5 Indirecte aandrijving
5 Indirecte aandrijving
5 Indirecte aandrijving
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Voorbeeld 3 Een drijvende riemschijf heeft een middellijn van 100 mm en n = 960/ mm. De<br />
aangedreven schijf heeft 400 mm middellijn. Bepaal het aantal 0mw/mm van de aangedreven<br />
schijf:<br />
a) het slippercentage wordt verwaarloosd;<br />
b) b) men rekent met een slippercentage van 3%.<br />
Indien men de aangedreven schijf toch op 240 omw/min wenst te laten draaien, dan zal men ze<br />
3% kleiner maken.<br />
De riemslip is ondermeer afhankelijk van de contacthoek tussen riem en schijf. We kunnen die<br />
hoek op verschillende manieren vergroten:<br />
1) bij een horizontale riemoverbrenging het luie part van de riem langs de bovenkant leggen<br />
2) de asafstand niet te kort nemen<br />
3) de overbrengingsverhouding niet te groot nemen<br />
4) spanrollen toepassen (fig. 4.05); zij worden vooral toegepast bij kleine afstanden en voor<br />
overbrengingsverhoudingen die buiten de normale grenzen vallen (i = 5/1 tot 1/5). Het inkorten<br />
van de riemen wordt dan overbodig en we kunnen de riem los op de riemschijf plaatsen.<br />
Let op<br />
De spanrol drukt op het luie part van de riem bij de kleinste schijf.<br />
<strong>Indirecte</strong> <strong>aandrijving</strong> 18 Vanbilsen Y