15.09.2013 Views

dpo_1101.pdf

dpo_1101.pdf

dpo_1101.pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBOEK<br />

DER<br />

N E D E R L A N D E N .<br />

TWEEDE DEEL.


B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBOEK<br />

DER .<br />

NEDERLANDEN,<br />

Bevattende de Levtnsbefchrijvingen van voorname STAATSMAN­<br />

NEN, KRTGSHELDEN, GELEERDEN in allerleije vakken<br />

vanWetenfchappen, DIGTERS, SCHILDERS en andera<br />

KONSTENAREN:<br />

EN VERDER,<br />

Zodanige Perfonen, die door de ene of andere daad, zig beroemd,<br />

of aan den Vaderlande veréenftelijk hebben gemaakt; veelal ver-<br />

zeld van hunne Karakterfclietzen, zeldzame Anekdoten die men<br />

tlders te vergeefs zal nafporen , onpartijdige beoirdeling<br />

hunner Daden, optelling hunner Schriften, en aanwij­<br />

zing der Schrijvers wette van hun gehandeld hebben.<br />

OPGEMAAKT,<br />

Uit Handfchriften, een groot aantal van de beste<br />

Schrijvers in verfcheidene Talen over die onderwerpen<br />

handelende, en medegedeelde Berigten.<br />

VAN DE OUDSTE TIJDEN AF TOT HEDEN TOE,<br />

DOOR<br />

J. A. DE CHALMOT.<br />

Met Pourtraitten.<br />

T W E E D E D E E L. ^ ^ ^ ^<br />

TE AMSTERDA M^yffi ^<br />

J O H A N N E S AL W^^pP


B I O G R A P H I S C H<br />

WOORDENBO EK<br />

DER<br />

N E D E R L A N D E N ,<br />

TWEEDE DEEL.<br />

%<br />

BAACX (JOACHIM) , een Rooms Priester, geboren té<br />

Utrecla den 10 augustus 1548, uit een aanzienlijk geflagt,<br />

zijnde zijn vader JOHAN BAACX, Secretaris van de Staten van<br />

Utrecht geweest. Hij was een ijveraar in het voortplant«i<br />

van den Roomfen godsdienst, en heeft zijne geloofsgenoten,<br />

zo wel door zijne predikatiën als uitgegeven fchriften grotelijks<br />

geftigt; om derzelver zonderlingheid, zullen wij van enigen<br />

de tijtels opnoemen: be Coïft of 3lbbOHaat ban alle op*<br />

regtc Catbolnncn. 1610. «£>e toaarom bet fetoaöe (Catholpen.<br />

1614. ban ban alle ïicttcrê $c. 1616. befem btr con*<br />

fcitntie


BAAN, (JAN DE)<br />

ïn linnens, en vlas dreven, toen hij nauwlijks drie jaren "had!<br />

bereikt; van welk tijdftip af aan, een oom van hem PIEMANS<br />

genaamd, Hopman van de burgerijs en Veertiger te Embden,<br />

hem in ajtjn huis nam, en een Schilder zijnde, in de begin,<br />

zelen van die konst onderwees. Dan dezen oom, hem in'1645<br />

door den dood ontvallen zijnde, wierdt hij het jaar daar aan<br />

13 jaar bereikt hebbende, naar Amjleldam gezonden, en aan<br />

het opzigt en beftfer van den Konstfchilder BAKKER overgege­<br />

ven, Hier beijverde hij zig met zo veel vlijt, dat hij binnen<br />

kort onbedenkelijke vorderingen in 't fchilderen en tekenen<br />

maakte, 't welk wel verre van enen edelen naijver bij zijne<br />

medeleerlingen te ontvonken, een zo vuige nijd in hunne<br />

harten tegens hem ontftak, dat zij fomtijds zijn fchilderwerk<br />

en gereedfehappen bemorsten, 't welk den vlijtigen jongeling<br />

egter met een taai geduld verkropte , zonder daar over aan<br />

zijnen meester te klagen, die evenwel bij toeval hier agter<br />

gekomen zijnde, hen ernftig beftrafte, en zijne gunst en ach­<br />

ting voor DE BAAN verdubbelde. Nu- was hij zo verre ge­<br />

vorderd, om ene keuze van navolging in zijne wijze van<br />

fchilderen bij der hand te rnoeten nemen; de 'penfeelkonst<br />

van ANT. VAN DYK was in dien tijd ten toppunt van agting<br />

gefteigerd, daar die van REMBRAND ook vele aanhangers vondt;<br />

dit bragt hem enigen tijd in twesitrijd, doch hij bepaalde<br />

zig na rijp beraad, tot de behandeling van den eerften, als<br />

zijnde ingevolge zijn begrip, van enen duurzamer aart. In<br />

1660, trof hij enen MECENAS aan, die hem uit Amjleldam<br />

naar 's Hage lokte, en aldaar zo veel werk verfchafte, on­<br />

der lieden van den eerften rang, als hij met mooglijkheid af<br />

konde. Hij fchilderde fchoon, en wist in zijne pourtraitten ene<br />

treffende gelijkenis te brengen, zo dat het een en ander zijnen<br />

roem wijd en zijd verbreidde, die zelvs tot in Engeland over­<br />

woei, en Koning KAREL DE II. bewoog, om hem aan zijn<br />

Hof te ontbieden, ten einde zijn afbeeldzel te vervaardigen;<br />

hij verrigte zulks benevens vele andere ftukken tot zo veel ge­<br />

noegen , dat de Hoffchilder PIETER LELY ZO jaloers wierdt,<br />

dat hij zijne vreugde niet kost bedwingen, toen DE BAAN<br />

het


BAAN. (JAN ai}<br />

•het beflu.it nam, om naar 's Hage te rug te keren; alwaar hij<br />

met opene armen wierdt ontvangen, en vele vorftelijke en<br />

andere voorname perfonaadjen fchilderde; ook onder anderen,<br />

de besldtenisfen van het doorlugtig broederpaar JAN en Kos-<br />

NELIS DE WITT vervaardigde , en den laatstgenoemden nog<br />

'eens op een ander fluk levensgrote tot de voeten toe uitfchil-<br />

derde, gezeten of ftaande op een zegepraal van opeengefta-<br />

pelde oorlogsgereedfchappen, leunende met den enen arm op<br />

een zwaar ftuk gefchut, onderwijlen dat enige zwevende kin­<br />

dertjes, zijn hoofd met lauwrieren bekransten; voorts ftond ne­<br />

vens hem ter regterzijde de Faam, die zijnen welverdienden<br />

lof bazuinde, en aan de linker een fchoon vrouwenbeeld,<br />

verzelt van enige wigtjes, die een hoorn van overvloed aan<br />

zijne voeten uitftorlten; in het verfchiet vertoonde zig de<br />

roemrugtige verovering van Cliattam, benevens het vei branden<br />

der Britfe fchepen op den Theems. Dit overkonftig 1<br />

tafereel,<br />

dat op een ongemeen kragtige wijxe alle deszelvs onderwer­<br />

pen afbeeldde, en heerlijk was geschilderd; werdt tot een al-<br />

toosdurend gedenkteken van die mannelijke heldendaad, op het<br />

raadhuis te Dordrecht geplaatst; het was op voorftel van den<br />

Burgemeester HUGO REPELAAR, met goedvinden van den Raad<br />

vervaardigd. Dan het deerlijk lot, het edel broederpaar ver­<br />

volgens op den i augustus 1672 te beurt gevallen, te be­<br />

kend cm 'er van te gewagen, vernielde ook dit gedenkftuk,<br />

het grauw namelijk niet vergenoegd, die beroemde martelaren<br />

van Staat op de fchandclijkile wijze vermoord en mishandeld<br />

te hebben, wilden ook nog hunne afbeeldzels vernielen; ver-<br />

fcheidene malen rotte de razend hollend gemeente voor de<br />

woonplaats van DE BAAN bijeen, hem dreigende zijn huis om<br />

verre te halen, indien hij hun de fchilderftukken niet ten<br />

prooiie overgaf; dat die onder hem berustende waien, was<br />

door een zijner leerlingen, die zig méde onder het moordenaars<br />

rot hadt begeven, verklikt; DE BAAN na de Hukken in zeker­<br />

heid geb' agt te hebben, Opende zijne deur, en liet zijn huis<br />

van onderen tot boven doorzoeken; voorts floeg de woede van<br />

het hollend kanaillie van 's Hane naar Dordrecht over, alwaar<br />

A 2 het


£. *AA». (JAN DE)<br />

het grauw bovengemelde uitmuntend konstfluk van een fcheuf-<br />

dèj en zodanig vernielde, dat men naderhand werk gehadt<br />

hoeft, uit enige Hukken en brokken die voor geld opgekogt<br />

waren, een fchets daar van te maken; het was toen onbe­<br />

kend dat het eerfte model in zekerheid gebragt was. DE BAAK<br />

hadt uit dit voorval geleerd , hoe gevaarlijk het is zig den haat<br />

van het gemeen pp dqn hal? te halen; ook deedt hem deze<br />

ongelukkige bevinding befluiten, den Hertog VAN LUXEMBURS<br />

die zig als vijand in ons land met zijne krijgsbenden te Ut-<br />

techt bevondt, voor zijne dringende aanzpeken, om LODEWVK<br />

DEN XIV, te Zeist te komen fchilderen, vriendelijk te bedan­<br />

ken. Met dit al voedde gemelde Koning zo veel achting voor<br />

Sijne konst, dat. hij naderhand aan zijnen Gezant D'AVAUX in<br />

'•sHage bevel gaf, om in het kopen van konstitukken, van DE-<br />

BAAN'S raad gebruik te maken.<br />

Veel eer en voordeel heeft onze Konstfchildcr van den Keur,<br />

Vorst van Brandenburg FREDERIK WILLEM genoten, wiens beeld-<br />

tenis hij verfcheidena malen heelt gefchilderd , als ook een<br />

groot aantal andere vorftelijke perfoncn. Gemelde Keurvorst<br />

beriep hem bij een verzegelde acte van 23 julij 1676, tot zijn<br />

Opper-hofichilder en Opziener van zijn konstkabinet en aka-<br />

demïe, op een jaargeld van 6000 guldens; doch DE BAAN'S<br />

huisvrouw burgerlijk en zedig van aart, hadt geen zin om te<br />

Berlijn aan 'tHof te gaan wonen, zulks hij voor dien voordeh'gqji<br />

ï>ost bedankte; waar op de Keurvorst hem om een van zijn bes­<br />

te leerlingen verzogt, waar toe hij zijnen neef JAN VAN SWEEL<br />

uitkoos, zijnde deze verre in de konst gevorderd, en de be­<br />

handeling van zijnen oom zeer nabij komende; deze beraadde<br />

zig niet lang om dien post te aanvaarden, en verkreeg jaarlijks<br />

SOOQ guldens, vrije tafel en een paard tot zijnen dienst op ftal.<br />

JAN DE BAAN heeft in zijn tijd door de konstoeffening veel<br />

geld gewonnen, doch hij teerde daar van ook rijkelijk, en al<br />

die hem kwamen bezoeken, wierden met ene gulle gastvrij-<br />

.heid ontvangen : ten nieuwen hoed, was zijn gewone zeggen, en<br />

een oxhoofd-tvijn op een jaar meer, daar maak ik veel geede v<br />

•mede; dit was ook letterlijk waar, want a'ijne vrien.delijkhe.id<br />

lok-


BAAN. (JAKGB DÉ) J<br />

lokten 'ér velen aan, doch het waren meest panlikkers of cafel-<br />

bezems waar onder zig de Landfchapfchilder Bi AFPELMAN<br />

tevondt, die inzonderheid gewóón was weken lang 'aan een<br />

eb zijne weiden te grazen; veeg hier bij, dat hij zes kinderen<br />

hadt, die hem niet weinig kostten; en daar bij nog drie van<br />

zijne zusters, en vijf van zijn vrouwen zusters onderhield; zo<br />

dat het niet vreemd moet voorkomen, dat JAN DE BAAN uit<br />

deze wereld flappende, geen gróte fchatten naliet; hij ftierf<br />

in 1702, twee jaren latér als zijn zóón JAKÓB, wiens jeugdig<br />

overlijden hij tot zijn laatfte ogenblik, met groot hartenleed<br />

betreurde. A. HOUBRAKEN, Schouwburg det Net> Konst*<br />

fchilders, IL D. bl. 303 enz,<br />

BAAN (JAK'ÖB DE) , Konstfchilder, zoon van dell boven*<br />

ftaanden, is geboren in 's Hage in i673- Van der jeugd af<br />

aan ftraalde de konstliefde reeds in hem door, ze dat hij ook<br />

het onderwijs van zijn' eigen vader met zulk een gewenst ge-'<br />

volg genoot, dat hij nog geen 18 jaren bereikt hebbende, al<br />

een meesterlijk pourtrait konde fchilderen. Op zijn 2ófte jaar<br />

beiloot hij, zijn konstfortuin aan vreemde Hovön te gaan zoc<br />

ken, waar toe hem zijn vaders alomverfpreide roem ten leUs-<br />

irian ftrekte, en hem gelegenheid verfchafte, oh! onder het<br />

gevolg tan WILLEM DEN III, naar Engeland óver te Heken }<br />

komende onder diens hoffleep te Londen, daar hij door het<br />

fchilderen van een groot aantal pourtraitten veel roem ver­<br />

wierf, en den grondflag van zijn fortuin fcheen te vestigen;<br />

dan de wufte jeugd en driftige reislust deden onzen Schilder<br />

dien fchonen kans verwaarlozen, want na dat hij een wel­<br />

gevulde goudbeurs hadt overgewonnen; hunkerde zijn hart, om<br />

Rome met alle deszelvs zo oude als nieuwe konstftukken, te<br />

gaan zien; Hij' nam zijn reis door Frankrijk, trók het Alpjs<br />

gebergte over; en rustte niet voor dat hij Florence bereikt<br />

hadt; hier wierdt hij door den Gröót-Hejtog gunftig ontvan­<br />

gen , en vondt Hof om zijn aangeborene zugt tot het historie-<br />

fchilderen te oe-ftenen, aan een groot Werk in frisco, dat d«<br />

ÏMfchüder des Groct-Hertogs onder handen hadtj eri 't welk<br />

A 3


•f. «AAN. CJAKOB DRJ<br />

hij tot genoegen ten uitvoer bragt; voorts tot blijk van zijnd<br />

verdere-bekwaamheid, nog enige pourtraitten gefchilderd heb­<br />

bende, trok hij op naai' Rome, niettegenflaande hem die vorst<br />

flerk aanzogt, om op voordelige voorwaarden in zijnen dienst te<br />

blijven. In die wereldberoemde Had komende, wierdt hij van<br />

het Bentgenootfchap, daar zig veifcheïdene Nederlanders onder<br />

bevonden, gulhartig ontvangen, en op zijn Hatelijke inwij­<br />

ding met den naam Gladiator vei eert , zinfpelende op zijne<br />

kloeke en wakkere geftalte en moed, doordien hij niet be-<br />

fchroomd was, indien de nood aan den man kwam, een krab-<br />

belvuisje te wagen. Hier was het nu dat hij enige jaren fleet<br />

anet fchilderen van historiën, moderne gezelfchappen en pour­<br />

traitten; dan hoe bekwaam hij ook ten aanzien van dit alles<br />

was, won hij egter zo veel geld niet als hij wel gedagt hadt,<br />

en ook nodig was om de levenswijze der meeste Bentvogels,,<br />

daar hij mede ook al deerlijk aan verflaaft was, gced te kun­<br />

nen maken. Dus het ene jaar voor het andere na in dit<br />

llordig gedrag volhardende, was hij niet bedagt om een beurs<br />

bijeen te fpaien, ingevalle hij eens naai- zijn vaderland wilde<br />

te rug keren; en dit veroirzaaktc ook, dat hij geen gebruik<br />

konde maken van het gezelfchap vau MATHEUS TERWESTEN,<br />

zijn konst- en ftadgenoot, die ziende hoe de leeftrant der<br />

Bentvogels vele daar van in het verderf fieepte, de \'erflan-<br />

tfigfle partij koos, en na een jaar toevens te Rome, die Had en<br />

gants Italië vaarwel zeide, en zijn geboorteflad tot zijn woon­<br />

plaats verkoos. DE BAAN die van begeerte brandde om me­<br />

de te gaan* moest deze gelegenheid om mangel van geld la­<br />

ten voorbijfiippen, en een' gunfliger afwagten, die, hem ook,<br />

in 't volgende jaar te beurt viel, doordien hij als toen, met<br />

den hoffleep van een Duits Prins, naar Wenen vertrok, en<br />

dus de flaaffe kluisters van de Bentvogels ontwortelde, doch<br />

om te Wenen zijn graf te vinden, op een tijd dat hij het<br />

hoekje fcheen te boven gezeild te zijn. In deze Had geko­<br />

men, deed hem de naam zijn's vaders hier geen minder dienst<br />

dan elders waar die bekend - was, en hij kreeg gelegenheid om<br />

aan 't Keizerlijke Hof door het fchilderen van enige pourtrait­<br />

ten,


BAANST. I<br />

ten, zijne kunstgaven te tonen en veel roem te behalen; dan<br />

te midden dezer bezigheden, wierdt hij van ene ziekte over­<br />

vallen, die hem zo onbefuist en vinnig aangreep 5 dat hij'er<br />

•wel dra onder bezweek, fen in april 1:700 na Éen kortftondig<br />

verblijf të Wenen, in den weinig gevorderden ouderdom Van<br />

27 jaren overleed. Met roem wordt van zijne konstverdien-<br />

ften gefproken, en dat hij zijnén vader niet alleen rustig na«<br />

ftreefde in het keurig fchilderen van pourtraitten; maar hem<br />

^n het algemene fchilderen, ver vooruit zóu gêlopen zijn,<br />

indien zijn levensdraad niet zo ontijdig was afgefneden. »<br />

J. v. GOOLJ Nieuwe Schouwburg der Schilders. II. Di bl.466 enz,<br />

BAANST*, is de naam van een aloud adel ijk geflagt, oir-<br />

fprongelijk in Flaanderen te huis horende, waar aan het groot-<br />

fte gedeelte van het land van Cadzant in vroegere dagen heeft<br />

toebehoord; en reeds voor het jaar 1300 bekend was. SMAL-<br />

IEGANGE in zijn Kronijk van Zeeland, is niet zonder grond op<br />

de gedagtén gevallen, dat de Heren van BAANST voor een tak<br />

van den huize van BORSSELEN moeten gehouden worden. Rrr-<br />

ZARDT VAN BAANST , werdt in de XlIIde feeuwe, te Oost-Sou­<br />

burg geboren; hij huwde aan ene dogter uit het geflagt van<br />

RENGERS ; en dezen RITZARDT houdt men voor den ftamvader<br />

der BAANSTEN. Uit dit huwelijk wierdt in 1307 of daarom­<br />

trent verwekt een zoon 4 die JAN VAN BAANST 1<br />

Werdt ge­<br />

naamd, en die ene dogtër teélde, welke hij zeer jeugdig ter<br />

vrouwe gaf aan Gm DE BEVEREN van Ninoven, in Flaanderen.<br />

Bij de huwelijksvoorwaarden verbond JAN zig met eede, niet<br />

weder të zullen hertrouwen, doch wel ras hadt hij hier van<br />

berouw, hij kogt zijne dogter af die hem van zijne belofw<br />

ontfloëg, en den ouden Heer hertrouwde in zijn 7ofte jaar<br />

met EUSABETH, dogter van Here JAN VAN BARNICHEM binnen<br />

Brugge; bij dit wijfje, dat toen zij huwde nauwlijks 20 jaren<br />

oud Was, teelde hij nog 10 kinderen, waar van alle de overi­<br />

ge Heren van BAANST zijn afgedaald. De Heer W- TE WA-<br />

TfcRj maakt melding van den Ridder Gui in 1468, alsRentmees,<br />

m t<br />

ter van Zeeland, en op 1484 e hij'« een, (waarfchijnlijk<br />

A *<br />

D 5 N


& BAARLAND. BAARLAND. (ADRIAAN VAN)<br />

den zelvden,) als een der Kommisfarisfen en Revifeurs der<br />

Keuren van Zeeland. SHMJUSOUTGE, Kronijkvan Zeeland,<br />

W. 336"-<br />

BAARLAND, is de naam Van een beroemd adelijk geflagt,<br />

dat veel voorname Mannen zo in geleerdheid als dapperheid<br />

uitmuntende, heeft voortgebragt. Heer HUGO VAN BAARLAND<br />

leefde ten tijde van Graav FLORIS DEN V , tegen wien hij zig<br />

nevens anderen verbond, om den aanflag door JAN VAN KUIK<br />

geflneed, ten uitvoer té helpen brengen; dan dit bekwam hem<br />

euvel, doordien hij ook een deelgenoot werdt van hun, die<br />

om den gepleegden moord aan den Grave, te Dordrecht of daar-,<br />

omtrent, hunne ftraffen ontvingen.<br />

In het jaar 1500 leefde FREDRIK VAN BAARLAND,- wiens<br />

zoon was MATTHEUS, gehuwd met N. BOLLARDT, uit een'<br />

Brabandfe familie, waar bij hij naliet JAN VAN BAARLAND die<br />

ter vrouwe nam N. OOSTDYK , bij welke hij verwekte MICHIEL,die<br />

Bailjuw van Goes is geweest. Deze MICHIEL nu trouwde<br />

aan JACOBA VAN BANCHEM , die hem enen zoon ter wereld<br />

bragt, dien hij JAN noemde, en hem in de waardigheid van Baljuw<br />

is opgevolgd. JAN huwde met KORNELIA KIEN, en liet<br />

na MICHIEL, welken men als Secretaris der ftad Goes geboekt<br />

vindt, en zonder kinderen ftierf. — MELIS STOKE, V. Boek,<br />

vs. 467-469. SMALLEGANGE, Kronijk van Zeeland, fol. 792.<br />

BAARLAND (ADRIAAN VAN), dus genaamd na de plaats<br />

van zijne geboorte-, een dorp in Zeeland op het eiland Zuid-<br />

Iseveland gelegen. Deze vermaarde man kwam in 1488 ter<br />

wereld, leide de eerde gronden zijner letteroeffeningen te<br />

Cend, onder PETRUS SCOTUS, en naderhand heelt hij te Leuven<br />

zijne ftudien voortgezet. Inzonderheid zig| op de wijsbegeerte<br />

toegelegd hebbende, wierdt hij met'de waardig,<br />

heid van Meester in de vrije koniten befchonken, en leraarde<br />

vervolgens in de jaren 1518-1520 de latijnfe taal in het kollc*.<br />

gie van Busleiden. In het laatstgemelde jaar vertrok hij naar,<br />

Engeland, en van daar te rug gekeerd zijnde, wierdt hij i»<br />

pfeats van JOIIANNES PALUDANUS tot Hoogler aar in de redehm-<br />

de


BAARLAND. (IIUBERT VAN) (MICIIIËL) 9<br />

•de of welfprekentheid aangesteld, in welke wetenfchap lij<br />

een goed aantal voorname Jeerlingen heeft aangekweekt en<br />

bekwaam gemaakt; en na deze post met alle vlijt en ijver tot<br />

op zijnen dood toe te hebben uitgeoeffend, overleed hij in<br />

1542. ERASMUS getuigt van hem, dat hij een man was voor<br />

alle wetenfehappen. vatbaar; voorts, een beminnaar der zui­<br />

vere latijnfe taal, die hij vaardig, ook net fchreef en fprak,<br />

waar van zijne fchriften tot volledige getuigen verftiekken,<br />

die men alle bij LA RUE opgeteld vindt, en waar van wij al­<br />

leen de tijtels der Historife zullen opgeven: Chnnologia bre-<br />

vis ac Hijïoria ab orbe eondito ad annum 1532- De literatis urbh<br />

Rmnce principibus. Be Ducibus Venetis. De Comüibus Hollandice.<br />

De Episcopis Ultra]eÜinis. Chror.icen Ducum Brabantis. De re­<br />

bus gestis Ducum Brabanthe. De urbibus inferioris Germanice.<br />

Deze werkjes zijn meest alle afzonderlijk op verfcheidene<br />

plaatzen gedrukt, gedeeltelijk ook met aantekeningen en pla­<br />

ten verficrt, doch naderhand in een lighaam vergaderd door<br />

BERNARDUS GUALTERUS in 1603 in 8vo. uitgegeven. — •<br />

VAL. ANDR. , Biblioth. Belg. F. SWEERTII , Jthen. Belgiea p><br />

93. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 10. C. SAXI, Onom. litur.<br />

Pars III. p. 106. Jmleiï. p. 596- CRENII, Anhnadv. PJiüd.<br />

Part. VII. p. 197. P- DE LA RUE, Geletterd Zeeland, bl. 260.<br />

BAARLAND (HUBERT VAN), Geneesmeester te Namen,<br />

leefde omtrent het jaar 1530, en.verkeerde in enen gemeen-<br />

zamen omgang met den groten ERASMUS te Bazel, ingevolge<br />

wiens getuigenis, hij een ervaren en geleerd Artz was, en<br />

teffens een man van zeer voorbeeldige zeden, en aangename<br />

verkering. Hij heeft verfcheidene verhandelingen over genees­<br />

kundige onderwerpen in 't latijn gefchreven. — — ERASMI,<br />

Epifi. Lib. II. Epift. 401. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 435- Ro»<br />

KEMA, Naamrol der Genees- en Heelmeesters, bi. 55.<br />

BAARLAND (MICHIEL VAN) , een vermaard Regtsge;<br />

loerde, was de zoon van JAN VAN BAARLAND en KORSELIA<br />

KIEN, en gelijk wij boven reeds gezegd hebben, Secretaris-<br />

der ftad GQSS. Dat deze geen onbevallig Di^tei: is ?eweeit,<br />

A 5<br />

W M


Jö BAARLAND: BAARSDORP; BAART.<br />

blijkt uit de verzameling zijner uitgegevene Mengeldigtesi<br />

gedrukt te Dordrecht 1058, in 8vo. < SMALLEGANGE'<br />

Kronijk van Zeeland, fol. 702.<br />

BAARLAND (SlMÖN VAN), te Goes gèbóren, was een<br />

jongeling van grote verwagting, doch wiens levensdraad in<br />

't prilfte van zijne jeugd wierdt afgefneden, ten tijd dat hij<br />

met veel ijver zijne letteroefeningen aan Leijdens HpgefchooJ<br />

vervorderde. ALBERTUS EÜFRENUS heeft een lofdigt op hem<br />

vervaardigd, waar in hij van hem niet alleen als een zeer<br />

deugdzaam, maar teffens als een allerkundigst jongeling ge.<br />

Waagt. — _ P. DE LA RUE, Geletterd Zeeland, hl 321,<br />

BAARLE (KASPAR VAN), zie BARLEUS.<br />

BAARSDORP (KÖRNELIS VAN), Genees- en Kamerheer<br />

Van Keizer KAREL DEN V, een Goefenaar van geboorte, is een<br />

zeer bekwaam Man gfiweèst, die een uitvoerig werk over d.<br />

Geneeskunde heeft gefchreven , in i S 38 gedrukt, onder den<br />

tijtel van ; Methodus univerjce artis Medice. Hij overleed tè<br />

Brugge in 15Ó5 J. F. FOPPENS, Biblioth. Belg. pag. 193.<br />

BAARSDORP (MARINUS), zoon van KORNEIIS, gebo­<br />

ren te Bzezelingen, alwaar 'hij naderhand Pastoor wierdt, Hij<br />

was een godvrugtig en liefdadig mensen, en vermaakte in 1625-<br />

alle zijne goederen aan het gasthuis aldaar. Oudheden<br />

van Zeeland, II. D, bi. 135,<br />

BAART (ARNOLD), Raadsheer in 't Hof te McMeh, is<br />

geboren tsBrusfel, en heeft den roem verworven van een groot<br />

Regtsgeleerde geweest te zijn; daar bij met zulk een fchcrp<br />

geheugen begaafd, dat hij de Pandekten en meest alle andere<br />

wetten uit het Corpus Juris, na elkander konde opzeggen. Van<br />

de pleitzaal werdt hij geroepen tot Hoogleraar in de regten op<br />

de Akademie te Douai, en van daar tot Raadsheer in het Hof<br />

te Mechelen. Hij heeft verfcheidene regtsgeleerde verhande­<br />

lingen in 't latijn uitgegeven, die te famen in 1572-1582 te<br />

Keulen zijn gedrukt VAL. ANDR. , Bibl. Belg.<br />

BAART (PIETER), JQoktor in de Geneeskunde, een Friet<br />

van


BABÜER. (TI1E0DO0R) EACCiüS. (MART.)<br />

van geboorte, was teffens een geestig en grappig Digter, zo<br />

wei in de latijnfe als nederduitfe taal; inzonderheid muntte<br />

hij uit in het oud boere friesch, zo als men kan zien in zijn<br />

jfricöcFj S3oerep?aatje/ waar in hij VIRGIXIUS, in de platheid<br />

van die taal gevolgd heeft, doch tevens zo geestig, dat al het<br />

natuurlijke van het origineel 'er in doorftraalt, en even als de<br />

Virgile travesti van den boertigen SCARRON, voor een meester-<br />

ftuk in zijn foort moet gehouden worden. Nog heeft hij in<br />

druk uitgegeven de jfrieéfcfte Criton op het veroveren van<br />

de Had Olinda in Femambuk, in fol. 1630, en «Deiirjuenfpooi<br />

in tic onöeilfiöcn bcjcr 3©trcl& afgebcelb/ te Leeuwarden in Ï2°.<br />

en in 8va. gedrukt, en met geestige prentjes verfiert.<br />

BABUER (THEODOOR) , Konstfchilder , een Hollander<br />

van geboorte; fchilderde vorlteüjke paleizen, en galerijen in<br />

perfpectief; inzonderheid ook gezigten van tempels en kerken<br />

inwendig te zien, met alle derzelver ornamenten, balkons,<br />

verheven koren , altaren, predikftoelen , en wat inwendig<br />

aan en tot dat werk behoort. •• A. HOUERAKEN, Schouwb.<br />

der Schild. L D. bl. 121.<br />

BACCARELLI, zie BAKKEREEL.<br />

BACCIUS (MARTINUS) , Aartspriester, geboortig va*<br />

Tiel in Flaanderen, werdt in 1564 te Leuven tot Meester in de<br />

vrije konften bevorderd; vervolgens tot Pastoor in de kerk<br />

van St. Martini te Aalst aangefteld, welke herderlijke post,<br />

hij met veel ijver en ftigting gedurende 16 jaren, waargeno­<br />

men hebbende, in 1583 als Kanunnik in de Hoofdkerk te<br />

Jperen wierdt geplaatst, daar hij trapswijze verfcheidene kerke­<br />

lijke waardigheden hebbende doorgelopen, eindelijk in i6or,<br />

tot Aartspriester werdt verheven. Hij ftierf den 25 februarij<br />

1609, en heeft den roem nagelaten van een geleerd man ge­<br />

weest te zijn, zeer ervaren in de hebreuwfe en griekfe talen;<br />

ook zijn 'er van hem een bundel predikatiën in het latijn ge­<br />

drukt, die van 's mans gezond oirdeel en geleerdheid getuige-'<br />

•lis dragen. —— J. F. FOPPENS, Ml. Belg. pag. 849.


H BACHERIUS. (ANDREAS ELJCIUS)<br />

BACHERIUS (ANDREAS ELIGIUS), Profesfor in dtf<br />

Regtsgeleerdhèid, is omtrent het Jaar 15-20 geboren te Poppe-<br />

ringen in flaanderen, alwaar bij als Advokaat heeft gèprakti-<br />

feerd; zijnde vervolgens tot Hoogleraar in Se regten te Bour-<br />

ges in Frankrijk beroepen, in welke bediening hij is verbleven<br />

tót aan zijnèn dood toe, die in het jaar 1562 voorviel; zijnde<br />

van hem in druk uitgekomen: Thefes CCIX. dejttre, Peifonis<br />

£? Rebus extra contraiïum acquirer.dis £?c. Men vindt niet ver.<br />

meM, of hij kinderen bij ene Juffrouw naliet', dié hij in Frank­<br />

rijk trouwde: maar wel viftde ik ónder de graffchriftèn in dë<br />

Tiéters kerk te Ltijden, dat van een beroemd Medicus, 't welk<br />

zijn zoon of zijn neef kan geweest zijn; zie het hiér: D. Ö.<br />

M. S. Aelerna memorhe AKDRE/E EACUAERI., Poperiiigani<br />

Flandri, qui cum artis Medicce per'uia int er primus artis fuce ce<br />

retur, eamqae Principib. XXXIII., Comitib, XIII. raro exemp<br />

approbasfet , Lugdunumqia Batavorum (vitce Aulica £f hmm<br />

fatur) fecesfisfet, an?ios LXX. natus, Deo fi? 'natura ibidem co»<br />

cesfit^prid. kal. decemb. M.DC.XVL Conjtigi optlmo, optimPfit<br />

vxor liberique M. H. P. C. Op den zark dis het graf bedekt,<br />

leest men: D. ANDREAS BACCILERUS, Medicina: Do&or, quondam<br />

illuftrisf. Ducum Brimswicenfmm per XVIII. anr.os ArcUater &<br />

Confiliarius, beatam rejurreQionem bic exfpe&at. -—•- ForpEN<br />

Bibl. Belg. pag. 51. GRAMAYE, Antiq. Flandria, alt. edit. pag:<br />

129. SWEERTH, Am. Belg. PUIL, TIMARETJS, Collcüio Mc.<br />

num. £ff;<br />

BACHERIUS (JOHANNES AUGUSTINÜS), een Mon­<br />

nik van de Augustiner Orden, geboren te' Leuren, is Prior<br />

van zijn klooster geweest. Hij was een kundig ma'n die in<br />

een vloeijeride en veffieferi ftijl heeft géfchrevèn, mén heeft<br />

van hem cèn bundel digêdtikl.en in 't licht, onder den tijtel r-<br />

Ffavisfae Potticae, Jive eletlorum Poeticonm thejaurus, facn-pr<br />

fanuï, Notis £f Ohfcrvationilnss amant» tlBJtraius. Antv: apiul<br />

HEKR. AERTSEHS. 1635. ForPENs, Bibl. Belg. pag, 566V<br />

BACHERIUS (JÓDOCUS), Kanunnik, van Brusjel geboor-<br />

tig, is een man vaneen fcherp oirdeel en vernuftig verftahd<br />

• - -


BACHERIUS. (PETRUS) BACHERUS. ("WOLF.) i$<br />

geweest; bij was een getrouw medehelper in het famenftellen<br />

van de Eiblinthcca fcripwum Hifpaiwnim , en heeft cok yej-<br />

fcheidene latijnfe digtftukken .in 't licht gegeven. Hij is om-<br />

trent het jaar 1661 overleden. FOPF-EKS, Bibl. L. {.<br />

pag. 761-<br />

BACHERIUS (PETRUS), Dominikaner Monnik en Hoog­<br />

leraar in de Godgeleerdheid op de Academie te Leuven, is in<br />

1517 te Gent in Flaanderen geboren. Hij was niet ailccn een<br />

fchrander Godgeleerde, maar teffens ook een fierlijk Digter,<br />

groot Redenaar en nauwkeurig Taalkundige; daar bij een<br />

lieffelijk Prediker, doch met al te veel bitterheid en geweld<br />

uitvarende, tegens die genen welke hij voor ketters hieldt.<br />

Gedurende een tijdvak van bijna 60 jaren hcefc hij te Brusfel,<br />

Antwerpen, Gent, 's Hage, Dordrecht, Kalkar en Kleef, zijne<br />

"rote preekvermogens ten nutte van dje gemeenten zoeken<br />

te befteden; ook is hij op verfcheidene plaatzen Prior van zij­<br />

ne Qrden geweest. Hij overleed in esn hogen ouderdom op<br />

den 12 februarij 1601 in zijne geboorteftad, hebbende een<br />

groot aantal van theologife fchriften en enige digtltukken na­<br />

gelaten, waar van men de optelling vindt in de Bibliotliecs<br />

Belgica'wm FOFFEKS, pag. 952- F, SWEERTII, Athen.<br />

Belg.<br />

BACHERUS (WOLFERT), een der Klerken van den<br />

Raadpenfronaris JOHAN DEWITT, welken dien braven man ver-<br />

zelde, toen hij met mannenmoed naar de gevangenpoort ging,<br />

pm zo als hij dagt, zijnen broeder KORNELIS van daar te ka­<br />

len. Na een weinig op de poort vertoefd te hebben, werdt<br />

BACHERUS door hem gezonden om een affchrift van de fenten-<br />

tie tegens den Ruwaart te halen, Deze met een onttlaid ge­<br />

laat en wankelenden gang, ter poorte uitgetreden, was maar.<br />

weinige huizen vqortgeraakt, toen hpm 't volk agter nazette;<br />

men hadt hun wijs gemaakt, dat een Klerk van den verrader<br />

DE WITT, die alle ifeszelvs geheimen wist, uit de gev angenis<br />

gekomen was. Verfcheiden' wilden den zogenaamden fehelm<br />

ie live, doch BACHERCS verhaastte zijnen tred niet, waar door<br />

't grauw


H BACH. (JACOBÜS) BACHIENE. (JOH. HENDR.)<br />

*t grauw hem voorbij liep, zonder hem te ontdekken; maar<br />

eer hij met de fententie te rug kwam, was de menigte voor<br />

de poort reeds zo fterk aangegroeid, dat hij 'er niet door kon.<br />

Kort hier op nam het rampzalig treurtoneel een aanvang en<br />

de moord van deze beide broeders ging zo als een ieder weet<br />

met zodanige gruwelijkheden verzeld, dat het fcheen ais of<br />

die Haagje burgers, welke zig tot dit helsch misdrijf lieten<br />

gebruiken, even zo veel gevleesghte duivels waren. „<br />

.WAGEN., Vad. Hifi. XIV. D. bl. IÖZ enz.<br />

BACH (JACOBUS), Med. Doctor, geboortig van Rotterdam,<br />

heeft in de XVIIde eeuw geleeft, en onder anderen in<br />

•t licht gegeven: Disfert. de Corde, in qua agitur de nullitate<br />

fpiriiuum, de haemoptyfi, de viventium calore. 1648. wi2°<br />

FOPPENS, Biblioth. Belg. pag. 500.<br />

BACHIENE (JOHAN HENDRIK), Predikant te Utrecht<br />

Is geboren te Deil, op den 22 maart 1708; uit godvrugti-é<br />

ouders, hebbende tot vader gehadt JOHAN BAC H IENE, Predikant<br />

te Leerdam, en tot moeder GEERTRUID VAN KOTEN.<br />

Den kring van zijnen klasfieken en akademifen loop rond­<br />

gelopen zijnde, wierdt hij Proponent, en kort daar na, op den<br />

22 julij 1731 tot Predikant te Driel in de' Bommelerwaard beroepen;<br />

in welke gemeente hij een tijdvak van n jaren, het<br />

werk des Heren met alle getrouwheid en wannen ijver uitoefFende,<br />

en den I 2 augustus 1742 mar Almelo vertrok; ver­<br />

volgens naar Amersfoort den 20 feptember 1744; naar Middelburg<br />

den 28 julij 1752; en eindelijk naar Utrecht den 15<br />

ïneij 1757, alwaar hij zijnen 50 jarigen dienst heeft gevierd,<br />

den 22 julij 1781; en zijnen 25 jarigen arbeid in de gemeente<br />

van Utrecht op den eerften pinxterdag van 1782, en zederd<br />

wegens lighaams zwakheid zeven jaren gerust heeft, zijnde<br />

ten einde zijner loopbane gefneld en door een zagten dood in<br />

de eeuwige rust overgebragt, den 23 augustus 1789, in den<br />

hogen ouderdom van 81 jaren en 5 maanden.<br />

BACHIENE is driemalen getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw<br />

was, ANNA SWANIDA BUDDE; hier huwde hij mede den 12<br />

no-


BACHIEtfE, (PHILIP JAN) i 5<br />

november 1738, en na een genoeglijken egt van ruim 21 ja-<br />

ren, overleed deze deugdrijke huismoeder, na zes kinderen<br />

ter wereld te hebben gebragt. De twede vrouw van JOHAH<br />

was, KATHARINA HILLEGONDA ROELANS ; hier verbond hij zig<br />

mede in den egt op den 18 junij 1761, doch deze band werdt<br />

door haar overlijden verbroken op den 22 julij 1765. Nu<br />

reeds den ouderdom van ruim 62 jaren bereikt hebbende, nam<br />

aSjn Eerw. aan het gezellige huisleven gewoon, op den 28<br />

october 1771 tot zijne derde egtvriendin, GEERTRUID VASS<br />

DEN HENGST, daar hij 9 jaren en 8 maanden mede heeft ge-<br />

leeft, toen zij hem op den 24 augustus 1781 door den dood<br />

ontviel; en hier mede beiloot ook onze JOHANNES zijnen hu­<br />

welijksloop,<br />

BACHIENE is een geleerd man geweest, van ene blinkende<br />

godsvrugt en voorbeeldigen wandel; ijverig, getrouw en on­<br />

vermoeid in het waarnemen van zijne onderfcheidene leraars-<br />

pligten, die hij bij zijne verfchillende gemeentens tot nut voor<br />

zo vele zielen heeft uitgeoefFent; voorts bezat hij een eerlijk<br />

en opregt karakter, daar bij van een vriendelijken, gemeen-<br />

zamen en voorbeeldigen omgang zijnde, kost het niet misfen,<br />

of hij wierdt van een ieder geliefd en geacht. Tot gebruik<br />

van zijne leerlingen, heeft hij in 't licht gegeven: <br />

gm;ckn öcr «Öotibriijhc toaarftcöen. 1759- Ook atecn-futii<br />

ober Stpftnnja II. vs. 1-4. En ten laatften: Keet öcr<br />

Sacramenten na oen aart öcr «öoööclnne bcrbonöen bcrnlaart.<br />

J 7 7i. Boekz,, 1789. b. bl. 432-434.<br />

BACHIENE (PHILIP JAN) , zoon van JOHAN HENDRIK<br />

BACHIENE en ANNA SWANIDA BUDDE, is geboren te Amersfoort<br />

in het jaar 1750. Na zijnen klasfieken en akademifen loop<br />

volbragt te hebben, wierdt hij met alle lof Kandidaat, en<br />

daar op in 1773 tot Predikant te Jutpliaas beroepen, hier heeft<br />

hij met allen ijver en getrouwheid het dienstwerk des Heren<br />

waargenomen tot in 1776, toen hij naar Utrecht vertrok, al­<br />

waar hg een tijdvak van 21 jaren niet alleen die bloeijende<br />

gemeente als Herder en Leraar heqft geftigt, maar teffens ook<br />

als


BACHIENE, ("WILHELM ALBERT)<br />

als Hoogleraar in de Godgeleerdheid Nederlands jongelingfchap<br />

tot het heilig dienstwerk onderwezen en opgekweekt. Hij<br />

ftieif zeer onverwagt op den 19 october 1797, in den ouder­<br />

dom van 47 jaren, nalatende ene weduwe en vijf kinderen.<br />

Van PHILIP JAN wordt het getuigenis gegeven, dat zijne<br />

Kollega's in hem enen volftandigen, opregten, voorbeeldigen<br />

en hulpvaardigen Medebroeder verliezen , en de gemeente<br />

enen Leraar, met grote gaven en ongemene talenten voor­<br />

dien. Nieuwe Konst- en Letterbode, VIII. D, hl. 137.<br />

jBoekz,, 1797- b W. 554, 555-<br />

BACHIENE (WILHELM ALBERT), Hoogleraar en Pre­<br />

dikant te Mastricht, een broeder van JOIIAN HENDRIK; zag<br />

het eerfte levenslicht te Leerdam, op den 24 november 1712.<br />

Omtrent zes jaren oud zijnde, overleed zijn vader, op den<br />

27 feptember 1718, waar op zijne moeder zig met WILLEM<br />

en hare beide andere kinderen met 'er woon naar Thiel begaf,<br />

daar onze veel belovende jongeling gedeeltelijk onder het op-<br />

zigt van den kondigen Rector STRUCHTMEYER, door het onder­<br />

wijs in de latijnfe en griekfe talen, tot de akademife ftudiea<br />

wierdt voorbereid, die hij van den jare 1729 tot 1733 op<br />

Utrechts Hogefchool volvoerde, de theologie inzonderheid be­<br />

oefenende , door het onderwijs van den wijdbercemden JOIIAN<br />

VAN DEN HONERT. Na op den 1 feptember 1733 onder het<br />

getal der Proponenten te zijn aangenomen, werdt WILLEM<br />

den 25 october van dat zelvde jaar, tot Predikant bij de guar-<br />

nifcens gemeente te Namen, door den Raad van Staten aange-<br />

ileld. Den 28 oclober 1737, werdt hij beroepen te Kuilen-<br />

burg, na hier 10 jaren lang het heilig dienstwerk waargeno­<br />

men te hebben, benoemde men hem in 1748 tot leger Predi­<br />

kant, daar hij van den 22 april tot in november vertoefd<br />

hebbende, naar Kuilenburg te rug keerde, en na hier nog<br />

ajidere tien jaren het woord des Heren met veel ijver en niet<br />

zonder zegen verkondigd te hebben, werdt hem den 28 apr il<br />

3759 het beroep van Mastricht opgedragen, en den 18 julij<br />

1764 door Curatoren van het illustre fchool aldaar aange­<br />

beld


• BACHIENE. (WILHELM ALBERT) 17<br />

field, tut Hoogleraar in de Starren en Aardrijkskunde. Met<br />

het uitoeffienèn der werkzaamheden, aan deze beide bedienin­<br />

gen verknogt, heeft zijn Eerwaarde zig onvermoeid bezig ge­<br />

houden, tot in 1733, wanneer hij na een langdurige ziekte<br />

en daar bij ontftanen rodenloop, op den 6 augustus, in den<br />

ouderdom van bijna 71 jaren, is overleden.<br />

Tot driemalen toe heeft de Hoogleraar BACHD-NE het egt-<br />

altaar bezogt; zijn eerfte vrouw, die hij in augustus 1737<br />

huwde, was ENGELBERTA ELIZABETH VAN MENNINGHEN, dog­<br />

ter van Mr. GEORG GODEFRIED VAN MENNINGHEN , Rigter<br />

van den Thieler- en Bommelenvaard, en KATHARINA ELIZABETH<br />

VAN BÏSTERVELT; bij. deze heeft hij drie kinderen verwekt,<br />

waar van de zoon, GEORG GODEFRIED, en de dogter, KATHA-<br />

ÏINA ELIZABETH, bij zijn affcheiden nog in leven waren; zijne<br />

huis vrouwe overleed den 7 februari] 1760, in het 44fte jaar<br />

hares ouderdoms. Den 28 december 1761 trouwde de Pro-<br />

fesfor voor de twedemaal, met KORNELIA DU VERGER , jongfte<br />

dogter des Kollonels onder de Infanterij van dien zelvdea<br />

naam; deze hem mede op den 23 october 1776 in den ouder­<br />

dom van ruim 61 jaren door den dood ontvallen zijnde, bleef<br />

zijn Eerw. omtrent vier jaren weduwenaar, als toen waagde<br />

hij het nogmaals fchoon bijna 70 jaren oud, zig voor de der­<br />

demaal in het huwelijksgarcel te begeven, en trouwde op den<br />

29 feptember KLARA VAN YSENDOORN, laatst weduwe van JO­<br />

IIAN PANNEHOETER, zeer waardig Euangeliedienaar en Hoog­<br />

leraar in de Godgeleerdheid aan het doorlugtig fchool te Ma><br />

tyicht; welke vrouw hem heeft overleefd.<br />

Men getuigd'van BAGIIENE, dat hij is geweest een gaarn<br />

getrouw Leraar, die beide metieer en leven ftigtts; een ijve­<br />

rig voorganger in Gods huis , een wakker Euangeliegezant ,<br />

een waar menfehenvriend; een opregt, nedrig en zagtmoedig<br />

Christen. Dat de Man geleerd is geweest en voorbeeldig<br />

werkzaam, getuigen zijne menigvuldige uitgegeven fchriften;<br />

inzonderheid zijn keurig en allernuttigst werk , getijteld :<br />

2Iarörperutntrige befchjnbmg ban fcet Sïccöfrhe 3£anb/ al.sS<br />

mebe öcr anöete 3Lanöm in be % ^thnft booJhcmtnbc/<br />

H. DEÏC. B 9lWfo


Sl BACKX. (ROMBOUT)<br />

g ffufiïteil met 12 StanöKaarten. 1765. waarlijk, een uitmun­<br />

tend boek, dat om deszelvs nauwkeurigheid, met veel voordeel<br />

Aopi; Bijbelonderzoekers kan geraadpleegt worden. Ik wensch-<br />

te wel het zelvde getuigenis te kunnen geven, van de ftetMijÜe<br />

Wjtmftfblt in s fïuH&en met lEanti&aamn/ door zijn Eerw.<br />

in 17558 &c. in druk uitgegeven; want hoe fchoon het ontwerp<br />

van dit boek ook zijn moge, ontmoet men 'er verregaa-de<br />

jnisftellingen in, denkelijk door de onkunde of onoplettend­<br />

heid van zijne correspondenten veroirzaakt; zulks heeft ten<br />

minften plaats ten aanzien van Friesland en -Overijsfel, wat het<br />

overig gedeelte betreft, kan ik bij mangel van locale kundig­<br />

heid niet beoirdelen; voorts is men nog aan den vliitigen ar­<br />

beid van den Hoogleraar verfchuldigd, ene .ffMctnne «JpecGja*<br />

jpïïfe ban öe ©creemgbe «ifieberianben in verfcheidene delen,<br />

ftrekkende tot een vervolg op A. F. BUSCHINGS «3eog?flj?hte of<br />

ïïzvtit'nhpbcftljnjbma; ook enen door hem veel vermeerderden<br />

druk van J. HUBNERS algemene «©CDgjaphie / 6 öeïcn. 1769.<br />

Nog


BACQUERE. EACULETO. BA DENS. 19<br />

veid hebben, doordien hij in zijne bediening bieef,• en. den<br />

3 janij 1703 te Antwerpen als Pastoor overleed. Hij heeft een<br />

menigte van Sermoenen in 't nederduits door den druk gemeen<br />

gemaakt, die het getuigenis wegdragen dat ze zuiver van taal<br />

zijn, en dat men 'er die lage uitdrukkingen en gezegdens,<br />

welke in vele boeken van dat foort gevonden worden, niet in<br />

ontmoet. PAQUOT, Hifi- litteraire des Pais?bas. Tom.<br />

VIII. p. 334- . i<br />

BACQUERE (BENEDICTUS DE) , Prior van het Cistereienfer<br />

Klooster te Brugge, is in 1613 geboren te Dendermonde<br />

in Flaanderen, en naar alle waarfchijnlijkheid heeft hij zijne<br />

ftudien aan het Hogcfchool te Leuven volvoert. Hij was een<br />

bevallig Digter, een welfprekend Redenaar en een bondig<br />

Godgeleerde. Na verfcheidene kerkelijke waardigheden bekleed<br />

te hebben, wierdt hij ten laatften geplaatst als Priorin<br />

de Abtdij van de Cistercienfers te Brugge, en teffens tot algemeen<br />

Vikaris van die Orden over Westphalen en het ftigt van<br />

Utrecht aangefteld; hij ffierf te Brugge den 28 julij 1678 in<br />

den ouderdom van 65 jaren. Bij FOPPENS vindt men ene lijst<br />

van zijne menigvuldige nagelatene fchriften. FOPPENS,<br />

Biblioth. Belg. pag. 132.<br />

BACULETO (MICHIEL DE), Hoogleraar in de Godgeleerdheid<br />

, zag het eerfte levenslicht te Stochem, een kleine ftad<br />

in Luikerland, trok het Monnikenkleed aan in het klooster<br />

van St. B-.vo te Gent, en wierdt vervolgens Profcsfor in dc><br />

Godgeleerdheid te Keulen. In 1372 «nerf hij: Trattatus Jive<br />

Jermo de facramento Altaris. PAQUOT, Hifi. litteraire des<br />

Pais-bas. Tom. X. pag. 213.<br />

BADENS (FRANCISCUS), Konstfchilder, te Antwerpen in<br />

I 5 7 i geboren, was nog fiegts vijfjaren oud ten tijde van den<br />

Spaanjen overval en woede,, in die flad op den 4 november<br />

i 5 76 gepleegd.; Zijn vader die in 1604 te Amfieldam overleden<br />

is, kwam kort na het plegen van gezegde moorddadig<br />

treurtoneel in Holland, zo dat onze FRANCISCUS van kindsbeen<br />

Ba


BADENS. (FRANCISCUS)<br />

ff te Amfieldam heeft gewoond, zijn vader alleen tot leer­<br />

meester hebbende, die een gemeen Schilder was. Na verloop<br />

van enige jaren deed de jonge BADENS enereize naar Italië, ver­<br />

gezeld van JACÓB MATHAN een fchoonzoon van GOLTZIUS', en<br />

bleef aldaar omtrent vier jaren, zijnen tijd ongemeen vlijtig<br />

beftedende, en zig inzonderheid toeleggende om de ItaHaanjè<br />

wijze van koloriet, zijnde die gloeijende vleeskleur en dien-<br />

zeis welke zij aan de lighamen weten te geven, na te volgen,<br />

waar in bij ook boven verwagting flaagde. Te Amjleldam té<br />

rug gekeerd, en de eerllc zijnde die dezen fchildertrant in ons<br />

land uitoeiTende, noemde men hem deswegens den Italiaanfen<br />

Schilder; ook was bij een uitnemend Meester, zo wel in'tfchil­<br />

deren van historiën als pourtraitten. K. VAN MANDER getuigd,<br />

van hem, in 1604 een tamelijk groot ftuk gezien te hebben,'<br />

verbeeldende BATIISEBA zig badende , terwijl aan haar een<br />

brief werdt gebragt door ene oude koppelaarfter, die haar- iets<br />

ïn de oren fluistert, met meer andere vrouwenbeelden en veel<br />

bijwerk; zijnde dit ftuk zeer uitnemend, bevallig, zagt en<br />

lieffelijk geCchilderd, fraai van koloriet en geestig van ordon­<br />

nantie. Ook vindt men van hem vele pourtraitten die uitmun­<br />

tend gecontrefeit zijn, en waar van hij fommigen op ene aar-<br />

tige Wijze in historieftukken heeft weten te pas te brengen -<br />

ook vele banketten of gastmalen, en nagtmommerijen, waar<br />

rn de dragt of kleding van zijnen tijd gezien wordt, welk alles<br />

ftout en uitnemend wel uitgewerkt is. Onder zijne beste ftuk-<br />

ken, behoort een op den Italiaanfen trant gefchilderd, twee ge­<br />

heven afbeeldende, die te famen zingen en malkander teder<br />

toelonken, terwijl de vrijer teffens op de luit fpeelt.<br />

Het regte jaar van BADENS overlijden is ons met geen ze­<br />

kerheid gebleken; maar wel dat 'er een af beeldzei van hern<br />

is, dat m prent uitgaat, en waar onder dit vierregelig vers<br />

is geplaatst.<br />

Addtt PiUurae melhts te nemo colores,<br />

Qui verus color ejl, nofcis imaginïbus.<br />

Tu piclor dcftus; multum tft novisfe coloreA<br />

Dtfictat dottas pivgis & Italiae.<br />

Oll-


;<br />

ÊADIUS. OOD.ÖCUS)<br />

Önze FRANCTSCUS heeft nóg een broeder' gehad, JAIÏ BA*<br />

& E N S geheten, die veertien dagen na de gruwelijke moorderijeil<br />

en plunderingen door de Spanjaarden te Antwerpen gepleegd ,<br />

in die ftad ter wereld kwam. Deze naar Italië gereisd zijnde,<br />

maakte aldaar zulke grote vorderingen in 'de konst, dat men<br />

reden hadt iets verhevens van hem te verwagten; het gelukte<br />

hem ook door zijne konst en minzame verkering; bij véle<br />

Groten in achting en aanzien te geraken, die hem werk ver-<br />

fchaften en edelmoedig beloonden. Dan noodlottig wa9 zijne<br />

terugreize uit Italië over Duitsland, warit op den Nèderlandfen<br />

bodem gekomenj werdt hij wel uitgedost, zijn éigen paard<br />

berijdende en van eeii welgevulde goudbeurs voorzien, door<br />

éne bende krijgsvolk van alles beroofd en gevangen genomen;<br />

hij ontworftelde na veel leed doorgedaan te hebben, eindelijk<br />

hunne handen en kwam të huis; doch deze rarhpfpoed griefde<br />

hem zodanig, dat hij 'er de tering van zette, èn in 1603 a;<br />

vel-leed. K. v. M A N D E R , Leven der Schilders, II. D.- bh<br />

20ti<br />

BADIUS (JODOCUS), gebijnaamd ASCENSIUS, om réden<br />

dat hij te Asfche een vlek nabij Brusfel gelegen, het eerfte levenslicht<br />

zag, is een man geweest die zig grotelijks heeft<br />

doen achten, door het aantal van goede boeken die hij niet<br />

alleen gedrukt, maar velen daar van zelvs bewerkt heeft. I»<br />

3462 wierdt hij geboren, volbragt zijné eerfte lettéroeffeningen<br />

te Gent, reisde vervolgens naar Halun om die verder<br />

voort te zetten, én maakte te Ferrare onder opzigt van BAPTIST*<br />

GUARINI, grote vordering in de griekfe taal. Hij zette zig vervolgens<br />

te Lijm in Frankrijk neder, en gaf 'er zo wel in 't 0penbaar<br />

als privaat, onderwijs 'in de latijnfé en griekfe talen.<br />

Na enen geruimen tijd in die bezigheid daar ter ftede doorgebragt<br />

te hebben, verplaatfte hij zijne woonplaats naar Parijsn<br />

alwaar hij ene fchone drukkerij opzette, en een menigte latijnfé<br />

oude Schrijvers aan de wereld fchonk met zijne verklaringen<br />

en aantekeningen voorzien, als onder anderen HORA-<br />

TIUS, PERSIUS, TERENTIUS, JUVENALIS, SALLÜSTIUS, VALE-<br />

MUS M A X I M U S , QUINTILIANÜS, AUIAJS GSLLIVS, QVIPIUS, de<br />

B 3 treur-


aa BAECX VAN BAERLANDT. (ADRIAAN)<br />

treuifpelen van SENEKA , verfcheidene verhandelingen va»<br />

CICERO enz. Behalven dit, bepaalde hij ook zijnen arbeidza-<br />

men kring op enige hedendaagfe Schrijvers, als PETRARCHA,<br />

POLITIANUS, LAURENTIUS VALLA , BAPTIST MANTUANUS enz.<br />

Nog gaf hij enige boeken geheel van zijn eigen maakzel in.<br />

't licht, en moest aan des kundigen doen tcefternmen, dat bij­<br />

aldien zijne huishoudelijke omftandigheden hem niet genood-<br />

drongen hadden tot onderhoud van zijn eigen gezin werkzaam<br />

te zijn, hij groter roem zoude verworven hebben. ERASMUS<br />

*» Ckeroniano pag. 73. laat zig hier vrij onbedwongen over uit,<br />

wanneer hij betuigd: Neeinfeliciter omnino cesfit conatus BA-<br />

EIO, adeft Mi facilitas non indoüa, felicius tarnen cesfurus, nifi<br />

curae domefticae reique parandae fiudium interrupisfet otium illuê<br />

Mufis amiewn hijus laudis candidato necesfarium. Ook bevestigd<br />

hij nader deze beoirdeling, daar hij in een zijner Brieven, den<br />

68ften namelijk van het 22fte Beek, bl. 1172, 1173 zegt:<br />

Aliis liberum erit de BADIO judicare quod voluut? ego femper Mum<br />

habui in eorum numero, quorum nee eruditionem, nee ingenium,<br />

nee eloquentiam posfis contemnere: tmnctfi non disfimuh Mum longe<br />

majorem fuisfe futurum, fi fortuna benignior otium- ac tranquülita-<br />

tem Jludiorum fuppeditasfet. BADIUS heeft verfcheidene kinde­<br />

ren nagelaten, en ftierf zeer waarfcbijnlijk in het jaar 1535.<br />

Bij FOPPENS-vindt men ene .lijst van 's mans veelvuldige wer­<br />

ken, en in Micn. MAITTAIRE, Amiales Tijpograph. kan men<br />

omftandiger berigt van hem vimden. FOPPENS, Biblioth-<br />

Belg. pag. 761. FABRICII, Bibl. Lat. Med. T. I. p. 4.36. C.<br />

SAXI, Onom. liter. P. II. p. 511.<br />

BAECX VAN BAERLANDT (ADRIAAN), Deken van St.<br />

Tieter te Oirfchot, is geboren te Mechelen den 9 augustus 1574,<br />

en volbragt ook in die ftad zijne eerfte letteroefeningen; ver­<br />

volgens ging hij te Leuven ftuderen, eerst in de wijsbegeerte,<br />

vervolgens in de regtén, en naderhand npg in de godgeleerd­<br />

heid, en hij bekwam in 1607.. den graad-.van Licentiaat in de<br />

regten. Intusfen hadt hij den geestelijken ftaat omhelst, en<br />

bij verkreag in 1606 , de bediening als Voorzitter van het Kol-<br />

Icgie


BAERLÉ. (JAN vA») VA . fig<br />

ïegie dei drie talen. In IÓII wierdt hem 'een Kanunnikaat Van<br />

den tweden rang in de Hoofdkerk van St. Remboud opgedra­<br />

gen, waar bij op den 8ften julij van het zelvde jaar, iiog de<br />

bediening van Zanger en Kanunnik van Sb Pieter te Lèmn<br />

wierdt gevoegd. Den 30 augustus 1616, wierdt hij tot Doktor<br />

der beide regten aangenomen. In 1619 wierdt hij tot Rector:<br />

van de Hogefchool te Leuven aangefteld; doch voor welke<br />

waardigheid hij vijf jaren later bedankte, om te Oir/dot een<br />

groot dorp in de meijerij van den Bosch te gaan wonen, alwaar<br />

fcem het Dekenfchap van de Hoofdkerk aan St, Pieter gewijd,<br />

wierdt opgedragen. Ik weet niet of hij lang na dien tijd leef­<br />

de , maar het is zeker, dat hij niet langer dan vijfjaren genot<br />

van zijn Dekenfchap hadt, doordien met den voortgang dér-<br />

Reformatie , de kerkelijke goederen wielden veibeurd. ver­<br />

klaart, en in 1629 de oeffening van den Roomfen godsdienst<br />

ingants Staats-Braband verboden. SUFFRIDUS PETRI in IS93<br />

fchrijvende, noemt ADRIAANBAECX virum undiquaque doBisJimum.<br />

Hij heeft enige weinige verhandelingen in 't latijn gefchreven,<br />

n a g e i a t e l - , . , VAL. ANDR., Bibl. Belg. PAOUOT, Mem, Wh<br />

ter. des Pais-bas. Tom. XV. p. 132.<br />

BAECKS, zie BAACX.<br />

BAERL.E (JAN VAN) , dus genaamd na is plaats zijner ge«<br />

boorte, een fraai dorp in de baronie van Breda, alwaar hij in<br />

't laattle gedeelte van de XVde eeuw het eerfte levenslicht:<br />

za*. Na zijne ftudien-voleind te-hebben, wierdt hij Monnik<br />

in het klooster der Dominikanen van 's Hertogenbosch; later te<br />

Heidelberg met de waardigheid van.Dpktor bekleed, in welka<br />

ftad hij ook de Godgeleerdheid in *t openbaar leraarde. In<br />

''s Bosch te rug gekomen, was hij 'er een gehiimen tijd Prior<br />

van zijn klooster; vervolgens onthield hij zig enige jarën in<br />

het klooster van zijne orden te Zierikzee in Zeeland, Waar u{{<br />

hij op den 14 feptember 1524 door zijn' Generaal wierdt gé-<br />

roepen, om de bediening van Inquifiteur generaal in het bis­<br />

dom van Luik tc aanvaarden, welken post hij met even zo veel<br />

ijver als waakzaamheid heeft waargenomen tot zijn dood tce,<br />

B 4


M BAERS. (JOHANNES) BAGGAERT. (JOHANNES)<br />

welke voorviel op den 4 julij 1539; z]jnde vervolgens i<<br />

's Hertogenbosch in zijn klooster begraven. Men heeft van<br />

hem, behalven ene latijnfe verhandeling, een werkje in J<br />

t nederduits,<br />

ge tij tel t: f anö&oerr&cn ban ïjet gbcefMijc lebein<br />

DE JONGHE, Defolata Batavia Dominic, p. 106, 107.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 567.<br />

BAERS (JOHANNES), zoon van PASCHASIUS BAEKS, welke,<br />

eerst te Leemvarden, daar na te Bergenopzoom heeft gewoond.<br />

Onze JOHANNES heeft gereisd in Engeland, en in<br />

Brazil; is Predikant geweest in 't begin der vorige eeuw, te<br />

Scherpenzeel, te Fijnaart', te Vreeswijk, op Fernambuk, en<br />

Zoest. Rustend van zijnen dienst, heeft hij een zonderling<br />

boekje uitgegeven, getijield: Comu Copice, bat / een toeft<br />

ban ariericij materiën/ te Stmfïelbtmi gtfijufct tot fo# en rast<br />

ban Den mitfjeur/ in 't jaar 1648. in 12°. Ook heeft hij uitgegeven:<br />

€>miöa ingenomen. % mft. 1530. in 4to.<br />

BAERSDORP, zie BAARSDORP.<br />

BAERSIUS • (HENDRIK), ook VEKENSTYL genaamd , is<br />

een zeer bekwaam Wiskonftenaar geweest, en teffens Boekdrukker<br />

te Leuven; zijnde door zijne pers, de volgende voortbrengzelen<br />

van zijn vernuft en letterarbeid wereldkundig gemaakt.<br />

1. De compojitione fc? ufu Decretorii Planetarwn, 1530<br />

4to. 2. De compofuione g? ufu Ouadrantis. 1535. 4to. Nog<br />

heeft men van hem, doch zonder dat 'er zijn naam bij vermeld<br />

wordt: Tabula- perpetue iongitudinem ac latitudiimn Planctanm<br />

ad Mmdianum Lovanienfem, editce a GILBERTO MASIO. 1528. 4to.<br />

11<br />

FOPPENS, Bibleth.-Belg, p. 434.<br />

BAGELAAR (JOAN), een aanzienlijk Burger te Jmfteldam,<br />

en niet onkundig beoeffenaar der digtkundé", heeft door den<br />

druk gemeen gemaakt: uwe Ocrcfcjmccrbe Chnsrclijïte<br />

«atccötfnui*/ in 5* hïinhöfcfjtcn; iicbcm? een naocrW enbc<br />

bcöenrung ober oe fiebenbaagfe Bijmoeffcmnff. ?Tmg. 1694. iu<br />

4to. P, RAEVS, Boekz. V. D. bi. S3--88.<br />

BAGGAERT (JOHANNES), geboren te Vlisfingen om­<br />

trent


BAILLLEUL. (iEGIDIUS of GILLES DE). 25<br />

Sent het jaar 1657, wierdt ter oirzaak van zijne bekwaam?<br />

heid ftads Doktor te Middelburg, en oeffende aldaar zijn veel­<br />

vuldige praktijk tot aan zijnen dood toe, welke voorviel in<br />

december 1710. Hij is een kundig Arts geweest, geenzints<br />

verflaafd aan de vooroirdelen die 'er in zijn tijd inzonderheid<br />

in liet beoefFenen der Medicijnen plaats vonden, maar hij ijver­<br />

de zelvs ook op het voetfpoor van den geleerden Engelfen Arts<br />

SYDENHAM, tegens het oude gevoelen om in de Kinderpokjes<br />

en Mafelen, de lijders bijna te doen verflikken door 't ftêrk<br />

broeijen en hette waar aan men hen blootflelde. De ver­<br />

nuftige RABUS noemt hem: „ een Arts, die in de woorden<br />

„ van oude en nieuwe Meesters niet wilde zweren, maar tot<br />

,', behoudenis der Kranken meest te rade gaan met een goede<br />

„ filozofie en onwederfprekelijke ervarentheid." Hij heeft<br />

gefchreven en door den druk gemeen gemaakt, het ongemeen<br />

geprezen werkje, tot tijtel voerende: toaar&etö onltoart<br />

ban bcoj-octföeelcn/ beo? een gc$onbe rcbeï^belino ober be $e|<br />

«iet ftatttttrfpe Dingen; teaar in gctoonD toerbt/ Batj&et b\m<br />

fcan ucceeren in fnclheiö en fritte/ M Dat men fomtgï^ te toci=<br />

nig be 500 genaamöe ^cfecurinifc Soft Met een bocgrrBcn<br />

cber be ïtinbernonic^ I^gaöèr^ enige aannicruinrtn obre<br />

be ftrmentaticn en ïjoofbjlcfen; toaar in be ötoaung ban 't<br />

dcidum en alcali, ïsiaar toert aangetoc;cn en tocöcrlegt. J3nfc<br />

Dclb. 1696. fn 8bo./ zijnde reeds in 1710 uitverkögt en her-<br />

&uè£ - PAQUOT, Mem. lit. des Pais-bas.'Tom. V. p. 377-<br />

LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 114. P. RABUS, Boekz. IX. D.<br />

bi. 120-136".<br />

BAILLLEUL (^GIDIUS of GILLES DE), Kanunnik van<br />

St. Pieter te Leuven, is te Lillers in Artois omtrent 't jaar 1422<br />

geboren; hij beoeffende de wijsbegeerte op de naWlijks ont-<br />

lokene Hogefchool té Leuven, en verkreeg 'er in 1441<br />

eerften rang onder de Meesters der vrije konften. Vervolgens<br />

trok hij het geestelijk, kleed aan, leide zig op de Godgeleerdr<br />

Leid toe, en wierdt den 9 meij H5.6" Doktoren die weten-<br />

fcLap. Het zelvde jaar wierdt hem een Kanunniksplaats van<br />

B 5<br />

D E N<br />

S<br />

^


26 #AILLIEÜÏL BAILLEü. BALLLY;<br />

St. Pictsr te Leuven opgedragen, met een gewonen Ieraars^ftoel<br />

in de Godgeleerdheid welke *er aan gehegt was, en die hij<br />

gedurende een tijdvak van 25 jaar met veel lof vervulde; ein­<br />

delijk klom hij op tot Vicekancelier van zijn kapittel ,'cn'ftfetf<br />

te Leuren den 18 .mei). 1482 in den ouderdom van 60 jaren<br />

Hij heeft verfcheidene latijnfe verhandelingen nagelaten 1<br />

Forp£KSj Bibl. Belg., pag. 16. , . '• „<br />

_ BAILLIETJR (LODEWYK JÖSEPH E E), wierdt omtren*<br />

't midden der laatstverlopen euw te Antwerpen geboren j na<br />

zijne eerfte letteroefeningen verrigt te dabben, begaf hij zig<br />

in het genootfchap der Je/uiten, 't welk bij egter in 't ver­<br />

volg verliet; na tot Priester geordent te zijn. In 1680 of<br />

het volgende jaar, wierdt hij Beftierder van de Augustincr<br />

Nonnen van het huis den Vredènberg. genaamd in de ftad Lire,<br />

en hij bragt door zijn voorbeeldig leven niet weinig too orri<br />

'er de godvrugt in bloei te brengén. Zijne lighaamszwakhe-<br />

den hem genoodzaakt hebbende om dien post na verloop van<br />

drie jaren te verlaten, begaf hij zig naar Antwerpen, fleét al-<br />

daar gedurende twee jaren een zukkelcnd leven, en ffierf in<br />

168 5 in den bloei van zijn jaren. Hij heeft gefchreven:<br />

m w*jfö/«m timw* f$m mfèm *<br />

alic mmfdmu mm btfoaöcrfijr& {tmJföSetécn etiöc rfjee^<br />

tcujdie perfanen cm,/ in ï%9. gedrukt tè Anfieldam bij JAN<br />

STICHTER, 1084. . PAQUOT, -Mm. litter. Tom. VI p<br />

147.<br />

BAILLEU, is een der verbondene Edelen geweest, wier<br />

namen men op de lijst bij BOR gemeld vindt; anderen noe­<br />

men, hem BAILLEU BE HÜNNEPIAJK. Bij den Heer TE WATER<br />

kan men enige gisfingen ten aanzien van dezen Edelman vin­<br />

den; doch hij bepaald egter niets met zekerheid. — TE WA­<br />

TER, Verbond der Edelen, II. D. bl. 179.<br />

BAILLY (GESLUIN LE), is in de Nederlanüfe gefö&fed*<br />

nisfen bekend geworden, door zijne -onderhandeling met den<br />

Grave VAN RENNENBERG.' -Omtrent het jaar 1580, -en zclvs<br />

Vroeger, hadt men reeds enig vermoeden, dat die Graav *iic<br />

v tapt


BAILLY. (GESLUIN LE) éf<br />

gsigt voor den Roomfen Godsdienst, of om andere inzigter,<br />

mooglijk de Spaanfe zijde zou omhelzen. Het zij nu dat de<br />

Spanjaarden, hier van door hem zei ven, of door anderen on-<br />

derrigt waren; is het zeer zeker, dat de Hertog van TERRA­<br />

NOVA zig van BAILLY bediende, om RENNENBERG tot den af­<br />

val over te halen, en de voorwaarden waar op hij zulks ver-<br />

rigten zou, te bepalen. Waarfchijnlijk is het dat RENNEN­<br />

BERG, in den beginne voor zig en de zijnen te veel,, heeft<br />

willen bedingen; ten minften de onderhandelingen moeten<br />

voor een wijle tijds afgebroken zijn geweest; want de Graav<br />

tekende gelijk men weet de Unie van Utrecht, en bragt Gro­<br />

ningen aan der Staten zijde; zo dat men alle reden hadt, REN­<br />

NENBERG als een waar voorftander der vrijheid aan te mer­<br />

ken; doch het blijkt dat hij in januarij 1580 de onderhande­<br />

ling met BAILLY weder heeft aangevangen. RENNENBERG hadt<br />

onder zijne Raden, zekeren POPKE UFKENS, een man die den<br />

Staat getrouw was; deze werdt door KORKPUT gewaarfchouwt<br />

op zijne hoede te zijn. De Friefen kregen ook agterdenken,<br />

en maakten zig met behulp der Staatfe knegten meester van<br />

het ilot te Leeuwarden, op den 1 februarij. Toen eisten zij<br />

't flot te Harlingen op; doch de bezetting hier m, buiten<br />

uitgedrukten last des Graven VAN RENNENBERG, zwarigheid ma­<br />

kende , zou men zig genoodzaakt hebben gezien tot geweld,<br />

hadt men ten zelvden tijde, BAILLY niet in handen gekregen,<br />

bij wien men enige blanken vondt met RENNENBEEG'S hand<br />

getekend. Te weten, de Graav al in januarij, te wege ge-<br />

bragt hebbende, dat de Groninger gijzelaars voor de onderhou­<br />

ding van 't verdrag van junij jongstleden genaakt, en te Gro­<br />

ningen te rug gekeerd waren, fchijnt zig van hem bediend te<br />

hebben, om, onder de hand tekenaars te winnen, tegen de<br />

Utrechtje vereniging. Ten minften men heeft nog twee \er-<br />

bindtenisfen, tusfen den Grave en meer dan 300 ingezetenen<br />

van Groningen gemaakt, op den 24 februarij, waar bij men<br />

eikanderen beloofd: „ de Utrechtfe vereniging , tot welke.<br />

„ men de ftad, door onbehoorlijke middelen-dagt te luengen,<br />

„ op dat mei;ze daar na met bezetting^ bezwaien zou, tc<br />

... zul»


** 2AILY. (DAVID)<br />

* zullen tegenftaan, ten diénftë des Könihgs én'dèra1gém'ën#<br />

Staten." Met oogmerk nu om ene diergelijke verbindtenis<br />

in Friesland te bewerken,'fcheen BAILLY iri Harlingen geko­<br />

men, en van de genoemde blanken voorzien geweest te zijn;<br />

doch men bediende zig nu van een derzelven, om 'er hem<br />

een bevel op te doen fchrijven tot overlevering van 't flot te<br />

Harlingen; 't \velk den 5 van februarij gefchiedde.- Zie ook<br />

RENNENBERG. — WAG., Vod. Hifi. VU. D. bi. 320-322.<br />

BALLY (DAVID), Konstfchilder, wierdt geboren te Leij-<br />

ien in 1584, en was een zoon van PIETER BAILY een vrij bé.<br />

kwaam Schilder, die in zijnen jongen knaap van dc vroegte jeugd<br />

af aan een natuurlijke drift tot de konst ontwa?r wordende<br />

hem enigen tijd onder zijn opzigt naar prenten: liet tekenen!<br />

Dan onze JAKOB bij toeval op een winkel van JACQUES DE<br />

GEYN gekomen zijnde, ontvonkte bij hem de lust van het'<br />

graveerijzer te Ieren behandelen, 't welk hij met veel ijvér'<br />

en geen geringe vordering * gedurende hét tijdvak van 'een<br />

jaar uitoeffende. Doch zijner zugt tot de fchilderkónst dé voor­<br />

keur gevende, befteedde hem zijn vader, bij ADRIAAN VER­<br />

BURG, om verder in bet fchilderen onderwezen te worden;<br />

hoewel deze zig in dien tijd bezig hield om de Gene'eskonst te<br />

oeffenen; hij bleef aldaar tot in 1601 , toen hij naar Amfiel-<br />

dam vertrok, om zig verder in de konst te volmaken, door<br />

het onderwijs van KORNELIS VAN DER VOORT, te dien tijd den'<br />

meest geagten Fourtraitfehilder; hier verbleef hij omtrent zes<br />

jaren; en doordien deze VAN DER VOORT , vele konftige fchil-<br />

derfttikken van andere Meesters in'bezit hadt, vondt DAVID<br />

gelegenheid om 'er nu en dan een van na' te fchilderen; onder<br />

deze ftukken was een Tempel van STEENWYK , welken hij zo<br />

natuurlijk gelijkende kopieerde, dat STEENWYK bezwaarlijk de<br />

kopij van zijn origineel wist te onderfcheiden. Van Amfieldam<br />

Weder naar Leijden te rug gekeerd, maalde hem de reislust<br />

zodanig in 't hoofd, dat hij in december 1608 naar Hamburg<br />

vertrok; van daar naar Duitsland, bezogt hij de (leden Frank­<br />

fort, Wuremberg; Avgsburg en verfcheidene anderen; reizende<br />

ver-


BAJUS. (JAC0BU3) 2»<br />

Verders door 7ïrd naar Finetim, en van daar naar Romen, ten<br />

einde de behandeling der Italiaanse Konstfchilders v/aie 't<br />

mooglijk af te loeren; tot bereiking van dit ontwerp, was-<br />

.zijn voornemen om enen geruimen tijd in deze met konst-<br />

ftukken vervulde ftad, te vertoeven ; doch zeker voorval<br />

was oir?aak, dat hij van befluit veranderde, en naar Vene­<br />

tien te rug keerde, daar hij flegts vijf maanden vertoefde,<br />

en van daar genoegzaam langs den zelvden weg dien hij ge­<br />

komen was, naar zijn' vaderland reisde, daar hij in 1610<br />

aanlandde. Door Duitsland herwaarts komende, heeft hij ver­<br />

fcheidene Hoven bezogt, daar hij een proef van zijn konst<br />

ter gedagtenis heeft nagelaten, inzonderheid aan 't Hof van<br />

Bninswijk, daar hem de.Hertog een jaarlijkfe wedde aanbood,<br />

indien hij zig voor enigen tijd aan zijnen dienst wilde ver­<br />

binden ; doch de zugt om in zijn vaderland te rug te keren,<br />

deedt hem die gunftige aanbieding beleefdelijk weigeren. Ten<br />

laatften wars van omzwerven en reizen, is hij te Leijden in<br />

1613 te rug gekomen, teneinde wanneer hij uitgerust zoude<br />

hebben, zijn konst in ftilheid uit te oeffenen. Dan de men-<br />

fchen leven bij verandering, en dit fpreekwoord wierdt ten<br />

vollen aan onzen DAVID BAILY' bewaarheid; want in 1623,<br />

verwisfelde hij zijn kloek penfeel voor de fijn verfneden pen, .<br />

en tekende vele pourtraitten uitvoerig met inkt op parkement,<br />

die hij dan met het penfeel verder opmaakte; deze ftukken<br />

waren zo uitnemend wel getroffen, dat de liefhebbers van<br />

de konst 'er groot behagen in fchepten. Het jaar van zijn 0-<br />

veriijden is mij niet gebleken. —— A. HOUERAKEN, Schouw-<br />

iurg tfc. I. D. bi. 118,.<br />

BAJUS (JACOBUS), Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />

Leuven, geboren te Aath, was een broeders zoon of neef vaa<br />

MICHIEL BAJUS, en drukte ook volkomen deszelvs voetftap-<br />

pen in 't beoeffenen van geleerdheid en wetenfehappen; voor<br />

dezen oom ftigtte hij een fchwn praalgraf met een fraai op-<br />

fchrift. In 1568 bekwam hij de waardigheid van Doktor in de<br />

godgeleerdheid-, vervolgens wierdt hij Deken van St: fitter ie<br />

Leït-


3ö BAJUS. (MICHIEL)<br />

Leuven, en eindelijk Hoogleraar in de Godgeleerdheid aan die<br />

Akademie; hij is een werkzaam, voorzigtig en kundig man ge­<br />

feest, die van veel nut was in die beroerde tijden tot infland-<br />

houding van den bloei der Hogefchool. Hij liet zijne goede-<br />

ren bij uiterften wille na, aan zijnen neef EGIDIUS BAJUS 0<br />

, Dr<br />

en Profesfor in de Godgeleerdheid, die 'er ingevolge dè be­<br />

geerte van zijnen oom een Kollegie voor ftigtte, het Bajaanfe<br />

genaamd. Hij ffierf den 19 oétober 1614, en heeft enige<br />

latijnfe fchriften door den druk gemeen gemaakt, waar van<br />

men de optelling vindt bij FOPPENS, Bibl. Belg., pag. 500.<br />

F. SWEERTII, Athen. Belg,, pag. 355.<br />

BAJUS (MICHIEL), Hoogleraar in de Godgeleerdheid te<br />

Leuven, wierdt te Melun onder het gebied van Aath geboren<br />

m 1513. Te Leuven ftuderende, maakte hij zulke uitmun­<br />

tende voortgangen, dat hij van een leerling, wel dra opper-<br />

ite van 't kollegie van Standonk wierdt, en drie jaren later in<br />

*t openbaar de wijsbegeerte begost te onderwijzen; zes jaren<br />

hier mede gefleten hebbende, wierdt hem in 1549 het bellier<br />

over 'tPausfelijk kollegie opgedragen, teffens den eertijtel van<br />

Licentiaat in de Godgeleerdheid ontvangende , welke twee<br />

jaren later door dien van Doktor verwisfeld wierdt. In 1563<br />

zondt de Koning van Spanje hem naar 't Concilie van Trente,<br />

alwaar hij fprekende blijken van zijne uitmuntende bekwaam­<br />

heden heeft gegeven; en in 1575 wierdt hij tot Deken van<br />

St. Pieter te Leuven aangefteld; voorts befchonk men hem met<br />

den post van Kanfelier der Hogefchool, waar nog bij gevoegd<br />

werdt, die van Inquifiteur generaal van de. Nederlanden. BAJUS<br />

is een zeer bekwaam man geweest, en niet minder achtens­<br />

waardig, om zijne zedigheid, godvrugt, en befcheidenheid,<br />

dan om zijn verftand en geleerdheid. Negenmalen, getuigd'<br />

men van hem, las hij de werken van den Kerkvader Auous-<br />

TINUS door. Ook fchreef hij vele Godgeleerde werken, waar<br />

Van de voornaamften zijn: De meritis Operum libr. II; de pri­<br />

ma hminis juftitia £f virtutibus impiorum, libr. II; de Sacra-<br />

tiimtis bi genere, contra CALVINUM; de forma Baptismi. Alle<br />

wel-


BAJUS. (PETRUS) BAKE. (LAURENS) 3 L<br />

welke verhandelingen, in een deel te famen te Leuven in<br />

1565 werden gedrukt; en waar bij in 't volgende jaar een<br />

tweede deel wierdt gevoegd , bevattende deze Hukken :<br />

-Be libero, hmninis arbitrio, libr. I; de Charitate, Juftkia &<br />

•Jvtfificatione, libr. IÏI; de Sacrificio, libr. I; de Peccato ori^i-<br />

nis, libr. I; de Indulgentiis, libr. I; de Oratione po defwi'iis,<br />

HIT. I. Voorts gaf men nog een derde deel van zijne wer­<br />

ken in 1581 uit, bevattende: Refponfio ad Qiiajiiones Pfift.<br />

MARNIXII de Ecclefta CHRTSTI , £jf Sacramtnto Altaris; Apologia<br />

pro refponjione contra obje'cliones ejusdem de veritate Corporis CHRIS-<br />

TI in Euchariftia; Epijiola de fiatuum inferioris Germanice unione,<br />

cum iis qui Je defertores Romance Ecclefice vacant, 6? de Juramen-<br />

to quod eorum jiisfit i Clero & Monacho exigitur; Epijiola de<br />

Juramento jusfu Duels ALENZONII , • Antverpice in pratorio cori-<br />

cebto fcf comprobato. Hij ftfcrf na vele onaangenaamheden met<br />

de Jemiten doorgewoifield te hebben, den 16 december 1589,<br />

in den ouderdom van 77 jaren. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

pag. 888. PALLAVIC, Hjloria Conc. Trideniin. Lib; XV. cap.<br />

7. num. 11. VAL. ANOREAS , Bibl. Belg. p. 670. &c. GERV,<br />

Apologie des deux cenfures de Louvain cf de Douai pag. 26. P.<br />

BAYLE, Dittion. ed. de 1730. Tom. I. p. 420-424.<br />

BAJUS (PETRUS), geboortig van Aatli in Henegouwen,<br />

de vader van JACOBUS en broeder van MICHIEL, is Advuhaat<br />

geweest, en heeft uitgegeven Directorium Eleüionmn cjc<br />

ForrENS, Bibl. Belg. pag. 953-<br />

BAKE (LAURENS), Heer van Wulverlmst, geboren te<br />

Amfteldam, werdt in het begin van deze eeuw voor een der<br />

beroemdfte Nederlandfe Digters gehouden, en is bij velen in<br />

onze dagen, inzonderheid om de zuiverheid van taal, weinig<br />

in achting gedaalt; waarom ook zijn' tijdgenoot Jon. VOLLEN-<br />

HOVE , te regt van hem heeft gezongen:<br />

Wie niet verzeilen wil op klippen, noch op banken,<br />

Van onduitsch of kwaad duitsch, en harde basterdklanken,»<br />

Die volg dees poezij, gelijk een held're baak.<br />

ïleC


3if BAKE. (LAURENS)<br />

Het uitmuntendfte zijner werken is de Bijbelfe Gezangen,<br />

dat in 't jaar 1682 't eerst in 't licht kwam, en aan den<br />

Burgemeester KOENR. VAN BEÜNINGEN opgedragen werdt; men-<br />

ontmoet hier fchone gedagten, ongemene vonden, kragtige<br />

vernuftverbeeldingen, geestige leenfpreuken en uitdrukkingen,<br />

die den lezer als in verwondering opgetogen houden. Zo<br />

verheven nu als zijne gedagten in deze heilige gezangen ten<br />

toon gefpreid zijn, zo fcherp en ftekelijk, wanneer 't hem<br />

lustte, waren zijne punt- en hekeldigten. Ook is hij lid ge­<br />

weest van 't konstgenootfchap, tot zinfpreuk voerende: In<br />

imgnis vohdsfe fat eft, waar van nog verfcheidene toneelfpe-<br />

Jen den fchouwburg verfieren. In de voorrede zijner Men-<br />

gelpoêzije, in 't jaar 1737, door L. VAN DEN BROEK uitgege­<br />

ven, leest men, dat onze Digter, uit het oud Amfkeldams ge­<br />

flagt der BAKEN , onder welken voorheen , ook LAURENSEN<br />

geweest waren, voortgefproten, en aan de aanziealijkfte hui­<br />

zen van genoemde flad vermaagfchapt was; 't welk ook blijkt,<br />

uitliet gene de Digter ANTONIDES vermeld, daar hij zegt:<br />

Van het oud geflacht gedaald<br />

Der BAKEN, om hun deugt gelasterd en verdreven,<br />

Toen Spanjens fcherpe roe deedt gantsch Europa beven.<br />

Zijne ouders waren JUSTUS BAAK en MAGDALENA VAN ERP,<br />

ene zuster der eerfte vrouwe van den Ridder PIETER KOR-<br />

NEUSZOON HOOPT. Hij had zig in zijne jeugd met vrugt in de<br />

regten gcoeffend, en was daar in tot Meester bevorderd; ook<br />

was hij Heer van IVulverhorst, ene heerlijkheid in 't land van<br />

Montfoort, in 't fligt van Utrecht, welke zijn' vader reeds hadt<br />

bezeten. Uit een zijner gedigtcn op de Diemertneer blijkt, dat<br />

hij nog in 't begin dezer euwe geleefd heeft, en uit J. DE<br />

REGTS Mengeldigten bl. 45, dat hij in 't jaar 1715 reeds over­<br />

leden was. Men vindt bij den Profcsfor C. EARLASUS, en den<br />

Ncderlandfen Digter JOOST VAN VONDEL, enige gezangen aan<br />

zijne voorouders JUSTUS en LAURENS BAKE toegewljdt; en uit<br />

het voorfte gedigt op zijne Bijbelzangen gemaakt, blijkt het,<br />

dat zijne ene zuster is gehuwd geweest met JOHAN WUITIERS,<br />

Hft.


BAKENESSE. )3<br />

Here van Asfmibtirg en Heemskerk. Zijn afbeeldzel is door J.<br />

C. PHILIPS in 't koper gebragt, en voor den druk zijner Bijbel-<br />

zangen in 1721 op nieuw uitgegeven, geplaatst. WAG.<br />

Befchr. van Amftelclam, XI. St. bl. 390 &c.<br />

BAKENESSE, is de naam van een adelijk geflagt in Kerf<br />

nemerland, dat reeds voor meer dan derdehalve eeuw is uitge-<br />

ftorvcn. BARTHOUT VAN BAKENESSE, Hofmeester van Grave<br />

JAN VAN EGMOND die in 1513 overleed, was het laatfte man- '<br />

jielijk oir van dien ftam, en liet enkel een onegte zoon na,<br />

met name PIETER BAKENESSE, die in 1561 is geftorven. Men<br />

vindt in de oude vaderlandfe Krorüjken en op de lijst der Ede­<br />

len en Schildknapen, die omtrent het jaar 1310 onder Graav<br />

WILLEM DE III. .geleeft hebben, al vermeld JAKOB VAN BA­<br />

KENESSE; voorts KLAAS VAN BAKENESSE in de rekeningen van<br />

't Haarlemmerhout, op 't jaar 1334; als Schepen te Haarlem, in<br />

1348 en in 1358. LYSBETH VAN B&KENESSE met haren zoon<br />

DIRK VAN BAKENESSE, 1395- BARTHOUT VAN BAKENESSE in<br />

't register van den ommezet over de ftad Leijden, als wonen­<br />

de in 1433 aldaar op 't rapenburg. JAKOB VAN BAKENESSE,<br />

Schildknaap, die getrouwd was met N. VAN HEEMSKERK, en<br />

te Haarlem ftierf en begraven wierdt in 1455, nalatende KA-<br />

TRINA VAN BAKENESSE, die ten man hadt FRANS VAN DER BOEK­<br />

HORST, zoon van ADRIAAN en van N. SAYT, en liet een zoon<br />

en ene dogter na, en leefde nog in 1457, *n welk jaar zij<br />

haar testament gemaakt heeft; en, ADRIAAN VAN BAKENESSE ,<br />

Ridder ten Heiligen lande, die 1450 trouwde met N. VAK<br />

HEUSSEN, zuster van MEINARD VAN HEUSSEN te Haarlem, waar<br />

bij hij gewonnen heeft den hier bovengenoemden BARTHOUT<br />

VAN BAKENESSE, Hofmeester van den Grave VAN EGMOND,<br />

gehuwd met N. SONK dogter van DIRK SONK JANSZOON , Schout<br />

van Delf, en MAGDALENA VAN BLEYSWYK , DIRKS dogter, en<br />

zuster van FRANCISCUS SONK , Coadjuteur van den Bisfchop<br />

van Utrecht. S. AMPSING, Befchr. van Haarlem, bl.<br />

21-25. Befchr. van Delft, in folio, bl. 665- GOUDHOEVEN»<br />

Kronijk, bl. 158. S. v. LEEUWEN, Bat. illuftr. bl. 856.<br />

II. DEEL. C<br />

B A I<br />

^


34* BAKHUIZEN. (LUDOLF)<br />

BADHUIZEN (LUDOLF), Konstfchiïder, fe geboren te<br />

Smbén den 18 'december 1631. Zijn grootvader was Predi­<br />

kant- in Qostfriesland; zijn vader GEHARD BAKHUIZEN, Secreta­<br />

ris van genoemde ftad, onder wien hij als Krerk diende tot<br />

zijn igdejaar; toen verliet hij Embden, en k\vam in 1650<br />

te Arfiddam wonen, om den koophandel te Ieren." De Heer<br />

BAETELOT, die zijn patroon was, hadt veel dienst van hem,<br />

dewijl hij het boekhouden en de fchrijfkonst meesterlijk<br />

verftond; dan hij bleef hier niet lang, doordien dekonstgo-<br />

din hem tot hare oeffenfchool lokte; gelijk hij zig dan met<br />

zijn 19de jaar tot het tekenen van den fcheepsbouw naar 't le­<br />

ven begaf, zonder dat hij immer de wijze van tekenen of de.<br />

behandeling van de tekenpen gezien hadt;' dan het leven was<br />

zijn voorwerp, en de natuurdrift zijne onderwijs ter. Inmid­<br />

dels kreeg hij kennis aan deze en gene konstoeffenaars, diq<br />

hem aanmoedigden tot het penfeelgebruik, daar hij. wel groten'<br />

lust toe hadt, maar niet wist hoe hetzelve te behandelen. AL-<br />

BERT, VAN EVERDINGEN was de eerfte, die hem een palet met<br />

verf en penfelen in handen gaf, om 'er een proef af te nemen;-<br />

dit ging zo 't best mogt, met maken en'hermaken; evenwel<br />

het werdt een ftukje fchilderij, en hij kreeg 'er 10 guldens<br />

voor. Dan vraagde hij eens dezen, dan eens'genen, aan­<br />

gaande de tempering of vermenging der verwen, maakte zig<br />

door zijne vriendelijkheid en leergierigen aart bij elk bemind,<br />

en kwam hen op hunne fchilderkamers en 'in hunne bezig­<br />

heid bezoeken, cm af te zien, hoe zij het een en ander behan­<br />

delden. Veel vriendfchap genoot hij van den Zeefchilder HEN­<br />

DRIK DunriELs, toen ter tijd den 'oudften broeder onder de bend<br />

der Konftenaren te Awfleldam, uit wiens openhartig berigt, hij'<br />

ongemeen veel dienst trok. Zodanige voetftappen drukkende,<br />

gelukte het hem eindelijk, de konst zo verre te brengen, dat<br />

zijn roem zig niet flegts aan de Ntderlandfe gewesten bepaal­<br />

de, maar tot de naburige landen overklonk.<br />

. B A K<br />

HUIZEN hieldt een voorbeeldig levensgedrag, was nijve­<br />

rig arbeidzaamftil en deugdzaam van aart, daar bij be-<br />

fcheMen en minzaam tegens een ieder; zodanig kajakter kost<br />

niet


BAKHUIZEN. (LUDOLF}' 35<br />

«ter. misten of moest hem vrienden verwekken. Nam hij<br />

enige uitfpanning, 't was naar den Amjlel of Taant dat hij<br />

zig begaf, daar men verfchot van vaartuigen vindt. Beftond<br />

FM dan eens uit zijn windkoiken te raren, of de ftormviolen<br />

op te rammeijen, waar door de waterbaren, fiag op flag<br />

fchuimende elkander agter na rollen, den zeeman met inge-<br />

bondene reven noodzakende om een goed heenkomen te zoe­<br />

ken; dan was onze LUDOLF in zijn nopjes, en flapte als<br />

't maar enigzints kon hikken, in een fteigerboot, en liet zig<br />

tot aan den mond van de zee voeren, zo om van nabij de<br />

barning en botzing van 't gezwollen zeewater tegens 't fit and,<br />

als de verandering van lugt en water in die gefleldheid, af<br />

te loeren; inzonderheid deed hij zulke fpeelreisjes, wanneer<br />

hij in "t zin hadt, iets dergelijks op 't panneel te brengen,<br />

ten einde hij daar een levendigen indruk van zou bekomen,<br />

of het denkbeeld dat hij 'er van gevormd hadt, kragt bijzetten.<br />

Hij kwam van deze togten ook zo dra niet te huis, of hij<br />

begaf zig terftond naar zijn fchiidervertrek, daarl.ij voor een<br />

ieder ontoegankelijk was, ten tijd toe dat hij zijn oogmerk in<br />

't brengen van zijne bekomen denkbeelden te fchildeien, hadt<br />

bereikt. Met een woord, hij wist door zijne onvermoeide<br />

vlijt en nafporing , de menigvuldige veranderingen van de<br />

wufte lugt en water elementen, op ene verwonderlijke met<br />

de natuur overeenkomftige wijze, na te bootzen.<br />

In het jaar 1665, lieten Burgemeesteren van Amjteldam aan<br />

onzen BAKHUIZEN een groot ftuk fchilderen, vol gewoel van<br />

allerlei fchepen en jagten, en hun koopftad in 't verfchiet,<br />

waar voor zij hem 1300 guldens gaven, en nog ene verering<br />

daar te boven; dit konsttafereel verftrekte tot een gefchenk<br />

aan LODEWYK DEN XIV, Koning van Frankrijk, die 'er zo<br />

groot genoegen in nam, dat hij het in de Louvre, onder ene<br />

verzameling van de konftigfte fchiiderftukken liet plaatzen. De<br />

Groot-Hertog van Toskanen, de Koning van Pruis/en, de Keur­<br />

vorst van Saxen, en verfcheiden' andere Duitje Prinfen, heb.<br />

ben niet alleen van zijne konstwerken gekogt, maar hem zelvs<br />

in perfoon te Amjteldam komen bezoeken; onder dit getal be-<br />

C 2 vondt


BAKHUIZEN. (LUDOLF)<br />

yondt zig ook PETER DE I, Czaar van Muskonen, dis zelvs?<br />

van hem'begeerde,'dat bij in zijne tegenwoordigheid, ver-<br />

fcfceideae fóort vaiï fchepen voor hem aftekende. Op de<br />

Konstkumer in het ftadshtiis te Amjleldam, hangt het pourtrait<br />

van onzen, BAKHUIZEN, door hem zei ven in den ouderdom van<br />

c'S jaien, zittende, en levensgrootte gcfchilderd ; hij houdt<br />

ene fchrijipen in de regter-, en een blad papier, waar op<br />

zijn eigen beeld, als in zwarte konst, door hem zeLven ge-<br />

fchrapt, nog eens te zien is, i n de iinkerhand; 't ftuk is in<br />

'£ ja^ 1609 gefchiiderd, en door den Schilder, die Mede-<br />

opziender van gemelde Konstkamer geweest; is, aan hetzelve<br />

yereerd. ".'..!<br />

De ijver tot de konst, bleef BAKHUIZEN tot zijn jongften !e-<br />

vensftond bij; en niettegenftaande hij in het laatfte zijner da­<br />

gen, veeltijds met den fteen of het graveel deerlijk gekweld<br />

wierdt,' welk ongemak hij ook zeer te regt voor een bode<br />

hieïdi die hem zijn aftogt kwam aankondigen, waarom hij zig<br />

ook tijdig tot die grote reis zodanig wel getroost voorbereid­<br />

de, dat hij 'er geen den minften fchrik voor liet blijken, bleef<br />

egter zijne werkzaamheid in hare volle kragt, want in den<br />

avondftond zijnes'levens, vervaardigde hij nog een Plaatwerk<br />

onder den tijtel van Tflróom en Zeegezigten, 't welk hij in het<br />

7ifte jaar zijnes ouderdoms geëtst heeft. Ook hadt hij altoos<br />

oen zonderlinge geneigtheid. tot de digtkonst laten ' blijken,<br />

en uit dien hoofde in een gemeenzame Verkering en vriend-<br />

fchap geleeft, met de geagtfle Digters van zijnen tijd, inzon-<br />

dprheid met FRANCIUS , BROEKHUIZEN , ANTONIDES' VAN DER<br />

GOES, en D. VAN HOOGSTRATEN; ook maakte hij zelve van<br />

tijd tot tijd een digtftukje, dat niet onaartig was.<br />

Nog iets zeldzaams ten aanzien van onzen Schilder, dient<br />

hier aangetekend ; daar men namentlrjk te Anfteldam en op<br />

andere plaatzen meer, de gewoonte hadt, om die genen wel-'<br />

ke den overledenen ter begravinge verzeldcn, met een glas<br />

wijn 'te befchenken, ene zcrge die den erfgenamen doorgaans<br />

is aanbevolen, zo hadt hij goedgevonden dien last zeLv nog<br />

fej zYin lsren te vervullen, en tot dien einde de wijn tpt zijne<br />

" * i * be,


, BAKHUIZEN. (LUDÖLF) 57<br />

tfegraaffenis 'nodig, bij zljneö wijnkoper üitgeproeft, geK'ögt,<br />

betaald en denzelven verzegeld doen wegleggen. Ook vo'ndt<br />

'men na zijnen dood eén zakje met géld, en daar in zo veel gul­<br />

dens als bij jaren oud was, afgepast vóór de genen die Hem<br />

naar het graf zouden dragèn; nevens een géfcbrëvèhe lijst van<br />

de namen der Konstfchilders, die hij daar toe uit de bendé 'ge­<br />

kozen hadt; niet last om hetzelve ter zijner gedagténis in gul­<br />

le vriendfchap te verteren.<br />

Zo het rnooglijk ware alle de koristftukken die BAKHUIZEN<br />

vervaardigd heeft; bijeen te verzamelen, ên fiegts' mét een<br />

vlugtig oog te befchouwen; zou men verbaasd moeten ftaan<br />

over 's mans vlijt en werkzaamheid , inzonderheid wdnneex<br />

men in aanmerking neemt, welk éen geruim tijdvak hij van<br />

zijne in bezigheid doorgèbragte uien, heeft moeten afzonde­<br />

ren, tot het onderwijs in de fchrijfköns't, daar hij wiskohftige<br />

.gronden of bepaalde leidingen toe uitgevonden hadt, en die hij<br />

aan vèrfcheiden voorname kooplieden kinderen onderwees J<br />

voég hier bij, een menigte uitvoerige tekeningen en geëtste<br />

platen, dié hij aan de wereld heeft medegedeeld; zo dat meri<br />

te regt mag befluiten, dat hij geen uur heeft laten ontflip­<br />

pen , zonder het aan nuttige werkzaamheid te beftfeden. Dees<br />

brave Schilder overleed dén 7 november 1709, na 78 jaren<br />

bereikt te hebben; en zijn pourtrait is door A. HOÜBRAKSN<br />

ln 't koper gebragt. HOUBRAKEN, SchowSb. der Nederl.<br />

Schilders, II. D. bl. 236-244. WAGENAAR, Befchr. van Am*<br />

fieldam, VIL Stuk, bl. 80,<br />

• BAKHUIZEN (LUDOLF), Konstfchilder, een kleinzoon<br />

van den vorigen, geboren te Amjleldam den 29 augustus 1717,<br />

Zijnde zijn vader een voornaam Koopman op Duitsland; dan<br />

vermits de dood dezen in 1731 wegrukte, hieldt zijne moéde:<br />

het komptoir aan voor LUDOLF, dat hij ook in 1732 aanvaard­<br />

de, doch niét met het grootfte genoegen, doordién hij een<br />

onverzettelijke geneigtheid tot den krijgsdienst gevoelde, daar zij­<br />

ne moeder even fterk tegen was, buiten wier wille hij egtè*<br />

. G 3 •


33 SAKHUIZEN. (LÜDOLF)<br />

niet kunnende befluiten aan zijn lust voldoening te geven<br />

hij het komptoir nog al bleef waarnemen.<br />

Intusfen ontvonkte in hem door het lezen van HOUBRAKEN';<br />

Schouwburg, de lust tot de fchilderkonst te meer wijl hem<br />

daaruit bleek, dat zijn grootvader ook reeds de jongeling-<br />

fchap ontwasfen was, alvorens hij zig daar met de borst op<br />

hadt toegelegd. Hij begost dus den tijd tot zijne uitfpanning<br />

bertemd, met allen ijver aan deze edele wetenfchap toe te wij­<br />

den, begevende zig onder 't bellier van den watteren Pour-<br />

Uaitfchilder JAN MAURITS QUINKIJARD, die toen naast zijn deur<br />

woonde, en hem in de tekenkonst onderwees j het welk zij­<br />

nen lust en ijver zodanig aanvuurjie, dat hij met het begin<br />

van 1738 , toen 21 jaren bereikt hebbende, der koopmanfchap<br />

vaarwel zeide, en zig onder de leiding van zijnen bekwamen<br />

meester, .geheel en al der konst toewijdde, bij wien hij zig<br />

zo lang in 't tekenen en fchilderen oefFende, tot dat hij be­<br />

kwaam wierdt gekeurd om zig zeiven te kunnen voorthelpen."<br />

Zijne zugt tot den krijgsdienst die gants niet uitgedoofd was<br />

beftierde zijne genegentheid meestal, tot 't fchilderen van paar!<br />

den en allerlei foort van oorlogstuig; teneinde nu hier toe<br />

ene nodige kundigheid te verkrijgen, deedt hij ene reize naar<br />

de legers, die in 1743 aan den lihijn en Maijn gekampeert<br />

Honden, en om hier zijn oogmerk ten vollen te bereiken,<br />

nam hij dienst als volontair, waar door hij gelegenheid kreeg'<br />

em alles van nabij te befcho.uwen, en af te tekenen wat hem<br />

maar eenigzints van dienst konde zijn, zig zeer. geduldig de<br />

vermoeijenisfen getroostende, die onaffcheidelijk liet krijgs-'<br />

leven verzeilen; ook toonde hij bij een voorvallenden veld-<br />

flag, dat het hem aan geen moed noch dapperheid ontbrak,<br />

hebbende hier van ook een volledig getuigfchrift van de ge!<br />

biedende legerhoofden bekomen. In i 7 4 6 e n I 7 4 7 > z e tt e hij<br />

zijne konst-met ijver naar zijne gemaakte tekeningen voort;<br />

en zijn voornemen was, om den veldtogt van 1748 te gaan bij­<br />

wonen, toen hij daar in door de onverwagte tekening" der A-<br />

kenfi vrede verhinderd wierdt. _ J. V.GOOL, Nieuwe Sehouwb.<br />

fkr.Ncd. Schildert, ft D* bl. ysn ^AF-


BAKKER. (ADRI'AAIN) M<br />

BAKKER (ADRIAAN), Schout der ftad Haarlem, hekiëfed-<br />

de dit ambt in 1690, een tijdftip waar in de gemoederen<br />

'door velerlei ontroerende omftandighedeh, ligtelijk. tot het<br />

uitoeftenen van buitenfporighedën overfloegen. Té Rdtteida?)<br />

was nauwlijks een verbazend oproer geftild, of meri zag een<br />

diergelijk binnen Haarlem om een bijna niets betekenend<br />

voorval op het hevigfte uitbarüen, dat egter 8oor dfe fófog<br />

der gewapende burgerij in zijne beginzelen gefluit weidt, Ds<br />

Regering aldaar hadt namelijk ter voorkoming van brand, het<br />

roken van tabak op ftraten, wagens en fchuiten, en op ge­<br />

vaarlijke plaatzen binnen's huis, verboden; cp ene boete vari<br />

zes guldens voor elk die 'er op betrapt werdt, Het gemeen<br />

fpotte met dit bevel, en overtrad hetzelve bijna ieder ogon-<br />

tlik. De Schout die zig ambtshalve verpligt rekende, de ge­<br />

maakte keur te doen gehoorzamen, tastte bp den 23 october<br />

ènen jongeling cp de flraat aan, en vorderde Van hem &<br />

boete; de knaap weigeragtig of bnmagtig zijnde biö të betalen,<br />

trok Schout BAKKER hem den rok uit; het gemene volk dit<br />

iiende, hieldt zulks voor een zware belediging; loopt den<br />

Schout na, én dwingt hem den rok te rug të geven», dan hier<br />

mede niet te vrede, begeerde men ook de boeten die enigen<br />

reeds betaald hadden, te rug. _ Ook keef het hier nog niet<br />

bij; want als het woeste grauw eens aan 't hóllen is, heelt<br />

men veel werk om het te doen bedaren. Men fprak Van dei<br />

Schouts huis te willen plunderen; ook werden 'er de gla­<br />

zen ingefmetën, en ander geweld gepleegd; en terwijl men<br />

met dit voorfpel van plundering doende was j waren 'er die<br />

zig bezig hielden, een lijst van regenten op te Hellen, die<br />

men verzekerde dat het zelvde lot zouden óndergaan. Thans<br />

dagt men ook het gunftige ogenblik aanwezig te zijn, om de<br />

zoutpagt'ën andere lasten af te krijgen; doch de fchuttsrij bij<br />

tijds in de wapenen gebragt, pfaatfte zig vóór de huizen, M<br />

't grootfte gevaar liepen, en ftuitte den opftand. Den a$<br />

's morgens bij tijds, kwam 'er een regiment voetvolk, bene­<br />

vens enige ruiterij in de ftad, 't welk zo veel fchrik onder<br />

't grauw te wege bragt, dat niémand »6Sf durfde kikken;<br />

C 4<br />

t w e 3


4» BAKKER. (ADRIAAN) (JAKOB) (JAN DE)<br />

twee der oproerigen middelerwijl gegrepen zijnde, werden met<br />

geesfeling geftraft; twaalf anderen die gevlugt waren open­<br />

lijk ingedaagd, en hier mede was de zaak afgelopen. .<br />

Europ. Merkur. van 1690. oüob.-decemb. bl. 91-9^ T- 7<br />

Wia, Vad. Hifi. XVI. D. bl. 129. '<br />

BAKKER (ADRIAAN), Konstfchüder, geboren ïtAnjlel<br />

dam, was een broeders zoon van JAKOB BAKKER; hij muntte<br />

inzonderheid uit, in het fchilderen van grote hiftorie-ftukken<br />

en pourtraitten. Onder zijne voorname konstwérken wordt ge-<br />

•teld, het ftuk op 1 ftadhuis van Amfteldam geplaatst, tegen het<br />

wulfzei boven den ingang van de pleitkamer, verbeeldende<br />

het laatfte oirdeel; waar in zig könftig getekende naakten<br />

doen zien, waar in hij meer als in zijn wijze van fchilderen<br />

geprezen wordt. Hij is geftorvèn te Amfteldam in 1686.<br />

HOUBRAKÉïf, Schouwb. der Ned. Schilders. III. D. bl. 18 ff.<br />

BAKKER (JAKOB), Konstfchüder, geboren te Harlingen<br />

m 1609, was de oom van ADRIAAN, en een meester in 't<br />

fchilderen van hiftorienen pourtraitten, welke laatften hij kön­<br />

ftig met een goede gelijkenis en vaardig opmaakte; ja 't is<br />

bijna niet te geloven, 't gene van.zijne uitftekende vaardig­<br />

heid in 't fchilderen, verhaald wordt; namentlijk: dat hij ene<br />

vrouwe van Haarlem gekomen om uitgefchilderd te worden<br />

niet kraag, klederen, twee handen levensgrootte, ruim halver!<br />

wegen en wel.gqfchilderd, op enen dag voltooide, en zij met<br />

het ftuk voor den avond naar Haarlem vertrok. Ook bezat hij<br />

ene uitftekende wijze van tekenen; zijne Akademie-beelden<br />

heeft hij, inzonderheid de vrouwtjes zo konftig op blauw pa­<br />

lier met zwart en wit krijt getekend, dat hij daar door de<br />

kroon van alle zijne tijdgenoten heeft weggedragen. Hij i s te<br />

Amfteldam den 27 augustus 1651 geftorvèn, 42 jaren oud zijn­<br />

de. HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 336.<br />

BAKKER (JAN DE), een der eerfte belijders en verkondi­<br />

gers der lerevanLuxHER, in de. Nederlanden, hadt, in weer­<br />

wil van hem zeiven,.en alleen op fterk aanhouden van zij.<br />

Ben vader, den geestelijken ftaat aangenomen. .Zedert wierdt


BAKKÉR. (JAN DE) 42<br />

bij Priester te Woerden. Getuige van de gruwelen, welke ds<br />

ongehuwde ftaat der Kerkelijken voortbragt, en zelve, daar­<br />

enboven, niet ongenegen tot het gezellige leven, hadt hij ene<br />

vrouw getrouwd. Hem mishaagden, wijders, vele leerftellin.<br />

gen der roomfe Keike, omtrent welke hij van oirdeel was,<br />

dat het gros der Christenen nader diende onderrigt te worden.<br />

Van hier zijne koenheid in het wederfpreken van menfelijke in-<br />

ftellingen. 't Een en ander deedt hem, bij de Geloofsonder­<br />

zoekeren, eerlang in 't oog lopen, 't Gevolg was, dat hij<br />

in 's Gravenhage in hegtenis geraakte. In zijn verhoor voor<br />

zijne Regters, vielen verfcheiden redewisfelingen voor. ' Hij<br />

verklaarde, niets te willen vastftellen, dan 't geen in de H.<br />

Schrifture was uitgedrukt, in zulk een vei Hand ,^ als de H<<br />

Geest, door wiens ingeving dezelve gefchreven was, die wil­<br />

de verftaan hebben; tot welkers uitlegginge men geene andere<br />

woorden, dan die der Schrifture zelve nodig hadt. Den<br />

Christenen beweerde hij, ftondt het niet vrij, door geweld<br />

iemand tot het geloof te dwingen. Men moest de men'fcheri<br />

dwingen in te gaan , gelijk als GOD dwingt en gebiedt te dwin­<br />

gen, niet met gevangenisfén, Hagen of vuur, maar met wel­<br />

dadigheid en infcherping van 't Godlijk woord, met wel te<br />

leven en te leren. Hij beklaagde zig dat de hoererij, onder 1<br />

de Priesters dagelijks geplèegd, gebiegt en vergeven wierdt.<br />

Hij' bekende het geweld, welk hij op zig zeiven hadt geoef-<br />

fend, om zig van vrouwen te onthouden, doch de drift der<br />

nature niet te hebben- kunnen overwinnen; om allen aan-<br />

ftoot, zo veel mooglijk, - te vermijden, was hij daarom heime­<br />

lijk en zonder getuigen getrouwd. Ondanks 's mans bondige<br />

redenen, wierdt JAN DE BAKKER ten vure verwezen. Zijn<br />

vader bezogt en verfierkte hem in de gevangenisfe: xifi wel<br />

remoed, dus fprak hij,hem aan, vw voort in 't goede. Naar<br />

% voorbeeld van ABRAHAM, ben ik bereid, mijnen zeer lieven zoon,<br />

die mij nooit misdaan heeft, Gode op te offeren. Op den dag,,<br />

't was den 15 feptember, als het doodvonnis aan hem zon<br />

volvoerd worden, ontwijdde men hem vooraf op ene hoge<br />

flellaadje: toen omhing men hem met een kort ^esl kleed,<br />

C - en


4* BAKKER. BAKEEREEL:<br />

en zette hem'een zotskap op het hoofd,. In 't voorbijgaan vari<br />

ide gevangenisfe naar de ftrafpiaats, riep hij de genen, welke<br />

om het geloof, aldaar zaten.opgefldtën, enige hartfterkendê<br />

en vertroostende woorden ttoe. Met een vrolijk gejuich en<br />

handgeklap; wiëfden deze beantwoord. Men bondt hem aan<br />

een paal, worgde hem, en verbrandde voorts.zijn lighaam toe<br />

asfche. Dus deerlijk een uiteinde hadt JAN DE BAKKER, ih den<br />

ouderdom van weinig meer dan 26 jaren. Zints de piediking<br />

ian LUTHER, was hij in Holland de eerfte martelaar. .<br />

G. GNAPHJÉI , Hiftoria. de Martijrio J. PISTORII a Woerdbu G.<br />

BRANDT, Hifi. der Reform. 1. D. bl. 26 en 95,<br />

BAKKER (KÖRNELIS ADRIAANSZOÖN) , bekleedde<br />

In 1575 hat ambt van Penfionaris te Zierikzee, in welke waardigheid<br />

hij een der Afgevaardigden was tot de vredehandeling<br />

te Breda. WAO. , Vad. Hifi. VII. D. bl. 29:<br />

BAKKER (IviEEUWES MEINDERTSZOON), een gebo­<br />

ren bnrger van Amfteldam, verdient als de uitvinder van een<br />

allernuttigst werktuig, ene piaats in deze Siographie te bekle­<br />

den; hij vondt namelijk in het begin van 1650, de Kameelen<br />

of Schip]igters uit, door middel van welken, de zwaarfte oor^<br />

logfchepen van 90 en 100 ftukken, zonder hinder over 'c<br />

Pampus en andere ondiepten in de Zuiderzee, van Amfteldam<br />

af naar de Vlieter tce worden geligt WAGEN;, Befchr.<br />

van Amfteldam, VI. St. bl. 177.<br />

BAKKEREEL CGUILIAM en GILLIS) , Konstfchilders ,<br />

geboortig van Antwerpen, leefden omtrent in 't midden der<br />

vorige eeuw; het waren twee broeders gelijk in naam, maar<br />

gants verfchillende van aart, geneigtheid en verkiezing hunne*<br />

konsthandeling; want de ene was een Iandfchapfchilder, de<br />

ander hadt zig tot het fchilderen van grote beelden bepaalt.<br />

Daar is geen geflagt bekend, waar onder 'de konst zo vele<br />

jaren agter een heeft gebloeit, als het geflagt der BAKKEREE-<br />

LEN. Van ouds her, heeft 'er altijd een of twee te Romen<br />

gewoond ; en de laatfte was aldaar niet geftorvèn, of 'er<br />

trok ftraks weder een ftuk of twee van Antwerpen naar toe,<br />

om


BALCK. (DOMINIKUS) 43<br />

om de plaats te vullen. SANDRART verhaalt: „ dat hij 'er in<br />

„ zijn leven zeven of agt van gekend heeft, die veel geld<br />

door hun konst wonnen, maai' ook alles weer in vrolijkheid<br />

„ verteerden." —— HOUBRAKEN, Schouwb. I. D. bl. 218-<br />

BALCK (DOMINIKUS), Profesfor in de regtsgeleerdheid"<br />

£e Franeker wierdt geboren te Leeuwarden den 12 april 1684;<br />

hij was de zoon van JOHANNES BALCK Med. Doktor, en van<br />

SOFHIA VIGLIUS, ene dogter van KORNELIS VIGLIUS, Advokaat<br />

voor 't Hof van Friesland en Secretaris van Ferwerderadeel. Zijn<br />

enigfte broeder JOH. BALCK , was insgelijks Advokaat voor<br />

gemelden Hove en Rector der latijnfe fenolen te Leeuwarden;<br />

een man van grote geleerdheid, die bij zijn affterven op den<br />

20 feptember 1752, een uitmuntende Bibliotheek heeft nage­<br />

laten. DOMINIKUS verloor zijn vader zes jaren oud zijnde,<br />

volvoerde zijn eerfte letteroeffeningen in zijn geboorteflad, en<br />

wierdt in december 1700 naar 't Hogefchool te Franeker ge­<br />

zonden, alwaar hij zig in de latijnfe en griekfe lettei/.unde<br />

oeffende, onder het bellier van WILLEM COETIER en LAM»<br />

BOS, de wijsbegeerte hoorde hij bij RUARD. ANDALA, en on­<br />

derwijs in de godgeleerdheid genoot hij van den groten CAM-<br />

PEG. VITFJNGA ; waar na hij de regten beoeffende, onder op •<br />

zigt van de kundige meesters ZACHAR. HUBER en AMT. SCHUL-<br />

TINO; gaande vervolgens naar Leijden, om ook de lesfen van<br />

JOH. VOET en GER. NOODT in die wetenfehap te horen. In<br />

't jaar 1706 naar Friesland te rug gekeerd, wierdt hij op<br />

den 17 feptember te Franetr tot Doktor in beide de regten<br />

gepromoveerd, en begaf zig toen naar Leeuwarden, om voor<br />

het Plof van Friesland de praktijk te oefFenen. Ruim twee-<br />

jaren later, namelijk den 29 maart 1709, wierdt hij te Frane­<br />

ker als buitengewoon Hoogleraar in de regten beroepen; in<br />

welken poat hij verbleef tot den 4 november 1712, wanneer,<br />

hij door 't vertrek van Profesfor SCHULTINO naar Le ;<br />

jden, in ;<br />

diens plaatze tot gewoon Hoogleraar werdt bevorderd, in<br />

welke waardigheid hij op den 13 november 1713, door ene^<br />

plegtige • redevoeiing werdt ingewijd, en die hij gedurende<br />

eeu|


44 BALCK. (EVERHAKDJ<br />

eert tijdvak van ruim 36 jaren mét alle getrouwheid en ijver,<br />

heeft waargenomen, met het- verklaren der Injlituten en Pan-<br />

dekten, hebbende door zijn onderwijs vele bekwame Mannen<br />

voor den ftaat en pleitzaal gévormt. Hij ftierf dén 17 mejj<br />

1750, en zijn ambtgenoot CHRIST. HENDRIK TROTZ, zederc<br />

Profesfor te Utrecht, heeft zijne nagedagtehis door cên pleg-<br />

tige lijkoratle gevierd, welke door den druk 'wereldkundig is<br />

gemaakt. Onze Profesfor trouwde den 11 maart 1715, met<br />

ANNA LATANé, dogter van PIETER LATANé, Hoogleraar in<br />

de genees- en kruidkunde te Franeker, en MARGRIET GEER-<br />

TRUID STEINDAM; ene dogter van den Profesfor in de theold-<br />

gie ABRAHAM STEINDAM. Zijne vrouw ftierf 16 dagen voot<br />

hem; na-lange jaren een zukkelend.leven doorgeworfteld td<br />

hebben; drie kinderen hadt hij bij haar verwekt, waar. van<br />

hef ene vroegtijdig Overleed, en hij de bittere.fmertê hadt dé<br />

beide anderen te verliezen, toen zij hunne ftudien hadden<br />

voltrokken, en alle redenen gaven te hopen, dat zij in 't ia-<br />

ven gebleven , de loffelijke voetftappen van hunnen' va­<br />

der in het vak der regisgeleerdheid,. zouden hebben .nage-<br />

wandelt. Gedagtig het goede dat bij ain Frieslands Hogefchool<br />

hadt genoten, befprak onze Profesfor aan de.zelver Biblio­<br />

theek, 300 guldens tot aankoop van boeken. Hij heeft geene<br />

fchriften in druk nagelaten, dan alleen drie Dispuiten, en<br />

zijne Oratio inaiiguralis, de origine atque utilitate fitcionum Ju-<br />

ris, apud Romanos. Franeq. T714. fol. — . VRIEMOÜT, Athenl<br />

Frif. p. 758. feqq:<br />

BALCK (EVERHARD), Hoogleraar in' de regisgeleerd­<br />

heid te Harderwijk, is geboren te Deventer in 1590. Na de<br />

gewone letteroeffeningen der jeugd doorgeworfteld te heb­<br />

ben , bepaalde hij zig inzonderheid tot de beoeffening der<br />

r'egtsgeleerdheid , ten welken einde om daar in.kundig te<br />

Woiden, hij verfcheidene Hogefcholen bezógt, en de leslcn<br />

der voornaamfte Mannen in die wetenfehap bedreven, hoor­<br />

de; de laatfte, en die hij tot den eindpaal van zijnen loop<br />

uitgekozen hadt, was Bourges; hier verkreeg hij de doktorale'<br />

v. aar-


BALCK. (EVERHARD) 4J.<br />

hardigheid, en wierdt 'er wel dra tot Hoogleraar in'deregi<br />

ten aangefteld, welken post hij met veel roem waarnam tot het<br />

jaar 1625, toen de bezorgers van het Harderwijker. Hogefchool,<br />

hem iri dien zelvden post aan hun pas ontlokene Akademie be­<br />

nepen ; hij aanvaarde die' met genoegen, kweet 'er zig met<br />

alle vereiste'ijver en werkzaamheid van, en beantwoordde volv<br />

komen aan het vertrouwen van zijne MECENATEN. Dan de<br />

arbeidzame taak aan zijne bediening verknogt al te flaafagtig<br />

uitocffenende , zonder zig genoegzaam enige uitfpanning te.<br />

gunnen , was oirsaak, dat zijne gezondheid 'er grotelijks bij<br />

leed, en hij door een bederf in zijne vogten wierdt aangetast,<br />

waar van hij hoopte te zullen herftellen, met zijn gehoorte-<br />

lugt te Deventer te gaan ademen, voor welke plaats hij behal-<br />

ven dat nog een bijzondere betrekking hadt, doordien 'er zijne<br />

moeder woonde. Doch dit ingebeeld hulpmiddel was kragte-<br />

loos, zijn kwaal verergerde, en hij ftierf in de armen van zij­<br />

ne bedrukte mceder, den 2 maart 1628, nauwlijks 38 jaren<br />

bereikt hebbende. Zijn vroegtijdige dood was een treffend<br />

verlies voorde aankweekende geleerdheid van dien tijd, want<br />

EVERHARD BALCK was een doorkundig mensen; hij paarde bij<br />

een gelukkig geheugen, een fijn en fchrander oirdee], en ene<br />

diepdenkende kunde in vele wetenfehappen, inzonderheid in<br />

de regtsgeleerdheid, waar op hij zig voornaamlijk hadt toege-<br />

legt. H. HEYENDAAL een regtsgeleerde, aan hem bevriend,<br />

heeft een uitmuntend vers in het nederduits op zijnen dood<br />

gedigt, doch te. lang om hier te kunnen plaatzen. Onze. Pro­<br />

fesfor heeft enige latijnfe werken in druk uitgegeven, die eer ;<br />

aan zijne nagedagtenis doen, en waar van geen het minst ge-<br />

agtfte is: Ele$amm Juris Civilis Libr. II. in quibus varia Jut:<br />

Civ. loca, 6? quetstiones, noyiter erplicanpur, decidtmtur, trac- •<br />

' tantur. Harderovici., 1628. in L2°. JACOEUS ZEVECOTIÜS,<br />

voorheen Augustiner Monnik te Gent, doch toen ter tijd<br />

' Hoogleraar in de gefchiedenisfen en welfprekendheid te Har­<br />

derwijk, heeft dit werk door enige laüjnfe digtregels vereeu­<br />

wigt, die men W zijne uitgegevene Poëmata vindt, en ook<br />

ziin te lezen bij PAOL-OT, Mem. litter. Tom. XVIII. p. 435 £ C<br />

*<br />

— VAL.


45 BALBIAN. (JOSSE VAN) (KQRNELIS VAN)<br />

VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 2 X. REVII, Daventrtct<br />

ilhiftr. p. 673- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 629. WITTE, Diarium<br />

liogmph. ad ann. 1628. C. SAXI, Omm. liter. P. IV. pag. 325.<br />

BALBIAN (JOSSEVAN), Med. Doktor, is omftrcsks 155,<br />

te Aalst in Flaanderen geboren. Hij kreeg fmaak voor de ge-<br />

neeskonst, leide zig op de beoeffening van die wetenfchap toe,<br />

en wierdt te Padua tot Doktor daar in bevorderd; de beroer'<br />

ten die zijn vaderland ontrustten, en de vrees voor de gedtigte<br />

'vïeifchaar der Inquifitie, deden hem 't zelve verlaten, en el­<br />

ders ene veilige wijkplaats zoeken, daar hij zonder fcbroom be­<br />

lijdenis van den gereformeerden godsdienst konde doen wel­<br />

ken hij grotelijks toegedaan was. In 1597 begaf hij zig met<br />

'er woon naar Gouda, daar hij in 1616 is geftorvèn, zo als<br />

blijkt uit het volgende graffchrift, 't welk men ontmoet in de<br />

grote kerk van die ftad, en waar uit fchijnt te blijken, dat hij<br />

vrouw en kinderen heeft gehadt: Singulos dies, fmgulas vitas<br />

puta. JÜSTI A BALBIAN, Flandri Alostani, Philo-Chijmici, ejus-<br />

que hceredum fepulchnnn. Bit heri, ego hodie, tu cras. Obiit anno<br />

"MDCXVI. JOSSE BALBIAN heeft verfcheidene werkjes in 't la-<br />

tijn gefchreven en doen drukken , waar van verre we-* de<br />

meesten over den Steei der Wijzen en het goudmaken handelen,<br />

en die hoe ongerijmd ook van inhoud, nogthans bij de begun-<br />

ftigers en beoefenaars van die ingebeelde konst, grotelijks ge­<br />

acht worden. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 497. VAL.<br />

ANDR., Bibl. Belg. p. 598. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 783. Tx-<br />

MARETIS, Colleft. Monum. p. 239.<br />

BALBIAN (KORNELIS VAN), Med. Doktor, wierdt in de<br />

provintie van Flaanderen. geboren , en waarfchijnlijk uit de<br />

zelvde ftad en het zelvde gefiagt herkomftig als JOSSE. Hij gaf<br />

zig ook even als deze aan de beoeffening der Genees-en Scheij-<br />

kunde over, en bragt een gedeelte van zijn leven in Italië<br />

door, daar hij uitgaf: Iijpecchio della Chimia. Roma 1629. 12 0<br />

.<br />

• VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 143. FOPPENS, Bibl. Belg.<br />

P- 194.<br />

BAL-


BALDERIR. BALDEUS. BALDUINUS. '0<br />

BALDERIK, Bisfchop van Utrecht- 1 zoon van LODEWTX?<br />

JJEJI X. Graav van Kleef, en broeder van Graav BALDEWYN,<br />

volgde op Bisfchop RADEODUS in 917, en voerde vele uitmun­<br />

tende daden uit. Hij verdreef de Deenen, maakte de vesting<br />

van Utrecht groter, en vernieuwde de domkerk van St. Marter<br />

ongemeen pragtig. Hij was een man van diepzinnige geleerd­<br />

heid, onder wiens tugt en opzigt de kinders. van Keizer HEB?<br />

J5MK DEN I, te weten OTTO, HENDRIK en BRUNO onderwe­<br />

zen en opgevoed zijn. Lr 966 trok hij naar Italië om Keizer<br />

OTTO DEN I. te bezoeken, en verkreeg van hem de vrijheid<br />

om gouden en zilveren munt te flaan, als mede de bevestiging<br />

over de Kerk te Thiel in Gelderland. De bisfchoppelijke waar­<br />

digheid een tijdvak van 59 jaren bekleed hebbende, ftierf hij<br />

op den 27 december 977. — BEKA £f HEDA, Hift. Uitr. cum<br />

Béfw BUCHELII; in HEDAM, p. 75. Batav. Sacra, I. D. bl. 613.<br />

BALDEUS (PHILIPPUS), eerst Predikant op. Ceijlon, in<br />

dienst van de Nederlandfe Oostindife Maatfchappij, en nader,<br />

hand in het vaderland te rug gekeerd te Geervliet, gaf in 't jaar<br />

1672 uit, ene befchrijving van 't eiland Ceijlon, Malabar ejgi<br />

de kust van Kormandel; 't welk gevoegd bij de werken van<br />

]. DAPPER, J. NIEUWHOF en A. MONTANUS, ene befchrijving<br />

Van de meeste Oostindife gewesten, benevens die van Sijrien<br />

cn Palestina oplevert, gedrukt te Amfteldam gedurende liet<br />

tijdvak van de jaren 1670-1683, in XII delen in folio, met<br />

vele fraaije prenten verfiert.<br />

BALDUINUS, Bisfchop van Utrecht, was de opvolger van<br />

POLKMARUS. De vermaarde JAN VELDENAAR zegt in zijnen<br />

Fasckulus temporum van hem: fji toa£ een gïoricrcfé man ban<br />

groter ueucfjöcn/ enoc fioctfjgebcren / uiant grebe arncitt bie<br />

xix grebe ban eïctte bie toap oem ban fjcm tr\be tesaf, fnn ftifïcr<br />

foen / cnbc biffchou baltwréug toaö 5ijn ouDocm. Naaf het gods-<br />

dienftig gebruik van die tijden, was volgens het eenparig ge­<br />

tuigenis, BALDUINUS een man van bijzondere opmerkzaamheid,<br />

zonder valsheid of bedrog. Hij overleed in inejj 994, n a n<br />

°g<br />

géeit


ft BALDUINUS CE II. BALDUINUS. (FRANCBCUS><br />

geen volle vier Jaren cjen bisfchoppelijken zetel te hebben be»<br />

zeten BEKA fif HEDA, Hifi. Uit. cum notis Butaantii<br />

HEDAM, p. 9'i. •<br />

BALDUINUS DE II, Bisfchop v a n Utrecht, wierdt in rr7S<br />

met eenparigheid van ftemmen, als de opvolger van Gor*l<br />

VAART tot die waardigheid verheven. Hij was een Hollander<br />

van geboorte, zijnde een broeder van FLORIS DEN III Graav<br />

Van Holland, OTTO, Graav van Btmhtim en DIEDERIK Dom<br />

proost van Utrecht. Zijn roem beftond in de zagtmoe'digheid<br />

en kuisheid,die hem toegefchreven wordt; hij was zeer ftreng<br />

tegen rovers, ftraatfchenders en rebellen, die hij fcherp ver<br />

volgde, en allerwegen uit zijn Bisdom verdreef; ook voerde<br />

hij oorlog tegen GERARD en OTTO Graven van Gelder ter oir<br />

" zake van de Veluwe. Hij ftierf den ii april- l l g 6 a a n' e n e o n,<br />

verwagte ziekte, na dat hij het Bisdom r8 jaren beftierd hadt<br />

i Utfupra. p. 177-183.<br />

BALDUINUS (BENEDIKTUS), de zoon van een Schoen­<br />

maker, die m zijn jeugd insgelijks het zelvde handwerk heeft<br />

gedaan en omtrent >t jaar l 6 o o leefde, begaf zig later tot<br />

de beceffenmg der Godgeleerdheid en Philologie. Zijn vroeg-<br />

fte levensfond gedenkt hij, in een door hem uitgegeven boek­<br />

je, getijteld: Calceus antiquus g> mijfiicus. Paris 1615. Svo<br />

Van welk werkje mén berigt vindt bij FABRICIUS in Bihl—<br />

pha antiquaria, C. XVIII. (J. I 0. p. 573, 5 ? 4 sf<br />

Onom. liter. Pars IV. p. 114. '<br />

BALDUINUS (FRANCISCUS), Hoogleraar in de regtsge.<br />

eerdheid. Onder alle de voorname Mannen, die wij onzé<br />

lezers doen kennen, zal men 'er zeldzaam ja mooglijk geen<br />

één aantieffen, die op 's werelds fchouwburg meer wisfelingen<br />

heeft ondergaan, dan deze. Als Regtsgeleerde zal men hem<br />

mmmer van het pad der- deugd zien afdwalen; dan hoe groots '<br />

hoe verheven hij ook in dit vak der wetenfchappen uitblonk'<br />

zo veel te lager zonk hij ten aanzien van ene gepaste ftand-<br />

vastighe.d in het belangrijke ftuk van den godsdienst, en bragt<br />

daar door zijn zedelijk karakter in geen geringe minachting;<br />

te


BALDUINUS. (FRANCISCUS) •9<br />

te meer, daar geenzints zijn verftand, maar alleen tijdelijk be­<br />

lang, hem tot die wuftheid fcheen over te halen.<br />

BALDUINUS wierdt op den eerften dag des jaars 1520 gebo­<br />

ren te Arms, in 't graavfchap Artois, "t welk voorheen mede<br />

tot de Nederlanden behoorde, uit een aanzienlijk geflagt; bekle­<br />

dende zijn vader ANTHONY BALDUINUS (BAUDOUIN) , aldaar heC 1<br />

ambt van 'Fiskaal; zijne moeder HENDRIKA JOHANNA , was afkom-<br />

ftig uit het vermaarde geflagt der FOEESTEN. De jonge BALDUINUS<br />

nauwlijks lójaien oud, werdt naar Leuven gezonden, alwaar<br />

hij zig beijverde om de meeste wetenfehappen, inzonderheid<br />

de regtsgeleerdheid, onder het opzigt der voornaarnfte Hoog­<br />

leraren grondig te beoeffenen. Hoedanig hij hier in Haagde,<br />

bleek toen hij reeds in 1542 in't licht gaf: Leges Jufiiniani<br />

de re Rustica, met aanmerkingen, die hij twee jaren te voren<br />

te Parijs hadt bearbeid, BALDUINUS trok in 1543 ten tweden-<br />

male naar die ftad. Hij drong zig hier in de gunst en vriend-<br />

fchap van L. BAIF , KAREL DU MOULIN en CUJACIUS , en nam<br />

zijn intrek bij DU MOULIN. Aldaar betoonde hij reeds enigen af­<br />

keer voor den roomfen godsdienst, en het duurde niet lang, of<br />

hij gaf daar opentiijk blijken van; want nog in dat zelvde jaar<br />

ondernam hij ene reize naar Geneve, en leidq aldaar belijdenis<br />

van de leer van CALVYN af. In 1545, kwam hij over Straats*<br />

lurg, na aldaar een mondgefprek met MARTINUS BÜCERUS ge­<br />

houden te hebben, te Parijs te rug, begevende zig aldaar we­<br />

der tot de roomfe Kerk. Ook nodigde hij door een Program-<br />

ma, onder den tijtel: Pmfata de Jure Cirili, de Studenten<br />

ter aanhoring van zijne voorlezingen, en bragt in 1546, de<br />

fchone verhandelingen over de Injlituten van JUSTINIAAN to<br />

voorfchijn. Zijne wufte onberadenheid, dreef hem ten tweden-<br />

male naar Geneve, en wel tot CALVYN , die hem met alle gul­<br />

heid en de toegenegenheid enes vaders ontving, gunnende hem<br />

zijn huis en tafel, doordien hij voorgaf zijne leerflellingen op<br />

nieuw te willen omhelzen. Hier door ontging hem het ambt<br />

van Hoogleraar te Grenoble, dat hem toegedagt v/as. Hij keer­<br />

de vervolgens te rug naar Parijs, verborg zijne herhaalde ver­<br />

andering van godsdienst, en begaf zig met ongemene vlijt tot'<br />

II. DEEL. D het


S* BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />

het leraren en fchrijven. In i 5 4 8 , deedt hij zijne Commentarien<br />

over de voornaamfte Jufiiniaanfe Novellen, te Lion drukken,<br />

In dat zelvde jaar leide FRANCISOUS DUARENUS zijn profesfo-<br />

raat te Bourges neder, om het ambt van Advokaat te Parijs-<br />

te aanvaarden; deze een goed vriend van hem zijnde, wist<br />

bij de Regering van Bourges te bewerken, dat BALDUINUS in<br />

zijne plaats werdt aangefteld. Dan de vriendfehap tusfen deze<br />

twee grote Mannen, duurde niet lang, maar verwisfelde wel<br />

haast in enen onverzoenlijken haat; want EGUINARIUS BARA de<br />

ambtgenoot van BALDUINUS, met wien DUARENUS zig niet had<br />

L-rmen verdragen, en inzonderheid om die reden Bourges hadt<br />

verlaten, kwam in het jaar 1550 te flerven. DUARENUS wist<br />

2!g dooi; zijne vrienden dien post te verzorgen, met een aan­<br />

zienlijke wedde, verre die van BALDUINUS te boven gaande;<br />

rdt gaf aanleiding niet alleen tot onaangenaamheden, maar<br />

veroirzaakte zelvs zodanig verregaande twist, dat de Studenten<br />

partij kozen, en het tot dadelijkheden overfloeg. De Regering<br />

van Bourges fcheen, door fcherpe verwijtingen-, BALDUINUS als<br />

den bewerker hiér van te befchouwen. Wat hier ook van<br />

mag zijn, zeker is het, dat hem het verbliif te Bowes on­<br />

draaglijk werdt, en hij zonder iemand vaarwel te zeggen, in<br />

1.555 van daar vertrok. Gedurende deze twisten, trad hij in<br />

H huwelijk met KATAEINA BITON, weduwe van PHILIPPUS LAB-<br />

BEUS, een agter-kleinzoon van den geleerden Jefuit van dien<br />

zelvden naam; hier verwekte hij maar ene dogter bij, welke<br />

te Heidelherg geboren, en tweemalen gehuwd is geweest.<br />

Hij begaf zig naar Geneve, en nam zijn toevlugt weder tot<br />

CALVYN, die geen reden hadt om hem vriendelijk te ontvan­<br />

gen; bij wist egter op nieuw zijne genegenheid te winnen,<br />

met zig ten derdenmale in 't openbaar tot de Hervormden te<br />

begeven. Van Geneve trok hij naar Tubingen, ter verkrijging<br />

van den post-als Hoogleraar, die door KAREL DU MOULIN aldaar<br />

zedert enigen tijd bekleed was; dan de onophoudelijke klagten<br />

zijner mededingers, ja zelvs naderhand die van zijne ambtge-<br />

roten, hoofdzaaklijk befTaande, dat hij zijne regtsgeleerde Ies-<br />

fêlï met ie veel theologie vermengde, maakten zo veel gerugt<br />

ten


BALDUINUS. fFRANCISCUS) JQ<br />

ten ziinea r.odele, dat hij genoodzaakt wierdt ten einde on-<br />

aangeiraamhedfa. te ontgaan, van die bediening vrijwilligen<br />

afftand te doen, fohoon de Hertog van Wurtemberg die hem<br />

gunftig was en zijne vcrdienften kende, hem gaarne wilde behouden;<br />

doch BALDUINUS onbuigzaam, wilde na geen stoor-<br />

flagen van bemiddeling, luisteren. Op raad van CALVYN nam<br />

hij toen op zeer voordelige voorwaarden, het ambt van Hoog­<br />

leraar op het doorlugtig (obool van Straatsburg aan; dit Gijm-<br />

Xiafium in 1566 tot ene Hogefchool bevorderd, deedt hij aldaar<br />

een openbare redevoering over de Burgerlijke Regten, en liet<br />

dezelve in druk uitgaan; geen geringe trekken bragt hij daar<br />

in te berde, tegens DUARENUS, hem affchilderende als den<br />

fchijnheiligften aller ftervelingen, die de jeugd door ondeu­<br />

gende leerftellingen tragtte te verleiden, om die reden de<br />

Duitfers aanradende, hunne kinderen niet naar Frankrijk tc<br />

aenden. Dan DUARENUS bleef hem niets fchuldig, want<br />

twee brieven die hij in druk uitgaf, den enen aan CALVYN en<br />

den ander aan F. HOTTMANKUS gerigt, waren met de gevoe-<br />

ligfte uitdrukkingen vervuld, ja van den laatften zou men ge­<br />

bruik hebben kunnen maken, om een naamregister van fcheld.<br />

woorden famen te fielten. Doch BALDUINUS gaf geen kamp;<br />

in 155Ö, liet hij te Straatsburg een zogenaamd Christelijk antwoord<br />

drukken, waar in hij nog fterker fchold en raasde, dan DUA-<br />

RENUS gedaan hadt. In dat zelvde jaar wierdt HOTTMAN zijn<br />

ambtgenoot, welke tot dien tijd toe te Laufanne, defraaije lette­<br />

ren onderwezen hadt. BALDUINUS hadt veel tot die beroeping<br />

toegebragt ; doch het gevolg beantwoordde in geenen dele<br />

aan de verwagting die hij 'er zig van hadt voorgeteld;^ want<br />

HOTTMAN werdt voor hem een twede DUARENUS, dat is zijn<br />

volflagen vijand; en om den eerften wraak te verfchalFen, nam<br />

de twede alle mooglijke middelen te baat, om hem te kwel­<br />

len. Bij dit verdriet, kwam nog een ongemene duurte van<br />

levensmiddelen te Straatsburg; 't welk alles famengenomen,<br />

BALDUINUS deedt befluiten, een ander verblijf te zoeken; en<br />

hier toe deedt zig gemakkelijk ene gelegenheid op. De Keur-<br />

paltfife Kanfelier MINKWIS en nog twee voorname Hofraden,<br />

D z<br />

w a<br />

*


fS BALDUINUS. (FRANCISCUS;<br />

waren zijne vrienden; deze hadden hem reeds in den unnng<br />

van X55ó geraden, vóór zijn ambt te Straatsburg te bedan­<br />

ken, en een dergelijk op het Hogefchool te Heidelberg te aan­<br />

vaarden , waar toe zij zig fterk maakten hem zulks te bezorgen t<br />

zo zeer hij in den beginne daar over weifelde, zo min zwa­<br />

righeid vondt hij 'er nu in om het aan te nemen; hij trok das<br />

ifi 1557 derwaarts, wierdt van Gereformeerd een Lutheraan,<br />

bragt zijne ledige uren Set fchrijven door, en leefde verge­<br />

noegd; welk genoegen trapswijze vermeerderde, door de komst<br />

zijner huisvrouw, die hij in Frankrijk hadt agtergelaten , ea<br />

door de verkrijging van zijne bibliotheek, waar van hem 't ge­<br />

bruik tot hier toe geweigerd was; voeg hier nog bij, de eer<br />

riiö hij genoot, van in dat zelvde jaar de vergadering te Frank,<br />

fifi bij te wonen, welke door middel van den Keurvorst van<br />

de Paltz, OTTO HENDRIK, was bewerkt, ten eindo door de<br />

bijeenkomst van enige Duitfe Vorften, een einde aan den lang,<br />

durigen twist te maken, tusfen de huizen van Hesfen en Nas,<br />

fa, over de Katzenelleboogfe erfopvolging; door zijn' cirdeel-<br />

kundige raadgevingen, bragt hij veel toe, om dat hatelijke ge,<br />

ühil te beflisfen, en tot genoegen van beide partijen ten dm-<br />

cie te brengen, Het was ook'op deze vergadering, dat BAL-<br />

.CÜÜïuS kennis maakte, met den beroemden, en dcor zijne<br />

fchriften alom bekenden JACOBUS OMMULIUS; en dat teffens<br />

•de grond gelegd wierdt van die vertrouwelijke vriendfehap,<br />

welke zedeit tusfen hem en den roomfen Geestelijken KASSAN'<br />

DER plaats heeft gevonden, wiens gemeenzame onderhoudin­<br />

gen hem een verregaande onverfchilligheid voor de Protes­<br />

tanten inboezemden; waar van egter eigenbelang, naar alle<br />

Waarfchijnlijkheid, het beweegrad was; want op dien tijd hadt<br />

Hertog WILLEM reeds op 't oog, om te Duisburg een Hoge-<br />

ichool op te rigten , alwaar KASSANDER den post van eerften<br />

Hoogleraar zoude vervullen, en BALDUINUS ongetwijfeld ook<br />

iiiet zoude vergeten worden; doch het gantfe werk blee," in<br />

de geboorte fteken. Hoe vergenoegd hij nu ook te Heidelberg<br />

gedurende enigen tijd leefde, bewerkte egter zijne onverzade-<br />

iykc zugt tot verandering, zonder 'cr enige fchijnbare reden,<br />

voor


BAJLDU1NU5. (PRANCIS-CüS) , |j<br />

. voor te hebben , dat hem daar alles tot een last wfevdj.<br />

Verblind door fiche nerende voortützigten, deedt hij zig in<br />

1561 , onder voorwendzel van dringende noodzaaklijkhsid f<br />

naar Frankrijk nodigen, en zeide de zekere plaats te Meidel-<br />

lerg vaarwel, om aldaar een hoger doch onzekerder trap van<br />

eer te beklimmen. Zijn eerfle bedrijf in Frankrijk komende,<br />

was al wederom van godsdienst te verwisfeien, en van pro­<br />

testant wieidt hij nu op nieuw roomsgezind; want hij begreep<br />

wel, dat anderzints de weg tot fortuiii voor hem zoude geflc*-<br />

ten zijn. In dezen tijd werdt het ontwerp gevormt, om site 4?<br />

Roamft en protestantfe hoofden onder een hoed te brengent<br />

men wierp de ogen op KASSANDER, om zulks te bewerkite'digei?;<br />

dan deze die liever een anderen, dan zig zei ven dezen l89t<br />

op den hals gefchoven zag, prees BALDUINUS als den bekwsam-<br />

ften hier toe aan; ook nam 'er de Koning van Navttrre genoe­<br />

gen in, en deed BALDUINUS bij zig komen, om, na eiiig? ge­<br />

maakte ontwerpen, ene reize door het Duitfe rijk te. doen,<br />

waar toe de Koning hem 100 gouden kroonen fchoot, voor.<br />

ziende hem teffens van een onderrigtfchrift, waar naar hij mef<br />

goedvinden van KASSANDER, den vrede der Kerke moest zien te<br />

bewerken. Intusfen dat BALDUINUS zig tot deze reize bereid'<br />

de, werdt op bevel van den Kardinaal van Lotharingen F<br />

HEL, Hertog van Guife, te Poisfij ene Kerkvergadering be-.<br />

legd, waar bij zo wel Protestantfe als Roomfe Godgeleerden te­<br />

genwoordig waren. BALDUINUS fchoon afwezend, toonde zig<br />

egter , niet onverfchillig daar omtrent, 's Mans pogingen<br />

hadden bijzonder ten oogmerke, om de Gereformeerden geen<br />

voordeel uit die vergadering te doen trekken, indien het hem<br />

K«'<br />

al nietmooglijk geweest ware, hen onder elkander verdeeld w<br />

piaken; het gelukte hem ook die vergadering vrugtloos te doen<br />

fcheidem Bij zijne terugkomst uit Duitsland, bragt hij £we-i<br />

voorhagen van vergelijking mot zig; doch om die van gee.r<br />

vrugtte doen zijn, kwam'hij niet eerder, dan toen de gezegd»,<br />

vergadering reeds uit een was gegaan; want niets ging h#ï<br />

jninder ter harte, dan die bedoelde vereniging;'doordien tóen<br />

•Biet zekerheid gemeld vindt, dat het hem niet aan de» ÏVÜ<br />

p 3 ont-


54 BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />

ontbroken heeft, om den Koning van Navarre den godsdienst<br />

der Hervormden zo hatelijk af te fchilderen , als dien der Room<br />

fen in een gimftig daglicht te (lellen. Voor deze en andere<br />

gedane dienden, verwagtte hij van de roomfe Vorften, ja zelvs<br />

van het Opperhoofd der Kerke, grote beloningen, en verbeeld­<br />

de zig, het geluk reeds agierhaald en gegrepen te hebben. Dan<br />

ook in deze hoop vondt hij zig bedrogen; want de Bisftbop<br />

van raknee, JAN VAN MONTLUC, die hem voor zijn vertrek<br />

uit Duitsland, de belofte van een zeer voordelig Profesforaat<br />

te Valence gedaan hadt, was de eerfte dien hij ten enemalen<br />

van gedagten veranderd vondt. Na vele andere tegenftribbe-<br />

hngen ondergaan te hebben, moest hij zig ten laatften geluk-<br />

k.g rekenen, dat KAREL VAN BOURBON, natuurlijke zoon des<br />

Konings, op ene fobere bezolding, a a n zijn beftuur werdt toe-<br />

vertrouwd. Ook geraakte BALDUINUS in dezen tijd, in een zeer<br />

hevigen twist met CALVYN en S. CRISPYN, waar van zijne<br />

fchriften de duidelijkfte bewijzen opleveren; dan ook niet»<br />

genftaande deze moeilijkheid, begaf hij zig met zijnen leerling<br />

m 1562, naar Italië, ter bijwoning van de Kerkvergadering te<br />

Traite, 't welk men ook als het voornaamfte oogmerk zijner<br />

reize houdt; doch hier bij vondt hij wederom een verkeerde<br />

rekening, veroirzaakt door den dood van den Koning van Na,<br />

varre, die in de maand november van dat zelvde jaar over­<br />

leed aan ene gevaarlijke wonde, die hij in de belegering van<br />

Rouaan bekomen hadt. Daar was dus niets anders voor BAL­<br />

DUINUS op, dan langs den naasten weg fpoedig naar Parijs te<br />

keren, alwaar hij bij zijne komst, zijne meubelen en boeken<br />

gants niet in dien ftaat vondt, als hij wel gewenst hadt. In<br />

de beroerten door den binnenlandfen krijg veroirzaakt, was al-<br />

les deerlijk verftrooid geraakt, en hij behoefde niet zeer fcherp-<br />

ztonrg te zijn, om te bemerken, dat hij aldaar weinig vrien­<br />

den hadt; ten minften niemand, die gedurende zijn afwezen,<br />

enige acht op zijné goederen geflagen hadt. \<br />

Daar het hem in Frankrijk geheel niet fcheen te willen ge­<br />

lukken, en de onzekerheid wam- in hij zig be vondt, hem da­<br />

gelijks met'fiienwe gevaren dreigde, dagt hij best het oog-naai 1


BALDUINUS. (FRANCISCLS) '5<br />

tün vaderland te flaan, en daar te rug te keren; doch de matigheid<br />

was, dat, zo dra de Regering de partij der Hervin­<br />

den hadt. gekozen, hij daar uit gebannen was. Overbodig sya<br />

het zijn, hier te verhalen, hoe gruwzaam en beestagtig da<br />

Spanjaarden met die genen handelden, die zig gewetenshal ven<br />

verpligt hielden, van godsdienst te veranderen. Het griefde M<br />

Staten des Lands deerlijk, dagelijks onfchuldige flagtoffers. naaï<br />

het moordfchavottezien flepen, en zij zog.en hierom met allen<br />

ijver de verzagting van'sKonings plakaten te bewerken, hmm<br />

uiterfte pogingen aanwendende om een middenweg, öf chris­<br />

telijke verdraagzaamheid, tusfen de Roomfen én Protestanten uit<br />

te denken. KASSANDER, óp wien men het oog geflagön hadt<br />

om zulks te bevorderen, behaagde egter aan de meesten met,<br />

om zijn ruw en verwaand karakter. Graav WILLEM LODE-<br />

WYK van Nasfau, herinnerde zig ter dezer gelegenheid, onzen<br />

BALDUINUS, dien hij te Straatsburg had horen leraren, en te<br />

Heide'berg beter van nabij leren kennen; ook waren zijn' broe­<br />

der WILLEM DE I, en andere Groten, als de Aartsbisfchop<br />

van Kamerijk en MAXIMILIAAN VAN BERGEN, niet tegen hem;<br />

want BALDUINUS bezat, behalven zijne geleerdheid, al wat<br />

in een volkomen Hoveling vereischt wordt; en dus darten zrj<br />

hem in ftaat, die gewigtige zaak tot een gewenscht einde te<br />

kunnen brengen. Ter bevordering dan van dat heilzaam oog­<br />

merk, werdt hij ontboden, het zij om alleen of wel met me­<br />

dewerking van KASSANDER de hand aan den ploeg te flaan; en<br />

hiettegenftaande het opgemelde banvonnis tegens hem uitge-<br />

fproken, werdt hij in 't jaar 15Ö4 * door den Prins VAN ORAN­<br />

JE en andere Groten, buitengemeen gunilig ontvangen, en met<br />

gefchenken overladen; ook verzekerden hem alle de Edelen,<br />

dat zij hem het ambt van Hoogleraar te Doitai of te Leuven<br />

zouden bezorgen.<br />

BALDUINUS dien het nimmer aan woorden ontbrak, verhief<br />

hemelsbreedte zijne daden. Hij aanvaardde zijnen arbeid mei<br />

het zamenftellen van het zo beroemde en alom bekende fmeek-<br />

Jchrift aan den Koning. Ook bevondt hij zig bij de onverge­<br />

noegde Edelen, toen die bezig waren met het niet minder bc-<br />

£> 4<br />

r u e


pö BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />

rugtefmeeychrift, weik daar na aan de Hertoginne MARLET<br />

VAN PARMA, werdt overgegeven, op te flelien, en 't welk<br />

op den 3 april 1555 getekend wierdt. In het volgende jaar<br />

kwam dö tijran ALVA te Brüsfiï, en deedt kort daar op de<br />

Graven EGMOND en HOORN gevangen nemen. BALDUINUS die<br />

mtusfen wederom te Parijs geweest, en op aandrang van-<br />

Graav WILLEM LODEWYK, ter verkrijging van het ambt te<br />

Douaz in allerijl naar Brusfel gereisd was, maakte zijne op-<br />

wagtmg bij den Hertog. Het zal mooglrjk vreemd voorko­<br />

men, dat gen man die toen een aanhangeltng van ORANJE<br />

was, waar van ALVA niet onbewust konde zijn, door hem<br />

gunftig ontvangen wierdt; doch deze verwondering zal ras<br />

verdwijnen, wanneer men zig herinnert, dat hij een regtfcha-<br />

pen Hoveling was, en zig zijn gantfche karakter voorftelle<br />

als dat van iemand, die korrflig de huik naar den wind wist<br />

te hangen. Hoe het ook zij, het fchijnt egter door zijn vol­<br />

gend gedrag, dat liij den Hertog weinig betrouwde; want hij<br />

verzogt hem om verlof, zijne vrouw en boeken van Parijs.<br />

te mogen halen; doch eens daar zijnde, vergat hij naar den<br />

bloeddorftigen landvoogd te rug te keren. Hij hieldt zig nu<br />

te Parijs bezig, met het houden van voorlezingen over deP««-<br />

dektsn, die met algemene toejuiching aangehoord werden; ja<br />

GAUCHIER DE ST. MARTHE getuigd, in zijn lofredenen op ver-<br />

maarden Rcgtsgeleerden, dat zig onder zijne hoorders,<br />

de voornaamfte Raadsheren en Krijgslieden bevonden.<br />

In 1568, wist bij de Regering van Befanpn te overreden,<br />

om een Hogefchool in hare ftad te ftigten, en zij bei iepen<br />

hem tot Hoogleraar in de regten; doch nauwelijks'hadt hij zig<br />

daar ter neder gezet, of hij wierdt gewaar dat Keizer MAXI-<br />

MILIAAN DE II, aldaar geen Hoogleraar in dc regten wilde<br />

dulden; zulks fchrikte hem af, om enige lesfen televen, en<br />

welke dringende aanzoeken men hem ook daar toe deedt ver<br />

.weigerde hij het volftandig, met te zeggen: „ het rTaat , a n<br />

„ geen uitlegger der wetten vrij, de bevelen te overtreden<br />

„ van hem, die wetten geeft." Zijne bedoelingen hier dus<br />

ook verijdelt ziende, keerde bij zonder lang beraad naar Parijs<br />

te


BALDUINUS. (FBANCISCUS) 57<br />

* rug, en wierdt eindelijk na zo vele omzwervingen, dien<br />

woeligén levenftandmoede, en zugtte naar een beftenéige rus*<br />

plaatze; hier toe bood zig ook wel dra de gelegenheid aan;<br />

want hij wierdt op aanbeveling van den Kanfelier des Heitcgs<br />

VAN ANJOU, in 1569 door dien vorst, tot Hoogleraar in de reg­<br />

ten te yfogmaangefteld, en bovendien benevens PIETERAY-<br />

RAULT, tot des Hertogs Raad benoemd.<br />

Dan ook hier , bereikte hij zijn doelwit niet; want voor dat<br />

vier jaren verlopen waren, werdt hij in 1573- tot Hoogleraar<br />

in de regten te Parijs beroepen; welken post hij gretig aan­<br />

vaardde, en tegenswoordig was bij de luisterrijke pragt die<br />

bij de plegtige inhaling der Poolfe Gezanten ten toon gefpreid<br />

wierdt, ter gelegenheid, dat zij den Hertog VAN AKJCU kwa­<br />

men verwittigen, dat hij op den 16 meij tot Koning van Po-<br />

tot was verkozen. Men verbeelde zig niet, dat BALDUINUS<br />

flegts een bloot aanfehouwer van deze plegtigheid was, verre<br />

van daar, hij (j-eelde J<br />

er ene hoofdrol, want zijne redevoering<br />

aan een dier Gezanten, met name Jon. SARIÜS Z/.MOSKY, daar<br />

hij groten lof mede behaalde, ftrekt tot een be .vijs van het te­<br />

gendeel. In verfcheidene gefprekken met de Poolfe Edellie­<br />

den , onderrigte hij hen, welke verbeteringen voor de Hoge-<br />

fcho'ol teKrakau noodzaaklek vereischt wierden , zou zij ir, bloei<br />

geraken; en tot een der gefcbüafte middelen , prees hij daar toe<br />

aan ene handleiding, hoedanig de beoerlening der regtsgelcerd-<br />

heid moest beftierd worden; fchenkende hen ten dien einde,<br />

enige zijner redevoeringen en lesfen, die hij te Bourges voor­<br />

heen gehouden hadt. De Poolfe Gezanten deden hun uiterfte<br />

best, hem over te halen, met hun naar Krakau te vertrekken;<br />

ook 'was BALDUINUS hier niet vreemd van, en zon zig daar toe<br />

hebben laten bewegen, ware de dood niet tusfen beiden<br />

gekomen, die alle de grote ontwerpen verijdelde, welke hij<br />

reeds tot die reize gefmeed hadt. Hij wierdt door een aan­<br />

houdende koorts aangetast , die hem fpoedig ten grave ücepte;<br />

en hij overleed in tegenwoordigheid van zijne huisvrouw<br />

en dogter, benevens den beroemden Jefuit MALDdKATj den<br />

11 november i


55 BALDUINUS. (FRANCISCUS)<br />

ras te Parijs. PAFIRIUS MASTOS droeg zorg dat BALDUINUS ia<br />

het klooster der Mathurinen wierdt begraven, en dat dit zonderlinge-graffchrift<br />

op dezark'die hem bedekte, wierdt geplaatst:<br />

CUJACI? BALDUINUS hicjacet; hoe team reputa, & vale!<br />

Mortuis vóbis, Jurisprudentiam cerripiet gravis fopbr. FRANCIScus<br />

BALDUINUS J. C. obiit anno etatis LUI. n Kovembris a,<br />

partu Virginis M.D.LXXIII. PAPYJUUS MASSÓNUS Balduim Lditor<br />

pos.<br />

Zie daar lezer, de gewigtigfte levenstrekken een's mans


BALDUINUS. (FRANCISCUS) 59<br />

hebben fommigen hem den naam van ECOBILIUS gegeven, een<br />

ouden Sophist, die om voordeelshalven onder KOKSTANTYN<br />

een ijverig Christen, en onder JULIAAN de roekelooste Afgo­<br />

dendienaar was, en na diens dood, weder een der grootfte vx>r-<br />

ftanders van het Christendom werdt. Dan BALDUINUS verwisfeit<br />

fchielijk in een bevalliger gedaante, wanneer men hern als<br />

Geleerde befchouwt; want dan vertoont hij zig als een Man,<br />

die met behulp der griekfe en lat'tjnfe talen benevens de gron­<br />

dige kennis der oudheden, een der voortreffeüjkfte uitleggers<br />

van het Roomfe Wetboek was, en met den zelvden glans in<br />

het verklaren der Burgerlijke Regten en Kerkelijke Gefchiedé-<br />

nis praalde. In een woord, zo lang 'er zugt voor ware ge­<br />

leerdheid zal zijn, zullen de febriften van BALDUINUS als al-<br />

toosdurende gedenktekenen van zijn te regt verkregenen roem,<br />

in eerbiedige aandenking blijven. Men vindt ene optelling<br />

van zijne veelvuldige uitgegevene werken, onder andeien, in<br />

de Jurisprudentia Romana &f Attka, cum pivfat. J. G. HEINEC-<br />

cn Tom. I. p- 2-26. Ook bij PAQUOT, Hifi. litter. Tom.<br />

lil. p. 71-99- i PAPIR. MASSONUS , Elog. Part. II. p.<br />

255-263. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 221. FR. SWEERTII,<br />

Athen. Belg. p. 239, 240. J^F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 281-'<br />

284. CoNKiNfiius, ad Scec. XVI. c. III. p. 155-<br />

t w n<br />

'-Mis<br />

KRANTZII. TOB. MAGIRUS , voc. FR. BALDUINUS , JCtvs. POPE<br />

BLOUNT, p. 708-709. MORHOF., Polytifi. pratt. Tom. II. p.<br />

571. Jo. MOLLERI, Homonijmoscap. p. 650. CRENII, Animadv.<br />

Philolog. Part. VIII. p. Wfr 118. Jo. FABRICH, Hifi. Biblist.<br />

Part. I. p. 175- PETR. BURMANNUS, fenior, ad Sijllog. Epifi.<br />

Tom. II. p. 241-<br />

C a t a L<br />

BUNAV. Tom. I. vol. II. p. 1057.<br />

Jon. FRID. JUGLERI, SSeytragc lm 3ftt(Nifftf ïSiegtctytytf,<br />

Tom. H. p- 41-78. SCEVOL. SAMMARTHAN. II. Ekgior. p.<br />

107-109. B. G. STRUVIUS, in Thefaitr. var. Erudit. S. Biblio-<br />

theca antiiua. An. 1705- P- 382-386. 526-532. C. SAXI, O-<br />

nam. literar. Pars III. p. 239, 240. Analeü. p. 630. D. CLE­<br />

MENT, Eiblioth. curieufe, Tom. II. p. 368. JONA WILLEM TE<br />

WAT2R, Verbond der Edelen , li D. bl. tifltkfö<br />

BAL-


Éo BALDUINUS. (PASCHAS.) BALEN. (HENDRIK VASy<br />

BALDUINUS (PASCHASIUS) , bekleed Je in" 1553 de<br />

waardighe.d van Prior te Pakmpkin, een klooster gelegen tus­<br />

fen Rljsjel en Douai; en was een-gelee d man, die ver uitge.<br />

ftrekte kundigheden bezat, zeer ervaren was in de latijnfe,<br />

giiekfe en hebreu wfe talen, de welfprekéndheid, oudheden'<br />

mathefis enz., en geboren fcheen om aan anderen den fmaak tot<br />

tvetenfehappen en godsvrugt in te boezemen. Hij muntte in-<br />

zon eheid uit door zijne zagtaartigheid, zijn geduld en inge-<br />

togenhe d. Mij fchieef de volgende, werkjes: Epift. de Hebrceu<br />

Gsm • arum nominibus ac viribus. De Ponderibus £f Mevfuns. Dt<br />

Caendarii reformatione. Monumenta Chronicon PhanopU<br />

nmjh ap. BUZELINUM,• Gtdlo-FL p. 138. FOPPENS, Eiblioth. Belg,<br />

p. 933. PAQUOT, Memoires litter/Tom. II. p. 391, 392.<br />

BALEN (HENDRIK VAN-), Konstfchüder, is volgens het<br />

getuigenis van KAREL VAN MANDER, een leerling van ADAM<br />

VAN OÖRT geweest. Wat zijne fchilderwijze betreft , draagt<br />

*8 t S^'ftig getuigenis weg, dat zij zo ten aanzien van or­<br />

donnantie, tekening als fchikiertrant, deugdzaam goed is, zo<br />

dat zijne Hukken wel in de reije van de konftigfte meesters ene<br />

p'aats verdienen; en, in 't bijzonder moet.men 'er van getui­<br />

gen, dat hij zijne naakten zo fchoon, zo poezel van omtrek,<br />

en zo rond en kragtig heeft uitgevoerd, dat bijna' alle andere<br />

konst daar bij afvalt. Onder vele van zijne grote fchildei wer­<br />

ken , munt inzenderheid uit, de Afbeelding der zondige/wereld,<br />

ten tijde van den Boetpiedi-ker No ACH; het dorjlige'' Israël \<br />

drinkende van 't water dat uit de fteemots ontfpringt; nog<br />

een ftuk daar FARAO in het rode meir verdrin: t. Een klein<br />

ftukje van hem op koper gefchildert, verdient als een kenstja»<br />

weel befchouwt te worden; het beeld 't oirdeel van PARIS af<br />

lijnde de drie Godinnen, inzonderheid VENUS die zig- van ag-<br />

teren met hare poezelige billen laat zien , zo rond, kragtig en<br />

uitvoerig gefchilderd, dat ze buiten het tafereel febijnen uit<br />

te fteken; de grond waar op zij ftaan, is met gras, kruid­<br />

jes, en voorts het gehele landfehap, uitvoerig en konftig door<br />

den FiUwedm BREUGEL gefchildert,<br />

On-


BALEN. (MATHYS) $i<br />

Onze HENDRIK VAN BALEN, heeft een zoon nagelaten, Jo-<br />

KANNES genaamd, in 1611 te Antw rpen geboren, waar van<br />

K. DE BIE, op bh 120 zegt: hij heef; de konst hij zfn berugts<br />

vader HENDRIK VAN BALEN geleert. Nadeihand is JOHANNES<br />

naar Italië gereisd, heeft aldaar de konst voortgezet, en door<br />

gijn ijver en naarftigheid, nog gedurende het leven van zijnen<br />

vader groten roem verworven, waar op dit vers flaat:<br />

PYTHAGQRAS tijran van Lemnos heeft gefchreven :<br />

Als 't lighaam fteift, de ziel tot flegte of beter iTant<br />

Verhuist. Wie twijfelt aan dit oude leerftuk, want<br />

De .^eest van HENRIK leeft in JAN, bij 's vaders leven.<br />

JAN leefde nog in 1661, en woonde toen te Antwerpen, doch<br />

zijn vader was op dien tijd reeds overleden. — K. v. MAN­<br />

DER, Leven der Schilders, II. D. bl. 17S. A. HOUBRAKEN,<br />

Schouwburg, I. D. bl. 81,<br />

BALEN (MATHYS), herkomftig uit een voornaam geflagt<br />

te Dordrecht, afftammende van MARIA BALEN, die benevens<br />

bare egtgenoot MATTHIAS AALBERTS, in 1557 het weeshuis te<br />

Gorkum heeft geftigt, werdt op den 1 october 1611 geboien,<br />

uit JAN BALEN en ELISABETH BOKSTAAL zijn eerfte vrouw,<br />

welke uit een aanzienlijke familie van Gent herkomftig was,<br />

en den 1 februarij 1620 overleed. MATHYS heeft diie vrou­<br />

wen gehadt, de eerfte KRISTINA VAN DEN TAK, huwde hij den<br />

19 jünij 1632, deze ftierf den 18 october 1642, nalatende<br />

een zoon en twee dogters; met de twede MARTINA SAVARX<br />

trad hij in den egt den 17 april 1644, en deze ftierf den<br />

•?o october 1652, na hem een zoon en drie dogters gebaard<br />

ie hebben; de derde was ELISABETH VAN RVNBERK , hier trouw­<br />

de hij mede den 21 december 1653, en heeft bij haar geen<br />

kinderen verwekt. Onze BALEN lei zig inzonderheid uit op<br />

de beoeffening van zijne moederspraak, en maakte versfea<br />

welke in dien tijd gefmaakt wierden; dan zijne voornaamUe<br />

letteroefening beftond, om de oudheden en de gefchiedenis<br />

van zijn vaderftad nauwkeurig op te fpoien, waar toe hij<br />

gee-


& MLEN. (MATHYS)- ««<br />

geenen aanhoudenden arbeid noch vlijt fpaarde, ook wierdt<br />

hem zeer gunitig door de Regering toegang tot de ftads archi-<br />

ven verleend; de vrugten die wij van 's Mans letterarbeid<br />

hebben, beitaan in de V$cftfyjjbi\W ter „Sta* ©oJÖwtSt/ bcr=<br />

tattente baar begin/ ounonrev tamemms cn tetteren fïant<br />

nij./ i(567 in 4to., en verfiert met vele fraaije platen. Dit<br />

werk benevens deszeivs maker, is door de pen van de verfian-<br />

dige Juffer MARGARETHA GODEWYK, met de volgende latijnfe.<br />

digtregels vereert :<br />

Qui Patrimn fervat meru.it geftare Coronam,<br />

BALEN quid meniit? qui Patrimn aedificaU<br />

Delirium Dordrechta tuum, laus prima Camoenae %<br />

Is prelium Famae non morientis habet.<br />

Het is ook waar, dat deze befchrijving alleruitmuntendst is-,<br />

en dat de Schrijver, met voorbijgaan van zaken, welke niet<br />

tot zijn onderwerp behoren, 'er alles in bevat, wat men in<br />

de befchrijving van ene ftad kan verlangen. Hoe veel nut hij<br />

daar mede gedaan, en te gelijk zijnen naam vereeuwigd heeft,<br />

is den Nederlandtren ten overvloede bekend, uit den inhoud<br />

van 't Boek zelve, dat onmisbaar is voor iemand, die de va-<br />

derlandfe gefchiedenisfen beoeffent, doch bezwaarlijk en niet<br />

dan voor een hogen prijs is te bekomen. De war? tijd van<br />

zijn overlijden is mij niet gebleken. FOPPENS, Bibl.<br />

Belg. p. 865. C. SAXI, Onèm. liter. Pars V. p. 246. PA'OUOT,'<br />

Memoires fitter. Tom. IV. p. 100-102. PARS, Naamrol van dt<br />

Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 159-160.<br />

BALEN (MATHYS), Konstfchüder, een kleinzoon van<br />

den Dordfen Hiftoriefchrijver, is te Dordrecht geboren den 24<br />

februarij 1684; zijn vader die in 1746 overleed, hadt den ou­<br />

derdom van 100 jaren, min ruim twee maanden bereikt.<br />

Al vroeg toonde MATHYS , dat zijne neiging tot de fchilder-<br />

konst overhelde, met bij zijne ouders zo lang aan te houden,<br />

dat die hem eindelijk bij ARNOUD HOUERAKEN bedelden om te'<br />

leren tekenen; doch na dat hij twee jaren het fchrander on­<br />

derwijs van dien begaafden Konftenaar genoten hadt, van be-<br />

fluit


BALEN. BALINGHEM. BALINUS. 6}<br />

fluit veranderden, en hem bij een Kruidenier te Rotterdam irf<br />

den winkel plaatteen, met oogmerk om hem in die nering op<br />

te b.engen; maar op zekeren tijd met zijn meester over het<br />

kloven der duigen van een pruimevat, in woorden rakende,<br />

kwam hij bij zijne ouders weer t'huis. Jritusfen begon de zugt<br />

tot de konst op. nieuw in hem te herleven; des begaf hij zig<br />

andermaal naar HOUBRAKEN, en viel met geen minder drift<br />

ais te voren aan de konstoefrening; daar hij zo lang met dien<br />

zelvden ijver in volhardde, tot hij zijne leerjaren door, en<br />

de grondregels der konst magtig zijnde, zig in ftaat oirdeelde,<br />

om voorts door eigen beoeffening zig te kunnen redden; vol­<br />

gende in alles nauwkeurig de manier van zijnen meester, en<br />

meest hiftorien en landfehappen van eigen vinding fchilde-<br />

ïende. — J. v. GOOL, N. Schouwb, der Schilders, II. D.<br />

bl. 55~57-<br />

BALEN (PIETER KRISTOFFEL wj»), heeft ingevolge<br />

berigt van J. B. GRAMAYE, ene Befchrijving van 's Hatogen-<br />

bpsch in het latijn uitgegeven; doch Mr. J. H. VAN HEURN<br />

betuigd, naar die befchrijving te vergeefs gezogt te hebben,<br />

fchoon OUDENHOVEN die in zijnen druk van 1670, bl. 25. aan­<br />

haalt. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 601. V. HEUEN,<br />

Befchr. van 's. Hertogenb. I. D. Voorrede, bl. 26.<br />

BALINGHEM (ANTONY VAN) , Jefuit, wierdt te Se.<br />

Omer geboren in 1571, in dc orden der Jefuiten in 1588 aan­<br />

genomen, daar nauwer door de vier beloften in 1608 aan<br />

verbonden, en ftierf te Rijsfel den 24 januarij 1630, in zijn<br />

5ofte jaar. Hij heeft zig ten enenmalen tot den predikdienst<br />

toegewijd, en veel roem, door zijne vlugheid en welfprekend-<br />

heid, in die geestelijke renbaan verworven. PAQUOT , Hifi.<br />

litter. Tom. VIII. p. 131-138, telt niet minder dan 40 werk­<br />

jes op, die hij over godvrugtige onderwerpen door den druk<br />

heeft gemeen gemaakt. F. SWEERTII, Ath. Belg. p. 35.<br />

ForrENS, Bibl. Belg. p. 6o.<br />

BALINUS (JOHANNES), Priester, geboren te Wezel,<br />

en ook in die zelvde ftad geftorvèn. Hij is geweest Kapellaan<br />

van


tf+ BALJUW. BALLAERT. BALLING.<br />

van CLAODIUS DE RVA, Baron van Baidnpan, en heeft gefchre­<br />

ven: de Bello Belgico, mijpiciis Ducis AMBR. SHNUL*. Brux.<br />

1609. in 8w. Ook nog ene menigte andere werkjes, waar<br />

onder vele digtftukken, die men wil dat nog onder bewaring<br />

van zijne naastbeftaandeq berusten. . FOPPENS Bibl Bel*<br />

P- 567- ' ' "<br />

' BALJUW (NO, Konstfchüder, een Antwerper van geboor­<br />

te, kwam in 't Iaatfte gedeelte van de voorgaande eeuw ter<br />

wereld. Zijn voornaamfte konstoeffen'ing beftond , in her<br />

fchilderen van Henen vafen, voor de Antwerpfe bioèmfchilders •<br />

welke vafen hij op een vasten prijs ftelde, even als de bakkers<br />

het brood. Men kan niet ontkennen, of zij zijn kondig g crchilderd<br />

en wel'gekleurd, doch vallen wat plat dat jammer<br />

is, want de kindertjes, faters, nijmfen en andere fieraden<br />

daar hij die mede heeft opgefchikt, zijn fraai en ftout gete!<br />

kend en uitnemend wel behandelt WEYERMAN, Leven<br />

der Schilders, III. D. bl. 230.<br />

BALLAERT (MICHIEL), Hoogleraar in de Godgeleerd-<br />

heid, is te Brusfel geboren den 15 april I f f 2 2. wndde<br />

zig vroegtijdig aan den geestelijken ftaat, en is Provintiaal<br />

geweest van de Karmeliten kloosters in Staats-Flaanderen &c.<br />

Hij ftierf den 2 februarij 1684; en heeft onder anderen gei<br />

fchreven : Fnjlitutidnum mijfticarum , libr. IV. Antv. 1671<br />

A-to. Introduttienem tri terram Canneli. Brux. 1659. gV, '<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 896".<br />

BALLING (PIETER), Priester, werdt op Sacramentsdag<br />

van het jaar 1578, na het lezen der Misfe, in de St. Bavo of<br />

grote Kerk te Haarlem, door een der moordzieke Soldaten die<br />

bezig waren met plunderen, zodanig van agteren gekwetst,<br />

dat hij op den fchoot van vrouwe MACHTELD VAN DER LAAN,'<br />

wier man een der nieuw aangeftelde Burgemeesteren was, ne-<br />

derzeeg, en kort na zijne bekomene wonden overleed. -<br />

AMPSING, Befchr. van Haarlem, bl. 463. WAG. , Vad. Hifi.<br />

VII. D. bl. 209. Oudheden van Kennemerl. bl. 27.<br />

BAL»


BALNEAVIS. (HENRY) CS<br />

BALNEAVIS (HENRY), een Schot van geboorte, Lt.<br />

Kollonel bij 't regiment van STUART, een Krijgsman ruim 70<br />

jaren oud, was in 1787 door de Staten van Holland buiten<br />

dienst gefield, om dat hij ronduit weigerde, zig aan derzelver<br />

bevelen te gedragen, in zo verre hij waande, dat die tegens<br />

zijnen eed den algemenen Staten gedaan , aanliepen. Hij be-<br />

ftondt ene daad, door dezen als een betoon van kloekmoedig­<br />

heid aangezien, door anderen, zo zij dagten met meerder regt,<br />

voor verraad uitgekreten. Hij hadt Oudewater daar hij in<br />

guarnifoen lag, verlaten en zig naar 's Hage begeven; der­<br />

waarts wederkerende, om in gevolge het befluit van den Raad<br />

van Staten, het vorige bevelhebberfchap weder op zig te ne- .<br />

men, werdt hij afgewezen, en moest met zijn rijdtuig te rug<br />

keren. Men droeg te Oudewater alle voorzorg om hem, die<br />

pien vastftelde dat voor hadt met bijftand van volk daar bin­<br />

nen te komen, 'er buiten te houden. Verftandhouding met de<br />

Soldaten binnen de ftad, ftelde hem in ftaat, om den tijd der<br />

verrasiing te beramen en dezelve te volvoeren, 's Morgens<br />

tusfen vijf en zes uren naderde hij de poort, werdt door die<br />

zijne zijde hielden gekend, die op een door hem gegeven te­<br />

ken , met geweld de wagt aanvielen en hem den ingang be­<br />

zorgden , de gereedftaande geweren afhaalden, en hem verge­<br />

zelden na het verblijf des Kollonels VAN CITTERS, daar thans<br />

bevel voerende. Men brak de deur open, haalde hem en<br />

den Kapitein MAY, op 't onzagtfte ten bedde uit, en zette<br />

deze beiden met nog twee Officieren, een Adjudant en een<br />

Kommandant der Vrijcorporisten in hegtenis. Intusfen ging<br />

• een gedeelte zijner manfchap de poort fluiten, een ander ge­<br />

deelte het gefchut op de wal vernagelen, een derde maakte<br />

zig meester van het kruidmagazijn, om 'er patronen uit te<br />

halen , gelijk zij ook de vaandels en de batailjons-kas in handen<br />

kregen. Vervolgens een wagen geprest en zijn volk in orde<br />

,gefchaard hebbende, trok hij ter poorte uit met vliegende<br />

vaandels en flaande trommels, met vier kompagnien van<br />

STUART, het gehele derde batailjon van GRENIER, vijf Dra­<br />

gonders van BYLAND, en een man van SAXEN-GOTHA. Een<br />

II. DEEL. E ge-


6$ BALNEAVIS. (HENRY)<br />

gedfalte y&n het batailjon van HARDENBROEK uit Heusden naar<br />

finmn trekkende, vervoegde zig bij dezen. De drie kom-<br />

pagnien, yan STUART in de Wierikkerfchans, onderrigt van bet<br />

Voornemen van BALNEAVIS, wagtten den uitflag van den toe­<br />

leg te Oudewater af. Dezen vernomen hebbende, verlieten zij<br />

pnder aanvoering eens Korporaals, die van den bevelhebben-<br />

den Officier defleutels gevorderd, en, op het dreigen van ge­<br />

weld, bekomen hadt, die fchans, waar behalven de Officie-<br />

ïen en enige Sergeanten, flegts 20 Soldaten bleven, alle volg­<br />

den zij den weg naar Gelderland door BALNEAVIS ingeflagen.<br />

Dit bedrijf van BALNEAVIS, namen de Staten van Heiland op,<br />

als een verraderlijken aanflag en overweldiging van het krijgs­<br />

volk ,


BALTEN. (PIETER) BALTENSZ. (FRANS) Cr<br />

door J. A. DE CHALMOT, II. Deel, bl. 9, 10. XXII. Deel,<br />

fel. 29. 45.<br />

BALTEN (PIETER), Konstfchilder, wierdt in 1579 te<br />

Antwerpen in 't Schilders-gilde als lid aangenomen; hij was<br />

een zeer goed Landfchapfchilder, die de manier van PIETES.<br />

BREUGEL volgde, en ook fraai met de pen tekende; ook hadt<br />

hij verfcheidene landen bezogt, daar hij een menigte tekenin­<br />

gen naar het leven hadt vervaardigd. Hij fchilderde op een<br />

vaardige wijze, zo wel met water als olieverwen, en maakte<br />

zeer goede Beelden, fchflderende veelal Boerekermïsfen en<br />

gelijkfoortige Hukken, die gretig gczogt werden. PIETER die te<br />

Antwerpen overleden is, was ook Digter en Rhetorijker. ——<br />

K. v. MANDER, Leven der Schilders, I. D. bl. 306".<br />

BALTENSZ (FRANS), is geweest in 1648 Boekdrukke* te<br />

Dordrecht, blijkens een door hem als autheur uitgegeven boekje<br />

in 8vo., onder dezen zonderlingen tijtel: J»amariunie/ ofte<br />

*>piegf)el öcr Ooöpbjcefcr.thcijt cn «Êertaar&etjr/ ofte gefrneecït<br />

ban ben ï?ecrc met j»ct rcchtscfcohtgó Wijf ban 'éamaria/<br />

pft unt Saccb ban €ph?a:m ban ^ïctjar/ befcfeebcn ia l)rt<br />

bierbe Captttcl ban ben €bangcïi(ï fïcfjanne/ mpn$ boo$c=><br />

fielt / bic met bcrseïöingïjc bcrgoïucn foo:bt/ boïghen^ De tooof<br />

ben öc£ ï}ccrcn &c. Uit de voorrede en het werk zelve, zoude<br />

men niet zonder grond kunnen befluiten, dat de fchrijver<br />

het gantsal in ene verbijstering van zinnen, uit zijne pen<br />

heeft doen vloeijen, doordien 'er geen zamenhang noch ïlot in<br />

het werkje van voren tot agtcren is te vinden, en de woorden<br />

onverfchillig door eikanderen fchijnen geplaatst te zijn.<br />

BALTHASAR GERARDS, geboren te Villefans in Sourl<br />

gtmdie, was de moordenaar van WILLEM DEN I, Prinfe van<br />

•Oranje, welke gruwelijke fchendaad hij op den 10 julij 1584,<br />

door middel van een pistool ten uitvoer bragt, zijnde de Prins<br />

toen ter tijd te Delft in het St. Aagten klooster, 't welk tot een<br />

verblijf voor hem was vervaardigd. BALTHASAR was, terftond na<br />

het plegen van den moord, agter uit door de ftallingen wegge-<br />

vlugt, tot aan de veste, alwaar hij menende zig te water te<br />

E e be-


& SAETHASAR GERARDS.<br />

keggen, door twe? van ' ? Brlhfen dienaren, agterbaald ea<br />

gevat werdt. Men bragt hem terflond in de Conchergerie; hier<br />

'! van IW/ï, waar bij daar na Gemagtigden kwa­<br />

men, uit den ffogen Rade en 't Hof van Hcjland, ondervraagd<br />

zijnde, beleedt hij: ,, dat hij BALTHASAR GEHARDS genoemd<br />

>i e<br />

l 9, in 't graavfchap Bqurgandie geboren was; dat<br />

P bl<br />

i $ van wille was geweest, en gelegenheid hadt re-<br />

o g t o m d e ! 1 P r l<br />

M ? ' : n s v<br />

? n<br />

kant,te helpen. Dat hij eindelijk<br />

« v<br />

^ n<br />

. 2 i<br />

J n<br />

voornemen kennis gegeven hadt aan een Jefuit te<br />

M<br />

d i e h e<br />

^<br />

J ) a d t<br />

geraden, deswege, met den Prinfe<br />

« VAN PARJIA te fpieken; dat hij hier op, naar Doornik aan<br />

,. dezen gefchreven hadt, doch geen antwoord duiven afwa*-<br />

„ ten, uit vreze dat hem 't overdragen der zegels van den<br />

Grave VAN MANSVELD, in wiens dienst hij waarlijk geweest<br />

was, kwalijk genomen zou worden. Dat bij hier op ber-<br />

waarts was gekomen, en den moord hadt uitgevoerd, daarbij<br />

„ de reis nog om doen zou, alfchoon hij zig ten dezen tijde<br />

,, duizend mijlen van hier bavondt." Men vondt twee blazen<br />

bij hem , met behulp van welke hij over de graft dagt te<br />

zwemmen. Voorts toonde hij zig bedroefd , dat de Prins dit<br />

feadt men hem wijs gemaakt, nog leefde. Doch vernemende<br />

dat hij gewond was, geliet hij zig blijde te zijn: waar uit men<br />

vermoeden mag, dat hij 't loot vergiftigd of hoekswijze ge­<br />

vormd hadt. Daar na gepijnigd zijnde, verklaarde hij • i n<br />

,, zijn opzet gefterkt te zijn, door GERY' Minderbroeder te<br />

„ Doornik, die hem zijnen zegen gegeven, en door den Jefuit<br />

,, te Trier, die hem verzekerd hadt, dat hij omkomende, dn-<br />

„der de Martelaars gefteld zou worden." Andermaal ge-<br />

pijnigd, bekende hij: „ zijn "voornemen den Prinfe VAN PAR-<br />

,, MA geopenbaard te hebben, die hem gewezen hadt naar<br />

V<br />

d m Raads<br />

hee.r ASSONVILLE, met wien hij afgefprokeij was<br />

,, dat hij zig om toegang bij den Prinfe te krijgen, voor enen<br />

FRANCQIS GUION uitgeven zou. Voo^s hadt de. Raadsheer<br />

„ hem ernftig en bij herhaling vermaand, dat hij betrapt wor-<br />

„ dendg, den Prins VAN PA*ÏU njet melden moest." Den<br />

volgenden dsg, bleef hij ook bujten pijnej, bij de gemelde<br />

'• be-


BALTHASAR GERARBS". 6f<br />

' i 'irtentêiiis, daar bij vcegëridé: „ dat hij uit AssoNvïr.LE ver 3<br />

'<br />

j „ ftaan hadt, dat PARMA den toeleg preesj 'en hérri 't lö'orls,<br />

• j ,, bij oen Ban beloofd, verzorgen zou" &c. Voorts volharde<br />

• J hij bij de betuiging: „ dat heni zijne onderneming biet ÏOÜW»<br />

" u „ de, die hij nog ter hand liaan zou, al moest ze duizénd Ié*<br />

1] „ vens kosten, 't Pijnigen verklaarde hij te lijden, oni Zijne<br />

• fl „ voorgaande zonden. Om 't ftuk aan den Prinfe Begaan,<br />

' :<br />

I „ hadt hij, als een wakker voorvegter der Rocmfe Kerke, Üeil<br />

•' U „ hemel verdiend." Nogthans ontviel heffl, Htsferi bekten,<br />

" | dat hij 't ondernomen hadt, uit begeerte naar rijkdom. GB-<br />

;<br />

| geesfè'd zijnde, paste hij op' zig toe de woorden, dböï P'ii.A-<br />

' j TUS gefproken van den Heere CHRISTUS, Ecce Homó, He hift<br />

' II den mensch. Op den i3den, werdt hij door 'dé Gernagtigdci'!<br />

' I uit den Hogen en Provintialen Rade , en door die van óèü<br />

• Geregte en Schepenen van Delft, gevonnist: „ om op eên<br />

„ fchavot voor 't ftadshuis gebragt te worden, daat hem éi<br />

regterhand, tusfen een tocfluitend heet ijzer, gefchrÖéid|<br />

„ 't vleesch voorts, op zes plaatzen, met gloeijendé téngen><br />

! „ uit Zijn lighaam genepen zou worden, zijn lighaatri tQÜ<br />

•„ men daar na van onderen op levende vierendelen J 't hert<br />

! „ daar uit halen, en hem in *t aangezigt werpen; 't hoofd<br />

i; van den romp gehouwen,- zou agter 's Prinfen huizing op<br />

„ een' ftaak, op den fchooltoren gefteld, de vier delen zijirs<br />

i I „ lighaams, aan de bolwerken van vier poorten der ftad ge-<br />

"• g hangen worden. Voorts zouden zijne goederen verbeurd<br />

,; zijn." 't Horen van dit vonnis ontftelde hem dermate, dat<br />

:• hij het uur vervloekte, waar in hij eerst te Dokj den pleü-<br />

:• handel leerde, 't welk hem ter kennisfe der Groten inge-<br />

; wikkeld, en uit ziigt tot ftaat J tot zulk een ramp' gebragt hadt;<br />

dan hij herftelde zig egter fposdig. Des anderen daags den<br />

!, isden julij, werdt het vonnis uitgevoerd, 't welk bij met<br />

i veel hardvogtigheid doorftondt. Toen hem de hand, met<br />

ï : een gloeijend wafelijzer, gekneld was, fchudde hij de ftomp<br />

nog, als ware het om een kruis te maken en het volk te<br />

j zegenen; en het was op de zelvde wijze, dat hij het overga<br />

ï Zijner ftrafïe verdroeg. E. v. METERT-W , NtderL Ottli<br />

E 3 &


lo BALTIN. BAMESBIER, BANELT. BANJAART.<br />

fol. 229. HOOFT, Nederl Gefch.' fol. 903 en 904. WAGEN.*<br />

Vai. Hifi. VII. D. bl. 5- -535, en meer anderen.<br />

BALTIN (ADRIAAN,. geboren in 1545, is Penfionaris<br />

der ftad Brugge- geweest. Hij ftierf in 1623, in den ouder­<br />

dom van 78 jaren, en heeft in druk uitgegeven: Orai. in fu-<br />

fiere feren. ALBERTI AUSTRIACI, Principis Belgamn. Ook vindt<br />

ik nog in de Befchrijving van Mechelen, gedrukt te Brasfel in<br />

1770. I. D. bl. 334, een graffchrift in de franfe taal, ter eere<br />

van enen JOSSE BALTIN, die Raad en gewoon Requestmeester<br />

is geweest van de Aartshertogen, geftorvèn is den 9 januarij<br />

1621 en in de Kerk van St. Jan te Mechelen begraven. ——<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 9.<br />

EAMEOOTS, zie LAAR (PlETER VAN).<br />

BAMESBIER (HANS), een Duitfer van geboorte, is ge­<br />

weest een deftig Pourtraitfchilder, een leerling van LAMBERT<br />

LOMBARDUS. Hij woonde te Amftetdam, en ftierf aldaar in<br />

'£ laatst der XVIde eeuw, in den hogen ouderdom van bijna<br />

100 jaren, —— K. v. MANDER, Leven der Schilders, I D<br />

bh 155-<br />

BANELT (JOHANNES), 'een Luikenaar, en Geestelijke<br />

van de orden der Kruisbroeders, leefde in de XVIde en<br />

XVIIde eeuw; hij heeft een boekje gefchreven tot tijtel voe­<br />

rende: De translatione Reliquiarum corporis S. ODILI;E Colon<br />

Agrippina ad locum clarum, Jive ccenobium Huenfe totius ord<br />

primarium. Col. 1621. 8vo. —— FOPPENS , Bibl. Belg. p, 567.<br />

BANJAART (ALBERT) , afkomftig uit het oud adelijk<br />

Hollandfe geflagt van dien naam, 't welk thans geheel is uitge-<br />

ftorven, was een der genen, die in het jaar 1168, als on­<br />

dertekenaar van het verdrag, dat Graav FLORIS DE III. van<br />

Holland genooddrongen wierdt aan te gaan met zijnen overwin­<br />

naar FILIPS Grave van Flaanderen, gemeld wordt; gelijk hij<br />

ook voorkomt op het jaar 1203, toen Graav DIRK zig ge­<br />

dwongen zag, het oudfte gedeelte van Holland, als een leen<br />

van


BANJAART. (DIRK JANSSEN) fï<br />

itn Brtibmi, te ei kennen. Noodlottiger was vóór h#m | Sït<br />

het zelvde jaar, de partij die hij met anderen', tegens<br />

ADA, haren gemaal den Graav VANLOON, eh moeder gektJziïj<br />

hadt, en waar aan de verwoesting van zijn fchone kasteel tu?»<br />

fen Kastrikum en de Beverwijk gelegëh, moet worden töÊgS»<br />

fchreven, na dat hij nevens anderen, gants Kennemerlmd in<br />

rep en roer hadt gebragt, en het beleg voor den Leijdfen Éus%<br />

geflagen. VELIUS in zijn Kronijk van Hoorn, noemt ondèr énige<br />

der voomaamfte geflagten in die ftad bekend, ook dit, dag<br />

hij zegt 4<br />

, op het jaar 1419 reeds uitgeftorven te zijn, dan dit<br />

moet ene misileiling van dien Gefchiedfchrijver zijn, of $$<br />

de beide volgenden moeten niet tot dat geflagt behoord heb­<br />

ben. GOUDHOEVEN, Kronijk, bl. 295, ïg6. WAGEN, ;<br />

Vod. Hifi. II. D; bl. 259- 295- 304-<br />

BANJAART (DIRK JANSSEN), te Htoïn jrborfen, ft<br />

een man geweest, die door zijn ondernemenden aart, boven<br />

het gemeen heeft uitgemunt, en zig tot een hoofd val! de<br />

volkspartij durfde opwerpen, zonder het gezag der Regering<br />

enigzints te fchromen. Hier van gaf hij een doorflaande blijk ,<br />

in het jaar 1477; want als te dier tijd binnen Hoorn een geweldig<br />

oproer ontftond, ter gelegenheid van het invoeren<br />

van enige nieuwe excijnfen die het volk wilde afgefchaft hebben<br />

, en° waar tegen de Regering geene maatregelen te werk<br />

|elde om die te beteugelen, zo drong BANJAART verzelt van<br />

enigen uit het gemeen, in het huis van den Schout, brak den<br />

ftok waar aan de gevangenen gefloten waren los. en voerde<br />

die in verzekering naar het ftadshuis. Daags daar aan, toen<br />

de Schout VELAER die grotelijks' in den haat van het gemeen<br />

ftondt, weder in de ftad kwam, fnelde het grauw naar zijn<br />

huis, doorzogt het van onderen tot boven , maar vondt<br />

hem tot zijn geluk niet, doch toen ging het aan 't plunderen<br />

, vernielende en rovende al wat 'er in was; waar na zij<br />

tiaar meer andere huizen trokken, waar van fommigen het zelvde<br />

lot ondergingen. De verbittering van velen zo wel groot<br />

als klein, tegen Schout VELAER en die genen welke tot zijn<br />

E 4 foo«


?a BANJAART. (DIRK JANSSEN)<br />

fiioer behoorden , was zo uitbundig, dat fommigen van ds<br />

regerende Burgemeesters, in plaats van den moedwil te Mui­<br />

ten, van het fladshuis riepen; „ dat Burgemeesteren alles wat<br />

„ door BANJAART en de zijnen was bedreven, ter hunner ver-<br />

„ antwoording. namen." Het gemeen dus den ruimen teugel<br />

gevierd, behoeft men zig niet te verwonderen, dat met hollen<br />

voortvarende, alle palen van befcheidenheid overfchreedt.<br />

Daar waren van de Regenten die dezen moedwil reeds in den<br />

beginne hadden willen fluiten, gevangen gezet, en fommigen<br />

hadden al zestien dagen in den kerker gezugt, dagelijks on-<br />

diaaghjken hoon en fmaad ondergaande, met bedreiging zelvs<br />

dat men hun van 't leven zoude beroven, indien zij niet be­<br />

werkten, dat VELAER viijwilligen afftand van het Schoutsambt<br />

deedt, en zijne commisfie aan hun in handen flelde. De vrien­<br />

den van den Schout ziende, in welk dringend gevaar hij zig<br />

bevondt, bewogen hem ten laatften door bidden en fineken,<br />

om daar van afftand te doen; waar na men ten Hove wist té<br />

bewerken, dat de aanftelling van den Schout, mits voor die<br />

vergunning ene aanzienlijke fomme aan den Graav betalende<br />

voortaan door de ftad zoude gefchieden. Als nu Burgemeeste­<br />

ren raadpleegden, aan wien dit gewigtig ambt te zullen op­<br />

dragen, kwam 'er op aanftoking van BANJAART, een onbe-<br />

ftusde menigte ten ftadshuize in Burgemeesters kamer dringen,<br />

z-eggende: „ raadpleegt gijlieden wie gij Schout zult maken?<br />

„ wij waarfchouwen u, indien gijlieden'er enen anderen aah-<br />

„ fteld als onzen kapitein BANJAART, zal de drommel de kaars<br />

„ dragen, en wij zullen u zo veel volk op 't lijf fturen, dat<br />

„ gij 'er van gruwen zult." Deze bedreiging werkte uit, dat<br />

BANJAART het Schoutsambt verkreeg; waar na de rust ook<br />

genoegzaam in d e ftad wierdt herfteld, de gevangenen ont-<br />

flaakt, en aan de uitgewekenen vrijheid vergund om weder<br />

binnen te mogen komen. Doch BANJAART die ter bekoming<br />

van dit ambt, gewaagd hadt de ftad onderfte boven te keren,<br />

hadt weinig genot van zijne euveldaad, want korte maanden<br />

na dat hij in den eed was genomen, maakte de dood een einde<br />

aan zijne door geweld verkregene beftiering. VEJUÜS,<br />

Kronijk van Hoorn, bl. 97. 192. 107. 109. EAN-


BANJAART SCLI, ' 73<br />

BANJAART SCEI, was in 1447 Slotvoogd van Medmblik,<br />

te dier tijd dat Mr. GOOSWYN DE WILDE, een aanzienlijk man<br />

in Flaanderen geboren, het ambt van Prefident van Holland<br />

uitoefende. Tusfen deze beide menfchen, was zedert enigen<br />

tijd een onverzoenlijke haat ontftaan; veelligt alleen ter oir-<br />

zake van de oude partijfchap hier te lande, alzo de Prefident<br />

der Kabbeljauwfe, BANJAART der Hoekje zijde toegedaan was.<br />

De wrok ging zo verre, dat de Prefident BANJAART opentlijk<br />

van manflag of moord befchuldigde ; waar tegen BANJAART<br />

hem niets fchuldig bleef, maar aan DE WILDE de onnatuurlij­<br />

ke zonde van Sodomie te last lei. Veel gerugts maakten deze<br />

verwijtingen door gants Holland. r Hertog FILIPS van Bourgon-<br />

dien kreeg 'er wel dra kennis van, en 't is te vermoeden dat<br />

hij den Prefident fchuldig hieldt; immers hij befloot hem van<br />

zijn ambt te ontzetten. Intusfen kwam JAN VANLANNOY, in<br />

junij des jaars 1448 over, bekleed met de waardigheid van<br />

Luitenant of Stedehouder des Hertogs. Op den 2often deedt<br />

hij den afgezetten Prefident, en deszelvs bcfchuldiger, den<br />

Slotvoogd van Medenblik, vatten, en in 's Hage enigen tijd<br />

op 't Hof bewaren; 't fcbijnt egter dat men federt goedvondt,<br />

de regtspleging over DE WILDE niet in V Hage te willen hou-<br />

den, om van de misdaad, die hem te iast gelegd werdt, zo<br />

weinig gerugts te' maken als mooglijk ware. De gevangenen<br />

werden beide naar Heusden gebragt, alwaar zij wel anderhalf<br />

jaar' zaten. Eindelijk voerde men den Prefident naar 't flot te<br />

Loevejlein; hier werd: hij zonder nog fchuld bekend te heb­<br />

ben, ter dood vêroirdeelt. Om den ellendigen Heer egter<br />

tot bekentenis te brengen, werdt 'er een vuur ontfteken, in<br />

't voorhof van 't fiot, en een rood kleed daar nevens op de<br />

aarde gefpreid; men beloofde hem 't zwaard, zo hij belijdenis<br />

wilde doen; doch dieigde hem te verbranden, indien hij bij<br />

de ontkenning bleef volharden; waar op hij, uit overtuiging<br />

van fchuld, of uit vrees voor zwarer ftraf, de misdaad be-<br />

leedt, met welke men hem betigt hadt, en op ftaande voet<br />

onthalst werdt. De Slotvoogd die geoirdeeld werdt fiegts een'<br />

manflag te hebben begaan, werdt eerst op vrije voeten gefleld:<br />

E 5<br />

ÉOT[<br />

}


U BANK. (LAURENS) BANKKRT. (ADRIAAN,<br />

doch kort daar ni; bij vonnis van den 6 december i 4 4n t e r<br />

lande uitgebannen, en van alle zijne waardigheden vervallen<br />

verklaart. R. SNOV, kerwn Batav. lib. X. pag I 5 0<br />

DE RIEMER, Befchrijving van 's Gravenhage, II. D. bi. 25 aants<br />

v. en x. WAGEN., Vod. Hifi. IV. D. bl. 22-24.<br />

BANK (LAURENS), geboren te Kaping i : : ,v,,, ; ;, j,<br />

gedurende 15 jaren Hoogleraar in de regten te Wfe, ~<br />

wees, pe achting die hij daar als Student verkerende "reeds<br />

hadt verkregen , werkte uit, dat hij van zijne reizen door<br />

Z'-l '<br />

p a n j t m z<br />

- t e n ,<br />

3 komende, tot het Hoog-<br />

... ereambt aldaar bevorderd wtótfc Hij ftierf den r 3 october<br />

S*« was. een geleerd man, en heeft vele werken door den<br />

d uk weieidkundig gemaakt; * onder anderen: Rcna triul<br />

phans.Fran. 1645. De Tijran.idc Pap, i n R e r e s & p£<br />

2! * ift* ö J T £AÏ<br />

^ ^ 7/ * ^ * * > Mercator, Ma*<br />

;/? 9 l C 5 1<br />

U x a S<br />

tohcee Not, ü uflrata.<br />

'"<br />

I<br />

- " ^ - ^eUari.Z.<br />

b. I, ^ ^ ^ *<br />

nooufte zonden die 'er kunnen uitgedagt worden, het zj<br />

•door geestehjke * wel door wereldlijke pérfonen bedreven!<br />

In M £<br />

" S d d b 0 e t e t G b £ t a i e n<br />

' k<br />

verzoent wori<br />

M ? ï<br />

V e i f C h e i d C n C d n , k k £<br />

"<br />

d<br />

- alle oj><br />

dtfza en H- f M<br />

wetenswaa^<br />

d se zaken, bj BAYLE in zijn DiEUonaire, T. I. p. 4 3 7. *<br />

1730 E. L. VRIEMOET, Aihen; Frif. p a g. 403-405.<br />

*<br />

BANKERf (ADRIAAN), geboren te )%sfkgm e e ;,t fepitem<br />

ter zee onder t Kollegie ter Admiraliteit in'z-fa*<br />

wierdt Schout-brj-nagt den r 9 december I CT5 4, Viee-Admiraa<br />

d n rju,, I 6 6 s, e n l M t f t d i j k Lt. Admiraal den 20 augj"<br />

««ff. In t jaar ir55o beyondt hij zig op de vloot, die naar<br />

frrr, se den; Mj zende met<br />

;? *******<br />

naai Landskroon om aldaar de brandwagt voor de haven té hou­<br />

den, en dat vaarwater voor de Sneden onbruikbaar te maken,<br />

fch.p de Z w;«^ genaamd voerende 28 ftukken 'gefchut*<br />

dreef


BANKERT. (ADRIAAN) 7-5<br />

&eef door de kragt der ijsfchollen, tot onder 't eiland Wem<br />

aan den grond. De Sweeden met dit ongeval tragtende hun<br />

voordeel te doen, gingen 'er twee kloeke oorlogfchepen<br />

van 40 en 50 fokken benevens drie mindere vaartuigen op<br />

los, ten einde hem te befpringen, lopende ten zuiden vag<br />

Wee» om, terwijl nog vijf andere fcheerboten en floepen, van<br />

gefchut en volk wel voorzien, benoorden het gemelde eiland<br />

omzeilden; doch de wind hun tegenlopende, dreven zij allen<br />

naar Kranenburg. Den 14 maart kwamen zij weder; verzelt<br />

van enen brander; en terwijl hun volk uit de boten op Ween<br />

landde zeilden de oorlogfchepen heen en weder, fchoten zeer<br />

hevig op het fchip van BANKERT; en bleven den gantfen nagt<br />

nabij hem ten anker liggen. Den isden met den dag gingen<br />

de Sweeden weder onder zeil, en bragten hunnen brander tot<br />

aan het fchip van BANKERT ; deze maakte hier op gebruik van<br />

zijne fokken die 't verst dragen konden , en fchoot niet alleen<br />

den brander in den grond, maar vuurde ook zo.hevigcpde ove­<br />

rige Sweedfe fchepen, dat die hem kwartier beloofden, zo hij<br />

zig wilde overgeven; doch BANKERT zijn antwoord was, dat<br />

hij geen kwartier begeerde , maar zig tot den laatften man<br />

zoude verweren, en toonde daar bij met het ophalen van alle<br />

zijne vlaggen en wimpels, dat het hem regt ernst was. Intus-<br />

fen hadden de Sweeden hun gefchut op 'teiland Ween geplant,<br />

om hem mede na de landzijde te befchietcn ; dan ook hier<br />

werden zij door BANKERT dapper begroet; want door zijn ge­<br />

fchut werdt van een der zwaarfte fchepen de raa afgefchoten,<br />

en de anderen zodanig geteisterd, dat zij den moed lieten<br />

zinken, en genoodzaakt wierden om af te deinzen. Met eo-<br />

danigen heldenmoed ver «veerde zig de zeevoogd BANKERT,<br />

fchoon aan den grond zittende, tegens twee oorlogfchepen,<br />

vier andere vaartuigen en een' brander, benevens 400 Sol­<br />

daten , die op het eiland Ween gelegerd waren, om hem te<br />

overmannen. Alleen drie doden en tien gekwetften bekomen<br />

hebbende, kwam hij met groten roem te Koppenhagen te rug,<br />

alwaar hij op de vriendelijkfte wijze door den Koning van<br />

Mvmmjm wierdt ontvangen, die. nevens den Admiraal Os-<br />

»A>f


ïé BANKERT. (ADRLAAN;<br />

*AM en vele andere hoge Bevelhebbers, hem den wel verdien,"<br />

den lof gaven, dien hij door zijn dapper gedrag met zo veel<br />

ïegc hadt verkregen. "<br />

Als Vice-Admiraal was BANKERT f n- >l jaar, W * tegenswoor-<br />

d g bij den zwaren fcheepfhijd tegens de Èngelfe vloot, onde"-<br />

bevel van den generaal MONK, in welk gevegt z i; n T h• D ^<br />

nauw door de vijanden geprangd werdt, d„ §<br />

hij h t tZnZ<br />

be zonk, genoodzaakt wierdt te verlaten, na het in brT d<br />

geftoken, en zig benevens z,n volk in de boten geborgen te<br />

beoben. Op een ander fchip overgegaan zijnde, ontzette ^<br />

met zijn fmaldeel drie Staatfe fchepen, weike groot gevaar lij<br />

pen om door de Engeljen genomeb te worden. Schoon die •<br />

flag voor de Nedérlandje vloot in geenen dele voorfpoedig was<br />

tverdt egter de vo:rzigtigheid in den aftogt in "acht gel'<br />

men, grotelijks geprezen; en de Staten van Zeeland, betoon<br />

den ook hun genoegen in het gehouden beleid en de zonder­<br />

linge dapperheid van bunnen zeevoogd. Als Vice-Admiraal •<br />

kwam hij ook met vijf Zeeuwje fchepen in 1667, bij s lands<br />

zegepralende vloot te Chattam, en fchoon de grboffte ze*e<br />

reeds bevogtcn was, zeilde bij egter met nog 14 fchepen de<br />

rivier verder op, om den vijand afbreuk te deen.<br />

Dan meer gelegenheid om zijnen heldenmoed te tonen ,<br />

kreeg BANKERT in het jaar i ü ? 2 , in den oorlog door dezen<br />

Staat tegens de Engeljen en Franfen gevoerd; want in enen zee-<br />

Lag tegens de famengevoegde vloot van die beide Mo-e-nhe<br />

den, geraakte hij in een hevig gevegt met het imaldeel'vafl<br />

de witte vlag, meest uit Franje fchepen beftaande, blijvend*<br />

hij bijna den gantfehen dag in 't gevcgt. Niet minder dapper<br />

betoonde hij zig in 't volgende jaar, benevens den Lt. Admi­<br />

raal DE RUITER, tegens Prins RO S 1 ! ER T en SPRAG, hebbende<br />

DE RUITER met het roede, en onze BANKERT met het blauwe<br />

fmaldeel der Engelje fchepen, te kampen. DE RUETEK lag toen,<br />

met enige fchepen, in het midden der vijandelijke branders en<br />

andere vaartuigen, dan hij boorde door BANKERT verzelt, dwars<br />

door de Engeljen heen. Dï .RUITER bekwam bij dit r-evegt<br />

toinder fehade dan BANKERT, wiens voorfieng en groot tóars^<br />

zeil


BANKERT. (ADRIAAN) 57<br />

esil wierdt argefchoten; ook geraakte zijn fmaldeel enigzints-<br />

iji wanorde, 't welk DE RUITER ZO dra niet gewaar wierdt, of<br />

bij ontzette hem, en herltekle fpoedig de orde. In het twe-<br />

de gevegt welk in dat zelvde Jaar voorviel , ondervond<br />

D'ESTREES, die de witte vlag onder zijn gebied hadt, de moed<br />

en bekwaamheid van onzen zeeheld; en in het derde viel<br />

B AKKERT andermaal aan op het fmaldeel van D'ESTREES , die<br />

men zegt dat heimelijk bevel van zijnen Koning hadt, om het;-<br />

?evegt zo veel te vermijden als in zijn vermogen was; doch;<br />

deszelvs Schout-bij-nagt MARTEL, vogt als een leeuw; zelvs<br />

poogden de Franfen het fchip waar op zig de Lt. Admiraal<br />

bevondt in brand te Heken, dat hun egter mislukte, en zïj<br />

reifpilden hunne branders vrugteloos; hier op dreef BANKERT<br />

hen om de post, alwaar ze in den wind bleven hangen, zon*<br />

der weder af te komen. Bij de hervatting van den ftrijd, vog-<br />

ten de beste Kapiteinen van Prins ROBBERT als ware helden ;<br />

doch BANKERT , DE RUITER , VAN NES en TROMP die hun<br />

gantsch niet in moed en dapperheid toegaven, drongen 'er zo<br />

geweldig op in, dat de vijanden genoeg te doen hadden, men<br />

het Admiraalfchip van SPRAG, en meer ar.dere zwaar befcha-<br />

digde fchepen, te befchermen en uit het gevegt te liepen.<br />

In 1674, bevondt zig de Et. Admiraal weder op 's lands<br />

vloot, die last hadt om langs de kust van Flaanderen te lopen,<br />

Baar en door de Hoofden en agter de Cingels. De vloot van<br />

daar te rug kerende, kwam te Torbaij ten anker; alwaar de<br />

Admiraal DE RUITER 'er enige fchepen afzonderde, waar me­<br />

de hij voornemens .was zijne onderneming betrekkelijk Ame­<br />

rika, te gaan voortzetten. De overige fchepen bleven onder<br />

het bellier van TROMP, BANKERT en VAN NES, welke door<br />

verftandho.uding met den Ridder DE ROHAN, een landing op<br />

de Franje kust voornemens waren te ondernemen; doch dit<br />

ontwerp voor dat het uitgevoerd koste worden, ontdekt zijn-<br />

de, verviel in duigen; zo dat het aan de Staatjen alleen ge­<br />

lukte, een ftroping op Belijle en Nokmoutier te doen, welke<br />

laatfte plaats zij ook veroverden, doch na verloop van wei?<br />

nige dagen, doordien dezelve niet te houden was, weder


?f BANKERT. (JOHAN)<br />

verlieten; z?j hadden aldaar 19 op het ftrahd gejaagde fchee<br />

n<br />

- P ' ?"* enf<br />

S S efchl,t<br />

veroverd, 17000 guldens hrandfchatting<br />

gevorderd, en tot zekerheid voor de betaling van deze<br />

fom, gijzelaars mede genomen.<br />

In 1671 begaf de Lt. Admiraal BANKERT zig in huwelijk<br />

met vrouwe CONSTANTIA CAU, weduwe van den Heer SAMUEI<br />

BISSCHOP; bij de gewone feestviering, hadt hij de eer vier Af<br />

gevaardigden uit 's lands Staten op zijn bruiloftsmaal te ver<br />

gasten; hij leefde met deze zijne huisvrouwe in een vergenoe-<br />

de egt tot m het jaar 1684, toen hij te Middelburg overleed<br />

Zijnde aldaar in de St. Pieters of oude kerk begraven<br />

Men ontmoet zijne Afbeelding op meer dan ene wijze in<br />

plaat gebragt; doch de beste daar van wordt gehouden die<br />

door H. BERKMANS is gefchilderd, en door C. HAGEN in 't ko<br />

per gemeden; onder deze, leest men het volgende Bijfchrift:<br />

Het oor dronk lang den roera van BANKERTS heldenaart •<br />

Nu ziet het oog den Held, tot Neerland* heil gefchaepen<br />

Die 't fnedig flaghfwaeit op de Franfche ruggen fchaerdt<br />

. En noijt voor vijandt heeft gefwicht in 't blanke wapen •<br />

Zijn moedt ontnam den Zweedde land- en zeelaurier<br />

De Deenfche Kroon erkent en eert hem als befchermer'<br />

In yieede bünckt fijn raedt; fijn deucht in oorlogsvier<br />

Men druk hem niet in Print, maer houw fijn beeld uit marmer..<br />

Ook wordt de lof van zijne heldendaden vermeid, ter gelegen<br />

herd van het flaan van verfcheidene Gedenkpenningen, waar<br />

van men de afbeelding en 'befchrijving vindt, bij Mr. G. VAN<br />

LOON, Ned. Hijloriepenningen, III. D. bl. 119. I S 6.<br />

SMAIXEGANGE, Kronijk van Zeeland, bl.' 425. 7 7 ? B R A N D T<br />

Leven van DE RUITER. P. d e LANGE,' Batavife Romein, bl. 480!<br />

P. DE LA RUE, Heldhaftig Zeeland, bl. 120. 273.<br />

• BANKERT (JOHAN) , Zee-Kapitein, waarfchijnlijk een<br />

broeder van ADRIAAN en zoon van JOOST, fneuvelde op den<br />

*J junij i«56 5, i„ den voor zo vele beroemde vaderland*<br />

Heiden nóodlettigen fcheepftrijd tegens de Engelfin, denzelv-<br />

den


BANKERT. (JOOST VAN TRAPPEN) 7-9<br />

•en dag, op welke de Lt. Admiraal WASSENAAR QGDAM met<br />

zün fchip in de lugt fprong, en behalven hem de Lt. Admi­<br />

raal KORTENAAR, AUKE STELLINGWERF, en meer andeien het<br />

leven lieten. •—— WAGEN., Vad, Hift. XIII. D. bl. 147. .<br />

!'ANKERT (JOOST VAN TRAPPEN), Kommandcur ter<br />

?,ce, zag het eerfte levenslicht te Vlisfingen, en hadt d:t met<br />

vele andere zeehelden gemeen, dat de vereeuwiging van zijnen<br />

naam meer aan zijne dapperheid, dan aan den luister van zijne-<br />

geboorte moet toegefchreven worden. Zeer waarfchijnlijk was<br />

bij dc vader van den hier boven befchrevenen Lt. Admiraal<br />

ADRIAAN BANKERT; dan hoe het ook mag zijn, onze JOOST,<br />

is door zijne bekwaamheid en moed, trapswijze van een ge­<br />

ring bootsgezel, tot het ambt van Kommandeur over de kust<br />

van Zeeland opgeklommen. Hij wierdt in 1624 tot Kapitein<br />

.onder het Kollegie van genoemde provintie aangefleld; en<br />

toen in 1628 de vermaarde PIETER PIHTERSZ. HEIN dei Span­<br />

jaarden zilvervloot vermeesterde , voerde BANKERT als Vice-<br />

Admiraal , het fchip de Neptunus van 24 ftukken gefchut en<br />

bemand met 155 koppen. In die zelvde rang, verzelde hij de<br />

Generaal HENDRIK LONCQUE in een'togt naar de Wcstindiën,<br />

om ingevolge' het oogmerk der Westindife Kompagnie, een<br />

aanftag op Femambuk te ondernemen, die ook in 't jaar 1629,<br />

volkom.n en naar genoegen gelukte.<br />

In 1637 bekleedde BANKERT de rang van Kommanden",<br />

en het was in die waardigheid, dat hij met vier Staatje oorlog­<br />

fchepen in zee gelopen zijnde, na een hevig gevegt tegen ze­<br />

ven Duinkerker oorlogfchepen, 'er drie van vermeesterde, die<br />

hij zegevierende te Vlisfingen binnen bragt, alwaar hij onder<br />

groot gejuig van het volk wierdt ontvangen. Geen minder<br />

aandeel hadt onze JOOST het volgende jaar, in het gevegt te­<br />

gens de Duinkerkers, fchoon de Lt. Admiraal MARTEN HAR-<br />

PERTZ. TROMP het opperbevel over de vloot voerde; en dat<br />

hij gerekend wierdt geen minder deel aan de bevogtene zege<br />

dan dien Admiraal te hebben, bleek, doordien hij even als-<br />

deze met -een gouden keten ter waards van 'aóoö gulders<br />

werdt


$o BANKERT. (JOOST VAH TRAPPEN)<br />

werdt befchonken, behalven nog een gifce van 800 guldens in<br />

geld. Ook deelde BANKERT in den roem der overwinning,<br />

.die TROMP in 1639 op de grote Spanje vloot aan de Engelfe<br />

kusten behaalde.<br />

ó<br />

Door zulke en dusdanige bedrijven meer , zig een grote<br />

roem verworven hebbende, verkoos hem de JVestmdife Kom-<br />

pagnïe in 16-45, tot Admiraal over een vloot, die zij voorne­<br />

mens was naar de Wcsündièn te zenden, met inzigt om de ver<br />

vallene zaken in Brazil te bërftellen. Hij ging daar mede in<br />

februarij 1646 onder zeil, doch deze togt viel noodlottig uit,<br />

en hij hadt tegens vele rampfpoeden te worftelenj want reeds<br />

.leden twee van zijn' fchepen fchipbreuk bij Dmns, en nauwe-<br />

lijks die haven uitgelopen zijnde, dreef hem ftorm en tegen-<br />

. Wind te rug naar Engeland, alwaar de vloot door de ongel­<br />

digheid der winden, genoodzaakt wierdt negen weken te ver­<br />

toeven. Na het doorworftelen van een menigte andere nood­<br />

lottige rampen, waar bij nog ten overmate kwam, dat 'er on­<br />

enigheid onder de hoofden en 'muiterij onder het fcheepsvolle<br />

ohtftond; zeilde de vloot eindelijk naar OUnda en kwam aldaar<br />

op de rede, maar vondt 'er alles in den akeligften toeftand.<br />

, Gebrek aan leeftogt, deed de aldaar overgeblevene Nederlan­<br />

ders, ten uiterften verheugd zijn, over de aankomst van di©<br />

vloot, doch welke vreugde wel dra op ene bittere wijze werdt<br />

getempert, door de vermeerdering der onenigheden onder de<br />

fchepelingen. BANKERT na aldaar enigen tijd vertoefd en zo.<br />

veel doenlijk de rust onder zijn volk herfteld te hebbe<br />

trok van daar met den Overften HINDERSON en een a 1<br />

ke vloot, naar Rio St. Francisco, en wierp aldaa<br />

met oogmerk om de Portugeezen derwaarts te lokken; djt<br />

mislukte hem ook, en het enigfte voordeel<br />

was het eiland Tagaripa te vermeesteren , , .„<br />

bloeds koste, en alwaar meer dan 2000 menfc<br />

ven geraakten; waarlijk een al te wrede opoffering tot beko­<br />

ming van een klein hoekje lands, 't welk men bi it ;<br />

koste houden, maar fpoedig weer in handen der Pc-.;, rezen'<br />

geraakte.<br />

Dan


BANKERT. (JOOST VAN TRAPPEN) Èt<br />

Dan het Haagde hem gelukkiger ter zee, hij nam nu en dan<br />

een fchip of fchoot 'er een in den grond; ook tastte hij om­<br />

trent de Baai de todos los Jantos, een uit Portugal komende vloot<br />

van zeven fchepen aan, waar van hij een in dep grond fchoot,<br />

een twedc ontfnapte het, doch de vijf overigen die rijkelijk ge­<br />

laden waren , en over de twee millioenen waardig gefchat<br />

werden, wierden prijs gemaakt; 400 Portugeezen verdronken<br />

of fneuvclden in het gevegt, de 250 die overgebleven waren,<br />

wierden gevangen gemaakt en naar Olmda gevoerd. Onder<br />

dezen bevonden zig de nieuwe Onderkoning, de Admiraal,<br />

Vice-Admiraal, de Providoor en Regidoor van Brazil, andere<br />

mindere Bevelhebbers en drie Geestelijken. Nog enigen tijd<br />

hier na wierdt hij met enige koopvaardijfchepen verfterkt, en<br />

veroverde onder da linie, nog vier Portugeefe fchepen met<br />

fuiker geladen, waar bij hij 50, en de Portugeezen 120 man<br />

verloren.<br />

BANKERT was voornemens met vijf fchepen naar huis te ke­<br />

ren , doch onder wege werdt hij door ene ziekte aangetast en<br />

ene daar op volgende beroerte overvallen , die hem na weini­<br />

ge dagen den geest deedt geven. Zijn lighaam werdt geopend,<br />

gezouten, bewaard, en dus door zijne beide zonen aldaar te-<br />

gcnswoordig, niettegenftaande men het, wegens het toene­<br />

mend bederf, verfcheidenemalon over boord wilde, zetten, in<br />

Zeeland gebragt en begraven.<br />

Men heeft twee Af beeldzeis van hem in prent, waar van<br />

het ene door UDEMANS is gegraveert; op het ander dat zonder<br />

naam van Plaatfnijder is, leest men dit vierregelig versje van<br />

D. J. Vos.<br />

Zie hier afgebeeld naar 't leeven,<br />

Zeelands zeemachts Commodoor,<br />

Spanjens vreefe, Duinkerks beeven,<br />

Die in 't vechten u ook gaat voor.<br />

Veel verloor het vaderland aan dezen wakkeren zeeman,<br />

en hij wierdt van velen nagetreurd, doordien van hem de<br />

roem uitging, dat hij een der beste zeehoofden was, die immer<br />

II. DEEL. F


82 BANXHEM. (JAN VAN)<br />

in drenst van 's lands Staten geweest waren. . SMALLE-<br />

CANGE, Kronijk van Zeeland, bl. 772. BRANDT, Leven van DE<br />

RUITER. DE LAAT, jaarl. verhaal van de Westind. Komp., bh<br />

167. P, DE LA RUE, Heldh. Zeeland, bl. 127-130.<br />

BANKHEM (JAN VAN), Prefident van den Hogen Raad,<br />

geboren te Leijden in het jaar 1540, uit aanzienlgke ouders!<br />

wierdt van der jeugd af aan, voorbefchikt tot de beceffening'<br />

der fraaije wetenfehappen. De eerfte gronden leide hij daar<br />

toe te Utrecht, onder beftier van MACROPKDIUS; van daar be­<br />

gaf hij zig naar Leuven, alwaar toen de ftudie der regtsgeleerd-<br />

heid ten hoogden toppunt geklommen was; hier ftudeerde hij<br />

met onophoudelijke vlijt, een geruimen tijd; bazogt ver­<br />

volgens Angers, en werdt aldaar tot Meester bevorderd. In<br />

zijn vaderland te rug gekeerd, begaf hij zig tot de praktijk, en<br />

oeffende die met veel roem; waar in hij ook, door ondervin­<br />

ding en verftand, boven de meeste zijner tijdgenoten uitmunt­<br />

te. Wanneer 'er in 1582 een Hoge Raad over Holland,<br />

Zeeland en Westfriesland, waar van het Berigtfchrift reeds in<br />

1580 was ontworpen, wierdt opgerigt en in bediening trad;<br />

werdt VAN BANKHEM, om zijne uitnemende verdienften en be­<br />

kwaamheid, op aanbeveling van Prins WILLEM DEN I, tot lid<br />

daar van aangefteld, welken post hij egter niet dan na fterk<br />

aanhouden op zig nam; ook onttrok hij zig daarom niet, ten<br />

dienfte van het vaderland, zig in gewigtige regts- en ftaa'tsza-<br />

ken te laten gebruiken. Dus was hij, benevens zijnen Raads-<br />

vriend DIRK VAN LEUWEN fcheidsman tusfen den Magiftraat van<br />

Leijden en den Dijkgraav en Heemraden van Rijnland, over het<br />

regtsgebied; vervolgens bevlijtigde hij zig naderhand, den twist<br />

tusfen den zelvden Magiftraat en den Senaat der Akademie te<br />

doen eindigen, waar in hij zo gelukkig tot genoegen van beide<br />

partijen Haagde, dat hij kort daar na tot Curator van die Ho-<br />

gefchool verkoren wierdt, welke hij benevens DOUZA en JO­<br />

IIAN DE GROOT met zo veel nut en ijver beftierde, dat die<br />

hand over hand in roem en bloei toenam. Bij uitnementheid<br />

wordt zijne deftigheid, billijkheid en kunde in 's lands weiten<br />

en


BANKHEM. (JAN VAN) &<br />

en regten geroemd. Het was ook enkel om z'rjne verdienden,<br />

dat hij na het overlijden van DIRK NIEUBURG, tot Prefident<br />

van den Hogen Raad werdt benoemd, in welke waardigheid<br />

hij den 29 november 1601 overleed. . WAG. Vod. Hifi.<br />

VH..D. bl. 451»<br />

BANKHEM (JAN VAN), eerst Schepen en vervolgens Bail-<br />

juw van 's Hage, waarfchijnlijk een afdammeling van den bö-<br />

vendaanden, doch zeer verfchillend van aart en karakter,<br />

want daar gene een allerbraafst en deugdzaam man was, tooiv<br />

de deze een deugniet te zijn, voor de fnoodde fchelmftukken<br />

berekend, zo als wij door het verkort verhaal van zijn bedrijf<br />

zullen zien. Hij bekleedde in 1672 het ambt van Schepen<br />

in 'sHage, en was een der bitterde vijanden en ijverigde ver­<br />

volgers van de gebroeders C. en J. DE WIT; dit ging zo ver­<br />

re, dat hij enige Kapiteins van de Haagje fchutterij, bij eede<br />

hadt doen beloven, om de WITTEN niet in 't leven te laten;<br />

ook hitde hij in perfoon de Burgers van het blauwe vendel,<br />

tegens die ongelukkige flagtoffers aan. Of dit nu daden wa­<br />

ren welke ene beloning verdienden, late ik aan het oirdee!<br />

van mijne lezers gaarne over; maar zeker is het, dat hij in<br />

feptember van dit zelvde jaar, door Prins WILLEM DEN III, tot<br />

Bailjuw van 's Gravenhage wierdt aangedeld; dan dat hij zig<br />

in deze bediening zo fchelms van zijn pligt kweet, dat de<br />

mate zijner euveldaden overlopende, hij op last van 'tHoj van<br />

Hdland den 31 julij 1680 in hegtenis gezet en drengelijk ge­<br />

pijnigd werdt; waar na hij nog in het zelvde jaar, wegens<br />

menigvuldige begane misdrijven en vuile handelingen veroirdeeld<br />

werdt, om onthalsd te worden. Hij beriep zig van dit vonnis<br />

op den Hogen Raad, en wist middel te vinden, om hangende<br />

het geding hier over, uit de gevangenis te ontfnappen, en be­<br />

nevens zijn zoon een verblijf te Amfteldam te zoeken, doch bij<br />

werdt hier agterhaalt en betrapt, men bragt hem op nieuw<br />

naar 's Hage, op de gevangenpoort, alwaar hij na nog ver­<br />

fcheidene jaren gezeten te hebben, dierf, terwijl zijn geding<br />

v«or den Hogen Raad nog onafgedaan was, en hij daar door de<br />

F 2<br />

w c I<br />

"


jïf BANNING. BANNIUS. BARBANCON,<br />

welverdiende ftraf, em door beulsfcanden op het fchavot te<br />

fterven,''ontging. 'Toen hij te Amfteldam gevat was, werdt<br />

hij befchuldigd met énen zekeren SAMUEL BOSCH een aan (lag<br />

geuneed'te hebben, op den perfoon van Burgemeester KOEN-<br />

EAAD VAN BEUNINGEN, die men weet, dat een groot Aiitago.<br />

nist van WILLEM DEN III. was DE RIEMER, Befchr. vak<br />

's Gravenhage, II. D. bi. 53,' 54. WAG. , Vad. Hifi. XIV D<br />

W.'i5 4. 169. XV. D.- bl. 204. WAG., Befclg. vmi Amftel<br />

dam, VI. St. bl.'ioi.<br />

BANNING (FRANS), zie KOK (F. B.)<br />

BANNING (JAN BODECHER) , geboren te Loosdrecïx,<br />

een dorp in Gooiland, is' gedurende een tijdvak van 23 jaren<br />

Hoogleraar in de wijsbegeerte aan Leijdem Akademie geweest.'<br />

Hij Was 'een geleerd man, en paarde bij de bcoeffening der<br />

wijsbegeerte die 'der dig'tkonst en andere fraaije wetenfehap,<br />

pen. ' Hij ftierf in 1642,' en heeft onder anderen in 't licht gegeven<br />

:' Epigrammata Brafüiana, £? Poematum lihros , una cum<br />

Dhfertatione epiflolica dc Philofophice £f Poèticès ftudiii conjungendis.<br />

lugd. Bat. 1637. 12 0<br />

.<br />

p. Ut- • •<br />

FOPPENS, Bibliotk Belg<br />

BANNIUS. (JOHANNES ALBERTUS), van Haarlem geboortig,<br />

is geweest Priester en een uitmuntend Mufikant. Hij<br />

beeft gefchreven e n uitgegeven:' Epiftolam ad PETRUM SCRI-<br />

VERIUM, de Mufico ftudio , retlé inftituendo i§ inftaurando; eri'<br />

in 't nederduits: gantfcFje famen|ïelïing öcr JBaufïjfs. .<br />

1 ;<br />

FOPPENS,' BPjlioth. Belg. p. 562. "<br />

BARBANCON (KONSTANTYN), geboren in 1565, in<br />

een dorp van den zelvden haam, gelegen een "klein uur gaans<br />

Van Beaumont in Henegouwen. Na het volvoeren van zijne eerfte<br />

letteroeffeninge'n, wierdt hij een Kloosterling van de orden<br />

der Kapucijnen, Vervolgens tot den Priësterftand verheven;<br />

hij was'uitmuntende in deugd, en onberispelijk van zeden;<br />

ook 'ftierf hij met' de geur van heiligheid, den 26 november<br />

J621; 'zónder ziek te zijn geweest, en hebbende nqg dien<br />

' • '-' ' zelv-


BARB2YRAC. (JAN) t$<br />

eèlvdfen dag de Vespers helpen zingen., Ene optelling van zij­<br />

ne dweepzieke fchriftenj vindt men bij PAQUGT > Hifti lüter.,<br />

Tom. VIII. p. n6, 117. —— MIRJEI, Scriptores Sax. XVII.<br />

p. 331. edit. FABRIC ÜÏGID. GELENIUS , de admir. magnitud.<br />

Colonice, p. 523-527-<br />

BARBEYRAC (JAN), Hoogleraar in de regtdn te Gronin­<br />

gen, is geboren te Bezien in Frankrijk, den 15 maart 1674. Zij 11<br />

vader was aldaar Gereformeerd Predikant, en wierdt genood-<br />

drongen na de intrekking van het edikt van .Nanles, om der<br />

vervolgingswille; zijn vaderland te ruimen en elders een ver­<br />

blijf met zijn huisgezin te zoeken. Hij verkoos hier toe Lau,-<br />

•Janne in 1686, en JAN begaf zig naai- Berlijn.-, alwaar hij in<br />

1687 een aanvang maakte, om in hetFranfe kollegie, de fraaije<br />

letteren te onderwijzen. Enige, redenen die men niet gemeld<br />

vindt, deden hem van de beoeffening der Godgeleerdheid af-<br />

zjen, waar toe zijn vader hem hadt vooi befchikt , om zig<br />

der regtsgeleerdheid toe te wijden, en wel inzonderheid, tot het<br />

Regt der Natuur en der Volkeren. In .1710 wierdt hij tot Hoog­<br />

leraar in de regten en gefchiedenisfen te Laufannè beroepen,,<br />

en hij verbleef 'er zeven jaren in dien post, in welk tijdvak<br />

hij driemalen de waardigheid van Reétor bekleedde, ianltii<br />

wierdt hij als lid van het Koninglijk Genootfchap der weten-<br />

fehappen te Berlin, opgenomen; en in 1717 aangefteld, tot<br />

Hoogleraar in de regtsgeleerdheid te Groningen, in welken post<br />

hij metèen onvoorbeeldelijken ijver en werkzaamheid, is ver­<br />

bleven tot op zijn dood toe, welke voorviel in het jaar 17441<br />

Men heeft van hem de vertalingen in het frans van twee<br />

uitmuntende werken van SAM; PUFENDORF, te weten over het<br />

Regt der Natuur en der Volkeren; en, over de pligten van den<br />

Mensen en van den Burger. Bij het ene zo wel ais bij het an-<br />

deie, heeft hij uitmuntende aantekeningen gevoegd, en bij het<br />

eerfte nog ene voorreden, die 'er tot inleiding van verftreku<br />

De beste drukken van zijn Droit de la Nature &c. is van 1712<br />

en 1734 in 4to., en van les Devoirs de l'Homme &c. van 1718<br />

én 1759 in 4to. Nog heeft hij in het fransen vertaald, uitge-<br />

F 3 6*


U<br />

BARBIEUX. (ANTHONY)<br />

geven de beide redevoeringen van den Hoogleraar NOOIT<br />

*1 , T * Souvminen e n d e<br />

't Geweten, va<br />

nog<br />

verfcheidene Leerredenen van' den beroemden TILLOTSON Ene<br />

puntende franfe vertaling van H. GROTIUS oVer * ^<br />

l1LiT e,<br />

r 0k n e d e i d u i t f C V 6 r t a I i n<br />

' « h e t l i c h t<br />

U ! t g e e Z e n e<br />

^Iw ' het eerst te<br />

^/fcto» m I 7 2 4, e n n a d e r h a n d t e ^ i n I 7 j p h e r d r i ] k t ><br />

I 7 2 4<br />

; R<br />

- C ü m b e r l i n d<br />

«*- & z*<br />

Mnfrr, mede met fchone aantekeningen. Behaiven ver-<br />

kherdene Akademife Redevoeringen, z o te Gekevé, Laufahnè,<br />

te c^» uitgegeven, heeft hij nog oirftron-<br />

gelijk gefchreven en door den druk gemeen gemaakt: traité<br />

jur la morale des Peres, pour repondre au Pere CEILLIER Relig<br />

Bemhttm, uit deze verhandeiing w aar van een klein gedeelte<br />

M het nederduits is vertaald, wordt men des Hoogleraars VB.<br />

t.gö belezenheid in de fchriften der kerkelijke Oudvaders ont­<br />

waar en telkens welk een geringen prijs hij in het oirdeel<br />

van dre Mannen fteide. Traité du Jeu & e. 3 torn. Amft. i 7 3 7.<br />

8vo ajloire des anciens Traiiêz repandus dans les Autheurs gr<br />

6? latms & autres Monumens de ïantiauité, depuis les tems<br />

plus reculez, jusque i l'Empcreur CHARLEMAGNE, in het eerfte<br />

deel van het Supplement au Corps Diplomatique de DUMON<br />

<br />

MAHMI ConfpeÜum, p. 540. C. SA», Ohm. liter., Pars VI.<br />

P- 99, 100. Anal. p. 637. MORERI, Dittionaire, ed. de 1740."<br />

Tom. II. ^ M É ( I T M M / I ? 4 4. M V_ P ? 8 I_ G N ^ (<br />

Jur ©efdjidift bt$ %m BARBEYRAC in SSWtatgtti |ur $i{loiit t«<br />

WatWdU $attó. 1749. 8vo. $0. iv. p. 244, 245.<br />

BARBIEUX (ANTHONY), Dominikaner Monnik, deedt<br />

zijne geloften in het klooster te Rijsfel, in welke ftad hij den<br />

4 augustus 1624 werdt geboren, en hij ftierf 'er na een god.<br />

vrugtig leven tot zijn einde toe geleid te hebben den 6 januarij<br />

1678. Hy]heeft verfcheidene latijnfe werken, nagelaten, dié<br />

tot


BARD. (PETRUS) BARDE3. (WILLEM DIRCKSË.) 87 .<br />

L ffigdng van zijne geloofsgenoten kunnen verltrekkens —*<br />

; PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 101, 102:<br />

BARD (PETRUS), Vikaris generaal vart de 'órden dér<br />

'Coenobiters, is in 1443 e» Doormk geboren, lardeerde ié Leu­<br />

ven, en was aldaar de contubernaal van ADRIAAN van Utrecht,<br />

naderhand Paus, onder de benaming van ADRIAAN BE» VI.<br />

Hij ftierf als Vikaris generaal van de Coenobiters, zijnde tef­<br />

fens Prior van het klooster van die orden te Parijs, in 1515*<br />

na 82 jaren geleëft te hebben. Hij heeft onder andéren ge­<br />

fchreven: -Collationum feu Concionum facraruw , V. Vol: in folio i<br />

liog: Gallicce Cmlestinorum congregationis Monafteriorum fmiauo-<br />

nes, Virorum illuftrium elogia &c. Parif. i'i9- m 4«» '<br />

FOPPENS, Bibt. Belg- p- 953-<br />

BARDÈS (WILLEM DIRCKSZODN), Schout vari Am-<br />

fteldam, is een man geweest van kloek verftand en minzamen<br />

omgang, doch enigzints ftamelende van tale. Hij was Bud<br />

Schepen te Amfteldam, toen hij in 1542, onaangezien hij bij<br />

fommigen, van lutherije verdagtwas, tot Schout aangefteld<br />

werdt, op aanprijzing van Burgemeester HENDRIK DIRKZÖON,<br />

die gehouden werdt, de Regering der ftad op zijnen duim te<br />

draijen. Dan eer wij verder gaan met te befchrijven, op<br />

welk een harde wijze deze man is behandeld geworden, zal<br />

het vooraf nodig zijn te melden, dat 't Schoutambt der mees­<br />

te Hollandje fteden, ten dezen tijde, ftondt aan de begevinge<br />

der Graven; doch 't was te Amfteldam in 1508 , onder de min­<br />

derjarigheid des tegenwoordigen Graven, Keizer KARËL DEWV,<br />

voor 20000 guldens verpand aan de Wethouderfchap, mids<br />

dé lastbrief verleend wierdt op 's Graven naam; Burgemees-<br />

teren begaven, federt het Schoutambt op ene jaarwedde, en<br />

lieten de boeten, kleinigheden uitgezonderd, verrekenen aan<br />

de ftad. Agt jaren hadt BARDES het Sehoutambt bekleed, tot<br />

genoegen der Regeringe, toen hij, of om te minder af te han­<br />

gen van zijns gelijken, en zijn ambt op vaster voet te behou­<br />

den , of om andere redenen, ten Hove te wege bragt, dat<br />

de Landvoogd», vrouw MARIA; de 2o0«o guldens, door da<br />

F 4 fi 2<br />

"


ti BARDES. (WILLEM DlRCKSZOüiV) •<br />

.ftad op het Schoutambt gefchoten, afloste, en hem Schort<br />

«aak» van >s Keizers wegen. Van toen af, veranderd^!<br />

gunst der Wethouderfchap te hemwaards, in'afkeer en ni"<br />

Men gaf hem na, aat hrj de geheimen der ftad, met name<br />

haar_ veinzen van armoede, om met geene leningen gekweid<br />

te z, n ten Hove openbaarde. Niemand nogthans was meer<br />

op den Schout verbitterd, dan HENDRIK DIRKSZOON, do hem<br />

eerst bevorderd hadt, en wien zijn gezag nu me st tetns<br />

de borst was om dat "er zijn eigen meest door geknot werT<br />

Hy fmeedde dan, gelijk federt geregtelijk getuigd fa, een ftuk<br />

- hatelijk, dat 'er hier te lande, zelden weergade van J<br />

zien «. FLORIS ECHERTZOON, Kettermeester en Onder-pas­<br />

toor der oude Kerke, op zijne zijde gelokt hebbende, befett<br />

^m getuigenisfen tegens den Schout, behelzende, dat hi<br />

enzyne huisvrouw herdoopt waren, ene vergadering van<br />

Herdopers ten hunnen huize gehouden, en anderen bijgewoond<br />

hadde,, De menfchen die deze zaken verklaarden waren<br />

^Vannen ^ ' " * * ^«><br />

e.n annehjk wijf, z,g generende met het befpieden en beklappen<br />

van zulken, die verboden vergaderingen bijwoonden;<br />

VOLKJE WILLEMS, vrouwmensen van gelijken ftempel, KOR-<br />

J E M<br />

<br />

0 N<br />

W , notaris, en ADRLV.» J A A A O O , .<br />

ftjper. De Pastoor fchreef den inhoud van hun getuigenis^<br />

over, aan R U ARD TAPPER, opper-Incjuinteur te Led. Doch<br />

2 0 det te werk gesaan<br />

2 «T, T ' of de Sch<br />

wt<br />

er de lugt van gekregen, en zig terftond bij de Landvoogdes*-vervoegd,<br />

klagende, dat men hem met lasteringen Jt<br />

iSr ren k vemicrf Mj<br />

-' °; ' dat<br />

2<br />

AnJleUani gezonden werden, die de getuigen onderzogt heb­<br />

bende, fterk vermoeden of genoegzaam blijk kregen, van de<br />

valsheid der verklaringen. Sedert werdt de zaak den Hove<br />

van Holland bevolen, welk Gemagtigden ftelde, om dezelve<br />

rader te onderzoeken; en dus ftondt het 'er mede, o P 't einde<br />

des jaars 1554. In 't volgende jaar, werden VOLKJE en Fr<br />

in ftilte naar V Hage gevoerd, en op de gevangenpoort ge.'<br />

zet. Men ondervraagdeze hier, naar 't herdopen des Schout,;<br />

't welk


-BARDES. (WILLEM DIRCKSZOON) £<br />

f welk zij verklaarden gezien te hebben, ftaande op een:bank­<br />

je, voor de glazen van zeker fpeelhuis buiten de ftad, welk<br />

BARDES in huur gebruikte. Hier ra kwamen 'er Gematigden<br />

van 't Hof naar Amfteldam, om de gelegenheid van dit fpeel­<br />

huis te onderzoeken; een van welken, cp het bankje treden­<br />

de, zijnen arm te kort bevondt om bij het glas te reiken;<br />

waar op hij tegen den Schout zeide, dat zijne zaken behouden<br />

waren; zonder hem egter verdere opening te geven, 't Liep'<br />

nog twee jaren aan, eer de andere medepligtigen, met name<br />

HENDRIK DIRKSZOON en de Pastoor, gevat en naar 's Hage<br />

gebragt werden; de Iaatfle weidt aangegrepen, daar hij voor<br />

't outer ftondt, en in zijn priesterlijk gewaad Vervoerd. De<br />

getuigen na lang zitten, bekenden einde ;<br />

ijk fchuld, en dat zij<br />

door den Burgemeester en den Pastoor, bewogen waren, om<br />

den Schout valfelijk te betigten. Toen deed het geregt zijnen<br />

pligt, de Notaris werdt van zijn ambt ontzet; ADRIAAN JANS-<br />

ZOON gegeesfeld, en beide ten lande uitgebannen; de Pastoor<br />

moest bekennen, dat hij op een roekeloze wijze en zonder<br />

grónd, ten nadele van den Schout, aan RUARD TAPPER ge­<br />

fchreven hadt. Dan met F\' liep het zo gemakkelijk niet af;<br />

haar wierdt de tong uit den hals getarnd, voorts gewqrgd, ge­<br />

blakerd, en naar J<br />

t galgeveld gevoerd, blijvende tot het jong-<br />

fte ogenblik ftaande houden ^ dat zij door HENDRIK DIRKSZOON<br />

en den Pastoor verleid was, met verzoek, dat men den Schout<br />

voor haar om vergiffenis wilde bidden; dit ftrafvonnis werdt<br />

op den 3 meij 1561 ten uitvoer gebragt, intusfen dat VOLKJE<br />

in de gevangenis was geftorvèn. De Burgemeester zig heb­<br />

bende weten te hoeden voor fchrift van zijne hand, en do<br />

getuigen tegen hem, om derzelver gebleken' meinedigheid'<br />

wrakende, ontworftelde de jongfte ftraffe. Hij werdt onder<br />

borgrogt van 40000 ponden, geflaakt, en kwam na verloop<br />

van een jaar, wederom te Amfteldam; daar hij nog vier ja­<br />

ren toefde, eer men hem van den borgtogt ontfloeg, zijnde<br />

ondertusfen van andere misdrijven befchuldigd, die egter niet<br />

geregteiijk bewezen werden. Daar na wanende enen vrijen<br />

hals te hebben, vorderde hij den Schout aan regt : om her.<br />

F 5 ftel-


J


t BARDES. (WILLEM) 91<br />

hq als Gelastigde van de Staten van Holland naar Weesp ge­<br />

zonden , om aldaar de rust te herftellen , die door enige<br />

Roomsgezinden in 't ftoren van den hervormden Godsdienst,<br />

met kennis of door aandrijven van enigen uit de Regeringe<br />

^ebroken was; hij zette zeven leden uit de Vroedfehap, en<br />

drie derzei ven, nevens den Secretaris en een oude Pastoor,<br />

uit de ftad hebbende doen leiden, was de rust aldaar her­<br />

boren.<br />

In't jaar Ï586", verzette hij zig mannelijk tegens de oogmer­<br />

ken van LEICESTER , die op raad van JAKOB REINGOUD , Heer<br />

van Kouwenberge een' vreemdeling, ftraffèn en vorderingen<br />

ten laste der Kooplieden wilde invoeren, fchoon het den<br />

naam hadt, dat die ftraffèn alleen zouden dienen tegen de<br />

Lorrendraijers, zijnde zodanige lieden, die tegen deplakaten, en<br />

onaangezien de borgtogten bij hen gefteld, den vijand<br />

goederen toevoerden; ook niet min ijverde hij tegen het oprig-<br />

ten der kamer van geldmiddelen , waar van REINGOUD vlamde<br />

om Thefaurier te worden. Hij toonde op ene vrijmoedige<br />

wijze, dat LEICESTER geen magt hadt, zodanige oprigting to<br />

doen, zonder voorkennis der algemene Staten. Deze zaak op<br />

nieuw voor den Raad gebragt zijnde, wierdt van elk 't ftraffèn<br />

der Lorrendraijers redelijk gekeurd, alleenlijk gaf BARDES in<br />

bedenking, of het zonder gevaar van oproer te doen ware;<br />

doch over 't opregten ener kamer van geldmiddelen, merkte<br />

hij bij herhaling aan, dat alle nieuwigheid ongemak baarde,<br />

en dat hij 'er zo veel voordeels niet uit te halen zag. In<br />

J<br />

t voorbijgaan, liet hij iets merken van de klagten, die hem<br />

en zijne ambtgenoten uit Holland gedaan waren , over 't drin­<br />

gen van vreemdelingen in de Regeringe, waar over LEICESTER<br />

zeer verftoord werdt. BARDES verzogt dat men zijne woorden,<br />

als fpruitende uit zugt tot vcorftand van 's lands vrijheden, ten<br />

goede nemen wilde; waar op de Graav hernam: dat de woor­<br />

den goed, maar de werken gering waren. Maar met dit ftribbe-<br />

len tegen 's Graven welbehagen, werdt niets gevorderd; de<br />

kamer werdt opgeregt, en REINGOUD Thefaurier gemaakt.<br />

Het ambt van Burgemeester en Raad heeft BARDES te Amfieh


ë BARENDS. (BAREND) BARENDZEN. (DIRK)<br />

•fieldam verfcheidenemalen bekleed; en hij-overleed in 1 ij*<br />

MSoi, nalatende een zoon, insgelijks • WILLEM BARDES L<br />

Jiaamd, aan wien de Staten van Holland, in ieó 3, ene renté<br />

van 2 0 0 ponden 's jaars toeleiden, wegens 3200 ponden die<br />

*gn' grootvader, bij zijne Jaatile Scbouts-rekening van de Rad<br />

rog te vorderen hadt WAGEN., Vad. Hifi. VIL D<br />

bl- 205. zoo. 2 99. VIII. D. bl. I 5 7. a ? 3. w ft/cjSK<br />

«wi III. St. bl. 4 7 o. 477- 479.<br />

, BARENDS~(BAREND), geboortig van kampen, hadt zig<br />

h e t J a a r 1 5 7 2<br />

I? S^voegd bij de G**, r^ft^. Na dat bij<br />

benevens zijne makkers vele roverijen en. pïuBderingen ter<br />

IntflS V<br />

R I C<br />

E N<br />

K<br />

- A , S<br />

V<br />

" mdCn<br />

dagthij met<br />

zijnen bekomen buit naar EnMen te wijken, doch wierdt op<br />

znne retze derwaarts door de Enkhuisers agterhaald en geno!<br />

^^c^^ETlT'<br />

i n J t t U<br />

V-EIMEN, Hijt. van Enkh. bl. 141.<br />

BARENDS (WILLEM), Kapitein ter zee, wérd t ben even i<br />

JAN KORNELISZ in het jaar r 5 9 ö ( onder beleid van den dapi<br />

pi.ren zeeneld JAKOB VAN HEEMSKERK, ten derdenmale xs£<br />

zonden, om door het noorden enen doortogt naar Tarta^è<br />

én Chna te zoeken. Na Spitsbergen ontdekt te hebben ftierf<br />

hj op dien togt in *fe£ Met gemelden HEEMSKERK kwamen<br />

twaalf zijner fcheepsgenoten te rug in het vaderland, na dat<br />

ZIJ onder het doorftaan van veelvuldige gevaren, de uiterfté<br />

hoeken van het noorden, zonder den weg naar tinna gevon^<br />

SiS ' GSÖTU, Annfr<br />

^t R ZEN (BIRK)<br />

E 0 ' » S i<br />

^> ^oren te ^<br />

^ n 1534, genoot van zij, en vader, dat een tamelijk goed<br />

schilder was, doorkin? „r. -n , é<br />

op he ftad hms te gezi-en ^ t g f •<br />

beeldende de opfchuddingen, door de Wederdopers verwekt<br />

teien, m weik ftuk, naar dien tijd niet kwalijk behandeld,<br />

de


BARENDZEN. (DIRK) 93<br />

f e woede van dien muitzugtigen hoop zeer vreemd en ver-<br />

fchrikkelijk uitgebeeld is; het eerfte onderwijs in de konst.<br />

Toen DIRK den ouderdom van 21 jaren hadt bereikt, ver­<br />

trok bij naar Italië, hieldt zig te Venetië op bij den beroem­<br />

den TITIAAN , die buitengemeen veel van hem hieldt, hem in<br />

bUis nam, als zijn kind behandelde, en vergunde ja zelvs<br />

beval, zijne te Venetië komende landslieden, wel te onthalen.<br />

Hij die met een edelaartigen ziel en vlug verftand, was be-<br />

gaaft, verkeerde 't liefst met deftige en vermogende lieden,<br />

of geleerden, doordien hij zelv' in de fraaije letteren bedre­<br />

ven, der latijnfe tale magtig, en zeer belezen was. In Italië.<br />

hieldt hij gemeenzame verkering met den Heer van ST. ALDE-<br />

èoNDE, welke vriendfehap en goede verftandhouding federd<br />

in Nederland tusfen hen altoos in wezen bieef; zulks AI.DE-<br />

COKDE nimmer te Amfteldam kwam, zonder DIRK te bezce-<br />

ken, vermaak fcheppende in deszelvs bijwezen. Om. kort te.<br />

gaan, BARENDS was een deftig en weigeziqn man; die ook<br />

liefhebberij hadt voor de muzijk, en tot zijne uitfpanning op<br />

verfcheidene fpeeltuigen zig oeffende. Hij hieldt ook gemeen­<br />

zame verkering met den digtkundigen LAMPSONIUS, en zij hiel­<br />

den onderlinge briefwisfeiing in de latijnfe taal.<br />

Na ene afwezentheid van omtrent zeven jaren, keerde,<br />

DIRK door Frankrijk naar Holland te rug, en trad te Amfteldam<br />

in huwelijk, met ene dogter uit een der treffelpfte huizen van<br />

die ftad In den ouderdom van 28 jaren, portraiteerde hij zig<br />

ze!ven en zijne buisvrouw, zijnde zeer aartig en fraaij behan­<br />

deld. Offchoon hij zig meestal aan 't portraitfchilderen hieldt,<br />

waar in hij zeer vaardig was, en een bevallige manier volgde,<br />

heeft hij nogthans ook enige fraaije outerftukken, en meer<br />

andere uitmuntende taferelen gefchilderd, waar in men kenne­<br />

lijk de voortreffelijke manter 'van TITIAAN ontdekken kan,<br />

dien hij ook geportraiteerd -<br />

heeft. Men vindt nog ten buidi-<br />

gen dage fchilderijen va» BAREKDS, inzonderheid op de Doe­<br />

len of Schuttershaven te'Amfteldam, die in grote achting bij<br />

de liefhebbers worden gehouden.<br />

In het fpreken van de Italiaanfe taal, behieldt BARENES den<br />

V~e-


BARENDZOON. (HERMAN) BARKEY. (NIKLAAS)<br />

Venetiaanfen tongval, en beminde de landbouw zonder dezelve<br />

nogthans te beoeffenen. Zijne fchigtigheid voor de zee en het<br />

water, bragt te'wege, dat hij aan zijne begeerte om Haarlem<br />

of andere fteden te bezoeken, fchroomde te voldoen, door­<br />

dien zijne zwaarlijvigheid hem belette, in een rijtuig derwaarts<br />

tè reizen. In het Gasthuis werdt hem een groot werk befteld<br />

dat half afgedaan is blijven Heken, doordien hem de dood<br />

overviel, bezig zijnde daar aan te fchilderen, in het jaar r592 f<br />

in den ouderdom van 58 jaren. Men heeft een afbeeldzel<br />

van hem in plaat D E P„. E S ) A h. e g é d e fa ^ ^ ^<br />

tres. K. v, MANDER, Leven der Schilders. I. p. bl. 317--320,<br />

BARENDZOON (HERMAN), bankbezoeker te Amftel­<br />

dam, werdt in het jaar 1610, door den Kerkenraad buiten ken­<br />

nis van Burgemeesteren, afgezet van zijn ambt, om dat zo<br />

als getuigd wordt, in 't ftuk der Predestinatie verfchilde van<br />

zyne medebroeders. G. BRANDT, Hifi. der Reform. IL<br />

D. bl. 148, 149.<br />

BARKEY (NIKLAAS), te Bremm geboren in 't jaar i 7o r<br />

is geweest S. S. Th. Doktor, Profesfor en Predikant in dp<br />

Hoogduitfe Kerk bij de gereformeerde gemeente in 's Hage.<br />

Hij wierdt op den 9 junij te Amfteldam Proponent, op den 6<br />

november 1732 als Predikant te Kleverskerk op het eiland<br />

Walcheren in Zeeland beroepen, alwaar hij na ruim 10 jaren lang<br />

het woord des Heren met allen ijver te hebben verkondigd,<br />

op den 12 julij 1744 te Hidst in den dienst werdt bevestigd,'<br />

daar hij vertoefde tot op den 4 februarij 1751, dat de ge-'<br />

meente van Middelburg hem tot haren Leraar aanftelde, wel.<br />

ke kudde hij drie jaren geleid hebbende, den 4 julij 1754<br />

in zijn vaderftad Bremen tot Predikant en Hoogleraar in da<br />

godgeleertheid wierdt beroepen, daar hij zig egter eerst op<br />

het einde van genoemde jaar na toe begaf, en intusfen den<br />

20 december aan het Hogefchool te Groningen de eeretrap<br />

Van Doctor Theologice bekwam; eindelijk wierdt deze geleerde<br />

man, tot Herder en Leraar in de Hoogduitfe Kerk in 's Gra-<br />

ienhage beroepen, daar vervolgens het Hoogleraarfchap wierdt<br />

bij-


BARLAEUS. (KASPER of GASPAR) BJ<br />

fegevoegd. Hij ftierf den 18 junij 1788, in den ouderdom<br />

van 79 jaren; zijnde vervolgens het lijk bij Scheveuingen, in<br />

de open lugt, op het kerkhof Ter Navolging begraven. BAR-<br />

; {Ey is een geleerd man geweest, en heeft zig niet weinig<br />

'roems, in het gemenebest der letteren, gedurende het tijdvak<br />

van zijn langdurig en arbeidzaam leven verworven, door zij­<br />

ne uitgebreide kundigheden in de godgeleerdheid, kerkelijke<br />

gefchiedenisfen, als andere takken van wetenfchappen 5 waar<br />

van tot levendige bewijzen ftrekken, zijne veelvuldige uitge-<br />

gevene werken', wordende inzonderheid onder dezen geroemd:<br />

de Bibliotlieca Bmnenfis en Hagana, Mujaum Haganum en Sijm-<br />

bolce Hagana. HAMBERGERI, Erudita Germania. p. 33.<br />

C. SAXI, Cmom. literar. Pars VII. p. 102. Boekz. 1732. a.<br />

bl. 744- 1733- a<br />

- I 2 U<br />

i?45- «• 2<br />

34- 175Ü a<br />

- 2<br />

33- I7S4'<br />

b. 198. I7SS- «• 1765- b. 541- Kcnst- en Letter-Bode.<br />

1. D. bl. 4-<br />

BARLAEUS (KASPER of GASPAR), is Profesfor in de<br />

Philofophie te Amfteldam geweest, en geboren te Antwerpen.<br />

den rtt februarij 1584, in welke ftad zijn vader die den zelv-<br />

den naam voerde, Griffier was; doel; zijn ambt verliet, en<br />

naar Holland toog,*na dat den Hertog VAN PARMA, die ftad<br />

veroverd hadt. De jonge KASFER oeffende zig in de Godge­<br />

leerdheid te Leijden, en werdt in 1608 tot Predikant beroepen<br />

in de Nieuwe Tonge, op 't eiland Overftakkéé, welke dienst<br />

bij tot in 'tjaar 1612 waarnam; wanneer hij op aanbeveling<br />

vanP. BERTIUS, in deszeivs plaatze, tot Onder-Regentin 't Sta-<br />

ten-Collegie te Leijden werdt aangefteld, en van den predik­<br />

dienst afftondt. Op't einde des jaars 1617, werdt hij door<br />

de Bezorgers der Hogefchool, verkoren tot Profesfor in de<br />

Logica of Redeneerkunde. Middelerwijl waren de gefchillen<br />

der Remonftranten en Contraremonftranten ontftaan. BARLAEUS<br />

hieldt de zijde der eerften, welke hij van 't jaar 1615 af,<br />

piet zijne penne ten dienst ftondt. Ook woonde hij het Bord­<br />

je Sijnode bij onder de aanfehouwers, zo lang die vergadering<br />

met open deuien gehouden werdt; makende aantekeningen<br />

van


$6 BARLAEUS. (KASPER of CASPAR)<br />

van 'tgene hij zag en hoorde, die federt in 't licht gegeven<br />

zijn. Hij hielp de gedaagde Remonjlranten enen geruimen tijd<br />

in het ftellen van enige fchriften en brieven, die gedurende<br />

het houden der Sijnode, ' ingefteld en afgevaardigd werden.<br />

Doch in februarij, keerde hij naar Leijden en tot de waarne­<br />

ming van zijn gewoon beroep te rug. De leer der Remon-<br />

Jlra&n vcroirdeeld zijnde op de Sijnode, werdt ook het Ho,-<br />

gefchool, zo als men het noemde gezuiverd, en BARLAEUS<br />

onder anderen verlaten van 't Onder-Regentfchap, omtrent<br />

het midden van junij, en in de volgende maand ook van<br />

't profesforaat in de logica. Doch eer 't laatfte gebeurde,<br />

Jiadt hij die voorheen Predikant geweest was, de Acte van Stil-<br />

jland getekend, en zig verbonden voortaan niet te prediken,<br />

fchoon hij ten zelvden tijde betuigde, der Remonftrantfe za­<br />

ken nog toegedaan te blijven; welke betuiging hij in julij<br />

1621, nog herhaalde. Middelerwijl hadt hij ontzet van zijn<br />

beroep, zig op de geneeskunde toegelegd, en was te Caën in<br />

Normandije, tot Doktor bevorderd. Hij heeft nogthans deze<br />

wetenfehap bijna niet ge-oeffend, en zig te Leijden- daar hg<br />

bleef wonen, bezig gehouden met het onderwijs van jongelin­<br />

gen in de philofophie en in andere wetenfehappen, tot dat hij<br />

in 1631, tot Profesfor der philofophie en der welfprekend-<br />

heid, in het doorlugtig fchool te Amfleldam, beroepen werdt;<br />

daar hij van groot en klein geëerd en bemind, zijn beroep<br />

met allen ijver en vlijt waarnam; enige treffelijke latijnfe Ge-<br />

digten en andere werken in 't licht gaf, waar van enigen wor­<br />

den'beoirdeelt in hetfehone artikel, dat den geleerden BAYLE,<br />

Ons in zijn Biüionaire Hijlorique £P Critique, van BARLAEUS heeft<br />

nagelaten, Met dit werkzanie leven hieldt hij aan, tot dat<br />

hij van ene zware ziekte aangetast, die hem den geest ge­<br />

weldig benauwde, en alleenlijk nu en dan enige tusfenpozin-<br />

gen gunde, 's daags na dat hij voor zijne Studenten nog gele­<br />

zen hadt, op den, 1$ januarij 1648 overleedt; zie G. BRANDT,<br />

Toezij, III. D. bl. 144. Over de natuur zijner ziekte, en<br />

de onmiddelijke oirzaak zijn's doods, is veifcheidelijk van ge-<br />

fproken en geoirdcelt. Dan tamelijk zeker is het, dat zijne<br />

ziek.


BARLAEUS. (KASPER of GASPAR) g?<br />

1 kiekte ene verregaande zwaarmoedigheid is geweekt, waar<br />

van, hij reeds in 'tjaar 1623, kort na't ontdekken van den<br />

aanflag op het leven van Prins MAURITS, aangetast geweest<br />

was, ter gelegenheid dat de zo vermaarde Schout BONT de<br />

onbefchofte ftoutheid hadt, te Leijden hem, op ftraat gaande ,<br />

onverhoeds een papier, welk hem ten dele uit de zak Rak,<br />

te ontrukken; 't welk hem fchoon 'er niets kwaads in Rondt,<br />

dermate ontftelde, dat hij om te minder verdagt te zijn, tot<br />

driemalen toe in de openbare kerke ging; waar op fchrijfc<br />

G. BRANDT, ene zware wroeging en droefgeestigheid volgde,<br />

die egter door den tijd wederom verdween. Doch na zijn<br />

beroep te Amfteldam, in 1632, trof hem nog groter zwaar-<br />

] moedigheid. Hij zelv' fpreekt 'er in zekeren latijnfen brief,<br />

aan zijnen neve CUNAELS, met deze woorden van: j, Ik el-<br />

„ lendige, ben geftort in ene droefgeestigheid, veel zwaar-<br />

„ der dan die mij voor negen jaren getroffen heeft. Eerst<br />

0 heb ik mij door fterk ftuderen, afgemat; daar op is verftop-<br />

„ ping gevolgd; vervolgens is mij 't gene te voren ligt fcheen,<br />

„ zwaar voorgekomen; eindelijk heb ik, door ik weet niet<br />

„ welk ene kleinmoedigheid, begonnen mij zeiven t'enemaal<br />

„ te mistrouwen, en te gevoelen, dat ik onbekwaam ben<br />

„ om dezen last te dragen. En ik ben mij zelv' nauwelijks,<br />

„ als mij het deerlijk lot van mijn huisgezin te binnen komt.<br />

„ Ik, die de gelukkigfte was, ben de ellendigfte in mijne<br />

„ ogen. De redenen door welken gij mij opbeurt, worden<br />

,, mij door brave lieden dagelijks voorgehouden. Ach neef \<br />

„ ik ben de man niet die gij meent dat ik ben. Ik heb dezen<br />

„ post, uit een ijdele en dwaze overtuiging aanvaard. Maar<br />

„ ik gevoel nu, dat het heel wat anders is in't bijzonder,<br />

„ heel wat anders is in 't openbaar te onderwijzen; ik heb<br />

„ die vrijmoedigheid niet, als ik in 't openbaar onderwijzen<br />

„ moet, die mij wanneer ik in 't bijzonder onderwees, plagt<br />

„ eigen te zijn. Ja, ik ben zo vervuld van fchroom , dat ik<br />

„ zelv' geen bijzonder onderwijs geven durf. Mijne gezond-<br />

„ heid is ook minder, uit hoofde mijner droefgeestige ver-<br />

U. DEEL. G „ beel-


# BARLAEUS. (KASPER of GASPAR)<br />

„ beeldingen, en der geneesmiddelen zeiven. Mijne flaap ö<br />

* z w a a r e n<br />

« o n t f<br />

afgebroken; de huishouding des lighaams, geheel<br />

¥ d<br />

- iWij fchiet geenehoop over, dan op de barmber-<br />

„ tigheld en magt'des groten Scheppers, die mij eertijds van<br />

diergelijke kwaal, doch allengskens, verlost heeft; want<br />

„ gij weet, dat deze ziekten van langen duur zijn. Ik be-<br />

., veel mij zeiven en mijn huisgezin, waaide neef, aan uwe<br />

„ gebeden. Ik heb geen lust om meer te fchrijven, en dit<br />

„ treurig en mij zeer lastig verhaal, te vervolgen. ' Uit mijn<br />

» ftijl, uit mijne uitfchrabbingen, zult gij l igteJjjk kunnen<br />

„ zien, hoe ik gefteld geweest ben, toen ik dit op't papier<br />

bragt. De vorige kragten van lighaam en geest zijn ge-<br />

? J?" AKT<br />

- M i j n e<br />

l is<br />

vrouw die bij mij Rondt terwijl ik dit<br />

„ fchreef, heeft mijne pen genoegzaam beftierd. GOD geve<br />

„ dat ik beter en Wijder fchrijven moge! Nu kan ik niet.'»<br />

Clam: Vim. Epist. e Mufeo ]. BRANDT, p. ii3.<br />

Doch uit dezen naren toeftand, is BARLAEUS ook gered zo<br />

dat hij in 't begin des jaars 1635, in ftaat was, om de open-<br />

biue redevoering van den wijzen Koopman te doen; en, uit de<br />

brieven van den Drosfaart FJOOÏT, na dien tijd aan, en we­<br />

gens hem gefchreven, fchijnt men te mogen afleiden, dat hij<br />

nu en dan, en bijzonderlijk omtrent den aanvang des jaars<br />

1639, toevallen van onpasfelijkheid gehadt; maar verder, tot<br />

diep in 'tjaar 1646, ene redelijke gezondheid genoten heeft<br />

Epist. M. Z. BOXHORNH e Mufeo J. G. MEELII/P. j 6 6. Doch<br />

toen fchijnt hij van zijne oude kwale, op nieuws aangetast te<br />

zijn. Men heeft vertelt cn gelooft, dat hij meende van glas<br />

te wezen, en vreesde aan ftukken gefloten te zullen worden-<br />

of van boter of ftro, waarom bij zig ver van 't vuur hieldt'<br />

Sommige menen, dat hij in ene put gevallen ofgefprongen<br />

en zo verfmoordis; doch in de lijkrede, door JOHANNES AR-<br />

NOLBUS CORVINUS over hem uitgefproken , leest men, dat den<br />

Redenaar verhaalt was, hoe ene fchieiijke flauwte, die in'<br />

dien tijd velen trof, den overledenen de dood gedaan hadt.<br />

Hij is begraven in de Nieuwe Kerk nabij de grafkelder van.<br />

zij-


BARLAEUS.' (KASPER of GASPAR)<br />

•rf zijnen hartvriend P. C. HOOFT, die hem flegts weinige maan-<br />

• den overleefd heeft; waar op JOOST VAN VONDEL dit graf-<br />

iil fchrift maakte.<br />

Hier flüitner't BAARLE neffens Iloorr,<br />

Geen zark hun glans noch vriendichap dooft.<br />

BARLAEUS heeft zig, inzonderheid doDr zijne latijnfe verfea<br />

I en redevoeringen beroemd gemaakt. Over zijne begaaftheid<br />

i in de digtkonst, velt JAC. PHILD?P. D'ORVILLE, in Gratione in<br />

II natalem Athenaei Anftelaedamenfis, p. 14, 15. het volgende<br />

I oirdecl : A plurïbus eo. tempore inter Principes latinae Poèj'eos<br />

I habebaiur: muüi etiam Principatum in divina hac arte deferehant.<br />

I Ook zijn 'er brieven van hem in 't licht, die bij de kenners<br />

I weacht worden. Weinige maanden voor zijnen dood, heeft hij<br />

I een verhaal van de krijgsbedrijven van Prinfe JOHAN MAURITS<br />

;| van Nasfau in Brazil, in 't licht gegeven, en voorts door den<br />

I druk gemeen gemaakt : Poëmata pleraque prhnimi Jeparatim<br />

I fpdrfmque edita, in mum volumen contraEla, nimirum Heroicoruin<br />

[I 'libr. III. Elegiarum libri II. Lugd. Bat. 162,1. 12°. Triumphus<br />

'\ Fcderati Be'vii fuper debellatis ad Mafam urbibus &c. Amfi.<br />

1632. folio. In Ducatum Limburgicum addltum Foederatorum Im-<br />

perio. Amfi. 1633. fol. Tumulus GUSTAVI ADOLPHI &C.<br />

Panegyricus ARMAKDO Cardinali RICIIELIO &C. Amfi. 1655.,<br />

! in 12°. Disfertatio de bono Principe, &c. fol. 1633. Medicea<br />

Hospes, Jive defcriptio publicce gratulationis, qua MARMM DE<br />

MEDTCIS &C. Amfi. 1639- fol. Zijnde hier van ook ene ne-<br />

derduitie uitgave, in 1642 gedrukt. Oratio panegyrica de vicla<br />

Hfpanorwn Clasfi, Amfi. fol. Oratio de Ente rationis,. Amfi. jol.<br />

Epijiolcc varite. Amfi. 1667- 12°. Orfttiones. varia, 1643. 120.<br />

Methodus Jludiorum &? mor urn. 12°. Objervationes aut experimenta<br />

'Magnetis , cjf vis magnetica Terrce , (j'c. 1651. 120. Zijne<br />

fchriften ten voordele der Remonftrantcn in 't licht gegeven,<br />

vindt men aangewezen, in de Biblloiheca fcriptorwn Bernm-<br />

firantium, Authore AKT. CATTENBURG. Alle deze werken heb­<br />

ben BARLAEUS ongemeen veal achting verworven bij de ge­<br />

leerde wereld. Doch zijne fcherpe twistfehriften, ten behoe-<br />

G 2 ve


tw BARLAEUS. (LAMBERTUS)<br />

ve der Rmmjtmten, hebben hem de ongunst niet alleen<br />

maar zelvs den bitterften haat van veieKèrkelijken op denhals<br />

geladen; welker hevige wederleggingen ook, zomen wil kt<br />

hebb ?n tdegebragt, tot 's mans droefgeestigheid.<br />

Behalen de hier bijgevoegde afbeelding van den konstrij.<br />

ken VflMttUS . ontmoet men hem nog in prent door L. VIR-<br />

TEU; dóór MATHAM, naar SANDRART; door DELPIIIUS, naar<br />

BAILLY; en door meer anderen. , «oman, Bibl. vétut<br />

C? nova. MORHOVII, Polyhijhr. Tom. I. p. I 5 3. 2 0 7 ; 2 g^<br />

977- '1064. J. A. CORVINI, Ortt.funebr. WITTE, in Dia'-<br />

Hó biögraph. F, G. FREYTAG , AnaleOa litter. p. 57 6 8<br />

CRENII, Animadv. Philolog. Part. XIII. p. 4 5- 4 9 j 0 F a b r i<br />

CII, Hiftor. Bibl. Part. III. p. 2 ? ?. 3 0 5. F o m a f S j m ^<br />

p. 165, 166. C. SAXI, 0«öm. fóff. Pars IV. p. 2 5r 252<br />

Aaal. 588. P. BAYLE, ZXSfo,,. Tom. I. P. 4 S 4. «fc d e \ n *<br />

DAVID CLEMENT, Bïblhthéque curieufe, Tom. LI. p 4 2p 4 , Q<br />

6. BRANDT, Hifi. der Reform. II. D. bl. 243. 4 5 I. 5^ ^<br />

III. D. bl. 171. 4o 4. 4 4 4. WAGEN., Vai. Hifi. X. FJ bi'<br />

§88. XI. D. bl. 89. WAO., Befchr. van Amfi. XI. St.' b!"<br />

297-303. A. PARS, Naamrol der Batav. en Heil. Schrijvers'<br />

W<br />

; 2 7 7 ><br />

305- 328. SOERMANS, Kerkelijk Register, bl nc'<br />

^n&m. Register, bl. 63. 122.<br />

BARLAEUS (LAMBERTUS), Hoogleraar in de griekfe<br />

taal te Leijden, een broeder van KASPER, geboren te Bommel<br />

Ml 1598, wierdt na zijne letteroefFeningen met allen lof te \<br />

hebben volvoerd, en met ruimte tot den dienst toegelaten<br />

te zijn, als Predikant van 't Gezantfchap met den Baron VAN i<br />

LANGERAK, miandfen Ambasfadeur naar frankrijk benoemd-<br />

vervolgens werdt hij Conrektor der latijnfe fcholen te AmfieU<br />

dam, en eindelijk Hoogleraar in de griekfe tale te Leijden-<br />

welke bediening hij met een bpèntlfjke redevoering: de Grce-<br />

carum hterarum prceftantia £P Utükate, den 22 october 1641<br />

aanvaardde. Voorts gafhij uit, LUCIANI Timonem, Lugd. Bat.<br />

1652. 8vo. en HESIOD! Theogmiiam, Lugd. Bat. 16 58. 8vo.<br />

H.j ftierf den 16 juni} X65Sl<br />

in den ouderdom van 60 ja-<br />

ren.


BARLAEUS. EARLAIMÖNT. BARLOTTE. joï^<br />

|g n. KóNisn; Bibl: vet", &? nov'. CÓRVINUS, in Oratfunebr.<br />

CASP. BARLAEI. Catal. Bibl. BUNAV. Tom. I. pag, io(to.<br />

C SAXI, Onom: liter. Pars IV. p. 374. P; BAYLE, G.iclkih<br />

Tom. I. p. 456- de 1730.<br />

BARLAEUS (MELCHIOR), een volle neef van KAS?EK'<br />

èn LAMBSRTUS , te Antwerpen in de XVIde eeuw geboren, was<br />

een zoon van LAMBERTUS BARLAEUS , Bewaarder der ftads Ai><br />

chiven te Antwerpen. MELCHIOR was een geleerd man, en<br />

heeft verfcheidene werkjes, zo in digt als profa gefchreven.<br />

. , CORVINUS in Orat.fun. C. BARLAEI. VAL. ANDR., Bibl'.<br />

Belg. FOPPENS, Bibliotli. Belg. p. 886. SAXI, Onom. liteiw.<br />

Pars III. p. 403-<br />

BARLAIMONT (GILLIS VAN], Heer van Hier ge s } uit de<br />

Öostenrijkfe Nederlanden geboortig, is een groot Staatsman en<br />

tèffens moedig Krijgsman getveêst, in dienst dés Kónings van'<br />

Spanje) gedurende den aanvang der Nederlandse beroerten, hl<br />

welke hij dén aanhang des Prinfen VAN ORANJE menig gevoè^<br />

Bgcn neep hééft toegebragt: Hij hééft vele roemrijke krijgs­<br />

bedrijven uitgevoerd, doch wierdt gefluit in de loopbaan-<br />

zijner overwinningen, bij het beleg van Mastricht, door den<br />

Hertog VAN PARMA in het jaar 1579 ondernomen; want bier<br />

trof hem een kogel, die hem tot groot hartzeer van den Veld­<br />

heer , in een ogenblik hét leven benam. - — — STRADA,'<br />

Neder!. Oorl.<br />

BARLANDUS, zie BAARLAND.<br />

BARLOTTE (CLAUDE LA), is een wakker Krijgsheld<br />

geweest, in dienst van den Kardinaal Aartshertog ALBERTUS *<br />

wien het aan moed noch beleid ontbrak, waar van hij de<br />

onlochenbaarfte blijken gaf in 1596, toen de Aartshertog voor­<br />

nemens was Hulst te belegeren. LA BARLOTTE was met enige<br />

manfehap afgezonden, om Ware het mooglijk, den Graav yAN<br />

SOLMS, die door Prins MAURJTS met een magtige bezetting,<br />

daar binnen gelaten was, te verrasfen. Onder begunftighig<br />

van de duisterheid des nagts, gelukte het hem, in het begin<br />

G 3 van


102 BARRES. (ANATOLIUS DE)<br />

van julij, over de gragt te geraken, terwijl het Staatfe volk<br />

zeer onagtzaam de wagt hieldt. Door deze verrigting, maak­<br />

te hij den aanvang van het beleg, voor den Aartshertog zeer<br />

voorfpoedig, waar van het vervolg niet min voordelig was.<br />

Toen in 1598 de Admirant VAN ARRAGON zijnen optogt langs<br />

den RJiijn wilde ondernemen, werdt LA BARLOTTE vooruit<br />

gezonden, hij noodzaakte alle de fchippers die hij aantrof,<br />

hunne fchepen, tusfen Bon en Keulen, bijeen te brengen, met<br />

dezelven voerde hij zijn volk over den Rhijn, en maakte zig<br />

meester van de beide wederzijdfche oevers; na deze verrig­<br />

ting, joeg hij, met behulp van twee veldftukjes, de Staatfe<br />

uitleggers den ftroom af tot aan Rlnjnberk toe, en volvoerde<br />

dus den last die hem bevolen was. Niet minder nadeel deedt<br />

hij in het volgende jaar, mst den inval in de Bommekrwaard,<br />

waar door hij Prins MAURITS veel werks verfchafte, om hem<br />

daar weder van daan te drijven. Onder alle de voordelen<br />

welke de vijand behaalde, was wel het voornaamfte, dat zij<br />

MAURITS, ZO voor Bommel als in de Tielenvaard en elders af-<br />

matteden, en MENDOZA gelegenheid kreeg, tot het ftigten van<br />

de St. Andries fchans; ook fcheelde het weinig, of het zou<br />

aan BARLOTTE gelukt zijn, Woudrkhem te verrasfen; doch een<br />

weinig te lang toevende met zig te beraden, werdt hij in het<br />

lopen naar de poort, door een der burgers door den torenwag-<br />

ter gewekt, ontdekt, die fneller dan hij lopende, hem voor­<br />

kwam , en de ftad in beweging bragt; LA BARLOTTE hadt meer<br />

dan 500 man bij zig, die gedeeltelijk als boeren gekleed, van<br />

korte roers en cpftekers voorzien waren. Gedurende het be-<br />

leg voor de Ifabella-Schans bij Oostende, werdt hij in het jaar<br />

1600 doorfchotcn, en door zijnen dood de Staat van een<br />

moedig en wakker beftrijder verlost. H. DE GROOT ,<br />

Jaarboeken, bl. 245. 369. WAG., Vod. Hifi. VIII. D. bl.<br />

432. IX. D. bl. 25. 48. 51. 88.<br />

BARNEVELD, zie OLDENBARNEVELD.<br />

BARRES (ANATOLIUS DE), geboren te Salins in het<br />

jaar 1524, was de zoon van PIETEX BARRES, Heer van Renet,<br />

Raads-


"BART. (JAN) ï?2<br />

Raadsheer in 't Parlement van Dole, tot in 1530, wanneer<br />

hij tot Prefident van dat zelvde Geregtshof wierdt verkozen;<br />

zijn moeder was GUYE D'ARBON genaamd'., ANATOLIUS werdt<br />

hog zeer jong zijnde naar Leuven gezonden \ alwaar hij de<br />

mathefis, én waarfchijnlijk ook, de wijsbegeerte en regtsgeleerd­<br />

heid beoerlende; zedert kwain hij aan het Hof van KAREL<br />

DEN V. als Kamerheer. Hij overleefde zijnen Keizerlijken<br />

meester; maar men weet niet, waar hij vervolgens is geblé­<br />

ven. Wij hebben van ANATOLIUS: Ï. AritUmetka p-aïïkx,<br />

lib. IV. Lov. r$4$I 4tó- De Schrijver Was hog geen ro ja­<br />

ren oud, toen hij deze verhandeling in 't licht gaf. 2i CARÓ-<br />

Lus QUNTUS ccelo domtus. Lovanii, 1559- in 120. Dit is ené<br />

lijkrede over dien Vorst. VAL. ANDR. , Bibl. Belg> p.<br />

46. J. F. FOPPENS,. Bibl. Belg. p. 49. DUNOD DE CHJÜENA-<br />

GE, Mem. pour fervir a l'hiftoire du Comté de Bourgogne, p.<br />

625. PAQUOT, Hijl. litterar. Tom XIL* p. 268, 269»<br />

BART (JAN), een Kaper ter zee, geboren in 't jaar 1650<br />

te Duinkerken, van geringe ouders, heeft door zijnen meed \<br />

"beleid en dapperheid, zijn naam vereuwigd, Zijn vader was<br />

een visfer, die reeds met een talrijk huisgezin beladen was }<br />

toen JAN ter wereld kwam, die vervolgens nog door een broe­<br />

der KASPER genaamd gevolgd wierdt. De behoeftige ftaat van<br />

den ouden BART, gedoogde niet, dat hij zijn' zonen iets an­<br />

ders liet leren dan visfen, ja zelvs werden zij in geen lezen<br />

noch fchrijven onderwezen. JAN van enë geaartheid zijnde,<br />

die tot verhevener bedrijven dan de behandeling van het vis-<br />

want gefchikt was, verliet het huis en de plaats zijner ge­<br />

boorte, ging naar Holland, en verhuurde zig te Amfteldam<br />

voor fcheepsjonge. Onder het beftier van den vermaarden<br />

zeeheld M . DE RUITER, klom hij als jonge van trap tot trap<br />

op, en wierdt een bekwaam zeeman. Met den oorlog, wel­<br />

ke LO'DEWTK DE XIV, in 1672 dit Gemenebest aandeed, Was<br />

men 'er op uit, ten einde zulke twéé itiagtig verbondene!'<br />

Vijanden als Frankrijk en Engeland, ter zeé hét hoofd të kuli-<br />

tln bieden, naar mannen van kunde en ondervinding om ia<br />

Ö 4 zien>


W4 BART. (JAN)<br />

zien, en BART was onder het getal der genen, aan wien men<br />

een aanzienlijke bediening aanbood. Dan deze jongeling pas<br />

2i jaren oud, hier te eerlijk zijnde om tegens zijn vaderland<br />

en koning te willen vegten, weck hij uit Holland, keerde<br />

naar Duinkerken te rug, en aanvaardde de kostwinning van<br />

velen zijner ftadgenoten, om namelijk ter kaap te varen; en-<br />

in dit nieuwe beroep kweet JAN zig zo dapper, dat hij wel<br />

dra boven zijne medemakkers uitmuntte; zeldzaam keerde<br />

het kaperfchip waar op hij zig bevondt, zonder prijzen in de<br />

haven; en zijn Kapitein moest volmondig belijden, dat hij.<br />

zijn geluk grotendeels aan JAN BART hadt te danken, die zij­<br />

ne fchepelingen door zijn voorbeeld, moed en een voorzigtig<br />

beleid, wist in te boezemen; ja zijn roem verbreidde zig zo<br />

ver, dat die fpoedig ter oren van LODEWYK DEN XIV, kwam.<br />

Met het ter kaap varen, een ftuivertje overgewonnen heb­<br />

bende, bevondt BART zig in i6 7 5 in ftaat, om voor eigene<br />

rekening een galjoot uit te rusten, 't welk hij met twee ftuk­<br />

ken kanon en 36 koppen wapende. Op zijn eerften togt met<br />

dit vaartuig, ontmoette hij op de Hollandje kust nabij Texel,<br />

een fregat van 18 ftnkken en met 60 koppen bemand; zonder<br />

zig lang te bedenken, klampte BART het aan boord, verover­<br />

de het, en bragt het te Duinkerken op. Deze en meer an­<br />

dere gemaakte prijzen ftelden hem in ftaat, om deel in ene<br />

kaaprederij te nemen, welke een fregatfehip van tien ftukken<br />

uitgerust hebbende, het bevel daar van aan BART toevertrouw­<br />

den ;hij was daar mede nauwelijks buiten de haven van Duinkerk<br />

ken gekomen, of hij ontmoette een Hollands fregat, de Hoop ge­<br />

naamd, met 12 ftukken gemonteerd; BART tastte het aan<br />

en overweldigde het, na een vrij hevig gevegt dat enige uren<br />

duurde. Vervolgens ondernam hij een kruistogt naar de Oost­<br />

zee, alwaar hij op een aanzienlijke koopvaardij-vloot, be-<br />

fchermd door twee fregatten, het een van 12 en het ander<br />

van 18 ftukken kanon „aanviel; het zwaarfte fregat enterde<br />

hij terftond, veroverde het fpoedig, en joeg het twede op de<br />

vlugt, vernielde voorts een gedeelte der koopvaardij-vloot<br />

en overweldigde het oyerfchot. Deze laatfle togt ve.wekt:<br />

> even


BART. (JAN) . 105<br />

Sven veel fchrik bij zijne vijanden, als zij meed aan zijne<br />

mederederen inboezemde, die daar te boven door de beko-<br />

mene winften aangevuurd, het befluit namen vier of vijf fche j<br />

pen teffens uit te rusten; over het ene hier van ,• de Overwin­<br />

ning genaamd, voerde BART het bevel, ook waren de vier an­<br />

deren aan zijn gezag onderworpen. Met deze vloot op den<br />

23 maart 1676 in zee gedoken zijnde, vermeesterde hij een<br />

Hollands fchip van 10 ftukken, dat 50000 kronen waardig<br />

gefchat wierdt, en zondt het op naar Duinkerken. Zijnen<br />

koers vervolgende, vielen enige dagen daar na onder zijn<br />

bereik agt koopvaardij-fchepen, die van Londen kwamen, door<br />

drie oor logs fchepen verzeld, het ene zijnde een Zeeuw van<br />

18 , en de beide anderen Oostenrijkers, een van 24 en het an­<br />

dere van 28 ftukken. Hij hadt die zo dra niet in het gezigt,<br />

of hij gaf aan een zijner fregatten bevel, om de koopvaardij-<br />

fchepen aan te tasten; dit was nauwelijks gefchiedt, of hij<br />

viel zonder zig lang te beraden, met zijn vier overige fche­<br />

pen, op de drie oorlogsfchepen aan, enterde den Zeeuwenaar,<br />

ftak met eigen hand den Kapitein daar van dood, verwekte<br />

hier door zodanigen fchrik, dat het verbaasde fcheepsvolk om<br />

lijfsgenade bad en zig overgaf, waar na hij het Oostendife<br />

fchip van 28 ftukken noodzaakte zijn behoud in de vlugt te<br />

zoeken, zo als het andere ook reeds gedaan hadt; en JAN<br />

BART keerde als zegepralend overwinnaar met zijn gemaakts<br />

buit, beftaande uit het Zeeuwfe oorlogsfchip en agt koopvaar­<br />

ders naar Duinkerken, daar hij juichende en met handgeklap<br />

in de haven wierdt verwelkomt.<br />

In meij 1677, ontmoette hij met zijn eskadertje, 16 fche­<br />

pen met kostbare koopmansgoederen geladen, uit Holland naar<br />

Engeland ftevenende, en begeleid wordende door een oorlogs­<br />

fregat van 24 ftukken. Volgens zijne aangencmene gewoonte,<br />

tastte hij het fregat 't eerfte aan, en geraakte daar mede in<br />

een hardnekkig gevegt; doch BART gewoon te overwinnen,<br />

verdubbelde zijnen moed, vuurde dien van zijn volk aan,<br />

en maakte zig na een bloedigen ftrijd die drie uren aanhieldt,<br />

nieeiter van het fregat en dr ie der koopvaardij-fchepen. In de<br />

G 5 maand


KW SART. (JAN)<br />

maand feptember van dat zelvde jaar, geraakte hij flaa^s m s»<br />

een fregat van 36 ftukken, dat gefehikt was ter bevellfeJ<br />

van enige koopvaardij-fchepen; ook dit met zijne onderheb<br />

bende fchepen, onderging het zelvde lot, uitgezonderd d a><br />

hij dezen buit, m Frankrijk opbragt. LODKWVK M XIV 00<br />

ene roemrugtige wijze van dit voorval hebbende horen fpre<br />

ken, zondtter verdere aanmoediging, aan den gedagten zee<br />

man een gouden gedenkpenning, hangende aan een ke en van<br />

't ze'vde metaal.<br />

In maart 1678, ftak hij met een nieuw fchip van 14 ftuk­<br />

ken , de Dolplrjn genaamd, in zee. Weinige dagen hadt flegts<br />

zijn togt geduurd, of het fchip ScMedani, voerende 32 ftuk­<br />

ken, dienende als kustbewaarder voor Texel, maakte jagt op<br />

hem, met oogmerk om hem aan te tasten. BAKT gaf terilond<br />

Wijken, dat hij noch dè meerderheid van het gefchut, noch<br />

die van dé manfchap fchroomde; want nauwelijks waren zij<br />

aan eikanderen, of hij gaf bevel om te enteren; hij was over­<br />

al, dan voor; dan agter, gebood, vogt en bekwam verfchei­<br />

dene wonden; doch ondanks dezelve, verfloeg hij a I wat hem<br />

voorkwam; viel op den Kapitein aan, doodde die, en maakte<br />

zig teen wel dra meester van het fchip.<br />

Nog in hét zelvde jaar, trad BART "in dienst des Konings<br />

van Frankrijk; waar toe hij des te gemakkelijker befloot om<br />

dat 'er na 't fluiten van den vrede, wéinig met kaapvaren te<br />

verdienen viel. LÓBEWYK M XIV, maakte hem Kapitein<br />

over een fchip van u ftukken, met be,el om jagt op de<br />

rovers van Salé te maken. Een van dezelve, voerende i


BART. (JAN) 107<br />

•vloot voor Kadix naderde, en in het gevegt dat daar mede<br />

voorviel, wonderen van dapperheid bedreef, en fchoon ge­<br />

wond zijnde, nog twee Spaanfe fchepen veroverde. In 1689<br />

voerde hij het bevel over een fregat van 24 ftukken , en ver-<br />

trok daar mede in gezelfchap van den Ridder FORBIN, die<br />

een fregat van 16 ftukken onder zijn bevel hadt, naar Duin-<br />

ierken, ter geleide van enige koopvaardij-fchepen, die naar<br />

Brest moesten. Op dien togt overmeesterden zij een Hollandjen<br />

kaper, die zig zo lang verweerde en vogt, dat het fchip ge­<br />

noegzaam aan flarden gefchoten was. Op hunnen tweeden<br />

togt naar Havrs de Grace, ter dekking van 20 koopvaarders,<br />

ontmoetten zij in 't midden van 't Kanaal, twee Engelfe oor-<br />

logsfchepen, die alie mooglijke zeilen bijzetteden, om hunne<br />

vloot te agterhalen. FORBIN was van gevoelen om hakken<br />

op te fpelen , doch BART betuigde gezworen te hebben, nim­<br />

mer voor enig vijand te zullen wijken; en vermits hij het be­<br />

vel voerde, moest FOREIN gehoorzamen. Drie der grootfte<br />

koopvaarders werden met matrozen van de andere fchepen<br />

genomen bemand, en kregen bevel om een van de Engeljen<br />

aan te tasten, en aan het zelve werk te verfchaffen, terwijl<br />

zij met het andere bezig zouden zijn. BART hier op FORBIN<br />

bevel gegeven hebbende, om hem te onderfteunen, liep hij<br />

met voile zeilen op zijnen vijand in; doch de wind eensklaps<br />

ftillende, mislukte de voorgenomen aanflag; en zijn boegfpriet<br />

raakte door den fchok in de hoofdtouwen van den Engelsman<br />

vast; doch FORBIN dadelijk ter zijner hulp toefchietende, raak­<br />

te hij los, en zij bragten het zo verre, dat het volk op den<br />

Engelsman, dek en kampagne moest ruimen; teen het nu op<br />

het punt ftondt, dat zij hem .meester zouden geworden zijn,<br />

kwam het ander oorlogsfchip ter hulpe van dezen toefchieten,<br />

doordien de koopvaardij-fchepen hunnen pligt verwaarloosden.<br />

BART en FORBIN vogten als leeuwen, tot zo lang hun meeste<br />

volk gefneuveld en zij beide gewond waren, verpligt wier­<br />

den zig over te geven; men voerde hen naar Plijmouth, al'<br />

waar zij in een nauwe gevangenis wierden opgeüoten. Hier<br />

fielden zij al hun vernuft te werk, om een middel tot ont-<br />

ko-


ï°8 BART. (JAN)<br />

htftttg te beramen, 't welk bun ten laatten ook door behufri'<br />

van een klein vaartuig gelukte. In Frankrijk te rug gekomen"<br />

begaf zig FORBIN ten Hove, daar hij aan den Koning vérflj<br />

deedt van al het voorgevallene, en een milde belonin» voor<br />

zijne dapperheid verkreeg; doch hij was edelmoedig genoeg ><br />

om aan zijne Majefteit te betuigen, dat BART ruim z o veel<br />

aanfpraak op de beloning hadt als hij; > t welk van die uitwer­<br />

king was, dat men dezen ook een gelijk gefchénk toewees<br />

De Graav de TOURVILLE in 1690 door den Koning tot Vice-<br />

Admiraal aangefteld zijnde, bekwam BART onder zijn bevel<br />

een fchip van 40 ftukken met 240 man, benevens last om<br />

zig daar mede bij de vloot te Brest te voegen. Den - ju'<br />

tij üepen zij in Zee, en kwamen den 29 onder de EngeUè<br />

kust. Op den 4 julij befpiedde JAN BART als een visfer ge­<br />

kleed, in een klein vaartuig de vloot, die uit 57 oorlogsfche-<br />

pen er, 30 kleinere vaartuigen, zo fregatten als kotters be­<br />

ffend, leggende boven den wind in ene rij gefchaard', en flegts .<br />

een halve kabellengte van elkander: De. Hóllanden hadden<br />

de voorhoede, de Engeljen van de Me vlag de middentogt, en<br />

die van de blauwe vlag de agtèihoedé; op dit berigt maakte<br />

TOURVILLE Zig bereid tot den flag, en viel met allé dapper­<br />

heid, de gecombineerde vloot aan; doch de Hollanders die het<br />

grootfte aandeel in 't gevegt hadden, leden veel meer nadeel<br />

clan de Engeljen, die zig zo veel mooglijk buiten het gevegt<br />

hielden; zes van hunne voornaamite fchepen wierden redde­<br />

loos gefchoten, en verfcheiden anderen op het ftrand gejaagd. '<br />

Na het gevegt, zeilden de twee verenigde vloten de Theems'<br />

op, ten einde zig van hare bekomene fchade te herftellen.<br />

De Staten berigt van het geledene nadeel bekomen hebbende •<br />

wapenden terftond 14 grote fchepen, die naar Engeland zeil­<br />

den, en z.g bij de vloot voegden. Terwijl TOURVILLE me­<br />

de zijne fchepen herftelde, kruiste BART in 1691 met tweo<br />

fchepen op de Hollandje kusten, en Overviel aldaar de haring­<br />

buizen , van welken 8 of 9 verbrand werden, na dat FORBIN<br />

het oorlogsfchip dat tot derzei ver dekking verftrekte, geno-<br />

fcen hadt; gelukkig nog dat 200 andere buizen zig in Eny<br />

land


BART. (JAN) log<br />

lmd wisten te bergen.' Op dien togt met dit bedrijf niet ver­<br />

genoegd, ontmoette hij op de te rug reize naar Duinkerken,<br />

twee Engelje fchepen, die 450 Deenfi foldaten naar Engeland<br />

voerden; hij viel dezelven onvenvagt aan, en overmeesterde<br />

2e bijna zo fpoedig, als hij ze aangevallen hadt. Even ge­<br />

lukkig flaagde hij, in het afhalen van twee fchepen van de<br />

Elve, met buskruid , koper, lood, wapens, granen enz. gela-;<br />

den; terwijl hij op dezelve was wagtende, rantfoeneerde hij,<br />

om niet ledig te zijn, enige groenlandsvaarders voor icoo<br />

Franje kronen, met dit rantfeen benevens de twee gemelde<br />

fchepen, zeilde hij ongeftoord naar Brest.<br />

LODEWYK DE XIV, ligt bevroedende, dat Holland en En­<br />

geland alle mooglijke magt zouden bijeen brengen, om het na­<br />

deel dat zij het vorige jaar geleden hadden, te hcrftellen;' gaf<br />

bevel aan TOURVILLE , om zig mede ten fpOedigften gereed te<br />

maken. BART kreeg onder die vloot, het bevel over een fchip<br />

van 66 ftukken en 400 man; doch in dat jaar niets aanmer­<br />

kelijks tusfen de vijandelijke vloten voorvallende, begaf hij<br />

zig naar Duinkerken, welke ftad in 1694 door de Bondgeno­<br />

ten, geblokkeerd en hevig gebombardeerd werdt. BART niet<br />

kunnende dulden dus opgefloten te zitten , ondernam alles<br />

om zig daar aan te onttrekken, openbaarde zijn ontwerp aan<br />

den Minister der zeezaken, de Heer DE POWTCHARTRAIN, die<br />

'er in den beginne genoegen in nam, en al wat 'er toe ver­<br />

eist werdt bezorgde; doch naderhand van gedagten veran­<br />

derende, beval hij de uitvoering te ftaken; dan op nader berigt<br />

en opening door BART gegeven , herhaalde hij zijne vorige<br />

bevelen. BART de uitrusting ingevolge zijn plan voltooid heb­<br />

bende , ging "s nagts onder zeil, en voer met de bij zig heb­<br />

bende vaartuigen midden door de Engelje fchepen heen, ge­<br />

vende aan wederzijden de laag. Met kragt van zeilen, won<br />

hij de ruime .zee, zonder dat zij nog eens de tij! hadden ge-<br />

hadt in bedenking te nemen, om hem aan te tasten; mot<br />

het aanbreken van den dag, was hij reeds buiten hun gezigt.<br />

Tegen den avond ontdekte hij vier fchepen , die met hem<br />

een koers zeilden ; in 't eerst dagt hij dat ze tot de vloot<br />

be.


1141 BART. (JAN)<br />

behoorden die Duinkerken blokkeerde; doch bij nader onder-<br />

zoek bleken het drie rijkgeiadene fchepen te zijn, die uit En­<br />

geland naar Rusland beftemd waren, en door een oorlogsfchipi<br />

gedekt wierden; den gantfchen nagt hieldt hij zig digt bij hen,<br />

en met het aanbreken van den dag, tastte hij het oorlogsfchipj<br />

aan, en overmeesterde het zo wel als de drie andere fche­<br />

pen.<br />

Na de gemelde en meer heldendaden verrigt te hebben,<br />

keerde hij nevens den Ridder FORBIN naar Duinkerken te rug'<br />

alwaar zij bevel bekwamen, om aan 't Hof te komen, ten<br />

einde zig te verantwoorden, op de klagten door Denemarken<br />

tegens hen ingebragt. Zij trokken dan naar Verfailles, daar<br />

FORBIN niet zo dra aan 't Hof was verfchenen, of de Koning<br />

vroeg hem naar JAN BART, zeggende dien zeldzamen man te<br />

willen zien. Op bekomen bevel, begaf BART zig 's morgens<br />

ten Hove, en deedt zig aandienen om bij den Koning inge­<br />

leid te worden; doch te vroeg gekomen zijnde, vertoefde lij<br />

in een der vertrekken, haalde zijn pijp uit den zak, ketfte<br />

vuur en begon te roken. Alle die daar tegenwoordig waren,<br />

verwonderden zig over deze floutheid, en de wagt wilde hem<br />

noodzaken van daar te gaan, zeggende, dat het niet geoir-<br />

loofd was, in de vertrekken van den Koning te roken; dan<br />

BART bekreunde zig hier weinig over, en antwoordde: „ ik<br />

„ heb in den dienst van den Koning mijnen meester deze<br />

„ gewoonte aangenomen, zij is mij onontbeerlijk geworden;<br />

„ en ik geloof dat hij veel te regtvaardig is, om kwalijk te<br />

„ nemen dat ik daar aan voldoe;" en ging dus met roken<br />

voort. Dewijl hij zig nimmer aan 't Hof vertoond hadt, was<br />

hij 'er ook bij niemand bekend, dan bij den Ridder FORBIN,<br />

die zig egter wel wagtte te zeggen, dat hij hem daar ge­<br />

bragt hadt. De Koning werdt hier op aangediend, dat 'er<br />

een man was, ftout genoeg om in zijne vertrekken te ro­<br />

ken , en die weigerde heen te gaan. LODEWYK antwoordde<br />

daar op al lachgende: het zal zekerlijk JAN BART zijn, laat<br />

hm maar begaan. Binnen komende, werdt hij van zijne Ma-<br />

jeiteit vriendelijk ontvangen, die tegens hem zeide: JAN<br />

BART,


BART. (JAN) u X<br />

BART, hei is alietii aan u geoirlcofd in mijn Hof te roken. Op<br />

Jen naam van JAN BART, en 's Vorflen vriendelijke bejege­<br />

ning, Ronden alle de Hovelingen als opgetogen,- in de, be-<br />

fchouwing van dien zeldzamen mensen. De Koning was nauw-<br />

lijks vertrokken, of een ieder vraagde aan BART, hoe hij bet<br />

tog gemaakt hadt, om door de b okkade van Duinkerken te<br />

komen? hij plaatfte hen hier op alle in een rij,, en dreef hen<br />

uit den weg, door floten met zijne ellebogen en vuisten;<br />

ging midden door hen heen, keerde weder, en zeide : zie daar<br />

Ine ik gedaan heb. Sommigen kwamen lachgende bij den Ko­<br />

ning, en verhaalden hem wat'er voorgevallen was; zijn Maje-<br />

fleit zig met hem willende vermaken, deedt hem hier op roe­<br />

pen, cn hem in verlegenheid zoekende te brengen, vroeg hij<br />

hem: zeg mij tog eens JAN BART , hoe zijt gij door de Engelfe vloot<br />

geraakt? Onze JAN beantwoordde de vraag des Konings met<br />

de taal van een zeeman, dat is, in ruwe bewoordingen. De<br />

Hovelingen verwonderden zig daar over; doch de Koning<br />

zeide: hij fpreskt wel wat onbefcliaafd, maar verdedigd egter dap'<br />

per mijne belangens; en vervolgens op zijne Hovelingen zien­<br />

de, voegde hij 'er bij: is 'er onder ulieden wel iemand, die doen<br />

kan wat hij doet? waar op zij met ene buiging, die neen te<br />

kennen gaf, moesten antwoorden. De Koning befchonk hem<br />

met ene erkentenis van icoo kronen, te betalen uit de Ko-<br />

jiinglijke fchatkamcr; bij den ontvangst daarvan, fpeelde BART<br />

geen minder belachgeiijke rol.<br />

Dan laten wij hem weder op zee verzeilen, waar voor hij<br />

geboren fcheen. Zonder alle zijne bedrijven aanëengefcha-<br />

keid te vermelden, vergenoegen wij ons nog alleen te zeggen,<br />

dat agt Staatfe oorlogsfchcpen in 1694, een graanvloot, uit<br />

de Oostzee naar Frankrijk beflemd, veroverd hebbende, dezel­<br />

ve reeds op de hoogte van Texel gevoerd hadden, toen BART<br />

die zes corlogsfchepen bij zig hadt, hun aantastte, drie van<br />

de gemelde agt fchepen overweldigde, de vijf overigen op de<br />

vlugt dreef, en de graanvloot behouden binnen de haven van<br />

Duinkerken bragt. Terftond na zijne aankomst aldaar, deedt<br />

hij door zijnen zoon, den Koning kennis geven van het b3-<br />

haa'«


H2. BART. (JAN)<br />

haalde voordeel; waar op de boodfchapper tot vergeldin"'<br />

een hoger trap in den zeedienst bekwam, en aan zijnen vader<br />

prieven van adeldom werden verleend.<br />

Hij au Ridder geworden, viel in i6 9G, op een Hollandje<br />

vloot aan, die met granen uit de Oostzee kwam; de fregatten<br />

die dezelve ter befcherming dienden, veroverde hij, en* nam.<br />

of vernielde een aanzienlijk getal koopvaardij-fchepen. In het<br />

volgende jaar werdt hij door SOBIETSKY, Koning van Polen,<br />

tot Bevelhebber van een eskader dat te Duinkerken lag, aan*<br />

gefield. De ontwerpen, die hij bij den ontftanen oorlog in<br />

het begin van de volgende eeuw^beraamd hadt, Werden dooi­<br />

den dood verijdeld; hij overleed'op den 27 april 1702, in<br />

den ouderdom van 52 jaren.<br />

Zie daar lezer, de verkorte levenfchets van dit zonderlinge<br />

mencch, groot, ja verheven in zijn foort. Wij zullen dit<br />

artikel befluiten , met enige karaktertrekken van hem op te<br />

geven. Hij wordt befchreven als rijzig en wel gemaakt van<br />

geftalte, fors van leden, hebbende een ftout en onvertzaagt<br />

voorkomen; ja zijn gactfe maakzel fcheen gefchikt, om de<br />

moeilijkheden aan het zeeleven eigenaartig verknogt, te kunnen<br />

verduren. Alle zijne trekken waren regelmatig, hij hadt een<br />

vriendelijk uitzigt en aangenaam gelaat, een blozende kleur,<br />

grote levendige ogen eji blond hair; was matig, fprak wei­<br />

nig, bezat een gezond oirdeel, fchoon ruw en onbefchaafd,<br />

en was voor den omgang met de wereld geheel niet bere­<br />

kend; zijne geaartheid was die van een regtfchapen zeeman,<br />

zijnde altoos werkzaam, ijverig, en een vijand van rust en<br />

ledigheid. Hij onderfteunde zijne daden door éen moed en<br />

dapperheid die den toets konden doorfïaan, en beituurde die<br />

met een wel aangelegde voorzigtigheid. Des noods durfde<br />

hij de grootfto gevaren trotferen; doch ontweek die zorgvul­<br />

dig , als 'er geen roem 'noch voordeel bij te halen was. De<br />

overwinning die hij in 1694 voor Texel behaalde, was voor<br />

Frankrijk onbetaalbaar, want hij bevrijdde door 't hernemen<br />

van de graanvloot, dat rijk van hongersnood, en maakte hier<br />

door zijnen roem onfterffelijk. De naam van JAN BAKT, ver-<br />

ftrek-


BARTELS. (GERARD) BARUETH. (JOHANNES) ti*<br />

Jtrekte tot een fchrik op den Oceaan. Hij was doorgaans ge­<br />

woon, van de vijanden daar hij tegen ftreedt, de eerfte laag<br />

af te wagten, en niet' te fchieten dan onder het bereik van<br />

een piftoo!fchoot, en vervolgens terftond tot de entering ovet<br />

te gaan. Ik weet niet dat 'er een ander pourtrait van hem in<br />

druk uitgaat, dan het hier bij gevoegde van den Konftenaar<br />

R. VINKELES. Levensbefchr. van JAN BART. Rott. 1781.<br />

WAGEN., Pad. Hift. XVI. D. bl. 153. 255. 265. 3*7-<br />

BARTEL ENTES, zie ENTES.<br />

BARTELS (GERARD), van A;H


«i* BARWELL. (QANIEL 0CTAVIUS)<br />

boren te Breda in het jaar 1709. Na zijnen klasfieken en aka-<br />

demifen" loop ten einde gefnelt te hebben, wierdt hij den 11<br />

junij 1732 Proponent, en Rondt niet lang ledig, maar wierdt<br />

den 27 augustus van dat zelvde jaar tot Predikant te Hoog-<br />

woud in Noordholland beroepen ; vervolgens den 9 november<br />

1736 te Charlois onder de klasfis van Schieland, en ten laat-<br />

Ren, óp den 24 meij r745 tc Dordnecht; alwaar hij verbleven<br />

is, tot aan zijn dood toe, welke voorviel den 27 augustus<br />

1782, in den ouderdom van bijna 73 jaren, zijnde alvorens<br />

in janij 1775 met behoud van eer en bezolding, Emeritus ge-<br />

xvordcn. De Eerwaarde BARTJETH heeft vele gefchriften door<br />

dan druk gemeen gemaakt, doch indien zij van geen beter<br />

flempel zijn, dan de ïf ifïotie ban bet ^tabhoilutrfcljap btc<br />

ï&iiifenban


EARZiEUS. (GASPAR) BAS. (DIRK) ny<br />

jhv.ci faas delicias, fed £? quoddam fibi decus ma Gens hommum<br />

•Ireptum lugcat, Oincquid Hominibus aut qwerere aut haliere da-<br />

tut , Jlhxum £f fragils. Virtus fola femper rivet.<br />

Den Opperhéèlmeester van. het fchip Woestdidn, verdagt<br />

gehouden, dat hij liet lijk diens rijken Engelsmans, van vele<br />

edele gefleentens en andere kostbaarheden beroofd hadt, zette<br />

men hem op die losfe vermoedens der naastbertaanden, te<br />

Middelburg in hegtenis. Als niets tegen hem kon bewezen<br />

worden, ja z*Jn onfchuld in het volfte daglicht bleek, ontfloeg<br />

men hem eindelijk, en verwees partij in de kosten van het<br />

regtsgeding, mitsgaders in de vergoeding van alle fchaden,<br />

renten en winstderving, reeds door den onfchuldig gezettcn<br />

geleden, of nog verder te lijden. Zijn eisch was niet minder<br />

dan 9159 guldens; doch het werdt door tusfcnkomst van goe»<br />

de vrienden en minlijke fchikking, op 7856 guldens gevon­<br />

den. Vod. Hift. XXVI. D. bl. 213, 214. Nieuwe Ned.<br />

Jaarb. 1780. bl. 765. 1092. 1782. bl. 367.<br />

EARZJEUS (GASPAR.), een Goefenaar van geboorte, door­<br />

gaans JASPER DE NEDERLANDER genaamd, heefteerst in den<br />

oorlog gediend onder Keizer KAREL DE V; doch zulks moede,<br />

begaf hij zig tot het toen ontluikende Genootfchap der Jefui-<br />

ten, en was een onfeheidbaar medgezei van FRANCISCUS XAVE-<br />

RIUS, den zogenaamden Apostel der Indien; en men zegt, dat<br />

hij zig op het eiland Orjnus inzonderheid beroemd gemaakt<br />

heeft, door het bekcien der Heidenen tot het Christen ge­<br />

loof. Hij heeft gefchreven Epijiola; Indicie. Lov. 1570. 8vo.;<br />

en is geftorvèn te Goa den 18 october 1553. PETR.<br />

MAFF/EI, Hift. Indic. Lib. XIV, XV. FOPPENS, Bibl. Belg,<br />

p. 327. LA RUE, Gelctt. Zeeland, bi.'234, 235.<br />

BAS (DIRK), in 1611 Burgemeester te Amfteldam, wierdt<br />

in dat zelvde jaar, benevens JAKOB VAN WASSENAAR, Heer<br />

van Obdam, en ROMCOUT HOOERBEETS, Raadsheer in den Ho­<br />

gen Raad, tot Gezanten benoemd naar Denemarken, teneinde<br />

den vrede tusfen dat Rijk en Sweden te tragten te bewerken;<br />

doch zij kwamen eerlang van Koppenhagen te rug, zonder de be-<br />

PI 2 doe


WJ BASELIUS. (JAKOB) BASELIUS. (NIKLAAS) •<br />

dóeling hunner zending bereikt te hebben. . WAGEN. I<br />

m. Hift. X. D. bl. 48.<br />

BASELIUS (JAK0B), Predikant te Vlisfingen, géboren in<br />

j53?i Is naar alle waarfchijnlijkheid uit een Flaams geflagt<br />

:,fkopftlg, doordien'er anderen van dien naam in Flaanderen<br />

j;e-.i'oond hebben; hij vertrok in 1570 van Vlisfingen, om hier<br />

en daar de hervormde gemeenten? te ftigten en te leren ;<br />

Wötts begaf hij zig naar Enkhuizen en verder naar Leijden ,<br />

d.:.v; hij buiten vaste bediening was; van hier ging hij in 1586<br />

SilS Predikant naar Voorfchoten, en in dat zelvde jaar nog naar<br />

Ssrgempzoem, alwaar hij in 1598 is overleden in den ouderf.'M<br />

'van 68 jaren. Hij heeft de belegering van die vesting<br />

iri Ï588 voorgevallen, in het latijn befchreven, onder den<br />

tijtel Van J. BASELIUS, de obftdione Bergenopzomii, in $to.'Bergens,<br />

I603; een boekje dat zeer zeldzaam is, en ik niet weet<br />

immér gezien te hebben; men vindt liet vermeld in de Biblic-<br />

theca Duncanniana, in 4to. hum. 1068. GODEW. VRO-<br />

MKHERT, Vlisftngfe Kerkhemel, bl. 12-17.<br />

BASELIUS (JAKOB), een kleinzoon van den voorgaanden,<br />

geboren te Leijden, is Gereformeerd Predikant geweest op<br />

bet dorp Kerkwcrven in Zeeland; en een man van geleerdheid,<br />

inzonderheid ervaren in de kerk- en wereldlijke Gekhiedenisfen.<br />

Men heeft van hem in druk: Sidpitjus Belgu<br />

ais, Jive Hiftoria Religie-nis inftaurata, corruptie reformatie,<br />

in Belgio £f a Belgis, a nat.o CHRISTO ad annum 1600. Lugd.<br />

Bat. 1657. & 120.; het welk naderhand is gevoegd bij M. Z.<br />

VAST BOXHORN , ci$cerlan.u.$ merftuiaaruigfïe «öe&curtcnigfcn /<br />

feöctt Den jarc tooo tot üteijee KAREL DEN V. 2 Delen Amft.<br />

1753- Svo. FOPPENS, Bibl. Belgica. p. 501. A. PARS,<br />

'Naamr. der Bat. Schrijvers, bl. 213, 214.<br />

BASELIUS (NIKLAAS), Meel. Doktor en Chirurgijn te<br />

St. Wijnoxbergen in Flaanderen, heeft uitgegeven: Defcript. Ce~<br />

mtS qui app'aruit 14 novemb. anno 1577. un% cum prognostkis<br />

mi's a-mi calamiiófi.fimi 1578. tmtdti Jntv. HENR. HENRICIUS.<br />

e ede n


BASELIUS; (FIKTER) BASINUS. ÜASlUS. |#|<br />

fodcth anno 1578. in #0. FOPPJENS, BiöliA Belfica.<br />

p. 899-<br />

BASELIUS (PIÈTÊR), een Domiriikaner' Monnik, gerijen<br />

te Cent in 1631, geftorvèn den 30 maart 1689, in der,<br />

ouderdom van 58 jaren; heeft gefchreven; GÉoriojum illufips<br />

erdinis Cistercienfis Lilium, in utroque orbe fuaveolenti virtutum è<br />

fanclitatis germine janper floriduik Gandav. MICH: MASIUS .<br />

J671. 4W. DÉ JONGHE, Belgiièt Dominic. p. xog<br />

PAQUÓT, Mem. litter. Tom. VI. p. 53;<br />

BASILICUS MARCHETUS ("JAKOBUS), heeft gefchrë<br />

ven: Dialogum, de Morini quo'd Theruanam vacanti> atque Heditji<br />

expugnatione, deque prtelic apud Rentiacum, tempore CAEOW V-<br />

Ccejaris. Antv. apud BELLERUM. 1555. 8)'c. «~— FOPPENS;<br />

Bibl. Belg. p. 501 i'<br />

BASINUS (THOMAS), Aartsbisfchop van Ccejare.a, wiercr<br />

door Paus SIXTUS DE IV, benevens twee andere Prelaten benoemd,<br />

om in 't jaar 1479, het Geding van den Bisfchop LV<br />

VID VAN BOURGONDIEN, met de ftad Utrecht en dé Geestelijkheid<br />

te onderzoeken, en de twisten, op goedkeuring van hel<br />

Êausfelijkè Plof, ter nedèr tè leggeh; dan hij verfchoonde %\i<br />

Van dié commisfie, om dat te Utrecht wonende, wegens eenzijdigheid<br />

vérdagt konde gehouden worden, BASINVS was een<br />

geboren Fransman, eertijds grote gunfteling van KAREL DEN<br />

VII, Koning van Frankrijk, doch naderhand door zijnen op-,<br />

volger LÖDEWYK van alle zijne ëeramb'teh afgezet, en éci.vs<br />

gebannen, hadt de ftad Utrecht tot zijne woonplaats gekorcji.<br />

in weike ftad hij overleden is, in het jaar 1491. Ziet breder<br />

van heni bij HEDA , in DAVIDE Episcopo, p. 304. en de Aan­<br />

tekening van BUCHEL, als mede MATTH^ÜS, Frajat. Tom. U.<br />

Analecl: vet. cevi. — K. BURJJAN, Utr. Jaarl, III. D. bi,<br />

396. en aant. (i).<br />

BASIUS (JOHANNES), geboren te Leeuwarden, gaf w<br />

2ijne kindfe jaren af, doorftralende blijken van een geestig-<br />

yernuR Te Leeuwarden en Haarlem, Icjde hij de nodige gron.<br />

H 3 Üen


Ïi3 BASNAGE. (JAKOBUS)<br />

den tot de befchavende wetenfchappen; waar na hij Leuven<br />

verkoor, om zijne ftudien verder voort te zetten, en van daar<br />

• naar Frankrijk reisde, alwaar hij het meesterfchap in de regten<br />

erlangde, en dus met groten roem naar zijn vaderiand keer­<br />

de, en zig in zijne geboorteftad enigen tijd met de praktijk<br />

geneerde; onderwijlen tot vermeerdering van zijnen roem,<br />

fchrijvende: Paradoxarum Disputationum Jwïs civilis, Lib. IV.<br />

quibus dubix Jurisconfultorum traditienes & refponfa exam<br />

ac reconciliantur. Bajil. i 5 7 5 . in folio.; waar benevens hij een<br />

aartig verhaal van de herfst vacantien, in latijnfe versfen ge­<br />

fchreven heeft. Zijne ervarene kundigheid in de regten, heeft<br />

hem aan Leeuwarden onttrokken, en op de nodiging der'Delffe<br />

Overigheid, het ambt van Secretaris van die ftad doen aan­<br />

nemen. Ook is hij in dienst- van Prins WILLEM DEN I. ge­<br />

weest, en wel in de hoedanigheid van Gemagtigde over de<br />

zeezaken; want ik vindt aangetekend, dat deze hem in 1569<br />

bevel gaf, om op zijnen naam,' nieuwe beftellingen ter zee<br />

uit te geven, trekkende de lastbrieven te voren verleend,<br />

allen wederom in. Ook, dat hij in 1570 bevel van den Prin-<br />

\fe ontving, zorg te dragen, dat de fchepen die de bruid van<br />

FiLirs naar Spanjen voerde, geen het minfte belet door de<br />

Staatfe fchepen wierdt aangedaan. F. SWEERTII, Athen.<br />

$ el<br />

g- P- 394- G. M. KONIG, Bibl. vet. & nov. VAL. ANDR,,<br />

Bibl. Belg. p. 455. SÜFFR. PETRI, de Scriptor. Frifice, uit. ed.<br />

P- 43o, 431. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 236-238.<br />

WAG., Vad. Hift. VI. D. bl. 312. 318.<br />

BASNAGE (JAKOBUS;, oudfte zoon van HENDRIK BAS-<br />

NAGE, Heer van Frar.qv.enei, Advokaat voor het Parlement<br />

van Rouaan, werdt in die ftad geboren den 8 augustus 1653.<br />

De eerfte gronden zijner ftudien leide bij te Saumur, onder<br />

den vermaarden TANAQUILLUS FABER , die hem om zijn vlug<br />

begrip grotelijks achtte en lief hadt. FABER weet men, hadt<br />

niet veel op met de Kerkelijken, en ziende dat BASNAGE ge­<br />

negen was die orden te omhelzen, raadde hij zulks aan zij­<br />

nen kwekeling ten fterkfien af;, doch des jongelings ne :<br />

girg<br />

be-


BASNAGE. (JAKOBUS)<br />

fcehicld de overhand boven des Hoogleraars raad. BASNAGE<br />

voldoende in de talen onderwezen en kundig, begaf zig naar<br />

Geneve, en beoeffende aldaar onder CHOVET de wijsbegeerte-;<br />

onder MESTRESATenFRANCISCUSTURRETTIN de godgeleerdheid,<br />

welke laatfte wetenfchap hij verder voortzette onder JURIEU<br />

te Sedan'. JURIEU was een man van een vlug en goed veriïand,<br />

maar zeer driftig en gants en al niet toegeeflijk; BASNAGE<br />

hoorde wel vlijtig zijne lesfen, doch drcokte beter met de ge-<br />

iaartheid van BEAULIEU, die veel gematigder was. DÉ ftak<br />

JURIEU geweldig, en om zig hier over te wreken, gaf hij hem<br />

toen hij zig als Proponent aandiende, de zwaarfte proeftexteri<br />

die-hij uit kon denken ; niet té min voldeed BASNAGE zo wel,<br />

en behandelde die zo oirdeelkundig, dat zijn meester niet kon<br />

nalaten om hem daar ovér te prijzen, li 'c jaar 1676, wierdt<br />

hij Predikant te R.ouaan in plaats van LE MOYNE, die als<br />

Hoogleraar naar Leijden beroepen was. BASNAGE begaf zig al­<br />

daar ook in huwelijk met SUSANNA DU MOULIN, de dogter van<br />

CYRUS DU MOULIN; Predikant te Chatenadun, en kleindogter<br />

van den alom bekenden PIETER DU MOULIN. In 't jaar ic~8_;<br />

werdt de Kerk te Qidvellij, welke door de Gereformeerden van<br />

Roman gebruikt wierdt, gefloten, onder voorwendzel, dat de<br />

Gemeente de bevelen des Konings overtreden hadt. BASNAGE<br />

verzogt verlof, zig met zijn huisgezin naar Holland te mogen<br />

begeven, het welk hem niet zonder moeite na lang aanhou­<br />

den, door een brevet eigenhandig van den Koning getekend,<br />

werdt toegedaan. In 1691 werdt hij te Rotterdam, op een<br />

behoorlijk jaarlijks penfioen, tot Leraar in de Franfë Gemeen­<br />

te aangedeld. Aldaar geraakte bij in twist, met den Predi>-<br />

kant JURIEU, die zijn vrouws zuster getrouwd hadt; doch hij<br />

wagtte zig wel, om daar iets van door den druk gemeen te<br />

maken ; houdende hij zig liever aan zijne letterbezigheden ,<br />

en in de gemeenzame verkering met geleerde Mannen. Dit<br />

maakte hem zijn Verblijf te Rotterdam zo aangenaam ,• dat hij,<br />

wat moeite zijn zwager hem ook veroirzaakte, egter niet kon<br />

befluiten, die flad te verlaten, om de beroeping die te Leij­<br />

den op hem gevallen was, te aanvaarden.<br />

H 4 tn


f2ê ' BASNAGÈ. (JAKÓBÜS)<br />

In het volgende jaar, geraakte hij in kennis met den broeder<br />

van den Marquis DE TORCY , die den naam voerde van dea<br />

Ridder CROISSY, welke als krijgsgevangen in den flag bij Hoch-<br />

fted, over Rotterdam naar Engeland gevoerd werdt. De be»<br />

lieftheid, welke hij- aan dien' Heer en deszelvs gezeifchap be­<br />

wezen hadt, bragt hem in kennis met den gezegden Marquis<br />

DE TORCY, die enige jaren later als Franje Gezant in den<br />

Haag kwam, om voorilagen van vrede te doen. De achting<br />

'die d» Raadpenfionaris HEINSIUS , BASNAGE toedroeg, was<br />

oirzaak, dat hij in het jaar 1704, als Frans Predikant in<br />

die hofplaats beroepen werdt. De grote reden die hem be­<br />

woog dat beroep aan te nemen, was, dat hij dagt aldaar be­<br />

ter gelegenheid te zullen hebben, om de Franje vlug telingen<br />

van dienst.te zijn. HEINSIUS fchatte hem niet alleen hoog als<br />

Predikant, maar gaf ook blijken, dat hij in ftaatszaken veel<br />

vertrouwen in hem en zijne bekwaamheid ftelde; hij zondt<br />

hem met den Franjen Ambasfadeur D'UXELLES naar het Con­<br />

gres te Utrecht, ter behandeling van zaken- van het grootite<br />

gewigt. Ook was zijne bekwaamheid buiten lands bekend.<br />

De Kardinaal BOULLION, als vlugteling in Holland zijnde,<br />

vertrouwde hem alle zijne belangens. De Abt WILLEM DU<br />

BOIS, naderhand Kardinaal, in 1716 als buitengewoon Ge­<br />

zant van Frankrijk in 'jHage, hadt bevel van den Hertoge VAN<br />

ORLEANS , zig bij BASNAGE te vervoegen, en van zijnen raad<br />

gebruik te maken. De Abt gaf hem niet ..alleen van alles ken­<br />

nis, maar werkte ook gemeenfchappelijk met hem, om de<br />

alliantie tusfen Frankrijk en Engeland tot ftand te brengen. Ene<br />

menigte brieven , door den Abt aan hem gefchreven, bewijst<br />

de verpligting, die Frankrijk erkende, hem dienaangaande ver-<br />

fchuldigd te zijn; de Regent liet het ook niet bij blote com­<br />

plimenten berusten, maar toonde zijne dankbaarheid met 'er<br />

daad, door hem niet alleen alle zijne goederen die hij in Frank­<br />

rijk hadt moeten agterlaten. te doen toekomen , maar bezorg­<br />

de hem daarenboven nog een vast jaargeld.<br />

^ BASNAGE bezat bij ene grote geleerdheid, een gezonden fierk<br />

Jighaam; zijn geheugen- was uitmuntend; weinig van ziekte<br />

« we-


•EASNAGË. (JAKOBUS) jüi-<br />

wetende, trof dezelve hem, daar mede bezogt wordende,<br />

20 veel te flerker. In 1722 kwijnde hij aan ene maagziekte,<br />

daar na werdt bij door geelzugt aangetast, zijnde toen in het<br />

7ifte jaar zijn's ouderdoms, en voornemens zijne Kerkelijke Hi-<br />

Jlorie, in de franfe taal te doen herdrukken, waar van het<br />

eerfte Deel met de negende eeuw begint. Men hadt langen tijd<br />

bij hem aangehouden, om dit werk met een vroeger tijdvak<br />

te doen beginnen; doch de arbeid die daar aan moest te koste<br />

gelegd wordenen zijne hoge jaren, veroirzaakten, dat do<br />

Doktoren reeds voor enigen tijd hem het ftuderen hadden ver­<br />

boden. Op den 3 december 1723, verklaarden zij, dat 'er<br />

geene herftelling zijner gezondheid te hopen was, en hij over­<br />

leed zeer christelijk op den 22 van dezclvde maand. Hij heelt<br />

maar ene dogter nagelaten, getrouwd aan den Heer DE LA<br />

SARRAZ, geheimen Oorlogsraad van den Koning van Polen.<br />

's Mans geaartheid was ongeveinsd, gelijk uit zijne fchrifterc<br />

kenbaar is; hij eerbiedigde de waarheid tot in de geringfte<br />

Zaken, en hem was ene befchaaftheid eigen, die men zeldzaam<br />

bij geleerde• lieden ontmoet; voorts was hij minzaam, voorko­<br />

mende, een volksvriend, gedienftig; hij kende geen groter<br />

vermaak, dan om iemand van nut te zijn, en zijn credit te ge­<br />

bruiken ten voordele van ongelukkigen; hij ivas een getrouw<br />

vriend, en van ene braafheid, die de fterkile toets kost door-<br />

ftaan; en fchoon hij de dwalingen met veel levendigheid en<br />

vuur wederleide, behandelde hij nogthans de perfonen zelve,<br />

met de bedaardfte ingetogenheid, ja veeltijds met achting.<br />

BAYLE , die volmaakt de konst verlamd, om iemand naar de<br />

waarde zijn's arbeids te fchatten, noemde hem toen hij ilegts<br />

19 jaren oud was, ent levende Bibliotheek. Het is, zegt hij,<br />

„ een Man, in de gedaante van enen jongeling, niet alleen<br />

,, wegens zijne grote geleerdheid, maar cok om zijne opregt-<br />

„ heid en edelmoedigheid." Om van alle de gefchriften de­<br />

zes geleerden en arbeidzamen Mans een verflag te geven, zou<br />

ene letterkundige gefchiedenis op zig zei ven vereisten; dus<br />

zullen wij alleen verflag geven van die, welke tot onze vader-,<br />

landfe gefchiedenisfen betrekking hebben. Deze zijn: Annales<br />

II 5 des


125 BASNAGE. (JAKOBUS)<br />

des Provinces mies depüis les Negotiations peur la paix de Munfter<br />

avec la Defcription hijlorique de leur Gouvernement &c. Dit w<br />

fchreef hij op last der Staten van Holland, die heiri tót hun-<br />

ren Hiftorie-fchrijver hadden aangefleld; doch hij ondernam:<br />

dien arbeid niet, voor dat hij de vergunning hadt bekomen,<br />

om de Registers van Staat te kunnen raadplegen, én de be­<br />

lofte , dat hij onbefpierd de waarheid zou mogen fchrijven.<br />

Hier op zette hij zig aan den arbeid, en het eerfte Deel kwam<br />

in 1717 in folio gedrukt in 't licht, dat gretig gekogt werdt<br />

en meer'goedkeuring dan berispers vondt; ten aanzien van de<br />

befchrijving der regeringswijze van de zeven provintien in dit<br />

deel geplaatst, hadt hij in enige opzigten misgetast; doch hij<br />

hadt de edelmoedigheid zulks hem aangetoond zijnde, te er­<br />

kennen , en zulks geredelijk te verbeteren, J<br />

t welk in een uit­<br />

voerig berigt gefchiedde; waar bij hij ene nrhandeling over de<br />

Batavieren voegde, die met vrugt kan gelezen worden, en veie<br />

merkwaardige zaken bevat. Dit ftuk werdt voor het twede<br />

Deel van zijn werk geplaatst; dat in 1719 uitgegeven wierdt;<br />

en, welk Deel een Verhaal bevat, van het gebeurde in 1646--<br />

1648; een tijdvak waar in veelvuldige belangrijke en gewig-<br />

tige gebeurtenisfen zijn voorgevallen. Op 'tjaar 1648, ont­<br />

meet men daar in de Mimfterje vredehandeling, waar bij Neer-<br />

lands vrijheid voor dien tijd is bevestigd geworden; en geduren­<br />

de welke onderhandelingen, de Prinfen VAN CONDÓ en FRE-<br />

DRIK HSNDRIK VAN ORANJE ftierven. Over den laatften ,<br />

drukt de Schrijver zig in deze bewoordingen uit: dat 'er de<br />

Staat niet veel bij verloor, doordien hij ziekelijk was; en fchrij<br />

's Prinfen ongemakken en dood toe, aan naijver, dien hij te­<br />

gens zijnen zoon, naderhand WILLEM DE II, zoude opgevat<br />

hebben. Het jaar 1649 was vermaard door den geweldigen dood<br />

van KAREL DENI, Koning van Engeland, zijnde Frankrijk in<br />

dien tijdkring ook beroerd door inwendige onenigheden, die<br />

als een verterend vuur, haren weiftand verflonden; en het<br />

fcheen, of in dezen tijd alles in onmin moeste leven, want<br />

dit Gemenebest hadt teffens ook een groot verfchil te beiiis-<br />

fen met den Keurvorst van Keulen, over de vesting Rhljnberk.<br />

Niet


BASSEE. (ADAM DE LA) èi§<br />

Niet min berugt daagde het jaar 1650 op, want hier viel<br />

onder anderen in voor de onbezonnen' toeleg van WILLEM<br />

DEN II. op Amfteldam; ene daad die bij BASNAGE wel uitvae-<br />

lig, doch bij anderen gefchikter en meer met de' waarheid<br />

overeenkomende geboekt is. Dan 's mans karakter raadple­<br />

gende, ben ik overtuigd dat hij door verkeerde berigten hier<br />

omtrent gedoold heeft. Verder vindt men in 1651 de grote<br />

nationale vergadering in 's Hage gehouden; in 1653 en 1654<br />

den oorlog, en daar op gevolgde vrede met KROMWEL ; en<br />

vervolgens de komst van KAREL DEN II, in 's Hage; zijnde<br />

alles doormengd, met vele zaken die vreemde Hoven en Lan­<br />

den betreffen. Onze taak zoude nu nog misfchien eisfen , dat<br />

Wij de tijtels opgaven van de overige werken, die door den<br />

noesten arbeid van den vlijtigen BASNAGE aan zijne mede­<br />

burgers zijn gefchonken, doch zo als wij aanmerkten, zijn<br />

die zo menigvuldig , dat zulks ons te ver van ons voorge­<br />

nomen beftek zoude doen afdwalen ; wij verwijzen daarom<br />

onze lezers, die belang ftellen om hier van onderrigt te<br />

zijn , tot de Memoires pour fervir a l'Hiftoire des Hommes<br />

ülustres par NICERON , en zulks te meer, dewijl men daar<br />

teffens ene korte beoirdeling van die onderfcheidene wer­<br />

ken zal aantreffen. De Afbeelding van BASNAGE is eerlijk<br />

in 't koper gebragt door VAN GUNST. ——- JOH. ALB. FAEÏI-<br />

CIUS, Bibl. Crcec. L. VI. c. X. n. XXXV. p. 759-780. Catal»<br />

Bibl. BUNAV. p. 1065. STOLLE ad Heumannum, p. 976 & 1022.<br />

C. SAXI, Onomast. liter. Pars V. p. 300. & Anal. 632. J. G.<br />

DE CHAUFErié, Diiïim... Töm. I. p. 108 occ. NICERON, Memoi­<br />

res des Hommes illuft. Tom. IV. p. 294-311. Tom. X. Part. L<br />

P- H7-I5I-<br />

BASSEE (ADAM DE LA) , Kanunnik van St. Pieter te Rijs-<br />

feï, welke naar alle waarfchijnlijkheid in de XlVde of XVde<br />

eeuw heeft geleefd, was van het klein fledeke la Pu fee, in<br />

het Artoifche daar hij zijnen naam van voert, afkomftig. Men<br />

heeft van hem: Ludus Aam de Basfeya, Canonici Pnfulenfis, fuper<br />

Anti-Claudianum Magistn Alani de Infida, rhjthmsè eoxpojitus.<br />

• FOPPENS, Bibl. Be g. p. 4. PAOTOT, Memcdr. litta.<br />

Tom. X. p. 59. j'AS-


S*4 BASSEE. BASSELIERS. BASSEN.<br />

BASSEE (BONAVENTURE DE LA), Licentiaat in de Go*,<br />

geleerdheid en Kapucijner'Monnik, is mede genoemd na zijne<br />

geboorteplaats het ftedeken Ia Basfóe, alwaar hij in 't begin<br />

van de XVIde enw ter wereld kwam. Hij Rierf in het Klooster<br />

te Boignies in Henegouwen , den n feptember 1650 , en<br />

heeft nagelaten: Tlieophilus Pqrochialis, feu de quadruplki debü»<br />

in propria Parochia perfolvendo ; Concionls, Mlsfce, Confesjionis<br />

fchalis, Pafchalisque communionis. Per BONAV. BASSEANUMÏ<br />

Capucinum Pradicatorem. Ant. 1635. 120. Romce. 1638. 120<br />

• FOPPENS, Bibl. Belg. p. 141. PAQUOT, Memoir. litten<br />

Tom. I. p, 311.<br />

BASSEE (ELOY DE LA), wierdt in 1585, ook al in meergemelde<br />

ftedeke geboren, hij heeft mede tot de orden dei-<br />

Kapucijnen behoord, leide een zèer ftigtelijk leven, en is in<br />

den ouderdom van 85 jaren op den 25 november 1670 in zijnklooster<br />

.te Rijsfel geftorvèn. Die Geestelijke was zeer belezen;<br />

wij hebben van hem: Flens totius Theologie praüicce,•<br />

turn Sacramentalis, turn Moralis. Duaci 1639. fol. Edit. emen<br />

Arav. 10-43. fol. - Maai, BibHoth. Ecclef. p. 331. VAL;<br />

ANDR., Bibl. Belg. p. 2oi.- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 258. PA-<br />


BASSON. BASSOT. BASTINGIUS. BASTONIER, 12*<br />

gedurende de beroertens in Gelderland in het jaar 1707, uit;<br />

Arnhm, aan het hoofd van enige vrijwillige Burgers, met<br />

drie of vier ftukken gefchut, naar JVageningen gezonden, en<br />

heeft die ftad ingenomen; is daar na deswege gevonnist, en<br />

heeft tot hogen ouderdom te Tiel gewoond, en zig in de ge,<br />

leerde wereld bekend gemaakt, zo door ene uitgegevene Ver­<br />

dediging van zijn gedrag, ais door ene verhandeling de Jure-<br />

jurando vetenCm, inprimis Romanorum^ gedrukt te Utrecht 1728.<br />

in 8vo. STRUVII, Biblioth. Jur. p. 212. WAG., Vad.<br />

Hift. XVII. £>. bl. 302.<br />

BASSON (ADRIAAN), Regtsgeleerde, een' neef van den<br />

' Gondfen Pastoor JAN FRANSZ BASSON ; is insgelijks te Gouda ge­<br />

boren, en gaf in 1665 in 't licht: Conjilia. ——— J. WALVIS^<br />

jBcfchr. van Gouda, I. D. bl. 314.<br />

BASSOT (JAN), Konstfchüder, woonde omtrent het jaar<br />

1583 te Parijs, zijnde een der eerfte Meesters geweest; welke<br />

den Nederlandfen Schilder ABR. BLOEMAART in die konst onder­<br />

wezen heeft. K. v. MANDER, Leven der Schilders, II.<br />

D. bi. 194-<br />

BASTINGIUS (JEREMIAS), Hoogleraar in de Godge­<br />

leerdheid te Leijden, is in 1554 te Iperen in Flaanderen gebo­<br />

ren. Zijne ouders wegens de belijdenis van den Gereformeerden<br />

Godsdienst uit Gent verdreven zijnde, namen de wijk naar<br />

Leijden. De jonge BASTINGIUS ftudeerde te Breinen, Geneve en<br />

Jpeidelberg, en maakte grote vordering in de kennis der ta'en,<br />

bijzonder der griekfe en hebreuwfe. Hij wierdt tot de Her­<br />

vormde gemeente te Antwerpen als Predikant beroepen; doch<br />

deze ftad in 1585 door den Hertog VAN PARMA verovert zijn­<br />

de , trok onze BASTINGIUS naar Dordrecht. Naderhand tot<br />

Hoogleraar in de Godgeleerdheid op de nieuwe Leijdfe Akade-<br />

mie aangefteld zijnde, overleed hij kort daar na, op den 26<br />

october 1598; nalatende een Cathechismus met verklaringen.<br />

• MEURSIUS, Athence Batav.<br />

BASTONIER (JAN), werdt geboten. omtrent 't jaar 148©<br />

S te


ti$ BATELIER. (JAKOBUS) .<br />

tff Braine-k-Comte in Henegouwen; hij verkoor den Monniken<br />

ftand in de Abtdij van St. Manen te Doornik, en wierdt vervol­<br />

gens tot Priester gefchoren. Zijne kundigheid, weike het<br />

tijdvak in agt genomen waar in hij leefde, groot was, ge­<br />

voegd bij zijn onberispelijk levensgedrag, maakte dat hij tot<br />

Prior van het klooster te GemMours wierdt aangefteld. Dit ver­<br />

liet hij omtrent 't jaar 1590, reeds bejaard zijnde, om Kar-<br />

thdzer te worden in het klooster St. Andri bij Doornik. Hier<br />

gaf hij zig ten enemalen aan het gebed, en andere oeffenin-<br />

gen van het befpiegelende leven over. Tot devijs voerde hij<br />

deze fpreuk: Nifi in Deo gaudium; en hij fchreef die in al zijn<br />

boeken en gefehriften , benevens deze betuiging: „ Ik zal<br />

„ niet geloven een Karthuizer te zijn, ja zelvs geen Geeste-<br />

„ lijke, zo-lang mij de minde begeerte zal bijblijven om mijn<br />

„ geest en hart, met iets anders werkzaam te houden, dan<br />

„ met GOD mijnen Schepper, en mijn hoogde goed." Men<br />

heeft van BASTOKIER : Libellus de ceremoniis ac confuetudinibus<br />

Reformationis Burfkldenjts. — VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.<br />

455, 456. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 576. PAQUOT, Memoires,<br />

Tom. XVII. p. 234, 235.<br />

BATELIER (JAKOBUS), is geweest Remondrants Predi.<br />

kant in 's Hage, en wel in dien tijdkring, dat de kerkverfchil-<br />

len op het hevigde aan 'f woeden waren. Hij hadt zijne du-<br />

dien volbragt in 't Walfe Kollegie te Leijden, en was in 1617<br />

Predikant te Kralir.gen geworden. Na de onenigheid en fcheu-<br />

ring die te Amfteldam, na het afzetten van den franfen Predi­<br />

kant S. GOULART ontdaan was,, heeft hij volgens BRANDT,<br />

enigen tijd voor hen, die de Remondranten waren toegedaan,<br />

gepredikt, ten huize van zekeren WILLEM SWEERSEN. Hij<br />

werdt in 1619 in een latijns fchrift betigt, dat hij uit zijnen<br />

dienst als Predikant zou gevlugt zijn, om de draf te ontwij­<br />

ken wegens het vertalen van zeker frans boekje, doch hij<br />

heeft de valsheid van deze aantijging middagklaar betoogd.<br />

Ik vindt egter, dat hij van zijnen dienst is ontzet; waar na<br />

hij zig nog enigen tijd te Leijden moet hebben Opgehouden,<br />

want


BATEN. BATENBURG. ï 2 7<br />

want >an daar begaf hij zig naar Rhijnsburg, om zig in de<br />

Kerkelijke vergadering aldaar, te doen horen over r Cor. IX.<br />

vs. 4 en 14, met oogmerk, om, ware 't mooglijk, de Rhijns',<br />

burgers, ten aanzien van het Leraars-ambt tot andere 'gedag*<br />

ten te brengen. In 't vervolg, heeft hij enige jaren de Re-<br />

monftranto-n in 's Hage, als Leraar bediend. Ook'heeft hij<br />

enige fchriften nagelaten, die gants en al niet mals zijn, 1<br />

te­<br />

gens de leer der Gereformeerden. In hoe grote achting hij<br />

bij de zijnen geweest is, kan men opmaken, uit het bijfchrift<br />

door G. BRANDT onder zijn Afbeeldzel geitcld, van dezen<br />

inhoud :<br />

De grijfe wijsheid leeft en ghnftert in dit licht.<br />

Het hooggeleerdt verftand fchiet ftraalen door 't geficht;<br />

Maar klaarder op 't papier. Aenfchouw dat, daar zijn boeken<br />

De fpreuk van JACOB en van ESAU onderzoeken.<br />

Hij leerdt wat Godt met recht verwierp, uit gunst verkoor<br />

Het misverftand verdwijnt, fijn helder licht breekt door,,<br />

BATEN (HENDRIK), geboortig van Mechelen, heeft om­<br />

trent het einde der XHIde euwe geleefd. Hij was Doktor in<br />

de Godgeleerdheid en Kan.'elier van het Hogefchool te Parijs •<br />

ook Kanunnik en Zanger van de Hoofdkerk- te Luik; hij heeft<br />

zig enigen tijd te Fez aan de Barbarife kust opgehouden. Het<br />

fchijnt dat de mathematife wetenfehappen en wijsgerige onder­<br />

werpen, zijne voorname beoeffeningen uitmaakten. Hij heeft<br />

gefchreven: Specidum Divinorum fc? Naturalium quorumdam £fr.<br />

en Liber introduQorius ad judicia Astrologie a M. Henrico de Ma-<br />

lino in urbe Fez. B. DE MONTEAUCON, Bibl. Bïbliotheear,<br />

V. SWEERTII, Athen. Belg. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 542,<br />

543- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 434. PAQUOT, Memoires litt.<br />

P- 4*i 43-<br />

BATENBURG (GYSBERT en DIDERIK VAN), vindt<br />

men gemeld onder de tekenaars van het vermaarde VaborA da<br />

Edelen. In 1567 waren beide broeders, als Kapiteins in dienst<br />

van den Heer VAN BREDERODE; in welke waardigheid, zij ook<br />

enig volk naar Amfteldam aanvoerden; zij kwamen aldaar daags<br />

na


Ut BATENBURG.<br />

na dat BREDEKODE vertrokken was. Veel moeite fpilden zij;<br />

doch tc vergeefs, om binnen gelaten te worden; want zelvs de<br />

Onroomfen hadden befloten, hen buiten te houden. Van daar<br />

voerden zij hun volk over't Y, naar Waterland; en te Hoorn<br />

komende, namen de BATENBURGEN het befluit hunne manfchap<br />

te verlaten, en naar Friesland over te Heken; doch zij werden<br />

tót hun ongeluk door den Schipper verraden, en aan ERNST<br />

MULART Schout te Hasfelt en Kapitein van den Graav VAN<br />

AREMBERG, overgeievert. Behalven de BATENBURGEN, werden<br />

veel andere aanzienlijke mannen, wel ten getale van 100 gevangen<br />

genomen, en te Harlingen opgebragt; onder dezelven-<br />

bevonden zig SJOERD BEYMA, WILLEM BUMA en HERMAN<br />

GALAMA, di.e nevens hun de voornaamfte waren. Van deze<br />

gevangenen werden 'er 24 op de galeijen gebannen, en zeven<br />

te Harlingen opgehangen, waar onder ook drie Edelen waren •<br />

de overigen werden naar Vilvoorden en voorts naar Brusfel gezonden<br />

, om ten offer van ALVA'S wreedheid te verdrekken •<br />

(He ook op den 1 junij 1565, na een fchavot op de markt te'<br />

Brusfel te hebben doen oprigten, deze twee edele jongelingen,<br />

benevens vele andere mannen van verdienden, volgens<br />

zijne vloekvonnisfen deed onthalfen, als PIETER DE ANDELOT,<br />

PHILIPS VAN WINGELEN en MAXTMILIAAN KOK; hunne ligharaen<br />

werden-des nademiddags, ongekist, buiten Brusfel, voor<br />

de St. Lazarus Kapel, in ongewijde aarde gedoken. Ook anderen,<br />

namelijk SJOERD BEYMA, HERMAN GALAMA, TRESLONG, BROUX-<br />

ELLES, PELLETIER, BAUDECHAU en ILPENDAM, ondergingen<br />

het zelvde lot. De hoofden van nog zeven anderen, werden op<br />

daken en hunne lighamen op raderen gezet. De regerende<br />

Heer WILLEM VAN BATENBURG, hadt als Leenman van •JVlAxr-<br />

MILIAAN DEN II, denzei ven om voorfpraak gebeden, en da<br />

Keizer ook niet nagelaten, op alle wijze, vergiffenis voorliet<br />

edel broederpaar van den Hertog te verzoeken; doch deze<br />

tijran was doof voor alles, wat flegts naar menfchelijkheid<br />

zweemde ; waar door Heer WILLEM zo verdoord op ALVA<br />

werdt, dat hij de zijde van Prins WILLEM omhelsde. x<br />

WAGEN., Vod. Hifi. VI. D. bh 211. 231. 277.<br />

BAT.


BATTfNGIUS. BATTUS* u£<br />

BATTINGIUS (RUDOLPH) , een Fries van geboorte,<br />

Medicus en Mathematicus, heeft gefchreven: MetJiodum Astro-<br />

labii. Parif. 1557. • FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1080.<br />

BATTUS (BARTEL), is omtrent 't jaar 1515 te Aalst in<br />

Flaanderen geboren, en wierdt in de Lutherfe Godsdienst opge­<br />

voed, waar van hij ook vervolgens belijdenis deedt; doch<br />

zulks ter oren van enen Inquifiteur gekomen zijnde, liet deze<br />

hem in een nauwe gevangenis opfluiten; negen maanden lang<br />

in deze kerker doorgebragt hebbende, wierdt hij op voorfpraak<br />

van enige Regeringsleden der ftad Gent op vrije voeten ge­<br />

field,, en ging zig in die plaats nederzetten; hij bragt'er om­<br />

trent tien jaren in rust door; maar verfchrikt door nieuwe<br />

bedreigingen die hem in 1556 door den Inquifiteur gedaan<br />

•werden, nam hij het befluit, om met zijn huisgezin naar<br />

Duitsland te wijken, en koos zijn verblijf te Bostock, alwaar<br />

hij den 24 januarij 1559 overleedt. BATTUS was getrouwd<br />

met MARTINA BISSOT, ene jnoeije van HENDRIK SMETIUS, uit<br />

welk huwelijk bij negen kinderen verwekte. Hij heeft ge­<br />

fchreven: De Qeconomia Christiana, lib. II. ex facris (ƒ propha-<br />

nis Scripioribus diligenti cura labóre colletli, BARTHOLOMSO<br />

BATTO, Alostenji authore: prior, de officia cura parentum erga<br />

liberos traclat: posterior, qua cum obedientia parentes a liberis ho-<br />

norandi fint, ostendit. Aiitv. 1558,. 12°. ——— F. SWEERTIUS,<br />

Atlien. Belg. p. 154. MERCKLINI, Linden, renovat. p. 206. 748.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 124. PAQUOT, Man. litter. Tom. XII.<br />

p. 436-439.<br />

BATTUS (JAKOBUS), een Zeeuw van geboorte, was do<br />

vader van KORNELIS die hier volgt, en is in 't jaar 1500 ge­<br />

weest Secretaris van Bergenopzoom. ERASMUS heeft vele brie­<br />

ven aan hem gefchreven, waar van 16 in druk zijn; de eer­<br />

fte van 1498, en de laatfte van 1500. Men kan hier uit af­<br />

nemen, in welke grote achting hij is geweest; en de geleerd­<br />

heid waar in hij uitgemunt heeft, zou uit zijne nagelatene<br />

fchriften blijken, waar van ik egter nergens ene lijst van vin-<br />

11. DEEL. I de


ï$© BATTUS, (KAREL) (KÓRNELIS) (LIvINUS)<br />

de opgetekend. W. v. GOUDHOEVEN, Kronijk, bl. iS.<br />

M . Z. y. BOXHORN, Kronijk van Zeeland, I. D. bl. 457. p, m<br />

LA P-UE, Ge/ef{. Zeeland, bl. 330.<br />

BATTUS (KAREL), een Nederlander, die in de XVIde<br />

eirw geleeft heeft, en in 1503-1598 Rads Med. Doktor te<br />

Dordrecht geweest is. Hij heeft zeer vele boeken, inzonder­<br />

heid medicinale, uit het frans en hoogduits in 't nederduits<br />

vertaald, endoor den druk gemeen gemaakt; als onder anderen:<br />

de Chirurgie van AMB. PA Ré; het Medicijnboek van C. WURTS-<br />

. SÜNG; de Mammie operatien van GUILLEMEAU enz. — . p A-<br />

QUOT, Memoir. litter. Tom. XII. p. 442.<br />

BATTUS (KORNELIS), geboren te Fiere in Zeeland, om.<br />

trent het jaar 1470, een zoon van JAKOBUS, was een geleerd<br />

man en Rads Doktor in zijn vaderftad; hij heeft ook veelvul­<br />

dige briefwisfeling met ERASMUS gehouden. In 1498 woonde<br />

hij op 't flot Zandenbwg, bij vrouwe ANNA VAN BORSSELEN ,<br />

weduwe van wijlen Here FILIPS VAN BEVEREN, om haren zoon<br />

Jr, ADOLF VAN BOURGONJE, Heer van Beveren, in de weten-<br />

fchappen en konRen te onderwijzen. Hij heeft verfcheidene<br />

boeken gefchreven; en onder anderen, is van hem'in 1512<br />

ene Wereldbefchjving gedrukt, waar in hij vele zonderlinge<br />

dingen verhaalt, betrekkelijk de Zeeu-wfe eilanden, waar van<br />

JAN REYGERSBERGH in zijne Kronijk ook gebruik heeft gemaakt,<br />

en welke ten tijde van BOXHORN, reeds zeer fchaars te beko­<br />

men was. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 41. FOPPENS, '<br />

Bibl. Belg. p. 194. PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 434.<br />

436. J. REYGERSBERGH, Kronijk van Zeeland, p. 343. GOUD­<br />

HOEVEN, Kronijk, p. 18. BOXHORN, Kronijk van Zeeland, I. D.<br />

bl. 457. VANRHYN, Oudh. enCeJligten van Zeeland, bl. 52.<br />

DE LA RUE, Gelett. Zeeland, bl. 141.<br />

BATTUS (LIVINUS) , een zoon van BARTEL BATTUS,<br />

is geboren te Gent, in december 1645. Zo dra hij tot jaren<br />

van pnderfcheid was gekomen, plaatRe zijn vader hem in ge­<br />

noemde ftad onder opzigt van den zo beroemden Hoogleraar<br />

JAN


BAUDART. (WILLEM) 13*<br />

JAN OTTIIO, die den jongen BATTUS door zijn onderwijs, vol­<br />

komen kundig maakte in de griekfe en iatijnfc talen; waar<br />

na hij naar Antwerpen werdt gezonden, daar JAN STADIÜS hem<br />

in de beginzelen der matheus onderwees. Twee jaren later,<br />

volgde hij zijnen vader naar Rostock, daar hij ijverig zijne let­<br />

teroefeningen voortzettede. Voorts begaf hij zig naar Witten*<br />

lerg, om van MELANCHTON zijne onderwijzingen gebruik te<br />

maken, en wierdt in 1559, aan die Hogefchool tot Meester<br />

in de vrije konften bevorderd. Te Rostock te rug gekomen, gaf<br />

hij Iesfen in de mathefis, die zodanig voldeden, dat de Re­<br />

gering hem ene Leraarsplaats opdroeg, om dis wetenfehap<br />

jn 't openbaar te onderwijzen; hij vervulde die taak met veel<br />

lof gedurende het tijdvak van zes jaren, namelijk tot in 1565,<br />

wanneer oorhg en pest, hem noodzaakten Rostock te verlaten.<br />

Als toen reisde hij naar Italien, en wierdt te Venetien gepro-.<br />

moveert tot Doktor in de medicijnen; waar na hij tot Rostock<br />

te rug keerde, en aldaar tot Hoogleraar in die wetenfehap<br />

'werdt bevorderd ; welke bediening hij gedurende 25 jaren<br />

waarnam, teffens 'er de praktijk bij uitoefTenende, en hij ftierf<br />

in die zelvde ftad, in april 1591. BATTUS is tweemalen ge­<br />

trouwd geweest, zijn eerfte vrouw was een meisje van aan­<br />

zien , ANNA VAN PEGELT genaamd, wier vader KOENRAAD<br />

VAN' PEGELT, 60 jaren aanëengefchakelt, eerfte Opziender<br />

is geweest der Hogefchool te Rostock; hier teelde hij twee<br />

zoons bij ; vervolgens hertrouwde hij, met MAGDALENA<br />

TONCKIERN, die hem geene kinderen baarde: Hij heeft ge­<br />

fchreven : Epijiola aliqnot, Medica tra&antes, die gevoegd zijn<br />

in de Mijcellanea van zijnen neef HENDRIK SMETIUS, en gedrukt<br />

te Frankfort, bij JONAS RIIODIUS, 161 r. 8vo. MELCH.<br />

ADAM, Vita Germ. Medic, edit. 1706. p. 141. 177, 178,<br />

PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 439-442.<br />

BAUDART (WILLEM), Predikant te Zutplicn, is gebo­<br />

ren te Deinze, een kiein ftedeke in Flaanderen, uit ouders die<br />

om dat zij den Gereformeerden Godsdienst toegedaan waren,<br />

*erst hunne woonplaats en naderhand gants Nederland verpligt<br />

I 2 v wa-


- i BAUDIU3. (DOMINIKUS)<br />

waren vaarwel te zeggen. Zij begaven zig eerst naar Keuleii<br />

en vervolgens naar Embden. Hier gezeten zijnde, beijverde<br />

W41.LEM zig met vlijt in het leren der latijnfe, hebreeuwfe<br />

eii'griekfe talen, waarin hij ongemene vorderingen maakte,<br />

ra zelvs bijna den trap van volkomentheid beklom; vervol-<br />

gttlS ftudeerde hij in de godgeleerdheid, en verdere weten-<br />

fthappen die daar toe betrekking hebben; wierdt met lof Pro­<br />

ponent, en eerst tot Predikant te Sneek en van daar te Ziitphsn<br />

beroepen. Door het Nationale Sijnode te Dordrecht in 1618<br />

en 1619 gehouden, wierdt BAUDARTIUS benevens BOOERMAN<br />

én BUCERUS, de commisfie opgedragen, om een nieuwe ver­<br />

taling van het Oude Testament te bezorgen; met welken hij<br />

on BOGERMAN, zijnde BUCERUS inmiddels overleden, ruim zes<br />

jaren toegebragt hebben. Hij overleed in rö 4o, in den ou­<br />

derdom van 76 jaren te Zatphen, na de Gereformeerde ge­<br />

meente aldaar gedurende 36 jaar als Predikant'bediend te heb­<br />

ben. Hij daalde ten grave met den lof van TRIGLAKD , doch<br />

UITEKBOGAARD, heeft zo gunftïg niet over hem gedag'f en<br />

geen wonder ook, doordien 'hij altoos de partij van den eerften<br />

op het fterkfte is toegedaan geweest. Zijne werken nagaande<br />

zal men moeten inftemmen, dat hij zijne gekozene fpreuki<br />

hhor mihi quies, dat is in den arbeid vind ik mijne rust, zeer­<br />

wel betragt heeft. Zie hier de lijst van het gene hij' heeft<br />

uitgegeven: Gedenkwaardige Gefchicdènisfen, zo kerkelijke als we­<br />

reldlijke , van den jare 1603 tot 1624. II Delen in folio. Am-<br />

hem '1624. Apophhegmata Christimia of. Gedenkwaardige Spre<br />

ken, Amfi. 1657. in 4». Nasfaufe Oorlogen, Amfi. 1616. 4/0'.<br />

Polemographia Belgica, in 299 platen, verbeeldende de Spaanfi<br />

en Nederlandje oorlogen, met vier latijnfe versjes onder ieder<br />

prent in langwerpig 4to. Amfi. i6zï. FOPPENS, Bibl.<br />

Belg. p. 391. J. LOMEJERI, 'Dies Genial. Tom. II. Disf. 1'.<br />

C. SAXI, Onom. liter. Pars IV. p. 317. A. PARS, Naamrol<br />

der Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 265, 266.<br />

BAUDIUS (DOMINIKUS), Hoogleraar in de Welfbre-<br />

kendheid en Regten te Leijden, is geboren te Rijsfil, den 8<br />

april


MüDIÜS; (DOMINIKUS) tftj<br />

üpril 1561. Zijn vader hadt zig om de geweldenarijen van<br />

ALVA te ontwijkén, naar Aken met 'er Woon begeven, daar hij<br />

in 1576 overleed. Het was ook m deze ftad, dat DOMINIKLS<br />

zijne eerfte letteroefeningen verrigtte , en inzonderheid gig<br />

op 'tgrieks toèleide. Kort hier na ging hij naar .Leijden, ten<br />

éindé aldaar zijne ftudien te vervolgen, alwaar hij zig flegts<br />

agt maanden ophield: van hier ging hij met zijne moeder eerst<br />

naar Gent, en vervolgens naar Geneve, daar hij in de theologie<br />

ftudeerde, en zelvs Proponent wierdt. Hij kwam ts Gent m<br />

1583 te rug, vervolgde 'er zijne theologife ftudien onder LAM*<br />

BERT DANEAU ; dan het fchijnt dat hij tegen het beoefenen der<br />

Godgeleerdheid een afkeer kreeg, want hij ging toen voor dq<br />

twedemaal naar Leijden, alwaar hij zig gedurende 15 maanden<br />

vlijtig beijverde in de regtkunde, en in 1585 tot Doktor in dit;<br />

wetenfehap wierdt bevorderd; in dat Zelvde jaar, deedt hij<br />

niet de Gezanten der Nederlandse Staten, een reis naar Enge.<br />

land, en geraakte aldaar in kennis met vele lieden van aan'<br />

zien; onder anderen, mét den beroemden FILIP SIDNEY. In<br />

1587 werdt hij Advokaat voor 't Hof van Holland, doch geen<br />

finaak in ft pleiten vindende, gaf hij dit beroep fchielijk den<br />

zak; en deedt een reis door Frankrijk, daar hij zig 10 jaren<br />

ophieldt, hij verwierf'er zig goede vrienden, en vondt 'ei-<br />

aanzienlijke begunftigers; onder welk laatfte getal, ACHILLES<br />

DE HARLAI, eérfte Prefident van/t Parlement te Parijs be­<br />

hoorde, die hem in 1592 tot Advokaat voordat Geregtshaf<br />

deedt bevorderen. In 1602 deedt BAUDIUS, als Secretaris van<br />

den Gezant wegens Koning HENDRIK DE IV, CHRIST. HARLAI,<br />

Koon van den Prefident, weder een reis naar Engeland, en yan<br />

daar te rug komende, bepaalde bij-zijne woonplaats te Leijden,<br />

alwaar hij in meij van dat zelvde jaar, Hoogleraar in de wel-<br />

fprekendheid wierdt. Na den dood van MERULA leraarde bij<br />

ook de Hiftorien, en bekwam teffens verlof, om kollegie.<br />

over de regten te houden; en in 161 r, werdt hij benevens<br />

MEURSIUS,- tot Hiftorie-fchrijver van 's Lands Staten aange-<br />

fteld; bij welke gelegenheid, hij de Gefchiedenis van ,het twaalf,<br />

jarig Beftand heeft uigegeven; welk werk bijzonder wel er;<br />

\ ; • l 2 hl


J34 EAUDIÜS. (DOMINIKUS)<br />

in enen aangenamen vlceijenden ffijl is gefchreven, ook in<br />

het nederduits -vertaald, is gedrukt; te voren hadt hij reeds<br />

twee redevoeringen over dat onderwerp egter met verbloemde<br />

namen in 't licht gegeven; ook een lofdigt op de komst van<br />

SPINOLA in Holland; het een en ander verwekte hem onaan­<br />

genaamheden, en het fcheelde maar weinig, of hij zou om het<br />

laatftg gebannen zijn geworden.<br />

BAUDIUS is tweemalen getrouwd geweest, ik weet niet dat<br />

hij andere kinderen heeft nagelaten, dan ene dogter, waar<br />

•van zijn tweede vrouw na zijnen dood beviel; zijn huwelijken<br />

zijn niet van de gelukkigflen geweest, waar over hij zig meer<br />

dan eens in zijne uitgegevene brieven beklaagt. Hij was bui­<br />

tengemeen aan de drift voor vrouwen en wijn overgegeven,<br />

en hij koos doorgaans zodanige onderwerpen tot boeting van<br />

zijn eerstgemelde drift, die weinig tot ere van zijne kiesheid<br />

verftrekten, want de afkerigfle ilctten en kiöngels, dienden<br />

hem veelmalen om zijn lust te voldoen. Het een en ander<br />

maakte ook, dat hij grotelijks wierdt veracht, ja fomtijds tot<br />

een fpeelbal van fpotternij verilrekte; ook hebben zijne vrien­<br />

den zelve, hem opentlijk daar over gegispt en ten toon ge­<br />

field. Verders was hij een flordig huishouder, waar door hij<br />

veel fchulden maakte, J<br />

t welk ten gevolge hadt, dat hij on­<br />

der curatele geraakte, en naderhand zijne goederen ten bate<br />

van zijne fchuldëisfers wierden verkogt. Met zijn tweede<br />

vrouw dat een boos wijf moet geweest zijn, en hem deerlijk<br />

kwelde, wordende hier in zeer gedienftig door haren vader<br />

geholpen, betrouwde hij geld,, waar door zijn finantïe-wezen<br />

in een gunftiger omftandigheid geraakte ; doch deze herftelde<br />

orde van zaken, overleefde hij niet lang, doordien hij negen<br />

maanden na het aangaan van zijn laatlte egt, met ijlende<br />

koortzen wierdt bezogt, die hem op den 22 augustus 1613 i n<br />

't graf ileepten. Daar is een Afbeeldzel van hein in plaat ge­<br />

bragt, waar onder men deze woorden leest:<br />

Vane pitler, are credis posfe reddi BAUDIUM:<br />

BAUDIUM referte nemo quiverit, quam BAUDIUS.<br />

PJUSEVERANTI LAUKEA<br />

JS'atus 1561. Denams 1613. Nu.


BAUDIUS. (DOMINIKUS) 135<br />

Nü nog iets van dezes zonderlingen Mans wérken en ka­<br />

rakter. BAUDIUS is onbetwistbaar de grootfte latijnfe Digter<br />

van zijnen tijd geweest; een lieflijke zoetvloeijénde ftijl, ge­<br />

voegd bij aangename fchilderingen, waar in, om figuurlijk te<br />

fpreken, de diepzels en hoogzels op hunne eigenaartigê plaat­<br />

zen , zeer kónfiig gefpreid lagen, maakten zijné verfen be­<br />

koorlijk; Ook hadt hij zig alle de beval lighenen van de griek­<br />

fe en latijnfe talen eigen gemaakt, en wonderlijk treffende<br />

dé finaak der ouden gevolgd, zonder egter op te houden; zei­<br />

ven eèn origineel te blijven, In al 't gene hij gefchreven<br />

heeft, en wel voornamelijk uit zijne menigvuldige uitgegeven<br />

brieven, ftraalt inzonderheid het verhevene, bèfchaafde', na-<br />

'ive en tedere door; en 't gene men 't meest in hem bewon­<br />

derd, is, dat hij zig van de zo verrukkende eïgenfchap heeft<br />

meester weten te maken, om te kunnen behagen en zig met<br />

finaak te doen lezen, tertvijl hij zelvs niéts belangrijks; of<br />

daar enige lering in bevat is, voortbrengt. Om kort te gaan,<br />

. hij was een der uitgelezenfte vernuften van den tijdkring waar<br />

in hij leefde; en hebben hem grove ondeugden aangekleefd,<br />

bezat hij in tegenoverfielüng ook beminnelijke hoedanigheden:<br />

hij was gul van aart, openhartig en rondborftig, èn van ene<br />

bnkreukbare trouwe voor zijne vrienden, vrolijk in gezelfchap,<br />

en de aanwezenden niet zelden door zijné geestige, zetten,<br />

hartig doende lachgen: Men vindt ene optelling vari zijne<br />

werken bij PAQUOT, Memoir. litter. Tom. VIII. p. 395-4Ö.4.,<br />

Ook, doch zo volledig niet in FOPPENS; BibliotJl. Belg. pag.<br />

247. F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 228. MORHÓV.,<br />

ï. Polyh. liter, c. XXIV. J. 86-89. P- 303. L. VI. c. III. J. 4;<br />

p. 977. & L. VII. c. III. §. 12. p. 1068. Tom. h TH. EBEK-<br />

TI, Eulogta Jurisconf. &c. n. LXXVI. p. 79, 80. CKËMI,<br />

Animadv. Philolog. Part. V. c. II. p. 71. 97-101. 141. Catah<br />

B'.ll. BUNAV. Tom. I. vol. 2.'p. 1067; FREHERI, Theatfum,<br />

Part. IV. p. 1507, 1508. SAXI, :<br />

Ohbm. liter. Pars IV. p. 39;<br />

40. Amlecla, p. 569. BAILLET; jugemens. Toni; IV. p, ió*2,<br />

n. 1385. DAV. CLEMENT, BiMioth. turieuféj Tom. II, p. 495,<br />

/.95. P. BAYLE, Ditïïon. edit. dé 1730. Tom. II; p, 471-477.<br />

I 4 A.


Ï3* BAUDRY.-<br />

A. PARS, Naamrol van Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 321 «g.<br />

Levensbefchr. van voorname Mannen en Vrouwen. IV. D. b<br />

241-.250.<br />

BAUDRY, Zanger van de Hoofdkerk te Terouanne, wierdt<br />

geboren te Kamerik, omtrent het jaar 1015. Hij werdt in de<br />

fchool van die ftad opgevoed, en het geestelijk klèed aangeto­<br />

gen hebbende, wierdt hij Kanunnik van de Hoofdkerk, nog.<br />

bij het leven van Bisfchop GERARD VAN FLORENNES, of GE-<br />

BARD I, of wel op zijn langst omtrent 't jaar 1040. Het fchijnt<br />

dat hij zeer gemeenzaam met die doorlogtige Prelaat heeft ver­<br />

keerd , en het is niet onwaarfcbijnlijk, dat hij de functien van<br />

Secretaris en Kapellaan bij hem waarnam. Zeker is het ten<br />

minften, dat hij Secretaris van zijn opvolger S. LIETBERT is<br />

geweest, die de Bisfchopszetel van Kamerik in 1081 beklom.<br />

Deze laatfte ftondt hem in februarij 1082 af, op de fterke<br />

aanzoeken van HUBERT, Bisfchop van Terouanne, die hem<br />

gretig verlangde bij zig te hebben. . GERARD DE II, hem BAU-<br />

DRY zendende, gaf van hem een allerloffelijkst getuigenis, en<br />

verhief zeer hoog zijne geleerdheid en uitmuntende verdien-<br />

ften, waar van hij betuigde lange jaren getuige te zijn ge­<br />

weest. Zedert werdt BAUDRY tot Zanger der Hoofdkerk van<br />

Terouanne aangefteld; dit wordt men ontwaar door enen brief,<br />

die RENAUD, Aartsbisfchop van Rheims den 15 januaiij 1095.<br />

aan hem fchreef; ook is men vair gedagten, dat hij niet lang<br />

na het ontvangen van dien brief geleefd heeft. Hij hoeft het<br />

getuigenis van een geleerd man te zijn geweest,, en dit gevoe­<br />

len was gegiond, nicttegenftaande zijne kundigheid zig fiegts<br />

tot weinige takken bepaalde.<br />

Men heeft van hem in 't licht: 1. Vita S. GAUGERICI Epis-<br />

copi Cameracenfis... uitgegeven door de Bollandisten (Augusti<br />

Tom. II. pp. 676-690.) ex vetustisfimo manufcripto D. PRUDHOM<br />

ME, Canonici Cameracenfis, usque ad librum tertium: inde ex<br />

non inferioris nota; codhibus Mff. De Bollandisten hebben hie<br />

bijgevoegd pp. 691-693- Appendix, ex ejusdem Auüoris Chronico<br />

Cameracenfi £? Atrebatenfi, in antiquis vitce hujus exempla<br />

pos-


BAUDRY, 137<br />

pMtsnus adjunSa. Dit aanhangzel wordt gefloten door een zeer<br />

verkort naamregister der Bisfchoppen van Kamerik. 2. Cho-<br />

nican Cameraccnfe cjf Atrebatenje, Jive Hijtoria utriusque Ecclejice,<br />

tribus libris ab Mnc DC. jeré annis conjcripta a BALDERICO, JVO-<br />

riomenji .£? Tornacenji Episcopo; mme prhnum. in iticem edita,<br />

£? Notis illujlrata, per GEORGIUM COLVENERIUM, 5. Theol. Dac-<br />

torem, £ƒ in academia Duacena Regium £f ordinarium Projesjoremi<br />

Duaci, JOAN. BOGARDUS, 1615. in 120. . , AEla. SS. Torn.<br />

II. Aug. pag. 668-693. Gailia Christ., III. pag. 27-32,<br />

RIVET, Hiftl litteraire de la Frame, Tom. VIII. pag. 404-407.<br />

CEILLIER, Hijloire generale des Autheurs Jacrés ecclefxastiquesi<br />

Tom. XXI. pag. 73-76. PAQUOT , Memoires pour Jervir &<br />

l'Hijloire litter. des Pais-Bas. Tom. XVIII. pag. 305-312.<br />

BAUDRY, Bisfchop van Noijon, is waarfchijnclijk in de<br />

ftad van dien naam geboren, uit een oud adelijk geflagt. Van<br />

zijne tederfte jeugd af aan, wierdt hij in de hoofdkerk van<br />

zijn vaderftad opgevoed, en bekwam 'er opvolgelijk, de waar­<br />

digheden van Klerk , Kanunnik en Aartsdiaken. Bisfchop RAD­<br />

EOUD DE II, in liet begin van 1098 geftorvèn zijnde, werden<br />

de Kerkdijken van dat Bisdom, waar onder ook dat van Door­<br />

nik bevat was, niet alleen met huisfelijke, maar daar te boven<br />

met van buiten veroirzaakte kwellingen, lastig gevallen. Om<br />

hier een einde van te maken, begreep men den, Aartsdiaken<br />

BAUDRY, even zeer van de Geestelijken als Wereldlijken geacht<br />

en geliefd, in de plaats van den overledenen te moeten aan-<br />

ftellen, en men gaf hier van kennis aan den Meirppolitaan,<br />

welker waardigheid als toen bekleed wierdt, door MANAssé<br />

DE II, Aartsbisfchop van Rheims. Deze Prelaat bepaalde de<br />

eerfte zondag na pinxteren, tot de ordening van den nieuw<br />

verkorenen: maar een toeval deed dezelve uitftellen tot op het<br />

begin van 't volgende jaar, want die van Dfiomik namen deze<br />

• gelegenheid te baat, om een ontwerp ter uitvoer té brengen,<br />

waar mede zij langen tijd hadden zwanger gegaan, van zig<br />

namentlijk een eigen Bisfchop te verfchaffen, 'er geene zedert<br />

het begin van de zesde euwe gehadt hebbende, te weten ze-<br />

I 5 , dcit


13$ BAUDRY;<br />

d:rt dat S. MEDAAD, de Bisdommen van 1<br />

Noijoh en Doornik<br />

bij malkander verenigd, hadt beftierd. Oneindig veel moeite<br />

gaven zij zig, om tot hun doelwit te geraken; eh zulks was<br />

öirzaak, dat MANASSÓ uitftelde, om BAÜDKY in te wijden, eri<br />

. hem eindelijk naar Romen zondt, om 'er zijne zaak zèlven te<br />

bepleiten. Hij gedroeg zig hier met zo veel omzigtigheid<br />

• dat hij de onderneming van de Doornikers ten enenmalën ver­<br />

ijdelde, en een bevelfchriftvanUKBANUS DEN II terug bragt<br />

waar in deze aan den Metropolitan last gaf, om hem zonder<br />

en,g u.tfel te wijden; 'twelk ook ten uitvoer wierdt gebragt<br />

op zondag na Epiphania van h jaar 1 C 9 9. Dus werdt BAUDRY<br />

effens Bisfchop van Doornik en. van Nojon, en nam beurte-<br />

Iings de een of andere van die tijtels aan. In 't midden van<br />

juhj iioo, was hij te St. ömer tegenwoordig bij een Sijnode,<br />

alwaar z.g insgelijks de Aartsbisfchop van Rheims, met LAM!<br />

BERT, Bisfchop van Terras, MANASSÓ van Kamerik, en TAN<br />

Van Terouanne bevondt. Den 3 maart noi hieldt BAUDRY<br />

zeiven een Sijnode in zijn Bisdom. In het jaar 1103, fligtte<br />

hy in het Bisdom van Noijori, de Priorie van SuAmand, wel­<br />

ke hij onderwierp aan de Abtdije van St. Martin te Doornik,<br />

en waar van men een Klooster oprigtte, dat enigen tijd zeer<br />

beroemd was. In rro 4 was hij tegenswoordig bij een Con­<br />

cilie dat te Parijs wierdt gehouden, om Koning FILIP' AUGUS­<br />

TUS uit den ban te ontdaan. In iï ö 8, plaatfte hij regulier*<br />

Kanunniken te Ham, een Klooster onder zijn Bisdom beho­<br />

rende, en begaf de Kerk van Vermandouillé aan DKAGON,<br />

Prior van Lihons. Het gelukte aan dezen Prelaat, om een<br />

verregaande tweefpalt, welke 'er te No jon tusfen de Geeste­<br />

lijkheid, den Adel en de Burgerij plaats vondt, te beviedi-<br />

gen en hij het van deze fchikking ene ade opfeilen, dien<br />

hij door de belanghebbenden deedt tekenen, en vervo'gens<br />

door Konmglijk gezag bevestigen. Hij nam zo veel moeite<br />

met, om regt te doen verfchafen aan de Geestelijken van St.<br />

Martm te Doornik, die vreesfelijk over hoop lagen met de<br />

Kanunniken van Notre-Dame; ook verweet hem Paus P.SCHAL<br />

BE II, zijne nalatigheid ten dien opzigte, en volmagtigde de<br />

lis-


BAUDRY. (PIETER)<br />

Bisfchoppen LAMBERT van Ar ras en JAN van Terouanne, cm dii<br />

139<br />

gebrek te vervullen. Hij bragt ook veel toe, tot de vergroting<br />

en herllelling van de katedrale of hoofdkerk te Doornik in me.<br />

Blaar eindelijk knorrig en te onvfeden over de inwoonders van<br />

deze ftad, die met alle geweld een eigen Bisfchop wilden heb­<br />

ben, liet hij een algemeen interdikt of vei bod om kerkdienst<br />

te doen, tegens hen afkondigen, en zulks zonder de vereiste<br />

formalia daar bij in acht genomen te hebben. De Kanunniken<br />

getergd door dezen ftap, en daar bij nog aangevuurt door ha-'<br />

ren Deken GONTIIIER, verkozen ten einde hunne Onderneming<br />

te doen gelukken, twee zendelingen uit hun midden, die zij<br />

naar Romen zonden. PASCHAL DE II, keurde het ontwero van<br />

de Doomikers goed, en zond twee brieven, de ere aan het<br />

Kapittel van de Geestelijkheid, zo regulieren als feculieren,<br />

van het oude Bisdom van Doornik, waar bij hij hun gelaste, om<br />

voor zig enen bijzonderen Bisfchop te kiezen; de andere aan<br />

RAOLL LE VERD, Aartsbisfchop van Rheims, waar bij hij be­<br />

vel kreeg, om die keuze te bellieren, en den verkorenen<br />

zonder uitftel te wijden. BAUDRY hadt het verdriet niet om<br />

die vermindering van zijn gezag, te beleven, want hij ftierf<br />

in 1113, voor dat de afgezanten waren te rug gekeerd. Men<br />

heeft van hem in 't licht : \. vier latijnfe Brieven, ingerigt<br />

aan LAMBERT VAN GUINES, Bisfchop van Arras, welke inge­<br />

lijfd zijn , tusfen die van dezen Prelaat, apud BALUSIUM ,<br />

Miscellaneor. T. V. pag. 329, 330. 343. 363. 2. Een me­<br />

nigte van Charters, ten voordele van de Kerken en Kloosters,<br />

waar van hij de weldoener was. DACHERY, Spicileg.<br />

Tom. VIII. p. 169-171. & XII. 450-465. CELLIER, Hifk<br />

Getier, des Autheurs facrés & ecclef. Tom. XXI. pag. 390, 391.<br />

RIVET, Hift. litt. de la France, Tom. IX. p. 578-583. Gallia<br />

Christ., Tom. III. p. 248. èc IX. 998-1000. PAOUOT , Me­<br />

moir. litter. Tom. XVIII. p. 312-320.<br />

BAUDRY (PIETER), wierdt te Mons in Henegouwen ge­<br />

boren, den 5 augustus 1710. Zijnen klaslieken loop voleinde<br />

hij in het kollegie van Hondain in genoemde ftad, en dien der<br />

wijs-


jjf EAÜHUIS. (BERNARD)<br />

Wijsbegeerte aan het Hogefchool te Leuven. Hiér fla -gig tot<br />

do omhelzing van den geestelijken Rand bepaald hebbende i<br />

ontving hij een Benediktijner monniksrok uit handen van den<br />

Abt JOSEPH HEKVINE, en deedt de pïegtige beloften daar toe<br />

vereist, den 25 julij 1723. Zig verder in dè theologie ge­<br />

oefend hebbende, wierdt hij tot Priester gefchoren, den 20<br />

maart r 72 7. Zedert beklom hij de leerRoel als Profesfor in de<br />

theologie, en nam die verfcheidene jaren waar; vervolgens die<br />

van Mr. der Noviciaten, en die van Treforier. Eindelijk werdt<br />

PIETER door NIKLAAS BROUWET, welke door Keizer KAREL<br />

DEN VI, op den 3 februarij 1740, tot Abt van dat klooster<br />

wierdt verheven, tot zijnen Prior aangefteld; de laatstgenoem­<br />

de hadt reeds zedert drie jaren gewerkt, aan ene volledige ge-<br />

fch.edenis der Abtdije van St. Guüain; hij vervolgde dezen ar­<br />

beid terwijl hij Prior was, en om niets te verwaarlozen, van<br />

't gene tot zijn ontwerp dienstbaar- koste zijn, doorfmmelde<br />

hij alle de archiven Van dit huis, zelvs de oude rekeningen<br />

niet uitgezonderd, voorts raadpleegde hij alle de Nederlandft<br />

Schrijvers die/er iets van te boek hadden, en verfcheidene<br />

geleerde Mannen uit de zelvde provintien, die in Raat waren,<br />

om 'er hem enig licht over bij te zetten, inzonderheid 'de va­<br />

ders Bollandisten; Het werk fpoedde ten einde, teen de dood<br />

hem op den 1 meij 1752, in het 5ofie jaar van zijn leven,<br />

bij verrasfing de pen uit de hand rukte. Deze Geestelijke<br />

was nauwkeurig gehegt in 't waarnemen der pligten aan zijn<br />

beroep verknogt, en .hij vervulde met veel ijver en den bes­<br />

ten uitkomst, de verfchillende bedieningen, welke hem toe­<br />

vertrouwd wierden. Men heeft van hem: 1. Enige latijnfe<br />

en franfe losfe digtjlukjes. 2. Annales de Vancienne Abbaye de<br />

St. Ghifiain-en-Celle, ordre de St. Benbit, au diocéfe de Cambrai.<br />

Mf. in fol. en 2 vol; 1- p A Quo T, Memoires litter. Tom,<br />

JX. p. 81-85.<br />

BAUHUIS (BERNARD), een Jefuit, van herpen ge '<br />

boortig, is een man geweest, van een zeer geregeld en voor­<br />

beeldig levensgedrag. De lage fenolen doorgelopen zijnde,<br />

wierdt


BAULDRI. (PAULUS) 14*<br />

wierdt hij bij de Jefuiten tot verder onderwijs geplaatst, en hij<br />

gaf reeds blijken in die jeugdige loopkring, dat hij een fcherp-<br />

zinnig vernuft en buitengemeen fijn oirdeel bezat; inzonder­<br />

heid bepaalde zig zijne werkzaamheid, in het beoeffenen der<br />

theologie, waar door zijne ouders door zijn eigen aanzoek,<br />

onderfteund door dat der Jefuiten , bewogen wierden, om<br />

hem voort te laten ftuderen, daar hij treffelijk in Haagde, en<br />

eindelijk befioot, zig in gemelde orden der Sociëteit van JESUS<br />

te begeven, waar in hij door die vaders met opene armen<br />

wierdt ontvangen, en ook wet dra door zijne geleerde en<br />

ftigtelijke predikatiën , de Sociëteit overtuigde, dat zij een<br />

weerdig lid verkregen hadden. Hij was een gemeenzamen<br />

vriend van FRANCISCUS SWEERTTUS, Schrijver van de Athenm<br />

Belgicce; en niet alleen een groot kennar en beminnaar der<br />

digtkonst, maar zelvs een uitnemend latijns digter; hebbende<br />

in druk uitgegeven: i. Epigmmmata fikSta. Antv. apud PLAN-<br />

TINUM, 1615. 1619 en 1620. in 12 0<br />

. 2. Protheus Parthe-<br />

nius, unius libri verfus, untus veifus liber Stelarum numero Jive<br />

formis MXXII variatus. Hij overlèedt den 17 november 1619,<br />

in zijne vaderftad in het profesfiehuis der Jefuiten, tot grote<br />

droefheid van zijne orden en bekenden. BERNARD heeft een<br />

broeder gehadt,-GYSISERT BAUHUIS, die de profesfie der Kar-<br />

thuizers heeft omhelst, en het werkje vaii den Jefuit LUCAS<br />

PINELLUS, de perfe-clime Religiofa, in het nederduits heeft ver­<br />

taald, te Antwerpen in 1605 in 8vo. gedrukt. F. SWEER­<br />

TII, Atlien. Belg. J. F. FOPFENS, Bibl. Belg. pag. 134., 135.<br />

L. MORERI, Dittion. Hifi. £?


BAULDRI, (PAULUS)<br />

NEGUY LE FEVRE, daar hij bijzonder aan gchcgt was, beoef-<br />

fende; het hebreeuws onder LODEWYK en JAKOBUS CAP'PELLUS<br />

en de dieolpgie onder MOSES AMYRALDUS en JOSUA DE LA PLA­<br />

CE- Zijne ftudien onder deze geleerde Mannen voltrokken<br />

hebbende, ftak hij naar Engeland over,'en woonde enige ja­<br />

ren te Oxford, alwaar hij de menigvuldige handfchriftcn van<br />

de Akademie dooifnuffelde, en 'er zijne aantekeningen uit ver­<br />

vaardigde; hij gaf in dat rijk een bezoek aan den Marquis DE<br />

RUVIGNY, Ambasfadeur van het Franje Hof, die grote gene­<br />

genheid voor hem opvatte, zo wel als HENDRIK JUSTEL , Ko-<br />

ningliike Bibliothekaris, en JAN FELL, Bisfchop van Oxford.<br />

Na twee reistogtjes door de binnenftreken van Engeland gedaan<br />

te hebben, keerde hij naar zijn vaderland te rug, gaf zig ten<br />

enemalcn aan de letteroeffeningen over, en verzamelde ene<br />

kostbare en teffens uitgelezene bibliotheek. Hij-hadt een Ara­<br />

bier uit Engeland medegenomen, dien hij een jaar lang onder-<br />

hieldt en rijkelijk beloonde, ten einde hem in de taal van zijn<br />

land te onderwijzen. Ook onderhieldt hij een bijzondere<br />

vriendfehap met den beroemden EMMERIK BIGOT , en brief-<br />

wisfeling met een groot aantal andere geleerde Mannen. In<br />

1682, begaf zig BAULDRI in 't huwelijk met MAGDALENA BAS­<br />

NAGE, ene dogter van HENDRIK BASNAGE de Frar.kenau, be­<br />

roemd Regtsgeleerde en Advokaat, vader van HENDRIK en<br />

JAKOBUS BASNAGE. Intusfcn gingen de zaken der Gereformeer­<br />

den, door de gruwelijke vervolgingen op bevel van LODEWYK<br />

DEN XIV, door de Jefuiten en-'dweepzieke Monniken aange­<br />

hitst, deerlijk den kreeftengang; zo dat BAULDRI befloot, ten<br />

einde de vervolging te ontwijken, een veilige fchuilplaats in<br />

Engeland te zoeken; dan de vrienden die hij in Holland hadt,<br />

kwamen zulks voor, met te bewerken, dat de Regering van<br />

Utrecht, hem den 4 meij 1685 tot extraordinaris Profesfor in<br />

de Kerkelijke Gefchiedenisfen aan hunne Hogefchool beriepen,<br />

't welk hij inzonderheid hadt te danken, aan de medewerking<br />

van EVERHARD VAN WEEDE , Heer van Dijkveld. Het inzigt van<br />

zrjne beroepers, was juist niet, om hem den arbeid aan dien<br />

post verknogt, te doen uitoeftenen, maar enkel om hem een<br />

ge-


BAULDRI. (PAULUS) . r 43<br />

gepast middel te verfcbaffen, ten einde op ene veilige wijze<br />

iiiet zijne goederen uit Frankrijk te kunnen geraken; dan men<br />

kreeg 'er aldaar de lugt van, en HARLEY, Aartsbisfchop van<br />

Parijs, die hem kende, en vrugteloos getragt hadt hem zijn<br />

geloof te doen verzaken , en in den fchoot van de roomfe kerk<br />

over te brengen; verkreeg van den Koning een bevel, 'twelk<br />

hem verbood 't rijk uit te gaan. De intrekking van het Nan-<br />

tife Eilikt, op den 18 october van het zelvde jaar voorgeval­<br />

len, bewoog BAULDRI, als een knegt verkleed, in dienst van<br />

een Kapitein, aan wien hij 500 guldens fchonk om zijne vlugt<br />

te bevorderen , naar Holland te wijken ; dit gelukte naar<br />

wensen, en zijne vrouw, met zijnen zoon en dogter nog jonge<br />

kinderen, volgden hem in die zelvde maand; ook bekwam hij<br />

zijne kostbaic bibliotheek te rug, die door enen der EASNA-<br />

GEN, benevens zijn eigene, was medegenomen. Te Utrecht<br />

gekomen, voerde hij negen jaren lang den tijtel van extraor-<br />

dinaris Profesfor in de Kerkelijke Gefchiedenisfen , toen die<br />

pp den 11 maart 1695, in dien van ordinaris werdt verwis-<br />

feld. Vier jaren later, fielden de Staten van Utrecht alles<br />

wat mooglijk was te werk, om hem door middel van het vre­<br />

de-verbond te Rijswijk gefloten, zijne aanzienlijke goederen te<br />

rug te doen bekomen, doch alle hunne pogingen daaromtrent,<br />

liepen vrugteloos af. BAULDRI, na gedurende enigen tijd een<br />

kwijnend leven geile ten te hebben, ftierf den 16 februarij<br />

1706, in den ouderdom van ruim 66 jaren.<br />

Deze geleerde Man, heeft door den druk gemeen gemaakt:<br />

1. Lucn CAICIL. FIRM. LACTANTII, de mortibus Perfecutonm.<br />

Cum notis STEPH. BALUZII , Tutelenfts, qtii primus ex veten Codlce<br />

Mf. bibliotheek Colbertlnce vulgavit. Edit. Jecunda. Accesferunt<br />

GISB. CUPERI, JOH. COLUMBI, THOMAS SPARK, NIC. TOHVAR-<br />

DI, Jo. GEORG. GRJEVII, TH. GALE , ELLK BOHERELLI, aliorum.<br />

tue animadverfiones, tam haftenus editie, quam ineditce. Recen-<br />

juit,fuis auxit, cum verjionibus'contulit PAULUS BAULDRI. Ad-<br />

dita FIENR. DODWELLI, Disfert. de Ripa Striga, &f THEODORICI<br />

RUINARTI Prafatio ad Afta Mariyrum; cum Indicibus necesfariis.<br />

Traj. ad Rhenum, FR. HALMA, 1692. in II. vol. Zv


144' BAULDRI. (PAULUS)<br />

de aantekeningen welke 'er door den Autheur zijn bijgevoegd,<br />

niet alleen door geleerd, maar kondigen tenens een fijn oir-<br />

deel, fcherp vernuft, en verbazende belezenheid aan. 2. Dis-<br />

fertatio epiftolaris in duo Novi Testamenti loca, 1. TIMOTH. III.<br />

vs. 16. £? JOAN. XIX, a vin docco g> celebri ad Auclorem Bi-<br />

bliotheca hujus mis/a, ut eam pubKcijuris facéret. In de Biblio-<br />

theca novorum librorum van NEOCORUS of KOSTER, 1697.<br />

403-419. 3. Oratio, de antiquo more convlrtendi Hcereticos,<br />

multum disjimili ei, qui nunc viget m Gallüs. 4. Reflexims criti-<br />

quesjur le Chap. XXXIII. vs. 3. du livre de JOB, de la ver/ton<br />

de Geneve; geplaatst^, in de Hijloire des ouvrages des Scavans por<br />

BASNAGE DE BAÜVAL, Jout, 1696. art. 6. Lettre fiir le meme<br />

fujet. Ibid Juillet 1697. art. 5. 5. Nouvelle allegorique, ou Hi­<br />

jloire des demieres troubles arrivés au royaume d'Eloquence. Der-<br />

niere edition, augmentée £? plus correSle que les precedentes. Utr.<br />

1703». in i2mo. Dit is de zesde druk van een der geestigfte.<br />

lettervrugten van den Abt FURETIERE; de eerfte druk daar van,<br />

kwam te Parijs uit in 1658. BAULDRI heeft het met ene voor­<br />

rede, en enige wonderlijk fchone aantekeningen vermeerderd.<br />

6. Syntagma Kalendariorum, comprehendens, otlo & viginti Tabu-<br />

lis, totidem annos Periodi Juliana, in ujus Chronologorum. Traj.<br />

ad Rhen. 1706. in jolio. Al het gene de vcrfchillende' Alma-<br />

nachen bevat, is hier in tot tafels gebragt, door middel van<br />

dewelke men gemakkelijk kan vinden, op welk enen dag de<br />

gebeurtenisfen zijn voorgevallen, waar van in de gefchiedenis<br />

gefproken werdt.<br />

J. G. GR^VIUS in Prccfatione ad Tomum IV. Thejaur. Ant. Rom.<br />

p. 330. Pref. .£? Epist. Fabric., getuigd allerhoffelijkst van onzen<br />

BAULDRI, en noemt hem: Virum doUisJitnum, £? propter multa<br />

ingenii ei? animi Jingularia ornamenta Jibi carisjimum, qui cum eo<br />

ELLE BOBERELI.I vbjervationes in NARDINUM pro Jumma necesfitté-<br />

dine, qute vnter ipjos interecdebat, communicaverat. ADK.<br />

RELANDI, Oratio funebris in obitum clar. P. BAULDRI. Ultr. 1706.<br />

4to. DRAKENEORCH, Jeries Projesjor. qui TrajeÜi, &c. n. 47.<br />

G. BURMANNI, TrajeSum eruditum. p. 18-20. C. SAXI, Onom.<br />

liter. Pars V. p. 339. 3'4o> PAQUOT, Mem. litter. Tom. IV.<br />

JJ. 104-110. BAU-


BAUSELE. BAUX. (GASPAR)<br />

145<br />

_ BAUSELE, een zeer aanzienlijk Brabands geflagt, waar<br />

van men vindt opgetekend: dat HENDRIK VAN BAUSELE , Rid­<br />

der, in het jaar 1340 huwde met MARIA VAN DUFFLE, dogter<br />

van GEKARD, Heer van Rheti, en van MARIA VAN BERTHOXJT<br />

Dame van Eerlaar, Heverle en Oplintre, en klcindogtcr van<br />

JAN, Heer van Berlaer, en van MAKGARETIIA VAN HEVERLE;<br />

uit welk huwelijk zijn gefproten, 3 kinderen; zijnde de oud*<br />

Jïe zoon GERARD VAN BAUSELE, getrouwd in 1404 met HE-<br />

EUIGE VAN WEYRE, dogter van ARNOLD, Ridder, Keer van<br />

Holede. De twede, zoon, HENDRIK VAN BAUSELE, is gehuwd<br />

geweest met ALIDA DE WILRE, dogter van ARNOLD en van<br />

ALIDA VAN BISDOM, zijnde begraven in de Augustijner kerk<br />

te Leuven. GERARD VAN BAUSELE zoon van GERAKD, trouw­<br />

de met KATIIARINA SMACHTS , gezegd Uten-Limminghen, ene<br />

dogter van HENDRIK, \velke drie kinderen hebben geteeld.<br />

De oudfte RASE VAN BAUSELE, huwde aan DOEOTHEA VAN<br />

MEERBERGEN. De twede RoMnouT VAN BAUSELE, verbondt<br />

zig in den egt met MARGARETHA DE PAPE, gezegd VOLKENS,<br />

dogter van Heer JAN; de derde eindelijk, GERARD VAN BAU­<br />

SELE, is Secretaris geweest van Leuven in 1449, en werdt<br />

krijgsgevangen in den oorlog van MAXTMILIAAN VAN OOSTEN-<br />

KYK en MARIA VAN BOURGONDIEN in 1468. Hij Rierf den 10<br />

november 1500, en is getrouwt gexveest met MARGARETHA<br />

VAN DERHECKE, die den 4 november 1509 ftierf, in den ou­<br />

derdom van 80 jaren, zijnde ene dogter van MICHIEL Sche­<br />

pen te Brusfel, en van MARIA of KATIIARINA MENZF.NZEELE.<br />

Nog ten huidigen dage worden affiammelingen van dit geflagt,<br />

in Braband en Flaanderen gevonden. • ABR. FERWERDA<br />

Geneal. Wapenboek, LD. 1785.<br />

B A U X (GASPAR), in Frankrijk geboren, uit een aanzien­<br />

lijk geflagt, ftudeerde enigen tijd te Sedan , begaf zig ver­<br />

volgens in den militairen dienst, en wierdt Luitenant onder<br />

de kavallerij van 's Konings huistroepen. Door de vervol­<br />

ging die de Gereformeerden in Frankrijk moesten ondergaan,<br />

verliet hij dat rijk, nam benevens een menigte andere ge­<br />

il. D EEL. K l0Cfs-


H$ BAVJNCOURT. (GASPAR DE)<br />

leesgenoten de wijk naar Holland, en zette zig te Leijden na­<br />

der, aldaar genegenheid voor de dogter van Profesfor GAIL-<br />

tASR opgevat hebbende, verzegt hij die van haren vader ten<br />

huwelijk, doch kreeg een weigerend antwoord van den ouden<br />

man, die betuigde zijne dogter, aan geen anderen dan aan<br />

een theologant te zullen uithuwelijken; zulks fchrikte B&ifk<br />

niét af, maar hij begaf zig met ijver tot die ftudie, en dewijl<br />

hij reeds in Frankrijk goede letterkundige gronden gelegd<br />

hadt, beoeffende hij de godgeleerdheid, met zulk een ge-<br />

vensten uitflag, dat Lij binnen korten tijd na een loffelijk<br />

examen, tot Proponent wierdt aangefteld, cn tot prijs van<br />

zijne naarftigheid, SUSANNA GAILLARD tot zijne egtgenote ver­<br />

kreeg, benevens het beroep van Predikant in dc Walfe ge­<br />

meente te Leeuwarden, alwaar hij van 1681 af tot op 1733,<br />

ön dns een tijdvak van ruim 50 jaren, als een waardig<br />

Euangeliedienaar, zijne Leuwarder kudde heeft geleid en be-<br />

ftierd, zijnde bijzonder door zijne gemeente geacht en ge­<br />

liefd geweest. GASTAR BA; ;x was de grootvader, van den om<br />

'Zijne geleerdheid zo beroemden Hoogleraar LUDOV. GASP.<br />

VALCKENAER, en de moederlijke overgrootvader, van den fchrij-<br />

ver dezer Biographie. Ruim een jaar voor zijn dood hadt de<br />

oude man het genoegen, zijn agtqrkleinzoon GASPAR AMELIUS<br />

DE CHALMOT, mijnen oudflen broeder, den Doop toe te dienen;<br />

zijnde deze jongeling gedurende het beleg van Bergenopzoom<br />

in 174.7, daar hij als Faandrik onder de koinpagnie van zijnen<br />

vader diende, zodanig door een musketkogel getroffen, dat hij<br />

•mar Rotterdam gevoerd zijnde, weinig tijds daar na aldaar iu<br />

den ouderdom van nog geen 17 jaren overleed, en dus zijn le­<br />

ven in het prilfle zijner jeugd, len dienfte van het vaderland<br />

heeft opgeofferd. •<br />

BAVINCOURT (GASPAR DE) , Ridder van Jmifalem,<br />

eerst Abt van het Bcncdiktijner klooster \ an Oudenburg nabij<br />

Brugge, deedt afftand van deze waardigheid in 1569; en<br />

Wierdt kort daar op wegens de Staten van Flaanderen, naar<br />

Sfahjin tct Ronirg FIWPS DE II, in gezantschap gezonden.<br />

- . Üj


BAX. BAXIUSi 147<br />

fïij ftierf den u februarij 1576, in het 48fte jaar zijnes le­<br />

vens, en heeft gefchreven; 1. Iter Jerofolymitanum, .£? ad<br />

Montem Sinai. 2. De fid cognitione, libr. II. — De Arithme-<br />

tica, lib. I, J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 327.<br />

BAX (PAULUS en MARCELIS), is een broederpaar van<br />

Helden geweest, wiens gelijken men weinig onder alle de<br />

voorftanders der Nederlandfe vrijheid zal aantreffen, en nog<br />

minder die dezelven daar in voorbij geftreeft hebben. On­<br />

gemene dienften hebben zij van 1576 tot 1610, aan dm<br />

vaderlande bewezen; en hunne namen zullen altoos bij be-<br />

•fchermers van ware vrijheid, in zegening blijven. Zie<br />

een omfiandig verhaal van hunne veelvuldige heldendaden, in<br />

J. KOK, Faderlandseh Woo'rderiboeli, V. D. bl. 232-245. WAG.<br />

Vod. Hift. VIII. D. bl. 128. IX. D. bl. 191.<br />

BAXIUS (NIKLAAS), op den 1 november 15S1 te Ant­<br />

werpen, uit een aanzienlijk gcilagt geboren, was de zoon van<br />

JAN BAXIUS Schepen van genoemde ftad, en van MARIA MAT-<br />

THYSSEN. Hij verkreeg de klasfieke kundigheden in zijne ge­<br />

boorteplaats, onder opzigt van GAUGERICUS RIVIUS, en het<br />

grieks werdt hem door den Jefuit ANDREAS SCIIOTT onderwe­<br />

zen. Zijn 16de jaar bereikt hebbende, begaf hij zig in dc<br />

orden der Heremiten van St. Augustijn, en trok daar van het<br />

Monnikekleed aan op den 9 julij 1598. Hij leraarde gedu­<br />

rende verfcheidene jaren als Rector te Brusfel en Antwerpen,<br />

was vervolgens 19 jaren Onderprior van zijne orden, en'-feu<br />

laatftcn Vikaris in zijne vaderftad. Het is ook hier, dat hij na<br />

pen langdurige ziekte, op den 22 october 1640, in den ou­<br />

derdom van 59 jaren en bijna 6 maanden, het tijdelijke met het<br />

eeuwige .verwisfelde. Men vindt bij fommige Schrijvers ge­<br />

mald , dat hij door een Porlugeefen Jood, met vergif wierdt van<br />

kant geholpen, welke zou beieden hebben, deze misdaad uit<br />

haat tegens den Christen - godsdienst te hebben gepleegd,<br />

doordien hij voorzag dat BAXIUS, die met 'er tijd grotelijks<br />

zou bevorderen; maar dit verhaal komt alleronwaarfchijne-<br />

Ujkst voor, en wordt do.«r geen fchijn van bewijs geftaafd.<br />

• K 2 Orv-


%i\ SAYLE. (PIETER;<br />

pnvermoeid W*S deze man in zijne ftudien, een zeer bekwaanf<br />

ïed*eüaar , welfprekend prediker, vlug ter penne, en een<br />

g?ööt*godgeleerde; daar bij onberispelijk van wandel, nëdrig,<br />

zedig, en van een alleraangëna'amfte verkering. Zijne<br />

Rijten ftrekken tot getuigen van zijne vlijtige naarftigheid,<br />

ja feftens bedrevenheid in de griekfe en latijnfe talen. Ds<br />

yooruaamften daar van zijn: i.Panegyricus GymmfiiAugustinia-<br />

Vi'&c- I6ït. 4f»- 2. Poëmata. 1614. izmo. 3. CORNELII<br />

^ALCRII, Rhetorka, verfibus fjf exemplis illujirata. 16*15.' I?MO.<br />

4, 'Jljefaurus Elegantiarum, feu latinee Phrafes ex ALDO MANL"-<br />

CriO, aliisque optimis Phrafiologis eleElce &c. cum Indkibus ïatim<br />

fynonymo, gallico et teutonico. 1617. 1623 et 1642. inno.<br />

'£« Elegantia RJietorica ; ejusdem Orationes aliquoi,, et Logidia<br />

pathetha. 1613. ï2mo. 6. Amplificandi. formulat Oratoria, et<br />

fgura aliquot Rhetorica, ex M. T. CICERONE concimiata. 1619.<br />

15«W, 7. Carmen de deviiïo 'Palatino ante Pragam. 1620. 8.<br />

pr'cmvmatica, Syntaxis, et Profoma graca, e diverfis 'concimiata<br />

Mi, — F. SWEERTII, Athen. Belg. p. 570. VAL. ANDR.',<br />

ÏÏibl. Belg. p. 677, 678. 'J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 898.<br />

^ANDERI, Brabantla, 'edit. ÏL p. 203, 204. TOMISËLS, Chro-<br />

hol Augustin. 170. ELSSII, Encomiaft. Augustin. p'. 500, 501.<br />

PACHJOT, Mem. litterair. Tom. VI, pag. 242-248. ' '<br />

BAYLE (PIETER), was een man, welke door zijne zonderlinge<br />

geleerdheid, fijn oirdeel en fcherpzinnigheid van vernuft,<br />

onder het getal van die wezens behoort, waar van 5<br />

er<br />

m iedere eeuw maar een zeer gering getal te voorfchijn komt.<br />

Ook befpeurde men in hem, van der jeugd af, een doorichranderen<br />

geest f een treffelijk vernuft, en ene ongemene<br />

Weetgierigheid en oplettendheid op alles, waar in .men hem<br />

Onderwees. ' Hij is geboren te Carla, een ftedeke in het graavfchap<br />

Foix in Langüedok, den 18 november 1647; zijn vader<br />

JAN'BAYI.H, van' Mdntauban afkomftig, was aldaar Leraar van<br />

de Hervormde 'gemeente, en'zijne'móeder JEANNE BRUGUIERE,<br />

Van een oud en 'aanzienlijk geflagt in die gewesten, bragt bel-.-d-ci<br />

PIETER nog'twee andere zoons ter wereld, waar van<br />

de


BAYLE, (PIETER) * 45<br />

de oudfie JAKÓB zijnen vader ais Predikant.is. toegevoegd ga.<br />

veest, en de jongfte JOSEPH genaamd ? ook in de theologe<br />

heeft geifudeerd, doch als Proponent vroegtijdig is gfftorven»<br />

Doordien de Gereformeerden in de landgn daat zij onder d§<br />

Roomsgezinden vermengd zijn, doorgaans de gewoonte hebben<br />

de kinderen vroeger dan in andere Janden, tot ledematen aan,<br />

te nemen, zo werdt.ook BAYLE toen hij flegts den ouderdom<br />

van 15 jaren hadt bereikt, op den 25 december its'öi tcc<br />

lidmaat aangenomen, en tot Let Avondmaal toegelaten. - fjjj<br />

bleef tot in 't jaar 1666 in zijn ouders huis 4 tot welkqn tijd<br />

zijn vader niets verzuimde-, om de ongemene talenten waar<br />

mede zijn zoon begaafd was, op te wekken en aan te kwe­<br />

ken. In dit zelvde jaar ging hij naar Puijlaurens, alwaar tog/)<br />

ter tijd een Hogefchool der Gereformeerden was; hier beoef­<br />

fende hij verder de griekfe en latijnfe talen, als mede de wijs­<br />

begeerte. Van hier vertrok hij den 29 meij 1668 naar Saverdun,<br />

een klein ftedeken in het graavfchap Foix, daar hij geen hrA<br />

verblijf hieldt, maar reeds in feptember naar Carla te rug keer­<br />

de, en . voorts weder, naar Puijlaurens, alwaar hij tot den ffl<br />

februarij 1669 verbleef, en in die tijd met alle naarftigheid<br />

de gefchiedenisfen, weifprekendheid en oudheden beoeffende,<br />

teffens de wijsbegeerte niet verwaarlozende; welkers beftude-<br />

ring ja hem de nieuwsgierigheid opwekte, om dé gefchrifteij<br />

der Roomsgezinden over de gefchillen met de Gereformemkn i<br />

Wat nader te Ieren kennen, ter, einde volgens de grondbegin-<br />

zelen der Protestanten, een nauwkeuriger onderzoek te doen<br />

naar de waarheid van die godsdienftige begrippen, welke hij<br />

met de melk hadt ingezogen; en dat hem de tegenwerpingen •<br />

tegen het leerfluk van de Protestanten, dat men op aarde geen<br />

zigtbarei) en fprekenden regter, aan wiens beiluiten men zigj<br />

in verfchillen over den godsdienst, hadde te onderwerpen 3<br />

moest erkennen, zo waarfchljnlijk voorkwamen, dat hij zi;$<br />

zelve daar op niet wetende te,voldoen, aan't weiffelen raakte*<br />

De Roomfe Pastoor van Puijlaurens zulks vermerkende, te­<br />

kende-het van zijnen pligt te moeten voltoijen 't gene dooi'<br />

W- lezen van controverfs boeken begonnen was, hij wist rffc<br />

S 2 TA


- 15* ÜATLË. (PJETKlt)<br />

20 wel in BAYLE zijnen gunst te dringen, dat hij hem ojs<br />

zijne wijze van de dolingen der godsdienst waar in hij ~ eboren<br />

en opgevoed was, in zoverre overtuigd hadt, dat wanneer<br />

hij den 29 februarij 1669 te Touloufe kwam, hij zig ais' een<br />

verdoold fchaap begost aan te merken, 't gene wel haast tot<br />

overtuiging overfloeg , toen hij in deze Had, tegens enige<br />

fchrandere beftrijders zintwistende., niet in ftaat was zijne'<br />

grondbeginzelen te verdedigen; hij bezweek hier op, en deedt<br />

opentlijke belijdenis van den Reomfen godsdienst; deze ftap-ge-<br />

daan zijnde, zette hij zijne ftudie in de wijsbegeerte onder de<br />

Jefuiten voort, zonder egter bij hen in te wonen, veel min<br />

dat zijn voornemen zoude geweest zijn, zig in hunne orden<br />

te begeven. Zijne verandering maakte veel gerugts, want<br />

fchoon hij flegts maar eenvoudig Student was; die nóg nim­<br />

mer in de theologie hadt geftudeerd, was hij egter de zoon<br />

van een allergeachtst Predikant, en daarenboven reeds bekend<br />

voor enen vluggen geest, en een jongeling van grote verwag-<br />

tmg. Welk een grievende fmerte deze ftap van hem, ook<br />

aan zijne ouders en familie veroirzaakte, kan men beter be­<br />

zetten dan uitdrukken; inzonderheid nam zijn vader die hem<br />

tederlijk beminde, zulks ongemeen ter harten, en hij wierdt<br />

teffens zodanig over hem verontweerdigd, dat hij weigerde<br />

om hem in "t toekomende te onderhouden; maar BAYLE ont­<br />

moette een edelmoedigen bezorger in BERTIEB Bisfchop van<br />

Rieux , die hem alles verzorgde wat hij tot zijn onderhoud<br />

nodig hadt. Hij verbleef egter niet lang in de gemeenfchap '<br />

der Roomfe Kerk, naardien hij ontdekkende dat men in die be­<br />

lijdenis, te veel eer en dienst aan menfchen bewees, en be-<br />

halven dat, dat de leer der transfubftaritiatie geheel en al met<br />

de gezonde wijsbegeerte niet overeen was te brengen, be­<br />

greep hij al te voorbarig te hebben gehandeld, met van gods­<br />

dienst te veranderen; hij verbleef ook maar 18 maanden te<br />

Touloufe, en ging den 19 augustus 1670 die ftad uit, zig naar<br />

een buitengoed van den Heer DU Vivié begevende, dat drie<br />

men van Cark af gelegen was; 's anderendaags kwam hier<br />

zijn oudfte broeder, JAKOB BAYLK, benevens enige Predikan­<br />

ten


BAYLE. (PIETER} j 5k<br />

ten uil Ja omliggende flreken, en den volgenden dag zwoer<br />

bij in hunne tegenswoordigheid opentlijk den Roomfeh godsdienst<br />

af, en vertrok terftond naar Geneve, om 'er zijne fttfdipil voort<br />

te zetten; hier geraakte hij in kennis en vriendfehap met de<br />

Geleerden van die ftad, inzonderheid mét den Hoogleraar in<br />

de gefchiedenisfen MINUTOLI, welkers vriendfehap hij tot zijnen<br />

dood toe, door ene gemeenzame briefwisfeling heeft onderhou.<br />

den. Hij hadt bij de Jefuiten de Peripdtetifche wijsbegeerte ge­<br />

leerd, en doordien hij 'er grondig in gëoeffehd was, verdedig­<br />

de hij die met warmte; hij begreep jiogthans 1<br />

ook dé wijsbe­<br />

geerte van CARTESIUS, die te Geneve gevolgd werdt 3 té moeten<br />

onde; zoeken, en het duurde niet lang, of hij gaf de voörkeuzp<br />

aan de beredeneerde grondbeginzelen dier nieuwe wijsbegeerte;<br />

boven de onvrugtbare fpitsvinnigheien der aanhangers van<br />

ARISTÖTELES. De uitnemende talenten waar mede BAYLE be­<br />

gaafd was , verfpreiden wel dra zijnen roem wijd en zijd,<br />

't welk de Heer NORMANDIE Sijndicus van 't gemenebest uit­<br />

lokte , hem te verzoeken, offi de zorg der Opvoeding zijner<br />

kinderen op zig te nemen; BAYLE bewilligde hier in, en ging<br />

het huis van dien Heer betrekken, daar hij kennis met den<br />

Heer BASNAGE maakte, die daar mede gelogeerd was, en zij gin­<br />

gen ene vriendfehapsverbindtenis aan, die tot aan de dood toe<br />

Leeft ftand gehouden. Hij was nauwelijks twee jaren te Geneve<br />

geweest, of hij werdt op aanbeveling van den Heer BASNAGE,<br />

bij den Graav VAN DIIONA geplaatst, die zig op zijn landgoed<br />

Copet, niet verre van de ftad gelegen, onthield; om tot Gou­<br />

verneur voor zijne zonen te verftrekken; dan die eenzame<br />

levenswijs hem fpoedig vervelende, verliet hij Copet, en be­<br />

gaf zig naar Rouaan, alwaar de Heer BASNAGE hem bij een<br />

voornaam Koopman hadt aanbevolen, om onderwijs aan den-<br />

ze! vs zoon te verlenen; maar BAYLE bleef hier niet lang,<br />

.zijn gantfe verlangen ftrekte naar Parijs; ook begaf hij zig i'rj<br />

maart 1675 naar die ftad, én op aanbeveling van den Mar­<br />

quis DE RUVIGNY, maakte mén hem Gouverneur Van de He­<br />

ien DE BERINGHEN, broeders van enen Raadsheer in 't Pavie-<br />

t; ent van Parijs en van de Hertogin TE £A FORCE; Enige<br />

K 4 ti»tèi-


. BAYLE. (PIETER)<br />

maanden hier na, vertrok hij naar Sedan, om ware het moo»-<br />

lijk eenHoogleraarsftoel in de wijsbegeerte, welke aldaar door<br />

het overlijden van den Hoogleraar PITHOIS ledig Rond, te<br />

bekomen; PIETER JURIEU die aldaar Profesfor in de theologie<br />

was, en JAKOB BASNAGE die even zijne godgeleerde ftudien<br />

hadt volvoert, ftelden alles te werk wat in hun vermogen<br />

was om zijn doelwit te begunftigen, dan hij ontmoette magtige<br />

tegenftrevers, die te berde bragten, dat hij een vreemdeling '<br />

zijnde, niet boven drie inboorlingen, welke na de zelvde<br />

plaats ftonden, behoorde voorgetrokken te worden ; om dit<br />

gefchil te beflisfen, wierdt 'er ten laatften met goedkeuring<br />

van de vier Sollicitanten befloten, om ban afzonderlijk in eue<br />

. daar toe beftemde plaats cp te fluiten, ten einde binnen den<br />

tijd van 24 uren, zonder enige voorbereiding, en zonder boe­<br />

ken of hulp van vrienden, ene verhandeling te vervaardigen<br />

de Tijd tot onderwerp hebbende; den 28 feptember 1675 gin­<br />

gen de vier mededingers aan 't werk, en BAYLE verdedigde-de<br />

zijne opentlijk den-2 en 3 oétober, 't welk hij'zo uitftekend<br />

wel uitvoerde, dat hij 'er een ongemenen lof mede behaalde,<br />

den prijs won, en dus hem het Profesforaat wierdt opgedra­<br />

gen, in welke bediening hij door het afleggen van den gewo­<br />

nen eed den 4 november werdt bevestigd, en den 11 daar aan<br />

volgende enen aanvang met zijne openbare Iesfen maakte De<br />

beginzelen vielen hem zwaar, want het famenftellen zijner<br />

wijsgerige Iesfen koste hem een onbefchrijvelijken arbeid en<br />

moeite, en verflond daar bij veel van zijnen tijd; dan na ver­<br />

loop van twee of driejaren, wierdt zijn taak gemakkelijker,<br />

zo darbij het genoegen kost fmaken om nieuwe uitgekomen*<br />

boeken te lezen, en zelve aan 't opftellen te gaan. Dc ge­<br />

leerde ANCILLON Predikant te Mets, zondt hem in 1679 een<br />

boek van P. POIRET, geüjteldCogitatiónes ratiohales de Deo,<br />

de Anima et de Mak, en verzegt hem aanmerkingen over dit<br />

werk te vervaardigen; BAYLE deedt zulks, en zendt die aan<br />

den Heer ANCILLON, die bezorgde dat ze aan POIRET wer­<br />

den ter hand gefteld, welke dezelve met zijne tegenbeden-<br />

kmgen, die volgens het zerken vau BAYLE en andere CTe-'<br />

Jeer»


BAYLE. (PIETER) ;g<br />

leerden niets met al afdeden, in den tweden druk van dac<br />

lijvige boek te Amfteldam in 16$5 uitgegeven, heeft geplaatst?<br />

daar nog een twede tegenwerping bijgevoegd is, over de onfterf*<br />

lijkhèïd der Ziele. Omtrent dezen tijd, gebeurde een voorval<br />

met den Marfchalk VAN LUXEMBURG,- dat veel gerugt maakte"<br />

hij was opendijk, bij de Vierfchaar, aangefteld om de vergifti­<br />

gingen te onderzoeken, die toen ter tijd zo menigvuldig M<br />

Frankrijk in zwang gingen, aangeklaagd als fchuldig aan gods­<br />

lastering, toverijen vergiftiging; hier op hadt hij zig vrijwil­<br />

lig in gevangenis begeven, ten einde zijne daden toogten<br />

worden onderzogt; het gevolg was, dat hij onfchuldig wierdt<br />

verklaart, en de ftukken van het pleitgeding vernietigd. BAY­<br />

LE die enige bijzonderheden van deze vreemde procedure te<br />

Parijs was ontwaar geworden, in welke ftad hij de najaarS-<br />

vacantien hadt doorgebragt, vermaakte zig om ene redevoe­<br />

ring op te ftellén, waar in die Marfchalk zijne zaak voor<br />

de Regters bepleitte, en zig verontfchuldigde van een verbond-<br />

met den Duivel aangegaan te hebben; de redénen die BAYLE<br />

den Marfchalk deed te berde brengen, om zodanig buitenge­<br />

meen verbond te regtveerdigen, bèrtonden, dat hij zulks ge­<br />

daan hadt. 1. Om alle de vrouwen daar hij lust toe hadt, op<br />

hem te doen verlieven. 2. Om volftandig gelukkig in den<br />

oorlog te zijn. 3. Alle zijne procesfen te winnen. 4. Duur­<br />

zaam's Konings gunst te genieten. Deze vier punten maakten de<br />

verdeling van de redevoering uit, welke een vrij flekelig he-<br />

kelfchrift, tegens den Marfchalk, en verfcheidene andere perfo-<br />

nen bevatte. Vervolgens maakte BAYLE onder een verbloem­<br />

den naam, ene berispende wederlegging van deze redevoering,-<br />

die nog hekelzugtiger was dan de redevoering zelve. Hij zondt<br />

deze beide ftukken aan den Heer MINUTOLI, met verzoek om<br />

'er zijn gevoelen over te zeggen; doch het is mij niet geble­<br />

ken, welk een antwoord hij hier op van dien Heer ontving.<br />

Enigen tijd hier na, ftelde hij iets ernftiger in 't werk; de<br />

Jefuit VALOIS van Caën, namentlijk, gaf onder den verfierden<br />

naam van Louis DE LA VILLE, te Parijs een boek in 't licht,<br />

gerijtelt: Sentiment de Mr. DESCARTES touclmvt l'esfence et les<br />

K 5- O*


S5* ÊAYLE.-(FIETER)<br />

propriet-s du Carps, oppofés a la Doürine 'de VEgliJe, et confor)r.è><br />

aux erreurs de CALVIN,/ar le fujet de l'Eucharistie. De Schrij­<br />

ver vergenoegde zig niet alleen, om het gezag van het Con­<br />

cilie van Trente aan de Caiisfianen tegen te werpen; maai- hij<br />

weerftreéfde hen ook door de redenering, met zo veel in zijn<br />

vermogen was, de gronden waar op CLERCELIER, ROIIAULT,<br />

én MALLEERANCHE gebouwd hadden, om te bewijzen, dat de<br />

nitgeftréktheid het wezen aan de floffe verleend, te verzwak­<br />

ken , en ware 't moogiijk om ver te werpen. BAYLE las dit<br />

werk, dat hij bondig gefchreven vondt; hij was van oirdeel<br />

dat de Schrijver daar van onbetwistbaar bewezen hadt, dat<br />

de grondbeginzelen van CARTEUUS regtflreeks Orijdig waren<br />

met het geloof der Roomfe Kérk, cn ovcreenkomit ig met de<br />

lecrffellingen van CALVYN, 't welk in de grond, zegt BAYLE<br />

in enen brief aan den Heer MIMUTOLT, niet bezwaarlijk viel<br />

om te bewijzen. Dit bewoog BAYLE om ene verhandeling te<br />

fchrijven aan zijne leerlingen toegewijd, waar in hij het gtond-<br />

beginzel van CARTESIUS verdedigd, en aüe de uitzondering;n<br />

en listig uitgedagte draijingen, door welke de Jefuit VALOIS<br />

dit grondbeginzel hadt zoeken te ontzenuwen, ten enemalen<br />

kragteloos maakt; inzonderheid bepaalde hij zig, om qnwe-<br />

derftaanbaar te bewijzen, dat de doordringbaarheid der Jlofe on-<br />

mooglijk is.<br />

In de maanden november en december van het jaar iögo,<br />

verfcheen een der grootfte Kometen , die immer gezien wa­<br />

ren , en bijna het gantfe wereldrond, was over dit verfchijnzel<br />

met verwondering en fchrik bevangen. BAYLE, ZO ais bij het<br />

ons zei ven betuigd in zijne IVaarJchmnving aan het hóoÜ-vau<br />

zijne Penfées. diverfesfur la Comité, zag zig onophoudelijk bloot-<br />

gefceld aan de vragen van verfcheidene menfehen die door de<br />

verfchijn'ing van deze' Komeet verbazend verfchrikt waren.<br />

Hij ftèlde hen gerust zo veel' in zijn vermogen was. maar<br />

hij vorderde bedroefd weinig met zijne wijsgerige redenerin­<br />

gen ; men gaf hem altoos tot antwoord, dat GOD deze grote<br />

verfchijnzelen vertoonde, ten einde aan de zondaren tijd te<br />

gunnen om door boete en bekering, de rampen die-hen over<br />

,1 hoofd hingen, af te weren. j„.


BAYLE. (PIETER) : 5 5<br />

Intusfen bevonden zig de Gereformeerden van Frankrijk in ene<br />

akeligen toeftand; ten Hove was hunne uitroeijing befloten,<br />

men beroofde hen van alle hunne voorregten, en men befloot<br />

eindelijk hunne Hogefcholen af te fchaffen. Daar was grond<br />

van reden om te denken, dat die van Sedan gefpaart zoude<br />

worden; doordien dit Prinsdom tot in het jaar 1642 een fouvé*<br />

reine Staat geweest zijnde, de Hertog VAN BOUILLON dezelve<br />

aan LODEWYK DEN XIII. hadt afgeftaan, onder voorwaarde<br />

dat hij 'er alle dingen in die toeftand zou laten als Mj ze 'er<br />

vondt. LODEWYK DE XIV, bevestigde dit verdrag, en be­<br />

loofde op nieuw, dat de Gereformeerde godsdienst zou gehand-<br />

haaft worden, benevens alle de regten en privilegiën die zij<br />

in bezit hadt. Maar dit alles kost de Akademie niet behou­<br />

den. Wat ftoren vele Vorften en Groten zig aan hun gegeven<br />

woord, wanneer zulks niet langer met hunne inzigten of be-<br />

langens ftrookt? zij tragten door een fchoonfehijnenden glimp<br />

de menigte te misleiden; zo deedt LODEWYK DE XIV. in dit<br />

geval ook, hij beweerde namentlijk, dat hij gedwaalt hadt met<br />

deze vergunning te bekragtigen, dat hij daar toe geen magt<br />

hadt gehadt, dewijl het bevorderen der zuivere godsdienst<br />

hier mede vermengd was; hoe 't ook zij, Sedan was de eerfte<br />

Hogefchool, die op zijn bevel wierdt vernietigd; het beflyit<br />

daar toe tekende hij den 9 julij 1681 , en het zelve wierdt<br />

reeds den 14 daar aan volgende afgekondigd. BAYLE zag zig<br />

dus genoodzaakt, Sedan te verlaten; doch weinig tijd daar na<br />

wierdt hij tot Profesfor in de wijsbegeerte en gefehiedenisfen<br />

op ene bezolding van 500 guldens te Rotterdam beroepen.<br />

Gelegenheid tot dit beroep gaf, dat toen BAYLE nog te Sedan<br />

was, 'er zig mede een jongen heer , VAN ZOELEN genaamd,<br />

uit Rotterdam bevondt, die in het zelvde huis met hem logeer­<br />

de ; deze hadt zo veeé nut getrokken uit de dageljjkfe verke-.<br />

ring van onzen Profesfor, dat hij ene warme vriendfehap voor<br />

hem hadt opgevat, 't welk ten gevolge hadt, dat op de dag<br />

zei ven dat het arrest wierdt afgekondigd, waar bij de Hoge­<br />

fchool vernietigd werdt, hij een affchrift daarvan zondt aan zij­<br />

nen naastbelkanden, de Heer PAETS Vroedfchap van Rotterdam,<br />

een


*5* BAYLE. (PlETElt)<br />

een tiegnnftigér del- wetenfchappen, en die zélve een • géi<br />

Jêérd Man zijnde, gaarne lieden van vérdienften voorftondr.<br />

De Heer VAN ZOELEN fchréef hém, dat BAYLE buiten bedie­<br />

ning was, teffens naar waarde zijné vérdienften vermeldende;<br />

Zeer fpoedig ontving hij eengunftjg antwoord. Hier op fchreef<br />

BAYLE aan den Heer PAETS , om hem dank té zeggen voor de<br />

gnnftige gevoelens die hij voor hem hadt opgevat, teffens ver­<br />

zoetende, dat hij in zijne goedwillighèid voor hem mogt werk­<br />

zaam blijven. De Heer PAEÏS Voegde bij veel verftand enè<br />

warme liefde voor" de wetenfehappen, én inzonderheid voor<br />

het vak dér wijsbegeerte; zijne uitmuntende vérdienften had­<br />

den hem een gróót aanzien en gezag verleend, dat nog gróter<br />

zou geweest zijn, indien de verdeeltheden die opdat tijdftip<br />

het gemenebest flingerden , geen plaats hadden gevonden;<br />

men befchouwde hem als het hoofd der partij tegens het Or«?j.<br />

js-Imis, en hier uit ontftond enige zwarigheid voor hem out<br />

weder in de Regering te geraken, toen hij als buitengewoon<br />

Gezant uit Spanje té rug keerde. Nogthans zegepraalde hij<br />

óver zijne tegenftrevers, en het gehoor dat de Regering van<br />

Rotterdam aan zijne raadgevingen gaf, hadt zo veel invloed,'<br />

dat het genoegzaam alle hare betluiten beftierde ; dezë nu be­<br />

werkte dat de Heer BAYLE tot Profesfor in de wijsbegeerte en<br />

gefchiedenisfen te Rotterdam wiérdt beroepen, en dat teffens ené<br />

Jeerftoel ais Hoogleraar in de theologie, aan de Heer JURIEU<br />

werdt vergund. Hij kwam den 30 october IÓ8I in die ftad;<br />

en wierdt 'er zeer minzaam door de familie van den Heer VAK<br />

ZOELEN en van den Heer PAETS ontvangen. Den 5 december<br />

deedt hij zijne intrec-redevoering, die algemeen teegejuigd<br />

werdt; en den 8ften gaf hij zijne eerfte les van wijsbegeerte,-<br />

aan een groot aantal ftuderende jeugd. BAYLE was nog niet<br />

lang te Rotterdam geweest, toen Mevrouw PAETS, de huis­<br />

vrouw van zijnen weldoener ftierf, eh een blijk gaf van de'<br />

achting die zij hem toedroeg , met aan hem een legaat van'<br />

2000 guldens te fchenken.<br />

MAIMEURG, gaf ter dezer tijd in 't licht, zijn Hijloire dn<br />

Calvinisme; dit werk hadt zeer belangrijke ftoffen tot onder-<br />

'


BAYLE. (PIETER) ,57<br />

HS'erp; het kwam 'er cp aan, om over de geest en het gedrag<br />

der Gereformeerds:! in Frankrijk, vgn de tijd af aan, dat zij<br />

•haar van de Roomfe Kerk afgezonderd hadden, eep vonnis te<br />

yellen; MAIMBURG hadt alle de listige draijingen zijner pen<br />

te werk gefteld, om de verachting en haat der Rnomsgezin.-<br />

den, op hen tc laden. BAYLE, verontwaardigd over de kwade<br />

trouw en het zo heilloze en verdeiflelijk inzigt van dien Schrij­<br />

ver , beftoot om deszelvs gefchiedenis te wederleggen ; hij deedt<br />

•zulks, in het werkje tot tijtel voerende; Critique Génerale de<br />

V Hijloire du Calvinisme de Mr. MAIMBOURG. Villefranche, chez<br />

PIERRE LE BLANC. Dit werkje, dat met zeer veel geest, en<br />

op een aangename trant in een verlokkende ftijl is gefchre­<br />

ven, droeg niet alleen de goedkeuring der Gereformeerden weg,<br />

maar zelvs die der oirdeelkundige en gematigde Roomsgezin-<br />

den; doch zpdanigen invloed maakte het op den Jefuit niet,<br />

integendeel werdt hij zo brutaal, dat hij een fchrftelijk bevej.<br />

van den Koning wist te verkrijgen, waar bij de Minister REI­<br />

NIE gelast wierdt, om het door beuls handen te doen verbran­<br />

den , en pp ftraffe des doods verboden werdt, het werk te<br />

drukken of te verkopen. REINIE , die het boek met veel ge­<br />

noegen hadt gelezen, en MAIMBURG niét best mogt kigtcn , ge­<br />

hoorzaamde egter zonder dralen, en liet al 't gene deze Jefuit<br />

maar verlangde, in het vonnis vloeijen, waar in men gemak-<br />

keliik de ftijj van een gallig vergramden Schrijver ontdekt. Doch<br />

REINIE die een pots aan MAIMBURG fchuldig was, liet meer<br />

als 3000 exemplaren van dat vonnis drukken, en het door<br />

gants Parijs heen aanplakken; dit wekte zodanig de nieuws-<br />

gierigheid van het gemeen op, dat ieder een de Critique de<br />

Mr. DE MAIMBOURG wilde hebben, ook waren 'er wel haast<br />

verfcheidene drukken van uitverkogt. De Heer JURIEU, ze r<br />

dert kort tot Profesfor in de godgeleerdheid te Rotterdam aan-<br />

rcrield, vervaardigde ook een antwoord aan MAIMÜURG, maar<br />

dal op lange na de achting niet verwierf, welke men aan dat<br />

van BAVI.E hadt gegeven; want fchoon dit werk wel was ge­<br />

fchreven, en vollediger dan dat van BAYLE, de Schrijver ook<br />

MAIMBURG krggtig en met bondige redenen wedcrleide; ont­<br />

brak


£5$ BAYLE. (PIETER)<br />

brak 'er egter dat geestige zout aan, het welk een aangena­<br />

me en natuurlijke draai aan de ftijl bijzet, dat uitlokkende,<br />

't welk de leeslust opwekt, die levendige en zinrijke invallen<br />

die wel ingerigte wijze, om zonder bitterheid, de gebreken<br />

van zijnen tegenftrever ten toon te Hellen, en zonder boos te<br />

worden, noch zig door drift te laten vervoeren, geloofsver-<br />

fchillen weet te behandelen, 't welk tot kenfchetzende trek­<br />

ken van BAYLE zijne Critique generale verftrekte. Het verfchil-<br />

lende oirdeel dat 'er over de werkjes van JURIEU en BAYLE<br />

geveld wierdt, ftak den eeistgemelden en maakte hem knor­<br />

rig; hij befchouwde den laatften als zijnen medeftrever, en kost<br />

hem nimmer vergeven, alle de ftemmen van goedkeuring weg­<br />

gedragen te hebben, zonder dat 'er enige lof voor hem zèj-<br />

ven overfchoot; ongelukkig wierp dit toeval in zijn hart, die<br />

zaden van haat en wangunst, welke vervolgens zulke wrange<br />

vrugten hebben voortgebragt.<br />

Op het einde van 't jaar 1682, hieldt men fterk bij BAYLE<br />

aan, om zig in *t huwelijk te begeven; maar hoe verleiden­<br />

de en lieffelijk de lokftemme daar ook toe was, fcheen hij 'er<br />

geene roeping voor te hebben; de partij die men hem vcor-<br />

ftelde, was zeer voordelig; het was een jonge, fchone, be­<br />

vallige, zagte, lieve juffer, die meesteiesfe van zig zeiven<br />

was, en daar bij het zoete ftuivertje van 15000 rijksdaalders<br />

bezat. Juffer DU MOULIN, kleindogter van den beroemden<br />

PIETER DU MOULIN, en zuster van JURIEU'S. vrouw, en die<br />

vervolgens zelve in den egt trad met den Heer BASNAGE,<br />

hadt deze huwelijksfuik gefpannen , en de baan in zo verre<br />

klaar gemaakt, dat 'er niets aan ontbrak dan de toeflemming<br />

van BAYLE; maar deze fcheen geheel geen geneigtheid voor<br />

het huwelijk te hebben; de zorgen en omflag van een huis­<br />

gezin , fchenen hem toe, niet te ftroken met de levenswijze<br />

van een Letteroeffenaar, noch met die van een Wijsgeer,<br />

welke al zijn geluk tot de ftudie en daar uit voortvloeiende<br />

kundigheden bepaalt; behalven dat met het noodzakelijke te<br />

vreden, fchenen hem de rijkdommen toe, eerder ene last te<br />

zijn, dan vergenoeging op te leveren; jvMouw DU MOULIN<br />

ilel-


BAYLE. (PIETER) \f 9<br />

ftelde alle hare pogingen te werk, om hem van die denkbeel­<br />

den af te trekken, en hem over te halen, om de gelegenheiï<br />

die zig nis van zeiven aanbood, niet ta laten ontglippen,<br />

doch alles even vrugteloos, en zij meest het ten laatlien op­<br />

geven.<br />

' In 1684, gaf BAYLE fa 't licht: Rsceuil de quelqus Pieces<br />

'pttHeüfès concernant la Ttelofephie de Mr. DESCARTES. De roem<br />

die deze geleerde Man hadt verworven door zijnen Brief over<br />

de Kometen, hadt da Staten van Friesland, die hem niet an­<br />

ders dan door dit Rukje kenden, bewogen, om hem tot Pro­<br />

fesfor in de wijsbegeerte op de Hogefchool te Franeker te be­<br />

roepen , met een jaarlijks inkomen van 900 guldens; na eni­<br />

ge dagen beraad, bedankte BAYLE 'er zeer beleefdelijk voor.<br />

In het zelvde jaar maakte hij nog een aanvang niet de uitgave<br />

van zijne Nouvelles de la Republkipie des Lettres. Dit werk<br />

pndei'fchraagde niet alleen , maar vermeerderde zelvs den roem,<br />

fiie BAYLE reeds verworven hadt. De Hear PAETS in 1685<br />

'in Engeland zijnde, in de tijd dat 'er het gefchil voor en tegen<br />

de verdraagzaamheid zeer hevig wierdt bepleit, fchreef deze<br />

een latijnfe brief aan BAYLE over dat onderwerp; zij wierdt<br />

in 410. gedrukt, voerende tot tijtel: HADRIANI VAN PAETS<br />

ad BiELiUM, de nuperis Anglia: moub'us Epistola; in qua de di-<br />

verforum a piiblica Religione circa Divina fentientium disferituf,<br />

Tolerantia; BAYLE vertaalde deze brief in 't fians, cok is dièj<br />

naderhand in 't hollands gedrukt.<br />

De gruwzame vervolging die men de Gereformeerden in Frank^<br />

rijk aandeedt, troffen BAYLE allergevoeligst, maar hij wierdt<br />

van fmerte doordrongen, toen hij vernam dat men in october<br />

1685, hot Edikc van Nantes hadt ingetrokken,'en dat 'er gec-<br />

fle geweldenarijen van welk enen aart ook waren, die men,<br />

Ztg niet verqirloofde, ten einde de Gereformeerden te noodza­<br />

ken, hare geloofsbelijdenis af te zweien. Intusfen bleven de<br />

Rutnrgesinde Schrijvers niet in gebreke, om met Rijve kake'a<br />

te ontkennen, dat 'er enig geweld plaats vondt, niettegea-<br />

Raande die ten aanfehouwen van de ganti'e wereld gepleegd<br />

wierden, en een wolke van getuigen zulks bevestigde. BAY-<br />

JE


*& BAYLE. (PIETER)<br />

lts gaf over dit onderwerp een klein boekje uit, getijteld-<br />

Ce que c'est que la Frame teute Catlwlique; en enigen tijd d<br />

na gaf hij in 't licht: Commentaire Philofophique fur ces parol<br />

CONTRMN LES D'ENTRER; maar hij plaatRe 'er zijn naam niet<br />

Tm, deedt zelvs al wat in zijn vermogen was, om bedekt te<br />

blijven, en heeft nimmer erkend dat hij 'er de fchrijvcr van<br />

was; de ijver en Rerke ingefpannentheid waar mede hij aan<br />

.deze verhandeling werkte, veroirzaakte hem de koorts, die<br />

door ene ziekte gevolgd wierdt, welke hem noodzaakte dc<br />

uitgave van de Nouvelle* de la Republique des Lettres te Raken<br />

Hij,herRelde egter eerlang, en deze herReliing veroirzaakte<br />

een zodanige vreugde aan den Heer DU TOT DE FERRARE,<br />

Raadsheer in 't Parlement van Rouaan, dat hij de volgende'in'<br />

fcriptie, a's ingcrigt om tot een duurzaam gedenkteken in Reen<br />

uitgebeiteld te worden, ter zijner eer opflelde. In doclisfimi<br />

BASI.II Jankatem refiitutam SOTERIA. Quce te mort vetat Glor<br />

agrotare prohibet. Omnibus carus fc? utüis, feriptores critica<br />

clucidaüi, cenforia nota emendasti. Qucefitor urnam movens m<br />

in nomen ituros ceternitati pronubq mam dicasti. Laboribus<br />

alicnos abfumis, deliciis nostris nunquam abfumendus. I n h<br />

réndus, quod nsminem formidasti. ' Dignus qui Verkatis ann<br />

exa:ques, qui labantem fuftentes cognatmn Veritati libertatem<br />

ad unius utiliiatem Regionis nafus, ita exilium toleras, ut vide<br />

cptasfe; ita cunBos eminus continus reficis, ut vix c r e d a r i s<br />

nbesfe. Theatrum eruditionis circumduMe faBus es Orbi. Sub<br />

lia, quce dkendo fatigare non potes, te ftlentem ferre, te quief<br />

tem quiefcere , ne fpera. Vale, vive, fcribe. Enccenia renovata<br />

facwuha fauftis LAteratorian acclamationibus ceiebrantur.<br />

Omtrent deze zelvde tijd, was BAYLE bedagt om Rotterdam<br />

.te verlaten; de dood van den Heer PAETS, en vooral het op­<br />

lopend en gramfiorig karakter van JURIEU, maakte hem de in­<br />

woning daar van onaangenaam; hij verzogt aan den beroem­<br />

den ABBADIE, die toen ter tijd te Berlijn was, om hem ene be­<br />

diening in die Rad te bezorgen; dit zoude ook gelukt zijn<br />

ware de Keurvorst van Brandenburg op dit pas niet geRorven*<br />

dus wierdt BAYLE genoodzaakt om te Rotterdam te blijven. In<br />

1688


BAYLE. (PIETER) a(jf<br />

4688 gaf hij het vierde deeltje van zijne Commentak'es PMhfophu<br />

ques in 't licht, waar in hij de grondbeginzelen die JUEISU in<br />

twee van zijne werken beweerd hadt, met veel oirdeel weder-<br />

legt. In het zelvde jaar nog, maakte BAYLE een uitnemende<br />

•voorrede voor de Dictionaire van FURETIERE , den fchriiver geftor­<br />

vèn zijnde , terwijl het werk op de pers was. Het berugteyMr<br />

auv Refugiez in 't begin van 1690 te voorfchijn gekomen zijn­<br />

de, geraakte BAYLE daar door in een heftig en onaangenaam<br />

gefchil met JURIEU, die hem niet alleen befchuldigde fchrijver<br />

van dat boek te zijn, maar hem ook verweet tot ene gevaar­<br />

lijke kabaal te behoren, die tegens den Staat hadt aangefpan-<br />

nen. BAYLE wierdt niet zo dra van die befchuldiging verwit­<br />

tigd, of hij vervoegde zig bij den Hoofdofficier van Rotterdam,<br />

met aanbod om in de gevangenis te gaan, mids zijn befchuldi-<br />

ger zulks insgelijks deedt, en zig de ftraf onderwicro die hij<br />

verdiende, indien, hij BAYLE onfchuldig wierdt bevonden. Ook.<br />

gaf hij kennis aan twee der voornaamfte regenten van Rotter­<br />

dam , en aan twee of drie andere perfonen in den Haag, even<br />

aanzienlijk door hunne vérdienften als bedieningen, van de be-<br />

fchuldigingen die hem door JURIEU aangetijgd waren, en dat<br />

hij niets anders van den Staat verzogt, ais het regtom niet on­<br />

verhoord veroirdeeid te worden. Misfchien hadt BAYLE wel<br />

gedaan, van het hier bij te laten. JURIEU hadt nimmer tegens<br />

hem in de vierfchaar durven verfchijnen, hij hadt geen het<br />

minfte gegrond bewijs tegens hein, men zou den fpot gedreven<br />

hebben met zijne vermetelheid, en hij was voor een lasteraar<br />

verklaard geworden. Maar opentlijk BAYLE aangeklaagd heb­<br />

bende, als het hoofd ener kabale, die ene zamenzwering te­<br />

gens den Staat hadt aangegaan, dagt BAYLE zig door de zelv­<br />

de middelen te moeten regtvaardigen. Dewijl het hier niet te<br />

doen was met zodanige twisten, die veeltijds onder Geleerden<br />

ontftaan , over het een of ander punt van ftudie of wetenfehap,<br />

maar de eer en zelvs liet leven hier mede gemoeid waren,<br />

indien de ftaatsmisdaad bewezen was geworden ; dagt dus<br />

BAYLE zijnen aanklager niet te moeten fparen; maar hij ont­<br />

maskerde hem zo dugtig, dat y»jn hoogmoed en vervaantbeid<br />

LI, DEEL. L niet


:oM 0A.YIX (PIETER)<br />

niet heiland waren, tegens een zo feilen floot; hij nam ter-<br />

ftond zijn toevlugt tot de regering van Rotterdam, aan wien<br />

hij een der zonderlingfte fmeekfchriften aanbood, dat men im­<br />

mer gezien heeft, bewerende het regt te hebben, om te be-<br />

fdmldigen wien hij wilde, zonder dat de befchuldigden vrij­<br />

heid hadden van zig te verdedigen. De regering van Rotter­<br />

dam vondt niet goed, om hem zodanig onregtvaardig verzoek<br />

IJl te willigen; dan zij vermaanden met aandrang, zowel BAT-<br />

IE als JURIEU, om zig hoe fpoediger hoe beter te verzoenen,<br />

en verboden hen iets den een tegen den anderen in 't licht te<br />

je ven, voor en al eer het door den heer BEYER, Penfionaris<br />

van de ftad zoude onderzogt zijn. Niettegenftaande dit ver­<br />

bod, randde JURIEU op nieuw BAYLE met zo veel geweld aan,<br />

dat hij dezen tot een nieuwe verdediging tegens zijne verregaan­<br />

de lasteringen, noodzaakte. BAYLE dagt nu, dat hij zig ook niet<br />

inoest bepalen, om verdedigender wijze zijnen tegenflrever te<br />

keer te gaan, maar dat hij op zijn beurt ook aanvaller inoest<br />

worden; hij volvoerde zulks in 't latijn, ten einde het ftuk<br />

ruimer mogt verfpreid worden; hetzelve voerde tot opfchrift;<br />

f (trut/I Ccelorum referata ctmbtis Religionibus, a cekberrimo<br />

dum vin Domino PETRO JURIEU, Roterodami verbi Divini Pastor<br />

8" Thèokgix Profes/ore. Povta patens esto, nulli claudatur ho-<br />

nesio. Jmflelodami excudebat PETRUS CHAYER. 1692. Intusfen<br />

Werkte hij ook met zo veel ijver en vlijt aan zijn Diüionaire<br />

Eijloïique, dat het-drukken daar van een aanvang nam in fep­<br />

tember 1693, niettegenftaande de afleidingen en moeijelijkhe-<br />

den die hem JURIEU geltadig berokkende; aan wien het ook<br />

ten laatften gelukte, om aan BAYLE zijn ambt als Profesfor<br />

te doen verliezen, waar van hij op den 2 november 1693<br />

wierdt beroofd. „ Hij droeg dit ongeval met de ftandvastigbeid<br />

., van enen wijsgeer," zegt de Heer DE BEAUVAL in zijn Eta­<br />

ge de Mr. BAYLE, pag. XXX. „ en zelvs met al te grote •ma-<br />

„ te van onverfchilligheid; inzonderheid zonder enig verdriet<br />

„ te doen blijken, ten aanzien van zijn fortuin; hij was ten<br />

„ enemalen onverfchillig om goederen te verzamelen, door-<br />

„ dien hij 'er in de daad geene nodig hadt; zijne matigheid<br />

5. en


BAYLE. (PIETER) Ï R<br />

,7 en weltevredenheid maakten, dat met weinig zijne behoef-<br />

„ tens vervuld waren, zo dat hij. met geringe middelen aan<br />

„ nieüs gebrek leed; hij was met dat al in geen beboeftigen<br />

„ toeitand, verre van daar; ook deedt hij geen de minfte<br />

„ moeite om zig een andere bediening te verfchaffen; hij be-<br />

„ vondt zig in een vrijer toeftand, en tot een meerder genot<br />

„ van zig zeiven, ontheven van de vervelende bezigheid, om<br />

„ onderwijs te geven en Iesfen op te ftellen." Dit zijn de<br />

gevoelens die hij zelve in enen brief aan den Heer MINU-<br />

TIOLI betuigd, dat hem bezielden. Dan hoe weinig gevoel<br />

hij ook hadt over het verlies van zijne bediening, vergat hij<br />

egter JURIEU niet; want hij gaf niet alleen ene verhandeling<br />

tegens hem uit, ter gelegenheid van twee preken die deze<br />

onverdraagzame man ha.it gedaan, ten einde te betogen: dat<br />

het geoirlooft is Gods vijanden te haten. Beftaande deze verhan­<br />

deling van BAYLE in een vliegend blaadje, getijteld: Nouvelle<br />

Herejie dans la Morale touchant la haine du Prochain, prechée<br />

par Monfieur JURIEU dans l'Eglife Wallonne de Rotterdam, les di~<br />

manches 24 de janvier & 21 de fevrier 1694, denoncte a toutes<br />

les Eglifes Reformées, £? nommement aux Eglifes Franfofes re-<br />

ceullies dans les -differens emlroits de leurs disperjïon; maar hij liet<br />

ook nog dat zelvde jaar drukken: Additions a fes penfées divey<br />

fes fur les Comités, waar in hij ene brochure van JURIEU tegens<br />

hem in 1690 uitgegeven, meesterlijk beantwoord, en teffens<br />

reden geeft waarom zulks niet eerder is gefchiedt. De drie<br />

of vier dagen die hij bezig was met dit antwoord te ver­<br />

vaardigen , hinderden hem niet om al zijn vlijt en zorgen aan<br />

zijn Woordenboek dat men bezig was te drukken, te belleden.<br />

Weinig met zig zeiven ingenomen, vreesde BAYLE voor den<br />

goeden uitflag van dit werk, dan het algemeen voedde 'er een<br />

gunftiger gevoelen over, en verlangde 'er met ongeduld na.<br />

Het eerfte deel kwam in augustus 1695<br />

t e<br />

voorfchijn, en de<br />

beide andere delen, werden in eens uitgegeven in 11597. Een<br />

ieder weet, dat dit uitmuntend werk met ongemene gretigheid<br />

wierdt ontvangen, maar het bragt op nieuw de gistende gal<br />

van JURIEU weder aan 't zieden, en veroirzaakte een nieuw<br />

L 2 ge.


ÏÖJ, BAYLE. (PIETEK.)<br />

géfchfl tusfen BAYLE en hem; ook ontmoette hij een ander wek<br />

mg bezadigder tegenilrever van zijn Dictionaire, namelijk JAH<br />

Vk' CLERC , Hoogleraar op het kweekfchool der Rmonftranten tg<br />

Amjleidafr, en wel inzonderheid, over het artikel Manichéens;<br />

bewerende BAYLE, dat deze Secle grond hadt, om aan de<br />

Gillisten Godgeleerden zwarigheden te opperen, ten aanzien<br />

van het zedelijke en natuurlijke kwaad; LE CLEKC, om dit gevoelen<br />

te wederleggen, gaf een werkje uit, getijteid: 1'arrhafcncu<br />

ou penjées diverfes fur des matieres de Critique, d'Hijloire,<br />

dé Monde de Politique. BAYLE kwam hier weer tegens op;<br />

dit gefchil liep hoog, en zij lieten zig aan weerskanten uitdrukkingen<br />

ontvallen, die de vérdienften hunner geleerdheid<br />

niet weinig bezwalkte. LE CLERC beftempekie BAYLE, met<br />

de'haatlijkè namen van Godverzaker en Spinófist; en BAYLE be.<br />

fthuldigde LE CLERC, dat hij, zo geen Sociriiean, op zijn best<br />

genomen een Ariaan was, daar bij een groot fnorker, die in<br />

èlle zijne fchriften werk maakte, om de Godüjke openbaring<br />

Op los'fs fchroeven teftellen. De gefchillen die BAYLE met BER-<br />

XARD, Hoogleraar en Franfe Predikant te Leijden, en JAQUE-<br />

IOT, Predikant in 's Hage, over fommige uitdrukkingen in<br />

zijn woordenboek, betrekkelijk den Godsdienst voerde; wierden<br />

van weerskanten, op ene heusfer wijze behandeld.<br />

Dan hoe gretig de nijd ook gereed was, om met haar vergiftend<br />

fpog de letterarbeid van dezen wijsgeer te bezwad­<br />

deren, wierdt egter dit woordenboek door alle Geleerden van<br />

fmaak' erkend, voor het nuttigde, leerzaamfte en tevens den<br />

leeslust uitlokkendften arbeid, waar mede het gemenebest der<br />

letteren in lange verrijkt was; geen wonder ook, want men<br />

vindt daar in ene uitgebreide verfcbetdenheid van onderwerpen,<br />

met geleerdheid, gezond oirdeel, vlugheid van vernuft,<br />

ên met dat al op een aangenamen trant verhandeld; de doorïugttgfteen<br />

aanzienlijke perfonaadjen van alierieijen godsdienst<br />

en landaart, worden daar in treffende naar 't leven afgefchilderd;<br />

hunne voornaamfte bedrijven en lotgevallen, met een<br />

vrije pen voorgedragen en onpartijdig beoirdeeld;' om kort<br />

te 'gaan, het is een werk, dat te regt voor een magazijn van<br />

• SS:


BAYLE. (PIETER) ifjj<br />

geleerdheid kan .gehouden worden. Onderwerpen over den<br />

godsdienst, zedekunde ; wijsbegeerte, welfprekendhsjd» g


168 BAYLE. (PIETER)<br />

ne werken fprak, die zij betuigde altoos met zig te voeren.<br />

De eerfte druk van BAYLE zijn Dictionaire uitverkogt zün-<br />

de, was hij bezig om 'er een twede in gereedheid te brengen,<br />

met aanzienlijke vermeerderingen verrijkt; deze kwam te<br />

voorfchijn, in het begin van 1702. Reeds bij de uitgave van<br />

den eerften, wierdt hij op nieuw zo als wij boven zeiden,<br />

door den heethoofdigen JURIEU aangevallen ; het is waar,<br />

BAYLE hadt in zijn Dictionaire, verfcheidene Hellingen en<br />

fchriften van dezen leraar vrij gevoelig aangerand; zulks zet­<br />

te hem in vuur en vlam, en geenerlei middelen liet hij on-<br />

beproeft, om deze fchone lettervrugten van BAYLE, voor fcha-<br />

delijk en vergiftigend te doen doorgaan. Dit ging zo verre,<br />

dat hij tot bereiking van zijn oogmerk, zig niet alleen met een<br />

penneftrijd vergenoegde, maar zijnen koker V3n dieper won­<br />

dende pijlen ontledigde, om ware 't mogelijk BAYLE tot in het<br />

innigfte van zijnen boefem te treffen. Hij hadt reeds daar van<br />

tegen hem afgefchoten, die hun doel bereikt hadden, met de-<br />

zen waardigen man zijn ambt te doen verliezen; dus dagt hij<br />

dat de op nieuws gefcherpte , van geen minder uitwerking<br />

zouden zijn, doch zulks mislukte hem, en zij ftuitten zonder<br />

enige fchade te veroirzaken, af. JURIEU ging namelijk heen, en<br />

ftookte den Walfen Kerkenraad van Rotterdam tegens BAYLE<br />

op; deze kerkelijke vicrfchaar benoemde hier op gevolmag-<br />

tigden, ten einde het Corpus deliBi te onderzoeken; zij ver­<br />

vaardigden hier op enige uittrekzels van het woordenboek,<br />

waar bij zij hunne aanmerkingen voegden; hier van verflag<br />

aan hare committtenten gedaan hebbende, wierdt alles wel<br />

dra in' ftaat van wijzing gebragt, doch de vergadering aan de<br />

iegtmatige fpreuk denkende: audi e? alteram partem, begreep,<br />

dat men alvorens het vonnis te vellen, BAYLE moest horen;<br />

liij verfcheen dan op hun ontbod; hem wierden de uittrekzels<br />

en daar op gemaakte aanmerkingen voorgehouden, en ge­<br />

vraagd , wat hij ter zijner verdediging hadt in te brengen;<br />

BAYLE zijn antwoord was eenvoudig, en beftondt hier in:<br />

„ dat dewijl hem onbekend was, over welke punten men<br />

j, voorgenomen ha.lt hem te ondervragen, hij zig voor dit pa?<br />

„ zou


BAYLE. (PIETER) ze­<br />

il zou moeten vergenoegen, met in 't algemeen te betuigen :<br />

„ dat hij zeer veel hadt aan te voeren, om zig tegens de ver?<br />

„ fchillende befchuidigingen die men hém aantijgde, te regt-<br />

„ vaardigen; doch dat hij, ten einde öm aan de vergadering<br />

„ een langdurig en vervelend onderzoek te befparen, en blij-<br />

„ ken te geven, dat bevordering van vrede en lligting zijn<br />

„ ware doelwit was, liever alles wat aanftoot en ergernis<br />

„ hadt gegeven; in enen nieuwen druk wilde veranderen; en<br />

„ dat, indien hij enige dwalingen en ketterijen mogt hebben<br />

„ voorgedragen, 't welk hij egter in geenen dele geloofde;<br />

„ hij egter die nu opentlijk ontkende, zo als hij reeds in o-<br />

,, penbareu gefchrifte voor enige maanden gedaan hadt."<br />

Doch dit antwoord kwam de kerkelijke broeders te algemeetj<br />

voor; en men gaf hem daar op de aanmerkingen door den<br />

Kerkenraad op zijn woordenboek vervaardigd, in gefchrifte,<br />

met last om daar op te antwoorden. Dezelve betroffen in­<br />

zonderheid de vijf volgende artikelen: i. De aanhalingen,<br />

uitdrukkingen en redeneringen , in ftaat tn'i kuisfche oren v.<br />

kwetzen. 2. Het artikel van DAVID. 3. Dat wegens de Mp-<br />

nichten. 4. Het gezegde ten aanzien van de Pijrrhoniste;i of<br />

Twijfelaars; 5. En eindelijk, de lof aan de zulken gegeven,<br />

die Gods beftaan of voorzienigheid ontkend hadden. BAYLE ant»<br />

Woordde voor de twedemaal: „ dat hij in ftaat was vele bs?<br />

„ wijzen ter zijner verdediging aan te voeren, maar dat hij<br />

„ nogmaals betuigde, bereid te zijn, om al het gene in zijn<br />

„ werk gevonden wierdt, dat enige aanftoo: koste geven, '


*5S BAYLE, (PIETER)<br />

„ tedere gemoederen 'er zig nier aan zouden kunnen ergeren;<br />

„ dat hij wat de Mankhéen betrof, voldoende getoond" hadt'<br />

„ hoe ongerijmd hij hunne Hellingen hieldt, en dat hij zulks<br />

„ in een twede druk nog nader wilde aandringen; dat hij zig<br />

„ als Gefchiedfchrijver in de noodzaak hadt gevonden, orn de<br />

„ tegenwerpingen van de Mankhéen in derzelver voile kragt<br />

„ te fchetzen, en dat hij in allen gevalle, ten dezen aa: zie; e<br />

„ niets anders gedaan hadt, dan 't gene de régtzinnigfte God^e-<br />

„ leerden dagelijks in weinige woorden doen, wanneer zij<br />

„ beweren: dat GODS heiligheid en goeeiheid, omtrent de zonden<br />

„ en ellende der menfehen een onbegrijpelijke verborgenheid is,<br />

„ welke wij gehouden zijn ootmoedig te aanbidden, verzekerd zij ï-<br />

„ de, dat, dewijl dezelve niet geopenbaard is, wij verpiigt zijn,<br />

„ de zwarigheden van onze zwakke reden, te doen zwijgen. Dat<br />

„ hij ten aanzien van andere Hukken, en in 't bijzonder be-<br />

„ trekkeiijk de aanwezigheid van de uitgeftrektheid en bevre-<br />

„ ging der lighamen, meermalen betuigd hadt, dat fchoon<br />

„ hij ene tegenweiping niet konde oplosfen, zulks egter hem<br />

„ tot geene reden verftrekte, om cue leer te verwerpen; dat<br />

„ hij aannam de tegenwerpingen da- Mankhéen nader te óver-<br />

„ wegen, en dat: zo hij enige opksfmg vondt, of zo de leden<br />

„ van den Kerkenraad hem enigen wilden aan de hand geven,<br />

„ hij die in het voordeligfle licht zoude voordragen; dat hij<br />

„ het zelvde antwoord gaf, ten aanzien van de Pijrrhonisten;<br />

„ en eindelijk, dat wat den lof betrof aan' de goede zeden van<br />

„ enige Godyerzakers gegeven, hij in een gefchrift op bewijzen<br />

„ gegrond zou betogen , dat hij zulks uit andere Schrijvers<br />

„ hadt overgenomen, ingevolge de wetten der gefchiedenis-<br />

„ fen, die de zeden en bedrijven, zonder aanzien van gods-<br />

„ dienst, geloof of gevoelens, regt doet, en niet vermag te<br />

„ verzwijgen, veelmin te verdraijen; dat gevolgelijk, die ge-<br />

„ Heidens niemand behoorden te ergeren; en om maar regtuit<br />

„ te fpreken, dat zij aan den waren godsdienst geen nadeel<br />

„ konden toebrengen." De gecommitteerden van den Kerken­<br />

raad, gaven van dit alles verflag aan de vergadering, welke<br />

goedvond om van BAYLE te eisfen, dat hij zijn antwoord<br />

in


BAYLE. (PIETER) tt§<br />

in gefchrift zoude Hellen, zo als hij deedt. In dit Hul: be­<br />

tuigde hij: „ nimmer een voornemen gehadt te hebben, iets<br />

voor zijn eigen gevoelen te willen uitgeven, dat enigzins<br />

„ tegens de geloofsbelijdenis der hervormde Kerk, in welke<br />

„ hij GOD dankte geboren te zijn, aanliep; dat indien 'er<br />

„ enige Hellingen van dien aart in zijn werk mogten gevon-<br />

„ den worden, dat hij egter niet geloofde, dezelve buiten zijn<br />

„ weten daar in moesten gefiopen zijn, en dat hij ze voor de<br />

„ zijne niet erkende; dat indien hij zig enige vrijheid hadt<br />

„ aangematigd, in zijne betoogtrant over de wijsbegeerte, men<br />

„ zulks aan den aart van zijn werk moest toefchrijven, het<br />

„ welk in grfchiedenisfen en aanmerkingen en niet in leerjicl-<br />

„ lingen beftond; dat de zorg dien hij gedragen hadt, om zij-<br />

„ ne wijsgerige redeneringen te doen firekken tot bevestiging<br />

„ van de voor de Kerk zo gewigtige voordragt, die wij den<br />

„ Socinianen altoos tegenwerpen, namelijk: dat men zijn ver-<br />

,, Jland moet gevangen geven, en geloven t gene GOD ons geopen-<br />

baart heeft, fchoon 't licht der wijsbegeerte, niet altoos daar m?-<br />

„ de ovcreenftemt, hem met grond hadt doen hopen, dat zijne<br />

„ Protestantfe lezers door zijne aanmerkingen en redenerin-<br />

„ gen zouden geftigt zijn, in plaats van geërgerd; en, dat<br />

„ het hem leed was, zo het anders mogt zijn uitgevallen."<br />

Na dat de Kerkenraad deze fchriftelijke verklaring van BAY­<br />

LE hadt ontvangen , Heide zij ene acte op die wel overeen-<br />

komftig was met derzelver inhoud; doch met zodanige verkla­<br />

ringen en bijvoegzels aangevuld, als de leden van die verga­<br />

dering goedvonden; en hier mede nam de zaak een einde.<br />

Veie aanmerkingen en bijzonderheden., die BAYLE onder<br />

het famenftellen van zijn woordenboek voor den geest kwa­<br />

men, en niet gevoeglijk ene plaats in hetzelve konden bekle­<br />

den, vormde hij daar na een afzonderlijk werk van, onder<br />

de tijtel : Reponfe aux questlons dun Frovlncial, dat te Rot­<br />

terdam in 1704, 1706 en 1707 in 't licht kwam; het befloeg<br />

vijf delen in 120, waar van het laatfle eerst na des Schrijvers<br />

dood is uitgekomen. Het eerfte deel bevat ene keurige verza­<br />

meling van gefchied- en Ulterkvndige Mengelfchriften; de volgcr.-<br />

L 5


BAYLE. (PIETER)<br />

den beftaan meest uit brieven aan den Here Kixc ov^V?<br />

bhjpyov.g van het goed en hvaad; aan BERWARD, betrekkelijk<br />

het r GÓDS fc^ CT a s ^ M ^ foefeWfitf & £<br />

genen* overeenflemming der verjckülcnde volkeren; en aan LE<br />

CLERC, over de voorttelendc Natuur, en het gevoelen van ORI-<br />

«HIS. In februarij 1704 , gaf BAVLE een vervolg op zijn<br />

werk over de en in julij daar na nog een twede<br />

öeeh In het eerfte onderzoekt hij de tegenwerpingen waai<br />

meae men zijne Hellingen over de Kometen heeft zoeken te be-<br />

ftnjden; en het laat/ie deei is ingerigt, om nader het reeds<br />

aangevoerde bewijs in zijn eerfte deel betoogd aan te dringen-<br />

dat namelijk de Heidenfe Afgoderij, nadeliger is dan de OnJ.<br />

aisterij.<br />

In weerwil der vervolgingen die deze uitmuntende léttert<br />

he.d te Rotterdam moest ondergaan, verloor hij egter in 't eëi<br />

«ngfte niet van die achting, welke hij bij lieden van den eer-<br />

Ren rang m aanzien en geleerdheid, hadt tot zig getrokken j<br />

integendeel, verfcheidene grote Héren zogten hem aan, om op<br />

zeer voordelige voorwaarden bij hen inwoning t e nemén De<br />

Graav VA N Huim K 0 T Ö N i n Engeland, bood hem een jaarlijkfe<br />

lijfiente aan van 200 pond ilerlings,- met alle de vrijheid en<br />

genot van vermaken die hij zou kunnen verlangen. De Graav<br />

VA N<br />

ALCEMARLE verlangde ook zeer gretig dat hij zijn intrek<br />

bij hem m Hage mogt nemen, tén dien einde zondt hij den<br />

Baron VAN. WALEF naar Rotterdam; om 'er hem het voorftel<br />

van te doen; deze vernieuwde zijne aanzoekingen in enen<br />

brief dien hij hem fchreef, waar in hij de fterkfte drangredenen<br />

aanvoerde, ten einde hem hier toe over te halen; onder meer<br />

andere uitlokkende redenen, hem voorhoudende: „ dat hij<br />

t t e r d a i , :<br />

" *°<br />

e n o e<br />

S ~ d o o r<br />

*§n verblijf vereerd hadt, en dat de<br />

„ hoofdplaats van Holland, met alle derzelver voorreden<br />

» wettige aanfpraak hadt, om hem aldaar een verblijf te doen<br />

„ kiezen, boven dat van ere koopftad; voorts fchetfte men<br />

„ hem de eerbied en hoogachting, die hij daar onwederfpreke-<br />

„ hjk zou genieten; rijkvoorziene boekerijen en aangename wan-<br />

„ delingen waren op hem wagtende, ten einde aan zijne wijsbe-<br />

iigeer- ö


BAYLE. (PIETER) I~I<br />

„ geerte tot voedzel te verftrekken, en hem teffens te vervro-<br />

„ lijken." Mijlord ALBEMARLE fchreef hem vervolgens nog<br />

eigenhandig, de fterkfte drangredenen gebruikende om hem<br />

over te halen; doch alles was te vergeefs: BAYLE antwoordde,<br />

dat indien men hem zodanig aanbod enige jaren te vore" ge.<br />

daan hadt, hij zig gelukkig zou geacht hebben, maar dat zijn<br />

tegenswoordige toeftand, hem niet toeliet om zulks aan te<br />

nemen. >.<br />

BAYLE wierdt in meij 1706 van zware zinkingen op de<br />

borst, hoest en binnenkoorts aangetast, hier kwam ene ver­<br />

magering bij, die dagelijks meer en meer toenam; hij wilde'<br />

egter volftrekt geene geneesmiddelen gebruiken; en was van<br />

begrip, doordien zijné moeder en enige anderen van zijne fa­<br />

milie aan ene gelijkfoortige kwaal overleden waren, dat 'er<br />

geen hoop voor hem overbleef, maar hij daar aan insgelijks<br />

zou moeten fterven. In deze ziekelijke toeftand was hij egter<br />

niet bedrijveloos, maar hij vervaardigde een werk waar aan<br />

hij den tijtel gaf, van Entretiens de Maxime & de Ti:emiste,<br />

(trekkende tot verdediging van 't gene zijne vijanden tegens<br />

zijne godsdienftige gevoelens aangevoerd hadden. Dit werk<br />

is kort na zijn overlijden in 't licht gekomen. In tusfen nam<br />

de ziekte van BAYLE in augustus van dit zelvde jaar zeer<br />

aanmerkelijk toe, zonder dat hij was te bewegen, om en.ge<br />

geneesmiddelen te gebruiken. ,, Een kwijnend leven komt<br />

,, mij erger voor dan den dood; en, het is beter de natuur<br />

,, haren gang te laten gaan, dan haar door geneesmiddelen<br />

,, zoeken te dwarsbomen;" zegt bij in een van zijne brieven,<br />

daar hij verders bijvoegd: ,, zij zal vaardiger in hare verrig-<br />

„ tingen zijn; geneesmiddelen zouden flegts dienen om dit<br />

f, zukkelen, enen korten tijd te verlengen; mijn enig middel<br />

,, is, zo weinig te fpreken als mooglijk, want het minfte<br />

„ fpreken valt mij lastig; derhal ven geef nog ontvang ik van<br />

„ niemand bezoek; mijne beste vrienden hebben zulks inge-<br />

„ willigd; zo het al mooglijk ware, dat ik mij in déze een-<br />

zaamheid ten enemalen van werken koste onthouden, is het<br />

niet gezegd, dat mij zujks beter zou bekomen, dan de tijd-<br />

„ kor-


*?J MTLËi (fiETER)<br />

* ^ f l<br />

k<br />

"*<br />

D U t e r f c h a f<br />

> om enige zetrvmig,<br />

h fehriften die men goedgevonden heeft tegens mij uit te gT<br />

ƒ, ven, te wederleggen; het is hier toe, dat ik de kragten be-<br />

„ fteue die mij nog ziin bijgebleven "<br />

Intusfen verfpreidde zig de tijding van den gevaarlijken toe.<br />

ftand waar m z,g BAYLE bevondt, onder de Geleerden in aiie<br />

gorden van Europa. LA RÖQ«E; zijn boeiemvriend, ver<br />

kreeg van den beroemden FAGON, eerften liifartz van Lom?<br />

TVYK IOEN XIV, een treffelijk medicinaal voorfchrift, waar van<br />

het begm dus luidde: „ Men kan niet zonder fmerte ontwaar<br />

i, werden , dat de onvérfchilligheid voor het leven den<br />

h r<br />

° e i n i i j k e n B A Y L E h c : f t b c<br />

^gen, den voortgang ener ziekte<br />

„ te verwaarlozen, waar van dc minfte beginzels gevaarlijk<br />

,-, zijn. Hier op fchreef bij hem een mtftekend heilzame levensregel<br />

voor, zonder het gebruik van enige geneesmiddelen;<br />

en befluit zijn voorfchrift met deze Woorden: „ Van harten<br />

„ wenste ik, dat men al dezen bedwang koste befparen, en<br />

„ dat het mogelijk ware, een hulpmiddel uit te vinden, zo<br />

„ voortreffelijk als de vérdienften van den genen, voor tóen<br />

„ het gevraagd wórdt." Dan nauwelijks was dit voorfchrift<br />

met oen post van Parijs naar Rotterdam argevaardigd , of de<br />

mare verbreidde zig reeds, dat BAYLE overleden wat Schoon<br />

deez wijsgeer zijnen dood lang voorzien hadt, zonder daarna<br />

te verlangen of te vrezen, overviel hem egter dezelve enrgermaten<br />

onverwagt, want na den gantfen vorigen dag gewerkt<br />

te hebben, gaf hij >s avonds het aflehrift van zijne Eittretiens<br />

de Maxime g> ThemLte, ftrekkende ter wederlegging van TA-<br />

QUELOT en LE CLERC, aan den correcter van zijnen drukke,<br />

Lm»; hier op •« anderendaags morgens korten tijd gefproken<br />

hebbende met de vrouw bij wien hij huisveste, klaagde hij<br />

over koude, en verzogt haar een weinig vuur te brengen; doch<br />

eer deze te rug kwam, was hij reeds overleden; want het gezwel<br />

in de borst of long opengebroken zijnde , flikte bij m<br />

het bloed en den etter, en wierdt geheel gekleed op zijn bed<br />

dood gevonden, op den 2£ december 1706, hebbende hij den<br />

ouderdom bereikt van 59 jaren, 1 maand en 10 dagen. De<br />

Heer


BAYLE. (PIETER) 173<br />

Heer JAKOB BASNAGE, die hij tot uitvoerder van zijn laatfle<br />

wil hadt aangefteld, nam terftond alle zijne papieren in ver-<br />

aefcering, en liet hem meteen aanzienlijken ftoet in de walfe<br />

kerk te Rotterdam begraven, aan welkers armen hij 100 gul­<br />

dens hadt gelegateerd. Verders befprak hij bij uiterfte wille,<br />

loooo guldens in geld aan den Heer BRüfeuiBRE zijnen neet van<br />

'S moeders zijde, benevens alle zijne Handfchriften, uitgezon­<br />

derd alleen de artikels die hij voor het aanhangzel van zijn<br />

woordenboek hadt famengefteld, welke hij aan den Boekver­<br />

koper LEERS legateerde. Alle zijne theologife boeken en die<br />

tot de kerkelijke gefchiedenis behoorden, fchonk hij aan den<br />

Heer JAKOB BASNAGE, en de overigen aan den Heer PAETS,<br />

Ontvanger van de Admiraliteit te Rotterdam, tot een blijk van<br />

erkentenis, voor de weldaden dien hij van deze aanzienlijke<br />

familie hadt genoten; voorts gaf hij aan de juffer PAETS een<br />

gouden medailje, die hem door den Graav VAN DOUNA waS<br />

gefehonken. Zijn testament gaf gelegenheid tot een proces,<br />

't welk voor *t Parlement van Touloufe is bepleit. Zijne erf­<br />

genamen ab intestato, zijnde zijne naaste bloedverwanten, be­<br />

weerden namelijk, dat ter zake van godsdienst voortvlugtig,<br />

en in een protestants land geftorvèn zijnde, hij niet over zijne<br />

goederen hadt kunnen befchikken, en diens vo'gens' zijn testa­<br />

ment nul en van geener waarde was; men kan niet ontken­<br />

nen , dat de aanleggers, de edikten, verklaringen en gewijs*<br />

dons op hunne zijde hadden, die voor hen pleitten; dan het<br />

Hoge Ceregtshof begreep egter, dat 3<br />

-er uitzondering moest<br />

plaats vinden ten aanzien van zulk_ een verdienftelijk groot<br />

man, en zij bckragtigden zijne laatfte wil.<br />

Wij zullen dit artikel eindigen, met ene karakterfchets van<br />

dezen groten wijsgeer aan onze lezers mede te delen, benevens<br />

ene optelling der Handfchriften welke na zijnen dood zijn ge­<br />

vonden. BAYLE was tenger van geftalte, en van een onge­<br />

zond geftel, en zodanig onverfchillig voor een lang leven,»<br />

dat hij voor 't behoud daar van weinig zorg droeg; buiten­<br />

gemeen nugter en matig, was hij in het gebruik van fpijs en<br />

drank; haakte naar aanzien noch fclutten, en wist zig 00»<br />

ge-


' H BAYLE. (PIETER)<br />

gemeen wel naar de omftandigheden te fchikken en zuinig te<br />

behelpen. Van aart goedhartig, zeer gezellig i„ het best van<br />

zijn leven, en aangenaam in de verkering, die t zij m e n<br />

boerte of ernftig fprak, altoos leerzaam was; voorts was fa»<br />

beleefd en vriendelijk tegens een ieder, tederhartig en gedien-<br />

Rig ten aanzien van zijne vrienden, ongemeen liefdadig voor<br />

den armen, en teder na zijne vermogens zorgende voor huis­<br />

gezinnen, die hij wist dat in kommer zaten; ook was hij zeer<br />

kuis en ingetogen bij vrouwen; om kort te gaan, BAYLE was<br />

^berispelijk in zeden, en onopfprakelijk in wandel. Een<br />

grootfe ziel huisveste in zijn zwakke lighaam; zijn geest was<br />

fchrander en doordringend, hij hadt een fijn gevoel en- le­<br />

vendige verbeeldingskragt, vlug en vrugtbaar in voortbreng­<br />

zelen van nieuwe gedagten; hij bezat een Aaien geheugen,<br />

en wist zig lang voorledene zaken met derzei ver geringde om-<br />

Rand:gheden, te herinneren. In de gefchied- en letterkunde<br />

was hij boven alle roem ervaren; en dat hij een goed wijs­<br />

geer was, inzonderheid wat de bovennatuurkunde betreft, zul­<br />

len zelvs zijne ergfte vijanden niet betwisten. In zijn fchrijven.<br />

was hij vrij, en durfde zijne gedagten over allerlei onderwer­<br />

pen, zelvs den godsdienst, onbewimpeld voordragen; dan in<br />

zijn fpreken, was hij zo rondelijk niet, en bovenmate omzig-<br />

tig; want het is ene bekende zaak, dat verfcheidene vermaar­<br />

de mannen van onderfcheidene gewesten, uitgelokt door zijn<br />

vrijmoedig fchrijven, hem voor enen vrijgeest houdende, zig<br />

bij hem vervoegden, om nader onderrigtingen, doch hij wees<br />

. hen telkens van de hand, betuigende, dat hij zeer te onregt<br />

jan vrijgeesterij verdagt werdt gehouden; dat zijn vrijmoedig<br />

fchrijven alleen was ingerigt, ten einde de geopperde zwarig-<br />

heden door anderen, die in meerdere geleerdheid dan hij uit­<br />

blonken, mogten uit den weg geruimd worden; en tellens<br />

ook, om de noodzaaklijkheid van het erkennen en aannemen<br />

der Christelijke openbaringe, op het gemoed te drukken en<br />

aan te dringen. Voorts wordt 'er van hem getuigd, dat hij<br />

zeer nieuwsgierig van aart was, en gaarne alles wist, zelvs.<br />

tot het geringfte toe, wat 'er in de wereld, inzonderheid ten<br />

aan-


BAYLE. (PIETER) ,j 7 ?<br />

ganzier} van de geleerdheid omging; en dat een vrefflndeling.<br />

die hem iets wist te berigten, wegens de ftaat der geleerdheid<br />

aan uitlandfe Hogefcholen, bijzonder welkom was, en op da<br />

vriendelijkfte wijze werdt ontvangen. Zeer arbeidzaam e;i<br />

onvermoeid was hij in 't fhideren; tot op den ouderdom vair<br />

40 jaren, heeft hij 14 uren daags gewerkt; en hij'fchreef op<br />

zekeren dag aan den Heer DES MAIZEAUX, dut het hem niet<br />

heugde, zedert den ouderdom van 20 jaren, enigen ledigen tijd ge­<br />

had te hebben Zijn fchrijftrant was levendig, ftotit, natuurlijk,<br />

vloeijende en tamelijk regelmatig, maar zijn fterk geheugen ca<br />

ongemene geleerdheid, deden hem niet zeiden in lange en<br />

leerzame tusfenredencn uitweiden , weike hij egter als een<br />

vrugtbare bron, altoos weer tot de gevolgen wist te leiden,<br />

dien hij daar uit wiide doen voortvloeijen.<br />

Dusdanig mensch is BAYLE geweest lezer! flegts flauwe trek­<br />

ken van ons onkunftig penfeel, hebben hem gefchetst; maar<br />

om een regtfehapen denkbeeld van dezen wijsgeer te bekomen,<br />

moet men zijne werken,lezen; daar ontmoet men een onuit­<br />

putbare fchat van geleerdheid, wijsheid, vlug vernuft, en fijn<br />

oirdeel, die zijn ware afbeeidzel fchilderen. En dezen let­<br />

terheld , dezen waren menfehenvriend, moest om dat hii<br />

'•Hellingen leraarde, die tegens de dweperij en het bijgeloof<br />

ingerigt waren, de gevoelens van kirrciige Geleerden weer-<br />

leide, die geen tegenfpreken kosten verdragen, zig door fom­<br />

mige menfehen aangevallen zien, die zig als zijne tegenflre-<br />

vers opwierpen, en waar van de vijandigfte was, den onver-<br />

draagzamen P- JURIEU, een man zo befaamt wegens zijne dro­<br />

merijen, over de prophetien, en zijne verbijsterde misrekening<br />

ten aanzien van derzei ver vervulling; deze zig noemende een<br />

gezant der vredevorst, van den liefderijken JESU£, deze zeg<br />

ik, niet te vrede van door zijne onchristelijke kuiperijen te<br />

hebben bewerkt, dat aan BAYLE zijn Hoogleraars-ambt en dus<br />

een voornaam gedeelte van zijne kostwinning wierdt benomen,<br />

hem daar te boven nog voor een landverrader en een atheïst<br />

zogt te deen doorgaan; dan onze wijsgeer mogt te regt met<br />

CATO , tot zijnen troost zeggen: _<br />

Esto


373 BAYLE. (PiETER)<br />

Esto animo forti, quumfis damnatus inique;<br />

Nemo diu gaudet, qui Judice vincit iniquo.<br />

Nu nog iets volgens belofte, betrekkelijk de handichriften<br />

welke 'er na BAYLE'S dood, van hem zijn gevonden; die wa­<br />

ren, i . Disfertationis fuper Virgilü fc? Homeri Poem'atis. mpet<br />

a quodam Gallo compofita refutatio: inchoata 9 decembris 1671<br />

Dit gefchrift is tegen P. RA PIN ingerigt. 2. Amico fuo carisfimó<br />

ac plurimum colendo JACOBO ABBADIE Epijiola, fuper qucestione,<br />

an Deus posjit japientiori perfeUiorive modo fe gerere, quam de facie<br />

fe gesfit? Dit is een brief van den lieer ABTADIE, over de<br />

vraag; of GOD een wijzer en volmaakter ontwerp van gedrag<br />

heeft kunnen volgen, dan hij gedaan heeft? 3. Bcelius Fetifmi;<br />

vel Responfte BMLII ad Obfervationes Fetifonis fuper Epijiola pro;-<br />

ditïa. Antwoord op de waarnemingen van den Heer FETISON,<br />

over den voorgemelden brief. 4. Colleclanea qucedam, ad Chrono-<br />

logiam, Geographiam & Hifloriam peninentia. Verzameling over<br />

de tijdrekenkunde, aardrijkskunde en de gefchiedenis. 5. Lee-<br />

tiones Hiftoricce. _ Deze Iesfen maken een lighaam van geichie-<br />

denisfen uit, beginnende met de fchepping der wereld 5<br />

tot op<br />

de roomfe Keizers; de tijdrekenkundige gebreken der fcbrij-<br />

vers worden 'er in aangewezen, en de allerzwaarfte tijdftip-<br />

pen der gefchiedenis, erlangen 'er opheldering door. 6. Lee<br />

tiones Philojophica. Deze wijsgerige Iesfen zijn vermengd met<br />

verfcheidene geleerde aanmerkingen, en SPINOSA werdt 'er op<br />

ene bondige wijze in wederlegd. 7. Curfus Philofophicus. Dit<br />

ftelzel van wijsbegeerte, is in vieren afgedeeld, de hgica, de<br />

zedeleer, de natuurkunde en de bovennatuurkunde. In de logica,<br />

geeft BAYLE de redenen op, welke 'er aanwezig zijn, om ons'<br />

aan vele zaken te doen twijffelen en in het onzekere te hou­<br />

den, en ter zeiver tijd doet hij zien, dat 'er verfcheidene<br />

kundigheden beftaan, die alle de eigenfehappen bezitten, wel­<br />

ke de wetenfehap vereist, zo als men gewoon is zig in de<br />

fchoolfe geleerdheid uit te drukken. In de natuurkunde, doet<br />

hij onderzoek na de oirzaken der verf hijnzelen, en lost die-op<br />

met ongemene klaarheid eji nauwkeurigheid. 8. Abregt des<br />

vies


BAYLE. (PIETER) 177<br />

mes des Hommes illujlres de PLUTARQUE , fur la traduiïion D'A-<br />

*rroT, avec des receuils ou extraits de V'Hijloire Romaine, qui jet-<br />

vent d lier les vies des illujlres Romains. In dezen verKorten PLU-<br />

TARCHUS , die allerfchoonst is behandeld, vult BAYLE de ledi­<br />

ge vakken aan, door andere Gefchiedfchrijvers, zo dat het<br />

nu een gants volledig lighaam ople< ert van de Romeinfe ge-<br />

fchiedenis. 9. Indice Hijtorique. Dit register beftaat uit ene<br />

verzameling van alle het gene BAYLE als zondeiling en we­<br />

tenswaardig, uit de door hem gelezene Gefchiedfchrijvers heeft<br />

opgetekend. Hij maakte 'er reeds een aanvang mede in 1672.<br />

De onderwerpen zijn 'er in een alphabetife orde gerangfchikt;<br />

bij voorbeeld onder letter A, handelt hij van de Oudheid<br />

(Avtiquité) van Afkomst, waar over de Egijptenaren en andere<br />

volken zig beroemen; onder letter B, befchrijft hij enige ge­<br />

denkwaardige Batailjes, en den eerdienst aan de Beesten of Die­<br />

ren bewezen, enz. Ook zijn 'er in dit deel, enige afgezon­<br />

derde verzamelingen, die betrekking hebben tot de tijdreken­<br />

kunde en de gefchiedenisfen. .10. Jugemens ou Journal de Lit-<br />

terature. Deze verzameling bevat oirdeelkundige aanmerkin­<br />

gen , over de boeken die hij gelezen heeft, of die men hem<br />

door brieven als anderzins heeft leren kennen, ir. Brieven<br />

over het gefchil van GIRAC en van COSTAR, en enige andere<br />

brieven over verfcheidene onderwerpen. 12. Redevoering van<br />

den Marfchalk VAN LUXEMBURG aan zijn Regters, en een brief<br />

ter gelegenheid van die Redevoering. 13. Brief over de ge-<br />

fchiedkundige Twiiffelmg (Pijrrhonismus). 14. Brief ten einde<br />

de Gereformeerden te regtvaardigen over het eerfte opvatten<br />

van wapenen. 15. Gefchied- en oirdeelkundige Brief over<br />

de bijeenkomst te Pnisftj. Deze drie Brieven waren voorbe-<br />

ftemd, om te dienen tot een vervolg op de Nouvelles Lettres<br />

fur ï'Hijloire du Calvinisme de Mr. MAIMBOURG. 16.*Discours<br />

hiftorique fut la vie de GUSTAVE ADOLPIIE, Roi de Snede. "Van<br />

dit werk zijn flegts de beide eerfte Hoofdftukken voor handen ,<br />

maar deze zijn zeer uitgebreid. BAYLE heeft die ongetwijffeld<br />

na het jaar 1683 opgefteld, want 'er wordt van het laatfte be­<br />

leg van Wenen door de Tinken in gefproken. Het eerfte Hoofd-<br />

11. D E E L. M . doel,


S.73F BAYLE, (PIETER}<br />

deel, bevat de daden van AUGUSTUS tot het Befhnd met Polei*<br />

in-TÖ2p gefloten, enigen tijd voor dat hij in Duitsland kwam-,-"<br />

óm Keizer FERDINAND DEN II, te beoorlogen. Het twede han­<br />

delt'over'den oirfprong van het Oostenrijkfe Huis, en der ver-<br />

frhilleride gefleldheden waar in het zig beeft bevonden. 'Men<br />

geeft *'er de karakterfchets op van'de laatfte Keizers, en men<br />

dcèt'blljken dat FERDINAND DE II, zig alle zijne ongevalicn op<br />

denhals'haaide, en de magt van het Oostenrijkfe Huis ver­<br />

nield?door'het oor aan de raadgevingen 'der Spanjaarden te<br />

hebben geleend, en door de Protestanten op zulk ene wrede<br />

wijz'e'te hebben vervolgd. -Hit Hoofdftuk bevat teffens, het<br />

gene''er'in Duitsland en Bohemen tot op het jaar 1620, is ge­<br />

beurd." Jammer is het dat BAYLE dit werk niet voltooid heeft;<br />

maai- zo onvolkomen als het ook mag zijn, en fchoon 'er de<br />

ftijl yan verwaarloosd is, wordt men egter ontwaar, dat het<br />

uit'een'meesterlijke hand voortvloeit; men ontmoet 'er ge­<br />

noegzaam''''op elke bladzijde oirdeelkundige en geestige aan­<br />

merkingen, benevens levendige en ftoute trekken in, zo wel<br />

ten' 'aanzien van 't gene betrekking tot de zaken als perfonen<br />

heeft; ja men kan Iet met ruimte als een model, den Hiftorie-<br />

fchrijvers aanpiijzen. Alle deze ftukken zijn geplaatst in het<br />

IV. Deel van zijne Oeuvres diverfes in folio, in 1727 gedrukt<br />

Van de 'DiBionaire Hiftorique, zijn alleen in Holland vijf bij­<br />

zondere drukken, in 't licht gekomen, als de eerfte te Ratter-<br />

damin'~i697; de tweede genoegzaam de helft vermeerdeid<br />

mede'te Rotterdam, in 3 Delen in folio, in 1703;'de derde<br />

druk, boor PROSPER MARCHAND bezorgd, en met de Artikels<br />

welke BAYLE bij zijn overlijden aan den Drukker LEERS hadt<br />

gelegateerd, vermeerderd, kwam in 1720 ook te Rotterdam in<br />

4 Dilen in folio te voorfebijn; voorts heeft men de onge­<br />

mene fraaije drukken van dit werk in 1730 en in 1740'door<br />

e n<br />

^<br />

KOinpagniefchap van Amfteldamfe en Lcijdfe Boekverko­<br />

pen bezorgd, mede in 4 Delen in folio; wordende deze twee<br />

la'ariTeh voorde beste drukken gehouden; nog heeft men een<br />

druk Van dit werk in" 1734 te Parijs of Trevoux 'vervaardigd,<br />

voor een Hollav.dfe willen doen doorgaan. Ook is het te Ge-<br />

neve


BEATRIX, .. M<br />

imve in 171? nagedrukt, en te Bazel in 1731. Insgelijks heeft<br />

Hieii 'er een gedrukte vertaling van in het Hoogduits, en ook<br />

in het Engels, welke laatstgemelde aanzienlijk door Geleer­<br />

den van die natie is vermeerderd, en 't welk ook aanleiding<br />

heeft gegeven, tot den arbeid van den Heer JAQ. GEORGE DE<br />

CnAUFErié, wiens Nouveau DiBionaire Hiftorique fjf Critique<br />

pour Jervir de Jupplement ou de confimiation au DiBionaire Hiftorique<br />

Critique de Mr. PIERRE BAYLE, gedeeltelijk is famengefteld,<br />

uit de vermeerdering den Engeljen druk toegevoegd; en die,<br />

in 1750, in 4 Delen in folio te Amfteldam gedrukt, is uitge­<br />

komen. —— MORHOVIÜS I. Polyh. Liter. c. XVI. g. 47. p.<br />

178. Tom. I. Jo. FAERICII, Hiftor. Biblioth. Part. III. p. 174.<br />

Jo. FRANC. BUDDEUS, in Hift. EccleJ. V. T. p. 66. DAN. FRID.<br />

PÖNMANNI, Vitte. Wttteb. 1714. 8vo. p, 101-115. J. B;UJC-<br />

KERI, Hift. Crit. PUI. Tom. IV. p. 574-603. £f in Apend. J.<br />

Vol. VI. p. 775-778. C. II. HEUMANNI, Via ad Hift. liter,<br />

p. 406. J. M . GESNERUS, ad JJagogen. g. 782. p. 87. C.<br />

SAXI, Onomast. liter. Pars V. p. 318, 319. NICERON, Mem.<br />

pour Jervir a l'Hift. des Hommes illujlres. Tom. VI. p. 251-<br />

300. Vie de Mr. BAYLE par DES MAIZEAUX : h la tite des édii<br />

tions de 1730 &? 1740 du DiBionaire. Nouveau DiBionaire &C.<br />

par J. G. DE CiiAUFEPié, Tom. I. let. B. pag. 131-156. Le-<br />

vensbejehr. van enige voorname Mannen en Vrouwen, IV. D. bl.<br />

I--47-<br />

BAIJUS, zie BAJUS.<br />

BEATRIX, 't welk de Gelukkige betekend, is de naam wel­<br />

ke aan een klein wigt wierdt gegeven, 't welk op ene zonder­<br />

linge wijze door de Goddelijke Voorzienigheid bewaard wierdt,<br />

ten tijde van den geweldigen watervloed in 1421, die boven­<br />

al de Zuidhollandje Waard trof, en een verbazende menigte<br />

van Parochiën en Kerken verflond, te Dordrecht in zijn wieg<br />

en van ene kat verzeld, na lange op de golven gedobberd te •<br />

hebben , behouden kwam aandrijven. Daar wordt bij ver­<br />

haalt, dat aan de kat menfchelijker wijze de behoudenis van<br />

het kind moet worden toegefchreven, doordien die, wanneer<br />

M 2 «te


m BEAUMONT. BEAUMONT. (DIRK VAK)<br />

wieg door het water, aan de ene zijde door het fiingere!i<br />

Overhelde, de kat aan de andere zijde fprong, en daar door<br />

de wieg In evenwigt wist te houden, 's Meisjes doopnaam,<br />

onbekend zijnde, gaf men haar den naam van BEATRIX. Tot<br />

3 wbaarheid gekomen zijnde, trad zij in den egt met enen<br />

JAkpr; ROEROM, uit wiens Ram en huwelijk vele aanzienlijke<br />

geilagten zo omftreeks als buiten Dordrecht, hunnen oirfprong<br />

tffleiden, als die van ROEROM, VAN DEN HAVERT, VAN DER<br />

HULK, VAN KAFTEL, BOUFKENS, VAN HOUVELINGEN, PIETER<br />

VAN WYNGAARDEN, en meer anderen. Iets dergelijks is gebeurd<br />

té S;ae'-: } in 1570. SCHOTAN., Friesfe Hift. bi. 757. Ter zei­<br />

ver tijd kwam, op de hanebalk van een omgefpoeld huis, aan-<br />

';\en, PIETER DIRKSZ., benevens zijne huisvrouw, zijnen<br />

ijóoil PIETER DIRKSZ. , en twee dogters BEELTJE en MATTE, uit<br />

wciken DIRKSZ., mede vele familien in Dordrecht hunne afkomst<br />

fekélien. M . BALEN, Befchr. var. Dordreclit, bl. 770.<br />

BEAUMONT, is de naam van een aanzienlijk Hollands<br />

geflagt, waar van zedert het jaar 1421, de afftammelingen<br />

«iet alleen, de aanzienlijkfte. waardigheden binnen de ftad<br />

Dordrecht, maar ook veelvuldige Raatsambten ten dienfte van<br />

het gemenebest hebben bekleed, en zig zo wel in de manne­<br />

lijke als vrouwelijke linie, met de. eerfte en aanzjeniijkfte fa­<br />

milien hebben vermaagfchapL Men vindt hier van uitvoerige<br />

geflagtlijsten bij . M . BALEN, Befchrijving van Dordrecht.<br />

bh 029-937, en ABR. FERWERDA, GeneaL Wapenboek, 1785,<br />

I. Deel,<br />

BEAUMONT (DIRK VAN), een afftammeling van het bo­<br />

vengemelde geflagt, was in het jaar 1481 Burgemeester te<br />

Dordrecht^ en deHoelfe factie toegedaan, alwaar die partij thans<br />

meester was; doch die ftad werdt door de Kaieljawwfen, op<br />

den 5 april van genoemde jaar, onder bevel van Here JAN<br />

VAN EGMOND verrast; hij hadt tot dien einde, enig gewapend<br />

volk verfteken in het fchip van JAN MATTHYSZOON , en nog<br />

een ander; Wélken, boven met rijst geladen, bij klaren dag,<br />

Jë ÖüdÖ haven invoeren; 't volk fpoedig ontfehcept zijnde,<br />

pveh


, BEAUMONT, (DIRK VAN) ,§-5<br />

'overviel de Hoslfen onverhoeds. Dé Burgemeester Gii-'us.<br />

ADRIAANSZOON , wierdt zodanig bedremmeld door deze. onver-<br />

wagte overrompeling, dat hij een 'koperen pot in plaats vgn<br />

een ftormmuts op het hoofd gezet hadt; hij benevens den On-<br />

derfchout, wierden vegtenderhand dood geflagen; véle ande­<br />

ren , en onder dezen, de Schout WESTPALING , en de Burge­<br />

meester DIRK VAN BEAUMONT, gevangen genomen, en naar<br />

\ Hage gevoerd. De verdreven' Dordfe Kabeljauw/en, vonnis<br />

ten Hove in hun voordeel bekomen hebbende, kwamen we-<br />

deiom binnen, en maakten zig meester van 't bewind der fta'j.<br />

Hertog MAXIMILIAAN, hadt zig reeds in de vasten j naar<br />

Breda begeven, ten einde op enige bewegingen in Gelderland<br />

een wakend oog te houden; doch hier het bemagtigen van<br />

Dordrecht verftaan hebbende, begaf hij zig omtrent den 8 aprii<br />

naar Rotterdam; hier reisden de Dordfe Gemagtigden naar toej<br />

en hielden hem voor: „ dat de ftad laatftelijk, alleenlijk in-<br />

„ genomen was, om 's Hertogen vonnis ter uitvoeringe tz<br />

,, flellen; dat men dezelve verder ten zijnen dienfte bewaren<br />

„ wilde, en dat men hem flegts zijne toeftemming tot de ge<br />

„ maakte verandering vetzogt." Voorts boden zij den Her ;<br />

toge de fleutels der ftad aan, en fielden hem hunne gevange­<br />

nen in handen; de Hertog, geheel op de Êabeljauwfe zijde }<br />

ftondt hun geredelijk 't verzogte toe; en, omtrent drie we­<br />

ken later, kwam hij in die ftad, brrnicttmciiue albaar/ dus<br />

luidt de oude aantekening, utat frjncc jf>JincelijHe niogentijcib /<br />

bij nmbtfie en $cmccr pjcjuöictc ban be Dnbifeajen en ïïccljtcu<br />

ber frab / Dat «JrVraht en bic iBet. Van hier, trok hij naar<br />

Gouda en Schoonhoven, alwaar hij insgelijks, de verandering<br />

door de Kabeljauw/en gemaakt, bekragtigde. Leijden, welk<br />

nog belegerd gehouden werdt, lei eerlang, geen aniëre uit­<br />

komst ziende, het hoofd in den fchoot; de Overfte BROEK?<br />

JIL'IZEN, bedugt voor de magt van MAXIMILIAAN, ruimde met<br />

zijn onder hebbende volk, de ftad. De Hertog vertrok, op<br />

den 17 april, te fchepe van Gouda naar Leijden; te Leijder-<br />

dorp aan land geflapt, werdt hij ontmoet door de vootnaaiiiftc<br />

l-eijdfe burgers, i» rouwgewa-d, die hem de fleutels dei' ftid.


iZz BEAUMONT. (DIRK VAN)<br />

aanboden, en op de knieën om genade fmeekten; zij verwier­<br />

ven dezelve, op agttien mannen na, met welken de Hertc<br />

zijnen wil wilde doen; ook werden 'er kort daar na, zes te<br />

Leijden geregt; en onder dezen, DISK POTTER VAN DER Loo<br />

die Hopman geweest was onder de Gelder/én. MAXIMILIAAN'<br />

begaf zig van hier naar den Hage, om het vonnis van dê<br />

Hoekje gevangenen uit verfcheideh' Reden te doen opmaken.<br />

De goederen van JAN, Bnrggraav van Montfeon, van REYE'R<br />

VAN BROEKHUIZEN, en van.verfcheiden' andere gewekenen<br />

werden verbeurd verklaard, en zij voor altoos gebannen. De*<br />

Heerhjkbeid van Purmcrende, bij koop aan den huizè van<br />

Montfoon gekomen zijnde, was ook onder deze verbeurdver­<br />

klaarde goederen. MAXIMILIAAN fchonk dezelve, ten dezen<br />

bjde, aan zijnen neve, BALTHAZAR, Here van Valkejiein, die<br />

ze m 1484 aan JAN, Here van Egmond, verkogt. De mees­<br />

te Hoekje gevangenen werden zedert, op voorbede der Her-<br />

toginne weduwe, MARGAREET VAN JORK, geflaakt, doch zij<br />

wierden ten lande uitgebannen. Dan ADRIAAN JANSZOON<br />

WESTFALING, Schout, en DIRK VAN BEAUMONT, Burgemees­<br />

ter van Dordrecht, daar men inzonderheid op gebeten was,<br />

kosten geene genade verwerven, zij waren de enigften die<br />

in den aanvang van augustus 1491, in 's Hage onthalsd wier­<br />

den. Uit het vonnis van BEAUMONT, welk nog voor handen<br />

is, en in zijn geheel wordt gevonden, bij BEVERWYK, Be-<br />

Jchrijving van Dordrecht, bl. 320, kan men afnemen, wat'bem<br />

te last gelegd wierdt. BEAUMONT hadt ingevolge hier van,<br />

beleden: „ 1. Dat hij in januarij des jaars 1478, Burgemees-<br />

„ ter zijnde, de Gemagtigden van onzen genadigen Here en<br />

„ Vrouwe van Oostenrijk," die toen waren ADOLF VAN RA-<br />

VESTEIN, LODEWYK VAN GRUITHUIZEN, en Mr. JAN KARON-<br />

DOLET , „ gedrongen hadt buitens tijds de Regering van<br />

„ Dordrecht te veranderen. 2. Dat hij, in februarij daar aan,<br />

„ mede bewilligd hadt in een befluit, om Gemagtigden naar<br />

„ 's Hage te zenden, en aldaar te bewerken, dat liet Hof<br />

„ geene Mandamenten meer naar Dordrecht zondt, om de uit-<br />

„ gewekenen wederom te doen innemen;'maar dat men de<br />

„ ftad


, 'ÉEAÜMOISÏ. (DIRK VAN) z~H<br />

fi ftad met hare zaken, liete begaan; en dat hij, ten zely-<br />

,j den einde, ock hadt geftemd, in het afvaardigen "Van deri<br />

„ Burgemeester Grxis ADRIAANSZOON, aan den Stadhouder<br />

„ LALAING, wien men belet hadt, met de uitgewekenen,<br />

„ wederom naar.de ftad te komen. 3. Dat hij. buiten ,ken«<br />

„ nis van den Kertoge, een verbond tusfen enigé H Utm<br />

„ en andere fteden bewerkt; en met de oproerig? Gelderje<br />

„ fteden , vriendelijke briefwisfelmg hadt helpen hoiiden.<br />

„ 4. Dat hij, Schepen zijnde , twee mannen hadt heipen ver-<br />

„ oirdelen, en een' vrij fpreken; welke beide vonnisfert, het<br />

„ Hof hieldt 'onregrvaardig. te zijn. S Dat hij j nevens an-<br />

j, deren, den Stadhouder hulp hadt gewéi 0erd, om de ftad<br />

„ Leijden, door BROEKHUIZEN ingenomen, wederom té be»<br />

„ magtigèn; ja dat hij daar in insgelijks nevens anderen,,den<br />

„ Leij'denaren, verlof gegeven hadt, om lijftogt te Dordrecht tè<br />

„ komen kopen, daar zulks door 't Hof verboden was. ó~.<br />

„ Dat hij eindelijk hadt geoirdeeld, dat men de vreemde kneg-<br />

„ ten des Hertogs, met weiken men Leijden bedwingen wil-<br />

5, de, met geweld den lande uit moest zoeken te jagen, onder<br />

„ dexel van Privilegiën; ten welken einde hij mede geftemd<br />

„ hadt, tot het befchrijven ener algemene dagvaart der Hel-<br />

„ landje fteden te Dordrecht" Om alle welke misdadenge­<br />

lijk men ze noemde, BEAUMONT door Stadhouder en Raden,<br />

geoirdeeld wierdt den dood verdiend te hebben.<br />

Onpart'jdigen zien ondertusfen, dat de meeste punten, die<br />

zo hoog genomen werden, beftonden, in het verdedigen en<br />

behartigen der oude gewoonten en voorregten, grotendeels<br />

onlangs door 't Groot Privilegie van MARIA bevestigd; hier .toe<br />

behoorde gewisfelijk het weren van Mandementen van 't Hof,<br />

die met der fteden voorregten ftreden; het houden van Dag­<br />

vaarten en het fluiten van Verbonden, zonder den Hertog te<br />

kennen; hoewel fommigen, naderhand in hét begrip zijn ge­<br />

vallen, dat de vrijheid om Dagvaarten te ho iden, bepaald<br />

was bij een handvest van Hertoge JAN VAN BEYESEN, in junij<br />

1418 verleend, vorderende, dat ze niet tegen den Grave 0?<br />

deszelvs Heerlijkheid mce-:tcn dragen,-gelijk de Dagvaart,, dia'<br />

M 4 jSjiAV*


134 BEAUMONT. (Mr. SIMON £&)<br />

BEAUMOXT dieef, fchesn te zullen doen; zie C. v. BYMRERS-<br />

HOEK, Quast. Jurit Publ. Libr. II. Gap. I. p. 191. Het von­<br />

nisten tegen regt, indien hier van al duidelijk blijk ware, be­<br />

hoorde enen Regter, die anders gewoon was naar zijn gewe­<br />

ten te oirdelen, nimmer tot ere misdaad gerekend te worden;<br />

ook moest het ondcrfteimen der Le Ij denaren, in zulke verwar­<br />

de tijden, in welken nu de ene, dan de andere partij boven<br />

dreef, zo zwaar niet gewogen worden. De vriendelijke brief,<br />

wisfeling met de Gelderfen, kon misdadig zijn; doch men weet<br />

niet regt, waar in ze beftaan, of hoe veel fchuld er BEAU.<br />

MONT toe gehadt hebbe. Wij beiluiten dan, zegt de Heer<br />

WAGENAAR, dat 'er weinig of geene reden is, om hem en<br />

den Schout WESTFALING, anders dan als Martelaars van Staat<br />

aan te merken. De Hertog en het Hof hadden nu befloten<br />

de Kabeljmtwfm, die zwarer beden inwilligden, alleen-in't<br />

bewind te ftellen; waarom de Hoekfen in 'tonderfpit gebragt<br />

gebannen, of van 't leven beroofd moesten worden. De toe­<br />

leg gelukte; de voornaamfte Hoelfen raakten het land uit; de<br />

anderen durfden zig reppen noch roeren; ook deedt de Hertog<br />

alomme een bevel afkondigen, waar bij de twistende gemeen­<br />

te tot rust en eendragt vermaand werdt. MATTH BA­<br />

LEN, Befchrijv. van Dordrecht, bl. 793--796". WAGEN., Vod.<br />

Hift. IV. D. bl. 195-201.<br />

BEAUMONT (Mr. SIMON VAN), twede zoon van HER-<br />

BERT VAN BEAUMONT en KORNELIA VAN SLINGELAND, werdt te<br />

Dordrech geboren in 1574; hij leide zig reeds in zijn jeugd toe<br />

op het beoeffenen der wetenfehappen , inzonderheid der regts­<br />

geleerdheid, en bragt genoegzaam zijn gantfe leven door in<br />

het waarnemen van ftaatsambten. In i 6 O (5 of 1607 was' hij<br />

Penfionaris der ftad Middelburg; in l 6 2 5 wegens Zeeland Ge-<br />

committeerde in de vergadering van de Staten Generaal; in<br />

1627 en 1628, ais buitengewoon Gezant in Polen, Sweden en<br />

Denmarken; eindelijk bekleedde hij in 1634 het ambt van<br />

Penfionaris te Rotterdam, dat hij waargenomen heeft tot aan '<br />

dood toe,, welke voorviel den 20 jumj. 1654, op een<br />

fa-


BEAUMONT. (Mr. SIMON VAN) fgjj<br />

faturdag, in den ouderdom van 80 jaren. Hij is tweemalen<br />

getrouwd geweest; zijn eerfte vrouw was ARNAUDINA VAN<br />

ROSENEURG, bij wie hij zes kinderen verwekte, onder ande­<br />

ren KORNELIA, welke aan PIETER VAN ROOSBEEK, Burgemees­<br />

ter van Middelburg en Raadsheer in 't Hof van Flaanderen -<br />

huwde; en SIMON VAN BEAUMONT, lid van den Westindifen<br />

Raad in Brajilien, en zedert Secretaris van de ftad Middelburg.<br />

Voor de twedemaal trad hij in egt, met KATHARINA BRANDTj<br />

die hem geen kroost gaf. Hij heeft enige digtftukken uitgege­<br />

ven, onder den tijtel van: Hora fubcifivx. - PAQUOT,<br />

Memoir. litterair. Tom. III. p. 407. M. BALEN, Befchrijving<br />

van Dordrecht, bl. 221. 934. WAGEN., Vad. Hifi. Xi.<br />

bl. 65. 179-<br />

BEAUMONT (Mr. SIM(^ VAN) , Secretaris der Staten<br />

van Holland, zoon van HER3F.RT VAN BEAUMONT, Penfiona­<br />

ris der ftad Dordrecht, handelde in het jaar 1673 als Gcz. it<br />

wegens dit gemenebest aan 't Hof van Koppenhagen, ter­<br />

wijl WILLEM VAN HAREN, Grietman van het Bilt, in die'<br />

zelvde hoedanigheid naar Zweden werdt gezonden. Het oog­<br />

merk van deze bezendingen was, om de beide Noordfe Kronen<br />

le bewegen, tot het fluiten van een verbond, welk Engeland<br />

inzonderheid, tot vreedzame gedagten brengen moest; doch<br />

Sweden was te diep met Frankrijk ingewikkeld, om naar de<br />

voorfiagen der Staten te luisteren, alleenlijk hadt men den<br />

tweden meij van dit jaar, in den Hage een verbond getroffen<br />

met dit Rijk, waar bij enige punten van koophandel geregeld<br />

werden; maar met Denemarken, floten de Staten een verbond<br />

van onderlinge befcherming, welk op den 20 meij, te Koppen­<br />

hagen, getekend werdt. In 't jaar 1G86, was hij als Secretaris<br />

van Staat, benevens FRANCO VAN DER GOES , en ADRIAAN<br />

BAART, die Burgemeester van Delft, deez' Penfionaris van<br />

Alkmaar, tot het berugte bezegelen der papieren van de ftad<br />

Amfteldam, benevens die van derzei ver Penfionaris Hor, ge-<br />

magtigd; 't welk op aanklagte van den Stadhouder WILLEM<br />

DSN III \ welke beweerde dat door een onderfchepten brief<br />

M 5 van


185 EEAUSARDUS. BEAÜVAIS. LEBBER. BEBIUS.<br />

van den Franfen Gezant D'AVAUX zoude gebleken zijn dat<br />

zij ongeoirloofde briefwisfeling met dien Minister onderhiel-<br />

den.' gefcbiedde. BEAUMONT is getrouwd gèweest, met KOR­<br />

NELIA VAN STRYEN, dogter van Mr. ADRIAAN VAN STKYEN,<br />

Pe.jfionaris van Haarlem, bij wie hij drie zoons en twee<br />

dogiers heeft verwekt.' M. BALEN, Befchr. van Dord­<br />

recht, bl. 935. WAGEN.', Vad. Hift. XIV. D. bi. XV.<br />

D. bl. 185.<br />

BEAUSARDUS (PETRUS), geboortig van Leuven, was<br />

Med. Doktor en Hoogleraar in de Mathefis in zijn vaderfta'd;<br />

een geleerd man, en niet onervaren in de griekfe letterkunde;<br />

hij ftierf té Leuven in augustus 1577. Daar is van hem in druk \<br />

1. Arithmetices Praxis, Lovan. 1573. Svo. 2. De Annulo Aftro-<br />

nomico liber. Ibid. 8vc. J.jF FOPPENS, Bibl. Belg. pag.<br />

S53-<br />

'. BEAÜVAIS (REMIGIUS), een Kapucijner Monnik, ge­<br />

boortig te Doornik omtrent het jaar 1580, was een zeer ge­<br />

acht Prediker, die zijne talenten veelvuldig heeft uïtgeoeffent<br />

te Mons, Doornik en elders; hij heeft een digtftuk in de franfd<br />

taal in 't licht gegeven, getijtelt: La Magdekine, llumaij<br />

1617. in 12°:, wélk digtftuk befchouwt kan worden,' als' een<br />

meesterftuk van den bedorven finaak, welke 'er ten aanzien<br />

van de franfe digtkonst in 't begin van deXVilde eeuw, plaats<br />

vondt. PAQUOT, Memoir. litter. Tom. XI. pag. 3 70-3 76.<br />

BEBBER (IZAAK), geboren te Dordrecht den 8 augustus<br />

3636, oeffende zig in de wetenfehappen te Utrech, en wierdt<br />

20 jaren oud zijnde, tot Doktor in de medicijnen gepromo-<br />

véert. Hij beoefende de praktijk in zijn geboorteftad, tot<br />

aan zijnen dood toe, welke voorviel op den 3 feptember 1668.<br />

Hij was een geleerd man, en heeft uitgegeven: J©arC cn ba.e'ce<br />

Sronöen ban De Hfecfljonjl «Zèojtar. bi) SIMON VAN EÉR LINDE,'<br />

1668. 12°. PAQUOT, Mém. litter. Tom. X.' p. 49. M.'<br />

BALEN, Befchr. van Dordrecht, bl. 228.<br />

BEBIUS (PHILÏPPUS), een Jefuit, geboren in Braband in<br />

het


BECANUS. (JOHANNES GOROPIUS) ÏS?<br />

het Jaar 1569, heeft het meeste van zijnen leeftijd" te Keulen<br />

doorgebragt, en ftierf aldaar den 26 februarij 1637 i ' n<br />

e n<br />

^ ou­<br />

derdom van 68 jaren. Dat BEEIUS een geleerd man is ge­<br />

weest, eh een liefhebber der digtkunde; getuigen zijne uitge-<br />

gevene werken die menigvuldig zijn, en waar van wij flegts<br />

de drie volgenden als de voornaamflen, zullen opgeven. 1.<br />

Pcrta Cazli et fcala Jacob, Jive tejera Jalutis, pradestinationis ac<br />

mortis Jelicis, cultus Virg. Deipara, 1616. 2. Commentarium<br />

in III partes Carminum Jelettiorum latinorum, ex diverfis Scholias-<br />

tis concinnatum; Typis HERM. MYLII. in 4to. 3. Commentarium<br />

in Lyrica Horaiii expurgata, ex veterihus recentioribus Jcho-<br />

liastis. Ibid. in Jolio. J. F. ForPENS, Bibl: Belg. p. 1022.<br />

BECANUS (JOHANNES GOROPIUS;, wierdt uit brave<br />

ouders geboren te Hilvarenbeek , een fraai) vlek in Brabandt<br />

Kempen, den 23 junij 1518. Na zijn klasfieken loop voleindigd<br />

te hebben, ftudeerde hij te Leuven in de wijsbegeerte en me­<br />

dicijnen met zeer veel ijver, onder REINIER GEMMA, teffens<br />

ook van dezes Hoogleraars mathematife Iesfen, gebruik ma­<br />

kende ; vervolgens reisde hij door Italien, Spanjen en Frank­<br />

rijk; en bragt het zo verre, dat hij tot Geneesheer van Ko­<br />

ningin LEONORA , huisvrouw van FRANCTSCUS DEN I, en van<br />

MARIA, Koninginne van Hongarijen, beide zusters van KAREL<br />

DEN V, wierdt benoemd. In Spanje nam bij dezen post waar,<br />

dien bij zowel naar genoegen uitoeffende, dat ene dier vorftin-<br />

nen hem bij haar uiterften wil een jaarlijkfe lijfrente befprak.<br />

In de Nederlanden te rug gekeerd, zette hij zig met J<br />

er woon<br />

te Antwerpen neder, daar hij veel prakt'jk kreeg, en in vriend­<br />

fehap geraakte met BENEDIKTUS AHIAS MONTANUS, die FILIPS<br />

DE II, zo fterk voor hem innam, dat die hem de bediening<br />

van lijfartz aanbood met een aanzienlijke jaarwedde, en hem •<br />

bij voorraad met een deftig gefchenk begunftigde; doch BE-<br />

CANUS verdriet in het hofleven krijgende, en vervolgens een<br />

tegenzin in de praktijk der medicijnen, die hij langen tijd te<br />

Antwerpen hadt.uitgeoeffend, nam het befluit die te laten va­<br />

ren, ten einde zig met de rantfe borst op het beoeffenen.<br />

der


X&8 BECANUS, (JOHANNES GOROPIUS-)<br />

der fiaije letteren en der oudheid toe te leggen; oek zoit<br />

men oppervlakkig zeggen, dat hij hier naar wens zou in ge-<br />

ftaagd zijn, want hij bezat ene bijzondere doordringende vat­<br />

baarheid, en verflond,de latijnfe, griekfe en hebreeuwfe ta­<br />

len zeer grondig, daar bij was hij ongemeen ervaien in de<br />

oude en nieuwe teutonife of duitje fpraakj maar het was een<br />

hoofdig man, zeer verflaafd aan zijn eigen zonderlinge begrip­<br />

pen , en in wiens geest een zeker verwarrend entbufiasmus<br />

plaats vondt, welk hem vreemde doolpaden deedt bewande­<br />

len ; onder meer andere ongerijmdheden beweerde bij , dat<br />

ADAM de cimbrije of duitje taal heeft gefproken; en fchoon<br />

FRANCISC. SWEERTIUS, hem een iiitftekend en bijna hemels ver»<br />

Rand toefchrijft; heeft GEK. Jon. Vossius het beter getroffen j<br />

wanneer hij van hem getuigd, dat hij wel naarftig, geleerd<br />

en doorlezen was, maar een gemeen begrip, meteen middel­<br />

matig oirdeel bezat. In den avondftond van zijn leven, zette<br />

hij zig te Luik neer, daar hij met den Antwerpfen Bisfchop LE-<br />

VINUS TORRENTIUS die reeds gemeenzaam in die ftad met hem<br />

hadt omgegaan, veelvuldige famenfprekingen hieldt, en hem<br />

in kennis bragt met den Prins GERHARD VAN GROESBEEK ; de<br />

Graav VAN MEDINA hem naar Mastrick ontboden hebbende,<br />

wierdt hij aldaar krank, en ftierf aan die ziekte den 28 junij<br />

2572, in den ouderdom van 54 jaren. Zijnde J<br />

er ene misreke­<br />

ning van een jaar in zijn graffchrift, en van twee jaren bij<br />

VALERIUS ANDREAS. Zijn lighaam wierdt ter ruste geplaatst<br />

bij de Recolletten van die ftad, alwaar men het volgende<br />

graffchrift ontmoet, op een marmeren tombe gebeiteld:<br />

D. O. M. JoANNi Gosório BECANO divinar. atque liu-<br />

manar. rerum bonarumque artium peritisj. CATHARINA DE<br />

CORDES uxor & fdiolcc duce conjugi ac parenti dukisfimó<br />

f cum lacrymis pofuere. Procürantïb. LA-VIND TORRENTIO £?<br />

GASPARE PÜRCIIIO, quilus ille res Juas mariens commenda-<br />

vit. Vixit mm. Lilt Obiit IV. Éal. Jul. Arno'<br />

M.D.LXXIL<br />

KATIIARINA DES CORDES, zijne huisvrouwe, was de dogter<br />

V3IJ


BECANUS. (JOHANNES GOROPIUS) 189<br />

Van JAKOBUS DES CORDES, en van ISABELLA DE BERNUY, wiens<br />

eigentlijke naam BERNOUILLE was; zij was rijk, en was te ve­<br />

ren gehuwd geweest, met JERONIMUS HELMAN, van wien zij<br />

kinderen hadt; aan BECANUS verfchafte zij twee dogters, ISA-<br />

B'ELLA en KATRYN, welke iaatüe gehuwd is geweest, aan AN-<br />

TlIONY VAN ZuRCK.<br />

Zijn Afbecldzel dat vrij wel gefneden is, vindt men aan<br />

't begin van zijne Opera postmma, in zijn regterhand houd hij<br />

een hemelkring, terwijl de flinker op een doodshoofd rust,<br />

liggende op een pedefial. In den rand leest men: II. J. W,<br />

.1580. De werken van'BECANUS zijn: I. Cngines Antverpia-<br />

nei ftve Ci-mmeriorum Beccsfelena novem libros complexa. Atvati-<br />

ca, 1. Glgantomachia, 2. Neioscopium. 3. Cronia, 4. Indofchyti-<br />

ca, 5. Saxonica, 6. Goiodanica. 7. Amazonka. 8. Venetica, es<br />

Hyperborea, 9. Typographus Leüorl S. Haleshic, candide Le&or y<br />

Gentmm origines, longe alher, quam a quoquani haBenus fcriptce.<br />

junt, explicatas, et Mfinkos er mes ex'Hiftoria fcriptoribus, turn<br />

vetutis, turn recentioribus fuuiatos: totam denique llijlcriam et<br />

ïoejim ad Mofem , et Orpheum rerocatam. Vale. et fruere. Ahtv,<br />

ap. CIIRISTOPH. PLANTIÏÏUM, 1569. fol. pp. 1058. — II. Ope­<br />

ra JOAN. GOROPII BECAKI, ha&enus in lucem non edita: nempe,<br />

Hermathena, Hieroglyphka, Verf.mnus, Gallica, Francica, His-<br />

panka. Antv. ap. CHRIST. PLANTIN. 1580. fol. pp. 237. 270. 114.<br />

159. 107 & 118, zonder ene voorreden te rekenen van Lm,vi-<br />

NLS TORRÊNTÏÜS aan ARIAS MONTANUS, gedagtekend Luik den<br />

1 julij 1578. TORRENTIUS zegt, dat BECANUS heeft zoeken<br />

te betogen door enen nieuwen drai, dat de oude wijsbegeerte,<br />

welke door LINUS, ORPIIEUS en THAMYRAS in Thracien wierdt<br />

geleraart, voor dat die tot de Fhrijgiers en de Grieken oveiv<br />

ging, van NOACH en zijne kinderen, inzonderheid van JAPHET-<br />

arkomflig is, die dezelve aan de verfchillende volkeren mede­<br />

gedeeld hebben; en dat deze wijsbegeerte nauwkeurig de zelv­<br />

de is, welke in de gewijdde Boeken wordt gevonden. Hij<br />

voegt 'er bij, dat het zeer waarfcbijnlijk is, dat NOACH de<br />

cimbrife of brabandfe taal fprak, en dat zijne nakomelingen,<br />

'er geene andere, inzonderheid tot de piegtigheden van den<br />

gods-<br />

/


ipcr BECANUS. (MARTINUS)<br />

godsdienst, bezigden, in de verfcMlende landftreken daar zij<br />

verfpreid wierden. . F. SWEERT. , Annal. Belg. pag. 431,<br />

432. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 508, 509. KONIG., Bibliotlt.<br />

vet. et nova. C. SAXI, Onom. liter. Pars III. p. 391. PAQUOT<br />

Memoir. litter. Tom. III. p. 27-36. CARPENTIER, Hift. dg<br />

Cambraj, Tom. II. p. 427. RICHARD SIMON, Bibliotk Choifie,<br />

Tom. II. p. 35-59-<br />

BECANUS (MARTINUS), een beroemd Jefuit, geboren-<br />

te Hilvarenbeek, omtrent het jaar 1561. Hij beoeffendc de<br />

wijsbegeerte te Keulen, en wierdt den 4 maart 1583, met de<br />

waardigheid van Meester in de vrije konftcn bekieed; het<br />

zelvde jaar begaf hij zig in het genootfchap der Jefuiten, daar<br />

hij zedert in bevestigd wierdt, door de aanneming der ver ge­<br />

loften. Vier jaren als Rector het Jefuiten fchooi beftierd heb­<br />

bende, onderwees hij de wijsbegeerte in het kollegie der drie<br />

Kronen te Keulen, van 1590 tot 1593; vervolgens wierdt hij<br />

Doktor in de theologie, en beocffende die wetenfehap gedu­<br />

rende het tijdvak van 22 jaren, eerst te Wirtzburg, vervolgens<br />

te Mentz, en laatftelijk te Wenen in Oostenrijk, alwaar hij om­<br />

trent het jaar 1613 wierdt beroepen door Keizer MATTHIAS.<br />

FERDINAND DE II, koos hem vervolgens tot zijnen Biegtvader,<br />

en gedurende drie jaren lang, nam BECANUS dat beroep waar<br />

tot genoegen van het gantfe Hof, alwaar men met verwonde­<br />

ring zag, dat die Jefuit zig tegens de gewoonte van die van zij­<br />

ne orden, met geenerlei flaatszaken bemoeide, maai- zig enkel<br />

met ftuderen en het waarnemen van zijne pligten bezig hieldt;<br />

met zijne klimmende jaren, begaf bij zig tot ene ftrenge le­<br />

venswijze, nam al het huishoudelijke in eigen perfoon waar,'<br />

maakte zijn bed op enz. Na enige dagen hevige fmerten van<br />

kolijkpijn verduurt te hebben, ftierf hij in het kollegie van<br />

Wenen, den 24 januarij 1624, in zijn 63fte jaar. Met reden<br />

hebben hem de Roomsgezinden aangemerkt, als een der voor-<br />

naamfte verdedigers van hunne geloofsbelijdenis, want hij was<br />

buitengemeen ijverig in het wederleggen der Protestanten.<br />

Voorts bezat hij een gelukkig geheugen, was begaaft met<br />

veel gezond oirdeel; hij fprak en fchreef met ene ongemene<br />

vaar-


BECANUS. (PIETER) BECANUS. (SIWERT) 5 9i<br />

twrdigheid; zijne zeden waren eenvoudig en geregeld, z"rr<br />

voorkomen innemende, en zijn omgang vriendelijk en be-<br />

fchaafd in zijne uitdrukkingen. Deze hoedanigheden verwier­<br />

ven hem de achting van velen, zelvs die van fommige Pro-<br />

testanten. 'Hij heeft zeer vele latijnfe fchriften over de theo­<br />

logie handelende, waar onder een aantal tot de wederleggen-»<br />

de Godgeleerdheid behoren, in druk uitgegeven; waar van<br />

men de optelling vindt bij PAQUOT. FE. SWEERTII, Am-<br />

nales Belgica, pag. 526-528. J. F. FORENS, Bibl. Belg. pag.<br />

849-851. PAQUOT, Memoir. litter. Tom. VIII. p. 343-369.<br />

BECANUS (PIETER), is geweest Kanunnik te Aken; hij<br />

was een geleerd man, inzonderheid in 't vak der gefchiede-<br />

nimfen. Men heeft van hem in druk: Aquisgranum, Jive His-<br />

tericam narratioitem de Civitatis Aquisgranenfis origine et prozres-<br />

f.i, de rebus Divi CAROLI MAGNI preeclare gestis, de ritu Coro-<br />

nandi Reges. Roman. etc. Aquisgrani, apud HENR. HULTINGIUM,<br />

1622. 4«. Edit. jee. Col. 1642. — 1 — J. F. FOPPENS , Bibl.<br />

Belg. pag. 953-<br />

BECANUS (SIWERT), is omtrent "t jaar 1270, waar-<br />

fchijnlijk te Beekbergen een dorp in Gelderland, geboren. Den<br />

behoorlijken ouderdom bereikt hebbende, wierdt hij Karmeliter<br />

Monnik in het grote klooster te Keulen, en vervolgens tot<br />

Priester geordent; ook verkreeg hij tie waardigheid van Dok­<br />

tor in de theologie; in 1312 was hij lid van het algemeen<br />

Concilie te Vienne in Frankrijk; ook vindt men hem ais Pro­<br />

fesfor in de Godgeleerdheid genoemd. In 1324, was hij Pro-<br />

yintiaal van Neder-Duitsland; en, in 1327 en 1330, van<br />

Hoog- en Neder-Duitsland beide. Deze Monnik Rierf in zijn<br />

klooster te 'Keulen in 1333, en wierdt aldaar in het koor van<br />

de kerk voor het groot autaar begraven. SIWERT BECANUS is<br />

jn zijn' tijd gehouden voor een fc'erpzinnig Wijsgeer, een<br />

fchrander Prediker, ervaren in de kerkelijke gefchiedenis, en<br />

pen geleerd Theologant; ook was zijn roem niet minder ten<br />

aanzien van deugdzame hoedanigheden, en volgens fommigen<br />

Rierf hij in een reuk van heiligheid. Hij' heeft verfcheidene<br />

wer.


19* BECANUS. BECARDUS. BECIUS.<br />

werken, meest zijne orden betreffende , gefchreven. -<br />

TMTHEMIÜS, de Scriptorib, Ecclef. n. 557. edit. Fabrkianae, pag.<br />

J35, 136- Idem, de laudibus Ord. Camel. pag. 38, 39. GE-<br />

IENIUS, de adnu magnkudine Colonia, pag. 48. F. SWEERTII<br />

Athen. Belg. p. 673. VAL. AKDR., Bibl. Belg. p. 808. J. F*<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p, J094. PAQUOT, Mem. litterair. Tom'.<br />

XVII. pag. 433-436.<br />

BECANUS (WILLEM), geboren te Iperen in Flaanderen,<br />

is een geleerd Jefuit geweest, daar bij een uitmuntend Digter<br />

en Redenaar, die zo wel in ondigt als rijm met een welbefne-<br />

den pen heeft gefchreven; 't welk blijkt uit zijne in druk ge-<br />

gevene werken, welke zijn: 1. Introitum Triumphalem ferenisf<br />

FERDINANDI Auftmci, S. R. E. Card. in Flandrice Metropolim<br />

Gandavum , anno M.D.C.XXX1V. Antv. 1636. fol. apud Jon.<br />

MEURSIUM. 2. Idyllia ö» Elegias, quce cxtant cum Poëmatibus<br />

P. HOSSCIIII. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 391.<br />

BECARDUS (JOHANNES), is geboren te Furne in Flaan-<br />

deren, in het laatst der XVIde eeuwe; wierdt Monnik in het<br />

klooster der Premonftratenfer orden vap die ftad, en naderhand<br />

Kanunnik, vervolgens Profesfor in de Godgeleerdheid, en na­<br />

derhand Pastoor en Deken. Zijne uitgegevene boeken, ftrek-<br />

ken ten bewijze, dat hij werkzaam was; zij lopen meest over<br />

theologife gefchilpunten, en over de regten van zijne orden<br />

F. SWEERTII, Annal. Belgk. pag. 389. PAQUOT, Mem]<br />

litter. pag. 189-193;<br />

^ BECIUS (JOHANNES), geboren te Middelburg, omtrent<br />

't jaar 1622, alwaar hij naderhand Leraar en Profesfor is ge­<br />

weest, en verders Predikant onder 't kruis,'of van den zoge-<br />

naamden Olijfberg; hadt zig in 1664 eerst in een bijzondere<br />

lamenfpraak met iemand , en naderhand voor afgezonde- en<br />

van den Kerkenraad, verklaard ten aanzien van de leerftuk-<br />

ken der Drieeenheid en Goddelijkheid van CHRISTUS met de So­<br />

cinianen overeen te ftemmen, en betrekkelijk de vijf bekende<br />

pointen, daar even als de Remonftranten over te gevoelen;<br />

bier döor haalde hij zig veel onaangenaamheden en verdrietig»<br />

ont*


BECIUS. (JOHANNES) J03<br />

ontmoetingen op den hals, welke van dat gevolg waren, dat-<br />

na men gedurende een tijdvak van vier jaren vrugteloos getragt<br />

hadt, hem van zijne dwalingen te overtuigen; hij bij zijn op­<br />

gevatte gevoelens verbleef, en goedvond naar Heiland te ver­<br />

trekken, na alvorens zijne kerkelijke attestatie, zoal niet aan­<br />

gaande zijne leerftcilingen, ten minften betrekkelijk zijne ze*<br />

den en gedrag, welke ook onbefprol.en waren verzogt te heb­<br />

ben; doch hem telkens zulks geweigerd zijnde, wierdt hij hier­<br />

over zo knorrig en te onvreden, dat hij zig grotelijks beledigd<br />

achtende, ene Apohgia modesta in druk ititgaf, die egter wel<br />

verre van ene gunflige uitwerking voor hem te hebben, niet<br />

anders te wege bragt, dan dat de regering van Middelburg den<br />

2 julij 1678, voor het ftadshui's liet afkondigen: „ Dat het<br />

„ Boeksken van J. BECIUS, verklaard werdt vooreen godslasterlijk,<br />

„ verdoemelijk, ziekerderfelijk, fondamentlijk dwalend fchrift, en<br />

„ op zware penen verboden enigzins het zelve te divulgerén, en be-<br />

„ last dat de genen die het hadden, moesten aan de A. Magiftraat<br />

„ overbrengen;" na hem alvorens een bevel te huis gezonden<br />

te hebben, om de ftad en provintie te ruimen; hier gehoor­<br />

zaamde hij terftond aan, begaf zig eerst naar Dordrecht, voor-I's<br />

naar Rotterdam, en ten laatflen naar Amfteldam, daar hij nanr<br />

alle waarfcbijnlijkbeid zig tot zijnen dood toe heeft onthouden,<br />

en in een booggevorderden ouderdom is geftorvèn. Voorts<br />

wierdt op dcir 11 augustus van het semelde jaar 1678, in de<br />

Middelburger Kerkenraad befloten, om agtervolgens de refolu-<br />

tie van het Collegium Qualijkatum, des morgens daar aan, zijn­<br />

de zondag, in alie de kerken bij openbare aflezing aan de, ge­<br />

meente, zijne fchadelijke gevoelens bekend te maken, haar te<br />

waarfchuwen voor zijne verkeerde lere en mondelinge en fchrif-<br />

teiijke gemeenfehap enz. Ook fchreven tegens zijne Apologie<br />

DAVID LACCHER, PETRUS APPELDOORN, en wel inzonderheid<br />

NIKLAAS VAN HOORN, toen Emeritus Predikant van St. Aag-<br />

tekerkc; waar tegen BECIUS weder in 't licht gaf: Jiaütr 23e*<br />

pJCCbingc &c,, doch 't welk door de regering van Middelburg<br />

zo gramftorig wierdt opgenomen, dat dit papiere kind op<br />

haar bevel, door beuls handen wierdt verbrand. Veel heeft<br />

II. DEEL. N BE-


S9"4 BECK. (DAVID)<br />

BECIÜJ gefchreven tot verdediging van zijne aangenomens ge­<br />

voelens, doch uit geene zijner fchriften kan men die beter le­<br />

ren kennen, dan uit het volgende, waar door hij zig ook 't<br />

meest heeft berugt gemaakt, doch 't gene zeldzaam is te be­<br />

komen ; Inftitutio Chistiana of €tyj$Klnk «Dnbtrtorj.é / loact in<br />

fclacr e» bondig ge&anoctt mott ban bccl boomame ï>ooft!ïtm--<br />

licn / fect nobig gemeten ter fabgljeijt/ tot onöejrichtinrj ban<br />

alfe bolenöe


BECK. (DAVID) R S >5<br />

De liefje tot de Konst luikt op met groter hope<br />

Van eer en prijs, nu BECKS de Vorften van Europe,<br />

Uit last der Koningin, door zijne konst herteelt,<br />

En hun CÖRISÏÏN ver Gert, in haar onflerflijk beelt.<br />

Zoo wordt GUSTAVÜS bioed van Hof tot Hof geboren.<br />

Wie klaagt dan aan dees verf en wisfel wordt verloren.<br />

Dit bedrijf van CHBJSTINA leide aan onzen BECK geene wind-<br />

eijers, maar gaf hem veel voordeel; want zijne vrienden ftrek-<br />

ken ten getuige, dat hij door deze gelegenheid negen gouden<br />

ketenen en medailjen van Koningen en Vorften ten gefchenke<br />

bekwam. Hij was zegt men , zo ongemeen vaardip in het<br />

fchilderen, dat de Koning van Engeland op zekere tikl tot hem<br />

zeide: „ BECK, ik geloof dat gij te paard zittende zond kunnen<br />

„fchilderen." In den jare 1653 te Romen zijnde, wierdt hem<br />

door de Bentvogels aldaar, veel eer bewezen, en zij gaven<br />

hem de bentnaam van Culde Scepter, ftaande onder zijn diplo­<br />

ma meer dan 60 namen getekend, die ook op het imulmaal,<br />

ten kosten van den nieuwen Bentvogel, zijnen lof in verfen<br />

verkondigden.<br />

De verbindtenis waar in hij met CHRISTINA ftondt, eindelijk<br />

moede wordende en naar vrijheid hakende, nam hij voor in<br />

de tijd dat zij een fpeelreis naar Frankrijk zoude deen, om<br />

enigen tijd te Parijs te vertoeven, zijne Hcllandfe vrienden te<br />

gaan opzoeken. Hij verzogt haar hier toe om verlof, dat zij<br />

hem bezwaarlijk inwilligde, doordien zij het vermoeden hadt<br />

opgevat, dat hij zogt heen te gaan om nimmer weder te ke­<br />

ren; gelijk ook gebeurt is, want hij overdeed in 's Hage op<br />

den 20 december 1656, niet zonder vermoeden van door<br />

vergif van kant geholpen te zijn.<br />

Men verhaalt van dezen'Schilder, dat hij in Duitsland rei­<br />

zende, door een onvoorziene ziekte werdt aangevallen, en<br />

daar door in zulk een vetregaande flauwte verviel, dat hij zig<br />

ten enemalen gevoelloos bevondt, geen het minfle teken van<br />

leven gaf, en men hem volftrekt voor dood hieldt; naar ge­<br />

woonte, werdt hij hier op uitgekleed, en uitgeftreJtt op zijn<br />

N a ledi-


ÏCS BEEK, (GEERTRUYD HENDRIKS VAK)<br />

ledikant gelegd; zittende zijn beide knegts in het zelvde vertrek<br />

, dis bezig waren, om met een bottel wijn de droefheid<br />

te ienigen, die BECK'S dood bij hun hadt verwekt. Onder<br />

hst famenkouf.cn en drinken, zegt een van deze knapen, denkelijk<br />

bJgïig en kortswijlig van aart, dat wij 't onzen Heer ook<br />

een; {cebragtens hij heeft het in zijn ieven zo gaarne gelust,<br />

en met een ftaat hij op, en duwt DAVID den roemer met<br />

wijn aa,n de lippen; naar aiie waarfchijnlijkheid, werkte de<br />

reuk van het geestrijk vogt zodanig op zijne zenuwen, dat hij<br />

min of meer bekwam, den mond opende, en een weinig van<br />

den wijn influrpte; de knegt zonder vervaard te worden; zeide<br />

hier op tegens zijnen makker, eij kijk JAK, ons Heer lust nog<br />

wijn na zijn dood, en met een zette hij hem het glas andermaal<br />

aan den mond, waar uit hij een frisfe teug nam,'van<br />

dat ogenblik af aan hcrftclde, en nog jaren na dien tijd geleefd<br />

heeft. Befchrip. der ftad Delft, i:i folio. 1729, bl. 783,<br />

Ï84> J- HO.UERAKEJI, Schow.yb. der Schilders. \l. D. bj. 83-87.<br />

BEEK (GEERTRUYD HENDRIKS VAN), ene weduwe,<br />

Wonende te Utrecht op 't zand, oud 72 jaren, ze! erlijk zo bij<br />

kare buren ais bij anderen, onder de dwaze verdenking van<br />

toverij liggende, befloot naar Ondewater te reizen, ten einda<br />

Zig aldaar op de ftads wage te doen wegen, en aldus door een<br />

verkregen getuigfehrift, zig van de blaam haar aangewreven<br />

te kunnen zuiveren. Zij deedt zulks, wierdt volgens gewoon<br />

ftads gebruik, in haar hembd, enkel met een falij of fluijer<br />

bedekt, gewogen, en ingevolge certificaat van Schepenen dier<br />

ftad, in dato 20 maart 1711, bevonden, dat haar gewigte met<br />

de natuurlijke proportie van haar lighaam wel was overeenko7 mende, en zij gevolgelijk geene tover-s was. Wij brengen<br />

dit geval niét alleen bij, om te dben zien, in hoe "erre het<br />

geloof aan fpoken en hekfen, nog in den aanvang van zufe<br />

een verligte eeuwe als deze, onder het gemeen plaats vondt,<br />

maar teffens ook om onze verwondering te kennen te geven,<br />

hoe 't mooglijk is, dat de regering van ene Nederiandfe ftad,<br />

aan het bijgeloof zodanig voedzel heeft kunnen verfchafFen,


BËËKi 'JöIiANNES VAI*} £}}<br />

feét het gemeen in den waan fe hóuden, dat door middel Vafl<br />

de waag, koste beflist worden, of iemand aan zulk een her-<br />

fenfchimirtige misdaad fchuldig ware dan niet. Na het jgay<br />

1729 weten Wij niet dat deze vreemde proef weder is te Werk<br />

gefield, als toen is die nog uitgeoeffend aan KLAAS ARIÉIVSÜ<br />

VAN DEN DOOL, en NEELTJE KEERSBÊRGEN, man fcn vro.-Wj,<br />

wooragtig óp den Dool onder Meerkerk. G, &. VAÏT<br />

KINSCHOT, Befchrijv. van Oudewater, bl. 160, iöïi<br />

BEEK (JOHANNES VAN) , meestal bekend onder dan naam<br />

Van Beka, was een Edelman, gefproten uit het geflagt der<br />

STOUTENBUÜ rEN, welke uit Amersfoort afkomftig waren. BEKA<br />

is Kanunnik geweekt te Utrecht, en heeft zo als bekend Is;,<br />

gefchreven : Chro .icon Epis opo'rum Uitrajettenfium et Cotniiuvi<br />

Hollandice, 'ad J'OANNEM AB ARKÈL, Episcopum, ét GuiLiELinjJÖ<br />

Holldndicè Comitem. De.ce zijn arbeid was door hem opgedra­<br />

gen , aan Bbfehnp JAN VAN ARKEL en aan WILLEM, Grave van<br />

Holland; hebbende hij met de vervaardiging daai' vair, zig<br />

geduiende den tijd van zeven jaren beziggehouden, ingevol­<br />

ge zijn eigen getuigenis, in gemelde opdiagt, aangevoerd*<br />

Deze kionijk, is door B. FURMERIUS, met heit vervolg vafi<br />

SUFFE. PETRI en zijne bijgevoegde aantekeningen, te Franeke.%<br />

in 1612 in 't licht gegeven; doch naderhand door ARN. BUCIIE-<br />

LIUS, in Corpore Hijiorice UltrajeQince veel verbeterd, in 1643<br />

in folio, ^qor den druk gemeen gemaakt. Ene nederduitfg<br />

vertaling van dit werk, op vele plaatzen vermeerderd en ver­<br />

volgd, kwam door de bezorging van enen ongenoemden in<br />

ifèi in 'i licht , en is ingelijfd in de Analetla veteris 'JEvi,<br />

Van den Hoog'eraar ANT.' MATTHJÉUS , Tom. V. van den dniK<br />

in 8vo. en ih Tom. III. van dien in 4t\<br />

Voorts wordt de lof van onzen VAN BEEK Vermeld, in het<br />

werk van PHILIPPUS DE LEYDIS, de fitte Principantis. Cafu LXj<br />

daar hij fchrijft: Quid laudis, qua memoria, q'uis honot Cbmitifcis<br />

Hollandiat fuperesfet, nifi felix ccendbium St. Adalberti in Ëgmoni<br />

da £? monaftica vüa pro tempore Ulorum facla, £? deinde Lrevi<br />

tompendio JOANNES DE BEKA, Prasbikf vigiliis ctternasfet? ïMt<br />

N 3 K


Ï08 BEEK. (KORNELIS VAK) BEEK. (PIETER VAN)<br />

is waar, dat dit getuigenis veel verdonkerd wordt, door het<br />

gene GERH. GELDENHAUER , in Prafatione ad Gemanicarum rerum<br />

üluftrationem, ten zijnen aanziene zegt: „ dat hij namentlijk<br />

„ als een onervaren timmerman, die zijn handwerk niet ver-<br />

„ ftaat, de bouwftoffen die hij van elders gehaald heeft, niet<br />

„ naar behoren weet te plaatzen;" dan dit vernederend ge­<br />

tuigenis vervalt ten dele, wanneer men in aanmerking neemt,<br />

dat PETR. SCRIVERSJS in zijne Kronijk der Hollandje Graven ,<br />

hem grotendeels gevolgd heeft. BEKA'S kronijk loopt tot<br />

aan het jaar 1393? en niet zo als Vossius zegt, tot 1245;<br />

ook niet, zo als GOUDHOEVEN fchrijft, tot 1345; want zij ein-<br />

digd met den dood van FLORIS VAN WEVELINKHÓVEN , en die<br />

weet men dat in 1393 overleden is. —— Vossius, de Hiji.<br />

Lat. c. LIX. p. 446. HENR. WHARTON. ad GUIL. CAVE. Vol.<br />

II. p. 11. FABRICII, Bibl. Lat. Med. Tom. IV. p. 153, 154.<br />

J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 576. G. BURMANNI, Trajec-<br />

ttm eruditum, p. 21-23. C. SAXI, Ononiast. litterar. Pars II.<br />

P- 366, 367-<br />

BEEK (KORNELIS VAN) , leefde in de XVde eeuw, en is<br />

geweest Kanunnik en Prior, van het Klooster divifio Aposto'.o-<br />

rum genaamd, te Utrecht. Hij heeft den roem nagelaten, een<br />

man geweest te zijn van een gezond oirdeel, fchrander ver­<br />

nuft en diepe geleerdheid. Zijne nagelatene werken zijn:<br />

I. Chronicon fut Monasierii. 2. Orationem contra Proprietarios<br />

3. Trattatmn de viftationibus Monastericrum. J. F. Fop-<br />

TENS, Bibl. Belg. pag. 194.<br />

BEEK (PIETER VAN), is ftigter geweest in 1724 van een<br />

Hofje te Amfteldam, in de Schidjermakers-gang in de Angeliers-<br />

ftraat; beftaande uit tien woningen. De bewoonfters genie­<br />

ten, behalven vrije woning, ieder 31 manden turf, in 'tjaar,<br />

en vijf guldens om vlees te kopen. De beftiering van dit Hof­<br />

je ftaat aan twee Regenten, uit de maagfchap van den ftig­<br />

ter, die zig in 't begeven der plaatzen, aan geene bijzondei e<br />

gezindheid bepalen. WAG., Befchrijv. van Amfi. VIII.<br />

St. bl. 613, 614.<br />

BEEK


BEEK. (ROBBERT visi) BEEKiL (jóil. VAN DER) it?<br />

BEEK (ROBBERT VAN) , is geweest Koningüjke Raad m<br />

de provintie van Overijsjel, en heeft gefchieven: Vaticinhm<br />

Fauni pré Inviiïïsf. PHILIPPO, Rege Anglice, Francice, Neapolis,<br />

Archiduce Aujtrice £fc. Swolla per Jo. RUREMONDANUM , 1553. p\<br />

jp-, _ J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 1074.<br />

BEEKE (JOH. VAN DER) , Burgemeester van Deventer,<br />

werdt benevens RAKOHERMAN SCHEELE én BERNARD BENTINCK;<br />

uit de Edelen van Zalland en 7we»ite, in het jaar 16555 gedurende<br />

den fveefpalt die 'er toen ter tijd, tusfen de Staatsleden<br />

van Gverijfel plaats vondt, wegens de verkiezing van een»<br />

DrosfaSrd in Twente , door de regering van Deventer en de<br />

Eoelen die het mee haar hielden, op enen geloofsbrief, die op<br />

name der Staten getekend was, naar 's Hage gezonden, cm<br />

ter vergadering van Holland, te klagen, over de ongeregelde<br />

verkiezing van enen Stadhouder in den perfoon van den jonger.<br />

Prins VAN ORANJE , aan wien WILLEM FREDERIK VAN NASSAU ,<br />

Stadhouder van Friesland, als Luitenant was toegevoegd, welke<br />

verkiezing onlangs tegen de privilegiën en tegen een be»<br />

fluit der Staten van den 19 feptember 1653, ondernomen<br />

was; welk befluit bepaalde, dat zulks niet dan met eenparigheid<br />

van Remmen mogt gefchieden. Voorts verzogten zij der<br />

Staten bijftand, tegens de verdrukking voor welke zij vreesden.<br />

De Staten van Holland hen gehoord hebbende, waren<br />

de Edelen, Dordrecht en Haarlem van begrip, dat men hen<br />

behoorde bij te flaan , indien de andere partij hen wilde noodzaken,<br />

tot liet erkennen van den Stadhouder, hier voegden<br />

zig nog zeven andere fleden bij. Nogthans, befloot de vergadering<br />

alleenlijk de bevelen te vernieuwen, die zij te voren<br />

aan 't krijgsvolk, ter harer betalinge ftaande, hadt later, afgaan<br />

, van zig namentlijk niet te fteken in den twist, die tusfen<br />

de Staten van Overijsjel öntftaah was, en der ene noch<br />

der andere partije de hand te bieden. In meij, kwam 'er ene<br />

bezending van de andere partij, die zig ook de Staten van<br />

Overijsjel noemden, aan de Staten van Holland. De gemagtig­<br />

den waren ADRIAAN JURRLUN VAN HAAPSOLTE, tot den P/«fcy#<br />

N 4 h»


2CO EEEEE. (JOH. VAN DER)<br />

Lort, RUDOLF VAN LANGEN, Burgemeester van Kampen, en<br />

HENRIK WOLFSEN, Burgemeester van Zwolle. Zij vertoonden<br />

den Staten breedvoeriglijk.- „ dat de Edelen en de drie fteden,<br />

„ Deventer, Kampen en Zwolle, de opperfte magt van Overijsjel<br />

„ uitmaakten; dat 'er tegenwoordig 59 Edelen waren, die zit-<br />

„ ting hadden ten landdage, a!waar alles, uitgenomen zaken<br />

•„ van belastinge, metmeerdeiheid van ftemmen befloten werdt;<br />

„ dat deze meerderheid werdt. uitgemaakt, door een' Edelman-<br />

» gevoegd bij de drie.fteden; of door 24 Edelen, gevoegd<br />

„ bij twee fteden; of door 47 Edelen, gevoegd bij ene en-<br />

„ keie ftad,; dat 'er tegenwoordig maar 17 of 18 Edelen, ne-<br />

„ vens de ftad Deventer, waren, die zig kanteden, tegen het<br />

„ Drosfaardfchap van den Here VAN HAARSOI.TE; dat hier uit<br />

„ de fchetiring van den landdag en velerlei opfchuddingen en<br />

„ verwarringen gevolgd waren, om welken weg te nemen,<br />

„ en de enigheid te herftellen, zij geenen beteren raad gewe^-<br />

„ ten hadden, dan den Prins VAN ORANJE, tot Stadhouder,<br />

„ en WILLEM FEEDRIK, vorst van Nasfau, tot deszelvs Lui-<br />

„ tenant te verkiezen. Dat de laatstgemelde Prins hun den<br />

„ weg tot bemiddeling aangeraden hadt, om de gefchillen bij<br />

„. te leggen; doch dat die van Deventer zig hier tegen, en te-<br />

„ gen de aanftelling van enen Stadhouder hadden 'gekant.<br />

„ Dat zij dit alles, den Staten van Holland wel hadden willen<br />

„ vertonen', tot hunne eigene verdediging, en nu, ten beflui.<br />

„. te verzogten, dat hunne Ed. Gr. Mog. hun het regt wilden<br />

„ doen, van te verklaren, dat zij, en niet de ftad Deventer,<br />

» e n d e<br />

weinige Edelen, die zig bij dezelve gevoegd hadden,<br />

„ 's lands opperfte magt vertoonden, ter tijd toe, dat de ver-<br />

„ deelde leden allen wederom verenigd zouden zijn; en dat<br />

„ zij hen wilden helpen herftellen in het regtsgebied over<br />

„ Twente, welk die van Deventer zig aangematigd hadden, be-<br />

„ vel gevende, dat men daar niet HAARSOLTE, maar BEVER-<br />

„ VOORDE, als Drosfaard erkennen zou." Zij voegden 'er<br />

bij: „ dat dit zou kunnen gefchieden, door ter Generaliteit<br />

„ te bewerken, het intrekken van den last, aan 't krijgsvolk<br />

» v a a d e n<br />

Staat gegeven, om noch de ene noch dc andere<br />

„ par-


BEliKE» (JOH. VAN EER) ZOI<br />

„ partij te helpen." De Staten 't vertoog van die van Zwolle,'<br />

welken zig middelerwijl, ook bij de Staten S»n Zeeland ver­<br />

voegd hadden, overwogen hebbende, verftonden daar na, dat<br />

men den twist in der minne moest zoeken bij te leggen; wan­<br />

neer de zaken eerst herfteld waren in den ftaat, v/aar in zij<br />

geweest waren, voor het ontdaan der fcheuringe; oirdeelden<br />

zij, dat, ten minften in 't ftuk der aanftellingö van enen Stad­<br />

houder, geene overftemming vallen kon. Men gaf van ditbe-<br />

fluit kennis ter Generaliteit, doch de algemene Staten oirdeel­<br />

den in feptember, dat men, zonder zulk ene heiftelling te<br />

vorderen, gemagtigden afzenden kon, om de gefchillen te be­<br />

middelen; maar de afgevaardigden van Holland, wel bevroe­<br />

dende, dat zulke gemagtigden, uit en door de algemene Sta­<br />

ten gekoren wordende, niet zouden kunnen nalaten, de ver­<br />

kiezing des Stadhouders te bevestigen, kanteden zig hier te­<br />

gen; ook verklaarden die van Deventer, dat zij zulk ene be­<br />

zending niet zouden ontvangen, noch in onderhandeling tre­<br />

den , met iemand, die van wegen da algemene Staten afge­<br />

zonden werdt. De tweedtagt bleef derhalve, voortduren; ter­<br />

wijl men het ondertasten onder de hand zo verre wist te bren­<br />

gen, dat de algemene Staten , in den aanvang des jaars 1656 ,.<br />

die van' Overijfel bewogen, gemagtigden naar J<br />

s Hage te zen­<br />

den , met welken zij of hunne afgevaardigden zouden kunnen<br />

handelen. Beide die van Zwolle en van Deventer kwamen toen<br />

overeen, om, tot beflisfing der gefchillen, te benoemen Prins<br />

WILLEM VAN NASSAU en den Raadpcnfionaris DE WITT, die<br />

eerlang eens werden: „ dat de voorgewende verkiezing van<br />

„ enen Stadhouder, zo wel ten opzigte van den prinfe VAN<br />

„ ORANJE, als ten opzigte van den vorst VAN NASSAU, ZOU<br />

„ gehouden woiden voor vernietigd; dat HAARSOLTE ook af-<br />

., ftand zou doen van het Drostambt van Twente, waar toe men<br />

„ hem hieldt te zijn aaugeileld, en dat dit ambt, bij voor-<br />

„ raad, zou gelaten worden aan den Here VAN BEVERVOOR-<br />

„ DE," die 't na 't overlijden van den jongften Drosfaard,<br />

reeds als Verwalter bekleed hadt. De vorst VAN NASSAU hadt<br />

fe voren reeds verklaard, dat hij om vredes wille, afftand<br />

N j wil-


£02 BEEKE. (JOH. VAN EER'<br />

wilde doen van de aan hem opgedragene wairdighéid; De<br />

beide partijen aangenomen hebbende, verflag te doen van de­<br />

ze uitfpraak, vonden de leden van welke zij gemagtigd wa­<br />

ren, met name die van Zwolle, ongezind, om zig aan dezelve<br />

te onderwerpen. De fcheuring fleepte middelerwijl ,• velerlei<br />

nadelige gevogen met zig; Hasfelt zelv' werdt, door die van.<br />

Zwolle in meij of junij des volgenden jaars 1657 belegerd, en<br />

fchreef aan Amfteldam, om bijftand. Doch toen het vuur'van<br />

twedragt op 't vinnigst aan 't branden was, werden het beide<br />

de partijen moede. Zij kwamen eindelijk oveieen, om de<br />

gefchiilon volfbektc'ijk, te verblijven aan de uitfpraak der<br />

Staten van Holland, die KOKNELIS DE GRAAF,' Heer van Zuid-<br />

polsbroek, en den Raadpenfionaris DE WITT, benoemden, cm,<br />

uit hunnen naam, de zaak af te doen; dezen arbeidden 'er<br />

enige dagen niet zo veel vlijt aan, dat zij eerlang, op den<br />

Sflen augustus, ene wijdlugtige uitfpraak deden, die niet al­<br />

leen de beflisfing der gefchillen inhieldt, maar zelvs gehele<br />

fcMkkingèn" op het beleid der regeringe, in de vergadering©<br />

der Staten van 't gewest, en in de mindere kollegien en amb­<br />

ten. De vöoirnaamfte punten kwamen hier op uit: „ dat dé<br />

„ aanflelling van RÜTGER VAN HAARSOLTE tot Drost van Twén-<br />

„ te, zou gèrèkèod worden, als niet gefchièd; ook de aan-<br />

„ ftelling van den Prinfe WILLEM VAN NASSAU , tot Luitenant<br />

„ Stadhouder; dat het gefchil over de verkiezing van denPrin-<br />

„ fe VAN ORANJE, zou gekten worden in zijne waarde én on-<br />

* v<br />

'" aarde<br />

> e<br />

" Mn hetoirdéeï der genen, die in de regeringe<br />

„ zouden zijn, wanneer zijne Hoogheid bekwame Jaren be-<br />

„ reikt zou hebben , om de waardigheid van Stadhouder te<br />

„ bekleden. Dat die van Deventer vrijheid zouden hebben,<br />

„ om de tegenwoordig openitaande ambten,'binnen den tijd<br />

„ van agt dagen, te verdelen in twee gelijke delen, cn dat de<br />

,-, andere partij de keuze hebben zou van een dezer delen,<br />

* t e n d n d e a a n d e<br />

ambten, in hetzelve gebragt, te bege-<br />

„ ven voor de vereniging der twee partijen; doch indien zij<br />

» h i e r toe n i e £ k o n<br />

verflaan, zouden aile de ambten, vijf<br />

., jaren lang, onbegeven blijven, en het Drostambt van Twen-


BEEKMAN. (IZAAK) 203<br />

J,, te, middelerwijl bediend wo;den, d^or den Feer VAN BE-<br />

„ VERVOORDE. Dat Hasjelt en Steenwijk, voortaan op zaken<br />

,, van vrede en oorlog, verandering van ia'idregten, verkie-<br />

„ zing van Stadliouderen en opftellinge van nieuwe lasten.<br />

„ ten Landdage befcbreven zouden worden, en helpen raad-<br />

„ plegen. Dat 'er een algemene vergiffenis van al 't voorge-<br />

„ vallene zou afgekondigd worden, waar van egter de ma-<br />

„ kers van fchimpfchriften zouden uitgefloten zijn." De ge­<br />

magtigden van beide partijen onderwierpen zig aan deze uit­<br />

fpraak , omhelsden eikanderen vriendelijk, ten teken van vol­<br />

komen' verzoening, bedankten DE GRAAF en DE WITT, cn<br />

werden door de Gecommitteerde Raden, uit name der Sta­<br />

ten van Holland, op de Doele ter maaltijd onthaald; waar<br />

na de rust in Overjjsfel,, eindelijk voor enen tijd herReld<br />

werdt. ——— TnuRLoés, Papers. Vol. III. p. 115. Vol. IV.<br />

p. 60, 61. 460. 470. 490. 514. 516. Vol. VI. p. 333. 335.<br />

459. WICQUEFORT, Hijloire des Provinces wües, Livr. IX.<br />

p. 495. Livr. X. p. 547, 548. DE WITT, Brieven. I. D.<br />

bl. 258. III. D. 'bi. 33. 47. 178. 397- 404- 408. 412-415.<br />

DE WITT, Rejolntien van Conjtderatie. bl. 241. L. VAN AIT-<br />

ZEMA, Zaken vanStaat enOorlog. IV. D. bl.i68--i78. 180--195.<br />

WAG., Vod. Hijl. XII. D. bl. 406-412.<br />

BEEKMAN (IZAAK), geboren omtrent het jaar 1570, na<br />

alle waarschijnlijkheid in den omtrek van Dordrecht, ieide zig<br />

ijverig toe op het beoeffenen der mathematife wetenfehappen,<br />

zo dat hij daar in grotelijks uitgemunt heeft, in zo verre dat<br />

de reizende vreemdelingen hem onder het getal van die ver­<br />

maarde mannen rekenden, bij wien zij een bezoek moesten<br />

afleggen; maar doordien deze wetenfehap zeldzaam een ruim<br />

beftaan aan derzelver beoeffenaars verfchaft, nam hij de Rec­<br />

torsplaats der latijnfe fenolen aan, die hem door de regering<br />

van Dordrecht op den 2 junij 1627 wierdt aangeboden, waar­<br />

bij nadeihand gevoegd wier.it, de waardigheid van Hoogleraar<br />

in de-redeneerkunde. Dezen post nam hij met alle vlijt waar,<br />

zijne hoofdiiefhebberij, de mathematife wetenfehappen teffens<br />

niet


2C-4 BEEKMAN. (IZAAK)<br />

Biet verwaarlozende, tot op zijn dood toe, welke Voorviel<br />

den 20 meij 1637. Hij is gehuwd geweest, en heeft ene dog­<br />

ter nagelaten , getrouwd met de Heer A. VAN DER PERRE<br />

Burgemefester te Vlisfingen. Twee zijner bl oeders, mede lief!<br />

hebbers der wetenfehappen, zijn Rectoren te Rotterdam en<br />

Pits ngen geweest.<br />

BEEKMAN was een der warmde vrienden vah CARTESICS-<br />

met wien hij door een zonderiing toeval in kennis geraakte!<br />

CASTESIÜS namelijk was in Hollandfen krijgsdienst, en zig te'<br />

Breda in guarnifoen bevindende, zag hij op zekeren morgen<br />

wand lende, dat de voorbijgangers hunne aandagt vestigden<br />

op een mat ematisch voorRel, 't welk ih het nederdui s op<br />

den hoek van ene Rraat aangeplakt was, htj deze taal niet<br />

verftaande, verzogt aan BEEKMAN een der omftandérs, dien<br />

hl egter .niet ken Je, cm het hem in *t iatijn of frans te wil­<br />

le 1 uitleggen;-deze verwonderd over die vraag, beloofde den<br />

jongen krijgsman aan zijn verzoek te zullen voldoen, onder<br />

voorwaarde, dat hij hem de oplos mg van het vraagftuk zou­<br />

de brengen; CASTESIÜS beloofde zulks, en hieldt woord; ter<br />

ze'.vei tijd redeneerde hij met zo veel grond en juist oirdeel<br />

over verfcheidene wetenfehappen, dat de géoeffehde Mathe­<br />

maticus 'er over verftei-J RonJ, en belijden moest,, dat dé<br />

officier hem zaken leerde die hij niet wist; van dit ogen­<br />

blik- af aan floten zij ook ene weerkerige vriendfehap, die 17<br />

jaien heeft Rand gehouden, namentlijk tot op den dood vari<br />

BEEKMAN ; ook onderhielden zij ene onafgebr kene briefwisfe-<br />

hng. Het was op aanhouden van dezen vriend, dat CARTE- *•<br />

sïus reeds in 1618 zijn Compendium Muftcts vervaardigde, dat<br />

ec:st 30 jaren daar na is in 't licht gekomen. BEEKMAN wilde*<br />

'er zig in de afwezigheid van den fchrijver de eer van toe­<br />

eigenen; doch in >t vervolg beieed hij dat het 't werk van<br />

dien beroemden wijsgeer was, maar teffens gaf hij voor, 'er<br />

*t beftier over gehadt te hebben; hoe 't ook mag zijn,' dit<br />

voorval veroirzaakte in den beginne enige verkoeling in hunne '<br />

vriendfehap, doch die vuurde ivel dra weder aan, en heeft<br />

gelijk gezegd is, tot het einde van BEEKMA-NS leven Rand


BEEKMAN. .(MARTINUS) BEELDEMAKER. 205 .<br />

gehouden. Deez' geleerde man, heeft in druk nagel&ten:<br />

Mathematico-Phyfcarum Meditationum Centuria. Traje&i ad Rhe-<br />

num, 1644. in 4£c BAILLET, Vic de DESCARTES , en di­<br />

vers endroits du Tom. I. & Tom. II. pag. 547. PAquOT, Me­<br />

moires litter. Tom. XVII. p. 401-403. M. BALEN, Befchr.<br />

van Dordrecht, bl.' 674- 677.<br />

BEEKMAN (MARTINUS) , Drosfaard en Dijkgraav van<br />

de Baronn e van Asperen, heeft in het jaar 1745, onder'onze<br />

Vaderlandfe Historiefchrijvers, ene plaats verworven, door het<br />

in' 't licht geven, van zijne 23efch$bhig ban be £tat> en 23a*<br />

l'OlintjC ban St^ncrcn; waar in befchreven wordt dcrzelver<br />

oudheid, gebouwen, hoge en lage regering enz. De Dros­<br />

faard heeft zijne befchrijving in XXII hoofdftukken afgedeeld,<br />

behelzende alies wat tot ene volledige plaats-befchrijving ver­<br />

eist wordt; het is te Utrecht in gemelden jare in 8vo. ge­<br />

drukt , en met enige frarje konstprentcn verliert,<br />

BEELDEMAKER (FRANS), Konstfchüder, een zoon van<br />

JOHAKKES, wieidt geboren in 'f,Gravenltage in het jaar 1669,<br />

en leerde de beginzelen der fchilderkonst bij zijnen vader,<br />

maar tot rijpere jaren gekomen zijnde, kwam zijn lust niet<br />

overeen, met zijn vaders konstverkiezing, in het fchilderen<br />

van jagten, dieren en andere voorwerpen meer van dien aart,<br />

maar zijne neiging helde over tot verhevener onderwerpen;<br />

om dan aan zijne geneigtheid te voldoen, weidt hij bedeld bij<br />

den beroemden Historiefchildcr WILLEM DOEDYNS , bij wien<br />

hij het ocflenen van zijn' konst met vlijt voortzette; ter tijd<br />

toe, dat hij zig bekwaam oirdeelde en belust werdt om Romen<br />

dat vermaard Palladium der fchilderkonst, te gaan bezoeken;<br />

hier enigen tijd geweest zijnde, geraakte hij wel dra in ken­<br />

nis met de Bentbroeders, die hem om zijn nors en grijnzend<br />

humeur, den toenaam van Aap. gaven; BEELDEMAKE* wierdt<br />

hier hoopgaande knorrig over en fpeelde den beest, dan de op<br />

zijne kosten fmullende broeders beduiden hem ras met gevoe­<br />

lige reden, dat fchoon hij traktant was, hij niets te zeggen<br />

hadt en vooral zoet moest zijn; 'iet manneke niet anders kun­<br />

nen-


?9fi BEELDEMAKER. (JOHANNES)<br />

nende, bedaarde, en moest zig den bentnaam van Aap latei?<br />

welgevallen; verders bragt men den overigen tijd van de bij­<br />

eenkomst', die tamelijk werdt uitgerekt, in flempen, drinken<br />

en gulle vrolijkheid dopr. Dit voorval egter kropte hem ge-<br />

weldig, en hij bleef ook niet lang daar na te Romen, maar<br />

kwam fpoedig naar Holland te rug, en zette zig met 'er woon<br />

op zijne geboorteplaats neder, daar hij in den beginne veel<br />

te doen hadt, met het fchilderen van zolder-, deur- en fcboor-<br />

fteenftukken; inzonderheid in de tusfentijd, dat MATTIIEUS<br />

TERWESTEN naar Romen was, doordien men daar op dat pas<br />

weinig keur hadt, vermits de oude Meesters meest dood wa­<br />

ren; maar toen TERWESTEN van zijne driejarige reize te rug<br />

was gekomen, hadt hij weinig meer te doen, alzo deze hem<br />

verreweg in bekwaamheid overtrof. FRANS was ook lid der<br />

Haagje brpederfchap, maar hij gedroeg zig zo nors en grillig<br />

ten aanzien van zijne medebroeders, dat men ras begreep,<br />

dat hij te regt in Romen met den bentnaam van Aap gedoopt<br />

was. In 1717 ging hij buiten Rotterdam wonen ter plaatze<br />

daar zijne vrouw geboren was, en ftierf aldaar in een hogen<br />

ouderdom. J. C. WEYERMAN, Leven der Schilders, IV.<br />

D. b!. 61. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg &c. I. D. bl.<br />

289-292. . -<br />

BEELDEMAKER (JOHANNES), Konstfchilder, de vader<br />

van FRANS, is in het jaar 1630 in 's Hage geboren. Dezes kon-<br />

ftenaars voorname liefhebberij beftond, in het fchilderen van<br />

harten- en zwijne-jagten, en al wat tot deze vorftelijke tijd­<br />

korting behoort, ook hazen, konijnen, honden; en mede<br />

de vereiste menfelijke beelden, ais heren, vrouwen, jagers,<br />

jongens en boeren; en doorgaans ftoffeerde hij de voorgronden'<br />

van zijtï ftukken, met klisfen, planten, distels, inlandfe krui­<br />

den, en meer andere dingen van dien aart. Ook fchilderde<br />

hij fomtijds wel een ilapend boerinnetje, verzelt van melk-<br />

koeijen, fchapen, lammeren, huppelende bokken en geiten,<br />

die bij haar ontwaken de melkemmers door de jagers honden<br />

uitgeilurpt vondt. Daar is nog een ftuk van hem voor han­<br />

den, dat zeer fchoon en wclgefchilderd is, verbeeldende een<br />

fla-


BEELS. (LEONARD) BEELS,. (MART. ADRIAAN) 2o 7<br />

flapende Nijmf, opgewagt bij een veldftoet van huppelende<br />

bokken en geiten; het is gejaartekend 1652. JAN BEELOEMA-<br />

KER hadt in zijn tijd veel leerlingen en ook vele kinderen;<br />

hij moet in een zeer hogen ouderdom geftorvèn zijn, want hij<br />

leefde nog in 1710. J. C. WEYERMAN, Leven der Schil,<br />

ders, IV. D- bl. 407, 40S. J. v. GOOL, Nieuwe Schouwburg ^<br />

J. D. bi. 63, 64.<br />

BEELS (LEONARD), Predikant te Amfteldam, is geboren<br />

den 13 feptember 1674, wierdt in 1708 beroepen te Breuke-<br />

len, alwaar hij het Euangelie tot in 1722 heeft verkondigd-<br />

wanneer naar Amfteldam is vei plaatst, daar hij op den 5 no­<br />

vember 1756 in den ouderdom van 82 jaren en omtrent twee<br />

maanden is overleden. Zijn Eerwaarde heeft zeer vele zijner<br />

lettervrugten door den druk gemeen gemaakt; waar van de<br />

yoornaamften zijn: 1. 93ü£t-/ 23eöc- C!l i£«M3?t#offen/ 1747.<br />

Stnfï. in 4to. 2. SSijbeloeftningtn. 1.744.3ïmfi4to. sextet».<br />

fcljcn uiterftcn. 1748. 3ïmft 4to. 4. iöcsbonrê fontw en fitaffe,<br />

1730. Stuift. 8bo. ; Beekz., 173-1. a. bl. 490. 1756. b.<br />

bl. 654. ABCOUDE, Naamregister, druk van 1772. bl. 37, 38.<br />

9lm (SttU (Europa/ III. SN f. 654. en XI. 2$. f. 76S.<br />

BEELS (MARTEN ADRIAAN), een zoon van LEONAMJ,<br />

was Burgemeester te Amfteldam in 1787; een tijdvak, waar<br />

in de gemoederen in ons gemenebest zodanig aan 't gesten<br />

waren en in denkbeelden verfebjlden, dat men aan de ene<br />

zijde he: toen plaats vindend boftier voor goedkeurende, van<br />

geene verandering noch verbetering der in zwang gaande mis­<br />

bruiken en gebreken, die voorzeker vele waren, wilde ho­<br />

ren, en zig met hand en tand daar tegen kantte; terwijl de<br />

andere partij die der vrijheid namelijk , geene middelen te<br />

i^eijeiijk vond om die htm tegen waren te overwinnen, en<br />

het zo nodig herftel in 's lands en ftedelijk bellier met kragt<br />

door te zetten, en ware 't mooglijk uit-te werken. Burgemees­<br />

ter BEELS behoorde tot de eerstgenoemde partij, en geen won­<br />

der dan ook, dat hij zig den haat van dat gedeelte des volks op<br />

den hals hadt geladen, die voor de vrijheid ijverden , en herftel<br />

van haie bezwaren vorderden. De eerfte uitwerkingen van<br />

de-


'zot BEELS. (MARTEN ADRIAAN)<br />

dezen haat en afkeer tegens hem, ondervondt hij, toen hij benevens<br />

agt zijner Mederaden, den 21 april 1787, op aandrang<br />

der Burgerij als lid van de Vroedfchap wierdt afgezet; het<br />

twede was noodlottiger, want op den 24 meij van dat zelvde<br />

jaar, fleurde ene hollende bende meest uit het flimfte gefpuis<br />

ieftaande, naar zijn huis, en plunderde hetzelve deerlijk uit.<br />

De Burgemeester door het voeteuvel aan huis en kamer gebonden,<br />

hadt nauwelijks tijd, om het naderend geweld vernemende,<br />

zig openen ftoel door zijne knegts naar het agterhuis,<br />

en voorts in den Hal te laten dragen. Een zijner zonen en dogters<br />

, bezig met enige papieren van aangelegenheid te bergen,<br />

werden daar in door het aanvangen der plunderinge geftoord;<br />

zij weken, en een der dogteren bragt, in een hoekje van den<br />

tuin vei fcholen, een akeligen nagt door. Bij het opdagen der<br />

1<br />

gewapende Burgerije, verdween de fchendzieke bende, om<br />

haren moedwil aan nog twee andere huizen te gaan koelen.<br />

De aanleider.de oirzaak, tot deze en meer geïijkfoortige fchendaden<br />

was zegt men, het ter tekening leggen van een request,<br />

behelzende hoofdzaaklijk een verzoek: „ om de herftelling<br />

„ van den Stadhouder in alle waardigheden en vooiregten;<br />

„ de afzetting der onlangs nieuw aangeftelde B.aden en Kollo-<br />

„ nellen; de herftelling der afgezetten; de handhaving van de<br />

„Burgers, in- en opgezetenen bij derzelvcr voorregten; het<br />

„ weren der inbreuken omtrent dit alles-gefchied; de beteu-<br />

„ geling van de losbandigheid der drukpersfe; de vernietiging<br />

„ van alle vrijcorpfen en genootfehappen van wapenhandel;<br />

„ voorziening tegen het oproepen der fchutterijen, buiten<br />

„ kennis en overleg der wethouderen; en eindelijk, het be-<br />

„ letten van gcldverzamelingen, ter betaling van vreemde en<br />

„ ongeregelde troepes." Ook verzekert men, dat deze ebloze<br />

feiten nimmer zouden gebeurd zijn, indien de toenmalige<br />

Hoofdofficier, de aanvangelijke ftorenisfen tegengegaan<br />

en geweerd hadt. Hoe het 'er ook mede gelegen mag geweest<br />

zijn, verre was 't zelve van voorfpraak of verdediging te vinden,<br />

ware Patriotten beklaagden zig over dit bedrijf, waar<br />

door men poogde ene zaak, die oneindig betere middelen ter<br />

ver-


BEELS. (MARTEN ADRIAAN) Bc>£<br />

verdediging hadt, en te werk fte'de, met onbehoorlijk en ai.<br />

toos laai;baar geweld te bevorderen. Later kwam een com-<br />

ïiiisrie uit den IL


2ï» BEER. (AART PE) (BOUDEWYN) (JAN) (JOOST)<br />

BEER (AART DE), Konstfchüder, een Antwerpenaar van<br />

geboprtg, tekende veel voor Glasfchilders, en hadt een kloe­<br />

ke manier van fchilderen; hij wierdt in 1529 in 't Schilders­<br />

gilde van zijne geboorteftad aangenomen. ——— K. v. MAN­<br />

KER, Leven der Schilders, I. D. bl. 42.<br />

BEER (BOUDEWYN DE) , geboren te Gent, omhelsde<br />

den geestelijken ftaat, en wierdt Pastpor der Hoofdkerk van<br />

die ftad. In 1651, was hij Kanunnik van het zelvde Kapittel;<br />

en pok Biegtvader van verfcheidene Nonnen-kloosters. Hij<br />

ftierf te Gent den 22 januarij 1633, na in 't licht te hebben<br />

gegeven: ©en ïf. Kegel ban ben Hf. ©aocr AUGUSTINUS, ge*<br />

gbeberi boo| De ^onneben^ £c ia 12°. 2Snthj. 1651. ——<br />

J\ F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 116. PAQUOT, Mem .litter. Tom.<br />

VUL p. 35, 36.<br />

BEER (JAN DE), is geboren te Biest omtrent het jaar<br />

1360; na zijne letteroefteningen volvoerd te hebben, wierdt<br />

hij Meester der vrije konften, en Rector van St. Servaas te<br />

Mastricht, vervolgens bekleedde hij dien zelvden post in het<br />

kollegie van St. Salpin te Diest. JAN DE BEER, hadt zo veel<br />

overgegaard, om gemakkelijk te kunnen leven, toen hij eens­<br />

klaps het befluit nam, de wereld te verzaken, en te Corfen-<br />

donk het monnikskleed aan te trekken, in welk klooster hij de<br />

bediening van Onderprior waarnam, tot aan zijn dood toe<br />

welke voorviel den 23 julij 1422. Hij heeft gefchreven: Bre-<br />

vis fumma circa Rhetoricam ; beginnende met deze woorden:<br />

Rhetorica asfecutura DialeBica est. SANDERI , Chorogr. Sacra<br />

Brabantiae, uit. edit. Tom. I. p. 297. II. 114. VAL. ANDR.,<br />

Bibl. Belg. pag. 455. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 577. PA­<br />

QUOT, Mem. litter. Tom. XVI. p. 338, 339.<br />

BEER (JOOST DE) , was een Konstfchüder, die in de<br />

XVIde eeuw te Utrecht woonde, en die fchoon geen overvlie­<br />

ger in de konst zijnde, egter vele leerlingen hadt; hij zelve<br />

was een discipel van FRANS FLORIS. — — K. v. MANDER,<br />

Leven der Schilders, II. D. bl. 193.<br />

ZEE-


BEERENDRECHT. BEERING5. BEERWOUD. BEGA. sri<br />

EEERENDRECHT (JAN VAN), was in 't jaar 1568 Schout<br />

te Leijden, een braaf man, want toen de bloeddorftige ALVA<br />

den toeleg hadt gefmeed, om de Oi.roomfen, 's nagts voor<br />

asfen-woensdag, aan ve'e oorden tevens, te verrasfen, waar<br />

- toe verfcheidene gemagtigden waren afgezonden, waarfchouw-<br />

de hij een menigte dier ongelukkigen tegens deze lagen, waar<br />

door velen 't gevaar ontkwamen. •• • • WAGEN., Vad. Hift.<br />

VI. D. bl. 265.<br />

. BEERINGS (GREGORIUS), Konstfchüder, is geboren te<br />

Mechelen ; hadt in zijn jeugd Italien bezogt, en fchilderde zeer<br />

aartig en bevallig, in waterverf, ruïnen en antieke gebou­<br />

wen. Gedurende zijn verblijf te Rome, zijn geld hebbende<br />

doorgebragt; fchilderde hij, om fpoedig weder aan ander te<br />

geraken, op een ftuk doek, den Zondvloed, waar in niets dan<br />

een regenagtige lugt, veel water en de dobberende Ark zonder<br />

bijvoeging van enige beelden gezien \verden. Gevraagd zijn­<br />

de , wat die verbeelding beduiden wilde ? antwoordde hij ;<br />

den Zonnvloed; en op de twede viaag, waar dan de menfchen<br />

waren? hervattede hij: zij zijn alle verdronken of in de Ark<br />

en als 't water afgekpen is, zal men ze zien. Van dat tafereel<br />

begeerde ieder een kopij te hebben, en vermits die vaardig<br />

van de hand vlogen, geraakte BEERINGS zijn buidel welhaast<br />

weder vol geld. Hij overleed te Mechelen in 1570. . .<br />

K. v. MANDER, Leven dei' Schilders, I. D. bl. 161.<br />

BEERWOUD, voerde in 1384 als Overfte het bevel in<br />

Bergenoizoom; het was een fchurk, want hij fmeedde den ver»<br />

radelijken aanflag, om deze vesting waar van aan hem. de ver-<br />

dediging was toevertrouwd, in handen van den Spaanfen be­<br />

velhebber PARMA te leveren; doch zijn "'heilloos voornemen,<br />

tijdig ontdekt zijnde, vlugtte hij op de aannadering van den<br />

Grave VAN HOHENLO tot den vijand, en ontweek daar door<br />

zijne welverdiende ftraf. WAGEN. , Vad. Hift. VIII. D.<br />

bl. 21.<br />

BEGA (KORNELIS), een -Konstfchüder, geboren te Haar-<br />

km, was de eerfte en beste leerling die OSTADE in de konst<br />

O 2 or;-


fff flEGYN. (ABRAHAM)<br />

Opgekweekt heeft; zijne moeder was MARIA KORNELISZE, dok­<br />

ter van den vermaarden EORNELIS KORNELISZE VAN HAARLEM-,<br />

dia fraaij tekende en fchilderde, en zijn vader een houten<br />

beöldfnijder, BIETER JANZE BEGYN genaamd. KPRNELTS werdt<br />

een groot meester in 't fchilderen van boere-gezelfchapjes-,<br />

maar teffens een losfe knaap, zo dat zijn vader hem niet lan­<br />

ger, vóór zijn kind wilde erkennen, waarom hij ook niet meer<br />

den naam van BEGYN wilde voeren, maar veranderde dien in<br />

liEGA* Hij is niet getrouwd geweest, maar was fmoorlijk ver­<br />

liefd op een jonge juffer, die door de pestziekte wierdt aange­<br />

tast, en die hij niet in haar kommerlijken toeftand willende<br />

verlaten, nagt en dag oppaste; waar door hij ook zelve van<br />

dip vernielende kwaal wierdt aangetast, welke hem kort na<br />

zijn meisje, op den 27 augustus 1664 in 't graf fleepte. Zijn<br />

penfeelkonst, gefchat onder de beste foort van .dien aart,<br />

pronkt in de geachtfte kabinetten van Nederland. Ook heeft<br />

hij een geëtst werkje van zijne hand uitgegeven, uit 24 plaat­<br />

jes beftaande, dat overheerlijk is. J. C. WEYERMAN,<br />

Léven der Schilders, II. D. bl. 92, 93. K. v. MANDER, Lever,<br />

der Schilders, II, D. bl. 160. A. HOUBRAKEN, Schouwburg &c.<br />

I. D. bl. 349.<br />

BEGYN (ABRAHAM), Konstfchüder, is geboren in 1650.<br />

heeft veel jaren in Holland en wel den meesten tijd in 's Hag-<br />

gewoond. Hij is een groot meester in de konst geweest; de<br />

Voorwerpen van zijn penfeel waren landfehappen, water- cn<br />

landgezigten, geftoffeert met beelden, bomen en beesten. Hij<br />

verftondt de doorzigt- en bouwkunde in den grond , zo dat hij<br />

uitnemend bekwaam was om grote werken te vervaardigen;<br />

zo als men in 's Hage ook nog verfcheidene kamers vindt;<br />

die heerlijk van hem zijn gefchüderd en van een ongcloofliik<br />

rijke ordonnantie. In 1690 werdt hij aan het Hof des Keur-<br />

vorsts van Brandenburg naderhand Koning van Pruisfen, alsHof-<br />

fchüder beroepen. Hier vondt BEGYN een ruim en open veld,<br />

Om aan zijne konstvermogens den vrijen teugel te vieren; want<br />

Sie Vorst gondt h.Gin door zijn gantfe heerfdiappije, om ali.a<br />

' f' hoofd-


teBKS» (ALBERT)<br />

hööfdftéden3 omliggende kastelen eii laiïdgezigten, 'af té te­<br />

kenen ; naar deze tekeningen fchilderde hij dan grote ftukken<br />

welke in uitgeftrekte zalen geplaatst wierden, en tot groet ge­<br />

noegen van den vorst uitvielen',<br />

ABRAHAM was een man van een vcorbee'dig goed gedrag*<br />

'en is enige jaren voor den vorst overleden; zijn dood was<br />

zeer onverwagt en fchielijk, want ABRAH. TERWE.ITEN en an­<br />

dere Konftenaars in de zaal komende daar hij bezig was met<br />

fchilderen, nodigden hem tot ene wandeling uit, het gene hij<br />

op een beleefde wijze affloeg, doordien hij nog iets te do£n<br />

hadt, daar nog ruim een uur werk aan was, belovende egtér<br />

dat zo dra Zulks afzoude zijn, hij bij hen zoude kbmèn. Doch<br />

in plaats van dit, deedt hem de dood den weg naar de eeuwig­<br />

heid bewandelen; want van de ftelling tredende, en de trap rf<br />

naar beneden willende gaan, gevoelt hij zig niet wefj houdt<br />

zig aan de leuning vast, en fterft met het palet in de hand<br />

op dat zelvde ogenblik 5 hebbende in de andere hand enig<br />

geld, dat bij iemand naar wie.: hij wagtte , wilde gevetf*<br />

deez' boven komende; vondt hem tot zijn grote ontzetting in<br />

die geffalte, en maakte zijn dood aan 't Hof terftond mgfr<br />

baar. Op deze wijze is die grote Meester uit den t. d Wesgg.-<br />

lukt, 'nalatende ene dogter bij zijne weduwe, nevens den<br />

goeden naam van een deugdzaam man geweest te zijn t dig<br />

zijn vorst wel en met roem bediend heeft. — J. v. Goot,,<br />

Meuwe Schouwburg, I. D. bl. ico-102.<br />

BÈIERLINCK, zie BEYERLLNCK;<br />

BEJLLNG (ALBERT), een msn die zig 20 in zijn léven,<br />

als met zijnen dood, te:: tij ie van vrouwe JAKOBA VAN' Btf$è<br />

REN, beroem ! gemaakt, en den naam van den Hollamlfen RE-<br />

GULUS heeft verworven. Wanneer de zaken vari vorftm JA-<br />

KdBA reeds' zo vérre waren verlopen, dat Hertog JAN VAN<br />

BRABAND tot Graav van Holland en Zee.and gehuldigd WÉ)$<br />

poogde zij fommige fteden weder magtig te worden. FLORIS<br />

VAN KTFHOBK verdt ten dien einde met enig volk naar<br />

Schoonhoven gezonden, ten èin. ]<br />

e die ftad te bcmagdgen, het<br />

Ó 3 Wvlk


214 BELNTEMA VAN PËIMA. (JOH. ÏGNAT. WORP)<br />

welk ook door verftandhouding met enige Burgers daar bin­<br />

nen , welhaast ten uitvoer wierdt gebragt. Maar het flot<br />

waar in zig WILLEM VAN DEN COULSTER en ALBERT BEILING<br />

bevonden, bood zes weken lang, dapperen tegenftand, tot<br />

dat zij door hongersnood gedwongen , met de bezetting uit<br />

50 man beftaande , onder beding van levembehoud BEILING<br />

alleen uitgezonderd, zig overgaven; hij moest ter goedkeuring<br />

van vrouwe JAKOBA gevangen blijven. ALBERT verzogt ont-<br />

flag voor een maand, ten einde zijne vrienden te bezoeken;<br />

KYFHOEK vergunde het hem, onder voorwaarde van na ver­<br />

loop van dien tijd, te zullen te rug komen; tot ieders verwon­<br />

dering, hieldt die dappere man zijn woord; hij ftelde zig in<br />

's vijands handen, fchoon hij te voren wist, het met den dood<br />

te moeten bekopen, zo als ook gebeurde. KYFHOEK liet hem<br />

den zelvden nagt van zijne terugkomst, op de molen werf in<br />

de aaide begraven; het gefchiedde in den donker, doordien<br />

ALBERT, wegens zijn gedrag door een ieder bemind worden­<br />

de, men het vonnis niet in 't openbaar en bij dag durfde ten<br />

uitvoer brengen. M. Vossius, Jaarboeken, bl. 644. Iaat zig<br />

over deze wrede daad dus horen: „ Hadt KYFHOEK de geheu-<br />

„ genis van dit fnode ftuk ten zeiven dage met een konnen<br />

„ begraven, dan zoude Zijn deugd bij de nakomelingen niet<br />

„ bezwalkt zijn; maar, nu hij zijne getrouwheid aan JAKOBA<br />

„ betoond, en zijne overwinnirge met die vuile daad befmet<br />

„ heeft, zal BEILING eeuwig met eere leven, en hij daaren-<br />

„ tegen in vervloekinge bij de nakomelingen zijn." Deze<br />

fchandeliji e daad viel voor in 1424. GOUDHOEVEN,<br />

Kronijk, fol. 449. VELDENAAR, Kronijk, bl. 124. WAGEN--,<br />

Vad. Hift. III. D. bl. 463, 464.<br />

BEIMA, zie BEYMA.<br />

BEINTEMA VAN PEIMA (JOHANNES IGNATIUS<br />

WORP), Doktor in de medicijnen, gaf een boek uit, met<br />

den tijtel van 3Elrjentecn fjllïpmiüöel/ geheel beftaande uit den<br />

lof en de aanprijzing van het tabaksroken. SIM. DE<br />

VRIES, Merg van allerlei Boeken, bl. 48 enz.<br />

BEIS-


BEISSELAAR. (MARTINUS VAII) |||<br />

BEISSELAAR (MARTINUS VAN), géboren te Goes, iri<br />

het jaar 1667, was de zoon van een groot Graankoper in dié<br />

Rad, en zijne moeder was ene Juffrouw EVÊRSDYK. MARTIHUS<br />

kwam Iaat aan de ftudie, doordien bem sijne ouders tot hèt<br />

beroep van Notaris gefchikt, en teh' dien einde op zodanig<br />

comptoir befteld hadden; doth de jongeling hier geen zin iii<br />

hebbende, én meerder geneigd tot verhevener letteröeffeflifi»<br />

gen, wierdt naar de akadeinié gezonden, daar hij zo vlijtig zijia<br />

tijd waarnam, dat hij binnen korte jaren Froponent wierdt;<br />

en voorts daar aan tot Predikant te Övcrzande en Driewegen,<br />

onder de klasfis van Éuidbeveland wierdt beroepen 4 ëri van<br />

daar op den' 5 december 1696 naar 's Herenbroek t onder de<br />

zelvde klasfis wierdt verplaatst; voorts den 3 julij te öcstzdü*<br />

burg, op het eiland Walcheren; en van daar den 28 april 1709<br />

te Vlisfingen, daar hij verbleven is tot aan zijnen dood toe;<br />

welke voorviel op den 5 feptember 1722, in den ouderdom<br />

van 55 jaren,<br />

BEISSELAAR is getrouwd geweest, met ene Juffrouw ÖPHO*<br />

VEN , van Goes afkomftig, doch die van der jeugd af aan s in<br />

's Hage was opgevoed en woonde; hier heeft hij twee kinderen<br />

bij verwekt; ene dogter, die getrouwd is geweest met Bürgë"<br />

meester MATTHYS FRUYST ; en een zoon, dié te VAsfingèn de<br />

waardigheid van Schepen heeft bekleed, en die ter vrouwe<br />

nam SUSANNA WULPHERT , uit welk huwelijk een zoon en twee<br />

dogters gefproten zijn.<br />

Van de BEISSELAARS zijn 'èr nog te Goes in wezen. Ooi;<br />

vindt riïè'n op het jaar 1692, enen LUKAS VAN BEISSELAAR,<br />

als toeziend Rentemeester te Goes, en enen MARTINUS VAJÏ<br />

BEISSELAAR, Burger officier ter zelvde Rede, die in génoèm«<br />

de jaar,- dat de vrijheidminnende regering en burgerij Van<br />

deze ftad om het voorftaan van hare regten, ten einde öra<br />

aan de onbegrensde heerszugt van WILLEM' DEN III, vóed-<br />

zel te verfchaffen, zo deerlijk moesten lijden, benevens andé<<br />

ren in hegtenis wierdt genomen en nauw bewaard, en na»<br />

derhand bij vonnis is gebannen. —— Btekz. 1722. b. bl- 42:,<br />

O 4 êo*


*I6" BERE. (RUDOLF VAN DER) BEKEER. (BALTH.)<br />

GODEW. VROLIKHERT, Vlisf. Kerkhemel, bl, 219-221. WAG 1<br />

Vad. Hifi. XVI. D. bl. 204. 216".<br />

BEK, zie BECK.<br />

BEKA, zie BEEK (JOHANNES VAN).<br />

BEKE (RUDOLF VAN DER), geboren te Breda, was in zijn<br />

leven Deken van 't kapittel te Tongeren, en een zeer voor­<br />

naam Digter en ILftoriefehrijver. IRj heeft het grootfte tijd­<br />

vak van zijn leven te Romen doorgebragt, alwaar hij ook in<br />

1403 zijn arbeidzamen levensloop eindigde. Verfch.idene<br />

van zijne werken zijn lang na zijnen dood door den druk ge­<br />

meen gemaakt; als ondér anderen: 1. De Canonum 'obfervdtitia,<br />

in Svo. Col. 1568. è? Paris. Tom. Vl. Bibl. Patrum. 2. Hifto-<br />

ria Episcoporum Leodienfium , ab anno 1327. usque ad annw<br />

1360, in Tomo tertio Rerum Leodienfium a JOANNE CHAPEAVIL-<br />

LIO editarum. 3. Martyrologium, veifibus complexum. 4. Calen<br />

darium Ecclefiasticum, Lovan. VAL. ANOR., Bibl. Belg.<br />

J. E. VAN GOOR, Befchr. van Breda. pag. 303, 304.<br />

BEKKER (BALTHASAR), Predikant te Amfteldam, een<br />

der vermaardfte Theologanten, daar bij een man van zeer<br />

grote geleerdheid, die niet alleen in zijn vaderland, maar ook<br />

in geheel Europa zig beroemd heeft gemaakt , door zijn uitmun­<br />

tend doch zonderling werk, getijteld:


ÉÈKKER. (EALTHASAR) sjo­<br />

tte akademre te Groningen, oeffende zig ald?ar met veel ijver<br />

in de wijsbegeeite, gefchiedenis en de geleerde talen, te-<br />

vastere grondlegging voor zijne ftudie in de godgeleeidheid.<br />

In de hebreeuwfe taal hadt bij in't bijzonder tot lee meester<br />

den beroemden JAKOS ALTING, met wien hij erewaime vi enr-<br />

fchap aanging, die tot aan de dood van den Hoogleraar fteeds<br />

heeft voortgeduurt en nimmer is verkoelt, Wordende ook fteeds<br />

levendig gehouden door er.e onafgebrokène biicfwi. leling; ja<br />

BEKKER zijne grote achting voor deez'- leermeester, ftfekte zig.<br />

zo ver uit, dat hij na zijnen dood a.le dèszelvs we;ken ver­<br />

zamelde, en die door ene voorrede van hem voorz'c -<br />

, te<br />

Amfteldam in V Delen in folio in "t licht gaf. Van Groningen<br />

vertrekkende, bezogt bij de hogefchool te Franeker, alwaar<br />

bij gedurende het tijdvak van vier en een halfjaar, het on­<br />

derwijs in de godgeleerdheid, door de aldaar toen aanwezig<br />

zijnde beroemde Profesfoien in dat vak, genoot. Den 10 april<br />

1655, werdt hij in de klasfis van Franeker geëxamineerd zijn­<br />

de, na een allerloflijkst onderzoek tot Proponent aangenomen,<br />

en kort daarna tot Rector der Iatijhfe fcholen van die ftad<br />

aangefteld; van welke post, die gants en al niet na zijn :' Ü<br />

was, volgens zijn eigen zeggen, de g ede Goo hem ontzettede,<br />

door het beroep op hem uitgebragt te Oosterlittens, alwaai hij<br />

den 13 april 1657 Predikant werdt. Hier was het dat Hij zij­<br />

ne Ietteroetlenïngen met de grootfte ijver voortzette, tragten-<br />

de niet alleen zijne verkregen kundigheden te befchaven en<br />

uit te breiden, maar'die ook, behalven door and&e middelen ,<br />

te vermeerderen, door ene geleerde briefwisfeling met de he­<br />

ren COCCEJUS , ALTING en meer voorname mannen. Dan ene<br />

zaak die in deze tijd zijn naam inzonderheid beioemd maakte,<br />

was, dat hij de flegte gewoonte verbeterde, die 'er genoeg­<br />

zaam algemeen ten platten lande in Friesland plaats vondt,<br />

dat, namentlijk, de Predikanten op de dorpen , des zondags<br />

maar eens predikten, en geheel geen huisonderwijs of cate-<br />

chifatien aan kinderen en meer gevorderden in c'e wsarfr.id,<br />

verleenden. Dit vondt BEKKER onbehoorl. k, hij fpia' 'er zelv*<br />

met zijne gemeenzaamfte vrienden over, als van ene taak, die<br />

O 5 hij


?i| BEKKER. (BALTHASAR)<br />

hij begreep dat hem opgelegd was, om ten minften in zijne<br />

gemeente te verbeteren; hij deedt zulks, predikte des zondags<br />

tweemalen, en rigtede ook een openbare catechifatie aan; tot<br />

leiddraad van welk onderwijs, hij, en zulks was zijn eerfte<br />

Jcttervrugt, een korte Catechismus opftelde en liet drukken<br />

ónder den naam van (Öcrnmue ïimücrter. Deze zo prijzend<br />

waardige handelwijs van BEKKER, wierdt egter niet algemeen<br />

door zijne ambtgenoten goedgekeurd; ja hij haalde "zig de<br />

vijandfehap van fommigen dezer broederen op den halze, wien<br />

de zorg voor het welzijn van de aan hun toebetrouwde ge-<br />

meentens niet zo zeer, als wel ene gemakkelijke levenswijze<br />

ter harte ging ; doch BEKKER ftcorde zig hier in 't geheel<br />

hiet aan , maar voer voort, *t gene hij pligt noérnde°, met<br />

ijver te betragten; Met dit al, groeide 's mans achting hier<br />

door bij veien, ook" verwierf hij in 1665, de waardigheid van<br />

Doktor in de Godgeleerdheid te Franeker , en Ook nog dat<br />

zelvde jaar, wierdt hij als Predikant in die ftad beroepen, en-<br />

op den li januarij 1666, in den dienst bevestigd. Terwijl<br />

BEKKER hier het leraarambt bekleedde, gaf hij aan enige ft*<br />

dènten onderwijs aan zijn huis, dan zulks droeg geenzins de<br />

goedkeuring van de Hoogleraren weg, te' meer, doordien de<br />

ftudenten betuigden, dat zij zig uitnemend wel bij zijn onder­<br />

wijs bevonden;-zij verzèttedfen zig 'er bijster tegen, en lieten<br />

hem zulks verbieden; doch BEKKER bekreunde zig des luttel;<br />

hij begreep als Doilor fheohgi*, het regt van onderwijs té<br />

hebben. Dan de Hoogleraren lieten 't 'er niet bij berusten,<br />

zij bragten hunne klagten voor Curatoren, welke bij 's lands<br />

Staten uitwerkten, dat aan BEKKER bij zekere geldboete<br />

wierdt verboden, met dit onderwijs voort te gaan; hij moest<br />

gehoorzamen, doch het gevolg was, dat veie zo in- als uitland,<br />

fe ftudenten de akademie verlieten, 't welk fommige Profes-<br />

foren nog knoniger op BEKKER maakte,<br />

In de tijd dat BEKKER nog als ftudent in de godgeleerd­<br />

heid te Franeker verkeerde, hadt hij reeds fmaak opgevat voor<br />

de Cartefiaanfe wijsbegeerte, welke in dat tijdvak in haar op­<br />

gang, dcch teven;, gelijk doorgaans het lot van nieuwe leer- .<br />

wij-


BKKRER. (BALTHASAR)<br />

«rijzen is, bij velen in grote haat Rondt; hier van kan onder<br />

anderen ten bewijze ftrekken , zeker Gravamen in 1C68, door<br />

de klasfis van Leeuwarden, op de Friesfe Sijnode gebragt, be­<br />

helzende onder anderen middelen, om de fchaJelijke nieuwig­<br />

heden der philofophie van CARTESIUS t keer te gaan: ,-, dat<br />

„ men van 's lands Overheid moest verzoeken een bevel, dat<br />

„ geen Profesfor, Dokter of Magister, wie hij zoude mogen<br />

„ wezen, 't zij in de akademie of daar buiten, in 't geheel<br />

„ of ten de'e, met woord cf pen , zou mogen vocrfiellên, de<br />

philofophie van CARTESIUS, ten zij ze geiept wierdt om ze te<br />

„ wederleggen." Met zodanigen konstgreep tragte men de<br />

voortgang van ene leerwijze te Ruiten, die fchoon de meesten<br />

welke 'er zo vinnig op gebeten waren, niet eens kenden,<br />

maar om dat niet in hunne kraam te pas kwam, gaarne ver-<br />

oirdeeld zagen; ook was het enkel te doen, om BEKKER een<br />

gevoeligen neep te geven, wiens nieuwigheden, zo als zij<br />

het noemden, en die waarlijk ingerigt waren, om beter en<br />

redelijker Christenen te vormen, gants en al niet met hunne<br />

ingebeelde gevoelens van regtzi: migheid ftrookte; onze brave<br />

man begreep zulks ook, en dat men 't met dit Gravamen, in­<br />

zonderheid op hem geladen hadt; hij oirdeeide het deswegens<br />

raadzaam, een nauwkeurig berigt, betrekkelijk deze wijsbe­<br />

geerte, in 't ïaüjn op te Rellen, om daar door fommigen,<br />

welke hem onverhoord, zonder de fchriften van CARTESIUS<br />

immer gelezen te hebben, en dus zonder de gevoelens van<br />

partij te kennen, veroirdeeld hadden, nauwkeuriger kennis<br />

van zaken te geven; dit berigt, noemde hij: Admonitio candidh<br />

l§ fmcera de Phihfoplda Cartejlana; hij zondt het aan de Sijno­<br />

de, in meij des gemelden jaars 1668, te Leeuwarden vergaderd.<br />

In het zelve onderzogt hij, welke gemeenfchap 'er p'aats<br />

vindt, tusfen de wijsbegeerte en godgeleerdheid; en hij toond<br />

aan, dat de Cartefiaanfe wijsbegeerte, in geenen dele ftrijdt-met<br />

enige geloofspunten; dat de vrijheid om philofophife de lingen<br />

te opperen, door geene kerkelijke wetten behoord belemmerd<br />

te worden, teffens aan de hand gevende, door welke midde­<br />

len philofophife gefchillen bij de Kerk behoren beflist te wor­<br />

den,


2?ö BEKKER. (BALT'HASAïS)<br />

' den; Zuil: feéfl openbaar én hartig verdédigfcbïift, haaldi<br />

BEKEER een algemeen misnoegen öp den hals, doch door tus-<br />

ffenkomst van anderen, wierdt de zaak tot zijn genoegen bij­<br />

gelegd. In het zelvde jaar 1668 , hadt BEKKER een tweda<br />

Catechismus, lil vragen en antwoorden, welke hij U&efheÖeA<br />

noemde, in 't licht gegeven; waar op een derde van<br />

iets meerder uitgebreidheid; voor volwasfenen, onder den<br />

tijtel van: ©aste &ptfee/ volgde. BEKKER"ftondt nu bij ieder<br />

voor een openbaar Carteftaan te boek, en eer zijne ©agt*<br />

£sp-tj$c/ welke hij in 1670 ter drukpersfe gaf, tot op een der­<br />

de gedeelte was afgedrukt, liep reeds het gerugt, dat zij veis<br />

Canefiaanfe en andere ketterijen behelsde. Tot gerustftelling<br />

gaf BEKKER, de afgedrukte bladen van dit werk, te lezen, aan<br />

drie Hoogleraren te Franeker, en aan verfcheiden anderen,<br />

op de hoge en doörlugtfge fenolen der naburige gewesten; al­<br />

le welken, met enige weinige uitzonderingen, daar over hun<br />

volkomen genoegen betuigden.<br />

Dit werk afgedrukt en in 't licht gegeven zijnde, wierdt<br />

tóet grote graagte gelezen, intusfen dat het gerugt, dat het<br />

verfcheidene ketterijen behelsde, wijd en zijd werdt verfpreidj<br />

ja twe Hoogleraars kwamen 'er opèntlijk voor uit, dat het in<br />

verfcheidene opzigtön met Socinianerij bennet was: welke be-<br />

fchuldiging zij ook , daar over aangeïproken , vol hielden.<br />

BEKKER daagde hen , op raad van fommigen, voor het Hof<br />

Provintiaal van Friesland, doch een derzei ven, met name Jo-<br />

KANNES WUBBENA, wist bij den Prefident der Gedeputeerde<br />

Staten van dat gewest te bewerken, dat aan den gedaagden<br />

quanfuis wierdt verboden, niet voor het Hof te verfchijnen,<br />

en BEKKER wijders op ene boete van 25 gouden Friesfe rijders<br />

gelast, hen niet verder te moeijen. De Gedeputeerde Staten<br />

eisten vervolgens het ad vijs der drie bovengemelde Hooglera­<br />

ren, wier ogen middelerwijl, ene ongemene verlichting moe­<br />

ten bekomen hebben; want daar zij voorheen het werk ge­<br />

noegzaam hadden goedgekeurd, vonden zij hu daar in niet<br />

minder dan 36 of 37 punten, vol van fnode ketterije; waar­<br />

om zij van begrip waren,- dat het niet behoorde verfpieid n<br />

wcr--


BEKKER. (BALTHASAR) A 3 ?<br />

worden. Dit advijs werdt door de Staten aan de Friesfe Klasr<br />

ftn gezonden, met bevel: „ om 't zeive nevens het boek te<br />

J onderzoeken, en haar oirdeel aan de volgende Sijnode me^<br />

,i de te delen." Dit.bevpl gaf aan BEKKER moed, en vervul-,<br />

de hem met hoop, doch die verdween eensklaps, wanneer<br />

Oen maand daar na, en wel vier maanden voor dat de Sijnode<br />

vergaderde, 'er ene Woarfchomnng der Gedeputeerde Staten<br />

van. Frics}and verfcheen, waar bij het drukken en verkopen<br />

der ©as'tc JbpijjC/ op ene boete van 35 rijders, verboden,<br />

en dus het boek nog niet onderzogt'zijnde, verpirdeeld wierdt,<br />

BEKKER vervaardigde hier op een verdedigfehrift, onden den<br />

tijtel van: Üoöirj "iilltlnaCJu / het weik bij aan de Klasfen rond<br />

! zondt, met verzoek, dat hij de overige bezwaren, zo 'er eni­<br />

ge waren, voor haar of voor de Sijnode mogt vei antwoorden;<br />

biedende tevens aan, zo 'er bij enen tweden druk der ©a.éte<br />

^>uij;e / iets te veranderen viel, hij zig daar na fchikken zou­<br />

de ; deze aanbieding gaf aan velen geen gering genoegen ; doch<br />

wanneer hij een antwoord op zeker berigt der Franeker Hoog­<br />

leraren ter drukpersfe hadt gegeven, wierdt het verder drukt<br />

Hen daar van, door hogerhand verboden. Kort daar na boodt<br />

hij aan, tegen zijne befchuldigers voor de Sijnode gehooid te<br />

worden; dit wierdt toegedaan; maar in de plaatze van voj-<br />

doenende reden van bezwaarnisfen, vernam hij hier alleen,<br />

dat men zijn boek, fchoon een geleerd gefchrift noemende,<br />

'cr nogthans verfcheiden vreemde uitdrukkingen, oujehriftmatig:<br />

JlcU'.ngen en gevaarlijke gevoelens, in ontdekt hadt. BEKKER gaf<br />

: , zijne hoogde verwondering over deze uitfpraak te kennen; te<br />

meer, daar het, ingevolge dc eigen bekentenis van den voor­<br />

zitter van het Sijnode bleek, dat deze vergadering flegts de<br />

advijfen, en geenzins de aanmerkingen der Klasfen, hadt nage­<br />

zien, en daar uit dit befluit opgemaakt; ook werdt het her­<br />

drukken der Baste ^uu;e van nieuws, op ene boete van 50<br />

rijders, verboden. Dit fcheen nog niet voldoende, maar de<br />

Klasfis van Franeker, zogt daar te boven een fchrifteiijke be­<br />

lofte van hem af te persfen, om geene der dingen, welke zij<br />

cis aandotclijk in zijn boek hadt aangemerkt, bij monde of<br />

go


822' BEKKER. (BALTHASAR)<br />

gefchrifte, openlijk of heimelijk te leren; doch van dit Vonnii<br />

beriep BEKKER zig op de_ volgende Sijnode, welke in junij des<br />

jaars 1672, fe Franeker zou vergaderen; hier wierdt hij daar<br />

van vrij gefproken, en de Klasfis gelast, het geftreken vonnis<br />

in haar boek te rojeren. Met dit al, namen de kwellingen,<br />

BEKKER over zijn boek de ©agte J>pij$c aan edaan, in 't ge­<br />

heel nog geen pinde. Hoe zeer bij ook fommige uitdrukkin­<br />

gen, over welke men 't meest gevallen was, verfchikte; met<br />

behoudenis egter zijner oude gevoelens; hoe zeer hij de onbe­<br />

gaanbaarheid en tegenflrijdigheid der advijfen van fommige<br />

Klasfen aantoonde, 't was vergeefs; men wist gefladig nieuwe<br />

•Zwarigheden aan te voeren, en hem dus onophoudelijk werk<br />

te verfchaffen, Intusfen was het zeer vreemd, dat, terwijl<br />

BEKKER'S boek in Friesland genoegzaam ene algemene afkeu­<br />

ring onderging, nogthans verfcheidene beroemde en om hunne<br />

regtzinnigheid zeer vermaarde Godgeleerden het hooglijk pre­<br />

zen , en betuigden, daar in niets, dat met reden kon gewraakt<br />

worden, te hebben kunnen vinden; onder dezen munteden<br />

inzonderheid uit, de Heren FRANC. BURMAN, CHRIST. PERI-<br />

ZONIUS en JAKOS AXTING; die als uit enen mond betuigden,<br />

dat zij het beek van BEKKER , ön;c genaamd, voor<br />

geleerd, regtzinnig, en met de formulieren van enigheid over­<br />

eenkomende , venden.<br />

Onder zo veel gewoel en verdrietelijkheden, was het geen<br />

wonder, dat BEKKER hijgend verlangde ene provintie te verla­<br />

ten , daar men zijne braaffte pogingen en beste inzigten vergalde;<br />

hier toe kreeg hij in 1675 ge.egenheid, wanneer hem het be­<br />

roep in het vermakelijke dorp Loenen in Holland aan de Vegt<br />

gelegen, werdt opgedragen. Men begrijpt dat hij niet aarzel­<br />

de om het aan te nemen; en hier was het dat de aangename<br />

rust dien hij genoot, hem gelegenheid verfchafte, zig op we­<br />

zenlijker en nutter oeffeningen, dan het zwaardrukkend werk<br />

om gefchilftukken famen te ftellen, onledig te houden. Dan<br />

hij verbleef egter niet lang op deze ftandp'aats, maar wierdt<br />

in 't volgende jaar naar Weesp beroepen, nam in 1677, als<br />

Predikant den legerdienst waar, en- vertrók twee jaren later,<br />

na-


BEKKER. (BALTHASAR)<br />

namelijk in 1679 naar Amfteldam, alwaar hij den 4 december<br />

bevestigd weidt.<br />

Op het einde des jaars 1680, vertoonde zig bijna door ge­<br />

heel Europa , een Komeet, welker Haart fomtijds omtrent<br />

70 graden bejoeg. - Zij wierdt hier te lande gezien, tot in<br />

februarij des volgenden jaars, en in 't algemeen gehouden<br />

I als een voorbode yan velerleije rampen en onheilen. BEKKER<br />

een geflagen vijand en waakzame beftrijder, yan alle voorbc-<br />

duidzels, nam deze gelegenheid te berde, om ware J<br />

t doen­<br />

lijk,' de bijgelovige menigte van dezen waan te ontheffen. In<br />

1683 gaf hij zijn werk over de Kometen in 't licht, getijteld:<br />

©nöcrjorft ban De betefcxntnrj Der öometen / bij getegenfjeiö<br />

ban De gene/ Die in Deiaren 1680/ IÖSI en 1682/ gcfcbcncn<br />

hebben/ in 4to.; in welk gefchrift hij inzonderheid bedoelde<br />

pm te bewijzen, dat deze verfchijnzels voor geene voorboden<br />

van goed of kwaad moesten gehouden worden, maar onder<br />

de hemelfe lighamen gerangfehikt, en gelijk de andere fter-<br />

ren, welke op gezette tijden verdwijnen en te rug keren<br />

aan vaste en beiïendige wetten, door den Schepper van het<br />

Gants-al zeiven gefield, zijn ondergefchikt. Voorts betoogd<br />

deez' kundige Leraar, dat het met de ftijl der H. Bladen<br />

ftrfjdt, dat men de verfchijningen van fterren ten kwaden<br />

duide; verder, dat alle voorzeggingen buiten GODS woord uit-<br />

• drukkeüjk zijn verboden, en wel inzonderheid, die welke<br />

uit den loop des hemels en der fterren worden afgeleid; op<br />

deze en meer aangevoerde gronden, bewezen hebbende, dat<br />

het gevoelen van de voorbeduiding der Kometen vals is, be­<br />

toogd hij, dat dus die genen welke dat gevoelen voorftaan<br />

i tegens- het Opperwezen zondigen. Tot dus verre alleen van<br />

de doling gelproken hebbende dien hij verfoeit, ten einde die<br />

te wederleggen, poogt hij verder als een Christen leraar te<br />

betogen, dat de mens daar des te groter affchrik van behoort<br />

te hebben, als hij bemerkt, dat deze fchadelijke doling uit zijn<br />

; eigen onachtzaamheid omtrent GODS allerheerlijkfte werken<br />

voortfpruit: „ Het is bij ons welervare Hollands volk," (dit<br />

zijn de eigene woorden van BEKKER,) ,, niets groots het zee-


*H BEKKER. (BALTHASAR)<br />

„ watej- eiken etmaal te zien twemaal ebben en vloeijen?<br />

„ maar duurteen van beiden wat langer, zonder dat men de<br />

„ oirzaak ziet, dan is 't wat wonders. Vraagt iemand na<br />

„ d'oirzaak van een werk, dat de natuur gewoonlijk doet,<br />

„ hij krijgt ligteüjk een fchamper befcheidt; gelijk een boer bij<br />

„ Leijden gaf: vraagt gij, zeide hij tot een Geleerden, /20e<br />

„ dat komt? dat weet ik wel. Hoe komt 't dan? Dat is altijd<br />

„ zo, fprak de goede man. Zie daar 't geheim, 't was altijd<br />

„ 20, en daarom geen wonder,' noch waardig om te onder-<br />

„ zoeken. Maar verneemt men vis of vogel die men hier te<br />

„ lande niet gewoon is, men wil weten, niet zo zeer waar<br />

5, dat van daan komt, maar wat het beduid: In 't jaar 1577,<br />

„ zegt HOOFT, desnagts voor den inval te Amfteldam, quamen t<br />

„ ter Heijde, een zeedorp in Zuidholland, 139/14. Walvisjeheit<br />

„ zo digt onder't land gezwommen, dat 'er een aan Jlrand klemd<br />

„ d'anderen, om hem te veriosfen, bliezen kragt van water ter<br />

„ uit, en twee der voorbarigJien bekoften hunne trouwharti<br />

„ met ge'ijk ongeluk. De grootjle was lang luttel min dan 50,<br />

„ hoog bj de 14, breed 10 voeten ruim. Van dezeljjle zoo<br />

„ ongedierte was den 2 van Hooijmaand, in de Scheide tot Sastin-<br />

„ ge, een aangekomen, lang 58, dik in de rondte 43, breed va<br />

„ Jlaart over de 13 voeten. Deze zeldzaamheden, als beduidz<br />

„ van genakende ontfteltenisjen , Jlonden den volke dro.flijk<br />

„ Maar uit wat ïeden ? Hadden onze Hollanders nooit meer<br />

„ dan 13 of 14 walvisfehen om de Noord vernomen ? ja, maar<br />

„ zo digt onder ors land niet. Dit was de zeldzaamheid, en<br />

„ die alleen Jtond den volke droeflijk voor. De natuurlijke fchrik<br />

„ achtigheid des menfehen helpt hier niet weinig toe, en<br />

„ 't wan- en waan-geloof moeten bijzonderlijk in dezen vei><br />

„ dacht zijn. D'onwetenheid, fchrik, en vreze zijn de on-<br />

„ vaste gronden, daar het bijgeloof op rust, zijnde dit een<br />

„ gebrek, Rrijdig met de godsdienftigheid, door overmaat."<br />

Met dit werk, en nog een ander, niet lang daar na in 't licht<br />

gekomen, zijnde ene ©erfstaring ober be bocijjcgfjingcn ban<br />

DANIËL, verwierf hij veel roems, bij alle hoogfehatters van<br />

gezond verftand en wezenlijke geleerdheid.<br />

Dan


BEKKER. (BALTHASAR) **$<br />

Dan het gene den naam van BEKKER wel het meest be-<br />

toemd gemaakt, Ja vereeuwigd heeft; is zijn werk, tot tijtel<br />

voerende: SSetober&e Wmdis/ jijnbe'eeu grcnöig cmocr*<br />

joeh ban 't gemene geboelen / aangaande be


zzS, BEKKER. (BALTHASAR)<br />

pq bekwaamheid hadden, om 's Konings droom te verklaren •<br />

de woorden zijn: Want de fake die de Koningh begeert, is te<br />

f\t'a;f * ende daar en is niemant, die dezelve y.or den Koningh<br />

'kennen, kan geven, dan de Goden, wekker wooninge bij 't v<br />

•liet eti is. Hij onderzogt daar in het vermogen, welk den<br />

Duivel doorgaans wordt toegefchieven, en deedt, ten zei ven<br />

einde, hog ene leerreden over EXOD. VUL vs. 18. Hij ver­<br />

handeld hier in de vraag, welke tog de reden zijn mogt,<br />

Waarom de Toveraars aldaar vermeld, zo wel geene luizen als<br />

varfthen en flangen konden voortbrengen? Nog tweemalen na­<br />

derhand predikte hij over gelijkfoortige onderwerpen, als eens<br />

pver de Toveresfe van Endor of SAULS Waarzegfter, i SAMUEL<br />

XXVIII. vs. 7-25, en eens over JOBS Duivel. In de beider<br />

laatfte predikatiën, die hij te Amfteldam deedt drukken, be­<br />

weerde hij inzonderheid, dat de zogenaamde Toverijen en Spo­<br />

ken , eer voor bedrog van menfchen , dan voor werkingen<br />

Van den Duivel moesten gehouden worden, tevens te keimes<br />

gevende, voornemens te zijn, iets wegens de Toverijen es<br />

Spoken in 't licht te geven. Intusfen dat hij bezig was, met<br />

"x gene hij op den predikftoel hadt geleraart, in gefchrift te.<br />

{tellen en te befchaven, kwam. uit Engeland een verhaal we­<br />

gens, een zeer zonderlinge toverij. BEKKER bepaalde zig ter-<br />

ftond om dit boek met enige aanmerkingen in 't nederduits<br />

uit te. geven; belovende tevens, zijn'werk over de Toverijen<br />

eerlang te doen drukken; en, uit dit een en ander, wierdt<br />

ten, laatiten zijn zonderling boek, de Betoverde Wereld genaamd,<br />

geboren,<br />

In dit zo be'rugte werk, fpreekt hij van de werkingen der<br />

geesten op de lighimen, zodanig, dat hij in dezelve genoeg­<br />

zaam ene volkomene onmooglijkheid fchijnt te Hellen, en ver­<br />

der alle zodanige plaatzen, in welke van Engelen zo goede<br />

als kwade wordt gefproken, en waar uit men derzelver be-<br />

ftaan en werking gewoon is te betogen, geheel anders ver­<br />

klaart; hierom is hij ook verdagt gehouden , het gevoelen der<br />

Sadduteuwen aan te kleven, die aan het beilaan yan Geesten<br />

noch Engelen, geloof floegen; hij heeft zig nogthans van deze<br />

* * . blaam


'BEKKER. (PJALTTIASAK) 22?<br />

blaam gezuiverd, en getoond, dat hij het aanwezen van Gees­<br />

ten en Engelen buiten GOD, erkende. Tot beter verftand,<br />

oirdelen wij niet ondienftig, 's ir.ans gevoelen hier omtrent<br />

voor te dragen, zodanig hij het zelve betoogd heeft in ene<br />

^cftjiftcln'he fatfêfactfe/ aan dc Klasfis van Amfteldam ingele-<br />

' verd: „ Hij erkende daar in namelijk, i. dat 'er Geesten zijn<br />

„ van GOD gefchapen, denkende wezens, geheel wat anders<br />

„, in hunne natuur en werking, dan de Iighamen en hunne<br />

„ werkingen kunnen zijn. 2. Dat deze Geesten zijn, ofmen-<br />

„ fchelijke, dat is onssjrrenfehen door de fchepping gegeven ,<br />

„ en voortgebragt tot een lighaam, om met het zelve verenigd<br />

„ zijnde, te werken. 3. Of ook andere, die tot geen lighaam<br />

„ zijn gefchapen, om in vereniging daarvan, gelijk de men-<br />

„ fchelijke ziel te werken. 4. De Geesten die tot geene ver-<br />

„ eniging met bijzoirdere Iighamen gefchapen zijn, worden in<br />

„ de H. Schrift, Engelen genaamd, die dan gefchift worden,<br />

„ in goede en kwade; het hoofd der goede Engelen, is Mi-<br />

„ CHAÖL, gelijk hij, die genoemd wordt Duivel en Satan, het<br />

„ hoofd is van de kwade. 5. Dat de goede Engelen, in de<br />

„ volmaaktheid hunner fcheppinge volhardende, GODS Engelen<br />

.„ genaamd worden; en dat hij dezelve gebruikt naar zijn be-'<br />

„ lieven in het uitwerken zijner oirdelen, tot dienst zijner<br />

„ uitverkorenen en tot ftraffe der godlozen; maar dat de boze<br />

„ Engelen, van GOD afgevallen, en daarom, naar hun hoofd,<br />

„ des Duivels Engelen genoemd, in de helfche verdoemenis<br />

„ verftoten, en vijanden van de gelovigen zijn." Ook bekend<br />

BEKKER te geloven, „ dat 'er een Duivel is, nogthahs niet<br />

„ meer dan een, doch die vele Engelen heeft." Dus kwam<br />

het op de werkingen van den Duivel omtrent de menfehen<br />

aan, die hij duidelijk ontkende; doordien hij beweerd, dat de<br />

Duivel met ketens in de helle geboeid en hem alle magt be­<br />

nomen is. Doch doordien dit ronduit ftaande te houden, te<br />

veel zou aanlopen tegens GODS woord en tegen de formulie­<br />

ren van enigheid, welke hij ondertekend hadt, die de verlei­<br />

ding van den eerften mensen tot de zonde, aan den Duivel<br />

toefchrijven, erkent BEKKER hierom, dat de Duivel wel de<br />

P 2 oir-


£1$ BEKKER. (BALTHASAR)<br />

pïrfprorjg van het kwaad is, maar op welk ene wijze, bepaald<br />

hij nergens; bewerende tevens., dat de Duivel hier om ver­<br />

doemd en m de, helle verftoten is, en noch door zig zei ven,<br />

noch door zijne Engejen werkt. Het verhaal van 's menfehen<br />

eerfte verleidinge, erkent hij wel ene befchrijving van net<br />

Werk des Duivels te zijn; doch hij gelooft niet dat die gefchie­<br />

denis alzo gebeurd is, gelijk zij verhaald wordt, maar ver­<br />

klaart dezelve in enen. leenfpreukigen zin. Qp de zelvde wijze<br />

handelt hij met de. verzoeking van CHRISTUS in de woestijnej<br />

welke, hij opvat als ene inbeelding des. Zaligmakers, die zig<br />

den Duivel, in eenzaamheid zijnde, dus fpiekende verbeeld­<br />

de, en a'zo beftreedt. De, werkingen des Duivels, zijn bijj<br />

hem werkingen van de menfehen zelve, dcch aan den Duivel<br />

tqegefchreven, als die in den eerften me.nsch de boze begeer­<br />

lijkheid die uit de zonde over alle menfehen gekomen is, ont-<br />

fteken beeft. Eveneens verklaart hij alle plaatzen, in weike van<br />

het u.itdrijyen van boze geesten wordt gefproken, van zekere<br />

krankheden, en beweert, dat de H. Schrift, in opzigt van de<br />

werkingen der Geesten, zo goede als kwade,, (preekt naar het<br />

gevoelen der Heidenen, door de Joden overgenomen, die.alle<br />

werkingen, van welke zij geene rede konden geven,'aan ze­<br />

keren Geest toefchreven. Voorts handelt BEKKER van de bij­<br />

zondere gemeenfehap met den Duivel, tot een uitgedrukt"ver­<br />

bond; en na zulks aan de gezonde reden getoetst te hebben ,<br />

gaat hij met dit onderzoek voort, ten aanzien van dat gene,<br />

't welk de H. Schrift daar van aan de hand geeft, en dan be-<br />

vindt hij al mede niets dat naar een verbond met de.n Duivej.<br />

gelijkt, maar wel in tegendeel, dat het gevoelen van zulk een<br />

verbond der menfehen met den Duivel, door kragt yan wel­<br />

ken alle toverijen zouden gefchieden, niet ftrookt met de le-<br />

Vt, noch met de beftieringe van GODS verbond, zo voor als<br />

onder de wet; en allerminst onder 't euangclie, Dus vqrre<br />

dan naa.r zijn inzigt bewezen hebbende., dat het gemeen ge­<br />

voelen yap de toverij, en 't gene daar aan verbonden is, ge-<br />

b^J gn, al is buiten, en, wat mqer is, tegen den Bijbel, be­<br />

fchouwt hij verder, wa,t dan datgene zij, da_t ons de Schriff<br />

van


LEKKER. (BALTHASAR) ïz£<br />

Vén zulke menfehen zegt, en wat zij van huh doén getuigd;<br />

Één dien einde brengt hij de perfonen die zulks betreft eers?<br />

te vouifciijn, om te doén vatten, wat van zulke liedera te<br />

verwagfefi was, wat oogmerk zij baddert, ten welkëri einde Zij<br />

hij gr tên en k'eihen zijn gevraagd èn te werk gefieldJ daar<br />

ha ziet hij Bun hunne handelingen en kunften af j eh vertoond<br />

daar bij de redenen, die 't volk, en zonderling de Koningen,'<br />

zelv in Israël, bewogen, om zig aan deze menfehen te vérga­<br />

pen. Dit leidt hém nu als van zelve om na të géafl, Wat<br />

hu eigehtlijk naar de Schrift van al dat Volk te houden 2ij, en<br />

hij toont aan, dat h m doen van geen vermogen was', dat zij<br />

niet wisten t gene zij voorzeiden 'of als een bijzondere gehei­<br />

menis openbaarden; dat ze waarlijk niets met al dedeh vffl<br />

*t gene zij zig onderwonden, maar alleenlijk zulkön enkelen<br />

fchijn wisten té makfen, en dat daar in hunne gehele konst<br />

beftond. D >'ch nademflal de Bijbel op ettelijke plaatzen ?.ó<br />

fchijnt te fpreken, dat ze in de bezweringen der Toveraars<br />

zelve geen kleine kragt ftelt, zb 'onderzoekt BEKKER , Wat ei-<br />

gentlijk daar mede te kennen Wordt gegeven; èn befhu't, dat<br />

de H. Schrift niet zegt; 't gene zij daar fchijnt te zeggen. .Hier<br />

cp verklaart hij, Waar in dan èigentlijk dit kwaad beftaat, en<br />

hoe 't bijkomt, dat die menfehen met hunne könftenarijen, en<br />

wel met name die van Israël; die hen agter na liepen, in den<br />

Bijbel zo flegt te boek ftaah, ên t'zedert bij 't eerfte Chris»<br />

tendóm- nog zo gehaat en geftraft zijn ; midsgaders welke de<br />

reden was, van die wetten, waar bij dezelve onder 't Oude<br />

en Nieuwe Testamënt verboden zijn. Tot hier toe nög maar<br />

gefproken hebbende van de genen, die gemeenfehap zouden<br />

hebben met deh Duivel, gaat hij verder over, om van eb<br />

zulken te fpreken, die mén acht dat den Duivel meest tegen<br />

hebben, en, naar den geest met hem in zwaren ftrijd, of aan<br />

den lijve zwaarlijk gekweid, dat is, bezeten zijn. Na Zulks<br />

korteüjk veihandeld te hebben; gaat hij voort, met aan ts<br />

wijzen, wat hier ons oirdéel over behoord te zijn, en hoed^<br />

hig een Christen zig daar omtrent behoort te gedragen. En s<br />

doordien hem door fommigen zijner tégenftrevers zijn vcorge»<br />

P 3 wor.'


230 BEKKER. (BALTHASAR)<br />

worpen, de zogenaamde •formuUt^a; poogt hij te betogen, op<br />

hoe zwakke gronden de voornaamfte Leraars bouwen, van<br />

welker meiningen bij Grsrj. VOETIUS is te vinden ; en dat de<br />

' Schrift, niet grondig onderzogt, alleenlijk op den klank der<br />

woorden, naar gewoonte, en op blote aanwijzinge, tot bewijs<br />

wordt bijgebragt. Daar tegen wijst hij aan, hoe de formulie­<br />

ren, naar inhoud der verhandelde Schriftuurplaatzen moeten<br />

verftaan werden, In alles wat dezelve van aanvegtïnge of ver-<br />

leidinge des Duivels, geestelijken ftrijdt, toverij, waarzeggin­<br />

gen , en belezingen vermelden; en dat derzelver welgevoegde<br />

ftijl dat ook medebrengt. Dat meer is, hij betoogd nog ver­<br />

der, dat deze gemene doling, omtrent de voorzeide werken<br />

des Duivels en zijn volk, met onze formulieren ftrijdig is, en<br />

dat geene andere, dan die in zijn gevoelen ftaan, bekwaam<br />

zijn d'ondertekening, die alle Leraars der Gereformeerde Ker­<br />

ken voor 't aanvaarden hunner dienften doen, in dezen dele<br />

goed te maken; teffens toont hij aan, dat 'er de godzaligheid<br />

des levens merkelijk door gebroken, GODS eere grotelijks ver­<br />

kort, 't geloof en de liefde zeer gekrenkt, het Christendom<br />

voor d'ongelovige ten toon gefteld, en ons gebed ontheiligd<br />

en belemmerd wordt. Llier nu over maakt hij het beiluit op,<br />

wat ons van die dingen te geloven en te betragten ftaat; voor­<br />

eerst van fpoken in 't gemeen, en dan bijzonderlijk van voor-<br />

fpook en voorfpelling; hoe verre die mooglijk is of niet, en<br />

aan welke oirzaak toe te fchrijven. Volgens zijn betoog, is<br />

ze aldaar natuurlijk , maar niet van den Duivel; 't zelve geeft<br />

hij ook te verftaan van de zogenaamde hexenfpoken, en wiche­<br />

lingen; insgelijks ook van bezetenheid, die van den menfehen<br />

door verbond des Duivels zij gewrogt, en voorts, hoedanig<br />

een toverij in de wereld is, of niet; vervolgens leert hij, hoe<br />

wij ons in dit alles naar behoren moeten gedragen, met veel<br />

cerbieds en godvrugtigheids tot GOD, met liefde en befchei-<br />

denheid tot onzen naasten, en voor ons zelv tot oeffening<br />

van godzaligheid. Het verhandelde zou ons reden geven ts<br />

denken, dat de zaak hier mede voldongen ware; maar de<br />

ondervindiuge> de beste leermeester der dingen, op een me­<br />

nig.


BEKKER. (BALTHASAR) |}|<br />

j sigte voorbeelden fieunende, fchijnt hier in den weg te zijn j<br />

doordien men zig daar op beroept, en dat met zulk een kragt a<br />

dat de óren doof flaan voor de redenen, tot hier toe bijge-,<br />

bragt. Om dan die ondervinding ten gronde toe te onderzee*<br />

ken; en op dat niemand zegge, dat hij met zijne nieuwe lere<br />

wil tegenfpreken de gantfe wereld, vol klaarblijkelijke proe-.<br />

ven zulker werkingen des Duivels, als hij ontkent, dat 'et-<br />

zijn; onderfcheidt hij die in een ondervindinge, die hij zijii er.<br />

gene noemt, en die van andere wordt Voorgegeven; éigeri<br />

gaat voor al; maar ten einde niet mis te tasten, toont hij<br />

eerst, hoe een inenscb op eigën ondervinding mag betrouwen,<br />

en dan hoe verre hij anderen daar in mag geloven, fot on«<br />

derrigting, geeft hij dan vooreerst te kennen, dat weinige van<br />

ons bekwaam zijn, om behoorlijk oirdeel van die dingen öp<br />

te maken; of ook wel, dat ons de gelegenheid ontbreekt; oiri<br />

alles, wat tot volle kennis vereist wordt, te vernemen, Het<br />

eerfte ftelt hij in 't vooroirdeel, daar wij medé ingenomen 5<br />

zijn, als ook de vreze en fchrik, dié ons op zulk ene ontmoe­<br />

ting overvalt; als mede, in gebrek van kennis; wat de kreg-<br />

ten der natuur vermogen; het zij om iets te werken, hst zi]<br />

. om iets alleenlijk te doen fchijnen, dat zo niet is; het zij ook;<br />

om 't bedrog te merken van de menfehen, en de kragt der<br />

konst en oeffeningen, die ons zulke dingen, welke zij maar<br />

i natuurlijk doen, voor toverij doen aanzien en geloven; hier<br />

Van geeft hij verfcheidene proeven op ; en dan belangende' de<br />

gelegenheid; die dikmaals ontbreekt, om agter 't geheim 1<br />

der<br />

Natuur te komen. Dit afgehandeld, brengt hij te berde dé<br />

voorbeelden van fpokerij, van bezetenen en betoverden \ die<br />

hem zelv bejegend zijn; hij oirdeelt daar uit van den Papé-*<br />

gaaij, in de GedenkfchYiften van den Ridder TEMN-E' vernield,<br />

i die men geloofde dat betoverd was, en vergelijkt dat voorval<br />

met een andere ondervinding; hem zelv bekend. Van die<br />

betovettheid des lighaams gaat hij over tot de zie!, en meld<br />

zijn eigen ondervinding aan meer dan een perfoon, en op<br />

verfcheidene plaatzen, in 't bijzonder te Franeker; voorts brengi'<br />

: hij vele voorbeelden Y" van fookerijen s.n bszïtenhedsn, die<br />

f'4 ' m


tl 2 BEKKER.. (BALTHASAR)<br />

na nauwkeurig onderzoek, bevonden wierden van alle waar­<br />

heid ontbloot te zijn, en na men die met alle zorgvuldigheid ont­<br />

leed hadt, niet anders dan de fchim overlieten. Verder reist<br />

de Schrijver met zijn boek de wereld rond, en brengt allerlei}<br />

voorbeelden bij, die meest beroemd en ook de kragtigfle gere­<br />

kend zijn, om 't gemeen gevoelen te bewijzen. Eerst van<br />

Spokerij en toverij, die voor gewoon te boek ftaat; gelijk de<br />

vitte wijven, van welke men in ons land fpreekt, de witte<br />

vrouw van Rozenburg, en meer dingen van dien zelvden aart.<br />

Voorts, handelt hij yan de zulken, die men zegt, fchoot-en<br />

fteekvrij te zijn; bewijzende dat alles vals is, wat daar van<br />

verteld wordt. Vervolgens begeeft hij zig tot 't onderzoek<br />

van vele bijzondere vertellingen; en in de eerfte plaats, van<br />

zulke die men geen zekeren naam kan geven, of 't fpokerij,<br />

of wichelarij of toverij, of bezetenheid voor 't merendeel te<br />

noemen zij, om dat in een verhaal verfcheidene fooiten te za­<br />

aien komen; vervolgens wordt van wichelarij of toverij, ieder<br />

in 't bijzonder gehandelt; van alle deze onderfcheidene onder­<br />

werpen een menigte verhalen bijbrengende, van gebeurtenis-<br />

fen die 't meeste gerugt in 't vak van Jpokerijen, betoveringen<br />

enz. gemaakt hebben, en teffens daar van de tastbaarfte vals­<br />

heid aantonende. Voorts betuigd BEKKER , dat indien hij<br />

meer voorbeelden, die tot bewijs van des Duivels werkea<br />

worden aangevoerd, wilde onderzoeken, hij nimmer eén ein­<br />

de zou vinden ; en dat hij derhalven de verhandelde vol­<br />

doende befchouwt, alzo die boven anderen bekend, onlangs<br />

geleden, en nabij, of een van beiden zijnde, gewisfer on-<br />

derzogt, en op de plaats, en bij de levende bevraagd, tot<br />

des te klaarder overtuiginge des lezers moeten dienen. Van<br />

't werk eindelijk fcheidende, fluit hij met een t'zamenftel van<br />

al 't bewijs tot een , dat in alle' de vier boeken van zijn<br />

werk ergens t'zijner plaatze is aangewezen; 't welk zo veel<br />

uitbrengt, als dat er geen reden is in de Natuur, noch be­<br />

wijs in de H. Schrift, noch blijk uit de bevinding, om aan<br />

de boze geesten toe te fchrijven de werkingen, die doorgaans<br />

gelooft worden voort (©komen van den Duivel, of van zulke<br />

mes-


BEKKER. (BALTHASAR) 23$<br />

toenfchen, die met hem in bondgenootfchap zouden ftaan. Uit<br />

dit alles toont onze Doktor dan ten flotte, hoe kwalijk zij<br />

doen, die in plaats van de bijgelovigheid uit te tugtigen, de­<br />

zelve voeden; een fchuld die veel meer Kerkelijken en School­<br />

geleerden, dan Overheden en Regters betreft, gevoigelijk dan<br />

ook verpligt, om op genezinge van 't ingekankerd kwaad be-<br />

dagt te zijn. Doch vermits dit langzamelijk te hopen is, wil<br />

Doktor BEKKER zijnen lezer, en hem zei ven te nutte maken<br />

de lesfe van den groten Kruisgezant PAULUS; verwerp d'ongod-<br />

delijke en oudwijffclie fabelen, u zeiven oeffenende tot godzaligheids<br />

1 TIM. IV. vs. 7. En dit, betuigd de Schrijver, het gehele<br />

werk door in acht genomen te hebben.<br />

Het kon niet misfen, of de Kerkenraad van Amfteldam „•<br />

Bioest van een boek 't welk zo veel gerugt maakte, en zo<br />

veelvuldige klagten en opfchuddingen verwekte, kennis ne­<br />

men. Dit begon op den 31 meij 1691 met ene commisfie,<br />

om de wetten, aangaande het vifiteren der boeken na te zien;<br />

vervolgens kwam de zaak zelve te berde; een ieder wierdt<br />

vermaant het boek te lezen; men benoemde gelastigden om<br />

uittrekzels te maken, als mede om met BEKKER , die zig daar<br />

toe aanbood in onderhandeling te treden; het herdrukken zij­<br />

ner boeken wierdt middelerwijl verboden. Inmiddels deedt<br />

BEKKER een reisje door Friesland, Groningen en Overijsfel. Te<br />

Amfteldam te rug gekomen zijnde, vondt bij zijn boek algemeen<br />

verfoeid, en orde gefteld om met hem te handelen over de<br />

vereiste voldoening wegens de ergernis, door hem aan de<br />

Kerk gegeven; 't welk BEKKER zig liet welgevallen. Men<br />

tradt dan met hem in onderhandeling; doch hij bleef volftan-<br />

dig weigeren, enige andere voldoening te geven, dan in al­<br />

gemene bewoordingen behoudens namelijk zijn gevoelen, en<br />

alleen met betuiging van leedwezen , dat de Kerk uit zijn<br />

boek zulk een ergernis hadt genomen, daar bij met het fchrij­<br />

ven van 't zelve een rein en zuiver oogmerk heeft gehadt, te<br />

weten, om GOD alleen de eere te geven, en de overblijfzels<br />

Van deze ongelovigheid des Pausdoms, uit veler harten weg te<br />

r.sraen. Deze betuiging voldeed egter gants en al denKerken-<br />

P 5 raad


Ü* REKKER. (BALTHASAR)<br />

raad niet, maar zij eiste ene uitdrukkelijke herroépin» zijne*<br />

gevoelens, waar toe hij evenwel niet konde befluiten<br />

kwam de zaak voor de Klasfis; dezelve oirdee'de d* he*<br />

boek behoorde gevifiteerd te worden, 't welk BEKKER ontkende<br />

z.g ten dien einde beroeper.de op zijne waardigheid van<br />

Dokter IJ de Godgeleerdheid. Vermits hij de zaak met deze<br />

vergadering niet eens konde worden, beriep BEKKER 2 IV O U<br />

een hoger regtbank, de Sijnode, niet'om dezelve als Regter<br />

te eikennen, maar gelijk fommigen verhalen, om'tijd te winnen<br />

en het overige nog niet gedrukte gedeelte van zijn werk<br />

de Betoverde Wereld, in 't licht tp n-P„ .... „,<br />

.<br />

m<br />

'<br />

c l l c m<br />

te geven, gehjk gefchieddë. Dé<br />

Sijnode trok de zaak tot zig; doch vernomen hebbende, wat<br />

er in oen Kerkenraad en Klasfis van Amfteldam was voorgevallen,<br />

en hoe deze de zaak naar behoren hadt behandeld, wijst<br />

zij na BEKKER gehoord te hebben, de zaak aan de Amfiel<br />

damfe Klasfis te rug; betuigende niet voldaan te zijn over des<br />

Doktors antwoorden, pr^endë de ernffige handelingen des<br />

Kerkenraads e n tevens last gevende aan de Klasfis van A,nfieldm<br />

en de Deputaten van de Sijnode, om verder over de<br />

zaak te handelen. Na dat de Kerkenraad de zaak weder in<br />

handen hadt genomen, wierden 'er ettelijke artikelen ontworpen,<br />

om BEKKER voor te houden, hij beantwoordde die fchrif.<br />

bragt hie, op de zaak voor Burgemeester, en doordien hij<br />

den Kerkenraad geene voldoening gaf, vondt deze andermaa<br />

goed zig aan de Klasfis te vervoegen. N a veel over en we-<br />

t<br />

6 n<br />

: l : V C n<br />

^<br />

'<br />

M h e t h o<br />

^ *» verfcheiden fa-<br />

menkomften ook met de regering der Rad, onderschreef BEK­<br />

KER ten iaatften enige artikelen van voldoening; bij verklaarde<br />

>n dezelve te geloven: „ dat 'er goede en kwade geesten<br />

» -P; dat de Duivel, de begeerlijkheid in des menfehen<br />

» -u-ten ontftoken hebbende, den mensch verleidt, doch ook<br />

, daarom.m de helie geworpen is, en hem nu voortaan gee-<br />

>, ne werkingen omtrent de menfehen kunnen toegefchioven<br />

„ worden; dat hij dit niet hieldt voor een ter zaligheid noodzmiijk<br />

leerflak, maar het enkel aanmerkte als een pnMma<br />

h of


' BEKKER. (BALTHASAR) 235<br />

of voorftel dat te onderzoeken was; 't welk hij verzogt dat<br />

in hem geduld mogt worden; dat 't hem leed deedt, dat hij<br />

„ zig in geene onderfchcidener bewoordingen hadt uitgedrukt<br />

„ ten aanzien van de leer der Hervormde Kerk, even als of<br />

„ deze niet zuiver ware van de gevoelens der Mankhéen, en<br />

„ dat het gene in 't algemeen gezegd was, alleen op de bij-<br />

„ gelovige leden der Kerke moest worden toegepast; dat hij<br />

„ zig aan de formulieren van enigheid hieldt, en beloofde<br />

„ zijne gevoelens niet verder te zullen verfpreiden." Na de­<br />

ze verklaring, wierdt de zaak bij de Klasfis in omvrage ge­<br />

bragt, en nam de vergadering genoegen in dezelve; voorts<br />

fchorste zij BEKKER, om de gegevene ergernis, voor den tijd<br />

van twee maanden in zijnen dienst. De cenfure wierdt van<br />

hem aangenomen, en van dezelve kennis gegeven aan Burge-<br />

meesteren van Amfteldam, die zig dit lieten welgevallen, en<br />

bevel gaven, dat de artikelen van fadsfaüie gedrukt wierden.<br />

Dus dagt men dezen oorlog geëindigd, en den weg tot alle<br />

verdere onderhandelingen over de zaak van BEKKER te heb­<br />

ben afgefneden. Doch verre van daar, men rekende buiten<br />

den waard; want zo dra wierdt het befluit van de Klasfis niet<br />

rugtbaar, of de opfchuddingen vermeerderden; 'er kwamen<br />

brieven van den Kerkenraad van Rotterdam, en remonilran-<br />

tien van de leden der Gemeente aan den Amfteldamfen Kerken­<br />

raad , klagende over het afdoen dezer zaak met zo weinig ver­<br />

genoegen, en over de geringheid der cenfure, in evenredigheid<br />

van de grootte der misdaad. Alle Klasfen en Sijnoden van<br />

geheel Nederland, raakten in iep en roer. Elks ogen waren<br />

na gevestigd op de naastvoigende Sijnode, welke in Notrd-<br />

holland moest gehouden worden, en men verlangde met on­<br />

geduld, naar 't gene men daar in zoude befhuten. Dc Klas-<br />

jis van Hoorn fchreef een gravamen over deze zaak uit; dc<br />

Kerkenraad van Amfteldam bragt ccn confifioriaal advijs in de<br />

Klasfrs, dat BEKKER , voor dat de Sijnode was gehouden, van<br />

zijne cenfure niet mogt ontflagen worden. Eindelijk vergader­<br />

de de Noordhllar.dfe Sijnode in 't begin van augustus 1692,<br />

binnen Alkmaar. H ;<br />

cr vierden hem de ingekomer.c grieven<br />

voor-


*3$ '• BEKKER; (BALTHASAR)<br />

Voorgehörderi. De Sijnode ham inzonderheid kwalijk, dat<br />

BEKKER, voorgevende voor de magt van GOD alleen te'pief<br />

ten, de Kerk befchuldigde, dat zij die ontkende. Ook dat hii<br />

her. Profetisch ambt van CHRISTUS benadeelde, indien hij fleü<br />

de, dat het gemeen gevoc'en van de werkingen dés Duivels<br />

ten tijde van JESUS verkering op aar.ie, reeds bekend was ge­<br />

weest, zonder dat CHRISTUS zulk een wangevoelen hadt te-<br />

gengefprokëri. De Doktor bekende voor de Sijnode, dat JE*<br />

sus zekerlijk dat gevoelen zou hebben moeten tègenfpieken<br />

ingevalie het ten Z'inèn tijde onder de Joden was bekend ge­<br />

weest ; doch hij ontkende, dat zulks met 'er daad plaats hadt.<br />

Men hieldt hem dan zijne eigene woorden voor, in welke<br />

hij zegt: „ dat dit wangevoelen reeds onder de Jodèn was<br />

„ en dat de zulkén, die bij JESUS over bezetenheid klaagden',<br />

* n i e t n a a r<br />

naarheid fprakën , maar naar dat wangevoelen, welk<br />

„ de Joden, na dat zij meer verkering met de Heidenfe Wïjs-<br />

" g e r e n<br />

è h a d t h a d d e i l<br />

S > «dd-t de Babijlonife gevangenis, had-<br />

,,, den overgenomen." BEKKER zogt zig hier over te verdé­<br />

digen , doch het Sijnode nam geen genoegen in zijn antwoord.<br />

Na lang óver en weder handelen, kwam mén tot een befluit '<br />

dat ieder Predikant in NooydkUand zijne gedagten over BEK-<br />

KER'S boek, fchrifterijk zoude inleveren, en hij zelv' alle*<br />

waaromtrent de Kfasfo zoude overeenkomen , zou wegnemen,<br />

veranderen, herroepen, ja zelvs wederleggen. Doch BEKKER<br />

vondt hier m geen genoegen, maar leverde een Remonftrantiè<br />

m, waar m hij weigerde het Sijnode voor zijnen regter te er­<br />

kennen , onder anderen voor reden gevende, dat hij reeds<br />

een cenfure hebbende uitgeïlaan, mét geene twede kon be­<br />

zwaard worden, waar van de Sijnode het tegendeel beweerde.<br />

Na dan enigen tijd met BEKKER gehandeld te hebben, om te<br />

vernemen, of hij nadere voldoening zoude willen geven, en<br />

lm, by 'tgene te Amfteldam gefchied was, bleef volharden,<br />

wierden de advijfen ingenomen. Dezelve kwamen hier op uit,<br />

dat BEKKER geene'genoegzame voldoening hadt gegeven, en,<br />

zo lij hier omtrent weigeragtig bleef, in dè Kerk niet lan­<br />

ter konde geduld worden, c n daarom van ztjnen dienst wierdt<br />

af


BEKKER. (BALTHASAR) 2 3 7<br />

afgezet. Dan BEKKER onverzettelijk op zijn ftuk ftaande blij-<br />

VenJe, wierdt na hem nogmaais te vergeefs vermaand te heb­<br />

ben, van zijne gevoelgos af te flappen en meerder voldoe­<br />

ning te geven, met eenparigheid van Hemmen, het volgen ie<br />

befluit genomen. „ De Christelijke Sijnode alle zagtmoedig-<br />

v heid en befchqidenheid gebruikt hebbende, om Dr. BAL-<br />

„ THASAR BEKKER, tot ene genoegzame retraciatie te induce-<br />

„ ren, en zijn Eerw. blijvende weigeren de Sijnode voor zii-<br />

,, nen competenten regter te erkennen, en de artikelen van<br />

,, fatisfa&ie, bij de Christelijke Sijnodüs opgefteld; heeft op da<br />

„ incebragte advijfen van de Klasfen, met eenparigheid van<br />

J ? ftemmen, denzei ven Dr, BEKKER verklaart, intolerabel als<br />

?, leraar ijl de Gereformeerde kerk, en vervolgens hem van<br />

,, zijnen predikdienst geremoveerd , gelijk ze denzelven re-<br />

„ moveerd mids dezen, en zal aan de Eerw. Klasfis en den<br />

„ Eerw. Kerkenraad van Amfteldam, ene copije van deze re-<br />

„ folutie en conclufie toegezonden worden, om haar zeiven<br />

„ daar naar te reguleren." Zodanigen vonnis geveld zijnde,<br />

wilde men BEKKER daar yan kennis geven; doch hij hadt Alk­<br />

maar reeds verlaten, agterlatemde een fchriftelijk protest, waar<br />

in hij verklaarde, niet te kunnen berusten in ene Sententim<br />

c.ondemnatoria a non Judice, een vonnis van veroirdelinge ge­<br />

veld door iemand, welke hij voor geenen regter erkende. Het<br />

yonnis door de Sijnode ge/Treken, wierdt kort daarna, door<br />

de wethouderfchap van Amfteldam bekragtigd, egter vondt zij<br />

tevens goed, om BEKKER zijne gewone jaarwedde tot aan zij­<br />

nen dood te laten behouden.<br />

Dit vonnis bekend geworden zijnde, regende het eerlang<br />

boekjes en gefchriften, waar van fommigen waren ingerigt,<br />

om het gedrag van de Noordhollandje Sijnode en andere Kerke­<br />

lijke handelingen omtrent BEKKER gehouden, hemelhoog te<br />

prijzen; terwijl anderen , het ten hoogften verfoeiden en als on-<br />

regtvaardig uitkreten. Wij zullen flegts van een der laatflc<br />

foort melding maken, om deszei vs zonderlingen inhoud; het<br />

is getijteld; ©en trinmp&tïcnocn ©uibel/ j'pofenDc omtrent<br />

öett bera. j^aniayfuG"; de ongenoemde Schrijver, vangt dus aan ;<br />

„ De


*3# B'EKKER. (BALTHASAR)<br />

„ De Duivel is zeer gelukkigen in vci'igheid, zegt MERKÜ-.<br />

„ RIUS , doordien de Grote Raad der Theologanten zig met<br />

„ zo veel ijver voor hém in de bresfe Reld. Maar hij kosto<br />

„ niet begrijpen, hoe dat menfehen, wier beroep vordert<br />

„ om den Duivel afbreuk te doen, en hare kudden de middc-<br />

„ len aan de hand te geven, ten einde hem te weerRreven,<br />

„ zijne belangens met zo veel ijver kunnen' omhelzen, eri<br />

„ voor hem en zijn rijk de wapenen aangorden. Zij hoor-<br />

„ den het evenwel, en zagen het: de ene zeide, BEKKER<br />

„ heeft geen eerbied genoeg voor de Duivel: de andere, hij<br />

„ fpot met den Duivel: een derde, bij fpreekt op een al te<br />

„ lugtigen trant van Satan, hij moest hem met meerder be*<br />

„ fchaaftheid behandelen, dewijl het een fchepzel van GOD is :<br />

„ nog anderen zeiden, de Duivel is noodzaaklijk, hij komt in<br />

„ onze kraam te pas, wij kunnen hem niet misferj; het volk<br />

„ zou ons niet geloven, en onze Jeerdienst zou te gronde<br />

„ gaan, indien dc Duivel niet in J<br />

t fpei kwam en ons vaarwel<br />

„ zeide: wie zou de moeite willen nemen om GOD te vrezen<br />

„ indien het niet was uit oirzaak van den Duivel ? De men-<br />

„ fchen zouden nimmer naar den hemel willen gaan, indien<br />

,, de Duivel hen 'er niet naar toe joeg." Uit dit enkelde Raait-<br />

je kan men afleiden, op welk een' trant fommigen der apolo-<br />

gisten van BEKKER , hem verdedigen. Ook wierdt 'er in dien<br />

tijd een allerkwaadaartigfte fpotpenning gemunt, verbeeldende<br />

een Duivel in een Predikants gewaad met mantel en bef uit-<br />

gedost, zittende op een ezel , en houdende een banier of<br />

vaandel in zijn hand, om aan te duiden, dat het een zegepraal<br />

, was door den Duivel bevogten.<br />

De Kerkenraad van Amfteldam was nog niet ten vollen ver­<br />

genoegd, met de afzetting van Doktor BEKKER bewerkt te<br />

hebben, het geluste haar een Rap verder te gaan, met hem<br />

de kerkelijke gemeenfehap te ontzeggen, en hem van 't avond-<br />

maal te weren. Deez' brave man, hij mag dan zo ketters<br />

over den Satan en zijne Engelen gedagt hebben als men wil,<br />

bekreunde zig daar luttel over, en vervoegde zig bij de Wal-<br />

fe Gemeente, daar men geen zwarigheid maakte, om hem<br />

aan


BEKKER. (BALTHASAR)<br />

ffi) de tafel ces Heren als medebroeder en disgenoot te ont­<br />

vangen. Dus van de vervolging der Geestelijkheid bevrijd<br />

Heet hij het overige zijner dagen in rust te Amfteldam, en over­<br />

leed aldaar aan de pleuris op den 11 julij 1698, in den ou­<br />

derdom van bijna 64 jaren Zijn Hoffelijk overblijfzel wierdt<br />

naar Friesland gevoerd, en te Jelfwn, een dorp nabij Leeuwar­<br />

den gelegen, in zijn vrouws familiegraf, begraven. Die van<br />

b mans godvrugtig en in de daad christelijk affierven, als ook<br />

zijn gantfe gedrag, op zijn ziek- en fierfbed, daar hij ruim drie<br />

maanden met veie fmertcn worflelde, onderrigt wil zijn, raad­<br />

plege het verhaal daar van door zijnen zoon, onder den tijtel<br />

van: JbtCtfütöiJC ban ©ent. BEKKER in 't licht gegeven; een ver­<br />

haal dat door ieder, die enig gevoel van ware godsvrugt heeft,<br />

niet-zonder innerlijke zielsaandoening kan gelezen worden;<br />

voorts voihaidde hij tot aan zijn dood toe, bij zijne gevoe­<br />

lens ten aanzien van den Duivel en de werkingen der Geesten,<br />

met betuiging, dat hij voor 't overige de aangenomen^ leert<br />

ftellingen der Hervormde Kerk yastlijk geloofde.<br />

BEKKER is getrouwd geweest, met FKQUK FULUOBUS, dog-<br />

ter van BERNAEDUS FUXLENIUS, in leven Profesfor te Fmieker,<br />

eerst in de hebreeuwfe taal, naderhand in de mathefis, en HF,.<br />

ÜELIA HINKMA AB HINKEXBORO, uit een adelijk geflagt, wiens<br />

zuster ALETHAJA , de moeder was van den wijdberoemden ge­<br />

neraal en veldbouwkundigen MENNO VAN COEHOORN. Bij de­<br />

ze vrouw heeft hij een zoon verwekt, met name JOHANKEÏ<br />

HENDRIK BEKKER, die in 1737 als Predikant te Jclfv.m is<br />

overleden; benevens twee dogters, "waar van de jongfte AN­<br />

NA MARIA BEKKER, is getrouwd geweest met Ds. JEREMIAS<br />

HENDRIK BRÜINING, Predikant te Beetgum.<br />

Ten aanzien van de geftalte zijn's lighaams en houding, was<br />

BEKKER geenzins gunftig door de natuur begaaft; zijne tronie<br />

inzonderheid was. allerongelukkigst, een lange neus die ge­<br />

noegzaam op zijn vooruitfiekencle kin ruste, met ingevallc; a<br />

konen, vormden een gants onbevallige tronie; 't weik i.A<br />

MOSNAYE zijn pourtrait ziende, voor den franfendruk van zijn-<br />

50?*


a 4*» BEKKER. (BALTHASAR)<br />

S&ctoucrbc Wmlo/ niet onaartig op derzelvet lelijkheid zu*<br />

Spelende, deedt zeggen ;<br />

Oui, par toi de Satan la puisfance est brifée,<br />

Mais tu n'as cependant pas encore asfez fait i<br />

Pour nous oter du Diable entierement l'idée,<br />

BEKKER fupprime ton portrait.<br />

Doch zo min gunftig hem de natuur, ten aanzien van zijne<br />

lighaamsgeftalte en tronie geweest was, zo veel te meer bezat<br />

hij van hare gaven, ten opzigte van zijne zielsvermogens en<br />

verftandige hoedanigheden. Onzijdigen getuigen, dat de naam<br />

van fchrander, geleerd, weetgierig en arbeidzaam, hem niet<br />

kan onthouden worden; bij bezat een vrijen geest, en wild©<br />

zig aan niemands gedagten flaafs verbinden, maar onderzogt<br />

alles ingevolge de geftrengfte regelen der reden, of 't gene<br />

hem zulks toe fcheen; voorts was hij vurig en vlug van ver­<br />

nuft, en wanneer hij eenmaal een gevoelen hadt omhelst, was<br />

hij 'er niet gemakkelijk af te brengen, ja fomtijds betrouwde<br />

hij te veel op zijn eigen oirdeel; hij hadt met veel andere<br />

grote mannen die diep denken gemeen, dat hij fchranderder<br />

was, om twijffelingen en zwarigheden te opperen, dan die op<br />

te losfen; ongemeen moedig in gevaren te zijn toonde hij bij<br />

meer dan ene gelegenheid, als onder anderen ook, toen zijn<br />

borstbeen aangeftoken zijnde, men hem ene grote opening in<br />

de borst moest maken, en een ftuk vlees 'er uitfnijden'; deze<br />

pijnlijke bewerking, ftondt BEKKER met ene wonderbare'ftand-<br />

vastigheid door. Ook was hij zeer goedhartig en vriendelijk,<br />

en wist zig door zijne dienstvaardigheid, bij zijne ambtgenoten<br />

aangenaam en bemind te maken; van welken enigen ook alles<br />

hebben aangewend wat in hun vermogen was, om hem, wa­<br />

re 't mogelijk te behouden. Hij hadt geen uitwendige gaven<br />

voor den kanfel ; en fchoon hij kundig was in de mathefis,<br />

de beste van alle de logica's, waren zijne leerredenen niet<br />

regelmatig, maar egter zodanig ingerigt, dat die voor ieder<br />

verftaanbaar waren; ook was hij door zijn ongemene vlugheid,<br />

bij-


BEKKER. (BALTHASAR) 241<br />

Bijkans altoos in ftaat tot het waarnemen van een predikbeurt.<br />

Van aart boertig en fcheitzend zijnde, ftak zulks fomtijds ook<br />

in zijne predikatiën gelijk in zijne fchriften, door. Dus ver­<br />

koos hij wel eens texten, die op zekere voorvallen floeren,<br />

welke hij in 't oog hadt; zie 'er hier een paar voorbeelden<br />

van: een zijner ambtgenoten osfen hebbende te bezorgen, en<br />

onzen BEKKER verzogt hebbende om voor hem te prediken,<br />

nam hij tot text de woorden: 1 KORINT. IX. j*. 9. Zorgt<br />

ook GOD voor de Osfen? Toen hij van Weesp naar Amfteldam<br />

verroepen wassen de drie afgevaardigden, ter zijner losma-<br />

kinge, zig in de eerstgenoemde ftad bevonden, predikte hij<br />

over de woorden: HAND. X. vs. 19. Ziet drie Mannen zieken<br />

«.'. Zeer vaardig teffens was bij in zijne antwoorden, en, door<br />

zijne grote geoeffendheid in den bijbel, bekwaam, om bij al-<br />

ierleije gelegendheden een gepasten fchriftuurtext bij te bren­<br />

gen ; ten voorbedde hier van ftrekke, dat een zijner ambtge­<br />

noten van een lage afkomst, hem een grieks vers, door zijnen<br />

zoon die nog zeer jong was, vervaardigd, en tegen hem irge-<br />

rigt, in handen deedt floppen; hij las het vers, eiste pen en<br />

inkt, en fchreef terftond 'er onder; zie JOB, XXX. «r. 1., al­<br />

waar men deze woorden leest: Maar nu lagchen over mij min­<br />

dere dan ik van dagen, welker vader ik verfmaad zou hebben, om<br />

lij de honden mijner kudden te ftellen.<br />

BEKKER , is zes of zevenmalen op verfchillende wijzen, in<br />

plaat afgebeeld; onder dat, 't welk aan 't hoofd der laatfte<br />

druk van zijne 25ctoberöc JBacrclö is geplaatst, en door P. VAN<br />

GONST gefneden, leest men de volgende digtregels :<br />

Dit 's BEKKER, hier voor 't oog natuurlijk afgemaalt;<br />

Die 't fnode bijgeloof, het Christendom bekropen,<br />

En diep verpest, beftond ten gronde toe te flopen;<br />

De Duivel, idwaas gevreest, aan ketens heeft bepaalt.<br />

Schoon fmaad geworpen op zijn godgewijde veder,<br />

Hij gaf aan GOD zijn eer, te ftout gefchonden weder,<br />

TANDEM BONA CAUSA TRICMPHAT,<br />

Ter eeuwiger gedagtenis van dien diepdenkenden Theolo-<br />

II. DEEL. Q gant,


fff BEKKER. (BALTHASAR)<br />

gantj zijn 'er vijf penningen gemunt, die alle op de voorzij­<br />

de Vmans beelJtenis vertonen , en waar van de eerfte, vierde<br />

en viifae tot randfchnft hebbe. : BALTHASAK BEKKER. S.S.T.D.<br />

£T V. p. M. A.M3T., te;wijl het randfchrift van den tweden en<br />

derden yan dezen'inhoud is': B. BEKKER. S. T. D. V. D. M<br />

AMST. NATUS METSLAV. FRIS. MD C XXXIV. Óp de tegenzijde<br />

van den eerften, leest men onder ei.e doorbieke.de zonne<br />

dit vienegeüg gedigt:<br />

Nu weid het wangeloof befli eên,<br />

De Duivel met de voet getieên,<br />

Van die op 't pad der waarheid gaan, •<br />

En BEKKER in zijn grond vei flaan.<br />

MDCXCII.<br />

De twede, waar op 's rra's beei enis met de flinkere;<br />

wang naar buiten is gekeerd, daar die op de ve andeien met<br />

de regterzijde voorkomt; heeft op de tegenzijde, die geene<br />

verbeelding heeft, dit zesregelig gedigt:<br />

Dit is dien fchriftdoorleerde BEKKER,<br />

Dien heil en toverij ontdekker,<br />

Die hoe getapt, getergd, noch ftil<br />

Zig onderwerpt zijn's Heien wil.<br />

Een man gezond in leer en lever, :<br />

Hoe meer verdrukt, hoe meer verheven.<br />

MDCXCII.<br />

De tegenzijde van den derden, heeft in 't verfchiet, het<br />

Apfïeldamfe Raadhuis'en de Nieuwe Kerk, verzeld van deze<br />

fpreuk : F-ROCUL ESTO PROFANI ; Ver van hier de mheiligen.<br />

Voorwaarts ftaat de beftraffende waarheid, tusfen een rond-<br />

gekrónkelde Hang, door twee zegetakken doorregen, en enen<br />

vuurfpuwenden leeuw, en die allen weder nevens deze ge­<br />

wijde-fpreuk: MATTH. VI. vs. 13. LIBERA NOS A MALO; Ver­<br />

los ons yan den 'bozen. Te weten van het te groot opgevatte<br />

denkbeeld der toegefchreven magt des Duivels, waarom men<br />

tot GOD met deze fpre.,k verzugt, die op den voet des<br />

pen-


BEKKER. (BALTHASAR) 243<br />

pennmgs gelezen wordt: SERVA DEUS ECCLESIAM; God bewaar<br />

de Kerk.<br />

Op de tegenzijde van den vierden, bevegt deez' Godgeleer­<br />

de, tot geene kleine fpijt van de nevensgezeten nijd, in de<br />

gedaante van HERKULES, den twehoofdigen helhond CERBERUS,<br />

wiens ene hoofd met een zotskap, en wiens ander met een<br />

kruinmutsje of kallot je gedekt is, en welk laatile omtrent de­<br />

zen tijd veeltijds door zeer eerwaardige en geestelijke mannen<br />

gedragen wierdt. Op den voet des pennings ftaat: OPUS<br />

VIRTUTIS VERITATISQUE TRIUMPHAT ; Het werk van de deugd en<br />

waarheid zegepraalt.<br />

Eindelijk ziet men in 't verfchiet der tegenzijde van den<br />

vijfden, enigen van 't gemeen zig tegens twee verfchijnende<br />

Duivelen verbazen; terwijl de waarheid, welke in de {lin­<br />

kerhand twee fleutelen houdt, met haar 1 egter rust op een<br />

verzegeld boek, 't gene cp enen autaar, behangen met het<br />

AmfleUamfe wapenfehild, ligt. Het randfchnft ontleend uit<br />

HORAT. Carm. Lib. III. Od. 1. vs. 1. luidt aldus: ODI PRO-<br />

FANUM VULGUS E X<br />

ARCEO; Ik haat Let ongeletterde volk en weer<br />

het van mij af. MORHOF., Polyh. Philof. Tom. II. p.<br />

255. C. A. HEUMANNI, Via. ad Hifi. literar. p. 185. JAC.<br />

BRUCKERI, Hiftor. Crit. Philofoph. Tom. V. p. 712-721. Tom.<br />

VI. p. 926, 927. MOSHEMII, Infiitut. Hifi. Ecclef. Stee. XVII.<br />

Secl. 2. part. II, c 2. §. XXXV. FKEYTAG, 'Analecla literaria,<br />

pag. 79. E. L. VRIEMOET, Athen. Frif. pag. 256. C. SAXI,<br />

pnomast. literar. Pars. V. pag. 173, 174. Anale&a, pag. 612.<br />

Mufeum Mazzuchellianwn. Tom. II. pag. 176. Tab. CXL1V.<br />

Mufeum Hinderfteinianum, p. 279. n. 96Ö, 967. Mmxagïana,<br />

editiun de Amfi. 1716. Tom. III. p. 486. J. G. DE CHAUFE-<br />

Pié , Nouveau Dictionaire, Tom. I. lettre B. pag. 192. &c. DA­<br />

VID CLEMENT , B :<br />

blioth. curievfe, Tom. III. pag. 43-49.<br />

ö5cr/tM


44


BEL. (JOHANNES DE) BELL. (THEÖD. VA» d e r) fcjj<br />

BEL (JOHANNES DE) 5 leefde in hét begin Van de XlVdc<br />

ee-. dewijl hij Raadsheer van JÖHAN VANAVENNES was; deil<br />

tveden van dien naam, Graav Van Henegouwen', dié ih 1394<br />

ftierf, ra dat Craavvchap vijf ja;en beftierd te hebbén. jd-<br />

BANwes Dl PET., was P iester en Kanunnik van St: Lakbé't!<br />

Kerk te Luik. Hij heeft een Kronijk gefchreven j Waar jri<br />

vele merkwaardigheden gevonden worden , betrekkelijk dé<br />

oorlogen d ;<br />

e in zijnen tijd vöorvie'en, en waar van de Hiftd><br />

tfefchrijver FROISSAET betmgd; veel gebruik te hébben gé*<br />

maakt in het fame'.iTellen van zijné gefchiedenis. '- ftirT VAL.<br />

ANDR., Bibl. Telg. p 457. J. F. FOPPENS, Xibl. Belg. p. 5775<br />

PAQUOT, Memoir. litteraire, Tom. VIII. pag. 293; 294,<br />

BELL (THEODORUS VAN DEBP) , geboren in 't jaar 1720,<br />

wierdt na yolbragte letteroefeningen en akademife ftud'en,<br />

bp den 5 januarij 1744 te Rakagne als Predikant beroepen; al­<br />

waar na 8 jaren vei blijf, hij naar Rhijmburg wierdt verplaatst,<br />

daar hij tot zijn dood toe is verbleven, die voorviel op den<br />

30 maart 1794, in den ouderdom van 73 jaren en ruim S<br />

maanden, tot grote droefheid van zijne drie dogters en twea<br />

zonen, beide ook Pred kanten , de oudfie, JOHANNES Gvms<br />

VAN DER BELL, te Venbuizen, de andere, ANTHONY JOH. VAN<br />

DER BELL, te Schermerhorn.<br />

BELL heeft den lof wegged.agen, dat hij met ijver en ene<br />

voorbeeldige getrouwheid, in 't werk zijn's Heren, het ruime<br />

tijdvak van meer dan 50 jaren , onophoudelijk is bezig ge­<br />

weest , waar door hij ook de achting van allen die hem ken- 5<br />

den, heeft verworven. Dat hij ook van een arbeioVamen aart<br />

was, blijkt onder anderen, door het in 't licht gegeten vtri.<br />

van hem, getijteld: ©e^ Hfcren tacnuertoeg in het ber&eget»<br />

ban het ©OIK ban


H


BELLAMY". (JAKOB) itf<br />

ként dit niet tot eer- van zijn hart? daar van te rug, zeiv<br />

na dat hij ïceds éénmad, daar toe het \ast befluit Lade gS-<br />

norrien. Dewijl het hem ook niet m gt gebeuren één Fijn*<br />

ïchilder te worden , waar toe zijn aangeboren fmaak voor<br />

alle fchone konften, hem genegenheid hadt ingeboezemd ,*koor<br />

hij, meer door ar.deien, dar, dooi zig zei ven geleid; èen be-<br />

roep, voor het welk hij allerminst was berekend, en leetds<br />

bakken,<br />

Zijne dienstbaarheid en arbeid kon den onverzadèlijkén lees-<br />

en weetlust, de hem eigen was niet verdo'en; doch van<br />

zijn digtvermogen, ontdek.e zig niets, voor dat tijdftip'; het<br />

genè juist het géfcbiktfté was, om het digtvuür van enen dap­<br />

peren krijgzugtigen jongen t'ontvonken, namelijk in hét jaar<br />

1772 , wanreer men het twede eeuwfeest der vrijheid, binnert<br />

Vlisfingen vierde; toen den lof der dappere Zeeuwen, van aller<br />

lippen horende rollen, toen getuige zijnde, der eer welke<br />

men hunne nagedagtenis aandeedt, toen zelve, bij de inkomst<br />

van den Eifftadhouder, met ae jeugd zijner geboorteilad, voor<br />

énige dagen in het gewaad enes kiijgsmans gedost zijnde,<br />

bntfprong zijn digt-ader. Zijn vers, ter dier gelegenheid ge­<br />

maakt, en onder het oog van anderen gekomen, ontving niet<br />

weinig lof; die lof vuurde hem aan, om het bij dien eerfteling<br />

niet te laten. Hij digtte voort, tot digten befteedde hij alle<br />

de ogenblikken, welke hem van zijne toenmalige bezigheden<br />

overfchoten, ja zelv wel andere, het geen voor hem, meer­<br />

malen onaangename gevolgen, van dé zijde zijn's meesters<br />

hadt.<br />

Dan hem ontbraken, een leidsman, goede voorbeelden, en<br />

kennis onzer taal; de Digters die hem in handen vielen, wa­<br />

ren veelal fiegte modellen. Hij ging egter zijnen gang „ op<br />

,', hun fpoor," fchrijft hij zelve, „ begon ik ook huwelijks-<br />

„ en verjaardigten te maken, in plaats van wezenlijke gedag-<br />

„ ten, fchaarde ik alle Goden en Godinnen, Nijmphen en<br />

^ Naijaden, in rijmende gelederen, ik vergat niet PHEECS ,<br />

„ als hoofd van dit corps, heerlijkst te doen urtkomen." Eik<br />

frïtusfen bewonderde hem, hij begon opzien te verwekken--<br />

k 4 dtti


249 BELLAMY. (JAKOB)<br />

daar hij trager voortgangen in het ambagt, waar toe hij werdt<br />

opgeleid, dan in de digtki.nde maakte, en de uitmuntende<br />

Digter een fiegt Bakker zou geworden zijn, deedt dit bij fom­<br />

migen die hem kenden, de gedagten opkomen, om hem tot<br />

de ftudie te brengen, en de toenmalige Vlisfingje Refter, gaf<br />

hem enig afzonderlijk orderwijs in de latijnfe taal.<br />

BELLAMY verliet den baktrog en de dienstbaarheid, en met<br />

die verheffing, verhief zig ook zijne ziel. Hij, die reeds he'<br />

ongerijmde hadt gevoeld, dier Goden-volle verfén-, naar den<br />

ouden finaak, maar zig van die kluisters niet geheel omflaan,<br />

de inblazingen der natuur niet volkomen volgen durfde, ver­<br />

brak gene, en liet zig door deze onbedwongen ieiden. Beteie<br />

lectuur-, de omgang met lieden uit befchaafder kring, bragtea<br />

niet weinig, ter verfijning van zijnen fmaak toe. Zijn goed<br />

gerugt werdt meer en meer verbreid, dooi- enige zijner voort-<br />

brengzels in de VaderlandjeLetteroefeningen, en in de Poëtijche<br />

Mengeljloffen van bet Haags Konstgenootfchap geplaatst- dit Ge­<br />

nootfchap nam hem, gelijk daar na meer andere, van dien<br />

aart, tot medelid aan, doch op deze eer ftelde hij in het<br />

vervolg, weinig prijs; de aanmerkingen, welke men in de­<br />

zelve, op de digtftukken maakte, kwamen hem over het ge­<br />

heel, te niets betekenend voor; bij gevoelde te zeer zijne<br />

waarde, om de zijne, aan dé droge kritieke* van menigmaal<br />

koele rijmers bloot te Rellen ; al lachgende noemde hij de<br />

digtkundige Genootfchappen, Rijmkollegies,<br />

Zijn toenemen intusfen in de latijnfe taal, was min aanmer­<br />

kelijk, dan het zoude geweest zijn, indien hij in vroeger ja­<br />

ren,, daar aan begonnen, met weiniger viers bezield en min­<br />

der aan het zelvdenken en opflellen gewoon geweest ware.<br />

Hij bragt het egter daar in zo ver, dat men hem voor het<br />

akademisch onderrigt, bekwaam keurde. En dewijl het h»m<br />

aan middelen ontbrak, veréénden zig enige Heren faam om<br />

jaarlijks tot zijne ftudien, iet toe te brengen, waar bij in h°t<br />

vervolg, nog meer uit andere bronnen kwam; en hij ver­<br />

trok naar de Utrechtfe Hogefchool om zig tot den predik­<br />

dienst voor te bereiden; niet, omdat men oirdeelde dat de-


BELLAMY. (JAKOB) 24$<br />

fce kring best voor hem gefchikt ware,- maar om dat in ons<br />

gemenebest, alwaar men niet, gelijk in koningrijken, jaargel­<br />

den geeft aan fraije vernuften, die hun de vrijheid laten, om<br />

naar hunnen fmaak te weiken, dit bijna het enige middel is,<br />

om zulken als BELLAMY te verheffen, en ten eerlijken beftaa-n<br />

te brengen, hoewel egter hier door, menig Genie veronge­<br />

lukt, en der Kerke weinig voordeels wordt aangebragt.<br />

Op het Hogefchool onderfcheide men hem ïas, zijn goed<br />

gerugt was hem vooruit gelopen; daar geraakte hij in gezel-<br />

fchap, daar kreeg hij kennis aan boeken, waar door zijn ver-<br />

Hand verlicht en zijn fmaak nog meer gezuiverd weidt. De<br />

tijd, in welken hij zig op dat toneel vertoonde, was ook bij<br />

uitftek gefchikt, voor ene Mvfe, als die van BELLAMY; oor-<br />

lo van buiten, aangording der wapenen van binnen, konden<br />

niet anders, dan het digtvuur enes krijgszugtigen Digters y<br />

fieeds meer doen ontvlammen. Dra ook zag men dit in zijne<br />

Vaderlandje Gezangen, welke hij onder den naam van ZELAN-<br />

DUS, eerst bij (hikjes uitgaf. Deze zijn het, welke den grond-<br />

ilag tot zijnen onvergangelijken roem gelegd hebben; men<br />

ontving die, als met een foort van enthufiasme, waar van de<br />

tijdsomlTandigheid niet alleen, maar vooral hare innerlijke<br />

waardij, de oirzaak was. Steeds (preekt daar in de held, of<br />

de vriend des vaderlands, en dat niet ene gekunftelde opge-<br />

fmukte taal, maar de fchone, edele taal der natuur, de taal<br />

des mannelijken gevoels; geene flikkeringen van vals vernuft<br />

maar het ware, heerst in dezelve; zij ftrelen door hunne har-<br />

monie, het gehoor; doen de ziel des lezers aan, en boeze­<br />

men naar mate der onderwerpen, grootheid,- fchrik, eerbied,<br />

of weemoed in; de blodaardt gevoelt voor het ogenblik dat<br />

hij ze leest, moed in zijnen boezem ontbranden. Voor BEL»<br />

LAMY, hadt Nederland maar weinig gedigten van dien aart,<br />

en hij liet zijne navolgers ver agter zig. Alle de vrienden<br />

der digtkunde en des vaderlands, juichten hem tce. De rege­<br />

ring van Vlisfingen toonde, dat zij zijne vérdienften wist te<br />

fchatten, en verwakkerde den ijver van haren Burger, door<br />

hem voor de toewijmg dier bijeen verzamelde gezangen, aan<br />

Q 5 Viis-


250 BELLAMY. (JAKOB)<br />

Vlisfingen, te begiftigen, met een aanzienlijk boek-gefchetiK"<br />

óp e:,e wijze,- die en haar., en hem, eer aandeedt. Dit ge-<br />

fche k berustte in het jaar 1792, en denkelijk nog, bij me-<br />

jiuüouw' FRANCJNA BAANE te Vlisfingen, aan welken de Dig­<br />

ter, onder den naam van FILLIS, het giootfte gedeelte zijner<br />

jeugdige gezangen gewijd hadt.<br />

De liefde zig van zijn jeugdig hart meester gemaakt heb­<br />

bende, hadt niet flegts enen verzagtenden invloed, op zijn'<br />

fors karakter, maar vormde mede onzen Krijgszanger, tot een<br />

Uitmuntend Minnezanger. De Gezangen mijner jeugd, door<br />

hem in zijnen akademie-tijd uitgegeven, ftrekken hier van ten<br />

bewijze. In deze bedingt hij de liefde; niet die liefde, welke<br />

het ge aat der eerbaarheid van fchaamte dopt gloeijen,' deze<br />

veifoeijde zijn edel hart, maar die kuisfe liefde, welke van<br />

hemel fe afkomst zijnde, door de Engelen zelv met welgeval­<br />

len aanfchóüwd wordt, die de ziel verheft-, en het hart de<br />

zuiverfte genoegens finaken doet. Hij volgde ook daar in de<br />

natuur en zijn mannelijk gevoel; hij zong het geen hij onder-<br />

vondt, aan den fchoot ener kuisfe minnares, voor weike zijne<br />

liefde te fterker was, naar mate zij enen geruimen tijd, ge­<br />

weldiger werdt gedwarsboomd.' Deze Zangen zijn nogthans<br />

min algemeen bekend, en hebben hem, zo veel lofs niet<br />

verworven , als hij door dezelve wel hadt verdiend. De<br />

fmaak onzer Natie, fchijnt over het geheel, dien weg niet<br />

heen te willen; men hegt aan het woord van Min en Min­<br />

nezang maar al te onbepaald, het denkbeeld van onkuis­<br />

heid, dit deedt zijne vrienden vrezen, dat BELLAMY, hoe<br />

onfchuldig, zig desniettegenftaande, door deze uitgaaf zou be­<br />

nadelen.<br />

Men vindt van hem meer dan een ftukje, zo in digt als in<br />

ondigt, in de Proeven van het verfland, den fmaak en het hart,<br />

welke hij, in vereniging met enige Konstvrienden uitgaf, on­<br />

der welke, de vertelling, ROOSJE betijteld, bijzonder uit-<br />

fteekt. Zeide de zo evengenoemd waardige fchrijver FEITH,<br />

dat hij geene enkelde Romanze bij ons wist, die aan de vereis­<br />

ten van dit foort van digtftukken voldeed, is het niet te ver-<br />

moe-


BELLAMY. (JAKOB) 2 5j<br />

rnoeden, dat hij na de lezing van dit ftukje zulks zeggen zou;<br />

is toch, volgens MONCRIF, ene Rmnanze „ het naïve verhaal<br />

„ van ene aandoenlijke daad," wie kan dan ontkennen, dat<br />

ROOSJE waarlijk ene Romanze zij ?<br />

Bij zijne digtftukken moet men niet vergeten zijne Gezangen<br />

te tellen, het zijn alle ftukken van enen fomberen en ernfti-<br />

gen trant; fterren en zien ftcrven, zijn de gedurig daar in heer-<br />

fende denkbeelden. In het daar voor geplaatst Fragment,<br />

van enen Brief, aan zijnen vriend KLEYN, geeft hij enig verfla!*,<br />

van de ontwikkeling zijner Genie, en op den tijtel vindt men<br />

zijne vrij wel gelijkende Afbeelding. Deze bundel, het laat-<br />

fte gefcbenk, aan zijne vrienden en de nakomelingfchap, fchijnt<br />

faamgelteld, onder dat tot nog toe onverklaarde voorgevoel<br />

des doods, het geen men, in zo. veel levenden, kort voor<br />

hun fterven bemerkt, en waar van BELLAMY ZO vele blijken<br />

gaf. In het eerfte dier Gezangen, verzoekt hij reeds aan zijne<br />

vrienden, dat wanneer de dood zijne ogen zal geloken, en zij<br />

hem begraven zullen hebben, zij dezelve zullen lezen:<br />

„ En als gij mijn lieve vrienden,<br />

„ Dan uw weg weer rustig wandelt,<br />

,, Wilt mij dan niet gants vergeten:<br />

,, Leest, om aan uw vriend te denken,<br />

„ Somtijds eens in deze zangen.<br />

Konstrigters menen, dat zij minder goedkeuring, bij de<br />

meesten, dan zijne Vaderlandfe Gezangen wegdragen zullen,<br />

om dat zijne Genie het kragtigfte werkte , in het grote en<br />

heldhaftige. Het blijft nogthans zeker, dat men in dezelve,<br />

verfcheidene in der daad, zo In vinding, als in uitvoering,<br />

zeer fchone ftukken ontmoet, en dat zij alle het merk dragen,<br />

van zijn uitnemend digtvermogen. Hij was Digter in den na- •<br />

druk des woords; zijn digten beftond niet, in, mefenige ver­<br />

andering van woorden, gedurig wederom dezelve beelden te<br />

herhalen, welke zo velen voor hem, reeds duizende malen,<br />

hadden gebruikt en misbruikt, hij fchiep nieuwe. Dit blijkt<br />

treffend, uit de overeenkomst, tusfen zijne gedagten, en die<br />

van


2?* BELLAMY. (JAKOB)<br />

van andere fcheppe^de vernuften, zonder dat hij oöit een'<br />

hunner voortbrengzeis, hadt onder 't oog gekregen; verbaast<br />

Hond hij toen men hem eenma.ft de overeenkomst toonde, tus­<br />

fen een lied van ANACREON, en een ander, 't geen hij'voor-<br />

las, en dooi hem was gedigt, wanneer hij nauwlijks den naam<br />

van ANACREON kende, dit is hem naderhand meermaal, om-<br />

trent'andere grote Digters, vooral omtrent GLFIM gebeurd.<br />

Zijne digtftukken hebben alle ere rollende vloeibaarheid, en<br />

dragen de blijken der gemakkelijkheid, waar mede hij die'op-<br />

fteide. De harmonie welke hij aan zijne rijmloze verfeu wist<br />

te geven, heeft niet weinig toegebragt, om den fmaak, daar<br />

voor, algemener te maken. Door zijn voorbeeld, lost bij,-<br />

met enige weinige anderen onzer beste Digters, de beden­<br />

king op: of niet, met het rijm, ook de weiklank in onze<br />

poëzij, verloren g a? Bij enen hal ven Digter mag dit zo zijn,<br />

en wat fchade? dan na menig vers van BEIXAMY gelezen te'<br />

hebben, zal men, indien men 'er opzettelijk acht op flaat<br />

niet eens gemerkt hebben, dat het rijmloos ware, duideiük<br />

bewijs, voor de harmonie zijner ftukken, en voor de niet<br />

volftrekte onontbeerlijkheid des rijms, tot den weiklank.<br />

Bewust, dat met de beoeffening, de befchouwirg moet gé-<br />

paard gaan, en dat onze Digters het verder zouden gebragt<br />

bebben, hadden zij deze niet te veel .verzuimd, lei hij, zo<br />

dra hem daar toe de gelegenheid verfchaft werdt, zig met ernst<br />

op de theorie der digtkunde toe, en maakte in dezehe géén<br />

geringe vorderingen. Zijn Brief aan Mr. VAN ALPHES, be-<br />

«evens.cen en ander ftukje van den POUfchm Spektor, die hij<br />

bei'e, zonder zijnen naam in het licht gaf, leveren daar van<br />

de bewijzen uit. Hadt het hem mogen gebeuren in dit vak<br />

verder voort te werken, hij zou door zijne gegronde kritiekes,<br />

de Nedertandfe Digtkunde niet weinig voordeels aangebragt<br />

en jonge Digters vee! geleerd hebben; hoewel het te vrezen<br />

is, dat hij zig daardoor tevens, het misnoegen van velen zij­<br />

ner medebroeders, en van het geheel heirieger der Rijmers,<br />

welker fnerpende geesfel hij was, zou op den hals gehaald<br />

hebben, vooral door den toon, op welken hij recenfeerde.<br />

Edel-


BELLAMY. (JAKOB) a 53:<br />

Edelmoedighei 1 en menfchenliefde, blonken in alle zijne<br />

bedrijven uit; daar hij leedt, wan* eer hij ande.en zag lijden.,<br />

was hij, hoe fpaarzaam zeb'e .beueeid, altoos beicid, om an­<br />

deren in het geen hij bezat, te doen delen; alleen in die<br />

ogenblikken, ih welke hij onder vondt, hoe magteloos zonder<br />

hetzelve , het medelijden was, kreeg het geld in zijn oog<br />

enige w v<br />

aarde, in elk ander geval, was hij 'er misfeh en al te<br />

onver.chi'lig omtrent. Van niets hadt hij meer afkoers, dan<br />

van vleijen en kruipen, een afkeer die zo ver ging, dat zij,<br />

door fommige aanzienelijken onder zijne weldoeners, die zijn<br />

karakter niet genoeg kenden, cn meenden dat hij, om het<br />

geen zij ten zijnen voordele toebragten, met lof- en dankdig-<br />

ten in de hand, voor hun behoorde te buigen, als trotshe ;<br />

d en<br />

ondankbaarheid , aangemerkt werdt. Zijne openhartigheid,<br />

zijne getrouwheid, zijne grootheid van ziel, die hem in ftaat'<br />

ftelde, om niemand te vei achten, noch te beledigen, om dat<br />

hij van hem, of in godsdienftige of in ftaatkundige begrippen<br />

verfchilde, won hem ene algemene hcogac'-.ting, bij alle bra­<br />

ven. Hij beminde zijn vadeiland vurig, hij haatte desze'vs<br />

vijand, wie en onder welke partij die ook was. Hij hadt elk<br />

lief, die het vaderland lief hadt, en liet tevens élk zijne bij­<br />

zondere gedagten geheel vrij; onder lieden, van hem veifchil-<br />

lende denkwijzen, haJt hij, in de holgaande tijden dooi hem<br />

beleefd, zijne vei trouwde vrienden, hij was niet klein genoeg,<br />

om paitijdig te kunnen zijn. Schoon ene fterke neiging tot:<br />

het fombeie en ernftige hebbende, hadt hij ene bijzondere,<br />

hem alleen eigen luim, die, in fommige zijner ftukken,<br />

en vooral in zijne gemeenzame gefprekken en brieven, zig<br />

vertoonde; een luim, die zijn gezelfchap allerbehaaglijkst<br />

maakte, en de rimpels der dioefgeestigheid, van het gefron-<br />

zeldftc ge'aat wijken deedt.<br />

Zijn fchertzen, met zekere door min.kundigen uit onver-<br />

ftand, geliefkoosde godsdieniti; e meningen, gaf aan menfehen<br />

van bekrompen doorzigt, en aan de nijd, die beftendige ge­<br />

zellin van grote verdierften, gelegenheid, om niet gunftig<br />

omtrent zijne godsdienftige gevoelens te denken; met giond<br />

wordt


2S4. BELLAMY. (JAKOB)<br />

WOid£ nogthans verzekerd, dat hij, dcor de lezing van ge-<br />

gronde fchrift:n ten voordele der openbaring, volkomen o-<br />

vertuigd was , van 'de waarheid van onzen fchonen Gods-<br />

dienst, en genezen} van die twijfelingen, welke bij hem<br />

waren opgekomen, door zekere liegt beredeneerde, fchoon<br />

welgemeende godvrugtige boeken en gefpiekken, die hij in<br />

zijne jonkheid veslvuldigmalen hoorde en las. Of hij egter<br />

als Leraar, groten opgang zou gemaakt hebben, mag men<br />

twijffelen. Uit zijne in druk gegevene leerredenen blijkt het,<br />

dat hij ver afweek van die wijs van voordragt, welke in de voor­<br />

heen publieke Kerk, tot heden toe, nog allermeest behaagt, en<br />

hij hadt te veel vastheid van geest, om zig blindelings naar den<br />

heerfenden fmaak te rigten. En, daar men in ons land, door<br />

enen Leraar niet wil gefchreven hebben, J<br />

t geen men aan<br />

elk anderen niet kwalijk duidt, is het te vrezen, dat dewijl<br />

het hem onmoogüjk was, zijn Genie aan zijn fortuin op te<br />

offeren, hj ene .aanzienlijke plaats onder de digterlijke mar­<br />

telaars zou beflagen hebben.<br />

Dan van dit alles, zou de tijd alleen de zekeiheid of onze­<br />

kerheid hebben kunnen leren, doch dit is, gelijk alle de<br />

grote vooruitzigten, die men zig van hem met reden vorm­<br />

de, verijdeld; dewijl de levende, de werkzame, de zig tot<br />

een waarlijk groot Genie vormende, en zijne aanvangeajke<br />

grootheid reeds gevoelende BELLAMY, op den n maart 1786,<br />

aan de gevolgen ener verzuimde verkoudheid overleedt, tot<br />

gioot verlies der vaderlandfe digtkunde; tot grievende fmert<br />

voor zijne vrienden; en in het bijzonder voor zijne moeder,<br />

die haar enig kind, en zijner minnares, die enen minnaar<br />

zonder wederga, in hem verloor.<br />

' Het fpreken viel hem in zijne ziekte, te zwaar, dan dat<br />

men iet van zijne laatfte redenen zou kunnen melden. Som­<br />

migen zijner vrienden namen de bezorging zijns lijks op zig;<br />

meer dan één Burger dong naar de eer, om het in zijn graf<br />

geplaatst te zien; en het werdt, onder het algemeen beklag<br />

der hem hoogfehattende Burgerij, in de St. Niklaas Kerk, dcor<br />

enige zijner, meest Zeemfe medefludenten , bijgezet. Zee­<br />

land,


BELLE. BELLECHERE. BELLEGAMEE. 2 S S<br />

land, heeft in BELLAMY, eren Digter voortgebragt, wens<br />

naam het vrij naast dien van deszeivs twee grootften, CATS en<br />

ANTONIDES, mag plaatzen. Vlisfingen, het geen we! op ene<br />

beroemde Digteres, namelijk de door hare vlugge geest en<br />

fche.p vernuft zo beroemde ELTZA;ETH BEKKER, maar op geen<br />

groot Digter roemen mogt, heeft de eer door hem verkre­<br />

gen. En Nederland zal altoos op hem bogen en zijn vroeg<br />

verlies betreuren. G. KuirEi.s, -Levensvei h. van JAKOS<br />

BELLAMY, -voor zijne twee nagel. Leerredenen. Nieuwe Ned. Jaarb.<br />

1784. bl. 1524 en 1938. Vad. Hifi. XXXIL D. bl. 37..<br />

BELLE (JAN VAN), een man uit den burgsrftaat te Haar­<br />

lem, omtrent het midden van deXVIIIde eeuw geleefd hebben­<br />

de, was een gioot kender en vöorftander der nederduitfe taai­<br />

en d :<br />

gtkunde. Men' heeft van hem in druk:


«5* BELLEGARDE. (GABRIEL DU PARC DE)<br />

Jubilceo Ecclefiastico. Infutts. ïógg. in nm. PAQUOT,<br />

Memoir. litter. Tom. XIII. p. 213, 214.<br />

BELLEGARDE (GABRIEL DU PARC DE), is geboren uit<br />

een aaglijk geflagt in Languedok, op het flot Bedegarde, den<br />

18 october 1717. Zijne beoeffeningen der wetenfehappen, in<br />

het ouderlijk huis, ondereen afzonderlijken leeimeester, be­<br />

gonnen hebbende, vervolgde hij die,nadeihand in een kost-<br />

fchool van'geleerde Geestelijken, welke geen minder zorg<br />

droegen, om zijn hart tot de deugd, als zijn verftand voor de<br />

wetenfehappen, te vormen. Van daar ging hij naar Touloufe,<br />

om aan het Hogefchool van die Rad, Iesfen in het kerkelijk<br />

regt te nemen, en verkreeg aldaar den graad van Licentiaat<br />

in de regten. Thans begaf hij zig naar Parijs, alwaar hij zijn<br />

vast verblijf nam, met oogmerk om zig geheel en al aan de<br />

beoeffening van de godgeleerdheid en de kerkelijke wetenfehap­<br />

pen, over te geven. Hier gelukte het hem, in nauwe kennis<br />

te geraken, met de kundigfte Godgeleerden dier Rad, inzon­<br />

derheid met den vermaarden BOURSIER, leraar der Sorbonne,<br />

gelijk mede met den Abt D'ELTEMARE ; welke laatffe hem bo­<br />

venal dierbaar wierdt, en die hij Reeds als meester en vader<br />

befchouwde; zijnde dermate aan hem gehegt, dat, toen deze<br />

naar Holland ging, om aldaar het overfchot zijner dagen door<br />

te brengen, BELLEGARDE zig mede derwaarts begaf, endezen<br />

zijnen vriend bijbleef, tot op zijnen dood, die in het jaar 1770<br />

op Rijnwijk, een landhuis in de nabuurfchap van Zeijst, in de<br />

provintie Utrecht, voorviel.<br />

_ Twee jaar later, begaf zig BELLEGARDE met 'er woon naar<br />

de ftad Utrecht, in gezelfchap van enige vrienden, die zig<br />

nevens hem , met gelijken arbeid bezig hieiden. Het was<br />

daar, dat hij de laatfte hand Ieide, aan de Cclletcion generale<br />

des Oeuvres D'ANTOINE ARNAULD, Dotreur de Sorbonne, die te Lau-<br />

fanne, bij intekening, zedert 1772 tot 1782, gedrukt wierden,<br />

en in 49 Delen in 4to. het licht zagen, daar onder begrepen<br />

de VI. Delen over la perpetultè de la Foi, benevens I. Deel,<br />

bevattende het leven van ARNAULD, en het register op het werk,<br />

weike ftukken afzonderlijk zijn uitgegeven; hebbende tevens<br />

de


BELLEGARDE (GADRIEL pg PARC DE) 257<br />

;de uitgever; deze grote verzameling verrijkt, roet gefchied-<br />

Jcundige voorredenen, welke vervuld zijn met de nauwkeurig-<br />

fte en belangrijkfie nafporingen. Deze arbeid, die I em ge­<br />

durende den tijd van 20 jaien , bezig bieldt, verhinderde hem<br />

egter geenzins, om in den jare 1765, te Utrecht ene andere<br />

aanzienlijke verzameling uit te geven, onderden tijtel van?<br />

Supplementum ad varias colleüknes Q t erum ZEGEKI BEENARDI VAN<br />

ESPEN, in gr. folio, makende een 5de deel uit der werken<br />

van dezen groten Ranonist. In dit Ruk vindt men een om-<br />

Randig levensverhaal van denautheyr, met ophelderingen om­<br />

trent zijne fchriften. Het zelve is ook afzonderlijk in groot<br />

Jlvo. gedrukt.<br />

In den zelvden tusfentijd, gaf ook EELLEGARDE ene korte<br />

gefchiedenis van de RoomsKathoiijke Kerk te Utrecht in'tlicht,<br />

onder den tijtel van: Hifeire abregée de l'Eglife Metropolitaint<br />

d'Utrecht, ftrekkendp zedert haar opkomst tot aan de kerkver­<br />

gadering van Utrecht in 1763, beflaande een deel in klein<br />

gvo. De belangrijke voorreden voor zijn Receuil des temoigna-<br />

ges, rendus a l'Eglife d'Utrecht; waar in de oirfprong en voort­<br />

gang der fchetiringe, tusfen de Katholijken dier Kerk ontRaan,<br />

aangewezen en opgehelderd worden, is insgelijks uit zijne pen<br />

gevloeid. Nog heeft men van BELLEGARDE, buiten verfchei-<br />

den andere fchriften van minder aanbelang: Memoires Hifleri,<br />

ques fur l'affaire de la Rulle Unigenitus dans les Pais-Bas, be­<br />

vattende een aanëenge.chakeld verhaal, van de gebeurtenisfen<br />

in de Nederlanden, ter gelegenheid van die Bulle veroirzaakt,<br />

zedert 1713 tot 1730, 4 delen in i2mo., zijnde dit het eerde<br />

werk dat door hem gemeen gemaakt is,<br />

IMen befpeurd in alle zijne fchriften, dat hij, Ithoon de<br />

leeiHellingen der Roomsgezinde kerk onveranderlijk toege­<br />

daan blijvende, en geenzins aarzelende, om het hoofd dier<br />

kerke in den perfoon van den Paus te erkennen, nogthans<br />

verre af ware van alles te ondei fchrijven , wat de overige<br />

Roomsgezinden , ten aanzien van 's Pausfen onfeilbaarheid<br />

en volftrekte oppermagt over alle de kerken, voorwenden.<br />

Het was hierom, dat hij, hoe zeer zijne geboorte, zijne braaf-<br />

II DEEL. R heid


£SS BELLEGARDE. (GABRIEL DU PARC DE}<br />

heid en de dienften, welken hij aan die kerk bewees, hem<br />

boven zo veel anderen regt tot het bekleden van kerkelijke<br />

Waardigheden gaven, de deur daar toe fteeds voor zig gefloten<br />

vondt, aangezien men tot dezelve niet konde geraken zon­<br />

der z :<br />

g aan de Roomfe Bullen tegen LVNSENIUS en QUESNEL te<br />

onderwerpen. Ondertusfen vondt hij zig omtrent 25 jaren ge­<br />

leden, tot Kanunnik benoemd, bij de hoofd-en primaat-kerk<br />

van Lijon, alwaar zig een broeder van hem bevondt en waar<br />

van de Kanunniken, die bewijzen van hun oud adeldom moe­<br />

ten geven, het teken van 't kruis dragen, en den tijtel van<br />

Graven, plegen te voeren. Dan, daar de arbeid waar aan<br />

hij zig hadde overgegeven, zijn vast verblijf aldaar niet ge­<br />

heugde, verzogt hij wel dra zijn ontflag, en verwierf van 't<br />

kapittel den tijtel vaa Oud-Graav. Hij is geftorvèn te Utrecht,<br />

den 13 december 1780, in den ouderdom van ruim 72 jaren.<br />

Óp de zark, die zijne Hoffelijke overblijfzelen bedekt, ftaat<br />

hét volgende graffchrift gebeiteld •<br />

H I C J i C E T<br />

WóbiHs D. GABRIEL DU PARC DE BELLEGARDE f<br />

Diacefis Narbonenfis in Gallia Clericus,<br />

Nee non infignis Ecclefice Lugdunenjis<br />

Antiquus Canonicus & Comes:<br />

ÏTir pietati ac veritati ah adolescentia deditus :<br />

Scriptis diverfis, ac magnd potisfimum<br />

ARNALDI operum colleüione<br />

De Ecclejia beni meritus:<br />

Ecclefia Batavce, cujus fe caufae totum<br />

Mancipaverat,<br />

Cuique plurimos undiquaque Amices<br />

Conciliaverat,<br />

Nee non adiis longe lateque Ecclefiis t<br />

Multiplici Epifiolarum commercio,<br />

Multd Librorum communicaticne,<br />

Et coniinuis officiis utilisfimus:<br />

Qmnium denique fance doürince amkorii»}<br />

Amicus fidelis fjf fervidus, f$»


BELLr.MANS. (DANIËL) «5$<br />

ïpfe, in paucerum manen, quibus Idsce temporlbus<br />

Carafides & ventas potter fuit, mus è prcecipuis;<br />

Qui, d%m fusceptis in Ecclef.cs commodum<br />

Laboribus<br />

Ardens atque indefesfus incumbit,<br />

Viribus tandem exhaustis,<br />

Obiit in Domino Ultrajetli, in domo dicla<br />

Clarenburg,<br />

Die XIII Decembrit MDCCLXXXIX,<br />

Annos natus LXXII ac peni duos menfes.<br />

Directeuren van het Utrechts Provintiaal Genootfchap van<br />

konden en wetenfehappen, dezen waardigen Man in derzelver<br />

vergadering van 4 meij 1789, tot lid des Genootfchaps verkoren<br />

hebbende, wilde hij dit lidmaatfchap niet aannemen,<br />

dan in hoedanigheid van contribuerend lid. ———• Alg. Konsten<br />

Letter-Bode, IV. D. bl. 50, 51.<br />

BELLEMANS (DANIËL), is in 1641 te Antwerpen geboren.<br />

In den ouderdom van 18 jaren, kwam hij bij de reguliere<br />

Kanunniken van Grimbergen van de Premonjlraterfer orden,<br />

en zijn proeftijd doorgedaan hebbende, ieide hij 'er de<br />

gewijdde belofte van afin 1661. Vier jaren later, wierdt hij<br />

tot Priester-geordent, en vervolgens van ene parochie voorzien<br />

in de heerlijkheid van Horsfen, tusfen Waal en Maas;<br />

maar hij behield dien post niet lang, doordien hij den 21 februarij<br />

1671 in den ouderdom van 32 jaren gedorven is. BEL­<br />

LEMAKS heeft twee verzamelingen van digtdukken of liedekens<br />

nagelaten, onder deze zonderlinge tijtels: 1. ïget Cijtljerftert<br />

ban JESUS/ fpcelenöe je^tigh nicutoe %ki}dim$ op bet groots-<br />

Spubihé ban bet ï|. Sacrament ban Mirakel tot 23jugfeï,<br />

en beffo<br />

lijchen patabijp'-^orjel / tot GODT om ïtoogh bliegbenöe / be*<br />

beïfenbe bcrfeljeijöe gïjee^tcltjbc 5Hicöeben«S ban be


BELLERHS. BELLIGHEM.<br />

den zo gretig gekogt, dat 'er in iss6, reeds een zade druk<br />

van werdt uitgegeven. Ook kan men van deze digtftukjes<br />

getuigen, dat alle niet alleen zeer ftigtelijk zijn, maar ook de<br />

meesten door hun gevoelige en met tederheid vervulde uit­<br />

drukkingen , de zinnen ftrelen en het hart aandoen , ja<br />

dat fommigen zelvs ene zoetvloeijentheid van uitdrukkingen<br />

en verhevene gedagten bevatten, fchoon niet alle met dit<br />

merk zijn geilempelt, en enigen in een vrij gemeenzamen<br />

itijl zxjn gefchreven; zo als bi) voorbeeld het liedeken, dat<br />

dus aanvangt:<br />

m$ meenet $jan ben Cimmerrmui<br />

©an %uvicli nacr SSgügfel miam /<br />

3to3cerbc bij bij ï^crreman/ en;.<br />

Aan het hoofd van dit werkje, is ene Ioffpraak op den<br />

ichrijvër en zijne liedekens geplaatst, door den vermaarden<br />

digter in dat foort van poëzij, ADRIAAN DE POIRTRES. - .<br />

PAQUOT, Memoires litter. Tom. IX. p." 63-65.<br />

BELLERUS (JOANNES), van Antwerpen geboortig, was<br />

e,en geleerd Man en Boekdrukker in genoemde ftad. Hij<br />

beeft het Onomasticum van CONR. GESNERUS, uit het werk van<br />

ROB. STEPHANUS getrokken, op nieuw door hem vermeerderd,<br />

in 1553 uitgegeven. Ook heeft hij een groot aantal woorden<br />

gevoegd, bij het Ditcionarium Latino-Hispanicum ANTONII NE-<br />

/RISSENSIS. Hij is den 13 julij 1595 , zijn geboorteftad<br />

overleden. J. F. FOPPENS, Bibl Belg. pag. 577, 5 7 S.<br />

BELLIGHEM (PERSEVALD VAN) , een blindgeborene,<br />

geboortig van 'Brugge; maakte vrij wat opgang in *t beoeffe-<br />

r.en der letterkunde. Hij woonde in 1530 te Parijs, en be­<br />

moeide zig met Iesfen aan de jeugd te geven. Hij hadt tot<br />

zijn zinfpreuk aangenomen: Bominus illuminat c '<br />

BEL-


BELLOCASSIÜS. EEMMEL, 24*<br />

BELLOCASSIÜS (STEVEN), is geboren teCasfel in Ftten-<br />

deren, nabij het dorp Belle, waar van hij ook zijnen naam<br />

heeft ontleend. Hij leide zig inzonderheid op.de latijnfe digt-<br />

kunde toe, daar hij ook vrij wel in.Haagde; zijn beroep was<br />

Secretaris van het Kapittel van St. Donatus te Brugge, welken<br />

post hij tot aan zijnen dood toe heeft waargenomen, welkecn><br />

trent het midden der XVIde eeuw is voorgevallen. Kort voor<br />

zijirdqöd maakte hij op zig zeiven, het volgende graffchrift;<br />

Hoe jaceo in tumulo: prins at quam munert vitte<br />

. Exuor, in voto hoe promere carmen erat.<br />

Huc vent, Mc vixi, peregrinte fabula vit»<br />

Nunc aüa est, redeo vita uli perpes eiït,<br />

Cygneo jïc more mei fum funeris ipfe<br />

Cantator. Longum, qui legis ista, vale.<br />

Ook hadt hij een foort van testament gemaakt, in déze be-<br />

ivóordingen!<br />

Calo animam, do corpus humo, do catera mundo,<br />

Ut capiat partem quilibet inde fuam.<br />

. BELLÖCASSIUS heeft in druk uitgegeven: Sylvida Cartidnunu<br />

5? Sanüologión Flandrice. Brugis 1544. 8vo. Item, Legatio.<br />

Hem Flandria- ad CAROLUM V. Imp., 't welk geplaatst is in de<br />

Rerum Cermanicarum feriptores van FREHERUS, Tom, III. pag,<br />

364-173, en in een gelijkfoortige verzameling van STRUvrusj<br />

Tom. lil. p. 196--204. F. SWEERT., Athen. Belg. p. 680.<br />

VAL. ANDR., Éibl. Belg. p. 817. J. F. FOPPENS, Bibl, Mig.<br />

p. 1107. PAQUOT, Mem. liter'.'Tom. I. p. 383-385.<br />

EEMMEL (ABRAHAM VAN), bekleed ene plaats onder<br />

de klasfe der Gefchiedfchrijvers van' ons land, door zijne uit­<br />

gave van ene 'Befcfeijbing bet gtab 3imcr?"fco?t/ 2<br />

in 8bo. ïltrctljt 1760. met fraijè platen vóorzie'n. Dat VAN<br />

BEMMEL niet tot dé Rudien was opgevoed, en in zijne jeugd<br />

Klerk ter Secretarije van Amersfcmt is geweest, leert Ons


i&®s BEMMEL. BEMPDE. ' BEMPDEN,<br />

BEMMEL (GABRIEL VAN), een Jefuit te Leuven, welke<br />

in 1612 in die orden werdt ingelijft; is geweest Secretaris te<br />

Brusfel, en een man, die door zijne geleerdheid heeft uitge­<br />

munt. Hij heeft gefchreven: Triumphos SS. IGNATII DE LOJOLA<br />

ci? FRANC. XAVERII, Societat. Jefu, in Divos relatorum. Brur.<br />

1628. 8vo. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 325.<br />

BEMMEL (WILLEM VAN), een Konstfchilder, is gebo­<br />

ren te Utrecht, en wordt gehouden voor een der beste disci­<br />

pels van ZAGTLEVEN. Toen hij zo ver in de konst gevorderd<br />

was, van op eigen wieken te kunnen drijven, trok hij naar<br />

Romen, om door de beoeffening van keurige modellen gehol­<br />

pen, de konst verder voort te zetten, teffens ook om zijne<br />

neiging te voldoen, welke overhelde, om Italiaanfe gezigten of<br />

landfchappen te verbeelden. Ten einde dan dezen lust te boe­<br />

ten, tekende hij met ijver en grote vlijt te Tivoli, en bragt de<br />

aftekeningen daar na op paneel, zo geestig en natuurlijk, dat<br />

hij groten roem daar door te Romen verwierf. Van daar trok<br />

hij naar Duitsland, daar zijne meeste werken gevonden wor­<br />

den , inzonderheid te Neurenberg. Hij heeft alzins in zijne<br />

ftukken, de wijking , licht en fchaduw, ongemeen konftig '<br />

weten in acht te nemen; en met dat al wordt 'er getwist, of<br />

wer-zijn vernuft en zinrijke geest, of zijn penfeel 't meest ver­<br />

diend geroemd te worden. A, HOUBRAKEN, Schouwburg<br />

I- D. bl. 343.<br />

BEMPDE (JORDAAN of GERARD VAN DEN), is om­<br />

trent 't jaar 1634 te Doornik geboren; wierdt, na zijne eerfte<br />

letterocffeningen volvoert te hebben, Monnik in het Domi-<br />

kaner klooster te Brugge in 1652. Na 16 jaren hier doorga-<br />

bragt te hebben, ftierf hij den 11 maart 1671. Hij heeft ia<br />

't licht gegeven, een digtftuk over 't lijden van den Zaligma­<br />

ker, getijteld: ©en bfoeötafjen ©•ijbaclj. %mbm 1670. in<br />

1 2<br />

°'• PAQUOT, Mem. litter. Tom. IX. p. 370". MORE-<br />

*.Y, Ditlion. ed. de 1740. Tom. II. p. 200.<br />

BEMPDEN (GILLIS VAN DËN), Heer van Kastricum, ver-<br />

maag-


BEN ELBÉRTSZ. BENDIXIUS» 2ó.',<br />

inaagfchapt met de aanzienlijkfte geflagten, is zo wel als zijn<br />

vader EGIDIUS VAN DEN BEMPDEN, Burgemeester te Amfteldam<br />

geweest. In 1720 werdt hij Kommisfaris van kleine zaken,<br />

en in 1723 tot Raad in de Vroedfchap verkoren; in het jaar<br />

daar aan volgende tot Schepen, en eindelijk in 1738 beklom<br />

hij den eerenap van-Burgemeester; welke hoog aanzienlijke<br />

waardigheid hij insgelijks in 1741 en 1747 heeft bekleed; in<br />

welk laatfte jaar WILLEM DE IV, na dat hij tot Stadhouder<br />

Van Holland was aangefreld, bij zijne komst te Amfteldam,<br />

door hem en Burgemeester CORVER, verzeld van den Penfio­<br />

naris STAAL , begroet werdt. Men getuigd van VAÏ( DEN<br />

BEMPDEN, dat hij een kundig Regent was; doch doordien hij<br />

het met de anti-ftadhouderiaanfe partij hield, heeft hij veio<br />

onaangenaamheden van de toen misnoegde gemeente moeten<br />

ondergaan. Hij ftierf den 20 januarij 1748. —— WAGEN.,<br />

Vad. Hifi. XX. D. bl. 95.<br />

BEN ELBÉRTSZ (YSBRAND) , was een der 36 Raderi<br />

in de Vroedfchap der ftad Amfteldam, waar toe hij in 1593'<br />

verkoren was, zijnde hij liet jaar te voren tot Schépen van db<br />

ftad aangefteld. Het achtbaar ambt van Raad bekleedde hij<br />

tot in het berugte jaar van 1618, wordende toen met méér<br />

anderen, op den 3 november door Prins MAURITS, doordien<br />

het hem niet geviel de geweldadige maatregelen van dien<br />

vorst goed te keuren, van eed .en dienst ontflagen. ——.<br />

WAG., Vad, Hift. X.'D. bl. 280. WAG., Befchrijv. van Amfi.<br />

IV. St. bl. 304.<br />

BENDIXIUS (DOMINIKUS), wierdt uit éérlijke ouders<br />

geboren te Sneek in 1523. Hij verloor zijn vader in zijn te-<br />

derfte jeugd, en volvoerde zijne letteroeffeningen aan de plaats<br />

zijner geboorte, onder opzigt van JAN RODIUS een Drentenaar;<br />

en vervolgens onder GERSON of GERARD VAN LEUWAKDEN,<br />

welke naderhand zijn fchoonvader werdt, deze hadt te veren<br />

de latijnfe en griekfé talen, in de ftad waar van hij den naam<br />

droeg, onderwezen. Den ouderdom van 13 jaren bereikt heb­<br />

bende, wierdt BEKDIXIUS met zijnen makker JOACH. Hem^us<br />

R 4' nam-


354 BENDIXIUS. (DOMINIKUS)<br />

naar Haarlem gezonden, benevens enige andere fchoÜeïe'n van<br />

Sneek, om'er zijne letteroefFeningen te vervolgen onder den<br />

geieerden KORNELIS SCÏIONJEUS, als toen Rector der fcholen<br />

van die ftad. Na hier vier jaren onderwijs genoten te hebben,<br />

gfng hij naar Leuren, om in de regten te ftuderen; .doch nauw-<br />

lijks hadt hij een jaar op die Hogefchool geweest, of ene ziek­<br />

te van zijn fchoohvader, noodzaakte hem naar zijn vaderland te<br />

rug te keren. Hij wierdt hier op te Leeuwarden aangefteid tot<br />

Preceptor van de latijnfe fcholen; dan hij verliet die ftad cp<br />

raad of bevel van zijnen fchoonvader, en vertrok naar Zwolle,<br />

als Conreétor van de fcholen aldaar, onder JAN DE NUYS,'<br />

die te voren Re£tor te Sneek en ook te Leeuwarden geweest<br />

was. Enigen tijd daar na, kwam hij te Leuven te r.-g, cp<br />

fterk aanftaan van HOPPERUS; doch daar gekomen zijnde" ver-<br />

ftond hij , dat deze naar Frankrijk was vertrokken ; zig, dus<br />

verftoken ziende van de hulpmiddelen, die hij zig van dezen<br />

triend beloofde, keerde hij naar Leeuwarden te rug. Na hier<br />

verfcheidene wisfelvatligheden van het wankelbare fortuin on­<br />

dergaan te hebben, belloot hij zig tot den geestelijken ftaat<br />

te begeven, en tot Priester geordend zijnde, wierdt hij op-<br />

volgelijk Vikaris, en naderhand Pastoor van verfcheidene dor­<br />

pen in Friesland; de uitmuntende predikgaven die hij bezat,<br />

bezorgden hem een beroep te Sneek, en vervolgens te Leeu­<br />

warden. CUNERUS PETP.I, eerfte Bisfchop van die ftad, getrof­<br />

fen dcor zijne bekwaamheid, maakte hem in 1570 Aartsdia­<br />

ken van de kathedrale kerk. Ten einde dezen post met zo<br />

veel te meerder luister te bekleden, ging hij naar Leuven,<br />

em aldaar met de waardigheid vair Licentiaat in het kerküjfc<br />

regt bekleed te worden. Te Leeuwarden wedergekeerd, hadt<br />

hij het verdriet te vernemen, dat de- Gereformeerden de over­<br />

hand hadden gekregen, en hij door die genen werdt geban­<br />

nen, tegens wien hij met zo veel ijver in zijne predikatiën<br />

als anderzins hadt uitgevaren, en hen als ketters vervolgd.- Hij<br />

moest dus wijken, en begaf zig naar Keulen, vervolgens naar<br />

Ratingen een klein ftadje in het hertogdom van Bergen, waar<br />

Van hij Pastwr werdt. Na drie jaren verblijf aan deze plaats,<br />

ver-


EENINGA. (EG GERUIT) 255<br />

vertrok hij naar Dusfeldorp, alwaar hij van een Kanunnikaat<br />

werdt voorzien, doch van welke waardigheid hij weinig genot<br />

hadt, doordien hij den 14 januarij 1586 in den ouderdom van<br />

62 jaren, overieedt. Schoon BENDIXIUS Jange jaren onderwijs<br />

in de fraije letteren hadt gegeven, was hij egter onbefchaafd<br />

in zijne uitdrukkingen ; 't welk deels meet toegefchreven wor­<br />

den aan zijne verkleeftheid aan de wijsbegeerte van dien tijd,<br />

en deels aan de leerwijze van RAYMOND LULLIUS, die hij<br />

ijverig volgde. Noch de vriendelijke vermaningen van DOMI-<br />

NIKUS BROERSMA, Secretaris van Sneek, en van den Gefchied-<br />

Rhrijver SUFFKIDUS PETRI, noch de raadgevingen van Doktor<br />

STEVEN SYLVIUS die Pastoer van Si. Steven te Groningen was,<br />

die hem voor een Lidlist en Eerbaar uitmaakte, waren toerei­<br />

kende, om hem van dit tweledig gebrek te verbeteren. BENEV<br />

JOIXIUS heeft de volgende werken nagelaten, waar aan getwijf-<br />

feld wordt of gedrukt zijn: 1. Sermones de vita>:da peccati ccca-<br />

fione. 2. Disfert. de Humilitate. 3. De Ira, de Inyidia, de Conti-<br />

nentia, contra luxum £f crapulam. 4. De 'piir'a Castitcte £fc.<br />

SUFFRID. PETRI, de Scriptor. Frif. ed'.t. 2. pag. 4:7-421.<br />

J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. pag. 247, 248. PïqtoÖT, Memoir.<br />

litter. Tom. V. pag. 279 -282.<br />

BENINGA (ECGERIK), is gefpro'en uit een adelijk ftam-<br />

huis in Oostfriesland, 't welk reeds ingevolge het getuigenis<br />

van UBBO EMMIUS, in de XlVde eeuw bloeide; en, waar van<br />

men LUVARDUS BENIKGA als den eeiften bekenden ftamvader<br />

kan aanmerken. LUVARDUS hadt een zoon GEROLD BENINGA ge­<br />

naamd, die in 't jaar 1378 leefde, en voor dat 'er nog Graven<br />

in Oostfriesland waren, het gebied als Heer voerde, over de<br />

vier vlekken Grimarfum, Wirdum, Jindelt en Kempen of Kam­<br />

pen. Deze GEROLD liet twee kinderen na, een zoon en ene<br />

dogter; de zoon AJOLD genaamd, ftierf kinderloos, doch de<br />

dogter HEBA of HEURIG, die als erfdogter de vaderlijke goede­<br />

ren in bezit kreeg, huwde aan IMELO ALLENA van Oosterhui-<br />

zm, zoon van FOLKMAR ALLENA , en ADDA dogter van IMELO<br />

KENESMA, die in 't jaar 1372 ftieif, en een ioon was van<br />

R 5 Kfr


$6$ BENINGA. (EGGERlK)<br />

KENO den jongen, die in 'tjaar 1375 overleed; hebbende cVC<br />

ze KENO een broeder OKKO , en twéé zusters ELBURG en<br />

DODO genaamd , welke Iaatfte in 't jaar r 4 I 4 t r o u v / d e a a n<br />

EDZARD SIRCSENA, fprr.itende uit dit huwelijk voort EKNÓ<br />

Hoveling van Grietzijl, vader van ULRICH, die in 1454 tot<br />

eerften Graav van Gbnfrieslmd wierdt verkoren, en Éh 146,<br />

openthjk daar voor erkend. Gemelde FOLKMAR ALLENA trouw­<br />

de dan FfEBA of HEBRIG BENINGA, erfdogter van Grimarfum,<br />

en plantte dit adeüjk geflagt verder voort, door in den naam<br />

en 'tftamhuis der BENINOA'S zijne nazaten te doen overgaan<br />

verwekkende uit deze HEBA twee zonen, FOLKMAR en AIOLD<br />

BENINGA, welke laatstgenoemde Hoveling was te GrmaHm<br />

tn1 Proost te Hinte, zijnde geftorvèn in x 48 3, en hebbende<br />

NOORDDORP, ingevolge dit<br />

Cï'i^^ hare beeIdtenis 015 enen<br />

**s<br />

ANNO DOM. MO.CCCC.LXXXIIÏ<br />

OBIIT AILD BENIG. PETR. I. HIT.<br />

CAPITAL, IN GRIM., ANNO LXXIII<br />

OBIIT HYMA UXOR. EQUES. R. I. P.<br />

dat is'<br />

S'n 't jaar bt$ f eren MCCCCLXXXIII<br />

m oberfeoen AILD BENINGA/ p ?0o?r in ^üite/<br />

JJoKrfnm te ^iniarfiun. sr n 't jaar LXxm<br />

%i oberieben ö?£elb{5 fttu^outoe HYMA/ nijtoite fu bjcöc.<br />

Deze AJOLD of AILD BENINGA, verwekte twee zonen bij<br />

C HYMA<br />

FOL T ' F<br />

° L<br />

M *<br />

E<br />

» GEROLD<br />

FOLKMAR teelde ook enen GEROLD, en deze weder twee zo­<br />

nen EGGERIK en FOLKMAR. GEROLD de jongfte zoon van ge-<br />

melden AJOLD, verwekte vier kinderen, ene dogter HYMA ge­<br />

naamd, welke aan ULR IC„ VAN DOORNOM, Heer van Ollr-<br />

fum trouwde, onder welkers opzigt in 't jaar w , het ge-<br />

fpiek over den godsdienst te Olderfm wierdt gehouden, tusfen<br />

APORTANOS, eerften Gereformeerden Predikant te Snibden en'


BENINGA. (EGGERIK) i6f<br />

5en Roomsgezinden Doktor LAURENTIUS; voorts drie zonen<br />

SNELLIGER , HOMERUS , en EGGERIG genaamd. HOMERUS was<br />

Abt van 't Tedinger klooster, en Rierf in 1557 den 8 februa­<br />

rij. Dit Tedinger klooster was bij Nutttrmoer in Oostfriesland<br />

in 't jaar 1283 gebouwd door den Abt THEDA ter eere van ST.<br />

BENEDIKTUS, en brande af in 1398. EGGERIK BENINGA de<br />

jongfte broeder van HOMERUS, was Proost te Wener enz. en<br />

fchreef ene ïHronhh ban (0O uétfric^ianb / welke door den Hoog­<br />

leraar ANT. MATTHffius in het VIII. Deel van zijne Veteris cevi<br />

AnaleÜa in 8vo., is uitgegeven, doch niet volledig en ten<br />

énemaien verminkt, naderhand na een der beste affchriften te<br />

Embden berustende, in 1723 aldaar herdrukt, en met aanteke­<br />

ningen en bijgevoegde andere oude Rukken veimeerderd, is<br />

uitgegeven door den Harlinger Predikant EILARDUS F. HAR-<br />

XENROTH in Ato.; makende ook een geheel deel uit van den<br />

tweden druk in 4to. der Analeüa van MATTIMEUS. Deze adelij-<br />

ke kronijkfchrijver is overleden in 1562, als uit dit volgende '<br />

graffchrift blijkt, te zien in 't koor van de kerk te Grimarfum<br />

egter deszelvs beeldtenis, op een groten blauwen Reen uit­<br />

gehouwen.<br />

5Ino bni. 1562. ben 19 €>ct. tferf<br />

•jMntbcfïe un «Crbare EGGERICK<br />

BENINGA tc Onmarfiun / 23ojfiisn/<br />

Sïerfiun/ 3BiböeIstueei-. ï^obr^<br />

linflft, ^otoejï to l&tnet, fïn.ö<br />

oïöer.a"/ im 72. daarna bc erbare/<br />

imöe Dogetfame GELA ban 23o2|mn<br />

SCnberé 'Beninga. to €nim. 230^ $[etf,<br />

aBiöti, 3©cbme/ fine bucpfrutoe.<br />

2Enno 1574 bm 4 Jfcbj. creg olöerf. mi 85.<br />

EGGERIK BENINGA heeft bij zijn huisvrouw GELA, verwekt<br />

twee zoons, GERALD of GARRALD en SNELLINGER, welke Iaat­<br />

fte in zijn vaders plaatze in 1562 Proost te Wener en Hakfiim<br />

wierdt, deze is in 1580 overleden. De Iaatfte van dit oud<br />

«n beroemd adelijk Hamhuis, was enen FOLKMAR BENINGA,<br />

Heer


£


BENNING of BENNINK. (DIRK SIMONSZ.) e&<br />

EENNING of BENNINK (DIRK SIMONSZ.), was i:i<br />

het jaar 1393 Schout te Amfteldam; in 1405 hadt hij, bene-<br />

yens den toenmaligen Schout JAN NOTTAED en AMEL JANS-<br />

ZOON RYZER, de Kabeljauwfe partij toegedaan , deel in den op-<br />

ftand bij de aanvaarding der regering door Hertog WILLEM<br />

verwekt; en waar bij de Priester WILLEM BRUINSZOON het<br />

leven liet. Om deze misdaad van oproer werden de drie -*e<br />

melde perfonen onverhoeds geligt, ter Rad uitgevoerd, voorts<br />

onthalsd,, en in dien ftaat hunne vrienden t'huis gezonden.<br />

Over deze perfonen is wel enig verfchil ? en inzonderheid<br />

over den laatstgenoemden , die bij den ongenqemden ouden<br />

Schrijver in het vonnis THRODORICUS STMON'IS DE HEEMSKERKS<br />

pf DIRK SYMONSZOON VAN HEEMSKERK, genoemd werdt; doch<br />

DAPPER en COMMELYN noemen hem uitdrukkelijk, DIRK SY­<br />

MONSZOON BENNINK. De Burger WAGENAAR heeft hier op aan­<br />

gemerkt, dat de onbekende Schrijver hem den toenaam van<br />

HEEMSKERK, en niet dien van BENNING geeft, en hij dus DIRK<br />

SYMONSZOON van Amfteldam, fchijnt verward te hebben met<br />

DIRK SYMONSZOON van Haarlem, die ook omtrent dezen rijd<br />

gedood werdt, en welligt HEEMSKERK bijgenaamd geweest is.<br />

— — DOMSELAAR, Befchrijv. van Amfteldam, bl. 137. DAP­<br />

PER, Befchrijv. van Amfi. bl. 100. COMMELYN, Befchrijv. van<br />

Amft. bl. 898. WAGEN., Befchrijv. van Amfi. II. St. bl. 199,<br />

200.<br />

BENNING (HILLEBRAND), komt ons voor op het jaar<br />

1577, en wel op dien tijd, toen Anfteldam door- SONOY bï.<br />

zet was. Hij moet toen, het zij den post van Burgemeester-<br />

of wel dien van Geheimfchrijver in die ftad bekleed hebben,<br />

dewijl hij een brief aan SONOY zondt, begeiende dat zijne<br />

knegten zig van alle vijandelijkheden onthielden, doordien do<br />

ondeihandeling, wegens de fatisfactie met den Prins, op een<br />

goeden voet Rond. De overfte SONOY deedt goede beloften;<br />

en om over den fchrijftrant van dezen krijgsman te kunnen<br />

oirdelen, laten wij hier een letterlijk affchrift yan zijnen brief<br />

volgen.<br />

IN-


£70 BENNING. (HILLEERANB)<br />

INSONDERS GOUDE FSDXDT.<br />

V, L. Brief heb ych met blytfchap ferftan dat dy faeken vet<br />

eyn gouden hop fan, dar ych hyt got fynnen fegen fordts to te<br />

VÜlen gcffen, fan dat ych myn follich fal wyllen halden fan ymam<br />

te befehadige kant V. L. fych hyt allen ferfekeren van eenen husman<br />

dan van alle dy onder flat wonen of dy wtter flat follen wyllen ko­<br />

men, al wollenfe geit vp hor haft dragen, ende es ock eyn orfaek dar<br />

van dat ych fellefs met % Knechten Mn gekomen ven fuolcxs ende<br />

dergelicke ver ie komen, hier met wyl ych V. L. den heer befellen<br />

ferwachtende hyer cwe kompfle bynne het Kathufer klofler. Déü<br />

leflen December Anno 77.<br />

V. L. goude f runt<br />

DIEDP.ICH Sofjor.<br />

Ondertusfen hieldt het benauwen der ftad aan; de regering<br />

befloot den 8 januarij, nader aan SOKOY te fchrijven, met<br />

verzoek dat hij haar kennis gave, uit wiens last haar'deze<br />

vijandelijkheden, tegen de Gentfe bevrediging, en tegen den<br />

wil zijner Doorlugtigheid, werden aangedaan, op dat zij we­<br />

ten mogten, waar naar zij zig te voegen hadden. SOKOY ant­<br />

woordde: „ dat hij uit last der Staten van Holland, voor Am-<br />

„ Jieldam gekomen was, niet om iets vijandelijks tegen de Had<br />

„ te ondernemen; maar om te beletten dat door de vijanden '<br />

„ van "t gemene land, iets, ten nadele van het zelve, op de<br />

„ ftad werdt aangevangen." En naardien men ook geklaagd<br />

hadt, dat den boden der ftad de weg naar de afgevaardigden<br />

te Delft werdt afgefneden, voegde hij 'er bij: „ dat men de-<br />

„ zelve vrijelijk naar zijn leger zenden mogt, daar htm geen<br />

„ doortogt geweigerd zou worden." Men nam hier van de<br />

proef ten volgenden dage, en bevondt dat SONOY zijn woord<br />

hieldt. Ondertusfen werdt 'er, nu en dan gefchoten, van bin­<br />

nen en van buiten, zonder dat men regt wist, wie 'er 't eerst<br />

mede aangevangen hadt, waar door ter Wederzijde, enigen<br />

gelood en gekwetst werden. Ook fcholden die van binnen<br />

en d.e van buiten dikwils, vinnig op eikanderen; 't welk de<br />

onderlinge verbittering deedt toenemen. p. BOE, Ned.<br />

OorL


RENNING. (JAKOB) BENNING JANSZOON. (JAN) 271<br />

Oarl. XII. B. bl. 3. (921) enz. WAGEN., Befchrijv. van Amfi.<br />

III. St. bl. 439, 440.<br />

BENN1NG (JAKOB), werdt in 1578 , te Amfteldam met<br />

de verandering der Regering, tot Schepen en Raad aangeileid.<br />

Toen in 1581, geraadpleegd werdt over de opdragt der Hoge<br />

Overigheid aan Prinfe WILLEM DEN I,. was BENNING ee r :'er<br />

genen, die zig 't vinnigst daar tegen verzette; geüjk b'ijkt<br />

uit het befluit van de Vroedfchap, behelzende, dat deze!ve,<br />

op den 1 feptember, befloten hadt, JAKOU JANSZOON BENDING,<br />

JAKOB VAN KAMPEN, JAN LAUREMSZOON en JAKOB TRAKSZOON,<br />

Raden, die weigerden, zijne Doori. Hoogheid, als Hoge Ove­<br />

righeid te zweren, op een boete van 10000 dubbelde Leijdfe<br />

Stenen, tegen den volgenden maandag te dagvaarden, en hen<br />

te verbieden, ondertusfen uit de ftad te gaan. Doch het is<br />

bekend, dat deze zaak, docr de belemmering die dezelve in<br />

Zeeland en Utrecht ontmoette, niet alleen in Amfteldam met<br />

flauwer ijver begost doorgezet te worden, maar geheel be­<br />

koelde, en eindelijk met 's Prinfen dood te niet liep; waar<br />

door dan ook het vonnis der fleenboete, van zelv' verviel.<br />

-• WAGEN., Befchrijv. van Amfteldam, III. St. bl. 478.<br />

IV. St. bl. 33.<br />

BENNING JANSZOON (JAN), was in 1496 Schout te<br />

Amfteldam, en getrouwd aan een rijke boeren dogter van D:e-<br />

ir.cn, met name IMME; deze zou volgens fommigen, de ftigtfter<br />

geweest zijn van het Klarisfen Klooster binnen die And. In<br />

het jaar 1504, bragt Schout JAN te wege, dat de Gelderjen,<br />

die in een fchecpftrijd door de Hollanders gevangen genomen<br />

waren, en daar men 't erg mede voor hadt, genoegzaam al­<br />

len , na 't afleggen van den gewoonlijken é6d, waar bij /ij<br />

zig verbonden, om het ontvangen leed op niemand der Hul-<br />

landeren te zullen wreken, op vrije vccen gefteld werden;<br />

fommigen betaalden enig losge'd; als onder anderen een Pries­<br />

ter , die zig onder de Gelcerfen hadt bevonden, verpandde cm<br />

zig vrij te kopen, de autaarkelk voor 50 goudguldens. •<br />

WAG., Befchr. van Amft. I. St. bl. 107. II. St. bl. 411.<br />

BEN-


H73 PENNING. LENNIÜS. EENOIST.<br />

BENNING (JOHANNES), geboren tc Amersfoort, den 5<br />

februarij 1594- Hij werdt te Leuven tot Doktor in «ie beide<br />

regten verheven, en leraarde aldaar enige jaren; naderhand<br />

•werdt hij lid van den Hogen Raad te Mechelen, en vervol­<br />

gens in 161 r, Prefident te Luxemburg. Hij is een man ge­<br />

weest van een ongemeen fchrander vernuft, en was begaaft<br />

met een ilalen geheugen; ook zou hij het verre gebragt hebben<br />

ware hij niet nog maar 38 jaren oud zijnde uit dit leven<br />

gerukt, den 30 januarij 1632. Hij heeft gefchreven: Hifto-<br />

riam Luxemburgenfem, è diplmnatibus ac documemis antiquis cjfc.<br />

- J. F. ForPENs, Bibl. Belg. pag. 578.<br />

BENNING (STANS), leefde in 't jaar 1566 te Amfteldam,<br />

en Rond bekend voor een ijverig Gereformeerde; hij was het,<br />

die benevens REINIER KANT en nog twee anderen, op den<br />

3 januarij 1567, zeker verzoekfchrift aan Burgemeesteren van<br />

genoemde Rad overleverde, met bede, dat het Prins WILLEM<br />

ter hand gefield mogt worden ; werdende in hetzelve be­<br />

geerd : „ dat de Gereformeerden vrijheid van geweten en gods-<br />

„ dienstoeffening mogten blijven behouden, tot op nader be-<br />

„ vel, bij den Koning en de algemene Staten te beramen.<br />

Doch na dat hier over twee dagen geraadpleegd was met de<br />

Vroedfchap, werdt dit verzoek afgeflagen. WAG., Be-<br />

fchr. van Amfi. III. St. bh 209. '<br />

BENNIUS (JOHANNES), leefde in de XVilde eeuw, en<br />

was Doktor in de godgeleerdheid, en een vermaard Leraar<br />

onder de Roomsgezinden; hij heeft het eerst de gemeente van<br />

Wasfenaar als Pastoor bediend, en naderhand die van Noord-<br />

wijk. Hij overleed te Delft in 1665; den roem met zig in 't<br />

graf dragende, dat hij een braaf man was, gezellig en vrien­<br />

delijk in zijne verkering. Oudheden van Rhijnland,<br />

bl. 394. 602.<br />

BENOIST (ELIAS), Predikant in de Walfe gemeente te<br />

Delft, wierdt van Gereformeerde ouders geboren te Parijs,<br />

den 20 januarij 1640. Zijn vader FRANCOIS BENOIST, was<br />

Kaf-


BENOIST. (ELIASj 273<br />

Kastelein van het hotei la Trimouilk in genoemde ftad, en<br />

Zijne moeder was MARIA CALDERONE genaamd. Men was<br />

bepaalt, om hem tot den koophandel of het beocffenen der<br />

notariële praktijk op te trekken; doch zijne grote lust tot de<br />

letteroeffeningen ontwaar geworden zijnde, liet men hem zij­<br />

ne geneigtheid opvolgen. Na in zijn vaderlijk huis de eerfte<br />

beginzelen der latijnfe taal geleerd te hebben, wierdt hij ne.<br />

gen jaren oud zijnde, in het kollegie van Harcourt geplaatst,<br />

daar hij boven andere jongelingen uitmuntte. Zijnr onder­<br />

wijzer in de digtkunde, pogingen gedaan hebbende, om hein<br />

tot de roomfe belijdenis over te halen, werdt zijne moeder<br />

zulks gewaar, waar op z'rj hem naar een ander kollegie zondt,<br />

om in de rhetorika en philofophie het nodig onderwijs te genie­<br />

ten ; doch deze Iaatfte wetenfehap in 't geheel niet van zijnen<br />

fmaak zijnde, verwisfelde hij wel dra de beoeffening van A-<br />

SISTOTELES, voor de kaatsbaan, de biljard, de romans en do<br />

komedie; zijne ouders lieten hem toen het grieks leren, dat<br />

beter Haagde; vervolgens lieten zij hem onder opzigt van een<br />

Preceptor, door enige provintien van Frankrijk reizen; en<br />

bij bepaalde zijn verblijf enigen tijd teMontauban, om zig ver­<br />

der in de wijsbegeerte te oeffenen. Inmiddels ftierven beide<br />

Zijn vader en moeder, genoegzaam op den zelvden tijd; en<br />

hij zonder agt te geven op de bekrompenheid zijner erfpor-<br />

tie, gaf zig ten enemalen aan de wellust en vermaken over,<br />

en bevondt zig wel dra daar door in enen behoeftigen toeftand.<br />

Ka gedurende twee of drie jaren meest van geleend geld be-<br />

ftaan te hebben, wierdt hij Preceptor, 't welk hem gelegen­<br />

heid gaf, om in de theologie te ftuderen; waar in hij zodanige<br />

vorderingen maakte, dat na proeven van zijne bekwaamheid<br />

tot prediken gegeven te hebben, hij tot den heiligen dienst<br />

wierdt toegelaten, die hij omtrent negen maanden lang op<br />

twee dorpen in Beausfe uitoeffende; vervolgens 20 jaren te<br />

Aienpwiy daar hij een meisje trouwde, bevriend aan de voor-<br />

jiaamfte lieden van die ftad, doch van zulk een verfoeijelijk<br />

karakter, dat zij hem gedurende het lange tijdvak van 47 ja­<br />

ren , tot ene helleveeg heeft verftrekt; hij fpreekt 'er dus •<br />

II. DEEL. S zelv*.


174 BENOIST. (ELIAS)<br />

aelv' van; Uxorem duxit... vkiis omnibus, quct eonjugi paeem<br />

amanti gravin esje posfunt, implicita; avara, procax, jurgioja, in*<br />

conftans £p varia; indejesja contradicendi libidine per annos qua-<br />

draginla Jeptem mijerum ctmjugem omnibus diris affecit. Behal-<br />

ven deze vreesfelijke huisplaag, hadt hij nog andere verdrie­<br />

telijkheden te verduren, die hem door de Roomsgezinden, en<br />

wel inzonderheid door de Hertoginne DE GUISE, ene volle nigte<br />

van LODEWYK DEN XIV, aangedaan werden. De kerk van<br />

Alenpon door de intrekking van het Edikt van Nantes, gefloten<br />

zijnde, fcheepte zig BENOIST te Dieppe in, om naar Holland<br />

over të. fteken, en kwam in 's Hage, alwaar hij in tegen­<br />

woordigheid van de Princesfe VAN ORANJE predikte, en zeer<br />

veel genoegen gaf, doch egter niet in zijn hoop Haagde, om<br />

Kapellaan bij die vorftinne te worden j dan hij wierdt egter ge­<br />

holpen , want die van Deljt beriepen hem tot derden' Pre­<br />

dikant in de Walfe gemeente van die ftad, alwaar hij tot<br />

zijnen dood toe verbleven is. In het jaar 1695> nam hij de<br />

partij van JURIEU, in de gefchillen, welke deze twistzieke<br />

Roiterdamje Leraar, voor de Sijnode tegens ELIAS SAURIN en<br />

andere Predikanten hadt uitftaan. Hij zelve kreeg ook ruiie<br />

met IZAAK JAQUELOT, JAN LE CLERC, en TACO HAYO VAN<br />

HEN HONERT, toen ter tijd Predikant te Amfteldam. Na 51 ja­<br />

ren het predikambt, als een waardig en getrouw Euangelie-<br />

dienaar uitgeoeffend te hebben, verkreeg hij van deDelffe re­<br />

gering den tijtel van Emeritus. In den avondftond van zijn le­<br />

ven verzwakte zijn gezigt zodanig, dat hij verpligt wierdt het<br />

ene oog te fluiten, om met het andere te kunnen zien. Zijn<br />

Iaatfte levensuur genaakte den 15 november 1728, en hij<br />

ftierf in zijn 89fte jaar. Bij zijne XANTIPPE hadt hij drie kin­<br />

deren verwekt, een zoon, die 17 jaren oud zijnde, ftierf, en<br />

twee dogters, waar van de jongfte nog in 1750 leefde, en te<br />

Delft woonde; de oudfte was getrouwd met KAREL ANCILLON,<br />

Predikant te Berlijn, doch dit huwelijk was niet gelukkig, zo<br />

dat BENOIST in 1703 genoodzaakt wierdt, ene reize naar Ber-<br />

l'jn te ondernemen, om zijne dogter te halen, welke in Hol-<br />

land benevens twee kinderen, die zij bij haar man hadt be-<br />

ko-


BENOIST. (ELIAS) 27$<br />

I ftomen, ftierf. BENOIST is een geleerd man geweest, die vee!<br />

• ftnaak en gezond oirdeel bezat, daarbij buitengemeen werk-<br />

II zaam was; de gave was hem eigen om zig zo wei op den<br />

1 leerftoel als in de gemeenzame verkering, met een ongemene<br />

1 kragt en minzaamheid uit te kunnen drukken, lieffelijkefpreek-<br />

I wijzen en welbckookte, aaneengefchakelde redeneringen rol-<br />

4 den als 't ware van zijne tong; daar bij hadt hij een zeer<br />

ij vluggen en gemakkelijken fchrijfftijl. De gefchrevene papieren<br />

i\ welke men na zijnen dood heeft gevonden, ftrekken tot waar-<br />

J borge, dat hij vrij dagt, de waarheid langs allerleije wegen<br />

,j zogt, doch dat hij zig fomtijds in een kronkelend doolhof van<br />

a Zonderlinge en vreemde gevoelens begaf.<br />

Veel, ja zeer veel, heeft deze geleerde man gefchreven,<br />

j waar onder verfcheidene twistfchriften. Wij zullen ons ver-<br />

1 genoegen met.het voornaamfte zijner werken aan onze lezers<br />

te doen kennen, en dit is: 1. Hifioire de l'Edit de Nantes,<br />

contenant les chcjes les plus remarquahlcs, qui Je Jont pasjées eu<br />

France avant fj? cipres Ja piiblication, a l'occajïon de la dlyerjité<br />

des Religions, principalement les contraventions, inexecutions,<br />

chicanes, artifices, violences, £? autres injujiices, que les Rejor-<br />

. més ont Jouffert jusques a l'Edit de revocation en otlobre 1685, a-<br />

vec ce qui a fuivi ce nouvel Edit j'usques d prejent. Imprimé a<br />

' Delft 1695. en V. Vol. in gr. Lte. 2. Ene vertaling van bc~<br />

: venftaande werk in het nederduits, onder den tijtel van: ïfido*<br />

rie öcr niett'rjen ban 't gemtföc Cbibt/ öoo| ï!oning LODEWYK DE XIV<br />

öclcöcn hebben. 4,löet bnboeging ban alle öe gcönihruaar&tgfle<br />

«Sömten/ ©rclatatien/ en anöere atitbcnti)bc (iubben Daartoe<br />

behorenöe. %lh$ cc ene Mare en onjijDige mrjje uit De beroemt»<br />

S 2 ffe


S7S BENOYT. (LEONARD) BENSCOOP. (ARENT VAK)<br />

fk ^ttftiijnn^ fe. famcnnefïcfö en tot op bc;c ttjbcn se&?agfc<br />

ln II Delen in folio., te Amfteldam in 1696 bij JAN TEN HOORN,<br />

zeer frai gedrukt en met konstplaten verfiert. . j. G. DE<br />

GHAUFEPié, Nouv. Dictionaire, Tom. I. Iett. R. pag. 228--2 42,<br />

PAQUOT, Mem, litter. Tom. XIV. pag. 217-248.<br />

BENOYT (LEONARD), gebijnaamd de Waal, was een<br />

der ondertekenaren van 't vermaarde Verbond der Edelen, en<br />

tevens een ijverig voorftander van de hervorming in den gods­<br />

dienst. In de fententien van ALVA wordt hij ook befchuldigd,<br />

geld voor den Heer VAN BREDERODE ontvangen te hebben.<br />

De geleerde TE WATER vertrouwd, zonder egter zulks te dur­<br />

ven verzekeren, dat deze BENOYT tot het adelijke geflagt van<br />

dien naam behoord heeft, en berigt ons, dat hij den 2 junij<br />

1568 , te Brusfel op last van ALVA is onthoofd. . TE<br />

WATER, Verbond der Edelen, II. Stuk, bl. 190. MARCUS, Sententiën,<br />

bl. 162,<br />

BENSCOOP (ARENT VAN), was een der Edelen, die<br />

tegens Graav FLORIS DEN V famenfpanden, en bij 't gevangen­<br />

nemen van dien vorst, na dat WOLFERT VAN BORSSELEN 'S Gra­<br />

ven paard bij den toom gevat hadt, hem den fperwer uit de<br />

hand rukte. Na den beganen moord, bevondt zich deze BENS-<br />

coor, benevens KOSTYN VAN BOTERNISSE, ALEWYN en WILLEM<br />

VAN TEYLINGEN, WILLEM VAN SAANDEN en anderen, op het<br />

Rot Kronenburg, toen het zelve door GUY VAN HENEGOUWEN<br />

hemagtigd werdt; deze, na GERARD VAN VELZEN, VAN SAAN­<br />

DEN en nog enige anderen, aan het volk tot Rilling van der-<br />

• zei ver woede overgegeven te hebben , deedt BENscoor,<br />

TEYLINGEN, en nog twee anderen, op het Rot KervenMm in<br />

Kleefsland voeren. In 1304, bevondt ARENT VAn BENSCOOP<br />

zig, met anderen onder den aanhang van JAN VAN RENESSE;<br />

met dezen, als ook met JAN VAN DER LEEDE, nam hij, na de<br />

nederlaag der Flamingen voor Zierikzee, de vlugt uit Utrecht,<br />

en begaf zig naar de Lek, tegen over Beuzighem, voornemens<br />

zijnde met een fchouw den ftroom over te varen. De meeste<br />

Edelen wier floten hier gelegen waren, hadden mede de zijde<br />

van


BENSIUS. (JOHANNES) BENT. (JOH. VAN RÓFI) 2j?<br />

van RENESSE gekozen, tiitgönomen JAN VAN BEÜZICÖEM, Héér<br />

van Kidlembwg, en nog een, wiens naam niet genoemd wordt.<br />

Deze beiden, die op de zijde der Henegouwers waren, Vah<br />

gemelde vlugt kennis gekregen hebbende, bragten enig volk<br />

in de wapenen, en troffen de vlugtenden, tegen over Kuikiiu<br />

lurg, aan. Op den 16 augustus des gemelden jaars, werdt<br />

RENESSE nevens de zijnen geflagen, én, ingevolge het ver­<br />

haal van WILLEM PROCURATOR, in een fchouw gejaagd, dié<br />

omflaande, hen in 't water deedt fmoren. Behalven REHEssi<br />

fneuvelden hier ARENT VAN BENSCOOP, JAN en PELGRIM VA2S<br />

DER LEEDE , HUIEERT VAN E VERDINGEN; HENDRIK en BER-<br />

•THOLD VAN SciiALKWYK, Heer ARENT VAN BUUREN en velé<br />

anderen, welker getal, op meer dah JOO begroot wordt. • • ' •<br />

WILL. PROCURAT. , adannum 1304. p. 536. MEYERUS, ad unnum<br />

J304. ZüEDER. DE CULENBÖRCH, Orig. Cltkmb. p. 593. W^.<br />

GEN., Vad. Hift. HL D. bi. 78. 90. 179, i8öt<br />

BENSIUS (JOHANNES), geboren te Brusfel, leefde in de<br />

XVIde eeuw, en leraarde de fraije ietteren te Straatsburg. Hij<br />

onderhield een gemeenzame vriendfehap met JOH. STURMIUS<br />

en heeft uitgegeven: 1. Tliefaurum elocutionis Oratoria! greeco-<br />

^ latinum. Bafil. 1581. fol. 2. Locos communes comparandx Rerum<br />

£f Exemplorum copim accommodatos. Ar gent. 1581. ivo. 3. Era-<br />

temata in libros Cicer. de Officiis, Amicitia £f Seneüute. Ib. 1589<br />

1601. 120.<br />

BENT (JOHANNES VAN DER), Konstfchüder, is geboren<br />

te Amfteldam, omtrent het jaar 1650. Hij was een leerling<br />

van ADRIAAN VAN DEN VELDE en WOUWERMAN, naar wien<br />

zijn penfeelwerk wel meest zweemde, zo in verkiezing als<br />

behandeling van fchilderen. Hij bleef ongetrouwd, en woon­<br />

de bij vreemde menfehen in, daar hij een vrije kamér hadt.<br />

Op zekere tijd hadt hij omtrent 4000 guldens op zijn kamer<br />

liggen, wel gefloten in ene kist; deze aanzienlijke fom werdc<br />

hem ontvreemd, terwijl hij enige dagen van huis was; dit<br />

verlies trof hem geweldig, en zo veel te meer, doordien hij<br />

niemand met dien diefftal dorst befchuMigsn; en offchoon hij<br />

S ? een


278 BENTHEM. (ERNST WILLEM Graav VAN)<br />

een waarfchijnlijk vermoeden op zijnen huiswaard hadt, man­<br />

gelde het hem egter aan bewijs; zo dat hij in de droevige<br />

noodzaak was geduld te nemen, en zijn leed te verkroppen;<br />

de goudvink was hem ontvlogen, en 't was niet waarfchijnlijk<br />

dat die tot haar koij te rug zou keren. Kort hier aan wierdt<br />

hij mistroostig, verviel in ene teringziekte, en, na enigen tijd<br />

gekwijnd te hebben, ftierf hij in 't jaar 1690. - A. Hou-<br />

BRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 288, 289. J. C. WEYER-<br />

MAN, Leven der Schilders, III. D. bl. 133, I 3 4. WAGEN.<br />

Befchrijv. van Amfteldam, XI. St. bl. 428.<br />

BENTHEM (ERNST WILLEM Graav VAN), verliet het<br />

Protestants geloof, en' nam in 't jaar 1668 den Roomfen gods-<br />

dienst aan. Zijne gemalin, den Hervormden godsdienst aan­<br />

klevende, zondt toen zijne en hare kinderen, vijf in getal, naar<br />

's Hage, onder de befcherming der Staten. De Gravin volgde<br />

die eerlang zelve, en ftierf in die Hofplaats, den 29 maart<br />

3679- Zij hadt de algemene Staten en den Prins VAN ORANJE<br />

tot voogden over hare vier zonen aangefteid, en werdt in de<br />

kloosterkerk, in 't graf der Prinfen van Bohème, bijgezet. De<br />

Graav haar gemaal, trouwde, in junij daar na, met ene we­<br />

duwe VAN SAXEN, geboren Landgravinne VAN HESSEN; waar<br />

na hij zijne kinderen die zig nog hier te lande onthielden,<br />

onterfde. De Staten, zulks ongaarne vernemende, zonden irl<br />

1685, den oudften zoon, met ernftige brieven van voorfchrij-<br />

ving, af, naar Benthem, op dat hij zig met zijnen vader ver­<br />

zoenen, en verandering in den gemaakten uiterften wil te we-<br />

ge brengen mogt. Doch de Graav bleef onverzettelijk, en de<br />

zoon keerde ohverrigter zake te rug in den Hage. Hij en<br />

zijne drie broeders, vervoegden zig in 't volgende jaar, aan<br />

de rijksvergadering te Regensburg, met een \vijdluftig vertoog,<br />

waar in zij hun goed regt op het Graavfchap verdedigden,<br />

en aanwezen, dat zij alleenlijk uit haat van godsdienst, ont*<br />

e;fd geworden waren; doch met dit al, vondt het vertoog<br />

weinig ingang. Zo men aan het zeggen van D'AVAUX geloof<br />

mag liaan, zo zou de Prins VAN ORANJE, voor zig zei ven,<br />

het


BEN TINK. i 7p<br />

ïjet oog op het Graa"f chap Ber.tïiem gehadt hebben, en dat hij<br />

hiej om hadt te wege gebi agt, dat de Staten zig de zaak det<br />

jonge G.aven hadden aangetrokken. Negtciai. 'du 'Cow&e<br />

fc'AvAux, Tom. V. pag. 230. L> v. AITZEMA; Zaken van St.<br />

en Oorl. VI. D. bl. 593-595. 603. 892, 893- 901, 502.<br />

WAGEN, j Vad. Hift. XV. D. bl. 39. 295.<br />

BENTINK* of gelijk anderen fchrijven, BENTifïfck, dolt<br />

BENTING, is een oud en vermaard geflagt, in 't hertogdom<br />

Celder en het landfchap Overijsjel, en waar van zig ook csn<br />

tak heeft gevestigd in de provintie Van Holland. In de XlVde<br />

eeuw was dit geflagt reeds in groot aanzien; want men lees?<br />

bij PONTANUS, Hift. Gelr. dat reeds op het jaar 1368, Goos-<br />

6EN en JÖHAN BENTINK, beide tegenswoorcn'g waren bij het<br />

fluiten dèr huwelijks-voorwaarden van Hertog EDUARD VAN<br />

GELRÈ. Op het jaar 1377 wordt gemeld van GERRIT BEN-<br />

TINK, lid van de Gelderje Ridderfchap, en in 1392 van JOÜAitf<br />

BENTINK, geërfde tot Ölst. Zij waren reeds toen ter tijd,<br />

als mede in 't vervolg, en nog tegenwoordig, beleend met<br />

aanzienlijke goederen en heerlijkheden; onder anderen, met<br />

die van Berrinklmizen, Aller, Ane, 't Loo, IVesterhoj, tVerke-<br />

ten, DiepenJieim, Schoonheten, Witter.ftein, ten Velde, de Tienden<br />

in Engeland, enz. Onder dit geflagt hebben van 'vroeg af<br />

Mannen uitgemunt, die onder de eerfte voorftanders der edele<br />

Vrijheid een aanzienlijke plaats verdienen; Mannen s die de<br />

voortreffelijkfte ambten en waardigheden, zo in ftaats- als<br />

hadsregering, met luister bekleed, en niet rmVider in krijgs-<br />

bedieningen hebben uitgemunt; ja het mangelt aan geen Man­<br />

nen uit dit geflagt, die hun leven voor het vaderland hebben<br />

opgeofferd; tot ene nog vers in geheugen getuige, verftrekt<br />

hier van, de dapperen Schout-bij-nagt WOLTER JAN GEIWIT<br />

BENTINK, die op den 5 augustus 1781, in den voor de Neder­<br />

landers zo roemrijken zeeflag op Doggersbank, na de Engeljen<br />

veelvuldige afbreuk met zijn fchip de Batavier toegebragt te<br />

hebben, zijne geplukte laurieren in cijpresfen moest verwis-<br />

felen, door ene dodelijke wonde, welke hem in het best van<br />

S 4 zijo


260 BENTINK. (ADOLF) (ALARD) (ALEXANDER)<br />

zijn leven deedfneven, en zijn vaderland van eer en dappere*<br />

Held beroofde. Onze taak eist, dat wij van enige der Man-<br />

oen u.t dit geflagt, ene befchrijving a a n onze lezers mede^e-<br />

leu, wij zullen'dit op ene alphabetife wijze doen, en onder<br />

anderen gebruik maken van de geflagttafelen, te vinden in het<br />

Genealogisch Wapenboek van ABR. FERWERDA, ï. Deel, druk van<br />

I 785; het gebrekkige hiervan, zal ik verbeteren en aanvullen<br />

Uit bengten door ene kundige hand tot die familie behorende<br />

op een verpligtende wijze aan'mij medegedeeld. Het gene<br />

men ten dezen aanziene in de Diclmaire van MORERI, ed. de<br />

1740, en in het Woordenboek van HOOGSTRATEN vermeld vindt<br />

is gants niet nauwkeurig. '<br />

BENTINK (ADOLF) « Loo, zoon van JAN of JOHA*<br />

BENTINK en JANNE, dogter van den Heer van Appelmi; is<br />

geweest Erfjagermeester van de Veluwe, werdt in 1543 be.<br />

Ieend met Berrinkhuizen, Wenerhof, de Timden in Engeland:<br />

voorts in i S 47, met de Heerlijkheid '» Loo. Hij is gehuwd<br />

geweest met MARGARETA VAN VARICK, en overleed zonder<br />

kinderen na te laten in 1548, en wierdt begraven te Apeldoorn.<br />

*<br />

BENTINK (ALARD;, Raad en Hofmeester der Koning-<br />

mne MARGRIET, weduwe van den Hertog van Savoijen, Gou.<br />

Vernante der Nederlanden • was een medeondertekenaar van<br />

haar testament in i S 3o.<br />

Hij is getrouwd geweest met JOHAN-<br />

NA ESTOR , dogter van HENDRIK VAN BONGAARDEN en ANNA<br />

VAN DER SPONt.<br />

BENTINK (ALEXANDER), twede zoon van HENDR*<br />

en van MARGRETA HULS, werdt in 1501 bij overdragt van<br />

GYSBERT ALLER, Heer van de Heerlijkheid Aller op de Velu-<br />

w %<br />

In 1509 droeg ALEXANDER zijn kasteel Schoonderhoek op<br />

aan KAREL Hertog van Gelder, en na dode van zijnen heef<br />

ADOLE BENTINK, hier boven vermeld, werdt hij be'eend met<br />

Berrinkhuizen. Hij teelde bij JANNA VAN ZUILEN, vijf zonen<br />

en twee dogters. 1. KAREL, waar van in 't vervolg. 2 A-<br />

öOLr, Jong geftorvèn. 3. WILLEM, volgt, 4. HENDRIK,<br />

ddor


BENTINK. (ALEXANDER) 28i<br />

tloor huwelijk verenigd, met ene dogter uit den huize van<br />

Kidemburg, waar van hij Drost werdt; hij ft erf zonder'kinde­<br />

ren. 5. WILLEM VAN ZUILEN BENTINK, volgt. 6. MAR-<br />

GRETA, gehuwd met KORNELIS LAHEY. 7. EUSEBIA, gehuwd<br />

met KORNELIS VAN WEESE.<br />

BENTINK (ALEXANDER) , weidt in 1555 Heer van<br />

Aller, in 1564 van Berrinkhuizen, voorts Raad van 't Hof van<br />

Gelderland en Burgemeester van Arnhem. Het was deze, die<br />

nevens GILLIS PIEK en JOACHIM LIERIE, als gemagtigden van<br />

de provintie Gelderland, de Unie van Utrecht aannamen en 011»<br />

dertekenden; zie PIETER PAULUS, Hifi. der Unie. I. D. bl.<br />

23. P. BOR, XIII. Boek, fol. 90. Deze ALEXANOER BEN­<br />

TINK , komt ook Voor, als ondertekenaar van het Ren-et-faal der<br />

nadere Unie; zie v. D. SPIEGEL, Bundel van onuitgegevene Jluk-<br />

ken, bl. 295. ALEXANDER huwde met ALIDA VAN BUKKORST,<br />

bij wie hij vijf kinderen verwekte. 1. KAREL, waar van wij<br />

in 't vervolg zullen fpreken. 2. WILLEM, ongehuwd overle­<br />

den , den 20 december 1640. 3. JANNE, in julij 1610 g e.<br />

trouwd met JAKOB SCHIMMELPENNING, fleer van Engelenburg<br />

en Keil, geftorvèn in 1652. 4. KRISTINA, trouwde in 1615,<br />

met WILLEM VAN HAERSOLTE tot Trst, ftierf in 1638. 5. A-<br />

i/EXANDRiNA, aan ene befmettelijke ziekte ongehuwd overle­<br />

den.<br />

• BENTINK (ALEXANDER), wierdt na den dood van zij­<br />

nen Vader KAREL, in 1646, Heer van Aller en Berrinkhuizen,<br />

vervolgens Burgemeester en Hoogfchout van Arnhem, in welke<br />

hoedanigheid, hij het voorftel in 1675 aan de regering van<br />

die ftad deedt: „ om den Prinfe VAN ORANJE, en deszelvs<br />

„ mannelijke nakomelingen, uit erkentenis zijner uitftekende<br />

„ dienften, de hoge regering des Furftendoms Gelte en des<br />

. „ Graavfchaps Zutphen aan te bieden, onder den tijtel van<br />

„ Hertoge van Gelder en Grave van Ztitfen;" en fchoon dit<br />

voorftel, door een eenparig befluit op den 29 jahiiarij des ge­<br />

noemden jaars, door de Staten van Gehierland, wierdt goedge­<br />

keurd en in ene refohitie veranderd, kwam hier egter gelijk<br />

S s men


é82 EENTINK. (ANDRIES) (BERENT HENDRIK)<br />

men weet geen vervolg op, doordien zijne Hoogheid-, den<br />

20 februarij in de Staatsve. gadering te Arnhem gehouden daar<br />

voor bedankte, met betuiging van zijne hartelijke deelneming<br />

voor het blijk van achting en vertrouwen. WAG., Vad. Hift.<br />

XIV. D. bl. 345-558, alwaar men een omftandig verhaal aan­<br />

treft, van 'tjgene verder over- deze zaak is voorgevallen; en<br />

de waarfchijnlijke redenen, waarom de Prins 'er voor bedank­<br />

te. ALEXANDER huwde met ANNA PEINSE VAN DER AA en<br />

verwekte bij haar verfcheidene kinderen ; zijne huisvrouwe<br />

ftierf den 1 junij 1678, en hij volgde haar omtrent driejaren<br />

later, op den 19 junij i68r.<br />

BENTINK (ANDRIES) , de twede zoon van WILLEM<br />

BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS , heeft nagelaten<br />

twee kinderen. 1. ELIZABETH, die Prioiesfe van het klooster<br />

Marienhoom, bij Kanten, is geweest. 2. WILLEM BENTINK,<br />

Drost van Emden, die bij zijne eerfte vrouw N. N. VAN DIE-<br />

FENBROEK, ene dogter verwekte, genaamd BINDELIEF, die de<br />

vrouw was van RUTGER VAN HAERSOLTE, tot IVeste'rveld en<br />

Wolfshagen; zij overleed zonder kinderen, den 4 febr. 1659.<br />

Uit het twede huwelijk met N. N. GRAWERT, kwam ene dog­<br />

ter, HADRIANA genaamd, die in 1651 trouwde, met den Rit­<br />

meester SIMON VAN HAERSOLTE, tot Bredenhorst en Zwaluwen*<br />

lurg.<br />

BENTINK (BERENT HENDRIK), zoon van EUSEBIÜS<br />

BORCHARD en ANNA AGNES BENTINK, is geboren den 2 fep­<br />

tember 1703, en was Heer van Schoonheien en Diepenheim,<br />

Dingwaarder van de Hoge Bank van Juflitie, en Lt. Stad­<br />

houder der Lenen van Overijsfel, Ridder van den Duitfen Or­<br />

den, Kommandeur van Dieren, en Coadjutor der Balie binnen<br />

Utrecte, overleed in 1772. Hij trouwde den 12 december<br />

1732 met BONNE ELIZABETH JURRIANA DU TERTRE, welke<br />

den 1 julij 1795 is overleden, en enige dogter was van AM-<br />

BROSIUS DU TERTRE DE ECOSSE , die om de vervolging in Frank-<br />

rijk ontftaan, door de herroeping van 't Edikt van Nantes in<br />

1585, met zijne twee broeders de wijk herwaarts genomen,-<br />

en


BENTINK. (BEKENT HENDRIK) afiy<br />

1


284 BENTINK. (BERENT) *<br />

weest Generaal-Majoor van de infanterie. 10. BERENT H E *<br />

DRIK BENTINK, Heer van Bukhorst, Zalk en Vekaten, geboren<br />

in het jaar 1753; trouwde in 1775 met KAROLINA MEDIO-<br />

SURGIS VAN BORSSELE. Hij is geweest tot op genoemde re­<br />

volutie, Kollonel van de kavallerie; en hieldt in 1787 guar-<br />

Jiifoen te Deventer, toen de jóngst voorgaande revolutie in fep­<br />

tember 17S7 voorviel; bij welke gelegenheid hij het genoe­<br />

gen hadt, 't leven van A. H. CRAMER, Secretaris van die<br />

Had, op ene edelmoedige wijze te befchermen, welke de<br />

dolle gemeente aan hare woedende razernie wilde opofferen.<br />

Zie Verzameling van Plakaaten, Rejolutien en andere authen<br />

Stukken enz. betrekking hebbende tot de gewigtige gébeurten<br />

in 1787 enz. voorgevallen, door mij verzameld en gedrukt,<br />

IX. D. bl. 217. Hij heeft een zoon bij zijn huisvrouwe ver­<br />

bekt, HENDRIK KONING BENTINK, geboren 24 april 1787.<br />

BENTINK (BERENT), de derde zoon van HENDRIK BEN-<br />

TINK, was Heer van Diepenheim en Proost te Deventer. Hij<br />

maakte benevens zijnen mede-edele RATO HERMAN SCHEELE,<br />

en JOH. VAN DER BEEKE, Burgemeester van Deventer, het<br />

drietal Gecommitteerden uit, welke in de verdeeltheden die<br />

in 't jaar 1555 de provin tie vmOverijsJel zo deerlijk teisterden,<br />

"wegens de met hun houdende partij, op eenen geloofsbrief<br />

die uit name der Staten van dat gewest getekend was, naar<br />

fs Hage werden gezonden, om ter vergaderinge van Holland<br />

te klagen, over de ongeregelde wijze van enen Stadhouder te<br />

verkiezen, die onlangs, zo fprakenze, ondernomen was te­<br />

gen de privilegiën en tegen een befluit der Staten van den<br />

39 feptember 1653, waar bij vastgefleld was, dat zulks niet<br />

dan met eenparige Hemmen zou mogen gefchieden. De ver­<br />

dere voortgangen Van dezen tweefpalt, en hoedanig die verre­<br />

gaande twist tot genoegen van beide partijen, inzonderheid<br />

door het fchrander beleid van den Raadpenfionaris JOH. DE<br />

WITT, vereffend wierd, vindt men geboekt bij WAGENAAR<br />

in zijne Vaderlandje Hijlorie, XII. D. bl. 404-412. BERENT<br />

BENTINK, was den 21 december van het jaar 1633 gehuwd<br />

mot


BENTINK: (EUSEBIÜS) (EVERT)' (FILIP) 2S5<br />

met ANNA VAN BLOEMENDAAL, ftierf den 29 julij r668, na<br />

{jij haar verwekt te hebben, de zeven volgende kinderen,<br />

j. WILLEM, ivaar van hier beneden. 2. EUSEBIUS BORCHARD,<br />

insgelijks. 3. ELEONORA SOPHIA, getrouwd met ROBBERT VAN<br />

ITTERSLM, tot Nijenhuis, Landdrost van Zalland. 4. JAN WIL-<br />

|.EM, Graav van Portland, zie beneden. 5. ISABELLA , ge-<br />

trouwd met ALEXANDER SCHIMMELPENNING VAN DER O YEN,<br />

tot Englenburg. 6. ADRIANA, geboren in 1656, getrouwd met<br />

DIDERIK BORRE VAN AMERONGEN, Heer van Zandenburg, en<br />

Hoogfchout van Utrecht. 7. ANNA.<br />

BENTINK (EUSEBIUS) , de oudfte zoon van WILLEM<br />

BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS, was Heer van<br />

ten Velde en Werkeren, Weidt in 1577 beleend met Esfchcrwei-<br />

de, trouwde in 1570 met JOHANNA VAN ITTERSUM, en verwek­<br />

te bij haar vier kinderen, namelijk: i. WILLEM, die onge­<br />

huwd , voor Wachtendonk fneu-elde. 2. HENDRIK, hier na<br />

*\<br />

vermeld. 3. JOHANNA, eerst de vrouw van FLORIS VAN BOK­<br />

HORST, en daar na van GOOSSEN VAN DER LAUWIK, Drost van<br />

Brevoort, in 1597 beleend met het kasteel ten Velde. 4. So-<br />

ÏHIA.<br />

BENTINK (EUSEBIUS BORCHARD), een zoon van<br />

BERNARD BENTINK en ANNA VAN BLOEMENDAAL, was Heer<br />

tot Schoonheten, Hoogfchout in Mastricht enz., trouwde met<br />

ELIZABETH VAN BRAKEL, en verwekte bij haar twee zoons,<br />

als: EUSEBIUS KAREL BORCHARD BENTINK , Kollonél en Land-<br />

rentmeester van Twente, die in 1706 fneuvelde. 2. WILLEM,<br />

hier van beneden.<br />

BENTINK (EVERT) , Heer van den Berkelenkamp, een<br />

zoon van HENDRIK BENTINK en ERMGAART VAN ANXTEL , over­<br />

leed in 1659, hebbende in huwelijk verwekt bij zijne vrouw<br />

FENNE VAN DER MARK , twee zoons HERMAN HENDRIK en GE­<br />

RARD ADOLF BENTINK; en bij zijn twede huisvrouw nog een<br />

zoon, JOHAN genaamd.<br />

BENTINK (FILIP), een zoon van KAREL BENTINK , is<br />

Gouverneur geweest van Stralen in het oppergedeelte van Gel­<br />

der*


iS6 BENTINK. (GERARD ADOLF) (GODEWYN en JAN)<br />

ieHand. Hij was een der gemagtigden van de zijde der Aarts»<br />

hertogen, die in 1600 naar Bergenopzoom, werdt gezonden, om<br />

over den vrede te handelen; doch welke famenkomst vrugte­<br />

loos afliep. FILIP is getrouwd geweest, met ALVERADE VAN<br />

FLODOEP, vrouwe van Biecht, weduwe des Vrijheers van<br />

Bnnkhorst en Batenburg; bij wie bij beeft verwekt enen zoon<br />

JAN genaamt, die Drost is geweest van Buren; en drie dog­<br />

ters. WAGEN., Vad. Hift. IX. D. bl. 90.<br />

BENTINK (GERARD ADOLF), zoon van EVERT en FEN-<br />

KE VAN DER MARX, wierdt door overdragt van zijnen broeder<br />

HERMAN HENDRIK, Heer van Berkelenkamp; hij trouwde den<br />

7 october 1647, met LUCRETIA CAMANS, die hem vijf kinde­<br />

ren baarde. 1. WILLEM. 2. ELIZABETH, getrouwd met AR-<br />

NOLD BROSCHMADE, Raad des Konings van Spanje, zij over­<br />

leed in IÓOO. 3. FLOIUS. 4. THEODORA KOKNELIA, Nonne<br />

te Vrede. 5. ANNA.<br />

. BENTINK (GODEWYN en JAN), zijn de pudften van<br />

dit geflagt, wiens namen in de gedenkfchriften voorkomen, en<br />

wel in 't jaar 1308, bij gelegenheid van de bezegeling'der<br />

huwelijks-voorwaarden van Hertog EDUARD VAN GELDER met<br />

vrouwe KATRINA VAN BETEREN, oudfle dogter van ALBERT<br />

VAN BETEREN. GODEWYN overleed zonder kinderen , doch<br />

JAN liet een zoon na, HENDRIK genaamd. SLIGTENHORST, in<br />

zijne Gelderfe Gefchiedenifen, bl. 146, fielt dezen als behoord<br />

hebbende tot het kwartier van Arnhem.<br />

BENTINK (HENDRIK), de zoon van JAN, werdt in het<br />

jaar 1400 beleend met de Heerlijkheid Arendsbergen, nu Ber­<br />

rinkhuizen ; doch in de ondertekening des verdrags of verbonds-<br />

briefs der Gelderfe fteden, Nijmegen, Tinei, Bommel, de Graaf,<br />

Maasbommel en Gent, gefloten in 1418, wordt hij genoemd<br />

Heer van Spaldorp. Hij liet vier kinderen na. 1. J 0HAN.<br />

2. HENDRIK. 3. HELMICH; en 4. HILLE.<br />

BENTINK (HENDRIK), een zoon van den vorigen HEN­<br />

DRIK, is getrouwd geweest met MARGRETA HULS, werdt in<br />

I45S


BENTINK, (HENDRIK) j $ )<br />

Ï45


*88 BENTINK. (HENDRIK)<br />

ren. r. ANNA ELSABÓ BEATRIX, Kanonesfe van Almenum'<br />

ove:leden in i 7r 5. 2. MECIITELD HELENA BEATRIX, Kano'<br />

pesfe van ,'t adeüjk Stift Gennep. 3. WOLF, Ritmeester, over-<br />

leed zonder kinderen. 4. KRISTOFFEL, Lt. Kollonel en Rit­<br />

meester onder de Guarde, overleed in 1706 zonder kinderen.<br />

5. HENDRIK WILLEM, Lt. Koüonel. 6. HENDRINA WOLTE-<br />

SA, Kanonesfe te Weerzelo. 7. BERNARD, Heer van Arler en<br />

Witenftein, Lt. KoIIonel, getrouwd met SOPHIA ACNES TER<br />

BRUGGE, dogter van Wittenftein. 8. KRISTINA SEINA, ftierf<br />

in 1707, ongehuwd. 9. GERARD DIDERIK, Kapitein, ftierf<br />

in 1716 in Schotland, ongehuwd. 10. WILHELMINA JUDITH<br />

AGNES, getrouwd met WILLEM BENTINK, Heer van Schoon­<br />

heten.<br />

BENTINK (HENDRIK), Kollonel te paard en Drost van<br />

Twente, verwekte bij zijne huisvrouw M GDALENA VAN ITTER­<br />

SUM, drie dogters. 1. ANNA AGNES, getrouwd met WILLEM<br />

BENTINK tot Schoonheten. 2. MECHTELT ANNA , getrouwd met<br />

LAMBERT JOOST HAMCROICK , tot Arendshorst. 3. JOHANNA<br />

ISABELLA, getrouwd met JAN ZEGER VAN WELVELDE, tot Die-<br />

penbroek.<br />

BENTINK (HENDRIK), zoon van JOHAN of JAN BEN-<br />

•TINK , was Heer tot Leuwenberg en Landdrost van de Vduwe<br />

overleden in 1600; hadt met zijn eerfte vrouw ELIZABETH<br />

VAN SCHERPENZEEL, ene dogter, SOPHIA genaamd, die kort<br />

Jia hare moeder ftierf; zijne twede vrouw was ERMGAART VAN<br />

ANXTEL, waar bij hij gewon: 1. MAARTEN, Heer tot den<br />

Leuwenberg.^ 2. KRISTINA, huisvrouw van KRISTIAAN BARRE.,<br />

VELT, Kapitein. 3. CLEMENTIA, getrouwd met HANS SCHARF,<br />

Kapitein en Gouverneur van Rhijnberg. 4. MARIA, getrouwd<br />

met HERMAN VAN VILSTEREN, in Laarwolde. Uit zijn derde<br />

huwelijk, met SOPHIA VANMOERBEKE, won hij: 5. ODILLA.<br />

6. EVERT, Heer van den Berkelenkamp. 7. ANNA GEERTRUID,<br />

8. MARGRETA, getrouwd met FILIP VAN HOORN, Kapitein<br />

9- ALIDA, jong geftorvèn. zo. JOHAN, waar van hier beneden.<br />

BEN,


BENTINK. (HENDRIK) (HENDRIK ADOLPH) 209<br />

- BENTINK (HENDRIK), was de derde zoon van ALEXAN-<br />

DER BENTINK en JEANNE VAN ZUILEN ; J. W. TE WATER en<br />

anderen, noemen hem Drosfaart v^n Wmidrichem en Kuilem-<br />

lurg, en menen dat zijn huwelijksvermaagfchapping met den<br />

•huize van Kuilemburg, hem naderhand gelegenheid heeft ver-<br />

fchaft, om zig in 1566, bij het bondgcnootfchap der Edelen,<br />

te voegen. Ook bekleedde hij het ambt van Dijkgraav des<br />

lands van Altena, waar van hij in 1571-afftand deedt; wor­<br />

dende daar in op last van ALVA, door PIETER VAN CLOOT-<br />

WYK opgevolgd. MARCUS, Sententiën van den Hertog VAN<br />

ALVA, bl. 433. 484. J. W. TE WATER, Hifi. van 't Verbond<br />

der Edelen, II. Stuk, bl. 191.<br />

BENTINK (HENDRIK), zoon van JAN WILLEM BEN­<br />

TINK, wierdt na dode van zijr.en vader, door Koning GEOR-<br />

GE DEN I. in 't jaar 1716, tot Grave van Boniand verheven,<br />

en voorts tot Gouverneur van Jamaika aangefteld. Hij huwde<br />

met ELIZABETH NOEL, oudfte dogter en mede-erfgename van<br />

WRIOTESLEY BAPTIST , Grave yan Gainsborough, waar bij hij<br />

twee zonen verwekte. 1. WILLEM, Marquis van Tichifeld,<br />

en 2. GEORCE, dus genaamd naar den Koning.<br />

BENTINK (HENDRIK ADOLPH), tot Beverfderde, Drost<br />

van Ysfelmuiden, Hoofdfchout van Mastricht, Raad en Rente-<br />

meester Leneraal der Beden van Braband, geboren den 12 de­<br />

cember 1078; hadt ten vrouwe MACHTELD ANNA VAN WEL-<br />

VELDE, bij wie hij twaalf kinderen heeft verwekt. Hij ftierf<br />

den 3 januarij 1734. Een zijner zonen ADOLPH KAREL BEN­<br />

TINK, Heer van Beverföerde en Nijenhuis, geboren in 1721 is<br />

geweest Generaal-Majoor van de infanterie; deze huwde in<br />

1762 aan AGATHA VAN SLINGELAND, welke den 1 februarii<br />

1775 ftierf, en hij volgde haar in 't graf den 17 junij 1784,<br />

nalatende een zoon, ADOLPH KAREL BENTINK, Heer van Be­<br />

verföerde en Nijenhuis, geboren den 20 augustus 1764;- is ge­<br />

trouwd den 26 april 1789 met MARIE FRANCOISE VAN, AERS-<br />

SEN, geboren den 22 feptember 1767. JOSINA MECHTELD<br />

ANNA, ene der dogters van HENDRIK ADOLPH, is geboren den<br />

II. DEEL. T I .


'VP BENTINK. (HENDRIK FREDERIK) (JAN)<br />

14 junij 1720". Zij huwde den 16 junij 1761, met ALBRECHT<br />

NIKLAAS yAN AERSSEN-BEYEREN, Heer van Voshol, Lt. Ge;<br />

neraal yan de infanterie; geftorvèn den 23 maart 1790, na<br />

zes kinderen ter wereld te hebben gebragt; waar van ene<br />

dogter MECHTELD MARGARETHA VAN AERSSEN, geboren derj<br />

6 januarij 1766, op den 20 januarij 1795 is gehuwd met<br />

WOLF FLORIS VAN HEMERT, toen ter tijd Burgemeester te<br />

Campen; hebbende een zoon in leven, geboren den 10 no­<br />

vember 1795, REINEER WILLEM.<br />

BENTINK (HENDRIK FREDERIK), een zoon van JO­<br />

IIAN BENTINK, was Heer van Genswaart en Barkham; hij<br />

trouwde in 1651, niet ELIZABETH KATRINA RASEIIOORN, die<br />

in 1652 overleed; waar na hij, in het volgende jaar, her­<br />

trouwde met LAURENTIA HOEN , bij wien hij drie dogters en<br />

enen zoon verwekte. 1. ANNA CHRISTOPHORA. 2. PETRONEL-<br />

LA. 3. ELIZABETH. 4. ERMGARD.<br />

BENTINK (JAN), JOHANS zoon, werdt in 14.55 beleend<br />

rr.e: B-'rinkhuizen; hij verwekte bij zijne vrouw N. N. afkom-<br />

ftig uit het Brabands geflagt van BERTHEM, twee zonen, HEN­<br />

DRIK en ALBERT.<br />

BENTINK (JAN of JOHAN), werdt in 1503 Heer van<br />

Berrinkhnzen, en tevens beleend met de Tienden in Enge­<br />

land; hij was Stalmeester en een groot gunfteling van KAREL,<br />

Hertog van Gelder, die hem de Heerlijkheid 't Loo vereerde<br />

en ook beleende met het ambt van Erfjagermeester van de<br />

Velmve, uit aanmerking zijner grootmoeder , die afkomftig<br />

was uit het buis van Heukelom, door welk geflagt dit ambt<br />

jaren lang bediend was. Hij hadt tot vrouwe JANNE , dogter<br />

van den Heer van Appeltem, een der eerfte familien op de<br />

Velmve. Hij verwekte bij haai- vier zonen en vier dogters:<br />

1. HENDRIK, overleed in 1530. 2. MARGARETHA, was Prio-<br />

resfe van het klooster te Zutphen. ' 3. FENNE, Nonne in het<br />

klooster te Tzendoom. 4. ADOLF, hier voor. 5. JAN, Proost<br />

van Arnhem en Deken van Deventer. 6. ANNA, gehuwd met<br />

' ZE-


BENTINK. (JAN WILLEM j 2or<br />

{CECER VAfl ARNHEM; wierdt in 1548, na den dood van A-<br />

DOLF BENTINK, Jagerrneester van de Velwwe, doch welke be­<br />

diening hij nog in dat zelvde jaar afftond, aan FILIP VAN LA-<br />

LAING , Grave van Boogflraun. 7. ALIDA , getrouwd met<br />

FILIP VAN VARIK; en, na den dood van gemelden ADOLF, be­<br />

leend in 1548 met 't Loo en Westerhof. 8. KAREL, die in<br />

3536 ongehuwd geitorven is.<br />

BENTINK (JAN WILLEM), een zoon van EERNARD<br />

BENTINK en ANNA VAN BLOEMENDAAL, plaatile men al vroeg<br />

als Pagie bij WILLEM DEN III, Prinfe van Oranje; en werdt<br />

kort daar na door denzelven tot Kamerjonker bevorderd. In<br />

1675 won hij door een bedrijf, dat zo wel zijnen moed, als<br />

zijne liefde en trouwe voor den Prins op 't levendigfle aan­<br />

kondigde , de hoogde achting, welke die vorst immer aan<br />

iemand zijner gunfte'ingcn betoond heeft, en geen wonder<br />

pok, want BENTINK fis toen zijn Kamerheer en Dro t van<br />

Lingen zijnde, verliet hem niet gedurende den tijd dat hij aan<br />

de kinderziekte krank lag, fchoon hij zelve de pokjes nog<br />

iriet had gehadt. Hij was nagt en dag bij deszclvs b;udc,<br />

hem alles wat hij begeerde met eigen hand toedienende, ca<br />

wel met zulk een onvermoeithcid en verenagtzaming van zig<br />

zei ven, dat de Prins naderhand verklaarde: „ niet te wc-<br />

„ ten, of BENTINK geflapen hadt of niet; maar wel, dat hjj.<br />

„ in zestien etmalen,. niet hadt geroepen, zonder door dezen<br />

,, trouwen dienaar , vaardiglijk, beantwoord te worden."<br />

Doch de Prins was nauwlijks herlteld, of BENTINK Hortte in<br />

de zelvde ziekte, en genas, met veel groter gevaar, fchoon<br />

fpoedig genoeg, om zijne Hoogheid, isiettegenftaande zijne<br />

vriendelijke vermaningen om te huis te blijven, naar 't leger<br />

te verzeilen. Dit, en meer andere blijken van opregte aan­<br />

kleving en toegenegenheid, veroirzaakten dat de Prins zo<br />

grote achting voor BENTINK kreeg, dac hij hem, na dat hij dc<br />

Heerlijkheden van Drum-melen en Bhoon verkregen hadt, in<br />

1677, fchoon buiten Holland geboren, zelvs voor den Here<br />

Van Veorfchtten, dien men gaarne de voorkeuze gegeven hadt,<br />

T 2 in


%9% iBENTINK. (JAN WILLEM)<br />

pi de orden der Ridderfchap befchrijven deedt. Ook hielde<br />

hij hem als zijnen geheimften vertrouweling en eerften Ministé'r;<br />

waar van' men de blijken ontwaar wordt, in zijne zendmg<br />

door dien vorst naar* Engeland in 1677 en 1685; in de<br />

onderhandelingen die hem toevertrouwd wérden in 1688, zo<br />

met de Heren. Van' Amfleldam, den Keurvorst van Brandenburg,<br />

de Hertogen van Lunenburg, Zelle en Wurtenburg, als met dert<br />

"Landgraye van Hes/en, wegens het groot ontwerp van den<br />

pvèrtogt naar Engeland, waar in hij allergelukkigst flaagde.'<br />

Niet minder ijverig toonde hij zig in zijne handelingen met de<br />

Engeljen, zelvs na dat Prins WILLEM aldaar geland was.<br />

ÓRANJE Koning geworden zijnde, werdt BENTINK tot Pair van<br />

't rijk verklaart,'en met de tijfels van Graav van Portland,<br />

Vicomte van Woodftok, in het Graavfchap van Oxford, en Baron<br />

van Cirencenster befchonken; zijnde hij reeds het jaar te<br />

voren, tot eerften Edelman van 's Konings kleer- en bedkamer<br />

benoemd. In 1690 werdt BENTINK door Koning WILLEM,<br />

naar Holland afgevaardigd, om als lid der Ridderfchap, zitting<br />

in de vergadering der Staten van Holland te nemen; ten dien<br />

einde kwam hij den 18 januarij in 's Hage, en twee dagen<br />

later verfcheen hij in der Statén vergadering. Ten zelvden<br />

tijde, leverden de Afgevaardigden van Amfteldam een befluit<br />

hunner Vroedfchap, op den iaden genomen, ter vergaderingeover,<br />

waar in verklaard werdt: „ dat, Burgemeesteren den<br />

„ achtbaren Raad hebbende aangediend, dat de Heer BEN-<br />

„ TINK, Graav van Portland, alle uren, uit Engeland verwant<br />

„ werdt, en, naar alle waarfchijnlijkheid, zitting nemen<br />

„ zou, in hunner Ed. Gr. Mog. vergadering; men hadt goed-<br />

,, gevonden naar te zien, wat hier omtrent, in vroeger tijd<br />

„ voorgevallen ware, en hier op bevonden hadt, dat de Sta-<br />

„ ten, in "t jaar 1586, befloten hadden, dat niemand is<br />

... hunne vergadering verfchijnen zou, die in eed of dienst was<br />

„ van iemand anders, dan van wien hij ter dagvaart was af-<br />

,', gezonden. Dat Holland, den Heer HENDRIK VAN DE KAPELLE<br />

T 0 E<br />

»»<br />

RVSSEL, in den jare 1655, gezogt hadt te doen we-<br />

,j rijjas zcivs uit de vergadering der algemene Staten, omdat<br />

>, hij


BENTINK. (JAN WILLEM) $£|<br />

y, Mj gehouden werdt voor éen befchreven lid der Ridderfthao<br />

}, van Kleve. Dat dié van Holland nog in den jare föo'a<br />

„ pogingen hadden gedaan, om de algeméne Staten tè doen<br />

l, befluitën, dat niemand, in vreemden eed of dienst simde<br />

„ zou toegelaten worden', in derzei ver vergadering; dat hier-<br />

„ om, de Graav VAN PORTLAND, ais zijnde in diénst en eed<br />

„ ener uitheemfe Mogendheid, en hebbende 't regt van in*<br />

„ boorlingfchap en zitting in 't Parlement iri Engeland vei-<br />

„ kregen, onbevoegd was, om zitting te nemen tér vergade-<br />

,, ring van Hol/and" Doch de Ridderfchap en ande'ré. leden<br />

toonden zig ten. hoogden te verwonderen, óver deze verkla­<br />

ring der ftad Amfteldam. Zij merkten aan: „ dat de Graav<br />

„ VAN PORTLAND zijne Majefteit van Grbot-BHtannien verzeld<br />

„ hadt, in enen togt, die met kennis en volkomen' toefterg-<br />

„ ming van den Staat, ondernomen was, en waar van de<br />

„ goede uitflag geoirdeeld werdt te moeten ftrekken, tot qe-<br />

„ veiliging van den Staat, den godsdienst en" de vrijheid.<br />

„ Dat zij hierom verwa'gt hadden, dat de genoemde Graav<br />

„ van zulk een' togt te rug kerende, met alle beleefdheid en<br />

„ dankbaarheid, zou zijn ontvangen geworden in der Staten<br />

„ vergaderinge; doch dat zij daarentegen, met de uiterfte be-<br />

;, vreemding hadden vernomen, dat men hem uit de vergade-<br />

t, ring weren wilde, om dat hij door zijne Majefteit tot de'<br />

„ Gravelijke waardigheid bevorderd was. Dat van ouds, on-<br />

„ der den adel en krijgslieden dezer landen, zeer gebruikelijk<br />

„ geweest was, zig in vreemden krijgsdienst te begeven; maar<br />

* nimma- was verftaan, dat de waardigheden van Hertoge,<br />

„ Grave, Pvidder, of enige anderen, ,welken zij, door üeffe-<br />

lijke daden mogten verkregen hebben, hen onbevoegd<br />

„ maakte, om de voorregten te bezitten, welke zij voor hun<br />

„ vertrek uit deze landen, bezeten hadden. Dat zulks, in 't<br />

ft tegenwoordig geval, te minder behoorde plaats te hebben,<br />

,', om dat de togt naar Engeland, voor gcenen vreemden, maar<br />

„ voor enen togt der Staten zeiven te houden ware;, en dat<br />

;, zijne Majefteit van Groot-Britanje, als Kapitein-en Admhaal<br />

„ der verenigde gewesten, en als Stadhouder van Holland,<br />

T 3 „ en;


2$4 BENTINK. (JAN WILLEM)<br />

„ ene zeer nauwkeurige betrekking hadt tot dezen Staf*- kon*<br />

„ nende ook zulke waardigheden, als de Graav VA» PORT<br />

„ LAND verworven hadt, zeer ftrekken, om het onder'in-<br />

„ goed verftand, tusfen andere Mogendheden en dezen Staaf 0<br />

„ aan te kweken. Wijders, was de refolntie der Staten van'<br />

„ Holland van den jare 1586 niet in gebruik gebragt, ten op.<br />

„ zigte van hun, die gewoonlijk ter dagvaart verfc enen;<br />

„ zijnde, onder dezelven, dikwils zulken geweest, die in eed<br />

„ en dienst van anderen waren, of aan anderen', zelvs aan<br />

„ uithe'emfen, hulde en manfchap gedaan hadden ; waarom<br />

„ men moest oirdelen, dat deze refolutie zag op tijden, zeer<br />

„ veel verfchillende van de tegenwoordigen; of, gelijk n'en in<br />

„ 't jaar 1558 , fcheen begrepen te hebben , afeen gepast<br />

„ moest worden op Staatsdienaars, niet op afgezondenen ter<br />

„ dagvaart, in welken zin alleen, zij nog in gebruik was;<br />

„ behalve dat zij ook niet toepasfelijk was op de Edelen, die<br />

„ uit eigen hoofde ter dagvaart kwamen; daar de refolutie al-<br />

„ leen fprak van zulken, die door iemand ter dagvaart waren<br />

„ gezonden. Nog moest men onderfcheid maken, tusfen uit-<br />

„ heemfen, die in vreemden dienst zijnde, ter vergaderinge<br />

„ zouden willen verfchijnen; en zulken, die reeds gewoon<br />

., aldaar te komen, zig in eed en dienst van anderen bega-<br />

„ ven. De verdere refolutien welke die van Amfteldam aan-<br />

„ haalden, betroffen de vergadering der algemene Staten,<br />

„ tusfen welken en die der Staten van Holland, groot onder'<br />

„ fcheid was. 't Voorbeeld van de Heer HENDRIK KAPELLE<br />

„ TOE RYSSEL kwam te minder te pas, om dat die Heer, nog<br />

„ lang na dat Holland gezogt hadt hem te weren, ter algemene<br />

„ Staatsvergadering verfchenen was. Ook hadt men de Heren<br />

„ VAN DEESEN,- VAN TWIKKELO en VAN PREUSTINGEN, we-<br />

„ gens Overijsjel, ter algemene Staatsvergaderinge en in de<br />

„ Admiraliteit toegelaten, fchoon de eerfte onder de Stenden<br />

„ van Keulen, de twede onder die van Benihem, en de Iaatfte<br />

„ onder die van Munjier behoorde. De Heren VAN KREITIN-<br />

„ GEN en VAN PALSTERKAMP waren in Zutfen en Gelderland be-<br />

„ fchreven geweest, fchoon de eerfte ook ouder de Stenden<br />

„ van {!


fcÉNTINR (JAN WILLEM) Üp|<br />

1, van Munfter, de andere onder die van Kleve behóórde. Ds<br />

„ Heer VAN SALK, hoewel twintig jaren onder de Stendeu<br />

„ van Munfter befchreven zijnde geweest, was èeh lid der<br />

j, Ridderfchap van Overijsjel geworden. In Friesland èn in<br />

,, Stad en Lande, werden vërfcheide Heren, die ook ondér dè<br />

'„ Stenden van Oostjriesland behoorden, tot dé regeringe toe-<br />

„ gelaten, in Holland zelv', ftondt het elk, gevolgelijk bok<br />

„ die van de regeringe, vrij, Lenen van verfcheiden' Mo-<br />

„ gendheden te bezitten, en desaangaande èed en' huldë te<br />

doen. Ook zou mén bevinden, dat verfcheiden' Edeleh al-<br />

„ hier, deel aan vreemde regeringen gèhad hadden. De te-<br />

j, genwoordige Heer VAN OBDAM waj) verfcheiden'jaren ag-<br />

„ tereen, onder de Stenden van Benthem, befchreven én ver-<br />

'„ fchenen. Men zag dan geene reden, waarom den Grave<br />

„ VAN PORTLAND zitting en ftem ter dagvaart geweigerd zou<br />

l, worden, en verzogt Amfteldam, zig hier in té voegen me:<br />

„ de andere leden." Doch dit verzoek hadt zo xveinig ingang,<br />

dat de Afgevaardigden dézer ftad, ziende dat PORTLAND met<br />

der daad zitting nam ter vergadering', zig gelast verklaarden,<br />

om daar tegen op 't ernftigst te protesteren, gelijk zij deden.<br />

In de aantekening, die hier van gemaakt werdt, merkten zij<br />

deze zitting aan: „ als iniluiterde ene volilrekte verandering<br />

„ dér regerin e, en ene omkering van derzelver grondflagen,<br />

„ waaromtrent geene overftemming geleden kon worden. Ook<br />

,j hielden zij voor nietig en van onwaarde alles, wat in 't bij-<br />

„ zijn van den Grave VAN PORTLAND , in de vergadering der<br />

„ Staten, gehandeld èn beftoteh zou worden; en om bij de<br />

„ na :<br />

omelingfchap, den naam niet te hébben, dat zij, in de<br />

„ toelating dés Graavs bewilligd hadden, zeiden zij, uitdruk-<br />

„ kelijken last te hebben, om uit de vergadering té vertrek»<br />

M ken, zo lang de Graav VAN PORTLAND dezélve zou bijwo-<br />

„ nen, latende daar alleenlijk den Penfionaris der ftad; om té<br />

„ horen en te zien." De Ede'en en alle de andere fteden,<br />

behielden zig het regt, om tegen dit protest en deze aanteke­<br />

ning , zulk een protest en aantekening te doen, als zij zouden<br />

te rade worden. En, terftond hier op, verlieten de Algévaar-<br />

T 4 dig-


•4o5 mmm om WILLEB<br />

digden van Amfteldam de vergadering; hunnen Penfionaris Wr'<br />

KORNELIS BORS VAN WAVEREN alleen in dezelve latende bl&-<br />

ven. De Koning van Engeland, midlerwijl kennis bekomen<br />

hebbende van de zwarigheid, welke die van Amfteldam maak-<br />

ten, betde om den Graav VAN PORTLANO ter dagvaart toe te<br />

laten en om de nominatie van Schepenen over te zenden<br />

naar Engeland, toonde 'er zig niet weinig verftoord over Hü<br />

hadt den Grave VAN PORTLAND last gegeven om 't verfehü<br />

over de nominatie te vereffenen, door 't voorflaan van zeke­<br />

ren middelweg, waar van hij niet gezind was af te gaan. Doch<br />

dit nam zijn misnoegen niet weg op die van Amfteldam, 't welk<br />

ten duidelijkflen blijkt uit een brief met 's Konings eigen hand<br />

aan PORTLAND, op den 20 januarij 1690 uit Kenfington gefchre­<br />

ven, waar in zijne Majefteit, onder anderen van deze woor­<br />

den gebruik maakt: „ Tot hier toe gefchreven hebbende ko-<br />

„ men de brieven uit Holland aan. De kwelling, die de He-<br />

„ ren van Amfteldam u willen aandoen ontftaat alleen uit het<br />

„ kwaad hart, welk zij mij toedragen, en valt mij ten hoog-<br />

„ ften verdrietig. Ik hoop, dat gij ze te boven zult komen<br />

„ en dat de andere fteden u de hand zullen bieden. Zo de<br />

„ zaak van de verkiezing der Schepenen afgedaan wordt vol-<br />

„ gens den middelweg, dien ik u bekend gemaakt heb, en<br />

„ die de enigfte is, welke ik gedogen wil, begeer ik, dat gij<br />

„ 'er in begrepen zult zijn; op geenen anderen voet, wil ik<br />

,, mij verdragen." Ook werdt federt, te gelijk over de zaak<br />

des Graven VAN PORTLAND, en over die der verkiezinge van<br />

Schepenen, gehandeld; welke beide na veelvuldige debatten,<br />

bij fchrkkrng gevonden werden. Kort hier na keerde BENTINK<br />

mar Engeland terug; en fchoon deze Heer een even dapper<br />

Krijgsman als ervaren Staatsman was, werdt hij door het be­<br />

lang dat Koning WILLIAM in zijne raadgevingen ftelde, meest '<br />

m de laatstgenoemde hoedanigheid gebruikt. De Engelfe ge-<br />

fch.edfchrijver BURNET weidt breed uit in den lof dien PORT­<br />

LAND, door zijne getrouwheid aan zijnen vorst, verworven<br />

heeft, gaande dezelve zo verre, dat de Koning die nauwe­<br />

lijks wrst te vergelden. Die zelvde fchrijver geeft ook niet<br />

duis-


BENTINK. (JAN WILLEM}' « 9y<br />

duister té kennen, dat BENTINK de man was, die, door ene<br />

ftem aanbevolene briefwisfeling met den Marfchalk DE BOLT-<br />

FLEKS, den grond tot den Rijswijkfm vrede gelegd hadt; en, ns<br />

't Buiten van dien vrede, werdt hij als Ambasfadeur, naar<br />

't Hof van Frankrijk gezonden, alwaar hij met al dien luister<br />

en pragt verfcheen, waar mede zig immer een Afgezant ver­<br />

toond hadt; belopende de kosten daar van, in den tijd van<br />

vijf maanden 800000Hollandje guldens; doch voor deze fomme<br />

werdt de achting voor Koning JACOBUS , aan het Franje Hof,<br />

genoegzaam geheel vernietigd, en die voor Koning WILLIAM<br />

bij velen gevestigd. BENTINK hadt in 't jaar 1700, grotelijks<br />

zijn aandeel in 't fluiten van.'t Traktaat van partage, wegens<br />

"de Spaanje Monarchie; waar uit de Nijd in J<br />

t voigende jaar,<br />

enige gronden van befchuldiging meende te kunnen tiekken,<br />

doch de verheven Staatsman wist de opregthe'd zijner han­<br />

delingen zo duidelijk aan den dag te leggen, dat dezelve<br />

fpoedig verftomde.<br />

Koning WILLIAM in 1702 overleden zijnde, verliet BEN­<br />

TINK kort daar op het Hof, en begaf zig naar zijn landgoed<br />

Euljtrode in Burkshire, alwaar hij is overleden. BENTINK is<br />

twemalen gehuwd geweest; zijn eerfte vrouw was ANNA,<br />

dogter van den Ridder EDUARD VILLERS, zuster van EDUARD,<br />

Grave vmjerjij, Staatjuffer van Koninginne MARIA, en voor<br />

de twedemaal tradt hij in egt met SARA MARIA TEMPLE; bij<br />

welke twee vrouwen hij de 14 volgende kinderen verwekte.<br />

1. MARIA, getrouwd met ALGEROON, Lord-Capel van Hud-<br />

ham, Bürggraav van Malden, Lt. Generaal van de Engelje<br />

troepes. Haar twede man was de Graav VAN DARIG. 2. AN­<br />

NA MARGRETA, getrouwd met ARENT VAN WASSENAAR, Heer<br />

van Duivenvoorden. 3. HENDRIK, Hertog van Portland. 4. FRAN-<br />

SINA WILLEMINA, gehuwd met WILLEM BIRON, Lord Baron<br />

van Rochdale. 5. ELEONORA, ongehuwd overleden. 6. ISA-<br />

EELIA, getrouwd met EVERLYN PIERPONT, Hertog en Graav<br />

van Kinjïon. 7 en 8. Twee zonen, WILLEM genaamd, bei­<br />

de jong in Holland geftorvèn. 9. ELIZABETH. 10. HADRIA-<br />

NA. 11. WILLEM, waar van hier beneden. 12. HENRIETH.<br />

T<br />

5 ( 13.


' «pè BENTINK. (JOHAN) (KAREL)<br />

Ï3. KAREL JÖHAN. 14. BARBARA. WAGEN., Vad. Hij?<br />

XIV. D. bl. 370. XV. D. bl. 302. 428. 435- XVI. D. bl. 27.'<br />

45- 53- 59-<br />

BENTINK (JOHAN), zoon van HENDRIK JANSZ. , werdt<br />

bij SLICHTENHORST, Geld. Gefchied. bl. 229. gebijnaamd, de<br />

Önbefchei3enel Hij en zijn broeder ondertekenden, nevens' an­<br />

dere Edelen; als leden van den landdag, die in 1435 '^Nij­<br />

megen gehouden werdt, ene overeenkomst, gemaakt tusfen<br />

Hertog ARNOLD VAN GELDER en de Edelen en Steden, teri<br />

voordele van den lande. Doch in den Zoenbrief ter vereffe­<br />

ning der gefchillen tusfen den Hertog van Kleef en gemslden<br />

Graav ARNOUD, vindt men dezen JOIIAN, met den gezegden<br />

bijnaam, als den vierden in rang der ondertekenaars. Hij<br />

hadt tot vrouw N. N. dogter uit den huize van Heukelcm, en<br />

verwekte daar bij twee kinderen. 1. JAN. 2. GERRARD, die<br />

Heer was van een kasteel, genaamt Bentink, te Garfden, ge­<br />

legen tusfen Deventer en Zutfen, 'i welk hij en zijne vróuw,<br />

als zonder kinderen zijnde, opdroeg aan DIRK STAKEBRAND.<br />

BENTINK (JOHAN), bijgenaamd de Beste, twede zoon<br />

van HENDRIK, trouwde in 1533 met HENERIKA VAN AVÏREUL;<br />

hij was Rentemeester van de Velmve, en heeftin 1593, 'thuis<br />

Leeuwenburg gebouwd. Hij ftierf in 1600, nalatende'de vier<br />

volgende kinderen. 1. HENDRIK, hier voor befchreven.<br />

2. CLEMENTIA, eerst getrouwd met KRACHT VAN KAMPHUIZEN,<br />

tot Glinthorst; daar na met N. N. VAN HARTE VELD. 3. WIL­<br />

LEM, getrouwd met HENDRIKA VAN ANXTEL. 4. GERBERICH<br />

getrouwd met JAN VAN SCHERPENZEEL, Regter te Doesburg',<br />

daar na met ERNST MOM; en is in 1595 geftorvèn.<br />

BENTINK (JOHAN) , een zoon van HENDRIK en ERM-<br />

CAART VAN ANXTEL; had ter vrouwe MARGRETA VAN VOORST,<br />

tot Hagen; waar bij hij verwekt heeft een zoon, HENDRIK-<br />

FREDERIK, hier boven vermeid.<br />

BENTINK (KAREL), Landrentmeester van de Velmve,<br />

wierdt in 1550 Heer van Berrinkhuizen; bij KATRINA VAN<br />

HAK-


BENTINK. (KAREL) (LAMBERT) (LEONARD) 259<br />

HAKVOORD, zijne huisvrouw, teelde hij de volgende drie zo­<br />

nen en ene dogter. 1. ALEXANDER. 2. Fair, Gouvenreur<br />

van Stralen, hier voor. 3. ADOLF, gehuwd in Italien, en al­<br />

daar overleden. 4. KRISTINA , ongehuwd overleden.<br />

BENTINK (KAREL) , oudfte zoon van ALEXANDER en<br />

ALIDA VAN BUKHORST; was Raad in 't Hof van Gelderland-<br />

Burgemeester te Arnhem, en werdt in 1607, Heer van Aller<br />

en Berrinkhuizen; hij trouwde in 1616, met SOPHIA VAN DER<br />

LAUWIK, en won daar bij. 1. ALEXANDER, die zijnen vader<br />

opvolgde. 2. WILLEM, Faandr'k in dienst van de Republijk,<br />

die ongehuwd ftierf. 3. JANNE SOPHIA. 4. KATRINA. 5.<br />

GEERTRUID.<br />

BENTINK (KAREL), een zoon van WILLEM BENTINK<br />

en LAMME SCHIMMELPENNING:; was Heer tot Berenkamp, en<br />

huwde met ANTONETTA VAN DEELEN, bij welke hij verwek­<br />

te. 1. STEVEN, die tot vrouw hadt JUDITH VAN STEENHER-<br />

GEN , welke hem baarde N. N., Here tot den Berenkamp,<br />

gehuwd aan de freule VAN DEELEN, en N. N. Heer tot der<br />

Aa, gehuwd met de freule SCHIMMELPENNING. 2. LAMBERT-<br />

3. WILLEM, Heer tot der Aa, in 1652 ongehuwd overleden.<br />

4. GEERTRUID , gehuwd met FLORIS VAN BRAXEL , Drost van<br />

Leede. 5. JANNE, getrouwd met GERRARP VAN GALEN, Bur­<br />

gemeester te Hattem.<br />

BENTINK (LAMBERT), zoon van WILLEM BENTINK en<br />

SOPHIA N., is geweest Rentemeester van de kloostergoederen<br />

van Monnikhuizen, buiten Arnhem; deze verwekte bij ziïne<br />

vrouwe GEERTRUID VAN HAKVORT, die de Heerlijkheid Bijier<br />

geërft hadt. 1. WILLEM, Heer van den Bieler. 2. BAKENT,<br />

die te Utrecht ftuderende, door een Poch Edelman doorftokeu<br />

werdt. 3. JANNE.<br />

BENTINK (LEONARD), de derde zoon van WILLEM<br />

BENTINK en N. N. DE CROEF VAN ERKELENS, is geweest Gou­<br />

verneur van Alfen; en heeft bij zijn derde vrouw URSULA<br />

VAN ELDEREN verwekt. 1. ANNA, getrouwd inetN. N. FOP­<br />

PING,


300 BENTIN K. (MAARTEN) (STEVEN; (WILLEM)'<br />

PING, Kapitein. 2. MARGARETA, getrouwd met JoosY STUK­<br />

KE. 3. GEERTRUID, getrouwd met ART JAGO, en daar na met<br />

N. N. DE VERA. 4. WILLEM, hier van beneden. 5. TOHAN<br />

Kapitein. 6. URSULA; deze beide laatften ongehuwd" overleden.<br />

BENTINK (MAARTEN), wiens vader is geweest HEN-<br />

BRIK BENTINK , en moeder ELIZABETH VAN SCHERPENZEEL; was<br />

Kollonel in dienst van den Koning van Spanje* f hij trouwde<br />

aan PETRONELLA, vrij vrouwe van Batenburg en Brenkhrst, bij<br />

wie hij drie kinderen verwekte. 1. FILIP HENDRIK Havenmeester<br />

van den Furst van Nieuburg. 2. HERMAN, Kapitein<br />

in d.enst van den Spaanfen Koning. 3. ANNA CHARLOTTE,<br />

ongehuwd geftorvèn.<br />

BENTINK (STEVEN), de vierde zoon van HENDRIK BEN­<br />

TINK en van GERBERICH LERINK, was Burgemeester te Zutfen.<br />

Hij huwde met ANNA SCHIMMELPENNING, en verwekte bij haar<br />

zes kinderen. 1. ANDMES, ongehuwd aan de pest overleden.<br />

2. GERBERICH, Geestelijke in 't Spiraal te Zutfen. 3. J Ü T TE<br />

in 162S ongehuwd geftorvèn. 4. HENDRIK, mede ongehuwd<br />

op den 6 october 1624 geftorvèn. 5. WILLEM, insgelijks on-<br />

gehuwd aan de pest overleden. 6. JUTTE.'<br />

BENTINK (WILLEM), de derde zoon van ALEXANDER<br />

BENTINK en JANNE VAN ZUILEN, is tweemalen getrouwd ge­<br />

weest; zijn eerfte vrouw was LAMME SCHIMMELPENNING, bij<br />

wie hij drie kinderen verwekte; en bij de twede SOPHIA' N.<br />

nog drie anderen, r. JUDITH, eerst juffer in 't Spiraal te<br />

Zutfen; welke vervolgens trouwde met G. CENTELER, die in<br />

1601 als Ritmeester in den flag van Flaanderen fneuvelde;<br />

waar na zij hertrouwde met THOMAS VAN DER CAPELLE. 2. AN-<br />

DRIES, die zonder kinderen in 1584 overleed. 3. KAREL,<br />

Heer tot de Berenkamp, waar van hier boven. Bij de twede<br />

vrouwe, 4. LAMBERT, waar van hier boven. 5. ALEXANDER<br />

of SANDER, in 1614 ongehuwd overleden. 6. JANNA, in dat<br />

zelvde jaar als jonge dogtér geftorvèn.<br />

' BEN-


BENTINK. (WILLEM VAN ZUILEN) . Q r;<br />

BENTINK (WILLEM VAN ZUILEN), bijgenaamd * Lan­<br />

ge, de vijfde zoon van ALEXANDER BENTINK en JANNE VAN<br />

ZUILEN ; was Rigter van 't Oldebroek op de Velime, Hij beeft<br />

twee vrouwen gehadt; bij de eerfte JUDITH VAN ZUILEN VAN<br />

NYVELT, verwekte hij drie kinderen, en bij de tweede, nog;<br />

drie anderen, i. JAKOB, die ter vrouwe hadt N. N. dogter.<br />

van N. N. VAN HOLTWYK, bij Boel-holt, waar bij hij ene dog­<br />

ter verwekte, ANNA genaamd, die erfvrouwe was van Holt*<br />

wijk, en ten man hadt GEURT VAN RHEENEN. 2. APNOLD,<br />

jong overleden. 3. JUDITH, gehuwd met N. N. VAN RUITEN­<br />

BERG, te Utrecht. 4. JUDITH, ongehuwd overleden. 5. JO­<br />

HANNA, getrouwd met N. N. VAN PALLAND, en KAREL jn zijn<br />

jeugd overleden.<br />

BENTINK (WILLEM), een zoon van HENDRIK BENTINK<br />

en MARGARETA HULS, verwekte bij zijne huisvrouwe, N. N.<br />

DE GROEF VAN ERKELENS , vijf kinderen. 1. EUSEBIUS. 2. AN-<br />

ERIES. 3. LEONARD. 4. HENDRIK, die ongehuwd ftierf. 5.<br />

GEERTRUID, gehuwd met PIETER MULERT.<br />

BENTINK (WILLEM), een zoon van WULP BENTINK<br />

a a r s o l t e<br />

en ANNA VAN H ; ' s<br />

Lt. KoIIonel geweest, en ge­<br />

trouwd aan MARGASETA VAN LAAR, tot Hoherloo, vrouwe van<br />

Langeveldslog, bij wie hij twee kinderen verwekte. 1. WOLF,<br />

getrouwd met AGNES FLORENTINA HADEWICH VAN WELVELDE<br />

en Diepenbroek, 2. ANNA, gehuwd met N. TER BRUCCE, Kol.<br />

koncl,<br />

BENTINK (WILLEM), zoon van ANDRIES BENTINK, is<br />

Drost geweest van Emden, Hij is tweemalen getrouwd ge- •<br />

weest; bij zijn eerfte vrouw N. N. VAN DIEPENBROEK, teelde<br />

hij ene dogter, genaamd BINDELIEF, die de vrouw was van<br />

PUTOER VAN HAARSOLTE , tot Westerveld en Wolfslagen; zij<br />

overleed zonder kinderen na te laten , den 4 februarij 1659.<br />

WILLEM huwde voor de twedemaal met N. N. GRAWERT, die<br />

hem ene dogter gaf, HADRIANA genaamd, welke in 1651.<br />

trouwde met SIMON VAN HAARSOLTE, tot Bredenhcrst en Zw»<<br />

tmmburg, Ritmeester.<br />

BEN-


8»2 BENTINK. (WILLEM) '<br />

BENTINK (WILLEM), zoon van LEQNARD BENTINK en<br />

URSÜLA VAN ELDEREN, was Kapitein; en trouwde eerst met<br />

KLARA STEKKE, en na aflgvighqjd van deze, in 1597 met<br />

THEODORA YAN BUIRSE , tot Horsïwljk, bij Grol. Uit het eer­<br />

fte bed kwam voort WILLEM ; en ANNA , in 1619 met de halve<br />

EJcheder. tiende beleend; getrouwd eerst met GEORGE VAN DE<br />

FELTZ, Kapitein, en daar na met REINOLD HUINGA, Kapi­<br />

tein, dien zij baarde MARGARETA, die ten man hadt ALBERT<br />

VAN DER HEL, Burgemeester te Campen.<br />

BENTINK (WILLEM), een zoon van JAN WILLEM BEN­<br />

TINK en SARA MARIA TEMPLE, was Heer van Rhoon en Pen-<br />

drecht, en befchreven in de orden van de Ridderfchap in Hol­<br />

land, is een Staatsman geweest, die buitengemeen was ver­<br />

kleefd aan WILLEM DEN IV. Hij was de eerfte, welke aan<br />

dien vorst in het jaar 1747, door- een renbode kennis gaf, van<br />

deszei vs aanftelling tot Stadhouder, Kapitein- en Admiraal-<br />

Generaal over Holland; aanmerkelijk was in het antwoord van<br />

zijn Hoogheid aan BENTINK, dat hij verklaarde: „ zig zeiven<br />

„ eerst over zijne bevordering te zullen geluk wenfen, als<br />

„ dezelve bleeke te toetten ter eere van GOD , en tot wet<br />

zijn van het lieve vaderland." Ook 't gene hier bij ge­<br />

voegd werdt: „ dat het grootfte vermaak, welke de Prins, fe-<br />

„ dert de eerfte tijdingen dezer omwentelinge gevoeld hadt,<br />

„ ontftaan was uit het berigt, dat alles zonder ongeluk was<br />

„ afgelopen; zullende hij den Hemel bidden, dat een werk,<br />

„ zo open baarlijk door deszelvs zegel bekragtigd, in't vervolg<br />

„ ook, door geene de minfle bloedftorting bezoedeld zou.<br />

„ worden." Ter gelegenheid van 's Prinfen inleiding in den<br />

Raad van State, deedt BENTINK ene aanfpraak, die zeer op­<br />

merkelijk geoirdeeld werdt. Hj verklaarde te hopen: „ dat<br />

„ de herftelling der oude wijze van Regeringe, ook de cen-<br />

„ dragt in den Staat zou herftellen; dat de raadplegingen,<br />

„ daar door bij tijds, tot rijpheid gebragt, en met den ver-<br />

„ eisten fpoed uitgevoerd zouden worden, en dat de ftraffèn<br />

„ en beloningen, daar door, wijsfelijk zouden worden uitge-<br />

„ deeld.


BENTJNK. (.WILLEM)<br />

^ deeld. Door deze middelen, en onder 't beftier der Prin-<br />

„ fen VAN ORANJE, was," vervolgde hij, „ de Staat gerezen<br />

„ tot dien top van geluk, van waar men dien, onlangs, hadt<br />

„ zien nederftorten, tot zo verre, dat dezelve een fpot voor<br />

„ de vijanden, en een onnutte last voor de vrienden gewor-<br />

* den was. Plij betuigde, wijders, niet te twijffelen, of de<br />

j, Prins zou de voetftappen zijner voorvaderen navolgen, en<br />

„ medewerken, om den Staat, die reeds ten dele overrom-<br />

„ peld was, te bevrijden voor het juk van enen heerszugtigea<br />

„ en trouwlozen nabuur, die met de goede trouw en met de<br />

„ plegtigst bezworen verdragen, openlijk den fpot dreef. Hij<br />

„ hieldt zig ook verzekerd, dat de algemene geneigdheid der<br />

,, ingezetenen tot den Prinfe, die door geen' tijd noch kon-<br />

„ ftenarij hadt konnen uitgewist worden, bij de uitkomst blij-<br />

„ ken zou, regtmatig te zijn geweest; waarom, hij ten be-<br />

„ fluite, verzogt, dat de Raad den Prins de eer beweze,<br />

„ welke men aan zijnen rang en waardigheden verfchuldigd<br />

„ was." De Franfen hielden zig gebelgd over deze aanfpraak,<br />

waar door hun Hof, ten onregte, zo zij waanden, gehoond<br />

werdt. Ook hebben fommigen hunner fchrijveren aangete­<br />

kend, dat BENTINK, wegens de onvoeghjkheid van enigen<br />

zijner uitdrukkingen, vermaand door zijne vrienden, geant­<br />

woord zou hebben: „ dat hij geoirdeeld hadt, bij zulk ene<br />

„ plegtige gelegenheid, dus te moeten fpreken, om 't volk<br />

,, te overtuigen , dat hij geen aanhangeling van Frankrijk ware."<br />

Een hoon, die vele brave Regenten in dien tijd werdt aan­<br />

gewreven. Nog dit zelvde jaar werdt BENTINK als buitenge­<br />

woon Gezant naar Engeland gezonden, alwaar hij ene over­<br />

eenkomst floot, betrekkelijk de verrigtingen van den aanftaan-<br />

den veldtogt. Ook was hij in 1748 een der Afgevaardigden,<br />

Wegens dit Gemenebest, tot den vredehandel van Aken. Den<br />

29 augustus van dit zelvde jaar, kwam BENTINK te Amftel­<br />

dam, om, uit naam van zijne Hoogheid, der Regeringe en<br />

Burgerij af te vragen, of zij hare belangen goedvonden te<br />

(lellen in handen van den Prinfe; doch een der Burgemeeste-<br />

ren kwam' hem aandienen, dat men 't beiluit der Regeringe<br />

hier


33$ BENTINK. (WOLF)<br />

hier omtrent reeds hadt bekend gemaakt aan den Prinfe. Van<br />

wege de Gemeente, kwam enen HENDEK VAN GIMNIG een<br />

Pa.troonmaker van Haarlem met hem fpreken; waar na', uit<br />

zijnen naam, der vergaderinge in de Kloveniers Doele 'afge­<br />

vraagd werdt: „ of zij niet begeerde, dat zijne Hoogheid in<br />

„ de ftad kwame? of zij hare belangen niet aan den Prinfe<br />

„ verblijven wilde; gelijk de Wethouderfehap aan haren kant<br />

,> gedaan hadt? en of zij zig, midlerwijl, niet ftil en vreed.<br />

„ zaam wilde gediagen?» Alle welke vragen met ja beant­<br />

woord werden ; waar op BENTINK na verflag van dit ant><br />

woord bekomen te hebben, naar SHage te rug keerde. Ver­<br />

dere bedrijven van dezen Staatsman vindt men niet opgete-<br />

^ rrr' ÏÜ ^<br />

2 2 D £ C E M B E I<br />

' WAG.<br />

H l f C<br />

- X X<br />

' D<br />

' b!<br />

" 94. 97, 93. i 7 4 . 179- 284. Memoires<br />

pour IHifu de l'Eurape. Tom. III. part. 2. p. 47.<br />

BENTINK (WOLF), oudffe zoon van HENDRIK BENTIN,<br />

en ELIZABETH VAN ITTERSUM, wierdt in 1622 Heer van Wer-<br />

neren; m 163S Landdrost van Ttfehmdden, en in 1638 Landdrost<br />

van Vollenhove, ftervende nog in dit zelvde jaar Den<br />

9 november 1623 trouwde hij met TEKLA BERINGA, die zonder<br />

kinderen overleed; waar na hij hertrouwde met ANNA<br />

VAN HAARSOLTE, bij wie bij verwekte, i. HENDRIK, hier<br />

voor. 2. ELIZABETH, getrouwd met RUDOLF VAN HOEVEL<br />

Heer van Nijenhuis en Hcvelham, Lt. KoIIonei, 3. WILLEM'<br />

Lt. KoIIonei, hier voor. '<br />

BENTINK (WOLF) tot Langevelslo, geboren in 1680<br />

trouwde aan AGNES FLOEENTINA HEDWICH VAN WELVELDE'<br />

HIJ ftierf den 16, april i 7 2 6 , en zij den 16 april I 7 3 2 n a<br />

zeven kinderen bij'malkanderen te hebben verwekt; waar'van<br />

'


ÏENTINK. (WOLTER JAN GERRIT)<br />

"BENTINK (WOLTER JAN GERRIT), extraordinair<br />

gchout-bij-nagt voor het Kollegie te Amfteldam; was de derde<br />

zoon van BERENT HENDRIK BENTINK en vrouwe BONNE ELI*<br />

ZAIETH JURRIANA DU TERTRE , wierdt geboren in 'E jaar 1745,<br />

en vroegtijdig door kundige Meesters onderwezen in zodani­<br />

ge beginzelen der wetenfehappen, die een jongeling van aan­<br />

zien pasfen, en hem vervolgens in het beroep dat hij ging<br />

aanvaarden te Rade kosten komen. Nauwelijks den ouderdom<br />

van 13 jaren bereikt hebbende, begaf hij zig in 's lands zee­<br />

dienst, en deedt in 1758 zijn eerften togt als kadet of adelborst,<br />

onder het bevel van Kapitein COETSE, met wien hij vervol­<br />

gens nog verfcheidene togten gedaan, en zig zo voorbeeldig<br />

gedragen heeft, dat hij om zijne vriendelijke minzaamheid,<br />

niet alleen van groot en klein bemind en geacht, maar ook<br />

na enigen tijd Luitenant te zijn geweest, om zijne bekwaam­<br />

heid en kundigheid in de zeevaart, tot den rang van Kapi­<br />

tein wierdt bevorderd. In deze hoedanigheid werdt hem het<br />

bevel over 's lands fchip van oorlog de Batavier toevertrouwd;<br />

waar mede hij benevens andere zeehelden, onder het bevel<br />

Van den Schout-bij-nagt JAN ARNOLD ZOUTMAN, ter vervul­<br />

ling van den wensch van alle regtgeaarde Nederlanders, ter red­<br />

ding van de gefchondene eer der Natie, en ter beteugeling<br />

van onzen zo trotzen vijand, als ongetrouwen Bondgenoot,<br />

op den 9 julij 1781, in zee liep; te famen fterk zijnde vijf<br />

fchepen van oorlog, twee fregatten, en nog een kleinder ge­<br />

wapend vaartuig. Men bleef tot het einde van gemelde<br />

maand in zee kruisfen, om en bij den Holland/en wal, me*<br />

oogmerk om zig met de uit Zeeland en de Maas komende<br />

fchepen te verenigen, doch van welke vereniging, gelijk men<br />

weet, door de finguliere directie ter dier tijd plaats vindende,<br />

niets kwam; waarom ook het gemelde eskader naar 't Plie te<br />

rug keerde, werpende voor het gat van de haven, de Holle-<br />

poort genaamd, op den 1 augustus het anker. Op dien zelv-<br />

den morgen, verenigden zig aldaar met hun nog een fchip<br />

van oorlog, vier fregatten, en drie kleine gewapende vaartui­<br />

gen. De vloot was dus in alles 16 zeilen fterk, die benevens 1<br />

H DEKU V .7©


BENTINK. (WOLTER. JAN GERRIT)<br />

70 koopvaardij vaarden, welke zij onder hunne befcherminj<br />

namen,' op; den zelvden dag uit het Vlie zeilden. Men was<br />

flegts vier dagen in zee geweest, en op de hoogte van Dog-<br />

gersbank zeilende, toen met het aanbreken van den volgenden<br />

dag, een grote Engelje vloot, verzeld van verfcheidene oor­<br />

logfchepen, waar over de Admiraal PARKER het bevel voer­<br />

de , ontdekt wierdt, De moedige ZOUTMAN deedt ten zes uren<br />

fein voor de oorlogfchepen om zig in flagorde te fcharen, en<br />

voor de koopvaardijvaarders om Iijwaards af te deinzen, me.c<br />

enige fregatten tot derzelver dekking. Met opgeheesfe vlag­<br />

gen wagtte men met brandend ongeduld, den vijand af, die<br />

met agt zware fchepen, vol zelfvertrouwen van ene zekers<br />

overwinning, en het behalen van enen rijken buit, voor den<br />

wind af, flaatlijk aankwam, meer dan 100 koopvaarders, on­<br />

der de befcherming van enige fregatten loefwaards gelaten<br />

hebbende.; voor dezelve was PARKER, uit hoofde van het aan-,<br />

tal der Hollandje fregatten, zeer bedugt, en blijde dat hij den<br />

wind van de Hollandje vloot hadt. Dan niet voornemens zijn­<br />

de , om deze voor de Natie zo roemrijken zeefiag te befchrij-<br />

Ven, als in zo verre onze brave BENTINT: en zijn fchip de<br />

Batavier, daar deel in hebben gehadt; bepalen wij ons, met te<br />

melden, dat ZOUTMAN omtrent agt uren met zijn onderhebben­<br />

de fchepen de ftrijdvlag ophees, en niet dan voor de Engel­<br />

jen op den afRand van een halven fnaphaanfehoot genaderd<br />

waren, van een der beide kanten gevuurd werdt. Schoon de<br />

moed der Engeljen, behalven door het voordeel van den wind,<br />

kon onderfchrnagd worden door de zwaarte hunner fchepen<br />

en van hun gefchut, en die beide redenen, omgekeerd, kon­<br />

den ftrekken om dien der Hollanderen te doen zinken, was niets<br />

't geen naar vertzaagdheid geleek bij hun te ontdekken. De<br />

Bevelhebbers en verdere Officieren haakten om hun moed<br />

aan de Engeljen te tonen en te koelen; het volk blaakte van<br />

*t zelvde ijvervuur, der mindere magt en het gemis van het<br />

voordeel des winds, zig niet bekreunende, waren zij alleen<br />

bedagt op het vernielen van den vijand, en het behalen van eer<br />

en voordeel voor het vaderland. Moed vulde, de plaats van


J5ENTINK. (WOLTER JAN GERRIT) 3-37<br />

mindere magt. Van wederzijden werdt allerhevigst en wees<br />

dend gevogten, en onze zeehelden toonden op dezen dag, nieï<br />

ontaart te wezen van hunne roemrijke voorvaderen, en aan<br />

de overwinning door hun faevogten, meet 's lands redding<br />

uit de klauw der overbeerfchinge worden toegefchreven. Onze<br />

dappere BENTINK was reeds in het begin van den fiag door<br />

een zwaren kogel, doodlijk aan den fchouder gewond. Hij droeg<br />

het fchcepsbevel met manmoedige bedaardheid over, aan den<br />

tweden Kapitein J. L. BOSCH , die in *t naar boven komen bij­<br />

kans fneefde. Hij zette, door den gewonden Held, bemoe­<br />

digd met de woorden: dat bij eerder alles moest wagen en vep><br />

gaan, dan afdeinzen! het gevegt op den Batavier tegen de Bien-<br />

faifant zo dapper voort, dat het Engels fchip, na omtrent an­<br />

derhalf uur flaags geweest te zijn, afdeinsde tot op den afftand<br />

van een zesponder fchot, blijvende op dien afftand geftadig<br />

vuren. Een vier-en-zeventiger kwam de Batavier dwars op<br />

zijde, en gaf hem driemalen de volle laag, waar door de kruis-<br />

fteng benevens de vlag van het agterfchip nederftorte, en de<br />

verfchanfing bij het grote wand in brand vloog; deze geblust<br />

Zijnde, Het Kapitein BOSCH terftond een Geus opheisfen. Ge^<br />

melde vier-en-zeventiger den Batavier verlatende, tastte PARKER ,<br />

al dien tijd tegen ZOUTMAN geflagen hebbende, nu met nog<br />

twee andere fchepen het fchip van BENTINK, met een onuit-<br />

fprekelijke woede aan, doch deze beantwoordde dit fchrikkelijk<br />

vuur, en deedt Kapitein BOSCH zijne nog bruikbare ftukken<br />

met dubbel fcherp laden. Het ijslijk vuur van vier fchepen,<br />

die een hagelbui van gloeiende kogels braakten, vernielde al<br />

het ftaand en lopend wand, en de zeilen hingen aanflenteren,<br />

raa bij raa viel neder, de roerpen brak, en het deerlijk ge*<br />

havend fchip, was een wrak gelijk en op generlei wijze te be-<br />

fturen. Middelerwijl fchenen vijf Engelfe fchepen lust tc krij­<br />

gen om den onbeweeglijk liggenden Batavier, die reeds zo veel<br />

geleden hadt, aan te tasten en te nemen, en hielden 'er voor<br />

den wind af na toe. De moedige Kapitein BOSCH , 's vijand?<br />

bewegingen bemerkende, liet terftond het fein van onvermo­<br />

gen om te kunnen volgen neder, en de vlag weder ophalen;<br />

V 2 dff


$08 BENTINK. (ZENO AREND)<br />

dit d;edt de vijanden wederom bij den wind opfteken. HÏet<br />

"óp raakte dé Batavier om en weder bij de vloot, daar het be­<br />

vel ontving om naar de'eerfte haven de beste te'zeilen.<br />

'Onze gékwétftè Held kreeg, zo dia de vloot op de rede<br />

^nTexel was'gekomen, den Ch'irurgij.i van de Admiraliteit<br />

VAN Hussuk aan boord, die de wond allergevaarlijkst oirdeel-<br />

de; hier op' werdt BENTINK naar Amfteldam gevoerd, en ten<br />

liiiize van den Fiskaal J. BOREEL gebragt; alwaar de bekwaam-<br />

öé Artzeh én dé kimdigfte Heelmeesters, alles te werk ftel-<br />

den wat dé konst vermag, om ware 't doenlijk den zo zeer<br />

geliefden BENTINK té behouden. Maar noch" hunne konst,<br />

ïióch 'alle onafgebrokene zorgen en oppasfingen die hij aan<br />

't huis van zijnen hartvriend' genoot, noch alle de voorbiddin­<br />

gen , hadden kragts genoeg hem te redden, en deze jeugdige<br />

Held overleed tusfen den 23 en ziften, nog geen 36 jaren<br />

bereikt'hebbende, en werdt in de Nieuwe Kerk, met ene<br />

zeef aanzienlijke lijkftatie begraven; een gedenkpenning, die j<br />

de Admiraliteit liet vérvaardigen te zijner eere, en een opge­<br />

hangen gedenkteken in het koor dier Kerke, hebben zijnen<br />

naam der" vergetelnisfe ontrukt. Een onzer Nederlandfe Dïg-<br />


UtmiVOGLlQ. (GÜIDÖ) sop<br />

'I geweest Géneraaf-Majoor van dé infanteiié, eh' Kbmmandeur<br />

:<br />

'i yan Mastricht; hij huwde rnet EMILIA AB.'KOLDINA' VAN WAS-<br />

1 EENAAR, Douairière VAN HAMBROICK, én ftierf den ig maart<br />

1778: zij vólgde hém iii *t graf den a'8 juiij 1790.<br />

. EENTIVOGLIO (GÜIDO), fchoon geen Nederlander; vér-<br />

dient egter als Géfchiedfchrijver éne plaats in dit Werk te be-'<br />

kleden. Hij is gefproten uit één zeer aanzienlijk Italiaans ge-<br />

flagt van Bologne a'fkomftig; zijn va'der was KORNEUS' BENTI-<br />

VOGLIO, Marquis van Gualtieri, Ridder van de ordén' van St.<br />

Michiel, dié tweemalën dén post van Luitenant of Plaatshóuder<br />

in Italien wegens HENDRIK DEN II, Koning van Fra?ikrijk be­<br />

kleedde , én naderhand ovér het leger van AI.FOESUS als Gene­<br />

raal het bevel voerde; zijne moédér, dé twede vröuw van<br />

KORNELIS, was ISAEELLE of ELIZABETH BENDADEI, de dogter<br />

van NIKLAAS BENDADEI, een Edelman van Ferrarel GUIDO<br />

wierdt in deze ftad omtrent 't jaar 1579 geboren; én was de<br />

derde zoon van zijné moeder. Na énige beginzélen van let-<br />

teroeffcningen, zondt men hem riaar Padua, alwaar hij fnelié<br />

f; vorderingen in de fraijé Ietteren maakte. Hij bevondt zig in'<br />

1 1597 in die ftad,' tóen Hértog ALFONSUS DE II, dén 27 ódto-<br />

I her van dat jaar, ftierf. CAESAR Ö'EST, neef van dien Hertog,'<br />

beweerde, dat hem het regt van opvolging behoorde, Jttéldé<br />

zig in bezit van Fèrraré en hardde zig tegens de banblixems<br />

van CLEMENS DEN VIII; doch zig van het grootfte aantal zij-<br />

: her bondgenoten verlaten vindende, en inzonderheid van Ko-<br />

I<br />

I ning HENDRIK DEN IV, g3f hij zijn hertogdom aan den Paus'<br />

river.' Alvorens deze bevrediging gefchiedde, hadt dé Mar­<br />

quis HIPPOLYTUS BENTIVOOLIO, broeder van GUIDO', zig'aan'<br />

1 het hoofd dér krijgsmagt van CAESAR geplaatst, 't welk den<br />

i i Kardinaal ALDOBRANDINT, neef' van den Paus, die het bevel'<br />

ever 't kerkelijk leger voerde,' in hevigen toorn tegens hem<br />

deedt ontftéken. De jongé GuiDo begaf zig van Padua naar<br />

: Rome, met inzigt om den toorn van den Kardinaal té doen be­<br />

daren; zulks gelukte hem; en hij bragt zelvs veel toe tot den'<br />

vréde', waar over hij met den Kardinaal BANDINI handéldsV<br />

V 3 eti


3io BENTIVOGLIO. (GU1DO)<br />

en die reeds in januarij 1598 gefloten wierdt. Na zulk een<br />

gelukkigen uitflag, tvierdt hij zeer minzaam - door den Opper-<br />

• ' priester ontvangen, die zig inet zeer veel plegtigheid op den<br />

8 rneij van dat zelvde jaar naar Ferrari begeven hebbende hem<br />

de bediening van geheimen Kamerraad opdroeg, en teffens'ver­<br />

lof gaf, om zijne letteroeffeningen tePadua te gaan voleinden.<br />

BENTIVOGLIO zig vervolgens met 'er woon naar Rome begeven<br />

hebbende, trok tot zig de achting van alle brave lieden. PAU-<br />

LDS DE V , die in 1605 den Heiligen zetel beklom, plaatfte<br />

hem terftond onder het getal der Referendarisfen; en enigen<br />

tijd daar na, fchonk hem die Paus den tijtel van Aartsbisfchop<br />

van RJwdus, cn zond hem in de hoedanigheid van zijnen Nun­<br />

tius naar de Nederlanden, aan het Hof van Brusfel, belast met<br />

een groot aantal belangrijke zaken, waar, van hij zig tot ge­<br />

noegen van beide de Hoven kweet, en teffens den eerbied en<br />

liefde van alle die met hem verkeerden tot zig trok. Zedert<br />

ging hij naar Frankrijk in de zelvde hoedanigheid, en deedt<br />

'er zig niet minder door klein en groot hoogachten en bemin­<br />

nen. Hij bevondt zig nog in dat rijk, toen PAÜLUS DE V,<br />

hem tot Kardinaal Priester in 1621 benoemde; dit was de<br />

tiende en Iaatfte verkiezing, welke genoemde Paus kort voor<br />

zijnen dood deed, die den 28 januarij van dat jaar voorviel.<br />

Zo dra BENTIVOGLIO naar Rome was vertrokken, vertrouwde<br />

hem LODEWYK DE XIII, de belangens van Frankrijk bij den<br />

H* Stoel. Die vorst begunftigde hem in 1622 met het Bis­<br />

dom van Riez iir Provence, en met de Abtdije van St. Valeri<br />

in Pikardijen. BENTIVOGLIO nam van de laatstgemelde bedie­<br />

ning bij procuratie bezit den 26 februarij 1623; en ftondt 'er<br />

in 1627 van af, ten voordele van zijnen neef JAN BENTIVO­<br />

GLIO. De veelvuldige bezigheden die hem te Rome werkzaam<br />

hielden, hem niet toelatende om te Riez zijne woonplaats<br />

te vestigen, vertrouwde hij het beftier van dat Bisdom aan<br />

LODEWYK DUCHAINE , Bisfchop van Senez, en hij ontdeed 'er zig<br />

Tan in 1626, met toeftemming van URBANCS DEN VIII en van<br />

LODEWYK DEN XIII. Die Paus den 29 julij 1644 geftorvèn<br />

zijnde, ging BENTIVOGLIO, benevens de andere Kardinalen,<br />

den .


BENTIVOGLIO; (GÜIDö) §H<br />

Hen 27 augustus in 't Konklave, bin hem 'een 'opvolger te<br />

kiezen; maar elf nagten doorgebragt hebbende zonder een<br />

oog te kunnen fluiten , veroirzaakt door de brandende hit;e<br />

die 'er plaats vondt, ftierf hij 'er den 7 feptember 'daar op<br />

volgende, in den ouderdom Van 6$ jaren, en op enen tijd<br />

dat men gegronde redenen van hoop hadt, dat zijne verdiens­<br />

ten hèm tot de opperfte kerkelijke waardigheid zouden bebbqri<br />

verheven; Zijn lighaam wierdt zonder gedenkteken noch graf­<br />

fchrift , in de kerk van Sc. Süvester op Manie Cavallo begraven.<br />

BENTIVOGLIO bezat een allerzagtaartigst en befchaafd karak­<br />

ter ; was matig, kuis, edelmoedig en een warm vriend; voorts<br />

doordringend van geest, gepaard bij een fchéi-p vernuft e'i<br />

goed oirdeel; voeg hier bij buitengemene werkzaamheid cn<br />

voortvarendheid, en dan zal het niemand verwonderen, dat<br />

hij grotelijks bekwaam was in het behandelen van ftaatszakcu.<br />

Hij bezat den geest van beftiering zo goed als iemand, en hij<br />

heeft door zijn gedrag, 't welk altoos geregeld en ftigtelijk<br />

was, bewezen, dat die geest geenzins onbeftaahbaar is met<br />

ëne mannelijke godsvrugt.<br />

Deze geleerde man heeft verfcheidene werken zo ih 't la-<br />

tijn als italiaans uitgegeven, die allernet het ftempel van ge*<br />

Zond oirdeel gemerkt zijn. De meesten daar van zijn zo in<br />

ft Rans, engels als nederduits vertaald. Inzonderheid munteii<br />

daar onder uit; zijne Idtthaalftocften ban De 33cDcrIanöfe gta--<br />

binticn/ gedrukt in 8vo. te Rotterdam, 1648, volgens de ver­<br />

taling van R. CARPENÏIER ; en zijne t0cöcrIanöfc bijtonen/<br />

vertaald door H. GLAZEMAKER , gedrukt te Amfteldam 1675 {<br />

in 4to. De HiftoriefchrijvërHOOFT, noemt hem: „ den uit-<br />

5 ftekenden Kardinaal, wiens pen de gelukkigfte, in zijnen<br />

;, zin, onder alle de uitheemfchen, die ooit onze Zaken ten<br />

„ hiftorifchen tonele bragten, zig gewaardigt heeft, ha'rèh<br />

„ e leien arbeid aan eën onvergankelijk werk te hefteden, dat<br />

g' den nederlandfen naam in 't voorhoofd voert." Met dit<br />

al, wordt hij doof fommigen van partijdigheid befcbuldigd,<br />

't welk men tragt të bewijzen, door de minagting,' die hij<br />

póót Prins WILLEM DEN I. betoont, gevoegd bij de vcragf<br />

4 mi


| i i IÈNTIV0GLIO. (GÜIDO)<br />

ting, waar mede bij de Onroomfen behandelt. Wel is war-<br />

dat men niet kan zeggen, dat hij onzijdig is; doch men dient<br />

jn aanmerk.ng te nemen, dat hij zulks in den ftrikften zin<br />

met konde zijn; redenen van Staat noodzaakten hem hier toe<br />

als zijnde een dienaar van Romens Kerk; doch dat hij in alle'<br />

gevallen zijne partijdigheid zoude hebben doen uitfchittesen<br />

is ene volftrekte onwaarheid ; men behoeft flegts zijne wer­<br />

ken te doorbladeren, om fpoedig ontwaar te worden, dat hij<br />

den Nederlanderen hunnen verdienden lof niet onthoud. Ja<br />

maar hij is partijdig tegen den Prins en den Godsdienst van<br />

den Staat: het is zo, wij bekennen het; maar hoe zou hij<br />

toch den ban des Konings tegens ORANJE, voor onwettig heb­<br />

ben kunnen verklaren, indien hij zig uit hoofde van zijne»<br />

godsdienst, karakter en gezantfchap, niet als een ketter wil-<br />

de doen voorkomen? Ten aanzien van derge'ijke za.en,<br />

houde men dan vooral in 't oog, wie BENTIVOGLIO was, en<br />

vergelijke voorts zijne fchriften met die van F. STRADA eu<br />

anderen, want dan eerst zal zijn luister in 't helderfte licht<br />

fchijnen, en zijne bekwaamheid 't best gekend worden. Ten<br />

aanzien van de magt der Stadhouders en 't getal der Magi-<br />

ftraatsperfonen in de fteden, dwaalt hij grotelijks, doch zulks<br />

zijn van die gebreken, welke aan mangel van locale kundig­<br />

heid en flegte onderrigting moeten toegefchreven worden,<br />

en geenzins onder de klasfe van partijdigheid kunnen gerang-<br />

fchikt worden. Daar is een buitengemeen fraaiie druk vari<br />

zijne Brieven in 't licht, te Londen 1727, in 2 delen in 120,<br />

Uitgegeven; ook houdt MIBJBUS hem voor den Schrijver van<br />

de Commentarii mum Ecclefiastkarum a CLEMENTIS VIII. Pon-<br />

tificatu ad tempora UEBANI VIII. Komen, Bibl. vet. &<br />

tw. Jo. FABRICII, Hifi. Biblioth. Part. III. p. H T. Gallix<br />

Christ. I. Col., 4 I 2. g X. Col. 1240. Catal. Bibl. BUNAV.<br />

Tom. I. Vol. II. p. 1 0 7 7. C. SAXI, Onom. literar. Pars VI.<br />

P- 358. Mam, Scriptam fceculi XVII, uit. edit. p. 313.<br />

M. CHAZOT DE NANTIGNY, Geneal. hiftorique des Rois, Empc-<br />

teurs &c. Paris 1736. jfa Ato. Tom. II. p. Ö 0 4. Journal des<br />

Sar. janvier 1750. edit. de Hollande. p. 133. PAQUOT, Mem.<br />

lit-


BENTZMA. BERCHEM.' 213<br />

fitten Tom. XIII. p. 79--88. A. PARS, Naamrol der Bat. en<br />

Hall. Schijven, bl. 94. HOOPT, Ned. Hift. XXII. Boek.<br />

1<br />

BENTZMA (PIETER BOETIUS), was van een adelijk<br />

geflagt, en wierdt geboren te Staveren in Friesland. De t'd<br />

waar in hij leefde in aanmerking genomen, maakte bij goede<br />

vorderingen in de letteroeffeningen; hij wierdt Pastoor te<br />

Boxum, een dorp een uur ten zuidwesten van Leeuwarden ge­<br />

legen , en hij verkreeg veel gezag. Hij was een vriend ge-<br />

weest van PIETER AUKFMA, maai' zig tot de partij der Schie-<br />

ringers begeven hebbende, raakte hij met hem in onmin, en<br />

mishandelde hem na zijnen dood in zijne fchriften. SUFFRIDUS<br />

PETRI geeft niet duidelijk te kennen, waar in die fchriften be-<br />

ftonden, welke in zijnen tijd aanwezig waren; alleen meldt<br />

bij, dat zij de beroertens in Friesland ten onderwerpe hadden;<br />

en dat de Schrijver om geen andere reden de pen hadt opge­<br />

vat, dan om aan de nakomelingfchap een getrouw tafereel der<br />

rampfpoeden van zijnen tijd na te laten. Hij leefde omtrent<br />

't jaar 1490. SUFFR. PETRI, Dec. IX. n. 2. p. 107-113.<br />

PAQUOT, Mem. litterair., Tom. IV. p. 296.<br />

BERCHEM (LAMBERTUS VAN), een Godvrezend en<br />

geleerd man, is geweest Gijmnaflarch en Rector der triviale<br />

fcholen in 's Hertogenbosch. Hij heeft in 't licht gegeven:<br />

ï. Leges Scholce Sylvceducenfis, typis TURNHOUTI, 1603. in Bva.<br />

1. Enchiridion Prccdicationum. Ibid. in fémo. J. F. FoK<br />

PENS, Bibl. Belg. p. 796".<br />

BERCHEM (NIKLAAS VAN), Konstfchüder, geboren in<br />

1624, was de zoon van PIETER KLAASZE^ van Haarlem; die<br />

pok een Schilder- was, cn in het begin niet dan visfen fchil­<br />

derde , doch naderhand kleine ftukjes, daar doorgaans een ta­<br />

fpitje in kwam, met allerhande foort van fuikerbanket, in<br />

een zilveren fchaal of porceleinen fchotel. Behalyen zijn<br />

vader, dat een gemeen konftenaar was, heeft onze BERCHEM<br />

verfcheiden brave meesters tot zijn onderwijzers in de konst<br />

gchadt; als JAN VAN GOYEN, KLAAS MOJAART, PJETJSR FRAN-<br />

V 5 9*


214 BERCHEM. (NIKLAAS VAN)<br />

*• G<br />

A N<br />

« ' J WttJj en ten laatften zijnen neef Grov"<br />

BAPTIST WSENINX; welke alle zig vereerd gehouden hebben'<br />

dat ze zulk een helder licht in de konst hebben ontftoken'<br />

gelijk hij op zijne beurt heeft kunnen roemen, op een groot<br />

aantal van leerlingen die door zijn onderwijs tot grote mees<br />

ters opgekweekt zijn. Hij wierdt inzonderheid ,\ ten aanzien<br />

Van zijne leerwijze geroemd, als mede dat hij de gave bezat<br />

öm de jeugd bijzonder tot ijver en naarftigheid aan te fpórén'<br />

waar toë hij in 't gemeen fpreukeh en vaarsjes aan de hand<br />

hadt, als onder anderen dit:<br />

Nimmer moet g' u zelf, Gezellen f<br />

'Schoon in 't leeren moeite fteekt,<br />

En g'er veeltijds 't hoofd mee breekt;<br />

'Twijl een ander leegloopt, kwellen,<br />

Of het ijv'ren laten ftaan :<br />

Denk : ik zal meer Joon ontvangen<br />

Voor mijn moeite, en roem erlangen,<br />

Wanneei de andere beed'Ien gaan.<br />

Daar benevens was hij minzaam, beleefd, en van een ÖrÜ<br />

befproken wandel; j a een man van uitftekende naarftigheid:<br />

en met dit al kop zijn lieve wijfje, de dogter van den konfti-<br />

gen Landfchapfchilder ]AN WILS; wanneer hij in groten ijver<br />

aan zijn Werk ftii zat te arbeiden, en zij geen géritzél vart<br />

*em hoorde, fomtijds wel met de ftok van een raagbol van­<br />

onder tegen de zoldering aan bonfen, om hem, zo hij voor<br />

zijn ezel in fiaap gevallen mogt zijn, te wekken, ia zij'hieldt<br />

hem doorgaans zodanig kort van geld, dat bii fomtijds fraaije<br />

prenten te koop ziende, daar hij zin in hadt, als zijn vrouw<br />

zig in geen goeden luim bevondt, en zig huiverig toonde, om '<br />

'tfaem te fchieten, het geld van zijne leerlingen daar tóe<br />

leende; en wanneer hij een fchilderij verkogt, daar zij de<br />

neus met over hadt, dan zo veel van de fom afkneep, om de<br />

gemaakte fchuld buiten haar weten te betalen, en dus alle<br />

onlusten voor te komen. Ook was hij zodanig op konftige<br />

tekeningen van Jtaliaanfe èn andere meesters vérffingerd, dat


BERCHEM. (NIKLAAS YAN) 3iS<br />

Éij geen rust noch duur hadt, dezelve te koop wetende, voor<br />

en al eer hij 'er bezittel- van was; en niet minder liefhebberij<br />

hadt hij voor fraije prentkonst, ja dorst voor een print van<br />

RAFAëL URBINO, verbeeldende den Bethkhemfen kindermoord<br />

met den Sparreboom, 60 guldens hefteden. Dit maakte ook<br />

dat van zijn nagelaten papierkonst, welke kort na zijn over­<br />

lijden te Anjleldam verkogt werdt, een aanzienlijke fom gelds<br />

gekomen is.<br />

Zo als wij gezeid hebben, was VAN BERCHEM, bijzonder<br />

«aarftig, daar bij vaardig in 't fchilderen, en al 't geen hij<br />

inaakte was meestentijds verkogt, eer hij 't afgedaan hadt.<br />

JUSTUS VAN HUISUM , die in 1665 bij hem de konst leerde,<br />

getuigd, dat hij in dien tijd een large wijl voor een Heer<br />

fchilderde, die hem tien guldens daags gaf, en dat hij van<br />

°s morgens vroeg tot vier uuren na den middag, gemeenlijk<br />

voor den ezel zat, en 't zelve met zo veel genoegen eii lust<br />

deedt, dat hij 'er fomWijl een deuntje onder zong. Ook ge­<br />

tuigen die hem hebben zien werken, dat hij fchilderde of hij<br />

J<br />

er mede fpeelde, 't geen ook aan de dartele penfeeïtoetfen<br />

overal in zijne werken te befpeuren is. Daarenboven ftrekt<br />

het tot verwondering, dat daar hij zijn werk heeft gemaakt,<br />

om bijna alles te fchilderen, egter elk ding op zig zelve zo<br />

goed in zijn foort is, dat het t'famengevoegt zijnde, een uit­<br />

muntend geheel uitmaakt, en bezwaarlijk valt te beoirdelen,<br />

tot welk deel van 't zelve zijn penfeel bekwaamst was. Dan<br />

bovenal verdient verwondering, hoe dat een Konftenaar die<br />

zo vele ftukken gefchilderd heeft, zo menigvuldige verande­<br />

ringen van fchikldngen en voorwerpen, zo dat gene naar eik-<br />

anderen gelijken, heeft weten te bedenken. De Burgemeestei'<br />

VAN DER HULK te Dordrecht, liet hem een groot ftuk fchildê-<br />

ren, verbeeldende een bergagtig landfehap, met osfen, koei-<br />

jen, fchapen, beelden enz.; en te gelijk bedelde hij 'er e:n<br />

aan JAN BOTH, belovende aan elk 800 guldens, en een ge-<br />

fchenk daar te boven voor die zig best gekweten hadt; wan­<br />

neer zij nu die ftukken gedaan zijnde, dezelve nevens mal­<br />

kanderen vertoonden, zeide bij: elk van u heeft zijn vlijt ge­<br />

toond ,


41* BERCHEM. (WILLEM VAN) BERCHSM en RANST.<br />

toond, tn gaf aan beiden èrie verering; waarlijk bet rest*<br />

middel om den ijver in de Konftertaars aan te vuren'<br />

NIKLAAS VAN BERCHEM, ftierf den i 8 Februarij'ïgg,' e n<br />

wierdt den 23 in de Wester Kerk te iZ w,-/«n begraven. -1^<br />

A. LIOOBRAKEN, Schouwburg fcfc. IJ. D; bl. 100-114.<br />

BERCHEM (WILLEM VAN), een Geldersman van ge­<br />

boorte, is eerst geweest Pastoor te Nieï, vervolgens Kanun­<br />

nik van de St. Stevens Kerk te Nijmegen; hij ftierf in 't jaar<br />

14ÖÖ, en heeft gefchreven : 1. Compendium Chronicarum Gehlce •<br />

i divcrfu, ut pmfatur, Chronicis in longum protraclis. Men<br />

ymdt in deze Kronijk veel van * geen andere landen betreft<br />

inzonderheid gebeurtenisfen in Flaanderen, Holland en elders<br />

voorgevallen; het begint met de woorden: Creator omnium<br />

Deus cjc. Dit handfchrift wordt te Antwerpen bewaard en<br />

een verkort uittrekzel daar van, is te zien in de Martiniktk<br />

te Leuven. 2. Hifioria captivitatis AEOLPHI Gelrice Ducis, 'c welk<br />

•bewaard wordt onder de archiven van dit Hertogdom te<br />

Nijmegen, ingevolge getuigenis van VAL. ANDR • * 7 F<br />

FOPPENS Bibl Belg. pag. 391. J. D. VAN LEEUWEN, thans<br />

lid der Eerfte Kamer, in Prof. ad Chronicon Tickrfi p 2 2<br />

. BERCHEM en RANST, zijn de namen van een'oud ad*<br />

luk g flagt gefproten uit.een jonger zoon der Heren van<br />

MecheM. Deze was ARNOUT BARTHOUT, Heer van Berchem<br />

en Ranst, zoon van WOUTER BEN H, Heer van Mechelen'<br />

Zun oudfte broeder , en opvolger van den vader, waltout<br />

TER DE III. ARNOUT BARTHOUT leefde in-'t jaar I2-I2 Zim<br />

ene zoon, WOUTER VAN BERCHEM,gezegd RANST, heeft doo"<br />

WOUTER zijnen oudften zoon, den ftam Voortgeplant, deze' •<br />

" "<br />

M R<br />

^<br />

C N<br />

"<br />

M H<br />

* W<br />

CONSTANTINA<br />

VAN BERCHEM, die i„ i 5 3 S overleden is. üit hem is voor"<br />

gekomen JAKOB VAN RANST, die ten vrouwe hadt JOUANNA<br />

VAN LADEGEM, waar bij hij teelde WILLEM VAN RANST. De­<br />

ze edelmoedig van aart en te beet van hoofd, om zig berei­<br />

den te gedragen, in de tegenwoordigheid van hen die zig,<br />

met flepende procesfen, en handelingen, gegrond op de' „5<br />

voe«"


BERCHT. BERCKELAAR. BERESTEYN. gï ï<br />

."poering yan 's Konings plakaten, meester van zijn vaders goe­<br />

deren maakten, en bovendien een afkeer hebbende van de<br />

handelwijzen, die met de Onrocnnfen gehouden werden, begaf<br />

zig in 't jaar 1587, uit de overheerde naar de vrije Nederlanden,<br />

vaar in, en bijzonderlijk in Zeeland, uit hem en zijne ge-<br />

malinne KATRINA COLVE, vele aanzienlijke nazaten voortge­<br />

komen zijn. Onder deze heeft JAN zoon van JAKOB VAN BER-<br />

OHEMÏ, gehuwd aan RACHEL DE POTTERE, nagelaten JAN VAIT<br />

BERCHEM, Ridder, Gecommitteerden in de Rekenkamer van<br />

Zeeland, wegens den eerRen Edelen, en begraven in de Franfer<br />

Kerk te Middelburg. JAKOB VAN BERCHEM , zoon van PIETER,<br />

was Hofmeester van Prinfe MAURITS; hij trouwde in 1621 met<br />

ELIZABETH VAN SCHOUWEN. Bij SMALLEGANGE vindt<br />

men het gehele gefiagtregïster van BERCHEM ; zie zijne Kronijk<br />

van Zeeland, fol. 719, 720.<br />

BERCHT (JQANNES VAN) , geboren te Biest, is Kanun­<br />

nik van de St. Sulpitius Kerk aldaar geweest, daar na Geeste­<br />

lijke onder de Augustiner orden , in de groene valei nabij'<br />

Brusfel; hij was voorbeeldig in leer en wandel en een weifpre-<br />

ktxnd redenaar. Ook heeft hij gefchreven, doch is ongedrukt<br />

gebleven : Cpmmentarlos in Evangelium Luca, £f in Ffalmaf-<br />

Bavidicos. —— J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 578.<br />

BERCKELAAR (JOANNES), uit 's Hertogenbosch van ge­<br />

boorte, heeft gefchreven en in 't licht gegeven: 1. Inftruüio-<br />

nem brevem de Ratione fdniïcc Reformat'onis generalis, è fcriptura<br />

eolletlam. Colon. 1580. Svo. 2. Diüionar.um Germanico-Latinum,<br />

(tan] diverfis Orationum formulis. Antv. 1556. —— J. F. FOP­<br />

PENS, Bibl. Belg. p. 578.<br />

BERESTEYN (PAUWELS VAN), is gefproten uit een<br />

zeer aanzienlijk geflagt, waar van heden nog aframmelin­<br />

gen , inzonderheid in de vrouwelijke linie gevonden wor­<br />

den, zo te Belft als elders in Holland. Hij wierdt geboren<br />

in genoemde Pad den 8 meij 1548, alwaar hij ook zijne eer­<br />

fte letteroeffeningen volvoerde. In den ouderdom vrfn 26 ja­<br />

ren,


S-? BERESTEYN. (PAUWELS VAN}<br />

ren, huwde hij den 28 januarij 1574, mee VOLKERA Nnoi.it'<br />

dogter van NIKLAAS ADRIAANSZOON en MARIA DUYST, bij wel­<br />

ke hij zes zonen en zes dogteren geteeld heeft. Onder die<br />

komen GYSBERT, KOENELIS en ARENT, bijzonder in aanmer­<br />

king; want de eerstgemelde, welke MARIA PRINS tot vrouw<br />

gehadt heeft, won bij dezelve eerst ene dogter, die met Mr.<br />

ABRAM OYENS getrouwd, de ouders waren van MARIA O YENS<br />

vrouw van KORNELIS DE JONGE , Lieer van Ellemeet, Ontvan­<br />

ger generaal van de Unie; en voorts nog een zoon GYSBERT.<br />

VAN BERESTEYN, wiens dogter MARIA MAGDALENA, trouwdo<br />

met ADRIAAN VAN ASSENDELFT, en moeder is geweest van<br />

AGNIET, KORNELIA, MARIA, en GERARD VAN ASSENDELFT-<br />

Des twedens, te weten KORNELIS VAN BERESTEYNS dogter A-<br />

ÜATA VAN BERESTEYN hadt tot egtgenoot THEODOOR VALLENSIS,<br />

-laad en Burgemeester te Delft, midsgaders Curator van de<br />

Akademie te Leijden, en won bij denzeiven JAKOB, KOENE-<br />

LTS, en KORVINA VALLENSIS ; wier eerfte Raadsheer is geweest<br />

in 't Hof van Braband, vervolgens in dat van Heiland in 's Ha­<br />

ge; de twede Raad en Schepen te Delft, en de Iaatfte mes<br />

GERARD VAN EOESSELE getrouwd geweest is. Eindelijk dc<br />

derde, zijnde ARENT VAN BERESTEYN, die tot vrouwe hadt;<br />

MARIA VAN DER GRAAF , won bij dezelve negen kinderen,<br />

wier oudfle ene dogter en SARA genaamd, trouwde met Mr'.<br />

ABRAM HOOGENHOEK , en teelde ene dogter MARGRETA Hoc-<br />

GENHOEK, vrouw van den Delftfen Burgemeester HUYG 'S GRA-<br />

VEZANDE, midsgaders ABRAM HOOGENHOEK, en MARIA'HOO­<br />

GENHOEK , vrouw van Mr. ANTONY WEVERING , Raad, en na­<br />

derhand Burgemeester te Delft; en eindelijk ANNA HOOGEN- .<br />

HOEK, vrouw van Mr. FRANK VAN BI.EYSWYK, Raad en Sche­<br />

pen, vervolgens. Ontvanger der gemene Landsmiddelen, en<br />

meermaals Burgemeester derzelve ftad. PAUWELS VAN BERE­<br />

STEYN zelv, was in 't jaar 1596 geworden Veertigraad der<br />

ftad Delft; bekleedde vier jaren daar na het Schepensambt;<br />

de zeven volgende jaren het Burgemeesterfchap; was de twee<br />

daarna komende jaren Weesmeester; in 't jaar 1615, The­<br />

faurier der ftad; woonde in 1625 als lid der Regering varf<br />

Delft


BERG. (Gravin YAN DEN) tjjg .<br />

Delft de begraafienis van Prins MAURITS bij, en ftierf eindelijk<br />

den 23 november van dat zelvde jaar, in den ouderdom<br />

yan 77 jaren, na dat hij het geluk en vermaak hadf genoten<br />

van, den 21 april des voorgaanden jaars, zijne gouds bruiloft<br />

houdende, alle zijne twaalf kinderen, dat vrij zeldzaam<br />

is, en 36 kindskinderen aan zijne tafel te hebben, welke ieder<br />

pret den volgenden befchreven gedenkpenning wieiden befchon-<br />

'ken, en waar van de rand en opfchriften in 't latijn houdende<br />

, wij hier in 't nederduits plaatfen.<br />

Op de voorzijde ftaat 's mans borstbeeld nevens dat zijner<br />

gemalinne, welke den 27 feptember 1634, in den ouderdom<br />

van 79 jaien, 8 maanden, en 4 dagen is overleden. Het<br />

randfchrift luidt aldus: PWWELS VAN BERESTEYN, oud 75 ja­<br />

re?',. VOLCKERA NiKpLAï, oud 69 jaren. Binnen een flangeroud<br />

leest men op de tegenzijde boven twee kraaijen, die iu<br />

haar nest zitten, dit opfchrift: De zorg van 't huis. De langlevende<br />

eendragt. 1624. Deze kraaijen zijn bij dc Ouden eveneens<br />

alhier, niet alleen voor het zinnebeeld van de huwelijksec.ndragt,<br />

zo als op enige overgeblevene Romcinfe grafflenett<br />

kan gezien worden, maar ook voor dat van enen langen en<br />

yoprfpoedigen leeftijd gehouden- Voorts leest men in den<br />

rand het vervolg van het eerfte randfchrift: Vijftigjarige Egt-<br />

genoten zijnde, hebben dit ter gedagtenis aan hunne Nakomelingen<br />

agtergelatcn. JOAN. PIERII VALERIANI , Hitrogl. lib. XX.<br />

JOACH. OUDAAN, Roomfche Mogenth. bl. 388. GER. VAN LOON,<br />

Nederl. Hiflotïepenn. II. D. bl. n5l--l£>3.<br />

BERG (Graven VAN DEN) , ook van 's Herenberg, genoemdty<br />

zijn hunnen oirfprong verfchuldigd aan het aloude en ver­<br />

maarde geflagt der WASSENAAREN : vermits JOHANNES DE<br />

TWEEDE VAN WASSENAAR, Heer van Polanen, van der Lek en<br />

Breda, bij zijne gemalinne MARGRETA VAN DER LIPPÈ, in ds.<br />

XlVde eeuw, teelde OTTO, den ftamvader der Keren of Gra­<br />

ven YAN DEN BERG. Deze OTTO, ontving met SOPHIA, erfdogter<br />

van FREDRIK, en Heer van 's Herenberg, de Heerlijkheid<br />

van de". Berg, in 't graavfchap Zutfen; niet verre van,


32» BERG. (Graven VA» EEN}<br />

de ftad Emmerik gelegen. In 1428 overleden "zijnde, liet hij<br />

het graavfchap na aan zijnen enigen zoon WILLEM, die, oni<br />

de veelheid zijner goederen, den toenaam van de Rijke be­<br />

kwam. Zijne gemalin was LOKKE, dogter van EVERWYN",<br />

Graav van Bentheim. Na zijn overlijden, in 1464, volgde<br />

hem zijn zoon OSWALD, die, in 1468, of, gelijk anderen<br />

willen, in 1473, dcor Keizer FREDRIK DEN III, tot Rijks-<br />

graav verheven werdt. In het jaar 1456 was hij in den egt<br />

getreden met ELIZABETH, dogter des Graven VAN MEURS; hij<br />

ilierf in 1506, en werd gevolgd door zijnen zoon WILLEM,<br />

die door den enen DE II, en door den anderen DE III, ge­<br />

noemd wordt. Deze WILLEM, dien wij DEN II noemen, was<br />

in 1503, getrouwd met ANNA, ene dogter van Here JAN VAK<br />

BOKSMEER; welke ANNA dezen haren man ten huwelijk aan-<br />

bragt de Heerlijkheden Boksmeer, Haps, Stevenswaard en Spal-<br />

beek; waar van hij egter niet lang bezitter was; want hij over­<br />

leed in 1511, nalatende OSWALD DEN II, die in 1545 over­<br />

leed, en drie zonen, benevens ene dogter, naliet. WILLEM<br />

DE III, zijnde de oudfte zoon, volgde zijnen vader op; hij<br />

hadt ter vrouwe MARIA VAN NASSAU, dogter van WILLEM,<br />

Grave van Nasfau, Vianden, Dietz, Dillenburg, zuster van<br />

Prinfe WILLEM DEN L Hij teelde bij haar agt zoneh, en<br />

even zo vele dogters, en werdt opgevolgd van HERMAN, den<br />

oudften zoon; deze overleed in den dienst des Konings van<br />

Spanje, in iöri, en liet na ene dogter, MARIA ELIZABETH<br />

genaamd, over welke de twee broeders vah HERMAN, FRE­<br />

DRIK en HENDRIK, de voogdij aannamen. Tot huwbare jaren<br />

gekomen zijnde, trouwde zij met haren neef ALBERT, zoon<br />

van FREDRIK , dien zij Bergen-op-zoom ten huwelijk aanbragt.<br />

*t Is bekend dat HENDRIK lang de Spaanfe zijde aankleefde, en<br />

den Nederlanden groot nadeel tcebragt. Plet leger der Span­<br />

jaarden gebiedende, nam hij het Stadhouderfcbap van Gelderland<br />

op zig; doch, in het jaar 1632, de Spaanfe trotsheid niet lan­<br />

ger kunnende dulden, verklaarde hij zig voor de Staten, en<br />

gaf daar van, in enen openen brief, aan de Gouvernante der<br />

Nederlanden kennis. Zijne eerfte vrouw was MARGARETHA VAU<br />

WIT-


BERG. (Graven VAN DEN) 321<br />

WITTHEM; in 1630 hertrouwde hij met HIEROKYMA KATRI-<br />

NA, dogter van GEORG FREDRIK, Grave van Spaar, waar bij<br />

hij vijf dogters verwekte. Hij Rierf in 't jaar 1638, nalaten­<br />

de, beha'ven gemelde dogters, nog een onegten zoon, HER­<br />

MAN genaamd, die, door den Koning van Spwje, genaturali-<br />

feerd en met vele voorregten befchonken werdt. OSWALD,<br />

mede een broeder van HENDRIK, werd in den flag bij Ame-<br />

rongen, in 1586, doorfchoten. FREDRIK, die vóór HENDRIK,<br />

Gouverneur van Gelderland geweest was, was mede in dienst<br />

des Konings, werd Ridder van 't Gulde Vlies, en overleed in<br />

1618, nalatende bij FRANCISKA RAVANEL, dogter van EUSTA-<br />

CHIUS VAN RATIGNY , een zoon, als mede ene dogter, ge­<br />

naamd ELEONORA KATRINA FEREONIA. Deze trouwde in 1634,<br />

met FREDRIK MAURITIUS DE LA TOUR D'AUVERGNE, Hertog van<br />

Bouillon, en ftierf den 14 junij 1657. Zijn zoon ALBERT was<br />

de eerfte, die tot den Gravenftand verheven werdt; hebbende<br />

in den jaie 1653, een memorie op den Rijksdag te Regenslurg<br />

ingeleverd, waar in aangetoond werdt, dat het graavfchap<br />

Berg, voor meer dan 400 jaren, voor ene afzonderlijke Heer-<br />

fchuppij erkend was; waar op dan ook aan zijn verzoek vol­<br />

daan werdt. In een twede huwelrjk verwekte hij een' zoon,<br />

OSWALD genaamd, die zijnen broeder ALBERT opvolgde. De­<br />

ze in 1710, zonder kinderen komende te overlijden, hadt tot<br />

erfgenaam verklaard FRANCISCUS WILLEM, Graav van Hohen-<br />

Zolre, een kleinzoon zijner zuster MARIA KLAEA, die gehuwd<br />

geweest was met MAXIMILIAAN, Graav van Hohenzolre. FRAN­<br />

CISCUS WILLEM, geboren in 1705, verwekte, bij zijne gema­<br />

lin MARIA KATRINA, dogter van Grave JOHAN KRISTOFFEL<br />

TRUCHZES INZELL , in 't jaar 1724 , een zoon , die JOHAN<br />

BAPTIST JOSEPH OSW.'.> FRANCISCUS genaamd werdt. Deze<br />

volgde zijn vader, na ziin dood, in 1737; en, volgens den<br />

laatften wil deszelven . rnoest de Bisfchop van Roemende in<br />

der tijd hem ten voogd verftrekken. Deze voogdijfchap werdt,<br />

na den dood van des Graven moeder , door deszelvs groot­<br />

moeder, JOHANNA VICTORIA VAN MONTFOORT, Douarieie VAN<br />

HOHENZOLRE, den Bisfchop betwist. Het proces, daar over<br />

II. DEEL. X ont-


gal BERG, (Graav HENDRIK VAN DEN)<br />

©ntftaan, is, naar men zegt, aan den fpijker blijven hangen..<br />

Na dus een algemene fchets van dit geflagt gegeven te hebben,<br />

zullen wij nog van enige bijzondere Mannen die het beroemd<br />

gemaakt hebben,-verflag doen.<br />

BERG {Graav HENDRIK VAN DEN), een der zonen van<br />

WILLEM, hadt zig, gelijk zijn vader, in dienst des Konings<br />

van Spanje begeven, In het jaar 1607 werdt Erkekns, door<br />

Prins FKEDESIK HENDRIK, bij verrasfing ingenomen, en bij<br />

die gelegenheid, deze Graav HENDRIK zijn neefs gevangene.<br />

Zijn broeder FREDRIK, die mede in'dienst van Spanje was,<br />

nam, ter wrake hier over, een aanflag op Aardenburg voor;<br />

doch het verraad tijdig ontdekt zijnde, liep zijn aanflag te<br />

fliet, en de verraders ontvingen hunne verdiende ftraffe. Na<br />

dat hij uit zijne gevangenis ontflagen was, fcheen het geluk<br />

hem meer gunftig te zijn. Om van alle zijne verrigtingen niet<br />

te gewagen, zeggen wij alleenlijk, dat hij in 'tjaar 1621, naar<br />

het huis te Reide ingenomen te hebben, het beleg voor Gulik<br />

floeg, 't welk hij bij verdrag innam, za als hij ook, in 't vol.<br />

gende jaar, de fchans Papemuts bemagtigde. In 't jaar 1624,<br />

zig van de ftrenge vorst bedienende, deedt hij een invaj<br />

in de Velmve. Het vlugten der dorpelingen, die niet onder<br />

brandfchatting zaten, werdt algemeen; doch de ftrenge koude<br />

bragt den vijand ook veel nadeels toe. Den 21 februarij ver­<br />

anderde het weder fpoedig: dus hij zig genoodzaakt vond, hals<br />

over hoofd de Velmve te verlaten, 't welk men toen den Spaan-<br />

fen Vasten-avond noemde, bij welken naam nog heden een' der<br />

Hiftorieprenten van dien tijd bekend is. Om den voorttogt<br />

Van Graav HENDRIK naar Holland te beletten, had Prins MAU­<br />

RITS zig in perfoon naar Utrecht begeven, en orde gefield tot<br />

het openbijten der rivieren , tot aan den zeekant toe. De<br />

vijand vertoonde zig wel voor Arnhem, doch ondernam geene<br />

belegering. Van meer voordeel voor hem was zijn aanflag<br />

op der Staten leger, in 1626, tusfen Emmerik en Reesj doch<br />

zo dra hetzelve op de been was, vond hij zig gedwongen, na<br />

enig voordeel behaalt te hebben, te rug te keren.<br />

Toen


BERG. (Graav HENDRIK VAN DEN) 353<br />

ToCn Prins FREDRIK HENDRIK, in het jaar 1629, 't beleg<br />

Voor 's Hertogenbosch geflagen hadt, begaf Graav HENDRIK VAN<br />

EEN BERG zig, in de maand meij, aan het hoofd van het<br />

Spaanfe leger, op weg, met oogmerk om.de ftad te ontzetten;<br />

ftaande hij zig te Turnhout neder. Zijne magt belfond uit<br />

30,000 Knegten, en zeventig Kornetten paarden. Kort,daar<br />

na legerde hij zig te Sprang; doch hoe meer de Graav nader»<br />

de, hoe meer de Prins op zijne hoede was. Vrugtloos deed<br />

VAN DEN BERG verfcheidene aanvallen op het Staatfe leger,<br />

en zag dus alle zijne pogingen verijdeld. Den Bosch moest<br />

zig eindelijk aan den Prinfe overgeven. Gelukkiger Haagde<br />

de Graav in zijnen togt over den Tsjel, en deed daar op een<br />

tweden inval in de Velmve, bemagtigde Amersfoort, en andere<br />

fterkten; doch het innemen van IVefel deed hem de Velum<br />

wederom verlaten.<br />

e n<br />

Graav HENDRIK VAN DEN BERG, in het jaar 1634., ^ Ko­<br />

ning van Spanje een veertigjarigen dienst bewezen hebbende,<br />

begon, uit misnoegdheid over het gezag, dat den Spanjaarden<br />

in de Nederlanden gegeven werdt, een afkeer van dien dienst<br />

te krijgen, en werdt te rade van partij te veranderen. Door<br />

den Giaav VAN WARFUsé hadt hij reeds in het voorjaar, in<br />

het geheim, met den Prins VAN ORANJE doen handelen. Na<br />

het overgaan van Venlo en Roermonde, begaf hij zig naar Luik*<br />

van waar hij, van dit zijn voornemen en befluit, bij bijzon­<br />

dere en openbare brieven, aan de Infante en aan het gemeen<br />

kennis gaf; nodigende al het krijgsvolk, dat onder hem, of<br />

onder de Spaanfe Veldoverften gediend had, tot voorftand van<br />

den Roomfen godsdienst, zig bij hem te voegen, om de Span­<br />

jaarden te verjagen; dan 'er vielen hem minder toe dan hij ge-<br />

dagt hadt. De algemene Staten befloten ook, op 's Prinfen<br />

raad, op zijnen naam enig volk te werven. Te Brusfel be­<br />

greep men, dat de Leuvenaars, door hem te ontvangen, de<br />

onzijdighe'd gefchonden hadden; doch de Graav erkende open­<br />

lijk, dat zij van zijn voornemen geen kennis gehadt hadden.<br />

Hij werdt te Brusjel voor een landverrader en muiter ver­<br />

klaard, en ene beloning beloofd aan elk, die hem in handen<br />

X 2 wist


324 BERG. (Graav WILLEM VAN DEN)<br />

wist te krijgen. In het volgende jaar werd hij, benevens heï<br />

volk dat hij verzameld hadt, bij voorraad, in eed en dienst<br />

van de Verenigde Gewesten aangenomen. Op deze xvijze was<br />

bet, dat de zoon wederkeerde tot hun, die door den vader<br />

verlaten waren. WAGEN., Vad. Hift. IX. D. bl. 226,<br />

X. D. bl. 422. 445. 486. XI. D. bl. 36. 93-95. 97. 160. .<br />

BERG (Graav WILLEM VAN DEN), was de oudite zoon<br />

yan OSWALD DEN II, en door huwelijk vermaagfehapt aan<br />

Prinfe WILLEM DEN I. van Oranje; door welke geboorte ea<br />

huwelijksvermaagfchapping hij onder de eerften van den lande<br />

geteld werdt; welke eer hij egter, door zijne onftandvastige<br />

bedrijven, niet weinig ontluisterd heeft. In den aanvang der<br />

beroerten had men reden te vermoeden, dat hij een even ge­<br />

trouw voorftander der vaderlandfe vrijheid zou geweest zijn,<br />

als zijn behuwd broeder; want hij verzette zig niet alleen<br />

tegen GRANVELLE, maar omhelsde ook de leer der Hervorm­<br />

den, fchoon het niet zeker is dat hij hunne belijdenis onder­<br />

tekend heeft, hoewel velen dit uitdrukkelijk melden. Hij<br />

was één van de 400 Edelen, die het Verbond onderteken-,<br />

den, en keurde de verrigting der Bondgenoten, ten aanzien<br />

van het overgeven van 't fmeekfehrift, 'goed. Hij vervoeg*<br />

de zig, den volgenden dag, met hun ten Hove, om hulp­<br />

middelen, ter bereiking van hun doelwit, te beramen. De<br />

Penfionaris WESEMBEEK vermeld: „ Den vierden april heb-<br />

„ benfe hare zaken gereed gemaakt, maar fijn nog niet ten<br />

,, Hove gegaan, alfo zij feiden nog te verwachten de Gra-<br />

„ ven VAN DEN BERG ende CUILEMBORG, die noch niet geko-<br />

„ men waren; den vijfden ten Hove gegaan zijnde, kwamen<br />

„ den zesden weder, in de order als daags te voren, de leste<br />

„ zijnde met die genen, die boven genoemd fijn, de Graven<br />

,, VAN DEN BERG en CUILEMBURG, die middelertijd gekomen<br />

waren en goetgevonden hadden het gene gedaan was."<br />

In deze gedagte bleef hij volharden, tot op de vergade­<br />

ring der Edelen te St. Truijen , en deedt, gelijk meer an­<br />

deren, zijn üot 'Hee! of Hcdel verfterken, en in ftaat van<br />

te-


BERG» (Graav WILLEM VAN DEN) §2$<br />

tegenweer fteileri. Dan hoe mannelijk hij zig in 't eerst fcheen<br />

te gedragen, toonde hij egter, wel haast zijne lafhartigheid;<br />

want hij was een der eerften, die zegt, zo dra J<br />

er fcheu'<br />

ring onder de Edelen ontftond, en 'er zig ene vrees Voor dé<br />

Landvoogdesfe , opdeedt, met den Koning te verzoenen;<br />

biddende zelvs -VIGLIUS, met de vleijendfte woorden, zijn<br />

voorfpraak te willen zijn, met belofte van een getrouw dienaar<br />

des Konings te zullen zijn en blijven. Hier door geraakte<br />

zijne achting bij de Edelen in 't voetzand. Bij ALVA, wiens<br />

voornaamfte oogmerk was, den Adel uit te roeijen, vond hij<br />

geen heul, voor dat hij vernederd was; want de'trouwloze<br />

Hertog, in plaats van aan zijne beloften gehoor te geven,<br />

deed hem openlijk indagen; bij niet verfchijning, bannen, en<br />

zijne goederen verbeurd verklaren. Zig dus door zijne'ori-<br />

ftandvastigheid in enen wanhopenden ftaat gebragt ziende<br />

keerde hij zig weder tot ORANJE, die hem den last tot het<br />

werven van krijgsvolk aanbetrouwde, ja zelvs ene geheime<br />

briefwisfeling met hem waagde. Men moet tot zijhen lof zeg­<br />

gen, dat hij van dien tijd af tot in 1572, den lande vele<br />

dienften deedt, door het innemen van vele fteden en fterk ten<br />

in Gelderland, Friesland, Overijsjel en 't Stlgt. Dan te ras wordt<br />

men ontwaar, dat zijne onftandvastigheid weder den meester<br />

over hem fpeelde; verlatende hij, op eenmaal* niettegenftaan-<br />

de zijn aanbod om den vijand het hoofd te bieden, alle de in-<br />

genomene fteden en fterkten, en met vrouw en kinderen,<br />

en met alle zijne roerende goederen, de vlugt nemende naar<br />

Westphalen. Men kan ligtlijk vermoeden, dat de vijand 'er zig<br />

zo fpoedig meester van maakte, dat die van Friesland daar door<br />

in den grootften angst geraakten, en die van Zutfen en Naar-<br />

den duizend redenen hadden, om wraak over VAN DEN BERG<br />

te roepen; In den aanvang fchreef men zijn gedrag toe aan<br />

lafhartigheid en kwaad beleid * waar door bij zo zeer in den<br />

haat van 't gemeen verviel, dat ORANJE, die geen kans zag,<br />

de Noordhollanders tot de aanneming van SOKOY te doen be-<br />

Willigen, hun, geveinsdelijk, dën Graav VAN DEN BERG, als<br />

Gouverneur, voorfloeg; doch zij verklaarden hier op, nog<br />

X 3 lie-


326 BERG. (Graav WILLEM VAN DEN)<br />

liever den weerbarftigen SONOY , dan den lafhartigen VAN DEN<br />

BERG te willen aannemen; waar mede ORANJE zijn oogmerk<br />

bereikte. Engeland werd hem ontzegd; in Nederland achtte hij<br />

zig niet veilig; dus vondt hij, in 't jaar 1577, zig genood­<br />

zaakt, den geveinsden te ipelen. Door twee Afgezanten gaf<br />

bij den algemene Staten kennis van enige geheime pogingen<br />

der vijanden; doende tevens zijnen dienst, lijf en goed, ten<br />

beste van het vaderland, aanbieden. Weinig had het gefaalt,<br />

of hij zou het vertrouwen der Staten weder gewonnen heb­<br />

ben, en, benevens de Graven VAN HOHEKLO, tot'S Prinfen<br />

Luitenant aangefteld zijn; doch een kwade pas, dien de Gel-<br />

der/en deden, gaf hem gelegenheid, zijn verraderlijk karakter,<br />

ten nadele der Nederlanden, in vollen dag te Rellen. Graav<br />

JAN VAN NASSAU, over wiens aanftelling tot Stadhouder van<br />

Gelderland hij zig zeer gebelgd toonde, ontfloeg zig in 't jaar<br />

1581, ter oirzake van den handel met ANJOU, van dien post;<br />

waar op de Graav VAN DEN BERG in deszelvs plaats werd<br />

gekozen. Te meer verwonderde men zig daar over, om dat<br />

die van Arnhem verklaard hadden, Graav WILLEM LODEWYK<br />

zijnen vader te zullen doen opvolgen. Men kan niet ontken­<br />

nen; dat ORANJE hem, op zijn verzoek, brieven van voor-<br />

fchrijving verleend hadt; doch hadden de Staten van Gelder­<br />

land die brieven wel ingezien, zij zouden begrepen hebben<br />

dat ORANJE die verkiezing eerder berispte, dan goedkeurde.<br />

„ Mijn zwager (fchreef de Prins) biddende om aanbeveelin-<br />

„ ge tot het Stadhouderfchap, heeft mij verklaart zijne grote<br />

„ lust en begeerte, tot den dienst der gerechtige zaak des va-<br />

„ derlands. Ik mogte wenfchen dat hij die wat eerder bewe-<br />

„ zen hadde. Doch beter fpade, dan nimmer." Hoe weinig<br />

aandrang dit fchrijven ook in zig bevatte, werden 'er, egter,<br />

eigen belangs halven, gevonden, die zijne verkiezing door­<br />

drongen. Met den avond kwam hij binnen Arnhem, en aan­<br />

vaardde zijn ambt. Het leed niet lang, of zijn verraderlijke<br />

handel met PARMA werd door BARNEVELD en ALDEGONDE,<br />

ontdekt, en hij, op a<br />

s Prinfen last, gevangen gezet, doch<br />

jjonder ftrarfc ondergaan te hebben, weder losgelaten; dus<br />

/ 060


BERG. (JAN of JOHAN VA:J &S») »i 7<br />

men zig verwonderen lnoet, hoe hij den doorzigtigften vorst<br />

heeft kunnen misleiden, of men moet den Prins Van te grote<br />

toegevendheid omtrent hem verdagt houden-. Graav VAN DEN<br />

BERG fchroomde niet* de allerplegtigfte belofte te doen, den<br />

Staat getrouw te zullen zijn; nogthans deêd hij kort daar na<br />

blijken dat bij een' verrader een eed van weinig belang is;<br />

hij verklaarde zig openlijk voor de partij des Konings, in wiens<br />

dienst hij en zijne drie zonen zig begaven, en daar in ook<br />

Volhardden, uitgelomen Graav HENDRIK, die zig weder tot<br />

der Stateh zijde begaf. Het hier ter nedergeftelde zal voldoen<br />

om Graav WILLEM als een trouwloozen Bondgenoot, lafhar­<br />

tig Krijgsbevelhebber, onwaardig Stadhouder, en voor een<br />

Man, die van WILLEM DEN I, zo veel als het licht van<br />

de duisternis verfchilde, te doen kennen* •• WAGEN. »<br />

Pad. Hifi. VI. D; bl. 368, 369. 402. VII. D. bl. 504, 505=<br />

j- W. TE WATER, Verbondfchrift der Edelen, II. D- bl. 195-.<br />

MARCUS, Sententien van ALVA, bl. 170;<br />

BERG (JAN of JOHAN VAN DEN), was een der GevoU<br />

tnagtigden, die in 't jaar 1709 en vervolgens, door de Ko-<br />

iiinginne van Engeland en de Staten der Verenigde Nederlan­<br />

den Waren aangefteld om de Spaanfe Nederlanden, in zo venë<br />

ze huh in handen gévallen waren, fchoon op naam Van Ko-<br />

ijiing KAREL te doen beftiëren, zij vergaderden te Brusfel, en<br />

Vertoonden gëzamentlijk de opperfte magt dier landen; ja zij<br />

maakten fomtijds zelvs verandering in de Regering, herftellehs<br />

de onder anderen, in 't begin des jaars 1709, den geheimen<br />

Raad, die te voren afgefchaft was. Ook WaS 'er in october<br />

des jaars 1711 een nieuw reglement gemaakt op de Regering,<br />

getekend door den Gravë VAN ORRERY en onzen JOHAN VAN<br />

JDEN BERG als Gevolmagtigden, 't welk door den Raad van<br />

Staten der Spaanfe Nederlanden, aangenomen waSj zo verre<br />

het met hunnen godsdienst en der landen Voorregten over­<br />

eenkwam. VAN DEN BERG nam dezen post van Gevolmagtig-<br />

de waar tot op het fluiten Van J<br />

t Barrière traktaat in 1715;<br />

In 't jaar 1717 werdt hij Burgemeester te Leijdm-, en in<br />

X 4 1725*


32S BERG. (JAN VAN DEN) BERG. (IZAAK VAN DEN)<br />

1725, Dijkgraav van Rliijnlami. In 1748 bekleedde bij nog<br />

de Burgemeesterlijke waardigheid, en doordien hij tot de anti-<br />

ftadhouderiaanfe partij behoorde, wierdt zijn huis door 'tgrauw<br />

aangevallen, en met moeite door de fchutterije befchermd;<br />

hij zelve'van 't ftadshuis komende, wierdt door 'tkanaiije on-<br />

heusfelijk bejegend en bedreigd; en onderging eerlang het lot<br />

met zo vele andere brave Regenten, van door den Stadhou­<br />

der van zijnen post verlaten te worden, fchoon hij reeds te<br />

voren ontflag hadt verzogt van zijne bediening. WAG. ,<br />

Vad. Hift. XVII. D. bl. 436. XVIII. D. bl. 74. XX. D.<br />

bl. 302.<br />

BERG (JAN VAN DEN), Konstfchüder, geboren te Alk­<br />

maar, was van der jeugd af aan tot de konst geneigd, en<br />

werdt bij HENDR. GOLTZIUS , om daar in op vaste gronden on­<br />

derwezen te worden, befteld; maar GoLTzrus zijn vader een<br />

fchoolraeester zijnde, die met 'er woon naar Braband vertrok­<br />

ken was, moest JAN als onderkoning, met de plak het rijk<br />

der lerende jeugd een tijd lang helpen beftieren, en het pen­<br />

feel voor de pen venvisfelen; egter nam hij in zijn tusfenüjd<br />

de penfeeloeffening naarftig waar, te meer doordien hij gele­<br />

genheid vondt, om bij P. P. RUBBENS te verkeren,'die den<br />

ijver tot de konst hoe langs hoe meer in hem aanvuurde. JAN<br />

wist zig pok zodanig in de gunst van dezen roemrijken Kon-<br />

ftenaar te dringen, dat .hem die tot Rentemeester en opzigter<br />

over zijne landgoederen Relde, uit welken hoofde hij zig<br />

meest te Yperen moest onthouden, daar hij ook overleden is.<br />

• A, HOUERAKEN, Schouwburg, II. D. bl. 15.<br />

BERG (IZAAK VAN DEN) , heeft geleefd in het Iaatfte ge­<br />

deelte der XVIIde eeuw. Het blijkt dat hij in de Regten<br />

heeft geftudeerd en tot Meester in die wetenfehap is bevor­<br />

derd; ook dat hij enige jaren als Kapitein zijn vaderland, de<br />

Nederlandse Republijk, heeft gediend; doch met een toeval aan<br />

de voeten bezogt zijnde, geraakte hij buiten ftaat om langer<br />

dienst te kunnen doen; en gaf zig in zo verre weder aan de<br />

bsoeffening der regtsgeleerdheid over, dat hij een groot aantal<br />

Con>


BERG. (MATHYS VAN DEN) 3 1 P<br />

Confultatien en Advijfen van voorname Nederlandse Regtsge-<br />

teerden bijeen verzamelde, en die in 1602 door den druk<br />

onder den tijtel van Nederlands Adviisboek gemeen maakte, in<br />

4. delen in 4to., daar hij nog een vijfde bijvoegde, onder den<br />

naam van Kort Begrip. Dit weik 't welk om deszelvs nut on­<br />

gemeen getrokken wierdt, was egter om zo te fpreken bezaaid<br />

met drukfeilen, die genoegzaam hetzelve op elke bladzijde<br />

ontcïerden. In 1782, gaf de fchrijver dezes, een tweden druk<br />

daar van in 't licht, die geheel verbeterd, van de veelvuldigs<br />

drukveilen gezuiverd, en met notabele Advijfen is vermeer­<br />

derd ; en waar bij nog daar te boven, agter ieder der 4 delen<br />

een uitvoerig register is geplaatst, teffens tot Kort Begrip van<br />

dit werk verRrekkende. . Opdragt geplaatst voor liet I. Deel.<br />

BERG (MATHYS VAN DEN) , Konstfchüder, een zoon<br />

van JAN, is in het jaar 1615 te Mechelen geboren; in 't eerst<br />

leerde hij de konst bij zijnen vader, die gelegenheid vondt om<br />

hem het onderwijs van RUBBENS te bezorgen, waar van bij<br />

geen der geringde leerlingen werdt. MATIIYS hadt een vaste<br />

hand van tekenen, en was onophoudelijk bez!g, zeiv tot in<br />

zijn ouderdom, met naar 't leven en de beste fchilderijen, die<br />

hem voorkwamen , te tekenen. Doch zijn vernuft door 't ge-<br />

ftadig naarvolgen van anderen, als 't ware Romp geworden,<br />

verftrekte tot een beletzei, om iets van eigen vinding te ver­<br />

vaardigen ; immers men vindt wel van hem een overvloed van<br />

konftige namaakzels, maar zelden een Ruk van eigen ordinan­<br />

tie. Veelmalen tekende hij het afbeeldzel van zijnen vader,<br />

in allerhande ftand en kleding, waar van fommige tekeningen<br />

onder de konstminnenden berusten. Hij wierdt den 1 augus­<br />

tus 1646 broeder van het St. Lukas-gllde te Alkmaar, en over­<br />

leed aldaar in 1687. •• HOUBRAKEN, Schouwburg., II. D.<br />

bl. 15.<br />

BERG (THEODOOR KORNELIS VAN DEN), is geweest<br />

Rector der latijnfe fcholen te Utrecht, en heeft door zijne ge­<br />

leerdheid, tot eer van zijne vaderftad verftrekt; men heeft<br />

van hem in druk: Profopopejam adfliüi cjf corrupti Belgii. Traj.<br />

X S Ö-


§33 BÈRGÈ. (RUTGER TEN)<br />

typis HEEM. BORCULOII. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p.<br />

827. J. F- FOPPENS, Bibl. Belg. p. 1121. C. BÜRMANNI, Tr»<br />

jecl. eruditum, p. 27.<br />

BERGE (RUTGER TEN), heeft zijn naam en die van ziji<br />

«e makkers beroemd gemaakt in 's Jands gefchiedenisfen, door­<br />

dien hij benevens 150 jongelingen, die gedurende het beleg<br />

van Groningen zig aan het Hogefchool aldaar als Studenten be­<br />

vonden» hunne boeken daar latende, naar 't voorbeeld van<br />

die van Leijden, het geweer in de hand grepen, en aldus uit<br />

deze dappere jeugd een bijzonder corps wierdt opgerigt; die<br />

uit hun midden tot Kapitein kozen WICHER WICRERS^ onzen<br />

RUTGER TEN BERGE ais Luitenant, en SCATO GOKKINGA tot<br />

Faandrik. Van dezelve kwam dagelijks een derde gedeelte,<br />

gedurende het gantfe beleg, in de wapenen, aan wier kloek­<br />

moedigheid de befcherming, van dat gedeelte des onderwals<br />

't welk in de konst Fausfs braie wordt genoemd , en dat 't<br />

meest voor de vijandelijke aanvallen bloot lag, was toever­<br />

trouwd, en met ene onvertzaagde dapperheid wierdt verde­<br />

digd; zulks men dezelve des nagts, veelmalen op de bortst-<br />

wering brandende fakkels heeft zien planten, om te beter uit-<br />

21'gt op de vijandelijke werken te hebben; waar op zij fomtijds<br />

gehele lagen gaven. Waarom Curateuren der Hogefchool, na<br />

dat het beleg opgebroken was, den betoonden heldenmoed der<br />

in de wapenen gekomen jeugd willende vereeuwigen, den<br />

Hoogleraar MENSINGA geboden, van al het voorgevallene ene<br />

aanfpraak op te Hellen, welke den 8 november dezes jaars in<br />

"tkoor der Akademie-kerke gedaan wierdt; wordende ook na<br />

't eindigen derzelve, de lijst der in de wapenen gekomene Stu­<br />

denten opgelezen, en in de tegenwoordigheid van den Magi.<br />

ftraat, de Hoogleraars en van andere genodigden, ieder Stu­<br />

dent in dankbare erkentenis, zijner voor de ftad betoonde<br />

trouwe, met een zilveren gedenkpenning befchonken; waar<br />

van pp het voorftuk, en boven het wapenfchild der Hoge-<br />

fchole, zijnde een opengeflagen Boek, op *t welke hetfchild<br />

van Groningen en de Ommelanden gehegt isj PALLAS de Be-<br />

fsherm-


BERGEN. (DIRK VA») 33I<br />

ichermgodin der Wijsheid ftaat, tusfen verfcheidene oorlog*<br />

vWapenen, en ter wederzijde : UNITA VIRTUS. De vereende dap­<br />

perheid. Het ruggeftuk heeft geene verbeelding, maar in het<br />

midden dit opfchrift: IN MEMORIAM OBSIDIONIS, ET LIEERATIG-<br />

NIS GRONINGJE, CIVIBUS ACADEMIAÏ AB ORDINIBUS OS BENEMERI-<br />

TA DONO DATUM. Gefchenk „tot gedagtenis van het beleg ende<br />

verlosfing van Groningen, door de Staten aan de leden der Hoge-<br />

fihole , wegens hunne vérdienften gegeven. Rondom welk op­<br />

fchrift op deze, en de befchrevene verbeelding der andere<br />

zijde, in de randen tot omfchrift ftaat: CURATORES ACADEMIE<br />

GRONING.SE ET OMMELANDM, CUM DEO, AD UTRUMQUE PARATI<br />

ANNO 1672. De Beftierders der Hogefchole van Groningen en de<br />

Ommelanden met Gods hulpe, tot beide gereed. In 't jaar 1672.<br />

«—— VALKENIER, Verward Europa, bl. 783. Ontroerd Neder­<br />

land, I. D. bl. 352. 363. 376. G. v. LOON, Nederl. Gedenkp.,<br />

III. D. bl. 101.<br />

BERGEN (ADRIAAN JANSZ. VAN) , zie ADRIAAN<br />

JANSZ.<br />

BERGEN (DIRK VAN) , Konstfchilder , een Haarlemmer<br />

van geboorte, kwam ter wereld omtrent 't jaar 1670. Hij<br />

behoorde onder het getal der brave leerlingen welke ADRTAAN<br />

VAN DE VELDE door zijne konstlesfen geteeld, nagelaten heeft.<br />

Zijn gewone werk was het fchilderen van osjes, koeitjes,<br />

fchaapjes, beeldjes en landfehappen, gloeijend en helder ge­<br />

kleurd als die van zijnen konstrijken meester, doch zo uitvoe-<br />

rig niet, ook de bomen en 't landfehap wat zwaarmoediger<br />

getrost; maar met dat al, vindt men beesjes in fommige zij­<br />

ner ftukken, die ongemeen fraai en natuurlijk getekend zijn.<br />

Onze DIRK deedt een togtje naar Engeland, doch de for­<br />

tuin hem daar niet gunftig zijnde, kwam hij fpoedig in zijne<br />

geboorteftad te rug, daar hij redelijk wel voor zijn konst be­<br />

taald wierdt. Hij was een zeer wel gemaakt man, daar bij<br />

buitengemeen goed befpraakt, vriendelijk en gul, vol grap­<br />

pen , en altijd lustig en vrolijk, waar door hij bij elk een be­<br />

mind, en in alle gezelfchappsn met vermaak gezieu wierdt:<br />

ïnasr


332 BERGEN. (GERARDUS VAN) (LÖDEWYK VAN)<br />

inaar zijn gezellige aart maakte dat hij veeltijds gelde»<br />

loos was, en het fpreekwoord volkomen op hem paste, ze<br />

gewonnen zo verteerd; want rils hij geld ontvangen hadt voor<br />

een ftukje fchilderij, kost hij meteen opgeruimd hartej het­<br />

zelve op ene reis met zijne makkers verteren; zijnde dan<br />

doorgaans zijn zeggen: men moet niet zorgen voer den morge<br />

. Dit maakte ook, dat toen hij ftierf 'er zo veel niet-over was<br />

om hem behoorlijk ter aarde te beftellen, waarom zijne goede<br />

vrienden in alle herbergen daar hij gewoon was te verkeren,<br />

daar toe opzamelingen van penningen deden. - A. Hou-<br />

BRAKEN, Schouwburg, III. D. bl. 91, 92. J. C. WEYERMANJ<br />

Leven der Schilders, III. D. bl. 258.<br />

BERGEN (GERARDUS VAN), is geweest ftads medicijne<br />

Doktor te Antwerpen; hij ftierf den 15 feptember 1583, en<br />

heeft gefchreven: 1. Continent, de Herba Panicea. 2. De Prce-<br />

fervatione £? Curatione morbi mticularis, & Calculi, typis PLA<br />

TINI, 1563. ivo. 3. De Pestis pnejervatione. Ibid. 1565. ivo.<br />

apud BELLERUM, 1587. i6mo. 4. De confultationibus Medi-<br />

corum: £f methodicce Febrium curatiovis, commentariolum.<br />

1586". ivo. J. F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 345.<br />

BERGEN (LODEWYK VAN), was in het jaar 1569, doof<br />

Prins WILLEM DEN I, aangefteld tot Onuer-Admiiaal der<br />

vloot. Meer andere Mannen van dezen naam ontmoet men<br />

in de Vaderlandje Gejchiedenisjen; onder anderen, twee gebroe­<br />

ders, JAN en KORNELIS VAN BERGEN, die zig in het.jaar 1483<br />

in dienst van MAXIMILIAAN, Rooffisch Koning, bevonden, en<br />

door wien zij, tegen FILIP VAN KLEEF, ter bewaringe van<br />

Mechelen, waar in zijn zoon FILIPS zig bevond, afgevaardigd<br />

werden. Zij volvoerden niet alleen den last, maar namen<br />

ook Vilvoorden in, en verfterkten het tegen die van Brusjel,<br />

dat in de magt van den Klevenaar was. Doch ai hun bedrijf<br />

was niet in ftaat om MAXIMILIAAN uit zijne moeijelijkheden<br />

te redden. In het jaar 1491 vindt men KORNELIS gemeld on-<br />

der die genen, welke de ftad Sluis aan de landzijde bezette-<br />

den, en in het land van Kadzant een fterk bolwerk oprigtten;<br />

dat


EERGII. QFRANCK VAN DEN) 333<br />

dat egter niet toereikende was, om de magt van den Klevenaar<br />

te fnuiken. In het jaar 1500 bevond Heer JAN VAN BERGEN<br />

zig tegenwoordig bij den doop van KAREL, naderhand Keizer,<br />

en bekend als de Vijfde van dien naam. Heer JAN VAN BER­<br />

GEN bekleedde toen de waardigheid van Afgezant des Hofs van<br />

Braband. Onder alle de gefchenken, die de vorst ontving,<br />

ivas geen van de minften het Gouden Zwaard, dat hem door<br />

dezen Heer VAN BERGEN verëerd werd. Bij de huldiging van<br />

MARGRETA, laatst weduwe van den Hertog van Savoije, als<br />

Landvoogdesfe, in 't jaar 1507, bevond hij zig onder de E*<br />

delen te Dordrecht: zo als ook een van dezo broeders, in het<br />

volgende jaar, tot een der medeuitvoerderen van den laatften<br />

wil der Landvoogdesfe aangefteld werdt, die, naar alle waar-<br />

fchijnlijkheid, Heer JAN zal geweest zijn, vermits hij, bene­<br />

vens anderen, als Raad en Kamerling der Voogdesfe, naar<br />

Engeland werdt afgevaardigd, om de dogter des Konings van<br />

dat Rijk, voor haren neef KAREL , ten huwelijk te verzoeken.<br />

In 1513 was hij een van die, welke het verbond tusfen MAXI­<br />

MILIAAN en den Hertog van Gelder, uit naam van den eerst*<br />

gemelden, ondertekenden. In 1525 werdt hij genoemd Ridder<br />

van't Gulde Vlies, waar toe KORNELIS mede, in 1501, vcrhe-,<br />

ven was, bij de ondertekening van 't verdrag, gefloten tusfen<br />

de Koninginne moeder van Frankrijk en de Landvoogdesfe der<br />

Nederlanden , dat te Breda tot ftand gebragt was. Waar uit<br />

men ziet dat hij tot de gewigtigfte zaken van het land ge­<br />

bruikt is geworden. HAR^EUS, Annales Brabant., Tom.<br />

I. fol. 520. De Excellente Kronijk van Flaanderen, fol. 208.<br />

MEERBEEK, Kronijk, fol. 3. Groot Flakaatboek, IV. D. fol. 16.<br />

EERGH (FRANCK VAN DEN), geboortig van Delft, is<br />

eerst Raadsheer geweest in het Hof van Holland, en nader­<br />

hand in den groten Raad te Mechelen, in welke ftad hij in<br />

1559 is overleden. Hij was een zoon van KLAAS FRANKENSZ.<br />

VAN DEN BERGH, die in den jare 1511 en enige volgenden,<br />

Schepen te Delft is geweest. FRANCK wordt onder de klasfe<br />

der geleerde lieden gerangfchikt. ——— Befchr. derflad Delft,<br />

in fvlio, bl. 669.<br />

B E R<br />

"


334 EERGHE. BERGHEN'.<br />

BERGHE (ELIGIUS VAN DEN), naar den tijd waar in hij<br />

leefde, voor een geleerd man gehouden, is geweest Kanun­<br />

nik prebendaat op 't Hof in den Hage. Hij Relde zig bij acte<br />

van den 23 junij 1557, borge voor Heer JOIIAN BLEECKERT,<br />

ook Kanunnik prebendaat in de domestike Kapelie van de Co.<br />

Majt. Grave van Holland. J. DE RIEMER, Befchr. van<br />

's Gravenliage, I. D.' bl. 260.<br />

BERGHEN (ANTONY VAN), is geweest Abt van St. Ber.<br />

tinus. Men leest in de Kerk van die Abtdije dit graffchrift<br />

het welk hem genoegzaam zal doen kennen: Hic jacet bonct<br />

memorie Rever. in Christ. Pater., Dominus ANTONIUS DE BERGIS<br />

primo Montis S. Maria in Burgundia, deinde S. Trudonis Leidien-<br />

fs, ty tandem hujus S. Bertini, Monafteriorum Abbas, qui obiit<br />

anno 1531, 22 januarii, poftquam huk JEdi prcefuit annis 33,<br />

menfibtts 5, diebus 26, cetatis fuce anno 76. Hij heeft gefchre­<br />

ven: Hijioridm Ordinis Equitum Aurei Velleris, a PniLirro Bo-<br />

NO, DttCiC Burgundie jjjpe. anno 14.29, infiituti. —— J. F.<br />

FOPPENS, Bibl. Belg. p. 70.<br />

BERGHEN (MAXIMILIAAN VAN) , uit een doorlugtig<br />

geflagt gefproten, is eerst geweest Deken van St. Gummarus,<br />

vervolgens Kanunnik te Mechelen, Brusfel enz., voorts Aarts­<br />

bisfchop van Kamerijk. Het volgend graffchrift in de Hoofd­<br />

kerk te Kamerijk geplaatst, zal hem voldoende aan onze le­<br />

zers bekend maken: D. O. M. S. MAXIMIEIANO A BERGIS,<br />

primo Archicpiscopo, Duci Cameracenfi, Comiti Cameralejii, Sacri<br />

Imperii Principi, qui anno M.D.LXV. Synodo Provinciali habita,<br />

Concilii Tridentini Decreta pmmts in Belgia promulgavit, deinde<br />

a Comitiis hnperii Auguftce Vindelicorum reverfus, alteram Synodum-<br />

Diocafanam habuit, Fidem Catholicam adverfus nafcentes ha-refes non<br />

minus feliciter quam firenuè tutatus eft, feditioforum hominum mo-<br />

tibus, fumma prudentia in limine compresfis. Tandon cum ex cele-<br />

bri comitatu Annce Auftriaca Philippi II, futura conjugis in Ili-<br />

fpaniam proficiscentis, ipfe Bergis ad Zomam fecesfisfet, apoplexia<br />

correptus IK, Kalendas feptembris Anno M.D.LXXX. Archiepisce-<br />

patusjui XIV, fabito occubuit, t relato huc defuntli corpore. LU-<br />

DO-


BERGHEN. BERGHEYCK,<br />

33*<br />

-jovicus DE BARLAIMONT ejus fuccesfor F. C. Tu anima, i lec­<br />

tor, bene precare. —— J. F. FCTFENS, Bibl. Belg. p. 88ï.<br />

BERGHEN (PAULUS VAN) , is te Nijmegen geboren, xvas<br />

Priester van de orden der Jefuiten, en is lange ja ;en Zende­<br />

ling in Holland geweest, het laatst te Leeuwarden in Friesland,<br />

alwaar hij is geftorvèn. Men heeft van hem: ÏBcocrlcggcnoe<br />

ï!atcchip*inu?7 geöniht te ïïoemion&e in 1666, J. F.<br />

ForrENS, Bibl. Belg, p. 939.<br />

BERGHEYCK (ARNOLD VAN), bij enigen bekend onder<br />

den naam van het griekfe koppelwoord Orydriut, het welk berg<br />

en eijck betekend; heeft zijn naam ontleend, van het kleine<br />

gehugt Bergheijck, in Braband, vier uren ten zuidwesten van<br />

Eindhoven gelegen, alwaar hij op 't einde van de XVde'of in<br />

het begin van de XVIde eeuw ter wereld kwam. Hem be­<br />

zielde van der jeugd af aan een fterke drift voor het bcoeffe-<br />

nen der fraaije ietteren; en nog maar een kind zijnde, lei hij<br />

zig'met ijver toe op de griekfe taal, waar in hij het onderwijs<br />

genoot van JAKOB MARIN, Rector in 's Hertogenbosch, en ver­<br />

volgens van RUTGER RESCIUS , Profesfor in het kollegie van de<br />

drie Talen aan het Hogefchool te Leuven. TAS, in die taal zo<br />

wel als in de latijnfe bekwaam gemaakt hebbende, ftudeerde<br />

hij in de Philofophie, en maakte 'er naar de eeuw waar in hij<br />

leefde, goede vorderingen in; vervolgens wierdt hij een tame­<br />

lijk ervaren Theologant, ingevolge het getuigenis van zijnen<br />

vriend DOMINIKUS SYLVIUS, die omtrent het jaar 1514 en ver­<br />

volgens , gemeenzaam met hem verkeerde. BERGHEYCK woon­<br />

de enigen tijd te Gent bij een Abt van St. Pieter of van Mont-<br />

Blondin, waarfchijnlijk om hem voor Schrijver of Secretaris te<br />

dienen. Hij verliet dit huis in 1530, en opende te Anguien<br />

ene fchool tot onderwijs in de fraaije letteren, waar in hij een<br />

groot aantal aanzienlijke jongelingen tot leerlingen bekwam.<br />

Zijne onophoudelijke werkzaamheid, matte zijn lighaam zoda­<br />

nig af dat zijn leeftijd 'er door verkort wierdt, en hij in 1533<br />

in den bloei van zijne jaren ten grave daalde. Wij hebben van<br />

hem: Summa linguee Grceece, utilisfima Grammaticam Grcecam au-


33


BERK. BERK. (DIRK) 337<br />

.Vieretdeels jaren moesten betaald werden; het eerfie termijn<br />

verfcheen den 8 feptember, en het Iaatfte op St. Jan van het<br />

volgende jaar, waar na het fchijnt, dat RUDOLF naar zijne Pas-<br />

torie is te rug gekeerd. Den 8 januarij 1441 , maakte de<br />

zelvde Regering een nieuw accoord met hem, waar bij zij aan­<br />

nam om hem in 't vervolg 100 guldens jaarlijks te geven. Paii9<br />

EUGENIUS DE IV. in 1443 fommige prebenden van St. Pieter te<br />

Leuven bepaald hebbende, om enige leerRoelen in de Theolo­<br />

gie en liet Kerkelijk-regt te onderhouden, verkreeg onze Dok­<br />

tor 'er ene van, en verbond zig, om jaarlijks die wetenfehap<br />

te doorlopen, zijne Iesfen op zon- en feestdagen verrigtende,<br />

ofwel op zodanige tijden, dat 'er geen andere Iesfen gegeven<br />

wierden. BERINGHEN nam dezen taak waar tot op zijn dood,<br />

welke te Leuven voorviel den 4 october 1459. Men heeft van<br />

hem. 1. Confesjicnale, fuper cap. Omnis utriusque, extra ia<br />

Pandt. £f Remisf. 2. De celebratione Misfarum. 3. De Baptis-<br />

tno £f ëjüs effettu. 4. De Mnifiro Baptismi. 5. Reportata ad<br />

Clementinas. Deze verhandelingen worden in gefchrifte be­<br />

waard bij de reguliere Kanunnikken van St. Martijn, te Leu­<br />

ven. VAL. ANDR., Bibl. Belg. p. 735. J. F. FOPPENS,<br />

BW. Belg. p. 1051. PAQUOT, Memoir. litterair. Tom. XI. p.<br />

113-115-<br />

. LERK, is de naam van een oud aanzienlijk geflagt, oir-<br />

fpronkelijk uit Kleefsland, dat zig te Dordrecht heeft gevestigd,<br />

en waar van wij aangetekend vinden: dat JAN BERK- is ge­<br />

trouwd geweest, met AGNETA VAN DUSSELDORP, wonende<br />

beide tot Emmerik, en lieten na twee zoons, HENDRIK en<br />

MATHYS BERK. HENDRIK trouwde met LUCRETIA VAN JEUKE-<br />

REN , dogter van DIRK VAN JEUKEREN en van GEESJEN FED-<br />

DERS, beide van Wezel; zij verwekten vier kinderen: WOU­<br />

TER, DIRK, ANNA en AREND BERK. —,— M. BALEN, Bt- 1<br />

fchrijving van Dordrecht, bl. 939,<br />

BERK (DIRK), de tweede zoon van HENDRIK BERK en LU­<br />

CRETIA VAN JEUKEREN, heeft ter vrouwe gehadt, ERKENRAAD<br />

VAN BERKENRODE, dogter van JAN VAN BERKENRODE, oirfpron-<br />

.II. DEEL. Y K E.


338 BERK, (DIRK) BERK. (GERRIT)<br />

kelijk van Haarlem en van EMERENTIA BISSCHOPS, van Rotter-<br />

•dam, bij wien hij zeven kindei en teelde; JUDITH, LUCRETIA,<br />

HENDRIK, JOHAN, GEROT, MATTHYS , en EMERENTIA BERK.<br />

< JVÏ. BALEN, Ibid.<br />

BERK (DIRK), oudfte zoon van JOHAN BERK en JOHANNA<br />

VAN DIEMEN , is geweest Secretaris van de Weeikamcr in<br />

1635, wierdt Griflier der Munte in 1636, Raad in 163S, in<br />

1643 Schepen, en in 1653 Burgemeester van 's Heren wegen<br />

te Dordrecht. Hij trouwde den 6 november 1635, met JOHAN­<br />

NA DE ROOVERE, dogter van POMPEJUS DE ROOVERE, Schout<br />

van Dordrecht, en van MARGARETA MUY? VAN HOLY, waar bij<br />

hij de volgende agt kinderen verwekte: 1. Een dogter geboren<br />

den 4 december 1636, ftieif kort na de geboorte. 2.. MAR,<br />

CARETA BERK, geboren den 16 januarij 1638; overleden den<br />

6 meij daar op volgende. 3. JOHANNA BERK, geboren den 10<br />

april 1659; trouwde in 1658 met Mr. ÉNGELISEF.T KETTLER,<br />

Raad van GEORG. KRISTIAAN, vorst van Oostfriesla: d; welke<br />

den 11 meij 1676 overleed, na tien kinderen bij haar verwekt<br />

te hebben. 4. POMPEJUS BERK. 5. JOHAN BERK, vroegtijdig<br />

geflorv-n. 6. JOHAN BERK, die volgt. 7. MARGARETA BERK,<br />

geboren den 7 meij 1646; trouwde in feptember 1677 met<br />

PIETER LIENS, Bailjuw en Dijkgraav van Oud- en Nieuw Vos-<br />

maar, die bij haar een zoon mét name ADRIAAN verwekte.<br />

8. DIRK BERK, jong overleden. M. BALEN, M fupra,<br />

bl. 942. ' 1<br />

BERK (GERRIT), derde zoon van DIRK BERK en ERKEN-.<br />

RAAD VAN BERKENRODE , is Secretaris geweest van de Admira­<br />

liteit te Rotterdam; hij huwde met LIDIA VAN DIEMEN, dog­<br />

ter van PIETER VAN DIEMEN ent van MARGARETA VAN BEAU­<br />

MONT, bij wie hij_negen kinderen verwekte: 1. MARGARETA<br />

BERK, getrouwd met PIETER BASELIERS,' te Middelburg. 2.<br />

DIRK BERK, in 1640 Raad in de Vroedfchap te Dordrecht,<br />

ongehuwd .overleden: 3.. EMERENTIA BERK. 4. EMERENTIA<br />

BERK.,; 5. JAKOB BERK. 6. JOHANNA BERK. 7. LUCRETIA<br />

BERK ,• getrouwd geweest met Mr. WALTHERUS VAN DER POOR-<br />

KuS TE,


BERK. (HÜYBERT) BERK. (JOHAN) 3 3g<br />

«•E, welke drie kinderen bij haar verwekte. 8. JAKOS BERK,<br />

p. ERKENRAAD EERK. M . BALEN, ut fupra, h\. 94.4.<br />

BERK (HUYBERT), de twede zoon van MATTHYS BERK<br />

en WILHELMJNA TAK, trouwde te Middelburg in Zeeland, aan<br />

JAKOMINA SCHOONENBOOM , en verwekte bij haar agt ktude-<br />

jen: JAKOMINA, WILHELMA, MARIA, ANNA, JAKOB, HUY-<br />

.BERT, MATTHYS en JOHAN BERK. . M . BALEN, ut fupra,<br />

bl. 950.<br />

BERK (JOHAN), de twede zoon van DIRK BERK en van<br />

ERKENRAAD VAN BERKENRODE; wierdt in 1607 fubftimit Se­<br />

cretaris, in 16T3 Griffier der Munte in Holland, en in 1622<br />

Schepen'en effectief Secretaris van de Weeskamer , in 1633<br />

Thefaurier , en in 1650 Burgemeester der Rad Dordrecht. Den<br />

15 meij 1607 , trouwde hij met JOHANNA VAN DIEMEN, dogter<br />

Van JAN VAN DIEMEN en 'van MARGARETA VAN BEAUMONT, bij<br />

wien hij agt kinderen verwekte: 1. Mr. DIRK BERK. 2. JA­<br />

KOB BERK. 3. EMERENTIA BERK, welke den 29 feptember<br />

1638 huwde met 'KRISTIAAN SNELLEN, Heer van Werkendam.<br />

4. MARGARETA BERK, trouwde.den 12 oclober 1640 met JO­<br />

HAN HALLINCQ, die eerst Raad, vervolgens Schepen, en in<br />

1664 en 1668 geweest is Burgemeester der ftad Dordrecht.<br />

5. LUCRETIA BERK, jong overleden. 6.' LYDIA BERK, insge­<br />

lijks. 7. Nog ene LUCRETIA , mede zeer jong geftorvèn. 8. ER­<br />

KENRAAD BERK, den 27 februarij 1646 getrouwd met Mr. JO­<br />

IIAN REPELAAR. M . BALEN, ut fupra, bl. 941.<br />

BERK (JOHAN), zoon van DIRK BERK en JOHANNA DE<br />

ROOVERE, geboren den 28 augustus 1643, is geweest Contra-<br />

Tolleur van de convoijen en licenten te Hoorn; is tweemalen<br />

getrouwd geweest; voor 'teerst, op den 15 meij 1668 met<br />

zijne nigte JOHANNA SNELLEN, dogter,van JAN SNELLEN en<br />

EMEPENTIA BERK, bij wie hij twee dogters heeft verwekt,<br />

JOHANNA en EMERENTIA BERK; zijne twede vrouwe was MAR­<br />

GARETA MASIER , bij wien hij geene kinderen heeft verwekt.<br />

——— M . BALEN, ut fupra, bl. 944,<br />

Y 2 BERK


340 BERK. (JOHAN)<br />

BERK (JOHAN), eerfte zoon van MATTHYS BERK en van<br />

WILFJELMINA TAK, is te Dordrecht geboren in 1635. Hij be­<br />

kleedde in zijne vaderftad van de jaren 1591 af tot in 1622<br />

ïngefloten, de aanzienelijke waardigheden van Secretaris',<br />

Schepen, Penfionaris enz. In 1607 Penfionaris zijnde, werdt<br />

hij benevens JAKOB VAN MALDEREN, bekledende de plaats van<br />

den eerfte Edele in Zeeland, als buitengewoone Gezanten naar<br />

Engeland, gezonden; zij deden aan Koning JAKOB, die van<br />

den Staat der Verenigde Gewesten nader berigt verlangde, bre­<br />

de opening beide van de" magt en inkomften, die thans om­<br />

trent tien millioenen in 't jaar beliepen, en van de lasten van<br />

den Staat; vertonende tevens, hoe veel 'er naar 't oirdeel<br />

van WILLEM DEN I, Prinfe van Oranje, en van den Raad van<br />

Staten, te kort fchoot, om den oorlog met hoop van enen<br />

goeden uitflag, te konnen voortzetten. De Koning gaf hun<br />

met algemene bewoordingen te verftaan, dat hij de zaak zij,-<br />

ner Bondgenoten ter harte zou nemen; dan gaarne zou hij ge­<br />

zien hebben, dat zij geen verdrag begerende te fluiten naar<br />

zijnen zin, nog enigen tijd in oorlog gebleven waren. Hij<br />

bevroedde ligfelijk, dat hier van zijn eigen veiligheid en de<br />

behoudenis van Ierland, grotendeels afhing, zo lang hij zig<br />

niet nader verbonden hadt met Spanje; doch hij begreep te­<br />

vens, dat het den Staten meest ontbrak aan geld, welk hij<br />

hun tot nog toe, nimmer verftrekt hadt, en ook tegenwoordig<br />

niet wist te bekomen; hij zag derhal ven wel, dat het hem<br />

kwalijk voegen moest, te raden tot den oorlog. Naderhand<br />

bekleedde de Dordfe Penfionaris nog andere gezantfehappen,<br />

als naar Denemarken, Engeland en de republijk van Venetien.<br />

Hij is tweemalen getrouwd geweest, het eerst met ERKENRAAD<br />

VAN BERKENRODE, weduwe van zijnen neef DIRK BERK; de<br />

twede was MARIA BOTSEN, dogter van Dr. KORNELIS BUYV<br />

SEN, Schepen te Breda en Lijfmedicus van Prinfe MAURITS<br />

van Oranje, en MARIA MANEKOPS. Bij de eerfte vrouw heeft<br />

hij vier kinderen verwekt, als: 1. MATTHYS BERK. 2. Do-<br />

SOTHEA BERK, getrouwd met JOSEF KOEIMANS. 3. HUYBERT<br />

BERK, Ridder van St, Markus en Kapitein te Venetièn, nader­<br />

hand


BERK. (JOHAN) BERK. (MATTHYS) 341<br />

band Schepen te Dordrecht, is den 26 meij 1645, ongehuwd<br />

overleden. 4. AGNIETBERK, is getrouwd geweest met PIETEK.<br />

VAN DER BURG, Schepen en Secretaris te Middelburg in Zee­<br />

land. Hij ftierf den 17 augustus 1627, oud zijnde 62 jaren<br />

en ruim 3 maanden; zijnde in de piaats zijner geboorte in het<br />

familiegraf van BERK begraven. Onder zijne afbeelding, uit<br />

wit Italiaans marmer gehouwen, leest men dit onderfchrift:<br />

Ouod es fut, futn quod eris. En op een zwarte Dinantfche voet-<br />

ftenen tafel, in vergulden letteren. Hicjitus eft, Vir genen<br />

nobiiis, fed animo virtuteque nobilior, JOANNES BERKIUS, J. C.<br />

in Urbe hac natali Ann. XXIII. Primus a Conjiliis, Syndicus &?<br />

o Secretis. Dumque Munia hcec obiit Pnepuentkm Feederatx<br />

Belgkat Ordinum ter ad Reges legatus; bis ad ferenisfimum Mag-<br />

ms Britannia Regem JACOEUM. A quo virtutis ergo, Eques au-<br />

tatus creatus eji. Atque iterum legatus ad CIIRISTIERNUM IV.<br />

Dania Regem. Postea autetn in Hollandia Curia Senator def.gna-<br />

tus. Et ad Serenisjimam Venetorum Rempub. legatus prcpe per<br />

quinquennium. Unde Patrice fuorum amore diu dejiderata, fcepius-<br />

que postulata redeundi accepta potestate vin Aug. An. M.DC.XXV1L<br />

Redux. Jucunda Liberorum amicorumque gratulatione, fummoque<br />

Civium applaufu, exceptus. (Heu breve gaudium) die xvm ejus-<br />

dem Menfis Ingenti fuorum ac Civium moerore terras reliquit. An-<br />

nos natus_ LXII. Menfes III. Dies XV. M. BALEN, Be­<br />

fchrijv. van Dordrecht, bl. 134, 135. 945. WAGEN., Vad. Hifi.<br />

IX. D. bl. 274, 275.<br />

BERK (JOHAN), zoon van MATTHYS BERK en ALIDA DE<br />

ROOVERE, is opvolgelijk Schepen, Secretaris en Penfionaris<br />

gedurende de jaren 1650 tot 1655 ingefloten, van de ftad<br />

Dordreclit geweest; hij trouwde met LUCRETIA RUISCH, doch<br />

verwekte bij haai- geene kinderen. — — M . BALEN, ut<br />

fupra, bl. 949.<br />

BERK (MATTHYS), oudfte zoon van Ridder JOHAN BERK<br />

en ERKENRAAD VAN BREDERODE , is ook Ridder geweest en<br />

Vrijheer van Gcdjchalk-Oird, voorts Schepen, daar na Secre­<br />

taris en eindelijk in 1634, Penfionaris der ftad Dordrecht; hij<br />

Y 3 trouw-


3 + 2 BERK. (POMPEJUS)<br />

trouwde met ALIDA DE ROOVERE , dogter van POMPEJUS DS<br />

ROOVERE, Schout van Dordrecht en MARGARETA MUYS VAN<br />

HOLY, bij wien hij negen kinderen heeft verwekt: i. ERKEN­<br />

RAAD BERK , vroeg overleden. 2. MARGARETA BERK, ge­<br />

trouwd met Mr. JOHAN VAN DER BURCH, Heer van Niemands-<br />

vriend , Burgemeester te Dordrecht.. 3. Mr. JOHAN BERK.<br />

4. ERKENRAAD BERK, jong overleden. 5. ERKENRAAD, jong<br />

overleden. 6. ANNA BERK , jong overleden. 7. AREND<br />

BERK, jong overleden. 8. POMPEJUS BERK. 9. ERKENRAAD<br />

BERK , trouwde voor de eerftemaal met Mr. ADRIAAN SNOUK<br />

in 1667, Veertig der ftad Dordrecht, voorts Welgeboren of<br />

Mansman van den Hove en Hoge Vierfchaar van Zuidholland;<br />

en voor de twedemaal, met HUGO VAN ARKEL , Burgemeester<br />

en Bailjuw van Schoonlioven. ——— M. BALEN , ut fupra,<br />

bl. 948.<br />

BERK (POMPEJUS), jongfte zoon van MATTHYS BERK<br />

en ALIDA DE ROOVERE, is opvolgelijk Agt, Schepen, Veer­<br />

tig en Burgemeester der ftad Dordreclit geweest; voorts Dijk-<br />

graav van Mijns-Heren Land van Moerkerken , Goudfclialkoird en<br />

Hoogheemraad van de Alblasferviaard, Gecommitteerde in de<br />

Admi aliteit te Rotterdam, en meermalen ter vergaderinge van<br />

de Staten van Holla-id. In de verfchillen tusfen de Regering<br />

der ftad Dordreclit en Prins WILLEM DE III, hieldt POMPEJUS<br />

de zijde van den Stadhouder. Dit verfchil hadt zijne oirfprong<br />

over het maken van ene nominatie van Agten; om hier van<br />

enig begrip te geven, achten wij niet ondienftig onze lezers<br />

te berigten: dat voor de revolutie van het jaar 1795, de<br />

Vroedfchap of Oudraad te Dordrecht uit 40 perfonen beftond,<br />

bij welken nog agt wierden gevoegd, die door den Stadhouder,<br />

uit een driedubbel getal, welke door de Gildens plegen be­<br />

noemd te worden, verkoren werden, of om op zig zeiven,<br />

of liever nevens de 40 Raden, de Gemeente te verbeelden;<br />

voorflagen te doen ter verbetering der ftad, en te ftemmen in<br />

de verkiezing van Burgemeesteren. Zij droegen den naam van<br />

Goede Luiden van Agten, en bragten famen twaalf ftemmen<br />

• . uit,


BERK. (POMPEJUS) , 3 4 J<br />

uit, om dat zij in oude tijden uit twaalf "perfonen, plagten te<br />

beftaan. De Öud-Purgémééstérs,<br />

bij gefchrifte verwittigd zijnde van de ongeregeldheden* die<br />

hunnes oirdeels, in 't doen der nominatie begaan was, dagt dé<br />

Prins, als Stadhouder het regt te hebben, om tot onderzoek<br />

ene kommisile uit het Hof van Holland naar Dordrecht té zen­<br />

den , dan de Regering van de ftad het vol houdende, moestert<br />

zij tot tweemalen toe onvérrigter zake naar 'f Hage te rug ke­<br />

ren. Doch Prins WILLEM ZO gemakkelijk zijne hèerszugtigé<br />

inzigten niet latende varen, wist na ingenomen advijs van het<br />

Hof, waar van de meeste leden van zijne hand vlogen, het<br />

zodanig te beleggen j dat niettegenftaande de zaak voor de<br />

Staten was gebragt, 'er ten derdenmalen ene Commisfie van<br />

drie Raadsheren en 's Hofs Griffier naar Dordrecht werdt ge­<br />

zonden; en tegens dé wille en het genoegen der Regering<br />

aan, het voorgenomen onderzoek deden, en het zodanig be-<br />

leiden, dat de Stadhouder volkomen zijnen zin kreeg. Indien<br />

rnen het beloop der voorafgegane zaken, welke door 's lands<br />

Ge chiedfchrijvers van dié tijd më.ie^eJeeld wordénj met aan-<br />

dagt gadeflaat, zal men zonder vermetel te zijn, natuurlijk<br />

moeten befluiten, dat de voorgewende ongeregeldheden,- en<br />

het doen der nominatie tot de verkiezing der Goede Lidden van<br />

Agten te Dordrecht, enkel een opgeworpen balletje was; om<br />

het bepaalde ontwerp van WILLEM DEN III, ten einde zig<br />

van fommigé Regenten, die eed en pligt betragtehde, niet<br />

in alle zijne maatregelen wilden treden, uit den wég té rui­<br />

men; want kort geleden, hadt hij op ene willekéurige wijze<br />

liegen leden d é hem niet aangenaam waren, uit de Vroed­<br />

fchap te Utrecht ontzet, en afhangelingen van hém daar voor<br />

in de plaats aangefteld; en zo als hij te Dordrecht gehandeld<br />

hadt, deedt hij omtrent gelijktijdig ook te Leijden, verkiezen­<br />

de vier perfonen tot Schepenen * buiten de noniinitie. Somï<br />

'4 -, mi


344 BERK. (NIKLAAS VAN)<br />

migen verhalen, dat de Raadpenfionaris FACEL, geen genoe­<br />

gen fchepte in 't gene zijne Hoogheid te Dordrecht onderno­<br />

men hadt, en dat de Prins hier toe voornamelijk aangezèt ge­<br />

weest was, door den Here VAK HALEWYN, die op eigen be­<br />

vordering bedagt, Burgemeester ARENT MUYS VAKHOLY, op<br />

wien zijne Hoogheid misnoegd was, om dat hij in gemoede,<br />

fterk voor 't Beftand geijverd hadt, zogt te doen ontzetten<br />

van de Regeringe; en die voor zig zei ven op 't Raadpenfiona-<br />

ïisfchap zou gevlamd hebben;- ook voegt men hier bij, dat<br />

MUYS ftaat gemaakt hadt, dat hij door WILLEM vastgehouden,<br />

en naar Loeveftein gevoerd geworden zou zijn, en dat. hij zig<br />

des getroost zou hebben, indien 't gebeurd ware ; doch of<br />

men dit niet dorst wagen, is onzeker; doch vast gaat het eg­<br />

ter, dat MUYS, ter voldoening van wraak, het volgende jaar<br />

uit de Regering wierdt gezet.<br />

Wij keren na dezen uitftap te"rug, tot POMPEJUS BERK, om<br />

te berigten, dat hij is getrouwd geweest met zijne nigte, MAR­<br />

GARETA DE ROOVERE, dogter van PIETER DE ROOVERE, Here<br />

van Hardinxvelt, Bailjuw van Zuidholland, en van SOPHIA DE<br />

BEVEREK, bij wien hij tien kinderen heeft verwekt. .<br />

Negociat. du Comte D'AVAUX, Tom. IV. p. 115. 117. 121. 123.<br />

248. 307. Tom. V. p. 232. WAGEK., Vad. Hift. XV. D. bi.<br />

2S9--27S). M. BALEN, Befchrijving van Dordrecht, bl. 950.<br />

BERK (NIKLAAS VAN) , lid der Regering van de ftad Ut­<br />

recht, was in 1608 een der Gemagtigden, om in 's Hage met<br />

SPINOLA en de vier andere Spaanfe Gezanten, over het fluiten<br />

van ene vrede of beftand te handelen; in 1611 werdt hij uit<br />

het lid der Gekorenen ontflagen, en zedert buiten bewind ge­<br />

houden, tot in 1618, wanneer Prins MAURITS hem na 't af­<br />

danken der Waardgclders de Utrechtfe Regering veranderende,<br />

hem in Rijzenherg tot Burgemeester aanftclde. In 't jaar i6i9<br />

wierdt VAN BERK onder de befchuldigers geteld, die tegens OL-<br />

DENBARNEVELT en UITENBOGAARD getuigden; dan deze Iaatfte<br />

heeft hem op de voldoenendfte wijze wederlegd, en middag­<br />

klaar getoond, dat BERK zig zei ven heeft tegengefproken. In<br />

de


BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAK) 3.-5<br />

de Historie der Regtspleging van OLDENBAP.NEVELT , leest<br />

men, dat deze BEEK ellendig is overleden, en dat zijn affter-<br />

ven, kort voor de uitdaging van UITEKBOGAARD , voor Chris­<br />

tus regterftoel, dus jammerlijk zou gevolgd zijn. Leven<br />

van UrTENBOGAARD, bl. 253. BRANDT, Hiftorië der Regtsple­<br />

ging bl. 322. WAGEN:, Vad. Hifi. IX. D. bi. 321. X.<br />

D. bl. 234. 349- 352.<br />

BERKEL of BERCKEL (ENGELBERT FRANCOIS VAN),<br />

Broeder van PIETER JOHAK VAK BERCKEL , Raad en Burgemees- 1<br />

ter van Rotterdam, en eerfte Gezant van de Bataaffe rèpuBlijk bij<br />

de verenigde Staten van Noord-Amerika, is géboren te Amfteldam<br />

den 8 oclober 1726, uit een aanzienlijk Hollands geflagt. Hij hadt<br />

tot vader ENGELBERT VAN BERCKEL, die geweest is Burgemees­<br />

ter en Hoofdofficier van Amftels grote koopftad, en Bewind­<br />

hebber der Oostindifche kompagnie aldaar; zijne moeder ene<br />

afftarrimèling van de aloude familie der HOGÈNDORFEN, droeg<br />

de voornamen van THEODORA PETRÓNELLA. VAN BERCKEL<br />

©effende zig in de grondbeginzclcn der letterkunde en talen •<br />

aan de latijnfe fcholen van zijn vaderftad, en maakte daar in<br />

fpoedig zodanige vorderingen, dat hij nog zeer jong naar het<br />

Hogefchool va^ Utrecht trok, om zig aldaar verder in het be­<br />

oeffenen der fraaije letteren en wetenfehappen te bekwamen.<br />

Ook ftudeerde hij met zo veel ijver en noeste vlijt in de<br />

regtsgeleerdheid, dat hij met een üitftekenden roem, op den<br />

15 augustus 1748 tot Doktor in beide de regten wierdt gepro­<br />

moveerd. Hier op verkoos hij 's Hage tot zijn woonplaats,<br />

ten einde aldaar voor de Hoven van Juftitie de praktijk uit te<br />

oeffenen. Het duurde ook niet lang, of VAN BERCKEL maakte<br />

als Advokaat veel opgang, beijverende zig ongemeen om zijne<br />

Cliënten wel te dienen, en daar bij ene proefhoudende eer­<br />

lijkheid in agt nemende. De fnipperuren, die hem van zijne<br />

praktijk overfeboten, befteedde hij met de uiterfte nauwgezet­<br />

heid om zig verder niet alleen in de regtsgeleerdheid, maar<br />

ook in de ftaatkunde te bekwamen, in welke beide vakken,<br />

men getuigd vindt, dat hij zeer ervaren was en uitgemunt<br />

Y 5 heef.


3 46 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />

heeft. Ook wierdt zijn naam hier door beroemd, zo dat dé<br />

Regeerders van Amfteldam. hem in augustus 1762, tot haren<br />

Penfionaris aanftelden, in welken zwaarwigtigen post, diéniet<br />

zonder onaangenaamheden en hindernisfén voor hém is ge­<br />

weest, doch daar hij zig altoos met mannenmoed heeft doorge­<br />

worfteld, hij is verbleven tot in 't laatst van feptember 1787<br />

als wanneer hij kort na de voorgevallene revolutie, daar voor<br />

heeft bedankt.<br />

Een ieder die geen vreemdeling in 's lands gefchiedenisfen<br />

is, weet, dat wanneer in 1778 de Noord-Amerikaanfe Staten<br />

door Frankrijk voor een onafhangelijk Gemenebest waren ver-<br />

klaard, en een verdrag met het zelve hadden gefloten, deze<br />

nieuwe Republikeinen ook zogten, onze Gewesten, door een<br />

verbond van vriendfehap en koophandel aan zig te verplig-<br />

ten. WILLIAM LEE, werdt tot dien einde als hun Gezant her­<br />

waarts gezonden, om daaromtrent voorflagen te doen, welke<br />

daar van opening deedt aan den Amfteldamjen kooprnan JAN<br />

DE NEUFVILLE, welke hier van kennis gaf aan Burgemeesteren<br />

van die ftad. Dezen begrepen, aan de ene zijde, dat het on-<br />

moogiijk was, dewijl de Noord-Amerikanen , door Engelandj<br />

niettegenftaande de toenmalige onderhandelingen tot ene ver­<br />

zoening, voor geen onafhangelijk volk erkend waren, enig<br />

voorftel ter vergadering van de Staten van Holland, tot het<br />

aanvangen van eigenlijke onderhandelingen over dit ftuk -te<br />

doen; doch zij hielden zig van de andere zijde, niet min o-<br />

vertuigd, dat het, uit overweging der dagelijks toenemende<br />

naijver, ten aanzien van den handel en zeevaart dezer lan­<br />

den, hun onvermijdelijke pligt was, van de openingen dooi­<br />

den Amerikaan/en Kommfsfaris gegeven, zodanig een gebruik<br />

te maken, als de gefteldheid van zaken gehéngde en in hun<br />

vermogen ftondt. Overeenkomftig hier mede, gelastten Bur­<br />

gemeesters hunnen oudften Penfionaris, onzen VAN BERCKEL,<br />

om aan LEE te verklaren: „ dat bijaldien de aangevangene<br />

„ onderhandelingen tusfen Engeland en Noord- Amerika * geen<br />

„ uitfluitende bedingen ten nadele van de Republijk zouden'<br />

„ hebben, Burgemeesters als dan van hunne zijde, zo dra de<br />

„ ön-


BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) , 4 7<br />

'„ onafhangelijkheid van Noord-Amerika, door Engehnd erkend<br />

„ zou zijn, alles zouden aanwenden, wat in bun vermogen<br />

„ was, om het ommercie-tractaat, zo ah het zelve dan ont-<br />

„ worpen en goedgekeurd zoude zijn, bij de verdere Bondge-<br />

„ noten tot vastheid te helpen bre gen." Ook was door VAN<br />

Br.RCit-.i- nrct kcnn!« van Burgemeesteren, JAN DE NEUFVILLE<br />

te werk gefield, om cc handelingen met WILLIAM LEE voor;<br />

tc zetten, ei ttfit fenzelven een ontwerp van een commercie-<br />

trafiaat linten tc ilelUm, het welk zo dra de erkentenis van<br />

de oiunia'igelijkheid der Amenkoanfe Staten door Engeland, daar<br />

zou mopen zijr., tot een voorwerp van overweging der Staten<br />

van Htll&nd, dcor es Regering van Amfteldam zou kunnen<br />

woorden voorhield. Dan ene zeer onvoorziene gebeurtenis,<br />

deed dit geheim ten tweden jare aan den dag komen. HENRY<br />

LAUKÜMS namelijk, gewezene Voorzitter van het Amerikaaife<br />

Congres, uit Amerika herwaards overilekenJe, wierdt door een<br />

Engels fregat genomen, en fchoon hij een doos me: papie;en<br />

over boord hadt geworpen, wierdt dezelve door de Engelfen<br />

opgevist, doordien bij mangel van geen genoegzaam lood daar<br />

aan gehangen te hebben, de doos te ligt was om te kunnen<br />

zinken, en het was in deze doos dat men onder meer andere<br />

papieren, ook de onderhandelingen van JAN DE NEUFVILLE<br />

met WILLIAM LEE vondt.<br />

Bijster veel gerugt maakte deze zaak in' Engeland, en het<br />

martelde aan de zijde van deszelvs Staatsbefiier, aan geen<br />

zwue klngten en bittere verwijten tegens de Verenigde Gewes­<br />

ten cn derzelvex Bcftui;rdcrs; men wilde daar aan de gedaante<br />

der misdaad van gekwetfte Majefteit des Konings van Enge-<br />

tnd ..f.-un, en at« éne famenfpanning met de wederfpannelin-<br />

gen der Bri'fe krone doen voorkomen. Hadt Amfteldam van<br />

den aanving der onkwen af aan, zig minst naar de imzigten<br />

var, /Iij.-i'-nu wi len Ichikken, de Regeerders dier ftad kon<br />

aten DU brandmerke- als aan ene hoofdmisdaad fchuldig, cn<br />

dt ft '-Sajing eniger leden, onder bedieiging van enen oor­<br />

log vorderen. VAN'PERCEEL hoepel hij klaarblijkelijk, flegf.-<br />

als Minister de bevelen zijner principalen hadt volvoerd,<br />

•,. ; •. M; wieidt


34.8 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />

wierdt egter perfoneel het voorwerp, tegen 't welk de ver­<br />

gramde Stadhouder en het Engelfe Minifterie, hunnen vuiien<br />

zwadder uitfpuwden. YORKE de Engelfe Gezant, leverde<br />

op den 10 november 1780, een vertoog in ter vergadering<br />

van Hun Hoog Mogenden, waar in ene opftapeling van al<br />

wat nijd en tomeloze kwaadaartigheid kan verzinnen, was<br />

te vinden. Ook wierdt onder anderen, van wegen den En­<br />

geljen Koning niet minder geëist: ,, dan dat de Penfionaris<br />

„ VAN BERCKEL en deszelvs medepligtigen, openbaar zouden<br />

geftraft worden, als verftoorders van de algemene rust en<br />

„ fcheurers van het regt der volken." Men vondt 'er zelvs<br />

hier te lande, zo fel op den Penfionaris en die verder de<br />

hand in deze zaak gehad hadden, gebeten, dat zij beweerden:<br />

niets beters te kunnen uitdenken, dan die genen, welke<br />

„ deel hadden in het beramen van dit Rrafwaardig ontwerp,<br />

„ naar Engeland over te zenden, op dat de Koning naar wel-<br />

gevallen, met die fchuldigen mogt bandelen." Die inboe­<br />

zemingen , zulke, en foortgeüjke verregaande gezegdens, wa­<br />

ren voorlopers van 't gene YORKE verder in de gemelde me­<br />

morie aan Hun Hoog Mogenden inbragt; want naar gewoon­<br />

te 's Konings vriendfehap jegens deze Gewesten, tot walgens<br />

toe opgevijzeld, en den natuurlijken vijand van beiden, gelijk<br />

hij Frankrijk noemde, op 't hatelijkst afgefchilderd hebbende,<br />

vaart hij op dezen heftigen en dreigenden toon, dus voort:<br />

„ Reeds een geruimen tijd geleden, hadt zijne Majefteit on-<br />

„ telbare aanduidingen gehadt, yan de waarlijke oogmerken<br />

„ ener tomeloze Cabale. Maar de papieren van den Heer<br />

„ LAURENS , zogenaamd Voorzitter van het voorgewend Con-<br />

s, gres, hebben de ontdekking gedaan vaneen complot, waar<br />

„ van geen voorbeeld té vinden is in de jaarboeken van de<br />

„ Republijk. Het blijkt uit deze papieren , dat de Heren<br />

„ van Amfteldam reeds in de maand augustus des jaars 1778,<br />

„ ene heimlijke verftandhouding hebben aangevangen met de<br />

„ Amerikaanje Weerjpannelingen, dat 'er lastbrieven en volmag<br />

„ ten door hun zijn afgegeven, betrekkelijk tot het fluiten<br />

„ van een verbond van onverbrekelijke vriendfehap met die<br />

„ Weer-


BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) 349<br />

Z Weerfpannigen , fchoon onderdanen van een Souverein,<br />

„ met wien de Republijk, door de dierbaarfte verbintenisfen<br />

„ op 't nauwst verbonden is. Dat de aanleg gers van dit com-<br />

„ plot 't niet lochenen, maar integendeel erkennen, en het<br />

„ fchoon vrugteloos tragten te regtvaardigen. Het is in deze<br />

„ omftandigheid , dat zijne Majefteit, zig verlatende op de<br />

„ billijkheid van hun Hoog Mogenden, ene uitdrukkelijke af-<br />

„ keuring vordert van een gedrag zo onregelmatig, en niet<br />

„ minder ftrijdig met hunne geheiligdfte verbintenisfen, dan<br />

met de grondwetten van de Republijk. Op gelijke wijze eist<br />

„ zijne Majefteit ene fpoedige voldoening, geëvenredigd aan<br />

„ de belediging, mitsgaders dat de Penfionaris VAN BERCKEL, en<br />

„ diens Medepligtigen, openbaar worden geftraft, als verjioorders<br />

van de algemene rust en /dienders van het regt der volken. Zijne<br />

„ Majefteit houdt zig verzekerd, dat 't antwoord van hun Hoog<br />

„ Mogenden fpoedig, en, in alle opzigten , voldoende zal<br />

„ zijn. Maar, zo het tegendeel mogt gebeuren, zo hun Hoog<br />

Mogenden weigerden te voldoen aan een zo regtmatig ver-<br />

„ zoek, of 't zelve met ftilzwijgen tragten te leur te ftellen,<br />

„ 't geen als een weigering zal aangezien worden. In dat ge-<br />

„ val, kan de Koning niet anders doen dan de Republijk aan-<br />

„ zien als goedkeurende de aanflagen, die zij weigert af te<br />

„ keuren, en te Rraffen. Door dusdanig een gedrag zal de<br />

„ Koning zig gedrongen vinden tot het nemen van die maat-<br />

„ regelen, welke de handhaving van zijne waardigheid, en<br />

„ der wezenlijke belangen zijn's volks, van hem vorderen."<br />

Met zuik een hoon en aantijginge bezwaard, Heet VAK<br />

BERCKEL den volgenden winter, zijner onfchuld zig ten vollen<br />

bewust, oirdeelde hij het geleden ongelijk niet langer te moe­<br />

ten verkroppen. Op den 4 meij 1781, vervoegde hij zig met<br />

een uitvoerig vertoog, de kenmerken van zijne' kunde en braaf­<br />

heid dragende, bij de Staten van Holland, verzoekende om vrij<br />

gefproken te worden vart dien laster: „ Wel hadt hij, die.<br />

„ reeds omtrent negentien jaren, als Penfionaris van AmjieU<br />

„ dam, de vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden bijge-<br />

j, woond hadt, opgemerkt, dat de leden der Hoge Regeringe<br />

„ den


350 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS vu;)<br />

„ don buitenfpcrigen Rap des Engeljen Ridders, met ftilzw-L<br />

„ gen en veragting, hadden beantwoord, en was hij ook ge-<br />

„ negen geweest die zaak op de zelvde wijze te behandelen-<br />

„ maar zig van alle perfonen, in YORKS vertoog voorkomen-<br />

„de, aileen met name genoemd en bechreven vindende als<br />

„ boven- aiie fchuldig, en het hoofd van een complot, be-<br />

» greep hij, na rijpen rade, zo verregaand ene kwetzing<br />

„ van zijne eer niet te kunnen gedogen, en verpligt te zijn,<br />

„ zig voor 't gemeen en de nakcmeiingfchap, bij welke hij be-<br />

„ ledigd was geworden, van zodanig een laster, hoe eer hoe<br />

„ beter, te moeten" zuiveren; ene handhaving van zi'men<br />

„ naam te noodzaakiijker geworden, dewijl men' na de uitga-<br />

„ ve van dat fchendend vertoog, niet hadt nagelaten, aileiiei<br />

„ nadelige gerugten , ten zijnen opzigte uit te firoijen, en<br />

,, zelvs in de nieu «papieren te verfpreiden. Reeds voor<br />

„ lang zou hij zig ten. dien einde bij Hunne Ed. Groot Mog.<br />

„ vervoegd hebbben, dan hij hadt den uitflag hunner raad.<br />

« piegingen willen afwagten; in welken tusfentijd YORKE op<br />

„ nieuw ce fti afoeffening, onder zeer fterke en gants onge-<br />

„ hoorde bedreigingen voiderde " Voorts betuigd den Pen­<br />

fionaris r „ dat hij na ene bedaarde overweging, het tot be-<br />

„ reiking van zijn oogmerk het best hadt geoirdeeld, zig bij<br />

„ Hunne Ed. Groot Mog. te vervoegen, om aan de ene zijde<br />

„ op de overtuigendfte wijze te doen zien, dat hij zig geen-<br />

„ zins aan het ftrengile onderzoek van zijne daden en gedrag<br />

„ poogde te onttrekken, indien tegen alle verwagting, door<br />

„ deze of gene befcheiden, van wegens den Engeljen Staats-<br />

„ raad ingeleverd, Hun Ed. Groot Mog. in 't begrip mogten<br />

„ gevallen wezen, dat er zelvs maai- enige fchijn was voor<br />

„=de gegrondheid. der befchuldigtng door den Ridder YORKE<br />

„ .tegen hem a 1<br />

gegeven; of aan de andere zijde, bij ontftente-<br />

„ tenisfe van dusdanige bezwarende befcheiden, van Hun Ed.<br />

.„ Groot Mog., zodanig ene verklaring van zijne onfchuld<br />

„ verwerven, als hem tegen a !e vermoedens kon dekken. Te<br />

„ meer hadt hij tot het doen van dezen ftap befloten, dewijl<br />

„ hij zig verzekerd hieldt, dat de bekende biihjkheid van Hun<br />

., Ed.


BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) %\<br />

„ Ed. Groot Mog. geenzins kon toelaten, de nodige ordres<br />

„ niet te Rellen, om een Min'ster van een der aanzienlijkfte<br />

„ fteden van Holland behoorlijk te regt te doen Rellen om<br />

„ ten voorbedde van andeien, geRraft te worden, indien hij<br />

„ daden gepleegd of vermoedens gewekt hadt, van zig zover-<br />

„ re te buiten gegaan te hebben als hem wierdt. ten laste ge^<br />

„ legd; of wel, in tegendeel, dat Hunne Ed. Gr. Mog. an-<br />

,, derzins geen zwarigheid zouden maken, hem.ene verjaring<br />

*„ van onfchuld te verlenen, welke hij, in den bijzondei en za-<br />

„ menloop van omftandigheden, waar in deze zaak zig be-<br />

3, vondt, met des te meer regt fcheen te mogen vorderen om<br />

„ dat zijne befchuldigers buiten het bereik van de ordinaris<br />

„ JuRitie dezer landen gefield zijnde, hij in de onmooglijkheid<br />

„ was,.om, door dat middel, ene behoorlijke voldoening,<br />

„ wegens die belediging te kunnen verwerven. -<br />

' Het was dan<br />

op deze gronden, dat hij ten flotto verzogt: „ dat in 'tenRe<br />

„ geval, de befcheiden ten fpcedigften mogten overgezonden<br />

„ worden aan den Hoofdofficier der 'Rad Amfteldam, om het<br />

„- regt van de Hoge Overheid desaangaande tegen hem te kun-<br />

„ ren waarnemen, en aan hem aldus de gelegenheid te ver-<br />

„ fchaffen, om zijn gefchonde eer, voor "t oog der gantfe we-<br />

„ reld, door middel van de ordinaris JuRitie te kunnen ver-<br />

„ dedigèn; óf in het tegengeflelde geval, wanneer Hun Ed.<br />

„ Gr. Mog. geene befcheiden ten zijnen natiele ter hand ge-<br />

„' Reld waren, noch ter hand gefield hadden kunnen werden<br />

„ hem daar van verklaring te verlenen; ten einde daar mede<br />

„ alle lasterende gefpreki-en , en invlegtincen in de -nieuws-<br />

„'papieren, kragtdadig te kunnen tegengaan."<br />

. Het liep aan tot, in het laatst des jaars 1782 , eer aan deze<br />

verdrietige zaak-een einde werdt gemaakt. Amfteldamfe Koop­<br />

lieden trokken zig dezelve, ten langen Iaatfte aan. In april<br />

des genoemden jaars, ene zamenkomst belegd hebbende, na­<br />

men zij in dezelve in overweging, om aan de Regerin, hunner<br />

ftad een verzoekfehrift aan te b e:'en, dat de Heer VAN BERC­<br />

KEL, in wien de Beurs van Hollands grootfte koopftad zulk'een<br />

wel gegrond vertrouwen ftelde, m de onderhandelingen met<br />

ft- i den


352 BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN)<br />

den Here ADAMS mogt gebruikt worden; als mede, dat bi]<br />

ten dien einde, gelijk voorheen, de Staatsvergaderingen van<br />

Holland zou bijwonen; en dat, indien 'er zig onverhoopt zwa­<br />

righeden hier tegen mogten opdoen, de Regering der Rad de<br />

volkomene regtvaardiging van den Penfionaris wilde bewer­<br />

ken. Dit oogmerk, zo vol blijks van hartlijke genegenheid<br />

der Kooplieden voor dien braven Staatsman, welken zij zo<br />

gaar ne in de waarneming van zijn post herfleld zagen, bleef<br />

onuitgevoerd; doordien men begreep, ene zaak van dien aart'<br />

aan het wijs beRuur der Regeringe te moeten overlaten, en<br />

dat het herflel van den Penfionaris, zonder de allerminfte tus-<br />

fenkomst der Burgerije, veel luisterrijker zou wezen. Intus-<br />

fen verwekte het lang verwijl dat VAN BERCEEL, in de vol la<br />

bekleding van zijn Penfionarisfchap tradt, met in 's Hage ter<br />

dagvaart te verfchijnen, niet weinig gemors; men dagt, dat<br />

Amfteldam hier aarzelende, in den eerst betoonden ijver ver-<br />

flapte ; ja de drift floeg over om te zeggen: „ wordt VAN<br />

„ BERCKEL t'huis gehouden, dan moet hij fchuldig zijn, en is<br />

„ hij fchuldig, hoe veel te meer dan die Regeerders, op wier<br />

„ uitdrukkelijkcn last hij alles verrigtte?" doch dit morrend<br />

misnoegen zweeg, en de wens der Kooplieden wierdt ver­<br />

vuld, toen dc Regering-van Amfteldam in november 1782 be-<br />

floot, dien Penfionaris de Statenvergadering wederom als hun­<br />

nen Gelastigden te doen bijwonen.<br />

Zedert dien tijd heeft VAN BERCKEL , fteeds getrouw aan<br />

zijne loffelijke Staatsbeginzelen, geen gering aandeel gehadt<br />

in de pogingen, die van tijd tot tijd wierden te werk gefteld,<br />

om het Stadhouderlijk gezag binnen de vereiste palen te rug<br />

te brengen, en andere wederregtelijkheden, die hij voor Staat<br />

en vaderland fcbadelijk oirdeelde, te beteugelen; het was dus<br />

ook geen wonder, dat men in 1787, na de revolutie door het<br />

inroepen der Pruisffche heierbenden te wege gebragt, zijnen<br />

naam gemeld vindt op de lijst der Staatsmannen, welke onder<br />

den naam van fatisfatïie aan den onbegrensden ftaatszugt en.<br />

wrede wraaklust van de Princes, huis vrouwe, van den gewe­<br />

zen Stadhouder , moesten werden opgeofferd. Met dit al,<br />

beeft


BERKEL. (ENGELBERT FRANCOIS VAN) 3 S J<br />

heeft hij nog tijdig vrijwillig afftand van zijn post als Penfionaris<br />

gedaan. Men vindt 'er, die van oirdeel waren, dat<br />

ambtsontzetting niet het enig kwaad zoude zijn , welke men<br />

voor hadt hem te doen ondergaan, maar dat zelvs zijne perfooniijke<br />

veiligheid met enig gevaar gedreigd wierdt. Zeker<br />

is het immers, dat VAN BERCKEL vele aanmaningen, doch<br />

allen naamloos ontving, dat hij wel zou doen, om de ftad<br />

en het land te ruimen. Met dit al befloot hij te blijven, en<br />

hadt zedert moeds genoeg, om zijn gehouden gedrag, in ftads<br />

en ftaatszaken, openlijk te verdedigen, in een geichrift tot<br />

tijtel voerende: ^fctjSjlbe ban Mt. E. F. VAN BERCKEL, OUÖ<br />

penfionaris? öcr ito Jïmfeöam / aan ben ÏJcere Mt. NN.<br />

&ouöen&e amtoco:D op cent * gebgaagöe eforföarien/ raatai&e<br />

ben in&oub bet itóemqrien ban Den Jgterc Mt. JOACHIM<br />

RENDOEP. kaarten 1793- in 84». Deze Amfteldamfe Burgemeester,<br />

met gants andere beginzels bezield dan onze Penllonaris,<br />

hadt hem in zijne bekende Memorie», op ene


UA BERKENRODE,<br />

bj reprffectaue, was het doel dat deze brave vaderland'<br />

poogde. Ongemeen ijverig was hij ook ter onderfteuning<br />

yan al het geen den koophandel en zeevaart tot begtmftigftg<br />

••." ilrekte. In een woord, VAN BERCKEL was een eerlijk en,<br />

|tmdig Staatsman, die den post waar in hij gefield was, altoos<br />

mgt luister heeft bekleed, het Heil, des Volks voor ene dier-<br />

bare grondwet.hieldt, en de vuige kwaadaartigheid waar me-<br />

•de hij fomwijlen is aangevallen, met mannelijk dapperheid<br />

heeft'te keer gegaan en overwonnen. —— Medeged. Berig-<br />

te»,' Vad, Hift.' XXVI. D. bl. 4.22'. &c. Nieuwe Neder',.<br />

Jaarb, 1780. bl. 21.2. 422. Verzameling van Staatsft. bij CHAL-<br />

.MOT, II. D. bl. 6.<br />

BERKENRODE, is. de naam van een aloud adelijk geflagt,,<br />

s;ger.tlijk te Haarlem te huis horende, waar van JAN VAN<br />

AXLSM de eerfte was; doch deze zo wel als zijne nakome­<br />

lingen hebben cj en naam van HAARLEM verlaten, om die. van<br />

BERKENRODE aan te nemen, naar het land of ftuk lands, hun<br />

gefehonken, volgens inhoud des Leenbriefs van Graav FLO-<br />

EIS in het jaar 1284 verleend, en te vinden in het Charter­<br />

boek vjn MIERIS. Wie de ftigter van het huis of kasteel daar<br />

pp ftaande, geweest zij, kan met geene zekerheid bepaald<br />

worden, maar wel dat J<br />

er voor de Reformatie in die Heer­<br />

lijkheid ene kapel ftondt, aan St. Agatha gewijdt, die door.<br />

een eigen Pastoor bediend wierdt. In 1573, wierdt het gant-<br />

fa gebouw ten enemalen door de Spanjaarden vernield; doch,<br />

gaar tra veel grootfer en heerlijker weder opgebouwd, pron­<br />

kende, met enen Italiaanfen gevel* dan dit onderging de nood­<br />

lottige ramp yan 's nagts tusfchen den 4 en 5 meij 1747 ten<br />

enemalsn door de vlammen verteerd en in een puinhoop ver­<br />

anderd te worden. De Heer LESTEVENON , vader van den<br />

tegenswpordigen bezitter, deedt hetzelve binnen korten tijd,<br />

nog pragtiger dan het voorgaande herbouwen. Dan keren wij<br />

tot JAN•-VAN-HAARLEM, te rug, deze' overleed in .1305, nala­<br />

tende ARNOLD VAN BERKENRODE, wiens verdere geflagt-hjst<br />

men bij GOUDHOEVEN en VAN LEEUWEN .kan.nazien, bij wien,<br />

. . . .ook


BERKHE1DEN. (GERRIT)<br />

*ok aangetekend ftaat, dat in 't jaar 1559 HENDRIK VAN BER­<br />

KENRODE met die Heerlijkheid verlijd werdt, als mede dat hij<br />

ter vrouwe hadt MARIA VAN PERSYN. Onder meer andere<br />

beroemde Mannen van dit geflagt, wier namen in de vader-<br />

landfe gefcbiedenisfen genoemd worden, munt uit GERRIT,<br />

als zijnde het deze, die in 1572, met PIANS KOLTERMAN en<br />

PIETER KIES, oirzaak was, dat Haarlem aan de zijde ; !<br />

er Sta­<br />

ten overging, en ALVA tot vijand verklaarde. GOEDELA VAN<br />

BERKENRODE, ene der dogters van HENDRIK en MARIA PERSYN,<br />

huwde in 1618, met haren neef FLORIS VAN ALKEMADE, aan<br />

wien zij, onder andere goederen , ook BERKENRODE ten huwe­<br />

lijk bragt. Hun zoon HENDRIK VAN ALKEMADE, verkogt in<br />

1649 deze Heerlijkheid, aan BENJAMIN POULLA, Ridder Ba­<br />

ronet en Schepen der ftad Amfteldam; welke in 1691 door de<br />

Staten-van Holland daar mede verlijd zijnde, dezelve bij zijn<br />

dood in 1711 overliet aan zijne vrouwe ELIZABETH THIELENS,<br />

d e na dat de leenverheflïng -gefchied was, in 1712, in een<br />

twede huwelijk trad, met JAN TRIP, Burgemeester en Raad<br />

der ftad Amfteldam, aan wien zij bij haar overlijden, zonder<br />

kindereu na te laten, in 1725, hare goederen en den tijtel<br />

van Heer van Berkenrode, gedurende deszelvs leven ten erve<br />

naliet, en na zijn overlijden, aan MATTHEUS LESTEVENON<br />

haren agterneef, die in 1746 Schepen van Amfteldam, daar<br />

na Houtvester van Brederode, en in 1750 Ambasfadeur, van<br />

deze Republijk aan 't Hof van Frankrijk werdt; zijnde on­<br />

langs overleden , en de Heerlijkheid Berkenrode op zijnen<br />

zoon overgegaan.. S. AMPZING, Befchr. van Haarlem, bl.<br />

7. 16. 27. WAG., Vad.. Hift, VI, D. bl. 367. 412. XX. D.<br />

bl. 37ö-.<br />

BERKHEIDEN (GERRIT), Konstfchüder, is geboren te<br />

Haarlem, in het jaar 1629. Zijne lotgevallen zijn zodanig<br />

verbonden met die van zijnen broeder JOB, dat wij 'er hier<br />

niets anders van zullen zeggen, dan dat hij zig bijzonderlijk<br />

•bepaalde tot het fchilderen van aangename gezigten, van hui-<br />

,zen, grote gebouwen, kerken, als ook deurgezigten vau de<br />

Z 2 He.


35^ BERKHEIDEN. (JOB)<br />

Here- en Keizersgragt, wederzijds met bomen beplant, «n<br />

met allerhande kleine beeldjes opgefiert, welk hij alles naar<br />

't le,ven aftekende, en daar na konftig en uitvoerig op tafe­<br />

relen bragt. GERRIT kwam ongelukkig aan zijn einde, want<br />

den ouderdom van 70 jaren bereikt hebbende, liep hij in den<br />

avondltond van *-t gezelfchap komende, in de Brouwersgragt,<br />

en verdronk op den IQ augustus 1698. A. HOUBR. ,<br />

Schouwb. UI'. D. bl. 197.<br />

BERKHEIDEN (JOB), Konstfchüder, mede van Haarlem<br />

geboortig , was de oudfte broeder van GERRIT , en werdt,<br />

een opgefchoten jonge zijnde, door zijnen vader op 't boek­<br />

binden belleld, doch hij ki'eeg daar ras tegenzin in, en .<br />

wilde een Schilder worden; de ouders waren hem hier in te<br />

wille, en zogten een braaf meester voor hem op, bij v/ien<br />

hij de grondbeginzelen van die edele konst leerde. JOB be­<br />

ijverde zig met zo veel lust en vlijt, dat hij binnen korte<br />

jaren al een fraaij ftiikje koste fchilderen; 't welk zijn broeder<br />

GERRIT zodanig bekoorde, dat hij insgelijks de handen aan<br />

die konstploeg begost te flaan, en de ene om 't zeerst tegens<br />

den anderen ijverde, doch elk in een bijzonder vak, daar<br />

2ijn geneigtheid 't meest toe overhelde.<br />

JOB op eigen wieken denkende te kunnen drijven, verliet<br />

zijn meester, zette zig aan den rhijnkant neder, en maakte<br />

zig bij de dorpelingen tusfen Leijden en Utrecht bekend, daar<br />

hij vele van voor een geringe prijs uitfchilderde, zig daar<br />

door naar 't leven oe-Tende, en van 't model nog geld toe<br />

bedong. Hier mede gedaan werk krijgende, begaf hij zig<br />

weder tot het fchilderen van moderne beeldjes, gezelfchappen,<br />

boertjes en dergelijken, tot dat de lust hem bekroop om te<br />

gaan reizen; hij fioeg zijn broeder GERRIT'zulks voor, die<br />

aariftonds gereed was, en zij befloten een togt naar Diritsch-<br />

ïand te doen. Te Keulen onthielden zij zig enigen tijd, om<br />

enige kleine medegenomen flukjes voor geld te verwisfelen,<br />

't wglk hun gelukte; hier door'geraakten zij onder anderen<br />

in kennis met een geestelijk fusje, die kort geleden haren<br />

broe-


BERKHEIDEN. (JÖBj 357<br />

broeder die Priester was doof dé dood hadt verloren; zij waS<br />

hier innerlijk bedroeft övêr, en floeg aan onze Schilders<br />

voor, of zij niet in ftaat zouden zijn haal- daar' eén afbeeldzei<br />

van te vervaardigen, op dé befchrijving die zij 'er van zoüde<br />

geven; vreemd klonk huri dit voorftel in de oren; JOB keek<br />

op GERRIT; en deze weder op JOB; eindelijk zeide de<br />

Iaatfte, na zig enigen tijd hedagt te hebben, dat hij zulks!<br />

aannam; zij togen aan 't werk, en volvoerden het tot genoe­<br />

gen van de Begijn, die zij mede affchiiderden, en ruim door<br />

baar betaald wierden. Van Keulen nokken zij naar Hefdeh<br />

lerg, alwaar toen ter tijd de Keurvorst van de Paliz zijne<br />

hofhouding hieldt. Doordien die Vórst dagelijks met een<br />

grote ftoet ter jagt uitreed, namen de beide broeders die ge-<br />

legenheid waar, om twee fchilderftukken te vervaardigen,;<br />

waar op de beeidtenis van den Keurvorst, fommige voornam^<br />

Hovelingen, als mede den Opper-jagermeester, vrij aartig en<br />

gelij ende afgebeeld waren; dan geen harts genoeg hebbende<br />

om die zeiven den Vorst aan te bieden, bedagten zij de vond<br />

om die op malkanderen ie binden, en fn ene galfeöj te zét­<br />

ten, dien hij altoos doorkwam wanneer hij ter jagt ging; zij had­<br />

den 'er iemand bij geplaatst, die last hadt, oiri wannéér 'ft?<br />

gevraagd mogt worden, wie hetzelve daar neergezet hadt, te"<br />

antwoorden, dat het Malers waren, en in zodanigêh herberg<br />

r„ huis lagen; waar op zij heen gingen'. De Vorst hier-<br />

voorbij komende, viel 'er fhaks zijn oog op, deed dé roi<br />

losmaken, en Bekeek de fchilderftukken met verwondering;<br />

te meer, doordien hij 'er zijn eigen afbeéldzél éfi dié van<br />

VCifcheidene zijner Hovelingen in on'tdékte. Hij liet ftral.s<br />

de M.riers roepen; prees grotelijks hun könst, be.aaldè rij­<br />

kelijk en befchonk hun daar te boven mét een'gou'en pen­<br />

ning. Straks werdt ook aan élk van hun eén paard gebragt;<br />

om de jagt te verzeilen; hoe weinig lust zij"'ér ook toé had­<br />

den; dorsten zij het niet weigeren; dan het bragt hen in de<br />

grootfte angst, doordien Zij het paardrijden ongewoon; het als<br />

een middel befchóuwden om den hals" té breken; Op 'de<br />

paarden geholpen zijndezagen zij telkens ns elkander W<br />

ï *) wig


3 s 8 BERKHEIDEN. (JOB)<br />

wie 't eerst zandruiter zou worden; zij kwamen 'er nogfhans<br />

heelhuids af, doch droegen wel zorg om in 't toekomende<br />

geen deelgenoten weer van dit adehjk vermaak te zijn.<br />

Na een geruimen tijd hun konst aan dit hof geoeffe.-d te<br />

hebben, kregen zij eindelijk een tegenzin in het hooffe le­<br />

ven ; en J03 zeide op zekeren morgen tot GERRIT : „ Broer<br />

„ wat hebben wij 'er ook aan, altijd onder vreemde ogen te<br />

„ ,,zijnT"-als wij in Holland waren bij ons oud gezelfchap,<br />

„ hadden wij fomwijlen een vermakelijk pi aatje over de konst,<br />

„ onder een fmakelijk pijpje." GERRIT beried zig niet lang,<br />

maar gaf ras zijne toeftemming; en zij fpoedden zig eerlang<br />

naar hunne geboorteftad, daar zij met ene zuster buis hiel­<br />

den; en van waar zij, wanneer enige fchildei Rukjes in ge­<br />

reedheid hadden, naar Amfteldam trokken om die te verko­<br />

pen, en een vrolijken avond met de konstoeflénaars door te<br />

brengen. Op een van deze partijen gebeurde het, dat iemand<br />

Van 't gezelfchap Rofce op zijne doorlugtige afkomst en de<br />

beroemde bedrijven van zijne voorvaderen. JOB, dat een<br />

koddige ziel was, gaf hem niet toe, maar verzon een gantfe<br />

legende van dappere daden door zijne voorvaders verrigt, en<br />

rekende eindelijk uit, dat hij van koninglijken bloede afdam­<br />

de , doch voegde hij 'er bij, het is van JAN BËUKELSZOON VAN<br />

LEYDEN, die zig te Munfter liet kronen; hier op ontftond een<br />

hartig gelag, en M . CONSART maakte dit tweeregelig versje:<br />

Te Munfter was eertijds een Koning. JAN VAN EEYDEN,<br />

Een voorzaat van 't geflagt der geestige BERKHEIDEN.<br />

GERRIT was bezadigder en ook meer ingetogen van aart;<br />

dikwils vermaande hij zijnen broeder, om zo los en ruw niet<br />

heen te praten; teffens betuigende, dat het hem verveelde,<br />

wanneer zij te famen in gezelfchap waren , te moeten ho­<br />

ren , dat hij alleen uit potzigheid, de menfen een partij leu­<br />

gens voor waarheid zogt op de mouw te fpelden. Wanneer<br />

het dan gebeurde, dat hij met zijn broeder naar 't gezelfchap<br />

ging, maakte hij alvorens beding met hem, zeggende: ,, hoor<br />

„ JOB, als gij al te grof liegt, zal ik de hand op mijn borst<br />

» legv


BERKHOUT. (ADRIAAN ÏEDING Vis)<br />

f, leggen ^ Iet 'ér 'óp, dit zal een teken zijn, 'dat het hoog<br />

„ genoeg \s, hóu dan op." Voor 't overige hèsft 'mén ïéld-<br />

zaam twee broeders gezien j 'die zó veel van malkander hiel-<br />

den, dat dë een wilde, was den anderen aangenaam, joh<br />

'ftierf den 23 november 1693'. A. HÖUBRAKEN, Schomv<br />

burg. III'. D. bl. 189-198.<br />

BERKHOUT (ADRIAAN TEDING vijfcj} afkomftig van<br />

feen oud en aanzienlijk geflagt in 'Holland, is Raadsheer in den<br />

Hove van Holland geweest; en wierdt door Hun Hoog Mog.<br />

benevens KRISTÓFFEL BIESMAH, Burgemeester Van WjtMgifi<br />

'en ADOLF DE WAAL', Heer van Moersbergen, in 1615 naar<br />

Le:mvarden in commisfie gezonden \ óm de ontftané gêfcSiilen<br />

'over het kiezen der Regering in die Rad, tusfen de Burgerij<br />

en Qe Regering ontftaan, ware *t mooglijk te beflegten èn<br />

te bèvi'edigeu. Het ging ih die Rad zo hevig tegens malkan-<br />

deren , dat toen de tijd der jsariijkfe verandering van de Re­<br />

gering daar was*, de Gemagtigden der Burgerij 'er tegen pró',<br />

testeerden;


3Co _ .XHOÜT. (ADRIAAN 'BEDING VAN)<br />

„ geleerd werdt, toegedaan, en vaste goederen in de ftad bs-<br />

„ zittende : dat zij, daarenboven , nog vier perfonen noemen<br />

„ zouden; doch niet uit de Vioedfchap, of uit de 20 Hop-<br />

„ luiden en Faandriks der Schutterij; dat de Vroedfchappen<br />

„ en Burger-Orficiers bij dezen vier, eik nog vier perfonen<br />

„ zouden voegen; welke 12 nog 6 anderen tot zig kiezen,<br />

„ en daar na bun getal, bij Iotinge, tot op de helft, dat is<br />

„ 9 verminderen zouden; welke 9 Eletteurs of Kiezers der<br />

„ nieuwe Wethouderen zoud n zijn, en de plaats van enen<br />

„ Burgemeester en twee Schepenen, die jaarlijks zouden af-<br />

„ gaan, uit de eerstgenoemde 12 perfonen verVulIen," De<br />

tegenswoordige Regering voorziende, dat men haai- uit het<br />

bewind ftellen zou, viel klagtig aan de algemene Staten;<br />

die hier op bewogen, meent men, door den Raadpeniionaris<br />

OLDENBARNEVELD , enen ernftigen brief naar Leeuwarden lieten<br />

afgaan, waar in het gezag des Stadhouders en der twee Kolle-<br />

gien , naar fommiger oirdeel veel te laag gefield werdt; ook<br />

wierdt tc en de bovengemelde Commisfie naar Leeuwarden ge­<br />

zonden, waar van alle de drie leden den remonftrarten toe­<br />

gedaan zijnde, de veranderinge der tegenswoordige Regering<br />

zogten te voorkomen. Doch tegens het einde des jaars, ont-<br />

ftondt 'er zulk een geweldigen oploop, dat men voor een<br />

bloedbad begon te vrezen , waarom BERKHOUT en zijne mede<br />

Gecommitteerden, 't bevorderen van hun oogmerk moesten<br />

opgeven. De Stadhouder, benevens de beide Kollegien, ver­<br />

anderden de Magiftraat benevens de Vroedfchap, Rellende<br />

drie Burgemeesteren aan, die voor 't jaar 1610 in 't bewind<br />

waren geweest, nevens enen der tegenwoordigen; waar na<br />

zig alles begon te fchikken tot rust.<br />

Het is bekend, dat den Raadsheer BERKHOUT in 1618', be- -<br />

nevens nog iemand, bij den Heer OLDENBARNEVELD,. daags<br />

voor de gevangenneming van dien edelen grijsaart kwam,<br />

om hem te waaifchouwen, wat 'er in til was, en dat hij<br />

zittende op zijn koelvat, met zijn ftokje in de hand, zeide,<br />

't zijn boze men/en, daar bijvoegende, onder 't ligten van zij­<br />

len hoed, mijne Heren, ik bedank u voor de waarfchouwing;<br />

nog-


BERKMAN. (HENDRIK)'BERKUM. (HENDRIK VAN) göt<br />

nogthans vondt hij niet raadzaam te wijken. Dat BERKHOUT<br />

een groot vriend van OLDENBARNEVELD moet geweest zijn a<br />

blijkt uit de vreze, die bij hadt, wegens een zijner gefchrif-<br />

ten, door hem uit Friesland aan den Advokaat gezonden; een.<br />

gefchrift, dat volgens het eigen zeggen van BERKHOUT, te<br />

zeer naar vrijheid frnaakte. In de Hiflorie der Re gis pleging<br />

vindt men, dat het fchrift, 't welk zijne bekommering veroir­<br />

zaakte, hem door ALBERT BRUININK, zijnde een van die,<br />

welke de papieren van 's Lands Advokaat verzekerd hadden$<br />

weder ter hand was gefield geworden. v. D. SANDE ,<br />

JSfed. Gef. V. Boek, bl. 6> WAGEN., Vad. Hijh X. D.<br />

bl. 88--P2.<br />

BERKMAN (HENDRIK) , Konstfchüder, was uit dei<br />

Klundert geboortig; hij was een Schilder van fchermutzelin^<br />

gen en kleine battailjes, maar hadt moeite om daar mede di 01<br />

de wereld ie geraken, waarom hem JORIAA^S, waar van hy<br />

een tijdgenoot was, en dus in de XVIde eeuw heeft geleefd<br />

ried, zig tot het gioot fchilderen te begeven; hij deedt zulks<br />

en 't gelukte; zig ten dien einde in Zeeland ne rzettendej<br />

daar hij ook geitorven is. — A. HOUBR. , Sclmiwb. I. D.<br />

fci. 158.<br />

BERKUM (HENDRIK VAN), is geweest Putoor van de<br />

Roomsgezinde Gemeente te Schoonhoven, en is na zijnen dood<br />

van hem door den druk gemeen gemaakt: Öefcfejling öcr<br />

fiaö ^choonhoben /


352 BERLAIMONT. (FILIP) BERLIKÓM. (BÓÜDEWYN)<br />


BERLO of BERLOO. BÊRNARÖ, (JACÖBÜS) 363<br />

Bibl. Belg, p, 97. J.T. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 115, j ^ .<br />

KENS, 2'r$&. rf« Brab. Supp. T. II. p. 3£ 4 I BI,OUKHU& ad<br />

Sannazar. p. 110. PAQUOT, Mem. litier. Tom. IV. p. 111.<br />

BERLO of BERLOO, was een der ondertekenaren vari<br />

't Verbond der Edelen. De geleerde TE WATER, is van oir;<br />

deel, dat hij afkomftig zou geweest zijn, uit het edel Bra-<br />

bands geflagt van dien naam, 't welk aldaar in de XIITde<br />

eeuwe, in groot aanzien was,' en ook gebleven is. Dat zijn<br />

Ed. in die gedagte te meer verfterkt, is de verbindtenis vart<br />

dat geflagt met die van MERODE, MONTAYE enz. Jammer 'r,<br />

het intusfen, dat al de vlijt,' door die onvermoeide nafpoor-<br />

der aangewend, tót nog toe vrugteloos geweest is, om ons<br />

dezen, zo wel als BERMEL en BERNAN, cf BERK AU, en meer<br />

anderen, nader te doen kennen. DE ROUCK, Nederl. Het.<br />

bl. 34.0. gewaagd ook van dit geflagt. Het zou, naar "t fchrij­<br />

ven van fommigen, afdalen uit de Graven VAN LOO. Wat<br />

hier van zij, deszelvs oudheid en hoog aanzien is onbetwist­<br />

baar. Zie LE CARPENTIER, Hift. Geneal. dés Pais-Bas. Part,<br />

III. pag. 269- 390. 584. 602. 791. en vooral 8o8.- CHSTS-<br />

TIN/EUS, fur. Her. Pait. I. pag. 165. 290. De Baron VAN<br />

BERLO is, in 't jaar 1668 tot den Gravelijken Ram verheven.<br />

Nibiliaire des Païs-Bas, Tom. II. pag. 448. In deze eeuwe<br />

is BERLO vermaagfchapt geweest aan J<br />

t huis van WASSENAAR ,<br />

volgens deszelven Hamlijst. Niet onwaarfchijnlijk is de Graav<br />

VAN BERLO, die in 't jaar 1690 in de flag van Fleurij tegens<br />

de Franfen, fneuvelde, een affiammeüng van dit geflagt,<br />

— WAG., Vad. Hift. XVI. D. bl. 105. J. W. TE WA­<br />

TER, Hift. van 't Verbond Edelen. II. D. bl. 209.<br />

BERNARD (JACOBUS), Hoogleraar en Predikant in de<br />

Walfe Gemeente te Leijden, is geboren den, 1 feptember 1658<br />

te Nions in Dauphint. Zijn vader was SALOMON BERNARD,<br />

Gereformeerd Predikant, en zijne moeder MAGDALENA GALA-<br />

TIN van een aanzienlijke familie te Geneve. Hij leide de gron­<br />

den zijner ftudie in een Radje van die zelvde provintie, daar<br />

ene kleine Hogefchool was; hier oefl'ende hij zig inzonder­<br />

heid


3Ó| BERNARD. (JACOBUS)<br />

heid in de philofophie en wiskunde; waar ha hij zig naar<br />

Geneve begaf; daar hij met zijnen vriend en bloedverwant<br />

LE CLERC; onder den vermaarden CHOUET in dè philofophie*<br />

en onder FILIP MESTREZAT,- FRANC. TURRETTTN en LODEWYK<br />

TRONCHIN, inzonderheid in de theologie oeffsnde, lerende<br />

teffens het hebreeuws hij MICHIEL TURRETTIN een neef van<br />

FRANCISCUS. In 1679, zijnde het 2ofte zijn's ouderdomst<br />

wierdt hij Predikant 'mji Dauphineefe daar hij eerst op het<br />

dorp Venterol en vervolgens op dat van Vivfobre predikte; doch<br />

hij wierdt veipligt in 1683 het rijk te ruimen, begevende zig<br />

naar Geneve, vervolgens naar Laujanne; en voorts naar Hol­<br />

land, alwaar hem zijn bloedvriend LE CLERC bij een' man vari<br />

aanzien aanbeval, die hem te Gouda een jaargeld bezorg le.<br />

Ter laatstgemelde plaatje in 't huwelijk getreden zijnde, be­<br />

gaf hij zig ter woon naar 's Hage, alwaar hij zig onledig<br />

hieldt, met het onderwijzen van jongelingen in de philofophie<br />

en matematifche werenfebappen, predikende ook nu en dan al­<br />

daar, als mede te Gouda, tot dat hij in 1705 in de hofplaats<br />

van Holland, ais Predikant in de Walfe Gemeente beroepen<br />

werdt. De Iesfen die hij aan de jeugd voortging te geven ,<br />

waren zo wel ingerigt, dat ze hem niet alleen veel roerri<br />

en achting verwierven, maar ook gelegenheid gaven, dat<br />

toen Profesfor DE VOLDER het emeritusfehap werdt vergund,<br />

BERNARD dien post als Lector gedurende zes jaren voor hem<br />

waarnam, ten einde van we'ken tijd de Hoogleraar overleden<br />

zijnde, hij in zijne plaats werdt aangefteld. Hij las ongemeen<br />

veel, doch niet anders dan goede boeken, en in een aanè'en-<br />

gefchakelde orde, wetende ook met veel vrugt gebruik vari<br />

het gelezene te maken. Men wil dat BERNARD niet tot de<br />

eèrftè klasfe van die verhevene wiskónftenaars behoorde, welke<br />

door een diepzinnig onderzoek, ondekkingen doen die hun<br />

beroemd maken; maar met dit al,' wist hij de grondbeginzelen<br />

van die wetenfehap en verdere voortgang daar in, op ene zo<br />

nette en duidelijke manier te onderwijzen en te verklaren,<br />

dat het al een grote botterik moest zijn die hem niét kóste<br />

bevatten. Inzonderheid waren zijne Iesfen over dè natnur-<br />

krm-


BERNARD. (JACOBÜS) 36?<br />

Juinde te gelijk nauwkeurig, en teffens door Voorbeelden ep-<br />

geklaart, ongemeen bekwaam om de aandagt gaande te houden,<br />

en als 't ware den geest in te dringen. In zijn wijsgerige<br />

leerwijze, volgde hij grotendeels het fistema van CARTESIUS,<br />

doch na, dat hij in zijne Iaatfte jaren de werken van NEWTOS<br />

met ingefpannen aandagt beoeffend hadt, begost hij aan fom­<br />

mige Cartefiaanfe Hellingen te twijfelen, en volgde in vele<br />

opzigten de lcerftellingen van den laatstgenoemden Wijsgeer.<br />

Ontwijffelbaar zoude de?.e geleerde man fnelier voortgangen<br />

in de wetenfehappen die hij leraarde gemaakt hebben, ware<br />

het niet dat hij door zijne grote bezigheden daar in te rug ge­<br />

houden was geworden; want behalven de zorgen, die ene<br />

talrijke jeugd we :<br />

ke zijne Iesfen kwam horen, van hem vor­<br />

derde, en het waarnemen \an zijn leraarsambt, dat hij met<br />

alle zorgvuldigheid en ijver deedt, fchreef hij het vervolg van<br />

de Nauvelles de la Repitblique des Lettres, een werk waar me­<br />

de de vermaarde BAYLE zo veel roems verworven heeft;<br />

voeg hier nog bij, dat hij nog uren van zijnen werkzamen tijd<br />

afzonderde, om aan verfcheide jonge Franje Godgeleerden,<br />

Iesfen te geven, dienftig om hen in de christelijkewelfprekent-<br />

heid te oeffenen, en voor den leerftoel bekwaam te maken;<br />

waar van ook verfcheidene zijne moeite volkomen beantwoord<br />

hebben, en de geheugenisfe van BERNARD aan vele Kerken<br />

dezer landen heeft dierbaar gemaakt. Denkelijk hadt BERNARD<br />

nog nuttiger voor de jeugd geweest, indien men hem de pro-<br />

fesiie in de theologie hadt opgedragen, want het is onbe­<br />

twistbaar, dat in die wetenfehap zijne bekwaamheid inzonder­<br />

heid uitmuntte; de nauwkeurigheid om" zijne denkbeelden in<br />

behoorlijke orde te fchikkeir, die hem zo eigenaartig was, en<br />

die neg ppgekiaart wierdt door zijne oeffeningen in de'meet*<br />

kuhds, gevoegd bij'ene diepe kundigheid in de oosterfe talen,<br />

maakte hem ongemeen bekwaam om in den zwaren zin dec<br />

gewijde fchriften door te dringen, en daar van de nauwkeu-<br />

rigfte denkbeelden mede te delen; tot getuige hier van, ver-<br />

ftrekken fommige trekken'uit zijne leerredenen, in welke hij<br />

ineer op leerzaamheid en duidelijk betoog doelde,.: dan otn<br />

toe-


3(56 ;BgRNARp. (JACOBUS)<br />

toejuichingen yan welfprekentheid te erlangen; bij-ftelde alle-<br />

zijne pogingen te werk om de verhevenfte waarheden, zelvs<br />

voor de.eenvoudigfte- klasfc van menfehen bevatbaar te ma­<br />

ken, en zulks door zijne duidelijke leertraht en eenvoudigheid<br />

,van ftijl, zonder dat evenwel de bekwaamfte toehoorders reden<br />

hadden, om zig de tijd die zij in zijn gehoor doorbragten te be­<br />

klagen; het is wel waar, dat hij dezelve niet verrukte, door fijn<br />

uitgepiozene en vergezogte redeneringen, of door een beval­<br />

lige zwier van uitdrukkingen; maar teffens is het ook waar<br />

dat hij zijne toehoorderen nimmer ledig wegzond, maar dat men<br />

altoos uit zijne predikatiën naar huis keerde met ftigting, en<br />

verligte denkbeelden over de ftoffe dien hij hadt verhandeld;<br />

ja zonder grootfpraak kan men zeggen, dat BERNARD een der<br />

beste modellen is geweest, voor die genen, welke verlangen<br />

ware christen redenaars te worden; ook was zijne gewoonte,<br />

om de leerredenen dien hij uitfprak, in haar geheel te fchrij­<br />

ven en van buiten te leren, Denkelijk hadt de Akademie en<br />

Kerk langer genot en dienst van dezen waardigen man geno­<br />

ten , ware het niet dat ene al te onmatigen arbeid zijne le­<br />

vensgeesten uitgeput, en naar alle waarfchijnlijkheid zijne<br />

dagen verkort hadden; door zijn geftadig fpreken en rede­<br />

neren , wierdt zijn long aangeftoken, en deze borstkwaal ver­<br />

ergerde zodanig in maart 1718, dat hij den 27 april daaraan­<br />

volgende, in den ouderdom van 60 jaren, zijn nuttig leven<br />

eindigde, nalatende ene weduwe met een zoon en twee<br />

dogters.<br />

. De voornaamfte werken die hij gefchreven heeft zijn :<br />

I. Epijiola. de Tokrantia, ad clarisj. virtm T. A. R. P. T. O. L,<br />

A., Jcripta ad P. A. Q. J. L.A. Gouda 16S9. in 12». 2. Trai­<br />

té de la Repentance tardive, Amjt. 1712. in I2 Q<br />

. 3. De ïExel,<br />

Unce de la Religion'&c., 2 vol. Amji. 1714, in. BVQ. Voorts<br />

nog behalven de Nouvelles. de la Republique des Eettres., waar<br />

van hier boven is gefproken, heeft BERNARD het ver volg ge­<br />

fchreven. yan de Bibliotheque univerjelle, van 1691 af tot het<br />

«inde toe. Ook heeft hij gewerkt aan het Supplement'du Diïtio-<br />

naire de L. MORERI, in den jare 171Ö uitgegeven, welkers<br />

groot-


BERNARD. (JOHANNES STEPHANUS) 3 t fj<br />

grootfte gedeelte uit zijne pen is voortgekomen; nog heeft hfi<br />

het Receuil des traiüez de Paix, de Trève,- de Neutralité, de Jus-<br />

penjions d'-armes, Alliance, & d'autres Aües publiez, &c. faits<br />

entre les Empereurs, Rois, Republiques, Princes, autre Puis­<br />

sances de l'Europe, & des autres parties du monde, depuis Van de.<br />

J. C. 536. jusqu' cï prefent; le tout redigé par ordre chronologiqiè ,<br />

accompagné de notes. La Playe 1700. 4 vol. in folio; in orde<br />

gebragt, en met een Voorreden verrijkt. Aan de Hijloire ab-<br />

tegée de l'Europe heeft hij mede gearbeid, en vervolgens aan<br />

de Lettres Hiftoriques, waar van hij de eerfte jaren gefchreven<br />

heeft. —— Catal. Bibl. BUNAV., Tom. I. vol. II. p. 1079. C,<br />

SAXI, Onomast. literar. Pars V. p. 374. NICERON., Mem. Tom.<br />

I. p. 130-138. PAQUOT, Mem. litter. Tom. VI. p. 351-358*.<br />

Journal litteraire de l'ann. 1718. Tom. X. pr. païtife. Boekzaal,<br />

1718. a. bl. 632.<br />

BERNARD (JOHANNES STEPHANUS), geboren te<br />

Berlijn in. het jaar 1718, is medicijne Doktor geweest. Hij<br />

heeft het grootfte deel van zijn leven in de Nederlanden door-<br />

gebragt, en lang gewoond te Amfteldam , te Harderwijk en<br />

laatst te Arnhem, alwaar hij in het jaar 1792, in goeden ou­<br />

derdom, geftorvèn is. Hij heeft zig in de geleerde wereld<br />

bekend gemaakt, door vele. uitgaven van Griekfe Schrijvers<br />

over de Genees- en Heelkunde, als DEMETRIUS PEPAUOMENUS,<br />

de Podagra; Anonymi, LitroduBio anatomica; HYPATUS, departi-<br />

bns Corporis ; PSELLUS de Lapidum-virtutibus; PALLADIUS, de Fe?<br />

bribus; SYNESIUS, de Febribus, en THEOPHANES NONNUS, Ept-<br />

terne de Curatione morborum, welk Iaatfte werk in 1794 en 1795<br />

in twee delen in 8vo. te Gotha is uitgekomen, en aangekon­<br />

digd in de Algemene VaderlandJ. Letteroejf.,1795. No. XI. bl.<br />

494, en in de fjitgememe ZitttMum geituna 1795. No. 131 en<br />

No. 260. august. bl. 457. Hij heeft Zig ook door anderen oir-<br />

deelkundigen arbeid bij de liefhebbers der Griekfe letterkunde<br />

verdiend gemaakt, als door de volledige uitgaaf van THOMAS<br />

MAGISTER gedrukt te Leijden 1757 in gr.^vo.; door enige ver­<br />

gelijkingen van Griekfe handfchriften van n'ORViu.E.ever E*<br />

RO*


368 BERNARD. (WILLEM) BERNARDS (WlLMAR)<br />

jRDTiANUs, en GALENUS, in de Obfervat. Miscellan. nova. Tom.<br />

JX. p- 999-IOI9- en p. 1020--1056; en, eindelijk door zijne<br />

aanmerkingen op Griekfe Schrijvers, in de Atla literaria Socie-<br />

tatis Rheno-TrajeBins, Tom. L p. 199-212. -' Zie ook,<br />

WETSTEIN, adMatth, Cap. XVIL vs. 2. PIERSON, Prafat. ai<br />

Moerid. Attic. p. 5-7. C. SAXI, Onomast. literar. P. VIL p,<br />

fii. fq. Sïcutf 0cL SuïcpaJ XI. SEft v(. 650-667,<br />

BERNARD (Wil LEM), is onder de Roomsgezinde Bra­<br />

banders die in de XVL'.e eeuwe leefden, een beroemd Godge­<br />

leerde geweest. Hij heeft gefchreven: De Sacrarum Literarum<br />

coramunione éi? fenfu. De ritibus Cathulicx Ecclefice. De Sepultu-<br />

fis. Pdrif. 1547. Bvo. J. F. FOPPENS, Bibl Belg. p. 392.<br />

BERNARDS (WILMAR), wierdt omtrent "t jaar 1510 ge­<br />

boren te Eecke, een dorp in Flaanderen tot de Kastellenie;y?H<br />

Kasfel behorende. Hij oeffende zig te Leuven in de Philofo­<br />

phie, en veikieeg. té 1520, bij de algemene promotie de der­<br />

de graad, leraarde vervolgens die wetenfehap in het kollegie<br />

der Lelie van gemelde Rad; en maakte in tusfen gebruik van<br />

zijne ledige uren, om zig in de regtsgelecrtheid te oeffei en.<br />

Den 10 november 1538 wierdt hij tot buitengewoon Hoogle­<br />

raar in het ker elijjf regt aangefteld, en hij bekwam teffens<br />

het kanonikaat aan die ieerftoel gehegt. Den 31 augustus van<br />

't volgende jaar, verkreeg hij de doktorale waardigheid in<br />

beide de regten. DOMINIKUS. CASCAERT", die de eerRe Ieer­<br />

ftoel in het kerkelijk regt te Leuven vervulde, den 9 junij<br />

1548 gefto:ve;? zijnde, wierdt BEKNARDS in derzclver plaatze<br />

aangefteld. Twee jaren later, trok hij op bevel van Keizer<br />

KAREL EEN V,,-benevens RUAKD TAPPER en enige andere<br />

Godgeleerden van de Leuvenfe. Hogefchool, naar het Concilie<br />

van Trente. In 1557 in de Nederlanden te rug gekeerd zijnde,<br />

wierdt hem ene Raadsheersplaa s in den Hogen Raad te Meche­<br />

len opgedragen; doch hij bedankte voor die aanzienlijke waar­<br />

digheid; en verbleef als Profesfor te Leuven tot-op zijn dood,<br />

welke voorviel den 23 januarij 157-0 , in .het bofte jaar van<br />

ïijn ouderdom. Bij uiterfteii wille, hefprak hij 60 dukaten<br />

jaar-


BERNART. (JOHANNES) m<br />

jaarlijks, om twee jongelingen aan Leuvens Hogefchool, in<br />

de regten te doen ftuderen.<br />

WILMAR BERNARDS was een van de drie Godgeleerden, dia<br />

benevens MARTINÜS RITHOVE, Bisfchop van Iperen, ANTONI<br />

HAVET, Bisfchop van Namen en GERARD VAN HAMERICOURT,<br />

Bisfchop van St. Omer; daar nog bijgevoegd waren, JAKOD<br />

MEERTENS en HIPPOLITUS PERSYN, Prefidenten der Geregts-<br />

hoven van Flaanderen en Utrecht, in 1565 te Brusfel ten hove<br />

wierden ontboden, en daar, op last van den Koning, onder<br />

anderen hun gevoelen werdt gevorderd over het Ketterftraffen ;<br />

't welk hier op uit kwam: „ dat de dienst GODS en de wel-<br />

„ Hand des vaderlands geene verandering gedoogden, ten<br />

„ ware, veelligt, omtrent onbejaarden en berouwhebbenden,<br />

„ die men naar 't kerkelijk regt wat zagter handelen kon."<br />

SWEERTIUS zegt, dat hij ene verhandeling heeft gefchreven,<br />

'de Ptcnis Canonicis, benevens nog enige anderen, die niet in<br />

't licht zijn gegeven. J. F. FOPPENS, Biblioth. Belg.<br />

p. 1160., daar in het graffchrift verkeerdelijk gefield wordt,<br />

dat BERNARDS den 10 februarij zoude overleden zijn. PA­<br />

QUOT, Memoir. litterair. Tom. XV. p. 281-285. WAGEN.,<br />

Vad. Hifi. VI. D, bl. 109, 110.<br />

BERNART (JOHANNES), geboren te Mechelen in 't jaar<br />

1567, was een regtsgeleerde,-gefchied-en letterkundige. Hij<br />

heeft te Mechelen voor den Hogen Raad als Advokaat geprak-<br />

tifeerd; trouwde in januarij 1594 te Brusfel, met KATRINA<br />

BREUGEL, dogter van WILLEM BREUGEL, in die ftad Raadsheer<br />

in den Raad van Brdband, bij wie hij twee kinderen verwek­<br />

te, die hem zo wel als zijne huisvrouw hebben overleefd;<br />

hij ftierf inden bloei van zijne dagen, nog nauwelijks 34 jaren<br />

bereikt hebbende, den 17 januarij 1601. Zijn vriend NI­<br />

KLAAS OUDARTIUS, Kanunnik en Officiaal van Mechelen, heeft<br />

hem met het volgende graffchrift vereerd:<br />

Hac tegüur parva magnus BERNARTIUS urna,<br />

Clara nifi toto fama quod orbe volat:<br />

Quam famam fun&i doüisfima fcripta mirentur:<br />

II. DESL. Aa Sm


5-TO BERNIERS, VAN DEK BUSSCHE.. (LUBBERT)<br />

Sive ea ad Hijloriam,. Jive ea ad Aonidas ><br />

Seu magis ad Sophia. Jint exornanda vireta.<br />

AM Jpes, cum tanto quanta jepulta viro.<br />

BERN ART heeft in 't licht gegeven i i. De utilitate legenda<br />

Bcpria, libr. IK Anlv. 1589 £f 1593- in 8vo, 2. Commenta-<br />

mokm de Lima eppidi ab Plollandis occupati liberatione^ Mecbk<br />

1596- in 8w. 3. Schoüa in STATH PAPINII Opera, ad vetera.<br />

€Mces recenf.ta. Antv. typis- PLANTINI , 1594.. 8vo.. 1607.<br />

£w. 4, Commentarium in Silvas ejusdem Poeta; typis- iisdeitu<br />

1599» oro. 5. Commentarium Notas in BoêTHiüM de Con-<br />

filaiime Philojophia. Ibid. 1607. 8 va.. 6. Vitam £f Martyrium<br />

MAKIX. STÜART* Regina- Scotia. Antv. 1588.. Svo.. 7. Oratio-<br />

item inftmere JQANNIS HAUCHINI , II. Mechlinienjis Archiepiscopi,<br />

fattitam. Lovan. 1589^ 8vo. J. F. FOPPENS-, Bibl. Belg,<br />

p. 578. PAQUOT, Mem* litter. Torn. XV. p. 107-112. SAXI»<br />

Onom. liter. P. IV. p. 25.<br />

BERNIERS VAN. DESS BUSSCIIE (LUBBERT), geboren<br />

ter Zwolle, omtrent het einde van de XlVde eeuwe, was de<br />

zoon van BERNIER JANSSEN, Schepen van die Rad. Zijne<br />

«erfie letteroefeningen aldaar voleindigt hebbende, trok bij­<br />

naar Bohemen, om te Praag zijne ftudien te vervorderen „ daar<br />

hij binnen kort den trap van Baccalaureus verkreeg. Tot Zwol<br />

te rug gekeerd zijnde, wierdt hij getroffen, dóór de ftigtelijka<br />

levenswijs, welke 'er door de Klerken van 't Gemene leven,<br />

een genootfchap door GERARD DE GROOT ingefteld, wierdt ge­<br />

leid , en hij nam het befluit om zig bij hen te voegen; ten<br />

dien einde vertrok Iiij in ftilte naar Deventer, en begaf zig<br />

onder de beftiering van den godvrugtigen FLORENS RADEWYNS.<br />

Zijn vader zulks gewaar geworden zijnde, zond bode op bode<br />

om hem te rug te doen komen, en van befluit te verande­<br />

ren; doch alle pogingen waren vrugteloos, want LUBBERT<br />

bleef volftandig in zijn befluit volharden. Zijn vader kort<br />

hier op krank geworden zijnde, aan welke ziekte hij ook<br />

Rierf; ging LUBBERT hem', bezoeken, en verzoende zig 20<br />

hartgrondig met hem^ dat de ftervende man, hem alle de<br />

goederen ter handftelde, die bij na zijnen dood moeste erven;<br />

' hij


BERNSAU. (HENDRIK WILLEM) 37^<br />

hij gaf die aan zijn meester FLORENS, ten einde die tot be­<br />

hoef van het genootfchap te befteuen ; en deze maakte 'er ge­<br />

bruik van tot ftigting van het huis, dat tot de eerfte woning<br />

verft.ekte, welke de genoemde Klerken als hun eigendom be-<br />

woondei, en welk gebouw in 1391 voltooid wierdt. Het<br />

zelvde jaar wierdt BERNIERS tot Priester gefchoren, welke<br />

waardigheid hij flegts zeven jaren overleefde, ftervende den<br />

26 j lij 139S, in den bloei van zijn leven, weggerukt door<br />

ene befmettelijke ziekte, welke in dezen tijd niet alleen Over-<br />

ifsjïl, maar vele andere landfehappen tot ene verwoestende<br />

piaag verftrekte. THOMAS A KEMPIS, kwam LUBBERT gedu­<br />

rende zijne ziekte bezoeken, en verftrekte hem tot geen ge-<br />

ringen troost. Hij werdt begraven op het St. Lebuinus kerk­<br />

hof. Men heeft van dezen godvrugtigen man: 1. Epijiola<br />

ad Dcminwn Fkrentium, weinig dagen voor zijnen dood ge-<br />

'fchr even. 2. ColleEla qucedam.ex devotis exercitlis Domini LUBER-<br />

'TI. Deze ftukken worden gevonden in de werken van THO-<br />

•iiAS A KEMPIS; edit. Coln. 1660. Tom. III. p. 103, 104. &<br />

208-112. J- F. FOPPENS, Bibl. Belg. p. 822. PAQUOT,<br />

Mem. 'litter. Tom. X. p. 315, 316. THOM. A KEMPIS, vita<br />

D. LUEBERTI BERNERI, ubi mox, p. 94-108. DUMBAR, Anal.<br />

T. I p. Ai.jeqq.<br />

• BERNSAU (HENDRIK WILLEM), Hoogleraar in de<br />

Godgeléértheid te Fra::eker, wierdt geboren te Linnepe in<br />

Bergsland, in het jaar 1717. Zijn vader HENDRIK genaamd,<br />

is ai laar Predikant geweest van 1687 a<br />

f<br />

t o t<br />

173r, in welk<br />

jaar hij is overleden. HENDRIK WILLEM, heeft zijne akade-<br />

mlfe oefeningen volvoert aan de Hogefcholen van Duisburg<br />

en Marpurg'; in 1737 wierdt hij aangenomen als Kandi.laat,<br />

en bezogt vervolgens de meeste Duitje Akademien. In 1746<br />

kwam hij van Leijden naar Franeker afzakken, daar hem de<br />

blinde fortuin was wagtende, want hij wierdt, dat vrij onbe­<br />

grijpelijk is, op wiens aanbeveling ons ( nbekend, van Kan­<br />

didaat tot Theologie Profesfor aan deze Hogefchool aangefteld;<br />

'wordende vervolgens hem op den 13 april ingevolge het ge­<br />

bruik., zonder enig voorafgaand examen de waardigheid van<br />

Aa 2 J>ok-


BERNÜLF of BERNOLD,<br />

Doktor in de Theologie opgedragen; en in meij 1740, deed<br />

Kj zijn- inwijding? redevoering, de ratione Cetti in Theologi<br />

tonftituendL 1<br />

Men kan niet zeggen, dat BERNSAU in de ware betekenis<br />

van het woord, een geleerd Man is geweest; zeker is het<br />

egter, dat bij het Sijstema en de Loei communes van de Theolo<br />

vet Rond-; daar bij een Ral en geheugen hadt; ook wist hij zij­<br />

ne coïlegien te veraangenamen, door het verhaal van aller-<br />

leie zonderlinge gebeurtenisfen en fprookjes:, waar van fommi­<br />

gen, hoe ongelooflijk ook voorkomende, egter waar moeten<br />

geweest zijn, doordien de Profesfor om zijne toehoorders geen<br />

twijfeling over te laten, die veeltijds met een helklinkend<br />

bevestigend woordje bekragtigde. Hij Rierf na ene ziekte van<br />

enige weken den 16 april 1763. Geene van zijne nageble-<br />

vese Kollegaas in de Theologie, HERM. VENEMA, PETR, CON-<br />

jtAM of MGIO. GILLISSEN, fchijnen lust gehadt te hebben, om<br />

ene loffpraak over hem te doen; doordien op verzoek van de<br />

weduwe, de lijkoratie is gefchiedt door den Hoogleraar in de<br />

franfe taal JACOBUS GARCIN.<br />

Onze BERMSAÜ heeft de volgende werken in 't licht gege­<br />

ven'' t' Theologie Dogmaticce methode fcientifica pertra<br />

Pars L vol. ï. de Deo ejusque attrilmtis; cum Proefat. CHR<br />

WöLFit Halae, 174$. ito. Vol. 2. II. de S. S. Trinitate ts De*<br />

tretis divinis'; Lugd. Bah 1747. Dit werk is door den Hoog­<br />

leraar in 1755 eu i7'5°~> door enige hoofdflukken de Qreationt<br />

$§ Angelis,- bij wege van akademife dispuiten vervolgd, 3.1<br />

Thefes felefta de vera Hcrmencuticae ratione. Fran.- 1751. A<br />

Compendium Theologise Dogmaticce, methodo fcientifica p<br />

Frarii 1755.' Ato. 5. Onomasticon facrum, 2. Tom. Fran. &<br />

LtoVi 1762. ito. Hier in vindt men fommige artikels, die het!<br />

Waar lijk vreemd moet voorkomen, in het werk van enen f<br />

Profesfor in de Godgeleértheid te ontmoeten. —— Zie ook :<br />

Èv L; VRIEMOET, Athen. Frif. pag. 859. Boekz., 1763. a.<br />

bh 616;<br />

BERNÜLF' of BERNÖLD i wierdt in 'tjaaf iaij, op ene j<br />

geer' Üflhdérh'ngê wijze,- de opvolger van AMELBOLD, en dus<br />

dc


•BERNÜLF of BERNOLQ. 373<br />

«!e twffitigfte der Utrechte Bisfchoppen. Zo .'ra gemelde ADEL-<br />

JSOLD overleden was, ortftond 'er, onder de Kapittelheren,<br />

een hevige twist, over de verkiezing van enen opvolger.<br />

Staande die onenigheden, bevond Keizer KOENRAAD DE III,<br />

«ïg nu te Nijmegen, dan te Aken, en ook wel te Keulen, en<br />

«irdeelde, om den twist te beflisfen, raadzaamst, zig, met<br />

zijne zwangere gemalinne GISELA, naar Utrecht te begeven.<br />

Da-,, wat gebeurt 'er? De Keizer in het dorp Oosterbeek,<br />

op de Velmve, zijnde gekomen, overviel der Keizerin de ba­<br />

rensnood. Sommigen verhalen, dat zij op den weg verloste<br />

van haren zoon, naderhand Keizer HENDRIK DEN III, en dat<br />

zij be, evens haar kind in het huis van den Pastoor BEEHUS.»<br />

gebiagt werdt. Anderen willen, dat zij in het huis diens mans,<br />

Ea dar de Keizer zig reeds te Utrecht bevond, van haren zoon<br />

zou verlost zijn. Hoe het ook mag' zijn, dit is ten minften<br />

ze-er, dat gemelde Pastoor aan den Keizer de tijding hier van<br />

bragt, kort na dat door de twistende Kanunnikken, voor die<br />

keer, aan den Keizer de volle magt was gegeven, om iemand<br />

die hem goeddagt, tot de Bisfchoplijke waardigheid te ver-<br />

beffen. De Keizer, uitermate vrolijk over de tijding, hem<br />

door BERNULF gebragt, befcbonk den armen Priester met de<br />

Bisfchoppelijke waardigheid. Gelukkig,bij dat alles, dat hij<br />

een man was, die 'er toe gefchikt fcheen te zijn; -zijnde niet<br />

ontbloot van geleertheid, bezittende daar bij een gezond oir­<br />

deel , en die zig om te regeren, tamelijk wel wist te gedra­<br />

gen. BERNULF maakte fpoedig vrede met Graav DISK DEN<br />

Hl. van Holland, tegen wien ADELBOLD, gedurende zijn bs-<br />

ihiur, geoorloogd hadt. Graav DIRK overleden zijnde, ver-<br />

zogt hij den Keizer, de Kerk van St. Maarten aan derzefver<br />

recht te willen helpen, en den Hollander daar aan doen we­<br />

dergeven 't huis te Merwede, Bodegraven en Zwammerdam, 20<br />

als hij voorgaf, aan het Stigt te zijn ontnomen. Hij voegde<br />


3 ? 4 BERNULF of BERNOLD.<br />

land eerst zo klein, heeft zig door dergelijke roverijen groot<br />

, gemaakt," enz. Op dit verzoek befloot de Keizer, in 't<br />

jaar 1047, zig naar Utrech te begeven, van daar in Holland<br />

te rukken, alles te verwoesten, en bet huis te Merwede, mjt<br />

den Merwefiroom, fè**bemagtigen, en in handen van den B;s- '<br />

fchop te Rellen. Dan dit bezit duurde niet lang; want na<br />

dat de Keizer vertrokken was, deed Graav DIRK DE IV, den<br />

Bisfchop zijne gramfchap gevoelen, heroverde niet alleen zijn-<br />

wettig regt op het huis te Merwede, maar liep zelvs, met bran­<br />

den en verwoesten, het gantfe Stigt af. De Graav wel voor­<br />

ziende , dat de Keizer dit niet ongewroken zou laten, deed<br />

alle moeite om hem alomme vijanden te verwekken, die hem<br />

werk verfchaften, en waar mede hij zig vereende. Dit egter,<br />

verhinderde niet, dat de Keizer, in 't jaar 1047, te rug<br />

kwam, en enige vaste plaatfen in Holland veroverde, warr<br />

onder, die door L. SCHAFNAEUROENSIS , genoemd worden, Flater-<br />

dinge of Vlaerdingen en Rhijnhurg; wordende, door den aan­<br />

naderenden winter, verhinderd, meer overwinningen te ma­<br />

ken. KOENRAAD DE II, gelijk ook zijn zoon HENDRIK DE<br />

III, deden, van tijd tot tijd, grote giften aan dezen Bisfchop.<br />

HENDRIK fchonk aan hem, of liever aan St. Maarten, niet<br />

alleenlijk een aanzienlijk deel van 't land van Drenth, maar<br />

daarenboven vele goederen in Friesland, tusfen de Lauwer en<br />

de Eems, en geheel Groningen; waar door fommigen hebben<br />

willen verftaan, als of de ftad Groningen, met alle hare reg; j<br />

ten en eigendommen, daar door zoude zijn weggefchonken<br />

aan de Kerk van Utrecht. Dan, UBBO EMMIUS onderligt on»<br />

hier van beter, als hij zegt, dat daar door alleenlijk verftaan<br />

moet worden, een Landgoed, dat Keizer HENDRIK om of nabij<br />

Groningen bezat, benevens andere heerlijkheden. Ook zijn<br />

'er, die, ten aanzien van Drenth, hier door geheel Drenth en <<br />

Twenth, met tollen, munten en den aankleve van dien ver­<br />

ftaan. De giftbrief willen zij dat getekend zou zijn te Utrecht,<br />

in 't jaar 1040. Zes jaren later, kreeg hij tot een gefchenk,<br />

de ftad Deventer: ook Amelanden, (waar door Amelande, gele­<br />

gen aan den Tsjel, niet verre van Deventer, moet verftaan<br />

wor


BERONICIUS. (PETRUS J'ÖHAïv^lMS) 375<br />

Worden,') welke gifte aan de Utrechfe Kerk:, door anderen,<br />

*op het jaar 900 gefteld wordt. Onze oude Kronijk Relt Cc<br />

*4 Deventer en Ameland op Ï04Ö, 'en die van Drenth -op<br />

ïcjp; fchoon de Schrijver daar van te voren gezegd had, dat<br />

Bishop RATBOUD, overleden in 't jaar 917, van Keizer Lo-<br />

HEWYK en Koning KAREL van frankrijk, de bevestiging van<br />

Deventer en Thiel verworven had. -Dan, men dient hier fcg<br />

aan te merken, dat Deventer, benevens andere Reden en lan»<br />

•Ven, mee;malen in oude tijden vervreemd, en van den enen<br />

•op den anderen overgegaan zijn-, '-en nu eens na weinige, 'dan<br />

weder na 'vele jaren,, door de Keizers, die het ligt viel te 'ge­<br />

ven , aan de Bisfchoppen gefchonken werden; zo 'dat het zee?<br />

Onooglijk is-, dat ook in 1046 dergelijke gifte gedaan -is.<br />

BERNULF, als Bisfchop, heeft binnen Utrecht zijnen naam<br />

•vereeuwigd, door het ft-'g en der twee Koilegiafe Kerken, als<br />

'die van St. Peter, en van St, Jan Baptist; 'en ook binnen De-<br />

yenter, door de St. Lelmimic tCn* yoMm hij de Kanunnikken-,<br />

mt St.'Salvators Monjler te'Utrecht, in plaatfte. Hij 'overleed,<br />

?na een beftuur van 27 jaren, in 1054; hebbende, igeduren-<br />

•de dien tijd, 'de regering van zeven Roomfe .Paufen beleefd,<br />

Na zijne begraven is, die gefchiedde in de gemelde St. Picters<br />

•Kerk, werdt hij opgevolgd door WILLEM VAN GELEER. ..<br />

A. MATTÏÏ. , ad Anonym. de Rebus Ultraj. p. igo, BÊTCA, ÏH<br />

BERNULPHO, p. 39. Vossius-, Jiarboeken. 'Oude Hall. Kromjh<br />

GOUDHOEVEN. WINSÊMJUS. VELDENAAR. Bat. Sacra, I. D,<br />

bl, 650-657, WAGEN., Vad. Hift. II. D. bl. .154-156.<br />

BERONICIUS (PETRUS JOHANNIDES), van rommigen<br />

'gegist dat hij uit Staats-Flaanderen öf Braband, zoude herkomftig<br />

zijn; heeft zijn voornamen levens ijd, die in 't midden dei<br />

XVilde eeuwe was, in Zeeland geiteen. Hij was "een man die<br />

zig zo door zijne uitmuntende geleertheid en bijzondere vaar-<br />

«digheid in de digtkonst, als door zijne flordige levenswijs, en<br />

ongefchikt zedelijk fcaiakter, buitengemeen vermaard heeft ge­<br />

maakt. De franje, engelfe en italiaanfe talen fprak'hij meester­<br />

lijk ; de latijtife verftond hij zo volkomen, dat de beroemde<br />

A-a * Cao-


• 37


BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES) 377<br />

jfcfie in den jare r684 overleden is, in 1674 in Zeeland zijnde,<br />

in gezelfchap geraakte van enen jongen heer, die wonderen<br />

van BERONICIUS verhaalde. AKTONIDES, en andere vreemde­<br />

lingen, die zig in dat gezelfchap bevonden, beving hier op de<br />

lust om dit zonderlinge mensch te zien, en BERONICIUS wierdt<br />

ontboden. De knaap verfchijnt, en vertoonde aan het gezel-<br />

fchap, een klein, zwart, dik, rond mannetje, die een kleed<br />

op zijn lijf hadt, dat ter nauwernood het koperkleurige vel van<br />

zijnen huid bedekte; doch toen men hem met aandagt bekeek,<br />

vertoonde zig in zijn gelaat ene ftatige ernsthaftigbeid, zijne<br />

ogen tintelden als helderfchijnende fterren, en men wierdt in<br />

de beweging van zijne armen en benen, ene wonderlijke en<br />

fteeds aanhoudende fnelheid ontwaar. Enigen van het gezel­<br />

fchap fpraken hem aan, teffens hem vragende, of het waar­<br />

heid was, 't gene zijn leerling ten aanzien van zijne zon­<br />

derlinge bekwaamheden getuigde? „ Waarheid!" gaf hij ten<br />

antwoord, „ ja zekerlijk is dat waarheid, wat deze van mij<br />

,, gezegt heeft;" en wanneer een van allen daar op aanvoer­<br />

de, dat zij moeite hadden zulks te geloven; wierdt de knaap<br />

gramftorig, en voer tegen allen uit, zeggende: „ om dat gij-<br />

„ lieden weetnieten en domkoppen zijt, denkt gij dat een an-<br />

„ der ook zo dom en onkundig moet zijn." Zijne gewone<br />

onbefcheidenheid en korfelheid, werdt ditmaal nog fterker aan­<br />

gevuurd, doordien hij, gelijk meermalen gebeurde, den beker<br />

wat te veel geligt hadt; dit maakte ook, dat hij verregaande<br />

aan 't fnoeven ging, en de wonderbaarlijke vlugheid van zij­<br />

nen geest in de fterkfte bewoordingen voordroeg, en aandrong,<br />

dat hij voor de vuist alle foorten van vaarfen konde maken.<br />

Doch het gezelfchap aan wien hij die fnorkerijën voordroeg,<br />

was van begrip een razenden Roeland bij zig te hebben, en<br />

deed hem dit min of meer gevoelen; 't welk ten gevolge hadt,<br />

dat hij vloekende en tierende ten huize uitliep, en op dien<br />

tijd geene proeve van zijne vlugge bekwaamheid gaf.<br />

Den volgenden dag, was het zelvde gezelfchap te Middelburg<br />

weder bij malkander. Men iprak onder anderen over tafel,<br />

van den jongften zeeflag, waarin de Hollanders en Zemven zo<br />

Aa 5 dap.


378 BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES)<br />

dapper tegens de Engeljen gevogten hadden; en in welken<br />

bioeJigen ilag de Kapitein DE HAAZE, een Zeeuw, gefneuvèld<br />

was, op wien ANTONIDES voor de vuist dit fraije graffchrift<br />

tnaakte :<br />

DE HAAS, een fiere Leeuw in 't Eritfche zee-gevet,<br />

Stondt pal in 't midden der gepreste.Waterhonden,<br />

Tot hem een kogel heeft voor uit naar God gezonden,<br />

Om wraak te vordren van 't gefchonden waterregt, *<br />

Sta Vreemdeling, en zeg, tot glorie van de Zeeuwen,<br />

Dat hier de Haazen zelfs veranderen in Leeuwen.<br />

Dit vaars was nauwelijks afgefchreven, of BERONICIUS komt<br />

met zijnen leerling de kamer inftuiven; verontfchuldigde zig<br />

over het gene 'er daags te voren was voorgevallen, en ver­<br />

zegt dat men hem zulks te beste wilde houden, teffens zig<br />

aanbiedende om aan het gezelfchap ene proef van zijnen vlug.<br />

gen digtgeest te geven. Zulks wierdt .gretig aangenomen;<br />

waarop ANTONIDES hem zijn vaars liet zien, en 'er zijn oirdeel<br />

over vroeg. BERONICITJS las en herlas het, prees het zeer<br />

en zeide hier op.- „ Wat belet mij, dat ik het niet terftond<br />

„ m latijnfe vaarfen overbrenge?" men bekeek hem hier op<br />

met verwondering, prikkelde zijne eerzugt aan, en liet een<br />

ongeduldig verlangen blijken om deze vrugt van zijnen geest<br />

te aanfehouwen. Hier op begonnen 's mans ogen te tintelen,<br />

zijne aderen als 't ware door digtvuur ontfteken te zwellen'<br />

en zijn gehele lighaam beefde. Alvorens hij aan 't werk ging,'<br />

verzogt hij vrijheid om den naam van den Zee-Kapitein DE HAA­<br />

ZE of DE HAAS, waar in de knoop van het gehele puntdigt<br />

bevat was, door enige omfchrijving te mogen verklaren, door­<br />

dien de aartigheid buiten dat in het latijn niet was uit te druk­<br />

ken; zo als men gereed ftond om dit met een bewilligend aut-<br />

woord te vergunnen, riep hij luidkeels: „ Daar heb ik 't al<br />

„ gevonden; ik zal hem Dajypus noemen, want dat woord<br />

„ betekend met nadruk, een Dier dat ruige poten heeft, en<br />

„ wordt bij. de Grieken voor een Haas gebruikt. Kom aan<br />

„ lees mij twee regels tevens voor, ik zal u die in 't latijn<br />

» ge-


BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES) 3 7 ?<br />

p geven." BUIZERO, die een van het gezelfchap en ook een<br />

Poëet was, begost hier op te lezen, en BERONICIUS bragt zon-<br />

der zig lange te bedenken, deze deftige vaarfen tc yoorfchijn.<br />

Egregia DASYPUS rsferens virtutt Leonem,<br />

In bello, adverfus Eritonas, fuper cequora gesto<br />

Impavidus pelago ftttit, aggrediente molosfum<br />

j4gmine }rquem tandem glans ferrea tnifit ad astra,<br />

Vinlictce cupidum violato jure profundi.<br />

Advena, quisqnis ades, Zelandai encomia gentis<br />

, • Jfta refer; lepores demta quod pel ie leonem<br />

A.fumant, nostro quotquot verfantur in orbe.<br />

Zo dra de Digter deze weergaloze proeve, van zijne vlug­<br />

heid en geleertheid gegeven hadt, ving hij aan te lachgen dat<br />

hij fchudde, en Rak de hand om hoog, om ais 't ware ziine<br />

zegepraal aan te duiden, en te roemen, dat hij de aanwezen-<br />

de gasten, verre boven hunne verwagting voldaan hadt. Het<br />

is ook waar, elk was van verwondering opgetogen, elk roem­<br />

de zijne bekwaamheid; en BERONICIUS was hier zo uitbundi"<br />

vrolijk en in zijn fchik over, dat hem de-lust beving, om het<br />

zelvde dat.hij in 't latijn gedaan hadt, nu ook eens in 't grieks<br />

te beproeven. Hij krouwt hier op twee of driemalen zijn<br />

kop, intusfen met zijn vurige ogen cp de grond ftarende, en<br />

zegt wel dra onafgebroken het zelvde puntdigt in griekfe vaar­<br />

fen op; roepende zo dra hij ten einde was: daar liebji liet nu<br />

ook in 't grieks. Elk ftond niet minder dan de eerfte reis van<br />

verwondering opgetogen, en men wierdt niet moede om ziji.e<br />

welverdiende loffpraak uit te drukken. BERONICIUS begost<br />

toen weer te lachgen en te fchertzen, vrolijk roemen 'e, dat<br />

hij hen zo aartig bedrogen hadt, en zo veel meer wist, als zij<br />

zig verbeeldden. Jammer is het maar, dat wij het griekfe<br />

moeten misfen, en zulks om geen andere reden dan^om dat<br />

hij het al te. fcbjelijk begon op te zeggen, eer iernand gereed<br />

koste zijn om het na te fchrijven. Het is intusfen zeker, dat<br />

JOHAN FREDRIK GYMMCH , waar van wij boven fpraken, toen<br />

ter tijd Profesfor in het grieks te Doesburg, die aldaar tegen-<br />

-, wöor-


58P BERONICIUS. (PETRUS JOHANNIDES)<br />

w.iordig was, en het u'tfpreken van het vaars met de uiterfte<br />

bewondering en aandagt aanhoorde, van oirdeel was, het<br />

g .eks nog veel fraijer dan het latijn te zijn. Na deze geno­<br />

me .e proeven, wierdt BERONICIUS nog op verfcheidene andere<br />

wijzen getoetst, doch hij gaf bij aanhoudendheid, zulke 'fpre-<br />

kende blijken van zijne geleerdheid en vaardigheid, dat hij<br />

fteeds nieuwe verwondering verwekte. In het leven van hem<br />

door den geleerden A. BORREMANS in het latijn befchreven,<br />

zal men meer fta'en van zijn vernuft, en vlugge vaardigheid in<br />

de digtkonst ontmoeten; als onder anderen ook, boe hijdeHoI-<br />

landfe couranten voor de vuist in latijnfe verfen overbragt enz»<br />

Vraagt men, waar dit zonderling mensch, wiens gelijken<br />

nog-nimmer gevonden is, het eerfte levenslicht aanfchouwde,<br />

of wie zijne o..ders geweest zijn ? zulks is en blijft een raad-<br />

zei, wat 'er fommigen ook van mogen gisfeu, dat noch nie­<br />

mand met grond heeft kunnen oplosfen. Hem zeiven gevraagd<br />

wordende, waar zijn vaderland was? antwoordde hij: waar<br />

't mij welgaat. Dit weet men,' dat hij jaren lang in Engeland,<br />

Frankrijk en de Nederlanden heeft rondgezworven , als een<br />

fchooijer die even als BIAS, alles wat hij bezat, met zig rond<br />

voerde. Men zeide hem dikwils, dat zijne kundigheid ene<br />

Hoogleraars plaats waardig was, waarop hij doorgaans ant­<br />

woordde : dat hem zodanig afgezonderd en in het Jlof wroetend lt<br />

ven niet behaagljk voorkwam. Het afbeeldzel van BERONICIUS ,<br />

in een letterfchilderij nagebleven, vertoond hem als een klein,<br />

roetzwart, rond en dik mannetje, oud en flordig gekleed;<br />

wanneer men zijn bedrijf of handtering gadeflaat, zal men<br />

moeten geloven, dat die fchilderij egt is; want dikwils won<br />

hij de kost, als hij daar gebrek aan hadt, doordien hij buiten<br />

dat niets deedt, met fchoorfteenvegen, fcharen en mesfen te<br />

flijpen, en meer dusdanige verrigtingen van den zelvden aart.<br />

Boven alle andere tijdkortingenen bezigheden, washemdeaan-<br />

genaamfte, voor gochelaar of jan pottagie te fpelen, en het ge­<br />

mene volkje te bedotten; dan was hij in zijn ware element,<br />

dan leefde hij met genoegen, en was vrolijk, al hadt hij<br />

geen duit in den zak, of kleed aan 't lijf; want over kost en<br />

kle-


EEROTIUS. (JAN) §83<br />

klederen was hij nimmer bekommerd; „ De natuur," was<br />

zijn zeggen, „ is ras voldaan, en het is mij onverfchiliig, of<br />

„ ik als een Graav dan als een Bedelaar gekleed ga." Hij<br />

maakte weinig werk van boeköeffeningen, en dagen lang ag-<br />

ter een konde hij in de gemeenfte kroegen, onder het flegtfte<br />

foort van volk, met den neus in 't glas zitten, en zijnen drink-<br />

lust bot vieren; waarfchijnlijk ook, dat de dronkenfchap zijnen<br />

dood verhaast heeft, want hij werdt even buiten Middelburg,<br />

in een moddeifloot dood gevonden; 't welk de Digter Bui-<br />

ZERO aanleiding gaf, om dit volgende graffchrift op hem te<br />

maken;<br />

Hier ligt een wonderlijke geest,<br />

Die leefde en ftierf ge'ijk een beest.<br />

Hq was een wonderlijke fater:<br />

Hij leefde in wijn , en ftierf in water.<br />

De naam van BERONICIUS is vereeuwigd door zijne Georgar-<br />

ehontomachia enz. of 23oetcn- en


SM BERSACQUES. BERSELIUS.<br />

geboren te Valencknnes, heeft uit het Trans in 't latijn een<br />

werk vertaald, dat tot tijtel heeft: Commentarium Jeu potius<br />

ttimm Expeditionis Tunkece , a CAROLO V. Imperatore Jemp<br />

Augusto, anno M.D.XXXV. Jusceptce, JOANNE ETRO.IO. LOY.<br />

1547- klein ia 0<br />

, J. F. FOPPENS, Bibl, Belg. p. 579.<br />

PAQUOT, Mem, litter. Tom. HL p. 406. '•<br />

. BERSACQUES (DIONYS DE) , wierdt te Anas, waarfchijnlijk<br />

omttent het jaar 1510, geboren. Hij was de oudfte<br />

zoon van JAKOB DE EERSACQUES en van zijn eerfte vrouw, zijnde<br />

deze JAKOB het zevende kind van FILIPS DE BERSACOUES,<br />

Heer vm'Welle, en van JACO3A DE VULLY, vrouwe van Mmerwè.<br />

DIONYS volvoerde zijne letteroeffeningen te Leuven,<br />

wierdt tot Licentiaat in de regten bevorderd, en praktifeerde<br />

als Advokaat voor de Gereg&boven. Hij trouwde en verwekte<br />

een zoon LODEWYK genaamd, welke den geestelijken (laat<br />

omhelst hebbende, Kanunnik van de Hoofdkerk te St. Omer<br />

wierdt; ook was deze Doktor in beide de regren; wierdt den<br />

'2 j.inuarij 1576 tot Deken van zijn Kapittel verkoren , en<br />

ftierf'den 27 december 1595. DIONYS DE BERSACQUES heeft<br />

gefchreven : De origine, ferie £? rebus gestis Comitum Arteftg<br />

• PAQUOT, Mem. litter. Tom. XII. p. 255-257.<br />

BERSELIUS (PASQUIER), was de zoon van een Kom-<br />

misfaris der ftad Luk, en wierdt in 1480 geboren te Biet Jet,<br />

een dorp twee uren daar van afge'egen. Na zijne letteroeffe­<br />

ningen met ongemeen veel lof vplbragt te hebben, wierdt hij<br />

den 2 junij 1501, Benedictijner Monnik te St. Laurent, mede<br />

nabij Luik gelegen, en bragt het overige van zijn leven in<br />

dat klooster door, zig inzonderheid me: lezen en ftuderen be­<br />

zig houdende, tot welk einde hij een vrij talrijke boekerij wist<br />

te verzamelen, die hij altoos in zijn celle bewaarde. Ook<br />

beoeffende hij de fchilderkonst, en in 1523 de kapel le van<br />

St. Denijs die bouwvallig was,»en daar hij gewoon was de<br />

Misfe te. doen, heb!ende. doen herftellen, ilerde hij die op<br />

met fchiiderijen van zijn eigen maakzel, In 1535 wierdt hij,<br />

door de waterzugt aangetast, die een einde van zijn leven<br />

maak-


KERTHA. (LODEWYK) BERTHOLF. (HILARIUS) 3*j<br />

maakte, den ouderdom van bijna 55 jaaren bereikt hebbende.<br />

BERSELIUS is een geleerd man geweest, ook niet onkundig<br />

in de hebreeuwfe en griekfe talen, daar bij was bij een<br />

liefhebber der digtkonst, en hadt vrij wat vorderingen in de<br />

fraije letteren gemaakt. Men heeft van hem: Epistolm duce ad<br />

ERASMUM. Die Brieven zijn de 18S en 132 brieven van den<br />

nieuwen druk zijner uitgegevene werken. Ook heeft men van hem<br />

vijf Ruks zesregelige vaarfen, waar van ieder het onderwerp<br />

bevat der hoofdftukken van een werk, gesteldiAngelideQtrrü<br />

hus Sabinis, Poet» laureati, de excidio Civitatis Leodienfis libri<br />

VI; ex fchedis clarisftmi viri Domini Baronis DE CRASSIER, uitgegeven<br />

door MARTéNE en DURAND in hunne Amplïsfima Collec-<br />

tk, Parif. FRANC. MONTALANT, 1729. in fol., Tom. IV. Col.<br />

1379--1500. VAL. ANDR., Bibl. Belg., p. 229, 230.'<br />

MARTéNE g> DURAND, ubi fupr. PAQUOT, Mem. litter.'Tom.<br />

X. p, 67--70.<br />

BERTHA (LODEWYK), wierdt in 1620 te Brugge geboren,<br />

toog het Dominikaner Monnikenkleed aan, ei^deedt<br />

zijne geloften den 19 oftober 1644. Vervolgens'bekleedde<br />

hij trapswijze de bedieningen van Onder-Prior, Zanger, Procureur<br />

en Sijndicus van zijn klooster.. Hij was algemene Prediker<br />

toen hij op den 12 augustus 1697 ftierf, in den ouderdom<br />

van 77 jaren. ECHARD zegt, dat zijne nagelatene werken,<br />

tot bewijzen van zijne geleertheid en godsvrugt verftrekken!<br />

Onder anderen heeft bij gefchreven; 1. Origópagarum Christianum<br />

orbem devastantkim, ab uno ex familia Pradicatorum Opus<br />

tdleStm. Brugis 1658. 12 0<br />

. 2. Medicus Christianus detegens<br />

fanguineis lacrymis deplorandam ferrei hujus fceculi ccecitatem, prefentium<br />

imminentium plagarum originem; prcefcribens remedia<br />

tam ex S. fcriptura quant ex SS. Patribus defumpta , ad omnem<br />

Chrisiiance Reipublka fiatum fanandum fcrV. ——- PAQUOT, Memoir.<br />

litier. Tom. \ T<br />

L p. 361, 362,<br />

BERTHOLF (HILARIUS), is geboren te Gent, omtrent<br />

't einde derXVde eeuw, en bevatte in een allermismaaktst en<br />

lelijk lighaam, een treffend fchoon verftand.' Hij beoeffende.<br />

vroeg-


384 BERTHOLF. (HILARIUS)<br />

vroegtijdig de geleerde talen en fraije wetenfehappen; was nog<br />

jong zijnde reeds een uitmuntend Digter, en verdiende daar<br />

door de achting van ERASAIUS. BERTHOLF, dien geleerden man<br />

niet kennende, verftond op zekeren dag dat hij zig te Gent<br />

bevond; hij wagtte hém bij den uitgang van een kerk op, en<br />

Bood hem een digtftuk van zijn maakzel aan. ERASMUS wierdt<br />

door de fraiheid daar van, zodanig getroffen, dat hij tegens<br />

KAREL UITENHOVEN die hem verzelde, aan 't oor fluisterde;<br />

hoe is 't mooglijk dat zulke fchone. vaarfen, het voortbrengs<br />

een zodanig lelijk gevormd mensch kunnen zijn? het befluit<br />

dat men den Digter aan tafel moest zien; BERTHOLF was een te<br />

groot liefhebber van de fmul om dit te weigeren, hij verfcheen<br />

derhalven op de eerfte nodiging, en ERASMUS kost zig niet<br />

bedwingen om deszeivs neus met verbazing te begluren;<br />

het is ook waar, dat de Natuur 'er geene ftoffe toe hadt ge-<br />

fpaard, en dat de konst, ik verfta die welke door BACCHUS<br />

aan zijne kwekelingen wordt onderwezen, 'er 't zijne hadt<br />

bijgevoegd, met die in derzei ver gantfe uitgeftrektheid, met<br />

purperverwige karbonkels te voorzien. ERASMUS hem dan<br />

op zijn gemak bekeken hebbende, zeide: „ toe BERTHOLF<br />

„ gij moet ons een puntdigt maken, 't welk met de woorden;<br />

„ begint: Najus Bertulphi;" deze die gekfeheren verftond,<br />

en dadelijk de dampen van het druivenfap in zig voelde wer­<br />

ken, voldeedt hem op 't oogenblik, en bewaarheide het gene<br />

'er van een beroemd, Digter gezegd is:<br />

—— Satur eft, cum dieft HORATIUS: Ohe!<br />

Onze Bibliotheekfehrijvers houden plotzelijk bij deze plaats<br />

op, en berigten ons niets verders van het leven van BER­<br />

THOLF. Men vindt egter, dat hij zedert dien tijd in Frankrijk<br />

gereisd heeft, het Hof aldaar in 't voorjaar van 1526 bezogt,<br />

en dat hij ruim vier jaren daar na, namelijk den 30 novem­<br />

ber 1530 zig te Lijons bevond, alwaar hij zeer gemeenzaam<br />

met RABELAIS verkeerde, welke onlangs in die ftad was ge­<br />

komen. Deze vriendfehapsverbindtenis was ongemeen wel<br />

geforteerd, en kwam ten aanzien van den aart der belang-<br />

heb-<br />

I


BERTIN. (OMER DE Sr.) BERTIüS. (ABRAHAM) 385<br />

hebbenden vrij wel bij malkanderen, want beide hadden veel<br />

•erfland, de een zo wel als de andere hadt een vrolijk hu­<br />

meur, en de loftuitingen die RAGELAIS aan de godheid van het<br />

druivenfap in zijn Pantagruel heeft gegeven, bewijzen ten<br />

overvloede, dat dien geestigen ligtmis, gants geen vijand van<br />

de vies is geweest. SANDERUS zegt, dat BERTHOLF enige vro­<br />

lijke digtftukjes te Keulen heeft uitgegeven Qudicros £? facetos<br />

yerfus), en VALER. ANDREAS , voegt 'er bij, dat die in 1530<br />

gedrukt wierden. Nog verzekeren beide die Schrijvers, dat<br />

BERTHOLF verfcheidene geleerde brieven aan ERASMUS heeft<br />

gefchreven, en dat hij inzonderheid door de brieven van den<br />

Rotterdammer Geleerde aan hem, is bekend geworden.<br />

FRANC. RAEJXAIS , epijt. ad BERN SALIGNACUM , intcr dar.<br />

Viror. epift. 100., editas ah JOH. BRANT. Amfi. 1702. in 8ro.<br />

p. 280. D. ERASMI, oper. Tom. III. uit. edit. p. 1. col. 937.<br />

SANDERUS, de Gaudavenfib., p. 57, 58. J. F. Fori-EKS, Bibl.<br />

Belg. p. 380. PAQUOT, Memoir. litter. Tam. IX. p. 102-104.<br />

EERTIN (OMER DE ST.), wierdt omtrent 't jaar 164$<br />

te Oostende geboren, en gaf zig in de orden der ongefchoeide<br />

Karmeliten, toen hij 20 jaren oud was. Drie jaren later,<br />

wierdt hij tot Priester geordent, naderhand droeg men hem<br />

de bediening van Onder-prior op, en hij ftierf te Antwerpen<br />

den 28 februarij 1689, in het 45(1.0 jaar zijnes ouderdoms.<br />

Hij heeft door den druk gemaakt: 1. Thefaurus aureus divina-<br />

rum Monitionwm S. Maria; Magdalence de Pazzis. Antv. 1687.<br />

121110. 2. ©cn intomöioftcn Chipten/ fiaiiöefcnbc ban bchu<br />

toenöirjfje obcrtrnbonjfïc/ bic öc Cbjtótcnen met SFcfii €Mpta<br />

moeten fjebbcn. 2 ©den. 3£ntm. 1685. PAQUOT Me­<br />

moir. litter. Tom, X. p. 368.<br />

BERTIUS (ABRAHAM), geboren te Leijden, den 15<br />

vaart róro, was de oudfte zoon van den beroemden PETRUS<br />

BERTIUS. Hij is geweest een Geestelijke van de orden der<br />

ongefchoeide Karmeliten, en gedurende 30 jaren Misiionaris<br />

van die orden te Leijden. Hij was een braaf mensch en ftierf<br />

H- DEKL-. Bb z a c


m O^j (PAULUS of WENCESLAUS)<br />

?afr vakdagen te, 1683». Onder anderen heeft hij uitgegeven*<br />

Cognkio, mnoris Christi.. ito.. Parifiis.. 164.7. 2. Virtvtes Re.<br />

imjurenem decent Principem, o|>?« /fcgj Ca///a? infcripuim.<br />

4§0.. PariJ, 1647. $ Mwfof. convenendi Ilceretiqos. 8vo.<br />

5650, 4. Explicatie Symboli Apostolorum, Oraüoms Dominica &<br />

ISabttatienis Angelica. Rothom, 1653. *» iaaw., 5. O»*.<br />

WÜ? » Wte plurium Carmeliterutn êfcalccatortm<br />

•pbme- illuftrium. ito.. Antv. 1670, 6. C/sr* demonjlratio Ank<br />

C/lorum. Religiom.s Catholicce,, omm |u« faculi fetlas. 8vo.<br />

Aiitv. 1671. en nog -enige, anderen. J. F. FOPPENS<br />

Bjbh. Belg., p. 991, 992.<br />

BERTIUS. (JAN), de jongfto zoon van PETRUS BERTIUS*<br />

geboren te Leijden, den 6 maart 1615.. Hij is de Stigtec<br />

pweest van de Franfe Misfie der ongefchoeide Karmeliten ij<br />

*l-flage x en naderhand Prior van het Karmeiiten-Klooster op<br />

*t eiland Afetóe-, alwaar hij is geftorvèn den 27 ocToberig62;<br />

Zijnde een man geweest, van een bijzondere godvrugt en ge-<br />

leertheid. Hij heeft gefchreven :• Traüat. de SS, Eucharistice<br />

S#eramnto :• in qm è SS., Scripturis demonjlrat rcalem Corporis<br />

ChrLti prejentiam*, nomen & fignificatum Tranfubfiantiatwm<br />

windkat cf potejlatem Ecclefiae ad prohibenduum Laïcis ufwn Cali*.<br />

(is j ac probat in Misfa offerri verum ac proprium Sacrificium. Ita<br />

$e eo Ribliotheca Scriptorum Carmelitarum excalceatorum, P. MAR-<br />

TTALIS a S, JOHANNE, edita Rothomagi, anno 1730. -<br />

f F, FOPPENS, BH Belg., p. 148, NICERON, Mem. Tom.<br />

XXX, p, 91,<br />

BERTIUS (PAULUS of WENCESLAUS) , de tweede<br />

•éÖB van PETRUS BERTIUS, wierdt geboren te Leijden den 19<br />

juli} 1612, Hij begaf zig onder de ongefchoeide Karmeliten,<br />

Cn deed openbare profesfie van die oiden, den 1 julij 1629.<br />

In 1642, volgde hij Pater P.. RRUNQ D E ST, YVES naar Aleppo,<br />

en leerde het arahisch van den Pater CELESTVN DE 8, LmuyiN,<br />

G?n brogier van den vermaarden Gpuus; met dezen vertrok<br />

hij in junij paar d©ï berg Libanon, alwaar de Maranken hun<br />

hvt Klooster van St, Elteeys ga,yen, Maar nauw'jjks was hij<br />

dm-


BERTIUS. (PETRUS) 3S7<br />

daar gekomen, of hij wierdt in augustus door de rodeloop<br />

sangetast, 't welk hem noodzaakte zig naar Tripoli te doen<br />

roeren, alwaar hij den 10 feptember 1643, overleed, 31<br />

jaren oud zijnde. NICERON, Mem. Tom. XXXI. p. gi.<br />

BERTIUS (PETRUS), wierdt den 14 november 1565,<br />

te Beuren of Beveren, een dorp in Flaanderen, op de grenzen<br />

van. de bisdommen van Tperen en Brugge gelegen, geboren,<br />

alwaar zijn vader woonde, die de Roomfe Godsdienst hadt<br />

verzaakt, om de Protestantfe te omhelzen. Nauwlijks drie<br />

maanden oud zijnde, verzelde hij zijne ouders naar Engeland,<br />

doordien dezen, ten einde de vervolging te ontgaan, ver-<br />

pligt wierden uit Nederland te wijken. Toen hij zeven<br />

jaren oud was, wierdt hij in een der voordeden van Londen<br />

ter fchool befteld, bij KRISTIAAN RycK,^ie hem de grond-<br />

beginzelen der griekfe, latijnfe en franfe talen leerde; terwijl<br />

PTKTERNKLLA LANSBERG . een zeer geleerd meisje , hem in<br />

het fchrijven en de muzijk onderwees.. Twaalf jaren bereikt<br />

hebbende, liet zijn vader , die intusfen Predikant te Rotterdam<br />

was geworden, hem in Holland komen, en zondt hem naar de<br />

nieuw opgcrigte Hogefchool te Leijden; hier genoot hij het<br />

onderwijs in de hebreeuwfe taal van HERMAN RENNECKER,<br />

in de fraije letteren van JUSTUS LIPSIUS en BONAVENTURA VUL-<br />

CANIUS, en in de theologie van WILLEM FEUQUIERE, LAM-<br />

BERTUS DANEAU en anderen. Zijne letteroeffeningen hielden<br />

hem bezig tot in *t jaar 1582, toen hij een aanvang maakte<br />

fchoon nog maar 17 jaren oud, om zelve aan anderen onder­<br />

wijs te geven. Hij deedt zulks eerst te Antwerpen, gedurende<br />

drie- maanden, vervolgens te Oostende agt maanden, ts Mid­<br />

delburg een gants jaar, en te Goes vijf jaren. Na verloop van<br />

dezen tijd vernomen hebbende, dat 'er een Onderregents­<br />

plaats in het fchool te Leijden open ftondt, vroeg hij 'er om,<br />

en verkreeg die, hij maakte vlijtig gebruik van liet verblijf<br />

in deze ftad, om zijne ftudien voort te zetten, en befteeddc<br />

de ledige tijd, die hem van 't waarnemen zijner fchool, over­<br />

bleef, om de kolieken der Profesforen bij te wonen.<br />

Bb 2 Twee


$8( ïffiRTIUS. (PETRUS)'<br />

Twee jaren later, vergezelde hij JUSTUS LIPSIUS naar Duhi*<br />

feid, met voornemen, om aan TERONIMUS ZANCHTUS, ANTONV<br />

Qi vmrr en andere geleerde Protestanten, dié zig roem ver­<br />

worven hadden een bezoek te geven; doch te Frankfort ka*<br />

mende, vernam hij dat beide overleden waren; dit deedt hem<br />

beiluiten, om zfg te Heidclberg op te houden , zo ter oirzake<br />

van dc beioemde Bibliotheek, die 'er toen ter tijd aanwezfg<br />

yas,, als om nut te trekken uit de verkering met'de geleerde<br />

• Mannc-n, welke zfg in die ftad bevonden. Hij maakte hier<br />

• egter geen lang verblijf, want ondervindende, dat het klimaat<br />

niet gunftfg voor zijn lighaamsgeftel was, vertrok hij naar<br />

Strartslurg, alwaar hij enigen tijd zig bezig hieldt, om aan jon­<br />

gelingen in k bijzonder onderwijs te geven, na daar toe vrïjr<br />

beid van den Akademifen Senaat verkregen te hebben; en het<br />

is zeer waarfchijnlijk, dat hij in deze ftad zijne redevoering<br />

«leedt, cn ook liet drukken: met bc ScbigJjriö fel het naja*<br />

gCil ban bril lïöcm. GmSe % MoJtfti* m af.petmaa Gloria.<br />

Vervolgens wierdt hij door Curatoren van het Leijdfe Hoge­<br />

fchool beroepen, tot de Regentsplaats m het nieuw aangelegde<br />

Kollegie aldaar} hij nam het aan, doch deedt alvorens ene<br />

reis, nicttegenftaande'het in den winter was, door Bohémeti,<br />

0éfiih, Men en Rusland. Zijne nieuwsgierigheid voldaan<br />

iijnde, nam hij bezit van zijne waardigheid te Leijden, dia<br />

M<br />

n<br />

- e t l c , e r a e<br />

» algemene goedkeuring waarnam. Voorts<br />

wierdt hem het opzigt over de Akademife Bibliotheek toe­<br />

vertrouwd; hij bragt dëze've het eerfte in orde, en fchikte<br />

die in onderfékeidene klasfen; en, in 1595 deedt hij de cata?<br />

jógus daar van drukken, met ene voorafgaande brief of ver-<br />

h'andeüng, over de orde en het nuttige gebruik dat men van<br />

ene Bibliotheek kan maken; onder den tijtel van s Nomenclatar<br />

'Rjblhtheca Academies Lugduno Bstarce cum Epijiola de erdine e<br />

?;•)•',•: rjH. Lugd. Bat. 1595. i<br />

i>'M:,ii:n huwde hij met ANNA MARIA KUCHLIN, dogter van<br />

JAN •RupHi.iN, Opperregent van het Staten Kollegie te Leij-.<br />

é?H en deze in 1606 zijnde komen te fterven, wierdt BER-<br />

Tfys in (tezelys plaatze aangefteld, welke post hij egter met<br />

gro.


BERTIUS. (PETRUS)<br />

gïote weerzin aanvaardde, de moeiten en verdrietetëkhedea<br />

Voorziende, welke de uitceffening daar van-, hem •zoude wi-<br />

'oirzaken; want hij was de .gevoelens van ARMIWIUS toege­<br />

daan >, en zag zig daar door aan de haat dor GOMARISTEN bleofr<br />

gefield. Dit bleek 't eerst door de lijkreden die hij den 2'i<br />

'october röoo over ARMINIUS deedt. GOMARUS viel hem aa"n><br />

weike ge-<br />

Vonden wordt aan het hoofd enes werks Van dezen 'geièeld^f<br />

Man, getijtelt: tdrnica collatie per JJurt: 'hm j&föfëi3c© :Jt>


393<br />

BERTIUS. (PETRUS)<br />

Kio, de Prcedestinatione. Hij zegt op ene plaats van dezen<br />

brief: „ dat de Doktoren, welke zig niet gefcbaamd hebben ,<br />

„ om te fchrijven, dat GOD de menfehen zodanig gefchapen<br />

„ heeft, dat zij kosten zondigen, maar ook op dat zij zouden<br />

„ zondigen, doordien hij door geen ander middel tot zijn<br />

„ doeleinde konde geraken, aan Keizer TIBERIUS geleken,<br />

„ die wanneer hij ene maagd wilde doen om hals brengen,<br />

„ 't welk tegens het gebruik der Romeinen ftreedt, hij haar<br />

„ alvorens door den beul liet onteren;" en hij haalt bij<br />

deze gelegenheid aan, PISCATOR advetfiïs SCHATMANN. Deze<br />

wierdt hier knorrig over, en doopte deze aanhaling met den<br />

naam van laster, en BERTIUS begreep verpligt te zijn, om zig<br />

te verdedigen, 't welk hij deedt, met 't uitgeven van 't vol­<br />

gende werk: Apologeticus ad Fratres Belgas, in quo Calumnix<br />

crimen ipfi a JOANKO PISCATORE, Theologo Herbornenjï, imme-<br />

rito impaüum dlluitur. Lugd. Bat. 1614. in kto. BERTIUS ban"<br />

delt in de voorreden, over de wijze van twisten, over de<br />

pligten, waar aan die genen welke twisten, zijn verbonden,<br />

als mede over het ware middel, om regtmatig theologife ge­<br />

fchillen te beoirdelen. De beroemde GROTIUS, dagt vrij gun-<br />

ftig over dit werk, fchoon hij 'er nogthans dingen in vondt,<br />

die beter waren gezwegen , of ten minften thans niet tijdig,<br />

waren: Ómnia qua; adverfus PISCATOREM disputasti, veltementer<br />

mild probari (perfcripfi); fed interim esje qiupd&m, qua; mild vs-<br />

deantur intuta, certe ijntempestiva. BERTIUS'voegde bij dit werk,<br />

ene verhandeling over de gefchiedenis van PELAOIUS; daar<br />

GROTIUS gants niet over in zijn fclrik was; hij fchrijft ten dien<br />

aanziene aan UITENGOCAART : „ welke kwaadaartige gevolg-<br />

„ trekkingen zal men niet maken, over de wijze, waar op<br />

„ den Schrijver, PELAGIUS zoekt te verdedigen, en hoe vele<br />

„ vernieuwde onlusten zal zulks niet te wege kunnen bren-<br />

„ gen:" hij laakt 'BERTIUS , de rust van kerk en ftaat opge-<br />

offert te hebben, aan de begeerte om zijne verdraagzaam­<br />

heid en geleertheid in 't openbaar te doen blijken; en hij kan<br />

zig niet genoeg ver wondei en, dat BERTIUS ZO fpoedig het ver­<br />

driet hadt vergeten, die de enkele tijtel van zijn boek over<br />

de


feER'ïïÜS. '^PETRUS) §S?<br />


39*<br />

BERTIUS. (PETRUS)<br />

jeugd iets anders hadt onderregt ? was zijn antwoord: „ dat<br />

„ enige dingen in de Confesfie niet zo klaar waren uitgedrukt,<br />

„ dat hij in die dingen iets voor zig zeiven hadt vastgeileld,<br />

„ doch met vrijheid voor de jeugd, om anders te gevoelen."<br />

Op de vraag, welke die dingen waren? antwoordde hij, „ zulks<br />

„ nu niet te weten, maar verzogt vrijheid zijne papieren te<br />

„ halen; " verklarende vervolgens, „ bij zijne Hellingen,<br />

„'wegens de mooglijkheid van den afval der Heiligen, te<br />

„ volharden, wijl de gehele oudheid daar mede overëen<br />

„ kwam. Dat hij ook de vijf Artikelen der Remonftramen<br />

„ aannam, maar die misfchien anders zou verklaren, en dat<br />

.„ mooglijk geen twee Remonftranten die eveneens zouden<br />

„ uitleggen." Verder klaagde hij, „ dat in het uitgeven van<br />

„ zijne Diatribe, waar in bevonden was, dat hij verder ge-<br />

„ gaan was dan de Remonftranten, ter kwader trouw gehan-<br />

„ deld was; doch erkende egter het gevoelen der Regtvaardig-<br />

maki?ig, zo als het daar was uitgedrukt," Op de vraag,<br />

of hij Zijne feilen zou willen verbeteren, en de Sijnode voldoening<br />

geven? was zijn antwoord, „ dat men hem eerst moest onder.<br />

„ regten; want hem onbewust was, zig ergens in verlopen<br />

„ te hebben. " Waar op hem door de Sijnode het H. Avond­<br />

maal ontzegt werdt; en befloten dat de Kerkenraad van Leijden<br />

zoude werkzaam zijn om hem beter te onderregten, en zo hij die<br />

onderregting niet aannam, dat als dan de kerklijke Cenfure verder<br />

bij trappen aan hem zoude geoeffent worden, tot de excommunica­<br />

tie toe, welke zoude werden uitgefleld, tot de naaste particuliere<br />

Sijnode, enz. BERTIUS vraagde , hier op, of de Sijnode voor­<br />

nemens was, alle de genen, die de vijf Artikelen der Remon­<br />

ftranten toeftemden en omhelsden, van het Avondmaal te<br />

weren? Dan hem werdt geantwoord, dat zijn vonnis be.<br />

rustte op zijne gevoelens, boven de vijf Artikelen gaande;<br />

waar op hij uitborst: „ Nu mag ik zeggen, den dag be-<br />

„ leefd te hebben, dat iemand van de tafel des Heren wordt<br />

„ afgebannen, om een gevoelen, dat van de gehele oude<br />

„ Kerk voor goed gekend is.. Ik kan niet begrijpen, dat de<br />

„ magt der fleutelen zig zo ver uitftrekt."<br />

BER-


BERTIUS. (PETRUS) 3


m SËRTÏÜS. (PETRUS)<br />

lipfia. 1662. in iawfc en agter de CLUVERII IntroduUh fe<br />

univrrfam Geographiam. 5. Imperium Caroii Magni £? ftül<br />

r<br />

« Dit is een Kaait, die ook in vièien<br />

is gttdeSllj en in den Atlas van HONDIUS. Amfi. 1654. gé*<br />

plaatst. 6. Varia Grlis univeifi & ejus parium, Tabulce XX-.<br />

Geographice, ex antiq:-is Geographis £f Hijlorieis confeilae<br />

PETRLM BERTIUM, in Ato. oblong*. Bij deze geographilè wer*<br />

ken kan men nóg voegen, fclióon enigzints Van enen Vérfchib<br />

lenden aait, dat gene, het welk hij ter gelegenheid van den<br />

Dijk vervaardigde, die de Kardinaal RICHELIEU hadt doen<br />

ïn- kên om de haver van Rochlle tè fluiten; zijnde getijte't :<br />

De Aygeflus Pontibus hatleuus ad mare extruilis digestur»<br />

Hovum. PtiriJHt* 1629, In 8V». en ook geplaatst in het tweede<br />

Deel van de Nuvus Th-faurus Antiquitatum Romanarum van<br />

SAI.I.EIVCRÉ.<br />

Te Parijs gekomen zijnde , verzogt hij om de betaling Vari<br />

ften jaar tiaétoiuent als Geographus, dat men hem fchuldig'was;<br />

doch hij ontmoete daaromtrent zwarigheden. Den 11 juni)<br />

hieldt BERTIUS ene bijeenkomst met de Piedikanten van Ohx-<br />

renten-, en verzogt om het Avondmaal bij hun te mogen gér-<br />

fcruiken, doch zij weigerden hem zulks. Dezé weigering<br />

deedt hem gevoelig aan; enige Leraars van de Sorbonne maak­<br />

ten gebruik van zijn harteleed, en dé behoeftigheid waar mé­<br />

de hij hadt te wo'rftelen'; zij overreedden hem ten laatfiren,<br />

om den Roomfen Godsdienst te omhelzen , en hij deedt open­<br />

bare afzwering in handen van HENDRIK DE CONDY, Kardinaal<br />

de Retz, Bisfchop van Parijs. De Heer BRANDT vei haait-,<br />

dat hij op de zelvde dag van zijne afzwering een bezoek gaf<br />

aan den Holland/en Ambasfadeur LANGERAK, aan wien hij met<br />

een zeer treurig gelaat kennis gaf, van zijne Godsdienst-veran­<br />

dering. Hij gaf voor, hier zedert lang reeds het befluit toè<br />

te hebben genomen, niet alleen om de onenigheden ën gè><br />

Mveldige twisten die 'er tusfen de Remonftranten en Gomaristeü<br />

plaats vonden, maar wel inzonderheid om dat het Sijrode van<br />

Leijden, hem van de tafel des Heren hadt Uïtgeflcteft 5. eii<br />

hem zelvs met de excommunicatie en affnijding als ledemaat<br />

dier


•BERTIUS. (PETRUS) ^<br />

der Kerke' bedreigd* De Ainbasfadeur, benevens de beroem­<br />

de PIETER DU MOULIN, fielden al wat in h..n vermogen was<br />

te werk, om BERTIUS van gedagten te doen veranderen; maar<br />

te vergeefs. „ Hij beklaagde zig bitter over de handelwijze die<br />

,, men ten zijnen aanziene hadt gehouden. Wanneer hij van zij-<br />

,, ne Godsdienst-verandering fprak, zeide hij, dat liet geene<br />

„ verwonderenswaardige zaak was; dat hij enkel tot de fchoot<br />

5, van de oude Katholijke Kerk was te rug gekeerd, tot welke<br />

de Kerkvaders hadden behoord. Hij-klaagde over zijne a-nn-<br />

}, moede, die hem buiten ftaat ftelde om aan zijn huisgezin<br />

s, het nodig onderhoud te verfchafien. Eindelijk beleed hij,<br />

„ ene plegtige belofte aan de Leraars van de Sorbonne te hcb-<br />

„ ben gedaan, in de hoop van ene bediening te bekomen enz."<br />

Deze bijzonderheden worden gevonden, in ene brief, die de<br />

Heer LANGERAK naar Holland zondt. BERTIUS zelv' fchreef<br />

'er ook ene aan Gecommitteerde Raden van Holland, waar<br />

in hij, na gezegd te hebben, dat hij tot de Roomfe belijdenis<br />

Was overgegaan, 'er bijvoegt: „ Ik verwagt hier enige bedió-<br />

„ ning, door middel van welk ik mijne dagen gerust zal kun-<br />

nen Rijten, en mijn huisgezin doen beftaan, zijnde ik van<br />

,, mijn beroep in Holland beroofd geworden, en onweerdig gere-<br />

„ kend om enige bezigheid waar te nemen." Men ziet door<br />

dit alles, dat verdriet en nooddruft, de gróte drijfveren zijn<br />

geweest, die hem bewogen hebben, zodanig te handelen;<br />

h welk nog meer wordt bevestigd,, door 't gene ROBBERT<br />

EUSTACHIUS aan enen zijner vrienden fchrijft, hier in beftaan­<br />

de: „ dat BERTIUS hem op den i julij is komen bezoeken;<br />

„ dat hij hem verbazend ontroerd voorkwam; dat hij ftamel-<br />

„ de, bleek was, van angst zweette, dat hij zugtte cn tranen<br />

,, Hortte; en dat al wat hij fprak uitkwam, om zig over de<br />

„ flegte bebandeling tc beklagen, die de Comaristen hem<br />

„ hadden aangedaan: dat hij door enige weinige woorden die<br />

„ hem ontfnapten, moet oirdelen, dat hij niet of ten min-<br />

„ ften zeer weinig van gevoelen is veranderd, en dat hij om<br />

geen andere reden is Rooms geworden, dan om aan een<br />

„ beftaan te geraken, daar hij zedert langen tijd, op zulk<br />

„ een 1


306 BERTIUS. (PETRUS)<br />

„ een miferabele wijze om bedelde." Hxfitabat mifer turbafuf.<br />

mimi, jam paliebat, jam Judabat, jam tïtubabat in iacesfu t jam.<br />

Jüspirabat, jam laclirymabatur, neqtie quicquam qtiod opponent fiay<br />

lebat praeter injurias iftorum Gomaristarum, quibus 'tam aterbi,<br />

imo tam Jceleraté exagitatus habtenus fuisfet. Mihi tarnen juspicio<br />

est, fermonïbus quibusdam illitis innixa, eum in Jententiis aut nihil ,<br />

tui parum certè hatlenus mutasfe , nee alio fine in panes illai<br />

tranfivisfe, quam ut fiipendiurfi faum ex cerario regio obtvierèt,<br />

quod fcio quam miferé antea per tot dieram heb'domadas frufira.<br />

inendicaverit. Dient nog aangemerkt, dat BAILLET in zijne<br />

Jugemens des Scavans, Tom. VI. Part. i. p. 83. geheel den<br />

bal misflaat, met te zeggen, „ dat BERTIUS reeds in Holland<br />

„ Van Godsdienst is verandert."<br />

Kort na dat BERTIUS het Roomfe geloof hadt omhelst, wierdi<br />

hij tot Profesfor in' de welfprekentheid in het Kollegie van<br />

Boncowt benoemd, alwaar hij bij het aanvaarden van zijne<br />

bediening, op den 2 october ene redevoering deedt over dé<br />

beweeggronden die hem tot de Roomfe belijdenis hadt deert<br />

oveigaan. Deze redevoering die gedrukt is, voert tot tijtel}<br />

Oratio, cur reliüa Leyda Parifios commigrarlt, (jf Haerefi repu-<br />

didta Romino-Catholicam fidem amplexus fit.<br />

Zijne huisvrouwe en 6 kinderen, die hij bij haar hadt ver­<br />

wekt, en nog alle zeer jong, waren in Holland gebleven.<br />

Zij befloot egter met haar gezin naar Parijs te gaan, en BER*<br />

' TIUS liet haar volkomen vrijheid om in hare geioofsbelijdenisfe<br />

te volharden; dan zij volgde reeds het jaar daar aan* in 1621<br />

:zijn voorbeeld, en gelijk men gemakkelijk kan begrijpen,<br />

Werden de kinderen in die zelvde ftroom weggerukt! Toert<br />

men in Holland zijne geloofsbelijdenis verftond, fchreven de<br />

hevigfte Contra-Remonftraiiten zulks als ene misdaad aan de<br />

Arminianm toe; waar uit men ziet, tot welke flappen de<br />

geest van partijfchap, en enen verkeerden ijver voor den gods-<br />

dienst in ftaat is de mensch te geleiden, en aan hem niet al­<br />

leen de iesfen van den zagtmoedigen en verdraagzamen JESUS<br />

de infteller van den Christelijken Godsdienst, ten enemalert<br />

uit het oog te doen verliezen, maar- zelvs de gemeenfte ftel^


BERTIUS. (PETRUS) 35/<br />

ftgels van billijkheid met voeten te treden. De Zeloten onder<br />

de Gmnaristen, zeiden van de Arminianen: „ dat het pausdon*<br />

„ in hun hart verfcholen lag; dat hunne leer ingerigt was om.<br />

„ die in te voeren; dat BERTIUS het eerfte voorbeeld hado<br />

„ gegeven, en dat E^SCOPIUS, UITENBOGAARD, GREvrNKHO-<br />

„ vius en de anderen, wel fpoedig zijn voorbeeld zouden vol-<br />

„ gen." NIKLAAS VISSCIIER , een Boekverkoper te Amftel*<br />

dam, die verfcheidene malen aldaar Diaken en Ouderling watf<br />

geweest, fchaamde zig niet om een fpotprint over deze ge­<br />

beurtenis in 't licht te geven, die tot fchande van het mensch-<br />

dom verftrekt, en welke thans door de liefhebbers van prent"<br />

.fronst, als ene zeldzaamheid wordt bewaard.<br />

BERTIUS werdt zedert tot Hiflorlefchrijver van den Koning<br />

aangefteld, en in 1625 werd: hij met ene Ieerftoel voorzien<br />

als Koninglijke Profesfor extraordinaris in de mathefis- Hij<br />

ftierf den 13 oftober 1629, jn het 64H0 jaar zijnes ouderdoms,<br />

en wierdt in de Kerk der ongefchoeide Karmeliten begraven;<br />

zijne vrouw overleefde hem tot in 1647.<br />

Niemand kan ontkennen, of BERTIUS is een zeer geleerd en<br />

werkzaam mensch geweest, doch die, om het in 't beste licht<br />

te plaatzen, niet grondig fchijnt overtuigd te zijn geweest,<br />

van de leer, waar in hij is opgevoed, en die hij als Regent><br />

van het Staten Kollegie te Leijden met zo veel ijver heeft ver­<br />

dedigd. Hij liet vier zoons na, van drie welke zig in de or­<br />

den der ongefchoeide Karmeliten begaven, hebben wij boven<br />

gefproken. De vierde, ook JAN genaamd, die Benedictijner<br />

Monnik was, heeft men nog een latijns fmeekfehrift van voor<br />

handen, door den ouden BERTIUS gefteld, om voor hem do<br />

Priorij van St. Denijs te Varennes te bekomen: Pro JOANNE<br />

BERTIO ejus füio, Religiofo ordinis S. BenediÜi, in caufa Prkratus<br />

S. Bitmyfü de Varennis ad Parlamentum Parifienfe Jura Sup-<br />

plïcaüo. in 410. Uit al het aangevoerde fchijnt het te blijken,<br />

dat BERTIUS ten cnemalen aan den Proteftantfcn Godsdienst<br />

hadt vaarwel gezegd; en dat inzonderheid eigenbelang, dia<br />

hem dezelve hadt doen verlaten, hem noopte, om zijne kin­<br />

deren met alle zorgvuldigheid in het Roomfe geloof op te voe­<br />

den,


£ | BERTIUS, (PETRUS)<br />

dan, doordien zij zelvs zo verre gingen van zig tot Misfionai<br />

ïisfen te doen gebruiken,<br />

- Quid non mortalia peEtora cogis,<br />

Auri facra fames.<br />

Behalveu,. de reeds door ons in den loop van dit Artikel,<br />

bijgebragte werken van dezen geleerden Man, zijn 'er nog<br />

enige anderen, die men alle opgeteld vindt, in de Memoires<br />

pour Jervir a VHijloire des Hommes illuftres^ par NICERON, Tom,<br />

XXXI. p. 93-100. FABRKJII, Bibl. Grceca, Tom, III.<br />

p. 414. Vossius, de Sciéntüs Matliemat. p, 260. & Jcq, FR,<br />

SWEERTII, Athen. Belg. p. 602. JOH. FABRICII, Hift. Bibk<br />

Part. III p. 399. & Part. V. p. 28. CRENII, Animadv. Philoh<br />

Part, V. p. 250-255. GOTTL. KRANTZTUS ad Conringiüm. pv<br />

218. P. BURMANNUS, major, ad Syllog. Epist. Tem, I. p. 578,<br />

die op ene zonderlinge wijze van hem fpreekt, P. FREHERI %<br />

Theatrum. Part. IV. p. 1524. met zijn Afbeeldzel. J. F. FOP­<br />

PENS, Bibl. Belg. p. 953-955- bij wien men insgelijks zijn»<br />

Afbeelding aantreft. Epijiola Ecclefiasticx & Theologie®. Amft..<br />

1684. in jolio. p. 88. 386, 387. 630. C. SAXI, Onom. liter.<br />

Pars IV. p. 4.9. fff -Anal. p. 569. J. G. DE CiiAUFEpié,<br />

Nouv. Dictionaire, Tom. I. lett. B. p. 265-267. DAV. CLE­<br />

MENT, Bibl. curleuje, Tom. III. p. 239, 240. PAQUOT,<br />

Memok. litterair. Tom. XIV. p. 1-23. ORLEP.S , Befchr. van<br />

Leijden. G. BRANDT , Hift. der Reformatie, I. II. en IV.. D.eel»<br />

BAUDART, Kerk. en Wereldl.. Gefchkd. L. D, bL $8»<br />

RECfty


E E Q ï S T E E<br />

V A N DE<br />

P E R S O N E N<br />

W A A R V A N ÏN DIT D E E £<br />

GEHANDELD WORDT.<br />

Bladz, BladZj<br />

Baacx (joachim), Rooms Baart (Pieter), Doktor in de<br />

Priester te Utrecht. . I. Geneeskunde te Leeimar-<br />

Baan (Jan de), Konstjchil- ^en. . . .19.<br />

der. . . 1. Babuer (Theodoor), Konst-<br />

Baan (Jakob de), Konstjchil- Jchiluer. . .<br />

Ar, . . 5, Eaccareili, zie BakkereeJ.<br />

Baanst, tüqud adelijk Ge- Baccius (Martinus),Aarts*<br />

Jlagt. . . 7- priester te Iperen. . 11.<br />

Baarland , beroemd adelijk Bacherius (Andreas Eïi-<br />

Gejlagt. , . 8. gius), H ogieraar in - de<br />

Baarland (Adriaan van), Regten te Bourges.. 12,<br />

Hoogleraar in de• Weljpre- Bacherius (Jodocius), Ka.<br />

kendheid. , 9. nw.nik te Erusjel. 12.<br />

Baarland (Hubert van), Bacherius (Johannes Au-<br />

Gmeesmeester te Namen. 9. gustinus), Prior van een<br />

Baarland (Michiel van), Augustjner Klooster. 12.<br />

'Regtsgeleerde. . ' 9. Bacherius (Petrus), Hoog-<br />

Baarïand (Simon van), l^ar in de Godgeleerdheid<br />

Letteroefenaar. . 1<br />

I 0.<br />

U L e m e n<br />

' '> *h<br />

Bacherius (Wolfert), Klerk<br />

gaarde (Kaspar van), zie w n den Raadpenjionaris<br />

Eaileus. Joh. de Witt. . 13.<br />

Baarsdorp (Kornelis van) , Bach (Jacobus), Med. Dok-<br />

Genees- en Karmerheer van tor. . • . 14.<br />

%eizer Karei den V. 10. Bachiene (Johan Hendiik),<br />

• Baarsdorp (Marinus), Rooms- Predikant te Utrecht. 14.<br />

Pastoor te Biezelingen. 10. B ac<br />

hiene (Philip Jan) ,<br />

r- r r. - U N n Hoogleraar in de Godse-<br />

(Amold), Raadsheer \ KrdheiA en Predikant"te<br />

ffl' t Hop van Mechelen. 10, Utrecfa. 16<br />

• ; \ Ba-


4Q0 R E G I S T E R .<br />

Eladz.<br />

Bachiene (Willem Albert),'<br />

Hoogleraar en Predikant<br />

te Mastidcht. . irj.<br />

Bacx (Ramhout), Kanunnik<br />

en Pastoor van de Kathedrale<br />

Kerk te Antwerpen. 18.<br />

Bacquere (Benedifhis de),<br />

Prior van het Cisterienfer<br />

Klooster tc Bsugge. 19.<br />

Baculeto (Michiel de) ,<br />

Hoogleraar in de Godgeleerdheid<br />

te Keulen. 19.<br />

Baden-'- Tranciscus), Konstfchüder.<br />

. . 19.<br />

Ba i S (Jodoeus), een geleerd<br />

Boekdrukker. 21.<br />

Baeex van Baerlandt (Adriaan),<br />

Deken vanSt. Pieter<br />

te Oirfchct. , 22.<br />

Baecks, zie Baacx.<br />

Baerle (Jan van) , Inquifiteur<br />

Generaal. . 23.<br />

Baers (Johannes), Predikant<br />

te Scherpenzeel, te Fijnaart<br />

&c. . . 24.<br />

Baersdorp, zie Baarsdorp.<br />

Baerfius (Hendrik)', Wiskonflenaar<br />

cn Boekdrukker<br />

te Leuven. , . 24.<br />

Bagelaar (Joan), aanzienlijk<br />

Burger te Amfteldam,<br />

. . 24.<br />

Baggaert (Johannes), Stads<br />

Med. Doktor te Middelburg.<br />

. . 24.<br />

Ballieul (ASgidluS of Gillis<br />

de), Kanunnik van St,<br />

Pieter te Leuven. . 25,<br />

Baillieur (Lodewijk Jofeph<br />

de), Jefuit, , 26.<br />

Bladz;<br />

Bailleu, verhonden Edele. 26,<br />

Baillij (Gesluin le), Ver-,<br />

trouwde van den Hertog<br />

van Rennenberg. . z6i<br />

Baii'ij_ (David), Konstfchüder.<br />

. . 28,<br />

Bajus (Jacobus), Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid<br />

te Leuren. . .<br />

Bajus (Michiel), Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid<br />

te Leuven. . . «o.<br />

Bajus (Petrus), Advokaat. 31,<br />

Bakc (Laurens) , beroemd<br />

nederlands Digter. . 31.<br />

Bakenesfe , voornaam Geflagt<br />

in Kennemerland. 33.<br />

Bakhuizen (Ludolf), Konstfchilder.<br />

. .<br />

Bakhuizen (Ludolf), Konstfchüder.<br />

. . 27.<br />

Bakker (Adriaan), Schout<br />

te Haarlem. . . 3^<br />

Bakker (Adriaan), Konstfchüder.<br />

. . 4 o,<br />

Bakker (Jakob) , Konstfchüder.<br />

. . 40.<br />

Bakker (Jan de), Priester<br />

te Woerden. / . . 41.<br />

Bakker (Kornelis Adriaanszoon)<br />

, Penfionaris te<br />

Zierikzee.. . , 4 2.<br />

Bakker (Meeuwis Meindertszoon),<br />

Uitvinder der<br />

Kameelen om Schepen te<br />

Vgten^ , . 42,<br />

Bakkereel (Guiliam en Gillis),<br />

Konstfchilders. 42.-<br />

Balcï


R £ G I<br />

BlaJz.<br />

Balck (Dominikus), Hoogleraar<br />

in de Regtsgeleerdheid<br />

te Franeker. . 43,<br />

Balck (Evei hard), Hoogleraar<br />

in de Regtsgeleerdheid<br />

te Harderwijk. 44.<br />

Balbian (Josfe), Med. Doktor<br />

te Gouda. . 46.<br />

Falbian (Kornelis), Med.<br />

Doktor. . . 46.<br />

Balderik, Bisfchop van Utrecht.<br />

. . 47.<br />

Eajdeus (Philippus), Predikant<br />

op Ceijlon. . 47.<br />

Ialhinus, Bisfchop van<br />

Utrecht. . . 47.<br />

Balduinus de II, Bisfchop<br />

van Utrecht. . 48.<br />

Balduinus (Franci-cus) ,<br />

Hoo leraar in de Godgeleerdheid.<br />

. . 48.<br />

Balduinus (Pafcnaii'is) ,<br />

Brio-- van het Klooster<br />

Pakittphin. . 60.<br />

Balen (Rendrik var) ,<br />

Konstfchüder. . 60.<br />

Balen (Mathijs), Gefchiedfchrijver.<br />

. .61.<br />

Balen (Mathijs) , Konstfchüder.<br />

. . 62.<br />

Balen (Pieter Kristoffel<br />

van), Gefchiedfehrijver. 63.<br />

Balinghem (Antonij van),<br />

Jefuit. . . 63.<br />

Balinus (Johannes), Priester<br />

te Wezel. . 63.<br />

Baljuw (N.), Konstfchüder.<br />

. , $4.<br />

II, DEER<br />

S T E R , ioï<br />

Bladz-.<br />

Ballaert (Michiel;, Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid.<br />

. . 64,<br />

Balling (Pieter), Priester<br />

te Haarlem. . 64.<br />

Balneavis (Henrij) , Lt.<br />

KoIIonei bij 't regiment<br />

van Stuart. . . 6$,<br />

Balten (Pieter) , Konstfchüder.<br />

. . 67.<br />

Baltensz. (Frans), Boekdrukker<br />

te Dordrecht. 67.<br />

Balthafar Gerards, Moordenaar<br />

van Prins Willem<br />

den I. . . 67-<br />

Baltin (Adriaan), Penfionaris<br />

der fiad Brugge. 70»<br />

Balduinus (Benediktus) ,<br />

Bamboots, zie Laar CPietcr<br />

van)<br />

een geleer: e Schoenmaker. 48.<br />

Bameester (Hans), Konstfchüder.<br />

, . 70<br />

Banelt (Johannes), Geestelijke<br />

van de orden der<br />

Kruisbroeders.- . 70;<br />

Banjaart (Albe;t), Tegenfirever<br />

van de Gravin Ada. 70.<br />

Banjaart (Dirk Jansfen),<br />

Schout van Hoorn. . 71,<br />

Bank (Laurens) , Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid<br />

te Franeker. . 74,<br />

Bankert (Adriaan), Lt.<br />

Admiraal van Zeeland. 74.<br />

Bankert (Johan), Kapiteinter<br />

zee. . . 78.<br />

Bankert (Joost van Trappen)<br />

, Kommandcur ter<br />

zee. , 79.<br />

Cc Bank-


R. E G I<br />

Bladz,<br />

Jïankhem (Jan van), Prefident<br />

van den Hogenraad<br />

in Holland.. < , 82,<br />

Bankhem (Jan van), Badjuw<br />

van \r Hage. , 83,<br />

Banning (Frans), zie Kok,<br />

Banning (Jan Bodecher),<br />

Hoogleraar in de Wijsbegeerte<br />

te Leijden. 84.<br />

Bamrius (Johannes Albertus).<br />

Priester en Mufikant<br />

te Haarlem. , , 84.<br />

Barbancon (Konftantijn) ,<br />

Kloosterling van de orden<br />

da; Kapucijnen. . 84.<br />

Barbeijrac (Jan), Hoogleraar<br />

in de Regten te Gronhgen.<br />

, , 85.<br />

Barbieux (Anthonij), Dominikaner<br />

Monnik. . 80,<br />

Bard (Petrus), Vikaris generaal<br />

van de orden der<br />

Coenobiters. . 87.<br />

Bardes (Willem Dh'kszoon),<br />

Schout van Amfteldam.<br />

| . . 87.<br />

Bardes (Willem), Burgewec<br />

tef te Amfteldam. go.<br />

Barends Parend), Geuze<br />

Vrijbuiter. . , 02.<br />

Barends (Willem), Kapitein<br />

ter zee. . 92.<br />

Barendzcn (Dirk), Kmist-<br />

Jrhüdei;. , . pj,<br />

Barendzoon (Herman) ,<br />

Krankbezoeker te Amfteldam,<br />

. , 94,<br />

Barken (Niklaas), Profesjor<br />

en predikant van. de hpog*<br />

duitje Gemekte hi's Hage. 94,<br />

g T E a,<br />

Blad*<br />

Bar'aeus (Kasper of Gaspar),<br />

Hoogleraar in de<br />

Wijsbegeerte te Amfteldam.<br />

, , ' pj*<br />

Barlaeus (Lambertus) ,<br />

Hoogleraar in de Griekje<br />

taal te Leijden. , 100.<br />

Barlaeus (Melchior), een<br />

geleerd Man. . 101.<br />

Barlaimont (Gillis van),<br />

Krijgsbevelhebber . ior.<br />

Barlandus, zie Baarland.<br />

Barlotte (Claude la) , •wakker<br />

Krijgsheld. . 101»<br />

Barneveld, zie Oldenbarneveld,<br />

Barres (Anatolius de),<br />

Kamerheer van Keizer Kar^l<br />

den V. , I02.'<br />

Bart (Jan), Kaper ter zee. 103»<br />

Bartel Entes, zie Entes.<br />

Bartels (Gerard), Konst-<br />

Jchilder. , . 115.<br />

Bartholomsi (Kornelis),<br />

Kanunnik van de orden der<br />

Augustijnen. . 113,<br />

Bartoiet, Kon.tfchilder. 113.<br />

Barueth (Johannes), Predikant<br />

te Dordrecht. 113,<br />

Barwell (Daniël Oftavius),<br />

Schipbreukeling. , 114,<br />

Barzauis (Gaspar) , Bekeerder<br />

der Heidenen. 115,<br />

Bas (Dirk), Burgemeester<br />

te Amfteldam. . 115»<br />

Bafelius (Jakob), Predikant:<br />

te Vlisfingen, • . 116,<br />

Bafelius (Jakob), Predikant<br />

te Kerhvcrven. . xi6\


R E e ï<br />

Bladz.<br />

Bafelius (Niklaas) , Med.<br />

Do tor en Chirurgijn tê<br />

St. Wijnoxbergen. i: 6.<br />

Bafelius (Pieter)j Dominikaner<br />

Monnï . . ï 17.,<br />

jgailliéus Marchetus fja><br />

kobus) , Gejchiedfhrijver.<br />

-. •. tijs<br />

Bafinus (Thomas)-, Aartsbisfchop<br />

van C.cf rea. 117,<br />

Bafius ( Johan nes.) > Secretaris<br />

van Delft. . nS-,<br />

Basnage (Jakobus), Predikant<br />

in ae w.ilfe Gemeente<br />

te Rotterdam. -. 110.<br />

Basfée (Adam de la), Kanunnik<br />

van St. Pie er te<br />

Rijsfcl. . -. 123.<br />

Basfce (Bonaventure de la),<br />

Kapucijner Mvmük: 12 4-.<br />

Basfeliers (Bakhafar), Prediker<br />

behorende tot de orden<br />

der Recolletten. \ 12 4-.<br />

Basfen (Dirk Reinier van),<br />

Burgemeester te Arnhem. 124.<br />

Basfon (Adriaan), Regtsgeleerde<br />

te Gouda. 125.<br />

Bateliér (jakobus) , Remonftrants<br />

Predikant in<br />

's Hage. . 12 (Si<br />

Baten (Hendrik), Kanunnik<br />

en Zanger van de<br />

Hoofdkerk te Luik. 127,<br />

Batenburg (Gijsbert en<br />

Diderik), edel Broederpiar,<br />

op bevel \>an AIVa onthoofd:<br />

: : I28><br />

Battinyius (Rudolphus) *<br />

Med, Doktor en WiskonftenaaYi,<br />

: ; ii>ö\<br />

S T Ë R> tfj<br />

Bladz,<br />

Battus (Partei), door dé hiqufitie<br />

vernlgd: -. tï$><br />

Br.fL.s (Jakobus), Secretar's<br />

van Bergénopzoifn, -)-5 Hoogleraar<br />

in i,e Godgeleerdheid. 139,<br />

Bauhuis (Berhaïd) ffifuit, 140-,-<br />

Eauldri \PauIus)* Hoogleraar<br />

in de Krtei jke Gefchiedenis<br />

te Uirechh i\'ï,<br />

Baufe'e, een zeer -aanzien*<br />

lijk Br bands Geflagt. i 4-f ><br />

Beaux (Gaspar) , Predikant<br />

in de walje C-etneente te<br />

-Le-wwarden, \ 1455<br />

Bax (Pauius en Marcelis),<br />

een Broed-rpaar 'vrijheid*<br />

minnende NedenandjeHeb<br />

den. -. -. • ïï^<br />

Baxius '(Niklaas)* Vikaris<br />

te Antwerpen: • 4 471<br />

Saijle (Pieter)_ :, Hoogleraar<br />

in dc Wijsbegeerte -<br />

te Rotterdam. t Hè-.<br />

Paiju's i 'sh B'3ji&<br />

té i t>&-


+Q4 R E G I S T E R .<br />

Bladz,<br />

Beatrix, zeer zonderling dooide<br />

Goddelijke Voorzienigheid<br />

bewaard. . 179.<br />

Beaumont, aanzienlijk Hollands<br />

Geflagt. . 18c.<br />

Beaumont (Dirk van) , Burgemeester<br />

te Dordrecht. 1S0.<br />

Beaumont (Simon van),<br />

Penfionaris der fifld Rotterdam.<br />

. . 184.<br />

Beaumont (Simon), Secretaris<br />

der Staten van Holland.<br />

. . . . 185.<br />

Beaufardus (Petrus), Med.<br />

, Doktor en Hoogleraar in de<br />

' Mathefis te Leuven. 186.<br />

Bcauvais (Remigius), een<br />

Kapucijner Monnik en zeer<br />

geagt Prediker. . 186.<br />

Bebber (Izaak) , Doktor<br />

in de Medicijnen te Dordreclit.<br />

. . .186.<br />

Becanus (Johannes Goropius)<br />

, Med. Doktor te<br />

Antwerpen. . .187.<br />

.Becanus (Martinus) , beroemd<br />

jefuit, Biegtvader<br />

van Keizer Matthias. 190.<br />

Becanus (Pieter), Kanunnik<br />

te Aken. . 19?.<br />

Becanus (Siwert), Karme-<br />

liter Monnik. . 191.<br />

Becanus (Willem), uitmuntend<br />

Digter en Redenaar. 192.<br />

Becardus (Johannes), Hoogleraar<br />

in de Godgeleerdheid.<br />

. . .192.<br />

Becius (Johannes), Predikant<br />

onc.tr 't kruis en<br />

Hoogleraar te Middelburg.<br />

. „ .192.<br />

Bladz.<br />

Beck (David), Konstfchil-<br />

*r« * • -194.<br />

Beek (Geertruijd Hendriks<br />

van), ene gewaande Toveres<br />

te Utrecht. . 195.<br />

Beek (Johannes van), Kanunnik<br />

te Utrecht. 197.<br />

Beek (Kornelis), Kanunnik<br />

en Prior te Utrecht. 198.<br />

Beek (Pieter van), Stigter -<br />

van een Hofje te Amfteldam.<br />

. . . igg.<br />

Beeke (Johan van der),<br />

Burgemeester te Deventer. J99.<br />

Beekman (Izaak), Rektor<br />

der latijnfe fcholen en voornaam<br />

Mathemst'cus te<br />

Dordrecht. . , . 203.<br />

Beekman (Martinus), Drosfaard<br />

en Dijkgraav van<br />

Asperen. . . 205.<br />

Beeldemaker (Frans), Konstfchüder.<br />

. . 205.<br />

Becldemaker (Johannes) ,<br />

Konstfchüder. . 206.<br />

Beels (Leonard), Predikant<br />

te Amfteldam. . 207.<br />

Beels (Marten Adriaan),<br />

Burgemeester te Amfteldam.<br />

. . . 207.<br />

Beer (Aart de), Konstfchüder.<br />

. . 210.<br />

Beer (Boudewijn de), Pastoor<br />

der Hoofdkerk te Gent. 210,<br />

Beer (Jan de), Rektor van<br />

St. Servaas te Mastricht. '21a.<br />

Beer _ (Joost de) , Konstfchüder.<br />

. , 210-<br />

Beerendrecht (Jan van),<br />

Schout te Leijden. 211.<br />

Bee-


R E e Ï S T E R * f05<br />

Bladz.<br />

Beeringg (Gregorius) ,<br />

Konstfchüder. -. iïh<br />

Beerwoud , Bevelhebber te'<br />

Bergenopzoom. •> aft»<br />

Bega (Kornelis),, Konst-<br />

Jchilder. - > 2II.<br />

Begijn (Abraham), Konstfchüder.<br />

' -. •• 2i 2<br />

°<br />

Beirlinck, sie Beijerlinck.<br />

Beiling (Albert), Krijgsbe><br />

velhebber. -. -213.<br />

Beima, zie Beijma.<br />

Beintema van Peima (Johannes<br />

Ignatius Worp),<br />

Med, Doktor, . 214.<br />

Beisfelaar (Martinus) ,<br />

Predikant te Vlisfingen. 215.<br />

Beke (Rudolf van der) ,<br />

'Digter en Hijloriefdiri^<br />

ver. ., - . 216.<br />

gekker (Balthafar)-, Predikant<br />

te Amfleldmn. 216.<br />

Bekker (Johannes Hendrik)<br />

, Predikant te Jelfum.<br />

-. 244.<br />

Bel (Johannes de) , Priester<br />

en Kanunfiik van St.<br />

i.Limberts Kerk te Luik. 245.<br />

Bell (f heodorus van der) ,<br />

Predikant teRhijnsburg. 245.<br />

Bellamij (Jakob), Student<br />

in de Theologie. -. 246.<br />

Belle (Jan "van), een Man<br />

uit den bargerfiand -te<br />

.Haarlem. . . 255.<br />

^ellecheie (Jakob), Prefident<br />

van het Hol' Provinciaal<br />

Van Utrecht. 255.<br />

Bellegambe (Francois) ,<br />

Jejuiu , •. 255.<br />

Blada,<br />

Bellegarde (Gabrïël duParc<br />

de)-, Kanumih . 25'5.<br />

Bellemans '(Daniel),-Pne><br />

ter en Parochiaan in de<br />

Heerlijkheid van Horsfen. 255,.<br />

Bellerus (Johannes) , een<br />

geleerd Man en Boekdrukker<br />

te Antwerpen. 2U».<br />

-Bellighem (Perfevald van),<br />

een blindgeborene Letteroeffenaar.<br />

, 2;'öo.<br />

Bellocasfius (Steven), Secretaris<br />

van het Kapittel<br />

• St. Donatus te Brugge. 2ÖI 5<br />

Bemmel (Abraham van),<br />

Klerk ter Secretarije van<br />

•Amersfoort. •. •. 261*<br />

Bemmel \ Willem Tan) ,<br />

Konstfchilder. . 262-.<br />

SBcmpdc ( ]01 daan of Gerard<br />

van den), Dominikaner<br />

Monnik te Brugge, 262,<br />

Ben E bertz. '(Ysbrand) ,<br />

Vroedfchap der ftad Amfteldam.<br />

•. , 263.<br />

Benedixius (Dominikus) ,<br />

Aaitsdiaken te Leeuwar-<br />

•den. * t 263.<br />

Beninga '(Eggerik), Hoveling<br />

van Grimarfum &C, 265.<br />

Beninga (Sicko), Bouwmeester<br />

en Raadsheer te Groningen.<br />

; -o 2'


£06 R E G I S T E Pv.<br />

Bladz,<br />

Benning Janszoon (Jan),<br />

Schout te Amfteldam. 271.<br />

Bentink (Alexander), Heer<br />

van Aller '&c. . 280.<br />

Bentink (Alexander), Raad<br />

to 't Hof van Gelderland<br />

en Burgemeester van Amlm.<br />

. . 281.<br />

Bentink (Alexander), Burgmeester<br />

en Hoogfchout<br />

iitn, Arnhem. , _ 2$t.<br />

Bladz.<br />

Bentink (Andries). 2-82.<br />

Benning (Johannes), Lid<br />

van den Hogen Raad te<br />

Mechelen. . . 272.<br />

Benning (Stans), Burger<br />

te 'Amfteldam. . 272.<br />

Bennius (Johannes), Rooms-<br />

Pastoor te A T<br />

• Bentink (Berent Hendrik),<br />

Dingwaardèr van de Hogebank<br />

van JufHtie, en Lt.<br />

StadJiouder aer Lenen van<br />

• Overijsfel. . - . 2&e,<br />

Bentink (Berent), Heer van-<br />

Diepenheim en Proost. te<br />

oo'rdwijk. 272.'<br />

-Benpit (Eiias), Predikant<br />

ttt de watje Gemeente te<br />

Delft. . . 2 7 2 ><br />

Deventer. . .284.<br />

Bentink (Eufebius), Heer<br />

van te-n Velde en Werkeren.<br />

. . 285..<br />

Benoijt (Leonard), Onder­ Bentink (Eufebius Bortekenaar<br />

van het 'Vertoond chard), Heer van Sch on-<br />

dn Edelen. . 276. heten, Hoogfchout in Mas.<br />

Benscoop (Arent van), een tricht . 285,<br />

der f amengefpannen Edelen Bentink (Evert), Heer van<br />

tegens Graav Floris den<br />

V- . . 276. Benfius (Johannes), Leraar<br />

in de fraije letteren te<br />

Straatsburg. . 277.<br />

Bent (Johannes van der),<br />

Konstfchüder. . 277.<br />

Berkèlenkamp. . 285.<br />

Bentink (Filip), Gouverneur<br />

van Stralen. . 285.<br />

Bentink (Gerard Adolf),<br />

Heer van Berkèlenkamp. 286.<br />

Bentink (Godewijn en Jan),<br />

de bekende oudften van dit<br />

Bentbem (Ernst<br />

Gfaav van).<br />

Willem<br />

. 278.<br />

Geflagt. . . 286.<br />

Bentink (Hendrik), bijge­<br />

Bentink, oud en vermaard naamd de Beste. 287.<br />

Geflagt. , 270. Bentink (Hendrik), Land­<br />

Bentink (Adolf), Heer van drost van Zalland. 287»<br />

Berrinkhuizen £fV. 280. Bentink (Hendrik), Land­<br />

Bentink (Alard) , Raad en drost van Zalland. 287.<br />

Hofmeester van Koningimte Bentink (Hendrik), Koïlo-<br />

Margriet. . . 280. 'nel te paard, en Drost van<br />

Twente. . , 28f><br />

Bentink (Hendrik), Heer<br />

tot Lettwenberg en Landdrost<br />

van de Veluwe. 288. •<br />

Bentink (Hendrik), Drosfaart<br />

van Woudrifhem en<br />

Kuilenburg. , 289.<br />

Bcrr


& E G I<br />

Bladz.<br />

Bertink (Hendrik), Grave<br />

van Portlanden Gouverneur<br />

van Jamaika. . 289-<br />

Bentink (Hendrik Adolph),<br />

Drost van Yfeimuiden,<br />

Hoofdfchout van Mastricht,<br />

Raad en Reutemeester generaal<br />

der Beden in Braband.<br />

. . 289-<br />

Bentink (Hendrik Frederik),<br />

Heer vanGenswaart<br />

en Barleham. . 290.<br />

Bentink . (Jan), Heer van<br />

Berrinkhuizen. . 290.<br />

Bentink (Jan of Johan),<br />

Stalmeester en Gunfteling<br />

van Karei , Hertog van<br />

Gelder. . . 290.'<br />

Bentink (Jan Willem) ,<br />

Heer van Urummelen en<br />

Rhoon, Graav van Portland<br />

&c. . . 291.<br />

Bentink (Maarten), KoIIonei<br />

in dienst van den Koning<br />

van Spanjen. 300.<br />

S T E R . faf<br />

Bladz.<br />

Bentink (Willem). 301.<br />

Bentink (Willem van Zuilen)<br />

, Rigter van 't Oldebrock<br />

op dc Veluwe. 301.<br />

Bentink ' (Willem) , Lt.<br />

KoIIonei. . 30L<br />

Bentink (Willem), Drost<br />

van Emden. , 30L<br />

Bentink (Willem), Kapitein.<br />

. . 302.<br />

Bentink (Willem), Heer<br />

van Rhroon enPendrecht,<br />

befchreven in de orden van<br />

de Ridderfchap in Holland.<br />

. . 30Z.<br />

Bentink (Wolf), Heer van<br />

Werkeren, Landdrost van<br />

Vollenhove. . 304."<br />

Rentink (Wolf). totLangevelslo.<br />

. . . 304.<br />

Bentink (Wolter Jan Gerrit),<br />

extraordinair Schout-<br />

Bentink (Johan) , gebijbij-nagt<br />

voor het Kollegie<br />

naamd de Onbefcheidene. 298.<br />

te Amfteldam, . 305;.<br />

Bentink (Johan) , gebij-<br />

Bentink (Zeno Arend),<br />

naamd de Beste. 258.<br />

Gcneraal-Majoorvan de In­<br />

Bentink (Karei), Landrenfanterie , en Kommandeur<br />

te-meester van de Vei uwe. 289. van Mastricht. . 308.<br />

Bentink (Karei), Heer tot<br />

Berenkamp. . 209.<br />

Bentivoglio (Guido), Gefchiedfckrijver.<br />

. 309,<br />

Bentink (Lambert), Rente- Bentzma (Pieter Eoetïus),<br />

meester van de kloostergoe­<br />

Rooms-Pastcor teBoxum. 313.'<br />

deren van Monnikhuizen. 299.<br />

Berchem (Lambertus van),<br />

Bentink (Leonard) , Gou­ Gijmnafiarch en Rektor der<br />

verneur van Alfen. 299. latijnfe fcholen in 's Hertogenbosch.<br />

, 313.<br />

Berchem (Niklaas van),<br />

Kon-tfclülder. , 313-<br />

Bentink (Steven), Burge Berchem (Willem van) ,<br />

meester te Zutfen. 3:0. Kanunnik van de St. Ste­<br />

Benrink (Willem). 300. vens Kerk te Nijmegen. 315.<br />

Cc 4 Eer-


Bladz.<br />

'Berchem en Ranst, een oud<br />

& E C I S • T IC R,<br />

adelijk Geflagt. 316.<br />

Bercht (Joannes van) , Kanunnik<br />

van St. Suipitius<br />

Kerk te Diest. . 317.<br />

Berckelaar (Joannes), een<br />

geleerd Man in 's Hertogenbosch.<br />

. 317.<br />

Berg (Willem van den),<br />

Bevelhebber in dienst van<br />

de Nederlander* , .324.<br />

Berg (Jan of Johan van<br />

den), Burgmeester te Leijden.<br />

. . 327.<br />

Berg (Jan van den) ,<br />

Ko;:.'tfcldldcr. . .328.<br />

Berg (Izaak van den),<br />

Regtsgeleerde. . 328'<br />

Berg (Matthijs van den),<br />

KonstfcMlder. * 329.<br />

Berg '(Theodoor Kornelis Berk (Huijbert). „ 339.<br />

van den), Rektor der la­<br />

Berk (johan), Burgemeester<br />

tijnfe fcholen te Utrecht. 329.<br />

Berge (Rutger ten), Student<br />

te Groningen. . 330.<br />

Bergen (Adriaan Jansz.<br />

van) , zie Adriaan Jansz.<br />

Bergen (Dirk van), Konstfchüder.<br />

. . 331..<br />

Bergen (Gerardus van) ,<br />

Stads Med. Doktor te Antwerpen.<br />

. .332.<br />

Bergen (Lodewijk van),<br />

Onder-Admiraal der Nederlandfe<br />

vloot. . 33^<br />

Bergh (Franck van den),<br />

Ranlsheer Ju 't Hof van<br />

Holland en naderhand te<br />

Mechelen. . 333,<br />

Berghen (Anthomj van),<br />

fierefteijn (Panwels van), Abt van St. Battims, 334,<br />

Burgemeester te Delft. 317. Berghen (Maximiliaan<br />

Berg '(Graven van den), van), Kanunnik te Meche­<br />

of's Herenberg. 319. len. . . . 334.<br />

Berg (Hendrik van den), Berghen (Paulus), Jefuit,<br />

eerst Bevelhebber in dienst Zendeling te Leeuwarden. 335,,<br />

van Spanjen, en naderhand Bergheijck (Arnold van),<br />

in die der Nederlanden. .322. Leraar in de fraije letteren<br />

te Anguien. , 335^<br />

Beringhen (Rndoif van),<br />

Hoogleraar in het Kerkelijk<br />

regt te Leuven. 335,<br />

Berk, oud aanzienlijk Ge-<br />

* - .337,<br />

Berk (Diik). ; 33^<br />

Berk (Diik), Burgemeester<br />

te Dordrecht. , 338,<br />

Berk (Ger rit) , Secretaris van<br />

de Admiraliteit te Rotterdam.<br />

, » 338,<br />

te Dordreclit. , 339,<br />

Berk (Johan), Contrarolleitr<br />

van de convoljen en licenten<br />

te Hoorn. .339»'<br />

Berk (Johan) , Secretaris en<br />

Penfionaris te Dordrecht. 340.<br />

Berk (Johan), Sxretaris en<br />

Penfionaris te Dordrecht. 341,'<br />

Berk (Matthijs), Penfionaris<br />

te Dordreclit. .341.


R E G I S T E R ,<br />

Bladz.<br />

Berk (Pompejus), Burgemeester<br />

te Dordrecht. 34.2.<br />

Berk (Niklaas van) , Lid<br />

der Regering vanUtrecht. 344.<br />

Berkel of Berckel (Engelbert<br />

Francois van) ,<br />

Penfionaris te Amfteldam. 345.<br />

Berkenrode, aloud adelijk<br />

Geflagt. . . 345-<br />

Berkheiden (Gerrit), Konstfchüder.<br />

. . 355-<br />

Berkheiden 1<br />

(Job) , Konstfchüder.<br />

. - 356.<br />

Berkhout (Adriaan Teding<br />

van), Raadsheer in het<br />

Hof van Holland. 359-<br />

Berkman (Hendrik), Konstfchüder.<br />

. . 361.<br />

Berkum (Hendrik van) ,<br />

Booms-F'astoor te Sclioon-<br />

• hoven. . .361.<br />

Berlikom (Andreas van). 362.<br />

Berlikom (Boudewijn) ,<br />

eerfte Griffier van het Hof<br />

van Braband in 'sHage. 362.<br />

Berlo of Bierloo, Ondertekenaar<br />

van 't Verbond der<br />

Edelen. . . 363.<br />

Bernard (Jacobus), Hoogleraar<br />

in de Wijsbegeerte<br />

en Predikant in de walfe<br />

Gemeente te Leijden. 363.<br />

Bernard (Johannes Stephanus),<br />

Med. Doktor. 367.<br />

Bernard (Willem), beroemd<br />

Gidgeleerde. . 368.<br />

4*9<br />

Bladz-<br />

Bernards (Wilmar), Hoogleraar<br />

in het Kerkelijk<br />

regt te Leuven. 3


BERIGT VOOR DEN BINDER,<br />

De PLAATEN te plaatzen in 't II. DEEL.<br />

I. Pourtrait van G BARLEUS. . Bladz. 96.<br />

II. van JAN BART. . , i o 4 i<br />

III. van H. Graav v. D. BERGH. —• - 322.<br />

IV. van PETRUS BERTIUS. —.- ««8.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!