Zomer 2010 - Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland
Zomer 2010 - Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland
Zomer 2010 - Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
nummer 111 | zomer 2010
TSC Contact
Gedrag
Nederlands met Gebaren voor kinderen met een communicatie beperking |
Herstelkracht van gezond hersenweefsel |
Milde gevallen? Vaak misleidende titel |
Leren voor Later |
15
20
22
28
www.stsn.nl
Dagelijks bestuur STSN
Hans Ploegmakers, voorzitter
Marlies van Zuilen, secretaris
Theo Rijkelijkhuizen, penningmeester
Secretariaat STSN
Marlies van Zuilen
Telefoon: 030-7070554
Couwenhoven 53-09, 3703 ES Zeist
E-mailadres: info@stsn.nl
Website: www.stsn.nl
Redactie
Haike Doornbos
Corinne Kijl
Cora Moret
Vormgeving
Mieke Kroondijk
E-mailadres: invorm@casema.nl
Adres TSC Contact
Hoogstraat 20, 4285 AH Woudrichem
E-mailadres: redactie@stsn.nl
TSC-Poli UMC Utrecht
Polikliniek Interne Geneeskunde:
Telefoon: 088-7555555
Dr. B.A. Zonnenberg:
Telefoon: 088-7553232, zoemer 1154
TSC-Poli: elke week op afspraak
Telefoon: 088-7553232
Sylvia Tóth Centrum Utrecht
Wilhelmina Kinderziekenhuis
Secretariaat telefoon: 088-7553898
Klinische Genetica
Erasmus MC, Rotterdam
Dr. Anneke Maat-Kievit
Telefoon: 010-4636915
(maandag, dinsdag en donderdag)
Multidisciplinaire
TSC polikliniek voor kinderen
Erasmus MC, Sophia Kinderziekenhuis,
Rotterdam
Drs. M.C.Y. de Wit, kinderneuroloog
Drs. G.C.B. de Heus, kinderarts
E-mail: tubereuzesclerose@erasmusmc.nl
Telefoon: 010-7036341
(polikliniek kinderneurologie)
TSC-poli maandelijks op afspraak
Bank
Rabobank rekeningnummer: 11.89.41.127
ABN-AMRO Bank
rekeningnummer: 56.84.43.640
Voor België:
KBC Bank Turnhout
rekeningnummer: 730-1401238-69,
t.n.v. STSN
inhoud
4 | Bestuursmededelingen
6 | Lotgenotenrubriek
10 | Sponsor de STSN
13 | Column Lara
15 | Nederlands met Gebaren voor kinderen met
een communicatie beperking
18 | TSC en autisme
20 | Artikel:
‘Herstelkracht van gezond hersenweefsel’
22 | Artikel:
‘Milde gevallen? Vaak een misleidende titel’
25 | STSN-er in beeld
26 | Mijn verhaal
28 | Artikel:
‘Leren voor Later’
32 | Column vliegende reporter
34 | Boeken in het daglicht
36 | Tip en truc hoek
38 | Nieuws
zomer 2010 | TSC Contact
van de redactie
Beste lezers,
Toen onze dochter vijf jaar oud was, openbaarde
zich TSC middels epileptische aanvallen.
Onze vrolijke, onbevangen kleuter veranderde in
een angstig, in zichzelf gekeerd kind.
Al snel hadden wij in de gaten dat duidelijkheid en
regelmaat het beste voor haar waren, dus ons
gezin stemde af op die behoefte. Dat was niet
altijd gemakkelijk en vergde de nodige improvisatie
van de rest van de gezinsleden.
Onze dochter verwoordde haar gevoel van toen
als volgt: “Het is net alsof ik op een vulkaan leef,
ik weet nooit wanneer de uitbarsting komt”.
Inmiddels weten wij allemaal alles van vulkanen;
we zijn bekend met de gevolgen van uitbarsting
en de daarbij behorende vulkaanas. Het heeft de
regelmaat van velen van ons behoorlijk beïnvloed.
Daarbij behoren een verscheidenheid aan reacties:
mensen maken er het beste van, zijn gelaten of
worden opstandig.
Het is iets oncontroleerbaars en daar houden wij
niet van. We zijn gewend om de controle te hebben
over ons eigen leven en geen controle maakt
onzeker. Gelukkig kwam de wind en ging de vulkaan
weer slapen.
Wanneer je bekend bent met TSC, is dat een gegeven;
TSC gaat niet slapen of wordt weggeblazen
door de wind. Het heeft constant invloed op je
leven en hoe je daar op dat moment instaat; soms
rustig, een ander moment onzeker. Dat vertaalt
zich in gedrag. Op dit moment lijkt het of we ons
in een stroomversnelling bevinden; middels onderzoek
wordt er steeds meer bekend over de relatie
TSC en gedrag. Behandeling komt dichterbij.
Wij, als redactie, hebben verschillende mogelijkheden
voor u belicht en hebben daarbij voor ogen
gehouden: ‘Als je altijd doet wat je hebt gedaan,
zul je altijd krijgen wat je kreeg’; veel aandacht
voor een andere benadering en vernieuwing!
Kunnen wij een vulkaan beïnvloeden? Helaas niet.
Wat we wel kunnen doen is kijken naar de gevolgen
van de uitbarsting; daarna as wegblazen en
kijken naar de vruchtbare grond die ontstaat na
een uitbarsting. In de lente wordt er gezaaid en in
de zomer groeien de gewassen; dat geeft even
rust en biedt ons de mogelijkheid te genieten.
Wij wensen u een heerlijke zomer!
Namens de redactie,
Haike Doornbos
111
ISSN 1570 - 5145 | jaargang 28 | nummer 111 | zomer 2010
TSC Contact | zomer 2010 3
4
bestuursmededelingen
Datum voor symposium: 23 september 2011
De vermoedelijke datum voor het TSC Lustrumsymposium
is vrijdag 23 september 2011. We hebben
van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht
weer medewerking toegezegd gekregen om het te
organiseren in het UMC Utrecht gebouw. We willen
naast medische en gedragsspecialisten en onderzoekers
uit Nederland en België ook een flink aantal
plekken voor betrokken STSN-leden inruimen.
Dus misschien handig om deze datum alvast te
noteren.
Grote belangstelling voor gezinsdag
Als dit blad uitkomt is de STSN gezinsdag al weer
voorbij. We zijn blij dat de belangstelling voor
deze dag erg groot is. Binnen enkele dagen na het
publiceren van de uitnodiging was het maximum
aantal deelnemers al bereikt. Mocht je achter het
net hebben gevist of deze keer verhinderd, dan
kan ik zeggen dat we de gezinsdag ter gelegenheid
van ons lustrum volgend jaar nog wat groter
gaan opzetten. Maar houd eerst de STSN contactdag
nog in de gaten: zaterdag 9 oktober in
Beekbergen (Parc Spelderholt).
Programma contactdag bijna rond
Er wordt hard gewerkt aan een interessant programma
voor de contactdag. Je kunt het best de
site www.stsn.nl in de gaten houden. Er zal ook
een speciaal programma voor begeleiders zijn.
Dus je kunt alvast eens kijken wie je graag ook
zou willen uitnodigen voor deze dag. Een geweldige
kans voor begeleiders om met collega’s uit het
hele land ervaringen en kennis uit te wisselen en
op die manier ‘bijgeschoold’ te worden.
Of zoals iemand me zei: ‘dan horen ze het ook
eens van een ander!’ De nieuwe film over TSC zal
dan ook in première gaan! Zaterdag 9 oktober,
Parc Spelderholt te Beekbergen bij Apeldoorn.
Zet het alvast in de agenda!
18 plus
Op initiatief van de moeder van Shelley, dochter
van ruim 20, is er een klein onderzoekje gedaan
onder een 25-tal ouders met een kind van 18 plus.
Een flink aantal van hen voelde ervoor om op de
komende contactdag een aparte gespreksgroep te
houden om ervaringen uit te wisselen en eventueel
tekst Hans Ploegmakers
met elkaar een vervolgbijeenkomst te organiseren.
Dit zal in het programma worden ingepast.
Ook bleek men wel te voelen voor een actievere
deelname aan het forum op de STSN website,
zeker als er een aparte knop op het forum zou zijn
voor deze groep. Terughoudendheid ten opzichte
van de vele jonge ouders die actief zijn op het
forum bleek hen in een aantal gevallen te weerhouden
vragen te stellen en bijdragen te leveren.
Bij de aanpassing van het forum wordt hier rekening
mee gehouden.
Forum wordt aangepast
Recent is er een wisseling van de wacht geweest
bij het beheer van het forum op onze website.
Met dank aan Steven, heeft Edda deze vrijwilligersfunctie
op zich genomen. Ze vond het een prima
gelegenheid om het gebruik van het forum na
twee jaren eens tegen het licht te houden en te
kijken welke veranderingen handig zouden zijn.
Een mooie gelegenheid ook voor jullie om nog
eens goed naar de mogelijkheden van zo’n forum
te kijken en je ook aan te melden bij het forum.
Dik 100 mensen zijn je al voorgegaan.
Huisartsenbrochure
In de serie ‘Informatie voor de huisarts’ verscheen
afgelopen najaar de brochure over Tubereuze
Sclerose Complex. Belangrijk om de huisarts snel
en effectief te informeren over een van die aandoeningen
die zij of hij maar weinig tegenkomt in de
eigen praktijk.
Een exemplaar van de brochure werd eind 2009
met het TSC Contact meegezonden om aan de
eigen huisarts te geven, zodat die zo weer goed
op de hoogte raakt van TSC. Op www.stsn.nl is de
brochure ook terug te vinden. Heb je de brochure
al doorgespeeld aan je huisarts? Het is natuurlijk
een prima idee om er op deze manier zelf aan bij
te dragen dat je huisarts goed op de hoogte raakt
of blijft van TSC. En heb je ook al reacties? Vraag
er eens om! Onlangs hebben we als bestuur met
een onderzoekster die namens de VSOP optrad,
onze ervaringen met de brochure en die van derden
(voorzover bekend natuurlijk) besproken.
Elders in dit blad is er meer over te lezen, want we
zijn nog steeds geïnteresseerd in die ervaringen.
zomer 2010 | TSC Contact
Lotgenotencontact gaat belpunt krijgen
We zijn in het bestuur bezig met het opzetten van
een belpunt voor leden. Het is een van de acties
die uit ons beleidsplan lotgenotencontact van
2009 komen. Dat gaan we zorgvuldig voorbereiden.
Inmiddels hebben we drie van onze
leden/vrijwilligers geselecteerd, dus deze belangrijke
stap is gezet. Zij volgen binnenkort nog een
extra opleiding en dan is het de verwachting dat
zij per 1 oktober aan de slag kunnen. In het volgende
TSC Contact meer hierover.
Vierde lid Comité van Aanbeveling
In het vorige nummer stond een interview met een
nieuw lid van het Comité van Aanbeveling, professor
Blijham. Inmiddels is dat Comité uitgebreid
met een vierde lid, namelijk dr. Van der Vlist,
kinderarts. In het volgende TSC Contact een interview
met hem. Na de zomer zal het bestuur voor
het eerst met het complete Comité bijeen komen.
[advertentie]
Stichting Michelle kent weer subsidies toe
Eind 2009 heeft de Stichting Michelle een zogenaamde
Call for Proposals uitgeschreven voor
wetenschappelijk onderzoekers op het gebied van
TSC. Daarop kwamen enkele uitstekende onderzoeksvoorstellen
binnen. Het Wetenschappelijk
Advies College van de Stichting Michelle adviseerde
daarover, waarna twee van de zes voorstellen
gehonoreerd konden worden met subsidies van bij
elkaar € 50.000,-. Ook werd besloten tot een bijdrage
aan het lustrumsymposium van de STSN.
Voor meer informatie www.stichtingmichelle.nl. ■
TSC Contact | zomer 2010 5
6
lotgenotenrubriek
Verslag bijeenkomst
voor ouders van jonge kinderen met TSC
Zaterdagmiddag 17 april 2010 was er een bijeenkomst voor ouders van jonge kinderen met TSC.
De opkomst was zeer goed en het was prachtig weer die dag. Daar hebben we lekker gebruik van gemaakt
door met de groepen naar buiten te gaan en het grootste deel van het programma daar voort te zetten.
Het onderwerp van de contactmiddag was: “Mijn
kind heeft TSC, maar hoe gaat het met mij”. Best
een moeilijk onderwerp, jezelf afvragen wat het
allemaal met je doet: Hoe gaat het met mij, met
mijn sociale leven, heb ik dat nog wel? Doen we
nog wel eens iets samen? Hoe heb ik het verwerkt
of heb ik nog niet verwerkt?
Zulk soort vragen kan ineens heel confronterend
zijn als je alleen maar bezig bent met zorgen voor
je kind en gezin en met zorgen maken om je kind.
Dan ook nog die hele medische mallemolen, dan
ben je geneigd jezelf te vergeten, jezelf weg te cijferen.
tekst Corinne Kijl foto Jacquelien van der Ploeg
Deelnemers en begeleiders van de bijeenkomst
De indeling van de groepen werd gemaakt op
leeftijd van de kinderen met TSC.
De grootte van de groep was nu dusdanig dat
iedereen voldoende aan het woord kon komen.
Opvallend was dat de problemen die bij de groep
met de ouders van de jongste kinderen met TSC
naar voren kwamen ook weer in de andere groep
terugkwamen maar in een andere fase, bijvoorbeeld
het verschil in verwerking tussen de partners,
de volgende leeftijdsgroep schakelt hulp in
van derden om beter met elkaar te communiceren.
De daaropvolgende groep gaat weer meer samen
doen en wisselt elkaar af met het trekken van de
zomer 2010 | TSC Contact
kar als de ander het even weer moeilijk heeft.
De meeste medische problematiek (mn. epilepsie
niet onder controle) komt voor bij de groep met de
jongste kinderen; men komt nauwelijks aan verwerken
toe.
Onderwerpen zoals acceptatie, sociale netwerk,
werk, wel of geen afleiding, hebben ook de revue
gepasseerd.
Aan het eind van de dag hebben we geëvalueerd,
nog even nagepraat en naar de foto’s van onze
Huisartsenbeurs
Alle leden hebben aan hun eigen
huisarts vast al de huisartsenbrochure
gegeven, maar met deze
actie hebben wij nog niet alle huisartsen
bereikt. Dit was onze kans.
Aan het eind van de dag waren al
onze brochures op.
Wij hebben veel huisartsen (ook in
opleiding) gesproken en zij waren
blij met onze mooie en informatieve
brochure. Gelukkig hoorden wij
regelmatig dat zij TSC wel kennen;
sommigen hebben ook patiënten
met TSC. Eén huisarts vertelde dat
hij de brochure al van de ouder
van een patiënt ontvangen had.
Dat is goed om te horen! Al met al
weer een zinvolle dag. ■
prachtige kinderen gekeken.
Het was weer een leerzame en geslaagde bijeenkomst.
Even weer herkenning en begrip vinden
zonder alles te moeten uitleggen.
De tips die zijn gegeven tijdens deze bijeenkomst,
vindt u terug in onze rubriek: Tip en Truc hoek. ■
Zaterdag 6 maart jl. gingen Willem Verhey (beurscoördinator), Theo Rijkelijkhuizen en Jacquelien van der
Ploeg naar de huisartsenbeurs in Rotterdam. Bepakt met foldermateriaal, allerlei boekjes over TSC en …..
dit keer 300 stuks huisartsenbrochures.
tekst Jacquelien van der Ploeg
Jacqueline van der Ploeg
TSC Contact | zomer 2010 7
‘Piekeren en malen’,
thema van de HBO/MBO lotgenotencontactdag
Zaterdagochtend 8 mei 2010 was het weer tijd voor de jaarlijkse TSC-Talk voor de MBO-HBO groep en hun
partners. Het thema was piekeren en terugkerende gedachtes. We wilden van start gaan met een kort rond-
je over nieuwe ontwikkelingen en de zaken die ons op dat moment het meeste bezig hielden; het werd geen
kort rondje.
8
verslag Marcel Scholtens, Sabine Oltheten, Arni Hubbeling
De MBO-HBO groep en hun partners
zomer 2010 | TSC Contact
Eén lotgenoot heeft ernstige problemen met de
TSC in de nieren en leeft op morfine.
Verschillende anderen hadden zorgen die niet met
TSC te maken hadden: verlies van werk, onzekerheid
over behoud van baan, ziekte van echtgenoot,
echtscheiding en teveel werkdruk. Het was bewonderenswaardig
te zien met hoeveel liefde, kracht
en vechtlust zij hiermee omgaan. Daarbij ontvingen
we een nieuwe deelneemster, onze jongste
van 18 jaar. Zij vertelde over haar opleiding en
stage en het voor de anderen herkenbare onbegrip
aan de zijde van de school en werkbegeleider over
de gevolgen van TSC: een trager tempo, niet twee
dingen tegelijk kunnen doen etc.
Na bijgepraat te zijn was er een heerlijke lunch
waarna we een wandeling hebben gemaakt.
Bij terugkomst gingen we uiteen in twee groepen,
TSC-ers en Partners om ons te wijden aan het
thema van de dag: piekeren en malen.
De partnergroep bestond dit jaar uit twee personen.
Al snel bleken de ervaringen met TSC in het
dagelijks leven zo uiteen te lopen, dat er werd
overgegaan op het bespreken van persoonlijke
ervaringen.
In de TSC-groep bleek iedereen het thema bij zichzelf
te herkennen, maar de situaties en mate waarin
het overheerst, verschilden per individu. Bij
sommigen is het op dit moment niet een thema
wat de gemoedsrust al teveel verstoort. Maar bij
degenen die dwangmatig zijn of nu onder druk
staan door een teveel aan taken is, er vaak sprake
van stress en dus piekeren en malen. Denk aan het
doen van een opleiding naast het werk en een
gezin met jonge kinderen.
Van de door de deelnemers naar voren gebrachte
situaties, die piekeren en terugkerende gedachtes
teweegbrengen, noemen we een paar voorbeelden:
- zeer moeilijk verwerken van schrik en emotionele
gekwetstheid en daardoor een drang om
dezelfde verhalen steeds te moeten vertellen.
- repeterend blijven nadenken over een situatie
waar iets is misgelopen. Ook als je er zelf geen
schuld aan hebt toch blijven nadenken over wat
je allemaal anders had kunnen doen.
- dwangmatigheid, een paar keer controleren of je
de deur wel echt op slot hebt gedraaid of het op
een speciale manier rechtleggen van dingen.
- paniek bij een studieopdracht die je niet kan
overzien qua moeilijkheid of tijdsinvestering
met als gevolg ronddraaien in hetzelfde gedachtekringetje.
Een ander effect van schrik, niet overzien of niet
begrijpen kan betekenen dat je het contact met
jezelf verliest. In plaats van piekeren en malen
komt er dan juist een leegte, "een leeg hoofd"
zoals een deelnemer het uitdrukte. Er treedt dan
een gevoel van vervreemding van jezelf op, een
soort splitsing waarbij hoofd en lichaam niet meer
als een geheel aanvoelen.
Sommige deelnemers hebben op dit moment heel
bewust een goede balans geschapen tussen rust
en inspanning. Dat is heel mooi en indrukwekkend
om te zien. Anderen zijn daarin zoekende of hebben
hierin nog een weg te gaan. De dertigers in
onze groep en sommige twintigers verkeren in een
leeftijdsfase waarin de prestatiedwang in onze
maatschappij best drukt, een verantwoordelijke
baan, een studie en daarnaast vaak een relatie of
gezin. Zeker als je van huis uit ook gewend bent
om je aan te passen aan "wat men van je verwacht"
kun je jezelf makkelijk voorbij gaan lopen om te
voldoen aan … Voor je het weet kom je in een
structurele versnelling terecht waarbij je uiteindelijk
te lang te veel onder druk komt te staan.
Dat is als je TSC hebt niet behulpzaam. In vorige
jaren kwamen we vaak uit op het begrip
"aanvaarding van jezelf, dus mèt de effecten van
TSC". Dat speelt natuurlijk nog steeds.
Het is goed om reëel te zijn en van jezelf te weten
welke dingen jou meer moeite kosten.
Het is een daad van liefde om daar rekening mee
te houden en dat te aanvaarden. Dat betekent dat
je heel bewust afweegt en keuzes maakt.
Concluderend kunnen we stellen dat het met TSC
altijd belangrijk is om een zekere buffer aan energie
te houden, dus een goede balans van rust, ontspanning
en inspanning. Schep ruimte zodat je
energie hebt om wat op te vangen als je brein
weer als een rijdende trein doorstoomt en het niet
lukt om niet te malen. Stem je keuzes af op wie jij
echt bent. ■
TSC Contact | zomer 2010 9
10
sponsoring
Sponsor de STSN
In dit nummer van het TSC Contact zoals gebruikelijk de rubriek ‘Sponsor de STSN’.
Marathon van Wenen
Op 18 april werd door ‘het team Dirk’ de Marathon
van Wenen gelopen: het hoogtepunt van een reeks
activiteiten voor de STSN. We vreesden dat dit
superinitiatief de mist, of eigenlijk de aswolk, in
zou gaan, omdat er geen vluchten mogelijk waren
door het sluiten van het luchtruim boven een groot
deel van Europa. Dat ook deze omstandigheden
hen niet konden tegenhouden leest u elders in dit
blad en ook op
http://lopenvoorstsn.blogspot.com. Wij brengen
als bestuur ook op deze plaats onze dank uit voor
deze geweldige actie! Op 12 juni, tijdens de STSN
gezinsdag wordt het eindresultaat bekend
gemaakt met het uitreiken van een cheque.
Op zoek naar adverteerders in het
TSC Contact
Zoals u weet zoeken wij geschikte adverteerders
voor het TSC Contact. Sinds het vorige blad hebben
we afspraken kunnen maken met Robo-toys
(Robo educational toys). Maar we willen er meer!
Mocht u een idee hebben over een geschikt bedrijf
en product, laat dat dan even weten bij de redactie
van dit blad. Wij kunnen dan een brief sturen met
daarin de mogelijkheden en het kostenplaatje.
Vanaf € 500,- per jaar is al een advertentie mogelijk.
Met zo’n advertentie wordt de aandacht van
onze lezers (blad én website) gevestigd op bedrijf
en product en wordt tevens het werk van de STSN
ondersteund.
Sponsoring lustrum
In 2011 viert de STSN haar zesde lustrum. De eerste
sponsor is er! De Stichting Michelle heeft het
eerste bedrag toegezegd voor het wetenschappelijk
symposium!
Voor onze lustrumactiviteiten hebben we dringend
nog meer sponsoren nodig. Vandaar mijn oproep:
hebt u een idee of een ingang bij een potentiële
sponsor, laat het dan even weten aan het bestuur:
het telefoonnummer van het secretariaat vindt u in
de colofon. Graag uw hulp!
tekst Hans Ploegmakers
Cadeautip:
Sterke portretten nu voor slechts 5 euro!
Geef ons laatste jubileumboek ‘Sterke portretten.
Wij hebben TSC’ cadeau aan familieleden, vrienden,
bekenden, buren, leerkrachten, begeleiders
enz. Te bestellen bij ons secretariaat en via de site
www.stsn.nl. Onze voorraad moet er nu uit: nu
met korting van € 15,- voor slechts € 5,-!
In onze webwinkel kunt u natuurlijk nog veel meer
interessants vinden.
Periodieke schenking
Aan de STSN een schenking doen kan een interessant
fiscaal voordeel voor u betekenen. Omdat de
STSN door de Belastingdienst wordt erkend (de
ANBI-status), kunt u in één klap de STSN blij
maken en tegelijk zelf een fiscaal voordeel hebben.
Dat kunt u bijvoorbeeld via een akte van
schenking bij de notaris regelen. Voor informatie
kunt u altijd contact opnemen met onze penningmeester
Theo Rijkelijkhuizen. ...Help ons helpen.
Nieuwe ideeën en initiatieven voor sponsoring
blijven welkom! ■
zomer 2010 | TSC Contact
Vijf finishers in Wenen Marathon
Zondag 18 april was het dan eindelijk zover, de marathon van Wenen. Door het uitvallen van de vluchten
boven heel Europa hing de deelname aan een zijden draadje. Na overleg op vrijdagmiddag 16 april
om 16.00 uur besloten acht teamleden de reis met de auto te doen. Dit was een hele toer, letterlijk
(1167 kilometer) en figuurlijk!
Ik had er zo naar uitgekeken, 3 maanden trainen
en dan mijn eerste marathon lopen. Het zal toch
niet waar zijn? Een aswolk boven Europa en het
vliegverkeer ligt plat. Wat nu! Mijn standpunt staat
vast: ik wil naar Wenen toe wat er ook gebeurt.
Gelukkig dachten er meer zo over dus ... gaan we
met de auto.
Na 3 maanden trainen, wat mij zeer voorspoedig
afging, was ik vol vertrouwen afgereisd naar
Wenen. Men zegt dat je de eerste marathon altijd
uit zal lopen en er van moet genieten, dus wat kan
mij gebeuren. Je moet niet naar de tijd kijken maar
ja wat doe je als er een sponsor zegt: Ik verdubbel
het bedrag als je hem binnen de 4 uur loopt. Dus
gespannen start ik zondagochtend de Marathon.
Na 10 km lig ik voor op schema maar het gaat zo
tekst en foto Dirk Verdoes
Dirk Verdoes, tweede van links
lekker dus maar doorgaan, ik zie wel wanneer de
man met de hamer komt. Tot 35 km gaat het goed
maar dan lopen de benen langzaam vol en het is
nog 7 km te gaan. Zou ik het halen binnen de 4
uur? Eigenlijk wist ik het wel, ik ga hem uitlopen
voor Jelle en binnen de 4 uur, het moet. En ja hoor
na 3 uur en 51 minuten kom ik de finish over. Het
is gelukt. Wat geeft dit een goed gevoel voor
mezelf maar ook voor de stichting. Ook mijn
medelopers finishte allen binnen de 4 uur. Door te
finishen haalden de lopers een aanzienlijk bedrag
binnen voor de STSN. Het exacte bedrag zal op
12 juni tijdens de gezinsdag van de STSN bekend
gemaakt worden, bij de officiële overhandiging
van de cheque. ■
TSC Contact | zomer 2010 11
12
Oproep sponsoring en fondsenwerving
lustrumjaar 2011
In 2011 viert de STSN alweer haar 6de lustrum en wordt het 4de TSC Symposium georganiseerd.
Een jaar waarin we proberen de diverse STSN-activiteiten met extra feestelijkheid en kwaliteit te
organiseren en verzorgen. De STSN is reeds druk doende om het 6de lustrum tot een succes te maken!
Een onderdeel hiervan is in een vroeg stadium de fondsenwerving en sponsormogelijkheden in kaart
te brengen en op te starten.
Nu heeft de STSN niets te klagen over de inzet
en slagvaardigheid waarmee leden en betrokkenen
bijdragen aan onze fondsenwerving! De
afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven
geweest waarbij één van de doelen was geld
voor de STSN en haar werk bijeen te brengen.
De STSN is de diverse initiatiefnemers en bijdragers
hier zeer erkentelijk voor.
Toch willen we met het oog op het lustrumjaar
een ieder vragen eens na te gaan of er in de
directe omgeving mogelijkheden zijn om bedrijven,
instanties of personen te benaderen met
het verzoek de STSN te sponsoren of ondersteunen.
Om tijd en energie zo goed mogelijk
te gebruiken zou de STSN graag gericht instanties
benaderen via een bekend ‘warm contact’.
OPROEP
lustrumjaar 2011
Hersenen: een hoofdzaak!
Eén op de vijf Nederlanders wordt in zijn leven geconfronteerd
met een hersenaandoening. Een beroerte,
dementie, hersenletsel, schizofrenie: het dagelijks leven
wordt in de war geschopt door neurologische of psychiatrische
aandoeningen. De problemen met bijvoorbeeld
denken, planning en geheugen zijn groot, maar vaak
onzichtbaar aan de buitenkant.
Alleen wetenschappelijk onderzoek kan èchte oplossingen
bieden. Daarom financiert de Hersenstichting Nederland
het hersenonderzoek. Ook goede voorlichting over
[advertentie]
Bent u dat ‘warme contact’ en heeft u een concrete
mogelijkheid voor ogen, meldt u dan bij
het bestuur van de STSN. Gegevens vindt u in
de colofon. Al naar gelang noodzakelijk zijn wij
bereid de sponsorvraag te ondersteunen met
een brief, informatie over TSC en de STSN of
een persoonlijke afvaardiging. Om onze vraag
vroegtijdig kenbaar te maken bij potentiële
sponsors, streven we er naar medio zomer
2010 onze fondsenwerving vol op stoom te
laten komen.
Graag horen wij van u!
Jan-Paul Wagenaar, bestuur STSN
hersenaandoeningen is belangrijk. Laat de hersenen ook
úw zorg zijn. Word donateur, help mee met de collecte of
maak een gift over.
Koediefstraat 5, 2511 CG Den Haag
telefoon 070-360 48 16 - giro 860
info@hersenstichting.nl
www.hersenstichting.nl
zomer 2010 | TSC Contact
Lara
column
Geschreven door Sandra Visch, getrouwd met Marlon en mama van Lara (4 jaar) en Tessa (1 jaar).
Lara heeft TSC.
School
Een half jaar terug: “wat, wat, wat, wat, wat, wat,
wat eten we vanavond?” en “waar, waar, waar,
waar, waar, waar is Tessa?”. Lara was toen net
begonnen op school en begon ineens enorm te
stotteren. Elk zinnetje begon ze stotterend. Een
duidelijk teken dat ze niet lekker in haar vel zat.
Het dagelijks vele huilen op school was natuurlijk
een nog duidelijker signaal. Lara zit nu een half
jaar op school en het gaat goed. Ze heeft een
vriendinnetje in de klas en dat maakt een groot
verschil. Het pictogrammenbord dat we gemaakt
hebben, heeft ook zeker geholpen. En Lara snapt
de regeltjes in de klas een stuk beter en dat geeft
haar een hoop duidelijkheid en rust. Ze gaat nu
met plezier naar school en dat is een grote opluchting
voor ons. Stotteren doet ze nu amper meer.
Ondanks het feit dat het nu veel beter gaat, zijn
we druk geweest met scholen bezoeken en informatie
inwinnen om te kijken naar welke school
Lara volgend schooljaar zal gaan. Want school en
wij zijn het er wel over eens, mede gezien de uitslagen
van de testen, dat het voor Lara beter zou
zijn als ze naar een school gaat waar meer tijd en
aandacht voor haar is. Ze heeft veel uitleg en
begeleiding nodig en dat kan ze nu niet krijgen.
Zoals ik in een vorige column (winter 2009)
schreef, zijn we op zoek gegaan naar Speciaal
Onderwijs (cluster-3). Helaas vonden we in onze
omgeving niet de school waar Lara goed op haar
plek zou zijn. We zijn ook gaan kijken op het
Speciaal Basisonderwijs (SBO) en we kwamen tot
de conclusie dat Lara daar op dit moment het
beste past. We hebben besloten de aanvraag voor
een cluster-3 indicatie stop te zetten en hebben in
december '09 via Lara's huidige school de procedure
gestart voor het SBO. Mede doordat je afhankelijk
bent van (vlotte) medewerking van de school
hebben we weinig invloed op deze procedure en
duurt het allemaal langer dan verwacht. Voordat
de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL)
tekst en foto Sandra Visch
Sandra en Lara
een besluit neemt, geeft eerst de Bovenschoolse
Commissie Leerlingenzorg (BCL) een advies af.
Daarvoor vindt nog een gesprek plaats met de
orthopedagoge van de BCL. Het gesprek met haar
op 4 februari was prettig en daarop volgde op 15
februari het advies van de BCL om een positieve
beschikking voor bepaalde tijd (1 jaar) af te geven.
Daarna moest de school nog wat stukken aanvullen
en vervolgens kon de PCL erover gaan vergaderen.
In hun vergadering op 19 april nam de PCL een
beslissing. Op 21 april viel deze bij ons in de bus.
Tot onze verbazing en teleurstelling lag daar
ineens een negatieve beschikking. In drie regels
werd de afwijzingsgrond geformuleerd, erop neerkomend
dat een cluster-3 aanvraag gerechtvaardigd
is. Dat was alles. Nog diezelfde avond
TSC Contact | zomer 2010 13
en ik aan de slag gegaan met informatie opzoeken
en ben ik begonnen aan het bezwaarschrift.
Na een week had ik drie pagina's vol met argumenten
getypt om aan te geven dat de beslissing
van de PCL niet juist is. Het bezwaar is op de post
en nu kunnen we weer even niets anders dan
wachten. Maar ze kunnen geen beslissing afgeven
zonder ons gehoord te hebben, dus er kan niet
ineens een vervelende beslissing in de bus vallen.
Ik heb ze verzocht om ons bezwaar spoedig te
behandelen, want een overgang naar een andere
school moeten we uiteraard goed regelen. Maar
gezien de “snelheid” tot nu toe van deze procedure
probeer ik er niet teveel van te verwachten.
Het resultaat kan voor mij maar 1 ding zijn: een
gegrondverklaring van ons bezwaarschrift. Deels
ben ik ervan overtuigd dat ik ze omver blaas met
14
nieuws
Community Breakfast
Binnenkort is het weer zover, dan organiseert het
Revalidatiefonds voor het 4e jaar op rij, het zogenaamde
Community Breakfast. Jongeren met een
lichamelijke beperking of chronische ziekte en topmanagers
uit bedrijfsleven en overheid ontmoeten
elkaar tijdens een informeel ontbijt. Samen wisselen
zij ideeën uit over arbeidsparticipatie en wordt
voor beide partijen duidelijk wat er nodig is om
‘werken met een handicap’ mogelijk te maken.
Voorafgaand aan het ontbijt krijgen de jongeren
een training en leren zij hoe zij zichzelf kunnen
presenteren tijdens bijvoorbeeld een sollicitatie.
Ben jij:
• tussen de 18 en 32 jaar
• heb je een lichamelijke beperking of chronische
ziekte
• studeer je binnenkort af
• ben je op zoek naar een stage- of ervaringsplek
of een baan
• zie jij het als een uitdaging om met topmanagers
in gesprek te gaan over de mogelijkheden
rondom werk?
mijn argumenten, maar aan de andere kant twijfel
ik of ze er wel echt voor open staan. Als zij overtuigd
blijven van hun gelijk...maar daar wil ik niet
aan denken.
Pas liep ik met Lara langs scholen bij ons in de
buurt en toen zei Lara: “als ik op een andere
school zit mag ik ook met een busje”. Ze heeft volgens
mij echt geen idee wat er allemaal speelt,
maar ik vond het wel bijzonder dat ze dat zei. Ze
is de laatste tijd erg bezig met 'als ik...dan...'.
“Als ik groter ben, mag ik ook Lelli Kelly schoenen”
(=glitterschoenen met hakje!) en “als ik goed kleertjes
pas, dan mag ik chocola”. Nou...ALS we een
positieve beschikking krijgen, DAN eten we heel
veel chocola! Ik ga de voorraadkast alvast vullen!!■
bron Nieuwsbrief YUUB
Meld je dan nu aan!
De ontbijten vinden plaats op 22 april in
Amersfoort en op 7 oktober (locatie is nog niet
bekend). Tevens vindt er dit jaar een High Tea
plaats met 2e Kamerleden en mogelijk ook
ministers bij de 2e Kamer in Den Haag. Wil jij meedoen
aan een Community Breakfast of de High Tea
in Den Haag? Reageer dan snel en stuur een email
met je CV en je motivatie (welke bijdrage kan jij
als jongere leveren aan de ontbijttafel?) naar:
mirjam.vanginkel@revalidatiefonds.nl
We nemen daarna zo spoedig mogelijk contact
met je op en informeren je dan over de verdere
gang van zaken en de exacte data.
Let op VOL is VOL!
Voor meer informatie:
Mirjam van Ginkel (projectcoördinator)
Telefoon: 030-6572022 Mobiel: 06-10053911
Email: mirjam.vanginkel@revalidatiefonds.nl ■
zomer 2010 | TSC Contact
gebarentaal
Nederlands met Gebaren voor kinderen met een
communicatie beperking
Wat is Nederlands met Gebaren?
Nederlands met Gebaren (NmG) is een communicatiesysteem
waarbij het Nederlands meer visueel
gemaakt wordt door middel van duidelijke articulatie,
gebaren, mimiek en vingerspelling. Het is eenvoudig
gezegd een combinatie van de Nederlandse
taal en de Nederlandse Gebarentaal. Door het
Nederlands en de Nederlandse Gebarentaal als het
ware met elkaar te mengen, ontstaat de ‘contacttaal’
NmG. NmG kan helpen om de beide talen
meer toegankelijk te maken voor mensen die vanwege
een gehoorbeperking of taalstoornis normaliter
geen volledige toegang hebben tot de taal die
zij prefereren; ofwel het Nederlands, ofwel de
Nederlandse Gebarentaal, om zo te komen tot
communiceren. Voor meer informatie omtrent het
verschil tussen Nederlands met Gebaren en de
Nederlandse Gebarentaal verwijzen we u graag
naar de website van het Gebarencentrum
www.gebarencentrum.nl.
Praktijkervaringen
Annelies Vriends en Sabrina Moors, beiden docent
Nederlands met Gebaren geven de cursus NmG
(module 1 en module 2) aan zowel de familie als
aan personen die beroepsmatig te maken hebben
met kinderen met communicatieve beperkingen.
Annelies en Sabrina zijn beide werkzaam als logopedist
in een ziekenhuis. Daar hebben ze de ervaring
dat het gebruiken van NmG, kinderen met een
communicatieve beperking en hun omgeving, kan
helpen in de communicatie.
Beide logopedisten zien in praktijk dat NmG kinderen
kan ondersteunen in de communicatie en dat
het gebruik van gebaren taal uitlokt. Vaak wordt
gedacht dat kinderen niet of minder gaan praten
omdat ze een gebaar in plaats van een woord
gebruiken, dit is volgens Annelies en Sabrina zeker
niet het geval. Kinderen die een woord verbaal niet
kunnen zeggen maar wel kunnen gebaren kunnen
zich op deze manier toch uiten, dit voorkomt
frustraties. Daarnaast begrijpen kinderen taal beter
tekst Annelies Vriends/Sabrina Moors bron Gebarencentrum Nederland
door de visuele ondersteuning. Je laat met een
gebaar zien waar je over praat. Kinderen kunnen
door het gebruiken van een gebaar duidelijker
aangeven wat ze bedoelen maar ook kan het
maken van een gebaar een woord oproepen. Als
kinderen eenmaal het woord kunnen zeggen wordt
het gebaar vaak weggelaten.
Het is van belang dat zoveel mogelijk mensen in
de omgeving van het kind de gebaren gebruiken in
de communicatie. Door middel van imitatie leert
het kind de gebaren makkelijker onthouden en
zelf gebruiken. Zoals gezegd is het gebruik van
NmG echt ter ondersteuning van de verbale communicatie
in het Nederlands. De Nederlandse
grammatica en zinsstructuur worden aangehouden.
NmG kan dus wel de gesproken taalverwerving
en ontwikkeling ondersteunen, maar kan op
zichzelf nooit een surrogaat zijn voor het
Nederlands.
NmG in het onderwijs
NmG (en andere ondersteunende gebarensystemen)
worden veel in het onderwijs aan dove en
slechthorende kinderen gebruikt maar ook bij kinderen
met ernstige spraak-taal moeilijkheden.
NmG biedt leraren de mogelijkheid om het
Nederlands toegankelijker te maken voor leerlingen,
die vanwege auditieve beperkingen en/of
taal- en/of spraakstoornissen geen volledige toegang
hebben tot alleen het Nederlands. NmG is
daarom uitermate geschikt als middel om een klas
met dove, slechthorende en kinderen met ernstige
spraak-taal moeilijkheden te instrueren en als
interactiemethode.
Cursusinformatie
Annelies en Sabrina geven de basiscursus module
1 die bestaat uit 10 lessen, of een cursus op maat
aangepast aan de doelgroep. In de cursus wordt
aan de cursisten het volgende geleerd: gebaren
maken en begrijpen, met deze gebaren zinnen te
maken zodat vragen kunnen worden gesteld, ant-
TSC Contact | zomer 2010 15
woord op een vraag geven, korte gesprekjes voeren
enz. Tijdens de cursus worden ongeveer 700
gebaren aangeleerd die in het dagelijkse leven
gebruikt kunnen worden. Alles wat in deze module
aangeboden wordt is gericht op de communicatie
met kinderen van 0 tot ongeveer 16 jaar.
Afhankelijk van de groepssamenstelling wordt het
lexicon aangepast aan de leeftijd van de kinderen.
De cursus wordt gegeven aan familieleden en kennissen
van personen met een communicatieve
16
beperking (slechthorendheid of spraak- en taalproblemen)
en aan personen die beroepsmatig te
maken hebben met cliënten met communicatieve
beperkingen (logopedisten, leerkrachten en klassenassistenten
binnen het speciaal onderwijs,
medewerkers van zorginstellingen/revalidatiecentra,
studenten en andere geïnteresseerden). Voor
meer informatie/inlichtingen verwijzen wij u naar
de redactie van dit blad. ■
Verslag van een cursus:
‘Communiceren met ondersteunende gebaren’
Ik wil me even voorstellen, mijn naam is Gerdie Rooijackers en ik ben de mama van Ties. Ties is 2 jaar oud
en heeft TSC. Dit is ontdekt na 28 weken zwangerschap, door tubers in het hartje. Ties heeft nu TSC in het
hartje, de hersenen en in de huid.
Als gevolg van TSC begonnen de epileptische aanvallen
toen Ties 3 maanden oud was, hij heeft
hierdoor een lichamelijke en geestelijke achterstand.
Toen hij 1 jaar oud was, maakte Ties weinig
tot geen geluid en ook het brabbelen kwam niet
op gang. Onze neuroloog verwees ons daarom
naar een pre-logopediste. Dit is een logopediste
die gespecialiseerd is in wat belangrijk is voor het
praten, zoals het goed leren eten en drinken, om
zodoende het praten te stimuleren. Zij wees ons al
tekst en foto Gerdie Rooijackers
snel op het feit dat gebaren gebruiken belangrijk
is om dingen duidelijk te maken. We konden hiervoor
als ouders een cursus volgen via het audiologisch
centrum. Omdat een vriendin van mij een
dochter met het syndroom van Down heeft van
4 jaar die nog niet praat, waren we niet onbekend
met het gebruik van gebaren. We zijn aan het
informeren gegaan en kwamen al snel terecht bij
de cursus die Sabrina aanbiedt. Wij vonden het
namelijk erg belangrijk dat niet alleen wij met Ties
MAN MAMA OMA OMA... OMDAT OM-DE-BEURT OP BEZOEK-GAAN OPA
zomer 2010 | TSC Contact
kunnen communiceren, maar dat ook alle mensen
die veel in zijn omgeving zijn dat kunnen. En ook
de mogelijkheid om de cursus thuis in groepsverband
te volgen stond ons erg aan. Iedereen waar
we Ties aan over durfden te laten, wilden we
immers de mogelijkheid aanbieden om mee te
doen. Daarnaast kon op deze manier Ties lekker
thuis blijven.
In september 2009 zijn we met negen personen
van start gegaan; de twee oma’s, opa, de drie tantes,
de oppas, mijn man en ik. De cursus NMG-1,
Nederlands met ondersteunende gebaren bestond
uit 10 lessen waarin we ongeveer 700 gebaren
leerden. De lessen duurden 2 uur en daarna werd
er natuurlijk nog gezellig wat gedronken. Na de
eerste les duizelde het ons een beetje, er kwam
erg veel op ons af en we kregen ook flink wat
huiswerk mee. Gedurende de lessen raakte je hieraan
gewend en na iedere les ging iedereen met
veel enthousiasme thuis aan het oefenen. We hebben
allemaal een naamgebaar verzonnen voor onszelf,
zodat we ook in gebaren duidelijk kunnen
maken wie we zijn. Voor Ties spreek je dus de
woorden uit en tegelijkertijd maak je het gebaar.
De gebaren die we leerden zijn woorden die je de
gehele dag door gebruikt. Natuurlijk papa, mama
en de gehele familie, verder alles rondom eten,
slapen, kleding, dieren enz. Ook leerden we kinderliedjes
en de gebaren rondom sinterklaas en
kerst. Doordat we de gebaren zijn gaan gebruiken,
is Ties zich veel meer visueel gaan ontwikkelen.
Wanneer hij iets hoort, kijkt hij je nu ook direct
aan en kijkt naar het gebaar. Op dit moment kijkt
hij ook naar datgene waar je het over hebt. Als
papa bijvoorbeeld thuis komt, maak ik het gebaar
papa en thuis, vervolgens gaat hij kijken waar
papa is. Ook wanneer we het gebaar voor melk
maken, kijkt hij meteen naar de koelkast. Het is de
bedoeling dat hij zelf straks ook de gebaren gaat
Gerdie en Ties
maken, zodat hij zichzelf duidelijk kan maken naar
ons toe. We zijn dit nu aan het stimuleren.
We hebben de cursus als zeer waardevol
beschouwd. Het heeft ons geleerd om op een
andere manier te communiceren met Ties.
Daarnaast is het prettig dat je het met veel bekenden
hebt geleerd, je stimuleert elkaar om de gebaren
te leren, maar wat zeker zo belangrijk is, is om
ze te blijven gebruiken. ■
MELK MENS MIDDAG AVOND... BABY BAD BAL MAN
TSC Contact | zomer 2010 17
18
artikel
TSC en autisme
Onderstaand artikel is een samenvatting van een Amerikaans onderzoek naar de relatie TSC en autisme.
Ook in Nederland wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de relatie tussen TSC en autisme.
Wanneer de eerste resultaten van dit onderzoek bekend worden gemaakt, zullen wij u hieromtrent
informeren.
Onderzoek heeft uitgewezen dat autisme een “verbindingsstoornis”
in de hersenen is. Bij de ziekte
Tubereuze Sclerosis Complex (TSC), welke
gewoonlijk geassocieerd wordt met autisme, wordt
een link gelegd naar een stoornis van de uitlopers
van zenuwcellen die de verbinding tussen deze
cellen verzorgen. Bij het bestuderen van de zeldzame
ziekte Tubereuze Sclerosis Complex werd door
onderzoekers in het Children’s Hospital Boston
steeds meer aanvullend bewijs geleverd dat de storingen
in het autistisch spectrum, waaraan 25 tot
50% van deze patiënten lijdt, veroorzaakt worden
door het onvermogen van de neuronen (zenuwcellen)
in de zich ontwikkelende hersenen, om op de
juiste manier contact met elkaar te maken. Dit
leidt tot gebrekkige doorsturing van informatie.
Deze ontdekking kan ook de verklaring zijn voor
het feit dat veel TSC-patiënten lijden aan epileptische
aanvallen en een achterstand in de verstandelijke
ontwikkeling. Deze studie werd online gepubliceerd
in Nature Neuroscience op 10 januari
2010.
TSC veroorzaakt goedaardige tumoren door het
hele lichaam, inclusief de hersenen. Echter, zelfs
wanneer deze tumoren niet aanwezig zijn, kunnen
bij TSC-patiënten wel degelijk autisme, epilepsie of
verstandelijke beperkingen voorkomen. Onder leiding
van Dr. Mustafa Sahin hebben onderzoekers
van de afdeling kinderneurologie van het CHB
bewijzen naar voren gebracht, dat door een mutatie
in een van de genen die TSC veroorzaakt, het
TSC2-gen, de groeiende verbindingsdraden (uitlopers)
van de zenuwcellen niet goed in staat zijn
om in de zich ontwikkelende hersenen de juiste
plaats van bestemming te vinden.
bron persbericht van het Children’s Hospital Boston (CHB)
door James Newton vertaling Marjan Bravenboer
Bij het bestuderen van een bekende zenuwbaan –
tussen het netvlies en de achterliggende hersenen
– toonden Sahin c.s. aan, dat wanneer de zenuwcellen
van de proefdieren (muizen) de afwijking
TSC2 vertoonden, de uitlopers van deze cellen niet
in staat bleken om op de juiste plaats aan te hechten.
Nader onderzoek wees hierbij uit dat de groeiknoppen
aan de uiteinde van de uitlopers niet
gehoorzaamden aan de aanwijzingen van een
groep moleculen onder de naam ephrinen.
Sahin: “Normaal gesproken zorgen deze ephrinen
ervoor dat de uitlopers stoppen met groeien, maar
als er TSC in het spel is zijn de groeiknoppen
ongevoelig voor de ephrinen en blijven doorgroeien”.
Met aanvullende experimenten werd aangetoond
dat het gebrek aan gevoeligheid voor
ephrine-signalen veroorzaakt werd door activering
van een moleculaire route, de mTOR-route, waarvan
de activiteit toeneemt als de zenuwcellen een
tekort hebben aan TSC2. Bij het zoeken naar
zenuwuiteinden bij de muizen bleek dat veel
zenuwuiteinden afkomstig van het netvlies uiteindelijk
hun bestemming in de hersenen niet gevonden
hadden.
Hoewel deze studie alleen betrekking had op de
verbindingen van het netvlies met de hersenen,
nemen de onderzoekers aan dat deze bevindingen
ook algemene geldigheid hebben op de organisatie
van de zich ontwikkelende hersenen. Men veronderstelt
dat bij autisme sprake is van afwijkende
bedrading in de zenuwcellen in die gedeelten van
de hersenen die betrokken zijn bij de sociale interacties
en die dus invloed hebben op het sociale
gedrag van de patiënt.
“Tot op heden hebben we autisme beschouwd als
zomer 2010 | TSC Contact
een ontwikkelingssyndroom dat het maken van
verbindingen in de hersenen in de weg staat; er
zijn ofwel teveel, ofwel te weinig aansluitingen tussen
de verschillende onderdelen van de hersenen”,
aldus Sahin. “Bij de proeven op muizen vonden we
een overvloed aan verbindingen, in overeenstemming
met het vermoeden dat autisme veroorzaakt
zou kunnen worden door een te grote toevloed
aan zintuiglijke prikkels, en/of door een gebrekkige
filtratie van informatie”.
Sahin hoopt dat deze afwijking van de bedrading
in de hersenen gecorrigeerd kan worden door
medicatie die inwerkt op de verantwoordelijke
moleculaire route. De mTOR-route blijkt de belangrijkste
veroorzaker te zijn van verschillende stoornissen
aan de uitlopers van zenuwcellen.
Medicijnen die mTOR kunnen onderdrukken zijn
reeds goedgekeurd door de FDA (Food- and Drug
Administration, een soort keuringsdienst van
waren, vert.) Bijvoorbeeld: één van de remmers van
mTOR, het middel rapamycine, wordt gewoonlijk
gebruikt om afstoting van een getransplanteerd
orgaan tegen te gaan. Sahin is van plan om later in
het jaar een klinische proef met een rapamycineachtige
stof te doen bij ca. 50 TSC-patiënten om te
onderzoeken of deze stof de waarneming van
zenuwcellen, autisme en epilepsie kan verbeteren.
In 2008 publiceerden Sahin c.s. in Genes &
Development een onderzoek dat verwant is aan
bovenstaand onderzoek. Dit toonde aan dat wanneer
TSC1 en TSC2 geïnactiveerd werden, één hersencel
meerdere zenuwuitlopers liet groeien, wat
niet normaal is. Hierdoor werd abnormale verbinding
van hersencellen in de hand gewerkt.
Opnieuw bleek hierbij de mTOR-route betrokken te
zijn. Nadat de mTOR-werking met rapamycine
werd geremd groeiden de neuronen op de normale
manier, met slechts één uitloper per cel.
Bij een studie in het Computational Radiology
Laboratory at Children’s door Sahin en zijn collega
Simon Warfield, PhD, werd gebruik gemaakt van
dit onderzoek op muizen. De hersenen van tien
TSC-patienten werden bestudeerd, waarvan er
zeven ook autisme of een ontwikkelingsstoornis
hadden; de zes personen van de controlegroep
hadden geen stoornis. Er werd gebruik gemaakt
van een ver ontwikkeld MRI-systeem. Zij noteerden
voor de TSC-groep wanordelijke en structureel
abnormale kanalen voor de zenuwuiteinden, met
name in de visuele en sociale leergebieden in de
hersenen. De zenuwuiteinden hadden ook weinig
myeline, een vettige coating waardoor zenuwcellen
gemakkelijker elektrische signalen kunnen doorzenden.
(Bij andere onderzoeken, die gedaan werden
in samenwerking met David Kwiatkowski in
het Women’s Hospital in Brigham, bleek dat toediening
van Rapamicine de myelinevorming bij
muizen normaliseerde).
Sahin bestudeerde ook extra genen waarvan eerder
ontdekt was dat ze niet aanwezig, of dubbel
aanwezig waren bij autisten. Hij ontdekte hierbij
dat wanneer sommige van deze genen niet actief
zijn, dit zenuwcellen aanzet tot het vormen van
meerdere zenuwuiteinden. Deze abnormaliteit
blijkt te kunnen worden teruggedraaid met behulp
van rapamycine.
“Het is mogelijk dat veel van de genen die bij
autisme betrokken zijn, samenkomen in een paar
gewone routes die de bedrading van zenuwcellen
controleren”, aldus Sahin. “Zeldzame genetische
afwijkingen als TSC geven ons sleutelaanwijzingen
over mechanismen in de hersenen die ziekten in
het autistisch spectrum veroorzaken.”
Nieuwe inzichten in de neurobiologie van deze
afwijkingen kunnen er mogelijk toe leiden dat
nieuwe behandelwijzen ontwikkeld worden.
Niet alleen TSC-patiënten kunnen hiermee worden
geholpen; ook andere kwalen op het gebied van de
neurologische ontwikkeling, die veroorzaakt worden
door een tekort aan myeline of door foutieve
verbindingen van de zenuwuiteinden in de hersenen
zoals bij autisme, epilepsie of verstandelijke
beperktheid, kunnen hiermee vooruit geholpen
worden. ■
TSC Contact | zomer 2010 19
20
artikel
De herstelkracht van gezond hersenweefsel
Hoe goed een patiënt herstelt na epilepsiechirurgie is afhankelijk van het resterende brein. Tot dusver werd
nauwelijks onderzocht hoe gezond -of ziek- dat resterende brein is. Kinderneuroloog Kees Braun doet dat
wel. Sinds december 2008 onderzoekt hij samen met Wim Otte en Kim Boshuizen de herstelkracht van het
gezonde hersenweefsel. De eerste resultaten.
Bij epilepsie – en zeker bij de epilepsiechirurgie –
is het onderzoek vrijwel altijd gericht op het zieke
hersenweefsel. Waar zit de bron van de epilepsie
precies? Is die bron te verwijderen of zitten er
functies die de patiënt niet kan missen? ‘Heel
belangrijk onderzoek’, zegt kinderneuroloog Kees
Braun van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ),
‘maar in ons onderzoek doen we het omgekeerde.
We kijken bij kinderen met epilepsie naar de functie
en structuur van het gezonde hersenweefsel
dat overblijft na een operatie. Soms blijft slechts
één hersenhelft over, zoals na een hemisferectomie
(het chirurgisch uitschakelen van één hersenhelft,
red.) De kwaliteit van dit hersenweefsel
bepaalt waarschijnlijk de herstelmogelijkheden van
bron Episcoop 1/2010 tekst Pieter Lomans foto Frank van Dam
Kim Boshuizen en Kees Braun
het kind. Wij willen weten hoe gezond dit weefsel
is. Is het helemaal in orde of zijn er mischien toch
afwijkingen in de structuur en de functie,
waardoor het herstelvermogen wordt beperkt? De
antwoorden zoeken we zowel in de mens als bij
ratten.’
Hersennetwerken
Vernieuwend hersenonderzoek vraagt vaak om
slimme, innovatieve technieken. Dat geldt ook
voor het door het Nationaal Epilepsie Fonds gesubsidieerde
onderzoek van Braun. Zo gebruikt hij
voor het vaststellen van structurele en funcionele
afwijkingen in de hersenen onder andere diffusie
tensor imaging (DTI) en resting-state fMRI. Braun:
zomer 2010 | TSC Contact
‘Met DTI kun je heel goed de structuur van de
‘witte stof’ in beeld brengen. Die witte stof bevat
de ‘telefoonkabels’ waarmee de onderdelen van
het brein met elkaar communiceren. DTI kan subtiele
veranderingen in de architectuur van de witte
stof zichtbaar maken, die mogelijk het gevolg zijn
van focale (plaatselijke) epilepsie.’ Resting-state
fMRI is een heel nieuwe manier om naar netwerken
in de hersenen te kijken. De technieken die
gebruikt worden om deze netwerkstructuren te
analyseren, zijn voor een belangrijk deel ontwikkeld
door Kees Stam, hoogleraar klinische neurofysiologie
in het VUmc. Braun: ‘Met functionele MRI
(fMRI) kijk je naar de activiteit van het brein. In dit
geval naar een brein in rust. Terwijl de patiënt niks
doet – of terwijl de rat slaapt of onder narcose is
gebracht – registreert de techniek de signaalveranderingen
in het hersenweefsel. Vervolgens wordt
bepaald in hoeverre de signaalveranderingen in
verschillende hersengebieden met elkaar overeenkomen.
Die gegevens zeggen iets over de functionele
verbindingen tussen deze hersengebieden.
Kortom, resting-state fMRI zegt iets over de manier
waarop, en de efficiëntie waarmee, bepaalde
onderdelen van het brein in een groot netwerk met
elkaar verbonden zijn.
Verandering in bekabeling
Beide technieken zijn door Braun en zijn onderzoekers
toegepast in een nieuw diermodel voor epilepsie.
Ratten krijgen een stofje ingespoten in de
hersenschors, waardoor zeer lokaal epileptische
aanvallen ontstaan. Bij zo’n aanval staat de rat stil,
trilt hij even met zijn snorharen en gelaatspieren
en gaat dan weer verder. Braun: ‘In dit dierexperimenteel
onderzoek, dat wordt uitgevoerd door
Wim Otte, tonen we met resting-state fMRI aan, dat
veranderingen in het brein veel verder gaan dan de
plaats waar het stofje is ingespoten. Het hele netwerk
verandert na enige tijd en die verandering
lijkt samen te hangen met de optredende aanvallen.’
DTI-onderzoek wijst uit dat de banen witte
stof in de hersenen na het opwekken van epilepsie
óók een afwijkende structuur krijgen. ‘We zijn
benieuwd of die veranderingen in de witte stof
samenhangen met de veranderingen in het netwerk’,
zegt Braun. Daarnaast wordt met de verschillende
MRI-technieken ook het effect van een
hemisferectomie op de resterende hersenhelften
van de rat onderzocht. Braun wil beide modellen
combineren, om te zien of veranderingen in het
brein door epilepsie omkeerbaar zijn na de epilepsiechirurgie.
Afwijkingen op MRI
Ook in het klinisch onderzoek zijn grote vorderingen
gemaakt. Onderzoeker Kim Boshuizen heeft
MRI-beelden bekeken van bijna alle kinderen die in
Utrecht door middel van hemisferectomie zijn
behandeld. Toont de MRI duidelijk zichtbare afwijkingen
in de gezonde hersenhelft voor de operatie,
dan is de kans kleiner dat het kind na de operatie
aanvalsvrij wordt. Bovendien zijn de kansen
op cognitief herstel na de operatie kleiner. Braun:
‘Dat is een eerste bevestiging van een thema dat
we in dit project willen toetsen.’
Europees onderzoek
De rol van anti-epileptica in het herstel na de operatie
vormt een ander onderzoeksthema. Braun:
‘Als je denkt dat de kinderen na de operatie zijn
genezen, wanneer zou je dan in principe kunnen
stoppen met medicatie? We weten dat ongeveer
zeventig tot tachtig procent van de patiënten aanvalsvrij
wordt. Toch gaan veel artsen soms nog
jarenlang door met anti-epileptica. Over de veiligheid
van het vroeger afbouwen van medicatie na
de operatie is nog weinig bekend.’ Sterker nog,
misschien belemmeren medicijnen na de operatie
het cognitieve herstelvermogen zelfs. ‘Vaak zeggen
ouders dat het beter gaat met hun kind na het
afbouwen, dat ze alerter zijn, het beter doen op
school. Toch bouwen artsen niet af, omdat de
angst bestaat dat het (te) vroeg onttrekken van
medicijnen de kans op terugkeer van aanvallen
vergroot en dat die aanvallen daarna moeilijker of
zelfs niet meer onder controle zijn te krijgen.’ Om
daarover meer duidelijkheid te krijgen verzamelde
Boshuisen alle gegevens over het medicijngebruik
van ruim 750 kinderen in vijftien centra in acht
Europese landen. ‘Een unieke studie’, zegt Braun,
‘die aangeeft dat artsen onder andere geneigd zijn
om sneller af te bouwen als een kind veel medicijnen
gebruikt, als de epileptische haard helemaal is
verwijderd of als er een hemisferectomie heeft
plaatsgevonen. En wórdt er op goede gronden
afgebouwd, dan lijkt het niet zoveel uit te maken
of het heel vroeg of tamelijk laat gebeurt. Een
grote Europese studie naar de mogelijk gunstige
effecten van een verantwoorde vroege medicijnonttrekking
is de volgende stap.’ ■
TSC Contact | zomer 2010 21
22
artikel
Milde gevallen? Vaak een misleidende term
Toen Arni Hubbeling en ik in 2000 in Edinburgh ons onderzoek naar TSC en gedrag presenteerden op het
internationale congres van de TSA ontmoetten wij aan het diner een jonge vrouw. Zij legde ons uit dat zij
een “mild case” was, een “licht geval”. Zij maakte aan ons duidelijk, dat het feit, dat zij een “mild case” was,
niet betekende dat zij ook een makkelijk leven had. In haar intellectuele en emotionele ontwikkeling had zij
nooit problemen ervaren. Bij haar waren de problemen vooral lichamelijk. Ze had slechte nieren en vertelde
dat ze veel pijn leed. De consequenties voor haar dagelijks leven waren groot; zo was zij door haar
ziekteverschijnselen niet in staat om te werken. Het was haar grote ideaal om de belangen te behartigen
van jongeren met TSC in een vergelijkbare positie als zij. Zij speelde dan ook een actieve rol in de
patiëntenvereniging in Groot Brittannië.
Het blijft belangrijk om te benadrukken dat TSC níet
hoeft te leiden tot problemen in de emotionele ontwikkeling.
Dit artikel is geschreven vanuit de ervaringen
binnen de hulpverlening aan mensen met TSC
die in de problemen geraakt zijn en daarom een
beroep hebben gedaan op het TSC-expertiseteam dat
gespecialiseerd is in psychische problemen bij TSC.
Dat gedragsproblemen veel voorkomen bij personen
met TSC en een verstandelijke handicap was al eerder
beschreven (Hunt, 1993)
Uit het onderzoek van Arni Hubbeling en Johan
Mulder (Hubbeling en Mulder, 2000) bleek echter, dat
ook een aantal mensen uit de groep met een
gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie te kampen
hadden met forse emotionele problemen. Binnen
de STSN is in de loop der jaren steeds meer aandacht
gekomen voor deze problematiek. Zo is er een
systeem van gespreksgroepen ontwikkeld waarin
men elkaar ontmoet en gezamenlijke problemen kan
bespreken.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek
is in 2003 het TSC-expertiseteam opgericht voor
begeleiding bij gedragsproblemen. Het team bestaat
uit een arts, een begeleidingsadviseur en een GZpsycholoog.
Het team wordt ingezet door het
Centrum voor Consultatie en Expertise, het CCE. De
CCE’s kunnen het TSC-expertiseteam inzetten op verzoek
van ouders of hulpverleners als de reguliere
hulp vastloopt. Dit gebeurt nog al eens, omdat TSC
tekst Johan Mulder, GZ-psycholoog TSC-expertiseteam
behoorlijk complexe beelden in het gedrag kan
geven. Het team doet dan diagnostisch onderzoek.
Dit gebeurt met betrokkene zelf en de mensen om
de persoon heen. Het team geeft adviezen aan de
persoon zelf of aan de mensen die betrokkene verzorgen
of hulp verlenen aan betrokkene.
Oorspronkelijk verleende het CCE alleen maar haar
diensten binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke
beperking. Echter vanaf 2003 heeft het
CCE haar werkterrein verbreed naar onder meer de
psychiatrie en naar de ouderenzorg. Voor het TSCexpertiseteam
is dit een belangrijke stap geweest,
omdat het nu ook mogelijk werd om als het nodig
was het team in te zetten voor mensen met een
gemiddelde en bovengemiddelde intelligentie.
In 2006 heeft het TSC-team in opdracht van het CCE
een onderzoek gedaan naar de problemen bij de
mensen die waren aangemeld (van Belle-Kusse,
2006). Er bleken vijf aanmeldingen te zijn van personen
met een IQ boven de 85. Het gaat hierbij om kinderen
en volwassenen. Een aantal mensen hiervan
meldde zichzelf aan om hulp te vragen.
Tussen 2006 en 2010 is er opnieuw een aantal aanmeldingen
geweest van personen met een IQ boven
de 85. Er is zelfs een verschuiving te zien naar aanmeldingen
van personen met een hoger IQ, die geen
gebruik maken van de zorg voor mensen met een
verstandelijke handicap.
De kinderen die aangemeld werden zaten op verschillende
typen scholen. Het reguliere basisonderwijs,
zomer 2010 | TSC Contact
?
?
speciale scholen voor kinderen met leermoeilijkheden
of gedragsproblemen, of een school verbonden aan
de dagbehandeling binnen de kinderpsychiatrie.
Bij al deze kinderen bleken er problemen te zijn in
het contact. Contacten binnen een groep verliepen
moeizaam of er waren veel conflicten. Een aantal kinderen
kon dit ook goed zelf verwoorden. Verder worden
regelmatig gedragsproblemen beschreven:
onvoorspelbaar gedrag, rigide gedrag, agressief
gedrag en moeite met omschakelen.
Verder had elk kind een eigen patroon van specifieke
leerproblemen.
De problemen deden zich niet altijd overal voor.
Soms alleen thuis of juist alleen op school.
De kinderen werden aangemeld omdat de reguliere
methoden zoals die op deze scholen toegepast werden,
niet goed bleken te werken.
Bij verder diagnostisch onderzoek kwamen we er telkens
weer op uit, dat er eisen aan deze kinderen
gesteld werden waar zij niet goed aan konden voldoen.
Van een kind wordt toch al snel verwacht, dat
het zijn sociale contacten zelf regelt en dat het kind
zelf zijn handelen plant, hoe kinderlijk ook. Dit zijn
vaardigheden die deze kinderen niet van nature blijken
te beheersen. Ze maken zich deze vaardigheden
ook niet zo maar door trainingen eigen. Vaak wordt
?
wel vooruitgang beschreven, maar ondersteuning van
buitenaf blijft nodig.
Mijn stelling is, dat het belangrijk is om te weten
welke problemen samenhangen met de TSC. Als
opvoeders de problemen herkennen, kunnen ze er
rekening mee houden en hun begeleidingswijze aanpassen.
Het voorkomt dat er eisen worden gesteld
waar de kinderen niet aan kunnen voldoen. Dit voorkomt
weer gevoelens van angst, onmacht, minderwaardigheid
en frustratie.
De interventie van het TSC-team bestaat in deze
gevallen uit een gedetailleerde beschrijving van de
problemen die het kind heeft samenhangende met
de TSC en uit adviezen voor het opstellen van een
passend begeleidingsplan. Zo nodig kan het CCE in
overleg met de aanmelder besluiten of er nog verdere
training van opvoeders of hulpverleners nodig is
om het begeleidingsplan ook daadwerkelijk goed te
kunnen uitvoeren.
De laatste jaren zijn er steeds meer aanmeldingen
van volwassenen met een gemiddeld of bovengemiddeld
IQ. Zij melden zich vaak zelf aan; op advies
van de behandelend arts of door zelf te zoeken op
internet.
Veelal beschrijven zij een levensgeschiedenis waarin
zij al vanaf de kindertijd problemen
ervaren. Een relatie met de TSC werd
echter niet gelegd. Dit is ook niet verwonderlijk,
gezien het feit, dat binnen
de Nederlandse situatie pas rond 2000
het verband tussen TSC en mogelijke
psychische problemen werd gelegd.
Zij melden zich aan, omdat er problemen
zijn op het werk of in de persoonlijke
levenssfeer. Vaak is er contact
geweest met hulpverleners, maar de
hulpverlening blijkt niet het gewenste
resultaat op te leveren.
Voor de aanmelding neemt betrokkene
contact op met het CCE in de betrokken
regio. Vindt het CCE de problematiek
zwaar genoeg om ermee aan de
gang te gaan, dan wordt een kennismakingsgesprek
gepland. In het kennismakingsgesprek
met Johan Mulder
van het TSC-team en een coördinator
van het CCE vindt verdere verheldering
van het probleem plaats. Al snel wordt
duidelijk waar de voornaamste problemen
liggen en komt ook de samen-
TSC Contact | zomer 2010 23
hang met de TSC naar voren. Het gaat om problemen
in het contact, de aandacht, de informatieverwerking,
de planning, de regulatie van gevoelens en de
impulscontrole. Vaak is omschakelen van de ene situatie
naar de andere moeilijk. Niet alle problemen
komen bij iedereen voor, maar ze vallen wel in dit
cluster. Daarnaast wordt regelmatig melding gemaakt
van gevoelens van depressie, wantrouwen of machteloosheid.
Een voorbeeld van de werksituatie van een telefoniste-receptioniste
maakt duidelijk hoe vaak een
beroep wordt gedaan op vaardigheden als contact
leggen, beheersen van gevoelens, informatieverwerking
en omschakelen. De telefoon gaat, aan de lijn is
een boze klant die een verward verhaal ophangt en
onmiddellijk hulp eist. De telefoniste moet informatie
zien op te pikken uit een warrig verhaal. Daarbij
moet ze haar gevoelens onder controle houden. Zij
mag zeker niet boos worden op de klant.
Ondertussen moet zij uit haar herinnering opdiepen
naar wie zij de klant het beste kan doorverwijzen. Zij
moet een telefoonnummer opzoeken. Zij moet vragen
of de klant even wil wachten. Dan moet ze
omschakelen naar een gesprek met een andere
medewerker en haar de situatie uitleggen. Dan moet
ze terug naar de klant en uitleggen, dat de ander
medewerker hem verder kan helpen. En dan verbindt
ze de klant door. Ondertussen komt er een klas
kwetterende schoolkinderen binnen die op excursie
zijn en willen weten waar ze naartoe moeten. Dit
soort situaties komt bij veel werk voor en ook binnen
een gezin kan het regelmatig zo hectisch
24
17 september
2010
zijn. Het TSC-team probeert weer zo goed mogelijk in
kaart te krijgen, wat de onderliggende problematiek
is die samenhangt met de TSC. Hier wordt een verslag
van gemaakt wat eerst besproken wordt met de
aanmelder zelf. En dan gaan we gezamenlijk bekijken
welke contacten we kunnen leggen met mensen als
de werkgever, de bedrijfsarts, bedrijfsmaatschappelijk
werk of hulpverleners. Ook wordt bekeken of er
in het gezin nog extra hulp nodig is. Aanpassingen
binnen het werk of binnen het programma van het
gezin zijn vaak nodig. De inzet van het CCE en het
TSC-team blijft ook nu weer altijd tijdelijk. Het streven
is om zowel de persoon zelf als zijn omgeving
zoveel kennis mee te geven dat ze weer zelf verder
kunnen.
Binnen werksituaties is het ook belangrijk om de juridische
kanten van de zaak goed in de gaten te houden.
Binnen de STSN is in 2008 een artikel van Arni
Hubbeling uitgegeven over problemen op het werk
bij mensen met TSC en een gemiddelde intelligentie.
Literatuur:
• Belle-Kusse, P. van (redactie): Gedragsproblemen bij
Tubereuze Sclerose Complex, Uitgave CCE Zuid-
Holland en Zeeland, 2006
• Hubbeling AA, Gemiddelde intelligentie:
Bovengemiddelde problematiek, STSN 2008
• Hubbeling AA, Mulder JC: De complexiteit van
Tubereuze Sclerose, STSN 2000
• Hunt A: Development, behaviour and seizures in
300 cases of tuberous sclerosis, Journal of
Intellectual Disability Resaerch, 1993, 37, 41-51 ■
redactie-adres STSN-Contactblad
Haike Doornbos
Hoogstraat 20
4285 AH Woudrichem
e-mailadres: redactie@stsn.nl
sluitingsdatum kopij nummer 112
zomer 2010 | TSC Contact
STSN-er in beeld
Zou jij je aan de lezers willen voorstellen?
Ik ben Corinne Kijl, 47 jaar, getrouwd met Jaap, moeder
van 3 kinderen: Jorrit van 13, Karlijn van 11 en
Felien van 8 jaar. Felien is “ons zorgenkindje”. Toen
ze 1 jaar was kreeg ze een epileptische aanval in
haar kinderstoel, zo is het balletje aan het rollen
gegaan. Wij behoren tot de gelukkigen waarbij de
diagnose vrij snel gesteld is. In het begin was het
tobben, ze ontwikkelde zich nauwelijks en had zo’n
30 absences of aanvalletjes per dag. Na zo’n 2 1 /2 jaar
tobben hadden we eindelijk een medicatiecombinatie
gevonden die aansloeg. Sindsdien ging Felien met
sprongen vooruit, ze was inmiddels 5 jaar. Eindelijk
kon ze zich gaan ontwikkelen, de epileptische aanvallen
kostte haar zoveel energie dat alle andere ontwikkelingen
stil lagen. Ook haar spraak kwam op gang,
nu kletst ze me, niet altijd verstaanbaar, de oren van
mijn hoofd. Op de zmlk-school waar ze nu zit heeft
ze het erg naar haar zin, ook haar begrip wordt
steeds beter. Als het met je kind goed gaat, gaat het
met jou ook goed! Het is echt een heel vrolijk en
grappig meisje, ook haar broer en zus zijn heel gek
op haar. Al met al mogen we niet klagen tot nu toe.
Kun je jezelf in vier woorden omschrijven?
Ik houd van gezelligheid, ben redelijk perfectionistisch,
praktisch en nuchter, vrolijk.
Wat is je relatie met de STSN?
Ik zit in de redactie van het contactblad sinds 2007
en begeleid sinds kort de bijeenkomsten van ouders
met jonge kinderen samen met Jacquelien van der
Ploeg.
Werk je ook en hoe geef je daar invulling aan?
Ja, ik ben werkzaam als tandarts, toen het zo slecht
ging met Felien ben ik even gestopt, ik moest prioriteiten
stellen en dan kies je voor je kind. In die tijd
heb ik ook mijn eigen bedrijfje opgezet; ik maak
moderne kunst en kinderschilderijen, die hangen in
kinderwinkels en bij bedrijven. Vaak werk ik in
opdracht. Verder ben ik ook kleurconsulent en geef
ik kleur- en stylingadvies aan personen en bedrijven,
erg leuk om te doen; ik heb iets met kleur en vormen.
Heb je nog tijd voor hobby's?
Tja, als je dat zo leest, heb ik het best wel druk en
interview
v.l.n.r. Karlijn, Jorrit, Corinne en Felien
heb ook veel nog slaap nodig! Maar ik heb mijn hobby’s
echt nodig als uitlaatklep en mijn hobby’s zijn
ook voor een deel mijn werk, daar heb ik erg veel
plezier in, vind ik echt super om te doen!
Hoe breng je het liefst de vakantie door?
In het voorjaar is onze relaxvakantie zoals ik dat
noem, dan zijn we niet zo actief, we zwemmen, fietsen,
lezen, genieten van de zon en luieren. In de
grote vakantie trekken we veel rond en zijn actief
bezig, de bergen hebben onze voorkeur. Ik betrap
mezelf er op dat ik tijdens de reis naar een nieuwe
bestemming altijd in de gaten houd waar het dichtstbijzijnde
ziekenhuis is! Felien kan vaak niet mee met
de wandelingen, dan splitsen we ons op.
Wat was de aanleiding dat je je als vrijwilliger
aanmeldde bij de STSN?
Kort nadat we te horen kregen dat Felien TSC had
was er een contactdag. Ik was zeer onder de indruk,
dat dit alles zo professioneel geregeld was door vrijwilligers.
Ik vond dat ik mijn steentje ook moest bijdragen.
Hoe meer vrijwilligers, hoe beter! Vele handen
maken licht werk, dat geldt ook hier.
Hoe denk je over de STSN?
Ik vind het nog steeds een zeer professionele organisatie
met erg goede mensen op meerdere plekken.
Wie zou je graag als volgende persoon willen
aanmelden voor deze rubriek en waarom?
Yasmara Olyslag. Ik heb haar ontmoet tijdens de contactmiddag
voor ouders van jonge kinderen met TSC.
Het is een enthousiaste groep mensen die betrekkelijk
nieuw zijn binnen de STSN. Het zou leuk zijn van
haar te horen wat zij vindt van de STSN als organisatie.
■
TSC Contact | zomer 2010 25
Riemer
26
mijn verhaal
Riemer werd geboren in augustus 1985 als 4e kind in ons gezin. De andere kinderen waren op dat moment
7, 6 en 3 jaar. Dus drukte alom. We merkten ook misschien door die drukte eigenlijk niets aan Riemer.
Riemer Holwerda
Hij was rustig, kreeg alleen op zijn beentje een
grote witte vlek, omdat hij alle dagen nog buiten
in de kinderwagen lag en zijn beentjes mooi bruin
werden. Wel dacht ik vaak: hij is anders dan de
anderen, maar ik kon er de vinger niet op leggen
wat er anders was; en ieder kind is ook weer
anders.
Toen Riemer een half jaar was, zag ik zo eens in
de week dat hij een rare beweging maakte, maar
dan was dat ook weer voorbij en merkte je niets
meer. Dit begon steeds vaker en heftiger voor te
komen. Hij begon ook meer te slapen en ontwikkelde
zich niet verder, bleef vaker stilletjes liggen.
tekst en foto Tjalling en Alie Holwerda
Inmiddels was hij 10 maanden.
Na een extra afspraak op het consultatiebureau
werd medegedeeld: niets aan de hand.
De volgende dag vond ik hem weer in zijn bedje in
een aanvalletje en heb ik gebeld voor een afspraak
bij de kinderarts.
Hij werd opgenomen en een EEG werd gemaakt.
Op de EEG werd epileptische activiteit opgemerkt.
Veel medicijnen werden uitgeprobeerd, maar de
epilepsie werd steeds erger en niets leek te helpen.
Opname na opname, totdat we doorgestuurd
werden na ongeveer 3 maanden naar het VU ziekenhuis.
De kinderneuroloog wist eigenlijk direkt
wat er aan de hand was: TSC.
Riemer werd toen opgenomen en iedere dag vertelde
de dokter iets over de ziekte, zodat we langzaam
maar zeker de gevolgen kregen te verwerken.
Zoals de mogelijkheid van zwaar gehandicapt zijn.
We dachten toen nog dat het misschien wel mee
zou vallen. Zoveel merkte je ook niet aan hem.
Na 3 weken naar huis. De epilepsie had zich intussen
zo ontwikkeld dat Riemer iedere dag wel zo’n
5 aanvallen had. Syndroom van West wisten we
inmiddels. Het werd een cirkel van slapen, aanval,
slapen enz. Zo gingen de jaren door.
Toen Riemer 5 jaar was en op een dagverblijf zat
verstapte hij zich en had de heup uit de kom. Hij
moest worden geopereerd en in een gipsbroek.
Na de narcose gebeurde het wonder dat de epilepsie
verdwenen was. Vraag niet waarom, maar de
salaamkrampen zijn ook nooit meer teruggekomen.
Zo verstrijken er weer wat jaren. We weten
inmiddels dat Riemer ernstig gehandicapt is.
Thuis wordt het er niet gemakkelijker op en als hij
9 jaar is gaat hij voorlopig naar een kortverblijf-
zomer 2010 | TSC Contact
huis in Zwolle (’t Polletje), totdat bij ons in de stad
plaats voor hem is in een tehuis. Dat is in 1997
zover. Vlak voor hij hier weer komt wonen blijkt
Riemer diabetes te hebben, dus nog een zorg
erbij. Maar nu heeft hij wel een vast plekje en
dichtbij, dus we kunnen vaak inspringen als er wat
is.
Jaren van ups en downs volgen. De weekenden is
Riemer thuis. Maar zijn gedrag wordt steeds moeilijker.
Hij is inmiddels ook puber natuurlijk en dan
veel wisselende bloedsuikers.
Verschillende operaties heeft hij gehad, zoals een
teelballetje weggehaald omdat dit één grote tumor
geworden was, kiezen getrokken, nabloedingen
gehad. Ook voor CT scans moest hij onder narcose.
Hij had 1 keer een topjaar van 8 keer onder
narcose.
Begin 2004 hebben wij het CCE team ingeschakeld
omdat we niet meer wisten hoe we verder met
Riemer moesten. Toen ging er een wereld open.
Op de woning waar Riemer woont en bij de dagbesteding
werd het team dagenlang begeleid.
Als doelstelling hadden ze: Hoe maken we het
leven voor Riemer zinvoller ?
We hebben in 2 jaar heel wat geleerd, bijvoorbeeld
het niveau waar Riemer op functioneert.
Dit hebben we jarenlang te hoog ingeschat.
Zijn nivo ligt ongeveer op 9 maanden, wel heeft hij
ruim 20 jaar levenservaring.
Met dit gegeven zijn we aan de slag gegaan en het
heeft een geweldig resultaat gehad.
Natuurlijk heeft Riemer nog zijn slechte dagen,
maar over het algemeen is hij vrolijk en wij hebben
met ons allen geleerd om zijn tempo aan te
houden en in zijn belang te handelen.
Afgelopen zomer kreeg hij zomaar een extreem
zware epilepsie aanval, zo erg dat men voor zijn
leven vreesde.
Toen is hij weer door de scan gegaan en bleek dat
hij weer een plekje in zijn hersenen er bij heeft.
De epilepsie is éénmalig geweest.
Wel toonde de scan een tumor van 6,5 cm in zijn
nier. Dus embolisatie.
Dit is helaas niet gelukt en wat nu? Er valt niet
zoveel meer te kiezen, dus er is besloten om met
het medicijn Sirolimus te beginnen.
Sinds begin maart krijgt hij dit. Resultaat moet in
de toekomst nog bewezen worden.
Bijwerkingen zijn er tot nu toe nog niet.
Dit is Riemer zijn verhaal in vogelvlucht.
Zoals u zelf zult begrijpen heeft er zich heel wat
afgespeeld in al die jaren. Verdriet om de onmacht
die je vaak hebt bij een gehandicapt kind.
Maar ook blijdschap bij toch af en toe een hoogtepunt
bijvoorbeeld toch gaan lopen met 3,5 jaar.
De andere kinderen zijn ook volwassen geworden
met toch ook beperkingen in het gezin doordat we
hoe dan ook rekening met Riemer moesten houden.
Zij hebben dit nooit als beperking ervaren en
zijn dol op hun broer.
Hoe we de toekomst zien? Geen idee.
We leven bij de dag en wensen dat Riemer geen
pijn hoeft te lijden. ■
[advertentie]
"Wat we niet weten
kunnen we niet genezen"
Stichting Michelle (partner van de STSN)
steunt projecten die één of meer
van de volgende doelstellingen nastreven:
| de diagnostiek van TSC verbeteren
| het TSC-ziekteproces leren kennen
en doorgronden
| gerichte behandeling van de
aandoening
www.stichtingmichelle.nl
TSC Contact | zomer 2010 27
28
artikel
Leren voor Later
Over het aanleren van vaardigheden-voor-later in het onderwijs
In het basis- en voortgezetonderwijs leg je de basis voor later, voor een goede plek in de maatschappij waar-
in je talenten optimaal tot bloei komen. Met dat doel doe je in het onderwijs kennis op, maar vooral ook veel
sociale en organisatorische vaardigheden. Bij veel leerlingen met autisme vraagt juist het aanleren van die
vaardigheden extra aandacht. In dit artikel zoomen we in op hoe het (speciaal) onderwijs daarop kan inspe-
len, mede aan de hand van praktijkervaringen met het Leerling Profiel van het Dr. Leo Kannerhuis.
Op cognitief vlak (denkniveau en geheugen) zijn
mensen met autisme vaak relatief sterk. Maar kennis
en cognitieve vaardigheden zijn helaas niet
genoeg om verder te kunnen studeren. Een hoog IQ
helpt natuurlijk wel, maar daarnaast zijn diverse
vaardigheden op competenties nodig. (zie kader)
Vaardigheden-voor-later
Ik vroeg de orthopedagogen Maria Bolscher van de
Berg en Boschschool in Bilthoven en Nicole Jacobs
van de Berkenschutse in Sterksel (beide zijn cluster
4 scholen) hoe zij het belang zien van het aanleren
van vaardigheden-voor-later in het voortgezet (speciaal)
onderwijs.
Nicole: “Onze ervaring leert dat leerlingen met
autisme vaak veel begeleiding nodig hebben bij het
aanleren van levensvaardigheden zoals het aangaan
van vriendschappen. Verder leren zij minder ‘vanzelf’
de studievaardigheden die in het studiehuis
worden ontwikkeld en is meer aandacht nodig voor
het aanleren van arbeidsvaardigheden. Wanneer die
vaardigheden onvoldoende worden ontwikkeld en
getraind, komen jongeren vaak op een lagere opleiding
terecht dan je zou verwachten op grond van
hun intelligentie. Dan verwacht je op basis van hun
IQ dat ze een hbo- of universitaire opleiding kunnen
volgen, maar wordt het uiteindelijk toch een mboopleiding.
Ik vind het daarom heel belangrijk dat in
het voortgezet onderwijs meer aandacht komt voor
het aanleren van deze vaardigheden.”
Maria beaamt dit: “We proberen ook de leerlingen
zelf te laten ervaren, bijvoorbeeld via stage en leerplekken,
hoe belangrijk deze vaardigheden zijn.
tekst Bernadette Wijnker-Holmes (beleidsmedewerker NVA)
bron Engagement, jaargang 37, maart 2010, nr. 1
Willen
Durven/
doen
Het Leerling
competentie profiel
Wensen
Motivatie Vaardig-
Realisme heden
Persoonlijkheid
Manier van
leren
Toekomst+
begeleidingsbehoefte
Kunnen
Kennen
Assessment
Juist leerlingen met goede cognitieve mogelijkheden
weten vaak niet welke vaardigheden zij nodig hebben
op de arbeidsmarkt.”
Leerling Competentie Profiel
Om de beschkbare vaardigheden-voor-later van een
leerling inzichtelijk te maken, kan het
LeerlingCompetentieProfiel (LCP) een basis bieden.
Bijgaand model is een schematische weergave van
het LCP, zoals dit mede is ontwikkeld door Diana
Rodenburg, opleidingsmanager bij het Dr. Leo
Kannerhuis. De methodiek is gebaseerd op de KIRAmethodiek,
een methode voor arbeidstoeleiding.
Diana legt uit wat de kern van deze LCP-methodiek
is: “Het model komt in beeld bij transitiemomenten,
bij overgangen, kleine overgangen of grotere, zoals
bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs
of van voortgezet naar vervolgonderwijs. Met
het model breng je voor een leerling in kaart: wie
zomer 2010 | TSC Contact
en je? Wat wil je? Wat kun je? En wat ga je daarmee
doen, wat durf je te doen?
Diana trainde de orthopedagogen van de Berg en
Boschschool en van de Berkenschutse in het werken
met het model. Maria Bolscher van de Berg en
Boschschool vertelt wat ‘nieuw’ is in het model: “De
elementen kennen en kunnen zijn vertrouwd in het
onderwijs, maar aandacht voor ‘willen, doen en durven’
is nieuw. Maar wel essentieel. Het is nodig om
informatie te hebben over wensen, motivaties, zelfredzaamheid,
zelfbeeld en persoonlijkheid van leerlingen
met autisme om hen goed te kunnen begeleiden
naar een volgende stap in hun leven.”
AVANTI
In de Berkenschutse is met het Leerling
Competentie Model geëxperimenteerd in het kader
van het internationale AVANTI-project. AVANTI is
een Europees samenwerkingsproject waarin in een
aantal landen experimenten plaatsvonden met
levensloopbaanbegeleiding in het onderwijs.
Projectmanager van de Nederlandse pilot bij de
Berkenschutse is Muriël Brandenburg van het Dr.
Leo Kannerhuis. Zij vertelt over dit project: “In het
kader van AVANTI vonden pilots plaats in
Nederland, Vlaanderen en Portugal. Het was interessant
om die ervaringen uit te wisselen. Aan de ene
kant zag je veel verschillen in de wijze waarop het
onderwijs is georganiseerd in de verschillende landen,
aan de andere kant zagen we overal vergelijkbare
problemen met overgangen (transities) bij de
leerlingen met autisme.
Meer over de resultaten en conclusies uit de drie
pilots is te lezen in het boekje van projectmedewerkers
Kristien Smet en Suzanne van Driel:
Levensloopmodel: werken met autisme. Van uitgever
Garant. Het boekje is te bestellen bij het
Dr. Leo Kannerhuis (www.leokannerhuis.nl).
“die vaardigheden heb je nodig om je
sterke cognitie succesvol te kunnen
gebruiken”
Breed inzicht in de ontwikkeling van
leerlingen
Om aan de hand van het LCP-model inzicht te krijgen
in het ontwikkelingsperspectief van een leerling,
wordt verschilldende partijen om input
gevraagd: de leerling zelf (geeft inzicht in zelf-
beeld), ouders (geeft inzicht in ontwikkeling van
leerling) en de leerkracht en/of werkbegeleider van
school (geeft inzicht in observaties van de leerling
op school). De verwerking van die input leidt tot
een beroepsprofiel en een breed inzicht in levensvaardigheden
en begeleidingsbehoefte van een leerling.
De orthopedagogen van de Berg en
Boschschool en van de Berkenschutse zijn het
erover eens dat de belangrijkste meerwaarde van
het Leerling Competentiemodel is dat het goed
inzicht biedt in hoe leerlingen zich ontwikkelen, niet
allen op school, maar ook thuis. Nicole Jacobs vertelt
hierover in relatie tot de Berkenschutse: “We
hebben meer dan voorheen behoefte aan een beter
en breder inzicht in het ontwikkelingsperspectief
van onze leerlingen, omdat de problematiek van
onze leerlingen in de loop der tijd ernstiger is
geworden. Voorheen hadden we vooral leerlingen
met epilepsie of leerlingen die langdurig ziek zijn.
Die gaan nu veelal naar het reguliere onderwijs. De
leerlingen die we nu hier hebben zijn veelal leerlingen
met autisme die veel meer begeleiding nodig
hebben, bijvoorbeeld bij het aanleren van studievaardigheden,
maar zij hebben bijvoorbeeld ook
begeleidingsvragen rond de seksuele ontwikkeling.”
Maria Bolscher ziet de werking van het model als
volgt: “Het leerlingcompetentieprofiel is een
momentopname, waarin je een wens in kaart brengt
en op basis waarvan je de stappen bepaalt om die
wens te kunnen realiseren. Vervolgens ga je kijken
hoe reëel die wens is, eventueel bijstellen etc. Het
model is een soort trap, stapje voor stapje ga je
vooruit. Het model kijkt levensbreed, er is ook een
relatie tussen wonen, vrije tijd en school. Want: voel
je je in je vrije tijd niet lekker in je vel, dan werkt
dat door op school en omgekeerd natuurlijk ook. Ik
probeer daarom ook aandacht te hebben voor het
belang van sociale contacten van leerlingen, bijvoorbeeld
door hen te wijzen op de mogelijkheden van
autismesozen en dergelijke.” Soms blijkt het nodig
om leerlingen door te verwijzen voor behandeling.
De verdere ontwikkeling van het Leerlingcompetentiemodel
ligt nu bij het lectoraat Autisme aan de
Hogeschool Arnhem Nijmegen. Zo wordt gewerkt
aan een vereenvoudiging van de toepassing: het
model is nu erg arbeidsintensief, het kost de orthopedagoog
12 uur per leerling, de intern begeleider
8 uur per leerling, de maatschappelijk werker 3 uur
per leerling en de decaan 1 à 2 uur per leerling.
TSC Contact | zomer 2010 29
Samenwerking school, leerling, ouders
Een sterke meerwaarde van het Leerlingcompetentieprofiel
(LCP) is volgens beide orthopedagogen dat
de samenwerking tussen school, ouders en leerling
intensiever en constructiever wordt.
Nicole: “Samen met ouders, leerling en school zoeken
naar een realistisch toekomstperspectief, met
daarin aandacht voor de persoon, voor de wensen
en de mogelijkheden, is heel waardevol. Door hierin
langdurig samen te werken volg je samen een proces
en is de uiteindelijke uitkomst voor de keuze
van een vervolgopleiding niet meer zo verrassend.
Je komt sneller op één lijn over de richting die wenselijk
is. Inzicht in het hele ‘plaatje’ helpt veel.”
Maria vult aan: “Zaken worden verhelderd en meer
inzichtelijk gemaakt en dat brengt soms opluchting
bij ouders. Ook kan het nodig zijn om stil te staan
bij het proces van acceptatie en aanpassing van verwachtingen,
waarin rouw en verdriet aan de orde
kunnen komen.”
Nicole: “Wat ons wel opviel was dat ouders uit de
middenbouw veel minder enthousiast zijn over het
LCP dan ouders uit de bovenbouw. Die staan meer
open voor een kijk naar de toekomst omdat zij
dichter bij de vervolgopleiding staan. Vaak is er ook
weerstand om te accepteren dat de toekomst misschien
minder brengt dan je zou willen.”
Voorbereiding op de arbeidsmarkt
Met het LCP ontstaat inzicht in het ontwikkelingsperspectief
en toekomstperspectief van de leerlingen,
maar: hoe kun je als school de te ontwikkelen
vaardigheden-voor-later feitelijk trainen?
Nicole: “Stap 1 was om in beeld te brengen hoe een
leerling zich ontwikkelt en wat hij of zij nodig heeft
aan begeleiding op school, maar het is stap 2 om
dat begeleidingsaanbod ook te realiseren. Je moet
als directie wel kritisch durven kijken naar je onderwijsprogramma,
je visie aanpassen, nieuw aanbod
ontwikkelen e.d. Dat heeft impact voor de hele
school. Het kost tijd om daar voldoende draagvlak
voor te creëeren, om te beginnen bij de directie. Wij
zijn dan ook heel blij dat onze directeur hier erg
voor openstaat! Nieuw bij de Berkenschutse zijn de
special unit en de observatieklas waar extra zorg
geboden wordt. Daarnaast is gestart met een
arbeidstrainingscentrum, dat nog veel verder moet
worden ontwikkeld.”
Bij de Berg en Boschschool is al meer ervaring met
arbeidstraining en wordt gewerkt met leerwerkplek-
30
ken en stages binnen en buiten de school. Maria:
“Alle 3e en 4e jaars leerlingen volgen kortdurende
stages op leerwerkplekken om zich te oriënteren op
diverse branches waar ze mogelijk in de toekomst
gaan werken. Op elke leerwerkplek werken ze 6
weken en in totaal zijn er 12 trajecten. Voor een
deel gaat het om plekken hier op het terrein, voor
een deel buiten het terrein, zoals op een boerderij.
We werken zoveel mogelijk met werkbegeleiders uit
het werkveld, dus uit de branche, die samenwerken
met de docenten van de Berg en Boschschool. Dat
werkt heel goed, je ziet enthousiasme zowel bij de
werkbegeleiders als bij de leerlingen! We bieden
inmiddels onder andere: administratie, elektro, solliciteren,
presenteren, ICT, houtbewerking. Deze
‘simulatieplekken’ zijn op vaste locaties. Na de leerwerkplekken
volgen de leerlingen stages intern en
extern. Bijvoorbeeld bij de NVA op de administratie.
De leerlingen krijgen een certificaat wanneer zij een
leerwerkplek hebben doorlopen. Dit veranderingsproces
in de school gaat niet vanzelfsprekend en er
zijn nog de nodige aanloopproblemen, maar het
concept is goed en sluit ook aan bij de huidige ontwikkelingen
rond Passend Onderwijs en de op handen
zijnde kwaliteitswetgeving voor het voortgezet
speciaal onderwijs.
Een andere school voor voortgezet speciaal onderwijs
die ‘arbeidsgericht’ werkt is bijvoorbeeld de
Kingmaschool in Amsterdam. De Kingmaschool
werkt met leerlingen uit cluster 2, 3 en 4 en heeft
een uitgebreid arbeidstrainingscentrum. Verder zijn
er inmiddels verschillende vakscholen ontstaan, die
lijken op de LTS van vroeger. Daar leren jongeren
een beroep en halen zij aan het eind een startkwalificatie
MBO op niveau 1 of 2. Hier is veel aandacht
en begeleiding voor de sociaal emotionele ontwikkeling.
Zelfredzaamheid stimuleren
Maria benadrukt dat zij in haar contact met leerlingen
van de Berg en Boschschool een accent legt op
zelfredzaamheid: “De leerling moet zoveel mogelijk
zelf uitvinden wat nodig is en hoe hij dat kan ontwikkelen.
Leerlingen activeren door de juiste vragen
te stellen werkt heel goed. Aan zowel ouders als
leerlingen geef ik vaak ‘doe-adviezen’. Bijvoorbeeld
aan een leerling van 15 jaar die nog altijd met een
taxi naar school komt, heb ik voorgesteld dat hij in
het weekend eens probeert om met de bus te reizen,
of met de trein. Eerst samen met zijn ouders
zomer 2010 | TSC Contact
en dan een keer alleen. Om zo stapje voor stapje
zelf te leren reizen. Want op een MBO of HBO is die
mogelijkheid er niet om met een taxibusje te reizen,
zoals het gaat bij de Berg en Boschschool. Ik
stimuleer hen bijvoorbeeld ook om een bijbaantje te
nemen, zoals vakken vullen.’
Nicole vindt ook die zelfredzaamheid erg belangrijk:
“Vergelijk het met ontwikkelingshulp. Je kunt door
blijven gaan met voedsel en kleding brengen naar
deze landen, of je kunt hen handvatten geven om
zelf hun economie te versterken en te leren landbouw
te bedrijven op een effectieve manier.”
Basisonderwijs
Het LCP-model van het Dr. Leo Kannerhuis is ontwikkeld
voor het voortgezet onderwijs, als voorbereiding
op de arbeidsmarkt. In het basis- en voortgezet
onderwijs wordt soms ook gewerkt met een
ander Leerling & competentiemodel, van Hamelink
en De Wilde. Dit competentiemodel dient een vergelijkbaar
doel, maar is heel anders van opzet. Ook op
andere manieren kan al in het basisonderwijs
begonnen worden met het aanleren van basiscom-
Gevraagde competenties in het mbo en hbo
Om een vervolgopleiding op mbo of hbo-niveau
middelbaar of hoger beroepsonderwijs te kunnen
volgen zijn onderstaande basiscompetenties
nodig. De vervolgopleidingen verwachten dat
leerlingen in het voortgezet onderwijs die competenties
leren. Wanneer daarvoor extra begeleiding
nodig is, kan deze lijst dienen als basis voor
een handelingsplan in het voortgezet onderwijs:
wat is nodig om de gevraagde competenties te
ontwikkelen?
Tien basiscompetenties:
1. Aandacht en begrip tonen
Inleven in andermans gevoelens en interesse
tonen
2. Samenwerken en overleggen
Afstemmen, anderen raadplegen en betrekken,
aanpassen aan de groep, open communiceren,
proactief informeren
3. Vakdeskundigheid toepassen
Vakspecifieke fysieke kwaliteiten en manuele
petenties en zelfredzaamheid. Maria: “Ik merk bij de
Berg en Boschschool dat onder invloed van het VSO
ook in het SO wel meer gekeken wordt naar wat
leerlingen ‘doen en durven’. In het onderwijsprogramma
worden nu ook activiteiten aangeboden die
zelfredzaamheid stimuleren, passend bij de ontwikkelingsleeftijd
van de kinderen.
En hoe verder na het voortgezet onderwijs?
Nicole: “Ik zie het een beetje als een bootje waar
een jongere in ronddobbert. Door het LCP-profiel en
door gerichte begeleiding geef je hem peddels,
waardoor hij zelf wat meer de richting kan bepalen
van waar hij heen gaat. Hij bepaalt daardoor meer
zijn eigen lot, zijn eigen toekomst.”
De leerlingen van de Berg en Boschschool en van de
Berkenschutse stromen uit naar diverse vervolgopleidingen
of naar arbeid. Van een aantal leerlingen
van wie een LCP-model is gemaakt, is bekend waar
ze heen zijn gegeaan: naar een UWV-traject richting
bosbouw, naar mbo-gamedesign en mbo-steward. ■
vaardigheden aanwenden
4. Materialen en middelen inzetten
Goed zorg dragen voor materialen en middelen
en deze doeltreffend gebruiken
5. Leren
Leren van feedback en fouten
6. Plannen en organiseren
Activiteiten plannen
7. Op de behoefte en verwachtingen van de
‘klant’ richten. Aansluiten bij de behoefte en
verwachtingen van een klant
8. Instructies en procedures opvolgen
Instructies opvolgen, werken volgens veiligheidsvoorschriften,
discipline tonen, werken
volgens voorgeschreven procedures
9. Omgaan met verandering en aanpassing
Aanpassen aan veranderende omstandigheden
10.Met druk en tegenslag omgaan
Constructief omgaan met kritiek en een positieve
kijk houden
bron MBO/AKA
TSC Contact | zomer 2010 31
32
column
De vliegende reporter
In deze aflevering het onderwerp Solliciteren en TSC. Met veel bravoure ging uw reporter op pad om dit even
voor u duidelijk te krijgen, maar dit bleek toch een te complex onderwerp om in één pagina te omschrijven.
Onderstaand artikel gaat u hopelijk helpen om in ieder geval een begin te maken met een goede voorberei-
ding.
Francesco Dioguardi
Solliciteren valt altijd niet mee. Je maakt je zorgen
over de kleur van je stropdas, de werkgever stelt
lastige vragen, en dan heb je ook nog TSC.
Dat zal je moeten vertellen. Of niet?
Wettelijk zijn daar duidelijke regels voor. Een werkgever
mag niet naar je gezondheid vragen, tenzij
een medische keuring van belang is voor de functie:
iedereen wil dat de piloot geen epilepsie heeft.
tekst en foto Francesco Dioguardi
Een sollicitant hoeft niets te vertellen, tenzij zijn
beperking van invloed is op de functie. Niet vermelden
dat je kleurenblind bent bij de functie van
verfmenger kan leiden tot direct ontslag.
Dit lijkt logisch, maar de situatie is niet altijd zo
duidelijk. Dit speelt vooral bij solliciteren in het
normale bedrijfsleven en zeker bij TSC als dit redelijk
onzichtbaar is.
Dit blad is te dun om de vele mogelijke situaties te
behandelen om TSC wel of niet te melden. Veel
zaken verschillen per geval. Hoe ernstig is de TSC
en waar heb je last van? Hoe vaak en hoe ernstig
heb je er last van in de functie? Hoe schat je de
houding van de werkgever in? Ook de situatie van
de werkgever is van belang: een bedrijf voor sociale
huurwoningen kan er makkelijker voor open
staan dan een klein bedrijfje.
Wat te doen?
Allereerst is het van belang dat je geschikt bent
voor de functie; probeer geen baan te krijgen die
je fysiek of mentaal niet aankunt. Net als bij alle
sollicitaties zul je in de brief en gedurende een
gesprek moeten aantonen dat je geschikt bent. Al
meteen een beperking vermelden levert het gevaar
op dat je brief niet echt gelezen wordt. Pas als
blijkt dat men echt met jou in zee wil gaan, komt
het moment om TSC eventueel ter sprake te brengen.
Per sollicitatie moet je hier van te voren over
nadenken. Beslis wat je gaat doen, waarom en wat
je precies gaat vertellen indien TSC (onverwacht)
ter sprake komt.
zomer 2010 | TSC Contact
Misschien besluit je om niet te vertellen dat je TSC
hebt, opdat het beeld wat men van je krijgt niet
beinvloed wordt. Bedenk echter wel dat je het ooit
door omstandigheden toch moet vertellen. Moet je
bijvoorbeeld regelmatig naar het ziekenhuis, dan
is deze strategie dus minder verstandig.
TSC vermelden kan misschien leiden tot afwijzing.
De conclusie is dan misschien dat je sowieso niet
voor zo'n bedrijf wilt werken...
Vermelden hoeft overigens geen nadeel te zijn.
Openheid kan ook gewaardeerd worden.
Iedereen is wel eens een aantal dagen per jaar
ziek; dat dit vanwege TSC is hoeft een werkgever
niet als probleem te zien. Werknemers die gaan
skiën zijn ook een risico.
Ook kun je de situatie omzetten naar iets positiefs.
Dat je in staat bent je diploma te halen
ondanks TSC, betekent dat je met je aandoening
om kunt gaan. Blijkbaar heb je het in je om dingen
voor elkaar te krijgen, ook al zit de situatie niet
mee. Precies wat vaak in advertenties gevraagd
wordt: doorzetter, creatief, etc. Veel sollicitanten
kunnen dat niet makkelijk onderbouwen, jij wel.
De Makkekaart
Agnes van Wijnen,
van Visie in Uitvoering,
ontwikkelde in
de periode van 2006
tot en met 2008 de
Makkekaart.
Ze deed dit in
samenwerking met
de Hanzehogeschool Groningen. De Makkekaart is
een digitaal instrument om stap voor stap helder
te krijgen wat je kunt en wilt, en wat jij van je
werkplek en je werkomgeving verlangt. Hij is
bedoeld voor mensen met een lichamelijke of psychische
beperking.
Verder bestaat er regelgeving om werkgevers te
compenseren indien zij iemand met een beperking
aannemen. Verdiep je in deze regels zodat je aan
kunt geven wat dit in jouw geval betekent. Je toont
daarmee aan pro-actief te zijn, ook een voordeel.
Voor de werkgever betekent dit soort regelgeving
dat zijn risico beperkt wordt, en dat is zo'n beetje
waar het allemaal om draait.
Samenvattend, een sollicitatie moet je altijd goed
voorbereiden. TSC is alleen een extra aspect.
Vertel het niet als dramatisch probleem, dat
schrikt uiteraard af. Breng het als een feit en leg
het zodanig uit dat het voor een werkgever min of
meer neutraal wordt. Dan worden je kwaliteiten
voor de functie weer belangrijk, en dat is waarmee
je je baan zult moeten winnen.
PS: voor iedere sollicitant met een beperking is de
gids “Solliciteren en gezondheid” aan te raden, te
bestellen via www.vraagwelder.nl/solliciteren.
Ook zeer nuttig als je denkt geen beperking te
hebben. ■
nieuws
bron Nieuwsbrief YUUB
Met de Makkekaart kun je zelf aan de slag om
meer inzicht te krijgen in en mogelijkheden of
handvatten te ontwikkelen voor zelfmanagement.
Dit alles op gebied van werk en de communicatie
daarover met collega's, opdrachtgevers of leidinggevenden.
Dankzij de Makkekaart krijg je snel
meer inzicht in je mogelijkheden en grenzen.
Bovendien helpt hij je manieren ontdekken hoe om
te gaan met je eigen mogelijkheden en grenzen.
Surf naar www.makkeweb.nl voor uitgebreide
informatie over de Makkekaart ■
TSC Contact | zomer 2010 33
34
boekenhoek
Boeken in het daglicht
‘Op een blauwe dag
geboren’
Een van de kenmerken
van TSC kan een vorm van
autisme zijn.
Autisme heb je niet af en
toe. Autisme heb je altijd
en overal. In elke situatie
moet een kind of volwassene met autisme puzzelen.
Hij of zij kan het grote geheel niet overzien, zich
niet in anderen verplaatsen en niet goed plannen. Je
verplaatsen in hun situatie kan voor veel begrip en
een betere afstemming zorgen
‘Ik ben geboren op 31 januari 1979, een woensdag.
Ik weet dat het een woensdag was, omdat de datum
me blauw bijstaat, en woensdagen zijn altijd blauw,
net als het cijfer negen of het geluid van harde,
ruziënde stemmen.’
‘Op een blauwe dag geboren – een geschiedenis –
indrukken van een autistische jongen met een bijzonder
brein’ is het perfecte boek om de wereld
vanuit de ogen van een autist te bekijken. Het is
geschreven door Daniel Tammet. Hij heeft het
Asperger syndroom en is een autistisch savant.
Dat houdt in dat hij op een fenomenale manier met
getallen kan omgaan. Ook kan hij zichzelf binnen
een week een nieuwe taal aanleren. Hij beschrijft en
legt zijn obsessieve behoefte aan orde en regelmaat
uit. Een behoefte die vrijwel elk aspect van zijn
leven beheerst.
Het boek is op een boeiende en gemakkelijk leesbare
manier geschreven. Hij schrijft over de relatie
van zijn ouders, over zijn babytijd waarin hij vaak
huilde, hoe hij als peuter enorme drift/huilbuien
kon krijgen wanneer bekende dagelijkse patronen
doorbroken werden en hoe zijn ouders hun weg
zochten om elke situatie voor hem zo passend
mogelijk te maken. Toen Daniel vier jaar was kreeg
hij last van epilepsie.
Door gebruik van medicatie stopten de aanvallen.
Hij vertelt hoe hij zich binnen zijn eigen gezin, op
de basisschool en het voortgezet onderwijs voelt en
zich staande weet te houden. Hij voelt geleidelijk
aan dat hij anders is dan de rest. Hij vertelt hoe hij
door Carmen Scholtens-Meents
wanhopig geprobeerd heeft vriendschappen te sluiten
en waarom dat niet lukte en later wel. Na zijn
schooltijd gaat hij Engelse les geven in Litouwen en
beschrijft hoe hij daar zijn leven opbouwt met de
voor hem zo belangrijke structuren en ritmes.
Hoeveel de mensen om hem heen voor hem gaan
betekenen. In het laatste stuk van het boek vertelt
hij hoe hij zijn partner heeft ontmoet, hoe hun
leven samen eruit ziet en hoe hij zich voorbereidt
op het verbreken van het wereldrecord opzeggen
van het cijfer pi met 22.514 cijfers achter de
komma. Ongelofelijk, maar waar.
Iets dat als een rode draad door het hele boek door
voorkomt, is de bijzondere rol die woorden en
getallen hebben in zijn leven. Zij zijn Daniels vrienden
en hij ziet ze als vormen, kleuren en structuren
(visuele synesthesie). Hij ziet ze als kleurige vormlandschappen
in zijn hoofd. Ze bieden hem veiligheid
en warmte. In het boek beschrijft hij heel mooi
dat wanneer hij zich niet op zijn gemak voelt dat hij
zich terug trekt in zijn getallenwereld en hij zichzelf
zo geruststelt. Ook legt hij uit hoe hij razend snel
rekent, priemgetallen herkent, kalenderdagen
benoemt en talen leert. Het boek laat zien hoe hij
de wereld ervaart en hoe hij een weg vindt om met
zichzelf om te gaan. Dat brengt hem geluk.
‘Ik stel me die momenten, die volmaakte momenten
voor als scherven of splinters die door je hele leven
verspreid zijn. Als je al die scherven kon verzamelen
en aan elkaar plakken, kreeg je een volmaakt
uur of misschien zelfs een volmaakte dag. En volgens
mij zou je in dat ene uur, of die ene dag dichter
bij het mysterie zijn van wat het betekent om
mens te zijn. Alsof je even een glimp van de hemel
opvangt.’
Bron
Op een blauwe dag geboren – Daniel Tammet,
ISBN 9789057122934; 222 pag.;
Paperback € 12,50
Ook verschenen:
De wijde lucht omvatten – Daniel Tammet
ISBN 9789057122705; 317 pag.;
Paperback € 19,95 ■
zomer 2010 | TSC Contact
Over de opvoeding van kinderen met PDDNOS en ADHD
In dit boek staan kinderen met de diagnose PDDNOS centraal. Dit zijn kinderen
met problemen in de ontwikkeling van sociaal begrip en sociaal gedrag.
Ze hebben daarnaast ook symptomen die kinderen met ADHD ook hebben.
Daarom komt ADHD ook regelmatig in dit boek ter sprake. Het boek is in
twee duidelijk gescheiden delen ingedeeld. In het eerste worden de problemen
van deze kinderen beschreven en in het tweede worden opvoedingsadviezen
gegeven. Er is een duidelijke hoofdstukindeling. Het taalgebruik is niet
altijd even gemakkelijk. Het boek is geschikt als ondersteuning bij de opvoeding
van deze kinderen. De auteurs zijn allen werkzaam bij de poliklinische
hulpverlening van de universiteit van Groningen en zijn gespecialiseerd op dit
terrein. Het boek bevat een literatuurlijst en adressen van ouder- en patientenverenigingen.
Auteur: C.A.J.M. van der Veen, ISBN: 9789023234951
Anders is leuk!
Vijf dieren komen uit het ei op een strand bij een oerwoud. Vier zijn krokodil,
een is er anders. Maar hoe anders? Op zijn tocht langs de dieren van het oerwoud
komt kameleon Anders er steeds meer achter wie hij niet is. Geen krokodil,
zebra, luipaard, aap of giraf, geen flamingo en ook geen olifant. Op
zoek naar zijn identiteit komt hij tot het besef dat iedereen anders is. Als hij
soortgenoten tegenkomt, ontdekt hij dat je verschillen ook positief kunt aanwenden!
Samen met zijn soortgenoten doet hij waar een kameleon goed in is:
verstoppertje spelen. De laatste plaat is dan ook een zoekplaat. Grappig vierkant
prentenboekje, nu uitgevoerd als Gouden boekje, met vrolijke, kleurige
illustraties, die sterk varieren in formaat, waarbij het regelmatig lijkt of de
dieren zo van de bladzijden lopen. Alleen de laatste illustratie (komt in deze
uitvoering iets minder tot zijn recht), waarbij de kameleonnen te zien zijn in
alle mogelijke kleuren zonder op iets anders te lijken, doet afbreuk aan de
consequente lijn in het verhaal. De beknopte tekst in een grote, schreefloze
letter bevat geen woord te veel en vult de illustraties uitstekend aan.
Vanaf ca. 3 jaar.
Auteur: Francine Oomen, ISBN: 9789054440222
Geef me de 5
"Geef me de 5" is geschreven naar ouders en opvoeders toe. Een kind met
autisme opvoeden en begeleiden, HOE doe je dat? Daar gaat dit boek over.
Het is geschreven vanuit de behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid
die het kind met autisme nodig heeft. Het kind vraagt als het ware van ons:
"Geef me de 5". Of anders gezegd: WAT is mijn taak, HOE voer ik hem uit,
WAAR vindt het plaats, WANNEER moet ik het doen en WIE is erbij betrokken?
Al lezende leert men deze wijze van handelen te hanteren, doordat er uitleg
wordt gegeven over wat de gevolgen van de stoornis voor het kind kunnen
zijn. Daardoor ontstaat er langzaam bij de lezer het inzicht. Dit noemt de
schrijfster: "de auti-bril opzetten"
Door deze auti-bril op te zetten kun je eigenlijk pas zien HOE het kind denkt
zodat je, als ouder/begeleider, daarbij op een passende wijze kunt aansluiten.
Auteur: Colette de Bruin, ISBN: 9789075129649
TSC Contact | zomer 2010 35
36
rubriek
Iedere ouder en iedere TSC patiënt kent wel het gevoel telkens het wiel uit te moeten vinden. Deze rubriek is
in het leven geroepen om aan elkaar tips en trucs door te geven en om antwoord uit de praktijk te geven op
vragen die ons bezighouden.
Efteling: speciale voorzieningen voor bezoekers
met een handicap
Als u gebruik wilt maken van de speciale voorzieningen
in de Efteling, dient u een geldige verklaring
(maximaal 2 jaar oud) van een onafhankelijke
arts te kunnen tonen, waarin staat dat u niet in
staat bent om zonder hulp het park en/of de
attracties te bezoeken. De Efteling vraagt om deze
verklaring omdat bezoekers met minder bekende
of niet direct zichtbare handicaps (zoals blind- of
doofheid en autisme) ook onder deze regeling vallen
en de medewerkers de beoordeling niet zelf
kunnen maken. Indien u rolstoelafhankelijk bent,
hoeft u geen verklaring te overleggen.
Maximaal drie begeleiders kunnen van dezelfde
voorzieningen gebruikmaken. Bij De Vliegende
Hollander geldt een maximum van twee begeleiders.
Voor meer info: www.efteling.com.
Laat de belastingdienst een deel van uw
STSN bijdrage betalen!
Volgens de regels van de Inkomstenbelasting
mogen bepaalde giften worden afgetrokken indien
u aangifte moet doen. Daar zijn in principe twee
regels voor: in de eerste plaats moet de instelling
aan wie u de gift doet een door de belasting
erkend goed doel zijn. Die zijn te vinden op de
website van de belasting; de STSN voldoet daar
aan. De tweede voorwaarde is dat het totaal van
uw giften méér is dan 1% van uw (drempel) inkomen.
Tip: U geeft aan de volgende doelen
(bijvoorbeeld) ieder jaar:
STSN € 100,00
Wereld Natuurfonds € 25,00
Diverse hulpacties € 50,00
Kerk € 75,00
–––––––––
Totaal € 250,00
Als uw inkomen in 2009 € 25.000,00 bedroeg, is
1% € 250,00 en kunt u dus niets aftrekken.
Maar... als u de giften in de loop van 2010 overmaakt
en in december 2010 hetzelfde overmaakt
voor 2011, hebt u € 500,00 betaald en mag u dus
€ 250,00 aftrekken van uw aangifte. (N.B. in de
laagste schijf). Bij gelijke omstandigheden kunt u
dit in 2012 dan weer doen met uw bijdragen voor
2012 en 2013.
De bedragen en instellingen zijn willekeurige voorbeelden
en u moet natuurlijk de teksten volgen
van de Belastingdienst!
Een reden om meer te geven nu u op deze manier
een (groot) gedeelte van uw giften terug krijgt?
Voor verdere hulp en uitleg kunt u contact opnemen
met onze penningmeester.
zomer 2010 | TSC Contact
Onderstaande tips kwamen binnen via de contactmiddag van ouders van jonge kinderen met TSC
Nieuwsbrief per mail voor familie en vrienden
Als je net te horen hebt gekregen dat je kind TSC
heeft of als er iets belangrijks is te melden i.v.m.
TSC, wil je iedereen ervan op de hoogte brengen.
Maar vaak ben je te druk en daarbij wil je ook niet
constant praten over de ziekte. Er zijn gelukkig
ook nog andere belangrijke zaken om te bespreken.
Om te voorkomen dat je 10 keer per dag hetzelfde
verhaal moet vertellen, misschien emotioneel
wordt of kortaf bent, is het een tip om je verdriet
van je af te schrijven en iedereen op de hoogte
te stellen van het wel en wee van je kind en je
gezin. Ook de vrienden weten, dat, wanneer ze
niets horen/lezen er geen ernstige ontwikkelingen
zijn. Wij doen dat d.m.v een uitgebreide mail naar
alle geïnteresseerden en deze lijst wordt steeds
langer. Deze mail versturen wij eens in de zoveel
weken, naargelang er nieuws te melden is, zowel
positief als negatief. Hierdoor hebben we hele
andere (telefoon) gesprekken en mailcontacten en
worden er gerichte vragen gesteld of het onderwerp
wordt niet eens meer besproken. Het leven
gaat gewoon door en dat is vaak wel zo prettig.
Verder kun je ook voor jezelf een dagboek bijhouden
om al je emoties op te schrijven, maar ook om
de ontwikkelingen van je kind te zien. In de dagelijkse
beslommeringen zie je dat vaak niet eens,
totdat je het terug leest en dan kun je positief verrast
worden wat voor ontwikkelingen je kind heeft
gemaakt. Dit dagboek is ook vaak een bron voor
de nieuwsbrief.
Excelbestand voor artsen/therapeuten
Helaas heb je met een complexe ziekte als TSC
met veel verschillende artsen en therapeuten te
maken. Allemaal willen ze weten hoe het met je
kind gaat en vaak willen ze hem (of haar) 1 keer
per kwartaal zien. Dit kost zo veel tijd en energie
en daarbij vergeet je ook vaak belangrijke zaken.
Als oplossing hiervoor houd ik een Excelblad bij,
waarop ik het aantal epileptische aanvallen (en
tijdstippen) per dag aangeef. Ook staat er bij
welke medicijnen hij gebruikt. Dit wisselt geregeld,
dus dan kan ik goed zien, op welke medicijnen hij
goed of helemaal niet gereageerd heeft. Hier kun
je ook weer een grafiek van maken. Ik merk dat ik
tekst Yasmara Olyslag
vaak denk dat hij gemiddeld meer aanvallen heeft,
dan het bestand uiteindelijk laat zien. Verder geef
ik ook andere bijzonderheden aan over zijn ontwikkeling
in dezelfde regel (andere kolom). Dit
bestand mail ik vlak voor een bezoek aan een arts
of therapeut en neem een uitdraai mee. Soms
heeft de arts het gelezen en hoef ik niet alles te
vertellen en heeft hij gerichte vragen. Als hij het
niet gelezen heeft, dan heb ik mijn uitdraai om
een goed verhaal te kunnen vertellen, zonder dat
ik iets hoef te vergeten. De vragen die ik heb, heb
ik ook op dat blad geschreven. Dit werkt heel prettig
voor mij. Het is wel de bedoeling dat je dit
dagelijks bijhoudt, maar je kunt het ook eerst in
een agenda schrijven en later in het bestand zetten.
■
Een pluim voor Tamara
De Tip en Truc hoek is een idee van Tamara
Visser. Zij heeft lange tijd deze pagina verzorgd.
Tamara moet helaas stoppen met het
verzorgen van de Tip en Truc hoek. Wij willen
haar heel erg bedanken voor haar inzet
en creativiteit en wensen haar veel plezier
met haar nieuwe uitdaging!
De redactie
TSC Contact | zomer 2010 37
38
nieuws
Maak van de crisis een kans voor goede zorg
Dat er bezuinigd gaat worden, ook op zorg en welzijn, lijkt onafwendbaar.
De vraag wat dan goedkoper kan en moet, willen we echter niet overlaten aan departementale werkgroepen
en politici alleen. Niet lijdzaam afwachten wat ons overkomt, maar actief meedenken, oplossingen
aandragen en grenzen aangeven. De crisis geeft immers ook mogelijkheden om vastgeroeste gewoontes
te wijzigen en onwrikbare principes aan de orde te stellen. Deeljezorg.nl, het sociale netwerk voor
iedereen zich bij zorg en welzijn betrokken voelt, nodigt daarom iedereen uit om een bijdrage te leveren en
met elkaar in discussie te gaan.
Zelf bijdragen aan betere zorg en welzijnsvoorzieningen
Op Deeljezorg.nl kan onder de noemer ‘Van Crisis
naar Kans' iedereen die belang heeft bij goede
zorg en welzijnsvoorzieningen de komende maanden
zijn of haar ideeën, wensen, tips of opvattingen
kwijt, of meediscussiëren over die van anderen.
Chronisch zieken, mensen met een beperking,
ouderen, jongeren in de jeugdzorg en hun ouders,
GGz-cliënten, enz. Maar ook mensen die met de
handen aan het bed staan, huisartsen, fysiotherapeuten,
wijkverpleegkundigen, enz. Kortom iedereen
die weet wat de mogelijke consequenties zijn
van voorgenomen beleid en ideeën heeft over hoe
het beter én goedkoper kan.
Aan de slag met de ideeën
Op de speciale Van Crisis naar Kans site, onderdeel
van het sociale netwerk Deeljezorg.nl, is het
de komende maanden mogelijk om op verschillende
manieren een bijdrage te leveren. Bezoekers
kunnen zelf hun ideeën plaatsen, reageren op die
van anderen, meediscussiëren aan de hand van
prikkelende stellingen, of hun mening geven via
korte polls. De aangedragen ideeën zullen aan de
kabinetsformateur worden overgedragen als een
bijdrage om de ongetwijfeld lange en ingewikkelde
formatiebesprekingen te versoepelen. Daarnaast
zullen de 13 regionale Zorgbelangorganisaties de
bron Deeljezorg.nl
ideeën in de regio onder de aandacht brengen van
politiek, zorgaanbieders en -verzekeraars.
Hoe dan?
Wacht niet af, maar begin gewoon. Loop je al langer
rond met een idee? Plaats een bijdrage of reageer
op die van anderen. Bijvoorbeeld over de voor
en nadelen van kleinschaligere zorg; kan het PGB
voor meer zaken ingezet worden of juist niet? Hoe
kan de ziekenhuiszorg meer rond de patiënt en
minder rond de arts georganiseerd worden? Is
onafhankelijke indicatiestelling noodzakelijk of
juist een probleem? Wat te doen met de kelders
vol rollators, scootmobielen? Enz., enz.
Goedkoper, beter en plezieriger
Deeljezorg.nl is een plek waar we met elkaar in
gesprek komen, mogelijkheden en alternatieven
bespreken, van elkaars kennis en ideeën leren.
Gezamenlijk kunnen we de politiek helpen om tot
verantwoorde keuzes te komen en oplossingen
aan te reiken die niet alleen goedkoper zijn, maar
ook tot betere en plezierige zorg en welzijnsvoorzieningen
leiden, zonder dat mensen buiten de
boot vallen.
Deeljezorg.nl is een initiatief van de regionale
Zorgbelangorganisaties en is mede mogelijk
gemaakt dankzij een bijdrage van het VSBfonds. ■
zomer 2010 | TSC Contact
Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland
De Stichting Tubereuze Sclerosis Nederland (STSN) is een landelijke, internationaal samenwerkende
organisatie van mensen met Tubereuze Sclerosis Complex (TSC), hun partners, ouders of verzorgers en
familieleden en van bij de STSN aangesloten deskundigen.
De STSN behartigt de belangen van alle mensen in
Nederland die te maken hebben met TSC en de
gevolgen daarvan. De STSN is een krachtige belangenbehartiger
en serviceorganisatie die mensen
met TSC informatie geeft en ondersteuning biedt
bij het vinden van zorg op maat en bij het omgaan
met de aandoening. En dat door:
• Belangenbehartiging;
• Voorlichting;
• Lotgenotencontact.
De kennis die hiervoor nodig is, verkrijgt de STSN
in de eerste plaats van mensen met TSC (zijn niet
altijd patiënten), hun ouders en verzorgers en
daarnaast van zorgverleners (artsen, gedragsdeskundigen)
en van wetenschappers. De STSN verzamelt
en bundelt deze kennis die het fundament
vormt van belangenbehartiging, voorlichting en
lotgenotencontact. De STSN wil de functie van landelijk
bekend 'marktplein' vervullen voor mensen
met TSC, hun ouders, verzorgers, partners en
andere betrokkenen zoals zorgverleners en wetenschappers.
Hier ontmoeten zij elkaar en vinden
direct betrokkenen informatie en ondersteuning.
De STSN behartigt de belangen van alle mensen
met TSC. Zo staat zij bij zorgaanbieders op de
bres voor kwaliteit van zorg door te pleiten voor
een gedifferentieerd en goed zorgaanbod dat uitgaat
van de vraag van de gebruiker. Aansluitend
daaraan streeft de STSN in haar contacten met
zorgverzekeraars naar een ideaal pakket van verzekerde
zorg. Samen met andere patiëntenorganisaties
voert de STSN een krachtig pleidooi voor de
belangen van mensen met TSC.
De STSN geeft voorlichting over de vele aspecten
van leven met TSC. Onder meer in goed leesbare
brochures, een eigen tijdschrift, of via de website.
Zodat betrokkenen beter in staat zijn zelfstandig
en bewust beslissingen te nemen.
De STSN organiseert lotgenotencontacten. Zo staat
niemand alleen en wordt bevorderd dat ervaringsdeskundigheid
wordt gebruikt bij het verbeteren
van de kwaliteit van zorg en van leven van mensen
met TSC. Samenwerken is voor de STSN van groot
belang. Voor haar partners is de STSN een waarde-
volle organisatie vanwege haar kennis van het
omgaan en leven met TSC. De STSN zoekt de
samenwerking, omdat door de bundeling van
krachten meer resultaten kunnen worden geboekt.
In samenwerking benutten partners over en weer
kennis, ervaring en relaties. Voor wat betreft overstijgende
vraagstukken zoals wachtlijsten of financiering
(persoonsgebonden budgetten) wordt
samengewerkt met organisaties die op deze
terreinen actief zijn. Zo werkt de STSN samen met
de Vereniging van Samenwerkende Ouder- en
Patiëntenorganisaties (VSOP), de Chronisch zieken
en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) en
de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie
(NPCF). Organisaties die zich op landelijk niveau
richten op de bredere patiëntenbeweging als
geheel. Daarnaast wordt samengewerkt met patiëntenorganisaties
die actief zijn op verwante
terreinen, zoals de Epilepsievereniging Nederland
en de Nierpatiëntenvereniging.
De STSN zoekt ook de samenwerking met partners
zoals zorginstellingen, hulpverleners, zorgverzekeraars
en de wetenschappelijke wereld. Zo vervult
de STSN een rol bij de ontwikkeling van effectieve
zorg, medische- en sociale begeleiding of de
bevordering van betere voorlichting en van wetenschappelijk
onderzoek. En dat vereist goede
contacten met onder meer de desbetreffende
specialisten. Deze samenwerking had tot nu toe
onder andere tot resultaat de oprichting van een
polikliniek en van een expertiseteam ‘gedrag’,
onderzoek naar de genetische oorsprong van
TSC en gedragskundig onderzoek.
De STSN stelt zich vooral tot doel de realisatie van
een optimale kwaliteit van leven en van zorg voor
mensen met TSC, waarbij bovendien de verdere
overerving van TSC zo veel mogelijk kan worden
voorkomen. Hiertoe zijn nodig goede en volledige
informatie, snelle diagnose, tijdige behandeling,
zorg op maat en goede, persoonlijke begeleiding
en ondersteuning bij het leren omgaan met deze
aandoening. De STSN vindt verder dat mensen met
TSC zoveel als hun aandoening toestaat zelf de
regie in eigen hand moeten kunnen houden.
www.stsn.nl