16.09.2013 Views

Dit boek inkijken - Lannoo

Dit boek inkijken - Lannoo

Dit boek inkijken - Lannoo

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

DE ALLERLAATSTE<br />

GETUIGEN<br />

VAN WO I


Gerard Acke 1909<br />

‘Ik heb onze vluchtroute eens uitgetekend op een oude<br />

kaart. In Frankrijk hebben we een poos in een echt château<br />

gewoond, even waanden we ons kasteelheren.’


Antoinette Bels 1911<br />

‘Michel, mijn broer, had de staart van een huzarenpaard afgeknipt,<br />

om een borstel mee te maken. De Duitsers zijn er nooit achter gekomen.’<br />

« Justina Bel 1913<br />

‘Toen we vluchtten hebben mijn ouders dit kruisbeeld in<br />

een kussensloop gewikkeld, ze hebben het de hele oorlog<br />

lang meegezeuld. Nu hangt het boven mijn bed.’


Germaine Borreman 1909<br />

‘Daniël, mijn broer, zei dat Ieper helemaal kapotgeschoten<br />

was en dat er zelfs geen fourchette of een mes meer te vinden<br />

was. Moeder is nooit naar het verwoeste Ieper willen gaan<br />

kijken en na onze terugkeer zijn we elders gaan wonen.’


Gerard Bossaert 1913<br />

‘Ik weet niet waarvan ik het meest angst had: de ontploffende granaten<br />

of de vreemde troepen. Het liep hier zwart van de soldaten – letterlijk.<br />

Soldaten van allerlei rassen, de één al donkerder van vel dan de ander.<br />

En later kwamen de tsjings, de Chinezen. Dat waren rare vogels.’


Rachel Cael 1909<br />

‘Mijn moeder was slechts 34 jaar toen ze stierf. Ik ben al over de<br />

honderd maar de wonden zijn nog altijd niet geheeld.’


Maurice Catrycke 1911<br />

‘Vader had altijd een tonnetje zelf gebrouwen bier achter de hand.<br />

Moeder verkocht pinten aan de Engelse soldaten, vanuit een open raam<br />

achteraan ons huis. Mijn ouders hebben goed verdiend aan de Britten.’


Jeanne Clapdorp 1909<br />

‘Deze foto van mijn ouders en ik met mijn zusje Maria, werd<br />

gemaakt na de hereniging in het interneringskamp van<br />

Amersfoort. Ons geluk zou echter van korte duur zijn.’<br />

Jules Colpaert 1910<br />

‘Achter dit deurtje was onze slaapkamer en even verder begroeven<br />

de Duitsers een gesneuvelde soldaat die we kenden. En nu ik eraan<br />

denk, misschien ligt die jongen hier nog altijd ergens begraven.’


Elvira Crommelynck 1913<br />

‘De Duitsers kropen tot op het dak, op zoek naar koper en<br />

andere metalen die ze konden gebruiken. In huis namen<br />

ze zelfs de koperen raccords van de gasleiding mee.’


Rachel D’Haene 1909 - 2010<br />

‘Vader was nochtans geen pilaarbijter maar hij was overtuigd<br />

dat deze St.-Jozef-met-kindje-Jezus ons leven had gered. Bij<br />

zijn sterfbed heb ik vader moeten beloven dat het postuurke in<br />

de familie zou blijven. Ik draag er nog steeds zorg voor.’


Anna D’Haese zuster Amelberga 1914<br />

‘Zijn mening over de behandeling van de Vlaamse soldaten door de<br />

Franssprekende officieren heeft nonkel Miel nooit onder stoelen of<br />

banken gestoken. Hij benutte graag elke gelegenheid om erop te wijzen<br />

dat de Vlaamse jongens koning Albert trouw hadden gezworen.’


Valère De Corte 1910<br />

‘Het mobilisatie<strong>boek</strong>je van mijn broer Néotaire. Hij schreef ons<br />

regelmatig vanuit het interneringskamp in Harderwijk. Néotaire<br />

moedigde ons aan om goed ons best te doen op de kostschool<br />

in Frankrijk. Hij was als een tweede vader voor ons.’


Germaine De Koninck 1909<br />

‘Ik ben de tweede van links op de foto. Ik droeg fabels voor en zong liedjes<br />

bij de boeren en op zondag las ik op het kerkplein de verordeningen<br />

van de Duisters voor. In ruil kreeg ik van de boeren melk of centjes.’<br />

« Mariette De Geeter 1911<br />

‘De derde Feldwebel die bij ons introk zette eerst een foto van zijn vrouw<br />

en kinderen op de schoorsteenmantel vooraleer hij met uitpakken<br />

begon. “Dat zal een goeie mens zijn”, zei moeder. En ze kreeg gelijk…’


Madeleine De Meulemeester 1915<br />

‘Door het ongeval verloor ik mijn rechter wijsvinger. Ik voelde mij echter<br />

het meest gekwetst als volwassenen mij geen hand durfden te geven.’


Esther De Mey 1917 - 2010<br />

‘Petrus sneuvelde kort voor de wapenstilstand op nauwelijks 20 kilometer<br />

van huis. Op zijn doodsprentje staat: Ook deze jongeling moest offer zijn<br />

voor vaderlandschen zegen, daarom gaf hij zijn bloed voor België. Zulk offer was<br />

God aangenaam, daarom heeft hij zijn loon in den hemel reeds ontvangen.’


Alina De Smet 1916<br />

‘Ik lag in de wieg, boven op een varkenshesp. Als ik huilde<br />

wiegden Duitse soldaten mij in slaap. “De Duitsers hebben<br />

onze hesp weer eens gewiegd”, lachte moeder toen.’


Yvonne De Vetter 1907 - 2011<br />

‘Vanaf mijn zevende speelde ik de tweede moeder in ons kroostrijk gezin.<br />

Ik ging ook werken in de vlasfabriek, maar dan was ik al 8 (!) jaar oud.<br />

Kijk, deze handen hebben niets anders gedaan dan gewroet en gebeden.


Marie Dewit 1910<br />

‘Ik herinner me hem als een jonge, blonde man. Of hij wat<br />

water kon krijgen, vroeg hij aan moeder. Enkele minuten later<br />

sneuvelde Leon Schreurs onder de Duitse kogelregen. Na de<br />

oorlog werd hij de laatste verdediger van Leuven genoemd.’<br />

« Angèle Desmedt 1914 - 2010<br />

‘Vader bleef de hele oorlog in Engeland. Ik kende hem niet toen hij<br />

terugkwam, ik beschouwde nonkel Oscar als mijn papa. Maar vader en ik zijn<br />

dikke vrienden geworden en soms lees ik nog in zijn Engels gebeden<strong>boek</strong>.’


Yvonne Godderis 1906 - 2011<br />

‘Mijn moeder hield slechts vier van haar twaalf kinderen over.<br />

Arthur Hillebrandt, mijn halfbroer, sneuvelde in de laatste<br />

week van de oorlog. Van ons huisje stond geen brike meer recht.<br />

Ik was te oud om nog naar school te gaan vond mijn moeder<br />

en op mijn twaalfde ben ik bij een boer gaan werken.’<br />

» Georgina Haeck 1908<br />

‘Het koperen potloodje was ontploft in Harry’s hand.<br />

Mijn broer sprak nooit over zijn vingerloze hand en ook<br />

wij zwegen erover, alsof er nooit iets was gebeurd.’


Lieza Huybrechts 1909<br />

‘Vader maakte het kistje<br />

in het Belgenkamp van<br />

Harderwijk. Hij mocht al<br />

terugkeren in 1916 omdat wij<br />

door de installatie van<br />

de dodendraad ondertussen<br />

aan de Hollandse kant<br />

van de grens woonden.’


Bertha Kempeneers 1909<br />

‘Moeder kneep in mijn hand, samen keken we naar de sombere stoet<br />

met de twee lijkkisten die onder het slaapkamerraam voorbijschuifelde.<br />

“Daar gaan ze met mijn kinderen”, krijste ze. Na Ida en Lydia zouden<br />

nog twee broertjes en twee zussen sterven aan de Spaanse griep.’<br />

« Virginie Janssens 1908 - 2010<br />

‘Op de avond van de wapenstilstand klonk de Marseillaise door de straatjes<br />

van Gannat. Maar wat mij het meest trof, was de mengeling van diepdonker<br />

blauw met een tint violet die de lucht kleurde en waartegen duizenden<br />

sterretjes fonkelden. Alsof er hoog in de hemel mee gefeest werd.’


Anna Maes 1914<br />

‘Ze pakte mijn hand en lachte. “Mijn Anneke…” Enkele dagen later<br />

werd moeder begraven. Dat weet ik nog goed want de Duitsers<br />

stonden op het punt van vertrekken en moesten<br />

plaatsmaken voor de begrafenisstoet.’


Jacques Meekers 1910 - 2011<br />

‘Mijn vader met zijn zotte muts op… In het Duitse<br />

krijgsgevangenenkamp ging hij sluw tewerk: in de werkplaats<br />

saboteerde hij zijn machine en in het postkantoortje verwisselde<br />

hij de brieven. De Hunnen hebben het nooit ontdekt.’


Eleonora Nicasens 1908<br />

‘Djik djak, djik djak… het gelijkmatige gedreun van de soldatenlaarzen<br />

smoorde de reacties van de omstaanders, iedereen was sprakeloos.<br />

De Duitsers waren gekleed in een grauwgrijs uniform en droegen een helm<br />

met een lange pin erop. Hun bajonetten schitterden in de oktoberzon.’


Antonia Nouwens 1907<br />

‘We aten dingen die mensen normaal niet eten, dat stilde de honger.<br />

Vaak hoor ik mensen zeggen dat de oorlog aan ons, Hollanders,<br />

is voorbijgegaan. Ik vind dat zo onheus. De rampspoed die we<br />

leden valt meestal tussen de plooien van de geschiedenis.’


Hilaire Rigolle 1910<br />

‘De Duitsers hielden lelijk huis in Bissegem, maar tegen de kinderen waren<br />

ze vriendelijk. Ze poseerden graag met kinderen voor een foto. Het meisje<br />

dat tussen de soldaten staat is Dina, ze werd later mijn echtgenote.’<br />

« Maria Peeters 1911 - 2011<br />

‘Als het bloed voldoende gestold was sneed moeder het in<br />

stukjes om het vervolgens met een ajuintje te bakken. Met<br />

een sneetje Duits brood smaakte dat toen overheerlijk.’


André Room 1913<br />

‘Het zit hier nog vergeven van de blindgangers en ander oorlogstuig.<br />

De aarde “leeft” en duwt het dodelijk schroot naar de oppervlakte.<br />

In de Westhoek vallen nog steeds slachtoffers van 1914-1918.’


Marcel Seré 1912<br />

‘Eindelijk sta ik samen met mijn vader op een foto. Na zijn terugkeer<br />

uit het krijgsgevangenkamp heb ik hem welgeteld 24 dagen gezien.<br />

Ik had hem zo graag leren kennen en mis hem nog steeds.’


Joanna Sips Zuster Irma 1907<br />

‘Een oom en een tante hadden een feest voorbereid om onze Nellis<br />

te verwelkomen. De soldaten stapten joelend van de trein en vlogen<br />

hun geliefden om de hals, maar onze Nellis was er niet bij.’<br />

» Yvonne Steenwinckel 1910<br />

‘Elke ochtend nam Wilhem mij mee naar de Duitse veldkeuken.<br />

Voor mij was 1914-1918 een “schone” tijd, zelfs Sinterklaas kwam tijdens de<br />

oorlog. Alle mooie momenten heb ik later in schriftjes neergeschreven.’


Johannes Valckx 1915<br />

‘Later, lange tijd na de oorlog moesten Duitse toeristen die in<br />

het Meetjesland verdwaald waren het niet wagen hem de weg te<br />

vragen. Pa sprak geen Duits, maar ze begrepen hem meteen.’


Philemond Van den Eynde 1907<br />

‘Elk jaar, op de dag van de vrede, denk ik terug aan de twee Belgische<br />

soldaten die voor mijn ogen werden geëxecuteerd. “Over honderd jaar<br />

zullen de mensen daar nog steeds over spreken”, voorspelde mijn vader.’


Dina vanden Heuvel 1909<br />

‘Mijn ouders waren de buren gaan helpen om het geslachte<br />

zwijn onder een laken op een bed te leggen. Toen de Duitsers<br />

kwamen stond gans het gezin rond de “opgebaarde dode” te<br />

huilen – niet van verdriet maar van de schrik natuurlijk.’<br />

« Jan Vanderkeulen 1912<br />

‘We staken ons hoofd tussen de spijlen van het hekwerk om de<br />

eindeloze rijen Engelse soldaten te bekijken en riepen: “Hi Tommies,<br />

cigarettes”, en de Flake-sigaretten vlogen ons om de oren. We<br />

gaven de buit netjes af aan moeder die ze vervolgens verkocht.’


Anna Vuylsteke 1915<br />

“Maar menskens, Diksmuide bestaat niet meer”, zei de douanier.<br />

Het beeld van de verwoestingen was schokkend, alsof we op een<br />

andere planeet terechtgekomen waren. Ik vervloek élke oorlog.<br />

Nooit meer oorlog… het staat met grote letters op de IJzertoren.’


Maria Vuylsteke 1917 - 2010<br />

‘In 1920 waren we terug in Westrozebeke en twee jaar later namen<br />

we onze intrek in een barak. Mijn ouders zijn tot in 1932 in de<br />

drieduister blijven wonen; wij waren al lang uitgezwermd.’


Paula Zaman 1915 - 2011<br />

‘Het zat vergeven van de Duitsers. Tijdens de winter van 1917-1918<br />

heeft vader wekenlang doorgebracht in “ons hol” terwijl onder<br />

hem Duitse soldaten zaten te kaarten en te keuvelen.’


‘Op het einde van onze babbel<br />

legde ze de paternoster in<br />

haar schoot, omklemde mijn<br />

beide handen en zei:<br />

“Den oorlog mijnheer… ik heb<br />

nooit kind mogen zijn.” ’<br />

(Yvonne De Vetter 1907-2011)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!