, dat niemand is<br />
... hunne vergadering verfchijnen zou, die in eed of dienst was<br />
„ van iemand anders, dan van wien hij ter dagvaart was af-<br />
,', gezonden. Dat Holland, den Heer HENDRIK VAN DE KAPELLE<br />
T 0 E<br />
»»<br />
RVSSEL, in den jare 1655, gezogt hadt te doen we-<br />
,j rijjas zcivs uit de vergadering der algemene Staten, omdat<br />
>, hij
BENTINK. (JAN WILLEM) $£|<br />
y, Mj gehouden werdt voor éen befchreven lid der Ridderfthao<br />
}, van Kleve. Dat dié van Holland nog in den jare föo'a<br />
„ pogingen hadden gedaan, om de algeméne Staten tè doen<br />
l, befluitën, dat niemand, in vreemden eed of dienst simde<br />
„ zou toegelaten worden', in derzei ver vergadering; dat hier-<br />
„ om, de Graav VAN PORTLAND, ais zijnde in diénst en eed<br />
„ ener uitheemfe Mogendheid, en hebbende 't regt van in*<br />
„ boorlingfchap en zitting in 't Parlement iri Engeland vei-<br />
„ kregen, onbevoegd was, om zitting te nemen tér vergade-<br />
,, ring van Hol/and" Doch de Ridderfchap en ande'ré. leden<br />
toonden zig ten. hoogden te verwonderen, óver deze verkla<br />
ring der ftad Amfteldam. Zij merkten aan: „ dat de Graav<br />
„ VAN PORTLAND zijne Majefteit van Grbot-BHtannien verzeld<br />
„ hadt, in enen togt, die met kennis en volkomen' toefterg-<br />
„ ming van den Staat, ondernomen was, en waar van de<br />
„ goede uitflag geoirdeeld werdt te moeten ftrekken, tot qe-<br />
„ veiliging van den Staat, den godsdienst en" de vrijheid.<br />
„ Dat zij hierom verwa'gt hadden, dat de genoemde Graav<br />
„ van zulk een' togt te rug kerende, met alle beleefdheid en<br />
„ dankbaarheid, zou zijn ontvangen geworden in der Staten<br />
„ vergaderinge; doch dat zij daarentegen, met de uiterfte be-<br />
;, vreemding hadden vernomen, dat men hem uit de vergade-<br />
t, ring weren wilde, om dat hij door zijne Majefteit tot de'<br />
„ Gravelijke waardigheid bevorderd was. Dat van ouds, on-<br />
„ der den adel en krijgslieden dezer landen, zeer gebruikelijk<br />
„ geweest was, zig in vreemden krijgsdienst te begeven; maar<br />
* nimma- was verftaan, dat de waardigheden van Hertoge,<br />
„ Grave, Pvidder, of enige anderen, ,welken zij, door üeffe-<br />
lijke daden mogten verkregen hebben, hen onbevoegd<br />
„ maakte, om de voorregten te bezitten, welke zij voor hun<br />
„ vertrek uit deze landen, bezeten hadden. Dat zulks, in 't<br />
ft tegenwoordig geval, te minder behoorde plaats te hebben,<br />
,', om dat de togt naar Engeland, voor gcenen vreemden, maar<br />
„ voor enen togt der Staten zeiven te houden ware;, en dat<br />
;, zijne Majefteit van Groot-Britanje, als Kapitein-en Admhaal<br />
„ der verenigde gewesten, en als Stadhouder van Holland,<br />
T 3 „ en;
2$4 BENTINK. (JAN WILLEM)<br />
„ ene zeer nauwkeurige betrekking hadt tot dezen Staf*- kon*<br />
„ nende ook zulke waardigheden, als de Graav VA» PORT<br />
„ LAND verworven hadt, zeer ftrekken, om het onder'in-<br />
„ goed verftand, tusfen andere Mogendheden en dezen Staaf 0<br />
„ aan te kweken. Wijders, was de refolntie der Staten van'<br />
„ Holland van den jare 1586 niet in gebruik gebragt, ten op.<br />
„ zigte van hun, die gewoonlijk ter dagvaart verfc enen;<br />
„ zijnde, onder dezelven, dikwils zulken geweest, die in eed<br />
„ en dienst van anderen waren, of aan anderen', zelvs aan<br />
„ uithe'emfen, hulde en manfchap gedaan hadden ; waarom<br />
„ men moest oirdelen, dat deze refolutie zag op tijden, zeer<br />
„ veel verfchillende van de tegenwoordigen; of, gelijk n'en in<br />
„ 't jaar 1558 , fcheen begrepen te hebben , afeen gepast<br />
„ moest worden op Staatsdienaars, niet op afgezondenen ter<br />
„ dagvaart, in welken zin alleen, zij nog in gebruik was;<br />
„ behalve dat zij ook niet toepasfelijk was op de Edelen, die<br />
„ uit eigen hoofde ter dagvaart kwamen; daar de refolutie al-<br />
„ leen fprak van zulken, die door iemand ter dagvaart waren<br />
„ gezonden. Nog moest men onderfcheid maken, tusfen uit-<br />
„ heemfen, die in vreemden dienst zijnde, ter vergaderinge<br />
„ zouden willen verfchijnen; en zulken, die reeds gewoon<br />
., aldaar te komen, zig in eed en dienst van anderen bega-<br />
„ ven. De verdere refolutien welke die van Amfteldam aan-<br />
„ haalden, betroffen de vergadering der algemene Staten,<br />
„ tusfen welken en die der Staten van Holland, groot onder'<br />
„ fcheid was. 't Voorbeeld van de Heer HENDRIK KAPELLE<br />
„ TOE RYSSEL kwam te minder te pas, om dat die Heer, nog<br />
„ lang na dat Holland gezogt hadt hem te weren, ter algemene<br />
„ Staatsvergadering verfchenen was. Ook hadt men de Heren<br />
„ VAN DEESEN,- VAN TWIKKELO en VAN PREUSTINGEN, we-<br />
„ gens Overijsjel, ter algemene Staatsvergaderinge en in de<br />
„ Admiraliteit toegelaten, fchoon de eerfte onder de Stenden<br />
„ van Keulen, de twede onder die van Benihem, en de Iaatfte<br />
„ onder die van Munjier behoorde. De Heren VAN KREITIN-<br />
„ GEN en VAN PALSTERKAMP waren in Zutfen en Gelderland be-<br />
„ fchreven geweest, fchoon de eerfte ook ouder de Stenden<br />
„ van {!
fcÉNTINR (JAN WILLEM) Üp|<br />
1, van Munfter, de andere onder die van Kleve behóórde. Ds<br />
„ Heer VAN SALK, hoewel twintig jaren onder de Stendeu<br />
„ van Munfter befchreven zijnde geweest, was èeh lid der<br />
j, Ridderfchap van Overijsjel geworden. In Friesland èn in<br />
,, Stad en Lande, werden vërfcheide Heren, die ook ondér dè<br />
'„ Stenden van Oostjriesland behoorden, tot dé regeringe toe-<br />
„ gelaten, in Holland zelv', ftondt het elk, gevolgelijk bok<br />
„ die van de regeringe, vrij, Lenen van verfcheiden' Mo-<br />
„ gendheden te bezitten, en desaangaande èed en' huldë te<br />
doen. Ook zou mén bevinden, dat verfcheiden' Edeleh al-<br />
„ hier, deel aan vreemde regeringen gèhad hadden. De te-<br />
j, genwoordige Heer VAN OBDAM waj) verfcheiden'jaren ag-<br />
„ tereen, onder de Stenden van Benthem, befchreven én ver-<br />
'„ fchenen. Men zag dan geene reden, waarom den Grave<br />
„ VAN PORTLAND zitting en ftem ter dagvaart geweigerd zou<br />
l, worden, en verzogt Amfteldam, zig hier in té voegen me:<br />
„ de andere leden." Doch dit verzoek hadt zo xveinig ingang,<br />
dat de Afgevaardigden dézer ftad, ziende dat PORTLAND met<br />
der daad zitting nam ter vergadering', zig gelast verklaarden,<br />
om daar tegen op 't ernftigst te protesteren, gelijk zij deden.<br />
In de aantekening, die hier van gemaakt werdt, merkten zij<br />
deze zitting aan: „ als iniluiterde ene volilrekte verandering<br />
„ dér regerin e, en ene omkering van derzelver grondflagen,<br />
„ waaromtrent geene overftemming geleden kon worden. Ook<br />
,j hielden zij voor nietig en van onwaarde alles, wat in 't bij-<br />
„ zijn van den Grave VAN PORTLAND , in de vergadering der<br />
„ Staten, gehandeld èn beftoteh zou worden; en om bij de<br />
„ na :<br />
omelingfchap, den naam niet te hébben, dat zij, in de<br />
„ toelating dés Graavs bewilligd hadden, zeiden zij, uitdruk-<br />
„ kelijken last te hebben, om uit de vergadering té vertrek»<br />
M ken, zo lang de Graav VAN PORTLAND dezélve zou bijwo-<br />
„ nen, latende daar alleenlijk den Penfionaris der ftad; om té<br />
„ horen en te zien." De Ede'en en alle de andere fteden,<br />
behielden zig het regt, om tegen dit protest en deze aanteke<br />
ning , zulk een protest en aantekening te doen, als zij zouden<br />
te rade worden. En, terftond hier op, verlieten de Algévaar-<br />
T 4 dig-
•4o5 mmm om WILLEB<br />
digden van Amfteldam de vergadering; hunnen Penfionaris Wr'<br />
KORNELIS BORS VAN WAVEREN alleen in dezelve latende bl&-<br />
ven. De Koning van Engeland, midlerwijl kennis bekomen<br />
hebbende van de zwarigheid, welke die van Amfteldam maak-<br />
ten, betde om den Graav VAN PORTLANO ter dagvaart toe te<br />
laten en om de nominatie van Schepenen over te zenden<br />
naar Engeland, toonde 'er zig niet weinig verftoord over Hü<br />
hadt den Grave VAN PORTLAND last gegeven om 't verfehü<br />
over de nominatie te vereffenen, door 't voorflaan van zeke<br />
ren middelweg, waar van hij niet gezind was af te gaan. Doch<br />
dit nam zijn misnoegen niet weg op die van Amfteldam, 't welk<br />
ten duidelijkflen blijkt uit een brief met 's Konings eigen hand<br />
aan PORTLAND, op den 20 januarij 1690 uit Kenfington gefchre<br />
ven, waar in zijne Majefteit, onder anderen van deze woor<br />
den gebruik maakt: „ Tot hier toe gefchreven hebbende ko-<br />
„ men de brieven uit Holland aan. De kwelling, die de He-<br />
„ ren van Amfteldam u willen aandoen ontftaat alleen uit het<br />
„ kwaad hart, welk zij mij toedragen, en valt mij ten hoog-<br />
„ ften verdrietig. Ik hoop, dat gij ze te boven zult komen<br />
„ en dat de andere fteden u de hand zullen bieden. Zo de<br />
„ zaak van de verkiezing der Schepenen afgedaan wordt vol-<br />
„ gens den middelweg, dien ik u bekend gemaakt heb, en<br />
„ die de enigfte is, welke ik gedogen wil, begeer ik, dat gij<br />
„ 'er in begrepen zult zijn; op geenen anderen voet, wil ik<br />
,, mij verdragen." Ook werdt federt, te gelijk over de zaak<br />
des Graven VAN PORTLAND, en over die der verkiezinge van<br />
Schepenen, gehandeld; welke beide na veelvuldige debatten,<br />
bij fchrkkrng gevonden werden. Kort hier na keerde BENTINK<br />
mar Engeland terug; en fchoon deze Heer een even dapper<br />
Krijgsman als ervaren Staatsman was, werdt hij door het be<br />
lang dat Koning WILLIAM in zijne raadgevingen ftelde, meest '<br />
m de laatstgenoemde hoedanigheid gebruikt. De Engelfe ge-<br />
fch.edfchrijver BURNET weidt breed uit in den lof dien PORT<br />
LAND, door zijne getrouwheid aan zijnen vorst, verworven<br />
heeft, gaande dezelve zo verre, dat de Koning die nauwe<br />
lijks wrst te vergelden. Die zelvde fchrijver geeft ook niet<br />
duis-
BENTINK. (JAN WILLEM}' « 9y<br />
duister té kennen, dat BENTINK de man was, die, door ene<br />
ftem aanbevolene briefwisfeling met den Marfchalk DE BOLT-<br />
FLEKS, den grond tot den Rijswijkfm vrede gelegd hadt; en, ns<br />
't Buiten van dien vrede, werdt hij als Ambasfadeur, naar<br />
't Hof van Frankrijk gezonden, alwaar hij met al dien luister<br />
en pragt verfcheen, waar mede zig immer een Afgezant ver<br />
toond hadt; belopende de kosten daar van, in den tijd van<br />
vijf maanden 800000Hollandje guldens; doch voor deze fomme<br />
werdt de achting voor Koning JACOBUS , aan het Franje Hof,<br />
genoegzaam geheel vernietigd, en die voor Koning WILLIAM<br />
bij velen gevestigd. BENTINK hadt in 't jaar 1700, grotelijks<br />
zijn aandeel in 't fluiten van.'t Traktaat van partage, wegens<br />
"de Spaanje Monarchie; waar uit de Nijd in J<br />
t voigende jaar,<br />
enige gronden van befchuldiging meende te kunnen tiekken,<br />
doch de verheven Staatsman wist de opregthe'd zijner han<br />
delingen zo duidelijk aan den dag te leggen, dat dezelve<br />
fpoedig verftomde.<br />
Koning WILLIAM in 1702 overleden zijnde, verliet BEN<br />
TINK kort daar op het Hof, en begaf zig naar zijn landgoed<br />
Euljtrode in Burkshire, alwaar hij is overleden. BENTINK is<br />
twemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouw was ANNA,<br />
dogter van den Ridder EDUARD VILLERS, zuster van EDUARD,<br />
Grave vmjerjij, Staatjuffer van Koninginne MARIA, en voor<br />
de twedemaal tradt hij in egt met SARA MARIA TEMPLE; bij<br />
welke twee vrouwen hij de 14 volgende kinderen verwekte.<br />
1. MARIA, getrouwd met ALGEROON, Lord-Capel van Hud-<br />
ham, Bürggraav van Malden, Lt. Generaal van de Engelje<br />
troepes. Haar twede man was de Graav VAN DARIG. 2. AN<br />
NA MARGRETA, getrouwd met ARENT VAN WASSENAAR, Heer<br />
van Duivenvoorden. 3. HENDRIK, Hertog van Portland. 4. FRAN-<br />
SINA WILLEMINA, gehuwd met WILLEM BIRON, Lord Baron<br />
van Rochdale. 5. ELEONORA, ongehuwd overleden. 6. ISA-<br />
EELIA, getrouwd met EVERLYN PIERPONT, Hertog en Graav<br />
van Kinjïon. 7 en 8. Twee zonen, WILLEM genaamd, bei<br />
de jong in Holland geftorvèn. 9. ELIZABETH. 10. HADRIA-<br />
NA. 11. WILLEM, waar van hier beneden. 12. HENRIETH.<br />
T<br />
5 ( 13.
' «pè BENTINK. (JOHAN) (KAREL)<br />
Ï3. KAREL JÖHAN. 14. BARBARA. WAGEN., Vad. Hij?<br />
XIV. D. bl. 370. XV. D. bl. 302. 428. 435- XVI. D. bl. 27.'<br />
45- 53- 59-<br />
BENTINK (JOHAN), zoon van HENDRIK JANSZ. , werdt<br />
bij SLICHTENHORST, Geld. Gefchied. bl. 229. gebijnaamd, de<br />
Önbefchei3enel Hij en zijn broeder ondertekenden, nevens' an<br />
dere Edelen; als leden van den landdag, die in 1435 '^Nij<br />
megen gehouden werdt, ene overeenkomst, gemaakt tusfen<br />
Hertog ARNOLD VAN GELDER en de Edelen en Steden, teri<br />
voordele van den lande. Doch in den Zoenbrief ter vereffe<br />
ning der gefchillen tusfen den Hertog van Kleef en gemslden<br />
Graav ARNOUD, vindt men dezen JOIIAN, met den gezegden<br />
bijnaam, als den vierden in rang der ondertekenaars. Hij<br />
hadt tot vrouw N. N. dogter uit den huize van Heukelcm, en<br />
verwekte daar bij twee kinderen. 1. JAN. 2. GERRARD, die<br />
Heer was van een kasteel, genaamt Bentink, te Garfden, ge<br />
legen tusfen Deventer en Zutfen, 'i welk hij en zijne vróuw,<br />
als zonder kinderen zijnde, opdroeg aan DIRK STAKEBRAND.<br />
BENTINK (JOHAN), bijgenaamd de Beste, twede zoon<br />
van HENDRIK, trouwde in 1533 met HENERIKA VAN AVÏREUL;<br />
hij was Rentemeester van de Velmve, en heeftin 1593, 'thuis<br />
Leeuwenburg gebouwd. Hij ftierf in 1600, nalatende'de vier<br />
volgende kinderen. 1. HENDRIK, hier voor befchreven.<br />
2. CLEMENTIA, eerst getrouwd met KRACHT VAN KAMPHUIZEN,<br />
tot Glinthorst; daar na met N. N. VAN HARTE VELD. 3. WIL<br />
LEM, getrouwd met HENDRIKA VAN ANXTEL. 4. GERBERICH<br />
getrouwd met JAN VAN SCHERPENZEEL, Regter te Doesburg',<br />
daar na met ERNST MOM; en is in 1595 geftorvèn.<br />
BENTINK (JOHAN) , een zoon van HENDRIK en ERM-<br />
CAART VAN ANXTEL; had ter vrouwe MARGRETA VAN VOORST,<br />
tot Hagen; waar bij hij verwekt heeft een zoon, HENDRIK-<br />
FREDERIK, hier boven vermeid.<br />
BENTINK (KAREL), Landrentmeester van de Velmve,<br />
wierdt in 1550 Heer van Berrinkhuizen; bij KATRINA VAN<br />
HAK-
BENTINK. (KAREL) (LAMBERT) (LEONARD) 259<br />
HAKVOORD, zijne huisvrouw, teelde hij de volgende drie zo<br />
nen en ene dogter. 1. ALEXANDER. 2. Fair, Gouvenreur<br />
van Stralen, hier voor. 3. ADOLF, gehuwd in Italien, en al<br />
daar overleden. 4. KRISTINA , ongehuwd overleden.<br />
BENTINK (KAREL) , oudfte zoon van ALEXANDER en<br />
ALIDA VAN BUKHORST; was Raad in 't Hof van Gelderland-<br />
Burgemeester te Arnhem, en werdt in 1607, Heer van Aller<br />
en Berrinkhuizen; hij trouwde in 1616, met SOPHIA VAN DER<br />
LAUWIK, en won daar bij. 1. ALEXANDER, die zijnen vader<br />
opvolgde. 2. WILLEM, Faandr'k in dienst van de Republijk,<br />
die ongehuwd ftierf. 3. JANNE SOPHIA. 4. KATRINA. 5.<br />
GEERTRUID.<br />
BENTINK (KAREL), een zoon van WILLEM BENTINK<br />
en LAMME SCHIMMELPENNING:; was Heer tot Berenkamp, en<br />
huwde met ANTONETTA VAN DEELEN, bij welke hij verwek<br />
te. 1. STEVEN, die tot vrouw hadt JUDITH VAN STEENHER-<br />
GEN , welke hem baarde N. N., Here tot den Berenkamp,<br />
gehuwd aan de freule VAN DEELEN, en N. N. Heer tot der<br />
Aa, gehuwd met de freule SCHIMMELPENNING. 2. LAMBERT-<br />
3. WILLEM, Heer tot der Aa, in 1652 ongehuwd overleden.<br />
4. GEERTRUID , gehuwd met FLORIS VAN BRAXEL , Drost van<br />
Leede. 5. JANNE, getrouwd met GERRARP VAN GALEN, Bur<br />
gemeester te Hattem.<br />
BENTINK (LAMBERT), zoon van WILLEM BENTINK en<br />
SOPHIA N., is geweest Rentemeester van de kloostergoederen<br />
van Monnikhuizen, buiten Arnhem; deze verwekte bij ziïne<br />
vrouwe GEERTRUID VAN HAKVORT, die de Heerlijkheid Bijier<br />
geërft hadt. 1. WILLEM, Heer van den Bieler. 2. BAKENT,<br />
die te Utrecht ftuderende, door een Poch Edelman doorftokeu<br />
werdt. 3. JANNE.<br />
BENTINK (LEONARD), de derde zoon van WILLEM<br />
BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS, is geweest Gou<br />
verneur van Alfen; en heeft bij zijn derde vrouw URSULA<br />
VAN ELDEREN verwekt. 1. ANNA, getrouwd inetN. N. FOP<br />
PING,
300 BENTIN K. (MAARTEN) (STEVEN; (WILLEM)'<br />
PING, Kapitein. 2. MARGARETA, getrouwd met JoosY STUK<br />
KE. 3. GEERTRUID, getrouwd met ART JAGO, en daar na met<br />
N. N. DE VERA. 4. WILLEM, hier van beneden. 5. TOHAN<br />
Kapitein. 6. URSULA; deze beide laatften ongehuwd" overleden.<br />
BENTINK (MAARTEN), wiens vader is geweest HEN-<br />
BRIK BENTINK , en moeder ELIZABETH VAN SCHERPENZEEL; was<br />
Kollonel in dienst van den Koning van Spanje* f hij trouwde<br />
aan PETRONELLA, vrij vrouwe van Batenburg en Brenkhrst, bij<br />
wie hij drie kinderen verwekte. 1. FILIP HENDRIK Havenmeester<br />
van den Furst van Nieuburg. 2. HERMAN, Kapitein<br />
in d.enst van den Spaanfen Koning. 3. ANNA CHARLOTTE,<br />
ongehuwd geftorvèn.<br />
BENTINK (STEVEN), de vierde zoon van HENDRIK BEN<br />
TINK en van GERBERICH LERINK, was Burgemeester te Zutfen.<br />
Hij huwde met ANNA SCHIMMELPENNING, en verwekte bij haar<br />
zes kinderen. 1. ANDMES, ongehuwd aan de pest overleden.<br />
2. GERBERICH, Geestelijke in 't Spiraal te Zutfen. 3. J Ü T TE<br />
in 162S ongehuwd geftorvèn. 4. HENDRIK, mede ongehuwd<br />
op den 6 october 1624 geftorvèn. 5. WILLEM, insgelijks on-<br />
gehuwd aan de pest overleden. 6. JUTTE.'<br />
BENTINK (WILLEM), de derde zoon van ALEXANDER<br />
BENTINK en JANNE VAN ZUILEN, is tweemalen getrouwd ge<br />
weest; zijn eerfte vrouw was LAMME SCHIMMELPENNING, bij<br />
wie hij drie kinderen verwekte; en bij de twede SOPHIA' N.<br />
nog drie anderen, r. JUDITH, eerst juffer in 't Spiraal te<br />
Zutfen; welke vervolgens trouwde met G. CENTELER, die in<br />
1601 als Ritmeester in den flag van Flaanderen fneuvelde;<br />
waar na zij hertrouwde met THOMAS VAN DER CAPELLE. 2. AN-<br />
DRIES, die zonder kinderen in 1584 overleed. 3. KAREL,<br />
Heer tot de Berenkamp, waar van hier boven. Bij de twede<br />
vrouwe, 4. LAMBERT, waar van hier boven. 5. ALEXANDER<br />
of SANDER, in 1614 ongehuwd overleden. 6. JANNA, in dat<br />
zelvde jaar als jonge dogtér geftorvèn.<br />
' BEN-
BENTINK. (WILLEM VAN ZUILEN) . Q r;<br />
BENTINK (WILLEM VAN ZUILEN), bijgenaamd * Lan<br />
ge, de vijfde zoon van ALEXANDER BENTINK en JANNE VAN<br />
ZUILEN ; was Rigter van 't Oldebroek op de Velime, Hij beeft<br />
twee vrouwen gehadt; bij de eerfte JUDITH VAN ZUILEN VAN<br />
NYVELT, verwekte hij drie kinderen, en bij de tweede, nog;<br />
drie anderen, i. JAKOB, die ter vrouwe hadt N. N. dogter.<br />
van N. N. VAN HOLTWYK, bij Boel-holt, waar bij hij ene dog<br />
ter verwekte, ANNA genaamd, die erfvrouwe was van Holt*<br />
wijk, en ten man hadt GEURT VAN RHEENEN. 2. APNOLD,<br />
jong overleden. 3. JUDITH, gehuwd met N. N. VAN RUITEN<br />
BERG, te Utrecht. 4. JUDITH, ongehuwd overleden. 5. JO<br />
HANNA, getrouwd met N. N. VAN PALLAND, en KAREL jn zijn<br />
jeugd overleden.<br />
BENTINK (WILLEM), een zoon van HENDRIK BENTINK<br />
en MARGARETA HULS, verwekte bij zijne huisvrouwe, N. N.<br />
DE GROEF VAN ERKELENS , vijf kinderen. 1. EUSEBIUS. 2. AN-<br />
ERIES. 3. LEONARD. 4. HENDRIK, die ongehuwd ftierf. 5.<br />
GEERTRUID, gehuwd met PIETER MULERT.<br />
BENTINK (WILLEM), een zoon van WULP BENTINK<br />
a a r s o l t e<br />
en ANNA VAN H ; ' s<br />
Lt. KoIIonel geweest, en ge<br />
trouwd aan MARGASETA VAN LAAR, tot Hoherloo, vrouwe van<br />
Langeveldslog, bij wie hij twee kinderen verwekte. 1. WOLF,<br />
getrouwd met AGNES FLORENTINA HADEWICH VAN WELVELDE<br />
en Diepenbroek, 2. ANNA, gehuwd met N. TER BRUCCE, Kol.<br />
koncl,<br />
BENTINK (WILLEM), zoon van ANDRIES BENTINK, is<br />
Drost geweest van Emden, Hij is tweemalen getrouwd ge- •<br />
weest; bij zijn eerfte vrouw N. N. VAN DIEPENBROEK, teelde<br />
hij ene dogter, genaamd BINDELIEF, die de vrouw was van<br />
PUTOER VAN HAARSOLTE , tot Westerveld en Wolfslagen; zij<br />
overleed zonder kinderen na te laten , den 4 februarij 1659.<br />
WILLEM huwde voor de twedemaal met N. N. GRAWERT, die<br />
hem ene dogter gaf, HADRIANA genaamd, welke in 1651.<br />
trouwde met SIMON VAN HAARSOLTE, tot Bredenhcrst en Zw»<<br />
tmmburg, Ritmeester.<br />
BEN-
8»2 BENTINK. (WILLEM) '<br />
BENTINK (WILLEM), zoon van LEQNARD BENTINK en<br />
URSÜLA VAN ELDEREN, was Kapitein; en trouwde eerst met<br />
KLARA STEKKE, en na aflgvighqjd van deze, in 1597 met<br />
THEODORA YAN BUIRSE , tot Horsïwljk, bij Grol. Uit het eer<br />
fte bed kwam voort WILLEM ; en ANNA , in 1619 met de halve<br />
EJcheder. tiende beleend; getrouwd eerst met GEORGE VAN DE<br />
FELTZ, Kapitein, en daar na met REINOLD HUINGA, Kapi<br />
tein, dien zij baarde MARGARETA, die ten man hadt ALBERT<br />
VAN DER HEL, Burgemeester te Campen.<br />
BENTINK (WILLEM), een zoon van JAN WILLEM BEN<br />
TINK en SARA MARIA TEMPLE, was Heer van Rhoon en Pen-<br />
drecht, en befchreven in de orden van de Ridderfchap in Hol<br />
land, is een Staatsman geweest, die buitengemeen was ver<br />
kleefd aan WILLEM DEN IV. Hij was de eerfte, welke aan<br />
dien vorst in het jaar 1747, door- een renbode kennis gaf, van<br />
deszei vs aanftelling tot Stadhouder, Kapitein- en Admiraal-<br />
Generaal over Holland; aanmerkelijk was in het antwoord van<br />
zijn Hoogheid aan BENTINK, dat hij verklaarde: „ zig zeiven<br />
„ eerst over zijne bevordering te zullen geluk wenfen, als<br />
„ dezelve bleeke te toetten ter eere van GOD , en tot wet<br />
zijn van het lieve vaderland." Ook 't gene hier bij ge<br />
voegd werdt: „ dat het grootfte vermaak, welke de Prins, fe-<br />
„ dert de eerfte tijdingen dezer omwentelinge gevoeld hadt,<br />
„ ontftaan was uit het berigt, dat alles zonder ongeluk was<br />
„ afgelopen; zullende hij den Hemel bidden, dat een werk,<br />
„ zo open baarlijk door deszelvs zegel bekragtigd, in't vervolg<br />
„ ook, door geene de minfle bloedftorting bezoedeld zou.<br />
„ worden." Ter gelegenheid van 's Prinfen inleiding in den<br />
Raad van State, deedt BENTINK ene aanfpraak, die zeer op<br />
merkelijk geoirdeeld werdt. Hj verklaarde te hopen: „ dat<br />
„ de herftelling der oude wijze van Regeringe, ook de cen-<br />
„ dragt in den Staat zou herftellen; dat de raadplegingen,<br />
„ daar door bij tijds, tot rijpheid gebragt, en met den ver-<br />
„ eisten fpoed uitgevoerd zouden worden, en dat de ftraffèn<br />
„ en beloningen, daar door, wijsfelijk zouden worden uitge-<br />
„ deeld.
BENTJNK. (.WILLEM)<br />
^ deeld. Door deze middelen, en onder 't beftier der Prin-<br />
„ fen VAN ORANJE, was," vervolgde hij, „ de Staat gerezen<br />
„ tot dien top van geluk, van waar men dien, onlangs, hadt<br />
„ zien nederftorten, tot zo verre, dat dezelve een fpot voor<br />
„ de vijanden, en een onnutte last voor de vrienden gewor-<br />
* den was. Plij betuigde, wijders, niet te twijffelen, of de<br />
j, Prins zou de voetftappen zijner voorvaderen navolgen, en<br />
„ medewerken, om den Staat, die reeds ten dele overrom-<br />
„ peld was, te bevrijden voor het juk van enen heerszugtigea<br />
„ en trouwlozen nabuur, die met de goede trouw en met de<br />
„ plegtigst bezworen verdragen, openlijk den fpot dreef. Hij<br />
„ hieldt zig ook verzekerd, dat de algemene geneigdheid der<br />
,, ingezetenen tot den Prinfe, die door geen' tijd noch kon-<br />
„ ftenarij hadt konnen uitgewist worden, bij de uitkomst blij-<br />
„ ken zou, regtmatig te zijn geweest; waarom, hij ten be-<br />
„ fluite, verzogt, dat de Raad den Prins de eer beweze,<br />
„ welke men aan zijnen rang en waardigheden verfchuldigd<br />
„ was." De Franfen hielden zig gebelgd over deze aanfpraak,<br />
waar door hun Hof, ten onregte, zo zij waanden, gehoond<br />
werdt. Ook hebben fommigen hunner fchrijveren aangete<br />
kend, dat BENTINK, wegens de onvoeghjkheid van enigen<br />
zijner uitdrukkingen, vermaand door zijne vrienden, geant<br />
woord zou hebben: „ dat hij geoirdeeld hadt, bij zulk ene<br />
„ plegtige gelegenheid, dus te moeten fpreken, om 't volk<br />
,, te overtuigen , dat hij geen aanhangeling van Frankrijk ware."<br />
Een hoon, die vele brave Regenten in dien tijd werdt aan<br />
gewreven. Nog dit zelvde jaar werdt BENTINK als buitenge<br />
woon Gezant naar Engeland gezonden, alwaar hij ene over<br />
eenkomst floot, betrekkelijk de verrigtingen van den aanftaan-<br />
den veldtogt. Ook was hij in 1748 een der Afgevaardigden,<br />
Wegens dit Gemenebest, tot den vredehandel van Aken. Den<br />
29 augustus van dit zelvde jaar, kwam BENTINK te Amftel<br />
dam, om, uit naam van zijne Hoogheid, der Regeringe en<br />
Burgerij af te vragen, of zij hare belangen goedvonden te<br />
(lellen in handen van den Prinfe; doch een der Burgemeeste-<br />
ren kwam' hem aandienen, dat men 't beiluit der Regeringe<br />
hier
33$ BENTINK. (WOLF)<br />
hier omtrent reeds hadt bekend gemaakt aan den Prinfe. Van<br />
wege de Gemeente, kwam enen HENDEK VAN GIMNIG een<br />
Pa.troonmaker van Haarlem met hem fpreken; waar na', uit<br />
zijnen naam, der vergaderinge in de Kloveniers Doele 'afge<br />
vraagd werdt: „ of zij niet begeerde, dat zijne Hoogheid in<br />
„ de ftad kwame? of zij hare belangen niet aan den Prinfe<br />
„ verblijven wilde; gelijk de Wethouderfehap aan haren kant<br />
,> gedaan hadt? en of zij zig, midlerwijl, niet ftil en vreed.<br />
„ zaam wilde gediagen?» Alle welke vragen met ja beant<br />
woord werden ; waar op BENTINK na verflag van dit ant><br />
woord bekomen te hebben, naar SHage te rug keerde. Ver<br />
dere bedrijven van dezen Staatsman vindt men niet opgete-<br />
^ rrr' ÏÜ ^<br />
2 2 D £ C E M B E I<br />
' WAG.<br />
H l f C<br />
- X X<br />
' D<br />
' b!<br />
" 94. 97, 93. i 7 4 . 179- 284. Memoires<br />
pour IHifu de l'Eurape. Tom. III. part. 2. p. 47.<br />
BENTINK (WOLF), oudffe zoon van HENDRIK BENTIN,<br />
en ELIZABETH VAN ITTERSUM, wierdt in 1622 Heer van Wer-<br />
neren; m 163S Landdrost van Ttfehmdden, en in 1638 Landdrost<br />
van Vollenhove, ftervende nog in dit zelvde jaar Den<br />
9 november 1623 trouwde hij met TEKLA BERINGA, die zonder<br />
kinderen overleed; waar na hij hertrouwde met ANNA<br />
VAN HAARSOLTE, bij wie bij verwekte, i. HENDRIK, hier<br />
voor. 2. ELIZABETH, getrouwd met RUDOLF VAN HOEVEL<br />
Heer van Nijenhuis en Hcvelham, Lt. KoIIonei, 3. WILLEM'<br />
Lt. KoIIonei, hier voor. '<br />
BENTINK (WOLF) tot Langevelslo, geboren in 1680<br />
trouwde aan AGNES FLOEENTINA HEDWICH VAN WELVELDE'<br />
HIJ ftierf den 16, april i 7 2 6 , en zij den 16 april I 7 3 2 n a<br />
zeven kinderen bij'malkanderen te hebben verwekt; waar'van<br />
'
ÏENTINK. (WOLTER JAN GERRIT)<br />
"BENTINK (WOLTER JAN GERRIT), extraordinair<br />
gchout-bij-nagt voor het Kollegie te Amfteldam; was de derde<br />
zoon van BERENT HENDRIK BENTINK en vrouwe BONNE ELI*<br />
ZAIETH JURRIANA DU TERTRE , wierdt geboren in 'E jaar 1745,<br />
en vroegtijdig door kundige Meesters onderwezen in zodani<br />
ge beginzelen der wetenfehappen, die een jongeling van aan<br />
zien pasfen, en hem vervolgens in het beroep dat hij ging<br />
aanvaarden te Rade kosten komen. Nauwelijks den ouderdom<br />
van 13 jaren bereikt hebbende, begaf hij zig in 's lands zee<br />
dienst, en deedt in 1758 zijn eerften togt als kadet of adelborst,<br />
onder het bevel van Kapitein COETSE, met wien hij vervol<br />
gens nog verfcheidene togten gedaan, en zig zo voorbeeldig<br />
gedragen heeft, dat hij om zijne vriendelijke minzaamheid,<br />
niet alleen van groot en klein bemind en geacht, maar ook<br />
na enigen tijd Luitenant te zijn geweest, om zijne bekwaam<br />
heid en kundigheid in de zeevaart, tot den rang van Kapi<br />
tein wierdt bevorderd. In deze hoedanigheid werdt hem het<br />
bevel over 's lands fchip van oorlog de Batavier toevertrouwd;<br />
waar mede hij benevens andere zeehelden, onder het bevel<br />
Van den Schout-bij-nagt JAN ARNOLD ZOUTMAN, ter vervul<br />
ling van den wensch van alle regtgeaarde Nederlanders, ter red<br />
ding van de gefchondene eer der Natie, en ter beteugeling<br />
van onzen zo trotzen vijand, als ongetrouwen Bondgenoot,<br />
op den 9 julij 1781, in zee liep; te famen fterk zijnde vijf<br />
fchepen van oorlog, twee fregatten, en nog een kleinder ge<br />
wapend vaartuig. Men bleef tot het einde van gemelde<br />
maand in zee kruisfen, om en bij den Holland/en wal, me*<br />
oogmerk om zig met de uit Zeeland en de Maas komende<br />
fchepen te verenigen, doch van welke vereniging, gelijk men<br />
weet, door de finguliere directie ter dier tijd plaats vindende,<br />
niets kwam; waarom ook het gemelde eskader naar 't Plie te<br />
rug keerde, werpende voor het gat van de haven, de Holle-<br />
poort genaamd, op den 1 augustus het anker. Op dien zelv-<br />
den morgen, verenigden zig aldaar met hun nog een fchip<br />
van oorlog, vier fregatten, en drie kleine gewapende vaartui<br />
gen. De vloot was dus in alles 16 zeilen fterk, die benevens 1<br />
H DEKU V .7©
BENTINK. (WOLTER. JAN GERRIT)<br />
70 koopvaardij vaarden, welke zij onder hunne befcherminj<br />
namen,' op; den zelvden dag uit het Vlie zeilden. Men was<br />
flegts vier dagen in zee geweest, en op de hoogte van Dog-<br />
gersbank zeilende, toen met het aanbreken van den volgenden<br />
dag, een grote Engelje vloot, verzeld van verfcheidene oor<br />
logfchepen, waar over de Admiraal PARKER het bevel voer<br />
de , ontdekt wierdt, De moedige ZOUTMAN deedt ten zes uren<br />
fein voor de oorlogfchepen om zig in flagorde te fcharen, en<br />
voor de koopvaardijvaarders om Iijwaards af te deinzen, me.c<br />
enige fregatten tot derzelver dekking. Met opgeheesfe vlag<br />
gen wagtte men met brandend ongeduld, den vijand af, die<br />
met agt zware fchepen, vol zelfvertrouwen van ene zekers<br />
overwinning, en het behalen van enen rijken buit, voor den<br />
wind af, flaatlijk aankwam, meer dan 100 koopvaarders, on<br />
der de befcherming van enige fregatten loefwaards gelaten<br />
hebbende.; voor dezelve was PARKER, uit hoofde van het aan-,<br />
tal der Hollandje fregatten, zeer bedugt, en blijde dat hij den<br />
wind van de Hollandje vloot hadt. Dan niet voornemens zijn<br />
de , om deze voor de Natie zo roemrijken zeefiag te befchrij-<br />
Ven, als in zo verre onze brave BENTINT: en zijn fchip de<br />
Batavier, daar deel in hebben gehadt; bepalen wij ons, met te<br />
melden, dat ZOUTMAN omtrent agt uren met zijn onderhebben<br />
de fchepen de ftrijdvlag ophees, en niet dan voor de Engel<br />
jen op den afRand van een halven fnaphaanfehoot genaderd<br />
waren, van een der beide kanten gevuurd werdt. Schoon de<br />
moed der Engeljen, behalven door het voordeel van den wind,<br />
kon onderfchrnagd worden door de zwaarte hunner fchepen<br />
en van hun gefchut, en die beide redenen, omgekeerd, kon<br />
den ftrekken om dien der Hollanderen te doen zinken, was niets<br />
't geen naar vertzaagdheid geleek bij hun te ontdekken. De<br />
Bevelhebbers en verdere Officieren haakten om hun moed<br />
aan de Engeljen te tonen en te koelen; het volk blaakte van<br />
*t zelvde ijvervuur, der mindere magt en het gemis van het<br />
voordeel des winds, zig niet bekreunende, waren zij alleen<br />
bedagt op het vernielen van den vijand, en het behalen van eer<br />
en voordeel voor het vaderland. Moed vulde, de plaats van
J5ENTINK. (WOLTER JAN GERRIT) 3-37<br />
mindere magt. Van wederzijden werdt allerhevigst en wees<br />
dend gevogten, en onze zeehelden toonden op dezen dag, nieï<br />
ontaart te wezen van hunne roemrijke voorvaderen, en aan<br />
de overwinning door hun faevogten, meet 's lands redding<br />
uit de klauw der overbeerfchinge worden toegefchreven. Onze<br />
dappere BENTINK was reeds in het begin van den fiag door<br />
een zwaren kogel, doodlijk aan den fchouder gewond. Hij droeg<br />
het fchcepsbevel met manmoedige bedaardheid over, aan den<br />
tweden Kapitein J. L. BOSCH , die in *t naar boven komen bij<br />
kans fneefde. Hij zette, door den gewonden Held, bemoe<br />
digd met de woorden: dat bij eerder alles moest wagen en vep><br />
gaan, dan afdeinzen! het gevegt op den Batavier tegen de Bien-<br />
faifant zo dapper voort, dat het Engels fchip, na omtrent an<br />
derhalf uur flaags geweest te zijn, afdeinsde tot op den afftand<br />
van een zesponder fchot, blijvende op dien afftand geftadig<br />
vuren. Een vier-en-zeventiger kwam de Batavier dwars op<br />
zijde, en gaf hem driemalen de volle laag, waar door de kruis-<br />
fteng benevens de vlag van het agterfchip nederftorte, en de<br />
verfchanfing bij het grote wand in brand vloog; deze geblust<br />
Zijnde, Het Kapitein BOSCH terftond een Geus opheisfen. Ge^<br />
melde vier-en-zeventiger den Batavier verlatende, tastte PARKER ,<br />
al dien tijd tegen ZOUTMAN geflagen hebbende, nu met nog<br />
twee andere fchepen het fchip van BENTINK, met een onuit-<br />
fprekelijke woede aan, doch deze beantwoordde dit fchrikkelijk<br />
vuur, en deedt Kapitein BOSCH zijne nog bruikbare ftukken<br />
met dubbel fcherp laden. Het ijslijk vuur van vier fchepen,<br />
die een hagelbui van gloeiende kogels braakten, vernielde al<br />
het ftaand en lopend wand, en de zeilen hingen aanflenteren,<br />
raa bij raa viel neder, de roerpen brak, en het deerlijk ge*<br />
havend fchip, was een wrak gelijk en op generlei wijze te be-<br />
fturen. Middelerwijl fchenen vijf Engelfe fchepen lust tc krij<br />
gen om den onbeweeglijk liggenden Batavier, die reeds zo veel<br />
geleden hadt, aan te tasten en te nemen, en hielden 'er voor<br />
den wind af na toe. De moedige Kapitein BOSCH , 's vijand?<br />
bewegingen bemerkende, liet terftond het fein van onvermo<br />
gen om te kunnen volgen neder, en de vlag weder ophalen;<br />
V 2 dff
$08 BENTINK. (ZENO AREND)<br />
dit d;edt de vijanden wederom bij den wind opfteken. HÏet<br />
"óp raakte dé Batavier om en weder bij de vloot, daar het be<br />
vel ontving om naar de'eerfte haven de beste te'zeilen.<br />
'Onze gékwétftè Held kreeg, zo dia de vloot op de rede<br />
^nTexel was'gekomen, den Ch'irurgij.i van de Admiraliteit<br />
VAN Hussuk aan boord, die de wond allergevaarlijkst oirdeel-<br />
de; hier op' werdt BENTINK naar Amfteldam gevoerd, en ten<br />
liiiize van den Fiskaal J. BOREEL gebragt; alwaar de bekwaam-<br />
öé Artzeh én dé kimdigfte Heelmeesters, alles te werk ftel-<br />
den wat dé konst vermag, om ware 't doenlijk den zo zeer<br />
geliefden BENTINK té behouden. Maar noch" hunne konst,<br />
ïióch 'alle onafgebrokene zorgen en oppasfingen die hij aan<br />
't huis van zijnen hartvriend' genoot, noch alle de voorbiddin<br />
gen , hadden kragts genoeg hem te redden, en deze jeugdige<br />
Held overleed tusfen den 23 en ziften, nog geen 36 jaren<br />
bereikt'hebbende, en werdt in de Nieuwe Kerk, met ene<br />
zeef aanzienlijke lijkftatie begraven; een gedenkpenning, die j<br />
de Admiraliteit liet vérvaardigen te zijner eere, en een opge<br />
hangen gedenkteken in het koor dier Kerke, hebben zijnen<br />
naam der" vergetelnisfe ontrukt. Een onzer Nederlandfe Dïg-<br />
UtmiVOGLlQ. (GÜIDÖ) sop<br />
'I geweest Géneraaf-Majoor van dé infanteiié, eh' Kbmmandeur<br />
:<br />
'i yan Mastricht; hij huwde rnet EMILIA AB.'KOLDINA' VAN WAS-<br />
1 EENAAR, Douairière VAN HAMBROICK, én ftierf den ig maart<br />
1778: zij vólgde hém iii *t graf den a'8 juiij 1790.<br />
. EENTIVOGLIO (GÜIDO), fchoon geen Nederlander; vér-<br />
dient egter als Géfchiedfchrijver éne plaats in dit Werk te be-'<br />
kleden. Hij is gefproten uit één zeer aanzienlijk Italiaans ge-<br />
flagt van Bologne a'fkomftig; zijn va'der was KORNEUS' BENTI-<br />
VOGLIO, Marquis van Gualtieri, Ridder van de ordén' van St.<br />
Michiel, dié tweemalën dén post van Luitenant of Plaatshóuder<br />
in Italien wegens HENDRIK DEN II, Koning van Fra?ikrijk be<br />
kleedde , én naderhand ovér het leger van AI.FOESUS als Gene<br />
raal het bevel voerde; zijne moédér, dé twede vröuw van<br />
KORNELIS, was ISAEELLE of ELIZABETH BENDADEI, de dogter<br />
van NIKLAAS BENDADEI, een Edelman van Ferrarel GUIDO<br />
wierdt in deze ftad omtrent 't jaar 1579 geboren; én was de<br />
derde zoon van zijné moeder. Na énige beginzélen van let-<br />
teroeffcningen, zondt men hem riaar Padua, alwaar hij fnelié<br />
f; vorderingen in de fraijé Ietteren maakte. Hij bevondt zig in'<br />
1 1597 in die ftad,' tóen Hértog ALFONSUS DE II, dén 27 ódto-<br />
I her van dat jaar, ftierf. CAESAR Ö'EST, neef van dien Hertog,'<br />
beweerde, dat hem het regt van opvolging behoorde, Jttéldé<br />
zig in bezit van Fèrraré en hardde zig tegens de banblixems<br />
van CLEMENS DEN VIII; doch zig van het grootfte aantal zij-<br />
: her bondgenoten verlaten vindende, en inzonderheid van Ko-<br />
I<br />
I ning HENDRIK DEN IV, g3f hij zijn hertogdom aan den Paus'<br />
river.' Alvorens deze bevrediging gefchiedde, hadt dé Mar<br />
quis HIPPOLYTUS BENTIVOOLIO, broeder van GUIDO', zig'aan'<br />
1 het hoofd dér krijgsmagt van CAESAR geplaatst, 't welk den<br />
i i Kardinaal ALDOBRANDINT, neef' van den Paus, die het bevel'<br />
ever 't kerkelijk leger voerde,' in hevigen toorn tegens hem<br />
deedt ontftéken. De jongé GuiDo begaf zig van Padua naar<br />
: Rome, met inzigt om den toorn van den Kardinaal té doen be<br />
daren; zulks gelukte hem; en hij bragt zelvs veel toe tot den'<br />
vréde', waar over hij met den Kardinaal BANDINI handéldsV<br />
V 3 eti
3io BENTIVOGLIO. (GU1DO)<br />
en die reeds in januarij 1598 gefloten wierdt. Na zulk een<br />
gelukkigen uitflag, tvierdt hij zeer minzaam - door den Opper-<br />
• ' priester ontvangen, die zig inet zeer veel plegtigheid op den<br />
8 rneij van dat zelvde jaar naar Ferrari begeven hebbende hem<br />
de bediening van geheimen Kamerraad opdroeg, en teffens'ver<br />
lof gaf, om zijne letteroeffeningen tePadua te gaan voleinden.<br />
BENTIVOGLIO zig vervolgens met 'er woon naar Rome begeven<br />
hebbende, trok tot zig de achting van alle brave lieden. PAU-<br />
LDS DE V , die in 1605 den Heiligen zetel beklom, plaatfte<br />
hem terftond onder het getal der Referendarisfen; en enigen<br />
tijd daar na, fchonk hem die Paus den tijtel van Aartsbisfchop<br />
van RJwdus, cn zond hem in de hoedanigheid van zijnen Nun<br />
tius naar de Nederlanden, aan het Hof van Brusfel, belast met<br />
een groot aantal belangrijke zaken, waar, van hij zig tot ge<br />
noegen van beide de Hoven kweet, en teffens den eerbied en<br />
liefde van alle die met hem verkeerden tot zig trok. Zedert<br />
ging hij naar Frankrijk in de zelvde hoedanigheid, en deedt<br />
'er zig niet minder door klein en groot hoogachten en bemin<br />
nen. Hij bevondt zig nog in dat rijk, toen PAÜLUS DE V,<br />
hem tot Kardinaal Priester in 1621 benoemde; dit was de<br />
tiende en Iaatfte verkiezing, welke genoemde Paus kort voor<br />
zijnen dood deed, die den 28 januarij van dat jaar voorviel.<br />
Zo dra BENTIVOGLIO naar Rome was vertrokken, vertrouwde<br />
hem LODEWYK DE XIII, de belangens van Frankrijk bij den<br />
H* Stoel. Die vorst begunftigde hem in 1622 met het Bis<br />
dom van Riez iir Provence, en met de Abtdije van St. Valeri<br />
in Pikardijen. BENTIVOGLIO nam van de laatstgemelde bedie<br />
ning bij procuratie bezit den 26 februarij 1623; en ftondt 'er<br />
in 1627 van af, ten voordele van zijnen neef JAN BENTIVO<br />
GLIO. De veelvuldige bezigheden die hem te Rome werkzaam<br />
hielden, hem niet toelatende om te Riez zijne woonplaats<br />
te vestigen, vertrouwde hij het beftier van dat Bisdom aan<br />
LODEWYK DUCHAINE , Bisfchop van Senez, en hij ontdeed 'er zig<br />
Tan in 1626, met toeftemming van URBANCS DEN VIII en van<br />
LODEWYK DEN XIII. Die Paus den 29 julij 1644 geftorvèn<br />
zijnde, ging BENTIVOGLIO, benevens de andere Kardinalen,<br />
den .
BENTIVOGLIO; (GÜIDö) §H<br />
Hen 27 augustus in 't Konklave, bin hem 'een 'opvolger te<br />
kiezen; maar elf nagten doorgebragt hebbende zonder een<br />
oog te kunnen fluiten , veroirzaakt door de brandende hit;e<br />
die 'er plaats vondt, ftierf hij 'er den 7 feptember 'daar op<br />
volgende, in den ouderdom Van 6$ jaren, en op enen tijd<br />
dat men gegronde redenen van hoop hadt, dat zijne verdiens<br />
ten hèm tot de opperfte kerkelijke waardigheid zouden bebbqri<br />
verheven; Zijn lighaam wierdt zonder gedenkteken noch graf<br />
fchrift , in de kerk van Sc. Süvester op Manie Cavallo begraven.<br />
BENTIVOGLIO bezat een allerzagtaartigst en befchaafd karak<br />
ter ; was matig, kuis, edelmoedig en een warm vriend; voorts<br />
doordringend van geest, gepaard bij een fchéi-p vernuft e'i<br />
goed oirdeel; voeg hier bij buitengemene werkzaamheid cn<br />
voortvarendheid, en dan zal het niemand verwonderen, dat<br />
hij grotelijks bekwaam was in het behandelen van ftaatszakcu.<br />
Hij bezat den geest van beftiering zo goed als iemand, en hij<br />
heeft door zijn gedrag, 't welk altoos geregeld en ftigtelijk<br />
was, bewezen, dat die geest geenzins onbeftaahbaar is met<br />
ëne mannelijke godsvrugt.<br />
Deze geleerde man heeft verfcheidene werken zo ih 't la-<br />
tijn als italiaans uitgegeven, die allernet het ftempel van ge*<br />
Zond oirdeel gemerkt zijn. De meesten daar van zijn zo in<br />
ft Rans, engels als nederduits vertaald. Inzonderheid munteii<br />
daar onder uit; zijne Idtthaalftocften ban De 33cDcrIanöfe gta--<br />
binticn/ gedrukt in 8vo. te Rotterdam, 1648, volgens de ver<br />
taling van R. CARPENÏIER ; en zijne t0cöcrIanöfc bijtonen/<br />
vertaald door H. GLAZEMAKER , gedrukt te Amfteldam 1675 {<br />
in 4to. De HiftoriefchrijvërHOOFT, noemt hem: „ den uit-<br />
5 ftekenden Kardinaal, wiens pen de gelukkigfte, in zijnen<br />
;, zin, onder alle de uitheemfchen, die ooit onze Zaken ten<br />
„ hiftorifchen tonele bragten, zig gewaardigt heeft, ha'rèh<br />
„ e leien arbeid aan eën onvergankelijk werk te hefteden, dat<br />
g' den nederlandfen naam in 't voorhoofd voert." Met dit<br />
al, wordt hij doof fommigen van partijdigheid befcbuldigd,<br />
't welk men tragt të bewijzen, door de minagting,' die hij<br />
póót Prins WILLEM DEN I. betoont, gevoegd bij de vcragf<br />
4 mi
| i i IÈNTIV0GLIO. (GÜIDO)<br />
ting, waar mede bij de Onroomfen behandelt. Wel is war-<br />
dat men niet kan zeggen, dat hij onzijdig is; doch men dient<br />
jn aanmerk.ng te nemen, dat hij zulks in den ftrikften zin<br />
met konde zijn; redenen van Staat noodzaakten hem hier toe<br />
als zijnde een dienaar van Romens Kerk; doch dat hij in alle'<br />
gevallen zijne partijdigheid zoude hebben doen uitfchittesen<br />
is ene volftrekte onwaarheid ; men behoeft flegts zijne wer<br />
ken te doorbladeren, om fpoedig ontwaar te worden, dat hij<br />
den Nederlanderen hunnen verdienden lof niet onthoud. Ja<br />
maar hij is partijdig tegen den Prins en den Godsdienst van<br />
den Staat: het is zo, wij bekennen het; maar hoe zou hij<br />
toch den ban des Konings tegens ORANJE, voor onwettig heb<br />
ben kunnen verklaren, indien hij zig uit hoofde van zijne»<br />
godsdienst, karakter en gezantfchap, niet als een ketter wil-<br />
de doen voorkomen? Ten aanzien van derge'ijke za.en,<br />
houde men dan vooral in 't oog, wie BENTIVOGLIO was, en<br />
vergelijke voorts zijne fchriften met die van F. STRADA eu<br />
anderen, want dan eerst zal zijn luister in 't helderfte licht<br />
fchijnen, en zijne bekwaamheid 't best gekend worden. Ten<br />
aanzien van de magt der Stadhouders en 't getal der Magi-<br />
ftraatsperfonen in de fteden, dwaalt hij grotelijks, doch zulks<br />
zijn van die gebreken, welke aan mangel van locale kundig<br />
heid en flegte onderrigting moeten toegefchreven worden,<br />
en geenzins onder de klasfe van partijdigheid kunnen gerang-<br />
fchikt worden. Daar is een buitengemeen fraaiie druk vari<br />
zijne Brieven in 't licht, te Londen 1727, in 2 delen in 120,<br />
Uitgegeven; ook houdt MIBJBUS hem voor den Schrijver van<br />
de Commentarii mum Ecclefiastkarum a CLEMENTIS VIII. Pon-<br />
tificatu ad tempora UEBANI VIII. Komen, Bibl. vet. &<br />
tw. Jo. FABRICII, Hifi. Biblioth. Part. III. p. H T. Gallix<br />
Christ. I. Col., 4 I 2. g X. Col. 1240. Catal. Bibl. BUNAV.<br />
Tom. I. Vol. II. p. 1 0 7 7. C. SAXI, Onom. literar. Pars VI.<br />
P- 358. Mam, Scriptam fceculi XVII, uit. edit. p. 313.<br />
M. CHAZOT DE NANTIGNY, Geneal. hiftorique des Rois, Empc-<br />
teurs &c. Paris 1736. jfa Ato. Tom. II. p. Ö 0 4. Journal des<br />
Sar. janvier 1750. edit. de Hollande. p. 133. PAQUOT, Mem.<br />
lit-
BENTZMA. BERCHEM.' 213<br />
fitten Tom. XIII. p. 79--88. A. PARS, Naamrol der Bat. en<br />
Hall. Schijven, bl. 94. HOOPT, Ned. Hift. XXII. Boek.<br />
1<br />
BENTZMA (PIETER BOETIUS), was van een adelijk<br />
geflagt, en wierdt geboren te Staveren in Friesland. De t'd<br />
waar in hij leefde in aanmerking genomen, maakte bij goede<br />
vorderingen in de letteroeffeningen; hij wierdt Pastoor te<br />
Boxum, een dorp een uur ten zuidwesten van Leeuwarden ge<br />
legen , en hij verkreeg veel gezag. Hij was een vriend ge-<br />
weest van PIETER AUKFMA, maai' zig tot de partij der Schie-<br />
ringers begeven hebbende, raakte hij met hem in onmin, en<br />
mishandelde hem na zijnen dood in zijne fchriften. SUFFRIDUS<br />
PETRI geeft niet duidelijk te kennen, waar in die fchriften be-<br />
ftonden, welke in zijnen tijd aanwezig waren; alleen meldt<br />
bij, dat zij de beroertens in Friesland ten onderwerpe hadden;<br />
en dat de Schrijver om geen andere reden de pen hadt opge<br />
vat, dan om aan de nakomelingfchap een getrouw tafereel der<br />
rampfpoeden van zijnen tijd na te laten. Hij leefde omtrent<br />
't jaar 1490. SUFFR. PETRI, Dec. IX. n. 2. p. 107-113.<br />
PAQUOT, Mem. litterair., Tom. IV. p. 296.<br />
BERCHEM (LAMBERTUS VAN), een Godvrezend en<br />
geleerd man, is geweest Gijmnaflarch en Rector der triviale<br />
fcholen in 's Hertogenbosch. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />
ï. Leges Scholce Sylvceducenfis, typis TURNHOUTI, 1603. in Bva.<br />
1. Enchiridion Prccdicationum. Ibid. in fémo. J. F. FoK<br />
PENS, Bibl. Belg. p. 796".<br />
BERCHEM (NIKLAAS VAN), Konstfchüder, geboren in<br />
1624, was de zoon van PIETER KLAASZE^ van Haarlem; die<br />
pok een Schilder- was, cn in het begin niet dan visfen fchil<br />
derde , doch naderhand kleine ftukjes, daar doorgaans een ta<br />
fpitje in kwam, met allerhande foort van fuikerbanket, in<br />
een zilveren fchaal of porceleinen fchotel. Behalyen zijn<br />
vader, dat een gemeen konftenaar was, heeft onze BERCHEM<br />
verfcheiden brave meesters tot zijn onderwijzers in de konst<br />
gchadt; als JAN VAN GOYEN, KLAAS MOJAART, PJETJSR FRAN-<br />
V 5 9*
214 BERCHEM. (NIKLAAS VAN)<br />
*• G<br />
A N<br />
« ' J WttJj en ten laatften zijnen neef Grov"<br />
BAPTIST WSENINX; welke alle zig vereerd gehouden hebben'<br />
dat ze zulk een helder licht in de konst hebben ontftoken'<br />
gelijk hij op zijne beurt heeft kunnen roemen, op een groot<br />
aantal van leerlingen die door zijn onderwijs tot grote mees<br />
ters opgekweekt zijn. Hij wierdt inzonderheid ,\ ten aanzien<br />
Van zijne leerwijze geroemd, als mede dat hij de gave bezat<br />
öm de jeugd bijzonder tot ijver en naarftigheid aan te fpórén'<br />
waar toë hij in 't gemeen fpreukeh en vaarsjes aan de hand<br />
hadt, als onder anderen dit:<br />
Nimmer moet g' u zelf, Gezellen f<br />
'Schoon in 't leeren moeite fteekt,<br />
En g'er veeltijds 't hoofd mee breekt;<br />
'Twijl een ander leegloopt, kwellen,<br />
Of het ijv'ren laten ftaan :<br />
Denk : ik zal meer Joon ontvangen<br />
Voor mijn moeite, en roem erlangen,<br />
Wanneei de andere beed'Ien gaan.<br />
Daar benevens was hij minzaam, beleefd, en van een ÖrÜ<br />
befproken wandel; j a een man van uitftekende naarftigheid:<br />
en met dit al kop zijn lieve wijfje, de dogter van den konfti-<br />
gen Landfchapfchilder ]AN WILS; wanneer hij in groten ijver<br />
aan zijn Werk ftii zat te arbeiden, en zij geen géritzél vart<br />
*em hoorde, fomtijds wel met de ftok van een raagbol van<br />
onder tegen de zoldering aan bonfen, om hem, zo hij voor<br />
zijn ezel in fiaap gevallen mogt zijn, te wekken, ia zij'hieldt<br />
hem doorgaans zodanig kort van geld, dat bii fomtijds fraaije<br />
prenten te koop ziende, daar hij zin in hadt, als zijn vrouw<br />
zig in geen goeden luim bevondt, en zig huiverig toonde, om '<br />
'tfaem te fchieten, het geld van zijne leerlingen daar tóe<br />
leende; en wanneer hij een fchilderij verkogt, daar zij de<br />
neus met over hadt, dan zo veel van de fom afkneep, om de<br />
gemaakte fchuld buiten haar weten te betalen, en dus alle<br />
onlusten voor te komen. Ook was hij zodanig op konftige<br />
tekeningen van Jtaliaanfe èn andere meesters vérffingerd, dat
BERCHEM. (NIKLAAS YAN) 3iS<br />
Éij geen rust noch duur hadt, dezelve te koop wetende, voor<br />
en al eer hij 'er bezittel- van was; en niet minder liefhebberij<br />
hadt hij voor fraije prentkonst, ja dorst voor een print van<br />
RAFAëL URBINO, verbeeldende den Bethkhemfen kindermoord<br />
met den Sparreboom, 60 guldens hefteden. Dit maakte ook<br />
dat van zijn nagelaten papierkonst, welke kort na zijn over<br />
lijden te Anjleldam verkogt werdt, een aanzienlijke fom gelds<br />
gekomen is.<br />
Zo als wij gezeid hebben, was VAN BERCHEM, bijzonder<br />
«aarftig, daar bij vaardig in 't fchilderen, en al 't geen hij<br />
inaakte was meestentijds verkogt, eer hij 't afgedaan hadt.<br />
JUSTUS VAN HUISUM , die in 1665 bij hem de konst leerde,<br />
getuigd, dat hij in dien tijd een large wijl voor een Heer<br />
fchilderde, die hem tien guldens daags gaf, en dat hij van<br />
°s morgens vroeg tot vier uuren na den middag, gemeenlijk<br />
voor den ezel zat, en 't zelve met zo veel genoegen eii lust<br />
deedt, dat hij 'er fomWijl een deuntje onder zong. Ook ge<br />
tuigen die hem hebben zien werken, dat hij fchilderde of hij<br />
J<br />
er mede fpeelde, 't geen ook aan de dartele penfeeïtoetfen<br />
overal in zijne werken te befpeuren is. Daarenboven ftrekt<br />
het tot verwondering, dat daar hij zijn werk heeft gemaakt,<br />
om bijna alles te fchilderen, egter elk ding op zig zelve zo<br />
goed in zijn foort is, dat het t'famengevoegt zijnde, een uit<br />
muntend geheel uitmaakt, en bezwaarlijk valt te beoirdelen,<br />
tot welk deel van 't zelve zijn penfeel bekwaamst was. Dan<br />
bovenal verdient verwondering, hoe dat een Konftenaar die<br />
zo vele ftukken gefchilderd heeft, zo menigvuldige verande<br />
ringen van fchikldngen en voorwerpen, zo dat gene naar eik-<br />
anderen gelijken, heeft weten te bedenken. De Burgemeestei'<br />
VAN DER HULK te Dordrecht, liet hem een groot ftuk fchildê-<br />
ren, verbeeldende een bergagtig landfehap, met osfen, koei-<br />
jen, fchapen, beelden enz.; en te gelijk bedelde hij 'er e:n<br />
aan JAN BOTH, belovende aan elk 800 guldens, en een ge-<br />
fchenk daar te boven voor die zig best gekweten hadt; wan<br />
neer zij nu die ftukken gedaan zijnde, dezelve nevens mal<br />
kanderen vertoonden, zeide bij: elk van u heeft zijn vlijt ge<br />
toond ,
41* BERCHEM. (WILLEM VAN) BERCHSM en RANST.<br />
toond, tn gaf aan beiden èrie verering; waarlijk bet rest*<br />
middel om den ijver in de Konftertaars aan te vuren'<br />
NIKLAAS VAN BERCHEM, ftierf den i 8 Februarij'ïgg,' e n<br />
wierdt den 23 in de Wester Kerk te iZ w,-/«n begraven. -1^<br />
A. LIOOBRAKEN, Schouwburg fcfc. IJ. D; bl. 100-114.<br />
BERCHEM (WILLEM VAN), een Geldersman van ge<br />
boorte, is eerst geweest Pastoor te Nieï, vervolgens Kanun<br />
nik van de St. Stevens Kerk te Nijmegen; hij ftierf in 't jaar<br />
14ÖÖ, en heeft gefchreven : 1. Compendium Chronicarum Gehlce •<br />
i divcrfu, ut pmfatur, Chronicis in longum protraclis. Men<br />
ymdt in deze Kronijk veel van * geen andere landen betreft<br />
inzonderheid gebeurtenisfen in Flaanderen, Holland en elders<br />
voorgevallen; het begint met de woorden: Creator omnium<br />
Deus cjc. Dit handfchrift wordt te Antwerpen bewaard en<br />
een verkort uittrekzel daar van, is te zien in de Martiniktk<br />
te Leuven. 2. Hifioria captivitatis AEOLPHI Gelrice Ducis, 'c welk<br />
•bewaard wordt onder de archiven van dit Hertogdom te<br />
Nijmegen, ingevolge getuigenis van VAL. ANDR • * 7 F<br />
FOPPENS Bibl Belg. pag. 391. J. D. VAN LEEUWEN, thans<br />
lid der Eerfte Kamer, in Prof. ad Chronicon Tickrfi p 2 2<br />
. BERCHEM en RANST, zijn de namen van een'oud ad*<br />
luk g flagt gefproten uit.een jonger zoon der Heren van<br />
MecheM. Deze was ARNOUT BARTHOUT, Heer van Berchem<br />
en Ranst, zoon van WOUTER BEN H, Heer van Mechelen'<br />
Zun oudfte broeder , en opvolger van den vader, waltout<br />
TER DE III. ARNOUT BARTHOUT leefde in-'t jaar I2-I2 Zim<br />
ene zoon, WOUTER VAN BERCHEM,gezegd RANST, heeft doo"<br />
WOUTER zijnen oudften zoon, den ftam Voortgeplant, deze' •<br />
" "<br />
M R<br />
^<br />
C N<br />
"<br />
M H<br />
* W<br />
CONSTANTINA<br />
VAN BERCHEM, die i„ i 5 3 S overleden is. üit hem is voor"<br />
gekomen JAKOB VAN RANST, die ten vrouwe hadt JOUANNA<br />
VAN LADEGEM, waar bij hij teelde WILLEM VAN RANST. De<br />
ze edelmoedig van aart en te beet van hoofd, om zig berei<br />
den te gedragen, in de tegenwoordigheid van hen die zig,<br />
met flepende procesfen, en handelingen, gegrond op de' „5<br />
voe«"
BERCHT. BERCKELAAR. BERESTEYN. gï ï<br />
."poering yan 's Konings plakaten, meester van zijn vaders goe<br />
deren maakten, en bovendien een afkeer hebbende van de<br />
handelwijzen, die met de Onrocnnfen gehouden werden, begaf<br />
zig in 't jaar 1587, uit de overheerde naar de vrije Nederlanden,<br />
vaar in, en bijzonderlijk in Zeeland, uit hem en zijne ge-<br />
malinne KATRINA COLVE, vele aanzienlijke nazaten voortge<br />
komen zijn. Onder deze heeft JAN zoon van JAKOB VAN BER-<br />
OHEMÏ, gehuwd aan RACHEL DE POTTERE, nagelaten JAN VAIT<br />
BERCHEM, Ridder, Gecommitteerden in de Rekenkamer van<br />
Zeeland, wegens den eerRen Edelen, en begraven in de Franfer<br />
Kerk te Middelburg. JAKOB VAN BERCHEM , zoon van PIETER,<br />
was Hofmeester van Prinfe MAURITS; hij trouwde in 1621 met<br />
ELIZABETH VAN SCHOUWEN. Bij SMALLEGANGE vindt<br />
men het gehele gefiagtregïster van BERCHEM ; zie zijne Kronijk<br />
van Zeeland, fol. 719, 720.<br />
BERCHT (JQANNES VAN) , geboren te Biest, is Kanun<br />
nik van de St. Sulpitius Kerk aldaar geweest, daar na Geeste<br />
lijke onder de Augustiner orden , in de groene valei nabij'<br />
Brusfel; hij was voorbeeldig in leer en wandel en een weifpre-<br />
ktxnd redenaar. Ook heeft hij gefchreven, doch is ongedrukt<br />
gebleven : Cpmmentarlos in Evangelium Luca, £f in Ffalmaf-<br />
Bavidicos. —— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 578.<br />
BERCKELAAR (JOANNES), uit 's Hertogenbosch van ge<br />
boorte, heeft gefchreven en in 't licht gegeven: 1. Inftruüio-<br />
nem brevem de Ratione fdniïcc Reformat'onis generalis, è fcriptura<br />
eolletlam. Colon. 1580. Svo. 2. Diüionar.um Germanico-Latinum,<br />
(tan] diverfis Orationum formulis. Antv. 1556. —— J. F. FOP<br />
PENS, Bibl. Belg. p. 578.<br />
BERESTEYN (PAUWELS VAN), is gefproten uit een<br />
zeer aanzienlijk geflagt, waar van heden nog aframmelin<br />
gen , inzonderheid in de vrouwelijke linie gevonden wor<br />
den, zo te Belft als elders in Holland. Hij wierdt geboren<br />
in genoemde Pad den 8 meij 1548, alwaar hij ook zijne eer<br />
fte letteroeffeningen volvoerde. In den ouderdom vrfn 26 ja<br />
ren,
S-? BERESTEYN. (PAUWELS VAN}<br />
ren, huwde hij den 28 januarij 1574, mee VOLKERA Nnoi.it'<br />
dogter van NIKLAAS ADRIAANSZOON en MARIA DUYST, bij wel<br />
ke hij zes zonen en zes dogteren geteeld heeft. Onder die<br />
komen GYSBERT, KOENELIS en ARENT, bijzonder in aanmer<br />
king; want de eerstgemelde, welke MARIA PRINS tot vrouw<br />
gehadt heeft, won bij dezelve eerst ene dogter, die met Mr.<br />
ABRAM OYENS getrouwd, de ouders waren van MARIA O YENS<br />
vrouw van KORNELIS DE JONGE , Lieer van Ellemeet, Ontvan<br />
ger generaal van de Unie; en voorts nog een zoon GYSBERT.<br />
VAN BERESTEYN, wiens dogter MARIA MAGDALENA, trouwdo<br />
met ADRIAAN VAN ASSENDELFT, en moeder is geweest van<br />
AGNIET, KORNELIA, MARIA, en GERARD VAN ASSENDELFT-<br />
Des twedens, te weten KORNELIS VAN BERESTEYNS dogter A-<br />
ÜATA VAN BERESTEYN hadt tot egtgenoot THEODOOR VALLENSIS,<br />
-laad en Burgemeester te Delft, midsgaders Curator van de<br />
Akademie te Leijden, en won bij denzeiven JAKOB, KOENE-<br />
LTS, en KORVINA VALLENSIS ; wier eerfte Raadsheer is geweest<br />
in 't Hof van Braband, vervolgens in dat van Heiland in 's Ha<br />
ge; de twede Raad en Schepen te Delft, en de Iaatfte mes<br />
GERARD VAN EOESSELE getrouwd geweest is. Eindelijk dc<br />
derde, zijnde ARENT VAN BERESTEYN, die tot vrouwe hadt;<br />
MARIA VAN DER GRAAF , won bij dezelve negen kinderen,<br />
wier oudfle ene dogter en SARA genaamd, trouwde met Mr'.<br />
ABRAM HOOGENHOEK , en teelde ene dogter MARGRETA Hoc-<br />
GENHOEK, vrouw van den Delftfen Burgemeester HUYG 'S GRA-<br />
VEZANDE, midsgaders ABRAM HOOGENHOEK, en MARIA'HOO<br />
GENHOEK , vrouw van Mr. ANTONY WEVERING , Raad, en na<br />
derhand Burgemeester te Delft; en eindelijk ANNA HOOGEN- .<br />
HOEK, vrouw van Mr. FRANK VAN BI.EYSWYK, Raad en Sche<br />
pen, vervolgens. Ontvanger der gemene Landsmiddelen, en<br />
meermaals Burgemeester derzelve ftad. PAUWELS VAN BERE<br />
STEYN zelv, was in 't jaar 1596 geworden Veertigraad der<br />
ftad Delft; bekleedde vier jaren daar na het Schepensambt;<br />
de zeven volgende jaren het Burgemeesterfchap; was de twee<br />
daarna komende jaren Weesmeester; in 't jaar 1615, The<br />
faurier der ftad; woonde in 1625 als lid der Regering varf<br />
Delft
BERG. (Gravin YAN DEN) tjjg .<br />
Delft de begraafienis van Prins MAURITS bij, en ftierf eindelijk<br />
den 23 november van dat zelvde jaar, in den ouderdom<br />
yan 77 jaren, na dat hij het geluk en vermaak hadf genoten<br />
van, den 21 april des voorgaanden jaars, zijne gouds bruiloft<br />
houdende, alle zijne twaalf kinderen, dat vrij zeldzaam<br />
is, en 36 kindskinderen aan zijne tafel te hebben, welke ieder<br />
pret den volgenden befchreven gedenkpenning wieiden befchon-<br />
'ken, en waar van de rand en opfchriften in 't latijn houdende<br />
, wij hier in 't nederduits plaatfen.<br />
Op de voorzijde ftaat 's mans borstbeeld nevens dat zijner<br />
gemalinne, welke den 27 feptember 1634, in den ouderdom<br />
van 79 jaien, 8 maanden, en 4 dagen is overleden. Het<br />
randfchrift luidt aldus: PWWELS VAN BERESTEYN, oud 75 ja<br />
re?',. VOLCKERA NiKpLAï, oud 69 jaren. Binnen een flangeroud<br />
leest men op de tegenzijde boven twee kraaijen, die iu<br />
haar nest zitten, dit opfchrift: De zorg van 't huis. De langlevende<br />
eendragt. 1624. Deze kraaijen zijn bij dc Ouden eveneens<br />
alhier, niet alleen voor het zinnebeeld van de huwelijksec.ndragt,<br />
zo als op enige overgeblevene Romcinfe grafflenett<br />
kan gezien worden, maar ook voor dat van enen langen en<br />
yoprfpoedigen leeftijd gehouden- Voorts leest men in den<br />
rand het vervolg van het eerfte randfchrift: Vijftigjarige Egt-<br />
genoten zijnde, hebben dit ter gedagtenis aan hunne Nakomelingen<br />
agtergelatcn. JOAN. PIERII VALERIANI , Hitrogl. lib. XX.<br />
JOACH. OUDAAN, Roomfche Mogenth. bl. 388. GER. VAN LOON,<br />
Nederl. Hiflotïepenn. II. D. bl. n5l--l£>3.<br />
BERG (Graven VAN DEN) , ook van 's Herenberg, genoemdty<br />
zijn hunnen oirfprong verfchuldigd aan het aloude en ver<br />
maarde geflagt der WASSENAAREN : vermits JOHANNES DE<br />
TWEEDE VAN WASSENAAR, Heer van Polanen, van der Lek en<br />
Breda, bij zijne gemalinne MARGRETA VAN DER LIPPÈ, in ds.<br />
XlVde eeuw, teelde OTTO, den ftamvader der Keren of Gra<br />
ven YAN DEN BERG. Deze OTTO, ontving met SOPHIA, erfdogter<br />
van FREDRIK, en Heer van 's Herenberg, de Heerlijkheid<br />
van de". Berg, in 't graavfchap Zutfen; niet verre van,
32» BERG. (Graven VA» EEN}<br />
de ftad Emmerik gelegen. In 1428 overleden "zijnde, liet hij<br />
het graavfchap na aan zijnen enigen zoon WILLEM, die, oni<br />
de veelheid zijner goederen, den toenaam van de Rijke be<br />
kwam. Zijne gemalin was LOKKE, dogter van EVERWYN",<br />
Graav van Bentheim. Na zijn overlijden, in 1464, volgde<br />
hem zijn zoon OSWALD, die, in 1468, of, gelijk anderen<br />
willen, in 1473, dcor Keizer FREDRIK DEN III, tot Rijks-<br />
graav verheven werdt. In het jaar 1456 was hij in den egt<br />
getreden met ELIZABETH, dogter des Graven VAN MEURS; hij<br />
ilierf in 1506, en werd gevolgd door zijnen zoon WILLEM,<br />
die door den enen DE II, en door den anderen DE III, ge<br />
noemd wordt. Deze WILLEM, dien wij DEN II noemen, was<br />
in 1503, getrouwd met ANNA, ene dogter van Here JAN VAK<br />
BOKSMEER; welke ANNA dezen haren man ten huwelijk aan-<br />
bragt de Heerlijkheden Boksmeer, Haps, Stevenswaard en Spal-<br />
beek; waar van hij egter niet lang bezitter was; want hij over<br />
leed in 1511, nalatende OSWALD DEN II, die in 1545 over<br />
leed, en drie zonen, benevens ene dogter, naliet. WILLEM<br />
DE III, zijnde de oudfte zoon, volgde zijnen vader op; hij<br />
hadt ter vrouwe MARIA VAN NASSAU, dogter van WILLEM,<br />
Grave van Nasfau, Vianden, Dietz, Dillenburg, zuster van<br />
Prinfe WILLEM DEN L Hij teelde bij haar agt zoneh, en<br />
even zo vele dogters, en werdt opgevolgd van HERMAN, den<br />
oudften zoon; deze overleed in den dienst des Konings van<br />
Spanje, in iöri, en liet na ene dogter, MARIA ELIZABETH<br />
genaamd, over welke de twee broeders vah HERMAN, FRE<br />
DRIK en HENDRIK, de voogdij aannamen. Tot huwbare jaren<br />
gekomen zijnde, trouwde zij met haren neef ALBERT, zoon<br />
van FREDRIK , dien zij Bergen-op-zoom ten huwelijk aanbragt.<br />
*t Is bekend dat HENDRIK lang de Spaanfe zijde aankleefde, en<br />
den Nederlanden groot nadeel tcebragt. Plet leger der Span<br />
jaarden gebiedende, nam hij het Stadhouderfcbap van Gelderland<br />
op zig; doch, in het jaar 1632, de Spaanfe trotsheid niet lan<br />
ger kunnende dulden, verklaarde hij zig voor de Staten, en<br />
gaf daar van, in enen openen brief, aan de Gouvernante der<br />
Nederlanden kennis. Zijne eerfte vrouw was MARGARETHA VAU<br />
WIT-
BERG. (Graven VAN DEN) 321<br />
WITTHEM; in 1630 hertrouwde hij met HIEROKYMA KATRI-<br />
NA, dogter van GEORG FREDRIK, Grave van Spaar, waar bij<br />
hij vijf dogters verwekte. Hij Rierf in 't jaar 1638, nalaten<br />
de, beha'ven gemelde dogters, nog een onegten zoon, HER<br />
MAN genaamd, die, door den Koning van Spwje, genaturali-<br />
feerd en met vele voorregten befchonken werdt. OSWALD,<br />
mede een broeder van HENDRIK, werd in den flag bij Ame-<br />
rongen, in 1586, doorfchoten. FREDRIK, die vóór HENDRIK,<br />
Gouverneur van Gelderland geweest was, was mede in dienst<br />
des Konings, werd Ridder van 't Gulde Vlies, en overleed in<br />
1618, nalatende bij FRANCISKA RAVANEL, dogter van EUSTA-<br />
CHIUS VAN RATIGNY , een zoon, als mede ene dogter, ge<br />
naamd ELEONORA KATRINA FEREONIA. Deze trouwde in 1634,<br />
met FREDRIK MAURITIUS DE LA TOUR D'AUVERGNE, Hertog van<br />
Bouillon, en ftierf den 14 junij 1657. Zijn zoon ALBERT was<br />
de eerfte, die tot den Gravenftand verheven werdt; hebbende<br />
in den jaie 1653, een memorie op den Rijksdag te Regenslurg<br />
ingeleverd, waar in aangetoond werdt, dat het graavfchap<br />
Berg, voor meer dan 400 jaren, voor ene afzonderlijke Heer-<br />
fchuppij erkend was; waar op dan ook aan zijn verzoek vol<br />
daan werdt. In een twede huwelrjk verwekte hij een' zoon,<br />
OSWALD genaamd, die zijnen broeder ALBERT opvolgde. De<br />
ze in 1710, zonder kinderen komende te overlijden, hadt tot<br />
erfgenaam verklaard FRANCISCUS WILLEM, Graav van Hohen-<br />
Zolre, een kleinzoon zijner zuster MARIA KLAEA, die gehuwd<br />
geweest was met MAXIMILIAAN, Graav van Hohenzolre. FRAN<br />
CISCUS WILLEM, geboren in 1705, verwekte, bij zijne gema<br />
lin MARIA KATRINA, dogter van Grave JOHAN KRISTOFFEL<br />
TRUCHZES INZELL , in 't jaar 1724 , een zoon , die JOHAN<br />
BAPTIST JOSEPH OSW.'.> FRANCISCUS genaamd werdt. Deze<br />
volgde zijn vader, na ziin dood, in 1737; en, volgens den<br />
laatften wil deszelven . rnoest de Bisfchop van Roemende in<br />
der tijd hem ten voogd verftrekken. Deze voogdijfchap werdt,<br />
na den dood van des Graven moeder , door deszelvs groot<br />
moeder, JOHANNA VICTORIA VAN MONTFOORT, Douarieie VAN<br />
HOHENZOLRE, den Bisfchop betwist. Het proces, daar over<br />
II. DEEL. X ont-
gal BERG, (Graav HENDRIK VAN DEN)<br />
©ntftaan, is, naar men zegt, aan den fpijker blijven hangen..<br />
Na dus een algemene fchets van dit geflagt gegeven te hebben,<br />
zullen wij nog van enige bijzondere Mannen die het beroemd<br />
gemaakt hebben,-verflag doen.<br />
BERG {Graav HENDRIK VAN DEN), een der zonen van<br />
WILLEM, hadt zig, gelijk zijn vader, in dienst des Konings<br />
van Spanje begeven, In het jaar 1607 werdt Erkekns, door<br />
Prins FKEDESIK HENDRIK, bij verrasfing ingenomen, en bij<br />
die gelegenheid, deze Graav HENDRIK zijn neefs gevangene.<br />
Zijn broeder FREDRIK, die mede in'dienst van Spanje was,<br />
nam, ter wrake hier over, een aanflag op Aardenburg voor;<br />
doch het verraad tijdig ontdekt zijnde, liep zijn aanflag te<br />
fliet, en de verraders ontvingen hunne verdiende ftraffe. Na<br />
dat hij uit zijne gevangenis ontflagen was, fcheen het geluk<br />
hem meer gunftig te zijn. Om van alle zijne verrigtingen niet<br />
te gewagen, zeggen wij alleenlijk, dat hij in 'tjaar 1621, naar<br />
het huis te Reide ingenomen te hebben, het beleg voor Gulik<br />
floeg, 't welk hij bij verdrag innam, za als hij ook, in 't vol.<br />
gende jaar, de fchans Papemuts bemagtigde. In 't jaar 1624,<br />
zig van de ftrenge vorst bedienende, deedt hij een invaj<br />
in de Velmve. Het vlugten der dorpelingen, die niet onder<br />
brandfchatting zaten, werdt algemeen; doch de ftrenge koude<br />
bragt den vijand ook veel nadeels toe. Den 21 februarij ver<br />
anderde het weder fpoedig: dus hij zig genoodzaakt vond, hals<br />
over hoofd de Velmve te verlaten, 't welk men toen den Spaan-<br />
fen Vasten-avond noemde, bij welken naam nog heden een' der<br />
Hiftorieprenten van dien tijd bekend is. Om den voorttogt<br />
Van Graav HENDRIK naar Holland te beletten, had Prins MAU<br />
RITS zig in perfoon naar Utrecht begeven, en orde gefield tot<br />
het openbijten der rivieren , tot aan den zeekant toe. De<br />
vijand vertoonde zig wel voor Arnhem, doch ondernam geene<br />
belegering. Van meer voordeel voor hem was zijn aanflag<br />
op der Staten leger, in 1626, tusfen Emmerik en Reesj doch<br />
zo dra hetzelve op de been was, vond hij zig gedwongen, na<br />
enig voordeel behaalt te hebben, te rug te keren.<br />
Toen
BERG. (Graav HENDRIK VAN DEN) 353<br />
ToCn Prins FREDRIK HENDRIK, in het jaar 1629, 't beleg<br />
Voor 's Hertogenbosch geflagen hadt, begaf Graav HENDRIK VAN<br />
EEN BERG zig, in de maand meij, aan het hoofd van het<br />
Spaanfe leger, op weg, met oogmerk om.de ftad te ontzetten;<br />
ftaande hij zig te Turnhout neder. Zijne magt belfond uit<br />
30,000 Knegten, en zeventig Kornetten paarden. Kort,daar<br />
na legerde hij zig te Sprang; doch hoe meer de Graav nader»<br />
de, hoe meer de Prins op zijne hoede was. Vrugtloos deed<br />
VAN DEN BERG verfcheidene aanvallen op het Staatfe leger,<br />
en zag dus alle zijne pogingen verijdeld. Den Bosch moest<br />
zig eindelijk aan den Prinfe overgeven. Gelukkiger Haagde<br />
de Graav in zijnen togt over den Tsjel, en deed daar op een<br />
tweden inval in de Velmve, bemagtigde Amersfoort, en andere<br />
fterkten; doch het innemen van IVefel deed hem de Velum<br />
wederom verlaten.<br />
e n<br />
Graav HENDRIK VAN DEN BERG, in het jaar 1634., ^ Ko<br />
ning van Spanje een veertigjarigen dienst bewezen hebbende,<br />
begon, uit misnoegdheid over het gezag, dat den Spanjaarden<br />
in de Nederlanden gegeven werdt, een afkeer van dien dienst<br />
te krijgen, en werdt te rade van partij te veranderen. Door<br />
den Giaav VAN WARFUsé hadt hij reeds in het voorjaar, in<br />
het geheim, met den Prins VAN ORANJE doen handelen. Na<br />
het overgaan van Venlo en Roermonde, begaf hij zig naar Luik*<br />
van waar hij, van dit zijn voornemen en befluit, bij bijzon<br />
dere en openbare brieven, aan de Infante en aan het gemeen<br />
kennis gaf; nodigende al het krijgsvolk, dat onder hem, of<br />
onder de Spaanfe Veldoverften gediend had, tot voorftand van<br />
den Roomfen godsdienst, zig bij hem te voegen, om de Span<br />
jaarden te verjagen; dan 'er vielen hem minder toe dan hij ge-<br />
dagt hadt. De algemene Staten befloten ook, op 's Prinfen<br />
raad, op zijnen naam enig volk te werven. Te Brusfel be<br />
greep men, dat de Leuvenaars, door hem te ontvangen, de<br />
onzijdighe'd gefchonden hadden; doch de Graav erkende open<br />
lijk, dat zij van zijn voornemen geen kennis gehadt hadden.<br />
Hij werdt te Brusjel voor een landverrader en muiter ver<br />
klaard, en ene beloning beloofd aan elk, die hem in handen<br />
X 2 wist
324 BERG. (Graav WILLEM VAN DEN)<br />
wist te krijgen. In het volgende jaar werd hij, benevens heï<br />
volk dat hij verzameld hadt, bij voorraad, in eed en dienst<br />
van de Verenigde Gewesten aangenomen. Op deze xvijze was<br />
bet, dat de zoon wederkeerde tot hun, die door den vader<br />
verlaten waren. WAGEN., Vad. Hift. IX. D. bl. 226,<br />
X. D. bl. 422. 445. 486. XI. D. bl. 36. 93-95. 97. 160. .<br />
BERG (Graav WILLEM VAN DEN), was de oudite zoon<br />
yan OSWALD DEN II, en door huwelijk vermaagfehapt aan<br />
Prinfe WILLEM DEN I. van Oranje; door welke geboorte ea<br />
huwelijksvermaagfchapping hij onder de eerften van den lande<br />
geteld werdt; welke eer hij egter, door zijne onftandvastige<br />
bedrijven, niet weinig ontluisterd heeft. In den aanvang der<br />
beroerten had men reden te vermoeden, dat hij een even ge<br />
trouw voorftander der vaderlandfe vrijheid zou geweest zijn,<br />
als zijn behuwd broeder; want hij verzette zig niet alleen<br />
tegen GRANVELLE, maar omhelsde ook de leer der Hervorm<br />
den, fchoon het niet zeker is dat hij hunne belijdenis onder<br />
tekend heeft, hoewel velen dit uitdrukkelijk melden. Hij<br />
was één van de 400 Edelen, die het Verbond onderteken-,<br />
den, en keurde de verrigting der Bondgenoten, ten aanzien<br />
van het overgeven van 't fmeekfehrift, 'goed. Hij vervoeg*<br />
de zig, den volgenden dag, met hun ten Hove, om hulp<br />
middelen, ter bereiking van hun doelwit, te beramen. De<br />
Penfionaris WESEMBEEK vermeld: „ Den vierden april heb-<br />
„ benfe hare zaken gereed gemaakt, maar fijn nog niet ten<br />
,, Hove gegaan, alfo zij feiden nog te verwachten de Gra-<br />
„ ven VAN DEN BERG ende CUILEMBORG, die noch niet geko-<br />
„ men waren; den vijfden ten Hove gegaan zijnde, kwamen<br />
„ den zesden weder, in de order als daags te voren, de leste<br />
„ zijnde met die genen, die boven genoemd fijn, de Graven<br />
,, VAN DEN BERG en CUILEMBURG, die middelertijd gekomen<br />
waren en goetgevonden hadden het gene gedaan was."<br />
In deze gedagte bleef hij volharden, tot op de vergade<br />
ring der Edelen te St. Truijen , en deedt, gelijk meer an<br />
deren, zijn üot 'Hee! of Hcdel verfterken, en in ftaat van<br />
te-
BERG» (Graav WILLEM VAN DEN) §2$<br />
tegenweer fteileri. Dan hoe mannelijk hij zig in 't eerst fcheen<br />
te gedragen, toonde hij egter, wel haast zijne lafhartigheid;<br />
want hij was een der eerften, die zegt, zo dra J<br />
er fcheu'<br />
ring onder de Edelen ontftond, en 'er zig ene vrees Voor dé<br />
Landvoogdesfe , opdeedt, met den Koning te verzoenen;<br />
biddende zelvs -VIGLIUS, met de vleijendfte woorden, zijn<br />
voorfpraak te willen zijn, met belofte van een getrouw dienaar<br />
des Konings te zullen zijn en blijven. Hier door geraakte<br />
zijne achting bij de Edelen in 't voetzand. Bij ALVA, wiens<br />
voornaamfte oogmerk was, den Adel uit te roeijen, vond hij<br />
geen heul, voor dat hij vernederd was; want de'trouwloze<br />
Hertog, in plaats van aan zijne beloften gehoor te geven,<br />
deed hem openlijk indagen; bij niet verfchijning, bannen, en<br />
zijne goederen verbeurd verklaren. Zig dus door zijne'ori-<br />
ftandvastigheid in enen wanhopenden ftaat gebragt ziende<br />
keerde hij zig weder tot ORANJE, die hem den last tot het<br />
werven van krijgsvolk aanbetrouwde, ja zelvs ene geheime<br />
briefwisfeling met hem waagde. Men moet tot zijhen lof zeg<br />
gen, dat hij van dien tijd af tot in 1572, den lande vele<br />
dienften deedt, door het innemen van vele fteden en fterk ten<br />
in Gelderland, Friesland, Overijsjel en 't Stlgt. Dan te ras wordt<br />
men ontwaar, dat zijne onftandvastigheid weder den meester<br />
over hem fpeelde; verlatende hij, op eenmaal* niettegenftaan-<br />
de zijn aanbod om den vijand het hoofd te bieden, alle de in-<br />
genomene fteden en fterkten, en met vrouw en kinderen,<br />
en met alle zijne roerende goederen, de vlugt nemende naar<br />
Westphalen. Men kan ligtlijk vermoeden, dat de vijand 'er zig<br />
zo fpoedig meester van maakte, dat die van Friesland daar door<br />
in den grootften angst geraakten, en die van Zutfen en Naar-<br />
den duizend redenen hadden, om wraak over VAN DEN BERG<br />
te roepen; In den aanvang fchreef men zijn gedrag toe aan<br />
lafhartigheid en kwaad beleid * waar door bij zo zeer in den<br />
haat van 't gemeen verviel, dat ORANJE, die geen kans zag,<br />
de Noordhollanders tot de aanneming van SOKOY te doen be-<br />
Willigen, hun, geveinsdelijk, dën Graav VAN DEN BERG, als<br />
Gouverneur, voorfloeg; doch zij verklaarden hier op, nog<br />
X 3 lie-
326 BERG. (Graav WILLEM VAN DEN)<br />
liever den weerbarftigen SONOY , dan den lafhartigen VAN DEN<br />
BERG te willen aannemen; waar mede ORANJE zijn oogmerk<br />
bereikte. Engeland werd hem ontzegd; in Nederland achtte hij<br />
zig niet veilig; dus vondt hij, in 't jaar 1577, zig genood<br />
zaakt, den geveinsden te ipelen. Door twee Afgezanten gaf<br />
bij den algemene Staten kennis van enige geheime pogingen<br />
der vijanden; doende tevens zijnen dienst, lijf en goed, ten<br />
beste van het vaderland, aanbieden. Weinig had het gefaalt,<br />
of hij zou het vertrouwen der Staten weder gewonnen heb<br />
ben, en, benevens de Graven VAN HOHEKLO, tot'S Prinfen<br />
Luitenant aangefteld zijn; doch een kwade pas, dien de Gel-<br />
der/en deden, gaf hem gelegenheid, zijn verraderlijk karakter,<br />
ten nadele der Nederlanden, in vollen dag te Rellen. Graav<br />
JAN VAN NASSAU, over wiens aanftelling tot Stadhouder van<br />
Gelderland hij zig zeer gebelgd toonde, ontfloeg zig in 't jaar<br />
1581, ter oirzake van den handel met ANJOU, van dien post;<br />
waar op de Graav VAN DEN BERG in deszelvs plaats werd<br />
gekozen. Te meer verwonderde men zig daar over, om dat<br />
die van Arnhem verklaard hadden, Graav WILLEM LODEWYK<br />
zijnen vader te zullen doen opvolgen. Men kan niet ontken<br />
nen; dat ORANJE hem, op zijn verzoek, brieven van voor-<br />
fchrijving verleend hadt; doch hadden de Staten van Gelder<br />
land die brieven wel ingezien, zij zouden begrepen hebben<br />
dat ORANJE die verkiezing eerder berispte, dan goedkeurde.<br />
„ Mijn zwager (fchreef de Prins) biddende om aanbeveelin-<br />
„ ge tot het Stadhouderfchap, heeft mij verklaart zijne grote<br />
„ lust en begeerte, tot den dienst der gerechtige zaak des va-<br />
„ derlands. Ik mogte wenfchen dat hij die wat eerder bewe-<br />
„ zen hadde. Doch beter fpade, dan nimmer." Hoe weinig<br />
aandrang dit fchrijven ook in zig bevatte, werden 'er, egter,<br />
eigen belangs halven, gevonden, die zijne verkiezing door<br />
drongen. Met den avond kwam hij binnen Arnhem, en aan<br />
vaardde zijn ambt. Het leed niet lang, of zijn verraderlijke<br />
handel met PARMA werd door BARNEVELD en ALDEGONDE,<br />
ontdekt, en hij, op a<br />
s Prinfen last, gevangen gezet, doch<br />
jjonder ftrarfc ondergaan te hebben, weder losgelaten; dus<br />
/ 060
BERG. (JAN of JOHAN VA:J &S») »i 7<br />
men zig verwonderen lnoet, hoe hij den doorzigtigften vorst<br />
heeft kunnen misleiden, of men moet den Prins Van te grote<br />
toegevendheid omtrent hem verdagt houden-. Graav VAN DEN<br />
BERG fchroomde niet* de allerplegtigfte belofte te doen, den<br />
Staat getrouw te zullen zijn; nogthans deêd hij kort daar na<br />
blijken dat bij een' verrader een eed van weinig belang is;<br />
hij verklaarde zig openlijk voor de partij des Konings, in wiens<br />
dienst hij en zijne drie zonen zig begaven, en daar in ook<br />
Volhardden, uitgelomen Graav HENDRIK, die zig weder tot<br />
der Stateh zijde begaf. Het hier ter nedergeftelde zal voldoen<br />
om Graav WILLEM als een trouwloozen Bondgenoot, lafhar<br />
tig Krijgsbevelhebber, onwaardig Stadhouder, en voor een<br />
Man, die van WILLEM DEN I, zo veel als het licht van<br />
de duisternis verfchilde, te doen kennen* •• WAGEN. »<br />
Pad. Hifi. VI. D; bl. 368, 369. 402. VII. D. bl. 504, 505=<br />
j- W. TE WATER, Verbondfchrift der Edelen, II. D- bl. 195-.<br />
MARCUS, Sententien van ALVA, bl. 170;<br />
BERG (JAN of JOHAN VAN DEN), was een der GevoU<br />
tnagtigden, die in 't jaar 1709 en vervolgens, door de Ko-<br />
iiinginne van Engeland en de Staten der Verenigde Nederlan<br />
den Waren aangefteld om de Spaanfe Nederlanden, in zo venë<br />
ze huh in handen gévallen waren, fchoon op naam Van Ko-<br />
ijiing KAREL te doen beftiëren, zij vergaderden te Brusfel, en<br />
Vertoonden gëzamentlijk de opperfte magt dier landen; ja zij<br />
maakten fomtijds zelvs verandering in de Regering, herftellehs<br />
de onder anderen, in 't begin des jaars 1709, den geheimen<br />
Raad, die te voren afgefchaft was. Ook WaS 'er in october<br />
des jaars 1711 een nieuw reglement gemaakt op de Regering,<br />
getekend door den Gravë VAN ORRERY en onzen JOHAN VAN<br />
JDEN BERG als Gevolmagtigden, 't welk door den Raad van<br />
Staten der Spaanfe Nederlanden, aangenomen waSj zo verre<br />
het met hunnen godsdienst en der landen Voorregten over<br />
eenkwam. VAN DEN BERG nam dezen post van Gevolmagtig-<br />
de waar tot op het fluiten Van J<br />
t Barrière traktaat in 1715;<br />
In 't jaar 1717 werdt hij Burgemeester te Leijdm-, en in<br />
X 4 1725*
32S BERG. (JAN VAN DEN) BERG. (IZAAK VAN DEN)<br />
1725, Dijkgraav van Rliijnlami. In 1748 bekleedde bij nog<br />
de Burgemeesterlijke waardigheid, en doordien hij tot de anti-<br />
ftadhouderiaanfe partij behoorde, wierdt zijn huis door 'tgrauw<br />
aangevallen, en met moeite door de fchutterije befchermd;<br />
hij zelve'van 't ftadshuis komende, wierdt door 'tkanaiije on-<br />
heusfelijk bejegend en bedreigd; en onderging eerlang het lot<br />
met zo vele andere brave Regenten, van door den Stadhou<br />
der van zijnen post verlaten te worden, fchoon hij reeds te<br />
voren ontflag hadt verzogt van zijne bediening. WAG. ,<br />
Vad. Hift. XVII. D. bl. 436. XVIII. D. bl. 74. XX. D.<br />
bl. 302.<br />
BERG (JAN VAN DEN), Konstfchüder, geboren te Alk<br />
maar, was van der jeugd af aan tot de konst geneigd, en<br />
werdt bij HENDR. GOLTZIUS , om daar in op vaste gronden on<br />
derwezen te worden, befteld; maar GoLTzrus zijn vader een<br />
fchoolraeester zijnde, die met 'er woon naar Braband vertrok<br />
ken was, moest JAN als onderkoning, met de plak het rijk<br />
der lerende jeugd een tijd lang helpen beftieren, en het pen<br />
feel voor de pen venvisfelen; egter nam hij in zijn tusfenüjd<br />
de penfeeloeffening naarftig waar, te meer doordien hij gele<br />
genheid vondt, om bij P. P. RUBBENS te verkeren,'die den<br />
ijver tot de konst hoe langs hoe meer in hem aanvuurde. JAN<br />
wist zig pok zodanig in de gunst van dezen roemrijken Kon-<br />
ftenaar te dringen, dat .hem die tot Rentemeester en opzigter<br />
over zijne landgoederen Relde, uit welken hoofde hij zig<br />
meest te Yperen moest onthouden, daar hij ook overleden is.<br />
• A, HOUERAKEN, Schouwburg, II. D. bl. 15.<br />
BERG (IZAAK VAN DEN) , heeft geleefd in het Iaatfte ge<br />
deelte der XVIIde eeuw. Het blijkt dat hij in de Regten<br />
heeft geftudeerd en tot Meester in die wetenfehap is bevor<br />
derd; ook dat hij enige jaren als Kapitein zijn vaderland, de<br />
Nederlandse Republijk, heeft gediend; doch met een toeval aan<br />
de voeten bezogt zijnde, geraakte hij buiten ftaat om langer<br />
dienst te kunnen doen; en gaf zig in zo verre weder aan de<br />
bsoeffening der regtsgeleerdheid over, dat hij een groot aantal<br />
Con>
BERG. (MATHYS VAN DEN) 3 1 P<br />
Confultatien en Advijfen van voorname Nederlandse Regtsge-<br />
teerden bijeen verzamelde, en die in 1602 door den druk<br />
onder den tijtel van Nederlands Adviisboek gemeen maakte, in<br />
4. delen in 4to., daar hij nog een vijfde bijvoegde, onder den<br />
naam van Kort Begrip. Dit weik 't welk om deszelvs nut on<br />
gemeen getrokken wierdt, was egter om zo te fpreken bezaaid<br />
met drukfeilen, die genoegzaam hetzelve op elke bladzijde<br />
ontcïerden. In 1782, gaf de fchrijver dezes, een tweden druk<br />
daar van in 't licht, die geheel verbeterd, van de veelvuldigs<br />
drukveilen gezuiverd, en met notabele Advijfen is vermeer<br />
derd ; en waar bij nog daar te boven, agter ieder der 4 delen<br />
een uitvoerig register is geplaatst, teffens tot Kort Begrip van<br />
dit werk verRrekkende. . Opdragt geplaatst voor liet I. Deel.<br />
BERG (MATHYS VAN DEN) , Konstfchüder, een zoon<br />
van JAN, is in het jaar 1615 te Mechelen geboren; in 't eerst<br />
leerde hij de konst bij zijnen vader, die gelegenheid vondt om<br />
hem het onderwijs van RUBBENS te bezorgen, waar van bij<br />
geen der geringde leerlingen werdt. MATIIYS hadt een vaste<br />
hand van tekenen, en was onophoudelijk bez!g, zeiv tot in<br />
zijn ouderdom, met naar 't leven en de beste fchilderijen, die<br />
hem voorkwamen , te tekenen. Doch zijn vernuft door 't ge-<br />
ftadig naarvolgen van anderen, als 't ware Romp geworden,<br />
verftrekte tot een beletzei, om iets van eigen vinding te ver<br />
vaardigen ; immers men vindt wel van hem een overvloed van<br />
konftige namaakzels, maar zelden een Ruk van eigen ordinan<br />
tie. Veelmalen tekende hij het afbeeldzel van zijnen vader,<br />
in allerhande ftand en kleding, waar van fommige tekeningen<br />
onder de konstminnenden berusten. Hij wierdt den 1 augus<br />
tus 1646 broeder van het St. Lukas-gllde te Alkmaar, en over<br />
leed aldaar in 1687. •• HOUBRAKEN, Schouwburg., II. D.<br />
bl. 15.<br />
BERG (THEODOOR KORNELIS VAN DEN), is geweest<br />
Rector der latijnfe fcholen te Utrecht, en heeft door zijne ge<br />
leerdheid, tot eer van zijne vaderftad verftrekt; men heeft<br />
van hem in druk: Profopopejam adfliüi cjf corrupti Belgii. Traj.<br />
X S Ö-
§33 BÈRGÈ. (RUTGER TEN)<br />
typis HEEM. BORCULOII. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.<br />
827. J. F- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1121. C. BÜRMANNI, Tr»<br />
jecl. eruditum, p. 27.<br />
BERGE (RUTGER TEN), heeft zijn naam en die van ziji<br />
«e makkers beroemd gemaakt in 's Jands gefchiedenisfen, door<br />
dien hij benevens 150 jongelingen, die gedurende het beleg<br />
van Groningen zig aan het Hogefchool aldaar als Studenten be<br />
vonden» hunne boeken daar latende, naar 't voorbeeld van<br />
die van Leijden, het geweer in de hand grepen, en aldus uit<br />
deze dappere jeugd een bijzonder corps wierdt opgerigt; die<br />
uit hun midden tot Kapitein kozen WICHER WICRERS^ onzen<br />
RUTGER TEN BERGE ais Luitenant, en SCATO GOKKINGA tot<br />
Faandrik. Van dezelve kwam dagelijks een derde gedeelte,<br />
gedurende het gantfe beleg, in de wapenen, aan wier kloek<br />
moedigheid de befcherming, van dat gedeelte des onderwals<br />
't welk in de konst Fausfs braie wordt genoemd , en dat 't<br />
meest voor de vijandelijke aanvallen bloot lag, was toever<br />
trouwd, en met ene onvertzaagde dapperheid wierdt verde<br />
digd; zulks men dezelve des nagts, veelmalen op de bortst-<br />
wering brandende fakkels heeft zien planten, om te beter uit-<br />
21'gt op de vijandelijke werken te hebben; waar op zij fomtijds<br />
gehele lagen gaven. Waarom Curateuren der Hogefchool, na<br />
dat het beleg opgebroken was, den betoonden heldenmoed der<br />
in de wapenen gekomen jeugd willende vereeuwigen, den<br />
Hoogleraar MENSINGA geboden, van al het voorgevallene ene<br />
aanfpraak op te Hellen, welke den 8 november dezes jaars in<br />
"tkoor der Akademie-kerke gedaan wierdt; wordende ook na<br />
't eindigen derzelve, de lijst der in de wapenen gekomene Stu<br />
denten opgelezen, en in de tegenwoordigheid van den Magi.<br />
ftraat, de Hoogleraars en van andere genodigden, ieder Stu<br />
dent in dankbare erkentenis, zijner voor de ftad betoonde<br />
trouwe, met een zilveren gedenkpenning befchonken; waar<br />
van pp het voorftuk, en boven het wapenfchild der Hoge-<br />
fchole, zijnde een opengeflagen Boek, op *t welke hetfchild<br />
van Groningen en de Ommelanden gehegt isj PALLAS de Be-<br />
fsherm-
BERGEN. (DIRK VA») 33I<br />
ichermgodin der Wijsheid ftaat, tusfen verfcheidene oorlog*<br />
vWapenen, en ter wederzijde : UNITA VIRTUS. De vereende dap<br />
perheid. Het ruggeftuk heeft geene verbeelding, maar in het<br />
midden dit opfchrift: IN MEMORIAM OBSIDIONIS, ET LIEERATIG-<br />
NIS GRONINGJE, CIVIBUS ACADEMIAÏ AB ORDINIBUS OS BENEMERI-<br />
TA DONO DATUM. Gefchenk „tot gedagtenis van het beleg ende<br />
verlosfing van Groningen, door de Staten aan de leden der Hoge-<br />
fihole , wegens hunne vérdienften gegeven. Rondom welk op<br />
fchrift op deze, en de befchrevene verbeelding der andere<br />
zijde, in de randen tot omfchrift ftaat: CURATORES ACADEMIE<br />
GRONING.SE ET OMMELANDM, CUM DEO, AD UTRUMQUE PARATI<br />
ANNO 1672. De Beftierders der Hogefchole van Groningen en de<br />
Ommelanden met Gods hulpe, tot beide gereed. In 't jaar 1672.<br />
«—— VALKENIER, Verward Europa, bl. 783. Ontroerd Neder<br />
land, I. D. bl. 352. 363. 376. G. v. LOON, Nederl. Gedenkp.,<br />
III. D. bl. 101.<br />
BERGEN (ADRIAAN JANSZ. VAN) , zie ADRIAAN<br />
JANSZ.<br />
BERGEN (DIRK VAN) , Konstfchilder , een Haarlemmer<br />
van geboorte, kwam ter wereld omtrent 't jaar 1670. Hij<br />
behoorde onder het getal der brave leerlingen welke ADRTAAN<br />
VAN DE VELDE door zijne konstlesfen geteeld, nagelaten heeft.<br />
Zijn gewone werk was het fchilderen van osjes, koeitjes,<br />
fchaapjes, beeldjes en landfehappen, gloeijend en helder ge<br />
kleurd als die van zijnen konstrijken meester, doch zo uitvoe-<br />
rig niet, ook de bomen en 't landfehap wat zwaarmoediger<br />
getrost; maar met dat al, vindt men beesjes in fommige zij<br />
ner ftukken, die ongemeen fraai en natuurlijk getekend zijn.<br />
Onze DIRK deedt een togtje naar Engeland, doch de for<br />
tuin hem daar niet gunftig zijnde, kwam hij fpoedig in zijne<br />
geboorteftad te rug, daar hij redelijk wel voor zijn konst be<br />
taald wierdt. Hij was een zeer wel gemaakt man, daar bij<br />
buitengemeen goed befpraakt, vriendelijk en gul, vol grap<br />
pen , en altijd lustig en vrolijk, waar door hij bij elk een be<br />
mind, en in alle gezelfchappsn met vermaak gezieu wierdt:<br />
ïnasr
332 BERGEN. (GERARDUS VAN) (LÖDEWYK VAN)<br />
inaar zijn gezellige aart maakte dat hij veeltijds gelde»<br />
loos was, en het fpreekwoord volkomen op hem paste, ze<br />
gewonnen zo verteerd; want rils hij geld ontvangen hadt voor<br />
een ftukje fchilderij, kost hij meteen opgeruimd hartej het<br />
zelve op ene reis met zijne makkers verteren; zijnde dan<br />
doorgaans zijn zeggen: men moet niet zorgen voer den morge<br />
. Dit maakte ook, dat toen hij ftierf 'er zo veel niet-over was<br />
om hem behoorlijk ter aarde te beftellen, waarom zijne goede<br />
vrienden in alle herbergen daar hij gewoon was te verkeren,<br />
daar toe opzamelingen van penningen deden. - A. Hou-<br />
BRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 91, 92. J. C. WEYERMANJ<br />
Leven der Schilders, III. D. bl. 258.<br />
BERGEN (GERARDUS VAN), is geweest ftads medicijne<br />
Doktor te Antwerpen; hij ftierf den 15 feptember 1583, en<br />
heeft gefchreven: 1. Continent, de Herba Panicea. 2. De Prce-<br />
fervatione £? Curatione morbi mticularis, & Calculi, typis PLA<br />
TINI, 1563. ivo. 3. De Pestis pnejervatione. Ibid. 1565. ivo.<br />
apud BELLERUM, 1587. i6mo. 4. De confultationibus Medi-<br />
corum: £f methodicce Febrium curatiovis, commentariolum.<br />
1586". ivo. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 345.<br />
BERGEN (LODEWYK VAN), was in het jaar 1569, doof<br />
Prins WILLEM DEN I, aangefteld tot Onuer-Admiiaal der<br />
vloot. Meer andere Mannen van dezen naam ontmoet men<br />
in de Vaderlandje Gejchiedenisjen; onder anderen, twee gebroe<br />
ders, JAN en KORNELIS VAN BERGEN, die zig in het.jaar 1483<br />
in dienst van MAXIMILIAAN, Rooffisch Koning, bevonden, en<br />
door wien zij, tegen FILIP VAN KLEEF, ter bewaringe van<br />
Mechelen, waar in zijn zoon FILIPS zig bevond, afgevaardigd<br />
werden. Zij volvoerden niet alleen den last, maar namen<br />
ook Vilvoorden in, en verfterkten het tegen die van Brusjel,<br />
dat in de magt van den Klevenaar was. Doch ai hun bedrijf<br />
was niet in ftaat om MAXIMILIAAN uit zijne moeijelijkheden<br />
te redden. In het jaar 1491 vindt men KORNELIS gemeld on-<br />
der die genen, welke de ftad Sluis aan de landzijde bezette-<br />
den, en in het land van Kadzant een fterk bolwerk oprigtten;<br />
dat
EERGII. QFRANCK VAN DEN) 333<br />
dat egter niet toereikende was, om de magt van den Klevenaar<br />
te fnuiken. In het jaar 1500 bevond Heer JAN VAN BERGEN<br />
zig tegenwoordig bij den doop van KAREL, naderhand Keizer,<br />
en bekend als de Vijfde van dien naam. Heer JAN VAN BER<br />
GEN bekleedde toen de waardigheid van Afgezant des Hofs van<br />
Braband. Onder alle de gefchenken, die de vorst ontving,<br />
ivas geen van de minften het Gouden Zwaard, dat hem door<br />
dezen Heer VAN BERGEN verëerd werd. Bij de huldiging van<br />
MARGRETA, laatst weduwe van den Hertog van Savoije, als<br />
Landvoogdesfe, in 't jaar 1507, bevond hij zig onder de E*<br />
delen te Dordrecht: zo als ook een van dezo broeders, in het<br />
volgende jaar, tot een der medeuitvoerderen van den laatften<br />
wil der Landvoogdesfe aangefteld werdt, die, naar alle waar-<br />
fchijnlijkheid, Heer JAN zal geweest zijn, vermits hij, bene<br />
vens anderen, als Raad en Kamerling der Voogdesfe, naar<br />
Engeland werdt afgevaardigd, om de dogter des Konings van<br />
dat Rijk, voor haren neef KAREL , ten huwelijk te verzoeken.<br />
In 1513 was hij een van die, welke het verbond tusfen MAXI<br />
MILIAAN en den Hertog van Gelder, uit naam van den eerst*<br />
gemelden, ondertekenden. In 1525 werdt hij genoemd Ridder<br />
van't Gulde Vlies, waar toe KORNELIS mede, in 1501, vcrhe-,<br />
ven was, bij de ondertekening van 't verdrag, gefloten tusfen<br />
de Koninginne moeder van Frankrijk en de Landvoogdesfe der<br />
Nederlanden , dat te Breda tot ftand gebragt was. Waar uit<br />
men ziet dat hij tot de gewigtigfte zaken van het land ge<br />
bruikt is geworden. HAR^EUS, Annales Brabant., Tom.<br />
I. fol. 520. De Excellente Kronijk van Flaanderen, fol. 208.<br />
MEERBEEK, Kronijk, fol. 3. Groot Flakaatboek, IV. D. fol. 16.<br />
EERGH (FRANCK VAN DEN), geboortig van Delft, is<br />
eerst Raadsheer geweest in het Hof van Holland, en nader<br />
hand in den groten Raad te Mechelen, in welke ftad hij in<br />
1559 is overleden. Hij was een zoon van KLAAS FRANKENSZ.<br />
VAN DEN BERGH, die in den jare 1511 en enige volgenden,<br />
Schepen te Delft is geweest. FRANCK wordt onder de klasfe<br />
der geleerde lieden gerangfchikt. ——— Befchr. derflad Delft,<br />
in fvlio, bl. 669.<br />
B E R<br />
"
334 EERGHE. BERGHEN'.<br />
BERGHE (ELIGIUS VAN DEN), naar den tijd waar in hij<br />
leefde, voor een geleerd man gehouden, is geweest Kanun<br />
nik prebendaat op 't Hof in den Hage. Hij Relde zig bij acte<br />
van den 23 junij 1557, borge voor Heer JOIIAN BLEECKERT,<br />
ook Kanunnik prebendaat in de domestike Kapelie van de Co.<br />
Majt. Grave van Holland. J. DE RIEMER, Befchr. van<br />
's Gravenliage, I. D.' bl. 260.<br />
BERGHEN (ANTONY VAN), is geweest Abt van St. Ber.<br />
tinus. Men leest in de Kerk van die Abtdije dit graffchrift<br />
het welk hem genoegzaam zal doen kennen: Hic jacet bonct<br />
memorie Rever. in Christ. Pater., Dominus ANTONIUS DE BERGIS<br />
primo Montis S. Maria in Burgundia, deinde S. Trudonis Leidien-<br />
fs, ty tandem hujus S. Bertini, Monafteriorum Abbas, qui obiit<br />
anno 1531, 22 januarii, poftquam huk JEdi prcefuit annis 33,<br />
menfibtts 5, diebus 26, cetatis fuce anno 76. Hij heeft gefchre<br />
ven: Hijioridm Ordinis Equitum Aurei Velleris, a PniLirro Bo-<br />
NO, DttCiC Burgundie jjjpe. anno 14.29, infiituti. —— J. F.<br />
FOPPENS, Bibl. Belg. p. 70.<br />
BERGHEN (MAXIMILIAAN VAN) , uit een doorlugtig<br />
geflagt gefproten, is eerst geweest Deken van St. Gummarus,<br />
vervolgens Kanunnik te Mechelen, Brusfel enz., voorts Aarts<br />
bisfchop van Kamerijk. Het volgend graffchrift in de Hoofd<br />
kerk te Kamerijk geplaatst, zal hem voldoende aan onze le<br />
zers bekend maken: D. O. M. S. MAXIMIEIANO A BERGIS,<br />
primo Archicpiscopo, Duci Cameracenfi, Comiti Cameralejii, Sacri<br />
Imperii Principi, qui anno M.D.LXV. Synodo Provinciali habita,<br />
Concilii Tridentini Decreta pmmts in Belgia promulgavit, deinde<br />
a Comitiis hnperii Auguftce Vindelicorum reverfus, alteram Synodum-<br />
Diocafanam habuit, Fidem Catholicam adverfus nafcentes ha-refes non<br />
minus feliciter quam firenuè tutatus eft, feditioforum hominum mo-<br />
tibus, fumma prudentia in limine compresfis. Tandon cum ex cele-<br />
bri comitatu Annce Auftriaca Philippi II, futura conjugis in Ili-<br />
fpaniam proficiscentis, ipfe Bergis ad Zomam fecesfisfet, apoplexia<br />
correptus IK, Kalendas feptembris Anno M.D.LXXX. Archiepisce-<br />
patusjui XIV, fabito occubuit, t relato huc defuntli corpore. LU-<br />
DO-
BERGHEN. BERGHEYCK,<br />
33*<br />
-jovicus DE BARLAIMONT ejus fuccesfor F. C. Tu anima, i lec<br />
tor, bene precare. —— J. F. FCTFENS, Bibl. Belg. p. 88ï.<br />
BERGHEN (PAULUS VAN) , is te Nijmegen geboren, xvas<br />
Priester van de orden der Jefuiten, en is lange ja ;en Zende<br />
ling in Holland geweest, het laatst te Leeuwarden in Friesland,<br />
alwaar hij is geftorvèn. Men heeft van hem: ÏBcocrlcggcnoe<br />
ï!atcchip*inu?7 geöniht te ïïoemion&e in 1666, J. F.<br />
ForrENS, Bibl. Belg, p. 939.<br />
BERGHEYCK (ARNOLD VAN), bij enigen bekend onder<br />
den naam van het griekfe koppelwoord Orydriut, het welk berg<br />
en eijck betekend; heeft zijn naam ontleend, van het kleine<br />
gehugt Bergheijck, in Braband, vier uren ten zuidwesten van<br />
Eindhoven gelegen, alwaar hij op 't einde van de XVde'of in<br />
het begin van de XVIde eeuw ter wereld kwam. Hem be<br />
zielde van der jeugd af aan een fterke drift voor het bcoeffe-<br />
nen der fraaije ietteren; en nog maar een kind zijnde, lei hij<br />
zig'met ijver toe op de griekfe taal, waar in hij het onderwijs<br />
genoot van JAKOB MARIN, Rector in 's Hertogenbosch, en ver<br />
volgens van RUTGER RESCIUS , Profesfor in het kollegie van de<br />
drie Talen aan het Hogefchool te Leuven. TAS, in die taal zo<br />
wel als in de latijnfe bekwaam gemaakt hebbende, ftudeerde<br />
hij in de Philofophie, en maakte 'er naar de eeuw waar in hij<br />
leefde, goede vorderingen in; vervolgens wierdt hij een tame<br />
lijk ervaren Theologant, ingevolge het getuigenis van zijnen<br />
vriend DOMINIKUS SYLVIUS, die omtrent het jaar 1514 en ver<br />
volgens , gemeenzaam met hem verkeerde. BERGHEYCK woon<br />
de enigen tijd te Gent bij een Abt van St. Pieter of van Mont-<br />
Blondin, waarfchijnlijk om hem voor Schrijver of Secretaris te<br />
dienen. Hij verliet dit huis in 1530, en opende te Anguien<br />
ene fchool tot onderwijs in de fraaije letteren, waar in hij een<br />
groot aantal aanzienlijke jongelingen tot leerlingen bekwam.<br />
Zijne onophoudelijke werkzaamheid, matte zijn lighaam zoda<br />
nig af dat zijn leeftijd 'er door verkort wierdt, en hij in 1533<br />
in den bloei van zijne jaren ten grave daalde. Wij hebben van<br />
hem: Summa linguee Grceece, utilisfima Grammaticam Grcecam au-
33
BERK. BERK. (DIRK) 337<br />
.Vieretdeels jaren moesten betaald werden; het eerfie termijn<br />
verfcheen den 8 feptember, en het Iaatfte op St. Jan van het<br />
volgende jaar, waar na het fchijnt, dat RUDOLF naar zijne Pas-<br />
torie is te rug gekeerd. Den 8 januarij 1441 , maakte de<br />
zelvde Regering een nieuw accoord met hem, waar bij zij aan<br />
nam om hem in 't vervolg 100 guldens jaarlijks te geven. Paii9<br />
EUGENIUS DE IV. in 1443 fommige prebenden van St. Pieter te<br />
Leuven bepaald hebbende, om enige leerRoelen in de Theolo<br />
gie en liet Kerkelijk-regt te onderhouden, verkreeg onze Dok<br />
tor 'er ene van, en verbond zig, om jaarlijks die wetenfehap<br />
te doorlopen, zijne Iesfen op zon- en feestdagen verrigtende,<br />
ofwel op zodanige tijden, dat 'er geen andere Iesfen gegeven<br />
wierden. BERINGHEN nam dezen taak waar tot op zijn dood,<br />
welke te Leuven voorviel den 4 october 1459. Men heeft van<br />
hem. 1. Confesjicnale, fuper cap. Omnis utriusque, extra ia<br />
Pandt. £f Remisf. 2. De celebratione Misfarum. 3. De Baptis-<br />
tno £f ëjüs effettu. 4. De Mnifiro Baptismi. 5. Reportata ad<br />
Clementinas. Deze verhandelingen worden in gefchrifte be<br />
waard bij de reguliere Kanunnikken van St. Martijn, te Leu<br />
ven. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 735. J. F. FOPPENS,<br />
BW. Belg. p. 1051. PAQUOT, Memoir. litterair. Tom. XI. p.<br />
113-115-<br />
. LERK, is de naam van een oud aanzienlijk geflagt, oir-<br />
fpronkelijk uit Kleefsland, dat zig te Dordrecht heeft gevestigd,<br />
en waar van wij aangetekend vinden: dat JAN BERK- is ge<br />
trouwd geweest, met AGNETA VAN DUSSELDORP, wonende<br />
beide tot Emmerik, en lieten na twee zoons, HENDRIK en<br />
MATHYS BERK. HENDRIK trouwde met LUCRETIA VAN JEUKE-<br />
REN , dogter van DIRK VAN JEUKEREN en van GEESJEN FED-<br />
DERS, beide van Wezel; zij verwekten vier kinderen: WOU<br />
TER, DIRK, ANNA en AREND BERK. —,— M. BALEN, Bt- 1<br />
fchrijving van Dordrecht, bl. 939,<br />
BERK (DIRK), de tweede zoon van HENDRIK BERK en LU<br />
CRETIA VAN JEUKEREN, heeft ter vrouwe gehadt, ERKENRAAD<br />
VAN BERKENRODE, dogter van JAN VAN BERKENRODE, oirfpron-<br />
.II. DEEL. Y K E.
338 BERK, (DIRK) BERK. (GERRIT)<br />
kelijk van Haarlem en van EMERENTIA BISSCHOPS, van Rotter-<br />
•dam, bij wien hij zeven kindei en teelde; JUDITH, LUCRETIA,<br />
HENDRIK, JOHAN, GEROT, MATTHYS , en EMERENTIA BERK.<br />
< JVÏ. BALEN, Ibid.<br />
BERK (DIRK), oudfte zoon van JOHAN BERK en JOHANNA<br />
VAN DIEMEN , is geweest Secretaris van de Weeikamcr in<br />
1635, wierdt Griflier der Munte in 1636, Raad in 163S, in<br />
1643 Schepen, en in 1653 Burgemeester van 's Heren wegen<br />
te Dordrecht. Hij trouwde den 6 november 1635, met JOHAN<br />
NA DE ROOVERE, dogter van POMPEJUS DE ROOVERE, Schout<br />
van Dordrecht, en van MARGARETA MUY? VAN HOLY, waar bij<br />
hij de volgende agt kinderen verwekte: 1. Een dogter geboren<br />
den 4 december 1636, ftieif kort na de geboorte. 2.. MAR,<br />
CARETA BERK, geboren den 16 januarij 1638; overleden den<br />
6 meij daar op volgende. 3. JOHANNA BERK, geboren den 10<br />
april 1659; trouwde in 1658 met Mr. ÉNGELISEF.T KETTLER,<br />
Raad van GEORG. KRISTIAAN, vorst van Oostfriesla: d; welke<br />
den 11 meij 1676 overleed, na tien kinderen bij haar verwekt<br />
te hebben. 4. POMPEJUS BERK. 5. JOHAN BERK, vroegtijdig<br />
geflorv-n. 6. JOHAN BERK, die volgt. 7. MARGARETA BERK,<br />
geboren den 7 meij 1646; trouwde in feptember 1677 met<br />
PIETER LIENS, Bailjuw en Dijkgraav van Oud- en Nieuw Vos-<br />
maar, die bij haar een zoon mét name ADRIAAN verwekte.<br />
8. DIRK BERK, jong overleden. M. BALEN, M fupra,<br />
bl. 942. ' 1<br />
BERK (GERRIT), derde zoon van DIRK BERK en ERKEN-.<br />
RAAD VAN BERKENRODE , is Secretaris geweest van de Admira<br />
liteit te Rotterdam; hij huwde met LIDIA VAN DIEMEN, dog<br />
ter van PIETER VAN DIEMEN ent van MARGARETA VAN BEAU<br />
MONT, bij wie hij_negen kinderen verwekte: 1. MARGARETA<br />
BERK, getrouwd met PIETER BASELIERS,' te Middelburg. 2.<br />
DIRK BERK, in 1640 Raad in de Vroedfchap te Dordrecht,<br />
ongehuwd .overleden: 3.. EMERENTIA BERK. 4. EMERENTIA<br />
BERK.,; 5. JAKOB BERK. 6. JOHANNA BERK. 7. LUCRETIA<br />
BERK ,• getrouwd geweest met Mr. WALTHERUS VAN DER POOR-<br />
KuS TE,
BERK. (HÜYBERT) BERK. (JOHAN) 3 3g<br />
«•E, welke drie kinderen bij haar verwekte. 8. JAKOS BERK,<br />
p. ERKENRAAD EERK. M . BALEN, ut fupra, h\. 94.4.<br />
BERK (HUYBERT), de twede zoon van MATTHYS BERK<br />
en WILHELMJNA TAK, trouwde te Middelburg in Zeeland, aan<br />
JAKOMINA SCHOONENBOOM , en verwekte bij haar agt ktude-<br />
jen: JAKOMINA, WILHELMA, MARIA, ANNA, JAKOB, HUY-<br />
.BERT, MATTHYS en JOHAN BERK. . M . BALEN, ut fupra,<br />
bl. 950.<br />
BERK (JOHAN), de twede zoon van DIRK BERK en van<br />
ERKENRAAD VAN BERKENRODE; wierdt in 1607 fubftimit Se<br />
cretaris, in 16T3 Griffier der Munte in Holland, en in 1622<br />
Schepen'en effectief Secretaris van de Weeskamer , in 1633<br />
Thefaurier , en in 1650 Burgemeester der Rad Dordrecht. Den<br />
15 meij 1607 , trouwde hij met JOHANNA VAN DIEMEN, dogter<br />
Van JAN VAN DIEMEN en 'van MARGARETA VAN BEAUMONT, bij<br />
wien hij agt kinderen verwekte: 1. Mr. DIRK BERK. 2. JA<br />
KOB BERK. 3. EMERENTIA BERK, welke den 29 feptember<br />
1638 huwde met 'KRISTIAAN SNELLEN, Heer van Werkendam.<br />
4. MARGARETA BERK, trouwde.den 12 oclober 1640 met JO<br />
HAN HALLINCQ, die eerst Raad, vervolgens Schepen, en in<br />
1664 en 1668 geweest is Burgemeester der ftad Dordrecht.<br />
5. LUCRETIA BERK, jong overleden. 6.' LYDIA BERK, insge<br />
lijks. 7. Nog ene LUCRETIA , mede zeer jong geftorvèn. 8. ER<br />
KENRAAD BERK, den 27 februarij 1646 getrouwd met Mr. JO<br />
IIAN REPELAAR. M . BALEN, ut fupra, bl. 941.<br />
BERK (JOHAN), zoon van DIRK BERK en JOHANNA DE<br />
ROOVERE, geboren den 28 augustus 1643, is geweest Contra-<br />
Tolleur van de convoijen en licenten te Hoorn; is tweemalen<br />
getrouwd geweest; voor 'teerst, op den 15 meij 1668 met<br />
zijne nigte JOHANNA SNELLEN, dogter,van JAN SNELLEN en<br />
EMEPENTIA BERK, bij wie hij twee dogters heeft verwekt,<br />
JOHANNA en EMERENTIA BERK; zijne twede vrouwe was MAR<br />
GARETA MASIER , bij wien hij geene kinderen heeft verwekt.<br />
——— M . BALEN, ut fupra, bl. 944,<br />
Y 2 BERK
340 BERK. (JOHAN)<br />
BERK (JOHAN), eerfte zoon van MATTHYS BERK en van<br />
WILFJELMINA TAK, is te Dordrecht geboren in 1635. Hij be<br />
kleedde in zijne vaderftad van de jaren 1591 af tot in 1622<br />
ïngefloten, de aanzienelijke waardigheden van Secretaris',<br />
Schepen, Penfionaris enz. In 1607 Penfionaris zijnde, werdt<br />
hij benevens JAKOB VAN MALDEREN, bekledende de plaats van<br />
den eerfte Edele in Zeeland, als buitengewoone Gezanten naar<br />
Engeland, gezonden; zij deden aan Koning JAKOB, die van<br />
den Staat der Verenigde Gewesten nader berigt verlangde, bre<br />
de opening beide van de" magt en inkomften, die thans om<br />
trent tien millioenen in 't jaar beliepen, en van de lasten van<br />
den Staat; vertonende tevens, hoe veel 'er naar 't oirdeel<br />
van WILLEM DEN I, Prinfe van Oranje, en van den Raad van<br />
Staten, te kort fchoot, om den oorlog met hoop van enen<br />
goeden uitflag, te konnen voortzetten. De Koning gaf hun<br />
met algemene bewoordingen te verftaan, dat hij de zaak zij,-<br />
ner Bondgenoten ter harte zou nemen; dan gaarne zou hij ge<br />
zien hebben, dat zij geen verdrag begerende te fluiten naar<br />
zijnen zin, nog enigen tijd in oorlog gebleven waren. Hij<br />
bevroedde ligfelijk, dat hier van zijn eigen veiligheid en de<br />
behoudenis van Ierland, grotendeels afhing, zo lang hij zig<br />
niet nader verbonden hadt met Spanje; doch hij begreep te<br />
vens, dat het den Staten meest ontbrak aan geld, welk hij<br />
hun tot nog toe, nimmer verftrekt hadt, en ook tegenwoordig<br />
niet wist te bekomen; hij zag derhal ven wel, dat het hem<br />
kwalijk voegen moest, te raden tot den oorlog. Naderhand<br />
bekleedde de Dordfe Penfionaris nog andere gezantfehappen,<br />
als naar Denemarken, Engeland en de republijk van Venetien.<br />
Hij is tweemalen getrouwd geweest, het eerst met ERKENRAAD<br />
VAN BERKENRODE, weduwe van zijnen neef DIRK BERK; de<br />
twede was MARIA BOTSEN, dogter van Dr. KORNELIS BUYV<br />
SEN, Schepen te Breda en Lijfmedicus van Prinfe MAURITS<br />
van Oranje, en MARIA MANEKOPS. Bij de eerfte vrouw heeft<br />
hij vier kinderen verwekt, als: 1. MATTHYS BERK. 2. Do-<br />
SOTHEA BERK, getrouwd met JOSEF KOEIMANS. 3. HUYBERT<br />
BERK, Ridder van St, Markus en Kapitein te Venetièn, nader<br />
hand
BERK. (JOHAN) BERK. (MATTHYS) 341<br />
band Schepen te Dordrecht, is den 26 meij 1645, ongehuwd<br />
overleden. 4. AGNIETBERK, is getrouwd geweest met PIETEK.<br />
VAN DER BURG, Schepen en Secretaris te Middelburg in Zee<br />
land. Hij ftierf den 17 augustus 1627, oud zijnde 62 jaren<br />
en ruim 3 maanden; zijnde in de piaats zijner geboorte in het<br />
familiegraf van BERK begraven. Onder zijne afbeelding, uit<br />
wit Italiaans marmer gehouwen, leest men dit onderfchrift:<br />
Ouod es fut, futn quod eris. En op een zwarte Dinantfche voet-<br />
ftenen tafel, in vergulden letteren. Hicjitus eft, Vir genen<br />
nobiiis, fed animo virtuteque nobilior, JOANNES BERKIUS, J. C.<br />
in Urbe hac natali Ann. XXIII. Primus a Conjiliis, Syndicus &?<br />
o Secretis. Dumque Munia hcec obiit Pnepuentkm Feederatx<br />
Belgkat Ordinum ter ad Reges legatus; bis ad ferenisfimum Mag-<br />
ms Britannia Regem JACOEUM. A quo virtutis ergo, Eques au-<br />
tatus creatus eji. Atque iterum legatus ad CIIRISTIERNUM IV.<br />
Dania Regem. Postea autetn in Hollandia Curia Senator def.gna-<br />
tus. Et ad Serenisjimam Venetorum Rempub. legatus prcpe per<br />
quinquennium. Unde Patrice fuorum amore diu dejiderata, fcepius-<br />
que postulata redeundi accepta potestate vin Aug. An. M.DC.XXV1L<br />
Redux. Jucunda Liberorum amicorumque gratulatione, fummoque<br />
Civium applaufu, exceptus. (Heu breve gaudium) die xvm ejus-<br />
dem Menfis Ingenti fuorum ac Civium moerore terras reliquit. An-<br />
nos natus_ LXII. Menfes III. Dies XV. M. BALEN, Be<br />
fchrijv. van Dordrecht, bl. 134, 135. 945. WAGEN., Vad. Hifi.<br />
IX. D. bl. 274, 275.<br />
BERK (JOHAN), zoon van MATTHYS BERK en ALIDA DE<br />
ROOVERE, is opvolgelijk Schepen, Secretaris en Penfionaris<br />
gedurende de jaren 1650 tot 1655 ingefloten, van de ftad<br />
Dordreclit geweest; hij trouwde met LUCRETIA RUISCH, doch<br />
verwekte bij haai- geene kinderen. — — M . BALEN, ut<br />
fupra, bl. 949.<br />
BERK (MATTHYS), oudfte zoon van Ridder JOHAN BERK<br />
en ERKENRAAD VAN BREDERODE , is ook Ridder geweest en<br />
Vrijheer van Gcdjchalk-Oird, voorts Schepen, daar na Secre<br />
taris en eindelijk in 1634, Penfionaris der ftad Dordrecht; hij<br />
Y 3 trouw-
3 + 2 BERK. (POMPEJUS)<br />
trouwde met ALIDA DE ROOVERE , dogter van POMPEJUS DS<br />
ROOVERE, Schout van Dordrecht en MARGARETA MUYS VAN<br />
HOLY, bij wien hij negen kinderen heeft verwekt: i. ERKEN<br />
RAAD BERK , vroeg overleden. 2. MARGARETA BERK, ge<br />
trouwd met Mr. JOHAN VAN DER BURCH, Heer van Niemands-<br />
vriend , Burgemeester te Dordrecht.. 3. Mr. JOHAN BERK.<br />
4. ERKENRAAD BERK, jong overleden. 5. ERKENRAAD, jong<br />
overleden. 6. ANNA BERK , jong overleden. 7. AREND<br />
BERK, jong overleden. 8. POMPEJUS BERK. 9. ERKENRAAD<br />
BERK , trouwde voor de eerftemaal met Mr. ADRIAAN SNOUK<br />
in 1667, Veertig der ftad Dordrecht, voorts Welgeboren of<br />
Mansman van den Hove en Hoge Vierfchaar van Zuidholland;<br />
en voor de twedemaal, met HUGO VAN ARKEL , Burgemeester<br />
en Bailjuw van Schoonlioven. ——— M. BALEN , ut fupra,<br />
bl. 948.<br />
BERK (POMPEJUS), jongfte zoon van MATTHYS BERK<br />
en ALIDA DE ROOVERE, is opvolgelijk Agt, Schepen, Veer<br />
tig en Burgemeester der ftad Dordreclit geweest; voorts Dijk-<br />
graav van Mijns-Heren Land van Moerkerken , Goudfclialkoird en<br />
Hoogheemraad van de Alblasferviaard, Gecommitteerde in de<br />
Admi aliteit te Rotterdam, en meermalen ter vergaderinge van<br />
de Staten van Holla-id. In de verfchillen tusfen de Regering<br />
der ftad Dordreclit en Prins WILLEM DE III, hieldt POMPEJUS<br />
de zijde van den Stadhouder. Dit verfchil hadt zijne oirfprong<br />
over het maken van ene nominatie van Agten; om hier van<br />
enig begrip te geven, achten wij niet ondienftig onze lezers<br />
te berigten: dat voor de revolutie van het jaar 1795, de<br />
Vroedfchap of Oudraad te Dordrecht uit 40 perfonen beftond,<br />
bij welken nog agt wierden gevoegd, die door den Stadhouder,<br />
uit een driedubbel getal, welke door de Gildens plegen be<br />
noemd te worden, verkoren werden, of om op zig zeiven,<br />
of liever nevens de 40 Raden, de Gemeente te verbeelden;<br />
voorflagen te doen ter verbetering der ftad, en te ftemmen in<br />
de verkiezing van Burgemeesteren. Zij droegen den naam van<br />
Goede Luiden van Agten, en bragten famen twaalf ftemmen<br />
• . uit,
BERK. (POMPEJUS) , 3 4 J<br />
uit, om dat zij in oude tijden uit twaalf "perfonen, plagten te<br />
beftaan. De Öud-Purgémééstérs,<br />
bij gefchrifte verwittigd zijnde van de ongeregeldheden* die<br />
hunnes oirdeels, in 't doen der nominatie begaan was, dagt dé<br />
Prins, als Stadhouder het regt te hebben, om tot onderzoek<br />
ene kommisile uit het Hof van Holland naar Dordrecht té zen<br />
den , dan de Regering van de ftad het vol houdende, moestert<br />
zij tot tweemalen toe onvérrigter zake naar 'f Hage te rug ke<br />
ren. Doch Prins WILLEM ZO gemakkelijk zijne hèerszugtigé<br />
inzigten niet latende varen, wist na ingenomen advijs van het<br />
Hof, waar van de meeste leden van zijne hand vlogen, het<br />
zodanig te beleggen j dat niettegenftaande de zaak voor de<br />
Staten was gebragt, 'er ten derdenmalen ene Commisfie van<br />
drie Raadsheren en 's Hofs Griffier naar Dordrecht werdt ge<br />
zonden; en tegens dé wille en het genoegen der Regering<br />
aan, het voorgenomen onderzoek deden, en het zodanig be-<br />
leiden, dat de Stadhouder volkomen zijnen zin kreeg. Indien<br />
rnen het beloop der voorafgegane zaken, welke door 's lands<br />
Ge chiedfchrijvers van dié tijd më.ie^eJeeld wordénj met aan-<br />
dagt gadeflaat, zal men zonder vermetel te zijn, natuurlijk<br />
moeten befluiten, dat de voorgewende ongeregeldheden,- en<br />
het doen der nominatie tot de verkiezing der Goede Lidden van<br />
Agten te Dordrecht, enkel een opgeworpen balletje was; om<br />
het bepaalde ontwerp van WILLEM DEN III, ten einde zig<br />
van fommigé Regenten, die eed en pligt betragtehde, niet<br />
in alle zijne maatregelen wilden treden, uit den wég té rui<br />
men; want kort geleden, hadt hij op ene willekéurige wijze<br />
liegen leden d é hem niet aangenaam waren, uit de Vroed<br />
fchap te Utrecht ontzet, en afhangelingen van hém daar voor<br />
in de plaats aangefteld; en zo als hij te Dordrecht gehandeld<br />
hadt, deedt hij omtrent gelijktijdig ook te Leijden, verkiezen<br />
de vier perfonen tot Schepenen * buiten de noniinitie. Somï<br />
'4 -, mi
344 BERK. (NIKLAAS VAN)<br />
migen verhalen, dat de Raadpenfionaris FACEL, geen genoe<br />
gen fchepte in 't gene zijne Hoogheid te Dordrecht onderno<br />
men hadt, en dat de Prins hier toe voornamelijk aangezèt ge<br />
weest was, door den Here VAK HALEWYN, die op eigen be<br />
vordering bedagt, Burgemeester ARENT MUYS VAKHOLY, op<br />
wien zijne Hoogheid misnoegd was, om dat hij in gemoede,<br />
fterk voor 't Beftand geijverd hadt, zogt te doen ontzetten<br />
van de Regeringe; en die voor zig zei ven op 't Raadpenfiona-<br />
ïisfchap zou gevlamd hebben;- ook voegt men hier bij, dat<br />
MUYS ftaat gemaakt hadt, dat hij door WILLEM vastgehouden,<br />
en naar Loeveftein gevoerd geworden zou zijn, en dat. hij zig<br />
des getroost zou hebben, indien 't gebeurd ware ; doch of<br />
men dit niet dorst wagen, is onzeker; doch vast gaat het eg<br />
ter, dat MUYS, ter voldoening van wraak, het volgende jaar<br />
uit de Regering wierdt gezet.<br />
Wij keren na dezen uitftap te"rug, tot POMPEJUS BERK, om<br />
te berigten, dat hij is getrouwd geweest met zijne nigte, MAR<br />
GARETA DE ROOVERE, dogter van PIETER DE ROOVERE, Here<br />
van Hardinxvelt, Bailjuw van Zuidholland, en van SOPHIA DE<br />
BEVEREK, bij wien hij tien kinderen heeft verwekt. .<br />
Negociat. du Comte D'AVAUX, Tom. IV. p. 115. 117. 121. 123.<br />
248. 307. Tom. V. p. 232. WAGEK., Vad. Hift. XV. D. bi.<br />
2S9--27S). M. BALEN, Befchrijving van Dordrecht, bl. 950.<br />
BERK (NIKLAAS VAN) , lid der Regering van de ftad Ut<br />
recht, was in 1608 een der Gemagtigden, om in 's Hage met<br />
SPINOLA en de vier andere Spaanfe Gezanten, over het fluiten<br />
van ene vrede of beftand te handelen; in 1611 werdt hij uit<br />
het lid der Gekorenen ontflagen, en zedert buiten bewind ge<br />
houden, tot in 1618, wanneer Prins MAURITS hem na 't af<br />
danken der Waardgclders de Utrechtfe Regering veranderende,<br />
hem in Rijzenherg tot Burgemeester aanftclde. In 't jaar i6i9<br />
wierdt VAN BERK onder de befchuldigers geteld, die tegens OL-<br />
DENBARNEVELT en UITENBOGAARD getuigden; dan deze Iaatfte<br />
heeft hem op de voldoenendfte wijze wederlegd, en middag<br />
klaar getoond, dat BERK zig zei ven heeft tegengefproken. In<br />
de
BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAK) 3.-5<br />
de Historie der Regtspleging van OLDENBAP.NEVELT , leest<br />
men, dat deze BEEK ellendig is overleden, en dat zijn affter-<br />
ven, kort voor de uitdaging van UITEKBOGAARD , voor Chris<br />
tus regterftoel, dus jammerlijk zou gevolgd zijn. Leven<br />
van UrTENBOGAARD, bl. 253. BRANDT, Hiftorië der Regtsple<br />
ging bl. 322. WAGEN:, Vad. Hifi. IX. D. bi. 321. X.<br />
D. bl. 234. 349- 352.<br />
BERKEL of BERCKEL (ENGELBERT FRANCOIS VAN),<br />
Broeder van PIETER JOHAK VAK BERCKEL , Raad en Burgemees- 1<br />
ter van Rotterdam, en eerfte Gezant van de Bataaffe rèpuBlijk bij<br />
de verenigde Staten van Noord-Amerika, is géboren te Amfteldam<br />
den 8 oclober 1726, uit een aanzienlijk Hollands geflagt. Hij hadt<br />
tot vader ENGELBERT VAN BERCKEL, die geweest is Burgemees<br />
ter en Hoofdofficier van Amftels grote koopftad, en Bewind<br />
hebber der Oostindifche kompagnie aldaar; zijne moeder ene<br />
afftarrimèling van de aloude familie der HOGÈNDORFEN, droeg<br />
de voornamen van THEODORA PETRÓNELLA. VAN BERCKEL<br />
©effende zig in de grondbeginzclcn der letterkunde en talen •<br />
aan de latijnfe fcholen van zijn vaderftad, en maakte daar in<br />
fpoedig zodanige vorderingen, dat hij nog zeer jong naar het<br />
Hogefchool va^ Utrecht trok, om zig aldaar verder in het be<br />
oeffenen der fraaije letteren en wetenfehappen te bekwamen.<br />
Ook ftudeerde hij met zo veel ijver en noeste vlijt in de<br />
regtsgeleerdheid, dat hij met een üitftekenden roem, op den<br />
15 augustus 1748 tot Doktor in beide de regten wierdt gepro<br />
moveerd. Hier op verkoos hij 's Hage tot zijn woonplaats,<br />
ten einde aldaar voor de Hoven van Juftitie de praktijk uit te<br />
oeffenen. Het duurde ook niet lang, of VAN BERCKEL maakte<br />
als Advokaat veel opgang, beijverende zig ongemeen om zijne<br />
Cliënten wel te dienen, en daar bij ene proefhoudende eer<br />
lijkheid in agt nemende. De fnipperuren, die hem van zijne<br />
praktijk overfeboten, befteedde hij met de uiterfte nauwgezet<br />
heid om zig verder niet alleen in de regtsgeleerdheid, maar<br />
ook in de ftaatkunde te bekwamen, in welke beide vakken,<br />
men getuigd vindt, dat hij zeer ervaren was en uitgemunt<br />
Y 5 heef.
3 46 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />
heeft. Ook wierdt zijn naam hier door beroemd, zo dat dé<br />
Regeerders van Amfteldam. hem in augustus 1762, tot haren<br />
Penfionaris aanftelden, in welken zwaarwigtigen post, diéniet<br />
zonder onaangenaamheden en hindernisfén voor hém is ge<br />
weest, doch daar hij zig altoos met mannenmoed heeft doorge<br />
worfteld, hij is verbleven tot in 't laatst van feptember 1787<br />
als wanneer hij kort na de voorgevallene revolutie, daar voor<br />
heeft bedankt.<br />
Een ieder die geen vreemdeling in 's lands gefchiedenisfen<br />
is, weet, dat wanneer in 1778 de Noord-Amerikaanfe Staten<br />
door Frankrijk voor een onafhangelijk Gemenebest waren ver-<br />
klaard, en een verdrag met het zelve hadden gefloten, deze<br />
nieuwe Republikeinen ook zogten, onze Gewesten, door een<br />
verbond van vriendfehap en koophandel aan zig te verplig-<br />
ten. WILLIAM LEE, werdt tot dien einde als hun Gezant her<br />
waarts gezonden, om daaromtrent voorflagen te doen, welke<br />
daar van opening deedt aan den Amfteldamjen kooprnan JAN<br />
DE NEUFVILLE, welke hier van kennis gaf aan Burgemeesteren<br />
van die ftad. Dezen begrepen, aan de ene zijde, dat het on-<br />
moogiijk was, dewijl de Noord-Amerikanen , door Engelandj<br />
niettegenftaande de toenmalige onderhandelingen tot ene ver<br />
zoening, voor geen onafhangelijk volk erkend waren, enig<br />
voorftel ter vergadering van de Staten van Holland, tot het<br />
aanvangen van eigenlijke onderhandelingen over dit ftuk -te<br />
doen; doch zij hielden zig van de andere zijde, niet min o-<br />
vertuigd, dat het, uit overweging der dagelijks toenemende<br />
naijver, ten aanzien van den handel en zeevaart dezer lan<br />
den, hun onvermijdelijke pligt was, van de openingen dooi<br />
den Amerikaan/en Kommfsfaris gegeven, zodanig een gebruik<br />
te maken, als de gefteldheid van zaken gehéngde en in hun<br />
vermogen ftondt. Overeenkomftig hier mede, gelastten Bur<br />
gemeesters hunnen oudften Penfionaris, onzen VAN BERCKEL,<br />
om aan LEE te verklaren: „ dat bijaldien de aangevangene<br />
„ onderhandelingen tusfen Engeland en Noord- Amerika * geen<br />
„ uitfluitende bedingen ten nadele van de Republijk zouden'<br />
„ hebben, Burgemeesters als dan van hunne zijde, zo dra de<br />
„ ön-
BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) , 4 7<br />
'„ onafhangelijkheid van Noord-Amerika, door Engehnd erkend<br />
„ zou zijn, alles zouden aanwenden, wat in bun vermogen<br />
„ was, om het ommercie-tractaat, zo ah het zelve dan ont-<br />
„ worpen en goedgekeurd zoude zijn, bij de verdere Bondge-<br />
„ noten tot vastheid te helpen bre gen." Ook was door VAN<br />
Br.RCit-.i- nrct kcnn!« van Burgemeesteren, JAN DE NEUFVILLE<br />
te werk gefield, om cc handelingen met WILLIAM LEE voor;<br />
tc zetten, ei ttfit fenzelven een ontwerp van een commercie-<br />
trafiaat linten tc ilelUm, het welk zo dra de erkentenis van<br />
de oiunia'igelijkheid der Amenkoanfe Staten door Engeland, daar<br />
zou mopen zijr., tot een voorwerp van overweging der Staten<br />
van Htll&nd, dcor es Regering van Amfteldam zou kunnen<br />
woorden voorhield. Dan ene zeer onvoorziene gebeurtenis,<br />
deed dit geheim ten tweden jare aan den dag komen. HENRY<br />
LAUKÜMS namelijk, gewezene Voorzitter van het Amerikaaife<br />
Congres, uit Amerika herwaards overilekenJe, wierdt door een<br />
Engels fregat genomen, en fchoon hij een doos me: papie;en<br />
over boord hadt geworpen, wierdt dezelve door de Engelfen<br />
opgevist, doordien bij mangel van geen genoegzaam lood daar<br />
aan gehangen te hebben, de doos te ligt was om te kunnen<br />
zinken, en het was in deze doos dat men onder meer andere<br />
papieren, ook de onderhandelingen van JAN DE NEUFVILLE<br />
met WILLIAM LEE vondt.<br />
Bijster veel gerugt maakte deze zaak in' Engeland, en het<br />
martelde aan de zijde van deszelvs Staatsbefiier, aan geen<br />
zwue klngten en bittere verwijten tegens de Verenigde Gewes<br />
ten cn derzelvex Bcftui;rdcrs; men wilde daar aan de gedaante<br />
der misdaad van gekwetfte Majefteit des Konings van Enge-<br />
tnd ..f.-un, en at« éne famenfpanning met de wederfpannelin-<br />
gen der Bri'fe krone doen voorkomen. Hadt Amfteldam van<br />
den aanving der onkwen af aan, zig minst naar de imzigten<br />
var, /Iij.-i'-nu wi len Ichikken, de Regeerders dier ftad kon<br />
aten DU brandmerke- als aan ene hoofdmisdaad fchuldig, cn<br />
dt ft '-Sajing eniger leden, onder bedieiging van enen oor<br />
log vorderen. VAN'PERCEEL hoepel hij klaarblijkelijk, flegf.-<br />
als Minister de bevelen zijner principalen hadt volvoerd,<br />
•,. ; •. M; wieidt
34.8 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />
wierdt egter perfoneel het voorwerp, tegen 't welk de ver<br />
gramde Stadhouder en het Engelfe Minifterie, hunnen vuiien<br />
zwadder uitfpuwden. YORKE de Engelfe Gezant, leverde<br />
op den 10 november 1780, een vertoog in ter vergadering<br />
van Hun Hoog Mogenden, waar in ene opftapeling van al<br />
wat nijd en tomeloze kwaadaartigheid kan verzinnen, was<br />
te vinden. Ook wierdt onder anderen, van wegen den En<br />
geljen Koning niet minder geëist: ,, dan dat de Penfionaris<br />
„ VAN BERCKEL en deszelvs medepligtigen, openbaar zouden<br />
geftraft worden, als verftoorders van de algemene rust en<br />
„ fcheurers van het regt der volken." Men vondt 'er zelvs<br />
hier te lande, zo fel op den Penfionaris en die verder de<br />
hand in deze zaak gehad hadden, gebeten, dat zij beweerden:<br />
niets beters te kunnen uitdenken, dan die genen, welke<br />
„ deel hadden in het beramen van dit Rrafwaardig ontwerp,<br />
„ naar Engeland over te zenden, op dat de Koning naar wel-<br />
gevallen, met die fchuldigen mogt bandelen." Die inboe<br />
zemingen , zulke, en foortgeüjke verregaande gezegdens, wa<br />
ren voorlopers van 't gene YORKE verder in de gemelde me<br />
morie aan Hun Hoog Mogenden inbragt; want naar gewoon<br />
te 's Konings vriendfehap jegens deze Gewesten, tot walgens<br />
toe opgevijzeld, en den natuurlijken vijand van beiden, gelijk<br />
hij Frankrijk noemde, op 't hatelijkst afgefchilderd hebbende,<br />
vaart hij op dezen heftigen en dreigenden toon, dus voort:<br />
„ Reeds een geruimen tijd geleden, hadt zijne Majefteit on-<br />
„ telbare aanduidingen gehadt, yan de waarlijke oogmerken<br />
„ ener tomeloze Cabale. Maar de papieren van den Heer<br />
„ LAURENS , zogenaamd Voorzitter van het voorgewend Con-<br />
s, gres, hebben de ontdekking gedaan vaneen complot, waar<br />
„ van geen voorbeeld té vinden is in de jaarboeken van de<br />
„ Republijk. Het blijkt uit deze papieren , dat de Heren<br />
„ van Amfteldam reeds in de maand augustus des jaars 1778,<br />
„ ene heimlijke verftandhouding hebben aangevangen met de<br />
„ Amerikaanje Weerjpannelingen, dat 'er lastbrieven en volmag<br />
„ ten door hun zijn afgegeven, betrekkelijk tot het fluiten<br />
„ van een verbond van onverbrekelijke vriendfehap met die<br />
„ Weer-
BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) 349<br />
Z Weerfpannigen , fchoon onderdanen van een Souverein,<br />
„ met wien de Republijk, door de dierbaarfte verbintenisfen<br />
„ op 't nauwst verbonden is. Dat de aanleg gers van dit com-<br />
„ plot 't niet lochenen, maar integendeel erkennen, en het<br />
„ fchoon vrugteloos tragten te regtvaardigen. Het is in deze<br />
„ omftandigheid , dat zijne Majefteit, zig verlatende op de<br />
„ billijkheid van hun Hoog Mogenden, ene uitdrukkelijke af-<br />
„ keuring vordert van een gedrag zo onregelmatig, en niet<br />
„ minder ftrijdig met hunne geheiligdfte verbintenisfen, dan<br />
met de grondwetten van de Republijk. Op gelijke wijze eist<br />
„ zijne Majefteit ene fpoedige voldoening, geëvenredigd aan<br />
„ de belediging, mitsgaders dat de Penfionaris VAN BERCKEL, en<br />
„ diens Medepligtigen, openbaar worden geftraft, als verjioorders<br />
van de algemene rust en /dienders van het regt der volken. Zijne<br />
„ Majefteit houdt zig verzekerd, dat 't antwoord van hun Hoog<br />
„ Mogenden fpoedig, en, in alle opzigten , voldoende zal<br />
„ zijn. Maar, zo het tegendeel mogt gebeuren, zo hun Hoog<br />
Mogenden weigerden te voldoen aan een zo regtmatig ver-<br />
„ zoek, of 't zelve met ftilzwijgen tragten te leur te ftellen,<br />
„ 't geen als een weigering zal aangezien worden. In dat ge-<br />
„ val, kan de Koning niet anders doen dan de Republijk aan-<br />
„ zien als goedkeurende de aanflagen, die zij weigert af te<br />
„ keuren, en te Rraffen. Door dusdanig een gedrag zal de<br />
„ Koning zig gedrongen vinden tot het nemen van die maat-<br />
„ regelen, welke de handhaving van zijne waardigheid, en<br />
„ der wezenlijke belangen zijn's volks, van hem vorderen."<br />
Met zuik een hoon en aantijginge bezwaard, Heet VAK<br />
BERCKEL den volgenden winter, zijner onfchuld zig ten vollen<br />
bewust, oirdeelde hij het geleden ongelijk niet langer te moe<br />
ten verkroppen. Op den 4 meij 1781, vervoegde hij zig met<br />
een uitvoerig vertoog, de kenmerken van zijne' kunde en braaf<br />
heid dragende, bij de Staten van Holland, verzoekende om vrij<br />
gefproken te worden vart dien laster: „ Wel hadt hij, die.<br />
„ reeds omtrent negentien jaren, als Penfionaris van AmjieU<br />
„ dam, de vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden bijge-<br />
j, woond hadt, opgemerkt, dat de leden der Hoge Regeringe<br />
„ den
350 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS vu;)<br />
„ don buitenfpcrigen Rap des Engeljen Ridders, met ftilzw-L<br />
„ gen en veragting, hadden beantwoord, en was hij ook ge-<br />
„ negen geweest die zaak op de zelvde wijze te behandelen-<br />
„ maar zig van alle perfonen, in YORKS vertoog voorkomen-<br />
„de, aileen met name genoemd en bechreven vindende als<br />
„ boven- aiie fchuldig, en het hoofd van een complot, be-<br />
» greep hij, na rijpen rade, zo verregaand ene kwetzing<br />
„ van zijne eer niet te kunnen gedogen, en verpligt te zijn,<br />
„ zig voor 't gemeen en de nakcmeiingfchap, bij welke hij be-<br />
„ ledigd was geworden, van zodanig een laster, hoe eer hoe<br />
„ beter, te moeten" zuiveren; ene handhaving van zi'men<br />
„ naam te noodzaakiijker geworden, dewijl men' na de uitga-<br />
„ ve van dat fchendend vertoog, niet hadt nagelaten, aileiiei<br />
„ nadelige gerugten , ten zijnen opzigte uit te firoijen, en<br />
,, zelvs in de nieu «papieren te verfpreiden. Reeds voor<br />
„ lang zou hij zig ten. dien einde bij Hunne Ed. Groot Mog.<br />
„ vervoegd hebbben, dan hij hadt den uitflag hunner raad.<br />
« piegingen willen afwagten; in welken tusfentijd YORKE op<br />
„ nieuw ce fti afoeffening, onder zeer fterke en gants onge-<br />
„ hoorde bedreigingen voiderde " Voorts betuigd den Pen<br />
fionaris r „ dat hij na ene bedaarde overweging, het tot be-<br />
„ reiking van zijn oogmerk het best hadt geoirdeeld, zig bij<br />
„ Hunne Ed. Groot Mog. te vervoegen, om aan de ene zijde<br />
„ op de overtuigendfte wijze te doen zien, dat hij zig geen-<br />
„ zins aan het ftrengile onderzoek van zijne daden en gedrag<br />
„ poogde te onttrekken, indien tegen alle verwagting, door<br />
„ deze of gene befcheiden, van wegens den Engeljen Staats-<br />
„ raad ingeleverd, Hun Ed. Groot Mog. in 't begrip mogten<br />
„ gevallen wezen, dat er zelvs maai- enige fchijn was voor<br />
„=de gegrondheid. der befchuldigtng door den Ridder YORKE<br />
„ .tegen hem a 1<br />
gegeven; of aan de andere zijde, bij ontftente-<br />
„ tenisfe van dusdanige bezwarende befcheiden, van Hun Ed.<br />
.„ Groot Mog., zodanig ene verklaring van zijne onfchuld<br />
„ verwerven, als hem tegen a !e vermoedens kon dekken. Te<br />
„ meer hadt hij tot het doen van dezen ftap befloten, dewijl<br />
„ hij zig verzekerd hieldt, dat de bekende biihjkheid van Hun<br />
., Ed.
BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) %\<br />
„ Ed. Groot Mog. geenzins kon toelaten, de nodige ordres<br />
„ niet te Rellen, om een Min'ster van een der aanzienlijkfte<br />
„ fteden van Holland behoorlijk te regt te doen Rellen om<br />
„ ten voorbedde van andeien, geRraft te worden, indien hij<br />
„ daden gepleegd of vermoedens gewekt hadt, van zig zover-<br />
„ re te buiten gegaan te hebben als hem wierdt. ten laste ge^<br />
„ legd; of wel, in tegendeel, dat Hunne Ed. Gr. Mog. an-<br />
,, derzins geen zwarigheid zouden maken, hem.ene verjaring<br />
*„ van onfchuld te verlenen, welke hij, in den bijzondei en za-<br />
„ menloop van omftandigheden, waar in deze zaak zig be-<br />
3, vondt, met des te meer regt fcheen te mogen vorderen om<br />
„ dat zijne befchuldigers buiten het bereik van de ordinaris<br />
„ JuRitie dezer landen gefield zijnde, hij in de onmooglijkheid<br />
„ was,.om, door dat middel, ene behoorlijke voldoening,<br />
„ wegens die belediging te kunnen verwerven. -<br />
' Het was dan<br />
op deze gronden, dat hij ten flotto verzogt: „ dat in 'tenRe<br />
„ geval, de befcheiden ten fpcedigften mogten overgezonden<br />
„ worden aan den Hoofdofficier der 'Rad Amfteldam, om het<br />
„- regt van de Hoge Overheid desaangaande tegen hem te kun-<br />
„ ren waarnemen, en aan hem aldus de gelegenheid te ver-<br />
„ fchaffen, om zijn gefchonde eer, voor "t oog der gantfe we-<br />
„ reld, door middel van de ordinaris JuRitie te kunnen ver-<br />
„ dedigèn; óf in het tegengeflelde geval, wanneer Hun Ed.<br />
„ Gr. Mog. geene befcheiden ten zijnen natiele ter hand ge-<br />
„' Reld waren, noch ter hand gefield hadden kunnen werden<br />
„ hem daar van verklaring te verlenen; ten einde daar mede<br />
„ alle lasterende gefpreki-en , en invlegtincen in de -nieuws-<br />
„'papieren, kragtdadig te kunnen tegengaan."<br />
. Het liep aan tot, in het laatst des jaars 1782 , eer aan deze<br />
verdrietige zaak-een einde werdt gemaakt. Amfteldamfe Koop<br />
lieden trokken zig dezelve, ten langen Iaatfte aan. In april<br />
des genoemden jaars, ene zamenkomst belegd hebbende, na<br />
men zij in dezelve in overweging, om aan de Regerin, hunner<br />
ftad een verzoekfehrift aan te b e:'en, dat de Heer VAN BERC<br />
KEL, in wien de Beurs van Hollands grootfte koopftad zulk'een<br />
wel gegrond vertrouwen ftelde, m de onderhandelingen met<br />
ft- i den
352 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />
den Here ADAMS mogt gebruikt worden; als mede, dat bi]<br />
ten dien einde, gelijk voorheen, de Staatsvergaderingen van<br />
Holland zou bijwonen; en dat, indien 'er zig onverhoopt zwa<br />
righeden hier tegen mogten opdoen, de Regering der Rad de<br />
volkomene regtvaardiging van den Penfionaris wilde bewer<br />
ken. Dit oogmerk, zo vol blijks van hartlijke genegenheid<br />
der Kooplieden voor dien braven Staatsman, welken zij zo<br />
gaar ne in de waarneming van zijn post herfleld zagen, bleef<br />
onuitgevoerd; doordien men begreep, ene zaak van dien aart'<br />
aan het wijs beRuur der Regeringe te moeten overlaten, en<br />
dat het herflel van den Penfionaris, zonder de allerminfte tus-<br />
fenkomst der Burgerije, veel luisterrijker zou wezen. Intus-<br />
fen verwekte het lang verwijl dat VAN BERCEEL, in de vol la<br />
bekleding van zijn Penfionarisfchap tradt, met in 's Hage ter<br />
dagvaart te verfchijnen, niet weinig gemors; men dagt, dat<br />
Amfteldam hier aarzelende, in den eerst betoonden ijver ver-<br />
flapte ; ja de drift floeg over om te zeggen: „ wordt VAN<br />
„ BERCKEL t'huis gehouden, dan moet hij fchuldig zijn, en is<br />
„ hij fchuldig, hoe veel te meer dan die Regeerders, op wier<br />
„ uitdrukkelijkcn last hij alles verrigtte?" doch dit morrend<br />
misnoegen zweeg, en de wens der Kooplieden wierdt ver<br />
vuld, toen dc Regering-van Amfteldam in november 1782 be-<br />
floot, dien Penfionaris de Statenvergadering wederom als hun<br />
nen Gelastigden te doen bijwonen.<br />
Zedert dien tijd heeft VAN BERCKEL , fteeds getrouw aan<br />
zijne loffelijke Staatsbeginzelen, geen gering aandeel gehadt<br />
in de pogingen, die van tijd tot tijd wierden te werk gefteld,<br />
om het Stadhouderlijk gezag binnen de vereiste palen te rug<br />
te brengen, en andere wederregtelijkheden, die hij voor Staat<br />
en vaderland fcbadelijk oirdeelde, te beteugelen; het was dus<br />
ook geen wonder, dat men in 1787, na de revolutie door het<br />
inroepen der Pruisffche heierbenden te wege gebragt, zijnen<br />
naam gemeld vindt op de lijst der Staatsmannen, welke onder<br />
den naam van fatisfatïie aan den onbegrensden ftaatszugt en.<br />
wrede wraaklust van de Princes, huis vrouwe, van den gewe<br />
zen Stadhouder , moesten werden opgeofferd. Met dit al,<br />
beeft
BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) 3 S J<br />
heeft hij nog tijdig vrijwillig afftand van zijn post als Penfionaris<br />
gedaan. Men vindt 'er, die van oirdeel waren, dat<br />
ambtsontzetting niet het enig kwaad zoude zijn , welke men<br />
voor hadt hem te doen ondergaan, maar dat zelvs zijne perfooniijke<br />
veiligheid met enig gevaar gedreigd wierdt. Zeker<br />
is het immers, dat VAN BERCKEL vele aanmaningen, doch<br />
allen naamloos ontving, dat hij wel zou doen, om de ftad<br />
en het land te ruimen. Met dit al befloot hij te blijven, en<br />
hadt zedert moeds genoeg, om zijn gehouden gedrag, in ftads<br />
en ftaatszaken, openlijk te verdedigen, in een geichrift tot<br />
tijtel voerende: ^fctjSjlbe ban Mt. E. F. VAN BERCKEL, OUÖ<br />
penfionaris? öcr ito Jïmfeöam / aan ben ÏJcere Mt. NN.<br />
&ouöen&e amtoco:D op cent * gebgaagöe eforföarien/ raatai&e<br />
ben in&oub bet itóemqrien ban Den Jgterc Mt. JOACHIM<br />
RENDOEP. kaarten 1793- in 84». Deze Amfteldamfe Burgemeester,<br />
met gants andere beginzels bezield dan onze Penllonaris,<br />
hadt hem in zijne bekende Memorie», op ene
UA BERKENRODE,<br />
bj reprffectaue, was het doel dat deze brave vaderland'<br />
poogde. Ongemeen ijverig was hij ook ter onderfteuning<br />
yan al het geen den koophandel en zeevaart tot begtmftigftg<br />
••." ilrekte. In een woord, VAN BERCKEL was een eerlijk en,<br />
|tmdig Staatsman, die den post waar in hij gefield was, altoos<br />
mgt luister heeft bekleed, het Heil, des Volks voor ene dier-<br />
bare grondwet.hieldt, en de vuige kwaadaartigheid waar me-<br />
•de hij fomwijlen is aangevallen, met mannelijk dapperheid<br />
heeft'te keer gegaan en overwonnen. —— Medeged. Berig-<br />
te»,' Vad, Hift.' XXVI. D. bl. 4.22'. &c. Nieuwe Neder',.<br />
Jaarb, 1780. bl. 21.2. 422. Verzameling van Staatsft. bij CHAL-<br />
.MOT, II. D. bl. 6.<br />
BERKENRODE, is. de naam van een aloud adelijk geflagt,,<br />
s;ger.tlijk te Haarlem te huis horende, waar van JAN VAN<br />
AXLSM de eerfte was; doch deze zo wel als zijne nakome<br />
lingen hebben cj en naam van HAARLEM verlaten, om die. van<br />
BERKENRODE aan te nemen, naar het land of ftuk lands, hun<br />
gefehonken, volgens inhoud des Leenbriefs van Graav FLO-<br />
EIS in het jaar 1284 verleend, en te vinden in het Charter<br />
boek vjn MIERIS. Wie de ftigter van het huis of kasteel daar<br />
pp ftaande, geweest zij, kan met geene zekerheid bepaald<br />
worden, maar wel dat J<br />
er voor de Reformatie in die Heer<br />
lijkheid ene kapel ftondt, aan St. Agatha gewijdt, die door.<br />
een eigen Pastoor bediend wierdt. In 1573, wierdt het gant-<br />
fa gebouw ten enemalen door de Spanjaarden vernield; doch,<br />
gaar tra veel grootfer en heerlijker weder opgebouwd, pron<br />
kende, met enen Italiaanfen gevel* dan dit onderging de nood<br />
lottige ramp yan 's nagts tusfchen den 4 en 5 meij 1747 ten<br />
enemalsn door de vlammen verteerd en in een puinhoop ver<br />
anderd te worden. De Heer LESTEVENON , vader van den<br />
tegenswpordigen bezitter, deedt hetzelve binnen korten tijd,<br />
nog pragtiger dan het voorgaande herbouwen. Dan keren wij<br />
tot JAN•-VAN-HAARLEM, te rug, deze' overleed in .1305, nala<br />
tende ARNOLD VAN BERKENRODE, wiens verdere geflagt-hjst<br />
men bij GOUDHOEVEN en VAN LEEUWEN .kan.nazien, bij wien,<br />
. . . .ook
BERKHE1DEN. (GERRIT)<br />
*ok aangetekend ftaat, dat in 't jaar 1559 HENDRIK VAN BER<br />
KENRODE met die Heerlijkheid verlijd werdt, als mede dat hij<br />
ter vrouwe hadt MARIA VAN PERSYN. Onder meer andere<br />
beroemde Mannen van dit geflagt, wier namen in de vader-<br />
landfe gefcbiedenisfen genoemd worden, munt uit GERRIT,<br />
als zijnde het deze, die in 1572, met PIANS KOLTERMAN en<br />
PIETER KIES, oirzaak was, dat Haarlem aan de zijde ; !<br />
er Sta<br />
ten overging, en ALVA tot vijand verklaarde. GOEDELA VAN<br />
BERKENRODE, ene der dogters van HENDRIK en MARIA PERSYN,<br />
huwde in 1618, met haren neef FLORIS VAN ALKEMADE, aan<br />
wien zij, onder andere goederen , ook BERKENRODE ten huwe<br />
lijk bragt. Hun zoon HENDRIK VAN ALKEMADE, verkogt in<br />
1649 deze Heerlijkheid, aan BENJAMIN POULLA, Ridder Ba<br />
ronet en Schepen der ftad Amfteldam; welke in 1691 door de<br />
Staten-van Holland daar mede verlijd zijnde, dezelve bij zijn<br />
dood in 1711 overliet aan zijne vrouwe ELIZABETH THIELENS,<br />
d e na dat de leenverheflïng -gefchied was, in 1712, in een<br />
twede huwelijk trad, met JAN TRIP, Burgemeester en Raad<br />
der ftad Amfteldam, aan wien zij bij haar overlijden, zonder<br />
kindereu na te laten, in 1725, hare goederen en den tijtel<br />
van Heer van Berkenrode, gedurende deszelvs leven ten erve<br />
naliet, en na zijn overlijden, aan MATTHEUS LESTEVENON<br />
haren agterneef, die in 1746 Schepen van Amfteldam, daar<br />
na Houtvester van Brederode, en in 1750 Ambasfadeur, van<br />
deze Republijk aan 't Hof van Frankrijk werdt; zijnde on<br />
langs overleden , en de Heerlijkheid Berkenrode op zijnen<br />
zoon overgegaan.. S. AMPZING, Befchr. van Haarlem, bl.<br />
7. 16. 27. WAG., Vad.. Hift, VI, D. bl. 367. 412. XX. D.<br />
bl. 37ö-.<br />
BERKHEIDEN (GERRIT), Konstfchüder, is geboren te<br />
Haarlem, in het jaar 1629. Zijne lotgevallen zijn zodanig<br />
verbonden met die van zijnen broeder JOB, dat wij 'er hier<br />
niets anders van zullen zeggen, dan dat hij zig bijzonderlijk<br />
•bepaalde tot het fchilderen van aangename gezigten, van hui-<br />
,zen, grote gebouwen, kerken, als ook deurgezigten vau de<br />
Z 2 He.
35^ BERKHEIDEN. (JOB)<br />
Here- en Keizersgragt, wederzijds met bomen beplant, «n<br />
met allerhande kleine beeldjes opgefiert, welk hij alles naar<br />
't le,ven aftekende, en daar na konftig en uitvoerig op tafe<br />
relen bragt. GERRIT kwam ongelukkig aan zijn einde, want<br />
den ouderdom van 70 jaren bereikt hebbende, liep hij in den<br />
avondltond van *-t gezelfchap komende, in de Brouwersgragt,<br />
en verdronk op den IQ augustus 1698. A. HOUBR. ,<br />
Schouwb. UI'. D. bl. 197.<br />
BERKHEIDEN (JOB), Konstfchüder, mede van Haarlem<br />
geboortig , was de oudfte broeder van GERRIT , en werdt,<br />
een opgefchoten jonge zijnde, door zijnen vader op 't boek<br />
binden belleld, doch hij ki'eeg daar ras tegenzin in, en .<br />
wilde een Schilder worden; de ouders waren hem hier in te<br />
wille, en zogten een braaf meester voor hem op, bij v/ien<br />
hij de grondbeginzelen van die edele konst leerde. JOB be<br />
ijverde zig met zo veel lust en vlijt, dat hij binnen korte<br />
jaren al een fraaij ftiikje koste fchilderen; 't welk zijn broeder<br />
GERRIT zodanig bekoorde, dat hij insgelijks de handen aan<br />
die konstploeg begost te flaan, en de ene om 't zeerst tegens<br />
den anderen ijverde, doch elk in een bijzonder vak, daar<br />
2ijn geneigtheid 't meest toe overhelde.<br />
JOB op eigen wieken denkende te kunnen drijven, verliet<br />
zijn meester, zette zig aan den rhijnkant neder, en maakte<br />
zig bij de dorpelingen tusfen Leijden en Utrecht bekend, daar<br />
hij vele van voor een geringe prijs uitfchilderde, zig daar<br />
door naar 't leven oe-Tende, en van 't model nog geld toe<br />
bedong. Hier mede gedaan werk krijgende, begaf hij zig<br />
weder tot het fchilderen van moderne beeldjes, gezelfchappen,<br />
boertjes en dergelijken, tot dat de lust hem bekroop om te<br />
gaan reizen; hij fioeg zijn broeder GERRIT'zulks voor, die<br />
aariftonds gereed was, en zij befloten een togt naar Diritsch-<br />
ïand te doen. Te Keulen onthielden zij zig enigen tijd, om<br />
enige kleine medegenomen flukjes voor geld te verwisfelen,<br />
't wglk hun gelukte; hier door'geraakten zij onder anderen<br />
in kennis met een geestelijk fusje, die kort geleden haren<br />
broe-
BERKHEIDEN. (JÖBj 357<br />
broeder die Priester was doof dé dood hadt verloren; zij waS<br />
hier innerlijk bedroeft övêr, en floeg aan onze Schilders<br />
voor, of zij niet in ftaat zouden zijn haal- daar' eén afbeeldzei<br />
van te vervaardigen, op dé befchrijving die zij 'er van zoüde<br />
geven; vreemd klonk huri dit voorftel in de oren; JOB keek<br />
op GERRIT; en deze weder op JOB; eindelijk zeide de<br />
Iaatfte, na zig enigen tijd hedagt te hebben, dat hij zulks!<br />
aannam; zij togen aan 't werk, en volvoerden het tot genoe<br />
gen van de Begijn, die zij mede affchiiderden, en ruim door<br />
baar betaald wierden. Van Keulen nokken zij naar Hefdeh<br />
lerg, alwaar toen ter tijd de Keurvorst van de Paliz zijne<br />
hofhouding hieldt. Doordien die Vórst dagelijks met een<br />
grote ftoet ter jagt uitreed, namen de beide broeders die ge-<br />
legenheid waar, om twee fchilderftukken te vervaardigen,;<br />
waar op de beeidtenis van den Keurvorst, fommige voornam^<br />
Hovelingen, als mede den Opper-jagermeester, vrij aartig en<br />
gelij ende afgebeeld waren; dan geen harts genoeg hebbende<br />
om die zeiven den Vorst aan te bieden, bedagten zij de vond<br />
om die op malkanderen ie binden, en fn ene galfeöj te zét<br />
ten, dien hij altoos doorkwam wanneer hij ter jagt ging; zij had<br />
den 'er iemand bij geplaatst, die last hadt, oiri wannéér 'ft?<br />
gevraagd mogt worden, wie hetzelve daar neergezet hadt, te"<br />
antwoorden, dat het Malers waren, en in zodanigêh herberg<br />
r„ huis lagen; waar op zij heen gingen'. De Vorst hier-<br />
voorbij komende, viel 'er fhaks zijn oog op, deed dé roi<br />
losmaken, en Bekeek de fchilderftukken met verwondering;<br />
te meer, doordien hij 'er zijn eigen afbeéldzél éfi dié van<br />
VCifcheidene zijner Hovelingen in on'tdékte. Hij liet ftral.s<br />
de M.riers roepen; prees grotelijks hun könst, be.aaldè rij<br />
kelijk en befchonk hun daar te boven mét een'gou'en pen<br />
ning. Straks werdt ook aan élk van hun eén paard gebragt;<br />
om de jagt te verzeilen; hoe weinig lust zij"'ér ook toé had<br />
den; dorsten zij het niet weigeren; dan het bragt hen in de<br />
grootfte angst, doordien Zij het paardrijden ongewoon; het als<br />
een middel befchóuwden om den hals" té breken; Op 'de<br />
paarden geholpen zijndezagen zij telkens ns elkander W<br />
ï *) wig
3 s 8 BERKHEIDEN. (JOB)<br />
wie 't eerst zandruiter zou worden; zij kwamen 'er nogfhans<br />
heelhuids af, doch droegen wel zorg om in 't toekomende<br />
geen deelgenoten weer van dit adehjk vermaak te zijn.<br />
Na een geruimen tijd hun konst aan dit hof geoeffe.-d te<br />
hebben, kregen zij eindelijk een tegenzin in het hooffe le<br />
ven ; en J03 zeide op zekeren morgen tot GERRIT : „ Broer<br />
„ wat hebben wij 'er ook aan, altijd onder vreemde ogen te<br />
„ ,,zijnT"-als wij in Holland waren bij ons oud gezelfchap,<br />
„ hadden wij fomwijlen een vermakelijk pi aatje over de konst,<br />
„ onder een fmakelijk pijpje." GERRIT beried zig niet lang,<br />
maar gaf ras zijne toeftemming; en zij fpoedden zig eerlang<br />
naar hunne geboorteftad, daar zij met ene zuster buis hiel<br />
den; en van waar zij, wanneer enige fchildei Rukjes in ge<br />
reedheid hadden, naar Amfteldam trokken om die te verko<br />
pen, en een vrolijken avond met de konstoeflénaars door te<br />
brengen. Op een van deze partijen gebeurde het, dat iemand<br />
Van 't gezelfchap Rofce op zijne doorlugtige afkomst en de<br />
beroemde bedrijven van zijne voorvaderen. JOB, dat een<br />
koddige ziel was, gaf hem niet toe, maar verzon een gantfe<br />
legende van dappere daden door zijne voorvaders verrigt, en<br />
rekende eindelijk uit, dat hij van koninglijken bloede afdam<br />
de , doch voegde hij 'er bij, het is van JAN BËUKELSZOON VAN<br />
LEYDEN, die zig te Munfter liet kronen; hier op ontftond een<br />
hartig gelag, en M . CONSART maakte dit tweeregelig versje:<br />
Te Munfter was eertijds een Koning. JAN VAN EEYDEN,<br />
Een voorzaat van 't geflagt der geestige BERKHEIDEN.<br />
GERRIT was bezadigder en ook meer ingetogen van aart;<br />
dikwils vermaande hij zijnen broeder, om zo los en ruw niet<br />
heen te praten; teffens betuigende, dat het hem verveelde,<br />
wanneer zij te famen in gezelfchap waren , te moeten ho<br />
ren , dat hij alleen uit potzigheid, de menfen een partij leu<br />
gens voor waarheid zogt op de mouw te fpelden. Wanneer<br />
het dan gebeurde, dat hij met zijn broeder naar 't gezelfchap<br />
ging, maakte hij alvorens beding met hem, zeggende: ,, hoor<br />
„ JOB, als gij al te grof liegt, zal ik de hand op mijn borst<br />
» legv
BERKHOUT. (ADRIAAN ÏEDING Vis)<br />
f, leggen ^ Iet 'ér 'óp, dit zal een teken zijn, 'dat het hoog<br />
„ genoeg \s, hóu dan op." Voor 't overige hèsft 'mén ïéld-<br />
zaam twee broeders gezien j 'die zó veel van malkander hiel-<br />
den, dat dë een wilde, was den anderen aangenaam, joh<br />
'ftierf den 23 november 1693'. A. HÖUBRAKEN, Schomv<br />
burg. III'. D. bl. 189-198.<br />
BERKHOUT (ADRIAAN TEDING vijfcj} afkomftig van<br />
feen oud en aanzienlijk geflagt in 'Holland, is Raadsheer in den<br />
Hove van Holland geweest; en wierdt door Hun Hoog Mog.<br />
benevens KRISTÓFFEL BIESMAH, Burgemeester Van WjtMgifi<br />
'en ADOLF DE WAAL', Heer van Moersbergen, in 1615 naar<br />
Le:mvarden in commisfie gezonden \ óm de ontftané gêfcSiilen<br />
'over het kiezen der Regering in die Rad, tusfen de Burgerij<br />
en Qe Regering ontftaan, ware *t mooglijk te beflegten èn<br />
te bèvi'edigeu. Het ging ih die Rad zo hevig tegens malkan-<br />
deren , dat toen de tijd der jsariijkfe verandering van de Re<br />
gering daar was*, de Gemagtigden der Burgerij 'er tegen pró',<br />
testeerden;
3Co _ .XHOÜT. (ADRIAAN 'BEDING VAN)<br />
„ geleerd werdt, toegedaan, en vaste goederen in de ftad bs-<br />
„ zittende : dat zij, daarenboven , nog vier perfonen noemen<br />
„ zouden; doch niet uit de Vioedfchap, of uit de 20 Hop-<br />
„ luiden en Faandriks der Schutterij; dat de Vroedfchappen<br />
„ en Burger-Orficiers bij dezen vier, eik nog vier perfonen<br />
„ zouden voegen; welke 12 nog 6 anderen tot zig kiezen,<br />
„ en daar na bun getal, bij Iotinge, tot op de helft, dat is<br />
„ 9 verminderen zouden; welke 9 Eletteurs of Kiezers der<br />
„ nieuwe Wethouderen zoud n zijn, en de plaats van enen<br />
„ Burgemeester en twee Schepenen, die jaarlijks zouden af-<br />
„ gaan, uit de eerstgenoemde 12 perfonen verVulIen," De<br />
tegenswoordige Regering voorziende, dat men haai- uit het<br />
bewind ftellen zou, viel klagtig aan de algemene Staten;<br />
die hier op bewogen, meent men, door den Raadpeniionaris<br />
OLDENBARNEVELD , enen ernftigen brief naar Leeuwarden lieten<br />
afgaan, waar in het gezag des Stadhouders en der twee Kolle-<br />
gien , naar fommiger oirdeel veel te laag gefield werdt; ook<br />
wierdt tc en de bovengemelde Commisfie naar Leeuwarden ge<br />
zonden, waar van alle de drie leden den remonftrarten toe<br />
gedaan zijnde, de veranderinge der tegenswoordige Regering<br />
zogten te voorkomen. Doch tegens het einde des jaars, ont-<br />
ftondt 'er zulk een geweldigen oploop, dat men voor een<br />
bloedbad begon te vrezen , waarom BERKHOUT en zijne mede<br />
Gecommitteerden, 't bevorderen van hun oogmerk moesten<br />
opgeven. De Stadhouder, benevens de beide Kollegien, ver<br />
anderden de Magiftraat benevens de Vroedfchap, Rellende<br />
drie Burgemeesteren aan, die voor 't jaar 1610 in 't bewind<br />
waren geweest, nevens enen der tegenwoordigen; waar na<br />
zig alles begon te fchikken tot rust.<br />
Het is bekend, dat den Raadsheer BERKHOUT in 1618', be- -<br />
nevens nog iemand, bij den Heer OLDENBARNEVELD,. daags<br />
voor de gevangenneming van dien edelen grijsaart kwam,<br />
om hem te waaifchouwen, wat 'er in til was, en dat hij<br />
zittende op zijn koelvat, met zijn ftokje in de hand, zeide,<br />
't zijn boze men/en, daar bijvoegende, onder 't ligten van zij<br />
len hoed, mijne Heren, ik bedank u voor de waarfchouwing;<br />
nog-
BERKMAN. (HENDRIK)'BERKUM. (HENDRIK VAN) göt<br />
nogthans vondt hij niet raadzaam te wijken. Dat BERKHOUT<br />
een groot vriend van OLDENBARNEVELD moet geweest zijn a<br />
blijkt uit de vreze, die bij hadt, wegens een zijner gefchrif-<br />
ten, door hem uit Friesland aan den Advokaat gezonden; een.<br />
gefchrift, dat volgens het eigen zeggen van BERKHOUT, te<br />
zeer naar vrijheid frnaakte. In de Hiflorie der Re gis pleging<br />
vindt men, dat het fchrift, 't welk zijne bekommering veroir<br />
zaakte, hem door ALBERT BRUININK, zijnde een van die,<br />
welke de papieren van 's Lands Advokaat verzekerd hadden$<br />
weder ter hand was gefield geworden. v. D. SANDE ,<br />
JSfed. Gef. V. Boek, bl. 6> WAGEN., Vad. Hijh X. D.<br />
bl. 88--P2.<br />
BERKMAN (HENDRIK) , Konstfchüder, was uit dei<br />
Klundert geboortig; hij was een Schilder van fchermutzelin^<br />
gen en kleine battailjes, maar hadt moeite om daar mede di 01<br />
de wereld ie geraken, waarom hem JORIAA^S, waar van hy<br />
een tijdgenoot was, en dus in de XVIde eeuw heeft geleefd<br />
ried, zig tot het gioot fchilderen te begeven; hij deedt zulks<br />
en 't gelukte; zig ten dien einde in Zeeland ne rzettendej<br />
daar hij ook geitorven is. — A. HOUBR. , Sclmiwb. I. D.<br />
fci. 158.<br />
BERKUM (HENDRIK VAN), is geweest Putoor van de<br />
Roomsgezinde Gemeente te Schoonhoven, en is na zijnen dood<br />
van hem door den druk gemeen gemaakt: Öefcfejling öcr<br />
fiaö ^choonhoben /
352 BERLAIMONT. (FILIP) BERLIKÓM. (BÓÜDEWYN)<br />
BERLO of BERLOO. BÊRNARÖ, (JACÖBÜS) 363<br />
Bibl. Belg, p, 97. J.T. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 115, j ^ .<br />
KENS, 2'r$&. rf« Brab. Supp. T. II. p. 3£ 4 I BI,OUKHU& ad<br />
Sannazar. p. 110. PAQUOT, Mem. litier. Tom. IV. p. 111.<br />
BERLO of BERLOO, was een der ondertekenaren vari<br />
't Verbond der Edelen. De geleerde TE WATER, is van oir;<br />
deel, dat hij afkomftig zou geweest zijn, uit het edel Bra-<br />
bands geflagt van dien naam, 't welk aldaar in de XIITde<br />
eeuwe, in groot aanzien was,' en ook gebleven is. Dat zijn<br />
Ed. in die gedagte te meer verfterkt, is de verbindtenis vart<br />
dat geflagt met die van MERODE, MONTAYE enz. Jammer 'r,<br />
het intusfen, dat al de vlijt,' door die onvermoeide nafpoor-<br />
der aangewend, tót nog toe vrugteloos geweest is, om ons<br />
dezen, zo wel als BERMEL en BERNAN, cf BERK AU, en meer<br />
anderen, nader te doen kennen. DE ROUCK, Nederl. Het.<br />
bl. 34.0. gewaagd ook van dit geflagt. Het zou, naar "t fchrij<br />
ven van fommigen, afdalen uit de Graven VAN LOO. Wat<br />
hier van zij, deszelvs oudheid en hoog aanzien is onbetwist<br />
baar. Zie LE CARPENTIER, Hift. Geneal. dés Pais-Bas. Part,<br />
III. pag. 269- 390. 584. 602. 791. en vooral 8o8.- CHSTS-<br />
TIN/EUS, fur. Her. Pait. I. pag. 165. 290. De Baron VAN<br />
BERLO is, in 't jaar 1668 tot den Gravelijken Ram verheven.<br />
Nibiliaire des Païs-Bas, Tom. II. pag. 448. In deze eeuwe<br />
is BERLO vermaagfchapt geweest aan J<br />
t huis van WASSENAAR ,<br />
volgens deszelven Hamlijst. Niet onwaarfchijnlijk is de Graav<br />
VAN BERLO, die in 't jaar 1690 in de flag van Fleurij tegens<br />
de Franfen, fneuvelde, een affiammeüng van dit geflagt,<br />
— WAG., Vad. Hift. XVI. D. bl. 105. J. W. TE WA<br />
TER, Hift. van 't Verbond Edelen. II. D. bl. 209.<br />
BERNARD (JACOBUS), Hoogleraar en Predikant in de<br />
Walfe Gemeente te Leijden, is geboren den, 1 feptember 1658<br />
te Nions in Dauphint. Zijn vader was SALOMON BERNARD,<br />
Gereformeerd Predikant, en zijne moeder MAGDALENA GALA-<br />
TIN van een aanzienlijke familie te Geneve. Hij leide de gron<br />
den zijner ftudie in een Radje van die zelvde provintie, daar<br />
ene kleine Hogefchool was; hier oefl'ende hij zig inzonder<br />
heid
3Ó| BERNARD. (JACOBUS)<br />
heid in de philofophie en wiskunde; waar ha hij zig naar<br />
Geneve begaf; daar hij met zijnen vriend en bloedverwant<br />
LE CLERC; onder den vermaarden CHOUET in dè philofophie*<br />
en onder FILIP MESTREZAT,- FRANC. TURRETTTN en LODEWYK<br />
TRONCHIN, inzonderheid in de theologie oeffsnde, lerende<br />
teffens het hebreeuws hij MICHIEL TURRETTIN een neef van<br />
FRANCISCUS. In 1679, zijnde het 2ofte zijn's ouderdomst<br />
wierdt hij Predikant 'mji Dauphineefe daar hij eerst op het<br />
dorp Venterol en vervolgens op dat van Vivfobre predikte; doch<br />
hij wierdt veipligt in 1683 het rijk te ruimen, begevende zig<br />
naar Geneve, vervolgens naar Laujanne; en voorts naar Hol<br />
land, alwaar hem zijn bloedvriend LE CLERC bij een' man vari<br />
aanzien aanbeval, die hem te Gouda een jaargeld bezorg le.<br />
Ter laatstgemelde plaatje in 't huwelijk getreden zijnde, be<br />
gaf hij zig ter woon naar 's Hage, alwaar hij zig onledig<br />
hieldt, met het onderwijzen van jongelingen in de philofophie<br />
en matematifche werenfebappen, predikende ook nu en dan al<br />
daar, als mede te Gouda, tot dat hij in 1705 in de hofplaats<br />
van Holland, ais Predikant in de Walfe Gemeente beroepen<br />
werdt. De Iesfen die hij aan de jeugd voortging te geven ,<br />
waren zo wel ingerigt, dat ze hem niet alleen veel roerri<br />
en achting verwierven, maar ook gelegenheid gaven, dat<br />
toen Profesfor DE VOLDER het emeritusfehap werdt vergund,<br />
BERNARD dien post als Lector gedurende zes jaren voor hem<br />
waarnam, ten einde van we'ken tijd de Hoogleraar overleden<br />
zijnde, hij in zijne plaats werdt aangefteld. Hij las ongemeen<br />
veel, doch niet anders dan goede boeken, en in een aanè'en-<br />
gefchakelde orde, wetende ook met veel vrugt gebruik vari<br />
het gelezene te maken. Men wil dat BERNARD niet tot de<br />
eèrftè klasfe van die verhevene wiskónftenaars behoorde, welke<br />
door een diepzinnig onderzoek, ondekkingen doen die hun<br />
beroemd maken; maar met dit al,' wist hij de grondbeginzelen<br />
van die wetenfehap en verdere voortgang daar in, op ene zo<br />
nette en duidelijke manier te onderwijzen en te verklaren,<br />
dat het al een grote botterik moest zijn die hem niét kóste<br />
bevatten. Inzonderheid waren zijne Iesfen over dè natnur-<br />
krm-
BERNARD. (JACOBÜS) 36?<br />
Juinde te gelijk nauwkeurig, en teffens door Voorbeelden ep-<br />
geklaart, ongemeen bekwaam om de aandagt gaande te houden,<br />
en als 't ware den geest in te dringen. In zijn wijsgerige<br />
leerwijze, volgde hij grotendeels het fistema van CARTESIUS,<br />
doch na, dat hij in zijne Iaatfte jaren de werken van NEWTOS<br />
met ingefpannen aandagt beoeffend hadt, begost hij aan fom<br />
mige Cartefiaanfe Hellingen te twijfelen, en volgde in vele<br />
opzigten de lcerftellingen van den laatstgenoemden Wijsgeer.<br />
Ontwijffelbaar zoude de?.e geleerde man fnelier voortgangen<br />
in de wetenfehappen die hij leraarde gemaakt hebben, ware<br />
het niet dat hij door zijne grote bezigheden daar in te rug ge<br />
houden was geworden; want behalven de zorgen, die ene<br />
talrijke jeugd we :<br />
ke zijne Iesfen kwam horen, van hem vor<br />
derde, en het waarnemen \an zijn leraarsambt, dat hij met<br />
alle zorgvuldigheid en ijver deedt, fchreef hij het vervolg van<br />
de Nauvelles de la Repitblique des Lettres, een werk waar me<br />
de de vermaarde BAYLE zo veel roems verworven heeft;<br />
voeg hier nog bij, dat hij nog uren van zijnen werkzamen tijd<br />
afzonderde, om aan verfcheide jonge Franje Godgeleerden,<br />
Iesfen te geven, dienftig om hen in de christelijkewelfprekent-<br />
heid te oeffenen, en voor den leerftoel bekwaam te maken;<br />
waar van ook verfcheidene zijne moeite volkomen beantwoord<br />
hebben, en de geheugenisfe van BERNARD aan vele Kerken<br />
dezer landen heeft dierbaar gemaakt. Denkelijk hadt BERNARD<br />
nog nuttiger voor de jeugd geweest, indien men hem de pro-<br />
fesiie in de theologie hadt opgedragen, want het is onbe<br />
twistbaar, dat in die wetenfehap zijne bekwaamheid inzonder<br />
heid uitmuntte; de nauwkeurigheid om" zijne denkbeelden in<br />
behoorlijke orde te fchikkeir, die hem zo eigenaartig was, en<br />
die neg ppgekiaart wierdt door zijne oeffeningen in de'meet*<br />
kuhds, gevoegd bij'ene diepe kundigheid in de oosterfe talen,<br />
maakte hem ongemeen bekwaam om in den zwaren zin dec<br />
gewijde fchriften door te dringen, en daar van de nauwkeu-<br />
rigfte denkbeelden mede te delen; tot getuige hier van, ver-<br />
ftrekken fommige trekken'uit zijne leerredenen, in welke hij<br />
ineer op leerzaamheid en duidelijk betoog doelde,.: dan otn<br />
toe-
3(56 ;BgRNARp. (JACOBUS)<br />
toejuichingen yan welfprekentheid te erlangen; bij-ftelde alle-<br />
zijne pogingen te werk om de verhevenfte waarheden, zelvs<br />
voor de.eenvoudigfte- klasfc van menfehen bevatbaar te ma<br />
ken, en zulks door zijne duidelijke leertraht en eenvoudigheid<br />
,van ftijl, zonder dat evenwel de bekwaamfte toehoorders reden<br />
hadden, om zig de tijd die zij in zijn gehoor doorbragten te be<br />
klagen; het is wel waar, dat hij dezelve niet verrukte, door fijn<br />
uitgepiozene en vergezogte redeneringen, of door een beval<br />
lige zwier van uitdrukkingen; maar teffens is het ook waar<br />
dat hij zijne toehoorderen nimmer ledig wegzond, maar dat men<br />
altoos uit zijne predikatiën naar huis keerde met ftigting, en<br />
verligte denkbeelden over de ftoffe dien hij hadt verhandeld;<br />
ja zonder grootfpraak kan men zeggen, dat BERNARD een der<br />
beste modellen is geweest, voor die genen, welke verlangen<br />
ware christen redenaars te worden; ook was zijne gewoonte,<br />
om de leerredenen dien hij uitfprak, in haar geheel te fchrij<br />
ven en van buiten te leren, Denkelijk hadt de Akademie en<br />
Kerk langer genot en dienst van dezen waardigen man geno<br />
ten , ware het niet dat ene al te onmatigen arbeid zijne le<br />
vensgeesten uitgeput, en naar alle waarfchijnlijkheid zijne<br />
dagen verkort hadden; door zijn geftadig fpreken en rede<br />
neren , wierdt zijn long aangeftoken, en deze borstkwaal ver<br />
ergerde zodanig in maart 1718, dat hij den 27 april daaraan<br />
volgende, in den ouderdom van 60 jaren, zijn nuttig leven<br />
eindigde, nalatende ene weduwe met een zoon en twee<br />
dogters.<br />
. De voornaamfte werken die hij gefchreven heeft zijn :<br />
I. Epijiola. de Tokrantia, ad clarisj. virtm T. A. R. P. T. O. L,<br />
A., Jcripta ad P. A. Q. J. L.A. Gouda 16S9. in 12». 2. Trai<br />
té de la Repentance tardive, Amjt. 1712. in I2 Q<br />
. 3. De ïExel,<br />
Unce de la Religion'&c., 2 vol. Amji. 1714, in. BVQ. Voorts<br />
nog behalven de Nouvelles. de la Republique des Eettres., waar<br />
van hier boven is gefproken, heeft BERNARD het ver volg ge<br />
fchreven. yan de Bibliotheque univerjelle, van 1691 af tot het<br />
«inde toe. Ook heeft hij gewerkt aan het Supplement'du Diïtio-<br />
naire de L. MORERI, in den jare 171Ö uitgegeven, welkers<br />
groot-
BERNARD. (JOHANNES STEPHANUS) 3 t fj<br />
grootfte gedeelte uit zijne pen is voortgekomen; nog heeft hfi<br />
het Receuil des traiüez de Paix, de Trève,- de Neutralité, de Jus-<br />
penjions d'-armes, Alliance, & d'autres Aües publiez, &c. faits<br />
entre les Empereurs, Rois, Republiques, Princes, autre Puis<br />
sances de l'Europe, & des autres parties du monde, depuis Van de.<br />
J. C. 536. jusqu' cï prefent; le tout redigé par ordre chronologiqiè ,<br />
accompagné de notes. La Playe 1700. 4 vol. in folio; in orde<br />
gebragt, en met een Voorreden verrijkt. Aan de Hijloire ab-<br />
tegée de l'Europe heeft hij mede gearbeid, en vervolgens aan<br />
de Lettres Hiftoriques, waar van hij de eerfte jaren gefchreven<br />
heeft. —— Catal. Bibl. BUNAV., Tom. I. vol. II. p. 1079. C,<br />
SAXI, Onomast. literar. Pars V. p. 374. NICERON., Mem. Tom.<br />
I. p. 130-138. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 351-358*.<br />
Journal litteraire de l'ann. 1718. Tom. X. pr. païtife. Boekzaal,<br />
1718. a. bl. 632.<br />
BERNARD (JOHANNES STEPHANUS), geboren te<br />
Berlijn in. het jaar 1718, is medicijne Doktor geweest. Hij<br />
heeft het grootfte deel van zijn leven in de Nederlanden door-<br />
gebragt, en lang gewoond te Amfteldam , te Harderwijk en<br />
laatst te Arnhem, alwaar hij in het jaar 1792, in goeden ou<br />
derdom, geftorvèn is. Hij heeft zig in de geleerde wereld<br />
bekend gemaakt, door vele. uitgaven van Griekfe Schrijvers<br />
over de Genees- en Heelkunde, als DEMETRIUS PEPAUOMENUS,<br />
de Podagra; Anonymi, LitroduBio anatomica; HYPATUS, departi-<br />
bns Corporis ; PSELLUS de Lapidum-virtutibus; PALLADIUS, de Fe?<br />
bribus; SYNESIUS, de Febribus, en THEOPHANES NONNUS, Ept-<br />
terne de Curatione morborum, welk Iaatfte werk in 1794 en 1795<br />
in twee delen in 8vo. te Gotha is uitgekomen, en aangekon<br />
digd in de Algemene VaderlandJ. Letteroejf.,1795. No. XI. bl.<br />
494, en in de fjitgememe ZitttMum geituna 1795. No. 131 en<br />
No. 260. august. bl. 457. Hij heeft Zig ook door anderen oir-<br />
deelkundigen arbeid bij de liefhebbers der Griekfe letterkunde<br />
verdiend gemaakt, als door de volledige uitgaaf van THOMAS<br />
MAGISTER gedrukt te Leijden 1757 in gr.^vo.; door enige ver<br />
gelijkingen van Griekfe handfchriften van n'ORViu.E.ever E*<br />
RO*
368 BERNARD. (WILLEM) BERNARDS (WlLMAR)<br />
jRDTiANUs, en GALENUS, in de Obfervat. Miscellan. nova. Tom.<br />
JX. p- 999-IOI9- en p. 1020--1056; en, eindelijk door zijne<br />
aanmerkingen op Griekfe Schrijvers, in de Atla literaria Socie-<br />
tatis Rheno-TrajeBins, Tom. L p. 199-212. -' Zie ook,<br />
WETSTEIN, adMatth, Cap. XVIL vs. 2. PIERSON, Prafat. ai<br />
Moerid. Attic. p. 5-7. C. SAXI, Onomast. literar. P. VIL p,<br />
fii. fq. Sïcutf 0cL SuïcpaJ XI. SEft v(. 650-667,<br />
BERNARD (Wil LEM), is onder de Roomsgezinde Bra<br />
banders die in de XVL'.e eeuwe leefden, een beroemd Godge<br />
leerde geweest. Hij heeft gefchreven: De Sacrarum Literarum<br />
coramunione éi? fenfu. De ritibus Cathulicx Ecclefice. De Sepultu-<br />
fis. Pdrif. 1547. Bvo. J. F. FOPPENS, Bibl Belg. p. 392.<br />
BERNARDS (WILMAR), wierdt omtrent "t jaar 1510 ge<br />
boren te Eecke, een dorp in Flaanderen tot de Kastellenie;y?H<br />
Kasfel behorende. Hij oeffende zig te Leuven in de Philofo<br />
phie, en veikieeg. té 1520, bij de algemene promotie de der<br />
de graad, leraarde vervolgens die wetenfehap in het kollegie<br />
der Lelie van gemelde Rad; en maakte in tusfen gebruik van<br />
zijne ledige uren, om zig in de regtsgelecrtheid te oeffei en.<br />
Den 10 november 1538 wierdt hij tot buitengewoon Hoogle<br />
raar in het ker elijjf regt aangefteld, en hij bekwam teffens<br />
het kanonikaat aan die ieerftoel gehegt. Den 31 augustus van<br />
't volgende jaar, verkreeg hij de doktorale waardigheid in<br />
beide de regten. DOMINIKUS. CASCAERT", die de eerRe Ieer<br />
ftoel in het kerkelijk regt te Leuven vervulde, den 9 junij<br />
1548 gefto:ve;? zijnde, wierdt BEKNARDS in derzclver plaatze<br />
aangefteld. Twee jaren later, trok hij op bevel van Keizer<br />
KAREL EEN V,,-benevens RUAKD TAPPER en enige andere<br />
Godgeleerden van de Leuvenfe. Hogefchool, naar het Concilie<br />
van Trente. In 1557 in de Nederlanden te rug gekeerd zijnde,<br />
wierdt hem ene Raadsheersplaa s in den Hogen Raad te Meche<br />
len opgedragen; doch hij bedankte voor die aanzienlijke waar<br />
digheid; en verbleef als Profesfor te Leuven tot-op zijn dood,<br />
welke voorviel den 23 januarij 157-0 , in .het bofte jaar van<br />
ïijn ouderdom. Bij uiterfteii wille, hefprak hij 60 dukaten<br />
jaar-
BERNART. (JOHANNES) m<br />
jaarlijks, om twee jongelingen aan Leuvens Hogefchool, in<br />
de regten te doen ftuderen.<br />
WILMAR BERNARDS was een van de drie Godgeleerden, dia<br />
benevens MARTINÜS RITHOVE, Bisfchop van Iperen, ANTONI<br />
HAVET, Bisfchop van Namen en GERARD VAN HAMERICOURT,<br />
Bisfchop van St. Omer; daar nog bijgevoegd waren, JAKOD<br />
MEERTENS en HIPPOLITUS PERSYN, Prefidenten der Geregts-<br />
hoven van Flaanderen en Utrecht, in 1565 te Brusfel ten hove<br />
wierden ontboden, en daar, op last van den Koning, onder<br />
anderen hun gevoelen werdt gevorderd over het Ketterftraffen ;<br />
't welk hier op uit kwam: „ dat de dienst GODS en de wel-<br />
„ Hand des vaderlands geene verandering gedoogden, ten<br />
„ ware, veelligt, omtrent onbejaarden en berouwhebbenden,<br />
„ die men naar 't kerkelijk regt wat zagter handelen kon."<br />
SWEERTIUS zegt, dat hij ene verhandeling heeft gefchreven,<br />
'de Ptcnis Canonicis, benevens nog enige anderen, die niet in<br />
't licht zijn gegeven. J. F. FOPPENS, Biblioth. Belg.<br />
p. 1160., daar in het graffchrift verkeerdelijk gefield wordt,<br />
dat BERNARDS den 10 februarij zoude overleden zijn. PA<br />
QUOT, Memoir. litterair. Tom. XV. p. 281-285. WAGEN.,<br />
Vad. Hifi. VI. D, bl. 109, 110.<br />
BERNART (JOHANNES), geboren te Mechelen in 't jaar<br />
1567, was een regtsgeleerde,-gefchied-en letterkundige. Hij<br />
heeft te Mechelen voor den Hogen Raad als Advokaat geprak-<br />
tifeerd; trouwde in januarij 1594 te Brusfel, met KATRINA<br />
BREUGEL, dogter van WILLEM BREUGEL, in die ftad Raadsheer<br />
in den Raad van Brdband, bij wie hij twee kinderen verwek<br />
te, die hem zo wel als zijne huisvrouw hebben overleefd;<br />
hij ftierf inden bloei van zijne dagen, nog nauwelijks 34 jaren<br />
bereikt hebbende, den 17 januarij 1601. Zijn vriend NI<br />
KLAAS OUDARTIUS, Kanunnik en Officiaal van Mechelen, heeft<br />
hem met het volgende graffchrift vereerd:<br />
Hac tegüur parva magnus BERNARTIUS urna,<br />
Clara nifi toto fama quod orbe volat:<br />
Quam famam fun&i doüisfima fcripta mirentur:<br />
II. DESL. Aa Sm
5-TO BERNIERS, VAN DEK BUSSCHE.. (LUBBERT)<br />
Sive ea ad Hijloriam,. Jive ea ad Aonidas ><br />
Seu magis ad Sophia. Jint exornanda vireta.<br />
AM Jpes, cum tanto quanta jepulta viro.<br />
BERN ART heeft in 't licht gegeven i i. De utilitate legenda<br />
Bcpria, libr. IK Anlv. 1589 £f 1593- in 8vo, 2. Commenta-<br />
mokm de Lima eppidi ab Plollandis occupati liberatione^ Mecbk<br />
1596- in 8w. 3. Schoüa in STATH PAPINII Opera, ad vetera.<br />
€Mces recenf.ta. Antv. typis- PLANTINI , 1594.. 8vo.. 1607.<br />
£w. 4, Commentarium in Silvas ejusdem Poeta; typis- iisdeitu<br />
1599» oro. 5. Commentarium Notas in BoêTHiüM de Con-<br />
filaiime Philojophia. Ibid. 1607. 8 va.. 6. Vitam £f Martyrium<br />
MAKIX. STÜART* Regina- Scotia. Antv. 1588.. Svo.. 7. Oratio-<br />
item inftmere JQANNIS HAUCHINI , II. Mechlinienjis Archiepiscopi,<br />
fattitam. Lovan. 1589^ 8vo. J. F. FOPPENS-, Bibl. Belg,<br />
p. 578. PAQUOT, Mem* litter. Torn. XV. p. 107-112. SAXI»<br />
Onom. liter. P. IV. p. 25.<br />
BERNIERS VAN. DESS BUSSCIIE (LUBBERT), geboren<br />
ter Zwolle, omtrent het einde van de XlVde eeuwe, was de<br />
zoon van BERNIER JANSSEN, Schepen van die Rad. Zijne<br />
«erfie letteroefeningen aldaar voleindigt hebbende, trok bij<br />
naar Bohemen, om te Praag zijne ftudien te vervorderen „ daar<br />
hij binnen kort den trap van Baccalaureus verkreeg. Tot Zwol<br />
te rug gekeerd zijnde, wierdt hij getroffen, dóór de ftigtelijka<br />
levenswijs, welke 'er door de Klerken van 't Gemene leven,<br />
een genootfchap door GERARD DE GROOT ingefteld, wierdt ge<br />
leid , en hij nam het befluit om zig bij hen te voegen; ten<br />
dien einde vertrok Iiij in ftilte naar Deventer, en begaf zig<br />
onder de beftiering van den godvrugtigen FLORENS RADEWYNS.<br />
Zijn vader zulks gewaar geworden zijnde, zond bode op bode<br />
om hem te rug te doen komen, en van befluit te verande<br />
ren; doch alle pogingen waren vrugteloos, want LUBBERT<br />
bleef volftandig in zijn befluit volharden. Zijn vader kort<br />
hier op krank geworden zijnde, aan welke ziekte hij ook<br />
Rierf; ging LUBBERT hem', bezoeken, en verzoende zig 20<br />
hartgrondig met hem^ dat de ftervende man, hem alle de<br />
goederen ter handftelde, die bij na zijnen dood moeste erven;<br />
' hij
BERNSAU. (HENDRIK WILLEM) 37^<br />
hij gaf die aan zijn meester FLORENS, ten einde die tot be<br />
hoef van het genootfchap te befteuen ; en deze maakte 'er ge<br />
bruik van tot ftigting van het huis, dat tot de eerfte woning<br />
verft.ekte, welke de genoemde Klerken als hun eigendom be-<br />
woondei, en welk gebouw in 1391 voltooid wierdt. Het<br />
zelvde jaar wierdt BERNIERS tot Priester gefchoren, welke<br />
waardigheid hij flegts zeven jaren overleefde, ftervende den<br />
26 j lij 139S, in den bloei van zijn leven, weggerukt door<br />
ene befmettelijke ziekte, welke in dezen tijd niet alleen Over-<br />
ifsjïl, maar vele andere landfehappen tot ene verwoestende<br />
piaag verftrekte. THOMAS A KEMPIS, kwam LUBBERT gedu<br />
rende zijne ziekte bezoeken, en verftrekte hem tot geen ge-<br />
ringen troost. Hij werdt begraven op het St. Lebuinus kerk<br />
hof. Men heeft van dezen godvrugtigen man: 1. Epijiola<br />
ad Dcminwn Fkrentium, weinig dagen voor zijnen dood ge-<br />
'fchr even. 2. ColleEla qucedam.ex devotis exercitlis Domini LUBER-<br />
'TI. Deze ftukken worden gevonden in de werken van THO-<br />
•iiAS A KEMPIS; edit. Coln. 1660. Tom. III. p. 103, 104. &<br />
208-112. J- F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 822. PAQUOT,<br />
Mem. 'litter. Tom. X. p. 315, 316. THOM. A KEMPIS, vita<br />
D. LUEBERTI BERNERI, ubi mox, p. 94-108. DUMBAR, Anal.<br />
T. I p. Ai.jeqq.<br />
• BERNSAU (HENDRIK WILLEM), Hoogleraar in de<br />
Godgeléértheid te Fra::eker, wierdt geboren te Linnepe in<br />
Bergsland, in het jaar 1717. Zijn vader HENDRIK genaamd,<br />
is ai laar Predikant geweest van 1687 a<br />
f<br />
t o t<br />
173r, in welk<br />
jaar hij is overleden. HENDRIK WILLEM, heeft zijne akade-<br />
mlfe oefeningen volvoert aan de Hogefcholen van Duisburg<br />
en Marpurg'; in 1737 wierdt hij aangenomen als Kandi.laat,<br />
en bezogt vervolgens de meeste Duitje Akademien. In 1746<br />
kwam hij van Leijden naar Franeker afzakken, daar hem de<br />
blinde fortuin was wagtende, want hij wierdt, dat vrij onbe<br />
grijpelijk is, op wiens aanbeveling ons ( nbekend, van Kan<br />
didaat tot Theologie Profesfor aan deze Hogefchool aangefteld;<br />
'wordende vervolgens hem op den 13 april ingevolge het ge<br />
bruik., zonder enig voorafgaand examen de waardigheid van<br />
Aa 2 J>ok-
BERNÜLF of BERNOLD,<br />
Doktor in de Theologie opgedragen; en in meij 1740, deed<br />
Kj zijn- inwijding? redevoering, de ratione Cetti in Theologi<br />
tonftituendL 1<br />
Men kan niet zeggen, dat BERNSAU in de ware betekenis<br />
van het woord, een geleerd Man is geweest; zeker is het<br />
egter, dat bij het Sijstema en de Loei communes van de Theolo<br />
vet Rond-; daar bij een Ral en geheugen hadt; ook wist hij zij<br />
ne coïlegien te veraangenamen, door het verhaal van aller-<br />
leie zonderlinge gebeurtenisfen en fprookjes:, waar van fommi<br />
gen, hoe ongelooflijk ook voorkomende, egter waar moeten<br />
geweest zijn, doordien de Profesfor om zijne toehoorders geen<br />
twijfeling over te laten, die veeltijds met een helklinkend<br />
bevestigend woordje bekragtigde. Hij Rierf na ene ziekte van<br />
enige weken den 16 april 1763. Geene van zijne nageble-<br />
vese Kollegaas in de Theologie, HERM. VENEMA, PETR, CON-<br />
jtAM of MGIO. GILLISSEN, fchijnen lust gehadt te hebben, om<br />
ene loffpraak over hem te doen; doordien op verzoek van de<br />
weduwe, de lijkoratie is gefchiedt door den Hoogleraar in de<br />
franfe taal JACOBUS GARCIN.<br />
Onze BERMSAÜ heeft de volgende werken in 't licht gege<br />
ven'' t' Theologie Dogmaticce methode fcientifica pertra<br />
Pars L vol. ï. de Deo ejusque attrilmtis; cum Proefat. CHR<br />
WöLFit Halae, 174$. ito. Vol. 2. II. de S. S. Trinitate ts De*<br />
tretis divinis'; Lugd. Bah 1747. Dit werk is door den Hoog<br />
leraar in 1755 eu i7'5°~> door enige hoofdflukken de Qreationt<br />
$§ Angelis,- bij wege van akademife dispuiten vervolgd, 3.1<br />
Thefes felefta de vera Hcrmencuticae ratione. Fran.- 1751. A<br />
Compendium Theologise Dogmaticce, methodo fcientifica p<br />
Frarii 1755.' Ato. 5. Onomasticon facrum, 2. Tom. Fran. &<br />
LtoVi 1762. ito. Hier in vindt men fommige artikels, die het!<br />
Waar lijk vreemd moet voorkomen, in het werk van enen f<br />
Profesfor in de Godgeleértheid te ontmoeten. —— Zie ook :<br />
Èv L; VRIEMOET, Athen. Frif. pag. 859. Boekz., 1763. a.<br />
bh 616;<br />
BERNÜLF' of BERNÖLD i wierdt in 'tjaaf iaij, op ene j<br />
geer' Üflhdérh'ngê wijze,- de opvolger van AMELBOLD, en dus<br />
dc
•BERNÜLF of BERNOLQ. 373<br />
«!e twffitigfte der Utrechte Bisfchoppen. Zo .'ra gemelde ADEL-<br />
JSOLD overleden was, ortftond 'er, onder de Kapittelheren,<br />
een hevige twist, over de verkiezing van enen opvolger.<br />
Staande die onenigheden, bevond Keizer KOENRAAD DE III,<br />
«ïg nu te Nijmegen, dan te Aken, en ook wel te Keulen, en<br />
«irdeelde, om den twist te beflisfen, raadzaamst, zig, met<br />
zijne zwangere gemalinne GISELA, naar Utrecht te begeven.<br />
Da-,, wat gebeurt 'er? De Keizer in het dorp Oosterbeek,<br />
op de Velmve, zijnde gekomen, overviel der Keizerin de ba<br />
rensnood. Sommigen verhalen, dat zij op den weg verloste<br />
van haren zoon, naderhand Keizer HENDRIK DEN III, en dat<br />
zij be, evens haar kind in het huis van den Pastoor BEEHUS.»<br />
gebiagt werdt. Anderen willen, dat zij in het huis diens mans,<br />
Ea dar de Keizer zig reeds te Utrecht bevond, van haren zoon<br />
zou verlost zijn. Hoe het ook mag' zijn, dit is ten minften<br />
ze-er, dat gemelde Pastoor aan den Keizer de tijding hier van<br />
bragt, kort na dat door de twistende Kanunnikken, voor die<br />
keer, aan den Keizer de volle magt was gegeven, om iemand<br />
die hem goeddagt, tot de Bisfchoplijke waardigheid te ver-<br />
beffen. De Keizer, uitermate vrolijk over de tijding, hem<br />
door BERNULF gebragt, befcbonk den armen Priester met de<br />
Bisfchoppelijke waardigheid. Gelukkig,bij dat alles, dat hij<br />
een man was, die 'er toe gefchikt fcheen te zijn; -zijnde niet<br />
ontbloot van geleertheid, bezittende daar bij een gezond oir<br />
deel , en die zig om te regeren, tamelijk wel wist te gedra<br />
gen. BERNULF maakte fpoedig vrede met Graav DISK DEN<br />
Hl. van Holland, tegen wien ADELBOLD, gedurende zijn bs-<br />
ihiur, geoorloogd hadt. Graav DIRK overleden zijnde, ver-<br />
zogt hij den Keizer, de Kerk van St. Maarten aan derzefver<br />
recht te willen helpen, en den Hollander daar aan doen we<br />
dergeven 't huis te Merwede, Bodegraven en Zwammerdam, 20<br />
als hij voorgaf, aan het Stigt te zijn ontnomen. Hij voegde<br />
3 ? 4 BERNULF of BERNOLD.<br />
land eerst zo klein, heeft zig door dergelijke roverijen groot<br />
, gemaakt," enz. Op dit verzoek befloot de Keizer, in 't<br />
jaar 1047, zig naar Utrech te begeven, van daar in Holland<br />
te rukken, alles te verwoesten, en bet huis te Merwede, mjt<br />
den Merwefiroom, fè**bemagtigen, en in handen van den B;s- '<br />
fchop te Rellen. Dan dit bezit duurde niet lang; want na<br />
dat de Keizer vertrokken was, deed Graav DIRK DE IV, den<br />
Bisfchop zijne gramfchap gevoelen, heroverde niet alleen zijn-<br />
wettig regt op het huis te Merwede, maar liep zelvs, met bran<br />
den en verwoesten, het gantfe Stigt af. De Graav wel voor<br />
ziende , dat de Keizer dit niet ongewroken zou laten, deed<br />
alle moeite om hem alomme vijanden te verwekken, die hem<br />
werk verfchaften, en waar mede hij zig vereende. Dit egter,<br />
verhinderde niet, dat de Keizer, in 't jaar 1047, te rug<br />
kwam, en enige vaste plaatfen in Holland veroverde, warr<br />
onder, die door L. SCHAFNAEUROENSIS , genoemd worden, Flater-<br />
dinge of Vlaerdingen en Rhijnhurg; wordende, door den aan<br />
naderenden winter, verhinderd, meer overwinningen te ma<br />
ken. KOENRAAD DE II, gelijk ook zijn zoon HENDRIK DE<br />
III, deden, van tijd tot tijd, grote giften aan dezen Bisfchop.<br />
HENDRIK fchonk aan hem, of liever aan St. Maarten, niet<br />
alleenlijk een aanzienlijk deel van 't land van Drenth, maar<br />
daarenboven vele goederen in Friesland, tusfen de Lauwer en<br />
de Eems, en geheel Groningen; waar door fommigen hebben<br />
willen verftaan, als of de ftad Groningen, met alle hare reg; j<br />
ten en eigendommen, daar door zoude zijn weggefchonken<br />
aan de Kerk van Utrecht. Dan, UBBO EMMIUS onderligt on»<br />
hier van beter, als hij zegt, dat daar door alleenlijk verftaan<br />
moet worden, een Landgoed, dat Keizer HENDRIK om of nabij<br />
Groningen bezat, benevens andere heerlijkheden. Ook zijn<br />
'er, die, ten aanzien van Drenth, hier door geheel Drenth en <<br />
Twenth, met tollen, munten en den aankleve van dien ver<br />
ftaan. De giftbrief willen zij dat getekend zou zijn te Utrecht,<br />
in 't jaar 1040. Zes jaren later, kreeg hij tot een gefchenk,<br />
de ftad Deventer: ook Amelanden, (waar door Amelande, gele<br />
gen aan den Tsjel, niet verre van Deventer, moet verftaan<br />
wor
BERONICIUS. (PETRUS J'ÖHAïv^lMS) 375<br />
Worden,') welke gifte aan de Utrechfe Kerk:, door anderen,<br />
*op het jaar 900 gefteld wordt. Onze oude Kronijk Relt Cc<br />
*4 Deventer en Ameland op Ï04Ö, 'en die van Drenth -op<br />
ïcjp; fchoon de Schrijver daar van te voren gezegd had, dat<br />
Bishop RATBOUD, overleden in 't jaar 917, van Keizer Lo-<br />
HEWYK en Koning KAREL van frankrijk, de bevestiging van<br />
Deventer en Thiel verworven had. -Dan, men dient hier fcg<br />
aan te merken, dat Deventer, benevens andere Reden en lan»<br />
•Ven, mee;malen in oude tijden vervreemd, en van den enen<br />
•op den anderen overgegaan zijn-, '-en nu eens na weinige, 'dan<br />
weder na 'vele jaren,, door de Keizers, die het ligt viel te 'ge<br />
ven , aan de Bisfchoppen gefchonken werden; zo 'dat het zee?<br />
Onooglijk is-, dat ook in 1046 dergelijke gifte gedaan -is.<br />
BERNULF, als Bisfchop, heeft binnen Utrecht zijnen naam<br />
•vereeuwigd, door het ft-'g en der twee Koilegiafe Kerken, als<br />
'die van St. Peter, en van St, Jan Baptist; 'en ook binnen De-<br />
yenter, door de St. Lelmimic tCn* yoMm hij de Kanunnikken-,<br />
mt St.'Salvators Monjler te'Utrecht, in plaatfte. Hij 'overleed,<br />
?na een beftuur van 27 jaren, in 1054; hebbende, igeduren-<br />
•de dien tijd, 'de regering van zeven Roomfe .Paufen beleefd,<br />
Na zijne begraven is, die gefchiedde in de gemelde St. Picters<br />
•Kerk, werdt hij opgevolgd door WILLEM VAN GELEER. ..<br />
A. MATTÏÏ. , ad Anonym. de Rebus Ultraj. p. igo, BÊTCA, ÏH<br />
BERNULPHO, p. 39. Vossius-, Jiarboeken. 'Oude Hall. Kromjh<br />
GOUDHOEVEN. WINSÊMJUS. VELDENAAR. Bat. Sacra, I. D,<br />
bl, 650-657, WAGEN., Vad. Hift. II. D. bl. .154-156.<br />
BERONICIUS (PETRUS JOHANNIDES), van rommigen<br />
'gegist dat hij uit Staats-Flaanderen öf Braband, zoude herkomftig<br />
zijn; heeft zijn voornamen levens ijd, die in 't midden dei<br />
XVilde eeuwe was, in Zeeland geiteen. Hij was "een man die<br />
zig zo door zijne uitmuntende geleertheid en bijzondere vaar-<br />
«digheid in de digtkonst, als door zijne flordige levenswijs, en<br />
ongefchikt zedelijk fcaiakter, buitengemeen vermaard heeft ge<br />
maakt. De franje, engelfe en italiaanfe talen fprak'hij meester<br />
lijk ; de latijtife verftond hij zo volkomen, dat de beroemde<br />
A-a * Cao-
• 37
BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES) 377<br />
jfcfie in den jare r684 overleden is, in 1674 in Zeeland zijnde,<br />
in gezelfchap geraakte van enen jongen heer, die wonderen<br />
van BERONICIUS verhaalde. AKTONIDES, en andere vreemde<br />
lingen, die zig in dat gezelfchap bevonden, beving hier op de<br />
lust om dit zonderlinge mensch te zien, en BERONICIUS wierdt<br />
ontboden. De knaap verfchijnt, en vertoonde aan het gezel-<br />
fchap, een klein, zwart, dik, rond mannetje, die een kleed<br />
op zijn lijf hadt, dat ter nauwernood het koperkleurige vel van<br />
zijnen huid bedekte; doch toen men hem met aandagt bekeek,<br />
vertoonde zig in zijn gelaat ene ftatige ernsthaftigbeid, zijne<br />
ogen tintelden als helderfchijnende fterren, en men wierdt in<br />
de beweging van zijne armen en benen, ene wonderlijke en<br />
fteeds aanhoudende fnelheid ontwaar. Enigen van het gezel<br />
fchap fpraken hem aan, teffens hem vragende, of het waar<br />
heid was, 't gene zijn leerling ten aanzien van zijne zon<br />
derlinge bekwaamheden getuigde? „ Waarheid!" gaf hij ten<br />
antwoord, „ ja zekerlijk is dat waarheid, wat deze van mij<br />
,, gezegt heeft;" en wanneer een van allen daar op aanvoer<br />
de, dat zij moeite hadden zulks te geloven; wierdt de knaap<br />
gramftorig, en voer tegen allen uit, zeggende: „ om dat gij-<br />
„ lieden weetnieten en domkoppen zijt, denkt gij dat een an-<br />
„ der ook zo dom en onkundig moet zijn." Zijne gewone<br />
onbefcheidenheid en korfelheid, werdt ditmaal nog fterker aan<br />
gevuurd, doordien hij, gelijk meermalen gebeurde, den beker<br />
wat te veel geligt hadt; dit maakte ook, dat hij verregaande<br />
aan 't fnoeven ging, en de wonderbaarlijke vlugheid van zij<br />
nen geest in de fterkfte bewoordingen voordroeg, en aandrong,<br />
dat hij voor de vuist alle foorten van vaarfen konde maken.<br />
Doch het gezelfchap aan wien hij die fnorkerijën voordroeg,<br />
was van begrip een razenden Roeland bij zig te hebben, en<br />
deed hem dit min of meer gevoelen; 't welk ten gevolge hadt,<br />
dat hij vloekende en tierende ten huize uitliep, en op dien<br />
tijd geene proeve van zijne vlugge bekwaamheid gaf.<br />
Den volgenden dag, was het zelvde gezelfchap te Middelburg<br />
weder bij malkander. Men iprak onder anderen over tafel,<br />
van den jongften zeeflag, waarin de Hollanders en Zemven zo<br />
Aa 5 dap.
378 BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES)<br />
dapper tegens de Engeljen gevogten hadden; en in welken<br />
bioeJigen ilag de Kapitein DE HAAZE, een Zeeuw, gefneuvèld<br />
was, op wien ANTONIDES voor de vuist dit fraije graffchrift<br />
tnaakte :<br />
DE HAAS, een fiere Leeuw in 't Eritfche zee-gevet,<br />
Stondt pal in 't midden der gepreste.Waterhonden,<br />
Tot hem een kogel heeft voor uit naar God gezonden,<br />
Om wraak te vordren van 't gefchonden waterregt, *<br />
Sta Vreemdeling, en zeg, tot glorie van de Zeeuwen,<br />
Dat hier de Haazen zelfs veranderen in Leeuwen.<br />
Dit vaars was nauwelijks afgefchreven, of BERONICIUS komt<br />
met zijnen leerling de kamer inftuiven; verontfchuldigde zig<br />
over het gene 'er daags te voren was voorgevallen, en ver<br />
zegt dat men hem zulks te beste wilde houden, teffens zig<br />
aanbiedende om aan het gezelfchap ene proef van zijnen vlug.<br />
gen digtgeest te geven. Zulks wierdt .gretig aangenomen;<br />
waarop ANTONIDES hem zijn vaars liet zien, en 'er zijn oirdeel<br />
over vroeg. BERONICITJS las en herlas het, prees het zeer<br />
en zeide hier op.- „ Wat belet mij, dat ik het niet terftond<br />
„ m latijnfe vaarfen overbrenge?" men bekeek hem hier op<br />
met verwondering, prikkelde zijne eerzugt aan, en liet een<br />
ongeduldig verlangen blijken om deze vrugt van zijnen geest<br />
te aanfehouwen. Hier op begonnen 's mans ogen te tintelen,<br />
zijne aderen als 't ware door digtvuur ontfteken te zwellen'<br />
en zijn gehele lighaam beefde. Alvorens hij aan 't werk ging,'<br />
verzogt hij vrijheid om den naam van den Zee-Kapitein DE HAA<br />
ZE of DE HAAS, waar in de knoop van het gehele puntdigt<br />
bevat was, door enige omfchrijving te mogen verklaren, door<br />
dien de aartigheid buiten dat in het latijn niet was uit te druk<br />
ken; zo als men gereed ftond om dit met een bewilligend aut-<br />
woord te vergunnen, riep hij luidkeels: „ Daar heb ik 't al<br />
„ gevonden; ik zal hem Dajypus noemen, want dat woord<br />
„ betekend met nadruk, een Dier dat ruige poten heeft, en<br />
„ wordt bij. de Grieken voor een Haas gebruikt. Kom aan<br />
„ lees mij twee regels tevens voor, ik zal u die in 't latijn<br />
» ge-
BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES) 3 7 ?<br />
p geven." BUIZERO, die een van het gezelfchap en ook een<br />
Poëet was, begost hier op te lezen, en BERONICIUS bragt zon-<br />
der zig lange te bedenken, deze deftige vaarfen tc yoorfchijn.<br />
Egregia DASYPUS rsferens virtutt Leonem,<br />
In bello, adverfus Eritonas, fuper cequora gesto<br />
Impavidus pelago ftttit, aggrediente molosfum<br />
j4gmine }rquem tandem glans ferrea tnifit ad astra,<br />
Vinlictce cupidum violato jure profundi.<br />
Advena, quisqnis ades, Zelandai encomia gentis<br />
, • Jfta refer; lepores demta quod pel ie leonem<br />
A.fumant, nostro quotquot verfantur in orbe.<br />
Zo dra de Digter deze weergaloze proeve, van zijne vlug<br />
heid en geleertheid gegeven hadt, ving hij aan te lachgen dat<br />
hij fchudde, en Rak de hand om hoog, om ais 't ware ziine<br />
zegepraal aan te duiden, en te roemen, dat hij de aanwezen-<br />
de gasten, verre boven hunne verwagting voldaan hadt. Het<br />
is ook waar, elk was van verwondering opgetogen, elk roem<br />
de zijne bekwaamheid; en BERONICIUS was hier zo uitbundi"<br />
vrolijk en in zijn fchik over, dat hem de-lust beving, om het<br />
zelvde dat.hij in 't latijn gedaan hadt, nu ook eens in 't grieks<br />
te beproeven. Hij krouwt hier op twee of driemalen zijn<br />
kop, intusfen met zijn vurige ogen cp de grond ftarende, en<br />
zegt wel dra onafgebroken het zelvde puntdigt in griekfe vaar<br />
fen op; roepende zo dra hij ten einde was: daar liebji liet nu<br />
ook in 't grieks. Elk ftond niet minder dan de eerfte reis van<br />
verwondering opgetogen, en men wierdt niet moede om ziji.e<br />
welverdiende loffpraak uit te drukken. BERONICIUS begost<br />
toen weer te lachgen en te fchertzen, vrolijk roemen 'e, dat<br />
hij hen zo aartig bedrogen hadt, en zo veel meer wist, als zij<br />
zig verbeeldden. Jammer is het maar, dat wij het griekfe<br />
moeten misfen, en zulks om geen andere reden dan^om dat<br />
hij het al te. fcbjelijk begon op te zeggen, eer iernand gereed<br />
koste zijn om het na te fchrijven. Het is intusfen zeker, dat<br />
JOHAN FREDRIK GYMMCH , waar van wij boven fpraken, toen<br />
ter tijd Profesfor in het grieks te Doesburg, die aldaar tegen-<br />
-, wöor-
58P BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES)<br />
w.iordig was, en het u'tfpreken van het vaars met de uiterfte<br />
bewondering en aandagt aanhoorde, van oirdeel was, het<br />
g .eks nog veel fraijer dan het latijn te zijn. Na deze geno<br />
me .e proeven, wierdt BERONICIUS nog op verfcheidene andere<br />
wijzen getoetst, doch hij gaf bij aanhoudendheid, zulke 'fpre-<br />
kende blijken van zijne geleerdheid en vaardigheid, dat hij<br />
fteeds nieuwe verwondering verwekte. In het leven van hem<br />
door den geleerden A. BORREMANS in het latijn befchreven,<br />
zal men meer fta'en van zijn vernuft, en vlugge vaardigheid in<br />
de digtkonst ontmoeten; als onder anderen ook, boe hijdeHoI-<br />
landfe couranten voor de vuist in latijnfe verfen overbragt enz»<br />
Vraagt men, waar dit zonderling mensch, wiens gelijken<br />
nog-nimmer gevonden is, het eerfte levenslicht aanfchouwde,<br />
of wie zijne o..ders geweest zijn ? zulks is en blijft een raad-<br />
zei, wat 'er fommigen ook van mogen gisfeu, dat noch nie<br />
mand met grond heeft kunnen oplosfen. Hem zeiven gevraagd<br />
wordende, waar zijn vaderland was? antwoordde hij: waar<br />
't mij welgaat. Dit weet men,' dat hij jaren lang in Engeland,<br />
Frankrijk en de Nederlanden heeft rondgezworven , als een<br />
fchooijer die even als BIAS, alles wat hij bezat, met zig rond<br />
voerde. Men zeide hem dikwils, dat zijne kundigheid ene<br />
Hoogleraars plaats waardig was, waarop hij doorgaans ant<br />
woordde : dat hem zodanig afgezonderd en in het Jlof wroetend lt<br />
ven niet behaagljk voorkwam. Het afbeeldzel van BERONICIUS ,<br />
in een letterfchilderij nagebleven, vertoond hem als een klein,<br />
roetzwart, rond en dik mannetje, oud en flordig gekleed;<br />
wanneer men zijn bedrijf of handtering gadeflaat, zal men<br />
moeten geloven, dat die fchilderij egt is; want dikwils won<br />
hij de kost, als hij daar gebrek aan hadt, doordien hij buiten<br />
dat niets deedt, met fchoorfteenvegen, fcharen en mesfen te<br />
flijpen, en meer dusdanige verrigtingen van den zelvden aart.<br />
Boven alle andere tijdkortingenen bezigheden, washemdeaan-<br />
genaamfte, voor gochelaar of jan pottagie te fpelen, en het ge<br />
mene volkje te bedotten; dan was hij in zijn ware element,<br />
dan leefde hij met genoegen, en was vrolijk, al hadt hij<br />
geen duit in den zak, of kleed aan 't lijf; want over kost en<br />
kle-
EEROTIUS. (JAN) §83<br />
klederen was hij nimmer bekommerd; „ De natuur," was<br />
zijn zeggen, „ is ras voldaan, en het is mij onverfchiliig, of<br />
„ ik als een Graav dan als een Bedelaar gekleed ga." Hij<br />
maakte weinig werk van boeköeffeningen, en dagen lang ag-<br />
ter een konde hij in de gemeenfte kroegen, onder het flegtfte<br />
foort van volk, met den neus in 't glas zitten, en zijnen drink-<br />
lust bot vieren; waarfchijnlijk ook, dat de dronkenfchap zijnen<br />
dood verhaast heeft, want hij werdt even buiten Middelburg,<br />
in een moddeifloot dood gevonden; 't welk de Digter Bui-<br />
ZERO aanleiding gaf, om dit volgende graffchrift op hem te<br />
maken;<br />
Hier ligt een wonderlijke geest,<br />
Die leefde en ftierf ge'ijk een beest.<br />
Hq was een wonderlijke fater:<br />
Hij leefde in wijn , en ftierf in water.<br />
De naam van BERONICIUS is vereeuwigd door zijne Georgar-<br />
ehontomachia enz. of 23oetcn- en
SM BERSACQUES. BERSELIUS.<br />
geboren te Valencknnes, heeft uit het Trans in 't latijn een<br />
werk vertaald, dat tot tijtel heeft: Commentarium Jeu potius<br />
ttimm Expeditionis Tunkece , a CAROLO V. Imperatore Jemp<br />
Augusto, anno M.D.XXXV. Jusceptce, JOANNE ETRO.IO. LOY.<br />
1547- klein ia 0<br />
, J. F. FOPPENS, Bibl, Belg. p. 579.<br />
PAQUOT, Mem, litter. Tom. HL p. 406. '•<br />
. BERSACQUES (DIONYS DE) , wierdt te Anas, waarfchijnlijk<br />
omttent het jaar 1510, geboren. Hij was de oudfte<br />
zoon van JAKOB DE EERSACQUES en van zijn eerfte vrouw, zijnde<br />
deze JAKOB het zevende kind van FILIPS DE BERSACOUES,<br />
Heer vm'Welle, en van JACO3A DE VULLY, vrouwe van Mmerwè.<br />
DIONYS volvoerde zijne letteroeffeningen te Leuven,<br />
wierdt tot Licentiaat in de regten bevorderd, en praktifeerde<br />
als Advokaat voor de Gereg&boven. Hij trouwde en verwekte<br />
een zoon LODEWYK genaamd, welke den geestelijken (laat<br />
omhelst hebbende, Kanunnik van de Hoofdkerk te St. Omer<br />
wierdt; ook was deze Doktor in beide de regren; wierdt den<br />
'2 j.inuarij 1576 tot Deken van zijn Kapittel verkoren , en<br />
ftierf'den 27 december 1595. DIONYS DE BERSACQUES heeft<br />
gefchreven : De origine, ferie £? rebus gestis Comitum Arteftg<br />
• PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 255-257.<br />
BERSELIUS (PASQUIER), was de zoon van een Kom-<br />
misfaris der ftad Luk, en wierdt in 1480 geboren te Biet Jet,<br />
een dorp twee uren daar van afge'egen. Na zijne letteroeffe<br />
ningen met ongemeen veel lof vplbragt te hebben, wierdt hij<br />
den 2 junij 1501, Benedictijner Monnik te St. Laurent, mede<br />
nabij Luik gelegen, en bragt het overige van zijn leven in<br />
dat klooster door, zig inzonderheid me: lezen en ftuderen be<br />
zig houdende, tot welk einde hij een vrij talrijke boekerij wist<br />
te verzamelen, die hij altoos in zijn celle bewaarde. Ook<br />
beoeffende hij de fchilderkonst, en in 1523 de kapel le van<br />
St. Denijs die bouwvallig was,»en daar hij gewoon was de<br />
Misfe te. doen, heb!ende. doen herftellen, ilerde hij die op<br />
met fchiiderijen van zijn eigen maakzel, In 1535 wierdt hij,<br />
door de waterzugt aangetast, die een einde van zijn leven<br />
maak-
KERTHA. (LODEWYK) BERTHOLF. (HILARIUS) 3*j<br />
maakte, den ouderdom van bijna 55 jaaren bereikt hebbende.<br />
BERSELIUS is een geleerd man geweest, ook niet onkundig<br />
in de hebreeuwfe en griekfe talen, daar bij was bij een<br />
liefhebber der digtkonst, en hadt vrij wat vorderingen in de<br />
fraije letteren gemaakt. Men heeft van hem: Epistolm duce ad<br />
ERASMUM. Die Brieven zijn de 18S en 132 brieven van den<br />
nieuwen druk zijner uitgegevene werken. Ook heeft men van hem<br />
vijf Ruks zesregelige vaarfen, waar van ieder het onderwerp<br />
bevat der hoofdftukken van een werk, gesteldiAngelideQtrrü<br />
hus Sabinis, Poet» laureati, de excidio Civitatis Leodienfis libri<br />
VI; ex fchedis clarisftmi viri Domini Baronis DE CRASSIER, uitgegeven<br />
door MARTéNE en DURAND in hunne Amplïsfima Collec-<br />
tk, Parif. FRANC. MONTALANT, 1729. in fol., Tom. IV. Col.<br />
1379--1500. VAL. ANDR., Bibl. Belg., p. 229, 230.'<br />
MARTéNE g> DURAND, ubi fupr. PAQUOT, Mem. litter.'Tom.<br />
X. p, 67--70.<br />
BERTHA (LODEWYK), wierdt in 1620 te Brugge geboren,<br />
toog het Dominikaner Monnikenkleed aan, ei^deedt<br />
zijne geloften den 19 oftober 1644. Vervolgens'bekleedde<br />
hij trapswijze de bedieningen van Onder-Prior, Zanger, Procureur<br />
en Sijndicus van zijn klooster.. Hij was algemene Prediker<br />
toen hij op den 12 augustus 1697 ftierf, in den ouderdom<br />
van 77 jaren. ECHARD zegt, dat zijne nagelatene werken,<br />
tot bewijzen van zijne geleertheid en godsvrugt verftrekken!<br />
Onder anderen heeft bij gefchreven; 1. Origópagarum Christianum<br />
orbem devastantkim, ab uno ex familia Pradicatorum Opus<br />
tdleStm. Brugis 1658. 12 0<br />
. 2. Medicus Christianus detegens<br />
fanguineis lacrymis deplorandam ferrei hujus fceculi ccecitatem, prefentium<br />
imminentium plagarum originem; prcefcribens remedia<br />
tam ex S. fcriptura quant ex SS. Patribus defumpta , ad omnem<br />
Chrisiiance Reipublka fiatum fanandum fcrV. ——- PAQUOT, Memoir.<br />
litier. Tom. \ T<br />
L p. 361, 362,<br />
BERTHOLF (HILARIUS), is geboren te Gent, omtrent<br />
't einde derXVde eeuw, en bevatte in een allermismaaktst en<br />
lelijk lighaam, een treffend fchoon verftand.' Hij beoeffende.<br />
vroeg-
384 BERTHOLF. (HILARIUS)<br />
vroegtijdig de geleerde talen en fraije wetenfehappen; was nog<br />
jong zijnde reeds een uitmuntend Digter, en verdiende daar<br />
door de achting van ERASAIUS. BERTHOLF, dien geleerden man<br />
niet kennende, verftond op zekeren dag dat hij zig te Gent<br />
bevond; hij wagtte hém bij den uitgang van een kerk op, en<br />
Bood hem een digtftuk van zijn maakzel aan. ERASMUS wierdt<br />
door de fraiheid daar van, zodanig getroffen, dat hij tegens<br />
KAREL UITENHOVEN die hem verzelde, aan 't oor fluisterde;<br />
hoe is 't mooglijk dat zulke fchone. vaarfen, het voortbrengs<br />
een zodanig lelijk gevormd mensch kunnen zijn? het befluit<br />
dat men den Digter aan tafel moest zien; BERTHOLF was een te<br />
groot liefhebber van de fmul om dit te weigeren, hij verfcheen<br />
derhalven op de eerfte nodiging, en ERASMUS kost zig niet<br />
bedwingen om deszeivs neus met verbazing te begluren;<br />
het is ook waar, dat de Natuur 'er geene ftoffe toe hadt ge-<br />
fpaard, en dat de konst, ik verfta die welke door BACCHUS<br />
aan zijne kwekelingen wordt onderwezen, 'er 't zijne hadt<br />
bijgevoegd, met die in derzei ver gantfe uitgeftrektheid, met<br />
purperverwige karbonkels te voorzien. ERASMUS hem dan<br />
op zijn gemak bekeken hebbende, zeide: „ toe BERTHOLF<br />
„ gij moet ons een puntdigt maken, 't welk met de woorden;<br />
„ begint: Najus Bertulphi;" deze die gekfeheren verftond,<br />
en dadelijk de dampen van het druivenfap in zig voelde wer<br />
ken, voldeedt hem op 't oogenblik, en bewaarheide het gene<br />
'er van een beroemd, Digter gezegd is:<br />
—— Satur eft, cum dieft HORATIUS: Ohe!<br />
Onze Bibliotheekfehrijvers houden plotzelijk bij deze plaats<br />
op, en berigten ons niets verders van het leven van BER<br />
THOLF. Men vindt egter, dat hij zedert dien tijd in Frankrijk<br />
gereisd heeft, het Hof aldaar in 't voorjaar van 1526 bezogt,<br />
en dat hij ruim vier jaren daar na, namelijk den 30 novem<br />
ber 1530 zig te Lijons bevond, alwaar hij zeer gemeenzaam<br />
met RABELAIS verkeerde, welke onlangs in die ftad was ge<br />
komen. Deze vriendfehapsverbindtenis was ongemeen wel<br />
geforteerd, en kwam ten aanzien van den aart der belang-<br />
heb-<br />
I
BERTIN. (OMER DE Sr.) BERTIüS. (ABRAHAM) 385<br />
hebbenden vrij wel bij malkanderen, want beide hadden veel<br />
•erfland, de een zo wel als de andere hadt een vrolijk hu<br />
meur, en de loftuitingen die RAGELAIS aan de godheid van het<br />
druivenfap in zijn Pantagruel heeft gegeven, bewijzen ten<br />
overvloede, dat dien geestigen ligtmis, gants geen vijand van<br />
de vies is geweest. SANDERUS zegt, dat BERTHOLF enige vro<br />
lijke digtftukjes te Keulen heeft uitgegeven Qudicros £? facetos<br />
yerfus), en VALER. ANDREAS , voegt 'er bij, dat die in 1530<br />
gedrukt wierden. Nog verzekeren beide die Schrijvers, dat<br />
BERTHOLF verfcheidene geleerde brieven aan ERASMUS heeft<br />
gefchreven, en dat hij inzonderheid door de brieven van den<br />
Rotterdammer Geleerde aan hem, is bekend geworden.<br />
FRANC. RAEJXAIS , epijt. ad BERN SALIGNACUM , intcr dar.<br />
Viror. epift. 100., editas ah JOH. BRANT. Amfi. 1702. in 8ro.<br />
p. 280. D. ERASMI, oper. Tom. III. uit. edit. p. 1. col. 937.<br />
SANDERUS, de Gaudavenfib., p. 57, 58. J. F. Fori-EKS, Bibl.<br />
Belg. p. 380. PAQUOT, Memoir. litter. Tam. IX. p. 102-104.<br />
EERTIN (OMER DE ST.), wierdt omtrent 't jaar 164$<br />
te Oostende geboren, en gaf zig in de orden der ongefchoeide<br />
Karmeliten, toen hij 20 jaren oud was. Drie jaren later,<br />
wierdt hij tot Priester geordent, naderhand droeg men hem<br />
de bediening van Onder-prior op, en hij ftierf te Antwerpen<br />
den 28 februarij 1689, in het 45(1.0 jaar zijnes ouderdoms.<br />
Hij heeft door den druk gemaakt: 1. Thefaurus aureus divina-<br />
rum Monitionwm S. Maria; Magdalence de Pazzis. Antv. 1687.<br />
121110. 2. ©cn intomöioftcn Chipten/ fiaiiöefcnbc ban bchu<br />
toenöirjfje obcrtrnbonjfïc/ bic öc Cbjtótcnen met SFcfii €Mpta<br />
moeten fjebbcn. 2 ©den. 3£ntm. 1685. PAQUOT Me<br />
moir. litter. Tom, X. p. 368.<br />
BERTIUS (ABRAHAM), geboren te Leijden, den 15<br />
vaart róro, was de oudfte zoon van den beroemden PETRUS<br />
BERTIUS. Hij is geweest een Geestelijke van de orden der<br />
ongefchoeide Karmeliten, en gedurende 30 jaren Misiionaris<br />
van die orden te Leijden. Hij was een braaf mensch en ftierf<br />
H- DEKL-. Bb z a c
m O^j (PAULUS of WENCESLAUS)<br />
?afr vakdagen te, 1683». Onder anderen heeft hij uitgegeven*<br />
Cognkio, mnoris Christi.. ito.. Parifiis.. 164.7. 2. Virtvtes Re.<br />
imjurenem decent Principem, o|>?« /fcgj Ca///a? infcripuim.<br />
4§0.. PariJ, 1647. $ Mwfof. convenendi Ilceretiqos. 8vo.<br />
5650, 4. Explicatie Symboli Apostolorum, Oraüoms Dominica &<br />
ISabttatienis Angelica. Rothom, 1653. *» iaaw., 5. O»*.<br />
WÜ? » Wte plurium Carmeliterutn êfcalccatortm<br />
•pbme- illuftrium. ito.. Antv. 1670, 6. C/sr* demonjlratio Ank<br />
C/lorum. Religiom.s Catholicce,, omm |u« faculi fetlas. 8vo.<br />
Aiitv. 1671. en nog -enige, anderen. J. F. FOPPENS<br />
Bjbh. Belg., p. 991, 992.<br />
BERTIUS. (JAN), de jongfto zoon van PETRUS BERTIUS*<br />
geboren te Leijden, den 6 maart 1615.. Hij is de Stigtec<br />
pweest van de Franfe Misfie der ongefchoeide Karmeliten ij<br />
*l-flage x en naderhand Prior van het Karmeiiten-Klooster op<br />
*t eiland Afetóe-, alwaar hij is geftorvèn den 27 ocToberig62;<br />
Zijnde een man geweest, van een bijzondere godvrugt en ge-<br />
leertheid. Hij heeft gefchreven :• Traüat. de SS, Eucharistice<br />
S#eramnto :• in qm è SS., Scripturis demonjlrat rcalem Corporis<br />
ChrLti prejentiam*, nomen & fignificatum Tranfubfiantiatwm<br />
windkat cf potejlatem Ecclefiae ad prohibenduum Laïcis ufwn Cali*.<br />
(is j ac probat in Misfa offerri verum ac proprium Sacrificium. Ita<br />
$e eo Ribliotheca Scriptorum Carmelitarum excalceatorum, P. MAR-<br />
TTALIS a S, JOHANNE, edita Rothomagi, anno 1730. -<br />
f F, FOPPENS, BH Belg., p. 148, NICERON, Mem. Tom.<br />
XXX, p, 91,<br />
BERTIUS (PAULUS of WENCESLAUS) , de tweede<br />
•éÖB van PETRUS BERTIUS, wierdt geboren te Leijden den 19<br />
juli} 1612, Hij begaf zig onder de ongefchoeide Karmeliten,<br />
Cn deed openbare profesfie van die oiden, den 1 julij 1629.<br />
In 1642, volgde hij Pater P.. RRUNQ D E ST, YVES naar Aleppo,<br />
en leerde het arahisch van den Pater CELESTVN DE 8, LmuyiN,<br />
G?n brogier van den vermaarden Gpuus; met dezen vertrok<br />
hij in junij paar d©ï berg Libanon, alwaar de Maranken hun<br />
hvt Klooster van St, Elteeys ga,yen, Maar nauw'jjks was hij<br />
dm-
BERTIUS. (PETRUS) 3S7<br />
daar gekomen, of hij wierdt in augustus door de rodeloop<br />
sangetast, 't welk hem noodzaakte zig naar Tripoli te doen<br />
roeren, alwaar hij den 10 feptember 1643, overleed, 31<br />
jaren oud zijnde. NICERON, Mem. Tom. XXXI. p. gi.<br />
BERTIUS (PETRUS), wierdt den 14 november 1565,<br />
te Beuren of Beveren, een dorp in Flaanderen, op de grenzen<br />
van. de bisdommen van Tperen en Brugge gelegen, geboren,<br />
alwaar zijn vader woonde, die de Roomfe Godsdienst hadt<br />
verzaakt, om de Protestantfe te omhelzen. Nauwlijks drie<br />
maanden oud zijnde, verzelde hij zijne ouders naar Engeland,<br />
doordien dezen, ten einde de vervolging te ontgaan, ver-<br />
pligt wierden uit Nederland te wijken. Toen hij zeven<br />
jaren oud was, wierdt hij in een der voordeden van Londen<br />
ter fchool befteld, bij KRISTIAAN RycK,^ie hem de grond-<br />
beginzelen der griekfe, latijnfe en franfe talen leerde; terwijl<br />
PTKTERNKLLA LANSBERG . een zeer geleerd meisje , hem in<br />
het fchrijven en de muzijk onderwees.. Twaalf jaren bereikt<br />
hebbende, liet zijn vader , die intusfen Predikant te Rotterdam<br />
was geworden, hem in Holland komen, en zondt hem naar de<br />
nieuw opgcrigte Hogefchool te Leijden; hier genoot hij het<br />
onderwijs in de hebreeuwfe taal van HERMAN RENNECKER,<br />
in de fraije letteren van JUSTUS LIPSIUS en BONAVENTURA VUL-<br />
CANIUS, en in de theologie van WILLEM FEUQUIERE, LAM-<br />
BERTUS DANEAU en anderen. Zijne letteroeffeningen hielden<br />
hem bezig tot in *t jaar 1582, toen hij een aanvang maakte<br />
fchoon nog maar 17 jaren oud, om zelve aan anderen onder<br />
wijs te geven. Hij deedt zulks eerst te Antwerpen, gedurende<br />
drie- maanden, vervolgens te Oostende agt maanden, ts Mid<br />
delburg een gants jaar, en te Goes vijf jaren. Na verloop van<br />
dezen tijd vernomen hebbende, dat 'er een Onderregents<br />
plaats in het fchool te Leijden open ftondt, vroeg hij 'er om,<br />
en verkreeg die, hij maakte vlijtig gebruik van liet verblijf<br />
in deze ftad, om zijne ftudien voort te zetten, en befteeddc<br />
de ledige tijd, die hem van 't waarnemen zijner fchool, over<br />
bleef, om de kolieken der Profesforen bij te wonen.<br />
Bb 2 Twee
$8( ïffiRTIUS. (PETRUS)'<br />
Twee jaren later, vergezelde hij JUSTUS LIPSIUS naar Duhi*<br />
feid, met voornemen, om aan TERONIMUS ZANCHTUS, ANTONV<br />
Qi vmrr en andere geleerde Protestanten, dié zig roem ver<br />
worven hadden een bezoek te geven; doch te Frankfort ka*<br />
mende, vernam hij dat beide overleden waren; dit deedt hem<br />
beiluiten, om zfg te Heidclberg op te houden , zo ter oirzake<br />
van dc beioemde Bibliotheek, die 'er toen ter tijd aanwezfg<br />
yas,, als om nut te trekken uit de verkering met'de geleerde<br />
• Mannc-n, welke zfg in die ftad bevonden. Hij maakte hier<br />
• egter geen lang verblijf, want ondervindende, dat het klimaat<br />
niet gunftfg voor zijn lighaamsgeftel was, vertrok hij naar<br />
Strartslurg, alwaar hij enigen tijd zig bezig hieldt, om aan jon<br />
gelingen in k bijzonder onderwijs te geven, na daar toe vrïjr<br />
beid van den Akademifen Senaat verkregen te hebben; en het<br />
is zeer waarfchijnlijk, dat hij in deze ftad zijne redevoering<br />
«leedt, cn ook liet drukken: met bc ScbigJjriö fel het naja*<br />
gCil ban bril lïöcm. GmSe % MoJtfti* m af.petmaa Gloria.<br />
Vervolgens wierdt hij door Curatoren van het Leijdfe Hoge<br />
fchool beroepen, tot de Regentsplaats m het nieuw aangelegde<br />
Kollegie aldaar} hij nam het aan, doch deedt alvorens ene<br />
reis, nicttegenftaande'het in den winter was, door Bohémeti,<br />
0éfiih, Men en Rusland. Zijne nieuwsgierigheid voldaan<br />
iijnde, nam hij bezit van zijne waardigheid te Leijden, dia<br />
M<br />
n<br />
- e t l c , e r a e<br />
» algemene goedkeuring waarnam. Voorts<br />
wierdt hem het opzigt over de Akademife Bibliotheek toe<br />
vertrouwd; hij bragt dëze've het eerfte in orde, en fchikte<br />
die in onderfékeidene klasfen; en, in 1595 deedt hij de cata?<br />
jógus daar van drukken, met ene voorafgaande brief of ver-<br />
h'andeüng, over de orde en het nuttige gebruik dat men van<br />
ene Bibliotheek kan maken; onder den tijtel van s Nomenclatar<br />
'Rjblhtheca Academies Lugduno Bstarce cum Epijiola de erdine e<br />
?;•)•',•: rjH. Lugd. Bat. 1595. i<br />
i>'M:,ii:n huwde hij met ANNA MARIA KUCHLIN, dogter van<br />
JAN •RupHi.iN, Opperregent van het Staten Kollegie te Leij-.<br />
é?H en deze in 1606 zijnde komen te fterven, wierdt BER-<br />
Tfys in (tezelys plaatze aangefteld, welke post hij egter met<br />
gro.
BERTIUS. (PETRUS)<br />
gïote weerzin aanvaardde, de moeiten en verdrietetëkhedea<br />
Voorziende, welke de uitceffening daar van-, hem •zoude wi-<br />
'oirzaken; want hij was de .gevoelens van ARMIWIUS toege<br />
daan >, en zag zig daar door aan de haat dor GOMARISTEN bleofr<br />
gefield. Dit bleek 't eerst door de lijkreden die hij den 2'i<br />
'october röoo over ARMINIUS deedt. GOMARUS viel hem aa"n><br />
weike ge-<br />
Vonden wordt aan het hoofd enes werks Van dezen 'geièeld^f<br />
Man, getijtelt: tdrnica collatie per JJurt: 'hm j&föfëi3c© :Jt>
393<br />
BERTIUS. (PETRUS)<br />
Kio, de Prcedestinatione. Hij zegt op ene plaats van dezen<br />
brief: „ dat de Doktoren, welke zig niet gefcbaamd hebben ,<br />
„ om te fchrijven, dat GOD de menfehen zodanig gefchapen<br />
„ heeft, dat zij kosten zondigen, maar ook op dat zij zouden<br />
„ zondigen, doordien hij door geen ander middel tot zijn<br />
„ doeleinde konde geraken, aan Keizer TIBERIUS geleken,<br />
„ die wanneer hij ene maagd wilde doen om hals brengen,<br />
„ 't welk tegens het gebruik der Romeinen ftreedt, hij haar<br />
„ alvorens door den beul liet onteren;" en hij haalt bij<br />
deze gelegenheid aan, PISCATOR advetfiïs SCHATMANN. Deze<br />
wierdt hier knorrig over, en doopte deze aanhaling met den<br />
naam van laster, en BERTIUS begreep verpligt te zijn, om zig<br />
te verdedigen, 't welk hij deedt, met 't uitgeven van 't vol<br />
gende werk: Apologeticus ad Fratres Belgas, in quo Calumnix<br />
crimen ipfi a JOANKO PISCATORE, Theologo Herbornenjï, imme-<br />
rito impaüum dlluitur. Lugd. Bat. 1614. in kto. BERTIUS ban"<br />
delt in de voorreden, over de wijze van twisten, over de<br />
pligten, waar aan die genen welke twisten, zijn verbonden,<br />
als mede over het ware middel, om regtmatig theologife ge<br />
fchillen te beoirdelen. De beroemde GROTIUS, dagt vrij gun-<br />
ftig over dit werk, fchoon hij 'er nogthans dingen in vondt,<br />
die beter waren gezwegen , of ten minften thans niet tijdig,<br />
waren: Ómnia qua; adverfus PISCATOREM disputasti, veltementer<br />
mild probari (perfcripfi); fed interim esje qiupd&m, qua; mild vs-<br />
deantur intuta, certe ijntempestiva. BERTIUS'voegde bij dit werk,<br />
ene verhandeling over de gefchiedenis van PELAOIUS; daar<br />
GROTIUS gants niet over in zijn fclrik was; hij fchrijft ten dien<br />
aanziene aan UITENGOCAART : „ welke kwaadaartige gevolg-<br />
„ trekkingen zal men niet maken, over de wijze, waar op<br />
„ den Schrijver, PELAGIUS zoekt te verdedigen, en hoe vele<br />
„ vernieuwde onlusten zal zulks niet te wege kunnen bren-<br />
„ gen:" hij laakt 'BERTIUS , de rust van kerk en ftaat opge-<br />
offert te hebben, aan de begeerte om zijne verdraagzaam<br />
heid en geleertheid in 't openbaar te doen blijken; en hij kan<br />
zig niet genoeg ver wondei en, dat BERTIUS ZO fpoedig het ver<br />
driet hadt vergeten, die de enkele tijtel van zijn boek over<br />
de
feER'ïïÜS. '^PETRUS) §S?<br />
39*<br />
BERTIUS. (PETRUS)<br />
jeugd iets anders hadt onderregt ? was zijn antwoord: „ dat<br />
„ enige dingen in de Confesfie niet zo klaar waren uitgedrukt,<br />
„ dat hij in die dingen iets voor zig zeiven hadt vastgeileld,<br />
„ doch met vrijheid voor de jeugd, om anders te gevoelen."<br />
Op de vraag, welke die dingen waren? antwoordde hij, „ zulks<br />
„ nu niet te weten, maar verzogt vrijheid zijne papieren te<br />
„ halen; " verklarende vervolgens, „ bij zijne Hellingen,<br />
„'wegens de mooglijkheid van den afval der Heiligen, te<br />
„ volharden, wijl de gehele oudheid daar mede overëen<br />
„ kwam. Dat hij ook de vijf Artikelen der Remonftramen<br />
„ aannam, maar die misfchien anders zou verklaren, en dat<br />
.„ mooglijk geen twee Remonftranten die eveneens zouden<br />
„ uitleggen." Verder klaagde hij, „ dat in het uitgeven van<br />
„ zijne Diatribe, waar in bevonden was, dat hij verder ge-<br />
„ gaan was dan de Remonftranten, ter kwader trouw gehan-<br />
„ deld was; doch erkende egter het gevoelen der Regtvaardig-<br />
maki?ig, zo als het daar was uitgedrukt," Op de vraag,<br />
of hij Zijne feilen zou willen verbeteren, en de Sijnode voldoening<br />
geven? was zijn antwoord, „ dat men hem eerst moest onder.<br />
„ regten; want hem onbewust was, zig ergens in verlopen<br />
„ te hebben. " Waar op hem door de Sijnode het H. Avond<br />
maal ontzegt werdt; en befloten dat de Kerkenraad van Leijden<br />
zoude werkzaam zijn om hem beter te onderregten, en zo hij die<br />
onderregting niet aannam, dat als dan de kerklijke Cenfure verder<br />
bij trappen aan hem zoude geoeffent worden, tot de excommunica<br />
tie toe, welke zoude werden uitgefleld, tot de naaste particuliere<br />
Sijnode, enz. BERTIUS vraagde , hier op, of de Sijnode voor<br />
nemens was, alle de genen, die de vijf Artikelen der Remon<br />
ftranten toeftemden en omhelsden, van het Avondmaal te<br />
weren? Dan hem werdt geantwoord, dat zijn vonnis be.<br />
rustte op zijne gevoelens, boven de vijf Artikelen gaande;<br />
waar op hij uitborst: „ Nu mag ik zeggen, den dag be-<br />
„ leefd te hebben, dat iemand van de tafel des Heren wordt<br />
„ afgebannen, om een gevoelen, dat van de gehele oude<br />
„ Kerk voor goed gekend is.. Ik kan niet begrijpen, dat de<br />
„ magt der fleutelen zig zo ver uitftrekt."<br />
BER-
BERTIUS. (PETRUS) 3
m SËRTÏÜS. (PETRUS)<br />
lipfia. 1662. in iawfc en agter de CLUVERII IntroduUh fe<br />
univrrfam Geographiam. 5. Imperium Caroii Magni £? ftül<br />
r<br />
« Dit is een Kaait, die ook in vièien<br />
is gttdeSllj en in den Atlas van HONDIUS. Amfi. 1654. gé*<br />
plaatst. 6. Varia Grlis univeifi & ejus parium, Tabulce XX-.<br />
Geographice, ex antiq:-is Geographis £f Hijlorieis confeilae<br />
PETRLM BERTIUM, in Ato. oblong*. Bij deze geographilè wer*<br />
ken kan men nóg voegen, fclióon enigzints Van enen Vérfchib<br />
lenden aait, dat gene, het welk hij ter gelegenheid van den<br />
Dijk vervaardigde, die de Kardinaal RICHELIEU hadt doen<br />
ïn- kên om de haver van Rochlle tè fluiten; zijnde getijte't :<br />
De Aygeflus Pontibus hatleuus ad mare extruilis digestur»<br />
Hovum. PtiriJHt* 1629, In 8V». en ook geplaatst in het tweede<br />
Deel van de Nuvus Th-faurus Antiquitatum Romanarum van<br />
SAI.I.EIVCRÉ.<br />
Te Parijs gekomen zijnde , verzogt hij om de betaling Vari<br />
ften jaar tiaétoiuent als Geographus, dat men hem fchuldig'was;<br />
doch hij ontmoete daaromtrent zwarigheden. Den 11 juni)<br />
hieldt BERTIUS ene bijeenkomst met de Piedikanten van Ohx-<br />
renten-, en verzogt om het Avondmaal bij hun te mogen gér-<br />
fcruiken, doch zij weigerden hem zulks. Dezé weigering<br />
deedt hem gevoelig aan; enige Leraars van de Sorbonne maak<br />
ten gebruik van zijn harteleed, en dé behoeftigheid waar mé<br />
de hij hadt te wo'rftelen'; zij overreedden hem ten laatfiren,<br />
om den Roomfen Godsdienst te omhelzen , en hij deedt open<br />
bare afzwering in handen van HENDRIK DE CONDY, Kardinaal<br />
de Retz, Bisfchop van Parijs. De Heer BRANDT vei haait-,<br />
dat hij op de zelvde dag van zijne afzwering een bezoek gaf<br />
aan den Holland/en Ambasfadeur LANGERAK, aan wien hij met<br />
een zeer treurig gelaat kennis gaf, van zijne Godsdienst-veran<br />
dering. Hij gaf voor, hier zedert lang reeds het befluit toè<br />
te hebben genomen, niet alleen om de onenigheden ën gè><br />
Mveldige twisten die 'er tusfen de Remonftranten en Gomaristeü<br />
plaats vonden, maar wel inzonderheid om dat het Sijrode van<br />
Leijden, hem van de tafel des Heren hadt Uïtgeflcteft 5. eii<br />
hem zelvs met de excommunicatie en affnijding als ledemaat<br />
dier
•BERTIUS. (PETRUS) ^<br />
der Kerke' bedreigd* De Ainbasfadeur, benevens de beroem<br />
de PIETER DU MOULIN, fielden al wat in h..n vermogen was<br />
te werk, om BERTIUS van gedagten te doen veranderen; maar<br />
te vergeefs. „ Hij beklaagde zig bitter over de handelwijze die<br />
,, men ten zijnen aanziene hadt gehouden. Wanneer hij van zij-<br />
,, ne Godsdienst-verandering fprak, zeide hij, dat liet geene<br />
„ verwonderenswaardige zaak was; dat hij enkel tot de fchoot<br />
5, van de oude Katholijke Kerk was te rug gekeerd, tot welke<br />
de Kerkvaders hadden behoord. Hij-klaagde over zijne a-nn-<br />
}, moede, die hem buiten ftaat ftelde om aan zijn huisgezin<br />
s, het nodig onderhoud te verfchafien. Eindelijk beleed hij,<br />
„ ene plegtige belofte aan de Leraars van de Sorbonne te hcb-<br />
„ ben gedaan, in de hoop van ene bediening te bekomen enz."<br />
Deze bijzonderheden worden gevonden, in ene brief, die de<br />
Heer LANGERAK naar Holland zondt. BERTIUS zelv' fchreef<br />
'er ook ene aan Gecommitteerde Raden van Holland, waar<br />
in hij, na gezegd te hebben, dat hij tot de Roomfe belijdenis<br />
Was overgegaan, 'er bijvoegt: „ Ik verwagt hier enige bedió-<br />
„ ning, door middel van welk ik mijne dagen gerust zal kun-<br />
nen Rijten, en mijn huisgezin doen beftaan, zijnde ik van<br />
,, mijn beroep in Holland beroofd geworden, en onweerdig gere-<br />
„ kend om enige bezigheid waar te nemen." Men ziet door<br />
dit alles, dat verdriet en nooddruft, de gróte drijfveren zijn<br />
geweest, die hem bewogen hebben, zodanig te handelen;<br />
h welk nog meer wordt bevestigd,, door 't gene ROBBERT<br />
EUSTACHIUS aan enen zijner vrienden fchrijft, hier in beftaan<br />
de: „ dat BERTIUS hem op den i julij is komen bezoeken;<br />
„ dat hij hem verbazend ontroerd voorkwam; dat hij ftamel-<br />
„ de, bleek was, van angst zweette, dat hij zugtte cn tranen<br />
,, Hortte; en dat al wat hij fprak uitkwam, om zig over de<br />
„ flegte bebandeling tc beklagen, die de Comaristen hem<br />
„ hadden aangedaan: dat hij door enige weinige woorden die<br />
„ hem ontfnapten, moet oirdelen, dat hij niet of ten min-<br />
„ ften zeer weinig van gevoelen is veranderd, en dat hij om<br />
geen andere reden is Rooms geworden, dan om aan een<br />
„ beftaan te geraken, daar hij zedert langen tijd, op zulk<br />
„ een 1
306 BERTIUS. (PETRUS)<br />
„ een miferabele wijze om bedelde." Hxfitabat mifer turbafuf.<br />
mimi, jam paliebat, jam Judabat, jam tïtubabat in iacesfu t jam.<br />
Jüspirabat, jam laclirymabatur, neqtie quicquam qtiod opponent fiay<br />
lebat praeter injurias iftorum Gomaristarum, quibus 'tam aterbi,<br />
imo tam Jceleraté exagitatus habtenus fuisfet. Mihi tarnen juspicio<br />
est, fermonïbus quibusdam illitis innixa, eum in Jententiis aut nihil ,<br />
tui parum certè hatlenus mutasfe , nee alio fine in panes illai<br />
tranfivisfe, quam ut fiipendiurfi faum ex cerario regio obtvierèt,<br />
quod fcio quam miferé antea per tot dieram heb'domadas frufira.<br />
inendicaverit. Dient nog aangemerkt, dat BAILLET in zijne<br />
Jugemens des Scavans, Tom. VI. Part. i. p. 83. geheel den<br />
bal misflaat, met te zeggen, „ dat BERTIUS reeds in Holland<br />
„ Van Godsdienst is verandert."<br />
Kort na dat BERTIUS het Roomfe geloof hadt omhelst, wierdi<br />
hij tot Profesfor in' de welfprekentheid in het Kollegie van<br />
Boncowt benoemd, alwaar hij bij het aanvaarden van zijne<br />
bediening, op den 2 october ene redevoering deedt over dé<br />
beweeggronden die hem tot de Roomfe belijdenis hadt deert<br />
oveigaan. Deze redevoering die gedrukt is, voert tot tijtel}<br />
Oratio, cur reliüa Leyda Parifios commigrarlt, (jf Haerefi repu-<br />
didta Romino-Catholicam fidem amplexus fit.<br />
Zijne huisvrouwe en 6 kinderen, die hij bij haar hadt ver<br />
wekt, en nog alle zeer jong, waren in Holland gebleven.<br />
Zij befloot egter met haar gezin naar Parijs te gaan, en BER*<br />
' TIUS liet haar volkomen vrijheid om in hare geioofsbelijdenisfe<br />
te volharden; dan zij volgde reeds het jaar daar aan* in 1621<br />
:zijn voorbeeld, en gelijk men gemakkelijk kan begrijpen,<br />
Werden de kinderen in die zelvde ftroom weggerukt! Toert<br />
men in Holland zijne geloofsbelijdenis verftond, fchreven de<br />
hevigfte Contra-Remonftraiiten zulks als ene misdaad aan de<br />
Arminianm toe; waar uit men ziet, tot welke flappen de<br />
geest van partijfchap, en enen verkeerden ijver voor den gods-<br />
dienst in ftaat is de mensch te geleiden, en aan hem niet al<br />
leen de iesfen van den zagtmoedigen en verdraagzamen JESUS<br />
de infteller van den Christelijken Godsdienst, ten enemalert<br />
uit het oog te doen verliezen, maar- zelvs de gemeenfte ftel^
BERTIUS. (PETRUS) 35/<br />
ftgels van billijkheid met voeten te treden. De Zeloten onder<br />
de Gmnaristen, zeiden van de Arminianen: „ dat het pausdon*<br />
„ in hun hart verfcholen lag; dat hunne leer ingerigt was om.<br />
„ die in te voeren; dat BERTIUS het eerfte voorbeeld hado<br />
„ gegeven, en dat E^SCOPIUS, UITENBOGAARD, GREvrNKHO-<br />
„ vius en de anderen, wel fpoedig zijn voorbeeld zouden vol-<br />
„ gen." NIKLAAS VISSCIIER , een Boekverkoper te Amftel*<br />
dam, die verfcheidene malen aldaar Diaken en Ouderling watf<br />
geweest, fchaamde zig niet om een fpotprint over deze ge<br />
beurtenis in 't licht te geven, die tot fchande van het mensch-<br />
dom verftrekt, en welke thans door de liefhebbers van prent"<br />
.fronst, als ene zeldzaamheid wordt bewaard.<br />
BERTIUS werdt zedert tot Hiflorlefchrijver van den Koning<br />
aangefteld, en in 1625 werd: hij met ene Ieerftoel voorzien<br />
als Koninglijke Profesfor extraordinaris in de mathefis- Hij<br />
ftierf den 13 oftober 1629, jn het 64H0 jaar zijnes ouderdoms,<br />
en wierdt in de Kerk der ongefchoeide Karmeliten begraven;<br />
zijne vrouw overleefde hem tot in 1647.<br />
Niemand kan ontkennen, of BERTIUS is een zeer geleerd en<br />
werkzaam mensch geweest, doch die, om het in 't beste licht<br />
te plaatzen, niet grondig fchijnt overtuigd te zijn geweest,<br />
van de leer, waar in hij is opgevoed, en die hij als Regent><br />
van het Staten Kollegie te Leijden met zo veel ijver heeft ver<br />
dedigd. Hij liet vier zoons na, van drie welke zig in de or<br />
den der ongefchoeide Karmeliten begaven, hebben wij boven<br />
gefproken. De vierde, ook JAN genaamd, die Benedictijner<br />
Monnik was, heeft men nog een latijns fmeekfehrift van voor<br />
handen, door den ouden BERTIUS gefteld, om voor hem do<br />
Priorij van St. Denijs te Varennes te bekomen: Pro JOANNE<br />
BERTIO ejus füio, Religiofo ordinis S. BenediÜi, in caufa Prkratus<br />
S. Bitmyfü de Varennis ad Parlamentum Parifienfe Jura Sup-<br />
plïcaüo. in 410. Uit al het aangevoerde fchijnt het te blijken,<br />
dat BERTIUS ten cnemalen aan den Proteftantfcn Godsdienst<br />
hadt vaarwel gezegd; en dat inzonderheid eigenbelang, dia<br />
hem dezelve hadt doen verlaten, hem noopte, om zijne kin<br />
deren met alle zorgvuldigheid in het Roomfe geloof op te voe<br />
den,
£ | BERTIUS, (PETRUS)<br />
dan, doordien zij zelvs zo verre gingen van zig tot Misfionai<br />
ïisfen te doen gebruiken,<br />
- Quid non mortalia peEtora cogis,<br />
Auri facra fames.<br />
Behalveu,. de reeds door ons in den loop van dit Artikel,<br />
bijgebragte werken van dezen geleerden Man, zijn 'er nog<br />
enige anderen, die men alle opgeteld vindt, in de Memoires<br />
pour Jervir a VHijloire des Hommes illuftres^ par NICERON, Tom,<br />
XXXI. p. 93-100. FABRKJII, Bibl. Grceca, Tom, III.<br />
p. 414. Vossius, de Sciéntüs Matliemat. p, 260. & Jcq, FR,<br />
SWEERTII, Athen. Belg. p. 602. JOH. FABRICII, Hift. Bibk<br />
Part. III p. 399. & Part. V. p. 28. CRENII, Animadv. Philoh<br />
Part, V. p. 250-255. GOTTL. KRANTZTUS ad Conringiüm. pv<br />
218. P. BURMANNUS, major, ad Syllog. Epist. Tem, I. p. 578,<br />
die op ene zonderlinge wijze van hem fpreekt, P. FREHERI %<br />
Theatrum. Part. IV. p. 1524. met zijn Afbeeldzel. J. F. FOP<br />
PENS, Bibl. Belg. p. 953-955- bij wien men insgelijks zijn»<br />
Afbeelding aantreft. Epijiola Ecclefiasticx & Theologie®. Amft..<br />
1684. in jolio. p. 88. 386, 387. 630. C. SAXI, Onom. liter.<br />
Pars IV. p. 4.9. fff -Anal. p. 569. J. G. DE CiiAUFEpié,<br />
Nouv. Dictionaire, Tom. I. lett. B. p. 265-267. DAV. CLE<br />
MENT, Bibl. curleuje, Tom. III. p. 239, 240. PAQUOT,<br />
Memok. litterair. Tom. XIV. p. 1-23. ORLEP.S , Befchr. van<br />
Leijden. G. BRANDT , Hift. der Reformatie, I. II. en IV.. D.eel»<br />
BAUDART, Kerk. en Wereldl.. Gefchkd. L. D, bL $8»<br />
RECfty
E E Q ï S T E E<br />
V A N DE<br />
P E R S O N E N<br />
W A A R V A N ÏN DIT D E E £<br />
GEHANDELD WORDT.<br />
Bladz, BladZj<br />
Baacx (joachim), Rooms Baart (Pieter), Doktor in de<br />
Priester te Utrecht. . I. Geneeskunde te Leeimar-<br />
Baan (Jan de), Konstjchil- ^en. . . .19.<br />
der. . . 1. Babuer (Theodoor), Konst-<br />
Baan (Jakob de), Konstjchil- Jchiluer. . .<br />
Ar, . . 5, Eaccareili, zie BakkereeJ.<br />
Baanst, tüqud adelijk Ge- Baccius (Martinus),Aarts*<br />
Jlagt. . . 7- priester te Iperen. . 11.<br />
Baarland , beroemd adelijk Bacherius (Andreas Eïi-<br />
Gejlagt. , . 8. gius), H ogieraar in - de<br />
Baarland (Adriaan van), Regten te Bourges.. 12,<br />
Hoogleraar in de• Weljpre- Bacherius (Jodocius), Ka.<br />
kendheid. , 9. nw.nik te Erusjel. 12.<br />
Baarland (Hubert van), Bacherius (Johannes Au-<br />
Gmeesmeester te Namen. 9. gustinus), Prior van een<br />
Baarland (Michiel van), Augustjner Klooster. 12.<br />
'Regtsgeleerde. . ' 9. Bacherius (Petrus), Hoog-<br />
Baarïand (Simon van), l^ar in de Godgeleerdheid<br />
Letteroefenaar. . 1<br />
I 0.<br />
U L e m e n<br />
' '> *h<br />
Bacherius (Wolfert), Klerk<br />
gaarde (Kaspar van), zie w n den Raadpenjionaris<br />
Eaileus. Joh. de Witt. . 13.<br />
Baarsdorp (Kornelis van) , Bach (Jacobus), Med. Dok-<br />
Genees- en Karmerheer van tor. . • . 14.<br />
%eizer Karei den V. 10. Bachiene (Johan Hendiik),<br />
• Baarsdorp (Marinus), Rooms- Predikant te Utrecht. 14.<br />
Pastoor te Biezelingen. 10. B ac<br />
hiene (Philip Jan) ,<br />
r- r r. - U N n Hoogleraar in de Godse-<br />
(Amold), Raadsheer \ KrdheiA en Predikant"te<br />
ffl' t Hop van Mechelen. 10, Utrecfa. 16<br />
• ; \ Ba-
4Q0 R E G I S T E R .<br />
Eladz.<br />
Bachiene (Willem Albert),'<br />
Hoogleraar en Predikant<br />
te Mastidcht. . irj.<br />
Bacx (Ramhout), Kanunnik<br />
en Pastoor van de Kathedrale<br />
Kerk te Antwerpen. 18.<br />
Bacquere (Benedifhis de),<br />
Prior van het Cisterienfer<br />
Klooster tc Bsugge. 19.<br />
Baculeto (Michiel de) ,<br />
Hoogleraar in de Godgeleerdheid<br />
te Keulen. 19.<br />
Baden-'- Tranciscus), Konstfchüder.<br />
. . 19.<br />
Ba i S (Jodoeus), een geleerd<br />
Boekdrukker. 21.<br />
Baeex van Baerlandt (Adriaan),<br />
Deken vanSt. Pieter<br />
te Oirfchct. , 22.<br />
Baecks, zie Baacx.<br />
Baerle (Jan van) , Inquifiteur<br />
Generaal. . 23.<br />
Baers (Johannes), Predikant<br />
te Scherpenzeel, te Fijnaart<br />
&c. . . 24.<br />
Baersdorp, zie Baarsdorp.<br />
Baerfius (Hendrik)', Wiskonflenaar<br />
cn Boekdrukker<br />
te Leuven. , . 24.<br />
Bagelaar (Joan), aanzienlijk<br />
Burger te Amfteldam,<br />
. . 24.<br />
Baggaert (Johannes), Stads<br />
Med. Doktor te Middelburg.<br />
. . 24.<br />
Ballieul (ASgidluS of Gillis<br />
de), Kanunnik van St,<br />
Pieter te Leuven. . 25,<br />
Baillieur (Lodewijk Jofeph<br />
de), Jefuit, , 26.<br />
Bladz;<br />
Bailleu, verhonden Edele. 26,<br />
Baillij (Gesluin le), Ver-,<br />
trouwde van den Hertog<br />
van Rennenberg. . z6i<br />
Baii'ij_ (David), Konstfchüder.<br />
. . 28,<br />
Bajus (Jacobus), Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid<br />
te Leuren. . .<br />
Bajus (Michiel), Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid<br />
te Leuven. . . «o.<br />
Bajus (Petrus), Advokaat. 31,<br />
Bakc (Laurens) , beroemd<br />
nederlands Digter. . 31.<br />
Bakenesfe , voornaam Geflagt<br />
in Kennemerland. 33.<br />
Bakhuizen (Ludolf), Konstfchilder.<br />
. .<br />
Bakhuizen (Ludolf), Konstfchüder.<br />
. . 27.<br />
Bakker (Adriaan), Schout<br />
te Haarlem. . . 3^<br />
Bakker (Adriaan), Konstfchüder.<br />
. . 4 o,<br />
Bakker (Jakob) , Konstfchüder.<br />
. . 40.<br />
Bakker (Jan de), Priester<br />
te Woerden. / . . 41.<br />
Bakker (Kornelis Adriaanszoon)<br />
, Penfionaris te<br />
Zierikzee.. . , 4 2.<br />
Bakker (Meeuwis Meindertszoon),<br />
Uitvinder der<br />
Kameelen om Schepen te<br />
Vgten^ , . 42,<br />
Bakkereel (Guiliam en Gillis),<br />
Konstfchilders. 42.-<br />
Balcï
R £ G I<br />
BlaJz.<br />
Balck (Dominikus), Hoogleraar<br />
in de Regtsgeleerdheid<br />
te Franeker. . 43,<br />
Balck (Evei hard), Hoogleraar<br />
in de Regtsgeleerdheid<br />
te Harderwijk. 44.<br />
Balbian (Josfe), Med. Doktor<br />
te Gouda. . 46.<br />
Falbian (Kornelis), Med.<br />
Doktor. . . 46.<br />
Balderik, Bisfchop van Utrecht.<br />
. . 47.<br />
Eajdeus (Philippus), Predikant<br />
op Ceijlon. . 47.<br />
Ialhinus, Bisfchop van<br />
Utrecht. . . 47.<br />
Balduinus de II, Bisfchop<br />
van Utrecht. . 48.<br />
Balduinus (Franci-cus) ,<br />
Hoo leraar in de Godgeleerdheid.<br />
. . 48.<br />
Balduinus (Pafcnaii'is) ,<br />
Brio-- van het Klooster<br />
Pakittphin. . 60.<br />
Balen (Rendrik var) ,<br />
Konstfchüder. . 60.<br />
Balen (Mathijs), Gefchiedfchrijver.<br />
. .61.<br />
Balen (Mathijs) , Konstfchüder.<br />
. . 62.<br />
Balen (Pieter Kristoffel<br />
van), Gefchiedfehrijver. 63.<br />
Balinghem (Antonij van),<br />
Jefuit. . . 63.<br />
Balinus (Johannes), Priester<br />
te Wezel. . 63.<br />
Baljuw (N.), Konstfchüder.<br />
. , $4.<br />
II, DEER<br />
S T E R , ioï<br />
Bladz-.<br />
Ballaert (Michiel;, Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid.<br />
. . 64,<br />
Balling (Pieter), Priester<br />
te Haarlem. . 64.<br />
Balneavis (Henrij) , Lt.<br />
KoIIonei bij 't regiment<br />
van Stuart. . . 6$,<br />
Balten (Pieter) , Konstfchüder.<br />
. . 67.<br />
Baltensz. (Frans), Boekdrukker<br />
te Dordrecht. 67.<br />
Balthafar Gerards, Moordenaar<br />
van Prins Willem<br />
den I. . . 67-<br />
Baltin (Adriaan), Penfionaris<br />
der fiad Brugge. 70»<br />
Balduinus (Benediktus) ,<br />
Bamboots, zie Laar CPietcr<br />
van)<br />
een geleer: e Schoenmaker. 48.<br />
Bameester (Hans), Konstfchüder.<br />
, . 70<br />
Banelt (Johannes), Geestelijke<br />
van de orden der<br />
Kruisbroeders.- . 70;<br />
Banjaart (Albe;t), Tegenfirever<br />
van de Gravin Ada. 70.<br />
Banjaart (Dirk Jansfen),<br />
Schout van Hoorn. . 71,<br />
Bank (Laurens) , Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid<br />
te Franeker. . 74,<br />
Bankert (Adriaan), Lt.<br />
Admiraal van Zeeland. 74.<br />
Bankert (Johan), Kapiteinter<br />
zee. . . 78.<br />
Bankert (Joost van Trappen)<br />
, Kommandcur ter<br />
zee. , 79.<br />
Cc Bank-
R. E G I<br />
Bladz,<br />
Jïankhem (Jan van), Prefident<br />
van den Hogenraad<br />
in Holland.. < , 82,<br />
Bankhem (Jan van), Badjuw<br />
van \r Hage. , 83,<br />
Banning (Frans), zie Kok,<br />
Banning (Jan Bodecher),<br />
Hoogleraar in de Wijsbegeerte<br />
te Leijden. 84.<br />
Bamrius (Johannes Albertus).<br />
Priester en Mufikant<br />
te Haarlem. , , 84.<br />
Barbancon (Konftantijn) ,<br />
Kloosterling van de orden<br />
da; Kapucijnen. . 84.<br />
Barbeijrac (Jan), Hoogleraar<br />
in de Regten te Gronhgen.<br />
, , 85.<br />
Barbieux (Anthonij), Dominikaner<br />
Monnik. . 80,<br />
Bard (Petrus), Vikaris generaal<br />
van de orden der<br />
Coenobiters. . 87.<br />
Bardes (Willem Dh'kszoon),<br />
Schout van Amfteldam.<br />
| . . 87.<br />
Bardes (Willem), Burgewec<br />
tef te Amfteldam. go.<br />
Barends Parend), Geuze<br />
Vrijbuiter. . , 02.<br />
Barends (Willem), Kapitein<br />
ter zee. . 92.<br />
Barendzcn (Dirk), Kmist-<br />
Jrhüdei;. , . pj,<br />
Barendzoon (Herman) ,<br />
Krankbezoeker te Amfteldam,<br />
. , 94,<br />
Barken (Niklaas), Profesjor<br />
en predikant van. de hpog*<br />
duitje Gemekte hi's Hage. 94,<br />
g T E a,<br />
Blad*<br />
Bar'aeus (Kasper of Gaspar),<br />
Hoogleraar in de<br />
Wijsbegeerte te Amfteldam.<br />
, , ' pj*<br />
Barlaeus (Lambertus) ,<br />
Hoogleraar in de Griekje<br />
taal te Leijden. , 100.<br />
Barlaeus (Melchior), een<br />
geleerd Man. . 101.<br />
Barlaimont (Gillis van),<br />
Krijgsbevelhebber . ior.<br />
Barlandus, zie Baarland.<br />
Barlotte (Claude la) , •wakker<br />
Krijgsheld. . 101»<br />
Barneveld, zie Oldenbarneveld,<br />
Barres (Anatolius de),<br />
Kamerheer van Keizer Kar^l<br />
den V. , I02.'<br />
Bart (Jan), Kaper ter zee. 103»<br />
Bartel Entes, zie Entes.<br />
Bartels (Gerard), Konst-<br />
Jchilder. , . 115.<br />
Bartholomsi (Kornelis),<br />
Kanunnik van de orden der<br />
Augustijnen. . 113,<br />
Bartoiet, Kon.tfchilder. 113.<br />
Barueth (Johannes), Predikant<br />
te Dordrecht. 113,<br />
Barwell (Daniël Oftavius),<br />
Schipbreukeling. , 114,<br />
Barzauis (Gaspar) , Bekeerder<br />
der Heidenen. 115,<br />
Bas (Dirk), Burgemeester<br />
te Amfteldam. . 115»<br />
Bafelius (Jakob), Predikant:<br />
te Vlisfingen, • . 116,<br />
Bafelius (Jakob), Predikant<br />
te Kerhvcrven. . xi6\
R E e ï<br />
Bladz.<br />
Bafelius (Niklaas) , Med.<br />
Do tor en Chirurgijn tê<br />
St. Wijnoxbergen. i: 6.<br />
Bafelius (Pieter)j Dominikaner<br />
Monnï . . ï 17.,<br />
jgailliéus Marchetus fja><br />
kobus) , Gejchiedfhrijver.<br />
-. •. tijs<br />
Bafinus (Thomas)-, Aartsbisfchop<br />
van C.cf rea. 117,<br />
Bafius ( Johan nes.) > Secretaris<br />
van Delft. . nS-,<br />
Basnage (Jakobus), Predikant<br />
in ae w.ilfe Gemeente<br />
te Rotterdam. -. 110.<br />
Basfée (Adam de la), Kanunnik<br />
van St. Pie er te<br />
Rijsfcl. . -. 123.<br />
Basfce (Bonaventure de la),<br />
Kapucijner Mvmük: 12 4-.<br />
Basfeliers (Bakhafar), Prediker<br />
behorende tot de orden<br />
der Recolletten. \ 12 4-.<br />
Basfen (Dirk Reinier van),<br />
Burgemeester te Arnhem. 124.<br />
Basfon (Adriaan), Regtsgeleerde<br />
te Gouda. 125.<br />
Bateliér (jakobus) , Remonftrants<br />
Predikant in<br />
's Hage. . 12 (Si<br />
Baten (Hendrik), Kanunnik<br />
en Zanger van de<br />
Hoofdkerk te Luik. 127,<br />
Batenburg (Gijsbert en<br />
Diderik), edel Broederpiar,<br />
op bevel \>an AIVa onthoofd:<br />
: : I28><br />
Battinyius (Rudolphus) *<br />
Med, Doktor en WiskonftenaaYi,<br />
: ; ii>ö\<br />
S T Ë R> tfj<br />
Bladz,<br />
Battus (Partei), door dé hiqufitie<br />
vernlgd: -. tï$><br />
Br.fL.s (Jakobus), Secretar's<br />
van Bergénopzoifn, -)-5 Hoogleraar<br />
in i,e Godgeleerdheid. 139,<br />
Bauhuis (Berhaïd) ffifuit, 140-,-<br />
Eauldri \PauIus)* Hoogleraar<br />
in de Krtei jke Gefchiedenis<br />
te Uirechh i\'ï,<br />
Baufe'e, een zeer -aanzien*<br />
lijk Br bands Geflagt. i 4-f ><br />
Beaux (Gaspar) , Predikant<br />
in de walje C-etneente te<br />
-Le-wwarden, \ 1455<br />
Bax (Pauius en Marcelis),<br />
een Broed-rpaar 'vrijheid*<br />
minnende NedenandjeHeb<br />
den. -. -. • ïï^<br />
Baxius '(Niklaas)* Vikaris<br />
te Antwerpen: • 4 471<br />
Saijle (Pieter)_ :, Hoogleraar<br />
in dc Wijsbegeerte -<br />
te Rotterdam. t Hè-.<br />
Paiju's i 'sh B'3ji&<br />
té i t>&-
+Q4 R E G I S T E R .<br />
Bladz,<br />
Beatrix, zeer zonderling dooide<br />
Goddelijke Voorzienigheid<br />
bewaard. . 179.<br />
Beaumont, aanzienlijk Hollands<br />
Geflagt. . 18c.<br />
Beaumont (Dirk van) , Burgemeester<br />
te Dordrecht. 1S0.<br />
Beaumont (Simon van),<br />
Penfionaris der fifld Rotterdam.<br />
. . 184.<br />
Beaumont (Simon), Secretaris<br />
der Staten van Holland.<br />
. . . . 185.<br />
Beaufardus (Petrus), Med.<br />
, Doktor en Hoogleraar in de<br />
' Mathefis te Leuven. 186.<br />
Bcauvais (Remigius), een<br />
Kapucijner Monnik en zeer<br />
geagt Prediker. . 186.<br />
Bebber (Izaak) , Doktor<br />
in de Medicijnen te Dordreclit.<br />
. . .186.<br />
Becanus (Johannes Goropius)<br />
, Med. Doktor te<br />
Antwerpen. . .187.<br />
.Becanus (Martinus) , beroemd<br />
jefuit, Biegtvader<br />
van Keizer Matthias. 190.<br />
Becanus (Pieter), Kanunnik<br />
te Aken. . 19?.<br />
Becanus (Siwert), Karme-<br />
liter Monnik. . 191.<br />
Becanus (Willem), uitmuntend<br />
Digter en Redenaar. 192.<br />
Becardus (Johannes), Hoogleraar<br />
in de Godgeleerdheid.<br />
. . .192.<br />
Becius (Johannes), Predikant<br />
onc.tr 't kruis en<br />
Hoogleraar te Middelburg.<br />
. „ .192.<br />
Bladz.<br />
Beck (David), Konstfchil-<br />
*r« * • -194.<br />
Beek (Geertruijd Hendriks<br />
van), ene gewaande Toveres<br />
te Utrecht. . 195.<br />
Beek (Johannes van), Kanunnik<br />
te Utrecht. 197.<br />
Beek (Kornelis), Kanunnik<br />
en Prior te Utrecht. 198.<br />
Beek (Pieter van), Stigter -<br />
van een Hofje te Amfteldam.<br />
. . . igg.<br />
Beeke (Johan van der),<br />
Burgemeester te Deventer. J99.<br />
Beekman (Izaak), Rektor<br />
der latijnfe fcholen en voornaam<br />
Mathemst'cus te<br />
Dordrecht. . , . 203.<br />
Beekman (Martinus), Drosfaard<br />
en Dijkgraav van<br />
Asperen. . . 205.<br />
Beeldemaker (Frans), Konstfchüder.<br />
. . 205.<br />
Becldemaker (Johannes) ,<br />
Konstfchüder. . 206.<br />
Beels (Leonard), Predikant<br />
te Amfteldam. . 207.<br />
Beels (Marten Adriaan),<br />
Burgemeester te Amfteldam.<br />
. . . 207.<br />
Beer (Aart de), Konstfchüder.<br />
. . 210.<br />
Beer (Boudewijn de), Pastoor<br />
der Hoofdkerk te Gent. 210,<br />
Beer (Jan de), Rektor van<br />
St. Servaas te Mastricht. '21a.<br />
Beer _ (Joost de) , Konstfchüder.<br />
. , 210-<br />
Beerendrecht (Jan van),<br />
Schout te Leijden. 211.<br />
Bee-
R E e Ï S T E R * f05<br />
Bladz.<br />
Beeringg (Gregorius) ,<br />
Konstfchüder. -. iïh<br />
Beerwoud , Bevelhebber te'<br />
Bergenopzoom. •> aft»<br />
Bega (Kornelis),, Konst-<br />
Jchilder. - > 2II.<br />
Begijn (Abraham), Konstfchüder.<br />
' -. •• 2i 2<br />
°<br />
Beirlinck, sie Beijerlinck.<br />
Beiling (Albert), Krijgsbe><br />
velhebber. -. -213.<br />
Beima, zie Beijma.<br />
Beintema van Peima (Johannes<br />
Ignatius Worp),<br />
Med, Doktor, . 214.<br />
Beisfelaar (Martinus) ,<br />
Predikant te Vlisfingen. 215.<br />
Beke (Rudolf van der) ,<br />
'Digter en Hijloriefdiri^<br />
ver. ., - . 216.<br />
gekker (Balthafar)-, Predikant<br />
te Amfleldmn. 216.<br />
Bekker (Johannes Hendrik)<br />
, Predikant te Jelfum.<br />
-. 244.<br />
Bel (Johannes de) , Priester<br />
en Kanunfiik van St.<br />
i.Limberts Kerk te Luik. 245.<br />
Bell (f heodorus van der) ,<br />
Predikant teRhijnsburg. 245.<br />
Bellamij (Jakob), Student<br />
in de Theologie. -. 246.<br />
Belle (Jan "van), een Man<br />
uit den bargerfiand -te<br />
.Haarlem. . . 255.<br />
^ellecheie (Jakob), Prefident<br />
van het Hol' Provinciaal<br />
Van Utrecht. 255.<br />
Bellegambe (Francois) ,<br />
Jejuiu , •. 255.<br />
Blada,<br />
Bellegarde (Gabrïël duParc<br />
de)-, Kanumih . 25'5.<br />
Bellemans '(Daniel),-Pne><br />
ter en Parochiaan in de<br />
Heerlijkheid van Horsfen. 255,.<br />
Bellerus (Johannes) , een<br />
geleerd Man en Boekdrukker<br />
te Antwerpen. 2U».<br />
-Bellighem (Perfevald van),<br />
een blindgeborene Letteroeffenaar.<br />
, 2;'öo.<br />
Bellocasfius (Steven), Secretaris<br />
van het Kapittel<br />
• St. Donatus te Brugge. 2ÖI 5<br />
Bemmel (Abraham van),<br />
Klerk ter Secretarije van<br />
•Amersfoort. •. •. 261*<br />
Bemmel \ Willem Tan) ,<br />
Konstfchilder. . 262-.<br />
SBcmpdc ( ]01 daan of Gerard<br />
van den), Dominikaner<br />
Monnik te Brugge, 262,<br />
Ben E bertz. '(Ysbrand) ,<br />
Vroedfchap der ftad Amfteldam.<br />
•. , 263.<br />
Benedixius (Dominikus) ,<br />
Aaitsdiaken te Leeuwar-<br />
•den. * t 263.<br />
Beninga '(Eggerik), Hoveling<br />
van Grimarfum &C, 265.<br />
Beninga (Sicko), Bouwmeester<br />
en Raadsheer te Groningen.<br />
; -o 2'
£06 R E G I S T E Pv.<br />
Bladz,<br />
Benning Janszoon (Jan),<br />
Schout te Amfteldam. 271.<br />
Bentink (Alexander), Heer<br />
van Aller '&c. . 280.<br />
Bentink (Alexander), Raad<br />
to 't Hof van Gelderland<br />
en Burgemeester van Amlm.<br />
. . 281.<br />
Bentink (Alexander), Burgmeester<br />
en Hoogfchout<br />
iitn, Arnhem. , _ 2$t.<br />
Bladz.<br />
Bentink (Andries). 2-82.<br />
Benning (Johannes), Lid<br />
van den Hogen Raad te<br />
Mechelen. . . 272.<br />
Benning (Stans), Burger<br />
te 'Amfteldam. . 272.<br />
Bennius (Johannes), Rooms-<br />
Pastoor te A T<br />
• Bentink (Berent Hendrik),<br />
Dingwaardèr van de Hogebank<br />
van JufHtie, en Lt.<br />
StadJiouder aer Lenen van<br />
• Overijsfel. . - . 2&e,<br />
Bentink (Berent), Heer van-<br />
Diepenheim en Proost. te<br />
oo'rdwijk. 272.'<br />
-Benpit (Eiias), Predikant<br />
ttt de watje Gemeente te<br />
Delft. . . 2 7 2 ><br />
Deventer. . .284.<br />
Bentink (Eufebius), Heer<br />
van te-n Velde en Werkeren.<br />
. . 285..<br />
Benoijt (Leonard), Onder Bentink (Eufebius Bortekenaar<br />
van het 'Vertoond chard), Heer van Sch on-<br />
dn Edelen. . 276. heten, Hoogfchout in Mas.<br />
Benscoop (Arent van), een tricht . 285,<br />
der f amengefpannen Edelen Bentink (Evert), Heer van<br />
tegens Graav Floris den<br />
V- . . 276. Benfius (Johannes), Leraar<br />
in de fraije letteren te<br />
Straatsburg. . 277.<br />
Bent (Johannes van der),<br />
Konstfchüder. . 277.<br />
Berkèlenkamp. . 285.<br />
Bentink (Filip), Gouverneur<br />
van Stralen. . 285.<br />
Bentink (Gerard Adolf),<br />
Heer van Berkèlenkamp. 286.<br />
Bentink (Godewijn en Jan),<br />
de bekende oudften van dit<br />
Bentbem (Ernst<br />
Gfaav van).<br />
Willem<br />
. 278.<br />
Geflagt. . . 286.<br />
Bentink (Hendrik), bijge<br />
Bentink, oud en vermaard naamd de Beste. 287.<br />
Geflagt. , 270. Bentink (Hendrik), Land<br />
Bentink (Adolf), Heer van drost van Zalland. 287»<br />
Berrinkhuizen £fV. 280. Bentink (Hendrik), Land<br />
Bentink (Alard) , Raad en drost van Zalland. 287.<br />
Hofmeester van Koningimte Bentink (Hendrik), Koïlo-<br />
Margriet. . . 280. 'nel te paard, en Drost van<br />
Twente. . , 28f><br />
Bentink (Hendrik), Heer<br />
tot Lettwenberg en Landdrost<br />
van de Veluwe. 288. •<br />
Bentink (Hendrik), Drosfaart<br />
van Woudrifhem en<br />
Kuilenburg. , 289.<br />
Bcrr
& E G I<br />
Bladz.<br />
Bertink (Hendrik), Grave<br />
van Portlanden Gouverneur<br />
van Jamaika. . 289-<br />
Bentink (Hendrik Adolph),<br />
Drost van Yfeimuiden,<br />
Hoofdfchout van Mastricht,<br />
Raad en Reutemeester generaal<br />
der Beden in Braband.<br />
. . 289-<br />
Bentink (Hendrik Frederik),<br />
Heer vanGenswaart<br />
en Barleham. . 290.<br />
Bentink . (Jan), Heer van<br />
Berrinkhuizen. . 290.<br />
Bentink (Jan of Johan),<br />
Stalmeester en Gunfteling<br />
van Karei , Hertog van<br />
Gelder. . . 290.'<br />
Bentink (Jan Willem) ,<br />
Heer van Urummelen en<br />
Rhoon, Graav van Portland<br />
&c. . . 291.<br />
Bentink (Maarten), KoIIonei<br />
in dienst van den Koning<br />
van Spanjen. 300.<br />
S T E R . faf<br />
Bladz.<br />
Bentink (Willem). 301.<br />
Bentink (Willem van Zuilen)<br />
, Rigter van 't Oldebrock<br />
op dc Veluwe. 301.<br />
Bentink ' (Willem) , Lt.<br />
KoIIonei. . 30L<br />
Bentink (Willem), Drost<br />
van Emden. , 30L<br />
Bentink (Willem), Kapitein.<br />
. . 302.<br />
Bentink (Willem), Heer<br />
van Rhroon enPendrecht,<br />
befchreven in de orden van<br />
de Ridderfchap in Holland.<br />
. . 30Z.<br />
Bentink (Wolf), Heer van<br />
Werkeren, Landdrost van<br />
Vollenhove. . 304."<br />
Rentink (Wolf). totLangevelslo.<br />
. . . 304.<br />
Bentink (Wolter Jan Gerrit),<br />
extraordinair Schout-<br />
Bentink (Johan) , gebijbij-nagt<br />
voor het Kollegie<br />
naamd de Onbefcheidene. 298.<br />
te Amfteldam, . 305;.<br />
Bentink (Johan) , gebij-<br />
Bentink (Zeno Arend),<br />
naamd de Beste. 258.<br />
Gcneraal-Majoorvan de In<br />
Bentink (Karei), Landrenfanterie , en Kommandeur<br />
te-meester van de Vei uwe. 289. van Mastricht. . 308.<br />
Bentink (Karei), Heer tot<br />
Berenkamp. . 209.<br />
Bentivoglio (Guido), Gefchiedfckrijver.<br />
. 309,<br />
Bentink (Lambert), Rente- Bentzma (Pieter Eoetïus),<br />
meester van de kloostergoe<br />
Rooms-Pastcor teBoxum. 313.'<br />
deren van Monnikhuizen. 299.<br />
Berchem (Lambertus van),<br />
Bentink (Leonard) , Gou Gijmnafiarch en Rektor der<br />
verneur van Alfen. 299. latijnfe fcholen in 's Hertogenbosch.<br />
, 313.<br />
Berchem (Niklaas van),<br />
Kon-tfclülder. , 313-<br />
Bentink (Steven), Burge Berchem (Willem van) ,<br />
meester te Zutfen. 3:0. Kanunnik van de St. Ste<br />
Benrink (Willem). 300. vens Kerk te Nijmegen. 315.<br />
Cc 4 Eer-
Bladz.<br />
'Berchem en Ranst, een oud<br />
& E C I S • T IC R,<br />
adelijk Geflagt. 316.<br />
Bercht (Joannes van) , Kanunnik<br />
van St. Suipitius<br />
Kerk te Diest. . 317.<br />
Berckelaar (Joannes), een<br />
geleerd Man in 's Hertogenbosch.<br />
. 317.<br />
Berg (Willem van den),<br />
Bevelhebber in dienst van<br />
de Nederlander* , .324.<br />
Berg (Jan of Johan van<br />
den), Burgmeester te Leijden.<br />
. . 327.<br />
Berg (Jan van den) ,<br />
Ko;:.'tfcldldcr. . .328.<br />
Berg (Izaak van den),<br />
Regtsgeleerde. . 328'<br />
Berg (Matthijs van den),<br />
KonstfcMlder. * 329.<br />
Berg '(Theodoor Kornelis Berk (Huijbert). „ 339.<br />
van den), Rektor der la<br />
Berk (johan), Burgemeester<br />
tijnfe fcholen te Utrecht. 329.<br />
Berge (Rutger ten), Student<br />
te Groningen. . 330.<br />
Bergen (Adriaan Jansz.<br />
van) , zie Adriaan Jansz.<br />
Bergen (Dirk van), Konstfchüder.<br />
. . 331..<br />
Bergen (Gerardus van) ,<br />
Stads Med. Doktor te Antwerpen.<br />
. .332.<br />
Bergen (Lodewijk van),<br />
Onder-Admiraal der Nederlandfe<br />
vloot. . 33^<br />
Bergh (Franck van den),<br />
Ranlsheer Ju 't Hof van<br />
Holland en naderhand te<br />
Mechelen. . 333,<br />
Berghen (Anthomj van),<br />
fierefteijn (Panwels van), Abt van St. Battims, 334,<br />
Burgemeester te Delft. 317. Berghen (Maximiliaan<br />
Berg '(Graven van den), van), Kanunnik te Meche<br />
of's Herenberg. 319. len. . . . 334.<br />
Berg (Hendrik van den), Berghen (Paulus), Jefuit,<br />
eerst Bevelhebber in dienst Zendeling te Leeuwarden. 335,,<br />
van Spanjen, en naderhand Bergheijck (Arnold van),<br />
in die der Nederlanden. .322. Leraar in de fraije letteren<br />
te Anguien. , 335^<br />
Beringhen (Rndoif van),<br />
Hoogleraar in het Kerkelijk<br />
regt te Leuven. 335,<br />
Berk, oud aanzienlijk Ge-<br />
* - .337,<br />
Berk (Diik). ; 33^<br />
Berk (Diik), Burgemeester<br />
te Dordrecht. , 338,<br />
Berk (Ger rit) , Secretaris van<br />
de Admiraliteit te Rotterdam.<br />
, » 338,<br />
te Dordreclit. , 339,<br />
Berk (Johan), Contrarolleitr<br />
van de convoljen en licenten<br />
te Hoorn. .339»'<br />
Berk (Johan) , Secretaris en<br />
Penfionaris te Dordrecht. 340.<br />
Berk (Johan), Sxretaris en<br />
Penfionaris te Dordrecht. 341,'<br />
Berk (Matthijs), Penfionaris<br />
te Dordreclit. .341.
R E G I S T E R ,<br />
Bladz.<br />
Berk (Pompejus), Burgemeester<br />
te Dordrecht. 34.2.<br />
Berk (Niklaas van) , Lid<br />
der Regering vanUtrecht. 344.<br />
Berkel of Berckel (Engelbert<br />
Francois van) ,<br />
Penfionaris te Amfteldam. 345.<br />
Berkenrode, aloud adelijk<br />
Geflagt. . . 345-<br />
Berkheiden (Gerrit), Konstfchüder.<br />
. . 355-<br />
Berkheiden 1<br />
(Job) , Konstfchüder.<br />
. - 356.<br />
Berkhout (Adriaan Teding<br />
van), Raadsheer in het<br />
Hof van Holland. 359-<br />
Berkman (Hendrik), Konstfchüder.<br />
. . 361.<br />
Berkum (Hendrik van) ,<br />
Booms-F'astoor te Sclioon-<br />
• hoven. . .361.<br />
Berlikom (Andreas van). 362.<br />
Berlikom (Boudewijn) ,<br />
eerfte Griffier van het Hof<br />
van Braband in 'sHage. 362.<br />
Berlo of Bierloo, Ondertekenaar<br />
van 't Verbond der<br />
Edelen. . . 363.<br />
Bernard (Jacobus), Hoogleraar<br />
in de Wijsbegeerte<br />
en Predikant in de walfe<br />
Gemeente te Leijden. 363.<br />
Bernard (Johannes Stephanus),<br />
Med. Doktor. 367.<br />
Bernard (Willem), beroemd<br />
Gidgeleerde. . 368.<br />
4*9<br />
Bladz-<br />
Bernards (Wilmar), Hoogleraar<br />
in het Kerkelijk<br />
regt te Leuven. 3
BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />
De PLAATEN te plaatzen in 't II. DEEL.<br />
I. Pourtrait van G BARLEUS. . Bladz. 96.<br />
II. van JAN BART. . , i o 4 i<br />
III. van H. Graav v. D. BERGH. —• - 322.<br />
IV. van PETRUS BERTIUS. —.- ««8.