brieven van luther aan familie en vrienden. - Geschriften van ...
brieven van luther aan familie en vrienden. - Geschriften van ...
brieven van luther aan familie en vrienden. - Geschriften van ...
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
CONTENT<br />
BRIEVEN AAN FAMILIE EN VRIENDEN<br />
Gedeeltelijk versch<strong>en</strong><strong>en</strong> in: Stemm<strong>en</strong> uit Witt<strong>en</strong>berg<br />
Prek<strong>en</strong>, artikel<strong>en</strong>, <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong>z. Van Dr. Maart<strong>en</strong> Luther<br />
<strong>en</strong> zijn tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> Deel I Bundel IV
TOELICHTING<br />
INHOUD<br />
1. BRIEF VAN LUTHER AAN JOHANN BRAUN, 22 april 1507<br />
2. AAN AARTSBISSCHOP ALBRECHT VAN MAINZ 31 okt. 1517<br />
3. AAN KEURVORST FREDERIK VAN SAKSEN, november 1517<br />
4. AAN JOHANN VON STAUPITZ, 30 mei 1518<br />
5. AAN PAUS LEO X najaar <strong>van</strong> 1518<br />
6. AAN JOHANN VON STAUPITZ, Witt<strong>en</strong>berg, 9 februari 1521<br />
7. AAN DE KEURVORSTEN, VORSTEN EN STENDEN VAN HET RIJK<br />
8. AAN MELANCHTON, Wartburg, 12 mei 1521<br />
9. AAN ZIJN VADER HANS LUTHER, Wartburg, 21 november 1521.<br />
10. AAN AARTSBISSCHOP ALBRECHT VAN MAINZ, Wartburg, 1 dec. 1521<br />
11. DE CHRISTENEN IN HOLLAND, BRABANT EN VLAANDEREN, 1523<br />
BRIEVEN VAN UIT DE COBURG:<br />
12. AAN PHILIPPUS MELANCHTON, juni 1530<br />
13. AAN LAZARUS SPENGLER, 8 juli 1530<br />
14. AAN DR. GREGORIUS BRÜCK, 5 augustus 1530<br />
15. LUTHERS TROOSTBRIEF AAN ZIJN VADER, 15 februari 1530<br />
16. BRIEF VAN LUTHER AAN ZIJN MOEDER juni 1531<br />
17. AAN MELANCHTHON, 5 juni 1530, ivm. overlijd<strong>en</strong> Hans Luther<br />
18. AAN JUSTUS JONAS, 19 MEI 1530, overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn zoontje<br />
19. AAN JUSTUS JONAS, 29 JUNI 1530, God onze Toevlucht<br />
20. AAN JUSTUS JONAS, 9 JULI 1530, over Psalm 110<br />
21. AAN JUSTUS JONAS, 27 JULI 1530<br />
22. AAN JUSTUS JONAS, 3 AUGUSTUS 1530<br />
23. AAN JUSTUS JONAS, 20 SEPTEMBER 1530<br />
24. AAN JUSTUS JONAS, na de dood <strong>van</strong> <strong>luther</strong>s dochtertje Magdal<strong>en</strong>a, 1542.<br />
25. AAN JOHANN BRENZ, 30 JUNI 1530<br />
26. BRENZ AAN LUTHER, 8 JULI 1530<br />
27. AAN ABT FRIEDRICH, 1 JULI 1530<br />
28. AAN HIERONYMUS WELLER, EIND JULI 1530<br />
29. AAN HIERONYMUS WELLER, 15 AUGUSTUS 1530<br />
30. AAN LUDWIG SENFL, 4 OKTOBER 1530<br />
31. BRIEF VAN LUTHER AAN FRIEDRICH MYCONIUS, 9 JANUARI 1541<br />
32. EERSTE BRIEF VAN MYCONIUS AAN MR. GEORGE RORER, 1546<br />
33. TWEEDE BRIEF VAN MYCONIUS AAN MR. GEORGE RORER, 1546
Voorwoord<br />
BRIEVEN VAN LUTHER UIT DE JAREN 1517 - 1531<br />
"Daar ligt e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aardige bekoring in het lez<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> grote figur<strong>en</strong> uit de<br />
geschied<strong>en</strong>is. Zij kom<strong>en</strong> ons zoveel nader. Wij zi<strong>en</strong> h<strong>en</strong> in het hart. Hun lijd<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
strijd<strong>en</strong>, hun <strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong> <strong>en</strong> moeilijkhed<strong>en</strong>, hun persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
relaties kom<strong>en</strong> ons zo heel dichtbij.<br />
Zo is het ook met deze <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> Luther. Zij dater<strong>en</strong> uit de stormjar<strong>en</strong> 1517 - 1521.<br />
Beweg<strong>en</strong> zich dus om het grote feit <strong>van</strong> de 31ste oktober 1517, het <strong>aan</strong>plakk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
stelling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> om de rijksdag te Worms in 1521.<br />
Er is e<strong>en</strong> brief <strong>aan</strong> Johann von Staupitz, de vicaris-g<strong>en</strong>eraal <strong>van</strong> zijn orde. Luther doet<br />
e<strong>en</strong> ernstig beroep op Staupitz' gewet<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzoekt hem dring<strong>en</strong>d partij te kiez<strong>en</strong>,<br />
Christus' zaak tot de zijne te mak<strong>en</strong>, ook als het kruis moet word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. Ook hier<br />
voelt m<strong>en</strong> Luther's steeds klaardere bewustwording, bijzonder ook wat zijn<br />
verhouding tot de roomse Stoel betreft.<br />
Van zijn innerlijke strijd, maar ook <strong>van</strong> de richting, door God hem gewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> door<br />
hem in gehoorzaamheid ingeslag<strong>en</strong>, getuig<strong>en</strong> ook de <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>aan</strong> de keurvorst<strong>en</strong>, <strong>aan</strong><br />
zijn vader <strong>en</strong> <strong>aan</strong> Melanchthon. Luther geeft zich ook hier geheel, zoals hij is.<br />
Kloekmoedig, trouwhartig, e<strong>en</strong> man wie de gehoorzaamheid <strong>aan</strong> zijn hemelse Koning<br />
bov<strong>en</strong> alles gaat. Maar m<strong>en</strong> leze zelf. En overtuige zich. M<strong>en</strong> zal er Luther door lief<br />
krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelf tot trouw <strong>en</strong> beginselvastheid word<strong>en</strong> opgewekt."<br />
Gereformeerde Bibliotheek, Goudri<strong>aan</strong>.<br />
In deze digitale uitgave is tev<strong>en</strong>s opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> Luther, vertaald,<br />
<strong>van</strong> inleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong>tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> door wijl<strong>en</strong> Ds. F. Drijver te Z<strong>aan</strong>dam.<br />
Deze werd<strong>en</strong> uitgegev<strong>en</strong> in het Luther herd<strong>en</strong>kingsjaar 1917.<br />
Tot slot werd e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal <strong>briev<strong>en</strong></strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit het prachtig boek: Ik zal niet sterv<strong>en</strong><br />
maar lev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> portret <strong>van</strong> de reformator in het licht <strong>van</strong> zijn <strong>briev<strong>en</strong></strong>, verzorgd <strong>en</strong><br />
ingeleid door P. d<strong>en</strong> Oud<strong>en</strong>. Uitgeverij De Groot Goudri<strong>aan</strong> Kamp<strong>en</strong>, 1996<br />
3
1. BRIEF VAN LUTHER AAN JOHANN BRAUN<br />
Inleiding<br />
Tot deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die Luther als schoolknaap te Eis<strong>en</strong>ach had ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong> wie hij<br />
e<strong>en</strong> dankbare herinnering bewaarde, behoorde de vicaris Johann Braun. In de brief,<br />
die hieronder volgt, nodigt hij deze oudere vri<strong>en</strong>d uit teg<strong>en</strong>woordig te will<strong>en</strong> zijn bij<br />
de eerste mis, welke hij zondag 2 mei <strong>van</strong> het jaar 1507 hoopt op te drag<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor<br />
welke geleg<strong>en</strong>heid ook zijn vader uit Mansfeld zal overkom<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Luther dit<br />
schrijv<strong>en</strong> verzond, had hij reeds, na ruim anderhalf jaar in het Augustijner Klooster te<br />
Erfurt de monnikspij te hebb<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, aldaar de priesterwijding ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Zijn<br />
vader, die niet dan node in de zomer <strong>van</strong> 1505 toestemming tot zijn opneming in het<br />
klooster had gegev<strong>en</strong>, heeft de plechtige eerste di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> zijn zoon bijgewoond <strong>en</strong><br />
bracht als feestgave twintig guld<strong>en</strong> mee. Hoezeer de nog ge<strong>en</strong> vier-<strong>en</strong>-twintig jarige<br />
Luther teg<strong>en</strong> zijn eerste misbedi<strong>en</strong>ing heeft opgezi<strong>en</strong>, kan blijk<strong>en</strong> uit zijn latere<br />
verklaring: "To<strong>en</strong> ik te Erfurt voor het eerst de mis bedi<strong>en</strong>de was ik bijna gestorv<strong>en</strong>;<br />
want ik miste het vertrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> lette slechts erop of ik voor mijn persoon niet<br />
onwaardig was <strong>en</strong> niet e<strong>en</strong> zondaar was, terwijl ik mij bang maakte in de mis iets te<br />
zull<strong>en</strong> verget<strong>en</strong>".<br />
De uitnodiging <strong>aan</strong> Joh. Braun, oorspronkelijk in het Latijn geschrev<strong>en</strong>, is de eerste<br />
brief <strong>van</strong> de hervormer, die bewaard is geblev<strong>en</strong>. Hij treft ons zowel door de onderdanige<br />
toon als door het str<strong>en</strong>ge plichtsbesef <strong>van</strong> de jonge monnik.<br />
AAN DE HEILIGE EN HOOGEERWAARDE PRIESTER VAN CHRISTUS EN<br />
MARIA JOHANN BRAUN, VICARIS TE EISENACH,<br />
AAN ZIJN IN CHRISTUS GELIEFDE VRIEND.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus Jezus, onze Heere.<br />
Ik zou moet<strong>en</strong> schrom<strong>en</strong>, waarde vri<strong>en</strong>d, uw liefde lastig te vall<strong>en</strong> met mijn schrijv<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> mijn verzoek, zo ik niet dacht <strong>aan</strong> de oprechte g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> uw goede mij<br />
welgezind hart, welke ik bij zoveel geleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit zoveel weldad<strong>en</strong> heb ler<strong>en</strong><br />
k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />
Daarom aarzel ik niet u deze regel<strong>en</strong> te schrijv<strong>en</strong> in het vertrouw<strong>en</strong> op onze<br />
wederkerige vri<strong>en</strong>dschap <strong>en</strong> in de hoop dat ze e<strong>en</strong> gunstige ont<strong>van</strong>gst bij u mog<strong>en</strong><br />
vind<strong>en</strong>.<br />
Daar de roemrijke <strong>en</strong> in al Zijn werk<strong>en</strong> heilige God mij, ongelukkige <strong>en</strong> gans<br />
onwaardige zondaar, zo heerlijk verhoogd <strong>en</strong> uit louter g<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> goedheid mij tot<br />
Zijn hemelse di<strong>en</strong>st waardig gekeurd heeft, moet ik, om, voor zover dit voor e<strong>en</strong><br />
stoffelijk m<strong>en</strong>s mogelijk is, mijn dankbaarheid te ton<strong>en</strong>, het mij toevertrouwde<br />
priesterambt met algehele toewijding vervull<strong>en</strong>.<br />
Op bestel <strong>van</strong> mijn vader is bepaald dat ik mijn ambt met Gods hulp inwijd<strong>en</strong> zal, op<br />
de vierde zondag na Pas<strong>en</strong>, "Cantate" gehet<strong>en</strong>. Deze dag is voor het <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
heilig<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn eerste offer <strong>aan</strong> God vastgesteld, omdat hij mijn vader het best<br />
geleg<strong>en</strong> komt. Tot die plechtigheid nodig ik u in alle nederigheid, ofschoon niet<br />
zonder vrijmoedigheid uit. Niet omdat ik op grond <strong>van</strong> <strong>en</strong>ige verdi<strong>en</strong>ste jeg<strong>en</strong>s u,<br />
waar<strong>van</strong> ik mij niet bewust b<strong>en</strong>, me<strong>en</strong> het recht te mog<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>van</strong> u zulk e<strong>en</strong><br />
moeilijke reis te vorder<strong>en</strong>, of <strong>van</strong> u te verwacht<strong>en</strong> dat u tot mijn arme nederigheid zult<br />
will<strong>en</strong> overkom<strong>en</strong>, veeleer omdat ik, onlangs bij u zijnde, uw vri<strong>en</strong>delijkheid <strong>en</strong><br />
welwill<strong>en</strong>dheid ruimschoots heb mog<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong>.<br />
U zult mij dus, geliefde vader, heer <strong>en</strong> broeder - de eerste titel komt u toe kracht<strong>en</strong>s<br />
4
uw leeftijd <strong>en</strong> waardigheid, de tweede om der wille <strong>van</strong> uw verdi<strong>en</strong>ste <strong>en</strong> de derde<br />
weg<strong>en</strong>s het voorschrift <strong>van</strong> de orde - zo de tijd<strong>en</strong>, uw kerkelijke <strong>en</strong> huiselijke plicht<strong>en</strong><br />
het veroorlov<strong>en</strong>, de eer <strong>aan</strong>do<strong>en</strong> herwaarts te kom<strong>en</strong> om mij met uw gewaardeerde<br />
teg<strong>en</strong>woordigheid <strong>en</strong> voorbede bij te st<strong>aan</strong>, opdat mijn offer Gode welgevallig moge<br />
zijn.<br />
T<strong>en</strong> slotte herinner ik u er<strong>aan</strong> dat u regelrecht naar ons klooster moet g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> poos<br />
onze gast moet blijv<strong>en</strong>; want ik hoop dat u hier uw intrek zult nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet elders<br />
naar e<strong>en</strong> onderdak zult omzi<strong>en</strong>.<br />
U moet e<strong>en</strong> cellarius, d.i. e<strong>en</strong> celbewoner word<strong>en</strong>. Leef wel in Christus Jezus, onze<br />
Heere.<br />
Geschrev<strong>en</strong> in ons klooster te Erfurt, 22 april 1507.<br />
BROEDER MAARTEN LUTHER VAN MANSFELD<br />
2. BRIEF AAN DE AARTSBISSCHOP ALBRECHT VAN MAINZ<br />
Inleiding<br />
To<strong>en</strong> Albrecht <strong>van</strong> Brand<strong>en</strong>burg in 1514 b<strong>en</strong>oemd werd tot aartsbisschop <strong>van</strong> Mainz<br />
<strong>en</strong> Maagd<strong>en</strong>burg, bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> belast met het toezicht over het stift Halberstadt, moest<br />
hij voor deze gunst <strong>aan</strong> de Curie te Rome e<strong>en</strong> som geld betal<strong>en</strong> gelijkst<strong>aan</strong>de met<br />
ongeveer driehonderdduiz<strong>en</strong>d guld<strong>en</strong> in onze teg<strong>en</strong>woordige geldswaarde. E<strong>en</strong><br />
gedeelte <strong>van</strong> dit bedrag nam hij op bij de bankiers Fugger in Augsburg. Om hem<br />
echter in staat te stell<strong>en</strong> zijn schuld af te loss<strong>en</strong>, beloofde de Paus hem de helft <strong>van</strong> de<br />
opbr<strong>en</strong>gst <strong>van</strong> de uitgeschrev<strong>en</strong> aflaat in zijn gebied.<br />
Teg<strong>en</strong> deze door Tetzel <strong>en</strong> ander<strong>en</strong> gedrev<strong>en</strong> aflaathandel is Luther, gelijk bek<strong>en</strong>d is,<br />
in verzet gekom<strong>en</strong>. Hij veroordeelde niet de aflaat, over welker betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> waarde<br />
destijds in de Roomse kerk ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>stemmigheid heerste, in zijn geheel, maar kwam<br />
op teg<strong>en</strong> het misbruik dat er<strong>van</strong> gemaakt werd, vooral teg<strong>en</strong> de voorstelling als zou de<br />
kerk de macht bezitt<strong>en</strong> de eeuwige zaligheid uit te del<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s achtte Luther het<br />
zeer bed<strong>en</strong>kelijk dat de gelovig<strong>en</strong> biecht<strong>briev<strong>en</strong></strong> kocht<strong>en</strong>, die hun de vrijheid gav<strong>en</strong><br />
zich zelf e<strong>en</strong> biechtvader te kiez<strong>en</strong>.<br />
Op dezelfde 31e oktober nog, waarop hij door het <strong>aan</strong>sl<strong>aan</strong> <strong>van</strong> zijn stelling<strong>en</strong> de<br />
godgeleerd<strong>en</strong> uitnodigde tot e<strong>en</strong> onderling dispuut over de aflaat, zond hij e<strong>en</strong><br />
afschrift <strong>van</strong> die stelling<strong>en</strong> met begeleid<strong>en</strong>d schrijv<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de aartsbisschop, tev<strong>en</strong>s<br />
keurvorst, <strong>van</strong> Mainz, die zich to<strong>en</strong> ophield in Aschaff<strong>en</strong>burg.<br />
Als Luther later <strong>aan</strong> die 31e oktober 1517 terugd<strong>en</strong>kt, zegt hij: "God voerde mij <strong>aan</strong>,<br />
als ware ik e<strong>en</strong> geblinddoekt ros". Inderdaad schrijft hij <strong>aan</strong> de aartsbisschop als door<br />
hoger macht bezield.<br />
AAN DE HOOGEERWAARDE VADER IN CHRISTUS, DOORLUCHTIGE HEER,<br />
DE HEER ALBRECHT VAN MAAGDENBURG EN MAINZ, AARTSBISSCHOP,<br />
MARKGRAAF VAN BRANDENBURG. AAN ZIJN EERBIEDIG TE VREZEN EN<br />
ALLERGENADIGSTE HEER IN CHRISTUS, GODS GENADE EN<br />
BARMHARTIGHEID.<br />
Hoogeerwaarde vader in Christus, doorluchtige keurvorst. Uwe keurvorstelijke g<strong>en</strong>ade<br />
gelieve mij t<strong>en</strong> goede te houd<strong>en</strong> dat ik, geringste <strong>en</strong> onwaardigste onder alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
mij verstout e<strong>en</strong> brief <strong>aan</strong> uw hoogeerwaarde op te stell<strong>en</strong>. De Heere Jezus is mijn<br />
5
Getuige dat ik, mij wel bewust <strong>van</strong> mijn armzaligheid <strong>en</strong> nietswaardigheid, lang<br />
geaarzeld heb te do<strong>en</strong>, wat ik nu met onverschrokk<strong>en</strong> gelaat volbr<strong>en</strong>g, voornamelijk<br />
gedrong<strong>en</strong> door de verplichting<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn di<strong>en</strong>stbetrekking, welke ik, hoogeerwaarde<br />
vader in Christus, gehoud<strong>en</strong> b<strong>en</strong> na te kom<strong>en</strong>. Wil intuss<strong>en</strong> in g<strong>en</strong>ade op mij<br />
neerzi<strong>en</strong>, daar ik stof <strong>en</strong> as b<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn behoefte <strong>aan</strong> uw herderlijke zachtmoedigheid,<br />
g<strong>en</strong>adiglijk verst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> mij <strong>aan</strong>hor<strong>en</strong>.<br />
M<strong>en</strong> loopt in het land te koop met de pauselijke aflaat, onder uw keurvorstelijke naam,<br />
tot de bouw <strong>van</strong> de Sint Pieterskerk te Rome. Ik beklaag mij niet zozeer over het<br />
geschreeuw <strong>van</strong> de aflaatkramers, dat ik niet gehoord heb, maar ik klaag over het vals<br />
begrip dat het arme, e<strong>en</strong>voudige, gem<strong>en</strong>e volk zich <strong>van</strong> de zaak maakt <strong>en</strong> waar<strong>van</strong> het<br />
allerwege hoog opgeeft, n.l. dat de ongelukkige ziel<strong>en</strong> zich lat<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
gelov<strong>en</strong>, dat zij door aflaat<strong>briev<strong>en</strong></strong> te kop<strong>en</strong>, zeker zijn <strong>van</strong> hun zaligheid. Insgelijks<br />
dat de ziel<strong>en</strong> zonder verwijl uit het vagevuur word<strong>en</strong> verlost, zodra m<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> het<br />
geld in de geldkist laat vall<strong>en</strong>. 1 Vervolg<strong>en</strong>s dat deze aflaat<strong>briev<strong>en</strong></strong> zoveel uitwerking<br />
hebb<strong>en</strong> dat ge<strong>en</strong> zonde zó groot is of ze kan ermede gedelgd <strong>en</strong> vergev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Ze<br />
zegg<strong>en</strong> zelfs dat dit geldt als iemand de hooggeloofde Moeder Gods onteerd heeft <strong>en</strong><br />
niet minder dat de m<strong>en</strong>s door zulk e<strong>en</strong> aflaat vrij wordt <strong>van</strong> alle pijn <strong>en</strong> straf. Ach<br />
lieve God, aldus word<strong>en</strong> de dierbare ziel<strong>en</strong>, die <strong>aan</strong> uw zorg zijn toevertrouwd, op de<br />
dood voorbereid. Er zal <strong>van</strong> u e<strong>en</strong> str<strong>en</strong>ge <strong>en</strong> zware rek<strong>en</strong>schap, die met de dag groter<br />
wordt, word<strong>en</strong> gevraagd. Daarom heb ik dit niet langer kunn<strong>en</strong> verzwijg<strong>en</strong>. Want de<br />
m<strong>en</strong>s wordt niet zeker <strong>van</strong> zijn zaligheid door de di<strong>en</strong>st <strong>en</strong> de gav<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bisschop,<br />
<strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> hij zelfs door Gods g<strong>en</strong>ade, hem ingeschap<strong>en</strong>, daar<strong>van</strong> niet zeker wordt.<br />
Veeleer beveelt ons de apostel t<strong>en</strong> all<strong>en</strong> tijde met vreze <strong>en</strong> bev<strong>en</strong> onze zaligheid te<br />
bewerk<strong>en</strong> (Fil. 2: 12). Zelfs de rechtvaardige zal nauwelijks behoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (1 Petr.<br />
4:18). Eindelijk is de weg, die t<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> voert zo smal dat de Heere door de profeet<br />
Amos (4: 11) <strong>en</strong> Zacharia (3: 2) deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die zalig word<strong>en</strong> vergelijkt bij e<strong>en</strong><br />
brandhout, dat uit het vuur gerukt wordt <strong>en</strong> dat de Heere overal de moeilijkheid <strong>van</strong> de<br />
verlossing in het licht stelt.<br />
Hoe maakt m<strong>en</strong> dan door allerhande fabel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ijdele beloft<strong>en</strong> het volk zeker <strong>van</strong> de<br />
aflaat <strong>en</strong> ontneemt m<strong>en</strong> het zijn vrees, daar toch de aflaat voor de ziel<strong>en</strong> <strong>van</strong> ge<strong>en</strong> nut<br />
is, noch voor haar zaligheid, maar slechts de uitw<strong>en</strong>dige pijn of de straf opheft, welke<br />
vroeger volg<strong>en</strong>s de kerkelijke wett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> opgelegd?<br />
Daarom zijn ook de werk<strong>en</strong> <strong>van</strong> godzaligheid <strong>en</strong> liefde oneindig veel beter dan de<br />
aflaat; niettemin word<strong>en</strong> deze noch met zulke praal, noch met grote ijver gepredikt. Ja,<br />
terwille <strong>van</strong> de aflaatpreek wordt hierover gezweg<strong>en</strong>, terwijl het toch de voornaamste<br />
<strong>en</strong> allereerste taak <strong>van</strong> alle bisschopp<strong>en</strong> is dat het volk het e<strong>van</strong>gelie <strong>en</strong> de liefde <strong>van</strong><br />
Christus lere. Di<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komstig heeft Christus ook nerg<strong>en</strong>s bevol<strong>en</strong> de aflaat te<br />
predik<strong>en</strong>, maar wel het e<strong>van</strong>gelie te verkondig<strong>en</strong>.<br />
Welk e<strong>en</strong> gevaar <strong>en</strong> schrik moet nu e<strong>en</strong> bisschop verwekk<strong>en</strong>, die onder het<br />
doodzwijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> het e<strong>van</strong>gelie, niets anders dan de aflaathandel onder zijn volk<br />
bevordert <strong>en</strong> zich daarom meer bekommert dan om het e<strong>van</strong>gelie? Zal niet Christus tot<br />
hem zegg<strong>en</strong>: de mug zift u uit <strong>en</strong> de kameel verzwelgt u?<br />
Hierbij, hoogeerwaarde vader <strong>en</strong> heer, blijft het niet, maar in de instructie <strong>van</strong> de<br />
aflaathandelar<strong>en</strong>, welke op uw naam is uitgevaardigd, wordt – stellig buit<strong>en</strong> uw wil <strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong> - beweerd dat juist dit onwaardeerbaar gesch<strong>en</strong>k <strong>van</strong> God één <strong>van</strong> de<br />
voornaamste g<strong>en</strong>ademiddel<strong>en</strong> is, waardoor de m<strong>en</strong>s met God verzo<strong>en</strong>d wordt <strong>en</strong> alle<br />
straff<strong>en</strong> <strong>van</strong> het vagevuur onged<strong>aan</strong> gemaakt word<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dat ge<strong>en</strong> berouw<br />
nodig is voor wie biecht<strong>briev<strong>en</strong></strong> kop<strong>en</strong>.<br />
1 E<strong>en</strong> rijmpje uit deze tijd luidt: "Zodra het geld in 't laadje klinkt, de ziele uit het vaag'vuur springt".<br />
6
Wat zal ik anders do<strong>en</strong>, hoogeerwaarde bisschop <strong>en</strong> doorluchtige keurvorst, dan uw<br />
hoogeerwaarde door Christus verzoek<strong>en</strong> uw vaderlijke <strong>aan</strong>dacht <strong>aan</strong> deze zaak te<br />
sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze instructie te vernietig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de aflaatpredikers e<strong>en</strong> andere wijze <strong>van</strong><br />
predik<strong>en</strong> voor te schrijv<strong>en</strong>? Anders mocht er t<strong>en</strong> slotte iemand opst<strong>aan</strong> om h<strong>en</strong> te<br />
bestrijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> die instructie te weerlegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> boek schrijv<strong>en</strong>, dat uw doorluchte<br />
hoogheid tot dieper smaad strekt; waarvoor ik bang b<strong>en</strong>, doch wat ik vrees dat geschied<strong>en</strong><br />
zal wanneer er niet spoedig in deze <strong>aan</strong>geleg<strong>en</strong>heid raad geschaft wordt.<br />
Gelieve deze trouwe di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> mijn armzaligheid naar waarde te schatt<strong>en</strong>, gelijk ik<br />
dit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vorst <strong>en</strong> bisschop mag verwacht<strong>en</strong>, d.w.z. hem g<strong>en</strong>adig <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong>,<br />
gelijk ik hem bewijs met e<strong>en</strong> trouw hart <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uw hoogeerwaarde t<strong>en</strong> volle toeged<strong>aan</strong><br />
gemoed. Immers ook ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schaap uit uw stal. De Heere behoede <strong>en</strong> beware uw<br />
hoogeerwaarde in eeuwigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
Te Witt<strong>en</strong>berg, de avond voor Allerheilig<strong>en</strong>, in het jaar 1517.<br />
Als het uw hoogeerwaarde behaagt, kunt u k<strong>en</strong>nis nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn 95 stelling<strong>en</strong>,<br />
welke hierbij g<strong>aan</strong>, opdat u kunt inzi<strong>en</strong> dat de leer omtr<strong>en</strong>t de aflaat zeer onzeker is,<br />
ofschoon de aflaatpredikers er<strong>van</strong> drom<strong>en</strong> als stond zij vast.<br />
Uw onwaardige zoon,<br />
MAARTEN LUTHER.<br />
Augustijner monnik, Doctor in de heilige Godgeleerdheid.<br />
3. BRIEF AAN KEURVORST FREDERIK VAN SAKSEN<br />
Inleiding<br />
In de brief, die hieronder volgt, is noch e<strong>en</strong> deemoedige monnik <strong>aan</strong> het woord, noch<br />
e<strong>en</strong> overtuigd godgeleerde, die om des gewet<strong>en</strong>s wille zich richt tot zijn aartsbisschop.<br />
Vrijmoedig <strong>en</strong> niet zonder humor schrijft Luther <strong>aan</strong> zijn keurvorst om e<strong>en</strong> stuk lak<strong>en</strong>,<br />
dat deze hem heeft beloofd. Hij neemt daarbij de geleg<strong>en</strong>heid te baat zijn vorst te<br />
waarschuw<strong>en</strong> voor het instell<strong>en</strong> <strong>van</strong> nieuwe belasting<strong>en</strong>, die door het volk niet gunstig<br />
ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Bij e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>aan</strong><strong>van</strong>kelijk honderd, later tweehonderd guld<strong>en</strong> per jaar mocht<br />
Luther waarlijk af <strong>en</strong> toe wel e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> gesch<strong>en</strong>k in natura ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Lak<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />
nieuw kleed is e<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s wederker<strong>en</strong>d gesch<strong>en</strong>k, dat o.a. ook de stad Witt<strong>en</strong>berg<br />
hem vereerde, to<strong>en</strong> hij, teruggekeerd <strong>van</strong> het kasteel De Wartburg, de troebel<strong>en</strong> onder<br />
de bevolking had wet<strong>en</strong> te bezwer<strong>en</strong>.<br />
Hoewel de keurvorst Frederik de Wijze, die e<strong>en</strong> uitgebreide relikwieën-verzameling<br />
had <strong>aan</strong>gelegd, niet tot de verlichte geest<strong>en</strong> mag gerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, was hij e<strong>en</strong> man<br />
<strong>van</strong> edele inborst <strong>en</strong> uiterst voorzichtig in het nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> maatregel<strong>en</strong>; twee<br />
eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, waar<strong>aan</strong> Luther niet weinig te dank<strong>en</strong> heeft gehad.<br />
Onze brief, de eerste, die in het Duits is bewaard geblev<strong>en</strong>, mist e<strong>en</strong> datum; hij schijnt<br />
echter geschrev<strong>en</strong> te zijn vóór 11 november 1517.<br />
AAN MIJN GENADIGSTE EN GELIEFDE HEER, HERTOG FREDERIK VAN<br />
SAKSEN. IN ZIJNER GENADE HANDEN.<br />
GENADIGSTE HEER EN VORST<br />
Daar uw keurvorstelijke g<strong>en</strong>ade het vorige jaar mij door raadsheer Hirschfeld de<br />
toezegging deed <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nieuw kleed, kom ik thans uw vorstelijke g<strong>en</strong>ade verzoek<strong>en</strong><br />
7
zich dit te will<strong>en</strong> herinner<strong>en</strong>.<br />
Ik vraag u echter, g<strong>en</strong>adige heer, gelijk voorhe<strong>en</strong>, voor het geval dat uw r<strong>en</strong>tmeester<br />
Pfeffinger met de uitvoering belast is, dat hij zich <strong>van</strong> deze kwijte metterdaad <strong>en</strong> niet<br />
met vri<strong>en</strong>delijke beloft<strong>en</strong>. Hij kan n.1. buit<strong>en</strong>gewoon mooie woord<strong>en</strong> spinn<strong>en</strong>, maar<br />
daar<strong>van</strong> weef ik ge<strong>en</strong> kleed.<br />
Opdat ik hierbij, g<strong>en</strong>adige heer, uw eerwaarde g<strong>en</strong>ade e<strong>en</strong> bewijs lever <strong>van</strong> mijn trouw<br />
<strong>en</strong> mijn kleed verdi<strong>en</strong>, het volg<strong>en</strong>de: Ik heb vernom<strong>en</strong> dat uw keurvorstelijke g<strong>en</strong>ade<br />
na het opheff<strong>en</strong> <strong>van</strong> de reeds ingestelde belasting <strong>van</strong> plan is e<strong>en</strong> nieuwe <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
misschi<strong>en</strong> nog drukk<strong>en</strong>der in te voer<strong>en</strong>.<br />
Indi<strong>en</strong> uw vorstelijke g<strong>en</strong>ade de bed<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> arme bedelaar niet wil geringacht<strong>en</strong>,<br />
zo verzoek ik u om Gods wil het zover niet te lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Want het doet mij <strong>en</strong> vele<br />
<strong>van</strong> uw vereerders <strong>van</strong> harte leed dat deze belasting in de jongste tijd zoveel afbreuk<br />
heeft ged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de goede naam <strong>en</strong> faam <strong>en</strong> de populariteit <strong>van</strong> uw vorstelijke g<strong>en</strong>ade.<br />
God heeft uw vorstelijke g<strong>en</strong>ade met teveel wijsheid toegerust dan dat zij in deze<br />
<strong>aan</strong>geleg<strong>en</strong>heid niet verder zou zi<strong>en</strong> dan ik, of desnoods alle onderdan<strong>en</strong> <strong>van</strong> uw<br />
vorstelijke g<strong>en</strong>ade. Maar het kan gebeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> soms Gods wil zijn dat e<strong>en</strong> grote geest<br />
door e<strong>en</strong> mindere geest terechtgewez<strong>en</strong> wordt, opdat niemand uitsluit<strong>en</strong>d vertrouwe<br />
op zichzelf, doch slechts op God, onze Heere, Die uw keurvorstelijke g<strong>en</strong>ade<br />
gezondheid moge verl<strong>en</strong><strong>en</strong>, ons tot heil <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de ziel <strong>van</strong> uw vorstelijke<br />
g<strong>en</strong>ade tot eeuwige zaligheid.<br />
Uwer vorstelijke g<strong>en</strong>ade onderdanigste kapel<strong>aan</strong><br />
Dr. MAARTEN LUTHER<br />
te Witt<strong>en</strong>berg.<br />
4. AAN JOHANN VON STAUPITZ<br />
Witt<strong>en</strong>berg, 30 mei 1518 2 .<br />
Ik herinner mij, eerwaarde Vader, dat onder andere vri<strong>en</strong>delijke <strong>en</strong> heilzame<br />
vertroosting<strong>en</strong> Uwerzijds, waarmee de Heere Jezus mij wonderbaar pleegt te troost<strong>en</strong>,<br />
ook e<strong>en</strong>maal het woord "boete" ter sprake kwam.... Ik nam Uw woord in mij op als<br />
e<strong>en</strong> stem <strong>van</strong> de hemel: ware boete is ge<strong>en</strong> andere, dan die met de liefde tot de<br />
gerechtigheid <strong>en</strong> tot God begint<br />
Dit woord <strong>van</strong> U hechtte zich in mij vast, als de scherpe pijl <strong>van</strong> e<strong>en</strong> sterke, <strong>en</strong> ik<br />
begon het terstond met de Schriftplaats<strong>en</strong> te vergelijk<strong>en</strong>, die over de boete handel<strong>en</strong>;<br />
<strong>en</strong> zie, welk e<strong>en</strong> kostelijk spel: de woord<strong>en</strong> speeld<strong>en</strong> om mij he<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle kant<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
viel<strong>en</strong> alle deze m<strong>en</strong>ing bij, zodat juist dit woord boete, dat tot nu toe <strong>van</strong> alle<br />
woord<strong>en</strong> in de Heilige Schrift mij bijna het allerbitterste was, mij nu lieflijker <strong>en</strong><br />
vri<strong>en</strong>delijker klonk dan welk ander woord ook 3 .<br />
To<strong>en</strong> mijn hart <strong>van</strong> zulke gedacht<strong>en</strong> vervuld was, zie, to<strong>en</strong> begonn<strong>en</strong> om ons he<strong>en</strong><br />
nieuwe bazuin<strong>en</strong> <strong>van</strong> de aflaat <strong>en</strong> trompett<strong>en</strong> <strong>van</strong> vergeving te klink<strong>en</strong>, ja te<br />
schetter<strong>en</strong>, waardoor wij echter niet tot e<strong>en</strong> rechte, geestelijke strijd werd<strong>en</strong> verm<strong>aan</strong>d.<br />
Kortom, daar werd ge<strong>en</strong> woord gehoord <strong>van</strong> de leer <strong>van</strong> de ware boete; maar de<br />
aflaatkramers waagd<strong>en</strong> het zich hoog te verheff<strong>en</strong> <strong>en</strong> te roem<strong>en</strong>: niet de boete, noch<br />
2 In 't Latijn geschrev<strong>en</strong>. Verzoek <strong>van</strong> Luther <strong>aan</strong> de vicaris-g<strong>en</strong>eraal <strong>van</strong> zijn orde, om zijn<br />
"Resoluties" bij de 95 stelling<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> uitvoerig bewijsschrift, tegelijk met e<strong>en</strong> direct <strong>aan</strong> Leo X gerichte<br />
brief, de paus te will<strong>en</strong> do<strong>en</strong> toekom<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> hij later de Resoluties in druk gaf, heeft hij de beide<br />
<strong>briev<strong>en</strong></strong> als inleiding er <strong>aan</strong> toegevoegd.<br />
3 Hier volgt e<strong>en</strong> vrij lange beschouwing over metanoia, het Griekse woord voor boete, dat niet <strong>van</strong><br />
werk<strong>en</strong> spreekt, maar verandering <strong>van</strong> gezindheid betek<strong>en</strong>t.<br />
8
haar kleinste deel, dat m<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oegdo<strong>en</strong>ing noemt 4 , maar vrijstelling <strong>van</strong> dit geringste<br />
deel <strong>van</strong> de boete; e<strong>en</strong> roem<strong>en</strong>, zoals het nog nooit tevor<strong>en</strong> is gehoord. Daarover<br />
leerd<strong>en</strong> zij ook het volk veel goddeloze, valse, ketterse leug<strong>en</strong>s, met zulk e<strong>en</strong><br />
vrijmoedigheid of liever onbeschaamdheid, dat wie ook maar ev<strong>en</strong> daarover kikte, al<br />
dadelijk e<strong>en</strong> ketter het<strong>en</strong> moest, t<strong>en</strong> vure gedoemd, <strong>en</strong> met de eeuwige vloek belad<strong>en</strong>.<br />
Daar ik nu hun raz<strong>en</strong>de w<strong>aan</strong>zin niet teg<strong>en</strong>houd<strong>en</strong> kon, nam ik mij voor h<strong>en</strong> met<br />
bescheid<strong>en</strong>heid teg<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun leer in twijfel te trekk<strong>en</strong>, vertrouw<strong>en</strong>d op het<br />
getuig<strong>en</strong>is <strong>van</strong> alle doctor<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> geheel de kerk, die all<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> keer op keer<br />
geleerd hebb<strong>en</strong>, dat het beter is boete te do<strong>en</strong> dan aflaat te kop<strong>en</strong>.<br />
Daarom heb ik op<strong>en</strong>lijk gedisputeerd 5 , wat betek<strong>en</strong>t, dat ik zowat iedere<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoog<br />
tot laag mij tot mijn ongeluk op de hals heb gehaald, zovel<strong>en</strong> als deze ijveraars maar<br />
voor lief geld - ai, voor de arme ziel<strong>en</strong>, moest ik zegg<strong>en</strong> - teg<strong>en</strong> mij in het veld hebb<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Want die lieve broeders zijn met overgrote listigheid toegerust; daar<br />
zij niet kunn<strong>en</strong> weerlegg<strong>en</strong>, wat ik heb uitgesprok<strong>en</strong>, fantaser<strong>en</strong> zij, dat het gezag <strong>van</strong><br />
de paus door mijn stelling<strong>en</strong> 6 wordt <strong>aan</strong>gerand.<br />
Dat is de zaak, eerwaarde Vader, waarom ik nu met groot gevaar op<strong>en</strong>lijk in het licht<br />
moet tred<strong>en</strong>, ik die altijd maar liefst verborg<strong>en</strong> bleef, <strong>en</strong> die liever op het vrolijke spel,<br />
waarmee zulke voortreffelijke mann<strong>en</strong> tot op onze tijd toe, onder elkander bezig zijn,<br />
had will<strong>en</strong> toekijk<strong>en</strong>, dan dat ieder op mij zou zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> de spot met mij drijv<strong>en</strong>. Maar,<br />
zoals ik merk, moet nu e<strong>en</strong>maal het onkruid onder de kool groei<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zwart tuss<strong>en</strong> het<br />
wit word<strong>en</strong> gezet, opdat het geheel er beter <strong>en</strong> sierlijker uitzie.<br />
Ik bid U daarom, dat u toch mijn dwaas geschrift 7 vri<strong>en</strong>delijk wilt <strong>aan</strong>vaard<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de<br />
moeite wilt do<strong>en</strong>, het de vrome paus Leo X toe te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, opdat het bij Zijne<br />
Heiligheid het pleit voor mij moge voer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de boze strek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de giftige<br />
oorblazers. Niet, dat ik U in hetzelfde gevaar d<strong>en</strong>k te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Alles, wat ik in dit<br />
opzicht doe, wil ik alle<strong>en</strong> op mijn risico do<strong>en</strong>. Christus, zonder Wi<strong>en</strong>s wi1 ook de tong<br />
<strong>van</strong> de paus niet sprek<strong>en</strong> kan <strong>en</strong> in Wi<strong>en</strong>s hand ook het hart <strong>van</strong> de koning<strong>en</strong> is, moge<br />
toezi<strong>en</strong> of wat ik gezegd heb Zijn of mijn (woord) is. Christus' oordeel verwacht ik<br />
ook <strong>van</strong> de roomse stoel te vernem<strong>en</strong>.<br />
Overig<strong>en</strong>s weet ik mijn dreig<strong>en</strong>de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> niets te antwoord<strong>en</strong> dan het woord <strong>van</strong><br />
Reuchlin: "Wie arm is vreest niets, want hij kan niets verliez<strong>en</strong>." Geld <strong>en</strong> goed heb ik<br />
niet <strong>en</strong> begeer ik niet; heb ik e<strong>en</strong> goede naam <strong>en</strong> eer gehad, hij doe die nu t<strong>en</strong>iet, die<br />
daarmee reeds begonn<strong>en</strong> is . Alle<strong>en</strong> mijn nietig lichaam, door vele <strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de<br />
zwarighed<strong>en</strong> verzwakt, blijft mij nog over. Dod<strong>en</strong> zij dit, door list of met geweld, om<br />
Gode e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st te do<strong>en</strong>, dan mak<strong>en</strong> zij mij slechts één of twee uur <strong>van</strong> mijn lev<strong>en</strong><br />
armer. Mij is mijn zoete Verlosser <strong>en</strong> Ontfermer, de Heere Jezus Christus g<strong>en</strong>oeg:<br />
Hem wil ik zing<strong>en</strong>, zolang ik leef. Zo iemand echter niet met mij mee wil zing<strong>en</strong>, wat<br />
gaat mij dat <strong>aan</strong>? Heeft hij er lust in, dan huile hij op zijn eig<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid.<br />
Hij, de Heere Jezus Christus, beware U in eeuwigheid, mijn zeer geliefde Vader.<br />
4<br />
Het sacram<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de boete bestond uit drie del<strong>en</strong>: het berouw, de biecht <strong>en</strong> de satisfactie<br />
(g<strong>en</strong>oegdo<strong>en</strong>ing).<br />
5<br />
D.w.z.: heb ik de stelling<strong>en</strong> over de aflaat opgesteld, om daarover op<strong>en</strong>lijk te disputer<strong>en</strong>.<br />
6<br />
De 95 stelling<strong>en</strong> <strong>van</strong> 31 oktober 1517.<br />
7<br />
De "Resoluties." Luther voegde ze er geschrev<strong>en</strong> bij; gedrukt werd<strong>en</strong> zij eerst tuss<strong>en</strong> juni <strong>en</strong> augustus.<br />
9
5. AAN PAUS LEO X<br />
Inleiding<br />
Leo X (1515-1521) die <strong>aan</strong><strong>van</strong>kelijk het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> Luther voor e<strong>en</strong> onbeduid<strong>en</strong>de<br />
monnik<strong>en</strong>twist had <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong>, zond in het najaar <strong>van</strong> 1518 de geleerde kardinaal<br />
Cajetanus naar Duitsland om de scheurmaker tot zwijg<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het onderhoud<br />
dat Cajetanus <strong>en</strong> Luther in Augsburg hadd<strong>en</strong>, leidde ev<strong>en</strong>wel niet tot het beoogde<br />
doel; de eerste verliet na één <strong>en</strong> andermaal zijn standpunt verdedigd te hebb<strong>en</strong><br />
heimelijk de stad <strong>en</strong> de laatste kon niet anders dan onverrichter zake naar Italië<br />
terugker<strong>en</strong>. Enige m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> later gaf de curie e<strong>en</strong> gelijke opdracht <strong>aan</strong> von Miltitz, e<strong>en</strong><br />
galant edelman, <strong>van</strong> diplomatieke bekwaamheid, die tegelijkertijd <strong>aan</strong> de keurvorst<br />
Frederik de Wijze e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> roos moest overhandig<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> reeds lang te vor<strong>en</strong><br />
beloofd gesch<strong>en</strong>k <strong>van</strong> Leo X voor di<strong>en</strong>s relikwieënverzameling. Von Miltitz ging<br />
uiterst voorzichtig te werk <strong>en</strong> wist Luther zover te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, dat deze beloofde over de<br />
aflaatkwestie te zull<strong>en</strong> zwijg<strong>en</strong>, mits zijn teg<strong>en</strong>standers hetzelfde ded<strong>en</strong>. Dat deze<br />
toezegging ge<strong>en</strong> bewijs <strong>van</strong> lafheid was, doch slechts geschiedde om de vrede <strong>en</strong> de<br />
eer <strong>van</strong> de kerk te redd<strong>en</strong>, bewijst het hier volg<strong>en</strong>d schrijv<strong>en</strong>, waarschijnlijk kort na<br />
het vertrek <strong>van</strong> von Miltitz verzond<strong>en</strong>. Het was Luthers tweede brief <strong>aan</strong> de Paus.<br />
Aan Leo X. 3 maart 1519 8 .<br />
Allerheiligste vader,<br />
Andermaal dwingt de nood mij, geringste onder de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> stof der aarde, tot uw<br />
heiligheid <strong>en</strong> hoge majesteit te sprek<strong>en</strong>. Gelieve derhalve uw heiligheid, in Christus'<br />
plaats geroep<strong>en</strong>, het oor te l<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>aan</strong> hetge<strong>en</strong> ik te zegg<strong>en</strong> heb. Mij, uw arm schaap, op<br />
vaderlijke wijze <strong>aan</strong> te hor<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> dit mijn schrijv<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>delijk k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong>.<br />
Hier is bij ons geweest de eerwaarde heer Karel <strong>van</strong> Miltitz, de kamerheer <strong>van</strong> uwe<br />
heiligheid, die in naam <strong>van</strong> uwe heiligheid bij mijn doorluchte vorst hertog Frederik<br />
luid geklaagd heeft over mijn domme koppigheid <strong>en</strong> vooring<strong>en</strong>om<strong>en</strong>heid teg<strong>en</strong> de<br />
Roomse kerk <strong>en</strong> uw heiligheid <strong>en</strong> geëist heeft dat ik daarvoor voldo<strong>en</strong>ing zou gev<strong>en</strong>.<br />
To<strong>en</strong> ik dat hoorde, griefde het mij uitermate dat, wat ik uit hartelijk <strong>en</strong> trouw<br />
plichtsgevoel heb ondernom<strong>en</strong>, zó kwaad opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> is, dat wat ik begonn<strong>en</strong> b<strong>en</strong> om<br />
de eer <strong>van</strong> de Roomse kerk te redd<strong>en</strong>, mij door het hoofd <strong>van</strong> die kerk als<br />
kwaadaardigheid <strong>en</strong> grote zonde <strong>aan</strong>gerek<strong>en</strong>d is.<br />
Maar wat zal ik do<strong>en</strong>, heilige vader? Ik weet ge<strong>en</strong> raad meer in deze zaak. De macht<br />
<strong>van</strong> de toorn <strong>van</strong> uwe heiligheid vermag ik niet te drag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> toch weet ik niet hoe ik<br />
daar<strong>aan</strong> kan ontkom<strong>en</strong>.<br />
M<strong>en</strong> verlangt <strong>van</strong> mij, dat ik mijn stelling<strong>en</strong> herroep<strong>en</strong> zal. Bijaldi<strong>en</strong> mijn herroeping<br />
datg<strong>en</strong>e bereik<strong>en</strong> kon, wat m<strong>en</strong> er mede beoogt, zou ik onverwijld het bevel opvolg<strong>en</strong>.<br />
Aangezi<strong>en</strong> echter mijn geschrift<strong>en</strong> door de teg<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> onderdrukking <strong>van</strong> de<br />
zijde <strong>van</strong> mijn teg<strong>en</strong>partij op ruimer schaal verspreid zijn geword<strong>en</strong> dan ik had durv<strong>en</strong><br />
hop<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in veler hart<strong>en</strong> te diep wortel hebb<strong>en</strong> geschot<strong>en</strong>, dan dat ik ze nog zou<br />
kunn<strong>en</strong> herroep<strong>en</strong>; ja, vermits ons Duitse volk teg<strong>en</strong>woordig vele ontwikkelde, geleerde,<br />
bekwame mann<strong>en</strong> telt, die deze zaak terdege verst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, -<br />
moet ik mij er op toelegg<strong>en</strong> op ge<strong>en</strong> manier iets te herroep<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> ik de Roomse<br />
kerk hoog <strong>en</strong> in ere w<strong>en</strong>s te houd<strong>en</strong>. Zulk e<strong>en</strong> herroeping toch zou niets anders<br />
bewerk<strong>en</strong> dan dat de Roomse kerk daardoor hoe langer hoe meer in e<strong>en</strong> kwaad<br />
8 Tweede brief <strong>aan</strong> Leo X, in 't Latijn; waarschijnlijk geschrev<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> eind januari <strong>en</strong> begin maart<br />
1519. In de uitgav<strong>en</strong> is hij gedateerd: Alt<strong>en</strong>burg, 3 maart 1519, vermoedelijk omdat hij naar <strong>aan</strong>leiding<br />
<strong>van</strong> e<strong>en</strong> onderhoud met Miltitz, in januari, is geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de 3de maart verzond<strong>en</strong>.<br />
10
gerucht kwam te st<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat iedere<strong>en</strong> de mond zou op<strong>en</strong><strong>en</strong> om over haar te klag<strong>en</strong>.<br />
Zij, o heilige vader, zij hebb<strong>en</strong> juist de Roomse kerk de grootste schade <strong>en</strong> schande<br />
<strong>aan</strong>ged<strong>aan</strong> bij ons in Duitsland, die ik weerst<strong>aan</strong> heb; dat zijn deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die met hun<br />
verkeerde dwaze manier <strong>van</strong> sprek<strong>en</strong> in naam <strong>van</strong> uwe heiligheid, slechts schandelijk<br />
gewin gezocht hebb<strong>en</strong>, het heiligdom bezoedeld <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> gruwel gemaakt hebb<strong>en</strong>.<br />
En alsof de zonde <strong>en</strong> de verwarde toestand hier niet groot g<strong>en</strong>oeg war<strong>en</strong>, klag<strong>en</strong> ze nu<br />
mij, die h<strong>en</strong> in hun goddeloos voornem<strong>en</strong> gestuit heb, bij uwe heiligheid <strong>aan</strong> als de<br />
bewerker <strong>van</strong> hun domme brutaliteit.<br />
Welnu allerheiligste vader, ik betuig voor God <strong>en</strong> al Zijn schepsel<strong>en</strong> dat ik nimmer<br />
<strong>van</strong> plan b<strong>en</strong> geweest, noch op het og<strong>en</strong>blik <strong>van</strong> zins b<strong>en</strong>, de Roomse kerk <strong>en</strong> de<br />
macht <strong>van</strong> uwe heiligheid op <strong>en</strong>ige wijze <strong>aan</strong> te grijp<strong>en</strong> of met <strong>en</strong>ige list schade te<br />
berokk<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ja ik verzeker vrijmoedig dat de macht <strong>van</strong> de kerk bov<strong>en</strong> alles gaat, <strong>en</strong><br />
niets onder de hemel of op aarde hoger gesteld mag word<strong>en</strong>, uitg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> Jezus<br />
Christus, de Heere over alles. Derhalve moet uwe heiligheid niet luister<strong>en</strong> naar boosaardige,<br />
valse lastermond<strong>en</strong>, die <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de Luther iets anders verzinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> vertell<strong>en</strong>.<br />
Het <strong>en</strong>ige wat ik in deze zaak kan do<strong>en</strong> is: ik b<strong>en</strong> bereid uwe heiligheid te belov<strong>en</strong><br />
voort<strong>aan</strong> de aflaatkwestie te zull<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> var<strong>en</strong>, te lat<strong>en</strong> bezink<strong>en</strong> <strong>en</strong> erover te zwijg<strong>en</strong>,<br />
slechts op voorwaarde dat ook mijn teg<strong>en</strong>standers hun opgeblaz<strong>en</strong> <strong>en</strong> nietszegg<strong>en</strong>de<br />
vertog<strong>en</strong> stak<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> wil ik bij op<strong>en</strong>baar schrijv<strong>en</strong> het volk verman<strong>en</strong>, dat het<br />
begrijpe <strong>en</strong> bewog<strong>en</strong> worde de Roomse kerk met de rechte ernst te er<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar niet<br />
iedere fout <strong>aan</strong> te rek<strong>en</strong><strong>en</strong>, ook ge<strong>en</strong> voorbeeld te nem<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de scherpheid die ik<br />
teg<strong>en</strong> de Roomse kerk gebruikt, ja misbruikt heb <strong>en</strong> waarmede ik te hard <strong>van</strong> wal b<strong>en</strong><br />
gestok<strong>en</strong>, waar ik de onnutte praatsmakers zo hard heb <strong>aan</strong>gepakt. Misschi<strong>en</strong> kan door<br />
Gods g<strong>en</strong>ade of door deze opoffering <strong>en</strong> langs deze weg de teweeggebrachte<br />
tweedracht <strong>en</strong> scheuring wederom geheeld <strong>en</strong> opgehev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Hiernaar toch heb ik slechts gestreefd dat niet door schandelijk vreemd winstbejag<br />
onze moeder, de Roomse kerk, bevlekt mocht word<strong>en</strong>, noch het volk verleid tot zulk<br />
e<strong>en</strong> dwaling dat het leert de liefde geringer te acht<strong>en</strong> dan de aflaat. Al het overige acht<br />
ik, omdat het nut noch schade br<strong>en</strong>gt, <strong>van</strong> minder betek<strong>en</strong>is.<br />
Bemerk ik dat ik nog iets meer kan do<strong>en</strong> in deze zaak, dan zal ik ongetwijfeld daartoe<br />
g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong> <strong>en</strong> bereid zijn.<br />
6. AAN JOHANN VON STAUPITZ<br />
Witt<strong>en</strong>berg, 9 februari 1521 9 .<br />
… Te Worms 10 is nog niets teg<strong>en</strong> mij verhandeld, ofschoon de pausgezind<strong>en</strong> met<br />
verwonderlijke grimmigheid al hun boosheid teg<strong>en</strong> mij in beweging zett<strong>en</strong>. Spalatinus<br />
schrijft, dat het e<strong>van</strong>gelie daar zoveel gunst vindt, dat hij niet gelooft dat ik<br />
onverhoord <strong>en</strong> zonder bewijs zal word<strong>en</strong> veroordeeld. . . Met vreugde hoor ik, dat ook<br />
U door Leo ontbod<strong>en</strong> b<strong>en</strong>t, opdat u het kruis, dat u gepredikt hebt, door Uw voorbeeld<br />
voor de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wereld kunt opricht<strong>en</strong>. Want ik zou niet graag will<strong>en</strong>, dat die<br />
wolf met Uw antwoord tevred<strong>en</strong> zou zijn, omdat u hem meer toegegev<strong>en</strong> hebt dan<br />
recht is. Want daar zal hij het voor houd<strong>en</strong>, wanneer u mij <strong>en</strong> mijn zaak geheel <strong>en</strong> al<br />
verlooch<strong>en</strong>t, nadat U zich bereid verklaard hebt, hem als rechter te <strong>aan</strong>vaard<strong>en</strong>.<br />
9 Geschrev<strong>en</strong> in het Latijn. Staupitz had in 1520 uit vrees voor de strijd, die ontbrand was, zijn positie<br />
als vicaris-g<strong>en</strong>eraal <strong>van</strong> de Duitse Augustijn<strong>en</strong>congregatie opgegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> was hofprediker <strong>van</strong><br />
aartsbisschop Lang <strong>van</strong> Salzburg geword<strong>en</strong>.<br />
10 Op de Rijksdag.<br />
11
Wanneer Christus U lief heeft, zal hij U dwing<strong>en</strong>, dat schrijv<strong>en</strong> te herroep<strong>en</strong>. Want in<br />
die bul verdoemt hij alles, wat u tot hed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de barmhartigheid <strong>van</strong> God geleerd <strong>en</strong><br />
vastgehoud<strong>en</strong> hebt. Daar u dit wel weet, roept u, dunkt mij, niet zonder Christus te<br />
beledig<strong>en</strong>, hem als rechter <strong>aan</strong>, die u met vijandige toorn als e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>stander <strong>van</strong><br />
Christus teg<strong>en</strong> het Woord <strong>van</strong> de g<strong>en</strong>ade ziet woed<strong>en</strong>. Want het zou U gepast hebb<strong>en</strong><br />
dit te zegg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hem voor zulke goddeloosheid te bestraff<strong>en</strong>. Want 't is nu ge<strong>en</strong> tijd,<br />
om beangst te zijn, maar om luid te protester<strong>en</strong>, waar onze Heere Jezus Christus<br />
verdoemd, prijsgegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> gelasterd wordt. Daarom verm<strong>aan</strong> ik U ev<strong>en</strong>zeer tot trots,<br />
als u mij tot deemoed verm<strong>aan</strong>t. Bij U is te véél deemoed, gelijk bij ons te véél trots.<br />
Maar de zaak is ernstig. Wij zi<strong>en</strong> Christus lijd<strong>en</strong>. Wanneer het nu tot hed<strong>en</strong> gold te<br />
zwijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich te verootmoedig<strong>en</strong>: nu, waar deze innig geliefde Heiland, Die Zich<br />
voor ons gegev<strong>en</strong> heeft, door de gehele wereld tot spot wordt gemaakt - ik bezweer U<br />
- zull<strong>en</strong> wij nu niet voor Hem strijd<strong>en</strong>? Niet onze hals er voor gev<strong>en</strong>? Mijn Vader, dat<br />
gevaar is groter dan vel<strong>en</strong> gelov<strong>en</strong>. Hier wordt het e<strong>van</strong>gelie <strong>van</strong> kracht: Wie Mij<br />
belijdt voor de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, die zal Ik ook belijd<strong>en</strong> voor Mijn hemelse Vader; wie zich<br />
echter voor Mij schaamt, voor die zal Ik Mij scham<strong>en</strong> (Luk. 12: 8; 9: 26).<br />
Laat ik dan maar e<strong>en</strong> trotsaard, e<strong>en</strong> hebzuchtige, echtbreker, doodslager, vijand <strong>van</strong> de<br />
paus <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>aan</strong> alle misdad<strong>en</strong> schuldig m<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> bevond<strong>en</strong>, wanneer ik mij maar<br />
niet <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> goddeloos stilzwijg<strong>en</strong> schuldig maak, waar de Heere lijdt <strong>en</strong> spreekt: Ik<br />
kan niet ontvlied<strong>en</strong> <strong>en</strong> niemand is er die zich over mijn ziel ontfermt; ik zag ter<br />
rechterhand, <strong>en</strong> daar was niemand, die mij wilde k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> (Ps. 142: 5). Ik hoop, dat ik<br />
door deze belijd<strong>en</strong>is vergeving zal vind<strong>en</strong> voor al mijn zond<strong>en</strong>. Daarom heb ik dan<br />
ook met goed vertrouw<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> deze roomse afgod <strong>en</strong> ware antichrist de hor<strong>en</strong>s<br />
opgestok<strong>en</strong>. Het woord <strong>van</strong> Christus is niet e<strong>en</strong> woord <strong>van</strong> de vrede, maar e<strong>en</strong> woord<br />
<strong>van</strong> het zwaard.<br />
Maar wat wil ik, e<strong>en</strong>voudige, e<strong>en</strong> verstandige onderwijz<strong>en</strong>?<br />
Ik heb des te meer de moed U dit te schrijv<strong>en</strong>, daar ik zeer vrees dat u tuss<strong>en</strong> Christus<br />
<strong>en</strong> de paus he<strong>en</strong> <strong>en</strong> weer wankelt, terwijl u toch ziet, dat zij elkander heftig teg<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>.<br />
Laat ons echter bidd<strong>en</strong>, dat de Heere Jezus deze zoon des verderfs 11 door de adem <strong>van</strong><br />
Zijn mond zo spoedig mogelijk vernietige. Wanneer u nu niet volg<strong>en</strong> wilt, zo laat mij<br />
g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> weggesleurd word<strong>en</strong>; ik wil door Christus' g<strong>en</strong>ade dit monster zijn<br />
afschuwelijkhed<strong>en</strong> niet verzwijg<strong>en</strong>. Mij heeft deze verootmoediging <strong>van</strong> U wel<br />
<strong>en</strong>igermate bedroefd <strong>en</strong> mij e<strong>en</strong> andere Staupitz lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, dan die e<strong>en</strong>maal de g<strong>en</strong>ade<br />
<strong>en</strong> het kruis verkondigde. Wanneer u vóór de k<strong>en</strong>nisgeving <strong>van</strong> deze bul <strong>en</strong> de<br />
Christus daarmee <strong>aan</strong>gedane smaad zo hadt gehandeld, hadt u mij niet zo bedroefd.<br />
Hutt<strong>en</strong> <strong>en</strong> vele ander<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> het in hun geschrift<strong>en</strong> dapper voor mij op. En dagelijks<br />
word<strong>en</strong> lieder<strong>en</strong> gedicht, die dit Babel weinig zull<strong>en</strong> verheug<strong>en</strong> 12 . Onze Vorst<br />
gedraagt zich ev<strong>en</strong> standvastig als dapper <strong>en</strong> gelovig. Op zijn bevel geef ik deze<br />
stelling<strong>en</strong> 13 in beide tal<strong>en</strong> uit. U groet Philippus 14 ; hij bidt U e<strong>en</strong> moediger <strong>en</strong><br />
blijmoediger geest toe. Groet, bid ik U, Doctor Ludwig, de g<strong>en</strong>eesheer 15 , die zo<br />
geleerd <strong>aan</strong> mij geschrev<strong>en</strong> heeft. Ik had ge<strong>en</strong> tijd hem te antwoord<strong>en</strong>, daar ik<br />
g<strong>en</strong>oodzaakt b<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> drie drukpers<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de gang te houd<strong>en</strong>.<br />
11 2 Thess. 2: 8.<br />
12 D.i. Rome (vgl. Op<strong>en</strong>b. 14: 8).<br />
13 "Grond <strong>en</strong> oorzaak <strong>van</strong> alle artikel<strong>en</strong>, welke door de roomse bul t<strong>en</strong> onrechte verdoemd word<strong>en</strong>."<br />
14 Melanchthon.<br />
15 Overig<strong>en</strong>s onbek<strong>en</strong>d.<br />
12
7. AAN DE KEURVORSTEN, VORSTEN EN STENDEN VAN HET RIJK<br />
Friedberg, 28 april 1521 16 .<br />
Aan de hoogwaardigste <strong>en</strong> hoogwaardige in God, doorluchtigste <strong>en</strong> doorluchtige,<br />
hooggebor<strong>en</strong> Keurvorst<strong>en</strong>, Vorst<strong>en</strong>, Aartsbisschopp<strong>en</strong> <strong>en</strong> Bisschopp<strong>en</strong>, eerwaarde<br />
Prelat<strong>en</strong>, Edel<strong>en</strong> <strong>en</strong> Welgebor<strong>en</strong> Grav<strong>en</strong>, gestr<strong>en</strong>ge, er<strong>en</strong>tfeste Ridders <strong>en</strong> Edel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
alle andere St<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> het heilige roomse rijk, thans op de keizerlijke Rijksdag te<br />
Worms vergaderd, mijn g<strong>en</strong>adigste, g<strong>en</strong>adige <strong>en</strong> goedgunstige Her<strong>en</strong>.<br />
G<strong>en</strong>adigste, g<strong>en</strong>adige <strong>en</strong> goedgunstige Her<strong>en</strong>: Uw keurvorstelijke, vorstelijke <strong>en</strong><br />
andere G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong> zij mijn alleronderdanigst gebed <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st te all<strong>en</strong> tijde<br />
ter beschikking.<br />
G<strong>en</strong>adigste, g<strong>en</strong>adige <strong>en</strong> goedgunstige Her<strong>en</strong>.<br />
Nadat de roomse keizerlijke Majesteit mij op haar vrij, veilig <strong>en</strong> sterk geleide naar<br />
Worms had ontbod<strong>en</strong>, om inlichting<strong>en</strong> <strong>van</strong> mij te ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> over de boek<strong>en</strong>, die in<br />
mijn naam zijn uitgegev<strong>en</strong>, b<strong>en</strong> ik alleronderdanigste kapel<strong>aan</strong> voor de keizerlijke<br />
Majesteit <strong>en</strong> de St<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> het rijk gehoorzaam versch<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zo heeft mij dan zijn<br />
keizerlijke Majesteit allereerst lat<strong>en</strong> voorlegg<strong>en</strong>, te verklar<strong>en</strong> of ik de betreff<strong>en</strong>de<br />
boek<strong>en</strong> als de mijne erk<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> ze wilde herroep<strong>en</strong> of er bij wilde volhard<strong>en</strong>. Daarop<br />
heb ik, na onderdanige erk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> de boek<strong>en</strong>, die door mij zijn geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet<br />
door mijn b<strong>en</strong>ijders of op andere wijze verknoeid of in mijn nadeel veranderd zijn, mij<br />
onderdanig op deze wijze do<strong>en</strong> hor<strong>en</strong>: Daar mijn geschrift<strong>en</strong> door het klare <strong>en</strong> loutere<br />
Woord <strong>van</strong> God bekrachtigd zijn, is het voor mij in de hoogste mate bezwaarlijk,<br />
ondo<strong>en</strong>lijk <strong>en</strong> onmogelijk Gods Woord te verlooch<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> die boek<strong>en</strong> aldus te<br />
herroep<strong>en</strong>, <strong>en</strong> (heb ik) in ootmoed gebed<strong>en</strong>, dat zijne keizerlijke Majesteit mij op<br />
g<strong>en</strong>erlei wijze tot zulk herroep<strong>en</strong> zou lat<strong>en</strong> drijv<strong>en</strong>, maar mijn geschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> boek<strong>en</strong><br />
zelf zou inzi<strong>en</strong> of zou lat<strong>en</strong> inzi<strong>en</strong> door ander<strong>en</strong>, ook door zeer e<strong>en</strong>voudige m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
die daar de geschiktheid voor hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de dwaling<strong>en</strong>, die daarin mocht<strong>en</strong> zijn, uit de<br />
goddelijke e<strong>van</strong>gelische <strong>en</strong> profetische geschrift<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong>. Met de christelijke<br />
belofte, dat ik, indi<strong>en</strong> ik er<strong>van</strong> overtuigd zou word<strong>en</strong>, dat ik gedwaald heb, al mijn<br />
dwaling<strong>en</strong> zou herroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> de eerste zijn om mijn boek<strong>en</strong> in het vuur te werp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
met voet<strong>en</strong> te tred<strong>en</strong>.<br />
Daarop is <strong>van</strong> mij verlangd, dat ik e<strong>en</strong> kort <strong>en</strong> recht antwoord zou gev<strong>en</strong>, of ik wilde<br />
herroep<strong>en</strong> of bij mijn voornem<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Derhalve heb ik andermaal zijne keizerlijke<br />
Majesteit <strong>en</strong> Uwe keurvorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> onderdanig geantwoord: omdat mijn<br />
gewet<strong>en</strong> door de goddelijke Schrift, welke ik in mijn boek<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s weer als bewijs<br />
<strong>aan</strong>voer, ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> gegrep<strong>en</strong> is, zo kan ik dan ook zonder door de heilige<br />
goddelijke Schrift overtuigd te zijn, op g<strong>en</strong>erlei wijze iets herroep<strong>en</strong>.<br />
Nu hebb<strong>en</strong> verder ettelijke Keurvorst<strong>en</strong>, Vorst<strong>en</strong> <strong>en</strong> ettelijke St<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> het rijk met<br />
mij onderhandeld: "ik zou mijn boek<strong>en</strong> <strong>aan</strong> 't oordeel <strong>van</strong> zijne keizerlijke Majesteit<br />
<strong>en</strong> <strong>van</strong> de St<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> het heilige rijk moet<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> onderwerp<strong>en</strong>", zoals daarna<br />
ook de kanselier <strong>van</strong> Bad<strong>en</strong> 17 <strong>en</strong> Doctor Peutinger <strong>van</strong> Augsburg 18 mij hebb<strong>en</strong><br />
voorgesteld. Derhalve heb ik andermaal ev<strong>en</strong>als tevor<strong>en</strong> mij daartoe bereid verklaard:<br />
16 Te Friedberg in Wetterau zond Luther de heraut terug, die hem als vrijgeleide <strong>van</strong>uit Worms was<br />
meegegev<strong>en</strong>. Hij gaf hem twee <strong>briev<strong>en</strong></strong> mee <strong>van</strong> dezelfde inhoud; één in 't Latijn, bestemd voor de<br />
keizer, de bov<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de in 't Duits <strong>aan</strong> de Rijksdag.<br />
17 Dr. Vehus.<br />
18 Verteg<strong>en</strong>woordiger <strong>van</strong> de vrije stad Augsburg, Luther's begunstiger reeds in 1518, to<strong>en</strong> hij in<br />
Augsburg voor Cajetanus versche<strong>en</strong>.<br />
13
wanneer ik n.l. door de heilige Schrift of door duidelijke <strong>en</strong> klare grond<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong><br />
onderricht.<br />
T<strong>en</strong>slotte, (to<strong>en</strong> <strong>van</strong> mij verlangd werd) dat ik <strong>en</strong>kele artikel<strong>en</strong>, <strong>aan</strong> mijn boek<strong>en</strong><br />
ontle<strong>en</strong>d, <strong>aan</strong> het oordeel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> concilie zou onderwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik te all<strong>en</strong> tijde <strong>en</strong> op<br />
allerlei wijze steeds onderdanig <strong>en</strong> gewillig b<strong>en</strong> geweest, alles te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> (te) lat<strong>en</strong><br />
wat mij mogelijk is - is het eindelijk alle<strong>en</strong> daarop vastgelop<strong>en</strong>, dat ik dit christelijke<br />
bescheid<strong>en</strong> verzoek niet ingewilligd heb mog<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, dat het Woord <strong>van</strong> God vrij <strong>en</strong><br />
ongebond<strong>en</strong> zou blijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat ik mijn boek<strong>en</strong> op deze voorwaarde <strong>aan</strong> vonnis,<br />
oordeel <strong>en</strong> beslissing <strong>van</strong> de keizerlijke Majesteit <strong>en</strong> <strong>van</strong> de St<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> het heilige<br />
(roomse) rijk zou toevertrouw<strong>en</strong>, dat door mij niets zou word<strong>en</strong> toegegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> door<br />
h<strong>en</strong> niets zou word<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong>, uitgesprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> geoordeeld zou word<strong>en</strong>, dat met het<br />
vrije, heilige Woord <strong>van</strong> God in strijd was 19 .<br />
Want God, die de hart<strong>en</strong> onderzoekt, is mijn Getuige, dat ik in alle opzicht<strong>en</strong> gewillig<br />
<strong>en</strong> bereid b<strong>en</strong> om zijne keizerlijke Majesteit in alle ding<strong>en</strong> te gehoorzam<strong>en</strong>, 't zij lev<strong>en</strong><br />
of sterv<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> of lat<strong>en</strong>, eer of schande, voor- of nadeel. Ik heb mij daartoe dan ook<br />
reeds m<strong>en</strong>igmaal bereid verklaard <strong>en</strong> b<strong>en</strong> daartoe nogmaals bereid, zonder <strong>en</strong>ig<br />
voorbehoud dan alle<strong>en</strong> dat <strong>van</strong> het goddelijk Woord, waarin niet alle<strong>en</strong> eeuwig lev<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> - gelijk Christus zegt Matth. 4: 4 - maar ook vreugde <strong>en</strong> zaligheid <strong>van</strong><br />
de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> is geleg<strong>en</strong> (1 Petr. 1: 12), hetwelk bov<strong>en</strong> alle ding<strong>en</strong> vrij <strong>en</strong> ongebond<strong>en</strong><br />
zal <strong>en</strong> moet zijn, zoals de heilige Paulus leert (2 Tim. 2: 9), terwijl het ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<br />
mogelijk is, zich daar<strong>aan</strong> te onttrekk<strong>en</strong> of zich daarbov<strong>en</strong> te plaats<strong>en</strong>, hoe groot <strong>en</strong><br />
zeer geleerd hij ook moge zijn, zoals ook de heilige Paulus tot tweemaal toe uitriep <strong>en</strong><br />
zei: Al ware het ook dat wijzelf of e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel uit de hemel u iets anders zoud<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>,<br />
die zij vervloekt; <strong>en</strong> David in het Psalmboek (146: 3): U zult niet op vorst<strong>en</strong><br />
vertrouw<strong>en</strong> noch op m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>kinder<strong>en</strong>, in wie ge<strong>en</strong> heil (te vind<strong>en</strong>) is. Ja, ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<br />
moet ook op zichzelf vertrouw<strong>en</strong>, gelijk Salomo zegt (Spr. 28: 26): Wie op zijn hart<br />
vertrouwt, is e<strong>en</strong> dwaas, <strong>en</strong> Jeremia (17: 5): Vervloekt is hij, die op e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<br />
vertrouwt.<br />
Want in tijdelijke ding<strong>en</strong>, die het Woord <strong>van</strong> God <strong>en</strong> de eeuwige ding<strong>en</strong> niet rak<strong>en</strong>,<br />
zijn wij schuldig elkander onderling te vertrouw<strong>en</strong>, in <strong>aan</strong>merking nem<strong>en</strong>de, dat het<br />
opgev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ze tijdelijke ding<strong>en</strong>, die wij t<strong>en</strong>slotte toch moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> var<strong>en</strong>, het<br />
gevaar erdoor <strong>en</strong> het verlies er<strong>van</strong>, voor de zaligheid onschadelijk zijn. Maar in<br />
goddelijke <strong>en</strong> eeuwige ding<strong>en</strong> kan <strong>en</strong> wil God niet duld<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong> zich vrij maakt <strong>en</strong><br />
het waagt met één (m<strong>en</strong>s) of met vele m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, maar 't alle<strong>en</strong> waagt met Hemzelf, die<br />
alle<strong>en</strong> de eer <strong>en</strong> de Naam heeft <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zal, dat Hij waarachtig <strong>en</strong> de waarheid zelf<br />
is, terwijl alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ijdel zijn, zoals ook de heilige Paulus (in zijn brief) <strong>aan</strong> de<br />
Romein<strong>en</strong> (3: 4) meesterlijk betoogt.<br />
En dat is niet onjuist, want zulk vertrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> zulk wag<strong>en</strong> is de rechte <strong>aan</strong>bidding <strong>en</strong><br />
de eig<strong>en</strong>lijke godsdi<strong>en</strong>st, die, zoals de heilige Augustinus leert, <strong>aan</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />
schepsel mag word<strong>en</strong> toegebracht. Daarom wil de heilige Paulus ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel uit de<br />
hemel, ook niet zichzelf, ook ongetwijfeld ge<strong>en</strong> heilige in de hemel noch op aarde<br />
zulk vertrouw<strong>en</strong> waardig acht<strong>en</strong>, noch wil hij dat ander<strong>en</strong> hem dit vertrouw<strong>en</strong> waardig<br />
acht<strong>en</strong>, ja hij vermaledijt <strong>en</strong> vervloekt het ook. Ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele heilige zou dat ook<br />
duld<strong>en</strong>, veel minder nog beger<strong>en</strong>. Want e<strong>en</strong> dusdanig m<strong>en</strong>selijk vertrouw<strong>en</strong> in ding<strong>en</strong>,<br />
die de eeuwige zaligheid rak<strong>en</strong>, is niet anders dan uit de schepsel<strong>en</strong> afgod<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
hun de eer gev<strong>en</strong>, die alle<strong>en</strong> God toekomt.<br />
Derhalve bid ik onderdanig, dat Uw keurvorstelijke, vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong><br />
mijn voorbehoud niet in ong<strong>en</strong>ade mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> (het) opvatt<strong>en</strong>, als ware het uit<br />
19 Hic fuit controversiae totius cardo - om dit punt draaide de hele zaak, zo luidt het op deze plaats in de<br />
brief <strong>aan</strong> keizer Karel.<br />
14
e<strong>en</strong> boos wantrouw<strong>en</strong> voortgekom<strong>en</strong>, maar (als voortkom<strong>en</strong>d) uit de heilige Schrift,<br />
die ik hierbov<strong>en</strong> heb <strong>aan</strong>gehaald, <strong>aan</strong> welke iedere<strong>en</strong> billijkerwijze gehoorzaamt <strong>en</strong><br />
gehoorzam<strong>en</strong> moet.<br />
Want mijn onderdanig <strong>en</strong> sterk vertrouw<strong>en</strong> 20 kan m<strong>en</strong> hieruit gemakkelijk afleid<strong>en</strong>,<br />
dat ik op bevel <strong>en</strong> met vrijgeleide <strong>van</strong> zijne keizerlijke Majesteit <strong>en</strong> Uwe G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Gunstig<strong>en</strong> onderdanig versch<strong>en</strong><strong>en</strong> b<strong>en</strong>, hoewel tevor<strong>en</strong> mijn boek<strong>en</strong> door mijn<br />
b<strong>en</strong>ijders verbrand zijn <strong>en</strong> daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> in de naam <strong>van</strong> zijne keizerlijke Majesteit e<strong>en</strong><br />
mandaat teg<strong>en</strong> mij <strong>en</strong> mijn geschrift<strong>en</strong> allerwege is <strong>aan</strong>geslag<strong>en</strong>, hetwelk met recht<br />
zulk e<strong>en</strong> arme monnik zou hebb<strong>en</strong> teruggejaagd, wanneer mijn hart <strong>van</strong> God, zijne<br />
keizerlijke Majesteit <strong>en</strong> Uwe keurvorstelijke <strong>en</strong> vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gehele rijk<br />
niet zoveel g<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> goeds onderdanig <strong>en</strong> in vertrouw<strong>en</strong> verwacht had <strong>en</strong> nog<br />
verwacht.<br />
Daar ik dan op g<strong>en</strong>erlei wijze heb kunn<strong>en</strong> verkrijg<strong>en</strong>, dat mijn geschrift<strong>en</strong> door Gods<br />
Woord werd<strong>en</strong> gelog<strong>en</strong>straft <strong>en</strong> alzo heb moet<strong>en</strong> vertrekk<strong>en</strong> - terwijl het gebrek alle<strong>en</strong><br />
hierin bestond, dat m<strong>en</strong> de dwaalleer bevatt<strong>en</strong>de artikel<strong>en</strong>, die in mijn boek<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />
st<strong>aan</strong>, niet met de heilige Schrift heeft will<strong>en</strong> <strong>aan</strong>ton<strong>en</strong> <strong>en</strong> weerlegg<strong>en</strong> - , ook mij niet<br />
heeft will<strong>en</strong> toest<strong>aan</strong> <strong>en</strong> bewillig<strong>en</strong>, noch mij ermee troost<strong>en</strong> <strong>en</strong> belov<strong>en</strong>, dat de<br />
k<strong>en</strong>nisneming <strong>van</strong> <strong>en</strong> het oordeel over mijn boek<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de heilige woord<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> God zoud<strong>en</strong> plaats hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> voortgezet, - desniettemin zeg ik zijne<br />
keizerlijke Majesteit <strong>en</strong> Uwe keurvorstelijke, vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong><br />
allerootmoedigst dank voor de verl<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> Uw g<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor het veilige <strong>en</strong><br />
str<strong>en</strong>ge vrijgeleide, hetwelk zij mij tot Worms hebb<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d <strong>en</strong> hetwelk zij g<strong>en</strong>adig<br />
<strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, mij ook tot mijn terugkeer naar e<strong>en</strong> veilige plaats te zull<strong>en</strong><br />
verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. En 't is dan ook mijn ootmoedigste bede <strong>aan</strong> Uw keurvorstelijke, vorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong>, dat Uwe keurvorstelijke <strong>en</strong> vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong><br />
toch bij zijne keizerlijke Majesteit allerg<strong>en</strong>adigst mocht<strong>en</strong> will<strong>en</strong> bepleit<strong>en</strong>, dat zijne<br />
keizerlijke Majesteit inzake mijn vroeger <strong>en</strong> thans veelvuldig herhaald onderdanig <strong>en</strong><br />
christelijk verzoek, mij door mijn b<strong>en</strong>ijders ge<strong>en</strong> geweld zal will<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> <strong>aan</strong>do<strong>en</strong>,<br />
noch mij lat<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong> of veroordel<strong>en</strong>. Want ik b<strong>en</strong> nogmaals in ootmoed bereid, op<br />
g<strong>en</strong>oegzame verzekering <strong>van</strong> Zijne keizerlijke Majesteit, voor onverdachte,<br />
onpartijdige, geleerde geestelijke <strong>en</strong> wereldlijke rechters te verschijn<strong>en</strong>; door zijne<br />
keizerlijke Majesteit, het rijk, de concilies, de doctor<strong>en</strong> (<strong>van</strong> de kerk), of wie dat<br />
vermag te do<strong>en</strong> of daartoe bereid is, mij te lat<strong>en</strong> onderwijz<strong>en</strong>; mijn leer <strong>en</strong> boek<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />
iedere<strong>en</strong> gewillig te onderwerp<strong>en</strong>; beoordeling te onderg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> te <strong>aan</strong>vaard<strong>en</strong>, niets<br />
uitgeslot<strong>en</strong>, dan alle<strong>en</strong> het heilige, vrije, loutere <strong>en</strong> klare Woord <strong>van</strong> God dat, zoals<br />
<strong>van</strong>zelf spreekt, bov<strong>en</strong> alles moet st<strong>aan</strong> <strong>en</strong> rechter <strong>van</strong> alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> moet blijv<strong>en</strong>.<br />
Daarom bid ik niet alle<strong>en</strong> om mijn<strong>en</strong>twil, <strong>aan</strong> wie niets geleg<strong>en</strong> is, maar omwille <strong>van</strong><br />
het heil <strong>van</strong> de gehele Christ<strong>en</strong>heid allerootmoedigst; wat mij dan ook heeft g<strong>en</strong>oopt,<br />
dit onderdanig schrijv<strong>en</strong> terug te z<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Want ik wilde <strong>van</strong> harte gaarne, dat zijne<br />
keizerlijke Majesteit, het heilige rijk <strong>en</strong> heel het Duitse volk zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geholp<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> dat zij in Gods g<strong>en</strong>ade zalig mocht<strong>en</strong> bewaard word<strong>en</strong>, hetwelk ik tot op hed<strong>en</strong><br />
naast Gods eer <strong>en</strong> de zaligheid <strong>van</strong> de gehele Christ<strong>en</strong>heid gezocht heb <strong>en</strong> nogmaals<br />
zoek, <strong>en</strong> niet het mijne, al word ik ook door mijn b<strong>en</strong>ijders verdoemd. Want waar<br />
Christus, mijn Heere <strong>en</strong> mijn God, <strong>aan</strong> het kruis voor Zijn vijand<strong>en</strong> gebed<strong>en</strong> heeft,<br />
hoeveel te meer moet ik dan zorg<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> bidd<strong>en</strong> voor zijne keizerlijke Majesteit,<br />
Uwe keurvorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> het ganse heilige rijk, mijn zeer geliefde Her<strong>en</strong>,<br />
Overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Duitse volk - op wier goedgunstigheid t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> mijn vorig<br />
<strong>en</strong> thans herhaald christelijk verzoek ik ootmoedig <strong>en</strong> getroost vertrouw. Hiermede<br />
20 Op Keizer <strong>en</strong> Rijksdag.<br />
15
eveel ik mij <strong>aan</strong> Uwe keurvorstelijke, vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong> in alle<br />
gehoorzaamheid, welke Uw keurvorstelijke, vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gunstig<strong>en</strong> de<br />
almachtige God, ons all<strong>en</strong> tot heil <strong>en</strong> troost, g<strong>en</strong>adig zijn <strong>aan</strong>bevol<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Gegev<strong>en</strong> te Friedberg, op zondag Cantate in 1521 21 .<br />
Uwer keurvorstelijke, vorstelijke G<strong>en</strong>ad<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
Gunstig<strong>en</strong> onderdanige kapel<strong>aan</strong><br />
Martinus Luther.<br />
8. AAN MELANCHTON<br />
Wartburg, 12 mei 1521 22 .<br />
… (En) u, mijn Philippus, hoe gaat het U intuss<strong>en</strong>? Bidt u ook voor mij, dat dit mijn<br />
verdwijn<strong>en</strong>, waarin ik ongaarne bewilligd heb, iets groots mocht word<strong>en</strong> tot eer <strong>van</strong><br />
God? En daarom verlang ik ernaar, om te wet<strong>en</strong> of u daarmee tevred<strong>en</strong> b<strong>en</strong>t. Mijn<br />
bezorgdheid was, dat het zou kunn<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong>, als ontvluchtte ik de strijd, <strong>en</strong> toch stond<br />
mij ge<strong>en</strong> weg op<strong>en</strong>, om hun, die het wild<strong>en</strong> <strong>en</strong> het mij <strong>aan</strong>ried<strong>en</strong>, weerstand te kunn<strong>en</strong><br />
bied<strong>en</strong>. lk heb ge<strong>en</strong> grotere w<strong>en</strong>s, dan om het woed<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn vijand<strong>en</strong> tegemoet te<br />
g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> hun mijn hals <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>.<br />
Ik zit hier nu <strong>en</strong> stel mij de ganse dag de gestalte <strong>van</strong> de kerk voor og<strong>en</strong> <strong>en</strong> ged<strong>en</strong>k wat<br />
de psalm(dichter) zegt (89: 48): Waarom hebt U alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>kinder<strong>en</strong> vergeefs<br />
geschap<strong>en</strong>? God, wat e<strong>en</strong> gruwelijk spooksel <strong>van</strong> de toorn <strong>van</strong> God is dit vervloekte<br />
rijk <strong>van</strong> de roomse antichrist: Ik schaam mij, dat ik zo ongevoelig b<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet<br />
wegsmelt in tran<strong>en</strong> om met e<strong>en</strong> tran<strong>en</strong>stroom de verslag<strong>en</strong> zon<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn volk te<br />
bew<strong>en</strong><strong>en</strong> 23 . Maar er is niemand, die zich opmaakt <strong>en</strong> zich <strong>aan</strong> God vasthoudt 24 of zich<br />
als e<strong>en</strong> muur voor het huis <strong>van</strong> Israël stelt 25 op deze laatste dag <strong>van</strong> Zijn toorn. Wee<br />
over het rijk <strong>van</strong> de paus, dat het einde <strong>en</strong> de droesem <strong>van</strong> de tijd<strong>en</strong> waardig is: God<br />
erbarme Zich over ons!<br />
Daarom, sta u nu als di<strong>en</strong>aar <strong>van</strong> het Woord thans Uw man <strong>en</strong> bevestig de mur<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
tor<strong>en</strong>s <strong>van</strong> Jeruzalem, tot zij ook op U losstorm<strong>en</strong>, Uw roeping <strong>en</strong> Uw gav<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t u. Ik<br />
kan slechts voor U bidd<strong>en</strong>, hop<strong>en</strong>de dat mijn gebed, waarin ik niet twijfel, iets<br />
vermag. Doe u desgelijks, <strong>en</strong> laat ons met elkander deze last drag<strong>en</strong>. Wij st<strong>aan</strong> alle<strong>en</strong><br />
nog in het veld; na mij zull<strong>en</strong> zij ook op U losg<strong>aan</strong>.<br />
Spalatinus schrijft, dat er zulk e<strong>en</strong> wreed edict in elkaar wordt gezet 26 , dat zij op<br />
gevaar voor het gewet<strong>en</strong> af de wereld will<strong>en</strong> doorzoek<strong>en</strong> naar mijn boek<strong>en</strong>, opdat zij<br />
zich zelf maar spoedig te gronde richt<strong>en</strong>. Rehabeam <strong>van</strong> Dresd<strong>en</strong> (Hertog Georg V<br />
<strong>van</strong> Saks<strong>en</strong>) verheugt zich, <strong>en</strong> is zeer begerig om het t<strong>en</strong> uitvoer te legg<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> moet<br />
ook de Keizer hebb<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gespoord <strong>aan</strong> de Koning <strong>van</strong> D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> te schrijv<strong>en</strong> 27 , om<br />
restant<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Lutherse ketterij niet op te nem<strong>en</strong>; <strong>en</strong> hun lied is: Wanneer zal hij<br />
omkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal zijn naam verg<strong>aan</strong> (Ps. 41: 6) ?<br />
Hartmann von Kronberg 28 heeft de Keizer zijn soldij <strong>van</strong> tweehonderd dukat<strong>en</strong><br />
21<br />
De 28e april 1521.<br />
22<br />
Eerste brief <strong>van</strong> de Wartburg, in het Latijn geschrev<strong>en</strong>.<br />
23<br />
Vgl. Jer. 9: 1.<br />
24<br />
Jesaja 64: 7.<br />
25<br />
Ezech. 13: 5.<br />
26<br />
Het edict <strong>van</strong> 8 mei teg<strong>en</strong> Luther's boek<strong>en</strong>, leer, <strong>aan</strong>hangers, <strong>en</strong>z<br />
27<br />
Christi<strong>aan</strong> II liet reeds in 1520 e<strong>en</strong> Witt<strong>en</strong>berger theoloog Martin Reichard naar Kop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>.<br />
Van mei tot juni 1521 vertoefde Karlstadt aldaar. Tijd<strong>en</strong>s de Rijksdag <strong>van</strong> Worms moet hij bij<br />
Keurvorst Frederik moeite ged<strong>aan</strong> hebb<strong>en</strong>, om Luther zelf er he<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong>.<br />
28<br />
E<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d <strong>van</strong> Sicking<strong>en</strong>. Hij was in 1519 met deze in di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> de Keizer getred<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
geestdriftig <strong>aan</strong>hanger <strong>van</strong> Luther.<br />
16
opgezegd: hij wil niet meer iemand di<strong>en</strong><strong>en</strong>, die naar deze goddeloze lied<strong>en</strong> luistert. Ik<br />
geloof, dat het zó zal g<strong>aan</strong>, dat dit edict nerg<strong>en</strong>s iets zal uitwerk<strong>en</strong>, dan (alle<strong>en</strong>) onder<br />
Rehabeam <strong>en</strong> Uw andere buurman (keurvorst Joachim <strong>van</strong> Brand<strong>en</strong>burg), die door<br />
ijdele eerzucht wordt gekweld. God leeft <strong>en</strong> heerst tot in alle eeuwigheid. Am<strong>en</strong> 29 .<br />
Schrijf toch alles, wat bij U gebeurt <strong>en</strong> hoe 't met alles staat <strong>en</strong> heb het goed met de<br />
Uw<strong>en</strong>.<br />
Zondag Exaudi 30 , 1521, in het rijk <strong>van</strong> de vogels 31 .<br />
9. AAN ZIJN VADER HANS LUTHER<br />
Wartburg, 21 november 1521.<br />
Dit boek 32 , lieve vader, heb ik U daarom will<strong>en</strong> opdrag<strong>en</strong>, niet om Uw naam voor de<br />
wereld te verheff<strong>en</strong> <strong>en</strong> beroemd te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> aldus naar de wijze <strong>van</strong> het vlees teg<strong>en</strong><br />
het woord <strong>van</strong> de apostel Paulus eer te zoek<strong>en</strong>, maar omdat ik er red<strong>en</strong> voor heb in e<strong>en</strong><br />
korte inleiding de zaak, de inhoud <strong>en</strong> e<strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong> dit boek de christelijke lezers<br />
voor og<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>, Om hiermede te beginn<strong>en</strong>, wil ik U niet verberg<strong>en</strong>, dat Uw zoon<br />
nu zover gekom<strong>en</strong> is, dat hij nu geheel overtuigd <strong>en</strong> zeker is hier<strong>van</strong>, dat niets heiliger,<br />
voornamer <strong>en</strong> geestelijker is te acht<strong>en</strong> dan het Woord <strong>van</strong> God. Maar - zo zult u<br />
zegg<strong>en</strong>: God beware mij, hebt u hier<strong>aan</strong> dan ooit getwijfeld of dit nu eerst geleerd? Ik<br />
zeg (U) echter, dat ik hier niet alle<strong>en</strong> <strong>aan</strong> getwijfeld heb, maar zelfs in 't geheel niet<br />
gewet<strong>en</strong> heb, dat dit zo was. En er is meer: als u het toelaat, b<strong>en</strong> ik bereid U <strong>aan</strong> te<br />
ton<strong>en</strong>, dat u in dezelfde onwet<strong>en</strong>dheid hebt geleefd als ik.<br />
Ik ga nu al bijna het 16de jaar <strong>van</strong> mijn monnikerij in, waarin ik mij buit<strong>en</strong> Uw wet<strong>en</strong><br />
of will<strong>en</strong> heb begev<strong>en</strong>. U had wel zorg <strong>en</strong> vrees om mijn zwakheid, omdat ik e<strong>en</strong><br />
jonge bloed was <strong>van</strong> bij de twee <strong>en</strong> twintig jaar; dat beduidt, om het woord <strong>van</strong><br />
Augustinus te gebruik<strong>en</strong>, er was nog <strong>en</strong>kel vurige jeugd in mij; <strong>en</strong> omdat u <strong>aan</strong> vele<br />
voorbeeld<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> hadt, dat het monnik-zijn bij zeer vel<strong>en</strong> al zeer ongelukkig was<br />
uitgekom<strong>en</strong>; u waart ook wel <strong>van</strong> plan mij e<strong>en</strong> rijk <strong>en</strong> goed huwelijk te lat<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
mij zo vast te houd<strong>en</strong>. En deze Uw vrees, deze zorg <strong>en</strong> deze wrevel <strong>van</strong> U teg<strong>en</strong>over<br />
mij was e<strong>en</strong> tijdlang ongelukkigerwijze onverzo<strong>en</strong>lijk, <strong>en</strong> vergeefs was de raad <strong>van</strong><br />
alle vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, die zeid<strong>en</strong>, dat als u God iets offer<strong>en</strong> wilde, u Hem het liefste <strong>en</strong> het<br />
beste offer<strong>en</strong> moest. Intuss<strong>en</strong> heeft God wel dit psalmvers in Uw hart lat<strong>en</strong> klink<strong>en</strong>:<br />
"De Heere k<strong>en</strong>t de gedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, dat zij ijdel zijn." Maar u hoorde het<br />
niet. Toch b<strong>en</strong>t u t<strong>en</strong>slotte teruggewek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hebt u Uw wil <strong>aan</strong> God overgegev<strong>en</strong>,<br />
hoewel u toch Uw vrees <strong>en</strong> zorg niet hebt afgelegd. Want ik herinner mij nog al te<br />
wèl, dat to<strong>en</strong> het weer goed tuss<strong>en</strong> ons was <strong>en</strong> u met mij sprak, <strong>en</strong> ik U zei, dat ik door<br />
e<strong>en</strong> verschrikkelijke hemelse verschijning geroep<strong>en</strong> was - want ik werd niet gaarne <strong>en</strong><br />
gewillig monnik, nog veel minder om e<strong>en</strong> lui lev<strong>en</strong>tje of om lekker et<strong>en</strong>, maar to<strong>en</strong> ik<br />
met verschrikking <strong>en</strong> doodsangst omgev<strong>en</strong> was, deed ik e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> <strong>en</strong> afgeperste<br />
gelofte - dat u to<strong>en</strong> op datzelfde og<strong>en</strong>blik zei: "God geve, dat het niet e<strong>en</strong> bedrog <strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> duivels spooksel is." Alsof God Zelf het door Uw mond tot mij had gesprok<strong>en</strong>,<br />
drong dit woord tot mij door <strong>en</strong> zonk al dadelijk in de grond <strong>van</strong> mijn ziel; maar ik<br />
verstokte <strong>en</strong> sloot mijn hart zoveel ik maar kon, teg<strong>en</strong>over U <strong>en</strong> Uw woord. Daar<br />
29<br />
Hier volg<strong>en</strong> mededeling<strong>en</strong> over Luther 's lichamelijke toestand.<br />
30<br />
12 Mei 1521.<br />
31<br />
Luther dateert zijn <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> de Wartburg: uit het rijk <strong>van</strong> de vogels, uit de woest<strong>en</strong>ij, <strong>en</strong>z.<br />
32<br />
Luther's geschrift: Over de kloostergeloft<strong>en</strong>, waarin hij dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> rechtvaardigde <strong>en</strong> bemoedigde, die,<br />
door 't e<strong>van</strong>gelie gegrep<strong>en</strong>, uit de monnikstand uittrad<strong>en</strong>. Als inleiding <strong>van</strong> dit boekje plaatste hij<br />
bov<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de brief <strong>aan</strong> zijn vader.<br />
17
kwam nog iets anders bij: to<strong>en</strong> ik, zoals e<strong>en</strong> zoon dat teg<strong>en</strong>over zijn vader do<strong>en</strong> kan,<br />
Uw toorn niet achtte, hebt u mij <strong>aan</strong>stonds weer op precies dezelfde manier e<strong>en</strong> stoot<br />
<strong>en</strong> e<strong>en</strong> por gegev<strong>en</strong>, zodat ik mijn lev<strong>en</strong> lang nauwelijks <strong>van</strong> <strong>en</strong>ig m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> woord<br />
gehoord heb, dat sterker op mij <strong>aan</strong>drong <strong>en</strong> zich meester <strong>van</strong> mij maakte. Want dit<br />
war<strong>en</strong> Uw woord<strong>en</strong>: "Zeg e<strong>en</strong>s, hebt u ook niet gehoord, dat m<strong>en</strong> zijn ouders<br />
gehoorzaam moet zijn?"Maar, verstokt in mijn eig<strong>en</strong> vroomheid, hoorde ik U <strong>aan</strong> <strong>en</strong><br />
verachtte U geheel <strong>en</strong> al als (maar) e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s. En toch kon ik dat woord nooit <strong>van</strong><br />
harte veracht<strong>en</strong>.<br />
Zie hier nu, of U niet verborg<strong>en</strong> geweest is, dat m<strong>en</strong> Gods gebod niet bov<strong>en</strong> alle<br />
andere moet stell<strong>en</strong>. Want is het niet zo? Als u gewet<strong>en</strong> had, dat ik op dat og<strong>en</strong>blik<br />
nog onder Uw zegg<strong>en</strong>schap stond, zou u mij dan niet kracht<strong>en</strong>s Uw vaderlijk gezag uit<br />
de monnikspij gerukt hebb<strong>en</strong>? Want waarlijk, als ik het gewet<strong>en</strong> had, dan was ik<br />
zonder Uw wil <strong>en</strong> voork<strong>en</strong>nis iets dergelijks niet begonn<strong>en</strong>, al had ik ook duiz<strong>en</strong>d<br />
dod<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>. Want eig<strong>en</strong>lijk was mijn gelofte ge<strong>en</strong> steek waard: ik onttrok<br />
mij <strong>aan</strong> de macht <strong>en</strong> de wil <strong>van</strong> mijn ouders, die mij <strong>van</strong> God gegev<strong>en</strong> war<strong>en</strong>; <strong>en</strong><br />
bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> - het was helemaal niet goddelijk. Dat het niet <strong>van</strong> God was, blijkt niet<br />
alle<strong>en</strong> hieruit, dat het teg<strong>en</strong> Uw (vaderlijke) macht was, maar ook dat (het) niet <strong>van</strong><br />
harte <strong>en</strong> gewillig was ged<strong>aan</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> berustte mijn gelofte <strong>en</strong>kel op m<strong>en</strong>selijke<br />
lering<strong>en</strong> <strong>en</strong> op geestelijkheid <strong>van</strong> de geveinsd<strong>en</strong>, die God niet gebod<strong>en</strong> heeft.<br />
Maar God, Wi<strong>en</strong>s barmhartigheid onmetelijk is <strong>en</strong> Wi<strong>en</strong>s wijsheid ge<strong>en</strong> einde heeft,<br />
heeft uit al zulke dwaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> zond<strong>en</strong> op wonderbare wijze veel grotere goede ding<strong>en</strong><br />
do<strong>en</strong> voortkom<strong>en</strong>. Zie, zou u nu niet liever honderd zon<strong>en</strong> will<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong>, dan zo iets<br />
groots <strong>en</strong> goeds niet gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>? Het komt mij voor, dat satan <strong>van</strong> mijn jeugd af<br />
<strong>aan</strong> de ding<strong>en</strong> vooruitgezi<strong>en</strong> heeft, die hij nu verdur<strong>en</strong> moet. Daarom heeft hij ook, om<br />
mij om te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>, op zoveel manier<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> mij geraasd <strong>en</strong><br />
gewoed, dat ik wele<strong>en</strong>s met verwondering gedacht heb of ik soms de <strong>en</strong>ige onder de<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> was, die hij <strong>aan</strong>tastte.<br />
Het is echter Gods wil geweest, zoals ik nu zie, dat ik met de wijsheid <strong>van</strong> de<br />
hogeschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de heiligheid <strong>van</strong> de kloosters uit eig<strong>en</strong> onomstotelijke ervaring,<br />
dat is uit vele zond<strong>en</strong> <strong>en</strong> goddeloze werk<strong>en</strong>, zou k<strong>en</strong>nis mak<strong>en</strong>, opdat het goddeloze<br />
volk niet teg<strong>en</strong> mij als hun toekomstige teg<strong>en</strong>stander, e<strong>en</strong> hoge borst zou behoev<strong>en</strong> te<br />
zett<strong>en</strong>, als teg<strong>en</strong> één, die veroordeelt, wat hij niet k<strong>en</strong>t. Daarom b<strong>en</strong> ik e<strong>en</strong> monnik<br />
geweest <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> het nog; wel niet zonder zond<strong>en</strong>, maar zonder dat ik mij te<br />
beschuldig<strong>en</strong> of iets te verwijt<strong>en</strong> heb. Want bijgeloof <strong>en</strong> Godsverachting word<strong>en</strong><br />
onder de pauselijke heerschappij niet alle<strong>en</strong> niet gestraft, maar ook voor grote<br />
geestelijkheid <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong>.<br />
Wel<strong>aan</strong>, wat d<strong>en</strong>kt u dan nu? Wilt u mij nog <strong>aan</strong> de monnikerij ontrukk<strong>en</strong>? Want u<br />
b<strong>en</strong>t immers nog vader <strong>en</strong> ik b<strong>en</strong> nog zoon, <strong>en</strong> alle geloft<strong>en</strong> zijn zeker niets: <strong>aan</strong> Uw<br />
kant staat Gods gebod<strong>en</strong> gezag; <strong>aan</strong> mijn kant staat m<strong>en</strong>selijke euveldaad, want de<br />
ongehuwde staat, waarover de papist<strong>en</strong> zo opsnijd<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t niets zonder<br />
gehoorzaamheid <strong>aan</strong> het goddelijk gebod. De ongehuwde staat is niet gebod<strong>en</strong>.<br />
Gehoorzaamheid is gebod<strong>en</strong>. . .<br />
Maar ik kom nu weer op 't vorige terug, lieve vader, <strong>en</strong> vraag opnieuw: Wilt u mij nog<br />
uit de monnikerij weghal<strong>en</strong>? Maar opdat u niet zou mog<strong>en</strong> roem<strong>en</strong>, is God U voor<br />
geweest <strong>en</strong> heeft mij er zelf uitgehaald. Want wat doet het er toe, of ik e<strong>en</strong> kap <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
kaalgeschor<strong>en</strong> kruin draag? Maakt de kap <strong>en</strong> de tonsuur e<strong>en</strong> monnik? De heilige<br />
Paulus spreekt: "Alles is het uwe, maar gij zijt <strong>van</strong> de Heere Christus." En zou ik dan<br />
<strong>aan</strong> de kap toebehor<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet veel meer de kap <strong>aan</strong> mij? Mijn gewet<strong>en</strong> is vrij <strong>en</strong><br />
verlost, <strong>en</strong> dat is de hoogste <strong>en</strong> grootste volkom<strong>en</strong>heid (<strong>en</strong>) vrijheid.<br />
Daarom b<strong>en</strong> ik nu e<strong>en</strong> monnik <strong>en</strong> toch ge<strong>en</strong> monnik, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuw schepsel, niet <strong>van</strong><br />
18
de paus, maar <strong>van</strong> Christus.<br />
Zie nu e<strong>en</strong>s hier, beroof ik U andermaal <strong>van</strong> Uw recht <strong>en</strong> gezag? Ik me<strong>en</strong> <strong>van</strong> nee,<br />
want Uw gezag blijft ongerept in mij, zover het de monnikerij betreft; maar die is nu<br />
bij mij uit <strong>en</strong> niem<strong>en</strong>dal, gelijk ik gezegd heb. Maar Die mij uit de monnikerij heeft<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, heeft meer recht over mij dan Uw recht is. Deze heeft mij gezet, niet in de<br />
valse, eig<strong>en</strong>dunkelijke, geveinsde godsdi<strong>en</strong>st <strong>van</strong> de monnikerij, maar in e<strong>en</strong> ware<br />
godsdi<strong>en</strong>st; want dat ik in di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> het Woord <strong>van</strong> God sta, kan niemand looch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
of betwijfel<strong>en</strong>.<br />
Dit echter is de rechte godsdi<strong>en</strong>st, waarvoor het ouderlijk gezag wijk<strong>en</strong> moet: "Wie<br />
vader of moeder meer lief heeft dan Mij", zegt Christus, "die is Mijner niet waardig."<br />
Niet als had Hij het gezag <strong>van</strong> de ouders daarmee opgehev<strong>en</strong>, daar immers ook de<br />
apostel er dikwijls op <strong>aan</strong>dringt, dat de kinder<strong>en</strong> de ouders gehoorzaam zull<strong>en</strong> zijn.<br />
Maar de tekst is op zijn plaats, als het gezag <strong>en</strong> de roeping <strong>van</strong> Christus <strong>en</strong> die <strong>van</strong> de<br />
ouders teg<strong>en</strong> elkander ing<strong>aan</strong>. Dan moet Christus' gezag alle<strong>en</strong> heers<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorg<strong>aan</strong>.<br />
Daarom zou ik om mijn ziel <strong>en</strong> gewet<strong>en</strong> niet in gevaar te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> thans zeker mij niet<br />
teg<strong>en</strong> Uw wil meer verzett<strong>en</strong>, wanneer niet de di<strong>en</strong>st <strong>van</strong> Gods Woord bij mij bov<strong>en</strong><br />
de monnikerij was kom<strong>en</strong> te st<strong>aan</strong>. En zie, dat is het nu, zoals ik gezegd heb, wat noch<br />
u noch ikzelf <strong>van</strong> te vor<strong>en</strong> gewet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, dat Gods gebod<strong>en</strong> voor alle (andere)<br />
moet<strong>en</strong> g<strong>aan</strong>. Maar de ganse wereld verkeert op dat punt nog in dwaling, daar onder<br />
het gruwelijk pausdom de kracht <strong>van</strong> de dwaling nog heerschappij voert. . .<br />
Daarom z<strong>en</strong>d ik U dit boek, waaruit u bemerk<strong>en</strong> kunt, met welke tek<strong>en</strong><strong>en</strong>, kracht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wonderwerk<strong>en</strong> Christus mij <strong>van</strong> de gelofte <strong>van</strong> de monnikerij heeft verlost, <strong>en</strong> hoe Hij<br />
mij in Zijn g<strong>en</strong>ade zulk e<strong>en</strong> grote vrijheid geschonk<strong>en</strong> heeft, dat hoewel ik mij alle<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot di<strong>en</strong>stknecht gemaakt heb, ik toch <strong>aan</strong> niemand onderworp<strong>en</strong> b<strong>en</strong>, dan <strong>aan</strong><br />
Hem alle<strong>en</strong>. Want Hij is, zoals zij het noem<strong>en</strong>, maar zonder <strong>en</strong>ige tuss<strong>en</strong>persoon, mijn<br />
bisschop, abt, prior, Heer, vader <strong>en</strong> meester; verder k<strong>en</strong> ik ge<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> meer. En ik<br />
hoop, dat Hij daarom Uw zoon U heeft ontnom<strong>en</strong>, opdat Hij nu vele ander<strong>en</strong> <strong>van</strong> Zijn<br />
zon<strong>en</strong> door mij begint te help<strong>en</strong>, wat u niet alle<strong>en</strong> graag hebb<strong>en</strong> zult, maar waarover u<br />
zich met e<strong>en</strong> grote <strong>en</strong> hoge vreugde zult verblijd<strong>en</strong>. Ik wil dan ook volkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> U<br />
vertrouw<strong>en</strong>, dat u niet anders do<strong>en</strong> zult.<br />
Laat de paus mij dan worg<strong>en</strong> <strong>en</strong> verdoem<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij in de hel will<strong>en</strong> werp<strong>en</strong>, hij zal mij<br />
toch niet uit de dood kunn<strong>en</strong> opwekk<strong>en</strong>, om mij telk<strong>en</strong>s opnieuw te worg<strong>en</strong>. Nu ik<br />
echter in de ban ged<strong>aan</strong> <strong>en</strong> verdoemd b<strong>en</strong>, moet mijn hartgrondige begeerte zijn, dat<br />
hij mij nooit meer absolutie geeft. Want ik hoop, dat de grote dag spoedig zal<br />
<strong>aan</strong>brek<strong>en</strong>, waarop het rijk <strong>van</strong> dwaling <strong>en</strong> gruwel zal word<strong>en</strong> verbrok<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
neergestot<strong>en</strong> 33 .<br />
En moge het Gods wil zijn, dat wij waardig bevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om door de paus<br />
verbrand of geworgd te word<strong>en</strong>, opdat ons bloed schreeuw<strong>en</strong> mocht <strong>en</strong> zijn oordeel<br />
verhaast<strong>en</strong>, opdat hij spoedig <strong>aan</strong> zijn eind komt. Indi<strong>en</strong> wij echter niet waardig zijn<br />
bloedgetuig<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, zo laat ons dan Hem all<strong>en</strong> <strong>aan</strong>roep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bidd<strong>en</strong> om Zijn<br />
barmhartigheid, dat wij met ons lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> onze stem mog<strong>en</strong> belijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> getuig<strong>en</strong>, dat<br />
Jezus Christus alle<strong>en</strong> Heere is, onze God, gezeg<strong>en</strong>d in eeuwigheid: In Hem nu wees<br />
gezeg<strong>en</strong>d, lieve vader, <strong>en</strong> ook u, moeder Margarethe, met ons ganse geslacht.<br />
Gegroet in de Heere Christus.<br />
Uit de woest<strong>en</strong>ij, 21 november, Anno 1521.<br />
33 D.i. de jongste dag.<br />
19
10. AAN AARTSBISSCHOP ALBRECHT VAN MAINZ<br />
Wartburg, 1 december 1521 34 .<br />
Wees, Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade, hoogwaardigste, g<strong>en</strong>adigste Heer, bij voorbaat <strong>van</strong><br />
mijn di<strong>en</strong>stwilligheid verzekerd.<br />
Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade zal zich zonder <strong>en</strong>ige twijfel nog goed <strong>en</strong> duidelijk<br />
herinner<strong>en</strong>, dat ik <strong>aan</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade tweemaal in het Latijn heb<br />
geschrev<strong>en</strong>; de eerste maal 35 bij het begin <strong>van</strong> de leug<strong>en</strong>achtige aflaathandel, die in de<br />
naam <strong>van</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade gedrev<strong>en</strong> werd, in welke brief ik Uw<br />
keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade getrouwelijk heb gewaarschuwd, <strong>en</strong> mij uit christelijke liefde<br />
heb verzet teg<strong>en</strong> de woeste, verleid<strong>en</strong>de, geldzuchtige predikers <strong>en</strong> de ketterse,<br />
bijgelovige boek<strong>en</strong>. En hoewel ik heel de storm, die over mijn onbescheid<strong>en</strong>heid is<br />
opgestok<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade had kunn<strong>en</strong> richt<strong>en</strong>, als teg<strong>en</strong> deg<strong>en</strong>e,<br />
die zulke ding<strong>en</strong> onder zijn naam <strong>en</strong> met zijn medewet<strong>en</strong> handhaaft, met voluit<br />
gedrukte titel, op de ketterse boek<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>, heb ik toch Uw keurvorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> het Huis Brand<strong>en</strong>burg gespaard, met de gedachte dat Uw keurvorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ade zulks deed uit onwet<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> onervar<strong>en</strong>heid, daartoe door andere valse<br />
oorblazers verleid, die ik alléén heb <strong>aan</strong>gepakt; met hoeveel moeite <strong>en</strong> gevaar, is Uw<br />
keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade wel bek<strong>en</strong>d.<br />
Echter is met mijn getrouwe vermaning de spot gedrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft zij bij Uw<br />
keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade ondank in plaats <strong>van</strong> dank geoogst. Daarop heb ik andermaal<br />
36 onderdanigst geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, mij door Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade<br />
te lat<strong>en</strong> onderricht<strong>en</strong>, waarop ik e<strong>en</strong> hard, onvri<strong>en</strong>delijk, onbisschoppelijk <strong>en</strong><br />
onchristelijk antwoord heb ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, waarin de taak, mij te onderricht<strong>en</strong>, op e<strong>en</strong><br />
hogere instantie geschov<strong>en</strong> werd.<br />
Daar dan nu deze twee <strong>briev<strong>en</strong></strong> niets geholp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, wil ik toch niet ophoud<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
wil overe<strong>en</strong>komstig het e<strong>van</strong>gelie deze derde waarschuwing <strong>aan</strong> Uw keurvorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ade in het Duits do<strong>en</strong> toekom<strong>en</strong>, of zulk e<strong>en</strong> overbodige, onverplichte<br />
waarschuwing nog help<strong>en</strong> mocht.<br />
Thans heeft Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade weer de afgod te Halle opgericht, die de arme<br />
e<strong>en</strong>voudige Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> hun geld <strong>en</strong> hun ziel berooft, waarmede vrijmoedig <strong>en</strong> in 't<br />
op<strong>en</strong>baar bek<strong>en</strong>d gemaakt is, dat alle ongepaste fout<strong>en</strong>, die door Tetzel zijn gemaakt,<br />
niet alle<strong>en</strong> de zijne war<strong>en</strong>, maar ook die <strong>van</strong> de brutaliteit <strong>van</strong> de bisschop <strong>van</strong> Mainz,<br />
die, ongeacht mijn spar<strong>en</strong>d optred<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> hem, zichzelf dat alle<strong>en</strong> wil<br />
toeschrijv<strong>en</strong>.<br />
Misschi<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kt Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade, dat ik nu <strong>van</strong> het toneel b<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> wil Zij nu voor mij veilig zijn <strong>en</strong> met hulp <strong>van</strong> Zijn keizerlijke Majesteit de monnik<br />
wel klein krijg<strong>en</strong>. Dat laat ik g<strong>aan</strong>. Maar Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade moet toch wet<strong>en</strong>,<br />
dat ik do<strong>en</strong> wil wat (de) christelijke liefde eist: zonder rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de<br />
poort<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hel, laat st<strong>aan</strong> dan met ongeleerd<strong>en</strong>, paus<strong>en</strong>, kardinal<strong>en</strong> <strong>en</strong> bisschopp<strong>en</strong>.<br />
Ik wil het niet langer verdrag<strong>en</strong> noch verzwijg<strong>en</strong>, dat de bisschop <strong>van</strong> Mainz<br />
voorgeeft, dat het hem niet past om voorlichting te gev<strong>en</strong>, wanneer e<strong>en</strong> arm<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>kind dat <strong>van</strong> hem begeert, maar er heel wel <strong>van</strong> wil wet<strong>en</strong> <strong>en</strong> brutaalweg zijn<br />
gang g<strong>aan</strong>, wanneer het hem geld in 't laadje br<strong>en</strong>gt. Het is voor mij ge<strong>en</strong> scherts; m<strong>en</strong><br />
34 In 't Duits geschrev<strong>en</strong>. Albrecht had het plan om <strong>van</strong> de Maurits- <strong>en</strong> Magdal<strong>en</strong>akerk te Dresd<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
bijzondere "g<strong>en</strong>ade-plaats" te mak<strong>en</strong>, door er kostbare relikwieën bije<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong> deze nieuwe<br />
afgod protesteert Luther.<br />
35 Zie de brief, hiervóór opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
36 De 4e februari 1520 had Luther de aartsbisschop om e<strong>en</strong> rechtvaardig onderzoek <strong>van</strong> zijn zaak<br />
verzocht, Hij kreeg e<strong>en</strong> antwoord, dat weinig betek<strong>en</strong>de.<br />
20
zal daar<strong>van</strong> nog wel e<strong>en</strong>s hor<strong>en</strong> zing<strong>en</strong>.<br />
Derhalve is mijn ootmoedige bede <strong>aan</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade, dat Zij toch het<br />
arme volk niet laat verleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> berov<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zich als e<strong>en</strong> bisschop <strong>en</strong> niet als e<strong>en</strong> wolf<br />
moge gedrag<strong>en</strong>.<br />
Het is bek<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg geword<strong>en</strong>, dat de aflaat louter schelmerij <strong>en</strong> bedrog is, <strong>en</strong> dat<br />
alle<strong>en</strong> Christus <strong>aan</strong> het volk moet word<strong>en</strong> gepredikt, zodat Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade<br />
niet weg<strong>en</strong>s onwet<strong>en</strong>dheid zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verontschuldigd.<br />
Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade moge d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het begin, welk e<strong>en</strong> gruwelijk vuur uit<br />
het kleine verachte vonkje is voortgekom<strong>en</strong>, waar de hele wereld zich zo veilig teg<strong>en</strong><br />
voelde <strong>en</strong> waar<strong>van</strong> zij me<strong>en</strong>de, dat die <strong>en</strong>e arme bedelmonnik de paus veel <strong>en</strong> veel te<br />
gering was <strong>en</strong> onmogelijke ding<strong>en</strong> op touw zette. Toch heeft God het oordeel geveld<br />
<strong>en</strong> de paus <strong>en</strong> al de zijn<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oeg te do<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het spel teg<strong>en</strong> aller m<strong>en</strong>ing<br />
in <strong>en</strong> meer dan iemand d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> kon, daarhe<strong>en</strong> geleid, dat de paus (wat hij verlor<strong>en</strong><br />
heeft) bezwaarlijk teruggegev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>; ook wordt het dagelijks erger met hem,<br />
zodat m<strong>en</strong> Gods werk hierin kan voel<strong>en</strong> <strong>en</strong> tast<strong>en</strong>. Dezelfde God leeft nog: laat<br />
niemand daar<strong>aan</strong> twijfel<strong>en</strong>. Hij verstaat ook de kunst om e<strong>en</strong> kardinaal <strong>van</strong> Mainz te<br />
weerst<strong>aan</strong>, ook wanneer vier keizers zijn partij koz<strong>en</strong>. Hij heeft er ook bijzondere lust<br />
in om de hoge ceder<strong>en</strong> te verbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoogmoedige, verstokte Farao's te<br />
verneder<strong>en</strong>. Ik bid Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade deze God niet te verzoek<strong>en</strong> noch te<br />
veracht<strong>en</strong>; want <strong>aan</strong> Zijn kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s.<br />
Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade d<strong>en</strong>ke niet, dat Luther dood is. Hij zal in de God, Die de<br />
paus verootmoedigd heeft, vrij <strong>en</strong> vrolijk roem<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de kardinaal <strong>van</strong> Mainz e<strong>en</strong><br />
spel beginn<strong>en</strong>, wat niet vel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Verzamelt U, waarde bisschopp<strong>en</strong> -<br />
wereldlijke her<strong>en</strong> moogt u zijn <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>; toch zult u deze Geest niet tot zwijg<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> noch uitdov<strong>en</strong>. Als daar smaad voor U uit voortkomt, wat u nu niet<br />
verwacht, wil ik dat u hiermede gewaarschuwd b<strong>en</strong>t.<br />
Daarom worde Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade t<strong>en</strong>slotte <strong>en</strong> schriftelijk <strong>aan</strong>gezegd:<br />
wanneer de afgod niet wordt wegged<strong>aan</strong>, moet ik, terwille <strong>van</strong> de goddelijke leer <strong>en</strong><br />
de zaligheid <strong>van</strong> de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong>, dit als e<strong>en</strong> noodzakelijke, dring<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />
onvermijdelijke <strong>aan</strong>leiding beschouw<strong>en</strong>, om Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade alsook de<br />
paus op<strong>en</strong>lijk <strong>aan</strong> te tast<strong>en</strong>, op zulk e<strong>en</strong> voornem<strong>en</strong> vrolijk in te g<strong>aan</strong>, om alle vorige<br />
gruwel<strong>en</strong> <strong>van</strong> Tetzel op de bisschop <strong>van</strong> Mainz te schuiv<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gehele wereld het<br />
verschil tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bisschop <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wolf te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Daarnaar moge Uw<br />
keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade zich wet<strong>en</strong> te richt<strong>en</strong> <strong>en</strong> te gedrag<strong>en</strong>. Word ik veracht, zo zal<br />
er één kom<strong>en</strong>, die de verachter op zijn beurt veracht, gelijk Jesaja zegt (33: 1). Ik heb<br />
Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade g<strong>en</strong>oeg verm<strong>aan</strong>d; nu is het voort<strong>aan</strong> tijd om, naar de leer<br />
<strong>van</strong> de heilige Paulus, de misdadigers t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>schouwe <strong>van</strong> heel de wereld op<strong>en</strong>lijk te<br />
bestraff<strong>en</strong>, opdat de ergernis uit het Koninkrijk <strong>van</strong> God wordt uitgedrev<strong>en</strong>.<br />
T<strong>en</strong> tweede bid ik Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade zich (<strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>) te will<strong>en</strong><br />
onthoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> de priesters met vrede te lat<strong>en</strong> 37 , die om de onkuisheid te vermijd<strong>en</strong>,<br />
zich in de huwelijkse staat hebb<strong>en</strong> begev<strong>en</strong> of will<strong>en</strong> begev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> h<strong>en</strong> daarom niet<br />
berov<strong>en</strong> <strong>van</strong> wat God hun e<strong>en</strong>maal gegev<strong>en</strong> heeft, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> Uw keurvorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ade t<strong>en</strong> deze ge<strong>en</strong> bevoegdheid, grond noch recht kan <strong>aan</strong>ton<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> louter<br />
moedwillige euveldaad e<strong>en</strong> bisschop niet past. Wat helpt het U toch, u bisschopp<strong>en</strong>,<br />
dat u zo onbeschaamd <strong>en</strong> met geweld optreedt <strong>en</strong> de hart<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> U verbittert, terwijl<br />
u toch noch red<strong>en</strong> noch recht voor Uw do<strong>en</strong> kunt opgev<strong>en</strong>? Wat verbeeldt u zich wel ?<br />
37 Albrecht <strong>van</strong> Mainz had in het Mansfeldsche e<strong>en</strong> priester, die in het huwelijk trad, ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />
nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>van</strong> keurvorst Frederik de uitlevering gevraagd <strong>van</strong> e<strong>en</strong> Witt<strong>en</strong>bergs geestelijke, die<br />
hetzelfde had ged<strong>aan</strong>.<br />
21
B<strong>en</strong>t u <strong>en</strong>kel Gigant<strong>en</strong> 38 of Babylonische Nimrods 39 geword<strong>en</strong>? Weet u niet, u arm<strong>en</strong>,<br />
dat euvelmoed <strong>en</strong> tirannie nooit lang kunn<strong>en</strong> best<strong>aan</strong>, daar zij ge<strong>en</strong> rechtsgrond<br />
hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> de algem<strong>en</strong>e voorbede verliez<strong>en</strong>? Hoe ijlt u, als de dwaz<strong>en</strong>, Uw eig<strong>en</strong><br />
ongeluk tegemoet, dat U al te vroeg zal treff<strong>en</strong>?<br />
Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade mag daarop toezi<strong>en</strong>: Wordt dit niet voorkom<strong>en</strong>, dan zal er<br />
uit het e<strong>van</strong>gelie e<strong>en</strong> geroep opg<strong>aan</strong>, dat zegt, hoe mooi het de bisschopp<strong>en</strong> zou st<strong>aan</strong>,<br />
wanneer zij eerst e<strong>en</strong>s de balk uit hun eig<strong>en</strong> oog trokk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoe billijk het zou zijn,<br />
als de bisschopp<strong>en</strong> eerst hun hoer<strong>en</strong> wegstuurd<strong>en</strong>, voor zij vrome getrouwde vrouw<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> hun mann<strong>en</strong> scheidd<strong>en</strong>.<br />
Ik bid Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade, dat Zij op Haar hoede zij <strong>en</strong> mij gunst <strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid<br />
geeft om te zwijg<strong>en</strong>. Het is mij er niet om te do<strong>en</strong>, dat Uw keurvorstelijke<br />
G<strong>en</strong>ade schande <strong>en</strong> oneer wordt toegevoegd; maar toch, waar m<strong>en</strong> niet ophoudt, God<br />
op grove wijze te schandvlekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zijn waarheid te onter<strong>en</strong>, b<strong>en</strong> ik <strong>aan</strong> alle<br />
Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> verplicht, om Gods eer te handhav<strong>en</strong>, al zou dan ook heel de wereld<br />
gezweg<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> arm m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>kind, e<strong>en</strong> kardinaal, daardoor te schande moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
Zwijg<strong>en</strong> zal ik niet, <strong>en</strong> al zou het mij ook niet gelukk<strong>en</strong>, toch hoop ik, dat u,<br />
bisschopp<strong>en</strong>, Uw liedje niet vrolijk zult zing<strong>en</strong>. U hebt ze nog niet all<strong>en</strong> verdelgd, die<br />
Christus teg<strong>en</strong> Uw afgodische tirannie heeft verwekt.<br />
Hierop verzoek <strong>en</strong> verwacht ik <strong>van</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade e<strong>en</strong> juist <strong>en</strong> spoedig<br />
antwoord; binn<strong>en</strong> veerti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong>; want na deze bepaalde veerti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> zal mijn<br />
boekje teg<strong>en</strong> de afgod <strong>van</strong> Halle het licht zi<strong>en</strong>, wanneer er niet e<strong>en</strong> ondubbelzinnig 40<br />
antwoord komt.<br />
En voor het geval dit schrijv<strong>en</strong> door de raadslied<strong>en</strong> <strong>van</strong> Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade<br />
onderschept zou word<strong>en</strong>, zodat het Haar niet in hand<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> zou, zo zal ik mij<br />
daardoor niet lat<strong>en</strong> ophoud<strong>en</strong>. Raadslied<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> trouw zijn, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> bisschop moet<br />
zijn hof zo ord<strong>en</strong><strong>en</strong>, dat hij te zi<strong>en</strong> krijgt wat hij moet zi<strong>en</strong>.<br />
God geve Uw keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade Zijn g<strong>en</strong>ade tot de rechte zin <strong>en</strong> wil.<br />
Gegev<strong>en</strong> in mijn woest<strong>en</strong>ij Zondag na de dag <strong>van</strong> Catharina, 1521.<br />
Uwer keurvorstelijke G<strong>en</strong>ade gewillige <strong>en</strong> onderdanige<br />
Martinus Luther<br />
38 Dat zijn reuz<strong>en</strong>.<br />
39 Vgl. G<strong>en</strong>esis 10: 8 vlgg.<br />
40 E<strong>en</strong> zeer deemoedig antwoord kwam in, gedateerd de 21ste <strong>van</strong> de m<strong>aan</strong>d. De "afgod" te Halle zou<br />
word<strong>en</strong> wegged<strong>aan</strong>, <strong>en</strong> 't <strong>aan</strong>gekondigde geschrift <strong>van</strong> Luther versche<strong>en</strong> niet in druk.<br />
22
11. AAN DE CHRISTENEN IN HOLLAND, BRABANT EN VLAANDEREN<br />
Inleiding<br />
Op de 1e juli <strong>van</strong> het jaar 1523 werd<strong>en</strong> H<strong>en</strong>drik Voet <strong>en</strong> Johannes Esch, Augustijner<br />
monnik<strong>en</strong> uit Antwerp<strong>en</strong>, weg<strong>en</strong>s ketterij te Brussel verbrand. Luther verheerlijkte<br />
hun martelaarsdood in e<strong>en</strong> gedicht <strong>en</strong> zond bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding <strong>van</strong> deze<br />
gewelddaad e<strong>en</strong> troostbrief <strong>aan</strong> de Christ<strong>en</strong><strong>en</strong> in Holland, Brabant <strong>en</strong> Vl<strong>aan</strong>der<strong>en</strong>.<br />
H<strong>en</strong>drik Voet <strong>en</strong> Johannes Esch geld<strong>en</strong>, hoewel t<strong>en</strong> onrechte, voor de eerste Nederlandse<br />
martelar<strong>en</strong>.<br />
AAN ALLE GELIEFDE BROEDERS IN CHRISTUS, DIE IN HOLLAND,<br />
BRABANT EN VLAANDEREN ZIJN, BENEVENS ALLE GELOVIGEN IN<br />
CHRISTUS,<br />
GENADE EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN ONZE HEERE JEZUS<br />
CHRISTUS.<br />
Lof <strong>en</strong> dank zij de Vader <strong>van</strong> alle barmhartigheid, die ons in deze tijd wederom laat<br />
zi<strong>en</strong> Zijn wonderbaar licht, hetwelk dusverre weg<strong>en</strong>s onze zond<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong> is<br />
geweest <strong>en</strong> ons onderworp<strong>en</strong> heeft gelat<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de schrikkelijke macht <strong>van</strong> de duisternis,<br />
ons smadelijk heeft do<strong>en</strong> dwal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de antichrist do<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Nu is echter de tijd<br />
weer <strong>aan</strong>gebrok<strong>en</strong>, waarin wij de stem <strong>van</strong> de tortelduif hor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de bloem<strong>en</strong><br />
ontluik<strong>en</strong> in ons land. (Hooglied 2: 11). Welk e<strong>en</strong> vreugde, mijn geliefd<strong>en</strong>, dat u niet<br />
alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkzaam <strong>aan</strong>deel in de zaak neemt, maar dat u zelfs de voornaamst<strong>en</strong> zijt<br />
geword<strong>en</strong>, <strong>aan</strong> wie wij zulk geluk <strong>en</strong> vreugde belev<strong>en</strong>. U toch is het voor de gehele<br />
wereld gegev<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> het e<strong>van</strong>gelie te hor<strong>en</strong> <strong>en</strong> Christus te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, maar ook de<br />
eerst<strong>en</strong> te zijn, die om Christus' wil schande <strong>en</strong> schade, angst <strong>en</strong> nood, ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>schap<br />
<strong>en</strong> gevar<strong>en</strong> doorstaat <strong>en</strong> die nu zo vruchtbaar <strong>en</strong> sterk zijt geword<strong>en</strong> dat u het met uw<br />
eig<strong>en</strong> bloed begot<strong>en</strong> <strong>en</strong> bezegeld hebt, daar bij u de beide edele kleinodiën <strong>van</strong><br />
Christus, H<strong>en</strong>drik <strong>en</strong> Johannes te Brussel hun lev<strong>en</strong> veil gehad hebb<strong>en</strong>, opdat Christus<br />
met Zijn Woord geprez<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong>.<br />
O, op welk e<strong>en</strong> verachtelijke wijze zijn de twee ziel<strong>en</strong> gedood geword<strong>en</strong>; maar hoe<br />
heerlijk <strong>en</strong> in eeuwige vreugde zull<strong>en</strong> zij wederkom<strong>en</strong> met Christus <strong>en</strong> recht do<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />
deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, door wie ze nu met onrecht bejeg<strong>en</strong>d zijn. Ach, hoe weinig betek<strong>en</strong>t het door<br />
de wereld geschandvlekt <strong>en</strong> gedood te word<strong>en</strong> voor deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die wet<strong>en</strong> dat hun bloed<br />
kostbaar (Psalm 9: 13, 82: 14) <strong>en</strong> hun dood dierbaar is in Gods og<strong>en</strong>, zoals de<br />
psalmist<strong>en</strong> zing<strong>en</strong>. (116: 15).<br />
Wat vermag de wereld teg<strong>en</strong> God? Welk e<strong>en</strong> lust <strong>en</strong> vreugde hebb<strong>en</strong> de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> gehad<br />
<strong>aan</strong> deze twee ziel<strong>en</strong>. Hoe gaarne zal het vuur geholp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> h<strong>en</strong> over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> dit zondige lev<strong>en</strong> tot het eeuwige lev<strong>en</strong>, <strong>van</strong> deze smaad tot de eeuwige heerlijkheid.<br />
Geloofd zij God <strong>en</strong> in eeuwigheid geprez<strong>en</strong> dat wij het nu beleefd hebb<strong>en</strong><br />
echte heilig<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarachtige martelar<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te hor<strong>en</strong>, terwijl wij dusverre<br />
zoveel valse heilig<strong>en</strong> verheerlijkt <strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebed<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Wij hier in bov<strong>en</strong>-Duitsland<br />
zijn tot nu nog niet waardig geweest Christus zulk e<strong>en</strong> dierbaar <strong>en</strong> kostbaar offer te<br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, alhoewel vele uit onze geleder<strong>en</strong> niet buit<strong>en</strong> vervolging war<strong>en</strong> <strong>en</strong> nog zijn.<br />
Daarom, mijn allergeliefdst<strong>en</strong>, wees getroost <strong>en</strong> vrolijk in Christus <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> wij<br />
dankbaar zijn voor de grote tek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> wonder<strong>en</strong> welke Hij begonn<strong>en</strong> is onder ons te<br />
do<strong>en</strong>. Hij heeft ons e<strong>en</strong> vers <strong>en</strong> nieuw voorbeeld <strong>van</strong> Zijn lev<strong>en</strong> voor og<strong>en</strong> gesteld.<br />
Thans is het tijd dat het Rijk <strong>van</strong> God opgericht wordt, niet in woord<strong>en</strong>, maar in<br />
kracht. Hier leert m<strong>en</strong> wat gezegd is: zijt vrolijk in droef<strong>en</strong>is (Rom. 12: 12). E<strong>en</strong><br />
kleine tijd (zegt Jesaja 54: 7) zal Ik u verlat<strong>en</strong>, maar met eeuwige barmhartigheid wil<br />
23
Ik u opnem<strong>en</strong>. En in de 91e psalm (vers 14) heet het: Ik b<strong>en</strong> met hem, spreekt God in<br />
droef<strong>en</strong>is; Ik zal hem redd<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem verhog<strong>en</strong>, want hij heeft Mijn Naam erk<strong>en</strong>d. -<br />
Aangezi<strong>en</strong> we dan de teg<strong>en</strong>woordige treurigheid zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> troostrijke beloft<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong>,<br />
zo lat<strong>en</strong> we vernieuw<strong>en</strong> ons hart, goedsmoeds zijn <strong>en</strong> met vreugde ons voor de Heere<br />
lat<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>. Hij heeft gezegd <strong>en</strong> Hij zal niet lieg<strong>en</strong>: ook de har<strong>en</strong> op uw hoofd zijn<br />
geteld (Matth. 10: 30).<br />
En hoewel de teg<strong>en</strong>standers deze heilig<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> uitmak<strong>en</strong> voor Hussiet<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>hangers<br />
<strong>van</strong> Wicleff <strong>en</strong> voor Lutheran<strong>en</strong>, <strong>en</strong> roem zull<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> op hun dood, ons zal dit niet<br />
verwonder<strong>en</strong>, maar veeleer sterk<strong>en</strong>, want Christus' kruis moet belasterd word<strong>en</strong>. Doch<br />
onze Rechter is niet ver; die zal e<strong>en</strong> ander oordeel uitsprek<strong>en</strong>. Dit wet<strong>en</strong> we, daar<strong>van</strong><br />
zijn we zeker.<br />
Bidt voor ons, geliefde broeders <strong>en</strong> bidt voor elkander, opdat de één de ander de hand<br />
<strong>van</strong> trouw reikt <strong>en</strong> all<strong>en</strong> e<strong>en</strong>sgezind vasthoud<strong>en</strong> <strong>aan</strong> Christus, hun Hoofd, Die u met<br />
g<strong>en</strong>ade moge versterk<strong>en</strong> <strong>en</strong> u bereid do<strong>en</strong> zijn tot ere <strong>van</strong> Zijn heilige Naam.<br />
Hem zij prijs, lof <strong>en</strong> dank, bij u <strong>en</strong> bij alle schepsel<strong>en</strong>, in eeuwigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
24
Enkele <strong>briev<strong>en</strong></strong> uit de Coburg 1530<br />
Inleiding<br />
De nu volg<strong>en</strong>de <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> stamm<strong>en</strong> uit de cruciale tijd <strong>van</strong> de rijksdag<br />
<strong>van</strong> Augsburg in 1530, to<strong>en</strong> daar over het lot <strong>van</strong> de Reformatie beslist zou word<strong>en</strong>.<br />
Luther, in de rijksban, kon niet in Augsburg verschijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> bleef sinds april, ver <strong>van</strong><br />
het strijdtoneel, alle<strong>en</strong> achter op de vesting Coburg. Bericht<strong>en</strong> war<strong>en</strong> schaars, <strong>briev<strong>en</strong></strong><br />
blev<strong>en</strong> lang onderweg <strong>en</strong> er ontstond over <strong>en</strong> weer irritatie over het gebrek <strong>aan</strong><br />
informatie, zodat Luther zelfs tijdelijk e<strong>en</strong> '<strong>briev<strong>en</strong></strong>stop' pleegde. Melanchthon, die<br />
zich bitter beklaagde over Luthers zwijg<strong>en</strong>, was <strong>van</strong> zijn kant zeer terughoud<strong>en</strong>d<br />
geweest met mededeling<strong>en</strong> over de onderhandeling<strong>en</strong> met de katholieke politici <strong>en</strong><br />
geestelijk<strong>en</strong>, bang dat Luther zijn diplomatieke voorzichtigheid zou veroordel<strong>en</strong>. Aan<br />
de andere kant had hij het gevoel, dat de Reformator zijn vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in deze moeilijke<br />
omstandighed<strong>en</strong> <strong>aan</strong> hun lot overliet.<br />
Zo schrijft hij op 26 juni <strong>aan</strong> Luther: 'Wij word<strong>en</strong> hier, moederziel alle<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlat<strong>en</strong><br />
geteisterd door eindeloze gevar<strong>en</strong>. Ik vraag je daarom, dat je je of bekommert om ons,<br />
die in alle belangrijke zak<strong>en</strong> jouw gezag volg<strong>en</strong> of om de publieke zaak, <strong>en</strong> dus niet<br />
weigert onze <strong>briev<strong>en</strong></strong> te lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> ons te antwoord<strong>en</strong>, zowel om ons leiding te gev<strong>en</strong> als<br />
om ons te troost<strong>en</strong>.'<br />
12. AAN PHILIPPUS MELANCHTON,<br />
allerliefste leerling <strong>van</strong> Christus <strong>en</strong> Christofoor 41 ,<br />
juni 1530<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus; in Christus zeg ik <strong>en</strong> niet in de wereld. Am<strong>en</strong>.<br />
E<strong>en</strong> andere keer over de verdediging <strong>van</strong> jullie stilzwijg<strong>en</strong>, mijn lieve Filippus. Deze<br />
bode kwam toevallig <strong>en</strong> plotseling, <strong>en</strong> omdat hij mete<strong>en</strong> weer verder moest kon hij<br />
nauwelijks wacht<strong>en</strong> op deze <strong>briev<strong>en</strong></strong>, die wij uit Witt<strong>en</strong>berg gekreg<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>, om ze<br />
naar Neur<strong>en</strong>berg te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Van daaruit moet<strong>en</strong> ze bij jullie kom<strong>en</strong>, tot we via e<strong>en</strong><br />
andere bode uitgebreider kunn<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>.<br />
Ik haat jouw ell<strong>en</strong>dige zorg<strong>en</strong>, waardoor je zoals je schrijft verteerd wordt, uit de<br />
grond <strong>van</strong> mijn hart. Dat zij zo in je hart heers<strong>en</strong>, komt niet door de grootheid <strong>van</strong> de<br />
zaak, maar de grootheid <strong>van</strong> ons ongeloof. Want deze zelfde zaak was veel groter t<strong>en</strong><br />
tijde <strong>van</strong> Johannes Hus <strong>en</strong> vele ander<strong>en</strong> dan nu bij ons. En als ze al groot is, groot is<br />
ook Hij, die ze begonn<strong>en</strong> is <strong>en</strong> in hand<strong>en</strong> houdt; het is immers helemaal niet onze<br />
zaak. Waarom martel je jezelf dan zo eindeloos <strong>en</strong> onafgebrok<strong>en</strong> af? Deugt de zaak<br />
niet, lat<strong>en</strong> we dan herroep<strong>en</strong>; is ze echter waar, waarom mak<strong>en</strong> we God dan tot e<strong>en</strong><br />
leug<strong>en</strong>aar met al Zijn beloft<strong>en</strong>, waarin Hij ons gebiedt kalm te zijn <strong>en</strong> rustig te slap<strong>en</strong>!<br />
'Werp uw zorg op de Heere' zegt Hij (Ps. 55: 23). 'De Heere is nabij all<strong>en</strong>, die Hem<br />
<strong>aan</strong>roep<strong>en</strong>'(Ps. 145: 18). Roept Hij dat allemaal maar in de wind, of gooit Hij het voor<br />
de wilde beest<strong>en</strong>?<br />
Ook mij overvalt de angst vaak, maar niet perman<strong>en</strong>t. Het is je filosofie 42 , die je zo<br />
plaagt, niet de theologie; net als je vri<strong>en</strong>d Joachim 43 , die lijkt me door dezelfde zorg<br />
41 Brief <strong>van</strong>uit de Coburg, 27 juni 1930. Clem<strong>en</strong>, Luthers Werke 6, 296vv. Christofoor, hier door Luther<br />
ironisch gebruikt, was de heilige, die Christus als e<strong>en</strong> kind over de rivier torste.<br />
42 Luther bedoelt de politieke berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>van</strong> Melanchthon.<br />
43 Joachim Camerarius, classicus, lievelingsvri<strong>en</strong>d <strong>van</strong> Melanchthon.<br />
25
verteerd wordt. Alsof jullie met die nutteloze zorg iets kond<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong>! Wat kan de<br />
duivel dan meer do<strong>en</strong> dan ons dod<strong>en</strong>? En wat dan nog? Ik bezweer jou, die in alle<br />
andere kwesties het gevecht <strong>aan</strong>gaat, vecht ook teg<strong>en</strong> jezelf, je ergste vijand, die Satan<br />
zoveel wap<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> jezelf in hand<strong>en</strong> speelt. Christus is voor de zond<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal<br />
gestorv<strong>en</strong>, maar voor de gerechtigheid <strong>en</strong> de waarheid zal Hij niet sterv<strong>en</strong>, maar leeft<br />
<strong>en</strong> regeert Hij. Als dat waar is, wat voor angst om de waarheid moet<strong>en</strong> wij dan nog<br />
hebb<strong>en</strong>? Maar - zeg je - als ze neergeslag<strong>en</strong> wordt door de toorn <strong>van</strong> God? Laat dat<br />
dan gebeur<strong>en</strong>, maar niet door ons! Hij, die onze vader geword<strong>en</strong> is zal ook de vader<br />
<strong>van</strong> onze kinder<strong>en</strong> zijn. Ik bid werkelijk met alle ijver voor je <strong>en</strong> het doet me pijn, dat<br />
jij, onverbeterlijke zorg-bloedzuiger mijn gebed<strong>en</strong> zo vergeefs maakt. Ik voor mijzelf<br />
b<strong>en</strong> wat de zaak betreft - of het domheid is of de Geest mag Christus uitmak<strong>en</strong> - niet<br />
erg onrustig, eerder nog hoopvoller dan ik dacht te zijn. God is machtig dod<strong>en</strong> op te<br />
wekk<strong>en</strong>, Hij is ook bij machte Zijn wankele zaak in stand te houd<strong>en</strong>, haar op te richt<strong>en</strong><br />
als ze valt, <strong>en</strong> als ze overeind staat verder te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Als wij daartoe niet waardig<br />
zijn, laat het dan door ander<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. Want als wij door Zijn beloft<strong>en</strong> niet<br />
opgericht word<strong>en</strong>, wie anders, bid ik je, is er dan wel in de wereld, op wie ze sl<strong>aan</strong>?<br />
Maar e<strong>en</strong> andere keer maar meer, want ik b<strong>en</strong> bezig water naar de zee te drag<strong>en</strong>.<br />
Je moet wet<strong>en</strong>, dat jullie <strong>briev<strong>en</strong></strong>, die voor <strong>en</strong> na de <strong>aan</strong>komst <strong>van</strong> de keizer<br />
geschrev<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, gister naar Witt<strong>en</strong>berg geg<strong>aan</strong> zijn. Want ook daar zat<strong>en</strong> ze in zak<br />
<strong>en</strong> as door dat ell<strong>en</strong>dige zwijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> jullie, zoals je ook zi<strong>en</strong> kunt <strong>aan</strong> de <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong><br />
Pommeranus 44 . En dat is niet de schuld <strong>van</strong> de bode, zoals Jonas 45 klaagt, maar <strong>van</strong><br />
jullie allemaal <strong>en</strong> <strong>van</strong> jullie alle<strong>en</strong>. Christus moge met Zijn geest jullie all<strong>en</strong> troost<strong>en</strong>,<br />
kracht gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> ler<strong>en</strong>, am<strong>en</strong>. Mocht ik hor<strong>en</strong>, dat de zaak er bij jullie slecht voor staat<br />
<strong>en</strong> in gevaar raakt, dan zal ik mij nauwelijks in kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> om naar jullie toe te<br />
vlieg<strong>en</strong> om zelf die satansbek met schrikwekk<strong>en</strong>de tand<strong>en</strong>, zoals de Schrift zegt (Job<br />
41: 5), te kom<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>.<br />
Vanuit onze woestijn, m<strong>aan</strong>dag na Sint Jan 1530. Groet ondertuss<strong>en</strong> iedere<strong>en</strong>;<br />
binn<strong>en</strong>kort stuur ik andere <strong>briev<strong>en</strong></strong>.<br />
Je Martin Luther 46 .<br />
13. AAN LAZARUS SPENGLER, 8 JULI 1530<br />
Sp<strong>en</strong>gler was stadssecretaris <strong>van</strong> de machtige vrije rijksstad Neur<strong>en</strong>berg. Reeds in<br />
1519 sloot hij zich op<strong>en</strong>lijk bij de Reformatie <strong>aan</strong>, e<strong>en</strong> daad waarvoor hij tegelijk met<br />
Luther in de ban werd ged<strong>aan</strong>. Dit weerhield hem er niet <strong>van</strong> om te Neur<strong>en</strong>berg zijn<br />
machtige positie <strong>aan</strong> te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> om het werk <strong>van</strong> de hervorming met kracht ter hand te<br />
nem<strong>en</strong>. Na zijn dood (1534) trof m<strong>en</strong> in zijn nalat<strong>en</strong>schap e<strong>en</strong> persoonlijke<br />
geloofsbelijd<strong>en</strong>is <strong>aan</strong>, die uitgegev<strong>en</strong> werd. Luther schreef in de voorrede dat<br />
Sp<strong>en</strong>glers belijd<strong>en</strong>is was 'tot troost <strong>en</strong> versterking <strong>van</strong> alle zwakke christ<strong>en</strong><strong>en</strong>, die<br />
thans veel beproeving<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolging<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong>, omwille <strong>van</strong> hetzelfde<br />
geloof als dat <strong>van</strong> Sp<strong>en</strong>gler. M<strong>en</strong> schreeuwt nu wel luidkeels, maar laat ze<br />
schreeuw<strong>en</strong>. Deze stille belijd<strong>en</strong>is <strong>van</strong> deze <strong>en</strong>e man zal meer tot God roep<strong>en</strong> dan al<br />
die schreeuwers. Laat ze schreeuwers blijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> laat ze maar schreeuw<strong>en</strong>, onze<br />
verzuchting<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> h<strong>en</strong> toch overstemm<strong>en</strong>.'<br />
In deze brief word<strong>en</strong> we ingelicht over de symboliek <strong>van</strong> de Lutherroos 47 . Op 25 juni<br />
44<br />
Johannes Bug<strong>en</strong>hag<strong>en</strong>, lev<strong>en</strong>slange vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> medewerker <strong>van</strong> Luther was afkomstig uit Pommer<strong>en</strong>.<br />
45<br />
Justus Jonas, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> medewerker <strong>van</strong> Luther; deze bevond zich wel in Augsburg.<br />
46<br />
Luther, W.A. Briefe 5, 399.<br />
47<br />
Luthers voorgeslacht voerde reeds de roos, symbool <strong>van</strong> de Maria devotie, in zijn wap<strong>en</strong>. Door<br />
26
had Justus Jonas <strong>aan</strong> Luther geschrev<strong>en</strong>: 'Mijn G<strong>en</strong>adige jonge Heer (de keurprins<br />
Johann Friedrich) laat uw roos in e<strong>en</strong> kostbare ste<strong>en</strong> graver<strong>en</strong> <strong>en</strong> in goud vatt<strong>en</strong>; het<br />
wordt e<strong>en</strong> prachtig zegel, maar Zijne G<strong>en</strong>ade zal dat zelf wel <strong>aan</strong> u bericht<strong>en</strong>.' De<br />
keurprins overhandigde op 14 september op zijn terugreis uit Augsburg <strong>aan</strong> Luther de<br />
ring. Luther besluit zijn <strong>briev<strong>en</strong></strong> voort<strong>aan</strong> met e<strong>en</strong> speels anagram <strong>van</strong> Coburg:<br />
Grubok.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus! Geachte, toeg<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>, geliefde heer <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d! Omdat u<br />
wilt wet<strong>en</strong> of mijn zegel juist is weergegev<strong>en</strong>, wil ik u als goede vri<strong>en</strong>d de gedacht<strong>en</strong><br />
meedel<strong>en</strong>, welke ik op mijn zegel heb will<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> merktek<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn<br />
theologie. Het eerste is e<strong>en</strong> kruis, e<strong>en</strong> zwart kruis; het staat in e<strong>en</strong> hart, dat zijn<br />
natuurlijke kleur heeft, om mijzelf er steeds <strong>aan</strong> te herinner<strong>en</strong> dat het geloof in de<br />
Gekruisigde ons zalig maakt. Want als m<strong>en</strong> <strong>van</strong> harte gelooft, wordt m<strong>en</strong><br />
gerechtvaardigd. Als is het nu e<strong>en</strong> zwart kruis, dat doet afsterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook pijn moet<br />
do<strong>en</strong>, toch laat het dat hart zijn kleur behoud<strong>en</strong>, het verderft zijn natuur niet, dat wil<br />
zegg<strong>en</strong>: het doodt niet, maar behoudt t<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>. De rechtvaardige zal immers door het<br />
geloof lev<strong>en</strong>, maar alle<strong>en</strong> door het geloof in de Gekruisigde.<br />
Zulk e<strong>en</strong> hart nu moet midd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> witte roos st<strong>aan</strong>, om <strong>aan</strong> te duid<strong>en</strong> dat het geloof<br />
ons vreugde, troost <strong>en</strong> vrede geeft, kortom, dat het ons in e<strong>en</strong> witte, vreugdevolle roos<br />
zet. Niet zoals de wereld vrede <strong>en</strong> vreugde geeft, daarom moet die roos wit zijn, <strong>en</strong><br />
niet rood, want wit is de kleur <strong>van</strong> alle <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> <strong>en</strong> geest<strong>en</strong>. Zulk e<strong>en</strong> roos staat in e<strong>en</strong><br />
hemelsblauw veld, omdat die vreugde in de geest <strong>en</strong> in het geloof het begin is <strong>van</strong> de<br />
kom<strong>en</strong>de hemelse vreugde. We zijn er reeds; we bezitt<strong>en</strong> het in hope, maar het is nog<br />
niet op<strong>en</strong>baar. En om dat blauwe veld e<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> ring, die ons wil zegg<strong>en</strong> dat die<br />
zaligheid in de hemel eeuwig duurt <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> einde heeft, <strong>en</strong> zoveel kostelijker is dan<br />
alle aardse vreugde <strong>en</strong> goed, zoals het goud het fijnste, edelste <strong>en</strong> kostbaarste metaal<br />
is.<br />
Christus, onze lieve Heere, zij met uw geest tot in dat lev<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit de woestijn Grubok, 8 juli 1530.<br />
14. AAN DR. GREGORIUS BRÜCK<br />
5 augustus 1530<br />
Gregorius Brück, kanselier <strong>van</strong> Saks<strong>en</strong>, was e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de bekwaamste leiders <strong>van</strong> de<br />
Hervormingsgezinde groep in Augsburg. Luther zei <strong>van</strong> hem: 'Hij is de <strong>en</strong>ige<br />
verstandige jurist, die ik k<strong>en</strong>'. Brück had e<strong>en</strong> niet gering <strong>aan</strong>deel in de sam<strong>en</strong>stelling<br />
<strong>van</strong> de Augsburgse confessie. Hij was de dagelijkse hofraad <strong>van</strong> de keurvorst <strong>van</strong><br />
Saks<strong>en</strong>. Di<strong>en</strong>s politiek werd in belangrijke mate bepaald door zijn adviez<strong>en</strong>. Luther<br />
noemde hem 'de Atlas <strong>van</strong> ons keurvorst<strong>en</strong>dom.'<br />
Als kanselier <strong>van</strong> de keurvorst had Brück e<strong>en</strong> belangrijk <strong>aan</strong>deel in de onderhandeling<strong>en</strong><br />
te Augsburg. De voorrede op de Augustana was e<strong>en</strong> stuk <strong>van</strong> zijn hand,<br />
terwijl hij tev<strong>en</strong>s betrokk<strong>en</strong> was bij de opstelling <strong>van</strong> de Confessie zelf.<br />
Onverschrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> standvastig <strong>van</strong> karakter, was hij niet bereid iets toe te gev<strong>en</strong>. Dit<br />
bleek reeds <strong>aan</strong> het begin <strong>van</strong> de Rijksdag, to<strong>en</strong> hij in teg<strong>en</strong>stelling tot Luther <strong>en</strong><br />
Melanchthon de kerkdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> niet wilde opgev<strong>en</strong>. Daar<strong>aan</strong> reeds toe te gev<strong>en</strong>, vond<br />
hij het begin <strong>van</strong> de ondergang <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie. Te midd<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn bij tijd<strong>en</strong><br />
Luther werd het wap<strong>en</strong> christologisch omgeduid door toevoeging <strong>van</strong> het kruis. De gedachte dat het<br />
kruis doet lev<strong>en</strong>, is reeds hij de Vroege Kerk te vind<strong>en</strong>, waar het kruis de boom des lev<strong>en</strong>s wordt<br />
g<strong>en</strong>oemd, onder verwijzing, naar Op<strong>en</strong>baring 22.<br />
27
volslag<strong>en</strong> desperate vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, was Brück als e<strong>en</strong> rots in de branding. Hij was de <strong>en</strong>ige<br />
die Melanchthon durfde terecht te wijz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d schreef <strong>van</strong>uit Augsburg: 'De<br />
keurvorst heeft in deze zaak niemand die verstandig is, dan alle<strong>en</strong> doctor Brück. Hij is<br />
ev<strong>en</strong>wel gedwong<strong>en</strong> voorzichtig te werk te g<strong>aan</strong>, want hij heeft <strong>aan</strong> niemand <strong>en</strong>ige<br />
steun.'<br />
Luther schreef hem e<strong>en</strong> brief, die met recht e<strong>en</strong> parel mag g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>. Het is<br />
opmerkelijk, dat op dezelfde dag dat Luther deze brief schreef, Brück voor de keizer<br />
op e<strong>en</strong> indrukwekk<strong>en</strong>de wijze de protestantse belang<strong>en</strong> verdedigde. We lez<strong>en</strong>: 'Zijn<br />
bijzonder schone rede roerde iedere christ<strong>en</strong> tot in het diepst <strong>van</strong> zijn ziel.'<br />
De vertaling <strong>van</strong> deze brief is <strong>van</strong> dr. W.J. Kooiman, e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beste vertalers <strong>van</strong><br />
Luther in ons taalgebied.<br />
Aan de achtbare, hooggeleerde Heer Gregorius Brück, doctor in de recht<strong>en</strong>,<br />
kanselier <strong>en</strong> raadgever <strong>van</strong> de Saksische keurvorst, mijn toeg<strong>en</strong>eg<strong>en</strong> heer <strong>en</strong> zeer<br />
geliefde vri<strong>en</strong>d.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Achtbare, hooggeleerde, lieve heer <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d. Ik heb nu al <strong>en</strong>ige mal<strong>en</strong> <strong>aan</strong> mijn<br />
g<strong>en</strong>adige heer (de keurvorst) geschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong> al de onz<strong>en</strong>. Soms d<strong>en</strong>k ik, dat ik te<br />
veel schrijf, vooral <strong>aan</strong> mijn g<strong>en</strong>adige heer, want het zou haast lijk<strong>en</strong>, of ik er <strong>aan</strong><br />
twijfel, dat God met Zijn troost <strong>en</strong> hulp meer <strong>en</strong> dichter bij zijn g<strong>en</strong>adige<br />
keurvorstelijke g<strong>en</strong>ade is, dan bij mij. Maar ik heb het ged<strong>aan</strong> op <strong>aan</strong>rad<strong>en</strong> <strong>van</strong> onze<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, vel<strong>en</strong> <strong>van</strong> h<strong>en</strong> zijn zo kleinmoedig, alsof God ons verget<strong>en</strong> had. Maar God<br />
kan ons niet verget<strong>en</strong>, dan zou Hij eerst Zichzelf moet<strong>en</strong> verget<strong>en</strong>. Anders zou Zijn<br />
zaak niet Zijn zaak <strong>en</strong> Zijn woord niet Zijn woord zijn. Wanneer we daar maar <strong>van</strong><br />
verzekerd zijn <strong>en</strong> er niet <strong>aan</strong> twijfel<strong>en</strong>, dat het Zijn zaak <strong>en</strong> woord is, dan is stellig ook<br />
ons gebed verhoord, dan is Gods hulp al gereed <strong>en</strong> voorhand<strong>en</strong>. 't Staat vast, dat we<br />
geholp<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, dat kan niet miss<strong>en</strong>. Want Hij zegt: kan ook e<strong>en</strong> moeder haar kindje<br />
verget<strong>en</strong>, dat ze ge<strong>en</strong> medelijd<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong> met de vrucht <strong>van</strong> haar lichaam? En al<br />
zou e<strong>en</strong> moeder haar kind verget<strong>en</strong>, zo zal Ik u toch niet verget<strong>en</strong>: zie, Ik heb u in mijn<br />
hand gegraveerd 48 .<br />
Ik heb onlangs twee wonder<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. Het eerste, to<strong>en</strong> ik uit het raam keek: ik zag de<br />
sterr<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de hemel <strong>en</strong> het grote, prachtige gewelf <strong>van</strong> God - <strong>en</strong> toch zag ik nerg<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> pijler, waarop de meester dat gewelf liet rust<strong>en</strong>. Nochtans viel de hemel niet in <strong>en</strong><br />
staat ook dat gewelf nog vast. Nu zijn er vel<strong>en</strong>, die maar steeds zulke pijlers zoek<strong>en</strong>,<br />
ze zoud<strong>en</strong> ze graag will<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong> <strong>en</strong> tast<strong>en</strong>. En omdat ze dat niet kunn<strong>en</strong>, bev<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
sidder<strong>en</strong> ze, bang, dat de hemel werkelijk zal invall<strong>en</strong> - alle<strong>en</strong> maar, omdat ze de<br />
pijlers niet kunn<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong> of zi<strong>en</strong>. Als zij ze maar kond<strong>en</strong> grijp<strong>en</strong>, dan zou de hemel<br />
wel vastst<strong>aan</strong>!<br />
Het tweede was dit: ik zag grote, zware wolk<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> ons drijv<strong>en</strong>, zo vol water, dat je<br />
ze wel met e<strong>en</strong> grote zee zou kunn<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>. En toch zag ik ge<strong>en</strong> grond, waarop<br />
ze stond<strong>en</strong> of rust<strong>en</strong>, ook ge<strong>en</strong> kuip, waarin ze gevat war<strong>en</strong>. Toch viel<strong>en</strong> ze niet op<br />
ons, maar groett<strong>en</strong> ons met e<strong>en</strong> zuur gezicht <strong>en</strong> vlod<strong>en</strong> verder. To<strong>en</strong> ze voorbij war<strong>en</strong>,<br />
kwam de bodem <strong>en</strong> ons dak, die ze vastgehoud<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>, stral<strong>en</strong>d te voorschijn: de<br />
reg<strong>en</strong>boog! Dat was maar 'n heel zwakke, dunne, breekbare bodem <strong>en</strong> beschutting, die<br />
dan ook in de wolk<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> verdwe<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong>lijk leek het meer e<strong>en</strong> schim, zoals je<br />
die door e<strong>en</strong> beschilderd glas ziet, dan e<strong>en</strong> werkelijke, sterke bodem. Ge<strong>en</strong> wonder,<br />
dat e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s, als hij op die bodem let, daardoor haast nog banger zou word<strong>en</strong>, dan<br />
48 Jes. 49: 15v.<br />
28
door het zi<strong>en</strong> naar die grote vracht water. En toch was het inderdaad zo: dit voor het<br />
oog door <strong>en</strong> door zwakke schijnsel droeg die hele watervracht <strong>en</strong> beschermde ons. Nu<br />
zijn er ook vel<strong>en</strong>, die meer met angst <strong>en</strong> bev<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> naar die zware watervracht <strong>en</strong><br />
dikke wolk<strong>en</strong>, dan dat ze lett<strong>en</strong> op dat dunne, smalle, lichte schijnsel. Want ze zoud<strong>en</strong><br />
de kracht <strong>van</strong> dat schijnsel graag will<strong>en</strong> voel<strong>en</strong>; omdat ze dat niet kunn<strong>en</strong>, zijn ze<br />
bang, dat de wolk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eeuwige zondvloed zull<strong>en</strong> <strong>aan</strong>richt<strong>en</strong>.<br />
Het is maar e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>delijk grapje, dat ik mij jeg<strong>en</strong>s uwe Achtbaarheid veroorloof,<br />
maar ik me<strong>en</strong> het niet, want ik heb juist met bijzondere vreugde gehoord, dat uwe<br />
Achtbaarheid meer dan ander<strong>en</strong> goede moed <strong>en</strong> e<strong>en</strong> dapper hart toont in de<br />
<strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong>, die we te verdur<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />
Ik had wel gehoopt, dat in ieder geval de politieke vrede bewaard had kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>;<br />
maar Gods gedacht<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> de onze verre te bov<strong>en</strong>. Dat is ook goed; want Hij (zegt St.<br />
Paulus) verhoort <strong>en</strong> doet 'bov<strong>en</strong> ons bidd<strong>en</strong> <strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong>' 49 . Want wij wet<strong>en</strong> niet, hoe<br />
we bidd<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>. Wanneer Hij ons verhoorde naar ons bidd<strong>en</strong>, zodat de keizer ons<br />
vrede schonk, dan zou dit misschi<strong>en</strong> 'b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet bov<strong>en</strong> ons begrijp<strong>en</strong>' moet<strong>en</strong><br />
het<strong>en</strong> - <strong>en</strong> dan zou wellicht de keizer <strong>en</strong> niet God de eer krijg<strong>en</strong>.<br />
Maar nu wil God zelf ons vrede bereid<strong>en</strong>, zodat Hij ook alle<strong>en</strong> de eer krijgt, die Hem<br />
trouw<strong>en</strong>s ook toekomt. Niet dat we daarmee de keizerlijke majesteit veracht<strong>en</strong><br />
zoud<strong>en</strong>; maar we bidd<strong>en</strong> <strong>en</strong> beger<strong>en</strong>, dat zijne keizerlijke majesteit niets teg<strong>en</strong> God <strong>en</strong><br />
het keizerlijk recht onderneme. Als hij dat zou do<strong>en</strong> (wat God g<strong>en</strong>adig verhoede),<br />
zull<strong>en</strong> wij, als trouwe onderdan<strong>en</strong>, niet kunn<strong>en</strong> gelov<strong>en</strong>, dat zijne keizerlijke majesteit<br />
dat zelf doet, maar d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, dat andere tirann<strong>en</strong> dat do<strong>en</strong> in naam <strong>van</strong> de Keizer. Dan<br />
onderscheid<strong>en</strong> we de naam <strong>van</strong> de keizerlijke majesteit <strong>van</strong> het werk der tirann<strong>en</strong>,<br />
zoals wij de naam <strong>van</strong> God, die de ketters <strong>en</strong> leug<strong>en</strong>aars in de mond hebb<strong>en</strong>, ook<br />
onderscheid<strong>en</strong> <strong>van</strong> Gods ware naam, die <strong>aan</strong> Christus toekomt <strong>en</strong> zo de leug<strong>en</strong> mijd<strong>en</strong>.<br />
Wij will<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de plann<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tirann<strong>en</strong> dus in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opzicht billijk<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> we kunn<strong>en</strong> ook niet <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong>, dat ze onder de keizerlijke naam t<strong>en</strong> uitvoer zull<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> gebracht. Wij zijn integ<strong>en</strong>deel verplicht, de keizerlijke majesteit te help<strong>en</strong> zijn<br />
naam hoog te houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn eer te redd<strong>en</strong>. Daarom kunn<strong>en</strong> wij ook niet toest<strong>aan</strong>,<br />
noch er in bewillig<strong>en</strong>, dat er zulk e<strong>en</strong> misbruik <strong>van</strong> de keizerlijke naam gemaakt<br />
wordt, e<strong>en</strong> belediging <strong>van</strong> God, de keizerlijke majesteit <strong>en</strong> het recht; anders zoud<strong>en</strong><br />
we mee deel hebb<strong>en</strong> <strong>aan</strong> dat misbruik <strong>en</strong> op ons gewet<strong>en</strong> lad<strong>en</strong> de zonde <strong>van</strong> ander<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> de schande, die over de naam <strong>van</strong> de keizerlijke majesteit zou kom<strong>en</strong>. Want wij<br />
moet<strong>en</strong> de majesteit<strong>en</strong> er<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet toelat<strong>en</strong>, dat ze te schande gemaakt word<strong>en</strong>.<br />
Zulk werk, dat God ons in Zijn g<strong>en</strong>ade opgedrag<strong>en</strong> heeft, zal Hij door Zijn Geest<br />
zeg<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong>; de wijze, de tijd <strong>en</strong> de plaats, waarop Hij ons help<strong>en</strong> wil, zal<br />
Hijzelf wel kiez<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet verget<strong>en</strong> of verzuim<strong>en</strong>. Ze zijn nog niet halverwege, die<br />
bloedhond<strong>en</strong>, met hun plann<strong>en</strong>; ze zijn ook nog lang niet all<strong>en</strong> weer thuis, of waar ze<br />
graag zoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong> zijn. Onze reg<strong>en</strong>boog is maar zwak, hun wolk<strong>en</strong> zijn machtig,<br />
maar t<strong>en</strong>slotte zal m<strong>en</strong> wel merk<strong>en</strong> in welke toonsoort het stuk geschrev<strong>en</strong> is!<br />
Uwe Achtbaarheid houde mij m'n gepraat t<strong>en</strong> goede <strong>en</strong> trooste Magister Philippus <strong>en</strong><br />
al de ander<strong>en</strong>. Christus moge mijn g<strong>en</strong>adige heer ook troost<strong>en</strong> <strong>en</strong> vasthoud<strong>en</strong>. Hem zij<br />
lof <strong>en</strong> dank in eeuwigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
Aan zijn g<strong>en</strong>ade beveel ik uwe Achtbaarheid hartelijk.<br />
Uit de woestijn, 5 aug. anno 1530.<br />
Marinus Luther D. 50<br />
49 Luther speelt hier met de gedachte <strong>van</strong> het 'bov<strong>en</strong> bidd<strong>en</strong> of d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>' <strong>van</strong> Ef. 3: 20; juist dit 'bov<strong>en</strong>'<br />
laat ruimte voor Gods verrassing<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over onze berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />
50 W.A. Briefe 5, 530.<br />
29
15. LUTHERS TROOSTBRIEF AAN ZIJN VADER<br />
Inleiding<br />
Maart<strong>en</strong> Luther achtte vader Hans <strong>en</strong> moeder Margaretha hoog. Helaas kon hij bij het<br />
ziek- <strong>en</strong> sterfbed <strong>van</strong> zijn vader niet persoonlijk <strong>aan</strong>wezig zijn. Dit kwam ook, omdat<br />
hij in de ban was ged<strong>aan</strong>. Luther was 46 jaar, to<strong>en</strong> zijn vader op de leeftijd <strong>van</strong> 71 jaar<br />
stierf op 29 mei 1530. Op 30 juni 1531 overleed zijn moeder. Zij was 70 jaar.<br />
Voor mijn lieve vader, Hans Luther, burger te Mansfeld.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus Jezus, onze Heere <strong>en</strong> Heiland. Am<strong>en</strong>.<br />
Lieve vader!<br />
Broer Jacob heeft mij geschrev<strong>en</strong>, dat u heel erg ziek b<strong>en</strong>t. En omdat het deze m<strong>aan</strong>d<br />
erg koud is <strong>en</strong> er allerlei (reis)gevar<strong>en</strong> zijn die mij verhinder<strong>en</strong> om naar u te kom<strong>en</strong>,<br />
voel ik me gedrong<strong>en</strong>, om op deze wijze voor u te zorg<strong>en</strong>. Want hoewel de Heere u<br />
e<strong>en</strong> sterk lichaam heeft gegev<strong>en</strong>, maak ik me toch, ook gelet op uw leeftijd, grote<br />
zorg<strong>en</strong>. En daar wij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zonder Gods hulp ons lev<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik zeker zijn, was<br />
dit voor mij e<strong>en</strong> extra <strong>aan</strong>sporing om persoonlijk naar u toe te kom<strong>en</strong>. Echter, e<strong>en</strong><br />
goede vri<strong>en</strong>d heeft mij beslist afgerad<strong>en</strong> om nu te g<strong>aan</strong> reiz<strong>en</strong>. Waarom? Wel, omdat<br />
ik mij zonder Gods goedkeuring niet in gevaar mag begev<strong>en</strong>. Het zou mij e<strong>en</strong> grote<br />
vreugde zijn, als het mogelijk was, dat u <strong>en</strong> moeder naar ons toe zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
kom<strong>en</strong> om hier verzorgd te word<strong>en</strong>. Ook mijn vrouw Käthe, ja wij all<strong>en</strong> zijn bedroefd<br />
over uw ziek zijn <strong>en</strong> w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hartelijk om u bij ons te zi<strong>en</strong>. Ik heb vri<strong>en</strong>d Enriakus naar<br />
u toegestuurd om te zi<strong>en</strong>, of het ondanks uw zwakte niet mogelijk is om bij ons te<br />
kom<strong>en</strong> in Witt<strong>en</strong>berg. Immers, de Heere gaat met u Zijn goddelijke weg, hetzij in dit<br />
of in het toekom<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>. En daarom wil ik met heel mijn hart, wat ook billijk is,<br />
persoonlijk bij u zijn. Het vierde gebod (roomse telling) leert ons, dat we met<br />
kinderlijke zorg <strong>en</strong> trouw u dankbaarheid di<strong>en</strong><strong>en</strong> te bewijz<strong>en</strong>, u te er<strong>en</strong>.<br />
Intuss<strong>en</strong> vraag ik, uit de grond <strong>van</strong> mijn hart, <strong>aan</strong> de hemelse Vader, Die u mij tot e<strong>en</strong><br />
vader hebt gegev<strong>en</strong>, dat Hij u naar Zijn grote goedheid wil sterk<strong>en</strong>. En ook, dat hij u<br />
door Zijn Heilige Geest wil verlicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>, opdat u met vreugde <strong>en</strong><br />
dankzegging de zalige leer <strong>van</strong> Zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus mag belijd<strong>en</strong>.<br />
Ja vader, ook u b<strong>en</strong>t door Zijn g<strong>en</strong>ade geroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong> uit de gruwelijke<br />
duisternis <strong>en</strong> dwaling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Rooms-katholieke kerk. Ik hoop, dat God, Die u Zijn<br />
zaligmak<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis heeft gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zijn goede werk in u is begonn<strong>en</strong>, u tot het<br />
einde zal bewar<strong>en</strong>. Ja, zelfs tot de dag <strong>van</strong> de vrolijke toekomst <strong>van</strong> onze Heere Jezus<br />
Christus. Am<strong>en</strong>.<br />
Ik weet, dat dit zo is, want God heeft de zuivere leer <strong>en</strong> het ware geloof in u verzegeld<br />
<strong>en</strong> door merktek<strong>en</strong><strong>en</strong> bevestigd, namelijk dat u om mij uw zoon, veel lastering, smaad,<br />
hoon, spot, verachting, haat, vijandschap <strong>en</strong> gevaar moet lijd<strong>en</strong>. Dit zijn de rechte<br />
k<strong>en</strong>tek<strong>en</strong><strong>en</strong>, waarin wij <strong>aan</strong> onze Heere Christus gelijkvormig moet<strong>en</strong> zijn, zoals<br />
Paulus zegt: 'Zo wij anders met Hem lijd<strong>en</strong>, opdat wij ook met Hem verheerlijkt<br />
word<strong>en</strong>.'<br />
Laat met die belofte nu uw hart in uw zwakheid versterkt <strong>en</strong> vertroost mog<strong>en</strong> zijn,<br />
want wij hebb<strong>en</strong> in het toekomstige lev<strong>en</strong> bij God e<strong>en</strong> getrouwe, onwankelbare<br />
Helper, Jezus Christus, Die voor ons de dood heeft overwonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zond<strong>en</strong> gedood.<br />
30
En Hij is in de hemel tot ons nut <strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> ziet Hij ons <strong>en</strong> verwacht<br />
Hij ons. En daarom, als wij sterv<strong>en</strong>, behoev<strong>en</strong> wij niet bevreesd te zijn, dat wij zull<strong>en</strong><br />
verzink<strong>en</strong> of verlor<strong>en</strong> g<strong>aan</strong>. Jezus Christus heeft zo radicaal over dood <strong>en</strong> zonde<br />
getriomfeerd, dat ze ons ge<strong>en</strong> kwaad meer kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Hij is onwankelbaar getrouw.<br />
Hij houdt Zijn woord, zodat Hij ons niet kan noch wil verlat<strong>en</strong>. Echter, wij di<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
zonder te twijfel<strong>en</strong> naar Zijn steun te verlang<strong>en</strong> <strong>en</strong> op Zijn g<strong>en</strong>ade te hop<strong>en</strong>. De Heere<br />
heeft ons vergeving beloofd <strong>en</strong> Hij kan niet lieg<strong>en</strong> of bedrieg<strong>en</strong>. Dit is vast <strong>en</strong> zeker<br />
waar! Alle<strong>en</strong> Jezus Christus is betrouwbaar. 'Bidt', zegt Hij, '<strong>en</strong> u zal gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>;<br />
zoekt <strong>en</strong> gij zult vind<strong>en</strong>; klopt <strong>en</strong> u zal op<strong>en</strong>ged<strong>aan</strong> word<strong>en</strong>.' Ook staat er geschrev<strong>en</strong>:<br />
'All<strong>en</strong> die de Naam des Heer<strong>en</strong> <strong>aan</strong>roep<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> zalig word<strong>en</strong>.' Het gehele<br />
Psalmboek staat vol met soortgelijke, heerlijke beloft<strong>en</strong> <strong>van</strong> vertroosting; in het<br />
bijzonder wel Psalm 91. Deze psalm is wel in het bijzonder geschikt om door ziek<strong>en</strong><br />
gelez<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>.<br />
Lieve vader, deze zak<strong>en</strong> wil ik graag door deze brief met u del<strong>en</strong>. Juist nu u zo ziek<br />
b<strong>en</strong>t <strong>en</strong> nabij de dood, waar<strong>van</strong> we de dag niet wet<strong>en</strong>. Graag wil ik ook del<strong>en</strong> in uw<br />
geloof, strijd, <strong>aan</strong>vechting, troost <strong>en</strong> dank <strong>aan</strong> God voor Zijn heilig woord. Dat Woord<br />
heeft Hij ons zo rijk, zo krachtig <strong>en</strong> zo vol g<strong>en</strong>ade gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het is uitnem<strong>en</strong>d<br />
geschikt voor uw moeilijke situatie. Echter, is het Zijn goddelijke wil, want alle<strong>en</strong> de<br />
Heere beslist, om het beste lev<strong>en</strong> nog wat uit te stell<strong>en</strong> <strong>en</strong> met ons verder te g<strong>aan</strong> in dit<br />
verdrietige <strong>en</strong> bittere jammerdal vol lijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeluk, dan zal Hij ook g<strong>en</strong>ade gev<strong>en</strong><br />
om deze moeilijke weg gewillig <strong>en</strong> gehoorzaam te g<strong>aan</strong>. Ja, Hij zal ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s moed <strong>en</strong><br />
kracht gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> andere christ<strong>en</strong><strong>en</strong>, ook <strong>aan</strong> ons, om mee te help<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> <strong>en</strong> om de<br />
zorg<strong>en</strong> te overwinn<strong>en</strong>. Immers, dit vervloekte lev<strong>en</strong> is toch waarlijk niet anders dan<br />
e<strong>en</strong> bitter jammerdal, waarin m<strong>en</strong> hoe langer hoe meer zonde, boosheid, kwelling <strong>en</strong><br />
ongeluk ziet <strong>en</strong> beleeft. En dit lijd<strong>en</strong> gaat maar steeds door <strong>en</strong> wordt niet minder,<br />
totdat m<strong>en</strong> sterft <strong>en</strong> wordt begrav<strong>en</strong>; dan houdt het lijd<strong>en</strong> op. Wij ontslap<strong>en</strong> dan in<br />
vrede in Christus. En op de Jongste Dag wekt Hij ons met vrolijkheid op om eeuwig<br />
<strong>en</strong> ongestoord met ziel <strong>en</strong> lichaam bij Hem te zijn. Am<strong>en</strong>.<br />
Met deze woord<strong>en</strong>, lieve vader, beveel ik u Hem, Die u liefheeft, meer dan u Hem.<br />
Deze liefde heeft Hij u bewez<strong>en</strong>, omdat Hij uw zond<strong>en</strong> op zich heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> met<br />
Zijn bloed uw schuld heeft betaald. Dit g<strong>en</strong>adewonder heeft Hij u door Zijn e<strong>van</strong>gelie<br />
bek<strong>en</strong>dgemaakt <strong>en</strong> om die g<strong>en</strong>ade persoonlijk te gelov<strong>en</strong>, heeft Hij u Zijn Heilige<br />
Geest geschonk<strong>en</strong>. Ja, Jezus Christus verzekert u door Zijn Heilige Geest, dat Hij in<br />
alle strijd <strong>en</strong> vrees altijd voor u zal zorg<strong>en</strong>. Hij staat er als Borg voor in, dat uw hart<br />
vast <strong>en</strong> zeker gelooft <strong>en</strong> hartelijk getroost zal blijv<strong>en</strong> door Zijn woord <strong>en</strong> belofte. Waar<br />
dat geschiedt, laat hem dan maar zorg<strong>en</strong>. Hij zal het waarlijk wel goed mak<strong>en</strong>. Ja, Hij<br />
heeft het meest voor u gezorgd. Die zorg gaat ons begrip ver te bov<strong>en</strong>!<br />
Deze getrouwe, onze lieve Heere <strong>en</strong> Heiland zij <strong>en</strong> blijve met u, opdat (God geve dat<br />
het op aarde zij of in de hemel) wij elkaar in vreugde mog<strong>en</strong> weerzi<strong>en</strong>. Ons geloof is<br />
zeker <strong>en</strong> wij twijfel<strong>en</strong> er niet <strong>aan</strong>, dat wij elkaar over e<strong>en</strong> kleine tijd bij Christus zull<strong>en</strong><br />
ontmoet<strong>en</strong>. En het kost God veel minder moeite om u <strong>van</strong> dit aardse lev<strong>en</strong> afscheid te<br />
lat<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, dan wanneer ik <strong>van</strong> Mansfeld naar Witt<strong>en</strong>berg, of u <strong>van</strong> Witt<strong>en</strong>berg naar<br />
Mansfeld reist. Het is ongetwijfeld waar; het gaat hierbij slechts om e<strong>en</strong> poosje slap<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> dan zal het anders zijn.<br />
Lieve vader, ik hoop dat uw predikant u pastoraal trouw mag begeleid<strong>en</strong>, zodat u mijn<br />
‘gebabbel', niet nodig hebt. Maar toch heb ik het niet kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> om mij voor mijn<br />
lichamelijke afwezigheid bij u, wat mij <strong>van</strong> harte leed doet, te verontschuldig<strong>en</strong>.<br />
Wij groet<strong>en</strong> u hartelijk <strong>en</strong> bidd<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>d voor u; ook mijn Käthe, Hansje,<br />
31
Le<strong>en</strong>tje <strong>en</strong> tante L<strong>en</strong>a. Ja, all<strong>en</strong> die in ons huis won<strong>en</strong>, bidd<strong>en</strong> voor u!<br />
Vader, groet mijn lieve moeder <strong>van</strong> ons, ja, groet alle vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De g<strong>en</strong>ade <strong>van</strong> God <strong>en</strong><br />
Zijn kracht zij <strong>en</strong> blijve bij u, tot in eeuwigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
Witt<strong>en</strong>berg, 15 februari 1530.<br />
Uw liefhebb<strong>en</strong>de zoon Maart<strong>en</strong> Luther.<br />
16. BRIEF VAN LUTHER AAN ZIJN MOEDER<br />
Toelichting<br />
Tijd<strong>en</strong>s Luthers verblijf op de Coburg was zijn vader gestorv<strong>en</strong>. Ongeveer e<strong>en</strong> jaar<br />
later, de laatste juni 1531 overleed zijn moeder. Ti<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> vóór haar dood schreef hij<br />
haar de volg<strong>en</strong>de brief, die spreekt voor zichzelf. Hoewel Luther zich dikwijls<br />
beklaagd heeft over de hardhandige opvoeding, die hij in het ouderlijk huis te<br />
Mansfeld had ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, prijst hij toch steeds zijn vader <strong>en</strong> moeder, wier gestr<strong>en</strong>gheid<br />
voortsproot uit liefde <strong>en</strong> plichtsbesef. In zijn moeder, die vroeger "al haar hout op de<br />
rug naar huis had gedrag<strong>en</strong>", zag hij steeds het voorbeeld <strong>van</strong> toewijding <strong>en</strong><br />
arbeidzaamheid.<br />
Hartelijk geliefde moeder,<br />
Ik heb de brief <strong>van</strong> broer Jacob over uw ziekte ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> het doet mij <strong>van</strong> harte<br />
leed, vooral dat ik niet persoonlijk naar u kan toekom<strong>en</strong>, wat ik gaarne zou do<strong>en</strong>. Maar<br />
toch kom ik persoonlijk met deze brief <strong>en</strong> wil in de geest niet ver <strong>van</strong> u zijn, ev<strong>en</strong>min<br />
als al de onz<strong>en</strong>.<br />
Ofschoon ik geloof dat uw hart zonder mijn woord toch wel lang <strong>en</strong> rijkelijk g<strong>en</strong>oeg<br />
onderwez<strong>en</strong> zal zijn <strong>en</strong>, Godlof, <strong>aan</strong> troost ge<strong>en</strong> gebrek zal hebb<strong>en</strong>, zo wil ik toch het<br />
mijne do<strong>en</strong> <strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s mijn plicht mij uw kind beton<strong>en</strong> <strong>en</strong> u als mijn moeder<br />
erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, gelijk ons beider God <strong>en</strong> Schepper ons geschap<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> ons verplichting<strong>en</strong><br />
jeg<strong>en</strong>s elkander heeft opgelegd, opdat ik tegelijk de mate <strong>van</strong> uw troost<br />
vermeerdere.<br />
T<strong>en</strong> eerste weet u door Gods g<strong>en</strong>ade, lieve moeder, wel dat uw ziekte Zijn vaderlijke<br />
roede is - <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zachte roede in vergelijking met die, welke Hij de goddeloz<strong>en</strong>, ja<br />
dikwijls ook Zijn geliefde kinder<strong>en</strong> toez<strong>en</strong>dt. Laat daarom zulk e<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong> u niet<br />
verdriet<strong>en</strong> of bekommerd mak<strong>en</strong> maar <strong>aan</strong>vaard het met dank, als door Zijn g<strong>en</strong>ade u<br />
toebedeeld, in <strong>aan</strong>merking g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> welk e<strong>en</strong> geringe smart het is, zelfs wanneer het<br />
tot de dood zou leid<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>over het lijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> Zijn eig<strong>en</strong> lieve Zoon, onze Heere<br />
Jezus Christus, hetwelk Deze niet voor Zichzelf, gelijk wij, maar voor ons <strong>en</strong> onze<br />
zond<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> heeft.<br />
T<strong>en</strong> andere weet u lieve moeder, dat de rechte steun <strong>en</strong> grondslag <strong>van</strong> uw zaligheid,<br />
waarop u uw troost hebt te bouw<strong>en</strong> in deze <strong>en</strong> in alle nood, n.l. de hoekste<strong>en</strong> Jezus<br />
Christus, die wankel<strong>en</strong> noch bezwijk<strong>en</strong> zal, ook ons niet kan lat<strong>en</strong> ine<strong>en</strong>stort<strong>en</strong> of<br />
vall<strong>en</strong>. Hij toch is de Heiland <strong>en</strong> wordt de Heiland g<strong>en</strong>oemd <strong>van</strong> arme zondar<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> all<strong>en</strong>, die in nood <strong>en</strong> dood verker<strong>en</strong>, die zich op Hem verlat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hem <strong>aan</strong>roep<strong>en</strong>.<br />
Hij spreekt: "Wees getroost. Ik heb de wereld overwonn<strong>en</strong>" (Joh. 16: 33) . Wij mog<strong>en</strong><br />
niet twijfel<strong>en</strong> of dit is zeker waar. En dit niet alle<strong>en</strong>, maar ons wordt bevol<strong>en</strong> dat wij<br />
met vreugde <strong>en</strong> met dankzegging zulk e<strong>en</strong> troost zull<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong>. Wie zich door<br />
zulke woord<strong>en</strong> niet wil lat<strong>en</strong> vertroost<strong>en</strong>, die doet onrecht <strong>aan</strong> de dierbare Vertrooster<br />
<strong>en</strong> doet Hem de grootste oneer <strong>aan</strong>, alsof het niet waar was dat Hij ons verm<strong>aan</strong>t<br />
32
getroost te zijn. Derhalve mog<strong>en</strong> we met alle verzekerdheid <strong>en</strong> vreugde ons verheug<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> als ons e<strong>en</strong> gedachte <strong>aan</strong> de dood of <strong>aan</strong> onze zonde beangst dreigt te mak<strong>en</strong>,<br />
daarteg<strong>en</strong> ons hart verheff<strong>en</strong> <strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: zie, mijn ziel wat doet u? Lieve dood, lieve<br />
zonde, hoe leeft u <strong>en</strong> verschrikt u mij? Weet u niet dat u overwonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat u, dood,<br />
dood b<strong>en</strong>t? K<strong>en</strong>t u niet deg<strong>en</strong>e, die <strong>van</strong> u zegt: "Ik heb de wereld overwonn<strong>en</strong>?" Het<br />
past mij niet uw dreigred<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>aan</strong> te hor<strong>en</strong> <strong>en</strong> ter harte te nem<strong>en</strong>, maar de<br />
troostwoord<strong>en</strong> <strong>van</strong> mijn Heiland: "Wees getroost, Ik heb de wereld overwonn<strong>en</strong>." Dit<br />
is de Overwinnaar, de ware Held, Die mij met deze woord<strong>en</strong> Zijn zeg<strong>en</strong> geeft <strong>en</strong> toevoegt:<br />
"Wees getroost:" Bij Hem blijf ik, <strong>aan</strong> dat woord <strong>en</strong> <strong>aan</strong> die vertroosting houd<br />
ik vast, daarop bouw ik, blijf ik hier of ga ik naar gindse gewest<strong>en</strong>; Hij bedriegt mij<br />
niet. Op dezelfde wijze roemt ook Paulus, in weerwil <strong>van</strong> de verschrikking <strong>van</strong> de<br />
dood. (1 Cor. 15: 54): "De dood is verslond<strong>en</strong> tot overwinning; Dood waar is uw<br />
prikkel? Graf waar is uw zegepraal? Want God heeft ons de overwinning op u<br />
gegev<strong>en</strong> door Jezus Christus onze Heere, Wie zij lof <strong>en</strong> dank, am<strong>en</strong>".<br />
Houd u lieve moeder met zulke woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedacht<strong>en</strong> in uw hart bezig <strong>en</strong> met niets<br />
anders <strong>en</strong> wees dankbaar dat God u tot zulk e<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>ning gebracht heeft <strong>en</strong> u niet<br />
gelat<strong>en</strong> heeft in de pauselijke dwaling, terwijl m<strong>en</strong> ons voorhe<strong>en</strong> geleerd heeft te<br />
bouw<strong>en</strong> op onze goede werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de heiligheid <strong>van</strong> monnik<strong>en</strong>, waarbij wij de Heiland<br />
niet voor e<strong>en</strong> Trooster maar voor e<strong>en</strong> wrede Rechter, e<strong>en</strong> Tyran moest<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>,<br />
zodat we <strong>van</strong> Hem onze toevlucht moest<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> tot Maria <strong>en</strong> de heilig<strong>en</strong> <strong>en</strong> op ge<strong>en</strong><br />
troost of g<strong>en</strong>ade <strong>van</strong> Zijn kantons verlat<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong>. Maar nu wet<strong>en</strong> wij beter welke<br />
grondeloze goedheid <strong>en</strong> barmhartigheid <strong>van</strong> onze hemelse Vader is, n.l. dat Jezus<br />
Christus onze Middelaar <strong>en</strong> G<strong>en</strong>adezuil is <strong>en</strong> onze Bisschop in de hemel, voor God,<br />
die ons dagelijks verteg<strong>en</strong>woordigt <strong>en</strong> verzo<strong>en</strong>t. Tot deze erk<strong>en</strong>ning heeft God u<br />
g<strong>en</strong>adiglijk geroep<strong>en</strong>; daar<strong>van</strong> hebt u e<strong>en</strong> gezegelde brief, te wet<strong>en</strong> het e<strong>van</strong>gelie,<br />
doop <strong>en</strong> sacram<strong>en</strong>t, welke u hoort predik<strong>en</strong>, zodat u ge<strong>en</strong> gevaar of nood zult hebb<strong>en</strong>.<br />
Wees slechts getroost <strong>en</strong> dank met vreugde voor zo'n grote g<strong>en</strong>ade.<br />
De Vader <strong>en</strong> God aller vertroosting verl<strong>en</strong>e u door Zijn heilig Woord <strong>en</strong> Geest e<strong>en</strong><br />
vast, blijmoedig, dankbaar geloof, opdat u deze <strong>en</strong> alle nood g<strong>en</strong>adiglijk mag te bov<strong>en</strong><br />
kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> eindelijk mag ondervind<strong>en</strong> <strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> dat het de waarheid is, die spreekt:<br />
"Wees getroost, Ik heb de wereld overwonn<strong>en</strong>". Beveel hiermede uw lichaam <strong>en</strong> ziel<br />
in Zijn barmhartigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
Al uw kinder<strong>en</strong> bidd<strong>en</strong> voor u, ook mijn Käthe. Sommig<strong>en</strong> w<strong>en</strong><strong>en</strong>, ander<strong>en</strong> et<strong>en</strong> hun<br />
boterham <strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: grootmoeder is erg ziek. Gods g<strong>en</strong>ade zij met ons all<strong>en</strong>, Am<strong>en</strong>.<br />
Zaterdag na Hemelvaart 1531.<br />
Uw geliefde zoon<br />
MAARTEN LUTHER<br />
17. AAN MELANCHTHON,<br />
5 JUNI 1530, ivm overlijd<strong>en</strong> Hans Luther<br />
Hans Reinecke, zijn vri<strong>en</strong>d <strong>van</strong>af de schoolbank<strong>en</strong>, verwittigde Luther <strong>van</strong> het<br />
overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn vader, de oude Hans Luther. Veit Dietrich schreef <strong>aan</strong> Käthe:<br />
'To<strong>en</strong> hij de brief <strong>van</strong> Hans Reinecke had gelez<strong>en</strong>, zei hij teg<strong>en</strong> mij: 'Wel<strong>aan</strong>, mijn<br />
vader is ook dood.' Hij nam kort daarna zijn Psalmboek, ging naar zijn kamer <strong>en</strong><br />
we<strong>en</strong>de zo, dat zijn gelaat de volg<strong>en</strong>de dag nog ontoonbaar was, ofschoon niemand<br />
verder iets <strong>aan</strong> hem merkte.'<br />
33
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Ik heb in de laatste brief geschrev<strong>en</strong>, m'n lieve Philippus, dat wij ontstemd zijn dat<br />
jullie de bode met lege hand<strong>en</strong> naar ons hebt lat<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>, jullie zijn toch met<br />
zovel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bijna allemaal wel ter p<strong>en</strong>ne. Nu hebb<strong>en</strong> jullie al de tweede bode zonder<br />
<strong>briev<strong>en</strong></strong> lat<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>. Eerst de bode <strong>van</strong> Apel, <strong>en</strong> nu de voerman die het wildbraad<br />
<strong>van</strong> de Coburg bracht. Ik weet niet wat ik er nu <strong>van</strong> moet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>: of jullie zijn nalatig,<br />
of jullie acht<strong>en</strong> het b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> je waardigheid. Jullie wet<strong>en</strong> toch dat wij hier in de<br />
woestijn, als in e<strong>en</strong> dorstig land, snakk<strong>en</strong> naar jullie <strong>briev<strong>en</strong></strong>, waaruit wij al jullie<br />
wederwaardighed<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> te wet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Wij hebb<strong>en</strong> inderdaad gehoord dat de<br />
keizer de Augsburgers heeft bevol<strong>en</strong> dat ze geworv<strong>en</strong> soldat<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> wegz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
de over de straat gespann<strong>en</strong> ketting<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> verwijder<strong>en</strong>.<br />
Eergister<strong>en</strong> was Argula <strong>van</strong> Stauff<strong>en</strong> hier, die vertelde over de buit<strong>en</strong>sporige staatsie<br />
waarmee de hertog <strong>van</strong> Beier<strong>en</strong> de keizer in Münch<strong>en</strong> wil ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, niet<br />
toneelspel<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere ongehoorde eerbewijz<strong>en</strong>. Vanuit Neur<strong>en</strong>berg beginn<strong>en</strong> ze ons<br />
wijs te mak<strong>en</strong> dat de keizer niet naar de Rijksdag komt, <strong>en</strong> dat de Rijksdag volkom<strong>en</strong><br />
zinloos is <strong>van</strong>wege het gestook <strong>en</strong> gekonkel <strong>van</strong> de bisschopp<strong>en</strong>. Als dat gebeurt is het<br />
e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de onverzo<strong>en</strong>lijke toorn <strong>van</strong> God teg<strong>en</strong> de bisschopp<strong>en</strong>, omdat Hij dan<br />
zelfs onze smeekbed<strong>en</strong>, voor h<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>, niet wil hor<strong>en</strong>. Laat je er niet door <strong>van</strong> je<br />
stuk br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> als de m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> over mijn boekje uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> 51 , mijn God is e<strong>en</strong> God<br />
<strong>van</strong> dwaz<strong>en</strong>, Hij pleegt de wijz<strong>en</strong> te belach<strong>en</strong>. Ik maak me daarom niet druk om h<strong>en</strong>.<br />
Vandaag heeft Hans Reinecke mij geschrev<strong>en</strong> dat mijn zeer geliefde vader, de oude<br />
Hans Luther, uit dit lev<strong>en</strong> is he<strong>en</strong>geg<strong>aan</strong>, op zondag Exaudi 52 , om 1 uur. Dit sterv<strong>en</strong><br />
heeft me in diepe droefheid gestort, m'n vader niet alle<strong>en</strong> ged<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d <strong>van</strong>wege de<br />
natuurlijke betrekking, maar ook <strong>van</strong>wege de hartelijke liefde; omdat mijn Schepper<br />
mij door hem alles heeft gegev<strong>en</strong> wat ik b<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat ik heb. En hoewel het me troost<br />
dat Reinecke me schrijft dat mijn vader zacht is ontslap<strong>en</strong>, in het vaste geloof in<br />
Christus, zo heeft toch de droefheid <strong>en</strong> de herinnering <strong>aan</strong> de innige omgang met hem<br />
mijn binn<strong>en</strong>ste beroerd, zodat ik de dood bijna nog nooit zo heb veracht. Maar de<br />
rechtvaardige wordt weggeraapt voor het kwaad, <strong>en</strong> gaat in de rust in. Zo sterv<strong>en</strong> we<br />
dan vaak vele mal<strong>en</strong> voordat wij eindelijk werkelijk sterv<strong>en</strong>. Zijn naam is nu op mij<br />
overgeg<strong>aan</strong>, want ik b<strong>en</strong> ongeveer de oudste Luther <strong>van</strong> het gezin. Zo komt het mij<br />
toe, niet alle<strong>en</strong> door het lot, maar ook door het recht, hem door de dood he<strong>en</strong> te volg<strong>en</strong><br />
in het rijk <strong>van</strong> Christus. Dat verl<strong>en</strong>e Hij ons g<strong>en</strong>adiglijk, om Wi<strong>en</strong>s wil wij ell<strong>en</strong>diger<br />
zijn dan alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> smaad <strong>van</strong> de gehele wereld. Daarom schrijf ik nu<br />
<strong>van</strong>wege de droefheid niet uitgebreider, omdat het behoorlijk <strong>en</strong> christelijk is als zoon<br />
<strong>van</strong> zulk e<strong>en</strong> vader te treur<strong>en</strong>, uit wie de Vader der barmhartigheid mij heeft<br />
voortgebracht, <strong>en</strong> mij door zijn zweet heeft gevoed <strong>en</strong> gevormd tot wat ik nu b<strong>en</strong>. Ik<br />
verblijd me erin dat hij in deze tijd heeft geleefd, opdat hij het licht der waarheid zou<br />
zi<strong>en</strong>. Geloofd zij God in al Zijn do<strong>en</strong> <strong>en</strong> raad in eeuwigheid, am<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> andere keer<br />
meer. Groet al de onz<strong>en</strong>. Op Pinksterdag 1530.<br />
Martinus Luther D.<br />
51 Vermaning <strong>aan</strong> de geestelijk<strong>en</strong> die te Augsburg vergaderd zijn.<br />
52 29 Mei.<br />
34
18. AAN JUSTUS JONAS, 19 MEI 1530, overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> Jonas' zoontje<br />
De vri<strong>en</strong>dschapsband<strong>en</strong> <strong>van</strong> Justus Jonas (doopnaam: Jodokus Koch) met Luther<br />
dateerd<strong>en</strong> reeds uit 1505, to<strong>en</strong> ze elkaar <strong>aan</strong> de universiteit te Erfurt ontmoett<strong>en</strong>.<br />
Aangeslot<strong>en</strong> bij de kring <strong>van</strong> humanist<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedoctoreerd in de beide recht<strong>en</strong>, begon<br />
hij op <strong>aan</strong>drang <strong>van</strong> Luther de studie theologie. In 1521 vergezelde hij Luther naar<br />
Worms. In datzelfde jaar werd hij als proost naar Witt<strong>en</strong>berg beroep<strong>en</strong>, waar hij<br />
<strong>van</strong>wege zijn welsprek<strong>en</strong>dheid zeer geliefd was. Jonas was teg<strong>en</strong>woordig bij Luthers<br />
sterv<strong>en</strong>. Huiselijk leed bleef hem niet bespaard, verscheid<strong>en</strong>e kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn vrouw<br />
moest hij t<strong>en</strong> grave drag<strong>en</strong>. In 1555 ontsliep hij, met dezelfde woord<strong>en</strong> waarmee<br />
Luther stierf op de lipp<strong>en</strong>: 'Heere Jezus, Gij hebt mij verlost. '<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in de Heilige Geest, die alle verstand te bov<strong>en</strong> gaat; dat verl<strong>en</strong>e u<br />
Christus, mijn lieve Jonas.<br />
Ik b<strong>en</strong> e<strong>en</strong> moeilijke <strong>en</strong> ongeschikte vertrooster, dat heeft zijn oorzaak hierin dat ik<br />
niet rijk b<strong>en</strong> <strong>aan</strong> opbeur<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> bloemrijke hartetaal; iets wat ik wel graag<br />
zou will<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wat jij zou nodig hebb<strong>en</strong>. Ook ik word vaak verz<strong>en</strong>gd door wind <strong>en</strong><br />
hitte, zodat ik lijk op deze dorre, dorstige streek hier. Maar zie toe dat je sterk b<strong>en</strong>t in<br />
Christus; <strong>van</strong> Hem is het werk <strong>en</strong> de kunst, ja <strong>van</strong> Hem is het gehele beleid, uit onze<br />
zwakheid kracht <strong>en</strong> overwinning te do<strong>en</strong> voortkom<strong>en</strong>. De goddeloz<strong>en</strong> zijn vrolijk, zij<br />
zijn gerust, zij blaz<strong>en</strong> dreiging <strong>en</strong> moord, terwijl wij moet<strong>en</strong> duld<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedroefd zijn.<br />
Dat alles moet zo geschied<strong>en</strong> opdat ook <strong>aan</strong> ons de Schrift <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> lijve zou vervuld<br />
word<strong>en</strong>. Als ze niet zou vervuld word<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> wij niet behoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, maar als<br />
ze vervuld wordt, dan zull<strong>en</strong> wij lev<strong>en</strong>. Jij lijdt niet alle<strong>en</strong>, maar je hebt vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> die,<br />
ook door lijd<strong>en</strong> bijna uitgeput, zucht<strong>en</strong>; we word<strong>en</strong> geacht als slachtschap<strong>en</strong>. Het is<br />
toch <strong>en</strong>kel lijd<strong>en</strong>, het één over het ander, omdat hij die ons vervolgt <strong>en</strong> haat, moe<br />
wordt noch slaapt.<br />
Verder heb jij vele <strong>en</strong> uitnem<strong>en</strong>de gav<strong>en</strong> die je teg<strong>en</strong>over dit <strong>en</strong>e onheil kunt stell<strong>en</strong>,<br />
als je er maar erg in hebt. Onder die gav<strong>en</strong> is deze, waar<strong>van</strong> de Schrift zegt dat ze zeer<br />
groot is, als ze zegt: E<strong>en</strong> ingetog<strong>en</strong> vrouw is e<strong>en</strong> grote g<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> er is ge<strong>en</strong> ding dat<br />
opweegt teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kuise vrouw 53 . En: Wie zal e<strong>en</strong> deugdzame huisvrouw vind<strong>en</strong>?<br />
Want haar waardij is ver bov<strong>en</strong> de robijn<strong>en</strong> 54 . Lat<strong>en</strong> wij toch niet lijk<strong>en</strong> op die brasser<br />
uit de gelijk<strong>en</strong>is <strong>en</strong> geheel opg<strong>aan</strong> in g<strong>en</strong>ot, <strong>en</strong> in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opzicht lijk<strong>en</strong> op de<br />
broeders <strong>van</strong> Christus, die door veel verdrukking<strong>en</strong> he<strong>en</strong> het rijk Gods met geweld<br />
nem<strong>en</strong>. Daarom bid ik je deze tijdelijke kastijding met wijsheid te verdrag<strong>en</strong>; er is<br />
immers e<strong>en</strong> tijd <strong>van</strong> vrolijk zijn <strong>en</strong> <strong>van</strong> treur<strong>en</strong>, het <strong>en</strong>e will<strong>en</strong> we graag, maar het<br />
andere mog<strong>en</strong> we ook niet afwijz<strong>en</strong>.<br />
De Heere Jezus, Die jouw zoontje tot Zich heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, <strong>en</strong> nog beter voor hem zal<br />
zorg<strong>en</strong> dan jij, trooste <strong>en</strong> sterke je. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit het rijk der kraai<strong>en</strong>, 19 mei, 1530.<br />
Martinus Luther<br />
19. AAN JUSTUS JONAS, 29 JUNI 1530<br />
Aan de zeer wijze <strong>en</strong> dappere theoloog, doctor Justus Jonas, di<strong>en</strong>aar <strong>en</strong> belijder <strong>van</strong><br />
Christus, zijn zeer geliefde broeder.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus. Jullie <strong>briev<strong>en</strong></strong> zijn eindelijk <strong>aan</strong>gekom<strong>en</strong>, lieve Jonas,<br />
nadat jullie ons drie volle wek<strong>en</strong> door jullie <strong>aan</strong>houd<strong>en</strong>d stilzwijg<strong>en</strong> meer dan g<strong>en</strong>oeg<br />
53 Jezus Sirach 26: 16.<br />
54 Spreuk<strong>en</strong> 31: 10.<br />
35
hebb<strong>en</strong> gemarteld, hoewel ik Philippus 55 twee maal heb geschrev<strong>en</strong> dat hij niet zo zou<br />
zwijg<strong>en</strong>. Als de tijdsomstandighed<strong>en</strong> mij er niet <strong>van</strong> hadd<strong>en</strong> weerhoud<strong>en</strong>, had ik zeker<br />
op wraak gezonn<strong>en</strong>. Maar omdat het zo nodig was dat wij bad<strong>en</strong>, was er ge<strong>en</strong><br />
geleg<strong>en</strong>heid om te toorn<strong>en</strong>, want toorn laat ge<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid om te bidd<strong>en</strong>. Ik heb<br />
echter m'n best ged<strong>aan</strong> om jullie <strong>van</strong>wege jullie stilzwijg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> slechte naam te<br />
bezorg<strong>en</strong>, vooral te Witt<strong>en</strong>berg. Het is ook niet eerlijk dat je de bod<strong>en</strong> er de schuld <strong>van</strong><br />
geeft, zij hebb<strong>en</strong> alles getrouw overgebracht, vooral jullie eig<strong>en</strong> bode. Vanaf de tijd<br />
dat hij jullie brief bracht, heb ik niets ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, behalve deze laatste, over de<br />
<strong>aan</strong>komst <strong>en</strong> de intocht <strong>van</strong> de keizer, <strong>en</strong> gister<strong>en</strong> ontving ik de brief waarin jullie zo<br />
klag<strong>en</strong>. Maar ik zal het jullie nog wel e<strong>en</strong> keer betaald zett<strong>en</strong>.<br />
Ik b<strong>en</strong> verblijd <strong>en</strong> verwonderd over dit heerlijk gesch<strong>en</strong>k <strong>van</strong> God, dat onze keurvorst<br />
zo standvastig <strong>en</strong> gerust is. Want ik b<strong>en</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat onze gebed<strong>en</strong>, die voor hem<br />
zijn opgezond<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>aam zijn voor God in het rijk der heerlijkheid, <strong>en</strong> ik profeteer<br />
voor mijzelf dat wij ook in de andere ding<strong>en</strong> verhoord zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Mijn vreugde is<br />
nog groter geword<strong>en</strong> omdat ik merk dat jij ook vast vertrouwt op de Heere, teg<strong>en</strong> het<br />
woed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de satan in.<br />
Philippus wordt geplaagd door zijn filosofie, <strong>en</strong> niets anders. De zaak is immers in de<br />
hand <strong>van</strong> Hem, Die aller-stoutmoedigst durft te zegg<strong>en</strong>: Niemand zal haar uit Mijn<br />
hand rukk<strong>en</strong>. Ik zou niet will<strong>en</strong>, het zou ook niet gerad<strong>en</strong> zijn, dat de zaak in onze<br />
hand zou zijn. Vaak heb ik haar in mijn hand gehad, maar steeds verlor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet<br />
e<strong>en</strong>maal behoud<strong>en</strong>. Maar de zaak die ik tot nu toe uit mijn hand<strong>en</strong> op Hem heb<br />
kunn<strong>en</strong> werp<strong>en</strong>, bezit ik nog steeds, geheel <strong>en</strong> ongeschond<strong>en</strong>. Omdat het waar is: God<br />
is ons e<strong>en</strong> toevlucht <strong>en</strong> sterkte. Wie heeft op Hem gehoopt <strong>en</strong> is te schande geword<strong>en</strong>,<br />
zegt de wijze. En opnieuw: Omdat Gij, Heere, niet hebt verlat<strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die U<br />
zoek<strong>en</strong>.<br />
Ik b<strong>en</strong> opnieuw leerling <strong>van</strong> de Decaloog geword<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> weer schooljong<strong>en</strong>, <strong>en</strong> leer<br />
hem <strong>van</strong> buit<strong>en</strong>, woord voor woord, <strong>en</strong> ik zie dat het waar is: Zijns verstands is ge<strong>en</strong><br />
getal. Meer <strong>en</strong> meer kom ik tot deze overtuiging: de Wet geeft de letter <strong>van</strong> het<br />
E<strong>van</strong>gelie <strong>en</strong> het E<strong>van</strong>gelie geeft de geest <strong>van</strong> de Wet. Christus heeft alles wat in<br />
Mozes is, maar Mozes heeft niet alles wat in Christus is. Ik heb de Wet e<strong>en</strong> nieuwe<br />
naam gegev<strong>en</strong>: t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de verkeerdheid <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s is het e<strong>en</strong> gebod, t<strong>en</strong><br />
opzichte <strong>van</strong> Gods g<strong>en</strong>ade is het e<strong>en</strong> lofprijzing. Het schijnt mij toe dat de Wet ge<strong>en</strong><br />
gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> tegelijk de nauwste begr<strong>en</strong>zing is <strong>van</strong> alle ding<strong>en</strong>.<br />
Van de <strong>briev<strong>en</strong></strong> die <strong>aan</strong> je vrouw geschrev<strong>en</strong> zijn, is er niet één zoekgeraakt, want we<br />
hebb<strong>en</strong> al je <strong>briev<strong>en</strong></strong> direct naar Witt<strong>en</strong>berg gestuurd, waar ze door e<strong>en</strong> dorstig land<br />
verwacht word<strong>en</strong>. Ze schrijv<strong>en</strong> ons zo vaak, dat ik me voor jullie begin te scham<strong>en</strong>,<br />
dat jullie in deze liefdedi<strong>en</strong>st word<strong>en</strong> overtroff<strong>en</strong> door h<strong>en</strong>, die door jullie behoord<strong>en</strong><br />
overtroff<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. De Elbe is weer buit<strong>en</strong> haar oevers getred<strong>en</strong>, hoewel er ge<strong>en</strong><br />
reg<strong>en</strong> is gevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het is erg warm, zo schrijft mijn meesteres. 56<br />
Het heeft me verheugd dat de paus e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> is gegev<strong>en</strong> in het bar<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />
muilezelin, opdat hij iets zou hebb<strong>en</strong> om God nog meer te veracht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> des te<br />
spoediger te verg<strong>aan</strong> 57 . Over Ferdinand kan ik me niet g<strong>en</strong>oeg verbaz<strong>en</strong>, dat hij niet let<br />
op de Turk<strong>en</strong>, ja zelfs de nood <strong>van</strong> de zijn<strong>en</strong> vergeet. Ik zou, wanneer zoveel <strong>van</strong> mijn<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gesneuveld war<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uur sterv<strong>en</strong>, temeer als mijn gewet<strong>en</strong> me zou<br />
verwijt<strong>en</strong> dat ik nalatig b<strong>en</strong> geweest. Maar ik heb nog nooit e<strong>en</strong> goddeloze zi<strong>en</strong><br />
55 Melanchton<br />
56 Käthe<br />
57 Het gerucht ging dat te Rome, nadat de paus <strong>en</strong> de keizer te Bologna e<strong>en</strong> verdrag hadd<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />
muilezelin, <strong>van</strong> nature onvruchtbaar, e<strong>en</strong> jong met verschill<strong>en</strong>de pot<strong>en</strong> ter wereld had gebracht. M<strong>en</strong> beschouwde<br />
de verschill<strong>en</strong>de pot<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verdeeldheid <strong>van</strong> de kerk, dat de ondergang <strong>van</strong> Rome inluidde.<br />
36
verg<strong>aan</strong>, of hij was verhard <strong>en</strong> gerust, opdat de waarheid zou bevestigd word<strong>en</strong>: Als<br />
zij zegg<strong>en</strong>: vrede <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gevaar. Zo zal het ook onze bisschopp<strong>en</strong> verg<strong>aan</strong>. Want,<br />
daar er ge<strong>en</strong> hoop is dat zij kunn<strong>en</strong> veranderd word<strong>en</strong>, zie ik liever dat ze verstokt <strong>en</strong><br />
onverdraaglijk word<strong>en</strong>, zoals ze verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Lat<strong>en</strong> wij het maar wag<strong>en</strong> met Christus.<br />
Hij leeft, <strong>en</strong> wij zull<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, ook als we gestorv<strong>en</strong> zijn, <strong>en</strong> Hij zal dan voor onze<br />
vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong>. Hij regeert, <strong>en</strong> wij zull<strong>en</strong> reger<strong>en</strong>, ja nu reger<strong>en</strong> wij<br />
reeds. Als ik wordt geroep<strong>en</strong> zal ik zonder aarzel<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> als Christus het wil,<br />
hoewel ik er ook over d<strong>en</strong>k om onbevol<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeroep<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />
Gods g<strong>en</strong>ade zij met je, am<strong>en</strong>.<br />
je Martinus Luther<br />
20. AAN JUSTUS JONAS, 9 JULI 1530<br />
Psalm 110 betek<strong>en</strong>de veel voor Luther, getuige het feit dat hij hem in 1539 voor de<br />
tweede maal uitlegde. Bij de behandeling <strong>van</strong> het eerste vers belijdt hij: 'Het is e<strong>en</strong><br />
geloofsstuk, om <strong>aan</strong> het woord vast te houd<strong>en</strong>, waarin m<strong>en</strong> hoort dat deze Christus<br />
(hoewel onzichtbaar) daarbov<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de rechterhand <strong>van</strong> God gezet<strong>en</strong> is, <strong>en</strong> daar<br />
blijv<strong>en</strong> moet <strong>en</strong> zal, <strong>en</strong> over ons met macht regeert, voor de wereld ev<strong>en</strong>wel heimelijk<br />
<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong>. Want dit 'shev limini' (zit <strong>aan</strong> Mijn rechterhand), omdat God Zelf het<br />
zegt, moet waar zijn <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> schepsel zal het omstot<strong>en</strong>, noch tot e<strong>en</strong> leug<strong>en</strong><br />
mak<strong>en</strong>, daarom zal Hij het ook zelf niet verlooch<strong>en</strong><strong>en</strong>, het moge schijn<strong>en</strong>, voel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
g<strong>aan</strong> zo het wil.' 'Luther, de Duitse Elia, gaf de bescherm<strong>en</strong>gel <strong>van</strong> zijn reformatie de<br />
naam 'shev limini'' (J.G. Hamann).<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Ik heb deze dag<strong>en</strong> nogal wat <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> jullie ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, lieve Jonas, <strong>en</strong> <strong>van</strong>af de<br />
dag<strong>en</strong> <strong>van</strong> ons zwijg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> wij <strong>van</strong> onze kant al vief, ja vijf maal geschrev<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
dit is reeds de zesde maal. De <strong>briev<strong>en</strong></strong> hebb<strong>en</strong> mij goed ged<strong>aan</strong>. Het is voor mij<br />
duidelijk dat na de proloog nu het eerste bedrijf <strong>van</strong> de Rijksdag wordt opgevoerd.<br />
Daarop zull<strong>en</strong> de intrige <strong>en</strong> de ontknoping volg<strong>en</strong>; zij kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> droevige, maar wij<br />
e<strong>en</strong> blijde ontknoping verwacht<strong>en</strong>. Het is wel zeker dat de e<strong>en</strong>heid in de leer nooit zal<br />
hersteld word<strong>en</strong>, wie zou immers hop<strong>en</strong> dat Christus met Belial zal verzo<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>?<br />
Misschi<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> het huwelijk <strong>van</strong> de geestelijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Avondmaal onder de beide<br />
gestalt<strong>en</strong> toegest<strong>aan</strong> word<strong>en</strong>. Maar ook hier geldt dit bijwoord: misschi<strong>en</strong>, nee: heel<br />
misschi<strong>en</strong>! Maar laat ik w<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, bijna hop<strong>en</strong>, dat deze on<strong>en</strong>igheid in de leer wordt<br />
opgelost, <strong>en</strong> er e<strong>en</strong> politieke e<strong>en</strong>heid tot stand kan word<strong>en</strong> gebracht. Als we dit met de<br />
zeg<strong>en</strong> <strong>van</strong> Christus bereik<strong>en</strong>, is er op deze Rijksdag al meer dan g<strong>en</strong>oeg ged<strong>aan</strong> <strong>en</strong> tot<br />
stand gebracht.<br />
Want t<strong>en</strong> eerste, wat het belangrijkste is: Christus is door deze op<strong>en</strong>bare <strong>en</strong> heerlijke<br />
belijd<strong>en</strong>is geproclameerd, Hij is in het licht <strong>en</strong> voor hun gezicht beled<strong>en</strong>, zodat ze zich<br />
er niet op kunn<strong>en</strong> beroem<strong>en</strong>, dat wij voor h<strong>en</strong> zijn gevlucht, voor h<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
gevreesd, of ons geloof voor h<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geheimgehoud<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ijd ik jullie dat<br />
voorrecht wel, omdat ik bij deze schone belijd<strong>en</strong>is niet kon teg<strong>en</strong>woordig zijn. Mij<br />
trof hetzelfde lot dat e<strong>en</strong> jaar geled<strong>en</strong> de hoogste leger<strong>aan</strong>voerders voor W<strong>en</strong><strong>en</strong> trof,<br />
dat m<strong>en</strong> <strong>van</strong> het verzet <strong>en</strong> de verdediging <strong>van</strong> de stad teg<strong>en</strong> de Turk<strong>en</strong> niet kon zegg<strong>en</strong><br />
dat het hun werk of overwinning was. Het is echter mijn vreugde <strong>en</strong> troost dat dit mijn<br />
W<strong>en</strong><strong>en</strong> ondertuss<strong>en</strong> door ander<strong>en</strong> is verdedigd.<br />
T<strong>en</strong> tweede is het zeker, dat wij steeds de vrede hebb<strong>en</strong> gezocht, <strong>en</strong> zoals de Psalm<br />
37
zegt: haar hebb<strong>en</strong> nagejaagd, haar hebb<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, om haar hebb<strong>en</strong> gebed<strong>en</strong> 58 ;<br />
maar zij hebb<strong>en</strong> niet anders gezocht dan oorlog, moord <strong>en</strong> verderf, dat alles tot e<strong>en</strong><br />
allerzekerst getuig<strong>en</strong>is dat wij Gods kinder<strong>en</strong> zijn, want wij zijn vreedzaam.<br />
Indi<strong>en</strong> wij als derde punt zull<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong> dat wij in het politieke in vrede zoud<strong>en</strong><br />
uite<strong>en</strong>g<strong>aan</strong>, hebb<strong>en</strong> we de satan dit jaar duidelijk overwonn<strong>en</strong>. Maar ik bepaal dat<br />
allemaal niet, het zijn zomaar mijn gedacht<strong>en</strong> over deze Rijksdag. Wat voor goeds kan<br />
ik immers <strong>van</strong> de teg<strong>en</strong>standers verwacht<strong>en</strong>? Wat kan ik <strong>van</strong> de keizer verwacht<strong>en</strong>,<br />
hoe goed hij ook mag zijn, want ze stok<strong>en</strong> hem op. Christus leeft, <strong>en</strong> zit niet <strong>aan</strong> de<br />
rechterhand <strong>van</strong> de keizer (want dan war<strong>en</strong> we al lang verg<strong>aan</strong>), maar <strong>aan</strong> de<br />
rechterhand <strong>van</strong> God. Dat is waar, maar soms lijkt het e<strong>en</strong> grote leug<strong>en</strong> te zijn. Ik<br />
verblijd me echter in die 'leug<strong>en</strong>', <strong>en</strong> b<strong>en</strong> vastbebeslot<strong>en</strong> daarbij te sterv<strong>en</strong>. Waarom<br />
zou ik er dan ook niet bij lev<strong>en</strong>.<br />
Geve God dat Philippus, als hij ge<strong>en</strong> ander geloof heeft, dit t<strong>en</strong>minste met mijn geloof<br />
zou gelov<strong>en</strong>. 'Aan e<strong>en</strong> rechterhand' is wel e<strong>en</strong> gering iets, maar dat '<strong>aan</strong> Mijn<br />
rechterhand', wat duivel, waar houdt dat op? Dat voornaamwoord zal het do<strong>en</strong>; want<br />
het naamwoord Adonai, dat volgt op het 'heeft gesprok<strong>en</strong>', zal het lieve 'shev' (zit) wel<br />
bewar<strong>en</strong>, totdat het 'de voetbank <strong>van</strong> Uw voet<strong>en</strong>' zal kom<strong>en</strong>. Of is het soms niet waar?<br />
Liegt David? Dan is in deze m<strong>aan</strong>d alle<strong>en</strong> Augsburg begonn<strong>en</strong> te heers<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de<br />
plaats <strong>van</strong> Gods rechterhand gekom<strong>en</strong>, zodat wij wel gedwong<strong>en</strong> zijn te gelov<strong>en</strong> dat<br />
Christus daar door de sacram<strong>en</strong>tariërs is neergeworp<strong>en</strong>, <strong>en</strong> David door de papist<strong>en</strong> is<br />
verbeterd.<br />
Als dat is gebeurd: wij hier op Gruboc hebb<strong>en</strong> er nog niet <strong>van</strong> gehoord. Schrijf het me<br />
daarom, lieve Jonas, dan zal ik e<strong>en</strong> andere Christus zoek<strong>en</strong>, dan zal ik mij e<strong>en</strong> andere<br />
David mak<strong>en</strong>, die mij niet zo bedriegt <strong>en</strong> met waardeloze woord<strong>en</strong> voor de gek houdt.<br />
Maar weg met deze lasterlijke scherts, die in alle ernst niet lasterlijk is. Vaarwel in<br />
Christus, <strong>en</strong> geloof met ons, zoals je ook doet, dat Christus de Koning der koning<strong>en</strong> is,<br />
<strong>en</strong> de Heere der her<strong>en</strong>. Verliest Hij die titel te Augsburg, dan zal Hij hem ook in de<br />
hemel <strong>en</strong> op de aarde verlor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit Gruboc, 9 juli 1530.<br />
je Martinus Luther<br />
21. AAN JUSTUS JONAS, 27 JULI 1530<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Ik heb verblijd je brief gelez<strong>en</strong>, mijn lieve Jonas, waarin je laat zi<strong>en</strong> dat je vol goede<br />
moed b<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> <strong>aan</strong> de zaak niet twijfelt. Dat is duidelijk e<strong>en</strong> gesch<strong>en</strong>k <strong>van</strong> God, Die er<br />
door betuigt dat Hij nog steeds met jullie is. We ler<strong>en</strong> het nu bij ervaring dat de<br />
rechtvaardige uit het geloof leeft, uit het geloof alle<strong>en</strong>. Want wat is ons anders<br />
overgeblev<strong>en</strong> waardoor wij kunn<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, dan <strong>en</strong>kel <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> dit geloof.<br />
Want al onze werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> woord<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zo jammerlijk gedood <strong>en</strong> neergeslag<strong>en</strong>, dat<br />
wij niet alle<strong>en</strong> met die weldad<strong>en</strong>, waarmee wij de wereld hebb<strong>en</strong> geholp<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>kele g<strong>en</strong>ade verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar ook alle kwaad voor alle goed ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Waar, als<br />
wij uit de werk<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, waar zou dan ons lev<strong>en</strong> zijn? Maar het geloof zull<strong>en</strong><br />
ze niet zo neersl<strong>aan</strong> <strong>en</strong> onderdrukk<strong>en</strong>; waar het Lev<strong>en</strong> heerst zull<strong>en</strong> wij lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet<br />
sterv<strong>en</strong>, omdat het Woord dat wij gelov<strong>en</strong>, leeft in eeuwigheid, <strong>en</strong> zegt: Ik leef, <strong>en</strong> gij<br />
zult lev<strong>en</strong> 59 , omdat 'het Lev<strong>en</strong> in hetzelve is, <strong>en</strong> het Lev<strong>en</strong> is het Licht der m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>.' 60<br />
Ik geloof vast dat de zaak, terwijl ik dit schrijf, tot e<strong>en</strong> einde is gekom<strong>en</strong>, dat wil<br />
58 Psalm 34: 15.<br />
59 Johannes 14: 19.<br />
60 Johannes 1: 4.<br />
38
zegg<strong>en</strong>: de keizer heeft jullie met alle gruwel<strong>en</strong> gedreigd, maar jullie hebb<strong>en</strong>, ook in<br />
het heetst <strong>van</strong> de strijd, stand gehoud<strong>en</strong>. Ach, was ik er toch bij geweest, hoewel ik in<br />
waarheid niet afwezig b<strong>en</strong>. Ja, de satan bezorgt me soms zo'n 'goede' morg<strong>en</strong>, dat ik<br />
nog liever de hele nacht zou will<strong>en</strong> wak<strong>en</strong>. Wel<strong>aan</strong>, God heeft ons met e<strong>en</strong> grote zaak<br />
belast, hoewel Hij weet dat wij niets anders zijn dan aard<strong>en</strong> vat<strong>en</strong>. Hij helpe ons ook,<br />
opdat Zijn kracht in onze zwakheid worde volbracht. Hij, Die het heeft begonn<strong>en</strong>, zal<br />
het ook voleind<strong>en</strong>. Zo gaat m<strong>en</strong> naar de sterr<strong>en</strong>! Heil u, o knaap, <strong>van</strong>wege uw<br />
dapperheid. 61 Wie zou anders wet<strong>en</strong> wat de duivel of de wereld is?<br />
Ze hebb<strong>en</strong> God verlooch<strong>en</strong>d, teg<strong>en</strong> het eerste gebod; ze hebb<strong>en</strong> de naam <strong>van</strong> God<br />
gelasterd, teg<strong>en</strong> het tweede gebod; Zijn Woord bedorv<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> het derde; het gezag<br />
<strong>van</strong> ouders <strong>en</strong> magistrat<strong>en</strong> met de voet<strong>en</strong> getred<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> het vierde; ze dod<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
voer<strong>en</strong> oorlog, teg<strong>en</strong> het vijfde; wat zal ik over het zesde gebod zegg<strong>en</strong>? In het<br />
zev<strong>en</strong>de zijn het diev<strong>en</strong>, in het achtste <strong>aan</strong>klagers. En wat do<strong>en</strong> <strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> ze niet op<br />
de allerschandelijkste wijze? Bov<strong>en</strong> alles verdoem<strong>en</strong> ze ons als ketters ter helle, <strong>en</strong><br />
eis<strong>en</strong> <strong>van</strong> ons het eig<strong>en</strong>domsrecht op <strong>van</strong> al deze bezitting<strong>en</strong>, namelijk, dat wij dat<br />
allemaal zoud<strong>en</strong> <strong>aan</strong>bidd<strong>en</strong>, rechtvaardig<strong>en</strong> <strong>en</strong> prijz<strong>en</strong>; <strong>en</strong> het onze, dat daar teg<strong>en</strong> is,<br />
zull<strong>en</strong> verdoem<strong>en</strong>. Zij zull<strong>en</strong> voor ons ge<strong>en</strong> haarbreed wijk<strong>en</strong>, maar wij moet<strong>en</strong> h<strong>en</strong> in<br />
alles toegev<strong>en</strong>. Zijn 't ge<strong>en</strong> fijne jong<strong>en</strong>s? Zij will<strong>en</strong> ons <strong>aan</strong> zulke ding<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />
deelnem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ons overgiet<strong>en</strong> met de gruwelijke moord<strong>en</strong> die zij hebb<strong>en</strong> beg<strong>aan</strong>, <strong>en</strong><br />
zull<strong>en</strong> beg<strong>aan</strong>, teg<strong>en</strong> ontelbaar veel ziel<strong>en</strong>, licham<strong>en</strong> <strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>, die verlost zijn door<br />
het bloed <strong>van</strong> Christus. Volg<strong>en</strong>s mij heeft de duivel goed door dat zijn einde nadert, <strong>en</strong><br />
uit e<strong>en</strong> ongelofelijke woede voert hij voor ons zijn uiterste <strong>en</strong> volslag<strong>en</strong> dwaasheid in<br />
dit laatste drama t<strong>en</strong> tonele. Wie zou niet graag zijn lev<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, wie zou in deze zaak<br />
niet trots zijn, zich niet verheug<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrolijk zijn over zo'n heerlijke, <strong>en</strong> in vele<br />
opzicht<strong>en</strong> allerzuiverste vroomheid <strong>en</strong> onschuld. Lat<strong>en</strong> we nog meer verwacht<strong>en</strong>! Zo<br />
gij gelooft, zegt Hij, zult gij de heerlijkheid Gods zi<strong>en</strong> 62 . En wij zi<strong>en</strong> haar reeds voor<br />
e<strong>en</strong> groot deel in zulk e<strong>en</strong> gericht <strong>en</strong> oordeel <strong>van</strong> God.<br />
Het is niet op z'n plaats dat wij, door e<strong>en</strong> dwaze vroomheid gedrev<strong>en</strong>, net als Saul,<br />
medelijd<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met de Amelekiet<strong>en</strong>. Ze will<strong>en</strong> zelf, zonder dat God of<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat will<strong>en</strong>, zo onder g<strong>aan</strong>. Ze lach<strong>en</strong> om ons medelijd<strong>en</strong>, ze verdoem<strong>en</strong> onze<br />
bed<strong>en</strong>, vermaning<strong>en</strong> <strong>en</strong> vleierij; ze vervolg<strong>en</strong> ons met dood <strong>en</strong> hel. Ze will<strong>en</strong> de zeg<strong>en</strong><br />
niet: hij zij verre <strong>van</strong> h<strong>en</strong>; ze will<strong>en</strong> de vloek: hij kome over h<strong>en</strong>. 'Dat zij gedurig voor<br />
de Heere zijn.' 63 Als zij medelijd<strong>en</strong> waard zijn: Christus veel meer, Die zij zo hevig<br />
vervolg<strong>en</strong> dat, als zij niet zelf zoud<strong>en</strong> onder g<strong>aan</strong>, Christus onvermijdelijk zou onder<br />
g<strong>aan</strong>.<br />
Maar ik wil liever dat Christus regeert dan zij, als er al één <strong>van</strong> beide moet gekoz<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ze niet allebei kunn<strong>en</strong> gered word<strong>en</strong>. Laat Farao onder g<strong>aan</strong> indi<strong>en</strong> Israël<br />
niet anders kan word<strong>en</strong> verlost. Maar hier onderwijst het zwijn Minerva 64 .<br />
De Heere, voor Wie jullie zo zwet<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwoeg<strong>en</strong>, moge jullie offer <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>, zoals Hij<br />
Abels offer heeft <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong>. Laat jullie offerande vet zijn, opdat jullie Kaïn zwerv<strong>en</strong>d<br />
<strong>en</strong> dol<strong>en</strong>d zoud<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Groet eerbiedig de her<strong>en</strong> Andreas Osiander, Johannes Br<strong>en</strong>z, <strong>en</strong> all<strong>en</strong> die te Augsburg<br />
voor hun getrouwe arbeid met verbanning <strong>en</strong> alle kwaad, zoveel het h<strong>en</strong> treft, word<strong>en</strong><br />
vereerd, Urban Rhegius, Johann Frosch <strong>en</strong> Stephan Agricola 65 . Zo zal de wereld do<strong>en</strong>,<br />
61 Citaat uit Vergilius A<strong>en</strong>eïs.<br />
62 Johannes 11: 40.<br />
63 Psalm 109: 15.<br />
64 Romeinse godin <strong>van</strong> wet<strong>en</strong>schap, kunst <strong>en</strong> handel.<br />
65 Frosch <strong>en</strong> Agricola vluchtt<strong>en</strong> naar Neur<strong>en</strong>berg to<strong>en</strong> de Augsburgse predikant Joh. Schneid op last <strong>van</strong><br />
de keizer was gearresteerd, Rhegius was door de hertog <strong>van</strong> Lüneburg te Celle beroep<strong>en</strong>.<br />
39
anders zou ze ge<strong>en</strong> wereld zijn, <strong>en</strong> zou dat volk hun god niet trouw g<strong>en</strong>oeg zijn.<br />
Uit de woestijn, de vierde dag na Jacobus 1530.<br />
je Martinus Luther<br />
22. AAN JUSTUS JONAS, 3 AUGUSTUS 1530<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Beste Jonas, hier komt op mijn bevel mijn neef Cyriacus, die in dat theater 66 Hans <strong>van</strong><br />
J<strong>en</strong>a wil opzoek<strong>en</strong> 67 . Je zult de moeite wel will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, zodat hij hem misschi<strong>en</strong> kan<br />
vind<strong>en</strong>. Ik wilde de schuld niet op me lad<strong>en</strong> dat de jong<strong>en</strong>, die zo dicht in de buurt<br />
was, naar huis zou g<strong>aan</strong> zonder die pracht <strong>en</strong> praal gezi<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Misschi<strong>en</strong> is er<br />
iets, wat waard zou zijn om het nageslacht te vertell<strong>en</strong>, want de Duitsers zijn immers<br />
nalatig in het optek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de geschied<strong>en</strong>is.<br />
Peter Weller heeft ons verteld hoe weinig jij hebt te do<strong>en</strong>. 'Hm,' zei ik, 'legt hij niet de<br />
Psalm uit 'Welzalig all<strong>en</strong>?' 68 'Ik weet het niet,' zei hij.<br />
Jonas, weet wat je doet. Ik verm<strong>aan</strong> je om je verstand te gebruik<strong>en</strong> als je kunt <strong>en</strong> tijd<br />
hebt, opdat je niet, wanneer de nierste<strong>en</strong> als wreker optreedt, noodgedwong<strong>en</strong> zou<br />
moet<strong>en</strong> ophoud<strong>en</strong>. Ik heb hed<strong>en</strong> ook tijd <strong>en</strong> rust in overvloed, maar de zwakheid <strong>van</strong><br />
mijn hoofd laat niet toe dat ik ze gebruik; misschi<strong>en</strong> heb ik het ook wel verdi<strong>en</strong>d door<br />
e<strong>en</strong> vroegere schuld. Tot nu toe heb ik jouw nalatigheid <strong>en</strong> achteloosheid verdrag<strong>en</strong>, je<br />
ijver opmerk<strong>en</strong>d in je vele schrijv<strong>en</strong>, waarvoor ik je dankbaar b<strong>en</strong>. Maar ik eis ook de<br />
beloofde uitleg <strong>van</strong> de Psalm, opdat jij ook niet leeg <strong>van</strong> Augsburg naar huis zou<br />
terugker<strong>en</strong>. Anders zal ik hem zelf wel uitlegg<strong>en</strong>, maar dat zal niet zijn zonder schade<br />
voor jouw naam.<br />
Ik b<strong>en</strong> bezig met Psalm 117, 'Looft de Heere, alle heid<strong>en</strong><strong>en</strong>', <strong>en</strong> zal mijn<br />
breedsprakigheid er op beproev<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> namelijk gedwong<strong>en</strong> mijn werk, het<br />
vertal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de profet<strong>en</strong>, neer te legg<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> Hosea heb ik klaar gekreg<strong>en</strong>, in<br />
gestol<strong>en</strong> ur<strong>en</strong> <strong>en</strong> korte heldere og<strong>en</strong>blikk<strong>en</strong>. Om dezelfde red<strong>en</strong> werd ik ook<br />
gedwong<strong>en</strong> met Ezechiël te stopp<strong>en</strong>.<br />
Groet al de onz<strong>en</strong> in de Heere.<br />
De listige strek<strong>en</strong> <strong>van</strong> Bucer <strong>en</strong> de zijn<strong>en</strong> st<strong>aan</strong> mij wel <strong>aan</strong>, zoals ik al eerder<br />
schreef 69 . Dat zij te schande word<strong>en</strong>, die Gods Zoon zo smad<strong>en</strong> <strong>en</strong> laster<strong>en</strong>.<br />
Ik heb met blijdschap gehoord wat Philippus over Campanus heeft geschrev<strong>en</strong> 70 . Laat<br />
me ook wet<strong>en</strong> wat jullie nog met Karlstadt belev<strong>en</strong> 71 .<br />
De Heere zij met jullie. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit de woestijn, waar de Rijksdag <strong>van</strong> de spreeuw<strong>en</strong> al lang is beslot<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als<br />
grot<strong>en</strong>deels ook de oorlog die ze voerd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat zoveel sneller als jullie Rijksdag, die<br />
nog niet e<strong>en</strong>s echt is begonn<strong>en</strong>, 3 augustus 1530.<br />
je Martinus Luther<br />
66<br />
Augsburg.<br />
67<br />
Op het stadhuis <strong>van</strong> J<strong>en</strong>a bevond zich e<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>ieus klokk<strong>en</strong>spel met beweg<strong>en</strong>de figur<strong>en</strong>. 'Hans <strong>van</strong><br />
J<strong>en</strong>a bekijk<strong>en</strong>' was e<strong>en</strong> uitdrukking voor nieuwsgierigheid <strong>en</strong> tijdverdrijf.<br />
68<br />
Psalm 128; op 6 september schreef Jonas: 'De psalm 'Welzalig all<strong>en</strong>', zal ik met Gods hulp voltooi<strong>en</strong>.'<br />
69<br />
Op 21 juli had Luther in e<strong>en</strong> brief <strong>aan</strong> Jonas de afwijz<strong>en</strong>de houding <strong>van</strong> Melanchton t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong><br />
Zwingli <strong>en</strong> Bucer goedgekeurd. Hun visie op het Heilig Avondmaal maakte voor Luther e<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging<br />
onmogelijk.<br />
70<br />
Melanchton had <strong>aan</strong> Veit Dietrich geschrev<strong>en</strong> dat Campanus, e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d <strong>van</strong> Karlstadt, was ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
71<br />
Eind mei was Karlstadt naar Zürich vertrokk<strong>en</strong>, waar Zwingli hem e<strong>en</strong> plaats als predikant bezorgde.<br />
Voor Luther het klaarste bewijs dat Zwingli <strong>en</strong> Karlstadt hetzelfde kwaad verteg<strong>en</strong>woordigd<strong>en</strong>.<br />
40
23. AAN JUSTUS JONAS, 20 SEPTEMBER 1530<br />
Na al de verontrust<strong>en</strong>de bericht<strong>en</strong> vraagt Luther <strong>aan</strong> Jonas hoe de stand <strong>van</strong> zak<strong>en</strong> is.<br />
Hij zei e<strong>en</strong>s: 'Als ik toornig h<strong>en</strong>, b<strong>en</strong> ik het sterkst, dan wordt mijn bloed fris <strong>en</strong> mijn<br />
inzicht gescherpt.'<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede.<br />
Uit je laatste brief heb ik begrep<strong>en</strong>, lieve Jonas, dat jullie niet hebb<strong>en</strong> toegegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />
de eis<strong>en</strong> <strong>van</strong> de teg<strong>en</strong>standers. Ik vernam het met blijdschap, <strong>en</strong> verwacht jullie iedere<br />
dag terug, vervloekt of gezeg<strong>en</strong>d. Maar zie, ondertuss<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong> mij donder <strong>en</strong><br />
bliksem <strong>van</strong> verscheid<strong>en</strong>e <strong>van</strong> de onz<strong>en</strong>, hoge <strong>en</strong> voor<strong>aan</strong>st<strong>aan</strong>de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Jullie<br />
zoud<strong>en</strong> de zaak verrad<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> omwille <strong>van</strong> de vrede zoud<strong>en</strong> jullie nog meer<br />
will<strong>en</strong> toegev<strong>en</strong>. Daarop heb ik geantwoord: ik weet, op grond <strong>van</strong> wat de onz<strong>en</strong> mij<br />
hebb<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>, dat de voorstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de teg<strong>en</strong>standers zijn verworp<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de<br />
zaak weer bij de keizer is teruggebracht. Hier sta ik, dit geloof ik. Maar zij houd<strong>en</strong><br />
onophoudelijk <strong>en</strong> hardnekkig vol, ze roep<strong>en</strong> dat Luther ook door jullie is omgepraat,<br />
<strong>en</strong> jullie alles toegeeft; de zaak zou meer door jullie, dan door de teg<strong>en</strong>standers<br />
word<strong>en</strong> bedreigd; het zou moeilijker zijn jullie onderling in toom te houd<strong>en</strong>, dan met<br />
de vijand te onderhandel<strong>en</strong>. Hierdoor hebb<strong>en</strong> ze mij tot deze uitspraak gedwong<strong>en</strong>: als<br />
het werkelijk zo is, dan heeft de duivel e<strong>en</strong> prachtige tweedracht in ons kamp teweeg<br />
gebracht. Ik kan immers met de voorstell<strong>en</strong>, die jullie alleraardigst betitel<strong>en</strong> als<br />
'gepast' <strong>en</strong> 'middelmatig' 72 , niet instemm<strong>en</strong>, al zou e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel uit de hemel mij er toe<br />
dwing<strong>en</strong> of bevel<strong>en</strong>. Want wat do<strong>en</strong> de teg<strong>en</strong>standers anders, dan dat zij zelf ons ge<strong>en</strong><br />
haarbreed toegev<strong>en</strong>, maar wij zoud<strong>en</strong> hun niet alle<strong>en</strong> de canon 73 , de mis, één gestalte,<br />
het celibaat <strong>en</strong> de gebruikelijke rechtsmacht moet<strong>en</strong> toest<strong>aan</strong>, maar ook nog belijd<strong>en</strong><br />
dat zij in alles juist hebb<strong>en</strong> geoordeeld, rechtmatig hebb<strong>en</strong> gedood, <strong>en</strong> door ons t<strong>en</strong><br />
onrechte zijn beschuldigd. Dat betek<strong>en</strong>t: door ons eig<strong>en</strong> getuig<strong>en</strong>is zull<strong>en</strong> wij h<strong>en</strong><br />
rechtvaardig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> onszelf verdoem<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong>: niet e<strong>en</strong>voudigweg maar<br />
herroep<strong>en</strong>, maar twee, driemaal onszelf vervloek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> h<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong><strong>en</strong>. Maar waarom<br />
zou ik er langer met je over prat<strong>en</strong>? Alsof jij deze aller-schandelijkste schande <strong>en</strong><br />
onbeschaamdheid <strong>van</strong> h<strong>en</strong> niet zou opmerk<strong>en</strong>, die zo gruwelijk is, dat ze nimmermeer<br />
zal verget<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
En waarom is het dan nog nodig zoveel voorwaard<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>, als wij dat will<strong>en</strong>?<br />
Lat<strong>en</strong> we h<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de canon toegev<strong>en</strong>, lat<strong>en</strong> we h<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de privaatmis toegev<strong>en</strong>,<br />
elk <strong>van</strong> deze beide zal g<strong>en</strong>oeg zijn om onze gehele leer te verlooch<strong>en</strong><strong>en</strong>, <strong>en</strong> hun leer<br />
op te richt<strong>en</strong>. Verder: als <strong>aan</strong> de bisschopp<strong>en</strong> de vroegere rechtsmacht zou gegev<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>, zo hebb<strong>en</strong> wij h<strong>en</strong> in alles nog vollediger toegegev<strong>en</strong>. Nog ev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan zijn<br />
deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die vijand<strong>en</strong> <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie blijv<strong>en</strong>, de predikers <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie! Maar<br />
ik schrijf dit, zoals ik al zei, alle<strong>en</strong> omdat de heftige <strong>en</strong> opgewond<strong>en</strong> <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> de<br />
onz<strong>en</strong> daar op <strong>aan</strong>dring<strong>en</strong>; het is slechts tot e<strong>en</strong> getuig<strong>en</strong>is voor mijzelf, dat ik jullie<br />
geschrev<strong>en</strong> heb. Want jullie wet<strong>en</strong> dat ik reeds eerder heb <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> in hoeverre wij<br />
de bisschopp<strong>en</strong> rechtsmacht mog<strong>en</strong> toest<strong>aan</strong>, <strong>en</strong> ik heb jullie er al g<strong>en</strong>oeg <strong>aan</strong><br />
herinnerd dat je niet meer mag toegev<strong>en</strong> dan geoorloofd is. Ik heb de keurvorst zelf<br />
destijds al uitvoerig <strong>en</strong> in bijzonderhed<strong>en</strong> geantwoord. Maar ik praat teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dove.<br />
Daarom: lieve Jonas, laat mij wet<strong>en</strong> of er ondertuss<strong>en</strong> nog meer is voorgevall<strong>en</strong> waar<br />
ik niet mee instem. Na jouw laatste brief zie ik niet in wat voor kwaad hetge<strong>en</strong> tot op<br />
hed<strong>en</strong> behandeld is, zou kunn<strong>en</strong>; de zaak is toch weer opnieuw bij de keizer<br />
72 Deze term<strong>en</strong> schreef Luther t<strong>en</strong> onrechte de e<strong>van</strong>gelische onderhandelaars toe.<br />
73 Het hoofdmom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de mis, waarbij de transsubstantiatie zich voltrekt.<br />
41
teruggebracht. Maar zie toe, dat jullie niet iets do<strong>en</strong> waardoor onder ons tweedracht<br />
zou ontst<strong>aan</strong>. De vrede mag in onze og<strong>en</strong> zoveel waard zijn als het wil, maar de<br />
Bewerker <strong>van</strong> de vrede, <strong>en</strong> de Rechter <strong>van</strong> de oorlog<strong>en</strong> is meer dan de vrede, <strong>en</strong> meer<br />
te er<strong>en</strong> dan de vrede. Het is niet <strong>aan</strong> ons, toekomstige oorlog<strong>en</strong> te voorzegg<strong>en</strong>; wij<br />
behor<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig te gelov<strong>en</strong> <strong>en</strong> te belijd<strong>en</strong>. Ik schrijf dit niet omdat ik d<strong>en</strong>k dat jullie<br />
iets toegegev<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, maar de bijkans panische <strong>briev<strong>en</strong></strong> waarmee onze<br />
vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> mij gesel<strong>en</strong>, nop<strong>en</strong> mij er toe zelfs voor het aller-zekerste te vrez<strong>en</strong>. Vanaf<br />
nu zal ik ook ge<strong>en</strong> haarbreed meer voor de teg<strong>en</strong>standers wijk<strong>en</strong>, daar ik zie hoe deze<br />
aller-hoogmoedigste <strong>en</strong> verdorv<strong>en</strong> lied<strong>en</strong> e<strong>en</strong> spel met ons spel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ons bespott<strong>en</strong>,<br />
opgeblaz<strong>en</strong> <strong>en</strong> gerust door onze zwakheid. Ik weet precies hoe Eck is; het is hem niet<br />
<strong>aan</strong>geleerd, maar <strong>aan</strong>gebor<strong>en</strong>, om dieg<strong>en</strong>e met wie hij debatteert af te leid<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
hoofdzaak <strong>en</strong> het onderwerp, totdat hij hem in e<strong>en</strong> of andere valstrik die teg<strong>en</strong> zijn<br />
eig<strong>en</strong> zaak is, heeft gelokt.<br />
Maar g<strong>en</strong>oeg daarover. Ik barst bijna <strong>van</strong> nijd <strong>en</strong> verontwaardiging. Ik bid je, breek<br />
die onderhandeling<strong>en</strong> af, bemoei je er niet meer mee, kom terug! Ze hebb<strong>en</strong> de<br />
Confessie, ze hebb<strong>en</strong> het E<strong>van</strong>gelie. Als ze het will<strong>en</strong>, lat<strong>en</strong> ze het toe; will<strong>en</strong> ze het<br />
niet, laat ze naar hun eig<strong>en</strong> plaats g<strong>aan</strong> 74 . Komt er oorlog <strong>van</strong>, dan komt het er maar<br />
<strong>van</strong>; wij hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oeg gebed<strong>en</strong> <strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>. De Heere heeft h<strong>en</strong> t<strong>en</strong> slachtoffer bereid,<br />
opdat Hij h<strong>en</strong> zou vergeld<strong>en</strong> naar hun werk<strong>en</strong>. Maar ons, Zijn volk, zal Hij bevrijd<strong>en</strong>,<br />
ook uit de vurige ov<strong>en</strong> <strong>van</strong> Babel.<br />
Vergeef me Jonas, dat ik hetge<strong>en</strong> mijn hart bezwaart, in jouw schoot heb uitgestort.<br />
Maar wat ik jou schrijf, schrijf ik all<strong>en</strong>. De Heere Jezus br<strong>en</strong>ge jullie behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> wel<br />
thuis; dat Hij na dit alles jullie ook weer verblijde. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit de woestijn, 20 september 1530.<br />
je Martinus Luther<br />
24. BRIEF VAN LUTHER AAN JUSTUS JONAS,<br />
na de dood <strong>van</strong> Luthers dochtertje MAGDALENA<br />
Toelichting<br />
Was Luther in de vorige brief verheugd over de voorspoedige geboorte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zoon,<br />
in het schrijv<strong>en</strong>, de 23e september 1542 verzond<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de stadsproost Justus Jonas,<br />
stort e<strong>en</strong> bedroefd vader zijn hart uit voor zijn vri<strong>en</strong>d. Magdal<strong>en</strong>a, zijn derde kind,<br />
welks portret, door Cranach getek<strong>en</strong>d, hij op de Coburg tot troost in de e<strong>en</strong>zaamheid<br />
<strong>aan</strong> de wand had gehang<strong>en</strong>, het <strong>aan</strong>vallig meisje, zijn <strong>en</strong> Käthe's lieveling, was drie<br />
dag<strong>en</strong> tevor<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> zware ziekte overled<strong>en</strong>. Ur<strong>en</strong>lang had hij met haar hand in de<br />
zijne <strong>aan</strong> haar bed gezet<strong>en</strong>; hij had op verlang<strong>en</strong> <strong>van</strong> Magdal<strong>en</strong>a haar broer Hans, die<br />
in Torgau op kostschool was, naar huis ontbod<strong>en</strong>; maar alle zorg <strong>en</strong> liefde war<strong>en</strong><br />
tevergeefs geweest.<br />
Zie voor de bijkom<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>: Catharina von Bora; het lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Luthers<br />
vrouw <strong>en</strong> zijn gezin. Digitaal docum<strong>en</strong>t op www.theologi<strong>en</strong>et.nl<br />
De woord<strong>en</strong>, waarin Luther <strong>aan</strong> zijn vri<strong>en</strong>d k<strong>en</strong>nis geeft <strong>van</strong> de zware slag, die hun<br />
gezin heeft getroff<strong>en</strong>, behor<strong>en</strong> tot de schoonste, die de hervormer heeft nagelat<strong>en</strong>.<br />
… Ik geloof, u zult al vernom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dat mijn lief dochtertje Magdal<strong>en</strong>a<br />
wedergebor<strong>en</strong> is tot het eeuwige rijk <strong>van</strong> Christus. En alhoewel mijn vrouw <strong>en</strong> ik<br />
74 Handeling<strong>en</strong> 1: 25.<br />
42
slechts mog<strong>en</strong> dank<strong>en</strong> <strong>en</strong> blijde te zijn voor zulk e<strong>en</strong> zalig einde <strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>, waardoor<br />
zij ontrukt is geword<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de macht <strong>van</strong> het vlees, <strong>van</strong> de wereld, <strong>van</strong> de Turk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> de duivel, is toch de macht <strong>van</strong> het ouderhart zó sterk dat we hiertoe niet in staat<br />
zijn zonder snikk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zucht<strong>en</strong>, zonder de allergrootste smart. Want diep in ons<br />
gemoed gegrift is iedere trek, ieder woord, iedere beweging <strong>van</strong> ons kind, zowel bij<br />
haar lev<strong>en</strong> als sterv<strong>en</strong>; <strong>van</strong> dit volgzame <strong>en</strong> onderdanige meisje. Zó dat zelfs de dood<br />
<strong>van</strong> Christus, waarmede toch ge<strong>en</strong> andere dood vergelek<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>, de rouw niet<br />
geheel verdrijv<strong>en</strong> kan, gelijk het wel moest.<br />
Daarom, dankt u God in onze plaats. Heeft Hij ge<strong>en</strong> grote g<strong>en</strong>ade <strong>aan</strong> ons bewez<strong>en</strong>,<br />
die ons vlees zo verheerlijkt heeft?<br />
U weet, ze had zulk e<strong>en</strong> mild, zacht <strong>en</strong> goedaardig karakter. Geloofd zij de Heere<br />
Jezus Christus, die haar opgeroep<strong>en</strong>, uitverkor<strong>en</strong> <strong>en</strong> verheerlijkt heeft. O, mocht mij<br />
<strong>en</strong> ons all<strong>en</strong> zulk e<strong>en</strong> dood, zulk e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> t<strong>en</strong> deel vall<strong>en</strong>. Dit bid ik <strong>van</strong> God, de<br />
Vader aller troost <strong>en</strong> barmhartigheid. In Hem, leef wel, u <strong>en</strong> de uw<strong>en</strong>.<br />
Zaterdag na Mattheüs. 1542.<br />
MAARTEN LUTHER.<br />
43
25. AAN JOHANN BRENZ, 30 JUNI 1530<br />
Johannes Br<strong>en</strong>z, predikant <strong>van</strong> Schwäbisch-Halle <strong>en</strong> reformator <strong>van</strong> Württemberg,<br />
was e<strong>en</strong> scherpzinnig theoloog. Hij nam in het gevolg <strong>van</strong> de markgraaf <strong>van</strong> Georg<br />
<strong>van</strong> Brand<strong>en</strong>burg deel <strong>aan</strong> de Rijksdag te Augsburg. Melanchthon zei, dat hij op de<br />
Rijksdag liever alle<strong>en</strong> Br<strong>en</strong>z bij zich had, dan welke andere theoloog ook, want bij<br />
hem ging<strong>en</strong> verstand <strong>en</strong> standvastigheid, raad <strong>en</strong> daad sam<strong>en</strong>. Zie voor meer details:<br />
De dominee <strong>en</strong> zijn kip; uit het lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> Johann Br<strong>en</strong>tz. Digitaal beschikbaar op deze<br />
site onder rubriek Jeugd- <strong>en</strong> bekeringsgeschied<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />
Terwijl m<strong>en</strong> vol spanning wachtte op het antwoord op de Augsburgse Confessie,<br />
schreef Br<strong>en</strong>z op 10 juli <strong>aan</strong> Friedrich Myconius, de superint<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t <strong>van</strong> Gotha: 'De<br />
afloop <strong>van</strong> deze zaak weet tot nu toe niemand, dan alle<strong>en</strong> de Heere, onze God. Ik weet<br />
dat u Hem vurig <strong>aan</strong>roept voor de ganse kerk <strong>van</strong> Christus, opdat Hij met Zijn g<strong>en</strong>ade<br />
nabij zij, <strong>en</strong> Zijn kerk vrede zal sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Het lijdt ge<strong>en</strong> twijfel dat Hij het zal do<strong>en</strong>,<br />
door de gebed<strong>en</strong> <strong>van</strong> u <strong>en</strong> ander<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gespoord, <strong>en</strong> Hij zal vrede sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, als het niet<br />
is in het geluk <strong>van</strong> deze wereld, dan toch zeker onder het kruis <strong>en</strong> in de verdrukking.'<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Beste Br<strong>en</strong>z, uit jouw brief <strong>en</strong> uit die <strong>van</strong> Philippus 75 , <strong>en</strong> de ander<strong>en</strong>, maak ik op dat jij<br />
in die vergadering der god<strong>en</strong> 76 ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s door zorg<strong>en</strong> wordt geplaagd. Maar dat komt<br />
vooral door het voorbeeld <strong>van</strong> Philippus. Hij is bezorgd om de op<strong>en</strong>bare vrede <strong>en</strong> het<br />
nageslacht. Dat is wel e<strong>en</strong> vrome ijver, maar niet met verstand 77 . Alsof onze<br />
voorvader<strong>en</strong> werkelijk door hun zorg <strong>en</strong> bekommernis tot stand hebb<strong>en</strong> gebracht dat<br />
wij nu zijn wat we zijn, <strong>en</strong> niet veeleer door de voorzi<strong>en</strong>igheid <strong>van</strong> God, Die ook na<br />
ons God <strong>en</strong> Schepper zal zijn, zoals Hij het in het verled<strong>en</strong> was, <strong>en</strong> hed<strong>en</strong> bij ons is.<br />
Want Hij zal niet met ons sterv<strong>en</strong>, of ophoud<strong>en</strong> God te zijn, Die ook de gedacht<strong>en</strong><br />
bestuurt. To<strong>en</strong> de Filistijn<strong>en</strong> de ark in hand<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>, sche<strong>en</strong> voor de<br />
priester Eli dat Israël totaal t<strong>en</strong> onder zou g<strong>aan</strong>. Daarom ging hij juist zelf onder, maar<br />
het land begon steeds welvar<strong>en</strong>der te word<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> Saul was gedood, wat kon m<strong>en</strong><br />
niet anders d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dan dat het uit was met Israël. To<strong>en</strong> de papist<strong>en</strong> Johannes Hus te<br />
Konstanz verbrand hadd<strong>en</strong>, was er niets zekerder dan dat de paus God zou word<strong>en</strong>,<br />
terwijl hij juist voordi<strong>en</strong> nog nooit zo veracht is geword<strong>en</strong> als <strong>van</strong>af die dag.<br />
Dit schrijf ik jou <strong>en</strong> de ander<strong>en</strong>, opdat Philippus door het woord <strong>van</strong> jou of iemand<br />
anders zou ophoud<strong>en</strong> de bestuurder <strong>van</strong> de wereld te will<strong>en</strong> zijn, wat betek<strong>en</strong>t:<br />
zichzelf te kruisig<strong>en</strong>. Ik zal, wanneer ik b<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong>, of door de papist<strong>en</strong> zal<br />
omgebracht zijn, onze nakomeling<strong>en</strong> zeker dapper verdedig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal me <strong>aan</strong> deze<br />
gruwelijke beest<strong>en</strong> vreselijk, meer dan ik zou will<strong>en</strong>, wrek<strong>en</strong>. Want ik weet dat er Één<br />
zal zijn, Die tot h<strong>en</strong> zal zegg<strong>en</strong>: Waar is Abel, uw broeder? 78 Hij zal h<strong>en</strong> zwerv<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />
dol<strong>en</strong>d mak<strong>en</strong>.<br />
En wat verder nog? De keizer mag zich inbeeld<strong>en</strong> dat hij de heerschappij over deze<br />
wereld met God heeft gedeeld. Lat<strong>en</strong> we dan, als er ge<strong>en</strong> toekom<strong>en</strong>de Godsregering is,<br />
het eerste gebod <strong>en</strong> het hele E<strong>van</strong>gelie maar schrapp<strong>en</strong>. Want waarom zou het nodig<br />
zijn e<strong>en</strong> God te hebb<strong>en</strong> voor het tijdelijk lev<strong>en</strong>, dat toch het beste is voor h<strong>en</strong>, die ge<strong>en</strong><br />
God hebb<strong>en</strong>? Maar àls er e<strong>en</strong> God is, zo zull<strong>en</strong> wij niet alle<strong>en</strong> hier lev<strong>en</strong>, maar ook<br />
daar, waar Hij ook leeft. Als dat waar is, wat stelt dan het tomeloos woed<strong>en</strong> <strong>van</strong> die<br />
god<strong>en</strong> dan nog voor, ze zijn niet sterv<strong>en</strong>de, maar reeds morsdood. Hij, Die mij heeft<br />
75 Melanchton<br />
76 Psalm 82: 1.<br />
77 Romein<strong>en</strong> 10: 2.<br />
78 G<strong>en</strong>esis 4: 9.<br />
44
geschap<strong>en</strong>, zal de vader zijn <strong>van</strong> mijn zoon, de man <strong>van</strong> Mijn vrouw, de burgemeester<br />
<strong>van</strong> de stad, de prediker <strong>van</strong> de geme<strong>en</strong>te; <strong>en</strong> dat veel beter dan dat ik het b<strong>en</strong>. Ja, Hij<br />
zal het allemaal veel beter do<strong>en</strong> wanneer ik b<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong>, dan wanneer ik leef, want<br />
met mijn lev<strong>en</strong> sta ik Hem alle<strong>en</strong> maar in de weg. Want er staat geschrev<strong>en</strong>: Zijn zaad<br />
zal geweldig zijn op aarde 79 . En voorwaar, het eerste gebod heeft ook ons nageslacht<br />
in Gods hoede gesteld, zegg<strong>en</strong>de: En doe barmhartigheid <strong>aan</strong> duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> derg<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />
die Mij liefhebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Mijn gebod<strong>en</strong> onderhoud<strong>en</strong> 80 . Deze woord<strong>en</strong> geloof ik; hoe<br />
zwak mijn geloof ook is: ik geloof tòch.<br />
Maar wat praat ik teg<strong>en</strong> jou, die door de gave <strong>van</strong> God in alles mijn meerdere b<strong>en</strong>t. Ik<br />
heb alle<strong>en</strong> maar op allerlei manier<strong>en</strong> will<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> of Philippus, die d<strong>en</strong>kt dat ik<br />
maar e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s b<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn woord<strong>en</strong> dus m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>woord<strong>en</strong> zijn, <strong>en</strong> zich er daarom<br />
weinig <strong>van</strong> <strong>aan</strong>trekt, door jullie, die hij voor Godsmann<strong>en</strong> houdt, zou kunn<strong>en</strong> bewog<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>. Want ik geloof niet dat hij zo zeer verdorv<strong>en</strong> is dat, als God door e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel<br />
<strong>van</strong> de hemel hem zou bevel<strong>en</strong> goedsmoeds te zijn, hij dat bevel zou veracht<strong>en</strong>.<br />
Hoeveel te minder behoort hij dan ons all<strong>en</strong> te veracht<strong>en</strong>. En ook al zijn wij slechts<br />
waard veracht te word<strong>en</strong>, zo mog<strong>en</strong> de Psalm<strong>en</strong>, de apostel<strong>en</strong>, ja Christus Zelf niet<br />
veracht word<strong>en</strong>, die met e<strong>en</strong> overvloed <strong>van</strong> tekst<strong>en</strong> troost<strong>en</strong>, onderwijz<strong>en</strong>, overred<strong>en</strong>:<br />
Zijt getroost, vreest niet, hoopt, houdt u mannelijk, wees sterk. Als wij dit niet<br />
gelov<strong>en</strong>, zo zull<strong>en</strong> wij ook niet gelov<strong>en</strong> al zoud<strong>en</strong> alle <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Dit heb ik jou<br />
met veel woord<strong>en</strong> will<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>, mijn waarde Br<strong>en</strong>z, vaarwel in Christus, <strong>en</strong> bid<br />
voor mij.<br />
Ik b<strong>en</strong> nogal woord<strong>en</strong>rijk geweest, zo noem ik het zelf, in Psalm 118, <strong>en</strong> heb hem 'Het<br />
heerlijke Confitemini' 81 g<strong>en</strong>oemd. Hij gaat te Witt<strong>en</strong>berg reeds ter perse. Ik had voor<br />
die paar woord<strong>en</strong> vijfti<strong>en</strong> vell<strong>en</strong> papier nodig. Verder heb ik teg<strong>en</strong> de papist<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
paar leug<strong>en</strong>s over het vagevuur <strong>aan</strong>gepakt, alsof ik daarmee e<strong>en</strong> nieuwe strijd zou<br />
beginn<strong>en</strong>. Gods g<strong>en</strong>ade zij met jullie, de laatste juni.<br />
je Martin Luther<br />
26. VAN JOHANN BRENZ AAN LUTHER<br />
8 JULI 1530<br />
Heil in Christus!<br />
Ik heb uw brief ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, mijn altijd hooggeachte <strong>en</strong> beminde man in Christus. Het<br />
is niet te zegg<strong>en</strong>, met welk e<strong>en</strong> vreugde ik hem ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> heb, <strong>en</strong> er in mijn hart door<br />
b<strong>en</strong> gesterkt geword<strong>en</strong>. Ik kan u nooit g<strong>en</strong>oeg naar waarde dank<strong>en</strong> of vergeld<strong>en</strong> voor<br />
zulke grote weldad<strong>en</strong>, welke u ons door Christus bewijst. Als ik iemand op aarde iets<br />
schuldig b<strong>en</strong>, dan b<strong>en</strong> ik het wel <strong>aan</strong> u. Ga daarom voort, mijn geliefde vader, om de<br />
bedroefd<strong>en</strong> zo te vertroost<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de treurige hart<strong>en</strong> op te richt<strong>en</strong>.<br />
Er is ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> dat uw hart om Philippus bezorgd is. Hij wordt bestred<strong>en</strong>, is beangst<br />
<strong>en</strong> bezorgd, dat weet ik. Maar deze bekommerniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> daar op uit, dat<br />
ze hem tot het gebed drijv<strong>en</strong>. Want hoe kun je bidd<strong>en</strong>, als de zaak je gewet<strong>en</strong> niet<br />
raakt? Hoe kun je toch je geloof door de beloft<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>, als het geloof niet door<br />
beproeving<strong>en</strong> wordt <strong>aan</strong>gevocht<strong>en</strong>? Heb daarom wat Philippus <strong>aan</strong>gaat goede moed in<br />
de Heere. Hij heeft de raadgever, de Heilige Geest bij zich, Die de raadgeving <strong>van</strong><br />
mij, ell<strong>en</strong>dig m<strong>en</strong>s, niet nodig heeft.<br />
Hoe het met de zaak <strong>van</strong> het geloof er voor staat is u, naar ik vermoed, door de<br />
ander<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>. Onze belijd<strong>en</strong>is is door de keizer gehoord. Iedere dag verwacht<strong>en</strong><br />
79 Psalm 112: 2.<br />
80 Exodus 20: 6.<br />
81 Latijns Hallelujah-lied nav Psalm 118, gezong<strong>en</strong> in de Paaswake<br />
45
we de belijd<strong>en</strong>is, of liever gezegd, het <strong>aan</strong>valsgeschrift <strong>van</strong> de teg<strong>en</strong>standers. Wat<br />
daarna geschied<strong>en</strong> zal, weet God.<br />
Ga gij voort, zoals u doet, deze zo grote zaak met uw gebed<strong>en</strong> te steun<strong>en</strong>. Vaarwel in<br />
de Heere.<br />
Uit Augsburg, op St. Kilian, 1530.<br />
uw Joh. Br<strong>en</strong>z<br />
27. AAN ABT FRIEDRICH, 1 JULI 1530<br />
Aan de eerwaarde heer Friedrich, abt <strong>van</strong> St. Egidius te Neur<strong>en</strong>berg, mijn welgezinde<br />
heer <strong>en</strong> beschermer 82 .<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus, onze Heere <strong>en</strong> Heiland. Eerwaarde, geliefde heer <strong>en</strong><br />
beschermer.<br />
Ik wil graag dankbaarheid beton<strong>en</strong> voor uw liefde <strong>en</strong> gunst <strong>aan</strong> mij bewez<strong>en</strong>. Nu b<strong>en</strong><br />
ik naar de maatstaf <strong>van</strong> de wereld e<strong>en</strong> arme bedelaar, <strong>en</strong> al zou ik ook veel hebb<strong>en</strong>,<br />
dan nog zou ik u er niet naar waarde mee kunn<strong>en</strong> verer<strong>en</strong>. Daarom heb ik mij tot mijn<br />
rijkdom, die ik als mijn schat beschouw, gew<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> mijn geliefde Psalm voor me<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, het heerlijke Confitemini. Mijn overd<strong>en</strong>king<strong>en</strong> daarover heb ik op papier<br />
gezet, omdat ik hier in de woestijn zo stil moet zitt<strong>en</strong>, <strong>en</strong> af <strong>en</strong> toe toch, om mijn<br />
hoofd wat te ontzi<strong>en</strong> bij het grotere werk (de volledige vertaling <strong>van</strong> de profet<strong>en</strong> in het<br />
Duits, die ik binn<strong>en</strong>kort hoop klaar te krijg<strong>en</strong>), het werk moet stak<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> rust<strong>en</strong>.<br />
Deze gedacht<strong>en</strong> heb ik u will<strong>en</strong> meedel<strong>en</strong> <strong>en</strong> sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Iets beters heb ik niet. Hoewel<br />
sommig<strong>en</strong> het langdradig, <strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> wel waardeloos geleuter vind<strong>en</strong>, zo weet ik<br />
toch dat er niets verkeerds of onchristelijks in is. Het is mijn Psalm, die ik liefheb.<br />
Hoewel alle Psalm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de gehele Heilige Schrift, mij lief zijn, omdat ze mijn <strong>en</strong>ige<br />
troost <strong>en</strong> lev<strong>en</strong> zijn, b<strong>en</strong> ik toch vooral <strong>aan</strong> deze Psalm gehecht. Hij moet mijn Psalm<br />
het<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn, want hij is voor mij vaak erg nuttig geweest, <strong>en</strong> m<strong>en</strong>igmaal heeft hij mij<br />
geholp<strong>en</strong> uit grote nod<strong>en</strong>, waarin ge<strong>en</strong> keizer, koning<strong>en</strong>, wijz<strong>en</strong>, verstandig<strong>en</strong> of<br />
heilig<strong>en</strong> mij hadd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> help<strong>en</strong>. Hij is mij liever dan eer, goed <strong>en</strong> macht <strong>van</strong> paus,<br />
Turk, keizer <strong>en</strong> wereld; ik zou deze Psalm daar zeker niet voor will<strong>en</strong> ruil<strong>en</strong>.<br />
Als nu iemand mij verwonderd zou <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>, dat ik deze Psalm de mijne noem, terwijl<br />
hij toch voor iedere<strong>en</strong> is, die moet wet<strong>en</strong> dat de Psalm niemand wordt ontnom<strong>en</strong> als<br />
hij de mijne is. Christus is ook <strong>van</strong> mij, ev<strong>en</strong>wel blijft Hij voor alle heilig<strong>en</strong> Dezelfde<br />
Christus. Ik zal de Psalm niet voor mijzelf houd<strong>en</strong>, maar hem blij met ander<strong>en</strong> del<strong>en</strong>.<br />
God geve dat de gehele wereld, net als ik, deze Psalm de hare zou noem<strong>en</strong>. Dat zou de<br />
liefelijkste ruzie ter wereld word<strong>en</strong>, waarmee bijna ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele e<strong>en</strong>sgezindheid of<br />
liefde vergelek<strong>en</strong> zal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Helaas zijn er maar weinig <strong>van</strong> zulke m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />
ook onder h<strong>en</strong> <strong>van</strong> wie m<strong>en</strong> het eerder mag verwacht<strong>en</strong> dan <strong>van</strong> ander<strong>en</strong>, die tot de<br />
Heilige Schrift, of tot e<strong>en</strong> Psalm in hun hele lev<strong>en</strong> ook maar één keer <strong>van</strong> harte<br />
zegg<strong>en</strong>: U b<strong>en</strong>t mijn geliefde boek, u moet mijn Psalmke zijn. En het is zeker één <strong>van</strong><br />
de grootste plag<strong>en</strong> op aarde, dat de Heilige Schrift zo veracht is, ook bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die<br />
er <strong>van</strong>wege hun ambt mee omg<strong>aan</strong>. Op alle andere zak<strong>en</strong>, kunst<strong>en</strong> <strong>en</strong> boek<strong>en</strong> zwoegt<br />
<strong>en</strong> zweet m<strong>en</strong> dag <strong>en</strong> nacht, <strong>en</strong> weet <strong>van</strong> ge<strong>en</strong> ophoud<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> de Heilige Schrift laat<br />
m<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>, alsof m<strong>en</strong> haar niet nodig zou hebb<strong>en</strong>. En wie haar zoveel eer <strong>aan</strong>doet dat<br />
ze haar e<strong>en</strong>s lez<strong>en</strong>, die d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> al gauw dat ze alles wet<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> kunst of boek op<br />
82 Friedrich Pistorius was <strong>van</strong>af 1520 abt geweest <strong>van</strong> het B<strong>en</strong>edictijnerklooster te Neur<strong>en</strong>berg. In 1525<br />
droeg hij met zijn medebroeders het klooster <strong>aan</strong> de stadsraad over. Pistorius bleef tot zijn dood in het<br />
klooster won<strong>en</strong> <strong>en</strong> behield zijn abtstitel. Begin mei had hij met <strong>en</strong>ige vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Luther op de Coburg<br />
bezocht.<br />
46
aarde gekom<strong>en</strong> waarin m<strong>en</strong> zo gauw ongeleerd is, als de Heilige Schrift. Het zijn ge<strong>en</strong><br />
lez<strong>en</strong>swoord<strong>en</strong>, zoals zij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, maar <strong>en</strong>kel lev<strong>en</strong>swoord<strong>en</strong>; niet geschrev<strong>en</strong> om er<br />
over te filosofer<strong>en</strong> <strong>en</strong> verhev<strong>en</strong> te fantaser<strong>en</strong>, maar om er uit te lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar te do<strong>en</strong>.<br />
Maar ons klag<strong>en</strong> helpt niet, ze luister<strong>en</strong> er toch niet naar.<br />
Christus onze Heere helpe ons door Zijn Geest, dat wij Zijn heilig Woord oprecht<br />
liefhebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> er<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>. Ik beveel mij hierbij in uw gebed<strong>en</strong> <strong>aan</strong>.<br />
Uit de woestijn, de eerste juli 1530.<br />
Martinus Luther<br />
HET HEERLIJKE CONFITEMINI<br />
Luther putte in deze dag<strong>en</strong> moed uit troostrijke verz<strong>en</strong> uit de Psalm<strong>en</strong> die hij met krijt<br />
<strong>aan</strong> de wand <strong>van</strong> zijn kamer had geschrev<strong>en</strong>: De arme <strong>en</strong> de zwakke zull<strong>en</strong> Uw naam<br />
lov<strong>en</strong>, want ander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> U niet nodig 83 . De weg der goddeloz<strong>en</strong> vergaat. Maar het<br />
duurt lang. Heb geduld 84 . Bij Psalm 118: 17, het Schriftwoord dat hem zo bijzonder na<br />
<strong>aan</strong> het hart lag, schreef hij zelfs de not<strong>en</strong> erbij. Non moriar, sed vivam et narrabo<br />
operam Domini: Ik zal niet sterv<strong>en</strong>, maar lev<strong>en</strong>; <strong>en</strong> ik zal de werk<strong>en</strong> des Heer<strong>en</strong><br />
vertell<strong>en</strong>. Lange tijd is het op de Coburg nog te zi<strong>en</strong> geweest.<br />
Op Psalm 118, de Psalm die hem lief was, schreef Luther e<strong>en</strong> aller-heerlijkste<br />
parafrase, 'Das Schöne Confitemini'. In de Vulgaat begint de Psalm met het woord<br />
'confitemini', dat vertaald kan word<strong>en</strong> met 'looft', maar ook met 'belijdt'. Het is Luthers<br />
eig<strong>en</strong> Augsburgse Confessie geword<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> belijd<strong>en</strong>is <strong>en</strong> tegelijk e<strong>en</strong> lofzang. Ver <strong>van</strong><br />
Augsburg, vrij <strong>van</strong> politiek gemanoeuvreer, zong Luther onbekommerd zijn hart uit,<br />
overrompel<strong>en</strong>d vrijmoedig <strong>en</strong> blijmoedig. Het hart was vol, daarom vloeide de mond<br />
over. Hij bek<strong>en</strong>de dat hij 'die Feder hat lauf<strong>en</strong> lass<strong>en</strong>', het werd e<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>rijke<br />
verklaring. Zijn confessie bestaat slechts uit één artikel: de rechtvaardige zal alle<strong>en</strong><br />
uit het geloof lev<strong>en</strong>. Vanuit dat perspectief wordt de gehele Psalm behandeld.<br />
'Onze teg<strong>en</strong>woordige vrede <strong>en</strong> toestand hangt <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> zijd<strong>en</strong> draad, ja zweeft angstig<br />
in de lucht; maar het ligt alle<strong>en</strong> in Gods hand<strong>en</strong>, Die het alles vasthoudt bov<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
teg<strong>en</strong> ons will<strong>en</strong> <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het raz<strong>en</strong> <strong>en</strong> tier<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle duivels in.'<br />
Het woed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de satan, het raz<strong>en</strong> <strong>van</strong> de vijand, het ijdel vertrouw<strong>en</strong> op m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>: het<br />
leert het <strong>aan</strong>gevocht<strong>en</strong> geloof om <strong>en</strong>kel <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> te steun<strong>en</strong> op God.<br />
'Daarom lere hier wie ler<strong>en</strong> kan, <strong>en</strong> word<strong>en</strong> ieder e<strong>en</strong> valk gelijk, die in zulk e<strong>en</strong> nood<br />
zich in de hoogte verheft. Voor alles mag hij zeker wet<strong>en</strong>, zonder er ook maar <strong>aan</strong> te<br />
twijfel<strong>en</strong>, dat God hem niet in zulk e<strong>en</strong> nood br<strong>en</strong>gt om hem te verderv<strong>en</strong>, zoals we<br />
hierna zull<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> in het 18e vers, maar om hem daarmee uit te drijv<strong>en</strong> tot het gebed,<br />
tot het <strong>aan</strong>roep<strong>en</strong> <strong>van</strong> God <strong>en</strong> tot de strijd, om zijn geloof te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> God te ler<strong>en</strong><br />
zi<strong>en</strong> met andere og<strong>en</strong> dan hij tot nu toe ged<strong>aan</strong> heeft <strong>en</strong> ook om zich er <strong>aan</strong> te<br />
gew<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, met duivel <strong>en</strong> zonde te strijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> met Gods hulp te overwinn<strong>en</strong>. Anders<br />
zoud<strong>en</strong> we nooit ler<strong>en</strong> wat geloof, Woord, Geest, g<strong>en</strong>ade, zonde, dood <strong>en</strong> duivel zijn,<br />
als het altijd vrede was <strong>en</strong> zonder <strong>aan</strong>vechting toeging, want dan zoud<strong>en</strong> we ook God<br />
zelf nooit ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Kortom, we zoud<strong>en</strong> dan nooit ware christ<strong>en</strong><strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />
ook niet kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Nood <strong>en</strong> angst dwing<strong>en</strong> ons daartoe, <strong>en</strong> bewar<strong>en</strong> ons op e<strong>en</strong><br />
uitnem<strong>en</strong>de wijze in het christelijk geloof. (...)<br />
'Ik dank U, dat U mij verootmoedigt <strong>en</strong> dat U mijn heil b<strong>en</strong>t.' Dit vers bevat twee<br />
offerand<strong>en</strong>. De eerste is onze verootmoediging, 'als God Zijn Woord krachtig doet zijn<br />
83 Psalm 74: 21.<br />
84 Psalm 1: 6.<br />
47
<strong>en</strong> het gewet<strong>en</strong> verschrikt <strong>en</strong> met allerlei droef<strong>en</strong>is plaagt, opdat we murw <strong>en</strong> gaar<br />
zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar de oude, zondige Adam, totdat onze trots, onze troost <strong>en</strong><br />
vertrouw<strong>en</strong> op eig<strong>en</strong> do<strong>en</strong> <strong>en</strong> wet<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> dood is, hetge<strong>en</strong> eerst <strong>aan</strong> het einde <strong>van</strong><br />
het lev<strong>en</strong> voltooid zal zijn.' De tweede offerande bestaat hierin, 'dat wij vrolijk voor<br />
Hem <strong>en</strong> in Hem zijn, als God ons teg<strong>en</strong>over die verootmoediging ook weer troost <strong>en</strong><br />
helpt, opdat de geest <strong>en</strong> de nieuwe m<strong>en</strong>s in dezelfde mate to<strong>en</strong>eemt als het vlees <strong>en</strong> de<br />
oude m<strong>en</strong>s afneemt. God geeft ons dan hoe langer hoe groter <strong>en</strong> rijker gav<strong>en</strong> <strong>en</strong> helpt<br />
ons steeds weer overwinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overhand behoud<strong>en</strong>. (...) Dit is dus e<strong>en</strong> vrolijk vers<br />
<strong>en</strong> het zingt er lustig op los: B<strong>en</strong>t U niet e<strong>en</strong> wonderbaar, liefderijk God, Die ons zo<br />
wonderbaar <strong>en</strong> zo vri<strong>en</strong>delijk regeert? U verhoogt ons, als U ons vernedert; U maakt<br />
ons rechtvaardig, als U ons tot zondar<strong>en</strong> maakt; U voert ons t<strong>en</strong> Hemel, als U ons ter<br />
helle nederstoot; U geeft ons de overwinning, als U ons het onderspit laat delv<strong>en</strong>; U<br />
maakt ons lev<strong>en</strong>d, als U ons laat dod<strong>en</strong>; U troost ons, als U ons doet treur<strong>en</strong>; U maakt<br />
ons vrolijk, als U ons laat schrei<strong>en</strong>; U doet ons zing<strong>en</strong>, als U ons laat w<strong>en</strong><strong>en</strong>; Uj maakt<br />
ons sterk, als we lijd<strong>en</strong>; U maakt ons wijs, als U ons tot dwaz<strong>en</strong> maakt; U maakt ons<br />
rijk, als U ons armoe z<strong>en</strong>dt; U maakt ons tot her<strong>en</strong>, als U ons di<strong>en</strong>stbaar maakt. En zo<br />
zijn er nog talloze andere wonder<strong>en</strong>, die alle in dit vers zijn sam<strong>en</strong>gevat <strong>en</strong> die door de<br />
christ<strong>en</strong>heid bij m<strong>en</strong>igte geroemd word<strong>en</strong> met deze korte woord<strong>en</strong>: 'Ik dank U, dat U<br />
mij verootmoedigt, maar mij ook weer helpt.'<br />
Maar als het tot e<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> komt, als ik met duivel, zonde, dood, nood <strong>en</strong> wereld moet<br />
worstel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> andere hulp, raad <strong>en</strong> troost te vind<strong>en</strong> is behalve de <strong>en</strong>ige<br />
Hoekste<strong>en</strong>, dan ontdek ik wel, wat ik kan <strong>en</strong> welk e<strong>en</strong> kunst het is, in Christus te<br />
gelov<strong>en</strong>. Dan zie ik heel goed, wat David bedoelt met dit woord: 'Het is e<strong>en</strong> wonder in<br />
onze og<strong>en</strong>.' Ja, dan lijkt het ons waarlijk wonderlijk <strong>en</strong> bijna ergerlijk <strong>en</strong> onmogelijk.<br />
Maar mijn papist<strong>en</strong> zing<strong>en</strong> zo: 'Het is e<strong>en</strong> kleinigheid <strong>en</strong> iets heel gemakkelijks in<br />
onze og<strong>en</strong>.' Wat geloof? geloof? zegg<strong>en</strong> ze, d<strong>en</strong>k je soms dat we heid<strong>en</strong><strong>en</strong> of Jod<strong>en</strong><br />
zijn? Nauwelijks heeft iemand dit vers maar ev<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gehaald of ze hebb<strong>en</strong> het in<br />
hetzelfde og<strong>en</strong>blik al helemaal uit-geloofd. Ja helaas: zo volkom<strong>en</strong> uit-geloofd, dat ze<br />
er voor ons, noch voor iemand anders ook maar iets <strong>van</strong> hebb<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong>. Wel<strong>aan</strong>,<br />
de gehele Schrift zegt, dat God wonderbaar is in al Zijn werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze noemt Hem e<strong>en</strong><br />
wonderdo<strong>en</strong>er. Maar de wereld gelooft het niet, totdat ze het ervaart. Ieder fantaseert<br />
maar wat in zijn hart over God, naar het hem goeddunkt <strong>en</strong> stelt zich voor, dat God<br />
zus <strong>en</strong> zo zal handel<strong>en</strong>; m<strong>en</strong> schrijft Hem voor hoe Hij moet sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> handel<strong>en</strong>,<br />
waar<strong>aan</strong> Hij Zich heeft te houd<strong>en</strong>.'<br />
Christus, de Hoekste<strong>en</strong>, is voor deze bouwlied<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>stoot <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ergernis. 'Zo<br />
vergaat het Hem nog steeds. Want de Ste<strong>en</strong> is verworp<strong>en</strong>, heet verworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> blijft<br />
verworp<strong>en</strong>. Niet anders is het lot <strong>van</strong> h<strong>en</strong> die hun zaligheid op die Ste<strong>en</strong>rots hebb<strong>en</strong><br />
veilig gesteld.' Tijd<strong>en</strong>s het schrijv<strong>en</strong> zal Luther wel steeds de situatie te Augsburg in<br />
gedacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gehad. In zijn verklaring stijgt hij echter uit bov<strong>en</strong> de<br />
gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn dag<strong>en</strong>. In deze Psalm gaat het om de hoogste weldaad die God<br />
<strong>aan</strong> de wereld heeft bewez<strong>en</strong>, namelijk Christus <strong>en</strong> Zijn rijk <strong>van</strong> g<strong>en</strong>ade. In het licht<br />
<strong>van</strong> Zijn heerschappij is al het sam<strong>en</strong>spann<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Boze slechts 'e<strong>en</strong> tijdelijk,<br />
donker wolkje'. Uit die geloofsrealiteit putte Luther moed <strong>en</strong> kracht, waarin hij zijn<br />
wankel<strong>en</strong>de vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te Augsburg liet del<strong>en</strong>.<br />
'Laat ze hun gang maar g<strong>aan</strong>, U blijft toch mijn God, ik zal toch in U gelov<strong>en</strong> <strong>en</strong> ik<br />
weet zeker, dat U mijn God b<strong>en</strong>t. Daarom: vaarwel wet, tempel, altaar <strong>en</strong> heel de<br />
Jeruzalemse eredi<strong>en</strong>st; vaarwel, vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vijand; vaarwel alle wijsheid, heiligheid,<br />
grootheid, goed, eer <strong>en</strong> alles wat ge<strong>en</strong> bestand kan hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal hebb<strong>en</strong>! U alle<strong>en</strong> wil<br />
ik hebb<strong>en</strong>, U b<strong>en</strong>t mij meer dan al die ding<strong>en</strong>, ja, meer dan g<strong>en</strong>oeg.'<br />
48
28. AAN HIERONYMUS WELLER, EIND JULI 1530 85<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Mijn lieve Hieronymus, wees er <strong>van</strong> overtuigd, dat jouw <strong>aan</strong>vechting <strong>van</strong> de duivel is,<br />
<strong>en</strong> dat je daarom zo wordt geplaagd, omdat je in Christus gelooft. Je ziet immers hoe<br />
hij de bitterste vijand<strong>en</strong>, bijvoorbeeld Eck, Zwingli <strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, gerust <strong>en</strong> vrolijk laat<br />
zijn. Wij moet<strong>en</strong> de duivel tot onze vijand <strong>en</strong> teg<strong>en</strong>stander hebb<strong>en</strong>, wij all<strong>en</strong>, die<br />
christ<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn, zoals Petrus zegt: Uw teg<strong>en</strong>stander, de duivel, gaat rond, <strong>en</strong>z. 86 lieve<br />
Hieronymus, je moet je verblijd<strong>en</strong> over deze <strong>aan</strong>vechting <strong>van</strong> de duivel, omdat het e<strong>en</strong><br />
zeker tek<strong>en</strong> is dat je e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>adig <strong>en</strong> barmhartig God hebt. Je zult zegg<strong>en</strong> dat deze<br />
<strong>aan</strong>vechting zwaarder is dan dat je kunt drag<strong>en</strong>, je vreest dat ze jou zo breekt <strong>en</strong><br />
neerdrukt, dat je in vertwijfeling <strong>en</strong> lastering zou vall<strong>en</strong>. Ik k<strong>en</strong> deze list <strong>van</strong> de<br />
duivel; als hij iemand niet bij de eerste <strong>aan</strong>val <strong>van</strong> <strong>aan</strong>vechting kan verpletter<strong>en</strong>,<br />
probeert hij hem door hardnekkige vasthoud<strong>en</strong>dheid af te matt<strong>en</strong> <strong>en</strong> te verzwakk<strong>en</strong>,<br />
opdat hij zou bezwijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat hij overwonn<strong>en</strong> is.<br />
Daarom, zo vaak deze <strong>aan</strong>vechting je treft, wacht je ervoor om met de duivel te g<strong>aan</strong><br />
disputer<strong>en</strong>, of toe te gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> deze gedacht<strong>en</strong>, die jou dod<strong>en</strong>. Want dat is niets anders<br />
dan voor de duivel te wijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> te zwicht<strong>en</strong>. Stel alles in het werk om deze gedacht<strong>en</strong>,<br />
die de duivel je inwerpt, hartgrondig te veracht<strong>en</strong>. Verachting is in dit soort<br />
<strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestrijding<strong>en</strong> de beste <strong>en</strong> de gemakkelijkste manier om de duivel te<br />
overwinn<strong>en</strong>. Lach om die teg<strong>en</strong>stander, <strong>en</strong> zoek iemand waar je vertrouwelijk mee<br />
kunt prat<strong>en</strong>. De e<strong>en</strong>zaamheid moet je in elk geval ontvlucht<strong>en</strong>; want vooral dan zoekt<br />
de duivel je te <strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> te belag<strong>en</strong>, als je alle<strong>en</strong> b<strong>en</strong>t. De duivel wordt hier<br />
overwonn<strong>en</strong> door spot <strong>en</strong> verachting, niet door verzet <strong>en</strong> disputer<strong>en</strong>. Wees vrolijk <strong>en</strong><br />
vermaak je met mijn vrouw <strong>en</strong> de ander<strong>en</strong>, lieve Hieronymus, opdat je deze duivelse<br />
gedacht<strong>en</strong> zou kwijtrak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> goedsmoeds zou zijn. Deze <strong>aan</strong>vechting heb je meer<br />
nodig dan et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong>.<br />
Ik wil je vertell<strong>en</strong> wat ik vroeger, ik was to<strong>en</strong> ongeveer net zo oud als jij, e<strong>en</strong>s heb<br />
beleefd. To<strong>en</strong> ik nog maar kort in het klooster was, gebeurde het dat ik steeds werd<br />
<strong>aan</strong>gevall<strong>en</strong> door zwaarmoedigheid <strong>en</strong> droefgeestigheid, <strong>en</strong> ik kon die<br />
zwaarmoedigheid maar niet <strong>van</strong> me afschudd<strong>en</strong>. Ik zocht daarom raad, <strong>en</strong> biechtte het<br />
doctor Staupitz, met g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k ik <strong>aan</strong> die man terug. Ik vertelde hem op<strong>en</strong>hartig<br />
welke gruwelijke <strong>en</strong> verschrikkelijk gedacht<strong>en</strong> ik had. To<strong>en</strong> zei hij: 'Je weet niet<br />
Martinus, hoe nuttig <strong>en</strong> nodig deze <strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong> voor jou zijn, want God oef<strong>en</strong>t jou<br />
niet zonder red<strong>en</strong>; je zult zi<strong>en</strong> dat Hij je zal gebruik<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>aar, om grote<br />
ding<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>.' En zo is het gebeurd. Want ik b<strong>en</strong> (dat mag ik <strong>van</strong> mezelf toch met<br />
recht zegg<strong>en</strong>) e<strong>en</strong> groot doctor geword<strong>en</strong>, wat ik to<strong>en</strong> echter, to<strong>en</strong> ik die<br />
<strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong> moest verdur<strong>en</strong>, nooit zou hebb<strong>en</strong> geloofd.<br />
Zo zal het ongetwijfeld ook met jou g<strong>aan</strong>, je zult e<strong>en</strong> groot man word<strong>en</strong>. Let er alle<strong>en</strong><br />
op dat je ondertuss<strong>en</strong> goedsmoeds <strong>en</strong> dapper b<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> wees er voor jezelf <strong>van</strong><br />
overtuigd dat zulke uitsprak<strong>en</strong>, welke vooral geleerde <strong>en</strong> grote mann<strong>en</strong> zich lat<strong>en</strong><br />
ontvall<strong>en</strong>, wat voorspell<strong>en</strong> <strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Want ik herinner me dat e<strong>en</strong> man, die ik<br />
troostte over zijn zoon die gestorv<strong>en</strong> was, e<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> mij zei: 'Je zult zi<strong>en</strong>, Martinus,<br />
dat je e<strong>en</strong> groot man zult word<strong>en</strong>.' Deze opmerking heb ik me dikwijls herinnerd,<br />
want, zoals ik zei, zulke woord<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong> wat. Wees<br />
daarom goedsmoeds <strong>en</strong> sterk, <strong>en</strong> werp deze aller-gruwelijkste gedacht<strong>en</strong> ver <strong>van</strong> je,<br />
85 Petrus <strong>en</strong> Hieronymus Weller war<strong>en</strong> onderwijzers <strong>van</strong> de kleine Hans Luther<br />
86 1 Petrus 5: 8.<br />
49
En zo vaak de duivel je met deze gedacht<strong>en</strong> heeft geplaagd, moet je onmiddellijk het<br />
gezelschap <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong>, drink wat meer, scherts, ga e<strong>en</strong>s bij iemand wat prat<strong>en</strong><br />
of zoek e<strong>en</strong> andere ontspanning. Je moet af <strong>en</strong> toe flink drink<strong>en</strong>, spel<strong>en</strong>, prat<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
zelfs e<strong>en</strong> kleine zonde do<strong>en</strong>, uit haat teg<strong>en</strong> <strong>en</strong> verachting <strong>van</strong> de duivel, opdat we hem<br />
ge<strong>en</strong> kans gev<strong>en</strong> om <strong>van</strong> de kleinste ding<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gewet<strong>en</strong>szaak te mak<strong>en</strong>, anders<br />
word<strong>en</strong> we overwonn<strong>en</strong>, wanneer we al te bang zijn dat we erg<strong>en</strong>s in zoud<strong>en</strong><br />
zondig<strong>en</strong>. Daarom, als de duivel e<strong>en</strong>s zegt: drink niet, zo geef hem t<strong>en</strong> antwoord:<br />
daarom vooral zal ik flink drink<strong>en</strong>, omdat jij het verbiedt, ja juist omdat jij het<br />
verbiedt, zal ik flink drink<strong>en</strong>. Zo moet je altijd het teg<strong>en</strong>overgestelde do<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
hetge<strong>en</strong> de satan verbiedt.<br />
Wat zou anders de red<strong>en</strong> zijn, d<strong>en</strong>k je, dat ik de wijn onverm<strong>en</strong>gd drink,<br />
onbekommerd praat <strong>en</strong> vaak lekker eet, alle<strong>en</strong> dan om de duivel te plag<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />
bespott<strong>en</strong>, hem, die er op uit was om mij te plag<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bespott<strong>en</strong>? O, kon ik maar<br />
e<strong>en</strong> bepaalde zonde <strong>aan</strong>wijz<strong>en</strong>, om de duivel te misleid<strong>en</strong>, opdat hij zou g<strong>aan</strong><br />
begrijp<strong>en</strong> dat ik ge<strong>en</strong> zonde k<strong>en</strong>, <strong>en</strong> me ge<strong>en</strong> zonde bewust b<strong>en</strong>. De hele Decaloog<br />
moet<strong>en</strong> wij buit<strong>en</strong> ons gezicht <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, wij, zeg ik, die zo door de duivel<br />
word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestred<strong>en</strong>. Als de duivel ons dan onze zond<strong>en</strong> voorhoudt, <strong>en</strong><br />
ons de dood <strong>en</strong> de hel schuldig verklaart, moet<strong>en</strong> wij dit zegg<strong>en</strong>: 'Ik bek<strong>en</strong> dat ik<br />
weliswaar de dood <strong>en</strong> de hel schuldig b<strong>en</strong>, maar wat dan nog? Zul jij dan tot in<br />
eeuwigheid verdoem<strong>en</strong>? Ge<strong>en</strong>szins, want ik k<strong>en</strong> iemand die voor mij heeft geled<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
vold<strong>aan</strong>, hij heet Jezus Christus, Gods Zoon. Waar Hij woont, zal ik ook won<strong>en</strong>.'<br />
je Martinus Luther<br />
29. AAN HIERONYMUS WELLER, 15 AUGUSTUS 1530<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Beste Hieronymus, hoewel ik b<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> wat ik je in de vorige <strong>briev<strong>en</strong></strong> schreef over<br />
die geest <strong>van</strong> treurigheid, <strong>en</strong> ik je misschi<strong>en</strong> nu wel weer hetzelfde zal schrijv<strong>en</strong>, zodat<br />
ik steeds maar weer dezelfde snaar bespeel, zo wil ik toch hetzelfde opnieuw herhal<strong>en</strong>.<br />
Wij moet<strong>en</strong> immers allemaal dezelfde <strong>aan</strong>vechting<strong>en</strong> verdur<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik lijd ongetwijfeld<br />
net zo omwille <strong>van</strong> jou, als jij op jouw beurt omwille <strong>van</strong> mij lijdt. Zoals het toch één<br />
<strong>en</strong> dezelfde teg<strong>en</strong>stander is, die de <strong>en</strong>e broeder <strong>van</strong> Christus omwille <strong>van</strong> de ander<br />
haat <strong>en</strong> vervolgt; zo zijn wij ook één <strong>en</strong> hetzelfde lichaam, waar de één lijdt omwille<br />
<strong>van</strong> de ander, <strong>en</strong> dat alle<strong>en</strong> maar omdat wij Christus er<strong>en</strong>. Het zij zo, opdat op deze<br />
wijze de één zou gedwong<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de last <strong>van</strong> de ander te drag<strong>en</strong>. Let er daarom op<br />
dat je deze influistering<strong>en</strong> <strong>van</strong> de duivel veracht. Je hebt deze geest nog niet<br />
voldo<strong>en</strong>de ler<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, die vijand <strong>van</strong> de geestelijke blijdschap.<br />
Wees er bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> <strong>van</strong> verzekerd, dat je dit niet alle<strong>en</strong> draagt, <strong>en</strong> ook niet alle<strong>en</strong> lijdt.<br />
Wij all<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> met je mee, <strong>en</strong> in jou lijd<strong>en</strong> wij all<strong>en</strong>. God, Die heeft gebod<strong>en</strong>: Gij<br />
zult niet doodsl<strong>aan</strong>, betuigt in dit gebod nadrukkelijk dat Hij deze treurige <strong>en</strong><br />
dodelijke gedacht<strong>en</strong> zeker niet wil, maar Hij wil opgewekte, <strong>en</strong> vrolijke gedacht<strong>en</strong>,<br />
zoals ook de Psalm verklaart, die zegt: E<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> in Zijn goedgunstigheid 87 . En<br />
Ezechiël: Ik wil niet de dood <strong>van</strong> de goddeloze, maar veeleer dat hij zich bekere <strong>en</strong><br />
leve 88 . Omdat het daarom zeker is dat zulk soort droefheid God niet behaagt, zo<br />
hebb<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> gewisse troost dat, wanneer we dan niet zonder die duivel kunn<strong>en</strong>, we<br />
geduldig verdrag<strong>en</strong>, gesterkt door deze kracht <strong>van</strong> God. Ik weet dat het niet in ons<br />
vermog<strong>en</strong> staat deze boze gedacht<strong>en</strong> te verdrijv<strong>en</strong> wanneer wij maar will<strong>en</strong>. Maar ik<br />
weet ook dat ze ons niet zull<strong>en</strong> overwinn<strong>en</strong>, omdat Hij zegt: Hij zal in eeuwigheid niet<br />
87 Psalm 30: 6.<br />
88 Ezechiël 33: 11.<br />
50
toelat<strong>en</strong> dat de rechtvaardige wankele 89 . Leerd<strong>en</strong> we toch slechts onze zorg<strong>en</strong> op Hem<br />
te werp<strong>en</strong>. Maar de Heere Jezus zal met je zijn, de sterke Strijder <strong>en</strong> onoverwinnelijke<br />
Triomfator. Am<strong>en</strong>.<br />
Uit de woestijn, 15 augustus 1530.<br />
Ik beveel je jouw leerling, mijn zoon, <strong>aan</strong>. Hoe zal ik je ooit kunn<strong>en</strong> dank<strong>en</strong>!<br />
Martinus Luther<br />
30. AAN LUDWIG SENFL, 4 OKTOBER 1530<br />
Toelichting<br />
Luther heeft gedur<strong>en</strong>de zijn verblijf op de Coburg erg met zijn gezondheid getobd.<br />
Daarbij kwam<strong>en</strong> ook nog de zorg<strong>en</strong> rondom de Rijksdag. Hij dacht niet lang meer te<br />
lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> begeerde het ook niet. Hij was de wereld <strong>en</strong> zichzelf moe. E<strong>en</strong> brief <strong>aan</strong><br />
Jonas besluit hij met de verzuchting: 'Ik heb g<strong>en</strong>oeg geleefd <strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>. Mocht mijn<br />
uurtje kom<strong>en</strong>, wanneer het Hem goeddunkt; ik verlang er naar Hem te zi<strong>en</strong>, Die Zijn<br />
lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> bloed voor de zondaar Luther gegev<strong>en</strong> heeft.' Dit sterv<strong>en</strong>sverlang<strong>en</strong> vond hij<br />
verwoord in Psalm 4: Ik zal in vrede nederligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> slap<strong>en</strong>.<br />
Aan Ludwig S<strong>en</strong>f 90 , e<strong>en</strong> musicus die hij hoogschatte (in 1510 ontmoette hij hem te<br />
Innsbruck, to<strong>en</strong> hij op reis was naar Rome), richtte hij e<strong>en</strong> verzoek om hem e<strong>en</strong><br />
meerstemmige zetting <strong>van</strong> deze Psalm toe te stur<strong>en</strong>.<br />
De brief is e<strong>en</strong> huldeblijk <strong>aan</strong> vrouwe Musica; hier is de muziekliefhebber Luther <strong>aan</strong><br />
het woord. In e<strong>en</strong> voorrede op de 'Symphonia iucundae' <strong>van</strong> Georg Rhau schreef hij:<br />
'Hier kunt u nu wel met verbijstering de grote <strong>en</strong> volmaakte wijsheid <strong>van</strong> God in Zijn<br />
wonderwerk, de muziek, onderg<strong>aan</strong>, zonder het te kunn<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong>. Eén stem, die de<br />
t<strong>en</strong>or of melodie draagt <strong>en</strong> drie, vier of vijf andere stemm<strong>en</strong>, die daar wonderbaarlijk<br />
omhe<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>, dans<strong>en</strong> <strong>en</strong> juich<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar met de allerliefelijkste beweging<strong>en</strong><br />
versier<strong>en</strong> <strong>en</strong> om haar he<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goddelijke reidans voer<strong>en</strong>; wie daar ook maar iets <strong>van</strong><br />
ondergaat moet wel ontdekk<strong>en</strong>, dat er in heel de wereld niets wonderlijkers bestaat 91 .'<br />
Hij betrok de muziek zelfs zo nauw op de theologie, dat hij muziek <strong>van</strong> slechte<br />
kwaliteit ('zoals <strong>van</strong> Finck<strong>en</strong>') bestempelde als de Wet. De Wet gaat zwaar, traag <strong>en</strong><br />
moeizaam. Goede muziek ('zoals <strong>van</strong> Josquin des Prez') is als het E<strong>van</strong>gelie. Het<br />
E<strong>van</strong>gelie is e<strong>en</strong> goede boodschap, e<strong>en</strong> goede mare, e<strong>en</strong> goede tijding, e<strong>en</strong> goed<br />
bericht, waar<strong>van</strong> m<strong>en</strong> zingt, spreekt <strong>en</strong> vrolijk is.'<br />
Het antwoord, dat S<strong>en</strong>fl gaf, had niemand hem kunn<strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong>: hij schreef ge<strong>en</strong><br />
sterv<strong>en</strong>smotet, maar e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>smotet, <strong>en</strong> nog wel op Psalm 118: Ik zal niet sterv<strong>en</strong>,<br />
maar lev<strong>en</strong>! Overig<strong>en</strong>s stuurde hij e<strong>en</strong> paar m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> later alsnog het gevraagde motet<br />
op Psalm 4.<br />
G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Hoewel mijn naam gehaat is, zo zeer zelfs, dat ik moet vrez<strong>en</strong> dat het niet helemaal<br />
zeker is, dat u de brief, die ik u stuur, zult <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> lez<strong>en</strong>, lieve Ludwig, zo is die<br />
vrees toch overwonn<strong>en</strong> door de liefde tot de musica, waarmee mijn God u heeft<br />
versierd <strong>en</strong> begiftigd. Deze liefde geeft mij hoop, dat mijn brief voor u ge<strong>en</strong> gevaar<br />
oplevert, want wie zou, zelfs in Turkije, hem berisp<strong>en</strong>, die e<strong>en</strong> liefhebber is <strong>van</strong> de<br />
89 Psalm 55: 23.<br />
90 Ludwig S<strong>en</strong>tl was hofcomponist <strong>van</strong> de hertog<strong>en</strong> <strong>van</strong> Beier<strong>en</strong>. Zijn oecum<strong>en</strong>ische gezindheid deed<br />
hem ter geleg<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de Rijksdag e<strong>en</strong> motet schrijv<strong>en</strong> op psalm 133.<br />
91 Rhau was zo ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met deze voorrede, dat hij haar <strong>aan</strong> de kerkdeur<strong>en</strong> te Witt<strong>en</strong>berg <strong>aan</strong>sloeg!<br />
51
kunst, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> kunst<strong>en</strong>aar prijst. Ik t<strong>en</strong>minste prijs <strong>en</strong> eer zelfs uw hertog<strong>en</strong> <strong>van</strong> Beier<strong>en</strong><br />
bov<strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, omdat zij de musica zo begunstig<strong>en</strong> <strong>en</strong> in ere houd<strong>en</strong>, hoewel ze mij<br />
volstrekt niet welgezind zijn. En het lijdt ge<strong>en</strong> twijfel, dat er vele zad<strong>en</strong> <strong>van</strong> goede<br />
deugd<strong>en</strong> zijn in het hart <strong>van</strong> h<strong>en</strong>, die door de musica geraakt word<strong>en</strong>.<br />
Maar h<strong>en</strong>, die de musica niets doet, houd ik voor lomperds <strong>en</strong> keist<strong>en</strong><strong>en</strong>. Want wij<br />
wet<strong>en</strong> immers dat de musica door de duivel wordt gehaat, ze is voor hem<br />
onverdragelijk. En ik oordeel vrijmoedig, <strong>en</strong> schaam me niet te verklar<strong>en</strong>, dat er na de<br />
theologie ge<strong>en</strong> kunst is, die met de musica kan ev<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> Want na de theologie is he<br />
alle<strong>en</strong> de musica, die kan bewerk<strong>en</strong> wat anders alle<strong>en</strong> de theologie bewerkt, namelijk:<br />
e<strong>en</strong> gerust <strong>en</strong> vrolijk gemoed. E<strong>en</strong> klaar bewijs hiervoor is, dat de duivel, de<br />
veroorzaker <strong>van</strong> droevige zorg<strong>en</strong> <strong>en</strong> b<strong>en</strong>auw<strong>en</strong>de onrust, voor de stem <strong>van</strong> de musica<br />
bijna ev<strong>en</strong> haastig vlucht als voor het woord <strong>van</strong> de theologie. Daarom was het, dat de<br />
profet<strong>en</strong> <strong>van</strong> ge<strong>en</strong> andere kunst zo'n gebruik hebb<strong>en</strong> gemaakt dan <strong>van</strong> de musica, daar<br />
ze toch hun theologie niet hebb<strong>en</strong> gevat in de geometria, arithmetica, of in de<br />
astronomia, maar in de musica. Daarom hebb<strong>en</strong> ze de theologie <strong>en</strong> de musica zo nauw<br />
met elkaar verbond<strong>en</strong>, ze verkondigd<strong>en</strong> de waarheid in Psalm<strong>en</strong> <strong>en</strong> lieder<strong>en</strong> 92 . Maar<br />
wat prijs ik toch de musica, als ik zoiets groots op zo'n klein stuk papier tracht te<br />
schilder<strong>en</strong>, beter gezegd: te vermink<strong>en</strong>. Maar mijn hart, dat uitgaat naar u, die mij<br />
vaak hebt verkwikt <strong>en</strong> uit grote b<strong>en</strong>auwdhed<strong>en</strong> hebt bevrijd, is vol, ja, loopt over.<br />
Ik kom nu bij u terug, <strong>en</strong> vraag u, als u e<strong>en</strong> meerstemmige zetting hebt <strong>van</strong> de Psalm:<br />
Ik lag <strong>en</strong> sliep in vrede, of u die voor mij wilt lat<strong>en</strong> overschrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> toestur<strong>en</strong>. De<br />
t<strong>en</strong>or ('stemhouder': de melodie) was mij <strong>van</strong> jongsaf lief, <strong>en</strong> nu nog veel meer, omdat<br />
ik nu ook de woord<strong>en</strong> begrijp 93 . Ik heb nog nooit e<strong>en</strong> meerstemmige zetting <strong>van</strong> deze<br />
Psalm gezi<strong>en</strong>. Ik wil u niet met het werk belast<strong>en</strong> haar te componer<strong>en</strong>, maar ik<br />
vermoed dat u haar erg<strong>en</strong>s anders al e<strong>en</strong>s hebt gecomponeerd.<br />
Ik hoop <strong>van</strong> ganser harte dat mijn lev<strong>en</strong>seinde nabij is. De wereld haat mij, <strong>en</strong> kan me<br />
niet verdrag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ik op mijn beurt walg <strong>en</strong> gruw <strong>van</strong> haar. Moge daarom de goede <strong>en</strong><br />
getrouwe Herder mijn ziel opnem<strong>en</strong> Daarom b<strong>en</strong> ik reeds begonn<strong>en</strong> dit lied te zing<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> verlang ernaar het meerstemmig te hor<strong>en</strong>. Voor het geval dat u de melodie niet<br />
hebt, of niet k<strong>en</strong>t, stuur ik u bijg<strong>aan</strong>d de juiste notatie. Dan kunt u, zeker na mijn dood,<br />
de andere stemm<strong>en</strong> erbij schrijv<strong>en</strong>. De Heere zij met u in eeuwigheid. Am<strong>en</strong>.<br />
Vergeef mijn vrijpostigheid <strong>en</strong> breedsprakigheid. Groet uw gehele muziekgezelschap<br />
eerbiedig.<br />
Uit Coburg, 4 oktober 1530.<br />
Martinus Luther<br />
92 1 Samuël 10: 5. Jesaja 5: 1.<br />
93 Als koorknaap heeft Luther talloze mal<strong>en</strong> het Requiem, de dod<strong>en</strong>mis, gezong<strong>en</strong>. Het slot <strong>van</strong> het<br />
Requiem is ontle<strong>en</strong>d <strong>aan</strong> Psalm 4: 9, 'requiescat in pace' hij ruste in vrede. Luther verlangde om he<strong>en</strong> te<br />
g<strong>aan</strong>, <strong>en</strong> hief daarom nu reeds zijn eig<strong>en</strong> Requiem <strong>aan</strong>.<br />
52
31. BRIEF VAN LUTHER AAN FRIEDRICH MYCONIUS, 9 JANUARI 1541<br />
De onderst<strong>aan</strong>de <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> Luther <strong>aan</strong> Myconius zijn overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit:<br />
Vitus Lodewijk von Seck<strong>en</strong>dorf, 1673-1751, Uitvoerige <strong>en</strong> onpartijdige historie der<br />
Reformatie door Dr. Martin LUTHER <strong>en</strong> andere voortreffelijke mann<strong>en</strong>, sedert d<strong>en</strong><br />
jare 1515 <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in Duitschland <strong>en</strong> de <strong>aan</strong>gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de rijk<strong>en</strong> door Godts zeg<strong>en</strong><br />
gewrocht; <strong>en</strong>z. Deel II, Blz. 380<br />
Onder de <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> Luther die in de boekdel<strong>en</strong> st<strong>aan</strong>, is deg<strong>en</strong>e die hij de 9e januari<br />
1541 <strong>aan</strong> Frederik Myconius heeft geschrev<strong>en</strong> zeer vermaard. Hij is vol heerlijke<br />
vertroosting teg<strong>en</strong> de dood <strong>en</strong> <strong>van</strong> buit<strong>en</strong>gewoon vertrouw<strong>en</strong> in verhoring <strong>van</strong> zijn<br />
gebed. Friedrich Myconius (26-12-1490 tot 7-4-1546) had Luther geschrev<strong>en</strong>, dat hij<br />
doodziek was <strong>en</strong> <strong>van</strong> hem de laatste zeg<strong>en</strong> verzocht.<br />
Luther echter schreef in zijn antwoord:<br />
"Ik bid <strong>en</strong> smeek de Heere Jezus, die ons lev<strong>en</strong>, heil <strong>en</strong> gezondheid is, dat Hij mij tot<br />
dat ongeluk niet laat kom<strong>en</strong>, dat ik belev<strong>en</strong> <strong>en</strong> zi<strong>en</strong> zou, dat gij of <strong>en</strong>ig<strong>en</strong> <strong>van</strong> de onze<br />
mij zou voorg<strong>aan</strong>; dat gij zou dring<strong>en</strong> door de voorhang der rust <strong>en</strong> mij in deze valse,<br />
snode wereld midd<strong>en</strong> onder de duivels achterlat<strong>en</strong> zal. Ik begeer <strong>en</strong> bid, dat de lieve<br />
God mij in uw plaats laat ziek word<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij laat aflegg<strong>en</strong> mijn huid die nu<br />
uitgewerkt, verteerd <strong>en</strong> krachteloos is geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> derhalve onbekwaam is. Zo zie ik<br />
ook wel dat ik niemand meer <strong>van</strong> di<strong>en</strong>st b<strong>en</strong>. ...<br />
Luther besluit: Vaarwel, mijn geliefde Frederik, de Heere late mij toch niet hor<strong>en</strong><br />
zolang als ik leef dat gij overled<strong>en</strong> zijt, maar maakt dat gij mij overleeft. Dat bid ik<br />
met ernst, wil het zo hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn wil zal hierin geschied<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Want deze mijn wil zoekt de eer <strong>van</strong> de Goddelijke Naam <strong>en</strong> niet mijn eer of vermaak;<br />
dat is zekerlijk waar."<br />
Dit gebed heeft ook zoveel teweeggebracht dat Myconius nog omtr<strong>en</strong>t 6 jaar geleefd<br />
heeft <strong>en</strong> eerst zev<strong>en</strong> wek<strong>en</strong> na Luthers overlijd<strong>en</strong> is gestorv<strong>en</strong> op de 7e april 1546, in<br />
de ouderdom <strong>van</strong> 55 jaar.<br />
Myconius heeft dit wonder zelf in twee <strong>briev<strong>en</strong></strong> <strong>aan</strong> Mr. George Rörer bek<strong>en</strong>d, die hij<br />
kort voor zijn einde heeft geschrev<strong>en</strong>.<br />
32. EERSTE BRIEF VAN MYCONIUS AAN MR. GEORGE RÖRER, 1546<br />
De eerste brief luidt:<br />
"G<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede <strong>van</strong> God onze Vader <strong>en</strong> de Heere Jezus Christus alle<strong>en</strong>. Want de<br />
g<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> hulp <strong>van</strong> alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun voorzat<strong>en</strong> die ooit in de wereld, welke hun<br />
vaderland was, geleefd hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> die <strong>van</strong> alle vorst<strong>en</strong> <strong>en</strong> Heere <strong>van</strong> deze wereld <strong>van</strong><br />
ge<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st is, ja zij woed<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de Heere <strong>en</strong> Zijn Gezalfde.<br />
Ik b<strong>en</strong> andermaal zeer ziek <strong>en</strong> ligt stijf te bed, mijn lieve George. En nu vergaat mij<br />
niet alle<strong>en</strong> de stem, maar al mijn kracht<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> tegelijk af. Nadat ik in 1541 door het<br />
hartelijk, sterk <strong>en</strong> krachtig gebed, <strong>en</strong> de hartelijke <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>dige troostbrief <strong>van</strong> de<br />
eerwaarde vader Luther, <strong>van</strong> de dood b<strong>en</strong> opgewekt, heb ik sinds zes jaar in grote<br />
zwakheid, ja om zo te sprek<strong>en</strong>, in de dood zelf geleefd; <strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> zoveel e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s die<br />
in zodanige zwakheid leeft mogelijk is. En door ander<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna door mijzelf alle<br />
ambt<strong>en</strong> in het huis des Heer<strong>en</strong> tot op de zesde zondag <strong>van</strong> het adv<strong>en</strong>t verricht.<br />
Wanneer ik nu mijn vorige ziekte waar<strong>aan</strong> ik voor zes jaar heel lang tot <strong>aan</strong> de dood<br />
toe lag, weer voelde kom<strong>en</strong>, verm<strong>aan</strong>de ik uit e<strong>en</strong> hartelijke begeerte <strong>en</strong> rechte grote<br />
53
ernst met de roep<strong>en</strong>de stem in de woestijn, dat is met Johannes de Doper, mijn volk<br />
om de weg des Heer<strong>en</strong> te bereid<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zijn pad<strong>en</strong> recht te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> weg te ruim<strong>en</strong> alle<br />
hinderpal<strong>en</strong> uit de strat<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun hart <strong>en</strong> zich in alles zo te gedrag<strong>en</strong> dat zij bereid<br />
war<strong>en</strong> de Heere te ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zijn heil te zi<strong>en</strong>; Die schielijk kom<strong>en</strong> zal als e<strong>en</strong><br />
Rechter tot troost <strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> verlossing <strong>van</strong> Zijn gelovig<strong>en</strong> <strong>en</strong> om het laatste <strong>en</strong><br />
verschrikkelijk vonnis te sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> te voltrekk<strong>en</strong> over de duivel, de wereldgod <strong>en</strong><br />
vorst <strong>en</strong> alle goddeloz<strong>en</strong>. Kort na zulke ernstige vermaning<strong>en</strong> werd ik, zoals gezegd is<br />
ziek <strong>en</strong> ligt nog te bed, stom, zat <strong>van</strong> dit lev<strong>en</strong>. Ja zo zat, dat ik liever dood wilde zijn<br />
dan in zulke jammer <strong>en</strong> ell<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong> waarin ik niemand meer <strong>van</strong> vrucht zijn kan.<br />
To<strong>en</strong> schreef ik <strong>aan</strong> de eerwaarde liefde vader D. Martinus Luther als <strong>aan</strong> deg<strong>en</strong>e die<br />
mij door zijn bevel, zijn ernstig gebed <strong>en</strong> troostbrief omtr<strong>en</strong>t zes jaar in dit lev<strong>en</strong> heeft<br />
opgehoud<strong>en</strong>; t<strong>en</strong> behage <strong>van</strong> wie ik gaarne zo lang geleefd <strong>en</strong> de Kerk alhier t<strong>en</strong> goede<br />
gedi<strong>en</strong>d heb, zoals e<strong>en</strong> zwakke moeder haar kinder<strong>en</strong> oppast <strong>en</strong> verzorgt. En zo het<br />
mij mogelijk was <strong>en</strong> de Heere mijn Sterkte, wilde ik het <strong>van</strong> harte nog gaarne langer<br />
do<strong>en</strong>.<br />
Ondertuss<strong>en</strong> bad ik Hem, dat Hij mij door zijn krachtig gebed toch niet langer in dit<br />
lev<strong>en</strong> wilde ophoud<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong> over mij sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> in vrede lat<strong>en</strong> g<strong>aan</strong>. Doch<br />
het ging mij, zoals het Christus mijn Heere is geg<strong>aan</strong>, niet mijzelf behag<strong>en</strong>de; in<br />
Welkers g<strong>en</strong>adige wil het alles stond, mij zwak <strong>en</strong> ziek te lat<strong>en</strong> of weder gezond te<br />
mak<strong>en</strong>, lev<strong>en</strong>d of sterv<strong>en</strong>d te lat<strong>en</strong>; ja mijn gewin is het, als Zijn wil geschiede.<br />
Ondertuss<strong>en</strong> als het Gode behaagde, ach hoe veel liever wilde ik afscheid nem<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
bij Hem zijn, dan hier te ligg<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> sprakeloos man, die nerg<strong>en</strong>s meer goed toe is.<br />
Derhalve bid ik u lieve meester George bij de Doktor <strong>aan</strong> te houd<strong>en</strong>, dat hij deze mijn<br />
bede toestaat. Mijn keel doet mij zeer dat ik schier niets <strong>van</strong> et<strong>en</strong> of drink<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong><br />
kan. Doch ik heb mijn verkwikking <strong>van</strong> de hemelse spijs <strong>en</strong> manna omdat ik<br />
teg<strong>en</strong>woordig op mijn ziekbed lees de 2 e Psalm: Waarom woed<strong>en</strong> de heid<strong>en</strong><strong>en</strong>?<br />
<strong>en</strong>zovoort, door de lieve vader dominee Martinus verklaart. En ik bid dat kleine lieve<br />
Kindje Jezus <strong>aan</strong>, dat ons gebor<strong>en</strong> is <strong>en</strong> het Zoontje dat ons gegev<strong>en</strong> is, Jesaja 9 vers 5.<br />
Geloofd zij God in eeuwigheid, die mij in mijn grote zwakheid <strong>en</strong> heftige pijn zo<br />
rijkelijk troost <strong>en</strong> verkwikt, dat ik schier verget<strong>en</strong> b<strong>en</strong> dat ik te bed lag <strong>en</strong> het lichaam<br />
zo zeer verteerd <strong>en</strong> versmacht is. O geliefde Heere Jezus, wat kunn<strong>en</strong> wij U, - wat Uw<br />
dierbare verstandige knecht doctor Luther die Gij gezet hebt over Uw volk, <strong>en</strong> dat Gij<br />
onze rijkelijk spijst, - voor deze onuitsprekelijke gave vergeld<strong>en</strong>? Wij dank<strong>en</strong> U Heere<br />
<strong>van</strong> harte, anders kunn<strong>en</strong> wij niet do<strong>en</strong>. Gij begeert ook <strong>van</strong> ons niets anders.<br />
Vaarwel mijn geliefde meester George in d<strong>en</strong> Heere. En zo gij hoort, dat ik begrav<strong>en</strong><br />
b<strong>en</strong>, zo weet, dat niets dan vuil <strong>en</strong> be<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonde mijn oude, ongehoorzame,<br />
wederspannige m<strong>en</strong>s begrav<strong>en</strong> is. T<strong>en</strong>einde hij ook recht <strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> het vergif<br />
des duivels, <strong>van</strong> zonde <strong>en</strong> dood verlost worde. Maar de inw<strong>en</strong>dige m<strong>en</strong>s, die <strong>van</strong> dag<br />
tot dag vernieuwd wordt <strong>en</strong> in Christus leeft, Die mij liefgehad <strong>en</strong> Zichzelf voor mij<br />
gegev<strong>en</strong> heeft, met Wie mijn lev<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong> is in God; t<strong>en</strong>einde wij lev<strong>en</strong> zoals Hij<br />
leeft. Die inw<strong>en</strong>dige m<strong>en</strong>s, zeg ik, zal niet sterv<strong>en</strong> noch begrav<strong>en</strong> word<strong>en</strong> maar zal<br />
lev<strong>en</strong> in rust, <strong>en</strong> vrede hebb<strong>en</strong>. En noch de heid<strong>en</strong><strong>en</strong> die woed<strong>en</strong>, noch de volker<strong>en</strong> die<br />
ijdelheid bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, noch de koning<strong>en</strong> der aarde die zich opstell<strong>en</strong>, noch de vorst<strong>en</strong> die<br />
sam<strong>en</strong> beraadslag<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> d<strong>en</strong> Heere <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> Zijn Gezalfde, zull<strong>en</strong> mij onrustig<br />
mak<strong>en</strong>. Christus zal bij u <strong>en</strong> al Zijn getrouwe di<strong>en</strong>aars, hoewel ik <strong>en</strong> andere begrav<strong>en</strong><br />
zijn. tot <strong>aan</strong> het einde der wereld zijn <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Hij zal alle ambt<strong>en</strong> in Zijn huis te<br />
stell<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzorg<strong>en</strong>. En als het <strong>aan</strong> getrouwe di<strong>en</strong>aars <strong>van</strong> Zijn kerk mocht ontbrek<strong>en</strong><br />
zal Hij apostels, leraars, herders tot stichting <strong>en</strong> verbetering <strong>van</strong> Zijn lichaam gev<strong>en</strong>.<br />
Ach lieve Heere Jezus behoudt, regeer, sterk, bescherm <strong>en</strong> verlos al Uw getrouwe<br />
di<strong>en</strong>aars. Ja am<strong>en</strong>, ja am<strong>en</strong>.<br />
54
Groet de heer Doctor Creuziger <strong>en</strong> meester Paul Eber. Doctor Brücke 94 groet u, die<br />
mij dagelijks bezoekt. Antwoord mij ook <strong>en</strong> beroep u niet op de bezighed<strong>en</strong>, want de<br />
ziekte wilde mij ook afhoud<strong>en</strong>; ik b<strong>en</strong> echter uit het bed geg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> heb deze brief<br />
geschrev<strong>en</strong>. Als nu bevind ik mij weer in mijn ziekbed, mijn ziekte <strong>en</strong> pijn mog<strong>en</strong><br />
do<strong>en</strong>, wat de Heere h<strong>en</strong> bevol<strong>en</strong> heeft, maar Hij zal het g<strong>en</strong>adig mak<strong>en</strong>. Want ik weet,<br />
als er droefheid is zo d<strong>en</strong>kt Hij der barmhartigheid <strong>en</strong> maakt dat de verzoeking zo e<strong>en</strong><br />
einde heeft, dat wij ze kunn<strong>en</strong> uitst<strong>aan</strong>.<br />
Ach, nog e<strong>en</strong>s, vaartwel. Gegev<strong>en</strong> te Gotha op de dag wanneer de dopp<strong>en</strong> viel<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> Paulus <strong>en</strong> hij <strong>van</strong> de ergste vijand <strong>en</strong> vervolger <strong>van</strong> Christus de liefste<br />
vri<strong>en</strong>d <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitverkor<strong>en</strong> wap<strong>en</strong>tuig werd, dat is de 25e januari 1546.<br />
Uw Friedrich Myconius<br />
33. TWEEDE BRIEF VAN MYCONIUS AAN MR. GEORGE RÖRER, 1546<br />
Gods g<strong>en</strong>ade <strong>en</strong> vrede in Christus.<br />
Ik b<strong>en</strong> lieve Mr. George zo zwak dat ik nauwelijks adem kan hal<strong>en</strong>. Intuss<strong>en</strong> kan ik<br />
niet nalat<strong>en</strong> u te herinner<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde mijn gewet<strong>en</strong>, als ik het weg<strong>en</strong>s mijn zwakheid<br />
<strong>en</strong> pijn niet deed, die de lieve God t<strong>en</strong> beste schikk<strong>en</strong> zal, mij niet bestraffe, zo ik de<br />
eer Gods <strong>en</strong> de treffelijke dad<strong>en</strong> des Geestes in de profeet des Heer<strong>en</strong>, de zalige vader<br />
Luther, voor mijn einde niet had geop<strong>en</strong>baard <strong>en</strong> bevorderd tot verbetering <strong>en</strong> troost<br />
<strong>van</strong> onze nakomeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de lieve kerk.<br />
De heer Justus Mönius echter heeft mij e<strong>en</strong>s in mijn zwakheid bezocht <strong>en</strong> mij<br />
<strong>aan</strong>getoond dat m<strong>en</strong> naarstig verzamelde de laatste prediking<strong>en</strong> <strong>van</strong> de lieve, dierbare<br />
man doctor Martinus Luther. Idem, zijn troostelijke, heilzame redevoering<strong>en</strong> die hij<br />
over tafel <strong>en</strong> op andere plaats<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> heeft; die wel waardig zijn naarstig te<br />
word<strong>en</strong> bewaard, t<strong>en</strong>einde om mettertijd gedrukt te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> onder de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te<br />
kom<strong>en</strong>.<br />
En als dat waar is, mijn lieve meester George, dan acht ik dat m<strong>en</strong> onder andere de<br />
bijna wonderbaarlijk <strong>en</strong> profetische werk dat doctor Luther door des Heer<strong>en</strong> geest <strong>aan</strong><br />
mij heeft bewez<strong>en</strong> ook niet uitlat<strong>en</strong>, veel minder verget<strong>en</strong> zal. Want het is e<strong>en</strong><br />
waarachtig gewis getuig<strong>en</strong>is, dat in hem niet alle<strong>en</strong> de profetische, maar ook e<strong>en</strong><br />
grote, ik zal niet zegg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Goddelijke kracht in zijn gebed voor mij, voor ander<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
voor de ganse Christ<strong>en</strong>heid geweest is, zolang hij geleefd heeft.<br />
Wanneer ik in 1541 e<strong>en</strong> zware beroerte kreeg, zoals ik u ook in mijn laatste brief heb<br />
<strong>aan</strong>getoond, wanneer ik bijna de spraak verloor <strong>en</strong> de ziekte de long<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle led<strong>en</strong> zo<br />
heftig <strong>aan</strong>tastte, dat ik niet anders wist, dan ik zou niet lang kunn<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, schreef ik<br />
<strong>aan</strong> die lieve heer, <strong>aan</strong> u ook, t<strong>en</strong>einde hij <strong>en</strong> gij volstandig voor mij zou bidd<strong>en</strong>. En<br />
dat hij mij e<strong>en</strong> troostbriefje schrijv<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong> over mij sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij in vrede naar<br />
de Heere Christus <strong>en</strong> tot onze vader<strong>en</strong> zou lat<strong>en</strong> g<strong>aan</strong>.<br />
Wat hij op mijn verzoek heeft geantwoord zult ge uit zijn brief waar<strong>van</strong> de kopie<br />
hierbij gaat zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> u daarover verwonder<strong>en</strong>. Waarlijk ik, die vast geloofde dat ik niet<br />
opkom<strong>en</strong> maar in het kort op mijn ziekbed d<strong>en</strong> geest zou gev<strong>en</strong>, ontstelde zodanig<br />
to<strong>en</strong> ik het schrift <strong>van</strong> die lieve man las, dat mij niet anders dacht, dan dat ik Christus<br />
hoorde zegg<strong>en</strong>: Lazarus, kom uit!<br />
Wat zal ik zegg<strong>en</strong>? Het <strong>aan</strong>dachtig, krachtig, ernstig <strong>en</strong> Goddelijke gebed <strong>en</strong> bevel<br />
<strong>van</strong> die lieve man, bewees als ik het verstond <strong>en</strong> <strong>aan</strong>nam zulke kracht in mij, dat ik<br />
94 Oktober 1484 in Brück; † 15. Februar 1557 in J<strong>en</strong>a; jurist <strong>en</strong> kanselier bij keurvorst Johann <strong>van</strong> Saks<strong>en</strong><br />
55
<strong>van</strong> die tijd af met de uiterste verwondering <strong>van</strong> all<strong>en</strong> die mij gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> gehoord<br />
hebb<strong>en</strong>, nog zes jar<strong>en</strong> midd<strong>en</strong> in de dood hebt moet<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>; <strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>, zo goed<br />
als ik kon mij mogelijk was, het ambt <strong>en</strong> de di<strong>en</strong>st die onze Aardsherder <strong>en</strong> Heere<br />
Jezus Christus mij bevol<strong>en</strong> had.<br />
De twee eerste jar<strong>en</strong> behielp ik mij zoals ik kon, zodat ik half kruip<strong>en</strong>de in de kerk<br />
kwam <strong>en</strong> ik bedreef door mijn medehelpers de ambt<strong>en</strong> des Heer<strong>en</strong> als predik<strong>en</strong>,<br />
dop<strong>en</strong>, biecht hor<strong>en</strong>, absolver<strong>en</strong>, sacram<strong>en</strong>t uitdel<strong>en</strong>; <strong>en</strong> ik deed zelfs zoveel als e<strong>en</strong><br />
stom m<strong>en</strong>s mogelijk was.<br />
De twee volg<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> begon ik 's zondags <strong>en</strong> andere feestdag<strong>en</strong> weer in d<strong>en</strong> Naam<br />
des Heer<strong>en</strong> in de schol<strong>en</strong> te lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> te verklar<strong>en</strong> voor de jongeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> Farher<strong>en</strong><br />
rondom Gotha; t<strong>en</strong>einde zij door mijn veelvoudige vermaning bewog<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />
naarstiger te studer<strong>en</strong> <strong>en</strong> door dikwijls <strong>en</strong> veel te lez<strong>en</strong> zich de Schrift geme<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />
mak<strong>en</strong>.<br />
De twee laatste jar<strong>en</strong> gaf de lieve God mij mijn stem terug, hetwelk e<strong>en</strong> groot wonder<br />
was <strong>en</strong> het was voor ieder e<strong>en</strong> wonder dat ik wederom twee jaar, hoewel e<strong>en</strong> grote<br />
zwakheid het volk elke zondag, dat m<strong>en</strong>igvuldig bij elkaar kwam<strong>en</strong>, predikte. En h<strong>en</strong><br />
in alle prediking<strong>en</strong> verm<strong>aan</strong>de, toch niet te veracht<strong>en</strong> het op<strong>en</strong>baar wonderwerk dat<br />
God, zoals zij hadd<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, <strong>aan</strong> mij ged<strong>aan</strong> had. Maar dat zij zich met recht<strong>en</strong> ernst<br />
zoud<strong>en</strong> beter<strong>en</strong>, zich tot d<strong>en</strong> Heere Christus beker<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich te vernieuw<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />
eeuwig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />
Wat zal ik u schrijv<strong>en</strong> mijn lieve George, aldus voleindde ik mijn loop tot op de vierde<br />
adv<strong>en</strong>t, te wet<strong>en</strong> kort voor het einde <strong>van</strong> de loop <strong>van</strong> Luther, des Heer<strong>en</strong> profeet. To<strong>en</strong><br />
gaf ik de zeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> beval mijn volkje <strong>aan</strong> Christus de Aardsherder, betuigde h<strong>en</strong><br />
hartelijk <strong>en</strong> getrouw met tran<strong>en</strong> zich te houd<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de staf <strong>van</strong> hun Herder Christus,<br />
naar Zijn stem te luister<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet te twijfel<strong>en</strong>, dat Hij voor h<strong>en</strong> zorge, <strong>en</strong> regere,<br />
weide, bescherme <strong>en</strong> verdedige teg<strong>en</strong> alle list <strong>en</strong> geweld <strong>van</strong> de duivel <strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />
snode wereld; als Die Zijn lev<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong> had. En daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> de stem,<br />
wandel <strong>en</strong> voorbeeld <strong>van</strong> vreemd<strong>en</strong> te vermijd<strong>en</strong>.<br />
Wanneer nu het feest <strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> onze Heere voorbij was, b<strong>en</strong>am de Heere<br />
door e<strong>en</strong> beroerte weder mijn spraak <strong>en</strong> begroef ze, dat ze als nu niet meer te hor<strong>en</strong> is.<br />
Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> mijn kracht<strong>en</strong> <strong>van</strong> dag tot dag af <strong>en</strong> ik word hoe langer hoe<br />
zwakker.<br />
Ik schreef andermaal <strong>aan</strong> u, vaders <strong>van</strong> de kerk te Witt<strong>en</strong>berg, verzocht om uw gebed<br />
<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde daardoor voor mij e<strong>en</strong> zalig <strong>en</strong> zacht uurtje <strong>van</strong> mijn afscheid <strong>van</strong><br />
hier tot Christus verworv<strong>en</strong> werd.<br />
Ik schreef ook <strong>aan</strong> die lieve heer dr. Luther, zoals gij weet, m<strong>en</strong><strong>en</strong>de niet anders of hij<br />
was thuis <strong>en</strong> sloot in mijn brief zijn vorig antwoord op mijn brief, 1541 <strong>aan</strong> hem<br />
geschrev<strong>en</strong>; <strong>en</strong> bad om Christus' wil mij e<strong>en</strong> troostbriefje te schrijv<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong> over<br />
mij uit te sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> mij door zijn gebed toch niet langer op te houd<strong>en</strong>. Omdat zijn<br />
gebed zijn verzoek <strong>en</strong> wil nu <strong>aan</strong> mij volbracht was <strong>en</strong> dat ik nog zes ganse jar<strong>en</strong> had<br />
moet<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />
Wat gebeurt er? Dr. Filippus zond mijn brief zo voort naar Eisleb<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de heer<br />
Doctor, wanneer hij nog redelijk sterk was, handel<strong>en</strong> <strong>en</strong> wandel<strong>en</strong> kon. Wat er echter<br />
verder is geschied, of hij mijn brief ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, gelez<strong>en</strong> of wat hij daarop geantwoord<br />
heeft, alsook of hij <strong>van</strong> voornem<strong>en</strong> was geweest om mij te beantwoord<strong>en</strong>, kon m<strong>en</strong><br />
vernem<strong>en</strong> bij dokter Jonas <strong>en</strong> bij dokter Coelius die in die tijd bij hem geweest zijn.<br />
Intuss<strong>en</strong> weet ik zeer wel, dat de Heilige Geest die door deze man alles op krachtigste<br />
geprofeteerd heeft in dit stuk, ook op e<strong>en</strong> bewonder<strong>en</strong>swaardige wijze krachtig <strong>en</strong><br />
waarachtig is geweest. Want ik heb zes jaar midd<strong>en</strong> in de dood moet<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, zolang<br />
tot ik hoorde dat dr. Luther in Christus zalig ontslap<strong>en</strong> was.<br />
56
Hij echter wilde in deze ell<strong>en</strong>de <strong>en</strong> doolhof mijn dood niet verwacht<strong>en</strong>. Zo heeft hij<br />
het will<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zo luidt zijn brief; zo heeft hij het bevol<strong>en</strong>; zo is het ook naar zijn<br />
wil geg<strong>aan</strong>. Want de Geest heeft hem gezegd, dat zijn gebed verhoord <strong>en</strong> alzo Gods<br />
wil in de hemel is geweest. Daarom is het ook zo geschied, dat hij voor mij in vrede<br />
he<strong>en</strong> geg<strong>aan</strong> is zoals hij voor zes jaar geprofeteerd heeft.<br />
Wanneer ik zijn dood vernam heeft mij zulks zeer getroff<strong>en</strong>, maar ik heb daarbij de<br />
lieve God hartelijk gedankt dat Hij hem ons onwaardig<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, ons ondankbar<strong>en</strong><br />
zoveel jar<strong>en</strong> bewaard, alle schatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> Goddelijke wijsheid <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis ons door hem<br />
in deze laatste gruwelijke tijd geop<strong>en</strong>baard, <strong>aan</strong>getoond, voorgehoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingepr<strong>en</strong>t<br />
heeft. En daardoor voor Christus ontallijk veel ziel<strong>en</strong> heeft gewonn<strong>en</strong>.<br />
Of nu deze wonderbaarlijke geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> profetie <strong>van</strong> de man Gods, die het vaste<br />
getuig<strong>en</strong>is heeft <strong>van</strong> zoveel geloofwaardige m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die het gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom<br />
e<strong>en</strong> ieder billijk bek<strong>en</strong>d zou zijn, begrav<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet voor de dag zal kom<strong>en</strong>,<br />
zulks laat ik ter uwer verantwoording. Vaarwel.<br />
Ik kruip weer naar mijn ziekbed om daar te verwacht<strong>en</strong>, dat de Heere mij gebied deze<br />
mijn hut af te legg<strong>en</strong>, daar niets meer <strong>aan</strong> is dan vel <strong>en</strong> be<strong>en</strong>; <strong>en</strong> doctor Luther tot<br />
Christus d<strong>en</strong> Heere na te volg<strong>en</strong>; want vlees, long<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle kracht<strong>en</strong> zijn versmacht.<br />
Daarbov<strong>en</strong> wordt de adem, die het bestorv<strong>en</strong> lichaam nog ophoudt, zeer kort. Christus<br />
beware u all<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>.<br />
Toon deze mijn brief <strong>aan</strong> dr. Creuziger <strong>en</strong> <strong>aan</strong> de andere her<strong>en</strong> <strong>en</strong> groet ze all<strong>en</strong><br />
vri<strong>en</strong>delijk <strong>van</strong> mijn<strong>en</strong>twege.<br />
Ik zou de lieve vader Luther overlang hebb<strong>en</strong> gevolgd t<strong>en</strong> ware het gebed der broeders<br />
in de kerk<strong>en</strong> hier <strong>en</strong> daar voor mij geschied, mij tot nu had opgehoud<strong>en</strong> zonder dat ik<br />
weet waartoe.<br />
Vier godvruchtige geleerd<strong>en</strong> <strong>en</strong> daar <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> jonge mann<strong>en</strong>, die in kerk <strong>en</strong><br />
school hieromtr<strong>en</strong>t gedi<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> terwijl ik ziek leeg, insgelijks e<strong>en</strong> beroerte<br />
gekreg<strong>en</strong>; maar ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> h<strong>en</strong> heeft die zware ziekte over e<strong>en</strong> half jaar kunn<strong>en</strong><br />
uitst<strong>aan</strong>, maar ze zijn mij all<strong>en</strong> voorgeg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat omdat dr. Luther, die zalige man<br />
niet wilde hebb<strong>en</strong> dat ik bij zijn lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> hier scheid<strong>en</strong> zou. Maar ik heb uit kracht<br />
<strong>van</strong> zijn gebed <strong>en</strong> bevel alvor<strong>en</strong>s <strong>van</strong> zijn uitgang uit deze wereld tot Christus zijn<br />
Heere moet<strong>en</strong> hor<strong>en</strong>.<br />
Gegev<strong>en</strong> te Gotha, de 23e maart 1546<br />
Uw Friedrich Myconius, de kranke Lazarus in Bethanië, ter eer <strong>van</strong> de Zoon <strong>van</strong> God.<br />
57