18.09.2013 Views

Nieuwsbrief 2013-1 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

Nieuwsbrief 2013-1 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

Nieuwsbrief 2013-1 - RAAP Archeologisch Adviesbureau

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

programma van eisen<br />

Per 1 juli <strong>2013</strong> wordt het protocol Programma van Eisen<br />

(PvE) gewijzigd. Hoewel er niet veel ruchtbaarheid aan is<br />

gegeven, zijn de consequenties voor het aanbesteden van<br />

archeologisch onderzoek verstrekkend.<br />

In het Programma van Eisen stelt de gemeente eisen aan de aard<br />

en omvang van proefsleuvenonderzoek en opgravingen. Het PvE<br />

vormt daarmee de basis voor de kwaliteit van het onderzoek en<br />

wordt door de initiatiefnemer van een bouwproject gebruikt bij de<br />

aanbesteding van het archeologisch onderzoek. De reden voor de<br />

wijziging is dat door de hevige concurrentie op prijs, de huidige<br />

PvE’s onvoldoende duidelijkheid bieden over de omvang van het<br />

archeologisch onderzoek. Aanbieders van het onderzoek waren<br />

daardoor genoodzaakt een zogenaamde ‘vanafprijs’ te hanteren<br />

en opdrachtgevers wisten hierdoor niet waar ze financieel aan toe<br />

waren. De kosten van het onderzoek konden immers tijdens de<br />

looptijd aanzienlijk oplopen. Over de vanafprijs leest u meer op<br />

pagina 3 van deze nieuwsbrief.<br />

Vanaf 1 juli is het verplicht in PvE’s duidelijk te vermelden hoe<br />

groot de opgraving moet worden, uit welke archeologische periode<br />

vondsten worden verwacht en met hoeveel vondsten rekening<br />

moet worden gehouden. Speciale aandacht wordt gevraagd<br />

voor de te verwachten hoeveelheid vondsten die moet worden<br />

geconserveerd. Vanzelfsprekend zal de situatie tijdens de opgraving<br />

regelmatig afwijken van wat in het PvE is verwacht. Overleg tussen<br />

de overheid en opdrachtgever zal dan een oplossing moeten<br />

bieden. Voor het PvE is een nieuw format beschikbaar gesteld<br />

door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer<br />

(SIKB). Opdrachtgevers kunnen hierdoor offertes van verschillende<br />

aanbieders beter vergelijken en hieruit een goede keuze maken. Voor<br />

meer informatie kijk op www.sikb.nl<br />

N I E U W S B R I E F<br />

ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU<br />

Nieuw protocol<br />

PvE<br />

Programma van Eisen,<br />

meer transparantie<br />

INHOUD<br />

<strong>2013</strong> - 1<br />

Inpassing van archeologie op<br />

gemeentelijk niveau<br />

erfgoedzorg<br />

Oriënterende aanpak<br />

Watergebiedsplan Linschoterwaard<br />

Betere vrijstellingsdieptes voor<br />

Woudenbergse agrariërs<br />

Prospectieve onderzoeksmethoden<br />

onder de loep<br />

En verder: Slagveldarcheologie | Rapport<br />

‘Archeologie voor de toekomst’ | Atypisch<br />

geofysisch onderzoek | Nieuwe website |<br />

Landschapmarker| #Boerderijverleden |<br />

RAM rapport<br />

211 |<br />

Informatie-<br />

middagen<br />

<strong>2013</strong>


archeologie & ruimtelijke ordening<br />

behoud in situ<br />

Inpassing van archeologie op gemeentelijk niveau<br />

Een verhaal over praktische ondersteuning<br />

Al geruime tijd zijn gemeenten verplicht om<br />

archeologie te integreren in hun ruimtelijke plannen,<br />

op verschillende niveaus: van beleidsnota’s tot<br />

vergunningen. In de afgelopen jaren heeft <strong>RAAP</strong><br />

hier veel ervaring mee opgedaan. Door de praktische<br />

samenwerking met gemeenten is een heel scala aan<br />

ondersteunende producten en diensten ontwikkeld,<br />

optimaal op elke gemeente afgestemd.<br />

In eerste instantie kwam <strong>RAAP</strong> vooral in aanraking met de nood<br />

aan verwachtingskaarten, voor archeologie, maar in toenemende<br />

mate ook voor het bredere erfgoed. Daarna bleek er een grote<br />

behoefte te bestaan aan ondersteuning bij de praktische<br />

implementatie van het een en ander. Het ging niet alleen meer<br />

over beleid, maar over de burger die aan het loket staat en alles<br />

daartussenin.<br />

Mijke Peeters, beleidsadviseur bij<br />

<strong>RAAP</strong> Zuid-Nederland kan erover<br />

meepraten: “Als je een verwachtings- of<br />

beleidskaart maakt voor een gemeente<br />

heb je uiteraard goed contact met de<br />

gemeentelijke organisatie en de mensen<br />

die daar werken. Zodoende beseften we<br />

steeds beter dat ons verhaal maar ten<br />

Mijke Peeters<br />

dele af was op het moment dat we onze<br />

beleidsadviezen verstrekten. We moesten<br />

ze nog vertalen naar de praktische beslissingen en procedures<br />

waarbij archeologie een rol speelt.”<br />

Gemeenten kwamen steeds vaker met het verzoek om hen<br />

hierbij te ondersteunen, zowel via detacheringen als via<br />

Onderzoek toont effectiviteit<br />

archeologische monumentenzorg<br />

Een derde van de behoudenswaardige archeologische<br />

vindplaatsen in Nederland wordt niet opgegraven, maar<br />

daadwerkelijk in de bodem behouden. Dat concludeert<br />

<strong>RAAP</strong> in het rapport Archeologie voor de Toekomst. Een<br />

kwantitatieve analyse van het behoud van archeologische<br />

waarden (2007-2011). Het onderzoek is uitgevoerd in<br />

opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.<br />

Een belangrijke pijler van de Wet op de <strong>Archeologisch</strong>e<br />

Monumentenzorg (Wamz),die op 1 september 2007 werd<br />

ingesteld, is een betere zorg voor het archeologisch<br />

erfgoed, bij voorkeur door behoud in de bodem. Daar blijven<br />

archeologische resten namelijk het beste bewaard. Bij de<br />

evaluatie van de wet in 2011 stelde de toenmalig staatssecretaris<br />

Halbe Zijlstra in een brief aan de Tweede Kamer dat het ontbrak<br />

aan kwantitatieve gegevens over dit behoud in de bodem. De<br />

Rijksdienst gaf daarom opdracht aan <strong>RAAP</strong> hierin te voorzien<br />

door het uitvoeren van een onderzoek. Vertegenwoordigers<br />

projecten. Zo kwam <strong>RAAP</strong> vanzelf terecht in een boeiende<br />

omgeving, door de archeologische verantwoordelijkheid van<br />

een gemeente heel concreet te borgen in relatie tot alle andere<br />

verantwoordelijkheden, uitdagingen en plichten waar een<br />

gemeente voor staat. Peeters: “Op basis van vertrouwen en door<br />

ons relatienetwerk kwamen we in aanraking met een heel nieuw<br />

speelveld. Als je nu terugblikt, merk je dat we al doende een hele<br />

reeks nieuwe producten en diensten hebben ontwikkeld.”<br />

Ondersteuning<br />

De nieuwe producten van <strong>RAAP</strong> liggen op het raakvlak van<br />

archeologie en ruimtelijke ordening, waarbij het accent al naar<br />

gelang de behoefte verschuift. Denk aan het opstellen van de<br />

archeologische onderbouwing voor een bestemmingsplan, de<br />

archeologische paragraaf voor een ruimtelijke onderbouwing of<br />

het leveren van archeologische inhoud bij een bestemmingsplan of<br />

beheersverordening met toelichtingstekst, voorbeeldregels en GISgegevens<br />

op maat. De ondersteuning is heel divers, geeft Peeters<br />

aan: “Zo beoordelen we schetsplannen op het aspect archeologie,<br />

voeren we toetsen uit voor omgevingsvergunningen en begeleiden<br />

we interne gemeentelijke projecten , waarbij archeologie een rol<br />

speelt. Maar we ontwikkelen ook gemeentelijke instructies en<br />

handleidingen, bijvoorbeeld voor vergunningverlening. En we<br />

beoordelen producten die door derden zijn gemaakt.”<br />

<strong>RAAP</strong> heeft in elke regio specialisten die u kunnen helpen met<br />

vragen over archeologie en ruimtelijke ordening:<br />

<strong>RAAP</strong> Zuid: Mijke Peeters, T 0495-513555; M.Peeters@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Oost: Nico Willemse, T 0575-567876; N.Willemse@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> West: Ruurd Kok, T 071-5768118; R.Kok@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Noord: Jørgen van Beek, T 0512-589140; J.van.Beek@raap.nl<br />

van het archeologische veld begeleidden dit<br />

onderzoek.<br />

De hoofdvraag van het onderzoek was:<br />

‘Hoeveel archeologische vindplaatsen zijn<br />

daadwerkelijk in de bodem behouden?’<br />

De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is daarom<br />

in één percentage uit te drukken: 31,9%. Een op de drie<br />

behoudenswaardige archeologische vindplaatsen in Nederland<br />

wordt dus in de bodem bewaard. De andere twee worden<br />

opgegraven of anderszins onderzocht.<br />

De onderzoekers komen tot deze conclusie op grond van<br />

een analyse van ruim 6000 onderzoeksrapporten van<br />

vergunninghouders (vooral bedrijven) uit de periode van 1<br />

september 2007 (de inwerkingtreding van de Wamz) tot 1 mei<br />

2011, het jaar van de eerste evaluatie van deze nieuwe wet. In<br />

de rapportage van het onderzoek is ook inzichtelijk gemaakt<br />

welke factoren van invloed zijn op de keuze voor opgraven of<br />

in de bodem behouden. Tussen 2007 en 2012 lijkt bovendien<br />

een lichte opwaartse trend zichtbaar naar meer behoud: 20%<br />

(2007), 28,6% (2008), 24,4% (2009), 36,3% (2010) en 36,7%<br />

(2011).


Achtergrond<br />

Sinds 2007 is de Wet op de <strong>Archeologisch</strong>e Monumentenzorg<br />

(Wamz) van kracht. De essentie van deze wet is dat waardevolle<br />

archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem behouden<br />

blijven. Om dit te kunnen realiseren is het belangrijk zo vroeg<br />

mogelijk in de ruimtelijke planvorming rekening te houden met<br />

archeologie. In een vroeg stadium is planaanpassing vaak nog<br />

een optie, later is dat veel lastiger. Door de Wamz is archeologie<br />

een verplicht onderdeel geworden van elk bestemmingsplan.<br />

Ook als bij een ruimtelijke ontwikkeling wordt afgeweken van het<br />

bestemmingsplan, moet het archeologisch aspect in de ruimtelijke<br />

onderbouwing op een volwaardige manier aan de orde komen.<br />

Idealiter beschikt men vroeg in de planvorming over gedetailleerde<br />

archeologische informatie. Om een goede integrale afweging<br />

te kunnen maken, is het namelijk van belang om te weten of<br />

archeologische resten in het gebied aanwezig zijn, waar ze zich<br />

bevinden en of ze behoudenswaardig zijn. Dit kan vastgesteld<br />

worden via archeologisch onderzoek. Als blijkt dat de resten<br />

behoudenswaardig zijn en bedreigd worden door de geplande<br />

ontwikkelingen, worden ze meegewogen in de besluitvorming.<br />

Daarbij ligt het voor de hand om, conform de doelstelling van de<br />

Wamz, te streven naar behoud archeologische resten ‘in situ’ door<br />

planaanpassing. Als dat niet mogelijk is, dienen voorwaarden te<br />

worden gesteld voor een zo zorgvuldig mogelijke omgang met<br />

de archeologische waarden. Vaak betekent dit een opgraving of<br />

archeologische begeleiding van de werkzaamheden.<br />

Om gemeenten te helpen met de omgang van erfgoed in de<br />

ruimtelijke ordening heeft de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed de<br />

online ‘Handreiking erfgoed en ruimte’ uitgegeven:<br />

www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte<br />

De data uit het onderzoek<br />

vormen een onderdeel van de<br />

Erfgoedmonitor en worden<br />

meegenomen in de komende<br />

Erfgoedbalans van de Rijksdienst.<br />

Het percentage van 31,9% behoud<br />

in de bodem is een nulmeting.<br />

Bij het uitgangspunt ‘voldoende<br />

behoud, bij voorkeur in de bodem’<br />

is de uitkomst van het onderzoek<br />

een reflectie van een tot dusverre<br />

effectieve archeologische<br />

monumentenzorg. Het is nu aan<br />

het archeologisch veld en bestuurders om mede op basis van deze<br />

gegevens de koers voor de komende jaren uit te zetten.<br />

Het rapport Archeologie voor de Toekomst werd in maart<br />

uitgebracht en is te downloaden via de website van de RCE: www.<br />

cultureelerfgoed.nl/actueel/nieuws/archeologie-voor-toekomst<br />

Projectleider: Ivar Schute<br />

T 071-5768118 | E i.schute@raap.nl<br />

VANAFPRIJS<br />

Het zijn gouden tijden voor<br />

de consument. Je kunt<br />

tegenwoordig naar Madrid<br />

vliegen voor een prijs v.a. € 28,- ,<br />

makelaars verkopen huizen met een<br />

vanafprijs, en auto’s lijken met de week goedkoper te worden sinds<br />

de dealers een vanafprijs hanteren. Het lijkt wel of in deze tijden<br />

van economische tegenwind een vanafprijs het enige is waar je<br />

nog mee kunt adverteren.<br />

Maar wat is nou precies een vanafprijs? Kun je het product daar ook<br />

werkelijk voor aanschaffen? Wikipedia biedt helaas geen uitkomst en<br />

de on line Van Dale is zelfs hard in zijn oordeel: ‘Het woord is verkeerd<br />

gespeld of het staat niet in het gratis woordenboek’, lees ik. Het enige<br />

dat ik echt meen te weten, is dat de werkelijke prijs altijd hoger is dan<br />

de vanafprijs. Maar hoe hoog? Het kost een hoop zoekwerk om dat uit<br />

te vinden en vaak is het zelfs onmogelijk, omdat je er niet achter kunt<br />

komen wat nu wel en niet bij de prijs is inbegrepen. Tot het te laat<br />

is en je een hoge rekening krijgt gepresenteerd waar je nooit meer<br />

‘vanaf’ komt.<br />

Sinds kort hebben de vanafprijzen daarom te lijden onder een<br />

negatief imago. Een bekende low budget vliegmaatschappij heeft<br />

ze zelfs in de ban gedaan, nadat ze door de Stichting Nederlandse<br />

Reclame Code op de vingers is getikt. ‘Tarieven zijn exclusief optionele<br />

kosten. Klik op de tabel hoe u deze kosten kunt vermijden’ staat<br />

er tegenwoordig op hun website te lezen. Slim bedacht. Optionele<br />

kosten vermijden, jaja. Het zal niet lang meer duren tot ook de<br />

kleine boodschap tot de optionele kosten worden gerekend. En dat<br />

natuurlijk allemaal in het belang van de klant, want die moet wat te<br />

kiezen hebben.<br />

Ook in de archeologie komen sinds enige tijd vanafprijzen voor, alleen<br />

zijn ze niet zo gemakkelijk te herkennen. Bij auto’s weet je dat het<br />

gaat om een model zonder extra’s, bij huizen dat je kunt bieden vanaf<br />

de genoemde prijs en bij vliegreizen weet je gewoon dat je uiteindelijk<br />

drie keer zoveel betaalt. Maar hoe herken je een vanafprijs bij een<br />

archeologische opgraving? Gelukkig is dat eenvoudig. Doe een beroep<br />

op het gezonde verstand. Als een van de prijzen - ik ga er van uit dat<br />

u meerdere offertes aanvraagt - substantieel lager is dan de andere,<br />

dan heeft u waarschijnlijk te maken met een vanafprijs. Maar pas op.<br />

De optionele kosten die u hoopt te vermijden kunt u niet vermijden,<br />

omdat ze niet optioneel zijn. Om een omgevingsvergunning van de<br />

gemeente te verkrijgen, dient aan het Programma van Eisen te worden<br />

voldaan, en dat is geen keuzemenu.<br />

Maar waarom doen bedrijven dat dan, vraagt u zich misschien af. Als<br />

het geen vrije keuzes zijn, is een vanafprijs toch niet te verdedigen?<br />

U heeft daar helemaal gelijk in. De reden is dat de onderliggende<br />

Programma’s van Eisen (PvE) onvoldoende duidelijkheid boden,<br />

waardoor de bedrijven niet goed wisten waar ze hun prijs op<br />

moesten baseren. Daarom was het soms vanuit concurrentieoogpunt<br />

verstandig om op een basisbedrag in te zetten dat vervolgens kon<br />

worden ‘opgebouwd’ al naar gelang wat er bij de opgraving werd<br />

gevonden. Voor de klant geeft dat begrijpelijkerwijs problemen,<br />

omdat van te voren niet kon worden ingeschat waar men financieel<br />

aan toe was.<br />

Vanaf 1 juli komt hier echter verandering in, zoals u op de eerste pagina<br />

van de nieuwsbrief kunt lezen. Met het gewijzigde protocol voor het<br />

Programma van Eisen kunt u voortaan beter keuzes maken.<br />

Marten Verbruggen<br />

directeur <strong>RAAP</strong> <strong>Archeologisch</strong> <strong>Adviesbureau</strong>


Oriënterende aanpak Watergebiedsplan<br />

Linschoterwaard meer grip en zicht op wat kan komen<br />

waterschappen en cultuurhistorie<br />

Waterschappen krijgen er regelmatig mee te<br />

maken: hun bodemingrepen kunnen archeologische<br />

waarden verstoren. Daarom zullen ze voorafgaand<br />

aan bijvoorbeeld het verbreden van watergangen<br />

of aanleggen van leidingen vaak een archeologisch<br />

onderzoek moeten laten doen. Peter Hesen, senior<br />

projectbeheerder bij Hoogheemraadschap De<br />

Stichtse Rijnlanden, legt uit waarom hij proactief de<br />

archeologische en cultuurhistorische kansen en risico’s<br />

voor het Watergebiedsplan Linschoterwaard liet<br />

inventariseren.<br />

Het watergebiedsplan van de Linschoterwaard, de streek<br />

tussen Woerden, Montfoort en Oudewater, bestaat uit 4<br />

peilbesluiten en een inrichtingsplan. De inrichting gaat<br />

gepaard met bodemingrepen die nog niet in detail vaststaan,<br />

maar die archeologische resten mogelijk kunnen aantasten.<br />

Om stagnatie tijdens<br />

de uitvoering te<br />

voorkomen en<br />

archeologische waarden<br />

te borgen of meer<br />

zichtbaar te maken,<br />

wilde Peter Hesen van<br />

het waterschap goed<br />

zicht krijgen op de te<br />

nemen stappen. Hij<br />

gaf <strong>RAAP</strong> de opdracht<br />

een proactief plan<br />

van aanpak te maken,<br />

waarbij alle actoren<br />

Peter Hesen, sr. projectbeheerder<br />

zo vroeg mogelijk<br />

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden<br />

betrokken zijn. Met het<br />

onderzoek daarvoor<br />

wilde hij inzicht krijgen in de archeologie en de cultuurhistorie<br />

in het plangebied: waar is bijvoorbeeld extra onderzoek nodig<br />

als ze gaan graven en waar kan verstoring van archeologische<br />

waarden worden voorkomen door plannen aan te passen.<br />

<strong>RAAP</strong> stelde een globale archeologische en cultuurhistorische<br />

verwachting op en kon op basis daarvan de archeologische<br />

en cultuurhistorische risico’s, maar ook de kansen in het<br />

plangebied in beeld brengen. De integrale manier van werken,<br />

waarbij alle cultuurhistorische waarden meegenomen worden,<br />

is zeker voor de waterschapswereld nieuw te noemen.<br />

Waarom koos Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden<br />

voor deze oriënterende aanpak?<br />

Deze aanpak is relatief nieuw voor ons. Niet nieuw is het werken<br />

met watergebiedplannen, dat doen we al sinds 2003. Daarvoor<br />

werkten we meer met op zichzelf staande projecten, maar zo’n<br />

10 jaar geleden hebben we besloten om het verbeteren van<br />

het watersysteem integraler aan te pakken. Als je maatregelen<br />

uitvoert, krijg je automatisch te maken met vergunningverlening<br />

en dan is archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek ook<br />

vaak nodig. Vandaar dat we gekozen hebben voor deze aanpak<br />

van oriënterend onderzoek, zodat we weten waar we qua<br />

archeologie en cultuurhistorie mee te maken krijgen. Vanuit de<br />

probleemkant gezien: stel je komt een vindplaats tegen, dan moet<br />

je eromheen werken, of de werkzaamheden begeleiden. Als je<br />

dat vooraf weet, voorkom je vertraging. De andere kant van deze<br />

aanpak is de winst die je ermee kan behalen. Zo’n gebied heeft<br />

allerlei cultuurhistorische kenmerken en als je er dan toch aan<br />

de gang gaat, kun je van die cultuurhistorische kennis gebruik<br />

maken. Bijvoorbeeld door het plan aan te passen of de waarden<br />

meer zichtbaar te maken. Dit laatste past in het beleid van het<br />

waterschap om ook aandacht te besteden aan de cultuurhistorie<br />

in het beheergebied.<br />

In hoeverre kunt u praktisch met het adviesdocument aan de<br />

slag?<br />

Het vergemakkelijkt de samenwerking met gemeenten, je bent<br />

proactief bezig en betrokkenen zien daarvan direct de voordelen.<br />

We zijn nu bijvoorbeeld twee locaties aan het zoeken voor<br />

gemalen. Het bureau dat daarmee aan de slag gaat, had anders<br />

zelf onderzoek moeten doen hoe het zit met archeologie en<br />

cultuurhistorie in het gebied, maar het was handig dat <strong>RAAP</strong> dat<br />

al geïnventariseerd had.<br />

Hoe zijn resultaten van het onderzoek intern binnen het<br />

waterschap ontvangen?<br />

In eerste instantie was er toch wel wat scepsis. We waren gewend<br />

klein en projectmatig te werken. Zo’n oriënterend onderzoek<br />

vooraf voor een heel plangebied was toch wel bijzonder, maar nu<br />

wordt het voordeel ervan wel ingezien. Je hebt zo meer grip en<br />

zicht op de zaak.<br />

Gaat het waterschap iets doen met de voorstellen over<br />

recreatieve ontsluiting in het rapport?<br />

Recreatieve ontsluiting is voor ons een bijzaak. Als we op de een<br />

of andere manier de recreatieve waarde van het gebied kunnen<br />

versterken door dat in een werk mee te nemen, dan zullen we<br />

dat zeker doen. Het initiatief daarvoor moet bij anderen liggen,<br />

bij gemeenten of om een voorbeeld te noemen bij het Platform<br />

Utrechtse Waarden, dat vanuit de streek zelf is geïnitieerd. We<br />

hebben aangegeven dat we met hen om tafel willen zitten om<br />

te kijken waar mogelijkheden liggen, maar wij gaan dat niet<br />

actief initiëren of subsidiëren. Wij zijn vooral faciliterend en<br />

meedenkend. Het rapport kan ook inspirerend zijn voor andere<br />

partijen, het staat hen vrij om ook iets te doen met de ideeën in<br />

het document.<br />

Wat vond u van de samenwerking met <strong>RAAP</strong>?<br />

De samenwerking was goed. We moesten wel tijd steken in het<br />

beschikbaar stellen van alle stukken en in het toelichten van de<br />

plannen, maar dat is op zich begrijpelijk.


Wat zou u een volgende keer anders aanpakken?<br />

Niet zozeer anders, maar een extra zou kunnen zijn dat<br />

je een veldbezoek inlast. Om samen te bekijken welke<br />

maatregelen op welke plaatsen genomen gaan worden. De<br />

projectleider van <strong>RAAP</strong>, Chris Coppens, kende het gebied<br />

overigens goed. Dat was erg handig, want als ik het had over<br />

een bepaalde locatie snapte hij snel wat ik bedoelde.<br />

Heeft u tips voor andere waterschappen over deze aanpak?<br />

Het kan goed werken voor andere waterschappen.<br />

Trek vooral tijdig de vergunningverleners erbij, de<br />

<strong>RAAP</strong> voor al uw sluisjes!<br />

gemeenteambtenaren die over cultuurhistorie en archeologie<br />

gaan, dat deden wij ook. Het is handig dat die er in het voortraject<br />

al bij hebben gezeten, als er later verdere stappen nodig zijn.<br />

Voor de projectleiders bij waterschappen is het goed de stand van<br />

zaken in het gebied te kennen om vertragingen en problemen te<br />

voorkomen. Er op tijd bij zijn is belangrijk, zodat je de risico’s kan<br />

inschatten, maar ook de kansen kan benutten.<br />

Projectleider Chris Coppens<br />

T 071-5768118 | E c.coppens@raap.nl<br />

Regelmatig doet <strong>RAAP</strong> voor waterschappen en andere<br />

opdrachtgevers archeologisch onderzoek naar<br />

sluisjes en vaak is dat alleen onder specifieke<br />

omstandigheden uit te voeren. Zo was het<br />

onderzoek aan een 18e-eeuws sluisje in de<br />

zomerdijk van de Lek in de Bossenwaard<br />

(project Ruimte voor de Lek) alleen<br />

uitvoerbaar op woensdagmiddag om<br />

12.00 uur, omdat het water dan het<br />

laagste peil van de week heeft bereikt<br />

(links). Desondanks waren natte<br />

voeten verzekerd. Rechtsonder de<br />

begeleiding van de renovatie van<br />

de Oude Sluis in Vreeswijk waar<br />

archeologen van <strong>RAAP</strong> op 9 meter<br />

onder straatniveau op de bodem<br />

van de sluis stonden voor onderzoek.<br />

Linksonder booronderzoek op het<br />

talud naast de Prinses Beatrixsluis, de<br />

grootste monumentale binnenvaartsluis<br />

van Nederland in het Lekkanaal bij<br />

Nieuwegein, die door Rijkswaterstaat<br />

verbreed wordt.


agrariërs en archeologie<br />

Betere vrijstellingsdieptes voor<br />

Woudenbergse agrariërs<br />

Landbouwers in de Utrechtse gemeente Woudenberg<br />

lopen niet meer onnodig tegen eventuele<br />

archeologische verplichtingen aan. In samenspraak<br />

met de betrokkenen ontwikkelde <strong>RAAP</strong> een methode<br />

om betere vrijstellingdieptes voor het agrarisch<br />

gebied vast te stellen. Tegelijkertijd is daarmee ook<br />

de bescherming van het archeologisch bodemarchief<br />

gewaarborgd.<br />

In 2011 gaf de gemeente Woudenberg opdracht aan <strong>RAAP</strong><br />

om de vrijstellingsdieptes in het aanlegvergunningstelsel<br />

archeologie in het bestemmingsplan Buitengebied 2010<br />

onder de loep te nemen. Doel hiervan was het perceelsgewijs<br />

vaststellen van verstoringsdieptes op percelen die door<br />

grondeigenaren werden aangedragen. Zo wilde de gemeente<br />

voorkomen dat landbouwers onnodig met archeologische<br />

verplichtingen zouden worden belast wanneer gewone<br />

agrarische landbewerkingen uitgevoerd moesten worden.<br />

Voor het onderzoek zijn alle betrokken grondeigenaren<br />

benaderd. Gedurende drie maanden kregen zij de gelegenheid<br />

bewijsstukken aan te leveren voor het vaststellen van een<br />

diepere vrijstellingsgrens. Mede aan de hand van deze stukken<br />

beoordeelde <strong>RAAP</strong> of de ondergrens voor aanlegvergunningen<br />

kon worden gewijzigd. Waar op basis van deze stukken niet<br />

met zekerheid een uitspraak kon worden gedaan, werd<br />

veldonderzoek verricht. Dit veldonderzoek was niet bedoeld<br />

om de archeologische verwachting te toetsen, maar alleen<br />

om de actuele verstoringsdiepte vast te stellen waarboven<br />

grondbewerkingen zonder vergunning uitgevoerd kunnen<br />

worden. Het resultaat was uiteindelijk een rapportage per<br />

perceel of per groep van percelen met een beoordeling van<br />

de actuele verstoringsdiepte en een advies over de nieuw te<br />

hanteren vrijstellingsdiepte.<br />

In totaal zijn 26 aanvragen van eigenaren en gebruikers<br />

van percelen in de gemeente Woudenberg in behandeling<br />

genomen. Het ging om 137 percelen waarvoor uiteindelijk een<br />

beoordeling is opgesteld. De beoordeling van de aangeleverde<br />

gegevens leverde voor 133 percelen voldoende informatie op<br />

om een advies op te kunnen stellen over de vrijstellingsdiepte.<br />

Op vier percelen bleek een uitspraak niet mogelijk en is<br />

aanvullend veldonderzoek uitgevoerd. Daar is met boringen<br />

en kleine, met de hand gegraven, proefputjes extra informatie<br />

over de verstoringsdiepte verkregen.<br />

De gehanteerde vrijstellingsdiepte in het aanlegvergunningstelsel<br />

archeologie was 40 of 50 cm onder maaiveld. Eigenaars en<br />

gebruikers vroegen vrijstellingsdiepten aan van 40 cm tot 110 cm<br />

en <strong>RAAP</strong> adviseerde uiteindelijk vrijstellingsdiepten die varieerden<br />

tussen 50 en 80 cm. Op 30,7% van de percelen bleef de geldende<br />

verstoringsdiepte gehandhaafd en op 69,3% is een nieuwe<br />

vrijstellingsdiepte vastgesteld.<br />

Op een controleerbare en transparante manier heeft <strong>RAAP</strong> de<br />

gehanteerde vrijstellingsdiepten aangepast aan de plaatselijke<br />

(verstorings)omstandigheden. Bijzonder is dat dit bereikt werd<br />

met een relatief eenvoudige onderzoeksopzet en op basis van<br />

informatie die de eigenaren en gebruikers zelf aanleverden. Ook een<br />

vertegenwoordiger van LTO werkte mee aan deze opzet.<br />

De voordelen van deze opzet zijn evident: archeologisch veldwerk<br />

werd alleen daar uitgevoerd waar dat echt nodig was, er was geen<br />

nieuw beleid nodig en agrariërs waren zelf bij het onderzoek<br />

betrokken. Zo is een regime van vrijstellingsdiepten ontstaan dat<br />

zowel rekening houdt met de daadwerkelijke verstoring als de<br />

wensen van landbouwers en het bodemarchief.<br />

De in de gemeente Woudenberg gehanteerde opzet, kan voor<br />

veel gemeenten worden gebruikt als uitgangspunt en desgewenst<br />

aangepast worden aan de lokale situatie. Dat de nieuwe aanpak<br />

in goed aarde valt, blijkt wel uit het feit dat verschillende partijen<br />

inmiddels belangstelling hebben getoond.<br />

projectleider Richard Kroes<br />

T 071-5768118 | E r.kroes@raap.nl


ooronderzoek<br />

Prospectieve onderzoeksmethoden<br />

onder de loep<br />

In hoeverre zijn handboringen maatvast en<br />

betrouwbaar als het gaat om het vaststellen van<br />

de zanddiepte, en welke rol speelt boorervaring<br />

daarin? Wat is de efficiëntie en nauwkeurigheid<br />

van mechanische Aqualockboringen? Levert<br />

het opboren van grotere boorvolumes met de<br />

mechanische Avegaarboor ook een verbeterde<br />

waarderingsmethodiek voor afgedekte<br />

steentijdvindplaatsen? Kritische vragen die centraal<br />

stonden in enkele recente pilotprojecten die <strong>RAAP</strong> in<br />

Almere uitvoerde.<br />

Mechanisch booronderzoek in Flevoland<br />

Het grootste deel van het Almeerse bodemarchief bestaat uit<br />

steentijdvindplaatsen die enkele meters diep in de bodem<br />

liggen. In de gemeente wordt al sinds 2000 grootschalig<br />

mechanisch booronderzoek ingezet voor het opsporen van<br />

deze vindplaatsen. Dit onderzoek volgt een min of meer<br />

vast stramien waarbij eerst het steentijdlandschap in kaart<br />

wordt gebracht met een zogenoemde Aqualockboor met een<br />

diameter van 70 mm. Vervolgens worden kansrijke zones<br />

verder onderzocht op de aanwezigheid van vindplaatsen.<br />

Dit gebeurt met een Avegaarboor met een diameter van 145<br />

mm. Vanuit Bureau Archeologie en Monumenten van de<br />

gemeente Almere kwam de vraag of het gebruik van grotere<br />

boren (een Aqualock-100 mm of een Avegaar-200 mm) ook<br />

zou leiden tot betere resultaten, onder meer afgezet tegen de<br />

onderzoekskosten.<br />

Archeoloog of machine?<br />

Uit het pilotonderzoek met de Aqualock-100 bleek dat deze<br />

qua nauwkeurigheid en maatvastheid niet onderdoet voor<br />

de bestaande boormethode met de Aqualock-70. Wanneer<br />

gekeken wordt naar kosten en doorlooptijd kan de inzet van<br />

de Aqualock-100 zelfs voordeel opleveren: door de grotere<br />

diameter kunnen namelijk al tijdens de verkennende fase<br />

monsters genomen worden, terwijl hiervoor in het huidige<br />

onderzoeksstramien een aparte Avegaarboor nodig is. Saillante<br />

uitkomst van de pilot is dat ‘ouderwetse’ handmatige boringen<br />

door een ervaren boorder de nauwkeurigste methode blijkt voor<br />

het in kaart brengen van het diepgelegen dekzandlandschap.<br />

Avegaarboor met een<br />

diameter van 145 mm<br />

Size doesn’t matter?<br />

Hamvraag bij het onderzoek<br />

met de Avegaar-200<br />

was of het opboren van<br />

een groter bodemvolume<br />

ook leidt tot een betere<br />

waardering van de vindplaatsen<br />

in kwestie. Uit de pilot bleek<br />

dat een grotere boordiameter<br />

- zoals verwacht - weliswaar meer<br />

archeologische indicatoren oplevert, maar dat dit<br />

geen wezenlijk ander vindplaatsbeeld geeft. Het gebruik van<br />

de Avegaar-200 leidde dan ook niet tot een andere waardering<br />

van de vindplaatsen. Een verrassende uitkomst was dat<br />

niet zozeer de waarderingsmethode, maar juist de huidige<br />

waarderingssystematiek (de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />

Archeologie) het grootste obstakel lijkt voor een verbeterderde<br />

waardestelling van de afgedekte steentijdvindplaatsen.<br />

Volgens deze systematiek is namelijk (vrijwel) elke nieuw<br />

ontdekte Almeerse steentijdvindplaats behoudenswaardig. Het<br />

verzamelen van extra inhoudelijke informatie, diagnostisch<br />

vondstmateriaal, een betere begrenzing en dergelijke,<br />

genereert weliswaar zinvolle nieuwe kennis, maar het maakt<br />

de vindplaatsen niet ‘behoudenswaardiger’. De inzet van<br />

een grotere Avegaarboor is niet zozeer van belang voor de<br />

waardering van vindplaatsen, het is vooral effectief bij het<br />

opsporen ervan.<br />

Bovengenoemde pilots werden uitgevoerd in het kader van<br />

het cultuurconvenant tussen het Rijk (OC&W), de provincie<br />

Flevoland en de gemeente Almere. Het zijn voorbeelden<br />

van de manier waarop <strong>RAAP</strong> kritisch probeert bestaande<br />

archeologische prospectiemethoden onder de loep te nemen<br />

en zo mogelijk te verbeteren. Dat levert uiteindelijk efficiëntere<br />

en tijdbesparende onderzoekmethoden op, waarmee zowel<br />

opdrachtgevers als de wetenschap geholpen zijn.<br />

Projectleider Geuch de Boer<br />

T 071-5768118 | E g.de.boer@raap.nl


geofysisch onderzoek<br />

1<br />

2<br />

Meten is weten<br />

Atypisch geofysisch onderzoek<br />

Een van de specialismen van <strong>RAAP</strong> is geofysisch<br />

onderzoek. Het omvat verschillende technieken en<br />

instrumenten waarmee specifieke eigenschappen<br />

van de bodem worden gemeten. Geregeld worden<br />

daarmee locaties van verdwenen gebouwen in kaart<br />

gebracht, zoals kastelen, kloosters en schansen.<br />

Maar ook geheel andere archeologische resten zijn<br />

daar succesvol mee op te sporen, zoals drie recente<br />

voorbeelden van atypisch geofysisch onderzoek<br />

laten zien.<br />

Een tuin met een sluis<br />

Aan de achterzijde van kasteel Rijckholt in de gemeente<br />

Eijsden-Margraten deed <strong>RAAP</strong> in 2012 zowel elektrisch<br />

weerstands- als magnetometrisch onderzoek. Vanwege<br />

de herinrichting van het terrein wilde opdrachtgever<br />

Virenze BV een aantal elementen van de tuinaanleg rond<br />

het kasteel, waaronder een sluisje uit circa 1930, in kaart<br />

laten brengen. De globale ligging van het sluisje was al<br />

bekend van een<br />

foto. Het onderzoek<br />

was gericht op de<br />

exacte positie van<br />

het sluisje en andere<br />

tuinelementen. Om<br />

maximale informatie<br />

te verkrijgen werden<br />

twee geofysische<br />

methoden ingezet<br />

en inderdaad<br />

werd zo de - deels<br />

metalen - fundering<br />

van het sluisje aangetroffen. Deze bleek te zijn gebruikt<br />

voor een latere loopbrug over de slotgracht. Ook werden<br />

resten ontdekt van een looppad dat deel uitmaakte van<br />

de 19e eeuwse tuinaanleg en een stuk van een mogelijk<br />

middeleeuwse (weer)muur.<br />

Gezonken en weer boven water<br />

In de natte Flevolandse kleibodem liggen vele oude<br />

scheepswrakken. Het opsporen daarvan met boor- of<br />

proefsleuvenonderzoek komt neer op het zoeken naar de<br />

spreekwoordelijke speld in een hooiberg. Het is kostbaar<br />

én ineffectief. Om die reden is in het kader van een<br />

cultuurconvenant tussen het Rijk, de provincie Flevoland en<br />

de gemeente Almere, onderzocht wat de (on)mogelijkheden<br />

zijn van geofysische prospectiemethoden voor het<br />

opsporen van scheepswrakken. Op verschillende locaties<br />

waar (mogelijk) scheepswrakken lagen, deed <strong>RAAP</strong> in 2012<br />

onderzoek met de grondradar en magnetometer, aangevuld<br />

met handboringen. Grondradaronderzoek bleek hier geen<br />

goede prospectiemethode te zijn, maar met magnetometrie<br />

kwamen de scheepswrakken nauwkeurig in beeld. Bij<br />

een van de scheepswrakken kon zelfs de metalen lading,<br />

mogelijk bestaande uit wapens, aan boord van het schip<br />

gemeten worden.<br />

Elektrisch weerstandsonderzoek<br />

Weerstandsmetingen worden vaak toegepast om archeologische<br />

structuren op te sporen tot een diepte van 2 meter onder het maaiveld.<br />

Met behulp van twee elektroden in de grond worden om de meter<br />

verschillen in de elektrische weerstand van de bodem gemeten. De<br />

verschillen in weerstandswaarden worden voornamelijk bepaald door de<br />

grondsoort en het vochtgehalte van de bodem. Vochtige grond geleidt<br />

elektriciteit beter dan droge grond. De verschillen kunnen duiden op<br />

archeologische resten zoals fundamenten (hoge weerstandswaarden) en<br />

grachten (lage weerstandswaarden).<br />

Magnetometrisch onderzoek<br />

Met magnetometrisch onderzoek zijn tot een diepte van enkele meters<br />

zeer kleine afwijkingen in het aardmagnetisch veld te meten. Dicht bij<br />

het aardoppervlak vertoont het aardmagnetisch veld afwijkingen, die<br />

verband kunnen houden met archeologische resten in de ondergrond.<br />

Verstoringen in de bodem, zoals een kuil of greppel, gedragen zich als een<br />

magneet of serie magneten, die dicht bij het aardoppervlak afwijkingen<br />

veroorzaken in het aardmagnetisch veld. Ook objecten die boven de<br />

600 °C verhit zijn geweest, zoals baksteen, vulkanische gesteenten en<br />

metalen objecten gedragen zich onder invloed van het aardmagnetisch<br />

veld als een magneet en kunnen met de magnetometer gemeten worden.<br />

Linksboven: Resultaten magnetometer onderzoek in de tuin van kasteel Rijckholt.<br />

Boven: Resultaten magnetometeronderzoek naar een scheepswrak in Almere in twee<br />

kleurstellingen.


3<br />

Resultaten metaaldetectieonderzoek<br />

en interpretatie geofysische data<br />

Commandopost Jacometti.<br />

WO II Commandopost Jacometti<br />

De vermoedelijke locatie van een voormalige commandopost<br />

van het Nederlandse leger op de Grebbeberg werd eind<br />

2011 onderzocht voor Stichting De Greb. De commandopost<br />

maakte deel uit van de zogenoemde Stoplijn die de<br />

Duitse inval in mei 1940 moest voorkomen. Verschillende<br />

historische bronnen, waaronder stafkaarten en een<br />

ooggetuige verslag van de verbindingsofficier van de<br />

commandopost, werden gecombineerd met de resultaten<br />

van elektrisch weerstandsonderzoek. Zo bleek het mogelijk<br />

om de ingegraven ‘bunker’ van de commandopost en ook de<br />

bijbehorende loopgraven precies in kaart te brengen.<br />

Wat deze geofysische methoden onderscheidt van veel<br />

andere archeologische onderzoeksmethoden is dat ze nondestructief<br />

zijn. Zonder de bodem te verstoren, zijn hiermee<br />

niet alleen ondergrondse resten van verdwenen gebouwen,<br />

maar dus ook delen van een tuinaanleg, scheepswrakken en<br />

militaire structuren op te sporen.<br />

Junior-projectleider & geofysicus: Wouter Verschoof<br />

T 071-5768118 | E w.verschoof@raap.nl<br />

RAM rapport 211 ‘Archeologie van de Tweede Wereldoorlog’<br />

Ondanks het feit dat de Tweede Wereldoorlog ruim zeventig<br />

jaar geleden plaatsvond, staat deze periode nog steeds volop<br />

in de belangstelling van het publiek en van wetenschappers.<br />

De laatste jaren houden ook archeologen zich steeds meer<br />

bezig met resten uit de oorlogsjaren. Bij de bestudering van<br />

deze relatief recente resten, lopen archeologen tegen diverse<br />

vragen en knelpunten aan. Reden voor Hazenberg Archeologie<br />

om in samenwerking met <strong>RAAP</strong> deze problematiek systematisch<br />

in kaart te brengen. Met steun van de provincie Gelderland, de<br />

gemeenten Apeldoorn,<br />

Arnhem, Ede, Renkum<br />

en Wageningen, het<br />

Geldersch Landschap en<br />

de Rijksdienst voor het<br />

Cultureel Erfgoed (RCE) is<br />

het project ‘Archeologie<br />

van de Tweede<br />

Wereldoorlog’ uitgevoerd.<br />

Centrale vraag van het<br />

project is: “Welke bijdrage<br />

kan de archeologie en<br />

KNA Leidraad Geofysisch onderzoek<br />

De nieuwe Leidraad voor Geofysisch onderzoek van de<br />

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)) is gebaseerd<br />

op Engelse richtlijnen. In september 2012 heeft het Centraal<br />

College van Deskundigen (CCvD) Archeologie besloten om voor de<br />

geofysische prospectie van landbodems de Engelse Geophysical<br />

Survey in Archaeological Field Evaluation (2008) van English<br />

Heritage te adopteren. De belangrijkste redenen hiervoor waren<br />

de goede kwaliteit, volledigheid en grote mate van overeenkomst<br />

tussen deze Guidelines en wat momenteel voor de verdere<br />

ontwikkeling van de geofysische prospectie in Nederland wordt<br />

nagestreefd. <strong>RAAP</strong> voert haar geofysische onderzoeken uit volgens<br />

deze - in de KNA Leidraad Geofysisch onderzoek overgenomen -<br />

richtlijn. Voor een link naar de Guideline zie: www.sikb.nl<br />

Afgelopen mei voerde <strong>RAAP</strong> elektrische weerstandsmetingen en<br />

grondradaronderzoek uit voor het bordes in de tuin van Paleis Soestdijk. Dit<br />

paleis is oorspronkelijk rond 1650 gebouwd als landhuis van de burgemeester<br />

van Amsterdam. Sindsdien is er veel aan veranderd, vooral in de tuin van<br />

deze buitenplaats. Het geofysisch onderzoek was gericht op het opsporen<br />

van mogelijke resten van vroegere bijgebouwen onder het grasveld, voor<br />

Soestdijk. De onderzoeksresultaten worden binnenkort bekend gemaakt.<br />

de <strong>Archeologisch</strong>e Monumentenzorg leveren aan beheer, onderzoek<br />

en presentatie van het archeologische bodemarchief uit de Tweede<br />

Wereld oorlog?” De publicatie van dit project verschijnt als RAM<br />

(Rapportage <strong>Archeologisch</strong>e Monumentenzorg) 211 en wordt in juni<br />

gepresenteerd.<br />

Het rapport brengt de mogelijkheden en beperkingen van de<br />

archeologie van de Tweede Wereldoorlog in kaart en biedt als<br />

zodanig voor het eerst in Nederland een overzicht van dit nog jonge<br />

onderzoeksgebied. De publicatie geeft niet voor alle gesignaleerde<br />

knelpunten een eenduidige oplossing en beoogt vooral een aanzet<br />

te geven tot een brede discussie over de omgang met archeologische<br />

resten uit deze periode. Door middel van deze publicatie willen de<br />

projectpartners en de auteurs de huidige stand van zaken breed<br />

presenteren en daarmee een bouwsteen leggen voor verdere<br />

beleidsontwikkeling en ontwikkeling van onderzoeksmethoden.<br />

Bestellen/downloaden<br />

RAM rapport 211 ‘Archeologie van de Tweede Wereldoorlog’ is vanaf<br />

eind juni voor € 44,95 te bestellen bij SPA Uitgevers te Zwolle en als<br />

pdf te downloaden via de website van de RCE en <strong>RAAP</strong>.


oorlogserfgoed<br />

Slagveldarcheologie<br />

Terwijl archeologisch onderzoek naar resten van de Tweede Wereldoorlog pas de afgelopen jaren sterk in opkomst<br />

is, doen archeologen al jaren onderzoek naar oudere verdedigingslinies en vestingwerken: van de Romeinse limes<br />

tot schansen uit de Tachtigjarige Oorlog. Gericht onderzoek naar slagvelden wordt in Nederland echter nauwelijks<br />

uitgevoerd, sterker nog: er bestond tot voor kort geen overzicht van de ligging van de vele tientallen slagvelden in ons<br />

land. Het ontbreken daarvan heeft als consequentie dat bij ruimtelijke ontwikkelingen geen rekening wordt gehouden<br />

met (de archeologisch resten van) deze terreinen.<br />

Een geschikte mogelijkheid voor het uitvoeren van<br />

een eerste inventarisatie van vaderlandse slagvelden<br />

diende zich aan met het stageverzoek van Volker Visser,<br />

masterstudent Erfgoedstudies aan de Vrije Universiteit te<br />

Amsterdam. Zijn onderzoek ‘De neerslag van het slagveld’<br />

leverde een lijst op van 44 veldslagen in de periode tot<br />

1800, met uitzondering van belegeringen en zeeslagen.<br />

Behalve een overzicht van slagvelden in Nederland<br />

presenteert het onderzoek vier casestudies van meer en<br />

minder bekende veldslagen uit verschillende perioden, te<br />

weten: de Slag op de Vrijenberg (14e eeuw), de Slag bij<br />

Heiligerlee (1568), de Slag bij Castricum (1799) en de Slag<br />

bij Broekhuizen (november 1944).<br />

Heiligerlee<br />

De Slag bij Heiligerlee (1568), die wordt aangemerkt als<br />

het begin van de Tachtigjarige Oorlog, laat goed zien dat<br />

de herinneringen aan een slag en ook de aan een slagveld<br />

Gevechten in de duinen in 1799,<br />

weergegeven door Dirk Langendyk<br />

(1748-1805).<br />

toegekende betekenis, door allerlei historische processen,<br />

een dynamisch verloop kennen. Door het specifieke<br />

karakter van slagvelden, als plaatsen waar veelal op<br />

traumatische wijze getracht werd politieke tegenstellingen<br />

te doorbreken, zijn het bij uitstek plekken waar het<br />

verleden zeer lang blijft doorwerken. Verwijzingen naar dit<br />

verleden en de manier waarop men dit wilde herinneren<br />

zijn veelal nog steeds zichtbaar in deze landschappen.<br />

Daarentegen is de manier waarop gebeurtenissen bewust of onbewust<br />

in de vergetelheid raakten minder goed zichtbaar. <strong>Archeologisch</strong><br />

onderzoek kan niet alleen inzicht geven in de wijze waarop een<br />

slagveld werd achtergelaten, maar ook bijdragen aan begrip van de<br />

manier waarop samenlevingen dergelijke gebeurtenissen herinneren<br />

of vergeten.<br />

Locaties van gewapende conflicten herbergen vaak verschillende<br />

overblijfselen van de gebeurtenissen op die plek. Aan de hand<br />

van opgegraven artefacten en sporen is het mogelijk een beeld te<br />

construeren van de landschappelijke en militaire situatie tijdens deze<br />

gevechten. Deze archeologische vondsten maken zodoende deel uit<br />

van de verhalen van deze plaatsen, vullen deze aan of creëren geheel<br />

nieuwe verhalen. Andersom geven de verhalen over het conflict en<br />

de manier waarop we de gebeurtenis herinneren, betekenis aan<br />

de vondsten en van het slagveld in ruimere zin. De herinneringen<br />

en archeologische vondsten vormen dus elkaars context bij het<br />

interpreteren van deze landschappen.<br />

Bij het onderzoek ‘De neerslag van het slagveld’ is niet alleen gekeken<br />

naar de fysieke resten, maar ook naar de mentale neerslag van<br />

gewapende conflicten. Het onderzoek levert hiermee een waardevolle<br />

bijdrage aan de bestudering van slagvelden in Nederland en geeft<br />

richting aan archeologisch onderzoek en beheer van deze bijzondere<br />

terreinen.<br />

Bestellen<br />

<strong>RAAP</strong>-rapport 2645 , De neerslag van het slagveld<br />

Auteur: Volker Visser | 88 pagina’s en 23 afbeeldingen<br />

Te bestellen voor € 15,00 inclusief verzendkosten via receptie@raap.nl of<br />

tel. 0294-491500<br />

Meer informatie: Ruurd Kok<br />

T 071-5768118 | E r.kok@raap.nl


KORTE BERICHTEN<br />

Jager-verzamelaar gesignaleerd in Reusel<br />

Sinds dit voorjaar staat in plangebied Beleven in de Brabantse gemeente<br />

Reusel - De Mierden een jager verzamelaar op de rand van het Beleven.<br />

Het gaat om een ijzeren beeldje dat geplaatst is als verwijzing naar<br />

de bewoners die in de prehistorie op deze locatie verbleven. Het<br />

fraaie landschapsmarkertje is tot stand gekomen op initiatief van<br />

Brabants Landschap, de Werkgroep Erfgoed Landschap Kempen, de<br />

Landschapsambassadeurs van de Kempen en <strong>RAAP</strong> als vervolg op het<br />

natuurontwikkelingsproject.<br />

Voor de Dienst Landelijk Gebied Tilburg voerde <strong>RAAP</strong> in 2008 en 2009<br />

de archeologische begeleiding van graafwerkzaamheden uit in het<br />

plangebied Beleven. De werkzaamheden hadden de realisatie van bepaalde<br />

natuurtypen tot doel. Er werden weliswaar geen vindplaatsen aangetroffen,<br />

maar er zijn wel grondmonsters genomen voor paleo-ecologisch onderzoek<br />

(gesubsidieerd door de Provincie Noord Brabant in het kader van<br />

Cultureel Erfgoed, Eco-<strong>Archeologisch</strong> Onderzoek 3). De aanwezigheid van<br />

houtskoolfragmenten in de monsters en het bomenarme karakter van het<br />

landschap kunnen een aanwijzing zijn dat er mensen die in de buurt van<br />

het meertje bivakkeerden. Op de hoge oevers zijn eerder al door amateurs<br />

vele vuursteenvindplaatsen aangetroffen.<br />

<strong>RAAP</strong> projectleider Jan Roymans zocht,<br />

mede namens de Werkgroep Erfgoed<br />

Landschap Kempen, contact met het<br />

Brabants Landschap en de gemeente<br />

Reusel, met als inzet een archeologisch<br />

landschapsmarkertje in het gebied te<br />

plaatsen. Dat is er nu gekomen, wandelaars<br />

kunnen in de rietkraag langs het ven de<br />

historie van de plek beleven. Het ijzeren<br />

beeld is een jager-verzamelaar die op de<br />

rand van het Beleven zijn pijl richt op aanvliegende ganzen.<br />

Nieuwe serie: #Boerderijverleden<br />

Omdat dit jaar is uitgeroepen tot Jaar van de Boerderij <strong>2013</strong> is, heeft <strong>RAAP</strong><br />

op haar website de serie #Boerderijverleden in het leven geroepen. Elke<br />

maand is daar een nieuw verhaal te vinden over dat boerderijverleden aan<br />

de hand van ons rijke archief aan bodemvondsten.<br />

Van alle bouwwerken waar archeologen sporen van ontdekken, zijn<br />

boerderijen het meest voorkomende type in Nederland. Als een rode draad<br />

is het steeds weer de boerderij die opduikt tijdens onze archeologische<br />

onderzoeken. Zo vinden we paalsporen van boerderijen van de eerste<br />

landbouwers die in het Neolithicum in ons land verschenen, gevolgd<br />

door vele huisplattegronden van boeren uit de Bronstijd en IJzertijd.<br />

De complete bevolking van ons land leefde toen op de boerderij. Ook<br />

in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen bleef de boerderij het meest<br />

voorkomende gebouwtype. Niet alleen op het platteland maar ook in<br />

moderne steden, waar vrijwel niets meer herinnert aan het verre verleden,<br />

ontdekken we sporen van het boerenleven van eeuwen geleden in de<br />

bodem. Voor maandelijkse verhalen over boerderijen en hun bewoners,<br />

verteld door onze projectleiders, kijk op:<br />

www.raap.nl/boerderijverleden.html<br />

Column<br />

Het verhaal van Pesse<br />

‘Mam, de oudste boot ter wereld!’ klinkt het<br />

door een van de zalen van het Drents Museum.<br />

Ik draai me om en zie een moeder teruglopen<br />

naar de vitrine die ze al was gepasseerd.<br />

Laat dit even doordringen, de oudste boot,<br />

niet van Drenthe, niet van Nederland, nee,<br />

van de wereld. Dus ook van Chili en China.<br />

Het betreft de in 1955 in het veenmoeras<br />

van Pesse gevonden boomstamkano. Pesse,<br />

een gehuchtje bij Hoogeveen. De kano is een<br />

bron van - soms apocriefe - verhalen: van een<br />

vrachtwagen afgedonderd en geconserveerd<br />

in de koelcel van een slachthuis. En nu<br />

ligt ‘ie daar ietwat achteloos in het zaaltje<br />

met archeologische vondsten. Het staat er<br />

inderdaad bij, in bijzonder kleine letters, ‘de<br />

oudste boot van wereld’.<br />

Het moet maar eens gezegd zijn: ik verbaas<br />

me er mateloos over dat wij de oudste boot ter<br />

wereld bezitten en dat deze in een museum<br />

in Assen ligt met daarbij een infobordje<br />

ter grootte van een halve pagina van deze<br />

nieuwsbrief. Canon van Nederland? Prominent<br />

op het 2 euro muntstuk? Nee, bepaald niet.<br />

Hoe kan het dat zo’n waanzinnig object zo’n<br />

schimmig bestaan leidt? Niet dat het Drents<br />

museum schimmig te noemen is. Ergens<br />

in de negentiger jaren gebeurde daar iets<br />

bijzonders. Klaarblijkelijk zat de juiste groep<br />

mensen bij elkaar om een museum een succes<br />

te laten worden. Het Chinese terracottaleger,<br />

100.000 jaar sex en nu de Sovjet-mythe,<br />

spraakmakende exposities, met een uitstraling<br />

die het toch tamelijk ingeslapen Assen ver<br />

overstijgt. De behuizing is er ook naar.<br />

Smaakvolle nieuwbouw mooi ingepast in een<br />

historische omgeving.<br />

Wat is het dan met die boot? Zijn wij zo<br />

bescheiden? Of is het de discussie rond de boot<br />

die het voorwerp enigszins verdacht maakt?<br />

Zo scheen hij niet te kunnen varen of het zou<br />

eigenlijk een varkenstrog zijn. Die verhalen zijn<br />

we voorbij: de boot vaart en de varkens vraten<br />

gewoon van de grond.<br />

In de archeologie brengen we kleine verhalen<br />

groot. De vondst van de oudste kip van<br />

Nederland haalt de landelijke dagbladen.<br />

Maar de grootste verhalen krijgen we klein.<br />

In Assen ligt de oudste boot ter wereld, in de<br />

archeologiezaal in de kelder bij de afdeling<br />

prehistorie rechts onder aan de trap. Dat moet<br />

anders.<br />

Ivar Schute<br />

Senior projectleider bij <strong>RAAP</strong>


KORTE BERICHTEN<br />

<strong>RAAP</strong>-informatiemiddagen <strong>2013</strong><br />

Net als voorgaande jaren organiseert <strong>RAAP</strong> in oktober weer een<br />

aantal informatiemiddagen op verschillende locaties in het land.<br />

Daar praten we onze klanten en andere contacten bij over actuele<br />

onderwerpen in de Nederlandse archeologie en presenteren we<br />

regionale thema’s. Deze informatieve middagen vinden plaats op:<br />

Donderdag 10 oktober, De Kruidhof in Buitenpost<br />

Donderdag 17 oktober, IJselpaviljoen in Zutphen<br />

Donderdag 24 oktober, Kasteelhoeve De Grote Hegge in Thorn<br />

Donderdag 31 oktober, De Nieuwe Energie in Leiden<br />

De <strong>RAAP</strong>-informatiemiddagen zijn gratis en duren van 14.00 tot<br />

17.00 uur, met aansluitend een borrel. Meer informatie over het<br />

programma en de locaties verschijnt binnenkort op de website<br />

van <strong>RAAP</strong>. Geïnteresseerden kunnen zich al aanmelden door<br />

een e-mail te sturen naar de receptie van het hoofdkantoor:<br />

receptie@raap.nl<br />

Nieuwe website voor <strong>RAAP</strong><br />

Afgelopen mei is de nieuwe website van <strong>RAAP</strong> online gegaan.<br />

Het is een responsive site, wat wil zeggen dat deze ook geschikt<br />

is voor tablet en smartphone zonder dat eindeloos inzoomen<br />

nodig is, of de knopjes veel te klein zijn, etc. De homepage is een<br />

stuk overzichtelijker geworden en geeft via duidelijke knoppen<br />

snel toegang tot vaak opgevraagde informatie. De producten en<br />

COLOFON<br />

<strong>RAAP</strong> <strong>Nieuwsbrief</strong> <strong>2013</strong>-1, juni <strong>2013</strong><br />

De <strong>RAAP</strong> <strong>Nieuwsbrief</strong> is een uitgave van <strong>RAAP</strong> <strong>Archeologisch</strong><br />

<strong>Adviesbureau</strong> B.V.<br />

<strong>RAAP</strong> is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau voor<br />

archeologische monumentenzorg en integrale cultuurhistorie,<br />

met vestigingen in Leiden, Zutphen, Drachten, Weert en Weesp.<br />

Aan dit nummer werkten mee: Wim De Baere, Geuch de Boer, Chris<br />

Coppens, Peter Hesen, Ruurd Kok, Richard Kroes, Mijke Peeters,<br />

Ivar Schute, Marten Verbruggen en Wouter Verschoof.<br />

Fotografie en cartografie: <strong>RAAP</strong> (tenzij anders vermeld)<br />

Vormgeving: Olav Odé | Eindredactie: Caroline Hom<br />

Wilt u op de verzendlijst van de <strong>RAAP</strong> <strong>Nieuwsbrief</strong> komen te staan,<br />

of de nieuwsbrief juist niet meer ontvangen, stuur dan een e-mail<br />

naar receptie@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> <strong>Archeologisch</strong><br />

<strong>Adviesbureau</strong><br />

www.raap.nl<br />

www.raap.be<br />

@<strong>RAAP</strong>erfgoed<br />

diensten zijn via verschillende ingangen te vinden. Nieuw is<br />

de etalage met allerlei praktijkvoorbeelden: recente en zeer<br />

diverse projecten waarvan <strong>RAAP</strong> er jaarlijks vele uitvoert. Ook<br />

is er op veel pagina’s gelegenheid om teksten te sharen via<br />

Twitter en Facebook. Met deze nieuwe website is <strong>RAAP</strong> klaar<br />

voor de toekomst. Het adres is uiteraard hetzelfde gebleven:<br />

www.raap.nl Onze Vlaamse website www.raap.be zal binnenkort<br />

ook worden vernieuwd.<br />

Digitale nieuwsbrief<br />

Wilt u voortaan liever een digitale <strong>RAAP</strong>-nieuwsbrief van ons<br />

ontvangen dan een papieren versie toegezonden per post, laat<br />

het ons dan weten. U kunt u dat aangeven door een e-mail te<br />

sturen naar receptie@raap.nl met de vermelding ‘Voortaan<br />

digitale nieuwsbrief’ en voorzien van uw naam, adres en<br />

e-mailadres. Via onze website zijn alle nieuwsbrieven overigens<br />

te downloaden.<br />

<strong>RAAP</strong> Hoofdkantoor<br />

Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp<br />

Postadres: Postbus 5069, 1380 GB Weesp<br />

T 0294-491500 | E raap@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr)<br />

De Kiel 11, 9206 BG Drachten<br />

T 0512-589140 | E raapnnl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Oost-Nederland (Gld, Ov)<br />

Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen<br />

Postadres: Postbus 222, 7200 AE Zutphen<br />

T 0575-567876 | E raaponl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br)<br />

De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert<br />

T 0495-513555 | E raapznl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut)<br />

Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden<br />

Postadres: Postbus 4025, 2301 RA Leiden<br />

T 071-5768118 | E raapwnl@raap.nl<br />

<strong>RAAP</strong> Vlaanderen<br />

Postbus 1063, 2300 Turnhout, België<br />

T (+32) 0468-128670 | E raap@raap.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!